Declaratieve kennis, theoretische kennis kan daarentegen natuurlijk heel goed zelfstan- dig worden opgebouwd, als men tenminste de bronnen kan vinden. Let echter op - als het voor het gebruik van die kennis nodig is dat er getrainde acties op die kennis worden uitge- voerd, is er weer behoefte aan een externe trai- nersfunctie, want dan staat het procedurele weer op de voorgrond. De rol die het procedu- rele speelt in het gebruik van boekenkennis wordt volgens mij door velen sterk onderschat. Kortom: met 'de leerling moet zelfstandig, moet actief, enzovoort' kan ik niet uit de voe- ten. Men moet preciezer worden.
Mijn tweede kanttekening is gebaseerd op eigen onderzoek naar leren door te doen en ontdekkend leren in simulatieomgevingen en verder op wat ik heb opgestoken van mijn par- ticipatie in onder andere Enschedees en Maast- richts onderwijsonderzoek (Elshout & Veen- man, 1992; Elshout, Veenman & van Heli, 1993; Veenman & Elshout, 1991, 1995; Veen- man, Elshout & Bierman, 1991; Veenman, Els- hout & Busato, 1994; Veenman, Elshout & Hoeks, 1993; Veenman, Elshout & Meijer, 1997). Ik durf enkele conclusies te trekken:
Het niveau dat universitaire studenten zelfstan- dig studerend en probleemoplossend in compu- teromgevingen uiteindelijk bereiken valt tegen. Dit komt onder andere omdat de computerom- geving als zodanig te veel resources vraagt en omdat er tekorten zijn in het formele denken.
In zelfstandig-leren situaties is algemene intel- ligentie (IQ) een belangrijke factor. Correlaties in de orde van .65 tussen intelligentie en het leerresultaat zijn in ons onderzoek regel. Min- der intelligente studenten lopen beduidend meer risico in inductief-leren situaties dan in meer gestructureerde omgevingen.
Onalliankelijk van de intelligentie, speelt het complex 'verstandig gedrag en zelfregulatie' een minstens zo belangrijke rol in zelfstandig- leren situaties. Deze factor lijkt nogal domein- specifiek. Verstandig gedrag in een simulatie- omgeving is niet vanzelfsprekend gecorreleerd met een goede aanpak van een vertaalopdracht, althans wanneer we intelligentie er uit gepar- tieerd hebben. Daar staat echter tegenover dat hij leerbaar is. In ieder geval mag men er niet van uitgaan dat men dat soort regulatie met de genen meekrijgt. |
Uit onderwijspsychologische theorieën die conceptueel niets met elkaar van doen hebben volgen vaak precies dezelfde didactische con- structies, dezelfde hypothesen en niet te verge- ten dezelfde mislukkingen: denk aan de misère met computers die 'meedenken' met de leer- ling en hulp aanbieden als ze dat nodig lijkt. Leeriingen gebruiken die hulp niet of gebrui- ken hem lui, bijvoorbeeld alleen voor het rekenwerk. Die op zich heel interessante notie over de computer als meedenkende helper kan men onderbouwen vanuit de informatieverwer- kings-benadering in Amsterdam, uit de situated cognition-filosofie in Twente, en waarschijn- lijk ook nog wel uit Skinner's onderwijstheo- rie, want was Skinner niet degene die de eigen activiteit van de student een conditio sine qua non voor leren achtte? Of 'aiding'-systemen helpen of door de leerling worden uitgezet, lijkt niet uit het isme voorspelbaar te zijn. Mis- schien zullen de ismen ooit verdwijnen, maar dan niet omdat we in het constructivisme nu de mooiste variant gevonden hebben maar door- dat ze niet belangrijk genoeg zijn om verschil te maken.
Ik heb nog wel wat andere kanttekeningen, maar het is tijd voor conclusies. Het constructi- visme van de jaren negentig mag zich niet de cognitief psychologische onderwijspsycholo- gie bij uitstek noemen. De cognitieve psycho- logie kan als kennisbasis dienen van een heel spectrum van onderwijspraktijken, niet alleen dichtbij de leeriing-gerichte pool, maar ook aan de instructie-gerichte pool en in het brede gebied daar tussen in. Of bepaalde onderwijs- praktijken die nu uit constructivistische hoek worden voorgesteld een succes zullen blijken, kan niet worden afgeleid uit het blote feit dat lerenden gestimuleerd worden hun kennis zelf- standig op te bouwen.
Auteur
J.J. Elshout is emeritus hoogleraar aan de universi- teit van Amsterdam, Faculteit der Maatschappij- en Gedragsvi/etenschappen, Afdeling Psychologie, Pro- grammagroep Psychonomie. |