-ocr page 1-
!>< &
^ XV
-ocr page 2-
GUNNING
22
C
55-
Verzameling-
Prof. Dr. J. H. Gunning Jr.
EX LIBRIS
Ds. Chr. Hunningher
Pred. te Amsterdam
Geschenk van
Joh. G. Hunningher, Amsterdam
1932
Gunning Bibliographie Brom
-ocr page 3-
\\26?3
M.&Ar
y^m
IV
-ocr page 4-
GUNNING
22
C
55-
Verzameling-
Prof. Dr. J. H. Gunning Jr.
EX LIBRIS
Ds. Chr. Hunningher
Pred. te Amsterdam
Geschenk van
Joh. G. Hunningher, Amsterdam
1932
Gunning Bibliographie Brom
-ocr page 5-
\'
\\<26?<3
M.@.3<r
yAw
U*
-ocr page 6-
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000016030581B
1603 0581
-ocr page 7-
7 ., \\
MAT IS HET GELOOF?
EENE OVERDENKING
J. II. G- Ü N N I N G.
TWKKDE DRl\'K.
\'<$ HTH **
N IJ M F. Ci I\'. N,
Fibma It. TEN HO ET
1892.
.i;;.:::;; der
i\\, • SUNI :,A3irEIT
UTRECHT.
-ocr page 8-
s.M.l.l\'tllM\'KIJK VAN ||. i1. A. IIIIKMi;, IK MJMRUKX.
-ocr page 9-
VOORREDE VOOR DEN TWEEDEN DRUK-
Het is mij tot groote blijdschap, dit
bookjen op nieuw te mogen uitgeven. God
vergunt mij in zijn genade, den plicht van
het hoogleeraarsampt niet te scheiden van
(een deel althans van) de bediening die al
mijn liefde heeft, de bediening des Woords,
meer bepaald de prediking in Woord en
Schrift. Ook dit vertoog heeft zijn weg
gevonden, en wordt weder gevraagd. Het
spreekt de eenvoud ige waarheid uit, dat
wij oorspronkelijk in Christus zijn, door
de Schepping, en dat de zonde is : uitge-
vallen te zijn uit dien staat, onnatuurlijk
te zijn geworden. Dat Christus middelpunt
des heelals is, en al onze godgeleerde en
staatkundige stelsels aan deze grond-
waarheid te toetsen zijn. Dat, zullen ééns
-ocr page 10-
4               WAT IS HET GELOOF?
alle dingen in hemel en op aarde onder
Hem als één Hoofd vereenigd worden,
(Ef. 1 : 10) Hij dan ook reeds nu de ver-
borgen achtergrond is van alle gemeen-
schap tusschen menschen en engelen en
van de menschen onderling, en in Hem
de bevrediging ligt der diepe aspiratiën,
uit de godsdiensten der wereld ons toe-
sprekende. Dat, naardien het geloof\' ver-
trouwen
is, alle maatschappelijke en geeste-
lijke betrekkingen van vertrouwen en liefde,
zonder welke het leven geen leven is, in
Christus rusten, en alle geestdrift van
denkers, ontdekkers, helden, martelaren,
ook bij de heidenen, uit een verborgen
geloof in Christus ontspringt; daar immers
alle ware geestdrift niets is dan vertrouwen,
on elke beweging van liefde, ook zonder
dat men het zelf weet, inderdaad Christus
tot grond en doel heeft (Matth. 25 : 40).
Zijn er die deze heerlijke waarheid ook
van mij willen hoorcn, ik voel mij dank-
baar als mensch met hen verwant. Ik zeg:
„als ïneiLSch", niet als geloovige; want,
-ocr page 11-
WAT IS IIKT GELOOF?                5
zooals men bladz. 7 enz. lezen zal, ik
geloof niet dat een geloovige oen bijzonder
soort van mensch is, maar dat hij integen-
deel is een menscli die de verkeerde en
zondige bijzonderheid waardoor wij ver-
hinderd worden eenvoudig „menschen*1 te
zijn, in de kracht des Heiligen Geestes
(die daartoe onmisbaar is) aanvankelijk
heeft mogen afleggen en weder „mensch"
worden.
Leiden, Juli 1892.                 ,1. H. G.
-ocr page 12-
-
-ocr page 13-
Dit vertoog bevat de volgende hoofdge-
dachte. Velen zijn wars van alle leerstellin-
gen, en zouden wenschen dat er niets anders
werd gepredikt dan: „liefde, liefde, en geen
dogmatiek, geen letten op eenig verschil
van overtuiging. Op de leerstelling niet,
maar op de praktijk komt het aan.\'\'
Die alzoo roepen, worden dikwerf onge-
loovigen genoemd. Wij noemen hen niet
zoo, maar zijn het geheel met hen eens,
indien zij namelijk ten volle oprecht mee-
nen wat zij zeggen te gelooven. En die
oprechtheid onderstellen wij gaarne bij
hen. Do ernst waarmee zij al het andere
van den godsdienst ter zijde stellen om
zich tot dit ééne, de praktische zijde, te
bepalen, geeft ons waarborg dat zij dit
-ocr page 14-
S                WAT IX HET GELOOP?
ééne dan ook ton volle oprecht meenen.
Zij willen dus werkelijke kracht ter
vernieuwing des levens. Welnu, wij
verkondigen hun dan ook hier deze wer-
kelijke kracht. Wij hebben de volkomen
liefde, welke zij wenschen, aan het werk
gezien in den persoon van Jezus Chris-
tus. Op hem moeten zij dus met ons zien.
En nu beschrijven wij verder hoe deze
aanschouwing van Jezus Christus feitelijk,
niet door bespiegeling over het wezen
Gods, maar eenvoudig feitelijk en van zelf,
brengt tot het geloof der gemeente van
alle eeuwen, het geloof in God, Vader,
Zoon en Heiligen Geest. In Jezus namelijk
zien wij de ware menschelijke liefde; en
in hem zien wij verder dat deze mensche-
lijke liefde gegrond is in een eeuwige
liefde, en dat deze liefde niet een begrip,
maar werkelijk Persoon, de levende God
is zooals de Gemeente Hem door den H.
Geest kent. Onze godgeleerdheid is niet
een theorie over God, maar een verklaring
van Gods wil en daden jegens ons. Niet
-ocr page 15-
WAT IS HET GELOOF?                9
bespiegeling over ideeën, maar uitlegging
van feiten. Zou soms onze uitlegging
gebrekkig zijn of falen, clan bleven die feiten
toch nog bestaan, wachtend op een betere
verklaring dan de onze.
Met deze prediking gaan wij de gemeente,
de wereld, den strijd onzer dagen in. Onze
kracht is alleen in Christus, d. i. in de
liefde. Wij zien allen tot wie wij spreken,
of ze .modernen"\' of ,gereformeerden" of
roomschen of hoe ook heeten, als onze broe-
ders in Christus aan. Zoo wij waarlijk in
Christus geschapen zijn (Col. 1: l(j),
zoo Hij waarlijk het vleeschgeworden
Woord en aldus „het hoofd van een iege-
lijk man" is, — nu, dan bestaat er tus-
schen ons menschen een grond van
natuurlijke broederschap in Christus, welke
dan verder grondslag is van elke bijzon-
dere broederschap in familie, volk, kerk,
stand en beroep, enz. enz. Ook deze laatste
moeten dus wel in Christus geheiligd
worden, maar alleen op grond daarvan
dat ze oorspronkelijk reeds heilig zijn in
-ocr page 16-
Il)               WAT IS IIT.T GELOOP?
hein. De Gemeente is boodschapster van
deze; algemoene broederschap aan de monsch-
heid. Wij zijn in Christus niet nadat wij
eerst natuurlijke menschen, mannen of
vrouwen, Nederlanders of Franschon,
rechtsgeleerden of daglooners zijn; niet
zijn we dit alles of iets dergelijks éérst,
en dan ook nog daarenboven in
Christus. Neen. maar wij zijn in Christus
allereerst, oorspronklijk, naar ons eigen-
lijk wezen: dit zijn wij. dit is ons eigen-
lijk ïnensch-zijn: en dan komt daar
voor ieder onzer nog de bijzondere
toestand onder een van deze opgesomde
mogelijkheden bij. De Gemeente staat en
werkt in de wereld als getuige voor de
waarheid, dat wij als menschen in
Christus broeders zijn, en dat het niet
anders dan in Christus mogelijk is, broe-
ders te zijn. Zij verkondigt dit opdat men
het geloove. Wat Gods gave is, moet
ieder tot opgave, doel van zijn leven
maken, om het zich toe te eigenen door
verloochening van het vleeschelijk leven,
-ocr page 17-
WAT IS HET GELOOF?             I 1
dus door het kruis. Deze „godsdienstige
meerling", zooals de lieden zeggen, hebben
wij, en juist krachtens haar voelen
wij ons in lietde met anderen verbonden.
Wanneer iemand tot ons zegt: „komt,
laat ons toch aan weerszijden onze gods-
dienstige meeningen op zijde zetten, en
zoo op broeder grondslag als burgers, als
menschen met elkander broeders zijn!" —
dan andwoorden wij: indien uwe „gods-
dienstige meening" maakt dat gij ons van
u afstoot, zoodat gij, om ons broederlijk
lief te hebben, eerst die nieening moet
afleggen, mijn broeder! dan is dat uwe zaak,
dat moet gij voor u zelve weten. Maar
wat ons betreft, juist als in Christus zijnde,
dus juist in \'t geen gij begeert dat wij
als onze „bijzondere meening" nu afleggen
zullen, juist daarin zijn wij uwe broe-
ders, en kunnen ook verdragen wat wij
verkeerd en dwalend in u moeten noemen.
Eene andere broederschap dan in Christus
kennen wij niet. Uwe „algemoone nien-
schelijkheid" is slechts een afgetrokken
-ocr page 18-
12           wat rs nrcr geloop?
begrip, zonder werkelijkheid. Wat van
dien aard is dat gij ooit of ooit kunt aan-
bieden het ter zijde te zetten ook
maar voor één oogenblik, ten einde dan
op ruimer grond (zoo het heet) met een
ander één te zijn, dat is slechts een
nieening, die nimmer grond van eenheid
wezen kan of mag. Zoo zijn wij dan met
u, of gij b. v. „gereformeerd" heet of
.roomsch". één in Christus, d. i. niet
in mijne of uwe meening omtrent Chris-
tus (want al wat daarin bij u niet naar
Gods Woord is zullen we bestrijden) maar
in Christus zei ven. Gelijk wij als
Nederlanders met u één zijn niet op grond
van overeenstemmende meening omtrent
koningschap of kiesstelsel, maai1 op grond
van werkelijke gemeenschap des bloeds
on der historie, zoo zijn we ook werkelijk
één met U in Christus, niet omdat we
„verdraagzaam" zijn (och neen!) maar omdat
wij met blijdschap erkennen, de daad Gods,
die ons samen in Christus schiep, niet te
kunnen, en door zijne genade ook niet te
-ocr page 19-
WAT IS HET f)KLOOF?               13
willen, ongedaan maken. J)o Sccte, hoc
ook genaamd, ook die bij welke wij zelf
ingedeeld worden, haten wij. En iederen
oprechte in elke secte hebben wij lief als
getuige tegen zijn eigen secte. l) De secte,
de partij, moet zeggen: .Wie rechtvaar-
dig is (onze leuze beaamt) die doet de recht-
vaardigheid, dien prijzen en steunen wij ".De
Gemeente daarentegen zegt: „wie de rccht-
\') Wanneer de „KoligioiiwjdiiloHnplii*,\'" van Pflei-
derer lioven Christendom en bouddhisme een
derde, als hoogsten algemeenen godsdienst stelt.
schijnt hij toleranter, wijder dan wij die van geen
andere eenheid dan in Christus (d. i. den Christus
van Joh. 1 en van de geheele Schrift, want er is
geen andere) weten willen, en geen ander geloof\'
dan het geloof in dezen Christus erkennen. Doch
de geschiedenis is daar om te bewijzen, dat de
éénheid in Christus als middelpunt der in Hem
geschapen wereld, een veel inniger eenheid is dan
de eenheid in het Algemeene. Dat Algemeene
s c h ij n t wel zeer inclusief, alsof al het bijzondere
er onder kon bevat worden; maar inderdaad is
het ten hoogste exclusief, want juist al het
levende, warme, individueele. wordt er door uitge-
bannen. Wie heeft gezegd dat alle positieve gods-
-ocr page 20-
]4               WAT fS HET OELOOF?
vaardigheid doet, die is rechtvaardig"; d. i.
diens doen loopt, al weet hij het zeil\'
niet, in zijn verborgen onderstellingen op
belijdenis van den eeuwigen Christus uit
(Matth. 2r,: 40).
Onze éénheid, nog eens, is in het eeuwige
Woord zelf. niet in onze belijdenis
van Hem. Wij belijden den Christus, doch
niet oma\', belijdenis van Hem, neen Hij
zelf, draagt ons. Grondfeit, middelpunt
van alles is het o f f e r, het offer van Gol-
diensten slechts de ketterijen van den natuurlijken
godsdienst zijn? Didernt, de onstuimige apostel
der algeineene Verdraagzaamheid, die aanried om
den laatsten koning aan het ingewand van den
laatsten priester op te hangen. Onbeschrijfbaar is
de ellende, door verwarring tnssehen liet Alge-
nieene en het Wezenlijke, tnssehen Begrip en Idee,
over de wereld uitgestort. IJ. v. in ons land bij de
schoolzaak, waar (geheel tegen de bedoeling van
den edelen Van der Brugghen) een afgetrokken en
algenieene godsdienstigheid of\'christelijkheid optrad,
gelijk in de Odyssea de schimmen der onderwe-
reld, die eerst bloed moesten drinken om tot leven
en spreken te kunnen komen.
-ocr page 21-
WAT IS WET GELOOP?                I •")
gotha. Hot bewijst on predikt dat niet de
stof niiiar de geest, niet de natuurmacht
maar de genade, de Liefde, liet hoogste
is in liet heelal. De natuurmacht toch
overheerscht en bindt, de Liefde bevrijdt,
en bewijst daardoor zelve de vrijheid, liet-
hoogste leven, dus de waarheid te zijn.
die overwinnen zal. Want, zoo de waar-
heid niet door dit groote o fier ware geble-
ken te bestaan in liefde, d. i. de vrijheid;
zoo dus de waarheid niet vrij. d. w. z.
door zichzel v e overwon, zou er in\'t geheel
geen laatste en hoogste overwinning wor-
den behaald. Immers moest dan altoos nog
later een hoogere macht haar komen hel-
pen om te overwinnen. Dan ging derhalve,
naar Herbert Spencer\'s vreeselijke voorstel-
ling, een nooit begonnen en nooit eindigende
evolutie van heelallen altoos voort. Er ware
dan niets oneindigs. slechts het eindelooze;
d. i. geen geest, slechts natuur. De geheele
vraag naar de waarheid des geloofs komt
dus neder op de vraag: of de tijd en
al hot bestaande al of niet een
-ocr page 22-
16             WAT rs HET GELOOP?
middelpunt hoc ft? Zoo ja, dan kan
dit middelpunt der waarheid (we zagen
het) geen ander dan het Kruis zijn. x)
Zoo komen wij dan hier terug tot hen
van wie wij in onzen aanhef uitgingen,
namelijk hen die zeggen: „wg willen van
niets anders weten dan enkel van de liefde,
de liefde!\'\' Wij andwoorden hun: wel u,
broeders ! zoo gij dit ernstig meent; want
gij zegt dan met Paulus en met ons: „ik
begeer niets te weten dan Jezus Christus
en dien gekruisigd."
15 Maakt 1887.
\') Hetzelfde paste ik op wetenschap en kerk
toe in mijn aanvaardingsrede te Amsterdam.
getiteld: Het kruis de waarheid voor
wetenschap en kerk, 1HS2.
-ocr page 23-
1.
Onze Heiland trad op met de pre-
diking: bekeert u en gelooft liet
Evangelie!
Zal de mensen gelooven, d. i.
zich geheel overgeven, dan moet het
..Evangelie" volkomen de behoeften
des menschen vervullen. Dan moet
hij daarin Gods bevel herkennen. Gods
Woord tot zijn geweten, onmisken-
baar zoodra hij eenvoudig en oprecht
luistert.
En inderdaad, wie „uit de waar-
heid is," hoort in Jezus\' stem Gods
Woord.
Jezus Christus bracht niet eene
2
-ocr page 24-
IS            WAT IS HET GELOOF?
hetero leer dan ooit vroeger verkon-
digd was: niet een verhevener zeden-
leer dan de andere ,, godsdienst-
stichters. *\' Hij brengt in zijn persoon
een nieuw, rijk leven, liet eigenlijk
van God bedoelde meiischenleven.
Want hij bracht in zijn eigen per-
soon het Koningrijk (iods, het
levend henielsch samenstel van wer-
kelijkheid dat tot deze aardsehe wer-
kelijkheid afdaalt om haar, zoover zij
zicli laat opnemen, tot behoudenis te
brengen.
Tot behoudenis: dat is naarde
kracht van het woord — tot geheel-
heid. Men late toch de heerlijke
heteekenis van die waarheid gelden.
.Jezus trad op als die de aloude
belofte van liet ..Koningrijk Gods"
voor Israël vervulde. In die belofte
lag opgesloten een geheel zalig en
-ocr page 25-
WAT IS lll"J\' GELOOF?               1(.)
heerlijk leven voor lichaam en ziel.
Daarom komt Jezus met het woord
en met de genezende daad,
zijn wonderen. Elke opvatting die
deze wonderen slechts maakt tot hij-
hangsels, bevestiging van de waar-
heid, enz. terwijl het toch eigenlijk
maar alleen op de woorden zijner
prediking aan zou komen
          doet
de beteekenis van .,het Evangelie
des Koningrijks*\' te niet: want pre-
diking en wonderen zijn onafschei-
delijk, Matth. (.) : 35. Voorden niensch
die zuiver voelt, die de heteekenis
van den dood erkent als van het af-
grijselijk wonder van heneden, alleen
door het goddelijk wonder van Boven
te niet te doen, voor zulk een zuiver
gevoelend niensch kan ..Evangelie"
niet zijn wat niet den dood werkelijk
overwint. En dat, niet minder dan
-ocr page 26-
\'20             WAT IS HET GELOOF?
dat is het wat Jezus brengt: woord
en daad tegelijk.
Bekeert n zoo neemt Jezus den
eisch op, reeds dooi\' Johannes den
Dooper gesteld: bekeert u, want het
Koninklijk (Jods is nabij gekomen:
de tijd is vervuld, bekeert u en ge-
looft het Evangelie. Wat wil die
eisch der bekeering? Johannes de
dooper en Jezus noemen Israël een
„overspelig geslacht," d. i. een ge-
slacht dat het Verbond met (Jod ver-
broken had. Daarvan, van die ver-
breking, moest Israël zich bekeeren.
