u
...
tm.\' 1\'\'
I Ut^
? j\' H "^t
«f\'-j?»
/ff^
DE RECHTEN YAN DERDEN
BIJ DE
r.XU
"-\'■.ißl
»As
A QlUVES\'ilAOE ,
.1. VAN GOLVERDINGE & ZOON.
188(5.
! A
• Vj
. • r • .
W\'
■\'■r\'M
-ocr page 3-• ... .
■ ... ^vi-\'
" » • \' -
-f.\'A
f .l -v ■
■ ■ V
k
-ocr page 5-DE RECHTEN VAN I^ERDEN
nu DR
OVEREENKOMP\'I\' A^AN LEVENSVERZEKERING.
-ocr page 6--
f\'H\'"\'- ■ ■ ■■ \'
I ■■y;\' ■ \' • -.
\' J
(
nu DE
OVEREENKOMST VAN LEVENSVEIOTEHIN
tkk veukuijolna van dkn ouaa« van
Doctor in de JIechtswetenschap,
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
na iiekomkn maohtioino van dkn ukotoil ma(1nikicu8
Dr. G. VA N OVERBEEK DE ME IJ ER,
hooai.keraaij in dk i\'acuiiteit van gen\'eeskundk,
KN MKT TüKSTKMMINCi VAN DKN ACADKMISCHKNSKNAAT
TEGEN DE BEDENKINGEN DER FACULTEIT IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN
ül\' j
\'ïl(\'c>cii;>3ai.] 9cu öctoGcï. ISSo, iianii93cii.p Ic ƒ uicit,
dook
y/lLSlUS j^ENDRIK DE ^AVOF\\NIN ^OHMAN,
öKnOUKN TE AMEUSFOOKT.
--------^
s (IHAVENIIAOE,
.). VAN (iOLVEKDINnK K- ZOON.
18SG.
IJ.
f iWéfÉ*^\'^ • tóÏA
_______ ■»»irjfc\'j\'tiTi-11 ri if iiaMaii
..... .
\'V , \'■V^Csi\'W
ffl .IJ Çm i^t\'h-.-.^oi \',\'ii-:: -v" « i. cn-h^^Kl\' ,.«. .ifTf
|
\'ate | |
|
■ ■ |
St |
|
. J- \'"if" | |
»• I ïK.i .!.(:;• i- vJt \'\'p
i-;..\' v,.-),. - ......•-\' ■■\'\'^j
: j •\'iitrir,.-.
-ocr page 9-fan mijne (|iuli|rH.
-ocr page 10-|
...... |
\' " \' » \' |
< | |||
|
\' . \'v- , \'y |
V\'; \' |
■ 1 ■ :
ii:^":
my
""vT-\'
»rf-r:,. \' ■ ■
\' il"
-ocr page 11-Jkziij zijnde aan een proefscJirift over dc beteekenis der woorden
,,1/ocdeI\' „(joederen" en hetgeen daarmede in ons B. ]F. zamen-
hanrjt, kwam mij ook het bekende vonnis door de Arrondissemcnts-
Rcchihank te Utrecht den 31 Maart 1880 gewezen, in handen.
Daar verschillende redenen mij noopten, mijne promotie
eerder te doen plaats hebben, besloot ik deze vraag, ofschoon
slechta een zeer klein onderdeel van hetgeen ik had willen bewer-
ken, alleente behandelen.
• Thans gereed om de Iloogeschool tc verlaten, hreng ik
U, Hooggeleerde Heeren leden der Juridische Faculteit gaarne
mijnen dank voor hdgcen gij tot mijne vorming hebt bijgedragen.
In het bijzonder ben ik U, Jlooggeleerde Heeren DE GE/\'Jlf,
HAMAKim en MOI.ENGRAAFF, Eere-Voorzitters van An-
tonius Matthaeus erkentelijk.
En dat (jij, Hooggeleerde Heer HAMAKEU, niettegenäaando
uwe vele en drukke bezigheden, geen enkel bezwaar maakict om
mijn promotor te zijn, maald mij duht>cl uw schuldenaar.
U, Ilooggelcenk Heer lANTELO DE GFFU VAN
JUTPIIAAS, behoef ik niet tc zeggen hoezeer ik U dankbaar
hen voor alles wat gij voor mij hebt willen zijn, hoeveel ik mij
U schuldig beken.
Met vele woorden, ter dezer plaatse, U daarvan tc verze-
keren is overbodig.
Mijne gezindheid ten uwen opzichte kent Gij daarvoor tc goed.
Nogthans, wo naam behoort niet vergeten Ie worden, als ik
hun dankzeg, wien ik, gedurende mijn verblijf aan de Utrechtsche
IIwigcsclml veel Ijcn verplicht.
!
• 1 ■.\'>-••......U .. w \'■y^".\' i\' \'
-■■••.H.\'jnv -..v v\'ueu^Nî.-iî -r.\'"\', V\'- ■ > - ■ «■«•</ i . \'V.v \'.vV^» « \'< v
vi-i" :!»-i-t\'" V "v, .-V \\ vit
••AW...-j,, .
f\\t. • \' ■ ; i VÀ\'.
•; \'.V t •• ■ ." . .V\' . • A\' -y-\'- •\' V\'. A .«■•*(\';
\'s-li\', ... \' ..\'\'-v-v. , H--\'
-■ • ■■ • ..>■
/ . • ■ -
■ • ■ -, 1 . .. ;
•\'"•\'-^ïi \'\'.V\'. V\' \' . • . • ■■ \'
Aan wion kotni het voordeel eener, ten behoeve van
een derde, gesloten levensverzekering loe?\')
Volgens de Fransche jurisprudentie aan den vcr-
zekeringsnemei\'. -)
Zij onderscheidt in de overeenkomst van levensver-
zekering ten behoeve van derden twee rcchtsbandelingcn;
dc cenc wordt verricht tusschen den verzckcringsnemer
cn den verzekeraar, de ander tusschen den verzekerings-
neiner cn den derde.
Naar de voorstelling der Fiansche juristen vcrkiüjgt
de nemer, bij het sluiten der overeenkomst, eerst het
\') Een overzicht van den stand van dit vraagstuk in Duitschland,
Knvnkrijk, ZwitHcrland, OoHtonryk en Itiilië (î\'-\'i-\'lt l\'i- M- Scherer in
.llieringH .lahrbilclior fnr Do^uiatik XX (1882) 149—200.
■•■) Zio uit den liwitfiten lyd een arrest vau lict Hoi" van Aljfiera van
9 Juni 188.\') cn ecu vonnis van do Hochtbank to Lyon, van 18 Maart
1885. (Moniteur dos Assurances l.") Dcc ISa^j).
bedongen vooideel van den vei\'zekeraar en schenkt bij
liet vervolgens aan den derden, den in de polis genoemden
bevoordeelde.
Is deze niet met name genoemd, althans niet zeer
duidelijk aangewezen, zoodat de nemer, gedurende den
loop der verzekering, over het verzekei\'d bedrag, naar
zijn goedvinden, nu eens ten behoeve van dezen, dan
van genen kon beschikken, dan heeft de schenking
geen elïect, dan blijft het voordeel aan den nemer, van
wiens boedel het na diens dood deel uitmaakt en\'kunnen
de crediteuren daarop mede hun vorderingen verhalen. \')
üe Belgische Ilooglecraar Laurent verdedigt dit stelsel
en schrijft:
»Lc principe nous parait incontestable. On ne peut
»disposer d\'un droit, que si l\'on cn est propriétaire; or
»les polices d\'assurances recomiaisscnt à l\'assuré le dioit
\') Was (lc derde bj) liet sluiten der oxerecnkonist tegenwoordi};, ilan
koude het Hof van Cassatie hem steeds de versiekerde som toe. Zie bijv. het
arrest van 25 Majirt 1877. Dalloz 77,1.241, daar het veronderstelde dat lijj
dio onnnddelljjk iuuinani. Was dat niet het fjeval, dan konden do credi-
teuren van den nouier, als do overeenkomst gesloten was, maar dc
derde nog niet had aangenomen, beslag op dc uitkeering leggen, zoo-
dat dc bevoordeelde derde niet kon accepteeren. Cf. Defert en l{ousscau
Code annoté des faillitcs sur l\'art. 574 C. d. C. n®. 0 en een arrest van
het Hof van Cassatie van 10 Februari 1880. Dalloz 1880, 1, 170.
Hoe Mr. v. Lftokeren Campagne in zijn proefschrift: Opmerkingtin
over de Overeenkomst van Levensverzekering bladz. 150 schi-jjven kan:
,Niet alleen heeft de jurisprudentie, voonil in Fninkrjjk, in de meeste
gevallen de crediteuren in het ongelijk gesteld" is mi) een raadsel.
3
»(le (lisposer <lu capital, doiic le droit au capita! est
»dans son doinaine." \')
Is deze rcdeneering juist?
Ik geloof het niet.
Uit het feit dat de nemer, na het sluiten dor over-
eenkomst, het recht behoudt naar welgevallen de polis
tc stellen ten name van wien hij wil, volgt niet dat
bij eigenaar van het verzekcringsbedrag is, ten minste
niet voor ons recht.
In art. 1708 B. AV. blijft dc gehKsonj, waaiover do
schenker zich de bescliikking voorbehoudt, niet zijn
eigendom.
Want in al. 2 lees ik:
Indien hij (de schenker) oveilijdt, zonder over <lo
geldsoin beschikl te hebben, blijft het gescboiikcno in
het geheel aan den bcyiftidde.
liet is ilus van af bet oogenblik der schenking bel
eigendom van don begiftigde geworden cn blijft hot nu;
toch had de gever het rccht over dio som beschikkingen
tc maken.
1" Voorts, indien het waai- was, dat.dcn vcrzckcrings-
nemer het voordeel uit de ver/ekeringsovereenkonist
toekwam, zon hij het voor zich zei ven kunnen vorderen,
en dat kan bij niet. De polis van levensvei\'zekering ten
\') 1\'rinciiic.s de droit Civil, Tome XXI n». 235.
lirt UelKi«clie Hol\' viin CiishivUo 10 Nov. 1874 liecft ilit Ri\'voelen oin-
holstl. (Clunet lS7(i, 470 vcriiield bjj IJoiw eii l\'iineiitcl. h\'fditjipr.uik in
Rilke Levensvurzekoriiig).
/
-ocr page 16-behoeve van een derde is geen scliuldbekentenis van den
li verzekeraar aan den nemer.
Wel schijnt\'), volgens Mr. Simons, dit argument slechts
tegen onze opvatting te pleiten, maar, met Mr. Doas,
komt het mij alles afdoende voor. -)
Want het schijnt mij onmogelijk, dat iemand eigenaar
kan zijn van iets dat aan een ander moet worden uit-
betaald; en dat toch zou hier het geval zijn, daar de
verzekeraar zich niet tot uitbetaling aan den verzeke-
ringsnemer, maar aan een derde verplicht.
Voor zichzelf ontleent de nemer uit dè polis niets,
veeleer ontleent juist omgekeerd de verzekeraju- er een
recht tegen hem uit (de premie-betaling).
2". Juist uit het feit, dat den verzekeringsnemer, in
de polis, uitdrukkelijk wordt toegestaan, gedurende den
loop dei: verzekering, den naam van den derde in de
polis te veranderen, blijkt, dat hij het voordeel niet
overdraagt.
Indien dat zoo ware, zou hij cenc .schuldvordering
tegen den verzekeraar cedeeren •\'\') en, daar deze zich ei\'
niet togen kan verzetten, behoeft hij daartoe ook geen
verlof te verleenen, art. (iü8 11. W.
\') In een artikel: „de rechten der vrouw op do ten hare behoeve
gesloten overeenkomst van levensverzekering". (Vorzekeringsbode 14
Miuirt 1885 n». 24),
Themis, A^iril 1886 (47o deel) Zie ook van Lookeren Campagne
t. a. p. 109
*) Scherer t a. p. 1G8. Was das oberste Gerichts-Hof zulilszt, ist nichts
anderes als die Cession mit Umgehung des Denunciation. Zio ook blz. 177.
ii
hf
Dc verzekeraar heeft echter het recht om met geen
anderen dan den ééns ingcvuhlcn naam genoegen te nemen.
Communi consensu is tusschen hem en den verzeke-
ringsnemer hepaahl, dat aan A. een zeker bedrag zou
worden uitgekeerd; slechts op dezelfde wijze, met wcdcr-
zijdschc toestemming dus, mag dat worden veranderd \').
Maar in hunne statuten doen de verzekeraars van luni
recht afstand en verleenen den nemers verlof, later nog,
de polis te stellen ten name van wien zij willen
Wat alzoo in de oogcn van I.aurent een erkenning
was van het recht des verzekeringsnemers blijkt, bij
nadere beschouwing, niets dan een goedwilligheid van
den verzekeraar.")
iMaar ik ga verder.
Behoort den nemer het voordeel, dan behoort het ook
in aanmerking genomen te worden zoo dikwijls er van
zijn vermogen sprake is, zooals bijv. in dc artikelen
•U)2!>, 2/j8, 2856, 307b, 379 B. W.
\') Prof. Dicphuis. Het NederlandHcli Hurgeilük IIokI VI, n». 400
(2eilnik) neemt ook nivn, dat hot bedinf^ten behoeve van een derdo (urt
1853 H W.) niet zonder nieilewerkinnr van hem, van wien hjj hct;ft be-
dongen, door hem, die het beding geraiuikt heeft, kan worden herroepen
ol\' venvnderd; ,de overeenkomst, die hjj met gene lieeft iu\\ng(>gimn,
kan slechts mot beider wil, niet door den /.ijno alleen vernietigd of
getrijziijd worden."
") In Kngeiand is dat verlof trouwens nic\'t onbeperkt; ilaiir nemen
de ver/.ekenuirs enkel genoegen met de eiansnle ,beUuvlb.aar luui A
of diens erfgenamen cn rechtverkrijgenden "
\') Zi(! i»()vondien over hot bozwiuvr om den vcrzekeringHnemor, uIm
cedens, den bevoordeelden denle, als coHsionaris en den vcrznkeriwr, ali
debitor eessus te beschouwen. Schercr t. a. p. 184.
O
Hoe ongerijmd dit zou zijn, bewijst reeds de eerste
dezer bepalingen.
m
Volgens art. 102 B. W. is de man gehouden zijne
vrouw te beschermen en haar al hetgeen noodig is,
volgens zijn staat en zijn vermogen, te verschaiïen.
Gesteld, iemand heeft een vermogen van 20.000 gul-
den, terwijl zijn leven, voor 5.000 gulden, ten behoeve
zijner kinderen is, verzekerd
Behoort hem nu het voordeel uit de polis, dan zou
hij niet 20.000 maar 25.000 gulden hebben.
Niet alleen heeft hij die niet, maar hij heeft juist,
tengevolge zijner levensverzekering, een last op zijn ver-
mogen gelegd; hij moet een premie betalen die van
zijn inkomen afgaat.
Stel dat die ])remie 50 gulden bedraagt. )
Zijn jaarlijksch inkomen is dan 050 gulden.
Maar, njmr het stelsel der Fransche juristen, zou hij
zijne vrouw moeten onderhouden alsof zijn inkomen
\'1250 gulden bedroeg.
Dat de vei-zekeringsnemer voor zichzelf uit de polis geen
recht heeft op het bedongen voordeel, is dan ook erkend
door Mr. Molster\'), door Mr. Boas-) en door Mr. Levy
alsmede door het Fransche Hof van Cassatie bij de
\') Verzckoringsltodo van 17 .Tan. laSfl n". 10.
Uleni 2r, Ai.ril 1885 n". .\'W
\'J\'heinifi 187r,, 149.
arresten van 5 April 1807\') en van 10 November 187i)-).
De leer, dat de\'verzekeringsnemer, bij het sluiten der
overeenkomst, zelf het voordeel verkrijgt en dat hij het ver-
volgens aan den bevoordeelden derde schenkt, is in Duitsch-
land verdedigd door Zaun 3) en door Strippelmann"),
daarentegen is zij verworpen door Demolornbe, die den
derden bevoordeelde, bij het sluiten der overccnkonist,
Dalloz, 1867, 1, 221. Dc advocaat-gcncraal Dcscouturcs zeido voor
hot Hof, in zjjno conclusie, na de vraivg tc hcbhen gesteld: Lorsque lc
bénéfice de l\'assumnce a etc attribué, soit ti un tiers unique,soitîiun
groupe de personnes eollecUvemcnt désignées, co bénéfice a pu être îi un
nionient <iucIconquo, considéré comme faisant partie de l\'actif ou du
patrimoine dc l\'assuré : La raison de décider négativement cette (pies-
tion est îi notre avis fondée sur les principes do droit les plus simples
et les moins abstract\'» îi appli(iuer.
») Dalloz, 1880, 1, 175.
In het oudste nijj bekende stuk, dat over dozo vraag handelt, (zio
Weekblad voor Notarisambt en Kegistratie n". 180,181,183,185) wordt
de vraag: .verkrijgt do man dio ten behoeve zijner vrouw bjj eenn
Icvcnsverzekeringmimtschappij een vaste som, te betulen bü zjjn over-
lijden, bedong, door deze overeenkomst tijdens zjjn loven eenig goed V"
ontkennend beantwoord door de redactie van dat blad.
In n°. 371 idem komt de volgende rechtsvraag voor, die in n®. ;172
idem ontkennend beantwoord wordt:
Iemand sterft, nalatende »»en weduwe met een .minderjarig kind. njj
het invenbiriseeren bljjkt. dat er meer schuld is dan goed. De echte-
lieden waren in gemeenschap van goedorcn gehuwd. De weduwo was
lid van oen weduwenfonds Aan haar moest na den dood van haar man
jaarlijks f 800 worden uitgekeerd. Als voogdes luvnviwrdt do weilnw(!
<lo nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving en doof.
voor zichzclven afstand der gemeenschap. Hebben do schuldeischers
dor genieenschap eenig recht op de uitkeering, door gemeld weduwen-
fonds luin do w(!duwo te doenV
») Arch. f. praktische Hcchtsw. N. F. 1. 42.
Eniflch. d. O A. ü. Kassei V 1, beide vermeld bü Scherer t. a. p. 184.
