I
Jus posit, et Interpp.
Octavo n^ÄPfc^
"aio-
V
V ■■
1
ü
\\
• A -
V-v ■ ."."y ■
Ä\' •^\'■r
-ocr page 4-t ;
-ocr page 5-0 t\' H Ê -Ir
VETBOEK NAPOLEON.
-ocr page 6- -ocr page 7-OP HET
jngerigt voor het
d o o ß.
advocaat te abisteldam,
TE A M S T E L D A M, EÏJ
-ocr page 8-De Uitgever heeft, om redenen, goedgevonden
4it Werk achter dea Titel te. ondwteekenen:
■k ^
^ Bilïlioth. Rhen.-ïraj. ^
Vir. Cl. G.Mo 11. t
. /
-ocr page 9-n e- goede -Mjvaly Welken des Schrij"
vêps Beredeneerd Register op het Cri-
mineel Wetboek voor ^ het Koningrijk
Holland Mf het Publiek gevoj^den heef t ^
"" 3 heeft
heeft ,denzehen aangejpoord en yerßerkt
in de yohoerlng van zijn voornemen ^
om^ in die zelfde manier van Ipewern
king, een gelijk Beredeneerd Register
op het Wetboek Napoleon, ingerigj
voor het Koningrijk Holland, te verm
Würdigen. Zoo op emig der Wcthoe-^
ken een Alphabetisch Register noodig
is, het is voorzeker op dit Wethoek,
daar de mtgehreidheid, en meenigyul-
dighdd der fiofen^ tot het Burgerlijk
Regt hehoorende, zelfs den ßjstematie-r
ken kenner der Regtsgeleerdheid, en dm
mg veel meer den min kundigen, nu
y O O R B E 11 I G T. VII
en dan in twijfeling hfengen moéten ^ön^^
der welk Hoofäßuk hij de zaak^ die hij
modig heeft ^ zoeken moet. Om mri die
twijfeling te hulp te komen ^ dient dit
Register^ hij welks gehruik men echter
ßeeds die zelfde waarfchuwing moet in
acht nemen, welke de Schrijver in zijn
Voorherigt voor het Register op het
Crimineel Wetboek gaf., „ om altijd
,, het Wetboek zeiven daar hij te raad-
plegen^ ten einde uit den zamenhang
van elk artikel^ mes het voorafgaan-
5» en volgende^ den waren zin en
toepasfelijkheid van het zelve op t&
se
vin FOORBËRÏGT,
fporenJ^ — Op die wijze ^d em ie-
der er gebruik mn kunnin makm tm
zijner^ nutte,
\' % FAN ÈER LINDEN,
Arofteldani
den 24ften van
ZüiTiermaand
i8op.
BE-
-ocr page 13-OP HET
■ ^
/
inger.igt voor het
A.
ANBOD» Zie Conjignat\'ie^
Aandeel»
Wie , onder meer fchuldenaars , ieder vöor
\'t geheel, of ieder flechts voor zya aandeel j
verbonden ztjn. Zie Solidair»
Aannemers.
I, Wanneer tneji iemand eenig werk te makeU!
geeft, kan men overeenkomen, dat hij alleen
zijn arbeid of industrie, of wel dat hij ook
cle ftoffe leveren zal. 15^0.)
SQ ^ REGISTER OP HET
Wanneer de ambachtsman de ftofFe leveren
moet, en het werk, het welk hem is opge-
dragen, op de eene of andere wijze , vóór
dat de levering gefchied is, vergaat, komt de
fchade voor zijce rekening, ten ware de
geen, die het werk befteld heeft, nalatig ge-
weest is, om het zelve te ontvangen. {Art*
1551O
3. In geval de ambachtsman alleen zijn arbeid,
of industrie, en niet de ftofFe levert, en het
werk vergaat, is hij niet aanfprakelijk, ten
zij het vergaan der zaak door zijne fchuld is
veroorzaakt. {_Art. 155-0
4. Wanneer het werK, in net geval, in No. %
vermeld, buiten eenig pligtverzuim van de
zijde van den ambachtsman, vóór dat de le-
vering gefchied is, en zonder dat hij, die
het werk befteld heeft, nalatig geweest is om
hetzelve op te nemen en goed te keuren, ver-
gaat , heeft de ambachtsman geene aanfpraak
op zijn loon, ten ware de zaak vergaan zij
door een gebrek in de ftofFe zelve. (^Art,
Ï553O •
5. Wanneer werk bij het ftuk, of bij de maat
bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten op«
genomen en goedgekeurd worden; wordende,
in geval de aanbefteder telkens den werkman,
naar evenredigheid van het geen hij afgewerkt
heeft, betaalt, alle die ftukken of gedeelten
voor
-ocr page 15-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
voor opgcnaiuen en goedgekeurd gehouden ^
welke betaald zijn. (^Art. 1554O
ö. Indien het ftellen en leveren van een gé-
bouw, ïn eens af en voor een\' bepaaldeÉ
prijs is aangenomen, blijft ^ architect eri
aïinneraec van hetzelve, gedurende den tijd
van tien jaren, verantwoordelijik voor alle
fchade, die ten gevolge van de gebrekkige
conftrnctie van het wérk, of uit hoofde vaii
de onbekwaamheid van den grond, waar op
hetzelve gebouwd is, veroorzaakt wordt.
7. Wanneer een architect Ö aannemer Op zlcll
genomen heeft een gebouw, volgens een met
den eigenaar van den grond beraamd en vast-
gefteld beflek, te maken , is hy niet bevoegd
een buiten-rekening, tér zake van vermeerde-
ring der dagloonen, of materialen, of van
veranderingen en bijvoegfelen, die niet in het
beftek begrfepen zijn, te formeeren; zoo hij
tot die veranderingen, vermeerderingen of bij-
voegfelen , niet i^Chnfreiyk is geautorircerd , eiï
■nopens den prijs derzelven met den eigenaar
is overeengekomen. (Art. 1555.)
De aanbefteder kan, des goedvindende, dé
aanbefteding opleggen, oflchoon het Vi?erk
reeds begonnen zij, mitg hij den aannemer^
wegens deszelfs gemaakte kosten, arbeid en
winstderving fchadeloos ftelle» (^Art. 1557-)
A a Huur
SQ ^ REGISTER OP HET
9. Huur van dienften wordt verbroken door
den dood van den ambachtsman, van den
aannemer, of van den architect, elk voor zoo
veel het aan hem opgedragene betreft. ^Art.
1558.)
jo. Doch de aanbefteder is verpligt aan den
boedel van de perfonen, in No. 9 vermeld,
de waarde der reeds gedane dienften, of der
in gereedheid gebragte materialen, in geval
dit een en ander voldoende bevonden wordt,
naar mate van den bij het contract bepaalden
prijs te betalen. iJrt. 1559O
II. De aannemer is verantwoordelijk voor de
perfonen, die mj tc werk ftelt. (^Art.
1560.)
ï2. Timmerlieden, metfelaars en andere am-
bachtslieden, die tot het zetten van een ge-
bouw, of tot eenig ander werk door den aan-
nemer van hetzelve gebruikt worden, hebben
geene aanfpraak op den geen, voor wien zoo-
danig werk gemaakt wordt, dan alleen ten
beloope van het geen deze nog aan den aan-
nemer fchuldig is, ten tijde dat dezelve am-
bachtslieden hunne actie inftitueeren. (Aru
1561O
. 13. Timmerlieden, metzelaars, fmids, en ande-
re ambachtslieden, die zelve onmiddelijk eu
voor een\' bepaalden prijs een werk op zich
nemen, zijn aan de regelen, in de vorige
iWV,
-ocr page 17-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
iVoV. vermeld, onderworpen, en zijn aanne-
mers ieder in zyn werk. (Art. 1562.)
Aanneming.
Geene donatie is van waarde, of zij moet
door den donataris, of door iemand, tot dat
einde bijzonderlijk door hem gemagtigd, wor-
den aangenomen; zonder onderfcheid, of die
aanneming gedaan wordt bij de acte zelve,
of bij eene posterieure acte, mits de.ze mede
niet onder de hand gepasfeerd zij. {ArU
1340.)
Aanstelling.
1. Voogden over der minderjarigen perfonen en
goederen, worden aangefteld door beiden of
één van beiden de ouders, bij testament of
bij eene andere afzónderlijke acte. {Art^
apSO
2. Zoodanige perfonen, het zij nabeftaanden,
het zij vreemden, die aan minderjarigen bi)
erfenis of legaat iets nalaten, kunnen mede
bij testament of acte daar over voogden aan-
ftellen. (^Art. 296.)
3. Wanneer zoodanige erflaters of gevers gee-
. ne voogden benoemd \'hebben, komt het ge-
erfde of gelegateerde onder het beheer van de
ouders der minderjarigen, of van de voog-
den, die over derzelver goederen in bet alge-
ïiieen gefteld zijn. {Art, 297.>
A3 4, Eea
-ocr page 18-SQ ^ REGISTER OP HET
4, Een voogd, bij testament of acte aange-
fteld, kan ook bij eene nadere acte eenen
tweeden voogd adfumeeren of furrogeeren.
(^Aru 299 en 300.) — Zie Adfumth. Surre»
gatie.
g. Van aanftelling van voogden door de Wees»
kamer of het Geregt. QArt. 301—306.) --
Zie Weeskamer. Geregt.
6. Bij ieder voogdij zal een toeziende voogd
zijn , welke wordt benoemd, het zy bij testa-
ment of andere acte, het zij bij de Weeska-
mer, of waar dezelve riet aanwezig of uitge-
floten is.Jgii het Geregt. (Art* 309.) — Zie
Toeziende voogden. : -
Aailflelling van ciirateuren over meerderj\'ari-
gen, die, wegens ziels- of ligchaamsgebre-
ken, of om andere redenen, niet iti ftaat
zijn, om hunne perfonen te befchermen, of
hiinne goederen te beheeren., gefchiedt door
den Regter der woonplaats, het zij ambts-
halve , het zij op verzoek van nabeftaanden
of belanghebbenden, het zij eindelijk ten ver-
zoeke van den perfoon zelve, omtrent welke
deze voorziening noodig is. (^Art. 396 en 397.)
— Zie Curatele. Curator.
8, Aaiiftelling van een adminiSrateiir over goe-
deren , vi\'aar van een snder her vrugtgebruik
geniet. (Art. 486.) — Zie Frugtgebruik.
9. Een ieder kan, het 2ij bij testament, hetzij
by
-ocr page 19-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
bij andere acte, één of raeer perfonen tnagti-
gen tot het ten uitvoer brengen van zijn tes-
tament , of tot het beredderen van zijnen boe-
del, aan welke perfonen men den naam van
Executeurs of Boedelredders geeft. 882.)
Zie Executeurs.
10. Aanflelling van een adminidrateur tot behee-
ring van door hem overgenomene goederen en
effecten eener nalatenfchap, en om de daar
van afkomende vrugten aan de geregtigden
uit te keeren. {Art, 908—912.) — Zie Ad-
minifirateurs.
11. Toevoeging van boedelredders , door den
Regter,aan een erfgenaam onder beneficie van
inventaris, indien hij buiten ftaat is om de ver-
eischte zekerheid te ftellen, of eenige wettige
redenen voor handen zijn, waarom aan hem
alleen de beheering des boedels niet behoort te
worden overgelaten. (Art, 951.) —^— Zie
Beneficie van Inventaris.
12. Wanneer eene erfenis komt te vallen, waar
toe zich geene erfgenamen of boedelredders
opdoen of gevonden worden, bénoemt de Reg-
ler van dé plaats, waar de overledene het
laatst gewoond heeft, een Curator over de-
zelve. <iArt, p55_6óoO — Zie Faceerende
erfenisfen.
1$. Cesfie verzogt "vvovdende, ftelt de PvCgter
dadelijk een curator aan, in den boedel van
A 4 den
SQ ^ REGISTER OP HET
die de cesfie verzoekt. {Art^
14. De aanftelHng van een Sequester bij regter-
lijk bevel, kan onder anderen plaats hebben
ten aanzien:
ff, .Van goederen eens fchuldenaars, welke ge-
arresteerd zijn,
h. Van onroerend of van roerend goed, over
welks eigendom of bezit tusfchen twee of
meer partijen gefchil is ontdaan; en
c. Van zaken, welken een fchuldenaar ter zij-
ner bevrijding aanbiedt, (^Art, 1705.)--
Zie SeqjAeftrati^»
ÜVanvaarding.
1. Eene erfenis kan, of zuiver en eenvoudig,
of onder beneficie van inventaris aanvaard wor-
den. {^Art. 913.)
2. Niemand is verpligt eene hem opgekomene
erfenis te aanvaarden, (^Art. 9h0
3. Eene getrouwde vrouw kan geene erfeni,s
aanvaarden, dan met toeflemming van haren
man, of op autorifatie van den Regter, vol-
gens het vastgeftelde in Art. 15a van dit Wet-
boek, —■ Erfenisfen aan minderjarigen , of aan
perfonen die onder curatele ftaan, opgekomen,
kunnen niet anders aanvaard worden, dan met
In achtneming van het geen djenaangaaijde
den genen ,
i-i8oO
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
in dit Wetboek bij de titels van Minderjarig-
heid en Voogdij, en van Meerderjarigheid
en Curatele bepaald is. iArt. 9150
4\' De gevolgen van het aanvaarden eener erfe»
nis worden gerekend te beginnen van den
dag af, dat dezelve aan iemand opgekomen is.
iArt. 916.)
5. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of ftilzwij-.
gende gefchieden. — Zij gefchiedt uitdrukke-
lijk, wanneer men in eenig authentiek of on-
derhandsch gefchrift den titel of qualiteit van
erfgenaam aanneemt. Zij gefchiedt ftilzwijgen-
de, wanneer de erfgenaam eene daad verrigt,
waar toe hy alleen in qualiteit van erfgenaam
bevoegd was, en dewelke zijne meening, om
de erfenis te aanvaarden, noodwendig aan den
dag legt. iArt. 917.O
Provifionele befchikkingen omtrent het be-
redden van een lijk, het bezorgen der begrafe»
nis, de beheering en bewaring der goederen,
worden voor geene daden van ftilzwijgende
aanvaarding gerekend, ten ware men daarbij
den titel of qualiteit van erfgenaam mogt aan-
genomen hebben. {Art. 918.)
7\' Een mede ~ erfgenaam, die zijn regt op eere
nalatenfchap bij donatie, verkoop of transport,
aan een vreemden, aan zijnen mede-erfgenaam,
of aan een van dezeiyen overgeeft, wordt ge-
A 5 acht
SQ ^ REGISTER OP HET
acht de erfenis ïliizwijgende aanvaard te heb*
ben.- Het zelfde heeft plaats:
e. In geval van renuntiatie, ten behoeve van
een of meer der mede-erfgenamen, al ware
het dat dezelve renuntiatie om niet, en zon-
der eenig voordeel daar tegen te genieten,
plaats hadt; en
h, In geval van renuntiatie van een der mede-
erfgenamen 9 ten behoeve van alle zijne mede-
erfgenamen, zonder iemand hunner uit te
zonderen, wanneer hij daar voor eene uit-
koop geniet. (Art. 919.)
8. Iemand, aan wien eene erfenis opgekomen
is, overleden zijnde, zonder dezelve, het zij
uitdrukkelijk, het zij ftilzwügende, aanvaard
of verworpen te hebben, gaat deszelfs regt
tot aanvaarding of verwerping op zijne erfge-
namen over. (Art. 920 )
9. \\ Indien deze erfgenamen oneens zijn over het
al of niet aanvaarden der erfenis, moet de-
zelve aanvaard worden onder beneficie van in-
ventaris. (Art. 921,)
10. Een meerderjarige, eene erfenis uitdrukkelijk
of ftilzwijgend aanvaard hebbende, kan tegen
deze zijne eigene daad niet opkomen,ten wa-
re de aanvaarding mogt gefchied zijn ten ge-
volge van een tegen hem gepleegd bedrog. —
Hij kan zulks mede niet doen onder voor-
wend-
wendzel van lefie of verkorting, behalve al-
leen in het geval, dat een testament mogt te
voorfchijn gebragt worden, het wdk aan hem
te voren onbekend was, en ten gevolge van
welk testament, de aanvaarding des boedelS;
tot zijne fchade zoude uitloopen. {^Art. 922.)
ïi. Het gevolg der aanvaarding van eene erfe-
nis is, dat de erfgenaam voor het geheel of
voor dat. gedeelte, waar voor hij erfgenaam is,
treedt in alle de regten van den overledenen,
die door deszelfs affterven niet zijn te niet ge-
gaan. (Art, 923.)
12. De erfgenamen verpiigten zich door de aan-
vaarding ook, ieder naar evenredigheid van
zijn aandeel, tot de voldoening der legaten
en andere lasten, hun door den Tastateur op-
gelegd. iAru 924.)
13, Legaten kunnen mede of aanvaard of ver-
worpen worden. {Art. 925.)
3;4. Op de aanvaarding van legaten is toepasfe-
lyk, het geen hier voren No. 3, T en % ge-
meld is. i^re. 920.)
ï5. Indien de erfgenamen van een legataris on-
eens zijn over de aanvaarding of verwerping
"Van een legaat, kunnen de genen van hun,
die daar toe genegen zijn, het zelve aanvaar«
den voor hunne byzondere rekening. (ArU
9^70
Aan*
-ocr page 24-SQ ^ REGISTER OP HET
Aanwas.
1. De aanwasfen, welke eene rivier ongevoelig
en van langzamerhand aan de aanpalende lan-
den heeft aangefpoeld, komen als een acces,
foir aan den eigenaar van die landen. (ArU
448.)
Ä. Het vruchtgebruik ftrekt zich ook uit tot den
aanwas, waar mede de goederen, gedurende
het genot des vruchtgebruikers, vergroot wor-
den. (^Art, 484.)
Aanwas, Zie Regt van aanwas*
Aanwerping,
Indien het geweld van den ftroom een ftuk
van een land aan het land van een ander heeft
aangeworpen, op zoodanige wijze, dat dit
Huk te herkennen is, behoudt de eigenaar van
dit ftuk den eigendom, onder die bepaling,
dat hij gehouden is het zelve binnen het jaar
te reclameren, na verloop van welken tijd hij
in zijne reclame niet meer ontfankelijk is, ten
ware de eigenaar vaa het land, waar mede
het ftuk vereenigd is, nog geen bezit van het
zelve genomen had. (^ArU 449.)
Accessie«
i. Al wat zich met eene zaak zoodanig veree-
ïiigt, dat het met dezelve flechts een enkel
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
geheel uitmaakt, wordt het eigendom van den
geen, aan wien de principale zaak toebehoort,
en zulks achtervolgens de regelen, welke hier
na in No. 5 en volgende^ worden opgegeven.
{Art. 447\')
2. Accesfie op het geen door de zaak~wordt
voortgebragt. {Art. 444—446.; —— 2ie
Vruchten.
3. Accesfie heeft plaats bij aanwasfen. (Art^
448.) — Zie Aanwas.
4. Ook indien het geweld van den ftroom een
ftuk van een land aan het land van een ander
heeft aangeworpen, (^^rt, 4490 — Aan-
werping.
5. Wanneer twee zaken,aan onderfcheidene ei-
genaars toebehoorende, zoodanig met elkander
vereenigd zijn , dat zij een geheel uitmaken ,
behoort echter het geheel aan den eigenaar van
de principale zaak, niet anders dan onder den
last van aan den ander de waarde van de ac»
cesfoire zaak te moeten vergoeden. \\Art^
450O
Vpor de principale eigenaar wordt gehouden
die gene, waar mede eene anderezaak is ver-
en die een beter gebruik, meerder
fieraad, aanvulling of dergelijken uit dezelve
trekken kan.
7- De eigenaar van de accesfoire zaak, die,
buiten zijn weten , met de principale zaak van
eeiï
-ocr page 26-SQ ^ REGISTER OP HET
een ander vereenigd is, doch gevoeglijk vah,
dezelve vveder kan worden afgefcheiden, is
des goedvindende bevoegd, om die affcheiding
en de terug gave van zijne accesfoire zaak te
vorderen. (Art. 45a.)
Indien een kunftetiaar of iemand anders, van
/\' eene ftolFe\', die hem niet toebehoort, eene
nieuwe foort van zaak gemaakt heeft, heeft
de eigenaar der ftofFe de keus om die nieuwe
foort te reclameren, mits de kosten der bear-
beiding vergoedende , of wel die nieuwe foort
aan den maker over te laten, en van hem ver-
goeding der gebruikte ftofFe te eisfchen, zon-
der onderfcheid, of de Itoffe al dan niet ge-
fchikt is om hare oude gedaante weder te
kunnen aannemen, (yfr/. 453.)
9. Wanneer de ftofFe, die tot het maken van
eene nieuwe zaak gebruikt is, gedeeltelijk aan
den maker, en gedeeltelijk aan een ander toe-
behoort, en niet weder gevoeglijk van elkan-
der kan worden afgefcheiden ^ is die nieuwe
zaaktusfchen beiden in het gemeen, naai-"even-
redigheid van elks aandeel in de ftofFe, de
kosten van bereiding, aan de zijde van den
maker, daar bij gerekend* (/^r^. 454.)
10. Verfcheidene ftolFen, aan verfchillende ei-
genaars toebehoorende, onder eikanderen ge-
mengd, en daar door eene nieuwe foort van
zaak gemaakt zijnde, wordt onderfcheid ge-
maakt,
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
maakt, of die ftoffen weder gevoeglijk kun-
nen worden afgefcheiden, en dan is men be-
voegd de verdeeling te eifchen, dan wel of
die lloffen niet gevoeglijk affcheidbaar zijn,
en dan is de gemaakte nieuwe foort gemeen,
■ naar evenredigheid van de hoeveelheid, hoe-
danigheid en waarde der lliofFen, aan elk hun-
ner toebehoorende. (^Art. 455.)
ïi. Indien de ftoffe, aan een der eigenaars toe-
behoorende, die van den ander in waarde
overtreft, kan de eigenaar der waardigfte ftof-
fe , de nieuwe gemaakte foort voor zich re-
clameren , mits de waarde van de andere ftof-
fe vergoedende. {^Art. 45Ó.)
ï2. Een van beiden, de gemeenfchap, in de
vorige iYb\'j. vermeld, willende doen eindigen,
moet het goed ten gemeenen voordeele in het
openbaar verkocht worden. i_Art. 457.)
13. Die een ige lloiTe , aan een ander toebehoo-
rende, buiten deszelfs weten gebruikt heeft,
is niet alleen tot de teruggave van die ftoiFe,
zoo zij aflGheidbaar is , maar ook tot vergoe-
ding van kosten, fchaden en interesfen gehou-
458.)
AccOORDEn. Zït Tranfacmn.
ACTiëN.
I. Reëele actiën op onroerende goederen
■ (\' vrucht-
-ocr page 28-SQ ^ REGISTER OP HET
vruchtgebruik van onroerende goederen, fervi-
tuten op gebouwen en erven, en dergelijke,
zijn onroerend, uit hoofde van het onder-
werp, waar op dezelven worden toegepast,
CJrt. 424.)
a. Voor roerende goederen zijn te houden:
a. Alle perfonele actiën, het zij dezelve be-
trekkelijk zijn tot geldfommen , of tot roe-
rende en onroerende goederen.
Alle reëele actiën op roerend goed.
c. Alle actiën, aandeelen of interesfen, in
eenige asfociatiën , compagniefchappen, fo-
cieteiten van commercie, asfurantie, navi-
gatie , reederijen, vïsrcherijen , binnen- of
buitenlandfche fondfen, beleeningen, en
van alle andere handel, neering, beroep en
bedrijf, zelfs wanneer onroerende goederen»
tot deze onderneming betrekkelijk, aan de
voornoemde gemeenfchappen behooren.
Alle obligatiën en andere effecten, zoo
op het Rijk en andere Mogendheden, als
ten lasten van bijzondere perfonen, al zijn
zij ook van een verband Op onroerend goed
voorzien, (Art. 427.)^
Hoe actiën door cesfie aan anderen worden
overgedragen. (Art. 59^—5^5.)
ße van actie.
ADiTXE._^Zie Aanvaardingl
AM-
-ocr page 29-WÄTBOEK NAPOLEON. 17
\'Administrateurs.
ï. De boedelfcheiding tot ftand gebragt zijnde;
wordt aan elk van de erfgenamen deszelfè
aandeel in de nalatenfchap afgegeven, uitge-
nomen voor zoo verre de testateur gewild
heeft, dat het aandeel van een of meer der
erfgenamen, uit hoofde van een daar op ge-
légd verband , of om andere redenen, onder
adminiftratie blijven zoude, het zi] de execu-
teur zelf de adminiflTateur zij, het zij eeri
derde buiten, hem. {Art. 908.)
2. Een adminiftrateur is gehouden, om dé
door hem overgenomene goederen en effecten
te beheeren j, en de daar van afkomende vruch-
ten aan de geregtigden uit te keeren. — Zijnd
raagt, verantwoordelijkheid, en falaris, ftaaii
gelijk met die der voogden en curatoren.
iArt. 910.)
S. Een adminillrateur ftaat onder het onmidde:
lijk oppertoezigt van den R.egter, die ten al-
len tijde bevoegd is, om, zonder form van
proces, van hem verantwoording zijner ad-
miniftratie en vertooning der geadminiftreerd
wordende goederen en effecten te eifchen;
mitsgaders bevindende, dat hij ter kwader
trouw of met eene dnverfchoonlijke llordig-
heid gehandeld heeft, hem ter vergoeding der
toegebragte fchade te noodzaken, en voor
het vervnig van de adminiftratie te weren 5
" . B .
i8 REGISTER OP IIET
zijnde voorts een adminiftrateur verpligt, alle
jaren aan den Regter rekening eh verantwoor-
ding van zijn gehouden bewind te doen, als
mede, na het eindigen der adminiftratie, eene
algemeene rekening en verantwoording te doea
aan den geen, wiens goederen hij geadmini-
ftreerd heeft, of aan de genen, die als dan
tot dezelve goederen zullen geregligd zijn.
(Art, 911.)
4. De post van adminiftrateur eindigt met zij-
nen dood, en gaat niet over op zijne erfge-
namen, onverminderd echter deszelfs verant-
woordelijkheid, voor de verrigtingen van den
overleden admiuiflxateur. (Art. 912.)
Administratie.
j. De man heeft als voogd het beftuur ovet
de goederen van zijne vrouw. (Art* 149.) —
Zie Man.
Adminiflratie of hefiuur der voogden*
2. Alle voogden , het zij bij testament of an-
dere acte, het zij door de Weeskamer of door
het Geregt aangefteld, zijn verpligt dadelijk,
na dat zij van hunne aanftelling kennis beko-
men hebben, ter Weeskamer, of zoo die niet
aanwezig of uitgefloten is, bij het Geregt,
zich onder eede te verbinden, dat zij de aan
hun opgedragene voogdij getrouwelijk en naar
hun
-ocr page 31-WETßÖEK NAPOLEON;
hun beste weten, overeenkomftig de voor-
fcHrifcen van de wet zullen waarnemen. (^Art,
329.)
Wanneer geen toeziende voogd benoemd is^
zorgen de voogden dat dezelve benoeming
dadelijk gefchiede, ingevolge het voorfchrifc
van Art. 310 van dit Wetboek. (Art. 330.)
4. De voogden zijn verpligt om dadelijk na het
overlijden, indien de overleden geene afzon-
derlijke executeurs heeft aangefteld, door ver-
zegeling of andere gepaste middelen, te zor-
gen, dat de boedel in zijn geheel blij ve en nier
verminderd worde. (jirt. 33lO
In het doen van die verzegeling moet ech-
ter met die befcheidenheid worden te werk
gegaan, dat daar door, noch aan de weduwq
welke men in den boedel vindt, noch aan de
koopmanfchappen, handwerk of nering, wel-
ke door den overleden uitgeoefend is, voor
zoo verre die nog aangehouden dient te wor-
den, buiten noodzaak eenige belemmering of
benadeeling worde toegebragt. (Art. 333.)
Ö. De verzegelde goederen moeten zoo dra
mogelijk weder worden ontzegeld, en eeii
en inventaris van den geheelen boedel,
geregtelijkj notariaal of onder dé hand opge-
maakt en verleden worden. iArt. 333.)
Van den inventaris moet binnen acht dageii
iia het pasferen van denzelven een authentiek
B a af.
SQ ^ REGISTER OP HET
aflchrifc ter Weeskamer, of zoo dezelve niet
aanwezig of uitgefloten is, aan het Geregt
overgebragt, en aldaar met eede gellerkt wor-
den. (Art. S34.)
8. Indien naderhand bevonden wordt, dat by
misvatting iets verkeerdelijk op den inventaris
gebragt of overgeflagen is, of ook bij ver-
volg aan den minderjurigen eenige goederen
aankomen, moet zulks bij eenen ampliatie-in-
ventaris verbeterd of aangevuld worden. i^Art»
3350
9. Die ampliatie-inventaris wordt mede bij au-
thentiek affchrift overgebragt en beëedigd , op
geiLjke wijze als zulks Omtrent den inventaris
is bepaald. (Art* 336.)
10. De voogden, het zij alleen over de opvoe-
ding van den perfoon, het zij over den per-
foon en de goederen aangebeld, zijn verpligt om
de mmderjarigen naar derzei ver ftaat, bezit-
tingen vermogens van geest cn ligchaam
op te voeden, en door het opleiden lot een
gepast beroep of middel van befl:aan , dezelven
tot bekwame leden van den Staat te vormen,
{Art. 337O
ïi. Onder hun opzigt gefchiedt die opvoeding
bij de moeder, ook na het aangaan van een
tweede huwelijk, ten zij gewigtige redenen,
uit het belang der minderjarigen afgeleid,
zulks beletten. (Art, 338.)
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
12. Tot bet goedmaken van de kosten dier
opvoeding , gebruiken de voogden de inkom-
ften van der minderjarigen goederen, zoo
verre die daar toe noodig zijn , en zoo dezel-
ve daar toe, in weerwil van alle gepaste be-
zuiniging, niet toereiken, zelfs een gedeelte
van het kapitaal; doch dit laatfte nooit an-
ders dan op autorifatie van de Weeskamer of
van het Geregr. (Art. 339.)
13. Geene minderjarigen mogen ter opvoeding
buiten \'s lands gezonden worden, dan met
toeftemming van het Geregt, na verhoor der
naaste bloedverwanten van zoodanige minder-
larigenj voogden, welke hunoe pupÜlen op
eene buitenlandfche Hooge-fchool of Univerfi-
teit zouden willen zenden, zullen bovendien
daar toe moeten voorzien zijn van des. Ko^
nings toeftemming. (Art. S40O\'
ï4« De goederen, die aan bederf of vermindering
onderworpen zijn , moeten worden verkocht
en te gelde gemaakt, gelijk mede de roerende
goederen, die geene vruchten geven , en welken
de voogd oordeelt, dat in de omftandigheden,
waar in zich de pupil bevind, gemist zoude
kunnen borden. (Art. g4i.>
%.$\' onroerende goederen moeten behoorlijk
worden in iianj gehouden, en op de voor-
wijze worden verhuurd, zoo veel
ß 3 rao.
SQ ^ REGISTER OP HET
mogelijk niet langer dan tot des pupils meer-
derjarigheid. (Art. 342.)
16. De infchulden moeten met vlijt worden in-
gevorderd , en zoo veel mogelijk gezorgd, dat
de minderjarigen door wanbetaling van den
fchuldenaar geen nadeel lijden. (Art. 343.)
De telkens inkomende gelden, moeten tot
afbetaling der fchulden, waar mede de boe-
del bezwaard is, en tot de opvoeding der
pupillen, volgens het gemelde in No. 10,
gebruikt, en de overfchietende gelden belegd
worden in landerijen, conftitutiën van renten,
obligatiën of fondfen op dit Koningrijk, als
mede in hijpotheken op landerijen; mits in
dit laatfte geval het pand ten minfte een der-
de meer waarde hebbe, dan de daar op ge-
vestigde hypotheek, ingevolge tatixatie, daar
van door gequalificeerde perfonen gedaan.
{Art. 344.)
3,8. De efFec!;en en kostbaarheden in den boedel
gevonden, gelijk mede,de, ingevolge het vo-
rige iVff., naderhand verkregene effecten en
bewijzen van eigendom , moeten met alle de
daar toe behoorendc befcheiden ter Weeska-
mer, daar dezelve aanwezig en niet uitgeflo-
ten is , overgebragt en bewaard worden.
(Art. 345\')
De Weeskamer uitgefloten zijnde, blijven de
effecten en kostbaarheden berusten onder de
voog-
-ocr page 35-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
voogden 5 die verpligt zijn voor derzelver be-
waring zorg te dragen, in het bijzonder ook
in dier voege, dat \'de eene voogd daar over
buiten den anderen niet befchikken kan; die
daar in te veel vertrouwen in zyneri medevoogd
fielt, maakt zich, in geval.van fchade, ver-
antwoordelijk. (Aru S46.J)
ao. In het algemeen moet, de voogd in het be*
ftuur van der minderjarigen goederen., de pligt
van een goed huisvader betrachten. (Art.
3470
21. Hij is gehouden alle fchade, die door kwa-
lijk te doen,: of door na te laten het geen
had moeten gedaan worden , veroorzaakt
wordt, te vergoeden. (^Art. S\'^S.)
22. Alle handelingen en verbindtenisfen, den min-
derjarigen betreffende, moeten worden aange-
gaan door den voogd in zijne qualiteit, of
■ door den minderjarigen met zijnen voogd ge-
adfïfteerd. (Art. S49.)
De minderjarige wordt daar door verbon-
den, en kan daar uit ook na zijne meerder-
jarigheid worden aangefproken; immers ZOO
lang hij,op grond van aanmerkelijke benadee-
^\'"g, geen herftei-daar tegen verkregen heeft.
350.)
S4, De handelingen, door den minderjarigen
buiten die adfiftentie aangegaan, zijn nietig.
(Art. 351.)
B 4 05. Dit
-ocr page 36-SQ ^ REGISTER OP HET
Î15. Dit echter kan uitzondering lijden :
a. Wanneer die handelingen door de opge-
volgde toeftemming van den voogd bekrach-
tigd zijn.
b. Voor zoo verre de • minderjarige door.
die handelingen is gebaat, en zijnen fbat
verbeterd heefr.
c. Wanneer de minderjarige mondig gewor-
den zijnde, die handelingen iiïtdruklreUjk of
ftilzwijgende bekrachtigt. (Jrt* 352.)
â6. Alle regtsgedingen den minderjarigen, het zij
als eifcher, het zij als verweerder betreffende;
moeten gevoerd worden door den voogd in
zijne qualiteit, of door den minderjarigen
door zijnen voogd geadfifléerd, (Art. 353.)
%1. Dit,echter kan uitzondering lijden, wanneer.
\' de minderjarige wegens misdaad gevangen, of■
gedagvaard is om in perfoon te verfchijnen.
(Art. 3540
Het ftaat aan geenen voogd vrij, om VOOr
den mincierjarigen een regtsgeding als aanleg-
ger of verweerder te voeren, dan na beko-
men autorifatie van de Weeskamer of van het
Geregt. (Art. 355.)
«g. De zaak, bij vonnis, ten nadeele van den
minderjarigen beflist zijnde, mag de voogd
van dat vonnis niet komen in hooger beroep
dan na daâr toe door het Geregtshofj waar
\' die
die zaak zoüde moeten dienen, geautorifeerd
te zijn. (^Aru 356.^
30. De voogd, zonder zoodanige autorifatie,
een regtsgeding voerende, en Iietzelve tot na-
deel van den minderjarigen uitgewezen wor-
dende, is hij gehouden om alle de kosten,
daar door veroorzaakt, uit zijn eigen beurs, te
voldoen, zonder die aan den minderjarigen in
rekening te mogen brengen. {Art, 357.)
31. Eene koopmanfchap , handwerk of nering,
door den overledenen gedreven of geoefend,
mag door den voogd, tot onderhoud der min-
derjarigen, worden aangehouden, doch, niet
anders dan met goedkeuring van de Weeska-
mer of van bet Geregt; de voogd zulks doen-
de zonder die goedkeuring, is gehouden alle
fchade, door die, aanhouding veroorzaakt,
uit zijn eigen beurs aan den minderjarigen te
vergoeden. (Art. 3 58O
32. Een voogd, geraden oordeelende om een ge-
fcbil, waar in de minderjarige betrokken is,
bij accoord of transactie af te doen , of aan
de nitfpraak van arbiters tc verblijven, is ver-
pligt de acte daar van te pasferen, Pp auio-
Jifatie of onder goedkeuring van de Weeska-
mer of van het Geregt. {Art. 359.^
3^3, Geen voogd mag eene erfenis, den minder-
jarigen opgekomen , aanvaarden of afwijzen ,
dan na bekomene autorifatie van de Weeska- -
ß 5 nier
SQ ^ REGISTER OP HET
mer of van het Geregt, welke, bet aanvaardea
van zoodanige erfenis geraden oordeelende,
de autorifatie daar toe, naar de omiüandighe-
den , verkenen zal, of eenvoudig, of onder
de raifs van aanvaarding onder beneficie van
inventaris. (Art. s^o.)
34. Bijaldien deze erfenis, in den naam van
den minderjarigen afgewezen zijnde, door nie-
mand anders mogt aanvaard zijn , kan dezelve
naderhand als nog aanvaard worden, het zij
door den voogd, mits daar toe nader door de
Weeskamer of het Geregt geautorifeerd, het
zij door den minderjarigen zelf, en wanneer
deze mondig geworden is; doch moet zooda-
nige erfenis in beiden gevallen aanvaard wor-
den in den ftaat, waar in dezelve zich als dan
bevindt , en zonder\' eenig regt of aanfpraak
wegens verkoop of eenige andere daden, wel-
ke op eene wettige wijze, inmiddels en gedu-
rende het vaceren dier nalatenfchap, mogtqi
hebben plaats gehad. (Art* göi.)
S5. Eene donatie of legaat, aan een minderjari-
gen gedaan of gemaakt, kan door den voogd
voor zijnen ■ pupil niet aangenomen of afgewe-
zen worden, dan met autorifatie van de Wees-
kamer of van het Geregt. (Art* 362.)
36. Geen voogd mag onroerende goederen , of
reëele regten op onroerende goederen geves-
tigd, den minderjarigen toebehoorende, zon-
der
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
der toefteraming van de Weeskamer of van
het GeregtV vervreemden of verpanden. {^Art.
563.)
37- Conflitiitiën van renten, obHgatiën of fondr
fen op dit Koningrijk, of eenige andere Mo-
gendlieid ,.hijpotheel<brieven, mitsgaders kost-
bare roerende goederen van goud en zilver,
edele gefteenten , paarlen , verzamelingen, be-
treffende de\' kunften en wetenfchappen,of van
zeldzaamheden, ftaan in dit opzigt met on-
roerende goederen geUik. (Art. 364.")
38. De Weeskamer of het Geregt zal in het ver-
kenen van die toeftemming, op het naauw-
keurigst toezien, dat die vervreemding of
verpanding niet anders gedaan worde, dan
om dringende redenen van noodzakelijkheid,
en tot wezenlijke bevordering der belangen van
den minderjangen. (Art. 365.)
39\' Het beleggen van gereede\'.gelden, tot den
boedel van den minderjarigen behoorende, in
eiFecten op vreemde Mogendheden, of tot aan-
koop van onroerende goederen, of op hypo-
theken, behalve die, welke \'bij No. 17 zijn
vermeld, of het beleggen dier gelden onder
horgtogt,is den voogden niet geoorloofd,dan
^^ bekomen autorifatie van het Geregt. (Art.
36Ö.)
aS tvegister op HET
Adsistentie.
- i. De vrouw heeft, zonder adfiftentie van ha-
ren man, geen perfoon om in regten te ver-
fchijnen. (Art. I53-)
a. Dit lijdt uitzondering:
a. Wanneer de vrouv/ wegens misdaad ge-
vangen of gedagvaard is om in perfoon te
verfchijnen.
l. Wanneer de vrouw tegen hareaeigen man
proces voert,
c. Wanneer de vrouw als gevolmagtigde van
haren man ageert. (^Art. 154.)
3. In deze uitgezonderde gevallen ftaat de vrouw
gelijk met eene vrouw, die ongetrouwd en
meerderjarig is. (Art. 155,)
4. In andere gevallen, wanneer de man, tegen
reden en billijkheid, weigert zijne vrouw voor
den Regter te adfifleren, of uit hoofJe van
afwezendheid, gevangenis of andere verhinde-
ring, daar toe buiten ftaat is,kan zij aan den
Regter verzoeken bevoegd verklaard te wor-
den, om, zoo lang die verhindering ftand
gri.)pt, haar eigen regt en belang, en zelfs ook
de belangen van den gemeenen boedel van
haar en haren man, te mogen waarnemen.
(Art. 1560
5. Alle handelingen en verbindtenisfen den min-
derjarigen betreffende, moeten worden aange-
gaan door den voogd in zijne qualiteit, of
door
-ocr page 41-door den minderjarigen met zijnen voogd ge-
adfifteerd. (Art, 3490
De minderjarige wordt daar door verbonden,
en kan daar uit ook na zijne meerderjarigheid
worden aangefproken , immers zoo lang hij,
op grond van aanmerkelijke benadeeling, geen
herftel daar tegen verkregen heeft. (^Art*
350O
7. De handelingen, door den minderjarigen bui-
ten die adfiüentie aangegaan, zijn nietig. (Art.
351O
8. Dit echter kan uitzondering lijden t
a. Wanneer die handelingen door de opga-*
volgde toeftemming van den voogd bekrach-
tigd zijn*
h Voor zoo verre de minderjarige door
die handelingen is gebaat, en zijnen ftaat
verbeterd heefc.
c. Wanneer de minderjarige mondig gewor-
den zynde, die handelingen uitdrukkelijk of
ftilzwijgende bekrachtigt. (Art, ^52.)
9. Alle Regtsgedingen , den minderjarigen, het
zij als eifcher, het zij als verweerder betref-
fende, moeten gevoerd worden door den voogd
in zijne qualiteit, of door den minderjarigen
door zijnen voogd geadfifteerd. (An. 353.)
ïo. Dit echter kan uitzondering lijden, wanneer
de minderjarige wegens misdaad ge vaugen of ge-
SQ ^ REGISTER OP HET
dagvaard is, om in perfoon te verfcliyneri.
CJrt. 35^0
Adsumtie*
ï. Een voogd bij testament of acte aangefteld,
kan ook bij eene nadere acte eenen tweeden ad«
fumeren of bij ziclV kiezen, als mede furroge-
ren, om bij overlijden of ontflag, aan hem
in de voogdij op te volgen, mits tot dat een
en ander uitdrukkelijk aan hem de magt gege-
ven is. (Ari. 299.)
ia. Indien de minderjarige twee of meer voog-
den heeft, komt de magt van adfumtie aan
die allen gezatnentlijk toe, ZOO dat de een
zulks niet kan doen, dan met medeweten van
den anderen, maar furrogati\'e mag elk voor
zich en in zijne plaats doen. (Jrt^ 300.)
Geen executeur is bevoegd om een ander
_ bij zich te adfumeren, of na zijn dood in zij-
ne plaats te furrogeren, ten zij hem daar toe
de magt door den testateur uitdrukkelijk gege-
ven is. QJrt, 889.)
4. Verfcheidene executeurs benoemd zynde,
mag een van hun geen ander adfumeren, dan
met toeftemming zijner mede -executeuren^
\' iJft. 890.)
Bouwftoffenj afkomende van de afbraak van
ee-
-ocr page 43-WßTBOEK NAPOLEON. 31
eenig gebouw, of dezulken, die beflemd zijn
om een nieuw gebouw te maken, zijn roe-
rende goederen.- Dezelve bouwftoffen, tot
aanbouw zijnde gebruikt geworden, houden
, daar door op roerende goederen te zijn. {Art»
428.)
Afkondiging.
1. De wetten hebben hare werking over het
geheele grondgebied van Holland, uit krachte
der afkondiging van dezelven, door den Koning
gedaan. — Zij werken terftond na dat derzel-
ver afkondiging, in ieder gedeelte van het
Rijk, bekend zal kunnen zijn. — Deze afkon-
diging zal gehouden worden bekend te zijn,
in de ftad, waar in de Koninglijke refidentic
gevestigd is, één dag, en in de overige ge-
deelten van het Departement der refidentie,tvvee
dagen na den dag der afkondiging, en in ieder
der overige Departementen, na verloop vati
denzelfden termijn, met bijvoeging van zoo
vele dagen, als de plaats, waar de afkondiging
zal gefchied zijn, van de hoofdplaats van ie-
der Departement verwijderd is, twaalf ureii
§aaus te houden voor eenen dag, en de over-
fchietende uren voor eenen geheelen dag,
{Art.
2. In plaats der gewone aanplakking, zal het
Wethaek napoleon voor het Koningrijk Hol-
land,
SQ ^ REGISTER OP HET
land , gedurende drie maanden na deszelfs af-
kondiging, in alle de Gemeenten van het Ko-
ningrijk ; óp gefchikre plaatfen, door dé Bur-
gemeesters of Gemeente- Beduren te bepalen ,
worden voorgelegd, ten einde aan allen en een
iegelijk de gelegenheid te geven, om hetzelve
te lezen, en met den inhoud daar van bekend
te kunnen worden. (Befluit lê^fleu vanSprok-
kelmaand 1809. Art. 8.)
Afschaffing.
Bij de invoering van dit Wetboek zullen
zijn afgefchaft, het Roomfche regt, mitsga-
ders alle Wetten en Ordonnantiën, tot het Bur-
gerlijk regt betrekking hebbende, en welke tot
nu toe in het Koningrijk, of eenig gedeelte
van hetzelve in vigueur zijn geweest, het zij
dezelve zijn bekend geweest onder de bena-
ming van Plakkaten, Publicatiën, Ordonnan-
tiën, Landregt, Reglementen, Keuren, Statu-
ten, Octrooyen, Costumen, of onder welke
benaming zulks zoude mogen zijn, zonder
dat aan eenige van dezelven, voor het vervolg ,
eenige kracht van wet zal mogen worden toe*
gekend, ten zij dezelve uitdrukkelijk bij dit
Wetboek zijn uitgezonderd. QBeJIuit s-^fieit
van ^rokkelmaand 1809. Art. 3.)
Af-
-ocr page 45-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
Afschriften»
1. Van alle geprotocolleerde testamenten mo-
gen, na het overlijden van den testateur, af-
fchriften of gedeeltelijke uittrekfelSj door de
belanghebbende worden gevorderd. (Art. 650.)
2. Kopijen leveren, wanneer de oorfpronkelijke
titel of acte aanwezig is, geen bewijs op van
het geen vervat is in den titel of acte , waar
van de vertooning altijd kan gevorderd wor-
den. iArt. 1252-^
3. Wanneer de oorfpronkelijke titels niet aan-
wezig zijn, leveren de kopijen bewijs op,met
in achtneming van de navolgende bepalin-
gen :
a» De grosfen of eerst uitgegevene acten le-
veren , met opzigt tot autentieke acten,
waar van de minuten en protocollen door
de openbare Autoriteiten of Notarisfen
bewaard worden, een gelijk bewijs op met
de minuut. Ook leveren een gelijk bewijs
met de originele acten op alle kopijen, wel-
ke op regterlijk gezag, de partijen daar bij
tegenwoordig, of daar toe behoorlijk geroe-
pen zijnde, gemaakt zijn, of omtrent de-
zulken, welke gemaakt zijn in tegenweor-
•^\'Sheid dgj. partijen, en met derzelver we-
derzijdrehe góedkeuring.
h. De kopijen, vveike zonder tusfchenkomst
van het regterlijk gezag,of zonder toeftera-
ming der partijen, en «a de uitgifte der
^ gros-
SQ ^ REGISTER OP HET
grosfe^, naar de minuut of het oorfpronbe»
lijke ftuk gemaakt zijn, door publieke amb-
tenaren of magren, bij welke de minuten
bewaard worden, kunnen, in geval de ori-
ginele verloren geraakt zijn, bewijs opleve-
ren , als zij van ouden datum zijn;-zij
worden geacht van ouden datum te zijn,
wanneer zij ouder zijn dan dertig jaren. —
Doch wanneer zij minder dan dertig jaren
oud zijn, kunnen zij alleen tot een beginfel
van bewijs door gefchrifte verftrekken.
c. Wanneer de kopijen, die naar de minuut
eener acte gemaakt zijn, niet zijn vervaar-
digd door den Notaris of Regter, voor wién
de acte gepasfeerd is, noch door de publie-
ke Autoriteit, die bij overlijden of afftand
van den Notaris, met de bewaring van des-
zelfs protocollen belast is, kunnen dezelve,
hoe oud ook van datum, nimmer anders
dan tot een begin van bewijs door gefchrif-
te verftrekken.
ä. De kopijen van kopijen kunnen naar ge-
lang der omflandigheden als eenvoudige aan-
duidingen befchouwd worden. (Art. 1253.)
De registratie of ovÄfchrijving yan acten iu
de openbare registers, kan niet dan tot een
begin van bewijs door gefchrifte verftrekken,
en daar toe zelfs is het noodig:
Dat het zeker is, dat alle de minuten van
den Notaris of het Geregt over dat jaar,
waai\'
4
ivk^TBOEK NAPOLEON. SS
waar in de geregistreerde acte blijkt gepas-
feerd te zijn, verloren zijn geraakt, of dat
bewezen Vi7ordt, dat de minuut van deze
acte door een bijzonder toeval verloren ié
gegaan.
h. Dat geene grosfen of autentieke kopijen,
volgens het eerfte lid van het naast voor-
gaande No, opgemaakt, voorhanden zijn.—
Beide deze oiiirtandigheden zafflenloopende,
en het bewiis door getuigen toegelaten wor-
dende, moeten de genen, die ais getuigen
over de acte gedaan hebben, deswegens|
indien zij nog in leven zijn, gehoord wor-
den. C-drf. 1254.)
Afstand.
i. Ouders kunnen by de huwelijks-voorwaar»
den äfftand doen van de legitime portie, wel-
ke hun, bij kinderloos overlijden van één der
echtgenooten , zoude toekemen. (Ari. 84.)
Eene vrouw mag, ten voordeele van haar
mans fchuldeifchers, afftand doen van hef
regt op hare ten huwelijk aangebragtè en ftaan-
de huwelijk verkregene goederen, als mede
Van het regt van legaal, bijpotheek, aan haar
uit krachte der huwelijks - voorwaarden toeko-
mendco (^Aru
.3, Aflbnd der voorkinderen van het voorregt,
dat een man of vrouw, trouwende met eene
G a wè»
S6 REGISTER ÓP HET
weduwe of eene weduwenaar, voorkinderêtï
hebbende, van dezelven niet meerder mag be-
voordeeld worden, dan met een kindsgedeelte,
is beftaanbaar. (Aru 212.)
4. Vruchtgebruik eindigt door gedanen afdand
van den vruchtgebruiker, ten behoeve van den
eigenaar. {ArU 505. No, 4.)
5. Het regt om tienden te heffen wordt verlo-
ren door vrijwilligen afftand. {Art, 527. No.
6. Servituten of dienstbaarheden kunnen teniet
gaan door uitdrukkelijkcn afftand. (Art* 552.
No, 2.)
7. Afftand door meerderjarige knideren, als
erfgenamen in de legitime hunner ouders, mits-
gaders door de ouders, als erfgenamen in de
legitime hunner kinderen, zonder nakroost
ftervende, van welke kragt die is. (dn. 713
en 714.) — Zie Legitime portie.
8. Aflland eener nalatenfchap aan vreemden,
of ten behoeve der mede-erfgenamen, wanneer
voor eene ftilzwijgende aanvaarding te houden
zij. (Art. 919.) ——— Zie Aanvaarding,
No. 7\'
g. Afftand van eene erfenis of legaat. (Art. (?2§
—937\') --- Zie Fermrping,
10. Afftand van het vorderen van iubreng by
overeenkomst tusfchen de kinderen onderling.
(Art, 996. No, 4.)
2ï. Cesfie ofhoedel-afftand.
— Zie Boedel-afftand»
12. Societeit eindigt door affttnd of opzegging
door een of meer der geasfocieerden. {Art,
1609. Nq. 3.)
23. Lastgeving eindigt door opzegging van den
gegeven last door den lasthebber. (Art. 1746
e« 175®»)
14\' Afftand van het voorregt van uitwinning en
van fphuldfplitfing door borgen. {Art. 1764—
1767.) — Zie Borg.
Pandregt gaat te niet en wordt ontbonden,
wanneer de fchuldeifcher, uitdrukkeUjk of ftil-
zwijgende van zijn pandregt afftand doet,
{Art. 1S22. No. 4.) Zie Pandregt,
16, Prescriptie wordt niet geacht geïnterrumpeerd
te zijn, wanneer de eifcher aflland doet van
gijnen eisch, {Ar^, 1878.)
Aftrek.
Alle aftrek door den bezwaarden erfgenaam
van het bezwaarde goed, onder welken naam
of titel zulks ook zoude mogen zijn, is ver-
boden , behalve voor zoo verre dezelve tot
iuppletie van de legitime portie van kinders of
ouders noodzakelijk is. {An, 761O
Afwezenden.
Iemand zijns woonplaats verlaten hebbende,
C 3 zon-
SQ ^ REGISTER OP HET
zonder orde op de v^aarneming zijner zaken
te ftellen, trekt de Regter zich de zorg voor
de belangen van dien afwezenden aan, door
het aanfleüen van eenen curator over deszelfs
onbeheerden boedel. (Art. 32.)
Het verlaten door iemand van zijne woon»
plaats, zonder orde op de wasmeming zijner
zaken gefield te hebben, wordt opgemaakt uit
omftandigheden en daadzaken, waar van no-
toirlijk, of door befcheiden en gefulgeiiisfen is
blijkende. (Art. 33.)
3, Een afvvezende wordt vermoed dood te zijn ,
wanneer gedurende het verloop van twintig
jaren geena tijding nopeUS zljn dood of leVCH
is ingekomen. (Art. 34.")
4. Deze jaren verloopen zijnde, zijn de ver-
moedelijke erfgenamen van den afwezenden,
mitsgaders de legatarisfen en fideïcommisfaire
of andere verwachters, en wel dezulken, die
met het uiteinde van deze twintig jaren als
zoodanig bevonden worden, bevoegd om af-
gifte van den boedel en goederen te vorde-
ren, welke de Regter, na onderzoek, of no-
pens het verblijf van den afwezenden nog
iets te ontdekken zij, aan hun toeftaat, mits
borgen, of andere zekerheid, ten genoegen
van , den Regter ftellende , voor de weder-op-
Jevering, iu geva! de afwezende bij vervolg
flpg mogt ten voorfchijn komen. (Art. 35.)
5» De-
-ocr page 51-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
5. Deze borgtocht of zekerheid duurt zoo
lang, tot dat de afwezende, zoo hij nog leven
mogt, den ouderdom van vijf en zeventig ja-
ren bereikt zoude hebben. {Jrt. 36.) .
6. Wanneer de afwezende, het zij vóór of na
dien tijd , terug komt, of zijne aanwezigheid
blijkbaar wordt, bekomt hij den boedel en
goederen terug in den ftaat, waar in dezelve
zieh bevinden, of wel de prijzen van het
verkochte, of de goederen , i» welken de
ontvangene kooppenningen belegd zijn. QArt,
S70
7. Wanneer daarentegen het overlijden van den
afwezenden, en het tijdfHp daar van kennelijk
wordt, kan deze reftitutie gevorderd worden
door die genen, welke op dat tijdftip de
meest geregtigden worden bevonden. (Art.
38.)
8. De vermoedelijke erfgenamen buiten ftaat
zijnde om borgen of zekerheid te ftellen,
blijft of wordt de boedel onder curatele ge-
lieid, doch de vruchten, die daar van afko-
men, worden hun jaarlijks uitgekeerd zonder
borgtocht. (Jrt. 39.)
9* Het huwelijk wordt ontbonden, wanneer
één der echtgenooten, met medeweten v^n
den anderen, naar buiten \'s lands vertrokken
is, doch van deszelfs leven of dood, gedu-
rende tien jaren, geene de aainfte tijding is
C 4 in-
-ocr page 52-SQ ^ REGISTER OP HET
ingekomen, en de afwegende, bij openbare
citatiën en advertentiën in ,de nieuwspapieren,
voor den Regter ingedaagd en niet opgekomen
zijnde, de andere echtgenoot tot bet aangaan
van een huwelijk geregtigd verklaard, en het-
zelve daar na werkelijk voltrokken is. {Aru
198, aoi.)
10. Afwezenden worden onder curatele gefteld,
voor zoo veel hunnen boedel betreft. (Art.
400. Al?, 4, 415, 955—9^00 -- Zie Cu-
ratek. Vacerends erfenisfen.
Afzetting»
Van eene voogdij moeten afgezet worden:
a. Alle de genen , die tot zoodanigcn ftaat
vervallen, welke hen van den beginne af
aan onbevoegd gemaakt zoude hebben om
voogden te zijn,
h. Die overtuigd worden van ter kwader
trouw gehandeld te hebben. En
c. Die van een zoodanig in het oog loopend
ongeregeld en achteloos gedrag zijn, dat
de belangen van den minderjarigen hun niet
zonder gevaar kunnen blijven toevertrouwd,
(Aru 328,)
ALTERNATIEFO
j, In alternative verbindtenisfen wordt de fchul-
denaar bevrijd doo| de voldoening v^n één
de?
-ocr page 53-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
der beide zaken, welke in de verbindtenis
vervat zijn. (Art 1102.)
2. De keus behoort aan den fchuldenaar, zoo
dezelve niet uitdrukkelijk aan den fchuldeifcher
is toegeftaan. {Art. 1103.)
3. De fchuldenaar kan uit de beloofde zaken
wel eene verkiezen, welke hij leveren wil,
maar hij mag niet leveren een gedeelte van de
ééne en een gedeelte van de andere, zoo min
als de fchuldeifcher, wanneer aan dezen de
keus gelaten is, een gedeelte van de ééne,
en een gedeelte van de andere zaak kan vor-
deren. (^Art. 1104.)
4. Eene verbindtenis wordt gehouden ZUivCF
en eenvoudig te zijn, fchoon dezelve op eene
alternative wijze mogt zijn aangegaan, indien
eene van de twee beloofde zaken geen onder-
werp van de verbindtenis heeft kunnen zijn.
(^Art. 1105.)
S\' Eene alternative verbindtenis wordt mede
voor eene zuivere en eenvoudige verbindtenis
gehouden, indien eene der twee beloofde za-
ken, al ware het door toedoen van den
fchuldenaar, vergaan is, en niet geleverd kan
worden. - De fchuldenaar kan in dit ge-
val niet volftaan met de waarde der vergane
gaak in derzelver plaatfe aan te bieden. -
Indien de beide zaken vergaan zijn, en de
" fchuldenaar de oorzaak is van het vergaan
^ 5 vas
van één der zelve, moet hij de waarde betalen
van die zaak, welke het laatst te niet gegaan
is. (Art, II06.)
ö. Indien, in de gevallen bij het vorig No.
vermeld, bii overeenkomst de kens aan den
fchuldeifcher gelaten is, en flechts eene der za-
ken alleen vergaan is, buiten toedoen van den
fchuldenaar, moet de fchuldeifcher de zaak,
die overgebleven is, hebben; doch als de
fchuldenaar tot het verlieS\' mogt oorzaak ge-
geven hebben, heeft dc fchuldeifcher de keus,
om de zaak die overgebleven is , cf wel de
waarde van de zaak die vergaan is, te vorde-
ren» Doch, indien beide de zaken vergaan
zijn , cn de fchuldenaar de oorzaak is van het
vergaan van beiden, of van eene der beide
zaken , moet hij de waarde van de eene of de
andere zaak voldoen, ter keuze van den
fchuldeifcher. (Art. 1107.)
7. Beide de beloofde zaken, zonder toedoen
van den fchuldenaar, en eer hij in de levering
nalatig was, vergaan zijnde, is de verbindte-
nis vervallen, overeenkomftig het bepaalde
bij Art. 1223. van dit Wetboek. (Art*
1108.)
Dezelfde grondbeginfelen zijn toepasfdijk op
de gevallen , dat meer dan twee zaken in
eene alternative verbindtenis zijn vervat, (^Ari*
ïics».}
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
Ambachtslieden.
1. Wanneer timmerlieden, metfelaars, Mds en
andere ambachtslieden aanfpraak hebben op
den geen, die éenig werk heeft laten aanne^
men; en wanneer zij zelve als aannemers te
befchouwen zijn. (Jri. 1561 en 1362.0 —
Zie Aannemers, No. 12, en 13.
2. De wet geeft regt van legaal verband aan
roeifelaars , timmerlieden en andere ambachts-
lieden 5 die tot reparatie, maar niet die tot ver-
betering of verfiering van een gebouw, bouw*
ftolFen geleverd of arbeid verrigt hebben, ge-
durende den tijd van vijf jaren, na dat de
reparatiën gedaan zijn. - Wat onder repa-
tie of melioratie begrepen is, moet, in geval
van verfchil, door der zaak kundige perfo-
nen, bij den Regter te benoemen, beoordeeld
worden. (Art. 1830. No. 3.)
Apothekers.
De actie van apothekers wegens dienden
en leverantiën, wordt geprefcribeerd door het
verloop van twee jaren, ingaande met het
einde van het jaar, waariii de dienften bewe-
zen, en de leverantiën gedaan zijn. (Art.
1899.)
Arbeide rs»
jpe actie van arbeiders en daglooners we-
gens
SQ ^ REGISTER OP HET
gens dagloonen en verdienften , wordt gepre-
fcribeerd door verloop van twee jaren, ingaan-
de met het einde van de maand, waarin de
dienften bewezen zijn, (Art, J898.)
Armen.
Legaten, aan de armen zonder eenige ver-
dere of andere bepalingen gemaakt, worden
gerekend gemaakt te zijn aan de gezamentlijke
armen van des testateurs woonplaats, zonder
onderfcheid van godsdienst, naar evenredig-
heid van het getal der door iedere arrocn-in*
rigting bedeelde perfonen, (^Art, 847.)
Arrest.
1. Sequestratie bij regterlijk bevel, kan plaats
hebben, ten aanzien van goederen eens fchul-
denaars, welke gearresteerd zijn. (Art. 1705—
1707.) _ Zie Sequestratie.
2. Het beding, dat eene lijfrente niet arrestabel
2ijn zal, is onbegaanbaar, ten ware dezelve
om niet mögt gevestigd zijn. (Art. lytS.\')
3. De perfoon van een fchuldenaar is zoo wel
als zijne goederen, voor de nakoming van zij-
ne verpligtingen aanfprakelijk, (Art. 1799.)
De verfchillende foorten van perfonele ar-
resten en gijzelingen in civiele zaken, de tijd
en wijze waar op dezelve in de onderfcheidene
gevallen worden ïe werk gelegd, derzelver
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
gevolgen en uitwerking, mitsgaders alles wat
verder daar toe betrekking heeft, wordt bij
de wet op de Manier van procedersit behan-
deld. {Art. 1800.)
S\' Het doen van arrest op eenig goed geeft,
noch legaal verband, noch preferentie, uitge-
zonderd de arresten, die in executie gedaan
worden. - Deze hebben ten gevolge, dat
het goed door dat arrest geacht wordt uit den
boedel uit te gaan, en dat de arrestant, mits
zijne executie op dat goed, volgens het voor-
fchrift der wet voortzettende, op het beloop
van hetzelve, voor dat geen waar voor hij
executeert, geprefereerd ïs voor allen, aan
Wien dat goed te voren niet bczonderlijk door
overeenkomst of door de wet verbonden was.
{Art. 1831 en 1847.)
6. De verfchillende foorten van arresten op
goederen, de tijd en wijze, waar op dezelve
in onderfcheidene gevallen worden te werk
gelegd, derzelver gevolgen en uitwerking,
mitsgaders aUes wat verder daar toe betrek-
king heeft, wordt bij de wet op de ßfanier
fan procederen behandeld, {Art. 1849.)
Atterminatie;
i. De voldoening van aangegane verbindtenis-
fen wordt fomwijlen voor een\' tyd opgefchorr,
wanneer door den Regter aan een fchulde-
SQ ^ REGISTER OP HET
naar atterminatie of uitftel van betaling onder
borgtocht verleend wordt. (Art. 1184.)
s. De Regter nogtans verleent geen uitftel van
betaling, dan :
Ä. Met toeftemming van de meerderheid der
fchuldeifchers;
h. Voor een bepaalden tijd, uiterlijk van drie
jaren;
c. Onder voldoende borgtogt van perfonen
of goederen, buiten den boedel van den
fchuldenaar. (Art. 1185.)
3. Atterminatie heeft geenerlei gevolg tegen beta-
ling van \'s lands en plaatfelyke belastingen; —
van gelden tot onderhoud dienende; — van
den koopprijs van goederen in openbare vei-
ling gekocht; — van huren van landen, hui-
zen j en dienstboden, en van het verfchuidig-
de voor noodwendigheden, door bakkers,
vleeschhouwers en dergelijken, tot levenson-
derhoud van den fchuldenaar en zijn huisge-
zin geleverde (Art* I186.)
Autorisatie.
j. Autorifatie van de Weeskamer of van het
Geregt hebben de voogden noodig:
a* Om een gedeelte van het kapitaal van den
minderjarigen te gebruiken tot het goedma-
ken der kosten van deszelfs opvoeding.
(Art* 339->
b* Om
-ocr page 59-WETBOEK NAPOLEON, 4?
Om voor den minderjarigen een regtsge«
ding als aanlegger of verweerder te voeren*
i^ru 355.)
c. Om van een vonnis , ten nadeele van dea
minderjarigen gewezen, te mogen komen in
hooger beroep. -- In dit geval is noodig
eene autorifatie van het Geregrshof, waar
die zaak z-^ude moeten dienen, (Art* 35^
e« 357.)
d. Om eene koopmaafchap, handwerk of
nering , door den overleden gedreven of ge-
oefend, tot onderhoud van den minderjari\'
gen aan te houden. (Art. 358 )
E. Om een gefehil, waar in de minderjarige
betrokken is, bij accoord of transactie af
te doen, of aan de uitfpraak van arbiters
te verblijven. (Art, 359.)
ƒ, Om eene erfenis, den minderjarigen opge-
komen , te aanvaarden of at te wijzen-
(Art. 360 en 361.)
S". Ooi eene donatie of legaat, aan een min-
derjarigen gedaan of gemaakt, aan te ne-
men oi af te wijzen. dArt. 362.)
k. Om onroerende goederen of reële regten,
op onroerende goederen gevestigd, te ver-
vreemden of te verpanden. (Art. 363—
3Ö5O
u Om gerede geiden, tot den boedel van
den minderjarigen behoorende, in effecten
OF
-ocr page 60-SQ ^ REGISTER OP HET
op vreemde Mogendheden, of tot aankoop
van onroerende goederen, of op hijpothe-
ken, of onder borgtogt te beleggen, (Art.
3ÖÖO
• s. Een curator over meerderjarigen moet zich
in de gevallen, bij het vorige No, vermeld,
voorzien van des Regters autorifatie, op ge-
lijke wijze, als een voogd daar toe verpligt is.
(^Art. 411O
i, Alle bedingen of overeenkomften, welke
ftrijdig gijn met de bepalingen der wetten ,
die op de publieke orde of goede zeden be-
trekking hebben, zijn krachteloos. {Art, 7.)
a. Bij huwelijks voorwaarden kan men alle zoo-
danige bedingen maken, als men goedvindt,
mits zij noch met de wetten, noch met den
aard des huwelijks ftrijdig zijn. (Art. 63.)
3. Het gefchrift behoort nimmer tot het wezen
der contracten, dan alleen in het geval van
een uitdrukkelijk beding, dat het contract
niet
-ocr page 61-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
ïiiet voor voltrokken zal worden gehouden,
dan na het pasferen eener fchriftelijke acte.
CArt. ioi8 e» 1019.)
4. Hoe gemaakte bedingen behooren te worden
uitgelegd. (Jre. 1068—1076.) — Zie Uit-
legging.
5. Van de voorwaardelijke bedingen, derzelver
beftaanbaarheid, en gevolgen. (Art. i©8o—
1094.) - Zie Foorwaarde.
Bedrog.
1. Bedrog levert eenen grond op tot vernietiging ^
der overeenkomst, wqnneer de kunstgrepen ,
■door één der contractanten gebezigd, vati
dien aard zijn, dat het baarbiijkelyk is, dat
de ander, zonder zoodanige kunstgrepen,
niet gecontracteerd zoude hebben. — Bedrog
wordt niet geprefuraeerd, maar moet bewezen
worden. (Art. 1029O\'
2. Overeenkomften, door bedrog aangegaan,
zijn niet van zelf nietig, maar moeren bij
■Vonnis van den Regter, na een volledig on-
derzoek j vernietigd of gerescindeerd worden.
1030.)
^rnietiging of rescisfie van aangegane ovep-
ra i^^^n , gedurende den tijd van tien
jSren, verzocht worden, in alle die gevallen,
in welke geen korter tijd door de wet be-
paald wofdtt — In geval van bedrog, be-
^ gint
3\'
SQ ^ REGISTER OP HET
"rw^-i
g\'uit de tijd te loopen van den dag, dat het-
zelve ontdekt is. iArt. 1225.)
Bekentenis.
j. Eene confesfie of bekentenis is judiciecl of
extra-judicieel. {Art. 12790
2. Op eene extra-judieieele bekentenis, die al-
leen met Vi^oorden gefcbied is, kan men zich
niet beroepen in zaken, in welke geen bewijs
door getuigen toegelaten wordt. iArt. 1280.)
3. Judicieele confesfie is eene bekentenis, wel-
ke de partij, of zijn fpeciaal getnagtigde,
voor den Regter aflegt. - Zij levert een
yoUedig bewijs op tegen den geen, die dezel-
ve afgelegd heeft, doch zij mag niet in zijn
nadeel gefplitst worden. — Judicieele confes-
fie mag niet herroepen worden, ten zij men
bewiize, dezelve ten gevolge van eene on-
kunde of dwaling omtrent daden of omftan-
digheden gedaan te hebben. — Zij mag niet
herroepen woeden onder voorwendfel van eene
onkunde of dwaling omtrent het regt. (Art.
laSi.)
Besii-emming.
I, Beklemming heeft plaats, wanneer aan ie-
mand landerijen in erfelijke huur worden uit-
gegeven, met beding, dat daar voor jaarlijks
.een bepaalde huurprijs worde betaald, de
fchat-
-ocr page 63-BS
fchattingen en lasten, op het land liggende,
door den huurder worden voldaan, en alle
zes jaren het contract door een bepnald gé-
fcbenk worde vernieuwd, blijve^iae de eigen-
dom van het land aan den verhuurder. (ArL
I575-)
2. De verdere regten omtrent beklemming wor-
den door plaatfelijke reglementen of gebruiken
geregeld. (Art. 1576.)
i
Bekwaamheid.
li Een ieder is bevoegd om coiitracten aan te
gaan, ten zij de wet hem daar toé onbe*
kwaam verklaart. (JrL 1036.)
Onbekwaam om te contracteren zijn:
a. Minderjarigen 5
b. Die onder curatele geteld zijn ;
c. Getrouwde vrouwen, behalven in de ge«
vallen bij de wet i^itdrukkelijk uitgezon-
derd ; I
d. En in het algemeen alle zulke perfonen,
aan welke de wer het aangaan van zekere
handelingen, of het contracteren in zekere
bepaalde omftandighedefi verbiedt. (ArU
P-ï^onen, bevoegd om te contracteren, kun»
nen van humie zijde niet weigeren hunne ver-
bindtenis geftand te doen, uit hoofde dat de
geen, met wien zü gecontracteerd hebben,
D s min«
SQ ^ REGISTER OP HET
minderjarig is, onder curatele fbat, of eene
getrouwde vrouw is. (Art. 1038.) .
4. Het voorgeven van een minderjarigen, bij
het aangaan eener verbindtenis zeggende meer-
derjarig te zijn , geeft aan dezelve verbindte-
nis geenerlei kracht. (Art. 1039.)
g. Een minderjarige, koophandel drijvende, of
eenig beroep of neving exercerende, wordt be«
kwaam om te contracteren gehouden in za-
ken , zijn handel, beroep of nering betreffen-
de. (Art. 1040.)
6. Die zich verbindt ten nadeele zijner fchuld-
eifchers, op een tijd dat hy weet infolvent te
zijn, of door dezelve verbindtenis infolvent te
zullen worden, wordt voor onbekwaam om
te contracteren, of om eenigen eigendom
over te dragen, gehouden^ en worden alle
zoodanige contracten of overdragten van ei-
genOom voor nietig gehouden, wanneer de
geen, met welken iemand in nadeel zijner
fchuldeifchers gehandeld heeft, van dit nadeel
of fraude mede bewustheid heeft gehad. -
Indien de geeti, met welken iemand in nadeel
zijner crediteuren heeft gehandeld , gcene be-
wustheid van het nadeel of de fraude heeft ge-
had, zijn dezelve contracten en overdragten
alleen in zoo verre nietig, als dezelve om
nier of uit eenen lucrativen titel zijn gcfchied.
(Art* 1041.)
Be-
-ocr page 65-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
benadefxing. .
I, Indien de verkooper van onroerend goed,
voor meer dan zeven twaalfde gedeelten in
den koopprijs verkort is, heefc hij het regt om
rescisfie van den aangeganen koop, bii wege ^
van relief, te vorderen; en kan zelfs van dit
regt gebruik maken, wanneer hij bij het contract,
van de bevoegdheid, om zoodanig relief te
vragen, uitdrukkefyk afdand gedaan, en ver-
klaard oiogt hebben, eene meerdere waarde
gegeven dan ontvangen te hebben. (4rt.
1446.)
a. Om te weten of eene verkorting van meer
dan zeven twaalfde gedeelten plaats heeft,
moet liet vcrkochte getauxeerd worden, naar
de waarde , die hetzelve op het tijdßip van
den. verkoop had. (Art. 1447-)
3. Na verloop van twee jaren, te rekqnen van
den dag van den verkoop af, wordt geen re-
lief meer verleend, —. De tijd blijft zelfs loo-
pen ten nadeele van getrouwde vrquwen, Vfin
afwezenden, van de genen die onder curatele
ftaan , en van minderjarigen, hun regt tot het
vragen van relief van eenen meerderjarigen ont-
leen en de, — Ook loopt dezelve voort gedu-
rende den tijd, bij het bedingen van weder in-»
kQOp bepaald, ^^rt^
4. ,Het bewijs van verkorting kan niet al§ vol-
lopende worden befchouwd, ten zy de aange»
SQ ^ REGISTER OP HET
voerde daadzaken of omftandigheden genoeg-
zaam uitgemaakt, en gewigtig genoeg zijn,
om de lefie of benadeeling daar uit af te lei-
den, (Art. 1449\')
5. Zoodanig bewijs kan niet anders beftaan,
dan in een rapport van drie der zaak kundige
perfonen, devirelke gehouden zijn, flechts ééne
acte van bevinding , des noods bij meerder-
heid van ftemmen, gemeetifchappelijk uit te
brengen. (Art. j450.)
6. Wanneer de gevoelens van de experten ver-
deeld zijn, moet het rapport niet te min de
beweegredenen behelzen, zonder dat het ech-
ter geoorloofd zij, daar bij te kennen te ge-
ven , van welk gevoelen ieder der experten ge-
weest is. (Art. 1451.)
f. De drie experten worden door den Regter
ambtshalve benoemd, ten zij partijen zich
omtrent de benoeming van alle drie gezament"
lijk verftaan hebben. (Art. 1452,)
^ In geval de rescisfie van den verkoop toe-
gewezen is, (bat het ter keuze van den koo-
per, om het gekochte tegen den koopprijs te-
rug te geven, of om het gekochte te behouden ,
door het geen aan den juisfen prijs ontbreekt
te fuppleren, onder aftrek van een tiende ge-
deelte van den geheelen koopprijs. —— Een
äerde bezitter beeft het zelfde regt, onvfer-
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
Minderd zijn regt tot vrijwaren tegen zijnen ver- ^
kooper. (Art. 1453.)
9. Indien de kooper het verkochte, met fup-
pletie van den prys,. in voege als bij het vo-
rig No. bepaald is, verkiest te behouden, is
hij verpligt interesfen van het fupplement te
betalen, federt den dag, waar op de vordering
tot rescisfie gedaan is. -- Indien hij liever
verkiest het gekochte terug te geven, en den
koopprijs weder te bekomen, geeft hij ook de
vruchten terug, van den dag af dat de vord&.
ring gefchied is. — De interesfen, van den door
hem betaalden koopprijs , worden hem daar-
entegen vergoed , federt den dag van derzelver
vordering, of federt den dag der betaling van
den koopprijs, ten zij hij inmiddels vruchten
van het goed mogt genoten hebben. {^Aru
1454.)
ïo. Ten voordeele van den kooper heeft nim-
mer rescisfie ter zake van benadeeling plaats.
(Art. 1455\')
11. D.-zeive heeft mede geen plaats in openbare
verkoopingen. (Art. 1456.)
12. De bepalingen, met betrekking tot de ge-
vallen, dat verfcheiden perfjnen, of geza-
mentlijk of ieder afzonderlijk, verkocht heb-
ben , of dat de kooper of verkooper verfchei-
den erfgenamen nagelaten hebben, zijn mede
SQ ^ REGISTER OP HET
op de actie, in cas van rescisfie, toepasfèüjfc.
(Art. 1457 O
Beneficie van inventaris.
j. Indien de erfgenaam verklaart den boedel
onder beneficie van inventaris te aanvaarden,
vervoegt bij zich , binnen acht dagen na het
uitbrengen eener acte deswegens, bij request
aan het Geregt van de plaats, waar de. over-
ledene het laatst gewoond heeft, en verzoekt
dat hem mag worden toegeftaan, om den boe-
del onder beneficie van inventaris re aanvaar-
den. {Aft. 946.)
.2- Omtrent dit verzoek wordt door den Regter
zoodanig gehandeld, als bij de wet op èt Ma-
nier van procederen is bepaald. (Art. 947,)
3. In geen geval echter kan dc aanvaarding on-
der beneficie van inventaris aan den erfgenaam
toegeftaan worden, ten zij bij onder eede ver-
Iclare, dat de inventaris naar zijne beste ken-
nis in alle opregtheid gemaakt is;dat bij niets
ter kwader trouw omtrent den boedel gedaan
of gehandeld heeft; en dat hij verder ook in
nlles ter goeder trouw handelen zal, zonder den
boedel op eenigehande wijze te verkorten; in
het\'bijzonder ook, dat hij, zoo er zich na-
der iets t-en voordeele van den boedel mogt
opdoen, zulks in den boedel zal brengen en
. \'i\'eraiit.woorden, (An* §48^
4. DÊ
-ocr page 69-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
4. De erfgenaam, die eene nalatenfchap aanvaard
heeft onder beneficie van inventaris , is ge-
houden zekerheid te ftellen voor het beloop
van denzelven boedel, en voor zijne getrouwe
beheering van denzelven. (ArU 949-)
5\' Redenen van weigering van het verzoek om
aanvaarding onder beneficie van inveniaris, .
zijn:
Wanneer door de fchuldeifchers of lega-
tarisfen blijkbaar kan worden aangetoond,
dat de ftaat des boedels niet onzeker, maar
buiten tegenfpraak infolvent is;
h. Wanneer de erfgenaam zoodanige daden
pleegt, waar door hij geacht moet WOrdeu
de erfenis reeds zuiver aanvaard te heb-
ben ;
c* Wanneer hem kan worden aangetoond,
dat hij in de opgave des boedels of in des-
zelfs beheering, gedurende het beraad, ter
kwader trouw gehandeld heefc;
d. Wanneer onder verfcheiden erfgenamen één
of meer gevonden worden, die dea boedel
zuiver willen aanvaarden, of wanneer de
erfgenamen by verfterf, of ook bloedver-
wanten van eenen verderen graad daar tos
verklaren bereid te zijn. QAru 950.)
6. Inaien de erfgenaam buiten ftaat is om de
vereisdite zekerheid te ftellen, of eenige wet-
tige redenen voor handen zijn, waarom aan
ö 5 hem
ï R\'EGISITER OP HET
betn alleen de belieering des boedels niet be-
hoort te worden overgelaten, ftaat het aan den
Regter om hem lot die beheering een cf meer
boedelredders toe te voegen, (Ari. 951.)
7. De erfgenaatn, die onder beneficie van inven-
taris aanvaard beeft, 2SOO wel als de aan hem
toegevoegde boedelredders, ftaan onder het
oppertoezigt van bet Geregt, het welk ver-
pligt is, om niet alleen van tijd tót tijd ope-
ning en verantwoording van de vorderingen in
de vereffening des boedels mn zich te doen
geven, maar ook des noods voorzieningen te
doen, dat die verelFening binnen eenen bepaal-
den tijd afloope, en teu einde gebragt worde.
(/frt^ 9\'! 2\')
f. Het gevolg van een verleend beneficie van
inventaris isï
Dcit de boedelfchalden en legaten niet ver-
der behoeven te worden Uitgekeerd,dan het
vermi^^n dcs hoejeis toereikende is;
h Dat\'de rchuldvorcieriogen, welke de erf-
genaam ten lasten vsti den boedel heeft,
door zoodaufge aanvaarding niet wordeiï ge-
houden vo.-;r vernietigd , maar dat bij daar
mede even zoo wel als andere fchuldeifchers
in den boedel komtf
e. Dat de erfgeisaam de noodige onkosten van
begrafenis, en de kasten op bet verkrii?ea
van het beneficie, en op de beredding des
«
WETBOEK NAPOLEON. 59
boedels gevallen, in de eerfte plaats, en vóór
. alle andere fchulden, van den boedel af-
trekt ;
Dat de fchulden moeten voldaan worden
volgens de orde van preferentie, bij de wet
vastgelleld, en voor zoo verrt zij niet ge-
prefereerd zijn , ponds ponds gelijke; en
e. Dat eerst alle de fchulden des boedels moe-
- ten afbetaald zijn, eer de uitkeeriug der le-
gaten in aanmerking komen kan. (Art.
9530
8. De fchuldeifchers van den boedel, die zich
niet opgedaan hebben , dan na dat de rekening
gefloten en de boedel afgedaan is, hebben
geen verder verhaal dan op den erfgenaam, en
zulks alleen voor zoo verre dezelve eenig ba-
tig flot beeft overgehouden, en voorts op de
legatarisfen, en dus niet op de overige fchuld-
eifchers. Zij verliezen zelfs de bevoegdheid
om den erfgenaam en de legatarisfen aan te fpre-
ken door een tijdsverloop van drie jaren, te
egmnen van den dag, dat de rekening opge-
Komen en gefloten is. (Art. 9540
Wanneer eene nalatenfchap onder beneficie
^ati inventaris aanvaard, of een erfgenaam met
van fideïcommis bezwaard Is, brengt
zulks geen fchuidvermenging te ^^^^^ ^^^^^
12220
Be-
-ocr page 72-3;o2 REGISTER. OP HET
Beraad.
i. Alle erfgenamen, zoo gefielde als gefubfti-
tucerde, en bij verderf geroepene, mogen zich
beraden, of zij de erfenis zuiver of onder be-
neficie van inventaris aanvaarden , of dezelve
verwerpen willen. {Art, 938 )
n. Legatarisfen hebben ook het regt, om zich
te beraden ounrent het aannemen of verwer-
pen van het aaii hun befproken legaat, {Art,
939O
g. Die zich van het regt van beraad bedienen
wil, brengt daar van, zoodra hij van de aan
hem te beurt gevallene erfenis of legaat ken-
nis bekomen hecift, eene acte uit voor den
Regter van de, plaats, waar de overledene het
laatst geleefd heeft. (i,Art. 940.^
4, Dit regt van beraad duurt den tijd van drie
maanden, gerekend van het uitbrengen van
gemelde acte, doch langer nietj ten ware
door den Regt er, ötn bijzondere gewigtige
redenen, eenige verlenging van dien tijd wierd
toeseflnan, {Art. 941.) \'
5. De erfgenaam is verpligt, om gedurende den
tijd van beraad een ftaat en inventaris des
boedels te maken, voor de bewaring der goe-
deren daar toe behoorende zorg te dragen,
en de gelden of goederen, aan den boedel
verfchuldigd, te ontvangen; doch het ftaat
hgm niet vrij, goederen te vervreemden, of
be.
-ocr page 73-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
betalingen en foortgclijke daden te dben; het
pkgen daar van heeft ten gevolge, dat hij ge-
acht wordt de erfenis zuiver en eenvoudig
aanvaard te hebben. {Art. 94a.)
<>. Indien uit hoofde dat eenige goederen aan
bederf onderworpen zijn, of niet zonder na-
deel bewaard kunnen worden, een verkoop
noodig is, of dat eenige dringende betaling
moet gefchieden, die volftrekt geen uitftel lij-
den kan, moet tot het doen van dien ver-
koop of betaling vooraf eene autorifatie van
den Regter verzogt en verkregen worden.
(Art. 943 O
7. Zoo lang de tijd van beraad voor den erf\'
genaam loopt, kunnen zij, die iets van den
boedel te vorderen hebben, dezelven niet met
executiën bemoeijelyken, maar zij zijn ver-
pligt af te wachten den tijd, dat de aanvaar-
ding of verwerping der nalatenfchap door
den erfgenaam gedaan is, onverminderd ech-
ter zoodanige middelen van voorziening, als
de Regter , op verzoek van de belanghebben-
den , en tot derzelver zekerheid, noodig oor-
deelen zal daar te ftellen. (Art. 944.;
8» ^ Met het eindigen van den tijd van beraad,
is de erfgenaam verpligt zich bij eene acte
voor den Regter der plaats, waar het fterf-
huis gevallen is, te verklaren, of hij de erfe-
nis aanvaart, bet \'zij zuiver en eenvoudig,
3;o2 REGISTER. OP HET
het z\\\\ onder \'t vragen van beneScie van in-
ventaris, dan of hij dezelve verwerpt.
Van het uitbrengen dezer acte in gebreken
blijvende, wordt hy gerekend de erfenis zui-
ver aanvaard te hebben, (Art. 945.)
Besloten testament^
1. Die eens anders bedoten testatóent heeft ge-
fchreven , als mede de Geregtsleden, Secreta-
risfen, Notarisfen en Getuigen, ten wierovcr-
ftaan een open testament gemaakt is, of der-
zelver vrouwen of kinderen, mogen, uit\'
krachte van zoodanig testament, geen voor»
deel genieten, noch daar bij tot executeurs,
voogden, of adminiftrateurs benoemd worden.
(Art. 617.)
2. Die niet lezen kunnen, als mede die noch
fpreken noch fchrijven kunnen, mogen geen
befloten testament maken. (/frif. 632,)
3. Een befloten testament kan door den testa-
teur zeiven , of door een ander , mits daar bij
niet bevoordeeld zijnde, gefcfireven wordenj
doch in beide gevallen moet hetzelve door
den testateur worden onderteekend. (Art.
637.)
4. De testateur moet vervolgens dit gefchreven
testament, benevens een dubbeld, beide door
hem onderteekend, en ieder in een omflag ge-
vouwen , overleveren aan twee Leden en den
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
Secretaris van het Geregt, of aan een Notaris
en twee getuigen, met verklaring, dat in het
zelve 2ijü testament begrepen is. (Jri^
038.)
5« In geval de testateur zijn fpraakvermogeïB
mogt misfen, moet hij deze verklaring in ge-
fchrift doen, in tegenwoordigheid van twee
Leden van het Geregt en den Secretaris, of
van een Notaris en getuigen. (Ari. 639.)
6. De oraflagen worden ieder ane^^ een koord
of draad kruisfelings toegebonden, en met de
cachetten van het Geregt, of van den Notaris
en getuigen, als mede met ihet cachet vaa
den testateur gefloten £îî verzegeld, (Argt
■640.)
7. Buiten op elk van die omflagen wordt ge«
fteld eene acte van fuperfcriptie, ïschelzende
eene verklaring van den testateur, dat daar ia
zijn testament begrepen is, en wordt dezelve
door den testateur, en de genen-, dïe er ovec
geftaan hebben, onderteekend. (_Jrï, 641.)
Een van deze alzoo gefiiperfcribeerde omfla-«
gen wordt aan den testateur uitgegeven, en
de andere moet ter protocollec^van hetGêregt^
of van den Notaris blijven berusten. iJrt.
64a.) :
9. Na het affterven van iemand, die een beOo-
ten testateent heeft nagelaten, moet de omflag,
die aan den testateur is uitgegeven, aa» twee
Le-
-ocr page 76-3;o2 REGISTER. OP HET
Leden van het Geregt en den Secretaris, of aan
een Notaris en twee getuigen, worden overge-
geven om geopend te worden. C-4rt. 645.)
lo. De Leden van het Geregt en den Secretaris,
of de Notaris en getuigen , moeten den aan
hun ter opening gegeven omflag, met de dra-
den en daar op ftaande cachetten, naauwkeu-
rig onderzoeken, en vervolgens den omflag
openen, en moet van dit een en ander dade-
lijk eene acte worden opgemaakt, die, met
woordelijke inlasfching van het geheele testa-
ment , ten protocolle gebragt, en zoo door
hem, die den omflag heeft overgegeven, als
door de genen, die over de opening gefban
hebben, onderteekend wordt. (Art. 646.)
lu De aan den testateur afgegeven omflag, bij
deszelfs affterven niet gevonden wordende, kan
elk daar bij belanghebbende vorderen , dat de
onder het Geregt of onder den Notaris geble-
ven omflag geopend worde, het welk dan op
gelijke wijze gefchiedt. (yJrt. 647.)
X2. Dit zelfde kan elk daar bij belanghebbende
vorderen, al is het dat de aan den testateur
afgegeven omflag na deszelfs affterven gevou-
den en geopend is. (Art. 648.)
13. In geval van verfchil moet het exemplaar,
het welk onder het Geregt of onder den No-
taris berustende gebleven is, gevolgd worden»
(An. 649.}
Be-
-ocr page 77-V/ETBOEK NAPOLEON. 6?
Bstaling. \'\'
ï. Alle betaling veronderflelt eéne fchüld. —
Het geen onverfchuldigd betaald is, kan terug
geeischt worden. — Dé terugvordering wordt
niet toegelaten j wanneer men vrijwillig vol-
daan heefc aan enkel natuurlijke verpligtingen ^
tot welker voldoening men anderzinsj Vol.
gens de burgerlijke wet, niet had kunnen ge;»
dwongen worden. (Artf 1Ï44.)
a. Elk een is bevoegd om eene fchuld af tè
doen, mits hij daar bij belang heefc, zoo als
een mede-fchuldenaar of een borg. — Eené
fchuld kan zelfs afgedaan worden door een
derden, die daarbij geen belang heeft, inits
deze handelt in naam en tot kwijting van den
ïchuldenasr; of, indien hij in zijn eigen naam
handelt, zonder cesfie van actie van den fchuld-
eifcher tegen den fchuldenaar te nemen. CArh
1145O
3. Eene verbindtenis, welke beftaat ih iets te
doen, kan niet gekweten worden doör eeiï
derden, tegen wil en dank van den fchuldei-
fcher, indien deze er belang bij heeft, dat dé
daad door den fchuldenaar zeiven verrigt wordt,
(i^rif. 1146.)
Om betaling van waarde te doen zijn, thöet
men eigenaar zijn van de zaak,die in betaling
gegeven vvordt, en bevoegd om dezelvè té
vervreemden. — Dit is echter niet toepäsfelijk
E Dß
66 RE.GISTER OP HET
op betalingen, die gedaan worden met gereed
geld, of met zaken, welke door het gebruik
te niet gaan; kunnende de zoodanige niet te-
rug gevorderd worden van den fchuldeifcher,
die het in voldoening gegevene ter goeder
trouw verbruikt heeft, ofTchoon die betaling
gefchied zij door iemand , die van het gegeve-
ne geen eigenaar was , noch bevoegdheid had
om hetzelve te vervreemden, (Art. 1147.)
5. Betaling moet gedaan worden aan den^chuld-
eifcher, of aan iemand die volinagt van hem
heeft, of die door den Regter of door de
wet geautorifeerd is, om voor denzelven te
ontvangen. — Betaling aan een ander en on-
bevoegd perfoon gedaan, is alleen van waar-
de , wanneer de fchuldeifcher dezelve goedkeurt,
of daar bij bevoordeeld is. CArt. ii\'iS.^
6. Betaling ter goeder trouw gedaan aan iemand,
die in het bezit is der infchuld, is van waar-
de, fchoon deze naderhand door den waren
eigenaar uit dat bezit geftooten wordt. (Art.
i149.)
7. Betaling, aan een fchuldeifcher gedaan, is
niet van waarde, indien deze onbevoegd is
om dezelve te ontvangen; ten zij de fchulde-
naar bewijst, dat het betaalde tot voordeel van
den fchuldeifcher geftrekt heefc. (Art* 1150.^
Betaling, door den fchuldenaar aan den fchuld-
eifcher gedaan, in weerwil van een arrest of
V/ETBOEK NAPOLEON. 6?
interdictie, is niet van waarde ten aanzien van
de arrestanten of interdicenten, dewelke in
dit geval den fchuldenaar, naar aanleiding vaa
hun regt kunnen noodzaken, om op nieuw te
betalen; behoudens in dit geval alleen deè
fchuldenaars verhaal op den fchuldeifcher.
(Art. 1151J
9. Geen fchuldenaar kan zynen fchuldeifcher vef-
pligten om iets anders in betaling aan te ne-
men , dan het geen hij hem verfchuldigd is ,
offchoon het aangebodene van gelijke, of zelfs
van meerdere waarde was. (Art. iis^O
10. Geen fchuldeifcher kan verpligt worden , 0111
de betaling van eene fchuld bij gedeelten té
ontvangen, zelfs niet wanneer de fchuld deel-
baar is. (Art. 1153.)
11. De fchuldenaar van eene zekere bepaaldè
zaak, kan volftaan met dezelve over te geven
in dien ftaat, waar in zy zich ten tijde der
overgifte bevond, mits de verminderingen.
Welke dezelve ondergaan mogt hebben, niet
veroorzaakt zijn door zijn toedoen of verzuiai ,
of door de fchuld van den genen voor wien
hij verantwoordelijk is, of na dat hij in het
doen der overgifce nalatig gebleven was. (4rti>
1I54-)
la. Indien de verfchnidigde zaak alleenlijk teil
aanzien van hare foort bepaald is, is de fchul-
denaar niet verpligt oin het beste in betaling
loo REGISTEP. OP HET
te geven, maar hij kan ook niet volftaan met
het flechtfte te geven. (Art. 1155.)
13. Betaling moet gedaan worden Op de plaats,
bij de overeenkomst bepaald. — Geene bepa-
ling gemaakt zijnde, moet de voldoening, ten
aanzien van eene zekere en bepaalde zaak,
gefchieden ter plaatfe, waar dezelve zich be-
vond, toen de overeenkomst gefloten wierd,
en alle andere voldoening of betaling ter woon-
ftede van den fchuldenaar, met uitzondering
van de gevallen , waar in de wet zulks anders
bepaaalt. (Jrt* 115Ó.) ^
14. De kosten, op betaling vallende, komen tot
lasten van den fchuldenaar. (Jrt, 1157.)
15. Indien een infchuld aan een ander is over-
gedragen, en aan den fchuldenaar van die
overdragt kennis is gegeven, moet de betaling
gefchieden aan den geen, aan wien de infchuld
is overgedragen, en kan, om van waarde te
zijn, niet meer aan den vorigen fchuldeifcher
gedaan worden. (Jrt. 1158.)
16. Een derde perfoon, voor den fchuldenaar het
verfchuldigde voldoende, kan daar door in de
regten van den fchuldeifcher gefurrogeerd wor-
den. (Jrt. 1159—1163.) — Zie Surrogatie*
17. De fchuldenaar van verfcheide fchulden heeft
het vermogen, om bij het doen der betaling
zich le verklaren, tot voldoening van welke
dier
-ocr page 81-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
dier fchulden hij de betaalde fomme wil doen
verftrekken. (Art. 1164.)
18. De fchuldenaar van eene fchuld, die op
interesfen of renten loopt, kan, zonder de
toeftemming van den fchuldeifcher, de beta-
ling, welke hij doet, niet tot aflosfing van
het kapitaal, bij voorkeur boven de interesfen
of renten, doen verftrekken.- Gedeeltelijke
betaling op het kapitaal en de interesfen ge-
daan zijnde, wordt gerekend - in de eerfte-
plaats tot voldoening der verfchuldigde interes-
fen gefchied te zijn. (Art. 1165-3
19. De fchuldenaar van verfcheide fchulden eene
quitantie aangenomen hebbende, waar bij de
fchuldeifcher verklaard heefc, dat het bij hem
ontvangene tot de afdoening van eene der
fchulden in het bijzonder verftrekt, kan niet
meer vorderen, dat de betaling gerekend wor-
de in voldoening van eene andere fchuld ge-
. fchied te zijn, ten zij er van de zijde van den
fchuldeifcher bedrog of list jnogt hebben plaats
gehad. (Art* 1166.)
ao. Indien de quitantie niet inhoudt, tot voldoe-
ning\' van welke fchuld de betaling gefchied
is, moet de betaling gerekend worden gedaan
te zijn in voldoening van die fchuld, welke
de fchuldenaar onder de te gelijk vervallene
fchulden destijds het meest belang had te vol-
doen;^ doch indien de fchuldenaar daar bij
REGISTER OP IIET
geen bijzonder belang mögt hebben, wordt
de betaling geacht gefcbied te zijn in voldoe-
ning der fchuld , die vervallen vvas, boven de-
nog niet vervallen e, oflchoon deze eerfle min-
der bezw^arende zijn mogt, dan de andere. —
Indien de fchulden van gelijken aard zijn,
moet de toerekening op de oudfte gedaan
worden, doch alles gelijk ftaande, gefchiedt
de toerekening op elke fchuld in evenredig-
heid. (Art. 1167.)
21. Van de verpligting der erfgenamen tot het
betalen der boedel-fchulden^ (Art* 997—1005.,);
Zie Boedel-fchulden,.
Bswaarneming.
I. Bewaarneming in het algemeen is eene daad,,
waar bij men eene zaak, aan een ander toe-
behoorende , aanneemt, onder voorwaarde van
dezelve te bewaren, en in natura terug te ge-
ven. (^Art. 1658.)
Bewaarneming is tweederlei ; eigenlijk ge-
zegde bewaarneming en fequestratie., (Art,.
3659.;)
3. Het contract van eigenlijk gezegde bewaar-
neming brengt uit zijn aard mede, dat het-
zelve om niet worde aangegaan. (Art.. -i66o,y
4. Dit contract kan niet dan met betrekking
tot roerende goederen aangegaan worden.,
(Art, 16Ó1.)
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
5. Ook wordt hetzelve niet voor voltrokl^en
gebonden, dan na dat de zaak door wezen-
lijke of veronderftelde overgifte aan den be-
waarnemer overgegaan is. — De veronder-
ftelde overgifte is voldoende, wanneer de be-
waarnemer de zaak reeds, uit eenigen anderen
hoofde, in bezit heeft, en men hem dezelve,
onder den titel van bewaarneming, laat be-
houden. (Art. 1662.)
6. Eigenlijk gezegde bewaarneming gefchiedt
vrijwillig of uit noodzaak. (Art. 1663.)
7. Vrijwillige bewaarneming wordt te wegc ge-
bragt door de wederkeerige toeftermning van-
den geen, die iets in bewaring geeft, en den
geen, die hetzelve ontvangt. (Art. 1664.)
8. Vrijwillige bewaargeving kan over het alge-
nieen niet anders gefehieden, dan door den ei-
genaar, of door een ander, met deszelfs uit-
drukkelijke of ftilzwijgende toeftemming. (Art.
16ö5.)
9. Vrijwillige bewaarneming moet door eene
fcbriftelijke overeenkomst bewezen worden;
het bewijs daar van, door getuigen, wordt
niet toegelaten, ten aanzien eener waarde,
welke honderd en vijftig guldens te boven
gaat. (Art, 16ÖÓ.)
20. Wanneer de bewaarneming van eene zaak,
boven de honderd en vijftig guldens in waar-
de bedragende, niet bewezen wordt door eene
E 4 fchrif-
I-
REGISTER OP HET
fchrifcelijke overeenkomst, wordt hij, die als
bewaarnemer word aangefproken, op zijn
woord geloofd, zoo omtrent de bewaarneming
^ zelve, als omtrent het in bewaring genomen
goed, en de teruggave van hetzelve. (4r/.
1667*)
11. Vrijwillige bewaarneming kan alleen plaats,
hebben tusfchen perfonen, die bekwaam zijn
om mets^lkander te contracteren. — Wanneer
echter iemand, bekwaam zijnde om te con-
tracteren , iets in bewaring genomen heeft van
een perfoon, die niet bekwaam was, is hy
aan alle de verpligtingen, van eenen wezenlij-
ken bewaarnemer onderworpen, en kan. ter
dier zake door den voogd of curator van
den geen , die de zaak in bewaring gegeven
heeft, aangefproken wordeii. QJrt. 1668.)
12. Doch indien de bewaargeving door een be-
voegd perfoon gedaan is aan iemand , die niet
bekwaam was te contracteren, heeft de be-
\\vaargever geen verder regt, dap tot reclam?
van de ia bewaring genomen zaak, zoo lang
dezelve nog bij den bewaarnemer berust, of
wanneer de gedeponeerde zaak niet bij den
bewaarnemer berust, als dan tot vergoeding
van dezelve, voor zoo ver de bewaarnemer
daar door gebaat is. (Jri. 1669.J
ï3. De bewaarnemer is verpligt de hem toever-
trouwde zaak met dezelfde zorg te bewaren,
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
als hij omtrent zijne eigene zaken gewoon
re doen. (Aft. 1670.)
54. De bepaling van het voorgaande No* wordt
met meerdere ftrengheid toegepast:
a. Indien de bewaarnemer zich zelf tot de
bewaarneraing heeft aangeboden;
h. Indien hij eenig loon voor de bewaring
bedongen heeft;
c. Indien de bewaargeving eeniglijk om zij-^
nentwil gedaan is; en
è. Indien uitdrukkelijk bedongen is, dat hij
voor alle Ibort van verzuim aanfprakelijk
zoude zijn. (^Art. 1671.)
x5. Pe bewaarnemer is in geen geval aanfprakC\'»
lijk wegens fchaden, door toevallen van hoo-
ger hand veroorzaakt, ten ware hij in de
teruggave der in bewaring genomene zaak na-
latig geweest was, (Art. 16\']2.\')
16. De bewaarnemer is onbevoegd om, zon-^
der uitdrukkelijke of geprefu meerde toeftem-
ming van den bewaargever, van de in bewa-
ring genomene zaak gebruik te maken., (^Arts
16730
17. Het ftaat aan den bewaarnemer niet vry te
onderzoeken, welke zaken hem in bewaring
, zijn gegeven, indien hem dezelve in een ge-
lloten kist of koffer, of in een\' verzegelden
omflag zijn toevertrouwd. (Art. 1674.)
18. De bewaarnemer is gehouden, dezelfde zaak,
E 5 wel-.
-ocr page 86-66 RE.GISTER OP HET
welke hij in bewaring ontvangen heefc, terug
te geven, en kan met de teruggave van eene
gelijkfoortige zaak niet voldaan. -^ In be-
waarneming van geld moet mitsdien dat
zelfde geld in natura terug gegeven worden,
het zij de fpecie inmiddels in waarde vermeer-
derd of verminderd zijn mogt. iJrt. 1675.)
19. De bewaarnemer kan voldaan met het goed
terug te geven in dien ftaat, waar in het zél-
ve zich, ten tijde der teruggave, bevindt, en
de verminderingen daar van, buiten zijne
fchuld toegekomen, zijn voor rekening van
den bewaargever. (Jrt» 1676.)
ao. De bewaarnemer , wien het toevertrouwde
goed van hooger Iiand ontnomen, is, en die
daar van de waarde of iets anders in de plaats
ontvangen heeft, is verpligt het ontvangene
terug te geven. CArt. 1677.^
SI, De erfgenaam van den bewaarnemer, die
eenig goed, het wélk hij niet wist, dat ter
bewaring ontvangen was, ter goeder trouwe
verkocht heeftis niet verder gehouden, dan
om den koopprijs over te geven, of indien
hij denzelven nog niet ontvangen heeft, zij-
ne actie tegen den kooper te cedeeren. (Art*
1678.)
62. Indien de in bewaring genomene zaak vruch-
ten opgeleverd heeft, die door den bewaar-
nemer genoten zijn, is hij verpligt dezelve
me-
-ocr page 87-WETBOEK NAPOLEON, 75
mede terug te geven, doch tot betaling van
interesfen van eene aan hem toevertrouwde
fomme gelds is hij niet gehouden, ten zij
hij in de teruggave derzelve nalatig is ge-
weest. C-^rt. 1679.)
ag. De bewaarnemer moet de in bewaring geno-
mene zaak niet terug geven, dan aan den
geen, die hem dezelve heefc toevertrouwd,
of aan den geen, op wiens naam de bewaar-,
geving gefehied is, of aan den geen, die
hem tot bet terug ontvangen van dezelve
aangewezen is. (Art. 1680.)
Z4. De bewaarnemer kan van den bewaargever
geen bewijs vorderen, dat deze eigenaar van
het in bewaring genomen goed is. -- In-
dien hij echter ontdekt, dat het in bewaring
genomen goed geftolen is, en aan wien het-
zelve in eigendom toebehoort, is hij ver-
pligt den eigenaar kennis te geven, dat deze
zaak bij hem gedeponeerd is, met fommatie
om die , binnen eenen bepaalden en daar toe
gefchikten rijd, ais zijn eigendom te reclame-
ren. — Indien de eigenaar verzuimt die re-
clame te doen, is de bewaarnemer bevoegd,
de zaak aan den geen, van wien hij dezelve
ontvangen heeft, terug te geven, en is van
alle verdere aanfpraak ontflagen. (■^rt* 1681.)
25. In geval van overlijden van den bewaarge-
ver , kan de in bewaring genomene zaak,
niet
-ocr page 88-loo REGISTEP. OP HET
niet dan aan zijnen erfgenaam terug gegeven
worden. - Indien hij verfcheiden erfgena-
men heeft, moet dezelve aan elk van hun
terug gegeven worden, naar mate van ieders
aandeel en portie, doch indien de zaak on-
deelbaar is, moeten de erfgenamen zich on-
derling over de overneming van dezelve ver-
ftaan. (Aru 1682.)
36. Wanneer de geen, die eene zaak in bewa-
ring gegeven heeft, van ftaat veranderd is,
bij voorbeeld, wanneer eene vrouw, die haar
eigen meester was op het tijdftip, dat zij de
bewaargeving deed, naderhand getrouwd is,
en onder de voogdij van den man is geko-
men , of wanneer een meerderjarige, na dat
de bewaargeving gefchied is, onder curatele
is gefteld, kan in deze en andere gevallen
van gelijke natuur, de gedeponeerde zaak niet
terug gegeven worden, dan aan den geen , die
de adminiftratie van des bewaargevers goede-
ren heeft. (Art. 1683.)
57. Indien de bewaargeving door een voogd,
man of adminiflrateur in deszelfs qualiteit ge-
daan is, en die qualiteit inmiddels heeft op-
gehouden, kan het in bewaring genomene
niet terug gegeven worden, dan aan den per-
foon , die door den man, voogd of admini»
ftrateur, ten tijde der bewaargeving vertegen^
woordigd wierd» (Art. 1684.)
a8., Inr
-ocr page 89-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
a8. Indien by de overeenkomst bepaald is, waar
\'ter plaatfe de teruggave gefchieden moet, is
de bewaarnemer verpligt zich dien overeen-
komftig te gedragen; de kosten, daar op val-
lende , komen voor rekening van den bewaar-
gever. (Art. 1Ó85.)
29. Geene bepaling omtrent de plaats der terug-
gave gemaakt zijnde, moet dezelve gefchieden
ter plaatfe, waar de bewaargeving gefchied
is. (Art. i686.)
30. De in bewaring genomene zaak moet aan
den bewaargever terug gegeven worden, zoo
dra deze zulks vordert, al ware het, dat bij de
overeenkomst eene bepaling omtrent den tijd
der teruggave gemaakt was; ten zij een der-
de die zaak onder den bewaarnemer gearres-
teerd, of tegen de teruggave en verplaatfing
van dezelve een geregtelijk verbod mogt ge-
daan hebben. (Art. 1687.)
31. Een bewaarnemer, die zich aan ontrouw
heefc fchnldig gemaakt, wordt tot het bene-
ficie van boedel-afftand niet toegelaten. (Art.
168S.)
32. Alle de verpliglingen van den bewaarnemer
houden op, wanneer hij ontdekt en bewijzen
kan, dat het in bewaring genomen goed hem
zelve in eigendom toebehoort. (Art. 1689.)
33. De bewaargever is gehouden aan den be-
waarnemer te vergoeden alle de kosten, door
den-
-ocr page 90-loo REGISTEP. OP HET
denzelven, tot inftandhouding van het in be-
waring gegeven goed gedaan, en denzelven
fchadeloos te rtellen, wegens alle verliezen,
welke hij door de bewaarneming mogt geleden
hebben. {Art. 1690.)
34. De bewaarnemer is geregtigd, om het in
bewaring gegeven goed zoo lang onder zich
te houden, tot dat de voldoening, van het
geen hem ter zake der bewaarneming toe-
komt, gefchiedt is. {Art. 1691.)
35. Bewaarneming uit noodzaak, heeft plaats in
geval van onheil, als van brand, inftorting
van een gebouw, plundering, fchipbreuk, of
ander onvoorzien en onvermijdelijk toeval.
(Art. 1692.)
35, Het bewijs door getuigen wordt in noodza-
kelijke bewaarneming toegelaten, zelfs dan,
wanneer \'de zaak, die beweerd wordt in be-
waring genomen te zijn, de waarde van hon-
derd en vijftig guldens te boven gaat. {Art,
I693-> .
^ 37. Voor het overige zijn alle de hier bovenge-
melde opgegevene regelen op noodzakelijke
bewaring mede toepasfelijk. {Art. 1694.)
38. Herbergiers of logementhouders zijn, even
als bewaarnemers, verantvi^oordelijk voor de
goederen, door reizigers, die zich bij hun
ophouden, aangebragt. — De bewaarneming
van die foort van goederen wordt gehou-
den
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
den voor eene noodzakelijke bewaarneming.
(Aru 1695.)
Zij zijn verantwoordelijk wegens diefftal of
befchadiging der goederen van de reizigers,
het zij de diefftal of befchadiging van die
goederen, door hunne bedienden of geëmploi-
jeerden, of door gaande en komende vreem-
lingen , begaan of toegebragt zijn. (Art.
1696.)
40. Doch zy zijn niet verantwoordelijk voor
diefftallen, gev^rapenderhand , of op eene ande-
re zeer gewelddadige wijze gepleegd. (Art^
1Ó97.)
41. Omtrent de verantwoordelijkheid van fchip-
pers, voerlieden, aannemeivS van post- en
vrachtwagens, beurtfchepen en fchuiten-vee-
len, is gehandeld in Art. 1546—1549 van
dit Wetboek. (Art. 1698.)
Bewijs.
1. Door welke befcheiden of acten de burger-
lijke ftaat bewezen wordt. (i^rt. 19—ai.)_
Zie Geboorte. Huwelijk. Sterfgevallen*
2. Hoe het oogmerk om van domicilie te ver-
anderen bewezen wordt. (Art» 31.). — Zie
Domicilie.
3. Hoe trouwbeloften bewezen worden. (Art.
43.) — Zie Trouwbeloften..
4. Hoe de ftaat van wettige kinderen bewezen
wordt.
-ocr page 92-loo REGISTEP. OP HET
wordt. CJrt. 249—259.) —-- Zie Wtttigè
geboorte.
5, Hijj die zich op eene verbindtenis beroept ^
moet het beftaan van dezelve bewijzen. --
En wederkeerig moet hij, die voorgeeft van
eene verbindtenis ontflagen of bevrijd te zijn,
bewijzen, dat hij voldaan heeft, of dat de
verbindtenis uit anderen hoofde is te niet ge-
gaan. {Art. 1230.)
