DE LEER
BKli
fjJ^IlAGE TOT DE KENNIS VAN HET GODSDIENSTIG
^^ ONZER VADEREN IN DE VIJFTIENDE EEUW.
^^^demisch
G van den rector magnipioüs
HOOGLKEKAAK IN DK WIJSJIEGKEIITE KN LETTEKEN,
ïaing van den Aeademisehen Senaat
\'Gèn
® Besluit van de godgeleerde faculteit,
ter vefikeijgisg van den geaad van
\'Oo
de hoogeschool te utrecht,
•^aandar den 28sten mei 186g, te 2 uren,
^^ het openbaar te verdedigen door
PEOEESCHRIFT,
geboeen te amsterdam.
AMSTERDAM,
Y. E O G G E.
1866.
afi^SPTïUv m u Kanaa^ / W
- ■ \' . \' \' -
T f lu li \') a^i a o h , ii oai i-
■ ■ - " ■ \' -1 **
■•?3 3 I J J I -W! ..O
ç^v,,! ., } fi s; Xf Ci B Öp iti O e O f> ß c.A u 6 5 \'xr ,1 v g a-?! ^
^^..... ^ r.\'v\' : \'■■■.v\'^l
^FW\'LUf ix\'i ^fuapaaöütw sa yfliX\' T^]^\'
. \\.Wi S; nu «"\'»èS:
H Hf / îfOK!4itH« •ƒ . ! 1 AH /•.r^-/, \'
n
h ^ in de volgende bladen behandeld, behoort
die mij lief geworden is, ook door de
, Ij ^^y^^e waarop mijn leermeester, de hoogleeraar
\' verkondigt. Waar ik dus, naar oud ge-
\'^nijnen dank betuig voor het onderwijs mij
die vooral aan U toe, hooggeleerde Moll!
\'i
■
\'\'■\'\'^g-, die Gij Uwen leerlingen betoont, de liefde.,
Q-
^ hunne studiën leidt, is te zeer bekend dan
behoeven te melden. Ook weet ik dat Gij
Ij^ ^^-sie,^ c^cfKÄ acht, wanneer Uice discipelen toonen,
^\'\'^den en Uwe raadgevingen goede vruchten hij
daartoe helpe mij God, en U stelle Hij in
%
\'^\'■Ü^n tijd te arbeiden in den schoonen werkkring,
S<ikozen hebt. Ook aan U, hooggeachte promo-
^^\'^\'de Teu Haae! erken ik veel verschiddigd te
^Of, den vreemde voor U, ten allen tijde en
Me
«an
\'^P\'^ichten Uive loelwillendheid bewezen, dat het
taaie is U daarvoor in het\' openhaar te
vt
danken. Bat de studie der kerlcgeBcldedein^
hoogeschool onder Utve leiding meer en meer >" ^^
God. En gij allen. Se
Md ik voor U van
derricht en op zoo vele andere loijzen mij . J\'
. hebi
tenschap hebt geopend en de moeielijke haan
maakt, ik noem üive namen niet, want hw^ ^^ j/\'
l\'j
groot, maar ontvangt allen daarvoor mijn ha^\'
-ocr page 5-V
iioop
van nederlandschen oorsprong.
13.
23.
32.
40.
43.
■kor
Ijj ^Cijg^ "^\'^tssima van uitheemsclie schrijvers.
„ auteurs van
Novissima
^^ particulari judicio.
tiet geschriften.....
\'^l\'On Memoriale en de Bialoym ziju
tT^" kennis van het volksgeloof,
^lEU
IlOopDi
UIÏEKSTES.
o„
49.
65.
S8.
126,
147.
149.
173.
188.
196.
399.
205.
206.
ly Jiel \' •.........
..........
.......
\'l ^\'jl^el ^\'^ßrsteii eii hare bromieii.
lil
Vek... traditie.
"■w.ëa
visioenen.
vau het Cordiale. .
\' liet . .
Bk. ].
%
%
^\'itf... vau liet ilemorialc.
»\'eii
"^an Metnoriale eu Dialogiis.
-ocr page 6-k
,il ( o 1! Yi l
«f .H. .
f
.f .
■ M\'
. . . .... \'•\'♦lui T.
-ocr page 7-ïiD iietgeen den mensch na dit leven wacht,
dagen, van veler belangstelling ver-
\\ ^ ^^tliegj^ ^nneer wij vragen hoedanig zal dat oord
vertrokken, werwaarts wij dagelijks
\\ ^^^^ ^^ waar nog nooit iemand is
\\ Ng (Jj- 2ijn de motieven, die ons tot het doen
v\'*\'\'\' "ie f geheel dezelfde als die van den
\\ ligj^^ Voor het hol van den leeuvr, maar even
\\ ^ ijjg^^ ^e overpeinzing van dat land, waarheen
^^\'^iclit ^^^ geheel geene voetstappen
Xij allerbelangrijkst. Ook wanneer wij
Vnet f >t ons eenig antwoord op alle vragen aan-
^Qistige leven zijn moet: wij weten het niet,
^^^igszins ernstige stemming ons hart altijd
Ijj JtiP tot de groote vraag: hoe zal het ons dan
O
zucht tot wetenschap aangaande
deed zich ook in de middeleeuwen
(Xi , ^aji 1 Olsten de christenen dier dagen meer te
gaande
daaromtrent dan wij, omdat aan hun kin-
\' ïiifia^j. ^^ voldoen was dan aan ons twijfelend
^^^^ ^as hunne begeerte naar nog meerder
Zoo al niet grooter, ook zeker niet
-ocr page 8-3 iJ
\\ oü^®
minder dan de onze. En geen wonder; tot dat ^^ j^j^j d
-".Ctlö^ ^(IJ
bepeinzen van den laatsten strijd des
aarde, van dat leven hiernamaals, van zip ^eö ^
aarue, vaii uai< icvcn iii.cj.iiaiiia.a.i.i:i, g
waren redenen genoeg voorhanden in den afe®^ ^^^
van dien tijd. Het gemoed der menschen v^^s o ^
worden, geneigd in hooge mate om den on\'^ ^^ to^\'\' ■■^jv
woordige af te wenden en hem te richten "P^^j^g^eg ^^^
Wanneer lijden en ellende zich op onzen ^^^ï
dig tegen ons over stellen, dan troosten WiJ ° ^^jjefl;
de gedachte aan de betere dagen die kome»
wanneer die schoone toekomst nog onmerkbaa (,6
wanneer üie scnoone loejiumsu uug
in de zwarte wolken, die zich aan den hor ^^ ^^ ^^^
saamgepakt, geen enkele lichtstraal
doorbreekt ^j^o
ons bekruipt dat ons leven ten einde spoedpn ^^cb^eH^^^j,
wij den dageraad hebben zien opgaan,
dien gouden tijd niet meer op deze aarde ^qO ^^
sehen wij bevrijd te worden van wat le^\'^^^jgte
droevigs te aanschouwen biedt en in een ^e
alles te ontvlieden. Zoo ook hadden de é
middeleeuwen ruimschoots aanleiding
om niet.
en alles van het toekomstige te verwachten- ^ ^^^^^^
acht gaven op den toestand hunner dagen> ^^ Jlü^^^^gleU\'
zij rampen, vele en velerlei. Zoowel in ge ge^^^^jjß,)
in ons land deden zich de plagen des 00 t«\'" ^
Twisten en verdeeldheid tusschen vorst en ^^
gewesten of steden onderling waren, om
de orde van den dag, terwijl de geestelijk^^, .^.jt
van die tegen te gaan, vaak aanleiding tot
beroerten was. Ja zoo ergens, dan was he ^ ^^^ gey.);-
in den boezem der geestelijkheid, wier roepiJJ^" ^^^^ ^e^
worden mocht hervorming aan te brengen
godsdienstigen toestand des volks, dat de 2 ^^^ oj)
volk sterk sprekend te voorschijn traden.
voorbeeld niet machtig ingrijpend werken
den achtergrond terugzonk tegenover de
heid der eeuw, daar bleef voor ieder,
^iîl
li^ijj geheel uit het harte had verloren, slechts één
ieggj..^^®^\' namelijk dat men den volke voorhield hoe
, !■! Wegdragen zal, wat door het ligchaam geschiedt,
el ^ij gedaan heeft, het zij goed, het zij kwaad"
kwam zoodoende het algemeen karakter der
(l"^\' ^at recht, plaatste men tegenover de mee-
® leej, ^ deugd om haar zelfs wil bemind moet worden,
aan ^ noodzakelijkheid der goede werken, spoorde
% ^^^ goede en het nalaten van
ft \'^^\'^on\' ^^^^ waarachtige vreeze Gods, maar uit hoop
^^ ^^^ dergelijke
„ ^^ ^^ dergelijke tijden goede vrachten opgele-
^^ ^^^ zulks, zoo als ons de zoogènoemde
devotie" ^ dier dagen, en het goede, dat deze
fevg^\' Aantoonen. En als straks sommigen de wereld
JX de stille kloostercel of in het broeder- of
- H^eu ^^^^ verleidingen der eeuw zochten te
flat t!^^^ zwegen die allen niet stil, maar het be-».
) ^^^ ^^^ openbare leven had doen terugtre-
H ^gden zij luide, en luide werd hunne stem ge-
I^^edikte van boete en bekeering van de zonden
^t velen vond die stem weerklank, die dan
\\ ^eljj^g^^^* kloosterwaarts togen en anderen zochten
J a. ^^ ea om het pad der zonde te verlaten.
Zoo
"Of^j gç 1 . ^^ de middeleeuwen reden_^genoeg voorhan-
S liât toekomstige leven te gedenken eii het
V vreugde of eeuwige droefheid ten deel
\'\'\'n/^^^^ter, ^^ daarenboven nog iets anders, dat
V^ tic? aanleiding gaf hunne overden-
iie*^ einde van dit leven, op den dood.
®ens : „ waar het hart vol van is, daar vloeit
over," en dit woord verklaart ons, waarom
\' ^tol]/moderne devotie in ons land zie men
Sngman, Dl. I, blz, 10, volg., vooral blz. 27, volg.
onze middeleeuwsche vaderen zoo vaak eUj ^^^^^^^ va^ ^^^
zoo gaarne elkander verhaalden van den ^ -^^^of ^u.
verschrikking. Er was sinds langen tijd iö guop\'\'\'\'^ [jt
vreemde gast aangekomen, die dat werelddee ^fnu"",,
lijk doortrok, jaren^ achtereen. Wie hij "s^as,
niet het te zeggen; van waar hij kwam, ^^
zelden, en werwaarts hij ging, dat wist lo.^^ ^^ ^jjn
was zijn pad niet verborgen, want, waar hy ^ ^^
den zette, achter hem kenteekende zich ziji^
zenden en duizenden van lijken. Als men
geschiedde dit onder den indruk van groote ^^^^^ ^^
zijn verschijnen kon men geen andere
oorzaak o^^pj ^
den toorn Gods; en zijn naam? — men b®®^ veef^\'^d
veelsprekende woorden den zwarten dood. ^g va^^^l^gir
en vijftiende eeuw heeft hij bij herhaling ook
bezocht S en gaf hij overal aanleiding tot " ik-
heid, maar tevens tot de openbaring eener ^^ ijgt
telijke liefde, die zich kennen deed in zorg^ ^^^
ging der zoo gevaarlijk geachte pestkranken.
gevolg van dien geesel der menschheid hiel<l ^^ l^^^^^ir
andere ramp op, niet minder te vreezen,
nood. Waar zoo de dood in allerlei gedaa» ^^^ ^ooi^^^^
delijk rondwaarde, daar werd het , hart vo ^^^ ^\'^icie
doodsgedachten, en sprak dat hart luide van
\'s menschen leven.
t Wj
Wanneer men zien wil hoe die richting ^^jjjlje
openbaarde, dan behoeft men slechts de g®®\' ^^^
kunde onzer vaderen na te gaan. Voorstelling® v^^^i^ijjf
komstige leven en van den dood, die ^\'"\'^^^gcjieP
daarvan als tegelijk de slotscène van \'s ^f^^^gx^c^^
op aarde genoemd kan worden, vindt men • ^^^
\') Verg. Delprat, Ferk o. d. broeden, v. O-
best geschrevene over den zwarten dood ia ons va ^„»fe
van Dr. Israëls, Twee epidemiën in Nederl. (Ne^e
geiieesk, 1853, blz. 451, vv.)
tl li
le^^"^ ^^^^ sermoenen dier
^ali ? talrijk verspreide verhalen aangaande visioe-
I^Hej.^ 1 vagevuur en hemel, in bijna elke beoefe-
liet ] " van volkomen-
i^H zag in vele „levens van Jezus"
C v^v^\'^ ^^ schrijvers dier voorstellingen geacht wor-
Zq hunner dagen te verkondigen, wel heb-
lit\' ^^ilerz liunne uitspraken waarde en mag men bij
j,\'let ^aar de eschatologie van dien tijd ze niet
^j\'jl^Oïi^^ ^^^liezen, maar de hoofdbronnen voor een der-
^ij kiinnen zij niet zijn, en zij behoeven zulks
V ™en zou nimmer op vol-
^^ Veji kennis dier bronnen kunnen aanspraak maken,
middeleeuwsche litteratuur van mystieken
^e\' ^^^ïit ejff inhoud hadde doorloopenj zij behoeven zulks
bestaan eenige werkjens die uitsluitend en volledig
behandelen. Onder den titel Quaimr Novissi-
ï d ^^^ vaderen ze noemden, de vier uitersten
^^ geschriften den dood, het oordeel, de hel
X^^^ een belangrijk viertal, waarbij echter andere
"IV
\' ISl\'
l\'k Thijm, Federl. Ged., Dl. I, blz.
> ^Oll Br
Ov V i^S®^^® bekend sermoen over Je hemelsclie vreugde
deji\'" Wz. 233, vv.; een sermoen van Thomas a Kem-
\\ en een ander over de lielsche pijn: Sermo-
V ïï XVI, Serm. ad Fraires. Serm. YI. 2. {Oper.
^ï 1Ö07, pag. 72, 189; verg. Kalender v. d.
jg\' ^^ reform, virium animae. Cap. 21—24, Be spiritual.
^aiTv^\' ^^ uitgegeven in de Bibl. Patr. Max.
Jie ^erzcmi. V. Nederl. Prozast. v. 1229—1476,
^ j a
405-407; P. Vermeulen,
een rijmwerk uit de middeleeuwen, Utrecht,
3931—4090, 4780—4903.
quaestiëii in de leer der toekomende dingen; ^^^^ v""\'
die aangaande het vagevuur, niet onopgemerkt vfO ^^
bijgegaan. ^gU
Den naam „ Novissima\'\' had men
ontleend a»»
van Jezus Sirach dat volgens de
vertaling
aldus luidde: „ Memorare novissima ® tua, et ^
non peccabis." gtelli\'^®
Niet altijd echter was de volgorde en
„Quatuor Novissima" zoo als die boven
melijk dood, oordeel, hel en hemel Yóór de ker^^
der zestiende eeuw schijnt de rangschikking ^qoï^"^
lijkste geweest te zijn, die in de volgende verzen
Bis duo sunt, quae corde tenus sub peetere ^^
Mors mea, judicium, baratri iiox, lux paradis\' ^^^
l^gjiiË^® ijgl;
Somtijds evenwel heeft men de vreugde d®® gcli"\'^^
de pijnen der hel behandeld, gelijk ze in
distichon genoemd worden:
coeli
Mors tua, judicium extremum, gloria
Et dolor inferai sunt meditanda tibi
■ed\'^\'
>) Jezus Sirach, Cap. VII ys. 38. In dietsche
Jezus Sirach wise man". Zoo werden echter oo
de Spreuken en het boek der Wijsheid genoemd.
LXX: Täi ^23)-
= ) B. Pez, Mbl. ascet. Tom. I, p. 31 (Eatisbouae,
Hase, re£mms, § 128, noot 3. F. P\'
prijst in zijn werk, getiteld Sermoms de Qmi%or N^iii-\'
1583), Dionysius den Kartuizer, den schrijver van ee^
vissima van nederlandschen oorsprong, dat wij beue 6 j^s ^ ije
kennen, omdat deze de pijnen der hel vóc5r de
behandelt. In een tractaat over de vier laatste ^^^\'^erg-
litteratuur der Waldenzen wordt aangetroffen, -- W-
blz. 13, — gaat aan de, bespreking van de pijne"
de vreugde des hemels vooraf.
t
, werd achter den dood de opstanding
^ejg^ Werden hel en hemel saamgetrokken onder
^an „ mora aeterna", of wel men stelde in
1
i „consummatio saeculi" .
zij genoeg over den algemeenen titel en de
^ati ^^ stoffen, vervat in de werkjens die tot grond-
onderzoek zullen strekken, in de Qmtuor
\'is I
l ■ Hagenbach, .Leh-Ó. d. BogmengescL, 4e Aiifl. § 371,
4
EERSTE HOOFDSTUK-
Quatmr Novissima van nederlandscben oorsp
W
fij
geloof onzer vaderen aangaande de laatste oii^^\'^^^ei\'
verplicht de werkjens, die tot grondslag van ^gjlaH^\'Lf
zullen strekken, de Quatuor Novissima . ^ï® ^j)!;
oorsprong, scherper in het oog te vatten. ^^
tnor Novissima, die buiten ons land vervaa ^^^ ^^ ^
kennis genomen te hebben, zullen wij voore® _ ^^^
vers van nederlandsche Quatuor
<0
of
tot
Ser.
In een aanteekening op een
ken en handschriften. — Archief voor
486.
iteP ^
daarna die zelve bespreken en vervolgens
wijs te leveren, dat genoemde geschriften d® ^
de kennis van het volksgeloof mogen genoem
I. Quatuor Novissima van uitheemsche
l oVf\'*
De Heer J. J. Dodt van Plensburg zegt
Novissima van nederlandschen oorsprong
werden ook afzonderlijke werken over de
de laatste dingen door Gerson, Henr. de H»
en anderen geschreven.""
Wanneer wij een onderzoek willen i^f
deze woorden juist zijn, zullen wij onder-
at n
^^ betreft, — waarom deze als schrijver van
de vier uitersten vermeld wordt, bleef ons
noemt de catalogus van de bibliotheek der
/^\'^jeji ^ koogeschool Jean Gerson als auteur van een
\'\'\'\' ^®titeld Sermones IV Novissimorum maar de re-
M\' "\'atQi^ 1
i\' Wp j vaderschap daarvan aan den parijzer kan-
t,\' toegekend, bleef onvermeld. In de ons bekende
gey ^^^^ Gersons werken worden deze Sermones even
eej^ "^^den^ als zij door Gersons jongsten monograaf ®
-V\'\' den beroemden godgeleerde wor-
i® waar ontbreken in deze Sermones IV
\\ ^^ (jg scholastieke dorheid en spitsvondigheid niet,
) SreV*^^^^®^® middeleeuwsche voortbrengselen der kansel-
kenmerken, en wordt in hen de warme
erson in verscheidene zijner homiletische. wer-
^\'tis TSesla
vergeefs gezocht, doch dit bewijst geens-
liet de schrijver daarvan niet zijn kan. Aan
fel^ aïljgj*^^®^^®^^^^? te ontzeggen, omdat, zoo als een der
ijj op het veld van de geschiedenis der kerk
a^ïij middeleeuwen ^ beweert, Gersons genie van
^ geV^^\' ^^^ ^^^ tegenzin moest gevoelen een werk
\\ led der ascetische moraal te vervaardigen, zou
\\ i i\'^. door Mathias Goes te Antwerpen gedrukt, doch
, ijj -r>. van den naam des schrijvers. Deze uitgave wordt
Naamlijst van hoehen in de XVe eeuw gedrukt, blz.
•«ivj\'\'-fte^JJ"® ^males Typ., IX, S. 203, en beschreven door Hain
exemplaar bezit de utrechtsche
" (Theol. Quart. N". 114), een ander de koninklijke
/J
a U ® Gravenhage (N°. 165 v. d. Cat. lib. sec. XF i,
yA eijJ\'"*\'®\' tJoloniae, 1483, 84; Straatsburg, 1488, 89; ibid.
\') J jj® ^aa Du Pin. Amsterd. 1706.
Soh^ : Schwab,
Johannes Qersm, Würzburg, 1859.
^ssai sur Jean Gerson, Straszbourg, 1839, p. 67,
oev
een te diep ingrijpend onderzoek naar Gerson®^^^ ^
leven vereiscken dan dat het hier een plaats i^gid^®^^
vinden. Wij moeten dus de waarheid of de on ^ cut»^"^^^
de meening, door den Heer Dodt en door de^^^ Qgp^^^
der utrechtsche bibliotheek uitgesproken, a^®..^
de schrijver dezer Sermoties IV Novissimorn^^
laten. Het boek is in vijf hoofddeelen verdeel ^^
deel gaat, na een voorrede, de nalatigheid ® ^ gp
aeei gaai, na een voorreue, ue nainwg"»^\'- ^^^^ uf
tweede bevat een aansporing tot bedachtzaam ^^gf ^^
toekomst, het derde levert eenige beschoüWing^^.^ ^ri ^^^
laatste oordeel, het vierde vermeldt de \'^.evig ^et »
zaligden In elk dezer deelen worden versch®^ ^-^ri\'ê^^
mones" gevonden, die op hunne beurt in eenig® P
verdeeld zijn. gass^^^te-
De Heer Dodt noemde ook Henricus gH
ouden, als auteur van een werk over de
Laat ons zien of deze beweering juist is. et\'
tijd een opmerkelijke verwarring geheerscht Jef ^^
dezen beroemden duitschen theoloog en
tiende eeuw, daar men hem niet onderscne^ ^^
tijdgenoot, die denzelfden naam droeg. a^eli \'
genstein, naar zijn vaderland Hendrik van
cus de Hassia) geheeten, en door de ^ï^\'^^^-gjf ^jgi*\'
oude" onderscheiden van zijn naamgenoot, s i ^jji^ef®^^^,,,
als professor der theologie en vice-kanselier
te Weenen. Van den anderen Hendrik van ^^^
jongeren, is bijna niets bekend. Hij wordt a .^gj^t® je
man en een der eerste hoogleeraren der \'\'^flo"^
delberg vermeld. Na het jaar 1414
nietigheid der dingen dezer wereld vervuld , >
\'ter der Kartuizer-orde, „bij Arnhem in ^^^ ..
___.vid^^\'L
----• ad P
1) vProhemium et contra negligentiam; hoïtatio ^^^jj^fü\'^
fnturorum; consideratioues judicii extremi; acerbitas P
ni; premium finale bcatörum."
straffen der hel, het vijfde beschrijft de \'\' fe\'\'
; i^f hst
klooster Monniklmizen, waar hij als prior
(J ^^ laatsten adem uitblies Aan Hendrik van
ouderen nu wordt een werk toegeschreven,
S^atmr novissimis, sö. de motte temporali, de
poenis inferni et de gaudio regni coelestis
dejl de overeenkomst, die er bestaat tus-
iVb ^^^ gegeven en dien van een der
van nederlandschen oorsprong, bewij-
^^oorden, waarmede Hendriks werk beginnen
ijj j ®\'^orare novissima tua et in aeternum non pec-
Sicut dicit beatus Aug." — dat wij
q"^ nederlandsche (^uatuor Novissima, met het
te doen hebben. Heeft dus Hendrik van
\\ Ou^ niet geschreven, dan blijkt ook hier-
J\'Vjg der opgave van den Heer Dodt van
^ dat aan Hendrik van Hessen werd toe-
V S door eenige handschriften ® even onjuist aan
^d Haselbach, een professor der exegese, die
^ -ttendrik van Langenstein opvolgde, en door
k\\ ^^ ^ acobus Grugtrodius ^ toegeschreven.
Ste , ^^^ember van het jaar 1477 stierf te Weenen
\'C Hss Lantskron, of de Lantskrona, die,
% % ï\'^oost van het klooster gewijd aan St. Doro-
geroemd wordt om zijne goede zeden,
S^lserdheid en voortreffelijk bestuur Aan
de vervaardiging van een Tractatus\'de Quatmr
P^^\'lSgg ^twigj Leben und Schriften, Heinrichs von Lemgenst\'èiii,.
\\ f\'v/^ II\' S- vooral S. 13, volg.
w\'Jh\'^^aH iinivers. Vienmnsis. Pars L S.
J Q H tJieol. bibl. Palatinae Vindobon. I. bij Hart-
Ti
\'^cn \' ®igealijk Gruitrodius,, zie men beneden blz. 13.
^^\'^\'^rcateeUsmus des XV. Jahrh. Leipzig, 1855, S. 109.
-ocr page 18-^^ lioöf^\'
Novissimis toegekend dat, na een opdracht; i® ^qW^^^
stukken niet alleen het op den titel\' vermeW® ^^ e^^^
maar naar aanleiding daarvan in
hoofdstuk 1» Je
beoefeningsleer mededeelt. Ook bij dit ^^gira"\'\';
vangswoorden van het eerste hoofdstuk die^ ^^^ e*\'
„ In omnibus operibus tuis memorare
aeternum non peccabis; Ecclesiast. VIL eei^
mis van streng scholastieke indeelingen
dom gevonden van voorbeelden, ontleend aan
en overlevering, die dit werk in die dagen g ^^^
zal hebben doen vinden. P\'^^^H
Aan Vincentius van Beauvais, die als
bekendheid in ons land wellicht erlangd heeft;
geschrift van hem aan „der Dietschen dicht\'rei^ ^^^^
voorbeeld heeft gestrekt bij de vervaardign^» ^^jg
Spieghel Mstoriael — aan Vincentius van ^ ^^^^^
door sommigen het vaderschap van een i^P
toegekend, door anderen ontzegd. Met ^^^ j"\'
nen wij hier niet onderzoeken. Het tweede ^
noemd Speculum Morale handelt in een ^^^^j^g^is^\'^^^^^o
tractaat over de vier uitersten („ de ^^ ^^
Vier hoofddeelen (partes) — de morte, de ^ "^-^jbc\' \'\'".-eC
judicio, de suppliciis reprobrorum, de beatitn jis
ris et animae — worden op hunne beurt gs^Pj, pt\'i\'^^\'^^i
scheidene onderdeden (distinctiones), wier titels
halve onvermeld laten. Toch verdient het oP\' ^g
over het vagevuur niet, zoo als gewoonlijk^ ^^^ ^^
deling der heische straffen, maar in
gesproken wordt, wat allicht zijne verklarinS^,^,; geg
omschrijving die van de „distinctio de purg\'»\'\'\'
1) Genoemd tractaat is gedrukt in B. Pez. l-1-
2) Men zie Dr. A. Yogel, Vincenz von Beauvais i® ^^^^
der universiteit te Preiburg, van het jaar 1843. ^gji
ä) SSVs pag- (r. et v.), groot folio, in 3 d»^^
der utrechtsche universiteits-bibl. (Misc. Lit. Fol J-
aan het St. Hieronymushuis aldaar toebehoorde.
\' zic]^\'\' mortuis in purgatorio." Scholastieke geleerd-
j^^iilijjg^^openbarende in een menigte van subtiele onder-
\'feefg en in tal van citaten, wordt ook hier niet te
is het, dat ook in de litteratuur der
^^ Oqj,^^^^ ^aldenzen, behalve afzonderlijke stukken over
tf ^ct \' ^^ vreugde des hemels en de pijnen der hel,
^ ^ ^ over de vier toekomstige dingen — de las 4
^"^\'^\'itifj; voorkomt. Het eenige wat wij van dit
mededeelen is, dat het een opeenhooping
kerkvaders over dit onderwerp schijnt
®derlandsche auteurs van (Quatuor Novissima.
\\
O \'^\'^^^^^oek naar (Quatuor Novissima op vreemden
«tj S^Yaj^ ^^^^^ de oogst niet rijk te noemen, dit is ook
3 qqj. ^^ar wij naar dergelijke werken van nederland-
A ^^ vragen. Slechts een tweetal is ons bewaard
jil^^l Mj o^\'^iis ^ij echter hunne auteurs bespreken,
"Opgeven, wie ons buitendien in ons vaderland
^it ^^^ ^^^ (Quatuor Novissima bekend werden, zon-
^^^ScV ^^^^ hunne boekskens kunnen mededeelen,
^ ^^fbojl^\'^ verloren geraakt zijn, misschien hier of daar
> ^^^ liggen. Hen rangschikkende naar hun sterf-
wij het eerst:
n\'J ® Gruitrode aldus genoemd naar het dorpjen
ilj i^\'iöeer -n
beweert, dat dit werk hetzelfde
) u^ide We Sermones IV Noviss., bewijst zulks alleea dat
\\ ^S. jj^ . nooit gezien, of ten minste ze niet vergeleken heeft.
h zich te Genève en te Dublin. Men zie Dr. Her-
\'St Tritr\'^^\'\' TValäenzer, Halle, 1853, S. 48, 52, 58, 59, 60, 71.
^\'^s Vole- Î Jacobus a
^ieiiif^® ï\'oppens, Bibl. belg. i. v.; Jacobus Gruitrodius vol-
n «V- P- 36, Sweertius, Al&eme
\' ^ Vtiu P- Jacobus Gruitroedius
Andreas, Bibl. belg. p. 410 (ed. Lovan. 1643.).
-ocr page 20-tot
van dien naam, dat thands tot Limburg? te
land behoorde. Prior van een Kartuizerklo® ^^
wordt hij geprezen als een man van devoten ^ ^^jjijn
Het eenige wat verder van zijn leven
zijn is, dat hij den Februari van
het Luiksche of te Luik — „ apud Eburones^^^^ «
In de vrij aanzienlijke lijst zijner geschriften ^^^
de Quatuor Novissimis lil. I voor. ^^^t
Een tweede, die als auteur van een
laatste dingen genoemd wordt, is Arnoldus jj);e
de plaats of het jaar zijner geboorte is niets ^^^ppp®
genoot van Trithemius en tot dezen in <i\\f
betrekking staande, wordt ook hij geroem\'i te
rispelijken levenswandel in het
waar hij als monnik den April
Onder andere werken schreef hij een ^^ ^^\'ij-feï\'" ccb
mis, hetwelk waarschijnlijk nimmer in -peP ^^\'ft
althans niet vdór den tijd van Miraeus, "^^^^gpneu^^ dj\'
naar een uitgave van Bostius\' geschriften te ^ jc
Kunnen wij noch van Gruitrodes geschrift; jiiß^^-
van Bostius iets naders berichten, zij zijr^ ^^vovis-^^^""
eenige nederlandsche schrijvers van Quatno^ _ ^jpgei"
bezitten twee werkjens die over de toekomstig
delen, waarvan het eene kortheidshalve b®\'\'
\') Trithemius, CaM. ill. vir; de Script. \' ƒ"l^^eer^-\'\'^\'.
i. V.; Fabricius, Bibl. med. et inf. lat. I, p- 365; .
Belg. p. 140; Aub. Miraeus, Azid. in Trith. i-
m!,i i:u tt i ^ on .„«i, i"
Belg. p. 140; Aub. Miraeus, Auct.
Eist. litt. II, A, p. 211. _ -poip®^^\' t \'
") Cave geeft ten onrechte 1489 op; men zie ^^^jfjcii^) f.
Sauder, Bibl. hela. manuscr. Tom. 11, p. igeöS
de boekerij der reguliere kanunniken te Tongeren ^^l.ßoii^ .jg
logus in \'t jaar 1638 opgemaakt) een handschrift
Cordiale nmiinxim.mwm. __Pe ^^^ .„a»\'\'
irdige^\'
ons vermoeden, dat wij hier niet roet den vervaa:
afschrijver te doen hebben.
het
■ \'Uaji^ ^^moriale geiioemd wordt en met wier auteurs
^ Y^^\'^^^iiis moeten maken,
Q^ ^i\'scliap van het Cordiale werd gemeenlijk aan
St gaf toegekend\'. De reden waarom men zulks
I ^fctijg^^ niet op Eeeds vroegtijdig echter waren
(alii) die als schrijver van dit werk Gerar-
^^^ijn, noemden. Hunne meening blijkt de ware
üij tweetal handschriften ^ van het Cordiale
zoodanig bevestigd. Aan het slot van. het
^^^ ■ "^xplicit Cordiale venerabilis viri et de-
^herhardi de Ylederhove ordinis Mariae Theu-
Cqjj^\' op het einde van het andere: „ explicit Cor-
\'^tfi ^\'^^^tuiu a domino Gerardo de Vliederhove, dis-
\'^\'^inorum Theutonicorum in Trajecto. Deo laus
if\' -j o\'- infinita secula secnlorum. Amen",
k \'liet naam „de Vlederhove" en „de Vliederho-
afschrijver die deze handschriften ver-
^" maar aan den auteur van het werk te den-
IJ " aaii veisuuiiicxiuc pcxsuucii ucui
et ^ ^Beuover onze beide handschriften en de
Êll l, :
■\'ib\'^^Wft\' ^^ijst ons het woord compositum. Dat in de
i dezelfde persoon bedoeld wordt als door de
^^delijk. Het verschil toch tusschen Yan Vlin-
C \'^iet ^^ ^^^ Ylederhove of Yan Yliederhove is zóó
i fT^ ^^^ wij aan verschillende personen hebben te
,alii"
aan zekeren Yan Yliederhove, of hoe zijn
k\'l
\'^i\'f^^kst,\' Andreas, Eoppens 11. cc. i. v.; Savins,
) J fT-^.^ \'\' I\' P\' 35; Paqnot, Mémoires pour servir à Vhist. lit.
\'i .^\'leen p ^ays-Bas, Tom, I. p. 421.
te Tongeren. Men zie Sanders, Bihl. lelg. mamscr..
\'\'tl Nttïtji^^^-®\'\' beroept zich op een catalogus van de boekerij der
190
«le
■H . Valerius Andreas, Foppens en Paquot.
J! Wdschrift behoort tot de koninkl. biblioth. te
Nï l^et tweede komt in de nniversiteits-bibliotli. te
^ "let med. script, eccl. N°. 286) en was vroeger het ei-
^Sllieren aldaar.
-ocr page 22-16 liet
naam ook moge geschreven worden,
bijna niet gemotiveerde gevoelen, dat Geert ¥
schrijver noemt. Er kan verwarring plaats g® j. voo\'^\'^
tusschen Groote en Van Vliederhove door ^^u
Het is dus niet te verwonderen, dat het wer
der bekenden Gerard op den meer beroemden i® Jef .
Doch er is iets, wat in staat is aan ^ie v®^^^®® j^gt
teurs een eind te maken, het is de inhoud ^^
zelf.\'. Stijl en voordracht toch van het Oor ^^^-jfel»^ ^f
len zeer van die in de geschriften, die
Geert Groote afkomstig zijn, in zijn de ^.^g de
in zijn adversms focaristas. Daarenboven, ^^
tuizer, de schrijver van het Memoriale, die, g®^^^^
zien zullen, met het Cordiale bekend \'was, ^^^^^
als van Geert Groote, maar noemt den ^n ® ^^^ ^^^
devotus". Wanneer het Cordiale werkelijk ^^^^^ i^^^pti
terschen kerkvader afkomstig was, zou men^ ^^^^ }i6
geveer een halve eeuw na zijn dood dit
en zou dan een man als Dionysius den de
Cordiale „ quidam devotus" genoemd hebben ^ jjilei^ .
wanneer „ ^ ^^^
Geert Groote stierf reeds in 1384. Alles
waarop Dionysius dien auteur citeert mog®^ ^jjd
dat ook hij het werk niet aan Geert Groote^^^
Verder noemt een hoogduitsche vertaling ^ [ Jv ^jg
het Cordiale vervaardigd werd^^ne
jS ^
kunnen wij geen oogenblik in twijfeling
>) Men zie Prof. J. Clarissè, Over den geest ^^ bl«"
Qeert Groete, in \'t Archief van Kist en Eoyaards, - \' /
-I, blz. 44, vv. podt^oi«?!!!
Deze opmerking werd reeds door den Heer . pder® ^
nysius in zijne Novissima die van Groote vrel yi \'
hij dezelven onder dien naam had gekend", schijnt ^^ ^o\'
te verkeeren dat Dionysius het Cordiale ii
onjuiste dier meening zal beneden blijken.
Chief \\\\\\ blz. 88. Wanneer déze echter zegt: ^^^^
te verkeeren dat Dionysius het Cordiale in het geß
ifia^ n als schrijver van het Cor^/m^e niet Geert Groote,
A ^rard _____ _________
Aajjjgj^^\'"\'^ Van Yliederhove noemen.
\' desniettegenstaande vroeger nog, omdat
11 ^ocL
oVfj^ van iemand, die den naam van Yan Ylieder-
\'foeg^ ^^ Van een ander, die dien van Yan Ylindershove
^^^ aai-g^^^^^ bescheid had kunnen bekomen — die reden
valt weg. „Ordinis Mariae Theutonicorum,"
"j j ^tor dominorum Theutonicorum in Trajecto" wordt
^\'\'\'loetjj^^ ^^nderschrift der beide vermelde handschriften
j^Mig j ^^ dit leert ons reeds iets aangaande zijn uit-
llTar\'^^^^\' ^^^ geweest der Duitsche orde,
\'^\'^Isatg Sowijd, en aan het ordehuis te Utrecht als „ dis-
Nu is ons een merkwaardig stuk be-
^ een kroniek der Lanicommandeurs van
I? de/^ Utrecht, Wij lezen aldaar, dat de schul-
jj "^^de onder den veertienden „ lantcommandeur,"
JS tjg^^^^^ ^^^^ Hoenhorst, die in 1380 stierf, zeer
r^^ ^l^\'^\'^ttien Zijn opvolger was Heer (Gerrit) Splin-
([\'\'^\'\'^\'i\'iKie \' intrede in de orde tot
^^\'\'^Het\'^^ verkozen, 26 jaar lang, tot aan zijn dood
^ ^^ïeiio. ^^y^wschap bekleedde ^ Hij was een scherp
Va^ verminderde de schulden van den
Yromelijk leefde hij „na des oordens
i di ^^ " vroech ende laet sijn heeren voor
I^e heeren schijnen echter daarmede niet
. geweest te zijn, want velen hurnier gingen
^Oet
tl
Jopgj^^^\' ®rden over, ja er zijn zelfs heeren „rebel
der oirden om sijnre strengheyt wil, want sy
ladden," Toch, wie ook niet eenstemmig met
andeur mocht denken ten opzichte van de tucht,
•) J
■5,5 ^Wli.l\'^^^\'isse, a. w.
Ibid. blz. 87J, 893, 900.
• Vv_ \'Us, J,naleda Vet. Aevi, den Haag, 1738, Tom. V, blz
871.
18 „^po-
er zullen wei in liet huis eenigen geweest zijn,^gvei\'
gingen om den toestand van de financiën der ) jj^ipii®\'^
beteren met vreugde hebben begroet. Een \\
wordt ons genoemd. „Hij (Splinter Uten ^^»^ggeer^\'"\'!
bij hem twee goede mannen, die de scafFerie \' r®» ^j^^cfc
die een voor ende dander nae, ende holpen ßet\'
verwaeren in goeden regiment, die eene hiet ^^^^
rit Van Vliederhoven, ende die ander hiet jbe^^®^"
der Sande" Door dit bericht is het voormalig lia
van een Gerrit Van Vliederhoven bewezen. , ^^^r ,
Duitsche orde te Utrecht, schreef hij een ^^^
laatste dingen, het zoo bekend geworden Cor ^^^ to^^
is het weinig wat wij van hem weten, m^ar ^^^ pO ^
onder dat weinige iets, dat van groot belang § ^
worden bij de beoordeeling van zijn arbeid,
hij in de strenge beginselen van zijn
geheel schijnt gedeeld te hebben. Met on^»^^® f^aig^
is het, dat het Cordiale door hem werd verta»^^^ ein ^
het doel om, door het voorhouden van \'s de
en van het lot, dat dezen daarna te wachten ^
den der ridders van zijn huis, slapheid wat tucV ^^^
weelderigheid van leven, te keer te gaan.
Wij hebben reeds boven Dionysius den J^jjcjei\'\'
schrijver genoemd van het Memoriale, het andere ^ ^^^
nederlandschen oorsprong, over de laatste ding®\'^
ons bewaard is gebleven Dionysius van J^ee poiT ^^
naar de orde, waarbij hij professie gedaan ^^\'^de
de Kartuizer genoemd, werd in het einde der
Hickel, niet verre van St. Truije, uit ouders
do^\'
M Kilian i. v. scaüFenaer, scaffer: curator, procure je
„eP^
oeconomus. ^ ^e*\'\'
Matthaeus a. w. blz. 872. Yan der Sande gjs,
,,lanteommaudeur" en stierf in 1437. Zie Matth, blz- ^poeoi"^
3) Dionysius wordt de sclirijver vau het Mmorid^^ ^^^ \'
Trithemius cn Foppens en in eenige oude di\'ukl<en va\'^
>eden
1 behoorden, geboren Naar de universiteit
Nliej^ ^^^onden, verzamelde hij zich een schat van ge-
t uitgebreide, ja weinig geëvenaarde kennis
Elften®, verkreeg hij het meesterschap der vrije
^"^dejj ^^ Won hij al aanstonds bij de geleerde wereld een
Vertr^f*^ tractaat de Mite et Essentia. Vóór
\'I\'S » iiaar Keulen had hij voor een deel zijn opvoe-
in het Kartuizer klooster te Zeelem. Van eenen
^\'gers schepte hij behagen in het strenge leven der
den heiligen Bruno, waarom hij zich, na de
Nd Verlaten te hebben, in het klooster te Eoer-
lev I^aar bracht hij het grootste gedeelte
"den l^^ea Maart 1471, als negen-
grijsaard, gestorven. Het zou nauwelijks te
\' ^ijn, dat een man als Dionysius in vergetelheid is
j ^ \'^i^t dat zijne geschriften tot de litterari-
behoorden. Doch, hoe ook ten onrechte
in ^ voorbijgezien — waar zijne tijdgenooten met
h ^Oïin^]^^^^^^^ kwamen, werd hij te hooger gewaardeerd.
C klooster, waarin hij vertoefde, droegen
^ ^^ r Prioraat op. Johannes Brugman gevoelde zich
C ^^^Ite Tot Klips van Bourgondie en Karei
jaa ^^^^^ Dionysius in vriendschappelijke betrekking.
vergezelde hij, door den grooten kardinaal
\'^feis ^iisa daartoe uitgenoodigd, dezen op zijn visi-
"^or de Nederlanden Nog op hoogen ouderdom
Di
\\\\ p ""ysius\' leven sie men Trithemius, Ca(. ill. vir.; Foppens,
!\\ \' Jtlart^ T^^ i\' vooral Loërius a Stratis in de Acta
VijSet\'j \' 247—255; W. Moll, Joh. Brugman.
\') ft \'> Hl ^^ ^aam van h. schriften verstond men niet alleen
^ Ve geschriften van godsdienstigen inhoud.
Opmerking dat ook Nicolaas van Cusa zie
\' \'^^osehen toekomst bezig hield. In de stads-blbliotheek te
fc ,, ^gel. V. B. a. 38) vindt men een werkjen (men verg.
zich met de
Wi • "^f\' I\' P-1243) getiteld: Conjedurae
* Q(sa Cardimlis de Novissimis diebus scriptae Anm
lat.
-ocr page 26-e f
wisselde hij brieven met verscheidene hooggeplaa^\'®*^^^^
nen in kerk en staat. Alles bewijs voorzeker jus^^^
zien dat hij in zijn tijd genoot. Geen wonder!
bekend als een ernstig christen, vroom van j^jel^^\'\'
strenge levensopvatting, met een open oog voor ^oO\'^
der wereld, die hij in zijn klooster ontvlucht
strenge onthouding van slaap, van spijs en
te sterven, en met vrijmoedigheid aantoonde, ^^^^gjx,
zij in den boezem der geestelijkheid gevonden * j^gdei"^\'\'
was vriendelijk in den omgang en een goed ^^^^^^ d^t
voor zoo ver een gebrek van het spraakorgaan ® _ |.gftfiJ
liet. Dionysius werd geroemd als schriftverklaar_
hij tevens geenszins vreemdeling in de toenm^ gß^
geerte en in de oude letteren was, en de . .
- lecrdheid op eigenaardige wijze met zijne iÏÏ^-^^g^
len wist te vereenigen. Vlug en ijverig met
hij een zoo groot aantal boeken dat hij,
vermogen betreft, ,met den grooten kerkvader ^^^^^ po^^
vergeleken, ja de tweede Augustinus genoemd ^ ^^
zijn veelschrijverij verloren echter zijne X^^^
degelijkheid van inhoud, want is ook de stijl ^\'\'„j
stroef — zijn taal is altijd levendig, vurig, ß
dringend, en wanneer hij schreef, dan geschie j^^jj ji\'
„met verwonderlijke nauwkeurigheid en zorgvnldi»^,^^ ^g
nasporen der geheimenissen," dan bleek kij ^^^ vfO\'^^^
„ vol van geleerdheid, vol van afwisseling, ^^^ ^g jjcl\'^\'\'
heid en heiligheid" Dionysius behoorde door ^
Christi 1417. [Dit jaartal op den titel is oiijuist. _
1401 geboren, en zegt zelf dat hij dit werkjen schrijd ^^f-
ten vlijtig onderzocht te hebben, en dat van Christus
op den tijd van de vervaardiging vau dit geschrift ^jgr
loopen zijn]. Cusa zoekt het tijdstip van den onderga»^ j^^jgt
berekenen, en stelt Christus\' overwinning van den Au
de jaren 1700 en 1734. \'
1) Zie de breede lijst der titels bij Foppens. jjeJul\'^^ \'
=) j,Mira diligentia et raritate, in eruendis mysterns\'
-ocr page 27-21
^^^ tot de devoteii van dien tijd. In het schou-
t;^\'\' den hoogsten trap opgeklommen, tot
der bloote Godheid," waarom hij door
en nageslacht met den naam van „ Doctor ecsta-
Dj ® Vroeger aan Euysbroeck toegekend, begroet werd.
js^\'hten "og langen tijd bij de op hem volgende ge-
pejsQ^ hooge eere was blijkt ons hieruit, dat ook van
c
% e de sage zich meester gemaakt heeft. Honderd
^ . mccsLCJ gcmanKü iicciL. üuiiueru
O ^^ 1607, liet de toenmalige
^^^tavgjj ^^^ Eoermond, Henricus Cuyckius, Dionysius\' lijk
O, wonder! — duim en wijsvinger, de twee
liil \'\'i^en j- \'\' --------- —"" --
{ hanteeren der schrijfstift het noodzake-
\' ^^Jden niet alleen ongeschonden, maar met vleesch
^\'Hjgj^ ^Is in levenden toestand bevonden Daardoor
/\'^\'^^eili volksheilige, werd Dionysius geen
Oof^^ hierin licht waarschijnlijk tevens een an-
liij Waarom hij thands zoo onbekend is — door-
^^ dej later zal blijken, bij de kerk niet in den
ii stond
onderzoek naar de laatste dingen
oo]^ iii^t alleen in zijn Msmoriale neergelegd,
ih^^Sus ^^^ kleiner tractaat, dat, in den vorm van een
. ^ Particulan judicio animarum post mortem, niet
U ^ On ^\'^derwerp op den titel vermeld, maar ook andere
g^j ®®<^hatalogisch gebied bespreekt. Ook uit dit ge-
"ï^ij het geloof onzer vaderen moeten opmaken,
^an ^^ iiadere kennisneming van de Quatuor Novis-
oorsprong zelve voor een volgen-
bewaren, zal ons hier voor een oogenblik de
copiosus varietate, pietate refertus, ac saiictitate
T boorden van Foppens.
^^ti • iloli ^^ "Mededeeling aan mijn hooggeachten leermeester,
jj^ §edaan, is men te Home in onze dagen er op bedacht
rei der heiligen op te nemen.
vraag bezig houden, of Van Vliederhoven en ^^^^
Kartuizer met elkander bekend geweest zijn. ^^^ ^gn
bekendheid is hier geen sprake, daar, al nieW ^^gtoi^^"\'
niets van het tijdstip wanneer Van Vliederhoven i®^» ^^^ #
wij dit toch veilig ongeveer een halve eeuw of
Dionysius\' dood mogen stellen. Op de vraag^
laatste, als schrijver van een Quatuor
dragen heeft van het werk van den
onder gelijken naam het licht zag, moet toes ^ ^^
antwoord worden. Dionysius schrijft * bij de ver ^^^ tt^
het woord Acheron: ,, Ad quod quidam devotusj^^^^^tor« ^
tatu de quatuor Novissimis allegat Averroim ^^^^^qïOï
dicentem: in inferno continua est tristitia et tï^^^\'^j,,
consolatione." Deze „ quidam devotus," die ^^ ^pjuflJ
over de „Quatuor Novissima," die woorden uit
taar van Averroës op het een of ander j^jpjei® L
niemand anders dan Gerard Van Vliederhoven»^^ d^t^ je,
lezen in diens Cordiale ^ bij de verklaring _ fo«^^^^^,
woord Acheron: „XJnde commentator AverroiS\' ^^^^ ^^
In inferno continuo (sic!) est tristicia et i j^t
latione." Hieruit blijkt dat Dionysius het ^^^^ hij
heeft. Dat hij de uitspraak van
den auteur, \' ^
met den naam van Van Vliederhoven noemt, ^^^ ^^
wil men, kritiseerde, leeren ons Dionysius\' woo^^ ^^^
zegt, dat het echter bij hen die goed te ^^ si^^^\'p]^-
wijsbegeerte (bene eruditi in philosophia) ^^^^ gß^P\'^"^ M
Averroës de aangehaalde woorden nooit
Uit de overeenkomst die er bestaat tusschen \' ^^^ ^jj
Dionysius en Van Vliederhoven, ® meen ik
mogen afleiden
Memoriale. Art. 43. ju 1 ,,
Cordiale, p. 40-. (uitgaaf van Pafraed te Decente ^^ •
3) Men verg. Memoriale Art. 14 met Cordiale p-
Ook na de kerkhervorming der XVI\'\'
tijd geschriften verschenen onder den titel van ^j^gjidef
Zóó 0. a. Sermoms quatuor Novissimormt van den
III. Cordiale
be
^an van het oudste der Quatuor Novisd-
% "^^derlandschen oorsprong, zullen wij stilstaan bij
^va^jj^\' den vorm en de indeeling, en vragen naar den
^at ^^^^ waarin dat werk geschreven werd.
k^Hili ^^ geschrift betreft, wij vinden dien
en opgegeven. Nu eens wordt het in oude druk-
^H^i schrijvers eener historia litteraria eenvoudig
Senoemd, dan weder Cordiale quatuor novissimorum,
S
^•^e Qfe^\' Leuven 1586, Drie jaren vroeger verscheen te Keulen
^ ^orrf/^^\'"" Novissimis, waarvan als auteur F, Laurentius Cupae-
nl;., S\'enr.Q.^J A__/_• -Tl___________ __ V 1_____r
« J*^ ^^ûoemd, Aegidius Colley (zie Foppens i. v.) schreef een
, dat in 1630 te Duik werd gedrukt. Wanneer wij
I al ji met de oudere Quatuor Novissima vergelijken, dan
het V " - . .
\'^\'^\'"deel op de zijde der laatsten. Eijkdom van gedachten en
>1 \'*^orden bij hen in hoogere mate gevonden. Men meene
e j^J de matheid der jongeren te kunnen verklaren uit de
door hun tijd voor dat onderwerp gekoesterd.
l^j öa^ \' als bewijs, dat het gevoel hunner dagen nog levendig
^\'cli (Jq^ onderzoek der laatste dingen, kan dienen dat dich-
ie^\'^^^^tt onderwerp voelden aangegrepen. Jean Baptista
ßii\'I® Meester ordinaris van de rekeninghen
tla^t ■ ® ^^^ Brabant", gaf in 1583 te Antwerpen, bij Chris-
\'iat^\'^\'-uitvoerig leerdicht in het licht, getiteld de vier
W ^ich echter vooral door gerektheid en dorheid onder-
Sa Öe Joost Van Yondel in vier coupletten, elk van vier
iiitersten bezingt, men zie uitg. v. Van Vloten, 1, blz.
Vo^\'^\'it. ons oordeel geheel anders dan over Houwaerts
\\ \'^\'^iciat\' ^^ midden der XVIHe eeuw het onderwerp
toejj\'^^^® behandeling geschikt bevonden. Jacobus van Aerde
\\ ^ Van ^\'\'^urspel van de vier unterste des menschen, ofte ver-
\\ ^\'^«s ^ ^^^ ^^^^^ oordeel, afgebeeld in de Christelijke standvastigheid
L ^eu onder de dwinnelandye van den boozen Jntechrisi:
4-
I
bibl, d. Maatsch. v. Ned. Letterk. te
Ver
eu ^ Cordiale zie meu Prof. T. A. Clarisse in het ArcUef
Ûl. ij Dl. 1, blz. 360 eu 384, vooral Prof. J. Clarisse,
bk. 251, vv. en Dl. 111, blz. 44, vv.
van de
blz. 328.
O
of enkel Quatmr Novissima, of ook Noviss^»^
de quatuor Novissimis, of Tractatus de f
met of zonder de bijvoeging muÜis ^^
rimis. Kortheidshalve hebben wij aan deü _ "^^jing ^^
diale de voorkeur , gegeven. Aan het slot
zijn werk schrijft Van Vliederhoven: »^"i^yr
hujus opusGuli processus principaliter
ad hoe
cere, ut Novissimorum Celebris memoria Cordis ^ ^•jetö\'^
time humanis cordiius imprimatur, continue erg^^^ jo^®
rei consonum, ut praesenti huic libellulo nomen ^^^ QofS^\'\'
sui tituli, si placet, imponatur." Is dus de tit^ ^^^
niet de werkelijke en drukt hij niet den inhoud, „^
te worden. Achter elke groote afdeeling van het ^^^^ifi
dood, oordeel, hel en hemel, de vier onderwerp®" ^^
handeld, doen een geleidelijke verdeeling aan ® ß li^
volgen in alle uitgaven van den latijnschen te ^^gÖ J
licht zagen na de deventersche uitgave van ^^^\'\'jj^u s\'^ .j^
de woorden: „sequuntur nunc exempla." N«
uitspraken van kerkvaders, zijn het echter
voorbeelden, ontleend aan verschillende geschnft^^^^^,! vc\'-^
geren en lateren tijd, die gedurende de midd^^f ^j^^jeU
gelezen werden, dikwijls ook verhalen van ^^^^^^
visioenen uit het tijdvak der middeleeuwen 2
O Wanneer wij in liet vervolg plaatsen uit het ^e^
is het altijd volgens deze uitgave, door Ricliard Pafrae ^^^
gezonden. jja ^^^^^
Ad Blancam comitissam; (Eeu brief van Petrus Paifli^"\'
Blanca over de verschrikkaigeu des doods.)
1, ^oP
55
eelde
\'n ^^ \'^^\'len 2ijn daar geplaatst met het doel om hetgeen
^ .^^^lafgaande afdeeling van het Cordiale geschreven
te maken en de waarheid daarvan te beves-
\'\'let is de reeks der „ multa esempla pulcherrlma\'*
^^ IfiVj uitgaven dezelfde, doch het verschil is gering
^ t zich tot het grooter of kleiner aantal en de volg-
^ plaatsen
aan de geschriften der kerkvaders ont-
meer belang echter is het dat deze voorbeel-
S^g^^^PJ^Oïikelijk niet tot het Cordiale hebben behoord,
(^^^an wanneer en door wien is niet uittemaken,
toegevoegd. Bewijzen voor deze stelling ont-
^^ De uitgave van het Cordiale volgens latijn-
(iie in 1489 bij R. Pafraed in het licht ver-
_ het eerst die vele fraaie voorbeelden en wordt
V «ioor
alle later verschenen uitgaven nagevolgd,
vóór 1489 worden zij aangetroffen, ook
Van het jaar 14B5, bij denzelfden Pafraed te
^Vpïi In alle dietsche vertalingen zoekt men
^iftgj te vergeefs, als in geen der mij bekende hand-
V \'Van den
latijnschen tekst hun spoor gevonden
gave ^^ ^eest men in de reeds meermalen genoemde
het jaar 1489, vóór dat de voorbeelden na het
; ^^ternae sapimtiae;
\'k^ ^Uiygj (vrees in den doodsnood door liet aanschouwea
tgj, (op zijn sterfbed zegt een monnik dat hij aan een
p j^^^\'^lin.ding gegeven is.)
San ■ \' gezicht van goede geesten vóór den dood.)
^Ooijg ^\'\' ; (het aanschouwen van daemonen in de ure
nona; (allerlei afscliuwelijkheden, die gezien wer-
> lij) .^PS^^ving van liet lijk eens geëxcommnniceerden.)
^^ illustribus viris; (verhaal hoe St. Bernardus gesticht
Vej.\'^*^^ landmans vrome uitspraken over den dood.)
eii S- de uitgaven van Pafraed te Deventer van de jaren
clie door Van Breda aldaar van 1490, 94, 1502.
