-ocr page 1-
¥
WAT IS HET SOCIALISME?
t
VOLKSVOORDRACHT,
GEHOUDEN DEN 12" FEBRUARI 1884
voor eet Neflerlandscti f erüiefleü-VerliöM „PATRIMONIUM", \\
TE
AMSTERDAM,
dooh
J. A. WORMSER.
5
AMSTERDAM,
HÖVEKER & ZOON.
\\^S:^^èS^S3&^S^S^5^&\'^^^^5^S:^5^S^3r^5^S^51{
"1 J
-ocr page 2-
Deze voordracht werd gehouden ten aanhoore
mede van een groot aantal socialisten, en, gelijk
te voorzien was, gevolgd door een heftige discussie.
Dit, gevoegd bij de min juiste critiek, door „Recht
voor allen" gegeven, maakt dat het zijn nut kan
hebben haar in druk ter lezing te geven.
-ocr page 3-
(fc<.e4c/e cfiuoolamj en ty&eotc/eteMen /
i
Hebt ge wel eens een hof bezocht, die in den stijl van
de achttiende eeuw was aangelegd? Zoo ja, dan zult gij
gezien hebben dat de boomen en planten, die op de fraaiste
punten stonden, waaraan dus de hovenier zijn beste krach-
ten besteed had, allen verminkt waren. Ge vondt er hon-
derd paltnboompjes tot wangedrochtjes verknoeid. Hot eene
moest een mannetje voorstellen; het andere was tot een
zwaantje gekuipt; het derde beeldde een huisje af; weer
een ander was een hondje. Ze verschilden eindeloos van
elkander; slechts dit éene hadden al die boomen met elkan-
der gemeen; dit éene, maar dat alles aldoet; dat ze eigenlijk
geen boomen meer waren. Geen enkele twijg was onge-
schonden gelaten, en was soms de frissche levenskracht zoo
brutaal om het hoofd op te steken, en hier of daar een
takje een duim te laten groeien, dan kwam gauw de reu-
zenschaar die doodzonde met den dood straffen. Om het
boompje te grooter eer aan te doen, werd de minste uiting
van leven en vrijheid in den kiem gefnuikt.
Iets dergelijks kunt ge nog zien in plaatsen in ons lieve
vaderland, waar de menschen het niet overdruk hebben. Gaat
bijvoorbeeld in een der steden hier dichtbij eens staan op de
brug, die de gracht overspant. Dan ziet ge langs een rij heerlijke
boomen. Maar wat eerst uw verwondering gaande maakt en
straks uw weerzin opwekt, is dat al die boomen hun tak-
ken slechts tot halverwege de breedte van de gracht uit-
spreiden. \'t Heeft veel van een reusachtige haag op palen.
Onder de boomen loopen op vaste tijden mannetjes, wier
verheven broodwinning het is om met seizen op stokken alle
takken af te slaan, die het wagen te groeien. Jammer dat
ze de kruinen niet bereiken kunnen!
Nu, van tweeën een: of de menschen moeten het in dit
geval niet aan het rechte eind hebben, öf de Schepper der
-ocr page 4-
4
boomen weet niet goed hoe Hij doen moet. Want wie heeft
ooit in de natuur zoo iets gezien? Boomen, wier takken
allen even groot zijn, vindt ge wel daar in de stad,
maar niet in het naburige bosch. Doozen met kinder-
speelgoed hebben wel veertig of vijftig even groote, even
gladde, even bruine stokjes op even ronde, even geele plank-
jes, met even hooge, even ovale kruintjes, welke voor-
werpen veertig of vijftig boompjes voorstellen. Maar denkt
u eens even dat onze prachtige wouden bij Arnhem en Velp
uit honderd duizend zulke harkerige figuren in vergrootte
afmeting bestonden; ik geloof dat geen haas of eekhoorn er
zou willen wonen, veel minder dat de pleiziertreinen nog
twintig menseben per jaar daarheen zouden vervoeren.
Ik behoef niemand uwer te vertellen wat een bosch zoo
heerlijk en zoo gezond voor den mensch maakt. De oneindige
verscheidenheid der boomen, waaruit het bestaat, niet waar?
die heeft op onzen geest en op ons lichaam evenzeer den
weldadigsten invloed. Dat vinden allen zoo boven beschrijf
ving schoon, dat zelfs geen twee bladeren volkomen op
elkaêr gelijken, terwijl toch al die millioenen en millioenen
bladeren van dezelfde boomsoort hetzelfde grondkarakter
bezitten. Niet de verscheidenheid alleen is heerlijk, maar
de verscheidenheid in de eenheid; niet de eenheid alleen
is voortreffelijk, maar de eenheid in de verscheidenheid.
Die eenheid en die verscheidenheid samen vormen de
harmonie.
Harmonie, mijne vrienden, is voor schepselen eenvoudig
onbereikbaar in \'t geen zij voortbrengen. Om harmonie te
geven moet men Schepper, moet men God zijn; geen schepsel
maar een volkomen wezen, \'t Mooiste wat wij kunnen maken
is zuivere symmetrie, onberispelijke afmeting. En slechts
naarmate we getrouwer de natuur nabootsen; met andere
woorden: naarmate we beter de gedachten leeren verstaan,
die God in zijn stoffelijke schepselen ons onder de oogen.
bracht; heeft ons werk een flauwe weerkaatsing van harmonie.