Niet van eene menigte bijzondere
zonden, maar van de ééne groote
zonde, overspelige vervreemding van
God. Israël wilde een volk zijn dat
op God roemde maar tegelijk zich-
zelven en de wereld diende: een
wereldsch volk, van daar zijn ver-
-ocr page 27-
WAT IS TIET GELOOF?             21
basterd, wereldsch ideaal van het
Messiasrijk. De „bekeering" dus was
eerst terugkeer tot God, daarna zede-
lijke eisch. Het geloof rust niet op
zedelijke gezindheid, maar op Gods
daad: „Ik heb u uit Aegypte geleid,
daarom dient Mij." Zoo ook spreekt
.lezus: keert u. keert u allereerst tot de
goddelijk gave die ik u breng. Dit is de
„nieuwe leer\'7 van Jezus. .Mark. 1 : 22,
27; Matth. 12:28; hij doet geen
eischen maar bewijst zieli als Brenger
van nieuwe levenskracht en verlossing.
Uw overspel, o Israël. houdeop;dan
komt de Heer zelf tot u als Bruidegom,
en brengt een nieuwe, feestelijke
levensgemeenschap. Nu geen vasten
meer, maar een nieuw leven dat zich
zijn eigen vormen schept. Dit, dit
is de „wil Gods" aan u: niet zede-
lijke! werkzaamheden maar geloofs-
-ocr page 28-
\'22
WAT IS TIET GELOOF?
overgave aan het Evangelie, aan liet
nu verschenen Koningrijk Gods,
Joh. 6 : 29.
Deze prediking niet welke Jezus,
tegelijk wonderdoende, optreedt, richt
zich dus tot ben die nog niet dis-
cipelen zijn. Hun wordt met woord
en daad gepredikt liet Koningrijk
(iods. d. i. genezing voor lichaam en
ziel. ja voor aarde en hemel, want
niet minder dan dat alles omvatte
het Koningrijk (iods. Niet als bijhang-
sels of versterkende bewijzen, maar
als eenvoudig noodzakelijk bestand-
deel der prediking van het Koning-
rijk zie men de wonderen aan (Matth.
11:2 enz.), door en in welke den
..armen", gedrukten. onder den dood
en zijn ellende zuchtenden, bet „Evan-
gelie"\' wordt verkondigd.
Maar nu, nadat deze genade was
-ocr page 29-
WAT IS HET OEL00F?             23
aangenomen, en op grond van haar,
nu stelt het Koningrijk (ïods ook zijn
eischen. Welke? Dat zien wij in de
Bergrede bij Mattheus en Lukas. Deze
richt zich dus tot de discipelen,
even als do wet van ttinaï zich richtte
tot hen die uit Aegypte verlost waren.
Wien voel. wien allos gegeven was.
van hem zou ook alles geëischt wor-
den : „weest volmaakt gelijk uw Vader
in de hemelen volmaakt is." Niet aan
allen wordt die eiscli gedaan, maar
aan hen die „liet licht der wereld*\',
liet ..zout der aarde" zijn geworden
door de genade, hun geschied.
En dit zal later de Apostel Paulus
weder opnemen met zijn woord tot
de gemeente van Colosse en tot ons
allen die in het Doopverbond staan:
„gij zijt in Christus volmaakt."
Neen, het is niet zoo dat de „recht-
-ocr page 30-
24             WAT IS HET GELOOF?
vaardiging door het geloof\' zou zijn
een ingewikkeld paulinisch leerstuk,
geheel verschillend van het onleer-
stellig oorspronkelijk evangelie, van
den heerlijken eenvoud van \'s Meesters
Bergrede! 0 neen, onder andere vor-
men, — dat spreekt vanzelf - ver-
kondigt de discipel hier hetzelfde als
zijn Meester.
„(Jij zijt volmaakt" zoo „weest
volmaakt."\' <fij ..zijt gestorven," zoo
„doodt dan" wat in dezen dood nog
niet opgenomen werd. Gij ..zijt met
Christus opgewekt." En zulks niet
„geestelijk" slechts. Neen. weg met
de onzalige abstractie die. tot onnoe-
melijke schade voor het recht ver-
stand der waarheid, het evangelie des
Koningrijks door een bloot ..geeste-
lijke" opvatting onkenbaar maakt. De
zedenleer van het Evangelie is voor
-ocr page 31-
WAT IS HET GELOOF?             25
levendgemaakten, voor hen die ge-
kruisigd en opgestaan zijn. niet -gees-
telijk" slechts, neen, neen, ook licha-
melijk, al is dit nog niet zichtbaar.
Het is in beginsel, ach in nog maar
al te luttel ontwikkeld beginsel zoo,
maar niettemin is het werkelijk, ja
van God gewerkte werkelijkheid, on-
eindig zekerder dan de dood die, zoo
wij \'s Heeren Toekomst niet beleven,
ook ons nog koud en bleek zal maken,
maar niettemin een overwonnen schijn-
macht is!
Hier ziet gij, mijn broeder! hoe
verkeerd het is als velen nog altoos
zeggen: „het Evangelie in zijn leer-
stellingen is mij duister, onaannemelijk,
onmogelijk. Ik moet het als verstandig
kind der 19e eeuw verwerpen. Maai-
de zedenleer van het evangelie, o
ja! die is en blijft goddelijk schoon,
-ocr page 32-
2C)             WAT TS HET GELOOF?
die neem ik ook gaarne aan. Acli
mochten de menschen zich maar daar-
toe vereenigen dat zij de zedenleer
van Jezus lieten gelden en haar ge-
hoorzaamden. Dan zou men liefde en
eendracht, vrede en geluk op aarde
zien. Het geloof\', de geloofsleer ver-
deelt ons: de zedelijkheid, de zeden-
leer zou ons vereenigen".
(iij die zoo spreekt, uwe hoop is
ijdel. De zedelijkheid van het Evan-
gelie is niets dan het geloof zelf, van
zijn praktische zijde beschouwd. Kwam
men dus overeen om het geloof te
laten varen en zich samen aan de
zedenleer te houden, men zou de oude
twisten oogenblikkelijk zien herleven
bij het bepalen van wat dan wel die
zedelijkheid is.
             ,
Doch vooral, uwe verwachting dat
dit zoo gelukkig zou zijn, is bedrie-
-ocr page 33-
WAT IS HET OELOOF?             27
gelijk. Gij meent dat de geloofsleer
onaannemelijk, zwaai\', to zwaar is.
de zedenleer daarentegen heerlijk en
verkwikkend. Maar mijn arme broe-
der! het is juist andersom. De geloofs-
waarheid van het Evangelie is één
en al troost, zaligheid, bevrijding: de
zedenleer, afzonderlijk genomen, is ter
aarde werpend, verpletterend. Indien
gij Christus miste, en dan door de
zedenleer des Evangelies bekend werdt
met Gods eisch, gij zoudt tot wan-
hoop vervallen, tenzij het geloof u
boven den afgrond hield om de hand
der reddende genade aan te grijpen.
Overweeg, om dit te begrijpen, wat
„het geloof in \'t algemeen is. wat
dit woord wil zeggen.
Het geloof is „een vaste grond der
dingen die men hoopt; een bewijs
der zaken die men niet ziet"\'. Dat
-ocr page 34-
28            WAT IS HET GELOOF?
wil zeggen: de dingen die men hoopt,
die er wel zijn maar men heeft ze
nog niet in bezit, die dingen gron-
den zich in ons, gelijk eene plant
zich laat gronden in den bodem door
de hand des hoveniers. Zij zijn ook
een bewijs, dat wil hier zeggen, een
verwijtend ]) vertoog tot ons, van
de zaken die men niet ziet. Die on-
zichtbare wereld nadert tot ons en
zegt bestraffend: waarom gelooft
gij mij niet? Waarom betwijfelt
gij niet de lagere dingen, de boomen
aan den weg, de wolken aan den
hemel, de bergen aan den horizont,
de golven aan het strand — maar
wèl de eeuwige Liefde, de heilige
Almacht? Waarom? Gij hebt er waar-
\') Dit, is do kracht van hot, oorspronkelijk Griekscli
woord dut in Hobr. 11 : 1 staat.
-ocr page 35-
WAT IS HET (iKLOOI\'?            29
lijk geen reden toe, het is schuld,
het is zonde, het is slecht en god-
deloos van n!
Hoe eenvoudig is dit toch! Ik zie
deze wereld rondom mij en erken
haar bestaan. Ik laat de zichtbare
dingen zich aan mij toonen, ik keer
de werking niet af van mijn netvlies,
van mijn gehoorzenuwen, ik laat de
dingen toe te verschijnen en te spre-
ken, te zijn wat ze voor mij zijn willen,
hoewel ik van dat alles slechts de
verschijnselen zie, slechts zooveel
als de gesteldheid van mijn oog mij
toelaat er van op te nemen in mijn
geest. En wat is nu het geloof? Het
geloof is, eveneens de wereld rondom
mij, de h o o ge r e, de eeuwige wereld,
te laten werken, niet op mijn netvlies,
niet op mijn gehoorzenuwen, maar
op mijn binnenste. Deze hoogere we-
-ocr page 36-
30
WAT IS HET GELOOF ?
reld maakt zichzelve kenbaar aan
mij. Zij richt een zacht, maar zeer
merkbaar verwijt tot mij. En nu, haar
te laten gelden, te laten zijn wat zij
wezen wil en waarlijk is. dat is het
geloof, niets anders. God te laten
God zijn zooals Hij zich zei ven geeft.
En hoe geeft Mij zichzelven ? ,ln
den beginne was het Woord, en het
AVoord was bij God, en het Woord was
God. Dit was in den beginne bij God.
Alle dingen zijn door Hem gemaakt,
en zonder Hem is geen ding gemaakt,
dat gemaakt is. In Hem was leven,
en het leven was het licht der men-
schen. En het Woord is vleesch gewor-
den en heeft onder ons gewoond".
In deze heilige diepe woorden ligt —
niet een onverstaanbaar hoog leerstuk,
een duistere verborgenheid, maar de
grond van al onzen troost. Zij leeren
-ocr page 37-
WAT IS HET GELOOP?              31
ons namelijk, dat wij allenoorspronkelijk
in Christus zijn. Hierin rust al
onze kennis, en ook de geloofskennis.
Ik kan buiten Christus niet zalig wor-
den, maar ook niet kennen. Omdat
het Woord de grond der wereld is
(het Woord, de volle uitdrukking van
den Geest, de Rede ]) daarom is de
wereld redelijk. En wij menschen,
als Hoofd der schepping nog meer
bijzonder in het Woord geschapen,
\') Het woui\'d Logos bij Johaimes is wol naar
do uitdrukking ontleend aan de griekschc wijs-
begeerte, maar naar den inhoud moet het israc-
liotiseh verklaard worden. God is als Genees-
meester, als Horder, als Bruidegom van zijn volk
reeds onder het Oude Verbond zoo nabij gekomen,
dat de vleeschwording des Woords onder de nieuwe
Mededing daarvan slechts de voltooiing is. Als
Johannes zegt: in Mem, het Woord, was leven,
en bet leven was het licht der menschen" (H. 1 :4)
dan moeten we niet vragen of dat „licht" ziet op
het geweten of op het verstand\'? of het zedelijk
of verstandelijk op te vatten is? want het ziet op
-ocr page 38-
32            WAT IS HET GELOOF?
kunnen nu op grond van het Woord,
de Rede die in ons is, de Rede die
in de eveneens in het Woord gegronde
wereld is, onderkennen. Dit ons ver-
mogen komt tot uiting door het geloof,
d. w. z. door het zien op Jezus.
Want het leven van Jezus, dat wij
in den geloove aanzien, behoort beide
tot het gebied der hoogere wereld en
tot de lagere, gewone, aardsche erva-
ring. In dat leven hebben wij dus
den sleutel om ook in de overige
ervaringswereld den geestelijken grond
op te sporen, haar als redelijk te
kennen. De idee van het oneindige in
de éénheid van geweten en rede, zooals die in
onze oorspronkelijke bewustheid is. Eerst de zonde
heeft scheiding tussehen beide gemaakt. Maar in
de rede spiegelt zich het geweten; de rede getuigt
oorspronkelijk van (jod. Het natuurlijk bestaan-
zelf van den menscb is zijn oorspronkelijk geschapen
gemeenschap met üod.
-ocr page 39-
WAT IS HET GELOOF?             83
mij hebbende, ken ik daardoor, bij
tegenstelling, deze wereld als eindig.
Maar deze eindige wereld is niet toe-
vallig. Zij bestaat niet krachtens een
zekere willekeur Gods. Neen, zij heeft
een eeuwigen, noodzakelijken grond
in God zelven. het Woord. In Gods
wil, die haar schiep, drukt zich Gods
wezen uit, hetwelk ik dus in haar
zich kan zien spiegelen en kan ken-
nen. De noodzakelijkheid dor wereld,
van welke wij in de vastheid der
natuurwetten een afdruk vinden, is
daarin gegrond, dat de wereld uit
vrije, eeuwige liefde geboren is. 1 )aarom
is de Zoon de waarheid (Joh. 14 : 6)
d. i. de grond aller dingen: want
„waarheid" is het vaste, zekere, het
eigenlijk-zijnde in tegenstelling met
het niet eeuwige, dat slechts een nage-
beeld, verganklijk bestaan heeft. De
•ó
-ocr page 40-
34
WAT IS HET GELOOF?
schopping in den Zoon is dus de daad
dier liefde, welke in de vleeschwor-
ding des Woords zich ten volle toont.
De waarheid is alzoo de uitdrukking
der liefde. Ik kan haar niet door logi-
sche redeneeringen dwingen zich mij
te kennen te geven, maar zij kan zich
slechts zelve aan mij openbaren. Mijn
kennen is alleen mogelijk door Gods
genade, als Hij verkiest zich aan
mij te kennen te geven.
(ielooven nu is. de waarheid
zooals zij is, te erkennen, want
erkennen is niet een zaak des ver-
stands, maar van den wil. Wie dus
gelooft, erkent ook voor zichzelve dat
hij, oorspronklijk in Christus, den
Zoon, geschapen is. en dat hij nu door
persoonlijke keuze en over-
gave mag zijn in Hem in Avien hij
reeds van nature is. Als Bilderdijk
-ocr page 41-
WAT IS HET GELOOF?             35
eenvoudig verheven zegt: „Wat is
waarheid? dat wat is. Wat is wijs-
heid? dit te kennen,"\' dan voegen
wij er hij: wat is geloof? dit aanbid-
dend te erkennen. Die dat nu
gelooft, wandelt naar den (Jeest; want
de Heilige («eest is de (Jeest der
waarheid, die het wezen, den eigen-
lijken grond der dingen, niet slechts
doet kennen, maar den nienseh
z e I v e n niet zijn geheele wezen daarin
doet wonen, zoodat hij mede deel aan
die eeuwigheid verkrijgt. Die het niet
gelooft, wandelt naar het vleesch;
want de eerste wandelt als zijnde in
Christus, de tweede als zijnde niet
in, maar buiten Christus. Dat moogt
gij niet, o mensch, want gij zijt in
Christus geschapen, en kunt huiten
Hem niet leven, niet ademen, zelfs
geen enkel oogenblik.
-ocr page 42-
3(>             WAT IS IIKT (lELOOl\'?
<üj zegt misschien: „voor zoover
ik dit begrijp, is het dan toch slechts
oen natuurlijke zaak, eene zaak
die tot het scheppingsleven behoort.
Maar ik (zoo gaat i>ij zuchtend voort)
ik verlang naar verlossing: ik
verlang er naar, mij in Chris-
tus een kind van God, een be-
keerd en vernieuwd mensch, oen
erfgenaam der heerlijkheid te mogen
noemen."
•luist, mijn broeder, dat hebt gij
noodig. Maar meent gij nu, dit wat
gij noodig hebt te zullen verkrijgen
door u van dat „natuurlijke" af te
wenden als hielp het u niet, als luidt
gij nog iets anders, iets hoogers noo-
dig ? Neen : te gelooven is, dit oorspron-
kelijke te laten gelden voor \'t
geen het is. Want daarin ligt uw
behoud. (Jij zegt: ..mijn behoud ligt
-ocr page 43-
WAT IS HET GELOOF?             37
in het kruis, en dat heb ik noodig.
Ik moet weten dat dit kruis, die
verzoening der zonde, daar volbracht,
ook voor mij is."
Zeker moet gij dit. Maar gij zoudt
van deze dingen der schepping niet
weten indien gij niet verlost waart,
liet Evangelie wekt deze oorspron-
kelijke waarheid in u weder op.
God doet zijne zou opgaan over
hoozen en goeden, maar alleen de
goeden gelooven dat het Gods zon
is. Eerst door de verlossing kom
ik in waarheid tot den God der
schepping. Eerst door Christus in mij
weet ik in waarheid dat Hij vóór
mij is. Gij zoudt niet zijn, niet ademen,
niet leven, indien gij niet verlost
waart. Dit zaj ik u. want het is niet
eeno stelling, eene afgetrokken waar-
heid, maar eene leering, eene ver-
-ocr page 44-
38             WAT IS HET GELOOF?
kondiging. Hier letten de moesten
te weinig op. Dat gij het hoort,
diit het tot u komt. is eene daad
Gods, eene gunst aan u.
Het is niet eene leerstelling of bewe-
ring welke gij, ergens op een onbe-
woond eiland of\'onder wilden zittende.
op een u uit de lucht toewaaiend
blad leest. Het is eene prediking,
die in de Gemeente, wier medelid gij
zijt, tot u komt. Ik, een der bedie-
naren des goddelijken Woords in de
gemeente, verkondig u Christus. Let
wel. ik verkondig u niet de leer van
Christus, maar Christus zei ven. Ware
het eene leer die wij u verkondigen, dan
zoudt gij onzeker moeten blijven of ze
u persoonlijk wel gold. Al verkondigden
wij u wat men ..de algemeene ver-
zoening" noemt 1). gij zoudt toch
\') Wiit wij niet (loon. „Algemeene" of „bijzon-
-ocr page 45-
WAT IS HET OELOOP?               89
evenwel bekommerd blijven vragen:
„ja, maar mag ik. zondaar, diepschul-
dige tegen God, mij dit wel toeëige-
nen?" Alleen wanneer wij, predikers,
u waarlijk Christus prediken, u den
Persoon voorstellen die in het Woord
tot u komt, dan kunt gij niet meer
twijfelen of ook gijzelf zijt bedoeld.
Ziet gij Hem in zijn oog, Hemzelven
waarlijk, aangezicht tot aangezicht, in
dere" verzoening, als stelling daar zoo op het
papier staande, als iets dat alle menschen, zoo zij
liet boek slechts in handen krijgen, kunnen lezen,
is eenvoudig eene meening van een of ander wei-
meenend persoon, met welke wij als gemeente niet
te maken hebben. Maar de verkondiging: ,Jezus
Christus is uw Heiland, voor u geboren, gestorven
en verhoogd" komt of door een evangelist (zende-
ling) tot mensehen die nog buiten de gemeente zijn.