■ ■ „t
vierde uiterste aanvangen, de woorden:
Novissima.-" Naast deze uitwendige bewijzeii ^
ook inwendige plaatsen. Aan het eind der al jg^eH^\'
over den dood handelt zegt Van Vliederhove»
plariter etiam patet quod mortis memoria iiidud ^^gjDpl^
ad poenitentiam faciendam." Overeenkomstig dat jiH
riter" laat hij daarop twee voorbeelden
wel denkbaar, dat hij daarna nog een reeks van »o^ ^ ^
zijn geschrift zal toegevoegd hebben? ^iooyü®^®\'\'
Ijee"
yOO-
aan
len beweren, dat de aangehaalde woorden van
hoven alleen op de eerste afdeeling slaan, ^^^^ ^Qg
de overige niet gevonden worden, dan zal toc
deze vraag onopgelost blijven: waarom heeft de
beelden in den tekst geplaatst en later weer
wijze van aanhangsel, daaraan verbonden; jg . ^^
hij niet de eerste bij de laatste, of de laatste J^j^ei^
opgenomen? Wat afdoend bewijs genoemd kan^ pjet ^^
stelling, dat de „multa exempla pulch®^^^\'®, oreU\'
1 T-i , T , 1 , ben .
wij nu ook verklaren dat de „ multa ex. ,
hooren tot den tekst van het Cordiale, zooals ^^ ^^^
onze .. ^ ,
den oorspronkelijken tekst van het CordiaU^ 7 .^jf
dat eenige dier voorbeelden ook in het Cord^ " ^^^gf ^^
komen. Zóó de plaatsen uit kerkvaders, die^^^
naam van „ Auctoritates sanctorum," de rci ^ióó
den na de tweede en vierde afdeeling \'\' ^jj
vijfde voorbeeld achter de afdeeling over den ^^ ^^ j^cg^^^
tweede voorbeeld achter de afdeeling over de ^ ^^ jgt
ilch\' pro"
p.eft ^^^ i
kelijk Van Vliederhovens pen verliet, niets g-^ . ^
het recht om met den hoogleeraar J. Clariss®
dat wellicht ook de voorbeelden in den tekst ^^ ^^^
polatiën van lateren tijd zijn. Niet alleen da
é\'
>) Blz. 121-.
2) Blz. 42\'\'.
3) Blz. 43\'., 441\'.
JrcMefl^ Ser., Dl. II, blz. 25S, Dl. 111, blz-\'-^\'^\'
-ocr page 33-liet
, ^Schrift groote schade lijden zou, indien meu de
Wfih ^ daaruit verwijderde, maar ook zegt Van Vlieder-
in de voorrede, dat hij voornemens is het een
tti
i^ej ^ üoor voorbeelden op te helderen. Door wien of wan-
Ve .. "^ulta exempla pulcherrima" het eerst aan het Cor-
% toegevoegd, valt niet te beslissen, evenmin in hoe
^^tlijlj ^^ \' te vertrouwen is, dat zij als een afzon-
\'^^^fn onder den titel van Exempla de gaudiis regni
^^^tHjjj. ^^ dliorum trium novissimorum te Deventer in 1491
^ ^^ vermoed dat wij hier aan een vergissing
\'\'\'^ts ^^ hebben. In hetzelfde jaar werd er in dezelfde
^^^ in het licht gezonden. Is nu van een
^^flojgj^ ^ uitgaaf het opschrift Quatuor Novissima
llg^ Seweest, dan zocht men den titel aan het einde
en daar tot onderschrift vindende : „ Finiunt
^"Iqj^^ gaudiis regni coelorum et aliorum trium novis-
Htijjg\' dan zag men, niet genoeg bekend met de in-
,, h, Cordiale, voor een afzonderlijke uitgaaf
"\'\'^«ïs ^ exempla pulcherrima" aan, wat in waarheid niets
dan een editie van Van Vliederhovens geschrift,
^ tiet ^ titel ontbrak.
^ begint met een inleiding aanvangende met
»Memorare novissima tua et dn aeternum non
Yii. Sicut dicit beatus Augustinus" Vcaet.
\'\'\'^Isclj^ dat de gedenkenisse van de uiterste dingen den
zonde aftrekt en hem in goede werken be-
de schrijver, ingegeest door de goddelijke ge-
l\'\' ^^^^ uitersten zeggen, en zijne uitspraken
^Idgj^ aan de h. schriften ontleend, of door voor-
"\'^\'^\'ifiel ,^\'^^^ehtigen. Die uitersten zijn vier in getal, dood,
X ei en hemel. Wat is afschuwelijker, wat vreese-
Vt ^en Naamlyst, blz. 35.
^ ^^ proloog en een gedeelte der eerste afdeeliug van
"^ïaar r ^^^^ Clarisse afdrukken in het JrcMef v. Kist
ÖI. 111, blz. 47, 55.
-ocr page 34-•• als^
lijker, wat onverdraaglijker, wat liefelijker? \'^^\'\'^ejiscl\'®\'\'
radereu aan een wagen, waarmede de zielen der ^^^^ ^lie
opgevoerd worden ter eeuwige zaligheid. Zij ^ ^jjk®\'*
den geest des menschen aanzetten om de werel jje^
te versmaden en tot zijn schepper weder te
moet men altijd voor oogen houden. ^^^ ^oi^^"
Na de inleiding, waarvan wij getracht hebben ^^^de^^j
inhoud op te geven, gaat Yan Vliederhoven jdig®"."^
spreking van het eerste uiterste, van den ^^ gjdeii^\'""
lichamelijken dood [mors praesens, corporalis)\' ^^ tre\'\'^^?
des doods is in staat den mensch van zonde a
want zij doet hem !<> zich verootmoedigen ^ ^r, ^^
wanneer hij let op het onzekere van zijn ster^ ^
bedenkt dat de dood algemeen is en niemao\'^.
alle vergankelijke dingen versmaden en als ^^^ o^^^
{pmnia contemneré), wanneet hij overweegt hoe ^^^^ jgj ^^
zeker zijn leven, hoe zeker daarentegen de ^ li"
boete doen {\'poenitentiam acceptare), wanneer hy ^^ ^^^
diep hij is gevallen. ..einai^^, L
Het tweede uiterste, wiens gedurige oveip ^ ^^^ct ^^
mensch van zonde aftrekt is het laatste o^^\'^^^\'^^iite
novissimnm et finale). Niet alleen trekt de ge ^j^jjigte^
aan ons af van de grootste, maar ook van de ^^ ^^
van de allerminste zonden. Dit oordeel
zen, maar vooral zijn er drie zaken die het ve^ ^^^gu ^^^
veelvuldige aanklachten {multiplex accusatio), d» ^^^ ^^^^
zondaar zullen ingebracht worden. De zondaar geß^ ^^^
schuldigd worden door zijn geweten, door de
door de engelen en den h. geest, door de crea ^^ ^^
heele schepping, door hen die verongelijkt zijn> . ^^^ C» ^^
zelve, door het lijden en de werktuigen
der passie
tus. ïen tweede is het oordeel te vreezen o^^
verantwoording {propter reddendam rütionem)\' ^^^
rekenschap moeten geven van zijn ziel, het ® gesl\'\'^
lichaam, of hij dat redelijk gevoed, met g®®®
tot werken gedwongen heeft, van zijn evenio
29
1, ^.^\'^ï\'sten en prelaten), van alle werken, van alle deug-
^^ti ^jj liij verzuimd, alle zonden, die hij bedreven heeft,
S^^\'en, die hij van God heeft ontvangen, zij mogen
Vselj-r\' lichamelijk en tijdelijk zijn. Wat het oordeel
^^^ «e»i \'Qaakt is 3o het uitspreken van het vonnis (proj)-
["^\'\'^istil prolaüonem). Of die uitspraak gunstig, dan wel
zondaar onbekend, maar wel
eze dat het vreeselijk zijn moet, als er gesproken
^^ gij verdoemden enz., wel weet hij, dat dit
Xe^]^ des toorns en der droefheid, der vreeze en der
"^Vej^ onzaligheid, der zwaarte en der duisternis, des
\\ ï^it onweders, der bazuinen en des geluids, waar-
Xig^ ® de duivel vreest, wel weet hij, dat alsdan een
scheiding zal gemaakt worden tusschen God met
en heiligen en tusschen den verdoemde,
^ \\ d rechter, de alwijze, de, allerrechtvaar-
Neéi ^^^^ vertoornd, zeer wreed is, dat niets het
\'\' er weerstaan, dat men het nergens kan ontvlieden,
^Jd plaats tot appèl is.
^^^^ overdenking van het derde uiterste, de
S ^^^ zonde afgetrokken worden, dan merke
■ benamingen {mnlümoäa nomina-
locorum), want de hel heet een plaats van
^Ng ^ l^eroering, onpzond en vol van wanhoop; £o het
^^ (multimoda afflictio sodalium infernornm),
^^^ onvermoeid en wreed genoemd moet worden,
r ^^ aantal en machtig is; So de straffen (w-
Poenarum infernorum), die hevig, vele, velerlei eu
^^ dooj^^^y^ echter wordt de mensch van zonde afgetrok-
^^Wlig ^ overpeinzing van het vierde uiterste, de he-
/ ^\'^Vq f^^^y^l^eid {coelestis gloria). Hierbij lette hij lo op
Oy^"^ de hemels [pulchritudo regni coelorum), hoe
IjNoe^j^^®®^®^« glans en klaarheid is te vinden; 2o op den
^^ \'la^. ^^^ ^^^ S^^d is {cofiiositas omnium bonortm),
^^een verdriet, maar vreugde en eeuwige vrede zal
heerschen; 80 op de groote en voortdurende
ma et slabilis laetitia) over eigen verdienste e , p^ifef
t i. Q 51 TiP
heiligen, over Gods grootheid en over net ^
Gods van aangezicht tot aangezicht. .^gjefl ^^
En evenwel, zoo ongeveer besluit de schrijver» t«
len die vreugde deelachtig worden, doch zon ^^^^gje ^^
doen. Zij volgen Jezus niet na, die vrijwillig ® ^^ ^pogt"
smaad tot zijn deel verkoos. Slechts wie Heio
len, de profeten, martelaren en belijders, die dw- ^^po«;
de wereld, navolgt, zal het rijk van God binnentredei^^^j^
de overdenking der vier uitersten komt de ^^ ^.jj,
boete. Wie overdenkt ze? Memand, bijna alle"^ ^j^ei
dorven!" Als Yan Yliederhoven daaraan denkt, ^^ ^^oi^
van zijne lippen- de klacht: „O, zotte boosheid;^^ ^jj^acj^
zotheid! te weten en niet te willen — het ^Je-
den dood te zoeken — God te verlaten, den ^^
gen. Waarom, 0 God! zoekt een redelijk ^^J^ginaifc\'^^\'J
lijke dingen en versmaadt het de zaligheid?" ^^
met den wensch van Deuteronommm XXXl- • ^jeref\'\'\'^^
utinam saperent et intelligerent ac novissima p vi\'^^j
Wanneer werd het Cordiale vervaardigd?
kan geen beslissend antwoord gegeven worden- ßßtyS^^^
op- noch onderschrift in oude uitgaven of
ons daaromtrent eenig bescheid. Alleen een oU
in het hoogduitsch \' noemt als het jaar, waarm poc\'^\'^?
ale werd geschreven, [I]420 na Christus\'gebo^r
hoeverre dient aan dit bericht geloof tij^
Wel komt het opgegeven jaartal overeen naet ^ de?\'
in Yan Yliederhoven geleefd heeft, den ^^j^ßt
eeuw, maar het kan zijn, dat wij daarbij aan ^^f
in die hoogduitsche overzetting, niet aan
Cordiale zelf geschreven werd te denken he ^^^^ jc
nader te kunnen bepalen, zullen wij dus het
aanvang der XYe eeuw moeten stellen.
—-— , 46.
1) Archief V, Kist en Royaards le Ser., Dl. iH\' \'
-ocr page 37-H ® ben reeds meermalen van vertalingen gesproken,
^ taal heeft Van Vliederhoven geschreven, in
v^ "ie latijn? Voor het eerste zou pleiten,
^He^j^^^^Jver, misschien slechts half geestelijke, zich bij
de moedertaal zal bediend hebben. Daarenboven
-Cf J^ ----i ^i» . v/ii
\'eti^ ^ ^Q aan de kortere recensie den voorrang zou willen
Li^Sitg\'^l^^^^ ook hier de weegschaal ten gunste van het
^^^^ neigen. Alle uitgayen- toch in het dietsch, die,
benige uitzonderingen veroorzaakt door de schrijf-
^oorden, vrij nauwkeurig overeenkomen, zijn aan-
^orter dan die in het latijn. Vele stukken in de
lU. ^AlQ O -----------^
.Me ^^\'^^^sie voorkomende ontbreken in de neder-
A Zdd niet alleen, gelijk wij boven reeds
exempla pulcherrima," maar ook een ge-
i^\'^ïVe ^«orrede, waarin de verklaring van den naam
QVej^\'^^\'^\'^den wordt, een deel van het slot der afdee-
vooral van het einde van het ge-
\\ boy^" tal van aanhalingen uit kerkelijke schrijvers
^clitgj. ^^^^ dietsche tekst bij den latijnschen verre
JSh pl \\ ^®genover deze gronden, die voor het neder-
jJ^ de kunnen, staan echter andere, die ons aan het
\'i^Ne geven. Van Vliederhoven moet laatst-
Uit gekend hebben. Dat bewijst ons het aantal
•^^."lenjg^^^^l^vaders, die, zij het ook dat uit hunne wer-
tij^ ïliet l^^ffilezing in onze moedertaal vervaardigd werd,
^ lat^-^ ^^ dietsch waren overgebracht. De ken-
i^j^M oq^\'^\'®®^® taal was zeer verbreid in zijne dagen, toen
Hj Hatig^ ^^er de spraak der menschen zich het gezag had
it|, Hjijg j, de meeste werken op het gebied der
{ teratuur onzer voorvaderen weten wij, dat ze
•til ^\'^ünsci geschreven. Wanneer de aanhalingen in
^t^Hlajg^^ ^®censie talrijker zijn, dan kan men dit hier-
^ill^^deï^ ^^^ de vervaardiger of de vervaardigers van
geve^^^®^\'^®\'^ tekst bepaaldelijk een volksboek hebben
^Idej, , ■■ daarin dus vele citaten, voor den meer ont-
belan
■grijk geacht, konden gemist worden, dat zij
-ocr page 38-altijd vertaald hebben met het oog op beknopthei\'^\' dei\'
toch hier en daar slaafs aan de woorden gebondt-^^\'
eenen kant hielden zij zich aan den horatiaanscb®^ "
„Nec verbum verbo curabis reddere fidus ui^\'
maar aan den anderen verloren zij hem zoo
oog, dat zij „ vitam transigere" in „ het leven ^^^jgjis\'\'
„negotium" in „onleden," de geldswaarde jatij®"\'\'\')\'
„vierlinck" overbrachten. Wanneer men t,i
woorden „ qui ceciderunt ad vocem unam
in den dietschen tekst leest: „die tot eenre ® ®. ^ jg,
sijn nedergevallen te sterven," of, wat nog . ^gW
„apud Clarevallem" (de abdij bij Clairvaux) ^
dage," dan ziet men duidelijk, dat oorspronkehj^^^^
diale in het latijn geschreven is en de
sie overzetting moet zijn, daar men anders de ^^^^^
verklaring zou moeten geven, waarom in de o j^giijK®
goede zin wordt aangetroffen, terwijl het oorsp\'"\'\'\'^ ^^
verstaanbaar is. ■ ,
.geklit
.... --------_ ^^(jbei^
niet in de uitgaven en handschriften, die \'
nen vergelijken, en de enkele afwijkingen van ^ ^^ yo -
De latijnsche tekst van het Cordiale vers^ ^ic
......___________________
daarin worden gevonden, bestaan grootendeels
orde der woorden.
IV. Memoriale, Bialogus de particularï j
Wij hebben boven reeds gezegd dat wij ^
4-
geschriften niet uitsluitend zijn Quatuor Novtss ^ ^^^^ ^ .
den Bialogus zouden beschouwen. De Dia^\'^f jcf
van naam verschillen met de Quaimr
betreft staat hij aan deze gelijk, daar hij ƒ
werpen, slechts den hemel uitgezonderd, be ^j^yflil^^ \'
wij om dat verschil van naam een boeksken on&
dat ons gewichtige diensten kan bewijzen? , g ge®
Vorm en indeeling, tijd wanneer beide vve
\'fiieti^\'*\'^^\'^\' ziedaar de lioofdpunten, waarbij wij stilstaan
Kïi
Q,uatmr Novissima hebben wij reeds tellfens het
\\ ^ ® genoemd. Terwijl meestal de titel Qiiatuor Navis-
""aal g^j ^^ Q,uatuor Novissimis luidt, vinden wij dien twee-
\'^\'iel ^^ ^^moriale quatuor Novissimornm opgegeven Het
geschrift, het afhouden van den weg der zonde,
^•^^ef naam, tot wiens vinding wellicht oois: de
^ijj^ aanleiding gaf
^Dste ^ e Woorden, waarmede het Cordiale eindigt, aan bet
Htuj^^\'® van Deuteron. XXXII ontleend, het Memoriale
aanvangswoorden, waaraan het tevens
"egt
hetgeen in het vers was gesproken,
\'etit e^\'^r^que consilio est et sine prndentia. Utinam sape-
^\'^^ölligerent ac novissima providerent." In een
j^.. (praefatio) paraphraseert Dionysius dezen tekst en
gef 1 de „ Novissima" te willen spreken, die
vier
^yiij t. w, lichamelijke dood, oordeel Gods, straf
Jï^iij \'^^^^wig geluk (mors corporalis, judicium Dei, poena
"^on aeterna). Wel heeft een zeker ander eerwaar-
^l\'^ej^J^^^ (alius quidam venerabilis religiosus) ® over dat
Vj-^ f boek in het licht gegeven, groot van omvang;
Hej^ ^^ ^baar is echter de stof, dat men nog over vele
jj^ kan, die deze onvermeld heeft gelaten. Ove-
Seh ^^^ ^^ Dionysius\' plan de oplossing van moeie-
vraagstukken te beproeven, maar wilde
Eenvoudig en vromelijk spreken In acht en
.s
liet^..:^,\'^\' bourgondische bibliotheek te Brussel N". 5841
"In ^^^^ eener uitgave te Antwerpen van \'t jaar lé86.
^Pta operibus tuis memento uovissimorutn. In Ecclesias-
\'j^^^itej. verba haec. In quibus admonemur, ut novissima
\') i\'idelebiter nostrae imprimamas memoriae", caet.
Htjj^^\'\'- Dionysius bedoeld wordt, is onzeker.
(1 \'\'\'\' lUa " " propositi mei multa dificilia, acholastica atque
introduei possunt, determinare, sed simpliciter
tantum procedere."
zestig hoofdstukken, die allen met één of me«\'\'\'"
teksten aanvangen en meestal met een ifl
vrorden nu de vier uitersten behandeld, de
2—15, het oordeel in art. 16—84, de hel in ^^ \'
de hemel in art. 55—68. ^^ ^olgof^®
Nadat in art. 1 het onderling verband ^^ ^^ ^^
der vier uitersten besproken is, begint art.^ ^^qÓ. j
handeling van den dood [mors corporalis).
te vreezen, zoovi^el uit natuurlijke oorzaken (art. ^^
de bekoringen in de stervensure (art. 3), en ^^^
geen tijd tot bekeering rest (art. 4).
toestand eens stervenden gadeslaat, verrijzen ri^ ^^
binnenste allerlei heilzame gedachten (art. 5), en ^
deze verschillende gevolgen voort (art. 6). Het ^jt
des doods doet ons den dood vreezen (art. 7), "
aan tot boete (art. 8), doet ons denken aan on^e g ü
■ lUJ; /nft\'
(art. 9), ons onttrekken aan aardsche zorgen (art- ^^ypgii
ongeordende geneigdheid tot het aardsche vej^^
11), het schenkt ons troost en vreugde m ^^^gpke
(art. 12). Wie een zaligen dood wil sterven, ovei^^^^
de machtigen der aarde allen voor den dood he^^^ ve^\'^^j-
(art. 13), hij leere van anderen, hoe zich tot
dezer wereld voor te bereiden (art. 14). Tot derg ^^^^ do
denkingen des doods wordt de mensch aange^P ^^^^
het zien der menschelijke ellende (art. 15). ^en^®\'\' of-
Dezelfde heilzame gevolgen, als uit het beschou^^^^^-g oO^^
dood, ontstaan uit de bepeinzingen van het toe ^^^^
deel Gods [ftiturum Bei j-udicinm, art. 16)> "^^^jgop ^^d
afgemeten worden kan naar die der
oordeelen
aarde (art. 17). Het oordeel, zoowel dat na^^ geb\'^\'^J^j,
van iederen mensch, als dat ten jongsten dag^J\' ^pi ^
zal worden, is zeer te vreezen (art. 18); |tid
rechter (art. 19—24), namelijk wegens J^jirAiB l.-
19), wijsheid (art. 20), almacht (art. 21), ^^
(art. 22), omdat Hij tegelijk rechter en partij ^^^ #
geding is (art. 23), om Zijne weldaden (art.
35
he
iigji 1.
^elg \'lie geoordeeld worden, die zoo zwak zijn, in zoo
hebben gezondigd, in zoo groote onzekerheid
% ^ aangaande hun toekomstig lot (art. 25); ien derde
^(J ^^ ^®rgelding, die eeuwige vreugde of eeuwige drpef-
Hgj^^ deel zal doen vallen (art. 26). Het gericht ten
\'^el^ejj dage zal daarenboven vreeselijk zijn om de
die het voorafgaan (art. 27), wegens den toe-
Vjj^\'^^rin de aarde alsdan verkeert (art. 28), omdat
Seil legerscharen Gods aanwezig zijn (art. 29) en
wordt in tegenwoordigheid der gansche sehép-
• 30). De gestrengheid des oordeels wordt ook
\\ t door de beschuldigers (art. 31) en naardien van
worden gegeven (art. 32). Zij wordt,
^«efj . • 33 de orde en het einde des oordeels besproken
door de geschiedenis bevestigd.
Inleiding tot het derde uiterste, de helsehe straf
S art. 35), wordt in art. 36 aangetoond, dat
^\'^ï\'aïtg^ ^^vigheid der helsehe pijn afmeten kan-naar de
misdrijven en de strengheid des oordeels. Vele
men in het oog vatten (art. 37), waar sprake
Uej^ ? helsehe straffen. Men moet letten op hare. eeu-
, aL hevigheid (art. 39), verscheidenheid (art.
[\'Heh^\'^^^^nheid (art. 41). Men beschouwe het kwade
J^\'ii ^ejl^ der verdoemden (art. 42), de plaatselijke gesteld-,\'
^^^ ïiiet^^^ bedenke dat de verloren tijd
"lat • worden kan, dat de straffen zuiyer
^^ straffen, zonder eenigen troost (art. 44).
op het gemis van het weldadig en welzalig
if\' {poena damni, art. 45), op de hevigheid
\'o\'^" Opg^! straffen van de zijde der lijders beschouwd (art.
, aringen aan geloofwaardige personen geschied
jj\' de zwaarte van de straffen des vagevuurs aan
} liet\' legende van St. Patricks vagevuur (art.
C\'^\'^^lls aangaande het visioen van den ridder
\' T\'\'" ^^^ leven van Christina de wonderbare
de revelatiën der h. Brigitta (art. 51). Nadat
3* \'
-ocr page 42-in art. S2 geleerd is dat slechte christenen ^^ ^^ Je
gestraft worden dan de ongeloovigen, komt art.
lievigheid der straffen van het vagevuur terug, jop/ö^^^\'\'
wordt uit een boek over den dood van den h. ^^^^ie
en levert art. 54 ons een critiek over bovengei^^^ ^^^.^ffeU
richten, aantoonende hoe het daarin aangaande
van hel en vagevuur verhaalde is optevatten. tf^
Ook het vierde uiterste, de hemelsche vreugd ^^^ ^^iiiep
lorum), vangt met een inleiding aan
(art. 55). ^ jjij H\'
den mensch tot dezelfde gelukzaligheid, iit
56). Het geluk der gezaligden, d. i. het
Gods is onuitsprekelijk roemvol en aangenaa^ ^^^^^
de tiiß"
me»\'
aeJi
uen meiiBüu tuu ucicimt {jjacin \' jj
\'s werelds aanbegin de engelen heeft voortge ^pn^f®
a \'
■• de
en ontelbaar veel en onnoemelijk groot j^qb
.1___ T____ _______(\'„„4. KQ\\ T.ooT.f art. - .
door hen gesmaakt (art. 58). Leert art. eü ^^^
de grootte van het heil, de schoonheid, het d^
gen zich verheugen en art. 63 het genot ^^J^giefl \'jJ^j
zij na den oordeelsdag smaken en waarin \'^J\'^gefl^
deelen. Gelukkig zijn de heiligen in den heme ^er^^^^ri),
. gezelschap (art. 63) en de schoone plaats, {ȕ^\' ^gj.
\'(art. 64). Nog eens, vele zijn daar de (ar^-
naar het genot waarvan de mensch haken
De beschouwing van en de begeerte naar be^^ i ^^^^
hebben verschillende, heilzame gevolgen ^
trachte het eeuwige geluk te verdienen, daartt-\'^
men de uitersten des menschen (art. 68).
(tV\' , jjJ\'
Colloquhm sive Bialogus de particulari j\'^\'^j\'\'"\'
post mortem is de titel van het andere
sius, welks inhoud door dien titel slechts ^^^ y
uitgedrukt. Volgens de voorrede, die met fSiC^,^
„ Omnes nos manifestari oportet ante tribunal ^^^
woorden aan 2 Cor. V: 10 ontleend — aanvanS^^^ jj,et \'
nysius dit boeksken geschreven op verzoek van
Cf ttionnik (religiosus frater spiritualiter charus), wijl
\'jparticulare judicium/\' het oordeel, dat na den dood
2iel afzonderlijk gehouden zal worden, nog niet
\\ Schrift is gesteld. Dionysius koos daartoe den vorm
"ietijji ®^tüenspraak en duidde de eigentlijke namen van
en van zich zeiven slechts door algemeene teekenen
aan.
aan, om niet door het bepaald noemen hunner
^^Qiand te beleedigen, noch aanleiding te geven tot
Hjlj,^ ^^astig oordeel. Slechts wanneer hij vertrouwt re-
^ l^j.^^^^tuigd te zijn van de waarheid zijner beweringen,
naam voluit te kennen geven,
fifij^ . \'^\'eertig artikelen, waaruit dit werkjen bestaat,
aan de bespreking van het op den titel
Onderwerp gewijd. Nadat in art. 1 eenige vragen
\\ ^ Voorrede gedaan en beantwoord zijn, wordt in
^{»fo^^^^^j\'i en plaats van het „ particnlare judicium" be-
i^o^ \' en. vooral de vraag of dit plaats heeft na den
^\'ftitujg^^® uitspraken van Thomas van Aquino, van Bona-
Alesander van Hales, die voor een „ particnlare
Ha den dood pleiten, worden in art. 3 en 4 ver-
H 5 ^^ \'ioor verschillende gezegden van kerkleeraars in
®^estigd. Brengt ook de Frater (in art. 6) eenige
tegen hun gevoelen in, deze worden door
NWg \'Opgelost (art. 7) en de meening, dat het „par-
M ^^ J\'^idicium" vóór den dood plaats vinden kon, weer-
\'\'elc Ook de revelatiën der h. Brigitta en een
^\'^Vogj^^^®^ den dood van den h. Hieroaymus steunen het
^ ] a\' dit oordeel eerst na den dood zal zijn (art.
de beantwoording der vragen of Christus den
^ ^ Verschijnt en welk der beide oordeelen, dat na
uejj . \'^at ten jongsten dage, het meest te vreezen is,
Xoj^j^^^^^^ het Ilde en 12de artikel ■ bezig, terwijl het 13de
„ particulare judicium" zeer te duchten is.
\'\'^iJ, ^\'^^\'^e ig j^gj. onderwerp op den titel vermeld afgehan-
^^ worden nog andere gewichtige vraagstukken,
over de straffen van hel en vagevuur, besproken.
en wel op bizonder verzoek van den IVater, die^ ^^^ pn
Dionysius\' bewering dat men andere werken ^^^^
raadplegen, toch een afzonderlijke bespreking
wenscht, ten einde ze goed te begrijpen (art. ^^^
--J— --- -------— ------------— y^OO\'
rijst de vraa^ op: welke straf is zwaarder, die de ^jgigC;
of die der hel (art. 15), dan wordt besproken^^o^^^ ^^gt
afgescheiden van haar lichaam, zaiver geestelij" ^^^^ ei\'
Uchamelyh vuur gepijnigd worden kunnen ^^^ \'
geeft Dionysius, na het verschil vermeld te he ^^^^pc
dezen tusschen Thomas van Aquino en
Bonaventnr^^
(art. 17), op wat hem het waarschijnlijkst voorkom
hij zijne meening door voorbeelden te staven (a ■ ^^^ vJ®\'
Aan de bespreking der meest verspreide verhalen
oenen en hunne geloofwaardigheid worden ^^\'^^^^gjoeH
gewijd. Zoo worden het verhaal aangaande het ^^^gnde
Tondalus, dat van den engelschen monnik, en de
St. Patricks vagevuur besproken (art. 21 en ^t^gggpr\'\'\'^^\'
en twijfelingen aan hunne geloofwaardigheid ^^^
(art. 25). Daar Dionysius trachten zal deze op ^^^ fiS\'\'
begint hij met over het drievoudig karakter van ^^.jjjjï^^
oen te spreken (art. 26), en geeft hij een zesta^^
ken op, waaraan men toetsen, kan of visioenen ^ df-^\'^j.
uit God zijn. Deze proeve staan het Tondalus-visi"® ^^ggVi^
den engelschen monnik en de legende van
van St. Patricius glansrijk door (art. 28), "waa ^^
felingen, tegen het verhaal aangaande Tondalns ^^^
gebracht (art. 22), ontzenuwd worden (art. 39)\'
ziel, uit het vagevuur verlost, terstond in ^^^ vï\'^\'\'^^
paradijs of eerst in het aardsche ■—
ziedaar ^^^^ »
die met evenveel zorg wordt beantwoord (art-
deze andere, of de minste straf van het
is dan de grootste in dit leven (art. 32). r^lui^^\'^Jgji
van de hevigheid der straffen in hel en vagev^^^^ c®
afdeeling (art. 33), waarna tot een bespreking
dood wordt overgegaan.
V o^^^j\'^® moet men zich tot den dood voorbereiden
en aan den dood denken (art. 35). Aan het
^icli f binden bekoringen plaats, daartegen wapene men
"36). Art. 37 leert hoe men degenen, die weldra
"Ifaggj^ ^^Uen, moet bijstaan en hoedanig deze zich te ge-
l^ehben. Art. 38 geeft gebeden op, die door den
aanwezigen moeten worden opgezegd,
levert eenige bizondere gebeden in de stervensnre.
^\'in ij Prater aan Dionysius, die hem in alles voldeed,
Vr^^ betuigd, eindigt deze met aan te toonen,
^ het is door gebeden de afgestorvenen te hulp
l^ef ^ (art. 40). ^ .
geschriften
van Dionysius zijn in de latijnsche taal
\'\'^ej^ ja gj. ig^ YQQj 200 ver wij weten, nimmer een
vertaling daarvan in het licht gezonden
Vvg^^^^®®\'" Werden deze beide tractaten van Dionysius
Vt^lg^^Sd? Op deze vraag kunnen wij niets beslist ant-
; Alleen weten wij dat de Bialogw geschreven
Vtj.^\'ll^t kort nadat Dionysius als auteur openlijk was
\'\'e ^^ doch eerst nadat vele vruchten zijner pen in
^ uitgezonden
waren en haren weg hadden gevon-
alleen de Bialogm, ook het Memoriale. Het
H ^^\'^^emde is ongetwijfeld jonger dan het eerste ^ In
^^tdjg^j\'^ Van Dionysias\' leven beide boeken werden ver-
blijft echter nog altijd in het onzekere.
^ \' de catalogus der stadsbibl. te Haarlem (Ic suppl.
jj. het ^ quarto, N". 6) eeu dietsclie vertaliag
jNsin^j doch nader onderzoek leerde ons, dat het niet
ii\' Novissima, maar Van Vliederhovens Cordiale is.
^^tis schrijft in het prooemium van den Bialogus: „ De me
i,) bi. ^^Igatam
est, quod plurima scripserim."
fi, HeiV^\'^^ zelf bericht dit, Memoriale Art. 54: ,/ Quemadmodum
Particulari judicio, quod fit in obitu singulorum, dif-
caet.
-ocr page 46-V. Karakteristiek dezer geschriften-
iieii
Wanneer men weten wil wat men aan de bio^^ ^^^ tt^
eenig onderzoek heeft, dan zal men deze
nauwkeurige critiek moeten onderwerpen. ^^^^ ^ ^
ons aangaande het Cordiale, het Memoriale ^^^ ^
leerde, deelen wij kortelijk mede. ^^ tres"\'*\'^\'\'
Van Van Vliederhovens werk zoowel, als ^^
ten van Dionysius dient beide taal en stijl
noemd te worden. Al spreekt deze laatste van ^^
varenheid," van zijn „ al te gebrekkige wijze ^^^jggde\'^\' \'„
king" de vorm, waarin zij hunne gedachten v^i
meestal zuiver en altijd waardig en overeeJikoiü^
heven onderwerp, waarover wordt gesproken.
Wat nu het plan van bewerking van deze
treft, wanneer wij de boven opgegevene verdeelii^a^^^,^ ujfi"^
lijken, dan zien wij dat in het Cordiale het onder
van zijn praetisehe zijde wordt behandeld,
Memoriale en den JDialogus de meer scholasti®^^\' ^^^^
wingen niet zijn vergeten. Het Cordiale
verdeeling, kenlijk altijd ingericht naar ^^ ^ ri.
houden van zonde, meer een plaats innemen ^
lijke lectuur onzer vaderen, meer een volks jjjï\'^\';"^^
Het Memoriale en de Dialogus daarentegen jf.
algemeenen ingang vinden, doordien
overdenkingen tal van geleerde bespiegelingen? ^^^ gl\'^^\'^^^jgt
onderscheidingen, van scholastieke verdeeling®!^ ^
dige classificatiën is verbonden, die voor leek-\'j^
licht te verteeren spijze moeten genoemd
tend practisch en van nagenoeg geen
halte — zoo dient ons oordeel over het Cof^\'
Van Dionysius\' beide geschriften zal gezegd
wel geleerd, maar voor het doel te scholastiek^\'.^ ^^jjci\'
ken. Het is de geschiedenis, die de waarh\'^^
\' Prooemium van deii \'Diidogua.
-ocr page 47-1H t
^^llov Het grooter aantal uitgaven van Yan Ylie-
\'\'ät y^j^\'^® geschrift dan van Dionysius\' werken bewijst ons,
de schatting van tijdgenooten het Cordiale beter
,1 doel
- uoei heeft kunnen voldoen, dan het Memoriale
^^t ^^(ilogus. Deze hebben voor ons echter juist
scholastiek karakter te hooger waarde. "Wij
een waarborg, dat de schrijver zich niet on-
\'-^«liïjg tot den arbeid heeft begeven. De strenge ver-
1%/e geheel — de vierde afdeeling van het Me-
, \'ok ■ ^^ minst planmatig bewerkt — bewijst ons, dat
\\ y het onderwerp van alle zijden en in verschil-
beschouwd, voordat hij de pen ter hand nam.
^^\'^\'^\'^stig de gewoonte der middeleeuwen zijn Cor-
^en en Bialogus vol van plaatsen, aangehaald
\\te ^ en uit een aantal werken van kerkvaders. Zoo
treffen wij bij Dionysias en Yan Ylie-
^ dat zij ons onverklaarbaar zou zijn, ware het
wisten, hoe verschillende bloemlezingen de vro-
\'\' ^^gen in de gelegenheid stelden met de edelste
Jj^ , de grootste zonen der kerk bekend te wor-
"\'\'illgjj Cordiale zijn deze aanhalingen meestal van prac-
het^^^ stichtelijken aard. Nevens dergelijke worden
^ie^g ^\'^\'\'^O\'^iale en den Bialogus verscheidene gevonden,
\'\'\'Ötic, bevestiging van Dionysius\' dogmatische over-
Ionze schrijvers tegenover de kerk? Bij Yan
gete^J?^® geschrift is de overeenstemming met de kerk-
j. Ï5jj jj, ^ te verwachten, en treffen wij haar inderdaad
s evenwel is eenige afwijking op te merken
sc)!*^\'^^ ^^ leerde. Eeeds voordat hij den Bia-
<ii
[\'ßfl schijnt Dionysius niet in alles het geloof der
te hebben, en schijnt daarover veel gesproken
\'Jii,, °
\'ees ^^^ voorrede van den Bialogus geeft hij
kennen dat er een ,, rumoer" over hem zal kun-
y. Waar de stof, die ik bespreek, moeilijk te
42 vM
verstaan, verheven is," zegt Dionysias geV^,
uit mij zeiven als meening opwerpen, daar zal ^ ^^^.^pge»\'
lens der vaders en authentieke schrijvers bije®" ^^
Overal wil Dionysius alleen wat zeker is ^PS®^®"^
de uitspraken der kerkvaders onderling strijden? ^ ^gjecr
in overeenstemming zijn met hetgeen in
wordt, en Dionysius het verschil niet oplosse» j^gsli^^\'^\'f
durft hij niet ten gunste van een der P^^tiJ^^.^^jj
ofschoon hij zeer wel weet dat hij door
minachting zal worden bejegend, omdat hij ^^^^ f""
nen geloof hecht. Hij zal er aan blijven g\'^^®^
lang de kerk niets daaromtrent bepaalt D® YoOl^\'^\'^\'^ve
geloof, dat was de richtsnoer van het zijne- _ liJW^
houdt Dionysius den blik op haar gevestig^l»
zorg iets te leeren wat met haar gevoelen nie^ \'^^^jggiiS
Is het hem gelukt? Op deze vraag ^^^\'^\'^^^^^jolieli® ^jgji
oordeel van sommigen, die door de roomsch-k^ ^^^ ^^^^v
ook thands nog onder hare voortreffelijkste z ^^
geteld, het antwoord ontkennend. De kardin^^^^ ^
nus, Luthers meening bestrijdende, ^olg^\'^^^^^^^gyoel®" "g))
onzeker zijn omtrent haar behoud, zegt dat di\'\' o ^gjiP"\'\' ^^y
door sommige katholieken schijnt gedeeld te^^
onder hen door Dionysius Carthusianus
veertigste artikel van zijn werk de Quatuor JSoVi^^\'\'\'^
het geheel was Bellarminus niet zeer ingen^\'-\'^\'^.^jgji i\'^- ^^^
nysius\' gevoelen aangaande den toestand der \' ^^^
vagevuur en spoort hij dan ook bij het
voorzichtigheid aan Bellarminus\' oordeel ■\'
\') Art. 2. . „uaöiP^"\'\'
tfDe ista materia tutius arbitror pertraasire, H
certa inserere." Liai. Art. 11.
Art. 30.
Bellarminus, de Furgatorio, Lib. 11, Cap. . C»^\'\'"\'^\'\'^
5) Bellarminus, de Script. Eccl, p. é23, i. v. gtst\'-"\'
iibello de Quatuor Novissimis oaute legendum C®^
marum in purgatorio degentium."
43
Ko
J\'^t op den Index gebracht te hebben, wel
f ^^^ bepaald verboden boek, maar als een zoodanig
of van uitleggingen moet voorzien worden
\'\'\'\'\'^ten ■ Dionysius volgens het gevoelen zijner geloofsge-
r\'feljgj^ ®®ttimige opzichten van de leeringen der kerk af-
heéf ^^^^ ^^^^ zaken van meestal geringer be-
xijjj ^®paaldj kunnen wij verklaren dat over het ge-
"iiOfjj^ Sßloof en dat der kerk één ziju, dat haar gezag
öejioem^ xnoet worden van al zijn denken en schrijven.
Cordiale, het Memoriale en de \'Lialogus ziju
^"^nnen voor de kennis van het volksgeloof.
J «ejj reeds in de inleiding gezegd, dat, wanneer
Nii^g willen instellen naar de eschatologie ge-
l^v^H Diiddeleeuwen, wij ons noch kunnen, noch be-
tot enkele uitspraken omtrent de laatste
J ^aajj.\'^^ Verschillende schrijvers voorkomende, maar dat
werkjens bezitten uitsluitend over de
handelend. Waaraan ontleenen wij echter de
den^ inhoud van een drietal geschriften de uit-
\\ ^^ ^^ van het volksgeloof dier dagen ?
-^Vomsm« van nederlandschen oorsprong be-
<i onderwerp, dat bepaaldelijk tot de questions
•\'f ^^^ behoorde. Zij behandelden dat in al
^^^^ ^^ kleinheid, maar altijd met
litogj^ zedelijken invloed, die dergelijke bespre-
Uegjj^ kon. Zij werden vervaardigd door mannen,
gesci. te voorschijn tredende figuren op het doek
"enis, mannen uit het volk mogen genoemd
Vt
oruni proUbUormi el expurgandorum novissinrns, Madrid,
\'\'lHi!\'\' »I^iber de Qaatuor Novissimis, quamvis valde
\'Si^toji caute, legeiidus clrea siatiim aiiimarum quae sunt
worden en die met dat volk zoowel, als met ^^ggj ee\'^®\'^^!^^
der, de kerk, in zaken des geloofs over het g® ^^^ t\'J^^
mig hebben gedacht. Zij werden vervaardig ^^^ ^^ o"^^
dat het leven nog zoo snellen loop niet Üep ^^^ ^et^\'^l
dagen, toen een boek niet verscheen om terstoii ^^^
nen, vooral niet, wanneer het zaken besprak ^^^g^jiis
pend belang als de vier uitersten, naar wier j^gpei"\'!,
zoo algemeen haakte, die men zoo aanhoud- ^^^ ^gd
tot afmaning van zonde, tot bevordering vau
leven, tot vooruitgang op den weg der
wat daarover geschreven werd kon
van veler
ver^c^ciu ^iju, ai w au uuti.u voi gc^uxi.v..-- _ giüS^\'\'\'*" Jßf
als door Gerard Van Yliederhoven en door Dionj JeJ\'^\'L;.
VVClU IwtdO\'iVJ V tvX V UiJL vy »-\'JH-*. 1 ^ ^
verzekerd zijn; al wat daarover geschreven wer ^^f
emoe-^
Regulieren aldaar aangenomen, zich bizon ^^^^
heeft toegelegd. Daar genoemde Joannes ^^
wen geschied is, moest ingang vinden in de g^ ^^^ jj^n
christenen van dien tijd, en kon dezen dienen
ding bij hunne voortgezette overpeinzing- ,te\'
kunnen aantoonen dathet(7öÄ/e enMemoria\'^^ e» ^gjü^^^
in veler handen werden gevonden, dan ^gjus j.,-
lijk de ideeën door Yan Yliederhoven en ^^^^ JiC\'
digd de uitdrukking noemen van het volkögei
gen, Yoor de verspreiding hunner werken
voldoende bewijzen. ^.jor
Joannes Busch, de schrijver van het I u
t Vï^r^ hit
mense, verhaalt van Joannes Heusden, den ^^^gjer ^^{je
van \'t klooster te "Windesheim, hoe hij, als ^ de ^^
der
ï
VOO?
.yOf\'
cleï ^ , ät\'
ChrotticOH Witidesemense, Lib. 11, Cap. XI (P\' ^
sciie uitgave vau \'t jaar 1621): ^Cuiicta eni»;
kwade geesten, de pijnigers in de hel, en ^^^ JjöUJ
straf bevreesd was, overdacht hij vlijtig alles ^le
achtig berouw en volmaakte godsvrucht kof-
melijk de vier uitersten, den dood, het la^\' •
straffen der hel en de vreugde van het h®"®
-ocr page 51-^ bericht van Busch noch het werk van Yan
vijjii\'^^^\'^j noch dat van Dionysius met name genoemd,
^ftgjj^\'^ slechts het onderwerp vermeld, dat in beide ge-
p ^^rdt behandeld; echter wordt hier, naar ik meen,
ej^ ^ "bepaald boek bedoeld. De devoten dier dagen
^^^t ^isden daartoe bezigde is wel niet geheel zeker,
H\'ft/g ^^arschijnlijkst is, dat hij Yan Yliederhovens
JS (j gebruikt.
De woorden van Busch toch —
^ier uitersten, den dood," enz. —> stemmen
§ Overeen met het opschrift van Yan Ylieder-
het^^t^\' Daarenboven, het Cordiale was in de boekerij
ftlefjj ^^^®sheimsche klooster een zeer bekend werk.
^^^rdig bericht daarvan is ons door denzelfden
. ^ k geleverd. Hij meldt ons hoe in het kloos-
, \'^eiijg ten einde lichamelijk en geestelijk voed-
"Verschaffen, aan alle gasten, zij mochten tot den
^Itf ^ ^\' wereldlijken stand behooren, onder
•t ß ^^^ maaltijd stichtelijke lectuur werd aan-
I) . ^^^toe gebruikte men een boek over de vier uiter-
V ^^^ dietsch overgebracht, aan het klooster toe-
\'Vy- ^^ ^^^^ ™ handschrift op perkament bewaard
\'■\'ijf ^^ïieer de gasten niet lezen konden, dan was het
m of ^^^\'^\'"den, dat een der broeders iets voorlas uit dat
^ de voorbeelden, die in meniste daarin voorkwa-
M OOv J .
ttig)^ , ueze voorlezing werd zoo groot nut gesticht,
nimmer van deze gewoonte af te wijken
V ^ei ^oiiipinctionem,
primum animi sui fervorem et per-
c)^ ^^orena efficacius iuducere poterunt, sedulius cogitabat,
\') ^ \'\'^ferjii\'^^^^^"^ novissimis, de morte, de judicio extreme, de
"■«»ç ^^ gaudiis regni eoelestis."
N, Lib. II, Cap. XIX (p. 337): Quod si legere non
lïiEii\'\'^ \'lospitularius noster ex libre quatuor novissimornm,
lingua et pergameno conscriptnm clericis comrauni-
ÏM ^ alt-/ "^VXUC^.^. Uag^JL
J ^ bo V ^^^ richtsnoer hunner gedacliten het een of
Ksken, de een of andere handleidin£c. Welk werk
■ T U\'\'\' J pl
Laat de uitdrukking „een boek over de ^^ ^^
nog in het onzekere of wij hier te denken
Cordiale, dan wel aan het Memoriale, door de ^^^^^ fl\',
dat genoemd werk „in de moedertaal" bestond^^ j^ïitj
dat hier van Van Vliederhovens geschrift
voor zoo ver ons bekend is, van Dionysius\' ^^^^^ ^jgei\'^
een nederduitsche overzetting het licht zag,
handschrift voorkwam. ^ gvsfc®
De „ oude susteren toe Weesp in sunte
ten huus," de Eegulieren te Utrecht, de ^artuijj^
hebben handschriften van het Cordiale ^^^^^^gjerci^\'^\'^j,
bestaan. In kloosters der Minderbroeders, der ^^
en der Benedictijnen, in en buiten ons
nog in de eerste helft der zeventiende eeuW,^ ^\'\'onZ®
van Van Vliederhovens boek gevonden. Tot .^^gji, „^^
zijn nog ruim twintig handschriften bewaard j^gt
wijl het aantal uitgaven van het Cordiale, ja»^
zoo wel als in overzettingen, meest allen voor ® ^^
de pers verlieten, ruim veertig bedraagt j^t
De cijfers zijn hier welsprekend. Een bo^k; ^^^ yol^^^j
gemeen opgang maakte, moei in den geest ^^^^gggitc ^
schreven ziin. Wat zoo door het volk met ^ö^e]"*\'\'
ontvangen, moet de uitdrukking zijn van net ^
Schoon in mindere mate geldt dit ook
beide geschriften. Door hunnen aanleg, ^^^
karakter waren zij minder bestemd dan ne
volksboeken \' te worden. Van het Memoriale ^^^^
se >-
bus et laieis simplicibus ad meusam semper
aliqua puncta vel exempla ad mortis borrorem, cop\'"\'. jgct\'"\'
ferni timorem, patriaeque coelestis amorem i^citatttia
posita legere eonsuevit, sic multis cum abireut eX ^^^^ asp\'f^j^ d^\'
nibus, corde compunctos ad emeiidationem vitae es
quenter intelleximus, quamobrem liaec praemissa nu^
cernimus intermittenda." ^ ^
Over de handschriften en uitgaven van bet
de bijlage.
t^\'^^^^l^riften bewaard, terwijl het zoowel als de Bia-
de zeventiende eeuw toe vele malen werd uit-
^ Haait
d^^^jetis geschiedenis ons zulke feiten van dit drietal
^ mogen wij hen gerustelijk de bronnen voor
^^^tclig ^ ^^^ het volksgeloof noemen en hun inhoud een
Htgjj^ ^^orwerp voor de aandacht des geschiedvorschers
\'\'\'ge. en uitgaven van \'t Memonale en den Dialogn
-ocr page 54-DE LEBß DER VIER
00
"Wat onze vaderen in de vijftiende de\'^
aangaande den dood, het oordeel, de hei
maakt het onderwerp nit van het tweede ^^ Jio^^^^j
ons onderzoek. Daarbij dienen wij in
dat de auteurs der geschriften, die wij ^^^ ^ji h^ii ^^iet
daartoe gebruiken, volstrekt niet een
aogmatis
hebben willen leveren. Wij zullen dus deze^ teï^\'^j/
artikelsgewijze, als op den voet volgen,
trachten een systeem op te maken aangaande ^oê
vaderen in dezen, kiezen wij uit hen wat voof ^jiJ!^^
dienstig is. Zoo behouden wij de
schriften aan de hand gedaan, waardoor ons ^^^^^^ geS.P
vier deelen, naar dood, oordeel, hel en hemel ^^^jeni ^
Een menigte van voorbeelden, van verhalen ge^i®^
tiën en visioenen zal daarentegen over het ho9 ^^^daC-^^^^ef
den, naardien niet elke speling der fantasie ^^^^^ts
den geschiedvorscher tot zich trekken mag-
zij ons een dogmatische overtuiging doen g^ !
zij strekken als getuigen voor het standpn» ^^^^
stige beschaving, waaruit zij ontsproten
hun plaats vinden.
UITEBSTElï-
\'ood.
tiet
van den mensch eindigt altijd met een meer
scène, van daar dat het voor hem niet
tiet ^^^ugde oplevert, wanneer hij bedenkt wat daar-
l zal ziin. Zoo wordt het leven beschouwd als
zijn.
B^chap, de mensch als een vreemdeling.
een rei-
>l
■en
eti
. et j ®menschen levenswandel als een „loop tot een
» beevaart tot een toekomstig leven". *
dan ook vergeleken bij een boom, aan welks
^^ee muizen zitten, die ze afknagen, de
een
^atijjp ^\'^der zwart, dag en nacht.
de mensch zelf een ellendig wezen is, „ gevormd
Vlj \'^^tvangenin zonde, geboren tot straf,"® wanneer de
is dan aarde, „ omdat hij uit aarde zijn oorsprong
iUgjj ^ aarde vertoeft, tot de aarde terugkeert", ^ wanneer
^ om de aarde de hemelsche dingen vergeet, om
^^ aarde twist en krijg voert, om de aarde de
\'rfj
^ 5 ^ om de aarde de aarde omwandelt in groote
(le en dit alles niettegenstaande hij overtuigd is
fl^stp^^^\'"^®^*^\' van de vier elementen de aarde het
tfi Is 6
[| ■— dan zou men denken, dat de mensch,
Eil^^^^^ Verlossing uit dien toestand van ellende, den
welkomen gast zou te gemoet zien en zijn
yH afwachten. Dit is ook werkelijk het
^t^te ^\'^teen bij eenige weinigen, bij dc „ deugdzame,
\' öji ^ heilige menschen." ^ Zy kunnen, omdat zij
Wereld ongeoorloofd hebben liefgehad, omdat
8, 11.
15.
\' Co,; ï»-
\\ p- 7- n-
{\' A-rt. 16. Zie ook bij Van Vloten, Verzam. van
\\ le stuk, blz. 345.
Ö,
lev
Of
zij vurig verlangen naar het zalig aanschouwen^^^^^^^^\'eH
kunnen den dood zich vpenschen, omdat zij he®^- ^gj. #
als
ccn slaap," als „ het einde der ellenden ® ^^^ #
den van het tegenwoordige leven," „ de poort ,>
komstig geluk," „ den ingang der eeuwige z^Ug^
ladder waarmede men ten hemel stijgt/\' ^^ven^
mensch in het algemeen staat de dood als een dreig^^^^j^oU^»^
Wachten nu de heiligen den dood gelaten a
strijdt niet, dat zij toch als alle menschen
vreeze voor hem hebben. Zelfs Jezus heeft
den dood gevreesd. Men moet evenwel ondersc
tusschen een „pavor mortis"
en een
mortis.^\'\' Deze hebben met elkander eenige g® ^ ^^^ ^
alleen een uitwendige, evenals zilver en tin- " j^ßP ^
zonde van den eersten mensch. „ T^remof
Mem. prologus.
Cord. p. 31-.
Cord. p. 0\'
ilfm. Art. ]2. Grego^\'\'"\'®\'^
Deze woorden zijn door Dionysius ontleend aan
XXXI.
vrees voor den dood, is een eigenschap uii-
van nature eigen, ontstaan uit ongehoorijaam^^^^^^^,; fife^
zonde van den eersten mensch. „ Iremof ^ggji
voor den dood, is daarentegen een bewijs,
döO\'^\'V,In-
gedaan heeft voor zijne zonden. Yrees voor "gjjgkii^^\'\'
tuurlijk, angst onnatuurlijk en komt voort uit ge^^ ^^^ rj^f-
Christus en de heiligen hebben den dood \'
niet angstig voor geweest. „Evenals een dapp®^^^ ^^
neer hij bij het naderen van den strijd de wap _ ^^geiis
trilt en onrustig is, beeft en woedt, zoodat hij>
to gelaats, schijnt te vreezen, maar in waarheid
"^ati, verteerd wordt — zoo wordt ook een heilig
^ hij lijden of den dood tot zich ziet naderen,
i\'\'^ ^tajij ^^^^l^eid zijner natuur geschokt, maar tevens door
% ^\'^stigheid zijner hope krachtig gemaakt." De "hei-
Voor den dood, en toch verheugt hij zich over
ög (Jooj. ^gQ (Jqq^ 2al hij leven.
is om verschillende redenen te vreezen.
N to^^^^*^^ nature een zucht tot zijn, tot le-
^ Pijjiejj^^^^\'^*\' daarom vreest hij den zeer bitteren dood en
iSale voorafgaan. \' Als verlies toch van het
Vfgg^^^^ boezemt de dood allen schrik in. Een derge-
^^ ^j^elljg! ^\'^fent heilzamen invloed uit, zij trekt af van
toe^f wereld. Daartoe echter moet men zich
a]^ ^^ns stervenden duidelijk voor oogen plaatsen,
y» die in waarheid Christus\' lijden en dood over-
i ^e gebeurtenissen tegenwoordig
\' De uitwendige toestand
eens stervenden
allerbeklagenswaardigst, ® maar niet min-
Si , \'Vliederhoven {Cord. p. 3^.) als beschrijving daarvan
»{jj^.^^\'Ur tui vertentur in capite, venae tuae rumpentur, cor
\'\'\'Itu\'^\'^^fi kl\' Dionysius gebruikt voor ziju schildering de le-
M % ^\'^rt. 3. Dial. Art. 35): „ Intuere ergo quem-
/^Q^inente terribili hora separationis animae a corpore suo,
"\'lil\'\' Pßdes finclinationem et amorem, totus homo pal-
V \'\'^^^^Wpo infirmae manus nigrescant, vultus discoloretur.
"^^^ïtaij- profundentur, et prae intolerabili poenarum an-
N ^^ ^UiiM.^^\' quemadmodum pili labantur, frons obduretur,
\'■"llil^\'^^tur i\'igescant, mentum ruat, labia infrigidentur, os etiam
dêflc^^^^^ captizet, halitus quoque ex profundo se ipsum re-
adsunt puncturae mortis et pressurae
tiiOf\'i primum vivens et
uuprimentes: tune demum supervenit et erumpit
\'\'\'"itn\'*^, vietam esse demonstrans: sicque praeva-
ï.\'\' s cor rumpitur pro dolore, et anima de habitaeulo suo
-ocr page 58-52
der de inwendige, wanneer de zondaar laat
zonder vrucht, boete doet. Hoort
het verlies zijner gezondheid beklaagt.
daarvoor in plaats zou willen geven en alle
hem thands niets baten, terwijl integendeel <3e ygrl^\'\'^"
daaraan en de gedachte, hoe hij nu alles
moet, zijn droefheid vermeerderen. Al pogen zip ^^^
hem te troosten, al voorspellen zij hem, dat hy ^^jjeP^^\'
ziekte niet zal sterven, hij zelf voelt zijne kracu-^ ^^^^^
en den doodstrijd naderen, hij heeft berouW "\'^^jjjlcel\'J ,
ijdelheid doorgebrachten tijd, hij kent de ^nvej\'o^.j
rechtvaardigheid des oordeels. Wat zal hij doen • ^^ jni^ ^
belet te wanhopen,. en zonder verdiensten te hop V
hem ijdel. Hij treurt, omdat hij niet tot wanhoop
men. Wel weet hij dat er nog één middel is °
toestand te geraken, namelijk God om ^^^gid
aanroepen, maar door de grootheid en de ve ^
smart, zijner droefenis wordt zijn rede verdnist\'\'^ e
dat middel niet aanwenden. Door een
king van den toestand des stervenden
ontstaat
vrees voor den dood als verlies van het animale ^ef;^
Een tweede reden waarom men den dood nio ^jj
dat de\' ziel eeuwig in dien toestand blijft, ^Qoi^i j,
illO\'
gaarne - di«
vreezen is
lie
toen zij het lichaam verliet, zooals Dionysins
van Thomas Aquinas leert.® In Salomos ^
de boom naar het zuiden of als hij naar het n ^^^gjj, ^^^^
in de plaats waar de boom valt, daar zal hiJ ^^^
boom het leven, de val den doo». ^
teekent de ----- ----------, - - -
de genade des h. geestes, het noorden de ong
.tu»\'.»
