-ocr page 1-

HANDBOEK

DEB

«

n

n

if U J

D\'. J, A. WIJN NE.

ZESDE IFEllZIENE OU UK.

TE aRONINOEN BIJ J. B. WOLTERS, 1888.

-ocr page 2-

S. oct.

3520

-ocr page 3-

ALGBMEENE GESCHIEDENIS.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

lt;^J. é j j /L o

HANDBOEK

DER

TE GRONINGJiN lil.l J. H. WOLTEliS. 1888.

É

DOOR

D\'. J. A. WIJN NE.

-ocr page 6-

Stoomdrukkerij vim J. B. Woltors.

-ocr page 7-

INHOUD.

OUDE GESCHIEDENIS.

Blz.

§ 1. Sin».............5.

^ 2. Indiii ............. 5.

§ 3. Assyriö ............9.

§ 4. Babyloniö..................11.

S 5. Aogypto............ly.

§ ü. Geschiedenis vim Aegypto ......... 1G.

§ 7. Do Israëlieten tot do verovering van Kunaiin ..... 1H.

§ 8. De Israëlieten tot don ondergang hunner rijken . . . .19.

§ 9. Phoenicië ............ 22.

§ 10. Modië ........... 23.

§ 11. Perziö .............25.

§ 12. Griekenland..................28.

§ 13. Griokenlands oudste bowonors. — Do vestiging der Horavliden on

der Doriërs in de Peloponnesus. — De volkplantingen der Grieken . 28.

§ 14. De Grieken in \'t algemeen.........30.

j § 15. Sparta.............33.

) § 16. Athene................35.

ij 17. De Perzische oorlogen, 493—387, tot hot begin der burgeroorlogen

in Griekenland ........... 37.

ij 18. Vervolg...............39.

ij 19. De Peloponnesischo oorlog. — Van 431 tot 404 .... 42.

§ 20. Toestand vnn Athene. — Sparta\'s overmacht ..... 44.

§ 21. De ïhebaansche oorlog. — Do onderworpincr van Griekenland aim

Macedonië ............ 46v

S 22. Macedonië tot den dood van Philips II. — Van 813 tot 33« . . 47. § 23. Alexander de groote en liet Perziflcti-Mnoedonische rijk. — Van 336

tot 323............. 49.

ij 24. De uit het Porzisch-Macedonischo rijk voortgesproten staten . . 51.

-ocr page 8-

INllOUl).

Ulü.

§ 25. Italië ............. 53.

§ 26. Stichting on oudste inwoners van Rome......54.

§ 27. Home onder de koningen. — Van omstreeks 753 tot ongeveer 509 . 56.

§ 28. De oorlogen van Rome tegen do verdreven Tarquiniussen. — Instelling van het volkstribunaat. — Van 509 tot 491 . . . .58.

§ 29. De plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met do patriciërs. — Van 462 tot 287 . . .60.

S 30. Do oorlogen tegen Veji, van 405 tot 396, en die tegen de Galliërs in 390 61.

§ 31. Do oorlogen met de Latijnen en met de Samnieten. — De onderwerping van Beneden-Italiö aan Rome in don oorlog met Tarente en met koning Pyrrhus. — Van 343 tot 272 ...... 63.

§ 32. Do eerste Punische oorlog. — Van 264 tot 241 .... 64.

§ 33. De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 . . . .66.

§ 34. Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in Italië, in het Oosten en in

Spanje. — De derde Punische oorlog, van 149 tot 146 . . . 68.

§ 35. De Gtracchussen. — Van 133 tot 121 ...... 69.

§ 36. De Jugurthijnsche oorlog. — De Cimbren en de Teutonen. — De Marsische oorlog. — Do eerste Mithradatische oorlog. — De eerste burgeroorlog. — Van 112 tot 81 . . . . . . .70.

§ 37. De slavenoorlog. — De oorlog tegen de zeeroovers. — De derde Mithradatische oorlog. — Het eerste driemanschap. — Do tweede burgeroorlog. — Van 74 tot 44 ....... . 73.

§ 38. Het tweede driemanschap. — Van 43 tot 31 . . . . .76.

§ 39. Augustus. — Van 31 v. C. tot 14 n. 0. — Het Christendom . . 78.

g 40. De keizers uit het geslacht van Augustus, do Plaviussen en hun

eerste opvolgers. — Van 14 tot 180 n. C.. . . . . . 80.

§ 41. Tijd der ontbinding van het Romeinsche rijk door de heerschappij

der soldaten. — Van 180 tot 305 ....... 82.

