Een christelicke waerschouwinghe, voor alle menschen, hoe sy der werelt de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, ... en hoe sy haer moeten met Israel uit dat blinde, verkeerde Egipten leyden laten
Aan het eind van de tekst volgen 'Gheestelicke liedekens' Van Doorninck vermoedt ten onrechte dat Adolf Venator (Adolphus Tectander Venator) de auteur is; deze is echter pas rond 1569 geboren. Imprint: 1577. Van Doorninck 2, 41-42