-ocr page 20-8
door den nemer, laat vertegenwoordigen, wanneer de
bevoordeelde derden ten minste de minderjarige kinderen
van den verzekeringsnemer zijn, paree qii\'elle (la stipu-
lation) est reputée, acceptée en son nom, par son père
en sa qualitc d\'administrateur légal ou de tuteur\').
Maar, daargelaten nog de vraag, wat men hebbe te
denken, als de bevoordeelde derden andere personen
zijn, geloof ik met Soberer flat het steeds »ein juris-
tisches Räthsel" zal blijven,, hoe de verzekeringsnemer,
de vader, bij hetzellde contract, eerst zelf optreden en
daarna, zonder dat er verder iets gebeurt, plotseling,
als vertegenwoordiger zijner kinderen verschijnen kan.
Want men boude wel in het oog, dat de bevoor-
deelde derden er hun recht aan ontleenen, dat het, ten
hunnen behoeve gemaakte beding, dat, eerst door den
vader, zelfstandig, motu i)roprio, wordt gesloten, jure
representationis door hem, voor hen, wordt aangenomen.
Men zal het Scherer moeten toestenunen; Diese Con-
struction bietet ein unnatürliches Hihi.
Ontleent de verzekeriiigsnenier nochtans, aaiide ])olis,
niet eeiiig recht voor zieh zelven?
\') CourH »lo C. Napoléon Tome. XXIV n" 2.^4.
»j t a p m
Verkrijgt hij, die op zijn lioofd, ten belioeve van een
ander, een contract met eene maatschappij van levens-
verzekering sluit en de vastgestelde premie betaalt,
zonder verkrijging van eenig recht op uitkeering, niet,
tijdens zijn leven, na verloop van tijd, een zeker »recht",
hetwelk voor waardebepaling vatbaar is, waarover hij
kan beschikken en dat bij vooroverlijden nioet gerekend
worden tot »goed", behoorende of tot dc gemeenschap
of tot de nalatenschap?, zoo vroeg men.
Want de, door den nemer betaalde, premie wordt, na
aftrek der administratiekosten, als reserve opgelegd, uit
welke reserve de verzekeraar later de verschuldigde uit-
keering doet.
De verzekeraar krijgt, gedurende den loop der ver-
zekering, van den nemer, een zeker bedrag in handen,
dat hij bewaart en dat het zijne bliji\'t cn, bij ontbinding
der overeenkomst, dus Van dc maatschappij kan lerug-
gevorderd wonlen.
De statuten en reglementen der levensverzekering-
maatschappijen geven dan ook inderdaad den verzekering-
nemer op dc reserve recht, want bijna allen verbinden zich
om, voor het geval, dat, door den verzekeraar of tloor
den wettigen eigenaar van dc polis, ophelTmg van het
contract gevraagd wordt, de polis terug tekoopcn, mits
de verzekering gedurende een bepaalden tijd (meestal
3 jaren), van kracht is geweest.
Hecht OJ) uitkccriw] heeft de verzekerde; recht op dc
reserve de nemer en op hoeveel reserve de nemer recht
2
-ocr page 22-\'10
heeft, hangt natuurlijk af van het aantal premiën dat hij
betaalde \').
Maar die beschouwing is onjuist. De nemer heeft geen
recht op de reserve, en de betaalde premiën blijven
niet het eigendom van den nemer, en worden niet, na
aftrek der noodzakelijke kosten, voor hem, door den ver-
zekeraar, opgelegd.
De betaalde premiën woi\'den het eigendom der maat-
schappij en vormen haar óperatie-kapitaal.
Afijne premiën dienen niet slechts om het kapitaal te
vormen, dat ik, als uitkeering, na mijn dood, ten behoeve
van A. heb bedongen, maar zij dienen mede om hetgeen
de verzekeraar, na den dood van mijn bniirman hainhn
moet, te dekken, en hetgeen, als reserve, uit ons beidei\'
])remiën, wordt opgelegd, zal straks aan een derde
worden uitgekeerd.
Gcim nemer kan dan ook zeggen: de verzekeraar beeft
van mij een kapitaal van f 1.500 in handen, want ik
heb dat bedrag aan reserve betaald.
Dc premiën, die de nemers betalen, blijven niet hun
eigendom, maar worden het eigendom der veiv.ekeiiuu\'s
en indien zij zich verbinden om, bij het^veibreken der
overeenkomst, een gedeelte terug te geven, is bet niet
omdat zij den nemer diens rechtmatig eigendom terug-
gevcjfi, want dan zouden zij met een gedeeltelijke teruggaaf
niet kunnen volstaan, maar omdat het bard zou zijn.
\') Smid in Woekbhid voor Notarisambt en Registratie n® .374.
üi
-ocr page 23-11
indien de nemer niets terug ontving van het geheele
bedrag dat hij, nu de verzekering ontbonden is, zonder
er iets aan tc hebben, betaalde\').
Maar wat heeft men bij de gemengde of immer trek-
kende verzekering te oordeelen?
Hier bedingt de verzekerde wel voor zich zclven,hicr
heeft hij recht ten bedrage van dc verzekerde som, hier
komt hem ook wel degelijk het "voordeel\' uit het con-
tract toe.
Het Hof van Cassatie in Frankrijk heeft den 7 Fe-
bruari \'1877\'^), vernietigende een arrest van het Hof van
llouaan van 24 Juli \'I875"\'), ook als »onbctwistbiuir"
aangenomen, dat eene verzekering, (h)or A., oj» zijn
eigen leven genomen, en betaalbaiir juin hem zclvcn wan-
neer hij den leeftijd van 50 jaren zou hebben bereikt
cn anders aan zijne kinderen, of bij gebreke van kinde-
\') Zeer (luideljjk is het hier beliandehle aiiii;?etooiid door Divvid .1.
Samot, in do Kcononiist van 1884. I. 2G5.
OokMr JI.Tb.üoudHniit,Handelingen der Nederl .luristen-vcrcpniginp
1884, I, 178, j^rondt zjjn gevoelen, dat men bjj ontbinding der overoen-
koniHt den verzekerde een deel dor reserve t«rug nioe(. geven op dc
billjjkbeid.
Hulletin 201 van ilo Algemeene (aangebaald in den VerzekingHbode
van 1880 n®. 24) eindigt: In waarheid lioe moeilijk men den afkoop
maakt, lux; grooter dienst men bewjjst Jian den verzekerde zei ven (nemer)
en luvn <le mnntj<chai>i>ii (vói-zekonuir).
Dalloz, 1877. 1. tl\'il.
\') Idem 1870, 11. 182.
-ocr page 24-12
ren aan zijne erfgenamen of rechtverkrijgenden, deel uit-
maakte van het vermogen van A :
»Puisque d\'une part, il devait en profiter personnel-
»lement, s\'il vivait jusqu\'à l\'âge de cinquante ans, et
»que d\'autre part, il s\'était réservé le droit d\'en dispo-
»ser à sa volonté."
Het Hof van Amiens, dat 19 December 1877 vervolgens
over de zaak moest oordeelen, vereenigde zich met deze
jurisprudentie, terwijl de, tegen dit arrest aangeteekende
cassatie, (schending van art. 1121—1134 en verkeerde
toepassing van art. 1121 C. C.) den 27 Juni 1879 ver-
worpen werd \').
En in 1881 was het Hof van Cassatie van de deugde-
lijkheid dezer gronden zoozeer overtuigd, dat het, in een
geding, waarin de curator het bedrag van een gemengde
verzekering, na overlijden van den man, gevorderd had,
hetgeen ter eerster instantie ontzegd, in a])pel, in strijd
met de conclusie van het O. M. werd toegewezen, den
eisch tot cassatie verwierp op dezen eenigen grond:
»Attendu qu\'en contractant avec la Compagnie d\'as-
»surance générale B. a d\'abord ac(juis poui- lui même,
»puis transmis à sa femme, à titre de donation, confor-
»mement aux principes des artt. 1121 et 1973 C. C. le
»droit au capital assuré, (juc si aux termes de l\'art.
\') Dalloz 1879, 1, 2.30: Attendu que dans 1 espèce, la propriété »lu
«vpital assure était acquise à Lebel du jour du contrat et faisant partie
du patrimoine, ju8<ju\'aux termes dc la convention, ce dernier devait
en profiter personnellement s\'il atteignit l\'âge de cinquante cans.
13
»5(54 C. C. la femme ne peut excercer, dans la faillite
»du mari, aucune action à raison des avantages, portés
»au contrat de mariage, elle ne peut à plus forte rai-
»son se prévaloir des libéralités que le mari lui aurait
»fait pendant le mariage, qu\'il suit qu\'en faisant droit
»à la réclamation du syndic, l\'arrêt attaqué n\'a violé
»ni faussement appliqué aucun des articles cités." \')
Ofschoon door het hoogste rechterlijke college van
Frankrijk genomen, kan ik mij met deze beslissingen
niet vereenigen.
Men heeft er bij uit het oog verloren, dat bij een
gemengde verzekering de nemer bedingt, dat hem de
verzekerde som zal worden uitgekeerd, als hij een ze-
keren leef Lijd zal hebben bereikt en, dat dus,\' vóór dien
tijd, vóór het bereiken van dien zekeren leeftijd, er
geen aanspraak op dat voordeel bestajit.
De nemer is nu nog geen eigenaar.
Hij zal het zijn als hij zijn 50" jaar bereikt.
En bereikt hij dat niet, dan houdt de verzekeraar het
bedrag der uitkeering in zijne kas.
Dat de nemer bij de gemengde verzekering, van
het sluiten der overeenkomst, tot aan zijn dood, of
den dag, waarop hij den vastgestelden leeftijd zou hebben
\') To vinden in don i^Ionitour des Assumncos. ,\\III, 3U2.
(leen wonder, dut dc Moniteur er bjj voegt:
,Comme on lo voit, jamais (luestion plus grave, plus originale,
plus moderne, n\'a été <,nvuchéc avec aussi peu de phrases et aussi
peu de misons."
\'14
bereikt, slechts een kans heeft, en bracht het er toe,
te spreken van een -aproprieté acquise du jour du
contrat"
Maar evenmin is het juist als Mr. Boas schrijft: \')
»Waar is het, dat de nemer een condilipnecle vorde-
»ring heeft; dit wettigt echter de conclusie niet, dat zij
»deel uitmaakt van het vermogen van den nemer. De
ywoorwaarde bij deze soort van verzekeiing is, dat de
»nemer op den bij overeenkomst bei)aalden tijd nog in
»leven is, dus een opschortende voorwaarde.
»Sterft nu de nemer vóór den overeengekomen tijd,
»dan is het zeker, dat de gebeurtenis, waarvan zijn
»vorderingsrecht afhing, niet zou plaats hebben; de
»voorwaarde ontbreekt en bijgevolg vervalt te verbinte-
»nis ten zijnen aanzien."
De gemengde overeenkomst van levensverzekering is
geen voorwaardelijke verbintenis tusschen verzekeraar
cn ne;ncr; de verzekeraai\' is niet aan den nemer onder ecnc
voorwaarde verbonden, zoodat er, zoolang de voorwaarde
niet vervuld is, geen verbintenis tusschen beiden zou
bestaan, (art. 1250 W. W.)
Dit aan te nemen is twee geheel onder.schcidcne za-
ken , voorwaardelijke verbintenissen cn kansovercenkom-
sten, dooreen wai ren.
Helder en in weinige woorden heeft Mr. Goudsmit
\') In (len Vmukeringsbodc van :iO Moi 1885, n®. 35, en in Tlieinis,
(Aprilnoninicr \'86) 47c deel, blz. 2.33. (Wy curHivoorcn).
15
het onderscheid tusschen heide uiteengezet toen hij
schreef: \')
»De Oostenrijksche wetgever verwarde een kanscon-
»tract met de overeenkomst onder een voorwaarde.
»Toch bestaat tusschen beiden aanmerkelijk verschil,
»dat met bewonderingswaardige helderheid door Paul
»Pontin de volgende woorden is aangewezen: »Le
»»contrat aléatoire," zegt hij, »s\'accomplit incvitable-
»»ment quel que soit, l\'événement; en ce qu\'il est donné
»»au hasard, non pas dc décider si le contrat aura son
»»elfet, mais seulement quel sera son elfet, tandis (pic
»»dans rengagement conditionel, le contrat n\'existe qu\'au-
»»tant fjue l\'événement arrive, son elfet étant susjicndu
»»jusque là." Dij de voorwaardelijke overeenkomst
»slechts een kiem van verbintenis; wordt de voorwaarde
»niet vervuld, zij wordt in hare geboorte verstikt.
»Dij het kanscontract is dc verbintenis niet door dc
»onzekere gebeurtenis opgeschoit, maar vindt veeleer
»daarin haar grond. Het |)laats grijpen der gebeurtenis
»beslist alleen wie wirmer of verliezer zijn zal.
»Ik koop b. v. van een jager voor een bepaalde som
»wat hij op een dag .schieten zal, al schiet hij niets,
»toch moet ik betalen. Zeg ik daarentegen: als gij een
»luuis van de jacht tc huis brengt, koop ik dien van
— |<omt hij terug met ledigen zak, dan vervalt de
\') Hot licgrip cn wezon dor kan.sovcreenkonistcn, bladz. \'29.
Explication tbcoriiiuo ct pmticpio du Code Napoléon. I, 26.\').
IG
»geheele verbintenis," »Ie contrat (beter ware l\'obliga-
»tion) n\'aura jamais existé."
§
Dat een polis van levensverzekering »aan order" van
den verzekeringsnemer ol »aan toonder" betaalbaar ge-
steld, na den dood des nemers, deel van zijn boedel
uitmaakt, is door de Fransche Jurisprudentie herhaal-
delijk beslist\') omdat zij, wanneer de nemer zich, op
die wijze, de bevoegdheid had voorbehouden, tot het laatste
toe, een derden gerechtigde aan te wijzen, daaruit meende
tc moeten opmaken, dat het zijne bedoeling was, dat
het verzekerd bedrag, hem zou blijven toebehooren.
Na de uiteenzetting in § 1 gegeven, geloof ik bij deze
bedenking niet lang te moeten stilstaan.
Wij zagen, dat uit het feit, dat de verzekeraar den
nemer toelaat, gedurende de verzekering, den naam van
den derde te veranderen, mits hij hem daarvan kennis
geve, niet volgt, wat Laurent daaruit alleidt, n.1. dat hij
het recht zou erkennen van den nemer op het uit te
keeren voordeel.
Uit het feit, dat het den nemer toegestaan wordt dc
polis aan toonder of aan order te stellen en, gedurende
den loop der verzekering, het voordcel te geven aan wien
») Zio Tribunal de Cominercc ilo Coluuir, 19 Dec. 1864. Dalloz IgJlT),
II, 93. Hof van Cassatie 20 ücc. 1870. Dalloz 1877,1,501. Idem 10 Fobr.
1880. Divlloz 1680, I, 169.
17
hij wil, zonder den verzekeraar daarvan kennis te geven,
volgt dat evenmin
Want tusschen een polis »aan toonder" of »aan order"
en een polis ten name van een bepaald persoon, als
men dien naam, met voorkennis van den verzekeraar,
mag wijzigen, bestaat slechts vei-schil van vorm. De
polis ten name van een bepaald i)ersoon, geeft men aan
een ander met medeweten des verzekeraars; do polis aan
order, of aan toonder, zonder dat.
Voor Laurent") maakt het dan ook geen verschil.
IIij schrijft:
»Quant à l\'obligation que la compagnie contracte en-
»vers l\'assuré, elle n\'a rien d\'aléatoire, lo montant en est
»fixé par la jwlicc, et il re.ste, invariable quelle que soit
»la durée de la vie de l\'assuré. De la suit (]uo le droit
»de l\'assuré au capital lui est acquis irrévocablement du
»jour du contrat; il n\'y\'a (pic l\'exigibilité qui soit dif-
»ferée jusqu\'au jour de son décès. Or, un droit acquis
»quoique exigible seulement h la mort du créancier,
»est dans son patrimoine, les polices le reconnaissent,
»puisqu\'elles stipulent (pie le capital c.st payable aux
»héritiers, où à Tordre de l\'assuré ou aux personnes
»(pi\'il se reserve d\'indiquer."
\') Zoo ook Mr. Foost in zijn proefsclnil\'t: „lots ovor levensvcrztiko-
ring" 108: ,Vcr/.ükcnuvr on vcrzekeringHnonior zjjn volkonion vrjl in
lict «tollen van de voorwuiinlen der verzekcrinp. Wil de vorzekeniar
zieh verbinden tot iiitkoerijig min toonder, ik zie daarin geen bczwiuir;
alleen zal het daji lat^r moeten blijken, dat de toonder is rechthebbende.
\') t. a. p. 275.
18
Behoort den verzekeringsnemer het voordeel uit de
overeenkomst niet, dan maakt de, door den verzekeraar,
na zijn dood, uit te keeren som, ook geen deel uit zijner
nalatenschajj^en komen, als de polis niet aan een met name
genoemden derde, maar aan »de erfgenamen" betaalbaar
is gesteld, deze niet jure her edilariomaav jure proprio oyi.
Uit art. 880 B. W. blijkt dat de nalatenschap bestaat
uit de goederen die den overledene hebben behoord.
Het voordeel uit de verzekerings-overeenkomst. be-
hoorde hem niet.
Hij laat het dus ook niet na \').
Mr. van Lookcren Campapno t. a. p. 10.5—109, heeft nog vier an-
dere gronden, waarom hjj meent dat het uit to keeren voordeel, geen
deel van dc nalatenschap des nemers uitmaakt en dus niet onder liet
bereik der crediteuren valt.
1®. Omdat do publieke opinie dezen kant uilwjjat
2® Omdat ook de Fransche jurisprudentie van dat gevoelen is (wat
wjj zagen dat niet het geval was).
3«. Omdat het niet sian te nemen, isjdat do wetgevende macht er een
oogenblik aan gedacht zou hebben, dat door <lo gedwongen bijdmgen
door militairen cn ambtenaren, ten behoeve van .weduwen en wee/.en,
niet alleen werd gezorgd voor do raaterieelo belangen der nagelaten
betrekkingen, maar ook voor die van de eventueele schuldeischers
4». Omdat doelmatigheidsgronden er voor pleiten; menig bonus pater
familias getroost zich de opoffering der premiebetaling niet, als hji niet
zeker weet, dat zjjne spaarpenningen buiten het bereik van de crotli-
touren zullen vallen.