Stelt u eens voor dat het licht in deze zaal zóo verdeeld
was, dat hier en daar achteloos een lamp hing, links twaalf
gasvlammen, rechts geen enkele, in dien boek weer een paar
kaarsen, maar daar een geheele verzameling oliepitjes. De
kleinste jongen, die hier aanwezig is, zou alras gaan vragen
of de man, die hier \'t licht aanbracht, wel goed bij \'t hoofd
is. Alle symmetrie zou verdwenen zijn en plaats gemaakt
hebben voor schreeuwende wanorde. Maar heeft het ooit
eenig mensch, die het oog naar den nachtelijken hemel op-
sloeg, gehinderd dat de sterren niet als gaslantaarns bij den
weg op een rijtje staan, allen even ver van elkaêr af? Of
-ocr page 5-
5
hoordet ge ooit iemand beweren dat het leeljjk is, dat »de
eene ster in heerlijkheid verschilt van de andere?" Is dat
niet juist de onnavolgbare pracht van den sterrenhemel ,
dat de Almachtige voor elk dezer bollen zjjn eigen baan
heeft afgeteekend, maar ze schijnbaar als dun stof daarheen
heeft gestrooid?
In de dierenwereld hetzelfde. Is het keffertje te beklagen
omdat het geen geweldige Newfoundlander is? Wie heeft
ooit een man ontmoet, die den vurigen wensch koesterde dat
alle honden ter wereld geele smoushonden met korte ooren
en zonder staart mochten zijn? Vindt iemand het bedroevend
dat het kleinste kind een kat van een koe kan onderscheiden?
Of zou eenig mensch verlangen dat er geen andere dieren
dan varkens waren ?
Wanneer ik nu nog langer zoo voortpraatte, zoudt ge u
den tijd beklagen, dien ge er aan besteedt om naar mij te
luisteren. Ge zoudt mij toevoegen: «Geen enkel mensch
twijfelt aan die waarheden; \'t is door \'t kinderachtige heen
om er zoo over uit te weiden. Ja, de vinnigste voorstander
van gelijkheid is \'t met u eens, dat dit een carricatuur
van de gelijkheid is."
Zacht wat, vrienden! Wat iedereen mooi en goed en natuurlijk
vindt in alle andere rijken, achten sommigen onuitstaanbaar
en schandelijk in het rijk der geesten en in de menschen-
wereld. «Alle menschen," zeggen ze, «moeten evenveel doen,
evenveel bezitten, evenveel lijden, evenveel genieten." Want
ze dringen zichzelven op, dat zij gelooven dat alle menschen
precies gelijk zijn, en dat het maar dwingelandij is dat de
een boven den ander verheven is. Zij gelooven het niet
waarlijk, maar ze zeggen tegen zichzelven en tegen anderen
dat ze het gelooven. Geen mensch gelooft dat waarlijk;
evenmin als iemand waarachtig gelooft dat er geen God is.
»De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God." Of, gelijk
een ander Schriftwoord zegt: »De goddelooze, gelijk hij zijn
neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijne gedachten zijn,
dat er geen God is." Wie nog een sprankje medelijden, éen
vonkje rechtsgevoel in zjjn hart heeft, en al het lijden ziet,
van al het onrecht getuige is, dat weerloozen en onschul-
digen straffeloos wordt aangedaan, en wie daarbij waarlijk
gelooft dat er geen almachtig, rechtvaardig Wezen bestaat,
dat dit alles zekerlijk zal thuiszoeken en vergelden, kan zijn
duldeloos en rampzalig bestaan niet langer voortslepen. De
atheïst, die op deze aarde nog iets genieten kan, om \'t even
of het een borrel in de kroeg of een glas champagne aan
een fijn galadiner is; de atheïst, die zich niet op staanden
voet een kogel door de hersens jaagt als de eenige oplossing
-ocr page 6-
6
der duizenden wreede raadsels, waarvan hij dagelijks getuige
is, verbeurde den naam van mensch en is een ellendeling,
met een steen in plaats van een hart in de borst. De proef
op de som dat atheïsten niet waarlijk atheïsten zijn, is dat
ze vrijwillig blijven leven.
Evenmin gelooft iemand dat waarlijk alle menschen in alle
opzichten gelijk zijn. De schreeuwende klachten over tirannie,
onophoudelijk door de socialisten aangeheven, gooien reeds
hun eigen kaartenhuisje van denkbeelden omver. Of hoe
ontstaat tirannie? Hoe kan éen man, als b. v. Napoleon I,
honderd millioen menschen voor zijn wil doen bukken, en,
naar de matigste berekening, vijf millioen mannen enjonge-
lingen in de kracht huns levens dwingen zich op de slagvelden
te laten vermoorden, alleen om zijne eerzucht te verzadigen?
Is het niet door zijn overweldigende geestkracht? En indien
niet door zijn geestkracht, dan toch in elk geval door de
geesteloosheid van die millioenen? Is een geheel leger niet
tegen éen man opgewassen ? Hoe komt het toch dat deze
zelfde Napoleon eens een opstand in zijn leger dempte, niet
door kanonnen, maar eenvoudig door ongewapend en dus
weerloos voor \'t front te gaan staan, zich de borst te ontbloo-
ten en te roepen: «Schiet... .op uw keizer!" Was die man de
gelijke van zijn muitende troepen? Of hun meerdere?