ß. De regelen , nopens bewys door gefchrift,
door getuigen, door prefumtiën, door beken-
tenis of confesfie, en door den eed, wor-
den op ieder van die punten bij de wet voor-
gerchreven. {Art. 1^3 x.)
7. De algemeene regelen , nopens het bewijs
door gefchrift, door getuigen , door prefum-
tiën, door bekentenis of confesfie, en door
den eed, bij de wet voorgefchreven, zijn toe-
pasfelijk op alle burgerlijke handelingen, met
uitzondering alleen van de zoodanige, welke
op eene bijzondere wijze moeten bewezen
worden: of waaromtrent, achtervolgens het
geen dien aangaande meer bijzonder, bij de
behandeling van elk dier onderwerpen, in dit
Wetboek is bepaald en vastgefteld, zommige
foorten van bewijs niet worden toegelaten.
{Art. 1295O
8, Van bewijs door openbare en authentieke
ti«
-ocr page 93-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
titels of befcheiden. (Art. 1232—1240.) ~
Zie Openbare acten.
9. Van bewijs door onderhandsch gefehrifti
(Art, 1241—1250.}— ZÏQ Onderhandsch gs*
fchrift,
10.\' Van kerffliokkeni (Art. 1251.) \' \' - Zié
. Kerfftokken.
11. Van kopijen van oorfpronkelijke titels of
befcheiden. (Art* 1252—1254.) — Zie Af-
fchriften*
ia. Van fchrifteliike erkentenisfen en cnnfima-
tiën. (Art. i-t55—1258.) — Zie Corfir-
matiei
13. Van bewijs door getuigen. (Art* I259—£
1173.) — Zie Getuigen.
14. Van prefumtiën of VennoedenSi (Art, 1274
—1278 ) — Zie Prefumtie.
15. Van confesfie of bekentenis. (Arti 1279—^
laSi.) — Zie Bekentenis,
16. Van den eed, zoo van den beflisfenden,
als die door den Regeer ambtshalve wordt op=
gelegd, c^rt. 1282—1294.) — Zie Eed.
11, Hoe bewaarneraing, het zij vrijwiilige, het
zij noodzakelijke, bewezen wordt. (Art^
ÏÖ66, 1667, en 1Ó93.) - Zie Biwaarnt-
ming.
SeWONINO. Zie Gshruik.
f mb\'.
-ocr page 94-loo REGISTEP. OP HET
Bezït-regt.
I. Die enkel het bezit heeft eener zaak,^OHder
» eigenaar daar van te zijn , krijgt geen regt op
de vruchten, dan wanneer hij de zaak bezit
ter goeder trouw, doch in geval van bezit
ter kwader trouw, kan de eigenaar van.hem
met de zaak zelve tevens alle de vruchten te-
rug vorderen. (Arf. 445.)
s. Die eenige zaak of regt, voor de verkrijging
van eigendom vatbaar zijnde, alhoewel hij zel-
ve niet bewezen is eigenaar te zijn , door zich
zelven of door een ander in zijnen naam on-
der zich heeft of geniet, met oogmerk om
die zaak of dat regt te houden, wordt ge-
acht daar van bezitter te zijn. (Ari. 459.)
5. Die het oogmerk, van eene zaak of regt
voor. zich te behouden, niet heeft, wordt
niet gehóuden in het eigenlijk bezit derzelve
te zijn, offchoon hij de zaak onder zich heb-
ben mogt. (Art. 460,)
A. Bezit heeft ten gevolge, dat de bezitter
voor eigenaar wordt gehouden, en iu het be-
zit mag blijven, tot dat een ander den eigen-
dom geregtelijk heeft ingewonnen.
461.)
5, Bezit, eenmaal verkregen zgnde, wordt be-
houden door den enkelen wil om te blijven
bezitten, fchoon men de dadelijke detentie
der zaak is kwijt geraakt, mits binnen het
WÊTËOEfC NAPOLEON. Sj
1 |aar de noodJge regtsmiddfilen gebruikende s,
otn daar in gemaintineerd te worden, (Art,
De bezitter wordt gerekend het bezit te
blijven behouden, fchoon een ander roet zijne
toeflenjiniog of op zijnen last het goed ge°
bruikt, of hetzelve onder zich heeft. (Arê,
f. Met zijnen wil verliest fflen het be^it, doóf
Volkomene overgifte van de zaak aan een an-
der, als mede door het bezit te verlaten en
weg-,te werpen. (Art, 464.)
S». Niemand mag, zonder regterlijfce tusTchen-
kom$t, buiten het bezit gefteld worden, in-
dien hij, fchooii op gron(J van e®\' beter
regt ^ .op eigen gezag, uit het bezit geiooten
wordt, moet zulks .eerst herfteld worden, eec
het onderzoek van dat beter regt inaanfehouw
Jtotnen kan-; mits deze herlitelling binnen het
jaar, door gepaste regtsmiddelen , gevorderd
zij. (Art, 465.) \' r
p. De wijze, waar op bezit dooir verjaring in
volkomen eigendom overgaat, wordt .feehai-
deld in den titel van prefcriptie^ (Ar^,
m-
|o. Het enkel genot , of het enkel bezit van
eene zaak, kan , zoo wel als de zaak zelve ^
het onderwerp van het contract uitmaken»
iArt. 1043"^
• •4 ^ ^ ïi. Möl
loo REGISTEP. OP HET
ïi. Met betrekking tot roerende goederen, ge]d£
bet bezit voor een volkomen titel. --
Niet te min kan de geen, die eene zaak ver-
loren heeft, of aan wien dezelve ontvreemd
is, die zaak, gedurende drie jaren, ingaande
met den dag van bet verlies of de ontvreem-
ding, als zijn eigendom reclameren, bij wien
hij dezelve ook vinden moge; behoudens het
verhaal van den houder tegen den geen, van
wien hij dezelve zaak bekomen heeft. QJru
j{?o60
12. Indien de tegenwoordige bezitter van de
ontvreemde of verlorene zaak, dezelve op
eene kermis of openbare markt, of op eene
publieke verkoóping, of van een koopman,
die zoodanig foort van zaken verkoopt, ge-
kocht heeft, kan de oorfpronkeJijke eigenaar
de teruggave daar van niet bekomen, dan
met vergoeding van den prijs, welke de
kooper voor dezelve hefteed heeft. (Art,
3907.)
Bloedschande.
Dezulken, die met elkander bloedfchande
gepleegd hebben, zijn onbevoegd om uit el-
kanders testament eenig voordeel te genieten.
CJrt. 61&.)
19-
-ocr page 97-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
soden.
X, De actie van esploicteurs en boden, we-
gens het falaris voor exploicten en volbragte
commisfiën, wordt geprefcribeerd door^ het
verloop van twee jaren, ingaande met het
einde van het jaar, waar in de exploicten en
commisfiën volbragt zijn. (Art. 1899O
a. Exploicteurs en boden kunnen na verloop
van twee jaren, na dat zij de aan hun opge-
dragene commisfiën uitgevoerd of exploicten
gedaan hebben, wegen| de uitlevering der pa-
pieren niet meer aangefproken worden, (Art.
1903.)
Boedel-afstand.
I. Cesfie is de afftand, welken, een fchuldenaar,
ten behoeve zijner fchuldeifchers, van alle
zijne goederen doet, wanneer hij zich buiten
ftaat bevindt om zijne fchulden te betalen.
(Art. 117Ó.)
a. Zoodanige afftand kan, met uitzondering
van het geval hier na in A^o. 7 vermeld, niet
anders gefchieden, dan met toeftemming van
den Regter. (Art. 1177.)
3. Om tot het doen van cesfie te kunnen wor«
^ , den toegelaten, is het noodig, dat een fchul-
denaar in de goede trouw zij, en het verval
zijner zaken aan geiedene ongelukken zij toe
fê fchrijv?n, (Art. 1178O
F 3 4.
-ocr page 98-loo REGISTEP. OP HET
4. Zij, die bedriegelijk en ter kwader trouW
handtien , of door merkelijke verkwisting op
een tyd, dat zij konden nagaan buiten ftaat
„te zijn, of te zullen geraken, om hunne
fchuldeifchers te voldoen , hunnen boedel uitge-
put , en zich met fchulden bezwaard hebben ,
worden mitsdien tot het doen van cesfie niet
toege!ate?% -- Cesfie kan ook geenerlei ge-
volg hebban, met betrekking tot geldboeten ,
waar in iemand, ter zake van misdaad, ver-
vuilen is. (Art. ii79->
5. Cesfie verzocht wordende, ftelï de Regter
dadelijk een Curator aan in den boedel vaij
den genen, die de cesfie verzoekt. (Art^
1180,)
é. Het gevolg van verleende cesfie is , dat de
fchuldenaar van alle perfonele vervolgingen
zijtjer fchuldeifchers bevrijd wordt, en tot
geene verdere voldoening der fchulden gehou-
den is j dan waar toe zijn boedel toereikende
is, ten ware hij bij vervolg tot beter fortlliu
mogt gèraken. . 1181.)
7» Eene weduwe, die met haren man in ge-
meenfchap vau goederen getrouwd geweest is,
heeft tiet regt, om zich van alle de fchulden
des gemeenen boedels, ook van die genen,
waar voor zij zich, ftaande huwelijk met
haren man, door niedeteekening verbonden
heeft, te oniflaan 3 wanneer z^ voor de be-
mr
-ocr page 99-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
gï^ving van het lyk van haren man, eene
geregtelijke acte uitbrengt, waar bij zij van
den geheelen gemeenen boedel afftand doet,
zonder, buiten hare dagelijkfche kleederen,
daar van iets voor zich te behouden. (Art.
S. De fchulden, dewelke eene v/eduwe, be-
reids v<5ór het aangaan van haar huwelijk ge-
had, of die zij, fiaande haar huwelijk, als
openbare koopvrouw heeft gemaakt, zijn ech-
ter onder de fchulden , bil het naast voor-
gaande No. gemeld , niet begrepen, (Art.
1183.)
9. Een bewaarnemer, die zich aan ontrOUW
heeft fchuldig gemaakt, wordt tot het bene-
ficie van boedel-afiland niet toegelaten. (Art»
1688.)
Boedelhouderschap.
Schoon het huwelijk door den dood geëin-
digd is, blijft echter de gemeenfchap van
goederen voortduren in deze twee gevallen;
J^oor eerst: Tusfchen de minderjarige kin«
deren en erfgenamen van den eerstfterven-
den echtgenoot 5 en den langstlevenden, die ,
tot voogd of voogdesfe van die kinderen
zijnde aangefteld, in den gemeenen boedel
als boedelhouder of boedelhouderesfe blijft
zitten, zonder een inventarés van dezelve
F 4 ge;
loo REGISTEP. OP HET
gemaakt te hebben, —— Deze gemeenfchap,
blijft voortduren tot den tijd toe, dat die
inventaris gemaakt zal zijn, en heeft ten
gevolge, dat alle vermeerderingen, die den
boedel na den dood aankomen, voor de
helft zijn ten voordede van die kinderen,
doch dat alle verminderiogen alleen tot las-
te van den langsElevenden komen.
Ten tweeden: Tusfchen den langstleven-
den echtgenoot en de erfgenamen van den
eerstftervenden, die door denzelven, na
doode van den langstlevenden, tot erfgena-
men gefteld zijn in de helft van al het
geen de langstlevende onverteerd en onvei-
vreemd zal nalaten. —-— Het gevolg de-
zer. voortdurende gemeenfchap is, dat alle
vermeerderingen en verminderingen, die na
doode van den eerstftervenden den boedel
aankomen, roede door die erfgenamen ge-»
noten en gedragen worden. {Aru 196.)
Boedels.
De wiize van adminiftratie en liquidatie vaa
onbeheerde en defolate boedels, tot nu toe in
de verfchillende gedeelten van het Koningrijk
\'in gebruik,-zal worden gevolgd tot op het
tijdftip der invoering van de algemeene Ma-
nier van procedertn. (Befïuit 24 v^n Sprok-
kelmaand 1809. Art.
WETBOEK NAPOLEON, 75
SOEDELSCHETDING,
j. Niemand kan gedwongen voorden om eene
nalatenfchap onverdeeld te houden, en boe-
delfcheiding kan altijd worden gevorderd,
niettegenftaande eenig daar mede ftrijdig ver-
bod of overeenkomst aanwezig zoude mogen
zijn. -— Men kan echter bij overeenkomst
de boedelfcheidifig voor een bepaalden tijd
opfchorten, mits niet langer dan voor vijf ja-
ren; kunnende niet te min de overeenkomst
daar na worden vernieuwd. (.Art- 9Ó1.)
s. Een of meer erfgenamen afwezig zijnde,
moet derzelver tegenwoordigheid of volmagt
tot het doen der boedelfcheiding worden af-
gewacht , ten ware hun verblijf onbekend is,
of zij zoo verre af zijn, dat de fcheiding
daar naar niet kan worden uitgefteld; in weik
geval door den Regter een curator wordt be-
noemd , om den afwezenden in het doen der
fcheiding te vertegenwoordigen, zija toebe-
deeld aandeel over te nemen, en ten zijnen
behoeve te befluren. (Art. 962.)
2. Het ftaat aan den erflater vrij, om de wijze
van fcheiding en verdeelijig des boedels tus«
fchen zijne erfgenamen by testament te rege-
en moet deszelfs voorfchrift door de erf-
^ genamen fl^ptclijk worden nrgekomen , al vva-
ïe het ook uar hetzelve bleek eenige ongelijk«
Md \'m zich te b.-vatfen» (4^. 963.)
loo REGISTEP. OP HET
4« Om tot boedelfcheiding te geraken , is het
noodig, om , indien onder de erfgenamen een
of meer minderjarige, afwezende of toezigE
behoevende perfonen gevonden worden, voor-
af een ftaat en inventaris van den boe\'del te
maken. — Het maken van dezen ftaat en in-
ventaris mag, in geval er minderjarigen of af-
wezenden of toezigt behoevenden in den boe-
del geintere> fterd zijn , door den testateur niet
kwijtgefcholden of verboden worden. (Jrl^
964,)
5. De erfgenamen, alle meerderjarig en hun ei-
gen meester zijnde, mogen, indien zij zulks
eenparig goedviaden, den boedel onder elkan-
der verdeelen, zonder vooraf daar toe eenen
inveBtaris te maken. (Art. 965.)
6. Des overledens boedel, met den boedel vaa
een ander door gemeenfchap vermengd zijnde,
moet eene afzondering van die beide boedels
gefchieden 5 alvorens boedelfcheiding onderdes
overledens erfgenamen plaats kan hebben.
(^Art. 966.)
7. Indien tusfchen den overleden en deszelfs
nagelaten echtgenoot, gemeenfchap van goc\'.
deren heeft plaats gehad, wordt de gemee«
ne boedel, naar het voorfchrifr in Art* i94-
van oit Wetboek vervat , verdeeld. (Art.,
967.)
S. De gemeenfchap, 200 van goederen, als van
v/inss
-ocr page 103-WETBOEK NAPOLEON. pt
winst en verlies, bij huwelijks voorwaarden
zijnde uitgeOoten, heeft roede eene afzonde-
ring plaats, doch zoodanig, dat de door de
vrouw aangebragte of ftaande huwelijk ver-
kregene goederen , voor zoo verre die nog
aanwezig zijn, den boedel van de vrouw, en
de overige den boedel van den man uitma-
ken. (Art. 968.)
Voor zoo verre eenige van de goederen van
de vrouw vervreemd en niet meer aanwezig
zim, en de vrouw niet uit krachte van eenig
bijzonder beding, bij huwelijks voorwaarden
gemaakt, zelve de admhriftratie dezer goede-
ren heefc gehad, heeft zij of hare erfgenamen
ïegt tot het bekomen van redintegratie, over-
eenkoniftig de bepalingen, bij ^r^. 150 en 151
van dit Wetboek gemaakt. (Art. 969 )
50. De gemecnfchap van goederen wel uitgeflo-
ten , doch die vari winst en verlies gebleven
zijnde, beftaat de gemelde afzondering daar
in, "^dat eerst en vooraf, uit vergelijking van
liet geen door eik ten huwelijk; is aangebragc,
en ftaande huwelijk verkregen, met den te-
genwoordigen ftaat van den gemeenen boedel
de berekening worde opgemaakt, hoe veel er
ftaande huwelijk is overgewonnen cf achternit
geteerd. -— Dit overgewonnen of achteruit;
geteerde moet als winst of verlies gelijkelyk
pdeeki worden ,\' en ais dm maakt elks aan-
4
-ocr page 104-loo REGISTEP. OP HET
gebragce goed, vermeerderd raet de hslve
winst, of verminderd met het halve verlies,
het aandeel uit, het welk aan ieder htmner
uit den gemeenen boedel toekomt, (Art. 970,)
jï. Zoo lang de boedel, die met des overledens
boedel gemeen en onverdeeld is, niet afge-
zonderd is geworden, zijn de erfgenamen of
executeurs, door den overledenen benoemd^
niet anders bevoegd tot de beheering van dien
gemeenen boedel, dan met concurrentie vari
de belanghebbenden in den boedel, die met de
hunne vermengd is. (Art, 971.)
ia. In de affcheiding van eenen gemeenen boe-
del, kan door den man of zijne erfgenamen
gevorderd worden, dat aan hem of hun, ns
gedane begrooting, worden toegedeeld de mans
kleederen, benevens het goud, zilver en klei-
nodiën, tot des mans lijfdragt behoorende.—
Gelijk regt komt ook toe aan de vrouw, of
hare erfgenamen, ten aanzien van de vrouws
kleederen en fieradiën, (Art. 972.)
13., De langstlevende echtgenoot kan insgelijks
vorderen, dat hem, volgens begrooting, gela*
ten worde de bibliotheek, benevens de inftru-
menten en gereedfchappen, tot zijn beroep,
ambacht of kunst behoorende. (Art. 973.)
J4. Boedelfcheiding wordt onder de erfgenamen
gedaan door verdeeling van het geen deelbaar
is, of door het eene goed tegen het andere
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
te ftellén, of doof ovefneïning of begrooting ^
of doof eenige andere onderlinge fchikking, of
door hef lot. (An. 974.)
•35. Voor alle fcheidii\'ig en deeling, geniet ieder
erfgenaam vooraf het geen hij als fchuldeifcher
te vorderen heeft, als mede dat geen, het
welk de testateur aan hem, blijkbaar boven
zijne erfportie, heeft gelegateerd. (An 975.)
■ jö. Bij de verdeeling moet zoo veel mogelijk /
vermijd worden, dat de nalatenfchap in al te
geringe deelen gefplitst, en de daar\' toe bè-
hoorende landerijen al te zeer van een ge-
fcheiden worden, en zoo veel mogelijk wor-
den gezorgd, dat ieder erfdeel eenè gelijfcs
hoeveelheid roerende en onroerende goederen,
regten en infchulden, van denzelfden aard en
waarde bevat. (■An*
17, Onder de goederen, waaromtrent boedel-
fcheiding plaats heett, worden niet gerekend
dezulke, die wel in den boedel gevonden zijn,
doch waar van de eigendom aan anderen be-
hoort , of die door den overleden met last
van fideïcommis bezeten, en met zijnen dood
op anderen vervallen zijn. (An. 977.)
ïb, De vruchten, huren, interesfen en andere
inkomften, voor of na des testateurs overlij-
den vervallen, moeten mede in de verdeeling
komen\'. (An. 978.)
jp. Onroerende goederen, die niet gemakkelijk
loo REGISTEP. OP HET
verdeeld kunnen worden, moeten in het open-
baar worden verkocht, ten zij de erflater bij
testament, of de erfgenamen bij overeenkomst,
hieromtrent eene andere fchikking hadden be-
paald. Qjru 9?9\')
£0. Ten aanzien van den Regter, voor denwel-
ken de actie tot boedelfcheiding, en de ver-
fchillen over dezelve moeten worden gebragt
en behandeld, wordt tot Jri. 909 van dit
Wetboek gerefereerd. (Jn. 9H0.)
SI. Het regt van boedelfcheiding te eifchen,
wordt door geene verjaring verloren. (Art,
981O
22. De papieren en bewijzen van eigendom, tot
eenige toegedeelde goederen betrekkelijk, wor-
den overgegeven aan den géén , wien die goe-
deren toegedeeld zyi^ X-^rt, 98^.)
23. De algemeene boedelpapieren Wiivico in bs-
waring bij den geen, die de meerderheid def
erfgenamen daar toe verkiest, of geene bepa-
ling der meerderheid kunnende uitgebragt wor-
den , bij den geeii, die de Regter oordeelt daa?
toe de meest gefchikte perfoon te zijn, be-
houdens aan elk der belangliebi>enden het ver-
mogen, om ten allen tiide daar van , ten fij-
nen kosten, vifie en affchriften te vorderen.
(Jrt. 983.)
»4. Van het geen erfgenamen, en io het bijzon-
der kinderen en verdere afk^melingeji, ver-
pligÊ
-ocr page 107-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
pligt zijn om in den boedel in te brengen, of
. in hun aandeel te laten toefcheiden. (An,
984—996.)--Zie Inbreng.
Lie erfgenamen zijn verpligt, offchoon dit
ook niet bij de fcheiding bedongen ware, om
voor de vrijwaring van het aan ieder toebe-
deelde in te ftaan. (Art. 1006.)
26. Wanneer eenige infchulden des boedels aan
een der erfgenamen toegedeeld zijn, kan die
erfgenaam de betaling van den fchuldenaar ei-
fchen, zonder daar toe eenige verdere over«
dragt, of cesfie van actie, van zijne erfgena-
men noodig te hebben. (Art.. 1007.)
S7. Gemaakte boedel fcheidin gen hebben fiens
verbindende kracht onder da erfgenamen.
{Art. 1008.)
28. Boedelfcheiding kan worden te niet gedaan,
ter zake van geweld of bedrog. (Art. 1009.)
£9. Eene regtmatige dwaling, waar door eene
benadeeling van meer dan een vierde van ie-
mands erfdeel, door de fcheiding veroor-
zaakt is, eene vergïsfing in de berekening der
aandeden of optellingen, de ontdekking dat
men bij de fcheiding iemand als mede - erfge-
naam heeft toegelaten, die geen erfgenaam
was, of dat men verzuimd heeft een wezen\'
lijken erfgenaam mede te rekenen, zijn wet-
tige gronden tot rescisfie of te niet doe-"
aUjg van de aangegane fcheiding, en tot eene
loo REGISTEP. OP HET
geheele herftelling, of wel tot eene verbeté*
ring van het toegebragte nadeel, naar mate
van de omftandigheden. (Art, loio.)
30^ Tegen de waardeering der goederen, welker
verdeeling vervolgens door het lot gefehied
is, valt geene herftelling. (^Art, loii.)
Boedel-schulden.
I. De erfgenaam, die de erfenis zuiver en een^
voüdig aanvaard heeft, is verpligt om alle de
fchulden des boedels ten vollen te betaleUé
(Art. 997O
G. Gedeeltelijke erfgenamen voldoen j ieder voor
zijn aandeel, de fchulden des boedels* (Art*
3. Een der erfgenamen , bij fcheiding met het
betalen van eenige fchuld des boedels be-
last zijnde, is gehouden zijne mede-erfgena-
men daar van te bevrijdeji , doch de fchuldel»
fcher behoudt de keuze, of hij den belasten
erfgenaam alleen , of wel de gezamenlijke erf-
genamen tot betaling aanfpreken wil. (Art»
999\')
4. - Godshuizen, weeshuizen, diakoniën en an-
dere armen-inrigtingen , mitsgaders weesmees-
ters , mogen eene erfenis aanvaarden, zonder
in de fchulden verder gehouden te 2:iin dan
de boedel toereikt, en ftaan mitsdien in dit
opzigt gelijk met de genen, die een boedel
WETBOEK NAPOLEON. 97
onder beneficie van inventaris aanvaarden;
(Art. 1000.)
5» Dezelve zijn echter gehouden inventaris tè
maken , en aan de belanghebbenden rekening
en verantwoording te doen. {^Art. looi.)
De fchuldeifchers van eenen boedel, en dè
legatarisfen hebben in alle gevallen, zOnder
xiitzondering, dé bevoegdheid om affcheiding
van den boedel des overledenen, van dieii
van den erfgenaam te eifchen. i^Art. ló\'oa.)
Dit regt kan echter niet uitgeoefend wor-
den , wanneer men den erfgenaam in zijn par-
ticulier als fchuldenaar heefc aangenomen; eiï
daar door, met betrekking tot den overledei
nen, eene novatie van fchuld heeft aangek
gaan. (^Art. 1003.)
8. Het regt, om affcheiding des boedels \'tè
vorderen. Wordt doOr verloop van drie jareii
geprefcribeerd. (Art. loói.)
9. De particuliere fchuldeifchers vaïi deti erf-
genaam künnen geene zoodanige feparatié
des boedels vorderen, {^^rt. 1005.)
Boeken; Zie KoopUedcH*
Boerderij.
1. .Een legaat van eene boerderij mét zlîn toè;
behooren , wat daar onder begrepen is.- (Ar
_—Legotsn.
O 2; Vati
-ocr page 110-loo REGISTEP. OP HET
2, Van verbreking van huur, indien een huur-
der van eene boerderij, met derzelver aanhoo-
rige landen, dezelve niet behoorlijk gebruikt.
(Art. 1529.) — Zie Landen,
Borg. Borgtogt.
1. Van borgtogt voor de wederoplevering van
goederen van eenen afwezenden. (Art. 35,
3Ö en 39.) — Zie Afwezenden.
2. Tot het ftellen van welke borgtogt een
vruchtgebruiker gehouden is. (Art. 490—
493.) — Zie Frucht gebruik.
3. Borgtogt door den met fideïcommis be-
zwaarden erfgenaam te ftellen. (Art. 748,
749, 750 en 753O — ^ie Fide\'icotnmis.
. 4. Borgtogt te ftellen door den erfgenaam, die
eene nalatenfchap aanvaard heeft onder bene-
ficie van inventaris. (Art. 949-) — 2;ie ßc\'
neßcie van inventaris.
5. Surrogatie bij het doen van betaling heeft
zoo wel plaats ten aanzien van de borgen,
als ten aanzien van de principale fchuldenaars.
(Art. 1163.)
6. Be Regter verleent geen uitftel van betaling
dan önder voldoende borgtogt van perfonen
of goederen, buiten den boedel van dea
fchuldenaar. (Art. 1185.) — Attermi-
natie*
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
■7, Gevolg van novatie^ ten aanzien van de
borgen. (Art. 1196.) — Zie Novatiè.
8. Gevolg van kwijrfchelding, ten aanzien vati
de borgen^ (Art. 1S03O —- Zie Kivijtfcheï\'
dh?g.
9. Gevolg\'van compenfatie, ten aanzien vaii
de borgen. (Art. 1213 en iai8.) — Zié
Compenfatie.
ló. Gevolg van fchuldvertnenging, ten aanzien
van de borgen. (Art. 1221.) — Zie Schuld\'
vermenging.
11. Die zich tot borg voor eene verbindteiiig
fielt, onderwerpt zich, ten behoeve van den
fchuldeïfchér, otn aan die verbindtenis te
voldoen, indien de fchuldenaar zelf daar aait
niet voldoet. (Art. 1754O
12. Geene borgcogt kan beftaan, of er moet eenê
beftaanbare hoofdverbindtenis van eenen prin-
cipalen fchuldenaar zijn. - Men kan zich
echter ook dan tot borg voor eene verbindte-
nis ftellen, wanneer dezelve, uit hoofde van
eene o-n-i-ftandigheid, enkel den perfoön van
den principaal betreffende, ais nietig kan ge-
houden worden, bij voorbeeld, in geval van
minderjarigheid. (Art. 1755.)
13. Een borg kan zich tot niets méerder^ noch
onder meer bezwarende voorvvaarden verbin-
den, dan waar toe de principale fthuldenaar
verbonden is. Borgtogt kan echter aan-
G a gé-
-ocr page 112-loo REGISTEP. OP HET
gegaan worden alleen voor een gedeelte der
fchuld, en onder minder bezwarende voor-
waarden. —— Een borgtogt voor meerder
dan de fchuld, of onder meer bezwarende
voorwaarden aangegaan, is niet geheel van
onwaarde , maar bepaalt zich flechts tot dat
geen, het welk in de principale verbindtenis
is begrepen. (Art. 1756.)
14. Men kan zich tot borg ftellen j zonder daar
toe door den geen, voor wien men zich ver-
bindt, gelast te zijn, en zelfs buiten zijn we-
ten« - Ook kan men zich tot borg ftel-
len^ niet alleen voor den principalen debi-
teur, maar ook voor deszelfs reeds geftelden
borg. X^rt. 1757.),
15. Eene borgtogt wordt niet geprefumeerd,
maar moet uitdrukkelijk aangegaan worden,
en kan niet verder uirgefl:rekt worden dan de
bepalingen, onder welke zij Is aangegaan,
medebrengen. (Art. 1758,)
16. Eene onbepaalde borgtogt voor eene princi-
pale fchuld ftrekt zich mede uit tot alle ac-
cesfoiren van dezelve; zelfs ook tot de kos-
ten van de invordering der principale fehuld,
het zij dezelve vóór, of na dat de borg tot
voldoening is aangemaand geworden, gemaakt
zijn. (Art. 1759O
17. De verbindtenis van den borg gaat op des-
zelfs erfgenamen over. (Art. 1760.)
18. Wan-
-ocr page 113-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
18. Wanneer een fchuldenaar verpligt is borg te
ftellen, moet hij daar toe iemand voorftellen,
bekwaam om zich te verbinden, genoegzaam
gegoed om de borgtogt te kuanen voldoen,
en\'zijne woonplaats hebbende binnen het De-
partement, waar in de plaats, op welke de
horg gefteld moet worden, gelegen is. iArt^
1761.)
19. De gegoedheid van zoodanigen borg. wordt
beoordeeld naar de waarde der vaste goede-
ren , welke hij in eigendom bezit, be\'ialve in
het ftuk van koophandel, of wanneer de
fchuld van geringe waarde is; komende ech-
ter in dezen geene vaste goederen in
fchouw 5 die litigieus zyn, of waar van de uit-
winning, uit hoofde van derzelver afgelegen-
heid, te moeijelijk zijn zoude, (Jrt. 1762.)
so. Wanneer een borg door den fchuldeifcher,
bet zij vrijwillig of op regterlijke uitfpraak
aangenomen, naderhand infolvent wordt,moet
er een ander borg gefteld worden. - De-
ze regel lijdt echter uitzondering, wanneer de
borgtogt niet gefteld is dan ten gevolge eener
overeenkomst, waar bij de fchuldeifcher een
zeker bepaald perfoon tot borg gevorderd
heeft. c^r?. 1763O
■21. Geen borg is verpligt een fchuldeifcher te
voldoen, dan wanneer de principale fchulde-
jjaar deswegens in gebreken gebleven is 3, we!«
Ga • k.e,
-ocr page 114-3;o2 REGISTER. OP HET
ke laatfte eerst in zijne goederen moet uitgewon";
nsn worden; ten ware de borg van het voor-
regt van uitwinning afftand gedaan raogt heb-
ben, of wel dat hij, nevens den principalen
fchuldenaar, eene folidaire verbindtenis mogt
hebben aangegaan, in welk geval zijne ver-
bindtenis zich regelt achtervolgens de bepalin-
gen, die met opzigt tot folidaire verbindteniä-
fen zijn vastgefteld. (ArU 17Ó4.)
32. De fchuldeifcher is echter niet verpligt den
principalen fchuldenaar eerst.uit te winnen,
dan wanneer de borg, tot voldoening aange-?
jnaand wordende, zulks vordert. (Art. 17Ó5.)
33. Wanneer verfcheiden perfowen zich tot bor-
gen gefteld hebben voor denzelfden fchulde-
naar, en voor dezelfde fchuld, is ieder van
hun aanfprakelijk voor de geheele fchuld.
(Art. 176Ö.;)
Niettemin is elk van hun, zoo hij geen
afftand gedaan heeft van het beneficie van
fchuldfpiiifing, bevoegd te vorderen, dat de
fchuldeifcher zijne actie tusfchen de gezamen-
lijke borgen verdeelt, en van ieder Hechts
zijn gedeelte vordere. - Voor zoo verre,
ten tijde der fchuldfplitüng, onder de borgen
\' infolventen worden gevonden, zijn de genen,
die fülvent zijn, verpligt, ieder voor hun
aandeel, het door deze infolventiën ontbreken-
de gedeelte mede te helpen dragen j maar zij
V/ETBOEK NAPOLEON. 6?
kunnen niet meer aangefproken worden, uit
hoofde van infolventiën, dewelke, wanneer
de fcbuldeifcher, na dato van de gedane
fchuldfplitfmg, nalatig is, om één of meer
der borgen, wegens hun aandeel, in regten
aan te fpreken en te executeren, vervolgens
ontdaan. {Art. 1767.)
25. De borg, den fcbuldeifcher voldaan hebben-
de, heeft zijn verhaal op den principalen
fchuldenaar, het zij de borgtogt al of niet
met deszelfs medeweten gefteld is. —r- Dit
verhaal bepaalt zich niet alleen tot de hoofd-
fom , maar heefc ook plaats omtrent de inte-
resfen en kosten ; doch ten aanzien der kos-
ten, dewelke van de zijde van den borg ge-
maakt zijn, niet verder dan na dat hij aan
den principalen fchuldenaar had kennis gege-
ven, dat bij tot de voldoening in regten was
aangefproken. -- De borg heefc ook ver-
haal op den principalen fchuldenaar, tot ver-»
goeding van kosten,fchadenen interesfen, in-
dien tot dezelve termen aanwezig zijn. {Art.
1768.)
a6. De borg, die de fchuld betaald heeft, treedt
in al het regt, hetwelk de fchuldeifcher tegen
den fchuldenaar had. CArt. 1769.)
ïemanj, zich tot borg gefteld hebbende
voor verfcheiden principale falidaire fchulde-
naars , heeft op elk van hun voor het geheel
G 4 zijn
zii« verhaal wegens het geen hij als borg be^»
taald heeft. (Jrt. 1770.}
28. Een borg, den fchuldenaar betaald hebben-
de, en daar van geene kenqis aan den princi-
palen fchuldenaar hebbende gegeven, heeft op,
den laatflen geen verhaal, wanneer deze in
zijne onwetendheid ten tweedenmale heeft be-
taald j maar hg heeft alleen regt, om het ber
taalde van den fchuldeifcher terug te, vorde»
ren. - Wanneer de borg voldaan heeft,
zonder te zijn aangefproken , en zonder den
principalen fchuldenaar vooraf kennis te heb-
ben gegeven, heeft hij geen verhaal op den-
zelven , in geval de fchuldenaar, ten tijde,
der betaling, gronden zoude gehad hebben,
om de fchuldvordering te doen ontzeggen ,
onverminderd npgtans zijne actie tot terug-
vordering tegen den fchuldeifcher. (Art*
-177Ï-O
Een borg ban zelfs, voor dat hij betaling
\' gedaan heeft, tegen den fchuldenaar ageren,
om dadelijk door denzelven fchadeloos gefield,
te worden , in de navolgende gevallen :
a. Wanneer hij in regten tot betaling ver-
volgd wordt;
h, Wanneer de fchuldenaar infolvent gewor-
den , of in verval van zaken geraakt is;
c^ Wanneer de fchuldenaar zich verbonden,
J.P4
WETBOEK NAPOLEON. 105
I
heeft, om aan den borg, binnen eenen be»
paalden tijd, het ontflag zijner borgtogt te,
bezorgen;
Wanneer de termijn, op welke de fchuld.
betaalbaar gefteld was, verfchenen is;
ë. Na verloop van tien jaren, indien de
principale verbindtenis geen precifen verval-
tijd heefr; ten waie de principale verbind-
tenis, zoo als bij voorbeeld eene voogdij,
niet van zoodanigcn aard zij, dat dezelve ,
voor het aanwezig zijn van eenen zekeren
bepaalden tijd, kan eindigen, (/fr?. 1772.)
30. Verfcheiden perfonen zich voor eenen fchul-
denaar, en. voor dezelfde fchuld, tot borgen.
gefield hebbende., en een van hun het gehee-
le verfchuldigde aan den fchuldeifcher beta-,
lende, beeft deze zijn verhaal op zijne mede-
borgen , om ieder hun aandeel in het betaal-
de aan hem te vergoeden. — Doch dit ver-
haal heefc dan alleen plaats, wanneer deze
borg betaald heeft, in een der gevallen , in
het vorig JVa. vermeld, (Art. 1773.)
31. De verpli\'jting, uit borgtogt ontfïaande,
gaat te niet door dezelfie oorzaken, als waar
door andere verbindtenisfen een einde nemen.
Wanneer de principale fchuldenaar van den
borg, of vvederkeerig de borg van den prin-
cipalen fchuldenaar, erfgenaam wordt, en
G 5 daar
3;o2 REGISTER. OP HET
daar door eene fchuldveraienging wordt te
weeg gebragt, wordt echter de actie van den
fchuldeifcher tegen den geen, die zich tot
borg van den borg gefteld heeft, daar door
niet vernietigd, (Art. 1775.3
33. De borg kan zich tegen den fchuldeifeher
van alle zoodanige middelen van verdediging
bedienen, als den principalen fchuldenaar toe-
komen, en inherent aan de fchuld zijn» ——
Doch hij kan zich niet van zoodanige midde-
len van verdediging bedienen, die, louter per-
foneel zijnde, alleen den perfoon des fchulde-
naars betreffen. (Art. 1776.)
54. De verpligting van den borg houdt op,
wanneer door toedoen van den fchuldeifcher
te weeg gebragt is, dat de borg in alle de
, regten van den fchuldeifcher tegen den fchul-
denaar niet kan gefurrogeerd worden. (Art.
55, De borg wordt ook van zijne verpligting
OFitfiagen, wanneer de fchuldeifcher vrijwillig
eenig onroerend of ander goed in betaling van
de principale fchuld aangenomen heeft, zelfs
dan, wanneer de fchuldeifcher daar van na-
derhand geëvinceerd mogt worden. (Art*
1778.)
36. Eene eenvoudige verlenging van den ter-
mijn van betaüng, door den fchuldeifcher aaa
den principalen fchuldenaar toegeftaan, ont-
flaat
-ocr page 119-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
flaat geenzins den borg, dewelke in dat ge-
val regt heeft den fchuldenaar te vervolgen ,
om hem tot betaling te noodzaken, (Art»
37. Wanneer iemand, uit kracht van de wet of
van een regterlrjk gewijsde, verpligt is borg
te ftellen, moet de aangebodene borg alle de
vereischten hebben, welke bij No* en 19
voorkomen. (Art. 1780O
38. Aan hem, die geen borg vinden kan, wordt
toegelaten, om in plaats van dezelve, eene
voldoende reëele cautie te ftellen. (Art*
1781.)
39. Een judiciële borg kan vooraf geene uit-
winning van den principalen fchuldenaar vor-
deren. (Art: 1782O
40. Die zich eenvoudig tot borg van een judi-
ciële borg gefteld heeft, kan de voorafgaande
uitwinning, noch van den principalen fchbl-
denaar, noch van deszelfs borg vorderen»
a^rt, 1783.)
Brakd.
i. Indien het vruchtgebruik alleen op een ge«
bouw gevestigd is, en dit gebouw door
biand of andere onheilen vernield wordt, of
door ouderdom inftort, heefc de vruchtge-
bruiker het genot niet van den grond, noch
van de bouwftolTen, . indien het vrucht-
3;o2 REGISTER. OP HET
gebruik gevestigd is op een ftuk goed, waa?
van het gebouw een gedeelte uitmaakte , blijft
de vruchtgebruiker in het genot van den
grond en van de bouwftofFen. (Art. 511.)
2, In hoe verre een huurder voor brand ver-
antwoordelijk is. (jirt. 1497 m 1498,) -»
Zie Huur en verhuring.
Bruikleening.
1. Bruikleen ing is een contract, waar by Ie-
mand eene zaak aan een ander ten gebruik
geeft, onder voorwaarde, dat deze dezelve,
na daar van gebruik gemaakt te hebben, zal
terug geven. (Art. 1619.)
2. De aard van bruikleenitig brengt mede, dat
dezelve om niet gedaan worde. (Art. 1Ó20.)
3. De uitleener blijft eigenaar van de geleentje
zaak. C^r?. 16210
4., Al wat niet van den handel der menfchen
is uitgefloten, of door het gebruik niet ver-
gaat, kan het onderwerp dezer overeenkomst
zijn. (Art. 1622.)
5. De verbindtenisfen, dié uit dit contract
voortfpruiten, gaan over op de erfgenamen,
zoo van den uitleener als van den geen, die
ter leen ontvangt. —— Indien echter de uit-
leening niet anders gedaan is, dan uit aan-
merking van den perfoon, die ter leen ont-
vangt, hebben zijne erfgenamen geen regt,
qin
-ocr page 121-öm het geleende goed verder te blijven ge-
bruiken. (Art. 1623.)
(5, Die iets ter leen . ontvangt, is gehouden ais
een goed huisvader te zorgen voor de bewa-
ring en inftandhouding der geleende zaak.-—
Hij mag van dezelve geen ander gebruik ma-
ken, dan het welk de aard der zaak mede-
brengt, of bij de overeenkomst bepaald isj
alles op poene van vergoeding van kosten j
fchaden en interesfen, indien daar toe termen
aanwezig zijn. QArt, 1624.)
Indien hij de ter leen ontvangene zaak tot
een ander einde, of gedurende een langer
tijd, dan bij de overeenkomst bepaald waS,
gebruikt, is hij voor het verlies derzeive, al
had dit verlies ook door een bloot toeval
plaats, aanfprakelijk. (Art. 1625.)
S. Wanneer de geleende zaak vergaan is door
een toe\\fal, waar voor men dezelve, door kt
gebruik van zijne eigene zaak, had kunnen
bewaren, of wanneer men beide de zaken
niet te geHjk kunnende behouden, z^n eigen
goed boven het geleende den voorrang heeft
gegeven, ontftaat hier door eene verpligting,
om de vergane zaak te vergoeden. (Art,
1Ó26.)
9. Indien bij de terleepgeving de zaak is ge-
tauxeerd, is hij, die dezelve ter leen ontvan-
gen heeft, voor het verlies daar van, ook
dan
-ocr page 122-3;o2 REGISTER. OP HET
dan wanneer zulks door een onvermijdelijk
toeval mogt veroorzaakt zijn, aanfprakelijk ,
ten ware bet tegendeel mogt bedongen zijn-.
(An* 1627.)
Jo, Indien de geleende zaak, door dat gebruik,
waar voor dezelve ter leen ontvangen is,
buiten toedoen van den gebruiker, in waarde
vermindert, is deze, wegens die verminde-
ring, niet aanfprakelijk. (Art, 162,8.\')
ïi. Die eene zaak ter leen ontvangen beeft,
kan dezelve -niet in compenfatie brengen, te-
gen het geen de uitleener aan hem fchuldig
is. (Art. 1629.)
J2. Die iets ter leen ontvangen heeft, kan de
onkosten , welke hij, om de zaak te kunnen
gebruiken, gemaakt heeft, niet van den uit-
leener terug vorderen^ (Art. 1630.)
13. Wanneer verfcheiden perfonen, dezelfde zaak
gezamenlijk in bruikleen ontvangen hebben , is
ieder hunner daar voor, ten behoeve van den
uitleener , voor het geheel aanfprakelijk. (Art.
16310
14. De uitleener kan de geleende zaak niet te-
rug eifchen, dan na verloop van den tijd,
bij de overeenkomst bepaald , of, geene tijds-
bepaling gemaakt zijnde, na dat dezelve ge-
diend heeft tot het gebruik, waar toe zij
uitgeleend was. (Art. 1632.)
15. Indien de uitleener echter inmiddels of vóór
dat
-ocr page 123-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
dat het gebruik der zaak geëindigd is, dezel-
ve om dringende en onverwacht opkomende
redenen zelf benoodigd heeft, kan de Regter
den geen, die de zaak ontvangen heefc, naar
mate van de omïlandigheden , noodzaken, om
dezelve aan den uitleener terug te geven»
(Art. 1633,)
16. Wanneer hij, die eene zaak ter leen ont-
vangen heeft, gedurende het bruikleen, tot
inflandhouding van dezelve, eenige buitenge-
wone noodzakelijke onkosten heeft moeten
maken, dewelke geen uitftel konden lijden,
en waar van hij buiten de mogenjkheid was
den uitleener vooraf te verwittigen, • is deze
gehouden, hem de gemaakte onkosten te ver-
goeden. {Art. 1634.)
17. Indien de ter leen gegevene zaak, zoodanige
gebreken heeft, dat daar door aan den geen ,
die zich van dezelve bedient, nadeel zou
kunnen worden toegebragt, is de uitleener,
wanneer hij die gebreken gekend, en daarvan
niet gcwaarfchuwd heeft, voor de gevolgen
verantwoordelijk. {Art, 1635.)
Buitengoed.
Ket verblijf, voor een tijd of faizoen, op
een buitengoed, wordt voor geen domicilie
gehouden. {Art. 26.)
1 Bür-
-ocr page 124-3;o2 REGISTER. OP HET
Burgerlijke regtew.
1. Alle Hollanders hebben aanfpraak op hèt
genot der burgerlijke regten. (Art. 8.)
2. Een iegelijk in Holland, uit vreemden ge«-
boren , wordt als Hollander gerekend, wan-
neer hij bij zijne meerderjarigheid zijn \'domici-
lie of woonftede in Holland gevestigd houdt,
of wanneer hii, zich in een ander Land op.
houdende, zijne vaste woonplaats in Hol-
land , binnen het jaar na zijne meerderjarig-
• heid, overbrengt. (Art. 9.)
3. Kinderen uit Hollandfche ouders in eeil
vreemd Land geboren, zyn Hollanders. -—-
Kinderen;, in een vreemd Land geboren uit
een Hollander, die zijne betrekking als zoo-
danig ver\'oren heefc, worden als Hollanders
aangemerkt, wanneer zij aan het bepaalde by
No. 2 voldoen. (^Art. 10.)
4. Vreemdelingen genieten in Holland dezelfde
burgeiltjke regren, welke toegeftaan zijn of
zullen worden aan Hollanders in die Landen,
waar toe die vreemdelingen behooreui (Art.
II.)
5. Eene vreemde vrouw, met een Hollander
getrouwd zijnde, volgt de burgerlijke betrek-
king van haren man. (Art. 11.)
6. Een vreemdeling, door den Koning gead.
mitteerd om in Holland zijn domicilie te ves-
tigen, heeft het volle genot van alle burger-
lijke
(
-ocr page 125-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
■MPQF^SB"""
lyke regten , zoo lang hy zijn domicilie aldaaf
blijft houden. (Art. 13.)
De regten "van Hollander worden, verloren j
Door naturalifatie in een ander Land.
l. Door het aannemen van eenige pübliekë
. functie of penfioen, opgedragen of toege-
ftaan door het Gouvernement van een an-
der Land, zonder tot die aanneming door
den Koning geautorifeerd te zijn. En
c. Door dit Land te verlaten, en zich iil
een ander Land neder te zetten, met blijk-
baar voornemen, om zijn beftendig verblijf
buiten \'s Lands te houden. (Art. 14.}
I. Iemand, zijne betrekking a!s Hollander ver-
loren hebbende, kan dezelve ten allen tpa
weder verkrijgen ^ indien hij , na bekomen ad-
misfie van den Koning, in Holland weder te-
rug kamt, aldaar zijn vast domicilie vestigt^
en bij het ■ Gemeente-beftuur zijner verkozen
Woonplaats eene verklaring aflegt/^ van 2icli
te onderwerpen aan de Wetten van dit Rijk,
afiland doende van alles wat daar mede ftrij-
dig is. (Art^ 15.)
9* Eene Hollandfche vrouw, met een vreemde-
ling in het huwelijk tredende, volgt den ftaat van
baren man.--indien zi} weduwe wordt, knjgc
zi) de betrekking als Hollandfche terug, mits
zij haar vast verblijf in Holland houdt, of
daar in, binnen het jaar na het overlijden van
H
114 REGISTER O? HET
hareö man j rërug keert, en haar éomicilie
vestigt. (Art. i6.)
1©, Het terug bekomen vän den ftaat Van Hol-
lander heeft geer.e achteruitwerkende kracht;
het geeft aan niemand vroegere voordeden ^
dan die, well?e voortfpruiteii uit regten, aan
hem federt dat tijdftip opgekomen. (Art.
17O
ii. Een Hollander, zonder autorifatie van den
Koning, bij eene vreemde Mogendheid mili-
tairen dienst genomen hebbende, of lid ge-
worden zijnde van een vreemd militair genoot-
fcbap, verliest daar door zijne betrekking als
Hollander. - Hij zal in Holland niet kun-
nen terug komen, dan met toeftemming des
Konings, noch zyne betrekking als Hollander
weder krijgen , dan alleen op de zelfde voor-
waarde, waar op een vreemdeling den bür-
gerliiken ftaat, als Hollander, bekomen kan^
en behoudens het verder vermelde bij No* 8»
(Aft. iH.)
ïèé Van de geboorten, huwelijken en fterfgevaï-
len, zullen acten worden opgemaakt, en
openbare registers worden gehouden. (Art,
I9-)
\'J en dien einde zal Van ieder geboorte- ea
fterfgeval, binnen dit Rijk voorvallende, als
roede va») iedere geboorte uit een Hollandfche
vader of moeder, en van ieder fterfgeval van
eeB
-ocr page 127-WETBOEK iSTAPOLEON. 3
eèn Hollander, buiten het Rijk voorvallende,
aangifte moeren worden gedaan. —— De on«
dertroiTW en bevestiging der huivelijken , zoo
als bii de wet bepaald is, wordt voor de
aangifie derzelve gerekend. (Art. 20.;
Bijzondere Reglementen bepalen voorts dê
wijze en den voet der aangiften, den tijd
wanneer, de plaats waar, en de perfonen,
door welke dezelve moeten gefchieden, de
poenaliteiten tegen dé nalatigen, als mede de
form en inrigting der acten en registers.
Voren gemeld. (Art. 21.)
iCAu-rtE. Zie Borgtogt. ZekerkeiÈ.
Cessie. Zie Böedel-affiando.
Cessie Van actie.
lo Levering van OnligchämeUike zaken, die en«
kei in een regt beftaan, gefchiedt door cesfie
van actie, en volmagt aan den getransporteer"
den, om dat regt, en die actie, len zijneri
toordfeele, te vervolgen, zoo wel tegen deti
3;o2 REGISTER. OP HET
mmmm
fchuldenaar, als op de panden en borgen . \'tot
verzekering van de fchuld gefteld. — Levering
van zoodanige regten of onligchamelijke zaken ,
waar van titels of befcheiden aanwezig zijn,
die aan toonder houden, of niet op naam gefteld
zijn, gefchiedt door de eenvoudige overgifte
der titels of befcheiden. (y/r^. 592.)
2. De cesfie van actie, bij het eerfte gedeelte
van het voorgaande No. vermeld, heeft, ten
aanzien van den fchuldenaar, geen kracht
noch gevolg, dan van het oogenblik, dat zij
aan denzelven, bij infmuatie, kenbaar is ge^
maakt. CJrt. 593.)
3. Alle exceptiën, welken men tegen den vo-
rigen eigenaar zoude hebben kunnen doen gel-
den, kunnen ook tegen den genen, die,de
actie verkrijgt, ingeroepen worden. (.Art^
594-)
4. De bepaling van het voorgaande No. is op
de regten of actiën, waar van titels of be-
fcheiden aanwezig zijn , die aan toonder hou-
den , of niet op naam gefteld zijn, niet toe-
pasfelijk. - Ten aanzien van wisfels en
andere brieven, die in den handel omloopen ,
wordt gerefereerd tot her geen bij de Wetten,
betreffende de commercie, wordt bepaald»
(Ari. 595\')
WETBOEK iSTAPOLEON. 3
Chirurgijns.
De actiën van cliirurgyns, wegens dienden
en leverantiën, worden geprefcribeerd door
liet verloop van twee jaren, ingaande met
het einde van het jaar, waar in de dienfter?
bewezen,en de leverantiën gedaan zijn. (4rt%
189p.)
CiJNSEN.
j, Cijns- of tijnsregt, ook wel regt van oud-
eigen genoemd, is gegrond op eene zekere
verbindtenis, liggende op eenig ftuk goed,
waar door de eigenaar van hetzelve verph\'gt
is, jaarlijks eene kleine rente aan den daar
toe regt hebbenden te betalen. (Art. 532.)
2. Cijnfen zijn uit derzelver natuur onlosbaar,
en kunnen door den cijnspligtigen niet, dan
met toeftemming van den cijnshefFer, afgekocht
worden. (Art. 533.)
3. De vervallene of verfchenen cijnfen worden,
door verloop van dertig, jaren, geprefcribeerd,
doch het regt van cijnsheffing gaat door gee-
ne verjaring te niet. (Art. 534.)
Collatie. 2ie Inbreng.
Colonien.
Het Wêthoek napoleon, voor Holland in-
gerigt, zal bij provifie alleen toepasfelyk zijn
9P het grondgebied van het Koningrijk in
H 3 Ei^
-ocr page 130-Europa; en geenszins op deszelfs bM\'r^nlandf
fcbé Bezittingeö öf Eteblisfementen, ( S-JIm\'l
Qilfien van Sprokkelmaand 1809. Art. a,)
Cqmmodaat. Zie Bruikleening.
Compagnieschap. Zie Societeiu
Compensatie.
1. Twee perfonen , wederkeerig elkanders fchulr
denaars zijnde, heefc tusfchen dezelven com-
penfatie plaats, door welke compenfatie de,
wederzijdfcbe fchulden , op de wijze en in de
gevallen hier na vermeld , vernietig,d worden«
CArt. 1208.)
■M. \' Compenfatie heeft plaats uit kracht van de
\' wet, zelfs buiten weten der fchuldenaars,
en de fchulden vernietigen elkander op het
oogenblik, dat zij te gelijk beflraan, ten be-
loope van het wederkeerig bedragen van de-
zelven, (^rt. 1209.)
«. ^ Compenfatie heeft alleenlijk plaats tusfchen
fehulden , die beide of gereed geld , of gelijke
foort van zaken tot onderwerp hebben, en
wederzijds liquide \' en\' vervallen zijn. C-^«?
4. ïnlblventie, o£ uitftel van betaling, veihin-
dert geene compenfatie. C^rt, lari.)
Compenfatie heefc plaats in alle foorten van
fchulden, zonder onderfcheid, uit welke oor-
zaak dezelven voorifpruiten, uitgezonderd;
a. Tegen den geen, die iets terug vordert3
waar van hij wederregtelijk ontzet is;
h. Tegen den geen, die iets terug vordert,
het welk hii in bewaring, of ten bruikleen
gegeven heeft; en
C. Tegen het verfchuldigde, ter zake van
alimentatie, het welk verklaard is niet at\'^
restabel te zijn. (Art. iai2 en 1629.)
6. Een borg kan in compenfatie brengen, het
geen de fchuldeifcher aan den principalen
fchuldenaar\' verfchuldigd is; maar de principa-
le fchuldenaar kan niet compenfeeren met het
geen de fchuldeifcher aan den borg fchuldig
is, - Een folidaire fchuldenaar kan niet in
compenfatie brengen, het geen de fchuldei-
fcher aan zynen mede-fchuldenaar fchuldig
is. (Art. 12,13.)
7. Aan eenen fchuldeifcher, die de febuld door
Ce&Oe van actie verkregen heefr, en daar van
aan den fchuldenaar de vereischte kennisge-
ving heeft gedaan, kan in compenfatie ge-
bragt worden, het geen de oorfpronkelijke
fchuldeifcher aan den fchuldenaar, vóór het
doen der kennisgeving, fchuldig was, ten
ware de fchuldenaar in de zuivere overdragt
3;o2 REGISTER. OP HET
der geheele fchuld aan eenen nieuwen fchuld-
eifcher had toegeftemd. 1214.)
g. Wanneer de wederzLjdfche fchulden niet op
dezelfde plaats betaalbaar zijn , kan de com-
penfatie niet anders te ftade komen, dan met
vergoeding van de kosten der overmaking.
(Jrt. 1215.)
9. Wanneer een fchuldenaar onderfcheiden
fchulden heefc, . die alle aan compenfatie on-
derworpen zijn, worden in het doen der
compenfatie gevolgd de regels, bij ^n. 1167
van dit Wetboek vasigefield, QArt.
— Zie Betaling, No. 20.
jo, Geene compenfatie heefc plaats ten nadeele
van het verkregen regt van derden; men kau
dus in geene compenfatie brengen fchulden,
welke men , na een gedaan arrest, of na dat
des fchuldeifchers boedel onder beheering, teij
behoeve van deszelfs creaiteureii, geraakt is,
ten laste van denzelven verkregen heeft, nock
ook tegen zijne eigene infchuld compenferen dat
geen, het welk men aan den boedel, van zij-
nen fchuldenaar, na gedaan arrest, of na dat
de boedel onder de voorzeide beheering is ge-
bragt, fchuldig geworden is.— Geene compen-
fatie wordt ook toegelaten, welke ftrijdig is
met het geen bij Jrt. 1041 van dit Wetboek,
ten aanzien van verbindtenisfen - of aliënatiën ,
4ie iemand in fraude, zijner crediteuren ge-
maakt
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
maakt of gedaan heeft, is vastgefteld. Qlrt*
1217.)
11. Het gevolg van compenfatie is ook, dat \'
het geen voor de fchuld tot pand gegeven^
of tot zekerheid gefteld is, zoo wel als de
borgen , door dezelve ontflagen worden.
(Art* 1218.)
12. Die eenmaal eene fchuld betaald heeft, wel-
ke hij door compenfatie had kunnen vereffe-
nen I kan, met opzigt tot zijne infchuld of
pretenfie, omtrent welke hij geen gébruik vaw
de compenfatie gemaakt heeft, zich in nadeel
van den derden , niet bedienen van de privile-
giën en hijpotheken, die daar aan verbonden
zijn, ten zij hij niet geweten had eene con-
tra-pretenfie te hebben, met welke hij zijne
fchuld konde compenferen, en wettige rede-
nen dezer ignorantie konde aanvoeren. (Art.
1219.)
13. Die eene zaak ter leen ontvangen heeft, kan
dezelve niet in compenfatie brengen, tegen
het geen de uitleener aan hem fchuldig is,
(Art. IÖ20.)
CoMPRóaiis.
i, Een voogd, geraden oordeelende om een
gefchil, waar in de minderjarige betrokken
is, aan de uitfpraak van arldters te verblijven,
is verpli|t de acie daar van te pasfeercn, op
H 5 au-
laa REGISTER op HET
autorifatie, of onder goedkeuring vande Wees,-
kamer of van het Geregt. (Art. 3591.)
fl. De magt van een mandataris of lasthebber,
om een gefchil bij transactie af te doen, fluit
geenszins het vermogen in, om de beflisfing
van het gefchil aan de uitfpraak van een der-
den bij compromis over te laten, (yfr/^ 1732,3
Confessie. Zie Bekentefiis.
Confinement.
De redenen van eene curateele kunnen van
dien aard zijn, dat ook tevens, tot voorko-
ming van ongelukken, of merkelijke ongere-
geldheden, een confinement, of opfluiting VOOr
een tijd,door den Regter wordt gedecemeerd,
iJrt. 398,;
Confirmatie.
1. Wanneer iemand fchrifteliik erkent eene acte
gepasfeerd te hebben, duet dit gefchrift de
verpligting tot het vertoonen van, de oor-
fpronkeliike acte geenszins ophouden, ten zij
haar inhoud daar bii bepaaldelijk opgegeveii
wordt if hebbende het geen daar in meerder of
-j sn!iers,dan in den oorfpronkclijken tirel voor-
komt, geen gevolg hoegenaamd. CJ^^- 1255.)
a. De acte, waar bij eene verHindienis, tegen
welke vernietiging of rescisfie verzocht kan
WETBOEÏ^ NAPOLEON. 323
worden, bevestigd of bekrachtigd wordt, is
niet van waarde, ten zij daar in de hoofdza-
kelijke inhoud der verbindtenis, als mede de
reden, waarom vernietiging of rescisfie ge-
vraagd zoude kunnen worden, en het oog-
merk, om het gebrek, waar op het verzoek
vaa vernietiging of rescisfie gefundeerd zoude
kunnen worden , te verbeteren, vermeld wor-
den. — De bevestiging, bekrachtiging of vrij-
willige nakoming, in de forra en ten tijde ,
door de wet vereischt, gedaan, wordt gere-
kend voor een afftand der hulpmiddelen en
exceptiën, waar van Hien anderzins tegen eene
acte had kunnen gebruik maken , onvermin-
derd het regt van derden. (Art, 1256.)
3. Een donateur kan door geene confirmatie de
gebreken eener fchenking of donatie, die nie-
tig in den vorm is, verbeteren, maar is ver-
phgt, om eene nieuwe donatie in wettige
en behoorJijke forma daar te ftellen. (^Art*
1257O
4 Wanneer nogtans de erfgenamen, of regt
verkrijgende van den donateur, de door den-
zelven gedane fchenking. bevestigen of vrij^.
willig nakomen, vi^orden deze bevestiging, be-
krachtiging of vrijwillige nakoming gehouden
voor eenen afftand van de bevoegdheid, om
zich tegen de donatie of gebreken in de form,
S44 \' REGISTER OP HET
of op eenige andere exceptiën te beroepen.
iArt. 125S\'}
Confusie. Zie Schuldvermenging.
Consent. Zie Toefiemmingy
Consignatie.
1. Wanneer de fchuldeifcher de voldoening
weigert te ontvangen, kan de fchuldenaar vol-
ftaan, met hem dadelijk het verfchuldigde aan
te bieden, en bij weigering van den fchuldei-
fcher om het zelve aan te nemen, het aange-
bodene in confignatie te brengen.— Zoodanig
aanbod, gevolgd van eene confignatie van het
aangebodene, bevrijdt den fchuldenaar, en
itrekt ten zijnen opzigte tot voldoening, mits
het zelve op eene wettige wijze gefchied is;
blijvende het als dan in confignatie gebragte
voor rekening van den fchuldeifcher. (Art.
1168.)
2. Om zoodanig reëel aanbod van waarde te
doen zijn, wordt vereischt:
a. Dat het zelve gefchiede aan eenen fchuld-
eifcher, die bekwaam is te ontvangen, of
aan den geen, die volmagt hecfc om voor
hem te ontvangen«
h. Dat het zelve gefchiede door een perfoon,
die bevoegd is om te voldoen,
WETBOEK. NAPOLEON. lag
Dat het aanbod gefchiede van de geheele
verfchuldigde fomme met de verfchenen ren-
ten of interesfen, benevens de kosten, in-
dien dezelve tot efienheid zijn gebragt, of
indien dezelve nog niet tot effenheid zijn.
gebragt, met bijvoeging van eene fomme in
plaats van dezelve; behoudens nadere aan»
vulling, indien zulks nodig bevonden mogt
worden.
ch Dat de termijn verfchenen is, indien ns^
melijk het beding, om op termijnen te beta-
len, ten faveure des fchuldeifchers gemaakt
is.
e. Dat de vootwaarde, op welke de fchuld
is aangegaan, vervuld zij.
ƒ. Dat het aanbod gefchiede ter plaatfe, op
welke men is overeengekomen, of, indient
daaromtrent geene bijzondere overeenkomst
mogt gemaakt zijn , aan den perfoon vati
den fchuldeifcher, of ter zijner woonco-
de.
g. Dat het aanbod door een publiek en tofe
dergelijke acte gequalificeerd perfoon gefchied
zij. (Art. 1169.)
. Om confignatie van waarde te doen zijn,
wordt de autorifatie van den Regter niet ver"
eischt; zijnde het p:enoegzaara;
\' Dat dezelve voorafgegaan zij van eene in-
ßnuatie, bij welke aan dea fchuldeifcher
ken»
-ocr page 138-S44 \' REGISTER OP HET
kennis gegeven is van de plaats, den dag,
en liet uur, waar en wanneer het aangebo-
dene in bewaring zal gefteld worden.
\'l. Dat de fchuldenaar zich van het aangebo-
dene ontdaan hebbe, door het zelve ter
plaatfe, door de wet of den Regteir tot
hét ontvangen van geconfigneerde zaken be-
paald , in bewaring te brengen, benevens
de interesfen tot den dag der confignatie toe,
met de kosten, ingevolge de bij Noti.\'LitU
c. vermelde bepaling.
€, Dat door een publiek eh daartoe bevoegd
perfoon eene fchriftelijkè acte worde opge-
maakt , wegens den aard der aangebodene
zaken, des fchuldeifcbérs weigering om de-
zelve te ontvangen, of wegens deszelfs non-
comparitie ter plaatfe, tot de confignatie
beflemd, en eindelijk wegens de confïgnatic
zelve.
Dat, by aldien de fchuldeifcher niet ge-
compareerd is, de acte van confignatie aari
hem geïniinueerd worde,met fómmatie,bni
de in confignatie gegevene zaak naai* zich
te nemen. (Art. 1170.)
De kosten, op zoodanig aanbod eri opge-
volgde confignatie vallende, komen ten las-
te van den fchuldeifcher, indien dezelve wet-
tig is gefchied. (Jrt. 11710
■S. Zoo lang de fchuldeifcher het geconfigneet\'-
dé
-ocr page 139-äe goed niet naar zich genoraeh heeft, kan de
fchuldenaar het zelve terug nemen, doch in
dat geval worden zyne mede - fchuldenaren of
borgen niet bevrijd. (^Jrt, 1172.)
Si Wanneer de fchuldenaar /een regterlijk ge-
wijsde , waar bij zijn aanbod en de configna-
tie goed en van waarde zijn verklaard, bëko-
nien heeft, kan hij, zelfs met toeftemming
van den fchuldeifcher, het in conlignatie ge-
bragte goed niet meer terug nemen, in na-
deel zijner mede - fchuldenaren of borgen»
iJrt. 1173-)
7é De fch uJ dei fcher, die toegeftaan heeft, dat
de fchuldenaar het geconfigneerde goed teri!§
neemt, na dat de confignatie bij \'een regterlyfe
gewijsde verklaard was van Waarde te zya ^
kan, ter voldoening vaii de fchuldj het regt
van prtfcrentie of hijpotheek tegen den fchul-
denaar , noch ook zijn regt tegen de borgen ^
welke voor die fchuld verbonden v/aren, niet
meer uitoefFenen. --—. Hij kan nogtans voor
liet vervolg weder een nieuw hijpotheek vaa
den fchuldenaar bedingen. (Art. 1174.)
In geval het verfchuldigde in onroerend goed
beftaat, en de fchuldeifcher in gebreke blyft
om het zelve té ontvangen ^ moet de fchalde-
mar^ ten einde zich te bevrijden, aan deiï
fchuldeifcher , ter zijner woonftede, wettiglijfc
«loen kennis geven vaa den dag en het uur^
S44 \' REGISTER OP HET
waar op het transport gefchieden zal, met
fommatie aan den fchuldeifcher om het trans-
port te ontvangen. -— Indien de fchuldei-
fcher niet verfchijnt, vpordt daar van door
den Regter Proces-verbaal gehouden, en het
goed ftaat ten rifico van deri fchuldeifcher.
(Art. 1175\')
Constitutie van benten.
Deze handeling beftaat daar in, dat men
Interesfen bedingt van eene hoofdfom, welke
de uitleener aanneemt, nimmer van den geen ,
die dezelven ontvangt, terug te zullen ei-
fchen. (Art. 1652—1657.) - Zie Inte-
res fe».
I, Een contract is eene overeenkomst, waar
door één of meer perfonen zich aan één of
meer andere perfonen verbinden, om iets te
geven, te .doen, of niet te doen, (Art.
loia.)
fi. Een contract is bilateraal of tweezijdig,
wanneer de contractanten zich wederkeerig aan
elkander verbinden. (Art. 1013.)
5, Het zelve is unilateraal of éénzijdig, wan»
neer één of meer perfonen zich aan één of
meer anderen verbinden, zonder dat de laatst-
ge-
-ocr page 141-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
getnelden van hunnen kant tot iets gehouden
zijn, {Art, 1014.)
4, Het zelve is commutatief, vergeldend of
verwisfelend , wanneer ieder der contracteren-
de partijen zich verbindt om eene zaak te
doen of te geven, welke befchouwd wordt;
als een equivalent van het geen voor het geen
voor hem gedaan of aan hem gegeven wordt*
— Wanneer. het equivalent, voor ieder der
contracterende partijen, beftaat in de kans
van winst of verlies, van eene onzekere ge»
beurtenis afhangende, is déze verbindtenis
een kans-contract. (Art. 1015.)
5i Een contract uit weldadigheid is, Wanneer
ééne der partijen aan de andere geheel en al
om niet een zeker voordeel of voorregt doet;
toekomen. (^Art. 1016.)
6. Een contract, uit onereufen titel aangegaanj
is zoodanig een, het welk ieder der partijen
onder de verpligting brengt, om iets te geveij
of te doen, (Art, 10J7.)
7. Alle contracten, behalve in de gevallen j
waaromtrent de wet op eene andere wijze be-
fchikt heeft, kunnen zoo wel mondeling als
.fchriftelijk worden aangegaan, en het gefchrifc
behoort nimmer tot het wezen der contracten,
dan alleen in het geval van een uitdrukkelijk
beding j dat het comract niet voor voltrokken
S44 \' REGISTER OP HET
zal worden gehouden, dan na het\' pasferea
eener fchriftelijkè acte. {Art. 1018.)
8. In geval het beding, bij het flot van het
voorgaande No. vermeld, plaats heeft, ftaat
het aari elk der contracterende partijen vrij,
om, zoo lang het gefchrift niet voltrokken
i^»", van het contract door berouw terug te
komen. - Dit moet echter niet worden
üitgeftrekt tot het geval, wanneer men enkel
was afgefproken, om het verhandelde flechts
tot beter geheugenis en bewijs in gefchrift te
doen vervatten. {Art. 1019.)
9. Alle contracten, het zij dezelve eene be*
paalde benaming hebben, het zij dezelve on-
der geene bijzondere benaming bekend zijn,
hebben hunne algemeene regels, Welke het
onderwerp van Art. 1012—1295 uitmaken.
^ De bijzondere régels, ten aanzien van
bepaalde contracten, worden opgegeven ter
plaatfe, waar van elk derzei ven gehandeld
Wordt. — De bepalingen, die tot handelingen
der commercie in het bijzonder betrekkelijk
zijn, wo\'rden bij de cOmmercieele wetten vast-
gefteld. {Art. lo^o.)
ÏO. Tot de beftaanbaarheid van alle overeen-
komften, behooren vier wezenlijke vereisch-
ten: .
a. De toeftemming van den geen, diê zich
verbindt 5
i,, Deszelfs bekwaamheid pm te kufinen con-
tracteren ;
c. Een zeker onderwerp , het welk de üoSi
der verbindtenis uitmaakt: en
it Eene wettige, oorzaak van verbindrenis.
(Art. 102rO -^-— 2ie vocits öyëreenkorh\'
fleh. \'Verhlndtenisfen,
CcpiëN. Zie Affchriften.
Curatele. CuratoiU
■ I. Een meerderjarige, die Zijn perfoon verio«
ren heefc , volgt het domicilie van zijnen cu-
rator, —— In gevalle er meer dan één cu-
rators zijn 5 v;rordt het domibÜie van deii
eerstbenóemden gevolgd. (Art. 28.)
a. Iemand zijne woonplaats Verlaten h\'ébBëiide^
zondéi: orde op de waarneming zijnër zakeij
té ftellen , trekt dé Regter zich dé zorg voor
de belangen van\' dien afwezenden aan, door
het aanftellen vau cehsn curatbr ovei: deszelfs
onbeheerden boedel, 320 — Zie Af-
wezenden.
gv Een ciiratoi-, of iemabd van dës curators
kinderen, mag niet troüwen met dén geen,
die onder deszelfs curatele ftaat, of geftaari
lieefc, ten zij vooraf doör deh curator, teii
bverftaan ^an dèn Regter, rekening eii verant-
woording zal zijn gedaan. (Art. iö8i)
\'l 2 4.
S44 \' REGISTER OP HET
4. Ouderlooze meerderjarige perfonen hebben ,toi
het aangaan van een huwelijk, niemands toe-
ftemming noodig, behalve van bunnen cura-
tor , Indien zij om eenige reden onder curate-
le ftaan. (Art. 118.)
5. Meerderjarigen, die , wegens ziels- óf lig-
chaamsgebreken, of om andere redenen, niet
in ftaat zijn om hunne perfonen te befcher-
men of hunne goederen te befturen, wordea
gefteld onder curatele, (^Art. 396.^
ö. Dit gefchiedt door den Regter, en wel over
het algemeen door den Regter der woon-
plaats» het zij ambtshalve, het zij op ver-
zoek van nabeftaanden of belanghebbenden,
het zij eindelijk ten verzoeke van den perfoon
zeiven, omtrent welken deze voorziening
noodig is. {Art. 397.)
7. De redenen van eene curatele feunnen van
dien aard zijn, dat ook tevens, tot voorko-
fiiing van ongelukken of merkelijke ongeregeld-
heden, een confinement of opfluiting voor
een tijd, door den Regter wordt gedecer-
neerd. {Art. 398.).
S. Die zich bij een verleend confinement of
curatele bezwaard acht, mag daar van ko-
men in hooger beroep, maar inmiddels
moet het verleende confinement of curatele
voortduren. (Art, 399.)
9. Onder curatele worden gefteld:
0, Ziü-
-ocr page 145-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
Zinnelooze, razende of dolle menfchen.
i. Die wegens doofheid, ftomheid, blind-
heid, ouderdom of aanhoudende ziekte de
curatele begeeren, of daar in toe\'lemmen.
Verkwisters of doorbrengers van hunne
goederen,
i, Afwezenden, voor zoo veel hunnen boe-
del betrefc. (Art. 400.)
ÏO. Tot curator ftelt de Regter aan een zooda-
nig perfoon of perfonen, als hij tot de waar-
neming der curatele gefchikt oordeelt; zoo
geene redenen daar tegen zijn, geffc hij den
voorrang aan de vrouw ofaan de nabeftaanden,
^/trt. 401.)
ïi. Niemand kan echter genoodzaakt worden,
om zich met de waarneming van curatelen te
belasten. (Art* 402.)
Ja. Ouders, bij uiterften wil, één of meer cii-
rateuren over hunne meerderjarige kinderen,
die, wegens ziels- of ligchaamsgebreken of
door afwezendheid, buiten ftaat zijn om hun-
ne perfonen te befchermen, of hunne goede-
ren te befturen, benoemd hebbende, zal daar
yan, dadelijk na het overlijden, aan den Reg-
eer kennis gegeven en bevestiging verzocht
worden, welke, naar bevind van zaken,
door denzelven zal worden verleend. (Arti>
403)
Niemand, behalve de echtgenoot en nabe-
-ocr page 146-S44 \' REGISTER OP HET
ftaande, in de opgaande of nederdaletitJe K«
, v?!,n den perfoon die onder curatele gf°
ßeld is, is gehouden langer dan tien jaren
deze cnratele waar te nemen, na welk tiid-
verloop de zoodanige zijn ontflag zal kunnen
vragen , en een ander in zijne plaats zal moeten
worden aspgefteld. {Art. 404 )
14. Van aüe curatele moet openbare afkondi-
ging gedaan worden. {Art. 405.)
15. Die gecor.fineerd, of wier perfoon en goe-
deren onder curatele gefteld zijn, zijn onbe-
voegd, om zich door eenige handelingen te
verbinden, op gelijke wijze als zulks ten aan-
zien van minderjarigen plaais heeft. {Art.
4cr)0
16. Handelirgen of verbindtenisfen van perfo-
nen, vi\'egens gebrek aan of zwakheid van
verrtandeltike vermogei.s, onder curatele ge-
field , vóór de afkond\'ging der curatele ver-
rigt en aangegaan, kunnen vernietigd of^ge-
rescindeerd worden, indien de oorzaak van
her decerneren der curatele reeds klaarblijke-
lijk beftond , ten tijde dat dezelve handelingen
of verbindtenisfen werden verrigt of aange-
gaan« {Art. 407J
Na iemands dood kunnen zijne handelingen
of verbindtenisfen in regten niet betwist wor-
den, ter zake van zinneloósheid, dan wan-
seei vóói zijn overlijden een curatele over
^ \' " ^ \' zyn.
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
zijn perfoon mogt: verzocht of verkend zijn;
ten ware bet bewijs yan zinneloosheid, uit
de handelingen of acte der verbindtenis zelve
voortvloeit. (Art. 408.)
18. .r>e pligt van den geftelden curator beflaat
in het maken van inventaris, het gadeflaan
van den perfoon onder curatele geilek], en
het beftüren van zijne goederen, evea ais een
voogd zulks omtrent den minderjarigen,doet.
(^r?. 409.) ,,
39. De curator rnoet acht geven, dat de in-
komften der goederen van perfonen, die on-
der curatele gefield, zijn, mede, vo.or 2roo
verre zulks noodig is, en gefchieden kan,
ter verzachting van hun lot, ea ler bevorde-
ring van hunne herdelling bePteed wi^rden.
ao. Zijne magt beftaat \'in het verkenen van ad-
fiftentie , zoo in als buiten regten; njits in
het aanleggen van regtsgedingen, het a^gaati
van transactiën, compromisfen, of bedenke-
lijke verbindtenisfen , eu het vervreemden of
verpanden van onroeretide, en met dezelve
ten dien aanzien geliik geftelde goederen, zich.
voorziende van des regters autoriiatie, op ge-
lijke wyze als een voogd daar toe vèrpligt is.
(Art. 411.)
fli, wanneer de oorzaken der curatele op-
houden , eindigt dezelve; doch wordt niett^-
14, mm.
S44 \' REGISTER OP HET
min door den Regter, die de curatele ver-
leend heeft, de opheffing derzelve, mede bij
openbare afkondiging, bekend gemaakt. (Art.
412.)
S2. De gefielde turaror is verpligt, telken fare
aan het Geregt rekening en verantwoording
van ziin gehouden bewind te doen, als me-
de , na het eindigen der curatele, eene alge-
meene rekening en verantwoording te doen
aan den genen, wiens curator hii geweest
is, of aan deszelfs erfgenamen (Art. 413.)
513. Het falaris van curatcuren wordt berekend
op gelijken voet, als zulks ten aanzien van
voogden plaats heeft. (Art. 414.)
»4. De pligt en ma^t van eenen curator, die
gefteld is om ,ïn opgekomene erfenisfen, eenen
uitlandigen re vertegenwoordigen, om eenen
onbeheerden boedel, waar van de erfgenamen
onzeker zijn, te bewaren en tot effenheid te
brengen, om een\' verlaten boedel, die met
fchulden beladen is, te beheeren, en foortge.
lijke, regelen zich naar den inhoud der aan
hen opj^edragen commisfie, naar de bepalin-
gen van bijzonder« wetten en reglementen,
en verder naar de algemeene voorfchriften,
omtrent voogdij en curatele, en met be^
trekking tot vacerende erfenisfen vasrgefteld.
(Art. 415.)
Die, om verkwisting hunner goederen, oa-
-ocr page 149-WÉT BOEK NAPOLEÓisr. 33^
èer curatele gefteld zijn, mogen geen testa-
ment maken, noch hunne te voren gemaakte
testamenten herroepen, dan met hunnen cura«
tor geadfifteerd, en na vooraf verkregen toe-
flemming van den Regter. (Art, 604.)
Wanneer eene erfenis komt te vallen, waaï
toe zich geene erfgenamen of boedelredders
opdoen, of gevonden worden, beroemt de
Regter van de plaats, waar de overledene het
laatst gewoond heeft, eenen curator over dezel«»
ve. —960.) — Zie Vacerende erfe-
•nisfen.
a7» Van de benoeming van eenen eurator door
den Regter, om eenen afwezenden, bii het
doen der boedelfcheiding, te vertegenwoordi-
gen. (Art. 962.; —^ Zie Boedeifcheiding j
No. a.
Cesfie verzocht wordende, ftelt de Regter
dadelijk een curator aan in den boedel van
den genen, liii de cesfie verzoekt.
1180.^
Da-
-ocr page 150-S44 \' REGISTER OP HET
Daden-
I. Eene daad\'kan , zoo wel als eene zaak, het
onderwerp eener verbindtenis zijn, uiita die
daad noch onmogelyk, noch ongeoorloofd,
nocfi onbepaald zij, en mits de geen, te»
wiens behoeve de verbindtenis wordt aange-
gaan, belang hebbe bij het al of niet verrig-
ten van die daad, zoodanig, dat dit belang\'
op eene zekere waarde begroot kan worden,
(Art. 1056.)
Die zich, bij overeenkomst verbonden \'heeft
om iets te doeH\', en daar van -nalstig of in
gebreke blijft, is gehouden tot vergoeding der
kosten, fchaden en interesfen, die hij door-
zijne na\'atigheid of verzuim veroorzaakt.
(Art, 1037.)
3. Die zich verbonden heeft iets niet te doen,
het geen hij echter heeft gedaan, is daar door
gehouden tot vergoeding van kosten, fchaden
en interesfen, voortfpruitende uit het nadeel
door die daad veroorzaakt, aan den geen.
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
ten wiens behoeve hij zich verbonden had,
om die daad niet te doen. {Art\' 1^58.)
4. De fchuldeifcher heeft ook het regt, om de
• vernietiging van het geen tegen.ftrijdig aan de
overeenkomst is gemaakt, te vorderen, en
hij kan zelfs geautorifeerd worden, om het
gemaakte af te, doen breken, ten koste van
den fchuldenaar, zonder zijn regt, tot ver-
goeding van kosten, fchaden en interesfen,
indien dezelve plaats mogten hebben, daar
door te verkorten, behoudens het geen bij.
Art. 551 van dit Wetboek is bepaald, (Art.
^059\')
0. Eene verbindtenis, welke beftaat in iets te
4oen, kan niet gekweten worden door een
derden, tegen wil en dank van den fchuldei*
fcher, indien deze er belang bij heeft, dar de
daad door den fchuldenaar zei ven verrigt
wordt. (Art. 1146;)
pAGLooNERs. Zie ArHidm-
Deelbaar..
1. Eene verbindtenis is deelbaar of ondeelbaar ,
naar mate dezelve ten onderwerp heeft, of
eene zaak, die in hare levering, of eene
daad, die in de uitvoering, al of niet vat-
baar is voor verdeeling, het zij dezelve lig.
chanielijk of onligchamelijk zy. (Art. 1130.)
a. Eene
-ocr page 152-u® REGISTER OP 3HÉT
s. Eane verbindtenis wordt voor ondeelbas?
gehouden, offchoon de zaak of dc daad,
welke zij tot onderwerp heeft, uit haren aard
deelbaar zij, indien de natuur der verbindte-
nis dezelve niet vatbaar maakt voor eene ge-
deeltelijke uitvoering. {Art, iïSiO
5, Het folidaire eener verbindtenis geeft aas
dezelve geenszins het kenmerk van ondeel-
baarheid. {Art, II32.)
4. In deelbare verbindtenisfen is elk erfgenaam
van den fchuldenaar niet verder aanfpraljeUjk ,
dan voor het aandeel, waar voor hij erfge-
naam is, en elk hunner kan volftaan met
zijn aandeel te voldoen, al is het zelfs, dat
de originele fchuldenaar zich voor het geheel
verbonden had. {Art, 1133.^
In ondeelbare verbindtenisfen, daarentegen»
is elk fchuldenaar in allen gevaWe voor het
geheel aanfprakelijk, ook zelfs dan, wanncef
hij zich niet voor het gedeel verbonden heeft,
en elk der erfgenamen van den fchuldeifcher 9
kan de ondeelbare zaak voor het geheel van
den fchuldenaar vorderen, gelijk ook weder-
keerig van elk der erfgenamen van den fchul-
denaar de geheele zaak geëischt kan worden»
onverminderd derzelver onderling verhaal op
ilkander. {Jrt, 1134.)
WETBOEK NAPOLEON. 14»
©elatie. Zie Eed,
t)ELEGATiE. Zie Novatic*.
Derden.
I. In het algemeen kan men zich niet verbiii-
den,noch iets bedingen,op zijn\' eigen naam,
dan voor zich zeiven. (Art. 103a.)
a. Niettemin kan men zich voor een derden
fterk maken of inftaan, en beloven, dat de-
zelve iets zal geven of doen: in geval die
derde weigert het beloofde na te komen, is
de belover tot fchadeloosftelling gehoudens
(Art. 1033.)
3. Men kan ook ten behoeve van een* derden
iets bedingen, wanneer eene overeenkomst,
welke men voor zich zeiven maakt, of eene
gift, die men aan\'een ander doet, zulk eene
voorwaarde of beding in zich bevat. — Zoo
dra die derde verklaard hééft van het beding
te willen gebruik maken, is het zelve onhep»
roepclgk. 1034.)
4. Alle overeenkomften worden geacht aange-
gaan te zijn, ten behoeve der contracterende
partyen. ~ Dezelve kunnen het regt van een\'
derden niet verkorten, noch aan denzelven
eenig voordeel aanbrengen, behalve in de ge-
vallen in Na. 3 vermeld. (Art. 1077.)
Nietteiain kunnen^ iq geval van bankbreufc.
-ocr page 154-i42 REGISTER HET
de gezamenlijke fchuldeifchers, of de\' verte-
genwoordigers van de masfa, alle de regten
van den fchuldenaal* nitoeffenen , en in zijne
plaats ageren 5 uitgezonderd zoodanige regten
en zaken, die bij uitfluiting zijn perfoon be-
treffen. (ArU 1078.)
6. Zij künn\'en obk» zóó in hun eigen naam,
en ieder afzonderlijk j als op den voet in het
vorig iVb. vermeld, opkomen tegen de da-
den, welke hun fchuldenaar, ter verkorting
van hun regt, gedaan heeft. (Art. jo-fg.^
7. Eene fchuld kan afgedaan worden door een
derden, die daair bij geen Belang heeft, mitè
deze handelt in naam en tot kwijting van den
fchuldenaar, of indien hij in iijn eigen naam
liandelt, zonder cesfie van actie van den
fchuldeifcher tegen den fchuldenaar te nemenj
CArt. 1145-)
Si Eene verbindtehis, Welke beftaät in iets té
do\'en, kan niet gekweten worden door een
derden, tegen wil en dank van den fchuld-
eifcher, indien deze er belang bij heeft, dat
de daad door den fchuldenaar zelven veririgt
wordti (Art. 1146.)
Geene compenfatie heeft plaatg ten nad«ele
van het verkregen regt van derden. (Art,
1217.) — Zie Compenfatie, Nó 10-
Schriftelijke erkentenisfen en confiriSatiën
ver«
10,
-ocr page 155-^WETBOEK napoleon. 143
verminderen het regt van derden niet. (Aru
1256.) — Zie Confirmatie, No. 2.
II. Van de verbindtenisfen der geasfocieerden,
ten aanzien van derden. (Art. i6e5—1608.)
Zie Societeit.
■■la. Welk regt een fchuldeifcher heeft tegen ee-
nen derden bezitter van het verpande goed.
(Art. 1826 en 1827.) ~ Zie Pandr^gt.
Dienstbaarheden.
j. Het regt, waar door een erf aan een nabu-
rig erf, het zij land, het zij huis, dienstbaar
is j wordt fervituut genoemd, d/^rt. 535-)
Servituten of dienstbaarheden worden daar*
gefteld:
a. Door den wil des eigenaars; en
h. Door de wet. (Art. 536.)
3. Alle erven worden geprefumeerd vrij te zijn,
zoo dat elk eigenaar bevoegd is , om üan alle
anderen het mede-gebruik van zijn erf te bep-
leiten, ten ware bewezen wordt, dat men
daar op een regt van fervituut heefr. (Art.
537O
4. Servituten of dienstbaarheden moeten ftrikt
Woorden uitgelegd, zoodanig echter, dat die
het regt van fervituut heeft, ook gerekend
wordt dat gene te hebben, zonder het welk
hij van het fervituut geen gebruik maken kan;
Kfj dus, dis het regt heeft, om water uit
eens
-ocr page 156-S44 \' REGISTER OP HET
eens anders put te halen, heefc ook het regt
van toegang tot dien put. {Art. 538-)
5. Elk, die het regt van fervituut heeft, moet
het zelve zoodanig gebruiken, dat aan den
eigenaar van het dienstbaar erf daar door het
minst\' mogelijk nadeel of overlast veroorzaakt
worde. (Art» 539.)
6. De reparatiën, die noodig zijn om van eeiï
fervituut gebruik te kunnen maken, moeten
gedaan worden ten koste van den geen, die
het fervituut heeft; zijnde de eigenaar van het
dienstbaar erf alleen verpligt te gedogen, dat
de noodige reparatiën gedaan worden. (Art,
.. 540O
7. De eigenaar echter van een muur, waar op
een ander , uit krachte van een fervituut, ge-
bouwd heeft, is verpligt dien muur op zijne
kosten te houden in dien ftaat, dat dezelve
het daar op gebouwde dragen kan; hij kan
zich nopitans van die verpligting ontlasten
door den eigendom van den muur aan den
geen, die het fervituut heeft, af te ftaan.
(Art* 541\')
^ S. ..Insgeliiks moeten de gebreken, door den ei-
genaar van het dienstbaar erf veroorzaakt»
door denzelven op zijne kosten herfteld, en
aan den ander het behoorlijk genot van zijo
fervituut bezorgd worden. (Art- 542»)
9, Een fervituut , aan iemand ter bede of tot
we?
-ocr page 157-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
wederzeggens toe vergund, kan ten allen
tijde worden herroepen en ingetrokken. {/lrt„
543\')
10. IMiemand mag bouwen op eenen muur, die
aan zijn buurman in eigendom toebehoort, ten
ware hem, bij wege van fervituut, her regt
is toegeftaan om zulks te mogen doen, (Art.
5440
ïi. Geen eigenaar is tot het toeftaan van eeti
voortdurend fervituut bevoegd, dan die den
volkomen en onbezwaarden eigendom-van djii
erf heeft. (^Art. 545.)
ia. Op goederen , waar van de een den blooteii
eigendom, en een ander het vruchtgebruik
heeft,.als mede op goederen, aan verfcheideii
eigenaars in gemeenfchap toebehoorende,, raag
geen duurzaam bezwaar van fervitimt gelegd
worden, dan met aller gezamentlijke bewilli-
ging. (Art. 54Ö.)
13. Die, als vruchtgebruikers, fiduciaire bezit-
ters , of erfpachters, éen onvolkomen of be-
zwaarden eigendom hebben, mogen geene an-
dere fervituten op het erf leggen, dan de
ken , waar door het goed geen het minfte na-
deel of vermindering ondergaat, en die mét
het eindigen van hun onvolkomen regt van
eigendom mede een einde nemen. (Art. 547.^
14. Een eigenaar van twee erven, op één der-
iseiven een kennelijk teeken van fervituut heb-
jK lêii«
-ocr page 158-S44 \' REGISTER OP HET
bende gelegd, en den eigendom dezer erven
naderhand hebbende van één gefcheiden, zon-
der van het fervituut melding te maken,
blijft het zelve fervituut voortduren* (Art*
548O
15. Geene fervituten, doör den wil des eige-
naars daargefteld, kunnen eenig gevolg heb-
ben, ten zij dezelve bij den Regter van de
plaats, waar het goed gelegen is, zijn gere-
gistreerd. (Art. 549.)
16. Tot het bekomen van een fervituut door
verjaring, viordt de tijd van dertig jaren ver-*
eischt. (Art. 550,)
17. Een gebouw echter, het welk niet door
geweld, ter fluik, of tot wederzeggens toe,
ter neder gezet en voltrokken is, en gedu-
rende een jaar onbeklaagd gellaan heeft, is
daar door zoodanig verjaard, dat de eigenaar
van het naast gelegen erf geen regt heeft,
om, na verloop van dien tijd, de afbraak of
wegneming van\' het gebouw te vorderen,
(Art. 551.)
18. Servituten of dienstbaarheden kunnen te niet
gaan:
it. Door vermenging van den volkomen ei-
gendom van het dienstbaar en van het
heerfchend erf in denzelfden perfoon;
i. Door uitdrukkelijken aüland;
c. Door het eindigen van vruchtgebruik,
fi-.
-ocr page 159-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
fitleïcomtnis of erfpacht, in de gevallen ia
No. 13 vermeld;
i. Door het geheel verloren gaan van het
heerfchend of dienstbaar erf; -^ gedeel-
telijk verloren gegaan zijnde, geniet het
overgebleven gedeelte de vooirdeeiige fervi-
tuten, in zoo verre zulks mogelijk iS; of
eindelijk
e. Door verjaring, wanneer, gedurende den
tijd van dertig jaren, van het fervituut geen
gebruik is gemaakt. (Arti 552.}
Dienstéoden.
3. Meerderjarige dienstboden, die met hutï
heer of vrouw onder het zelfde dak wonen,
volgen het domicilie van hun heer of vrouw«,
(Art. 29.)
2. De meesters zijn verantwoordelijk voor de
fchade, veroorzaakt door de daad van hunne
dienstboden , en de genen, welke zij in hun
werk hebben. (Art. I315.)
3. Men kan zich, ais dienstbode, iiiet dan
voor een tijd, of voor eene bepaalde zaak
verbiiiden. (Art. I54g.)
4. De meester wordt op zijn woord geloofd,
ten aanzien van de hoeveelheid van het be-
dongen loon; —- van de betaling der huuf
van het verfchenen jaar; —en van de be-
S44 \' REGISTER OP HET
talingen op rekening der huur van het loo-
pend jaar. (Art. i544\')
5. De loonen van dienstbare perfonen over het
laatfte jaar, en het geen aan dezelven over het
loopende jaar verfchuldigd is, zijn op het al-
gemeen bedragen van den boedel geprefe-
reerd. (^rif. 183a. iVb. 4.)
6, De actie van dienstboden wegens derzelver
huur wordt geprefcribeerd fdoor het verloop
van twee jaren, ingaande met het einde van
het jaar, waar in de huur verfchenen is.
(An. 1899.)
Dispensatie.
i. De Koning verleent dispenfatie omtrent de
jaren der huwbaarheid, wanneer daar voor
zeer dringende en zwaarwigtige redenen aan-
wezig zijn. CJri. 100.)
ü. Zoo ook wegens het verbod van huwelijken
uit hoofde van iiamaagfchap, voor zoo verre
daar bij echt - verbindtenisfen van nabeftaan-
den bij aanhuwelijking verbonden zijn. (Jre,
106.)
3. De Koning verleent ook, daar toe redenen
vindende, dispenfatie tot het aangaan van een
huwellik, aan kinderen, zoo wel meerderjari-
gen als minderjarigen, in gevalle beide de ou-
ders , of die van beiden, welke nog maar al-
leen in leven is,
uklandig, of door gebrek
aaB
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
aan ver (landelijke vermogens , in de onmoge-
lijkheid mogten zijn om hunnen wil te ken-
nen te geven. {Art, iii.)
4. Insgelijks om dringende redenen , die geen
uitftel toelaten, tot verkorting van den tijd
tot het doen der openbare afkondigingen van
ondertrouw. {Art. 12\'j.)
g. Indien er redenen van billijkheid beftaan,
waarom huwelijken, volgens de\'wet nietig
zijnde, zouden behooren ftand te houden,
en mitsdien, op grond van dezelve redenen,
door de belanghebbenden dispenfatie van de
bepaling der wetten , ten aanzien dezer hu-
welijken , van den Koning verzocht en ver-
kregen is, zal deze dispenfatie ten gevolge
hebben, dat zoodanige huwelijken , welke an-
ders uit hunnen aard nietig en krachteloos
zouden zijn geweest, door de verkregene dis-
penfatie als wettig en behoorlijk voltrokken
zullen worden gehouden. {Art.
Dissolutie.
i. Het huwelijk wordt ontbonden door den
dood. {Art. 197.)
s. Ook wordt het huwelijk ontbonden, wan-
neer één der echtgenooten, met medeweten
vïin den anderen, naar buiten \'s Lands ver-
trokken is, doch van deszelfs leven of dood,
. gedurende tien jaren, geene dc minde tijding
K 3 is
S44 \' REGISTER OP HET
is ingekomen, en, de afvvezende liij openbare
citatiën en advertentiën in de nieuwspapieren,
voor den Regter ingedaagd, en niet opgeko-
men zijnde, de andere echtgenoot tot het
aangaan van een nieuw huwelijk geregtigd
verklaard, en het zelve daar na werkelijk vol»
trokken is. (Arf. 198.)
3. Het huwêlijk wordt mede ombonden doot
echtfcheiding. (Jrt. 199, 218—228.) -
Zie Echtfchiding.
Domeinen.
1. De wegen, rij- en gangpaden, die tot laste
van het Rijk ziin, de bevaarbare ftroomen en
rivieren, de ftranden van de zee, de havens
en reeden, en in het algemeen alle gedeelten
van Hollands grond, welke voor geenen uit-
fluitenden eigendom vatbaar zijn, worden OU\'*
derhoorig geacht aan de publieke domeinen.
(Art. 43!5-)
2. Alle duinen en heiden, voor ZOO vefre die
niet aan anderen zijn uitgegeven, behooren
aan de publieke domeinen, (Art. 434.)
3. Alle vacerende en verlatene goederen behoo-
ren mede tot de publieke domeinen, (Art.
4. De poorfen, muren , grachten en wallen
van Vestingen of verfterkte fted.en en plaatfen»,
2p
-ocr page 163-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
zijn wijders gedeelten der publieke domeinen»
CJri. 4E60
Domicilie.
1. Ieder Hollander wordt, ten aanzien der uit-
oefening zijner burgerlijke regten, gencht zijn
domicilie of woonftede te heb nen op d:e
plaats, waar hij zyn voornaatn verblijf geves-
tigd heefc. CJf\'t ai.)
2. Iemand kan echter op twee of meerdere
plaatfen domicilie houden, doch niet anders
dan met betrekking tot zekere door hem uit-
drukkelijk bepaalde zaken, welke hij op zoo-
danige plaats of plaatfen uitftaande heeft.
3. Hij moet ook, in zulke gevallen , op zoo-
danige plaats of plaatfen, tot dat einde, uit-
drukkelijk domicilie kiezen. (Jrl. 24.")
4. Een domicilie, betrekkelijk eene bepaalde
zaak, op zekere plaats gekozen, heefi ten ge-
volge, dat alle dagvaardingen en exploicten,
aan dat domicilie gedaan , mits tot die zaak
betrekking hebbende, van die krscht gehou-
den worden, als óf zij aan het gewoon do-
micilie gedaan waren. (Jrt. 25.)
Het verblijf, voor een tijd of faizoen, op
een buitengoed, wordt voor geen domicilie
gehouden. {Art. 26.)
é. Iemand zich, ter zake van eene publieke,
-ocr page 164-S44 \' REGISTER OP HET
tijdelijke of herroepelijke functie, op eene
plaats ophoudende, behoudt zijn vorig domi-
cilie , ten zij duidelijk bleek, dat hij zijn te-
genwoordig verblijf tot zijne vaste woonplaats
verkozen had. (Jrt. 17.}
7. Eene getrouwde vrouw heeft geen ander
domicilie, dan dat van haren man. - Etn
minderjarige, onder de magt van oudeïs of
voogden, volgt het domicilie van zijn vader
en móeder, of voogden.-— Een meerderjari-
ge, die zijn perfoon verloren heefc, volgt het
domicilie van zijnen curator. ——. ïn gevalle
er meer dan één voogden of ciu:ators zijn,
wordt het domicilie van den eerstbenoemden
gevolgd. CJrt. 28.)
8. Meerderjarige dienstboden, die met Uun
, heer of vrouw onder het zelfde dak wonen,
volgen het domicilie van hun heer of vrouw.
(Art. zg..)
p. Het ftaat\' aan ieder vrij van domicilie te ver-
anderen. Deze verandering van domicilie ge-
fchiedt door verhuizing van de eene plaats
naar de andere, met oogmerk om zijn ver-
blijf aldaar voornamelijk te vestigen. fJrt.
30.)
Het bewijs van het oogmerk, in het v&yfe
M>. vermeld, wordt opgemaakt uit de ooi-
fiandigheden. (Jrt. 31.}
Pa-
-ocr page 165-WETBOEK NAPOLEON. 1^3
Donatie.
1, De gebreken eener fchenldng of donatie
kunnen door geene Confirmatie van den dona-
teur verbeterd worden. 1257 en 1258.)
— Zie Confirmatie.
2, Donatie is eene handeling, waar bij iemand
uit milddadigheid iets onherroepelijk afftaat,
ten behoeve van een ander, die het gefchon-
kene aanneemt. (Art. 1330.)
g. Om donatiën te kunnen doen of aannemen,
is het noodig, dat de donateur het vrije be-
heer van zijne goederen, en het vermogen
om te contracteren heeft; als mede dat den
donataris door de wet niet verboden wordt
de fchenking aan te nemen. {Jrt, I331.)
4. Voogden of curateuren mogen, in hunne
qualiteit, geene donatie doen. {Art. 1332.)
5. Echtelieden mogen aan elkander geene dona-
tie doen.— Alle gefimuleerde donatiën, on-
der welke benaming of titel dezelve ook ge-
fchieden , als mede alle donatiën, welke door
tUSCchenkomst van intermediaire perfonen
plaats hebben, zijn nul en van onwaarde.
(Art. 1333,)
6. Voor donatiën door tusfchenkomst van in-
termediaire perfonen worden gehouden de zul-
ke, welke door één der echtgenooten- aan liet
kind of de kinderen van den anderen echtge-
noot, in een vorig huwelijk verwekt, gedaan
K 5 wor-
-ocr page 166-S44 \' REGISTER OP HET
worden; als mede die, welke gedaan worden
door een der echrgenooten, aan de ouders
van den anderen echtgenoot, dewelke ten tij-
de der donatie de vermoedelijke erfgenaam
van deze zijne ouders was; en deze hande-
ling wordt ook dan zelfs voor eene donatie
door tusfchenkomst van een intermediair per-
foon gehouden, wanneer de bedoelde echtge-
noot zijne ouders niet overleefd mogt hebben»
7, Donatiën, tusfchen echtelieden regelregt en
niet gefimuleerd gedaan, en ftaande huwelijk
niet herroepen zijnde, worden door den dood
van den donateur, mits de donataris als dan
nog in leven is, bekrachtigd, even als of zij
van den beginnen af deugdelijk en wettig ge-
weest waren. -— Zig worden gehouden voor
herroepen , wanneer echtfcheiding plaats heefc ,
en wanneer de donateur het gefchonkene ver»
vreemd, of bij testament aan een ander ge-
maakt beeft. (Art, 13350
8. Donatiën kunnen alleen bevatten goederen,
die de donateur dadelijk bezit; indien de do»
natie ook toekomftige gqederen bevat, is de-
zelve ten dien opzigte krachteloos. (Art»
Ï33ÖO
5). Geene acte van donatie van roerende gos.
deren is van waarde, ten ware die goederen,
zijn getauxeerd, en de ftaat of inventaris
dis;\'
-ocr page 167-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
dier getauxeerde goederen door den donateur
of donataris, of die voor denzelven de dona-
tie aanneemt, geteekend, en aan de acte van
donatie geannexeerd zij, (Art. 1337.)
ia. Donatiën van onroerende goederen, of van
daar uit voortkomende voordeden, mogen
niet gedaan worden ten behoeve van fteden^
dorpen, godsdienst-gemeenfcbappen, armen-
inrigtingen, godshuizen, weeshuizen en ande-
re geoorloofde gern een fc happen of gefliehten,
dan alleen na bekoraene autorifatie van den
Koning. (Art. 1338,)
II» Alle acten van donatie, onder de J\'snd ge-
pasfeerd, zijn krachteloos.\' (Art. ï3;9.)
Ï2» Geene donatie is van waarde, of zij moet
door den donataris, of door iemand tot dat
einde bijzonderlijk door hem gem3gri,^d\', wor-
den aangenomen; zonder onderfcheid, of die
aanneming gedaan wordt bij de acte zelve,
of bij eene posterieure acte , mits deze mede
niet onder de hand gepasfcerd zy, (Art.
1340.)
13. Donatiën, eenmaal wettig gedaan zijnde,
zijn onherroepelijk, en de donataris heeft,
uit krachte van dezelve , eene perfonele actie
tegen den donateur, om hem door levering
of overdfagt in het bezit van den eigendom
van het gedonateerde te ftellen. An. 13410
54, De bepaling van onherroepelykheid, bij het
voor-
-ocr page 168-voorgaande No. vastgefteld, lijdt echter uit-
zondering , wanneer de voorwaarden, ondep
welke de donatie gedaan is, niet vervuld
zijn; als mede in geval van ondankbaarheid
van den donataris, en in het geval, dat aan
den donateur naderhand kinderen geboren, of
onechte kinderen door denzelven gelegitimeerd
zijn. CJrt. 1342-)
Ï5. Bijaldien eene donatie herroepen wordt, we«
gens het onvervuld blijven der bedongene
voorwaarde, moet het gefclionkene aan den
donateur terug gegeven worden, vrij van alle
lasten en hijpotheken, waar mede de dönaia-
ris dat goed mogt bezwaard hebben, en oe-
fent de donateur tegen derden, die het ge-
fchonken goed,
wanneer hetzelve onroerend
is 5 onder zich hebben, het zelfde regt uit,
het geen hy tegen den donataris zeiven zoude
hebben kunnen doen gelden. (Jrt. 1343.)
16. Geene donatie kap, uit hoofde van ondank-
ba^eid, worden herroep,en, dan in de na-
volgende gevallen:
a. Indien de donataris lagen gelegd heefc op
het leven van den dona.teur;
h. Indien hij zich tegen den donateur aan
merkelijke mishandelingen fchuldig gemaakt
heeft; en
■e. Indien hij den donateur levens-ondffhoud
geweigeïd heeft. (JrJ. 1344«)
17. Donatie wordt, uit hoofde van het onver-
vuld blijven eener bedongene voorwaarde, of
van ondankbaarheid, nimmer van zelve voor
herroepen gehouden, maar moet de herroe-
ping uhdrukkelijk, en binnen den bij de wet
bepaalden tijd gefchieden. QArt* 1345O
ï8. De herroeping, wegens ondankbaarheid,
moet gedaan worden binnen \'s jaars, gere-
kend van den dag, dat de daad, welke door
den donateur aan den donataris te laste ge-
legd wordt, gefehied is, of ter kennisfe van
den donateur gekomen is. - De actie tot
herroeping kan niet geinftitueerd worden door
den donateur, tegen de erfgenamen van den
donataris, noch door de erfgenamen van den
donateur, tegen den donataris zeiven, ten
ware in het laatfte geval de actie bij het Ie--
ven van den donateur reeds aanhangig was,
of wel dat hij overleden mogt zijn binnen het
|aar, waar in de daad bedreven was. (Art^
1346.)
19. Vervreemding van het gefchonkene, door
den donataris gedaan, en hijpotheken, en an-
dere reëele lasten, waar mede hij hetzelve
mogt bezwaard hebben, blijven van waarde,
niet tegenftaande herroeping ter zake van oii=i
dankbaarheid; blijvende niet te min de dona-
taris gehouden, de waarde van het vervreemde
of bezwaarde terug te geven, berekend naar
dep
-ocr page 170-S44 \' REGISTER OP HET
den tijd, \\Vaar op die iierroèping gedaan Is,
met de vruchten van dien, van den dag der
herroeping af, {Art, 1347.)
so. Huw/eiijksgiften kunnen niet herroepen wor-
den uit hoofde van ondankbaarheids {Art.
1348.)
Wanneer de donateur, ten tijde der dona-
tie , géene kinderen of andere descendenten
in leven hebbende, aan hem naderhand, het
zij bij zijn leven, of zelfs na zijnen doodj
een kind geboren wordt, of dat bij, zijn levea
een door hem in onecht verwekt kind gelegi-
timeerd is, wordt de bevorens gedane donatie
door de Wet zelve herroepen; en zulks hoe-
danig ook de waarde der donatie zij, en on-
der welke benaming of titel dezelve moge
zijn gefchied ; zelfs al ware de donatie mutu-
eel of tot eenige belooning gefchied; of al
ware dezelve in eene huwelijksgifte beflaande,
zoo maar dezelve huwelijksgift door andere
perfonen dan ouders én grootouders, aan de
echtgenooten, of door den eenen echtgenoot
aan den anderen gedaan is* {Art. 1349.)
£2. De herroeping heeft zelfs dan plaats, wan-
neer de huisvrouw van den donateur of de
donatrice bereids zwanger was, ten tijde toeij
de donatie gefchied is. (Art. 1350.)
asi De donatie wordt ook dan zeJf^ herroepen,
wanneer de donataris, in het bezit van het
goed
-ocr page 171-goed zijnde, daar in door den donateur na
de geboorte of legitimatie van het kind gela»
ten mogt zijn; doch de donataris is niet ver-
pligt de door hem genotene vruchten terug te
geven, dan van den dag af, dat de geboorte
of de legitimatie van het kind hem, bij be-
hoorlijke acte van infinuatie, kennelijk zal
zijn gemaakt; doch na dien dag vermag hij
dezelve ook nimmer voor zich te behouden,
al ware het dat de actie, tot teruggave van
het gefchonkene, eerst na die kennisgevin|
geinftitueerd was. (Art. 1351.)
£4. De goederen, gefchonken bij eene donatie,
welk<s door de wet zelve herroepen wordt,
keeren terug naar den donateur, vrij van alle
lasten en hypotheken, waar mede de donata-
ris dezelve mogt hebben bezwaard, en kun«
nen zelfs op geenerlei wijze verbonden blijven
tot zekerheid van het huwelijksgoed van de
vrouw van den donataris; het geen ook dan
plaats heeft, wanneer de donatie ter begunffiging
van het huwelijk van den donataris gedaan»
en in de huwelijks voorwaarde geinfereerd is.
(Art, 1352.)
Donatiën, in dier voege herroepen, kunnen
niet herleven, en op nieuw van kracht wor-
den , door den dood van het kind van den do-
nateur, noch door eenige daad van bevesti-
ging, en, indien de douateur het gefchonke-
m
-ocr page 172-S44 \' REGISTER OP HET
ne weder aan denzelfden donataris geven wÜ^
het zij vóór of na den dood van het kind,
uit hoofde van wiens geboorte, of legitima-
tie, de herroeping gefchied was, kan hij
zulks niet anders doen dan bij eene nieuwe
donatie» {Art. 1353.)
Alle bedingen of overeenkomften, waar bij
een donateur van de herroeping eener donatie,
uit hoofde van geboorte of legitimatie van
kinderen, dewelke daar na plaats, zoude mo-
gen hebben, heeft afgezien, zijn van onwaar-
de, en kunnen geen gevolg hebbeui {Art^
13.54O
a7. De donataris, zijne erfgenamen of regt ver-
krijgenden, of andere perfonen, die het ge»
fchonkeiie onder zich hebben, kunuen geene
prefcriptie aanvoeren > om eene donatie van
kracht te doen zijn , waar van de herroeping
plaats heeft, uit hoofde van geboorte of legi-
timatie van kinderen, dan na een bezit van
dertig jaren, die niet beginnen te loopen, dan
van den geboorte-dag van des donateurs laat-
fte kind af; en zulks behoudens het geen ten
aanzien van interruptie bij de wet wordt be-
paald. {Art. 1355-)
Dood.
ï. Wanneer een afwezende wordt vermoed
dooö
-ocr page 173-Bood te zijni {An. 34—Sï^O —^ Zië A^
ivezenden.
2. Trouwbeloften verï^alleh door den doOd vaii
i^én van beide de verloofde perfoneli. (An.
51. No. i.)
3. Her huwelijk wordt ontbonden dooï deii
dood. {An. 197.)
4. De voogdij èindigt geheèl eh al door het
overlijden van den minderjarigèn. {An. 37^0
No. 1.)
Ten aanzien van den voogd, eindigt de
voogdij, door den dood vän den yoögd. (Am
368. Né. lO
6. Vruchtgebruik eindigt door den döod vail
den vruchtgebruiker. (An. 505. No. i.)