\') -¥"«»2. Art. 5.
sj i¥m. Art. 4. Dial. Art. 3, 4. — ,, Quum enii»
animae ad ipsius animae operationes, ad hoe eïë\'
do
Quaii^ sei
ad
animae, nt anima in ipso existens perficiatur.
corpore separata non erit in statu ut moveatur
fine adepta quiescat."
Fred. XI: 3.
de
mensch in de genade des h. geestes, eeuwiglijk
\'\'at eeiijï^^^"^ blijven, sterft hij afkeerig van God, hij zal
verdoemden toch hebben nimmer waar-
^^t over hunne zonden. Wel zijn zij bedroefd
\'\'^et deze in zoo groote rampen zijn vervallen, maar
\'•■^Utgj^ zonden zelve, als beleedigingen Gode aangedaan,
Kan men nu na den dood niet meer zich
maken door boete, dan vloeit daaruit voort,
■eer
^\'\'Hg door heiligen levenswandel tot den dood zich
Vt^ ^Hj en vooral een onvoorbereiden dood vreezen
^^iid "^\'^^^^^\'^igheid dat de ziel des menschen altijd in
lening blijft waarin zij was, toen zij van het lichaam
^ Vte ontstaat een derde reden waarom de dood
^\'\'Ws ^^ duivel namelijk, die hond, * en zijne
\\sclj\' j*^® slimme en boosaardige vijanden van den
^^Haj^J^ Verschijnen aan het sterfbed in de vreeselijkste V
^^^clit ^^^\'^hoon alleen voor den stervende zichtbaar, *
"^liie dezen te bekoren. Zij doen zulks op verschil-
Eenigen, vooral hen die hun leven in on-
P ^ ^^d en boosheid hebben doorgebracht, zoeken zij
tot wanhoop te brengen. Zoolang de mensch
leert de duivel hem dat God lankmoedi:
K en ver-
opdat hij de zonde gering achte. Maar in
doods zoekt hij den mensch te overtuigen, dat
^^Sestrengst is, dat \'s menschen zonden vele en groot
^t\'iaf voor allen hem wacht. Tegen alle bekoringen
gewapend wezen, zoo hij wil overwinnen,
Afi;^ 3: , Cuj US aspectus quam sit poenalis exprimi nequit".
^\'^tb. " speciebus Aethyopum aut draconum". Verg.
öe ^ifdeeliug: dood in liet Cordiale opgenomen.
^\'^\'^tb. speciebus Aethyopum aut draconum". Verg. het 4e en
"1 , "leti. 7- , -----------------------° "...... — ■
\' . t voorb. na de 1® afd. van \'t Cordiale.
"^\'^•letitiespeuren humie aanwezigheid uit de angst des
3. Bial. Art. 36.
wat somtijds evenwel onmogelijk genoemd moet
bizondere hulp van God, van diens engelen, d®^
maagd Maria, der zalige Anna en van ^^^^^^^^gt
Zoekt nu de duivel tot wanhoop te brengen, dan
vertrouwen op Gods liefde, zich zijner verdiensten ^^^
ren, overtuigd wezen dat de barmhartigheid \'f
machtige oneindig grooter is dan al onze ^^rk^^^ da\'\'
dat men in die ure God niet zwaarder beleedige"^^^^
door aan zijn liefde en genade te wanhopen, e"- ^^^^jiiiê
tlieronymus getuigt. Judas, de verrader, zwaarder g
heeft door te wanhopen, dan door Gods zoon over ^^^^^ 3!»
Anderen, vooral goede menschen, zoo wel m^nn ^^^ gß
leeken tracht de duivel te verleiden tot te t"
rustheid, tot te sterke ingenomenheid met zieh ^^^ ^^
overschatting hunner verdiensten. Het veiligst nU ^ ue^P
ven tusschen hoop en vrees in, vertrouwend op ° ^^
^ i
barmhartigheid en vreezend wegens eigen schuld en^ {o^
koming. Doch niet alleen goede menschen
te groote gerustheid te brengen, maar ook ^^^ ^^
monniken en slechte lieden van wereldlijken
geeft hij hun te kennen dat Gods barmhartighei ^^^ oij
is, en dat de zondaar genade erlangt, telkens
zijn schuld verzuchtingen slaakt. Tegen deze ^^^
moet men zich wapenen door de gedachte aan ^^^^^ jjg\' ^^
gene der oordeelen Gods, aan het onzekere of ^
dan wel Zijn haat verdienen, en dat men zich i^i
zouden, die men bedreven heeft, bewust is. Soff
zoekt de duivel te verleiden tot ongeduld,
valt hii vooral hen aan, wier ziekte hevig en
duur is. Daar tegen wapene men zicii niei ^^^ je
met berouw, met overpeinzing zijner zonden, ^ ^^^ ö\'^ ^
dachte dat die langdurige ziekte een bewijs ^^
vaderlijke liefde, die daardoor tijd tot boete en ^^^^^ y
overlaat, en overdenke men het allerbitterst ^ g-el\'"\'^^
onzen Heer. — Anderen tracht de duivel in
schokken, vooral op het oogenblik dat zij ^^
dutv^l\' dan niet met hem redetwisten, maar
Hig^ \'\'\'^che oorblazing
en belachen en verdoemen, ja liefst
maar bij zich zelven denken: ik geloof wat
.^\'ligen martelaren, confessoren en maagden en al de
l"* V I en geleerd hebben, wier geloof door God
bewaarheid. — Anderen zoekt de duivel
l^ti j^^^^o te verleiden, zoodat zij van God en zijne hei-
O . ^^^^\'^delijks denken. Daar tegen vergelijke men
goedheid met \'s duivels valschheid. —
vooral menschen van wereldlijken stand,
brengen tot overdreven bezorgdheid voor het
(Jejg ^^ achterlaten, voor hunne bloedverwanten,
^^ßld ^oet men zich losmaken. Na alles goed ge-
C\' ^oet toegesproken en vermaand te heb-
^^er^p geheel tot God wenden en zijn eigen
k — bekoort de duivel op andere wijze,
aftgJ^J\'P herstel. Dan willen de stervenden de biecht
/^^Htie^\'^-\'^ sterven zij vaak onvoorbereid, maar men
a^lit toegang tot het hart, men geve
l^^Me ijdelen troost. Nevens deze bekoringen zijn er
^fivijj j^^^^dere, die de duivel bij het krankbed aanwendt,
C*^ ^ij ^^^ verschillende tegelijk gebruik maakt.
Se ^ tot ^^^^ wanhoop kan brengen, zoekt hij te ver-
t^Heitj ^^Seloof, tot ongeduld, of boezemt hij al te
groote
^^ omgekeerd. Doch, en dit kan vooral tot
% dienen, nevens de kwade geesten staan ook
^ijHae\'\'\'^? ^^Selen en heiligen in de ure des doods aan
ïVip, 1 stervenden, dien zij ondersteunen naarmate
of derhalve zeer te vreezen, dan kan het niet
lij^ \'^Üeeji^*^.^^^^^® ^^^ mensch
S gevolgen hebben, maar ook noodzake-
. ^eil en willen
^ ^^d niet hooren, anderen schijnen niet getroffen
t voorb. aa de afd. vau \'t Cordiale.
-ocr page 62-te worden door de gedachte aan den dood, Joch ^^^^^^ <ß,
lijk nauwkeurige beschouwing van het einde des
voor allen van gezegenden invloed zijn. * ^^^gg
De beschouwing des doods leidt vooreerst tot v ^^^^ ^ju
den dood. Wie voor den dood niet vreest i® ^^vik\'
het redelooze vee, want de duif vlucht voor
lam voor den wolf, de muis voor den marter- \'\'
vrees voor den dood, en de reden die daarvoor
reeds boven gehandeld. ß, is^"
Een ander gevolg van de gedachte aan den „jlij^^^^
doen van poenitentie. Kooplieden die langs een g ^^^ g®
weg reizen, verkeeren in te grooter vreeze, (li®
varen, die hen omringen, talrijker, de kostbaarhe
met zich voeren, van meer waarde zijn.
reizigers. Onze vijanden zijn talrijk en machtig,
groot. Tot behoedzaamheid, tot geestelijke ^^^^ d®"
brengt ons dus de vrees voor den dood. ^^
mensch zijne vorige feilen betreuren, voldoening^
geven en zich wachten van alle zondesmet. ®
van zoodanige bekeering is Niniveh. * Het is e®\'^
dat alle geloovigen, wanneer zij den dood
biechten en boete doen. Daar nu ieder geio--5
dag als den laatsten zijns levens moet beschou«\'®^\'^^^ ^
hij zich, denkende aan den dood, door boete t^t^^
voorbereiden. Men moet dit geheele leven voor m
j-jgt ^ M\'
blik houden in vergelijking met den duur van^ ^
stige, ® zich derhalve zonder uitstel tot den do\'\'
Mem. Art. 6.
Mem. Art. 7.
S\'l
Mem. Art. 8. üit
Cord. p. 9>-. JfeOT. Art. 8. vefS\'\'®^
Mem. Art. 8. Cord. p. 11^. geeft den bekende»
Horatius\' Epist. I. 4:13 : Omnem credediem tibi diluJ^ss
Mem. Art. 8: ^mo si quis niüle annis et ptm"
ab e.^ordio hujus mundi usque ad hanc horam vixisse^\' _
moriturus, totUm tempus praeteritum videret sibi q^®® f®
praesertim dum adem mentis dirigeret ad immiDe»\'^®\'®
Sn. vergankelijke zaken gebruiken, doch niet ge-
\'ei^t^ ^ Dat inderdaad gedachte aan den dood tot boete
Vdg^^^^^^ii kunnen verschillende voorbeelden bijgebracht
^\'ilde verhaalt dat een ridder, die geen boete doen
Alexander op de volgende wijze daartoe
^^^ geschenke, onder
N dg^j^ ® dat hij, den ring aanschouwende, aan den dood
\'\' tad biechtvader van een anderen zondigen rid-
Vijk knecht bevolen, dat hij, aan den maaltijd,
Vooj?®^ bet eerste gerecht zijn meester een dorren stok
N." en zeggen: „Heer! gedenk dat gij sterven
Ï\'^ ^i\'ees ^ ^^^^ ^^ "^oe boete
, cleji^l^^\'^ onvoorbereiden dood. Niets toch is dwazer
^\'Wie y\'ij waarin men zoo veel goeds doen en de eeuwige
ledigheid en zonde door te bren-
^\'^Me «ie koopman,
die elk uur honderd gulden kun-
ti;.. Wlriv,- . _ . . °
gumoii jiUil-
I ^en zulks verzuimt, doch oneindig dwazer hij, die
rNe/ gebreke blijft zijn schat in den hemel te ver-
bid i \' maar daarenboven zijn ziel tot armoede, tot naakt-
\\ f^Ste aan
den dood heeft een derde heilzaam ge-
lieren daardoor onze broosheid kennen. Sommige
ingespannen met het denken aan hun-
a rijkdom of eer; zij verwaarloozen de
\'^\'teïejj borden opgeblazen, zij stellen zich zeiven boven
\' ^erachtp.Ti
^^^ geestelijke, in bo-
Cordiale geeft, p. lOv. een aardige vergelij-
\'^lolt\'^\'^\'^iloo^i ^^Idus: \'t Leven is een horloge gelijk, dat al zijn gra-
^^^oo^ • punt komt. Dan valt iets op de
v" ^^ 2ek^^ gelui\'! te geven. Dus loopt ons
gezet, waar de ha-
O ^^^^ Hio^ten dus wijselijk den val onzes
\'n , want ons horloge heeft slechts weinig graden te
„ ■ "Rebus transitoriis uti, non frui."
S.
L.
-ocr page 64-i-ker
veniiatuurlijke gaven en verdiensten voortrelfeiiJ^y.j], lieii
Deze verblinden moeten bedenken dat de dood SD ^
nadert en overwegen, hoedanig zij in den dood ^^ l^ieP^\'
Dat zij dus zich vernederen, zich den anderen ge ^ eH
anders zal hun dood te zwaarder zijn! Vooral de» ^^^ j^eii\'
machtigen dezer aarde is dit aan te raden. \' ^"üj^gicli
nis zijner eigene broosheid den mensch hchtehj^
nederen doet, wordt deze in de h. s. met vele
lijke dingen vergeleken, zoo bijv. in Fsal\'»
15, 16). ^ js
Een vierde gevolg van het denken aan den \'^""^^jgliei^\'
afleggen van aardsche zorg. Wie niet let op f®
zoekt aardsche zaken te verzamelen. Ditis vleeschenj ^ ^^^ geP
sehe, dwaze zorg. Wie de kortheid van dit ^"^^\'jjgt
langen duur van het toekomende bedenkt, acW » ^^^tte"\'
sehe gering en is bezorgd voor zijne geestelijk®
Men heeft genoeg te doen met rijk te worden ^^^ pjt ƒ
werken, met schatten te verwerven in den hei»
goede, wijze, heilzame zorg. Wie aanhoudend de» ^
snelheid waarmede de dood tot ons komen ^^ / j^gj]/^
onzekeren tijd, die is bekommerd
over zijn eeu^ig
zorgd voor zijn ziel, voor de straf. Tijdelijke
vergeleken bij eeuwigheid, aardsch geluk niets hiJ ijelf
\'t vleesch niets bij de ziel, „ het beeld der aan^^^^
triniteit." ^ Gedachte aan den dood verdrijft dus »
.et
--üiC«^ lo\'\'
\'} Mem. Art. 9: «-Qualiter tune omnis eorum
pnlcliritudo in deformitatem vertetur, potestas in ^ jH\'
vare." — Cord. p. e^\': , Quid cogitas, quid dicis et q^ ; te
facis? Nonne pulvis es et terra?.... Non erit in Vp\'\'\'\'^""jis\'
graf liggend) velit ultra videre, cum tna rancidior sit ^s
Mem. Art. 9: ,,Qnanto (nt communiter) citius "
trictins judicautur, ac gravius puniuntur, atque-q"« P\'\'
salvantur."
=) Mem. Art. 10.
-ocr page 65-üor,.
d vó daardoor den mensch in tegenspoed ge-
Vstandvastig zijn, genen meer liefhebben dan
i\'1 ^an*^ ^^^^^ oefent, vt^ant niets is gevaar-
jStij^ aarde voorspoed te hebben en niet door God
sta ^\'^i\'den. Nu zouden goede lieden van wereld-
l^geti. \' edele en machtige vorsten en prelaten, kunnen
C gedachte aan en zorg voor den dood al
Veïjjj..^ verachten, de bekommeringen dezer wereld
Wil ^^^ moeten wij dan doen? wie onzer kan
V worden?" Hun moet geantwoord worden:
n\'^Hr S® dingen behartigt gij dan eerst waarlijk goed,
Hq^ om de inwendige bekommerd geweest zijt; gij
tot vastgestelde uren u tot geestelijke oefenin-
S van uw geweten wenden, anders komt
^^\'Voo, tot
erger en wordt gij ten laatste onverschil-
^ \\ ^^ eeuwig heil"
^^^\'^durend bedenkt hoe snel men deze w^ereld
\'^\'iclej.y-^ eeuwig in de toekomstige zal leven,
I)\' flen 1 een vijfde heilzaam gevolg van de gedachte
Hij acht het tegenwoordige leven slechts een
en gebruikt de aardsche dingen slechts
ji^ tl^v,^ middelen tot een gelukzalig einde. Hij
\\ , de
O -----O ------- ^J
^ aardsche zaken niet ongeoorloofd lief, maar
-u \'^^ig ^^^ volgens God, voor zoo verre zij nuttig
f;^Ullf steun van het leven, om goed te leven,
ïiiet geschapene wordt de liefde tot
tïa^j.j^^^\'^^\'^derd, maar integendeel vermeerderd, want
^ \'^^Ost de mensch vurig Gode te behagen. \'
k\'l^i ^ ^^eugde in den h. geest, dat is het zesde ge-
^^ ® gedachte aan den dood. De zielen der vol-
\'jj. \\ ^^^ op hun sterfbed door Christus getroost,
V p. 7^\': „Esto luortLius mundo et mundus
•) . ^Qd p defunctus^ ab omni te purga negotio, vivens cou-
) S\' Ah^ ^«ortem non poteris habere."
K to.
■ 11.
met een inwendige inspiratie en geheime ^\'^^^l^gigev\'®
geeft hun de h. geest getuigenis, dat zij ^ ^"gjeU\'
zijn en door Hem in genade zullen worden b"\'
Is de dood om vele redenen te vreezeii; ^ yer®\'\'^^,
is aangetoond, en heeft de gedachte aan den ^^t d^
lende heilzame gevolgen, dan is het noodzaK1^
mensch zich voorbereide.
Dit blijkt ons daaruit, dat wij allen aan de ^^^^cljte"\'^
doods onderworpen zien. "Wij zullen de werel ^^^^ ^roof^
het tegenwoordige leven versmaden, ons tot yß^^^j
bereiden, wanneer wij opmerken hoe spoedig \'j.
weg voortreffelijker dan wij, de aarde hebben ^^^ ^pc^^
hun voortreffelijkheid, al hun luister, hun eer, j^^n ^^
adeldom, heerschappij, rijkdom, wetenschap \'^^^^\'YenH®\' ""eS
Waar is Paris, de schoone jongeling. Adonis^ /iJer"\'^\'^\'
naar, Absalon, waar de dappere Hector, ^jiüS
waar Plato, de grootste Platonici, Proclus, ^^^^ ^
waar Cicero, .Demosthenes, Xenophon, Cteziph^®^
astrologen Albumazar, Almyon, Alfagranus, Tebi ^^^jo ^^
der philosofen vorstAristoteles, waar Avicenn^\'^.^^^
cus, Themistius, Averroës, Theophrastus, Simp ^ q^K^c
de machtige vorsten Alexander, Cjrus en de \'\'\'■\'jj
nus, Hannibal, Nero, Julius en Pompejus, ^
Croesus, Achilles, groot van moed, waar de ^^^de
dichter Yirgilius, de slimme Joab, waar de
nen van voor den zondvloed, van wien naen^ ^^^
meer dan negenhonderd jaar geleefd hebben? jjgïliji^^\'^.jiii
delingen, als gasten van één dag zijn zij all®\'\'^ ^ li*\'
bijgegaan. Wat spreekt men van Abrahams^ g ^ßC
Jozefs goedertierenheid, van Mozes\' liefde, van
61
Van Elizas mirakelen, van Salomos wijsheid, van
Hclj ^^boonheid---- altijd is het einde: hij is dood. *
macht en aanzien, wel verre van voor den dood
fl \'^He njKen met wanaopen. Want om aan
t ^^^ eenige aanzienlijken gered worden, heeft
somm\'gg rijke, machtige en geleerde discipelen ver-
de rijken niet wanhopen. "Want om aan
U d ■
\'Podemus bijv., Zachaens
en Jozef van Arimathea.
^Hegj^ ook aangespoord tot voorbereiding door het
\' dat edele mannen ons daarvan geven (Prediker II:
l\'Hoe\' 22, 23; I: 2; XII: 13), door op te mer-
en onvoorbereid Belsazar {Ban. V), Ho-
Haman {UsÜer), Herodès {Ilan£ Xll)
l^t« ttie^\'^^^\'^" kennen verschillende voorbeelden, dat
[^"\'\'iies Q.^\'^tien zich tot den dood hebben voorbereid. Jo-
iri \' verhaalt hoe iemand, na langen tijd zijn
Jïe 2j^j^°\'^^ehtzaamheid te hebben doorgebracht, uit een
\'^\'eitd ^ opgestaan, kluizenaar werd op den berg Horeb,
^■^aalf jaren zijne voetstappen niet buiten zijn
"\'S z\' k ^^^ niemand sprak, met water en brood nood-
jHefgjI^b Voedde, maar onophoudelijk tot den dood zich
^^ Dat hij dit niet zonder vrucht had gedaan,
ij^^^Udgj^ ^^^^omst. Hij werd begraven, maar toen men den
^e^e heilige overblijfselen zocht, wer-
t^Oete gevonden. Daardoor toonde God dat
^Qiïig onvruchtbaar was gebleven. ^ Men leest, dat
de gewoonte bestond om in tegenwoor-
"\'•fl\'.
. eertijds
P. 5v.
% 14.
tempore."
V
Cord. p. 6\' : ^Quoiidam fieri solebat et
Sinaiticus, naar zijn werk kxif^ci^ tov
^ «eer ^limacus genoemd, een in de middel-
schrijver, abt van een klooster op den Sinai,
i \'\'te- ■ "
\'Che
verhinderen dikwijls een zalig sterven. Doch
bren-
digheid van den pas verkozen paus een weiui» ^ glor^\'^
gen, dit te verbranden en te zeggen: tr^\'J^^jjjelij\'^\'\'
mundi". \' Evenzoo was het te Constantinopel g® ie\'f
dat na de kroning van een nieuwen keizer, ^ i^if»"\'\'
stond in al zijn glorie, er een steenhouwer tot ^ ^^^ p
en hem uit drie of vier soorten van steencn^^^jgeii. ^
kiezen, waaruit men zijn sarcofaag zou
Zoo verhaalt men ook, dat Johannes ^^^f f
gewild heeft dat men gedurende zijn leven
heel voltooide, maar aan een zijner dienaren "P^^je
bij plechtige gelegenheden, wanneer hij hoog
tot hem te zeggen: „Heer! uw graf is nog on^o ^^^ dfe
veel dat het voltooid worde, want gij kent noc^^
noch de ure, wanneer de dief komen zal". \' ^ ^^
der de Groote gestorven was, zoo verhaalt Petrus ^
kwamen vele wijsgeeren te zamen bij zijn graf-
zeide: „ gisteren was de geheele oppervlakte d^r^^^ ^
Alexander niet genoeg, heden is een ruimte ^^^^^^^^
vier ellen voor hem voldoende," een ander: ^\'i»
Alexander vele volken van den dood bevrijden, jije^
den dood zich zelven ontrukken, dat vermoch ^^^
een ander, ziende op de gouden tombe: „g^®^^^^^u^\'If
Alexander van goud zich een schat, heden houc \'
als een schat besloten," een ander: „gisteren dru^t®\' ^^ ^
de aarde, heden wordt hij door de aarde gedru
Een andere reden, waarom wij ons tot den j^^tefl ^^
voorbereiden, valt ons in het oog, wanneer jjclii\'^
de ellende van \'s menschen toestand. Wat is
— ..„y
\') Verg. G. Euchmaiin, GeJiügeUe Worte. Ber
sclen Folkes, Berlin, 1864.
Mem. Art. 14. Cord. p. 6v,
te
Cord. Mem. 1. c. ..
ici"®\'
Mem. Art. 14. Cord. p. Sr; „Petrus in Aurora"5
£il)l. med. et inf._ lat., V, p. 710.
-ocr page 69-fis
\'^ischf
vergelijking met het overige geschapene? \'
evenwel de grootste ellende, omdat de ziel aan
^aajf.^^\'^^®^ blootgesteld is dan het lichaam. Bedenken
f veelheid onzer zonden, dan worden wij
te^i ^ ^^^ te vernederen en aanhoudend tot den dood
■ ^e^
. TOorbereiden! Even als het geheele leven
\'H(le P^^\'^ster, die waardiglijk mis-lezen wil, een voort-
daartoe wezen moet, ofschoon, wan-
^Higg voor die plechtigheid gekomen is, hij zich door
Ook geestelijke oefeningen gereed maakt, zoo
t^^^H g geheele levenswandel van den godvruchtigen
iti^\'i onafgebroken voorbereiding zijn tot den dood,
H^\'^^Hrio ®tervensure eenige bizondere oefeningen, als
^^ H ƒ ïiderzoek zijns gewetens, oprecht berouw, vurig
^^J\'^^^king van het lijden des Heeren, van het toe-
"^^\'esei^f ontvangst der eucharistie en van het laat-
tg tot een zalig sterven trachten
Ie stellen. De beste voorbereiding tot den dood is
C\' ^^nt^^ ^^ gezondheid den Heer te die-
ï ^elpt weet niet zeker of een laat berouw den zon-
gaa? gekomen is, waarin de mensch deze
ll
^iid geloovige den sterven-
" c!e ®taan, om zijn liefde te toonen, maar vooral
^®®ter, „ de wachter der zielen," aanwezig te zijn,
ziel van den kranke, waarvan hij aan God
de
jj\' lierbae et arbores producunt flores, frondes
^ % ^ pediculos et umbricos. Illae de se fundunt
suav^^ balsamnm, tn sputum, urinam et stercora. Illae de
^Oïro^^^^^\'® odorem, tu abominabilem intollerabilemque foe-
\' ^^Put senectutem
Uie
Mi
quis venerit, statjm cor ejus affli-
■\'V^ïa \'^^\'^^\'^titur, languet spiritus foetet anhelitus, frons ruga-
caligant oculi, vacillant articuli, nares fluunfc,
l^ïit.» tactus deperit et actus, dentes putrescunt, aures
34.
An.
-ocr page 70-Ö4 te
rekenschap doen moet, tegen de bekoringen "J®® ^jjji, M
wapenen. Kan de priester niet zelf tegenj|et
drage zorg dat devote menschen zijn plaats
heilige kruis worde den stervende voor oogen 0
met gewijd water besprenkele men hem ^n
Een daartoe geschikt persoon spreke tot den hj^e\'^ ^^^peü"
zaligheid en over hetgeen daartoe benoodig<l_ ^ \' ^^ete^^
hem tegen duivelsche inblazingen. Alle aan^i*^®^^®^^^ It»^^^^
voor zijn behoud devotelijk bidden. Men spore
aan zijn gedachten te richten op Christus\' lijden.
hem het verhaal daarvan gedurig voor, ook ^^ ^^^
lijdenis en de zeven boetepsalmen met de litanien-^^^^ jggie^^
hem of hij gelooft al wat de h. schrift en de h- .^g^js f
of hij betreurt God beleedigd te hebben, ^^ ^^gn^efl
nade inroept over zijne zonden, of hij het of \\
om ingeval hij herstelt nimmer meer te zon y^j-us\' ^^^
zijn ziel zijnen schepper aanbeveelt en door
dienste nooit van dezen wenscht gescheiden te wo^ Ui"
het antwoord op die vragen bevestigend S^^^^^^\'^^gelij
men hem aan de goddelijke barmhartigheid op ^^^^^^ jp ^^
vermanen geheel te biechten, niet uit slaafsche ^efi^ ^
uit waarachtigen ijver, hem aansporen om naar
gen de kerk en de armen te begiftigen, daar ^.^^^gji
te hulp gekomen is. In dergelijke vrome oefe»^\'®
ten einde toe volhard worden. ^ gtef^^\'^^lf
Wat nu de gebeden betreft, die door den s\' ^^^^
door de aanwezigen gesproken moeten ■w\'orde^\'-\' ji^ii®^^,
schillende menschen zijn verschillende ë^^^ ^
Toch moet onder alle het gebed des Heeren g®" f^^\'^^^of
den als het zinrijkste, het voortreffelijkste en
lijkste. Dat moet men vaak bidden. St- "gjei^-
van Gratianopolis, bad het in één nacht dertig\'^^gßstii\'^^j
gen hebben meer smaak in psalmen. Zoo he" j^jh ^
op zijn sterfbed liggende, de zeven boetpsalmen «p
\') Dial. Art. 37.
-ocr page 71-als. ^ scheppen meer behagen in psalmwoor-
liefelijk zijn nwe woningen, o Heer!" {Ps. 84)
J bert schreeuwt naar de waterstroomen, alzoo
^ mija ziel naar u, o God!" {Ps. 43) of: „oHeer!
6) eu in "og vele andere. Maar vooral
j psalmvers, door Christus aan het kruis herhaald,
- stej.\' ^^^ handen beveel ik mijnen geest" {Ps. 81)
liet dikwijls in het oor geroepen te worden, om-
tü^^ groote en bizondere kracht bezit. AI deze ge-
Jiij ^^^^ ^^^ gesproken worden, en wan-
tiQoj/^^^ ^^^ i^eer vermag, dan moet hij aandach-
n^ ^^^^^ dengenen, die ze hem voorzegt. Men moet
• hil , ^^^keurig opmerken, welke gebeden voor den toe-
O
\'«rdeel.
"ieri\'^^l stervenden het meest geschikt zijn. Aan leeken
ook in het dietsch voorgelezen worden. *
ÏI.
ï
^"an Vliederhoven steeds spreekt van het laatste
t^^ geri.i extremum") en onder dien naam aan.
f Niue, jongsten dage denkt, wordt als algemeene
oordeel door Dionysius oordeel Gods
of goddelijk oordeel („judicium divinum")
■ "
naam van oordeel Gods vat het Memoriale
«iM -j-s nauwkeurig onderscheiden worden,
ij\' ^tgeiQ ^^ bizondere oordeel („judicium particulare") en \'
(„judicium generale"). ^ Evenzoo de
O ^^ ^^^^ uitsluitend over het bizondere oordeel
^j^ij bet algemeene zoowel in de h. schrift,
. ^^ big vele uitspraken gevonden worden.
oordeel vindt plaats na den dood van ie-
«er.
Of.\'
"V;
■er)
L.
-ocr page 72-deren mensch, het algemeene na het einde der ^^^jgel"!\'
Maar, wanneer elk mensch afzonderlijk wordt ge" ^^^ ^l-
aanstonds nadat hij gestorven is, waarom dan
gemeen oordeel? Strijdt dit niet met het woord va^o ^ pjo-
den Profeet: „non bis judicet dominus in idips«®- ^g^gcli
nysius antwoordt op deze bedenkingen, ® dat de ^^^ ^^^
in het bizondere oordeel zal geoordeeld worden " .^jj^^ßJ
ziel („ quantum ad animam"), in het algemeene "^^\'^^gejiio^
en ziel beide („quo ad corpus et animam\'0-
staaft hij* met de redenen, die Thomas van Aqumo^^^^j^roU\'
opgeeft. ® „ De mensch zegt deze, „ is zoowel een
dig persoon, als een zeker deel van het geheele m® ^^^ bi\'
geslacht. Daarom zijn er twee oordeelen, het ee« ^ ^^n-
zonder, dat over hem gehouden wordt na den do»
neer hij ontvangen zal, naar hetgeen hij in het lieb»®
heeft, ofschoon niet geheel, daar hij niet naar he ^^^io^
maar slechts naar de ziel geoordeeld wordt.
tweede oordeel moet er over hem gehouden v^or is-
hij zeker deel van het geheele\' menschelijke g®®
Dit strijdt niet met de aangehaalde woorden ^^^ ^is^^\'^\'
Immers, God legt niet twee straffen op ^\'«or een ^
terwijl één reeds voldoende zou zijn ter kastijding g^jjle\'\'-^
maar de straf, die vóór het eindoordeel („judici«® yoü^\'^^
„ generale") nog incompleet was, wordt eerst ƒ ^ ^nl\'®\'\'
men, dewijl de zondaars dan naar ziel en ^^
gepijnigd worden. ^.^gi,,
Het Cordiale nu handelt, \' zooals wij reeds^ ^
het laatste oordeel, het gericht ten jongsten
allen zal gehouden worden, ® maar Van AHiede^
Dial. Prooem.
\') Nahum L 9, volgens de Vukata.
Dial. Art. 1. .
Dial. Art. 3. , .jji
i^) Sup. quart. . Sent. Dist. 47. , eü»®\'
6) Cord.Y. 29^\': Quia non solum corpus dijudicat, se
animam con demi! at."
let
t --------—-- "uj-iitcj. jjiaatH, reeus op
^\'oorV^ lichaam heeft veria-
^fi z^ gevoelen treedt paus Innocentius III
t ^oor ^^ miseria conditionis Immanae, terwijl
ï^®® aiiti Dionysius bekend is, slechts door
Sajcen\'^^^ gedeeld wordt, en onder dezen door Ludolf ^
^^^^^ dat T ^^^ Jezus".» Innocentius be- \'
vrome zoowel als de zondaar in de ure des
aanschouwt, de vrome ter
l\' ^^ zondaar tot beschaming; dat eer dit geschie-
oordeel reeds gehouden moet zijn. Die Chris- .
C ^^^^^ behalve door Innocentius en Ludolf
«e T Eondellis, een doctor der theologie
C ^^ kerk, tijdgenoot van Dionysius, in
tw Sevoei ^^ moriendi geleerd. Het an- •
k de bizondere oordeel plaats grijpt eerst
^^^ lichaam heeft verlaten, vindt een warmen
^eer^^ Thomas van Aquino, wiens bewijzen » vooral
g \' zoolang iets niet voleindigd is, kan men
.volkomen oordeel uitbrengen; het leven des
ïli^\'^^ere eerst met den dood; derhalve moet het
kX\' eerst na den dood plaats vinden.« Aan
^lexand Bonaventura {Sup. quart sent., dist.
^er Halesius {Swp. sec. sent.), Augustinus, Petrus
p. 4v.
fHic caro eorum vermibus et illic anima eorum
Donee rursus infelici collegio colligati sempiternis
Iiiiof. A-- uuiicgiu uuiugaxi se
% rendus, qui soeii in vitiis et peceatis fnernnt.
"•in \'le r, - J- ------------vi; JJl.ul.B.l.iO lUCiUlll.
\') l^eir!^- J^^t St. Barhara-
) iT-r^ \' ^^ liet KerMisi: Archief, IV, blz. 257
« %i cap. 45 _
K
Hi
, quaest. 53.
67
ey
\'en
^ ^ go t^ee oordeelen aangenomen hebben, om-
Hen^ ^^^keurend eenige woorden aanhaalt, \' die daarover
■ .^arii^g ^ Bernardus toegeschrevene meditatiën.®
Vindt het bizondere oordeel plaats, reeds op
^•gg po\'"
Lombardus e. a. wanneer zij
beweeren dat waarac^ ^^^^gte^
nitentie helpt en bevrijdt, ook al begint zij bij d»^
ademtocht des levens. \' Met hun gevoelen strooi Q\\\\\'
sommigen op hun sterfbed de leelijkste gezichten
macus verhaalt dat een anachoreet, Stephanus
vóór zijn verscheiden, in ekstatischen toestand, a ^^
antwoord gaf op vragen, die men hem scheen
zoodat hij van tijd tot tijd sprak: „dat is
heb het gebiecht en boete daarvoor gedaan" of j, ve?
ik deed
liet)
liegt, dat heb ik niet gedaan" of „
antwoorden kan ik mij niet, maar God is ^^I\'^qoT
Hieruit zou men kunnen opmaken dat de ^^^^^ licl^^^!\'\'
rechter gesteld en geoordeeld wordt, alvorens zij ®
heeft verlaten. ^ Doch het blijkt niet dat die .^"^^^ggege^\'^\'\'
waarheid geoordeeld is, en, voor een oogenblik ^gp ^
dat dit werkelijk het geval is, dan zou het slech s ^^^ tel\'
zondering zijn op den algemeenen regel, die GrO goJ»
leering, had toegelaten. Is ook al van Gods \\
mige uitverkorenen hun toekomstig heil d®
geschiedde altijd uit bizondere genade. ® ^^^ ^^^
schijning van den gekruisten Christus aan het s ^^^^ pii-^
treft, de opvatting daarvan is verschillend, ^^^jg zi®^ jj
nen vragen, is dat een lichamelijk, een ^
een zien in de verbeelding, of een verstande^ ^^ jjjel^
veiliger dit onderzoek te laten rusten.
werkelijk geoordeeld worden, eerst nadat zij ^^^-^q^sIX
zijn gescheiden, blijkt, behalve uit de gronden ^^^ ^
geven, uit de revelatiën van St. Brigitta
uit het boek over den dood van» den heiligen -"-^ d^^ ^ j
Een bijbelwoord (Jbël III: 2) gaf
als de plaats, waar het algemeene oordeel ge®
1) Dial. Art. 4, 5.
2) Dial. Art. 6.
3) Dial. Art. 7-
Dial. Art. 11.
■ s) Dial. Art. 9, 10.
-ocr page 75-dal
falejj" \'^^aphat noemde. Moeielijker was het echter te be-
^ot op^\'^^J bet bizondere oordeel gehouden zal worden.
y dier quaestie bezigt Dionysius ^ eenige woor-
deüg ^ Bonaventura [Sup. Quart. Sent. Dist. 30), waarin
\'tooï na geoordeeld te zijn, de ziel des goeden
tl^s S^len naar den hemel of naar het vagevuur, de ziel
\'loor een kwaden engel naar de hel wordt ge-
ionysius maakt hieruit op dat het bizondere oor-
M ^^^^\'^bieden moet op een plaats midden tusschen hemel,
in, omdat anders de zielen niet derwaarts
^aaj ^"^""en worden.
^^^ ^iel onzichtbaar en een „ onlichamelijke sub-
iet j iSj Wordt zij ook onzichtbaar, maar 3aarom niet min-
^"^rkelijkheid,
voor den rechterstoel geplaatst. En uit
^^"^^öbeid dat de ziel, na het lichaam verlaten te
\\tiig\' lichamelijk gehoor bezit, vloeit voort dat het
V Jiet in
woorden, maar geestelijk uitgesproken wordt. ®
^IgetjjgJ^tg hiervan is dat het oordeel, bizonder zoowel als
H één oogenblik zal geschieden. ^ Men behoeft
^^ Verwonderen, dat het brengen voor den rechter,
\'\'^t "^tdiging^ het pleidooi, de uitspraak van het vonnis,
alles slechts zoo korten tijd vereischt. Immers dat
Sfiti; ^medt geestelijk („ mentaliter"). Men kan niet vra-
dat mogelijk, daar dikwijls in één uur duizen-
^ »aenschen
sterven, bij voorbeeld in een grooten veld-
tti^^ll\'^ Vraag wordt ontzenuwd door een tegenvraag. Is
Op den schepper beperkt; zou het moeilijker
Hp dag duizend zielen te oordeelen dan ze te schep-
wanneer met menschelijke woorden („ vo-
daden van alle personen moesten verhaald wor-
Pi tv-
H verbis vocalibus, sed intellectuali lociitione,
j Vet \'^^tificatur, spiritualiterque ostenditur, quid promeruit,
pro mercede suscipiet."
Cord. p. ,,Haec
omnia citius consumentur
taiii
l^am sagitta transit in aerc,"
-ocr page 76-MattL 24: 27): „want gelijk de bliksem, die van^
(einde) onder den hemel bliksemt, tot het «■- ^
hemel schijnt, alzoo zal ook de zoon des mensc je^e
in zijnen dag." Er zijn echter sommigen, ^^^ ^jgta»!\'" jj
woorden de zichtbaarheid van Christus\' komst ^ \' ^g^i^^ ^
Wanneer de dag des laatsten, des algemeene»^^
aanbreken zal is onzeker. ® Wel weten wij dat ^^^J\'bep^^^,
nen dien voorafgaan zullen, maar nader den ^e® ^
kunnen wij niet, omdat het onzeker is, ^^\'""^^^jert
nen aanvangen en hoe lang sommigen hunner ^ ^^
Eerst verschijnt de Antichristus, die met
de christenen heftig zal vervolgen eu hen op ^^.^^giiis^^\'^t
wijzen zal trachten te bedriegen, door geweld, l^jjjde»
list • en valsche teekenen. Dan zal God, uit
de vromen, wegens die bekoringen en tot hun
heilige mannen, Henoch en Elias, uit het aards ^^ ^^
zenden, om tegen de boosheid van den
den, dan zou daartoe ondenkbaar veel tijd ^Qii^^^\'
Het zou zelfs onredelijk, onrechtvaardig (!) ^ de
lijk wezen, wanneer God, de rechtvaardige, de
machtige de heiligen en uitverkorenen zoo lan» jjij^e
rie verstoken hield, of wanneer Hij, die in den gjo"\'
leen door een bevel de wereld heeft geschapen,^^^^ ^^ got\'^
ten tijd zou behoeven om het menschelijk geslac ^^^^jglie
deelen. Blijkt niet hieruit hoe dwaas, hoe ^et ^^^
gevoelen van Mahomed, den goddeloozen
racenen is, die beweert dat het laatste oordeel vy tij
jaar zal duren? Het oordeel zal in één oogenbn ^
plaats vinden. Dat leert ook Christus\' woord , gt
(einde) onder den hemel bliksemt, tot het andere " ^g^eP
Antichristns^ ^g^o
{Mal. 4:8; Openè. 11). Omdat noch Elias no^
aan den lichamelijken dood onderworpen ge^®®" ^ ^{et
beiden door den Antichristus gedood worden, i»^ ^o\'l\'^
daarna zal die zoon des verderfs zelf door ®
J) Bied. Art. 4.
*\'i Mem. Art. 3o.
S( r
\'^cloojY^^\'i^a virtus") worden omgebracht. Nadat aan hen,
\'^\'\'let H ^^ Antichristus verleid waren, vijf en veertig dagen \'
\'\'\'^\'^tere ^^^ zijn toegestaan, zullen zon en maan ver-
K, g^ooals de h. s. dit voorspelt {Joéï 3: l\'\', 2, 10;
eveii^^\' teekenen wor-
ook anders opgegeven. Zoo beschrijft Hiero- ,
\'\'óöf ^ een vijftiental teekenen, die op zoo vele dagen \'
Veu^lJ S\'^ooten oordeelsdag geschieden zullen. Op den
Vtig 2al de zee en al het water rijzen, vijftien of
S ^^^ hoven de hoogste bergen. Wanneer op den twee-
diep is weggezonken, dat zij ter nau-
Wate worden kan, dan zal op den derden dag
^\'erd ^^^ vroegere ligging en hoogte terugkeeren.
dag zal doen aanschouwen hoe alle zeemonsters
e water leeft zich verzamelen, boven op het water
. toen hooren hoe hun geloei ten hemel stijgt, terwijl
, dag al wat vliegt te zamen komen zal op de vel-
t^^\'^Vej.^ \'^are om te weenen, niets etende. Aan het hemel-
zesden dag vurige stroomen, die van
oosten vloeien : alle dwaal- en vaste ster-
\'Jgen
op den zevenden dag vurige staarten evenals de
^"\'^\'\'iecl den achtsten dag een groote aardbeving
\'^^aardoor dieren en menschen ter neder geworpen
V . iji ^^^ "P den negenden dag alle steenen, groot of
deelen gesplitst en deze tegen elkander geslagen
^^ ^^ tienden dag uit alle planten een bloe-
^loeien, zullen op den elfden dag alle bergen, alle
ïun ^^^ gebouwen tot stof terruggebracht worden. Alle
V ^^ twaalfden dag uit de woestijnen en van
.^eti ^ samenkomen, vreeselijk loeien en niets eten. Nu
l v^ ^^^ dertienden dag alle graven geopend en gaan
Hit - " -
_ ------------ —O "lix^ gc;uj|jciiu CU gaan
spgj^^lJ^^den dag alle menschen uit hunne woningen
^^onken^ als uitzinnigen heen en weder loopend, niet
propheta doctores eliciunt."
• öe " ^^ — ffHecitative magis quam assertive".
Zijn op den elfden dag vernietigd.
kunnende spreken. Als nu eindelijk de vijftie^^^^^g^jei -
gebroken zal zijn, dan sterven allen, om terstond
te staan tegelijk met hen, die vroeger waren j^^te
Deze teekenen hebben voor sommigen geen ^guig®
van waarschijnlijkheid, voor Dionysius echter
waarschijnlijk en andere zeker, omdat hij ze ^^
uitspraken der h. schrift aangeduid weet. _ . jjjji
N"adat al die teekenen geschied zijn, hoedanig ^
toestand der aarde? Deze zal geheel in een
dat Christus\' komst zal voorafgaan en tijdens n^ ^^^^
zal blijven branden. Al reikt het vijftien el boven ^^^
ste bergen, gelijk het water tijdens den zondvloe
toch de uitverkoren niet schaden. Maar de
len dan, zoo als Anselmus schrijft (in lièro de ^^^^^^ggcb\'^\'\'
lus), aan hun rechterhand hunne zonden die hen
digen, \' aan hun linkerhand een ontelbare menig fer-
nen, beneden zich de vreeselijke hel, boven ^^qIiO^\'
toornden rechter, buiten zich de brandende wereld
wen, terwijl in hen hun beschuldigend gevreten
äe^
Dat vuur zal echter de wereld niet verteren, ^\'^^jjjjn
des oordeels zal zij gelouterd, vernieuwd te voor®\'\'
den. 3 Dan zal de aarde, eifen gemaakt, een g^®"® ^ïi\'\'
goud van zich doen uitgaan, dan zal het water zij"^^
tal, de lucht als de hemel, het vuur als de sterren-^^ ^^ jjoH\'
zal zoo helder schijnsel van zich afwerpen als ^jgreH^^\'
en naar evenredigheid zullen ook de sterren
worden. De zon zal voortdurend in het oosten ^^^ ^g
de maan in het westen, de „ wenteling des heme s ^
wisseling van dag en nacht zal ophouden te hes -a- ^^^^ p
\') igne coüflagrationis." Mem. Art. 38, 33;
Cord. p.29r. ...nd^re\'le-
Het Memoriale, dat in art. 28 Anselmus\' woorden i» ^^^^ iel
orde opgeeft dan de Bialogus en het Cordiale, heeft i»
nost
die»»
sehnldigende zonden, de heiligen en uitverkorenen
3) Mem. Art. 61: .^Tota machina mnndalis
erit pulchenima decorata."
*) Mem. Art. 33.
7;3
tot den dag des oordeels zeiven terug. Het
S^t üV ^^^ tot zich trekt is de rechter. Als rechter
^^^^^\'^^\'ikkelijk Jezus Christus bedoeld, » maar niet al-
^itip, i-echter met dien naam genoemd. Uit de on-
tigg , — j-cijutci mcü uicii iiaaui geiiuema, uit ae on-
\'ött (j strekking der drie personen in de triniteit vloeit
rechter God geheeten % en Christus met God
Is wordt ^
Voj!^ .Christus de rechter, die allen oordeelen, over allen
uitspreken zal, toch is de rechtbank ook nog uit
\'Sen saamgesteld. Met Christus zullen de hei-
\'^^^ten. Zij zitten evenwel ten gerichte slechts als
^ hunne geheele werkzaamheid is beperkt tot het
t^tUs^\'^- goedkeurende stem over het vonnis door
"^Nejg ^ ^eu rechter is het algemeene zoowel als het bi-
l\'^eer vreezen. Dit blijkt ten duidelijkste,
"^Wa,^ let op diens hoog gezag, wijsheid, almacht,
^\'\'ier wanneer men in het oog houdt dat hij
de alleen maar ook partij in quaestie is, wanneer
^^ ^"^OOf ^^^\'^aden bedenkt, van zijne hand ontvangen. ®
\'^^tiljjj^^^^ ^ardschen rechter van minderen rang is men ge-
^let zeer bevreesd, omdat men van dezen kan ap-
jui""^\' (XXXIII: 22) fatetur:
, ^ -\'let "oster, dominus legifer noster, dominus rex noster,
■Jsj \'^^^tigs^ p^lvabit vos. Hic dominus a sanotis prophetis promissus
öUm
S\'Postolis toti mundo notificatus, est unigenitus filius
■çf^ j-atgj, P^-tris aeterni, virtus et sapientia genitoris illius, a quo
\\ .\'^^Uay- ^ffliiis foecunditas, omnisque causalitas in toto uni-
Vn ^\'^^ieiti \' ^^^\'^hiatur ac data est, qui ut Evangelista disseruit,
^ Hssjj^\'^^ dieit filio suo domino nostro Jesu Christo, cujus
MjNï r.tribunali nos omnes praesentari et astare oportet, ut
\'J^^S districtus veniet
n 4 resurrexit et ad coelum ascendit."
^C^rt 2t
To
, ■ ^.Assessoria diguitate."
-ocr page 80-pelleren op een hoogeren rechter. Het oordeel is ^jjggreO
te vreezen, omdat men van de hoogste vierschaar 7 ^^^^ecl»^\'
kan noch mag. Immers Gods oordeelen zijn
vaardig, ofschoon voor ons dikwijls onbegrijpelijk\' ^ ^jj ii»
ons recht toeschijnt is voor God vaak onrecht,
dit leven onrechtvaardig veroordeeld, ons blijft gle"\'\'*
troost over, wanneer wij bedenken dat God, die al ^^^^ oD^
geoordeeld is nog eens zal oordeelen, vergoeding^ ^^^^of
geven zal. Maar na het oordeel Gods hebben ^^^ Ijê
deelden volstrekt geen hoop meer, omdat zij\'^ ®
hoogste is. * if
Wie voor de machtigen dezer aarde verschijn^/
beste kleed aan, opdat hij niet verworpen worde- ^^^
ten dus zorg dragen dat wij niet voor den \'\'PP\'^\'^^^jjiie
ter verschijnen, bezoedeld door de zonde. Men ^^^^
dat onze overtredingen en tekortkomingen v\'oor ^..^jieJ^^
borgen zullen zijn. Ziju oneindige, onmetelijk®^^^^^ g^e\'^
kent die allen, zij laat geen ongeoorloofde g^^da®
gemoedsaandoening, geen woord, geen daad,
ongeoordeeld, ongestraft. « Hij aanschouwt ^^^^
melijke dingen zijn voor Hem openbaar, alle
gen helder, stomme dingen antwoorden Hem,
spreekt tot Hem zonder stem, het zwijgen üjC\'^\'
Wanneer de wijsheid des rechters zoo groot i^j
wij wel zeer het oordeel vreezen, want tegen h»
men niets. tfelij^^\'j-
De rechter zelf leert ons zijii almacht in g
van den koning, die, vóór hij ten oorlog ^ ^e^^
krachten met die des vijands vergelijkt, en, ^pc-
gelijking ten zijnen nadeel e uitvalt, de vrede z^e
O 3Iem. Art. 19. Cord. p. 32^\'.
Hem.. Art. 20. jjO\'
M p. 30v.
O Mem. Art. 20: ^Nec aliegatioiies advouatorum, s^P
rum, eloqueiitiac oratorum, neque Aristotelicae argu»»®"
-ocr page 81-75
T)
^Sn of moet dus dagelijks zich zeiven onder-
(\\ ^^ oordeel staande blijven kan. Zoo niet,
V ïïiachtigen rechter te verzoenen door tranen,
^otdj > missen, waken, tucht en vasten. Gods almacht
Vu geleerd. Daar wij ons aan Gods macht
? \'^aat ^^ ontrekken, moeten wij ons vernederen en zor-
\\ , ^och in voorspoed noch in tegenspoed te belee-
en sterker het oog des lichaams is, des te
H ^ete/? ^^ meerdere dingen, des te helderder ziet het.
de geestelijk oog is, des te duidelijker ^iet het
^ttde^ dingen. De hoogste rechter nu ziet alle
er duidelijk. Hoe rechtvaardiger en heihger ie-
te meer haat hij het kwade. Zóó God. Wij
i ^ier op aarde rechtvaar-
^.^ goed schijnt, voor Hem blijke zonde te zijn. Zoo
dat vele onvolmaakte, onbeschaafde en een-
Hlijjj^\'^^^n goed en nuttig achten, wat verlichte en in
handelingen verder gevorderde menschen voor on-
if OW^\'*^ houden. God, de rechtvaardige, kan
^it^^ii^ medelijden bewogen worden. Ja,
W^\'^\'^ten ^ ^^^^^ ^^^^^ heiligen en alle
\\ ^od^^ ^^^ behoud van iemand, die in doodzonde
A ^^ f Zou hen niet verhooren. ® Hij is dan ijverend
^et \' ^^en aan met
^ vertoornd gelaat. Geen aanneming des
jjNis\'^^^^*\' gelijk Tullius zegt: exuit personam judicis,
Hte induit. » De vrees voor de rechtvaardigheid
• zegt het Cordiale in meer naive dan verhevene
CW, 22,
M. 2(!
7t)
ill»
die
vergelijking is als die van den schooljongen?
niet kent, voor den meester. ßod f
Ofschoon eenige zonden bepaald zonden tegen
noemd worden, en andere zonden tegen den na»s ^^ter
toch alle zonden tegen God te noemen, omdat ^^^ got\'
treding zijner geboden zijn. De rechter zal das ^\'^^^gust»\'^\'
deel niet alleen rechter wezen, maar tegelijk een ^ ^g^o»\'
der van den aangeklaagde, omdat deze tegen ^ ^^^ie^
digd heeft. Hierdoor wordt de vreeselijkheid ®® iO^ -
zeer verhoogd. Men bedenke slechts hoezeer vrees^ ^es\'i^l
bekruipen, wanneer wij door een baljuw geoorde® ^^^^
worden, wien wij kwetsuren toegebracht of
gedood hadden. Ook wordt de schuld van een g^ ^^^^
treden te hebben grooter, naarmate de macht
dat gebod uitgevaardigd heeft grooter is.
is een beleediging aangedaan aan Gods \'ren ^^^
heiligheid, rechtvaardigheid en wijsheid. Daaren ^^
de zoude bedreven voor Gods aangezicht. ^^ ^^^^ gel\'"
dezer aarde nu ziin te sterker vertoornd, wanneer
rit O?® ta^\'
dat zij gaven, in hunne tegenwoordigheid worai\' ^^^^^^^ gt ^^^
Ook bedenke men dat wij tegenover den ^jj^g gi\'""^,
als beweldadigden tegenover hunnen weldoener. ^^^ ^^ ^c»^
Gods liefde is, hoe talrijker zijne weldaden ziji^\' ^
delijker is ondankbaarheid, ongehoorzaamheid van ^ ^^^^
iloteo
valde timent de examine magistri, qoud forsitan ad ^^^^^ ^
quantum habent tune timere miseri peccatores de eX j^jti
iel
summi magistri et judieis, qui non studuerunt isi Ce-^\'^^ißie\'^\'
flof
veritatis." Wordt hier gezinspeeld, op het boek Yi^i*
Men verg. Moll, £oek van het St. Barh. klooder, blz- -\'> \'
Verzamel, mn Ned. Proz., blz. 328.
Mem. Art. 23.
Gods weldaden — allen reeds hierin opge®
\'ij\'j
onze vader is — zijn zoo vele en zoo groot, d^
niet waardig vergelden kunnen. Ook de go\'^- ^^ gcji^" \'
den door God beweldadigd. Overtreding ^^^
-^--uas
1) Cord. p. 311-.: ^ Carissime, si scholares lectioues
.oritei ^ ^jjtiii
.titi^\'z?
les
^veldoener is iets echt duivelsch. Hoe meer wel-
aan God ontvangen hebben, des te grootere ver-
Daarom wacht
, gentibus,") naardien zij
^^^ van ons geëischt worden.
christenen een strenger oordeel, wacht hun
"^an den heidenen
^ ^an ^ grootere weldaden hebben genoten. \'
^«ïs. 5 ^^^ rechter wordt ons oog gericht op de beschuldi- ^
S\' u -y^ze zijn vele in getal. Het geweten zal den zon-
\'^tdigen, niet in het verborgene, zooals dit thands
is ™ bet openbaar, in aller tegenwoordigheid.
,1 fr ^ ^^ boeken der Apokalypse die alsdan geopend
" waarin de sententie van leven of dood, van
ij. Verdriet, van heil of verdoemenis vervat is. De
^^ beschuldigd worden door de duivelen en booze
o\'\'\' \'^^fiad ^^^ verraders. Eerst raden zij den mensch
j^Hm^. \'^oen, en in het oordeel brengen zij tegen hem
CV\'"«
in van hetgeen hij op hun aansporing heeft
als een dief somtijds zijnen makker beschul-
® misdaad, waarin hij diens bondgenoot was. De
" \'öel , ^^tlen dan, gelijk Augustinus zegt, voor den rech-
^ ^----y - ----Q----------------------,
di ^ ^^\'bristus staan, zij zullen daar de woorden her-
iii^\' %t ^^ biecht gesproken hebben, en zeggen:
ij\'\'^ooj ®!;^^vaardigst rechter! oordeel dezen de mijne te
j^^^iju misdaden, daar hij niet gewild heeft de Uwe
^^^ genade. De Uwe is hij wegens zijn natuur.
\'«Jl.
^ , _______________,
zijn onzaligheid, de Uwe door Uw barm-
"^e mijne door overreding. U was hij ongehoor-
V\'^ïiste gevolgd. Van U ontving hij het kleed
Hj^^^gt. ^^®bjkheïd, van mij den besmetten rok, dien hij
ts ^^^ ^^^^ geworpen, met het
■ Qoïfj herwaarts gekomen. O, allerrechtvaardigst rech-
daarom dezen de mijne te zijn en met mij ver-
^iS. A
{"yt verg. Mm. Art. 53 en \'t 3= voorb. na de afd.:
^W^ale.
98, 31 : Cord. p. ]9r-21.r.