Marius, de gevreesde Eomeinsche veldheer, zat zijn
dood te wachten. Een man werd op hem afgezonden
met een dolk om hem van kant te maken. Hij nadert
den kerker en treedt binnen. Daar bliksemen hem de
oogen van den weerloozen gevangene tegen, die hem met
donderende stem toeroept: «Slaaf, durft gij Marius doo-
den?" En de dolk ontvalt zijn vuist, en hij vlucht alsof
de baarlijke duivel hem op de hielen zat, schreeuwend:
nik kan Marius niet dooden!" Stonden die twee mannen
gelijk? Wel neen, de een was de gevonnisde misdadiger en
de ander de vertegenwoordiger der hoogste regeering. De
beul stond ver boven dezen gevangene. Waarom kon de
gerechtsdienaar dan niet zijn slachtoffer dooden, en moest
hij voor hem vluchten, indien niet omdat hij veel kleiner en
geringer was dan Marius?
nMaar," zal men zeggen, »de dwingelandij, eens wortel ge-
schoten hebbende, heeft de menschen zoo klein gemaakt. De
menschen hebben gelijke rechten. Maar de rechten worden
u eerst ontfutseld; dan krimpt vanzelf de macht." Toege-
geven voor een oogenblik, ofschoon er heel wat op die
redeneering valt af te dingen. Maar die dan \'t allereerst
begon de rechten te ontfutselen, was toch ongetwijfeld de
meerdere van zijn gelijken. De beste socialist zal moeten
-ocr page 7-
7
toegeven dat ze\'nooit zijne gelijken in alle opzichten waren.
Ge kent immers de regels van Bilderdijk :
„Geen dwinglandij ooit vormde slaven,
Maar slaven schiepen dwinglandij"
Mijn vrienden, zuiver socialist in de practijk is niemand.
Wij allen, zooals we hier samen zijn, hebben heden avond
vele zonden tegen het socialisme begaan, die echter elke
socialist even goed met een vrij geweten bedrijven zou. Ik
woon wat ver hier vandaan naar mijn zin om het eind te
loopen, en ben dus voor I2.j cent met de tram hier geko-
men. Maar ik heb dat geld betaald aan den conducteur,
die, o gruwel, er op zijn hoogst een halven cent van krijgt.
De koetsier, die er nog meer moeite en bijna al de verant-
woordelijkheid van had, krijgt er ook een halven cent van.
En de directeur en de aandeelhouders? Die noemen dien
cent, die er af gaat, onkosten van de onderneming, rooken
thuis een lekkere havannah en steken de winst in hun zak.
Dat is éen groot anti-socialistisch schandaal. En toch zou
ik niet graag al de volbloed-socialisten de kost willen geven,
die de tram gebruiken! Toen ben ik hier gekomen en.... ik
moet met schaamte belijden dat ik niet zelfde zitplaatsen heb
in orde gebracht en \'t gas ontstoken. Maar zooals ik het
vond, hebt gij het ook gevonden. Wij zijn gezamenlijk de
verdrukkers van den man of de vrouw, die deze zaal in
orde gemaakt heeft. Gij handelt allen tegen de regelen van
het socialisme in, door hier te zitten om naar mij te luiste-
ren. Een uur lang maakt ge vrijwillig mij tot uw meerdere.
Gij allen zwijgt en laat mij spreken, \'t Zou vrij wat billijker
zijn als we allen tegelijk praatten. We hebben immers gelijke
rechten? Maar straks, bij de discussie, staat er misschien
een socialist op, die \'t beter weet en mij volkomen vastzet.
Die man zou dwaas zijn indien hij verklaarde: »Die spreker en
ik staan gelijk." Natuurlijk zal hij denken: nik heb hem
netjes tot zwijgen gedwongen; in kennis ben ik zijn meerdere."
En dat zal hij doen zonder in \'t minst zijn socialistisch ge-
weten te bezoedelen. Want zijn gezond verstand zal sterker
zijn dan al zijne theoriën, die zeggen dat hij en ik gelijk zijn.
Gelijke rechten! Ik zou den Boeialistisohen vader wel eens
willen zien, die zijn jongen bestrafte en nederig zich op zijn
beurt over de knie van den dreumes liet leggen, omdat zijn
zoontje met hem gelijk staat, en dus mag bestraffen wie
hem bestraft! Maar — waaraan of aan wien ter wereld
ontleen ik als vader het recht om mijn kind te bestraffen,
wanneer niet iemand, die over ons beiden gezag heeft, mij
met dat recht bekleedt? Zonder God in den hemel, »wien
-ocr page 8-
f
8
het behaagt, mijn kind door mijne hand te regeeren," is
mijn zoogenaamd «recht," niets dan recht van den sterkste.