Ook bij de benuulslagingen over do successie-wet kwam deze vrajvg
ter spr.ike ei^erkcnde de Kcgeering, dat weduwen- of weezen-pensioenen,
lijfrenten en wat dies meer zy, niet in den boedel behooren. Zie Sprenger
\'19
Jure hereditario vordert de erfgenaain wat de erllater
nalaat, d. i. de erfenis (art. 881 B. W.).
De verzekerde som maakt geen deel der erfenis uit,
wordt niet nagekiten; krachtens zijn erfrecht kan de erf-
genaam haar dus niet opvorderen \').
De regelen van de verdeeling van nalatenschappen in
art. 900-907 , 909 , 910 , 912 en 918 B. W. zijn dan ook
op het verdeden der, »ten behoeve der erfgenamen",
verzekerde som niet toepasselijk.
De daartoe gerechtigden ontvangen ieder hun aandeel
pro rata voor zoover de nemer daaromlrent niets heeft
bepaald.,
Een zoodanige beschikking geeft cchter\' tot enkele
opmerkingen aanleiding.
Op grond van art. 908 B. W. kunnen bijv. bloedver-
van Kyk: „Do Wetgevinf? op Iiot IJci-ht van SuccCHsic c.n van Overgang
bj) overlijden" (2o doel, bügewinkt door Vroom) n". 8 Zelf is lijj, zie
idem n® 10, ook van oordcel, dat bji lietgecn tot do nalatonKcliai) bo-
lioort of uit don boedel wordt geërfd, of vorkrogon sommen, ontvanKcn
van ccn niaatscliai)i)jj van levensverzekering, dio kmclilens overeen-
komst nioesten bot;mld worden bjj den dood van den nu overledene,
niet in aanmerking komen.
\') Zeer jnist RcbrijftMr. Molntcr in de vcrzekeringsbode van 17 Januari
1885 ïl®. K!: ,Tot do nalah\'nschaj) van den erllater behoort alleen dal-
gene, wat do overledene bezat op hot oogenblik van z\\jn overlijden,
niet datgene wat zjjno erven tengevolge van zii" overlijden vorkrjjgen".
Het is m. i. dan ook niet juist on geeft ;uvnleiding tot verwarring,
wanneer die schrijver t. z. p. bjj het onderzoek of van een polis van
lovonsverzekering, succossierocht moot worden beiajild, ontlereclieid
makend of dc polis t<m behoeve van een mot name luingewezen derdo
of ten belioevo van erfgenamen Inidt, liot ecrsto geval niet, hot tweede
wèl (jnaestieus noemt, Qiiacuticus zijn zjj geen van beiden.
\'20
wanten, die den overledene verder dan in den 12tlen
graad bestaan, de, aan de erfgenamen, verzekerde som
niet vorderen.
Zij zijn geen »erfgenaam" en om de som te kunnen
ontvangen moet men dat zijn. Om dezelfde reden, moet,
indien in de eene linie geen bloedverwanten van den
graad waarin men erven kan, d. i., indien in de eene
linie geen erfgenamen zijn, ingevolge al. 2 van hetzelfde
artikel, het verzekerd bedrag aan de andere linie worden
uitgekeerd.
Ingeval van art. 912 13. W. krijgen de natuurlijke
kinderen de verzekerde som, daar zij »de erfgenamen"
van den overledene zijn en alzoo aan de gestelde voor-
waarden om te kunnen ontvangen, voldoen.
Door Ilouthuizen is beweerd, dat aangezien »de erf-
genamen" jurc proprio en niet jurc heredilario dc ver-
zekerde som ontvangen, »de erfgenaam die verwerpt,"
zijn aanspraak op de uitkeering, niettegenstaande art.
H04 B.W., behoudt. \')
De fictie van art. 1104 B. W. zou alleen dc verwor-
pen nalatenschap gelden en dit artikel eigenlijk moeten
luiden: De erfgenaam, die de nalatenschap verwerpt,
wordt geacht nooit erfgenaam (van die nalatenschap)
geweest te zijn. Voorts schrijft hij:
»Ten opzichte van al hetgeen niet tot de nalatenschap
»behoort, ontdoet men zich, door de verwerping niet
mm
t
\') Quaestiën over Levcnsverzckerings-contracten pag. 15—17.
-ocr page 33-»van de hoedanigheid van erfgenamen. Even als een
y)zoon, die, de nalatenschap zijns vaders verwerpende, niet
»ophoudt diens kind te wezen, en dus dat »kindschap"
»behoudt, zoo blijft, ook bij verwerping, behouden des
»bevoordeelden erfgenaamschap, »een hoedanigheid aan
»»zijn persoon verbonden, hem geheel eigen en van hem
»»onafscheidelijk."
»Indien een erllater stichter is van een asyl, waarin
»bij voorkeur zijne erfgenamen moeten worden opgeno-
»mcn, zou. dan zoo\'n erfgenaam de opname kunnen
»worden betwist, omdat hij des stichters nalatenschap
»heeft verworpen? Innners neen!
»Welnu, kan een verzekci-de som niet insgelijks be-
»schouwd worden als een soort van stichting — een
»beurs bij voorbeeld — wier uitkeering, in ééns of bij
»gedeelten, den erfgenaam evenmin kan worden betwist;
»zelfs al heeft ook de bevoordeelde de nalatenschaj) des
»verzekerden verwor})en."
llet antwoord moet m. i. ontkennend zijn.
Ongetwijfeld is het volkomen waar, dat ik mijne j)cr-
soonlijkc hoedanigheid niet kan verwerpen en dat iemand,
de nalatenschap zijns vaders verwerpend, niet ophoudt
diens kind .te wezen.
Maar dat bewijst niels.
Art. 1104 zegt, dat ilc wet ieder, die verwerpt, be-
schouwt als nooit erfgenaam te zijn geweest, als nooit
die hoedanigheid tc hebben gehad; de wet zegt: »zoo
TT"
ïi
22
»dikwijls er over »de erfgenaam" gehandeld wordt, he-
»schouw ik u als er nimmer te zijn geweest."
Zal men nu, niettegenstaande deze ondubbelzinnige
uitspraak, toch zoo iemand toekennen wat hij alleen,
omdat hij »erfgenaam" is, vorderen kan?
Men komt dan tot een zeer vreemd resultaat.
Immers, wanneer den verzekeraar de uitkeering wordt
gevraagd en deze over de rechtmatigheid der aanspra-
ken twijfelt, zal de verwerper zijn recht gronden op
het feit, dat de polis aan »de erfgenamen" luidt en hij
tot hen behoort.
En dan zal de verzekeraar, ofschoon de wet zoo dui-
delijk mogelijk verklaart, dat dc verwerper geacht wordt
nooit erfgenaam gcwee.st te zijn., toch moeten uitkeeren
en iemand, die, door de wet, ipsis verbis, verklaard
wordt nooit crfcjenaam geweest tc zijn, moeten behan-
delen alsof hij het wel is.
Dit is m. i. ongerijmd.
Dc (jualitcit van erfgenaam is geen natuurlijke maar
eene juridische eigenschap. De wet geeft haar aan hem
die haar wil aannemen. Die haai\' weigeit aantenemen,
krijgt en heeft ze niet. \')
Ml-, van Lookcren Campagne®) voert tegen het hier
\') Pi-of. Opzoonior. Uurgorlijk Wcthock vcrkliuvid, IV m, (2o.hnk),
schrijft ook kortweg: Het gevolg der verwerping kan voor den ver-
werpende zelf geen ander /.jjn, dan dit, dat lijj geacht wordt n()oit
erfgenaam geweest te zjjn.
t a p hfadz. 111.
■23
verdedigde aan, dat het zou strijden »met de kenne-
»lijke bedoeling van den verzekerde (verzekeringsnemer)
»die zich waarschijnlijk alleen daarom bediend heeft van
»de uitdrukking »erfgenamen" omdat het hem voor alsnog
»niet mogelijk was, den persoon, dien hij op het oog had,
»met name aan te wijzen," wat mij een zeer zwak ar-
gument voorkomt, want wetsbepalingen moeten ook
toegepast worden als zij in strijd zijn met de kennelijke
bedoeling van pai\'tijen \').
Verkoopen de erfgenamen echter de bun opengevallen
erfenis, dan zullen zij hun aanspraak op het, door den
verzekeraar, uit tc koeren vooi\'dcel behouden, want de
wet bepaalt niet, dat hij, die een erfenis verkoopt, ge-
acht wordt nooit erfgenaam geweest te zijn -).
Maakt de vcrzekerde soni gecn deel uit van de nalaten-
scbap des verzekoringsnemers, dan behoeft er, doorden
bevoordeelden »erfgenaam", ook gecn successierecbt van
te worden betaald. Art. I van de wct »op het rocht van
\') Het Hof van Colniar, \'27 Februari 180)5. Palloz 180)5, II. !)i beeft
ook besliHt, dat bet niets lor zake doel of do erfKenanien al dan niet
verwerpen. Ken arrest , dat niet zonder critiek is gebleven. Ziedoniiot
der nitgevors er onder.
") Ten onrechte stolt Houthuyzen t. a. p bladz. Ifi verkoopen on ver-
werpen in gevolgen gol\\jk.
24
successie en van overgang bij overlijden" (13 Mei 1859
aangevuld bij de wetten van 28 Mei 18ö9 en 9 Juni
4878\') bepaalt:
»Er wordt onder den naam van recht van successie
»een belasting geheven, van de waarde van alles wat
»geërfd of verkregen wordt in den boedel van een inge-
»zetene des Rijks door zijn overlijden" of zooals dat art.
in verband met art. 46 eigenlijk luiden moet;\'^)
»Er wordt onder den naam van recht van successie
»eene belasting geheven van de waarde van alles wat, na
»aftrek van de schulden en lasten, door ieder dererfge-
»narnen, geërfd wordt uit den boedel van een ingezetene
»des Rijks door zijn overlijden."
Enkel dus van datgene wat geërfd wordt uit den boedel
van een overledene, d. i. van zijn nalatenschap, betaalt
de erfgenaam successierecht.
Van wat wel bij iemands dood maar niet uit do na-
latenschap verkregen wordt, is dat recht niet ver-
schuldigd.
Zoo dacht men daarover ook bij de beraadslagingen
over de successie-wet ; want toen de minister Vrolijk,
in art. 1 van zijn ontwerp, dc woorden\'»in den boedel"
als nutteloos wilde weglaten, veiv.ette de 2o Kamer zich
daartegen, omdat weduwen of weezen pensioenen, levens-
\'\' t
I
\') Stbl. n". 36, 9.5 en 95.
*) Sprenger van Eyk t. a. p. bladz. 93.
\') Sprcnger\'van Eyk t. a. p. n". 8.
-ocr page 37-25
verzekeringen cn dergelijke, anders in de toepassing der
wet zouden vallen, dewijl zij dóór het overlijden worden
verkregen, maar niet door den overledene worden nage-
laten en dus per se niet aan het recht van successie
onderworpen behooren te loorden \')•
Dat er geen successie-recht verschuldigd is, is ook be-
slist door de Rechtbank van Saverne 2(3 Mei 18(39®),
die de eisch van den fiscus afwees op grond »que les
»droits de mutation ne peuvent donc être exigibles
»sur un capital, qui ne fait pas partie du patrimoine
»du défunt et qui n\'est dû ni à sa succession ni à ses
»héritiers en qualité d\'héritiers."
De uitspraken, waïubij beslist werd, dat van het »aan
de erfgenamen" verzekerd bedrag wel successierecht moet
woiden betaald, gaan dan ook allen uit van de over-
weging, dat de bevoordeelden het verzekerd bedrag uit
den boedel des nemers ontvingen \').
\') Mr. Molstor. (VorzckcringKbodc 17 Jan. 1885 n®. 16) oonleelt op den
/.elfden grond, dat cr van een polis van levcnHVcrzekcring geen suc-
cessie-recht betiuvld nioct worden en schryft zeer juist: „Tot de nala-
„tenschap van do erflater behoort alleen al datgene wat de overledene
.bezat op het oogenblik van zjjn overlijden."
,Dc erflater zelf heeft geen recht uit de polis getlurcndo zijn loven,
„dat recht onstaat na, en ten gevolge van den dood, luimkt daarom
„gecn deel der nalatenschap uit"
Zio ook Mr. Lod. S. lioas in idcnv \'21 .lan. 1885 n". 18.
») Dalloz. 1870, lil, 13.
\') Uijv. dio van het Hof van llouiuin, 20 Juni 1868 Dalloz, («), II, 120,
dio van dc Hochtbiink to Lillo 24 Dcc. 18(J8. Dalloz, fi\'J, IlI, 71 on het
Hof van Cassatie 7 Fobr. 1872, dat hot zoo even aangchaivlde vonnis
van de Kechtbank van Saverne vernietigde.
3
-ocr page 38-999
I Zoo lezen wij bijv. in den Verzekeringsbode van 27
Dec. 1884 n«. 13
ƒ ))Ik zie niet in waarom van een polis van levensver-
zekering geen successie-recht zou moeten worden betaald.
M. i, geldt hier de algemeene regel: Oo/c een dergelijke
■ polis behoort tot de activa.\'\' -)
Ware hun uitgangspunt juist geweest, hun slotsom
zou ook waarschijnlijk overeenkomstig mijne opvatting
luiden.
Mr. Simons bespreekt afzonderlijk het geval, dat de
polis door den man (verzekeringsnemer) op naam zijner
vrouw is gesteld "\').
Hij oordeelt, wij zullen latei\' zien waarom, dat dc
derde bevoordeelde, als die de echtgenoot van den ver-
zekeringsnemer is, slechts wat er van het verzekerde
bedrag, na aftrek der betaalde premiën, overblijft, kan
bekomen.
Bestond er tusschen beiden gemeenscha}) van goede-
ren of gemeenschap van win.st en verlies, dan valt dat
overschietend bedrag in de gemeenschap, de erfgena-
men van den man ontvangen daarvan de helft, en moe-
\') Van dc hand. van Mr Sinionn. In den VerzekerinRsbode van 14
Maart 1885 n®. 24 kwam bjj op deze meening terug.
■■\') Deze voorstelling werd bestreden in een ingezonden stuk in dcj
Verzekeringsbode van 3 .lan. 1885 n" 14
"Wi-zekeringfibode 28 Maart 1885, n®. 2G. Als de polis ten name
van de erfgenamen ia gesteld, is Mr. S van het gevoelen van het
Fransche Hof van Ca.ssatie.
>1
27
ten voor die helft, natuurlijk ook successie-recht betalen.
Deze uitkomsten, die op de overweging berusten, dat
de derde bevoordeelde, bij de overeenkomst van levens-
verzekering, onmiddellijk, bij het sluiten van het contract,
»een recht op het bedrag der assurantie" verkrijgt, zijn
daarom, zooals wij beneden zullen aantoonen, onjuist.
De zaak is, in Frankrijk, geregeld bij de wet van 21
.luni 1875 \'), die bepaalt, dat »droits de mutation par
»décês" moeten betaald worden van »les sommes rentes,
»et emoluments quelconques, dus par l\'assureur ii
»raison du décès de l\'assuré."
Ten onzent heeft het bestuur der Registratie herhaal-
delijk beslist, (lat van het verzekerd voordeel succcssic-
rechtcn moeten worden betaald door den erfgenaam ten
wiens behoeve de verzekering gesloten wcirdliet stelde
zich daarbij op het standpunt van het Fransche Hof
van Cassatie, wat zeer duidelijk uit een der laatste
uitspraken blijkt, en van welk standpunt mij die be-
slissingen ook volkomen correct schijnen").
\') Zeer Kclicrp wordt doze wet beoordeeld in 1\'Argus, 1 Febr. ISS."),
De Ifeclitbank vnn CnrpentniH heeft 11 Ang. 1885 uflgeniuiikt dat,
dit recht enkol verKchuldig<l als do derdo, by de levensveraokoring,
11 titro gratuit is bevoordeeld Het geheclo vonnis te vinden in l\'Argus
15 Oct. \'85, n®. 295.
Ken dezer, uit den jongsl^\'n tijd dagteekenciide besHssingcn, mocht
niet de gocidkeuring wegdragen van Mr. van don Helm die luuir, in
eon ingezonden stuk, in hot Utrechtsch Dagblad, medcgfMloold in den
Verzekeringsbode van 7 Maart 1884, als een curio-sum vprmoldde.
\') Periodiek Woonlonbook, n». 7038.
-ocr page 40-28
Door A. werd op den 20 November 18G5 met dc, te
Amsterdam gevestigde, Naamlooze Vermootscbap »Neder-
land" eene overeenkomst tot verzekering bij overlijden
aangegaan.
Volgens de, van die overeenkomst, opgemaakte akte of
polis, verbond zich de Vennootschap »Nederland" op dc
daarbij vastgestelde voorwaarden, om, bij het overlijden
van A., de som van /"lOOO te betalen aan zijne erven of
rechtverkrijgenden, terwijl A. zich daartegenover ver-
bond tot betaling van een premie van /"37.28 \'sjaars, in
drie maandelijksche termijnen van f 9.32, te beginnen
met 1 December 1805 tot na zijn overlijden. A. overleed
op den 2 Januari 1882. — Dc vraag werd gedaan of
de vordering, der, bij de voormelde overeenkomst, be-
dongen uitkeering, bij zijn overlijden, al dan niet inde
memorie van aangifte van zijne nalatenschap, onder
de bestanddeelen van die nalatenschap moest woi\'den
aangegeven, welke vraag toestemmend beantwoord is oj)
de volgende gronden:
y)De voormelde overeenkomst bevat de verbintenis van
Dde vennootschap ^Nederland" om aan den erflater, bij
y>zijn overladen, /lOOO te betalen en alzoo eene stipulatie
y>met onzekeren vervaldag {dies incertus quando ccrius an)
y>immers sterven moet iedereen. De daarbij aangegane
ywerbintenis van den schuldenaar (de vennootschap »ATc-
y)derland") wordt alzoo niet eerst na den dood van den
r)schuldeischer (den er/later) geboren. Integendeel, de
xtschuldeischer heeft dadelijk, hij het sluiten der overeen-
1002
)-)komst, de vorderimj der bedongen uitkeering tegen den
))schuldenaar; slechts de betaling wacht op den dood van
y)den schuldeischer en geschiedt dus aan zijne erfgenamen
wf rechtverkrijgenden.