<">f, gelijk in ons geval, tot de gemeente, en
spreekt tot ieder die lid van haar is en dus pro-
fessie doet van in Christus te gelooven. Zij zegt
tot hem niet: .Christus is. zoo in\'t algemeen, voor
alle mensehen gestorven, en als gij nu gidooft. dan
-ocr page 46-
40
WAT IS HET GELOOF t
zijn oog van oneindige; liefde, dringt
gij door zijn Woord heen tot den
achtergrond van zijnpersoonlijk bewust-
zijn, van zijn eenwig wezen, zoover
gij durft en kunt, dan hoort gij niets
dan genade, dan voelt gij, als de
kranke vrouw die den zoom zijns
kleeds aanraakt, niets dan kracht die
werkelijk van Hem uitgaat. In de
aantrekking die Christus op u oefent,
is dat ook voor u," want waf zoo in \'t algemeen
waar of niet waar is, daar weten wij als gemeente
niets van, want liet behoort niet tot de verkon-
diging welke nu. op deze plaats, in dit oogen-
blik, van \'s Meeren wege tot ons komt. Maar die
verkondiging zegt tot ieder onzer: „Christus is
voor u gestorven, en leeft voor u." (lij, in de
gemeente veikeerendo, doet daardoor professie van
in Christus te gelooven als in uwen Heiland. Is
dit nn, blijkens uw persoonlijk leven, inderdaad
waar? Zoo niet, belijd het en bekeer u. (Wij zien
hieruit, hoe noodig een geestelijke vernieuwing van
de\' Gemeente, juist door de kracht des
Woords, is!)
-ocr page 47-
WAT IS HET GELOOF?             41
openbaart zich u de liefde Gods.
Ik. dienstknecht des Meeren, bedie-
naar van zijn Woord, zeg u nu: gij
zoudt niet ademen, niet leven, indien
gij niet verlost waart. Want de wereld
is niet God verzoend, anders zou zij
in hare zonden verzonken zijn. Haar
bestaan is een verdragen-worden, een
geduld-worden, omdat zij in beginsel,
in hare kern verlost is. God wacht
nu totdat op de verkondiging: .,o
wereld, gij zijt verlost!"
            zoo
velen ais mogelijk is zullen geko-
men zijn en geloofd hebben, en zich
hebben laten behouden. Daarom zeg-
gen wij u: verlaat ten volle dit
natuurlijk, vleeschelijk leven, waarin
gij Gode niet kunt behagen. Gij kunt
het verlaten, want God heeft de ban-
den, die er n aan binden, verbroken.
Hij heeft u verlost laat dat gelden,
-ocr page 48-
42
WAT IS HET GELOOF?
laat (lod, de Verlosser, Ood zijn gelijk
Hij wil! Wat is zijn Woord, dat ik
tot u breng ? Het is zijn Woord, waar-
mee Hij vleesch en geest in u van
elkaar wil scheiden door de kracht
van zijn (Jeest. Hij wil er n van alles
door aftrekken wat u hindert om zijn
liefde te zien. Vraag Hem. u te hei-
ligen, ja het geheele lichaam, waar-
van gij een lid zijt, te heiligen, opdat
al de leden zich mogen verhengen in
Hem die het Hoofd is, en niet lan-
ger in zichzelve. Want in Hem zich
te verheugen, dat is rechtvaardig-
heid: in onszelve ons te verheugen,
dat is zonde. ])
\') Vandaar dat wij leeraren vaak vele vrij-
moedigheid hebben om aan anderen, privaat of op
den kansel, aan te zeggen dat Jezus Christus hun
Verlosser is, terwijl wij voor onszelve door twijfel
bestormd worden. Namelijk wij zonderen ons dan.
bij dien twijfel, van de (iemeente af. En voor ons
-ocr page 49-
WAT IS HET GELOOF?             4?)
De vleesch wording des Woords
vindt hare voortzetting in het leven
des Hoeren, hare voltooiing in zijn kruis,
en door dat kruis is Hij tot de onstan-
ding, tot het leven gekomen waarin
Hij u aanspreken, aanvatten, reinigen
kan. En dit. dit aanvatten om u te
reinigen, deed Hij door uwen Doop,
en doet Hij als Hij u, op grond
van dien Heiligen Doop, nu ver-
der het Woord verkondigt dóór ons,
zijn dienaren. „Bekeert u en laat u
doopen, tot vergeving der zonden"
zeide Hij door Petrus, Hand. 2 : 38.
En nu zegt Hij door ons tot u nog:
zelve zien wij dan van zelf het meest op onze
zonde. Verbreeden wij echter onzen horizont tot
liet Geheel, leven wij mede als deel van het Ge-
heel, voelen wij zijn leven door ons heen stroomen,
dan zien wij Christus als Hoofd der menschheid,
en dat de menschheid in Hem niet meer is een
gevallen, maar een verlost geslacht.
-ocr page 50-
44             WAT IS HET GELOOF?
„laat u doopen, d. i. aanvaardt, erkent
niet uwen wil, uwen doop. Dan hebt
gij, even zeker als de vergeving, ook
den Heiligen Geest." Want (o te
weinig let men op deze heerlijke
waarheid!) men kan de vergeving
niet ontvangen of de Heilige Geest,
d. i. de kracht tot geheele reiniging-
en vernieuwing, komt noodzakelijk
mede. < \'hristus geeft u heide, en
vraagt nu verder als Voorspraak al
het nog ontbrekende voor u.
Christus vraagt nu uwe oorspron-
kelijke bestemming, welke is om rein
te zijn en God te dienen, voor u
terug. Uwe zonde is afval, onnatuur-
lijkheid. Christus wil u terugvoeren
in de waarheid, Christus is in een
iegelijk mensch van nature.
Wat is dit? Willen wij er mede
zeggen dat er geen onderscheid zou
-ocr page 51-
WAT IS HET OELOOP?             4")
zijn tusschen den geloovige en den
ongeloovige? Natuurlijk niet. want
tusschen die beide is liet onderscheid
van leven en dood. Maar het onder-
scheid betreft niet het feit. de daad
Gods, op zichzelve: neen, juist liet
geloof, de erkenning van die daad
(Jods. God doet ons verkondigen:
„Christus is het Hoofd van iederen
man". I Cor. 11: 3. Sommigen geloo-
ven dit, d. i. zij willen de daad Gods
laten gelden voor wat zij is. Andereu
gelooven het niet. d. i. zij willen
deze daad Gods niet laten gelden
voor wat zij is. Zij gelooven dus niet
dat zij, geenszins door hun eigen sterk
geloof, maar door de genadedaad Gods,
verbonden zijn aan een die sterker is
dan wereld, vleesch en duivel, en die
hun inniger nabij is dan hun eigen
vleesch. Dit gelooven zij niet. en kun-
-ocr page 52-
46
WAT TS HET GELOOF i
nen dus niet dienovereenkomstig han-
delen, niet bidden dat het in hen vol-
komen worde. Pauluszegt: ,Gij zijt
der wet gestorven, gij zijt nu vrij
door Christus dood: Hij heeft zich
met u verbonden, draag hem nu
vruchten." Maar zij gelooven dit niet,
en blijven dus zuchten en sidderen
onder den slavenboei welken Christus
voor hen verbroken heeft (Kom. 7:
1 — 6). Zoo blijven zij ook bekneld
in onware verbindingen, die zij niet
als menschen, zooals Christus hen
gemaakt heeft, maar als zondaren,
zooals zij zelve zich gemaakt hebben
en nu blijven, hebben aangegaan. Ver-
bindingen door menschelijke leuzen,
keuzen of meeningen of partijvormin-
gen. Christus daarentegen is waarlijk
het middelpunt van onze verbindingen
met elkander als menschen, in
-ocr page 53-
wat is inrr geloof?          47
familiën, d. i. in vereenigingen door
den band des bloeds, in volken, d. i.
in vereenigingen door den band der
historie, in gemeenten, d. i. in ver-
eenigingen door den band der genade,
en niet in scholen en gemaakte in-
deelingen. De levenswet, den grond
van bestaan en al wat leeft te vin-
den, dat is een delven in de diepte,
waardoor men ten slotte op\'Christus
als diepsten grond stuit. En al wat
leeft, dat leeft in geledingen, in sa-
menvoeging tot een of ander geheel,
in gemeenschap. Christus is de man
des geloofs. d. i. der overgave, der
vleeschwording, der verbinding met
ons. Daarom moeten wij ook, in and-
woord daarop, menschen des geloofs,
der verbinding met Hem en zoo dan
ook met elkander zijn. De verbindin-
gen der mensclien rusten dus niet
-ocr page 54-
4.S             WAT IS HET GELOOF?
op overeenkomst, afspraak, policie-
macht, schoolwetenschap, of iets van
dien aard. iets willekeurigs, iets niet
natuurlijks, maar op Christus, d. i.
op hun eigen natuurlijk wezen, en
dus op liefde — want liefde is niet
anders dan erkenning\'van een bestaande
verbinding. Liefde vei"bindt de men-
sclien niet met elkander, maar is de
erkenning dat zij verbonden zijn, en
bet leven daarmede overeenkomstig.
O mensch, wie gij zijn moogt! dat gij
in zekere samenvoegingen leeft, huis-
gezin, maatschappij, gemeente — dat
is omdat Christus bet Hoofd van iedere
dezer is, en zijne eenheid met den Vader
zich afspiegelt in elke menschelijke
samenvoeging der liefde en der gemeen-
schap. Versta het wel. Christus zelf,
en niet onze overtuiging omtrent
Christus is die grond, dat middelpunt.
-ocr page 55-
WAT IS HET GELOOF?            49
I leeds de stem van uw geweten is
het teeken van de persoonlijke tegen-
woordigheid en regeering van Jezus
Christus. In Hem moet ten slotte
alles onder één Hoofd vergaderd wor-
den (Ef. 1: 10), zoodat dan de behoef-
ten van rede en hart, de diepste
begeerten der menschelijke ziel, zooals
ze zich ook in de elementairste ziels-
bewegingen der menschen uiting geven,
zullen vervuld zijn.
II.
0 zie toch wat de heerlijke belij-
denis van de gansche christenheid
van alle eeuwen is geweest, Christus,
God en mensch, het Hoofd der menscli-
heid. Wij zijn in Christus, en niet
meer in Adam. Adam is gevallen uit
zijn oorspronklijke rechtheid, en wij
4
-ocr page 56-
50             WAT IS HET GELOOF?
in en niet hem. Maar deze oorspronk-
lijke rechtheid is in Jezus Christus,
ontvangen van den H. (ileest, geboren
uit de Maagd Maria, ongeschonden.
Is Jezus dan hier op aarde geweest
als Adam vóór hij gezondigd had?
Neen, liet Woord is v 1 e e s c h gewor-
den. Versta het goed. verzwak het
niet tot een .,zich met het vleesch
omkleeden" of het ., vleesch en bloed
aannemen" of iets dergelijks. Neen,
nog eens, het Woord is vleesch ge-
worden, en heeft als zoodanig onder
ons gewoond. Wat wil dat zeggen?
Wij zwijgen hier van leerstellige be-
spiegelingen, schoon wij die voorwaar
niet verachten, want ze zijn eene der
edelste werkzaamheden van den men-
sen elijken geest. Echter nemen wij
alles eenvoudig zooals het geloof het
bij ons allen verstaat. Hij, de eeuwige
-ocr page 57-
WAT IS MET GELOOF?             51
Zoon, is geheel en ten volle ingetre-
den in, heeft zich vereenzelvigd met,
den toestand van ieder mensch. De
verzoekingen van ieder menschenkind
heeft Hij mede ervaren, met den vij-
and des mensch doms heeft Hij gestre-
den. Want Hij had ons vleesch
en bloed, onze door de zonde ver-
zwakte en in den dood gevallen na-
tuur. In haar heeft Hij gestreden,
doch zonder ooit te vallen. Hij is den
Vader nooit ongehoorzaam geweest,
nooit uit de gehoorzaamheid gevallen.
Zijne verzoekingen waren dus zwaar-
der dan van iemand onzer; ja Hij
gevoelde, Hij droeg in waarheid de
zonden der geheele wereld. Nu mag
ieder mensch met zijn bijzondere ver-
zoekingen tot Hem gaan en zeggen:
„Gij kent ze en hebt ze overwonnen."
Maar om die geheele en volkomen
-ocr page 58-
52             WAT IS HET AEIjOOF?
vereeniging mei ons geslacht heeft
nu ook niemand meer het recht om
te zeggen: „liet menschdom is een
gevallen, zondig menschdom.\'\' Neen,
hoe zwaar hem ook zijn persoonlijke
zonden wegen, hij is verplicht het
menschdom aan te zien als een in
Christus verlost menschdom: en dan
moet hij door het geloof ook zijti aan-
deel vragen in de verlostheid en aan-
staande heerlijkheid van zijn geslacht.
„In mij. dat is in mijn vleesch. woont
geen goed" — dat moet ieder zeg-
gen, juist omdat alle goed, dat in hem
is, afkomt van de volmaakte niensch-
heid van Jezus Christus. Ons „vleesch"
is juist het beginsel der afzonderlijk-
heid, der baatzuchtige afzondering
van het geheel der menschheid waar
wij toe behooren. Als menschheid,
als één geheel, hebben wij de taak
-ocr page 59-
WAT IS HET GELOOF?             53
de wereld te beheerschen (Gen. 1:
28). Ons van dat geheel af te zonde-
ren doet ons dus onze bestemming
missen. Alleen in Jezus Christus ver-
vullen wij die bestemming en zijn niet
meer „vleesch."
Zonder Hem, buiten Hem gedacht,
zijn wij louter ellende. Maar nu zijn
wij, Gode zij dank! niet buiten Hem
meer. Wij zijn in het Hoofd der
menschheid, en nu zijn de wanhopigste
raadselen in beginsel opgelost. Paulus
verkondigde den Zone Gods onder
de heidenen. Onder hevigen tegen-
stand van hen die zeiden: , de mensch
moet éérst onder de wet van Mozes
komen, daarna mag hij van Christus
den Heiland hooren!" — verkondigde
hij den heidenen, dat de mensch door
het geloof in Jezus Christus, zonder
de werken dei- wet, gerechtvaardigd
-ocr page 60-
54             WAT IS HET GELOOF?
wordt. Dat wil zeggen: hij verkon-
digde aan d en me nseh a 1 s men sch:
Christus is in u. Niet: wanneer gij
u eerst Verandert en door bekeering
en geloof een nieuw menscli wordt.
Neen, zóóals gij zijt, sprak Paulus.
is Christus in u. En nu moet gij,
omdat en doordat dit zoo is, u ver-
anderen en door bekeering en geloof
een nieuw mensch worden. Want
zonder Christus kunt gij niets doen.
Hij is in u de bron van alle goede
daden die gij ooit verricht, ja van
alle goode gedachten die gij ooit ge-
dacht hebt. Hij heeft alle kwaad
weerstaan, waartoe gij ooit verzocht
zijt geworden om het te doen.
Dit is van de allergrootste betee-
kenis. Christus is de grond der
wereld — dat is veel meer dan,
zooals de menschen zeggen, een „gods-
-ocr page 61-
WAT IS HET GELOOF?              55
dienstige" waarheid. Als grond dei-
wereld is de Zoon ons komen bren-
gen n i e t een nieuwen godsdienst of
den besten of eenig waren godsdienst,
zooals de menscben dikwijls zeggen.
I lij is veel meer dan godsdienststich-
ter. Het woord is vleesch gewor-
den, dat is: niet wijsgeer, niet wet-
gever, en ook niet ..godsdienststich-
ter." Neen. Christus is ons komen
brengen een nieuw, vol, rijk, vol-
maakt m e n s c h en Ie v e n, een nieuw
bestaan, het bestaan der volle ver-
zoendheid met God. Niets anders,
want alles is daar in besloten. Er is
in den grond geen ..christendom" op
dezelfde wijze als er ook is een hei-
dendom, een bouddhisme of islamisme.
Wel voor de eerste optreding, den
eersten vorm waarin het nieuwe leven
zich aanbiedt. Want dat leven grijpt
-ocr page 62-
56             WAT IS HET GELOOF?
natuurlijk de menschheid allereerst
aan in haar diepst en binnenst mid-
delpunt, dat is: datgene wat wij in
bepaalden zin ,godsdienst"\' noemen.
Zoo treedt liet dan ook als kerk op,
en dat kan niet anders. Maar laat
ons toch nooit vergeten dat dit ker-
kelijk leven in zijn afzonderlijkheid
slechts eene noodhulp, slechts iets
voorloopigs is. Het nieuwe leven
moet noodzakelijk allereerst het ge-
heele gebied des aardschen bestaans,
dat rondom het middelpunt heen ligt,
het geheele gebied dat wij het zede-
lijk leven noemen, ter zijde laten
liggen. Eerst moet het zich in zich
zelf samenvatten, zich bewust wor-
den van zichzelf, om eerst later,
gesterkt en bevestigd, naar buiten te
treden en als een tarwegraan zich te
laten oplossen in den akker des wer-
-ocr page 63-
WAT IS TIET GELOOF?             57
kelijken levens; niet om daar te ver-
gaan, maar om er nieuwe vracht te
wekken. Eerst door de vleescliwor-
ding des Woords toch kunnen alle
levenskiemen die in de wereld liggen,
maar wier ontwikkeling door de zonde
tegengehouden wordt, tot vollen was-
dom komen. Zoo moet de kerkelijke
vorm hoe langer hoe meer iets wor-
den dat zijn kracht als het ware in
de wereld over leidt, schoon de kerk
er wel altoos in deze bedeeling blijven
zal. In de voltooiing, als het Konink-
rijk Gods in de eeuwige heerlijkheid
zal overgegaan zijn, zal er i n het
geheel geen godsdienst meer
zijn. Namelijk niet meer als afzon-
derlijk deel des levens; omdat het
geheele leven dan godsdienst even
zoowel als verheerlijkt wereldsch
leven zal wezen. Het nieuw Jeruza-
-ocr page 64-
58            WAT IK HET GELOOP?
lem heeft geen tempel meer (Openb.
21: 22) en ten slotte geeft de Zoon
het koninkrijk (ofschoon daarom niet
zijn koningschap) aan den Vader over.