En recht van den sterkste is machtsmisbruik; juist dat,
waartegen de socialisten met recht opkomen. Maar heb ik geen
rechten over mijn kleine zevenjarige zoontje, dan kan ook
niemand mij wijsmaken dat ik tegenover hem verplichtingen
heb. "Wie legt mij de verplichting op om een paar honderd
gulden \'sjaars voor dien kleinen nutteloozen opeter uit te
geven ? Wanneer ik geen goddelijke rechten en verplichtingen
over mijn zoontjes en dochtertjes heb —dan, vrienden , prijs
ik de huiskatten gelukzalig, die, een dag of wat na de ge-
boorte van hun kroost, een weldadige hand vinden, welke
hen van de lastige zorg voor de overtollige kinderen in de
stadsgracht ontslaat! Wanneer er geen almachtig en recht-
vaardig Schepper is, die al mijne verhoudingen tot mijne
medemenschen regelt, dan — wel dan bekeer ik mij op
staanden voet tot de gevoelens, die zekere mijnheer de Haas
vóór eenige jaren onzinnig juist als den «godsdienst van het
eigenbelang" heeft aangeprezen.
«Maar" — hoor ik mij toevoegen, »ge slaat weer door!
Niemand wil de jonggeborenen verdrinken. De Staat is daar
om ze op te leiden en groot te brengen, \'t Is zijn plicht
om dat te doen!"
Ei zoo? Wat is de Staat voor iemand of voor een ding?
Beteekent dat, dat we het allen tezamen moeten doen
omdat we toevallig bij elkaêr wonen? B. v. op verkleinde
schaal: Op een eiland leven 15 mannen en 15 vrouwen. 10
mannen en 10 vrouwen huwen samen en maken dus 10 paar.
5 mannen en 5 vrouwen blijven ongehuwd en dus 10
individuen. De 10 paren krijgen elk 5 kinderen = 50 kin-
deren, die elk ƒ 200 \'sjaars = ƒ 10000 \'sjaars gezamenlijk
kosten. Nu rekent ge eenvoudig zóo: 10 paar en 10 onge-
huwden zijn samen 20. 20 : ƒ 100Ü0 = ƒ 500 \'sjaars heeft
elk van die 20 te betalen voor de 50 kinderen. Vooreerst:
met welk recht? En bovendien: weg is de gelijkheid! Naar
mijn bescheiden meening laat ge mij, ongehuwde, / 500 te
veel betalen, en betaalt gij , vader, ƒ 500 te weinig. Waarom
zijt ge niet ongetrouwd gebleven ?
En wie zal liet geld ontvangen en beheeren?
Die daarmee belast wordt, maakt men tot knecht, dat is
tot mindere van de anderen. «Neen!" zegt ge, »\'t is een post
van groot vertrouwen; \'t is een eerebetrekking." Goed, daarmee
maakt ge hem tot den meerdere van de anderen. Ge wilt niet
geregeerd worden bij de gratie Gods, want God bestaat niet.
Maar wel bij de gratie van uzelven. Toen de socialisten
burger Domela Nieuwenhuijs naar de Tweede Kamer wilden*
-ocr page 9-
9
afvaardigen, en burger Heldt naar den Gemeenteraad, zon-
digden ze tegen hun eigen beginsel. Zij zeiden daarmee
dat niemand, naar hun inzien, beter voor hen het woord
kan doen dan die beide heeren. Dus die stonden in scherp-
beid van blik of in kracht van het woord ontegenzeggelijk
boven hen. Neen, de Tweede Kamer moest niet bestaan;
of nog beter: alle burgers moesten er zitting hebben, om —
om met de helft der stemmen plus een uit te maken
wat recht en billijk is. Hola! daar zijn met éen pennestreek
al de rechten van de helft min een spoorloos verdwenen, en
die houden enkel verplichtingen over!
Neen, volksregeering is niet socialistisch. Anarchie —
regeeringloosheid — dat is het zuivere beginsel. Maar zoodra
de regeeringloosheid heerscht, zult ge mij niet kwalijk nemen
dat ik voortdurend met gebalde vuisten loop, want ik ver-
trouw u en uwe vuisten niet recht. Doch ik zie zóo wel dat
uw vuisten vrij wat meer mans zijn dan de mijne. Ik zal
me dus een knuppel aanschaffen. En gij op uw beurt, of-
schoon wèl bewust van uwe meerderheid in lichaamskracht,
vreest voor een onbewaakt oogenblik van uwe zijde, en draagt
voortdurend een dolk. Ten slotte zal de meerdere zegevieren,
mijn vriend. Er zal geene gelijkheid bestaan, ook maar voor
éen oogenblik. De slimste, dat is de sterkste geest, wint
het. Ik, domoor, zal mij dag en nacht oefenen in de gym-
nastiek om mijn spieren te stalen. Maar gij zet uw geest
aan den arbeid en bedenkt een werktuigje, waarmede ge, met
behulp van eenig donker grijs poeder, een balletje zoover en
zoo krachtig kunt wegstooten dat het mij op 1000 pas af-
stands door het hart gaat. Vergeefs is mijn lichaamskracht,
al ware ik zoo sterk als Hercules, want uw geest is niet
aan den mijnen gelijk, maar staat er boven.
Twee gedeporteerden in de Engelsche koloniën in Australië
wisten te ontsnappen en namen een jongen van 16 jaar,
die ook zijne straf onderging, op de vlucht mee. Die drie
richtten in de binnenlanden van Australië een recht socia-
listische republiek op. Geen van drieën had een cent op
zak; geld kwam ook niet tepas. Maar elk had een scherp
mes, en het wild, dat ze neerlegden, strekte hun drieën
gelijkelijk tot voedsel. Na korter of langer tijd was er geen
wild meer te vinden en deed de honger zich sterk gevoelen.