7. Indien twee of meer perfonen , waar van de
een tot des anders fuccesfie geroepen is, doot
eenig ongeval te gelijk zijn vefongelukt, en
niet kan worden nagegaan, wie vaii hen
eerst geftorven is, wOfdt, naar aanleiding der
omftandigbedén, of, daat dë ómflandighedeii
niets beflisfen kunnen, naar de kracht der ja-
i-en, of van de kunne dèr alzoö overledefffe
perfonen, opgemaakt, wie van hen geprefu-
meerd mdet worden den anderen overleefd té
hebben. {An. 59ÖO
8. Indien deze alzoo té gelijk vetongelükte per-
fonen hog geen vijftien jaren bereikt haidden^\'
wordt de öudfle l^an Hèn geacht dè\' langstle«
S44 \' REGISTER OP HET
vende geweest te zijn. Ieder hunner meer
dan zesüg jaren oud zijnde, wordt de jongfte
voor den langstlevenden gehouden. — Wan-
neer eenigen jonger dan vijftien, cn de ande-
ren ouder dan zestig jaren zijn, worden de
cerften geacht de laatften overleefd te hebben.
(Art. 597.)
9. Indien de te zamen verongelukte perfonen
de volle vijftien jaren bereikt hebben, doch
beneden de zestig jaren oud zijn, en voorts
van gelijke jaren zijn, of niet meer dan één jaar
van elkander in ouderdom verfchillen, wor-
den altijd de mannen geacht de langstlevenden
geweest te zijn. - Indien zij van dezelfde
kunne zijn , wordt de prefumtie, dat de fuc-
cesfie overeenkomtlig den gewonen loop «Jer
natnur zoude hebben plaats gehad, toegela-
ten , en dienvolgende geprefumeerd de jongfte
den oudilen overleefd te hebben. - De bij
dit en het vorige No. niet fpeciaal uitgedrukte
gevallen worden beflist volgens de regelen,
hier voren bij No. 1 opgegeven. (Art. 598.)
to» Die een ander het leven benomen heeft,
mag, uit krachte van deszelfs testament,
geen voordeel genieten. (^Art. 615.)
JI. Fideïcommis gaat te niet door het over-
lijden van den fideïcommisfairen verwach-
ter vóór den testateur, of vóór den bezwaar,
den erfgenaam, of vóór de vervulling der
voor-
-ocr page 175-WETBOEK NA^LEÖN.
voorwaarde, of vóór den bljgevoegden onze-
keren tijd, (Art.\'q66. No. 2.)
js. Alle testamentaire befchikkingen zijn verval-
len, als de daar bij bevoordeelden vóór den
testateur komen te overlijden. {Art* 843.)
13. De post van executeur en adminiftrateur
eindigt met hunnen dood, en gaat niet ovef
op hunne erfgenamen, onverminderd echter
derzelver verantwoordelijkheid voor de verrig«
tingen van den overleden executeur of admi-
niftrateur. {Art 912»)
14» Het contract van huur en verhuring wordt
door den dood van dfin verhuurder of huur-
der niet vernietigd. {Art* 1507.)
S5. Huur van dienflen wordt verbroken dooc
den dood van den ambachtsman, van den
aannemer, of van den architect,eik voor zoo
veel het hem opgedragene betreft. {Art*
1558)
16. Sociëteit eindigt door den dood van een*
der geasfocieerdcn. i^^rt* xöop. N\'o. 4.)
17. Lastgeving eindigt door den dood of infol-
vemie, het zi) van den lastgever, hét zij van
den mandataris. {Art, 1746O
j. De eene echtgenoot mag van den anderea
eene douarie bedingen. (Art. 7Ö.)
a. Douariëa kunnen niet ftrekken tot vermin»
L s df^
S44 \' REGISTER OP HET
dering der legitime portiën , aan kinderen of
ouders, noch van kindsgedeelten aan voor-
kinderen, volgens de wet toekomende, (jirt.
770
3. Zij moeten insgelijks aan de voldoening der
fchulden van den overledenen echtgenoot ach-
terflaan. (/irt. 7^0
4. De douariën hebben echter den voorrang
boven alle erfftellingen, en makiHgen bij testa-
ment. (Art. 79.)
5. Geene douarie gaat te niet door het legateren
van gelijke of grootere waarde, zonder dat
de douarie daar bij uitdrukkelijk is herroepen»
(Art. 80O
6. Zij wordt ook niet krachteloos door zoo-
danige benoeming van den langstlevenden tot
erfgenaam, waar bij dezelve tevens belast is,
om de goederen, bij zijn of haar Overlijden ,
of eerder, aan anderen uit te keeren. (Art,
81O
7. De douarie echter vervalt\', en blijft tea
voordeele van den gemeenen boedel, wanneer
de langstlevende zuiver rot erfgenaam is ge-
fteld , of wel onder voorwaarde, dat het geen
van den boedel, op deszelfs overlijden, be-
vonden zal worden onverteerd en onvervreemd
over te fchieten, als een gemeene boedel tus-
fchen wederzijdfche erfgenamen zal verdeeld
worden, en de langstlevende, in het laatfte
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
geval, den boedel onder die voorwaarde heeft
aanvaard. (Art. 8a.)
80 De voordeden, die bij huwelijks voorwaar-
den bedongen zijn, om eerst na den dood
van één der echtgenooten plaats te hebben,
als douariën en foortgelijken, worden, ten
aanzien der fchuldige partij, door de echt-
fcheiding gehouden voor vervallen. (Art*
aa?.)
Drop.
Elk moet zijn eigen hemelwater, dat van
zijn dak valt, gelijk mede al het overtollige
water, dat hij op zijn erf heeft, bergen, of
op en over zijn erf heen leiden, zonder dat
hij zelfs eene goot buiten zijn muur over den
grond van zijn buurman leggen mag; ten
ware hem het fervituut is toegedaan om het
hemelwater van zijn dak te laten vallen, en
het overtollige water te laten loopen op en
over liet erf van zijn buurman; welke laaffte
dan verpligt is, om voor dien drop of water-
loop eene genoegzame ruimte op zya erf te
laten. (Jn, 570.)
DüINEN.
Alle duinen en heiden, voor zoo verre die
niet aan anderen in eigendom zijn uitgegeven,
L 3 bc-
t
ilSÓ REGISTER OP HET
behooren aan de publieke domeinen. (Art,
4340
pwalïng.
I. Trouwbeloften zijn nietig, wanneer zij door
vreeze, bedrog of merkelijke dwaling zijn aan-
gegaan. (Art. 48. iVo. g.")
. Geene vergisfing of dwaling in des erfge-
naams voor- of toenaam, woonplaats, hand-
tering, of in eenige, andere opzigren, hindert
de erfftelling; mits flechts duidelijk blljke^,
wien de testateur erfgenaam heeft willen ma-
ken. (Art. 660.) /
3. Geene dwaling omtrent de benoemde of
aangeduide zaak verhindert het legaat , indien
- maar de meening van den testatenr duidelijk
~ bli\'.kt ; doch dwaling niet in den eigen naam,
jïiaarinden naamvan het geflacht, als he VOOT
5 \' paard., maakt den wil onveritaanbaar, en
daar door krachteloos. (An. 779 )
4, Eene regtmatige dwaling, waar door eene
benadeelirg van meer dan een vierde van ie-
mands erfdeel door de fcheiding veroorzaakt
is, eene vergisfing in de berekening der aan-
deden of optellingen, de ontdekking dat men
bil de fcheiding iemand als mede-erfgenaatn
heeft toegelaten, die geen erfgenaam was, of
dat men verzuimd heeft een wezenlijken erf-
■ g?naam mede te rekenen, zijn wettige gron-
den
WETBOEK napoleon. 1Ö7
den tot rescisfie of tenietdoening van de
aangegane fcheiding, en tot eene geheele her-
ftelling, of wel tot eene verbetering van het
toegebragte nadeel, naar mate van de omftan-
digheden. {Art. 1010.)
5. Dwaling maakt geere overeenkomst nietig,
dan wanneer men gedwaald heeft in het we-
zen der zaak, die het onderwerp der over-
eenkomst uitmaakt. {Art* 1023,)
6. Overeenkomften, door dwaling , onregtvaar-
dig geweld of bedrog aangegaan, zijn niet
van zelf nietig, maar moeten bij vonnis van
den Regter, na een volledig onderzoek, ver-
nietigd of gerescindeerd worden. {Art. 1030.)
7. Vernietiging of rescisfie van* aangegane over-
eenkomften kan, gedurende den tijd van tien
jaren, verzocht worden, in alle die gevallen,
in welke geen korter tijd door de wet bepaald
wordt; in geval van dwaling begint die tijd
te loopen van den dag, dat dezelve ontdekt
L 4 Echt-
-ocr page 180-S44 \' REGISTER OP HET
E.
^chtgenooten.
i. Welke bedingen zij hij huwelijks voor-
waarden maken mogen. (Art. 57—-98,) ——
Zie Htmelijks-voorwaarden.
s. Gevolgen des huwelijks, ten aanzien, zoo
van de perfonen, als van de goederen der
echtgenooten. (Art. 140—196.) — Zie Hu-
welijk, Mati. Vrouwen. Gemeenfchap.
3. Regten, ten aanzien van den overblijvenden
echtgenoot, die tot een tweede huwelijk over-
gaat. soo—aia.) — Zie Tweede hu-
welijk.
4. Echtfcheiding en feparatie tusfchen dezcl-
ven. (Art* 218—-241.) -—- Zie Echtfchei-
ding. Separatie.
5. Indien de overledene geene bloedverwanten
nalaat, die, volgens de wet, bij verfterf kun-
nen erven, devolveert de nalatenfchap bij ver-
flerf op den langstlevenden der echtgenooten;
ten ware het huwelijk door echtfcheiding te
voren vernietigd mogt geweest zijn. (Art.
WETBOEK NAPOLEON.
Echtelieden mogen aan elkander geene dona«
tie doen. (Jrt. 1333—1335-) - ^i® Do-
mik,, Ne* 5—7\'
. Tusfchen echtelieden kan geen koop noch
verkoop beftaan, dan in de hier navolgende
gevallen:
a. Wanneer één der echtgenooten, na ge-
regtelijke echtfcheiding, aan den anderen
echtgenoot goederen afftaat, tot voldoening
van het geen, waar op dezelve aanfpraak
heeft; en
if. Wanneer de afftand van goederen, door
den man aan de vrouw, ftaande huwelijk,
uit eene wettige oorzaak gefchiedt, gelijk
als tot redintegratie van vervreemde goede-
ren, of het wederbeleggen van penningen,
wanneer omtrent die goederen of penningen
geene gemeenfchap tusfchen hen plaats grijpt;
behoudens echter in beide gevallen het regt
van de erfgenamen der contracterende par-
tyen, bijaldien er indirect voordeel voor
ééne van dezelve in gelegen mogt zijn.
iJrt*
Echtscheiding.
I. Het huwelijk wordt mede ontbonden door
echtfcheiding. jpp.)
a. Echtfcheiding mag geen plaats hebben, dan
om wettige redenen; in het bijzonder is de
L 5 en-
S44 \' REGISTER OP HET
enkele wederzijdfche overeenkomst der echt-
genooten daar toe ongenoegzaam. {Art. si8.)
3. Voor wettige redenen van echtfcheiding
worden gehouden?
a. Overfpel;
h. Kwaadwillige verlating, dat is, zoodanige
beftendige afwezendheid, welke, met oog-
merk om nooit bij zijn echtgenoot terug te
komen, gefchied is; en
e. Het plegen van zoodanige grove misdaad,
welke verwijzing tot lijfftraf, of tot het
werken of gevangen zitten in een tucht-
huis , voor een\' zeer langen tijd, van ten
minften tien jaren, of tot bannisfement
buiten het Rijk, mede voor een zeer lan«
gen tiid, van ten minften vijftien jaren,
ten gevolge heeft; mits echter in dit ge-
val de echtfcheiding gevorderd worde bin-
nen het jaar na de uitfpraak van het von-
nis ; na weiken tijd, om deze reden , geene
echtfcheiding zal mogen plaats hebben, ten
ware één der echtgenooten zich buiten Eu-
ropa mogt bevonden hebben. {Art. 219.)
4. Die door zijn eigen wangedrag de oorzaak
geweest is, dat er eene reden tot echtfchei-
ding aanwezig is, kan van zijnen kant de
echtfcheiding geenszins vorderen. {Art. 220.)
5. Uitdrukkelijke of ftilzwijgende vergiffenis der
misdaden, welke den grondflag tot echtfchei-
ding
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
ding kunnen leggen, doet het regt, om echt-
fcheiding te vorderen te niet. (Art. aai.)
ó. Indien uit de echtfcheiding proces ontftaat,
kan de Regter, na een fummier onderzoek
van zaken, het zij door aan den eifcher toe
te ftaan, om afzonderliïk te mogen wonen,
het zij door de voogdij van den man op te
fchorten, het zij door aan de vrouw tot\'haar
noodig onderhoud eene wekelijkfche uitkeering
toe te leggen-, het zij omtrent de opvoeding
der kinderen zoodanige provifionele fchikkin-
gen maken, als hij tot veihgheid van den
perfoon of van de goederen van één der echt-
genooten , of van de kinderen, in billijkheid
noodzakeiyk oordeelt, (Art* 0,22.)
7. De echtfcheiding eenmaal bij vonnis bepaald
zijnde, kan tusfchen die zelfde perfonen we-
derom geen huwelijk beftaan. (Art. 223.)
8. Beide gefcheiden perfonen kunnen met een
ander een tweede huwelijk aangaan, onver-
minderd de bepaling bij Art* 107 van dit
Wetboek vastgefteld. (Art. 224.)
9. Zij blijven echter, als ouders, verpligt, om
voor de opvoeding ei-i het onderhoud der kin*
deren , uit hun gefcheiden huwelijk geboren,
te zorgenden wordt de wijze van opvoeding,
des noods, door den Regter bepaald. (Art*
10. De boedel wordt tusfchen de gefcheiden
echt-
-ocr page 184-S44 \' REGISTER OP HET
echtgenooten verdeeld, op dezelfde wijze, als
of het huwelijk door den dood ontbonden
was. (Art. 226.")
11. De voordeelen echter, die bij huwelijks
voorwaarden bedongen zijn, om eerst na den
dood van één der echtgenooten plaats te heb-
ben, als douariën en foortgelijken, worden,
ten aanzien der fchnldige partij, door de
echtfcheiding gehouden voor vervallen. (^Art,
12. Wanneer de onfchuldige perfoon bij de
fcheiding der goederen zoo veel niet kan be-
komen, dat dezelve daar uit naar zijnen
ftaat ordentelijk kan beftaan, legt de Reg-
ter aan den fchuldigen op, om eene zekere
fomme, geëvenredigd aan zijn vermogen, op
bepaalde tijden, aan den onfchuldigen, tot
deszelfs onderhoud, zoo lang zulks HOOdig
zyn zal, uit te keeren. (Art, 228.)
, Alle voogden, het zij bij testament of ande-
re acte, het zij door de Weeskamer of door
het Geregt aangefteld, zijn verpligt, dadelijk
na dat zij van hunne aanftelling kennis beko-
men hebben, ter Weeskamer, of, zoo élie
niet aanwezig of uitgefloten is, bij het Ge-
regt, zich onder eede te verbinden, dat zij
de aan hen opgedragene voogdij getrouwelijk
en
-ocr page 185-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
en naar hun beste weten, overeenkomftig de
voorfchriften van de wet, zullen waarnemen.
(Aru 329.)
Van den inventaris moet door de voogden ,
binnen acht dagen na het pasferen van den-
zelven, een authentiek affchrift ter Weeska-
mer , of, zoo dezelve niet aanwezig of uitge*
floten is, aan het Geregt 0 vergebragt, en al-
daar met eede gefterkt worden^ (Art. 334.)
3. De judiciële eed is van tweederlei aard:
a. Die, welke door de eene partij van de
andere gevergd wordt, om daar aan de be-
flisling der zaak over te laten , en decïfoir
of heflisfend genoemd wordt; en
h. Die, welke door den Regter aan eene der
beide partijen , ambtshalve, wordt opgelegd.
(Art. 1282.)
4. Delatie van den beflisfenden of decifoiren eed
kan, over welke foort van gefchillen dit ook
zijn moge, gedaan worden. (Art. 1283.)
5. Deze eed kan niet gevergd worden, dan om-
trent eene daad, welke perfoonlijfc verrigt is
door den geen , aan wiens eed de beflisfing
vi^ordt overgelaten. (Art. 1284.)
6» Dezelve kan in iedereri ftaat van het proces
gevergd worden , zeifs dan, wanneer geenerlei
begin van bewlis, het zij voor den eisch, het
zij voor de exceptie of verdediging, voor han-
den is» (Art. 1285.)
7. In-
-ocr page 186-S44 \' REGISTER OP HET
7» Indien hy, aan wiens eed de beflisfing eener
zaak overgelaten is, weigert den ge vergden
eed aan te nemen en af te leggen, of de zaak
wederkerig te laten aan den eed der wederpar-
tij, moet aan hem, of, in geval dat de we-
derpartij , aan wiens eed de beflisfing der zaak
wederkerig overgelaten is, weigert denzelven
aan te nemen of af te leggen, moet aan dezen
^ deszelfs eisch of exceptie ontzegd, of dezelve,
met betrekking tot zijne gedane verdediging,
in het ongelijk gefteld worden. (^Art. 1286.)
8. Wanneer de daad, omtrent welke de eed
gevergd wordt, niet de daad is van beide
partijen, inaar zuiver perfooneel is aan dien
geen , aan wiens eed de beflisfing vvordt over-
gelaten, mag die beflisfing aiet wederkerig aan
den eed der wederpartij gelaten worden. (Art.
9, Wanneer hij, van wien de beflisfende eed
is gevergd, of hij, aan wiens eed de beflis-
fnig wederkeerig is overgelaten , den eed aan-
genomen en afgelegd heeft, wordt aan de
tegenpartij niet toegelaten de valschheid van
dezen eed te beweren. (Art. ia88.)
10. Die den beflisfenden eed van zijne weder-
partij gevergd, of de beflisfing aan den eed
van zijne wederpartii wederkeerig overgelaten
heeft, kan zijn aanbod niet weder intrekken,
zoo
-ocr page 187-WETBOEK NAÏ^OLEOlSr.
zoo dra de wederpartij verklaard heeft, bereid
te zijn den eed af te leggen. {Jrt, 1289.)
II. De eed afgelegd zijnde, levert zulks geea
bewijs op, dan alken ten voordeele of nade
le van den geen, die denzelven gevergd of
overgelaten heeft, en van deszelfs erfgenamen
en regtverkrijgenden. — Nogtans wordt eetï
fchuldenaar, aan wiens eed de beflisfing door
één der folidaire fchuldeifchers is overgelaten,
door het aannemen en afleggen van denzelven
niet verder bevrijd, dan voor hel aandeel van
dien fchuldeifcher. - De gevergde of op-
gedragen eed door eenen principalen fchulde-
naar aangenomen en afgelegd zijnde, worden
daar door ook de borgen bevrijd.-De-
zelve eed, aan één der folidaire fchuldenaren
gevergd of opgedragen, en door hem afgelegd
zijnde, bevrijdt ook zijne mede-fchuldenaars.
- De eed, aan den borg gevergd of opge-
dragen , en door denzelven afgelegd, ftrekc
ook ten voordeele van den principalen debi-
teur. - In deze twee laat fte gevallen ech-
ter ftrekt de eed van eenen folidairen mede-
fchuldenaar, of van een borg niet ten voor-
deele van de mede-fchuldenaars of van dea
principalen fchuldenaar, dan wanneer die eed
omtrent de fchuld zelve, en niet omtrent het
beftaan der folidarheit of van de borgtogt,
gevergd of opgedragen is. (Art, 1290.)
12. Da
-ocr page 188-ï76 REGIStEk OP HÉT
12; De Regter is bevoegd, om aan éétië def
partijen eén eed op te leggen, het zij om
daar van de beflisfing dèr zaak te doen af-
hangen , het zij om daar door de hoegroot-
heid der te vallene condeöinatie te bepalen.
{Art. 1291.)
13. De Regter mag echter den eed, het ^ij met
opzigt tot den eisch, of tot de exeptie of
verdedigingi ambtshalve, niet opleggen, dan
önder dé twee navolgende bepalingen:
a. Dat de eisch , exceptie of verdediging;
niet volledig bewezen zij; en
h. Dat dezelve niet ten eenemale onbewezen zij.
Buiten deze twee gevallen moet de Regter
den eisch zuiver en eenvoudig tOevvijzén of
ontzeggen* {Art, 1292.)
14. Wanneer de Regter aan ééae dör partijen!
den eed ambtshalve opgelegd heeft, mag de-
ze de beflisfing der zaak niet wederkeerig aan
den eed der wederpartij overlaten. {Art,
1293.)
15. De eed tot bepaling dér waarde of begroo-
ting van de geëischte zaak mag dan alleen
door den Regter opgelegd worden, wanneer
het niet mogelijk is, om die waarde op\'eene
andere wijze te berekenen, - Dé Regter
moet zelfs, in geval hij eenen eed tot bepa-
ling der waarde of begrooting van eene ge-
eisehte zaak oplegt, eene zekere bepaalde
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
(om als een maximum vastftellen, tot het be-
loop van virelke de eifcher op zijnen eed zal
geloofd worden. (Art. 1294.)
EiGENDOMé
I. Een ieder heeft de vrije befchikking over de
goederen, die hem in eigendom toebehooren,
onder de wijzigingen of modificatiën, door
de wet vastgefteld; het beftuur en de ver-
vreemding der goediren, welke niet aan bij-
zondere perfonen behooren, moeten naauw-
keurig ingerigt worden naar de vormen en
regelen, die voor dezelve in het bijzonder
bepaald zijn. (^Art. 432O
a. Eigendom is het regt, om van eenige zaak
het vrij genot te hebben, en daar over naar
goedvinden te befchikken; mits niet handelen-
de tegen de wetten, noch verkortende het
regt van een derden. (Art. 439.;
3. Niemand kan genoodzaakt worden affland
te doen van zijnen eigendom, dan ter zake
van het algemeen belang, en tegen vooraf-
gaande billijke fchadeloosftelling. (Art* 440.)
4. Het regt van eigendom is volkomen of on«
volkomen, (Art. 441.)
5. , Het volkomen regt van eigendom bevat in
zich alles, wat door eene zaak wordt voort»
gebragt, als mede al het geen zich daar mede
M door
-ocr page 190-St.
Ï7S
door de natuur of deor de kunst vereenigt,
(Art. 442.)
6. Het regt van eigendom is onvolkomen ^ wan-
neer het, na verloop van zekeren tijd, of
door het vervallen van zekere conditie, ftaat
ontbonden te worden; wanneer het goed met
, eenig reëel regt ten behoeve van anderen be-
zwaard is; of wanneer het beftaat in eenen
blooten eigendom , afgefcheiden van het vrucht-
gebruik, het welk aan een ander toekomt.
(Art. 445.)
7. Wettige titels, uit krachte van welke eigen-
dom overgaat, zijn : erfvolging, hemrdeeling
hij testament, en verbindtenisfen. (Art.^^i.\'y
S. Eigendom kan mede verkregen worden door
accesfie , of door verjaring- (Art. 582O
9. Goederen, die geen\' eigenaar hebben, be-
hooren aan den Staat. (Art. 583.^
10. Er beflaan zaken, welke niemand tóebehoo«
ren, en waar van het gebruik aan allen ge-
meen is; het genot vaa dezelve wordt door
de wetten van politie geregeld. , (Art. 584.)
11. De meest gewone manier, om eigendom te
doen overgaan , is traditie of levering, --
Enkele verdragen en overeenkomften geven
wel een perfoneel regt om levering te eifchen,
maar zonder levering gaat de eigendom niet
over. (Art. 588.)
ï2. Wat noodig is om levering beftaanbaar te
doen
-ocr page 191-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
doen zijn, en hoe dezelve tea aanzien van
roerende i onroerende en onligchamelijke goe-
deren en zaken gefchiedti (^r/. 589—5950--
Zie Levêring.
33» Hoedanig eigenaar tot het toeftaan van een
voortdurend fervituut bevoegd is. {Art. 545
—548.) —— Zie Dientthaarheden, No, 11
—14,
Emancipatie.
I. Minderjarigen worden door het aangaan van
een huwelijk uit de magt hunner ouders of\'
voogden ontflagen. C^ru 389.)
9. Een minderjarige, eenmaal door het hu-
welijk uit de magt van ouders of voogi
den ontflagen zijnde, en dit huwelijk, nog
ftaande den minderjarigen ouderdom, ontbon-
den wordende, vervalt niet weder onder der*
zeiver magr. {Art, 590.)
§. Minderjarigen- worden ook ontflagen uit de
magt van hunne ouders of voogden door het
verkrijgen van brieven van pettia atatis, blj
den Koning of van zijnent wege verleende
{Art, 391.)
4. Jonge lieden, die den ouderdom van acht-
tien jaren niet bewijzen vervuld te hebben,
en niet voorzien zijn van een goed getuigenis
van het Beftuur hUnner woonplaats , na dat
hetzelve de ouders of voogden te dier zake
M a sg-
S44 \' REGISTER OP HET
gehoord heeft, worden tot het verzoeken dec
brieven van venia at at is , in het vorig Ne..
verhield, nier toegelaten. (Art. ^92.)
5. Fenia etatis ftaat in hare gevolgen gelijk
met den vervulden ouderdom van drie en
twintig jaren dienvolgens bekomen de genen ,
die venia atatis verkregen hebben, het vrije
beheer en de volkomene bcfchikking over hun-
3ae goederen; ook van dezulken, waar op een
verband tot hnnne meerderjarigheid gelegd
was; ten ware duidelijk bleek, dat de erflater
daar mede eenen zekeren bepaalden ouderdom
bedoeld hadde. (Art. 393.)
6. Minderjarige kinderen, met voorweten hun-
ner ouderen, op zich .zelven wonende, en
eenigen handel of trafijk in het openbaar oe-
fenende, worden in het aangaan van alle de
verbindtenisfen, dien handel betreffende, ge-
houden voor meerderjarig, en ontflagen van
de ouderlijke magt. (Art. 394.)
Erfdienstbaarheden. Zie Dienstbaarheden.
Erfenis.
j. Erfenisfen van afwezenden, hoe te behee-
ren , en wanneer af te geven, (Art. 32—39O
- Zie Afwezenden.
fi. De vrouw kan, buiten goedkeuring van ha-
ren man, geene erfenisfen, legaten of dona-
ties
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
tiën aannemen of verwerpen, ten ware zy,
bij onbillijife weigering van den man, daar
toe door den Regter bevoegd verklaard wordt,.
(Art, 152.)
3. Erfenisfen zijn onder winst niet begrepen»
(Aru 182.)
4. Pligt van den voogd omtrent het aanvaar»
den of afwijzen van eene erfenis, den min-
derjarigen opgekomen. {Art. 360—362.) —
Zie Adminifiratie ^ No. 33—35.
5. Van het aanvaarden en repudieeren of ver-
werpen eener erfenis of legaat. {Art. 913—
937.) - Zie Aanvaarding. F\'erwerpif7g.
6. Van aanvaarding van erfenis onder beneficie
van inventaris. {Art, 946—954.) Z]&
Beneficie van inventaris,
7. Van vacerende erfenisfen. {Art. 935—9^0.)
- Zie Vacerende erfenisfen.
%. Die eene erfenis verkoopt zonder opgaaf der
objecten, waar uit dezelve beftaat, is alleen
tot vrijwaring zijner qualiteit van erfgenaam
gehouden. {Art. 1465,)
Indien hij de vruchten van eenig ftuk goed
reeds genoten, of het bedragen van eenige
infchuld, tot die erfenis behoorende , ontvan-
gen, of eenige goederen uit dezelve verkocht
jnogt hebben, is hij gehouden dat alles aan
den kooper te vergoeden, ten ware hij, by
het aangaan van den verkoop, het zelve uit-
M 3 druk-
S44 \' REGISTER OP HET
drukkelijk aan zich behouden had. (Art.
.146(5.)
%o. De kooper is van zijne zijde verpligt aan
den verkooper te vergoeden, het geen deze
wegens fchulden en lasten der nalatenfchap
betaald heeft, en hem al dat gene te betalen,
het welk hij van de erfenis als fchuldeifcher
te vorderen heeft, ten ware her tegendeel
■mogt bedongen èijn. • (Art. 1467.)
ïi. Erfenisfen, bij. vervolg opkomende, zijn in
eene algemeene fociëceit van goederen niet
verder begrepen, dan voor zoo veel het ge-
not van dezelve bgtreft, (An, 1582.)
E^PPAC HTS,-REGT»
ï. Erfpacht s-regt geeft aan den erfpachter het
erfelijk genot van eens anders onroerend goed,
200 lang aan de voorwaarde, om eene jaar-
lijkfche pacht aan den eigenaar te betalen,
voldaan wordt, (Art. 15630
gi. Erfpacht vergund zynde, moet de opdragt,
even als van eigendom van onroerende goede-
ren, gefchieden ten overftaan van den Regter
der plaats, waar het goed gelegen is. (Art^
1564.)
3. De erfpachter is verpligt de \'fchattingen en
lasten, op het goed liggende, te voldoen,
hetzelve in behoorlijken ftaat te onderhouden ,
en de kosten van de reparatii-n te-dragen,
üis
-ocr page 195-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
als mede te vergoeden de fchade, die door
zijn gepleegd verzuim, in het niet doen van
die reparatiën, veroorzaakt zoude mogen\'zijn.
(Art, 1565.)
4. Noch de eigenaar, noch de erfpachter, is
gehouden te herbouwen het geen door ou-
derdom is ingeftorr, of door een buitenge-
woon onvermijdelijk onheil vernield is. (Art.
156Ö.)
5. Bij het eindigen van het erfpachts-regt,
moet het goed aan den eigenaar worden terug
gegeven, met de verbeteringen, daar aan
door den erfpachter gedaan, zonder deswe-
gens eenige vergoeding te kunnen eifchen.
(Art. 1567.)
De erfpachter heeft het vermogen om, zon-
der toeftemming van den eigenaar, zijn regt
te kunnen verpanden, verkoopen, of op eeni-
ge andere wijze te vervreemden; hij mag ook
het goed met fervituten bezwaren, voor zoo
verre hij daar aau erfpacht heeft, en dus on-
verminderd het regt van den eigenaar. (Art.
7. Bij overlijden van den erfpachter, gaat des-
zelfs regt over op zijne erfgenamen. (Art.
g. Zoo dikwyls het erfpachts-regt, door ver-
vreemding of erfvolging overgaat, is de ver-
krijger gehouden, aan den eigenaar tot erken-
S44 \' REGISTER OP HET
tenis van eigendom, eene dubbele pacht te
betalen. (Art, 1570.)
g. Kwijtfchelding of vermindering van pacht,
kan door den erfpachter gevorderd woorden,
wanneer het goed door overftrooming of vij-
andelijken inval geheel onbruikbaar wordt.
(Art. 1571.)
10. Wanneer het goed, ten aanzien van des-
zelfs continuele opbrengst, zoodanig vermin»
dert, dat de erfpacht en het genot van het
goed niet aan elkander geëvenredigd zijn,
moet aan den erfpachter eene geëvenredigde
vermindering van pacht toegeftaan worden.
(Art. 157^-)
11. Deze vermindering houdt echter op, zoo
dra de oorzaak, waarom dezelve is toege-
ftaan , niet meer aanwezig isl (Art. 1573O
ïa. Wanbetaling der pacht, gedurende twee
volle achtereenvolgende jaren, geeft aan den
eigenaar het regt , om de erfpacht dadelijk te
doen eindigen. (Art. iS740
Erfscheidingen.
j. Alle muren, ter halver grond gefteld, en
alken tot affluiting en affcheiding der erven
dienende, zonder dat aan een van beide kan-
ten gebouwen ftaan, noch blijken zijn dat er
eenige geftaau hebben, worden gerekend ge.
, meen te zijn. (Art. 553.)
2. Alle
-ocr page 197-WETBOEK napoleon. 185
Alle muren, dienende tot onderfteuning van
gebouwen, die alleen aan den eenen kant
ftaan, zonder dat aan den anderen kant ge-
bouwen , of blijken van gewezen gebouwen
gevonden worden, worden veronderfteld toe
te behooren aan den geen, wiens gebouw zij
onderfteunen. (Art. 554.)
3. Alle muren tusfchen huizen, die , door we-
derzijdfcbe, inbalking, inankering, het metfe-
len van fchoorfteenen enz,, tot een gemeen
gebruik dienen, worden gerekend gemeen te
zijn, doch niet verder of hooger, dan het
gemeen gebruik zich uitftrekt. (^Art. 5550
4. De gemeenfchap van eenen muur geeft aan
elk der geburen het regt om er tegen aan te
bouwen , als mede om, tot op de helft van
de dikte van den muur, balken en ander
hout, tot zijn voorgenomen gebouw behoo\'
rende, daar in te plaatfen en te laten rusten»
(Art. 556.)
5. Men mag tegen een* gemeenen of tegen eens
anders muur geene ovens, fornuizen , fecre-
ten, zinkputten, riolen, mesthoopen , of an-
dere gevaarlijke of fchadelijke dingen plaatfen,
zonder of eene tusfchenruimte open te laten,
of den muur op die plaats te verdikken: alles
zoo en in dier voege, als zulks bij de regle-
menten van poHtie of bij plaatfelijke gebruikt
bepaald zal zijn. (Art, 557.}
JSH-IJWH
S44 \' REGISTER OP HET
6. Elk der naastbelendende geburen mag ook,
ten zijnen kosten, den gemeenen muur hooger
optrekken, met of zonder het oogmerk om er
tegen aan te bouwen; mits in alleti gevalle de
muur fterk genoeg zij om die verhooging te
dragen, of wel vooraf van zijne zijde verdikt
• wordende; in alles mede zoo en in dier voe-
ge , als bij de reglementen van politie of bij
plaatfelijke gebruiken zal bepaald zijn. (Jre,
558.)
f. Dit opgetrokken gedeelte van den gemeenen
muur behoort in eigendom aan den genen,
die hetzelve opgetrokken heefc, zijnde deze
verpligt de kosten van het daar voor benpo-
digd onderhoud alleen te dragen. (Arf. 559.)
S. Oe buurman, die niet gedragen heeft in de
kosten der verhooging van den gemeenen
muur, kan echter het regt van gemeenfchap
lot bet opgetrokken gedeelte verkrijgen, wan-
neer hij de heift der kosten en de helft der
waarde van den grond, die tot verdikking
van den muur mogt noodig geweest zijn,
betaalt. (Art. 560.)
9. Elk der naastbelendende gèburen is verpligt,
om in de kosten der reparatie, of zelfs der
geheele herbouwing van den gemeenen muur 3
zijn aandeel te dragen. (Jrt, 561.)
ïO. De floot, die de erven van twee geburen
van elkander fcheidt, wordt gerekend voor
het
-ocr page 199-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
het geheel toe te behooren aan den genen,
op wiens land de fpecie, bij het uitgraven der
floot, geworp\'en is. (Art. 562.)
jl. De fioot is tusfchen beiden gemeen, en elks
land wordt gerekend ter halver floot te ko-
men , wanneer de uitgegravene fpecie is ge-
worpen aan beide zijden, -of niet blijkt, aan
welke van beide zijden dezelve geworpen is.
(^Art. 563.)
js. Heggen, heiningen of flaketfels, tot af-
fcheiding of affluiting van twee erven dienen^
de, worden, zoo geene waarfchijnlijke rede-
nen het tegendeel aanduiden, gehouden voor
gemeen. De eigenaars van die erven dragen,
elk voor de helfe, de kosten van het noodig
onderhoud, en genieten, elk voor de helft,
liet hout, het welk van het fnoeijen der heg-
gen afkomt, en de vruchten,die er aan-groei•
jen mogten. (Art. 564.)
Niemand mag zgne balken óf ankers leggen
en vastankeren in het gebóuw, of in den
muur van zijn buurman , ten zij hij daar toe ,
bij wege van fervituut, het regt bekome\'n
heeft. — Dit fervituut geeft wel het regt
om de vergane balken en ankers te mogen
vernieuwen,- maar niet om derzelver getal te
vermeerderen, of de plaatfmg\' te veranderen.
(Art. S^iO
14. Niemand heefc, zonder fervituut, het regt
oai
-ocr page 200-S44 \' REGISTER OP HET
om zijn gebouw, of zijne balken over zij®
buurmans erf te laten heen fchieten; integcn.
deel, in het bouwen buiten zijn paslood gaan-
de, is hij gehouden, otn het geen verder uit-
fteekt in te trekken. (Art. 566.)
15» Alle muren , llaketfels en andere gebouwen ,
die, door ouderdom en bouwvalligheid buiten
het paslood geraakt zijnde, over eens anders
erf heen hangen , moeten op de eerfte klag-
ten worden ingetrokken. (Art, 567.)
16, De takken en wortels van de boomen, die
over eens anders grond heen hangen, mogen
door den eigenaar van dien grond worden af-
gehouwen en ingekort; in geval hij van dit
regt geen gebruik maakt, kan hij zich de
overhangende vruchten toeëigenen. (Art,
5Ó8.)
17. De regten van naastbelendende of naburige
erven worden ook , behalve door de bepalin-
gen in de wet vervat, geregeld door de regle-
menten van orde en politie. CArt. 569»)
Erfstellingen,
I, Elk, die het regt heeft om over zijne na re
laten goederen bij testament te befchikken,
mag rot erfgenaam ftellen dien hij goedvindt,
behalve alleen de zulken , die, uit kracht vaia
testament, geen voordeel genieten «ogen,
(Art, 657,)
2. Het
-ocr page 201-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
Het is onverfchillig, met welke woorden
de erfllelling gedaan worde, mits het duide-
lijk blljke, dat de testateur van de erfenis,
of een gedeelte van dezelve heeft willen be-
fchikken , en wien hij bedoeld heeft, dat hem
daar in zoude opvolgen. (Art 658.)
3. Het is niet volftrekt noodig, dat de testa-
teur zijnen erfgenaam bij deszelfs naam noemt,
mits hij flechts, door omfchriiving, of door
eenige andere aanwijzing, ontwijfelbaar te ken-
nen geeft, welke perfoon door hem bedoeld
is. (Art. 659.)
4. Geene vergisfing of dwaling in des erfge-
naams voor of toenaam, woonplaats, handte-
ring, of in eenige andere opzigten, hindert
de erfllelling; mits flechts duidelijk blijke,
wien de testateur erfgenaam heeft willen ma-
ken. (Art. 66©.)
5. De erfgenaam moet in het testament zelve
genoemd worden, zonder dat men ten dien
• opzigte mag verwijzen tot eenig ander ge-
fchrift, veel min de benoeming aan de ver-
kiezing van een ander overlaten. {Art* 661.)
6. Indien iemand zijn namte Uoed tot erfge-
naam heeft gefteld, worden daar door ver-
ftaan die genen, welke bij verfterf zijne erf-
genamen zijn zouden; ten ware duidelijk
bleek, dat de testateur het anders gemeend
had. {Art, 662.)
, . , 7« Men
-ocr page 202-igo REGISTER ÖP HEt
7. Men kan een erfgenaam ftellen voor het gé-
heel, of voor een gedeelte, ook verfcheiden
erfgenamen te zamen voor het geheel, of
voor zulk een gedeelte,- als men. goedvindt^
(Art. 663.)
8. Van het regt van aanwas tuFlchen verfchei-
den perfonen , te zamen tot erfgenamen gefteld
zijnde, en van welken één of meer ontbre-
ken. (Art. 664—670.) -- Zie Regt van
aanwas.
9. Wanneer iemand in het vruchtgebruik, doch
niemand in den eigendom tot erfgenaam ge-
fteld is, komt de eigendom aan de erfgena-
men bij verfterf» (Art, 671.)
lö. Van erfftelling onder zekere voorwaarden
gedaan. (Art. 672.—687.) - Zie Foor-^
waarde.
II. Van tijds-bepaling, bij eene erfftelling ge-
voegd. QArt. 6S8—6s?2.) --— Zie Tijds-.
lepaling»
IE. De bijvoeging eener beweegreden, het zij
die waar, het zij die valsch is, doet niets tot
de beftaanbaarheid of onbeftaanbaarheid der
erfftelling; ten ware het bewijsbaar is, dat de
testateur de erfftelling niet gedaan zoude heb-
ben , indien hij geweten had, dat die beweeg-
reden valsch was. (Art. 693.)
13. Het geen tot een zeker doeleinde is nagela-
ten, komt terftond den erfgenaam toe; mits
%VETBOEK NAPOLEON. ijr
■p
zekerheid gefteld worde van het oogmerk te
zullen vervullen; het zelve niet vervuld wor-
dende, vervalt de erfftelling. (ArU 694.)
14* Van erfftelling in de legitime portie. (ArU
695—714.) - Zie Legitime*
35. Van onterving. C/^r^. 7156« 716O — Zie
Onterving*
Erfvolging.
1. Wettige titels, uit krachte van welke eigen-
dom overgaat, zijn : erfvolging^ bevoordeeüng
hij testament., en verhindtenisfen. (Art. \'181»)
2. Tot erfvolging wordt volfirrekt vereischt, dat
de erfvolger in wezen zij, op het OOgenblifc
dat de fuccesfis opkomt. - Dienvolgende
is tot de erfvolging onbekwaam de geen,
waar van de moeder nog niet zwanger is,
gelijk mede het kind, dat niet in dien ftaat
ter wereld komt, dat het zelve kan\'levcB.
(Art* 599)
3- Erfvolging is tweeërlei, bii testament of bi|
verfterf. - zie Testa7»em. Verjierf.
Erven bij testament.
I. Allen , wien de wet zulks niet uitdrukkelijk
verbiedt, mogen, uit krachte van een testa-
ment, voordeel genieten. (Art. 609.)
s. Steden, dorpen , godsdienstgemeenfchappen,
armenkasfen, gasthuizen, weeshuizen cn an»
\\ de-
I
REGISTER OP HET
dere geoorloofde, gemeenfchappen of gefi:Idi-
ten mogen, uit kracht van een testament,
geene onroerende goederen verkrijgen, of uit
dezelve eenig voordeel genieten, dan na daar
toe bekomen uitdrukkelijk confent van den
Koning. CArf. 6lo.)
3. Overfpelers of ovetfpeelflers, van welker
misdaad door een regterlijk gewijsde blijkt,
zijn onbevoegd om uit elkanders testament
eenig voordeel te genieten. (Art. 611.)
4. Dit zelfde heeft plaats, ten aanzien van de
zulken, die met elkander bloedfchande ge-
pleegd hebben. (Arti 612.)
5. Een vader, wettige en onwettige kinderen
nalatende, mag aan ieder der onwettige kin-
deren geen meer voordeel befpreken, dan de
helft van het geen door ieder der wettige
kinderen, of indien dezelve ongelijke deelen
genieten , door dien geen van hen, welke het
kleinfte deel heeft, wordt genoten. Indien
aan de onwettige kinderen, of aan één van
hen meer gemaakt mogt zijn, wordt dit hun
afgetrokken, en onder de wettige kinderen
gelykelijk verdeeld. (Art. 613.)
6. Een man of vrouw, in het huwelijk treden-
de\' met eene weduwe of een weduwenaar,
voorkinderen hebbende, mag door dezelve,
bij testament, met niets meer dan niet een
kinds - gedeelte bevoordeeld worden, op den
voet
-ocr page 205-WETBOEK NAPÖLEOisr.
Voet van het geen bij Art. 20S—éia van diÈ
Wetboek is bepaald. (Art. 614.)
7. Die een ander het leven benomen Ireefr,
msg, uit krachte van deszelfs testament j
geen voordeel genieten, (Art. 615^
Die iemand tot het maken öf herroépéti van
een testament gedwongen, of het maken of
herroepen van hetzelve belet heefc, wordt ge-
houden voor onwaardig om té genieten hee
voordeel, waar toe die dwang of dat belet
gelegenheid gegeven heeft. (Art. 616O
p. Die eens anders befloten testament lieëfl
gefchreven, als mede de Geregtsleden , Seere-.
tarisfen , Norarisfen en Getuigen, ted wil^
overftaan een open testament gemaakt is, of
derzelver vrouwen of kinderen, mogen ^ uic
krachte van zoodanig testament, geen voor-
deel genieten, noch daar by tot executeurs j
voogden of adminiftrateurs benoemd worden.
(Art. 617.)
10. Geene vreemdelingen mogen bij téStamedt door
een Hollander bevoordeeld worden, dan alleen
wanneet, in het omgekeerde geval, de Hollan-
der bij testament van den vreemdeling voordeel
zoude hebben kunnen genieten. (Art. 6i8.)
Iii Het voordeel, hetwelk aan onbevoegde per-
fonen bij testament befproken is, vervalt aart
den geen, die aan hen bij testament is ge-
fubßituccrd; doch geene fubftitutie bij testai-
N ment
S44 \' REGISTER OP HET
ment gefchied zijnde, wordt onderfcheid ges-
maakt, of volgens de bepalingen van Am
664, 667, 6Ó8 m 773 van dit Wetboek,
regt van aanwas plaats heeft, dan niet; ko-
mende, in geval geen regt van aanwas plaats
heeft, dit voordeel, indien het een legaat is,
aan den geen, die met de uitkeering belast
is, maar indien het eene geheele of gedeelte-
lijke erfftelling is, altijd aan de erfgenamen
bij verfterf. iArt. 619.)
ExCEPTiëN.
I. Alle exceptiën, welke men tegen den vori-
gen eigenaar zoude hebben kunnen doen gel-
den, kunnen ook tegen den genen, die de
actie verkrijgt, ingeroepen worden. (Art.
5940
St De bepaling van het vorige No. is op dc
regten of actiën, waar van de titels of be-
fcheiden aanwezig zijn, die aan toonder hou-
den, of niet op naam gefteld zijn, niet toe-
pasfelijk. —- Ten aanzien van wisfels en
andere brieven, die in den handel oraloopen,
wordt gerefereerd tot het geen bij de wetten,
betreffende de commercie, wordt bepaald.
iArt, 595.)
Exe-
-ocr page 207-WEtBOEK NAPOLEÖN. 195
êxecuteursa
j. Een ieder kan, het zij bij testament, het
zij bij andere acte, één of meer perfonen mag-
tigen tot het ter uitvoer brengen van zijn tes-
tament, of tot het beredderen van zijnen boe-
del , aan welke perfonen men den naam van
executeurs of hóedelredders geeft. (Art. 882.)
s. Die geene verbindtenisfen kunnen aangaan,
bunnen ook geene executeurs zijn; (Ars.
883 j
3. Eene getrouwde vrouw kan geen esecu-
teurfchap aannemen, dan met toedemming
van hai-en man ; doch , indien er tusfchen
haar en haren man geene gemeenfchap vaii
goederen plaats heeft, kan zij, indien haar
inan zijne töeftemming weigert, ook door deii
Reg\'er tot het aanvaarden van het èxecu-
teurfchap geautorifeerd worden. (Art. S84.)
4. Minderjarigen, en die onder curatele ftaan^
kunnen geene executeurs zyn; zelfs niet met
toeftemming van hunne voogden of éurateu-
ren. (Art. 885.-»
5. Executeurs, niet bij testament, maar bij
andere acte v(rördende aangefteld, kunnen de-
ze acten, het zij geregtelijk, het zij voor
Notaris en getuigen, het zij onder de hand ^
gemaakt wordeu. (Art. 886.)
6. De erfgenaam, en verdere belanghebbenden ^
moeten zicb de executeurs, door den erflater
N st bg.
-ocr page 208-S44 \' REGISTER OP HET
benoemd, laten welgevallen: —- zoo deze
echter blijkbaar verdachte perfonen mogten
zijn, of, flaande het execnteurfchap, ter
kwader trouw handelen, ftaat het aan hen
vrij, dezelve van de boedelredding te weren.
iArt. S87O
7. Meer dan één executeur door den erflater
benoemd zijnde, en het getal der door den
erflater benoemde executeurs , door overlijden
of anderzins, onvoltallig geworden zijnde,
wwden , in geval daar in binnen den tijd van
veertien dagen, door eene adfumtie van den
vorigen executeur of executeurs, waar dezel-
ve adfumtie plaats mag hebben, niet is voor*
zien, door den Regter andere executeurs in
de plaats der ontbrekenden aangefteld. (Art.
888.)
S. Geen executeur is bevoegd om een ander
bij zich ta adfumeren, of na zijn dood in
zijne plaats te furrogeren, ten zy hem daar
toe de magt door den testateur uitdrukkelyk
gegeven is. (Art. 889.)
9. Verfcheidene executeurs benoemd zijnde,
mag één van hun geen ander adfumeren, dan
lïiet toeftemming zijner mede-executeuren.
{Art. 890-)
10. Niemand is verpligt het executeurfchap aan
te nemen, ten ware hij tevens, door erfftel-
ling , legaat, of anderzins , bij het testament
bg-
-ocr page 209-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
bevoordeeld zij; van welk voordeel hij, voor
het executeurfchap bedankende , verftoken
wordt. (Art. 891.)
II* Executeurs zijn in het algemeen verpligt,
des overledens uiterften wil ter uitvoer te
brengen. (Art. 892;.)
12. Zij zijn in het bijzonder verpligt, om da-
delijk het meest kostbare van den boedel te
doen verzegelen, en die middelen te werk te
ftellen, waar door alle vermindering des boe-
dels voorgekomen wordt. (Art. 893.)
13. Zij moeten verder de begrafenis van het lijk
van den overledenen bezorgen, op zoodanige
wijze, als met deszelfs ftaat, waardigheid,
en waarfchijnlijk vermogen overeenkomt. (Art,
894»)
14. Zoo dra de begrafenis is afgeloopen, zijn
de executeurs verpligt, de verzegelde goede-
ren van den boedel te ontzegelen, en volgens
opgave onder eede, van de genen, die zij in
den boedel vinden, een jftaat en inventaris
van denzelven te maken; moetende zij zich,
ten aanzien van den ftaat en inventaris, ver-
der gedragen naar het geen bij Art. 333 en
335 van dit Wetboek is bepaald. (Art.
895.)
15. Executeurs zijn verpligt de erfgenamen, des
begeerende, bij het maken van den inventaris
toe te laten, als mede aan dezelven, des be-
S44 \' REGISTER OP HET
gcerende, kopü v^n den invenraris, en 00=^
derrigitng nopens den ftaat des boedels te ge-
yen, zonder hen echter tot eenige mede-bef
beering toe te laten. — Indien , buiten dg
executeurs, afzonderlijke voogden over de
minderjarige erfgenamen zijn aangefteld, wordt
aan dezelve altijd terftond eene authentieke
kopij van den inventaris geleverd, om, vol-
gens het bepaalde bij Art. 354 en 336 van
dit Wetboek, ter Weeskamer of bij het Ge-
regt te worden overgebragt; gefchiedende ech-
ter in dat geval geene bijzondere beëedjging
door de voogden. (Art. 896.}
l6c De verpligting der executeurs tot het ma-
ken van inventaris heeft plaats, het zij de
erfgenaam verklaart de erfenis te aanvaarden,
het zij hij.verkiest,, om zich nopens die aan-
vaarding eenigen tijd te beraden. (Art. 897.)
5^7, Wanneer de erfgenaam de erfenis verwerpt,
vervalt daar door het executeurfchap. (Art,
898)
De erfenis door den erfgenaam aanvaard
zijnde, is de execureur verpligt voort re gaan
met het tot effc^nlieid brenge.i des boedels,
door de voldoening der infchulden te vorde-
ren, het verfchuldigde te bcralen , en de le-
gaten iiit te keeren. (Art* S99.)
Sp. Indien de daat toe ben^-odigde penningen
niet voor handen zijn, is de executeur, lot het
vin-
-ocr page 211-WETBOEK NAPOLEON, 199
vinden van die penningen, bevoegd, om de
roerende goederen en de effecten des boedels,
cn, des noods, ook de vaste goederen, doch
de laatstgemelde niet anders dan met toeftem-
ming der erfgenamen, of op autorifatie van
den Regter, in het openbaar te verkoopen en
te gelde te maken; alles, ten ware de erfge-
namen mogten goedvinden, om het noodig
voorfchot van penningen te doen. (Art*
900.)
ao. Geen onderhandfche verkoop van de goede»
ren des boedels mag gefchieden, dan met toe-
ftemming van de erfgenamen, ten ware de
erflater anders bevolen mogt hebben. (ArU
901O
Êi. Executeurs zijn echter niet bevoegd, om de
goederen des boedels te verkoopen, ten einde
denzelven in ftaat van fcheiding en deeling te
brengen, dan voor zoo verre de erfgenamen
zich, nopens de verdeeling der goederen, zel-
ve niet kunnen verftaan, en de verdeeling
nogtans, zonder eene overeenkomst der erfge-
namen, of verkoop van goederen, uit dea
aard der zaak onmogelijk zijn mogt. (Art,
poa.),
aa. Executeurs zijn gehouden, uiterlijk binnen
het jaar na des erflaters overlijden, aan de
erfgenamen rekening en verantwoording van
hunne beheering te doen, ten ware aan hen,
N 4 uit
ïl£GISTER Ox^ HET
\'üit hoofde der omflagtigbeid van den boedeïj
4oor de erfgenamen , of door den Regter,
een bepaald xiiiftel jnpgt vergund zijn. (Art*
905)
Met opzigt tot de rekening en verantwoor-
ding, zijn executeurs verpligt zich te gedra-
gen naar het geen, ten dien aanzien, aaa
voogden is voorgefchreven, bij Art. 369, en
37a t&t S79 dit Wetboek. (Art, 9o4.>
ffli. Voor falaris mag een executeur, of, zoo er
meer executeurs zijn, mogen zij te zamen,
tpt belooning van hun geheel en gezamenlijk
■feewind, zoo veel berekenen, als ten aanzien
van voogden bepaald is bij Art, 380 van dit
Wetboek, (Art. 905.)
15, ^en executeur mag echter geen falaris bere-
jkenen, indien hem door den testateur bepaal-
idelijk voor de mpeite van zijn exccuteurfchap
j:ene zekire fomme» bij wijze van legaat, of
fnderzins, is toegewezen, waar mede hij zich
dan, in pjgats van falaris, moet te vrede
liouden. (Art. 906,}
De inventaris en rekening van alle misflar
|;en gezuivefd eri gefloten zijnde, is de execu-
teur verpligt, om alle de goederen en efiêcten
4cs boedels, benevens het flot zijner reke-
#ng, op te leveren, orii tusfchen de erfgena-
^ |icn gefcjieiden verdeel^ te worden 5 in
^ - het
3;/
-ocr page 213-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
Ijet jxiaken yan welke fcheiding hij de erfge-
namen moet adfifteren. {Art. 907.)
27. De bogdelfcheiding tot ftand gebragt zijnde,
wordt, tegen behoorlijke acte van quitantie
en ontflag, door de erfgenamen, ten behoeve
van den executeur te pasferen, aan elk van
hen deszelfs -aandeel in de nalatenfchap afge-
geven; uitgenomen voor zoo verre de testa-
teur gewild heeft, dat het aandeel van éétï
of meer der erfgenamen, uit hoofde van een
daar op gelegd verband, of om andere rede-
nen^ onder adminiftratie blijven zoude; het
zij de executeur zelf die adminitlrateur zij,
het zij een derde buiten hem. {Art* 908.}
De beredding eener nalatenfchap gefchiedt
ter plaatfe, waar de overledene het laatst ge-
woond heeft. —— De Regter dezer plaats is
pok competent in alle zaken, de nalatenfchap
betreflènde. (Art* 909.)
£9. De post van executeur eindigt met zijnen
dood, en gaat niet over op zijne erfgenamen;
©verminderd echter derzelver verantwoordelijk-
heid voor de verrigtingen van den overledei?
executeur. {Art* 912.)
Executie.
l. De actie ter zake van verborgene gebreken 9
welke den grond tot vernietiging van den
koop of vermindering van den koopprijs ople-
N 5 ve-
S44 \' REGISTER OP HET
veren, heefc geen plaats in verkoopingeii hij
geregtelijke execuriën. (Art. 1422.)
^^ a. Kosten van excecutie zijn, even als andere
proceskosten, concurrent, en hebben geene
preferentie, dan door het doen van arrest in
executie op eenig goed van den boedel, en
bet verkrijgen daar door van een wettelijk
verband op hetzelve, volgens het geen in
Art. 1831 van dit Wetboek ie vastgefteld»
(Art. 1847.}
jEjtPLOIC TE URS.
De actie van exploicteurs, wegens het fala-
ris voor exploicten en volbragte commisfiën,
wordt geprefcribeerd door het verloop van
twee jaren, ingaande met het einde van het
jaar, waar in de exploicten en commisfiën
volbragt zijn. (Art. 1899.)
a, Exploicteurs kunnen, na verloop van twee
jaren, na dat zij de aan hun opgedragene
cominisfiën uitgevoerd, of exploicten gedaan
hebben, wegens de uitlevering der papieren
niet meer aangefproken worden. (An. 1903.)
Extracten. Zie Uittrekfeis»
Fi-
-ocr page 215-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
Fideïcommis.
1. Er beftaat een fideïcommis, wanneer een tes-
tateur bij zijn testament bepaalt, dat de geheele
erfenis, of een gedeelte van dezelve, of een
bijzonder ftuk goedj, of eenè zekere fomme
gelds, door den bevoordeelden wederom aan
een ander zal worden uitgekeerd of overgege-
ven. (Art. 730.)
a. Alle zaken, die door den testateur onder dc
levenden vervreemd kunnen worden, kunnen
ook met fidLÏcommis worden bezwaard. (^ArU
731-)
3. Zaken, die alleen onder zekere bepalingen
kunnen vervreemd worden, kunnen niet an-
ders , dan behoudens die zelf\'e bepalingen ^
inet fideïcommis worden bezwaard, {Art,
732-)
4. Het ftaat vrij, om het goed, aan den erfge-
naam zeiven in eigendom toebehoorende, met
fideïcommis te bezwaren. (Art, 733.)
5. Het is onverfchillig, met welke woorden,
of gebiedende, of verzoekende, of andere
aan-
-ocr page 216-S44 \' REGISTER OP HET
aanduidingen, het zij tot de bezwaarde perib-
nen gerigt, het zij tot de bezwaarde goederen
betrekkelijk, de erfgenaam met fideïcommis
belast wordt, (Art. 7 34.)
6. Het is echter volftrekt noodzakelijk, dat een
verband van fideïcommis met zekere en dui-
delijke , en nier met twijfelachtige en dubbelzin-
nige bewoordingen worde aangeduid. — Fideï-
COmmisfen moeten bewezen zijn, en worden
niet geprefumeerd. (Art. 7:55.)
7. Een ftilzwijgend fideïcommis kan echter
\' plaats hebben in het geval, dat twee of meer
benoemde erfgenamen, met een uitdrukkelijk
fideïcommis ten voordeele van een derden, bij
het overlijden van den langstlevenden van hen,
bezwaard zijn j naardien deze erfgenamen ook
gerekend worden met een fl:ilzwijgend fideï-
commis onderling aan elkander verbonden te
zijn. CArt. 73Ö.)
S. De woorden, kinderen., kindskinderen^ na-
kümelingen , bloedverwanten of nabeßaanden^
beteekenen alleen de; zoodanigen, die wettig
geboren of gewettigd zijn , ten zij ontwijfelbaar
anders gewild is. (Art. 737.)
9. Het woord, kinderen, bevat ook kindskin-
deren en verdere afkomelingen, ten ware het
tegei]ideel bleek duidelijk gewild te zijn. (Art.
738.) " /
jo. Met vermelde in iVö. 9. zal echter alleen
plaats
-ocr page 217-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
plaats hebben in zoodanige gevallen, waar in
het voor de kindskinderen cn verdere afkome-
llngen voordeelig is, aan het woord kinderen
deze meer uitgeftrekte beteekenis toe te ken-
nen. (Jri. 739.)
II. Twee erfgenamen, in het geval vvanneer zij
beiden zonder kinderen komen te overliiden,
met fideïcommis bezwaard zijnde, zoo heefc
geen fideïcommis plaats, wanneer de eene erf-
genaam meif en de andere zonder kinderen is
overleden. (Aru 740.)
22i Een fideïcommis, waar bij de testateur ïij-
ne kinderen, of verdere afkomelingen heeft
bezwaard, bevat altijd in zich de ftilzwij-
gende voorwaarde, indien de bezwaarde zonr
der wettigt afkomelingen zal overleden zijn.
13. Met fideïcommis kunnen bezwaard worden
allen, die bij het testament met eene erfenis ,
erfdeel of legaat bevoordeeld zijn, al waren
zij anderzins erfgenamen bij verfterf.
742.)
14, Ook zij, die uit krachte van een fideïcom-
mis , in het tweede lid eenig goed beuren, kun-
nen wederom belast worden, het zelve aan
een ander in het derde lid uittekeeren. {Art,
743\')
15» Geene fideïcommisfen zyn echter verder ge-
-ocr page 218-&cé REGISTER OP HËT
oorlor^fd öf begaanbaar, dan tot de derds
devolutie van het góed. (Art, 744.)
t6. Een enkel verbód van vervreemding, zon-
der uit te drukken ten wiens behoeve bet ge-
fchiedt, heefc geene verbindende kracht, maar
200 dra het gedaan wordt tcH voordeele van
een andet, bevat het een fideïcommis ten voor-
deele van dien anderen, bij het overlyden van
den bezwaarden erfgenaam. (Art. 745.^
17. De woorden, naaste bloed of naaste van hei
geflacht oi familie., en dergelijken, beteekenen
de erfgenamen bij verderf, ook bij plaatsver-
vulling; ten zij het tegendeel uitdrukkelijk
gewild is. (Art. 746.>
18. Door naaste bloed verftaat men die genen«
welke, ten tyde van het overgaan van het
jfidtïcommis, de naaste vrienden zijn van den
laatften bezitter, ten zy blijkt, dat de testa!-
teur de naaste, aan hem Zelve beftaande, be-
doeld heefté (Art. 747O
19. Fideïcommis heeft ten gevolge, dat de be-
zwaarde erfgenaam verpiigt is, aan de geroe-
pene of verwachters eenen inventaris of ftaat
van de bezwaarde goederen te leveren, als
roede ztktrheid te ftellen voor de bewaring,
het behoorU;k gebruik, en de wederoplevering
van die goederen , ten ware de testateur hem
Van die verpligting heeft vrijgefteld, (Art.
748.)
so. Ook
-ocr page 219-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
äo. Ook houdt de verpligting van zekerheid te
ftellen op, Wanneer vader of moeder met fideï-
commis op hunne kinderen en verdere afko-
melingen bezwaard zijn, ten zij de testateiiï
het tegendeel gewild heeft. (Art. 749.)
De met fideïcommis bezwaarde erfgenaam,
die buiten fl:aat is de vereischte zekerheid te
ftellen, is verpligt te gedogen , dat de goede-
ren gebragt worden onder eene geregtelijke ad-
miniftratie, tot tijd en wijle hij die zekerheid
zal gefteld hebben. (.Jrt. 750.)
22. Alle fideïcommisfaire verbanden op vaste
goederen, binnen dit Ryk gelegen, moeten»
binnen zes maanden na des testateurs overig-
den , bij het Geregt van de plaats, watir de-
zelve gelegen zijn, worden geregistreerd»
(Jrt, 751.)
a3. De bezwaarde erfgenamen zijn verpligt te
zorgen, dat de registratie, bij het vorige Nh*
vermeld , gefchiede; en wordt aan den fideï-
commisfairen verwachter mede vrijgelaten dezel^
registratie te laten doen__De bezwaarde erfge-
naam , verzuimd hebbende aan zgne verpligting
tot registratie te voldoen, is lot fchade-vergoe-
ding aan de belanghebbenden verbonden; on-
verminderd de verdere poenaliteiten, op dit
verzuim bij de wetten van politie bepaald.
(Jrs> 752O
S4é De verpligting tot het ftellen van zeWhejd,
en
-ocr page 220-S44 \' REGISTER OP HET
en het doen ran registratie houdt op, ten
aanzien van die goederen j omtrent welke de
testateur het volkomen regt van vervreemding
aan den bezwaarden erfgenaam heeft toege»
ftaan. (Art. 753-)
\'hS. De bezwaarde erfgenaam gebruikt het b?-
zwaarde goed zoodanig, als een goed huisva-
der zulks zoude doen, en ftaat daar in, als
mede ten aanzien zijner verpligting tot het
dragen van kosten en lasten j en het doen van
reparatiën, gelijk met een vruchtgebruiker.
CArt. 7540
26. Goederen, niet fideïcommis bezwaard, mo-
gen, na vooraf bekomene autorifatie van den
Regter, vervreemd worden, in geval van ge-
gronde vrees voor het bederf der goederen j
als mede rot betaling der fchulden, door den
testateur gemaakt, en ter voldoening van k-
gaten, en eindelijk tot goedmaking van bui-
tengewone kosten, tot inftandhouding der
overige bezwaarde goederen* CArt. 755.)
a/. Verleende magt tot vervreemding en verte-
ring , met last om alleen het geen bij over.
lijden van den bezwaarden erfgenaam nog
overig zijn zal uit te keeren, geeft regt om
alles te vervreemden en te verteren, zonder
dat de verwachter zulks raag verhinderen.
(Art. 750.)
Deze magt geeft echter geen regt ïot
-ocr page 221-WETBOEK NAPOLEON. ao§
wegfchenken, of het doen van eigendunkelij-
ke vervreemding, blijkbaar ingerigt om dtii
verwachter te benadeelen. (Art 757.)
29. De bezwaarde goederen üioeten aan deii
daar toe geregtigden opvolger, op den tijd,
door den testateur bepaald, of, zöo deze
dien tijd niet bepaald heeft, bij het ovcrüjden
van den bezwaarden erfgenaam, overgegeven
worden. (^Art. 758.) >
go. De inkomften van eene met fideïcommis be-
zwaarde nalatenfchap . of erfdeel worden , tot
den dag van des testateurs overlijden toe^
vöor kapitaal gerekend, en zi-jn mede ondcif
het verband begrepen. (^Art, 759.)
gi. De verdere inkomften van het bezwaarde
goed, van des testateurs fterfdag af, worden
gerekend voor vruchten, en worden genoten
door den bezwaarden erfgenaam. (^Art. 760 j
3®. Alle aftrek j door den bezwaarden erfge-
naam, van het bezwaarde goed, onder wel-
ken naam of titel zulks ook zoude mogeri
zijn, is verboden, behalve voor zoo verre
dezelve tot fiippletie van de legitime portie
van kinders of ouders noodzakelijk is, (Aru
7ÓI.)
j3. Buitengewone onkosten aan het bezwaai-de
goed, boven de kosten van het gewoon on-
derhoud, tot behoud van het zelve gedaan
O jïIQën
S44 \' REGISTER OP HET
moeten aan den bezwaarden erfgenaam wor-
den vergoed. (Art. 762O
34. De bezwaarde erfgenaam mag, na het ein-
digen van het fideïcommis, geene fchade-ver*
goeding eifchen, wegens eenige verbetering,
welke hij vermeent gedurende het fideïcommis
gemaakt te hebben, al ware de zaak ook we-
zenlijk door hem in beteren ftaat gebragt..
Hij, of ziine erfgenamen, mogen echter alles,
wat door hen op of aan het fideïcommisfair
goed gemaakt, of daar op gebragt is, weg-
uemen of doen wegnemen, wanneer alles on-
gefchonden in zijnen vorigen ftaat kan wor-
den herfteld. (Art. 7Ó3.)
55. Huisraad, kleederen en dergelijke zaken»
aan verfliiting onderhevig, kunr>eii door den
bezwaarden erfgenamen zoodanig worden over-
gegeven , als zij ten tijde der uitkeering be-
vonden worden, zonder dat deswegens eenige
vergoeding kan worden gevorderd. (Art,
764.)
36. Indien fideïcommis plaats heeft omtrent za-
ken, die met het gebruik te niet gaan, als
geld, koren, en dranken, heeft de met fideï-
commis bezwaarde erfgenaam het regt^ om
dezelve te gebruiken, mits bg het eindigtQ
van het fideïcommis eene gelijke hoeveelheid ^
hoedanigheid en waarde, of wel den prijs vaa
dezelve terug gevende. (Art. 7^50
37. Fi^
l-ïH\'
WETBOEK NAPOtEOa ais
Fideïcommis gaat te nietï
ä. Door bet vergaan van de gelieele zaak,
of van het goed, het welk mat fideïcom-
mis bezwaard is, buiten toedoen van deil
bezwaarden erfgenaäm; maar een gedeelte»
lijk vergaan vernietigt het fideïcommis al-
leen voor het vergane gedeelte;
è. Door het overlijden van den fideïcommis-
fairen verwachter vöór den testateur, of
vóór den bezwaairden erfgenaam, of vóör
de vervulling der voorwaardè, of vóór deii
bljgevoegden onzekeren tijd ;
t. Door het ontbreken der bijgevoegde vooir-
waarden, onder ivelkö het fideïcöiümis iS
nagelaten; en
d. Door een door den Koning verleend önt-
flag van fideïcommis. (Art. 766.)
3S. Geene Converfie of verandering van fi leï-
commisfair goed in eenè andere foort van
goed kan plaats hebbërl, dan bij uitdrukke-
lijke vergunning van den Koning. (Art. 7Ö7.)
Door het vooroverlijden van den bezwaar-
den erfgenaam vóór den testateur, of door
het niet kunnen of niet willen beureii van
denzelven, verliest het fideïcommis niet zijne
geheele uitwerking, maar gaat als dan on-
middelijk op den Verwachter övef. i.Arh
2ÖS.}
Ö 2 ^üü?-^
-ocr page 224-S44 \' REGISTER OP HET
Frauduleus.
I. Die zich verbindt ten nadeele zijner fchuld-
eifchers , op een tijd dat hij weet infolvent te
zijn, of door dezelve verbindtenis infolvent te
zullen worden, wordt voor onbekwaam om
te contracteren, of om eenigen eigendom
over te dragen, gehouden; en worden alle
zoodanige contracten of overdragten van ei-
gendom voor nietig gehouden, wanneer de
geen, met welken iemand in nadeel zijner
fchuldeifchers gehandeld heeft, vm dit nadeel
of fraude mede bewustheid heeft gehad. -
Indien de geen, met welken iemand in nadeel
zyner crediteuren heeft gehandeld, geene be-
wustheid van het nadeel of fraude heeft ge-
had, zijn dezelve contracten en overdragten
alleen in zoo verre nietig, als dezelve om
niet, of uit eenen lucrativen titel, zijn ge-
fchied. (_Jrt. 1041.5
a. In geval van bankbreuk, kunnen de geza-
mentlijke fchuldeifchers, zoo in hun eigen
naam, als ieder afzonderlijk, of de vertegen-
woordigers van de masfa, opkomen tegen da
daden, welke hun fchuldenaar, ter verkor-
ting van hun regt, gedaan heeft, CJrt\',
1079,)
3. Geene compenfatie wordt toegelaten, de-
welke ftriidig is met het geen, volgens A\'s.
a , ten aanzien van verbindtenisfen of aliëna-
tiën 5
-ocr page 225-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
tiën , die iemand in fraude zijner crediteuren
gemaakt of gedaan heefc, is vastgefteld. (Art.
miO
Geboorte.
i. Van de geboorten, huwelijken en flerfgeval-
len zullen acten worden opgemaakt, en open-
bare registers worden gehouden. {Aru 19,)
a. Te dien einde zal van iedere geboorte- en
fterfgeval, binnen dit Rijk voorvallende, als
mede van iedere geboorte uit een Hollandfche
vader of moeder, en van ieder fterfgeval van
een Hollander, buiten het Rijk voorvallende,
aangifte moeten worden gedaan. - De on-
dertrouw en bevestiging der huwelijken , zoo
als die bij den Titel van het huwelijk bepaald
is, wordt voor de aangifte derzelve gerekend,
{Art. 20.)
3, Bijzondere Reglementen bepalen voorts de
wijze en den voet der aangiften, den tijd,
wanneer, de plaats, waar, en de perfonen,
door welke dezelve moeten gefchieden, de
O 3. pee-
-ocr page 226-S44 \' REGISTER OP HET
pcenaliteiien tegen de nalatigen, als mede de,
vorm en inrigting der acten en registers , bij
de vorige Nqs. vermeld. CJrt. at.)
4. Van wettige kinderen, en hoe de ftaat van
dezelve bewezen wordt. (Art. 242—259.)-—
Zie Wettige gehoorte*
Van onechte kinderen; de erkentenis van
dezelven; en het verder bewijs van hunnen
ftaat. (Art. S.60—Q.6J,\') —— Zie Onechte
geboorts*
pebrek.
j. Van des vcrkoopcrs verpligting tot vrijwa-
ring wegens gebrek aan de verkochte zaak.
(Art. 1414—1422.) - Zie Vrijwaring.
s. Indien de ter leen gegevene zaak zoodanige
gebreken heefc, dat daar door aan den geen,, ,
die zich van dezelve bedient, nadeel zou
kunnen worden toegebragt, is de uitleener,
wanneer hij die gebreken gekend, en daar van
niet gewaarfchuwd heeft, voor de gevolgen
verantwoordelijk. (Art, 1635.)
3. Het zelfde heeft ook plaats in. verbruiklee-
ning. (Art. 1Ö41O
*
Gebruis®
I. De regten vsn gebruik en van bewoning
worden verl^regen, en verloren , op de zelfde,
wijze-als het vruchtgebruik. (Art, 512.)
.. \' \' " ■ £0 Men
-ocr page 227-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
2. Men kan daar van, even als in geval van
vruchtgebruik, geen genot hebben, dan na
bevorens zekerheid gefteld, en ftaat en in-
ventaris gemaakt te hebben. (Art. 513-)
3. De gebruiker, en hij, die het regt van be-
woning heefc, zijn verpligt zich, ten aanzien
van het gebruik en de bewoning, te gedra-
gen als goede huisvaders, (Art. 514.)
4. De regten van gebruik en van bewoning
worden geregeld door den titel of acte , waar
bij dezelve zijn toegeftaan , en krijgen, ach-
tervolgens de in dezelve acte voorkomende
bepalingen, eene meerdere of mindere uitge-
ürektheid. (Art. 515.)
5. Indien geene bepalingen omtrent de uitge-
ftrektheid van deze regten gemaakt zyn, wor-
den dezelve geregeld op de volgende wijze;
(Art. 516.)
Die het gebruik heeft van eenige zaak, ge-
niet de vruchten van dezêlve niet verder, dan
zijn eigen nooddruft, en die van ziju huisge-
zin, zulks vorderen. (Art. 517,)
7. Ten aanzien van beesten, heefc de gebruiker
het regt, om daar mede zijn werk te doen,
en de melk, voor zoo verre zijne behoefceii
en die van zijn huisgezin vorderen, sis mede
de mest te gebruiken 5 doch hij heeft geens-
zins het genot van de wolle, of de jongen
der beesten, of van de melk, welke hij voor
Q. 4 zli»«
S44 \' REGISTER OP HET
zijne, behoeften, en die van zijn gezin ujct
noodig heeft. (Art* 518.)
8. De gebruiker kan zijn regt aan een ander,
niet afftaan, noch verhuren. (Art. 519.)
Hij, die het regt van bewoning van een h,uis
heeft, kan het zelve bewonen met zijn huis-
gezin , al ware het, dat hij op het tijdflip ,
waar op het zelve regt hem werd toegeßaan,
niet gehuwd geweest was. (Art. 520,)
%o. Het regt van bewoning kan niet afgeflaanj
noch verhtinrd worden. (Art. 521.)
II. Die een huis in bewoning heeft, en hij,
die alle de vruchten van land, zonder eeni-
ge uitzondering, gebruikt, zijn beiden ge-
houden de gewone reparatiën tot onderhoud,
de betaling der lasten , en de kosten der cul-
tuur of bebouwing, even als een vruchtge-
bruiker, te dragen. - Indien d«; gebruiker
^rnn land, alleen een gedeelte der vruchten ge-
bruikt , is hij flechts verpligt in die lasten en
kosten te dragen , naar mate van het geeji hij
geniet. (Art, 522.)
GELD.MUrs\'T.
I. Indien er vern7ecrdering of vermindering dei
waarde van de geleende geldfpccie ontßaat,
vóór dat de tijd der voldoening verfchenen
is, moet ds fchuldenaar de forn, öie aan
hem gtl>:end is, voldoen in^ zoodanige fpecie,
als
-ocr page 229-%VETBOEK NAPOLEON. ijr
als ten tijde der voldoening gangbaar is, en
Tolgens den geldkoers, of de uitwendige
waarde, die dezelve op da.t tijdftip beefr»
(Art. 1638.)
2. In bewaarneming van geld moet dat zelfde
geld in tïarura terug gegeven worden, bet zij
de fpecie inmiddels in waarde vermeerderd of
verminderd zijn mogt. (Art. 1675,)
Qemeenschap.
1. Van de verbindtenis uit quafi-contract, wel-
ke plaats heeft tusfchen de genen, die, zon-
der voorafgaande overeenkomst, eenige zaak
gemeenfchappelijk bezitten. (Art. 1309—igia.)
~ Zie Qtiafir contract en.
2. In geval eene zaak, die aan verfcheiden per-
fonen in het gemeen toebehoort, niet gemak-
kelijk en zonder verlies verdeeld kan worden,
of in geval er bij eene verdeeling van gemee-
ne goederen zommige zijn, dewelke niet of
niet gevoegelijk voor verdeeling vatbaar zyn ,
moeten de^e1ve in het openbaar Terkocht, en
de kooppenningen onder de gezsmenlijke eige-
naars verdeeld wnrden. (Art. 1458.)
3. De wijze en f irmaliteiten, op welke eene
openbare verkooping gefchieden moer, wor-
deti l)epaald bij bijzondere wetten , reglemen-
tej] of gebruiken. (Art. 1459O
S44 \' REGISTER OP HET
Gemeenschap van goederec^,
1. Weike bedingen daaromtrent bij huwelijks
voorwaarden kunnen gemaakt worden. {Art*
64—74, en. 90-92.) - Zie EimelijH
voorwaarden.
2. Van het oogenblik der voltrekking van bet
huwelijk af, zijn alle de goederen der echtge-
nooten, zoo tegenwoordige als toekomende,
geene uitgezonderd, mitsgaders winst en ver-
lies, ftaande h uwe lijk te vallen, tusfchen de
echtgenooten gemeen, in zoo verre de ge-
meenfchap , bij huwelijks voorwaarden , nieï
geheel of gedeeltelijk is uitgefloten, (AfU
172.)
5, Deze gemeenfchap heeft plaats, niet alleea
in het eerfte , maar ook in een tweede, derde
en verder volgende huwelijken. (Art. 173«)
4. De kleederen en lyffieraden der ecbtgeilOO-
ten, zelfs die door den één aan den ander
bij gelegenheid van het huwelijk gegeven zijn,
zijn mede gemeen, zoodanig echter, dat, bij
fcheiding van het huwelijk, eik kan eifchen,
dat hem de zijt:en op tausatie worden over-
gelaten. (^Art. 174.)
5. Erfenisfen, legaten en donatiën, ftaande hu-
welijk, aan één der echtgenooten te beurt ge.
vallen, zijn gemeen, zoo verre de erflater,
maker of fchenker niet uitdrukkelijk anders
heeft geboden., (_Art. 175.)
6. Goe-
-ocr page 231-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
Goederen, met fideïcnrnniis bezwaard, of
in vruchtgebruik bezeten, zijn van de ge-
meenichap uitgefloten, behalve voor zoo veel
het genot der vruchten betreft. (Art. 176.)
7. Alle de fchulden, welke ieder der echtge-
nooten, bij het aangaan des huwelijks, heefr,
of ftaande huwelijk maakt, zijn gemeen, (^r/.
177O
S. Da doo.dfchulden, na het overlijden vallen-
de , worden niet uit den gemeenen boedel,
maar door des overledens erfgenamen alleen.
gedragen. QArt, 178.)
De geineenCchap van goederen , eenmaal
door de voltrekking des huwelijks ingevoerd
zijnde, kan, ftaande huwelijk, door onder-
linge overeenkomst tusfchen de echtgenooten
niet worden opgeheven. (Art. 191.)
jo. De gemeenfchap van\' goederen eindigt al-
leen, wanneer het huwelijk door den dood,
Qf door eene echtfcheiding, bij vonnis van
den Regter bèpaald, ontbonden is, of VVfln-
Beer de echtgenooten, .ten overflaan van den
Regter, van ta£;l, bed, bijwoning en goede-
ren gefcheiden zijn. (Art, 192.)
ïi. De\' gemeenfchap van goederen door den
dood geëindigd zijnde, wordt de fremeens
boedel in tweeën gedeeld, en de eene helfc
aan den langstlevenden ecntgenoot, en de
ws?
-ocr page 232-wederbelfc aan de erfgenamen van den eerst-
geftorvenen uitgekeerd, (Aft, 194.)
12. Schoon het huwelijk door den dood geëin-
digd is, blijft echter de gemeenfchap vaa
goederen voortduren in deze twee gevallen
Voor eerst, tusfchen de minderjarige kinderen
en erfgenamen van den eerstliervenden echrge-
noot en den langstlevenden, die, tot VOOgd
of voogdesfe van die kinderen zijnde aangefteïd,
in den gemeenen boedel, als boedelhouder of
boedelhouderesfe, blijft zitten, zonder eenen
inventaris van dezelve gemaakt te-hebben. —
Deze gemeenfchap blijft voortduren tot den
tijd toe 5 dat die inventaris gemaakt zal zijn,
en heeft ten gevolge , dat alle vermeerderin-
gen , die den boedel na den dood aankomen ,
voor de helfc zijn ten voordeele van die kin-
deren , doch dat alle verminderingen alleCR
tot laste van den langstlevenden komen. -
Ten tweeden, tusfchen den langstlevenden
echtgenoot en de erfgenamen van den eerst-
ftervenden, die door denzelven, na doode
van den langstlevenden, tot erfgenamen ge-
field zijn in de helfc van al het geen de
laïtgstlevende onverteerd en onvervreemd zal
nslaten. - Het gevolg dezer voortdurende
gemeenfchap is, dat alle vermeerderingen en
verminderingen, die na doode van- den eerst-
flervenden den boedel aankomen, mede door
die
-ocr page 233-WETBOEK NAPOLËOR
r \'éie erfgenamen genoten en gedragen worden.
(Art. 196.)
Gemeenschap van winst en verlies.
I. Welke bedingen daaromtrent bi,i huwelyks
voorwaarden kunnen gemaakt worden, (Art.
64—74, en 90—92.) — Zie Huwelijks voor-
waarden.
a. Schoon de gemeenfchap van goederen bij
huwelijks voorwaarden uitdrukkelijk is uitge-
floten , heeft echter plaats de gemeenfchap
van winst en verlies , ten ware ook deze, bij
die voorwaarden uitdrukkelijk uitgefloten mogt
zijn. (Art. 179.)
3. Elk der echtgenooten deelt in de winften,
en draagt in de verliezen, ieder voor de
helft, zoo daaromtrent geene andere bepaling
bij huwelijks voorwaarden gemaakt is. (Art»
180.)
4. Winden zijn in het gemeen alle vruchten,
inkomften en voordeelen, welke of iemands
goederen, of zijn vlijt, arbeid, wetenfchap,
kunst, koophandel, nering, handwerk, ambt
sn dergelijken, of ook het geluk hem aan«
brengen 5 en zijne bezittingen vermeerderen i
verlies is in tegendeel al wat iemands bezit-
tingen vermindert, (^rt. iSr.)
5. Onder winst is echter, in de enkele ge»
meenfchap van winst en verlies, niet begre-
pen
S44 \' REGISTER OP HET
pen al het geen één der echtgenoten, fiaandé
huwelijk, bij erfenis, legaat of fchenking ver-
krijgt, zorider onderfcheid, of het van nabe-
ftaanden , of van vreemden afkomftig zij.
(Art. 182.)
\'6* Jaarlijkfche^ rhaandelijkfche, wekelijkfche of
foortgelijke legaten, als mede lijfrenten, wor-
den voor vruchten gerekend, en komen iri
deze gemeenfchap. {Art, 183.)
Onroerende goederen, ftaande huwelijk aan-
gekocht, én efiècten, ftaande huwelijk belegd
of door koop Verkregen , zijn gemeen tusfchen
echtgenooten, die in gemeenfchap van winst
en verlies getrouwd zijn, {Art 184.)
8, Rijzing of daling van de waarde der goede-
ren , aan één der echtgenooten behoorende,
wordt voor geen winst of verlies gerekend,
Verbetering van vaste goederen, door aan»
was, aaiifpoeling, vertimmering en dergelijken ^
wordt niet onder winst gerekend, maar be-
voordeelt alleen den geen, aan wien de vaste
goederen in eigendom toebehooren. {Art,
186.)
10. Schade of vermindering, door brand, wa-
tersnood, affpoeling, of anderzins veroor-
zaakt, behoort niet onder de gemeene verlié-
gen, maar komt tot laste van den eigenaar ^
wienÊ
-ocr page 235-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
wiens goederen daar door befchadigd zyn,
(Art, 187.)
ïï. Alle fchulden j waar van dé oorzaak niet
reeds vóór het huwelijk beftaan heefc, maar
die door beiden, of een van beide de echtge-
nooten , ftaande huwelijk , gemaakt zyn , moe-
ten als verliezen tot de gemeenfchap van winst
en verlies gebragt worden, uitgezonderd het
geen één der echtgenooten door misdaad ver-
beurt. (^Art, 188.)
22. Borgtogten of vrijwillige donatieil Van één
der echtgenooten behooren, in geval van ge-
meenfchap van winst en verlies, niet tot de
gemeene lasten of verliezen. (ArU 189,) j
13. Het geen de eene echtgenoot, ter kwader
trouw,en met blijkbaar opzet om zich te ver-
reken, gedaan heeft,moet in geval als voren^
na fcheiding van het huwelijk, «an den an-
deren echtgenoot vergoed worden. (^Art 190.)
24\' De gemeenfchap van winst en verlies, een-
maal door de voltrekking des huwelijks Inge-
voerd zijnde , kan, ftaande huwelijk, door
onderlinge overeenkomst tusfchen de echtge-
nooten, niet worden opgeheven. (Art* 191.)
25\' D® gemeenfchap van winst en verlies ein-
digt alleen, wanneer het huwelijk door ^ den
dood, of door eene echtfcheiding, bij vonnis
?an den Regter bepaald, ontbonden is, of
wanneer de echtgenooten, tea overftaan van
den
-ocr page 236-S44 \' REGISTER OP HET
den Regter, van tafel, bed, bijwoning cc
goederen gefcheiden zijn, (Art* 192.)
16. Alle winst en verlies, na fcheiding van het
huwelijk voorvallende j maar waar van de
oorzaak ftaande huwelijk is geboren, is nog
gemeeti, en moet gedeeld worden; (Art>
193-)
17. De gemeenfchap van winst en verlies door
den dood geëindigd zijnde, neemt de langst-
levende echtgenoot zijne eigene goederen naar
zich , en rekent met de erfgenamen van den
eerstgeftorvenen at\\ (Art. 195.)
Gemeente-goï;deren.
Gemeente-goederen zijn de zulken, op wier
inkomften of eigendom de inwoners van eene
of meer Gemeenten een wettig verkregen regt
hebben. (Art* 437*)
Geneeshberen.
De actie van Geneesheeren, wegens dien-
flen, wordt geprefcribeerd door het verloop
van twee jaren, ingaande met het einde van
het jaar, waar in de dienften bewezen zijn»
(Art, 1899,)
Geregt^ Geregtelijk.
I. In alle gevallen, wanneer de Weeskamer is
uitgefloten, moeten de voogden, eenige auto.
ïl.
-ocr page 237-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
lifatie of dergelijke behoevende, zich bij het
Geregt vervoegen. (JrU 301, 302, 309,
en verfcheiden anderen, in het Hoofdfluk van
Voogdij.\')
2. De navolgende acten moeten geregtelijk ge-
pasfeerd worden:
a. De acten, waar bij men verklaart zich te
beraden omtrent het aannemen of verwer-
pen van een erfenis of legaat. (Art. 940 )
h. De acten, waar bij de erfgenaam ver-
klaart , of hij de erfenis aanvaaMt, het zy
ziuiver en eenvoudig, het zij onder het
vragen van beneficie van inventaris, dan of
hij dezelve verwerpt. (Art. 945.)
c. Ds acten van opdragt van erfpacht, (^r^.
Ï564.)
d. De acten van hijpotheek op eenig byzon-
der onroerend goed. (Art. 1809.)
3. De navolgende acten kunnen geregtelijk, of
voor Notaris en Getuigen gepasfeerd wor-
den : \'
/ a. Huwelijks voorwaarden. (Art. 59.)
l. De acten van overeenkomst, waar bij hu-
welijks voorwaarden, vóór de voltrekking
van het huwelijk, met wederzijdfche toe-
ftemming der aanftaande echtgenooten, en
van de genen, wier goedkeuring tot het
huwelijk vereischt wordt, herroepen of ver-
anderd worden. (Art. 86.)
S44 \' REGISTER OP HET
c. De ftaat en inventaris van den boedel,
welken de voogden verpligt zijn te maken.
(Art. 333.)
d* Testamenten, als welke niet kunnen be-
ftaan, ten ware dezelve voor twee Leden
en den Secretaris van het Geregt van des
testateurs woonplaats, of van eenige ande-
re plaats binnen dit Rijk, of voor een No-
taris en twee getuigen, mede zonder on-
derfcheid van plaats, gemaakt zijn. {Art*
625.)
e. De acte, waar bij de testateur verklaar!
van wil veranderd te zijn. (Art. 835.)
f. Acten van aanftelling van executeurs.
{Art. 886.)
g. De acte, waar bij men eene erfenis ver-
werpt. {Art, 928.)
h. Acten van lastgeving. (Art* I^aS.)
i. Acten van algemeen verband, uit krachte
van overeenkomst, mits dezelve bij het
Geregt geregistreerd worden, wanneer zij
voor Notaris en getuigen verleden zijn,
{Art. 1810.)
Geschenken.
ï. Gefchenken tusfchen verloofden worden ge-
rekend op hoop van het voorgenomen huwe-
lijk te zijn gedaan. {Art. 54.)
2, Zoo dra de trouwbeloften verviUen, kim-
ncn
-ocr page 239-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
nen dc gefchenken wederzijds worden terug
geëischt. (Art. 55.)
3. D\'ch die door fchuld oorzaak is, dat de
trouwbeloften vervallen, heeft geen regt om
de gefchenken te rug te vorderen. (Art. 56.)
-- Zie voorts Donatie.
Geschrift. Zie Openbare acten, Onderhandsch
gefchrift.
Geslacht.
I.\' Gevolg van legaten van zaken van eèn ze-
ker geflacht. (Art, 780—782.) — 2ie Le-
gaten.
s. De woorden, naaste van het geßacht, be-
teekenen de erfgenamen bij verüerf, ook bij
plaatsvervulling; ten zij het tegendeel uit-
drukkelijk gewild is. (Art. 746.)
Getuigen.
I. Bii een Notarieel testament worden niet, als
getuigen , toegelaten de eigene of aangehuwde
200ns, of de klerken der Notarisfen, voor
dewelke het testament gepasfeerd wordt. C^r/.
628.:) *
S. De getuigen moeten zijn mansperfonen,
hunne zinnen magtig, kunnende lezen en
fchrijven, boven de achttien jaren oud, en
onderdanen des Konings. (Art* 629.)
S44 \' REGISTER OP HET
3. Wanneer de testateur buiten ftaat is ota
zijne naamteelcening of zelfs een merk te
ftellen, moet het testament voor een Notaris
en drie getuigen gepasfcerd worden. (Art,
635.)
4. Van alle zaken, de fom of de waarde van
honderd en vijftig guldens te boven gaande,
moet, zelfs vrijwillige bewaarnemingen niet
uitgezonderd, eene authentieke of onderhand-
fche acte worden gemaakt, en wordt geen
bewijs, hoe genaamd, door getuigen toegela-
ten van het geen boven of tegen den inhoud
der acte gevorderd wordt, of van het geen
men beweert, vóór, ten tijde, en na het
maken der acte, gezegd te zijn; zelfs dan
niet, wanneer over eene fom of waarde,
honderd en vijftig guldens of daar beneden
bedragende, waar van men verkozen heeft
een fchriftelijk bewijs te maken, gehandeld
wordt. - Alles onverminderd het bepaalde
bij de wetten, de commercie betreffende.(^rf,
1259» 1579» en 16Ó6.;
5. Wanneer, behalve het kapitaal, ook inte-
resfen gevorderd worden, en dezelve, met
-üiet kapitaal vereenigd, de fom van honderd
en vijftig guldens te boven gaan, is de regel,
bij het laatst voorgaande artikel vastgefteld,
hier op mede toepasfelijk. (jirt. 12Ó0O
6. Iemand eene vordering, dc honderd §n vijf-
-ocr page 241-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
tig guldens te boven gaande, gedaan hebben-
de, kan niet meer tot het bewijs door getui-
gen toegelaten worden , al ware het, dat hij
zijne primhive vordering tot die fom vermin-
derde. (Art, I2ÓI.)
7. - Het bewijs door getuigen wordt, zelfs in
geval van eene vordering, welke honderd en
vijftig guldens of daar beneden bedraagt, niet
toegelaten, wanneer uitgemaakt is, dat de
.gevorderde fom het overfchot of een gedeelte
eener grootere infciiuld is, welke niet bij ge-
fchrift bewezen wordt. (Art. laóa.)
S. Indien iemand bij dezelfde inftaniie verfchei-
den vorderingen doet, voor welke hij geenen
fchriftelijken titel heeft, en die te zamen ge«
Vüegd meer dan de fora van honderd en vijf-
tig guldens bedragen, wordt het bewijs door
getuigen niet toegelaten, zelfs niet wanneer
hij beweert, dat de fchulden uit verfchillen-
de oorzaken gefproten, en op verfchillende
tijden gemaakt zijn; ten ware het regt van
vordering, door erfvolging, donatie, als an-
derzins, van verfchillende p^Dnen afkomftig
mogt zijn. (Art, 1263.)
9. Alle vorderingen, uit krachte van welken ti-
tel ook, die door gefchrift niet volledig ba-
wezen worden, moeten bij een en dcnzelfden
eisch worden gedaan ; zijn le de fchuldeifcher
daar na in zijne andere vorderingen, van
P 3 wel-
S44 \' REGISTER OP HET
welke geen fchrifttliik bewijs aanwezig is,
niet ontvankelijk. {Art. 1264.)
10. De bier voren geniel !e bepalingen lijden
uitzondering , wanneer een begin van bewijs
door gefchrift aanwezig is. - Men noemt
een begin van bewijs door gefchrift alle
fchriftcliike acten, die voortgekomen zijn van
den genen, tegen wien eene vordering gedaan
wordt, of van den genen, dien hij vertegen-
woordigt, en welke de geaüpgueerde zaak
waarfcljiinliik maken. {Art. 12653
11. Ook lijden de opgegevene regelen uitzonde-
ring, wanneer een fchuldeifcher buiten ftaat
geweest is, om zich een fchrifcclijk bewijs
der verbindtenis, welke ten zijnen behoeve
aangegaan is , re bezorgen. -- Deze tweede
uitzondering is toepasfelijk:
a. Op verbindtenisfen , die uit quafi-contrac-
ten, en uit delicten en quafi-delicten ont»
fia^in.
h. Op bewaargeving uit noodzaak, bi) ge-
legenheid van braiid, inftorting van gebou-
wen , oproer of fcbipbreuk, en op bewaar-
geving, vuclke door reizigers, in de herber-
gen , wasr zij hvm verblijf houden, gedaan
wordt; ailes naar gel&ng der qualiteit vaa
den perfoon, en de omftandigheden der
zaak.
e. Op de verbindtenisfen, welke bij onvoor»
zie-
-ocr page 243-WETBOEK NAPOLEON. q$Ï
ziene toevallen, waar bij men geene fchrif-
telljke acte heeft kunnen maken, aangegaan
zijn; en
d. In geval een fchuldeifcher den titel, wel-
ke hem tot fchriftelijk bewijs dienen moest,
ten gevolge van een toeval, dat onvoorzien
is, en van hooger hand komt, verloren
heefc. (Art. ia6ó, en 1693.)
12, In de gevallen, waar in het bewijs door
getuigen niet is uitgefloten, moet het zelve,
om volkomen te zijn, beftaan in eene over«
eenftemmende en beëedigde verklaring van ten
minften iwee onbefprokcne en bevoegde per-
fonen , van het geen zij zelve gezien, ge-
hoord en ondervonden hebben. (^Art. 1267.)
ïg. Onbevoegde getuigen zijn:
a. Allen, die door eenig ziels- ofligchaams-
gebrek verhinderd worden, om van de zaak
goede wetenfchap te hebben, of die hunne
wetenfchap niet op eene ontwijfelbare wijze
kunnen te kennen geven;
h. Alle perfonen , welke beneden de achttien
jaren oud zijn;
e. Alle meineedigen , eerloozen , of die zich
tot het geven van getuigenis hebben laten
omkoopen, of eenige belooning hebben
ontvangen of doen toezeggen ;
Allen, die tot de perfonen, voor of te-
gen welke het getuigenis dienen moet, in
P 4 zoo-
S44 \' REGISTER OP HET
zoodanige betrek\'king ftaan, dat zij niet als
onpartijdig kunnen befchouwd worden, als
daar zijn echtgenooten, bloedverwanten en
nabeftaanden, voogden, curatenren en pu-
pillen onderling, perfoonlijke vijanden, en
gebroodde bedienden;
e. Allen, die bij de zaak regtftreeks of zij-
delings belang hebben ; en
ƒ. Allen, die in de zelfde zaak eene der
pnrtijen als Practizijns bedienen of bediend
hebben. (Art. 1268.)
14. Het getuigenis van perfonen , welker onbe-
\\\'oegdheid niet volftrekt, maar enkel betrekke\'
lijk is, kan evenwel door den Regter, in
zaken, die niet wel voor ander bewijs vat-
baar zijn, en, naar aanleiding der omftandig-
heden, zoo veel of weinig in aanfchouw wor-
den genomen, als hij, na eene onzijdige
overweging van de geheele toedragt der zaak ,
in gemoede oordeelt te behooren. (Art»
1269,)
15. In het algemeen is elk gehouden om, daar
toe geroepen zijnde, getuigenis der waarheid
te geven. (Art. J270.)
16. Van de verpligting tot het geven van ge-
tuigenis der waarheid worden vrijgefteld:
a. Allen , die volftrekt onbevoegde getuigen
zijn;
h. Bloedverwanten en nabeftaanden, in de
-ocr page 245-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
op- en nedergaande linie, echtgenooten,
broeders of zusters, en derzelver kinderen,
voogden, curateuren en pupillen, in zaken
rakende zoodanige perfonen, tot welke zij-
in eene der genoemde betrekkingen ftaan;
c. Allen, die bij de zaak regtftreeks, of een
aanmerkelijk zijdelingsch belang hebben; en
d. Allen, die in dezelve zaak eene der par-
tijen als Practizijns bedienen of bediend
hebben. (Jft, 1271.)
Wanneer een getuige door den dood is ver-
hinderd geworden, zijne, onder prefentatie
van eede , afgelegde verklaring te beëedigen ,
zal de Regter op dezelve zoodanig regard
kunnen Haan, als hy, naar gelang der om-
ftandigheden, zal bevinden te behooren, (^r?.
28» In het algemeen moet de Regter met de
meeste naauwkeurigheid nagaan, of ook de
getuigen eenige beweegredenen hebben, om
de zaak op deze of gene wijze voor te dra-
gen, en
moet voorts uit de levenswijze , de
zeden, den ftand der getuigen, hunne wijze
van voordragt, en alle andere omftandighe-
den, derzelver geloofvvaardigheid beoordeelen.
(Jn. 1272.)
1. De verbindtenis om iets te geven bevst
in zich de verpligting, om het goed te leve-
ren, en voor het behoud van het zelve te
zorgen tot de levering toe, als mede om, bij
nalatigheid, de kosten, fchaden en interesfen
aan den fchuldeifcher te vergoeden. (Art*
1052O
2. De verpligting om voor het behoud van
het goed te waken, het zij de overeenkomst
alleen ten voordeele van een, of wel van bei-
de de coniracterende partyen, gemaakt is,
brengt mede, dat men voor dat goed als een
oplettend huisvader zorge dragen moet. --
Aan deze verpligting wordt in zommige con-
tracten eene nog grootere, en in zommige
andere eene mindere uitgebreidheid gegeven,
volgens de bijzondere bepalingen, die hier
van bij de behandeling van deze bedoelde
contracten worden vastgefteld. (Art. 1053.)
3. De geen, die verpligt is voor het behoud
van het goed te waken, is niet aanfprakelijk
voor fchade, die door onvoorziene onheilen,
of door onvermijdelijk geweld, buiten zijne
fchuld, veroorzaakt is, ten ware hij het ge-
vaar van die onheilen op zich heeft geno-
men , of het onheil als een gevolg van nala-
tigheid moet gerekend worden. (Art. io54-)
4. Voor nalatig wordt gehouden , die het goed
niït
-ocr page 247-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
niet levert op den tijd, bij de overeenkotrst
bepaald, of die, wanneer geen tijd bepaald
js, van de levering in gebreke blnfc, r.a dat
by tot het doen derzelve is aangemaand,
(Art. 1055.)
Gevolgen der verbindtemissen.
i, Alle wettiglijk aangegaane overeenkomften
flrekken aan de contracterende partijen tot eene
wet,- Zij kunnen niet herroepen worden,
dan met wederzydfche toeftemming, of om
wettige redenen. - In de nakoming derzel-
ve moet ter goeder trouwe worden te werk
gegaan. (Art. 1050.) \'
2.. Overeenkomften zijn niet alleen verbindende
ten aanzien van het geen bij dezelven uitdruk-
kelijk is bedongen, maar ook van het geen,
naar den aard van dezelve overeenkomften,
door de billijkheid, het gebruik of de wet
gevorderd wordt. (Art, 1051.)
3. Gevolgen der overeenkomften ten aanzien
van derden. (Art. 1077—1079.) - Zie
Derden.
Geweld.
I, Onregtvaardig geweld, gepleegd tegen den
geen, die eene verbindtenis aangaat, maakt de
overeenkomst nietig, ook dan, wanneer het
selve gepleegd is door een derden, ten wiens
be-
-ocr page 248-S44 \' REGISTER OP HET
behoeve de overeenkomst niet gemaakt is,
(Art, 1.024.)
2. Onregtvaardig geweld heefc plaats, wanneer
het zelve van zoodanigen aard is, dat het re-
delijker wijze moet geoordeeld worden op ie-
mand indruk te maken, en hem te mogen
doen vreezen, dat hij zijn perfoon of goede-
ren aan een merkelijk en dadelijk nadeel bloot
ftellen zoude. - In het beoordeelen daar
van moet op de jaren, de kunne, en den ftaat
der perfonen, acht gegeven worden. (Art,
1025O
2. Onregtvaardig geweld maakt eene overeen-
komst nietig, , als het zelve gepleegd is niet
alleen tegen een der contractanten , maar ook
tegen deszelfs echtgenoot, kinderen of ouders.
(Art. 1026.)
4. De vrees, alleen uit eerbied jegens ouders
of grootouders voortkomende, is uit haar
zelve, en zonder eenig hijkomend onregtvaar-
dig geweld, tot vernietiging der overeenkomst
onvoldoende. (Art. 1027,)
5. Tegen een contract kan, op grond van on-
regtvaardig geweld, niet opgekomen worden,
indien, na het ophouden van het geweld,het
contract is goedgekeurd, het zij uitdrukkelijk,
bet zij ftilzwijgende, het zij om dac men den
tijd tot relief, door de wet bepaald, heeft
laten voorbijgaan, (Art. 102S.)
WÊTBOEK NAPOLEON. £15
6. Overeenkomften, door onregtvaardig geweld
aangegaan, zijn niet van zelf nietig, maar
moeten bij vonnis van den Regter, na een
volledig onderzoek, vernietigd of gerescindeerd
worden. (Art. 1030.)
7. Vernietiging of rescisfie van aangegane over-
eenkomften kan, gedurende den tijd van tien
jaren, verzocht worden, in alle die gevallen,
in welke geen korter tijd door de wet be-
paald wordt. - In geval van onregtvaardig
geweld, begint die tijd te loopen van den
dag, waar op het zelve opgehouden heeft,
Qyirt xaasO
Goederen.
Alle zaken of goederen worden verdeeld in
roerende en onroerende, (yfr^r 416.) —- Zie
voorts Roerende, Onroerende,
Goud en zilver.
Wat onder een legaat van goud en zilver
verifaan wordt, Sn.)- Zie Leg»-
ten.
Graad.
j. Tot welken graad van bloedverwantfchap,
of affiniteit, de huwelijken verboden zijn.
(Art. 103—106,)- Zie Huwelijk,
Geene fideïcoraaiisfeu zijn verder geoorloofd
-ocr page 250-S44 \' REGISTER OP HET
of beftaanbaar, dan tot de derde devolutie
van het goed. (Art. 744.)
3. De betrekking der bloedverwantfchap wordt
berekend naar het getal der generatiën. ---
Iedere generatie maakt een graad uir, (Art,
855.)
4. De opvolging van graden maakt de Uniex
men noemt eene regte Unie de opvolging van
graden tusfchen perfonen, die de een van den
anderen afltammen; zijdlinie de opvolging
van graden tusfchen de perfonen , die niet van
elkander afftammen, maar eenen gemeenen
ftamvader hebben. - De regte linie wordt
onderfcheiden in de regt nedergaande en regt
opgaande liniën. — De eerfte maakt het ver-
band tusfchen den ftamvader en die van hem
afftammen; de laatfte verbindt een perfoon
met die genen, van welke hij afftamt. {Art,
856.)
5. In de regte linie wordt de regel in acht ge.
nomen, dat er tusfchen de perfonen zoo vele
graden zyn, als er generatiën beftaan; der-
halve ftaat een kind, met betrekking tot zij-
nen vader, in den eerften graad ; een kinds-
kind in den tweeden, en, wederkeêrig een
vader tot zijn kind, mede in den eerften, en
een grootvader tot zijn kindskind mede in
den tweeden graad. (Art, 857.)
6. In de zijdlinie worden de graden gerekend
naar
-ocr page 251-WÊTBOEK NAPOLEON. £15
naar de generatiën, van den eenen bloedver-
want af naar boven, tot den gemeenen ftam-
vader, welke echter niet mede geteld wordt,
toe, en van deze af weder naar beneden tot
aan den anderen bloedverwant; twee broeders
heftaan derhalve elkander in den tweeden
graad, oom en neef in den derden, volle ne-<
ven in den vierden graad, en zoo vervolgens*.
f (Art, 858.)
7, Bloedverwanten, verder dan in den twaalf-
den graad aan den overledenen beftaande, er-
ven niet bij verfterf, (Art* 876.)
9
Crootmoeder.
In de aanftelling van voogden, door de
Weeskamer of het Geregt, wordt boven alle
anderen de voorrang gegeven aan de moeder
cf grootmoeder, zoo lang zij tot geen ander
huwelijk overgaan, met bijvoeging echter van
eenen tweeden voogd, indien het belang der
minderjarigeo zulks VOrdert, (Art* 305.)
S44 \' REGISTER OP HET
a
Havens.
De havens worden ondeihoorig geacht aaö
de publieke domeinen. {Art. 433.)
Heiningen.
Heiningen, tot affcheiding of afiluiting voor
twee erven dienende, worden, zoo geene
waarfchijnlijke redenen het tegendeel aandui-
den, gehouden voor gemeen. {Art. 564.) —
Zie ErffcheidingenNo. 12.
Herbergiehs.
1. Herbergiers of logement-houders zyn,. even
als bewaarnemers , verantwoordelijk voor de
goederen, door reizigers, die zich bij hen
ophouden, aangebragt. - De bewaarne-
ming van die foort van goederen wordt ge-
houden voor eene noodzakelijke bewaarne»
ming. {Art. 1695.)
2. Zij zijn verantwoordelijk wegens diefllal of
befchadiging der goederen van de reizigers,
het zij de dieflhl of befchadiging van die
goa-
-ocr page 253-WETBOEK NAPOLEON, 433
goederen door bütine bedièndèa of geëmploi^
leerden, of door gaande en komende vreem»
delingen begaan of toegêbragt zijn. (Arti>
1696.)
3. Dücb zij zijn niet verantwoordelijk voor
diefftallen, gewapeaderband, of op eene ari-
dère zeef gewelddadig\'e wijze gepleegd. (ArU
1697.)
4. De actie van ,herbergiers en tafelhouders,
wegens logement en kost, wordt geprefcri-.
heerd door verloop van twee jaren, ingaande
met het einde van de maand, waar jtfi het
logement en de kost verftrekt zijn, QArti,
189S.)
HEK.ROEPI?ÏG.
■ • ,1 . .. •
j-. Herroeping van huwelijks-voorwaarden ^ iioé"
Dp eene beftaan bare wijze gedaan kan wor^»
den. (Art, 86——iZie Huwelijks"
voorwaarden,
\'X. Hoe testamenten kunnen herroepen worden*
(Aru 835—8380 —- Zie Testsmenti
3. Overeenkomften kunnen niet herroepen wor-
den, dan met wedérzijdfche toeftemming, of
om wettige redenen, (^r;. 1050,)
4. Van het herroepen van donatiën* (Arti
Ï335-» 1341—13^5.) — Zie Donntm
Van herroepini? van \' lastgeving. (Artl
5746—1749O - 2;ie Lastgeving^
S44 \' REGISTER OP HET
Hoeveelheid.
Van legaten van eene hoeveelheid vruch-
ten, enz. (Art. 7S6—789.) ■ Zie Li*
Hollanders.
Op welken voet de huwelijken, in een
vreemd land aangegaan tusfchen twee Hollan-
ders, of een Hollander en een vreemdeling,
in dit Rijk voor wettig gehouden worden.
(Art, 133 e« 134\')—Zie Huwelijks-gebodenV
— Zie voorts Burgerlijke regten,
Hooger beroep.
Die zich by een verleend confinement of
curatele bezwaard acht, mag daar van komen
in hooger beroep; maar inmiddels moet
het verleende confinement of curatele vorart-
duren. (Art, 399.}
Huisraad. Zie Meubelen,
Huizen.
I. De huurder is verpligt borg te ftelIeTi vocr
de voldoening der huurpenningen van huizen,
ten ware hij kan aantoonen eene genoegzame
waarde aan meubelen, tot zekerheid van den
verhuurder, in het hnis^ gebragt te hebben»
(Art, i5i<>.)
Ä, Een
-ocr page 255-WETBOEK NAPOLEOKt 043
Een tweede huurder is, ten aanzien van den
eigenaar, geSioudfin tdt het beloop van den
huurprijs, welken hij, op het dogenblik van
eene geregtelijke aanfpraak, ia\'a den eerden
huurdet fchuldig kan zijn, zonidef dat het
hem vrijftaat zich te beroepen op betalingen
Vóór den verfcbijndag, of bij voorbetaling^
gedaan» —— Betalingen, door den tweeden
huurder, het zi] uit krachte van een in het
huurcontract uitgedrukt beding, het Äli ten
gevolge van plaatfeliike gebruiken, gedaan,
worden niet geacht vóór den verfchijndag, of
bij voorbetaling, gedaan te zijn. (Ar^ó^
iSnO
g, Reparatiën aarl Winkelkasteri, én !ösfe blin-
den , tot fluiting van winkels gefchikt, als
mede reparatiën van vensterglazen, zoo bin-
hens huis als buiten het zèl ve, komen voor
rekening van den huurder, en is de verhuur-
der dienvolgende tot deze reparatiën niet ge-
houden. cJrt, 151H.)
4* De huurder is echter tot de reparatiën, iri
het vorig iVb. vermeld, niét gehouden. Wan-
neer dezelve door ouderdom van het gehuur-
de goed, of door onvermijdelijke toevalien
van hoogér hand, veroorzaakt worden; CArU
I519O
ß, Eene huur vän meubelen, om een geheel
huis, woning , winkel of karpers , daar me-
Q 2 \'
(
-ocr page 256-S44 \' REGISTER OP HET
de te meubeleren, wordt gerekend voor zo&
lang aangegaan te zijn, als de huizen, wo-
ningen, winkels of kamers, volgens plaatfe-
lijk gebruik, doorgaans verhuurd worden.
CJri. 15ÏO.)