))Aangezien alzoo volgens de, van dc overeenkomst op-
•i>gemaakte, akte de erflater, dadelijk, bij de opmaking
»rfier. akte, de vordering der bedongen uitkeering, tegen de
vennootschap y)Nederland\'\\ had, zoo was die vordering
DOok in zijn boedel en moet dientengevolge die vordering,
y>volgens art. 1 in verband met art. 10 der wet op het
))recht van successie, voor de regeling van dat recht onder de
rtbeslanddeelen zijner nalatenschap worden aangegeven.\'\'
Vervolgens wordt gewezen naar de reeds vermelde
arresten van het Mof van Cassatie in FraHkrijk van 7
Februari 1872 en van 15 December 1873, Dalloz 1874,
1, 113.\')
llet is klaar, wat men heeft willen zeggen; cn uit
deze beslissing blijkt duidelijk, dat het bestuur der Regis-
tratie zich, evenals het Hof van Cassatie, voorstelt, dat
dc nemer het voordeel, hetwelk hij voor den derde
bespreekt, zelf verkiljgt, en daaruit al de gevolgen in
dit hoofdstuk behandeld, alleidt.
V
V
\'J
\'V;
l
■ i
Maai\' ik vr;uig; hoe kan den verzckcringsnemer het
verzekorde voordeel toekomen; hij bedingt niets voor
zichzelven; ook niet, dat hij kaw vorderen ïja zijn dood.
Dit zou iets onmogelijks zijn cn dc verbintenis ware
\') Zio voorts dc verdediging der beslissing van idem n°. 71\'20.
-ocr page 42-30
nietig. Hij verkrijgt geen vordering voor zich llij bedingt
dat anderen eventueel zullen kunnen vorderen
Erkent men de juistheid dier tegenwerping, die ik
geloof niet te ontkennen is, dan valt daarmede ook het
geheele systeem.
Deze beslissing van het bestuur der Registratie geeft
mij nog aanleiding tot eene andere opmerking.
Bij de woorden: »slechts de betaling wacht op den
dood van den schuldeischer en geschiedt dus aan zijne
erfgenamen of rechtverkrijgenden" wordt in een noot
verwezen naar Diephuis, Handelsrecht, Hl, 207,2c druk,
J^evy, Themis 1875, 121—lOi en § 2 van het voorloopig
verslag der Tweede Kamer op het Ontwerp van de Wet
van 1 Juni 1875 waarbij art. 302 van het W. v. K. is
gewijzigd.
Moet dit bcteekenen dat gemelde auteurs het met het
bestuur der Registratie eens zijn?
Ik moet dan opmerken, dat bij prof. Diephuis in het
aangehaalde werk noch op die plaats noch ergens elders
iets over deze zaak voorkomt, terwijl Mr. Lcvy de
tegenovergestelde meening verdedigt en op bladz. 147
van zijn opstel schrijft: »Het tweede p"imt, zoocven be-
»docld, schijnt, evenzeer bij deze gelegenheid, wettelijk
»geregeld tc moeten worden. Te weten, de vnuig of de
»verzekcringssom deel uitmaakt der nalatenschai) van
»hem, die, ten bate van nabestaanden of rechtverkrij-
»genden, zijn eigen leven heeft doen verzekeren. De rechts-
»gcvolgcn* van de beantwoording dier vraag in dezen of
31
»genen zin zijn uiterst belangrijk. Om van successie-
»recbten en dergelijke niet te spreken, denke men slechts
»aan de bevoegdheid van crediteuren om uit de nala-
»tenschap zich te bevredigen. Ik verheel niet dat het
»gevoelen van een degelijk kenner der levensverzekering,
»Malss, mij het meest toelachen zou. Hij zegt: \') »men
»»moet toegeven dat de vraag niet zonder zwarigheden
»»is. — Maar zij behoort opgelost en wel ten gunste der
»»overblijvenden, want dit is het rechtmatige doel der
»»volkshuishoudknndige beweging van onzen tijd. Het
»»recht nu behoort ten slotte aan de volkshuishoudkunde
»»ondergeschikt te zijn. Deze overweging schijnt inder-
»»daad klemmend uit sociaal politie.sch oogpunt.""
Wanneer het vaststaat, dat den vcrzckcringsnemci\'
het voordeel, uit ccn, door hem, ton behoeve van een
dej\'de, genomen levensverzekering, niet toekomt, kan
hij dc polis niet verpanden aan een zijner crediteuren
tot zekei\'heid eener, door bom aangegane, schuld; (ai-t.
1108 al. 5 B-W.) ook al is hem, in de polis, dc bevoegd-
heid gelaten, om, gedurende bet beloop der verzekering,
den naam van den derde, overeenkomstig zijn goedvinden,
in te vullen.
Practisch kan bij hetzelfde resultaat verkrijgen door
den naam van den crediteur op dc polis tc stellen en
\') Zeitschrift f. d. ges Handelsrecht, XII, pag. 495.
-ocr page 44-32
het beding te maken, dat, hetgeen de verzekerde som
meer dan de schuhl bedraagt, »aan de erfgenamen",
»de vrouw", »de kinderen" enz., moet worden uitge-
keerd, maar verpanden, in jmnd geven, kan hij niet.
f loe toch zal hij dat doen, met iets, wat hij niet heeft ?
Zij, die van verpanding eener polis van levensverzeke-
ring, ten behoeve der crediteuren van den verzekerings-
nemer, spreken, nemen dan ook, evenals het Fransche
Hof van Cassatie, aan, dat de verzekeringsnemer, bij het
sluiten der overeenkomst, onmiddellijk een vorderingsrecht,
ten bedrage der verzekerde som, tegen den verzekeraar
krijgt, welke schuldvordering, zooals elke onlichamelijke
zaak, overeenkomstig de voorschriften van art. (3(3813. \\V.
kan worden verpand \').
\') Zoo de Rechtbank tc \'s Hage, 2 .Tan. 184G(Weekbl. Masvndag2 Febr.
1846 n». 674):
O., wet betrekking tot do reconventionecle vordering:
O., dat het bezit dor polis bj] do eischoresse voldoende bewezen
is ..........en dus facto als bewezen kan worden beschouwd, dat
de vader van dc gcdivagde pupillen aan do oischcresse de polis heeft
ter hand gestold, onder beding en met bedoeling en machtiging, dat
zjj zich daarmede uit de verzokerdo golden, betaling harer schuldvor-
deringen zoude verschaffen.
O., dat daaiTiit juist niet volgt dat do eischoresse eenig rccht op
die polis heeft; dat toch dc overeenkomst tusschen den vader, do
minderjarigen cn dc oischorosso aiingogaan, zooals dio door laatstge-
inolde wordt opgegeven, niet andors kan worden beschouwd dan als
ini)andgeving van een inschuld, welke op najvm is gesteld, mot den
onherroepelijken last om uit dorzolvor oi)brengst het haar verschul-
digde te verhalen; dat zoodanig pandregt volgons art. 1198 H. W. uiot
bostiuinbaar is dan tengevolge eener iikto van zekere dagtoekoning
voorzien en aan den scbuldoniuir der in pand gegeven inschuld bcteekend.
33
Het Hoog Gerechtshof van Ned. Indië, plaatste zich
ook op dat standpunt en paste, in dit stelsel terecht,
de artt. 1200, 1201, 1202 B. W. toe.
Het oordeelde, dat de machtiging door den pand-
gever (de verzekeringsnemer) aan den pandhouder,
om, op eigen quitantie, de verzekerde som te ontvangen
nietig is, zijnde niets anders dan een beding om zich
het pand toe te eigenen wat bij art. 1200 B. W. is
verboden.
Bij niet-voldocning van de schuld kende het hem
wel de bevoegdheid toe de polis, in het openbaar, te
doen\'verkoopen:
»Overwegende dat de bevoegdheid om, bij nict-voldoe-
»ning der schuld, na het vcr.strijkcn van den bepaalden
»termijn, of, indien geen vasten termijn is bepaald, na
»sommatic tot voldoening, het pand in het openbaar te
»doen verkoopen den pandhouder bij artt. 1155 en 1201
»B. W. is toegekend in allo gevallen, waimeer daarom-
»trcnt door partijen niet anders is overeengekomen;
»dat mitsdien vaststaande dat de, door den heer L. blij-
»kens acte van 1 Juni 1875 verschuldigde som van /"3G00.—
»na het verstrijken van den daarbij bepaalden termijn
»niet is betaald, de eerstegcintimeerde volkomen gercch-
»tigd was, om, krachtens dit artikel, tot de openbaren
»verkoop van de, in pand gegeven, schuldvordering, met
»inachtneming der plaatselijke gebruiken, over te gaan,
»tenzij mocht blijken, dat partijen overeengekomen waren
»dat hij dit niet zou mogen doen.
34
»Overwegende, dat de appellante zulks wil afgeleid
»zien uit de slotbepaling der gemelde acte, houdende,
»dat de schuldeischer het recht zoude hebben om, bij
»nonbetaling dier schuld, de verzekerde som tegen qui-
»tantie, van de maatschappij, te ontvangen, doch geheel
»ten onrechte;
»dat toch deze bepaling in de eerste plaats niet in-
»houdt, het zoo even bedoelde beding, dat de schuld-
»eischer het recht niet zoude hebben om, bij nonbetaling,
>het pand in het openbaar te doen verkoopen;
»dat zij voorts, al zou daaruit kunnen worden afge-
»leid, dat de pandgever niet gewild heeft, dat de schuld-
»vordering zou worden verkocht, toch voor niet geschreven
»zou moeten worden gehouden, omdat, daargelaten de
»daarin vervatte machtiging tot ontvangst geen uitwer-
»king kon hebben, wijl lastgeving eindigt met den dood
»van den lastgevei*, de aan den pandhouder toegekende
»bevoegdheid om, eene tot onderpand verstrekte, schuld-
»vordering te innen, re vera, niet anders is dan een bc-
»ding om zich het pand toe te eigenen, welk beding, naar
»luid van art, 1154 11. W, nietig is \')."
Om dezelfde redenen, die ik aanvoerde, hield ook het
opperste Gerechtshof van Oostenrijk het voor omnogclijk
\') Arrest van 1 Dec. 1881, Indisch Weekblad van het Hecht n» OßG.
Daar dit tijdschrift niet door iedereen kan worden ger.uidpleegd, ^doel
ik de betrekkelijke overweging in haar geheel mede.
Zie ook een vonnis van de Rechtbank van Lyon van 10 Nov. 1882.
(Bulletin des Assumncos, Febr. 1883).
35
dat de verzekeringsnemer, tot zekerheid zijner schulden,
polissen eener, door hem, ten behoeve van een derde ge-
sloten, levensverzekering, tot zekerheid zijner schulden,
aan zijne crediteuren in pand kan geven \').
;Men vocre niet tegen mij aan, dat sommige maat-
schappijen toch, in lumne reglementen, aanbieden, om
polissen, die reeds, gedurende een zeker aantal jaren,
meestal drie jaren, loopende zijn, te beleenen tegen ge-
not van een zeker pet. rente, mits de polis, als onder-
pand, bij den vei-zekeraar worde nedergelegd en dat,
wat bij den verzekeraar kan worden beleend, ook bij
ieder ander kan worden verpand.
Dit toch zou onjuist zijn.
De verzekeraar beleent hier niet de i)olis, in dien zin
dat hij, tot onderpand der richtige teruggave, van het,
den nemer geleend geld, een dezen toekomend voor-
deel verkrijgt.
Indien dc nemer de premiën niet betaalt, behoeft
dc verzekeraar dat voordeel niet uit te keeren en in
dat geval zou hij ook niets meer hebben om zich uit
te voldoen.
Indien b. v. het verzekering-sbedrag f^M) bedraagt
en de verzekeraar den nemer /20Ü() leent, met de polis
tot onderpand, heeft hij de eventueele uitkeering van
/ <S000 niet in pand genomen.
\') Zio Schoror t. a. p,
Kndoniaim: Handbuch dos Deutfichc Soo und Wochsoh\'ochta, II § 17G.
vcrwcri»t ook du nioguljjkhcid van verpanding.
1009
Zoodra toch de nemer met de premie-betaling ophoudt,
is de verzekeraar van de uitkeering bevrijd; hij kan ze
dus niet meer terughouden en waaruit zou hij nu zijne
f 2000 moeten terugnemen?
De nemer geeft dan ook aan den vei-zekeraar niet het
hem toekomend voordeel der uitkeering in pand, maar
geheel iets anders en wel de door hem reeds betaalde
reserve.
Van daar de eisch dat de verzekering eenige jaren
geloopen moet hebben, want eerst dan is er eene eenigs-
zins beteekenende reserve verkregen.
Geeft de nemer het geleende niet weder terug en
vervalt de verzekering, dan kan de verzekeraar zich uit
die reserve, die hij anders mede zou hebben gebruikt,
om er de eventueele uitkeering, na den dood des nemers,
mede te doen, nu gebruiken om zich, voor hetgeen hij
geleend en niet terug ontvangen heeft, schadeloos te stellen.
Bovojndien kan bij beleening door den verzekeraar
nooit van verpanden van dc polis in den zin van art.
\'111)9 lï. W. (hoe toch zou in dit geval aan de daar ge-
vorderde formaliteit voldaan worden?), maar sleChts van
teruggave der polis door den nemer aan den verzekeraar
sprake zijn.
w
Evenmin kan de polis, door den nemer, woi\'den gecc-
dcerd.\')
Bjj het zoo oven aangoh.aaldo arrest heeft het Hoog gerechtshof
in Indie be.\'jlist, dat hjj, die, als schuldenaar, aan zjjn schuldcischtn-
afsUuvt, overdraagt al do rechten, voórtspruitondc uit eon levens-
37
Wanneer liem het voordeel uit fle polis niet toekomt,
kan hij het ook aan een ander niet afstaan.
Bij cessie doet de schuldeischer den derden persoon
treden in de rechten, rechtsvorderingen, voorrechten en
hypotheken, welke hij ten laste van den schuldenaar
heeft, (art. 1437 B. W.)
De verzekeringsnenier heeft geen i-echt om van den
verzekeraar het verzekerd bedrag op tc vorderen, in dc
rechten daarop kan hij dus onmogelijk een derden per-
soon doen treden; wel heeft hij het recht, mits hij zelf
op de gestelde voorwaarden zijn premie betale, van den
verzekeraar te vorderen, dat deze de verbintenis nakome;
maai\' dat kan hij een ander niet overdragen; als de
nemer uittreedt vervalt de geheele overeenkomst.
vcm?koring, ten behoeve van erfgenamen of rechtverkrijgenden, mot
machtiging, om het verzekerd bedr.vg, in geval van vóóroveriyden, op
eigen (juitantie to ontvangen, tot voldoening van hot als dan nog ver-
schuldigde, moet geacht worden, dc, nit do levensverzekering, ten la-ste
van don verzckcniar, voortvloeiende schuldvordering, in pand gegeven
en niet gecedeerd tc hebben,
In tegenoverstelling van het in het vorig hoofdstuk
bestreden gevoelen, is betoogd dat de derde, ten wiens
behoeve de verzekering gesloten wordt, op het oogen-
blik van het sluiten der overeenkomst, het voordeel
verkrijgt.
Labbé heeft trachten aan te toonen dat de verzckc-
ringsnemer de negotiorum gestor is van den derde, ten
wiens behoeve de overeenkomst werd aangegaan.\')
De verzekering dient, zoo oordeelt hij, om dengene,
ten wiens behoeve zij gesloten wordt, tegen het moge-
lijke onheil, dat hem, door den dood des nemers,
treiren kan, te beschermen; het zijil dus vreemde be-
langen, die de nemer, bij het sluiten der overeenkomst,
behartigt, en die hij vrijwillig, bloot ter wille van den
derde, waarneemt. Fvabbé erkent ondcitusschen zelf,dat
dit slechts ten deele geldt en dat, als de verzekerjngs-
\') Sircy\' Uccucil Génóral des Lois ct des Arröt«, 1877, I, 3\'.)3-98,
1880, I, 337, II. 249-51 en 1885, I, 5.
1012
neiher zich bij^ de polis, het recht heeft voorbehouden,
om den naam van den derden bevoordeelde naar zijn
goedvinden in te vullen, er niet aan negotiorum gestio
te denken is.
In dat geval is Labbé het met het Hof v. Cassatie eens.
Hij ook acht het een onoplosbare tegenstrijdigheid om
een op geld waardeerbaar belang, zooals het, uit de polis
voortvloeiend vorderingsrecht, zonder tegenspraak is, zich
ter vrije beschikking te willen voorbehouden, maar het
tevens aan de crediteuren te willen onttrekken en als
niet tot de nalatenschap behoorend, te beschouwen.
En ook bij gemengde verzekering laat deze theorie
ons in den steek, want die ccn levensverzekei\'ing voor
zich zeiven sluit, behartigt, in de eei-steen voornaamste
plaats, eigen, niet vreemde belangen.
Maar behalve deze, bestaan er nog andere redenen
waarom men de levensverzekering ten behoeve van eenen
derde niet als negotiorum gestio kan beschouwen.
Scherer heelt er twee:\')
»Die Theorie LabbcVs ist nnhaltbai\', weil, wenn sie
»i\'ichtig wäre, der Dritte als Geschäftsherr zur Zahlung
»dei\' Prämien gezwungen werden könnte; über dies läszt
»Labbé dcnj(;nigcn, welcher sich zur Zahlung der Prämien
»verpilichtet, als negotiorum gcstor des künftigen Gläu-
»bigers auftreten. \'(Gläubiger imd Schuldner in einer
»Person)."
\') t a i>.
-ocr page 52-40
Ik heb nog meer.