De beide vagebonden spraken in minder dan twee minuten
af om den jongen te slachten. Zoo gedaan zoo gedaan. Het
lichaam van den jongen gaf wel voor vier dagen voedsel.
Zoolang leefden de vrienden in goede verstandhouding. Maar
toen was de jongen opgegeten, en — van dat oogenblik af
waren de vrienden volslagen vijanden. De een vertrouwde
-ocr page 10-
10
den ander niet verder dan hij hem zag, en niemand van
de beiden legde een oogenblik zijn mes uit de handen, \'t Was
maar de vraag wie van de twee het eerst in slaap viel. Na
drie dagen en nachten wakens kon de een de oogen niet
langer openhouden. Zijn geest kon zijn lichaam niet langer
tot slapeloosheid dwingen. Daarmee was natuurlijk het
pleit beslist. In een ommezien was ook hij geslacht.
Dat is de godsdienst van het eigenbelang. Dat is het
socialisme. Niet? Is dat te kras gezegd? Hoort dan hetzelfde
in andere bewoordingen. In «Recht voor allen" van 26 Ja-
nuari 1.1. komt voor een nRekwest van werkelooze arbeiders
aan Z. M. den Koning" geteekend door R. van Z. Bakker
te Kortezwaag, waaraan ik de volgende coupletten ontleen:
En mocht gij nog meenen, o machtige koning!
Dat voorspoed hier steeds in Uw staten gedijt.
Wij bidden D dan: onderzoek o»:e woning,
Ons werk als we \'t hebben, daarna de belooning,
En zeker is \'t dat ge niet tegen ons zijt.
Wij lezen voortduurend geschriften en boeken;
En daar zit m\' zeker de driestheid wel in,
Dat wij nu zoo vrij zijn aan U te verzoeken
Om niet als zoo velen ons maar te vervloeken,
Maar arbeid te geven, dus brood voor \'t gezin.
Kan dat niet, geef dan als je blieft onze zonen
Terug uit den dienst van het leger, onze weer.
Aan ieder een spuit en een pakje patronen,
Dan zullen w\' ons zelven wel helpen en toonen
Wat waarheid en recht is, wat plicht eischt en eer.
De leer van het socialisme klinkt heel lief en onschuldig. De
praktijk is dat alle menschen gelijk staan, met die voorwaarde,
dat ieder het recht heeft er minderen op na te houden,
en maar zorgen moet dat hij geen meerderen heeft of krijgt.
Gelijkheid bestaat niet, dat zal ieder toestemmen. Meer-
derheid of minderheid staat niet in onze hand. Laat drie
kinderen een kwartier samen zijn, en ge zult bemerken dat
éen de meeste is. Laat acht dagen of acht jaren later die-
zelfde kinderen een kwartier samen zijn, en dezelfde zal weer
de meeste zijn. En de beide anderen zullen vanzelf, niet
gedwongen, de meerderheid van den derden erkennen en
eerbiedigen. Zijn Schepper — of indien er geen Schepper
bestaat, de loop der natuur, of weet ik wat, maakte hem
tot den uiachtigsten geest; daar is niets aan of tegen te doen.
Het principe van het socialisme is niet alleen zonde; het
is de zonde; de bron van alle kwaad. De gevallen engelen
hebben »hun beginsel niet bewaard." Hoogmoed bracht hen
-ocr page 11-
11
tot den val. En de mensch werd tot zonde verleid door de
satanische gedachte, hem ingestookt: «God weet, dat ten
dage als gij daarvan eet, zoo zullen uwe oogen geopend
worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en
het kwaad." Dat is vleitaal; de naakte bedoeling is: «God
weet het, maar de dwingeland gunt u niet, dat ge met Hem
gelijk komt te staan; Hij zal het u dus nooit geven; daarom:
neem het." Aan de ijzeren klem van de meerderheid des
Almachtigen is geen ontkomen. Daarom mag Hij niet bestaan.
En zijn er menschen, die beweren dat er meerderheid en min-
derheid is bij de schepselen van dien God, dan moeten die
menschen uitgeroeid worden. «Ieder een geweer en pakje pa-
tronen; dan zullen we onszelven wel helpen."
Hoe? Hoort het uit hetzelfde N°. van «Recht voor allen."
nAmerika blijft niet langer achter. — In San Prancisco is
een vereeniging van werklieden, die zich noemen de Baanbre-
kers der omwenteling.
Onlangs vaardigden zij een stuk uit,
dat toont, hoe ook zij den klassenstrijd begrijpen en aan-
vaarden. In flinke en mannelijke taal spreken zij hun ge-
voelens uit. Het stuk luidt aldus: Wij, de handwerkers,
bekwame ambachtslieden ...."
Tusschen twee haakjes moeten we hier opmerken dat de
schrijvers hun meerderheid erkennen. Zijlen bekwame ambachts-
lieden. Moeten de onbekwame gelijk op deelen? Of voor het
algemeen opgeleid worden ? Of uit den weg geruimd ?
»Wij, de handwerkers, bekwame ambachtslieden, arbeiders
en daglooners van San Francisco zijn de menschen, die allen
waren rijkdom, welken deze stad bezit, hebben voortgebracht.