6. De huur van kamers of appartementen wordt
geacht voor één jaar aangegaan te zijn, wan-
neer dezelve aangegaan is tegen zoo veel in
het jaar: - by de maand, waraieer dezel-
ve aangegaan is tegen zoo veel in de maand:
bij de week, wanneer dezelve aangegaan
is tegen zoo veel voor elke week. -- In-
dien riet blijkt, dat de huur tegen zoo veel
in het jaar, in de maand of in de week,
aangegaan is, wor(Jt dezelve geacht volgens
plaaifelijk gebruik te zija aangegaan. (Art*
15210
Wanneer de huurder van een huis of ka-
mers, na het eindigen van den bij fchriftelljk
contract bepaalden huurtijd, in het bezit van
het gehuurde blijft,, en daar in door den ver-
huurder gelaten wordt,. wordt hij gerekend
in het bezit te blijven op de vorige con-
ditiën, voor den tijd bij plaatfelijk gebruik
bepaald, en kan het gehuurde niet veilateii;,
noch uit het zelve verdreven worden, dan na
gedane tijdelijke opzegging, ingevolge het ge-
bruik van de plaats. (^Art. 152.2.\')
In geval de huur door de fchuld van dea
huur-
-ocr page 257-wetboek napoleon. s^ï\'
hnurder te niet gaat, is deze geiiouden tot
feetaling van den huurprijs, gedurende den
tijd, die tot wederverhuring noodig is; on-
verminderd zijne verpligting tot vergoeding
van de kosten, fehaden en interesfen, welke
uit deszelfs misbruik van het gehuurde heb-
ben kunnen ontRaan. (jért. 1545.)
9. De verhuurder kan de huur niet doen ein-
digen door te verklaren , dat hij het verhuur-
de huis zelf wil betrekken, ten ware het te-
gendeel bedongen is. (Art. 1524.)
ïo. Indien bij het huurcontract aan den ver-
huurder de bevoegdheid gelaten is, om het
gehuurde, des goedvindende, zelf tc kunr^en
betrekken, is hij niettemirr verpligt de huur
vooraf, op den tijd bij plaatfelijk gebruik bas»
paald, op te zeggen. {Art. 1555O
Huur en verhuring,
I. Er beftaan tweederlei foorten van contrac-
ten van huur en verhuring, als: huur va»
zaken; en huur van dienften. (Art. 1477,)
2,. Een contract van huur en verhuring van
zaken is eene overeenkomst, waar bij d- tene
partij zich verbindt, om de andere het genot
te doen hebben van eene zaak, gedurende
eenen bepaalden tijd, en voor eenen bepaalden
prijs 5 dewelke de andere daarentegen aatinÉemt
tg betalen. (Art. 147I.)
Q S 3» Ees
-ocr page 258-28a registePv op het
Een contract van huur en verhuring vm
dlenften is eene overeenkomst, waar bij de
etine par.ij zich verbindt, om voor de andere
iets, tegen betaling van een tiisfchtn hen be-
paald loon, te verrigten, (Art. 1479.)
. Huur en verhuring komt in haren aard
overeen met koop en verkoop; en de daar-
omtrent foorvalleride ver\'fchillen moeten be-
oordeeld worden naar het geen bij den titei
van koop en verkoop vastgefteld is, voor zoo
verre de wei deswegens geene bijzondere be-
paling opgeeft. (Art. 1480.)
j. Men kan allerlei foorten van goederen, zoa
roerende als onroerende, verhuren. (Arte,
ïaSIO
L Huur en verhuring kan, of by gefchrift,
of bij monde, worden aangegaan, (Art^
De huurder heeft het regt, om het gehuur-
de, het zij geheel of gedeeltelijk, weder aan
een ander re verhuren, ten ware hem de be-
vcegdiieid daar toe bij het contract, het zij
voor het
geheel of ten deele, mogt benonieu
zijn. iAn^ i4^30
f. De verhuurder is, uit den aard van het
contract, en zonder dat daar toe eenig bij-
zonder beding noodig is, gehouden ;
f . De verhuurde saak pa den huurder te
leveyen j
ï. Di^
-ocr page 259-wetboek napoleon. s^ï\'
Die zaak te onderhouden in zoodanigen
ftaat, dat dezelve dienen kan tot het ge-
bruik , waar toe zij verhuurd is; en
e» Den huurder het volkomen en ongeftoord
genot van dezelve te doen hebben, zoo
lang de huur duurt, (Art. 1484.)
De verhuurder is verpligt de zaak in goe-
den ftaat van onderhoud te leveren, en daar
aan, zoo lang de huur duurt, alle die repa-
ratiën te doen, welke noodzakelijk zijn; mei
uitzondering nogtans van de gene, die, vol-
gens de wet of overeenkomst, ten laste vsii
den huurder kcmen. »1485.)
30, Indien de verhuurde zaak, gedurende den
huurtijd, bij toeval, geheel en al vergaan is,
vervalt het contract van zelf; indien de zaak
flechts ten dtcle vergaan is, kan de huurders
naar gelang der omftandigheden, of eene ver-
mindering van den huurprijs, of de vernietig
ging van de huur zelve, vorderen, doch hij
kan in geen dier beide gevallen aanfpraak op
fchadevergoeding maken. (^r/. 14S6O
IS. De verhuurder mag, gedurende den huur-
tijd, geene andere gedaante of inrigting aan
de verhuurde zaak geven, (Arf. 1487.)
Indien de verhuurde zaak, gedurende den
huurtijd, dringende reparatiën, welke niet tot
na het eindigen van den huurtijd kunnen uit-
gfifkld worden, vordert, is de huurder ver-
Ë.EG1STER -0P HET
pligf te gedogen, dat dezclv? daar aan gedaan
worden, oflchoon hij daar door eenig onge-
mak lijdt, en , gedurende den tijd, die tot da
reparatie hefteed wordt, van het gebruik van
een gedeelte van het verhuurde verftoken zijn
mogt: —— Doch , zoo het doen dier repara-
tiën langer dan veertig dagen duurt, wcsïdc
de huurprijs verminderd in evenredigheid van
het gehuurde, waar van de huurder is ver-
ftoken geweest: -— Indien de reparatiën van
zoodanigen aard zijn, dat daar door het ge-
huurde, het geen ter bewoning van den huur-
der en zijn huisgezin dienen moet, onbe-
woonbaar wordt, kan deselv? d^ huur dciea
verbreke». (ArU J48S.)
13. Wanneer de huurder in het genqf zijner
huur verhinderd wordt, zonder dat de geen ,
die deze verhindering toebrengt, eenig regt of
actie op het verhuurde goed zelve voorwende
te hebben, is de verhuurder niet gehouden
den huqrder ttgen deze verhindering te vrij-
waren. (Aru 1489.)
Indien dezp verhindering daarentegen ge-
fchiedt uit hoofde van een regt of aanfpraak ,
het welk d? geen, die de. verhindering toe-
brengt, op den eigendom van het goed voor-
wendt te hebben, kan de huurder eene aan
de toegebragte verhindering evenredige ver.
sünd?:ring yag den huurprijs vorderen j mits
wetboek napoleon. s^ï\'
feij van de ftoornis en verhindering wettelijke
aanzegging aan den verhuurder gedaan heeft.
(Aru 1490.)
15. Indien zij, die den huurder in het onge-
ftoord bezit van het gehuurde feitelijk,hebben
geturbeerd, eenig regt op dat goed bewemn
te hebben, of indien de huurder door hen
geregtelijk gedagvaatd wordt, ten einde ge-
condemneerd te worden om het gehuurde,
het zij geheel of ten decle, te ontruimen, of
de uitoefening van eenig fervituut op het zel-
ve te gedegen, moet de huurder den ver-
huurder tot vrijwaring oproepen, en op zijn
verzoek van de inftantie ontOagen worden,
mits noemende den verhuurder, van wiea hl|
zijn bezit ontleent. (Art, 1491.)
■f5. De huurder is voornamelijk verpligt:
Om het gehuurde te gebruiken als een
goed huisvader, en overeenkomffig d« be-
ftemming, welke daar aan, bij het aangaan
van de huur, gegeven is, of daar aan, in-
dien er geen cKpres beding is, naar aanlei-
ding der omftandigheden, behoort gegeve»
te worden ; en\'
Om de bedoogene huurpenningen op den
bepaalden tyd ïe betalen. (Art. 1492.)
j-j. Indien de huurder het gehuurde tot ccn an-
der einde gebruikt, dan waar toe het zelve
|| |iêt aaiïgaan van dc huur beftemd wàs,
Q 5 of
28a registePv op het
of op eene wyze van hetzelve gebruik maakt,
uit welke voor den verhuurder fchade zou
kunnen ontdaan, kan deze, al mede naar
aanleiding der omftandigheden , de huur doen
vernietigen. (Art. 1493.)
1$. Wanneer, bij het aangaan van de huur,
eene befchrijving van den ftaat van het ver-
huurde gemaakt is , is de huurder gehouden,
het zelve in dien ftaat weder op te leveren,
waar in hij het, volgens de befchrijving, aan-
vaard heeft; met uitzondaing echter van het
geen door ouderdom, of toevallen van hooger
hand, vergaan, of in waarde verminderd is.
(Art. 1494.)
19. Wanneer, bij het aangaan van de huur,
zoodanige befchrijving niet gemaakt is, wordt
de huurder veronderfteld het gehuurde in goe-
den ftaat, ten aanzien van dat onderhoud,
het welk, volgens de wet, ten laste van den
huurder komt, aanvaard te hebben; en is hij
verpligt het zelve in dien ftaat weder over t«
leveren, ten ware hij het tegendeel bewijst,
(Art. 1495-)
so. De huurder is aanfprakelijk voor de fchaden
en verliezen, aan het gehuurde gedurende den
huurtyd toegekomen, ten ware hij bewijst dst
zulks buiten zijne fchuld gefehied is, (Art.^
3496.)
De huurder is verantwoordelyk voor brsni,
tin
-ocr page 263-WETBOEK napoleon. sgi
ten ware hy bewijst, dat de brand door een
onvoorzien onheil, of door toeval vaa hoo-
ger hand, of door een gebrek in de conftruc-
tie van het gebouw, of door het vuur van
een naburig huis veroorzaakt is. (Art. 1497.)
aa. Wanneer een gebouw aan verfcheidene huur-
ders verhuurd is, zijn deze allen , in geval
van brand, voor het geheel verantwoordelijk,
ten ware zij bewijzen, dat de brand in de
woning van een van hen ontftaan is, in welk
geval deze alleen verantwoordelijk is, of ten
ware dat eenige van dezelve bewyzen, dat de
brand niet bij hen heeft kunnen ontftaan, in
welk geval deze van alle verantwoordelijkheid
bevrijd zijn. (,Art. 1498.)
De huurder is verantwoordeliik voor de fcha-
de en verliezen, door zijne huisgenoten, of
de genen, aan wien hij de huur mogt over-
gedaan hebben, aan het gehuurde toegebragt,
i^Art. 1499.)
04. Ds huurder mag, bij ontruiming van het
gehuurde goed, weder afbreken en naar zich
nemen, al het geen hy daar aan, op zijn ei-
gen kosten, heeft doen maken; mits zulks
gedaan worde zonder befchadiging van her;
goed. C^Art. ^5oo.)
De huur mondeling, aangegaan zijnde, kan
geen van de partijen dezelve ooge^jbirKkelijk:
daen pphoiidenj maar is hij, die dcMiuur
, wü
-ocr page 264-28a registePv op het
wil doen eindigen, verpligt, dezelve aan den
ander zoo lang te voren op te zeggen , als
het plaatfelijk gebruik medebrengt. (Art,
1501.)
26. De huur, fchriftelijk aangegaan zijnde, houdt
bij het eindigen van den bepaalden huurtijd
van zelf op, zonder dat eene voorafgaande
opzegging noodig zij, ten zij het tegendeel
bedongen is. (Art. 1502.)
S7, Wanneer de huurder bij het eindigen van
eene huur, van welke een fchriftelijk contract
aanwezig is, zonder dat bij hetzelve eene op-
zegging is bedongen, in het bezit van het ge-
huurde blijft, en daar in door den verhuur-
der gelaten wordt, ontftaat daar door eene
nieuwe huur, waar van het gevolg, bij het
artiitel, betreffende mondelinge huur en verhu-
ring, is geregeld. (Art, 1503.)
s.%. Wanneer de eene partij aan de andere de
huur opgezegd heeft, wordt dezelve, offchoo«
de huurder in het bezit van het gehuurd
mogt gebleven zijn, niet geacht ftilzwijgende
te zijn vernieuwd. (^Art. 1504.)
«9., in de gevallen, bij de twee voorgaandeiVbV»
vermeld, zijn de borgen, welke voor de na-
koming van het huur-contract mogten gefteld
zijn , niet aanfprakelijk voor de verpligtingeri,
die uit de verlenging der huur ontftaaa. (Art,
is^so
-ocr page 265-wetboek napoleon.
go. Het contract van huur gaat te niet, wan-
neer de verhuurde zaak vergaat, en wanneer
de verhuurder en huurder refpecïivelijk in ge-
breke blijven van aan derzelver verbindtenisfen
te voldoen. (Jrt. 1506.)
31. Het contract van huur en verhuring wordt
door den dood van den verhuurder of huur-»
der niet vernietigd. CJrt. 1507.)
ga. Wanneer de verhuurder het verhuurde ver-
koopt, kan de kooper den huurder niet nood-
zaken om het gekochte te ontruimen, wan^^
neer deze van een behoorlijk huur-contract
voorzien is, ten ware de verhuurder het regt
oai den hunrder, in geval van verkoop , het
gehuurde door den kooper te kunnen doen
ontruimen, bij het contract uitdrukkelijk
voorbehouden. QArt. 1508.)
33. Wanneer partijen bij het aangaan van de huur
overeengekomen zijn j dat de kooper, iu ge-
val van verkoop, den huurder het verhuurde
zoude kunnen doen ontruimen, doch daar bij
geen beding gemaakt is omtrent de kosten
fchaden en interesfen, is de verhuurder ge-
houden dezelve aan den huurder te vergoeden ^
op den voet, bij de navolgende artikelen vast-
gefteld. (^Art. 1509.)
Indien het verkochte beftaat in een huis,of
in. een gedeelte van hetzelve, of in een wiu-
kei, betaalt de verhuurder aan den huurder^
28a registePv op het
die het verhuurde ontruimen moet, Voor ko».
ten, fchaden en interesfen, zoo veel als dc
huurprijs bedraagt, gedurende den tijd, welke,
volgens plaatfelijk gebruik, tusfchen de op-
zegging der huur en de dadelyke ontruiming
I verloopen moet. (yfri. 1510.)
55. Indien het verkochte beftaat in landen, be-
taalt de verhuurder aan den huurder, tot fcha-
deloosftelling, zoo veel als een derde gedeelte
van de huurpenningen, gedurende den tijdg
welken de buut nog loopen moest, bedraagt*
(Aru 1511.)
36. Indien het verkochte beftaat in fahrijken,\'
trafijken ef andere ftichtingen, die een grooÊ
uitfchot van penningen vorderen, wordt de
fchadeloosftelling door deir zaak kundigen ge»
regeld. (Jrt. 1512.)
37. Bovendien is de koopef, die, uit kragte
van het bepaalde bij een huur - contract, ge-
bruik wil maken van de bevoegdheid, om deis
huurder het gedochte te doen ontruimen, ge-
houden ^ den huurder van huizen, zoo lang
te voren te v^aarfchuwen, als het plaatfelijk
gebruik medebrengt; en moet den huurder van
landen ten minften een jaar te voren waar-
fchuwen. {Jru 1513.)
gt. De huurders kunnen niet eerder genoodzaakt
worden om het verkochte te ontruimen, dan
na dat de hier voren gemelde kosten, fcha-
wetboek napoleon. s^ï\'
den en interesfen aan hun door den verhuur-
der, of door den nieuwen eigenaar betaald
zijn. (Art, 1514.)
Die eenig verhuurd goed koopt, onder be-
ding dat de verkooper het zelve binnen eenen
bepaalden tijd weder vermag in te koopen,
kan van de bevoegdheid, om den hiuurder
het verkochte te doen ontruimen, geen ge-
bruik maken, dan na dat, de tijd van het
beding verftreken zijnde, hij onherroepelijk
eigenaar van het gekochte geworden is. (Art^
1515.)
Van huur van hulzen in het bijzonder«\'
(Art. 151Ó—15250 —" Zie Huizen.
Van ( huur van landen in het bijzonder^
(Art. 1526—1541.) — Zie Landen.
De huur van dienften bepaalt zieh vooras-
melijk tot drie foorten:
a. De huur van dienstboden j
b. Die van voerlieden en fchippers, perfonea
of goederen overbrengende; en
c. Die van aannemers en ambachtslieden;
(Art. 1542.)
, Van huur van dienstboden. {Art. 1543
1544.) — Zie Diensthoden.
> Van voerlieden en fchippers. (Art. 1545—
1549.)— Zie Voerlieden.
, Van aannemers en ambachtslieden. (Artl
X550—156a.) Zie Aannemers.
Hüu.®-
t9\'
40.
41.
4Ü.
43
44
45
28a registePv op het
Huurpenningen.
Huurpenningen van huizen en landen woi.
den geprefcribeerd door verloop van vgf ja-
ren. (Jrt\' 1904.)
Huwelijk*
I. Van de huwelijken zullen acten worden op-
gemaakt, en openbare registers worden ge-
houden. CAri. 19—aii) —— Zie GeboorUo
Van trouwbeloften, of verbindtenisfen tot
het aangaan van een huwelijk. (Jrt. 40—56.)
— Zie Trouwheloften.
3. Van huwelijks-voorwaarden. {Art. 57—98.)
— Zie Huwelijks-voorwaarden.
4. Jongmans, onder de volle achttien, en jon-
ge dochters, onder de volle vijftien jaren -
mogen geen huwelijk aangaan. {Art. 99.)
De Koning verleent nogtans dispenfatie van
het vermelde in het voorgaande No., wan-
neer daar voor zeer dringende en zwaarwigti-
tige redenen aanwezig zijn. (Art. 100.)
é. . . De wederzijdfche toeftemming wordt tot heJ
wezen van het huwelijk vereischt.- {Art,
loi.)
7. Èen man kan maar ééne vrouw, en eene
vrouw maar éénen man, te gelijker tijd, in
huwelijk hebben. (Art. lot.)
Perfonen , die elkander in de opgaande en
nederdalende linie beftaan, het zy door wetti»
ge, het zij door onwettige geboorte, of ook
door aanhuwelijken, mogen te zamën niet
trouwen. (Art. 103.)
p. In de zijd-linie is het huwelijk verboden^
tusfchen broeder en zuster van heelen of hal-
ven bedde, het zij door wettigej het zij doof
onwettige geboorte, het zij door aanhuwelij-
ken, aan elkander beftaande. (Art. 104.)
io. Oom en nicht, moei en neef, van heeleti
of halven bedde , \'het zij door wettige, het
zij door onwettige geboorte, het zij door aan-
huwelijken, als zoodanig aan eikanderen be-
ftaande, mogen niet met elkander trouwen^-
(Art. 105.)
ji. De Koning verleent nogtans, daar toe rede-
nen vindende, dispenfatie van het vermelde
bij de beide laaistvoorgaande a\'ov, voor zoo\'
verre daar bij echtverbindtenisfen van nabe-
ftaanden bij aanhuwelijking verboden zijn4
(Art, 106.)
12. Perfonen, die ruet elkander in overlpel ge-
leefd hebben, mogen nimmer te zanien een
huwelijk aangaan. {Art. 107,)
13. Een voogd of curator, of iemand vaii deS
voogds of curators jcinderen, mag niet trou-
wen met den geen, die onder deszelfs voog-\'
dij of curatele ftaat, of geftaan heeft, ten zij
fooraf door den voogd of curator, teri over-
R i^ató
-ocr page 270-REGiSTEPv OP HET
ftaan van den Regter, rekening en verant-
woording zai zijn gedaan* (Art. ic8.)
14. Kinderen, zoo wel meerderjarigen a\'s min-
derjarigen, al is het dat dezelve reeds te vo-
ren getrouwd zijn geweest, kunnen, zoo lang
hun vader en moeder, of een van beiden in
leven zijn, zonder derzelver toeftemming,
geen huwelijk aangaan; in geval van verfchil
\\\'"an gevoelens zal de toeftemming van den
vader genoegzaam zijn» (Art. 109.)
15. Indien een der beide ouders overleden ware,
of in de onmogelijkheid om zijnen wil te
kennen te geven, zal de toeftemming van den
anderen genoegzaam zijn. (Art. 110.)
16. De Koning verleent nogtans, daar toe rede-
nen vindende» dispenfatie van het gemelde in
No. 14, in gevalle de beide ouders, of die
van beiden, welke nog maar alleen in leven
is, uitlandig, of door gebrek aan verftande-
lijke vermogens in de onmogelijkheid mogten
zijn om hunnen wil te kennen te geven.
(Art. XII.)
17. Ouders, fchoon wegens verkwisting, of om
andere redenen, behalve zinneloosheid, onder
curatele gefteld of gevangen , of geconfineerd
zijnde, behouden het zelfde regt, omtrent het
geven hunner toeftemming. (Art.
18. Een onecht kind kan geen huwelijk aan-
gaan.
-ocr page 271-gaan, zonder toeftemming van de moeder.
C/lrt. 113.)
ig. Ds ouders kunnen aan hunne minderjarige
kinderen hunne toeftemming weigeren, zondei:
dat zij verpligt zijn daar van eenige redenen
te geven. (Aru 114.)
Èo. Kinderen meerderjarig of geëmancipeerd Zijn-
de, mogen de ouders aan dezelve hunne toe-
ftemming niet weigeren, dan om Wettige re-
denen , welke zij, daar toe opgeroepen zijn*
de, gehouden zijn te kennen te geven. {Jrti
1150
ai. Ouderlooze, minderjarige kinderen hebben,
tot het aangaan van een huwelijk, de toe-
ftemming van hunnen voogd of voogden noo-
dig, voor zoo verre dezelve niet enkel met
het beheer der goederen, maar ook met de
perfoonlijke opvoeding van den minderjarigen
belast zijn. CArU 116.)
3.2. De voogden kunnen nooit volftaan met eene
enkele weigering, zonder reden te geven ,
maar zijn in alle gevallen verpligt, hunne re-
denen van afkeuring aan de daar toe bevoeg-
de magt voor te dragen. (Art, 117O
23. Ouderlooze meerderjarige perfonen hebben,
tot het aangaan van een huwelijk, niemands
toeftemming noodig, behalve van hunnen cu-
rator, indien zij om eeuige reden onder cura-
tele ftaan. (ArU 118.)
R % 24* Vm
-ocr page 272-28a registePv op het
24. Van ondertrouw en voltrekking des huwé»
lijks; als mede van het ftuiten der geboden
of huwelijks-afkondigingen, (Art, 119—139\'>
> — Zie Ondertrouw, Huwelijks-gehoden, Trou"
\' wen,
S5. Beide echtgenooten worden door het huwc-\'
lyk van de ouderlijke magt, en uit de voog-
dij hunner voogden ontflagen, cn zulks zoo
wel met opzigt tot hunne perfonen als tot
hunne goederen. (^Art. 140.)
Een minderjarige weduwenaar of weduwe
valt zelfs niet weder in de ouderlijke magt of
onder voogdij. (Art. 141.)
37. De vrouw volgt de regtbank van haren
man. (Art. 142.)
28. De man is aan zijne vrouw befcherming,
de vrouw aan haren man gehoorzaamheid
verfchuldigd. (Art. 148O
29. De vrouw is verpligt om bij haren man te
wonen, en denzelven te volgen overal, al-
waar hij goedvindt zijn verblijf te vestigen;
- de man is verpligt haar te ontvangen ^
en haar, naar mate van zijn vermogen en van
zijnen (land, vaif alles te verzorgen, wat tot
de behoeften des levens noodig is, (Art.
144.)
30» Tot de gemeene huishouding is elk verpligt
zijne inkomften en verdienften getrouweliik in
te brengen, ten ware bij de huwelijks-voor-
waar-
wetboek napoleon. s^ï\'
waarden daaromtrent eene andere bepaling is
gemaakt. (Art, 145.)
gi. Iemand, trouwende met een man of vrouw,
minderjarige voorkinderen hebbende, is gedu-
rende het huwelijk verpligt tot het mede op-
voeden van die voorkinderen, en het mede
dragen der daar op vallende kosten, voor zoo
verre dezelve uit der kinderen eigene goede-
ren niet kunnen gevonden worden. (Art.
146.) \'
32. Van de voogdij van den man. ^Art, 147—■
171.) -—- Zie Voogdij. Vrouwen. Man*
§3. Van gemeenfchap van goederen* en vaiT ge-
meenfchap van winst cn verlies. (Art. 172—
390.) -Gemeenfchap, door overeenkomst
iiiet op te heffen. (^Art. 191.)- Hoe ge-
meenfchap eindigt. (Art. 192 en 193.)--
Van fcheiding van den gemeenen boedel.
(Art. 194.) -— Van afrekening wegens
winst en verlies. (Art. 195.) - Van
voortduring der gemeenfchap van goederen na
den dood. (Art* 196 ) - Zie Gemeen«
fchap van goederen* (Gemeenfchap van wlmt
en verlies.
Van disfolutie of ontbinding des huwelijks,
QArt. 197—199\') - Zie Disfolutie.
Van tweede huwelijken. (Art. 200—212.)
Zie Tweede huwelijken.
-ocr page 274-28a registePv op het
3Ót Van nulliteit des huvvelr.ks. (Jrf, 213-=
217,) —- Zie Nulliteit.
37. Van echtfcheiding. {Art. 218—228.) —-»r
Zie Echtfcheiding.
38. Van feparatie of fcheiding van tafd, bed,
bijwoning en goederen, (Art. 229—241.) —
Zie Separatie.
HuWiT.LTJKS-rrEBODEN.
I. De veiloufde perfonen in ondertrouw zijnde
aangenomen, moeien daar van drie openbars
afkondigingen worden gedaan, telkens met
een tusfchen-verloop ten minften van zes da»
gen, (Art.
%. Die tijd kan echter om dringende redenen,
die geen uitllel toelaten, verkort worden door
den Koning, of door de plaatfelijke autori-
teit, daar mede belast. (Art. ia70
3» Deze afkondigingen moeten gedaan worden
op de woonplaatfen der in ondertrouw aan^!-
genomene perfonen, als mede daar zij het
laatfte jaar gewoond hebben. (Art. 128.)
4. Indien het huwelijk niet voltrokken is bin-
aen een jaar na de laatfte of derde afkondi-
ging, kan het zelve naderhand niet voltrok-
ken worden, ten ware er op nieuw drie af-
kondigingen, in voege voormeld, gefchieden.
(Art. I2$>.)
Wanneer de afkondigingen op alle p\'aatfen,
-ocr page 275-wetboek napoleon. s^ï\'
wnar dezelve gedaan moeten worden, onver^
hinderd ziin afgeloopen, en daar van bij
fchriftelijk bewijs blijkt, zullen de verloofden,
ter plaatfe waar zij, of één van hun, woon»
achtig zijn, bij de daar toe bevoegde plaatfe-
lyke autoriteit in den huv^^elyken ftaat beves-
tigd worden. (Jrt. igo.)
6, Met het verrigten van deze trouvv wordt
het huwelijk voor wettig voltrokken gehou-
den, (Art. 131.)
7, Een der verloofden, na het eindigen dier
afkondigingen onwillig zijnde, om zich te
laten trouwen, zal de daar toe bevoegde
plaatfelijke autoriteit, op \'aanzoek of aanklag-
te van eene der partijen, naar de redenen van
die onv»?iiligheid onderzoek doen, en, dezelve
bedenkelijk vindende, partijen naar den gewo-
nen weg van regten verwijzen, of, dezelve
blijkbaar ongegrond oordeelende, iemand be-
noemen , om den onwilligen te vertegenwoor-
digen, en alzoo de huwe}ijks-plegtigheid te
voltrekken. CJrs. 132.)
8, Een huwelijk, in een vreemd land aange-
gaan tusfchen twee Hollanders, of een Hol-
lander en een vreemdeling, zal in dit Rijk
voor wettig gehouden worden, wanneer het
zelve naar de huwelijks-piegtigheden van dat
laud voltrokken is, mits zijnde voorafgegaan
door de afkondigingen , hier voren in No.
28a registePv op het
vermeld, en mits het zelve huwelijk te-
gen de wetren van Holland niet aanloopt«
iArt. 133.)
9» Binnen drie maanden na de te rug komst
van den Hollander in het vaderland, moet
de acre van het voltrekken des huwelijks ge-
registreerd worden ter Secretarie of Griffie
der plaats, alwaar de in het vorige No. ver-
melde echtgenooten als dan woonachtig zijn»
(Art, 134.)
10. Het Ibat éen ieder vrij, om, op grond van
\\Toegere en niet vervallen trouwbeloften, of
van eerder voltrokken huwelijk, den verderen
voortgang der huwelijks afkondigingen te flui-
ten , mits van zijne vermeende trouwbeloften,
of van een eerder voltrokken huwelijk, door
fchriftelljk befcheid, dadelijk kunnende doeis
blijken. (Art. 135.)
SI. Ouders, het zij vader en moeder, of de
langstlevende vaa beiden, kunnen mede den
voortgang van die afkondigingen ftuiten, in
zoodanige gevallen , waar in hunne toeftem-
ming, ingevolge Art, 109, HO, 112, IÏ3
en 114 van dit Wetboek, wordt vereischr.
(Art, 136.)
Voorts kunnen voogden over ouderlooze
iriinderjiirige kinderen den voortgang der af-
feQiidigingen ftuiten, onder de bepalingen bi]
wetboek napoleon. s^ï\'
\'Art. iió en 117 van dit Wetboek vastge^
fteld. (Art, 1.37.) -
53. De naaste bloedverwanten van ouderlooze
meerderjarige perfonen hebben daar toe rae-
öe regt , bij zinneloosheid van een der aan-
fiaande echtgenooten, wanneer over denzel-
ven geen curator zoude mogen gefteld zijn.
iArt. 138.)
14. Indien de daar toe bevoegde plaatfelijke au-
toriteit de redenen van het fluiten der huwe-
lijks-afkondigingen verwerpt, zijn de genen,
die zich tegen den voortgang dezer afkondi-
gingen verzet hebben, met xiitzondering ech\'
ter van ouders en bloedverwanten in de op-
gaande linie, tot vergoeding van kosten 5 fcha-
den en interesfen gehouden. (Art, 139.)
HaWELTJKS-GIFT.
I. Ouders, bloedvrienden, en zelfs vreemden
kunnen zich bij de huweliiks-voorwaarden tot
het geven van eene huwelijks-gift verbinden.
(Art. 83.)
a. Kinderen kunnen hunne ouders niet nood-
zaken tot het aan hun verfchafien van eeneta-
blisfement, of het geven van een uitzet, of
huwel\'iiks-goed. (Art. 277.)
3, Huwelijks-giften kunnen niet herroepen wer-
den Uit hoofde van ondankbaarheid» (Art,
ES
II«
-ocr page 278-28a registePv op het
H U V7E LIJ K S- GOED.
1. Welke bedingen eene vrouw tot zekerheid
van haar huwelijks - goed maken mag. (Jrt.
148.; — Zie Huwelijks-voorwaarden.
2, Welke magt de man omtrent het huwelijks-
goed van zijne vrouw heefr, (^f/. 149—.151.)
■— Zie Voogdij.
3, Van een legaat van huwelijks - goed. • (^Jrt.
Ipo en 79^0 — Zie Legaten.
4. De wet verleent ftilzwijgend pandregt aan
getrouwde vrouwen, die met uitfluiting der
gemeenfchap van goederen en van winst en
verlies getrouwd ziju, of van de door haar
bedongene keuze, om in winst eu verlies te
deelen, afftand gedaan hebben; mitsgaders
ook aan de kinderen of andere erfgenamen
van die vrouw, op den boedel van den man,
tot het te rug bekomen of bekomen van re-
dintegratie van hare ten huwelijk aangebragte
en ftaande huwelijk verkregene goederen, die
door den man zijn vervreemd geworden.--
Het legaal verband van getrouwde vrouwen
begint van het oogenblik af, dat het huwelijk
voltrokken is, (Jrt. 1819 , No. 4 en 5.)
Huwelijks-voorwaarden.
i. Allen, die een huwelijk mogen aangaan,
kunnen ook huwelijks-voorwaarden maken,
(Jrt, 57.:)
2. Min-
-ocr page 279-wetboek napoleon. s^ï\'
a. Minderjarigen , of die onder curatele ftaan ,
hebben daar toe de toeftemuiing en adfiftentie
van hunne ouders, voogden of curateuren
noodig, (Art, 58.)
Geene huwelijks-voorwaarden worden voor
wettig gehouden, dan die, welke vóór de
voltrekking van het huwelijk, Geregtelijk of
: vooï jSIotaris en getuigen gemaakt zijn, (Art,
59.)
4, Ook ziin alleen van kracht die bepalingen,
welke in de huwelijks-voorwaarden uitdrukken
lijk gemeld zijn, -zonder dat men daar bij
naar andere gefchriften of aanteekenfngen ver-
wijzen mag. (Art. 60.)
g. De inventarisfen van aangebragte en buiten
gemeenfchap gehoudene goederen worden, of
in de huwelijks-voorwaarden ingelascht, of
naderhand afzonderlijk, en zelfs onder de
hand gemaakt. (Art. 61.)
6. Het maken der inventarisfen verzuimd zijn-
de , vervallen daar door wel niet de bedin-
gen , bij huwelijks-voorwaarden gemaakt, maar
moet de aanbrenging der goederen door ande-
re bewijzen worden aangetoond, (Art. 62.)
7. Bij huwelijks-voorwaarden kan men alle zoo-
danige bedingen maken, als men goedvindt,
mits zij noch met de wetten, noch met den
aard des huwelijks ftrijdig zijn. (Art, 63.)
8t De gemeenfchap van goederen, gelijk ook
-ocr page 280-28a registePv op het
die van winst en verlies, mogen bij huwe-
lijks-voorwaarden 200 wel ingeroepen en bï-
vestigd, als uitgefloten worden. {Art, 64.)
9, Al wat bij huwelijks-voorwaarden uit de ge-
meenfchap niet is uitgefloten , blijft in de ge-
meenfchap. {Art, 65.)
ÏO. De gemeenfchap van goederen enkel zijnde
uitgefloten, blijft de gemeenfchap van winst
en verlies. {Art, 66.)
ïi. De gemeenfchap van winst en verlies, uit-
drukkelijk zynde bedongen, fluit de gemeen-
fchap van goederen uit. {Art. 67.)
la. Beiden uitdrukkelijk zijnde uitgefloten , blijft
echter de gemeenfchap van de vruchten, baten
en inkomfl:en der aangebragte en naderhand
opgekomene goederen. {Art. 68.)
jg. Men kan deze laatstgemelde g-\'meenfchap bij
beding inkorten, door te bepalen, hoe veel
elk der echtgenooten, uit zijne eigerie inkom-
ften, in de algemeene huishouding zal inbren-
gen , of dat de kosten der huishouding, en
alle de lasten van het huwelijk uit de goede-
ren van een van beiden zullen worden ge-
dragen. {Art, 69.)
14. Bij de huweiijks-voorvvaarden kan men ook
bedingen , dat de gemeenfchap van goederen
alieen gedeeltelijk zal plaats hebben ; men kan
dus bepalen, dat eenige van de aangebragte
^pedsien of geiden buiten de gemeeiifcliAp
sullen blijven, of dat opkomende erfenisfen
• en legaten niet in de gemeenfchap zullen ver-
vallen. (Art. 70.)
15. De bepaling, dat de geheele winst alleen
voor den eenen, en alle verhes voor den an-
deren zijn zal, is nietig. (Art. 71.)
16. Eene vrouw kan echter wel bedingen, dat
zij een gedeelte van de winst, mits de helft
niet te boven gaande, zal genieten, zonder
in eenig verlies gehouden te zijn. (Art. 7a.)
17. Eene vrouw mag ook bedingen, zoo voor
zich zelve als voor hare kinderen en andere
erfgenamen , dat zij, bij fcheiding des huwe-
lijks , zal hebben de keus, of zij in winst en
verlies, ftaande huwelijk gevallen , zal willen
deelen, dan of zij begeert hare aangebragte
en ftaande huwelijk verkregene goederen we-
der naar zich te nemen, zonder in de winst
te deelen, of in het verlies gehouden te zijn.
(Art. 73.)
1,8. De gemeenfchap van goederen en van wiïist
en verlies uitgefloten zijnde, mag de vrouw
bedingen, dat zij hare eigene goedei-en zal
beheeren en beftieren, zonder daar in eenige
adfiftentie van haren man noodig te hebben.
(Art. 74.)
jp. De aanftaande echtgenooten kunnen, bij hu-
welijks-voorwaarden, befcbikkingen over hun-
ïie wederzijdfche goederen na den. dood ma-
le^ keu,
28a registePv op het
leen ^ welke, ten aanzien Vari derzelver Kracht
en gevolgen, gelijk ftaan met befchikkingen,
bij uiterften wil gemaakt. (Jri. 75.)
20. De eene echtgenoot magt van den anderen
eene douarie bedingen. {Art. 76.)
21. Douariën kuiinen niet ftrekken tot vermin-
dering der legitime portiën , aan kinderen of
ouders, noch van kindsgedeelten aan voor-
kinderen , volgens de wet, toekomende» {.Art,
77.)
22. Zij moeten insgelijks aan de voldoening det
fchulden van den overledenen echigenoot ach»
terftaan. lArt. 784)
S3. De douariën hebben echter den voorrang
boven alle erfftellingen en niakingen bij testa-
ment. QAft. 79.)
Ä4. Geene douarie gaat te niet door het legate-
ren van gelijke of grootere waarde, zondef
dat de douarie daar bij uitdrukkelijk is her-
roepen. (Art. 80,)
25, Zij wordt ook niet kradhteloos door zooda-
nige benoeming van den langstlevenden tot
erfgenaam, waar bij dezelve tevens belast is,
om de goederen, bij zijn of haar overlijden,
of eerder, aan anderen uit te keeren^ (Art.
81.)
26. De douarie echter vervalt, en blijft ten voor-
deele van den gemeenen boedel, wanneer de
langstlevende zuiver tot erfgenaam is gefteld,
wetboek napoleon. s^ï\'
of wel onder voorwaarde, dat het geen van
den boedel, op deszelfs overlijden, bevonden
zal worden onverteerd en onvervreemd over
te fchieten, als een geraeene boedel tusfchen
wederzijdfche erfgenamen zal verdeeld worden,
en de langstlevende, in het laatlle geval, den
boedel onder die voorwaarde heeft aanvaard.
Urt. 82.)
S7. Ouders, bloedvrienden, en zelfs vreemden,
kunnen zich bij de huwelijks-voorwaarden
voegen, en zich daar bij, tot het geven van
eene huwelijks-gift, of het doen van eenige
bijdragen tot ondcrftand des huwelijks verbin-
den. (Art. 83,)
s8. Ouders kunnen bij de hnwelijks-voofwaar-
den afftand doen van de legitime portie, wel-
ke hun, bij kinderloos overlijden van een der
echtgenooten , zoude toekomen. (Art. 84.)
ap. Huwelijks-voorwaarden worden krachteloos,
wanneer het huwelijk, waar toe zij betrekke-
lijk zijn, door den dood van een der verloof-
den , of uit andere oorzaken, niet voltrokken
wordt. (Art. 85.)
De h,uwelijks-voorwaarden kunnen, vóór de
voltrekking van het huwelijk, met wederzijd-
fche toeftemming der aanftaande echtgenooten ,
en van de genen wier goedkeuring tot het
huwelijk vereischt wordt, herroepen worden,
ên kan in zommige daar bij gemaaltte bepalin-
k
28a registePv op het
gen verandering worden gemaakt; des dat
die latere overeenkomst mede Geregtelijk of
Notariaal zal moeten verleden worden.
80.)
31. Na de voltrekking van het huwelijk, kun-
nen de huwelijks-voorwaarden bij overeenkomst
op geenerhande wijze herroepen of vernietigd
worden. (Art. 87.)
ga, Eene vrouw mag echter, ten voordeele van
haar mans fchuldeifchers, afdand doen van
het regt, op hare ten huwelijk aangebragte,
en ftaande huwelijk verkregene goederen, als
mede van het regt vaii legaal hypotheek, aan
haar, uit krachte der huwelijks-voorwaarden,
toekomende, (Art* 88.)
23. Bij testament mag elk der echtgenooten ^
voor zoo veel hem of baar betreft, de bedin-
gen, rakende de erfvolging na den dood, bij
huwelijks-voorwaarden gemaakt j herroepen en
vernietigen. (Art. 89.)
34. De echtgenooten mogen ook , ieder bij zijii
te maken testament , de uitgellotene gemeen-
fchap van goederen , of van winst en verlies
weder inroepen. (Art. 90.)
gg. Deze inroeping van gemeenfchap is echter
niet eerder van kracht en waarde, dan wan-
neer dezelve door één der echtgenooten niet
den dood bekrachtigd wordt; doch heeft in
dat geval dezelfde kracht en gevolgen, als of
wetboek napoleon. s^ï\'
zij van het begin des huwelijks had fland ge-
grepen. {Art- 91.)
3Ö. Wanneer de herroeping alleen gedeeUelijk of
bepaaldelijk gefchied is, blijft het ovenge ia
volle kracht. {Art. 9s.)
37. Geene huwelijks - voorwaarden zijn tegen
fcüuldeifchers of andere derden van eenige
kracht, ten ware dezelve zijn geregistreerd.
{Art. 93.)
38. -De registratie, bij het vorig No. vermeld,
moet gedaan worden bij\' de autoriteit, daar
toe door den Koning te benoemen , ter plaat-
fe waar de aanftaande echrgenooren vvoonach-
ïig zijn, of, zoo zij op verfchillende plaat-
fen wonen, bij die van beider vvoonplaaifen.
{Art. 94.)
39. Dezelve moet gedaan worden in een regis-
ter , waar uit een ieder, ten zijnen koste,
een affchrift kan doen ligten. (Art, 95.)
40. Men kan de huwelijks-voorwaarden geheel
laten registreren, of wel alleen\', bij wege van
extract, die artikelen, welken men tegen der-
den wil doen werken; op die geregistreerdë\'
artikelen kan men zich dan ook slleen tegen
derden beroepen, en op geene der ongeregis-
treerden. (^ért. 96.)
41. De registratie,, vóór de voltrekking van het
huwelyk niet gedaan zijnde, kan daar na ge-
daan worden , maar werkt dan alleen tegen
28a registePv op het
derden van den tijd dier registratie af. (Art,
97»)
42. Vreemdelingen, zich met der woon in dit
Rijk nederzettende, zyn mede verpligt, deze
registratie van hunne huwelijks-voorwaarden
te laten doen, bij de voorfchreve geftelde
magt, ter htmner in dit Rijk verkozene woon»
plaats. (Art, 98.)
Hijpotheek. Zie Pandregt*
Jaarlijksche.
Wanneer de voldoening van jaarlijkfche uit-
keeringen kan geëischt worden, en hoe lang
dezelve duren. (Art, 825 en 826.) - Zie
Legaten,
Jagt.
Het geen de jagt betreft, regelt zich naar
bijzondere wetten. (Art, 585.)
Inbreng.
I. Ieder erfgenaam is verpligt om in den boe«
-ocr page 287-wetboek napoleon. s^ï\'
del in te brengen , of in zijn aandeel te laten
toefcheiden, het geen hij aan den tcsuteur
fchuldig was, het geen hij uit den boedel op
rekening genoten, of wegens vruchten en in-
komften ontvangen heefc, en het geen hij tot
vergoeding van fchade, door hem aan den
boedel toegebragt, fchuldig mogt zijn» (Art,
984.)
s.. Kinderen, en verdere afkomelingen bij plaats-
vervulhng, zijn daar benevens gehouden, om
in den boedel van hunne ouders of grootoii«
ders, aan wien zij bij testament of bij ver-
fterf opvolgen, en, al ware bec alleen in da
legitime portie, bij collatie in te brengen, het
geen zi.] van hen, in derzelver leven , ook
uit anderen\' hoofde dan in het vorig No,
vermeld is, genoten hebben, en zulks over-
eenkomffig de bepalingen, hier na in No. 7
en 8 vermeld , ten einde daar door eene bil-
lijke gelijkheid onder de kinderen bevorderd
worde. .(^rt. 985.)
3. Afsomelingen , bij plaatsvervulling ervende ,
zijn tot den inbreng van het geen hunne ou-
ders genoten hebben verpligt. al was het zelfs,
dat zij geene erfgenamen van hunne ouders
geworden waren. (Art. 986.)
Tot dien inbreng zijn echter deze afkome-
lingen , voor zoo veel het genotene door hun»
ïie ouders betreft, niet gehouden, wanneer
S 2 zil
28a registePv op het
zij niet bij reproe fentatie van hunnen overleden
. nen vader of moeder tot de erfenis komen,
maar door hunne grootouders, met voorbij-
gaan van hunnen nog levenden vader of moe-
der, tot erfgenamen gefteld zijn. C^r/. 987.)
5. In de fcheiding van den gemeenen boedel
tusfchen den langstlevenden der ouders, en
de kinderen, als erfgenamen van den geftor-
ven vader of moeder, als mede in het geval „
dat de langstlevende, benevens de kinderen,
tot erfgenaam gefteld is, wordt door de kin-
deren ten voordeele van den langstlevenden
geen inbreng gedaan, maar alleen ten voor-
deele van de andere kinderen en kindskinde-
ren. (An. 98S.)
<5. Wanneer verfcheiden kinderen of kindskin-
deren den boedel van een hunner ouders of
voorouders aanvaarden onder beneficie van
inventaris, heeft de inbreng wel plaats ten
aanzien van de kinderen of kindskinderen,
maar niet ten voordeele van de fchuldeifchers.
(Art. 989,)
7. In de bepaling, wat aan inbreng onderwor-
pen of daar van bevrijd is, moet in de eerfte
plaats geraadpleegd en gevolgd worden, het
geen de testateur daaromtrent verklaard heefc
te willen. (Art. 990.)
S. Geene bepaling daar van door den testateur
-ocr page 289-wetboek napoleon. s^ï\'
gemaakt zijnde, wordt geacht aan inbreng on-
derworpen te zijn ;
a. Alles wat tot het beginnen, bevorderen
€>f verkriigen van eenig beroep, koophandel,
nering, fabrijk, handwerk, of andere kost-
winning , van welken aard ook, is mede-
gegeven of ver ftrekt;
l. Het geen ten huwelyk is medegegeven,
of naderhand tot onderftand der huishou-
ding verftrekt is;
i:. Al het geen door de ouders als borg, of
anderzins, wegens fchulden of misdaad der
kinderen , betaald is ; en
4. Gefchenken , door de ouders, uit loutere
gunst of milddadigheid, aan de kinderen
gedaan. {Art. poi.)
, Van inbreng zijn bevrijd:
a, Bruilofskosten , kleederen, kleinodiën en
fieradiën, ter gelegenheid van der kinderen
huwelijk gegeven; immers voor zoo verre
de laatstgemelde, uit hoofde van derzelver
aanmerkelijke waarde, niet als een gedeelte
van het huwelijksgoed behooren aangemerkt
te worden;
è. De gev/one k-osten van onderhoud en op-
voeding;
c. De kosten , tot het aanleerai van eenige
kbopmanfchap, kunst, handwerk of am-
bacht beftccd, als mede de kosten van ftu-
S 3 ik
28a registePv op het
die, het aankoopen van de hoodige boeken
daar onder begrepen; en
d. Gefchcnken door de ouders, tot beloo-
ning van gedane dienften, aan de kinderen
gedaan. (Art. 992.)
lo. De inbreng gefchiedt alleen in den boedel,
van wien het genotene is afgekomen. (Art,
993\')
De inbreng wordt gedaan door het genotene
weder in den boedel te brengen , of door zoo
veel minder dan de anderen te genieten. (Art,
994-)
Die eene zekere fomme gelds heeft gene«,
ten, is gehouden eene gelijke fomme in te
brengen; doch die goederen genoten heefc,
kan volftaan met de inbreng van de waarde,
welke dié goederen ten tijde van de gifte had-
den. (Art, 995.3
Da verpiigthig tot het doen van inbreng
houdt op:
a> Wanneer de kinderen of kindskinderen,
het zij door onterving, het zij door het
verwerpen der erfenis, geene erfgenamen
van hunne ouders of grootouders worden;
i/. Wanneer de inbreng hooger komt dan het
erfdeel beloopt; als welk meerdere voorver-
vallen wordt gerekend, en niet behoeft iu-
gebragt te worden;
g, Jndiqi de liindeten of kindskinderen daar
van
ïi
J2
13
wetboek napoleon. s^ï\'
van door de ouders of grootouders bij tes-
tament of anderzins zijn vrijgefteld, voor
zoo verre de legitime portie der overige
kinderen daar door niet benadeeld wordt;
en
Indien de kinderen of verdere afkomelin-
gen elkander bij overeenkomst, vóór of na
des testateurs overlijden gemaakt, van het
doen van inbreng vrijgefteld hebben.
Door het vermelde bij de twee eerfte gedeel-
ten van dit No., wordt echter de erfgenaam
van de betalififg van het geen hij meerder dan
zijne erfportie aan den erflater fchuldig was,
en van de vergoeding der fchade, die door
hem aan den boedel zoude mogen toegebragt
zijn, niet vrijgefteld. (Art. 996.)
Injurie.
1. \'Die door woorden, gefchrifcen of dadelijk-
heden iemands eer beledigt, is, behalven tot
het vergoeden van fchade, ook gehouden de
injurie of aangedane« hoon honorabel le bete-
ren. (Art. 1322.)
2. De verpligting tot betering van eer rust
mede niet alleen op den dader der injuiie,
maar ook op de genen , die de uitvoering der
Injurie hebben aangeraden of bevolen, of iu
eenigerhande opzigte daar toe behulpzaam ge«
weest zijn. (An. 1323.)
28a registePv op het
3. Il.t regt om betering van eer te vorderen
korat toe, niet alken aan den geen, die re-
gelregt beledigd is, maar ook aan die genen,
die zich door de aangedane injurie zijdelings
voor beledigd kunnen honden; bij voorbeeld:
de vader van eenen minderjarigen zoon, de
man van eene getrouwde vrouw, wanneer aan
dien zoon of die vrouw eene injurie is aange-
■daan. (Art, 1324,)
4. Nooit heefc de actie tot betering der injurie
plaats, ten zij dezelve aangedaan is met oog-
. merk om te beledigen; dit oogmerk wordt
bewezen of uit den aard der daad zelven, die
geene andere uitlegging gedoogt, of uit de
omftandigheden, welke de daad vergezeld
hebben. (Art. 1325.)
5. Betering vau injurie beftaat daar in, dat de
Injuriant aan den beledigden in het openbaar
voor den Regter verzoekt om vergiffenis\', met
verklaring, dat lui bérouw heeft van het ge-
beulde, en belooft en aanneemt, zich voort-
aan daar van ts .zullen wachten, en eindelijk
verklaart, dat hij den geinjurieerJen houdt
voor een man .van eer, op wiens gedrag hij
niets te zeggen weet; kunnende nogtans de
Regter, naar den aard en meerdere of minde-
re kwaadaardigheid der aangedane belediging,
de uitdrukkingen en de wijze, op welke de
betering gefchieden moet,\' zoodanige andere
wetboek napoleon. s^ï\'
s-jgting geven, als - hij oordeelt te behooren,
iAri. 1326.)
6. De waarheid der gedane verwijting, mits
behoorlijk bewezen zijnde, verfchoont wel van
• de recantatie, of verklaring, dat men den be-
ledigden houdt voor een man van eer, op
wiens gedrag men niets te zeggen weet; doch
verfchoont niet van de verdere belering der ^
jnjurie, die met een blijkbaar oogmerk om te
beledigen gefehied is. (Art, 1327.)
7. De actie tor bétering der injurie eindigt:
a. Door den dood van den belediger;
h. Door gedane kwijtfchelding, het zij uit-
drukkelijlï, bij aangegaan verdrag of trans-
actie, het zij ftilzwijgende, door het plegen
van zulke daden, die, met het voornemen
om betering van eer te vorderen, niet kun-
nen worden overeengebragt;
€. Door het geven van gepaste en behoorlij-
ke voldoening door den belediger aan den
beledigden , het zij uit\' eigene beweging ,
het zij na dat de beledigde verklaard heeft,
zich de iiijLirie aan te trekken; en f
d. Door verloop van een jaar, te rekenen
van den dgg af dst de injude gepleegd is,
indien dc actie tot betering niet binnen dsea
tijd raer der daad is gdnftitücerd gewor-
den. (^Ayt. 132S.)
^ 5 in-
-ocr page 294-28a registePv op het
Inkooprn.
1. De bevoegdheid om het verfccdite weder (e
mogen inkoopen ontftaat uit een beding, waar
bij de verkooper aan zich voorbehoudt het
regt," om het verkochte terug te mogen ne-
men , tegen teruggave zoo van de kooppen-
ningen , als van de kosten, waar van gehan-
deld wordt in No. 14. (Jrt. 1432,)
2. Men kan zoodanig beding voor niet langer
aangaan dan voor vijf jaren ; indien het zelve
voor eenen längeren tijd aangegaan is, wordt
die tijd tot de bepaalde vijf jaren ingekort,
(Jrt. 1433.)
3. De bepaling van den tijd moet ftrikt wor-
den opgevat, en vermag door den Regter
niet verlengd worden, (Jrt. 1434.)
4. De kooper blijft onherroepelijk eigenaar van
het gekochte, wanneer de verkooper verzuimd
heeft, zijn regt tot weder inkoopen van het
zelve binnen den bepaalden tijd te doen gel-
den. (Jrt. 1435-)
5. Het verzuim om binnen den bepaalden tijd
zijn regt te doen gelden, loopt ten nadeele
ven een iegelijk, zelfs van eenen minderjari-
gen i behoudens zijn verhaal tegen dea geen,
dien zulks aangaat, als naar regten. (Jrt.
1436.)
5. Die, met het beding van het verkochte we>
der te mogen inkoopen, verkocht heefc, kan
wetboek napoleon. s^ï\'
zijn regt ook tegen eenen tweeden kooper
doen gelden, al ware het, dat van dit bedhig
bij het tweede koop-contract geen gewag mogt
zyn gemaakt. Cdri. 1437O
. Die gekocht heeft onder conditie, dat de
verk\'ioper het gekochte weder zoude mogen
inkoopen, treedt niettemin in alle de regtén
van den verkooper, en kan verjaring beko-
men, zoo wel tegen den eigenaar, als tegen
de genen, die eenig regt of hijpotjieek op het
verkochte goed zouden mogen willen preten»
dereti. (Jrt. 1438.)
. Wanneer hij, die onder zoodanig beding
van een gedeelte van een onverdeeld erf koo-
per geworden is, vervolgens het geheel, bij
eenen openbaren verkoop, die door da overi-
ge deelgenooten, ten einde het gemeenfchap-
pelijk erf te kunnen verdeelen, tegen hem was
ingeroepen, inkoopt, kan hij den verkooper
noodzaken , om het geheel van" hem over te
nemen, in geval deze van het regt, bem
door beding gegeven, gebruik maken wil.
(Jri, 1439\')
. Wanneer verfcheideti perfonen een ftok goed
of erf, hun in het gemeen toekomende, te
zamen en bij een en het zelfde contract ver-
kocht hebben, kan ieder van hen het regt,
om het verkochte weder te mogen inkoopen ,
ilechta
-ocr page 296-28a registePv op het
flechts voor zoo veel doen gelden, als zija
gedeelte bedraagt. (Art, 1440.)
10. Het zelfde heeft ook plaats, wanneer ie-
mand , die alleen een erf verkocht heeft, ver-
fcheiden erfgenamen heefc nagelaten. ——
Ieder van deze erfgenamen kan van het ge-
melde regt niet verder gebruik maken, dan
voor zoo veel zijn aandeel in de nalatenfchap
bedraagt. (Art. 1441O
11. in het geval nogtans,bij de twee voorgaan-
de iVflV. vermeld, kan de kooper vorderen ,
dat alle de mede-verkoopers en mede-erfgena-
men zich met deo anderen voegen, ten einde
het onderling over den weder-inkoop van het
geheele ftuk goed\'te kunnen eens worden, en
wordt, wanneer dezelve zich ten dien opzig-
te niet verftaan kunnen , de geen, die afzon-
derlijk de actie tot weder-inkoop .ondernomen
heeft, door den Regeer afgewezen, (Art,
1442.)
11, Indien de verkoop van een ftuk goed, aan
verfcheiden perfonen toebehoorende, niet door
allen gezamenlijk, en van het geheele ftiik
goed gefchied ir, maar ieder van dezelve af-
zonderlijk dat gedeelte verkocht heeft,, het
welk hem daar in toekwam, kunnen zij het
regt van het verkochte weder te mogen inkop-
pen, elk afzonderlijk, en ten aanzien van zija
gedeelte doen gelden, en de kooper kan den
geen^
-ocr page 297-wetboek napoleon. s^ï\'
geen, dié op deze wijze van zijn regt gebruik
maakt, niet noodzalien om het geheel van hem
over te nemen. \'1445.)
13* Indien de kooper verfcheiden erfgenamen na-
laat, kan van het regt om het verkochte we-
der te mogen inkoopen, tegen ieder van de-
zelve niet verder gebruik gemaakt worden,
dan voor zoo veel zijn aandeel betreft, in
geval de boedel nog niet gefcheiden is, of in
geval het verkochte onder de erfgenamen is
verdeeld. - Maaj, indien de boedel van
den kooper gefcheiden, en het verkochte aan
een van de erfgenamen irr zijne erfportie ge-
heel is aanbedeeld, kan de verkooper dat regt
voor het geheel tegen den geen, aan wien het
verkochte aanbedeeld is, doen gelden. {Art,
1414.)
X4. De verkooper, die van het beding, om het
verkochte weder te mogen inkoopen, gebruik
maakt, is niet alleen verpligt den koopprijs te
rug te geven, maar ook alle de kosten, op,
en ter zake van den koop en verkoop geval-
len, mitsgaders de noodzakelijke kosten van
onderhoud, en die genen, waar door het
verkochte in waarde vermeerderd is, ten be-
loope van deze vermeerdering, te vergoeden,
en hij kan niet weder in het bezit van het
weder ingekochte treden, dan na dat hij aan
deze verpligtingen voldaan heeft. Wanneer
da
-ocr page 298-28a registePv op het
de verkooper, ten gevolge van Het beding van
weder-inkoop, het verkochte te rug bekomt,
moet het zelve vrij en onbezwaard van alle
lasten en hijpotheken, door den kooper daar
op gelegd, weder aan hem overgaan; zijnde
hij niettemin gehouden de contracten van huur,
welke de koojier ter goeder trouwe mogt aan-
gegaan hebben, geftand te doen. (ArU
1445O
Inschuld,
1. Van de wijze, op welke de levering eener
verkochte infchuld of actie gefchiedt. (Art,
592, 138a en 1460.) - Zie Cesfie oan
actie.
2. De verkoop of cesGe van eene infchuld be-
vat al dat gene wat een accesfoir der infchuld
uitmaakt, als borgtogt, privilegie en hijpo-
theek. (Art. 1461.)
3. Die eene infchuld of ander onlichamelijk regt
verkoopt, is verpligt in te ftaan voor het
aanwezen derzelve , ten tijde van de over-
dragt, offchoon de verkoop of cesfie zonder
beding van vrijwaring gefehied zij. (Art,
1462.)
4. Hij is voor de folventie van den fchuldenaar
niet verantwoordelijk, ten zij hij zich daar
toe verbonden heeft; in welk geval echter
zijne garantie zich niet verder uitftrekt,, dan
tecj
-ocr page 299-wetboek napoleon. s^ï\'
ten beloope van den prijs, welken hij voor
het verkochte ontvangen heeft. (Jrt. 1463.) ƒ
5. In geval hij zich voor de folventie van den
fchuldenaar garand gefteld heefc, wordt die
belofte niet anders verftaan, dan van de te-
genwoordige folventie, en ftrekt zich niet
uit tot het toekomftige, ten ware de geen,
aan wien de overdragt gefchied is , zulks uit-
drukkelijk mogt bedongen hebben, (Arf,
14Ö4O
Insinuatie.
I. Cesfie van actie heefc, ten aanzien van den
fchuldenaar, geen kracht noch gevolg, dan
van het oogenblik, dat zij aan denzelven bij
infinuatie kenbaar is gemaakt. (Jrt. 593 en
1158.)
s. Confignatie moet van eene infinuatie aan
den fchuldeifcher voorafgegaan zijn, en ge-
volgd worden. (Art, 1170, No, i en 4.) —
Zie Confignatie^ No. 3.
3. Infinuatie, door den huurder aan den ver-
huurder te doen, indien hij in \'t genot zijner
huur verhinderd wordt uit hoofde van aan-
fpraak op den eigendom van het verhuurde
goed. (Art. 1420.) — Zie Huur en verhu"
ringt No. 14.
4. Eene infinuatie doet eene civiele interruptie
der
-ocr page 300-28a registePv op het
der prefcriptie ontflaan. (Jrt. 1874,
en 1879.)
Insolventie.
1. Als de ftaat des boedels niet onzeker, maar
buiten tegenfpraak infolvent is, wordt benefi-
cie van inventaris geweigerd. (Art. 950,
No. i.)
2. Infülventie verhindert geene compenfatie.
(Art. lail.)
3. Societeit eindigt, wanneer één der geasfo-
cieerden infolvent wordt. (^Art. 1609, No,
50
4. Indien de fchuldenaar van pérpetueele ren-
ten infolvent wordt , kan ook de losfing der
hoofdfom, van welke de perpetueele renten
betaald moeten worden, gevorderd worden.
(Art. 1656.)
5. Lastgeving eindigt door infolventie, het zij
van den lastgever, het zij van den mandata-
ris. (Art. 1746.)
6. Wanneer een borg infolvent wordt, een an-
der borg te ftellen. (Art. 1763.) - Zie
Borg, No, 20.
7. De kosten, op de beredding van eenen in-
folventen boedel gevallen, zijn op het alge-
meene bedragen van den boedel geprefereerd.
(Art, No, 1,\')
1, Men kan zich voor eenen derden fterk ma-
ken of inftaan , en beloven, dat dezelve iets
zal geven of doen: in geval die derde weigert
het beloofde na te komen, is de belover tot
fchadeloosftelling gehouden. (Art. 1033O
2. Waar voor de verkooper van eene infchuld
• verpligt is in te ftaan. (Art. 146a—1464.)
— Zie Infchuïdt No* 3—5.
ÏNSTlTutiëN. Zie Erffiellingen\'*
*
Interessen.
i. Met het gelegateerde moeten tevens de Inte-
resfen daar van uitgekeerd worden. (Art.
832.) -- Zié Legaten,
% Interesfen van interesfen mogen, bij wanbe-
taliag van dezelve, noch bedongen, nocH
buiten beding gevorderd worden. (Art. 10Ö7.)
3. Wanneer de kooper verpligt is interesfen
van den koopprijs te betalen» (Art. 1425.^
•— Zie ICoop en verkoop.
4. In verbruikleening, het zij van geld of van
koopwaren, of van andere handelbare zaken,
ftaat het vrij daar voor intercsïen te bedingen^
(Art. 1648.)
5. Wanneer hij, die eene zaak ter leen ont^
vangt, daar van interesfen betaald heeft, zon-
der dat dezelve bedongen waren , kan hij de«
4
-ocr page 302-28a registePv op het
zelve niet terug vorderen, noch in verminde-
ring der hoofdfom doen firekken. (Art.
1649.)
é. Interesfen zijn verfcTiuldigd, of uit krachte
van de wet, of ten gevolge van eene over-
eenkomst. - Ket bedrag der legale interes-
fen wordt door bijzondere wetten bepaald.
- De conventionele interesfen kunnen de
legale te boven gaan in alle gevallen, waar
de wet zulks niet verbiedt. -- Het bedrag
der conventionele interesfen moet fchriftelijk
worden bepaald. (Art* 1650.)
7. Quitantie voor de hoofdfom, zonder voor.
behouding van interesfen, gegeven zijnde,
wordt vermoed, dat de interesfen betaald
ziin, cB wordt de fchuldenaar daar door
dlenvolgendc bevrijd, (éirt, 1651.)
8. Het fiaat ook vrij interesfen te bedingen van
eene hoofdfom, welke de uitleener aanneemt
nimmer van den geen , die dezelve ontvangt,
te rug te zullen eifchen.-Deze handeling
wordt conflitutie van renten genaamd. (^Art*
9. Zoodanige conffitutie van renten kan op
tweederlei wijzen gefchieden, het zij perpe-
tueel, het zii op het lijf of voor het leven.
{Art. 1653 O
ïo Eer.e perpetuele rente is uit haren aard aan
den afkoop onderworpen. — Partijen kun-
nen
wetboek napoleon. s^ï\'
nen alleen ovfser-komen, dat de afkoop niet
•gérchieden lal, dan na verloop van eenen
zekeren tijd , welke niet langer dan tien jaren
mag gefteld warden, of dat dezelve niet ge-
fchieden zalf dan na dat de rentheffer zoo
lang te voren van den afkoop zal verwittigd
zijn, als tusfchen partijen vastgefteld is.
(Art. 1654.)
II. De fchuldenaar van perpetuele renten kan
tot afkoop van dezelve genoodzaakt worden t
G. Indien hij gedurende twee jaren in de na*»
koming zijner verbindtenis nalatig gebleven
is ; en
J>. Indien hij aan den geldfchieter de by over«
eenkomst beloofde zekerheid verzuimt te be-
zorgen. (Art, 16550
S2. Indien de fchuldenaar infolvent wordt, kan
ook de losfing der hoofdfom, van welke de
perpetuele renten betaald moeten worden, ge«
vordcrd worden. (Art. 1ö56.)
13. De regelen, aangaande de renten voor het
leven of lijfrenten, zijn vervat in den titel
van Kans-contracten. (Art. 1657.)
14. Wanneer een lasthebber of lastgever interes-
fen verfchuldigd is. {Art* 1739 en 1744,) —
Zie Lastgeving.
15. Pandregt, met bezit gepaard, geeft aan den
pandhouder het vermogen, om de vruchten ,
renten of andere inkomften van het onderpand
28a registePv op het
te ontvangen en ondef zich te houden, om
tegen zijne fchuldvordering» en dt Ja^r ygi,
bedongenc interesfen te verrekenen, (Arf,
1816.)
16. Interesfen van opgeno^nene penningen wor»
den geprefcrihecrd door verloop van vijf ja-
ren. (Arft 1904O
Inteh-ruptie.
1. Interruptie van prefcriptie is, of natuurlijk,
of dezelve is civiel of burgerlijk. (ArU
1S72.)
2. Natuurlijke interruptie heeft plaats, wanneer
de bezitter, gedurende -meer dan één- jaar,
bet zij doer den ouden eigenaar, het zij door
een derden, van het genot der zaak is ontzet
geweest. C-^rt. 1873.)
3. Eene infinuatie, eene regterliike dagvaar-
ding , een arrest, gecxploicteerd aan den ge-
nen, dien men beletten wil prefcriptie te ver-
krijgen, doen eene civiele interruptie ontftaan.
CArt, 1874O
4. Zelfs wordt prefcriptie door eene dagvaar-
ding voor den onbevoegden Regter geinJter-
rumpeerd. (^r/. 1875-^
5» Doch wordt prefcriptie niet geacht geinter«
lumpeerd te zijn: - wanneer de infinua-
tie , dagvaarding of -arrest nietig is, uit hoof«.
de van een gebrek in den vorm^- wan-
necs
-ocr page 305-wetboek napoleon. s^ï\'
neer de eifcher afftand doet van zijnen eisch ;
— wanneer hij de inftantie laat te niet loo-
pen ; -- of wanneer de gedane eisch ont-
zegd wordt. (Art 1876 O
6. Prefcriptie wordt geinterrutftpcerd, wanneer
een fchuldenaar of bezitter eene erkentenis
uitbrengt van het regt van den geen, tegen
wien de prefcriptie liep. (Art. 1877.)
7. De infinuatie, dagvaarding of arrest, vol.
gens het geen in de vorige No\'s vermeld is ,
\' aan een der fchuldenaars, dewelke ieder in
foHdum of voor het geheel, verbonden zijn ^
geëxploicteerd, of door denzelven uitg\'ebragte
erkentenis, interrumpeert de^ prefcriptie tegen
alle de andere folidaire fehuldetiaars, en zelfs
tegen derzelver erfgenamen. - Doch door
zoodanige infinuatie, dagvaarding of arrest,
aan één der erfgenamen van eenen folidairen
fchuldenaar geëxploicteerd , of door de uitge-
bragte erkentenis van denzelven, wordt de
prefcriptie niet geftujt, met betrekking tot de
andere erfgenamen, zelfs niet in geval van
eenige hypothecaire fchuld, ten ware de ver-
l)indtenis ondeelbaar zijn mogt. - Door
deze infinuatie, dagvaarding, arrest of erken-
tenis, wordt de prefcriptie, met betrekking
cot de andere mede-fchuldenaren , niet verder
geïnterrumpeerd , dan voor zoo veel het aan-
deel van dezen erfgenaam betreft, Ora.de
Tg pi\'ê«
-ocr page 306-28a registePv op het
prefcriptie gebeel te interrumpereii, ten aan-
zien der andere mede-fchuldenaren, moet de
infinuatie, dagvaarding of arrest aan alle de
erfgenamen van den overledenen geëxploic-
teerd worden, of de erkentenis door alle de-
zelven worden uitgebragt. (Art. 1878.)
8, De infmuaiie, dagvaarding of arrest, aan
den principalen fchuldenaar geëxploictecrd,
of deszelfs uitgebragte erkentenis, interrum-
peert ook de prefciiptie raet betrekking tot
den borg, (Art. 1S79.)
Inventaris,
1. Van de inventarisj^n van door de vrouw
aangebragtp en buitep gemeenfchap gehoudene
goederen. (Art. 61 en 6s.) —• Zie HuivS\'
lijks-voorwaardsn, No. 5 en 6.
2. Hoe voogden zich ten aanzien van het ma*
ken van inventaris te gedragen hebben. {Art.
333--33ÖO — Zie Adminijiratk, No. 6—9.
De vruchtgebruiker is gehouden tot het ma-
keu van ftaat en inventaris van de goederen,
waar van hij het vruchtgebruik heeft, en on-
der zijne eigene beheering zijnde, {Art. 490,)
—■— Zie Fruchtgehruik,
4. Die het regt van gebruik of van bewoning
heeft, is daar toe insgelijks gehouden. (^Art^
513 en saa.) — Zie Gebruik.
De met fideïcommis bezwaarde erfgenaam is
-ocr page 307-wetboek napoleon. s^ï\'
verpligt, aan de geroepene of verwachters
eenen inventaris of ftaat van de bezwaarde
goederen te leveren. (Art. 748.) — Zie Fi-
de\'kommis, No. 19.
6. Deze verpligting tot het maken van ftaat en
inventaris is ook opgelegd aan executeurs.
(Art. 895—897.) - Executeurs^ No.
7. Zoo ook aan den geen, die van het regt
van beraad gebruik maal^t, (Art. 942.) —
■Zie Beraad^ No. 5.
Godshuizen, weeshuizen, diakoniün, en
andere armen-inrigtingen, mitsgaders weesmees-
ters , fchoon in de fchulden niet verder ge-
houden zijode, dan ,de boedel toereikt, zijn
«chter gehouden inventaris te maken. (Art.
ïooQ en looi.) — Zie Boedel-fchulden ^ No.
4 5-
\' 9. De ftaat of inventaris van gedonateerde roe-
rende. goederen moet, na gedane tauxatie, ge-
teekend, en aan de acte van donatie geannex-
eerd worden. (Art. 1337,) — Zie Donatie,
jüDïciELE BOiicTOGT. Zis Borg, No. 37—40.
T 4 Ka,
-ocr page 308-28a registePv op het
K.
Kamers.
Van huur vati kamers of apartcmentena
(Art. 1521 en 1522.) — Zie Huizen, No<.
6 en 7.
Kans- contracten.
Een kans-contract is eene wederzijdfche
overeenkomst, waar van de uitkomften, met
betrekking tot winst en verlies, het zij voor
alle de partijen, het zij voor eenige of zom-
mige van dezelve, van eene onzekere gebeur-
tenis afhangen. — Zoodanige zijn: het con-
tract van asfurantie, bodemerij, fpel en wed-
dingfchap, en het contract van lijfrenten. —
De twee eerften worden door dq zeeïegte^
gewijzigd. (Art. 1708.)
ileiiï-stoxken.
Kerfftokken leveren een bevi?ijs op tusfcheia^
perfonen, die gewoon zijn om de leverantiën,
welke zij in liet kle^q hebben gedaan en onï-
wetboek napoleon. s^ï\'
vangen, door middel van dezelve te doen
blijken. (Art. 1251.)
^EUZE.
I. Keuze van winst eu verlies mag door eene
vrouw bij huwelijks - voorwaarden bedongen
worden. (Art. - ^i® Huwelijks-
voorwaarden, No. 17.
, Ä. Het ftaat aan ouders en grootouders vrij,
om aan hunne kinderen of kindskinderen het
geheel, of een gedeelte der erfenis, onder eeni-
ge bezwaren, verbanden of bepalingen, na
te laten, mits aan derzelver vrije keuze over-
latende, of zij dat nagelatene onder de bijge-
voegde bezwaren willen aannemen , dan of ze
de zuivere legitime portie, zonder eenig be-
zwaar, genieten willen. (Art. 70s.)
3. Van een legaat van keuze. (Arf.
S19.) —— Zie Legaten.
Kinderen.
I. Kinderen , uit Hollandfche ouders in een
vreemd land geboren, zijn Hollanders. ----
Kinderen, in esu vreemd land geboren uit
een Hollander, die zijne betrekking a!s zoo-
danig verloren heeft, worden als Hollanders
aangemerkt, wanneer zij hunne woonplaats its
Holland, binnen het jaar na hunne meerderja-
sigheid, overbrengen. (Art. lo,)
T 5 g, Kiij,
-ocr page 310-28a registePv op het
fi. Kinderen mogen niet trouwen met perfonen,
die liun in de opgaande linie bellaan. (Art,
103O
3. Noch ook kinderen van een voogd of curai-
tor roet den geen, die onder hun vaders
voogdij of curatele ftaat, tea zij vooraf door
den voogd of curator, ten overftaan van den
Regter, rekening en verantwoording zal zijn
gedaan, (Art. 108.)
4. Van wien zij de toeftemming tot bet aan-
gaan van een huwelijk noodig hebben,. (Art.
109—118.) -- Zie Huwelijk^ Nü-. 14—23.
5. Kiuderen, uit een vorig huwelijk, welk
regt zij hebben, zoo ten aanzien van het be-
wijs, als ten aanzien van het genieten van
een kindsgedeelte. (Art. 204, 208—212.) —•
Zie Tweede huwelijk.
Vaii wettige kinderen, en het bewijs vaa
derzelver ftaat. (Ar/. 242—259.) -- Zie
Wettige geboorte.
7. Van onechte kinderen, de erkentenis derzei-
ven, en het verder bewijs van hunnen ftaat.
(Art. aöo—»^7.) - Zie Onechte gehoorte.
8. Van wettiging van onechte kinderen. (Art.
a68—272.) — Zie Wettiging.
De ouders zijn verpligt hunne kinderen van
het noodig levensonderhoud te voorzien. (Art.
27^—-278.) — Zie Onderhoud\'
10. Van de magt der ouders over de perfonen
en
-ocr page 311-wetboek napoleon. s^ï\'
en goederen hunner kinderen. (Art, 479—
28B.) —- Zie Ouderlijke magt,
11. Kinderen hebben regt tot eene legitime por-
tie in de nalatenfchap van hunne ouders,
(Art, 695—714.) —- Zie Legitime,
12. Wat het woord kinderen beteekent in fideï-
commisfen. (Art. 737—741.) — Zie Fideï-.
commis No. 8—is.
13 Kinderen worden tot de erfvolging bij ver-
fterf in de nalatenfchap van hunne ouders
geroepen. (Art. 866.) - Zie Verfterf,
14. Kinderen mogen of behoeven niet te getui-
gen in zaken, hunne ouders betreffende. (Art,
1268 en 1^71.) - Zie Getuigen No. 13
d. en 16 b,
15. De vader, en bij deszelfs overlijden de
moeder, zijn aanfprakelijk voor de fchade,
door hunne minderjarige kinderen, die bij hen
inwonen, veroorzaakt. (Art, isrsO
1(5. Donatiën werden, door het naderhand ge-
boren worden van kinderen, door dc wet
zelve herroepen. (Art, 1349—1355.) ——
Zie Donatie^ No. 21—27.
-Kr.eederen.
i. De kleederen en lijffieraden der echtgenoo-
ten , zelfs die door den één aan den ander
bij gelegenheid van het huwelijk gegeven zijn,
gijn mede gemeen; zoodanig echter, dat, bij
fchei-.
-ocr page 312-28a registePv op het
fcheiding van het huwelijk, elk kan eifchen,
dat hem de zijnen op tauxatie worden over-
gelaten. {Art. 174.)
fi. Onder een legaat van kleederen zijn geene
kleinodiën, én onder een legaat van kleinodiën
geene kleederen begrepen, (Art. 813.)
3. Van inbreng zijn bevrijd kleederen, ter ge-
legenheid van der kinderen huwelijk gegeven.
(Art. 992.
Koning.
1. De Koning verleent autorifatie tot het san-
nemen van eenige publieke functie of pen-
fioen, opgedragen of toegeftaan door het
Gouvernement van een ander land. (Art,
2. De Koning verleent admisfie om in Holland
weder terug te komen. CArt. 15.)
3. De Koning verleent autorifatie , om bij eene
vreemde Mogendheid militairen dienst te ne-
men. (Art. 18.)
4. De Koning verleent dispenfatiën in \'t ftuk
van huwelijken, (Art* 100, 106, 111, 127 ^
en ai4.) -- Zie Dhpenfatis.
g. De Koning verleent brieven van legitimatie.
(JrtJ a?!.)
6. De Koning verleent toeftemming, cm pupil-
len op eene buitenlandfche hoogefchool of
univerfUeit t? zenden, (A^t, 340.j
wetboek napoleon. s^ï\'
7. De Koning verleent^ of doet van zijnent
wege vcrieenen, brieven van vetiia <stathé
(Aru 391.)
g. De Koning verleent ontflag, als mede con-
verfie van fideïcommis. (Art. 766, No. 4*
m 768.)
koop en verkoop.
1. Een contract van koop en verkoop is éene
overeenkomst, waar bij de een zich verbindt
om , iets te leveren , cn de andere om het
zelve te betalen. (Art. 1356.)
2. Koop wordt gehouden voor voltrokken,
zoo dra de kooper en verkooper het over het
goed en den koopprijs met elkander eens zijn,
fchoon het gekochte nog niet |;eleverd, npch
de koopprijs betaald is. (^Art. 1357.)
3. Koop kan gefchieden, of zuiver en eenvou-
dig, of onder eene, het zij opfchorrende,^
het zij ontbindende voorwaarde. - Koop
kan ook van twee of meer zaken alternatief
gefchieden. - De gevolgen van koop en
verkoop regelen zich in alle deze gevallen
naar de algemeene grondbeginfelen der con-
tracten. (^Art. 1358.)
4. Voltrokken koop heeft ten gevolge, daü hes
verkochte goed, roerend of onroerend, van
dien tyd af, ftaat ten bate en fchade van den
koo-i
-ocr page 314-28a registePv op het
kooper, ten zij anders ware bedongen. (Art*
IS59.)
5. De verkooper is echter verpligt, tot de le-
veringtoe, voor de bewaring van het verkoch-
te zorgen; hier in verzuim plegende, ftelt hij
zich tot fchadevergoeding aanfprakelijk. (Art.
1360.)
6. Wanneer eenig goed bij getal, maat of ge-
wicht verkocht is, en niet bij het ftuk of bij
den hoop, blijft het zelve voor rekening van
verkooper, tot dat de toetelling, toemeting of
toeweging heeft plaäts gehad. (Art. 1361.)
7. Een verkoop, aangegaan op dien voet, dat
het verkochte alvorens zal worden geproefd,
of tegen een gegeven monfter vergeleken,
wordt niet gehouden voor voltrokken, zoo
lang de proeving of vergelijking niet gedaan ,
en het goed voldoende bevonden is. (Art,
iSÖa.)
8. Iets verkocht zijnde op dien voet, dat al-
vorens daar van de proef zal worden geno-
men, wordt die koop gerekend onder eene
opfchortende voorwaard® aangegaan te zijn.
(Art. 1363.)
Iemand iets belovende te koopen of te ver-
koopen, wordt de belofte voor eenen dade-
lijken koop of verkoop gehouden , wanneer na-
melijk beide partijen over het goed en den
koop-
-ocr page 315-wetboek napoleon. s^ï\'
koopprijs het met elkander eens zijn. (Art,
1364.)
2O. Wanneer de belofte tot koop en verkoop
gepaard is gegaan met eenige handgift of
godspenning, ftaat het aan elk der contracte»
rende partijen vrij, zoodanige beloften in te
trekken : — wanneer die geen, die de hand-
gift gegeven heeft, de belofte intrekt, verliest
hij zijne handgift, en wanneer de belofte inge-
trokken wordt door hem, die de handgift ont-
vangen heeft, is dezelve verpligt het dubbeld
daar van terug te geven. (Aru 1365.)
ïi. De koopprijs moet zeker, en door de con-
tracferende partijen bepaald zijn, eer dat de
koop voor voltrokken kan gehouden worden.
{Art. 130(5.)
j2. De bepaling van den koopprijs kan echter
aan de uitfpraäk van een derden gelaten wor-
den: — in geval die derde weigert, of buiten
ftaat is, om uitfpraak te doen, wordt de
koop gehouden als niet gefchied. (Art:^
1367.)
13, De kosten van den koop en van de levering
of overdragt zijn voor rekening van den koo^
per en verkooper, beiden ieder voor de helft,
ten zy bij overeenkomst daaromtrent eenige
andere bepaling gemaakt is. (Art. i.^óSO
J4, Allen, wien de wet zulks niet verbiedt,
kunnen koopen en verkoopen. (Art. 1369.)
28a registePv op het
I5i Tusfchen echtelieden kan geen koop noch
verkoop beflaan, dan in de hier navolgende
gevallen :
<0. Wanneer een der echtgenooten, na ge-
regtelijke echtfcheiding, aan den anderen
echtgenoot goederen afftaat, tot voldoening
van het geen, waar op dezelve aanfpraak
heeft; en
if. Wanneer de afftand van goederen, door
den man aan de vrouw, ftaande huwelijk,
uit eene wettige oorzaak gefchiedt, gelijk
als tot redintegratie van vervreemde goede-
ren, of het wederbeleggen van penningen,
wanneer omtrent die goederen of pennin-
gen geene gemeenfchap tusfchen hen plaats
grijpt; behoudens echter in beide gevallen
het regt van de erfgenamen der contraete-
reode paftijen, bijaldien er indirect voor-
deel voor eene van dezelve in gelegen
mogt zijn, (Jrt, 1370.)
16, Voogden mogen geene goederen hunner pu-
pillen koopen, gemagtigden geene koopers
worden van goederen, die zij gelast zijn re
verkoopen, adminiftrateurs van goederen van
Gemeenten of van publieke geftichten mogen
geene goederen koopen, die äan hunne ver-
zorging zijn toebeirouwd. Publieke ambtena-
ren mogen geene nationale goederen koopen,
waar van de verkoop onder liiin opzigt ge-
fchiedt»
WETBOEK napoleon. sgi
fchiedt. -— Hét vorenfiaande verbod is ook
toepasfelijk op inkoopen, dewelke nier door
de voogden, gemagtigden , adffliniftrateurs en
publieke ambtenaren, in perfoon, maar door
tusfchenkomende of intermediaire perfonen ge-
fchieden. (Art, 1371.)
17. Geene Leden, Griffiers of Secretarisfcn van
Geregten of diergelijke Beambten, geene Es-
ploicreurs, Practizijns of Notarisfen , mogerE
eenige procesfen , regten of actiën koopen,
en door cesfie aan zich doen overdragen, waar
over gefchil aanhangig is , of waarfchijnlijk aan-
hangig zal Wörden voor de Geregten, vail
tvélke zij Leden of Ministers zijn, of waar
wor zij postuleren, of onder het regtsgebied
van welke zij behooren, alles op pcsoe vaa
lUilliieit, en van aan de belanghebbenden de
kosten, fchaden cn interesfen te moeten ver^
goeden. (Art. 137^0
18. Alles, wat aan den handel der menfchen is
onderworpen^ is verkoopbaar, wanneer geeiië
bijzondere wetten de vervreemding van het
zelve verbieden. {Art. 1373.)
J9. Verkoop van eens anders goed is nietig. —=
De verkooper is, in geval de kooper niet ge-
weten heeft, dat het verkochte aan een ander
toebehoorde, tot vergoeding van kosten , fcba-
den en interesfen aan denzelven gehoudeh,
{An. 1374O
-ocr page 318-314 REGIS TER OP HET
20. He£ regt tot eene erfenis van eenen nog le-
venden perfoon mag, zelfs met zgne toeftem-
ming, niet verkocht worden. (Art. 1375.)
21. Indien de verkochte zaak ten tijde der ver-
kooping geheel is vergaan, is de verkoop
kragteloos.- Bij aldien dezelve flechts ge-
deeltelijk vergaan is, ftaat het aan den koo-
per, om of den koop te laten varen, of om
het overgebleven gedeelte te vorderen, tegen
voldoening van zoodanigcn prijs, als waar
op het door deskundigen, in evenredigheid
van den voor het geheel uitgeloofden koop-
prijs, begroot wordt, (Art. 1376.)
22,. De verkooper is gehouden duidelijk uit te
drukken, waar toe hij zich verbindt. — Alle
duistere of dubbelzinnige bedingen worden ten
nadeele van den verkooper uitgelegd. (Art,
Ï3770
a3. De hoofd-verpligtingen van den verkooper
zijn levering, en vrijwaring van de door hem
verkochte zaak. (Art. 1378.)
24, Van levering. (Art, »379—13970 — Zie
Levering.
25. Van vrijwaring, zoo in geval van evictie,
als wegens gebrek aan de verkochte zaak.
(^Art, 139S—1422.) — Zie Vrijwaring,
s6. De voorname pligt van den kooper beftaat
in het betalen van den koopprijs, ten tijde en
ter
-ocr page 319-wetboek napoleon. 507
ter plaatfe bij het aangaan van den koop be-
paald. CArt. 1423.)
ajr. Wanneer dienaangaande, hij het aangaan
van den koop, niets bepaald is, is de koo-
per verpligt, die betaling te doen ten tijde en
plaatfe, waar de levering gefchieden moet.
(Ari. 1424.)
«8. De kooper is verpligt, interesfen van den
koopprijs te betalen, tot aan de voldoening
toe, in de drie navolg,eEde gevallen: -—■ in-
dien zulks bij het koopcontract bedongen is|
- indien het verkochte aan hem viiichteii
of inkomften oplevert; - indien de koopef
in het doen van betaling ralatig gebleven is;
wordende hli voor nalat\'g gehouden, wplieer
hij niet voldoet op den tijd, tot betaling be-
paald, of wanneer hij, indien geen vaste tijd
van betaling bepaald is, tot betaiing C;efom-
meerd, en door die fommatie in verzuim ge-
fteld is. — In het laatfte geval beginnen de
interesfen te ioopen, of van den betaaltijd bij
het contract bapaald, of van den dag , waar
op de aanmanli-g tot betaling heeft plaats ge-
had. (Art. 1425.)
29. Wanneer de kooper in het bezit van hef
gekochte door eene hypothecaire actie, of doof
eene actie in cas van eigendom, geftoord
wordt, of gegronde redenen van vrees voor
üoornis heeft, ftaat het hem vrü, de betaling-
. V vaii
3ÏO REGISTER OP HEÏT
van den koopprijs óp te fchorten, tot dar ds
verkooper dit bezwaar heeft doen opbonden;
ten ware dezelve verkiezen mogt, cautie ten
behoeve van den kooper te ftellen, of ten wa-
re er bedongen mogt zijn, dat de kooper^
niettegenftaande ftoornis, de kooppenningen
betalen zal. (Art. 1426.)
30. Indien de kooper in gebreke blijft den koop-
prijs te betalen, heeft de verkooper het regt
om de verbreking van het koopcontract te
vorderen. (Art. i4a70
31. Wanneer er gevaar is, dat de verkooper van
onroerende goederen, het verkochte en den
koopprijs beiden te geltik zal verhezen , ver-
breekt de Regter den koop en verkoop dade-
lijk. - Indien dit gev/aar niet beftaat, kan
de Regter aan den kooper, nanr gelang der
omftandigheden, eenig langer of korter uitftel
verkenen ; de tijd van het ui-ftel verloopen
zijnde, zonder dat de kooper beraald heeft,
wordt de koop en verkoop door den Pi.egter
vernietigd. (Art. 1428.)
ga. Wanneer bij den verkoop van onroerende
goederen bedongen is, dat het contract, bij
gebreke van betaling der kooppenningen, op
eenen bepaalden tp, van zelf voor vernietigd
j)zül gehouden worden , kan de kooper niet te
min na het verloop van dien tijd betalen, zoo
hij niet door eene fommatie in verzuim m.tgt
wetboek napoleon. 507
gefteld zii\'i; doch deze fommatie gefehied
zijnde, kan zeif de Regter aan den kooper
geen uitftel vau betaling toeftaan. (Art.
S3» In geval van verkoop van ter confumtie ge-
fchikte en andere losfe waren en koopman-
fchappen , wordt, na dat de tijd, vóór de af
haüng van het verkochte bepaald, veiioopf-n
ïs, de verkoop van zelf, en zonder fomma-
tie , ten profijte van den verkooper voor nie-
tig gerekend. {Art 1430,)
34. Behalve om de hier voren opgenoemde re-
denen van nulliteit of tot verbreking van koop
en verkoop, en de gene, welke op alle over-,
eenkomften in het algemeen toepasfelijk zijo,
kan zoodanige overeenkomst ook te niet gaan,
200 in het geval, dat de verkooper de be-
voegdheid heefc om het verkochte vveder in
te koopen, als uit hoofde van den al te ge-
ringen koopprijs, iii evenredigheid van de-
waarde der zaak. QArt. 1431.)
35. Van het vermogen om het verkochte weder
in te koopen, iArt. 1432—1445.) —- Zie
Inkoopsn,
%6. Van rescisfie van verkoop ter zake van le-
fie of benadeeling. (Art. 1446—1457.)-
Zie Bmadeeling.
37» Van openbarpi verkoop van in het gemeen
V 3
3ÏO REGISTER OP HEÏT
zijnde goederen. (Art. 145S en 1459.) \'
Zie Gemeenfchap,
38. Van den verkoop van eene infcliuld, erfe-
nis , en andere onligchamelijke zaken. (Art,
1460—1470.) — Zie Infchuld. Erfenis,
Kooplieden.
j. De boeken en registers der kooplieden leve-
veren tegen perfonen, die geene kooplieden
zijn, geen bewijs op van de geleverde waren,
daar bij aangeïcekend 5 onverminderd het geen
bij dit Wetboek omtrent bewijs door middel
van den eed gezegd wordt. (Art. 1247.)
Boehen en registers van kooplieden leveren
bewijs op tegen henzelven; doch hij, die zich
van hst geen daar bij aangeteekend ftaat, te-
geti hen bedienen wil, ^nag hetzelve niet fplit-
fen, noph daar van dat gedeelte afzonderen ,
het geeii hij meent dat ten zijnen nadeele
ftrüiken zoude. (Art. 1248.)
Koopvboüwsn.
I. Eene vrouw, met uitdrukkelijke of ftilzwij.
geisde toeftemming van haren man , openbare
koopmanfchap, nering of ander bedrijf doen-
de , zijn hare handelingen, buiten den man
verrigt, in zaken daar toe betrekkelijk, be-
ftaanbaar, en wanneer zij in gemeenfchap van
goederen getrouwd zijn,niet alleen vóórhaar,
WETBOEK NAPOLEON. 311
maar ook voor den man verbindende. (Art.
160.)
2. Eene vrouw wordt niet gerekend zoodanige
openbare koopmanfcbap, nering of ander be-
drijf te doen , wanneer zij ilechts in den han-
del van haren man, door het verkoopen of
uitflaan in het klein, werkzaam ivS, maar dan,
als zij eene afzonderlijke koopmanfcbap, TRe^\'
ring of bedryf doet. (Art. i6i.)
3. De vrouw mag echter tot het doen van
zoodanige koopmanfcbap, nering of bedrijf,
buiten toeilemming van haren man, geene
gelden te leen opnemen» (Art. i6a.)
4. Het ftaat den man ten allen tijde vrij, om
zijne toeftemming tot het doen van zoodanige
koopmanfch\'ap, nering of bedrijf wederom in
te trekken, van welke intrekking hij gehouden
is, openbare bekendmaking te doen. (Art»
163.)
Kopijen. Zie Affchriften.
Kost.
Een legaat van kon begrijpt alleen fpijs en
drank, maar geene kleederen of inwoning.
(Art. 8240
Kosten, schaden en interessen. Zie Schade,
vergoeding,
V 4 Kost-
-ocr page 324-3ÏO REGISTER OP HEÏT
Kostschoolhouders.
1. Kostfcboolhouders zijn mede op het alge=
meene bedragen van den boedel geprefereerd,
voor leverantiën gedurende het laatrte jaar ge-
daan. {Aru 1832, No 5.)
a. De actie van kostfchoolhiouders, wegens
het kost- en fchoolgeld voor derzelver leerlin-
gen, en van andere meesters wegens het loon
van het onderwijs, wordt geprefcribeerd door
het verloop van twee jaren, ingaande met het
einde van het jaar, waar in het onderwij$
gegeven, en de kost verftrekt is.
i^rijosdfenst.
i. Een Hollander, zonder autorifatie van deni
Kbning, bij eene vreemde Mogendheid mili-
tairen dienst genomen hebbende, of lid ge-
worden zijnde van een vreemd militair ge»
nootfchap, verliest daar door zijne betrekking
als Hollander. —— Hy zal in Bolland niet
kunnen te rug komen, dan met toeftemming
des Konings , noch zijne betrekking als Hol-
lander wederkrijgen, dan alleen op dezelfde
voorwaarde, waar op een vreemdeling den
burgerlijkA ftaat als Hollander bekomen kan,
cn behoudens het verder bepaalde in artikel
15 van di? Wetboek, CArt* i^O
Kinderen mogen in \'s Konjngs legers of
wetboek napoleon. 507
vloten dienst nemen, en dien ren jrevolge het
ouderlijk huis verlaten, wanneer zu den vol-
len OLidtniom van achttien jaren hebben be-
reikt. {Art. a82.)
3. De te^came iien der genen , die zich in den
kriig bevinden, fchoon zonder de bepaalde
formaliteiten gemaakt, ziin beilaanbnar, mits
flechts van des testateurs verklaarden wil
overtuigend blijke. (Art, 643.)
Kudde.
i. In geval van vruchtgebruik van een troep
of kudde beesten , is de vruchtsebniiker,
wanneer de kudde door fterfe, of ander toe-
val, buiten deszelfs fchuld, geheel of ten
dee!e verloren gaat, niet verder aan den eige-
naar gehouden, dan tot overgifte van de hui-
den of veilen, of van derzelver waarde, (^rf.
504.)
2.. Eene veel begrijpende zaak als een enkel ge-,
heel gemaakt zijnde, gelijk eene kudde fcha-
pen, en dergelijke, is dat geheel, of wat
daar van overig is, verfchuldigd, al was er
ook maar één fchaap, of ander ftuk goed,
meer overig. (An. 783O
Rusting brieven.
Küstingbrieven, dat is, die uit onbetaalde
en op het verkochte goed geblevene kooppen-
y 5 Bin,
314 REGIS TER OP HET
ningen voortfpruiten, zijn op liet provenue
van dat goed geprefereerd, boven alle oudere
algemeene, legale of conventionele verbanden»
(Art. 1845, No. 2.)
Kwetsing.
Dezelve geeft eene actie tot fchadevergoe-
ding. QArt. 1320 en 1321.) - Zie Mis-
Kwijtschelding.
i. KwijtfcheldlDg van fchuld gefchiedt of uit-
drukkelijk, of ftilzwijgende. (Art. 1197.)
s. De vrijwillige terug gave eener originele on»
derhandfche fchuldbekentenis , door een fchuld-
eifcher aan een fchuldenaar gedaan, is een
bewijs van kwijtfchelding of bevrijding der
fchuld. CArt. 1198O
3. De vrijwillige terug gave van de grosfe of
uitgegevene acte eener geregtelijke of notarieel
gepasfeerde fchuldbekentenis, levert een ver-
moeden op, dat de fchuld kwijtgefcholden
of voldaan is; welk vermoeden voor waarheid
wordt gehouden^ zoo lang het tegendeel niet
is bewezen. (^Art. 1199.)
4. De terug gave van > eene originele, ocder-
handfcbe fchuldbekentenis, of van de grosfe
eener fchuldbekentenis, aan édn der folidaire
fchuldenaren gedaan, heeft gel^k gevolg ten
wetboek napoleon. 507
voordeele van deszelfs mede-fcliuldenaren. (Art.
ISOO.)
5. KwïUfchelding of ontflag, uitdrukkelijk aan
één der folidaire fchuldenaren toegeftaan, be-
vrijdt alle de overige, ten ware de fchuldei-
fcher zijn regt tegen de mede-fchuldenaren
uitdrukkelijk mogt hebben voorbehoudeu: —■
in dit laatfte geval kan de fchuldeifcher de
voldoening der fchuld niet verder vorderen,
dan onder aftrek van het aandeej van den
geen, aan wien hij de fchuld kwijtgefcholden
heeft. (Art. 1201.)
6. De terug gave der zake», welke voor eene
fchuld zijn te pand of tot zekerheid gegeven,
is niet genoegzaam om eene kwijtfchclding
van febuld tc doen vermoeden. (Art. 1202.)
7. Kwijtfchelding of ontflag, \'uitdrukkelijk aan
eenen principalen fchuldenaar gedaan of toege-
ftaan, ontflaat ook de borgen van hunne ver-
bindtenis; doch kwijtfchelding of ontflag aan
den borg gedaan of toegeftaan zijnde, wordt
de principale fchuldenaar daar door niet be-
vrijd. —— Aan één der borgen kwijtfchelding
gedaan zi^\'ndc, worden de overige daar door
niet bevrijd. (Art. 1203.)
8. Het geen een fchuldeifcher van een borg,
tot afdoening van zijne borgtogt, ontvangen
heeft, moet gerekend worden in mindering
de fchuld betaald te zijn , en moet tot
ont«*,
-ocr page 328-3ÏO REGISTER OP HEÏT
ontlasting zoo van den principalen fchulde-
naar, als van de overige borgen, verftrekken.
(Art. 1204 O
9. E ciie transactie over eene fchuld aangegaan,
volgens welke door den fchuldenaar tot af-
doen der fchulden iets gegeven, behouden of
beloof i wurdt, bevat eene ftilzwijgende kwijt-
fchelding van het geen meerder, dan het bij
transactie bedongene, verfchuldigd mogt zijn.
(Art, 1205.)
10. Niemand dan een fchuldeifcher , het vermo-
gen hebbende om over zijne goederen te be-
fchikken, of de geen, die door hem in het
bijzonder daar toe gemagtigd is , kan kwijt-
fchelding van fchuld doen. (Art. 1206.)
31. Een algemeen genaagtigdc, een voogd, een
curator of een adminiftrateur, hebben alleen
magt om te befturen , en niet om weg te ge-
ven ; zij kunnen dus in naam van den geen ,
wiens goed zij befturen, geene kwijtfchelding
doen. (Arti, 1207.)
Lan,
-ocr page 329-wetboek napoleon. 507
Landen.
1. Landerijen zijn uit hunnen aard onroerende
goederen. (Jrt. 418.;
2. Die eenig land huurt, onder beding van de
daar van afkomende vruchten met den ver-
huurder te zullen deelen, mag bet gehuurde
niet weder aan een ander verhuren , noeh af-
ftaan, ten ware hem de bevoegdheid daar toe
doör den verhuurder uitdrukkelijk verleend
zij. (Art. 1526.)
3. In geval van overtreding van de zijde van
den huurder, heeft ^ de verhuurder het regt
om het verhuurde weder aan zich re nemen,
en is de huurder gehouden tot vergoeding
der kosten, fchaden en interesfen, welke uit
het niet nakomen der aangegane verbindtenis
voortvloeijen. (Art. 1527 O
4. Indien bij hét huur-contract eene grootere
of kleinere uitgeftrektheid aan de landen toe-
gerekend wordt, dan dezelve wezenlijk bevat-
ten, geeft zulks geene aanleiding tot ver-
meer»
3ÏO REGISTER OP HEÏT
meerdering of vermindering der huurpennin-
gen, dan alleen in de gevallen, en volgens
de bepalingen, in den titel van koop en ver-
koop voorkomende. (Art. 1528.)
5. Indien de huurder van eene boerderij, met
derzelver aanhoorige landen, dezelve niet be-
hoorlijk van beesten en noodzakelijke bouw-
gereedfchappen voorziet, of de bebouwing
van dezelve verwaarloost, en zich ten dien
opzigte niet als een goed huisvader gedraagt,
of indien hij het gehuurde tot een ander ein-
de gebruikt, dan waar toe het zelve beftemd
was, of indien hij in het algemeen de bedin-
gen 5 bij het aangaan van de huur gemaakt,
niet nakomt, en uit dit een of ander voor
den verhuurder fchade ontfiaat. is deze , naar
gelang der omftandigheden, bevoegd om de
huur te doen verbreiien. - In geval van
verbreking der huur, ten gevolge van eene
daad van den huurder, is, deze gehouden tot
vergoeding van kosten, fchaden en interes-
fen, zoo als in No. 3 gezegd is. (Arti
1529-)
6. Ieder huurder van land is verpligt, de
vruchten en producten van het zelve in de
fchuren en op de plaatfen te bergen, welke
daar toe beftemd zyn. (Art. i53©0
7. De huurder van land is, op poene van ver-
goeding van kosten, fchaden en interesfen
wetboek napoleon. 507
verpligt ., den eigenaar ten fpoedigften kennis
te geven van alle aanmatigingen en ufurpa-
tiën, welke ten aanzien van het zelve land
mogten gepleegd worden. (Art. 1531.)
. Indien de huur voor verfcheiden jaren aan-
gegaan is, en gedurende den huurtijd de ge-
heele of de halve oogst van een jaar door
onvermijdelyke toevallen verloren gaat, heefc
de huurder hèt regt, om eene vermindering
der verfchuldigde huurpenningen te vorderen,
ten ware hij door den voordeeligen oogst van
vorige jaren fchadeloos gefteld zij, -- In-
dien hij niet fchadeloos gefteld is , kan de be-
grooting van de vermindering der huurpennin-
gen niet gemaakt worden, dan na het eindi-
gen van alle de huurjaren, op welken tijd
eene compenfatie van alle dezelve buurjarea
plaats heeft. - De Regter kan niet te min
den huurder toeftaan, om provifioneel eea
gedeelte der huurpenningen, naar mate van
het geleden verlies, in te houden. (Art,
153O
, Indien de huur tnaar voor één jaar aange-
gaan, en de oogst geheel, of ten minfte voor
de helft verloren is, wordt aan den huurder
eene geëvenredigde korting van de huurpen-
ningen toegeftaan; doch wanneer het verlies
minder dan de helft bedraagt, heeft de huur-
dei
Si
,3ao REGISTER OP HET
der geene aanfpraak op eenige korcingi (Arii
1533O
ÏO. De iiiiurder kan geenerbande korting erlan-
gen , wanneer het verlies der vruchten plaats
heeft, na dac dezelve van den grond afge-
fcheiden zijn, ren ware bij het huur-eontract
een zeker gedeelte van den oogst in natura
voor den verhuurder bedongen zij; als wan-
neer de verhuurder zijn aandeel in dc fchade
dragen moet, mits de huurder met d,e leve-
ring van des verhuurders aandeel niet in ver-
zuim geweest is. - De huurder kan eveß
min eene korting vorderen, wanneer de oor-
zaak der fchade ten tijde van het\'aangaan der
huur bereids beftond en bekend was, (Arti
1534 )
De huurder kahj bij een uitdrukkelijk be-
ding, voor onvermijdelijke toevallen aanfpra-»
kellik gefteld worden* (Art. 1535.)
32. Zoodanig beding wordt echter alleen ver-
ftaan gemaakt te zijn ten aanzien van gewone
onvoorziene toevallen, als, van hagel, onwe-
der, ftormen of ftortregens, doch geenszins
ten aanzien van buitengewone onvoorziene
toevallen, als van verwoestingen des oorlogs,
of overftrooming, waar aan het land niet ge-
woonlijk onderworpen is, ten ware de huui^-
der zich ook voor deze laatfte aanfprakelijlj
mogt geftcid hebben. {Art, 1536.)
WËTÖÖEiC NÄPÖLEClSf. r^t
i3i Hüür vän länd, mohdeling aangegaan^
Wordt gerekend aangegaan té zijn voor zoo-
danig tijdvak, als de huusidör noödïg heeft
om alle de vriTchten Van het gehuui-de g\'oed
5n te zamelen. —— Düs Wordt de huur van
een ftuk wei- of bouwland, bodmgäatd, en
iandere gronden, waar van de vruchten bin-
nen den loop vail een jaar ingezameld wor-
den, geacht voor een jaar aangegaan té ziin.
— De huur van land, gefchikt tot de teirlt
van vruchten of gevvasfen, waar toe raeeir
idan één faizöeil noodig iâ, wördt gerekend
voor zoa vele jaren aangegaah te zijri, als er
faizoenen benoodigd zijn. (yfr?. 1537.)
14, Landhuur, hoe zeer mondeluig aangegaan\',
houdt van zeif op, bij hèt eindigen van het
tijdperk, waar over dezelve, volgens het vo-
rig Nd., geacht wordt aangegaan te zijni
iJrt. 1538.)
15. Indien de huurder, na het eindigen vsn den
bij fchrifelijk contract aangeganen hunrtijd^
in het bezit van het gehüurde blijft, en daaf
in gelaten wordt, ontftaat er eene riieuwe
huur, waar van het gevolg.bepaald is in No.
13. ÇArî. 1539.)
i(s. De huurder, wiens huur geëindigd is, is
verpligt aan den geen, die hem opvolgt, en
deze ook op zijne beurt aan dén volgenden
huurder $ al dat geen te presteren, het welk,
X tci
3ÏO REGISTER OP HEÏT
tot gerijf, bij de bebouwing voor het volgend
jaar, door het plaatfelijk gebruik bepaald is.
(Art. 1540.)
17. De huurder, wiens huur geëindigd is, is
ook gehouden het ftroo en de mest van den
laatflen tijd , indien hij dezelve bij bet ingaan
van zyne huur mede alzoo ontvangen heeft,
achter te laten; en zelfs in dat geval, wan-
neer de huurder , bij het aangaan zijner huur,
de ftroo en mest niet mogt ontvangen heb-
ben , kan de eigenaar dezelve, bij het eindi*
gen der huur, bij tauxatie aan zich behou-
den. (Art. 1541.)
Lastgeving.
1. Mandaat of lastgeving is eene handeling,
bij welke iemand aan een ander last geeft,
om eene zaak voor hem en in zijnen naam te
verrigten.--Dit contract wordt niet vol-
trokken , dan door de aanneming van den ge-
magtigden. (Art. 1727.)
2. Lastgeving kan, of bij publieke acte, of
bij een onderhandsch gefchrift, zelfs door
middel van een brief, gefchieden; lastgeving
kan ook bii monde gedaan worden, maar het
bewijs door getuigen wordt ten aanzien der-
zelve niet toegelaten, dan overeenkomftig het
bepaalde bij den titel van contracten of con-
ventionele verbindtenisfen in het algemeen, —
wetboek napoleon. 507
De, aanneming van een last of mandaat kan
ook ftilzwijgende gefchieden, en afgeleid wor-
den uit de executie, die de lasthebber aan
het mandaat gegeven heeft. (Jri. 1728.)
g. Lastgeving gefchiedt uit haren aard onl
niet, ten zij het tegendeel bedongen is. (Arti
1729O
4. Lastgeving is, of algemeen eii tót alle za-
ken , of bijzonder en fleclits tot ééne zaak,
of tot zekere bepaalde zaken betrekkelijki
(Jrt. 17 30 O
5. Eene lastgeving, in algemeene bewoordingeü
vervat, wordt geacht alleen tot daden vari
^ adminiltratie betrekkelijk te zijn. ——- Oai
goederen te vervreemden of met hijpotheek te
bezwaren, of andere dergelijke daden tè ver-
rigten, wordt een uitdrukkelijk mandaat ver«
eischt. (Art. 1731.)
6. Een mandataris of lasthebbei* mag nietS
Verrigten, waar door hij dt bepalingen vart
het mandaat zoüde te buiten gaan. - Dé
magt om eén gefchil bij transactie af te doen
fluit geenszins het vermogen in, om de be-
flisfing van het gefchil aan de uitfpraak vari
een derden bij compi:offiiS over te laten. (ArtJ
f. Die aan eène getroüwde vi\'ouvir, of aan Séri
minderjarigen, het beheer van eenigen handel
opdraagt, iS door derzelver handelingen, tm
3ÏO REGISTER OP HEÏT
— aanzien van derden, eveh zeer verbonden,
als of bij een man of een meerderjarigen aan-
gefteld had. (Art. 1733.)
8. Een lasthebber is gehouden tot de volbren-
ging van den aangenomen last, zoo lang hij
van denzelven niet ontheven is, en is verant-
woordelijk voor de kosten, fchaden en interes-
fen, welke door het niet uitvoeren van dien
last zouden kunnen ontftaani, — Ook is
hij gebonden, de zaak, waar mede hij, ten
tijde van het overlijden van den lastgever,
een aanvang hadt gemaakt, ten einde te bren-
gen, indien uit het niet afdoen van dezelve
nadeel zou kunnen ontftaan» (Art. 1734.^
9. Een lasthebber is, in de uitvoering van den
last, niet alleen wegens kwaad opzet, maar
ook wegens fchuld of verzuim, verantwoor-
delijk; nogtans wordt deze verantwoordelijk-
heid wegens fchuld of verzuim minder ftreng
genomen, ten aanzien van den geen, die een
last om niet op zich genomen heefc, dan van
den geen, die daar voor loon ontvangt. (Art.
1735O
10. Elk lasthebber is gehouden rekenfchap van
zijn verrigte te geven, en aan den lastgever
verantwoording te doen van alles, wat hij,
uit krachte van het mandaat, ontvangen heeft;
al ware het dat het ontvangene aan den last-
wetboek napoleon. 507
gever niet verfchuldigd mogt zijn geweest.
(Art. 173ÖO
II. Een gemagtigde is verantwoordelijk voor
den geen, dien hij in zyne werkzaamheden
fubftitueert: i". wanneer hij de magt van
fubftitutie niet bekomen heeft; a". wanneer,
hem die magt zonder aanduiding van een be-
paald perfoon gegeven zijnde, hij iemand aan
zich gefubftitueerd heefc, die blijkbaar onbe-
kwaam of infolvent was. In alle gevallen kan
de lastgever onmiddelijk de gefubftitueerden
tot verantwoording aanfpreken. (Art. 1737.)
la. Wanneer verfcheidene perfonen bij een en
dezelfde lastgeving gemagtigd zijn, heeft ten
hunnen aanzien geene folidaire verbindtenis
plaats, dan voor zoo verre zulks uitdrukke-
lijk bepaald is. (Art. 1738.)
13. Een lasthebber is verpligt interesfen te beta-
len van de fomme, welke hij tot zijn eigen
gebruik aangewend heeft, van den dag af,
waar op hij dezelve tot zijn gebruik genomen
heeft, en vän de fomme, die hy aan den
lastgever tot flot van rekening uitkeeren moet,
van den dag af, dat hij daar van in verzuim
is. (Art. 1739.)
24. Een lasthebber, die aan de partij, met wel-
ke hij handelt, den inhoud van zijnen last
ten vollen heeft bekend gemaakt, is niet aan-
fprakelijk ten aanzien van het geen boven zij-
X 3 nen
REGISTER OP FIET
nen last gefchied is, ten ware hij zich in dit
opzigt perfoonlijk verhonden mogt hebben,
iArt. 1740.)