1 Oor. 15 : 24.
Deze heerlijke waarheid nu, waarin
de hoogste overwinning des Woords
zich openbaart, is geldig vooralle levens-
terreinen. Deze terreinen moeten niet
met een stichtelijken tint overtogen
worden: geen godsdienstige strekking-
of toepassing moet er aan worden
opgedrongen. Maar deze levensterrei-
nen zelve. bijv. kunst, wetenschap,
enz. moeten geheel vrij zich ontwikke-
len naar hun oorspronklijken aard. Dat
wil, we begrijpen het nu, zeggen dat
de heerlijkheid van het Woord, dat
aan alles ten grondslag ligt. zich daarin
openbaren moet. Bij voorbeeld: gij
leeft misschien in eene groote handels-
-ocr page 65-
50
WAT IS HET GtEfiOOF?
stad. Ts nu de handel iets wereldsch, iets
dat met den Christus Gods niet te
maken heeft? Ja, zegt gij, hij heeft
er dit meê te maken dat een hande-
laar, gelijk ieder mensch, moet eer-
lijk zijn en ook, zoo God hem zegent,
liefde moet oefenen uit dankbaarheid.
O ja, dat alles is waar: doch het ver-
hand ligt dieper. De eeuwige eenheid
des Zoons met den Vader is de wor-
tel, de grond van alle eenheid onder
de menschen, van alle samenvoegin-
gen door welke de menschheid één
geheel is. De mensehen zijn van na-
ture één in Christus. Dat wil niet
zeggen in hun denkbeelden of hun
geloof omtrent Christus, och neen, de
meesten kennen Hem niet, maar —
in Christus zelve n. Daar rust nu
ook de handel op. Ook hij is een van
de vele middelen om die eenheid tot
-ocr page 66-
60            WAT IS HET GELOOF?
gelding te brengen. Buiten Christus
echter, als die eenheid geloochend en
geen oorspronklijke band der menschen
en natiën onderling erkend wordt,
leidt do handel slechts tot moordda-
dige worsteling tusschen de menschen,
tusschen arbeid en kapitaal, tusschen
roovers en beroofden, tusschen god-
delooze slavenhandelaars en ellendige
slachtoffers. Zoo is het met de staat-
kunde eveneens. Maar, helaas! in
plaats van de staatkunde in dezen
godsdienstigen grond op te nemen,
hebben de zondige menschen, omge-
keerd, deze godsdienstige waarheid
in de staatkunde opgenomen, de waar-
heid op staatkundige, wereldsche wijze
verklaard, en van de kerk van Chris-
tus eene wereldsche instellinggemaakt.
Dan verkrijgt men de ellende eener
staatkundig-godsdienstige of godsdien-
-ocr page 67-
WAT IS HET GELOOP?              (> 1
stig-staatkundige partij, niet al de
verkeerde verhoudingen, daaraan ver-
bonden. En zoo kan men ditzelfde op
alles overbrengen.
irr.
Nu ziet gij, mijn bekommerde broe-
der, hieruit het rechte andwoerd op
de vraag met welke wij onze overden-
king begonnen, de vraag: wat is het
geloof? Dat andwoord moet zijn: het
geloof is niet een angstig duister iets,
niet iets waar men eerst langs den
weg van vele inwendige ervaringen,
waarvan de vromen weten te verha-
len, toe komen kan. Neen, het geloof
is het allernatuurlijkste dat er is. Zóó
natuurlijk is het geloof, dat alleen
God zelf het in ons werken kan. Want,
ons tot het waarlijk natuurlijke terug
-ocr page 68-
62            WAT IS TIET GELOOF?
te brengen, dat is een heerlijk won-
derwerk der herscheppende genade
Gods. Door den Zoon alleen wordt
het dan ook in ons gewerkt. De Zoon
is eeuwig één niet den Vader. Hoe
weten we dat? Uit bovennatuurlijke
bespiegelingen? Dit maakt gij mis-
schien daaruit op, dat ik begonnen
ben, Joh. I, met die heilige verbor-
genheid van het Woord dat bij God was
en God was, ten grondslag te leggen.
Maar ook bij den evangelist Johannes
is hier niets van een bovennatuurlijke
bespiegeling. De éénheid van den Zoon
met den Vader, de waarachtige God-
heid des Zoons van God, maakt hij
eenvoudig op uit de geschiedenis,
uit de volkomen geloofsgehoorzaam-
heid des Zoons. Christus was door
geloof en gehoorzaamheid één met
den Vader. Deze zichtbare eenheid
-ocr page 69-
WAT IS TIET O KLOOI-?            63
wijst terug op den verborgen grond
van de eenheid des wezens met den
Vader. In Hem zien wij nu, in zijn
aardsch leven, de volkomen heiligheid
en gerechtigheid (lods, die de grond
is van \'s menschen rechtvaardiging.
Er is geen andere rechtvaardiging
voor (tod, dan door het geloof. Het
geloof van ieder mensch, jood of hei-
den, rustte van de grondlegging der
wereld af aan enkel in Christus, ook
al kenden de menschen Hem niet, en
hadden nooit van Hem gehoord. Alle
geloof of vertrouwen (want dit zijn
slechts twee woorden voor dezelfde
zaak), alle vertrouwen der menschen
op elkander, alle onderlinge eenheid
der menschen waardoor de samenle-
ving, het huwelijk, de volkseenheid,
de staten ontstonden en bestonden,
had van den aanvang af tot verbor-
-ocr page 70-
()4             WAT IS HET flELOOF?
gen achtergrond het geloof\' in Eén\'
dien zij niet kenden, wiens Naam zij
niet wisten te spellen, maar van wien
zij onwillekeurig gevoelden dat hij
niet verre was van ieder onzer: gelijk
Paulus te Athene een altaar voor den
„onbekenden God" vond, en nu aan
deze heidenen verkondigde wie eigen-
lijk die onbekende was, namelijk de
Vader, in den Zoon kenbaar en door
den Geest met Hem één. Christus
kwam in de volheid des tijds, om
licht, bewustheid, klaarheid te bren-
gen in dat alles wat de menschen
tot nog toe half, donker, verward
gevoeld hadden, maar wat nu in hem
ontdekt en opgehelderd werd. Maar
nu blijkt ook dat alle geloof aan de
waarheid, waarmede de menschen naar
de waarheid gezocht hebben, alle uit-
vindingen, theorieën, stelsels der men-
-ocr page 71-
WAT is HET GELOOF?            65
schelijke gedachte, alle kunst waar-
door zij hun voorgevoel van de eeuwige
waarheid en schoonheid in aardsche
vormen hebben ingekleed, alle geduld
en niartelaarsnioed waarmede zij voor
de waarheid gestreden en geleden
hebben, ook zij die Christus niet ken-
den, gelijk Sokrates toen hij den gif-
beker dronk dat dit alles gegrond
was in het geloof van Jezus Christus
waardoor Hij aan den Vader trouw
bleef. En ook alle liefde die onder des
menschen. ook onder de heidensclie
volken, gevonden wordt, meende, be-
doelde eigenlijk den Christus, zonder
dat men het wist. (ielijk we lezen in
de beschrijving van het jongste Oor-
deel, dat velen dan zeggen zullen,
als de Heer hen aan zijn rechterhand
zal plaatsen: ..Heere. wanneer bobben
wij u behoeftig en hongerig gezien
-ocr page 72-
66            WAT IS HET GELOOF?
en hebben u geholpen en gespij-
zigd?" — en de Koning zal hun zeg-
gen : ., zoover gij dit aan een der
geringsten die in mij gelooven, gedaan
hebt, is het aan Mijzelven gedaan
geweest."
Zoo is dan de ééne algemeene
christelijke kerk de grond van, de
getuige voor alle menschelijk natuur-
lijk leven, voor alle nationale, huise-
lijke en andere samenvoegingen der
natuurlijke liefde. Dit hemelsehe is
het natuurlijke in den hoogsten
zin; het natuurlijke dat, zooals Pau-
lus zegt, er éérst is, opdat dan daarna
het geestelijke moge kunnen komen
(1 Cor. 15 : 46). Deze christelijke
kerk, waarvan de lieden smalen dat
zij onnatuurlijk en duister en macht-
spreukig is en aan de menschen veel
kwaad gedaan en hun natuurlijk licht
-ocr page 73-
AVAT IS IIKT GELOOF?             fi7
in don weg gestaan heeft. — zij is
de Getuige voor de ware gesteldheid
van den nienschals mensch, name-
lijk dat hij van nature, in dezen hon-
geren zin. is een kind van God, een
erfgenaam des Hemels. En als ik een
kind mag doopen in den Naam des
Vaders, des Zoons en des Heiligen
Heeste*, dan denk ik: kind. God
neemt u uit clou onvrede en stempelt
u, als zijn eigendom, tot een kind
des vredes. Deze wereld heeft geen
rechte gemeenschap, want zij is in de
baatzucht gevallen; maar de ware
liefde, de éénheid die afbeeldsel dei-
eeuwige éénheid des Vaders en des
Zoons door den Heiligen Heest is,
deze is de gemeenschap in welke Hod
u opneemt.
Ja alle dingen zijn bestemd in Chris-
tus , onder één Hoofd gebracht te
-ocr page 74-
GS             WAT IS HET («KLOOF?
worden". Deze heerlijkheid van Chris-
tus is liet voorwerp des geloofs; en
daarom is ons geloof ook hoop.
Zoo zegt ons Petrus (naar juiste ver-
taling van 1 Petr. 1 : 21) dat gij
door Christus gelooft in God die Hem
uit <le dooden opgewekt en Hein
heerlijkheid gegeven heeft, opdat ons
geloof ..ook hoop" op God zou zijn.
Ja het geloof is, wij herinnerden er
reeds aan op onze eerste bladzijde,
een vaste grond der dingen die men
hoopt. Hoop is aanvanklijk bezit.
In dit bezit van de toekomende goe-
deren, in deze beginnende ervaring
van de krachten der eeuwige wereld
hebben wij lust en veerkracht om de
dingen der wereld aan te vatten en
erin te leven. Geen piëtistische terug-
trekking, maar kalm vertrouwende
belangstelling in deze wereld volgt
-ocr page 75-
WAT IS TIKT GELOOF?             f>9
uit onze hope der heerlijkheid. Deze
wereld is het eigendom, niet des
Satans, maar van Christus in wien
zij gegrond is. Wij vertrouwen dat.
wanneer de waarheid sleelits niet haar
heiligen natuurklank, in haar oor-
spronkelijke zuiverheid door ons wordt
beleden, het geweten der menschen
dan nog altijd vóór haar getuigt: en
zoo begeven wij ons gaarne in de wereld,
gedachtig dat er „in de liefde geene
vrees"\' is. Onze bekeering is eerst,»
ja. van de wereld tot God. Doch
daarna is zij weder eene bekeering,
niet God, tot de wereld. Nu verkrij-
gen alle levensbetrekkingen een nieuw
karakter. Op mijn studeervertrek hangt.
als geschenk van eene geliefde, be-
vriende hand, een wonderbaar tafe-
reel van Jacob die te Bethel ligt te
slapen, de ladder staat naast hem die
-ocr page 76-
70         wat rs het fjrcrooF?
hij in zijn droom ziet, en de engelen
klimmen op en neder. Als ik dat
tafereel van Salvator Rosa aanzie, is
het mij een beeld van de heerlijke
waarheid die ik getracht heb voor
te stellen. Gelijk de engelen van de
aarde naar den hemel klimmen, zoo
zijn alle aardsche betrekkingen een
trap om op te stijgen naar de hemel-
sein) hoogte, en Hem te bereiken in
wien dat alles zijn oorspronklijken
«grond heeft, van wiens heerlijkheid
het slechts een zwak afbeeldsel is.
En gelijk de; engelen nederdaalden
van den hemel op de aarde, en de
Heer boven aan de ladder stond en
tot Jacob sprak: „Ik zal n dit land
geven!" zoo daalt voor den blik des
geloofs alle liefde, alle adel des gees-
tes. alle waarheid, goedheid en schoon-
heid van Boven af.
-ocr page 77-
WAT IS HET GELOOF?              71
IV.
Er zijn vele welmeenende, in hun
hart vrome en naar de waarheid zoe-
kende, maar nog niet tot Christus
gekomen menschen, die iets van deze
waarheid gevoelen. Zij zijn gaarne
bereid, in al wat goed en schoon,
verheven en liefelijk is. eene afstraling
van de heerlijkheid (iods te zien. Maar
zij weten niet dat alles een samen-
vattend Middelpunt, een Hoofd heeft,
die alles tot éénheid en harmonie
brengt. Zoo spreken en droomen zij
voort in wilde, dichterlijke begeerte,
en men zon hun zoo gaarne de zalige
rust gunnen die wij in Christus heb-
ben, als wij weten dat al die goede
aspiratiën in Hem haar doel bereikt
hebben. Als in een land de vorste-
lijke familie door een omwenteling
-ocr page 78-
72            WAT IS HET GELOOF?
is uitgebannen, dan gaan doorgaans
de aanzienlijkste geslachten des lands
niet haar mede. Wordt de koning dan
hersteld, zoo komen ook al die andere
familiën terug, en de koning schaart
ze met blijdschap rondom den troon
en men zegt: nu is alles weder in
orde. Zoo gaat het ook in den ïnensch
en in de menschheid als de ware
eeuwige Koning .Jezus Christus weer
op zijn troon hersteld is. Dan vindt
al wat goed, heerlijk, waar is, maar
tot nog toe als zonder vaste woning
rondzwierf, zijn rechte plaats terug
bij het Hoofd dat alles tot éénheid
en schoonen, sterken samenhang terug
brengt.
En nu hebt gij, mijn Broeder die
tot het geloof komen wilt, niets
anders te doen dan <<od. gelijk Hij
aldus in .lezus Christus de grond van
-ocr page 79-
WAT IS HET GELOOF?             78
alle menschelijke dingen is, te laten
zijn wat Hij wezen wil, te laten God
zijn. ook voor u. Niet wij zoeken
God en hebben Hem liefgehad, maar
Hij zoekt ons en hoeft ons liefgehad
en zijnen Zoon gezonden tot verzoe-
ning voor onze overtredingen. „Tn
stilheid en vertrouwen", zegt de pro-
feet, zal uwe stei\'kte zijn. Ja, daarin,
en wederom niet in het denken over
onze stilheid en ons vertrouwen, en
in het droef bepeinzen hoe weinig
van die stilheid en dat vast vertrou-
wen nog in ons is, — maar in het
laten zijn en laten gebeuren dat God
uit vrije genade ons eeuwiglijk lief-
heeft, en dat Hij eeuwiglijk niet anders
kan doen, dan ons liefhebben. Dit
gehoord en dan toch niet aangenomen
te bebben, dat is de groote, schrik-
kelijke zonde waardoor de mensch
-ocr page 80-
74             WAT IS HET GELOOF?
verloren gaat. Maar dit eenvoudig te
erkennen, dat is liet geloof\', (lij laat
God werken en u roepende leiden. Tn
één woord, niet uw geloof is uwe
zaligheid, maar Hij die liet voorwerp
van uw geloof is, de levende God
zelf. (Jij kent de heerlijke Grieksche
fabel van den zanger Orpheus, die
zijn beminde vrouw Eurydice uit het
doodenrijk mocht terug halen onder
voorwaarde dat hij op den geheelen
weg, van die onderwereld tot naar
boven in het licbt der aarde, niet
naar haar omzien zou als zij hem
volgde. Zoo werd zij hem dan terug-
gegeven en kwam achter hem aan.
Het ging zoo voort, en Orpheus
bedwong zijn brandende begeerte om
naar haar om te zien terwijl hij het
ruiscben van baar kleed achter zich
hoorde. Maar eindelijk, dicht bij den
-ocr page 81-
WAT IS HET GELOOF?             75
uitgang die weder naar de bovenwe-
reld en liet licht des daags leidde, —
daar kon hij zijn verlangen niet meer
liedwingen; hij zag even om, — en
ach! de beminde gestalte zweefde nu
van dit oogenblik af terug, de armen
nog naar hem uitbreidende, maar het
was te laat. Dit is een beeld van
ons geloofsleven. Laat ons vooruit-
zien op God die ons de belofte der
eeuwige liefde gedaan heeft, maar
niet achteromzien naar onze eigen
geloofsgestalte. Juist door ons niet om
ons geloof te bekommeren, blijven wij
in het geloof. God wil onze zaligheid en
heeft er alles voor gedaan. God ziet
ons aan in Jezus Christus, en niet
zooals wij in ons zelve zijn. Ons
betaamt het. ons zelven aan te zien
gelijk God ons ziet; dus niet onze
zondige zwakheid die nog overblijft,
-ocr page 82-
76             WAT IS HET GELOOF?
maar den nieuwen mensch die geboren
is en groeit. Of liever, wij hebben,
als navolgers Gods ook in dezen. Chris-
tus aan te zien gelijk Hij onze Borg
is, en niet ons zelven wederom.
Immers (iod zelf ziet met eeuwig
welbehagen Christus aan. Nu is Chris-
tus aan de rechterhand des Vaders;
en in zijn persoon, zooals Hij daar
is, ligt al de vrucht van zijn kruis
en van zijn verhooging. al de godde-
delijke volheid die in Hem is, per-
soonlijk tegenwoordig opgesloten en
staat vóór u om u te zeggen: „Ik
ben met u; Ik geef mij aan u." Zoo
zeg nu niet meer: „ik durf nog niet
gelooven"
            maar zeg voortaan:
„ik durf niet meer twijfelen." Mijne
zonden mogen mij niet eene reden
zijn om van (iod terug te blijven,
maar eene reden om des te meer tot
-ocr page 83-
WAT IS HET GELOOF?             77
God te gaan, om weder in de éénig
ware stelling, die van begenadigd en
gerechtvaardigd kind van God, hersteld
te worden. Niet voor Satan mag ik mij
verootmoedigen, door mijn vrijmoedig-
heid te laten verzwakken, maar voor
God alleen, door van zijn genade, en
enkel daarvan, te leven. Door te belij-
den : er is niets in mij, ook mijn geloofs-
leven niet, waarop ik steunen kan. God
zelf, Jezus Christus zelf, is mijn heil.
Hier ligt het groote punt van ver-
schil dat vele gcloovigen onderling
verdeelt. De wereld, de maatschappij,
de kerk, het huisgezin, de school,
kortom al wat een gemeenschapsleven
heeft in het geschapen heelal, rust
niet op de bel ij d e n i s van Christus,
op de erkenning of de ware recht-
zinnige kennis van God, — maai\' op
Christus zei ven, op (Jod zei ven,
-ocr page 84-
78             WAT IS HET GELOOF?
op de eenheid van Vader en Zoon
in den Heiligen Geest. Dat is de heer-
lijke beteekenis van den H. Doop.