Maar andere lieden, die niets voortbrengen, rondloopers,
bekend onder den naam van rechtsgeleerden, bankiers, ma-
kelaars, drankverkoopers, kapitalisten, predikanten en staat-
kundigen zijn dezulken, die met allerlei slinksche streken
zich al het eigendom toegeëigend hebben, dat door ons voort-
gebracht is. Ons getal in deze stad is honderduizend, terwijl
hun getal geen vijfduizend teboven gaat. Zij bezitten alles,
hoewel zij niets voortgebracht hebben; en wij hebben niets,
ofschoon alles door ons voortgebracht is.
Wij verlangen, en zullen die ook in de naderende toekomst
hebben, zulke wetten, als ons de volle waarde van onzen
eigen arbeid geven zal. Onze broeders in het Oosten (Europa)
hebben alreeds gewaarschuwd; wij doen thans hetzelfde. Niet
slechts hier, maar overal, wordt het door de Amerikaansche
werklieden wel begrepen dat zij wettelijk en stelselmatig be-
roofd worden van drie-vijfden van hun verdiensten. Wij zijn
vast besloten om met handtastelijk geweld het kwaad, waar-
onder wij nu lijden moeten, af te schaffen.
-ocr page 12-
12
Wij zullen niet overhaastig of blindelings of onbedacht-
zaam te werk gaan. Wij zullen eerst onze grieven duidelijk
uitspreken. Dan zullen wij met onze onderdrukkers redeneeren
en trachten hen te bewegen, om ons recht te doen, en als
wij hierin niet slagen, gelijk wij ook verwachten dat wij
niet slagen zullen, dan zullen wij onzen eischen kracht bij-
zetten met de deugdelijkheid van de gebalde vuist. Wij
zullen kort en zakelijk zijn, koel en klaar in onze argu-
menten, krachtig en beslist in ons handelen, eenvoudig in
de keus der middelen, waarmede wij ons doel moeten be-
reiken ; onbedachtzaam en zorgeloos omtrent onze persoonlijke
welvaart, en boven alles zullen wij wetenschappelijk zijn in
onze wijze van doen, hetzij van vernieling of herstelling.
Wij zullen geen leven of eigendom ontzien, wanneer zij
struikelblokken in den weg van menschelijken vooruitgang
zjjn; ook zullen wij niet terugdeinzen voor eenig offer, hoe
groot ook aan onzen kant, dat noodig mag worden tot heil
onzer zaak."
Het stuk heeft als merkteeken een gespierde hand, die
een slang dooddrukt. Men begrijpt de beteekenis."
Wanneer een anti-socialist nu hier kon eindigen, dan was
de zaak heel eenvoudig en dood gemakkelijk. We zouden
kalmweg kunnen zeggen: Het socialisme heeft geen recht
van bestaan. Dus het moet uitgeroeid worden.
Maar daarmee is de zaak niet uit. Die zóo redeneert ,"
steekt als de struis den kop in \'t zand. Die zóo redeneert,
bezondigt zich zwaar tegenover God en zijne medemenschen.
Het socialisme heeft zeker geen recht van bestaan. Maar het
heeft wel degelijk en, helaas, oneindig veel te veel reden
van bestaan. Dat er verschil van macht is, valt niet te
ontkennen. Dat de natuur der dingen dat meebrengt —
wij Christenen zeggen: dat God het zoo en niet anders ge-
wild heeft — evenmin. Maar wie zal loochenen dat er
schromelijk, satanisch misbruik van macht is gemaakt door
alle eeuwen heen? Wie telt de millioenen bloedige tranen,
door weerlooze onderdrukten gestort? De bange zuchten
door duizenden bij tien duizenden slachtoffers van tirannie
en heerschzucht opgezonden? Wie kan de oogen sluiten voor
de naamlooze ellende over de geheele wereld geleden? Niet
zonder oorzaak schreef de Prediker reeds: «Voorwaar, de
onderdrukking zou wel een wijze dol maken 1" Ja, de
zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods,
en om de getuigenis, die zij hadden, worden ons voorgesteld
-ocr page 13-
13
als roepende met groote stem: «Hoe lang, o heilige en waar-
achtige Heerschei-, oordeelt en wreekt gij ons bloed niet
van degenen, die op de aarde wonen?"
Maar het misbruik van eene zaak neemt niet weg dat ze
goed gebruikt kan worden, veel minder dat ze bestaan, moet.
Integendeel — misbruik onderstelt een ander, een goed doel
van het misbruikte. Maar een doel, waaraan het niet beant-
woordt. De fout van het socialisme schuilt niet in de begeerte
om het misbruik af te schaften, maar daarin, dat het met het
misbruik de zaak zelve wil vernietigen. Daardoor tast het
vanzelf mis in de middelen, die het tot het doel gebruiken
wil. Alle ware Christenen erkennen dat de wijn door dui-
zenden bij duizenden schromelijk misbruikt wordt. VVenscht
een der Christenen daarom het heilig avondmaal af te schaffen?