Negotiorum gestio geschiedt wanneer iemand, vrij-
willig, zonder daartoe last te hebben bekomen, eens
anders zaak met of zonder deszelfs weten waarneemt
(art. 1390 B. W.).
Labbé daarentegen spreekt voortdurend van de waai -
neming van eens anders belangen, wat geheel iets
anders is.
Iemand, een verzekering ten bate zijner kinderen of
vrouw sluitend, neemt ongetwijfeld hunne belangen, geens-
zins hunne zaken wiiar; hij voldoet de premiën ook niet
uit hun, maar uit zijn eigen\'geld, en sluit de verzeke-
ring niet op hun, maar op zijn «//en naam, zoodat, ware
de theorie op zich zelf juist, de nemer toch, volgens
art. 207 Weth. v. Kooph,, geacht moet worden voor zich
zelf te hebben verzekerd.
Voorts staat het vast, dat de verzekeringsnemer, ten
allen tijde, met het betalen der premiën kan eindigen;
maar de negotiorum gestoi\', eenmaal begonnen, moet
voortgaan (art. 131X) B. W.) \').
\') Dc Fnuischc juriHtcn liebben Labbé\'s stelsel naar het schjjnt niet
zeer welwillend ontvangen. Hjj klaagt er ten minste over t. a p. 8.5,
1. 5, dat men zijne meeningen als ,absurdes, du moins juridiquement
incompréhensibles" behandeld heeft.
41
Scherer \') heeft de verhoudingen omgekeerd en ziet
in den verzekeraar, den negotiorum gestor, van den dei\'den
bevoordeelde.
De Maatschappij neemt de bezorging van een bepaalde
geldsom, (het verzekerd voordeel) aan den derden be-
voordeelde, op zich.
Maar, evenmin als de verzekeringsnemei\', is de ver-
zekeraar negotiorum gestoi- des derden. Negotiorum gestio
is kosteloos (art. 1304 D. W.), terwijl, naar de eigen
woorden van Scherer, dc verzekeraar, voor zijne bezor-
ging van het voordeel aan den derde, wordt betaald.
llij schrijft: »Die Versichernng.sgesell.schaft zahltnäm-
»lich in Durchschnitt nie mehr aus, als sie von den
»siimmtlichcn-Ver.sprechens Empfïingern an Geld erhält;
»sie will auch nicht mehr auszahlen; im Gcgentheil,
»für die Uebermittlung der Golden an den Dritten läszt
»sie sich noch bezahlen".
liracht inderdaad de verzekeraar het voordeel van den
verzekeringsnemer aan den derde over, dan hadden wij
hiel\' niet te doen met najoliorum gestio, maar met huur
en verhuur van dienst (art. 1583 B. W.).
Ontving voorts de verzekeraar een gcscheiilc"), ter be-
zorging iuui een derde, dan zou hij voorzien moeten zijn
van eene authentieke acte, die hem de volmacht verleende
\') t. a 1». 188.
\'} Want als zoodanig wil Scbercr hot vovzekenl voordcfil hosclionwcn.
4
-ocr page 54-42
om, voor den begiftigde, schenkingen aan te nemen (art.
1720 B. W.) wat niet het geval is; bovendien is het
denkbeeld, dat de veizekeringsnemer die ten behoeve
van een derde een levensverzekei\'ing sluit, dezen iets
schenkt, onjuist.
Want de overeenkomst van levensverzekering ten be-
hoeve van een derde is geen schenking; de nemer schenkt
het verzekeringsbedrag niet aan den derden bevoordeelde;
vorm en wezen der zaak verbieden dit aan te nemen.
De stoute verzekering van Scherer \'), »Was man auch
immer dagegen einwenden mag, der Dritte wird .seitens
des Versprechens empfängers durch Vermittlung dci- Ver-
sicherungsgesellschaft beschenkt," berust op cenc misken-
ning van het wezen der overeenkomst van levensver-
zekering en schenking beide.
Schenking is niet elke vi-ijgevigheid, maar eene over-
eenkomst, waarbij de schenker, bij zijn leven, om niet
en onherroepelijk eenig goed afstaat ten behoeve van den
begiftigde, die hetzelve aarmeemt:
1°. Do overeenkomst van levensverzekering ten behoeve
van een derde, is echter niet onherroepelijk, ook neemt
degene, ten wiens behoeve zij gesloten wordt, niets aan
\') t a p 188
») Simons t a. p 21 Maart n". 25, IJoas t. a j». 10 Mei 1885,
n® 3;i. Üouilsmit, Verzekeringsbode 8 Mei 1880, n® 32.
-ocr page 55-;
43
2°. Vermag sclieriking alleen de tegenwooi\'dige goede-
i\'en van den schenkel\' omvatten.
Het verzekerde bedrag heeft echter nimmer aan den
verzekeringsnemer behoord, en maakt dus ook geen deel
zijner goederen uit \').
30. Geen schenking, die van art. 724 H. W. uitgezon-
derd , kan, O}) stralTe van nietigheid, worden gedasui dan
bij een notarieele acte, die hier echter ontbreekt -).
Wel heeft iMr. Moltzer, op grond van art. 1815 H. W.
betoogd •\'), dat deze hier niet noodig zou zijn, maar,
zooals Ml\'. Boas terecht ojjmcrkt, verzet zich art. 1720 B.W^
tegen die opvatting en zijn uitzonderingen als art 1815
B. W., stiictac interprelationis \').
4". Kunnen bij levensverzekeringen de bepalingen van
bet herroepen en te niet doen van schenking niet wor-
den toegepast
5". Treden bij schenking, als partijen, .schenker en be-
giftigde op; bier echter zijn partijen de quasi schenker
en de verzekeraar ").
O". Wordt, zooals art. 1703 15. W. vereischt, bet ver-
\') lioiiH t. a. i>. Ki Moi ISa\'i, n".
\') IJoas t a. p. ISa\'i 11°. en in \'i\'iiL\'nuH ITe doei IHT).
\') Ho ovoroenkoniHt Ion boliocvi» van donlon, l»la»l7.. iH\'t on in navol-
ffing van hcnn Mr. Simons t. a. p. \'21 Jlimrt 1885 n®. \'25.
Zie liet vonnis van de Hochilrnnk te Utrecht van 31 .Maart 1886,
Woekhl. n«. 5\'274.
») Uoas t a. p. 16 .Mei \'a"; n". 33.
\') IJoas Thomis t. a. p. 224
44
mogen van den schenker niet in dezelfde evenredigheid
verminderd als dat des begiftigden verrijkt \').
Volgens Mr. Goudsmit is dit echter niet noodig -).
»Van een evenredige vermindering en vermeerdering
»van vermogen, leest hij, noch in de bronnen, noch in
»onze wet iets: nergens is voorgeschreven, dat vcrmin-
»dering en vermeerdering in hoeveelheid of hoedanig-
»heid met elkander behoeven overeen te komen; beide
»behoeven slechts tot elkander in verband te staan, de
»een moet door de andere bewerkt worden."
Ik geloof het niet
Art. 1703 B.W. luidt:
Schenking is eene overeenkomst, waarbij de schenker,
bij zijn leven, om niet en onherroepelijk eenig goed af-
staat ten behoeve van den begiftigde, die hetzelve (dat
goed dus) aanneemt.
En daarom verlangde de Rechtbank te Utrecht, dat
om \'van schenking te kunnen spreken, het vermogen
van den gever met hel zelfde goed moet worden ver-
minderd als waarmede dat des begiftigden is verrijkt\').
«) IJoas t. a 1). 16 Mei \'85 n». 3.3 en in Themis t. a. p. 224. Simons
t a. p. 21 Maart 1885 n". 25. Zie ook het aangehajvldo vonnis iler
Rechtbank te Utrecht
\') t. a. p. 8 Mei 1886 n». 82.
\') Scherer t a. p. is het met Goudsmit eens: I>.iw Vorntögen des
Versprechcnsempfiingers wird nnj die eingezaliiten 1\'rilmien zu (Junsten
des Dritten veiniiiidert; das Vermogen des Dritten wir<l umdioTotul-
sunnnen der eingezahlten Prämien, bez. des dafllr festgesetzten Aequi-
valentes vermehrt.
Dat de overeenkomst van levensverzekering t. b. v e. d. geen
-ocr page 57-Bclialve deze, zoowel aan den vorm als aan het wezen
der schenking ontleende bezwaren, zou ik bovendien nog
wenschen tc vragen: hoe kan men iemand iets schen-
ken, maar tegelijkertijd zich het recht voorbehouden
om er naar goedvinden over te beschikken \').
S 4.
Om een deel der bezwaren uit den weg te ruimen,
neemt Mr. Simons aan dat, niet de uit tc keeren som,
maar de betaalde premiën woiden weggeschonken.
Om van schenking te kunnen spreken, meent hij,
moet het vermogen van den gever, in dezelfde evenre-
digheid , vcrmindei d worden, als dat van den begiftigde
verrijkt.
Welnu, door de jaarlijksche beüding der premiën ge-
schiedt dit cn iVlr. Simons wil diuvrom ook, bij het open-
vallen der verzekering, de vrouw verplichten, als de
man ten haren behoeve de overeenkomst sloot, aan diens
erfgenamen het bedrag der betaalde premiën teiug te
betalen.
sclienkinpt is van <U>n nonier luvn <len denlcn hüvoonli\'oldc is ook nan-
gunoinon iloor liot Hof van Houiian \'21 Miuut 1882 (Wiillnmns Vcrsi-
cliorungs Zeitschrift 7 .luli \'83) en liet Hof van Hrussel 18 April 1881,
(Monit. (los Ass. Xlll, 4*20).
\') Zie Scherer t. a. p. 192-19-1.
t. a. p. 21 Maart 188.\'i n®. 25.
4ü
Het verschil kan de vrouw ten bate komen, zonder
dat daardoor aan de woorden en aan de ratio van art.
1715 B. W. eenigszins wordt te kort gedaan.
Maar hiertegen kan men inbrengen, dat de derde be-
voordeelde, bij het sluiten der overeenkomst, niets van
de betaalde premiën aanneemt\') ofsciioon (zie art. 1720
B. W.) schenking, zonder aanneming, onbestaanbaar is,
terwijl, zooals Mr. Boas opmerkt, het redmiddel, om
het gezamenlijk bedrag der betaalde premiën van de
verzekerde som af te trekken, op hoegenaamd niets is
gebaseerd.
Mr. Simonsbeeft bovendien de mcening verdedigd,
dat de nemer, bij het aangaan der overecidvornst, den
derden bevoordeelde niet cm schenking, nuiar een schen-
kïngiibcloflc doet, die dan, zooals wij reeds boven zagen,
niet op het volle bedi-ag der gesloten veiv.ekering, m.uu\'
slechts op hetgeen van dat bedrag, na aftrek der be-
taalde premiën en hunner rente ovei\'blijft, recht geeft.
\') Dc Ilechtbank te Utrecht, in hiuir meer gonicM vonnis, overwoog:
flat evenmin kan worden gezegd, dat de heer P. de door htnu ht>-
taaldo promicn aan do rendante (derde bevoordeelde) zou hebbon ge-
schonken.
O., toch dat die promicn door den heer T. zijn betaald aan en daar-
door het eigendom zjjn geworden der Miuitschappij Gresham, doch zjj
nimmer een deel van hot vermogen der rendante hebben uitgemaakt.
») t. a. p 14, 21, 28 Maart 18a5. n». 24, 25, 20.
47
Ook hiermede komen wij echter niet verder.
»Zeer juist is, om te beginnen, de opmerking van
Mr. Boas,\') dat zij in strijd is met Mr. Simons\'stelUng,
dat door den derden bevoordeekle onmiddellijk een vor-
deringsrecht tegen den verzekeraar wordt verkregen.
Mr. Simons schreef:
»A. heeft op het oogenblik dat hij de levensverzeke-
»ring sloot, tegen het bepaalde equivalent, voor zijn vrouw
»een recht gekocht op het bedrag der assurantie, een
»recht dat hij haar wel weer kan ontnemen en aan een
»ander overdragen, doch dat, zoolang dit niet is geschied,
»aan de vrouw behoort en dat zij, door het uitdrukkelijk
»aan te nemen, elk oogenblik onherroepelijk kan maken.
»Dat recht kan natuurlijk nog niet woiilen geldig
»gemaakt; het bedrag kan eerst, met den dood van den
»man woi\'den gevorderd, doch het recht bestaat reeds
»op het oogenblik dat de overeenkomst gesloten wordt."
Iloe een bcloflc die uitwerking hebben kan is mij niet
duidelijk.
Als A. mij beloop, dat hij nüj zijn huis zal verhuren,
ben ik nog zijn huurder niet; ik heb wellicht zeer ge-
gronde verwachtingen, dat ik het eenmaal worden zal,
maar rechten kan ik aan de toezegging niet ontleenen.
In de tweede plaats zou deze schenkingsbelofte hare
uitwerking missen als de begiftigde, zooals dat nieeren-
deels het geval is, eci\'st na den ilood des verzekcrings-
■) t. .1 11. 16 .Moi 1887, n». 33.
-ocr page 60-48
nemers, van het bestaan der verzekering kennis draagt
en aanneemt.
Want schenkingen kunnen, na den dood des gevers,
niet worden aangenomen (art. 1720 D. W.)
Ook in het Tijdschrift der Notarissen\') wordt, in eene
aanmerking op het, door de Rechtbank te Utrecht, den
31 Maai-t 1880, gewezen vonnis, de vraag besproken,
of de nemer den derden bevoordeelde iets schenkt.
Dat de, door den verzekeringsnemer, bedongen uitkee-
ling niet geschonken wordt, komt den schrijver »onbe-
twistbaar" voor, maar op de vraag of dat ook niet met
de betaalde premie het geval is, schijnt hem het ant-
woord minder gemakkelijk te geven: »dc betaalde premie
»toch is uit het vermogen van den verzekerde genomen,
»heeft zijn vermogen verminderd en dc bevoordeelde
»krijgt nu wel niet deze premie zelf, maar toch het rccht
»op dc uitkeering, die, door den verzekerde, door middel
»van de betaling der premie, is gekocht. Er heeft dus,
»van dit standpunt gezien, wel degelijk aan de eene zijde
»vermogensvermindering en aan de andere zijde vermo-
»gensvcrmcerdeilng plaats. De vermogensvermiiidering
»van den verzekerde (nemer) en de vermogensverrneer-
-?—
\') IV, 56.
-ocr page 61-49
»dering van den bevoordeelde dekken elkander evenwel
niet volkomen.
»Of wij bier schenking kunnen aannemen hangt der-
»halve af van de vraag of — afgezien van de mogelijkheid
»van het opleggen van een last — het vermogen van
»den schenker eene gelijke vermindering moet ondergaan
»als de vermogensvermeerdering aan de zijde desbegif-
»tigden bedraagt. Deze laatste vraag ter loops tc beant-
woorden schijnt ons niet wel mogelijk".
Toch was die vraag zeer eenvoudig en het antwoord
gemakkelijk te geven; gelijk ik heb getracht aan te toonen,
verlangt art. I70;i H. W., zal cr van schenking sprake
zijn, dat het verrtiogen des schenkers niet slechts in
dezelfde evenredigheid maar met hetzelfde goed worde
verminderd als dat des begiftigden verrijkt.
iMcn kan cr jure constituendo anders over denken en
dit voorschrift afkeui\'cn; jure constituto wordt het duide-
lijk gesteld cn wij moeten er ons dus aan houden.
S 7.
Een zeer oorspronkelijk stelsel wordt verdedigd door
llouthuizen \').
Deze schrijver ziet in het levensverzekerijigs-contract
groote overeenkomst met een schenking onder bezwaniu-
\') t. IV 1». 22
-ocr page 62-50
den titel. Een schenking van den verzekeringsnemer aan
den verzekeraar; »doch waarvan »de last, de modus,
»kan worden herroepen, zoolang die niet in uitdrukkelijke
»bewoordingen zal zijn aangenomen, door B. (den derden
»bevoordeelde) en deze die aanneming zal hebben be-
»teekend of kenbaar gemaakt aan M." (den verzekeraar).
Hoe kan echter van een schenking door den verze-
kerings-nemer aan den verzekeraar sprake zijn?
In de eerste plaats wat den vorm betreft. Waar is de
authentieke acte van art. 1719 B. W.? want art 1724
B W. vindt hier geen toepassing.
Maar ook, wat is hier het object van de schenking,
»het goed?"
Niet toch zeker het totaal bedrag der, door den ver-
zekerde gestorte, premiën; dat kan de verzekeraar onmo-
gelijk aannemen, daar eerst, na den dood des verzekerden,
als het voor aanneming te laat is, (art. 1720 B. W.)
kan blijken hoe groot dat bedrag is.
Ook zou art. 1704 B. W. die opvatting onmogelijk
maken.
Elke premie afzonderlijk dan ? Dan zou echter de nemer,
na eenmaal een premie betaald te hebben, later niet
meer behoeven te betalen en de verzekcraju\' tot uitkee-
i\'ing van het voordeel verplicht zijn, ook al staakte do
nemer de premie-betaling.
0
Ook indien men onder het »eenig goed" dc jaarlijksche
schenking^van een zeker bedrag verstaat zoo lang de gever
(de verzekerings-nemer) leeft, komen wij niet verder.
m
-ocr page 63-\'i
51
Want een schenking kan niet worden herroepen ofte
niet gedaan dan in de gevallen bij art. 1725 genoemd
en de nemer kan, zoodra hij dit wil, met betaling der
premie ophouden.
Ook geloof ik dat de redenen, die het herroepen eener
schenking wettigen, geheel misplaatst zouden wezen,
wanneer men die wilde aanvoeren, om de premie eener
levensverzekering niet langer te betalen.
Ik kan ten minste niet inzien dat het bijv. een zede-
lijke verplichting der levensverzekerings-maatschappij zou
zijn om hare verzekeringsnemers, nadat deze in ar-
moede zijn vervallen, levensonderhoud te versclialïen \').
Naar mijne meening verliest uicn bij de vorige oji-
lossingen uit het oog dat de overeenkomst van levens-
verzekering ecu kansconlracl is (1811 11. W.).
lOn wel een kanscontract, waarin niet de verzekeraar
en de derde bevoordeelde, maar waarin nemer en verze-
keraar, de contracteerende partijen zijn.