\\
1 engel®" 1
doemd te moeten worden". \' Ook zullen ^
gelukzalige geesten, vooral de beschermengelen, de ^^of
aanklagen. Wel is het hard beschuldigd te
Jef>
hen, wier hulp men altijd in dit leven je
dan
del»
maar God zal van hen rekenschap eischen ^^^ 1\'®\'
aan hunne bewaring toevertrouwd. Zij zullen jn»»^
gen, noch de zonden des menschen op zich jts^^\'^
zich zelven ontschuldigen. Het is den zorgvuldig ^^
te wijten dat de zieke niet herstelt, wanneer deZ^
len des geneesmeesters overtreedt. De beschul
de zondaren zal ook ingebracht worden door de
door allen gezamenlijk en door elk afzonderlijk\' ^^
neer de schepper beleedigd is, dan zal de g® ^p
ping den beleediger haten. Zij zal vertoornd jjoH^^
goddelooze, die haar misbruikt heeft, en
onwaardig was haar te gebruiken, de aarde te
lucht in te ademen, door het licht der zon ^^^^^ ^yH®^
worden, met brood zich te voeden. De zon ^ ^jg
tevens aangeklaagd worden door de arme mensch®^\'^^ v» ^
hen onrecht en geweld geleden hebben. D^n^ ^^
der weezen, de rechter der weduwen alle ^"^padi^^\'^j^ij
Dan zullen de onderzaten hunne goddelooze
overheden beschuldigen.
Dan zal men verneig-^
blinde leidslieden en bedriegelijke middelaren g®^^^
Ook zal men beschuldigd worden door de zonde ^ j^^jji ^
een dief beschuldigd wordt door zijn buit, als ® ^^
den hals gebonden is, zoo de onzalige door de ^ ^jjjif
jllV
leest dat een egel niet kon ontvlieden, omdat ^^^
nen te vol met appels geladen had, maar door ^o^^
die in den boomgaard kwam, gevangen werd- ^^^^^
de zondaar gevangen door zijn zonde, wanneer^^ ^
beladen ten oordeel komt. Maar vooral zal ^^^^
uitgaan van den rechter, van Christus zelven,
Dit citaat uit Augustinus komt ook voor ia een
in de litteratuur der romaansche Waldenzen. Zie
79
^onae^ instrumenten zijner passie. Christus\' kruis,
S litteekenen zullen dan de zondaren besehul-
zegt Augustinus in zijn tractaat de
de litteekenen door den Heer aan zijn lichaam
toon^^"^^* ^^^ ^^^ oordeels die den zon-
^ Rer ^^ ^^^^ ^^^ mensch,
otigei hebt, ziet hier God en mensch, in wien
^«ti^g^^ Jkkigen! niet hebt willen gelooven, ziet hier de
gestoken hebt, ziet hier de zijde, die gij
Sij uwentwille geopend werd en
vVo/^ hebt willen ingaan."
!j S ggj "^eze beschuldigers staat een verdediger. Dio-
«egt^"^*^ \' ^^^^^ f^e engel Ga-
koningrijks van Perzië stond te-
.\'-\'"cqg _ -------------- ----------
^ngel, die, als beschermengel van het geheele
tot het koor der machten behoort. Deze
C^® enJ"*, ®®n-en.twintig dagen." Die vorst is niet een
^ Vge^ daemon, deze toch zou aan Gabriël niet
hebben kunnen weerstand bieden. Hij is
V
God de zaak der Perzen. Zoo zullen wel-
^jSdigg.^*^^*^®®! de beschermengelen, ofschoon zij zelve als
toe optreden, toch trachten de zielen, die aan hun-
vj^^^^ouwd zijn, tegen de aanklachten der daemo-
aarf en het goede verhalen, dat de zonda-
dg^ hebben verricht. Zóó treden ook in de vi-
e \' ^"gitta, door Dionysius aangehaald, ® een
Jleit^ \'^oor Gods rechterstoel om tegen elkan-
ÏL V ^^ neemt de heilige maagd Maria zelve de
[l\'^^\'^^iging op zich.
> • \'^^^iiouwen wij de aangeklaagden en hunnen toe-
majesteit, op zijn voortreffelijkheid en
\' ^ nietigheid des menschen, dan moeten wij ons
\' h
M. Q
-ocr page 86-verwonderen, dat God zich verwaardigt niet got^^^\'
voor dezen te doen, maar zelfs hem zoo streng ^j^^ir
len. In het oordeel voelen zich de aangeklaag
dig zwak tegen over hunnen rechter. Hoe zwakke^ ^^ief
gevoelt, des te meer is men zich bewust in i^etf«®\'\'
gezondigd te hebben. Hoe meer men zich van z^n ^^^ oH®
is, des te onzekerder is men aangaande het ^^ jjofc
wacht, of wij behooren zullen tot de uitverkorene^^
de verworpenen. De onzekerheid verzwaart den _ j^^gtjii
waarin de beschuldigden zich bevinden, zeer. \'
voor allen, want allen zijn der zonde onderworpen^" ^^jde
"Wanneer wij wisten dat van alle menschen, di® e^
geleefd hebben, nog leven, of leven zullen, !
kele zou verdoemd worden, maar het ons onbeken
die ééne is, dan zou te recht ieder in vreeze ^^ ^^ ^^iS\'
Even zoo wanneer velen over een brug wilden g^ ^jj ^ojj^
ten dat één hunner vallen en den dood vinden ^"^^\'^^rgeW
den allen beangst zijn. En nu weten wij dat; ƒ ^^ ^„llß
king met het aantal verworpenen, slechts
behouden worden. Zoo zeer is het oordeel te ^^^.^jjeii ^^^
een vorst de stad, die hem niet weerstaan kon, ^ ^^
trokken was en dagelijks ten gerichte zat, ^\'^j^^jefl ^^^^
gers dier stad overtuigd waren, dat slechts ^^^ gßbe^^\'^
dood zouden ontkomen, daar die rechter noch do\'\' ^g^/og^^
noch door geschenken („ prece nec pretio") k^\'^^^.
worden, — welke angst zou het hart der ^qq ^^^
boren, welke droefheid zou in die stad heersche"j^,
dat niemand spijs of drank zou willen tot zich ne ^^
de lichamelijke dood reeds zoo gevreesd, waarom
dan het oordeel niet ontzien, dat ons aan den ""l^fS\'
tot een prooi overgeven kan ? De gedachte aan
heeft van \'s werelds aanbegin af de heiligen
nen met schrik vervuld. Zoo wordt in de f ^ ß-ie
«el
verhaald dat zekere grijze abt Elias gezegd heeit ■
\') Jfem. Art. 25; Cord. p. 95i---2,5^
-ocr page 87-81
Seil
^n^^ vooreerst , de scheiding van ziel en lichaam,
Wa aangezicht te verschijnen, ten derde
"t*!« qqj^^^®\'^ de uitspraak van mijn vonnis in den dag
Was dat de gemoedsaandoening van heilige
Vqq \' moet zij dan zijn van ons, zondaars!
oor j
^litejj aangeklaagden is het oordeel ook vreeselijk te
Vjigg^^"^^^^ zij van alles rekenschap moeten afleggen. \'
^^ voor een streng rechter op aarde duizend gul-
Hb . toevertrouwd, verantwoorden moest, dan zou men
Wd daartoe in staat te zijn. Men moet dus zorgvul-
zijn om voor God, in tegenwoordigheid van alle
^Uej. engelen, goede rekening te kunnen doen van
Sste,^!^^®\' ons door Hem geschonken, zelfs van het ge-
v\'i lieèf^ ^^^ is een gave Gods.
nu verantwoording daarvan te eischen.
^Qd ^^ de mensch saamgesteld is uit ziel en lichaam, zal
^\'\'lietijjg^^^t^ rekenschap vragen van deze twee voorname ge-
jN ^ie hij ons heeft gegeven. Wij zullen dus voor-
afleggen van onze ziel. Deze nu is met het
^^et^e^^^\'^^*^ ^^ daardoor en door hchamelijke zintui-
in kennis en deugd, opklimmende van de
v\'^\'^tijke ^^^btbare en lichamelijke dingen tot die der on-
to* bet kennen en liefhebben
^af. biervoor niet gezorgd zullen hebben,
te ,, ® rechter ons verwerpen, omdat wii onze zielen
\'Is j Verg- . - _ „ j
^ die\'"^^^^® hebben ontvangen en geleefd zullen hebben
J V zonder op de waardigheid en de bestemming
^ geven. Een koning, die zijn dochter,
bestemd, aan een zijner onderdanen ter be-
^Is^rl zou scherpe Verantwoording vor-
v^J^OOïjj^ ^^^^ bewaakt had. Zoo zal ook God zeer
V\' Vff"*^\'.^^® ^^^ overspelige met den dui-
^tt ïiu^\'^^" ^^^ dezen, een vijandin van God gemaakt heb-
^ doet men, wanneer men zondigt, naar den vleesche
Cord. p. SI:-—24r.
-ocr page 88-1 noS®
leeft, alle wereldsche en vergankelijke zaken ^
dan den eeuwigen, onbeschrijfelijk goeden ^o \' i^eid
men de ziel onderwerpt aan de macht der
haar, even als een dienstmaagd, het vleesch ^
lichaam is om de ziel, niet de ziel om het h® ^
zijn ziel bewaart, — al verzuimt hij het Jicli^^^
bewaren der ziel zal hij beiden behouden, maar wie i
bewaart en de ziel veronachtzaamt, die doodt ^
andere moeten wij rekenschap geven van ons ^ \'
de woonplaats der ziel, het moet dus door ^^
lö U.C wuuujjiaauB uci ziica, iicu mucu u.u.o deO\' i
in geestelijke oefeningen onledig gehouden
is als een burcht, door God ons toebetrouwd.
rekenschap geven of wij de vijanden Gods, de ^^ ö^* \'
rcjicusuijtijj gcvcxi ui wij uc vijaiiucii vjiuu..^, v-- ^^
des vleesches, daar binnen gelaten en de of ^
deugden en goede werken, daar uit verdreven ne ^^
duivel daarin opgenomen, Christus daaruit verja o ^^^
is ons lichaam gelijk aan een arbeidzaam dier, ■ ^ggg ,
= J - T.vig Q\\
Wij moeten van dien ezel drieërlei verantwoordifl^^_^„_,_ ^^
van zijn spijs, van den geesel, van zijn last.
wij hem behoorlijk hebben gevoed, niet te overvioe
„als men zijn knecht van jongs op dartel b®^ \'
zijn laatste een zoon willen zijn" [Spreui; ^ ^^
ook niet al te spaarzaam, waardoor wij verderv^- ^jggof^^^
gene lichamen zouden worden. Men volge jjie\'\' ^^
voorschrift {Moral XXX): „ met onthouding doo
zonde, niet het vleesch." Van den geesel.. • • ^^^^^^
het lichaam, met de geeselen der tucht behoory^h \' ,
alle verkeerdheid afgehouden hebben- ^^^
en zoo van tmc vcnvcüiuuoiu «Jgciiuuu-v^. - -jj
last.... of wij dit lic]iaam hebben doen arbeid®®-^^^ ^jg ^^^^
der poenitentie en der deugd. Ons lichaam i®
arbeidzaam dier tot het doen van boete geleend. ^^^ j^gp
Chrysostomus: „wanneer gij een paard of een ^^^^^^^ e\'^
ontvangen, dan zoudt gij onophoudelijk arbei.eëi®\'
ken: misschien wordt het morgen van naij
Dus moeten wij dit dier, dat ons door Christus is §
voeden met mate, met onderscheid, zoodat de
,, Ö3
i\'H d
tne\'t J ondeugden bedwongen worden; dus moeten wij
Saatjj discipline kastijden, opdat het ge-
"Mat ^ nlijve; dus moeten wij het tot den arbeid leiden,
^\'j goede werken der poenitentie doe. Dan zullen
^ Verantwoording kunnen atleggen van ons lichaam,
s wij rekenschap geven van onzen naaste. De
^Ceft, zijn kind, of hij zijn kroost goed bestuurd
gestraft voor de zonden zijner zonen. De
onderdanen. De wereldlijke overheden
^\'^^^cljy , niisdadigers bestraffen, hunnen onderhoorigen
ojig^j I _ en recht doen wedervaren, weduwen, weezen
l^^^^clltg \'J\'^kigen naarstiglijk beschermen en niemand ten
^ijti of schatting opleggen. De prelaten der
teggj^^^^piieht het volk te onderrichten, het te verdedi-
li\'ÏS^^ de aanvallen en het bedrog der ketterije. Zij
® kudde, hun toevertrouwd, met woord en daad
da» besturen, beschermen. Den predikers zal i
\\ d
1 Z^® oordeels gevraagd worden, of zij zelve alles
in
gj. zij hebben geleerd, of zij wel eerst be-
ll "^oen en daarna te leeren. Zoo wacht den
C\'" ï^r ^ä^nzienlijkeren een strenger en zwaarder oor-
C^^ïke^^^ van ons rekenschap gevraagd worden van al
eii z^l God ten gericht brengen; niet alleen
\'■l^ierj. zonden, maar ook die ons matig en licht
\\ - H\' "
V li schrede is weinig, een ijdel woord nog min-
Ver gedachte zeer gering; toch zullen wij
V*^^ ^Is ^^^^oording moeten geven. Dan zullen alle onze
voorhoofd geschreven staan en voor allen
Ä dig^ij moeten rekening doen niet alleen van de
V^^^n bedreven hebben, maar ook van het goede, dat
V van den verloren tijd. De tijd wordt
Zal geacht, maar gelijk er geen hoofdhaar
\\ ti\' ^^^^ (zonder Gods wil), zoo zal er geen oogen.
f J g\'g ® voorbijgaan, waarvan niet strenge verantwoor-
worden. De Heer zal rekenschap van ons
n alle gaven, die Hij ons toevertrouwd heeft. Voor-
6*
-ocr page 90-krache»
eerst van de geestelijke gaven, die der ziel, of wij ^
(ratio, voluntas, memoria (intellectus)) aange^®^^ jjcb»"^^\'
tot vooruitgang in wat goed is; ten andere van ^^j^jghei\'^\'
lijke gaven, die ons verleend zijn, bijv. sterkte? ^ ^..j^jjoß""
schoonheid; ten derde van tijdelijke gaven al^ va
macht en eer, vooral van kerkelijke inkomsten- "^^^.gr
alzoo de aangeklaagden in den dag des
vele dingen zich verantwoorden, en dat wel in jill®\'\'
tijd, onvoorbereid als het ware, dan volgt hi^^^^^^^gjjgii
moeten waken, zich zeiven onderzoeken, hun g®^ ^ ^ijlie"\'
houden, opdat, wanneer de Heer ten gerichte ^
waardiglijk kunnen antwoorden. .. ^--^et,
De toestand der beschuldigden wordt nog w\'l^i
dat zoowel de heirlegers Gods als al het ;
zegt, den menschen in zichtbare gedaante
den. De zichtbare verschijning eens engels jaag
vreeze aan; men denke aan de wachters biJ \'^^^.gggel\'i^^^^
Maar voor de verdoemden zal hun aanblik te^
zijn, omdat zij zich aan deze niet onder liefehj
maar in de verschrikkelijkste vormen zullen open ^^^^^g ^^^
is der engelen macht. Eén hunner kan vele ^^^^
sehen dooden (2 Kon. XIX: 85), en bij het^^^^j ßsO^^
ontelbaar velen tegenwoordig. Men kan hun ^^^
zins opmaken. Elk mensch heeft een "
het laagste koor der engelen behoort. Bij ^Is ^\'\'\'^.jiti
dus zoo veel engelen der laagste klasse aanw\'t^^io^^
sehen op aarde zijn. Nu is echter, ^"^»^\'^^^ijjjk®^\'i^^f^^
Dionysius Areopagita, elk koor van engelen ^^^gü
mate het hooger in rang is. Die ontelbare^
menigte zal dan in het gericht zichtbaar ^^^\'^^ijjie ^^
de engelen alleen, ook alle verstandelijke en r^
i) Mem. Art. 29, 30.
-ocr page 91-85
«mie^^ ^^ iegelijk inzie dat Gods oordeel rechtvaardig
? tden"^ zonden aan allen openbaar zijn. Hoe
Hm^-^^^h schamen in aller tegenwoordigheid door God
geoordeeld te worden. Men {Vitae Fatrwn)
^Sfl monnik, dat hij, na vroeger een slecht leven
to^ «Jen weg des verderfs zich bekeerd
«ijjj bij bedacht dat zijn moeder in den oordeelsdag
^^^^^^^^rdeeling aanwezig zou zijn. \' Om te zien, hoe
^®Senwoordigheid van al het geschapene het oor-
J\'^^flie,-^ ^ verzwaard, bedenke men^ slechts, wat stof tot
iei(j
^ en tot schaamte het ons zou opleveren beschul-
^.taanJ"^*^®^ tegenwoordigheid van enkele, weinige
al ij zich dan alle zonden te hooren verwijten,
liaar omstandigheden, ai hare vertakkingen, ;net al
i ^^^geklaagden is het oordeel ook vreeselijk om
Vaij Van het vonnis, » dat de rechter met de woor-
^aiU, XXV: 34, 41 spreken zal. Hoe zoet het
Jgüat^ ^poQit, gij pbenedijdenr, hoe hard de stemme:
^®ï;vloekten!" Het is volkomen waar wat Bernar-
^Pja^ij. ^ \'^niet Gods bevel: doet poenitentie, maar zijn uit-
^^^at, gij vervloekten! dat is een hard woord." Wat
C^^^\'iten ^^ ^o^\'l^ï^en zeggen, wanneer zij hunne ellende
l^H hei^L\'^®^ vreugde der gezaligden, die zij weleer
fl \' duivel vreest dat vonnis over zich
fgj^ _ —uai/ vuiiiua uvcr ZXCU
^ Uitspreken. Daarom zoekt hij den dag des oor-
Uit i * ------------- "V —" —O
Vggj^ ^ stellen, door zoovelen hij maar kan tot zonde
I Is de duivel zoo zeer bevreesd, hoe groot moet
^\'el
angst zijn!
^ maakt terstond een scheiding tusschen God
j.\'^ifleft^ ^ ^^^ vriend te
^^^^ ^^^ zal het dan zijn, als de ziel door haren
J^^erlaten wordt! ®
) Y
, Vloten a. w. blz. 86, volg.
-ocr page 92-belas
Wie zijn met de uitvoering van dat vonnis ^^^ ^ggg\'
het laatste oordeel worden de gezaligden door ^\'\'^^jjter ^^
ten hun nieuw verblijf binnen geleid. Wanneer^^^^^^gelt;
vraag opgeworpen wordt wie het vonnis, dat ^-r»^^
ten uitvoer brengt, dan luidt het antwoord op^
verschillend. Tan Yliederhoven beweert, * dat ^^^ ^^ gle
gereed zijn om terstond na het vonnis de ^ ^-gia
pen naar de plaats der eeuwige straf en bero®P ^^oof
bewijze daarvan op Esther VII: 8. i. f- ^^
den van Chrysostomus en Hugo van
St. Victor. ^
L daarentegen laat dit door engelen geschieden ^^
r _ _ ___ _ _____ . ^ _ _ , ____ ,._____ 7,icn
zich Matth. XIII: 41, 43^ Zif bedienen
oefening van de taak hun opgedragen van ne^^^ oo^^^^y
zoo alg wij boven gezien hebben, op den. dag
de aarde zal verbranden, terwijl de weg, \'«\'aar ^ jie
gelen de verdoemden ter helle voeren, door de
loopt. 3 gcblß\'^^j,\'
Uit dat alles is de vreeselijkheid des oordee-S
Het oordeel is meer te vreezen dan de dood,
oogenblik, dan de hel. Trouwens men is voorn ^^
pioii,
den dood beducht, omdat daarna een oordee
vergelijking met het oordeel Gods zijn des ni ^^^ ^^gt ^^
deelen als niets te noemen. ® De zwaarte ^^^^^ ooi^^ jits
stige gericht kan men alleen berekenen naar ^^^^^ gle\'\'
die God reeds op deze aarde houdt. H®®
\') Cord. p. 28\'.
Mem.. Art. 29, 33. — ;,Et quamvis aliqui dicant,
oio»
a Christo sententia contra iniquos, diaboli rapieü ^^geli ^^^^
seeum ad inferos, melius tamen dicendum videtur, ^^
totam illam maledictam societatem hominum reproborni-^
impellent ac praecipitabunt in carcerem infernalem-^ _ ^^j^e*- \' o?
Mem, Art. 33; „Tune ignis ille conflagrationis j;?»\'
et simul cum ipsis descendet ad profunda inferorura- .
suum horribilissime et latissime aperiens ipsos degW\'
vivi in infernum operti humo." Cf. Dial. Art. 12\'
Mevi. Art. 16.
5) Mem. Art. 3. Dial. Art. 13. Cord. p. 25\'\', 31\'-
Vî]^ ^^^^\'^dvloed, Aegypte, Israël ia de woestijn, Aäroiis
\'W ^ gevallen eno-elen. * Desniettfio-finstamirlfi \'/nnrlirro.,
loph,
poenitentie te zullen doen.
Ifct \'^oiïit
\'Oozen in voorspoed zien en de vromen in druk,
iiiet ^^^^ ^^^ hunnen mond de stoute uitspraak: „God
\'\'\'\'deel" aardsche dingen," of „ er is geen toekomstig
Verblindheid alleen kan hen zoo doen spreken;
7 ^ gedachte kan alleen bij hen opkomen, door
nauwkeurig genoeg Gods groote werken gade-
,\'Se geheel anders is de handelwijze van waarlijk
Nt^j.j^^^\'^nen! ^ Sprak niet Bernardus: „cum recordor
iNs [ terret terror me venturus, quem expecto non
i\\ dies me terroris, dies irae et furori», dies
dies ultrix peccatoris" ? Anderen zijn niet
het algemeene oordeel, omdat zij het nog
j M^ej achten. Doch zijn zij reeds bij het bizondere
h zoowel dan ala bij het algemeene zul-
oeaicl worden. * Bij onderlinge vergelijking der
dg verkeert men in onzekerheid, aan welk van
C\'^^^ius verschrikking toegekend moet worden.
liet algemeene oordeel zwaarder, omdat alles
^ is, omdat men naar ziel en lichaam beide ge-
wereld verbrandt. Maar tevens kent
), \'bizondere oordeel zekeren voorrang toe, omdat
t\' omdat een ieder, die daaruit gerecbt-
\' % 1 Voorschijn treedt, bij het algemeene oordeel
S >eu
eg de" algemeen aan het oordeel denken om
Zonde te verlaten, Van Vliederhoven weet daar-
) kZ\' 17
\' 34, • P- 27r
H
W\'^ophoudelijk
en bedriegen zij zich zelve met de ge-
Wanneer sommi-
fite
de
uit nog een ander gevolg te trekken: gedacW^
oordeel sterkt in tegenspoed. ^gn
Wie in den dag des oordeels vrij staan en da«^ ^^ goß^
stig rechter vinden wil, verzuime de barmhartige^
de werken der geregtigheid, der liefde niet. * \'^^erïi®®
dan voor Christus eenen goeden oogst hebben e»
van vruchten, zaai dan rijkelijk in de lente des ^jJeP\'
digen levens,-want wie weinig zaait zal ook vvei
maar wie in zegeningen zaait zal in zegeninge^^
III. Hel, Yagevuur.
Na het bizondere oordeel komt de ziel des bo^^
hel, die des rechtvaardigen in den hemel, tijd ^^
van hen, die wel goed geweest zijn, maar toch
hadden kunnen wezen, in het vagevuur vï^\'^Lt
om, daarin gelouterd, later een deel der heffleJ- \' ^
deelachtig te worden. Na het algemeene jjj-ijgß\'\'
vagevuur op te bestaan. Ziel en lichaam beidei^ ^^^
of hemel öf hel ter onveranderlijke woonplaats- ^^^^^ (Jßf^^
Bij de behandeling van het derde uiterste
ale zoowel als Memoriale niet uitsluitend
hare straffen, maar ook die van het vagevW^^^^^ ^jg
schouwd, en de straffen in beide plaatsen wor ^^^ ^^ ü ^^^
voorgesteld. Hierbij dient men echter in bet ^{e
den, dat in het vagevuur de ziel alleen, in ^ ^^^
lichaam beide gepijnigd worden. Wij
gedeelte van ons onderzoek ook op de
bronnen aangaande het vagevuur acht geven- ^^^^ïf
Yooreerst vragen wij naar den naam van ^^^ot^^
sen. Voor het vagevuur vinden wij in bet .jj^t
\') Cord. p. 26v.: ,Hunc diem frequenter debet ^"^jude®"\'
tribulatus seu opere poenitentiae aggravatus, et in^ë"
in anima subl\'evamem."
2) Mem. Art. 34. Card. p. 27^
3) Cord. p. 28\'\'.
-ocr page 95-89
Vqqj, de gebruikelijke benaming van „ purgatorium".
Cordiale, Memoriale en Bialogus dien van
^"liere ^^ ^^^ verklaringen van dezen naam zoowel als van
Sell ^^^ hel en vagevuur gegeven, ontbreekt het bij
^«ti niet. \' „Infernus" wordt de hel genoemd als
^tfaf ^S® plaats, werwaarts de verdoemden ter eeuwige
worden („ inferuntur"). Als vurige plaats
^HidlJ\' ook den naam van „ Gehenna", welk woord liet
feïit/,\'^®^ ignis" overzet. Volgens Dionysius echter
^ benaming „Gehenna" ter aanduiding van de eeuwig-
^^ti ®tralfen in die plaats en moet zij omschreven wor-
Mqj^ " quasi sine annis." Omdat de hel een plaats is
Jj^o als*^^^\'^^^\'^tzij „Tartarus" d.i.: „turbatus" genoemd,
S vip\' het Cordiale, reeds Papias heeft opgemerkt,
^^^t i ^ aan de hel gegeven is die van „ Avernus".
\'^\'\'^ïst ^ straffen nimmer gematigd, maar altijd
Vti^ daar toch heerscht, omdat vuur en koude de
®te middelen ter pijniging zijn, óf zomer of winter,
i^^^^ar ^^ treft men daar de zoete lente of een gema-
^an. Zeer juist wordt daarom de hel „ Avernus",
\'\'Hij^yf^Sgen: „absque (sine) vere et temperatura (tem-
% ig \' genoemd. Om aan te toonen dat de hel een
^^^lijvgj^ ^^^^ alleen wanhoop gevonden wordt, bezigen de
^öt^ ^nzer Quatuor Novissima het woord „ Acheron". Dit
^ l\'aT)-^ Vliederhoven beroept zich ook hiér
^^^\'^gösteld uit „a", wat „sine" beteekent en
is Zo^ \' ^^^ „gaudium" wordt overgezet. „Acheron"
\'\'Ve »sine gaudio." Van al deze benamingen
JSuv. flo KiiTiQ ni alm\' onfl o-oKvniVfQ
VJ^\'^\'dere
de bijna uitsluitend gebruikte.
- , vraag, die ons hier moet bezig houden, is die
lil l^ev\' volgens onze schrijvers vagevuur en hel
\' ^ dat^^^^"\' ^^ vermeldt Dionysius uitdrukke- T
in het midden der aarde gevonden wordfc, om-
\') c
V ^a" ^^ Mem. Art, 43.
■ -\'^rt. 43.
\'en
-ocr page 96-90
dat daar, wegens de plaatselijke gesteldheid, ^^
koude heerscht. Ook wanneer Dionysius verhaaW, ^^^ j^gp
den grooten oordeelsdag, als Christus het vonnis
heeft uitgesproken, de verdoemden door het vuur ^^^
gesleurd zullen worden, en de aarde daartoe haren
openen, dan blijkt daaruit dat hij zich de hel ^^^
woonde aarde gelegen dacht. Yan Vliederhoven ^Is
evenmin een bepaalde aanwijzing van de plaats der ^^^^„eji
onze beide schrijvers van die des vagevuurs. Toch^ ^^^gj
wij aannemen dat Dionysius ook laatst genoemde ^^^^
de aarde dacht. Onze Kartuizer namelijk scliree- ^^^ ^oe
kennis der toestanden in het vagevuur groote jggeo"^®
aan de legende van het St. Patricks-vageyuur. D®^® J f^
nu laat den weg naar het vagevuur door een
gaan, en wij zullen wel mqgen aannemen, dat ^^ de
ook hier eenstemmig met dit verhaal dacht,
hel zich in het midden der aarde bevindt, zal
iets hooger dan eerst genoemde plaats, onder de ^^^gjj,
aarde, tusschen hel en aarde in, gedacht moeten ^^^^ dei
. Wat onze auteurs van de plaatselijke gestel»
beide verblijven berichten is betrekkelijk g®^^""\'gjijij^^"^
bij Van Vliederhoven in \'t geheel geen plaatsbe^^j^ ^oi^^"
der hel voorkomt, wil Dionysius, ® dat men haar ^^^
stelle als een zeer uitgestrekte vlakte, geheel uaü^"
dor, door vele vuren verbrand, vol diepe kuilen ^ ^^^ #
putten, die met zwavelachtig vuur zijn gevuld, M
vurige ovens. Een topographie van het ^agevuur^^^^^j;
geen van beiden gevonden. Maar wat Dionysius
gaande den toestand dier plaats kunnen wij weder^ Ijij
derstellen. Daartoe behoeven wij slechts jgde®\'^
dienaangaande in zijn Memoriale en Bialogi^^ uie
O Mem. Art. 33. ^^
Art. 43: ,,Prorsus iufructuosum, arefactuö\\\'^p.jteis ?
multis combustum, profuudissimis foveis et aagustiss»^^\', , pie"
iium, qui putei ao foveae sulphureis iguibus sint repleti^
quoque iguitissimis caminis."
Ole»
. \' lïlOiiv,\'i . ^ \' ---------\'■> —O-- "——
\'\'fda Engeland \' lag van witten donderdag tot
Staj^l paschen als levenloos neder. ^ In ekstatischen
Sgg^^ hij de straffen van het vagevuur. Tot bewustzijn
\'^tha^*^^*^ verhaalde hij al wat hij had aanschouwd, en
.^ïisiej^^^^ door zeker aanzienlijk monnik (Matthaeus
[ ^^ ^^ Petrus, den eerwaardigen abt van Clugny,
\\ ^ gebracht. Onder geleide van den h. Nicolaas
een breeden weg in een uitgestrekte
^ \' vreeselijk om te aanschouwen. De inwoners dezer
echter niet verdoemd en zouden dus eenmaal
kwamen zij tot de tweede plaats
^^ eej^^^^^ng, waar de straffen wel zwaarder waren dan in
} ^agejj\' ^^^^ ^io nog tot het vagevuur behoorde.
^Vigj, ^^ aldaar een zeer diep dal, door hetwelk een diepe
^io onuitsprekelijk stinkenden nevel ®
uitgaan. De derde plaats van het vagevuur,
iu d en waar de straffen weer heviger waren
Hïitv\'^^\'^®®\' ^^^ groote vlakte, overdekt door
chaos, doorsneden door een zwavelachtige
s\'^^\'^tQöi van stank, terwijl een nevel, zwart als pik,
vlakte waren uitgespreid. Een andere
iejf^\'^^^ Dionysius ons den toestand van het vagevuur .
s is de bekende van het purgatorium St. Pa- ^
V i^eilige, in Ierland het christendom predikend,
dJ\'^J\'iUrJ -^i\'t- 23. In het eerste zijn de straffen des
^ geteekend, terwijl een beschrijving van de vreugde
^eelc\'p® vasten, gedurende de Quadragesima en vooral in de
t gebruik, zullen zeker \\fel aanleiding heb-
\' \'^\'etiji ^^ visionarischen toestand,
i^dicibilis foetoris.»
itüïi"^\'^!\'\'^®\'^^\'\' horrendum, cni admixtns iiiit flnvius sul-
■ 1foetoris, Kebula qucque et flamma instar picis
\'tn ^^^Sebatur confuse per campum."
\'\'V Vel" bestaat verschil tusschen
Htaff^^^^ meegedeeld wordt; in \'teerste is de beschrijving der
" Uitvoeriger, maar mist, men die der hemelsche vreugde.
\\ aangaande visioenen, waaraan hij zijn zegei hecht.
93
kon de heidensclie volksstammen niet
zijner leer overtuigen. En wanneer hij
heid zocht te overwinnen door de ______ - ^^
fen der hel, of door die der hemelsche vreug ^^
klaarden de heidenen daaraan niet te ^^^èfi-^
te zullen doen, alvorens zij ze in werkelijkheid
ßeii
de li®^
schouwd. Nu bad Patricius tot God, en deze
„ grot of put", waardoor men het vagevuur kon ^^^^^ j^eer^
den. Toen sommigen gewaagd hadden daar in te
den eenigen hunner nimmer terug, maar die ^^^^^ing
hebben geloofd en door hunne getuigenis de P^^^^gjuS; " j.
St. Patrick bevestigd. Later is zeker ridder
boete te doen voor de zonden die hij bedreven na ^o^^
afgedaald. Hij werd op zijn tocht door het vag ^^^ ^
duivelen begeleid. Eerst trokken dezen hem
breede vlakte, die vol was van folteringen en ® ^fi ^
na naar een ander veld, grooter dan het ^^^^^ ^lij
daar naar een derde vlakte. Vervolgens sle j^^gjije^\'
naar een vierde plaats, vol vuurs. Eindelijk
aan een groot huis, waaruit een vreeselijke_
Daarin waren ronde putten, gevuld met verschiU®\'^^^
metalen en vurige vloeistoffen.\' Nadat hem ^^^^
nog door verschillende zeer koude, stinkende jftt
zich hadden gesleept, bereikten zij een grooten, \'
van Anel^\'^\'
huB
■oorstelliiig v^n ^^^
it
Daarover lag een brug, uiterst glad als ijs^
men te nauwer nood den voet daarop zetten
zettend hoog, dat het vreeselijk was de oogen ^^^
te heffen. Aan Egneius werden de
getoond, nadat hij deze brug achter zich naO-
breeder geworden was, naarmate hij verder oP pjoii/\' ^^
schreden had gezet. — De derde bron, waaruit \'^iJ^
gevoelen aangaande de plaatselijke gesteldhei ^^
kunnen opmaken, is het bekende verhaal aangaf
koö
der
fer
ver
1) V Fossae rotundae, quae eraut impletae uietalü\'\'
tibus et ignitis liquoribus."
93
ig^ ondalus verleend. * Tondalus was een iersch ridder,
^HgJ\'^^^ger wild geleefd hebbende, door de hand Gods
ilgj^ Werd en een drietal dagen ® als gestorven scheen,
\'\'nl^gjl^^^^el\'ie evenwel hem te begraven, daar men in zijn
\'•^t nog eenige warmte bespeurde. Nadat Tondalus
^^\'^^tzijn teruggekeerd was, berichtte hij al Avat hij ge-
"feve ^\'^dervonden had. Bij Dionysius nu vinden wij een
hetgeen Tondalus aanschouwde in het vagevuur,
\'itigg straffen der hel niet genoemd worden. Alle kwel-
den, berden
der ziel aangedaan; van het lichaam is ner-
Aan het eind van zijn mededeeling zegt Dio-
Hijy^^\' " Tondalus zag ook vele andere verschrikkelijke ver-
Ve^^^^ 2eer vreeselijke straffen, die alle bovengenoemde
^^^ Uit^^ overtroffen." ® Die vele andere verblijven maken de
\'\'^llgjj\' |-\'^Qiers het verhaal zelf van Tondalus^ visioen zegt:
gij boven hebt aanschouwd, wachten het oordeel
niaar die in nog lagere plaatsen verkeeren, zijn
\'\'\'et g^^^^rdeeld. Want de benedenste hel hebt gij nog
\\ ^ Tondalus\' tocht nu door het vagevuur wordt
\'\'ie I^ionysius kortelijk beschreven. Met een engel,
\\ cli^ ëids diende, kwam hij aan een „ vreeselijke val-
\\ ^^^\'^\'lister, met de schaduwe des doods bedekt, vol
Hsgi^^ ^randende kolen en een ijzeren, geheel gloeiend
ter dikte van zes ellen, uit welke vallei de
ondragelijke kwelling veroorzaakte." ® Daarna
49. Dial. Art. 21. Het Memoriale geeft uitvoeriger
des de straffen des vagevuurs, de Dialogus van de vreug-
\'■4
Ai.^^^ia quarta usque ad sabbatum."
\'^orribilia loca et tormenta gravissima omnibus poenis
^\'^^^^\'\'^hter aeerbiora."
y . ^^ animae Tundali (waarover lager): Omnes quos
judiciiim Dei aspectant. Sed hi qui adhue sunt in
J^-in judieati sunt. Adhuc enim non pervenisti ad inferos
\'"tibusterribilem, tenebrosam, mortis caligiae coopertam, ar-
^^ïbonibus plenam, habentem operculum ferreum, totum ig-
, ia hoog®\'\'
kwamen de engel en Tondalus tot een verwonder J ^^a
berg. Aan de eene zijde daarvan was een stm ^^^^ jjjjde
velachtig en donker („ tenebrosa") vuur, aan dé an^^^^ Yßi\'
werden sneeuw, hagel, ijs en hevige wind aange^\'^^^^^gjach^S
der bereikten zij een vreeselijk, zeer diep ^^t
dal, waaruit een ondragelijke stank opging-_ ^ ^^^ fÊ»"
was een rivier van zwavel. * Nu kwamen zij °
schrikkelijk beest, Acheron genaamd, dat -o-cl
mond liet komen en in welks buik de zielen gep^ aii^\'
den. Yerder gegaan zijnde troffen zij een groot^^^ ^^ ^\'glei\'
Daarin waren beesten, die zich begeerig
te verslinden. Over dien poel leidde een brug, ^jle^^
lang en maar één palm breed. Het waren ^^eifC
de groote lengte en de geringe breedte, die den ^ .^^gfei\'
moeielijk maakten. De brug was met zeer scherp
pennen bezet, die de voeten dergenen, die
gen, doorboorden. En nog niet genoeg ! Men ^
die brug niet overtrekken, maar tegelijk met eeii ^^^^itl\'i^^
dat den zondaar tot misdrijf had aangezet. ^^ éf
met een wilde koe, die hij gedurende zijn leven aan^^
bloedverwanten had ontstolen. De beschrijving vi^i\'-^\'\'\'
nu voorvalt is in het verhaal aangaande
Tondai ■ ^^^p^
en daaruit bij Dionysius, gegeven met een hn^^^^\'^^gji
deren van het groene Erin volkomen waardig- ^^ sf^^^
dalus zijn lot had vernomen, begon hij te
hij: „ Hoe zal ik, ongelukkige! onder zoo gi^^ ^^^ jjiet^^
koe kunnen brengen over een plaats, waar ik ^ jg
staan." Doch klagen baatte hier niet. Hij g\'^\'-\'^
_________
nitum, spissitudinis quasi sex ciibitorum, cujus foeto^ ^^^J
affligebat." . „vef ^\'p^
Volgens het Tractatus de raptu animae lundah » j^^.^gd. ^ ^^f-
een plank bij wijze van brug, 1000 el lang en i- ii\' ^^^^
brug wordt door Dionysius niet vermeld. De andere J^^^^g
haal van Tondalus\' visioen is dezelfde als die in ^e ßrßS
Patricks vagevuur en een andere die, volgens Dionysiii®\'
4 Dial, gevonden wordt, zoo als wij later zullen
Ver*^*^^^^ aangetoond, bij de horens, maar
Ht zich en wil volstrekt niet voorwaarts. Tondalus
/"^^jaaöf\'^^ koe trekt, totdat hij haar ten laatste op de
Jjg^ • Vol angst en schrik worden de eerste schreden
Nchf spoedig bevangt een duizeling den
JM zijn voet glijdt uit, de beesten onder in den
y de doo^ Gods goedheid weet hij zich
\\> • ^^^^ klemmen en weder op de brug te ge-
j,® angst was niet verminderd. Langzaam trekken zij
glijden de achterpooten der koe van de
Q weet Tondalus haar te houden en gelukkig
Vq^ brug te brengen. Wederom trekken zij lang-
pa. \' Vallen en opstaan. Doch nooit vielen beiden te
\'i® een viel, dan bleef de ander staan en zoo
^Oetej,^ ^ikander. En bij al dien angst lieten Tondalus\'
^d scherpe pennen gekwetst, bloedige sporen
jj^^^Htg d ^ ^^^ midden op de brug gekomen. Daar
O ^^^ ^\'as ^id\'^er een nieuwe schrik. Van de overzijde des
ij^ijöe nian langs de brug gekomen, die een bos hooi
^^^chouders droeg. En nu in het midden stonden
i^^So^p!!®^®\'^ elkander. Uitwijken.... daarvoor bestond
^^«n? ^^^Jkheid. Terugkeeren.... wie van beiden zal het
C^\'^^ijk ^•^i\'len was de ter helfte afgelegde weg even
^eg ^\'^.^^est. De een bidt en smeekt den ander toch
C^ ^^^^^ versperren. Zoo staan beiden in grooten
C ^OcT^^^^ ^^^^ vangen. Eindelijk ont-
N ^^ ^Oo hunner en, zonder dat zij weten hoe, de
[. Mte \'"y den ander geraakt. Nadat Tondalus het overige
\\ de gelukkig te boven was gekomen, ge-
V^en ^em tot een huis, vol van vuur, waaruit
Even geestig als de schildering van
(if ^st i de koe, wordt in een ander visioen
. ^^Us 7 engelen en duivelen beschreven. * Volgens
• liialog.) wordt de plaats, waar alles tot pijni-
,
-ocr page 102-96
stro
ging strekt, door een zwarten, nevelachtigen ^^"^^^^^g^j.ooiï\'
van een liefelijk verblijf gescheiden. Over dien - ^^^^^ ^
een brug. De rechtvaardigen kunnen
onrechtvaardigen niet. Toen zeker ridder ^^^^j^g^jvei
overtrok, glipte zijn voet uit en gleed hij tei^ . ^
van de brug af. Terstond rezen er uit de rivier
selijke mannen op, die Stephanus bij de fafl ^^^
den zochten te rukken. Maar andere mannen, sc g^gpli^"^^
daante, in witte kleederen gedoscht, bego""®^^\'jeV^^^^\'u,
bij de armen omhoog te trekken. * Volgens ^
der h. Brigitta (cap. 7) heeft een engel aan de^e li^\'
M fhv
dat er drie plaatsen des vagevuurs zijn.
derde boven de tweede, waar alleen de bege- ^^.^nk
God te komen gevoeld wordt. Dionysius gehrn»^^ ^ o^e^j
noemde visioenen en neemt hunne woorden ^^^^^^
Vatten wij alles samen, dan is voor hem het ^^^^^^^
plaats, waarin drie of meer vlakten, bergen,
bruggen en huizen gevonden worden. Waar di
niet be^
visioenen van elkander afwijken, kunnen ^y ^ nit^""\'^
op welke zijde Dionysius staat. Noemt hiJ " ^^^
lijk, zoo als wij boven zagen, de hel een „^
naar ik meen, op dat woord niet te sterk ^o\'i
^e <
twe®\'^ (Ic
waarin de zwaarste straf wordt voltrokken, een ^ jjeef®*^^ tnt
de eerste, waar alleen „gebrek der krachten g-fi
-. . ,, 1. Tipfreei\'
beweren dat in de hel geen bergen of
aangetroffen. Evenals de straffen in hel
gelijk worden voorgesteld, zoo zullen ook, ^^^ \'^^^^»ivf\'
wendige gedaante betreft, hel en vagvuur \'\'^^^jiel\'
beelden gedacht zijn. Maar even als de straite ^
der zijn dan die des vagevuurs, omdat ziel
gepijnigd worden, zal ook de plaatselijke » ^^^^^ ^^jjf
itgenoemd verblijf vreeselijker aanblik opl^^® ^^^
nr." 1,------- J.1....-J-. ... .1. j. 1_________.O xran het jetf
f
eers
Wij kunnen thands met de bewoners van
■veil
beS\'
1) De hellevaart van ridder Stephanus vindt
Spieff. Mst. III part., TIT boek XLIII.
") Dial. Art, 31.
97
J^j Op j Vooreerst zien wij de verdoemden en letten
uitwendige gedaante. Van de gepijnigden inJ
opgegeven. Natuurlijk, want
^^Istaitj alleen zielen gekweld. Maar in de hel is de
JU ^^ g eid der verdoemden zoo groot, dat het aanschou-
\' Daar zijn de zielen volstrekt
\\l duivelen gelijk geworden, ® en de lichamen
i^lkej te wanstaltiger („ deformiora") en schrik-
tj^\'^^^^iu!- ^^\'^^\'^^ouwen dan toen zij in de graven, half tot
N. 3 ^ overgegaan, door slangen en padden werden ver-
^^ die afzichtelijke uitwendige gedaante, die reeds
eei^ oordeelsdag is aangevangen, geeft Diony-
«ïer ^^Igelijke schildering, door hem aan het vierde
■Revelatiën van de h. Brigitta ontleend. ® Met niet
qUa deformiora et ad intaendum hor-
in monumentis pro media parte corrosa
s \\ , "«ffonibusqne operta."
V ll\'-
V "^^Set^Ï 33. ,Y]debatnr mihi quod quasi vin-
^^^^Um in eapite cujusdam peccatoris defuneti per mo-
St^\'^\'^eïlV^ tam fortiter quod occiput et frons ani-
Per l oculi vero deciderunt a sedibus suis, depen-
X\'. ^\'\'letn^x^\'^®® ^^ = \'^"iies quoque quasi ab igne com-
^«eli\'. ^\'\'\'giia\'^ \' . autem rumpebatur, defluens per nares et
COöf ■ extendebatur, dentes comprimebantur, ossa in
et tamquam funes contorquebantur: manus
^\'^tso\'^^\' coUum alligabantur: pectus item et venter tam
quod eostis confractis, cor cum interi-
\\ crepuit: sed et foemora pendebant ad latera: ossa
^^trahebantur eo modo, quo tenue solet filum in
Bi-jJ.^"" gedaante eens anderen verdoemden beschrij-
NJ\'^^atoïP^Ï®\'\' "^P gezag Dionysius: , Aures ipsius erant
O cerebrum cum continuo flatu
\\ ^^ Oc\'oi ^^tem eversi apparebant atque immersi, et vide-
ape\'f^^ apertum et lingua ex-
"^tiras narium et dependebat ad labia. Dentes erant
-ocr page 104-^^^^^^ jer
fflk\'der sprekende kleuren wordt de inwendige ^^^^^^^ Q^eX^
veroordeelden geteekend. Zij gevoelen geen ® ^^^^^ di^\'^
liTin .zonden, maar zij beklagen zich over ^^^^^^^
zij \'Op aarde onvruchtbaar hebben laten tot ^^^
wat alle schepselen van nature begeeren, dat is jjuH
voorwerp van haat geworden. Zij betreuren ne ^^^
n.er geboorte. Zij lasteren God, die macht heeft
kastijden, omdat Hij hen niet aan hunne sm»rt "^^^^fje
.gelijk ßßu ziel, die zich in dit leven aan ongeo^ ^^^^ f]
geerten (Overgeeft, daardoor zich zelve tot straf
de zielen-der verdoemden zich zelven tot een ^
haar de grootste droefheid en ontroering („ v&f ^^^
Zii haten .al wat goed, al wat eerbaar is, zij ^iju jj 2
wrok, droef heid, schrik, wanhoop en verVloej^ gf
kruisigen, kwellen, knagen en doorboren zij ge^^^^
hun misdaden, en zijn zij zich zelven zeer ^^^
den", „ wenschen zij niet te zijn, en zouden goï"^
dooden, indien, zij dit vermochten!" * Het sP^\'^^J^^jj te ^^^^^
dat het een troost is in het ongeluk deelgeno® ]jii ^^
ben, maar dit geldt bij de verdoemden
elkander, omdat de een aanleiding heeft
verdoemenis van den ander. Elkaar te zien ^^^ ^^^
geeft reden tot grooter droefheid, in plaats jjt,
Evenzoo worden de straffen der duivelen
veroordceling .dergeiaen, die zij tot zonde he ^ ^gi
Men leest dat aan zekeren geloovige een yji
zoon zijn verschenen, die samen verdoemd sp\'-"\'\'^\'
schimpten en vervloekten elkander. T)e ^^^ ^eï
zijnen zoon,,
gij zijt de oorzaak, waarom vei\'ï\'^l^ei\'
doemd ben, want om uwentwille, opdat ik ^ ^^^^ gji ^^^^^
verhoogen zou, heb ik tijdelijke schatten
ik hebzuchtig geweest." Maar de zoon antvfooi ^^r
quasi ferrei clavi palato affixi; bracliia fueruiit tam ^^^pj-iu)^\'\'"
tiugebant usque ad- pedes. Manus ambae videbantur c
dam pinguedinem cum pice ardente."
1) Mem. Art. 44.
-ocr page 105-99
gl ,,
\'tokjj^l^ oorzaak mijner ellende, want gij hebt mij afge-
^ Van de dienst van God, en om u niet te beleedi-
^^ ^^ wereld gebleven/\' \'
\'\'^ïeti ^^ verdoemden zijn in hel en vagevuur nog an-
Onder dezen moeten vooreerst de duivelen
gorden. Behalve op twee plaatsen, ^ waar van
\'\'^ts jj der duivelen sprake is, worden deze overal el-
onze schrijvers voorgesteld als degenen, die de
uitvoer brengen. Hun gedaante is niet nauw-
k opgegeven. Aan het sterfbed verschijnen zij, gelijk
Vsgi.,/\' zagen, als Aethiopiërs en als draken. ® Maarzoo
hun aanblik, dat men, volgens dc getuigenis der-
S hebben aanschouwd, liever in een branden-
A zoude springen, dan hen, ook maar één oogen-
"Uivp} Aanschouwen. ^ Een oudvader meende, dat wie den
K in de gestalte, waarin hij zich aan de verdoem-
\'\'ik
^Sït
f\'\' «al ^^^^ angst terstond zou sterven. „Hoe vreese-
% ^jj ^\'^J dan zijn in \'t kwellen, die zoo door den aan-
Ne ^eeds doodt!" ® De duivelen zijn te wreeder naar-
eiij ^ ^Sroote oordeelsdag meer en meer nadert. Hun wreed-
Verhoogd door hun aantal (een oudvader ® zag
visioenen, vooral iii dat van den engelsellen
^ (jg visionaris vele bekenden en onder hen vorsten en
scherpe kastijding noemen van\'
\\ liet geestelijkheid van zijne dagen, wanneer hij, verwon-
^^elen cl weinig geestelijken aan te treffen, daar toch
(«t \'lat , ^ S^^ofte der knischheid schenden, als reden daarvoor op-
y ^^i\'^igen hunner waar berouw hebben, en daarom bijna allen
j ke^ eeuwig worden verdoemd.
het ■
de rapU animae Tmdali komt een uitvoerige
In, .....-----------------«.tv .
"■ato ^^^ duisternis. Lucifer, en van de
\'W ^ ^^^ tegelijk pijniger en gepijnigde is
il \' tl. •,.,-, „
-.[( - a-j- r-j—O —
V^en\'n, Art. 10.
5) Cord. p. 411\'.
^^^^^^ ^^^ Evesham volgens Matth. PaHsiensis,^ Hist. Angl.-,
St. Patricks Purgatory, an, essay on the legends of
\' and Paradise,
rrent during the middle ages, London,
\'f- 39
-ocr page 106-heu de menschen omzweven zoo talrijk als een ^oi\'clei\'\'
en ook omdat zij machtig zijn en nimmer
De duivel wordt meestal voorgesteld in de ^ij ^^^
een draak. \' Maar ook nog andere beesten vin
bewoners van hel en vagevuur vermeld. Beeren en^^^
padden en basilisken, * wormen, levend en half ° ^^jjeii
ding overgegaan, ® monsters, op aarde onbekend,
aldaar aangetroffen en onder hen het beest
Wanneer wij thands de straffen van hel en ^^^^
len beschouwen, herinneren wij aan hetgeen ^^ejio^\'^
dezer afdeeling gezegd is, dat zij namelijk dezelf ^^^jggji
worden in beide verblijven, dat in het vagevnni" \'jflig \'
ziel, in de hel beiden ziel en lichaam worden
Overigens willen onze schrijvers dat men zich de
opzichten nog vreeselijker denkt dan het ^ei
In het algemeen is de straf tweeërlei. Zoo Yr-cp»!®"\' f
diale, ® volgens het eerste boek van Isidórus ^^^^ig ^
werk de summo hono\\ „in de hel is een dn
der verdoemden, wier ziel door droefheid pj^jjiysi\'\'\'^\'
wier lichaam de vlam verteert," zoo leert ook
>) Cord. p. 42v. j);
Cord. p. 42S Dial. Art. 7. per»^\'\'
Cord. p. 41r. (een plaats uit een der werken "Jj.jiv
„Non enim impossibilis erat omuipotens manus tua, ^ \'^\'^^"of«"^
terrarum ex invisibili materia, Ulis immittere multit^ ^^^
aut audaces leones vel novi generis bestias ira
igneum spirantes, aut odorem fumi proferentes aut .^j^g e*
scintillas emittentes quorum non solum lesura P® 49-
nare: sed et aspectus per timorem occidere." Mer/t-
O Mem. Art. 43. jg rod«\'^ ; d«\'
5) Mem. Art. 47: ^Vermes monstrosi dentibus vene»» ^^^ugtr"®\'
„vermes super omnem aestimationem erant
horribiles^ ^^^tes. j.^;\'
formes, rictu pavendi, et naribus ignem execrabileiö eJ- j^pifi
«) Mem. Art. 47: „Monstra ingentia et ig^^^a,^^i^^.^^^jjiis
Mem. Art. 48: „Dracones igniti," „bufones mirae
liabentes rostra deformia."
J) ^firg. boven, blz. 94. ») P.
«) Mem. Art. 45. Dial. Art. 14.
-ocr page 107-101
^od Q\'^art.: „Gelijk het hoogste
klg
genot
^an K ^ aanschouwen, zoo is de grootste kwelling
pzali te worden. Daarom wordt het gemis van
1 ^et/^^*^ aanschouwen Gods de „poena damni"
^Oï jjJ\'^^den genoemd, maar aan de pijniging door vuur,
S ^ \'^ae of door andere middelen geeft men den naam
\' oena
ilir^ ®ensus." Het is niet zonder reden dat er alzoo
\\ 2a]{ bestaat. Immers in elke doodzonde zijn
ptoo ^^ te merken, vooreerst: dat de geest zich van
onveranderlijke goed afwendt; voor die af-
\'Hs
> hei\'
nu wordt de „poena damni" opgelegd, het ge-
aanschouwen Gods. Ten andere een ongeoor-
Y ijdef ^®ig(iheid des gemoeds tot een geschapen, broos
iQfijj goed. Hieraan beantwoordt de „poena sensus"."
j, ïn deze laatste wordt gehandeld,
p ^ zonde liggen verschillende andere opgesloten.
fV^id bijvoorbeeld
is ondankbaarheid en oneer-
Ming Jegens God, verwaarloozing van zich zeiven, ver-
IjJ^f^aa^J^/.® ^^arten, luiheid des geestes, dwaasheid, onge-
verkeerdheid, slechte liefde en ijdel zelfbe-
^^^ aarotn zijn er ook in de hel en in het vagevuur
straffen. Zij worden in verschillend aantal
tl
^n opgegeven. Iemand, die van den dood verrezen
^^ de legende van St. Johannes, aldus in
^ op:
^\'^rmes et tenebrae, flagellum, frigus et ignis,
Yqj aspectus, scelerum confusio, luctus.
tï^j\'^t straffen bij de menschelijke wet
vincula, verbera, talia, ignominia,
servitus. Dit achttal nu wordt ook in de hel en
aangetroffen. Ten bewijze daarvan weet Diony-
• ^ftbijbelplaats bij te brengen.
■^c.:!\' An. 40.
jj - X---------j .......O— Van Vliederhoven
^®gental van straffen op, ® die hij aan Gregorius, Sup.
-ocr page 108-de,
Matth. 8: 12, ontleent. Zij zijn ondragelijke gta"\'^.\'
bluschbaar vuur, de worm die niet sterft,
tastbare duisternis, vreeselijke geeseling, het aa ^^^^
der daemonen, de droefheid der verdoemden,
al wat goed is. Met dit acht of negental is f\'
niet te vreden. Hij deelt elf straffen mede. * I*®
schiedt door vuur. Daarmede worden zij ^^^^^
zonde haren oorsprong nam in de hitte der bege^^^^^ jjje
Dat vuur is denkelijk van zwavel. Wel worden
één vuur, dat is met één soort van vuur, gestra ^^ IjC
schijnt met reden te kunnen aannemen, dat er^^^
vele vuren zijn, ongelijk in gloed. Een tweede s ^^ ^.j op
elegd, die zich door traagheid en zucht naar
de dienst van God hebben onttrokken.
hevige, allerijselijkste koude. Yooral aan hen ^^^
-I -t T \'tl , ^ \' 1_X -»-lOnT ^ \' [\'flf ^^
............. """ ------------------i:
het bijten en de afschuwelijke leelijkheid der
wormen. Sommigen vatten het woord van JesßJ
„ hun worm zal niet sterven" in geestelijken zin
denken daarbij aan lichamelijke wormen. E®^
is vreeselijke stank. Hij wordt veroorzaakt door
vuur, door de lichamen der verdoemden zelve, ^ jg
\' ■ f de ^ 1 li\'l\'\'
dragelijk, omdat hij evenmin als de hitte o^ ^^^^^^
de hel ontsnappen kan, maar altijd daarin opg\'-\' ^g^eifi\'\'^^^^^
De vijfde straf is het vreeselijk aanschouwen ne
en verdoemden, over wier afzichtelijkheid ree ^^^^^^
is. De zesde straf is ondragelijke honger- ^ jjjaïi*,\'\'^
worden de verdoemden eenigermate gespijZig j^astv
„refectio" mocht eerder een „infectio" en \'^\'^^j.gTjgt;
genoemd worden, omdat zij geen verlichting aan
honger niet vermindert en groote kwelling ^^.^^jj-^te ^^
dorst is de zevende straf. Dorst ontstaat uit
——--
\') 3Iem. Art. 40. . ü \'Ï
") Van Vliederhoven {Cord. p. 40^\'.) zoekt het bestaf^^^^^, ß
koude in de hel te bewijzen uit Mattheas 22: jeï
ning zijn en knersing der tanden." Weening
zegt hij, komt voort uit hitte, knersing der tanden
108
I, In de hel zal hij dus eeuwig zieh doen gevoe-
■dop ^^ zoo groote hitte heerscht en de arbeid der
^\'iü (Jgj^, nimmer eindigt. De achtste straf is het geboeid
\'^tiiig ^^^doemden. De negende is zoo schrikkelijke duis-
^ ^t de Aegyptische de vergelijking daarmede niet
strijdt niet dat er vuur aanwezig
Joeijj^ dit verspreidt slechts zoo veel licht, dat de ver-
ey elkaar en elkanders pijnen kunnen aanschouwen.