Alle edele socialisten verafschuwen den drankduivel, die als
jenever den werkman tot erger slavernij doemt dan de
ondergeschiktheid aan het «kapitaal". Verlangt daarom een
hunner het koren van den aardbodem te verdelgen ? Even
zinneloos en dwaas is het, machtsmisbruik te willen uit-
roeien door de bron der macht, den persoonlijken heiligen
God, te ontzielen. Want de daad wortelt in den wil. Die
God haat, Hem het bestaan ontzegt, zou het Hem ontnemen,
wanneer Hij onder zijn bereik was. Maar wie ter wille van
den jenever het koren verwoest, vernietigt zijn eigen voedsel,
begaat zelfmoord. En wie, om machtsmisbruik te vernielen,
zijn God verzaakt en doodt, door Hem alle macht te ont-
zeggen, vernietigt zijn levenselement en doodt zijn eigen
vrijheid. Vrijheid zonder gezag, zonder macht — niet alleen
macht van mijzelven, maar van anderen — is de zwaarste
slavernij; is eenvoudig onbestaanbaar. Wanneer we allen even
vrij zijn en geen gezag dulden, dan is «onze hand tegen
allen," maar ook «de hand van allen tegen ons." Alles is
dan voor ons onzeker, behalve een geweldige dood. Alleen
de oorsprong van alle bestaan heeft de kracht, dus de macht,
om geene macht boven zich te hebben. Volstrekte onafhan-
kehjkheid is reeds ondenkbaar bij een wezen, dat zijn leven
niet in zichzelven heeft.
Wat vooral het socialisme strafbaar maakt, is dat tirannie
en socialisme denzelfden oorsprong, dezelfde werking, het-
zelfde doel hebben. Zij zijn. éen. Zij beiden ontspringen uit
den hoogmoed. Zij beiden ruimen uit den weg wat hen
verhindert; wat hen tegenspreekt. Zij beiden loopen naar
eigen bedoeling uit op het zich stellen in de plaats van
God, zeggende dat zij God zijn. Ze zijn anti-Christelijk. Het
beloop der wereldgeschiedenis is door Gods hand aldus ge-
teekend en voor ons in zijn Woord beschreven. Het wereld»
-ocr page 14-
14
rijk, de verpersoonlijkte dwingelandij, blijft na de komst der
zonde, na den val, heersenen in den vorm van het Assyrische,
het Babylonische, het Perzische, het Grieksche, eindelijk het
thans nog bestaande Romeinscbe wereldrijk, totdat de ver-
borgenheid der ongerechtigheid, de bandeloosheid openbaar
wordt, het wereldrijk vernietigt, zelf heerscht en haar toppunt
bereikt in den mensch der zonde, den anti-christ. Wanneer
die anti-Christus het toppunt zijner macht heeft bereikt, zal
de ware Christus hem «verdoen door den adem zijns monds."
Voor Hem, voor Christus Jezus, is het koninkrijk en de
macht. Het voorspel, de flauwe afschaduwing daarvan gaf
ons de wereldgebeurtenis van vóór omstreeks 100 jaren. De
zware tirannie in Frankrijk werd niet vernietigd, maar
slechts opgevolgd door nog zwaarder dwingelandij. Op de
Bourbons volgde de Revolutie. Maar deze bereikte haar
toppunt — niet in regeeringloosheid — doch in den persoon
van Napoleon. Napoleon was voor het eind der vorige eeuw
en het begin van de onze de samentrekking der revolutie,
bet verpersoonlijkte socialisme. Geen wonder dat in de acht-
tiende eeuw een der revolutionaire woordvoerders naar het
oogenblik verlangde, waarop hij, nden laatsten koning zou
opgehangen zien aan de darmen van den laatsten priester."
\'t Was niet om dien koning en dien priester te doen, maar om
de machten, die zij vertegenwoordigen: Staat en Kerk, God
den Almachtige en Christus Jezus. De revolutie en het so-
cialisnie staan tot elkander als het kind en de volwassen
man. Daar komt zelfbewustheid in de handelingen. En daar-
om komt ook meer en meer de ondergrond dier handelingen
bloot. Geen wonder dus dat het socialisme zich met zijn
doodvijandschap keert tegen het gezag, tegen het bezit, maar
vóór en boven alles tegen het Christendom. Dat Christendom
heeft het gedaan.
«Vrede op aarde," — dus schrijft nRecht voor allen" van
12 Januari in zijn hoofdartikel: nNieuwjaarsgedachten;"»Vrede
op aarde, in mensehen een welbehagen" — zoo heeft het in
de laatste week van het oude jaar over de gansche wereld
geklonken. Die woorden hebben de geestelijken honderd-
voudig doen weergalmen door de kerkgewelven. Duizenden
bij duizenden zijn uit onnoozelheid of uit slimme berekening
naar die leugentaal gaan luisteren, zonder misschien éen
oogenblik er over na te denken, hoe reeds gedurende 18
eeuwen deze woorden jaarlijks tevergeefs zijn uitgegalmd.
Vrede op aarde, in menschen een welbehagen!
Bittere ironie! Het liegen is een gewoonte geworden. Geen
eenvoudigen naar den geest, geen kleinen naar de wereld
alleen vangen die woorden op of laten ze langs hun ooren
-ocr page 15-
15
gaan. Neen, ook de grooten der aarde, de rijken, de macht-
hebbers zelfs, zitten onder \'t gehoor van zoo\'n zwartrok in
den preekstoel. De regeerders weten wel, dat die geestelijke
heeren slechts daar zijn in hun belang."
Daar staat in zooveel woorden, niet dat de machthebbers
het Christendom en zijne waarheden misbruiken, maar dat
de Christelijke belijdenis in de verkondiging van de heerlijke
feiten ter verlossing der gevallen menschheid, ons maar
wat voorliegt. De haat is tegen God en zijn Gezalfde,
Christus Jezus. Jezus wordt nu nog zoowat geëerbiedigd;
maar een Jezus, die slechts het maaksel is van de eigen
verbeelding der socialisten.