Wat heeft, wanneer znlk een contract ten btdioeve
van een derde is gesloten, die derde verkregen?
\') Dut (lo vorzeki\'riiigsnciiier luiii de» verzekcnuvr do preinio niet
schenkt wordt ook reeds betoogd in het Weekblad voor Notarisambt
en Hcgistmtie n". 118
52
Een vorderingsrecht tegen den verzekeraar \')?
In geenen deele.
Indien ik tegen iemand een vorderingsrecht kan doen
gelden, bestaat er tusschen ons beiden een rechtsbe-
trekking en wel die van crediteur en debiteur.
Zulk een betrekking bestaat tusschen den verzekeraar
en den derden bevoordeelde niet.
Wel echter verklaren dc verzekeraars in hunne po-
lissen , dat zij tot den derde in geene betrekking staan,
en zich tot niets tegenover hem verbinden, terwijl zij
\') Zonder een der in dc vorige paragraphen bestreden theorie te om-
helzen, wordt dit geleerd door Mr. Bclinfante, Weekbl. n®. 4374, die
sterk bestreden is door Mr. van Nooten, Weekblad voor Notarisambt
en llegisti-atic n". 502. In Weekblad n®. 5274 wordt getwijfeld of Mr.
B. bjj zjjn vroeger gevoelen is gebleven.
In hoeverre Mr. Foest t. a p. 99, dit gevoelen deelt, njaakt een i)unt
van strjjd uit tusschen Mr Simons en Mr. Hoas (zie Verzekcrings-bode
van 25 April 1885 n®. 80). De laatste meent dat Mr Foest leert dat
het recht van den derde bjj het sluiten der overeenkomst wordt gevestigd,
maar eerst als hjj het aanncen>t, verkregen. Diwirgclaten wat dat ge-
vestigd worden hier dan beteekent, schreef Mr. Foest: Dio dood (van
den verzekerings-nemer) is ook niet het oogenblik waarop het rccht
verkregen wordt, trofir komt slechts in aanmerking voor het opeischbaar
worden, hot recht zelf wordt verkregen bj) hot sluiten dor overeenkomst.
Kn later:
liet noodzakelijk gevolg hiervan is: do som, dio tot schadeloosstelling
moet strekken, behoort direct aan hem, d. i. aan den vorzekerdc on
bljjft dan buiten de gemeenschap. (Bovendien wordt oen beroep gedaan
op een vonnis van de Ikchtbank to Saverne vaji 21 Moi 18G!), waarin
word overwogen quo Ie décès de Tassuré ost non pas róvónement qui
donno naissanpe aux droits des ces demier (bcnoficiaire) mais simple-
ment la condition qui en suspend 1\'exercico). Zie voorts v. Lookoren
Campagne t. a. p 110.
J
-
-ocr page 65-53
den nemer, zonder eenige beperking, verlof verleenen om,
gedurende den loop der verzekering, den naam van den
derde in de polis, naar goedvinden, te wijzigen.
Kan men den derden bevoordeelde dan »schuldeisclier
van den verzekeraar noemen?"
liet is m. i duidelijk dat dit niet kan.
Wel krijgt de dorde, bij bet sluiten der overeenkomst,
»iets" maar dat »iets" is geen vorderingsrecht; het is
de kans, dat hem te eeniger tijd het verzekerde bedrag
zal worden uitgekeerd.
Want de verzekeraar heeft zich verbonden om, na dot
dood des verzekeringsnemers, den derde hèt verzekerde
bedrag uit te betalen.
Of deze derde dus ooit een vorderingsrecht tegen den
verzekcraai- zal kunnen laten gelden hangt af van de
omstandigheid o r hij den verzekcringsnemer al dan niet
zal overleven.
Leeft hij korter, is hij bij het overlijden des nemeiv»
niet meer in leven, dan behoeft de vcrzcUcraar niets
uit te keeren.
Leeft hij langei\', bestaat hij bij het overlijden des ne-
mers nog wel. dan zal hij het verzekerde bedrag kun-
nen ontvangen en moet de verzekeraar betalen \').
Niet van een vorderingsrecht, van een hebben dus,
maar van een kans, van een ^vellicht ziiUen hebben is
\') Kr kxjnnen ook nog andere gevallen zjjn waarin den derden be-
voord<!eltle het verzekerd bcdmg niet wordt uitgekeerd, bjjv.: wanneer
hy den nemer van het leven heeft beroofd.
54
hier sprake en Mr. Goudsmit vindt dan ook het ken-
merkende eener kansovereenkomst »in den wil derpar-
»tijen om te speculeeren op een volstrekt of betrekkelijk
»onzekere gebeurtenis \')."
Zij, die den derden bevoordeelde een, bij het sluiten der
overeenkomst, onmiddellijk ontstaand vorderingsrecht toe-
kennen, zijn omtrent den aard van dat vorderingsrecht
ook geenszins eenstemmig.
Mr. Simons spreekt van een vorderingsrecht door een
tijdsbepaling opgeschort en schiijft:
»A. (de nemer) heeft, op het oogenblik dat hij de le-
»vensverzekering sloot, tegen het bepaalde equivalent,
»voor zijn vrouw een recht gekocht op het bedrag van
y)de assurantie, een recht dat hij haar wel weer kan ont-
»nemen en aan een ander overdragen, doch dat, zoolang
»dat niet is geschied, aan de vrouw behoort en dat zij.
»dooi\' het uitdrukkelijk aan te nemen, elk oogenblik on-
»hcri\'oepelijk kan maken, dat recht kan natuurlijk nog
y>niet worden geldig gemaakt, het bedrag kan eerst met
fiden dood van den man worden gevonden, doch het
■orecht bestaat reeds op het oogenblik dat de overeenkomst,
■ngeslolcn wordt en is slechts, loat zijn werking betreft,
man een tijdsbepaling gebonden. Wij hebben hier t(i
»doen met een dies ccrtus an, inccrtus (piando, een
»dag die zeker komen zal, een opschortende tijd.sbcpa-
\') Bcgrii» en Wezen der KanHovereenkonisten bladz ?,0.
t a I». 14 Maart 18a5 n». 24. (Wy cursiveeren).
»ling dus die, omnium consensu, als een dies en niet
»als een conditio werkt; volgens art. 1304B. W.be.staat
»het recht aan een tijdsbepaling gebonden onmiddellijk
»en alleen de actie ontbreekt totdat de termijn die be-
paald is, is aangebroken."
Van een, aan een tijdsbcpaliiig, een dies certus ge-
bonden vorderingsrec/if des derden kan intusschen geen
sprake zijn om de duidelijke woorden van art. 1811 B. W.:
»Een kansovereenkomst is eene handeling, waarvan
»de uitkomsten met betrekking tot voor- en nadeel,
»hetzij voor alle partijen, hetzij voor eéne^ derzclve van
een onzekere gebeurtenis afhangen."
Van dien aard zijn:
»He overeenkomst van verzekering."
l\'^n waar de wet duidelijk verklaart dat de uit-
komst der verzekering voor ieder of eenige partijetï van
een onzekere gebeurtenis afhangt, gaat het wel niet aan
dit in een zekere gebeurtenis te veianderen \').
Bovendien, zou de derde bevoordeelde, indien hij, een
door een tijdsbepaling opgeschort vorderingsnïcht had,
ingeval van faillissement des verzekei-aars, art. 1307 B. VV.
tegen hem mogen inroepen, wat niet kan, omdat niet
tijdens het leven des nemers maar eerst na diens dood.
\\
\') Dit is ook over liot lioofd gozien iloor Mr. (loiulsniit, IJogrii» on
wezen der Kansovereenkoinsten, blz 28, n". 2, toen lijj fichreef:
Dikwijls immers is gevnuigd of men onder onzekere gebeurtenis ook
te verstiuvn beeft de dies incertus <iuando, certus nn. De dood is
geen onzeker toeval en locli blijft levensverzekering een kansovereen-
kumst enz.
56
eenige betrekking tusschen hem en den vei*zekeraar wordt
geboren
Toen, in 1859. de tegenwoordige successie-wet in be-
handeling kwam ontging het der 2e Kamer ook niet,
dat lijfrenten en levensverzekeringen niet op het oogen-
blik van, maar door het overlijden worden verkregen en,
na een langdurige strijd met de regeering, werd daarom,
met wijziging der voorgestelde redactie, art. 1 in zijn
tegenwoordigen vorm vastgesteld \').
Maar ook jure constituendo heeft Mr. Simons ongelijk.
Ilij verliest uit het oog, dat de dies mortis, ofschoon
in het algemeen een dies certus, in sommige gevallen
een dies incertus is; en dat wij juist in het door hem
gestelde voorbeeld zulk een geval hebi)en.
Daai\' geldt het niet de vraag wanneer maar o/" de man
sterven zal (n.1. vóór of na de vrouw).
Wanneer met de uitoefening van een recht slechts
moet worden gewacht lot dat een zekei- persoon gesloi--
ven is, is de uitoefening van dat recht door een tijds-
bepaling opgeschort, want het is zeker dat die persoon
eenmaal sterven zal.
Ahiar wanneer een recht slechts uitgeoefend kan woi -
den als iemand vóór of nä een bepaald tijdstip sterft
\'j Vergelijk over dien strjjd Sprenger van Kyk t. a. p. 98—101.
Zoo ook schreef Mr. N. T van Nooten. Weekbla»! voor Notiirisaniht
en llcgistnvtie n". 502:
De vcrzdkering is gesloten, meer niet, geenszins het kapitmil der
verzekering verkregen, dat heeft eerst plaats tengevolge van den dood
dos mans
57 ;
11
verandert de zaak. In het eerste geval is het onzeker s
wanneer dat recht zal woi-den uitgeoefend. In het tweede
is het in pendenti of het ooit zal geschieden.
Want wel is het zeker, dat de persoon in quaestie
sterven zal, maar niet of dat zal plaats vinden vóór of
nä den termijn waar binnen het recht zal kunnen wor-
den uitgeoefend
Reeds Papinianus zeide:
»Ileres rneus, cum ipse morictur centum Titio dato,
»Legatum sub condicione rclictum est: (juamvis enim
»hercdem moriturum certum sit, tamcn incertum est,
»an Icgatario vivo. Dies legati non cedit et non est
»certum ad cum legatum perventurum (I... 79 pr. d. de
»Cond, et demonstrat. XXXV, 1)."
Volkomen ongegrond om diezelfde reden was Mr. Levy\'s
aanval op de memorie van toelichting bij dc wet van
I .luni 1875 (Stb. no. 81) en ten onrechte schreef hij: \')
»De assurantie voor den levensduur verzekert niet
»een tijdsti}) welks wisselvalligheid den assuradeur al
»dan niet ontheft, zij verzekert eene vergoeding, vcr-
»schuldigd onverschillig wanneer eene gebeurtenis plaats
»grijpt, van wiens onontwijkbare zekerheid ieder volko-
»men overtuigd is."
Wien zou de verzekeraar, waimeer de derde bevoor-
deelde bij het overlijden van den nemer, niet moer be-
staat, moeten uitkeeren?
«) TliemiH, 8Ge deel H75.
-ocr page 70-58
Beter dan Mr. Levy begrijpen de verzekeringsnemers dit.
Zij weten, dat als de derde bevoordeelde bij het over-
lijden van hem of haar, die ten zijnen behoeve de ver-
zekering sloot, niet meer in leven is, de verzekeraar
alles in zijn zak zou steken en zij bedingen juist, om
dat te voorkomen, dat, bij vóóroverlijden van den derden
bevoordeelde, diens erfgenamen het verzekerd bedrag
zullen beuren.
Dat bovendien bij de gemengde verzekering geen sprake
is van »eene vergoeding verschuldigd, onverschillig wan-
»neer eene gebeurtenis plaats grijpt van wier onontwijk-
»bare zekerheid ieder volkomen overtuigd is" zal ieder
toegeven, en principieel verschilt levensverzekering ten
behoeve van een derde van gemengde verzekering niet.
Bij verzekering ten behoeve van een derde heeft de
bevoordeelde de kans om dén verzckcringsnemer tc
overleven en de vastgestelde som te kunnen opvorderen.
Bij gemengde verzekering heeft de verzckcringsnemer
de kans om den gestelden termijn te overleven cn dc vast-
gestelde som te beuren.
Men werpe mij niet tegen dat de maatschapi)ijen va?i
levensverzekering zich altijd tot uitkeering veri)lichten
door den verzekeringsnemer de meest onbeperkte vrij-
heid te laten om den naam van den derden bevooideelde
in de polissen, te wijzigen of door de bijvoeging)»ajin de
erfgenamen" ook als de derde vóór den nemer komt te
sterven,*de overeenkomst zoo in te richten dat steeds
een uitkeering moet worden gedaan.
51)
Als aan »de erfgenamen" verzekerd is, blijft de mo-
gelijkheid bestaan , dat, als de verzekerde is overleden, er
niemand is om de verzekerde som te ontvangen.
Het is mogelijk, al is het dan ook niet zeer waar.«;ehijn-
lijk, dat iemand al zijn erfgenamen overleeft.
Mr. Boas, die van een tijdsbepaling niets wil weten,
kent den dei cle bij het sluiten der overeenkomst daar-
entegen een conditioneel vorderingsrecht toe \').
Ware hier van een voorwaardelijk vorderingsrecht des
derden bevoordeelden sprake, hij zou tegenovei\' rlen
verzekeraar, gedurende den loop der verzekering, art.
l\'jnS H. W^ kunnen imoepen, wat onmogelijk is.
Bovendien zijn van de viei-gebeurtcnisscni waarvan Mr.
Boas dat vorderingsrecht laat afhangen, slechts twee
onzeker en toekomstig.
I". Ontstaat, volgens Mr. Boas, het vorderingsrecht
Mcl op het oogenblik van hot slniten der overeenkomst,
maar is het ook afhankelijk van de conditie, dat het
vooi\'deel door den derde aangenomen wordt.
2". Kan de nemer elk oogenblik de geniaakte beschik-
king herroepen.
is het afhankelijk van het betalen der premiën
door den nemer,
4®. /.ou daarbij nog gevoegd kunnen worden d<} mo-
gelijkheid dat <le begiftigde eeider overlijdt dan de
nemer.
\') t. a. 1). 25 .Apiil ia«V> n» 30
-ocr page 72-De eerste omstandigheid is inderdaad onzeker, de
tweede, Mr. Boas erkent dit zelf, niet \'), daar de derde
bevoordeelde kan verklaren, dat hij van het beding zal
gebruik maken, in welk geval den nemer de mogelijk-
heid om te herroepen is ontnomen.
Eveneens beeft de derde bevoordeelde het in zijn macht
om aan de onzekerheid, sub 3 vermeld, een einde tc
maken, want houdt de verzekeringsnemer met het be-
talen der premie op, dan kan de derde, ingevolge art.
1418 B. W. dat in zijne plaats doen.
Zoo dringt alles ons er toe aan te nemen dat uit dc
overeenkomst tusschen den verzekeraar en den verzeke-
ringsnemer voor den dei\'den geen vorderingsrecht wordt
geboren.
Slechts na den dood des nemers kan daarvan sprake zijn.
Maar wanneer?
Is na den dood des nemers de vcrzekei\'aar verplicht
het verzekerd bedrag aan den derden bevoordeelde uit
te keeren?
\') Iiy schrijft:
Wcl is waar, vervalt dc bevoegdheid van den nemer om t<j herroe-
pen, zoodia de bevoordeelde heeft aivngenomen, maar dan biyft dc
voorwaaj;de der premie toch bestaan, terwijl bovendien dc bevoor-
deelde in den regel niet voor het overlijden van den nemer kennis
draagt van het bestaan eener levensverzekering en dus do handeling,
dio het herroepingsrecht doet ophouden, eerst bü den dood van den
nemer plaats grijpt.
Ol
Neen. De derde moet voorzien van de, in de regle-
menten geeischte bewijsstukken, bij den verzekeraar
het bedrag komen opvragen \')
Zoolang de bevoordeelde dit niet heeft gedaan blijft het
bedrag in handen van den verzekeraar en in de reglemen-
ten der maatschapijen wordt gewoonlijk bepaald, dat,
wanneer, binnen een zeker tijdsverloop, de derde de
vereischte bewijsstukken niet heeft ingediend of het
verzekerd bedrag opgevorderd, de geassureerde kapi-
talen aan den verzekeraar vervallen
Of de derde bevoordeelde onmiddellijk, (lan wel eerst
na te hebben aangenomen, bij het beding in favorem
tertii een recht verkrijgt, behoeft dus in dit geval niet
te worden onderzocht
\') MeesUvl moot, tenzij <lo vorzekenuvr meer mocht eisclien, wonlen
overgelegd:
a. Een wettig dood en begmfoniHhcwijH.
h. Een gotuigscln ift omtrent den identiteit van den verzekerden over-
leden persoon.
c. Een beschrijving van do ziekte enz. en van don doods de verzekerden.
d. Een geboorte-acte.
llouthuizen t. a p. 17 schreef dan ook minder juist: Is hot tjjd-
stip der uitkeering daar, zoo wordt do verzekerde som den bevoordeelde
aangcboilen door den verzekei-aar.
"i Vooml of het voor den derde nog njogolijk was, na den dood des
vorzekeriïigsnenjers aan t(! nemen, was oen punt van geschil voor de
Fransche .luristen Toestemmend antwoordde hot Hof van Lyon, 2.Tuni
18G3. Dalloz 1863, II, 111). Tribunal de la Seine, 4 Juli 1882. Monit. dos
Ass. XIV, 487.
Zic ook Domolombo t. a j». 24e deel n®. 2.54.
-ocr page 74-G2
Bij levensverzekering ten behoeve van een derde staat
hel vast dat de verzekeraar niet behoeft te betalen al-
vorens de derde zich aanmeldt.
Nu kan men spreken van een recht des bevoordeel-
den, daar hij thatis de uitkeering van den verzekeraar
kan vorderen.