Vg ^ ^ i® de ellendige toestand, waarin het verblijf
verkeert, een toestand, die zoo walgelijken
öiaakt als noch riool, noch vuilnis, noch woeste
5 kunnen doen. De elfde straf eindelijk is
Yaj^^^ ^^^ zaligend aanschouwen Gods, het beroofd
Alle heil, de
grootste wanhoop, de „poena damni."
koi,^^^ ^11® straffen tegelijk wordt men gekastijd. Hitte
^«Ud
namelijk zullen elkander afwisselen. \' Tondalus
Oogen berg. Aan de eene zijde was een zwavel-
I ^l^lg J-XCill LH:; CCllti ZflJVAU vytto Zi VV tl V
aan de andere sneeuw en ijs en hagel. Uit
lit
e de de zielen in de koude, en, „vice versa,\'\'
weer in het vuur gesleurd. ^ Andere straffen
tegelijkertijd plaats. Zóó honger, dorst,
1) • % 1 ^nidat de zondaar met alle deelen zijns
daf , gezondigd, eischt de goddelijke rechtvaardig-
llier • ^^ deelen worde gestraft. Echter
^^ \'tlst ^ onderscheid. De ledematen, die hem in de
^^\'^\'^^«te ^^..z\'onde het behulpzaamst geweest zijn, lijden de
Zoo worden des zondaars uit- en inwen-
(!}■ ^^iis gekastijd, zoo wordt aan alle krachten zijns
\'»O,
Alling aangedaan. Smarten zullen hem door-
heviger dan de weeën eener barende.
■,] iti zal boven vurige kolen worden geblakerd, hij
pannen opgesloten worden. Dan zullen
\'^^gen hebben drukking in de hersens, tranen in
39, 40
-ocr page 110-104
j,eUS;
de oogen, siddering in de tanden, stank in ^^ to
krijsch der verdoemden in de ooren, dorst iJüH
honger in de maag, boeien aan handen en ^^^^ jii«^
verstand zal verbijsterd, verblind zijn. Zij a»^
kunnen denken dan aan de eeuwigheid ^ j
het heil der gezaligden, aan het genot, dat zij ee« Diiii
is in hen, zooals Gregorius zegt, dood zonder lii*\'\'
ben gesmaakt en ook nu nog zouden willen j eii\'"
- T doo\'^\'^ jia
zonder einde, vernietiging zonder vernietiging\'^^^.jj,^ b\'-J\'^
dood leeft eeuwig, hun einde begint onoph"^
vernietiging kan niet vernietigd worden. * re®"^"^.
Voor alle overtredingen heeft God daarmede ^^^^ o^»\'
stige straffen. Zoo bijv. deed Hij Pharao ^^^^^^^-Hete^
dat deze bevel had gegeven de kinderen der ï®^^® ^q^ ^^
het water den dood te doen vinden. Zoo nii ^ïi*^"
lijk, is toch, vergeleken bij die der eersten,
achten. Dit is rechtvaardig, want wien veel ü\'i\'
dien zal veel geëischt worden. Er bestaat °
straffen van hel en vagevuur geëvenredigd ^^^^^^
den, waarvoor men ze ontvangt, lichter of ^ ^^
mate die misdrijven geringer of grooter ^^^^.j\'gj^eö^ \'f
christenen worden zwaarder gestraft dan hei ,
straf dezer laatsten, ofschoon op zich zelve bescno
■aH
vf\'j
overeenstemming tusschen straf en misdrijf- g^^gtij\'^\'\'^n
zagen het reeds boven — worden alle zonden ^{ch^,^
voortkomen uit de hitte der begeerlijkheid. ^ ^^^^
dit leven aan de zonde der „gula" heeft
1 f VYC^
van zijn buik zich een God heeft gemaaKW
onmatig geleefd, de vasten der kerk
de goederen van anderen doorgebracht of ker ^^^^^^^ ^U\'
sten op onwaardige wijze verteerd heeft, die
Cord. p, 451\'; Mem. Art. 41.
Mem. Art. 37.
Mem. Art. 36, 39; Cord, p. 39r.
*) Verg-, boven, blz. 77.
den
f ^tiulj bongers ondergaan. Met dorst zullen vooral
de f gekweld worden en ook de onbarmhartigen,
jj- ^\'^gerigen niet naar vermogen gespijzigd, de dor-
% J®* gelaafd hebben. De straffen van honger en dorst
hen, die
met velerlei soorten van kostbare
H ^^^^ dranken hun lichamen opvullen, wat sommigen
.^\'ijtlej^^ inkomsten der kerk doen, terwijl zij geen me-
met den arme, en dezen nauwelijks droog
hart hiers verschaffen. * Wie hier op aarde
te vrijer ronddwalen, dansen, springen, paard-
je en ƒ vaster gebonden, in te nauwer put-
\\ . ^^Quizen opgesloten worden. Te heviger zal men
Ik. u i^gj . . _
zintuig des gezichts gepijnigd worden, naarmate
. "tieelg 1 verheugde in het aanschouwen van vrouwen,
en reidansen. Hoe wordt daar het gehoor
en hen, die op aarde behagen schepten in mu-
^ ^eaekens, in slechte en ijdele,
in fabelachtige en
Ij\'** ^^ie op aarde weelderig leefde, diens gevoels-
gekastijd. AYie zich op aarde met onnatuur-
® heeft bezoedeld, zal daar door padden en dra-
worden. ® In het verhaal
aangaande
het
\\ \'\') M\'o visioen van den engelschen monnik {Mem.
\'i^^j^^\'ijke "l^ze laatste straf, aan een geestelijke voltrokken, met
\'^it^\'^\'lUi^ ^^^\'■iölieid geteekend. „In Iiis poenis praecipue torque-
^isu sodomitici sceleris, quos monstra ingentia et
«s\'k-^\'^\'^^^^haj jugiter impetebant et eos quamvis maxime
K eogebant abominabjli genere abusionis, inter
Ni et\'\' \'^oraplexus miserrimi illi prae dolore nimio palpitabant
tanta vociferatione ut putares totum mundum
\'^i ^ \'\'^Hiu ^^ ^°rnientis inveni quendara mihi in saeculo olim notum,
famosum, ab omnibus in mundo hoc honoratum,
\'\'\'Ic \'\'^l^\'^\'liain^\'" interrogavi eundem an speraret se aliquando
j ®°®secuturum, qui respondit. Vae, vae, vae, scio quod
^Vnj veniam non obtinebo: Au autem tune, incertum
quotidie augementatur, et de mille generibus
^Hae quotidie sustineo, nihil me ita excruciat, sicut in-
106
visioen van den engelschen monnik \' zag deze, ^^^^ ^.^jdei"»
gen gloeiende kolen in hun mond heen en j^jüideO"
omdat zij gedurende dit leven uit zucht tot gen» dl®
boomvruchten tot zich hadden genomen, hoe een ^^^ gfra
straf en misdrijf hierin, dat wie bijv. aan
schuldig gemaakt, tot straf daarvoor het gestolen ^^^geii-
moei
vof-
hier op aarde de valkenjacht ® te zeer had bemi"^\' ^^ ^upJ
daarvoor in het. vagevuur een soort van sperbel\' li®
111
droeg, die hem met klauw en bek de hand ^^^^^o^i^it
verhaal van Tondalus\' visioen bestaat de overeen j,6e
diefstal -
gest
over een smalle en moeilijk te betreden brug
Eeeds bij het opnoemen der stralfen is ons hare ^^^jger®
gebleken; hierover echter nog het een en ander
hel en vagevuur verschilt gr\'
veel heviger en zelfs vreeselijk
^ootelijk^
om ".Jii^f
het vuur in
op aarde, is „„„„ ..
schouwen. Volgens Augustinus of volgens ^^^
Sebastianus, ® wien een engel het in het oor g^\'^^^ ^^o
hebben, verschilt het vuur van hel en vage^ ^^^^ ^^^
van het aardsche, als dit van geschilderd
andere punten van verschil zijn tusschen beide- ^^^
vuur kan men blusschen, het heische niet, n Jjiiii
teert alles wat het in zich opneemt, het la»
verteeren, noch lichaam noch geest. Een ^^
____ , .^li^i
felix repraesentatio sodomitici criminis mei, quo ^Mß
hic existentium illudi eompellor, quoniam ultra ^^ ^^^gio»®\'
mei vehementiam premor et spernor intolerabili co» _ i»^
conspectu omnium de tali ac tanto flagitio execrab^\'S
quis unquam crederet gloriam et favorem quibus
bilis Jn
jnüfl\'
eram conspicuus, tanta coutemptibilitate ac
Quae cum diceret vidi eum poenis iunumerabilibu-S ^
in uihilum redigi."
O Mem. Art. 47. ^^g/\' .g.
i?Ludus rapacium avium, per quas cepit alias ^^
Mem. Art. 39. Cord. p. 39v. Het eerste weet »iß ^^^
beide dit gezegde toe te, kennen, het laatste sclinj
tianus toe. Deze vergelijking wordt ook gevonden i"
De reform, virium anim., Cap. 22.
Cord. p. 39v.
107
, \'Vej.^ van dien gloed wordt ons door het Memoriale\'
Sommigen waren gestorven en tot het vagevuur
j den gloed des vuurs, waardoor zij gekweld
^ eJij toonen, hebben zij aan hen, wien zij verschenen
van dat vuur op de hand of een ander
Vnvi^^^ ^A.ten vallen, en sneller dan een woord was de
^rtp
^^öruit, dat koude en hitte elkander afwisselen,
du!
\\ ^ok de andere straffen in hel en vagevuur
% soortgelijke op aarde. Die hevigheid is
«Q
lit waarop de vonk gevallen was. Een ander,
, liej. dood opgewekt was, ® zeide dat hij liever tot
J-^ide der wereld in een vuur wilde liggen, saam-
ll > ^ Uit nll \' oo \'
t ^ llel vuren dezer wereld, dan één dag vertoeven
gloed. Evenals het heische vuur het aardsche
% de koude in hel en vagevuur. ® Wij hebben,
,, \'\'Hs Voor te stellen, slechts te bedenken hoe ondragelijk
^H ^^t kouden winter gedurende één
^^ate,. \'^Aakt lichaam in de open lucht te staan, of in
e bevriezen. Verder blijkt ons de hevigheid der
dat koude en hitte elkander afwisselen,
\'\'li ^äaj j
^ Uus van het eene uiterste van ellende in het
\'Ot J
genoemde plaatsen gevonden wordt wee-
(ij\'^lood\'\'f.^^hig der tanden, weeklachten en begeerte naar
in de tong en lastering van den schepper; *
bewezen door hetgeen Dionysius mededeelt
\'HcK
siide verhalen van visioenen. In dat van den
,^\'Onnik ® geeft deze een beschrijving van de
^ straffen, die op de eerste vlakte van het va-
voltrokken. Sommigen werden door vuur ge-
^^ P^n gebraden of met nagelen ver-
^^^ anderen werden gekweld in baden van pik en
i, , öSude Over den dood van den h. Hieronymus. Zie 31em.
X I
Dial. Art. 23.
-ocr page 114-108
, vrees\'^l« ,
zwavel, of van metalen, te midden van een ^^^ ^o
stank. Sommigen werden door de giftige t^\'^\'^\'^j^g^yijs
men aangetast. De monnik weet geen jmster iy
de hevigheid dier straffen te geven dan de verk ^ijH
indien zulks mogelijk ware, hij gaarne zip gu,
doodvijand, door duizendmaal den dood te ^^ ^^^ tw ^
vlakte des vagevuurs,
waren heviger dan die
die pijnen zou willen loskoopen. De straffen op ^qUI
de afwisseling van hitte ^^^ ^
op de eerste. Op de ® ^j^^en
waren vreeselijke wormen, die hoopen van
onverzadelijke vraatzucht verslonden. Op
liepen duivels, die als uitzinnigen tegen hen ^^^ jjgt ^^^
met gloeiende, ijzeren haken hun lid voor Üd ^^ j^gei»
chaam scheurden, of al hun vleesch tot op | ^esi^^^^jj
knaagden, of hen in het vuur wierpen, tot zij
metaal in vloeienden toestand verkeerden. „ jn jp
het te beproeven iets daarover naar eisch te zegge^^^\' ^grs"
tijd zag hij de verdoemden door honderd of ^^^
lende straffen als tot niets gebracht en weer n ^
den, eeuwiglij k vernietigd en hernieuwd. Zoo S^" ^ocl"\'^®
kracht van dat vuur, dat aardsche gloed daa?^ pati\'^^j)
geleek. Eidder Egneius, in de legende van het ■ ^
vagevuur, * zag op het eene veld menschen, g\'\'"
geslacht en verschillend van ouderdom, naakt oP
liggen, met hun buik ter aarde gekeerd, die a
gestrekt inet gloeiende, ijzeren spijkers aan de ^ ^jg ^
liggen, met hun buik ter aarde gekeerd, die a
vast geklonken. Over hen liepen duivelen
snerpende geeselslagen hun het lichaam versch® ^gr^ij^
een ander veld lagen ongelukkigen op den
rige draken op hen zaten, die hen schenen te ^^^^
De halzen, of armen, of lichamen van anderen o»^^ ^on^^L,
slangen, die, hun koppen drukkend op de borst pi ^^
hunnen vurigen angel diep hun in het harte boor
verwonderlijk van grootte, zaten op soramig®^
v-r
\') Mem. Art. 48. Dial. Art. 24.
-ocr page 115-109
ten
lie^^ wanstaltige bekken den zondaren het hart
scheuren, terwijl het geeseltouw der
C Veld schrikkelijk werk verrichtte. Op het
\'li\' "^^gele ^ menschen, van het hoofd tot de voeten,
\\ doorboord, dat op hun lichaam geen
\\ «ich ontdekken was. Het eenige geluid, dat zij
^ ^"^avt konden, was als van zieltogenden, terwijl
door een kouden of verschroeienden wind en
sla
M duivelen werd vermeerderd. In de vierde
oiiJt"^^\' sommigen bij de voeten aan vurige
eenj anderen bij de handen, anderen bij de
lii?^^ armen, anderen bij de toonen. Aller
omlaag in zwavelachtig vuur. Anderen hin-
O haken vastgehecht waren
C\'^^^mde?"\' neusgaten, of keel, of borsten,
C Pa werden in zwavelfornuizen, an-
^ooj verbrand, eenigen werden aan ijzeren braad-
gebraden, anderen dronken gloeiende
gev^^^^ badkuipen werden velen in een huis vol ronde
1 metaal en vurige vloeistoffen,
\' ^ordt ^^^ verhaal aangaande het visioen van Ton-
i\' de zielen der verdoemden op een
est\'?^®" verbrand en, wat meer zegt („quod
\'\'C en gesmolten werden. Met ijzeren, vurige
s in drietanden joegen de beulen hun slacht-
Vaii werden de zielen gedreven in
\\ ïi het beest Acheron, uit welks muil vlammen
^\'Jt»
K ^00 .
Vi^\'J op zich zelve beschouwd zeer
i^N^iir ^^^ door de gesteldheid der lijders. "
va^ ^^ gevoeligheid, de teederheid, de we-
St
, ^ het vleesch van den mensch, hoe spoedig het
bevig het, ook door een middelmatige kwets-
>. A
\\ 49.
Jiial. Art. 21.
-ocr page 116-uur aangedaan wordt. Smart wordt in het l^^^^\'jjjigeH»
zintuigen veroorzaakt door de hoedanigheid de^\' ^^^ e»
men voelt en door het verschil, dat tussdiej^^^
zinnen des menschen heerscht. * Nog iets au ^^ivef\'\'®\'
dert de hevigheid der straffen, namelijk hun ^^^ggst®
Zuiver noemt men alles, wat niet met iets teg®®^^ -g,
noch met iets van een andere natuur ■^e^^^^^j^jer
daar is goud zuiver, wanneer daarin gee^
wordt gevonden. Zoo moet ook de straf de^^ p\\
zuiver genoemd worden, omdat zij enkel stra\'
haar troost, noch hoop verbonden is.
daarentegen zijn niet zuiver, want vaak bren»
nut aan. ^ -i i^t
=itt
"Wat leeren onze schrijvers van de eeuwigli®^^^^.
-feu? Natuurlijk is hier slechts sprake van die g-ro"^^^^^
Maar al houdt het vagevuur op te bestaan -j,
oordeelsdag, al zijn zijn straffen dus niet
melijk
wat daartegen opweegt. De zielen na:
aal
het vagevuur in onzekerheid of zij
worden. ® De eeuwigheid nu der straffen ^^
door Yan Yliederhoven en Dionysius uitdru ^^^ ^ij ^ jjt
Wel worden zij van tijd tot tijd afgebroken,
den nimmer geheel op, * zij duren eeuwig* ^gcl;
eischt de goddelijke rechtvaardigheid. ^^^g
sterft, in de aandoening eener doodzonde,
na het einde zijns levens blijft hij eeuwig m ^^^ jg
waarin hij verkeerde toen hij stierf, want " .^t^^Ï igC
plaats noch gelegenheid meer om zich ^gArig®
ken. Te recht wordt dus van Gods wege
menis zijn deel, zooals de doctoren
aantooneu
//Poeiia causatur in corpore et in sens—- ^
._______
qnahtatum sensibilium rerum, et es contrarietate
liumanos."
Mem. Art. 44.
=) Mem. Art. 47.
Mem. Art, 39.
III
vooral Guilielmus Pariatensis in zijn boek de
troo?\'ver-
i^^Hen niet de gedachte eenmaal daarvan bevrijd
K Y \'\' \'\'\'\'\'\' lichamelijken
it"* iu ^^^^^ zouden wij niet gaarne
% zeir" ^villen liggen, ja wij zou-
V \'\'^ari. ondragelijke pijn achten te zien, hoe iemand
"^"^wentelde, en zijn gekerm te hooren — wat
^ ^^ \'^Hs doodzonde te doen, waarvoor een eeuwige
\\S " Verdoemenis, zoo spreekt het Cordiale, ^
\'k lüer\'\'^ aangedaan als een kleed. Dat kleed is gewe-
C ^ordt nooit versleten, nim-
\' i® »^en zondaar aangetrokken met een
"\'^ï\'it ï^\'vigheid. Als hij aan de eeuwigheid der straf-
^ifooté . ^^^ Vliederhoven uit: „O, eeuwige,
\'\' "^^eïi r^^^ ^^^ lichaam, die nimmer een einde
\'irvgj^ l\' onuitsprekelijke kwelling van een onophoude-
\'^^en ! {\' jjweuing van een onophoude-
L ^oaj^" ^^^ ik van u zeggen zal, weet ik niet. Want
\\ ^^ uitgedrukt, met het verstand
V\'^^\'^^bee]? ^^^ omvangen worden." " Om
C ^^tem^ g®^®" van het begrip: eeuwigheid, bezigen
\'4 ä ^ schoone vergelijking. Men denke zich
m ^olk ^^^ ^^^ ^^ ^^^^^
daarvan na lange jaren ® één
Cn éé^^^^ afgenomen, en na evenveel lange jaren
zandkorrel. Dan zou eindelijk.... eindelijk
ernietigd zijn. Maar de eeuwigheid.... zij zou
\'K
"S\'^^\'^eifï P- Deze vergelijkhig is ontleend aan
■J s J^\'eisheü, cap. XI. Zie Hagenbach, Leh\'ö. d.
j noot 5. \'
coagulatus". Mm.: ^mons arenosns."
Jï^r, ^izendmaal duizend jaren; Mem.: na tien-of honderd-
L
-ocr page 118-112
..eko
eindß
na ZOO langen tijd niet dicKter bij baar ^^^^
wezen, dan toen de eerste zandkorrel van
afgenomen.\' Als de steen vernietigd is, dan ^^^^ gon\'^^^\'^j
heid te nauwer nood begonnen zijn. * Want
wisten, dat na de vernietiging van den steen ^ f
zouden ophouden te bestaan, dan zouden zij "\'\'^gpiieer ^^^
zich verblijden over den dag hunner redding, ook ^^ j^juibi"\'j
eerst na ontelbare en onbegrijpelijke en oneindige
„Vriend," zoo gaat het Cordiale voort, \' „vat in
alle koningrijken en alle landstreken der aarde sa ^ ^^^ ]jel ^
stroomen, met de zee, klim op ten hemel, daa^^ ^^^ jjja^^
bedenk alles wat onder den hemel gevonden ^^^^^^
daaruit de grootte des steens op. Leg dien als e ^^^ Je.^
op uw hart, en roept Gods liefde u niet terng ^e
weg des kwaads, dan dwinge u de voorspiegeh»^
wige straf het kwade natelaten." ^^^ b«
Wij hebben het voornaamste van de straffe^ ^^^^ gc ^^
vagevuur beschouwd. Maar al hebben wij hiJ
vers duidelijke en bepaalde uitspraken gevonden
het wezen en het karakter der straffen, voor
daarmede nog niets zekers beslist. Het mensche^j^^j-jj^^e ^^
zegt Dionysius, is zoo klein, dat het over ons\'\' jg f
over het laatste oordeel slechts onder ge^^^^^^^Zeso^
liun
gen slechts op lichamelijke wijze spreken kan-^ ^^^ ^^^ ^^^^
uiten, omdat anders de menschen, die in he^
het niet kunnen begrijpen, zoo zijn ook aan ,
die in visionarischen toestand hel en ^der ^^^ c®\'
zocht, de straffen dier plaatsen aangetoond ;; j^jj t® ^^^
en gelijkenissen van lichamelijke dingen, oP ®
makkelijker begrepen konden worden, en tot
dat is tot het gebruik, dat zij vroeger van
1) Mem. 1. c.
Dial. Art. 29.
Diol. Art. 9.
-ocr page 119-k . 113
\\ ^^ ^\'\'•^Sgekeerd, hebben die personen op-^en heilzame
Sen levenden gesproken, wien geestelijke
Ji alz lichamelijke moeten verklaard worden." * Zien
StUin° slechts gedwongen tot lichamelijke
Si vr^^^^ toevlucht neemt, wanneer hij de straffen in al
wil doen kennen, dit blijkt ons ook waar
Ned ^ ^^^ ee" visionaris in de hel een brandstapel
"\'H ^g^^i^\'^en zag, er bijvoegt: „hij nu zag dien oprichten:
^ de hel het vuur door middel van hout verkre-
\'ooti^j ^ ^aar de straffen der goddeloozen zijn hem ge-
V vo^?®^ het beeld van die dingen, waardoor bij ons
" gevoed, opdat hij met gewone uitdrukkingen dat
ïlen kunnen verhalen." ^
bizonderheid is de volgende. Een wijze naar
Nen \' Dionysius, » zal het misschien belachelijk
N Janneer er in de verhalen aangaande het visioen
V^j, ^ alug eji ^a,t van den engelschen monnik beweerd
7t deze
mannen de zielen der afgestorvenen in het
haaj ^^^^ branden, dat zij aanschouwd hebben
^an het spit geregen, gevild, onthoofd, met koude
» topf „„..1__________-n -. ,
^\'jnig^ ^^^ geeselen geslagen, door padden en draken
j W p ^^ bedekt, lid voor lid werd afgehouwen, en
afg ^*^hamelijke kwellingen meer, terwijl toch de zie-
t" r . ^weiiiugen meer, lerwiji tocü de zie-
^\'ti ^^^ Scheiden van het lichaam, onlichamelijke substan-
^Slj^ ^\'^ivere geesten zijn, die naar hare natuur noch
J\'^ctigjj.j^^\'^h beenderen, noch vel bezitten j maar zoo iets
l^eni)^ ^ genoemd moet worden, dan is het juist deze
Oft ^^^van die
wijzen naar de wereld. Onze schrijver ge-
^^^^ stelUg dat zielen door lichamelijk vuur kun-
\'^\'Cparari, non quod in inferno
\') V^^^\'^^ïet^» ^^ supplicia impioram, ut ea viveiitibus, per solita
^rt. 54.
L
-ocr page 120-IM
■• in
nen gekweld worden. In zijn Memoriale^ geeft ^^^^^ hij
bewoordingen den grond van dit zijn geloof op> b«\'
vroeger in den Bialogm^ deze quaestie uitvoerig
sproken. De ziel wordt niet door lichamelijk ^^^^
omdat zij het vuur ziet, want dat zien is een ^or^1
en veroorzaakt haar derhalve geen smart. ® De ^^ ^^^jijpt
ook niet door lichamelijk vuur gekweld omda* ^ij li\'
dat dit haar schadelijk is, want dan zou zij ^ gglijl\'®\'
chamelijk vuur schade lijden, maar slechts door
nis van vuur, die zij in zich opneemt. Sommig®® ^^giijk®
dat wanneer het vuur in aanraking komt met onh® ^^^ gefl
geesten, het niet handelt als een natuurlijk ding, ® ^.g^ujeeii^\'\'^^
werktuig der goddelijke rechtvaardigheid. Doch di® ^^^ vfH
. . • dat i ^ jj^t
lOÏ\'
lOf
uv/xu. I.C11 JlttOUUrilJK.B WerKillg Up \' Jjel\'
den toegeschreven. Het gevoelen van
dat het lichaam niet natuurlijk op den geest ka^^^^ ^^y
dien niet op de een of andere wn\'ze kan bez^^^ . J
1 , T , , . _ .. „„r-.IÉfa . j-Cll
het daarmede op de een of andere wijze vereenig"^^j^je^j;
vereeniging nu van lichaam en geest kan op eH^\'^j
geschieden. Vooreerst een vereeniging als van ^jgt ^^ \'
zoodat zij te zamen één worden; maar zoo is "l®
ontlokt aan Thomas van Aquino ® de tegenwerping
als werktuig handelt, slechts werkt op datgene ^^"j^jjv
van nature eenige werking kan uitoefenen,
beeld de bijl op het hout, dat derhalve aan bet
zoo verre het als een werktuig der goddelijke ^
heid handelt, een natuurlijke werking op de zis^ ^^^ifCf \'
1 if A siniilitudine ignis quam concipit."
■\'\') •\'Res naturae." ,je -
Tliomas, Sent. lib. 4., Dist. 44: , Agens instr«®^
in aliquid, nisi in quo habet etiam aliquam natural^^^^jt
actionem, quemadmodum ferra secando lignum, .^ilei« ^\'\'.^liflf\'^
arteficialem. Ideireo assignari oportet igni aliquam
in anima, ad hoe quod agat in eam tamquam insü-ü"\'®
justitiae."
Ha
vuur vereenigd. De andere vereening is als van
^ïii .^^^^gkracht met liet voorwerp dat bewogen wordt, als
\\ ® Wat op een plaats gesteld wordt met die plaats
dezelfde wijze als ook onlichamelijke dingen op
\'! eeti^^^\'^*^ Onlichamelijke geesten zijn bepaaldelijk
niej. P^Aats, omdat zij zoodanig op één plaats zijn, dat
Ig op een andere zijn. Ofschoon het nu een lichamen
i\'ee^l, Ak van nature eigen is, dat zij een onlichamelijken
\\ plaats bepaalt, is dit echter niet van nature.
bij dat zij een onlichamelijken geest op een be-
\'^öf^^ plaats vasthoudt, zoodat hij zoodanig aan die plaats
VJiqq^^^^ onden, dat hij zich niet naar elders kan wenden,
Ntj ^ geest zich van nature niet zoo op een plaats be-
\\ dj aan die plaats onderworpen wordt. Nu wordt
Sek \'^^\'^\'^oven deze eigenschap aan het onlichamelijk vuur
Weid \' het, als een werktuig der goddelijke rechtvaar-
Hijj^\' geest zoo bindt en hem zoo tot straf wordt, hem
in de uitvoering van zijn eigen wil, dat hij
\'J Vii^ fandelen wanneer hij wil en overeenkomstig hetgeen
An ^ dit gevoelen van Thomas heeft Dionysius het
pk tjj^J^®^ in het midden te brengen. 2 Uit Thomas\' meening
aajj van hel en vagevuur zwaarder is dan
\'^\'^^gev wanneer de geest in het
..^\'^gen, daaraan slechts verbonden blijft, zoo is dit een
ili^ \'leofp^^ niovens mobili unitur, vel sieut locatum loco, eo modo
^ Iiicorporei enim spiritus sunt in loco
^^ tes ita sunt, in loco uno quod non in alio: qnamvis
% Hnj ex sua natura habeat quod spiritum incorporeum
\'\'^coï \' tarnen ex sua natura. Hoc superadditur quod spi-
j ad aif"^®!^"^ diffinito detineat, ut ita illo loco alligetur
Ut 1 \'^\'^^\'^tere nequeat, cum spiritus non sit naturaliter ita
^it est subdatur. Sed hoe superadditur igni incorporeo in
divinae justitiae, quod sic detinet spiritum,
He retardans eum ab executione propriae vo-
^^^ "Perari, ubi vult et secundum quod vult."
A ^ i- f-!
• 16,
vail
iddon
lichtere kastijding dan werkelijk lichamelijk te
vuur verbrand te worden. Daarenboven, kwelt ne ^^ ^^gt-
ziel alleen, omdat deze daaraan verbonden en daar ^ te
gehouden wordt, dan is het lot der daemonen gemak e ^^^^^^^
verdragen dan dat der verdoemden. Want
zuivere geesten zijn, worden hunne zielen alleen oo^\'
wijl van de laatsten ziel en lichaam beide na den gi*^ . oH\'
rt Ait m
deelsdag door het vuur worden gekastijd. Zou n ^^ ^^X\'
rechtvaardig zijn? Immers de zonden der O"\'\'
lijk niet geringer geweest dan die der verdoem ^j^jj^iiß"
zou men voor onlichamelijke geesten zwaardere stra
uitdenken, namelijk dat zij gebonden werden aan ee ® ^oel®"
element dan het vuur is, aan de aarde. Thomas J^-^efi^J
schijnt overigens ook in strijd te zijn met ^gjjjiib^\'
en revelatiën, die zeggen dat de zielen in ^or^e"\'
(„vere realiter") door de hitte des vuurs gek^® ^^ot t
Als Thomas zegt, dat een werktuig niet handen ^^^
macht van iets hoogers, dat het in beweging is
het een natuurlijke werking daarop uitoefene, ^^
waar, voor zoo verre het natuurlijke zaken ^^^"^^g^rgfl ^^^
het behoeft niet zoo te zijn in uitwerkingen,\' di® jj^iiiiU\'®^
natuur zijn, waartoe het straffen der geesten \'l^^^^yeii
lijk vuur behoort. Wat meer zegt, God, die _ ^^^^cti
natuurwetten staat, werkt dikwijls, ten einde Ziji^^
te toonen, door datgene wat van nature ^^^^ ^
staat scheen, ja volgens zijn natuur het tege^^^^^
zou hebben uitgewerkt. Bonaventura ®
verwerpt d jijde!\'
dat de ziel op lichamelijke wijze door het
omdat deze lijden kan zonder dat het lichaam ^^
lijk door de verbeelding. Voorbeelden daarva» ^^
bij slapenden. Leed de ziel door de verbeelding\'^^^gidi\'\'^\'
de duivel niet lijden, want hem ontbreekt de ^
O //Agens instrumentale non agere aliquid virtute s jjjuci-
tis, nisi habeat aliquam naturalem et propriam actio»«"^
2) effectibus."
3) Snß. 4, dist. 44.
-ocr page 123-117
»itx
ovejt\' Is het ook wel denkbaar, dat de ziel,
\\ iigd is, dat haar, van het lichaam gescheiden, door
aa^-^ ^^^^^^ berokkend kan worden, zich schrik zou
Va^T^®" verbeelding van vuur? De meening
lil ^^ jionaventura zelf komt hierop neer. » Smart wordt
^es lijders, ^ door twee
^ vooreerst door een bemerken, » voortvloeiende
kenvermogen, ten andere door afschuw, die zijnen
t 1 --0—. .......— V «.lovnuw, Uie aijiien
i We\\ gevoelsvermogen. Zoo zijn er ook
^^^ J^kingen aan de zijde van het werkende, * namelijk
Mig ^^ et gevoel der ziel verandert en , iets dai; geweld-
L H V """^fscheidelijk de ziel blijft aanhangen, ofschoon
® ^ich daartegen verzet. Van dte vier wer-
volgens de natuur, twee overeenkom-
M ^^^^^ddelijke rechtvaardigheid. Dat het vuur het ge-
i ^PQ] I en dat de ziel die werking van het
^et is ^^ dit zijn beide natuurlijke werkingen. Maar
^iiafri!^-^""^®*^^ ^^ goddelijke rechtvaardigheid, dat het
Cr fle j^fpeidelijk aan de ziel verbonden blijft, en dat deze
^^en te des vuurs vreest, ofschoon het vuur de ziel niet
C^^ï^ior^ ^^^^ van nature verhevener is. Hiertegen
wanneer de ziel zichzelve zoo bewoog
aaji^ . bet gevoel, in plaats van een passieve, een ac-
^^^^> zou. Dit nu zou iets Platonisch zijn. Ook
^^^ vreezen voor wat waarlijk niet te vree-
17.
\' "Ko patientis."
\'"t- 18, 19; Ai\'t. 54.
Dl.
118
s op
geschiedt, dat gaat de bevatting der menschen? ^j^g^gen
aarde, te boven, omdat het vuur niet handelt ^.ggbt\'
ddelijk®
tuurlijk ding, maar als een werktuig der go
vaardigheid. \' God gaf aan onzichtbare
schepselen,
gelen en duivelen, de macht om op natuurlijk^ lie^\'
uit te oefenen op lichamelijke schepselen, en ^^^^^^-jjijeiij\'^
Hij op bovennatuurlijke wijze aan lichamelijke en^^^
cramenten biivoorbeeld, en onder hen vooral de
itvaiio
.ae\'i
dingen het vermogen gegeven om de zielen, ^ ° ^^^jjt
van het lichaam, te kwellen. Met dit
overeen, dat andere lichamelijke en zinnelijke ^^ ¥
oo\'\'
ilct»
laatste oliesel en de sacramenteele woorden
daarbij %
op bovennatuurlijke wijze de macht hebben \'^"^^j.^ijl
heilzaam te werken op onlichamelijke geesten, ^^
nog in het lichaam zijn. Voor dit gevoelen
sius, op verzoek van den Frater, plaatsen bijeen
ten van Gregorius, ® Augustinus, * Johannes jJ\' pl»^
en Isidoras. ® Over de wijze waarop die pij"^^» Jj. d«^,\'\'
vindt kan hij zich niet met zekerheid uitlaten, j^ti ^^
ken des geloofs gaan het verstand te boven, ^
waarheid de ziel door lichamelijk vuur gek we ^^ o ^
looft hij, ook omdat zij, nog in het lichaam g/beel*^^\'!"
droom vreeselijk gekweld kan worden door de
alleen, terwijl het lichaam niet pijnlijk wor^t
Een ziel neemt, ofschoon zij zuiver geest is, ^^
gen en hartstochten des lichaams over, is aan ^^
worpen, naar hen gevormd. Is dit mogelijk, ^^^^ ^qO
dan niet de almachtige de zielen der afgestort
,\'r
Dionysius\' meening wordt met goedkeuring aaug^^j^^^^j^jjie
odorns Peltanus 8. J., De purgaiono liber mms, .g^rju^i®\'^^"
") //Ut aquae seu tinctioni in aqua et uuctioni ac
verbis."
Dial. libr. IV.
■\') Sup. Geues.,
1. Lib.
De ord. creat.
eii\'
it
^\'^HiiejJ\' op zoodanige wijze aan iicliamelijk vuur
V^P^^^\'^iaden, dat zij de indrukken daarvan in zich op-
\\ "v
thands onze schrijvers waar zij de straffen
Hjij\'Vergelijken. Zoo vinden wij vooreerst een ver-
ati/ helsche straiïen, wei niet van de een met
M, ^an de twee soorten waarin de straf ver-
borden, van de „poena sensus" en de „poena
^\'\'^at •• auteurs de eerste ook schatten,
woorden of beelden kunnen vinden
§®iioeg om hare hevigheid aan te duiden, toch
bej^\'\' ^^ laatste nog veel zwaarder. * Daartoe beroe-
Jji» eenj^^\' ^^^^ verklaring van Chrysostomus.® „Er
\'■\'j aan ^^ ^^azen, die meenen dat het genoeg is, wanneer
\'^^«Ibare straffen („ supplicia sensibilia") der hel
^^^en ^ ik acht van alle straf de zwaarste ver-
Neti
van het aangezicht Gods en beroofd te
N zalig genot daarvan. — Zoo gij mij dui-
Vï^gJ*^^^® verblijven voorstelt, dan tel ik die niet zooveel
; ^ ^^ die niet zoo zeer als verdreven te worden van
die het samenzijn met Hem oplevert, en door
„ __ _______
ii ij j^^Pper gehaat te zijn. Yreeselijk is de hel, vreese-
N all^*^ Vertoornde aangezicht des oppersten rechters,
y wordt overtroffen door de eeuwige verwij-
..^leeli^^ "ie allerzaligste triniteit."
^^^ ^^ opnoeming der helsche straffen dat
iSvej/\'"^^^\'^®\'^ zijn dan de aardsche, dit wordt door onze
2e ^^^^\'^^kkelijk verkondigd, „De minste straf der
dJ^^ï aaïd\' ^ " zwaarder dan de grootste straf
hiervan is dat zij zuiver genoemd
s* ^iet dat is dat zij zonder hoop, zonder troost,
Y^^^t im^ 2ijn. Een vergelijking der helsche en
^ K\'
^^^t, 44.
-ocr page 126-120
qkt ^^
aardsche straffen moet vooral door hen geinaa»- ^^^
die hier op aarde niet eens den steek van een vlo»^ ^^^ ^el
verdragen.\' Vele voorbeelden dier vergelijking g^® .. gtt^k^
het Cordiale als het Memoriale op, waarvan ^^
eenige bijbrengen zullen. . ^g vi^\'
Eeu derde vergelijking der straffen, bij
den, is die van de aardsche met de pijnen des
Volgens Thomas is de minste straf van het ^\'^o^^\'^^jggt
der dan de grootste hier op aarde. Bonaventnr\'^
zoo uit, dat de minste pijn des vagevuurs hevig®\'^
de minste dezer wereld. Dit gevoelen van Bonaven jo
door hen vooral aangenomen, die beweren
dat de
het vagevuur allengs vermindert, naarmate de ^on ^ ^^jjteï
einde spoedt, de ziel volmaakter wordt. Diony®^ i)>
staat, ook omdat hij leert, dat de zielen in het
onzekerheid verkeeren omtrent haar redding, ^^^ joiO
zijde. Als de Erater, in den Bialogus, » vraagt
uitstellen van het aanschouweiï Gods, de „
poena
van het vagevuur, zoo groote smart veroorzaakt, ^^^ ^qoi^
de ziel de deugd des gedulds behoudt en dus van
een deugd kan maken, dan wil Dionysius dat m®^
dat geloof houde, ook al ziet men de ^^\'^^^.jjg.rd^\'f
iiie"
aan
niet in.
dan de grootste op aarde verklaart Dionysius op d®
wijze. Als God kastijdt, dan ziet Hij niet ^^o
straf zelve, als wel op den wil des lijders. Wie ^^^\'^j^gt
zich een kastijding oplegt voor zijn zonden, di® ^^^^ d®
vrijwillig een straf op. Maar in het vagevnu^^^jjjjj.vi^J
straffen niet absoluut-, maar slechts
willig (evenals de mensch, die liever gezond i®
de ziekte verdraagt, die hem van God gezonden ^^^^^ ^dfi^
toch gaarne daarvan bevrijd is) en daardoor jg
die op aarde. De „poena damni" van het vag®^^
Dat de minste straf van het vagevuur ^^igeH\'\'
\') Mem. Art. 41.
2) Dial. Art. 14, 15, 32.
S die van den „limbus patrum." De eerste
oorsprong uit persoonlijke schuld, de andere uit
\'^^tum originale/\' De bewoners van het eerstge-
Si verkeeren in onzekerheid omtrent hun red-
Ved"^ Van het laatste genieten eenige verlichting en
iiaardien zij vertroost worden door de hoop op
^et d ^^^^ daarin verheugen.
S is ^^^ waarmede over het derde uiterste werd geschre-
S gj^hetzelfde dat aanleiding gaf tot de bespreking van
> (Jgj^ bordeel, namelijk om den mensch terug te brengen
«1 ej^ ^ ^eg des verderfs. Daartoe is de overdenking van
en van de straffen in beide plaatsen, even
te ij bitters om het kind van de borst der voed-
Ï^yI^®"- \' ^^^ ^^ talrijke voorbeelden, die Dionysius
\'fe jjj bederhoven opgeven, deelen wij enkele mede. Som-
hebben vromelijk geleefd nadat zij de pij.
vagevuur hadden overdacht, andere nadat zij
Va^^ aanschouwd. Eens leefden er eenige jongelingen,
die het kloosterleven waren ingetreden.
Grienden
trachtten hen daarvan terug te brengen,
opg. ^^ hielden zij hun voor oogen dat zij, zorgvul-
de strengheid des kloosters niet zouden kun-
\' Vn toen sprak een der jongelingen: „Zoo
van het monnikenleven mij te zwaar valt,
ij. "^e heische straffen kunnen verdragen?" en de
fj\'evej • »juist omdat ik zorgvuldig ben opgevoed, wil
\' ^^^^ matige strengheid verduren, dan om
de^^ onvergelijkelijk strenger gestraft worden,"
^^^^ \' " ^^^ ^^ kracht niet kan
^Ud ^^^ ^^ hulpe vroolijk volbrengen." »
dj"* Voorbeeld hoe de gedachte aan de heische pijn
vi^f zekeren ïulco van Marseiile,
stekend potsenmaker was. Op zekeren dag begon
l\' Mem. Art. 46.
\'il. Cord. p, 43--.
123
eil V-^
hij de eeuwigheid der helsehe straffen te overdenken
hij zich zeiven af of hij die zou kunnen verdrag^^\'^^^^ ^ed
het hem onmogelijk zou zijn voortdurend in een ^
te liggen. Hij begaf de wereld en werd monn\'
,161\'
een man van groote heiligheid geworden, bekleed ^^^^
bisschopszetel te Toulouse. * Trekt alzoo de g^\'^^Jjjgji
de pijnen der hel van zonde af, er zijn voorbed
dat hetzelfde gevolg veroorzaakt werd door de
dier straffen. Volgens Gregorius ® stierf ergens in I^r ^ en
monnik. Petrus genaamd. Hij zag de ontelbare wi\'\'
plaatsen des vuurs. Er kwam tot hem
en door God uit den dood weder opgewekt, dat ^P^^ ^jjiit^
hetgeen hij gezien had in de hel, naar een ^^^^ -np\'^K.
vluchtte en zich een cel bouwde naasfc een riviei^- ^^^^
wierp hij zich, gekleed en wel, in het vi\'ater ^j^^^jjcfi
zoo lang daarin totdat zijn kleederen hem .. gici^
waren vastgevrozen. Terstond daarop stortte
heviger kwelling in een zeer heet bad. Wanneer^^
wegens deze handelwijze berispte en naar de rede^»^^
vraagde, dan antwoordde hij: „ hadt gij gezi^J^ >\'«
aanschouwd, gij zoudt nog veel erger dingen ""
laatste, maar zeker niet het minst krachtige, vo»^
Cord. p. 47r. Mem. Art. 41.
QmrL Hér. Bial.
Cord. p. 43v. Mem. Art. 46. \'Dial. Art. 20. ^.^r
Sist. eccl. gent. Angl. V: 13. ^^ie "^\'\'\'.fc)\'\'
Drithelm heet de monnik wien Eeda in het voorga
meldt. Het Cordiale beAveert dat hij ongeveer §06 (•-\'
Beda daarentegen plaatst hem omstreeks het jaar 696-
Met». Art. 46. Cord. p. 4Sr.
L 133
\'S Wi-
N hetgeen bij Dionysius gevonden wordt over het
\\ Christina de wonderbare. « Dionysius heeft de
\\ ^^^ aarvan te danken aan een werkjen, dat zeker mon-
% die ook het lièer apum had vervaar-
iHop ^ ^ geschreven, ® aan een getuigenis van Jacobus
^ ^^^ hetgeen hij zelf op jeugdigen
^^^^^ ^^^ knapen die aan Christina ver-
J^je^ nil ^erd te St. Truije, of in een
A gg/*^®^^"^ de nabijheid dier stad, in de dioecese
\' jaaj 1 stierf volgens haren levensbeschrijver in
% ^^ _ üeeds in hare jeugd is zij gestorven, maar
voor de rust harer ziel werd gelezen, heeft zij
\\ ^«U ^^^^ legerstede zich opgericht, zweefde zij vlug
i»et ]j omhoog, en zette zij zich neder op een balk
Allen, die in het heiligdom aanwezig
\'■Sah
%% sehr
% de Bijenboek zoowel als van het Leven van
^ï/^^eu is Thomas van Cantimpré, die ia 1263 stierf,
k^li eij Christina werd uitgegeven door Surius inde Vitt.SS.,
fo^^h -Bollaudisten, 24 Juli, V, p. 650—660.
Vr®\'^ Va ^^^^ latijn werd
Gara\'^ ™ dietselie rijmen bewerkt door den Minder-
\\ Diet i^\'tgegev.ën werd door J. H. Bormans, Gent 1850,
\'^tli\',\'^®\'\' Varande III en IV. Men zie Van Vloten, Beknopte
\'He 1865, blz. 135. Wie lust heeft een roomsch-
^ \'Ue uit onze dagen over Christina te lezen, verg.
UI, S. 488 ff.
Vitriaco, bisschop van Acco (Ptole-
\'Cj\'fithe \'"\'^ schrijver. Zie Fabricius, a. w. IV, p. 56 ss.
vir., i. V. 1\'homas Cantimprat. noemt Christina ■
in Hispania." Dit laatste is ongetwijfeld
r ziin Hasbania, waarin St. Trnije lag. Labitte
^^ coniédie avant Dante, gedrukt vóór
\'\'\'ii van Dantes werk (Paris, Charpentier, 1856), deze
V ? Ma^l Christina in den loop der derde eeuw. Hij beroept
^ÏMei"\'\'^" ^^ van
^Pge^\'B,\'^" Sanct. op 24 Juli en Surius noemen het
^^ven sterfjaar.
-ocr page 130-134
dste
waren, vloden. Slechts de priester en haar
bleven in den tempel. Toen de dienst geëindigd ^^J-jpj^fi\'"\'\'
zij, door den priester daartoe bezworen, van
af en heeft zij op de vragen harer vrienden, ^^ ijerst""
haar was geschied, het volgende geantwoord, j^g^r
nadat ik gestorven was, hebben engelen mijne zi®^
vreeselijke plaats gebracht, waar ik onuitsprekehj ® ^^^ «o^
gen zag. Ik hield die plaats voor de hel, maar ^^^^ o"^
als de engelen mij zeiden, het vagevuur.
Later he ^^ p^t
de hel aanschouwd en daarna het paradijs, waar mij^ ^^pn ®
getoond werd. Dit gaf mij groote vreugde,
altijd daar te zullen blijven. De Heer echter
om bf daar bij hem te vertoeven, bf in het He ^^^ d""^
te keeren en eerst later tot hem te komen,
werken der boetvaardigheid voldoening gegeven ^^^ ^»Ji
voor alle lijdende ziele^, die ik in het vageva«^^ ^ij»\'
schouwd, en den levenden tot stichting g®^ pe ^ .^j
Dit laatste nu heb ik als mijn deel verkozen- ^
wenschte mij geluk met mijne keuze en toen oP^
tot het lichaam teruggekeerd. Gij moet derha ^^^ ^jj jjii
roerd zijn over de verwonderlijke dingen, die
aanschouwen." Sinds ontvlood Christina de de»® dö
al omdat zij hevige aandoeningen ondervond doo- ^p ^
die van hun zonden uitging. Dikwijls zweefde
toppen der boomfeii of op de spitsen van kerk^\'^^^^^
Hare bloedverwanten, die meenden dat zij gpij^^\' \'
bezeten was, sloten haar op en weigerden haar
op haar gebed tot God vloeide melk uit in
borsten, waarmede zij zich voedde. Zij
dende fornuizen en, ofschoon de pijn haar vree® j^gt ^^^
afperste, het deerde haar niet. Dikwerf
of ander lichaamsdeel zoolang te midden van ^ ^^^gt ^^^^^
volgens den loop der natuur tot asch ^^jjiS/
Zij stond tot aan de heupen toe in ketels vol ^^^ lict\'^^^j
daarmede begoot zij het bovenste gedeelte n ^ gojn
terwijl zij kermde als een vrouw in barensnoo
^^ liet ii^ molen, zoodat het water haar
^ ^jj iuT raderen, wan-
^ eeni^ ^\'^^eging waren, zonder dat haar lichaam daar-
I ^ Piin^!) evenals andere men-
V r™ gevoelde. Op het rad der veroordeelden
iiiet^\'^ ^^^^ beenen, maar zij werden daar-
Ns gebroken. Zij hing zich op midden tusschen
de koord gestraft had, en in dien
L ^\'cli O drie dagen. In graven verborg
ï "^^n zonden der menschen te beweenen. Midden
bije\'^^ honden van St.
"ioo/^ roepen. Dan deed zij zich door deze dwars
k Kt ïr distelen heen jagen, maar stroomde daarbij
N bij t \' kwetsuren was den volgenden dag geen
(. T^- ^^ Dikwijls, wanneer zij in gebed
[ Crod ^ verkeerde, ontbrandde zij in zoo groote liefde
, Vtiji\' ^^ lichaam vloeibaar werd als was, in een
gedaante veranderd werd, terwijl het later zijn
% ^^ Vortn weder aannam. Heeft deze heilige, onschul-
^j\'^^^derenswaardige Christina zoo vele ongehoorde
j^Vji lijden gedurende haar leven, ten einde voor
Aij, ^^ e pijnen des vagevuurs te verlichten, dan blijkt
\'\'a ^^^ ^^^^ Wanneer de
be^i^ \'"""ysius vraagt, of deze, „die een scherp ver-
4 d ^^^ philosophische wetenschappen ervaren
zie? geloof hecht, dan antwoordt Dionysius,
Hiet ^^ ^^^^^^ geloofs of geloofwaardige
h ^\'\'^^ïpt verstand te beoordeelen, zich zeker in wei-
! ^aji ® oordeel en in luttel wijsheid mag verheu-
^^f^^äart hij dat hij vast aan dat alles gelooft om
hij de getuigenissen die deze bijbrengt,
iiij S ^^^^ beeft vertoefd in de stad waar haar
"^^"jls toevertrouwd, en omdat
scholieren, aan haar verwant, dit alles heeft
^len, toen hij nog te St. Truije ter schole ging.
IV. Hemel.
vfJ"
mede
In den Dialogm ^ deelt Dionysius een visioen ^
zekeren ridder, dat door hem aan Gregorius iP^ ^^^
.leer«"
over-
vuur een brug had aanschouwd, die over ,
stroom, met nevelen bedekt, leidde. Toen hij ^^ ^^goef
getrokken was, zag hij een landstreek van
weiden, versierd met welriekende bloemen. ^
de men vergaderingen, konventikels, van mensch^^ ^^^ jjef^
kleederen gehuld, en zoo groot was aldaar de s^^^^j^eJi\' ^
lijkheid, dat allen, die daar woonden en rond«\'»\'^
door genezen werden. Daar waren alle won^S®" ^^^ ^-eP
licht en daar werd een huis gebouwd, wondersc
muren van goud schenen te zijn. "Wien het to-^ ^
wist de ridder niet. ,. ^jgio^"\'
Nadat Tondalus, volgens het verhaal aangaande ^^^^
de straffen des vagevuurs en der hel had aansd"-^ ^^^ J)^ \'
hij met den engel, die hem geleidde, tot een P^\'^^^jig v® \'
binnengetreden, zagen zij een zeer schoon, ^^^^
met bloemen als bezaaid, schitterend en
zich een ontelbare menigte van zielen, van
bevond. De nacht was in die streken \\
ging de zon daar onder, en op die velden ^^^rd ^^^^
des levenden waters gevonden. Toen Tonda^"\'
eJ»
«l
vraagde welke verblijfplaats der zielen dit toch
woordde deze hem: „hier wonen die goed, ni»®^^ jocb \'
niet volkomen zijn; wel zijn zij van straffen he^r^
verdienen nog niet met de heiligen vereenigd ^
Yolgens het verhaal omtrent het visioen van ^^
monnik, ® verschafte een heerlijk licht, een
een vlakte, bloemrijk als in den lentetijd, de»
1) Dial. Art. 20.
Dial. Art. 21.
ä) Dial. Art. 23.
werd ontleend. Die ridder verhaalde dat >ij ^^^
in
een
136
127
den heiligen Nicolaas een ongeloofelijke vreugde,
li" ^\'ïafr? ^^^ ontelbare menigte zielen, die zich,° nu
, \'let geëindigd was, in een gelukkige rust vermeiden.
i\\e tl S®deelte dezer vlakte droegen de zielen licht-
\\ Qf ieederen. Wel was aan hare gewaden niets don-
k ^elie^r^^ ^^^^ ^^ ontdekken, maar toch waren zij nog
schitterend, toch bezaten zij slechts een mindere
-en fitheid. Midden op het veld aanbaden zalige
1\', ^itn I des kruises. Daar scheen hun verlos-
\'H. !! hangen en dit gaf allen onmetelijke
■ ontferming des zaligmakers! die zich verwaar-
.^\'at hij eenmaal voelbaar in het vleesch geleden
JJi het paradijs, onvoelbaar, in de verbeelding, voor
-Jßj) \'\' -AX \' \' -------C\' ----
ai] eindigde dit schouwspel en
\'51 Ve tot hare vorige plaatsen weder.
j^. dat in deze drie verhalen bedoeld wordt is
/«nysius, » niet de hemel, naar het aardschepara-
JV^ /\'^idelijker leert ons dit de legende van St. Patricks
"^iè Egneius gaat over de gladde en smalle
^Hla^ oevers van een breeden en stinkenden, met
als bedekten, stroom verbindt, tot een
Jt^^gen muur, van verwonderlijke schoonheid en
bouworde. In dien muur was een poort,
ï^é/"^^^ kostbare metalen vervaardigd. Een zeer
\\, den ridder te gemoet,
fe Ht ? banieren, met waskaarsen en palmtakken.
onder groote eerbewijzing en liefelijk koor-
Aeu naderden twee aartsbis
(^^Hij^ ^^ die met hem spraken. „ Deze landstreek,\'
aardsche paradijs, waaruit Adam wegens
l^^\'^^\'dreven is; wij allen zijn door de plaatsen der
N tot deze rust gekomen. Herwaarts zullen
komen, die gij in het vagevuur hebt aan-
\'k
31.
Art.
4
schoon wij thands van alle zondesmet bevrijd ^^ \'
zijn wij nog niet waardig om tot de hoogere ,
n««-
"ll
schouwd, doch eerst wanneer zij daar gelouterd of-
lang hij hier vertoeven zal, geen onzer weet he lo^^
■eii\'\'
heiligen opteklimmen. Dagelijks vermindert onS g ^^^ ^^iW
in aantal en neemt het toe, want dagelijks
gen onzer tot het aaj:ds€h^ paradijs op, ^n
anderen uit de pijnen des vagevuurs tot o"®\'
ïoO\'
v^iu vivy I^yiiiju U.CO Vilgcvuur» l»"" Qe>\'
namen zij den ridder bij de hand, leidden heto oP^
gen berg en toonden hem van daar de poo^t v»\'
n»
melsche paradijs.
De vraag, door den Prater opgeworpen, of öf "\'^^gheF^
in het vagevuur gereinigd te zijn, eerst in ^^oo^ \'
gcioiiiigu te üiju, eerst i" ^oO^
radijs of terstond in het hemelsche komen,
nysius uitvoerig besproken. \' De zielen, zegt hij» ^^ ^jgio«\'
het vagevuur terstond den hemel binnen, teii2iJ ^^^ ijg^
nen het tegendeel beweren. Hij weet wel ^^^
zal bespotten, omdat hij het niet waagt in d®-^®
te beslissen. De geleerden, die gelooven dat ® ,
vagevuur verlaten hebbende, terstond in den h® ^jjj
kunnen gelijk hebben, maar, zoolang de kerk ^^^^^gfOi«\'\'
f-
uitspraak heeft gedaan, aarzelt Dionysius de ho^^^\'^j jllß^^^
visioenen voor „phantastisch" te verklaren.
de bewijzen voor en tegen het bestaan van ee«
radijs als verblijfplaats der zielen aanvoeren- ^^^^jge ^^
het ontbreekt niet aan krachtige, noch geloo^^^^^flur/^,
wijzen voor het gevoelen, dat de ziel, uit het
lost, onmiddelijk den hemel bereikt. Noch ßei^^^^j^t
noch Albertus Magnus, noch Bonaventura, "^"l^ctor®^ Jjjs
Halesius, noch een der overige vaders of
scholastieke wetenschap schijnen het »ardse^^®^
onder de verblijven der zielen op te tellen. ^ei
Thomas * het bestaan daarvan als zoodanig
Bial. Art. 30—32.