§ 42. Constantinus de groote, van 323 tot 337, en het Christendom in

zijn tijd ............ 83.

§ 43. Do Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — Do verdeeling

van het Romeinsche rijk in 395 86.

§ 44. Hot West-Romoinsoho rijk in oorlog mot de West-Gothen on met

do Hunnen tot zijn ondergang. — Van 395 tot 476 . . . .88.

MIDDELEEUWEN.

§ 45. Het Oost-Gothische rijk. — Hot Oost-Romoinsohe rijk tot 842. — Do val van het Vandaalsche en van het Oost-Gothische rijk. — Do Longobarden in Italië .......... 90.

§ 46. De Arabieren. — Mohammed. — Van 571 tot 632 .... 92.

VI

-ocr page 9-

1N110LU. VII

Blz.

§ 47. De Arabieren onder de eerste khalifen en onder die uit hot geslacht der Oramyaden. — De ondergang van het rijk der West-öothen. — Van 632 tot 711..........94.

§ 48. De Arabieren ondor de khalifen uit het geslacht dor Abbassiden. —

De letterkunde dor Arabieren. — Van 750 tot 809 .... 93,

§ 49. Het Frankische rijk ondor do Merovingiërs en onder de Karolingische huismeiers tot het koningschap dor Karolingiërs. — Van 481 tot 752 ........... 97.

§ 50. Hot leenstelsel ........... 100.

§ 51. Hot Christendom ondor de Duitsoho volkeren. — Het pausdom en

de scheuring dor katholieke kerk. — Het monnikendom . . . 105.

ij 52. Hot Frankische rijk onder de Karolingische koningen Pepjjn on Karei

don grooto. — Van 752 tot 814............107.

§ 53. Kareis binnenlandsch beheer........109.

§ 54. Do Karolingische koningen van het rijk dor Franken tot hot afzetten van Karei don dikke, van 814 tot 887 en 888. — Het verdrag van Verdun, in 843 ........... 111.

§ 55. De laatste Karolingiërs in Duitschland, in Italië en in Frankrijk, van 887 tot 911, 923 on 987. — Duitschland onder den Frankischen Koenraad I en onder de eersto vorston uit het Saksische huis, van 911 tot 973 ........... 114.

§ 56. Duitschland onder het Frankische huis, sedert 1024. — Twist van keizer Hendrik IV, van 1056 tot 1106, met paus Grogorius VJI, van 1073 tot 1085 . ......... 116.

§ 57. Frankrijk onder de koningen uit het huis Capot. — Yan 987 tot 1270 118.

§ 58. De Angelsaksen in Britannië, van 449 tot 827. — Engeland onder het bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017; onder het Deensche huis, van 1017 tot 1042; onder de regeering van den Angelsaksischen Eduard III; onder het Normandische huis, van 1066 tot 1154, en onder de eerste behoorschors uit het huis Plantagenet of Anjou, van 1154 tot 1272 ........ 121.

§ 59. Do eerste kruistocht, van 1096 tot 1099. — Het koninkrijk Jeruzalem. — De geestelijke ridderorden...... . 125.

§ 60. Do tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — De derde kruistocht, van 1189 tot 1192. — Duitschland ondor Froderik I Barbarossa uit hot huis der Hohenstaufon, van 1152 tot 1190 .... 128.

§ 61. lunocentius III, van 1198 tot 1216. — Grogorius IX. — De kruistocht tegen do Albigonzen en de bedelorden. — De vierde kruistocht, van 1202 tot 1204 .......... 131.

§ 62. Duitschland onder Fredorik II uit het huis der Hohenstaufon, van 1215 tot 1250. — Do vijfdo, de zesde en do zevende kruistocht.

-ocr page 10-

INHOUD.

Ulz.

§ 25. Italië.............53.

§ 26. Stichting en oudste inwoners van Rome ...... 54.

§ 27. Rome onder de koningen. — Van omstreeks 753 tot ongeveer 509 . 56.

§ 28. De oorlogen van Rome tegen de verdreven Tarquiniussen. — Instelling van hot volkstribunaat. — Van 509 tot 491 . . . .58.

§ 29. üe plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met de patriciërs. — Van 462 tot 287 . . .60.

5; 30. De oorlogen tegen Veji, van 405 tot 396, en die tegen de Galliërs in 390 61.

§ 31. Do oorlogen met do Latijnen en met de Samnieten. — De onderwerping van Beneden-Italiö aan Rome in den oorlog met Tarente en met koning Pyrrhus. — Van 343 tot 272 ...... 63.