15. De lastgever is verpligt de verbindtenisfen,
door den lasthebber, overeenkomftig den ge-
geven last, aangegaan , na te komen , doch
hij is niet gehouden tot het geen bovendien
ïnogt gecontracteerd zijn, dan voor zoo verre
hi) hetzelve uitdrukkelijk of .ftilzwijgende be-
krachtigd heeft, {Art, 17410
De l^astgever is verpligt den lasthebber te
vergoeden alle de uitfchotten en kosten , wel-
ke deze in de uitvoering van den last heeft
snoeten doen en maken, als mede aan denzei*
yen zijn loon te betalen, indien er loon be-
dongen mogt zijn, —— Van deze verpligting
wordt de lastgever, wanneer door den man-
dataris geen fout begaan is, die aan hem ge-?
iropuieerd kan worden, niet ontheven, door-
dien de zaak zoude mogen mislukt zijn; ge-
lijk de lastgever ook geene vermindering van
het beloop der kosten en uitfchotten mag
vorderen, al ware het dat dezelve minder
hadden kunnen zijn. iArt. 1742,)
17. De lastgever is ook gehouden den lastheb-
ber fchadeloos te ftellen wegens de verliezen 9
welke deze in de uitvoering van den gegeve-
nen last mogt geleden hebben, zoo dezelve
^gqr gegne onyoorzigtigheid, die aan den man..
da-
-ocr page 339-wetboek napoleon. 507
dataris geimputeerd kan worden, veroorzaakt
zijn. (Art. 1743.)
iS. De lastgever is aan den lasthebber, wegens
deszelfs uitfchotten, interesfen verfchuldigd,
van den dag af, waar op deze aantoont die
uitfchotten gedaan te hebben. (Art. 17440
19. Wanneer de lasthebber door onderfcheiden
perfonen tot eene gemeene zaak is geconfti-
tueerd, is elk van hen in folidim \\ of voor
het geheel, aan den lasthebber voor de ge-
volgen van het gegeven mandaat aanfprakeiyk«
(Art, 1745.)
20. Lastgeving eindigt :
a. Door herroeping van het mandaat 5
h* Door opzegging van het zelve door deti
lasthebber;
c. Door den dood of infolventie, het zij van
den lastgever, het zij van den mandataris;
d. En eindelijk, wanneer een van beiden on-
der curatele gefteld wordt. (Art. 1746.)
SI. Een lastgever kan zijn gegeven last intrek-
ken , Wanneer hem zuli<s goeddunkt, en den
gemagtigden, daartoe termen zijiide, noodza-
ken, de acte of het bewijs , het v^elk deze
van den gegeven last in handen heefc, terug
te geven. (Art, 1747.)
32, De herroeping alleen aan den lasthebber ken-
baar gemaakt zijnde, kan zulks bet regt van
derden, die, daar van onkiuidig zijnde, na-
X 4 der«
3ÏO REGISTER OP HEÏT
deikand nog met den lasthebber gecontracteerd
hebben, niet verkorten; behoudens het v.-r-
haal van den lastgever op den gemagtigden.
(Art. 1748.J1
23. De aanftelling van eenen nieuwen mandata-
ris, tot het verrigten van dezelfde handeling,
heeft gelijke kracht met eene herroeping van
den eerften mandataris, en werkt, niet opzigt
tot denzelven, van den dag gf, dat deze nieu-
we aanftelling aan hen kenbaar is gemaakt.
(Art. 1749O.
S4. Ë?n gemagtigde kan het mandaat opzeggen,
door van zijne opzegging aan den lastgever
kennis te geven. —— Indien deze opzegging
echter tqt nadeel van den lastgever ftrekken
mogt, is de mandataris niettemin gehouden
denzelven de^wegens fchadeloos te ftellen, ten
ware hij buiten ftaat zyn mogt, Qm den last
verder te volbrengen, zonder daar door zelf
aanmerkelijke fchade te lijden. (Art. 1750.)
.S5, Indien eep Jsstliebber onbewust is van den
. dood van den lastgever, of van het beftaan
van ééne der oorzaken, die het mandaat doen
j,-.; eindigen, ig , het geen hij in die onwetendheid
; verrigt heeft, van waarde, (Art. i~5i.)
36. In de vorengemelde gevallen moeten de ver-
.bindtenit?fcn , door den lasthebber aangegaan»
nagekomen worden, ten aanzien van derden,
dje iu t]e goede troiivy zijp. (A^rt. 17
27. P4|
-ocr page 341-wetboek napoleon. 507
af. Bij overlijden van den lastiiebber, zijn zUne
erfgenamen verpligt daar van aan den lastge-
ver kennis te geven, en inmiddels, naar ver-
eisch der omftandigheden, zoodanige voorzie-
ning te doen , als het belang van den lastge-
ver medebrengt^ (/In. 1753.)
Leenbanken.
/ De regten der openbare leenbanken door ver-
panding van roerende goederen niet te bena-
deelen. (dn. 1803,)
Leening.
1. Er beftaan twee foortan van leening ï
ö. Die van zaken, welke men gebruikec
kan, zonder dat dezelve te niet gaan; en
h. Die van zaken, welke door- het gebruik,
het welk men daar van maakt, vergaan:
De eerfte noemt men bruikleening of com-
modaat;
De laatfte wordt verbruikleening of eenvou-
dig leening genaamd. (An. 1618.)
2. Van bruikleening of commodaat, en in het
bijzonder van derzelver aard, van de verplig-
tingen van den geen, die iets ter bruikleen
ontvangt, ea van de verpligtingen van den
uitleener. (Art. 1619—1635.) — Z.\\tBrmk-
henwg.
3. Van verbruikleening of eenvoudige leening,
-ra!-
3ÏO REGISTER OP HEÏT
en in het bijzonder van derzelver aard; van
de verpligtingen des uitleeners, als mede van
den geen, die iets ter leen ontvangt. (Jrt*
1636—1647.) — Zie Vethruiklsenlng.
4. Van ter leen geven op interesfen. (Art. 1648
—if\'SzO — 2iie Interesfen.
Legaal vfrband.
I. Dd wet zelve, buiten overeenkomst, geeft
aan verfcheiden fchuldeifchers een regt van
pand, het zij op des fchuldenaars geheelen
boedel, het zy op eenige bijzondere goederen
van denzelven, welk regt ook legaal verhand
genaamd wordt. (Art. 182,8.)
s. Op des fchuldenaars geheelen boedel verleent
de wet ftilzwijgend pandregt:
a. Aan den Staat op de goederen van des-
zelfs ontvangers, gaarders en andere admi-
niftiateurs, die eenig beheer van \'s lands
penningen gehad hebben, mitsgaders op de
goederen van derzelver borgen, voor de
aanzuivering van alle zoodanige gelden, als
zij in die betrekking aan den Staat fchuldig
zijn. — Gelijk regt hebben ook de fteden
en dorpen op de goederen van hunne ont-
vangers , als mede de daarbij belanghebben-
den op die van de beftuurders der kerken-
goederen of armen-kasfen;
I. Aan den Staat op de goederen van hen^
WETBOEK NAPOLBON. 331
die eenige lasten of impofitiën fchuldig
gijn?
ff. Aan allen, die eenige impofitiën betaald
hebben op de goederen der genen, voor
welke zij dezelve hebben uitgefchoten, doch
niet langer dan gedurende een jaar, gere-
kend van den dag af, dat zij die uitfchot-
ten hebben gedaan.
Aan getrouwde vrouwen , die met uitflui-
ting der gemeenfchap van goederen en van
winst en verlies getrouwd zijn, of van de
door haar bedongene keuze, om in winst en
verlies te deelen, afftand gedaan hebben,
mitsgaders ook aan de kinderen of andere
erfgenamen van die vrouwen, op den boe-
del van den man, tot het terug bekomen,
of bekomen van redintegratie. van hare ten
huwelijk \'aangebragte en ftaande huwelijk
verkreffene goederen, die door den man zijn
vervreemd geworden; en
f<f Aan minderjangen op de goederen van
hunne voogden, cf van de genen, die zich
als voogden over hen hebben gedragen, het
zij ouders, bloedverwanten of vreemde per-
fonen zijnde, als mede aan de genen, die
onder curatele ftaan, op de goederen van
hunne curateuren, voor de behoorlijke ver-
antwoording, en oplevering van het geen
ter zake van de voogdij of curatele,
3ÏO REGISTER OP HEÏT
fchuldig zijn. -—— Het legaal verban^ van
getrouwde vrouwen, minderjarigen, of de
genen, die onder curatele ftaan , begint van
het oogenblik af, dat het huwelijk voltrok-
ken is, of dat de voogdij of curatele een
aanvang genoaien heeft. (Art. 1829,)
3. Op een zeker gedeelte, of op bijzondere
goederen, geeft de wet ^egt van legaal ver-
band :
a. Aan legatarisfen, tot zekerheid van de
uitkeering der gemaakte legaten, op de goe-
deren , tot des testateurs nalatenfchap be-
hoorende, doch niet op de goederen van de
erfgenamen.
h. Aan verhuurders van huizen of landen,
op alle roerende goederen, die op den bo-
dem gevonden worden, en bovendien, ten
aanzien der landen, op de vruchten, die
daar op wasfen. - Dit regt blyft voort-
duren, hoe zeer deze goederen, buiten toe*
ftemming van den verhuurder, van. deq bo-
dem , vervoerd zijn, mits de verhuurder
die goederen binnen veertien dagen na de
vervoering achterhale, en bij wege van ar-
rest reclamere; onverminderd nogtans het
geen met betrekking tot het regt van der-
den, bij Art\' 1827 van dit Wetboek is
bepaald. ■— Niet alleen des huurders eigene
goederen, maar ook die aan een ander foe-
wetboek napoleon. 507
behoorert, en op den bodeïn gevonden
worden ^ zijn aan den verhuurder ftilzwi>
gende verbonden, mits de laatstgemelde
daar op gebragt zijn, om aldaar töt ge-
bruik , genot of profijt van den huurder te
blijven, en niet om aldaar Hechts voor
eenen korten tijd te zijn , als bij voorbeeld
goederen , in pand of bewaring gegeven ,
en foortgelijké. — De goederen van den
geen, die de huur van eenen huurder over-
neemt, zijn niet alleen aan zijnen verhuur-
der, maar ook aan den eerften verhuurder
of eigenaar, door de wet verbonden ; mét
die bepaling nogtans j dat de goederen van
hem, die enkel een gedeelte, bij voorbeeld,
eene kamer, van een huurder overneemtj
mits die goederen niet verder of anders dan
door den tweeden huurder gebruikt zijn,
aan den eigenaar niet voor de huur van het
geheele huis, maar alleen in evenredigheid
van het door den tweeden huurder overge-
nomen gedeelte, verbonden zijn.
c. Aan metfelaars, timmerlieden, en andere
ambachtslieden, die tot reparatie,maar niet
die tot verbetering, of verfiering van een
gebouw, bouwfl;offen geleverd of arbeid
verrigt hebben, gedurende den tijd van vijf
jaren, na dat de reparatiën gedaan zijn. —
Wat onder reparatie of melioratie begrepen
3ÏO REGISTER OP HEÏT
is, moet, in geval van verfchil, door den
zaak kundige perfonen, bij den Regter te
benoemen , beoordeeld worden.
d. Aan heffers van erfpachten, tienden, cijn-
fen, en foortgelijke reëele belastingen , op
het goed, waar van de lasten geheven Wor-
den ; en
9. Aan den dijkring öf waard, voor de o«-
kosten van dijken, dammen, molens, flui-
zen, wateringen en dergelijken. (Arti
1838.)
, Het doen van arrest op eenig goed geeft,
noch legaal verband^ noch preferentie, uitge-
zonderd de arresten , die in executie gedaati
worden. -- Deze hebben ten gevolge, dat
het goed door dat arrest geacht wordt uit
den boedel uit te gaan, en dat de arrestant,
mits zijne executie op dat goed, volgens hec
voorfchrift der wet, voortzettende, op het
beloop van het zelve voor dat geen, waar
voor hij executeert, geprefereerd is voor al-
len , aan wie dat goed te voren niet bijzon-
derlijk, door overeenkomst, of door de wet^
verbonden was. (Art* 1831.)
. ßeiialve de legale verbanden, die de wet aaii
fommigen verleent, geeft zij ook aan eenigei
fchuldeifchers een privilegie, om, fchoon zon-
der regt van onderpand, op het algemeens
wetboek napoleon. 507
bedragen van den boedel geprefereerd te zijn.
Hier toe behooren:
a. De kosten, op de executie van gearres-
teerd goed, of op de beredding van eenen
infolventen boedel gevallen*
h. De kosten van de begrafenis van het lijk
van den overledenen fchuldenaar, het zij
die uit den boedel , zeiven genomen, of
door een ander voorgefchoten zijn. -
Het beloop van die kosten aan den ftaat des
boedels niet geëvenredigd zijnde, ftaat het
aan den Regter dezelve te matigen.
c. De kosten der laatfte ziekte van den over-
ledenen , na dat dezelve door der zaak kun-
digen zullen getauxeerd zijn.
d. De loonen van dienstbare perfonen, over
het laatfte jaar, en het geen aan dezelve
over het loopende jaar verfchuldigd is; en
e. De leverantiën, tot levensbehoeften aan
den fchuldenaar en zijn huisgezin gedaan;
te weten, gedurende de laatfte zes maanden
door winkeliers, of de zulken die in het
klein verkoopen, als bakkers, kruideniers,
vleeschhouwers en foortgelijken, en gedu-
rende het laatfte jaar door kostfchoolhou-
ders en grosfiers. (Art. 1834.)
, Allen die eenig goed van een ander onder
zich hebben gekregen, om daar aan eenigen
arbeid te verrigten, hebben op dat goed regt
Van tetehtië, töt zoo lang zij van de kostèil
en arbeidsloonen, aan dat goed bedeed, vol.
daan zijn. (Arti 183 .)
f. Gelijk regt hebben ook de herbergiers,
voerlieden en fchippers, op de ingebragte of
in- of opgeladene goederen der genen, welken
zij geherbergd, of wier perfonen of goederen
zij vervoerd hebben, töt zOo lange zij wegenS
de gemaakte verteringen, het voer- of vracht-
loon, en accesfoire uitfchotten betaald zijni
(Jrt* i§34.)
g. Het gevolg van dit règt vän retentie is ook,
dat dé fchuldeifcher, in geval van des fchul-
denaars infolventie , voor zijn achterwezen op
het zuiver provenue van dat goed geprefereerd
is; welk provenue tot dat einde afzonderlijk
inoet gehouden worden. (Art. 1835.)
Pi Retentie van eenig goed, het welk men van
zijne fchuldenaars onder zich heefc, kan ech-
ter nooit beweerd worden o|) grond of tot
verzekering van fchuld vorderingen, die tot dat
goed in geen onmiddelijk verband ftaân. (Art.
1836.)
10. Doof de bepalingen van dit Wétboèk wordt
geene innovatie gemaakt ten aanzien van het
geen bij de wetten van koophandel, omtrent
zeefchepen, en de regten, welke daar op toe-
pasfelijk zijn, wordt vastgefteld. (/^r/. 1837.)
wetboek napoleon. 507
Legatarissen;
Welk onderfcheid tusfchen een erfgenaam
en legataris ftand grijpt. (Art, 770.) ~ Zie
Legaten^ No, 7.
s. Legatarisfen hebben ook het regt, om Zicli
te beraden omtrent het aannemen of verwer-
pen van het aan hun befproken legaat. (Art,
939\')
3. De wet geeft regt van legaal verband aaii
legatarisfen, tot zekerheid van de uitkeering
der gemaakte legaten, op de goederen tot deë
tastateurs nalatenfchap behoorende, doch niet
op de goederen van de erfgenamen. (Arf>
1S30, No^ lO
Legaten.
1. Douariëh hebben dèn voorrang boven lega-
ten. (Art. 79.) — Zie Douarie^ No. 4.
2. Legaten, ftaande huwelijk^ aan één der echt-
genooten te beurt gevallen, zijn gemeen, zoo
verre de maker niét uitdrukkelijk anders heefc
geboden. (Art. 175.)
3i Wanneer, ia de gemeenfchap van winst en
verlies, legaten onder winst gerekend worden.
(Art. en 183.) — Zie Gemeenfchap van
winst en verlies^ No. 5 en 6.
De making van een huis, met al het geeii
daar in gevonden wordt, is alleen betrekkelijfe
tot de daar in zijnde meubelen, en moet niet
Y
3ÏO REGISTER OP HEÏT
worden üitgeftrekt tot gereed geld, of tot ii>
fchulden en andere regten, waar van de pa-
pieren en befcheiden in dat huis bewaard
worden. (Art. 4SI.)
5. Legaten, door den testateur aan den erfge-
naam in de legitime, bij het zelfde, of,bij
een eerder of later testament, gemaakt, ko-
men niet in toerekening, uitgenomen voor zoa
verre zoude mogen blyken, dat de testateur
het tegendeeel gewild had. (^Art. 711.)
6. Een legaat van noodzakelijk onderhoud mag
gemaakt worden aan de zulken, die anders
geen voordeel uit kracht van testament genis-
ten mogen. (^Art. 769.)
7. Hij, aan wien de geheele nalatenfchap van
den overledenen, of een gedeelte van dezel-
ve , is gemaakt, hoe zeer ook deze making
bij wijze van legaat zoude mogen gefchied
zïm, is geen legatarLs, maar erfgenaam, en
aan alle verpligtingen der erfgenamen verbon-
den, terwijl integendeel hij, die wel tot erf-
genaam is gefteld, maar alleen voor eene ze-
kere zaak, geen erfgenaam, maar legataris i&.
(Art. 770.)
8. Omtrent de bewoordingen in het maken van
legaten, als mede aanwijzing van den per-
foon , en dwaling in den naam van den lega\'
taris, heeft het zelfde plaats, het welk no-
wetboek napoleon. 507
J)ehs de erfftellingen bi] JH. Ö58,659 én 660
is vastgefteld. (^AH. 77t.)
g. Meer legatarisfen, zonder bepaling vän dee-
len, tot dezelfde zaak geroepen zijnde, ié
ieder hunner geregtigd tot een gelijk gedeelte,
naar het getal der perfonen; ten zij blijke^
dat de testateur eene andere verdeeling bedoeld
heeft. (An, 772.;
Ib. Omtrent het regt van aanvvaê, öiider liieer
legatarisfen j aan wien iets gezamenlijk gemaakt
is, moeten dezelfde voorfchriften gevolgd wor-
den, die ten aanzien van erfftelling in Am
664, het eerfte Hd van Art. 0^5, en iii
An. Ö66, (SÖ7 e» Ö6S , vermeld zijn. (An^
773-)
II. Met legaten kunnen belast worden, niet al-
léén de erfgeHamen, die bij testament gefteld,
of bij verfterf geroepen zijn, maär ook de aaii
hen gefubftituëerden, zelfs de legatarisfeni
(An. 774-)
Geen legaat kän géfteld Worden äan 3e Wil-
lekeur van den erf:enaatn, of andere belasté
perfonen , noch van een derden; doch de bé-
grooting\'Van hét g.degateerue kan wel aan dé
befcheidenheid en het redtiilk oordeel van deri
belasten perfion worden overgelaten^ of gd-
jnaalït worden ondef Éene voorwaarde 5 dié
van de daad van een derden afhangt. (Arh
7f50
-ocr page 352-3ÏO REGISTER OP HEÏT
33. Geen regt komt uit legaten toe aan hen ,
aan wien de testateur uiet heeft kunnen den-
ken; een legaat, dien volgende, door den tes-
tateur aan zijn huisvrouw gemaakt, is nader-
. hand, wanneer deze komt te overlijden, niet
verfchuldigd aan des testateurs tweede huis-
vrouw. (Art, 776.)
14. Allerlei zaken, die vervreemdbaar zijn,kun-
nen gelegateerd worden. (Art. 777.)
15. Indien een testateur aan iemand in het al-
gemeen legateert zekere zoort van goederen,
gelijk als zijne meubelen, zijne hoeken, wor-
den daar door verftaan de goederen, welke van
die foort, bij des testateurs overlijden, in zij-
ne nalatenfchap gevonden worden. (Artv
778.)
16. Geene dwaling omtrent de benoemde of aan-
geduide zaak verhindert het kgaat, indien maar
de meening van den testateur duidelijk blijkt;
doch dwaling niet in den eigen naam, maar
in den naam van het geflacht, als koe voor
paard, maakt den wil onverftaanbaar, en daas:
door krachteloos. (Art. 779.)
17. Legaten Van zaken van een zeker geflacht,
als paarden, fchapen cn dergelijke, zijn be-
ftaanbaar; mits de uitdrukking niet zoo ruim
en onbepaald zij, dat men des testateurs be-
doeling met geene waarfchijnlijkheid kan na-
(^Art. 780,)
iS. Een
-ocr page 353-wetboek napoleon. 507
êS, Een ftuk goe^j of eene zaak irï het alge-
meen, uit een geflacht, het welk genoegzaam
èepaald is, om de bedoeling te kunnen be-
grijpen, zonder uitdrukking van waarde, en
zonder dat de testateur iets zoodanige heeft
nagelaten, gelegateerd zijnde, moet de erfge-
naam het zelve van eldels bekomen, en het
ilaat aan hem om te geven een ftuk van zul-
ke waarde als hij goedvindt, mits niet het
ilcchtfte gevende. (Art. 781.)
19. Eene zaak, of een ftuk goed, uit een ge-
flacht, of uit eene veel begrijpende foort van
;zaken, welke de testateur heeft nagelaten,
gemaakt zijnde,,ftaat de keus op gelijke wijze
®an den erfgenaam, ten zij die keus uitdruk-
kelijk aan den legataris gegeven is. (Art,
7^2.)
^2.0. Eene veel begrypeiide zaak als een enkel
geheel gemaakt zijnde, gelijk eene kudde fcha-
pen en dergelijke, is dat geheel, of wat daar
van overig is, verfchuldigd, al was er ook
maar één fchaap, of ander ftuk goed, meer
overig. {Art. 783.)
ai. Een legaat van verbruikbare zaken in het
algemeen, gelijk koren, wijn, olie , fniker en
dergelijken, zonder bepaling van de foort en
hoeveelheid, is krachteloos , ten zij de testa-
lêur zoodanige zaken heeft nagelaten, waar
Y 3 op
3ÏO REGISTER OP HEÏT
op hi] geacht kan worden gezien te hebbejs,
(Aru 784-)
f2. Indien zoodanige verbruikbare zaken gelega-
teerd zijn, met uitdrukking van maat of hoe-^
veelheid, maar niet van de bijzondere foort,
moet die maat of hoeveelheid worden gege-
ven uit zoodanige foort, als de erfgenaani
goedvindt, rait§ niet höt miufte gevende,
©3. Een legaat van eene hoeveelheid, uit eene
nagelatene foort van verbruikbare zaken , ver-
pligt den erfgenaam tot het voldoen van die
hoeveelheid, of indien er bij het overlijden
minder gevonden wordt, als dan tot het vol-
doen van van het geen uit die foort is nage-
laten. (Art. 78Ó.)
S4. Eene lioeveelheid vruchten voor eens van
zekeren akker of bootngaard gelegateerd zijn-
de, is niet meer verfchuldigd, dan die akker
of boomgaard in eens heeft opgeleverd, {Aru
Doch eene jaarlijkfche hoeveelheid vruchten
van eenig goed gemaakt zijnde, moet die hoe-
veelheid jaarlijks worden voldaan, al ware er
ook op het aangewezen goed minder vruchten
ingeoogst; ten zij de testateur het anders be-
paald had» (Art, 788.)
Die tweemaal dezelfde zaak, fomme of hoe.
yeeiheid, het zij op verfcl^illende plaatfen vais
wetboek napoleon. 507
iet zelfde testament, het zij bij afzonderlijke
testamenten, aan een en denxelfden perfoon
gelegateerd heeft, wordt, geacht zulks maar
eenmaal te hebben willen maken, ten zij uit
de woorden de wil blijke van zulks meer dan
eens te hebben willen nalaten. QArt. 789.>
S7. Een huwelijksgoed of uitzet, aan iemand,
zonder bepaling der hoeveelheid, gt-legaieerd
zijnde, moet begroot worden naar mate vau
het vermogen van den testateur en den ilaat
van den legataris. In geval van verfchil (laat
die begrooting aan de beoordeeiing van den
Regter, (jirt. 790.)
Een legaat van huwelijksgoed, of huweütks-
gift, bevat in zich de ftilzwijgende, opfchor-
tende voorwaarde, als de legaiaris koait te
trouwen. (Art, 791.) •
£9, De testateur mag legateren, niet alleen het
geen hem zeiven, maar ook het geen den erf-
genaam toebehoort, of aan denzelven vej-
fchuldigd is- (Art. 792.)
^o» Aan niemand kan gelegateerd worden het
goed, het welk, ten tijde van des testaieurs
overlijden, het eigen goed is van den legata-
ris, ten zij in het legaat eenig voordeel voor
den legataris gelegen is. Aan iemand derhal-
ve gelegateerd wordende het huis, het welk
den legataris - reeds m eigendom toebehoort ,
iloch waar van de koopprijs nog onvoldaan
¥4 is.
-ocr page 356-3ÏO REGISTER OP HEÏT
is, of waar op een hijpothieek gevestigd is,
is de erfgenaam verpligt dien koopprijs, of
die hypothecaire fchuld te betalen, en aan den
legataris den volkomen en onbezwaarden ei-
gendom te bezorgen. (Art, 793,)
, Niemand mag bii legaat fpeciaal befchikken
over iets, het welk noch aan den testateuR,
noch aan den erfgenaam, of anderen bevoor-
deelden perfoon, maar aan eenen vreemderi
toebehoort; hoedanig legaat voor krachteloos
wordt gehouden. (Art, 794.)
, Een legaat van een ftuk goed , het welk de
testateur met een ander in gemeenfchap heeft,
bepaalt zich alleen tot des testateurs aandeel
in dat goed. (Art, 795.)
Het gelegateerde goed, met eenige reëelc
lasten, verbanden, renten, cijnfen en dergelij-
ken, of met eene nog loopende huur be-
zwaard zijnde, gaat aan den legataris over
met die zelfde bezwaren, waar mede dat goed
door den testateur bezeten was geweest, en
de erfgenaam volftaat met het gelegateerde
goed over te geven, zoo als het is, zonder
dat hij gehouden is vpor eenige vrijwaring
van het zelve in te ftaaa. (Art. 796.)
De legataris van een goed, aan een derden
in vruchtgebruik toekomende, moet te vrede
zijn met den blooten eigendom, zoo lang het
vruchtgebruik duurt. (Art. 797.)
S3\'
34
wetboek napoleon. 507
35. Alle veranderingen, verbeteringen en ver-
meerderingen, aan het gelegateerde goed, na
liet maken van het legaat, voorgevallen, ko-
men ter bate of fchade van den legataris, aan
wien het gelegateerde wordt uitgekeerd, in dien
ftaat, waar in het zich bij des testateurs af-
fterven bevindt. {Art* 79S.)
36. Aan den legataris volgt ook al het geen als
een accesfoir van het gelegateerde goed be-
hoort aangemerkt te worden. {Art. 799.)
37. Aan den legataris volgt echter niet dat
geen, het welk de testateur, ter vergrooting
van het ftuk goed, naderhand daar bi) aange-
kocht of verkregen mogt hebben, al ware het
daar aan grenzende; ten zij de testateur an-
ders bevolen had. {Art, 800.)
38. Wanneer blootelijk de vruchten of inkom-
ften zijn gelegateerd, zonder dat het woord
vruchtgebruik of gebruik in het testament is
gebezigd, moet het goed blijven onder behee-
ring van den erfgenaam , die verpligt is, om
de vruchten of inkomften aan den "legataris
uit te keeren. {Art. Soi.)
39. De testateur mag aan zijnen fchuldenaar
eenig uitftel van de fchuld, of wel al dat
geen legateren, het welk deze aan.hem fchul-
dig is. {Art. 80a.)
4«. Kwijtfchelding, aan een of fommigfi fchul-
denaars 5 die ieder voor \'het geheel verbonden
3ÏO REGISTER OP HEÏT
zijn, gelegateerd zijnde, heefc ten gevolge
dat de overige fchuldenaars verbonden blijven;
echter niet verder dan voor zoo veel de ge-
heele fchuld, na aftrek van het aandeel, het
welk de legataris, in geval van onderlinge
verdeeling der fchuld, daar in zoude geleden
hebben, bedraagt. (Jrt. 803.)
41. Een legaat van uitftel van betaling eener
fchuld, die op interesfen loopt, fchort intus-
fchen den loop der interesfen op, zoo lang
de tijd van dit gelegateerde uitftel duurt; doch
na dien tijd zijn dezelve, bij wanbetaling,
wederom verfchuldigd; ten zij de testateur
anders geboden heeft, (Jrt, 804.)
42. Aan iemand dat geen, wat hij den testateur
fchuldig is, gelegateerd zijnde, is het zeive
legaat, wanneer de legataris niets aan den tes-
tateur verfchuldigd is, nietig en van onwaar-
de ; al had ook de testateur eene zekere hoe-
Veelheid uitgedrukt. (^Art. 805.)
43. Een legaat van het geen de testateur zelve
aan den legataris is verfchuldigd, is nietig;
ten zij er, van wege de plaats, wijze, voor-
waarcie, of tijd, eenig voordeel in het legaat
is opgelloten. (Art, 806.)
44 Een legaat, aan een fchuldeifcher gemaakt,
wordt niet gerekend gemaakt te zijn in vol-
doening van de fchuld; noch een legaat, aan
dienst-
-ocr page 359-wetboek napoleon. 507
dienstboden gemaakt, in voldoening van de
verfchuldigde huur. {Art. 807.)
45. In legaten van roerende goederen., tnhoedel^
meubelen, huisraad., goud en zilver., en an-
dere zaken, komt in de eerfte plaats dé uit-
gedrukte wil van den testateur, of deszelfs
meest waarfchijnlijke bedoeling, in aanfehouw,
{Art. 8o8,>
45. Een legaat van roerende goederen bevat in
zich alle roerende goederen , die ligchamelijfc
zijn, maar geene onligchamelijke, noch ge-
reed geld, noch edele gefteenten, noch koop-
manfchappen , noch verzamehngen , de kun-
ften en wetenfcbappen betreffende; en wordC
mitsdien de bepaling van roerende goederen,
200 als dezelve bij Art. 429 van dit Wetboek
voorkomt, ten dezen aanzien gevolgd. {Art,
47, Een legaat van inboedel^ of van huisraad^
of van meubelen wordt geacht van een ep
denzelfden omvang en beteekenis te zijn, en
bevat in zich alle die zaken, welke bij Art.
4-^0 van dit \'Wetboek zijn opgenoemd. {Art,,
8io.)
48, Onder een legaat van goud en ziher wordt
ver ftaan al het gewerkt en onge werkt goud en
zilver, met uitzondering echter van geJd,van
gedenkpenningen, en van goud en zilver tot
l^fdragt behoorende. (Art, Sn,}
49« Een
-ocr page 360-3ÏO REGISTER OP HEÏT
49. Een legaat van lijfstoehehooren of Ujfdragt
begrijpt in zich. al het geen tot kleedifg of
verfiering van het ligchaam dieut, dus ook
het daar toe betrekkelijk goud en zilver, ju-
weelen, paarlen , horologiën en verdere klei-
nodiën. (Art. 812.)
50. Onder een legaat van kkederen zijn geene
kleinodiën, en onder etn legaat van kkino\'
dien geene kleederen begrepen. (^Art. 813.)
51. Een legaat van eene boerderij met zijn toe-
hehooren behelst het vee, de paarden, de
vriichten , zoo de nog te velde ftaande als de
reeds ingezamelde, doch deze alleen vöor zoo
verre zij tot het bedrijf der boerderij zelve ,
of tot voeding van de daar toe behoorenda
paarden, en het vee benoodigd zijn, voorts
de rijtuigen en gereedfchappen, tot het be-
drijf der boerderij beftemd, maar geene meu-
belen of huisraad. (^Art. 814.)
5a. Indien van twee zaken de eene of de andere
gelegateerd is, heefc de legataris de keuze,
welke van beide hij begeert. (Art. 815.)
53. Een legataris, de keuze hebbende, is ver-
pligt die keuze uit te brengen binnen den tijd
door den testateur bepaald; of, geene bepa-
ling gemaakt zijnde, binnen den tijd van
veerden dagen na bekomen kennis van her
Ipgaatj de legataris daar van in gebreke hlij-
veii-
-ocr page 361-wetboek napoleon. 507
.vende, gaat de keuze over op den erfgenaam.
(Art. 8i6.)
54. De legataris, na den testateur, doeh voot
het uitbrengen der keuze overlijdende, gaat
het regt van keuze op zijnen erfgenaam over.
(Art. 817.)
55. Wanneer de keus aan verfcheiden perfonen
ftaat, en dezelve het daaromtrent oneens zij» ,
moet het lot beflisfen. (Art. 818.)
56. Een derde, aan vi?ien de keus gefteld was,
niet willende of niet kunnende kiezen, ftelc
de Regter daar toe iemand aan. (Art. 819.)
57. Een legaat van onderhoud bevat in zich de
verpligting, om terftond na het overlijden van
den testateur alles te verzorgen, wat noodig
is tot kleeding, vpeding én huisvesting, ook
geneesmiddelen in geval van ziekte, en zulks
alles volgens de bepaling van den testatenry
of anderzins naar den ftaat van den legataris ^
en het vermogen van den belasten perfoon.
(Art. 8aoO
Indien de testateur gewoon was een bepaald
onderhoud aan den legataris te geven, wordt
hij verftaan die zelfde begrooting gewild t&
hebben. (Art. 821.)
Onderhoud, zonder tijdsbepaling gemaakt,
duurt, zoo lang de legataris leeft, en onder-
houd noodig heeft. ^^rt. 8aa.)
60. De last van onderhoud gaat op den erfge-
naaasi
-ocr page 362-Register op het
naam van den belasten perfoon over; ten zij
deze Hechts vruchtgebruiker was van het
goed, waar uit hij onderhoud moet verzor^
gen. (Art, 823.)
€1. Een legaat van hst begrijpt alleen fpijs eiï
drank, maar geene kleederen of inwoning^
(Art. 82u)
62. Eene jaarlijkfche, maandelijkfche of Weke^
lijkfche uitkeering, inkomst of voordeel be*
fproken zijnde, zonder bepaling, wanneer en
op welke wijze de voldoei^ing moet gefchie-
den , kan de eerfte voldoening geëischt wor-
den dadelijk op den dag van des testatetirs
overlijden, en zoo vervolgens op den eerften
dag van ieder jsar, maand of week, tot den
dag van het overlijden van den legataris toci
(Art. 825-)
Eene janrlyklche, maandelijkfche of weke-
lijkfche uirkeenng, rente of inkomst, niet aan
particulieren, maar aan eene corporatie of mo-
reel perfoon^ gelegateerd zijnde, duurt niet
langer dan den tijd van dertig achtereenvol«
gende jaren. (Art. 826,)
64. Legaten, aan de armen zonder eenige ver-
dere of andere bepaluigen gemaakt, worden
gerekend gemaakt ie zijn aan de gezamenlijke
armen van des testateurs woonplaats, zonder
onderfcheid van godsdienst, naar evenredig-
h®i4
-ocr page 363-WETBOEK NAPOLEON. >ii%
heid van het getal der door iedere armen-in-
rigting bedeelde perfonen. {Art 827 )
De bepalingen omtrent de erfftellingen iu
Art. 672—694 van dit Wetboek gemaakt^
zijn ook toepasfelijk op legaten van gelijken
aard. (Art. 828.) j
66. Zuivere legaten van bijzondere en bepaalde
zaken, die den te$tatcur in eigendom toebehoo-
ren , als mede legaten van fchuldbevrijding,
hebben ten gevolge, dat de eigendom van het
gelegateerde, bij het affterven van den testa-
teur , terftond op den legataris overgaat.
• (Art. 829.)
67. Doch in zuivere legaten van eenige zaken
in het gemeen, of uit een geflacht, foort of
getal, of van geldfommen, van infchulden,
van keuze van eenig goed, het welk den tes-
tateur zelve niet toebehoort, van vruchtge-
bruik of lijfcocht, van gebruik, van bewo-
ning, van onderhoud, van Jaarlijkfche inkom-
ften, wordt het regt tot het gelegateerde wel
terftond bij het overlijden van den testateur
verkregen, maar de eigendom gaat op den
legataris niet over, dan door overgifte of leve*
ring. {Art. 830.)
Een zuiver legaat moet door den erfgenaam
aan den legataris, terftond, of ten minfte
binnen den tijd van eene tnaand na des testa-
teurs overlijden, voldaan worden; ten zij de
3ÏO REGISTER OP HEÏT
testateur een korter of langer tijd bepaald
had ï of de aard der zaak een langer uitftel
vorderde, en zulks, op gedaan verzoek van
den belanghebbenden, door den Regter was
toegeftaan. (Art. 831.)
69. Met het gelegateerde moeten tevens uitge-
keerd worden de vruchten , renten of interes-
fen daar van, in zuivere legaten, na des tes-
tateurs dood, en in voorwaardelijke legaten ,
na de vervulling der voorwaarden geprove-
nieerd; en, wanneer de gelegateerde zaken
geene vruchten, renten öf interesfen opleve-
ren , is de erfgenaam gehouden tot fchadever-
goeding, van den dag af, dat hij omtrent
de uitkeering in verzuim is geweest. (Art,^
832.) _
70. De eigendom van een legaat, op voorwaar-
de of met bijvoeging van eene onzekere tijds-
bepaling gemaakt, gaat op den legataris aiel
over vóór de vervulling der voorwaarden, of
vóór dat de tijd, welke als eene voorwaarde
aangemerkt wordt, aanwezig is. (Art. 833.)
71. De bijvoeging eener zekere tijdsbepaling
heeft ten gevolge, dat, fchoon het re^t door
den legataris verkregen wordt met den dag
van des testateurs overlijden, echter de vór-
dering van het legaat, met de vruchten, ren-
ten of interesfen van dien, tot aan de ver-
vui-
was*
wetboek napoleon. 507
vulling van dien tijd wordt uitgefteld. (Art,
834.)
Legitimatie. Zie Wettiging^.
Legitime portie.
i. ..Douariën kunnen niet (trekken tot verftlfi-
dering der legitime portie, aan kinderen of
ouders , volgens de wet, toekomende. (Art.
77.)
a. Ouders kunnen, by de huwelijks-voorwaar-
den, afftand doen van de legitime portie,
welke hun, bij kinderloos overlijden van ceii
der echtgenooten, zoude teekomen. (Art.
84)
3. Ouders zijn verpligt aan hunne kinderen,
en kinderen, zonder nakroost ftervende, zijn
verpligt aan hunne ouders dst gedeelte der
nalatenfchap te maken, het welk men gewoon
is de legitime portie te noemen. (Art\'.
6950
De hoeveelheid der legitime portie is voof
de kinderen altijd de helft, en voor de ou-
ders altijd een derde van het geen zij bij ver-
fterf geërfd zonden hebben. (Art. 696.)
5. Door kinderen moeten verftaan worden niet
alleen die van den eerften graad, maar ook ^
bij gebreke van dezelve, hunne afkomelingea
bij plaatsvervulling. (Art. 697.)
Z 6. Oofe
-ocr page 366-3ÏO REGISTER OP HEÏT
6. Ook zijn daar onder begrepen de kinderen ^
die, na het maken van het testament, en-
en zelfs na het overlijden van den testateurs
geboren worden. (Art, 698.J
7. Door kinderen worden echter, ten aanzien
van den vader, alleen verftaan de wettige en
gewettigde, doch ten aanzien van de moeder
ook de onechte, en verdere afkomelingen daar
uit geboren. (Art, ^99.)
!!♦ Grootouders zijn echter niet verpligt om
aan de onwettige kinderen van hunne doch-
ter , en de verdere afkomelingen, daar uit
gefproten, de legitime portie na te laten®.
(Art, 700.)
§. Door ouders, voor zoo verre zij mede-erfge-
namen voor de legitime zyn, moeten alleen
verftaan worden ouders van den eerften graad,
doch geene grootouders, of verderen van de
opgaande Hnie, aan wellte door de kindskin-
deren nimmer eene legitime portie\'behoeft te
worden nagelaten. (Art. 701.)
\'o. Alle bezwaren en bijvoegingen van voor-
waarde en tijd, die het vrij genot der legitim
me portie verminderen, zijn nietig. (Art,.
702.)
II. Kinderen en ouders, zoo zeer bezwaard-
zijnde met fideïcommisfen, of legaten, of an-
dere lasten, dat zij minder da« hunne legitl-
ms portie zouden genieten, mogen, naa?
evsK-
-ocr page 367-wëtboeic napoleon.
evenredigheid van die lasten, zoo veel afcrek-
ken, dat zij in hunne legitime portie onbena-
deeld blijven. (Aft. 703.)
j2. Het wordt voor geen bezwaar gehouden j
indien bij testament bepaald is:
a. Dat de legitime portie in geld, of in zé-
kere bepaalde vastigheden of effecten, zal
worden voldaan, mits de legitime maar ten
vollen genoten worde; en
h. Dat, orn het beloop der legitime portië
te bepalen, de goederen van den boedel
niet zullen behoeven openlyk verkocht, te
worden, maar dat men zal kunnen vol-
ftaan, met dezelve door deskundige en be-
voegde perfonen, door de belanghebbenden^
en des noods, door den Regter te .benoe-
men , te doen waarderen. (Art, 704.)
13. Het ftaat aan ouders en grootouders vrij^
om aan hunne kinderen of kindskinderen het
geheel of een gedeelte der erfenis, onder eeni-
ge bezwaren , verbanden of bepalingen j na të
laten ; mits aan derzelver vrije keuze overla-
tende, of zij dat nagelatene onder de biige^
voegde bezwaren Willen aannemen, dan uf zé
de zuivere legitime portie, Zonder eenig be-
zwaar, genieten willen. (Art, 705.;
14. Het ftaat zelfs aan ouders en grootoUdefä
vrij, om aan zoodanigcn hunner kinderen ol
kindskinderen, aan wie, om vetkwisting, ver-
z 9. m^
-ocr page 368-3ÏO REGISTER OP HEÏT
regaand wangedrag, of andere gewigtige rede-
nen, het vrLie beheer over hunne goederen
niet kan worden toevertrouwd, ten nutte en
beste van dezelve kinderen, de beheering en
vrge befchikking over de legitime portie te
verbieden; mits de reden daar van worde uit-
gedrukt , en , in geval van verfchil, als bil-
hjic en voldoende door den Regter word©
goedgekeurd, (Art. 706.)
15. De legitime portie wordt berekend volgens
het geen , na aftrek der fchulden, blijkt, de
zuivere nalatenfchap van den overledenen te
zijn. (^Art. 707,)
16. De boedel moet worden genomen, zoo als
die was bij het overlijden van den testateur;
des e\'chter, dat de toevallige vermeerderingen
of verminderingen des boedels,of de meerdere
of mindere waarde der effecten cn andere goe-
deren, na des testateurs dood voorvaUende,
tot den dag der fcheiding toe, daar bij, of
daar af gerekend worden. (Art. 708.)
17. Al wat aan collatie of inbreng in den boe-
del onderhevig is, wordt op de legitime toe-
gerekend en gekort, (Art. 709.)
ï8. Het geen een erfgenaam in de legitime, bij
wege van fideïcommis, of voorrang van geboor-
te, of familie-betrekking, of uit eenige andere
oorzaak, buiten de befchikking van den tes.
ta-
-ocr page 369-wetboek napoleon. 507
tateur, geniet, wordt op de legitime niet toe-
gerekend. (Aft, 710)
19, Legaten, door den testateur aan den erfge-
naam in de legitime, by het zelfde, of bij
een eerder of later testament, gemaakt, ko-
men al mede niet in toerekening, uitgenomen
voor zoo verre zoude mogen blijken, dar de
testateur het tegendeel gewild had. (Art,
7:1.)
ao. Indien de testatenr aan den erfgenaam in de
legitime minder gemaakt heeft, dan zijne legi-
time volgens de wet bedraagt, moet het te
kort komende, worden aangeyuld en uitgekeerd.
(Art. 712.)
ai. Meerderjarige kinderen, als erfgenamen in
de legitime hunner ouders, mitsgaders de ou-
ders, als erfgenamen in de legitime hunner
kinderen, zonder nakroost ftervende, mogen
van de legitime afftand doen , zoo wel bij het
leven, als na den dood van den geen, wiens
erfgenamen in de legitime zij zouden moeten
zijn. (Art. 713.)
&2. Zoodanige afftand is alleen verbindende voor
de meerderjarige kinderen zelve, doch geens-
zins voor hunne afkomelingen, wannetr de-
ze , in geval van vóóroverlijden der ouders,
bij plaatsvervulling optreden; en zulks, het
aij die afftammelingen erfgenamen van hunne
2 3 vóór-
3ÏO REGISTER OP HEÏT
vóóroveriedene ouders zijn, of niet, (^r/»
714.)
Lesie, Zie Benadeeling.
Levering.
1. De meest gewone manier , om eigendom te
doen overgaan , is traditie of levering. -
Enkele verdragen en overeenkomften -geven
wel een perfoneél regt ora levering te eifchen,
maar zonder levering gaat de eigendom niet
over. (Art.
2. Om levering beftaanbaar te doen zijn, is
het noodig:
a. Dat zij gedaan worde door den eigenaar
van het goed, of door een ander met zijne
toeftemming;
Dat de transportant bevoegd Zij Om ZlCh
te verbinden, en den eigendom te vervreem-
den;
C. Dat zij gedaan worde op grond van eeni-
gen titel, gefchikt om eigendom over te
dragen; en
d. Dat zij gedaan worde m-t het blijkbaar
oogmerk, ora den eigendom te doen over-
gaan. (Art- 589.)
2» .De levering van roerend goed gefchiedt door
overgifte van de eene hand in.de andere, of
pok wel, ter bekorting, door de overgave
der
-ocr page 371-^er fleutels van de kamer, het pakhuis, of
ander gebouw, waar het goed zich bevindt,
iArt. 590.)
4. De eigendom van onroerend goed gaat over
door het doen van opdragt. van het zelve,
voor de. Autoriteit, welke daar mede nader
door den Koning zal belast worden, ter plaat-
fe waar het goed gelegen is. (Art. 591.)
5, Van levering van onligchamelijke zaken door
cesfie van actie. (Art. 592—595.) - Zie
€esjte wn actie,
ló. Levering is de overdrajit der verkochte zaak ,
waar door dezelve komt in de magt en in het
bezit van den kooper. (Art. 1379.)
7, De levering vaji onroerend goed gefchiedt
door opdragt, volgens het geen in No, 4
vermeld is. (Art. 1380.)
II. De levering van roerend goed gefchiedt door
overgifte, zoo en in dier voege, als in No,
3 is opgegeven. (Art. 1381.)
De levering van onligchatneiiike zaken, die
enkel in een regt beftaan, heeft plaats inge-
volge het bepaalde in No 5. (Art, 1382.)
£©. Ten aanzien van de plaats, waar de leve-
ring moet gefchieden, moet gevolgd vvorc^era
de bepaling, ir^ Art. 1156 vervat. (Art,
13^30 Zie Betaling, No 13-
II, Wanneer de verkooper, door zijn toe-
dogn of verzuim alleen, oorzaak is, dat het
3ÏO REGISTER OP HEÏT
^mmmmmrn
verkochte op den door partijen bepaalden tijd
niet geleverd wordt, heeft de kooper de keu-
ze, of hij den koop wil vernietigd hebben,
of dat hij in het bezit van het gekochte wil
gefteld worden. (Art. 1384.)
ia. In alle gevallen moet de verkooper de kos-
ten, fchaden en interesfen dragen, bijaldien
de kooper eenig nadeel lijdt, om dat het goed
niet op den bepaalden tijd geleverd is. (Art,
Ï385O
13. De verkooper is tot de levering van het
verkochte niet gehouden, indien de kooper
daar van den prijs niet betaald, en de ver-
kooper hem geen uitftel van betaling heeft
toegeftaan. (Art. 1386.)
14. Even min is hij tot de levering gehouden ,
al ware het, dat hl] eenig uitftel van betaling
verleend had , indien de kooper na den ver-
koop infolvent mogt geworden, of buiten
crediet mogt geraakt zijn, en de verkooper
overzulks gevaar loopen mogt, om den prijs
van het verkochte te verliezen; ten zij de
kooper hem borg voor de betaling op den
bepaalden tijd ftelde. (Art. 1387.)
Het verkochte moet geleverd worden indien
ftaat, waar in het zelve zich op het oogen-
blik van den verkoop bevindt. - Van dien
dag af behooren alle de vruchten aan den
kooper. (Art. 1388»)
De
-ocr page 373-wetboek napoleon. 507
i5. De verkooper is verpligt het verkochte met
al deszelfs gevolg, mitsgaders al dat gene,
het welk tot het aanhoudend gebruik van het
zelve behoort, te leveren, (Art. 1389.")
37. Hij is gehouden het verkochte in deszelfs
geheelen omvang, zoo als het bij het koop-
contract uitgedrukt wordt, te leveren, onder
de hier navolgende modificatiën. (Art, 1390.)
ï8. Indien de verkoop van eenig onroerend goed
gefchied is met uitdrukking van deszelfs uit-
geftrektheid, grootte of inhoud, tegen bepa-
ling van een zekeren prijs voor de maat, is
de verkooper verpligt aan den kooper, zulks
begeerende, zoodanige quantiteit te leveren,
als bij het contract uitgedrukt Haat; doch,
indien hem zulks onmogelijk is, of de koo-
per zulks niet vordert, is hij verpligt zich
met eene evenredige vermindering van den
prijs te vergenoegen. (Art. 1391.)
19. Indien in het geval, bij het vorige artikel
vermeld , het verkochte in deszelfs geheelen
omvang, daarentegen, meer behelzen mogt,
dan bij het koop-contract uitgedrukt is, heeft
de kooper de keuze, om den prijs in evenre- •
digheid te verhoogen, of om den koop te la-
ten varen, in geval het meerdere bellaat in
een twintigfte gedeelte, boven het geheel, bij
den koop vermeld. (Art. 139^)
40. In alle andere gevallen, — het zij de ver-
Z 5 koop
3ÏO REGISTER OP HEÏT
koop van eene zekere en bepaalde zaak ge-
fchied is, —- het zij dezelve afgefcheiden en
afzonderlijke goederen ten onderwerp heeft
het zij dezelve begint met de opgaaf der maat,
of met de befchrijving van het onderwerp,
gevolgd door de opgaaf der maat, — geeft
de uitdrukking van de maat aan den verkoo-
per geen regt om wegens overmaat eene even-
redige vermeerdering van prijs te vordefen,
noch aan den kooper, om, wegens, onder-
maat , eene evenredige vermindering te eifchen,
ten ware het verfchil tusfchen de wezenlijke
maat van het verkochte, en die, welke bij
den koop uitgedrukt is, ^ een twintigfte ge-
deelte te veel, of een twintigfte gedeelte te
weinig, berekend naar de waarde der totali-
teit van de verkochte zaken, bedraagt; ten
zij het tegendeel hier van mogt bedongen
Zijn. (Jrt. 1393.)
21. In geval de kooper, volgens het voorgaan-
de artikel, tot eene evenredige vermeerdering
van prijs, wegens overmaat, mogt gehouden
zijn, heefc bij de keuze, of om van den
koop af te zien, of om die vermeerdering van
prijs te betalen, en zulks met de interesfen
van dien, voor zoo verre hij het gebruik
van het verkochte gehad heefc. (Aru j394-)
s.2. Wanneer de kooper regt heefc om van den
. koop af te zien, is de verkooper verpligt,
hem ,
-ocr page 375-WETBOEK NAPOLEON. 353
hem, behalve den prijs, zoo hij dien ontvan-
gen heeft, te nig te geven de kosten j op den
koop gevallen. • (Art. 1395O
f3. De actie tot evenredige vermeerdering of
aanvulling van den prijs, moet door den ver-
kooper, en die tot vermindering van den
prijs, of tot vernietiging van het koop-con-
tract, door den kooper, geinftitueerd worden
binnen het jaar, te rekenen van den dag,
waar op de koop aangegaan is, op pcene van
"daar na van dit regt verftoken te zijo. {Art,
i3<;ö.)
Wanneer twee ftukken goed bij het zelfde
contract, en voor één en den zelfden prijs
verkocht zijn, raet opgave van de hoegroor-»
heid van elk, en bevonden wordt, dat het
eene meer en het andere minder in zich be-
vat, wordt dit verfchil, door middel van
compenfatie, vereffend, en da actie, het zij
tot aanyuUing, het zij tot vermindering vatl
den prijs, heeft vervolgens geen plaats, daii
met inachtneming der hier voren gemaakte be«
palingen. {Art, 1397O ^
L-icht-eetimmering.
Het Raat aan elk eigenaar van een erf vrij,
om, door het maken" van een gebouw, of
door het planten van boomen, aan zijnen
buuraian te beletten, op of over zijn erf te
zien; ten ware zijn buurman, ten behoeve
van deszelfs erf, het fervituut van vrij licht
of vrij gezigt verkregen heeft. (Art, 572.)
Linie,
Wat men door linie verftaat, en derzelver
zoorten. (Art. 856—S58.) - Zie Graad,
No. 4-Ö.
Litigieus.
1. Wanneer een litigieus regt aan een lander
overgedragen is, kan de geen, tegen wien
het twistgeding aanhangig is, zich daar van
afmaken, door aan den cesfionaris te rug te
geven den prijs, welken dezelve voor de ces-
fie van actie betaald heeft, met de kosten,
daar op, en te dier zake, bij hem gehad en
geleden, en met de interesfen, gerekend van
den dag, waar op de prys der cesfie is vol-
daan. {Art. 1468,)
2. Een regt wordt voor litigieus gehouden,
zoo dra er proces over de gegrondheid van
het zelve aanhangig is. {Art. 1469.)
3. Het vastgefi:elde bij No. i houdt op*:
a. In geval de cesfie aan een mede-erfgenaam
of mede-eigenaar van het overgedragen regt
gedaan is;
K Wanneer dezelve aan een fchuldeifcher,
in
-ocr page 377-wetboek napoleon. 507
in voldoening van het geen hem fchuldig
is, gedaan is; en
c. Wanneer dezelve gedaan is aan den be-
zitter van het ftuk goed , ten aanzien van
het welk het twistgeding beftaat. (Art.
ï4?o.)
Logementhouders. Zie Herbergiers.
Lijfrenten.
j. Lijfrente kan bij onëreufen titel verkregen
worden; gelijk als tegen betaling van eene
zekere fomme gelds, of tegen afftand van een
roerend goed, dat gelds waarJe heefr, of
eindelijk tegen overdragt van eenig onroerend
goed. {Art. 1712.)
1, Zij kan ook geheel om niet, het zij bij
fchenking of bij testament gevestigd worden;
doch zulks moet als dan gefchi-den op de
wijze, welke de wet voorfchrijft. {Art.
Ï713O
3. Lijfrente is nietig, indien zij ten behoeve
van den perfoon, die onbekwaam is om iets
te ontvangen, gevestigd is. (Art. 1714.)
4. Eene liifrente kan gevestigd worden, het zij
op het lijf van den geldgever, - het zij op het
lijf van een derden , offchoon deze geen regt
heeft om het genot van dezelve te hebben.\'
(Art* 17 IS\')
^66 register op ïjet
5, Zij kan op één of meer lijven gevestigd
worden. (Art. 1716.)
,6. Zij kan ten behoeve van een derde geves-
tigd worden, ofichoon een ander den prijs
derzelve voldoet. - Hoe zeer eene lijfrente
in dit laatfte geval het aanzien eener fchen-
king heeft, wordt echter, met opzigt tot den
vorm , niet gevorderd het geen tot het doen
van fclienking vereischt wordt. (Art. 1717.)
7. Een contract van lijfrente, op het lijf van
iemand gevestigd, die , ten tijde van het aan-
gaan van hetzelve, reeds dood was, is nie-
tig, en heeft geen gevolg. (^Art. 1718.)
8.\' Het zelfde heeft plaats ten aanzien van een
contract van lijfrente, gevestigd op het lijf
van iemand, die, bij het aangaan van het
contract, aangevallen was door eene ziekte,
aan welke bi], binnen twintig dagen na de
dagteekening van het contract, overleden is«,
(Art. 1719.)
9. Eene lijfrente kan tot zoodanig montant ge-
fteld worden, als de contracterende partijen
goedvinden te bepalen. (Art. 1720.)
10. De geen, ten wiens behoeve eene liifrente 5
tegen betaling van zekeren priis, gevestigd
is, kan de vernietiging van het contract vor-*
deren, indien de fchuldenaar in gebreke blijft
om hem de bedongehe zekerheid te bezorgen,
(Art, 172ÏO
ZI. Watj,
-ocr page 379-\' wetboek napoleon. 36/
11. Wanbetaling der verfchenen lijfrente geefc
den rentheffer geen regt, om aflosfing van de
hoofdfom of terug gave van het door hem
daar voor afgeftane goed te vorderen; hij
heeft alleen het regt om den perfoon en goe-
deren van zijnen fchuldenaar, voor de achter-
fiallige renten aan te fpreken en te executeren.
(Art 1722.)
12. De fchuldenaar kan zich van de betaling
eener lijfrente niet ontflaan door de aflosfing
van de hoofdfomme aan te bieden, en van
de terugvordering der reeds betaalde renten
afftand te doen; hij is, in tegendeel, gehou-
den met de betaling der lijfrente voort te
gaan, zoo lang de perfoon of perfonen, op
wier lijf dezelve gevestigd is, in leven zijn?
hoe oud dezelve ook mogen worden, en hoe
bezwarend de nakoming dezer verbindtenis
ook voor hem zijn moge. (Art. 1723.)
13. De betaling van eene lijfrente moet niet
verder gefchieden, dan naar evenredigheid van
de dagen , welke de rentheffer geleefd beeft»
-- Indien echter bedongen is, dat de beta-
ling vooruit gefchieden zal, heeft de renthef-
fer van den dag af, op welken een termijta
heeft moeten betaald wordeu, een volkomen
regt tot dezelve. (Art. 1724.)
14. Het beding, dat eene lijfrente niet arrestabef
-ocr page 380-3ïo REGISTER OP HEïT
zijn zal, is onbeftaanbaar, ten ware dezelve
om niet mogt gevestigd zijn. (Art, 172$,)
15. De betaling van eene liifrentè kan niet ge-
vorderd worden, dan wanneer de rentbelFec
van ziin leven, of van dat van den perfoon,
op wiens lijf dezelve gevestigd is, doet blij-
ken. (Art, 172ÓO
Lijfs-toebehoorEN*
Wat onder een legaat van lijfs-toebehooren
of lijfdragt begrepen is. (Art. S12.) — Zie
Legaten y No, 49.
Lijftocht. Zie Fruchtgehru\'ik*
MAINTENtfE.
Van regtsmiddelen, om in *t "bezit gemaia-
tineerd te worden. (Art, 462.) ■-■ ■ Zif
Bezit-regt, No, 5.
Makingen» Zie Legaten,
Mak
li-ij-mi
IVIak,
WETBOEK NAPOLEON. 569
De man is aan zijne vrouw befcherming, de
vrouw aan haren man gehoorzaamheid ver-
fchuldigd. (Aru ï43\')
2. De vrouw is verpligt om bij haren man te
wonen, en denzelven te volgen overal, al-
waar hij goedvindt zijn verblijf te vestigen«,
- De man is verpligt haar te ontvangen,
en haar, naar mate van zijn vermogen en van
zijnen ftand, van alles te verzorgen, wat tot
de behoeften des levens noodig is. (Art,
g. Tot de gemeene huishouding is elk verpligt
zijne inkomften en verdienden getrouwelijk in
te brengen, ten ware bij de huwelyks-voor-
den daaromtrent eene andere bepaling is ge*
maakt. (Art. 145.)
4. De man wordt door het huwelijk voogd
over zijne huisvrouw. (Art. 147.)
5. Uit kracht van deze voogdij heeft de man
het regt, om in naam van zijne vrouw voor
den Regter te verfchijnen; hij is zelfs ver-
pligt haar aldaar te verdedigen, en bevoegd
om zulks buiten haar weten, en zelfs tegen
haren wil te doen. (Art. 148.)
6. Als voogd heeft hij het beduur over de
goederen van zijne vrouw. (Art. 149-)
7. Man en vrouw, het zij in gemeenfchap van
goederen, het zij buiten dezelve, getrouwd
Aa
r
3ïo REGISTER OP HEïT
zijnde, heeft de man, uit krachte van deze
voogdij, de magt, om alle de roerende es\'
onroerende goederen , zoo des gemeenen boe-
dels , als des bijzonderen boedels van de
vrouw, te vervreemden of te verpanden, met
dien verftande nogtans, dat, indien en voor
zoo verre de echtgenooten buiten gemeenfchap
van goederen getrouwd zijn, de man, in ge-
val van vervreemding of verpanding der goe-
. deren van de vrouw, tot vergoeding of re*
dintegraiie gehouden is. (Art. 150.)
8. Deze magt van den man heefc geen plaats ,
wanneer de vrouw, bij huwelijks-voorwaar-
den , het beftnur van hare goederen aan zich
heeft voorbehouden. (Art. 151») - Zit
voorts Vrouwen.
Mandaat. Zie Lastgeving.
Medeborgen. Zie Borgtocht.
Meerderjarigheid,
Voor meerderjarigen worden gerekend jonge
lieden , die den ouderdom van drie en twintig
jaren vervuld hebben , of eerder zijn geëmaiï-
cipeerd. (Art. 395.)\'
Meesters.
D& actis van meesters en onderwijzers ia
kun»
-ocr page 383-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
kunften en wetenfcbappen, die onderwijs bij
de les geven, wegens derzelver lesfen, wordt
gaprefcribeerd door verloop van tv/ee jaren,
ingaande met het einde van de maand, waar
in de lesfen gegeven zijn. (JrU i898.)
Meineedigen.
Alle meineedigen zijn onbevoegde getuigen»
iJri. 1268.)
Meubelen.
1. Onder de benaming van meuheïen is begre-
pen al het geen tot gebruik en verfiering der
vertrekken van een huis dient, als tapijten,
bedden, ftoelen, fpiegels, pendules, tafels 3
porfeleinen, aardewerk, en dergelijken. --
De fchiiderijen , prenten en beelden zijn niet
onder meubelen begrepen, dan wanneer zij toü
verfiering van een vertrek beftemd zijn, doch
niet wanneer zij eene verzameling moeten uit-
maken. (Art. 430.)
2, De verkoop , fchenking of making van een
huis, met al het geen daar in gevonden
wordt, is alleen betrekkelijk tot de daar in
zijnde meubelen, en moet niet worden uitge-
ftrekt tot gereed geld , of tot infchulden en
andere regten , waar van de papieren en be-
fcheiden in dat huis bewaard worden. {,Art»
431.)
3ïo REGISTER OP HEïT
3. Een legaat van inboedel, of van huisraad
of van meubelen, wordt geacht van een en
den zelfden omvang en beteekenis te zijn, en
bevat in zich alle die zaken, welke hier bo«
ven bij No- i zijn opgenoemd. (Art. 8ro.)
4. Eene huur van meubelen, om een gel eel
huis, woning, winkel of kamers, daar mede
te meubeleren, wordt gerekend voor zoo lang
aangegaan te zijn , als de huizen, woningen ,
winkels of kamers, volgens plaatfelijk ge-
bruik , doorgaans verhuurd worden» (Art,
1520.)
Militairen. Zie Krijgsdienst.
Minderjarigen.
I. Een minderjarige, onder de magt van ou-
ders of voogden, volgt het domicilie van zijn
vader en moeder of voogden. -- In gevalle
er meer dan één voogden zijn, wordt het do-
domicilie van den eerstbenóemden gevolgd.
(Art.
a. Minderjarigen hebben tot het aangaan van
trouwbeloften noodig de goedkeuring van
hen, zonder welker toeflemming zij geen hu-
welijk kunnen aangaan. (Art. 42.)
Minderjarigen hebben tot het aangaan van
huwelliks-voorwaarden de toeflemming van
hunne ouders of voogden noodig. (Art. 58.)
WETBOEK NAPOLEON. gc?^
4. Van de toeftemming der ouders of voogden
in derzelver huwelijk. {Art. 109—117.) —
Zie Huwelijk, No. 14—29.
Minderjarigen, ouders hebbende, en van
derzelver toeftemming, om in ondertrouw te
worden aangenomen, niet doende blijken,
worden afgewezen. {Art. 121.)
6. Een minderjarige weduwenaar of weduwe
valt niet weder in de ouderlijke magt of on-
der voogdij. {Art 141.)
7\'. Voor minderjarig worden gehouden jonge-
lingen en jonge dochters, die den ouderdom
van drie en twintig jaren niet hebben ver-
vuld, ten ware zij eerder zijn geëmancipeerd.
{Art. 289.)
§» Alle handelingen en verbindtenisfen, den
minderjarigen betreffende, moeten worden aan-
gegaan door den voogd, in zijne qualiteit, of
door den minderjarigen, met zijnen voogd ge-
adfifteerd. (Art. 349.)
9. De handelingen, door den minderjarigen,
buiten die adftftentie, aangegaan, zijn nietig,
{Art. 3^1.)
10, De actie van den minderjarigen tegen zijnen
voogd, wegens zaken tot de voogdij betrek-
kelijk, wordt geprefcribeerd door een tijdver-
loop van tien jaren , te rekenen van den tijd
der meerderjarigheid. (Art. 338.)
ïl, Geene minderjarigen mogen testament ma-
Aa 3 ken.
3ïo REGISTER OP HEïT
ken, dan alleen in het geval, wanneer
door huwelijk, of verkregen brieven van venii»
ami\'s, geëmancipeerd zijn, (Art. 600.)
J2. Minderjarigen kunnen geen extcateurs zijn ;
zelfs niet met toeftemming van hunne voog-
den. (Art. 885.)
J3, Minderjarigen zijn onbekwaam ora te con-
tracteren, (Art. 1037.)
34. Perfonen , bevoegd om te contracteren , kun-
nen van hunne zijde niet weigeren hunne ver-
bindtenis geftand te doen, uit hoofde dat de
geen, met wien zij gecontracteerd hebben,
minderjarig is. (Art. 1038.)
flet voorgeven van een minderjarigen, bij
het aangaan, eener verbindtenis zeggende meer-
derjarig te zijn, geeft aian dezelve verbindte-
nis geenerle.i kracht. (Art. 1039.)
56. Een miiiderjariga , koophandel drijvende, of
eeuig beroep of necing exercerende , wordt be-
kwaam om te coiïtracteren gehouden, in za-
keai, zijii handsl, beroep of nering betreffen«
de. (Art. 1040.)
37. Een n^inderjarige is, uit hoofde van mer-
kelijke benaJeeling, relevabel tegen verbindte-
nisfen , door deszelfs voogd, iu zijpeu naam ,
cf door hem, met adfiftentie vaiï denzelven,
ïangügiian. (Art. 104 r.)
|8. De v^st \\^er!eent ftilzvi/ijgend pandregt aan
muiderjangen 3 op de goederen van hunne voog-
den^
-ocr page 387-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
of van de genen, die zich als voogden
over hen hebben gedragen, het zij ouders,
bloedverwanten of vreemde perfonen zijnde;
voor de behoorlijke verantwoording en ople-
vering van het geen zli, ter zake van de
voogdij, fchuldig zijn. (Art. 1829, No. 5.)
19. De prefcriptiën 5 waar van in ArU 1898 en
volgg. van dit Wetboek gehandeld wordt,
loopen tegen minderjarigen, behoudens der-
zelver verhaal op de voogdei-^. (Art. 1905.)
Misdaad.
1, Voor wettige reden van echtfcheiding wordt
gehouden, het plegen van zoodanige grove
misdaad, welke verwijzing tot lijf\'iraf, of tot
het werken of gevangen zitten in een tucht«
liuis, voor een zeer langen tijd, van ten min-
fen tien jaren, of tot bannisfement voor een
zeer langen tijd, van ten minflen vyftien ja-
ren, ten gevolge heeft; mits echter in dit
geval de echtfcheiding gevorderd wordt bin-
nen het jaar, na de uitfpraak van het vonnis;
na welken tijd om deze reden geene echtfchei-
ding zal mogen plaats hebben, ten ware één
der echtgenooten zich buiten Europa mogt
bevonden hebben. (Art. 219, No. 3.)
Alle daden, hoedanig en van welken aard
ook, waar door aan een ander fchade toege-
fersgt wordt, ftellen den geen, door v/iens
Aa 4 fchuld
REGISTER OP MET
fchuld of verzuim de fchade veroorzaakt is,
in de verpligting om dezelve te vergoeden,
(Art. 1313 )
. Een ieder is dienvolgende verantwoordelijk,
niet alleen voor de fchade, wélke hij door zij-
ne daad, maar ook voor die, welke hij door
zijne nalatigheid of onvoorzigtigheid veroor-
zaakt heeft. QArt. 1314 O
, Men is niet alleen verantwoordelijk voor de
fchade, welke men door zijn eigen daad ver-
oorzaakt, maar ook voor die, welke veroor-
zaakt wordt door de daad van perfonen,
ivoor welke men aanfprakelijk is, of door za-
ken , welke men onder zijn opzigt of behee-
ring heeft. — Derhalve zijn aanfprakelijk: —
de vader, en bij deszelfs overlijden de moe»
der, voor hunne minderjarige kinderen , die
bij hen inwonen; — de meesters voor hunne
dienstboden, en de genen , vveUce zij in hun
werk hebben; — de onderwijzers en werkba-
zen voor hunne leerlingen en kwekelingen,
gedurende den tijd dat dezelve onder hun toe-
zigt ftaan. - Deze verantwoordelijkheid
heeft geen plaats, wanneer de vader, de moe*
der, de meester, de onderwijzers of werkba-
zen kunnen bewijzen, dat zij de daad, voor
welke zij aanfprakelijk zouden zijn, niet heb-
ben kunnen beletten.\' (Art. 1315.)
;. De eigenaar van een beest, of de geen,
4k
-ocr page 389-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
die het zelve in zijn dienst heeft, is verant-
woordelijk voor de fchade door het beest ver-
oorzaakt; het zij het zelve dadelijk onder
zijn opzigt of bewaring, dan wel verdwaald,
ontfnapt of doorgegaan zij, voor zoo verre
hij, door zijne fchuld of nalatigheid, daar toe
aanleiding heeft gegeven. (Art. 1316.)
De eigenaar van een gebouw is verantwoor-
delijk voor de fchade, veroorzaakt door de
geheele of gedeeltelijke inftorring van het ge-
bouw, indien het zelve <loor gebrek aan be-
hoorlijk onderhoud te weeg is gebragt. (Art.
1317O
7. Een dooddag, moedwillig of door fchuld,
of door onvoorzigtigheid gepleegd, verpligt
den doodfiager om aan de weduwe of kinderen,
die door des nedergeilagenen arbeid plegen
onderhouden te worden, te doen vergoeding
van fchade en winstderving, welke vergoeding
door den Regter, naar gelang, van perfonen
en omftandigheden, zal moeten begroot wor-
den. (Art. 1318.)
g. Tot deze vergoeding ziin gehouden allen,
die aan den doodfiag mede handdadig geweest
zijn, fchoon men niet juist kan aantoonen,
wie van hen den doodflag heeft toegebragt.
(Art. 13^9-)
p, Kwetling, of verminking aan eenig deel van
bet ligchaam, geeft aan den gewonden het
Aa 5 regt
3ïo REGISTER OP HEïT
regt om te vorderen vergoeding van het mees-
terloon , en van de fchade en winstderving,
daar door aan hem toegebragt, de pijn en
frnert en ontfiering van het ligchaam daar on-
der gerekend, het geen door den Regter,
naar gelang van den perfoon en de omftan-
digheden , begroot wordt. —— Die door eene
verzameling van verfcheiden perfonen gewond
is, en »iet bepaaldelijk kan aanwijzen den
geen, die hem de wonde toegebragt heeft, is
geregtigd om vergoeding te vragen van allen,
welke tot de verzameling behoord hebbén«
iArt. 1320.)
10. DoodOag of kwetfing uit noodweer , of bij
onvermijdelijk toeval, geven geen regt om ver-
goeding te vorderen. (Art. 1321.)
jl. Van de betering van injurie of asngedanea
hoon. (Art. 132a—^^is^SO — Zie Injurïs^
Moeder.
1. Van der moeder\'s toeftemming in der kin-
deren huwelijk. (Art. 109, iio en 113.)—-
Zie Huwelijk, No. 14 , 15 18.
2. Kinderen, in onecht geboren, volgen niet
den vader, maar alleen de moeder, ten op-
zigte van welke zy het zdide regt als wettige
\'kinderen genieten. (Art. 260.)
3. Over de perfonen der wettige en gewcttig^\'^
kinderen hebben beide de ouders alle die msgt
m
-ocr page 391-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
en dat gezag, het welk de pligt eener be-
hoorlijke opvoeding en de orde des huisge-
2ins vorderen. iJrt. 279 )
4. Over de perfonen der onwettige kinderen
heeft de moeder alleen alle die magt en ge-
zag, by het voorgiiande artikel vermeld, en
geenszitis (\'e vader, al ware het ook , dat de-
ze bekend mogt zijn. (Art. 280.)
5. ïo het aangaan van verbindtenisfen met der-
de perfonen, worden de onechte kinderen
door derzelver moeder geadfifteerd. (Art.
a86.)
6. De vader eerst over]Ijden<^e, behoudt de
langstlevende moeder het geaag over de per-
fonen der kinderen; het beheer\'van derzelver
goederen komt raede aan haar, indien zij tot
voogdesfe gefteld is, of wel anders aan de ge-
nen , die als voogden tot dat beheer benoemd
worden. — Eene vrouw op her overlijden van
haren man zwanger zynde, is op het kind,
dat vervoigens-\'door haar ter wereld gebragt
wordt, de voren ftaan de bepaüirg mede toe-
pasÖ. iAi-i, c8S,)
-j, Ï!) de aar.aeling van voogden, door de
"Weeslïiiiiier of het Geregt, wordt boven ?]le
anderen- de voorrang gegeren aan ce moeder
of grontaioeder, zoo lang zij tot geen\'ander
ovÉïrgaan, met byvoeging echter van
eenen
-ocr page 392-3ïo REGISTER OP HEïT
eenen tweeden voogd, indien het belang desf
minderjarigen zulks vordert. (Art. 305.)
g. Voogden mogen niet zijn vrouwsperfonen,
uitgenomen moeder of grootmoeder, zoo deze
laatfte niet hertrouwd zijn. (Aru 327,
No. 2.)
g. Onder het opzigt der voogden gefchiedt de
opvoeding der minderjarigen bij de moeder,
ook na het aangaan van een tweede huwelijk,
ten zij gewigtige redenen, uit het belang der
minderjarigen afgeleid, zulks beletten. (An,
338O
10. Van de erfvolging bij verfterf van onechte
kinderen aan de moeder, en van de moeder
aan die kinderen. {Art* 877-—879.) — Zie
Onechte kinderen.
Muren.
1. De poorten, muren, grachten en waUenvan
vestingen, of verfterkte fteden, zijn gedeelten
der publieke domeinen. {Art. ^436.)
2. Van het onderhouden van een muur, waar
op een ander, uic kracht van fervituut, ge-
bouwd heeft; en van het bouwen op een
muur van zijnen buurman. {Art* 541 en
544.) - Zie Dienstbaarheden, No, 7 en
10.
3. Van gemeene muren. {Art. 553—561.) —
^ Zie Erffcheidingen, No. 1—9»
4. Van
-ocr page 393-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
Van het ankeren in eens anders muur, en
van overhangende muren. (Art. 565 en
567.)-- Zie Erffcheidingen, No. 13 en
Naamteekening.
Dezelve te erkennen of te ontkennen. (\'Art,
1242 en 12430 - 2ie Onderhandsch Ge-
fchrtfi.
Naaste bloed.
I. De woorden, mêste hhed, of naaste van
het geßacht dï familie, en dei gelijken, betee-
kenen de erfgenamen bij vcrfterf, ook bii plaats-
vervulling , ten zij het tegendeel uitdrukkelijk
gewild is. (Art. i^ó.j
Door naaste Moed verftaat men die genen,
welke, ten tijde van het overgaan van het
fideïcommis, de naaste vrienden zijn van den
laatften bezitter, ten zij blijkt, dat de testa-
teur de naaste aan hem zelve» beftaande be-
doeld heeft. (Art* 747O
38a REGISTER. OP HET
Naturalisatie«
1. Een vreemdeling, door den Koning gead-
mitteerd om in Holland zijn domicilie te ves-
tigen, heeft het volle genot van alle bur-
gerlijke regten, zoo lang hij zijn domicilie
aldaar blijft houden. (Art. 13.)
2. De regten van Hollander worden verloren
door naturalifaue in een ander land. (Art,
14, No. I.)
Nietigheid. Zie Nuïïiteit,
Notaris.
I. Welke acteii voor hel Geregt of voor No-
, taris en getuigen gepasfeerd kunnen worden,*
(Art. 6x6.) -- Zie Geregt, No. 3.
a. Notarisfen, ten wier overftaan een open
testament gemaakt is , of derzelver vrouwe«
of kinderen, mogen, uit ktachte van zooda-
nig testament, geen voordeel genieten, noch
daar bij tot executeurs, voogden of admini-
ftrateurs benoemd worden. (Art. 617.)
3. Welke formaliteiten door de Notarisfen, in
het maken van opene en beflotene testamen-
ten , en bij bet openen van de laatstgemelde
moeten worden in acht genomen. (Art. 625—
630» 633—Ö42, 645—6490 - Zte Testa-.
ment.
4. Wanneer de kopijen, die naar de minuut
eener
-ocr page 395-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
eener acte gemaakt zijn, niet zijn vervaardigd
door den Notaris, voor wien de acte gepas-
feerd is, noch door de publieke iïutoriteit,
die, bij overlijden of afftand van den Nota-
ris, met de bewaring van deszelfs protocol-
len\' belast is, kunnen dezelve, boe oud oofe
van datum, nimmer anders dan tot eeu\'^be-
gin van bewijs door gefchrifte verftrekken,
(drt. 1253, No. 3.)
5. Geene Notarisfen mogen eenige procesfen,
regten of actiën koopen, en door cesfie aan
zich doen overdragen, viraar over gefchil
aanhangig is, of waarfchynlijk aanhangig
zal worden, voor de Geregten, of onder
het regtsgebied van welke zij behooren;
alles op pcene van nulliteit, en van aan
de belanghebbenden de kosten , fchaden
en interesfen te moeten vergoeden. (Aru
jar^O
6. Geen algemeen verband, uit krachte van
overeenkomst, kan ten aanzien van des fchul-
denaars onroerende goederen werken, ten zij
de acte daar van voor het Geregt van des
fchuldenaars woonplaats verleden, of voor
Notaris cn getuigen verleden, en bij dat Ge-
regt geregistreerd zij. (Ari 1810.)
Verpanding van roerende goederen kan ge«
daan worden bij acte, voor Notaris en ge-
tui-
-ocr page 396-3ïo REGISTER OP HEïT
tuigen, of ook onder de hand verleden,
iArt. iSnO
Novatie.
I. Novatie of fchuldvernieuwing wordt op
driederlei wijze te weeg gebragt:
t a. Wanneer een fchuldenaar, ten behoeve
van zijnen fchuldeifcher, eene nieuwe fcfauld-
verbindtenis aangaat, Welke in de plaats ge-
fteld wordt van de oude, die daar\' door
vernietigd wordt;
h. Wanneer een nieuwe fchuldenaar gefteld
wordt in de plaats van den ouden, die,
met zijné toeftemming, door den fchuldei-
fcher van zijne verbindtenis ontflagen wordt;
en
c* Wanneer een nieuwe fchuldeifcher, ten
gevolge van eeue nieuwe overeenkomst, in
dc plaats gefteld wordt van den vorigen,
en de fchuldenaar, ten aanzien van dezen,
van zijne verbindtenis wordt ontflagen,
iArt. 1187.)
-i, Novatie kan alleen plaats hebben tusfchen
perfonen, die bekwaam zijn om met elkander
te contracteren. {Art. 1188.)
3. Novatie wordt niet veronderfteld, maar de
uitdrukkelijk verklaarde wil wordt tot dezelve
vereischt. iArt. 1189.)
4. Delegatie, waar bij een fchuldenaar aan
zij-
-ocr page 397-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
J
zijnen fchuldeifcher eenen anderen fchuldenJiar
geeft, die zich ten behoeve van den icbuid-
eifcher verbindt, brengt geene novatie tc
weeg; ten zij de fchuldeifcher zyne meening
om den fchuldenaar, die de delegatie gedaan
beeft, van deszelfs verbindtenis te ontflaan,
uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven» {Art.
1190.)
5. Een fchuldeifcher zijnen fchuldenaar, die
een ander gedelegeerd heeft, van deszelfs ver-
bindtenis ontftagen hebbende, heeft geen ver-
haal op denzelven, in geval de gedelegeerde
fchuldenaar infolvent wordt; ten ware de
fchuldeifcher zulks uitdrukkelijk mogt heb-
ben voorbehouden, of dat dé gedelegeerde
fchuldenaar, ten tijde der delegatie, bereids
in het openbaar als infolvent bekend, of
bankbreukig ware geweest. {Art. 1191.)
6. Enkele aanwijzing, door den fchuldenaar
gedaan, van een perfoon , die voor hem be-
talen moet, brengt geene novatie te weeg. —\'
Dit is ook toepasfelijk op de enkele aanwij-
zing, door den fchuldeifcher gedaan, van
een perfoon, die voor hem moet ontvangen»
{Art. Ii92i.)
7. tiet regt van preferentie en hijpotheek, aan
eene oude fchuld verbonden, gaat niet over
op de nieuwe, die in derzelver plaats gefteld
is, ten zij de fchuldeifcher zulks uitdrukkelijk
mogt voorbehouden hebben. {Art. 1193.)
Bb g. Wan-
-ocr page 398-38a REGISTER. OP HET
8. Wanneer novatie wordt te weeg gebragt
door eenen nieuwen fchuldenaar in de plaats
van den vorigen te ftellen, gaat liet primitive
regt van preferentie en hijpotheek, aan de in-
, fchuld verknocht, niet over op de goederen
van den nieuwen fchuldenaar. (Aru 1194.)
9, Novatie, tusfchen een fchuldeifcher en een
der folidaire of voor het geheel verbondene
fchuldenaren gemaakt wordende, kan het regt
van preferentie en hijpotheek, aan de oude
fchuld verknocht, niet voorbehouden worden,
dan alleen op de goederen van den geen, die de
nieuwe fchuld verbindtenis aangaat, (Ari. 1195.}
10» Doch: novatie, tusfchen een fchuldeifcher en
een der folidaire fchuldenaren gemaakt, wordeit
de raede-fchuldenaren van hunne verbindtenis
ontOagen. -— Novatie, ten aanzien van dera
principalen fchuldenaar te weeg gebragt, ont-
fiaat de borgen van hunne verbindtenis. ——
Indien echter de fchuldeifcher de toetreding
van de mede-fchuldenaren in het eerfte geval 9
of die van de borgen in het tweede, gevor-
derd heeft, en de mede-fchuldenaars of de
borgen weigeren tot de nieuwe fchikking toe
te treden, blijft de oude fchuldverbindteni«
voortduren. (Art, 119Ó.).
Nulhtrit.
j. Wanneer trouwbeloften nietig zijn* (Art,
48.) - Zie Trouwhekfien,
fi. Alle huwelijken, aangegaan roet perfonen,
wien bet huwelijk in het geheel verboden is ,
of wien de wet verbiedt met elkander te mo-
gen trouwen, of waar in de plegtigheden, bij
de wet voorgefchreven, niet zijn in acht ge-
nomen, zijn, uit krEchte van de wet, van
den aanbeginne nietig. (ArU aig.)
3. Indien er echter redenen van billijkheid be-
ftaan , waarom een of ander van zoodanige
huwelijken zoude behooren ftand te houden,
en mitsdien, op grond van dezelve redenen,
door de belanghebbenden dispenfatie van de
bepaling der wetten, ten aanzien dezer huwe-
lijken, van den Koning verzocht en verkregen
is, zal deze dispenfatie ten gevolge hebben,
dat zoodanige huwelijken, welke anders uit
hunnen aard nietig en krachteloos zouden zijn
geweest, door de verkregene dispenfatie als
Wettig en behoorlijk voltrokken zullen worden
gehouden. {Art. 214.)
4, Een huwelijk, aangegaan zijnde zonder de
vrije toeftemming der beide echtgenooten, of
van één derzelve, kan door den Regter voor
nietig verklaard worden, wanneer de echtge-
nooten, of die geen van hen, wien^oeftem-
ming niet vrij geweest is, deze verklaring des
Regters inri^épen. —[n geval van esfenti-
eele dwaiing in of omtrent den perfoon , of
wanneer een van beiden door een geheel en
Bb 3 al
-ocr page 400-3ïo REGISTER OP HEïT
al ongeneeslijk en natuurlijk gebrek of onge-
mak ter voortteeling onbekwaam mogt zijn,
kan de nietigheid van het huwelijk alleen door
dien geen der echtgenooten, welke in dwa-
ling gebragt of bedrogen is, ingeroepen wor-
den. (Art. 215.)
5. In het geval, bij het vorig A^s. vermeld,kan
de nietigheid van het huwelijk niet meer inge-
roepen worden, wanneer er eene achtereenvol-
gende zamenwoning der echtgenooten, gedu-
rende zes maanden, federt dien tijd dat de be-
nadeelde echtgenoot het vermogen heeft gehad
om deszelfs regt te doen gelden, of federt de
ontdekking der dwaling, heeft plaats gehad»
(Art. 216.)
6. Indien de reden, waar uit de nietigheid ont-
ftaan is, alleen bij een van beiden plaats
heeft, en de andere opzettelijk bedrogen en
misleid\' is, moet de fchuldige de daar door
aan den anderen veroorzaakte fchade vergoe-
den. (Art. SI7.)
7. Alie testamenten, wettig gemaakt door de
zulken, die daar toe bevoegd waren, doch
naderhand onbevoegd geworden zijn, blijven
ii-^racht. (Art, 607,)
8. Daar en tegen blijven alle testamenten van
hen, die doar toe onbevoegd waren, krach-
teloos , ook dan wanneer zij naderhand , be-
voegd geworden zijnde, komen te overlijden,
zonder zoodanige testamenten, ten overftaan
^ V/ETBOEK NAPOLEON. 3^:9
van den Regter, te hebben bekrachiigd.
(^Art. 608.)
Geene testamenten zijn beflaanbaar, ten zij,
bijaldien, en voor zoo verre dezelve gemaakt
zijn met inachtneming van den vorm, wel-
ken de wet voorfchrijft. (Art. 6ao.)
10. Alle testamenten, door ingezetenen of vreem-
delingen gemaakt buiten dit Rijif, zonder den
vorm, aldaar vereischt wot dende, behoorlijk
in acht te nemen, zijn ook alhier onbegaan-
baar en krachteloos; al ware het zelfs, dat
de hier te Lande gevorderde vorm daar by
gevolgd was. (Art. 656.)
11. Tot de beftaanbaarheid van alle overeenkom-
ftem behooren vier wezenlijke vereischte-i: —
de toeftemming van den geen, die zich ver-
bindt; — deszelfs bekwaamheid om te ktm-
nen contracteren; — een zeker onderwerp,
het welk de ftoffe der verbindtenis uitmaakt;
en — eene wettige oorzaak van verbindtenis.
(Art. T021.)
Ï2, Overeenkomften, door dwalirg, onregtvaar-
dig geweld of bedrog aangegaan, zijn niet
van zelf nietig, "maar moeten by vonnis van
den Regter, na een volledig onderzoek, ver-
nietigd of gerescindeerd worden. C^r;- loSo-)
IS. Eene verbindtenis, zonder oorzaak, of uit
eene valfche oorzaak, of uit eene ongeoor-
loofde oorzaak aangegaan, is krachteloos,
(Art. 1047.)
Bb 3 19. Wan-
-ocr page 402-3ïo REGISTER OP HEïT
14,. Wanneer donatiën nietig zijn. (Art. 1331,
1333 > 1337» I3.S9 ^K 1340O -— Zie
natie ^ No. 3, 5, 9, 11 en 12,
15, Wanneer koop nietig is. (Art. 1370—1372,
1374—1376,) —- Zie iTöö;) e» verkoop, No.
15—17, 19—21.
|6. Het beding, dat één der geasfocieerden alle
de winden hebben zal, is nietig, (^r/. 1599.)
J7. De wet ftaat geene actie toe ter zake van eene
fchuld, uit het fpel of uit eene weddingfchap
voortgefproten. (Art, 1709.)
38. Welke contracten van lijfrente nietig zijn,
(Art. 1718 en 1719,) — Zie Lijfrenten^
No. 7 en 8.
3g. Een borgtogt voor meerder dan de fchuld,
of onder meer bezwarende voorwaarden aan-
gegaan, is niet geheel van onwaarde, maar
bepaak zich flechts tot dat geen , het welk in
de principale verbindtenis is begrepen, (Art,
üo. Welke transactiën nietig zijn. (Art. 1785,
1795—1797O —^— Zi^ Transactiën.
Verpanding van eens anders goed, buiten
weten en toeftemming van den eigenaar, of
van een gemeen goed verder dan voor des
verpanders aandeel, is krachteloos voor zoo
veel den verpander betrefc, doch ten aanzien
va« derden, ler wier behoeve de verpanding
gedaau is, daa slleen, wanneer zij geweten
WETBOEK NAPOLEON. gc?^
iiebbeö , of na een behoorlijk onderzoek had.
^n kunnen weten, dat het verpande eens an-
ders goed was* (Art. 1804.)
äs. Het is niet geoorloofd te bedingen, dat bij
wanbetaling van de fchuld , het verpande goed
ter voldoening der fchuld, zal vervallen aan
den fchuldeifcher. (Art. i8ï80
OSLIGATIEN.
Door wetdtiiding zijn voor roerende goede-
ren te houden alle obligatien en andere effec-
ten, zoo op het Rijk en andere Mogendhe-
den , als ten laste van bijzondere perfonen 3
al zijn zij ook van een verband op onroerend
goed voorzien. (Art. 427, No. 4.)
Ondankbaarheid.
Wanneer, in geval van ondankbaarheid van
den donataris, donatiën herroepen kunnen
worden. (Art. 1342, 1344—J348.) — Zie
Donatk, No. 14» 1^—20.
Ondepv-erfstelling. Zie Suhflitutie.
Onderhandsch geschrift.
i. Een onderhandsch gefchrift, het welk door
dsn geen, tegen wien men zich daar op be-
Bb 4 roept.
3ïo REGISTER OP HEïT
roept, erkend is, of door de wet voor er-
kend gehouden wordt, levert, ten aanzien der
onderteekenaars, en hunne erfgenamen ofregt-
verkrijgenden, een volledig bewijs op, even
als eene authentieke acte. (Art. 1241.)
1. Hij, tegen wien men zich op een onder-
handsch gefchrift beroept, is verpligt zijn ge-
fchrift of uaamteekening bepaaldelijk te erken-
nen , of te ontkennen, doch zijne erfgenamen
of regtverkrijgenden kunnen volftaan met te
verklaren, dat zij het fchrift of de naamtes-
kening van hunnen auteur niet kennen. (Art..
1242.)
3. In geval iemand zyn fchrift of handteeke-
ning ontkent, en in geval zijne erfgenamen of
rpgtverkriigende verklaren, het fchrift of de
handtee[iening niet kennen, moet de verm-
c.\'itio daar van iu regten gefchieden. (Art.
Ondcfhandfche acten, welke wederkeerige
verbindtenisfen behelzen, hebben geene kracht,
ten zy daar van zoo vele oorfpronkelijke ac-
ten zijn opgemaakt, als er partijen zijn, die
ieder een afzonderlijk belang hebben; — wan-
neer meer perfonen het zelfde belang hebben,
is eene oorfpronkelijke acte voor hen voldoen-
de : — bij elke acte moet melding gemaakt
worden van het getal der oorfpronkelijke ac-
ten, waar bi] de verbindtenisfen aangegaan
\' WETBOEK napoleon. 393
zijn:--"ißt te min kan hy, die, van zij-
ne zijde,van de bij eene acte aangegane ver-
bindtenis genot gehad heeft, zich op het ver-
zuim der vermelding van het aantal der oor-,
fpronkelijke acten, waar bij de wederkeerige
verbindtenisfen aangegaan zijn, niet beroepen.
(Art, ia44.)
5. Een onderhandsch briefje of belofte, waar
bij iemand zich aan een ander verbindt, om
aan denzelven eene fomme gelds, of eene
zaak, welke op eene bepaalde waarde kan
gefteld worden, te geven, moet geheel en al
gefchreven worden met de hand van den geen,
"" die het briefje of de belofte onderteekend heeft,
of ten minfte moet daar onder, behalve de
naamteekening, met de hand des onderteeke-
naars gefchreven worden: goed of goedgekeurd
voor zoo veel-, moetende de fomme of begroo-
ting der te gevene zaak, waar voor het brief-
je goed of goedgekeurd wordt, niet in cijfers ,
maar voluit gefchreven worden. — Van deze
bepaling zijn uitgezonderd de kooplieden , en
dezulken die niet fchrijven kunnen. (^Art^
6. Wanneer de fom, welke bij de acte zelve
vermeld is, verfcbilt van die, welke bij het
daar onder ftaande hon of bewijs van goed-
keuring is uitgedrukt, wordt de verbindtenis
gerekend aangegaan te zyn voor de fom, die
Bb 5 de
3ïo REGISTER OP HEïT
de Blinde is; zelfs dan wanneer de acte,mits-
gaders de Ion of blijk van goedkeuring, ge.
heel en al gefchreven is met de hand van
den geen, die zich daarbij verbonden heeft,
ten zij men bewijzen kan, in welk gedeelte
de fout of het abuis begaan is. (Avt. \\ 246.)
7. De boeken en registers der kooplieden le-
veren tegen perfonen, die geene kooplieden
geen bewijs op van de geleverde waarde,daar
bij aangeteekend; onverminderd het geen hier
ua omtrent bewijs door middel van den eed
gezegd wordt. {Art. 1247.)
8. i^oeken en registers van kooplieden leveren
bewijs op tegen hen zeiven; doch hij, die
zich van het geen daar bij aangeteekend ftaat,
tegen hen bedienen wil, mag hetzelve niet
fplitfen, noch daar vaij, dat gedeelte afzonde-
ren, het geen hij meent dat ten zijnen nadee-
le ftrekken zoude. (Art. 1248.)
9. Registers en papieren , particuliere aanteeke-
ningen bevattende, leveren geen bewys op ten
voordeele van den geen, die dezelve gefchre-
ven heeft, doch dezelve leveren ten nadeele
van den fchryver bewijs op
a. In alle die gevallen, wanneer dezelve be-
paaldelijk melding van eene ontvangene vol-
doening maken; en
h. Wanneer dezelve uitdrukkelijk melding
maken, dat de aanteekening gedaan is, ten
ein»
-ocr page 407-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
«inde het gebrek aan bewijs, ten voordeele
van den geen, ten wiens behoeve zij eene
verbindtenis aanduiden, te fuppleren. (Art,
ÏO. Het fchrift , door een fchuldeifcher aan den
voet, of ter zijde van,|of achter op ooifpron-
kelijke ftukken en befcheiden, welke alti.id in
in deszelfs bezit gebleven zijn, gefteld, le-
vert, wanneer het zelve tot bevrijding van
den fchuldenaar ftrekt, een volledig bewijs
op, offchoon hetzelve niet gedateerd noch
geteekend is. --- Het zelfde heeft plaats ten
aanzien van iiet fchrift, het welk een fchuld-
eifcher achter op, of ter zijde, of aan den
voet van het duplicaat van eene fchuldbeken-
tenis of quitantie heeft gefteld, mits het zel-
ve duplicaat in handen van den fchuldenaar
zij. (Art, 1250.)
Onderhoud.
i. Een onecht kind kan tegen zijnen vader geen
ander regt, dan alleen tot levensonderhoud,
volgens Art. 273 van dit Wetboek, inroe-
pen ; deszelfs regt ten aanzien van zijne moe-
der wordt, behalven bij Art. 260en 273, bij den
til el van erfvolging vastgefteld. (Ari. 263.)
3. De ouders zijn verpligt om hunne kinderen,
het zg wettige, het zij gewettigde, het zij
zelfs
-ocr page 408-3ïo REGISTER OP HEïT
zelfs onwettig geborene, van bet noodig le-
vensonderhoud te voorzien. (Art. 273.)
3. Deze verpligting houdt op, wanneer de kin-
deren in ftaat zijn, om vdor zich zelven de
kost te winnen. (Art. 274.)
4. Zij houdt insgelijks op, indien de kinderen
van elders goederen bezitten, uit welker
vruchten hun het noodig onderhoud verfchaft
kan worden. (^Art. 275.)
5. De vruchten kunnen echter tot dit onder-
houd niet gebruikt worden, dan alleen bijal-
dien en voor zoo verre de ouders daar toe
door den Regter geautorifeerd zullen zijn.
(Art. 276.)
6. Kinderen kunnen hunne onders niet nood-
zaken tot het aan hen verfchaffen van een
etablisfement, of het geven van een ukzet of
huwelijksgoed. (Art. ^77.)
7. Kinderen, zoo wel de wettige als gewettig-
de , en zelfs onwettig geborene, daar toe
vermogend zijnde, zyn wederkeerig verpligt
om aan hunne ouders en grootouders, tot
armoede vervallen zijnde, het noodig onder-
houd te bezorgen. (Art. 278.)
8. Wat een legaat van onderhoud in zich be-
vat, cn hoe lang het zelve duurt. (Art»
820—-823.) - Zie Legaten^ No,
O.N-
-ocr page 409-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
Ondermaat. Overmaat.
Welk regt des wegens in koop en verkoop,
als mede in huur van landen, plaats heeft.
(Art. 1391—1397, efj 15280— Zie Le-
veringy No. iS -24. Landen, No. 4,
Ondertrouw.
I. Allen , die zich door een huwelük "met elkan-
der willen vereenigen , moeten zich vervoegen
bij de plaatfelijke Autoriteit, welke daar mede
nader door den Koning zal worden belast,
ter plaatfe waar beide of één van hen vi^oon-
achtig zijn , en verzoeken in ondertrouw te
worden aangenomen. (Art. 119.)
a. Deze aanneming in onderirouw zal hun wor-
den toegeftaan , mits zij doen blijken van de
toeftemming van de genen, wier goedkeuring,
volgens de wet, tot hun huwelijk noodig is.
(Art. lao.)
3. Minderjarigen, ouders hebbende, en van
derzelver toeftemming niet doende blijken,
worden afgewezen, (^r?. 13 10
4. Aan alle andere perfonen, die toeftemming
behoeven, doch van dezelve ii\'et doen blij.
ken, wordt wel de aannèming in ondertrouw
niet dadelijk toegeftaan, maar de daar toe ge-
fielde Autoriteit doet den perfoon of de perfo-
nen , wier toeftemming de wet vereischt,
voor zich ontbieden, om binnen acht dagen,
in-
-ocr page 410-3ïo REGISTER OP HEïT
indien zij in dezelfde plaats wonen, of bin-
nen zoodanigen längeren tijd, als wegens de
afgelegenheid hunner woonplaats gepast ge-
oordeeld zal worden , hunne redenen van wei-
gering, in perfoon, of door een geraagtig-
den, of bij gefchrift, in te brengen. .{^Art*
g. Hier aan door de opgeroepene perfoon of
perfonen, binnen den bepaalden tijd niet vol-
daan zijnde, wordt hun ftilzwijgen gehouden
voor eene toeftemming. (Art, 123.)
6. De opfreroepene perfoon of perfonen, binnen
den bepaalden tijd , de redenen ?an hunne wei-
gering hebbende opgegeven, worden de ge-
nen , die zich tot ondertrouw hebben aange-
boden , daarop, zonder vorm van proces, in
hunne belangen gehoosd, «-aar na de daar toe
geftelde Autoriteit, de wederzijdfche belangen
onderzocht en overwogen hebbende, over de
wettigheid der bijgebragte redenen b^ist,
(Art. 124.)
7. In de beoordeeling van de wettigheid der
redenen, zoo door ouders als voogden bljge-
bragt, en, naar vereisch der gevallen en om-
ftandigheden , äan de daar toe geftelde Autori«
telt overgelaten, is dezelve verpligt zulke re-
denen toe te laten, welke hem in gemoede
voorkomen van dat gewigt te zijn, dat de
geen, die de toeftemming behoeft, Jdoor 200-
dä-
-ocr page 411-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
danige huwelijks-verbindtenis, zich oogenfchljn-
lijk in zijn verderf ftorten zoude. (dn.
125.)
Onderwerp der. overeenkomsten,
I. Alle contracten hebben tot ondetWerp eené
zaak, welke men zich verpligt te geven, te
doen of niet te doen. (An, 1042.)
s. Het enkel genot of het enkel bezit van eene
zaak kan, zoo wel als de zaak zelve, het
onderwerp van liet contract uitmaken* {Aru
1043.)
3, Zaken, die van den handel der menfchen
zyn uitgefloten, kunnen het onderwerp eenet
overeenkomst niet zijn. (Art, 1044»)
4, De verbindtenis moet Êene zaak tot onder-
werp hebben, welke ten minfte ten aanzien
van hare foort bepaald zij. —— Het getal of
de mäat der zaken kan onbekend zijn, mits
hetzelve naderhand kan worden bepaald en
uitgemaakt. (Art, 1045,)
5, Toekomffige zaken kunnen het onderwerp
eener verbindtenis uitmaken. -- Men kan
echter geen afftand doen van nog niet opge-
koniene erfvolgingen, noch daar over eenig
beding aangaan; zelfs niet met toeftemming
van den geen, over wiens nalatenfchap gehan-
deld wordt. — Het bepaalde bij Art, 84,
®I2 m 713 van dit Wetboek is echter onder
dit
-ocr page 412-3ïo REGISTER OP HEïT
dit verbod van afftand niet begrepen. (Art»
1046,}
Onderwind. Zie Quafi-contracten.
Onderwijzers.
De actie van meesters en onderwijzers in
kunften en wetenfchappen, die onderwijs bij
de les geven, wegens derzelver lesferi, wordt
geprefcribeerd door verloop van twee jaren,
ingaande met liet einde van de maand, waar
in de lesfen gegeven zijn. (Art. 1898O
Onechte kinderen.
ï. Een onecht kind kan geen huwelijk aan-
gaan, zonder toeftemming van de moeder.
(Art. 113.)
a. Kinderen, in onecht geboren, volgen niet
den vader, maar alleen de moeder, ten op-
zigte van welke zij het zelfde regt als wettige
kinderen genieten. (Art. sóo.)
3. De erkentenis van onechte kinderen gefchiedt
bij eene authentieke acte, indien dezelve niet
reeds bij de acte van geboorte gedaan is.
(Art. 261.)
4. Eene erkentenis, in een verzoekfchrift, by
eenige Autoriteit ingediend, gedaan, ftaat met
eene erkentenis bij authentieke acte gelijk.
(Art* 262.)
5» Een
-ocr page 413-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
S\'. Een onecht kind kan tegen zijn vader geen
ander regt, dan alleen tot levensonderhoud,
volgens Art, van dit Wetboek, inroepei?;
deszelfs regt ten aanzien van zijne moeder
wordt, behalve bij Art, c6o en 273, bij
den titel van erfvolging vastgefteld. iArt»
263.)
6, De betrekking van een onecht kind tot zijne
mouler wordt mede bewezen door een onaf-
gebroken bezit van zijnen ftaat als kind van
dezelve. {Art, 264.")
7. Geen bewijs van den ftaat van een onecht
kind ^ door getuigenis , wordt toegelaten, dan
wanneer een begin van bewijs door gefchtifc
aanwezig is. {Art, S265.)
iè. Wanneer merkelijke indiciën of prefumtiëii
voor den ftaat van een onecht kind, ten aan-
zien zoo van vader als moeder, aanwezig
zijn, kan, behalve in het geval van kinderen
in bloedfchande of overfpel geteeld, door dêa
Regter, naar aanleiding der omftandigheden,
de eed van zuivering worden opgelegd; en
wordt het weigeren, of in gebreke blijven,
om denzelven eed af te leggen, met eene er-
kentenis van den vader of de moeder gelijk
gefteld. iArt, 26Ö.)
g. Het bepaalde bij Art. 257 tot s.59 van (li£
Wetboek is mede op onechte kinderen, vooi*
Cc
3ïo REGISTER OP HEïT
200 veel derzelver betrekking op hunne moe-
der aangaat, toepasfelijk. (Art. aöyO
ÏO. Een vader, wettige en onwettige kinderen
nalatende, mag aan ieder der onwettige kinde-
ren geen meer voordeel befpreken, dan de
. helft van het geen door ieder der wettige kin-
deren, of, indien dezelve ongelijke deelen ge-
nieten , door dien geen van hen, welke het
kleinfte deel heefc ^ wordt genoten, - In-
dien aan de onwettige kinderen, of aan één
van hen, meer gemaakt mogt zijn, wordt dit
hun afgetrokken, en onder de wettige kinde-
ren gelijkelijk verdeeld. (Art. 613.)
11, Onechte kinderen zijn wel erfgenamen bij
verderf van de moeder, het zij alleen, het zij
te gtUjk met de wettige kinderen, die de moe-
der mogt nalaten, maar niet van de moeder-
liike bloedverwanten, noch ook van den va-
der , of vaderlgke vrienden, (Art. 877.)
12, Onechte kinderen, vóór derzelver moeder
overleden zijiide, worden in de nalatenfchap
hunner moeder vertegenwoordigd door derzel-
ver kinderen of verdere af komelingen; doch
deze reprefentatie ftrekt zieh tot de nalaten-
fchap der moederliike vrienden van de onechte
kinderen, noch tot de nalatenfchappen van de»
vader of vaderlijke vrienden der onechte kin-
deren niet uir. (Art. 878.)
13,^ Onechte kinderen zonder kinderen of verde-
m
-ocr page 415-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
jre afkomelingen Overlijdende, erft derzelvet
moeder, en, bij vódroverlijden van de moe^
der, broeders of zusters der onechte kin-
deren , of derzelver nakomelingen bij plaats-
vervulling ; doch alle verdere moederlijke vrien-
den zijn uitgefloten. (Art* 879.)
Onheil.
De geen, die verpligt is voor het behoud
van het goed te waken, is niet aanfprakelijk
voor fchade, die door onvoorziene onheilen^
of door onvermijdelijk geweld, buiten zijné
fchuld veroorzaakt is, ten ware hij het ge-
vaar van die onheilen op zich heeft genomen^
of het onheil als eert gevolg van nalatigheid
moet gerekend worden. (Art, 1054*)
Onkunde.
Judicieele confesfie mag niet herroepen Wor^
den onder voorwendfel van eene onkunde of
dwaling omtrent het regt. (Art. taSi.)
oinligchamelijki
Hoe levering van onligchamelijke zakeii ge-
daan Wordt. (Artk 59^—595.) — Zie Cetfié
van actie.
Onroerend öoëd.
ï. Onroerende goederen van vreemdelingen^
Cc s tm
3ïo REGISTER OP HEïT
zoo wel als van ingezetenen, zijn onder-
worpen aan de wetten van dit Rijk. (ArU
30
а. Pligt der voogden omtrent de vervreemding
of verpanding der onroerende goederen van
den minderjarigen. (Af t* 303^365.) — Zie
Adminiflratk y No. 36—38«
Goederen zijn onroerende, of uit hunnen
aard, of door hunne beftemming, of door
het onderwerp, waar op zij worden toege-
past. (Art. 417.)
4. Landerijen en gebouwen zyn, uit hunnen
aard, onroerende goederen. . (Art. 418.)
5. Voor onroerende goederen worden mede ge-
houden boomen en planten, die met hunne
wortels in den grond vast zijn, als mede
vruchten en veldgewasfen , die nog niet ge>
plukt, afgefneden of ingeöogst zijn. (Ar$,
419.)
б. Beesten, door den eigenaar van land aan
den pachter of raeijer tot het bearbeiden van het
land gegeven , het zij gewaardeerd of niet, wor-
den voor onroerende goederen gehouden., zoo
lang dezelve, uit hoofde dezer overeenkomst,
aan dat landgoed verbonden zijn. (^^Art. 420.)
7. Buizen of goten, die tot waterleiding
een huis of ander erf dienen, zijn onroerende
goederen, en maken een gedeelte uit van het
erf, waar toe zij behooren. (Art. 421-)
8. Voor-
-ocr page 417-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
g. Voorwerpen, welke de eigenaar van een erf
daar op geplaatst heeft, ten dienlle en tot
bearbeiding van het zelve, behooren, uit
hoofde van hunne befteniming, tot onroeren-
de goederen; dienvolgende zijn de nagemelde
zaken, uit hoofde van derzelver beftemming,
onroerende, in dat geval, wanneer zij door
den eigenaar, ten dienfte en bearbeiding van
zijn erf, op hetzelve geplaatst zijn, als: —»
de beesten, tot de bebouwing gebruikt wor-
dende ; — de bouw-gereedfchappen; — de
duiven der duiventillen of duiven vlugten ; —
de konijnen der konijnen-bergen; — de vis-
fchen, die ziqh in de vijvers bevinden; — de
ftroo en mest; — de perfen, ketels, kuipen,
vaten, gereedfchappen, tot eene fabrijk of tra-
fijk , tot het ontgronden van veenlanden, etï
dergelijke einden behoorende; — en eindelijk
zoodanige roerende goederen, welke de eige-
naar tot een blijvend gebruik bij zijn erf ge„
voegd heeft. (Art. 422.)
Al wat aan onroerend goed aard- en nagel-
vast is, wordt voor een gedeelte van hetzelve
en dus voor onroerend goed gehouden. --
Beelden worden voor onroerende goederen ge-
houden, Wanneer zij in eene nis, opzette-
lijk voor dezelve gemaakt, geplaatst zijn, a
ware het dat men zoodanige beelden daar uit
Ces kon-
3ïo REGISTER OP HEïT
konde nemen, zonder dezelve te breken of te
befchadigen, (Art. 423.)
30. Reëele actiën op onroerende goederen,
vriicbtigebruik van onroerende goederen, fer-
vituten op gebouwen en erven, en dergelijke,
zijn onroerend, uit hoofde van het onderwerp,
waar op dezelven worden toegepast, (Art»
4-4.)
31, Alle fideïcommisfaire verbanden op vasta
goederen moeten worden geregistreerd. (Art,
751—753\') - Fideïcommis, No. 2ï—■
24-
Hoe aanbod van levering van onroerend
goed te doen. (Art, 1175.) —— Zie Co«-
. fignatie, No. 8.
Qnterving.
I. Kinderen, die lagen op het leven hunner
ouders hebben gelegd, of dezelve op eene
merkeliike wijze door dadelijkheden hebben
mishandeld, mogen door de ouders, met bij-
voeging der redenen van dien, vi?orden ont-
erfd; mits dezelve redenen na den dood der
testateuren, in geval van verfchil, door den
Regter onderzocht, en het aanwezen derzelve
hij gewijsde uitgemaakt worde. (Art. 715»)
s. Oe onterving onwettig bevonden, of de
kinderen of ouders ftil zwijgen de voorbijgegaan
sijnd^, worden de onterfden of voorbijgegane
WETBOEK NAPOLEON. gc?^
gehouden voor erfgenamen in de legiiime por-
tie; blijvende het testament verder in voile
kracht. (Art, 716.)
Onversghuldigd.
s. Alle betaling veronderftelt eene fchuld. -
Het geen ©nverfchuldigd betaald is, kan terug
geëischt worden. — De terugvordering wordt
niet toegelaten, wanneer men vrijwillig vol-
• 4aan heeft aan enkel natuurlijke verpligtingen,
tot welker voldoening men anderzins, volgens
de burgerlijke wet, niet had kunnen gedwon-
gen worden« (Art. i 144O
Welke bepalingen plaats hebben ten aanzien
der terugvordering van het geen onveifchul-
digd betaald is, (Art. 1303—1300\'.) — Zie
Quafi-centracten^
Oorzaak ber verbindtenksen.