Sup. qmrt.
„Gelijk lichte dingen," zegt hij, „door
.^litheid terstond omhoog worden gedreven, tenzij
anders daarin belet worden, zoo verwerven de
S \' j\'^^^lost van de boeien des vleesches, terstond haar
tenzij haar iets belemmert, de zonde
if _ - Waarvan zij gelouterd moeten worden. Is die zonde
■•ilej^^^^^ging in het vagevuur verdwenen, dan is de ziel
"iel» en vliegt zij dus, door niets bezwaard, ten
l^lfijg^^ok Thomas van Erford geeft in zijn Compendium
\'\' \'^«n waarom de ziel uit het vagevuur terstond
^ ^e • ^^ ^^ loutering is er vooreerst niets,
van de glorie vervreemdt; « zij verdient dus met
H te worden. Daarenboven, de deur des he-
Sejj open en niets verhindert derhalve de ziel daar
X ^^ treden. Ook straft God niet tweemaal voor het-
Vn^^^^\'^yf- Wanneer derhalve iemand in de straffen
^^^^^ voldoening heeft gegeven voor zijne zonden,
l^y niet op nieuw gekastijd te worden door het
«H^ ^^ der belooning. Zijn er dus vele bewijzen te vin
grond waarvan men het bestaan van een aardsch
verblijfplaats der zielen kan bestrijden, het ont-
JVïst ^^^^ ^^^ zoodanige, die daarvoor pleiten kunnen.
^OTdt het vermeld in de visioenen van den en-
Neij \'oaonnik,
van Tondalus, in dat bij Gregorius ge-
legende van het vagevuur van den heiligen
/\'\'^clie\' ^^ heilige Mechtelde« werd in een gezicht het
■^ötig ^^ paradijs getoond, waar wegens het uitstellen der
^Qtm^ \'^^nw heerschen en elk der bewoners
V ^At ^^^^ draagt. Al verheugen dezen
tiMer voelbare straffen des vagevuurs zijn ontkomen
^nn eeuwig heil spoedig te zullen verwerven,
vreugde nog met droefheid vermengd, omdat
ad gloriam."
openbaringen zie men W. Moll, De boe- 4
1. SarèaraMoosier te Delft, in het Kerkhui. Archief, \'
180 ^^^
die glorie hun deel nog niet is en door de
gedachtelij.
een op aarde niet ernstig genoeg doorgebracht le^ ^^^ ^gte
genS de Mevelaüën der h. Brigitta heeft een enge
verhaald, dat er, gelijk wij boven reeds zagen,
des vagevuurs zijn, een boven de hel, waarin de ißgei»,
straf wordt voltrokken, een tweede boven de
waar alleen „ gebrek der krachten" heerscht, de ^^^^^ ofi
Ten de tweede, waar alleen de begeerte ge^oeld^ .[jg^
tot God te komen. Ook de legenden van St.
en van St. Thomas, den apostel, * schijnen het ^^ ^^
een aardsch paradijs als verblijf der zielen te 1®
is ook de leer van Dionysius Areopagita, dat
eene uiterste niet tot het andere geraakt, tenzij ^^^g^njH\'\'\'
iets gaat, wat inidden in ligt. De straf in
„ poena sensus" zoowel als „ poena damni,\'\' i® ^^^^ fli^
dat het waarschijnlijk is dat men van het vag^^^^^^gfi^
terstond opgaat naar den hemel, maar dat de v^eg^^^ ^j^ts»
door het aardsche paradijs loopt, of door een teg^"^\'
waar alleen de j, poena damni" heerscht. ^e
over het gevoelen der doctoren de uitspraak m
aangaande bovengenoemde visioenen, Dionysia®
voor of tegen een van beiden te verklaren* gj), ^^^
lijk mocht zijn beide in overeenstemming rie
laat hij dit gaarne aan ervarener mannen ov^^\'
beslisse. Dat dunkt hem het veiligst.
Wij zullen thands zien welke voorstellingen i»® ^^^Je
den hemel vormde. De uitspraken, die wij ^\'^^J^gjiig
flie-
verblijf bij onze auteurs aantreffen, zijn minder ^^^
die over de hel bijv. of over het oordeel ; vaak ^^^^ e
les, wat zij van den hemel weten te melden, ®
kele uitroepingen over zijn schoonheid. ., f^n
Wat den naam des hemels betreft, deze is ^^
flS*
1) Be legeude van St. Dorothea viiidt men in de J^\'\'\'^"
Graesse, Leipzig, 1850, p. 910. s<
De legende van St. Thomas in de Jm-ea let/end», P\'
-ocr page 137-131
JSöi.f\'^ Dionysias de gewone. „ Coelam," „ regnnm
naar zijn uitwendige gedaante „coelatn
uuwenaige gedaante „coelatn
P^^\'^^dysus," soms naar zijn bewoners „ patria:
X 1 soms naar een zijner eigenschappen „regnum
^ordt nader omschreven als een „coelum era-
C genoemd, „ niet naar de warmte, maar naar
A ^^ d^e alle hemelsche orden en wentelende hemelen
^aaj. ^^^ de samenvatting is van al het geschapene,
it^^\'^eep onzichtbaar." De hemel is „zeer hoog gele-
^«t omvang, van nature zeer zuiver, van licht
Vt\' geschikt om veel te bevatten," hij is „eeu
^ Volgens het verhaal aangaande
let \' ö ^^^ Tondalus is de hemel in afdeelingen ge-
N Nsch ^^ kwamen uit
\'\'efeiiji® paradijs, door een hoogen muur,, tot een plaats
i^j\'^la geur, waar vrome leeken hun verblijf hielden:
^öog als de eerste, uit
C^\'geste ^^^^aardigd. Daarachter waren zetels van goud
met prachtige zijde bekleed. Te dier plaatse
\'H^^^ aarde hun leven in onthou,
^^"^Sebracht. Vervolgens zagen zij een muur,
V ife r \'\'\'\' ongelijk aan allen, vervaar-
S % d ^ ^^ kostbare steenen, waarvan goud het cement
clej. ^tiir geklommen, aanschouwden zij de negen
bezichtigd
ïi, U.- Wereld. „Staande en zich niet omwendende
V^\'i ...
Ki dezelfde plaats, als onder één zonnestraal 4
■ \\ ^ Wat voor als wat achter hen las:.\'^ De en-
^^^ visioen, * na het aardsche para-
te hebben, een muur als van kristal, wiens
f\'lotius mundi speciosisslraum operimentum,"
gi<-
-ocr page 138-132
poor
hoogte noch lengte hij met het oog meten kon- ^et\'
luisterrijke poort binnengetreden, aanschouwde hy^^ rj-pcli
rukkelijken glans en den zaligmaker op zijn troo»^^
was dit nog niet de plaats, waar men God ziet ^ ^^^et
gezicht tot aangezicht. Daarheen moest men n^o
opklimmen.
Op de vraag: waar is de hemel? zouden ^^
onze auteurs geantwoord hebben door omhoog^^^ ^^ o ^^
"Volgens hen toch zullen op den jongsten dag; "^^er^»\'^\'!
spraak van het vonnis, de verdoemden ter heil®
def
en de gezaligden opklimmen ten hemel. ^^^\'\'^Jtfefl;
ook overeen dat Dionysius, gelijk wij hoven ^ ¥
hemel een deksel der geheele wereld noemt, »^^^tb^^® J
hem ook niet aan een meer geestelijke opvatting r
waar hij, zoo als wij ook reeds te voren hebbel\'^^^^[jiipe^^j
hemel beschouwt als de samenvatting van al het ^^
Volgens zijn meer zinnelijke voorstelling (me" ^jt ^ jo»
boven aangehaalde uit de visioenen) komt me» t
die in het midden der aarde ligt, door het
O?
het aardsche paradijs, en van daar naar den
aardsche paradijs moet dienovereenkomstig erg ^^^
bewoonde aarde gevonden worden. ^gg
"Wij wenden nu onzen blik naar de beWoners_^ ^^^
Behalve de glorieuze triniteit en de maagd ^^\'^\'^j^gjek^" \'j;,
in de eerste plaats engelen, en wel in zoo
aantal als ons bij de beschouwing des oord&e ^^g^jejef\'
Verder worden in den hemel gevonden
alle »P ^„^cf <
feten, patriarchen, martelaren, belijders, maag ^
ten, eremieten, personen die tot den monnikstaii ^^ ^^ ^^^^
van beiderlei geslachte, uitverkoren kindekenƒ^ ^olö^^^^ni-
rige heiligen. Die allen maken te zamen de
triomfeerende kerk uit. Uit de koren der eng®
migen gevallen, God heeft eenige uitverkorenen ^^^^ ge
om hun plaats te vervullen. Maar dit is n
1) Mem. Art. 63: ,E,eligiosas persoiias."
-ocr page 139-^^ mensch werd geschapen. Hij is het ook ter
S" ^Hef-],^^^ ^^^ geestelijk
r ^^öiel tegelijk, den schepper te prijzen. • In
^Vtuli"), heerscht onderlinge liefde, mede-
ellj f \' onverstoorbare eendracht, schoonheid en glans,
y p^ner is onbesmet, bezit de volheid der deugden
(^N\'efTgJi^^^^theid der liefde; daar wordt zeer wijzien
is aa ^^^^ regelmaat aangetroffen, elk hunner
^^ns^l^ geplaatst naar zijne verdiensten en heiligheid;
e^ ^ men den hoogsten adel, omdat allen zijn
Gorl^^^^^\'\'^" koningen en koninginnen, erfge-
jNa^i^ ® medeërfgenamen van Christus. Wat den
ali eef^ ^«^stand der JjemelbewOT^ betreft, zij genieten
«ieu jeugd, want naar men verhaalt, hebben
C ^\'^«St jaar bereikt of den leeftijd
\\ \'is, toen deze stierf. Het verschil in sekse blijft
op. De Hchamen
^ti^\'^^^lde^ - 2ijn ontdaan van al wat hen hier op aarde
^^^ onderworpen, zeer licht,
V behoefte aan voedsel noch aan slaap.» De za-
een dubbel kleed, dat is het geluk en de glorie
\'^\'^ive^ \' stof vervaardigd, een kroon,
Vt ^aitej ^^^^ kostbare steenen, op hun hoofd, ter-
^^ maagden zich daarenboven verheugen in
^^ aureool. Hunne woningen zijn uit licht
^ir A ^^ heiligen vormen, heet Christia-
\'\'J daarvan heerscht een keizer en ko-
^^^ ®oden. Engelen zijn Zijn staatsdienaren
saa bestuur opgedragen aan een
O^^ere ^oor de eene helft uit profeten, voor
i^V ^it apostelen. Eén taal slechts hoort men aldaar
■ -^»-t. 68,
-ocr page 140-der^^K
spreken, namelijk eeuwigen lof. In het midden
staat een bewonderenswaardig man, David. ^^ ge^^^\'
houdt hij het tiensnarig instrument en hij beio
Kgden aan tot zingen: „Prijst den Heer uit^ ^^^gle
prijst Hem in de hoogte, prijst Hem, al gij
prijst Hem\' al gij Zijne krachten." \' Ja het
zelfs te verhalen naar welke wijze of in welken
het gezang der zaligen weerklinken zal. \'
In de hel wordt spijze genoten, zonder dat me® •j^jgi"^
voedsel erlangt. Ook in den hemel vindt
plaats, die wel is waar geestelijk genaamd \'
die
-del»
maar grof-zinnelijk wordt beschreven. Het Cot ^ jjifl
haalt hoe God zich omgorden zal om de gasten»
r
liggen, te dienen, en hoe deze dronken zullen
genot. Volgens het Memoriale * wordt deze sfij ^ij d^
recht een maaltijd en niet een ontbijt genoemd^
laatste en na haar geene andere meer zijn zal. ^^ \'•{[o\'^^^i,
den naam van den maaltijd des lams en van het ^^^
des lams, omdat in den hemel de kerk voor e
Gods zoon verloofd wordt. Zij duurt eeuwig\'_ ^^j^ter ^^^
zij vooral aan Christus toegeschreven is, ^^^ ^
schieden door de geheele triniteit, omdat in j bi^^
heid, dezelfde kennis en onverdeelde werking gBr^i\'\'^^
is. Aan dezen maaltijd zal God de vader als ^"j^o? f\'
een heldere kennis van zich zeiven
versch*, ^^gdf
alleen Zijn godheid te vertoonen, maar ook
\' ») ÏM-m. Art. 68. -jer et
Cord. p. 61v.: ,0, quam laetabunde, quam \' pi»
tune eanet in Diasol (MSS. delasol of dlasol) : qui
et a re," De plaats is voor mij onverstaanbaar. _ .^^g jlis\'\' ^gf^fo
Cord. p. 59v-.: „Tune enim praecinget se et faci®^
et transiens ministrabit illis ferculum suae gloriae, —\'
quam dulciter et plene tune fideles tui inebriantur a
tuae et torrente voluptatis tuae."
*) Mm. Art. 60.
iel?
lief\'
V 135
Vlijt\'^f ^^^ werking naar binnen, \' waardoor Hij,
N<ier] zei ven te begrijpen, * eeuwiglijk en on-
S de genereert. Het tweede gerecht, door
l"^\' Wa^ aangeboden,: is een openbaring en verlich-
t/^ Hij den zaligen Zijn immanente vruchtbaar-
feeg^ ^^ aanschouwen geeft, namelijk op welke wijze de
Vilt uitgaat. God de vader geeft als derde
eeu openbaring der liefde, waarmede Hij het men-
\'Vboj®^®^^\'\'\'\'\'^ h^^ft liefgehad, dat Hij Zijnen
Ntjj^ ^^ de wereld heeft gezonden. Bij dezen
"^Ht God de zoon aan de gezaligden als eerste
de. wijze, waarop Hij eeuwig
ttg ^^erd wordt door den vad^r, en tevens „consubstan-
V j V dezen is ; als tweede gerecht geeft
deji hoe de h. geest zoowel van Hem als
i^Miet uitgaat; als derde gerecht een openbaring
^ysterie Zijner incarnatie en Zijner roemvolle mensch-
J^Hig ® ««rste gerecht toont God de h. geest, hoe Hij
lalj^ö^Van vader en zoon uitgaat en echter „consubstan-
jVlit ^\'^aequalis" met beidea, is. Hij verschaft als tweede
sl^fee^^^ alleraangenaamste kennis der triniteit, en van
aanbiddelijke, eeuwige en onge-
^ personen elkander eeuwig aanschouwen en bemin-
zaligen openbaart Hij als; derde gerecht al Zijn
Ij^\'^^ijuf ^«Idadigheid, en hoe . Hij, door
^^at ® gaven te verkenen, over liep wordt uitgestort,
^ïe aanschouwen der zaligen groote en eigenaar-
en de ziel voedt, zijn er aan den
j!!1 evenveel gerechten, als de zaligen inzich-
aangaande zich zeiven, aangaande God en het
toegestaan. Bij den maaltijd zit Christus op de
itl ig^^^ts, omdat hij godmensch en middelaar der men-
kaar zijn menschheid wordt hij gevoed door de
inteUigendo.\'
-ocr page 142-f Christ«\'
aanbiddehjke drievuldigheid. Onmiddelijk naast ^^^gn
zijn moeder gezeten, de allerheiligste maagd ^^^^^^j^gjiS i®
alle rangen der engelsche geesten \' verheven.
elk der heiligen zeer ppast aan den disch geP^^^^jjénS^\'\'\'\'\'
eenkomstig zijn waardigheid en den graad zijner ^\'\'\'^^^jj^ijfeU
Wanneer Van Vliederhoven de vreugde des hemels ® gjoe"\'
zal, bekent hij volmondig zijn onmacht dit naar eisc^^
„ Over die onbegrijpelijke glorie," zegt hij, \' \'\'^^^ogbß^f^
arme van geest, daarover kunnen spreken 1 Want ë^^^^gclie^\'
gezien, geen oor heeft gehoord, in geen hart des j^^jei
ooit opgekomen, wat God dengenen, die Hem liefheb ^^ei
heeft. Voorwaar, stamelend, evenals een
blindgebor;\'
de kleuren zich uit, zal ik, niet vertrouwende op , „ro^^\'^
ei>
men, beneden over den hemel en over de sen ^
vernieuwing dér gansche schepping, boven
schouwen Gods en rondom over de vreugde en
gevoel, maar met vele getuigenissen der schriftew^^^^j
eenige weinige woorden spreken." Zich
een gezegde van Augustinus, kan hij op de vraag^^^^^
er in den hemel gevonden ? niets antwoorden ^ ,,, "Vo
is al wat goed is, en al wat kwaad is, is daar nn^ ^^^ ggeii
gens Bernardus is daar rust na den arbeid,
angst voor de vijanden, liefelijkheid wegens de ^^
daar is men onbezorgd voor de eeuwigheid;
wegens het aanschouwen Gods. * Evenals — ^jdeel®
boven gezien — de verdoemden op den dag des 0 ^.jgu
alle zijden verschrikkingen zullen ontwaren, ^o" ^■jj^fei\'"\'®^
zaligen overal reden tot vreugde. „Want i^^\'^gjvvö\'i^®^^
beneden en boven, ja rondom zullen zij zich jiuP®^,
lijke wijze verheugen. Inwendig over de
wetens, uitwendig over de verheerlijking ^^^ onb^\'^
_ T Tt 1 SL/AA r
1) //Angelicorura spirituuin.
2) Cord. p. 571-.
=) Cord. p. 58^.
Cord. p. 61i-.
-ocr page 143-Se ^
de engelen en alle heiligen." \' In
^e^b^ ^^ CöÄ^e beide wordt als het hemelsche heil,
^^tlscJi^j waaruit alle overige vreugden voortvloeien, het
\'\'Sit^\'^^\'^n Gods genoemd. „Wie tot deze kennis," ® zegt
^ \' " gekomen is, die zal God zelven zien van aan-
V aangezicht, die zal Hem kennen, zooals Hij is
zien
\'Jfted ^^ vereeniging van het bezitten met het
® overeenkomstige object * genot ontstaat. Hoe
Streft wezen; dit nu is een vreugde, die alles
^Hes\' oorsprong van alle vreugde." Wij zi
e
ISiie ^^^^ i®\' des te liefelijker is het die te aan-
\' de\' schoonste. Daar
onvergelijkelijk schooner is dan alle
^^ zich die nog duizendmaal
•jt ej^ zij zijn, zoo is het zeker dat het onvergelijke-
\'\'^iclclep.^^^*®P^®^®lijk aangenaam zal zijn. God helder en
aanschouwen, aangezien in Hem schoonheid
jiiiej, een^ ^^^^ volmaaktheid wordt gevonden. Wan
buitengewoon wijs of sterk of heilig man
ij ^ an zouden wij zeer begeerig zijn dien te zien. Zijn
Neina^^^^ God te aanschouwen, dan moeten wij dwazen
Ne gorden, want daarin bestaat alle geluk. Wy ziju
"^oor de gaven der natuur. Immers wat ons
be\'elH^^^^ herinnering betreft, zijn wij naar
^^■\'^\'ierl ^^ gelijkenis geschapen. Maar door de geschen-
J^^gelt p^^de en der deugden, ® door deugdzame werken
« . ^aaj^^^ ^^ gelijkenis zuiverder in ons
aa^g ^^ geschenken der glorie, dat is door het
en het eeuwig genieten der ongeschapen
V\'^^tiat evenals de engelen, op verhevene en
^■^irhjke wijze aan God gelijk. Bestaat aldus voor
sq
> P- 6lr
P. 62i-
uuioiie potentiae cum objecto coüveuieali.\'
-"oiia gratiae ac vivtutum."
-ocr page 144-Dionysius alle heil in het aanschouwen Gods, deï
hij het gelegen in het zien van Christus\' godhei
triniteit.\'
Uit dat aanschouwen der godheid vloeien veie ^^ ^g^ï
voort. De zaligen beminnen God, zij verheugen 21 ^gl-
dan over hun eigen heil, dat Hij zoo voortreffelijk» ^^^ ^gj
maakt is. Zij zien de onderlinge betrekking e» ^^^ ^ijs-
triniteit. Zij roemen Gods oneindige schoonheid ^^^^gd®
heid, en Zijn overige eigenschappen. Het baart hu»
dat God een wezen is verwonderlijk met hen overeen ^^^^
Dan zien zij, dat hun schepper hun broeder jgu
De zaligen verheugen zich over de menschheid v»n ^ii
Gods, en wel vooreerst over hare schoonheid "^^^^gjeei»^\'
lichaam, Christus\' ziel was, van het begin har^r ^^^jg.
ging met God af, vol van alle gaven des h.
tus\' lichaam is na zijn lijden en opstanding g^nM
ïen andere geeft hun Christus\' menschheid vreugde^^^^gjd»\'
zij door haar verlost, der verdoemenis ontrukt en ^^^^jen
digd zijn, terwijl tevens door haar de glorie der
vermenigvuldigd werd. Ten derde verheugen ^he^^^
zich over de menschheid van Gods zoon, oaidat d® ,
menschheid groote eer is aangedaan, toen zij veree» ^„„„t«
met Gods ééngeboren zoon. Zij scheppen Ju d«\'
vreugde uit de tegenwoordigheid en het
maagd Maria. Vooreerst omdat zij boven alle schepse\'-® ^^^er^
heilig, volmaakt, liefelijk en beminnehjk isJ
omdat zij door haar tusschenkomst groote welda _
») Mem. Art. 55: „ Clara, immediata ac facialis visio ct
duin suam deitatem, imo totius gloriosissimae trinit»*»®\' ^^^jgui ^^^^
deitas, una essentia et indivisa potestas".... Quicuiiq»^®
unam divinam et increatam personam, videt totam gf sp"^\'
triaitatem, nee potest una persona divina videri clare ^^
nisi et aliae duae personae per speciem videantur." ^^j^ge
Mem. Art. 58: „Ens omni menti creatae bene disp"
nientissimum." ^
Mem. Art. 62.
Mem. Art. 61.
hl
toe^"\' ^^ verzorgster der strijdende kerk, •
der zondaren, de moeder en de troosteres der
"^\'^Uwd der ontferming toever-
door haar hebben ontelbaar velen vergiffenis, ge-
verworven; ten derde om de eer, die zij
^ij aajj^^^^^\'^ë®"\' moeder Gods te worden werd
verwant. ^ Ook verheugen zich de
\'\'Veji.^ ^ver de engelen en over allen, die in glorie hen
"ïet ^ Immers de een benijdt den ander niet, haakt
hetgeen een ander bezit, is tevreden met het zijne,
He^ iets in zich zei ven niet volkomen heeft, dan
jïun ^ ^ij zich een deel daarvan in anderen te genieten.
Mjs^lJ^.^\'^ ^^^^^ heiligen vreugde. In hen toch
^\'\'^oti^^\'^ gi\'ooter dan die van Salomo, kracht dan van
^lelligj^ dan van Octavianus, rijkdom dan van Croesus,
Vs ] van Azaël, lengte van dagen waarbij Methuza-
^^fJlev, ^ Jd slechts een oogenblik is te noemen. ® Zij zijn
«icj^ Wegens het allergelukkigst gezelschap, waarin zij
^\'jk Ofschoon het aantal der zaligen onnoeme-
l^ilen elu ^^ ander, want zij hebben
V ^an daarom verheugt de een zich in het ge-
ander. * De schoone toestand, waarin de aarde
^ocata ecclesiae militantis."
deo patri."
fJ) Art. 65.
\'CoBstat quod unusquisque eorum gaudet de
l^^^Ptia. gloria uniuscujusque sui eoncivis, sicut de beatitudine
est major extat gloria suorum concivium, atque quo
u^^Sfato^ ^\'^tuus amor, eo cordalius ei congaudent ac vehementius
liau Idcirco ex hac parte unusauisaue sanctorum in
a S^^dia gloriosa, quot sunt angelici spiritus in novein
P. animae sanctae in regno coelorum
J.ltem quando non solum erit in eis gaudium de
«t \' Propriis, sed etiam de meritis singulis omnium beato-
tu \' rarissime, si anima martyris, confessons vel virginis
videtur quod illorum gau-
«ftUcU^f\'* de anima apostoli vel cujuslibet
eft ^
zal verkeeren na den dag des laatsten oordeels, ^e^
groote blijdschap. \' De zaligen zijn aan de hek\'"\'\'^^"
aardschen levens ontvlucht, zij zijn ontslagen van ^
„..j,.— — ------, ...j -------Q—------------Otoa" ,,
éérst omdat zij haar ontkomen zijn, ten andere
hun vervolgers in de hel gepijnigd zien, en ^ ^grd®
lingen des vagevuurs, zij verheugen zich over de ^^^j^t
t ni
wraakzucht, maar uit ijver voor de gerechtigheid;^ ^^ge\'
omdat zij weten dat alle kwaad en alle straf ii» ^
sloten is en nimmer hen genaken kan. yreug\'^^\'^
In het algemeen kan men de grootte ^^^ ^^Ypore^i^\'\'\'
des hemels uit verschillende dingen opmaken. ^etê^\'
geen schepsel, ook niet een engel, was waardig
luk, dat het eerste menschenpaar voor
zichzelf en ^"lleei»
nakomelingen had verloren, weer te verdienen, ^^ geïi\'^^^
Gods eenige zoon. Het was trouwens niet .^^^gggl»®\'^*\'
zaak, maar om het heil van het geheele menschelijke ^^
dat hij door het mysterie der incarnatie in de ^et^^
Ten tweede, Gods zoon, die alleen door een
heeft geschapen, heeft het menschelijk geslacht
onze zaligheid gekocht voor een grooten p^j®\'
1 ,1 ____i ,,—1 —pp.n ne ® inoP\'
en een schandelijken dood. Heeft die zeer sehr^^^jj ^pge^^
man * voor een geringe zaak zooveel gegeven, g
wil ons zeiven niet aan den duivel verkoopen vot^^^^
" - 1 ^tifvcr^ i-.ii
kostbaar bloed en met veel moeite, door een
penning der zonde. \' Ten derde, de ^^^^^ qq
nngen penning ucr z,uiiut5. j.eu uciuc,
en rechtvaardigen hebben de hemelsche zaligheid ^^^j^cbfe
verworven, zooveel gedaan en verdragen om ^^^^
te worden. Om harentwille hebben de heilige >
onnoemelijke en zeer wreede kwellingen gelede"^ ^^^gd®"^
36 — 38). Voor haar hebben vele jongelingen ei^^^ h»^
schoon en van aanzienlijk geslachte, de werel
1) Mem. Art. 61.
2) Mem. Art. 60, 61, 62.
3) Mem. Art. 59.
\'\') , Sapientissimus ille mercator."
s) #rro vili uummo peccati."
-ocr page 147-v 141
IIq^^I*®®^ en ijdel genot versmaad, zijn zij in den heiligen
levg^ ^""^^^.nd getreden, en hebben zij daarin een moeitevol
^Wt vele/uitverkorenen hebben zich naar woeste
V r" \'^^Seven, eenzaam geleefd, als engelen op aarde,
^^^Dien gekastijd en zich vergenoegd met een weinig
llej^^j water. Ten vierde blijkt ons de grootheid der
(iej 1 vreugde uit de getuigenissen der vrienden Gods,
is profeten en apostelen, wien dit door den h. geest
.^^^\'^aard en wier woorden voor ons bewaard gebleven
^^ de h. schrift. Ten vijfde. God siert ieder jaar de
schepping, weiden, hoornen, bloemen en kruiden,
bij het naderen der lente en wanneer de zon dich-
de aarde staat\' bloeien en hun schoonheid ver-
een verwonderlijke wijze. Is dit het geval bij
® dingen, hoe zullen dan de redelijke schepselen ver-
is ^ ^^rden en zich verheugen, wanneer over hen opgegaan
^ptQj^^ der intelligentie, de bron der wijsheid, de oor-
g Van alle licht en schoonheid, de oorzaak van glorie
^clig heil! Men kan, ten zesde, de grootte der hemel-
^cliejj^^^^gde hiernaar afmeten, dat uit de uitverkorene men-
^Qj^ ® Diuren des hemelschen Jeruzalems gebouwd zullen
^^ bouwval der engelen zal worden hersteld,
^tfigj^^^\'^^ de kunstenaars dezer wereld in staat zijn ruwe
\' "\'daarmee zij burchten bouwen en waaruit zij beelden
Cji ^ \'gen, zoo zeer te versieren, hoe zullen dan de zielen
liettjai ^^en der uitverkorenen versierd worden door den
•■^lifjg V kunstenaar, wanneer Hij uit hen Zijn triomfee-
^Èwi „^kj Zijn hemelsch hof opbouwt. Ten zevende, God
wijlen aan Zijne devoten in hun ballingschap
^^^^\'^dige vertroosting. Dan bezoekt Hij hen zoo liefe-
k ^^ zich nauwelijks kunnen bedwingen en wegens
hunner lichamen dit bijna niet kunnen ver-
giß« \' Dan worden zij als aan zich zelven ontrukt, ver-
ban alle gevoel, niet in staat hun lichaam te bewe-
VßQiente aestate et sole approximante."
-ocr page 148-gen en door de rijkdom der glorie op verwon
als verzwolgen. Is nn de dauwdruppel der - - ^^^
heid reeds van zoo groote uitwerking, hoe
dan de bron zelve zijn, die zuiver en onmiddehjk ^^^^^gje
noten. Ten achtste kunnen wij hieruit de hemelsche ^^^^^
ons voorstellen, dat God Zijnen heiligen reeds in gji do»\'\'
zoo groote eer bewijst door verschillende mirakelen^^^ ^g^^e
de vereering, die de geloovigen hun toedragen, 200 ^^^
voor beenderen, relieken, stof en kleedingstukken ^^^ler
bied koesteren, dan voor keizers, koningen of pri"^
wereld. gepot^
Een vergelijking van het hemelsche heil met n
dat hier op aarde wordt gesmaakt, zal stellig ten ^^jj^eti
van het laatste uitvallen, of liever, zij zal
plaats vinden, evenmin als tusschen het d^F
tijdelijke. Evenzeer als de oceaan in hoeveelheid ^^^^^^ te
pel overtreft, gaat de hemelsche vreugde de aar \'^^^pg
boven. \' Wanneer men de vreugden der
zaligen ^^^ot
vergelijkt, dan ziet men de gezaligde menschen \\ pf
hebben, waarin zich de engelen niet mogen verheng®^\'^^^ ggii
beiden is hetzelfde heil beloofd, het aanschouwen \'\'^^gie-
„praemium essentiale". Maar aangezien de menschei^^^^j,
lijker tot dat heil komen dan de engelen, die dat g^^ ^jei
\'s werelds aanbegin hebben verdiend, omdat ^^^gjijiijg®\'\'
geheel tot haren schepper hebben gericht, 200 ^^^gj, >
die gezaligde menschen ook eenige „ bijkomende j^t
die de engelen niet bezitten. Daartoe behoort voor ^^^jgje
de mensch naar ziel en lichaam gelukkig i^^ i^feti^ ^^
vreugde over de menschheid van Gods zoon; ver^o ^gt
zalige bewustzijn ontkomen te zijn aan de bekor*"^» ^
wereld en de kwellingen des vagevuurs. pjeU®^
hoogste
Wanneer Van Vliederhoven en Dionysius de^^
aansporen om dat hemelsch genot na te jageUj
\') Mem. Art. 58.
2) Mem. Art. 63.
\'«en
Sden""^^^ laatste, « daartoe bijna uitsluitend
» f^ ^^ ®®brift ontleend, bijv.:, wie zoekt zal
1 \'\'idt ophouden, « dien de Heer lief heeft
zalig die treuren, » hebt de wereld niet
H
noemt als het middel, waardoor wij het he-
\'«fde^ geluk kunnen verdienen, liefde op. ^ Tweeërlei
Go^^^ Augustinus, brengt tweeërlei staat voort. Liefde
i ^f^aat verachting van zich zeiven, roept
\\ Gods, dat is de strijdende en overwinnende kerk
I^iefde tot zich zeiven, opgevoerd tot ver-
S ^od, vormt den staat van den duivel, het rijk
y ^ van den Antichrist, de kerk der kwaadwil-
^libej^ "^^^ere liefde, waarmede wij God boven alles lief-
zeiven in God, is de oorsprong en de bron
^ Schandelijke zelfliefde daarentegen is de
|\\te alle zonden. Wie dus begeert in ruime mate
«i^ tg ® doen, spoedig volmaakt en in het hemelrijk inge-
1? trachte zich zeiven in God lief te \'hebben,
j versmaden en zijnen tijd goed te besteden.
Y.^ der hemelsche vreugde deelachtig te worden,
^etst^ Vliederhoven poenitentie. * Die vreugde verwerft
zwaren arbeid. Tele menschen willen niet
vJS dat^ nogtans begeeren zij wèl te sterven. Zij
j^\'V ^^ in den Heer sterft zalig genoemd wordt, zij
Vreugde, die dezen wacht, deelachtig worden,
niet met hem verzocht worden. ■ Zij wil-
mei; Christus, maar zij willen niet lijden met
) jj-
-ocr page 150-lUf^\'
hem. „Gij, o goede Jezus—roept Van Vliederho^J^^g^ eü
„ gij koost armoede en ellende; wij kiezen zinnelijk®^^ ^qqX
zinnelijk genot; gij wat hard, wij wat gemakkeljj ^ jjie^e"
het vleesch." Zooals Bernardus zegt: ,> Gods di»
wat hij wilde. Hij werd geboren van een arme mo
nauwelijks doeken had om hem in te wikkelen, ee^^^^ tot
om hem daarin te leggen. Hij nam armoede e" .^gjljoO^
zijn deel. Christus kan zich niet bedriegen, j gel""\'^^
is het beste, moeten ook wij verkiezen. Wie ande ^^^^ ggii
of leert, voor dien moet men zich wachten »Is ^^^ ^orJ^
verleider." De tegenstelling, door Bernardus gem^J t^
in het Cordiale voortgezet. De Heer ging ^j^ed
binnen; zal de knecht het binnentreden met over ^^^gpte-
kleederen, gebogen onder een last van goud en ede ë^^ ^gfste
De Heer na vasten; de knecht vol weelderigheid-^ ^^^
genoegelijk slapende? W^at de Heer niet heeft g® ^ V
dat de knecht doen? Zekerlijk niet, dat is onred®^^gte\'^^
aan het kruis gestorven voor den laatste; deze ^
eds
ziel verwerpe alles wat haar op aarde tracht te j
Wee dengenen, die hier vertroost worden! ^^^ f^nstb\'^^.l
men niet binnen, tenzij men in zeden en geloo
wat de apostelen geleerd hebben. Was niet h«" ^jjgfje
en rechtvaardig te leven, nederigheid en ge^\'-^
standvastigheid, en de overige deugden met al ^^ ^^^t ^^^^
ten te beoefenen, de wereld te versmaden en » ^^^te
zer wereld is, rijkdom en genot te ontvlucnte^\'j^
doen, zich in kommer en druk te verheugen? ^^jjjdei\'
handelen, zullen wij leven. Wij moeten dappe\'^ ^^ d^^ ,
krijgsknechten van Christus. Men zij niet ^e^" ° ^nji
weg daardoor moeielijk wordt, men denke slee-\'^^
doel waarheen hij leidt. Met slapen komt me^\'
van God niet binnen. Met weinig moeite op ^^^ ^^^
men zoo een eeuwig heil.
Een beschouwing van de vreugde des fee^f^g
andere dan gezegende vruchten voortbrengen, M
den mensch tot het doen van boete. Want besc
-ocr page 151-b t Kk betreurt liij die door zijn zonde verlo-
/ ^oldo \' ^^^ ^^^ berouw over, belijdt hij, geeft
li overtreding. De overdenking van
r Vej hemels leert den mensch al het tijde-
? Voif^^\'^^\'^en, zij spoort hem aan tot dapper strijden,
^^arding. Zij trekt hem af van alle zonden, want
llelp|. \\ ^^^^^ ^ele* dat geluk deelachtig te worden.
% trächtigen weerstand bieden aan de vijanden
\'1, aan de wereld, aan het vleesch, aan de dui-
Wel? tegenspoed, zij leert hem
üoo vervolging vroolijk verdragen, omdat het
groot is. Zij doet hem ontbranden in liefde tot
^^^ beloofd als een „prae-
L^ietü onmiddelijk aanschouwen
i T »praemium formale." Zij doet den mensch
^ep,,^?^^®"\' bij zich onwaardig erkent voor zoo
jjKjugj^ / gedachte aan den dood, aan het oordeel, aan
J \'^etHel ^^^ mensch van zonde af, de beschouwing
dat vreugde heeft daarenboven dit heilzame ge-
^^^ opleidt tot deugd, tot geestelijken voor-
eeuwige reinheid.\'
i\'-t. 67.
• \'^rt. 5.5.
fi, _ . J
De leer der vier uitersten en hare bron"®\'\'
Wij hebben in het voorgaande hoofdstuk j
wat onze vaderen geloofd hebben aangaande den ^^^ eei
oordeel, de hel en den hemel. Hoe kwamen
dergelijke leer? Ziedaar een vraag, wier ^^^^j^gvig\'
ofschoon aan eigenaardige moeielijkheden ge«!®® .
thands zal bezig houden. Noemden wij dit de j^^jgbr"^
van ons onderzoek de „leer der vier uitersten en ^^^ gc^
nen", dan lag het volstrekt niet in ons pla" tr^^\'^Je
waaruit elke voorstelling is ontsproten. topd \'"^fij
aan te duiden in welke verhouding die le®\'^ d»^
bronnen, waaruit zij werd geput, dit was het
ons voor oogen stelden. . Jje^^ e^^
Dionysius de Kartuizer meldt ons dat al ^^de^ .ff,
door hem ontleend werden aan de traditie der
der doctoren, die gezag hebben, aan de ^jiS
en aan revelatiën en visioenen. * Zelfs een ^ ^^
zage van den arbeid van Gerard Van Vliederbo ^^^^jg
zien, dat ook deze aan genoemde bronnen
Dial. Art. 30, 2.
-ocr page 153-I» 147
"ei, ^ dingen te danken had. In
overeenstemming met
^^flitie ^^^ ^^^ kerkleer en de
HotijJ- ^^ \'revelatiën en visioenen als het drietal, welks
Sreke^^ ^^^ ^^^^ uitersten wij hier zullen
ll
bijbel
^iet
t tin ^^^ christenen van de vroegste tijden af lief ge-
.Stigg^ voor zich zeiven en voor anderen te
^elfs door een beroep op de uitspraken der h. schrift.
Higj^ een behoefte geworden voor al hun ge-
J^^öffg^\'^ bun daden daarmede overeenkomstige meenin-
dlt^^ ^^ ^^^ kunnen aanwijzen. Sinds de
Petrus Damiani het schriftwoord aanwendde tot
\'«-«11\'"".......... -
van
Seeselslagen, sinds die dagen was het zeker geen
f\' iti ^^ motieven tot alle godsdienstige handelin-
^ l^anonieke schrift te ontdekken. Geen wonder
Y^^^^eer wij bij elke meening, bij elke voor-
le y onze vaderen gevonden aangaande de toeko-
j^\'^gen, telkens en telkens het schriftgezag gehuldigd
dejj ^^ werken van Van Vliederhoven en van Diony-
j ^eji ir viicueruoven en van JJiony-
ÏSiets worden eschatologische vragen dikwijls
^\'^^"lUr beantwoord dan met de aanhaling van
Woo overlading toe. Natuurlijk wordt
\\ ïiicli bijbels door een exegese, zoo willekeurig
itia- pasklaar gemaakt voor het sy-
Nvet^^^ gedurende het tijdvak der mid-
de geheel onbevooroordeelde uitlegkunde aan?
^e Va eschatologie, die zich voornamelijk aan
omtrent den Messias vastknoopt, staan
voorstellingen op den voorgrond. Daniels
t«), % \' "le apocriefen HenocA en Fseudo Ezra zijn daar
^^ijze ^^^^ kunnen wij ons
daarvan beroepen op de drie eerste onzer Momi-
10*
-ocr page 154-148
of
geliën, die ons de meeningen des volks mededee ®
discipelen van Jezus toonen, zooals die doortrok^^ ^^^^jgje-
met de denkbeelden hunner landgenooten. jjeU
lijke eschatologie in den kring des n. testaments
zonder groote moeite drie trappen van ontfl\'ikke^
dekken. Op den laagsten trap staan die schrijve^ ^^ jggr
zich aansluitend aan Jezus\' eschatologisch ^g^o\'ii^^^l
der toekomende dingen, zooals die bij de Jodelt
vrerd, herhalen. Al is ook bij hen verschil ^^ /"{otfeU ^^^
op te merken — de aardsche en zinnelijke schi ggij)®®\'\'\'
joodsch-christelijke eschatologie hebben toch al
Een hooger standpunt vinden wij door den ^P^® ujii*\'^^^
bereikt. Hij zocht zich, geheel overeenkomstig ^ j^gtj^^^\'\'
salistisch karakter, te onttrekken aan de macht v\'^^^^^^jjt
christendom. Wel bleef hij nog meer of min ^^J^jistel^
en gebruikmaken van de vormen der joodse ^^
leer aangaande de toekomende dingen, maar Z\'J\'^
stig bewustzijn zocht de banden te verbreken, do"\' ^ggr
hem aangelegd, en deed hem een oplossing zoe
overeenstemming met de praemissen van zijn ^
Hij leerde ons verstaan wat aangaande de toi\'
den mensch en van de menschheid in p
geven was. Den hoogsten trap van ontwikk^^ ^^
ingenomen door den schrijver van het ^^
de
gewone eschatologische denkbeelden van het oor^P
christendom ontbreken daar nagenoeg geheel^ ^^^^
in sommige populaire spreekwijzen gewag va^ ^^^ d^^. ^
gemaakt, staan zij zoo gansch en al op j.gke\'\'\' j^ef
op geenerlei wijze aan de kern van het stelsel r^^^ ^^^
was het gegeven het zuiver geestelijk karakter^^^
der toekomende dingen op d.en voorgrond te P ^^•jpjjie\'-\'
De eschatologie van het Joannes-evangelie i® ^^^g è.^
der kerk geworden, en is die ook nog niet m
Briët, De eschatologie volgens de schriften àes
\'Reuss, Histoire de la théol. chrét. au siècle apost.
149
^^ zij veler bevatting te boven. De
""»uvang
opvatting van de leer der toekomende
door de
^"\'^«ch-c eeuwen werd gekoesterd, en die door de
i^^\'^^^liolieke kerk in steeds grover, zinnelijker vormen
gehe?^®"^\' verkeerde in de middeleeuwen
s^^\'^\'i\'or tijdvak der onmondigheid, zij was geheel
r^PUut^^\'J. ^^^^ S®^®®^ wettisch
vigj, ■ wettische standpunt zien wij ook in de leer
gehuldigd, waar zij, naar oorsprong en
zinnelijkste vormen den
ïl
lel .
geeft.
^^rkleer en traditie.
gezag, dat men in de middeleeuwen aan den
i. die ^^^ geschriften van
^^ de wetenschap der kerk hadden beoefend, zoo
-ifcel ^^^ ^^^ ^^^ heilige schriften
^ieti boeken in den kanon opgenomen verstond,
Zoi, P^®^® geestesvruchten van alle uitste-
H^^^et) ^^.^®^ ^ii^den wij in de leer der vier uiter-
ïiitspraak zonder dat ter harer verdediging het
^aa-
"tift,
I ^ ---.^XUCLUglliJ^ UCU
^^ ^^ gereed is, zoo zoekt men aldaar ook te ver-
■n ^^^^^ denkbeeld, tot welks bevestiging niet talrijke
S \' ^et ^\'k^^®^^ aangehaald aan de schriften van de doc-
L ilet^ ^^^ ontleend. En waar genoemde leer afwijkt
lieb]^"^ corjpheeën der scholastieke wetenschap te
j^Seste^^ gesteld, daar staat zij toch nimmer alleen,
C al^\'^ ^^ bekrachtiging der Dii minores.
H^Vn ^^^\'^^en dus kunnen wij verklaren, dat de voor-
V ^^ toekomende dingen, bij onze vade-
de gewone der geheele middeleeuwsche kerk
«n jj^ alve de plaats waar Dionysius verklaart, dat de
^ vagevuur onzeker zijn aangaande haar behoud.
»iet
//jj p
waarom hij later werd verketterd, * is er
van verschil op te merken, namelijk dat _ jys di®"
nergens van een „limbus patrum" ^^bij
slechts even, als in \'t voorbijgaan, noemt, _ fg^iitiiö^\' ^
in \'t geheel geen sprake is van den „limbus pl^^^\'^jg
Het is onnoodig, en nagenoeg onmogelijk? ^
op te geven, die de overeenstemming jei
voorstellingen onzer vaderen en de algemeene ^^^ ^^^
Ik verwijs slechts naar eenige
bizonderheden,
was uitgesproken. * Dat de ziel door Diony- ^^^^
der aanbiddelijke triniteit wordt geheeten, ^^^^^
in
voorstelling, die wij ook bij een der edelsten ^gjiee^ ^
ken/bij Gerlach Peters, aantreffen, waar jioei^\'
mensch den troon van de glorie der h. drievuldig
liet
Laten de auteurs der nederlandsche
overeenstemming met de algemeene leer der ^ ^^^
deel plaats vinden in het dal van Josaphat; ^^ gcbi\'J
niet alleen onder hun landgenooten, want
van Beatrys, de schoone Maria-legende, spree
\'t soete dal
Daer God die werelt doemen sal.
dank® ^^
Verdient het opmerking, dat Dionysius, on ^^
selijke kleuren, waarmede hij de straffen van
\') Verg, boven, blz. 42.
-) Verg. boven, blz. 121.
") Zie boven, blz. 65.
*) Zie Kerhhist. Jaarh., 1864, blz. 124 vv.
■\') Zie boven, blz. 58. ,,
In zijn Bremloqmtmi, cap. 4. Meu zie W.
en zijne schriften in het Kerkhist. Archief, II dl,
7) Zie boven, blz, 68.
») Ys. 1037, 38,
•^^^Idert, aan \'t eind zijner beschrijving verklaart, dat
iat slechts onder lichamelijke beelden verhaald is, op
Minnelijke mensch het te beter zou kunnen begrij-
het is ons goed, dat wij wederom op een derge-
\'«H bij een landgenoot, den reeds genoem-
"eltjj ^"olt, kunnen wijzen. ^ Evenals Van Vliederhoven
\'^^^kt van het gezang, dat op de straten des he-
\'\'^e^\'nzalems door de zalige geesten zal worden aan-
\\ M^o spreekt Johannes Brugman, in zijn sermoen
^\'tesn \'l\'rie tafelen, van „dat alresuetste geleut ende die
® stemmen ende die alresuetste pipkens." * Zoo
\\ ^Uysbroeck, in zijn tractaat over \'t leerden ghe-
^^^e^oeg hetzelfde aangaande den lichamelijken toe-
"\'\'«e Ij \'saligen in den hemel uit, wat wij daaromtrent in
hebben gevonden.® „Ende onze lichamen.
sullen ziin sevenvout claerre dan die sonne, ende
\'\'^t ^\'^leh, als cristal of een glas; ende also ondoghelic,
V^gj^^ heische vier ende alle die sweerden, die ye ghe-
^^ ii\'i mochten ons niet quetsen, noch deren, alte-
En onse lichamen sullen siin alsoe snel ende
dat, daer die ziele wil siin, daer sei si dat lichaem
oghenwenken; ende alsoe subtijl, waer
% "ri ^^^^ nietale hondert mylen dicke, daer voer dat
die schijn der sonnen doer dat glas."
Ygli^^^\'^ overeenstemming tusschen het geloof
Hu ^^^^ ^^^ gansche middeleeuwsche christen-
ff d lijzen op de uitdrukking van dat geloof door
Va^ beeldende kunsten, in houtsneden zoowel als in
pla^ ^^ l^aphaël; maar een dergelijke verwijzing zou te
Vorderen, daar zij tot in bizonderheden toe diende
• ^ie ; De sjiir. aseens., c. 31.
, bk. 134.
« -^oWes Bmgrmn, Dl. 1, blz. 237.
) Vej®- boven, blz. 133.
van Vloten, Verzmi. v. Nederl. Prozast., blz. 41.
-ocr page 158-de
te worden voortgezet. Ook in een onderzoek na^-r
lologische uitspraken, die in de christelijke poëzie ^^ ^
aangetroffen, kunnen wij hier niet treden; het z«*^ ^
ver afleiden. Slechts aan enkele liederen herinner® jjjet
Zoo aan het lied over de straffen der hel, dat aan^a^^
de woorden:
Homo, Dei creatura,
Cur in carne moritura
Est tam parva tibi cura
De aeterna doria? ^
de®^ biJ\'
Zoo wordt onder anderen de vrees voor het "or
zongen in het lied:
Cum revolvo toto corde
In qua mundus manet sorde
Totus mundus cordi sordet
Et cor totum se remordet, ^
waaruit wij boven ® een tweetal strophen hebben
die door het Cordiale aan Bernardus toegeschreven ^ei
Zoo wordt in een lied, dat de kerk bij de ^ig\'
afgestorvenen zong, aanvangende met de woorden-
Audi tellus, audi magni maris limbus, caet., ^ i,
evenals in de nederlandsche Quatuor Novissm\'^>" ^
TJbi Plato, ubi Porphyrius;
Übi Tullius aut YirgUius, caet. ^^ot
Ook den schoonen rythmus over den dag des g^erl^\'
Petrus Damiani vervaardigd, mogen wij niet ono^t^
voorbijgaan, met zijn ernstig:
O Daniël, Thesaurus Byntnologicus, Dl. IV, p. 250.
\') Daniël, 1. c., IV, p. 199. j,
Verg. boven, blz. 87. , ^ei,
Daniël, I, p. 350; Wackernagel, Bas Beutsche KtrcH^\'\'
S. 136.
\') Verg. boven, blz. 60.
Gravi me teiTore pulsas vitae dies ultima. \'
Sten*" ^^^ dat wij eigenlijk vddr alle andere hadden
llet is de ongeëvenaarde Prosa de Mortuis, het
j Dies irae, dies illa, ®
^ ^ gemoed der christenen van alle eeuwen, sinds
\'\'^atjjj^^\'^ Thomas van Celano werd gezongen, een wonder-
blf^^ indruk heeft gemaakt, dat altijd machtig de ziel
Stig^^^®^ aangrijpen, en met zijn drievoudig rijm tot in het
, ® doen sidderen. Nog een andere hymne over den
mag ook niet onvermeld blijven, namelijk die
^^ Diet de woorden:
« jP....
\\ie] t \' P- 103; Wackernagel, Th. I, S. 137.
P. 194.
Apparebit repentina dies magna Domini,
r ^Oof "^it woorden der h. schrift saamgesteld, moge
jj Dies irae, dies illa" in majesteit en verschrik-
^^ SsIoq^^^ overtroffen, hij wordt dit zeker niet in eenvoud
Sig^ leer der vier uitersten onzer vaderen in zoo-
H te ^^^^^uding tegenover de kerkleer, hoe verhoudt zij
il^genover de traditie? Het zal ons blijken, dat wij ook
^^ aantreffen, die nimmer tot het dogma
^ ^^hben behoord, maar als het ware aan de overle-
Ätill ontsproten, terwijl wij in andere verwant-
Vo ^^ ontdekken met de mythologie van verschillende,
der
noordsche volken. Mogen wij al niet be-
J ^Ogß uitsluitend daarin haren oorsprong namen,
Ik^ voorbijzien, dat voorstellingen, op chris-
"^dem ontstaan, te gereeder ingang vonden bij de
het noorden van Europa, wanneer zij overeen-
154
„adal"\'-
bootO\'
kwamen met, of zich aansloten aan reeds bij
dendom voorhandene.
Van Vliederhoven vergeleek het leven bij een
welks wortelen een witte en een zwarte muis
en nacht namelijk. \' Deze schoone vergelijking
gebreideren vorm aldus: Een man, door een „ eencoe^
dood, vervolgd, valt in een put, „ de wereld vol pjii\'\'
maar houdt zich aan een boompjen, het leven, vast- ^jjjgtef®
zen, de een wit, de ander zwart, de lichte dag en de gje\'
nacht, knagen aan den boom. Vier serpenten, ^d^^jjgn ^^^
denden draak, de hel. Hij volhardt in zijn gevaay^^J"^ iel^
IIIS
fall
stand en voedt, zich met de droppelen honig, di® ^^^ ^
boom vallen, dat is met de ras voorbijgaande ^^^^^^
der wereld. ® Aan het zuidelijk portaal van het hap ^^^
te Parma wordt een beeldhouwwerk gevonden,
zien hoe de plastische kunst deze vergelijking "jjgt^^^^^
ten en weer te geven.» Zij is ontleend aan een sage va® ^^^
oosten en van daar overgegaan in den fraaien p^asC«^
Inn.m. em. .TnxirnAnf. o-p ifAlrl * di\'n an-n Tnl-ianneS ^ Urä^\'
laäm en Josaphat getiteld, * die aan Johannes ^^^^gyi» ^
werd toegeschreven. In bijna alle bekende ta^e"/*
vinden wij van dat verhaal eenige fragmenten in
door den Heer De Vries in De Jagers Taal^- \'^-^^^ggde
degedeeld. Ook wordt het gevonden in het ^^^^ i^i
van den Spiegel Ustoriael, dat na Maerlants doo^ ^
nen stadgenoot Eilip Ütenbroeke bewerkt werd- ^^
Het is ons gebleken, \' dat volgens de leer on
ilii^\'
menten, „ die den mensche quetsen ende biten,
man aan; op den bodem der put ziet hij een al toß\'
Zie boven, blz. 49.
2) Buddingh, Mirakelgel. in de Nederl., blz. 66.
Piper, Evang. Kalend, f. 1866, S. 38. ,
") J. Grimm, Deutsche Mythol., S. 758 ff.; Aiirea \'
(Leipz. 1850) p. 811.
») Dl. IV, blz. 20-42.
«) Van Vloten, Beknopte gesch. d. Nederl. UÜerc\'h
\') Zie boven, bl. 53—55.
3d.
bl.
liet
"Oqj^. \' sterfbed des menschen engelen en duivelen tegen-
^^"^^eif voorstelling vi^as gedurende de middel-
^{•fQur. verbreid en heeft vfaarschijnlijk haren oor-
\'\'dfitgj^ danken aan de gedachte, dat bij de geboorte van
\'is gid,, ^e^sch aan dezen een goede en een kwade geest,
Neu\'^^. leven, worden toegevoegd. Wel is waar
\\ bij de auteurs der nederlandsche Quatuor Novis-
rechtstreeksche opgave, dat aan het sterfbed door
duivelen strijd wordt gevoerd, maar dat deze
\'\'ij op^ ^^^ de hunne geweest zal zijn blijkt ons, wanneer
^^^ bet doel, waartoe de engelen aan het
Vej ^e\'rschijnen, hierin bestaat, dat zij den mensch tegen
\'\'\' ^ijj^^brikkingen des duivels wapenen. Jacob Grrimm geeft
Mythologie \' verscheidene plaatsen op uit
l^öt^jj, ®®1wsche gedichten, waarin ons een dergelijke strijd
jNd ^\'^^^Iderd, hetzij tusschen engelen, uit de onder-
,\'^\'^ende bloedverwanten van den ontslapene en dui-
\'H ^ tusschen engelen en duivelen alleen. Aan de
engelen strijdt Michaël, de aartsengel.
De duvele streden umme de sele
^ mit Sunte Michaele.
deze voorstelling van den strijd om de ziel
.^\'^gelen en duivelen haren oorsprong nam, is on-
l\'^lde ^^ zou geneigd zijn haar afteleiden uit het ne-
ïif • ^^ den £rief van Judas, waarin verhaald wordt,
\'^èl ujgt; jigj^ duivel twistte over het lichaam van
l\'^Criej^daarin opgenomen zou zijn uit een
^®®elirift, \'AvdXvi^iq Mairéui; genaamd, ware het
le ^et^^^ dergelijke reeds in de Zendavesta^ schijnt voor
^^ ®tellig gevonden\' wordt in de noordsche goden-
Ve^^^® welke Odin, Thor en Prejja de zielen der af-
onderling verdeelen, en deze of zelve in ont-
796 ff.
iJxeget. Handb., op Judas: 9.
