-ocr page 1-
mm 1/
-ocr page 2-
-ocr page 3-
(/hjzf
/
^r^usrXjO
EN DE
FOSSA EUGENIANA
DOOR
^Er. Gk 13- FIl-A.3Sr<aXJI^rET.
;e^
\' ■ ■■■
WMj
MAASTRICHT,
Stoomdnikkerij van » Lk Courrier dk la Mei\'se ".
1891.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
VENLO EN DE FOSSA EUGENIANA.
------>♦» *fc£-fi*3S*3**
Het besluit in 1626 genomen door (\'e Gouvernante der Nederlanden,
Aarshertogin Isabella Clara Eugenia, om door het graven van eene
vaart, van Rhynberg langs Gelderen tot Venlo, eene verbinding van
Rijn en Maas tot stand te brengen, die later tot Antwerpen zou
verlengd worden, was een maatregel die onberekenbare gevolgen had
kunnen hebben. Die grootsche onderneming werd zoowel uit een mi-
litair standpunt gevorderd, waarom dan ook de beroemde Spaansche
bevelhebber, .\\mbrosius Spinola, op den aanleg dier vaart aandrong
en er de plannen van bewerkte, als onder een politiek opzicht ge-
boden om den handel op Duitschland, tl ie geheel in handen der
Hollanders was geraakt, weer naar de Zuidelijke Nederlanden over te
brengen, en aldus de bron der geldelijke macht, de nervus remm,
van den vijand uit te droogen.
Deze vaart, welke de Aartsliertogin, in haar godsdienstijver als
fossa sanctae Mciiiae verlangde gedoopt te zien, doch die algemeen
naar haren naam als fossa Eugeniana, en te Venlo en omstreken
als oude Rijn bekend staat, kwam, ongelukkig genoeg voor onze
streken, niet tot volle uitvoering. Zoo ten gevolge der gedurige aan-
vallen der Hollanders, die maar al te wel \'t gevaar begrepen, dat
hun handel en hun politieken invloed bedreigde, als door gebrek aan
geld, waaraan de Spaansch-Nedcrlandsche-Regeering nog al veelvuldig
-ocr page 6-
_ 4 —
leol, werden de werkzaamheden, die reeds voor een aanmerkelijk
gedeelte waren voltooid, voor goed gestaakt.
Die meer over die werkzaamheden en over nog andere pogingen
van verbinding tusschen Maas en Rijn wil weten, raadplege de be-
langrijke bijdrage van Gallot in de Publications de la Société histo-
riqae et archéologique
jaargang 1866 bl. 3fJ5.
Ook Keulier in zijne Geschiedenis en beschrijving der stad Venlo
wij l.t eea viertal bladzijden aan de lotgevallen van de Eugeniaansohe
vaart, en zegt ten slotte: „ de verwachting eens bloeienden handels,
tvelke deze landstreek te gemoet zag, was verijdeld,
en de groote
sommen, hiertoe besteed, waren nutteloos verspild ".
Uit deze woorden moet men echter niet afleiden dat die verwach-
ting van den beginne af reeds bestond, en dat de ingezeten van \'t
Overkwartier met het maken van \'t nieuwe kanaal, al maar dadelijk
in hun schik waren, niets liever wenschende dan het zien tot stand
te komen.
Niets is minder waar. Venlo en de omliggende streken waren
integendeel zeer gekant tegen die onderneming.
Van waar die houding welke bij eersten oogopslag onverklaarbaar
schijnt? Indien toch Venlo in directe verbinding met den Rijn ware
gekomen, zou de handel van die stad, welke nog altijd \'t stapelrecht
bezat, dat haar in 1343 door Hertog Reinoud II was geschonken,
eeno buitengewone vlucht genomen hebben.
De tegenkanting nochtans zal men gereedelijk bevroeden, indien
men in aanmerking neemt dat, volgens het oorspronkelijk plan, waar-
van de uitvoering bij \'t besluit der Gouvernante in 1626 werd gelast,
de vaart niet Venlo zou aandoen, maar van Gelder in de richting van
de Itoode Beek nabij \'t dorp Arcen in de Maas uitmonden. Deze bijzon-
derhuid, welke de geschiedschrijvers, wellicht uit onbekendheid ermee,
onvermeld laten, wordt ons medegedeeld in een ten stadsarchieve
van Verilo berustend oud fransch handschrift, aldus door Gallot in
zQno bijdrage, genoemd, dat eene memorie bevat over een in later
jaren, en wel in 1664, door eenige particulieren beraamd ontwerp om
eene verbinding tusschen de Maas bij Gennep, langs Gelder, en don
Rijn bij Neuss tot s<and to brengen.