1. Eene verbindtenis, zonder oorzaak , of uit
eene valfche oorzaak, of uit eene ongeoor-
loofde oorzaak aangegaan, is krach eloos,
(Art. 1047O
2. Eene overeenkomst is niet te min krachtig,
waar van de oorzaak wel beftaat, maar niet
bij het contract is uitgedrukt. (Art. 1048.^
g, Eene ongeoorloofde oorzaak is , die bij da
verboden, of met de goede zeden, of
Cc 4
3ïo REGISTER OP HEïT
met de maatfchappelijke orde ftrijdig is. {Aru
1049.)
OpDRAGT.
ï. De eigendom van onroerend goed gaat ovet"
door het doen van opdragt van het zelve,
voor de Autoriteit, welke daar mede nader
door den Koning zal belast worden, ter plaat-
fe, waar het goed gelegen is. {Art. 591.)
2. De levering van onroerend goed gefchiedt
door opdragt, volgens het geen in A^a- i is
gemeld. (Art, 1380.)
Openbare acten.,
I. Openbare titels of befcheiden zijns
c. De registers, verbalen en relafen, welke
openbare Autoriteiten of Ambtenaren verpligt
zijn van hunne hanaeUngcn of ambtsverrig-
tingen te houden, !
h. De autentieke acten bij A\'i?. a vermeld;
en
c. De opgaven van plaatfelijke onderzoekingen
of infpectien, vergelijkingen van fchrift en
dergelijken, door der zaak kundigen, en daar
toe door bevoegde Autoriteiten gecommit-
teerde perfonen uitgebragt. {Art. 1232.)
Eene autentieke acte is de zoodanige, welke
met de vereischte folemniteiten gepasfeerd is
^QQX de openbare Autoriteiten en publieke
Atnb-
-ocr page 421-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
Ambtenaren, die daar toe, ter plaatfe, waar
de acte gepasfeerd wordt, bevoegd zijn. (Art.
12^3\')
3, Eene acte, welke uit hoofde van onbevoegd--
heid of onbekwaamheid der openbare Autori-
/ teiten of publieke Ambtenaren, voor welke
dezelve gepasfeerd is, of uit hoofde van een
gebrek in den vorm , niet voor autentiek ge-
houden wordt, heeft nogtans gelijke kracht
met een onderhandsch gefchrift, het welk door
de partijen geteekend is. (Art. 1234O
4, De registers, verbalen en relafen van han-
delingen en ambtsverrigtingen, en de opgave
van der zaak kimdige, en door bevoegde Au»
toriteiten gecommitteerde perforen, bij No. i
vermeld, worden voor volkomen bewijs ge-
houden, ten zij het onbcftaanbare van dezel-
ve, en het tegendeel van het geen daar uit
zoude moeten bewezen worden, klaarblijkelijk
werd aangetoond. Ten,aanzien der boe-
ken van makelaars, worden de regels der
commerciëele wetten of gebruiken gevolgd.
5, De Registers, verbalen en relafen, door
openbare Autoriteiten of Ambtenaren van hun-
\\ ne handelingen of ambtsverrigtingen gehouden,
kunnen nogtans tegen den geen, met denwel-
ken zij eenige overeenkomst hebben aangegaan,
Cc 5 geen
3ïo REGISTER OP HEïT
geen bewijs van deze overeenkomst opleveren.
(Jrt. 1236.)
6. Openbare registers en boeken, waar in au-
tentieke of onderhandfche acten geregistreerd
of overgeboekt worden , ftrekken, onvermin-
derd het bepaalde bij Art. 1254 van dit Wet-
boek , alleen tot bewijs van de gedane regis-
tratie of overboeking. (Art. 1237.)
7. Eene autentieke acte levert, ten aanzien van
de contracterende partijen, en derzelver erfge-
namen of regtverkriigenden, een volledig be-
wijs op van de overeenkomst, welke daar bij
aangegaan is, - Wanneer echter eene zoo-
danige acte van vaischh;id wordt befchnldigd,
en bepaaldelijk daar over een expres gefchil
gemoveerd en voor den Regter gebragt is,
wordt de uitvoering der overeen komst tot na de
beflisfing opgefchort; maar, indien het gefchil
over de echtheid of valschheid der acte flechts
eene incident van eene andere principale zaak
uitmaakt, ftaat het aan den Regter vrij, om
de nakoming der overeenkomst, in dé qu£es-
tieufe acte vervat, naar gelang der omftan-
digheden, provifioneel op te fchorten. (Art,
IS38.)
8. Eene acte, het zij op eene autentieke wij-
ze, het zi^ onder de hand aangegaan, levert»
ten aanzien van de partijen , een volleiüg be-
wijs op, zelfs omtrent dat gene, het welk
daar
-ocr page 423-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
daar bij als een bloot te kennen geven voor-
komt, mits het te kennen gegevene in een
dadelijk verband ftaat met de verbindtenis of
befchikking, welke bij de acte gemaakt is. —
Indien het geen daar bij als een bloot te ken-
nen geven voorkomt, geewe betrekking heeft
op de verbindtenis of befchikking zelve, kan
het zelve alleen dienen tot een begin van be-
wijs. (ArU I2S90
f. Bijzondere bepalingen, door zommige der
contractanten, nog nader onderling, en bij
eene afzonderlijke acte gemaakt, hebben geen
gevolg ten nadeele van die genen der contrac-
tanten, welke aan zoodanige afzonderlijke ar--
tikelen van overeenkomst geen deel genomen
hebben. {Art» 1240.)
Opper-voogdij.
1. De uitfluiting van de Weeskamer beneemt
niets aan de oppervoogdij van het Geregt der
plaats, als welke niet uitgefloten mag worden.
{Art. 307.)
2, Deze oppervoogdij beftaat in het aanftellen
of bevestigen der voogden , iti een toezigt
houden over derzelver handelingen , in de ge»
brekigen tot hunnen pligt te brengen, en in
de kwalijk handelendeiii van de voogdij te We-
yen. {Axh
Op-
-ocr page 424-3ïo REGISTER OP HEïT
Opstal.
1. Regt van opftal is het vermogen, om op
eens anders grond één of meer geboüwen te
mogen ftellen of hebben, en dezelve te mogen
gebruiken. (Art. 529.)
2. De eigenaar van den grond vermag, voor
zoo verre geene bijzondere bedingen omtrent
het eindigen van het regt van opftal gemaakt
zijn, het zelve regt te doen eindigen, na ver-
loop van tien jaren; mits, ten minfte twaalf
maanden te voren, aan den eigenaar van het
gebouw of van de gebouwen, daar van aan-
zegging doende. (^Art. 530.)
3. De eigenaar van den grond is, bij het ein-
digen van den opftal, gehouden, aan den ei-
genaar van het gebouw of van de gebouwen,
te voldoen de waarde van dezelve, of zo®
veel als bedongen is. (^^rt. 5310
Opvoeding.
I. Iemand, trouwende met een man of vrouw,
minderjarige voorkinderen hebbende, is gedu-
rende het huwelijk verpligt tot het mede op-
voeden van die voorkinderen, en het mede
dragen der daar op vallende kosten, voor.
zoo verre dezelve uit der kinderen eigene
goederen niet kunnen gevonden worden. (Art*
146.)
s. Beide gefcheiden perfonen, blijven als ou-
ders.
WETBOEK NAPOLEON. gc?^
ders, verpligt, om voor de opvoeding en het
<5nderhoüd. dei kindereil, \'Uit bun gefcheiden
: huwelijk;geboren, te zorgen, en wordt de
wijze van opvoeding, des noods, door den
Regter bepaald. (Art. 225.) .
3. De\' gefepareerde echtgenooten blijven, als
ouders, verpligt, om voor het onderhoud en
de Opvoeding hunner kinderen te ïTorgen, en
wordt de wijze der opvoeding, des noods,
; door den Regter bepaald. (Art. 237.)
4. Hoe voogden zich omtrent dc opvoeding der
minderjarigen behooren te gedragen, (Art,
337—340.) —— Zi« AdminifiratieNo, ïO
—13-
Opzegging.
ï. Societeit eindigt door afftand of opzegging
van één of meer der geasfocieerden. (Art,
léop, 1613 sn 1614.) -Zie Societeit.
2. Lasi geving eindigt door opzegging van het
mandaat door den lasthebber. (Art. 1746 ex
1750.)- Zie Lastgeving^ No, 20, h. m
3. In welke gevallen eene borgtogt kan worden
opgezegd, en door den borg fchadeloosftelling
gevorderd worden. (Art. 1773.) — Zie I^org^
Borgtogt^ No. 29.
I. ^ongmaiis, onder de volle achttien, en jon»
ge dogters, onder de volle vijftien jaren, mo-
gen geen huwelijk aangaan. (Art. 99 )
а. De Koning verleent nogtans dispenfatie van
het geftatueerde bij het voorgaand Artikel,
wanneer daar voor zeer dringende en zwaar-
wigtige redenen aanwezig zijn. (^Art. loc.)
3. Voor minderjarig worden gehouden jonge-
lingen en jonge dochters, die den ouderdom
van drie en twintig jaren niet hebben vervuld ,
ten ware zij eerder zijn geëmancipeerd, (Art*
aSp.)
4. Van eene voogdij kunnen zich verfchoonen
die den ouderdom van zestig jaren vervuld
hebben. (Art. 323, No, 5.)
5. Voor meerderjarigen worden gerekend jonge
lieden, die den ouderdom van drie en twintig
jaren vervuld hebben, of eerder zijn geëman-
cipeerd.
б. Wanneer van twee of meer te gelijk veron-
gelukte perfonen, de een , wegens deszelfs be-
reikten ouderdom, geacht wordt de langstle-
vende geweest te zijn, (Art. 596—598,) —
Zie Dood, No. 7—9.
7. Geene minderjarigen mogen testament ma-
ken, dan alleen in het geval, wanneer zij5
door huwelijk, of verkregen brieven van ve-^
nia atatis, geëmancipeerd zijn. (Art. 600.)
8. Min-
-ocr page 427-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
8. Minderjarigen kunnen geene executeurs zijn.
(Art. 885.)
p. Minderjarigen zijn onbekwaam om le con-
tracteren. (Art, 1037.)
Ouderlijke magt.
1. Beide echtgenooten worden door het huwe-
lijk van de ouderlijke magt en uit de voogdij
hunner voogden ontflagen, en zulks zoo wel
met t)pzigt tot hunne perfonen, als tot hunne
goederen. (Art* 140.)
a. Over de perfonen der wettige en gewettigde
kinderen hebben beide de ouders alle die magt
en dac gezag, het welk de pligt eener be-
hoorlijke opvoeding en de orde des huisge-
zins vorderen. (Art* 279.)
3. Over de perfonen der onwettige kinderen
heeft de moeder alleen alle die magt en ge-
zag, bij het voorgaande Art* vermeld, en
geenszins de vader, al ware het ook dat de»
ze bekend mogt zijn. (^Art* 280.)
4. Kinderen blijven onder de ouderlijke magt
tot derzelver meerderjarigheid of emancipatie.
(Art. 281.)
5. Zij mogen echter in \'s Konings legers of
vloten dienst nemen, en dien ten gevolge het
OU der) iik huis verlaten, wanneer zij den vol-
len ouderdom vän achttien Jaren hebben be-
reikt. (Art* 28 2O
6, De-
-ocr page 428-6. Dezelve zijn niet te min ten allen tijde «an
hunne ouders eerbied en ontzag verfchuldigd*
(Are. 283.)
7. De goederen, -welke de kinderen in eigen«
dom bezitten of verkrijgen, behooren aan de
kinderen zelve toe. (Jrt. 284.)
8. Doch, zoo lang zij minderjarig zijn, wor-
den de goederen door de ouders als voogden
beheerd, ten Zij de genen, die #e goederen
aan de kinderen nagelaten , , gemaakt of ge-
fchonken hebben, derzelver beduur aan bij-
zondere voogden hebben opgedragen. (Art*
2S5.)
9. In het aangaan van verbindtenisfen met der-
de perfonen, worden de kinderen , die onder
de ouderlijke magt ftaan, door den vader,
als natuurlijken voogd van die kinderen, ge-
adfifteerd. ■—— Onechte kinderen worden ge-
adüfteerd door derzelver moeder. \'(Art-iSC).)
30. De moeder eerst overlijdende, behoudt de
langstlevende vader, zoo omtrent de perfonen
als de goederen der kinderen, dezelfde magt,
welke beide de ouders, ftaande huwelijk, ge-
had hebben. (Are. 287.)
II. De vader eerst overlijdende, behoudt de
langstlevende moeder het gezag over de per-
.. fonen.der kinderen; het beheer van derzelver
goederen komt mede aan haar,,indien ^j tot
voogdesfe gefteld is, of wel ander« aan de
WETBOEK NAPOLEON. gc?^
genen , die ^Is voogden tot dat beheér ba-
noemd worden. — Eene vrouw op het over-
lijden van haren man zwanger \'zijnde, is op
het kind , dat vervolgeovs door haar ter wereld
gebrast wordt, de vorenfeande bepaling mede
toepasfeliik. {Art, sS\'8 )
12. Minderjarigen worden door het aangaan van
een huwelijk uit de magt hunner ouders of
voogden ontflagen. {Art. 389.)
13. Minderjarigen worden ook ontflagen uit dé
magt van hunne ouders of voogden, door
het verkrijgen van brieven van venia atatis,
bij den Koning of van zijnentwege verleend.
(Art. 391.)
14. Minderjarige Hhderen, met voorweten hun-
ner ouderen, op zich zelven wonende, en
eenigen handel of traßjk in het openbaar oe-
fenende, worden in het aangaan van allé dé
verbindtenisfen, dien handel betreifende, ge-
houden -voor meerderjarig en ontflagen vaii
de ouderlijke magt. {Jrt. 394.)
Overeenkomsten.
Tot de belbanbaarheid van \'alle overeeiikonj-
ften behooren vier wezenlijke vereischt en: ~
Da toeftemming van den geen, die zich ver-
bindt; deszelfs bekwaamheid om te kun-
iim cojitraeteren; -- een zeker onderwerp,
Dd het
ï.
het welk de ftolFe der verbindtenis uitmaakt;
en — eene wettige oorzaak van verbindtenis.
(art, i021.)
s. Van de toeftemming van den geen, die zich
bij overeenkomst verbindt. (Art.loi^—1035.)
- Zie Toeftemming.
3. Van de bekwaamheid der contracterende par-
tijen. (Art. 1036—1041,)- Zie Bekwaam-
heid.
4. Van het onderwerp der overeenkomften,
(Art. 1042—1046.) - Zie Onderwerp.
5. Van de oorzaak der verbindtenisfen. (Art,
1047—1049.) - Zie Oorzaak.
6. Van de gevolgen der verbindtenisfen. (Arfi
1050 en 1051. - Zie Gevolgen.
7. Van de uitlegging der overeenkomften, (Art*
10Ó8—1076. - Zie Uitlegging.
8. Van de gevolgen der overeenkomften tet3
aanzien van derden. (Art. 1077—1079.) —
Zie Derden,
Overspel,
1. Perfonen, die met elkander in overfpel ge.
leefa hebben, mogen nimmer te zamen een
huwelijk aangaan, (Art. 107.)
2, Voor wettige reden van echtfcheiding wordt
gehouden overfpel. (Art. 219. Na. 1.)
3 Overfpelers of overfpeelfters, van welker
-ocr page 431-/
WETBOEK NAPOLEON. 41^
misdaad door een regterlijk gewijsde blijkt, zijn
onbevoegd om uit elkanders testament eenig
voordeel te genieten. (Art. 611,)
Pandregt.
j. In alle perfonele verbindtenisfen zijn de gos^
deren, zoo roerende als onroerende, tegen-
genwoordige en toekomende, van eenen fchul-
denaar, aan zijne fchuldeifchers verbonden 9
zoo dat deze de nakoming van die verbindte-
fen, na verkregen vonnis, daar aan verhalen
kunnen 5 maar om aan eenen fchuldeifcher,
boven andere medefchuldeifchers op des fchul-
den aars geheelen boedel, of eenig goed van
denzelven, een regt van voorrang toe te ken-
nen , is het noodig, dat zulks bij overeenkomst
bedongen, of door de wet vergund zij. (Art.
1801.;
Om zulk een voorrang uit kragt van over-
eenkomst te hebben, moet daar bij bedongen
worden het regt van.pand, het welk, zoo
Dd a h®E
3ïo REGISTER OP HEïT
het op onroerende goederen gevestigd is, hij-,
potheek genoemd wordt. {Art. 1802.^
3. Alle goederen , die vervreemdbaar zijn , kun-
nen ook by overeenkomst verpand worden,
zonder onderfcheid, of dezelve zijn roerende
©f onroerende, ligchamelijke of onligchamelij.
ke, mits, voor zoo veel de roerende goede-
ren betreft, de regten der openb-are leenban-
ken niet benadeeld worden. — Op gearresteerde
goederen, het zij in of buiten executie, kan
geen pandregt ten behoeve van iemand, in
nadeel van het regt van den arrestant, gevestigd
worden. (Art, 1803.)
4. Verpanding van eens anders goed, buiten
weten en toeftemmhjg van den eigenaar, of
van een gemeen goed , verder dan voor des
verpanders aandeel, i^krachteloos, voor zoo
veel den verpander betreft, doch ten aanzien
van derden, ten wier behoeven de verpanding
gedaan is, dan alleen, wanneer zij geweten
hebben, of na een behoorlijk onderzoek had-
den kunnen weten, dat het verpande eens ar-
ders goed was. iArt. 1804.)
5. Een bijzonder goed tot pand gei[l:eld zijnde,
ziin ook alle de vruchten , daar van voortko-
mende, mitsgaders alle aanwasfen, waar door
het goed vergroot of in waarde vermeerderd
w>rdt, onder de verpanding begrepen. (Art»
^ 1805.)
-ocr page 433-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
6. Het goed, builen toedoen van den verpan«
der, in waarde verminderende, is dezelve niet
gehouden om voor die verminderde waarde
fmplm te geven, ten zij dit uitdrukkelijk be-
dongen is. (Art. l8b6J
7. Onder ,eene algemeene verpanding, het zij
bij overeenkomst bedongen, het zij door de
wet gegeven, zijn alle des fchuldenaars goe-
deren, zoo tegenwoordige als toekomende,
begrepen, met uitzondering van dezulken,
welke hij met den last van fideïcommis bezit,
of die daar in, volgens de wet, niet kunnen
ziin vervat. ^Art, 1807,)
8. Wanneer twee of meer boedels door huwe-
lijk , erfenis, of op eenige andere wijze, ver-
mengd worden, en één of meer van die boe-
dels, vóór aat de vermenging heeft plaats ge-
had, door een algemeen hijpotheek verbonden
waren, wordt dat pandregt daar door ftil-
V zwijgende uitgeftrekt tot alle de goTderen , die
nu tot de gezameniijke vermengde boedels be-
hooren. (Art. 1808.)
9. Om regt van hypotheek op eenig biizonder
onroerend goed kracht te doen hebben, is het
noodig, dat de acte van hijpothekatie verleden
worde voor de plaaiftiijke Autoriteit, welke
daar mede nader door den Koning zal worden
belast, ter plaatfe waar het goed gelegen is.
(_Art. 1809,)
Dd g 10. Geen
-ocr page 434-3ïo REGISTER OP HEïT
JO. Geen algemeen verband, uit krachte van
overeenkomst, kan ten aanzien van des fchul-
denaars onroerende goederen werken, ten zij
de acte dair van voor het Geregt van des
chuldenaars woMplaats verleden, of voor
JSotaris en getuigen verleden, en bij dat Ge-
yegt geregistreerd zij. Van den dag dezer re-
gistratie gaat het pandregt in, met het gevolg
dat alle des fchuldenaars roerende en onroe-
rende goederen, welke hij binnen dit Ryk lig-
gende heeft, onder het algemeen verband be?
grepen TÄyci.\' (Art. iBio.)
ïj. Verpanding van roerende goederen kan ge-
daan worden hl] acte, voor Notaris en getui-
gen , of ook onder de hand verleden; zij
heeft echter geene kracht tegen der Je perfo-
nen buiten den fciwWennar, ten ware het ver-
pande goed aan den fchuldeifcher is ter hand
gefteld, het zij door eigenlijk gezegde over-
gifte , het zij door bekoftirg ^ door overleve-
ring van fleutds van een pakhuis, en derge-
lijke , met het blijkbaar oogmerk van verpan-
ding gedaan. (^Art. i8ii.)
|2. Onroerend goed, door hijpotheek in bet bij-
zonder verbonden, kan door den fchuldenaar
wel verkocht of op eenige andere wijze ver-
vreemd, of nadar aan eeiien anderen, fchaldei.
ibber verpand worden , maar gaat aan den
4erdqi bezitter of pandhouder ulet over, dan
iïe?
-ocr page 435-WETBOEK NAPOLEON.
\\
met den last van het daar dp gevestigd hijpo-,
theek, en onverminderd het regt van den
eerften pandliouder op dat goed, (Art*
1812.)
13. Onroerend goed door een algemeen hijpo-
theek\\ verbonden , en door den fchuldenaar
vervreemd zijnde, gaat met geen verband van
hypotlieek aan den derden bezitter over; ten
ware deze van dat algemeen verband geweten
heeft, of door eene bijzondere gedane regis-
tratie, bij de daar toe bevoegde Autoriteit,
ter plaatfe waar dat goed gelegen is, zulks
heeft kunnen weten. C^Art. 1813 )
ï4, Pandregt kan bij overeenkomst toegeftaan
worden tot meerdere verzekering van allerlei
foorten van fchulden, zelfs die op tijd of
onder eenige voorwaarde gemaakt zijn, uitge-
nomen alleen de zoodanige, waar op de wet
verbiedt regt te doen. (Art* 1814 )
£5\' Alle bijzondere bedingen kunnen bij de
. overeenkomst van verpanding gevoegd, en
moeten door de contracterende partijen nage-
komen worden ; mirs zij noch met de wet,
Boch met de goede trouw, noch met den
aard van het pandregt, ftrijdig zijn, (Art.
1815.)
Pandregt, met bezit gepaard, geeft aan den
pandhouder het vermogen om de vruchten,
ignten of andere inkomften van het onderpand
Dd 4 te
38a REGISTER. OP HET
te ontvangen en onder zich te houden, onj
tegen zijne fchuldvordering, en de daar van
bedongene interesfen te verrekenen. (Art.
1816.)
17. Zelfs kan de pandhoudei-, bedingen, dat hii,
in plaats van interesfen te trekken, tot de af-
betaling zijner fchuld, het verpande goed ge-
bruiken, of de vruchten daar van genieten
zal; mits dat genot de wettige maat van in-
teresfen niet merkelijk te buiten gaat. (Art.
1817.) ■
18. Het is ni^t geoorloofd te bedingen, dat, bij
wanbetaling van de\' fchuld," het verpande
góed , tot voldoening der fchuld, zal verval-
len aan den fchuldeifcher. (Art. 1818.)
.19. Indien de fchuldenaar het verfchuldigde aan
den fchuldeifcher ter bepaaiaer tijd niet be-
taalt, heefc de fchuldeifcher het vermogen om
het verpande goed te verkoopen, en uit
den koopprijs zich zei ven te voldoen. (Art,
18190
20. Geen fchuldeifcher mag dien verkoop doen,
dan uit kracht van een vonnis van den Reg-
ter, waar door hy tegen den fchuldenaar
overwonnen regt verkrijgt, en waar bij het
pand voor de fchuld verbonden en executabel
verklaard wordt, en mits in het doen van
dien verkoop den gewonen vorm van executie
in acht nemende. (Art. 1820.}
21. Men
-ocr page 437-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
21. Men mag echter hij de acte vgn verpanding
van roerend goed bedingen, dat de fchuldei-
fcher het regt xal hebben, om, bi] wanbeta-
ling, zonder eenige voorafgaande procedures,
het pand in het openbaar te verkoopen; on-
aangezien dit beding, is het echter noodig,
dat de fchuldeifcher van zijnen plaatfelijken
Regter eene autorifatie ter verkoop verkrijge,
waar op de fchuldenaar vooraf in zijne belan-
gen furamierlijk wordt gehoord, (Art, 1821 )
\'s2. Pandregt gaat te niet en wordt ontbonden:
ü. Wanneer de fchuld, waar voor het pand
ftrekken moest, geen beftaan heeft bcko-
men, het zij dat de pandhouder de gelden
of goederen, tot welker verzekering hem
: het pand gegeven is, niet bezorgd heeft,
het zij dat hij niet voldaan heeft aan de
voorwaarde, onder welke hij het pandregt
verkregen had;
h. Wanneer de fchuldeifcher bij contract,
erfvolging of op eenige andere wijze, eige-
naar van het verpande goed wordt;
e. Wanneer de hoofdfchuld door betaling,
novatie, compenfatie , kwijtfchelding of
fchuldvermenging, of op eenige andere wij-
ze gekweten is;
d. Wanneer wel de hoofdfchuld blijft be-
ftaan, maar het pandregt vernietigd M\'ordt,
het zij om dat het verpande goed geheel
Dd5 ver-
3ïo REGISTER OP HEïT
420
vergaat, het zij om dat de fchuldeifcher het
pand ontflaat, of uitdrukkelijk door daar
van met name afftand te doen, of ftilzwij-
gen\'^e, door het verpande goed aan den
fchuldenaar , behoudens zijn perfoneel regt
van vordering, terug te geven, of door in
de vervreemding van het verpande goed door
den fchuldenaar uitdrukkelijk t02 te ftem-
inen, zonder zich de gevolgen van zijn
pandregt voor te behouden.
e. Wanneer het regt van onvolkomen of tij-
deüjken eigendom of genot, het welk de
pandgever aan het verpande goed had,heeft
opgehouden en ten einde geloopen is.
ƒ, Door het verloop van den tijd, tot wel-
ken zich de verpanding bij de overeenkomst
bepaalde; en
Wanneer een d«rde bezitter den eigendom
van het verpande goed door verjaring ver*
kregen heefr. (Jft. 1822.J
23. Het pandregt op eime der voorgemelde wij-
zen ontbonden zijnde, heeft de fchuldenaar
eene actie tegen den fchuldeifcher, tot terug-
gave van het verpande goed, tevens met de
vruchten en aankomften van hetzelve, en tot
vergoeding van alie fchade, die door des
fchuldeifchers toedoen aan het goed is over-
• gekomen. T-^r?. 1823.J
S4. Wederkeerig heeft de fchuldeifcher tegen den
fchiiP
-ocr page 439-WETBOEK NAPOLEON. gc?^
fchuldenaar eene actie tot vergoeding van nood-
zaiielijke kosten, door hem, tot inrtandhou-
ding van het goed uitgefchcten, en tot ver-
goeding van de fchade, die, ter gelegenheid
van de verpanding, door des fchuldenaars
kwade trouw of nalatigheid, bij den fchuld-
eifcher geleden zoude mogeu ziju. (Art,
1824;
§5. Een fchuldeifcher 5 die niet alleen eene bij-
pothecaire fchuld , maar \'ook bovendien nog
eene perfonele fchuid, zonder verzekering,
ten lasten van denzeifden fchuldeioaar heeft ,
is tot terag gave van het pand, fchoon de
hijpothecaire fchuld gekweten is, niet ge-
houden, zoo laiig de perfonele fchuld nog
ïiifcc is afgedaan, waar voor hij op het ver*
pandfi goed\' regt van reteraie beeft. - Die
regt van retentie werkt echter niet tegen an*
dere fchuldeifchers, en geeft geene preferen-
tie, zoo dra de boedel infolvent is. (Art.
18250
«6. De fchiiLieifchev heefr, uit hoofde van het
reëel regt „hetwelk hem zijn pand geeft, eene
actie tegen eiken bezitter vaa het verpande
goed, om het zelve met de vruchten en aan-
kom Hen aan bem over te leveren. iArt.
■ 1B26J
Roeren-\'e goederen echter, die niet in het
UZK van den fchuldeifcher, aan wien dezelve
■ ■ ver-
3ïo REGISTER OP HEïT
verpand waren, gebleven zijn, en wasr vsn
een derde, ter goeder trouw en bij oi ëreufen
titel, in het bezit is, hebben ten nadeele van
dezelve geen pandsgcvolg. (An, ito-y.)
Papieren. . , .
I. De papieren en bewijzen van eigendom, tot
eenige toegedeelde goederen betrekkelijk, vvor-.
den overgegeven aan den geen , wien de goe-
ren toegedeeld zijn (Art. 982.J
a. De algemeene boedelpapieren blijven in be-
waring bij den geen, dien ce meerderheid der
erfgenamen daar toe verkiest, of, geène be-
; paling der meerderheid kunnende uitgebragt
worden , bij den geen, dien de Regter oor-
deelt daar toe de meest gefchikte perfoon te
zyn, behoudens aan elk der belanghebbenden
her vermogen, om ten allen tijde daar van,
ten zijnen kosten,vifie en affchriften tevorde-
ren. {Art. 983.)
3. Registers en papieren, particuliere aanteeke-
ningen bevattende, leveren geen bewijs op
ten voordeele van den geen, die dezelve ge-
fchreven heeft, doch dezelve leveren ten na-
deele van den fchrijver bewijs op:
a. In alle die gevallen, wanneer dezelve be-
paaldelijk melding van eene ontvangene vol-
doening maken; en
• WETBOEK NAPOLEON. 44/
Wanneer dezelve uitdrukkelijk melding
maken, dat de aanteekening gedaan is, ten
einde het gebrek aan bewijs , ten voordeele
van den gten, ten wiens behoeve zii eene
verbindtenis aanduiden, te fuppleren. (Art*
1249J .
Paslood.
j. Niemand beeft, zonder fervituut, het regt
om zijn gebouw, of zijne balken over zijns
buurmans erf te la en heenfchieren; in tegen-
deel , in het bouwen buiten zijn paslood gaan-
de , is hij gehouden, om het geen verder «ic-
fteekt in te trekken. (Art, 566.)
2. Alle muren, ftaketfels en andere gebouwen,
die, door ouderdom en bouwvalligheid, bui-
ten het paslood geraakt zijnde, over eens an-
ders erf heen hangen, moeten op de eerfte
klagten worden ingetrokken. (Art. 567.J
Pensioen.
I, De regten van Hollander worden verloren
door het aannemen van eenig penfioen, toe-
geftaan door het Gouvernement van een an-
der Land, zonder tot die aanneming door
den Koning geautorifeerd te zijn. (Art. 14,
No. 1.)
a, Verfchenen penfioenen, tot alimentatie Ilrek-
ken-
-ocr page 442-3ïo REGISTER OP HEïT
kende, worden geprefcribeerd door verloop vaB
vijf jaren. (Art. 1904.)
Personen.
1. De wetten, betreffende den ftaat en betrek-
king van perfonen, zijn toepasfelijk op alle
Holhmders, ook wanneer zij zich buiten
\'s lands bevinden, (Art. 3J
2. Van de befcheiden of acten van den bur-
gerlijken ftaat. CArt. 19—21.; —- Zie G^-
h oor te, No. i—3,
Plaats.
1. Wanneer de overeenkomst inhoudt eene ze-
kere plaats, waar de voldoening zal moeten
gefchieden, kan de fchuldeifcher den fchulde-
naar even min verphgten , o® eiders dan op
de bepaalde plaats te betalen, als de fchulde-
naar den fchuldeifcher zoude kunnen verplig-
ten, om de, voldoening elders te ontvangen.
(Art, iiooj
2. Indien echter de fchuldenaar in gebreke is
gebleven, om het verfchuldigde ter bepaalde
plaatfe te voldoen, kan hij daar toe ook el-
ders door den fchuldeifcher aangefproken wor-
den ; en zulks niet alleen tot voldoening van
het verfchuldigde zelve, maar ook tot ver-
goeding van het geen er den fchuldeifcher aan
gelegen is geweest, om het verfchuldigde ter
WETBOEK NAPOLEON. 431
bepaalde plaatfe voldaan te hebben. (^ Jrt.
IlOi.)
g. Betaling moet gedaan worden op de plasts,
bij de overeenkomst bepaald. -- Geene be-
paling gemaakt zijnde, moet de voldoening,
ten aanzien van eene zékere en bepaalde zaak,
gefchieden ter plaatfe waar dezelve zich be-
vond, toen de overeenkomst gefloten werd,
en alle andere voldoening of betaling ter
woonftede van den fchuldenaar , met uitzonde-
ring van de gevallen, waar in de wet zulks
anders bepaalt. (1156O
Plaatsvervulling. Zie Reprefentatie,
p<enaliteit.
i, Een beding van pcenaliteit is zoodanige
voorwaarde, waar bij. iemand, tot zekerheid
van de uitkomst \'eener overeenkomst, zich,
in geval van nalatigheid, tot eene bepaalde
vergoeding of boete verbindt. (Art. 1135.)
De nietigheid der principale verbindtenis
maakt ook het beding van pcenaliteit nietig»
■- Doch de nietigheid van het beding van
pcjenaliteit maakt geenszins de hoofdverbindte-
nis nietig. (Art. 1136.)
3, De fchuldeifcher kan, in plaats van de be-
dongene pcenaliteit, in geval van nalatigheid
te vorderen, de nakoming der principale ver-
% bind-
3ïo REGISTER OP HEïT
bindtenis van deii fchuldenaar eifchen. (Art.
4. Het beding van prcnaliteit firekt in plaats
van vergoeding van kosten, fchaden en inte-
resfen, welke de fchuldeifcher heeft, en lijdt
door het achterblijven der voldoening van de
principale verbindtenis. -- De fchuldeifcher
kan de voldoening der principale verbindtenis
en de voldoening der pcenaliteit niet te zaraen,
en beiden te gelijk,vorderen,ten zij de poena-
liteit enkel op de vertraging of het dilai der
voldoening van de hoofdverbindtenis gefteld
was. (Art. 1138.)
5. Eene pcenalifeit wordt niet verbeurd, ten zij
de geen, die zich tot leveren, tot aanvaarden
of tot verrigten van iets verbonden heefc, in
de nakoming dier verbindtenis nalatig en in
gebreke is, en zuUts, het zij de verbindtenis
op tydjof zonder tijdsbepaling, is aangegaan.
{Art* 1139.)
C, De poenaliteit kart door den Regter gema-
tigd worden, wanneer de principale verbind-
tenis gedeeltelijk vervuld is. (Art. 1140.)
7. Wanneer de oorfpronkelijke verbindtenis,
met beding van poenaliteit aangegaan, eene
ondeelbare zaak ten onderwerp heeft, is de
poenaliteit verfchuldigd door de overtreding
van één der erfgenamen van den fchuldenaar,
en zy kan gevorderd worden, het zij voor
hel
-ocr page 445-wë\'^tboëk napoléon»
het geheel van deh geen-, die tegen dé ver-
bindtenis gehandeld heefc, of van elk der me-
de-erfgenamen voor zijn aandeel en portie,
behoudens detxeiver verhard op den geen , die
oorzaak gegeven heeft , dat dé pcenaliteit vër-
beurd is. 1141.) ■
. Wanneer de oorfpronkelijke vérbiiidtènis 3
met beding van pcenaliteit aangegaan, dee\'baar
is, wordt de pcenaliteit alleen geleden door
den genen der erfgenamen van\' den fchulde-
naar j wèike tegeri die verbindtenis handelt ^
en alleen voor zoo veèl zijn aandeel in de
hoofdverbindtenis betreft, zonder dat er éeni-
ge actie tegèn dè genén, die de verbindtenis
nagekomen hebben, beftaat. —^ Bijzonders
bedingen kunnen niettemin zomtijds hiefom-
trent uitzonderingen te wege brehgeno (Arh
1142.;
Politie.
De wetten van politie en zekerheid zyn ver®
bindende voor ailen , die hun verblijf op het
grondgebied van Holland houden. {Art. 3.)
I:
2.
De regten van naastbelendende xjf naburfgs
erven worden ook, behalve döor de bepalin-
gen in de wet vervat, geregeld door de fegle=.
Èaénten van orde en poliiie. {Art. 569O
Z 8 P&AC.
-ocr page 446-3ïo REGISTER OP HEïT
practiztjn?i
1. Allen, die in dezelfde zaak eene der partlfen
als Practizijns bedienen , of bediend hebben,
zijn onbevoegde getuigen. {Art. i2,!58.)
2. Zij mogen geene actiën koopen, waar over
gefchil aanhangig is. {Art. J37aO- Zie
Koop en verkoop, No. 17»
3. De actie van Practizijns, tot voldnening van
derzelver verfchotten en falaris, wordt gepre-
fcribeerd door verloop van twee jaieii, in-
gaande met den dag, waar op het proces is
uitgewezen, of de partijen vereenigd zijn, of
waar op het emplooi van, of de procuratie
op dezelve perfonen heeft opgehouden, --
Ten aanzien van onafgedane zaken , kunnen
zij geene voldoening wegens verfchotten en
falaris, die meer dan vijf jar^ qagteekenen,
vorderen. iArt. 1900.)
De Practizijns zijn wegens de afgifte der
fiukken , na verloop van vijf jaren, na dat
het proces uitgewezen is, niet meer aanfpra-
kelijk. {Art. 1903O
Precario.
Die eene zaak precario of ter bede onder
zich hebben, als mede hunne erfgenamen,
kunnen den eigendom derzelve nimmer bij pre-
fcriptie bekomen; maar wel, kan prefcriptie
plaats hebben ten behoeve van de genen, aan
wie
-ocr page 447-wie dezulken, die eene zaak prccario öf ter
bede bezitten, dezelve zaak bij een titel, uit
kragte van welken eigendom verkregen kan
worden, bebben overgedragen. (Art. iB6ö,
1ZC7 en 1869.)
PiiEFERËNTIÈ. . , ^ ,
I. Wanneer in eenen infolvenren boedel goede-
ren gevonden worden, aan een ander in ei-
gendom toebehoorende, worden dezelve aan
den eigenaar, wanneer hij die goederen recla-
meert, te rug gegeven, (Art* 1838.)
ffi. Zoo lang de Iroopprifs van gekochte en ge-
leverde meubelen niet betaald is, en die meu-
belen in natura in eenen infolventeii boedel
voor handen ziju, heeft de verkooper regt van
reclame op dezelve| onverminderd nogtans
• het legaal verband, aan verhuurders van hui-
zen of landen toegekend. - Door dit be-
paalde wordt geene verandering gem.aakt in de
wetten en gebruiken der commercie omtrent
de reclaroen. (Art, 1839,)
3. In het regelen der preferentie, worden eerst
en vooraf geddd j zij, die eenige roerende
goederen tor pand onder zich h«bben, of aan
welke bet regt van retentie bii de wet is toe-
gekend, op het zuiver orovenue van dezelve
goederen, do.»r den curacor in den boedel te
verkoopen. (An JS40O
4o Na deze volgen de gepriviligeerde fehuldei-
fchers, in Art, 1832 van dit Wetboek opge-
geven 5 en op deze laatstgemelden de houders
vau byzondere verbanden, op eenige, het zij
roerende, het zij onroerende goederen , doof
de wet, of op onroerende goederen door over-
eenkomst gevestigd, ieder op het zuiver pro-
venue van het aan hem bilzonderlijk verbon-
den goed. (Art, i84I,)
Voor zoo verre die verbanden op onroe-
rend goed gevestigd zijn, zijn de nog onvol-
dane, algemeene en plaatfelijke lasten, de erf-
pachten en andere grondregten, op dat goed
gevestigd, mitsgaders de noozakelijke répara-
tiën, boven de houders van die verbanden
geprefereerd. (ArU i§42.}
6, Onder meerdere bijzondere verbanden , op
het zelfde goed gevestigd, gaat het o.üdfle
voor; voor ouder verband wordt gehouden,
het welk jtiechrs één dag, één uur, of zeifs
nog korteren tijd vóór het andere verleden is;
onder meerdere op den zelfden dag gevestigde
verbanden houdt men, in ; geval van twijfe-
ling , voor ouder verband dat geen, het welk
het eerst in het protocol van het Geregt ge-
registreerd is, (Arf. 1843.)
7. Op de bijzondere verbanden volgen de al-
gemeene legale verbanden, aan den Staat, aan
vrouwen en aan minderjarigen ^ of de genen,
dis
-ocr page 449-• WETBOEK NAPOLEON. 44/
jjie onder curatele gefield zlin, door de wet
toegeftaan, mitsgaders de algemeene verban-
den uit overeenkomst. {Art. 1844O
. Dit lijdt echter deze drie bepalingen :
a. Dat algemeene legale verbanden, die ou-
der zijn dan bijzondere verbanden uit over-
eenkomst, boven die bijzondere verbanden
geprefereerd zijn;
h. Dat kustingbrieven, dat is, die uit on-
betaalde en op het verkochte goed gebleve*
ne kooppenningen voortfpruiten, op het
provenue van dat goed geprefereerd zijn,
boven alle oudere algemeene, legale of con-
ventionele verbanden; en
p. Dat jongere bijzondere verbanden, bij
overeenkomst gevestigd, preferentie hebben
boven oudere algemeene verbanden ,uit kracht
van overeenkomst, ten ware de houder van
het jonger bijzonder verband geweten heeft,
dnt het goed met een algemeen verband be-
zwaard was, of dat hij door eene bijzon-
derlijk gedane registratie bij het Geregt van
de plaats, waar dat goed gelegen is, zulks
heeft kunnen wetea. {Art* 1845.)
. Buiten deze drie uitzonderingen, komen alle
algemeene verbanden, het zij uit de wet, het
zij uit overeenkomst voortfpruitende, elk naar
hunne tyds-orde, 200 dat het oudfte altijd
vóór het jongere gaat. {Art. 1845.).
Ee 3 , 10.Kos-
-ocr page 450-10. ICostcn van executie zijn, even a!s andere
proceskosten, concurrpt, en hebben geene
preferentie, dan door het doen van arrest in
executie op eenig goed van den boedel, én
het verkrijgen daar door van een wettelijk
verband op het zelve, volgens het geen in
Art, 1831 van dit Wetboek is vastgefteld.
(Art. 1847.) ,
31. Na de afbetaling der geprefereerde fchuldei-
fchers, komen alle de concurrente fchuldei-
fchers , zonder eenige tijds-orde , op het over-
fchot ponds-ponds gelijke, dat is, ieder voor
gelijke percenten, naar mate van de hoegroot-
, heid van elks fchuldvordering, (Art, 1848»)
Prescriptie. Zie Verlaring.
Presumtie.
X. Wanneer een afsvezende wordt vermoed
dood te zijn. (Art. 34-—3g.) —— Zie Af.
•wezenden , No 3—8.
a. Ken kind, waar van eene vrouw, ftaande
huwelijk, zwanger is "geworden, wordt ge-
acht den man tot vader te hebben. (Art.
Gevolg der prefumtiën voor den ftaat van
een onecht kind. (Art. 266.) -— Zie O«-
echts kinderen .) No. 8.
4» Alle erven worden geprefumeerd vrij te zijn»
200
-ocr page 451-V
wetboek napoleon.
zoo dat elk eigenaar bevoegd is , om aan alle
anderen het mede-gebruik van zijn erf te be-
letten, ten ware beweiden wordt, dat men
daar op een regt van fervituut heefr. iJrt,
537.)
5. Wie van twee of meer perfonen, die door
eenig ongeval te geliik zijn verongelukt, ge-
prefumeerd moet worden den anderen over-
leefd te hebben. (Jru 596—598.) —- Zie
Dood, No. 7—9-
6. Fideïcommisfen moeten bewezen zijn, en
worden niet geprefumeerd. (Art. 735.)
7» Bedrog wordt niet geprefumeerd , maar moet
bewezeti worden» (Art. 1029.)
Eene folidaire verbindtenis wordt niet ge-
prefumeerd ; dezelve moet uitdrukkelijk bedon-
gen worden. - Van dezen regel zijn alleen
uitgezonderd de gevallen, waar in eene ver-
bindtenis van zelf, uit krachte van eene be-
paling der wet, voor folidair gehouden wordt.
(Art. II15.)
9» Novatie wordt niet veronderfteld, maar de
uitdrukkelijk verklaarde wil- wordt tot dezelve
vereischt. (Art. 1189.)
ÏO. Prefumtiën zijn gevolgtrekkingen, welke de
wet of de Regter uit eene bekende tot eene
onbekende zaak afleidt. (Art. 1274-)
II, Wettelijke prefumtie is een zoodanig ver-
pioedenj het welk door eene fpeciale wet met
E e 4 2e-
zekere handelingen, daden of omüandigheden
verbonden vyordt. \'
De zoodanige zijn:
De handelingen, welke, uit hoofde van
\' haren aard en hoedanigheid, geprefumeerd
worden in fraude van de wet te zyn, en
daarom door dezelve nietig en van on-
waarde verklaard worden;
De gevallen, in welke de wet verklaart,
\'\' dat \'de\' eigendom of bevrijding uit zekere
bepaalde omftandigheden wordt afgeleid;
e. Het gezag, het welk de wet aan eea reg»
■ terlijk gewijsde geeft;- en
De kracht, welke de wet aan de erkente-
• nis van ééne der partijen , of aan deszelfs
eed toekent. (An. 12.75,\')
, Het gezag van een regterlgk gewijsde werkt
nlêt, dan ten aandien van 4at g^f«> \'^^t weik
bet onderwerp van het regtsgeding heeft uit-
gemaakt. —— Om daar uit eenig gevolg af
le leiden, is het noodig, dat de zaak, welke
^cïscht wordt, dezelfde is; dat de eisi;h
op 4e zelfde gehuld-oorzaak berust, en tu^-
srhen de zelfde partijen, en over en weder iö
yezelfde ^uallteiten, behandelt wordt, QAtj*
aa
■ Eene wetteUjke prefumtie ontflaat den geen,
in wiens voordeel dezelve is, van alle hewijsy
Gsieu bewijs wordt tegen eene wet^elij^
k-J
-ocr page 453-^^TBOEK NAPOLEON.
ke prelumtle toegelaten , in geval de wet, op
grond van zoodanige prefumtie, zekere be-
paalde handelingen nietig verklaart, of den
regts-ingang op dezelve weigert, ten zij de
wet zelve het tègenbéwijs mogt vrijgelaten
hebben, en Onverminderd het geen omtrent
den geregtêlijken eed eii judicieele eonfesfte
bepaald wordt. (/fr/. 1277,)
14." Préfumtiën, die niet door de wet worden
\' daargefteld, worden overgelaten aan het ver-
licht oordeel fen doorzigt van den Regter,
welke geene \'andere in aanfchouw moet ne-
Éien, dan die gewigtig, naauwkeurig, be-
paald en eenfl-emmig zyn; eh zülks nog al-
leenlijk in die gevallen , waar in de wet het
bewijs door getuigen toelaat; ten ware tegen
eene handeling, uit hoofde van kwade trouw
of bedrog, werd opgekomen. (Art, 1278.)
Privilegie.
j. Aan welke fchuldeifchers de wét een privi-
legie geeft, om , fchoon zonder regt van on-
derpand, op het algemeene bedragen des boe-
dels geprefereerd te zyn. (Art* 1832.) --
Zie Legaal verband, No., 5,
S. In welken rang die gepriviligeerde fchuldei-
fchers komen. {Art, 1841.) —- 2ie Pre-
\'^erentie, No, 4.
Ee %
-ocr page 454-. REGISTER OP HET ^
PROCLAMATiëN. Zie Muwdijh-gehad&a,
Protocollen.
j. De opene testamenten moeten geheel in het
protocol van het Geregt of van den Notaris
worden ingefchreven. (Art- 633,)
a. Een van de gefuperfcribeerde, omflagen van
een hefloten testament moet ten protocolle van
het Geregt of van den JMotaris Wijven berus-
ten. {Aru 642.)
^ 3, Wanneer de kopijen, die naar de minuut
eener acte gemaakt zijn, niet zijn vervaardigd
door den Notaris of Regter, voor wien de
acte gepasfeerd is, noch door de publieke
Autoriteit, die, bij overlijden of afftand van
den Notaris, met de bewaring van deszelfs
protocollen belast is, kunnen dezelve,, hoe
oud ook van daium , almmer anders dan tot
een begin van bewijs door gefchrifte verftrek-
ken, (Jrt. 1253 , JVt?, 3.)
Provisie.
Van provifionele befchikkingen, in geval
van gevorderde echtfcheiding of feparatie.
CArtf 222 en £34.)
Qua-
-ocr page 455-• WETBOEK NAPOLEON. 44/
QuASI-CONTRACTENo ■ ^
De noodzakelljklieid, om fcbriftelijk bewijs
over te leggen, lijdt uitzondering in verbind-
tenisfen, die uit quafi-contracten ontftaan»
(Art, 1266, No* i.)
2. Quafi-contracten zijn iemands loutere vry-
willige daden, waar uit eene verbindtenis ont-
flaat, ten behoeve van een- derden, en fom-
tijds eene wederkeerige verbindtenis van bi;ide
partijen. (Art, 1297.)
3. Wanneer men vrijwillig eens anders zaak,
met of zonder deszelfs weren, waarneemr en
verrigt, verbindt men zich daar door ftilzwij-
gende, om met die beheering voort te gaan,
en dexelve te volbretigen , tot iiar de eigenaar
in ftaat is om in die «aak xelve te voorzien;
dusdanig een moet zich ook met al dat geen
belasten, het welk tot die zaak betrekkeüjk
jg, .—- Hij .onderwerpt zich aan alle de ver-
.. pligiingeuj weike hij zoude moeten hebben
-ocr page 456-3ïo REGISTER OP HEïT
nagekomen, indien hij Islj eene uitdrukkelijke
lastgeving was geaiagtigd geweest, (ArU
1298.)
4, Hij is verpligt met die beheering voort te
gaan, zelfs dan, wanneer de eigenaar komt
te overlijden, vóór dat de zaak ten einde ge-
bragt is, en zelfs tot tijd en wijle de erfge-
naam daaromtrent zelf voorziening doen kan,
dArt. 1299 )
g. Hij is gehouden omtrent die beheering de
pligten van een goed huisvader te vervullen;
niettemin kan de Regter de kosten, fchaden
en interesfen, die door de fchuld of nalatig-
heid van zoodanig iemand mogten veroorzaakt
zijn, modereren, naar gelang der omïlandig-
heden , welke denzelven tot die behecring be«
wogen hebben, (Art. 1300O
De geen, wiens belangen door een ander
behoorlijk zijn waargenomen, is verpligt, om
de verbindtenisfen, door den onderwinder in
zijn naam aangegaan, te vervullen, denzelven
fchadeloos te houden wegens alle perfonele,
door hem ^aangegane verbindtenisfen, en aan
denzelven zijne nuttige of noodzakelijke uit-
fchotten terug te geven. (Art. 1301.)
1, Die, bij vergisfmg of met zijn weten, iets
ontvangt, het welk hem niet verfchuldigd is,
js verpligt om het zelve terug te geven aan
• WETBOEK NAPOLEON. 44/
den geen, van wien hij het onverfchuldigd
ontvangen heefc. (Art. 1302.)
g^ Wanneer iemand, die bij vergisfing meert
de fchuldenaar te zijn, eene wezenlijk bellaan-.
de fchuld heeft voldaan, heeft dezelve het
regt om het betaalde van den fchuldeifcher
terug te vorderen. -- Niettemin houdt dit
regt op, wanneer de fchuldeifcher de fchuld-
bekentenis ten gevolge van die betaling ver-
nietigd heeft; behoudens in dat geval het ver-
haal van den geen, die betaald heeft, op den
wezenlijken fchuldenaar. {Art. 1303.)
9. Wanneer aan de zijde van dea geen, die
de betaling ontvangen heeft, kwade trouw
heeft plaats gehad, is dezelve gehouden tot
terug gave, zoo van het kapitaal, als van de
interesfen of vruchten, gerekend federc den
dag der voldoening. {Art. 1304.)
jo. Indien het onverfchuldigd ontvangene een
onroerend, of roerend ligchamelijk goed is,
is hij, die hetzelve ontvangen heeft, verpligt,
dat goed, in natura, indien hetzelve nog ia
wezen is, of de waarde daar van, indien
het door zijn toedoen vergaan of verminderd
is, terug te geven. — Hy is zelfs aanfprake-
lijk voor toevallig verlies, indien hij het goed
ter kwader trouw ontvangen heeft, {Art.
1305«)
ji. Die iets § feet welk onverfchuldigd is , ter
-ocr page 458-3ïo REGISTER OP HEïT
goeder trouw ontvangen en hetzelve verkocht
heeft, behoeft niets anders dan den koopprijs
terug te geven. (Art. 1306.)
12. Hij, aa^n wien eene zaak is terug gegeven,
moet zelfs aan den geen\', die de zaak ter
kwader trouw bezeten heeft, die noodzakelij-
ke en nuttige uitgaven vergoeden, welke tot
behoud der zaak gedaan zijn. (Art. 1307.)
13. Minderjarigen, iets onverfchuldigd ontvan-
gen hebbende, zijn alleen tot de terug gave
gehouden, voor zoo verre zij door die ont-
vangst terrijkt zijn, iArt. 1308,)
14. Eene verbindtenis uit quafi-contract hééft
ook plaats tusfchen de genen, die, zonder
voorafgaande overeenkomst, eenige zaak "ge-
meenfchappelijk bezitten. {Art, 1309.)
15. De regten en verpligtingen der deelgenooteii
ftaan over het algemeen gelijk met dié gene,
welke uit kracht van focieteit ftand grijpen.
(Art. 1310.)
16. feder deelgenoot mag nogtans over zijn aan-
deel befchikken naar welgevallen , ook door
het zelve aan een ander te vervreemden. (Art.
17. leder deelgenoot heeft het regt, om ten allen
tijde fcheiding van deze gemeenfchap te vorde-
ren- (Art. 1312.)
Quasi-misdaad. Zie Misdaad*
-ocr page 459-CjiJITANTIE.
I. De iTchuldénaar van verfcheiden fchulden,
eene quitantie aangenomen hebbende, waar
bij de fchuldeifcher verklaard heeft, dat het
bij hem ontvangene tot voldoening van ééne
der fchulden iri het bijzonder verftrekt, kan
niet meer vorderen, dat de betaling gerekend
worde in voldoening van eene andere fchuld
gefchied te ziin, ten zij er, van de zijde van
den fchuldeifeher, bedrog of list mogt heb-
ben plaats gehad. (Art, ii6ö.)
a. Indien de quitantie niet inhoudt, tot vol-
doening van welke fchuld de betaling gefchied
is, moet de betaling gerekend worden gedaan
te zijn in voldoening van die fchuld, welke
de fchuldenaar j onder de te gelijk vervallene
fchulden, destüds het meest belang had te
voldoen; doch indien de fchuldenaar daar bij
geen bijzonder belang mogt hebben, wordt
de betaling geacht gefchied te zijn in voldoe-
ning der fchuld, die vervallen was, boven
de nog niet vervallene, offchoon de eerfte
minder bezwarende zijn mogt dan de andere.
Indien de fchulden van gelijken aard zijn,
moet de toerekening op de oudfte gedaan
worden, doch alles gelijk ftaande, gefchiedt
f de toerekening op elke fchuld in evenredig-
heid. (Art, 1167.)
3, Quitantie voor de hoofdfom, zonder voor-
-ocr page 460-3ïo REGISTER OP HEïT
behouding van interesfen, gegeven zijnde^
wordt vermoedt .dat de interesfen betaald zijn ,
en wordt de fchuldenaar daar door dienvol\'.
gende bevrijd. (Aru 1Ö51O
K,
REèLAMEi
1. Van reclame van een ftuk: land, door het
geweld van den ftroom aan het land van een
ander aangeworpen. (Art. 449.) —^— Zie
Aanwerping.
2. Van reclame vin eene nietiwe zobft van
zaak, door een kunftenaar, of iemand an-
ders, van eene ftolFe,die hem niet toebehoort3
gemaakt. {Aru 453O -- Zie Accesfie^
No. 8.
3. Van reclame van eenig goed, aan een an-
der in bewaring gegeven. {Aru 1681.) ——
Zie Bewaarneming^ No, 24,
4. Van reclame van goederen uit eenen infol-
venten boedel. {ArU 1838 en 1839.) — Zie
Freferentie, No. i en a.
gr. Van reclatae\'.vau roerend goed van eenen
-ocr page 461-iVËTBÖEif NAPÖLÊÖH.
derden bézittef. {ArU ipod è^ï 1907;)
zi£ Bezit-ie^t^ Nó.\'ii en li;
ïieëtb regten:
De betrekking tot de góederen.^ dfe iemand
bezit, beftaat in het regt van eigeiidorii, be«
zit-regt, regt van genot, eri in regt van diéiist-
baairheid of fervicnnt^regt^ {drt, 438.)
kegistratié,
ï. Van hét registréren van huwelliks-vdbrWaaf»
den» (^Art. 93--<)8.) — Zié Humïijki-vooH
waar dèn, JSFó. 37—42. ,
k* Een hüwelijk ih èèn vrèeniï^ laiid akhgègaaH
lijnde, tüsfcherl tvi^eè Hollanders,bf èën Hol«.
]ander en een vreèradéling ^ moet ^ biinièn drie
ïnaaridennadé terug komst vaii deri Holllinder
ïn het vaderland ; de acté van hèt völtrèkkeh deS
huwelijks geregistreerd worden ter Sécrëtarij óf
Griffie der plaäts; alwaar dé êchtgehdotèö äÜ«
dan woonachtig zijn. (ArL 134.)
g. Geene fervituten , door deti vyil des éigenaafl
daargefteld, kunnen eènig gevolg hebbén, teii
2ij dezelve bij den Regter vän de pläatS,waar
het goed gelegen is, zijn geregistreerd. {Art
SA\'JO
4. Van de registratie vari fidcïcomiiiisfoire^ ver-
banden op vaste goederen,- CArt. FSi-^fsS»)\'
Zie Fihmmmis, No, 24» -
3ïo REGISTER OP HEïT
5. Welk bewijs de regisltatie of overboeking
van autentieke of onderhandfche acten, iri
openbare registers en boeken, te weeg brengt.
(Art. 12^7 en 1454.) Zie Openbare acten ^
No. 6. Affchriften, No* 4-
Reglementen.
Door den Koning zal nadere bepaling ge-
maakt worden omtrent de volgende zaken:
a. De wijze en de voet der aangiften vaö
geboorten, huwelijken en fterfgevallen, den
tijd wanneer, de plaats waar, en de perfo-
nen door welke dezelve moeten gefchieden,
de poenaliteiten tegen de nalatigen, als me-\'
de de vorm en inrigting der acten en re-
gisters. (Art. 21.)
b. De benoeming der Autoriteit, bij welke
de registratie van huweUjks-voorwaarden
moet gedaan worden. (,Art. 94.)
f. De benoeming der plaatfelijke Autoriteit,
bij welke allen, dié zich door een huwelijk
met elkander willen vereenigen, zich moe-
ten vervoegen, om in ondertrouw te wor-
den aangenoomen. (Art. 119.)
d. Eene nadere bepaling ten aanzien van de
tienden. (Art. 528.)
e. Het ftrandregt, en de regten op in zee ge*
worpene en door de zee wederom opgegeve-
ne goederen, (Art. 587.)
WETBOEK napoleon^
f. De bepaling van de Antotiteit, vooi- wel-
ke de eigendom van onroerend goed door
het doen van opdragt overgaat. (Art*
591O
g. De benoeming der plaatrelljke Autoriteit,
tot het verleiden van acten van hijpothéca-
tie. (Art. 1B09.)
Regt van aanwas.
I. Verfcheiden perfonen të zamen , zondei- uit-
drukking van deelen, tot erfgenamen gefteld
zijnde, en één of meer van hen ontbrekende^
genieten de overblijvenden te zamen, door
aanwas, ook dac gedeelte, het welk de ont-
brekenden , zoo zij erfgenamen geweest wa.
ren, genoten zouden hebbent (Art. 664.)
s. Die, met uitdriikking van deelen, tot erf-
genamen zijn geftéld, genieten nooit meer dan
hun gedeelte, en moeten in dat geVal de dee-
len der ontbrekende erfgenamen, of die dee-
len, waar over de testateur niet befchikt heeft,
aan de erfgenamen bij verfterf vervallen. (Arti
665.)
3. Eene bepaling van deelen, niet afzonderlijk,
maar bij zamen voeging, bij voorbeeld: iedet-
voor de helft, ftaat gelijk inet eene uitdrukking
van deelen zelve, en ftuit dus allen aanwas
uit. (/irt: 666 )
\'4, Eene erfftelling w geUjke deeïeH wordt ges
Ff a houi
3ïo REGISTER OP HEïT
houden voor eene erfftelling zonder uitdruk-
king van deelen, en brengt dus het ontbre-
kende deel, bij aanwas, over op de overige
geroepene erfgenamen. {Art, 667O
g. Voorts moet in de beoordeeling, of regf
van aanwas al,dan niet plaats heeft,de waar-
fchijnlijke meening van den testateur de beflis-
fing regelen. (Art. 668.)
6. Eene toewijzing van meer deelen, dan het
geheel bevat, brengt eene vermindering naar
evenredigheid te weeg. (Arf. 669.)
7. Die iu een zeker ftuk goed, of in eene be-
paalde fomme, tot erfgenaam gefteld zijn,
worden gehouden voor legatarisfen, en genieten
door aanwas nooit meer dan hun gemaakt is.
(Art. 670.)
8. Omtrent het regt Van aanwas, onder meer
legatarisfen, aan ,wie iets gezamentlljk ge-
xnaattt is, moeten dezelfde voorfchriften ge-
volgd worden, die ten aanzien van erfllelling
in Aru 664, het eerfie lid van Art. 665, en
in Art, 666, 667 en 668 van dit Wetboek
vermeld zijn, (Art. 773.)
Regters.
I., De Regter, die Weigert ïegt te fpreken? on-
der voorwendfel, dat de wet duister of on-
volledig is, of wel dat dezelve geheel ftil-
zwijgt, is fchuldig aan. regtsweigering, sii
des wegens aanfprakelijk, (^Art, 4.)
Gees
-ocr page 465-• WETBOEK NAPOLEON. 44/
a, Geen Regter vermag, bij wege van alge-
meene dispofitie of reglement, uitfpraak te
doen in zaken, die aan zijne beflisfing ouder-
worpen zijn. (Art. 6,)
3. De Regter der woonplaats kan ook ambts-
halve voorziening van curatele dpen. (Aru
S9?0
4. De Regter der plaats is competent in alle
zaken, de nalatenfchap betreffende. (Art,
909.) —— Voor \'hem worden de actie tot
boedelfcheiding, en de verfchillen over dezel-
ve, gebragt en behandeld. iArt. 980.)
5. In het algemeen moet de Regter met de
meeste naauwkeurigheid nagaan, of ook de
getuigen eenige beweegredenen hebben, om
de zaak op deze of gene wijze voor te dra-
gen , en moet voorts uit dc levenswijze, de
zedeu, den fl:and der getuigen, hunne wijze
van vQordragt, en alle andere omftandigheden,
derzelver geloofwaardigheid heoordeelen. (-Kfrjf,
i27SO
f), Hoe de Regter in het toelaten van prefum-
tiën moet te werk gaan. (Art. 127S.) —^
Zie Prefumtie , No. 14.
7. Dc Regters zijn wegens de afgifte dei\' ftuk-
ken, na verloop van vijf jaren, na dat het
proces uitgewezen is, uiet meer aanfprakelijk,
{Art. 1903,0
f f 3 re-
-ocr page 466-3ïo REGISTER OP HEïT
Rekening en vër.antwoording.
i. Bij liet eindigen der voogdij,iä de voogd in
allen gevalle verpligt aan zijnen gewezen pu-
pil, of aan deszelfs erfgenamen, rekening en
iverantwoordirig te doen. (Jrt, 371.)
S. Eene algemeene quitantie van den gewezen
pupil, of een accoord over het geen hem ter
sake der voogdij mogt toekomen, is onvol-
doende, en ontflaat den voogd niet, om nog
naderhand tot het dcfen van rekening en ver-
antwoording te worden aangefproken. (ArU
372.)
In die rekening moeten alle de posten van
den inventaris behoorlijk worden verantwoord,
CJrt- 373.)
4; Ten aanzien van de zoodanige, die niet
zijn ingekomen, moet bii de rekening worden
gemeld, en, des noods , door bewijzeu aan-
getoond, welke vlijt ten dien opzigte door
den voogd is aangewend. C-^n 374*)
In deze rekening moet in ontvang gebragt
worden alles, wat ontvangen is, en had be-
hooren ontvangen te worden. X-^rt. 375.)
é. ïn ontvang moeten ook gebragt worden de
vergoedingen van alle fchaden, welke de
yoogd, door ontrouw of verzuim, aan den
minderjarigen mogt hebben veroorzaakt, (Art.
Daarentegen wordt in, d^ uitgaaf van deze
\\
-ocr page 467-• WETBOEK NAPOLEON. 44/
rekening gebragt alles, wat de voogd, ten
behoeve en nutte van den minderjarigen, be-
taald heefr. \\Art. 377O
8. Alle posten van betaling moeten door qui-
tantiën bewezen worden; ten ware dezelve
van dien aard of geringe waarde zijn, dat
aien niet gewoon is daar van quitantie te ne-
men. (Art. 378.)
9, In die uitgaaf wordt ook geleden eene rede-
lijke fomme voor falaris van den voogd.
(Art. 379O
ïp* Zoo dra de rekening gefloten is, is de
voogd verpligt het batig flot van dezelve,
benevens alle goederen, bewijzen van eigen-
dom, conftitutiën van renten, effecten en
fondfen, en generalijk alle baten en profijten,
ter zake van de voogdij onder hem zijnde,
aan den gewezen pupil, of deszelfs erfgena-
men uit te keeren. (Art. 382O\'
XI* De geftelde curator is verpligt, telken jare
aan het Geregt rekening en verantwoording
van zijn gehouden bewind te doen, als me-
de, na het eindigen der curatele, eene alge-
meene rekening en verantwoording te doen
aan den genen, wiens curator hy geweest is,
of aan deszelfs erfgenamen. (Art. 413.)
ÏS. Met opzigt tot de rekening en verantwoor-
ding, zijn executeurs verpligt zich te gedra-
gen naar het geen, ten dien aanzien, aan
Ff 4 voog-
REGISTER pp HET
voogden is yoprgefclireven, l?ij Aft. 359 j
S7a m 379. (Art. 904.)
Elk lasthebber js gehouden rekenfchap van
zijn verrigte te geveii, en aan den lastgeyei;
verantwpording tg doen van alles, wat hij
uit krachte yan het mandaat ontyangen heeft;
al vvare het, dat het ontvangene asn den last-
gever niet verfchuldigd mogt zijn gev^eests
(An. 17300
Eelief,
I. El! kan door een meerderiarigen, tegen hpï
aanvaar4en eener erfenis, geen relief verkre-
gen worden. / {Aru 92,2.) —— ?ie Aanvaar"
ding^ No. 10.
Benadeeling, zonder da|: van eenen bedrie=>
gelijken! tpeleg blijkt, vernietigt geene oyereen-
eetikpnjst, dan alleen in zommige gevj^iien,
^n ten .aanzien van zekcre perfonen, zoo
als, \'pij de behandeling van reiief^ is vastgp»
fteld. {Aft* 1031.)
Vernktiging of rescisfie yan aangegane, over-
\' eqnkpmften ^n, gedurende den tijd van tien
jaren, verzocht worden, in alle die gevallen ,
jq welke geen korter tijd door de wet bepaald
wordto —— In geval van onregtvaardig ge-
weld s begint die tijd te loopen van den dag,
wapr pp het zelve opgehouden heeft; in ge-
vsli van dwaling of bedrog, van den dag dat
" " dj.
-ocr page 469-• WETBOEK NAPOLEON. 44/
dezelve ontdekt zijn, en ten aanzien van ge-
ajouwde vrouwen, van den dag dat het hu-
welijk ontbonden i£, -—- Met betrekking tot
handelingen van dezulken , dje onder curatele
gefteld zijn, beghit die tijd .te Joopen van den
dag dat de curatele is opgeheven. -- Eii
met betrekking tot die van minderjarigen, van
den dag huniier meerderjarigheid. (Jri. 1225.)
Een minderjarige, iemand, die onder cura«.
tele ftaat, en eene getrouwde vrouw, zijn,
uit hoofde van merkelijke benadeeling, releva-
bel tegen verbindtenisfen, door der?elver
voogd, curator of man, in hunnen naam, of
door hen, met adfineutie van dezelve, aange-
gaan. {Art* ïa2Ó.)
Een minderjarige, iemand, die onder cura-
tele ftaat, en eene getrouwde vrouw, zijn
echter niet relevabel, uit hoofde van merke-
lijke benadeeling, wanneer dezelve dopr eene
toevallige, en onvoorziene, of onvermijdelijke
gebenrtenis veroorzaakt is» {Art. iaa7.)
p. Een minderjarige, iemand, die onder cura?
tele ftaat, en eene getrouwde vrouw, kunnen
mede niet gereleveerd[ worden tegen verbind-
tenisfen, gedurende de voogdij of curatele,
of ftaande huwelijk j in manigre hij Na, 4
vermeld, aangegaan, wanneer zij .dezelve ver-
bindtenisfen , na het eindigen der voogdij of
f 5 Pife
458 register op het
curatele, of na de ontbinding des huwelijks,
Ijebben geratificeerd en bevestigd. (Art* laaS.)
7. Meerderjarigen kunnen, uit hoofde van mer-
kelijke benadeeling , tegen aangegane verbind-
tenisfen geen relief bekomen, dan in de ge-
vallen, en onder de bepalingen, uitdrukkelijk
bij de wet vastgefteld. C^r/. iaa9,)
8. Van rescisfie van verkoop ter zake van lefie
of benadeeling. {4rt. 1446—•1457,) —• Zie
Benadeeïing,
g. Tegen een contract van ruiling wordt geen
relief, uit hoofde van lefie of benadeeling,
toegelaten. {An, 1475.)
10. Wanneer tegen transactiën relief valt. (Art,
179 £—1794.) —— Zie Tramactïèti,
Renten.
Verfchenen renten, het zij perpetuele of
lyfrenten, worden geprefcribeerd door verloop
van vijf jaren. {Art, 1904.) 2ie lnt§>-
resfen*
Renuntiatie. Zie Afftand,
Rp-paratlën.
i. Tot het doen van welke reparatiën een
vruchtgebruiker gehouden is. {Art, 495 en
49Ö.) —\' Zie Fruchtgehruik,
1, Ten wiens kosten, of van den eigenaar, of
van
-ocr page 471-WETBOEK Ê^APOLEON. 459
yan den geen, die het fervituut heeft, de re-
paratlën, die neodig zijn om van een fervituut
gebruik te kunnen maken, gedaan moeten
worden. (Jrt-^ 54®—542-) -— Zie Diensbaar*
heden.) No- 6—8.
3. Van des verhuurders verpligting tot bet doen
van noodzakelijke reparatiën. (Jrt. 1485 en
1488.) --—— Zie Huur en verhuring, No. 9
en 12,
4. Welke reparatiën komen voor rekening van
den huurder van een huis. (Art. 1518 en
1519.)-Zie Huizen^ No. 3 e» 4.
5. Hoe lang metfelaars, timmerlieden en andere
ambachtslieden, wegens gedane reparatiën, regt
van legaal verband hebben. (Art. 1830. Na.
3. -— Zie Legml verband No. 3 , c.
Representatie,
1. Reprefentatie is eene fictie van de wet, ten
gevolge hebbende, dat de plaatsvervuiler in de
plaats, in den graad,en in de regten optreedt
van den geen, wien hij vertegenwoordigt. (Art,
860.)
2. Reprefentatie heeft in de regte nedergaande
linie tot in het oneindige plaats, en wordt
toegelaten, niet alleen, wanneer er kinderen
van den overledenen, en afkomelingen van
vó.óroverledene kinderen van denzelven, teza-
men, aanwezig zijn, maar ook, wanneer, bij
458 register op het
vóóroverlijden van allé des overledens kinde?
ren, afkomelingen van dezelve, het zij ia
gelijke, het zij in verfchillende graden aan el-
kander heftaande, in wezen zijn. (ArU S6i )
3* Reprefentatie heeft geene plaats ten behoeve
van nabeftaanden in de opgaande linie; gaan?
• de de naaste in ieder der twee lijnen altijd
voor de genen, verder in graad zijn,
(^Aru 86a.)
Jn de §ijd-h\'nie wordt reprefentatie toege-
ftaan aan kinderen en verdere afkomelingen
van des overledens broeders of zi^sters, het
zij dezelve te ?amen met hunne oomen en
mpeijen erven, het zij, bij vóór-overlijden
yan alle des overledens broeders en zusters,
^e erfenis pyerggat op derzelver afkomelin-
gen , in gelijke of ongelijke graden aan elkan-
der beftaande. \\Art. »03 >
5. In alle gevallen, waar in reprefentatie plaats
heefc, gefchiedt de verdeeling der erfenis bi]
(laken; indien er in den zelfden ftaak ver-
fcheidene takken zijn, worden deze takken
wederom ftaaksgewijze in verdere onderdeelen
gedeeld, en in die takken of flaken, waar in
geene nadere plaatsvervulling plaats heeft, ge-
fchiedt de verdceling der erfenis bij hoofden,
(Art, .864.)
6* Re»
-ocr page 473-wetboek napoleof^4
Reprefentatie heeft geene plaats ten Aanzien
van perfonen, die nog iu leven zijn. -
IVJen kan iemand reprefenteren, wiens boedel
mén niét heeft willen aanvaarden* (AHo
865.)
Repudiatie» Zie Verwsrpiügi
RescissIe.
1. Hóe trouwbeloften vervallen en Vernietigd
worden. (Art. 51-^530 - Zie Trouwhd-
loften,
a* Wanneer én hoedanig huwelijks-voorwaar-
den kunnen herroepen en vernietigd worden*
(Art* 86—92.) —~ Zie Huwelijks-voorwaar-\'
den, No. go—gö*
3. Van , vernietiging des huwelijks door echt-
fcheiding. {Aru 218—228*) —Zie Echt-
fcheiding,
4. Hoe testamenten te niet gaan. (Art. 835—
838.) —Zie Testamenten.
\'g. Van vernietiging of refcisfie van aangegane
boedelfcheiding. (Art. 1009—ïoii.) -^ Zie
Boedelfcheiding, No. 28—30.
6. Van vernietiging of refcisfie van aangegane
overeenkomften. (Art. 1225—1229.) Zie
Relief, Nb. 3—7.
Van refcisfie van verkoop ter zake van lefia
-ocr page 474-4(54 REGtSTER. OP ËET
of benadeeling. {Art. 1446—1457.) — Zi^
Bmadeeling.
8. Van vernietiging van een contract van liif-
rente. {Art. 17si«) ——- ^ie Lijfrenten ^
No. 10.
Reservatoire clausule.
1. Een testament kan in een onderhandsch ge-
fchrift vervat worden, wanneer de testateur
by zijn testament aan zich uitdrukkelijk heeft
voorbehouden de magt, om bij een onder-
handsch gefchrift, door hem of een ander ge-
fchreven , en door hem onderteekend, legaten
of andere bijzondere befchikkingen te maken;
wordende dusdanig gefchrift, hdt zij in tegen-
woordigheid van getuigen, het zij zonder de-
zelve, onderteekend, van gelijke kracht en
waarde gehouden , als of het in het testament
zelve was ingelascht. {Art. 623.)
Het ftaat echter niet vrij, om bij zulk een
onderhandsch gefchrift eenige veranderingen
te maken omtrent de erfftellingen, noch ookj
om daar bij fideïcommisfen daar te ftellen; al
het welk in dit geval voor krachteloos wordt
gehouden. {Art. 624.)
Retentie.
j. De bewaarnemer is geregtigd, om het in be-
waring gegeven goed zoo lang onder zich te
WETBOEK NAPOLEON. /^cg
houäen, tot dat de voldoening van het geen
hem ter zake der bewaarneming toekomt, ge-
fehied is. (Art. 1691.)
a. Een fchuldeifcher, die niet alleert eene hij-
pothecaire fchuld, maar ook bovendien nog
eene perfonele fchuld zonder verzekering, ten
laste van denzelfden fchuldenaar heeft, is tot
te rug gave van het pand, fchoon de hypo-
thecaire fchuld gekweten is, niet gehouden,
zoo lang de perfonele fchuld nog niet is af-
gedaan, waar voor hij op het verpande goed
regt van retentie heeft.- Dit regt van re-
tentie werkt echter niet tegen andere fchuldei-
fchers , en geeft geene preferentie, zoo dra
de boedel infolvent is. {.Art. 1825.)
3. Wie verder regt van retentie hebben, en
met welk gevolg. (Art. 1833—1836:) --
Zie Legaal verhand , No. 6—9.
Riolen.
1. Geene riolen te plaatfen tegen een gemeenen
of tegen eens anders muur. (Art. 557.) —
Zie Erffcheidingen, No. 5,
2. Elk moet zijn vuilnis op zijn eigen grond
bergen, en zich daar van ontdoen op zulk
eene wijze, dat de erven zijner nageburen daar
door geen den minflen overlast lijden; ten
ware hem het fervituut is toegeftaan, om een
riool te hebben, liggende in of door zijn buur-
Kians
-ocr page 476-4% /REGISTER. OP HET \'
tnarls grond j of daar op uitkomendé; (Arti
578V)
3. Secretèn en riolen, tusfchen tWee geÖuren
gemeen, geruimd of geledigd rnoetendé wor-
den, is Êlk hunner beuftelings verpligt ^ te
gedogen, dat de riiiming voor beider geza-
menlijke kosten gefchiede, en dan in het eene,
dan wederom in het andere huis plaats hebbe.
— Indien niet blijkt, ih welk huis de ruiming
het laatst gefchied zij, wnrdt de beurt door
het lot beflist; alles, ten ware één der hui-
zen, op grond van een toegeftaan fervituut,\'
den last van het ruimen alleen dragen moest.
iAru 579-\')
4. Niemand heeft het regt dih vi;ater, met eene
pomp, door eene pijp, te trekken uit den put
of bak van een ander 5 om water te halen uit
eens anders put of regenbak; om zijne önrei-
nigheden te lozen döor het riooï van een an-
der; om zijn overtollig water over eens atï-
ders grond te laten Ioopen; of om door eens\'
anders water te varen ; of in eens anders wa-
ter zijne beesten te drenken; oni den rook
van zijn vuurhaard tè laten gaan door den
fchoorfteen van een ander, en meer foortge-
lijke zaken, waar door het eene erf aan hec
ander dienstbaar is, dan die daar toe een fer-
vituut verkregen haeft» (4rU 580*^
WETBOEK napoleon.
Roerend goed.
u Goederen zijn roerende ^ of uit derzelver
aard, of volgens de bepalingen van de wet»
iJn. 425.)
2. Roerende goedeten uit derzelver aard zijn
dezuiken, die van de eciie plaa s naar de an-
dere vervoerd kunnen worden, het zij ze zich
zelve bewegen , het zij ze door eene van bui-
ten aankoniehde kracht bewogen worden.
CArt. 4^6.)
Door wetduiding zijn vöor roerende goede-
ren te houden :
Alle perfonele actiën , het zij dezelve be-
trekkelijk zijn tot geldfommen ^ of tot roe-
rende en onroerende goederen;
Alle reële actiën op roerend goed ;
c. Alle actiën, aandeden of interesfen in
eenige asfociatiën, compagniefchappen ä fo-
ciëteiten van commercie, asfurantie, navi-
gatie , reederijen, visfcherijen, binnen- of
buitenlandfche fondfen, beleeningén, en van
alle andere handel ^ nering, beroep en be-
drijf; zelfs wanneer onroerende goederen,
tot deze onderneming betrekkelijk, aan dc
voornoemde gemeenfchappen toebehooren;
— en
d. Wijders zijn door wetduiding voor roe-
rende goederen te houden alle obligatiën ea
effecten, zoo op het R,yk en andere Md.
Gg gend»
-ocr page 478-458 register op het
gendheden, a1s ten laste van bijzondere
perfonen, al zijn zij ook van een verband
op onroerend goed voorzien. (Jrt. 427.)
4. BouvvftolFen, afkomende van de afbraak
van eenig gebouw, of dezulken, die beftemd
• zijn om een nieuw gebouw te maken, zijn
roerende goederen-- Dezelve bouwftolFen,
tot aanbouw zijnde gebruikt geworden, hou-
den daar door op roerende goederen te zijn.
(Jri. 428.)
5. De fpteekwijze van roerende goederen wordï
in de gemeene zamenleving dikwijls in eenen
meer engen zin genomen, en worden als dan
het gereed geld, infchulden, edele gefteenten,
koopmanfchappen, en verzamelingen, dekun-
tten en wetenfchappen betreifende, daar onder
niet begrepen, (Aru 429-)
6. Wat onder een legaat van roerende goede-
ren begrepen is, (Aru 808 en 809.) — Zie
Legaten, No. 45 en 46.
7. Hoe verpanding van roerende goederen ge-
daan wordt. (Art. ilii.) —^ Zie Fand\'
regt, No. II*
Roomsch reot.
Bii de invoering van dit Wetboek is afge-
fchaft het Roomfche Regt. (Beßuit vm den
vm Sprokkelmaand 1809, Art, sO
Rbï-
-ocr page 479-WËTBOÊK NAPOLEON. 467
Ruiling.
1. Ruiling is een contract, waar bij partijen
aan elkaiider wederkeerig eene zaak in de
plaats van eerse andere geven. (Art* I471.}
2. Ruiling wfi-rdt gehouden voor vokrokken,
zoo dra partijen omtrent de zaken, die ge-
ruild zullen worden, overeengekomen zijn»
(^Art, 1472.)
g. Wanneer de eene partg de zaak, welke
hem in ruiling gegeven wordt, reeds ontvan-
gen hecfc, en naderhand bewijst , dat de an^^
dere partij geen eigenaar van dezelve was,
kan hij niet genoodzaakt \\vorden tot levering
van de zaalc, welke hij beloofd had daar te-
gen te zuilen ruilen, msar hy kan voldaan
met de zsiik-, welke hij oMvaBgen heeft, te
rug te geven. (Art. 1473.)
4. De partij, aan welke de zaak, die hij in
ruiling ontvangen heeft, geëvinceerd is, heeft
de keuze, om vergoeding van kosten, fcha-
den en interesfen, of de te rug gave der door
hem gegevene zaak te vorderen. (Art. 1474.)
5. Tegen een contract van ruiling wordt geen
relief, uit hoofde van l§fie of benadeeling,
toegelaten. (Art. 1475.)
ö. A-Ue andere regelen, ten aanzien van koop
en verkoop voorgefchreven, ziin mede op rui-
Mng toepasfelijk. {Art. 1476.)
Gg s Rijk.
-ocr page 480-46S REGISTER OP HET
Rijk.
I. Alle obygatiën en andere effecten op het
Rijk zijn door wetduiding voor roerende goe-
deren te houden. {Art, 427, No. 4.)
a. Van de domeinen van het Rijk. {Art. 433
—436.) - Zie Domeinen.
q. Goederen, die geen eigenaar hebben, be-
hooren aan den Staat. {Art. 583.)
4. By ontbreken van bloedvervi\'anten, en van
een overblijvenden echtgenoot, vervalt de na->
latenfchap aan het Rijk. {Art. 881.) \'
5, Welk regt van legaal verband het Rijk heeft
op de goederen van deszelfs ontvangers , en
van hen, die eenige lasten of impofiiiënfchul-
dig zijn. {Art. 1829, No. i en 2.,) — Zie
Legaal verband, No. a, a. en b.
s.
Salaris.
j. Voor falaris mag een voogd, of, zoo er
meer voogden zijn, mogen zii) te zamen, tot
belooning der algebeele cn gezamenlijke admi-
iiiftratie, berekenen den veertigften penning
vaa
-ocr page 481-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
van de ontvangst, den tachtigften penning van
de uitgaaf, en den honderdften penning van
gereede gelden, die in den boedel gevon-
den , of die van verkochte goederen , of van
afs;eloste kapitalen voortgekomen zijn. (Jrf.
S8o.) ,
a. Voor het genot van dit falaris is de voogd
verpligt het geheele beftuur der voogdij uit te
voeren; ten ware buitengewone moeite en ar-
beid in de vereffening des boedels nog boven-
dien eene belooning voor tijdverzuim en vaca-
tiën billijk vorderen; waar van de begrooting ,
iu geval van verfchil, aan de Weeskamer of
aan het Geregt wordt overgelaten. (Jri»
381.)
3. Het falaris van curatenren wordt berekend
op gelijken voet, als zulks ten aanzien van
voogden plaats heeft. (Ari. 414 )
4. Van het falaris van executeurs. (Jri, 905 en
906.) -- Zie Executeurs, No 2.4 en 25.
5. Een curaior over vacerende erfenisfen is be-
voegd , om voor faian\'s zoo veei. in rekening
te brengen, als aan voogden wordt toegeftaan.
(Art. 960.)
é* Van de verjaring der actie van Practizijns,
tot voldoening van derzelver verfchotten en
falaris. (Art. 1900.) - Zi& Practizijns ^
ff
-ocr page 482-458 register op het
^ch^lde-vergoedfng.
ï. De voogd is gehouden aile fchade, die,
door kwalijk te doen , of door na te iaten he£
geen had moeten gedaan worden, veroorzaakt
wordï, te vergoeden, {Art. 348 en 376.)
Die eenige fioffe, aan een ander toebehoo-
rende, buiten deszelfs weten gebruikt heeft,
is niet aUeen tot te rug gave van die ftofFe,
zoo zij affcheidbaar is, maar ook tot vergoe-
ding van kosten, fcliaden en interesfen gehou-
den. (Art. 458.)
Kosten, fchaden en interesfen zijn in het
algemeen, het geen een fchuldeifcher toekomt
voor het verlies, het welk dezelve heeft gele-
den, en voor de winst, welke hij heeft moe-
ten derven; behoudens de uitzonderingen en
v-\'ijzigi: gen, welke bier na worden vermeld,
(Art. 1060.)
4. Kosten, fchaden en interesfen zijn dan al-
lee» verfchuldigd, wanneer de fchuldenaar
verzuim\', of in gebreke blijft, zijne verbindte-
nfs 11a te komen. (Art. loói.)
Geene kosten, fchaden en intereffen zija
verfchuldigd , indien de fchuldenaar door on-
Vtrmijdeiljk gev.\'eld, of bij toeval, buiten zij-
ne Ichuld of verzuim , heler is iets te geven,
of eene daad te verrigten, waar toe bij ver-
ligt was gewetst, of genoodzaakt is gtv»\'pr-
. den
-ocr page 483-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
den iets te doen, het welk hem verboden
was. i^rt. 1062.)
Een fchuldenaar, die niet met kwaad opzet
oorzaak heeft gegeven, dat de verbindtenis
niet ter uitvoer is gebragt, is alleen gehouden
tot vergoeding van die kosten, fchaden en
interesfen, welke voorzien zijn of voorzien
hadden-- kunnen worden, ten tijde vän het
aangaan van het contract. (Art. ioÖ3.)
7. Maar zelfs in dat geval, wanneer het niet
nakomen van de overeenkomst een gevolg is
van het kwaad opzet van den fchuldenaar,
kunnen de kosten, fchaden en interesfen, met
betrekking tot het verlies , het welk de fchuld-
eifcher geleden heeft, of de wirst, welke hij
heeft moeten derven, niet anders berekend
worden , dan voor zoo yerre dezelve een on-
middelijk en dadelijk gevolg zijn van het niet
nakomen der overeenkomst. (Art. 10ó4.)
B. Indien bij overeenkomst bedongen is, dat
de gene, die in gebreke bli^t de verbindtenis
lia te komen, eene zekere fomme zal betalen,
tot vergoeding van kosten, fchaden en inte-
resfen , kan aan de andere partij geene groote-
re of mindere fomme, dan de bedongene, wor-
den toegewezen. {Art. 10Ó5.)
In verbindtenisfen, die alleen betrekkelijk
zijn tot het betalen van eene zekere geldfum-
ms, wordt alleen eene vergoeding van renten
47? REGISTER OP HÈT
I /
of interesfen, en geene andere berekening vaiï
kosten, fchaden of interesfen toegeftaan.
1066)
10. Interesfen van interesfen mogen, bij wanbe-
taling van dezelve, noch bedongen, noch
buiten beding gevorderd worden. (Art, loój.)
11. Van vergoeding van fchade, door misdaad
of quafi-misdaad aan een ander toegebragt.
(^r?. 1313—1328.) -- Zie M/sdaaa\', No,
a—II.
12. Voor welke fchaden en verliezen de huurder
aanfprakelijk is. (Art. 1496—1499 en 1523.)
- Zie Huur en verhuring 9 No. 20—23,
Huizen, No. 8.
13. Een lasthebber is verantwoordelijk voor de
kosten, fchaden en interesfen, welke door het
niet uitvoeren van dien last zouden kunnen
ontftaan. (Aru 17 34 O
^chat.
Een verborgen fchat, welken men op zijn
eigen grond ontdekt, komt geheel aan den
geen,\' die denzelven gevonden heeft; doch op
eens anders grond gevonden, komt dezelve
voor de helft aan den vinder,en voor de we-
derhelft aan den eigenaar van den grond. —
Zulk een fchat is al wat verborgen of begra-
ven is, waar aaa niemand zijn eigendom kan
WETBOEK. NAPOLEON. 475
tewiizen, en het geen alleen bij toeval ont-
dekt,- of gevonden wordt. (Art. 586.)
ScHEE.PS-PORTiëN,
Van fcbeeps-portiën worden twee derden
van de tijdelijke uitdeelingen voor vruchten,
en één derde voor hoofdfora gerekend; waar
tegen ook weder in de tijdelijke bijlagen twee
derden door den vruchtgebruiker, en één
derde door \'den eigenaar, na het eindigen van
het vruchtgebruik, gedragen moeten worden»
(Art, 47Ó.)
1
Schippers. Zie Foerlieden.
Schuld.
Van legaten van fchuldbevrijding, en van
uitftel van betaling. (Art. 8oa-—8a6 en 829,)
— Zie Legaten, No. 39—43 en 66*
Schuldeischers.
1, Gedurende den tijd van beraad mogen de
fchuldeifchers den erfgenaam niet met execu-
tiën bemoeijelijken. (Art* 944.) — Zie Be.
raad, No. 7.
2. De fchuldeifchers van een boedel, onder be-
neficie van inventaris aanvaard, verliezen de
bevoegdheid om den erfgenaam en legatarisfen
aan te fpreken, door een tyd-verloop van drie
458 register op het
jaren, te !->eginnen van den dag, dat de re-
kening opaenoraen en geOoten is. {Art. 954.)
g. De fchuldeifchers hebben de bevoegdheid,
om affcheiding van den baedel des overlede-
nen van dien van dea erfgenaanj te eisfchen,
{Art j 002—1005.) -- Zie Boedelfchulden
No. ö—9,
4. De gezamentiiike fchuldeifchers kunnen op-
koinen teg^n tie daden, Vv\'elke hun fchulde-
naar, ter verkoriiMg van hun regt, gedaan
beeft. {Art. 1041, 1079 en 1217.) —Zie
Frauduleus*
schuldsplitsino.
!♦ De fchuldeifcher eener folidaire verbindtenis,
kan zich vervoegen aan den genen der fchul?
denaren, welken hij verkiest, ?onder dat deze
hamJiet V-OWregC fbliuiafpliifing tegeawer-
pen katj. {■^rt* 1110 ) Zie Solidair.
2. Van,het beneficie van fchuldfplitfiug, aan
borgen toekomende. {Art. 176Ó en iiG\'j.\'j-^
Zie Barg, Bargtogten, No. 23 en 24.
Schuld-veusirnging,
j. Confufie of fchnld-ver menging heeft plaats,
wanneer en voor ^oo verre de betrekking yan
fc\'iuldeifcher en fchuldehaar zich in denzelf-
den peril\'on vereenigf. —- Door confufie
öf fchuld-vermeoging wordt de \'fchuldvorde-
ripT
-ocr page 487-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
ring, zoo wel ais de fchuld, vernietigd.
(Art. 1220.)
Schuld-vermenging, in den perfoon van den
principalen fchulderiaar plaats hebbende , ftrekt
ook tot omOag van de borgen.-Schuld-
veimenging in den perfoon\'vtin den borg plaats
hebbende, ftrekt niet verder tot voordeel van
zijne folidaire mede - fchuldenaars , dan voor
het aandeel iu do fcmild, waar voor hij zelf
fchuldenaar geworden is. (Ah. 1221.)
g. Wanneer eene nalatenfchap onder beneficie
van inventai-is aanvaard, of een erfgenaam
ine!: den last van fideïcommis bezwaai\'d is,
brengt zullis gcene ichuid-vermenging te weeg,
(Art. 1222,)
SciIüLö vernieuwing. Zie Novc^\'.ie.
Secreten. Zie Riolen*
Separatis.
1. Separatie of fcheiding van tafel, bed, bij-
woning en goederen, ontbindt het huwelijk
. niet, in;iar fchoTt alieenlijk deszelfs gevolgen
op , bHjvende altijd de hoop op wederzijdfcha
verzoening over. (Art. 229.)
2. Geene feparatie kan, buiten kensis en be-
krachtiging van den Regter, worden aange-
gaan , noch eenige regterlijke gevölgen heb-
ben.
458 register op het
ben. — Van alle fepararia van tafel, bed, bIJ»
woririg en goedï-ren, moet openbare bekend-
making gedaan worden. {Art. 230.)
3. Op grond der redenen van eehtfcherdiTijj,
bij dit Wetboek bepaald, kan men ook erkcl
eene fcheiding van taf^l, bed, bgwonmg en
goederen verzoeken^ {Art. 231.)
4. Voor wettige redenen van feparatie worden
bovendien gehoucfen. zulKe hooggaande en
Tustverftorende mishandelingen en oneenighe-
den, tüsfchen echtgenooten op den duur
plaats hebbende , dat de zamenleving daar
door ondragelijk wordt, en men met redeti
voor kwade gevolgen beducht is. {Art. sga.)^
5. Eene vrouw, door haren man op eene ver-
regaande wijze dadelijk mishandeld wordende ,
mag zich, om verder ongeluk te ontwijken,
buiten \'s huis naar elders begeven. (Art,
6. Zij is echter verpligt hare klagten over die
mishandelingen ten fpoedigfte in te brengen
bij den Regter, die, wanneer »hij, na een
fummier onderzoek, die klagten gegrond be-
vindt , de vrouw mag toeftaan , gedurende het
proces van feparatie, afzonderlijk te wonen»
(Art. 234.)
7. De boedel wordt tusfchen de gefepareerde
echtgenooten verdeeld op gelijke wijze, als bij
echtfcheiding plaats heeft, uitgezonderd daÈ
ds
-ocr page 489-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
de voordeelen, bij huwelijks-voorwaarden be-
dongen, om eerst na den dood van één der
echtgenooten plaats te hebben, blijven iland
houden. (Art. 2,35.)
t. Indien de vrouw uit hare eigene goederen
niet ordentelijk kan beflaan, is cie man ver-
pligt om eene zekere fotpn^e, geëvenredigd
aan zijn vermogen , op bepaalde tijden aan de
vrouw tot haar onderhoud uit te keeretij
zoo lang zulks nood\'g zal zm. , (ifr^. agd.)
9. De gefepareerde echtgenooten blijven-, als
ouders, verpligt, om voor het onderhond m
de opvoeding hunner kinderen te zorgen,; eia
wordt de wijze der opvoeding, des noods^
door den Regter bep-^ald. (Jrt. 237.)
20. Omtrent de verdeeling der goederen, het
doen van uitkeering tot onderhoud aan eén
der echtgenooten, eo omtrent de opvoeding
der kinderen, kunnen, bij het aangaan der fe-
paratie, ten overftaan en onder bekrachtiging
van den Regter, afzonderlijke bedingen ge-
maakt worden. (Jrt. 23S.)
II. leder der gefepareerde echtgenooten zal, da-
delijk na het regterlijk gewijsde, zijne eigene
goederen beheereu, en de eene zal voor des
anders fchulden, na dien tijd gemaakt, niet
aanfprakelijk zijn. (^rt. 239.)
£a. Het ftaat aan gefepareerde echtgenooten te??
al-
-ocr page 490-458 register op het
allen töde vrij, zrch vveder met elkander te
verzoenen, en de zamenJeving te hervatten.
(Art, 240.)
13, Het gevolg daar van is> dat het huwelyk
op den zelfden voet en voorwaarden, als be-
vorens , gerekend wordt op nieuw te bcflaan.
(Art* 241.)
Sequestratie.
1. Sequestratie wordt daargefteld, of door
overeenkomst, of door regteilijk bevel. (Art>
1699.)
2. Sequestratie bij overeenkomst heeft plaats,
wanneer een of meer perfonen eene zaak, waar
over gefchil is, in handen ftellen van een der-
den, die van zgne zijde aanneemt, dezelve,
na dat het gefchil is uitgemaakt, terug te ge-
ven aan den geen, die daar toe geregtigd zal
bevonden worden. (^Art, 1700,)
3. Het is niet noodig, dat deze fequèstratie om
niet gefchiede. {Art, 1701.)
4. Wanneer de fequesiratie om niet is, wordt
dezeh\'e onderworpen aan de regelen , omtrent
eigenlijk gezegde bewsarnemtng vastgefteld,
behoudens de hier navolgende uitzondering,
{Art, 170a.)
5. De fequegtratie kan niet alleen ten «anzien
van rofïrende, maar ook van onroerende goe-
deren plaats hebben, {Art, 1703.)
WETBOEK NAPOLEON. /^cg
. De bewaarnemer kan, in geval van feqnes-
tratie, van de bewaring nici: omO;iget> wor-
den, vóór dat het gefchil is ul/gemaakt, ten
zij met toeftemming van slle de daar bii be-
langhebbende partijen , of om eene wettig ge-
oordeelde reden. (Art. 1704.)
. Seqaestratie bij regterlijk bevel kan onder
anderen plaats hebben, ten aan zien:
a. Van goederen eens fchuldenaars, welke
gearresteerd zijn ;
l. Van onroerend of van roerend goed, over
welks eigendom of bezit tusfchen twee of
meer partijen gefchil is ontftaan; en
c. Van zaken, welke een fchuldenaar ter
ner bevrijding aanbiedt. (An. 1705.)
. De aanftelling van een fequester van gear-
resteerde goederen brengt tusfchen denzelven
en den arrestant wederkeerige verpligtingen te
wege. - De fequester is verpligt het ge-
arresteerde , als een goed huisvader, te bewa-
ren en gade te ftaan; hij is gehouden, wan-
neer daar toe termen zijn , het zelve over te
geven, om ter voldoening van den arrestant
verkocht te worden, of is verpligt, in geval
van ontflag van arrest, het zelve terug te geven
aan de partij, tegen welke het arrest gerigc is.
De arrestant is daarentegen verpligt, het bij
^e wet bepaalde falaris aaa den fe<}üesier te
betalen. (Art, ijo^-\')
■4Zo REGISTER OP HET
9, Geregcelijke fequestratie wordt opgedragen of
aan een perfoon, omtrent welken de belang,
hebbende partijen onderling zijn overeengeko-
men , of aan een perfoon , die daar toe door
den Regter ambtshalve benoemd wordt. --
In beide gevallen is zoodanige perfoon aan de-
zelfde verpligtingen onderworpen, welke aari
een fequescer bij overeenkomst, in geval yan
vrijwillige fequestratie, opgelegd zijn. (An.
1707.)
Servituten, Zie Dienstbaarheden.
Wanneer flooten tusfchen twee geburen ge-
meen ziin, of niet. {Art. en 563.} —■
Z\\t Erffcheidingen ^ No. 10 en 11.
Societeit.
J. Contract van fociëteit is eene overeenkomst^
\'waar bii twee of meer perfonen zich verbin-
den , om iets in gemeenfchap te brengen,
met oog.merk om de winst, die daar door
ontilaat, onder elkander te deelen. (Art.
1577O
s,. Alle fociëteiten moeten eene geoorloofde
zaak ten onderwerp, en het gemeenfchappe-
liik belang der partijen ten oogmerk hebben.
— Elk der [geasfocieerden moet of geld,
• of\'
/
-ocr page 493-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
of andere goedéren , of zijne vlijt of arbeid j
tot de fociè\'teit aanbrengen» {Art. 1578.!
3. Alle contracten van fociêteit moeten bij ge»
fchrifte aangegaan worden, vvanneer de zaken^
welke zij ten onderwerp hebben, eene wäards
van meer dan honderd en vijftig guldens be-
dragen. - Men kan zich op geene getui*
gen beroepen, ten- bewijze Van iets, het welk
met den inhoud der fchriftelijke acte ftrijdig ^
of in dezelve niet vervat is, of van gezegden
welke vóór, ten tijde, of na het aangaan dier
acte zouden hebben plaats gehad; al wa& het
ook, dac het zaken waren van eene mindere
waarde, dan van honderd en v^ftig guldens»
4. Sociëteiten zijn, of algemeeneoï\'hijZonderê»
{Art, 1580.)
5. Algemeene fociëtéiten worden in tweë foor-
ten onderfcheiden , te weten, focieteitea van
alle tegenwoordige goederen, en algemeene fo-
cieteit van winst. {Art. 1581.)
6. In eene algemeene fociêteit van goederen
zijn begrepen alle roerende en onroerende goe-
deren, welke de geasfocieerden» bij het aan-
gaan der fociêteit, bezitten, als mede heg
voordeel, het welk zij daar van genieten kun-
nen. -- De geasfocieerden kunnen daar ook
in begrijpen alle andere foorten van winst 5
doch dc goederen, welke hua bij vervolg
H h doüE
-ocr page 494-458 register op het
door erfenisfen, donatiën of legaten, mogtéti
opkomen, zijn in deze fociëteit niet verder
begrepen, dan voor zoo veel het genot van
dezelve betreft. -- Alle bedingen, ftrekken-
de om den eigendom van laatstgemelde goede-
ren mede in de fociëteit fe brengen, zijn ver-
boden, behalven tusfchen echtgenooten, over-
eenkomftig het geen desvvegens ten hunnen
opzigte is bepaald. (Jrf. 1582O
7, Eene algemeene fociëteit van winst bevat in
zich al dat geen, het welk de geasfocieerden,
het zij door derzelver vlijt, of arbeid, het zij
uit hoofde der voortbrengfelen, vruchten of
inkomften hunner bijzondere roerende of on-
roerende goederen, kunnen verkrygen, (/irt,
1583O
8. De eenvoudige overeenkomst eener algemee-
ne fociëteit , zonder eenige verdere bepaling
aangegaan, behelst niets anders, dan de alge-
meene fociëteit van winst. (Art. 1584.)
9. Iu eene bijzondere fociëteit zijn alleen zeke-
re bepaalde zaken, of het gebruik van dezel-
ve, of de vruchten, die daar van afkomen,
begrepen. QJrt. 1585O
10, Een contract, waar bij verfcheiden perfonen
zich, het zij tot eene bepaalde onderneming,
het zij tot uitoefening van eenig bedrijf of
beroep, vereenigen, maakt mede eene byzon-
dere. fociëteit uit, CArt. 1586.)
ii. De
-ocr page 495-wètbóek nal^ölfeök
ir. be fociëteit neléiüt Karen aanvang op hei
oogenblik, dat het contract aangegaan is, ten
ware des wegens bij het zelve eene aiidere be-
paling gemaakt zij. (Art, 1587.)
is. Indien bij overeenkomét niet bepaald is,
voor hoe lang de fociëteit is aangegaan, wordl
dezelve geacht voor het geheele leven der ge-
asfocieerden aangegaan te zijh, behoudens het
geen bij iVö* 3 wordt vermeld; doch, wan-
neer dé fociëteit eene zaak of handeling, we!=
ke ïlechts voor eenen bepaaldet} tijd duurt, be-
treft, wordt zij gerekend, voor zoo lang alè
die zaak of handeling duurt, aangegaan te
éijn; (Art. 1588.)
13. Ieder der gaasfoaeerden kan door de focië-
teit aangefproken worden vOor het gene h^
beloofd heeft in dezelve in te brengen. ——-
Indien hét ingebragte beftaat ih eene bepaalde
2aak; eiï d\'e fociëteit daar van geevincéerd
Wordt, is de geasfocieërdé, die hetzelve inge-
tjfagt heefc, gehouden de fociëteit deswegens
té vrijwaren, op gelijke wijze, als een ver^
kooper ointrent den kooper verpligt is te doeri
(Art. 1589.)
14. De geasfocieerde, die eene fomiiie gelds in
dè fociëteit moest inbrengen, en zulks niet
gedaan heefr, wordt door deze éijnè nalatig-
üeid debiteur van de fobiëteit, voor de inteS
tesfen dei: fom, te rekenen van den Bag,
458 register op het
waar op dezelve had moeten verftrekt wor-
den. — Dit heeft ook plaats met betrekking
tot gelden, welke één der geasfocieerden uit de
kas der fociëteit genomen heeft, te rekenen
van den dag af, waar op hij dezelve tot zija
bijzonder gebruik heeft aangewend, behoudens
daarenboven eene vergoeding van kosten,
fchaden en interesfen, wanneer daar toe ter-
men aanwezig zijn. (Art. 1590.)
15. De geasfocieerden, die zich verbonden heb-
ben om hunne vlijt en arbeid in de fociëteit
aan te brengen, zijn aan dezelve rekenfchap
verfchuldigd van alle de winlten, welke zij
door zoodanige foort van handelingen, als
waaromtrent de fociëteit aangegaan is, ver-
kregen hebben. (Art. 1591.)
16. AVanneer één der geasfocieerden in zijn par-
ticulier eene fom van iemand te vorderen heeft,
die mede eene fom verfchuldigd is aan de fo-
ciëteit, moet de betaling, welke hij ontvangt,
gerekend worden op de infchuld van de focië-
teit, en die van hem zelven, in evenredig-
heid van de beide pretenfiën, gefchied te
zijn; al ware het, dat hij bij de quitantie al-
les in mindering of voldoening van zijne bij-
zondere infchuld gebragt had. - Maar»\'
indien hij de geheele betaling bij de quitantie
gebragt heeft In mindering of voldoening der
la-
-ocr page 497-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
infchuld van de fociêteit, moet dit beding na-
gekomen worden. 159 a.)
17. Watiineer één der geasfocieerden zijn geheel aan-
deel in de gemeene infchuld der fociêteit ont-
vangen heeft, en de fchuldenaar vervolgens
infolvent wordt, is hij verpligt het ontvange-
ne in de fociëteits-kas in te brengen, zelfs al
had hij bijzonderlijk voor zijn aandeel quitan-
tie gegeven, k^Art. 1593.)
18. Ieder geasfocieerde is, ten behoeve der fo-
ciêteit, aanfprakelijk wegens fchade, aan de-
zelve door zijtie fchuld toegebragt, zonder
daar tegen in compenfatie te kunnen brengen
de vvinften, welke hij door zijne vlijt en ar-
beid in andere zaken aan dezelve bezorgd
heeft, (Art. 1594.)
Indien de zaken, waar van alleen het genot
in de fociêteit is ingebragt, van dien aard
zijn, dat dezelve niet door het gebruik te niet
gaan, zijn dezelve voor rifico van den geas-
focieerden, die daar van eigenaar is, doch,
indien de zaken door het gebruik te niet
gaan, of, door dezelve te houden, in waarde
verminderen, of wanneer dezelve tot verkoop
beftemd zijn, of volgens eene begrooting der
waarde bij inventaris iu de fociêteit zijn inge-
bragt , zijn zij voor rifico van de fociêteit. —
Indien de ingebragte zzak op eene bepaalde
waarde gefchat is, kan de geasfocieerde, die
H h 3 4e.
dezelve ingpbragt h^eft, nooit meerder terug
vorderen dan de waarde, waar op, die zaak
gelchat is. (Art. 1595O
De fociëteit is ten behoeve van elk der ge-
asfocieerden aanfprakeiiik, niet alleen te? zake
van yoor dezelve uitgefchotene gelden, maae.
ook wegens handelingen der goeder trouw voor
dezelve aangegaan, en wegens de rifico, waar,
mede die handelingen uit den aq.rd dei; zake
gepaard gaan. (Art* 159Ö.)
W^^nneer het aandeel van elk der geasfo-
cieerden in de winsten en verliezen by het
<:ontraet van de fociëteit niet is bepaald, is elks
aandeel geëvenredigd aan het geen hy in de fo-
ciëteit heeft ingebragt; en wordt het aandeel
van den geen, die niets dan zijne vlijt en ar-
beid heeft ingebragt, gerekend geliik te ftaan met
het aandeel van den geasfocieerden die het minst
in de fociëteit ingebragt heeft. (Art. 1597.)
^sj. Indien de bepaling de? deelen van elk der
geasfocieerden in winsten en yerliezen aan
het oordeel van één van dezelve, of van ee^
derden, bij beding, is overgelaten, moeten
de geasfocieerden zich aan di^e bepaling on-
derwerpen, ten ware dezelve met de billijkheid
blijkbaar ftrydig n}ogt zijn. — In geen geval,
echter kunnen eenige klagten ter de?er zake
^eer toegelaten voorden, na dat d!;ie maanden
yerloopen zijn, zedert dat ds regeling der deelen
^r kennisfe van den ^een, die vermeent be-
wetboèk napoleon. 487
nüdeeld te zijn, gekomen is; gelijk mede gee-
ne klagten toegelaten worden, wanneer van
zyn kant de gemaakte bepaling is begonnen
nagekomen te worden, (yfr?. 1598.)
23. Het beding, dat één der geasfocieerden alle
de winsten hebben zal, is nietig, - Het-
zelfde heeft plaats niet opzigt tot eene over-
eenkomst , volgens welke de gelden of goede-
ren, die door één of meer der geasfocieerden\'
zijn ingebragt, vrij zouden zijn om in de ver-
liezen té heipén dragen. (Ah. 1599.)
s4, Eén der geasfocieerden, bij een bijzonder
beding van hef contract met de beheering der
zaken van de fociëteit belast zijnde, is be-
voegd om, zelfs in v>eerwil van de overige
geasfocieerden, al dat geen te verrigten, wat
tot de beheering dier zaken . betrekking heeft,
mits daar in ter goeder trouwe te werk gaan-
de. —— Zoodanige magt kan, zoo lang de
fociëteit duurt, niet dan om wettige redenen
herroepen worden ; doch indien dezelve niet
bij het contract, maar bij eene latere acte, na
dato van het aangaan der fociëteit, is opge-
dragen\', is zij, even als eene eenvoudige last-
geving, herroepelijk. (Art. 1600,)
Wanneer zommige der geasfocieerden met de
beheeriHg der zaken vaa de fociëteit belast
zijn, zöndèr bepaling der bijzondere werk-
zaamheden van elk derzelven, of zonder be-
Hh 4 ding,
458 register op het
fling, dat de een niets buiten weten en toe-
ftemming van den anderen zal mogen verrig-
ten, is ieder van hen afzonderlijk tot alle han-
delingen, die beheering betreffende, bevoegd.
, Wanneer bij hst contract bedongen is, dat
de een der adminjftreerende compagnons niets
buiten weten en toeftemming van den anderen
kunnen verrigten, vermag de egn , bij af.
wezendbeid van den anderen, niet dan uit
krachte van eene nieuwe overeenkomst te han*
deien, en dit mag ook zelfs dän niet gefchier
den, wanneer de afwezende buiten ftaat zijn
mogt om aan de beheering der zaken van d^
fociëteit deel te nemen. (Art. löps.)
, Bij gebrek van bijzondere bedingen, aan-
gaande de wijze der beheering van de zaken
der fociëteit, moeten de vQlgende regelen iu
^Qht genomen worden
pe geasfocieerden worden veronderfteld
aan elkander wederkeerig de magt van be-
Jisering te hebben gegeven; zijnde mitsdien
df handelingen van elk van hen, ook ten
aanzien vao de aandeelen der overige geas-
focieerden, verbindende, offchoon deze daar
in niet mogten toegeftemd hebben; behoii-
dens bet regt van de laatften of van een
van dezelven, om zich tegen de aangegane
han-
-ocr page 501-WETBOEK NAPOLEON. /^cg
handeling te verzetten, zoo lang die nog
niet gefloten is;
b. Elk der geasfocieerden kan de zaken,aan
de fociêteit toebehoorende, gebruiken tot
zoodanige einden, als waar toe dezelve be-
ftemd zijn , mits hij zich van dezelve niet
bediene tegen het interest van de fociêteit,^
en hij de mede-geasfocieerden daar door
niet verhindere, om van dezelve, volgens
hun regt, mede gebruik te maken;
c. Elk der geasfocieerden kan de mede-geas-
focieerden verpiigten, om met hem de kos-
ten te doen, welke tot het in ftand houden
der aan de fociêteit toebehoorende zaken be*
iioodigd z\'yn; en
d. Geen der geasfocieerden mag, zonder toe-
ftemming van de mede-geasfocieerden, eeni-
ge nieuwigheden invoeren, ten aanzien van
vaste goederen, van de fociêteit depende-
rende, zelfs niet, al beweerde hij, dat die
innovatiën voor de fociêteit nuttig waien,
(Art. 1603.)
