is bijvoorbeeld taakanalyse soms in en dan
weer uit? Waarom is contextvrije kennis nu
eens het hoogste en dan weer een bron van ver-
vreemding? Hoe zit het dat in de ene periode
coöperatief leren de oplossing is en in een
andere alles wordt verwacht van geïndividuali-
seerd onderwijs? Waarom waren meerkeuze-
toetsen ooit de bevrijding van de willekeur van
de schoolfrikken en tegenwoordig volgens
sommigen instrumenten van onderdrukking?
Waar halen we de energie vandaan? Mijn per-
soonlijke visie is dat het bij deze twee polen om
twee onverenigbare posities gaat die allebei
sympathiek en aantrekkelijk zijn, zolang je ze
tenminste niet van te dichtbij ziet. Gebeurt dat
wel, is de slinger te ver uitgeslagen, dan kun-
nen we niet meer om de tekortkomingen van
onze favoriet van het moment heen en begint
de slinger weer zijn beweging naar de andere
kant. Het is als met de grutto en de orchideeën,
allebei mooi en zeer in trek bij natuurliefheb-
bers, maar onverenigbaar. Intensieve bemes-
ting zorgt voor veel wormen en dus voor veel
grutto's, maar doet vulgaire snelgroeiende
grassen fijnproevers als de orchideeën weg-
drukken. Een verstandig mens zoekt naar even-
wicht. Aan die gedachte van de cognitieve psy-
choloog Herbert Simon, hij noemde dat streven
'satisficing', heeft de psychologie zijn enige
Nobelprijs te danken. Maar zijn onderwijsfilo-
sofen wel verstandige mensen?

De redactie heeft mij gevraagd te schrijven
over de relatie tussen het constructivisme en de
cognitieve psychologie. Na het voorgaande zal
het duidelijk zijn dat ik dat een moeilijke opga-
ve acht. In de kruiwagen van het constructivis-
me bevinden zich vele kikkers en die zitten niet
stil. Mijn betoog zal zich dus moeten beperken.
Ik zal mij beperken tot die varianten waarvan
de ideologie de notie inhoudt dat het construc-
tivistische programma geïnspireerd en zelfs
gerechtvaardigd is door de cognitieve psycho-
logie, het vak waarin ik gespecialiseerd ben.
Een eerste verrassing waarvoor we zelfs na
deze toespitsing komen te staan is dat in leer-
boeken over cognitieve psychologie, daar zijn
er vele tientallen van, begrippen als construct,
constructie, constructivisme niet voorkomen
met als uitzondering de combinatie 'construc-
tive memory', een term die onder andere slaat
op de confabulaties van de typische Korsakof-
patiënt die zijn gebrek aan herinnering probeert

te maskeren. Zelfs in het wat meer beschouwe-
lijke: 'The nature of Cognition' (Sternberg, ed.,
1999) ontbreekt iedere verwijzing. Het ontbre-
ken van termen met de stam construct- is om
twee redenen iets wat men niet zou hebben ver-
wacht. In de eerste plaats komt in vrijwel ieder
leerboek over cognitieve psychologie wel een
hoofdstuk voor over toepassingen in het onder-
wijs en als het constructivisme zo op de cogni-
tieve psychologie zou steunen als wel wordt
gesuggereerd, dan zou dat hoofdstuk toch wel
de plaats zijn om daar wat over te zeggen.
Mogelijk is de relatie toch wat minder innig.
De tweede reden om verbaasd te zijn, en ik
moet toegeven dat ik het zelf om die reden ook
was, is omdat de notie van een representatie zo
dicht aan het hart ligt van de cognitieve psy-
chologie en een representatie is wat filosofen
een con.struct noemen. Sinterklaas en Intelli-
gentie zijn constructen en mijn idee over hoe
het zit met eb en vloed is er ook een. Iedere
waarneming heeft ook dat karakter. Laat mij
uitweiden. Psychologen zijn in overgrote meer-
derheid onverbeterlijke realisten. Zij gaan er
van uit dat er een van ons onafhankelijke reali-
teit bestaat en dat de evolutie ons organisme
heeft uitgerust met mogelijkheden om deze
realiteit in principe met een validiteit te repre-
senteren die voldoende groot is voor effectief
handelen. Alleen realisten kunnen de slag om
de arm houden die besloten ligt in dat 'in prin-
cipe'. Er bestaan ondeugdelijke constructen en
hallucinaties en waarnemingen liggen dicht bij
elkaar. Maar het kan ook goed gaan; een rede-
lijke mate van validiteit kan worden bereikt,
anders was de Homo sapiens sapiens wel uitge-
storven! Dat onze representaties wetenschaps-
filosofisch als construct moeten worden aan-
gemerkt, is omdat hun vorm geheel wordt
bepaald door de eigen aard van ons organisme
en de ervaringsgeschiedenis daarvan, zonder
dat dit hoeft af te doen aan de validiteit ervan.
De kleurwaarneming is een mooi voorbeeld.
Ons trichromatisch kleurwaarnemingssysteem
is heel nauwkeurig. Objecten die voor u in
kleur verschillen weerkaatsen waarschijnlijk
licht van verschillende golflengten, terwijl

^ ^ B ' j peaAeoaiscHC

objecten die dezelfde kleurimpressie geven studkn
licht van dezelfde samenstelling naar uw net-
vlies sturen. Het systeem brengt in de vorm van
kwalitatief verschillende kleuren een zekere
discontinuïteit aan die het fysische spectrum