-ocr page 162-vangst nemen, ói dat ambt aan hun boden, ^^^jgtel\'
opdragen. Waarschijnhjk treffen wij hier een dier ^ ^ ^^^^
lingen aan, die, bij alle volkeren gevonden, haren ooj^^ ^^^
niet aan een bizonder volk verschuldigd zijn, niaar
algemeenen menschelijken geest. ^^^ de\'\'
Aan den dag des oordeels zal de verschijning
Antichristus voorafgaan. Deze zal de gansche wereld ® ^
en eindelijk door de „ divina virtus" worden omg^ ^^^^ ^e
In plaats dier goddelijke kracht wordt door an
aartsengel Michaël genoemd als degene, die den^" ^^ i«
tus dooden zal. s Deze voorstelling is zonder twijf®
kanonieke en apocriefe boeken in de kerkleer .
bracht. Maar dat zij ingang gevonden heeft ^
heidensche vaderen en gereedelijk door dezen ^ jesl
nomen, berust, naar het mij schijnt, voor een g^®^
op de meening, die het germaansche heidendom
ondergang der wereld koesterde. In het zuiden d^\'-\'^^gpell\'
dus leerden zij, ligt een vlammenrijk, Muspell ^^
heimr genaamd. Daar zetelt Surtr, de zwarte. ^goW
de ondergang der wereld nabij is, komt hij uit ziJ^^^^ d«
plaats, gewapend met een vlammend zwaard, "^^\'^\'^gjgtc\'"
zon der goden uitstraalt; dan doet hij bergen \'^^^^j.jjds\'\'
ten en verteert hij de aarde met vuur. De A®®\'^ ^rj^f^\'
met hem en zijn heir, maar zij delven allen het
en de wereld vergaat. Met dien strijd der A®®^ ^jgtli®\'
Surtr komt die van Elias en Henoch met den ^ g^ft?
overeen. ® Dit verschil evenwel heerscht er tussch\'^\'\'
1) Verg. boven, blz. 70. -
") Grimm, Deutsche MgthoL, S. 771. Graesse, Aurea
De voorstelling van de wederkomst van Elias ea p,
ook gevonden bij Justinus Martyr, Dial. c. Tryph., ed. ^^^ippol/*\'\'^\'!
Tertullianus, De anima, e. 50; De resurrect, earn., c. \'^f\'\'\'^\'^\'\'"
AayogTTsf\'i xi?? (rvvTsXsta^ tov xSa-ßOv xcCi Tfsfi rov fj,
Dorotheus Tyrius, De vita prophet., c. 18; Ambrosius, ^^
11; Augustinus, De civit. Dei, 30, 29; Gregorius M., \'
Zie Grimm, a. w. en de litteratuur aangehaald in lioSnia^\'
102. ff. en in Kauslers Anl. Denkm., 1, 486.
>te J^^^icbristus: de eerste ia een geweldige reus, de
f ^ertee"", 1 liuiehelaar; het vuur van den eers-
n/ Antichristus de we-
Oïand • " --------- — ""
Jiooo- iiitgaatj Surtr veroorzaakt door den strijd
Oo> _ ^ere wereldorde, de Antichristus overwint slechts
r^en i ^^^eiaorae, de Antichnstus overwint slechts
gestort. De overeenkomst wordt nog treffender,
^S j)®^®"^ verwantschap opmerkt, die er bestaat tus-
Vn ëod des donders, en Elias, die in een
^ScliQ in het aardsche paradijs doorgebracht. ^ Ara-
\\ ^lias^\'"\'\' \' dat de profeten Kheder (Henoch)
i^^^ïse^ ^^ streken kwamen, waar eeuwige duisternis
\'Hs \\ dat zij aldaar water dronken uit de bron des
s, ^ "\'J c^x^aai Witter uronjcen uit üe bron des
fuise yerwekt. Van dit oogenblik af
\'ei ^iseï, .. vL,i»vci^u vuu ait oogenblilc af
L H d ^^^ ^^ ^^
r/Wr ! W evenals Castor en Pol-
iiS ai de welwillende beschermgeesten der-
■^\'^ste! P^^g^i^^age naar Mecca reizen. Van tijd tot
j. \' ZIJ van hun moeitevollen arbeid uit Pn wn-n^a-n
^^ ^^^ van hun moeitevollen arbeid uit en wonen
Se"" tuin, waar zij zich verheugen in
\\ O V ^^^ stervelings zich kan voor-
^^Och ^^ évangelie van Nkodemus * roepen Elias
k^^^kom ^^^ ^^ aardsche paradijs aankomen,
w j \' ^^ wederkomst van groote persoon-
^o\'^^ero ^ tijde geloof gehecht. Zoo, wanneer
^iNs ^^ den Antichristus vereenzelvigde. De apostel
^eïrij^J^P^ ^^\'\'\'^ts in zijn graf te Ephesus en zal daar-
wanneer Christus terugkeert om de aarde te
^ S. 157-159.
8. \'^\'»sze, Der Tamihaüm und Ewige Jude, Dresden, 1861 S
Sr
-ocr page 164-richten. Karei de Groote vertoeft in den Odenberg ^^^^ ^^is
sen of in den TJntersberg bij Salzburg, en zal \'\'P^j^ppei®
de Antichristus verschijnt. Zoo zal ook
Kareis " ^ ^r
paladijn, Ogier de Deen, op de aarde terugkeeren,
het christendom in gevaar is. Doch het is niet a ^j^^^ae"
den ondergang der wereld, dat hun wederkomst
is, evenmin als deze uitsluitend in het godsrijk ^
lingen veroorzaakt. Prederik Barbarossa zal uit ^^^^ pH
haüser ontwaken en Duitschland een nieuw tij
vrijheid aanbrengen. Dat zal koning Artus voor
doen, en Zwitserlands bevrijders voor dat gewest.
Dionysius de Kartuizer geeft onder de teekene^ op\'
het laatste oordeel zullen voorafgaan, ook
een vij^^;^ gjero;
dat hij aan Hieronymus zegt ontleend te hebben. ^^ ^^ jibi\'i
nymus, zoo verhaalt men, heeft ze te danken aan ^^^^
Hebraeorum." Te vergeefs echter zoekt men naar ee^ ^^^rifl
lijke opgave in de werken van dien kerkvader; zij ^^ pï^\'^
niet gevonden. Toch beriep men zich algemeen ^^ P
deleeuwen bij de behandeling dier vijftien ^eek®"^ ^i^o ^^
gezag van Hieronymus. Zoo deed Thomas van ^^
zijn Lièrum é Se9ii. ® Zoo Berceo (f 126«)
signos que apareceran ante del Juicio, zoo het we
friesche voorvaderen, het Asegalók. ® In een ^^
handschrift van den Lekenspiegel, dat den Heer
Haarlem toebehoort, komen de teekenen van de» ^^ fri^J
voor, waarvan eenige fragmenten door den H®®^
in De Jagers Taalk. Magaz. zijn medegedeeld,
naar het latijn van Yincentius van Beauvais. ^ \'
worden ook gevonden in een handschrift ^^^ \'\']
Notre Dame van Gautier de Coinsi, onder den ^^^^ p»^\'
IV Signes, ® en in een fragment eener preek ^^^^
\') Zie boven, blz. 71.
Dist. 48, qu. 1, art. 4. . 3.
Richth., 130, 131. Zie Griunn, a. w , S. 776. \'
Buddingh, a. w., blz. 23.
Buddingh, a. w., blz. .^7.
\'^Heï
öionnik Berthold von Eegênsburg, die in het jaar
\\ ® gestorven. • De hoogleeraar W. Moll bezit een
handschrift uit de vijftiende eeuw, waarin be-
^^^®eheidene andere stukken van godsdienstigen in-
Nen ^ teihenen van doemsdaek in dietschen tekst
Ske "^l^^^g^^eii- Over die vijftien teekenen zagen afzon-
^ lieij^^^^^j*^"® verscheen in het jaar 1513
ykn^ ^ij Wolfgang Stockei een geschrift: Hin schon
HefT^ gericht, wy grosz jamer und wellagen
menschen haben werden umb die verloren tzeit
gehabt haben allen menschen nützlich
^^letn\' ^^ boekerij van den Heer Enschedé te
^ordt een werkjen gevonden, dat, slechts een twin-
I ^iden groot, met houtsneden versierd, te Utrecht
^ I 1539 „onder Sint Meertens Toorn in den gul-
^euw by jg^j^ Beernten" gedrukt werd en tot titel
\'^\'eUj, ® ^yfthien vreesseligcke teelenen. Ook volgens den
boeksken werden die teekenen door Hiero-
% ^^ Seconden, en wel „ in de jaerboeken der Joden",
der cronyken der Joden". Doch aan deze
ïj^\'\' tij e^^en had de schrijver nog niet genoeg. „ Maer,"
deze XV teekenen vynde ick datter noch
^Oc^^^\'.^eeckenen voor geschieden sullen, naer uitwijzen
Vooreerst, de duivel, die gebonden lag, zal
car^^\' tweede „sullen liefde, broederlyke minne
«al ^^^ zijn ende devocie verdroecht"; ten
i-
tejj vreeze Gods op aarde niet meer geacht wor-
V ^üt^^^^*^^\' ^^ zullen beroeringen en oorlogen ontstaan,
„j % bepaalt zich niet tot de opgave dezer vijftien
\'Nietig\'viertal teekenen, zij worden allen min of meer
esproken. Daarop volgt nog in genoemd boeks-
ï Regensburg,
lllg ^ie Predigten des Franciscaners Berthold \\
- 1851, Bd. II, S. 404.
^^^\'lagel, Das Deutsche Kirchenlied, Bd. I, S. 373.
-ocr page 166-ns
ken een opstel over liet oordeel, namelijk »Hoe o"^ gijr
sal comen tlien oordel, hoe J.Ohr. ons ae teecjjei\' . efl
der passiën toonen sal, * hoe God reekenschap ^pof\'
lo van de gedachten, 2o van ydel spreken oft J ^^^ß^&et
den, 80 vau allen lichamelicke wercken, hoe ȧ ^^^ ^oi-
gebrocht sal worden voor den strengen rechter ^
deel." Eindelijk treffen wij daarin nog „Een scboj^^^
van den oordel ons heren" aan. Dit schoon g®
verzekerende dat
icreH\'
* Jherusalems destructie, fel ghenoech, „
/En sy niet by doordel dan schuyro by bier»
behandelt een vijftal punten in even zoo vele a
„Yan de plagen tegelijk voorkomende — van
teeckenen — de ordonancie des oordeels — hf"^ ® ^^jdoiö\'
voick sal ten oordel comen — die wtsprake der ^^^ ^e
lycker sentencien." Elk dezer afdeelingen einü\'g"
uitspraak van het vonnis:
, Gaet ghy vermaledyde int ewich vier." ® j
flTsr-fJ
In de bibliotheek der stad Haarlem berust een
van nagenoeg denzelfden inhoud, getiteld De ^
. selycJce hittere tekenen, die voerghaen sullen ddl > ^^
meene recMvaerdigJie oordeel ons leren Jhesu ^ ati
Na het oordeel * zal de aarde vernieuwd ^^r ^^^^^ if
glans van zich doen uitgaan als goud, zal het
-- i it
\') Zie boven, blz. 79. . „jé ^
Door de welwillendheid van den Heer C. J-
in staat gesteld van bovengenoemd werkjen kennis te ^^ ]N
Catal., Ie suppl. Libr. impr. sec. XY, sine anni nota, -^^^ve
In dit boekjen, 28 blz. r. v. in 4" groot, ontbreekt ^^^ ^^.sc^f ^^t
den drukker zoowel als van het jaar en de plaats als
De tekst is, behoudens eenige kleine afwijkingen, dezel ^^ |,oii
werkjen in de boekerij van den Héér Enschedé. Zoo oo
den. De laatste bladzijde ontbreekt.
Zie boven, blz. 72.
161
fen. j^tal, de lucht als de hemel, het vuur als de ster-
^^ ^^^ de maan zoo helder schijnen als thanda
\'^^«Mer^""\' evenredigheid, zullen ook de sterren schit-
ïijt,^ ^^ borden. De zon zal voortdurend in het oosten
westen, de wenteling des hemels zal
bestaan. Evenzoo stelt de oudere Mda > de
\'^^Petk^ wereldbrand in schoonen toestand en in een
Van vrede voor.
sieht sie auftauchen zum andernmale
US dem Wasser die Erde und wieder grünen.
Je Pluten fallen, darüber fliegt der Aar,
«r auf den Pelsen nach Eischen weidet.
die Aecker tragen.
Ï)
Ne ^^^^^ «nach Eischen weidet" toont den eeuwigen
N des^^ verjongde wereld aan, omdat de vogel van den
oorlogs dan geene lijken tot voedsel meer vindt.
^^ Werden unbesät
^IJes Böse schwindet.
^^^ord- engelen in zichtbare gedaante te-
\'^IiovejJ^^^ \' vermelden Dionysius en Van Vlie-
\'\' ttial verschijning een vreeselijken indruk maken
•^dej^ omschrijven hun uitwendige gestalte niet
^^^ dacht men zich gedurende de mid-
ï^otte de engelen, evenals de elven en dwergen, in
li aati -1 . . O ,
ovê/^^ kinderen van ongeveer vier jaar gelijk. » Komt
®trijdt dit met het verschrikkelijke hunner
^^ eer het vonnis door den rechter uitgesproken is,
Hen ^^^^^ openen en de zondaren ver-
N^de onderwereld openstaan. * Het moge onzeker
jj > ^öi^
volgens de hoogduitsche overzetting van
J a. s. 418, Not. g.
blz. 86.
11
L.
-ocr page 168-ver^a
in
lijkheid der hel moge aan haar ten grondslag Hgg®" jiet
Sprezéen XXVII: 20 zijn ontleend, men moet g^\'
oog houden dat hier een vrouwelijk woord, de a ggbij»\'
bruikt wordt, wat men, niet zonder grond van ^^ ^^
lijkheid, met de germaansche godin Hellia in ver ^^
kunnen brengen. Overigens schijnen de voorsteii ^go
een afgrond en van het openen eens gapenden
natuurlijk en noodzakelijk met het begrip van on\' ^pji
verbonden te zijn, dat zij bij verschillende volK
op dezelfde wijze terugkeeren. ge®\'\'
De germaansche godin Hellia was oorspronkej^^^^^ j^r
doodend of verderfelijk wezen. Zij nam alleen d® ƒ v»®*\'"
afgestorvenen in ontvangst, en hield die onverbid
Aan het woord Hellia werd echter reeds door he^ ^ii
dom een begrip van ruimte verbonden, evenzeer a ^^jgjig-
den persoonlijken Hades, den persoonlijken
kens de voorstelling van een verblijfplaats der do^^^^, e"
wikkelde. Zoo werd de eigennaam Hellia
als zoodanig door alle bekeerde germaansche vo ^^^gjijk^
Gothen zoowel als Noormannen, gebruikt voor de^^^
onderwereld. Van daar ons woord hel. De
kerk d«
dit woord overtenemen. Een verbindtenis toch ijn k"\'\'
onzaligen en een heidensche, dat is duivelsche d^\'"
haar niet aanstootelijk zijn. Maar al werd ^^ gebri\'^\'^ j
godin door de gedoopte Germanen als plaatsnaai^^ jjO^
van de vierde tot de tiende eeuw komt het ^oor
nergens in de beteekenis van plaats der s^raï ƒ cl®^
voor. Eerst in de dertiende eeuw werd ter aan
van dat woord gebruikt. * ^jjji
, ft
zijn, waaruit men deze personificatie afgeleid heei\'\'\'
niettemin opmerkelijk. Het denkbeeld van de on
•tfeii
Niflheimr, de nevelwereld, de woonplaats der g®^^
was een onderaardsche ruimte, met eeuwigen gcb\'
doorstroomd door twaalf bruischende vloeden.
\') Grimm, a. w., S. 761.
-ocr page 169-^ar slechts gedeeltelijk verlicht.,
e» duister en vreugdeloos Mflheimr ook
K g Ꭰpijniging harer bewoners is ner-
^ Ha 1 eigenlijk slechte menschen,
\'^\'innen dood derwaarts overgebracht worden, maar
edelsten «n voortreffelijksten, Brjnhilde en
^ï^den daarheen gevoerd. Uitgezonderd schijnen
S^ej^ ^ ^Iden in den strijd gevallen, die in de Valhalla
\'^Heu wonen in de onderwereld der
^liile^ uitsluitend slechte menschen. In den Hades
Sjj^^^®®^ alle grieksche helden neder, \' slechts uitver-
Sj ïo\' brengt Zeus naar de Eljseesche vel-
V 5 hen de verschrikking«« van den Hades te doen
. Veji I! evenwel geen strafplaats is. Dat is de Tartaros,
"iti hjf der Titanen. Ook volgens de ÄeneU ® is slechts
^eel\'
onderwereld, de Tartarus^ de stad van den
.\'^Qlstgjj. bepaaldelijk strafplaats. Met de germaansche
^eri zouden allen naar Niflheimr en alleen de
in gevallenen naar Valhalla komen, is een an-
S i\'ong-ere Mda gevonden, ^ in tegenspraak. Vol-
leve^^^ ^^^^^ Alvader den menschen eenen geest verleend,
f ^aïijp^ ^^^ vergaan, ook wanneer het lichaam in
1 tot asch verbrand wordt. Ook zullen
leven, die goed van zeden xijn, m met hem
\\ ïi een plaats, die Gimü of Vjngolf h^et. = Maar
len gaan tot Hel, en daarna naar Nifihel. Hier
l\'^\'^anio.*\'^"\' christelijke denkbeelden, dan toch
N die daarmede nauw verwant zijn. Langzamer-
Silc j, ^^^ de gekerstende Germanen een met vlammen
oevulden poel, waarin de verdoemden eeuwig bran-
oh XI.
ÏV: 563-69.
= terne]; viiigolf = amiea aula.
\'"\'Jt
^iiif
en
den, in de plaats van de oude heidensche bleekß ^ ^^g^eii)
tere hel. Er is in het noorden een lied bewaard g®
dat op merkwaardige wijze heidensche en christely ^
stellingen in zich vereenigt. Het is het ^^j^oui
vader verschijnt na den dood zijnen zoon in een ^^^ ß
beschrijft hem de gewaarwordingen, waarmede bij^^^^^je.
leven scheidde en de zon voor de laatste maal lU®\'
De strophen zijn te schoon, dan dat wij niet en
dedeelen.
39. Die Sonne sah ich, das schöne Tagsges^"^\'^\'
Schallend sinken in die See, Tin\'\'®\'\'
Und der Hölle Gitter hört ich mir zwr ^
Schaurig erschallen,
40. Die Sonne sah ich blutroth stralen.
Als ich von der Welt mich wandte;
Doch heller schien sie mir und herrbe»
Als ich sie noch je gesehen.
41. Die Sonne sah ich, sie war so scbö»
Als sah ich Gott den Schöpfer selbst. jj jl»^
Ich neigte der herrlichen heut zum
In dieser Welt des Wehs,
42. Die Sonne sah ich, so war ihr Glaams
Dasz sonst mir nichts bewust mehr war.
Die Höllenflüsze hallten zur Linken
Gemischt mit manches Menschen Blut.
43. Die Sonne sah ich bebenden Angesie^^^\'
Der Schreeken voll und Schmerzen,
Denn mein Herz, das hart bestürmte,
Zergieng in Angst und Ohnmacht. -jel\'
Inwendig en uitwendig meende hij
alle zeven
den te doorwandelen. Omhoog en omlaag zocht
den weg, die lichter te betreden was.
\') Sólarliódh. Zie K. Simrock, wiens overzetting
355 tr. en Th. Wright, h\'L Patriclcs Purgatory, p- 6
Nuu ist zu sagen, was ich zuerst ersah
Als ich zu den Qualorten kam:
Versengte Vögel, die Seelen waren,
Flogen wie Fliegen umher.
Der Wind schwieg, die Waszer stockten:
Da hört ich kläglichen Klang.
Aus allen Kräften eifrige "Weiber
Malten das Müll zum Mal.
Triefende Steine
Uebel handhaben;
Blutige Herzen Mengen von ihren Brüsten
Zu langem Leide nieder.
Viel Männer sah ich matt von Wunden
Auf den glühenden Gaszen.
Ihr Angesicht dauehte mich immerdar
Roth von rauchendem Blut.
Viele sah ich der Erde befohlen
Ohne das letzte Geleit;
Tjnheilige Sterne umstanden ihr Haupt
Von Todesstäben getroffen.
Manche sah ich da, die der Missgunst sich
Um Anderer Glück ergeben.
Blutige JSamen standen auf ihrer Brust
Vermerkt des Meines halb.
Manchen sah ich da, der weglos muste
In der Oede traurig irren.
Der Lohn wird dem, der dieser Welt
Nichtigkeit sich narren läszt.
Männer sah ich da, die manches Stück
Von Anderer Gut sich angeeignet:
la Scharen gingen sie zu Schatzliebs Burg
Und schleppten Bürden von Blei.
57.
58.
59.
60.
61.
6a.
63.
Männer sah ich da, die Manchen hatten
Eotleibt dem Gut zu Liebe;
Die Brust durchbohrten den Bösewichtern
Grimme Giftdrachen.
sah ich die traurigen Weiber
-ocr page 172-Männer sah ich da, die es missen
Die heiligen Tage zu halten.
Ihre Hände waren an heiszc Steine
Nothfest genagelt*
Manner sah ich da, die mehr als bill\'g
Der Hochmuth höhnte.
Ihr Gewand war wunderbar
XJebergoszen mit ßlutb.
Männer sah ich da, die manch Wort
Auf andre Leute gelogen:;
Ihren Häuptern hackten die EoUeurab®"
Grimmig die Augen aus.
Alle Schrecken mag Einer nicht wis^e"\'
Die die Höllenkiuder quälen.
Siisze Sünden werden schwer gebüszt\'
Hochmuth kommt vor dem Tall,
68.
de
de»
Het lied eindigt met een aanwijzing van de ^ ^jiiur
hemels. Eeeds hier wordt het heidensche begrip ^^^ e^^\'
wereld niet meer aangetroffen, maar is het ii^
strafplaats veranderd.
Volgens Dionysius is de hel diep ónder, m ^ ß
der aarde, en het vagevuur boven de hel gelege^^\' ^^^toC^\'
mysteriespelen, die in de middeleeuwen den vo ^^ li ^
werden, was somtijds het tooneel zoo ingei\'i\'\'\'
in drie deelen, als het ware in drie verdieping®|\'^^^^ gji ^
deeld, die hemel, aarde en hel, of aarde, vagev l,g
voorstelden. De gedachte dat de hel onder de ^^^ godi\'^
vinden wij in het heidendom terug. De ^"jf
Hellia lag diep onder de aarde, naar het
Baldr gestorven en tot Hellia gereden was, ^ei
gezonden om hem terug te halen. ü® \'JliSl^^\'^Jeï
ist zu sagen, ^ dasz er neun Nächte tiefe dunkle y
so dasz er nichts sah bis er zum Giöllfluszé kam
\') Zie boven, blz, 89, 90.
G-ylfagimimg, -49, volgens Simrocks overzetting-
66,
67.
"^»d» ^\'iieke ritt, die mit glänzendem Golde belegt ist.
\'\'\'e ff heiszt die Jungfrau, welche die Brücke bewacht:
\\ ^f?^ Namen und Gesiecht und sagte, gestern
^^^ Haufen todter Männer über die Brücke geritten
Ht donnert sie jetzt minder unter dir allein, * und
"letj -[> t du die Earbe todter Männer: warum reitest du
V ^^liweg?" Er antwortete: Ich soll zu Hei reiten, Bal-
Hast du vielleicht Baldurn auf dem Hel-
Da sagte sie: Baidur sei über die Giöll-
„ aber nördlich geht der weg herab zu Hei."
4t de Aeneis ligt de verblijfplaats der gestorvenen on-
^ ^^rde. De strafplaats der grieksche mythologie, de
is een diepe afgrond onder de aarde, ^ die zoo
den Hades ligt als de aarde van den hemel is
aarde is als het ware het midden tusschen
^at^^ eii Tartaros. De onderste zijde van de schijf der
tti \' de keerzijde der bewoonde aardschijf is de Hades
boven de door menschen bewoonde aarde de
"Vßj ^ welft, zoo is de Tartaros als een tegenhemel
\\\'e Hades uitgespannen. Hesiodus drukt in zijn Tho-
"\'\'^ev afstand tusschen den hemel en den Tartarus
^ aldus uit: „Een stuk ijzer, uit den hemel geval-
dagen noodig hebben om de aarde te berei\'
^ou nog even lang moeten vallen om, door de in-
I? i^üiiute der aarde heen, in den Tartaros te komen."
^"^e^ft ^^^ I^randaen, de iersche Ulysses, vond gedurende zijn
K échten de hel in het noorden. *
(1 rivier Giöll, voor gestorvenen bestemd,
Ae«^ der levenden kraakt, wordt ook Charons lichte boot
) j.. eas\' zwaarte lek; men zie Aen., YI: 413, 14.
1 13, 14.
yI\'/^Ö en volg.
lö\'^^\'^eld ^randaens reize, reeds vroeg in het latijn en, fransch
Ih ^^ee volgens Yan Yloten, JSehi. gesch. d. Ned. Utt., blz.
" bewerkingen voor (de oudste van deze nog uit de
h uitgegeven door Blommaert in zijn Oud- Vlaemsche Gedichten,
-ocr page 174-( , Een bepaalden ingang van hel en vagevuur viu^^ ^jgf
J niet opgegeven in de werken, waaruit wij de lee^ ^^
uitersten hebben leeren kennen. Misschien ju
vaderen de grot van St. Patrick daarvoor gehoude»- ^^^^^
T -w^w j^Av/t» V Cfcix KJU» JL CitlXVjJV Liactx V VJ^^J- Ö ,
middeleeuwen toch vinden wij deze naast ■^esuVJ»^;^ j^iii}
en Hecla als ingang der onderwereld vermeld- ^^^^
Mandaville, \' de bekende engelsche reiziger, Jal\'"
uc ucji-cjiuc CllgCiSUllC rClZiigti, , ^ (ju«
de heische verblijven binnentreedt in „het gevaarhj^^^
dat tot het koningrijk van Priester Jan" gehoor
Italië werden verschillende ingangen tot de \'^^^gvuttf
gevonden, die echter minder in het oog vielen dan^^ ^-jei\'
spuwende bergen en waarschijnlijk afstamden van ^^ ^le»
der Grieken en Eomeinen. Volgens de laatsten d
in de onderwereld af in de nabijheid-van den
nus, volgens de eersten te Hermione in Argolis» ^ jiet
in Laconië en aan de grenzen van den Oceanus» j
land van ondoordringbaren nevel en verderflijken^ jfoo\'®\'\'\'\'^
Volgens het Tondalus-visioen en een gezicht voo ^^ jje^
in Gregorius\' IV Dial. « ligt tusschen het vage^\'^^\'^ o^i^^]
paradijs een brug. "Wij treffen hier een merkwaar jjig-
eenstemming aan met een mahomedaansche o^®^
■-
I eu II (Gent 1838 en 1841). Men zie ook Maerlaßts
III part., VI boek, LVI en .Alb. Thijm, J^ederl. Oed-
eeuw, blz. 12 vv. eü
van Cliatan. In 1357 tegen zijn dank (als hij meldt) ^^^ ti"®^^
rust gekomen, door lichaamsgebreken aangetast,
schreef
in zijne ellendige onbedrijvigheid en \'t verleden ^^^^^ Me» \\
gelooze en onderhoudende herinneringen zijner vroegere ylo^^^^
romaansch. Ook in onze taal werden zij overgebracht. 3 ^^^
Bekn. gesch. der Nederl. lett., blz. 158; Ferz., v. Ned-. ^
Over dezen zie men Dr. G. Oppert, Der Presbnt^^ l03\'
Sage und Geschichte, Berlin, 1864. Zie ook Wright, a-
®) Odgss., XI: 13, 15, 19.
Zie boven, blz. 94, 95, 96.
Grimm, a. w,, S. 794, Not. 2.
liej^ ^^^ moeten, volgens deze, over een brug midden in
Saan, die dunner dan een hoofdhaar, scherper dan
®Pit ^ ^^^ zwaard en aan beide zijden met doornen
% j struiken bezet is. De eenige weg naar het para-
Vd over deze brug, die boven een vuurzee hangt,
\'^hojj^^^d echter gaat de geloovige muzelman over haar.
ha^j in zijn gedicht The Giaour deze brug vermeld
\' dea naam van Al-Sirat gegeven.
Though on Al-Sirats arch I stood,
Which totters o\'er the fiery flood, caet.
\\ , meeningen der mahomedanen behoort ook, dat zij
\\ gaan, wat alleen de geloovigen vermogen, wien dan
jongste gericht over een stang van gloeiend ijzer
§oed
werken onder de voeten worden gelegd. Ook
opreken van een hellebrug, smal als een draad,
i^H Q^J echter alleen de ongeloovigen moeten wandelen,
\'t lied\' vermeldt een angstbrug, niet bree-
\'Itïgg^^ draad, waarover de ziel de onderwereld bin-
■ ^at /
K ^en duivelen zwart als Aethiopiërs gedacht worden *
volksvoorstelling, die wellicht haren grond in
r^^^^lUï vindt. Wanneer overigens de ziel in het
de^ ? lichamelijke wijze gekweld wordt, dan ligt het
öand, dat men haar een gestalte als die des
toekende. Dit nu is een voorstelling, die tot in
Ojili\'^i opklimt. De bewoners van den Hades
j ^ttielijk, schaduwen, ® die den vorm des lichaams
% ^\'^\'^ouden, met dien onderscheide evenwel, dat bij
worden gevonden, maar geene beende-
door het vuur verteerd zijn. * Die zielen onder-
■ 206-208.
^I: 219—222.
vinden niet alleen menschelijke gewaarwording^"\' ^^jj-g ge\'
begeeren en genieten lichamelijke spijs ^ en weten ^^ ^gr
luid voort te brengen. ® Evenzoo in de onderwer^^^^^j^-
Romeinen. De vormen van Didos geest kwamen d^
keurig overeen met die des lichaams, dat ook hiJ , p
wonde zichtbaar was kort voor haren dood ontvang^\'^^gj Je
geest van Deiphobus vertoont zich aan Aeneas\'
teekenen van al de mishandelingen, die hem de e»
1 T 1 1 1 T . -.Tdll 0^ \'rtl
-----------------JJ------------V.XX ------------ ^ ^(J
neus beroofd. ® In de middeleeuwen werd dikwij ^
afgebeeld in de gedaante van een klein naakt kin j,6t
Wij hebben gezien ^ dat Dionysius de Kartuizer ^^
aardsche paradijs, als verblijf der zielen, een pl^^
aarde moet hebben aangewezen. Dit was in de
wen een zeer gewone voorstelling. Men verhaalt
ander op zijn tocht naar Indië ook in het aa ^^ ^
dijs is gekomen. IJslandsche sagen, jonger dan
vermelden een Odainsakr, een land der oo®*\'^\'!\'
waarin dood noch ziekte sevonden dat in u P
n werd, dat m j^t r
ii„. B In het g\'^^^^^ra^^
niet ver van Indië zal gelegen zijn. ® In ne^ o ^qt
phoenice, dat op naam van Lactantius gevonde ^^^^lo
komt een beschrijving voor van de woonplaats ^^^
ning der vogelen, die, dezelfde als het aardsche
in het verre oosten ligt:
Est locus in primo felix oriente reniotus.
.che
Ook St. Brandaen zal op zijn reis het aarüs
») Odps., XI: 388, 565.
Odyss., XI: 48, 153,390.
3) Odyss., XXIV: 5.
Aen., VI: 450.\'
Aen., VI: 494, sqq.
«) Geffcken, Bilder Cakcldmus des XV Jahrh.> de l»«^^
Zie boven, blz. 132.
Grimm, a. w„ S. 783.
2)J
Nt*^ Op een wereldkaart uit de twaalfde eeuw\'
feUo^ paradijs opgegeven als een eiland, liggende te-
de monding van den Ganges. Zoo plaatsten alle
Jo darten het paradijs in het Verste oosten. In de Ima-
s^^^\'h een
latijnsche wereldbeschrijving uit dien tijd,
dat het paradijs in het verst verwijderde
\\ ^ ^ ^^^ -Azië gelegen is, naar het oosten, ontoeganke-
Ht vurigen muur, die het omringt en ten hemel
\'>• ^ij lezen in een verhaal vau het leven van den
^Cfgj^^^^iüs hoe drie oostersche monniken, Theophilus,
^\'jlej) Hyginus, slechts door een afstand van twintig
^^^ het paradijs verwijderd geweest zijn. Theophilus
makkers: Laat ons reizen en derwaarts gaan,
\\ ^a-rde aan den hemel verbonden is. Zij trokken
\'\'\'^He ^^^ \'Tigris Perzië binnen en kwamen tot een groote
Sf Äfia
genaamd, waar Juliaan de Afvallige gedood
bereikten een stad in Perzië, Ketissephodo ge-
% / traden, nadat zij vier maanden lang verder ge-
\\ jj^ bet land van Indie binnen. Daar trachtten zij
N^fs ledig huis te verschuilen, uit vrees voor de be-
% Van dat gewest. Deze echter, Aethiopiërs, hielden
iu spionnen en staken, toen zij hen ontdekten, het
^^ijj^^^^wd. De pelgrims vloden, maar werden gegrepen
^ kerker geworpen en niet langen tijd daarna door
^\'^Piërs uit het land verdreven. Nu brachten zij ver-
dagen in ontbering door, totdat zij een heerlijke
^^itie die hen rijkelijk van voedsel voorzag. Zij
"^^ti tot het land der Kananeeërs, die met hun vrou-
Ntejj^j^ ^^^deren op rotsen wonen. Vandaar trokken zij in
richting voort, gedurende honderd en tien dagen,
zij het rijk derPygmaeën („Pichici"),die slechts
N^cl^^.^\'^bitus") hoog waren en aanstonds, bevreesd voor onze
^B® Reizigers, de vlucht kozen. Verder trolfen zij bergen
i\'i
) \\v ■
-ocr page 178-172 ,
m
aan, tusschen weike de zon nimmer scheen en
kruid groeide, die wemelden van slangen en draken,
lisken en eenhoornen en vele andere schadelijke dieren- ^^^^^^
zij zeven dagen achtereen deze bergen doorgetrokken
kwamen zij tot andere, nog veel hooger en vol van
ten. Nu naderden zij een landstreek, alwaar b®"
duisternis was gehuld. Een hert en een duif g®!®\'
door dit gewest en zoo bereikten zij de hoog® ^gri"^\'\'\'
Alexander den Groote aan het einde der aarde ^^^j-gtifl\'
Een tocht van veertig dagen bracht hen tot een g\' ^^gijg\'
kend meer, vol slangen, waaruit klacht en ë^\'^^^^^gj
Dit was de strafplaats dergenen, die hun zalig®^ ^^^ jiij
loochend hadden. Tusschen twee hooge bergen ^^^^ ^uUf
een man, aan de rotsen met ketenen opgehangen,
gepijnigd. Zij zagen een vrouw, om welke ^^
gewikkeld had, en wanneer de vrouw den mond. ^^^^
opende, dan beet de draak haar in de tong-
men zij in een land vol groote hoornen, aan ^jjeus"\'\'^^
gelijk, waarop tallooze vogels zaten, die met ^^^ggeö
lijke stem tot God om medelijden riepen. In
oord, dat zij binnentraden, stonden vier of
oude mannen, met kroonen van goud en giob
het hoofd, met gouden palmtakken in de hand,^ ^ ^^^ nif
bewakers van den wes; noemden, maar Theophii\'-*" giie
makkers verder lieten reizen. Een tocht van veer jjg)^^
volle dagen leidde hen tot een landstreek,
lijke geur en een zoet geluid hen tegen woei. juf\'"\'\'
den daarvan stond een kerk met pijlers van kristal
prachtig altaar, waaruit stroomen van melk vloei jdO®^
zij een menigte volks hadden gezien, niet en
diger dan de Pjgmaeën, trokken zij een rivier {o^
dekten zij spoedig een gebaand pad. Dit ^jj^lii®
aan een groot hol, dat zij binnentraden, en
mand vindende, vertoefden. Toen de avond g® .
verlieten zij de grot en naar het oosten zien^e^^^ i,»»\'
zij de gedaante eens mans, die tot hen naderde, ^^
Ncij door den wind bewogen werd en hem het
^Ki bedekte. Hij kwam tot hen, streek zich
H ^let aangezicht en toen aanschouwden zij, dat
iij„ J^ baard in witheid met de sneeuw wedijverde, dat
lig ^^gels lang waren en dat de huid van zijn gelaat op
iloei ^^^ schildpads geleek. Zij verhaalden hem dat het
Ne ^^ P^a^^ts te vinden, waar hemel en
PL, herbonden
zijn, waarop hij hun antwoordde, dat die
twintig mijlen van zijn grot verwijderd was,
Vït^^ tevens bezwoer niet verder te pan, daar ook hij
Sli ^^ gevoeld het aardsche paradijs te aanschouwen,
Se ^^^ engel van zijn voornemen teruggebracht was.
^^\'^jsaard heette de heilige Macarius. Hij verhaalde
Nej^^ j en hoe hij, door een engel naar deze grot
^^^ honderd jaren, in het gebed verdiept, had door-
De
monniken nu keerden door de vlakte van
S, Ketissephodo en over den Tigris tot hun klooster
\'\'l ^^ tusschen deze rivier en den Euphraat lag, alwaar
Ht geschiedenis den broeders hebben verhaald. Ik
^ ^iet onwaarschijnlijk, dat men aan het aardsche pa-
^ ïfij.! plauts in het oosten van Azië toekende wegens
\\ K. der fabelachtige schoonheid
van het koningrijk
\'®ter Jan, die in de middeleeuwen in omloop waren.
Revelatiën en visioenen.
nog rekenschap geven van de verhouding
Atg ® leer der vier uitersten, zoo als wij die bij onze
^Ne,^ ^^^treffen, tot de revelatiën en visioenen staat. Wij
^ «licli ^\'^gaan hoe het visioen bij verschillende volke-
liï\'^en ^^^^ ontwikkeld, van de dagen van Homerus tot die
^^^®terfelijken zanger van Florence. Trouwens het is
"^g^lijk een geschiedenis van het visioen te schrij-
\\ is een genetische ontwikkeling van de denkbeel-
v^^ visioen zijn eigenaardige richting hebben
\' ^le het den stempel hebben ingedrukt. Het visi-
174 fj
a het
oen toch is zoo oud als de menschelijke geest i®*
met dezen behalve den ouderdom ook nog dit ^^^^jgg Jj®\'
het aan invloeden van buiten onderworpen is- _ go^\'
bitte heeft in een schoon opstel, getiteld ^Sei^\'
die avant Dante, ^ gepoogd de gedachte aan te ^^^ op
het visioen heeft geleid. Hij deed zulks met he
Dante en vooral om den grondslag aan
deze heeft gebouwd. Schoon, naar wij meenen, ^^^ ^n
niet gelukt is en zich in zijnen arbeid de l^n ^^^ ^jfl
den schrijver verraadt — toch blijven de ^^^^^^^^^j^pdefl»
onderzoek allerbelangrijkst. Labitte wenscht ^^ ^^^ gers^"
vindt daarom ook, dat in de visioenen van op
christelijken tijd vooral het denkbeeld van ont^e
den voorgrond treedt. Zóó in het visioen van ^ \' ^^^
In het verhaal namelijk van dat gezicht wordt ve
Jezus lijdt onder de vervloekingen, die door de\' ^^ ge
over de verdoemden worden uitgesproken. ^^^ ^^^ d®\'\'^
vende eeuw, meent Labitte, heerscht in het j. ^e ^^^^^
beeld van redding en zaligheid. Van de dagen ^^^ ^qO^^
als aardsche macht, haren rol heeft gespeeld oP ^^ j
wereldtooneel, komt in de gezichten een staatkun ^ » ^^ ii^fl
deel ingeslopen, wordt bet visioen een ^^P^^ ^^^Jatei\'
der bisschoppen tegen de wereldlijke overheid en^^ ^jgj)^^
monniken tegen hun geestelijke heeren. ^^r-yt
eeuw vermindert het aantal gezichten. Het sc ^J
menschheid, die het oog gericht hield
einde der wereld en den éénen voet reeds in het ^.^^^ge
te hebben, niet gewaagd heeft de gevaarlijke
het toekomstig leven te ondernemen.
Had men
tijd zichzelven zonder schroom als schouwer ^^^ ge^ï^^^jj
voorgesteld, de tiende eeuw schijnt het geloof ^ si"
in zoo hooge mate geschokt te hebben,
___aoor^^\'^^Jit
Vóór een fransche overzetting van Dautes werk^^^^jgf
Paris, Charpentier, 1856. Over de visioenen zie Xj giè\'\'\'^\'
a. w. en Ozaiïam,. Danfe et la philosophk eatJwl. ^
uitstekende personen toekende. Zoo worden twee
\' der zesde eeuw, St. Brandaen en- St. Patrick, in
^ ^ en twaalfde eeuw in de legenden als uit de doo-
jHjïJ^^epen. In alle visioenen dier dagen treedt het
X^ op voorgrond. Met den aanvang der
\\ eeuw geraakt het gezicht uit de handen der mon-
^ ^^^ wereldlijke dichters, wordt de beevaart
Serr P^^^^® ^^^^ l^et gevolg van ernstige
of het werktuig van staatkundig belang,
letterkundig onderwerp. Daardoor komt het
^^ ^it het klooster op de straat, gaat de taal der kerk
s J^^^an het gemeen over, maakt het verhevene plaats
iiet ^^et schrikkelijke voor het burleske,
» %e ^^nale. Doch aan het eind dier zelfde eeuw treedt,
tegenstelling met hetgeen de onmiddellijk
geslachten geleverd hadden. Dan te op met zijn
\'jterze rime" en heft hij het verhevene wederom
Op deze wijze vermeldt ons Labitte den gang
door het visioen gevolgd, maar tegenover
Neii ^fj\'^en, waardoor hij zijnen regel zoekt te steunen,
li andere geplaatst worden, dat het ten laat-
S^e Labittes regel uitzondering, dan wel of de
ij ij ^^ ^"egel moet genoemd worden.
\\ lite^\'^^®" nagaan in welke betrekking de leer der
onze vaderen beleden, tot den inhoud
V ^^^ zonder twijfel groot ver-
lief\'\' groote overeenkomst kunnen aanwijzen tus-
i Vli®^^*^ door onze voorouders werd geleerd en geloofd
voorstellingen, die in de Divina Commedia —
" w visioen op den hoogsten trap van ontwikke-
^^öïden aangetroffen. Een dergelijke vergelijking
11^1 is van de groote plaats die zij vereischen
^^ onderzoek minder dienstig, daar alle voor-
gemeenschappelijken bodem gegrondvest zijn, op
^ ^^^ hetgeen de phantasie, in al
^i\'igheid, zich voorspiegelde.
-ocr page 182-die
st,
Er zijn ten allen tijde menschen in de kerk »^^^jjia»!^®
met twijfeling en spot neerzagen op al wat men ^ ^ ^^ge»
aangaande gezichten van hel en hemel. In
beveelt een engel eenen visionaris niets van ziJ\'^, geep\'
te verhalen aan hen, die daarmede zouden
ticisme in de achtste eeuw! Ook toen Van jjet^^
en Dionysius de Kartuizer-de schrijfstift hanteerde»\'^^^^
kritiek hare stem hooren. In het
Cordiale ver»\'\'
niets daarvan. Daar worden alle visioenen onvo"
- _______ _____ __________ ^jj
geloofd en meegedeeld. Maar bij Dionysius treffe" ^^^ in
tiek aan, zoowel over de gezichten in het algem
het bizonder over die welke hij in zijn werk l\'^^^jjjjJat
Van te grooter belangrijkheid is dit voor ons, ^ ^^ ^^^qO.
hem ve^aald wordt, dat ook hij „met de gratie
winge" begiftigd was. ..
Een negental artikelen van den Dialogv>s * v^^
bespreking van het visioen in het algemeen, ^^ leê^\'^
Tondalus, van den engelschen monnik en van ^ ^^^
het
■vi\'
van St. Patricius\' vagevuur gewijd. Het rei
onderzoek is ook, in zeer beknopten vorm, ii^
medegedeeld.»
Nadat de Frater het verhaal aangaande het gjjdP^\'\'
sioen kort heeft vermeld, * brengt hij zijne aa
O Bonif. J^jnst., XXI.
2) Dial. Art. 21—29. 09
3) Mem. Art. 54. ^
Dial. Art. 21. Tondalus zal dit gezicht omtreat ^ Qet«^^^^,
gezien hebben. Volgens Görres, a. w., Thl. III, S. _ op^ jjn
chenbergensis het visioen van Tondalus zeiven veraOiD jii ^
kend. Vincentius van Beauvais nam dit bericht ^ ƒ
Specul. Md., L. II., c. 88—104 over. Er bestaan \'iot^^^-
utrechtsche hoogeschool handschriften, De raptu vf^^\'i^^jcli^
ejus visione getiteld. (Aev. Med. Script, Eccl. W- 47, ^ J^^ei
lijk aan Vincentius\' verhaal ontleend. Een fragmei^^ ® eö \'-fi J
overzetting van het werk van laatstgenoemden vin« j tl
Vlotens Verz. v. Ned. Proz., blz. 17. Over het verliaal 0 \'
visioen zie men verder W. Moll, De boek. van het SI-
Delft, blz. 273 en vooral Th. Wright, St. Patricks
s
«ie^^ f^^ .in het midden. » Heeft Tondalus dat alles ge-
werkelijk in het lichaam tegen-
^^ Wa ^^^^^^ ^^^ ^^^ verlaten en het lichaam
SejL^^Jy^ gestorven? Wel zegt een dergenen, die
\\ ^aal hebben te boek gesteld, dat ïondalus drie dagen
^^^ liet^r hiertegen strijdt, dat een ziel, gescheiden
^^iJaatit \' ^^ duivelen niet in lichamelijke, tastbare
•»Qeli j.® kan aanschouwen, noch plaatselijk kan wandelen,
2 Q^elijke voeten hebben, die met bloed worden be-
Jiet ^^ leien, die van het lichaam zijn gescheiden, kunnen
K lieï r onthalsd, in vloeibaren staat gebracht worden.
waarheid beesten aanwezig.
J^^flcelij/, het lichaam gescheiden, kou derhalve niet in
de koe over de brug brengen. Het schijnt
S jj^^^ogelijk te zijn, dat dit alles der ziel onder vor-
e^n Verbeelding is getoond, want in haar blijven al-
s^^\'^^Hs ^®Jrstandelijke vermogens bestaan. Daarenboven,
der vaders vliepn alle van het lichaam ge-
\\ Zielen, wanneer zij in het vagevuur genoegzaam
\' »»aiixicci lu ueu vagevuur genoegzaam
\'oC*^^®^*^\' terstond het hemelrijk binnen. Er bestaat
psCrioi-w___ lil ƒƒ
»i^^^jgensi^gj^ slechts één „poena sensus", namelijk door
\\ vuur, en de straffen des vagevuurs worden niet
e ^j^^^onen ten uitvoer gebracht. Hoe kan dan Ton-
(^\'^ttis\'f^^^ duivelen hebben zien pijnigen? Over-
? ^^ waarheid des geloofs zijn alle zaligen in
/ Wï^ paradijs en niet op groenende weiden of in
j^itilgj^^ ^ ■^^ar muren van goud en burchten gevonden
geto i® «^ezer dingen der ziel naar waar-
^^^^^ werkelijk bestaan, maar alleen
^j^Me J\'^\'^^rstelling der verbeelding, zoodat de ziel, ge-
Seest ^^ S®heele gezicht in het lichaam aanwezig, in
ïcf igen ""Pg^^^ogen en van alle gebruik der uitwendige
\\ de ^ • ^^^ geweest te zijn. Wanneer nu
^ ziel in waarheid van het lichaam gescheiden
Art. 22.
IL.
-ocr page 184-ïielyk
ziel getoond is. Dionysius erkent dat het vaoei ^J^^^^pe
deze bedenkingen optelossen, maar alvorens hij ftfi^^^
gereed maakt, wil hij eerst de aanmerkingen van yai\'
tegen de overige visioenen vernemen. Tegen het o^^
den engelschen monnik \' brengt deze, behalve
bij het Tondalus-visioen opmerkte, vooral in
het aardsche paradijs gewoonlijk niet onder de ver» J^^^ jjetH
der zielen na dit leven wordt opgenoemd. Ook
niet duidelijk, waarom aldaar een vertooning V jeV^i\'
van het lijden des Heeren. De ziel toch is na ^^^ )#
niet meer „in statu merendi." Tegen
St. Patricks-^vagevuur ® brengt hij het volgende m-
1) Dial. Art. 23. Over dit gezicht en den monnik, cïi^ ^^
men Wright, a. w., p. 39. -.ks-^^S\'^^\'i
2) Dial. Art. 24, 25. De legende van het St. Patru- ^^txec^fi^l
werd het eerst beschreven door Henricus Salteriensis.
Tiniversiteits-bibliotheck bezit een handschrift (Script- ^^ (,( ^^^
p. 189^—195^), getiteld Tractatus de purgatorio saneti F^\' y^i f^J
ioria Hïberniae. Over St. Patrick spreekt de j\'i/^\'®\'\'\'\'\'fj»\'
V boek, IIII. In de Werken der vereenig. voor Oud-
slagen en berichten, blz. 7, komt de legende van St. -
ling ter hel in dietsche rijmen voor. Zie Van Yloteo» ^^^^ ju
d. Ned. Ut., blz. 140, noot 2. Genoemde hoogleeraai\' jggeii^^^^jj
Verz., v. Ned. Frozast., I, blz. 94, een gedeelte van deze^^^ ^^^^^^^
nederduitsche overzetting uit een handschrift der o"\'"^!!!!\'\'
mede. Ook bij Caesarius van Heisterbach wordt dc
in zijn Dial. mirae.. Dist. XII, c. 38. Over het St. Pa^^j g, ^^^
zie men Wright, a. w., passim en Görres, a. w., ^ ju ^^ ^^
De grot van St. Patrick lag in het N. W. van e"
vincie Ulster. Midden in een meer, Lougli Derg jjgfsliJ^^j,.
eiland, waarvan de eene zijde v/oest en ledig, de an ^^^^{jns\'^
vruchtbaar is. Op deze vindt men een klooster van di^ ^^jijt
niken, op gene de grot van St. Patrick. Waarscliijnlii\' ^gji
een heiligdom~ der oude Ieren, evenals het eiland rei\'^\'^^jjfis\'
der Britten, en de grot een plaats waar
hare volgers tot de oude leer inwijdden. De nieuwe
geweest is, plaatselijk zich bewogen en al het ^^^ ^^^g
waarachtig aanschouwd heeft, dan zou de Trater ^^^^ je
willen weten, op welke wijze dat geschied, en alle®
is
lieiB 1 geleerd, dat men uit het vagevuur niet tot
elsche paradijs opklimt dan door het aardsche heen
S\'mT"
^\'\'\'\'^\'^ö\'taT\'\' ^^ overleveringen des volks, die zij aantrof, slechts
C^\'^ierd heidensche reinigingen in christelijke
h \'\'\'»sch ^^ gelaten te worden, moest men zich tot
h\' 2 dioecese begeven, en voor dezen de verklaring afleg-
Ade. vrijen wil zijn toestemming tot den pelgrimstocht
getr ontraadde het; maar bleef men aan zijn voor-
O.PHor ^^^ ontving men van hem een aanbevelingsbrief aan
eiland gericht. Ook deze zocht den
da?" dit niet baatte, dan bracht men
der gebeden, door. Na het
C Stat^\'"\' en besprenkeling met wijwater werd
C optocht, onder het zingen van litaniën, naar den in-
J^oclit t Ook dan poogde men den pelgrim van
SrTf ^^^«\'i^edde ook dit te vergeefs, dan mocht
x}"" ih ^ Na zegening der priesters, aanbeveUng
\\ J l^et kruisteeken op het voorhoofd,
optilde hij die niet vóór den volgenden
i» groot^^ gevonden, dan voerde men hem
Uebe^j vreugdebetoon naar de kerk, waar wederom vijftien dagen
kNeut , "\'^f doorgebracht; maar was de pelgrim niet
V- IVrfrr en hij aan zijn lot over-
V \'^Merf die in de veertiende eeuw die beevaart
C?\' ^ii ««^igen aan-
584, mrecM,
V tw ,?/ \'\'\'\' trtrechtsch ridder, die omstreeks den aan-
V\'j^ar itf St. Patricks-vagevuur zal bezocht hebben.
A^^^^üh ondernomen door Jan van Brederode •
HjdT\'^ Lib. XXXI, Cap. 56. Reeds\'
\\ V e , \'\'\'\' geopperd,. ma^r ongeveer een eeuw later
^Ic/\'^krieri »oii\'iik Heemstede bij zijn bezoek der
j^\'Met Y maar geen visioenen. Hij klaagde deswegen bij paus
h^^Mkil de grot in 1497 gesloten. Zie
^ «er^\' P- Benedietus
) ï\'^^triks-vagevuur in het licht
S kleibeevaarten naar de grot, wier ingang sinds
\\>od f voortdurend toe, ondanks her-
en \' Elizabeth en die van Anna uit-
•^^seej-., dagen plaats, ofschoon de
nionien veranderd zijn en visioenen niet meer voorkomen.
12*
-ocr page 186-Maar het tegenovergestelde daarvan wordt door de ^gj
gewoonlijk geloofd. Yervolgens overtreft het uitstee .
genade, dat is de „ poena damni", bij zielen, die aig^® y^n
van het lichaam en niet veroordeeld zijn, alle str ^^^^^ jji
het tegenwoordige leven. "Wanneer derhalve de 21
het aardsche paradijs het zalig aanschouwen G®"^^ p^f\'
genieten, dan lijden zij aldaar een zeer zware stra • ^^
enboven, op hoedanige wijze kon ridder Egneius
dag het paradijs bereiken en terugkeeren tot de J^ü"\'
door hij de grot was binnengetreden? Men 20U gis
nen vragen, op welke wijze zoo ontelbaar vele br
zich in het vagevuur en ook in
het aardsche
vonden, aan den ridder zichtbaar, in
menschelijke v ^{i
verschenen zijn. "Wat men ook van de andere g ^^ ^jt
zeggen moge, men kan van dit visioen niet be^e ^^^ ^jt-
het in de verbeelding geschied is, want het was
wendig zien, terwijl de visionaris in volkomen ^^
toestand verkeerde. Derhalve moet ook alles, ^
danige wijze gezien werd, in
werkelijkheid bestaaö\'
Nu vangt Dionysius met zijn antwoord aan-
Augustinus is het gezicht („visio") drievoudig:
de verbeelding, verstandelijk. ® Uitwendig is
•dt ^^ \'"J
») De man, die door Dionysius Egneius genoemd woio . (^^eö» ^
^.noemde utreehtsehe handschrift Owein, bij Yan p- j^g
Görres Onus of Gunem, in de Jurea Legenda (ed. joo\'\'\'""jr
------- ---— — ----------i --- --- ----— ---..... V \'C ^
Nicolaus. Owein is een historisch persoon, een ridder, «1 ^^jjj es
Stephanus aan den Cisterciënser Gilbert naar lerlanti
gegeven werd, toen deze aldaar een nieuw klooster
Owein werd later monnik in dat klooster, en verhaalde ^
nis aan denzelfden Gilbert. Deze heeft, volgens Görres, j.jcüS \'
1196 te boek gesteld, en van hem heeft zijn leerling
riensis haar ontvangen. a pi"\'
;jusis naar oniivaugeu. a
=) Dial. Art. 26. Aan het hoofd van dit artikel noe^^
zijnen naam voluit; men verg. boven, blz.-37. ,
Caesarius van Heisterbach verdeelt in zijn \'j^^^IeS» \'
VIII, cap. I de gezichteu in; visiones corporales, sp"^\' \'
lectuales.
VqjiJ^ \' lichamelijke oog iets in tastbare gedaante gezien
all^ • Zoo zag bijv. Maria den engel Gabriël, en zoo zijn
\\ van engelen aan de kinderen Israëls.