Niet ons geloof in, of onze belijdenis
van Vader, Zoon en Heiligen Geest
maakt de Kerk, maar de Kerk rust
op den diïeëenigen God, op den
driemaal heiligen Naam zelven, en
daarom gelooven en belijden wij
dan dien Naam. De Heer zelf bouwt
de Gemeente, en wel op en door de
personen die belijden (Matth. 16 :
18) niet op hun belijdenis. De be-
lijdenis is slechts het andwoord, de
weerklank op zijne daad: maar de daad
des Heeren zelve is het, waardoor
wij leven. Dit gaat in alles dóór. In
de heilige Schrift vinden wij niet eene
leer omtrent God, maar den levenden
God zelven tot ons sprekende. En
zoo is voor de Kerk dan ook niet
-ocr page 85-
WAT IS HET GELOOP?             79
noodig een streng of mild confessio-
nalisme, een stellen van de Belijdenis,
hetzij geheel, hetzij in haar „aard en
wezen" (gelijk de vruchteloos schik-
kende kerkbestuurders zeggen) tot
grond en regel der gemeenschap,
maar een erkennen, eenvoudig en
stellig, dat Jezus Christus zelf dit
alles is. Dat Hij het niet wordt door
onze erkenning, en niet ophoudt het
te zijn door onze ontkenningen, maar
dat Hij het is en blijft door zich zel-
ven alleen. Want niet in het weten
hoe wij tot God op zullen klimmen,
maar in het erkennen dat Hij tot ons
is afgedaald, ligt ons heil. Gelijk niet
hierin de liefde is, dat wij God heb-
ben liefgehad, maar hierin, dat Hij
ons heeft liefgehad en zijnen Zoon heeft
gezonden tot verzoening voor onze
zonden.
-ocr page 86-
NO             WAT (S IIKT GELOOF?
O mogen velen het leeren verstaan :
eer komt er geen vrede noch nieuwe
bezieling in de Gemeente. Doch erkent
men haar, zoo houden de confessio-
neele twisten op en de wedstrijd der
liefde en der heiligheid, in de zalige
verwachting van \'s Heeren weder-
komst, begint. En dit zal dan ook
noodig zijn. Met minder dan dit komen
wij in den onuitsprekelijken ernst
onzer tijden niet toe. Wij strijden om
kerk en kerkvorm, maar tot een
ganscli anderen strijd bereidt zich —
niet een handvol menschen, maar —
hemel en hel. Beide zullen hun zicht-
baren, ontzachlijken vertegenwoor-
diger tot de aarde zenden. De heilige
en de onheilige geestenwereld, de
wereld van Boven en die van bene-
den zullen hier op dit tusschengebied,
onze aarde, haar slagveld tot den
-ocr page 87-
WAT IS HET GELOOF?             N1
beslissenden, laatsten strijd hebben.
Voor de zijde des lichts of voor die
der duisternis zullen wij hebben te
kiezen; voor den Zone Gods. het
eeuwige Woord, de waarheid, of voor
hem die zichzelven zal vertoonen God
te zijn, den Leugen, dien de lieer,
als Hij verschijnt, zal te niet doen
met den adem zijns monds.
V.
Hoe zullen wij bestaan in dien orit-
zachlijken strijd? Enkel door God.
Enkel door God te laten God zijn
zooals Hij is. Hierin bestaat dan het
geloof, namelijk in ernstiglijk God
en de wezenlijke wereld, zooals Hij
haar gesteld heeft, te erkennen. Het
geloof is in den grond niets anders
dan: het wezenlijk bestaande
6
-ocr page 88-
82             WAT IS HET GELOOF?
te erkennen zooals het is.
(lij moet de waarheid gelooven, d. i.
laten gelden, haar onaangetast laten
zooals zij is. Uw zondig bestaan is
niet de werkelijke toestand. In u, d. i.
in uw vleesch, woont niets goeds.
Maar gij zijt ook niet meer in het
vleesch, gij gedoopte tot wien het
Woord des evangelies komt. Üe waar-
heid is, dat ieder mensch is onder
Christus, het Hoofd der Menschheid.
Want Hij is het scheppende Woord,
waarin de wereld ontstaan is en be-
bestaat. „In Hem (Ooi. 1 : 16 enz.
Gr.) werd alles geschapen, dat zich
in hemel en aarde bevindt, het zicht-
bare en het onzichtbare, het Geheel is
door Hem en tot Hem geschapen:
en Hijzelf is vóór alles, en het Geheel
bestaat in Hem." Dus: in Hem, door
Hem, en tot Hem is alles geschapen,
-ocr page 89-
WAT LS IIKT GELOOF?             88
waaruit dan volgt dat alles bestaat
in Hem. Ware alles alleen dóór Hem
en niet in Hem geschapen, zoo ware
Hij slechts werktuig geweest, en het
geschapene zou slechts een uitwen-
dig werk zijn. Maar daar het ook
in Hem is geschapen, zoo heeft het
in Christus\' leven zijn oorspronklijk
wezen, uit hetwelk het dan eerst
daarna tot bestaan komt door de
schepping. Er is dus tusschen Hem en
en al het bestaande een betrekking-
van wezen, niet slechts van werking.
Zoo is b. v. het oorspronklijk wezen
des Lichts in Christus: al wat in de
wereld licht is, heeft slechts uit Hem
zijn bestaan en kracht: daarom noemt
Christus zich „het licht der wereld."
Het hemelsche en het aardsche, het
zichtbare en het onzichtbare, geest
en natuur, zijn in Christus gegrond
-ocr page 90-
S4             WAT IS HET GELOOF?
en dus niet wezenlijk tegenover elkan-
der staande, gelijk wij dit zoo dik-
wijls ten onrechte denken. En alles
is ook tot Hem geschapen,heeftinHem
zijn einddoel: daarom dan. ten slotte,
.bestaat alles, bestaat het Geheel, in
Mem." Al wat tusschen aanvang en
einddoel in ligt, het nu werkelijk
bestaande, bestaat in Hem, de Alpha
en de Omega. Hij ..draagt alle dingen
door het woord zijner kracht" (Hebr.
1 : 3), Niet slechts uitwendig heeft
Hij „alle macht," maar zijn woord,
de uiting zijner geestelijke kracht, is
de inwendig dragende, levendmakende
kracht in alles; of zooals wij gewoon
zijn te zeggen, de idee aller dingen
is in Hem. „In Hem was leven"
zegt Johannes.
Nu is Christus dat alles wat hij
eeuwig i s in zijn wezen, ook histo-
-ocr page 91-
WAT IS HET GELOOF?             85
risch geworden in den tijd. Zoo
is er onderscheid tusschen de oor-
spronklijke tegenwoordigheid van den
Zoon in alles, en de door de vleesch-
wording des Woords gewordene. De
eerste is de natuurlijke scheppings-
verhouding : maar het schepsel is uit
deze uitgevallen door de zonde. Nu
staat het natuurlijke en het geestelijke,
op een wijze zooals het oorspronklijk
geenszins bedoeld en aangelegd was,
tegenover elkander. Slechts door de
genade, door de verlossing, kan er
nu verzoening, herstelling van het
oorspronklijk bedoelde tot hooger ont-
wikkeling, komen. Wat door eigen-
willigen afval van de goddelijke orde
is bedorven, kan nu alleen hersteld
worden doordat Christus de wereld,
die Hem oorspronklijk toebehoort,
maar die van Hem afviel, nu eerst
-ocr page 92-
•SC)              WAT TS HET GELOOF ?
weder terugwint, om haar daarna het
leven weder te kunnen terug geven.
Dit is geschied door de vleeschwor-
ding, waarvan kruis en opstanding
het gevolg zijn. Nu wordt Hij. daar
de Vader Hem alles geeft, weder
„vervuld" met het Geheel, den gehee-
Ien levensinhoud, gelijk die in allen
die afzonderlijk bestaan, verdeeld is,
Ef. 1 : 23. En dit geschiedt in de
Gemeente, die zijne volheid is, d. i.
die steeds meer en meer van Hem
vervuld wordt. Dus niet, helaas! in
alle menschen zonder onderscheid.
Want, daar Jezus de erfgenaam van
alles is (Hehr. 1 : 2), zoo valt wel
het geheel Hem eens als eigendom
toe, maar dat wordt uitgevoerd op
verschillende wijze. Deels door
verzoening, als wij ons „laten ver-
zoenen," maar ach! deels ook door
-ocr page 93-
WAT TS HET GELOOF?             87
dat het misbruikte goed wordt terug-
genomen, en van hem die niet heeft,
ook datgene wat hij heeft, zal geno-
men worden v). Er is — wij gelooven
het met siddering, juist omdat wij in
eene eeuwige Liefde gelooven — er
is een eeuwig verloren-gaan, een eeuwig
verderf. Wij durven, als verkondigers
van Gods Woord, niet zoo onbarmhartig
zijn om dit te loochenen.
Dus worden wij geroepen het ont-
vangene Hem terug te geven, toe te bren-
gen, in de vrijheid der eigen keuze, d.i.
door geloof. Zoo zien wij dan dat
het geloof is: deze wezenlijke bestem-
ming der dingen, die de hoogste wer-
kelijkheid is (want al het andere, thans
zichtbare, gaat voorbij) te erkennen;
\') Zie over dit alles Beek, Chr. Liebeslehre II,
p. 14 enz. Ethik I, 300 enz.
-ocr page 94-
88            WAT IS HET GELOOF?
de dingen in Christus te zien. Van
Christus los, dan is alles leugen. Van
Christus, dus van Cod gescheiden,
dan ben ik ook van alles, inzonder-
heid van mijne broederen, geseheiden :
dan sta ik alleen, en heb noch Cod
noch mijn naaste lief, dat is: dan ben
ik aanvankelijk in de hel. Maar Cod
zegt: lieg niet, erken de waarheid,
namelijk dat, door de overwinning
van den verhoogden Christus, alle
dingen in Hem zijn. Dit te doen is
het geloof dat Cod u beveelt. Zult gij
nu zeggen: „eer ik geloof dat ik in
Christus ben, moet ik eerst een zekere
ervaring hebben, er moet eerst iets
in mij gebeurd zijn, eer ik zal dur-
ven zeggen dat ik geloof" ? Neen,
want, dat Cod u beveelt te gelooven,
te bidden, te hopen, lief te hebben,
dat beteekent, dat Cod u daartoe,
-ocr page 95-
WAT IS HET GELOOF?            S9
juist daartoe, gemaakt heeft \'). Het
leven buiten God is een leugen, in
welken gij Code niet kunt behagen.
Het gebod Gods, d. i. de eigenlijke
wet van uw wezen, tot wier uitvoe-
ring het genadewerk van Christus
u weer heeft vrijheid en macht gege-
ven, is: .,geloof in den Heere Jezus
Christus en gij zult behouden worden,
gij en uw huis.\'\' Let wel: geloof in
den Meere Jezus Christus. Hij is
de Heer: hij is niet een afwezige,
krachtelooze Christus, maar hij is
machtiger dan de duivel, de wereld
en uw eigen vleesch, die niet ophou-
den u aan te vechten. Hij is uw
Heer. Hij wordt dit niet door uw
geloof, maar hij i s het, en dat moet gij
nu zoo laten zijn. Dan gelooft gij.
\') De wil van den Solie|>|>er is ile wave natuur
van elk
schepsel, zegt Augustinus.
-ocr page 96-
90             WAT IS HET GELOOF?
Of zult gij nu misschien zeggen:
„wel, dat zou toch wel een zeer ge-
..makkelijke weg zijn! Is het anders
..niet dan dat? Wel, dat volbreng ik
„door eenvoudig met gekruiste armen
„op mijn stoel te blijven zitten en
„niets te doen!"
0 gij die zoo spreekt, gij weet
niet wat gij zegt. Gij weet niet dat
nu juist, in plaats van gemakkelijk
stilzitten, de strijd op leven en dood
begint.
(lij wilt bescheiden, nederig zijn,
meent gij. en niet zoo stoutmoedig
en hoogmoedig als sommigen die daar
zeggen, dat zij maar zoo eenvoudig
gelooven. Gij voor u durft, daar gij
uw zonden beter gevoelt dan die vrij-
moedige menschen schijnen te doen,
het u maar niet zoo toeëigenen, want
God alleen kan het in zijn vrijmaoh-
-ocr page 97-
WAT TS HET- GELOOF ?           91
tige verkiezing u toeëigenen, zegt gij.
En vele meesters in Israël zeggen n
hetzelfde, en waarschuwen u. om toch
niet met een ingebeelden hemel naar
de hel te gaan!
Ik versta deze bedenking, die mij-
zelven, ach, zoovele jaren heeft gedrukt,
(lij hebt recht, alleen door God kunt
gij gelooven. Maar God „beveelt thands
allen menschen alom, zich te bekee-
ren" (Hand. 17 : 30) en ook U. Hij
beveelt dit thands. nu Hij ..de tijden
der onwetendheid overgezien" en het
groot beletsel des geloofs uit den weg-
geruimd heeft. Want Christus is ter
rechterhand (iods verhoogd; dus zijn
ook wij in Hem niet meer onderdanen
met vrees voor straf, maar kinderen,
zonen. De dienstknecht niet. maar
wel de zoon. blijft eeuwig in het huis.
Dit „blijven" is „wonen." dus de
-ocr page 98-
92
WAT IS HET GELOOF i
vervreemdheid, de zonde, opgeven.
Na dit eerste gedaan te hebben, be-
veelt dan nu (iod het tweede, liet
geloof en de bekeering. Na dit moge-
lijk gemaakt te hebben, vraagt Hij
hetgeen Hij mogelijk gemaakt heeft.
Ja, wat Hij vraagt, is Hij bezig te
geven. Hij is niet u bezig, doordat het
Woord tot u komt. Wat houdt u terug ?
Indien gij Jezus als den Heer erkent,
dan is dat door den Heiligen («eest
(1 Cor. 1 2:3) en dan roept en bekwaamt
Hij u, om alles te verloochenen,
alles Hem, daar 1 lij de I Teer is, gelijk wij
zagen, over te geven. En hier open-
baart zicb de arglistigheid van ons
hart. Die overgave willen wij niet,
en vandaar dat wij in den toestand
van wenselien en begeeren blijven en
niet tot den toestand van willen,
d. i. tot gelooven, tot van God ge-
-ocr page 99-
WAT IS IIKT (iKLOOF?             93
werkt gelooven (Philipp. 2: 13), over-
gaan.
Zie Achaz (.les. 7 : 1-12). De pro-
feet Jesaia belooft hem dat God hem
tegen de vereenigde macht der Syri-
ers en van Israël handhaven zal.
Eisch u een teeken van (ïod. zegt
hij tot den koning, en het zal n gege-
ven worden. Maar Achaz andwoordt:
„dat mag ik niet vergen, ik mag den
Heer niet verzoeken!" Dit klinkt
vroom en bescheiden; maar de eigen-
lijke reden is. dat Achaz z ij n
vertrouwen op den koning van
Assyrie, dien hij om hulp heeft
gevraagd, niet wil laten varen.
„0 Vader" (bidt Lessing) „ik ben
niet van die trage trotsche lieden die
daar meenen, de waarheid zelve
te kunnen bezitten, terwijl ze toch
maar voor U alleen is: ik vergenoeg
-ocr page 100-
94             WAT IS HET GELOOF?
mij, nederig en tot inspanning bereid,
met het streven naar de waarheid,
al zou ik haar dan ook nooit vinden!"
Ook dit klinkt vroom en bescheiden;
maar de waarheid is, dat zoolang
Lessing zoekt, hij de verschillende
stelsels, één voor één, voor den troon
waar hij op zit, als onvoldoende kan
laten voorbijgaan; doch kwam de
waarheid eens zelve, dan zou
Lessing voor haar van zijn troon
moeten afstijgen, en dat wil hij
heimelijk niet.
Dit zelfbedrog nu schuilt er achter
wanneer men den weg des geloofs,
zooals wij dien naar Gods Woord
voorstellen, een gemakkelijken weg
noemt. Die weg eischt volkomen
verloochening van onszelve.
De werkelijkheid te erkennen zoo-
als zij is, dat zou iets gemakkelijks
-ocr page 101-
WAT IS. HET GELOOF?            95
zijn, iets dat van zelf spreekt en van
zelf gaat? Ach! hoe weinig weet gij
van dezen weg, gij die zoo spreken
kunt. Alleen goddelijke genade brengt
er ons toe om ons, in zuivere erva-
ring, waarlijk enkel aan het bestaande
te houden en er niets meer van het
onze bij te doen — ook in de weten-
schap. x) Alleen zelfverloochening, alleen
het opgeven van ons zelven aan het
Geheel, doet ons de wereld waarlijk
verstaan. Zoolang wij in ons natuurlijk
egoïsme blijven, doet zich ons wezen
als het eenig rechthebbende vóór in de
wereld, en de werkelijkheid rondom ons
als begoocheling en valsche schijn. De
\') Hoe dit ook voor de wetenschap geldt, beschreef
ik in „Overlevering en wetenschap" enz. (1879)
bladz. 28 enz. Zie ook, uit de schoone en diepzin-
nige toespraken, met welke Prof. Brill eene reeks
van jaren zijn akademische lessen opende: Twij-
fel en Geloof p. 5 enz.
-ocr page 102-
96             WAT TS HET GELOOF ?
natuurlijke mensch stelt, projecteert
eigenlijk de wereld niet als werkelijk-
heid buiten zich: maar hij houdt haar,
omgekeerd, in den grond voor niets
(al erkent hij in schijn haar bestaan)
totdat hij onder het Kruis die
wereld leert erkennen als levende,
der verheerlijking tegemoet groeiende,
en dus moed vat haar te durven
leeren kennen. Elk wezen der wereld
komt in zijn eigenlijken aard niet
voor ons te voorschijn dan door de
werking van het Woord Gods in ons,
dat alle dingen naakt en geopend
(Hebr. 4 : 13), naar hun eigenlijk
wezen, dwingt voor den dag te ko-
men. Het geloof ziet den grond der
wereld, en door het geloof zichzelf
verloochenende, verstaat de mensch dat
de dingen die men ziet, geenszins uit
de verschijnselen zijn voortgekomen
-ocr page 103-
WAT IS HET GELOOF?             97
(Hebr. 11 : 1), maar uit hun achtergrond,
de hoogere wereld, uit God. Langs
den weg dezer zelfverloochening, en
langs dezen weg alleen, zien wij in
elk punt des tijds en der tijdelijke
dingen het eeuwige als zijn dragen-
den achtergrond. Den lichtgrond der
eeuwigheid zien wij dan, als-Mozes
bij Horeb, in het braambosch der
tijdelijke verschijnselen. Gelijk Chris-
tus ons Hoofd zich liet doopen in
den Jordaan, zich overgaf om Chris-
tus, Messias te zijn en niet voorzichzcl-
ven als Jezus te leven, en de lichtgrond
der eeuwigheid omscheen Hem, de he-
melon werden Hem geopend en de Hei-
lige Geest daalde neder zoo her-
haalt zich dit in elk zijner geloovi-
gen op verren afstand, ja, maar toch
werkelijk.
Want „niemand zal God zien en
7
-ocr page 104-
WAT TS HET GELOOF?
