'
Edition: 1887, page 90
Voor de indeling van de Oost-Indische archipel op dit kaartblad is een andere oplossing gekozen: in plaats van de kaart van Java kwamen er drie kleinere kaartjes van Java 1:5,45 miljoen en één van Sumatra 1:10 miljoen; dat laatste lijkt niet verstandig omdat Sumatra op de hoofdkaart al op de schaal 1:12 miljoen staat. De natuurkundige overzichtskaart is vervangen door een staatkundige met reliëfschrapjes, net zo onduidelijk als de staatkundige kaart van Europa. Er wordt een verder tipje van Nieuw-Guinea opgelicht – de hele Geelvinkbaai staat er nu op – en het wordt druk op de kaart omdat Bos opeens allemaal namen van zeestraten opneemt: Str. Halmahera, Manipa, Greyhound, Pitts Passage, Str. Sapalulu, Tioro, Ombaai, Bali, Lombok, Allas, Sapi, Flores, Lamakera, Sipora, Zeebloemen Str., Bengalen Str., Malakka Passage, Berhala Str., Str. Banka; het draagt niet veel bij aan de schoolkennis. In Borneo is de St. Luciabaai opgenomen, belangrijk bij de vaststelling van de grens. Fort Nassau op het eiland Dammer moet een vergissing zijn: het enige fort dat daar ooit stond heette Wilhelmus. Op de Vogelkop van Nieuw-Guinea is nu ook de plaats Wepai (Amberbaki) opgenomen. Volgens het boek van de naturalist Wallace zou men daar de mooiste paradijsvogels van Nieuw-Guinea kunnen vinden. Het begrip Soenda-Zee is vervangen door Javazee. De naam Soenda-zee is opgeschoven naar het oosten, voorbij de Floreszee.

Java heeft de hoogtezones 0-300 meter, 300-1.000 meter en daarboven. Bos is duidelijk niet in Indië geweest: hij zet ‘G. Tangkoeban’ en ‘G. Prahoe’ op de kaart als waren het twee aparte bergen: dat moet zijn: G. Tangkoeban Prahoe (‘de omgekeerde boot’). Er staan zoveel baaien vermeld bij Tjilatjap (Cilacap) aan de zuidkust van Java, dat niet meer duidelijk is waar de naam ‘Segara Anakan’ op slaat: het is de binnenzee achter Tjilatjap. De riviernaam ‘K. Bengawan of Solo Riv.’ moet zijn: Bengawan Solo. Op deze kaart is voor het eerst de monding van de Bengawan Solo alleen naar het noorden gericht: in 1890 was de loop verlegd naar het noorden om te voorkomen dat door sedimentatie de zeestraat tussen Java en Madoera naar Soerabaja zou dichtslibben.

De hoogtevoorstelling wordt nog verder verfijnd door een op het werk van de natuurvorser Junghuhn geïnspireerde kaart, met hoogtezones 0-625, 625-1.275, 1.275-2.350 en >2.350 meter, met invulling van de in die zones te telen gewassen. De administratieve kaart van Java laat ook het voltooide én in aanleg zijnde spoorwegnet zien: er is nu een doorgaande verbinding gebouwd of gepland – Batavia-Buitenzorg-Bandoeng-Tjilatjap-Djokjakarta-Soerakarta-(Semarang)-Madioen-Soerabaja (huidige namen Jakarta-Bogor-Bandung-Cilacap-Yogyakarta-Surakarta-Madiun-Surabaya) – vanwaar men ook Malang en Pasoeroean (Pasuruan) per trein kan bereiken. De verbinding Batavia-Soerabaja was echter pas in 1894 geheel operationeel. Naast de Boroboedoer is nu ook het heiligdom van Prambanan aangegeven. Op de plattegrond van Batavia is de loop van de spoorlijn nu wel correct aangegeven, alleen is het nauwelijks meer te zien.