Te recht dan ook trachtte Venlo tegen het graven der door de
Aaitsheitogin geprojecteerde vaart hare bezwaren te doen gelden.
-ocr page 7-
Haar doorvoerhandel was met geheele vernietiging, haar bestaan zelf
met ondergang bedreigd.
Daar nu Gallot noch Keulier van deze tegenkanting \'t minste
gewag maken en andere schrijvers er ook niets van zeggen, achten
wij het niet van belang ontbloot de zaak door eenige uittreksels van
Venlosche archiefstukken nader toe te lichten.
Reeds in 1624 had de stal Venlo te Brussel laten vernemen of
er iets besloten was omtrent het opgeworpen plan van een kanaal
tusschen Maas en Rijn te maken. Haar zaakgelastigde aldaar, Brecht,
antwoordt haar den 30 Maart: „ datter nochter tyt geen octroy en
is geheyscht noch gegeven om te graven die vaert", doch dat „ den
vorst van Nyenbourg bij de Serenissime aenhilt de voors. vaert te
doen graven onder pretext van dlant van Gulick daerdoor meer t\'as-
seureeren tegens d\'excursien van vyant"; hij raadt overigens den
Magistraat aan met graaf Hendrik van den Berg (den spaanschen
gouverneur van Gelderland) te spreken om „ alle geprecipiteerde
resolutien " te voorkomen.
Intusschen was de graaf te Brussel aangekomen, en Brecht schrijft
nu in April dat hij den graaf heeft „ gerepresenteert den interest
prejudicitie (sis) die de steden op den Maesstroom ende namelijck
Venlo souden lijden bij sooverre de propositie opt graven van nyeuwe
vaert wierde geeffeetueert", en dat de graaf had geantwoord dat hij
te Venlo zelf ook al „ doleantien " daarover had vernomen.
liet ontwerp der nieuwe vaart vond middelerwij], door den aan-
drnng èn van Spinola èn van den hertog van Gulik, te Brussel bij
de gouvernante al meer en meer instemming, zoodat men in \'t begin
van 1626 algemeen \'t besluit tot uitvoering verwachtte. Toch bleef
de stad Venlo tot het laatste oogerblik toe nog pogingen aanwenden
om den slag, dien zij voor haren handel duchtte, trachten te keeren.
De stad schreef aan den graaf van den Berg en vroeg zijne veel-
vermogende tusschenkomst. Deze gaf haar den 9 Juli 1626 ten nnt-
woord, dat hij hare klachten en vertogen had ontvangen, doch dat
hij reeds zijn advies op de noodzakelijkheid van \'t ontworpen kanaal
had gegeven, „ abor wann jhr vns ein request desshalben werdet
presentiren, alleguirende darinne, das praejudicij vnd interesse so jhr
darbey sollet haben, willen wir dieselbe der Serentesimae Infante
inschicken vnd in euwer fauor schreiben ".
-ocr page 8-
Van den anderen kant zien wij in een brief van den maarschalk
A. van Hoensbroek (1) (mede, als bewijs van instemming, geteekend
door Arnold Huyn van Geleen, Engelbert Brempt van Slafrotten en
Johan van Wittenhorst), geschreven te Haag den 11 Juli 1626 en
gericht aan den heer van Glain, Wachtendonck enz. (2) drossard van
\'t land van Kriekenbeek, Erkelenz enz. te Wachtendonck: „ que
MM. Hergraven et Beringhen, bourguemestres de Venlo sont venus
Ie trouver au sujet de !a rivière que Ion veut faire et demander que
requête soit formée au nom de la généralité a S. Exc. notre gouver-
neur provincial afin que son plaisir soit de représenter si bien les
inommodités lesquelles doibvent succéder infailliblement a ce pauvre
et desolé quartier par une telle résolution a S. Alt. Ser. nos princes
souverains afin que meus d\'une juste compassion ils voulent rompre
ou changer un si préjudiciable desseing". De maarschalk vindt het
verzoek der Venlosche magistraten gegrond, en verlangt bij het
dreigend onheil „ que 1\'on remue ciel et terre pour 1\'empescher s\'il
se peut".
Een afschrift van dezen brief bekwam de stad Venlo die hot zond
aan haren zaakgelastigden te Roermond met opdracht „ omme te
spreken de heeren Gedeputeerden dezes Overquartiers ende den Eers.