98
loven." Wij moeten dus in en dooi\'
het geloof den doop des doods, des
stervens in en niet Christus (Hom.
f} : 4) ondergaan, -la. in de persoon-
lijke gemeenschap niet den „Vader
der lichten"\' wordt ons de duisternis
van ons zondig hart openbaar en door
gedurig oordeel overwonnen, zoodat
wij tot de waarheid, d. i. ook tot
inwendige waarachtigheid, komen. Het
is de ervaring der gemeenschap met
God zelven, die dit doet. Daarom is
de heilige Schrift het Woord van
God. Alle heilige menschen Gods
die daarin ons hekend worden, leven
in persoonlijke gemeenschap niet God.
De leer van God welke de "Bijbel
ons leert is deze, dat er geene leer
van God is, maar alleen persoonlijke
gemeenschap met God, die zich hij
den een op deze, bij den ander weer
-ocr page 105-
WAT IS TIET GELOOF?            00
op andere wijze haar verstandelijken
leervorm schept.
Ziehier de reden waarom het con-
fessionalisme tegen Gods Woord is.
Niet omdat deze of gene confessie de
„leer des Bijbels" niet trouw genoeg
teruggeeft, maai- omdat de Bijbel leert
dat uitsluitend alleen persoonlijke ge-
meenschap niet God ons in de waar-
heid stelt. Ook onze Nederlandsche
gereformeerde belijdenis eeren wij
zeer hoog. en wenschen bepaald dat
elk leeraar die onder ons wil optre-
den, naar zijn geweten belove. „niet
tegen Schrift of belijdenis te zullen
leeren." Het geroep, dat de belijdenis
der kerk de vrijheid zou beperken,
achten wij ijdel. Integendeel, de belij-
denis beschermt de vrijheid der Ge-
meente om niet door eiken wind van
leering heen en weer gedreven, maar
-ocr page 106-
100          WAT TS HET GELOOF?
op vasten grondslag opgebouwd te
worden, tegen de individueele wille-
keur der Voorgangers. Juist toen het
geloof onzer vaderen sterk genoeg
was om zich dóór de roomsche boeien
heen de vrijheid te veroveren, ontstond
ook onze belijdenis als gedenkteeken
der Vrijheid! Maar nu, wat leert
die belijdenis zelve ? Dat het geloof een
geheel en al p e r so o nlij k e zaak is 1).
\') Dit leeren ons namelijk de oudste Belijdenis-
sen: de „apostolische," de Nederlandsen-gereformeer-
de, de Augsburgsche. Deze alle hebben een per-
soonlijk karakter. Zij spreken alle: „ik geloof,
wij gelooven." Daarna komt dan, in den tijd der
rechtzinnigheid, eene andere Belijdenis, die dit per-
soonlijk geloof achter de leeruitdrukking der kerk
verbergt, zooals op de drie genoemde oudste Belij-
denissen naar dezelfde rangorde de naar Athanasius
genoemde, do leerregelen van Dordrecht, on de
Formula C\'oncordioe volgden. De eersten in deze
twee reeksen hebbon oen geheel apologetisch (be-
strijding afwerend), de laatsten een polemisch (in
bestrijding levend) karakter.
-ocr page 107-
WAT IS HET GELOOF?          101
Zoodat dus het confessionalisme, dat
tot trouw aan de Belijdenis het
persoonlijk geloof wel wenschelijk
maar toch niet noodzakelijk acht, dooi-
de Belijdenis zelve gewraakt wordt.
Elke Belijdenis wederlegt de orthodo-
xie die na haar komt.
VI.
Ja, Gode zij dank! het is tegen
het geloof, als men de kerk van
Christus wil doen steunen op de ge-
geloofsbelijdenis, in plaats van op den
levenden (iod zelven, op den Persoon
die door dat geloof beleden wordt. Er is
geen andere grondslag der kerk dan
de Naam, d. i. de Persoon, des Vaders,
des Zoons en des Heiligen Geestes,
in wien wij gedoopt zijn. Naar (iods
Beeld geschapen, moet ik (iod zien
zoo ik levende gemeenschap met Hem
-ocr page 108-
1 0\'2          WAT IS HET (JELOOF?
zal hebben: ik moet Hem zien. Ja,
de ingeschapen behoefte des menschen
is. God als mensch te zien. Yleesch-
wording des Woords, dat is niet een
vreemd, wonderlijk leerstuk, maar liet
allernatnnrlijkste wat er is. In alle
mythen der volken leeft er een aan-
duiding van; in alle harten der men-
schen Gods van alle tijden spreekt
eene vraag er naar, een honger en
dorst naar menschelijke verschijning
Gods. Aan God als wetgever, als
sonverein. heeft de mensch evenmin
genoeg als aan God als wijsgeerig
idee. En wederom, zoodra die vleesch-
wording werkelijkheid is geworden,
roept zij uit de diepte van \'t men-
schelijk hart nog eene diepere behoefte
wakker, of neen. dezelfde behoefte
spreekt dan nog op andere wijze.
Namelijk deze vleeschwording kan
-ocr page 109-
WAT IS II KT GELOOF?          108
door ons hot blijkt uit do geschie-
denis van Jezus Christus — zij kan
door ons niet toegeëigend worden.
Wij verwerpen Hem, alle vijandschap
van liet natuurlijk hart komt tegen
Hem op. Hoc nu? Hij was begeerd
en verlangd, zeiden wre, en als hij
dan werkelijk komt, wordt Hij ver-
worpen? Ja. want hier blijkt dat
waarlijk liet bedenken des vleesches
vijandschap is tegen God. Door die
vijandschap moet Gods Heilige hoen
gaan, onder haar bezwijken, haar
dragen als het groot zondenoffer, en
dan daarna weder tot ons komen in
nog wederom overwinnende liefde,
met dat groot „ Vrede zij ulieden! *\'
waarmee de gave des Heiligen Gees-
tes gepaard gaat (Joh. 20 : 21, 22).
God moet tot ons komen, niet alleen
om ons te verlossen als Zoon, maar
-ocr page 110-
104          WAT IS HET GELOOP?
ook om ons die verlossing toe te
eigenen, om ons geheel te vernieuwen
als Heilige Geest.
Zoo is de belijdenis — niet van
..de Drieëenheid Gods", maar van den
drieèenigen God. niet een benauwd
wijsgeerig leerstuk, een duistere be-
spiegeling, maar eenvoudig de belijde-
nis der werkelijke ervaring. Een God
die niet de Drieèenige ware, zou niet
God voor ons kunnen zijn, want Hij
zou niet tot ons zijn gekomen, zich
niet in ons geopenbaard hebben.
Daarom beteekent deze belijdenis niets
anders, dan dat wij gelooven uit
ervaring van de oneindige Liefde.
„Dit is" — zeggen we niet het
..Athanasianum" — „het algemeen
geloof, hetwelk zoo wie niet trouwe-
lijk en vast gelooft, die zal niet mogen
zalig zijn." Gewis niet, want wie
-ocr page 111-
WAT IS HET GELOOF?           105
zich van de oneindige Liefde, van het
Leven zelf afsnijdt, die werpt zich
noodzakelijk in den eeuwigen dood.
Athanasius, de man Gods, de denker
van de heiligste diepzinnigheid, besefte
dat Arius een verkeerd wijsgeerig
leerstuk in de plaats stelde van
den levenden God zei ven: dus dat
hij inderdaad alle eenheid, alle zede-
lijkheid onder de nienschen vanharen
grond beroofde. Want op de kerkver-
gadering te Nicea, waar die twee
mannen tegen elkander over stonden,
gold het niet een bovennatuurlijke be-
spiegeling over het goddelijk wezen,
maar in den grond de zedelijk-
heid zelve. Van alle samenvoeging,
van alle eenheid onder de menschen
is het eeuwige Woord in Wien wij
geschapen zijn. de grondslag. In eiken
mensch, als mensch, moeten wij lief-
-ocr page 112-
106          WAT IS HET GELOOF?
hebben het eeuwige Woord dat in
hem is: dan eerst is de liefde van
mensch tot mensch, van ouders en
kinderen, van overheid en onderdanen,
enz. de rechte. Maar Christus kan
de scheppingsgrond der menschen niet
zijn indien Hij niet God is. Eerst
doordat Hij waarachtig God is. kan de
Gemeente ontstaan die dan weder de
grondslag van alle verdere vereeniging
onder de menschen is. Immers, is
Christus niet God. dan is de Gemeente
slechts het werk van Christus en
niet zijn Lichaam dat dagelijks uit
zijn Geest geboren wordt en leeft.
De innige vereeniging die Hoofd en
leden verbindt, kon er niet zijn indien
Christus slechts een schepsel ware.
Want een schepsel kan niet met een
ander schepsel zoo innig verbonden
zijn. Dus zou dan de verbinding onder
-ocr page 113-
WAT IS HET GELOOF?          107
de menschen haar diepsten grondslag
missen. Maar vooral, dan ware (iod
niet werkelijk tot zijn schepping ge-
komen in den mensch. Laat den Zoon
het hoogste van alle schepselen zijn:
van het hoogste aller schepselen tot
(iod blijft toch altoos de afstand tus-
schen schepsel en Schepper, dat is:
een oneindige afstand. Is Christus
niet (Jod. zoo is die klove niet over-
brugd: zoo is. al kan Gods kracht
en werking ook nog tot ons afdalen,
de gemeenschap met God zelven toch
niet hersteld. Dus niet voor een leer-
stuk, maar voor de gemeenschap met
den levenden (Jod, voor het geloof zelf
trad Athanasius op. Niet voor een
leerstuk, neen, maar voor de geeste-
lijke werkelijkheid, voor het leven
zelf dat in dit leerstuk zijn gebrek-
kige uitdrukking vond. Ja, wij zeggen
-ocr page 114-
108          WAT IS HET «KLOOF?
met volle zekerheid dat wie niet in
den drieëenigen God gelooft, die gaat
zonder twijfel eeuwig verloren. Maar
wie is het nu, die niet in Hem gelooft?
Is het deze of gene die dit leerstuk
verwerpt ? 0 neen, zulk eene verwer-
ping kan om vele redenen geschie-
den, die toch het geloof van zulk een
mensch niet vernietigen. Ik weet
alleen voor mijzelven dat, zoodra ik
van de gemeenschap met God en den
naaste tot het ongeheiligd leven afdaal,
ik doe wat het „Athanasianum" ver-
biedt, namelijk „de Personen te ver-
mengen en het wezen en de substantie
te deelen." Tk vermeng dan de Per-
sonen, want ik onderscheid dan niet
langer het natuurlijk van het gees-
telijk loven, den Vader van den Geest;
ik zie ze beide niet meer in den
Zoon, maar slechts nog in mijn krach-
-ocr page 115-
WAT IS HET GELOOP?          109
teloos leerstuk, vereenigd. En ik „deel"
dan „het wezen en de substantie";
want de glans dei\' eeuwige Eenheid
taant, daar ik niet langer aanbid,
voor mijn blik. en slechts het ver-
brokkelde, onharmonische eindige blijft
voor mij over. Zegt iemand: „God is
Vader, en daaraan heb ik genoeg!"
zoo andwoord ik: dan kunt gij niet
waarlijk weten dat de mensch geest
is, d. i. ten volle voor Gods inwoning
vatbaar, namenlijk omdat hij in staat
is te gelooven dat Christus God is,
en dus God als mensch te kennen.
Dit toch is het hoogste waartoe de
mensch komen kan. Naar waarheid
te zeggen: „Christus is God" — dat
is hetzelfde als te zeggen: „Tk ben
Gods kind, God heeft zich aan en in mij
als Heilige Geest, d. i. levendma-
kend, geopenbaard." Derhalve is „in
-ocr page 116-
110          WAT TS TIKT GELOOF?
den drieëenigen God te gelooven"
niets anders dan werkelijk en inder-
daad in eentenvollegeopenbaar-
den God te gelooven. En daar de
daad van dit geloot\' het hoogste is
waai- een niensch toe komen kan, ja
datgene waarin de niensch zijn wezen
als ïnensch in al zijn volheid open-
baart. — zoo kan men op de vraag
van onzen titel: „wat is het geloof?"\'
deze twee andwoorden geven: „het
geloof is, den drieëenigen God
erkennen:" of ook: „het geloof
is, ten volle ïnensch te zijn."
Het ééne beteekent volkomen
hetzelfde als het andere, niet
meer noch minder. Zie, nu ons
eenmaal de eeuwige Liefde geopen-
baard is. kunnen wij met iets min-
ders dan met haar niet meer leven.
Wij schrikken terug voor een God
-ocr page 117-
WAT IS HET GELOOF?          111
die slechts liefde hebben, niet de
Liefde zijn zou. d. i. niet het voor-
werp zijner liefde eeuwig in zich-
zelven bezitten zou. Wij kennen nu
eenmaal de zonde, en haar wegneming
heeft ons ecne eeuwige almachtige
Liefde doen kennen. Wij zijn nu een-
maal in eene schepping die. aanvanke-
lijk verzoend en verlost, ons niet meer
toelaat iets minder dan eene eeuwige
heerlijkheid te hopen. Weet gij voor
deze ervaringen een anderen naam
dan het geloof in den drieëenigen
God, wij zullen dan gaarne dien bete-
ren naam van u overnemen. Geen
leerstuk, maar alleen de werkelijke
ervaring, het werkelijk tot ons en
in ons komen van den levenden God,
betuigen wij met ons geloof. Toen
onze Heiland ten hemel voer. heeft
hij ons dien Naam, als samenvatting
-ocr page 118-
112           WAT IS HET GELOOF?
van al wat Hij ons gegeven had, ter
prediking achtergelaten. In Hem erva-
ren wij den Vader en den Heiligen
Geest, gelijk Hijzelf die ervaring
maakte; Hij oorspronklijk, wij alleen
in en door Hem. In dezen Christus
zijn wij gerechtvaardigd. Let wel. in
Hemzelven; niet door ons geloof
in Hem, maar door Hemzelven in
wien wij gelooven. Zoo bedoelde liet
ook de Apostel Paulus. De allereerst-
gerechtvaardigde, door God voor goed
verklaarde, is Christus zelf. God recht-
vaardigde, door de opstanding uit de
dooden, den Man die volkomen in
Hem geloofd, d. i. op Hem vertrouwd
heeft (Rom. 1 : 4). Hij is „gedood
in het vleesch, maar gerechtvaardigd
in den Geest." In deze rechtvaardi-
ging is de onze besloten, namelijk de
onze als mensch en, omdat Hij ons
-ocr page 119-
WAT IS HET UELOOF?            113
vleescli is geworden. Als menschen :
we zijn mi door Hem loden der (Je-
meente. d. i. niet meer leden van
eenige secte of van eenige bijzondere
vereeniging, maar van het geheele
menschengeslacht waarvan Hij liet
hoofd is. Het geloot\' in Hem. de een-
lieid met Hem. is de grondslag van
alle kennis, van alle samenvoeging
die onder de menschen bestaan kan.
van alle zekerheid, liefde, heiligheid,
blijdschap, kracht die onder de men-
schen kan denkbaar zijn. In Christus
zijn wij één met allen. Wij voelen
die eenheid met de geloovigen die
den Heiland belijden: wijgelooven
één te zijn met hen die nog niet in
Hem gelooven. En of iemand in Hem
al dan niet gelooft, dat maken we
slechts met groote voorzichtigheid op
uit zijn leerstellige overtuiging. Want
8
-ocr page 120-
114           WAT IS HET OtiLOOF?
wij kennen de verwarring die in dat
opzicht bestaat. Is er iets goeds, iets
waars, iets verhevens, eenige liefde,
eenige geestelijke kracht in iemand,
zoo weten wij dat dit het eigendom
van Christus is, en dat Christus dus
ook, hoe aanvanklijk het wezen moge,
in den zoodanige woont. Daarom heb-
ben wij dan blijde vrijmoedigheid om
hem te verkondigen dat ook hij een
onderdaan des Heeren is; dat Hij die het
Hoofd der menschheid is, ook over hem
als Heer en Meester heerscht; en hem
dus te waarschuwen dat hij, dit niet
geloovende, in opstand blijft tegen zijn
Schepper, in scheiding van zijn mede-
menschen, in strijd met zichzelve.
-ocr page 121-
WAT IS HET GELOOF?          .115
vn.
Ja, ook in strijd met zijne medemen-
schen is hij die niet in Jezus Chris-
tus gelooft. In de gemeenschap die ons
met den Vader en den Zoon door den
Heiligen Geest verbindt, ligt ook de
éénig ware gemeenschap tusschen de
menschen gegrond (1 Joh. 1 : 1 — \'S).
De gemeenschap met Christus vormt
niet eene kerk als afzonderlijke ver-
eeniging naast den staat of het huis-
gezin: zij is de grond van dat alles.
De H. Doop verklaart den mensch
tot mensch, daar Christus hem tot
de ware menschheid is komen her-
stellen. En in de ware menschheid
ligt de grond tot alle éénheid, van
welken aard of naam ook, onder de
menschen. In Christus zijn wij recht-
*
-ocr page 122-
1 1(>          wat is iu;t geloof?
vaardig, d. i. in Gods oog vrijgespro-
ken, en welbehagehjk in don Geliefde,
d. i. goed. De gemeente houdt dus
onder de menschen den rechten stan-
daard van goed en kwaad op. Toen
de kerk verbasterde, en de „goeden"
uitsluitend zag in de roomsch-recht-
geloovigen, heeft de hervorming een
anderen standaard van goed en
kwaad verkondigd. Zij heeft gezegd:
neen, niet de gehoorzame kinderen
der wereldsch geworden kerk zijn
goed, en de anderen kwaad: maar,
tot het middelpunt des levens terug-
gaande, verkondigen wüj u dat goed,
gerechtvaardigd, zijn die in den Chris-
tus der Schriften gelooven, en de
anderen niet. En als ook de her-
vorming verbastert, als de rechtzin-
nigheid vroeger of later komt zeggen :
goed, geloovig, is hij die de belijdenis
»
-ocr page 123-
WAT 18 HET GELOOF ?          117
der kerk aanhangt, en de anderen
niet — moeten zij die weten dat de
rechtvaardiging is in Christus zel-
ve n, wederom verkondigen: neen,
niet in de belijdenis, maar in Hem
dien de belijdenis belijdt, is onze.
rechtvaardiging. Goed zijn zij die het
met ernst laten gelden, dat zij in
Christus zijn, en die daarom hun
natuurlijk, zondig leven laten varen,
om hun Heer en Meester over lien
en in hen te laten heersenen. En
kwaad zijn zij die, hoewel misschien
onberispelijk rechtzinnig, evenwel niet
werkelijk gelooven dat zij in Chris-
tus zijn, en daarom naar het vleesch
leven, (ielijk Paulus zegt: ..al wat
niet uit liet geloof is, d. w. z. uit
den werkelijken toestand van in den
geloove te leven — dat is zonde."