êH. De geasfocieerde, die met de beheering der
zaken van de fociêteit niet belast is, mag
zelfs de roerende goederen , die van de fociê-
teit dependeren , niet vervreemden, noch on-
der eenig verband brengen. QJn. 1^04.)
ap. Eik der geasfocieerden kan, voor zoo veel
zyn aandeel betreft, zonder toeflemming van
H h 5 de
de raede-geasfodeerden , een derden als deel»
hebber in dat aandeel aannemen | doch hij kan
denzelven, zonder zoodanige toeftemmig^.niet
tot medelid in de fociëteit toelaten; al ware
het dat hij met de beheering der zaken vaa
dezelve belast mogt zijn. (Jrt, 1605,)
.^o. In andere fociëteiten , dan die van commer-
cie, heeft geene verbindtenis van ieder der
compagnons , in folidum of voor het geheel,
voor de fchulden der fociëteit plaats. —
Ook kan één der geaslbcieerdeh zijne mede-
compagnons niet verbinden, ten zij hem daar
toe de magt door dezelve is opgedragen,
(Art, 1606.)
31. De geasfocieerden kunnen door den fchuld-
eifcher, met wien zij gecontracteerd hebben,
aangefproken worden, ieder voor gelijke fom-
me cn aandeel; al is het dat hst aandeel in
de fociëteit van den een, minder dan dat van
den anderen bedraagt; ten zij derzelver ver-
pligting bij het contracteren dezer fchuld uit-
drukkelijk, in evenredigheid van het aandeel
van elk der geasfocieerden, bepaald zij. (Art,
1607.)
ga. Eene handeling, aangegaan met bijvoeging,
dat zulks voor rekening van de fociëteit ge-
fehied is, verbindt alleen den inede-geasfo-
cieerden, welke de handeling in dier voege
gefloten heeft, doch niet de overige, ten wa-
re
v/2tb0sk napoleoè?. 491
re deze hem gemagtigd hadden, of d^ zaa^
tot voordeel vati de fociëteit verflrekt had^
(ArU löoB.)
Soeieteit eindigt:
f. Dpor afloop van den tijd, voor welkgn der-
zelve aangegaan i&j
1», Door de vernietiging der zaak, of de vol-
trekking der handeling, die het onderwerp
der fociëteit uitmaakt;
f. Door afftand of opzegging van één of
meer der geasfocieerden;
4, Door den döoel yan é^n der geasfocieer-
den ; en
e. Wanneer één der geasfocieerden zijn per-
foon verliest, of infolvent wordt. {Art.
1609.)
34. De verlenging van eene fociëteit, die voor
eenen bepaalden tijd aangegaan was, kan niet
anders bewezen, worden dan door een fchrifte-
lijk contract, in den zelfden vorm, al» het
origineel contract van compagniefchap, aange-
gaan. iArt. 1610.)
3.5. Wanneer één der geasfocieerden aangenomen
heeft, d^ eigendom van eene zaak in ge-
meenfchap te brengen, en dezelve zaak, voor
4at zulks gefchied is, vergaat, eiadigt daar
door de fociëteit ten inzien van alle de ge-
asfocieerden. - Zij. eindigt ook in alle ge-
yallm door het vergaan van de zaak, waar
-ocr page 504-458 register op het
van alleen het genot in gemeenfchap is ge-
bragt, doch waar van de eigendom bij den
geasfocieerden, aan wien dezelve zaak toebe-
hoorde , gebleven is.— Maar de fociêteit wordt
niet verbroken door het vergaan van de zaak,
waar van de eigendom reeds in dezelve was
ingebragt. (Art. lóii.)
36. Wanneer bij het aangaan van eene fociêteit
bedongen is, dat dezelve, na doode van één
der geasfocieerden, met deszelfs erfgenaam zal
worden gecontinueerd, of wanneer bedongen
is , dat de fociêteit alleen door de overgeble-
vene mede-geasfocieerden onderling voortgezet
zal worden, moeten deze bedingen worden
nagekomen; doch heeft de erfgenaam, in het
laatfte geval, geene aanfpraak, dan op de ver-
deeling en afdoening der zaken van de fociê-
teit, zoo als dezelve zich ten tijde van het
overnjden van den erflater bevindt, maar heeft
geene aanfpraak op eenige verdere regten, dan
alleen die, welke noodzakelijke gevolgen zijn
van handelingen, die bereids plaats gehad
hebben vóór het overlijden van den geasfo-
cieerden, van wien hij zijn regt ontleent.
(Art. i(5ia.)
37. Eene fociêteit kan niet door den wil van
flechts één der geasfocieerden gedisfolveerd
worden, dan alleen in geval de fociêteit voor
geenen bepaalden tijd is aangegaan j kunnende in
dit
-ocr page 505-wetboek napoleon. 493
dit bedoelde geval één der compagnons dezel-
ve doen eindigen door eene opzegging, aan
alle de mede-geasfocieerden gedaan, mits zulks
ter goeder trouw en niet ontijdig gefchiede-
(Art. 1613.)
§8. De opzegging gefchiedt niet ter goeder trouw,
wannéér dezelve door één der geasfocieerden
gedaan wordt, met oogmerk om zich eenig
voordeel allée\'n toe te eigenen, het welk de
geasfocieerden zich hadden voorgefteld, ten
behoeve van de fociëteit te genieten. ■ Zij
gefchiedt ontijdig, wanneer de zaken niet meer
in haar geheel zijn, en het belang der geasfo-
cieerden vordert, dat de fcheiding uitgefteld
worde. (Art. 1614.)
39. In foei ëteiten, voor eenen bepaalden rijd aan-
gegaan , kan één der geasfocieerden de fchei-
ding niet vorderen, voor dat de tijd verbre-
ken is j ten ware daar toe wettige redenen
mogten aanwezig zyn; zoo aJs wanneer de
mede-geasfocieerde aan zijne verpligtingen te
kort komt, of door eene aanhoudende onge-
fteldheid buiten ftaat geraakt is, om de zaken
van de fociëteit waar te nemen, en dergelijke
redenen meer, van welke de gegrondheid en
het gewigt aan de beflisfing des Regters wordt
overgelaten. (Art. 1615.)
40. De regelen omtrent de nalatenfchappen, en
de verpligtingen, welke daai uit voor de me-
4e«
-ocr page 506-494 register öp hèt
de-erfgenamen ölitnaän, èija óok op de vef»
deelingen tusfchen geasfocieerden toepasfelijkó
(Art, i6i6.)
4ii Het bepaalde bij dezen tkèi is iiiet op focic°
teiten vän commercie toepasfelijk, dan alleeii
met betrekking tot dié punten, dewelke nietä
bevatten, het geen tegen de commerciële wet*
ten eu gebruiken iMjdig ia. (^Ah, 1617.)
3. Hoe verre de voogden aan hunne püpilleii
Voor het geheel aanfprakelijk zijn, (ArV<,
583—3850 — Zie Voogd. Voogdij,
2. Eene folidaire verbindtenis heeft tiisfcheii
verfcheiden fchuldeifcherë plaats, wanneer uit-
di\'ukkelijk bedongen is ^ dat ieder van huri
het regt heeft öm de voldoening der geheele
fchuld te eifcheu, en wanneer de voldoening^
aan één van hun gedaan, den fchuldenaar be-
vrijdt, offchoon ook dè verbindtenis ^ uit
haieu aard, tusfchen verfchillende fchuld-
eifcher^ Verdeelbaar zijn moge. (Art^ mo.)
3. Het ftaat aan de keuze van den fchulde-
naar, om den een of ander der folidaire
fchuldeifchers te veldoen^ zoo läng hij niet
door één van hèn tot voldoening in regten
is aangefproken. — Kwijtfchelding echtet^
door één der folidaire fchuldeifchers gedaian^
bevrijdt den fchuldenaar niet verder, dan
WEKBOEK NAPOLÉON, 49^
Voor het aandeel van den fchuldeifcher, die
de fchuld kwijtgefcholden heeft. mi.)
4ï Alle daden j waar door verjaring, ten aan-
zien van één der folidaire fchuldeifchers ge-
fluit wordt, ftrekken ook tot voordeel der
verdere fchuldeifchers. (Art, 1112.)
Solidaire verbindtenis van de zijde der fchüi-
denaren heeft plaats j wanneer zij allen ver-
pligt zijn tot verrigting van eene en dezelfde
zaak; des dat elk van hén voor het geheel\'
ter voldoening kan aangefproken worden, en
dat de voldoening, door één van hen gedaan,
de overige fchuldenaars ten aanzien van den
fchuldeifcher bevrijdti (^Art* II13.)
6. Eene folidaire verbindtenis kan aangegaan
worden, fchoon de fchuldenaars zich op on-
derfcheidene wijzen verbinden ; bij voorbeeld,
de één zuiver, de ander onder voorwaarden;
de één dadelijk, en de ander op tijd. (Art.
1J14.)
Eene folidaire verbindtenis wordt niet geprefu-
meerd ; dezelve moet uitdrukkelijk bedongen
worden. — Van dezen regel zijn alleen uitge-
zonderd de gevallen, waarin eene verbindte-
nis van zelf, uit krachte van eene bepaling
der wet, voor folidair gehouden wordt^
Urt. 1115-)
8. De fchuldeifcher eener folidaire verbind<enis
kan zich vervoegen aan den genen der fchul-
49S REGISTER OP- HET
denaren, welken hij verkiest, zonder dat
deze hetn het voorregt van fchuldfplitfing te-
genwerpen kan. CArf. 1116.)
p. De fchuldeifcher, één der folidaire fchulde-
naren in regten aangefproken hebbende, kan
niettemin ook tegen de overigen zijn regt
doen gelden. CJrt. m?))
20, Indien de verfchuldigde zaak, door toedoen
van één of meer der folidaire fchuldenaren,
of gedurende de nalatigheid van één of meer
derzelve, vergaan is, zijn de medefchulde-
naars niet ontflagen van hunne verpligting
tot het voldoen van de waarde der zaak,
doch zijn dezelve niet gehouden tot vergoe-
ding van kosten, fchaden cn interesfen. —
De fchuldeifcher kan deze vergoeding van
kosten, fchaden en interesfen verhalen, zoo
wel op de fchuldenaren, door wier toedoen
de zaak vergaan is, als ©p de genen , die
in de voldoening nalatig zija geweest, (Art.
1118.)
fi, Eene behoorlijke infinuatie, aan één der
folidaire fchuldenaren gedaan, fluit de verja-
ring ten aanzien van alle de overigen. (Art.
1119O
Eén der fofidaire fchuldenaren door zooda-
nige infinuatie in den fl:aat van nalatigheid ge-
bragt zijnde, loopen de interesfen niet flechts
te-
-ocr page 509-w\'rtbqek napoleon, 49^
\\
tegen bem, tnaar ook tegen zyne mede-fchul-
denaars. C^ru II20.)
Ï3, Een folidair mede-fchuldenaar, In regtera
aangefproken zijnde, kan zich bedienen van
alla exceptive middelen van verdediging, die
uit den aard der verbindtenisfen voortfpruiten 5
zoo wel dis hem perfoonlijk eigen, ais die
welke aan aHe mede-fchuldenaren gemeen zijti,
- Hij kan zich echter geenszins bedienen
van zoodanige excepticni die enkel aan\' dé
perfonen van zommigen der andere rïaede-
fchuldenaars eigen zijn. (Jrt. 11 ai.)
14. Wanneer één der fchuldenaars. eenige erf-
genaam wordt van den fchuldeifcher, of
wanneer een fchuldeifcher eenige erfgenaani
wordt van één der fchuldenaren, doet deze
vermenging de folidaire fchuld niet verval-
len, dan alleen voor zoo veel het aandeel eti
de portie van den fcbuldeiiaar of rchuldeifcher
betreft. (Arti. iiaa.)
15. De fchuldeircher, in de \' verdeeling der
fchuld, ten aan^-en van één der folidaire
fchuldenaren, toegeftetpd hebbende, behoudt
zijne folidaire actie tegen de overigen,- doch
Ofider aftrek van het aandeel van dien fchul»
denaraar, welke hij van de folidaire verbindte-
nis oniflagen hetft. {Art. ii^O
16. Een fchuldeifcher, die het aandeel van één
der fchuldenaren aÏFzonderlijk ontvangen heefr ^
n äofi.
-ocr page 510-49S REGISTER OP- HET
zander bij zijne gegevene quitantie ziiiifi
regten in het algemeen, of op de folidaire
fchuld, voorbehouden te hebben, ziet niet af
van zijn tegt op de folidaire fchuld, dan
alleen met betrekking tot dezen fchulde-
naar. - Een fchuldeifcher wordt niet geacht
van zijn folidair regt, ten behoeven van eenen
fchuldenaar, afgezien te hebben, wanneer hij
van denzelven eene gelijke fomme ontvangt^
als zijn aandeel in de fchuld bedraagt, indien
de gegevene quitantie niet met zoo vele
woorden inhoudt, dat het vèrftrékte veor het
aandeel van den fchuldenaar ontvangeti is.
- Ook wordt de fchuldeifcher niet ge»
acht van zijn folidair regt te hebben afge«
zien, wanneer hij één der mede-fchuldenaren
eenvoudig tot voldoening van zijn aandeel
in regten aanfpreekt, zoo lang deze fchul-
denaar in den eisch niet heeft toegefïemd ^
of daar op geene legterltjke condemnatie ge^
volgd is. (Aru 1104.)
17. Een fchuldeifcher, die het aandeel van ééa
der mede - fchuldenaren in de vervallene renten
of interesfen van de fchuld afzonderlijk, en
zonder voorbehouding, ontvangt, verliest,
met opzigt tot dezen fchuldenaar, het foli- ,
daire regt niet, dan voor zoo veel de ver-
fchenen renten en interesfen betreft, en be-
houdt dus zijn regt, ten aanzien der rentets
«B
-ocr page 511-WÊTBOÊK NAPOLEOlsr. 499
cn interesfen , welke nog niet verfGheneri zijn,
zoo wel ais- ten aanzie^i vaö bét feat^itaal; ten
ware de hier voren gemelde afzonderiijke vol-
doening, gédurénde ^en tgd van tien achter*
eenvolgende jatefft ^ löogit hebben plaats gehad.
(Art. I I05.) \'
iS. Eene vefbiridtdöis, fchoon folidair zijnde,
is nogtans uit haren aard tttsftfteti de fchul-
denaren deelbaar, en zijn it- fctoldenaren
onder eikaridéfi iéder voor zijn aandeel en
portie, in dezeWè gehötiden. (Art-, itaö.)
De mede - fehuidénaff van eene fdidaire
verbindtenis, de geheele fchuld vo?daan heb-
bende, kan van de oVarige nieis méér terug
vorderen, da^i bét\'\'aaadeei in de-poriie van
ieder hunner bedraagt» Wanneer één der
medé - fchuldeitfaren iiïfolvent geworden is ,
wordt het verlies, door zijne infolventie ver-
oorzaakt, htj óm\'tog verdeeld tusfchen de
overige foiveöÉe öiede - fchuldenaren, en den
genen, die de geheele fchuld voldaan heeft».
20. Ingeval de fcfiuldeifcher van ds \'forlidaire
actie, ten aanzien van één der fchukfenaren,
afftand gedaan heeft, en één of meer van de
overige mede-fchuldenaren infolvent wordeiï®
\'Wordt hét aaiïdeèl dér infolventepfi-, bij om-
flag, verdeeld tusfchen alle de fchuldenaren |
wordende daarvan niet uitgezonderd de genen,
li a wd-
-ocr page 512-49S REGISTER OP- HET
welke bevorens door den fchuldeifcher van ds
folidaire verbindtenis ontflagen waren, (Art,
iiiS.)
ai. Indien de zaak, waar voor verfcheiden per-
fonen zich als mede - fchuldenaren verbonden
htbben, flechts één van hen alleen aanging,
zyn ze allen wel ieder voor het geheel aan
den fchuldeifcher verbonden, maar onder el-
kander worden zij befcliouwd als borgen voor
den geen, wien de zaak eigenlijk alleen aan-
ging , en moeten door denzelven dienvol-
gende fchadeloos gefteld worden. (Art.
1129O
as. Wttmeer verfcheiden perfonen bij eene en
dezelfde lastgeving gemagtigd zijn, heeft ten
hunnen aanrien geene fulidaire verbindtenis
plaats, dan voor zoo verre zulks uitdruk-
kelijk bepaald is. (^»-f.
ft3. Wanneer de lasthebber door onderfcheiden
perfonen tot eene gemeene zaak is geconlli-
tueerd , is elk van hen in folidum, of voor
het geheel, aan den lasthebber voor de ge-
volgen van het gegeven mandaat aanfprake.
lijk. (Art. 17^5\')
Specificatie.
Van het maken van eene nieuwe foort van
zaak uit eene ftofiè, die geheel of gedeelte•
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
telijk aan anderen toebehoort. (Aft. 455—
458.) — 2ie Accesße.
Spel.
I. De wet ftaat geene actie toe ter zake van
eene fchuld, uit het fpel of uit eene wedding-
fctiap voortgefproten- (Art. 1709.)
. 2, Onder deze bepaling zyn echter niet begre-
pen die fpelen, welke gefchikt zijn om het
ligchaam te oefenen cn vaardig te maken , als
het fchermen, wedloopen, en dergelijke. -
Niettemin ftaat het aan den Regter vrij, eenen
eisch te dier zake te ontzeggen, wanneer hem
de fom onmatig voorkomt» (Art. 1710,)
3. In geen geval echter kan de geen, die het
verlorene vrijwillig betaald heeft, het zelve te
rug vorderen, ten ware de winst door kwade
trouw, bedrog of afperfing mogt verkregene®
genoten zijn. (Art. 1711.)
Sterfgeval.
Van de aangifte van fterfgevallen in de daar
van te houden openbare registers. (Art. 19—
SI.) -- Zie Geboortei Ne. 1—3.
Stranden.
I, De ftranden van de zee worden onderhoorig
geacht aan de publieke domeinen, (Art,
4S30
-ocr page 514-49S REGISTER OP- HET
jj. Al wat het ftrandregt betreft, wordt door
bijzondere wetten bepaald, (Art, 587.)
Stroomen.
jDe bevaarbare ftroomen en rivieren worden
onderhoorig geacht aan de publieke donjeinen«
CArt. 433,)
Stuiting. Zie HuweUjh-gehoden,
Substitutie.
Im Het ftaat aan eenen testateur vrij, om aan
zijnen benoemden erfgenaam, indien deze geen
erfgenaam wordt, één of meer erfgenamen te
fabftituëren of in de plaats te ftellen. (Art*
717O
De testateur kan aas den eerften erfgenaam
een tweeden, aan d^n tweeden een der-
den, en zoo vervolgens fubftituëren, {Art,
71SO
Hij kan ook verfcheiden aan één, ook één
aan verfcheiden, ook de genoemde erfgena\'»
men aan eikanderen onderling, fubftituëren,
{Art. 719.)
4. In alle deze gevallen geniet de gefubftitueer-
de het erfdeel van den eerften erfgenaam,
wanneer deze het zelve niet wil, of door
vóóroverlijden cf onbevoegdbeid niet kan ge-
nlstenj en zulks onder alle de bepalingen,
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
lasten en bezwaren\', waar aan de geftelde erf-
genaam onderworpen zoude zijn geweest.
{.Art. 720.
5. Wanneer aan eenen genoemden erfgenaam
iemand gefubftitueerd is, en aan dezen weder
een under, wordt de laatfte gerekend ook aan
den genoemden erfgenaam gefubftitueerd te
2ljn, in geval de eerfte gefubftitueerde de er-
fqnis niet kan, noch wil genieten, (Art.
721.)
é. Verfcheiden perfonen voor ongelijke deelen
tot erfgenaam gefteld, en wederkeerig aan el-
liander gefubftitueerd zijnde, wordt het aan-
deel van één der ontbrekende erfgenamen door
de gefubftitueerde n niet voor gelijke deelen
genoten, maar in evenredigheid van het deel,
waar in elk hunner tot erfgenaam gefteld is,
{Art, 722.)
Eene fubftitutie, gedaan in het geval, dat
de geftelde perfoon geen erfgenaam kan zijn,
wordt ook gerekend gedaan te zijn in heï ge-
val, dat hij geen erfgenaam wH zijn, en zoo
ook omgekeerd. {Art. 7ag,)
i. Eene fubftitutie, gedaan in geval van vèèr-
êverlijden, bevat ook in zich alle andere ge-
vallen, in welke de erfenis op den geftelden
erfgenaam niet komt, noch kan komen. (Art,
724O
Een gefubftitueerde, in geval de nog te
li 4 ver-
49S REGISTER OP- HET
verwekken kinderen van den testateur vóór,
denzelven mogten overleden zijn, wordt mede
gehoudi?n gefubftimeerd te zijn, al ware het
dat de testateur geene kinderen verwekt had,
(Art. liS.y
lp. ïernand, bij fideïcommis, aan den gefielden
erfgenaam gefubfi:itueerd zijnde, is ook tot de
erfeiiis geregtigd, al ware het, dat de geftelde,
erfgenaam de erfenis niet konde, noch wilde
verkrijgen. {Art, 720.)
jjl. Het vastgertelde bij \'No. 6—-lo heefc geen
plaats, indien het tegendeel blijkt door dea
testateur gewild te zijn. {Art. 727.)
32. Subftitutie vervalt , indien de geftelde per-
foon des testateurs erfgenaam geworden is^
als mede door den dood van den gefubftitu-
cerden voor den testateur. {Art. 7^8.)
De dçod van den gefteldcn erfgenaam na
■ ■ den testateur, doch vóór de aanvaarding der.
erfenis, geeft geen regt san den gelubfiiitueer-
den, indien de overledene erfgenaam tot de
aanvaarding bevoegd was geweest, en zijne
erfgenamen tot de aanvaarduïg genegen mog-
îçn zijn, {Art, 72^,)
güRROGATIE,
3:. Van furrogatie van een mede-voogd of me»
\' de-exeçuteur. {Art, a^p 5 300 3 889 eri i-\'pc.)
iïie Adfumkf - ■
\' \' " " \'\' Ê. Eeii
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
2. Een derde perfoon, voor den fchuldenaat
het verfchuldigde voldoende, kan daar door
in de regten van den fchuldeifcher gefurro«
geerd worden. (Art. 1159O
3. Deze furrogatie gefphiedt, of bij overeen-
komst , of uit krachte van de wet. (Aru
1160.)
4. Zij gefchiedt bil overeenkomst:
a. Wanneer de fchuldeifcher, de voldoening
van een derden perfjon ontvangende, den-
zelven furrogeert in de regten, actiën, pre-
ferentiën, of hijpotheken, welke hy tor las-
te van den fchuldenaar heefc. - Deze
furrogatie moet uitdrukkelijk en gelijktijdig
met de voldoening gefchieden; en
h Wanneer de fchuldenaar eene fomme gelds
opneemt, ten einde zijne fchuld daar mede
te voldoen, en tevens den geldfchieter in
des fchuldeifchers regten te furrogeren.
Om deze furrogatie van waarde te doen
zijn , moet in de acte uitgedrukt worden,
dat de geldopneming gefchiedt tot voldoe-
ning van het verfchuldigde, en er moet
blijken, dat de betaling aan den originelen
fchuldeifcher met de ten dien einde door
den nieuwen geldfchieter voorgefchotene
penningen gedaan is. - Deze "furrogatie
|an gefchieden, zonder dat de fijhuldeifcher
ïi 5 ■ ■ ^y»
49S REGISTER OP- HET
zijne toeftemming daar toe geeft, (Aru
1161.)
5. Uit Icrachte van de wet heeft furrogatie
plaats;
a. Ten behoeve van den geen, die, zelf
fchuldeifcher zijnde, een ander fchuldei-
fcher, dewelke, "it hoofde van beter regt
of hijpotheek, aan hem preferent is, vol-
doet ;
Ten behoeve van den geen, die, eenig
onroerend goed door koop bekomende, den
prijs daar van befteedt tot betaling der
fchuldeifchers, aan welke het zelfde goed
door hijpotheek verbonden was;
t. Ten behoeve van den geen, die, met an-
deren, of voor anderen, tot voldoening van
eene fchuld gehóuden zijnde, belang heefc
om dezelve af te doen ; en
Ten behoeve van een erfgenaam, die,
eene erfenis onder beneficie van inventaris
aanvaard hebbende, de fchulden der nala-
tenfchap met zijn eigen geld voldaan heeft.
CJrt. 1162.)
6. Surrogatie, bij de vorige AVj. vermeld, heeft
zoo wel plaats ten aanzien van de borgen,
als van de principale fchuldenaars. ~ Zij kan
den fchuldeifcher in zijn regt niet verkorten,
wanueer bij flechts gedeeltelijk voldaan is; zijn-
de hij in dit geval zelf bevoegd, zijn regr^
ten
-ocr page 519-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
ten aanzien van het te kort komende, uit te
oefenen, bij voorkeur boven den genen, van
wien bij eene gedeekeiijke voldoening bekomen
heeft, (Art, 11Ó3,)
Tafelhouders.. Zie Hcrhergiers, •
Takken.
De takken en wortels van de boomen , die
over eens anders grond heen hangen, mogen
door den eigenaar van dien grond worden af-
gehouwen en ingekort; in geval hij van dit
regt geen gebruik maakt, kan hij zich de over-
hangende vruchten toeëigenen. (Aru 56\'èO
Testament.
I. Van het maken van niterflen wils befchikkin-
gen bij huwelijks-voorwaarden. (Art. 75,89
£«00.)-- Zie Huwelijh-voorwaarden , Ne.
19^ 33 «« 34-
Geene minderjarigen mogen testament ma-
ken.
ken, dan alleen in het geval, wanneer zij dooit
huwelijk, of verkre?i;en b\'-ieven van veytia <e/<g-
tis, geëmancipeerd zijn, ^ Art. 6oc )
3. Getrouwde vrouwen hebben daar tne de be-
williging en den bijftand haver mans niet noo-
dig. iArt. 601.)
4. Krankzinnige of zinnelooze menfchen mo-
gen geen t stament maken,noch hun te vorca
gemaakt testament herroepen. {Art. 602.)
5. Ook (laat zulks niet vry aan ijlhoofdige of
zwakhoofdige menfchen , ten ware zij bij rus-
fchenpoozen hun verfiiand magtig zijn,in welk
geval zij dit echter niet mogen doen, dan met
voorkennis cn toeftemming van den Regter.
{Art. 603.)
S. Die om verkwisting hunner goederen onder
curatele gefteld zijn, mogen geen testament
maken , noch hunne te voren gemaakte testa-
menten herroepen, dan met hunnen curator
geadfifteerd, en na vooraf verkregen toeftem-
ming van den Regter. {Art. 604.)
■j. Stommen en dooven zijn tot het maken van
testamenten onbevoegd, ten ware zy in ftaat
zijn om bij gefchrift, of door verftaanbare
teekenen, hunnen wil te kennen te geven,
{Art, Ö05.)
g. Aan vreemdelingen , te huis behoorende in
die landen , alwaar het aan ingezetenen van
i^t Rijk vrijftaat, over hunne nalatenfchap bij
tes-;.
-ocr page 521-WETBOEK NAPOLÉON. 509
tóstaraent te befchikken, is zulks ook hier te
lande geoorloofd; mits, voor zoo veel den
vorai betreft, het voorfchrift van de wettert
van dit Land in acht nemendei {Art. 606.)
9. Alle testamentèn, wettig gemaakt door de-
zulken, die daar toe bevoegd waren, doch
naderhand onbevoegd geworden zijn, blijven
ii) kracht. {Art 607.)
xo. Daarentegen bliiven a!le testamenten van hen ,
die daar roe onbevoegd waren, krachteloos,
ook dan wanneer zij naderhand, bevoegd ge-
worden zijnde, komen te 0verlüden, zonder
zoodanige testamenten ten overftaan van den
Regter te hebben bekrachtigd. {Art. 6c8.)
II. Wie, uit kragte van testament, voord<£l
mogen genieten. {Art. 609—619.3- Zie
Erven hij testament,
la. Ceene testamenten zijn beftaanbaar, ten zij,
bijaldien, en voor zoo verre dezelve gemaakt
zijn met in acht nerning van den vorm , wel-
ken de wet voorfchrii\'ft. {Art. 6i2o.)
13. De vorm en de naam der testamenten ztim
volkomen dezelfde, het zij die eene erfftelling,
het zit die aüeen legaten en bijzondere be-
fcbikkingen omtrent de fuccesfie behelzen.
{Art, 6a i.)
14. testament kan bij monde, in tegen-
woordigheid van getuigen , worden gepasfeerd^
of in een onderhandsch gefchrift door den ma-
ker.
49S REGISTER OP- HET
ker, fchoon in tegenwoordigheid van getuigen
onderteekend, worden verrat. (Art, öaa.)
15. Dit laatfte lijdt echter eeinge uitzondering,
wanneer de testateut bij zijn testament aan
zich uitdrukkelijk heeft voorbehouden de magt,
om bij een onderhandsch gefchrift, door hem
of een ander gefchreven , en door hem on-
derteekend, legaten of andere bijzondere be-
fchikkingen te maken ; wordende dusdanig ge-i
fchrift, het zij in tegenwoordigheid van ge-
tuigen, het zij zonder dezelve, onderteekend ^
van gelijke kracht en waarde gehouden, als
of het in het testament zelve was ingelaschr.
(Art, 623.)
16. Het ftaat echter niet vrij, om bij ^ulk een
onderhandsch gefchrift eenige veranderingen
te maken omtrent dé erfftelling., noch ook,
om daar bij fideïcortitnisfèn daar te ftellen;
al het welk in dit geval voor krachteloos
wordt gehouden. (Art. 624.)
17. Geen testament kan beftaan, ten ware het
zelve voor twee Leden en den Secretaris van
bet Geregt van des testateurs woonplaats, of
van eenig andere plaats binnen dit Rijk, of
voor een Notaris en twee getuigen, ffiede zon-
der onderfcheid van plaats, gemaakt zij. — De
acte, big N. 15. vermeld, als een gedeelte van
. het testatament befchouwd wordende, is niet-
temin volkomen krachtig. (Art. 6^50
De
-ocr page 523-WETBOEK NAPOLEON.
18. De Secretaris wordt, bij ziekte, afwezétx}-
heid, of andere verhindering, door een Lid
uit het Geregt vervangen. (Art. 626.)
19. Als Leden van het Geregt, Secretarisferi,
Notarisfen en getuigen, mogen over testamen-
ten niet ftaan de mans, vaders, üoons,
broeders of oothen, van lieelen óf halven
bedde, van den testateur, het zij door wet-
tige, het zij door onwettige gèboórte, het
zij door aanhuwelijken, aan dénzelven be»,
ftaande. fArt. 627,)
ao. Bij een notarieel testament wordeti niet, als
getuigen, toegelaten de eigene óf aangehuw-
de zoöris, óf de klerken der Notarisfen, vooi
dewelke het testament gepasfeerd wordt»
(Art. 628.)
til. De getuigen moeten zijn riiansperfonea,
hunne zinnen magtig, kunnende lezen en
fchrijven, boven de achttien jaren oud, en
onderdanen des Konings. (Art. 629.)
aa. De testateur moet aan de Leden van het
Geregt, of aan den Notaris en de getuigen
bekend zgn. — In geval dc testateur aan de
Leden van het .Geregt, of aan den Notaris
niet bekend is, moeten drie aan hen bekende
getuigen vêrzekerèn, dat de testateur die
geen is, welken hij zich noemt , waar van
als dan in het testament melding gemaakt
moet wordtin. (Art, 630.)
ag. Tes.
-ocr page 524-49S REGISTER OP- HET
23. Testamenten kunnen, ter keuze van dé
makers, of open, of befloten gemaakt wor-
den. (yfrï. 631.)
S4. Die niet le^cn kunnen,, als mede die noch
fpreken, noch fchrijven kunnen, mogen geen
befloten testament maken. {^Aru 632.)
»5. De opene testamenten moeten geheel in het
protocol van het Geregt, of van den Notaris
worden insefchreven, en bij het pasferen door
den testateur, en allen, die daar over geftaan
hebben , worden onderteekend^ (Art. 633.)
fi6. De testateur, verklarende niet te kunnen
fchrijven, kan volflaan met zijne onderteeke-
ning, door het ftellen van een merk, te
doen ; en moet daar van in het testament
melding worden gemaakt. (Art. 634.)
27. Wanneer de testateur, door blindheid, be-
roerte , of uit eenige andere oorzaak , buiten \'
ftaat is om zijne naamteekening, of zelfs een
merk te ftellen, moet daar van mede in
het testament melding worden gemaakt ; en is
in dat geval het testament, zonder ondertee-
kening van den testateur, beftaanbaar; mits
het zelve als dan, teti overftaan van drie Le-
den uit het Geregt en den Secretaris, of voor
een Notaris en drie getuigen, gepasfeerd
worde. (Art. 635 )
a8. De testateur zija testament, bij monde, dui-
delijk aan de Geregtsieuen en den Secretaris,
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
of aan den Notaris en de getuigen opgegeven
hebbende, om dadelijk; en zonder interruptie
ontworpen en gepasfeerd te worden, doch,
gedurende dit ontwerpen of pasferen, komen»
de te overlijden, en dus niet kunnende teeke-
nen, geldt evenwel deze dispofuie, op eene
verklaring van de Geregtsleden en den Secre-
taris, op den eed in den aanvang hunner be-
diening gedaan, of op eene verklaring van den
Notaris en de getuigen, aan wie de gemelde
opgave gedaan was; moetende de verklaring
in het laatstgemelde geval, door de getuigen,
met aflegging van eede, en door den Notaris
op den eed bij den aanvang zijner bediening
gedaan, ten overftaan van den Regter, wor-
den bevestigd. (Art, 6g6.)
ap. Welke vorm bij het maken en openen van
een befloten testament moet worden in acht
genomen. {Art. 637—642, Ó45—649.>—-
Zie Befloten testament,
30, Niemand is van het ftipt in acht nemen der
vereischte formaliteiten ontheven, dan alleen
dezulken, die zich in den krijg of op zee
bevinden, of uit hoofde van de pest, of an-
dere algemeen heerfchende, befmettelijke ziek-
te, niet in de gelegenheid zijn om dezelve te
kunnen in acht nemen: derzelver testamenten,
fchoon zonder die bepaalde formaliteiten ge-
fjiaaktj zijn beftaanbaar, mits flechts van des
K k ta»
49S REGISTER OP- HET
testateurs verklaarden wil overtuigend blijke*
(Art. Ö43.)
31. De testamenten, in bet voorgaande No,
vermeid, zijn niet langer van kracht, dan zes
maanden na dat de oorzalcen, op grond vatl
welke zoodanige gepriviligeerde testamenterj
worden toegelaten, zullen hebben opgehou-
den , en de testateur in de gelegenheid zal ge-
weest zijn, om op eene gewone wijze te tes-
teren, (Art. 644.)
32. Van alle geprotocolleerde testamenten mo-
gen , na het overlijden van den testateur, af-
fchriften of gedeeltelijke uittrekfels door debe-
langhebbenden worden gevorderd. (Art. 650.}
33. Voor belanghebbenden worden gehouden,
die, uit kracht van zulk een testament, iets
mogen genieten, die door den testateur
bij een vorig testament zijn begunftigd ge-
weest, of die, bij verfterf, zijne geheele of
gedeeltelijke erfgenamen geweest zouden zijn,
(Art. 651.)
34. Die zich verbeeldt bij een testament begun-
ftigd te zijn, kan ter zijner gerustftelling vor-
deren , dat dit^ testament aan het Geregt ver-
toond, en door hetzelve onderzoek gedaan
worde, of hij daar bij begunftigd is, dan
niet; en moet hem van deze bevinding een
declaratoir worden uitgegeven. (Art. 652.)
35. Twee of meer perfonen mogen hun testa.
-ocr page 527-wetboek napoleon. 493
ment niet te zameü in eene en dezelfde acte
maken. (Art. 653.)
gö. Alle testamenten, door vreemdelingen op
eenige plaats buiten dit Rijk gemaakt, over-
\'eenkomftig den vorm aldaar vereiscbt worden-
de, zijn ook, ten aanzien der goederen, bin-
nen dit Rijk gelegen, beftäanbaar en van
kracht. (Art. 654.)
37. Alle testamenten, door ingezetenen van dit
Rijk, op eenige andere plaats bulten dit Rijfe
gemaakt, overeenkomftig den vorm aldaar ver-
eischt wordende , zijn ook hier tè lande van
waarde. (Art. 655.)
.38. Daarentegen zijn allé testaménten, door in-
gezetenen of vretmdêlingen gemaakt buiteil
dit Rijk 5 zonder deii vorm aldaat vereischt
vvordende behoorlijk in acht te nemen, ook
alhier Onbeftaahbaar en krachteloos, al waré
het zelfs, dat de hier te- lande gevorderde
vorm daar bij gevolgd was. (Art. 656.)
39» Van inftitutiën of érfdeliingen. CArt. 657—
^1(5.) _— Zie Erffiellingen,
^o. Va.n fubflicutiën of onder-erfftellingen. CArt.
JIJ—7^9») -- Zie Subfiitutïé.
41. Van fideïcommisfen of erfftellingen over dé
hand. (^r?. 730—768.) —— Zie Fidekoni\'
mis.
42. Van legaten of makingen. (Art. 769—
B3|.) —~ Legaten-,
Kk a 43» Eera
-ocr page 528-49S REGISTER OP- HET
43. Een testament kan , noch geheel, noch ge-
deeltelijk , herroepen worden, dan door een
later testament, of door eene acte, voor he^
Geregt, of Notaris en getuigen gepasfeerd,
waar bij de testateur verklaart van wil veran-
derd te zijn, - Befchikking echter, inge-
volge de vrijlating, in iVo. 15 vermeld, bij
acte, uit krachte van de claufule refervatoivy
gemaakt, kan ook bij dezelve, of eene gelijk-
foortJge onderhandfche acte, herroepen wor-
den. {Art. 835.)
44. Niemand is tot het herroepen van zija tes-
tament bevoegd, dan die regt heeft om testa-
ment te maken. {Art* 8^6.)
45. Latere testamenten, waar bij niet klaar cn
duidelijk herroepen wordt het geen bij vorige
testamenten was gemaakt, vernietigen alleen
hst gemaakte bij die eerdere testamenten, in
zoo verre als de eerfte dispofitie met de laat-
Ite niet overeen te brengen is, of dat dezelve
geheel tegen elkander ftrijden. {Art. 837.)
46» Eene algemeene herroeping van alle voor-
gaande testamenten is genoegzaam^ om alle
te voren gemaakte testamenten te vernietigen,
zonder dat het noodig is, het testament, het
welk men herroept, uitdrukkelijk cn in het
bijzonder te noemen; al ware het zelfs, dat
de testateur daar bij verklaard had, de magt
van herroeping nimmermeer te willen gebrui.
ken 3
-ocr page 529-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
ken., of dezelve aan de herhaling van eenige
uitgedachte woorden, of van eene fpreuk
verbonden had. (Art. 838.)
47. Wanneer de testateur her gelegateerde goed ,
geheel of gedeeltelijk, en zelfs bij verkoop,
met regt van weder-inkoop , of ruiling, heefc
vervreemd, is daar van het gevolg, dat het
legaat geacht wordt, voor zoo verre het ver-
vreemde betreft, ftilzwygende herroepen te
zijn; ook dan, wanneer die latere vervreem-
ding vernietigd, en het goed weder in de
magt des testateurs gekomen mogt zijn, (Art.
839.)
48. Een legaat vervalt, als het gelegateerde
goed, bij het leven van den testateur, te
niet gegaan is. — Hetzelfde heeft ook plaats,
wanneer het gelegateerde goed na zijn dood
is te niet gegaan, zonder toedoen of fchuld
van den erfgenaam, fchoon deze mogt ver-
zuimd hebben, dat goed op zijnen tijd aan
den legataris uit te keeren; indien maar, zoo
wanneer dat goed tijdig was uitgekeerd ge-
weest , hetzelve bij den legataris even eens
zoude te niet gegaan zijn. (Art. 840.)
49. Het kapitaal van eenen gelegateerden fchuld-
brief of obligatie, het zij de legataris zelf,
het zij een derde daarvan de fchuldenaar was,
aan den testateur bij zijn leven geheel of ge-
deeltelijk zynde afgelost, wordt het legaat^
Kk 3 ten
-ocr page 530-49S REGISTER OP- HET
ten aanzien van het geen afgelost is, voo;&
Vernietigd gehouden, (Au. 841.)
$0. Gelegateerde voordeelen, die aan den per-
foon zeiven yan den legataris verknocht zijna
als vruchrgebruik, gebruik, bewoning, on-
derhoud en dergelijke, vervallen met den dood
van den legataris,en gaan nimaier op deszelfs,
erfgenaam .over. (Art. 84a,)
51, Alle testamentaire befch\'kkingen zijn ver-
vallen, als de daarbij bevoordeelden vóór dei*
testateur komen te overlijden. (Art. 843.)
52, Alle testamentaire befchikkingen, gemaakt
onder eene voorwaarde, afhankcMik van eene
onzekere gebeurtenis, van zoodanigen aard,
dat de testateur gerekend moet worden, aan
het al of niet voorvallen dier gebeurtenis het
gemaakte verbonden te hebben, vervallen
mede, wanneer de bèvoordeelden vóór de
vervulling der v\'oorwaarde overleden zijn.
(Art. 844)
Wanneer de voorwaarde, volgens den wil
des testateurs alleen de uitvoering van de
befchikkii g opfchort, heeft de erfgenaam of
legataris niettemin , dadelijk naj den dood des
testateurs, een verkregen regt op het goed;
welk regt op zijne erfgeuaam. overgaat, (Art.
840.)
Eene testamentaire befchikking vervalt, v-ran*
neer de erfgenaam of legataris weigert, de
WETBOEK NAPOLEON.
erfenis of het legaat te aanvaarden, of daar toe
onbevoegd is. CAri. 845.)
gj. Schoon het niet kunnen of niet willen ge-
nieten van ,den benoemden erfgenaam, de erf-
ftelling heeft doen vervallen , blijft echter het
overige van het testament van waarde; en
moeten dus de legaten en verdere befchikkin-
gen , daar bij gemaakt, door den erfgenaam
hij verfterf worden uitgekeerd. (Art. 847.)
Wanneer iemand, ongehuwd zijnde, een tes-
tament maakt, en naderhand trouwende,
wettige kinderen verwekt, doet de geboorte
dezer kinderen, mits hunnen vader overleven-
de, dit testament geheel vervallen. (Art.
§0
Tiendregt.
i. Tienden zijn, oï grove^ das van granen en
zaden, of [malle, die van gewasfen en moes-
kruiden , of krijtende tienden, die van de
Jongen van allerlei vee geheven worden. (Art,
5230
a, De tienden worden gerekend te beftaan in
het tiende gedeelte der vruchten, zoo als die
uit de hand vallen, zonder dat de tiendhelfer
de beste kiezen, of de tiendpligtige de fiecht-
fte geven mag. (Art. 524,)
^^ De tiendpligtige mag, vóór de voldoening
der tienden, geene vruchten van het veld ver-
K k 4 voe •
49S REGISTER OP- HET
voeren; hij is dus verpligt den tiendheffet
aanzegging te doen, dat zijne tiende fchoof
gereed flaat, en dat hij die zal hebben weg
te halen. —— De tiendheffer daar van in ge-
breke blijvende, doet de tiendpligtige, ten
overftaan vsn twee zijner geburen, of van
twee andere neutrale perfonen, aanwijzing van
de gereed zijnde tienden, laat dezelve voor
den tiendheffer op het veld ftaan, en gaat met
de inzameling zijner vruchten voort, (Art,
555O
4. De tiendheffer is, des begeerende, bevoegd
om de tienden, die hem opgebragt moeten
worden, voor e\'én of meer jaren aan anderen,
het zij in het openbaar, het zij uit de hand,
te verkoopen of te verpachten. (Art. 526.)
5. Het regt om tienden te heffen wordt verlo»
ren:
a. Door het vergaan van het goed;
h. Door vrijwilligen afftand;
c. Door overdragt aan een ander;
d. Door vermenging der regten van den tiend-
heffer en den tiendpligtigen; en
e. Door ongebruik gedurende dertig jaren.
(Art. S27-)
é. Het bovengemelde geftatueerde zal geen hin*
der kunnen toebrengen aan het geen de wet
nader, ten aanzien van de tienden, zal bepa-
len. (Art, 528.)
Tos-
-ocr page 533-wetboek napoleon. 493
Toerekening. \'
Waar gedane betaling op toe- of afgerekend
wordt. (Art. 1164—1167.) -— 2iie Bm^
ïing, No. 17—20.
Toestemming.
1. Wier toeftemming tot het aangaan vaQ
trouwbeloften, huwelijks-voorwaarden, en van
het huwelyk zeiven vereischt wordt. (Art,
4« , 58, loi, 109—118.) —Zie Huwe-
lijk, No. 6, 14—23.
2. Tot de beftaanbaarheid van alle overeenkom.\'
ften behoort de toeftemming van den geen,
die zich verbindt. (Art. loai.)
3. Geene toeftemming is van waarde, wanneer
dezelve door dwaling of bedrog is verkregen,
of door vrees, of onregtvaardig geweld is af-
geperst. (Art. 1022.)
4. Van dwaling. (Art. loio, 1023, 10303
12:25.) - Zie Dïi\'dling.
5. Van onregtvaardig geweld. (Art. 1024—
I02§, 1030, 1225.) - Zie Geweld.
6. Van bedrog.- (Art. 1029, 1030, 1225.)
-—• Zie Bedrog.
7. Benadeeling, zonder dat van eenen bedrie-
lijken toeleg blijkt, vernietigt geene overeen-
komst, dan alleen in zommige gevallen, en
ten aanzien van zekere perfonen ; zoo als bij
de behandeling van relief is vastgefteld. (Art^
1031.) -- Zie Benadeeling. P^elief.
Kk 5 8. Van
-ocr page 534-49S REGISTER OP- HET
8. Van het bedingen of geven van toeftemming
voor derden, (An. 1032—1034.) —— Zie
Derden, No. i—3.
9. Men wordt altijd geacht bedongen te heb-
ben voor zich zeiven, en voor zijne erfgena-
men of regt verkrijgenden, mitsgaders ten laste
van den belover, en zijne erfgenamen of regt
verkrijgenden; ten ware het tegendeel uitdruk-
kelijk bepaald is, of uit den aard der overeen-
komst voortvloeit. {Art. 103S\')
Toeziende voorden.
I. Bij iedere voogdij zal één toeziende voogd
zijn, welke wordt benoemd, het zij bij testa-
ment of andere acte, het zij bij de Weeska-
mer, of, waar dezelve niet aanwezig of uit-
gefloten is, bij het Geregt. (Art. 309.)
fi. Wanneer bij testament of acte geen toezien-
de voogd benoemd is, vervoegen zich de be-
noemden, of, in de gevallen bij Art.i^i van
dit Wetboek vermeld, de natuurlijke voogden
bij de Weeskamer, of, dezelve niet aanwezig
of uitgefloten zijnde, bij het Geregt, ten ein-
de door het zelve een toeziende voogd zoude
kunnen benoemd worden. - De benoemde
voogd, zulks verzuimd hebbende,is tot fcha-
devergoeding aan den minderjarigen gehouden,
(Art. 310 en 330.)
g. In zoodanige gevallen, wanneer de Weeska-
mer, of het Geregt, de aanftelling van voog-
den
wetboeiv napoleon. ^23
den doet, worut ter gelijker tijd door dezelve
de toeziende voogd benoemd. {Art. gii.) .
4. De Weeskamer, of het Geregt, geeft in de
benoeming van eenen toezienden voogd acht,
om in die gevallen, v^raar geene voogden, van
de beide fte weten van vaderlijke en moeder-
lijke) zijden aan den pupil beflaande, aanwe-
zig zijn, tot toezienden voogd , is het moge-
lijk , een perfoon aan te ftellen, die niet van
dezelfde, het zij vaderlijke, bet zij moederlij-
ke zijde, als de voogden zelve, aan den min-
derjarigen beftaat. {Art. 312.)
5. De voogdij over eenen minderjarigen vace-r
rende , of door afv^rezendheid verlaten zijnde,
treedt ds toeziende voogd, uit kragt der wet,
geenszins op in de plaats van den gewezen
voogd, maar hij is in die gevallen verpligt,
omtrent de benoeming van eenen nieuwen
voogd werkzaam te zyn; zulks verztiimd heb-
bende, is hij gehouden alle fchade, die door
dit verzuim voor den minderjarigen zoude
kunnen ontftaan, aan denzelven te vergoeden.
{Art. 3130
De toeziende voogd is in het algemeen ge-
houden de belangen van den minderjarigen
waar te nemen, in alle zoodanige zaken, waar
in het eigenbelang van den voogd zelven met
dat van den minderjarigen ftrijdig zoude kun-
nen zijn, {Art. 314.)
2\' De
-ocr page 536-49S REGISTER OP- HET
7. De toeziende voogd moet tegenwoordig zij»
bij het maken van den inventaris, die, vol-
gens 333 van dit Wetboek, moet worden
geformeerd, en toezien dat daar op alles naar
behooren gebragt worde. (Art. 315.)
8. Dezelve moet ook den befturenden voogd in
alle bedenkelijke zaken met zijnen goeden raad
bijllaan en behulpzaam zijn. (Art* 316.)
9. Hij moet een beftendig toezigt houden, dat
de perfoon van den minderjarige» behoorlijk
opgevoed, en zijne goederen wel beftuurd
worden. (Art. 317.)
10. Tot dit einde is hij bevoegd, om van tijd
tot tijd, en gehouden om ten minften éénmaal
\'s jaars, van den befturenden voogd opening
van zaken en verantwoording tc vorderen,
(^Art. 318.)
11. Bevindende dat de zaken niet wel beftuurd
worden, moet hij tot het herftel daar van me-
dewerken, en des noods, aan de Weeskamer
of het Geregt daar van kennis geven, en der-
zelver voorziening verzoeken. (Art. 319,)
[ia. De toeziende voogd is aanfprakelijk wegens
zijn verzuim in het aanwenden van de ver-
eischtc teoezigt en zorg voor het behoorlijk
bewind der befturende voogden. (Art. 320.)
13. Het bepaalde bij Art. ^92, 294,301,302,
323» 324» 325» 3^6, 3^17? 328, 348^» 368
t en bij het laatfte lid van Art. 381 van dit
Wet-
-ocr page 537-WETBOEK NAPOLEON,
Wetboek, is mede op toeziende voogden toe-
pasfelijk. (Aru 312.)
j^. Met het einde der voogdij eindigt tevens
het werk van den toezienden voogd. {Ari,
322.)
ffoonder.
i. Levering van zoodanige regten of onh\'gcha-
melijke zaken, waar van titels of befcheiden
aanwezig zijïi, die aan toonder houden , of
niet op naam gefteld zijn, gefchiedt door de
eenvouwdige overgifte der titels of befcheiden.
(Art. 592.)
a. De bepaling, dat alle exceptiën, welke men
tegen den vorigen eigenaar zoude hebben
kunne^n doen gelden, ook tegen den genen,
die de actie verkrijgt, kunnen ingeroepen wor-
den , is op de regten of actiën, waar van tireis
of befcheiden aanwezig zijn, die aan toonder
houden, of niet op naam gefteld zijn, nie^
toepasfelijk. (Art. 595.)
TaANSACTlëN,
ï. Een voogd, geraden oordeelende om een ge-
fchil, waar in de minderjarige betrokken is,
bij accoord of transactie af te doen, is ver*
Ie acte daar van te pasferen op autori«
fa-
-ocr page 538-REGlStEPv OP HET
ilitie, of oiider goedkeuring van de Weeski-
nier of van het Geregtc {Art, g59\')
Eene transactie, over eene fchuld aangegaan,
volgens welke door den fchuldenaar tot af-
doen det fchulden iets gegeven, behouden cf
beloofd vvordt, bevat eene flilzwijgende kwiit-
fchelding van het geen meerder, dan het by
transactie bedongene, verfchuldigd mogt zijn.
{4rt. 1205O
3. Transactie is eene overêenkoiiist, waar bij
partijen een reeds aanhangig gefchil ten einde
brengen, of een te voeren gefchil voorko-
men, - Dit contract moet fchrifcelijk aan-
gegaan worden. {Art, 1784.)
4. Om te tranfigereren moet riien de bevoegd-
heid hebben om over de onderwerpen, in de
transactie begrepen, te kunnen befchikken^
-- Een voogd of curator kan voor eenen
minderjarigen, of iemand, die onder curatele
fiaat, geene transactie aangaan, dan over-
eenkomftig het bepaalde bij Art. 2^9
411. -—^ Ook mag een voogd met een min-
derjarigen, na dat dezelve meerdeijarig ge-
worden is, geene transactie aangaan, waar
door hij het doen van rekening en verant-
woording zoude ontwijken, achtervolgens het
geen ten dien aanzien, bij Art. 372. van dit
Wetboek is vastgefteld. -- Gemeente-Be-
fturen en Adminiftrateuren van openbare ge-
ftieh.»
52Ö
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
ffichten , kunnen geene transactiën aangaan, dart
op uitdrukkelijke autorifatie van den Koning.
(Jrt. 17850
Particuliere perfonen mogen tranfigeren we-
gens verbindtenisfen, uit misdaad ontflaande*
--- Zoodanige accoorden verhinderen geens-
zins de actie van den publieken aanklager^
(Art. 1786O
ê» Men mag eene transactie aangaan, met bij-
voeging van eene pcenaliteit, ten aanzien van
den geen, die het accoord niet nakomt. (Arii
17870
7. Transactiën ftrekken zich niet verder uit
dan het onderwerp, over het welk getranfi»
geërd wordt; de afftand van alle regt, actie
en pretenfie, daar bij gedaan, moet alleen
verftaan worden betrekkelijk te zijn tot bet
verfchil, het welk aanleiding tot de transactie
gegeven heeft. (Art. 1788.)
S. Transactiën maken alleen een einde aan die
verfchillen , welke daar in begrepen zijn; het
zii partijen derzelver oogmerk in bijzondere
en algemeene uitdrukkingen hebben te kennen
gegeven, het zij dit oogmerk, als een nood-
wendig gevolg uit het geen bij het accoord
te kennen gegeven is, moet worden afgeleid.
CArf. ^789.)
g^ Iemand over eenig regt, het welk hem uit
eigen hoofde toekomt, eene transactie aan»
gaan»
ä
49S REGISTER OP- HET
gaande, cn vervolgens in een dergelijk regt
■aan een ander opvolgende , is, met betrekking
tot het nieuw bekomen regt, aan de bevo-
rens aangegane transactie niet verbonden. (Art,
J790.)
10, Eene tränsactie, door één der belangheb-
benden aangegaan, is niet verbindende voor
de mede-belanghebbenden, en kan door de-
zelve niet in hun voordeel ingeroepen worden.
<iArt. I79f0
ïl. Transactiën hebben tusfchen de genen, die
dézelve hebben aangegaan , de kracht van een
gewijsde. —— Tegen dezelve kan, op grond
van dwaling in het regt, of van lefie of
benadeeling j njet worden opgekomen. (.Art.
3792.)
12. Niettemin kan van eene transactie vernieti-
ging of rescisfie verleend worden, wanneer
men in den perfoon, of omtrent het onder-
werp van het gefchil gedwaald "heeft, — Ook
kan de transactie vernietigd of gerescindeerd
worden in alle gevallen, als er bedrog of ge-
weld heeft plaats gehad. (Art. 179sO
ïg. Ook kan reUef tegen eene aangegane trans-
actie verleend worden, wanneer dezelve aan-
gegaan is op grond van ftukken, die nietig
waren, ten zij die nietigheid zelve het punt
van verfchil uitmaakte. (Art. 1794.)
14. Eene transactie is ten eeuemale nietig» wan-
nees
-ocr page 541-wetboek NAÏ^OLEÖN. 529
taeer de ftukken , op grond van welke dezelve
is aangegaan, naderhand blijken valsch te zijn,
(Art. 1795\')
15. Transactie, aangegaan over eene zaak, die
bereids bij een vonnis van den Regter, dat in
kracht van gewijsde gegaan is, en van het
welk partijen , of één van hen, geene kennis
hadden, beflist was, is nieüg. - Indien
echter van het vonnis hooger beroep zou
kunnen vallen, is de transactie van kracht^
(Art, 1796.)
16. Wanneer partijen in het algemeen over allé
zaken, welke zii met elkander uitftaande mog-
ten bsbben, getrarfigeerd hebben, leveren de
naderhand gevonden en destijds onbekende
Hukken; daar toe betrtkkcJijk, geen grond op
tot relitf, ten wart die ftukken door één van
hen waren achtergehouden. —-— Dóch de
transactie is nietig, indien, dezelve over een
enkel onderwerp aangegaan zijnde, door nader-
hand gevondene ftukken uitgemaakt wordt ^
dat eene der partijen geen het minfte regt had.
(Art. 1797.)
J7. Eene fout in het rekenen, bij de transacti®
begaan zijnde, moet herfteld en verbeterd
worden. (Art. 1798.)
Transport. Zie Lei^ering. Opdragt,
-ocr page 542-^30 register 0ï> het
Trouwbeloften.
I. Allen , die zich kunnen verbinden, en met
elkander mogen trouwen, kunnen trouwbelof-
ten aangaan. {Aru 40.)
fi. Deze verbindtenis moet duidelijk, onbewim-
peld , vrij en ongedwongen zijn, en voorts
alle die vereischten hebben, welke noodig
zijn, om aan toezeggingen eene verbindende
kracht te geven. {Art. 41.)
g. Minderjarigen hebben daar toe noodig de
goedkeuring van hen, zonder welker toeftem-
ming zij geen huwelijk kunnen aangaan. {Art,
42.)
3. Er mag geen regt worden gedaan dan op
trouwbeloften, die van weerskanten erkend
zijn, of door fchriftelijk befcheid bewezen
worden, zonder dat eene delatie of deeling
van eede in dit ftuk wordt toegelaten. {Art„
43O
5. Het wederzijdsch verzoek, om in onder-
trouw te worden aangenomen , wordt voor
♦ eene verbindende trouwbelofte gehouden, zon-
der dat daar toe eenig verder bewijs noodig
is. rArt. 44.)
6. Trouwbeloften kunnen aangegaan worden,
of zonder tijdsbepaling, of op tijd, mits niet
langer dan op twee jaren. {Art. 45 )
7. Zij kunnen ook worden aangegaan ondef
conditiën of voorwaarden, mits dezelve mo-
WEtBOEK NAPOLEON. 53S
geoorloofd en betamelijk ziiin overeen-
komftig de bepalingen, ten aanzien der vei-
bindrenisfen voorgefchreven. (Art. 4Ó )
De kracht van wettig aangegane trouwbe»
loften is, dat de een den anderen tot derzel-
ver vervulling kan noodzaken, of eft-nd,
indien zij zuiver zijn aangegaan ^ of wanneer
de bijgevoegde tijd of voorwaarde verfcheueii
of vervuld is , indien de verbindteuis zulks
medebrengt.(Arf. 47.)
§. Trouwbeloften zijn nieiig:
a. Wanneer niin.\'erjarigen dezelve hehbeiï
aangegaan zonder toeftemming van ben,
wier goedkeuring zij tot het huwelijk noodig
hebben. - iJie toeftemming echter, na«
derhand gevolgd zijnde, maakt de trouw-
beiofte beftaanbaar; \'
è. Trouwbelofen zijn nietig, wanneer dezeU
ve door een getrouwd man of vrouw^
ftaande huwelijk, zijn aangegaan; en
if. Wanneer zij door vreeze, bedrog of mer-
kelijke dwaling zijn aangegaaui (Art. 48,)
EO. Iemand zich door trouwbeloften aan twee
of meer perfonen hebbende verbonden, zljtt
alleen de eerfte weuig, en de latere nien\'g,
onverminderd de actie tot fchadevergnedirg
aan den geen , die door de trouwbeloften misleid
is. 49 )
ïi. Wanneer op de latere trouwbeloften ée i^oU
Li a
m
49S REGISTER OP- HET
trekking van bet huwelyk gevolgd is, zonefeï
dat de eerstverbondene daar tegen is opgeko-
men, verliezen alle andere trouwbeloften daar
door bare kracht. (Art. 50.)
ïa. Trouwbeloften vervallen:
a. Door den dood van één van de beide ver-
loofde perfonen ;
h. Wanneer of beiden, of één van beiden,
na de belofte, door een ligchamelp ge-
brek ter voortteeling onbekwaam wordt;
c Wanneer meerderjsrigen trouwbeloften zon-
der der ouderen toeftemming hebben aange-
gaan, en de reden van afkeuring, door de
ouders ingebragt zynde, bij den Regter
wordt goedgekeurd;
d. Wanneer de voorwaarde, onder welke de
trouwbeloften zij aangegaan, niet vervuld
wordi; en
€. Door wederzijdfche toeftemming ter ver-
nietiging der trouwbeloften. (Art. 51,)
13, Na dat echter de verlof fde perfonen in on-
der! mnw ziin aangenomen, kan zulk eene
vernietiging isiet gefcb\'eaen, dan bij openliike
verklaring, ten overftnan van den geen, bij
wien de aanneming in ondertrouw gedaan is.
(^Art. 52 )
14. Trouwlieloften kunnen ook door één van
beide de verloofden, tegen wil en dank van
den anderen, herroepen, en daar door ver-
wetboek napoleon. 533
\'broken worden, om alle zoodanige redenen^
welke de Regter oordeelt, niet uit wispeltu-
righeid voort te fpruiten, maar gewigtig ge-
noeg te zyn, om één van beiden van de
vervulling der trouwbeloften te ontheffen.
i^rt. 530
15» Gefchenken tusfchen verloofden worden ge-
rekend, op hoop vandihet voorgenomen hu-
welijk te zijn gedaan. {Art. 54.)
16. Zoodra de trouwbeloften vervallen , kunnen
de gefchenken wederzijds worden te rug ge-
eischt. {Art. 55.)
17 Doch die door fchuld oorzaak is, dat de
trouwbeloften vervallen, heeft geen regt om
de gefchenken te rug te vorderen. {Am
56.)
Trouwen.
ï. Wanneer de afkondigingen op alle plaatfen,
waar dezelve gedaan moeten worden , onver-
hinderd zijn afgeloopen, en daar van bij
fchrifteliik bewijs blijkt, zullen de verloofden,
tfer plaatfe waar zij, of één van hen, Woon-
achtig zijn, bij de daar toe bevoegde plaatfe-
lijke Autoriteit, in den huwelijken ftaat be-
vestigd worden. {Art. 130.)
s. Met het verrigten van deze trouw wordt
het huwelijk voor wettig voltrokken gehou-
den. {Art. 131.)
ï-i 3 g. Ee!^
-ocr page 546-534 register op met.
3. Eén der verloofden, na het eindigen dief
afkondigingen, onwillig zijnde om zich te la-
ten trouwen , zal de daar toe bevoegde plaat-
lèüike Autoriteit, op aanzoek of aanklagt van
ééie der partijen, naar de redenen van die
onwilligheid onderzoek doen , en, dezelve be-
denkelijk vindende, parijen naar den gewo-
nen weg van rejl^n verwijzen, of, dezelve
blijkbaar ongegrond oordeelende, iemand be-
noemen, om den onwilligen re vertegenwoor-
digen, en alzoo de huwelijks-plegiigheid te
voltrekken. (Art, 132.)
Een huwelijk, in een vreemd land aange-
gaan , tusfchen twee Hollanders , of een Hol-
lander en een vreem lehng, zal in dit Rijk
voor wettig gehouden worden, wanneer het-
zelve naar de huwelijks-plegtigheden van dat
land vohrokken is, mits zijnde voorafgegaan
door de afkondigingen, bij Art. 126—/aS
van dit Wetboek voorgefchreven, en mits het
zelve huweltik regen de wetten van Holland
niet aanloopr. iArt. 133O
Binnen drie maanden na den. terugkomst van
den Hollander in het vaderland, moet de acte
van het vohrekken des huwelijks geregistreerd
worden ter iecretarij, of griffi,; van de plaats,
alwaar de in het vorig A^t. vermelde echtjie-
Xioomi ais dan woonachtig zijn. (Art, •134O,
TW£S,
-ocr page 547-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
Tweede huwelijken.
1. Een tweede of verder volgend huwelijk kan
vi\'orden aangegaan, wanneer het vorige door
den dood of door echtfcheiding verbroken is.
(Art 200.)
2. Het aangaan van een ander huwelijk wordt
toegedaan aan eene vrouw, welker man , en
aan een man, wiens vrouw voor tien jaren,
met haar of zijn medeweten , naar buiten \'s lands
is vertrokken, doch van wiens leven of dood,
gedurende alle die jaren, geene de minfte tij-
ding is ingekomen; mits voldaan zij aan de
bepalingen , in Art. ig\'^ van dit Wetboek,
omtrent dit geval, vastgefteld. (Art. 5.01.;
3. Schoon de afwezende echtgenoot naderhand
nog mogt terug komen, heeft dezelve echter
geene aanfpraak op den perfoon des anderen
hertrouwden echtgenoots, wiens laatfte huwe-
lyk als wettig blijft ftand houden, en heeft
de terug gekomene echtgenoot mede vrijheid
om te mogen herrrouwen. (Art. 202.5
4. Eene vrouw mag geen tweede huwelijk aan«
. gaan, dan na verloop van tiin volle maan-
den , te rekenen van de ontbinding van -een
eerder huwelijk. (Art. 203.)
5. Een weduwenaar, minderjarige voorkinderen
hebbende, is verpligt, om, vóór bet aangaan
van een tweede huwelijk , te zorgen, dat be-
lovens hem één of meer toeziende voogden,
LI 4 over
-ocr page 548-EGISTER OP HET
over zijne voorldnderen, door de Weeskamef
of het Geregt, daar toe bevoegd zijnde,wor-
den aangefteld, a\'s mede om aan de toezien-
de voogd of voogden, ten overftaan van twee
der bloedverwanten, aan dczelye kinderen van
de beftorvene zijde tot in den derden graad
beftaan de, indien er zoodanige ter zijher woon-
plaats aanwezig zijn, te doen verlichting en
bewijs van der voorkinderen moederlijk erf-
deel. (Aru 204.)
6, Eene weduwe verliest, door het aangaan van
een volgend huwelijk, het beheer van de goe-
deren harer minderjarigs kinderen. (ArU
S05)
7. Zij is daarom verpligt, om, vóór het aan-
gaan van een ander huwelijk, te zorgen, dat
één of meer voogden over hare minderjari-
ge voorkinderen worden aangefteld ,als mede,
om aan dezelve voogd of voogden, ten Over-
ftaan van twee der bloedverwanten, aan de
kinderen van de beftorvene zijde tot in den
derden graad beftaande, indien er zoodanige
ter harer woorplaaife aanwezig zijn, te leve-
ren ftaat en inventaris van der kinderen goe«
deren, te doen rekening en verantwoording
yan het beheer, daar over door haar in haren
weduwlijken ftaat gehouden, en voorts die
goederen aan gemelde voogd of voogden ter
beheering over te geven. (^Art. 20Ö.)
8. Een
-ocr page 549-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
S. Een weduwenaar of eene weduwe, min.\'leriarige
voorkindtren hebbende, mag in ondertrouw
niet wordt-n aangenomen, vóór dat door hem
of baar aan de bepalingen van A^o. $ m 7 is
voldaan. (Art. 207.)
p. Een man of vrouw, trouwende met eene
weduwe of wcJiiwenaar voorkinderen hebben-
de , zal van dezelven op geenerbande wijze,
nltgenomen door bet invoeren der gemeenfchap
van goederen, of van winst en veriies, meer-
der mogen bevoordeeld \'worden, dan met etn
kindsgedeelte, gerekend naar het getale der
kinderen en verdere afkomelingen, bij repre-
fentatie, die op het overlijden van den her-
trouwden vader of moeder in leven bevondeil
worden. iArt. 208.)
jo. Het geen, tegen dit verbod, door een twee-
den man of vrouw, meerder dan een kinds-
gedeelte zoude genoten worden, kan aan de-
zelve niet volgen , maar ftrekt ten voordeele
van de voorkinderen, iArt. scp )
31. Dit verbod echter belet niet, dat het kinds-
gedeelte van één of meer der voorkinderen
met fideïcommis bezwaard, of onder behee-
ring gefteld worde, mits de legitime portie ,
daar in begrepen, onverkort blyve. iArt*
210.)
12. Dit verbod belet insgelijks niet, om aan
een tweeden man of vrouw het vruchtgebruik
L1 5 der
49S REGISTER OP- HET
\' der nalatenfchap te maken, mits de legitmie
portie der voorkinderen vrij blijve , en mits
de goederen, na het eindigen van het vrncht-
- gebruik, door de voorkinderen vrij en onbe-
zwaard worden genoten, (Art. au.)
13. De voorkinderen meerderjarig zijnde, en van
dit voorregt aflland doende, zal dit verbod
geen plaats hebben, als mede niet indien de
voorkinderen vóór den hertrouwden echtgenoot
allen mogten overleden zijn, zonder afkoma»
lingen na te laten. (Art. 212J
Tijds-bepaling. ■
I. Eene tijds-bepaling, bij eene erfftelling zyn»
de gevoegd, kan of tot eenen zekeren of tot
eenen onzckeren tijd betrekkelijk zijn. (Art.
6880
a. Een zekere tijd is, die zoodanig bepaald is,
dat men weer, niet alleen dat. maar ook
wanneer hij zal verfchijnen. -- Een onzeke-
re daarentegen, waar van men niet weet,
wanneer hij zal verfchijnen , en zelfs, of hij
immer zal plaats hebben, (Art. C89J
g. Het geen op, of na een tijd, die zc\'ker en
bepaald komen moet, gelijk in het vorig No.
ftaat uitgedrukt, is nagelaten, kan wel niet
voor den bepaalden tijd genoten worden , en
blijft dus zoo lang onder adminiftratie, maar
gaal echter j bij het overlijden van den be-
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
voordeelden vóór den verfchpdag, op zijnen
erfgenaam over. (Art. 690,)
4. De bijvoeging van eene tijds-bepaling , M^aar-
omtrent het onzeker is, of en wanneer dezel-
ve verfchljnen zal, ftaat gelijk met eene voor-
wsai-de, en wanneer dus de bevoordeelde
vóór dien tiid komt te fterven , gaat bat na-
gelatene nier op zijnen erfgenaam over. (/Irt,
5. De erfftening tot eenen bepaalden (ijl beeft
ten gevolge, dat de erfgenaam sanftonds bi]
bet overlijden van den testateur de erfenis
krijgt, de vruchten daar van tot dien tiid ge-
niet, en, vóór den afioop van dien tijd fter-
vende, zijn regt aan zijne erfgenamen over®
draagt, doch met het bezwaar, om de erfenis
op den bepaalden tijd over te geven aan de
door den testateur gefubflitueerde peif^nen,
of aan de genen, Avelke op dien tijd des tes-
tateurs erfgenai
iien by verllerf zijn zulien j tot
zekerheid van welke overgave borg geileid
moet worden, zoö de ,te.stareur den erfge-
naam daar van niet heeft vriigefteld. (Aru
692.)
6. Tijcls-bepalrng, in bet ftuk van verbindte-
niSicn, verfjhiit vsn eene voorwaarde daar
jn, dat de- eerstgemelde de verbindtenis nisE
opfchort, tTinar er Hechts de Uitvoering van
Y^rfchuilt, (vi\'r/. tcp^.) ^
\'^Eene
-ocr page 552-49S REGISTER OP- HET
7. Eene verbindtenis, zonder biivoeging van
tijd van voldoening, zijnde aangegaan, kan de
fchuldeifcher dadelijk de voldoening vorderen»
(Art. 1096.)
8. Het geen alleen op tijd verfchuldigd is, kan
niet geëi.scht worden, voor dar de bepaalde
tijd verfchenen\' is; het geen vroeger betaald
is , kan echter niet te rng geëischt worden.
(Art. 1097.)
De tijds-bepaling wordt altijd veronderfteld
bij eene overeenkomst gevoegd te zijn ten
voordeele van den fchuldenaar, ten ware uit
den aard der bepaling zelve, of uit de om-
ftandigheden blijkt, dat de tijds-bepaling ook
ten voordeele van den fchuldeifcher gefchied
is. (Art. 1098.^
10. Een fchuldenaar kan het beneficie eener bij-
gevoegde tijds-bepaling niet meer inroepen,
wanneer hij bankbreukig geworden is, of
wanneer door zyn toedoen de door hem, vol-
gens contract, voor de voldoening der fchuld
geftelde zekerheid verminderd is. (Art. 1099.)
11, Wanneer de verkooper, door zijn toedoen
of verzuim alleen, oorzaak is, dat het ver-
kochte op den door partijen bepaalden tijd
niet geleverd wordt, heefc de kooper de keu.
ze, of hij den koop wil vernietigd hebben,
of dat hij in het bezit van het gekochte wil
gefteld worden. (Art. 1384.)
12. ïti
-ocr page 553-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
la. In alle gevallen moet de verkooper de kos-
ten , fchaden en interesfen dragen, bijaldien
de kooper eenig nadeel lydt, om dat het
goed niet op den bepaalden tijd geleverd is.
iArt. 1385.)
Tijns-regt. Zie Cijnfen.
Uiterste wil. Zie Testmenten.
ÜITLEGGINrf.
I. Wanneer eenig geval vooricomt, het welk
bii de wet niet bepaald is, noch, door de
toepasfing van de \'regelen eener gezonde uit-
legkunde, volgens de wet kan worden uitge-
maakt, moet in de beflisfing van het zelve
gevolgd worden, het geen met de billiikheid,
en de analogie van het vastgefteld regt, in
geliïkfoortige gevallen, zal bevonden worden
meest overeenkomftig te ziin. (Art. 5J
3. Servituten of dienstbaarheden moeten ftnkt
wor-
-ocr page 554-49S REGISTER OP- HET
worden tiitgele^ïd. (Jrt. 538.J — Zie Diemt«
baarheden, No, 4.
3,» Men moet in de overeenkomften veeleer na-
gaan, welke de gemeene bedoeling der con-
tracterende perfonen geweest is, dan zich bin-
den aan den letterlijken zin der woorden.
(Art, 1068 J
4. . Wanneer een beding voor tweederleijen zin
vatbaar is, moet men het veeleer opvatten iti
dien zin, waar in het eenige uitwerking heb-
ben kan, dan in dienwaar in het zulks
niet kan hebben. (Art. 1069)
5» Woorden in een contract, die voor twee-
derleijen zin vatbaaj zijn, moeten verftaail
worden in dien zin, die met den aard van
het contract het meest overeenkomt. (Art.
1070.)
6. Het geen in een contract twIjFelachtig is,
wordt uitgelegd door het geen gebruikelijk is
in bet land, w>aar het contract is aangegaan.
(Art. 107 ij
7i Gebruikelij\'ce claufulen, in een contract,
moeten geacht worden daar onder begrepen te
zi.in, fchoon dezelve in het contract niet liaan
nhgedrukt. {Art. -1072.)
8. Alle bedingen in een contract moeten in
derzelver verband genomen, en het eene door
het andere uitgelegd worden, en ieder van
dezelve moet in den zia worden opgevat,
wel-
-ocr page 555-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
welken het geheel beloop der overeenkomst
medebrengt. (Art. 1073 )
9. ïn geval van twijfelachtigheid, moet een be-
ding uitgelegd werden tegen den geen , die
iets bedongen heeft, en ten voordeele van
hem , die zich verbonden heefc. (Art. 1074 J
10. Eene overeenkomst, fchoon in algemeene
uitdrukkingen aangegaan , bevat echter alleen
die zaken , waaromtrent het blijkt, dat par-
tijen zich voorgefteld hebben te contracteren.
(Art, 1075.)
21. Wanpeer men in een contract een geval heefc
uitgedrukt, tot een voorbeeld, en om twijfe-
ling weg te nemen, wordt men niet geacht,
daar door de verbindende kracht, welke de
overeenkomst ook in de niet uitgedrukte ge-
vallen heeft, te hebben willen, inkorten en .be-
perken. (Art* 1076.)
12. De verkooper is gehouden duidelijk uit te
drukken , waar toe hij zich verbindt. --Alle
duistere of dubbelzinnige bedingen worden ten
nadeele van den verkooper uitgelegd. (Art,
Ï3770
TJittrekzels. Zie Affchriften,
ultweg.^
1. De eigenaar van een fluk land, het welk
tusfchen andere landen zoodanig ligt ingeflo-
ten 5
-ocr page 556-49S REGISTER OP- HET
ten, dat het zelve geenen toegang heeft tot
den gemeenen weg of vaart, is bevoegd, oni
van de eigenaars der naastgelegene landen te
vorderen , dat zij hem eenen uitweg, ten dien-
fte van zijn erf, aanwijzen; zynde hij echter
verpligt tot eene vergoeding ,gtëvenrcdigd naar
de fchade, die daar door zoude kunnen ver-
oorzaakt worden. (Art 574)
Si Deze uitweg moet gemeenlijk genomen wor-
den aan de zijde, waar de toegang van dit
ftuk land tot den gemeenen weg of vaart de
kortfle is. (Art. SI^O
3. Echter moet, dezelve altijd bepaald worden
tot de plaats, daar die toegang het minfte
Hadeel kan toebrengen aan het land, waar
over die uitweg is verleend. (Art, 576.)
4. Het regt tot fchadevergoediDg, in iVö. i
vermeld,door verjaring zijnde te niet gegaan,
bliift niettemin de uitweg voortduren, s^Art.
5770
Uitwinning.
Van het voorregt van uitwinning, aan bor-
gen toekomende. (Art. 1764 en 17650 —^
Zie Morg, Na. 2l en aa.
WETBOEK NAPOLEON. 50:^
Vacerende erfenissen.
j. Wanneer eene erfenis komt te vallen , waar
toe zich geene erfgenamen of hóedelredders
opdoen of gevonden worden , benoemt de Reg-
ïcr van de plaars , waar de overledene het
laatst gewoond heeft, eenen curator over de-
2elve, (Art, 955.)
a. De gemelde curator is verph\'gt, ftaat en in-
ventaris van de goederen des boeclels te ma-
ken, en den boedel zoo en in dier voege tol
effenheid te brengen, als aan executeurs voor-
gefchreven is. (Art, 956.)
g. Dien onverminderd ftelt de curator alle mid-
delen in het werk, ten einde te ontdekken , of
er erfgenamen aanwezig of te vinden zijn.
(Art. 957.)
0. Wanneer zich erfgenamen opdoen, en der-
zelver regt geconftateerd is, zijn zij bevoegd,
dadelijk de beheering des boedels over te ne-
laen van den curator, die wegens zijne ge-
Mm hoïi.
RÈGiStEFL OP HÊT
houdene directie aan héii verantwoordelijk iii
(Art. 958.)
5. In alle gevallen, wanneer geene erfgenatnen^
die, of uit kracht van testament, of bij ver-
fierf, zouden kunnen erven, aanwezig zijn,
hebben kunnen ontdekt worden , vervalt de
nalatenfchap, ingevolge Art.^is van dit Wet-
boek, aan den Staat, aan welken als dan de
curator of andere bewindhebbende verpligt
is rekening en verantwoording^ te doen, en de
gezuiverde nalatenfchap over te geven* (Art,
959\')
6. De gemelde curator is bevoegd , om voor
falaris zoo veel in rekening te brengen , als
aan voogden wordt toegedaan. (Arti 960 )
VÈNIA /ÈTATI9.
1, Minderjarigen worden ook ontflagen uit dc
magt van hunne ouders of voogden, door het
verkriigèn van brieven van veni» atatis., bij
den Koning of van zijnent wege verleend.
(Art. spi.)
2. Jonge lieden, die den ouderdom van acht-
tien jaren niet bewijzen vervuld te hebben,
en niet voorzien zijn van een goed getuigenis
van het Beftuur hunner woonplaats, m dat
het zelve de ouders of voogden te dier zake
ge-
-ocr page 559-WETBOEK NAPOLEÖR 547
gehoord heeft, worden tö£ het verzoékén der
brieven van venfa cetath, iii het vorig Nó.
vermeld, niet toegelaten. QJri. 39^0
Pima istmn ftaat in hare gevolgen gelljfc
roet den vervuldên öüderdom Vän drie en twin-
tig jaren; dienvolgens bekomen de genen, dié
venia ètatïs verkregen hebberi, het vrye be-
heei: en de volkomeöe befchikking ovei\' hunne
goederen, bok Vän dtzulkeh, waair op eeil
verband tot hünne tneerderjarigheid gelegd
was; ten vva\'rc duidelijk bleek, dat de erflater
daar mede eenen sekeren bepaalden oüdeirdoni
-hedoeld haddei (Art. 393O
4. Minderjarigen mogeü testament iiiakeh , wan-
neer zij, door verkregen brieven van vènii
ÉtatiSy geëmancipeerd zijn. (Art. 600J)
vensters^
Niemand iiiag, dän alléén uit lioofde van
éen verkregen fervituut, vensters hebben^
öpenflaande over het erf van zijnen buurhiaiiè
(Art. 571O
Vets.bïndtenissen\';
1, Algemeene bepalingen desvvegens. (Jhi
I021, 1050 en io5ii) —- Zie Overeenkom-
flen. ■ ■,
t. Vän verbindtenisfen om iets te geveii. (drti
I05S"—1055.) —— Zie Geven.
Mm a giVüii
-ocr page 560-49S REGISTER OP- HET
3. Van verbindtenisfen om iets te verrigten, of
niet te verrigten. (Art. 1056—1059.) --
Zie Daden.
4. Van conditionele of voorwaardelijke verbind-
tenisfen. {Art. 1080—1094.)——^^ Zie Foor-
waarde.
5. Van verbindtenisfen met of zonder tijds-be-
paling, (Art. 1095—1099.) - Zie Tijds-
bepaling.
6. Van verbindtenisfen met bijvoeging van
plaats. (Art. iioo en noi.) -: Zie
Plaats.
7. Van alternative verbindtenisfen. (Art. iiea
— 1109,) - Zie Alternative.
§. Van folidaire verbindtenisfen. (Art. 11 lo-
ll 29.) - Zie Solidair..
9. Van deelbare en pndeelbare verbindtenisfea.
Zie Deelbaar.
(Art. 1130 — 11-34O
10. Van verbindtenisfen met beding van pcenali-
teit. (Art. 1135—1142.) - Zie Pcenali-
teit.
Verbindtenisfen gaan te niet: —- door be-
taling; - door novatie of fchuldvernieu-
wing ; -— door vrijwillige kwijtfchelding van
fchuld; - door compenfatie; - door
confufie of fchuldvermenging; - door het
vergaan van de verfchuldigde zaak; -door
vernietiging of rescisfie; - door de wer-
king eener ombindende voorwaarde; --— door
3C-
-ocr page 561-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
accoorden met de meerderheid der fchuldei-
fchers, te dien effecte, dat de minderheid
verpligt is de meerderheid te volgen, in boe-
dels , welke onder geregtelijk toezigt gefteld
, zijn , naar het voorfchrift der wet op de
manier van procederen, aangegaan, ^f door
den Koning geapprobeerd; en —- door pre-
fcriptie of verjaring. (Art. Ï143.)
12. Zekere verbindtenisfen ontftaan zonder eeni-
ge voorafgaande overeenkomst, noch van de
zijde van den geen, die zich verbindt, noch
van de zijde van den geen, ten wiens behoe-
ve de verbindtenis gefchiedt. - Zommige
derzelve worden alleenlijk daargefteld uit kracl>
te van de wet; andere vloeijen voort uit eene
perfonele daad van den geen, die daar door
verbonden wordt. - De eerfte zijn zooda-
nige verbindtenisfen, welke tegen iemands wil
aangegaan worden, als tusfchen naburige eige-
naars, of de verbindtenisfen van voogden cn
andere adminiftrateurs, welke de hun opgedra-
gene voogdij of adminiftratie niet weigeren kun-
nen. —— De laatfte, voortvloeijende uit de
perfonele daad van den geen, die daar door
verbonden wordt, ontftaan of uit quafi-con-
tracten, of uit delicten of quaü-delicten. (,Art>
is9Ó0
ij\'^o. REGISTER QP Hgf
Verbruikleening.
1. Verbruikleening is eene qv.ere?nkomst, vol-
gens welke iemand aan een ander zaken, dia
door het gebruik te niet ggan, afgeefc, ondet
voorwaarde om even zoo veel, en van gelijke,
foort en qualiteit, te rug te g^yen. (Aru
16360
2. Door verbruikleening wordt hij, die eene.
zaak ter leen ontvangt, eigetiaar van dezelve5
en wanneer die zaak, op. welke wijze ook,
vergaat, komt dit verlies voor zijne rekening.
(Art. 1637 O
3. De fchuld, uit leening van getó vQortfprui-
•tendc, is niet anders dan van de geldfom ,
die geleend is, zonder bepaling van de fpe-
cie. -- Indien er vermeerdering of vermin«
dering der waarde van de geldfpecie pntftaat,
vóór dat de tijd der voldoening verfcUeneii,
is, moet de fchuldenaar de fom, die aan hen^
geleend is, voldoen io ïoodanige fpecie, al§
ten tijde der voldoening gatigbaar is, en vol-?
gens den geldkoers of uitwendige waarde,
die deselve op dat tijdftip heeft. (Art.
36580
4. De bepaling, vervat in het voorgaand No.^
vervalt, wanneer de leening in ftaven goud,
zilver of ander metaal, gefchied ig. (Art\'
16390
Waaneer ftaven of koopwaren ter leen zijsa
-ocr page 563-WETBOEK NAPOLEON. 50:^
gegeven, is de fchulderaar , liet zij dezelve
in waarde vermeerderd of verminderd zijn,
altijd gehouden eene gelijke hoeveelheid van
de zelfde qualiteit te rug te geven, en kan
ook nimmer tot iets meerder genoodzaakt wor-
den. (Jrt. 1Ö40.)
ê, In verbruikleening is de uitleener gehouden
tot de zelfde verantwoordelijkheid, welke bij
Jrt. 1635 van dit Wetboek, ten aanzien van
bruikleen, bepaald is. (Jrt. 164.1.)
7. De uitleener kan het ter leen gegevene niet
te rug eifchen, dan na dat de tijd, bij de
overeenkomst bepaald, verftreken is. (.Art.
1642O
S. Geene tijds-bepaling gemaakt zijnde, kan
de Regter, naar gelang der omftandigheden,
aan den geen, die de zaak ter leen ontvan-
gen heeft, eenig uitftel toeftaan. (Jrt. 1643O
9. Wanneer men overeengekomen is, dat hij,
die eene zaak of geldfomme ter leen oj5tvan-
gen heeft, dezelve te rug geven zal, wanneet
llij daar toe in ftaat zal zijn, kan de Regter5
naar gelang der omftandigheden, den tijd der
te rug gave bepalen. (Jrt. 1644.)
IP» Die iets ter leen ontvangt, is verpligt het
zelve op eeaen bepaalden tijd, en in gelijke
hoeveelheid en qualiteit, te rug te geven.
(Jrt. 1645O
II. Daar toe buiten ftaat zijnde, is hij verpligt
Mm 4 tot
5:52 REGISTER OP HET
tot betaling van de waarde van het ter leen
gegevene; in de berekening van welke waarde
de tijd en plaats, waar de teruggaaf, volgens
overeenkomst, had moeten gefchieden, in
aanfchouw moet worden genomen. - In-
dien die tijd en plaats bij de overeenkomst
niet bepaald zijn, moet de betahng gefchieden
overeenkomftig den prils, welken de zaak,
ten tijde en ter plaatfe, waar de leening ge-,
fchied is, heeft gehad. (/In. 164(5.)
Js. Wanneer hij, die iets ter leen ontvangt,
het zelve, of de waarde van dien, ten tijde
bij de overeenkomst bepaald, niet te rug
geeft, is hij gehouden daar van federt dien
tijd interesfen te betalen. (Art, 1647.)
Vergaan.
I. Fideïcommis gaat re niet , door het vergaatï
van de geheele zaak , of van het goed, het
welk met fikïcommis bezwaard is, buiten
toedoen van den bezwaarden erfgenaam ; maar
een gedeeltelijk vergaan vernietigt het fideï*
commis alleen voor het vergane gedeelte,
(Art. 766, No. I.)
Een legaat vervalt, als het gelegateerde
goed te niet gegaan is. (Art. 840.) — Zie
Testament, No. 48.
5. Eene ahernative verbindtenis wordt voor
eene zuivere en eenvoudige verbindtenis ge-
hou-
-ocr page 565-wetboek napoleon. 493
houden, indien eene der twee beloofde zaken
vergaan is. - Zij vervak,, wanneer beide
de beloofde zaken vergaan ziin, (Art. iioö
—1109.) - Zie Alternatief,, No. 5—8.
Wanneer de verfchuldigde zaak,, die het
bepaald onderwerp eener verbindtenis uirmaakt,
vergaat , buiten den handel der menfchen ge-
raakt , of verloren gegaan. is, zoo dat men
van de plaats, waar dezelve zich bevindt,,
volftrekt onkundig is, vervak de verbindte-
nis ^ miis de zaak vergaan of verloren zij
zonder toedoen van den fchuldenaar, en vóór
dat hi) m de levering van het verfchuldigde
nalarig gebleven is. — Doch ook zelfs wan-,
jieer de fchuldenaar nalatig gebleven is, ver^
valt de verbindtenis, indien de verfchuldigd®
zaak, zoo zij den fchuldeifcher geleverd was,
even zeer zoude vergaan zijn geweest, ten
ware de fchuldenaar op zich mogt genomen
hebben voor onvermijdelijke toevallen in te
ftaan. —- De fchuldenaar, zich op een on-
vermijdelijk toeval beroepende, is verpligt het
zelve te bewijzen. - Het vergaan of ver-
lies van goed, het welk geftolen is, on^aat
In geen geval den ontvreemder van de verplig-
ting om de waarde te vergoeden. (Art-ji^^^.)
5-. De verfchuldigde zaak buiten toedoen vati,
den fchuldenaar vergaan, buiten den handel
der menfchen geraakt, of verloren zijnde, is
Mm 5 de
55<ï ^REGISTER OP HET
de fchuldenaar verpligt, aan zijnen fchuldei-
fcher te cederen alle regt en actie tot fchade-
loosftelling, welke hij te dier zake hebber?
mogt. (ArU 1424.)
6. Indien de verhuurde zaak, gedurende den
huurtijd, bij toeval, geheel en al vergaan is,
vervalt bet contract van zelf; indien de zaak
flechts ten deele vergaan is, kan de huurder,
naar gelang der omftandigheden, of eene ver-
mindering van den huurprijs, of de vernieti-
ging van de huur zelve, vorderen, doch hij
kan in geen dier beide gevallen aanfpraak op
fchade vergoeding maken. (Art. 14S6.)
Het contract van huur gaat te niet, wan-
neer de verhuurde zaak vergaat, en wanneer de
verhuurder en huurder refpectivelijk in gebre-
ken blijven van aan derzelver verbindtenisfen
te voldoen. (Art. 1506.)
g. Wanneer aannemers en ambachtslieden de
fchade van het vergaan der ftoffe, of van het
werk dragen moeten. (Art. 1551—15530 —
Zie Aannemers, No. a—4.
9. Wanneer de geleende zaak vergaan is door
een toeval, waar voor men dezelve door het
gebruik van zijne eigene zaak had kunnen be-
waren , of wanneer men, beide de zaken niet
te gelijk kunnende behouden, zijn eigen goed
boven het geleende den voorrang heeft gege-
vens
weti|oe^ napoleon,
ven^ ontftgat hier daor eene verpligting oni
de vergane zaak te vergoeden. (Aru 1626»)
10, Door verbruikleening wordt hij, die eene
zaak ter leen ontvangt, eigenaar van dezelve 5
en wanneer die zaak, op v^relke wijze ook 5
yergaat, komt dit ver}iei5 voor zijne re-kening^
(Art, 1637.)
Vkrhuürders.
Welk regt van legaal verband san verhuur-
ders van huizen en landen toekomt. (Art,
1830, No, 2.) -T— ^ie l^egäßl ver^md-i
Nq., 3. k\' " : \'
VaRJARING.
Wanneer da man de bevoegdheid heeft om
op te komen tegen de wettigheid van een
kind, moet hij zijne actie beginnen hinnen
den tijd van eene maand, indien hij zich
in de geboorteplaats van het kind ophoudt;
— bhinen twee maanden «a zijne te rug
lomst, indien hij ten tijde der geboorte af-
wezend is; en —• indien men de geboorte van
het kind voor hem verborgen gehouden hefft,
insgeiyks binnen twee maanden na de ont-
dekking van het bedrog. (^Art, 245.^
De actie van een kind tot reclame van des-
zelfs ftaat is aan geene prefcriptie onderhevig.
(Art. S57O . •
55<ï ^REGISTER OP HET
3. De actie vati den minderjarigen tegen zijnen
voogd, wegens zaken tot de voogdij betrek*
kelijk, wordt geprefcribeerd door een tijdver-
loop van tien jaren, te rekenen van den tijd
der meerderjarigheid. {Art, 388.)
4. Vruchtgebruik eindigt door verjaring, waa-
neer de vruchtgebruiker, gedurende dertig
jaren, van zijn regt geen gebruik gemaakt
heefr. {Art. 505, No. 5.)
5. De vervallene of verfchenen cijnfen worden
door verloop van dertig jaren geprescribeerd,
doch het regt van cijnsheffing gaat door geene
verjaring te niet. {Art. 534.)
6. Tot het bekomen van een fervituut door
verjaring, wordt de tijd van dertig jaren ver-
eischt. {Art. 550.)
7. Een gebouw echter, het welk niet door ge-
weld , ter fluik of tot wederzeggen toe, ter
neder gezet en voltrokken is, en gedurende
een jaar onbeklaagd geftaan heeft, is daar
door zoodanig verjaard, dat de eigenaar van
het naast gelegen erf geen regt heeft, om,
na verloop van dien tijd, de afbraak of weg-
neming van het gebouw\' te vorderen. {Art*
551O ^
g. Servituten of dienstbaarheden kunnen te
niet gaan door verjaring, wanneer, gedurende
den tijd van dertig jaren, van het fervituut
geen gebruik is gemaakt, {Art. 55a. iW. 5»)
9- De
-ocr page 569-V
wetboek napoleon. 557
9. De bevoegdheid, ora eene erfenis te aan-
vaarden of te repudiëren, wordt verloren
door een tijdverloop van twintig jaren. (Art» -
932.)
ïo. Het regt van boedelfcheiding te eifchen
wordt door geene verjaring verloren. (Art.
9S1.)
ii. Het regt om affcheiding des boedels te vor-
deren wordt door verloop van drie jaren ge-
prefcribeerd. (Art. 1004.)
ïa. Alle daden, waar door verjaring ten aan-
zien van één der folidaire fchuldeifchers ge-
fluit wordt, ftrekken ook tot voordeel der
verdere fchuldeifchers. (Art. 1112.)
13. Eene behoorlijke infinuatie, aan één der
folidaire fchuldenaren gedaan, ftuit de ver-
jaring ten aanzien van alle de overigen. (Art.
1119 J
ï4. Verbindtenisfen gaan te niet door pre-
fcriptie of verjaring. (Art. 1143J
15. De actie tot verbetering eener injurie eindigt
door verloop van een jaar, te rekenen van
den dag af dat de injurie gepleegd is, indiea
de actie tot betering niet binnen dien tijd met
der daad is geïnftitueerd geworden. (Are.
1328. No. 4,)
16. De actie tot evenredige vermeerdering of
aanvulling van den prijs moet door den ver-
kooper, en die tot vermindering van den
pri\'s.
-ocr page 570-558 REGIsfER ÓP HET
prijs, óf tot vernietiging van het IcoopcOl!«
tract, door den kooper geïnftitueerd worden
binnen het jaar, te rekenen van den dag af,
waar op de koop aangegaan is; op poene van
daarna van dit regt verftolïen te zijn. (AH,
17. i\'rescriptie of verjaring 13 een rhiddel om,
door het verloop van eenen zekeren bepaalderl
tijd, en onder zekere bij de wet vastgeftelde
Vereischten, iets te verkrijgen, of van eene
verpligting bevrijd tè worden. (AH. 1S50;)
18« Men kan geen afftand doen van eene pre-
fcriptie, van Welke de tijd nog niet is ver-
vuld, doch Wel daar na, (Art. 1851.)
29. Afftand. van eene prescriptie is, of uitdruk-
kelijk, of ftilzwijgende. — Stilzwijgende af-
ftand virordt afgeleid uit het plegen van ecné
daad, welke doet veronderfteUen, dat meri
van ziin verktegen regt afziet. (Art. 1852,)
20. Niemand kan van verkregene prescriptie af-
ftand doen j dan die bevoegd is om te ver-
vreemden. (Art. 18530
21. Wanneer men zich op Verkregene préscrip»
tie niet beroept, mogen de Regters het regt^
daar uit ontftaande, niet ambtshalve in aan-
fchouw nemen. (Art. 1854.)
22. Men kan zich in iederen ftaat van een pre-
ces, zelfs in appel, op prescriptie beroepen ,
ten ware uit de omftandigheden mogt kunnen
wo?»
-ocr page 571-WETBOËK NAPOLEON.
worden opgemaakt, dat de party, welke het
regt van prescriptie niet heeft doen gelden,
van hetzelve afftand heeft gedaan. (Art*
1855.)
53. Afftand van prescriptie, döor iemand in
fraude van zijne fchuldeifchers gedaan, is
nietig. (Art. i8Sö.)
24. De eigendom van zaken j welke van deii
handel der menfchen zijn uitgefloten, kan
door prescriptie niet verkregen worden. (Art.
1857.)
Ten aanzien van ber Rijk, mitsgaders van
fteden en dorpen en publieke geftichten, heeft
prescriptie op de zelfde wijze plaats, als ten
aanzien Van bijzondere perfonen, en zy kun-
nen zich ook daar op, even als dezelve be-
roepen. (Art.ï^s^.^
aö. Om den volkomen eigendom van eene zaak
door prescriptie te verkrijgen, moet men daar
van het bezit hebben, 200 als hetzelve bij
Art. 459 van dit Wetboek befchrevcn
wordt; moetende dit bezit wijders aanhou-
dend, onafgebroken, niet geweldadig, noch
heimelijk, noch dubbelzinnig, en onder den
titel van eigenaar zijn. {Art. 1859O
a?. Men wordt altijd veronderfteld voor zich
zelven en als eigenaar te bezitten, ten ware
bewezen wordt, dat men zijn bezit voor of
in
-ocr page 572-ifé. REGISTER OP HET
in naam van een ander aangevangen Iieefjr*
(Art. i86o.)
aS» Wanneer men zijn bezit voor een ander
aangevangen heeft, wordt men akijd geacht
voor een ander te bezitten, ten zij het tegen-
deel bewezen wordt, (Art\' 1861.)
ap. Zaken, die enkel facultatif zijn, en blootelijk
bij gedogen of vergunning gefchieden , kunnen
geen grond voor bezit of prefcriptie opleveren.
(Art. I86a.)
30. Ook kunnen daden van geweld geen bezit
daarftellen, door het welk prefcriptie kan te
weeg. gebragt worden. - Het eigenlijke be«
zit begint niet, dan na dat het geweld een
einde genomen heeft. (Art. 1863.)
§1. Indien de tegenwoordige bezitter bewijst,
dat hij ook oudtijds het bezit gehad heeft,
wordt hij veronderfteld het zelve gedurende
den tiid, die tusfchen beiden verloopen is,
mede gehad te hebben, behoudens het bewijs
van het tegendeel. (Art. 1864.)
Om den tot prefcriptie vereischten tijd te
vervullen, kan men bij zijn eigen bezit dat
van den vorigen bezitter, van wien men de
zaak verkregen heeft, voegen, hoedanig men
f ook aan denzelven, het zij bij algemeenen ti-
tel of bijzonderen, het zij bij onereufen of bij
lucrativen titel, is gefuccedeerd. (/fr^. 1^65.)
33\' De
-ocr page 573-wetboek NAPOLEON. s&%
Da genen, dis voor of ia naam van een
ander, bezitten , liunnen nimmer den eigendovu
bij prefcriptie verkrijgen, door welk tijdsver-
loop zulks ook zoude mogen wezen. — Dus
kunnen een huurder, bewaarnemer, vrucht-
gebruiker , en die eene zaak precario of ter
bede onder zich hebben , den eigendom der-
zelve nimmer bij prefcriptie bekomen. (Art*
1866.)
34. Ook heeft prefcriptie geene plaats ten behoe-
ve der erfgenamen van de genen, die eene
zaak, bij één der in het voorgaande No.
vermelde titels, onder zich hRdden. (Art.
SS. Echter kan prefcriptie ten behoeve van de
perfonen, bij de twee vorige AVx. vermeld,
plaats hebben j wanneer de titel, op grond
van welken zij de zaak onder zich hebben,
veranderd Is, het zij uit eene oorzaak die van
een derden afkomt, het zij ten gevolge vaii
dat zij bet regt van den eigenaar betwist heb-
ben. (Art- 1868.) \' \'
gö. Prefcriptie kan plaats hebben ten behoeve
van de genen j aan wie huurders, bewaarne-
mers , en dezulken, die eene zaak precario
of ter bede bezitten, dezelve zaak bij een
titel, uit krachte van welken eigendom ver-
kregen kan worden, hebben overgedragen«
{Jn. 1869.)
Nn 37. Meii
-ocr page 574-ifé. REGISTER OP HET
37. Men kan tegen den titel aan, op welken
men iets bezit, geen regt van prefcriptie be-
komen , in dien zin namelijk, dat men zelf
geene verandering ten behoeve van zich zel-
ven kan maken in de oorzaak en het begin-
fel, waar uit men zijn bezit verkregen heeft»
(Art, 1870.)
3§. Doch men kan wel regt van prercriptie te-
gen zijn eigen titel in dien zin verkriigen, dat
men door prefcriptie de bevrijding bekomt vaa
eene verbindtenis, dewelke men zelf aange-
gaan heeft. {Art, 1871.)
Sp. Van de oorzaken, die de prefcriptie inter-
rumperen. {Art, 187a—1879.) -2ie In-
terruptU,
40. Prefcriptie loopt tegen elk en eèn iegelijk 3
behalve die genen, ten wier behoeve de wet
eene uitzondering maakt. CArt. iSSoO
41. Prefcriptie loopt niet tegen minderjarigen 3
en dezulken, die onder curatele ftaan, on-
verminderd het vastgeftelde bij Art, 1905 van
dit Wetboek, en de uitzondering der andere
bij de wet bepaalde gevallen. {Art. 1881.)
42. Prefcriptie heeft geene plaats\' tusfchen echt-
genooten onderling. {Art. 1882.)
43. Prefcriptie loopt tegen eene getrouwde vrouvs-^
ook dan wannéér zij buiten gemeenfchap vaij
goederen gehuwd is, en de man de beheering
ha»
-ocr page 575-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
liarer goederen heeft, behoudens haar verhaal
op den man. {Art. 1S83.)
44. Prefcriptie loopt te niet; — met betrekking
tot eene infchuld, welke van eene voorwaarde
afhangt, zoo lang de voorwaarde niet vervuld
is; — met betrekking tot eene actie tot vrij»
waring, zoo lang er geene evictie plaat»
heeft; — met betrekking tot eene infchuld,
welke op eenen preciefen dag vervalt, zoo
lang die dag niet verfchenen is. (Art. 1884.)
45. Prefcriptie loopt niet tegen een erfgenaam,
die de nalatenfchap onder beneficie van inven-
taris aanvaardt, met betrekking tot de infchul-
den, welke hij van die nalatenfchap te vorde-
ren heeft; -doch zij loopt tegen eene va-
cerende nalatenfchap, offchoon dezelve van
geenen curator voorzien is. {Art. 1885.)
46. Ook loopt prefcriptie gedurende den tijd,
welke door de wet, bij den titel van erfvoU
ging, tot het maken van inventaris, en het
nemen van beraad toegeftaan is. (Art, 1S86.)
47. Prefcriptie wordt bij dagen, en niet bij uren
gerekend. (Art. 1887.)
48. Er beftaat prefcriptie, zoo dra de laatfte
dag derzelve ten einde geloopen is. {Art.
18S8.)
49. Alie actiën , zoo reëele ais perfonele , wor-
den geprefcxibeerd door een tijdverloop van
dertig jaren. -- De geen, die zich op deze
Nn a prf.
-ocr page 576-ifé. REGISTER OP HET
prefcriptie beroept, \'is niet gehouden zijneii
titel aan te toonen, en tegen hem wordt gee^
ne verdediging toegelaten, dewelke uit zijis
kwade trouw zoude ontleend worden. (Art.
1889.)
50. De fchuldenaar van eene rente kan, na ver-
loop van acht en twintig jaren, na de dag-
teekening van den laatften titel of rentebrief,
genoodzaakt worden aan zijnen fchuldeifcher,
of die deszelfs regt Verkregen hebben, ten zij-
nen koste eenen nieuwen titel te leveren.
(Art. 1S90.)
51. De regelen van prefcriptie, ten aanzien van
aiidere onderwerpen, dan die bij den titel van
prefcriptie oi verjaring vermeld zijn, worden
bij de titels, in welke dezelve onderwerpen
afzonderlijk behandeld worden, voorgefchre-
ven. (Art. 189 t.)
52. Die eénig onroerend goed ter goeder trouw,
en op grond van eenen wettigen titel bezit,
bekomt daar van den eigendom bij prefcrip-
tie , door verloop van tien jaren , indien de
wezenlijke eigenaar binnen het zelfde Departe-
ment, binnen het welk het goed geles-en is,
woont, en door verloop van twintig jaren,
indien de laatstgenoemde buiten het zelfde
Departerhent woonachtig is. (Art- 1892.)
53. hidien de wezettliike eigenaar zijne woon-
plaats op onderfcheidene tijden binnen en bui-
\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
ten dat Departement gehad heeft, moeten, in
de berekening van den vereischten tijd tot
prefcriptie, bij de jaren , welke aan -de tien
jaren inwoning binnen dat Departement ont-
breken, gevoegd worden zoo vele van de
jaren zijner afweaendheid, als het dubbel van
het op de tien jaren te kort komende be-
draagt. (Art, 1893.)
.54. Een dtel, die uit hoofde van een gebrek in
den vorm nietig is, kan niet tot grondilag
van eene tien of twintigjarige prefcriptie \'ftrek-
ken. (Art. i§94 )
55. De goede trouw wordt altijd veronderfteld,
en de geen, die zich op kwade beroept, js
verpligt dezelve te bewijzen. (Art. 189-7.)
56- Het is voldoende, wanneer, ten tijde dat
de zaak verkregen is , de goede trouw aanwe-
zig was. (Art. 189Ó.)
57. Na afloop van tien jaren, zijn archhecten
en aannemers ontflagen van de vrijwaring van
werken, welke Eij beftuurd en gemaakt heb-
ben. (Art. 1555 en 1897.J)
58. Van de bijzondere prescriptie van tweje of
vijf jaren, tegen de actiën van meesters en
onderwijzers, herbergiers, daglooners, genecs-
heeren, chirurgijns en apothekers, exploicteurs,
boden, winkeliers, kostfchoolhouders, dienst-
boden j practizyns , trekkers van renten, pen-
N n 3 fioe-
-ocr page 578-ifé. REGISTER OP HET
fiosnen, huren, inreresfen , enz. (Art.
—19®4.) -- Men zie dezelve op de woor-
den, waar toe zij betrekkelijk zijn.
59. Zii, aan welke de prescriptiën, in het vo-
rig No. vermeld, worden tegengeworpen,
kunnen den eed defereren aan de genen, die
dezelve tegenwerpen , ten einde te verklaren ,
of de zaak waarlijk is betaald geworden. (Art.
190a.)
60. \'De evengemelde prescriptiën loopen tegen
minderjarigen, en de genen, die onder cura-
tele liaan , behoudens derzelver verhaal op de
voogden en curateUren. (Art. 1905.)
•ßi. Met betrekking tot roerende goederen , geldt
het bezit voor een volkomen titel.- Niet-
temin kan de geen, die eene zaak verloren
heeft, of aan wien dezelve ontvreemd is, die
zaak gedurende drie jaren, ingaande met den
dag,van het verlies Of de ontvreemding, als
zijn eigendom reclameren, bij wien hij dezelve
ook vinden moge; behoudens het verbaal vaa
den houder tegen den geen, van wien hij de-
zelve zaak bekomen heeft. (Art. 1906.)
62. Indien de tegenwoordige bezitter van de ont-
vreeftide of verlorene zaak dezelve op eene
kennis of openbare markt, of op eene publie-
ke verkooping, of van -een -koopman, die
zoodanige foort van zaken verkoopt, gekocht
beeft, kan de oorfpronkelijke eigenaar de te-
rug
wetboek napoleon. 567
Tug gave daar van niet bekomen, dan met
vergoeding van den püjs, welken de kooper
voor dezelve befteed heeft. (Jrt. igoyj
De presciptiën, welke op het tijdftip der
publicatie van dit Wetboek begonnen waren,
moeten overeenkomftig dc oude wetten gere-
geld worden. - Niettemin zullen de pre-
fcriptiën, welke op het voornoemde tijdftip
begonnen waren, doch tot welker vervulling,
volgens de oude wetten, nog meer dan dertig
jaren, te rekenen van de gemelde publicatie,
gevorderd werden, door den nu ingevoerden
termijn van dertig jaren afloopen. (Art, ipoS.j)
verlating.
1. De regten van Hollander worden verloren^
door dit land te veriaten, en zich in een an-
der land néder te zetten, met blijkbaar voor-
nemen om zijn beftendig verblijf buiten \'s lands
te houden. CAft. 14 J
2. Iemand zijne woonplaats veriaten hebbende,
zonder orde op de waarneming zijner zakeis
te ftellen, trekt de Regter zich de zorg voor
de belangen van dien afwezenden aan, door
het aanftellen van eenen curator over deszelfs
onbeheerden boedeU (^r/. 32.)
3. Het verlaten door iemand van zijne woon-
plaats, zonder orde op de waarneming zijner
aaken gefteld. te hebben, wordt opgemaakt
N n 4 uit
-ocr page 580-REGISTER GP HET
uit dCs^omftandigheden en daadzaken, waai
van notoirlijk, of door befcheiden en getuige-
nisfen is blijkende. iArt, 33.)
4. Kwaadwillige verlating, dat is zoodanifge
beftendige afwezendheid, welke met oogmerk
om nooit bij zijn echtgenoot terug te komen
gefchied is, wordt voor eene wettige reden
van echiichciding gehouden. iArt, 219j,
No. a.)
Yernietiging. Zie Rescisfie,
Yerongelükken.
Wie van twee of meer perfonen, welke
door eenig ongeval te gelijk zijn veronge-
lukt, geprefumeerd moet worden den anderen
overleefd te hebben. (Art. 596—598.)-rr
Zie Dood^ No. 7—9.
,l^erstee.f.
i. Tot erfvolging bij verfterf worden geroepen d^
kindereu en descendenten van den overledenen,
en deszelfs nabeftaanden in de opgaande en in
de zijdlinie, naar de orde en bepalingen,
welke hier na vastgefteld worden. {Art. 849.)
s. Erfvolging bij verfterf heeft plaats, wan-
iieeï, of voor het geheel, of voor een ge-
deelte , van eens overledens nalatenfchap geene.
srfvoiging, uii kicacht van testament, ftand
grijpt^
-ocr page 581-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
grijpt, het zij nimmer een testament gemaakt,
of wel gemaakt, maar onbelbanbaar of ver-
vallen is. iArt. 850.)