Magistraat der Stat Ruremonde, ende om HEd. te communiceeren
de brieve van heere Maerschalck ende heeren die den selven mede
onderteikent aengaemie het préjudiciabel vnd seer scheedtlich voer-
nemen van te graven een vhaerte vyt de Rijn langs Gelder in de
Mase ", en om te vr; gen eene „ convocatie opt spoedigst van naest-
gezetenen te Ruremonde oft Venlo oft elders ".
Of er nu eene buitengewone vergadering van de Staten van \'t
Overkwartier of van belanghebbende gemeenten om \'t onderwerp te
bespreken en vertogen in te dienen heeft plaats gehad, kunnen wij
niet verzekeren. Doch weldra bleek het dat aan de verwachtingen,
zoo Venlo er alnog bleef koesteren, de bodem ingeslagen zou worden.
(1)   Heer van Glain lees Gelcen. Destijds was lieer van (ieleen en Wachtendonk
Arnold Huvn van Geleen uit liet land van Valkenburg, gehuwd met Margareta van
Bocholtz, erfvrouw te Wachtendonk.
(2)  Adriaan, baron Hoen van Hoensbroek, had van zijn oom Arnold van Boedberge,
broeder zijner moeder, Adriana van Boedberge, het kasteel en de goederen vpii Haag
bij Gelder geërfd, tevens met liet Erfmaarsclialkambt van Gelderland.
-ocr page 9-
Den 12 September 1626 schreef graaf van den Berg uit Brussel aan
den Venloschen Magistraat: „ Dass ob Ihr euch gleich desshalben
sehr werdet beklagen vnd beswert finden, die Serenissima Infanta
darumb all eben woll thun wirdt wass dieselbe sich gnüdigst hatt
vorgenohmen vnd dass Ihr desswegen solltet besser thun init solcher
Klagd inne zu halten als damitt fortt zu fahren, auff dass man
nicht möchte meinen gleich ob Ihr den dienst van Seiner Majestatt
wolltet suchen zu verhinderen ".
De zaak kreeg haar voorloopig beslag. Den 21 September van \'t
zelfde jaar werd met de werkzaamheden begonnen en de Graaf van
den Berg, als gouverneur der provincie was de eerste die, namens
de Gouvernantes, bij Reinberg, de schop in den grond stak.
Venlo liet echter den moed niet zinken. De stad kon de onderne-
ming, die nu begonnen was, niet meer stuiten, doch zocht ze ten
haren voordeele te doen strekken door te bewerken, dat de richting
zou veranderd worden en de vaart in haren water boezem de Maas
zou bereiken. Dit gelukte.
Indien men de bovengenoemde Memorie kan gelooven, zou de wij-
ziging in de eens vastgestelde richting — wijziging die den doortc-
graven afstand meer dan één uur verlengde en de doorsnijding van
hoogten en bergen, en dus veel hoogere onkosten noodzaakte — te
danken geweest zijn aan graaf van den Bergh, wiens tusschenkomst
ten gunste van Venlo door den schrijver der Memorie als kicade
neiging
voor \'t groote werk wordt bestempeld, en aan den Opper-
intendant der vaart, den Markies van San Angelo, die zich vooreen
vergulden beker, met gouden pistolen gevuld, door Venlo zou heb-
ben laten omkoopen. Omtrent deze laatste beschuldiging geven wij
hier de woorden der Memorie zelve terug, zoo als zij door Gallot
aangehaald zijn, doch eenigzins verbeterd:
„ D\'autant que Ie Marquis de St. Angele, surintendant dudit ca-
nal, selon Ie bruit commun, qui en a couru toujours du depuis, se
serait laisse persuader a ce préjudiciable changement par Ie present
ou la corrupfcion d\'une couppe dorée pleine de pistolles a faire tirer
Ie dit canal pour Ie seul interet et convenience de ceux de Venlo,
droit sur cette ville, a la distance de quatre heures de chemin pas-
sant la bruyère a cöté du village de Walbeek par éminence ou hau-
teur de plus de trente ou quarante pied et pleine de pierres et de
-ocr page 10-
_ 8 —
cailloux, au lieu de Ie prendre par Ie marrais et Ie misseau rouge
susdit et de 1\'abreger par la de plus d\'une heure ".
Wat er ook van zij, Venlo, wier belangen nu waren gevrijwaard,
was verzoend met het ontwerp eener directe verbinding met den
Rijn en koesterde ook, voor de ontwikkeling en den bloei van haren
handel, verwachtingen, die, jammer genoeg! door het staken der
werkzaamheden in 1628 geheel werden verijdeld.
G. D. FRANQUINET.