§ 32. De eerste Punische oorlog. — Van 264 tot 241 .... 64.

§ 33. De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 . . . .66.

§ 34. Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in Italië, in het Oosten en in

Spanje. — Do derde Punische oorlog, van 149 tot 146 . . . 68.

§ 35. De Gtracchussen. — Van 133 tot 121 ...... 09.

§ 36. De Jugurthijnsche oorlog. — De Cirabren en de Toutonen. — De Marsische oorlog. — De eerste Mithradatische oorlog. — üe eerste burgeroorlog. — Van 112 tot 81 . ......70.

§ 37. De slavenoorlog. — De oorlog tegen de zeeroovers. — Do derde Mithradatische oorlog. — Het eerste driemanschap. — De tweede burgeroorlog. — Van 74 tot 44 . . . . . . . . 73.

§ 38. Hot tweede driemanschap. — Van 43 tot 31.....76.

§ 39. Augustus. — Van 31 v. 0. tot 14 n. C. — Het Christendom . . 78.

§ 40. De keizers uit hot geslacht van Augustus, de Flaviussen en hun

eerste opvolgers. — Van 14 tot 180 n. C.. . . . . .80.

§ 41. Tijd der ontbinding van het Romeinsche rijk door de heerschappij

der soldaten. — Van 180 tot 305 ....... 82.

§ 42. Constantmus de groote, van 323 tot 337, en het Christendom in

zijn tijd ............ 83.

§ 43. De Germanen. — Do volksverhuizing sedert 375. — De verdeeling

van het Romeinsche rijk in 395 86.

§ 44. Het West-Romeinsohe rijk in oorlog mot do West-Gothen on met

do Hunnen tot zijn ondergang. — Van 395 tot 476 . . . .88.

MIDDELEEUWEN.

§ 45. Het Oost-Gothiscbo rijk. — Het Oost-Romeinsche rijk tot 842. — De val van het Vandaalsche en van het Oost-Gothische rijk. — De Longobarden in Italië .......... 90.

S 46. Do Arabieren. — Mohammed. — Van 571 tot 632 .... 92.

VI

-ocr page 11-

INIIOL\'L». VU

Blz.

§ 47. Do Arabieren onder de eorste khalifen en onder die uit hot geslacht der Ommyaden. — De ondergang van het rijk der West-Gothen. — Van 632 tot 711..........94.

§ 48. De Arabieren onder de khalifon uit hot geslacht dor Abbassiden. —

De letterkunde dor Arabieren. — Van 750 tot 809 . . . .96.

§ 49. Het Frankische rijk onder de Merovingiërs en onder do Karolingische huismeiers (ot het koningschap der Karolingiërs. — Van 481 tot 752 ........... 97.

§ 50. Het leenstelsel ........... 100.

§ 51. Het Christendom onder de Duitsche volkeren. — Het pausdom on

de scheuring der katholieke kerk. — Het monnikendom . . . 105.

§ 52. Het Frankische rijk onder de Karolingische koningen Pepijn en Karei

den groote. — Van 752 tot 814 ....... 107.

§ 53. Kareis binnenlandsch beheer ........ 109.

§ 54. Do Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het afzetten van Karei den dikke, van 814 tot 887 en 888. — Het verdrag van Verdun, in 843 . . . . . . . . . . .111.

§ 55. De laatste Karolingiërs in Duitschland, in Italië en in Frankrijk, van 887 tot 911, 923 en 987. — Duitschland onder den Frankischen Koenraad I en onder de eerste vorsten uit het Saksische huis, van 911 tot 973 ........... 114.

§ 50. Duitschland onder liet Frankische huis, sedert 1024. — Twist van keizer Hendrik IV, van 1056 tot 1106, met paus Gregorius VU, van 1073 tot 1085 . . . . . . . . . .116.

§ 57. Frankrijk onder de koningen uit hot huis Capet.—Van 987 tot 1270 118.

§ 58. Do Angeisakson in Britannië, van 449 tot 827. — Engeland onder hot bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017; onder het Deenscho huis, van 1017 tot 1012; onder de regeering van den Angelsaksischon EduardllI; onder het Normandische huis, van 1066 tot 1154, en onder de eerste beheerschors uit het huis Plantagenet of Anjou, van 1154 tot 1272 ........ 121.

§ 59. De eerste kruistocht, van 1096 tot 1099. — Het koninkrijk Jeruzalem. — Do geestelijke ridderorden...... . 125.

§ 60. De tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — Do derdo kruistocht, van 1189 tot 1192. — Duitschland ouder Frederik I Barbarossa uit het huis der Hohenstaufen, van 1152 tot 1190 .... 128.