Zoo oordeelde ook de Rechtbank van Utrecht:
»0. dat, terwijl alzoo bij die overeenkomst Pondman
»(de verzekeringsnemer) tot een dadelijke — de niaat-
»schappij Gresham tot een toekomstige, en van een on-
»zekere gebeurtenis afhankelijke i)rae.statie, zich verbond ,
»voor den derden belanghebbende eerst door hare, naliet
»overlijden van den heer P., aan de maatschai)pij Gres-
»ham kenbaar gemaakte wilsuiting, om van het ten
»haren behoeve gemaakte beding, gebruik te maken,
»bet recbt op de uitkeei\'ing der bij de polis bo[)aalde
»som is verkregen." \')
Gaan wij het in dc vorige paragi\'apbcn uiteengezette
na, dan zien wij dat:-)
\') In haar meermalen aangehivald vonnis.
\'■\') Zoo ook Utrecht t. a. j).
O., (lat dc Maatschappij dientongcvolRO gehoiiden wasdo vastgesUddo
som uit t<3 keeren na den dood van den heer P mm den persoon, dio
alsdan zou bljjken daartoe Kcroepcn cn in loven te zjjn, nadat d(v.o
haar zijn wil om het hem toegedachte voordcol te genieten zou hebben
kenbaar gemaakt en dat voor haar dc uitkomst alzoo afhing van do
onzekere gebeurtenissen.
1\'. Of de heer I\'ondman zou sterven.
2®. Of do dcjrdc belanghebbende al dan niet nog in leven zou zjjn on
bereid van het ten zijnen behoeve geniiuikte beding gebruik to nuikcn.
63
1". (ie overeenkomst wordt aangegaan tusschen den
verzekeraar en den verzekeringsnemer, tusschen hen
rechtsbetrekkingen doet geboren worden, maar buiten
den derden bevoordeelde omgaat;
2". de derde bevoordeelde een kans krijgt om even-
tueel het verzekerd bedrag te beuren, afhangend van
de onzekere gebeurtenis, of hij, al dan niet, bij den
dood des nemers zal in leven zijn;
3". in het eerste geval de derde, voorzien van de noo-
dige bewijsstukken, na zich bij den verzekeraar te heb-
ben aangemeld, het recht iieeft uitbetaling te vorderen.
Mr. Iloas is van ons resultaat niet zeer ver meer
verwijderd.
Ilij schrijft:
»Ilij de levensvcr/ekering zijn twee verschillende mo-
»mentcn. llet eerste is dc overeenkomst tusschen den
»verzekeraar en den vei\'zekeringsnemer, het tweede die
»tusschen den verzekeraar en den derde.
»Ik geloof dat alle moeielijkheden kunnen opgelost
»worden wanneer men de overeenkomst tusschen ver-
»zekeraar en nemer, waarbij de eerste zich verbindt bij
\') diduveiKle hrt leren den verzekcringKnctHem kan ile derdo dus niet
min den vemokenuvr verklaren, dat liji do verzekerde som wil beuren.
Zoo iets zou ten eenennmle misplaatst zyn.
Hoas t. a. p. ir» Mei 1885, n®. 38, nieent dat liet niets ter zako zou
doen, omdat liet recbt van <len derden bevoonleelden vöór do dood des
nemers niet op gold wiuvrdecrbaar is.
Zio ook Houtbuizen t a. p. 23.
») t. a V 16 ^Ici IBS.\'j. n®. 33.
04
»overlijden van den laatsten aan een ander een zeker
»bedrag te betalen beschouwt als de eigenlijke overeen-
»komst van verzekering, afgescheiden en geheel onaf-
»hankelijk van de vraag van aanneming door den derden.
»Wanneer de nemer is gestorven, ontstaat het tweede
»moment; de derde moet verklaren of hij het hem toe-
»gekende voordeel wil aannemen (in den regel zal dat
»niet op een ander tijdstip geschieden); doet hij dit,
»dan is zijn vorderingsrecht volkomen geworden of liever
»dan is volmaakt de overeenkomst tusschen den verzeke-
»raar en den derde, die uit kracht van die overeenstem-
»ming vorderen kan. Een andere opvatting zou tot de
»conclusie leiden, dat niemand anders dan de nemer do
»voldoening van het verzekerd bedrag kan vorderen."
Is het voor de derde bevoordeelde ()[» haar recht
om het verzekerd bedrag te beuren van invloed dat de
verzekeringsnemer met haar, hetzij in algeheele ge-
meenschap, hetzij in gemeenschap van winst en verlies
of van vruchten en inkomsten is gehuwd geweest?
Ontstaat, cn wij meenen dit te hebben aangetoond,
voor den derden bevoordeelde, eerst, als hij, na den dood
des verzckcringsnemers, zich bij den verzekeraar, tot
het in ontvangst nemen der verzekerde som, aanmeldt,
ccn recht«, dan moet die vraag stellig ontkeimend wor-
den bcantwooi\'d.
05 i
De geniceiiscl)ap toch wordt ontbonden door den dood
(art. 181 B. W.).
Er bestaat dus op het tijdstip, dat de bevoordeelde
(de vrouw) van een verkregen recht kan spreken,
geen gemeenschap mcei-, en wat na de ontbinding der
gemeenschap wordt verkregen, maakt er geen deel meer
van uit \').
liet spreekt van zelf, dat zij, die van een recht des
derden bevoordeelden, op het oogenblik van het slui-
ten der overeenkomst ontstaand, spreken, tot een ander
besluit moeten komen en tei\'echt verwijt Mr. Simons
hun, die dit niet doen, dat zij uit hunne- leer niet de
noodzakelijke gevolgen hebben getrokken
i; .i
\') Zie Utrecht t. a. p.
O., (lat (le huwoiyksgemccuschap van rechtswege onthouden is door
den dood, dat hieruit volgt dat hot recht dor rondante op dc uitkee-
ring der bcdoeldo som, hetwelk zooals gezegd is, door hen eerst nii
het overlijden van den lieer 1\'. is vorkregen, en dan ook die, door do
rondante goindc som zelve, nimmer oen bate van do, tusschen haaren
haroii echtgenoot, tot lUin diens dood bestiuin hebbende gemeenschap,
noch van do nalatenschap van dozen hooft kunnen uitmaken.
t. a. p. 14 Maart \'85, n". \'21.. Conseriuont was echter Mr. nolinfauto
t. a. p. Hjj wil hot verzekerd bodmg tot do baten der gomeonschap
brengen, 1°. omdat gedurende do gemeenschap do overeenkomst go-
sloten wordt, on do vrouw onmiddellijk daaruit haar recht ontleent,
\'2". omdat do prcmicn uit do gomeonschap botaald worden en hot niet
luuigiuit de gemeenschap wel hot passief dor premiën to laten betivlen,
maar hot actief der som to ontnemen (Zio 1. 10 Dig. de rog jur.)
Zie ook van Ijookeron Campagne t. a. p. 110.
Dt* mooning dat do gemeenschap door de betaling der premiën wordt
bezwaard, bracht hot Tribunal correctionel de la Soino \'27 Nov. 1885
(Argus R Dec. 1885 n». 3o2) in oen geding, wiuvrin de weihiwo van
i(!mand, die door eon onbekwamen tandarts zijn loven verloren had,
van dozen schadevergoeding vroeg, tot do volgende, terecht door l\'Ar
gus „(itrango" genoemde theorie.
GO
Wordt het recht des bevoordeehlen eerst na de ont-
binding verkregen, dan doet het niets terzake op hoe-
danige wijze de gemeenschap tusschen nemer en bevoor-
deelde geregeld is geweest en wij behoeven ons niet
met de verschillende wijzen, waarop dit zal kunnen plaats
hebben, bezig te houden.
Voor hen, die van een rechtsverkrijging gedurende het
huwelijk spreken, is dat natuurlijk anders.
Mr. Simons schrijft \'):
»Bestaat er geen algeheele gemeenschap, maar slechts
»van winst en verlies, dan zal het voor de vrouw ver-
»kregen recht ook niet voor de helft aan de erfgenamen
»of crediteuren van den man mogen worden toegekend".
»Maar, daar volgens art. 221 B. W. de opleg van on-
»vcrtcei-de inkomsten als winst moet worden beschouwd
»en de gekapitaliseerde waarde inderdaad een dergelijke
En cc qui concernc les dommages -- intérêts réclamés par la partie civile.
Attendu qu\'a ce point de vue le Tribunal ne doit se préocupor, quo du
dommage matériel résultant pour sa veuve de la mort du sieur Lcjeune.
Attendu que si cet événement a i)u ralentir la marche des aflaircs
<lo la maison de commerce de Ijcjcune, il faut reconnaitro qu\' il a été
en mémo temps une source dc béncficcs ])0ur sa famille, puis (ju1 il a
fait cesser le paiement annuel des primes d\'une assurance sur la vio
(|u\' entretenait Lcjcuno et qu\' il a rendu immédiatement exigible lo
montant dc cotte iissunincc soit 40.000 fraiics.
Do redactie van het Wcckbl. voor Notarisambt on Hcgistnvtio (nos
180, 181, 183 en 185) oordeelt ook dat do verzekerde som geen doel
der gemeenschap nitmaiikt.
Zoo ook Uoas, t. a. p. n®. 33 en Thcniis t a p. \'218.
Vergelijk voorts Smid t. a. p. cn Simons t. a. p. 21 Masvrt 1885 n®. \'25,
die tengevolge hunner opvatting omtrent de reserve een gewijzigd ge-
voelen voofstaan.
\') t. a. p 21 Maart 1885, n®. 25.
-ocr page 79-<01
Ü7
»oplog is, heeft ook dan de vrouw het recht op de lielft
»dier waarde en zal bovendien ook in dat geval het vooi-
»deel, dat uit het aleatoir karakter der overeenkomst
»voortvloeit, ten hai\'cn voordeele mogen komen".
De vraag of dc vader, als hij een verzekering ten be-
hoeve van een derden sluit, de bepalingen omtrent de
legitieme portie moet inachtnemen, moet ontkennend
beantwoord worden \').
De legitieme portie of het wettelijk erfdeel is een ge-
deelte der goederen, hetwelk door de wet aan de, bij de
wet geroepen erfgenamen, in dezelfde linie, wordt toe-
gekend en waarover do overledene, noch bij (jiflc onder
de levenden, noch bij uiter.sten wil, heeft mogen be-
.schikken. (art. (KIO M. W.)
Daar nu het sluiten eener levensvcr/ekering ten be-
hoeve van een derde, gelijk wij hebben aangetoond,
geene beschikking bij gifle is, kan de vader er do
m
bepalingen omtrent de legitieme niet mede schenden.
Inkorting van het verzekerd bedrag kan dus ook niet
door de legitimarissen gevraagd worden; want (zie art.
9Ü7 C. W.) dit is alleen mogelijk van giften of schen-
kingen, die aan het wettelijk erfdeel te kort doen \').
Anders besliste het Ilof van iMontpellier-), het Hof
van Parijs 20 November 1878 en het Hof van Cas-
satie 9 Mei 1881
Evenmin komt (zie art. 9G8 B. W.) de verzekerde som
of het aan premiën betaalde bedrag, in aanmerking bij
de berekening van het wettelijk erfdeel, en moet die
som of het bedrag der betaalde premiën worden inge-
bracht (art. 1132 B. W.
Heeft de wetgever den nemer, ten opzichte der legi-
tieme , geheel vrij gelaten, om. te bei)alen hoe groot
het verzekerd bedrag zal zijn, diezelfde vrijheid liet hij
hem niet bij tweede of volgend huwelijk, als er uiteen
vroeger bed kinderen of afkomelingen zijn.
Art. 237 B, W. vei\'biedt, dat de man of de vrouw,
kinderen of afkomelingen hebbende uit een vroeger
G9
bed en een tweede of volgend huwelijk aangaande, aan
den tweeden of verderen echtgenoot, meerdere voordee-
len mag bespreken, dan in art. 236 B. W. zijn vermeld.
Den man is dus de bevoegdheid ontnomen de vrouw
op eenigerlei wijze, boven het minste gedeelte, hetwelk
een der kinderen of bij vóóroverlijden deszelfs afkome-
lingen genieten, en in elk geval nimmer boven het |
van den boedel van den hertrouwden echtgenoot, te
bcvoordeelen.
Bij levensverzekering ten behoeve van een derde, wordt
die derde niet begiftigd, maar wel bevoordeeld, cn be-
voordeeling boven hetgeen een van de voorkinderen ge-
niet, in elk geval boven het { van den boedel des her-
trouwden, is verboden.\')
Doet men dit toch, dan zal m. i. dc verzekeraar het
meerdere ook behoeven uit te keeren, daar hij den
dci\'dcn bevoordeelde niet kan tegenwerpen dat deze
daarop geen recht kan doen gelden; art. 230 B. \\V.
kan wel door hen, die door de beschikking des mans
benadeeld zijn, niet door derden worden ingeroepen.
Den rechthebbenden zou het beroep ook niet baten,
omdat het te veel, noch de prcmieen in den boedel des
nemers kunnen worden gebracht.
Door ten behoeve zjjner vrouw eene levensverzekering to ncnien,
kan tlo nnin art- 9-iü H W. dus niet ontduiken.
70
Voor de crediteuren is het eveneens van veel belang
te weten, dat aan den derden bevoordeelde geen schen-
king gedaan wordt.
Zij kunnen slechts art. 1377 B. W. inroepen, dc ont-
binding der overeenkomst en van den verzekeraar dc
terugbetaling der premie vorderen.
Zij moeten dan echter aantoonen:
1". dat de verzekering ter bedriegclijke verkorting
hunner rechten is genomen;
2". dat er van den kant der heide partijen (al. 2) be-
drog heeft plaats gehad.
Ik behoef niet te zeggen hoe moeilijk het vooi- hen
zal zijn deze bewijzen te leveren.
In geval van faillissement van den veiv.ekeringsnemer
hebben de crediteuren geen meerder recht; ook al is
de laatste jiremie binnen den termijn van (K) dagen voor
den aanvang van het faillissement betaald; op art. 775
en 770 W. v. Kooph. kunnen zij, nu er geen schenking
is, zich niet beroepen.
Ik ontken niet dat ei* voor den nemer lui gelegenheid
bestaat zijdelings te bereiken, wat hij tengevolge der
bepaling over het wettelijk erfdeel en van art. 170 al.
3, art. 050 en art. 1715 15. VV. niet direct doen mag\');
\') Dat liet tien man mogelijk wordt gemankt art. 170 al. 3 H. W. tc
ontduiken is reetls opgemerkt in Weekbl voor Notarisambt en Itegi«»
tiutic. n® 1»\').
71
maar het is geheel iets anders om iemand bij een schen-
king of testamentaire dispositie tc bevoordeelen, dan om
hem een kans op mogelijk voordeel te scheppen.
Nog een enkel woord over het verschil in gevolgen tus-
schen het door mij ontwikkehle systeem, en dat van
het Fransche Hof van Cassatie.
De Fransche jurisprudentie oordeelde, dat, bij het slui-
ten der overcenkom.st, de nemer het voordeel (de ver-
zekerde .som) verkreeg, en, dat hij, door.de polis op
naam van ccn derde te stellen, dezen dit voordeel
overdroeg.
Was nu die derde bevoordeelde niet duidelijk aan-
gewezen, \') of had de nemer er de wooi dcn »aan order"
bijgevoegd, dan achtte het Hof het niet duidelijk wi(>n
het vooidecl was overgedragen; het verzekerd bedrag
bleef mitsdien het eigendom des nemers en maakte van
zijn nalatenschap, na zijn dood, deel uit.
In mijne opvatting is het anders.
Is het niet duidelijk wien, na den dood des nemers,
moet uitgekeerd worden, dan bchoiidt de verzekeraar
het bedrag; hij heeft met den nemer een contract aan-
gegaan welks uitkomst, betrekkelijk hot voor- of nadeel
Noltoinonl in(li<]iié luidt Iiot in do iirioHtrn cn vonnissen.
-ocr page 84-72
afhing van de omstandigheid, of er na den dood des
nemers al dan niet iemand zou wezen om het verzekerd
bedrag op te vragen.
Wel is er thans iemand, maar hij kan zijn recht niet
bewijzen en de verzekeraar is dus tot uitkeering niet
verplicht.
Dat de Fransche Juristen anders oordeelden was in-
tusschen van hun standpunt volkomen juist.
Neemt men aan, dat de nemer zelf het voordeel ver-
krijgt en het vervolgens aan een ander overdraagt, dan
is het logisch om aan die overdracht geen werking
toe te kennen, als het niet duidelijk is aan wien zij is
geschied.
Mr. Boas \') heeft m. i. dan ook ten onrechte beweerd,
(lat het Hof de verzekering nietig had moeten verklaren
en het komt mij voor, dat de schrijver het stelsel van
het Fransche Hof niet heeft begrepen.
Hoe Mr. Foest^) echter, die van dit stelsel niet wil
weten, toch, in geval dc derde bevoordeelde niet dui-
delijk is aangewezen, het verzekerd bedrag, na den
dood des nemers, deel van diens nalatenschap wildoen
uitmaken, is mij in het geheel niet duidelijk.
Ii
Die opvatting mist, naar mijne bescheiden mecning,
allen grond.
\') t. a. p. 9 Mei 1885, n®. 82 en in Theniis t a p 228.
t. a. p. 100.
73
Ik wenscli nog ten slotte op eenige vragen de aan-
dacht te vestigen, die zich knnnen voordoen, als de
derde, na den dood des verzekeringsnerners, aan den
verzekeraar uitbetaling der verzekerde sommen vraagt.
Moe moet hij in de polis staan aangeduid?
Het Fransche [lof van Cassatie heeft herhaaldelijk
beslist dat de aanduiding met name moest zijn en dat
een algemeene aanwijzing als »kinderen", »vrouw",
»erfgenamen" enz. niet voldoende was.\')
Naar mijne meening behoeft de derde bevoordeelde
niet met name te worden genoemd.
In art. 15KJ D. W. wordt niet bepaald dat het beding
ten behoeve van een derde slechts kracht heeft, wanneer
die derde nominatini in de overeenkomst wordt vermeld en
ik kan niet zien op welken grond men dit dus verlangt.
Do derde, die van den verzekeraar de uitkeering ver-
langt, moet knnnen aantoonen, dat hij, en geen ander,
recht op de uitkeering heeft, wat hij natuuilijk ook wel
zal kunnen doen als hij niet met name in de polis ver-
meld .staat.