%. Eenigen der nabeftaanden onwillig of onbe-
kwaam zijnde om te erven, komt derzelver
aandeel op de anderen , die nevens hen, of
na hen, tot de erfenis geregtigd zijn. i,Art*
Tot de erfvolging bij verfterf worden alleen
geroepen bloedverwanten van den overledenen 3
en zulks zonder onderfcheid van mannelijke
of vrouwelijke kbnne, noch of dezelve door
eenen man of door eene vrouw aan den over»
iedenen beftaan , maar niet die denzelven alken
beftaan in zwagerfchap. (ArU 85a )
5. Elke nalatenfchap, opgekomen aan bloedver-
wanten, in de opgaande of in de zijdlinie aan
den overledenen beftaande, wordt, onvermin-
derd het bepaalde in de gevallen bij No. i%en
ï6 voorkomende, in twee gelijke deelen ver-
deeld, het eene gedeelte voor de nabeftaanden
van vaders zijde, het andere voor die van
moeders zyde. -— Bloedverwanten, alleen
van de moeders of. vaders zijde beftaande,
worden niet uitgeOoten door de geenen, die
van beide zijde beftaan, maar zij erven alleen
in hunne linie, behoudens het geen hier na
bij No, ai wordt vastgefteld. — Zij, die van
loeide zijd«n beftaan, erven in de beide lijnen.—-
\'Nn 5 Er
€io REGISTER. OP HET
Er heeft geene devolutie of verval van de
eene, linie in de "andere plaats, dan wanneer
in eene van de beide lijnen geene adfcendenten
of collateralen , die bij verflerf fuccederen kun-
nen , gevonden worden. (Art, 853.)
6. Deze verdeeling tusfchen de vaderlijke en
moederlijke lijnen, gemaakt ^zijnde, heeft er
geene nadere verdeeling tusfchen de verfchil-
lende takken plaats, maar de in iedere linie
opgekomene helft der nalatenfchap behoort aan
den erfgenaam of erfgenamen van den naasten
graad, behoudens het geen omtrent plaatsver-
vulling wordt bepaald. (Jrt. 854.)
7. De betrekking der bloedverwantfchap wordt
berekend naar het getal der generatiën. ——
Iedere generatie maakt een graad uit. (Art*
855)
8. Ds opvolging van graden maakt èc.Unïe^
men noemt eeiie regte linie de opvolging van
graden tusfchen perfonen, die de een van den
anderen afdammen; zijdlinie de opvolging van
graden tusfchen de perfonen, die niet van el-
kander afflammen , maar eenen gemeenen ftam-
vader hebben. - De regte linie wordt on-
derfcheiden in de regt nedergaande en regt
opgaande liniën. .--Tr— De eerfte maakt het
verband tusfchen den ftamvader, en die van
hem afftammen; de laatfte verbindt een per-
foon
\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
foon met die genen, van welke hij afftamt.
iArt. 856.)
In de regte linie wordt de regel in acht ge-
nomen , dat er tusfchen de perfonen 200 vele
graden zijn, a!s er generatiën bedaan; derhal-
ve ftaat een kind, niet betrekking tot zijnen
vader, in den eerften graad., een kindskind
in den tweeden; en, wederkeerig, een vader
tot zijn kind inede in den eerften, en een
grootvader tot zijn kindskind, mede in den
tweeden graad. (Art. 857,)
JO. In de zydlloie worden de graden gerekend
naar de generatiën., van den eenen bloedver-
want af naar boven, tot den gemeenen (lam-
vader, welke echter niet mede geteld wordt,
toe, en van deze af weder naar beneden, tot
aan den anderen bloedverwant; twee broeders
beftaan derhalve e-Ikantier in den tweeden graad,
oom en neef. in den derden, volle neven in
den vierden graad, en zoo vervolgens. {Art.
858.)
ïi. Niemand kan als erfgenaam bij verfterf op-
treden , zoo lang eene andere erfvolging, uit
hoofde van testament, mogelijk is, {Art,
^59 )
ï2. Van reprefentatie of plaatsvervulling. iArt,
S60—8(5,5.) — Zie Reprefentatie.
jg. Kinderen , zoo wel gewettigde ajs wettig ge-
borene , en derzelver afkomelingen, erven bij
ifé. REGISTER OP HET
verfterf, met uitfluiting van alle andere bloed-
^ verwanten , van hunne ouders of grootouders,
of verdere bloedverwanten in de opgaande
linie, zonder ondsrfcheid van fekfe of eerst-
geboorte, en zonder onderfcheid, of zij uit
het zelfde huwelijk, of uit onderfcheidene hu-
welijken zijn voortgefproten. -- Watmeer
zij, in den eerften graad en uit eigen hoofde,
optreden, erven zij bij hoofden en voor ge-
lijke deelen; doch wanneer allen, of een ge-
deelte van hen, bij plaatsvervulling optreden,
erven zij bij ftaken.-Het bepaalde bij
272 van dit Wetboek, met jopzigt tot bij
brieven van legitimatie gewettigde kinderen,
blijft niettemin in volle kracht. (Art, 866.)
14. Vader en moeder, beiden in leven zijnde,
erven in gelijke deelen van hun kind, indien
het zelve zonder afkomelingen overleden is.
C^r/- 867.)
15. De langstlevende vader of moeder erft alleen
de geheele nalatenfchap van zijn kind, het
welk, zonder afkomelingen, en zonder broe-
ders en zusters of afkomelingen van dezelve
na te laten , overleden is. (Art. 868.)
16. Iemand zonder kinderen of verdere descen- *
denten overleden zijnde, en flechts een zijner
ouders, het zij vader of moeder, benevens
broeders of zusters , of nakomelingen van de-\'
zelve, nalatende, wordt zijn boedel in twee
\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
gelijke deelen verdeeld, van welke het eene
gedeelte door den overblijvenden vader of
moeder, en het andere gedeelte door de broe-
ders of zusters, of derzelver nakomelingen
geërfd wordt. {Art. 869;)
27. Indien de overledene noch vader, noch moe-
der , noch afkomclingennoch broeders of
zusters, of descendeeten van dezelve , na-
gelaten heeft, wordt zijne nalatenfchap in twee
deelen verdeeld , waar van de eene helft komt
aän de bloedverwanten in de opgaande linie
van vaders zijde, en de andere helft aan die
van moeders zijde. -- De naaste ir, graad
in de opgaande linie verkrijgt de helft, aan
zijne linie toekomende, met uiifluiting van al-
le anderen. — Adlcendenten van gelijken
graad erven bij hoofden. {Art. S70.)
ïf. Bloedverwanten in* de opgaande linie fucce-
deren, bij uitlluiting van n\'le anderen, in dat
gene, het welk door hen aan hunne zonder
nakomelingen overledene kinderen, of verdere
descendenten gegeven is, indien de gegevene
zaken in natura nog in de nalatenfchap aan-
wezig ziin; doch dezelve verkocht , en de
koopprijs daar voor nog niet betaald zijnde,
fuccederen zij in het regt tot den verfchuldig-
den koopprijs, {^rt 871.)
Bij vóóroverlijden van vader en moeder van
iemand, die zonder nakomelingen overleden
is ,
-ocr page 586-ifé. REGISTER OP HET
is, worden deszelfs broeders, zusters, of
derzelver nakomelingen tot de nalatenfchap ge-
roepen, met uitfluiring van alle andere bloed-
verwanten , zoo in de opgaande als zijdiijnen ;
zij erven of uit eigen hoofde, of bij plaats-
vervulling. (Art, 872.)
ÄO. Indien de langstlevende vader of moeder
van iemand, die zonder nakomelingen geftor-
ven is, denzelven overleeft, worden zijne
broeders, zusters , of derzelver afkomelingen
bij plaatsvervulling, alleen tot de helft der
nalatenfchap geroepen, (Art, 873-)
ai. De verdeeling van de helft, de broeders of
zusters, volgens de bepaling van het vorig
iVó., toekomende, gefchiedt bij gelijke dee-
len , indien zij alleh van het zelfde bed zijn ;
doch, indien zij uit onderfcheiden huwelijken
voortgefproten zijn, wordt het geen alj erven
in twee gelijke deelen tusfchen de vaderlijke
en moederlijke lijnen van den overledenen ge-
deeld. -Zij, die van beide kanten aan den
overledenen beftaan , hebben hun aandeel in
beide liinen; doch die enkel van vaders of
moeders zijde aan den overledenen beftaan,
worden alleen ieder in zijne liin toegelaten.
Indien er geene andere dan broeders of zus-
ters, die flechts in eene en de ztlfie liivieaan
den overledenen beftaan, aanwezig ziin, wor-
den dezen, met uitfluiting van alle dc bloed-
ver-
WÉTBOEK NAPOLEON, 575
ter wan ten van de andere linie, tot de geheele
nalaieiifcbap geroepen. (Art* 874.)
22. Bij gebreke van broeders of zusters, o.f der-
zelver nakomelingen, en bij gebreke van ad-
fcendenten in de eene lijn, komt de nalaten-
fchap voor de eene helfc aan de in leven
zijnde adfcendenten in de andere lijn^ en voor
de wederhelft aan de naaste bloedverwanten
van de eersfgemelde lijn. - Indien collate-
ralen van denzelfden graad te zamen erven,
deelen dezelve bij hoofden. (Aru 875.)
^3. Bloedverwanten , verder dan in den twaalf-
den graad aan den overledenen beftaande, er-
ven niet bij verfterf.-Wanneer in eene
der lijnen bloedverwanten, die, volgens de
wet, bij verfterf kunnen erven, ontbreken,
devolveert de nalatenfchap aan de bloedver-
vyanten van de andere linie. (Art. 876.)
34. Van de erfvolging van onechte kinderen,
(_Art. 877—879,)--Zie Onechte kinderen y
No. ii—13.
»5. Indien de overledene geene bloedverwanten
nalaat, die, volgens de wet, bij verfterf kun-
nen erven, devolveert de nalatenfchap bij ver-
fterf op den langstlevenden der echtgenooten;
ten ware het huwelijk door echtfcheiding te
voren vernietigd mogt geweest zijn. (Art.
8150.)
Bij ontbreken van een overblijvenden echt-
-ocr page 588-ifé. REGISTER OP HET
genoot, vervak dc nalatenfchap aan het RijJf«
(Art, 88lO
Vertichting.
Van het doen van vertichting en bewijs
van der voorkinderen vaderlijk of moederlijk
erfdeel, door een weduwenaar of weduwe,
minderjarige voorkinderen hebbende. (Art.
304—207.)- Zie Tweede huwelijk^
\' 4-8»
Vervreemding.
i. Een ieder heeft de vrije befchikking over de
goederen, die hem in eigendom toebehooren,
onder de wijzigingen of modificatiën, door de
wet vastgefteld: het befluur en de vervreem\'
ding der goederen , welke niet aan bijzondere
perfonen behooren, moeten naauwkeurig ia-
gerigt worden naar de vormen en regelen,
die voor dezelve in het bijzonder bepaald
zijn. (Art. 432.)
s.. Wanneer goederen, met fideïcommis be-
zwaard, vervreemd mogen worden. (Art.
755\') -\' \' ■" Zie Fideicommis, No 26.
g. Gevolg van verleende magt tot vervreemding
en vertering. (Art. 756 en 757.)--Zie
Fideïcommis, No. 27 en 28.
4. Vervreemding van \'lïet gelegateerde goed,
door den testateur gedaan, bevat eene ffil*
"zvv^K
-ocr page 589-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
zwijgende herroeping van het legaat» (ArU
839.) ——■ 2ie Testament j No. 47*
Verwerptng»
1. Wanneer de erfgenaam de erfenis verwerpt,
vervalt daar door het executeuifchap. (Art,
§98.)
2. Het verwerpen eener erfenis moet, bij uit*
drukkeli\'ike acte, voor den Regter, ofNotan\'g
en getuigen, gefchieden, en wordt niet uit
de omftandigheden afgeleid, (^r;. 9-28.)
3. Die eene erfenis verwerpt, wordt gerekend
nimmer erfgenaam geweest te zijn. (Art.
929.)
4. De verworpene erfenis of erfdeel de vol veert
op de gefubftitueerden, en, bij ontbreken van
dezelve op de mede-erfgenamen , of op de erf-
genamen ab intestato, volgens de onderfcheidin-
gen en bepalingen, bij Art. 6Ó4 tot öé8 van
dit Wetboek vastgefteld» (Art. 930.)
5. Men kan nimmer iemand reprefenteren in
eene erfenis, die hij verworpen heeft. — Hij,
die de erfenis verworpen heeft, alleen in zijn
graad erfgenaam zijnde, of alle zijne mede-
erfgenamen met hem de erfenis verwerpende,
devolveert de erfenis op de kinderen, die als
dan uit eigen hoofde, en bij gelijke deelen,
naar het getal der. perfonen, erven. (Art.
9310
-ocr page 590-ifé. REGISTER OP HET
6. Dé bevoegdheid, om eene erfenis te asti*
vaarlfcn of te repüdïëren, wordt verloren door
een tijdverloop van twintig jaren. (Art. 932.)
7, Zoo lang er geene verjaring van het regt
Van aanvaarding aan iemand ^ die eene erfenis
gerepudieerd heeft, kan tegengeworpen wor-
den, behoudt hij de bevoegdheid om dezelve
als nog te aanvaarden, ten ware de erfenis
reeds dooi: andere erfgenamen mogt aanvaard
zijn; ónveröiinderd nogtans het regt, het welk
een derde op de goéderèn der nalatenfchap
intusfchen mogt verkregen hebben, het zij
door verjaring, het zij door wettige handelin-
gen met den curator, die de beheering van
de vacerende érfénis gehad heeft. C^ri,
93 30
\'S. Effgénahiëri, die eenig gcféd van de nalaten-
fchap mogten weggemaakt of verzwegen heb-
ben, verliezen dé bevbögdhéid om dè èrfenis
te vervVerpén: zij worden, niettegenftaande
hunriè rejaudiatie, geächt dezelve zuiver en
eenvoudig aanvaard tfc hebben. (Art. 934.)
9. Eèn verworpen legaat blijft bij den geen,
die mét de uitkeering door den testateur be-
last was; met inachtneming nogtans van het
geen omtrent het regt van aanwas onder meer
legatarisfen, aan wie iets gezamenlijk gemaakt
is, bij Art, 773 wordt bepaald. (Art. 935O
10. De verwerping van een legaat kan gefchie-
-ocr page 591-W Ë T B O Ë K NAP O L Ë \'ÓM S7|
den op allerleie wijzen, die in ftaat zijn ie-
mands meehing uit te drukken. (Jrt. 936.)
ii. Niemand kan, bij plaatsvervulling^ voor een
legataris, die een legaat verworpen heeft, op«
lieden. (Jrt, 93
Verzegeling,
Van de verpligting yän executeurs ëh voog-
den , otn des overledens boedel te verzegelen |
en tot het niaketi, van den inventaris weder té
ontzegelen. (Jrt. 33i~333 » 893 895.)
-Zie Jämimßratiey iVa. 4—(5. EmiL-
ieurs, No. IS. en IA\'
ViSSCHERIJ.
Het geen de viäfcherij betreft, regelt ziéh.
naar bijzondere wetten. (Jrt. 5^$.}
VoERLIEDÈfii
Xi Schippers en voerlieden zijn verph*gc de aaM
hen toevertrouwde goederen te bewaren en
daar voor zorge te dragen j even als herber-
giers, waar van gehandeld wordt by den titel
van bewaarneming ên fe^uestir-atié. (4r^
iS45.) ■ -
ä. Zij zijn niet alleen verantwoordelijk mpr dc
goederen, welke zij reeds in hun vaartuig of
op hun rijtuig geladen hebben ,raaar ook voor
di« gene, welke aan hen beftejd^ en ondef
O ® s him-
ifé. REGISTER OP HET
huntie beheering ter verzorging gegeven zijn«
iAru 1546.)
3. Zij zijn verantwoordelijk voor het verlies
van de hun aanvertrouwde goederen, en de
fchade daar aan gekomen, ten ware zij bewij-
zen, dat dezelve door een onvermijdelijk onheii
of toeval van hooger hand verloren of be-
fchadigd zijn. (Art. 1547.)
4. Aannemers van post- en vrachtwagens, bcurt-
fchepen en fchuitenveren, zijn verpligt regis-
ters te houden van alle de gelden, goqderen,
pakketten en brieven, waar van zij de bezor-
ging op zich nemem. iArt. 1548.)
5. De aannemers en commisfarisfen van poste-
rijen, wagen- en fchuitenveren, en de fchip-
ffers en voerlieden, zijn ook verpligt zich te
gedragen naar de bijzondere reglementen, ten
dezen opzigte gemaakt. iArt. 1549O
VOGELARIJ.
Het geen de vogelarij betreft, regelt ziek
naar bijzondere wetten, (Art. 585.)
Voogd. Voogdij.
j. Een voogd, of iemand van des voogds kin-
deren, mag niet trouwen met den geen, die
onder deszelfs voogdij ftaat, of geftaarf heeft,
ten zij vooraf door den voogd, ten overftaan
var,
-ocr page 593-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
van den Regter, rekening en verantwoording
zal zijn gedaan. (Aru 108.)
a. De toeftemming der voogden is tot der min-
derjarigen huwelijk noodzakelijk, (^Art. wden
117.} -- Zie Euwélljk\', Nù. ai en
3. Beide echtgenooten worden door het huwe-
lijk van de ouderlijke magt en uit de voogdij
hunner voogden ontflagen, en zulks zoo wel
met opzigt tot hunne perfonen, als tót hunne
goederen. (^Art. 140.)
4. De man wordt door het huwelijk voogd
over zijne huisvrouw. {Art. 147—151.) -—
Zie Man., No. 4—8.
5. De voogdij van den man over de vrouw
eindigt :
a. Door ontbinding of fcheiding ven het hu-
welijk;
h. Wanneer dezelve voogdij aan den man
door den Regter is ontnomen, en van dit
regterlijk befluit openbare afkondiging is ge-
daan j en
C. Door contract tusfchen man en vrouw des-
wegens gefloten, door den Regter bekrag-
tigd, en openlijk bekend gemaakt,
171O
Voogdij heeft plaats over de perfoon en goe-
deren, van minderjarigen, of over derzelver
goederen alleen. (Art. apo.)
7. Tot onderfcheiden gedeelten der voogdij kun-
Oo 3 nen
REGISTER GP HET
pen ook onderfcheidene perfonen worden aan-
gefteld, zoo dat de eene de opvoeding,en de
\'andere de goederen beftuuft^ (Aft. api,-)
Voegden, alleen over goederen gefteld, bf
wier voogdij zich uit den aard der zake niet
verder kan uitftrekken daa tot cïe goederen,
hebben geen gezag over de perfonen hunner
pupillen. (Art. 295t\')
9. Voogden zijn of befturende, of toeziende
voogden, (Art. 293.)
ip. In het algemeen mag niemand, die volgens
de wet bevoegd Is voogd te zijn, ^ch aan
eene voogdij onttrekken, maar kan integendeel
tot het "aanneme» Van dezelve genoodzaakt
worden. {Art. 294.)
ïl. Van aatoftdhhg van voogden bij testament
of acte. (Art. 295—300.) ~— Zie Aan-
fielling.
Van aänMling van kidgden door de Wees-
kamer of het Geregt. (Art, —
Zie IVeesknmer.
Van toeziende voogden. XArt. 309—322.)
-- Zie Toeziende voogden.
I3, Van eene yoogdij kunnen zich verfchoo*
nen:
De perfonen, die zoodanige ambten of
bedieningen bekleeden, welke hen volftrekt
verhinderen eene voogdij waar te nemen,
wetboek n a po leo n, 5^3
•of hun billiike redenen geven, oai zich aan
dezdve re kunnen onttrekken;
if.. Krijgslieden, die in werkelijken land- of
zeedienst zijn ;
4?. Die in \'s lands dienst buiten .het Rijk af-
wezend ziin;
4* Die niet woonachtig zijn in hst k^attier,
of gedeelte van bat Departement, alwaar de
voogdij komt te vallen;
e. Die den ouderdom van zestig jï||-en vervuld
hebben;
ƒ. Die, dqpr groote zwakheid, of aanhou-
dende ziekte, qf door armoedige ofnflandig-
:heden, ongefchikt .zijn, om ipet den last
eener voogdij bezwaard te worden ;
g. Die reeds met drie andere voogdijen, cUp
ratele en adminiftratie daar onder gerekend,
bezwaard zijn; en
h. Die vijf wettige kinderen in leven hebben.
iArt. 313-;)
. Indien de reden van verfchooning geduren-
de den loop der voogdij ontftaat, ftaat het
aan den voogd eveneens vrij, pm die reden
van verfthooning aan de Weefkamer, of zoo
die niet aanwezig, of uitgeOoren is, ^aan het
Geregt, voor te driagen, en zija pntflag te
verzoeken» als mede dat een ander voogd in
sijne plaats benoemd worde; op welk verzoek
0.04 naar
15
ifé. REGISTER OP HET
naar de omftandigheden zal worden gedispo-
neerd. iArt. 524.)
16. Die zich, op grond van één of meer van
gemelde redenen , van eene voogdij willen
verfchoonen, moeten, binnen veertien dagen
na dat zij kennis van hunne aanftelling beko-
men hebben, zich aan de Weeskamer of het
Geregt vervoegen, en aldaar hunne redenen,
met de noodige bewiizen, inbrengen; waar op
naar bevind van zaken zal worden beflist.
iArt, 325.)
17. De redenen van verfchooning door de Wees-
kamer of het Geregt verworpen wordende, kan
de aangeftelde perfoon daar van komen in
hooger beroep, en wordt inmiddels in het
geval, bij het vorig iVo. vermeld,in de voog-
dij voorzien. (Art, 326.)
j8. Voogden mogen niet zijn:
a. Die zelve onder voogd^ of curatele ftaan;
h, Vrouwsperfonen, uitgenomen moeder of
grootmoeder, zoo deze laatfte niet hertrouwd
zijn;
c. Allen, die met de minderjarigen zaken uit-
ftaande hebben, waar iq het belang van de
minderjarigen, of van hunnen boedel aan*
merkelijk betrokken is;
i. Die, ter zake van misdaad , bij regterlijk
gewijsde eerloos verklaard, of tot eene open-
bare ftraffe verwezen zijn;
\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
f. Een ftiefvader over zijne ftiefkinderen 5
en
ƒ. Die infolvent geworden, zyn, en hunne
crediteuren niet hebben voldaan. (Art*
jp. Wie van eene voogdij moeten afgezet vvor-
den. (Art, 328.) -- Zie Afzetting*
SC. Van de adminiftratie of het beftuur der
voogden, (^r/. 339—360.)"- Zie Admini\'
firatie , INo. 2—39\'
iBi. De voogdij eindigt geheel en al:
a. Door het overlyden van den minderjari-
gen;
h. Wanneer de pupillen den ouderdom van
drie en twintig jaren vervuld hebben j en
c. Door emancipatie. (Art. 367.)
aa. Ten aanzien van den voogd, eindigt d^
voogdij:
a. Door den dood van den voogd:
Door verleend ontflag aan den VOOgd,
om eene wettige reden , gedurende de voog-
dij opgekomen;
c. Door een tweede huwelijk, voor zoo
veel de moeder en grootmoeder betreft; en
d. Door eene geregtelijke afzetting van den
voogd, en wering van denzelven van d§
voogdij. (^Art. 368.)
Alle voogden, of, bij derzelver overlijden,
hunne erfgenamen, zijn tot het doen van re-
Oo 5 ke-
ifé. REGISTER OP HET
\'fcening en verantwoording verpligt, {^ArU
369-)
«4. Die verpligting heefc plaats gedurende de
voogdij:
a. Aan de Weeskamer, of, waar dezelve
niet beftaat of uitgefloten is, aan het Ge-
regt, zoo dikwijls deze noodig oordeelen
verantwoording te vorderen;
ït. Aan den ^eea, dle^ bij overlijden, ont-
flag, of afüetting van den voogd, aan den-
zelven in de voogdij opvolgt; en
r. Aan den toezienden -voogd» op den voet
bij Art. 318 van dit Wetboek bepaald.
i^Art. 370.)
25. Van het doen van rekening en verantwoor»
ding door den voogd bü het eindigen der
voogdij. (Art* 371—379-) — Zie Rekening
en verantmording.
a.6. Hoe veel een voogd voor faferis TOÄg bere-
kenen. (/irt, 380 en 381.) — Zie Salaris.
Zoo dra de rekening gefloten is, is de
voogd verpligt het batig flot van dezelve,
benevens alle goederen, bewijzen van eigen-
dooi, conftitutiën van renten, effecten en
\'fondfen, en generalijk alle baten en profijten,
ter zake van de voogdij onder hem zijnde,
aan den gewezen pupil, of deszelfs erfgena-
men uit te keeren. (Art, 38«.)
a8. Voor die uitkeering is elk der befturende
voog.
-ocr page 599-WETBOEK NAPOLEON.
voogden voot liét geteel aanfprakelijk. (An,
SÖ3.)
§9. Indien echter het bewind, bij uiterften wil,
of door de Weeskamer of door het Geregt,
tusfchen de voogden verdeeld is, is ieder al-
leenlijk voor sljn beduur verantwoordelijk,
(Art. 384.)
■|o. De voogd-, die onfriiddélyk eenige fchade
veroorzaakt heeft, is tot derzélvcr vergoeding
in de eerfle plaats aanfprakelijk, en de overi-
ge voogden niet verder, dan voor het\'te\'kort
komende, het welk aan den earstgemélden
voogd niet kan worden vèrhaàld. (Art, 3S5.)
Voor het geene de voogden, op \'last of
riret goedvinden van de Weeskamer, of van
het Geregt, verrigt hébben, zijn zy niet aan-
fprakeïyk. (m, $S6.)
32. Tégen de Wéeskamér of bet\'Geregt zelve
hééft de geWezen pupil nimmer \'eenige actie
tot fchadevergoeding, dan alleen in het geval,
dat zij be^riegel\'^k, öf met eene onverfchoon-
}pe achtfeloösheid, die met bedrog behoort
gelijk gefteld te worden, \'gehandeld hebben,
(Art, 387.)
>2. De actie Van dén minderjarigen regen zijnen
voogd, wegens zaken töt de voogdij betrek-
kelijk, wordt geprfcfcribeerd door een tijdver-
loop vsn tien jaren, te relcenen van den tijd
der meerderjarigheid. (Art, s^\'S.)
54» Voogden magen geene goederen hunner pu-
pil»
-ocr page 600-ifé. REGISTER OP HET
pillen koopen. (Art, 1371.) Zie Koop en
verkoop, No. 16.
yOORBIjrïAAN.
De kinderen of ouders ftilzwiigende roorbij
gegaan zijnde, worden de voorbijgegane ge-
houden voor eifgenamen. in de legitime por-
tie, blijvende het testament verder in volle
kracht. (Art. 715.) ^
Voorkinderen,
1. Douariën kunnen niet ftrekken tot vermin-
dering van kinds-gedeelten aan voorkinderen,
volgens de wet, toekomende. (Art 77.)
2. Iemand, trouwende met een man of vrouw,
minderjarige voorkinderen hebbende, is gedu-
rende het huwelijk verphgt tot het mede op-
voeden van die voorkinderen , en het mede dra-
gen der daar op vallende kosten, voor zoo
verre dezelve uit .der kinderen eigene goederen
niet kunnen gevonden worden. (Art. 146.)
3. Aan de voorkinderen te doen bewijs vaa
hun vaderlijk of moederlijk erfdeel, vóór dat
de langstlevende een tweede huwelijk mag aan-
gaan. (Art, 204--207.) --- Zie Tweede
huwelijken, No. 5—8.
4. Aan dezelven mag niet minder dan een
kindsgedeelte gemaakt worden, (Art. 208—.
£12.) — Zie Tweede humlijken^ No. 9—13»
Voor-
-ocr page 601-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
Voorwaarde.
1. Eene erfftelling kan zuiver, of ondef zekere
voorwaarden, gelijk mede onder eene iijds-be~
paling, en niet andere bijvoegingen gedaan
worden. (Aru 672.)
2. De voorwaarden der erfftelling moeten be-
trekkelijk zijn tot eene zaak, die nog niet ge-
beurd is, die mogelijk is in de uitvoering,
«n niet ftrijdig is met de wetten van dit Rijk,
of met de goede zeden. (Art, 673.)
3. Alle onmogelijke en met de wet of goede
zeden ftrijdige voorwaarden worden gehouden
voor niet gefchreven; en wordt de erfftelling,
in zoodanig geval, gerekend zuiver gefehied
te zijn. (^Art, 674.)
4. Voor onmogelijke worden gehouden die
voorwaarden , welker nakoming, of uit haren
aard en bij alle menfchen, of alken in den
perfoon van den erfgenaam, onmogelijk is.
<^Art. 675.)
5. Voor onmegelijke worden gehouden ztilke
voorwaarden, die zoo duister of verward zijn
voorgefteld, dat men niet weten kan, wat de
testateur daar mede bedoeld heeft, of zoo on-
gerijmd zijn, dat zij in gezonde herlènen niet
behooren te vallen. (Ajt, 676.)
Alle voorwaarden,, die uit eenen godsdien»
jftigen haat voortfpruiten, of iemand in de
vr^
-ocr page 602-ifé. REGISTER OP HET
vrije keuze van zijnen godsdiénst belcmmers%
zijn verboden. (Jn.. 677.)
ft Zijn mede vérboden aile voorwaatden, waar
door iemand gebragt wordt in de verpligting ^
om, zoo bij de erfenis genieten en behouden
wil, ongetrouwd te blijven. (An. Ö78.)
S. Dit is echter niet toepasfelp op het geval,
dat iemand tot erfgenaam gefteld is onder
voorwaarde, mïts\' hij niet zekere perfoon of
perfonen nkt t%ouive\\ of dat de eene echtge-
noot den andereu tot erfgenaam ftglt, of aan
denzelven eenig voordeel maakt, zoo lang hij
weduivemar, of zij weduwe zal hlijven. (Arti
679.)
9. Al wie, onder eene geoorloofde voorwaar-
de , tot erfgenaam gefteld is, en het in zijne
raagt heeft om die te volbrengen, moet daar
aan voldoen, vóór dat hij tot het aanvaarden
«ier erfenis geregtigd is. {Att. 680.)
io. Voorwaarden, die gedeelteliik in 4e magt
van den erfgeuaaiu, gedeeltedjk in de magt
van een ander zijn, worden gehouden voof
vervuld, wanneer de bevoordeelde niet is in
gebpeke gebleven in het geen in zijne magt
is, «och vau zijne zijde de voèrwaarde heeft
tegengewerkt. (Art. 68i.)
IJ» Die tot erfgenaam gefteld is onder eene
voorwaarde, welke niet vaa hem, maar van
het geval afhangt, moet den tijd der vervul-
ling afwagten, vóór dat hij de erfenis genié-
ten kan. (Jrt. 68a.)
is. Wanneer iemand, ondef verfcheiden te za-
men gevoegde voorwaarden, tot erfgenaam
gefteld is, moeten dezelve alle vervuld zijn,
eer hij tot de erfenis kan worden toegelaten ,
maar Wanneer de voorwaarden achternatief ge-
fteld zijn, is hel genoeg dat ééne van de-
zelve plaats hebbe. (Art. 683.)
13. Zoo lang de voorwaarde onvervuld is,
moet de erfenis blijven onder adminiftratie
van den geen, dien de testateur bij zijn testa-
ment benoemd heeft, of geen adminiftrateur
benoemd zijnde, onder de beheering van de
Weeskamer, ter plaatfe van het fterfhuis,
of, zoo de Weeskamer uitgefloten is, onder
de adminiftratie van eenen curator, door het
Geregt ter dier plaatfe aan te ftellen. {Arf,
€840
14. De geftelde erfgenaam, vóór de vervulling
der voorwaarde komende te fterven, brengt
het regt tot de erfenis niet op zijaen erfgenaam.\'
over. (Art. 685.)
35. Alle voorwaarde, die reeds bij het leven
van den testateur hare vervulling heeft beko-
men, wordt voor vervallen gehouden, even
als of de erfftelliog zuiver gefchied was. (Art.
Ö8Ó.)
■1191
59a REGISTER OP HET
26. Eene voorwaarde van ie(s nïet te zullen
doen, is geoorloofd, en kan de erfgenaam de
erfenis terftond aanvaarden, zoo dra hij, len
behoeve van den aan hem gefubftitueerden erf-
genaam, of van des testateurs erfgenamen bij
verfterf., voldoende zekerheid gefteld heeft
voor de overgave der erfenis, met de vruch-
ten van dezelve, indien hij tegen de geftelde
voorwaarde kwam te handelen; ten ware de
testateur hem uitdrukkelijk van het ftellen dier
zekerheid had vrijgefteld. (Art. Ó87.)
7, Eene verbindtenis is conditioneel, wanneer
men dezelve doet afhangen van eene reeds ge-
beurde, doch aan de contractanten onbeken-
de zaak, of van eene toekomftige of onzekere
gebeurtenis; het zij die enkel toevallig is, het
zij die van de magt van eene van beide de
contracterende partijen, of ook van den wil
van een derden afhangt. (Art, 1080,)
18. Elke voorwaarde, die iets inhoudt, dat on-
mogelijk, met de goede zeden ftrijdig, of door
dc wet vei\'boden is, is nietig, en maakt de
overeenkomst, welke men daar van heeft doen
afhangen , van onwaarde. {Art, 1081.)
ip. De voorwaarde, om iets niet te doen, het
. welk onmogelijk is, maakt de overeenkomst,
onder die voorwaarde aangegaan, niet van
onwaarde, KArt, io8a.)
«O. Eene verbindtenis is nietig, wanneer die aan-
wetboek napoleon.
\\
gegaan is onder eene voorwaarde, enkel af-
hangende van den wil vau den genen, die zich
aan den anderen verbindt, (yjrt. 1083.)
SI. Alle, voorwaarden moeten vervuld voorden
op zoodanige wijze, als de contracterende
partyen geoordeeld moeten worden bedoeld te
hebben, {^ru 1084.)
22^ Wanneer eene verbindtenis aangegaan is on-
der voorwaarde, dat zekere gebeurtenis bin-
nen eenen bepaalden tijd zal voorvallen , wordt
de voorwaarde gehouden te ontbreken, als de
tijd verloopen is, zonder dat die gebeurtenis
heefc plaats gehad. - Bijaldien de tijd niet
bepaald is, kan de voorwaarde altiid vervuld
worden, en dezelve wordt niet gerekend te
ontbreken , dan wanneer het zeker is, dat de
gebeurtenis geen plaats zal hebben. (Art.
1085O
S3. Eene verbindtenis aangegaan zünde onder
de voorwaarde, mits zekere zaak binnen een
bepaalden tijd niet gebeure , wordt de voor-
waarde gehouden voor vervuld, wanneer de
tijd verloopen is, zonder dat\' de bedoelde
zaak gebeurd is , of wanneer het, voor het
verloop des tijds, zeker is, dat zij niet gebeu-
ren zal. —— Geen tijd bepaald zijnde, is da
voorwaarde niet vgrvuld,eer het zeker, is dat
de bedoelde zaak niet zal gebeuren. (JrU
1086.)
594 RÉGfSTER. 0\'P TTËT
24. Dd voorwaarde v.\'ordt gehouden vóór vef-
vuld, wanneer de fchuldenaar, die zich on»
\' der dezelve verbonden heeft, zelf en opzette-
liik de oorzaak is, dat zij niet is vervuld gé-
Vi\'orden. (Art- 1087.)
55, Wanneer eene verbindtenis onder meef darï
ééne voorwaarde is aangegaan, is het noodig
dat die allen vervuld worden. {Ari. ioy8.)\'
£5. De voorwaarde, vervuld zijnde, werkt ach-
teruit, tot den tijd dat de overeenkomst is
aangegaan; indien dus dè fchuldeifcher vóór
de vervulling der voorwaai\'de geftorven is,
gaat zijn regt over op zijn erfgenaam. (Art^
10B9.)
Zj. De fchuldeifcher kan vóór de vervulling der
voorwaarde die middelen in het werk ftellen,
welke het behoud van zijn regt noodzakelijk
maakt. Q^rt. 1090.)
£8. Hangende de voorwaarde, is de zaak, die
het onderwerp der overeenkomst uitmaakt,
voor rifico van den fchuldenaar, die zich
voorwaardelijk tot de levering verbonden
heeft. - De zaak inmiddels vergaande,
buiten toedoen ■ van den fchuldenaar, is de
verbindtenis te niet. - Dezelve inmiddels
verergeird zijnde, buiten toedoen van den
fchuldenaar, heefc de fchuldeifcher de keus,
of om de verbindtenis te verbreken, of om
de zaak te eifchen in dien ftaat, als zij
ziek
-ocr page 607-Wetboek WA^QEÊON. 593
2icb bevindt, zcfndei\' eènigè vefmindering van
den uitgelooFdeh prijs; dacli verergerd zijnde
\'door toedoen van deii fchuldenjaar, beeft dé
fchuldeifcher het regt, of otn de verbindtenis
te\' verbreken, bf om de zaak te eifchgn in
dien ftaat j als zij zich bevindt, tevens met
vergoeding van kosten, fehaden en interesfen.
(Art. 109 s.)
39. Eene verbindtenis, aangegaan onder eene op-
fchortende voorwaarde, is zoodanige, welke
afhangt van eene toekomftige èn onzekere ge-
beurtenis , of van eene ireeds gebeurde, doch
aan de contractanten onbekende zaak, — ïfi
het eerfte geval beeft de verbindtenis geene
kracht, dan na dat de gebeurtenis wezenlijk
plaats heeft. —In het laatfte geval is de
verbindtenis niet meer onzeker, maar uitge-
maakt, en werkt van den dag af,-dat dezelve
aangegaan is, iArt, 1092.)
go. Eene voorwaarde is ontbindende , wanneer
zij na hare vervulling- de verbindtenis doet op.
houden\', en dc zaken weder brengt in vori-
gen ftand, even als of er geene verbindtenis
beftaan had, —— Deze voorwaarde fchort de
nakoming der verbindtenis niet op, maar zij
verpligt alleen den fchuldenaar, om bet ont-
vangene te rug te geven , in het geval, dat dé
bii de voorwaarde bedoelde gebeurtenis plaats
heaft. {Art. z©93.)
Pp Ä |ï.
-ocr page 608-ifé. REGISTER OP HET
gr. Eetie ontbindende voorwaarde wordt altxjé
veronderfteld in een bilateraal of wederkeerig
contract plaats tc grijpen, en zijne uitwerking
te hebben in dat geval , dat één der contrac-
terende partijen aan de verbindtenis niet aiogt
voldoen. - In dit geval echter wordt: het
contract niet gehouden van zelf ontbonden ie
zijn, maar de geen, ten wiens behoeve de
verbindtenis niet nagekomen is, heeft de
keus, of ora den anderen tot nakoming der
overeenkomst te noodzaken, indien zulks mo-
gelijk is, of om de ontbinding van het con»
tract te eifchen, met vergoeding van kosten 9.
fchaden en interesfen. — De ontbinding moet
in regten geëischt worden, doch de Regter
kan in dat geval aan den verweerder, naar-
gelang der omftandigheden, eenig uitftel ve3>
leeiieu. C-^\'"\'- r
Vreeimdelingen.-
I. Onroerende goederen van vreemdelingen y
zoo wél als van ingezetenen, zijn onderwor-
pen aan de wetten van dit Rijk. (Art. 3.)
Vreemdelingen genieten in Holland dezelfde
burgerliike regtefi, welke toegeftaan zija of
zullen worden aan Hollanders, in die landen 5,
waar toe die vreemdelingen behooren. (Art^
lu)
3, Eene vreemde vrouw ^^ met eea Hollander
-ocr page 609-\'\' WETBOEK NAPOLEON. 577
getrouwd zijnde, volgt de burgerlijke betrek-
king vatl haren man. (Art. 12.)
4, Een vreemdeling, • door den Koning gead-
mitteerd om in Holland zyn domicilie te ves-
tigen, heeft het volle genot van alle burger-
lijke regten, zoo lang hij zijn domicilie aldaar
blijft houden. (Art. ijO
Vreemdelingen, zich met der woon in dit
Rijk nederzettende, zijn verpligt de registratie
hunner huwelijks-voorwaarden te laten doen,
bij de Autoriteit door den- Koning te benoe-^
men , ter hunner in dit Rijk verkozene woon-
plaats» (Art. 98.)
ü. Een huwelijk, in een vreemd land aange.,
gaan tusfchen een Hollander en een vreem-
dehng, zal- in dit Rijk voor wettig gehouden
worden, wanneer het zelve naar de huwelViks-
plegtigheden van dat land voltrokken is, mits
lijnde voorafgegaan door de afkondigingen,
hij ^rt. 120—12,8 van dit Wetboek voorge-
fchreven, en mits het zelve huwelijk tegeii de
wetten van Holland niet aanloopt. . {Art^
^33-)
7. Binnen drie maanden na de terugkomst van
den Hollander in het vadedand, moet de ac-
te van het voltrekken des huwelijks geregis-
treerd worden ter fecretarie of gtUëe der
plaats, alwaar de in het vorig No. vermelde
Pp-3 seht\'
PvE-GilSTER m HET
editgènoöten ia!s dan woonachtig zijn. C/irl\',
134.)
Aan vreemdelingen, te huis behoorende is
die landen, alwaar het aan ingezetenen van
dit Rijk vrpaat over hunne nalatenfchap bij
testament te befchikken, in zulks oo,k hier te
lande geoorloofd; mits, voor zoo veel den
vorm betreft ^ het voorfchrift van de wetten,
van dit land in acht nemende. (Ari. 606.)
Ç. Geene vreemdelingen m"gea bi) testament door
■een Hollander bev^^iordeeid worden, dan alleen
wanneer in het omgekeerde geval, de Holljan-
der bij testament van den vreemdeling voordeel
zoude hebben kunnen genieten. (Art. 61S.)
^o. Alle testamenten, door vreemdelingen op
eenige plaats buiten dit Rijk gemaakt, over-
eenkomftig den vorm aldaar vereischt worden-
de, zijn ooiï ten aanzien VST) goederen binnen
dit Rijk gelegen, beftaanbaar en van kracht.
iJrt. 654.)
31. Daarentegen zijn alle testamenten, door vreem-
delingen gemaakt buiten dit Rijk, zonder dea
vorm aldaar vereischt wordende behoorlijk in
acht te nemen, ook alhier onbeftaanbaar en
krachteloos; al ware het zelfs, dat de hier te
tonde gevorderde vorm daar bij gevolgd was..
ÇJrt, 656,),
Yrees,
-ocr page 611-WETBOEIv napoleon. 599
Zie Geweld,
Vrouwen.
I. Eene vreemde vrouw, met een Hollander
getrouwd ziiade, volgt de burgerlijke betrek-
king van haren man. iJrt. 12.)
s, Eene Hollandfche vrouw, met een vreemde-
ling in het hu.vveüjk tredende, volgt den ftaat
van haren man: indien zij weduwe wordt,
krijgt zij de betrekking als Hollandfche terug,
mits zij haar vast verblijf in .Holland houdt,
of daar in, binnen het jaar na het overlijden
van haren man, terug keert, en haar domici-
lie vestigt. (Art, 16.)
3. ,Eene getrouwde vrouw.heeft,geen ander do«
micilie, dan dat. van haren man. (/frr. 28.)
4. De vrouw volgt de regtbank van haren man.
iArt. 142,)
5. De man is aan zl,ine vrouw befcherming, de
vrouw aan haren man gehoorzaamheid ver-
fchuldigd. iArt. 143,^
6. De vrouw is verpligt om bij haren man ra
wonen, en denzelven te volgen overal,alwaar
hij goedvindt zijn verblijf te vestigen. -De
man is verpligt haar te ontvangen, en hear,
naar mate van zijn vermogen en van zijnen
ftand, van alles te verzorgen,wat tot behoef-
ten des levens noodig is. (Art. 144O
ïot de gemeene huishouding is eik verpligt
Pp 4 zij
003 REGISTER OP MET
zijne inkomften en verdienden getrouwelijk iti
te brengen, ten ware bij de huwelijks-voor-
waarden daaromtrent eene andere bepaling is
gemaakt, (Art. 145.)
De vrouw kan , buiten goedkeuring van ha-
ren man, geene erfenisfen, legaten of dona-
tiën aannemen of verwerpen, ten ware zij, bij
onbillijke weigering van den man, daar: toe
door den Regter bevoegd verklaard wordt.
152.)
p. De\'vrouw heefc, zonder adfiftentie van ha-
ren man, geen perfoon om in regten te ver*
fcMjnen. {Art, 153)
ÏO. Dit lijdt uitzondering :
e. Wanneer de vrouw wegens misdaad ge-
vangen, of gedagvaard is om in perfoon te
verfchijnen;
\'k. Wanneer de vrouw tegen haren eigen man
proces voert; en
c. Wanneer de vrouw als gemagtigde van ha-
ren raan ageert. {Art, 154.)
SI. In dese uitgézouderde gevallen ftaat de vrouw-
gelijk met eene vrouw, die ongetrouwd\' e«,
meerderjarig is. {Art, 155.)
ja. . In andere gevallen, wanneer de man, te,een
reden en billijkheid , weigert, zijne vrouw voo?
den Regter te adfifteren, of, uit hoofde vau
afwezendheid, gevangenis of an-^iere verhinde-
fing, daaï toe builen ftaat is, kan zij aatj
im
-ocr page 613-W E T B O E K N A P O L E O N. 601
den Regter verzoeken bevoegd verklaard te
worden 5 om , zoo lang die verhindering ftand
grijpt, haar eigen regt en belang, en zelfs
ook de belangen van haar en haren man, le
mogen waarnemen. (Jrt. 15Ö.)
33. De vrouw kan, buiten toeftemming van «hs.
ren man, geene goederen vervreemden noch
verpanden. (Art. 157.)
14. Zij kan ook door gee?.e handeling of over-
eenkomst zich zelve of haren man, op eeni-
gerhande wijze, verbinden,uftgezo!uiert in die
handelingen, welke tot de dagelykfche huis-
houding betrekking hebben, (^r/. 158.)
15. Alle andere handelingen en overeenkomften,
door de vrouw, zonder toeftemming van den
man aangegaan, zijn, ten opzigte van de ver-
bindtenis van de vrouw, nietig en krncnte-
loos, £00 dat noch de man,noch de vrouw,
ftaande huwelijk, of na fcheiding van het
zelve, daar uit irnmcr kan worden aangéfpio-
ken. .(Art\' 159\') — 2:ie voorts Matj.
16. Van vrouwen, openb:tre Koopmnnichsp drij.
vende. (Art. 160—lö^.) - Zie Koopvrm»
wen,
S7\' De vroyw kan, buiten hjiren man, geene
betalingen ontvangen, noch fchuldenaren ont-
flaan, ten vi\'are zij, met uitdrukkelijke of ftil-
gwiigende toeüemnifng van den man, gevvcon
1\'P 5\' is
.6ox REGISTEPv OP HET
is gelden te ontvangen, en daar voor quitan-
tie, te geven» C Ar t . ï 64 .)
iS. Hij echter, die mst de vroiiw, buiten adfi-
:fl-entie van den man gecontracteerd heeft,
blijft van ,zijne zijde aanfprakelijk. (Art.,
1650
Ï9. De handelingen van de vrouw, door den
man uitdrukkelijk of ftilzwijgende zijnde goed-
gekeurd, zijti voor beide partijen verbindende.
{Art 167.)
sp. Indien de vrouw, uit hoofde eener hande-
ling , buiten haren man aangegaan, eenige over«)
gifte van goederen of betaling van geld ge-
daan heeft, kan het overgegevene of betaal-
de door den man worden terug geëischt. {Art,
1670
SI» De vrouw zelve zal echter dat vermogen
niet hebben , wanneer de man »nmsfchen over-
leden is. {Art. 168.)
S2. Indien de vrouw uit gelijken hoofde eenige
goederen of gelden ontvangen heeft, die in
den gemeenen boedel gekomen zijn, en vvaar
door dus die boedel is gebaat, zal deswegens
eene actie tot terug gave tegen haar en tegen
den man, als haar in huwelijk hebbende,
plaats hebben. {Art. 169.)
23. Indien eene vrouw, na fcheiding van het
huwelijk, uit hoofde eener handeling, ftaande
huwelijk, door haar, buiten haren man, aan-
wetboek napo^leqn. 605
gegaan, iets betaalt, kan zij hetzelve niet als
onverföhuUligd terug eifchen. (Jrt. 170.)
24. Geffcuwde vrouwen hébben tot \'het maken
van -tesröment, de bewilliging en den bijiland
harer mans niet noodig. (Aft. 601.)
25. Vrouwen .mogen bij het pasferen van testa»
. menten geene getuigen zijn. (Art. 629.)
a6. Eene getrouwde vrouw kan geen executeur-
fchap aannemen, dan met toeftemming van
haren man; doch, indien er tusfchen haar en
haren man geene gemeenfchap van goederen
plaats heeft, kan «ij, indien haar man zijne
toeftemming weigert, ook door den Regter tot
het aanvaarden van -het executeurfchap geau-
torifeerd worden. (Art. 884.)
27. Eene -getrouwde vrouw kan geene erfenis
aanvaarden, dan met toeftemming van haren
man, of op autorifatie van den Regter, vol-
gens het gemelde in No, (Art. 915.)
s8. Getrouwde vrouwen zijn , Joehalve in de
gevallen bij de wet uitdrukkelijk uitgezonderd,
onbekwaam om te coniracteren. (Art. 1037.)
29. óp des fchuldenaars geheelen boedel .ver^
leent de wet ftilzwijgend pandregt aan ge-
trouwde vrouwen, die met uKfluiting der ge-
meenfchap van goederen, en van -winst en
verlies getrouwd zijn, -of van óé door hbr
bedongene keuze, ora • in winst en verlies te
deelen, afftand gedaan »hebben5 mitsgaders
6O4 register OP HET
ook aan de kinderen of andere erfgenamen van
die vrouwen, op den boedel van den man ,
tot het terug bekomen of bekomen van redin-
tegratie van hare ten huwelijk aangebragte eti
ftaande huwelijk verkregene goederen, die door
den man zijn vervreemd geworden. (Art.
1829, No. 4.)
Vruchten.
2. De vermoedelijke erfgenamen buiten ftast
zijnde om borgen of zekerheid te ftellen, blijft
• of wordt de boedel onder curatele gefteld,
doch de vruchtendie daar van afkomen,
worden hun jaarlijks uitgekeerd zonder borg-
togt. (Art. 39.)
a. Alle vruchten der aarde, het zij door de
natuur alleen, of gepaard met menfchen hulp
voortgebragt; - «ne civiele of burgerlijke
vruchten; - en eindelijk jongen, die uit
iemands beesten worden geboren, behooren
door het regt van accesfie aan den eigenaar.
■ (Art. 444.)
3. Die enkel het bezit heeft eener za&k, zon-
der eigenaar te zijn, krygt geen regt op de
vruchten, dan wanneer hij de zaak bezit ter
goeder trouw; doch, in geval van be^it ter
kwader trouw, kan de sigenaar van hein, met
de zaak zelve, tevens alle de vruchten terug
TOrderen. (Art. 445.)
3. Ds
-ocr page 617-WETBOEK NAPOLEON.
3, De vruchten eener zaak behooren niet anders
aan den eigenrar, dan onder den last om de
kosten van ploegen, zaaiien en arbeiden, door
een derden perfoon daar aan verrigt, aan den-
zelven te vergoeden. (Jrt. 446.)
5. Natuurlijke vruchten zijn de genen, welke
de aarde van zelf voortbrengt, als mede de
producten en de jongen van beesten.—Vruch-
^ ten van nijverheid, die uit den grond getrok-
ken worden, zijn de genen, welke men door
cultuur of landbouw verkrijgt. (Art. 472.) \'
Burgerlijke vruchten zijn de huren van ge-
bouwen , van landerijen, en van andere pan-
den, mitsgaders renten en interesfen van ka-
pitalen. (Art. 473.) ,
Vruchtgebruik.
1. Vruchtgebruik is het regt om van eens an-
ders goed de vruchten te trekken, als of men
zelf eigenaar daar van ware*, mits zorgende
dat de zaak zelve in wezen blijft. (Aru
467.)
2. Vruchtgebruik wordt verkregen, of door
den wil van den eigenaar, of door de wet.
(Art. 468.)
3. Vruchtgebruik kan daargefteld worden, of
zuiver, of onder zekere voorwaarden, o£
voor eenen zekeren tijd. CArt, 469.)
4. Vruchtgebruik kan zoo wel van roerende,
als
-ocr page 618-606 PvEGïSTER öp HE.t
als vah onröerentJe göedereii wördeii tóégë-
ftaan. {Art. 470O
5. De vrüchtgebritiker is in het algemeen ge»
regtigö, slle de vriiGhteri te genieten, die vari
het goed^ waarvan hy het vruchtgebruik
heeft »voortkomen, het zij de naniurlijfee, het
&\\3 de burgerlijke, het zij de vruchten vatl
n\'ijverheid. C^rt. 471.)
K&ttturlijke vrtichten zijn de génen 4 welke
ds aarae van zelf voottbrengt, als roede de pro-
ducten eft dc jongen van beesten. — Vruch-
ten van nijverheid, die uit den grond getrok-
ken worden, zijn dè genen, welke men door
cultuur of landbouw verkrijgt, (.iiin. 472.)
7. Burgerlijke vruchten zijn de huren vah
gebouwen, van landerijen, eli van andere
panden ^ mitsgaders renten en interesfen vaa
kapitalen. C^rt. 473--^
Si De natütirlijke vruchten en vruchten van
nijverheidi die, bij den aanvang van het
vruchtgebruik, nog niet geplukt, of afgefueden
zijn, behooren aati den vruchtgebruiker. —■
Dè nog niet geplukte of nog niet afgefnedene,
bi{ het eindigen van het vruchtgebruik, be-
hooren aan den eigenaar, zonder dat deze iets
Wegens de kosten van het bearbeiden of zaaijen
verpligt is te Vi>rgöeden. (Ah. 474.J\'
9. Dè bUfgerlgije vruchten worden daarentegen
WËTBOÊK NAPOLÉON* 607
gerekend rtiet den dag te beginnen, en met den
dag te eindigen* {Art. 475.)
io. Van fcheepspórtiën worden twee derden van
de tijdelijke uitdeelifjgén vöor vruchten, ert
één derde voor hoofdfom gerekend, waar te-
gen ook weder in de tijdelijke bijlagen twéé
derden door den vruchtgebruiker, en één der-
de door den eigenaar , na het eindigen vaij
het vruchtgebruik, gedragen moeten worden*
{Art, 476.)
ïi. De opbrengst van uitgeveende en uitgegra-
vene landen, en van fteen- en zandgroeven ,
wordt geheel vbor hoofdfom gerekend, en
blyft als zoodanig aari den eigenaar, behou-
dens aan den vruchtgebruiker het genot der
renten, die daar van afkomen* {Art. 477.)
i2v Indien vruchtgebruik plaats heeft omtrent zaken,
die met het gebruik te iiiet gaan, als geld,
korén èn dranken , heeft de vruchtgebruikér het
regt om dezelve te gebruiken; mits, by het
eindigen van het vriichtgebruik., eené gblijke
hoeveelheid, hoedanigheid en waarde, of wel
den prijs van dezelve te rug gevende. {Art.
478 J
13. Het vruchtgebruik van eene lijfrent geeft aan
den vruchtgebruiker, gedurende het vruchtge-
bruik , het règt om de verfchenen rentén te
beuren, zonder tot eenige te rug gave ver-
pligt te zyn, (Art. 479.)
ifé. REGISTER OP HET
14. Vruchtgebruik plaats hebbende omtrent za-
ken, die, zonder dadelijk te niet gaan, door
het gebruik verilijten , of in waarde verminde-
ren, geeft aan den vruchtgebruiker het regt,
om dezelve te gebruiken-tot die einden, vmr
toe zij gcfchikt zijn. - Bij het eindigen
van het vruchtgebruik, is de vruchtgebruiker
verpligt, dezelve, te\' rug te geven in den
ftaat, waar in zij zich bevinden ; mits niet
door misbruik of kwade trouw van den
vruchtgebruili^r verlieten of in waarde vermin-
derd zijnde. (Art. 480.)
15. Van bosfchen en ander houtgewas is het
week en kaphout voor den vruchtgebruiker,
~ en zijn de opgaande boomen voor den eigenaar 5
zoo echter, dat de vruchtgebruiker van den
opbrengst van de verkochte opgaande boomen ,
zoo lang het vruchtgei-.runt duurt, de renten
trekt» - De vruchtgebruiker is verpligt,
zich, ten aanzien van het kappen, te gedra-
gen naar de |ewoonte en het iiandvastig ge-
bruik der eigenaars ; zonder vóór zich of zijne
erfgénaraen fchadevergoeding te genieten, we-
gens het geen hij , gedurende het vruchtge-
bruik , mogt nagelaten hebben op zijn tijd
te kappen. —— Boomen, welke kunnen ge-
trokken worden uit eene boomkwekerij, zon-
der dezelve te bederven, behooren mede tot
het vruchtgebruik ; mits de vruchtgebruiker
Wetboek napoleoinf.
2ich ömtrent de weder aanvuUing gedragé
naar de plaatfelijke gewoonten. (Aru 481,)
iö. Boomen die gedurende het vruchtgebruik
flerven, en die^ welke bij toeval afbreken,of
uit den grond gerukt worden, zijn voor de»
vruchtgebruiker;\' welke echter vérpIigt is än-
dere boomen voor dezelve in plaats te ïsettea«.
(Ari. 482.)
274 De vruchtgebruiker mag niet alleen het góed
zelf gebruiken j en door zijne huisgenooïert
laten gebruiken, maar hy is ook geregtigd om
fcet genot der vruchten, door verkoop, ver-
huring ^ of anderen titel, aan een derdeü
over te doen ; zoo nogtans, dat het regt vats
vruchtgebruik met den dood van den vrucht-
gebruiker, die dit genot heeft overgedaan li
eindigt, (An. 483.)
iSi Het vruchtgebruik ftrekt zich ook uit tôt
den aanwas, waar mede de goederen, gedu-
rende het genot des vruchtgebruikers ,vei\'groot
worden. (Arti 484O
19. De vruchtgebruiker beeft in het algemeeti
het genot van alle de regten, die dea eige-
naar toekomen; als van fervituut^ van over-
gang, en alle anderen, en hij geniet deze
ïegten als de eigenaar zelf. (Jrt.- 485./
gö. De Vruchtgebruiker heeft de goederen,! waàY
van hij het vruchtgebruik geniet, onder zijné
àigene beheering; ten ware daar- ovej: eert
€io REGISTER. OP HET
ander tot adiHiniftrateur is gefteld. (Art.
486.)
aï. De eigenaar is gehouden den vruchtgebrui-
ker het vruchtgebruik der goederen te laten
genieten , zonder hem daar in eenige belem-
mering te veroorzaken; aUe belet, daar in
door den eigenaar toegebragt, verpligt hem
tot fchadevergoeding. (Art- 487.)
2iÄ. De vruchtgebruiker mag daarentegen, na het
eindigen van het vruchtgebruik, geene fcha-
devergoeding eifchen voor eenige verbetering ,
welke hij vérraeent gedurende het vruchtge-
bruik gemaakt te hebben; al ware de zaak
door hem ook wezenlijk in beteren ftaat ge-
bragt» - Hij of zijne erfgenamen mogen
echter alles, wat er door hem aan of op het
gebruikte goed gemaakt of gebragt is, wegne-
men of doen wegnemen, wanneer alles onge-
fchondcn in zijnen vorigen ftaat kan worden
lïerfteid. (^Art, 488.)
SS. De vruchtgebruiker moet de zaak aanvaar-
den in den ftaat, waar in dezelve zich be-
vindt, en is in het algemeen verpligt, om de
goederen, als een goed huisvader, te gebrui-
ken; zorg dragende, dat dezelve niet in ver-
val geraken of verloren gaan : alle verzuim,
hier in door hem gepleegd, ftelt hem tot
vergoeding van fchade aanfprakelijk. (Art,
H\' De
-ocr page 623-wetboek napoleon. 567
24, De vruchtgebruiker, de goederen, waar van
hij het vruchtgebruik heeft, onder zijne eige-
ne beheering hebbende, is gehouden tot liet
maken van ftaat en inventaris derzelve goede-
ren, in tegenwoordigheid van den eigenaar,
of na denzelven daar toe geroepen te htbben,
en met uitdrukking van de waarde der goede-
ren, welke door deskundigen begroot moeten
worden, en is voorts gehouden tot het ftellen
van zekerheid, dat hij de goederen niet anders
dan na behooren gebruiken zal, en dat hij, na
het eindigen van het vruchtgebruik, de goe-
deren zelve, of, in het geval hier voren in
No. 12 vermeld, de waarde van dezelve aan
den eigenaar te rug geven zal; alles, ten wa-
re hij, bij overeenkomst of testament, van de
verpligting tot het maken van inventaris, of
het ftellen van zekerheid, is vrijgefteld; zul-
lende mede aan de verpligdng tOt het ftellen
van cautie niet onderworpen worden ouders,
welke het vruchtgebruik vau de goederen hun-
ner kinderen hebben, noch ook iemand, die
zijn goed aan een ander verkocht of géfchon-
ken heeft, onder voorwaarde van het vrucht-
gebruik van dit goed te blijven genieten.
CArt. 490.)
©5. De vruchtgebruiker, die, in het geval bij
het vorige No. vermeld, buiten ftaat is de
Vc;reischte zekerheid te ftellen, is verpligt te
Q^ a \' §8-
-ocr page 624-ifé. REGISTER OP HET
gedoogen, dat de goederen gebragt worden
onder eene geregtelijke adtninillratie, tot tijd
en wijle iüj de zekerheid gefteld zal hebben*
(Art. 491.)
ä6. Aan den vruchtgebruiker kan, in geval van
adminiftratie, door den Regter worden toege-
ftaan , om een gedeelte van de omroerende
goederen, naar bevind van zaken, tot zijn
gebruik te mogen onder zich houden; mits
daar voor cautie ftellende, die ook, naar aan-
leiding der omftandigheden, in eene juratoire
cautie zal kunnen beftaan, en voorts onder den
last om dezelve goederen, bij het eindigen van
het vruchtgebruik, weder op te leveren en te
rug te geven. (Art. 492.)
27. De vruchtgebröiker-, die vertraagt de ver-
eischte zekerheid te ftellen, verliest echter
daar door de vruchten niet, waar roe hij ge-
regtigd was; dezeli\'e zijn hem verfchuldigd
van het oogenblik af, dat het vruchtgebruik
een aanvang neemt. (Art. 493.)
28. In de bepaling wat al dan niet onder
vruchtgebruik begrepen is, en welke lasten
voor rekening van den vruchtgebruiker ko-
men , moet eerst en vooral worden inge-
zien , wat daaromtrent bij de overeenkomst
of uiterften wil is vastgefteld. (Jrt.
29. De vruchtgebruiker is, voor zoo verre het
tegendeel niet bij overeenkomst of testamenï
li
-ocr page 625-wetboek napoleon. 613
Js vastgefteld, verpligt de. gewone reparatiën
tot onderhoud te doen, als roede te vergoe-
den de fchade, die, door zijn gepleegd ver-
zuim in het niet doen van deze reparatiën,
veroorzaakt zoude mogen zijn. —- Buiten-
gewoon zware reparatiën blijven ten laste
van den eigenaar; ten ware dezelve veroor-
zaakt zijn door verzuim van her gewoon on-
derhoud, gedurende den tijd van het vrucht-
gebruik; in welk geval ook de buitengewoon
groote reparatiën ten laste komen van den
geen, die het gewoon onderhoud verzuimd
heefr. (Art. 4950
30, Buitengewoon groote reparatiën zijn die van
zware muren en gewelven, het leggen van
nieuwe balken, geheele daken, en dergelijke;
andere reparatiën worden als gewoon onder-
houd gerekend. 496.)
31. Noch de eigenaar, noch de vruchtgebrui-
ker , is gehouden te herbouwen het geen door
ouderdom is ingéftort, of door een onvermij-
delijk onheil veynield is. (Art. 497.)
32. De vruchtgebruiker is gehouden, gedurende
het vruchtgebruik, voor zijne rekening te ne-
men de jaarlijkfche lasten, waar mede het
goed bezwaard is, en die in het gemeene le-
ven als lasten der vruchten -worden aange-
merlrt. (Art, 498.)
33, De lasten , op den eigendom van het goed,
Q q 3* ge^
-ocr page 626-ifé. REGISTER OP HET
gedurende het vruchtgebruik, gelegd, worden
door den vruchtgebruiker en den eigenaar ge-
dragen, in maniere als volgt. —- De eige-
naar is verph\'gt de betaling dezer lasten te
doen, doch de vruchtgebruiker moet hem de
intéresfn der uitgefchotene penningen vergoe-
den. - Indien de vruchtgebruiker de pen-
ningen, tot die betaling benoodigd, heeft
voorgefchoten, kan hij, bij het eindigen van
het vruchtgebruik, de kapitale fomme zelve te
rug eifchen. (Art. 409.)
34. Tot betaling van fchulden of lasten, waar
mede het goed, bij den aanvang van een\'g
bijzonder daar op gefteld vruchtgebruik, be-
vonden wordt bezwaard te zijn, is de vrucht-
gebruiker niet gehouden. Het goed daarvoor
aangefproken wordende, heeft de vruchtge-
bruiker zijn verhaal op den eigenaar. (Art.
500.)
IJ. Proceskosten over het vruchtgebruik komen
tot laste van den vruchtgebruiker; doch die
den eigendom betrefièn tot laste van den eige-
naar. (Art. 501.)
56. Wanneer, gedurende het vruchtgebruik,
door derden eenige aanfpraak op het regt van
den eigenaar wordt gemaakt, of het goed zel-
ve wordt aangetast, is de vruchtgebruiker ge-
houden, om daar van aan den eigenaar ken-
nis te geven; zijnde de vruchtgebruiker, bij
ge-
-ocr page 627-wetboek napoleon. 613
gebreke van dien, verantwoordelijk voor de
fchade, welke daar uit voor den eigenaar kan
omftaan, even .als of hij zelf het nadeel had
toegebragt. {Jrt, 502.)
57, Die het vruchtgebruik van eenig beest heeft,
is, wanneer het zelve, buiten ziin toedoen,
lierft, niet verpligt een ander in plaats vaa
het geftorvene te rug te geven, noch er de
waarde van te betalen. iArt. 503 )
38. In geval van vruchtgebruik van een troep
of kudde beesten, is de vruchtgebruiker,,
wanneer de kudde door üerfte, of ander toe-
val, buiten deszelfs fchuld, geheel of ten
deele verloren gaat, niet verder aan den eige-
naar gehouden, dan tot overgifie van de
huiden of vellen, of van derzelver waarde,
(Art. 504.)
59. Vruchtgebruik eindigt; \'
a. Door den dood van den vuchtgebruiker |
h. Wanneer de tijd of voorwaarde, tot of
onder welke het zelve toegeftaan is, ver»
loopen of vervuld is;
u Door vermenging, wanneer de bloote ei.
gendom en het vruchtgebruik zijn gekomen
in de zelWe handen;
d. Door gedanen afftand van den vruchtge-
bruiker ten behoeve van den eigenaar;
e. Door verjaring, wanneer de vruchtge-
-ocr page 628-ifé. REGISTER OP HET
bruiker, gedurende dertig jaren, van zyti
regt geen gebruik gemaakt heeft; en
ƒ Door den geheelen ondergang der zaak,
waar op het vruchtgebruik is gevestigd,
Vruchtgebruik aan iemand toegeftaan, tot
dat een derde zekeren ouderdoin zal bereikt
hebben, duurt voort tot dat tijdftip, fchoot^
deze derde vóór den bepaalden tijd mogt over-
leden zijn. iAru 507.)
De verkoop van eene zaak, aan vruchtge-
bruik onderhevig, rnaakt geene verandering in
het regt van den vruchtgebruiker; deze blijft
het vruchtgebruik genieten, ten ware hij daar
van tiitdrukkelijk afftand mogt hebben gedaan»
(Art. 508.)
Het goed flechts gedeeltelijk verloren gegaan
zijnde, blijft het vruchtgebruik ten aanzien
van het overgeblevene gedeelte voortduren.
iArt. 509.)
\' liet goed door herbouwing weder in deq
vorigen ftaat herfteld zijnde,/herleeft het vrucht^
gebruik op he^slve. {Art. 510.)
Indien het vruchtgebruik alleeti op een ge-
bouw gevestigd is, en dit gebouw door brand
pf andere onheilen vernield wordt, of door
puderdom inftort, heeft de vruchtgebrui-
ker het genot met van den grond, noch
van de bouwftoffen.Lndien het vruchrge.
bruik
-ocr page 629-wetboek napoleon. <>27
bruik gevestigd is op een ftuk goed , waar
van het gebouw een gedeelte uitmaakt, blijft
de vruclitgebruiker in het genot van den grond
van de bouwftoffen. {An. 511.)
Wanneer iemand in het vruchtgebruik, doch
niemand in den eigendom tot erfgenaam ge-
field is, komt de eigendom aan de erfgenamen
bij verfl:erf. (Art, Ö71.)
47j> De legataris van een goed, aan een derden
in vruchtgebruik toekomende, moet te vrede
zijn met den blooten eigendom, zoo lang het
vruchtgebruik duurt. (Art. 797.)
Wanneer blootelijk de vruchten of inkom-
ften zijn gelegateerd, zonder dat het woord
yruchtgebruik of gebruik in het testament is
gebezigd, moet het goed blijven onder behee-
ring van den erfgenaam , die verph\'gt is, om
de vruchten of inkomften aan den legataris
jiit te keeren. (ArU 801.)
Vrijwaring»
I. pe erfgenarpen zijn verpligt, offchoon dit
ook niet bij de fcheiding bedongen ware, om
voor de vrijwaring van het aan een ieder toe-
bedeelde in te ftaan. (Art, iooó.;>
a» De vrijwanng, waar toe de verkooper aan
den kooper gehouden is, heeft hare betrefc-
?jing tot twee ondervyerpen, waar van het
egrfte is de rustige en vredige posfesfie der
Qq 5 ver-
ifé. REGISTER OP HET
verkochte z^ialc, en het sndsre de verborgene
gebreken van dezelve, of de zoodanige, die
den grond tot vprnietiü;ino[ van den koop , of
verminderipg van (len koopprijs, kannen op»
leveren. (Art. 139S )
3. Ifoe zeer bii deo ver^ioop geen lieding ni5>
trcnt de vriiwaring geunakt zii, üs de ver-
kooprr van regrswege verpligt, den kooper te
vrijen en te wiren tegen alle op enaanfpraak,die
gemankt wordt op het geheel, of een gedeelte
van het verkochte, uit hoofde van eigendom,
fervituten , pand, buur of andere lasten, waar
mede het verkochte goed zoude mogen zljtï
bezwaard, en die bij den verkoop verzwegeij
zijn. iArt, 1399O
4. Door bijzondere overeenkomften kunnen par-
tijen deze verpligting uitbreiden pf inkorten,
zy kunnen zelfs in diervoegen overeenkomen ,
dat de verkooper tot geene vrijwaring in het
geheel gehouden zal zijii. (//r/. 1400.)
Offchoon partijen bij overeenkomst bepaald
hebben,dat de verkooper niet verpligt zal zijn
tot eenige vrijwaring, blijft hij niettemin ge-
houden het verkochte goed te vrijen en te
waren tegen zoodanige op-en aanfpraak, wel-
ke uit eene daad, door hem zelven verrigt,
voor\'^fpruir; en alle overeenkomst, dewelke
deze laatfta vrijwaring zoude uitfluiten, is nie-
tig. (Art, 1401.)
WETBOEK NAP0LE0;N. 619
6. Wanneer bedongen is, dat geene vrijwaring
plaats zal hebben, is de verkooper nogtans,
in geval van evictie, gehouden den koopprijs
terug^te geven; ten zij de kooper, ten tyde
van den koop, het gevaar van evictie voor-
zien heefc, of ten zijnen pericule en rifico
het goed gekocht heefc. {Art. 1402.)
7. Wanneer vrijwaring beloofd, of dienaan-
gaande niets bepaald is, heeft de kooper,
in geval van evictie, règt om van den ver-
kooper terug te vorderen:
£!. Den koopprijs;
h. De vruchten, in geval hij verpligt is de-
zelve !?aii den eigenaar, die hem geëvinceerd
heeft, te laten volgen;
c. De kosten , zoo op de \\\'orden\'ng van vrij-
waring, als op de evictie gevallen; en
d. Eindelijk de kosten, fchaden en interesfen,
als tóede de kosten, op den koop en ver-
koop gevallen. (Art, i-^ios.)
S. Wanneer de verkochte zaak, ten tijde der
evictie, bevonden wordt in waarde verminderd
of aanmerkelijk vervallen te zijn, het zi] door
de zorgeloosheid van den kooper,het zij door
onvermijdelijke toevallen, is de verkooper niet-
temin verpligt den geheelen koopprijs terug te
geven. {Art. 1404O
9. Doch, indien de kooper voordeel genoten
heeft van het geen door hem aan ds waarde
van
-ocr page 632-ifé. REGISTER OP HET
van het verkochte verminderd is, heeft de
verkooper regt, om van den koopprijs zoo veel
terug te houden, als dat voordeel bedraagt,
iJrt. 1405.)
ÏO. Indien het verkochte, ten tijde der evictie,
bevonden wordt in waarde toegenomen te heb-
ben, al ware het dat deze verbetering zelfs
zonder toedoen van den kooper heefc plaats
gehad, is de verkooper gehouden aan den
kooper nog zoo veel meerder te betalen, als
de gekochte, doch geëvinceerde zaak boven
den koopprijs waard is. CArt. no6.)
ïit De verkooper is gehouden aan den kooper
terug te geven , of te zorgen dat door den
geen , die de evictie doet, aan denzelven te-
■ Tug gegeven wordt, het geen de kooper we-
gens reparatiën en nuttige verbeteringen aan
het gekochte uitgefclioten heefr, CArt. 1407O
^a. Indien de verkooper cens andefs goed, ter
kwader trouw, mogt verkocht hebben, is hij
verpligt aan den kooper te rug te geven alle
de door denzelven aan het goed gemaakte kos-
ten 5 zelfs die gene, welke enkel tot agrement
of genoegen ftrekken. (y^r/. 1408.)
33. Indien de kooper flechts van een gedeelte
van het verkochte geëvinceerd wordt, en dit
gedeelte, met betrekking tot het geheeï, van
zoo veel belang is, dat hij den koop, zon-
der dat gedeelte, niet aangegaan zoude heb-
ben,
-ocr page 633-wetboek napoleon. <>27
ben, kan hij het contract van koop deen ver-
nietigen. {Art. 1409.)
14. Wanneer, in geval van evictie van een ge-
deelte van het verkochte goed, de koop niet
wordt vernietigd, wordt aan den kooper de
waarde van dat gedeelte, waar van hij ge-
evinceerd is, te rug gegeven, volgens begroo-
ting naar de waarde van den tijd der evictie
gemaakt, en niet naar evenredigheid van den
gelieelen koopprijs, het zij het verkochte goed
in waarde vermeerderd of verminderd zij.
(Art. 1410.) «
15. Indien een verkocht ftuk goed met verbor-
gene en den kooper niet bekend gemaakte fer-
vituren mogt bezwaard bevonden worden , en
dezelve van zoodanig belang waren, dat de
kooper niet zoude kunnen geacht worden den
koop te hebben willen aangaan, indien hij
van dit bezwaar kennis gedragen had, kan hij
de verbreking van den kóóp eifchen, ten wa-
re hij verkiezen mogt, zich met eene fchade-
loosftelling te vergenoegen. {Art. 141 !•)
16. Alle andere veifchillen over het vergoeden
van kosten, fchaden en interesfen, ten be-
hoeve van den kooper, wegens het niet na-
komen van het koopcontract, moeten beflist
worden volgens de regelen, voorkomende in
den titel van contracten of conventionele verbind-
Hnisfen in het algemsn. {Art* 1412.) •
17\' Ds
-ocr page 634-622 REG IS,TER OP HET
17. De vrijwaring ter zake van evictie houdt
op, wanneer de kooper bij een gewijsde, van
het welk geen hooger beroep valt, in cas yan
evictie geconderaneerd is, zonder dat dezelve
vooraf zijnen verkooper tot vrijwaring heeft op-
geroepen, indien de laatfte bewijst, dat er ge-
noegzame middelen van verdediging zouden
geweest zijn, om den eisch, in cas van evictie,
te doen ontzeggen. (Art. 1413 )
18. De verkooper is verpligt tot vrijwaring we-
gens verborgene gebreken, die het goed onge-
fchikt maken tot het gebruik, waar toe het
gedestineerd is, of die dat gebruik zoodanig
verminderen, dat de kooper, deze gebreken
gekend hebbende, het goed, of in het geheel
niet, of althans niet dan voor eenen minderen
prijs, gekocht zoude hebben. {Art. 1414O
19. De verkooper is ongehouden in te ftaan voOr
zigtbaré gebreken, welke de kooper had kun-
nen opmerken. {Art. 14150
fio. De verkooper is zelfs verpligt in te ftaan voor
verborgene gebreken, waar van hy zelf onkun-
\' dig was, ten ware hij bedongen had, wegens
dit geval niet tot vrijwaring aanfprakelijk te
zullen zijn. {Art. 1416.)
ai. In de gevallen, bij No. 18 en 20 vermeld,
heeft de kooper de keuze, of om het gekoch-
te te rug te geven en den koopprijs wederom
tc nemen, of om her gdiochte te houden te-
- gen
wetboek napoleon. <>27
gen een verminderden prijs, vokens eene be-
grooring bij deskundigen te iiTaken« {ArS*
1457.)
22. P-ijaldisn de verkooper de vybnrgene gebre"
iier; g \'kend htirfr, is b» nier alleen gehouden
tot te rug gave van den orr.vaDsen koopprijs,
maar of>k tot vergoeding van kosien, fchaden
en interesfen. (Art. 1418.)
23. lo\' jcii de verkooper de gebreken van de zaak
niet geweten hetfc, is hij niet verder gehouden
dan tot te rug gaaf van den koopprijs, en de
kosten op den koop gevallen. (Art. 14..19,)
24. Indien eene verkochte zaak, welke gebrekea
heefc, vergaan is ten gevolge van bare Hech-
te gefteldheid , moet de verkooper het verlies
lijden, en is verpligt aan den kooper den
koopprijs te rug te geven, en zoodanige ver-
goeding te doen, ais in No. 22 en 23 is be-
paald. - Maar een verlies, bij toeval ge-
fchied, blijft voor rekening van den kooper.
iArt, 14-0O
25. De ,kooper is verpligt zijne actie ter zake
van verborgene gebreken, welke den grond
tot vernietiging van den koop of vermiiide-
ïing van den kooppri\'s opleveren , zoo fpot;dig
Êe infticueren , sis de aard der gebreken, ea
het plaatfeliik gebruik omtrent koop en ver-
>, ver eifchen. (^An. 1421.)
aé. Da-
-ocr page 636-ifé. REGISTER OP HET
s6. Deze actie heefc geen plaats in verkoopiti»
gea bij geregtelijke executie. (Art. 142S.J
¥
Vuilnis.
Elk moet zijn vuilnis op zijn eigen grond
bergen, en zich daar van ontdoen op zulk
eene wijze, dat de erven zijner nageburen
daar door geenen den minften overlast lijden;
ten ware hem het fervituut is toegeftaan, om
een riool te hebben ^ liggende in of door zijns
buurmans grond, of daar op uitkomende^
(Art. 578.)
W.
Waterloop. Zie Drop.
Waterlozino.
Niemand heefc regt óin Watéf, mét eene
pomp, door éenc pijp, te trekken uit den
put of bak van een ander; om water te ha-
len uit eens anders put of regenbak;\' orn zijne
onreinigheden te lozen door het riool van een
an-
-ocr page 637-WETBOEK NAi^OLEOa \' Ö25
Inder; óm ÈijÜ overtollig v^\'afer over eens aïj.
ders grond te laten löopen; of öin door eené
anders waier te varen, of in eens anders wa-
ter zijne beesten te drenken; offl den rook
Van zijn vuurhaard te laten gaan dóór den
fchoorlttien van een ander, en tneer zoortge-
lijk® zaken, waar dóór hèt eene erf aan het
ander dienstbaair is ^ dan die daar toe eeii
fervituut verkregen heeft. i^Art. 58©.)
Weddingschap. 2ie Spek
Weder-inkoop, Zie Inkoopen-,
Wederzeggen.
i. Een fervituut, aan iètiiaiid ter bede oir töt
wederzeggens toe vergund, kan ren allen tijdé
worden herroepen feh ingetrokken. (AH*
543)
ö. ÏEen bezit precario, of te!" béde, geeft géeii
grond tot prefcriptie. KArt. i8ê6\', 186? èi
i8(5pg £ie Prêcmio,
Weduwen.
i. Eene Hollandfche vrouw, met een vfeètnde-
ÜRg in het huwelijk tredende, volgt den ftaat
van haren man: indien zij weduwe wOrdti
kriigt zij de betrekking als Hollandfche te rug^
ßiits zij haar vast verblijf in Holland hoüdt ^
Rr ®f
ifé. REGISTER OP HET
of daar in, binnen het jaar na het overlijdm
van haren man, te rug Iteert, cn haar domi-
cilie vestigt. {Art. i6.)
2. Eene minderjarige weduwe valt niet weder in
de ouderlijke magt of onder voogdij. (Art.
141.)
3.. Eene weduwe mag geen tweede huwelijk
aangaan, dan na verloop van tien volle maan- \'
den, te rekenen van de ostbinding van eea
eerder huwelijk. (Art, 20J.)
4» Eene weduwe verliest, door het aangaais
van een volgend huwelijk, het beheer van de
goederen harer minderjarige kinderen. (Art,.
£05.) -- Zie voorts Tweede huwelijken,
5. Van het regt eener weduwe, die met harsra
man in gem.eenfchap van goederen getrouwd
geweest is, om van den gemeenen boedel af-
ftand te doen. (Art, 1182 en liSsO —
Boedel-affiand, A\'i.. 7 cn 8.
WaESKAMIïU..
I. ■ Geene aanftelling van voogden door
Weeskamer heeft plaats, wanneer dezelve
uitgefloten. (Art, 301.)
s. Vader en moeder, of die gene derzelve,
welks voorziening vereischt wordt , bij fterf-
geval, afwezendheid of andere toevallen, wel-
ke hen buiten ftaat ftellen om het opzigt ovesr
hunne minderjarige kinderen uit te ocfcneag.
wetboek napoleon. <>27
omtrent de voogdij over dezelve geene be-
fchikking hebbende gemaakt, worden door de
Weeskamer, of, waar dezelve niet aa"vv^;iig
of uitgefloten is, door bet Geregr, ter plaarfe
van het fterfhuis of domicilie, één of meer
voogden, mitsgaders één toeziende vooyd,
over de minderjarige kinderen aangefteld. (Art.
302.)
. Die ganen, welke de ouders, bij uiterften
wil, uitdrukkelijk verboden hebb\'en voogden
te zijn, mogen ook door de Wetskamer of
het Geregt niet tot voogden worden aange-
fteld. (Art. 303.)
. Iemand tot voogd aangefteld, doch geduren-
de den loop der voogdye daar toe onbevoegd
of onbekwaam geworden zijnde, voor/Jet de
Weeskamer, of, waar dezelve niet aaiiwe?ig
of uitgefloten is, het Gereikt in de voogdij
vau den minderjarigen. (Art. 304.)
, In de aanftelling van voogden, door de
Weeskamer of het i^eregt, wordt boven alle
anderen de voorrang gegeven aan de moeder
of grootmoeder, zoo lang zij int geen ander
huwelijk overgaan , niet bijvoeging echter van
eenen tweeden voogd, indien het belang der
minderjarigen zulks vordert. (Art. 305.)
, Moeder en grootmoeder ontbrekénde , ver-
kiest men t^en voogd of voogden uic de na\'^s-
se bloedverwanten, van vaders of niotders
Rr s gij-
ifé. REGISTER OP HET
zijfle, van den minderjarigen , indien zij daSf
toe gefchikte perfonen zijn. (Art. 306.)
7. De Weeskamer, niet uitgefloten zijnde, h^eft
ook de aanflelling van toeziende voogden*
(Art. 309—312O -- Zie Toeziende voog-
den, No. 1—4.
8. Zij oordeelt ovèr de redenen, die van eenê
voogdij verfchoonen. (A\'>^t. 325 en 326.) —
Zie yoogd. Foogdij ^ Noi i6 en 17*
9. Zij netmt aan de voogden den eed van ge-
trouwheid af, (Art* 329«) — Zie Admini-
ftratie, No, 2.
10. Van den inventaris moet, binnen acht da-
gen na het pasferen van denzelven, een au-
thentiek afTchrift ter Weeskamer overgebragt,
en met eede gefterkt worden. (An,
11. De elfecten èn kostbaarheden, in den boe-
del gevonden, gelijk mede de naderhand ver-
kregene efFecten en bewUZCU VaU C gJUdom ,
moeten, met alle de daar toe behoorende be-
fcheiden, ter Weeskamer, daar dezelve aanwe-
zig èn niet uitgefloten is, overgebragt en be-
waard worden. (Art. 345.)
12. Zij verleent autorifatie tot het voeren van een
regtsgeding; — tot het aanhouden van eene
koopmanfchapi handwerk of nering, door den
overledenen gedreven of geoefend; — tot het
aangaan van een accoord of transactie; — tot
het aanvaarden of afwijzen eener erfenis, le»
gaas
-ocr page 641-wetboek napoleon. <>27
gaat of donatie; -- tot. bet vervreemden of
verpanden van onroerende goederen; en —tot
het beleggen van gereede gelden in effecten op
vreemde Mogendheden, of tot aankoop van
onroerende goederen, of hijpotheken. (,Jru
355» 358—S<5o, 362, 363, 365, en 360.)
-- Zie Adminiflratie , No. 28, gl—33,
35 . 36, 38, en 39.
13. Zij neemt de rekening en verantwoording
der voogden op, gedurende de voogdij. (Art,
370, No. i.)
Ï4. Voor het gene de voogden, op last of
met goedvinden van de Weeskamer, verrigt
hebben, zijn zij niet aaufpiakelijk. (Art.
15. Tegen de Weeskamer zelve heeft de gewe-
zen pupil nimmer eenige actie tot fchadever-
goeding, dan alleen in het geval dat zij be-
driegelijk, of met eene onverfchoonlijke ach-
teloosheid, die met bedrog behoort gelijk
gefteld te worden, gehandeld heeft, (Art.
387.)
16. Zoo lang de voorwaarde, waar onder iemand
tot erfgenaam is gefteld , onvervuld is, moet de
erfenis blijven onder adminiftratie van den geen,
dien de testateur bij zijn testament daar toe
benoemd heeft, of, geen adminiftrateur be-
noemd zijnde, onder de beheering van de
Weeskamer, ter plaatfe van het fterfhuis, of
Rr 3 zoo
-ocr page 642-ifé. REGISTER OP HET
z^o d? Weeskamer ukgefloten is , ondïr de
. a Hiiiiiiftratie van eenen curator, door het Ge-
reür ter dier plaatfe aau te ftellen. (Art,
684.) . . . -
IJ. Weesmeesters mogen eene erfenis aanvaar»
den, zooder in de ichulden verder gehouden
te zijn dan de boedel toereikt, en ftaan mits-
dien in dit opzig geliik met de genen, die
eetien boedel onder beneficie van inventaris aan-
vaarden. (^Art. iooo.)
Wegen.
De wpgen, rij- en gangpaden, die tot las-
te van het Rijk zijn , en in het algemeen alle
gedeelten van Hollands grond, welke voor
geenen uitfluitenden eigendom vatbaar zijn,
w.irden <)nderhoorig geacht aan de publieke
donielaen. (Art. 434.)
Wetboek napoleon.
1. t-iet Wei boeit Napoleon, voor het Koning-
rijk Holland ingerigt, zal kracht van wet heb-
ben , onmiddelijk na middernacht van den
r joften van Grasmaand 1809; van dat tijdftip
af aan,\'zijn aile Regters, openbare Aankla-
gers , alle Onderdanen van het Koningrijk, en
voorts aileii en een iegelijk , ieder voor zoo
veel hen aangaat, gehouden zich daar naar te
wetboek napoleon. <>27
gedragen. (Befluit van den i^fien van Sprok-
kelmaand 1809, Art, I.)
2. Het Wetboek Napoleon, voor Holland in-
gerigt, zal bij pro vifie alleen toepasfelijk zijn
op het grondgebied van het Koningtijk in
Europa, en geenszins op deszelfs buitenJand-
fch® bezittingen en etablisfementen, (^Befl*
Art» 2,.)
Bij de invoering van dît Wetboek zullen
zijn afgefchaft het Roomsch Regt, mitsga-
ders alle Wetten en Ordonnantiën, tot het
"burgerlijk regt betrekking hebbende, en welke
tot nu toe in het Koningrijk, of eenig gedeelte
van het gelve, in vigeur zijn geweest, het zij
«exelve zijn bekend geweest onder de bena«
ming van Plakkaten, Publicatiën, Ordonnan-
tiën, Landregt, Reglementen, Keuren, Sïa-
ruten, Octrooijen, Costumen, of onder welke
fcenaming zulks zoude mogen zijn; zonder dat
aan eenige van dezelve, voor het vervolg,
•eeirige kracht van vi?et zal mogen worden toe»
gekend, -ten zij dezelve uitdrukkelijk bij dit
Wetboek zyn nitgeaonderd. (Befl. Art
Onverminderd de bepalingen, bij het voor-
gaande Art, gemaakt, zullen provifioneel, en
tot dat deswegens nader zal zijn \'gedispo-
neerd,. in kracht blijven alle Wetten en Cos-
tumen, betrekkelijk tot fbciëteiien van koop»
liandel, het wisfdregt, de asfurantiën, ava-
R r 4 rij-
ifé. REGISTER OP HET
rijen en gee-zaken, mitsgaders rot alle andere
zaken van commercie, waaromtrent in dit
Wetboek geenerhande bepalingen zija vastge-
fteld» iBeß. Aft. 4,)
De wyze van adminiftratie en liquidatie van
onbeheerde en defolate boedels, tot nu toe
in de verfchillende gedeelten van het Koning-
rijk in gebruik, zal worden gevolgd tot op
het tijdflip der invoering van de algemeene
manier van pr. cederen. (Beßuit Art. 5.)
D ior her geen in dit Wt.üuek wnrdt vast-
gefteld, met betrekking van contracten, testa-
mentaire dispufitiën, en andere handelingen g
wordt op geenerhande wii?\',e gederogeerd aan
de Ordonnantie op het middel van het klein-
zegel, (ßeßuit Art. ó.)
7. Alle burgerlijke handelingen, testamentaire
en andr;re foorïgelijke dispofitiën daar or.der
begrepen, plaats gehad hebbende of gemankt
voor middernacht van den laatften dag van
Grasmaand 1809; mitsgaders alle nalaten-
fcbappen en erfenisfen ab intestato, .herkom-
ftig van perfonen voor het gemelde tijdftip,
çvcrleden, en in het algemeen alle zaken,on-
middelijk voortvloeijende uit handehngeu of
oorzaken, antérieur aan de invoering van het
Wetboek, zullen worden beoordeeld, gere-
geld, behandeld en beflist, overeenkomftig de
oude wetten; ten zi} op eene andere wijze,
ten aanzien yan de behandeling en afdoening
vaü
-ocr page 645-wetboek napsleon. 631
van deze zaken , mogt zyn Pf worden gedis-
poneerd. {Befïuit Aru 7.)
S. in plaats der gewone aanplakking, zal het
Wetboek Napoleon, voor het Koningrijk Hol-
land , gedurende drie maanden na deszelfs af-
kondiging, in alle de Gemeenten van het Ko-
ningrijk, op gefchikte plaatfen, door de Bur-»
gemeesters of Gemeente - Belturen te bepalen ,
worden voorgelegd, ten einde aan allen en een
iegelijk de gelegenheid te geven, om hetzelve
te lezen, en met den inhoud daar van bekend
te kuunen voorden. {Befluk Aft\' ^»0\'
Wetboek van koophandel.
Overeenkomftig de bepalingen van dit Wet-
boek worden geregeld:
a. De handelingen der commercie in het bij-
zonder. (Art. 1020O
h. Welk bewijs boeken van makelaars heb-
ben. (^Art. 1235.)
Zaken, betrekkelijk tot Sociëteiten van com-
mercie. (^Art. iöi7,J
d. De contracten van asfurantie en bodeme-
rij. (Art.
Het geen betrekkelijk is tot zee-fchepen,
en de regten, welke daar op toepasfelijk
zijn» (Art. 1837.)
ƒ. Zaken, rakende reclamen. (Art* 1839.)
Rr 5 Wet-
-ocr page 646-ifé. REGISTER OP HET
Wetten.
1. De wetten hebben hare werïdng over het
geheele grondgebied van Holland, uit krachte
der afkondiging van dezelve door den Koning
gedaaii. - Zij werken terftond na dat der-
zelver afkondiging, in ieder gedeelte van het
Rijk, bekend zal kunnen zijn. --- Deze af-
kondiging zal gehouden worden bekend te zijn,
in de ftad, waar in de Koninklijke refidentie
; gevestigd is, één dag, en in de overige ge-
decken van het Departement der refidentie twee
dagen na den dag der afkondiging, en in ie-
der dex overige Departementen na verloop van
[ denzelfden termijn, met bijvoeging vaa zoo
• vele dagen, als de plaats , \\yaar de afkondi-
ging zal gefchied zijn, van de hoofdplaats
van ieder Departement verwijderd is, twaalf
uren gaans te houden voor eenen dag, en de
overfchietcnde urcn voOT fcneo geheeleo dag.
2. De wetten verbinden alleen voor het toe-
komende, en hebben geene terug werkende
kracht. {Art. 2.)
De wetten van politie en zekerheid zijn ver-
bindende voor allen, die huii verblijf op het
grondgebied van Holland houden. - On-
roerende goederen van vreemdelingen, zoo wel
als van ingezetenen, zijn onderworpen aau de
wetten van dit Rijk, —- De wetten, betref-
fen\'
wetboek napoleon. <>27
fende den ftnat en betrekking van perfonen ,
zijn toepasfelijk op alle Iloilaviders, ook wan-
neer zij zich buiten \'s lands bevinden.
iArt, 3O
4. De regten van naastbekndende of naburige
erven, worden ook, behalve door de bepalin-
gen in de wet vervat, geregeld door de re-
glementen van orde en politie. (Art.
5. Er beftaan zaken, weike niemand toebehoo-
ren , en waar van het gebruik aan allen ge-
f meen is ; het genot van dezelve wordt door
de wetten van politie geregeld, {Art.. 584.)
6. Het geen de jagt, vislcherij en vogeiarij be»
trefc, regelt zic-i mede naar biizondere wet-
ten. (Art. 585.)
7. Al wat het ftrandregt, en de regten op in
zee geworpene en door de zee wedi rom op«
gegevene goederen betrtfc, wordt door bijzoti-
dere wetcen bepaald. - Het zelfde heefc
plaats ten aanzien van verii-\'-ene goederen,
waar van de eigenaar zich met opdoet. QArt^
537.)
Wettige ktnderrn.
I. Een kind , waar va« eene vrouw, ftaande htnve»
lijk zwaügpj is geworden , woidt teachc c\'en man
tot vader te \' ebben.—Nxnrtinin knr! dey.e zjch
van de eiktnte-üs van het kind on n>j;ni . mi?s
hij bewijze , gedurend\'j; den tijd, die lusfchci. den
dïis
-ocr page 648-630 REGISTER OP HET .
drie honderdften en honderd tachtigflen dag
voor de geboorte van het Itind verloopen is,
het zij uit hoofde van afwezendheid, of ten
gevolge van natuurlijke onmagt, of van eenig
toeval, in de phijfieke onmogelijkheid geweest
te zyn om met zijn vrouw te cohabiteren,
(Art. 242,)
g. De man kan, buiten de gevallen in het vo-
rig No. vermeld, niet weigeren het kind voop
het zijne te erkennen , ter zake van overfpel,
door zyne vrouw gepleegd, ten zij de geboorte
van het kind voor hem verborgen gehouden
wart; in welk geval hem vrijftaat, al dat
geene aan den Regter voor te dragen, het
welk gtfchikt is om te doen zien, dat hij geen
vader van het kind is. (Art. 243.)
g. De man kan niet ontkennen vader te zijn
van een kind, het welk voor den honderd en
tachtigften dasï na de VOltrCkking VaU hct hU-
welijk geboren is, in de navolgende geval-
len :
a. Wanneer hij, vóór het huwelijk , van de
zwangerheid kennis gedragen heeft;
l. Wanneer hij het kind, bij de geboorte en
aangifte, uitdrukkeUjk of ftilzwijgende voor
het zijne erkend heeft; en •
c. Wanneer het kind verklaard is niet ge-
noegzaam voldraeen te zyn, om te kunnen
leven. (Art. 244.)\'
wetboek napoleon. <>27
4. Wanneer de man de bevoegdheid heeft om
op te komen tegen de wettigheid van een kind,
moet hij zijne acrie beginnen binnen den tijd
van ééne maand,indien hij zich in de geboor-
teplaats van het kind ophoudt» \' ■ binnen-
twee maanden na zijne terugkomst, indien hü
ten tijde der geboorte afwezig is; en — in-
dien men de geboorte van het kind voor hem
verborgen gehouden heeft, insgelijks binnen
twee maanden na de Ontdekking van het be-
drog. (Art. a4S0
5. De wettigheid van een kind, het Welk,drie
honderd dagen na de ontbinding van het hu-
welijk, ter wereld komt, kan worden tegenge-
fproken. (Jri. 2246.)
ö. Indien de man overleden is, alvorens tegen
de wettigheid van een kind op te komen j
doch gedurende het tijdsverloop, binnen het
welk hij daar toe bevoegd was, kunnen zijne
erfgenamen deze actie beginnen binnen twee
maanden, te rekenen van het tijdftip, waar
op het kind zich in het bezit der goederen
van den man mogt gefteld hebben, of waar
op de erfgenamen in bet bezit dier goederen
door het kind geftoord mogten zijn, (Art,
247.)
Geene extra fudiciële acte, waar bij de wet-
tigheid, van het kind, door den man of des-
zelfs erfgenamen, tegengefproken wordt, kan
eenig
-ocr page 650-ifé. REGISTER OP HET
eenïg gevolg hebben , ten zij, binnen ééns
maand daar na, deswegens eene actie begon-
nen wordt tegen eenen voogd, ter dier zake
aan het kind fpeciaal toegevoegd; daar bij ge-
roepen zijnde de moeder , voor zoo verre de-
zelve zich nevens den voogd zoude willen
voegen. (Art, 248.)
8. De ftaat van wettige kinderen wordt bewe-
zen door de acten van geboorte \'en openbare
registers. (^Art, 249.)
Bij gebreke van zoodanig bewijsftuk, is het
onafgebroken bezit van den ftaat van wettig
kind genoegzaam. (Art, 550.)
10. Een kind wordt geacht in het bezit van
dien ftaat te zijn, wanneer zich zoo vele
daadzaken ten zijnen opzigte vereenigen, als
genoegzaam zijn om de betrekking van ouder
en kind, en van bloedverwantfchap tusfchen.
het zelve en het geOachc^ waar toé dat kind
beweert te behooren, aan te duiden. - De
voornaamfte dier daadzaken ziin; dat het kind
■ > den naam van hem , dien hij beweert zijn va-
der te zijn, fteeds gedragen heeft; —- dat de
vader het kind als het zijne behandeld, als
zoodanig in deszelfs opvoeding en cmderhoud
voorzien, en aan het zelve een etablisf-ment
bezorgd heeft;— dat het kind in den omgang
als zoodanig pp den duur is erkend geweest;
ea
-ocr page 651-wetboek napoleon. 63?
en -— dat het zelve door de familie mede als
zoodanig is erkend geweest. (Art, 251.)
ïi. Niemand kan eenen anderen ftaat voorwen-
den, dan die door zijn geboorte-bewijs, en
daar mede overeenftemmend bezit wordt aan-
geduid, -En wederkeerig kan niemand den
ftaat contesteren van den geen, die in een be-
zit is, het welk met deszelfsvgeboorté-bewijs
overeenftemt. (Art. 252.)
Bij gebreke van het bovengemeld bewijs, en
aanhoudend bezit, of indien het kind, het zij
onder valfche namen, of als geboren uit een
onbekenden vader en moeder, is aangegeven ,
kan de ftaat van wettige geboorte bewezen wor-
den door getuigen» — Dit bewijs wordt echter
niet toegelaten, dan, wanneer een begin van
bewijs door gefchrift aanwezig is, of wanneer
de prefumtiën en indiciën, ontftaande uit
daadzaken , welke destijds reeds ontwijfelbaar
waren, gewigtig genoeg zijn om het bewijs
door getuigen toe te laten. (^Art. 553.)
ï3. Het begin van bewijs door gefchrifte ont-
ftaat uit familie-papieren, huishoudelijke regis-
ters , cn aanteekeningen van den vader of
moeder, publieke acten en bijzondere gefchrif-
ten van een perfoon, die in het gefchil be-
trokken is, of daar bij belang hebben zoude5
indien hij in leven was, (Art. 254.)
14. Het contrarie bewys kan gefchieden op al-
lerkl
-ocr page 652-64© . ïlèglster op iiët
lerlei manieren , die gefchikt zijn ona uit të
maken, dat de reclamant het kind niet is vaii
de moeder, die hij voorwendt, of, wanneer,
de betrekking der moeder mogt bewezen zijn^
het zelve echter het kind niet is van den raan
der moeder. (Art, 255.)
15, Bij gebreke van het bevviis doof acteti van
geboorte , bezit oF getuigen, kan bovendien ,
wanneer er merkeli;ke indiciën en prefumtiën
voor den ftaat van een kind aanwezig zijuj
door den Regter, naar aanleiding der omftan-
digheden, aan den vader en moeder, of an-
dere belanghebbenden worden opgelegd, om
hunne ontkentenis, of de goede trouw van
dezelve roet eede te ftaven; en zal, in geval
van weigering, de ftaat, welken het kind in-
roept , worden gehouden voo^ bewezen. (Arti
ió. De actie van e®" fcïnd tot
rcctatnë van des°
zelfs ftaat, is aan geene prefcriptie onderhe»
vig. (Art. »570
17. Het kind deze actie niet begonnen hébhert-
de, zijn zijne erfgenamen daar toe niet be-
voegd, dan voor zoo verre het kind, gedu-
rende zijne minderjarigheid, of binnen de vijf
jaren na zijne meerderjarigheid, overleden is#
CArt, 258.J
18. Deze actie door het kind begonnen ziin lè j
kunnen de erfgenamen dezelve vervolgen,mits
hes
-ocr page 653-iiet kind daar vän niet uitdriikkèlijk aManti
heeft gedaan, noch dezelve, gedurende drié
jaren, federt de laatfté jiidiciëele acte, onver?
Vblgd gelaten heeft; (Jrt. s-ggj
\\VEf riciyiGi _ ■
i. LégiHmatië kat? plaats heliben, hiet älkeä
teil behoeve van onechte kindëreri, die in le-
iden zijn , maar ook ten aanzien vati oVei-ledei!
önechrè kinderen, welke descehderiten nagela-
ten hebben; en gefchiedt dezelve in dit geval
ten behoeve der déscèndentén. (Jri.
Onechte kinderen, mits niet in bloedfbhan«
de of Overfpel geteeld, worden door hét op-
jgevölgd huwelijk van hurineh väder en moe-
der gev^ettigd, én genieten ih allen opzigtë
dézëlfde regten, ais of zij ilit dat huwelijk
geboren wäre«. (Art* zóg-)
S\' Ora zoodanige wettiging te dóén plaats hefe-
ben, wórdt vèrèischt, dat dc kinderén, b"^
de acts tan geboorte, door vader en moeder
beide erkend zijn, ofj wanneer bij dr acté
Van geboorte geene zoodanige erkentenis heefc
plaats gehad, dezelve als dan gedaan Worde
bij de voltrekking of bevestiging van het huwe-
lijk ^ ten overftaan vati den Regter öf autófiteit,-
fcij Ah., i35 vernkld; en Wordt hiervan in de
óf trauw-acte , én in de trouw-
S s re.\'
ifé. REGISTER OP HET
^eiistejrs uitdri^Jikelgke mddlijg gemaakt. (Art*
270.)
4. Ooechte kind,er;ea, niet in bloedfchande of
overfpel geteeld, Jiunneij gewettigd worden
door brieven van legitimatie, bij den Koning
verleend, in geval de wéttigirg door opge»
volgd huwelijk, uit hoofde vap den dood yan
vader of moeder, of on? dat d^e ffi.oeder federt
met een ander getrouwd is, onmogelyk , of
wegens ^ndere omftandigheden onvoegzaam
geworden is. (Art. 271.)
IJ, Deze brieven van legitimatie kupnen, ten
aanzien der erfvojging, nie? werken tot na-
deel der wettig? kinderen, die ten tijde van
het verleenen van die brievgn reeds geboren
zijn; geiySt zij pok niet werken ia de erfvol-
ging van bloedverwanten van den vader, dan
voor zoo verre dezelve daarin heljben toege-
ftemd. (Art. 27 aJ
e. Van effvolgjt|g v^p gewettigde kinderen by
verfterf. (Art* 866.), — Zie Ferßerf,
Ne* 13\'
WlNKELipRS.
De actie van winkeliers, wegens verkochte
gopderen aan perfonen, die geen winkeliers
zijn, wordt geprescribeerd door het verloop
van twee jaren, ingaande met het einde van
/ het
-ocr page 655-wetboek napoleon. <>27
bét jaar. Waarin de leverantien gedaan zijn.
(Art. 1899.)
"^VooNSTÉöË. Zie Domkilïs.
Zaken.
Alie zaken of goederen worden verdeeld in
roerende en onroerende« (Art. 4160
Zegel.
Döor het geen in dit Wetboek wordt vast-
gefteld, met betrekking tot de wettigheid van
contracten, testamentaire dipofinen en andere
handelingen , wordt op geenerhande wijze ge-
derogeerd aan de Ordonnantie op het middel
van het klein zegel. (Beftitit ran den 2.\\ßen
van Sprokkelmaand 1809, Art. 6.)
Zekerheid.
I, Wanneer zekerheid gefteld moet worden
voor de wederoplevering van goederen van
eenen afwezenden. (Art. 35, 36 en 39.) —■
Zie Afwezenden, No- 4, 5 «ß
S s a 2. Tot
flp
f44 jflEGISTER OB KET enz.
, s. Tot het ftellen v?n welke zekerheid eets
vruchtgebruiker-^ gehouden is. (Art. 4po—
493.) — Zie Fruchtgebrulk.
Welke zekerheid ^en piet fideïcommis be
zwaarde erfgenaam verpligt is te ftellen. (Aru
748, 749» 753, 753O 2ie Fideïcommi^
No. 19, 20, ai en 23.
Zinne T,oosHETD.
jr - ï - • -
I. Onder curatele worden gefteld zinnelooze ^
razende pf dolle menfchen.
g. Na iemands dood kunnen zijne handelingen
of verbi\'^dtenisfet} in regten niet betwist wor-
den, tfr zake van zinneloosheid, dan wan-
|ieer vóór zijn overlijden, eene curatele over
zijn perfoon mogt verzogt of verleend zyn;
ïeu l^^^re het be wij?, van dnnelqosheid uit de
handelingen, of acte der verbindtenis ^elve
^portvloeit^ (Art.
Krï|pKzinnIge of ziiineloo^g menfchen mpgeiï
geen le^iamtnt maken, i^och hun te voret: ge»
raaakt testampï herpepen. (Art. ócz,) \'
INDE,
-ocr page 657-Bij den Drukker dezes is ook van dè Pers
gekomen en wordt uitgegeven:
ï. ALPHABETISCH REGISTER op de DE-
\' CRETEN VAN ZiJiNE MAJESTEIT DEN
KONING VAN HOLLAND, mitsgaders op
de besluiten van Hoogstdeszelfs ministers
van ryd tot tijd genomen. IX. Stukken.
IJ, Verzameling van wetten van Zijne MA-
JESTEIT DEN KONING VAN HOLLAND,
mitsgaders Publicatien, Decreeten en Notifi-
catiên van Hoogstdeszelfs Ministers, gebragt
onder behoorlijke Basken, Titelen en Afdeeiin\'
gen, en beginnende met de komst van zijne
MAJESTEIT tot den Throon , Eerfle en Tweede
\'jDeel. Dit zal \'fpoedig en regulier worden voort-
gezet, Een werk van dezen aart is altoos ge-
oordeeld van het uiterfte belang, vooraSle Lands-
Collegiën, Ministerien, Stedelijke en Dorps-
Be ftur en , en in \'t algemeen vooralle Rechtersy
Befturen en derzelver Secretarisfen , enz. --
Hetzelve is bijeengebragt en onder behoor-
lijke Titels ger?vngfchikt door een voornaam
Rechts geleer dm.
IIL De TWEEDE DRUK van het Beredeneerd Regis-
ter op hst Crimineel Wethoek, door Mr. j, van
DER\' LIFi)EK. \'
JV. Beredeneerd register op de wet en regle-
menten van het GROOT-BOEK der Publieka
\'Schuld t?r in,\' en Qverfchrijving der Kapitalen,
ten laste van het koningrijk hollanb, zyn-
de dit Beredeneerd Register een volledig za-
menftel van alle de ftukken , betrekkeliik het
Crfoot- Boek, waar door ieder die in -s Rijks
Fonafen eenig belang heeft, eene juiste aan-
wijzing verkrijgt, waar naar hij zich moet re-
gelen, zoo ten opzichte étx: eerfte In/chrijving
als daarna in het overbrengen van zijn Kapitaal
pp naam van een ander, als mede in hoe ver
nien Negotiation ^Vi Infcriptïèn kan openen en
zich daar van bedienen, en wat daarbij te ob-
fefveeren is ; z\'imâe achter dit Ê^egisier gevoe^dl
eene Uitrekening der Interesfen van prCt,\'
tot 7 prCt. gerekend van één dag tot een ge-
heel jaar.
Nfyg is bij deszelfs Schoonzoon jac. ruys,
gedrukt en mede bij hem te hekomen :
HANDLEIDING voor executeurs , voogd-en
en administrateurs , overeenkomftig de in-
ftellingen van het Wetboek Nêpolemf ingerigs
voor het Koningrijk tloUand*
Bij denzelven is ter Persfe en zal eerstdaags
worden uitgegeven :
ï) Het nieuw ltjfstraflijk wetboek voor hee
KONINGRIJK HOLLAND, vetgelekea met het tot nu
toe in acht genomen RometKsch, en gemeen Ne-
derlandsck regt, en verrijkt met eene gefehied- en
oordeelkundige inleiding, betreklij k de nieuwe wet-
geving, door den Leidfchen Hoogleeraar j. m.
KEMPER., Eti zal volgen :
fi^ Het weïüoek napoleon, op dezelftle wijze
vergeleken eu v^r^-ii^ Joor OenzelVen,
3) Het nieuw wetjjoek betreklijlc deii koophan-
del, vergeleken raet de tot nu beftaan hebbende
rechten, en gewoontens.
4.) Het zij afzonderliik het zij bij elkander: In-
kid\'ng t6t, oF Handboek van nietme Hollandfche
Lijflirafelijke, Burgerlijke en Commercieele Hegts-
geleerdheid naar aar,leiding der nieuwe wetgeving.
5) A lijbrechts, Redenerend Vertoog en Redenerende
Practijk over het Nafarnambl, geheel overgezien,
verbeterd, en ovsreenkoinftig bet Wetboek Napo-
Icon voor het Koningrijk Holland, veranderd eti
ingeri^t door Mr, j. v&n der. linden, Adv&caat;
te Amfterdam.
v :
r.
s:
7- \'
i. -
T
■• \\
A -
I ■ .V
É
■ \'..- -t-------...
-ocr page 660-J
^ V
;
.1
■ t
(
■ . r , ..
(T.
. - ; j..- W. ^
i, ■
-ocr page 662-if
■:V "Ç^fc \'t.
■ja 1 \' ija
f-?-\' . „ :
Y -, < ^ ■ ■ ■