Discussie

Constructivisme (?) en cognitieve
psychologie

134

pedagogische
studiën

2000 (77)134-138

Jan J. Elshout

Op het Internet werd recent de vraag gesteld
wat eigenlijk de verschillen zijn tussen
'progressive education' en 'constructivism'.
De vraag is begrijpelijk, want er lijkt een dui-
delijke familieverwantschap tussen deze twee
hervormingsbewegingen te bestaan. Het Inter-
net is rijk aan vindplaatsen over het constructi-
visme. Meestal worden die bijgehouden door
een afdeling die zich met 'science education'
bezighoudt. Bestudering van de literatuur over
het onderwerp, bijvoorbeeld die welke door
Central Washington University op het net in
haar 'Constructivism Update 1999' wordt
opgegeven, laat overigens zien dat het con-
structivisme ook anno 1999 geen scherp afge-
bakende stroming is, maar een familie van stro-
men en stroompjes die onderling wel een vaak
grote gelijkenis vertonen, maar die toch een
gemeenschappelijke definiërende kern missen,
of het zou een gemeenschappelijke afkeer van
het traditionele onderwijs moeten zijn. Zelfs
bestaan er tussen sommige familieleden
onoverbrugbare tegenstellingen. Constructivis-
ten, bijvoorbeeld, die van klassieke cognitief-
psychologische huize komen zullen aan tafel
graag wat afstand houden van neven en nichten
die de 'situated Cognition', of 'behavioristic
constructivism' zijn toegedaan. En de relatie
tussen Piagetianen en bewonderaars van
Vygotsky kan toch alleen maar een betrekke-
lijk koele zijn. Vrijwel iedereen neemt afstand
van de gekke neef die als radicaal constructi-
vist door het leven gaat. Zie in dit verband het
kalmerende essay: 'Constructivism from the
perspective of the department of Psychology'
dat als appendix is toegevoegd aan de al
genoemde 'Constructivism Update 1999'
(Central Washington University, 1999).

Het antwoord op de vraag hoe 'progressive
education' zich tot het constructivisme ver-
houdt kan dus naar wens simpel zijn (de laatste
stroming is een jong familielid van de eerste).

of hopeloos gecompliceerd als men met alle
verschillende standpunten rekening wil hou-
den. Zo zal het zijn met alle vragen die over het
constructivisme gesteld worden: of we moeten
tevreden zijn met een min of meer impressio-
nistisch antwoord gebaseerd op gelijkenis,
door de oogharen gezien, dan wel we maken
het ons moeilijk, volgens de filosoof Wittgen-
stein overbodig moeilijk, omdat volgens hem
over een 'family concept' nooit uitspraken
kunnen worden gedaan die volledig bevredi-
gen.

Ik heb de indruk dat het hervormingstreven
in onderwijsland gevangen is in een eeuwigdu-
rende slingerbeweging (cf. Elshout, 1992). In
sommige perioden is het ideaal van de onder-
wijshervormers de formele en professionele
overdracht van speciaal voor dat doel vormge-
geven en geselecteerde kennis. In andere perio-
den heeft de gedachte de overhand dat het beste
leren in het echte leven plaats heeft, als het ini-
tiatief van de geïnteresseerde en belanghebben-
de individuele lerende uitgaat. Wanneer deze
tweede positie de overhand heeft wordt de
nadruk gelegd op de negatieve aspecten van
formeel onderricht (de verveling, het spijbelen,
het gebrek aan transfer, enzovoort) en worden
deze gecontrasteerd met hoogstandjes van
leren en presteren die soms geleverd worden
door individuen waarvan men dat niet ver-
wacht, althans niet verwacht omdat ze het
moeilijk hebben in de wereld met uniforme
maatstaven en wetenschappelijk omschreven
eindtermen. Wanneer op een ander tijdstip for-
meel onderwijs weer in de gunst is, ligt de
nadruk op de schoonheid van de efficiënte
massaproductie van verstandige, goed geïnfor-
meerde mensen, die bevrijd zijn van de dom-
heid en de onwetendheid en de irrationaliteit
waarvoor de mens die aan zichzelf is overgele-
verd zo'n talent schijnt te hebben. In het heden-
daagse constructivisme beweegt de slinger zich
weer naar de pool waar de.student centraal
staat. Als voorbeelden van hervormingen die in
de richting van de andere pool waar de scholing
centraal staat ('in.structionism'?) noem ik de
'Training within Industry'- beweging, het werk
aan intelligente tutorsystemen (ITS), veel van
het door Sovjetpsychologen voorgestelde en de
centraal samengestelde en nagekeken toetsen
van ons eigen onderwijssysteem.

Wat drijft deze slingerbeweging? Waarom