Samenvatting
In dit artikel wordt verslag gedaan van een inventari- serend onderzoek naar gehanteerde oplossingsmetho- den bij het rekenonderwijs op de basisschool; hierbinnen werd een inperking gemaakt tot de zgn. redaktie- opgaven. In het onderzoek wordt aangesloten bij een hypothese van Ph. Kohnstamm, waarin deze stelt dat op de lagere school bij het rekenonderwijs voorname- lijk gebruik gemaakt wordt van rekenkundige op- lossingsmethoden bij het oplossen van redaktieopga- ven; deze hebben in tegenstelling tot de inzichtelijke oplossingsmethoden een zeer beperkt toepassingsge- bied en zijn zeer konkreet van aard.
Het onderzoek werd verricht onder 37 leerkrachten van de 6e klas van de basisschool op een gelijk aantal scholen. De onderzoeksresultaten vormen een bevesti- ging van de hypothese van Kohnstamm.
1. Inleiding |
Het onderzoek is gericht op een specifiek onderdeel van het rekenonderwijs op de basisschool, nl. op de redaktie-opgaven. Het is bekend dat onderwijzers grote moeilijkheden ondervinden bij het aanleren van redaktie-opgaven. Ph. Kohnstamm onderzocht in de jaren '30 reeds deze soort opgaven in de lagere school in het kader van zijn denkpsychologische onderzoekingen. ^^ Hij konstateerde eveneens dat de onderwijzers grote problemen hadden bij het aan- leren van de opgaven. Kohnstamm zocht een ver- klaring voor de moeilijkheden in de aard van de aangeleerde oplossingsmethoden. Hij zocht in zijn werk o.a. aansluiting bij Selz; volgens Selz bestaat het denken in het hanteren van oplossingsmethoden; het gaat erom zo efficiënt mogelijke oplossings- methoden te vinden, die dan via onderwijs aange- leerd moeten worden (efficiënt betekent hier: met een zo groot mogelijk toepassingsgebied). Kohn- stamm was van mening dat in de lagere school op- lossingsmethoden aangeleerd worden die juist een zeer gering toepassingsgebied hebben; dit kwam volgens hem doordat men in de lagere school een- zijdig de nadruk legde op konkrete oplossingsme- thoden, i.p.v. de leerlingen hulpmiddelen ter be- schikking te stellen, waarmee zij zich kunnen bevrij- den van de overstelpende veelheid van aanschouwe- lijke gegevens. De leerlingen kregen een aantal oplossingsmethoden voorgedragen voor elk van de gangbare typen sommen en moesten deze memori- seren. Omdat de z.g. 'rekenkundige' oplossings- methoden een zo beperkt toepassingsgebied hebben, is het nodig een relatief groot aantal methoden aan te leren; deze methoden zijn volgens Kohnstamm onlogisch, inefficiënt en zijn veelal 'trucks'. Als het belangrijkste bezwaar tegen onderwijs in rekenkun- dige oplossingsmethoden noemt hij, dat zij, door de eenzijdige gerichtheid op het konkrete, het leren denken afremmen. Hij stelt hier tegenover de z.g. 'inzichtelijke' methoden (Lösungsmethoden, Selz). Als kenmerken van de inzichtelijke oplossingsme- thoden noemt Kohnstamm, dat ze gebaseerd zijn op algemene regels, die op een groot aantal konkrete gevallen van toepassing zijn, waarbij van de verschil- len in aanschouwelijke situaties afgezien wordt; deze methoden sluiten volgens Kohnstamm beter aan bij de denkontwikkeling van de leerlingen.
In dit onderzoek wordt nu nagegaan in hoeverre de hypothese van Kohnstamm t.a.v. in de lagere school gehanteerde oplossingsmethoden (nl. dat bij de redaktieopgaven voornamelijk met rekenkun- dige oplossingsmethoden gewerkt wordt) opgaat voor het huidige onderwijs in redaktieopgaven op de basisschool. Het is de vraag of voor de stelling van Kohnstamm nog wel voldoende empirische evidentie te vinden is; immers het zou onjuist zijn op voorhand aan te nemen dat gedurende de periode van ± 35 jaar die tussen Kohnstamm's onderzoek en nu ligt geen veranderingen in het ondenvijs in redaktieopgaven zouden zijn opgetreden. Het on-
Oplossingsmethoden bij het rekenonderwijs in de basisschool1
N. W. J. Mascini
Afdeling Ontwikkelingspsychologie, I.P.A.W., Rijksuniversiteit te Utrecht* |