Niemand kan dus een goed liuisva-
-ocr page 124-
118          WAT IS HET GELOOF?
der, burger, geleerde, kunstenaar, sol-
daat, staatsman, vaderlander zijn, nie-
mand kan den rechten levensgrond
van al deze vereenigingen kennen, en
zich er dus naar haren eisch in gedra-
gen, dan die in Christus gelooft. Want
niets wat waarlijk leeft, kan door
eigenwilligheid, d. i. baatzucht, samen-
gehouden worden: de mensch echter
is buiten Christus eigenwillig. En het
tegendeel van eigenwilligheid, de vrij-
willigheid, de liefde, Avordt eerst door
den Bevrijder, Christus, ons geschon-
ken.
Verdedigen wij dan eene soort van
omtreklooze, ongrijpbare „onzichtbare
kerk" ? Neen, wij aanvaarden de his-
torische kerken, en staan met liefde
in de bepaalde kerkgemeenschap in
welke God ons deed geboren worden.
Maar wij vergeten niet dat elke aard-
-ocr page 125-
WAT TS TIET GELOOF ?          119
sche vereeniging, dus ook deze, gegrond
staat in de hemelsche eenheid van
welke Christus, de eenige grond der
wereld, het Hoofd is.
Hemelscli en heerlijk is do Gemeente,
het lichaam van Jezus Christus, door
Hem ten eeuwigen leven verkoren.
Plet kenmerk van haar leven op
aarde is de Liefde. „Hieraan zullen
allen erkennen dat gij mijne discipe-
len zijt, zoo gij liefde licht onder
elkander." Ach — roepen velen —
hoe nietig en onvruchtbaar zijn al
die godgeleerde bespiegelingen, al dat
twisten over kerkstellingen even dor
als spitsvondig: mocht dit alles eens
wijken voor algemeene liefde. Op de
liefde komt het aan: zij is oneindig
meer dan alle dogmatiek! Welnu, die
zoo spreken hebhen onze volle sym-
pathie, (ïowis de liefde is het hoog.
-ocr page 126-
120          WAT IS HET GELOOF?
ste, is oneindig hooger dan al ons
bespiegelen en bedenken. Alleen vra-
gen wij hun: erkent dat, daar toch
de mensch niet schepper maar schep-
sel is, zijne liefde gegrond moet zijn
in eene nog hoogere, volmaakte liefde
van welke zij zwak afbeeldsel is:
van eene goddelijke liefde die aan al
het bestaande ten grondslag ligt. Er-
kent, met één woord, dat niet de
liefde (iod is, maar dat (iod is de
liefde. Kent gij dan een (iod die de
eeuwige heilige Liefde zelf is ? Een
(Iod die, als Liefde, zichzelve geheel
geve n, geheel aan het schepsel mede-
deelen, maar die tevens juist omdat
Hij liefde en niet blinde natuurkracht
is, zichzelve geheel bewaren kan
zonder uit te vloeien in de mededee-
ling? Zulk een (fod kennen wij als
den drieëenigen (iod. Nogmaals, gij
-ocr page 127-
WAT IS HET GELOOF ?          121
weet dat wij met deze belijdenis niet
een bespiegeling meenen, die de dwaze
aanspraak maken zon, het wezen (iods
te verklaren. Veeleer is ons deze belij-
denis wat een groot godgeleerde *)
baar noemde: aanduiding van bet
begrijpen van de onbegrijpelijkheid
(iods. Wij geven met baarslechtste
kennen dat wij in die mededeeling
onzen God hebben Ieeren kennen als
de oneindige Almacht der Liefde, die
niet slechts schept maar in den hoog-
sten zin levend maakt,, zoo, dat
wij den waan des natuurlijken men-
sehen van zelf God te zijn, volledig
lieten varen en nu zaliglijk enkel van
zijn genade leven. Deze ervaring
mogen wij ons niet laten ontnemen
of ontzeggen, zoomin als de zekerheid
\') 0. 1. Nitzsch.
-ocr page 128-
122          WAT IS HET GELOOF?
<lnt wij als menschen hier op aarde
bestaan.
Welnu, hebt gij die ervaring met
ons, met de Gemeente aller tijden
medegemaakt, en wilt nu tocb een
andere benaming voor God kiezen
dan welke wij belijden, bet is ons
wel. Aan onze godgeleerde of kerke-
lijke benamingen hangen wij niet.
Slechts dit ééne begeeren wij: dat
God waarlijk erkend worde als de
Liefde zelve. Dan zal ook de god-
geleerdheid erkend worden als niet
eene bespiegeling van ons over God,
maar eene (door menschelijke beschrij-
ving verklaarde) openbaring Gods aan
ons. De ware godgeleerdheid wordt,
hoe ook menschelijk nadenken er als
vormgevend bijkome, toch voor haren
inhoud niet anders dan van God
zei ven geleerd. Haar middelpunt nu
-ocr page 129-
WAT rs HET OELOOF?          123
is ook het middelpunt der wereldge-
schiedenis zelve, het offer van Gol-
gotha. Stel voor de verzinnelijkende
hostie op het altaar liet levend beeld
des Gekruisigden in de plaats, zoo
ziet gij dat middelpunt der wereldge-
schiedenis en van alle dingen heer-
lijk aangeduid in Rafaëls Disputa
de 11\' Eucaristia op het Vatikaan.
Tn heilige verrukking staat eene ge-
meente van Kerkvaders, geestelijken
en geloovige belijders van alle tijden
rondom het Altaar geschaard, als ware
zij eene gedurige algemeene Kerkver-
gadering. Zij ziet den hemel geopend,
en daarin troonende de Heilige Drieëen-
heid, omgeven van Patriarchen. Apos-
telen, Profeten en Getuigen van Oud
en Nieuw Verbond. Het middelpunt
echter is, zoowel in den hemel als
op de aarde. Jezus Christus. Tn den
-ocr page 130-
124           WAT IS HET GELOOP?
hemel niet uitgebreide armen den men-
schen het wonder der eeuwige Ver-
zoening verkondigende. Op aarde in het
Sacrament des Altaars, het Kruisoffer,
door de gansche gemeente in aan-
biddende dankbaarheid aanschouwd.
Zoo is het. Middelpunt des heelals,
middelpunt ook der waarheid die wij
prediken, is het offer van Uolgotha.
Niet een nieuwe godsdienst is met
wat men ,,het christendom"\' noemt,
op aarde gekomen; niet eene kerk
alleen, maar een koninkrijk, het konink-
rijk Gods in aanvang. Daarom werd
het vervolgd hij zijn optreden. Als
„godsdienst" zou het, binnen zekere
grenzen, door het romeinsche rijk zijn
geduld en verdragen geworden. Maar
als koninkrijk, als liemelsche maat-
schappij, stond het tegen het keizer-
rijk over. De prediking der Vleesch-
-ocr page 131-
WAT IS HET GELOOF?           1 2-">
wording bracht den hoogsten. eeuwigen
(iod zeer na tot de nienschen, en
noodzaakte de harten tot vernieuwing.
De goden die tot nog toe de harten
beheerschten, waren half\' goddelijke,
half menschelijke wezens. .luist daar-
door konden zij de nienschen die
aan hen hingen, beschermen tegen
de aanraking met den hoogsten, waren
(ïod: — aanraking welke het geweten
desmenschen ten allen tijde gevoelt dat
voor hem doodelijk zal zijn. Zoo ston-
den dus de twee groote beginselen,
de Macht en het Offer, in den Keizer
van Eome en den Koning Israels
tegen elkander over. En nog steeds
doen zij dat. De (Temcente des leven-
den Gods, de hemelsche stad wier
kunstenaar en bouwmeester (Iod zelf
is, heeft tot grondgedachte dezelfde
als het Heelal, namelijk het Offer, de
-ocr page 132-
126         WAT IS HET GELOOF?
eeuwige Liefde. Ons is zij als genade
geopenbaard. In de diepte der volko-
men verbrijzeling, in de erkenning
van volkomen verdoemelijklieid voor
God, wordt den mensch de onderwij-
zing des Heiligen Geestes, die liet
Raadsbesluit (iods in schepping, ver-
lossing en verheerlijking uitlegt, ver-
staanbaar. Dan ontbreken ons de woor-
den om de heerlijkheid dier genade
te prijzen.
Als Offer kwam Christus in de
wereld. Dat is volbracht op Gol-
gotha. Maar het begon doordat Hij
in Israël als mensch optrad. Als
mensch, dat is: hij bracht een nieuw,
volmaakt menschenleven, niet een
nieuwen „godsdienst". Hij zat aan op
de bruiloft te Kana, verkeerde met
allen, heiligde elke levensbetrek-
king, gaf den Keizer wat des Keizers
-ocr page 133-
WAT IS HET GELOOP?         127
is, en Code wat Gods is. Daardoor
verklaarde Hij al deze levensterreinen
voor heilig in zichzelve, als hebbende
een goddelijke!) eeuwigen, geestelijken
grondslag. Hij heiligde in zichzelve
het v 1 e e s ch, en gat\' zijner gemeente
de taak, hetzelfde te doen. Zoo moet
dan de Gemeente niets anders wezen
dan de menschelijke samenleving, door
het geloof in Christus tot haar eigen-
lijke bestemming gebracht, door dat
al haar levenskiemen tot ontwikke-
ling gebracht zijn. Door het geloof
in Christus, dat is: door Christus
z e 1 v e n, niet door onze leerbelijde-
nis van Hem. Wij moeten Hem belij-
den ; maar niet onze belijdenis, neen,
Hij zelf is de grond onzer vereeni-
ging. Dit is het groote onderscheid
tusschen partij en gemeente. De
partij (in kerk of staat) is kenbaar
-ocr page 134-
128          WAT IS HET GELOOF?
aan haar leuze: de gemeente aan
\'s Heeren genadedaad. die den menscli
doopt en opneemt.
VIII.
Wat is het geloof? Zoo beand-
woorden we dan ten slotte de vraag
van onzen titel bij bet licht van bet
Offer des Kruises, zooals dit Offer de
vleeschwording voltooit, verklaart en
tot ons brengt. Het Woord is
vleescb geworden. Tn stede van
op dit worden, deze ontwikkeling
te letten in welke juist de beerlijk-
beid der vleeschwording bestaat, ziet
bet leerstuk maar al te zeer Christus
dadelijk van den aanvang als voltooid
in zijn Godbeid aan. Het miskent dat
bij juist in de diepte der menscbheid,
juist daar waar bij volkomen mensch
-ocr page 135-
WAT IS HET (i KLOOF ?           129
is, zich het allermeest als Zoon Viin
God openbaart. Hot gevolg (of liever
de oorzaak) hiervan is de eigenbatige
vroomheid die niet bovenal tot ver-
heerlijking van den Vader in den
Zoon door den Geest, maar tot eigen
zaligheid gelooven wil. Men denkt
in haar nauwelijks of niet aan den
Persoon dien men lief kan hebben,
maar schier uitsluitend aan het werk
der verlossing, van \'t welk men voor-
deel kan trekken. De eeuwige Godheid
des Heeren werkt dan slechts uit de
verte, door middel van een „aange-
nomen" menschheid. Deze menschheid
wordt dan tot een werktuig verlaagd
om ons. door schuldbetaling, vrijheid
van het verderf en toegang tot de
zaligheid te verwerven. God neemt
in den hemel deze betaling aan, en
is voldaan, liet leerstuk der Godheid
9
-ocr page 136-
1 80          WAT IS HET GELOOF ?
des Zoons wordt en blijft dan bele-
den, maar hoe? Het beteekent dan
niet: „zie Christus\' leven aan, zoo
dicht komt God in Hem tot ons,
zoo volkomen wordt Hij met ons
één\', maar veeleer: ..Zie Christus\'
leven aan, zoo hoog staat God
in 11 e m boven ons, alwetend,
wonderdoend, almachtig". Gelijk het,
bij die zienswijze, niet waarlijk de
profeten des ouden Verbonds zijn
aan wier persoonlijke grootheid als
dienaren Gods men zich sterkt, maar
alleen de woorden en werkingen Cods,
die door hen heen tot ons komen,
zoo is het hier ook niet de mensch
Jezus Christus dien wij als ons Hoofd
zien leven en spreken en ons aan-
vatten met levendmakende liefde, maar
veeleer (iod die door Hem als majes-
tueus werktuig zijn souvereine genade
-ocr page 137-
WAT rs HET OELOOF?          13]
ons toereikt. Of wel, als het hart
toch de onbeschrijfelijke liefde van
den Zoon des niensclien gevoelt, dan
ontstaat door dit leerstuk een zekere
tweeheid in God; de Vader is streng
en heilig, de Zoon is barmhartig \'j.
\') Vandaar dat na een „rechtzinnige" opvoe-
ding zoo vclci] „modern" worden, zoodra zij het
wagen, den Christus waarlijk onbevangen in zijn
inenschelijke liefde en grootheid te zien. De almach-
tige, strenge God die hem zond en door hein werkte
(want zijn wonderen beschouwt men dan als wer-
ken der (Jodlieid) komt meer en meer op den ach-
tergrond; of. zoo zij Mem vasthouden, vormt zich
hij hen de voorstelling van een verdeelden l4od.
Deels is Hij. in Christus, genadig en barmhartig,
deels, op den hemeltroon. streng en geducht. Deze
tweeheid is op den duur niet vol te honden. Ein-
delijk maakt men den hand los (of liever hij raakt
van zelf los) en men houdt een bloot menschelijken
Christus over. Zulke „modernen" zengen dikwerf
tot ons: „Ik geloofde vroeger hetzelfde als gij,
maar nu stel ik den Christus veel honger dan
vroeger." Dit laatste is waai\'. Want. maakt men
ernst met de menschheid des Heeren, (zouder de
talrijke kritische en zielkundige willekeurigheden
-ocr page 138-
132           WAT IS HET GELOOF?
Neen, niet alzoo gelooven wij. Wij
gelooven niet do Godheid des Heeren
en dan toch ook zijn menschheid,
maar wij gelooven dat God zóó waar-
achtig (tod, d. i. eeuwige Liefde is,
dat Hij zelfs tot vleeschwording
toe is afgedaald tot ons. Niet „niet
vleesch omkleedr heeft zich God;
niet de gedaante, den vorm. de ge-
stalte des menschen heeft Hij aange-
nomen. Maar het Woord is vleesch
geworden, en in dit anders-worden
heeft Hij zijn zichzolf-zijn, zijn God-
zijn, niet verzaakt maar bevestigd.
in te zien. met welke men dan toch tegelijk zijn
Christus in de synoptische evangeliën meent te
vinden) zon heeft men voor zijn hart veel meer
dan men vroeger aan liet onbegrijpelijk Godwerk-
tuig had. hetwelk men op een afstand vereerde.
Docli onwaar is in dit zeggen, dat men ooit de
(«odheid des Heeren naar de Schrift zou hebben
geloofd. Men heeft haar nooit waarlijk erkend.
-ocr page 139-
WAT TS ITRT GELOOF-?          13o
Want de naar (iods beeld geschapen
menschelijke natuur is niet eene aan
(Jou1 vreemde natuur, zoodat God
daarin onkenbaar zou worden, of wel
met een zeker geweld, met een zekere
opzettelijkheid of wonderbaarheid daar-
in zou moeten doorbreken. Neen, de
menschelijke natuur is voor God ont-
vanklijk: God kan zich in haar geheel
openbaren. Dat is geschied. Juist
door vleesch te worden, dooi\' anders
te worden, is Hij in vollen nadruk
bewezen dezelfde, de eeuwige Liefde
te zijn. Als Hij zieli naai\' de plaats
des vloeks, waar de zondige mensch-
heid woonde, beeft begeven, zoo was
dit niet een veranderen van plaats,
maar een werkelijke ontwikkeling in
hemzelven, een worden, een zelfvol-
making, een voltooid-worden, Hebr.
5 : 9. Nu moet ook de Gemeente zijn
-ocr page 140-
134          WAT IS TTET GELOOF?
waar haar Hoofd is, de werken doen
die liij deed in deze wereld. Ook zij
moet. niet door verandering van plaats,
maar door een werkelijk worden,
een anders-worden dat toch slechts
bevestiging van het eigen wezen en
leven is, zich daar begeven waar de
menscheid staat, in alle levensbetrek-
kingen die, naar we zagen, in het
eeuwig Woord gegrond zijn. Het kruis
is de plaats, het heilig raakpunt waar
wij God kunnen aanvatten in den
geloove tot eigen behoud. Datzelfde
Kruis dan moet ook voor de wereld
het raakpunt zijn, waar zij in de
liefde der Gemeente de eeuwige liefde,
de liefde van Christus, kan voelen en
er in leeren gelooven.
Ja. gelooven is liefhebben. Do
vleeschwording des Woords in de
Gemeente is nog maar in aanvang.
-ocr page 141-
WAT IS FTET GELOOF?          135
Dit smart ons. want wij verlangen
naar do volle verheerlijking van Chris-
tus in oen verlost heelal. Hij is de
grond dor wereld, en de kreatuur
kan eerst vrij worden als haar grond
verschijnt, openbaar wordt. Want vrij
is datgene, welks grond onbelemmerd
verschijnt. Dit kan eerst geschieden
in een verheerlijkt heelal. Daarom
verlangen wij met ons gansche hart
naar de heerlijke toekomst, do beloof-
de wederkomst van Jezus Christus.
Wij verlangen daarnaar uit liefde,
ook voor de wereld. Want dan komt
voor haar het Gericht, de groote kri-
sis. met noodzakelijkheid. Dan zullen
velen die den Heere Jezus onwetend,
zonder Hem to kennen, hebben ge-
kleed en gevoed, erkennen dat zij tot
Hem behooren. Hot middelpunt van
alle waarheid is do vleeschwording
-ocr page 142-
136          WAT IS HET O KLOOF?
dos Woords. Is die verklaard, dan is
alles in beginsel doorgrond, want de
gcheele wereld hangt aan dit middel-
punt, in Christus zijn alle dingen
..tot een stelsel samengevoegd," Col.
1:17. Dit ..stelsel" in gedachten
na te beelden, en dus den afdruk der
hoogste werkelijkheid in zich te heb-
hen, dat is beschrijving van het geloof
der Gemeente. Maar voor de arme
„moderne" wereld is dit nog onge-
rijmd. Zij vindt dit nog een wonder-
lijk [ihilosopheeren of godgeleerde
bespiegeling. Heeft zij daarin geheel
ongelijk ? Neen, want de Heer heeft
gezegd dat de éénig voldoende apo-
logie die de waarheid van zijn een-
heid niet den Vader bewijzen zal, de
eenheid der Gemeente onderling en
met Hem en den Vader zal zijn, Joh.