\') Zio arroHt van 7 Kelir. 1877, Dalloz 77, I, !W7 cn dc ronclnHio
van den advocaftt-gcnonml Sauinies do la Sinclair voor het Hof van
Hennes, 23 .Juni 1875), Dalloz 79, 11. 115, waarin volo arresten over
doz(* vmag worden vernield.
Voort.« oen arrest van 1(! .Inni 1884, Dalloz 85, 1. 1.50.
IJovendien:
Conr d\'Aix. fi Moi 1871, Dalloz 72, 1. 209.
Cour do Lyon, 9 April 1878. Dalloz 79, II . 1.58
Cour d\'Aniiens, 20 Dec. 1873, Dalloz 75, II. 11.
Coiir de Nimos, 2.5 Febr. 1880, Dalloz 80, 11, 181.
») Zie ook Hoas. t. a p n". .32.
r.
-ocr page 86-74
Dat hij ook niet duidelijk zou behoeven te zijn aan-
gewezen, zooals wordt beweerd in het Tijdschrift der
Notarissen han ik echter niet toegeven.
Dat de verzekeraar verplicht zou zijn het verzekerd
bedrag uit te keeren aan personen, van het wien het
niet duidelijk is of zij wel tot de ontvangst gerechtigd
zijn, schijnt mij niet wel te verdedigen.
Aanwijzing van »de kinderen" geeft geen aanleiding
tot moeilijkheden.
Het is duidelijk wat men onder iemands »kinderen"
heeft te verstaan.
Daar de Fransche jurisprudentie, in navolging van
het Hof van Cassatie aannam, dat de nemer het door
hem verkregen voordeel aan den derde overdroeg,
kende zij, als aan »de kinderen" verzekei-d was, het
bedrag slechts aan die kinderen toe, die, op het oogen-
blik van het sluiten der overeenkomst leefden; de later
geborenen ontvingen niets. In ons stelsel zal dat niet
zoo zijn, daar het voor ons onverschillig is of men,
by het sluiten der overeenkomst, bestaat, maar alles
van het oogenblik van het openvallen der overeenkomst
afhangt
Ook Mr. Boas is, zonder voor dit gevoelen bepaalde
redenen op tc geven, van oordeel, dat »de kinderen"
\') IV. TiO. Volgens <le redactie mhijxt ook Mr. M. Th (Joudsnut,
Weekhl n". >)21H van dio niooning tc /.jjn.
\') Zie oen vonnis van liet Ilof van Appel van Nancy, 2.\'> Fei)r. 1882,
Monit. d\'Ass. XV, 107.
75
onverschillig of zij vóór of na het sluiten der overeen-
komst geboren worden , het verzekerd voordeel beuren \').
Gesteld intusschen, iemand laat wettige en wettelijk
erkende natuurlijke kinderen na; kunnen de laatsten
dan mede op het »den kinderen" besproken voordeel
rechten doen gelden?
Er is m. i. geen reden die aan hen te ontzeggen want
zij zijn ook »kinderen." Dat zij pro rata parte en niet
overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeeling,
van den tienden titel van het 2e bock die som met dc
wettige kinderen deelen, toonde ik reeds vroeger aan,
toen ik er op wees, dat de derde bevoordeelden, ook
al zijn zij als »erfgenamen\'- aangewezen, toch jiu\'e pro-
])rio en niet jure hereditaiio op het verzckei\'d voordeel
recht hebben.
Is ten behoeve van »de naaste bloedverwanten" of »het
naaste bloed\'\' vei7,ekerd, dan zal, tenzij de nenicr zelf
mocht hebben verklaard wie hij daaiondei\' wil verstaan
hebben, art. 1)24 15. W. van toepassing zijn.
Verzekering »ten behoeve der »vrouw" Icvci\'t geen
moeilijkheden op.
(ïcsteld bijv. dat gedurende het beloop der verzeke-
ring de vrouw, ten behoeve van wie de overeenkomst
o()rsi)ronkelijk we.rd genomen, overlijdt cn de man oj)-
nicuw gehuwd is, dan zal, naar nnjne meening, aan de
twpjMle vrouw het verzekerd voordeel toekomen.
\') Tliciiiis t iv 1). 22!).
-ocr page 88-76
Aan »de vrouw" was verzekerd, welnu, zij is »de
vrouw" en weigerde de verzekeraar het bedrag uit te
keeren, zij zou zich met recht op art. 1380 R.W. kunnen
beroepen.
Natuurlijk zal veel van de omstandigheden afhangen.
In het algemeen bijv. zal men bij eene verzekering ten
behoeve van zijn »bruid" kunnen beweren, dat zij, na
door »later gevolgd huwelijk de vrouw" te zijn geworden,
tot de ontvangst is gerechtigd; toch kunnen bijzondere
omstandigheden dit oordeel wijzigen.
Daarentegen kunnen zich, als verzekerd is ten behoeve
der erfgenamen of rechtverkrijgenden, eenige vragen
voordoen.
In de eerste plaats ten opzichte van het recht dat de
Staat in dit geval op het verzekerd voordeel kan laten
gelden.
Komt het den Staat, indien er geene erfgenamen
zijn, toe?
Ik meen ontkennend te moeten antwoorden. De Staat
is geen erfgenaam.
De erfgenamen treden van rechtswege in het bezit der
goederen, rechten en rechtsvorderingen van den over-
ledene. De Staal moet zich door <lcn rechtei\' in het be-
zit doen stellen (art. 880 D.W.).\') •
\') Zoo ook Mr Op/.oomor ,llet Hurgcrlijk WoM»ook verklaard",
IV, ir.1:
Wal, als er noch de een noch do ander isï Divn is er poon wette-
lijk erfgenaam , geen erfgenaam ab inlestato opgelrcden. Vand»uirdat
//
En hij, die geen erfgenaam is, i<an het »den erfge-
namen" besproken voordeel ook niet vorderen.
Dat de erfgenaam die verwerpt, zijn aanspi-aak op het
verzekerd voordeel verliest, trachtte ik vroeger aan te
toonen en eveneens moet m. i. bij onwaardigverklaring
gcooi\'deeld worden.
Ook dan verliest men zijne hoedanigheid van erfge-
naam en aangezien men slechts in die hoedanigheid
op het voordeel aanspraak kan maken, kan de onwaardig-
verklaarde het niet doen.
Hoe vreemd het moge schijnen, hem, die denerllater
heeft omgebrachtdie den uitersten wil des erllatcrs
heeft verdonkerd, vernietigd of vervalscht, of den erllater
belet heeft zijn uitersten wil te herroepen of te ver-
anderen , kan ik de aanspraak o}) het verzekerd voordeel
niet ontzeggen.
Art. 051) 15. W. zegt niet, dat hij ophoudt erfgenaiini
te zijn, maar bepaalt enkel, dat hij, evenals zijn mede-
echtgenoot en kinderen, uit den ui7crs<cn wt\'/. eenig voor-
deel zal kunnen genieten.
Eindelijk: welke erfgenamen zijn bedoeld?
nl« cr ovcnniin oen tcstiimonlairo erfgenaam is, do goederen mui den
staat vervallen. Het is do occupatie-loer, dio hier door onzen sclirijvcrs
omhelsd wordt, niet de leer van het subsidiair erfrecht.
Zie ook prof. Diephuis, Ned. Hurg Höcht, IV, 172, 2e druk
\') Als onwiuirdig om rrfycnmm ic zijn cnz. zegt art. SST) H. W
*) In dit geval verliest do derde volgens do rcglomcntcn dei mccsto
maatschappijen echter zjjno luinspraken
78
De testamentaire, de wettelijke of beide?
Ik geloof met Houthuizen \'), dat de beantwoording
van de omstandigheden zal afhangen en dat men zal
moeten nagaan wat de bedoeling des erllaters is geweest.
Tenzij bepaaldelijk het tegendeel blijke kan echter
uit het feit, dat de nemer, wetende dat hij zoowel
testamentaire als wettelijke erfgenamen zou achterlaten,
nochtans de polis ten name zijner erfgenamen of recht-
verkrijgenden stelde, worden afgeleid, dat het zijne
bedoeling is geweest de verzekerde som onder zijne ei\'f-
genamen, zoowel wettelijke als testamentaire, te doen
verdeden.
\') t 11 1). bladz. 23.
-ocr page 91-Tusschcii Inst. II. § 2 tit. I en 1. 4 § l Dig. l. 8 bestaat
geen strijd.
II.
Ten onrechte beweert Windschcid (Lehrbuch der Pan-
dekten I 702. 4) dat erfpacht zonder pachtprijs kan worden
aangegaan.
liet is niet noodig in I. 25 C. de usuris rei, judecat:
(4.32) met Ihering (Jahrbiicher für Doginatik, XII, 324)
het woord »veste" in »rectc" te veranderen.
80
IV.
J. II. is de fructuuHi perceptio eene wijze van eigeudonis-
verkrijging voor den eigenaar der voortbrengende zaak.
V.
Van het recht van abandon kan alleen gebruik ge-
maakt worden, zoolang de onderneming ten gevolge
van welke men abandonneeren wil, nog niet door een
nieuwe is gevolgd.
VI
Indien de makelaardij een vrij beroep woidl, behoort
aan de makelaarsboeken dc bewijskracht, bij ai\'t. 08 W.v.K.
daaraan toegekend, ontnomen te worden.
VII.
Ten onrechte wordt beweerd (zie o. a, Prol\'. Diephuis,
Handboek van het Ned. Handelsiecht, I, 227.), dat het
I)rotcst aan do acceptatie ter eere niet beboert vooral\'
te gaan.
81
VIII.
Ton onrechte zegt Prof. Diephuis (Handboek van het Ned.
1 hmdelsrecht III 38): Intusschen is in het algemeen noch
de polis, noch de verzekering tot wier bewijs zij strekt
van onwaarde, doordien iets, \'t welk de polis volgens
de wet moet inhouden, daarin niet is uitgedrukt.
IX.
Ten onrechte wordt meestal aangenomen (zio Diephuis,
Handelsrecht, 1, 185, n". 4), dat de nemer slechts bij de
levering en later niet meer, drie ver.scliillende e.\\eni-
\\)laren van den wissel kan vorderen.
X.
yVrt. 307 W. v. K. is niet van toepassing waimeer de
verzekerde, <lie zich van het leven berooft, in eenen
toestanil vei-keci\'de, Wiuu in hem iliedaad niet kon worden
toegerekend
XI.
Het luunicinen van den naam van een bepaald be-
staand persoon of (irma, waarondei\' een veimootschap
ol\' individu werkelijk handel ilrijft, zonder daartoe toe-
sterntning te hebben bekomen, is geen om\'ochtmatige
daad, ook zelfs dan niet wamicer diuudoor het publiek
kan worden misleid.
82
Een vonnis waarbij verworpen woi-dt, een exceptie
van incompetentie en partijen gelast wordt, ten principale,
voort te procedeeren kan niet worden verklaard uitvoer-
baar bij voorraad niettegenstaande hooger beroep.
Een pactum de compromittendo is in zijn geheel en
van rechtswege nietig wanneer daarbij bepaald is, dat
eventueele geschillen aan een even getal arbiters ter
beslissing zullen worden opgedragen.
De erfgenaam, die verwerpt, verliest zijn aanspraken
op do aan »de erfgeiuunen" des verzekeringsnemers ver-
zekerde som.
Hij die het recht van opstal heelt is geen eigenaar
der superiicies.
1 -V
XVI.
Hij het onderhandsche stuk van art. !)82 H. VV. kan
ook over schepen worden beschikt.
83
XVll
Teil onrechte nemen Bezcler (Zeitschrift für Deutsclies
lleclit, IX, 144) en anderen aan, dat de uitvoerder eener
uiterste wilsbeschikking den erllater vertegenwoordigt.
In art. 1779 1). W. wordt van verbruikbare zaken ge-
si)roken, terwijl vervangbare zaken zijn bedoeld.
XIX.
liet beding, dat do rcnte-helVer, bij wanbetaling der
verschenen lijfrente, de gestorte som of het goed zal
terug ontvangen is geoorloofd.
XX.
Indien dc erllater, tusschen verscheiden uitvoerders
eener uiterste wilsbeschikking, de werkzaambeden heeft
verdeeld en ccn hunner zijne aldus aangewezen bevoegd-
heid overschrijdt zijn zij allen, ieder voor het geheel, voor
de onbevoegdelijk verrichtte handelingen aanspi-akelijk.
XXI.
l)(i echtgcnootcn kunnen de gemeenschap niet afhan-
kelijk stellen van eene voorwaarde die eerst na de vol-
trekking des huwelijks hare vervulling erlangen kan.
05 i
XXII.
Ten onrechte heeft de H. R. bij arrest van 15 üct.
1852, (v. d. Honert, afd. B. R., XV, 175—178) en 26
April 1861 (Weekbl. n". 2270) beslist, dat men in een
rechtsgeding, om de overlegging van de oorspronkelijke
akte te kunnen vragen moet aantoonen, dat men daarbij
belang heeft en dat de vertooning eerst dan te pas komt
als men beweert, dat het afschrift met de oorspronke-
lijke akte niet overeenkomt.
XXIII.
De uitspraak van Cashing (aangehaald bij Mr. Opzoomei-,
B. W. I, 100): »Mariage is a civil contract to validity
»of which clerical intervention is unneccessary" is onjuist.
XXIV.
Ten onrechte wordt betoogd o. a. door Mr, iiCvy (zie
de Amsterdammer van 21, 23, 24, 25 en 26 September
1884), dat het geoorloofd zou zijn, zonder toestcnnning
van den eigenaar, draden te spannen over diens erf.
XXV.
De vrijheid in ait. 131 Grw. (h;n Provincialen Staten
gegeven, woi\'dt door art. 120, al. 3 Grw. voor een goed
deel opgeheven.
m
XXVI.
85
Onder »besloten plaat.\'^cn" in art. 107 Grw , is elke
plaats te verstaan waarvan de toegang voor bet publiek
verboden is.
Een inkomsten- of rentebelasting ook op bewijzen van
Nedeilandscb Werkelijke Schuld is ongrondwettig,
Voor elke gemeente is het oj)richten eener schutlerij
verplichtend.
Art. 17 der Wet van 4 Dec. 1872. Slbl. n". i:J4, is
in strijd met art. \'1 der (Jrondwet.
Onder de woorden »alginneen belang" in art. 153
(leimHMïtewet, valhïn ook de gemeentebelangen zelve.
!)(• gemeenteontvanger die een bevelschrift ontvangt
waarbij hem gelast wordt betaling te doen, met aan-
wijzing eener post, die reeds uitgeput is, is niet be-
voegd aan dit bevelsybrift geen gevolg te geven.
XXXII.
In art. 10 der Grondwet wordt al. a door al. b ontzenuwd.
Dc Staat behoort zich van allen dwang tot de viering
van godsdienstige feestdagen te onthouden.
Op dien grond is het wenschelijk dat de wet van
1 Maart 1815 Stbl. n°.24, de z.g. Zondagswet worde herzien.
Onjuist is het te zeggen, dat de voorloopige infor-
matien dienen om te onderzoeken of werkelijk een mis-
drijf is gepleegd en wie daarvan de dader is, maar dat
de instructie tegen een bepaald persoon wordt gevoerd
en dat daarin tusschen beiden hetkemnerkend ondcrsclioid
is gelegen.
Het is niet goed te keuren, dat in art. /|5\'2 Strafwb.
gesproken wordt van het »bedrijf van den bordeelhouder.
Ail. n.55 en .\'1.50 Strafwb. zijn ook toepasselijk op den
Gouverneur (icncraal van Nedcrlandsch Indie.
XXX VIII.
87
Al t. .321 Strafwb. is ook tocpas-selijk wanneer de, van
het, in dat artikel genoemd, misdrijf beschuldigde, het
goed vernielt, of weggemaakt heeft.
XXXIX.
Volgens art. 2C0 Sti-afwb. is hij, die iemand caricaturen
toezendt, met het doel om hem te beleedigen, niet strafbaai\'
zoo die albccldingen geen bepaald feit ten histe leggen.
XL. \'
Geheel willekeurig is de uitspraak van Mr. .LA. Lcvy:
(dc Amsterdamsche Kerk-tucht/aak naar Rechten; bladz.
()): Straf kan niet worden oi)gelegd, tenzij krachtens een
regel door het Staatsgezag in de Strafwet gesteld, door
den rechtei\' als orgaan van dit gezag, met dc vormen
(iu op dc wijze bij dc wet aangewcïzcn. Tucht woj-dt
geoefend uit hoofde eener uitdrukkelijke of stilzwijgende
machtiging van Staatwege verleend, door personen of
collegien, wier rechterlijke functie als zoodanig aan het
Staatsgezag vreemd is.
XLl.
Art. 3 der Wet houdende bepalingen ter bevordering
van de verdceling der markgronden, is zoowel uit eco-
nomisch als uit juridisch oogpunt zeer af te keuren.
88
XLIJ.
Ten onrechte is bij missive van den minister van
Binnenlandsche Zaken van 7 April 1852 n". 232 beslist,
dat een directeur van een postkantoor ambtenaar is van
\'s Rijks directe belastingen.
Gemeenten deel uitmakende van het Nederlandsch Her-
vormd kerkgenootschap behouden, na uittreding uit dat
genootschap, haar recht op de tractementen, pensioenen en
andere inkomsten, die zij ingevolge art. 108 Grw. genieten.
XMV.
Hij invoering van het algemeen kiesrecht zou hot
wenschelijk zijn den volksvertegenwoordigers geen salaris
toe tc kennen.
Jn
il
■
-ocr page 102--..v.. , , -
»
t r
>
V-, - ■ J
-ocr page 103- -ocr page 104-\' • ■ . ■ \'iil
, a
M
■ ■ ■ V.\' • \' rf-Vj^î" - ■ \'■•>■-% " \' • • • . . / \' \' . ■ .. i ^
«
\' . V( . • ij ^...TWî- t ■ ■. . . ; , - " s ■ ■■
• \'
, / • i
1
Tl
•-s
I r ^
a
■ Î \'
;