§ 61. Innocentius III, van 1198 tot 1216. — Gregorius IX. — De kruistocht tegen de Albigonzen en de bedelorden. — De vierde kruistocht, van 1202 tot 1204 .......... 131.

§ 62. Duitschland onder Frederik II uit het huis der Hohenstaufen, van 1215 tot 1250. — Do vijfde, do zesde on do zevende kruistocht,

-ocr page 12-

vin inhoud.

Biz.

van 1228 tot 1229, vnn 1248 tot 1254 en in 1270. — Gevolgen dor kruistochten . . . ........133.

§ 63. De val der Hohenstaufen in 1268. — De SiciliaanBcho vesper in

1282. — De keurvorsten. — De veomgorechten. — De hanso. . 134.

§ 64 Duitschland onder de koningen uit het Habsburgsohe en het Luxem-burgsche huis. — Hot concilie van Constants en Johannes Hus. — Van 1273 tot 1436 .......... 137.

§ 65. Frankrijk onder do laatste koningen uit de .rechte linie van het

huis Capet. — Van 1285 tot 1328 ....... 141.

§ 66. Frankrijk onder de eerste koningen uit het huis Valois. — Du hervatting van den langdurigen oorlog tusschon Frankrijk on l\'lngeland. — Van 1328 tot 1422 ........ 143.

§ 67. Frankrijk onder de verdere koningen uit het huis Valois. — Do

maagd van Orleans. — Van 1422 tot 1498 ..... 146.

§ 68. Kngeland onder do laatste koningen uit het huis Plantagenet, alsmede onder de huizen Lancaster en York. — De oorlog der witte en der roode roos. — Van 1274 tot 1485 ..... 148.

§ 69. Geschiedenis van Spanje gedurende do middeleeuwen. — Do opkomst \'en de ondergang der Ommyaden. — Het ontstaan on do bloei van nieuwe Christenstaten aldaar . ......151.

§ 70. De Italiaansche staten gedurende do dertiende, de veertiende en de

vjjftionde eeuw ........... 154.

g 71. Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen . . 156.

§ 72. Geschiedenis van Polon en van Hongarije gedurende de Middeleeuwen. 161.

§ 73. De Scandinavische rijken gedurende do Middeleeuwen. — Oorsprong

van Rusland . , . . . . .... 163.

§ 74. De opkomst en do hernieuwing der Mongoolsch-Tartaarsche macht.—

De verovering van Constantinopel door de Turken in 1453 . .165.

§ 75. Overzicht van de geschiedenis der letteren en dor beschaving van

de Christenhoid gedurende de Middeleeuwen.....167.

NIEUWE GESCHIEDENIS.

§ 76. Inleidende opmerkingen. — Do ontdekking van Amerika in 1492 on van den weg tor zee naar Oost-Indiö in 1498. — Vestiging der l\'ortugeesche heerschappij in Oost-lndiö . . . . . .170.

sj 77. Do oerste reis rondom do wereld door F. Magelhan, van 1519 tot 1521. — Vestiging der Spaansche heerschappij in Amerika. — F. Cortez verovert Mexiko, van 1519 tot 1521. — Verovering van Peru, van 1521 tot 1535. — Toestand dor provinciën van Spaansch Amerika. — Voordeelen en gevolgen der ontdekkingen , , . 173.

-ocr page 13-

INHOUD. IX

UIz.

§ 78. Oorlogen in Italic om Nupels on om Milaan, van 1494 tot 1515.— Duitsohland ondor Maximiliaan I, keizer uit het llabsburgbohe huiH, van 1498 tot 1519. — Karei V, van 1506 tot 1556 . . . 177.

§ 79. De oorlogen van Karei V tegen Frans I, van 1521 tot 1544.—

Karets tochten tegen de Afrikaansche zeeroovers. — SoleimJnll,

sultan der Ottoraanische Turken, van 1520 tot 1566 . . . 180.

§ 80. Het begin dor kerkhervorming in Duitsohland en in Zwitserland in

1517. — Maarten Luther, Philips Melanchthon en Ulrich Zwingli . 182.

§ 81. Do vorderingen der kerkhervorming tot den godsdienstvrede to Augsburg in 1555. — Do Stnalkaldisoho oorlog in 1546. — De stichting van do orde der Jezuïtcn ......... 186.

§ 82. Spanje onder do koningen uit het Habsburgsche huis Philips II en Philips III. — Do Kerkelijke Staat onder Oregorius XIIl enSixtus V. — Portugal wordt een gowest van Spanje. — Van 1556 tot 1621. 189.