Hoort slechts deze woorden uit hetzelfde stuk in «Recht
voor allen".
nWat is er geworden van het woord van Jezus: Hebt uwe
vijanden lief! — dat woord van den grooten socialist der
oudheid, den bij zijn leven zoo verachten en gesmaden Na-
zarener, voor wien men thans liefde en eerbied huichelt,
naar wiens naam men zich durft noemen? Helaas, zijn
woord is een ijdele klank binnen de kerkmuren, een gebod,
dat niet wordt nageleefd!"
Vooreerst zou ik denken: Bij iemand, die zegt: nEllende-
ling, had ik maar een geweer en een pakje patronen, dan
zou ik je leeren wat liefde tot de vijanden beteekent 1" is
men juist niet aan het beste kantoor om liefde te leeren.
En ten tweede: Een groot socialist is geen socialist; allen
zijn gelijk.
Maar vooral: «Een groot socialist Jezus" is niet bekend; aan
niemand. Zulke uitdrukkingen zijn geen vergissing; maar een leu-
gen.
Niemand zou iets weten van Jezusleven en daden, tenzij uit
de vier kleine geschriften, bekend onder den naam van de Evan-
geliën van Mattheus, Markus, Lukas en Johannes. Niemand
kan dus iets van Hem zeggen , dan wat daarin staat. Zijn ze
echt, dan gelden ze; onecht, dan mag men er zich niet op
beroepen. Welk socialisme van Jezus vinden we daar? Na
de voetwassching, den slavendienst door Hem aan zijne jongeren
bewezen, zegt Hij: «Verstaat gij, wat ik ulieden gedaan
heb? Gij heet mij Meester en Heer, en gij zegt wel, want ik
ben het.
Indien dan ik, de Heer en de Meester, uwe voeten
gewasschen heb, zoo zijt gij ook schuldig elkanders voeten
te wasschen." Vreemde woorden voor een socialist: «Gij
noemt mij Meester en Heer, en gij zegt wel, want ik ben het."
Nog éen voorbeeld uit velen.
»En een uit de schare zeide tot hem: «Meester, zeg mijnen
broeder, dat hij met mij de erfenis deele." Maar hij zeide
tot hem: «Mensch, wie heeft mij tot een rechter of scheids-
-ocr page 16-
16
man over ulieden gesteld?" En Hij zeide tot hen: nZiet toe
en wacht u van de gierigheid."
Als dat socialistisch is, dan zijn alle anti-socialisten het ook.
Het socialisme staat tegenover Jezus Christus in de maat-
schappij nog op het gedeinsde standpunt, waarop vóór 20 jaren
het kerkelijk liberalisme tegen over Hem stond. Dat begon
met te spreken van »den goddelijken Jezus," om te eindigen
bij een «beroemden zondigen bastaard", ja zelfs geheel
en al te ontkennen dat Hij ooit bestaan heeft. Een oneerlijk
en huichelachtig standpunt. Deze Jezus heeft door gedrag en
woorden het socialisme veroordeeld. Ueze Jezus heeft zijnen
rechter toegevoegd: Gij zoudt geene macht tegen mij hebben,
tenzij ze u van boven gegeven ware." Hij heeft gezegd : nMij
is gegeven alle macht in hemel en op aarde." Het socialisme
kan niet anders dan de doodvijand van «dezen grooten soci-
alist der oudheid" zijn. En het zal toonen dat te wezen. Het
zal zijne handen wasschen in het bloed van Jezus volgelingen
en uitverkorenen. Niet omdat die de kapitalisten zijn; niet
omdat zij de aardsche macht in bezit hebben; maar omdat
de Christenen, als discipelen van dezen Jezus, geestelijk en
principieel staan tegenover het socialisme, dat de hoogste
uiting van haat en woede des Satans tegen dezen Jezus
zal blijken te zijn.
Zoowel van het socialisme als van tirannie is alleen en
uitsluitend redding bij dezen Jezus. Vreeselijk is het dat
mannen tegen Hem samenspannen, die alleen reeds door
het bestaan eener Christelijke maatschappij zoo oneindig
veel aan Hem verplicht zijn. Maar o, dat ooit eene vrouw
haar lippen bezoedelen kon door tegen dezen eenigen naam
gif te spuwen! Eene vrouw, die zonder Hem, ook in de
meest ideale republiek, slechts een ding, een koopwaar was!
Eene vrouw, die alles, letterlijk alles wat een mensch tot
mensch maakt, aan zijne verschijning te danken heeft! Hoe
diep is de menschheid gezonken, dat zelfs vrouwen dezen
Jezus socialistisch haten kunnen!
Aan dezen Jezus blijft het laatste woord, wanneer het
socialisme het voorlaatste in de wereldgeschiedenis heeft.
Hij zal naar zijn woord nalle dingen nieuw maken." Hij zal
wederkomen, niet als socialist, maar als Koning, koning der
gerechtigheid en des vredes. Nu en in eeuwigheid is er
geen vrijheid, geen recht, geen verlossing te vinden dan in
zijne gemeenschap en onder zijnen schepter.
Prijs /0.07\'; 25 Ex. ƒ1.50; 50 Ex. ƒ2.50; 100 Ex. ƒ3.50.