7 : 21. Doch die volle éénheid der
-ocr page 143-
WAT rS ITF.T GKLOOF?            137
Gemeente, schoon nu reeds in begin-
sel werkelijk bestaande, kan toch
eerst in de heerlijkheid volkomen open-
baar worden. Eerst daar zullen het
geheel geopenbaarde wezen en de ten
volle ontvouwde verschijning elkander
dekken, ook in ons zoowel als in
de wereld rondom ons. Dus eerst daar
zullen wij alles in elkander kunnen
liefhebben. Daarom zal dan, door de
volle liefde der gemeente in Christus,
eerst daar de glans van den grond
dier liefde, het eeuwig drieéenig we-
zen Gods, openbaar zijn ]). Tot zoo-
\') Dit drukt Dante heerlijk uit als hij Beatrice
aan den zanger, terwijl zij naar het Paradijs op
weg zijn. doet beloven dat „daar. in de heerlijk-
heid, zal gezien worden wat wij hier nog slechts
door gelooven vasthouden.\'\' Niet door verstands-
bewijs, maar het zal door zichzelf klaarblijkelijk
zijn, op de wijze van de eerste waarheden (axio-
mcn) welke do mensch gelooft:
-ocr page 144-
IBS          WAT IS HET GELOOP?
Icing heeft derhalve de wereld die
dit evangelie verwerpt, nog een ver-
ontschuldiging. Dan echter houdt die
op. De krisis is daar. Wat aan het
licht verwant was. maar dit miskende
tot nog toe, valt toe en aanbidt.
Wat het licht verwierp, \' valt dei-
volle duisternis als erfdeel toe.
De waarheid is alzoo de eeuwige
Liefde. Haar in zich te ontvangen en
door haar tot het leven der liefde
te komen, dat is het andwoord op
Li si vedra cio clie tenem per fede,
Non dimostrato, ma fla per se noto,
A guisa del ver primo che 1\'uom credo.
Tn de heerlijkheid zal de heilige Drieëenheid
een axioma, de eerste grondwaarheid van alle zijn.
Menig „moderne" zal daar dus ook heüiglijk glimla-
chen over de arme wijsheid, die hem in dit vleescli
die waarheid deed verwerpen — evenals wij allen
over het kinderlijk stamelen waarin wij haar heb-
ben beleden.
-ocr page 145-
WAT IS HET GELOOF ?          189
de vraag, door onzen titel gesteld.
Christus zelf\' geeft het door te zeg-
gen: ..zoo iemand wil Gods wil doen,
die zal van mijne leer erkennen dat
zij uit (lod is." d. w. z. zoo iemand
op den duur niet tot het geloof in Mij
komt. zoo wil hij in den grond Gods
wil. het goede, niet: zoo is hij in
den grond een slecht mensch.
In de wereld zegt men: „iemand
kan wel Christus verwerpen en toch
een zeer goed mensch zijn." Maar
Christus zegt: .zonder mij kunt gij
niets doen," niet ademen en leven,
laat staan, dan goed zijn. En Pau-
lus verklaart dat al wat niet uit het
geloof is, dat is zonde; gelijk trou-
wens de Heer reeds gezegd had,
dat de Heilige (leest de wereld zal
overtuigen van zonde omdat z ij
niet in He m g e 1 o o ven. Wat is
-ocr page 146-
140          WAT IS HET GELOOF?
dan gelooven? Erkennen dat wij van
nature, krachtens de schepping in
het Woord, in Christus zijn; daaraan
zijn eisch geven, dit in onzen wil
opnemen; en dus den aangeboren
zondigen wil, die er tegen streeft,
beslistelijk opgeven, ons zelve ver-
loochenen en ons kruis opnemen. Dan
staan wij in de waarheid. Want
waarheid is datgene wat de mensch
ziet als hij zichzelf verloochent. Dan
zien wij Christus niet hij alle dingen
h ij k o m e n als een etiket, een toege-
voegde bijzonderheid, maar wij zien
hem als grond van alle dingen. Zoo-
dat dus de dingen dan ,christelijk"
zijn, als ze zijn wat ze naar hun
oorspronklijken aard belmoren te we-
zen, d. i. als ze waarlijk zichzelf
zijn. Daartoe moet dan al het ver-
keerde, toegevoegde, worden afgewor-
-ocr page 147-
141
WAT IS 1IKT GKLOOl\'?
pen 1). Zoo hebben wij, menschen, door
het geloof, door de kracht van het Offer
van Christus, den d o o cl afgeworpen.
\') Dit is oen beginsel van de allerverste strek-
king. B. v. eone school wordt niet christelijk door
dat zij wordt „met den Bijbel;" maar daardoor, dat
zij zuiver school wordt, dat zij afwerpt al wat tot
baren aard niet behoort. Eene lagere volksschool
zal christelijk zijn wanneer men den moed hebben
kan om te breken met het stelsel van overlading
met leerstof\', met de verkeerde stelling dat „kennis
macht is." en haar zuiver maakt tot eene plaats
waar menschen des volks, ware volksmenschen
worden gevormd: in welk geval men van zelfden
Bijbel niet missen kan. Kvenzoo is eene staatkunde,
eene litteratuur, enz. niet christelijk door een
stichtelijke strekking of belijdenis, maar door te
zijn wat zij naar den oorspionklijkon eisch en aard
••van het genre behoort te wezen. Eindelijk betee-
kent dit voor de godgeleerdheid, dat de bij-
bel sche idee van „Openbaring" weer hersteld, en
de heidensche, die zoolang geheerscht heeft (nl.
openbaring zooveel als inededeeling van onnagaan-
bare feiten en waarheden) moet afgeworpen worden.
Tsrael is het volk der openbaring Gods, het uit-
verkoren volk. Maar die openbaring is (zie Gen. 1 —11)
niet anders dan dat fJod. dóór een reeks van tijden
-ocr page 148-
142           WAT TS HF/T GELOOF?
en leven dus nu in het ware, eeuwige
leven. Wij sterven niet meer.
Nu behooren wij tot het Koninkrijk.
Want de dood dien wij afgeworpen
en toestanden heen, de ware niensrlilieid in een
bijzondere groep handhaaft, opdat zij later der
overige ïnenschheid weder tot zegen zij. Du.s is
niet de volkerengroep en geschiedenis die wij
gewoon zijn de ongewijde te noemen, de natuur-
lijke mensehheid, hoven welke zich dan Israël door
goddelijke voorkeur .ds het ware torenhoog ver-
heffen zon. Neen. de andere volken zijn gezon-
ken, en Israël houdt aanvanklijk. gelijk daarna
Jezus Christus volkomen, den standaard der eigen-
lijke, van (iod gewilde. ïnenschheid omhoog.
Daarom zeggen wij naar de H. Schrift, dat de gods-
dienst bestaat in de openbaring (iods. Wij zeggen
niet met de Modernen dat de openbaring bestaat
in den godsdienst, (b. v. Lipsins § 52, Bieder-
mann § 10(5) waardoor dan de openbaring geheel
in het meiisehelijk geestesleven wordt ingetrokken
en opgelost, .luist andersom zeggen wij dat de
godsdienst bestaat in do openbaring; namelijk dat
Christus, het eeuwige Woord, ook reeds in het
Oude Verbond (1 Cor. 10 : 4. 9) en bij de heide-
nen (Joh. 1 : 4) grond aller waarheid is.
-ocr page 149-
WAT TS TIKT GELOOF?          143
hebben, bestond ook daarin, dat wij
een afzondcrlijk-persoonlijke vroom-
heid hadden. Eertijds dachten wij.
voor onszelve (en dan natuurlijk liefst
niet zeer velen mede!) ten hemel te
gaan. Nu weten we dat wij zijn in
het Koninkrijk van \'t welk de open-
baring, ja, komt, maar het is er toch
zelf reeds en wij leven reeds daar in.
Het eeuwige leven is het volle, hei-
lige, vrije, ware leven: want vrij is
datgene welks grond te voorschijn
komt, en Christus is de grond des
levens. Nu heeft het leven geen doel
meer voor zich afzonderlijk. Het is
ingevoegd in het groot geheel der
wereldgeschiedenis, die uitloopt op de
openbaring van het Koninkrijk bij de
wederkomst van ons Hoofd. Wij zien
nu duidelijk, welk een onoverzienbare
massa van overleveringen van eeuwen
-ocr page 150-
144          WAT IS HET GELOOF?
her als puin over het leven der
Gemeente, en ook over ons eigen
bijzonder leven, heen ligt. Zouden wij
het zelf, persoonlijk, kunnen afwerpen?
Neen, maar de ontwikkeling der his-
torie, in welke \'s Heeren gerichten
voortgaan, komt ons te hulp. Ons
eigen aardsch leven neigt ten avond,
maar ook rondom ons wordt alles
oud, de vastigheden van weleer raken
los; in geestelijken zoowel als in let-
terlijken zin „beeft" de aarde onder
onze voeten. Wat is dat? ,,De beweeg-
lijke dingen worden veranderd, opdat
blijven mogen de dingen die niet
bewegelijk zijn, alzoo wij een onbe-
weeglijk Koninkrijk ontvangen." (Hebr.
12 : 27). Nu komt het aan op volle-
dig afwerpen van wat daarbij belem-
mert, van alles wat ons hindert, ten
volle waar te zijn. En hier geldt het
-ocr page 151-
WAT IS HET GELOOF?          145
groote woord dos Hoeren: „wie de
eere zoekt desgenon die Hem gezon-
den heeft, die is waarachtig." Als
Gods eere, de openbaring van zijn
koninkrijk, ons doel is geworden, dan
hebben wij afgedaan met til die bijzon-
dere bedoelingen voor ons eigen per-
soonlijk leven, met al de geheime
wenschen en eischen aan de wereld,
die wij van de geboorte af bij ons
dragen en die ons verhinderen ten
volle waar te zijn. Maar mi geven
wij ons leven over. Er kome van
wat God beschikt, maar wij zijn van
onszelvc, dus van de geheele wereld
vrijgemaakt: wij zijn nu waarachtig
geworden. Eerlang valt dit ons vleesch
ten volle, en daarmede het laatste
wat ons onwaar hield.
Zoo is het leven des geloofs een
gedurige opgang. Stil en heerlijk vol-
10
-ocr page 152-
146          WAT IS IIKT GELOOF?
brengt Jezus Christus daarin (naar
den voortgang dien Joh. 5 teekent)
liet wonder der genezing. Met zijn
machtwoord der liefde geneest Mij den
kranke en geeft het eeuwige leven,
dat ten slotte van alle windselen vol-
komen bevrijd, tot de opstanding uit-
gaat. ...Met Christus opgestaan en in
den hemel gezet"\'
           dat is geen
overdrachtelijke spreekmanier. maar
nuchtere waarheid en werkelijkheid.
Met de overdrachtelijke spreek- en leef-
manieren. met de onrustig gespannen
idealiteit van vroeger jaren is het nu
gedaan. De waarheid is een gewon-
nen zaak, en behoeft niet door ons
te worden gehandhaafd, maar zij hand-
haaft ons. In haar gehied zijn wij
overgezet, en ademen hare atmosfeer,
de atmosfeer des Koninkrijks. Nu is
er rust, volle rust. Hoe blijkt het
-ocr page 153-
WAT IS HET GELOOP?         147
hier dat alleen de Christus, de waar-
achtige Christus der Schriften, rust
kan geven! Elke andere Christus,
die niet zelf de waarheid is, maar
slechts haar verkondigt of hoog-
stens in zijn .,leven\'\' doet geiden,
kan niet zeggen: „komt herwaarts
tot mij, vermoeiden en beladenen, ik
zal u rust geven." Hij kan slechts
moedig en schoon voorgaan als eerste
der zoekenden; doch haar geven kan
hij niet. Daarom zoeken dan de broe-
ders die den waarachtigen Heiland
nog niet kennen, steeds voort naar
rust, al is het dat zij in zelfbedrog
zeggen: wij hebhen rust. Ach, zij
vinden die rust nooit. Want zoolang
zij jong en frisch van levensmoed
zijn, jagen zij, juist door hun najagen,
de rust, die zij zoeken, steeds vóór
zich uit, zij blijft steeds op denzelfden
-ocr page 154-
148           WAT IS HET GELOOP?
afstand vóór hun greep. En als zij oud
of vermoeid van geest en „peinzens-
moe" worden, stellen zij het ophouden
van te zoeken, onder den naam van
rust, boven de onvindbare waar-
heid, vergetende dat de mensch van
zoo hoogen adel is, dat. zoo hij de
rust hoven de waarheid stelt, hij
daarin nooit ten volle rust kan vin-
den! Maar hier. in het Koninkrijk,
is rust. Daarom is bier dan ook
gemeenschap, eenvoudig omdat bet
„zelf," dat onafhanklijk op zicb zelf
wil staan, bier in de gemeenschap
der liefde sterft. Daarom bestaat dan
bier de ware gemeenschap, want de
grens des doods, die ons van Gods
kinderen verwijderd hield, is wegge-
vaagd. De gemeenschap tusschen de
hoogere en lagere wereld is in begin-
sel hersteld.
-ocr page 155-
WAT IS HET GELOOF?          140
Dikwerf wordt gevraagd: „zullen
wij in de eeuwigheid elkander h e r-
kennen!" En men tracht dan and-
woord te vinden hij de poëzy, of hij
sentinienteele redeneeringen, of zelfs
hij de phosphoresceerende ellende van
het spiritisme. Hoe gansch anders is
het andwoord dat zich van zelf aan
ons voordoet in de veerkrachtige
atmosfeer des Heiligen (ieestes, des
Koninkrijks! Dat andwoord is: wij
zijn in de eeuwigheid, en kennen
elkander nu eerst recht: dus zal
het na wegtrekking van den sluier
dezes vleesches nog veel meer zoo
zijn. Ja, wij kennen elkander reeds
nu niet naar het vleesch (2 C\'or.
5 : 16), maar in waarheid. ,Indien
wij in het licht wandelen, gelijk
Hij in het licht is, zoo hebben wij
gemeenschap met elkander*\' ■— en
-ocr page 156-
150          WAT TS HET GELOOF?
kennen of liefhebben is slechts het
bewustworden van de bestaande ge-
meenscha]). De Gemeente is één
lichaam hier op aarde en in den
hemel. „Christus is daartoe gestorven
en opgestaan, opdat hij beide over
levenden en dooden (die dus in Hem
hun vereenigingspunt hebben) zou
heerschen." Op deze Zon zien wij allen,
on leven door die aanschouwing dus
ook met elkander verbonden; doch
deze geestelijke zon is niet slechts
buiten ons. maar ook in ons. „Die
nedergedaald is, dezelfde is ook opge-
varen om alles te vervullen" — om
alle levensterreinen der lagere en der
hoogere wereld met elkaar te ver-
binden. Ja. in het licht te wandelen,
dat werkt volle gemeenschap. Zoolang
wij de duisternis liefhebben, hebben
wij veel voor elkander te verbergen
-ocr page 157-
WAT IS HET GELOOF?           151
en begrijpen elkander ook niet ten
volle. Eerst in het licht van Christus
worden de diepste geheimen, de ver-
borgen wezensbetrekkingen der inen-
schen voor elkander als Cods schepselen
openbaar, en de blik der liefde verstaat
alles, ook wat zich nog in geen nien-
schentaal laat uitdrukken. Eén zelfde
ervaring van levendmakende genade
doodd\'de zelfzucht die ons van elkaar
verwijderd houdt, en doet ons ook
de wereldregeering verstaan. Christus
regeert toch de wereld. Zijn weder-
komst zal niet zijn een onvoorbereid,
plotseling invallend vernietigen van
het bestaande, maar _de openbaring
van Jezus Christus\'", d. i. ontsluiering
van wat er reeds i s. fn het licht
wandelen, dat is : door Christus\'
overwinning den dood onder de voe-
ten hebben. Dat verscheurt, of althans
-ocr page 158-
152           WAT IS HET GELOOF?
maakt doorschijnend, den sluier die
(lods wegen onverstaanbaar maakte.
Maar wat dan ,,daarboven\'\' ons ten
volle zal blijken, dat beseffen wij
hier op aarde reeds vooruit. Eene
menigte zaken en personen die wij
hier hebben miskend en op een afstand
van ons gehouden, vele krachten die
wij gebonden of verkeerd aangewend
hebben, zullen dan beter door ons wor-
den gekend en gebruikt. Welnu, wij
naderen steeds tot die verbetering,
naarmate wij toenemen in den ge-
loove. Zoo hangt het andwoord op
de vraag: zullen wij elkaar herken-
nen ? af van de mate waarin wij
gedaan zullen hebben wat tot dat
herkennen noodzakelijk is. namelijk
elkander eerst k e n n e n en e r k e n-
nen. Naarmate wij ons door de liefde
van onredelijke sympathieën en anti-
-ocr page 159-
WAT IS HET GELOOF?          153
pathieën vrijmaken, verkrijgen wij de
ware, van Goei gewerkte menschen-
kcnnis. die zich daarboven als herken-
ning zal ontplooien. Het ,onder één
hoofd vergaderd worden in Christus\'\'
heeft tot voorwaarde het afleggen
van de zelfzucht die ons het afzon-
derlijk staan tot noodlottige behoefte
maakt. Dat afleggen is alleen mogelijk
door het geloof dat Christus ons in
beginsel er reeds van b e v r ij d
heeft, zoodat wij ook hierin „aan
het vleesch niets schuldig zijn", er
niet voor behoeven te zwichten. „Die
Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft
Hij ook verheerlijkt." Zoo wandelt
gij, reeds hier aanvanklijk, door het
geloof in een verloste schepping
rond. De verheerlijking, de volle
bevrijding der zuchtende kreatuur, is
aanstaande. Nog is er lijden, bitter
-ocr page 160-
154          WAT IS HET GELOOF?
lijden; zware, ontzachlijke strijd. Maar
een „wolke van getuigen" is rondom
U, en roept: houd moed, wij zijn er
ook gekomen! Ja (zegt Paulus 2
Cor. 18 : 12) „al de heiligen groe-
ien u"; verstaat gij hun wenk? Zij
willen u zeggen: wat wij vroeger
geloofd hehhen, is oneindig meer
waar, dan wij het konden vermoeden!
Hier verdwijnt de schijn, het wezen
breekt door. Dit is de overwinning
die de wereld overwint, uw geloof. x)
\') Bij liet schrijven van dit boekje verkeerde ik
onder den weldadigen indruk van de schriften van
F. D. M a u r i c e, den leermeester en vriend van
Kingsley. Dat uit die geschriften (zijn leven, door
zijn zoon beschreven, doch meerendeels uit zijn
eigen, hoogstbelangrijke brieven samengesteld:
voorts theol. Essays, Kings and Prophets, enz.)
meer dan ééne gedachtenontwikkeling, in mijn eigen
vorm, in dit opstel is overgegaan, vermeld ik dank-
baar ; vooral om den geestverwanten lezer tot ken-
nismaking aan-te sporen, zoo hij hem nog niet kent.