V gezicht komt alleen in wakenden toestand
gezicht wordt een gezicht in de verbeelding ge-
^ie \' ^^nneer iets aanschouwd wordt onder gelijkenissen,
het inwendig gevoel, dat is door de verbeelding,
waren de gezichten, die de profeten
iti^ en Jeremia gehad hebben. Somtijds geschiedt het
Ws^ [Job XXXIII: 15, 16), somtijds in wakenden
dit laatste het geval, dan zijn de uit-
V zintuigen geheel afgetrokken en van het gebruik
des lichaams beroofd. Zóó de visioenen van Jesaja
Ten derde bestaat er een verstandelijk gezicht,
\\ Wanneer den mensch iets getoond wordt onder
die voor hem verstaanbaar zijn, door verlichting
^^l\'^tands, door instorting van zuiver licht. Op deze
David gezichten en openbaringen te beurt
ig ^^ (2 Sam, XXIII: 2, 4.) Het gezicht in de verheel-
^ ^jj^^^St dien naam op twee wijzen. Vooreerst, wanneer
in de verbeelding en niet verstandelijk is, als de
aanschouwt onder vormen uitsluitend aan de
ontsproten, zonder dat hij hun beteekenis be-
eèu visioenen van Nebukadnezar en Pharao,
"^^«t jj daarom geen profeten waren. Ten tweede, wan-
\\ ^^^^ ^oor een deel een gezicht in de verbeelding en
S^jj-^l^ ^nder deel een verstandelijk is, wanneer de mensch
N^t ^ ^^grijpt wat daardoor wordt aangeduid. Eveneens
Ve ^^ ^^ï^standelijk gezicht op twee wijzen zoo genoemd,
^^^et ^\' "^^anneer het zuiver verstandelijk is, als iets alleen
®Hi5{^^!®^®taanbare vormen voorgesteld en door geestelijke
^ ^^ng begrepen wordt. Ten andere, wanneer het deels
standelijk, deels een gezicht in de verbeelding is,
^Xp j naar beide genoemd en met de tweede wijze,
gezicht in de verbeelding dien naam draagt,
^^^\'igd worden kan.
f de
Er zijn teekenen waaraan men kan herkennen o •
oenen wel waarlijk uit God, dan of zij uit den ^^^^
Hun inhoud mag vooreerst niet strijden mot de • ^^^^ ^gf
moet ten andere overeenstemmen met de algemeene ^
h. vaders, ten derde met die der katholieke doc o ^^^ ^jj
vierde moet hij geschikt zijn tot geestelijken voo ^^ ^jgj-
heilige devotie; ten vijfde moeten de profetiën, ^^g^fieH\'
oenen vervat, ook vervuld worden; ten zesde, de ^^^^glie^\'
aan wien zij geschieden, moeten in waarheid ^^^
deugdzaam en standvastig in het goede zijn. O^k ^^^^^ j^t
als kenmerk van de echtheid der visioenen beschoO^^^^^gh-
de mensch door hunnen invloed gedreven wordt ° eH
ting van zichzelven, tot verfoeiing van alle ij Jel
zonde, tot vurige liefde van het goede, tot
gratie hem verleend, tot begeerte naar
geestelijke jes
zuivere liefde Gods, tot klaarder verstand van de
geloofs, tot vast geduld en tot heilige gehoorz»»^^
Wanneer Dionysius de visioenen door hem
deze kenteekenen toetst, dan vindt hij dat ze ^^^^
zins geloofwaardig zijn. ® Immers de zaken, die in ^^ li-
visioenen aanschouwd zijn, worden ook g^^onden^^^ ii>
schrift. Ook daar verhalen de heilige profeten, ^i^ii^f
den geest zijn weggevoerd naar verwijderde
zij ongehoorde en nimmer te voren aanschouw
hebben gezien, dingen die niet letterlijk kurinen ggji
opgevat. Zoo vermeldt Ezechiel (VIII: 3), ^^^
gezicht uit Chaldaea naar Jeruzalem werd ge^^
was een gezicht in de verbeelding. Ezechiel b ® ^
kelijkheid en onbewegelijk op zijn plaats in ^^^^^ Je
zaken vermeld in het verhaal aangaande Tonda ^^ j^ggjj
aangaande dat van den engelschen monnik,
_ , .
I) Dial. Art. 27. De criteria vau liet visioeu, door _ ^^ ^^^^
Siena gesteld, worden opgegeven door K, Hase, Cai&\'f\'\'\'
Bin Eeiligenbild, Leipzig, 1864, S. 17.
5) Dial. Art. 28.
-ocr page 189-<ler jj \' l^atricks-vagevuur strijden dus niet met uitspraken
waarheid des geloofs. Zij ver-
\'^eldt • ^^^^ de leer der h. vaders. Gregorius
^\'\'Seleji^\'..\'^^^ dikwijls aan de stervenden goede en kwade
Hant ^e^^schenen, dat de kwade gekomen zijn in de
ste^ ^^^ Aethiopiërs en draken, dat zij de ledematen
V gebonden en hun zielen gebracht hebben
^^ïclejj y^® Pl^^tsen of naar zoodanige, waar de straffen
f^\'^^eue ^^^trokken. Hij verhaalt, dat de zielen der afge-
lichamen zijn wedergekeerd en aan de
hebben verhaald de pijnen, die zij gezien of gele-
Halgj^ ^^eugden, die zij aanschouwd hadden. In\' die
^^\'Sden zij, ter uitdrukking van hetgeen haar
^^lissgjj ^^^ de namen van lichamelijke zaken en gelij-
^\'\'^\'\'^Heni spraken zij van vlammen, vuur, bruggen.
Hte ^ ^®iden, huizen enz. De menschen, wien deze
Hqu^"^ gevallen zijn, hebben daarna in zoo groote
^ berouwvol, zoo heilig geleefd,
l^Mewgunstige getuigenis ontvangen van hun-
\\ ^^^andel en van hunne vordering op den weg des
visioenen zijn daarenboven uitnemend
den mensch te leiden, hem aantesporen tot de
tot inwendig berouw, tot heilige devotie, tot
^au tot verachting der wereld, tot bewa-
^^ ^^^^^ verbetering in alles.
^^ overtuiging te kennen
^aa thands velen de verhalen dezer visioenen
\\l Seloof zullen lezen, wil Dionysius echter
1 Tondalus-visioen ingebracht, tracli-
\'^^etia^e®^®\'^ had de Frater gevraagd of Tondalus\' /iel ge-
geheele visioen werkelijk van het lichaam was
M.
-ocr page 190-gescheiden, of dat zij in het lichaam is gebleven,
al wat zij zag in een gezicht in de verbeelding aan^ ^ß^t
en al wat zij leed onder gelijkenissen heeft gedragen
in de geschiedenis van Tondalus wordt verhaald dat nj^
lijk gestorven was. Hij zelf heeft ook, tot het S^^J^^ju li»^
lichaams teruggekeerd, gezegd, dat zijn ziel het lic ^^^ ii-
verlaten, dat zij bemerkte dat dit dood was en °
chaam heeft willen wederkeeren, doch dit
niet ver-j^,,
Uit zaken echter die in dat zelfde verhaal voorko^^^^je,),
juist het tegenovergestelde beweerd en
bewezen
Er wordt namelijk gezegd dat alle teekenen des ^jglie"^
bij Tondalus vertoonden, maar dat door sovotoig^"^\' ^ti^\'
nauwkeurig onderzochten, aan zijn linkerzijde een
de warmte bespeurd werd, zoodat men zijn ^^
graven liet tot den derden dag, toen hij herleef ßn
zou derhalve kunnen beweren, dat zijn ziel gednr^\'^ ^^ j^t
tijd in werkelijkheid in het lichaam is geh^®^^^ je \'
Tondalus, alleen in een gezicht in de verbeelding\' loS\'
fen aanschouwd en geleden heeft door een ver .^^^^ijf
schikking Gods en op een wijze, voor ons even jjf-li»^\'\'\'\'
lijk, als die waarop zielen, afgescheiden van
door stoffelijk vuur gekweld kunnen worden. pf]
der kunnen zeggen dat de ziel van Tondalus ë^^^^^^t
van haar lichaam gescheiden te zijn, ofschoon . ^^
kelijk het geval was, omdat zij geheel "^^^^\'^^f^pjelij^/jd
trokken was van haar lichaam en van alle ^^^jg
voel, beweging en handeling, en zich geheel
met de dingen eener andere wereld. Dit ^^^ ^
niet ongewoon. Zelfs een apostel (2 Cor. ^^ \' ^gtr"^
niet of hij in het lichaam dan wel daar buiten jj^pi®^^
was geweest. Sommige menschen zijn ook d»^
sehe zoetheid vervuld geworden, dat zij meen vel^\'^^^
ziel het lichaam had verlaten. Bisschop
dat hij tegenwoordig geweest is bij de begr^ ier^^ J
zalige Martha, en Ambrosius dat hij de plegtig^^^^ jjid"\'
stelling van den h. Martinus heeft bijgewoond, ^
villa * en vele anderen met hem beweren dat
^n 1 bisschoppen evenmin persoonlijk als dat hun
N b tegenwoordig waren. Daarenboven,— opdat
licli^^ op hoedanige wijze een ziel, terwijl zij in het
geji ^ ^^ijft, in een gezicht in de verbeelding allerlei din-
zich bewegen, lijden, verschrikt worden kan, —
^ ^ zegt dat de zielen dergenen, die aldus zonder
^^^ijkli ^^^ hunner zintuigen liggen, dat alles door zekere
aet het lichaam doen en ondergaan. Niettegen-
\'^\'^ïirig^ ^^^ waarschijnlijkheid
neggen, dat Tondalus\' ziel in waarheid van het li-
^®®®heiden was, en in een verstandelijk visioen aan-
Hej ^^^ verhaalde. Het verstand toch
"ii Volgens Boëtius, in zich en vat in zich saam alle
Helg ^^^^"dig gevoel, en het weet de handelingen des
•Jity^j^^ op een tegelijk verhevener en eenvoudiger wijze ten
^elijg^ brengen, dan dit door het gevoel zelf kan ge-
VqjT^;. Gelijk nu God door zeer eenvoudige idealen en
vormen alles te zamen en ieder ding in het
^iet en kent, wat er ook aardsch en lichamelijk
ï^oo^^^®\' en gelijk de heilige engelen en de duivelen,
licll^ onstoffelijk, echter door hun verstandelijke natuur
^\'öelijke en tastbare kennen, zoo krijgt ook de ziel,
\\ ijjp van het lichaam, door de verstandelijke krach-
in baar liggen, kennis van het lichamelijke, waar-
de herinnering medewerkt. Wat een ziel, afge-
Vau het lichaam, aanschouwd heeft, dat kan zij,
See \' dist. 17: //Dici potest quod in veritate nee cor-
jJ\'^elus Ambrosii interfuit sepulturae saneti Martini, sed forte
^^^ est ^ Ambrosio soporato quod interesset illi sepulturae.
k ^ dor ^/^^"dum quod phantasticum hominis realiter exeat de ho-
in sed quandoque contingit quod homo somniat se esse
So conspeetui: et quando hoe somniat, tune spiritus
s» ® hominis apparet illi cujus conspeetui ille dormiens
) Sup praesentem.\'"
\'^^\'ies., 12.
-ocr page 192-1 ts "
later tot het lichaam teruggekeerd, aau andere sie ^^
der lichamelijke benamingen mededeelen. Zoo ook
van Tondalus, die daarenboven niet zeer bedreven
physica. Zij sprak over geestelijke zaken slechts iJ
dering. Aan onlichamelijke zaken kan geen
wandelen, geen zijn op een plaats toegeschreven
Verhaalt dus Tondalus dat zijn ziel boven op j^ggft,
heeft gestaan, dat zij gewandeld, duivelen aanschou ^^^^
dan is dit alles geestelijk optevatten. De straffen J ^gn-
op die wijze vertoond, dat zij ze hefc best aan an ^^ |i-
schen verhalen kon, onder gelijkenissen en gß®\'\'
chamelijke zaken ontleend. De ziel van Tondalus ^^^ ^jet
^^ lichamelijke voeten, de zielen in het vagevuur
gevild of verbrand. Wel zijn daar straffen vreeseiij
eenige op aarde, maar hoe zij zijn kunnen wij ^ ^j^aH^®
ken. Op deze wijze moet men ook de uitwendig® ^eb\'
van het vagevuur en die der duivelen verstaan- ^^^ d®
ben reeds kennis gemaakt met Dionysius\' gevo®^\'^ j^pnit/
ziel uit het vagevuur eerst naar het aardsche paradij- ^^^^tir
en met zijn meening dat de minste straf van het ^^^ ja)
grooter is dan elke van dit leven, ® wij weten do^ of
de bedenkingen door den Frater hier tegen ingeh^^ jjßt
lost. De geleerden beweren over het algemeen
vagevuur de zielen gekweld worden niet door duiv\'e (jje
deze hebben zij overwonnen, ook niet door ^^\'^^pjebö\'\'
niet wreed kunnen zijn tegen hun toekomstig® ^^^ ^.oO\'
gers, maar alleen door vuur. Hiertegenover staat ^^jj^fili\'
wel in bovengenoemde visioenen als in andere \'\'^^gjjggi^^
gen verhaald wordt. De kerk heeft nog gee«® ^oct«"^,®^
genomen. Men mag dus van de meening ^^^
verschillen. Het verstand eischt niet dat de ^^^j.^oii\'^^f
door duivelen gekweld worden, omdat zij deze oV
hebben. Want hebben zij ook eindelijk de Z^o^
Zie boven, blz. 128—130.
4 Zie boven, blz. 120i
Hbgj^ . ^^o^gei" veelal aan dezen onderdanig. Daarvoor
S . 21J in de wereld
geen voldoening gegeven. Men
V / kunnen zeggen dat zij verdienen in het vage-
gestraft te worden, opdat zij in de straf
^\'Hig zijn aan hen, wien zij zich in de zonde vrij-
hebben, opdat zij door hen gestraft
wie zij gezondigd hebben. Het valt ook niet
Ndel ^^ " sensus" in het vagevuur alleen door
Vïi^^^ vuur geschiedt. Thomas en anderen met hem
Hts volgens vele openbaringen schijnt het
\\ fijn, en het kan ten minste niet ontkend wor-
\\f|. ^ ia het vagevuur het aanschouwen der duivelen
Y Jeroorzaakt.
\'\'teil
visi ^^^^ dat Dionysius aan
gJ^oot gewicht toekent voor de kennis der toe-
\'•«iopj^^^^® toekomenden levens, dat hij de uitspraken der
\'^t ^^sthoudt tegenover de meening der geleerden,
^^iogjj niet onvoorwaardelijk aanneemt al wat in die
^ordt verhaald, maar dit onderwerpt aan een kri-
Seii ^ voor zijnen tijd niet anders dan zorgvuldig
Vt
"oemen.
-ocr page 194-liteii
Aan het einde van ons onderzoek gekomen, tr^^ pdi®
nog op eenige vragen antwoord te geven, voornam® v
naar den indruk, dien de leer onzer vaderen op
jjjggp
en naar de waarde van een kennismaking met het vf ^^ jeef
Hoedanig is het beeld van den dood, zooals wij
der vier uitersten mogen opmaken ? Wij knnnen^^^^^^^K
beantwoordend, hem geen anderen naam geven dan
ning der verschrikking. Het liefelijk beeld van de« ^ , ai^J,
des slaaps,van den bode der goden, van den Th^\'^, vo^^^^f
als in gedachte, de hand aan de wang houdt of zip
op de psyche, als om aan te duiden dat hij van ^^ yc^
neemt, wordt in die leer niet gevonden. De ^^\'\'^joor
troosting, die tot ons spreken uit de zinnebeelden ^jjjH
oude christenen op hunne graven geplaatst, ^ ^oe^ ^^
het geloof onzer vaderen te vergeefs. De dood Ij 51\'^
onbarmhartige maaier geworden, wiens zeis den ^^jdt
spaart, en geheel overeenkomstig die voorsteihng ^^^ ^gl
mensch gedacht onder het beeld van een bloem ^tsf
met het gras vergeleken, waarbij men aan bijbeiS-"
Over den Thanatos zie meu Turtwängler, Di« ^^^
den Mythen und Kumtdenkmälern der Griechen, Treiburg»
ir • ITT T., „ , , - . . /lied\'\'\' u.
i!) Men zie W. Moll, Wat leeren ons de zinneheelie», ie*
ienen op hunne graven plaatsten, aang. de wijze icaat^f
beschmmden. In het Maandschrijt van de ringsverg-
voor 1851\'.
i 189
\' üi i,
^ ^ aansloot. Wel is waar vinden wij nergens in die
bepaalde beschrijving van de gedaante des doods,
Sn "^ogeii ^it alles, wat onze vaderen van hem melden,
dat de voorstelling van den dorren beenderman,
\\v negende of tiende eeuw ontstaan,\' doch
He^"^ twaalfde eeuw bij de germaansche
^^ sporen ontdekken, ® ook bij onze landgenooten in-
\\ §®vonden heeft. Zoo waren ook zij dragers van het
dier dagen, gelijk dat op eigenaardige wijze in
dooden-dansen zich kennen deed.
"öt^^^^®®! waarmede men aan den dood zoowel als aan het
(letj \' aan hel en aan hemel dacht, het terugbrengen van
zonde, nam meestal zijnen oorsprong in een
streven, in de vrees voor straf en de hoop op
Ook in de leer onzer vaderen is dat streven op
\'ifiij^ vinden wij in onze litteratuur der vijf-
"\'\'Sen ^^ cci^ Spiegelhyn van hekeering, door eeneii
\\ .. ^\'^den vervaardigd, en in de Spiegel van volcomenheit
\\ .®^drifc Van Herp ® de poging om als beginsel der
te . \'^^S
la plaats der vrees de waarachtige liefde tot God
^Ve blijkt ons daaruit de hooge trap van reli-
Vnjjj ^^twikkeling, waarop deze beiden stonden, hun
^fllt S is niTnmOT da olrvan
S is nimmer de algemeene, nimmer het geloof des
Vt dat zich aan de zinnelijker opvatting steeds
^ ^^stgeklemd.
opjïierken dat in de leer der vier uitersten
^ej net uitvoerigst wordt besproken, dan is dit verschijn-
"^fedelijk te verklaren. Nergens toch vond de phan-
^ ^^^ de middeleeuwen zoo sterk ontwikkeld, een veld,
was, zoo geschikt voor haren arbeid. De
Was ingevoerd en het burgerlijk strafregt met zijn
,) Gfj! I>enkwürdigk. a. d. christi Archaeol., Ed. IX, S. 517.
^ ) a. w., S; 809.
"ot ^ J beiden zie men W. Moll, Johannes Brugman, Dl. I, blz. 27,
^ bijlage IV.
pijnbank en rad, zijn mutsaard en gesmolten
treden, en in beiden had de verbeelding machtig® ^^^^
tot het uitdenken der verfijnste straffen. Tegenover
handeling van een stof, als de christelijke hel aanbied \'
alle behandeling van elk ander onderwerp af. ^^jjjef
gretiger aangevat, van meerdere, van
verschilleneer J .
en onder verschillender licht beschouwd, met meer
drift weergegeven dan de christelijke strafplaats
doemden. Wanneer een middeleeuwsch schrijver ®
tot dezen arbeid zich heeft begeven, dan kan
kerd zijn dat hij niet zal ophouden, alvorens hij al d®
ten zijns verstands en van zijn gevoel heeft uitgep^*\'
schuwend sprak de Sibylle tot Aeneas: \'
facilis descensus Averiio;
Noctes atque dies patet atri janua Ditis;
Sed revocare gradum superasque evadere ad auraSj
Hoe opus, Mc labor est.
op
Wij kunnen die woorden in intellectueelen ^^ |,et
middeleeuwsche auteurs toepassen. Gemakkelijk ^^^^ oP\'
hun zich in de hel en hare straffen te verdiepen, ^^^^ pe-
vergelijkelijk moeielijker een eind te vinden voor - \'
ditatiën. fjof^\'
Bij de beschouwing van de leer der vier ^\'\'^\'^f^^jjiiteJ\'\'^
het ons, dat de voorstelling aangaande den hemel m Qer
een monnikachtige kleur draagt. Yoor de Griek®" ^ ¥
manen hing de hoogste zaligheid (Eljsium en ^^^ yjjei^
van bloedverwantschap met \'Zeus af, bf van de "^^^jooö\'\'
der krijgers; voor de middeleeuwen daarentegen van ^^^^rde-
heid, zooals die zich in het monastieke leven opeij^.
Geen wonder! Zoo als de mensch is, zoo
zijnen God, zoo denkt hij zich zijnen hemel. ^^^ d»^^
meen, waar men de vreugde des hemels hepeinJ^^^\'^j^fifi\'
dacht men aan wat op aarde het grootste genot v
Jen., VI: 126 sqq.
-ocr page 197-5 191
H t in het Elysium de helden in het worstel-
^at\'.. verheugen zich de Germanen bij de gedachte,
ielj ^^J eenmaal in de Yalhalla drinken zullen uit de sche-
vijanden, zoo hopen de Indianen in de
^^^ ^^ehtvelden hun liefsten arbeid, de jacht, ^ voort
^\'^st ^^^ vertoeven ook onze vaderen, wien gods-
Hï monnikenleven het zelfde, ja wien beiden slechts
^eng, naam („ religio") bekend waren, wanneer zij de
\\\\ I ® des hemels beschrijven, bij voorkeur bij bet liefe-
\\ den Heere, bij het aanschouwen der optoch-
P^ocessiën, met kruis en vaan, met wierookvat en
«f ^^^^^Daate onze eigene geloofsovertuiging meer nadert tot
^Met ^^ afwijkt van de leer der vier uitersten, door onze
Y*^ heieden, zal ook ons oordeel daaromtrent verschil-
\\ verre historische onpartijdigheid in absoluten
ÏMig is, zal deze altijd moeten zeggen: wij vinden
\'1 licht en schaduw. Het christendom zoo als het
^«H .dagen als een voortbrengsel ook der sociale toestan-
O ^^ vertoonde, het christendom met al ajn dogmen
In ^^^ttingen, met al zijn troost en verschrikking, met al
N hl ^t^y\'^dheden en alles wat schoon en verheven is,
Stt). ^yn ruimte voor geestelijk onderzoek en al zijn be-
1)1 ^^^^heid, met al zijn haat en al zijn hefde vinden wij
Stej^ on^er vaderen terug. ® Wij kunnen lichtende
Jl opmerken in hun geloof. Of getuigt het niet van
rVii ^ geest, van een diepen blik in het wezen der j
Ss "Wanneer zij, boven alle straf, de verwijdering van f
Q \'^^\'gezicht de zwaarste kastijding achten, wanneer zij,
armhartigheid nooit twijfelend, Judas\' wanhoop
^x^^^^de noemen dan het verraad aan zijnen meester
s^liisnttt volgens Od^ss., XI: 572 sqq., in de onderwereld
Vej^ \'^er verslagen dieren.
S. Kok, Dante\'s Divina Commedia, Dl, III, blz. 380.
-ocr page 198-het
gepleegd, wanneer zij bekennen eigenlijk niets vaii ^
ven na dit leven te weten, wanneer zij doen op®®\'\' gjgcli\'^
alles, wat zij daarvan verhalen, door de menschen
onder beelden en gelijkenissen, aan menschen en i»® ^ Qf
lijke gewaarwordingen ontleend, begrepen kan ^^^^^^glijke
getuigt het niet van een vrij hoog standpunt van g^^^^^tei\'
ontwikkeling, wanneer zij al hun kennis slechts een ^ ^^^
ten deele, al hun gloeiende bewoordingen slechts ^^^^^ofc
derlijk stamelen noemen? En daarnevens — bijna ^jjcbt
lijk en onverklaarbaar — schaduw. Hoe vrolijk®"^
zich ons vertoont, uit de geestelijke opvatting ^f^
mende dingen ontstaan, des te zwaarder
worden door de zinnelijkheid hunner voorstelling®^, ^giijk\'
schijn geroepen. Het is onnoodig dat wij op die je
heid wijzen. De weinige geestelijke opvattingen va»^^ ^eH\'
ven hier namaals doen haar te sterker uitkomen-^ .^jeH
ke slechts aan de straffen der hel, aan de spijzig^""
hemel. ^
Wat zullen wij van deze dingen zeggen ? Bung^\'j\' p^pt"
in zijn Trois sermons sous Louis XV:* „L\'enfci" " r^^^ie
" ---- if ,
doit il être celui du théologien chrétien" ? Hij ^^^ sfH\'
chrétien, en tout cas, que celui qui a besoin P^ ^^ rc
ger un peu à son âme et ne pas faire trop ^^ vo^g\'
douter des peines éternelles!" Zeer waar; maar waar»^^
hij niet daarbij: droevig ook het christendom, dat ^^\'^yjeH-
doet uit hoop van in den hemel daarvoor beloond te
Beide is door onze vaderen geschied. Zullen ^^^ ^^^ ài^
----- -------gcsouicu. .
een grief maken tegen hun geloof? Zoo ja...» ^ gel»\'\'
allen middeleeuwsche christenen verweten,
want n \'^^jjijii
onzer vaderen was het algemeene geloof dier
dagen- de
niemand gereeder zijn dan ik om te erkennen^ ^j-jdiei^j
meeste voorstellingen op eschatologisch gebied zin^^fj^
grof anthropomorphisme wordt gevonden. ^^^^^ -^gte
X__1- n______________1 t 1 t * > t -i-a-n
\') Tom. II, p. 304.
-ocr page 199-^ de
Seli-,\'^^\'\'\'^eleeuwen alleen. Het geloof aan een dergelijke
^Vt^ dergelijken zinnelijken hemel, het
f^M^ ^ot de ongelukkigste voorstellingen der
kN ^^^^ "iet dier tijden alleen. Het is een erf-
het is — laat mij een woord van
fl, ^^iïie gebruiken, ofschoon van een andere zaak dan
\'»tuiljg »diegrosze Brüderkrankheit, das tausendjährige
S de ^ veelsoortige geestelijke pest, die
S^nsche menschheid heen niet ophoudt te woeden.
Sias. ^^^ kerkhervorming der zestiende eeuw uit dien
% verwijderd, maar geheel opgeruimd is hij niet,
Sttias\'^ ^^ Balthazar Bekker en Christiaan
later*^^\' ^^^ voorbeelden
H Men zie hoe Henrico Henriquez, een der
r \'»eilL^\'^\'^®. ^ojola, in zijn boek over de bezigheden
Musti hemel, * de bewoners van dat oord zich
^el^" ^^^^ maskerades, in gastmalen en balletten,
dameskleederen, met gekrulde haren en hoe-
^Cld ^^^^ vvandelen. Men zie hoe een milaneesch
\' Antonius Rusca, " in de eerste helft der zeven-
iS^ü.,!!\'\'\'^ "og geen
schrede verder gekomen is dan het
l! ^^ si\', vaderen in de vijftiende stonden,
sind • voorbijgegaan, het was in het jaar
^ s in Spanje een vaartuig werd uitgerust om het
ti\'Hjs vinden, waarop Sint Brandaen het aardsche
i. «lat T \'^^"getroffen hebben. « Het is niet te looche-
j^le ® protestantsche afdeeling der christenheid in gees-
toekomende dingen de katholieke over-
J^ijke ook bij haar zal men niet te vergeefs naar zin-
.^^\'^eii J^\'^^^tellingen zoeken. Men vergelijke slechts de
-—vcigcujüB siecnis ae
protestantsche scholastieken, en wil men iets
onze dagen weten, men leze het artikel Mozaiek
T\'" \'^^"^tie, 1600.
"liitt^\'\'^^^ ^^ daemomm, Milaan, 1621. 4°.
w., p. 122.
in het Augustus-nummer van de Gids voot ie
eens, zinnelijkheid, grof anthropomorphisme wordt ^^^^^^
eschatologische voorstellingen der middeleeuwen gß^\'\'
maar niet in die der middeleeuwen alleen. gioO»
Welke waarde heeft een onderzoek naar het
ingesteld ?. Ik meen dat wij het een drievoudige
kennen. ■ Er is geen tijdperk in de geschiedenis of het ^^ ^^
beheerscht door een idee. De dogmatische of, wil i^® J
geloofs-overtuiging van een tijdvak drukt haren ste^P
den geheelen inwendigen toestand daarvan. YVie een^
perk in al zijn verschijnselen wil begrijpen, dient ^je
geloof, dat toen heerschende was, bekend te ^^•\'^\'^gdieU\'
zich een juist beeld wil vormen van den zedelijk-g\'^^^ ^
stigen toestand onzer vaderen in de vijftiende eenW ®
^■r. ria ________X______1T 1 ••______ ael^" \'
op de rechte wijze wenscht te verklaren, hij mag het g® "^jJjJe,
de harten der mensehen van dien tijd bijna geheel ve ^^ p
hij mag de leer der vier uitersten niet zonder ha^i\' ^^^gi
merken voorbijgaan. Daarenboven, er is nooit ^^\'^jg ffif\'
man geweest, die, op welk gebied ook, diep ing^ï^^^gr ^^^
beteringen heeft aangebracht, of hij deelde te eenb^^
het geloof zijner moeder, het geloof van zijn volk-
in zaken van godsdienst. Wanneer men een g®®*^ f
der dogmen schreef, dan heeft men tot nog toe ®
Iet op de boven andere uitstekende persoonlijkhedeP^^^^^ ^gf
nig op het geloof des volks, dat tot vorming van ^e^
soonlijkheden steeds het zijne heeft gedaan, ^"^^gllar®!!
bijvoorbeeld de eigenaardige dogmatiek van eenen
nus naar waarheid kunnen verklaren, hoe zal men jj^iede^\'^
het standpunt kunnen aanwijzen, dat deze in de g®® jjee\'^
der dogmata inneemt, wanneer men niet eerst nauwk®^ ge^^^^g
bepaald, hoedanig het algemeene geloof van zij"
is. Zoo ook wanneer men een geschiedenis der e®\'\'
zal willen schrijven, kan men niet zonder groote s^ Jeï
het tijdvak der middeleeuwen alleen van
groote scholastieken uitgaan en nalaten het oog ^^^ po-
gen op volksleeraren, als Gerard Van
de Kartuizer. Ten slotte. Wanneer men zich met
k ^^edene bezighoudt, zij het altijd met het oog op de
Vf wij acht op de vruchten, die een dergelijke
van de leer der toekomstige dingen heeft voort-
■\'ist\' ^^^^ invloed zij op het zedelijk-gods-
^at^ leven onzer vaderen heeft uitgeoefend, dan geloof
die vruchten niet Verblijdend, dat die invloed niet
Sel\'M^ kan worden genoemd. Wie zal bewijzen dat door
opvattingen van het leven hier namaals der zede-
\\\\ gebaat werd? Wanneer ons dus in onze dagenter
van den zedehjk-godsdienstigen toestand des
S^gi^^\'Penen uit het tuighuis der eschatologie worden
gïo wier kracht zich alleen door tusschenkomst
1, of fijner egoïsme en zinnelijkheid kan doen gel-
I J2en wij die als versleten terug en zij onze leus:
auxilio!
-ocr page 202-I. Handschriften van het Cordiale.
Wij vinden in berichten uit de zeventiende ee«^^ pe^
gemaakt van eenige handschriften van het Cord^a^"\'^^^^
bestonden. Zoo vond men, althans vóór de
roerten, in de boekerij van een klooster der
ders te Emmerik een Cordiale IV Novissimornfi\'- ^^^^
den catalogus van de bibliotheek van het kloosteï ■ ^^ ciS\'
virginis de laude, in de dioecese Doornik, dat ^^^^
tfiTMënsfir-nrrlp f.nphplinnrflo wot/I aldooi- in het {i^
terciënser-orde toebehoorde, werd aldaar in jö
zeventiende eeuw — genoemde catalogus toch
jaar 1642 vervaardigd — in handschrift een ^
quatuor Novissimis gevonden, dat, blijkens de
den — „Memorare novissima tua" —
Cordiale was.® De boekerij van het benedictij-\'^^g^^/\'!^
te Afflighem, in de mechelsche dioecese, bezat i» 0
gens den catalogus van dat jaar, een CordiaU_ de ^^^g lij^
simis. \' Onder de handschriften, die in het j»^^ ijoO^®\'^^^
eigendom waren der reguliere kanunniken ^p H^®^
wordt ook een Be quatuor Novissimis v^xtcs-d^\' qH^^
van Geert Groote stond, benevens een CordiaU ^ j
Walgarii Sylvaeducensis, waarbij wij waarschijnnj
afschrijver of den bezitter van het boek te denk^^^ ^„or
Joan. Buuderius, Index manuscr. libr. p
Foppens, a. w., i. v. Gerardus Magnus.
Sander, Bibl. helg. manuscr., Tom. II, p. H^.
3) Sander, a. w., Tom. II, p. 150.
Sander, a. w„ Tom. II, p. 190, 196, Verg. boven,
-ocr page 203-•^\'^ena ^^^ manuscripten geweest is, bleef mij on-
liHjj\' wanneer zij spoorloos verdwenen zijn
"iet van zeer groot belang te achten, daar
StOot ^^ vaderland als in den vreemde nog een vrij
N handschriften bewaard gebleven is. Vele daar-
bourgondische bibliotheek te Brussel. De ca-
i ^i!; boekerij kent de meesten aan Dionysius den
toe, doch blijkens de aanvangswoorden zijn het
\'\'^fteii van Yan Yliederhovens werk. Zóó die voor-
■ u. ^^^^^ 1522, 1666, 2435, 2480, 2620, 2845,
liy • genoemde boekerij vindt men tevens op
Hte handschrift eener dietsche vertaling uit de
^^He • vijftiende eeuw, getiteld Die IIII nyierste.
^^^ woorden: „dat yerste van de vier uyterste".
Cordiale ontbreekt. Ook bestaat
deji ^ handschrift eener nederlandsche overzetting,
^\'^livang der zestiende eeuw, beginnende met de
^gaajj^ ■ w dit leert ons de wise man," waarin dus het voor-
^iji, \'j Memorare novissima tua et in aeternum non pec-
S^tnist wordt. In handschrift bezit de bourgondische
4
\\ een fransche overzetting Van het Cordiale, door
vervaardigd, onder den titel van Des qualre
^^et Des quatre dernières choses ad venir; het laatste
He/!^® handschriften (No. 9048 en 11129) dagteekent
jWt 1^55. In de boekerij te Gent wordt in hand-
Libellus qui Cordiale dicitur et tractat de quatuor
* gevonden, dat ten onrechte door den catalogus aan
Ujii ^ Kartuizer wordt toegekend. \' De bibliotheek
Q ^^i^siteit te Weenen bevat eenige handschriften van
de stads-boekerij te Hamburg bezit een
Oenten
Zie Geffckeu, a. w., Beilage
handschrift eener dietsche vertaling, getiteld
den vier utersten dingen. ®
) ^ie ^eaois. Catalogue des manuscr. de Qand, p. 397.
8l \' \'^"^gia saxonica, 140.
-ocr page 204-flir
Vail
Ook in ons vaderland zijn manuscripten van ^j^jver®^\'
derhovens werk niet zeldzaam. In de utrechtsche \'
teits-bibliotheek wordt een viertal gevonden (Ae^^\'^^^^g i5
urn, Script. Eccl. No. 47, 259, 286, 370). ^e^^^^te
een handschrift deels op perkament, maar voor het B jg-
gedeelte op papier, met cursieve letters, in doorlo^P^j^^jjueS
gels, denkelijk geheel door zekeren Minderbroeder jjgt
Eaephorst, in de omstreken van Brussel
geschreveii^^ ^^
bevat verschillende tractaten van godsdienstigen --^^^^^^igsi^
der deze wordt op fol. 81^ een Qmi^o^ f n
aangetroffen. No. 259 is het handschrift, dat door d^^^jti^cJ
leeraar ïh. A. Clarisse codex A genoemd * en dip ^^
besohreven werd. ® Men vindt in dezen codex, » ,
fol. in 40, verdeeld in 2 col., van pag. 50=^ ^^ft/
73\' (2\'!« col.) een Quatuor Novissma. Het derde ^^^t ^^
192 fol. groot, bevat op pag. 29\' — 76^ een -^^^ec^^
quatnor Novissimis, dat vroeger aan de Eegulieren te ^^^g^t
toebehoorde en aan het einde Yan Yliederhoven » b^\'
van het Cordiale noemt. Aan de Kartuizers bij
hoorde weleer het vierde handschrift, No. 370. Neve"^^^^«^/^
opstellen wordt daarin, op pag. 42\'— 101, ^i^ee^^^
seu IVNovissima gevonden. In de koninklijke hi ^^(tU^^^
\'s-Gravenhage worden drie handschriften van het 0 fo\'
waard. Het eene, voorkomende onder Th. N". ^OO, ^^^^
in 4o groot, en belangrijk, omdat aan het slot da»\'^ ^ |Je
Cordiale aan Yan Yliederhoven toegekend gve» ^^
andere, Th. N°. 205, is in 8° op perkament
93 fol. groot. Het laatste levert ons een dietsche^ ^^^^^efl
uit de vijftiende eeuw, behoorde voorheen aan \'
susteren toe "Weesp in Sunte Johans
evangelisten
>) Archief, le Ser., Dl. 1, blz. 357.
Archief, blz. 382—388. . ^^^
3) Het -wordt ook vermeld door Prof. J, Clarisse i»
]c Serie, Dl. III, blz. 44; verg. Dl. II, blz. 254.
Verg. boven, blz. 15.
"Verg. boven, blz. 15.
189
fol
K, 80. groot, en komt in genoemde boekerij onder
Ssch ^^ handschrift eener neder-
S J^ overzetting,wordt in de bibliotheek der Maatschappij
tatu ^derl. Letterk. te Leiden gevonden. Volgens den
^\'illïey^\'^® \' ^ol. in 8°. groot, op perkament ge-
Vst^g^®^ dagteekent het uit de vijftiende eeuw. Ook
\'^\'ïai jj ^^ van den latijnschen tekst van het Cordiale een
•let ^j.^\'l^dsGhrift in 4o. 50 fol. gröot, dat in de eerste helft
K ö eeuw, waarschijnlijk in de omstreken van Keu-
werd en thands aan den hoogleeraar W. Moll
^^itgaven van het Cordiale.
\\ ^^^^diale werd herhaalde malen gedrukt, in en buiten
in latijnschen tékst niet. alleen maar ook in
A, hetzij in het dietsch hetzij in andere talen.
U ^^fiven in ons land.
latijnschen tekst.
Sä.
^^^diale de Quatmr Novissimis, Delfis, 1482.
Visser, Naaml., blz. 13, noemt baar in folio; Hain,
5701, in qnarto; Mattaire, Anml. typogr., Tom. lY
P. 435.
^^\'rdiale de Quatuor Novissimis, Daventriae, Jacobus\'
Breda, 1485, 4o.
Hain, 5704.
\' C
^\'^diale Quatuor Novissimorum, Daventrie, in platea
^Piscopi (Eich. Pafraed), 1485, 62 fol. 4°.
Een exemplaar dezer uitgave bezit de koninklijke biblio-
tlieek, N". 275. Het is niet te veronderstellen dat dit
dezelfde editie is als de voorgaande. Hain toch toont elders
te weten dat ^in platea episeopi" bij Prafraed beteekent
^ nooit voor bij Van Breda i^ebruikt wordt.
> üi\'T"
■ bk. 35.
-ocr page 206-1489. Cordiale Qmtmr Novissimorum, Antwerpen^ ^
C 4I®\'
Volgens Gräsze, Gesch. d. Litteratur, II, 1\'
1489. Quatuor Novissima cum multis exem-pUs
Davantriae (sic!), in platea episcopi (Rich-
1489, 71 fol. 4°. j^de
Visser, blz. 31; Hain, 5705; Panzer, I, P- ef-^^\'
boekerij der utreehtsehe hoogeschool worde» ^
plaren dezer uitgave bewaard, het eene onder ^^
338, het andere, tusschen handschriften gebo»»
Aev. med. Script. Eccl. 368,
in P
1491. Quatuor Novissima c. m. e. p., Daventriae,
episcopi, 25 Pebr. 1491, 54 fol. 40. , ^^
Hain, 5706; Panzer, I, p. 358. De koninklijke
bezit een exemplaar dezer uitgave, N". 293^ 5
■
1494. Quatuor Novissima e. m. e. p., Daventrie»
de Breda, 6 Dec. 1494, 49 fol. 4o,
Visser, blz, 38; Hain, 5709; Panzer, I, P- jtofl\'\'"\'\'
Tom, IV, 2, p. 581. Een exemplaar wordt ^
lijke bibliotheek bewaard, W«. 370, Visser meW* ".^gcbrï ^
Dav. ilL, p, 144, deze uitgaaf aau E. Pafr»®*^ ^^ef^\'J
Eevius echter verwart haar met de volgende Ç^ygcpe®
daartoe gaf de dag, waarop zij iu het p^ceU»^\'"\'
zijn, #sexta mensis Decembris" en ^décima sext»
1494. Quatuor Novissima c. m. e. p., Daventrie^
fraed, 16 Dec. 1494, 54 fol. 4o. ^j^r
Hain, 5708; Panzer, I, p. 361. Men
plaar dezer uitgaaf in de utreehtsehe nniversi^^^jj
theek, 340, een ander in de koninklijke ^^et
dit laatste, dät niet in den catalogus van ^jjjj
trop is opgenomen, staat een gedrukte
het Memoriale. Prof. J. Clarisse vergist zie»\'
(in \'t Archief, la Serie, Dl. III, blz. 45) j^^t » ..
evenals de vorige, reeds op den e^en Decei» ^^^x l
schijnen. Hij werd waarschijnlijk daartoe doo^
bracht, die in dezelfde dwaling is vervallen-
Cordiale seu de Quatuor Nomssimis, Daventriae, 1496,4».
Visser, blz. 43; Hain, 5710; Mattaire, ïom. IV, 2, p. 622.
Q^ahior Novissima c. m. e. p., Daventrie, Jacobus
Breda, in profesto beati Leonardi abbatis 1502
49 fol. 4°.
Panzer, VI, p. 484, Iaat deze uitgaaf in het licht ver-
schijnen # in festo beati Quirini martyris." Onze opgave
steunt op een exemplaar, dat in de koninklijke bibliotheek
gevonden wordt.
^fdiale seu Quatuor Novissima, Daventriae, Eichard
Pafraed, 1511, 4".
V, Panzer, VI, p. 486.
i" ons vaderland de latijnsche tekst van het
\'^Oaj, nog eenmaal in druk verschenen, zonder jaartal,
\\ het begin der zestiende eeuw. Quatnor Novissima
\' P\' 3 Daventrie, Jacobus de Breda, 64 fol. (2 col.) 4o.
Visser, blz. 64, acht deze uitgaaf omstreeks 1490 ge-
drukt; Hain, 5697; Panzer, I, p. 369. Een exemplaar
Wordt gevonden in de bibliotheek der utrechtsche hooge-
school, Theol. Quart. N". 339, een ander in de koninklijke
boekerij (niet in den catalogus van den Heer Holtrop
vermeld).
ïo.
^ dietsche overzetting.
.
Vier uterste, ofte die leste dingheu, die ons aan-
^l\'^ende ende toeeomende sijn, Voieyndet ter Goude
Glieraert Leeu), 6 Aug. 1477, 4".
Visser, blz. 5; Hain, 5715.
vier uterste, Gouda (bij Gheraert Jjeeu), J.479, 4".
Volgens Prof. J. Clarisse in het Archief, le Ser., Dl.
tio, III, blz. 45.
\' V
^^ de vier uterste, ofte die leste dingJten, die ons
^\'^\'^^^tande ende toeeomende Gouda, Gheraert
\'oOo
Leeu, 1482 op Sinte Bartholomeus avoiit ^P
60 fol. 4«. ..
, Ulf\'
Visser, bin. 13; Hain, 5716. Een exemplaar
gave is in het bezit van den Heer Enschedé te
een ander bevond zich in de boekerij van den Bee^ \' ^^^^^
1483. Quatuor Novissima. Die vier uterste,
Mathias Goes, 1483 III coninghen avont in
64 fol. 4». , p,
Y I) ^
"Visser, blz. 15; Hain, 5702; Mattaire, Tot»-
310. Mea vindt een exemplaar in de koninklijke hi"
1484. Memorare novissima tua, caet., Herlem ^
s. t. n. (Bellaert?) 12 Nov. 14S4, 54 fol-
De Heer Enschedé bezit een exemplaar dezer
1486. Die vier uterste. Delft, (Jac. Jacobsz. v.
25 Maart 1486, 58 fol. 4°. .
Een exemplaar vindt men in de koninklijke
1488. Dtt sijn die vier uterste, Antwerpen, Gherae
15 April 1488, 4°. ^^ de"
Hain, 5718 ; Panzer, IX, p. 203. Beiden jjckt
16den April als den dag waarop deze uitgave J» ^W
verscheen, een exemplaar echter in de koniB^^ ^^^p fef\'
theek (niet in den catalogus van den Heer
meld) geeft den 15\'ien April op. .
1488/89. Die vier iiijterslen,\'Dem m\'Ro]m\\t,
Visser, blz. 28; Hain, 5717. In de koniakly^Jjp,
theek bevindt zich een exemplaar dezer uitg»^®^^ JJc^^^..
Het werd waarschijnlijk omstreeks dien tijd door jjiS*
van Hombergh gedrukt, doch zonder opgave va
1488, dat Visser en Hain noemen. gfl/ol^"
1491. Memorare novissima tua, eaet. Die vier
(Petrus van Os), 1491 op O. L. Vrouwen
tatio, 52 fol. 4°. ■ jioiii«^^ V
Een exemplaar dezer uitgave wordt in ^jg s\'""
bibliotheek gevonden, \'N°. SOI, een ander i»
bibliotheek te Haarlem (zie boven, blz. 39, noot 1). In dit
laatste komen alleen de afdeelingen over hel en hemel
Voor, die over dood en oordeel ontbreken.
vier wterste des menseen, Lejden, Jan Matliijs-
2oon, 1555, 55 fol. 8".
Een exemplaar dezer uitgaaf bezit de hoogleeraar W. Moll.
lo in den vreemde,
latijnschen tekst.
Vej^^®\'®®\'^ eerst die uitgaven, van welke wij het jaartal
Waatg ^®^®ehijning weten, vervolgens die van welke jaartal,
^och drukker is opgegeven.
\'^^C r
^\'t\'aiale Quatuor Novissimorum, Coloniae Agrippinae,
■\'^etras de Olpe, 6 Oct. 1477.
^Söo
Hain, 5700; Panzer, I, p. 280.
^emorare novissima tua, (Coloniae), Bartholomeus de
^ïickel, 1483, 66 fol. 4®.
Hain, 5703; Panzer, I, p. 291. Een exemplaar dezer
litgave bevindt zich in de stads-bibliotheek te Deventer.
336.
^atuor Novissima cim multis exemplis pulclierrimis,
^«loniae, Henricus Quentel, 1492, 41 fol. 4". -
Hain, 5707; Panzer, I, p. 305.
^^atuor Novissima c. m. e. p., impressa Lipsigck per
^eealaureum Wolfgangum Monacensem, 1497, 46
lol. 4,o_
Hain, 5711.
^ßtuor Novissima c. m. e, p., Coloniae, Henricus
^^entel, 1500, 4".
Hain, 5712; Panzer, I, p. 323,
^<ituor Novissima c. m. e. p., Coloniae, Henricus
^"•^entel, 1506 in de\' helft der maand Juni.
Panzer, XI, p. 394,
A». Dni. QU\'\'\'\'\'
1506. Quatuor Novissima c. m. e. p., Coloniae, Petr\'-\'®
tel, 1506, 4».
Panzer, VI, p. 359.
1510. Quatuor Novissima, Hamburg, 1510, 12"\'
Geffcken, Bildercat. d. XV JahrL, Beilage V, \'
Zonder opgave van het jaartal werd het Cordiaf\'^
[ ] Ernorare novissima tua, caet., Bartholomaeus
(Coloniae), 66 fol. 4«. (c. 1481.)
Hain, 5698; Panzer, I, p. 339, 461. ü®
bibliotheek bezit een exemplaar, 243.
[] Emorare novissima tua, caet., Conradus de
(Coloniae), 66 fol. 4«.
Hain, 5699.
Cordiale Quatuor Novissimorum, Genève, 4®.
Brunet, Manuel du libraire, Tom. III, P\' ^ det
Ook werd de latijnsche tekst van het Cordiale
gave van tijd, plaats of drukker uitgegeven. \'feji^t\'^\'\'
Cordiale seu liber Quatuor Novissimorum, ^
Vindelinus de Spira).
Hain, 5691. _
Quatuor Novissimorum liber quem pleriqv,e ^^
pellant, 4®. (Parisiis, ut videtur, per Petrum
Joh. Stoll, c. 1473.)
Hain, 5694.
[] Emorare novissima tna (sic!), caet., 81 f^h
Hain, 5695. /fyïi^
4 < V
Eiber Cordiale seu IV Novissimorum, 73 f^l-
Aug. Vindel.)
Hain, 5696.
20. In vertaalden tekst. ^eiiO®\'^\'^^
Zoo treffen wij een overzetting aan in het zoo»
platduitsch, onder den titel van:
^«er Utersten, Hamburg, Hans Borchard, 1510, 4o.
Geffcken, a. w.. Beil. XII, S, 140; Panzer, Annalen der
. , alt. Deutschen litterat., S. 118.
^cljgj^ oi\'dt een hoogduitsche vertaling van den neuremberg-
^^tuizer Erhart Gross vermeld in Theopili Sinceri
^tjjçji ^^\'^m.lung von lauter alten und rahren Büchern, V*®®
bl^ \' 376 u. f.; men zie iiet Archief, 1« Ser., Dl. III,
noemt in zijn aangehaald werk, Tom. III, p. 177,
^^"^^ehe overzetting deels in verzen, deels in proza on-
\'e« titel van Bé quatuor Novissimis ou les quatre cho-
\'ej. ^\'"■"\'^eres, auxquelles la nature humaine doit toujours jpen-
du latin en vers et en prose par Thomas le
Q^^\'^denarde (Arnoud de Keijser) (vdór 1483), 4«.
^^iigj. \'*^inden wij nog melding gemaakt van twee uitgaven
^\'^gelsche vertaling, misschien wel van twee vertalin-
et typ. n., 88 fol. (in 2 col.) 4».
^"ted atte Westmystre. Anno v. t. s. (Wynkin de Worde).
^^ Hain, 5713, 11067.
last thiuges, William Caxton, 24 Maart 1480,
Het was vertaald door Lord Ryuiers, zie Hain, 5714;
Brunet, I, p. 457.
^ \' Handschriften van het Memoriale.
\'1 ^^\'Söïis een
bericht door Sander \' medegedeeld, werd
^^Wt helft der zeventiende eeuw een tweetal hand-
^ Co ^^ ^^^ het Memoriale in de boekerij van het klooster
ï^tcj^ j^^^donk en in die der reguliere kanunniken te Ton-
Van andere handschriften van Quatuor No-
^ \' Waarvan Sander \' melding maakt, is het onzeker of
\') mmmscr., II, p. 53, II, p. 189.
\' 248; II, p. 79, 84, 228.
-ocr page 212-e».
zij het Memoriale dan wel het Cordiale bevat l^^ ^jgo»\'
hebben boven reeds gezegd dat de catalogus der öo
dische bibliotheek te Brussel vele handschriften j^jitst-
tuor Novissima op naam van Dionysius den Kartuizer P^^^j^jg
Doch van het zestiental daar opgegeven weten WJj ^^^ ^^t
van één, No. 5é81, geschreven in het jaar
het Memoriale behelst, van gen drietal, No. ^^^
5232, — de beide laatsten alleen in fragmenten be^^^
weten wij niet of het Van Vliederhovens dan wel ^^n
werk bevat, terwijl de overigen ons bepaaldelijk de" vfij
het Cordiale leveren. In ons vaderland bezit, voor s^^é-
weten, alleen de utrechtsche universiteits-bibliotheek ^^^^ ^
perkamenten handschrift in 4>o. Catal. MSS.
IV. Uitgaven van Memoriale en Dialogus. _ j^gt
Beide geschriften werden afzonderlijk en gezamehj\'^\'
licht gezonden.
A. XJitgaven van het Memoriale.
Ao. Dni. _ peï\'
1486. Quatuor Novissima Bionysii Carihusiensi^r
piae vel Delphis), (Mathias Goes vel Snella^^^\'^\'
ipso die Francisci (4 Oct.), 114 fol. 4".
Hain, 6M2. Een exemplaar bevindt zidi ^^^^ gclJ^^\'
lijfce bibïiotbeet, 150. Daarin staat voor op^^j^
blad met potlood aangeteekend: ^ te Delft»
uit de groote letters die wel te Delft niet te
zijn gebezigd."
1487. Quatuor Novissima Bionysii CartJmsiensis, ^^ \' gtoü\'
altera die post conversionem sancti ^
107 fol. 4°. ^^^^^
Visser, blz. 25. Men vindt een exemplaar de^^J^^ j^, (J\'
in de koninklijke bibliotheek, 469, eeia Qu^r
boekerij der hoogesehool te Utrecht, Mise- T"®
N®. 300. pgV\'C\'^-
1489. Quatuor Novissima Bionysii Cart/iusiens^^\'
ter, 1489. , 8,
Catalogus der utrechtsche nmersiteits hïbU
-ocr page 213-• Dionysii Carthudani de quatuor hominis novissi-
de morte videlicet, futuro judicio, poenis inferni
^^ gaudiis coeli, Coloiüae, Joliamies Dorstius, 1532
Panzer, VI, p. 432. Een exemplaar dezer uitgaaf bezit
ïrof. W. Moll.
\'^ti ^^^^ Brunet \' bestaan er twee fensche overzettingen
S sd i\'i\'^tste der door hem opgege-
Na!^^*\'"^ zooverre ik naar den\'titel oordee-
vertaling van het Memoriale te zijn.
r ^«a?; • M firn dernières de l\'lom-
le^l de la mort, du jugement caet. stemt ge-
Var?" ^^^ ^^^ ^^^ ^^ vermelde keulsche nit-
i! %tk overzetting werd door Jean
\' liet • . geleverd, en verscheen in druk te Antwerpen,
daf^^ en te Parijs in 1588. Gave ^ bericht
tnl; T)ionvsius\' Hfemori^/fi ITI l.fiSl
PAn ITO tiooviCrtlA^-i
O
^ionjsins\' Memoriale in 1581 een italiaansche
^^^^^ ^^^ ™ Madrid ih het jaar 1630 een
overzetting is verschenen,
l)^. %ave van den [
de partitulari judicio, caet., Delft, (Chr.
\'^ellaert), 1491, 60 fol. 4o.
_ Visser, blz. 35. Een exemplaar dezer uitgave vindt men
de koninkl. bibliotheek, 470, een ander in de boe-
kerij der utrechtsche hoogeschool, Theol. Quart. 342.
_ rt laatste heeft vroeger den Kartuizers bij Utrecht töcf
behoord. . " \'
^%aven waarin Memoriale en Dialogus beide voor-
V,
-Ö
® Quatuor Novissimis et de particulari judicio et
^^braire (3\'= edit. Bruxelles, 1831), Tom. III, p. 177,
itif P- 167. Cave beroept zich op Eabricius\' BM.
II, p. 96.
K.
i
A". Dui.
ohikt singiilomm, Delff, (Chr. Snellaert), ^
fol. 4». .
Hain, 6243; Visser, blz. 24; Valerius Ajk^^®®®\'
Dion. Carth.; Foppens, i. v.
1491. Be Quatuor Novissimis et de partieulari
1491, 4®.
Hain, 6244. ,
1554. Be Quatuor N&vissimis et de partieulai^\'^
marum, Antwerpen in aedibus Joan. Steelâi^
De stads-bibliotheek te Amsterdam bezit ce»
dezer uitgave. Godgel. lY, C. 27. , J,\'
1568. Be Quatuor Novissimis et de particula^^ J\'"\'
marum, Coloniae, 1568, 12«.
Valerius Andreas, Foppens i. v. Dion. C.
1591. Be Quatuor Novissimis et de particular^
mrum, Coloniae, 1591, 12®.
Valerius Andreas, Foppens i. v. Dioa.
Utt., II, A. p. 167. _ >\'
1598. Be Quatuor Novissimis et de particulav^
marum, Coloniae, 1598.
Cave, a. w., II, A. p. 167.
1626. Quatnor Novissima et colloquium de
cio animarum, Coloniae, Bernardus Gualtlieî""®\'
Te vinden in de koninkl. bibliotheek.
1638. Q,uatuor Novissima et colloquium de iMrt^\'^^
animarum, Coloniae, Balthazar Bekker,
Een exemplaar dezer uitgave vindt ^^
boekerij. ^ lafij*
1689. Quatuor Novissima et colloquium de parti\'^\'"\'^
animarum, .Coloniae, Balthazar Bekker,
In de koninklijke bibliotheek wordt een exet"
uitgaaf bewaard.
40
^Ms l.
%e ^oor de kennis der middeleeuwsche escha-
moeten de nederlandsche Quahwr Novissima boven
m
^lit
^ivina Commedia geplaatst worden.
Xfe van Beauvais is niet de auteur van het Spe-
\'\'\'Orale.
III.
ÏH)^ ^ P^^ïido-isidorische decretalen zijn waarschijnlijk van
^^ Êheims.
% ^harlier Gerson mag wegens zijn tractaat De par-
it CJirisüm trahendis niet tot de bevorderaars van
"\'^hetisch onderwijs gerekend worden.
V.
0.
itjj^^^^® haar schaduwzijden heeft de Maria-vereering in |
^^^elijj^ gunstigen invloed uitgeoefend op den
"godsdienstigen toestand des volks.
-ocr page 216-VI.
Er bestaat geen uitsluitend negatieve kritiek.
VII.
Ten onrechte beweert Strausz, Leben Jesu f\'a\'r
sehe Volle learleitet, Vorr. S. XIII u. XIV:
tenthum ist eine so lebendige Macht und die P^ag
es bei seiner Entstehung zugegangen, schlieszt so ^
f ill ^
fende Consequenzen für die unmittelbare Gegenwart ^^^
dasz der Forscher ein Stumpfsinniger sein müszte, ^"^^.jit
der Entscheidung jener Erage eben nur historisch in ®
zu sein."
VIII.
jbo^
Op deterministisch standpunt is het gebed niet ove
IX.
,of
yO
.laats
Aan de nederlandsche hoogescholen is geene P
het onderwijs eener confessioneele dogmatiek.
X.
Ie
iteJ^
In Psalm LXXIII: 23, 24 wordt geen onster
geleerd.
XI.
Slechts wanneer de volgorde veranderd wor^tj
liomeinen XVI: 17—20 een goeden zin op.
XII.
Men heeft volstrekt geen recht de moderne P^\'
uit de kerk te willen verwijderen.
XIII.
"^\'\'plicht sclioolonderwijs is wenschelijk.
XIV.
^^ zangwijzen onzer kerkelijke liederen moet de
^\'^sche zang afgeschaft worden.
gre-
XV.
ïlet • .
is nuttig dat de heidelbergsche catechismus voort-
gepredikt worde.
W-iJf-J
■ —:
i. ^^
.Hf\'}