§ 83. Duitsohland onder de keizers uit het Habsburgsche huis na Karei V. —

Van 1556 tot 1618 . •..........192.

§ 84. De Nederlanden onder Karei V en ondor Philips II tot de unie van

Utrecht. — Van 1515 tot 1579. ....... 105.

§ 85. De Nederlanden van de unie van Utrecht tot het eindo van het twaalfjarig bestand. — De Oost-Indische compagnie en haar vestiging in de Indien. — Van 1579 tot 1621 ....... 198.

§ 86. Do regeeringsvorm der Nederlanden ten tjjde van de Republiek . 202.

§ 87. Frankrijk ondor do laatste koningen uit het huis Valois en onder den eersten vorst van hot huis Bourbon. — Johan Calvijn. — De godsdienstoorlogen. — Van 1547 tot 1610...... 206.

§ 88. Engeland onder het huis Tudor en ondor Jakob I uit het geslacht Stuart. — De hervorming volledig in Schotland ingevoerd. — Maria Stuart van Schotland. — Van 1509 tot 1625 ..... 210.

§ 89. Duitsohland onder de koningen uit liet Habsburgsche huis, Ferdinand II on Ferdinand III, en de dertigjarige oorlog. — Van 1619 tot 1648 ............. 215.

§ 00. Do Nederlanden sedert het eindo van het twaalfjarig bestand tot don vrede van Westminster. — De West-Indische compagnie. —Do eerste zeeoorlog met Engeland. — Van 1521 tot 1654 . . . 221.

§ 01. Frankrijk onder de koningen uit bet huis Bourbon Lodewijk X.11I en Lodewijk XIV gedurende hot behoor van Richelieu en van Mazarin.— Do frondo. — Van 1610 tot 1G60. — Spanje onder Philips IV, koning uit hot Habsburgsche huis, van 1621 tot 1665. —Portugal onder de regeoring van het huis Braganza, sedert 1()40 . . . 223.

§ 92. Engeland ondor Karei I, koning uit hot huis Stuart, tot het eindo

der omwenteling on tot zijn dood. — Van 1625 tot 1649 . . 226.

1

-ocr page 14-

X INHOUD.

Blz.

§ 93. Engeland als Republiek en onder den protector Cromwell tot de

restauratie. — Van 1649 tot 1660 ....... 230.

§ 94. Het Noorden en het Oosten van Europa. — Gustaaf Wasa en zijn nakomelingen in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karei X Qustaaf, koning van Zweden uit het huis Palts-ïweebruggen, tegen Polen,

tegen Denemarken en tegen hun bondgenooten tot den vrede van Oiiva en dien van Koppenhagen. — Van 1520 tot 1660 . . 232.

§ 95. Overzicht van de geschiedenis der letteren en der beschaving in

Europa gedurende de zestiende en de zeventiende eeuw. . . 235.

§ 96. Frankrijk onder Lodewijk XIV, koning uit het huis Bourbon.—

Van 1660 tot 1715 .......... 237.

§ 97. De oorlog van Lodewijk XIV tegen Karei II van Spanje tot den vrede van Aken in 1668. — Die van Lodewijk, verbonden raet Karei II van Engeland en mot Zweden, tegen de Nederlanden en hun bondgenooten tot den vrede van Nijmegen. — Van 1672 tot 1678 240.

§ 98. De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen hot verbond van quot;Weonen tot den vrede van Rijswjjk, van 1688 tot 1697. —De Spaanscho erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht, dien van Rastadt en van Baden. — Van 1700 tot 1714. .... 242.

§ 99. quot;Engeland onder do koningen uit het huis Stuart Karei II en Jakob II, alsmede onder quot;Willem III van Oranje-Nassau. — Van 1660 tot 1702 ............ 247.

§ 100. Duitschland onder den Ilabsburgschen keizer Leopold I, van 1658 tot 1705. — De oorlogen tegen de Turken, van 1663 tot 1664, en van 1683 tot den vrede van Karlöwitz in 1699. — De Nederlanden en de verheffing van Willem III, van 1660 tot 1702. . 251.

tj 101. Noordelijk en Oostelijk Europa, Zweden, Polen, Pruisen. — Rusland

onder het huis Rurik en het huis Ronianow. — Van 1533 tot 1762. 253.

§ 102. Zweden onder Karei XII, koning uit het huis Palts-Tweobruggen,

en de Noordsche oorlog tot don vrede van Nystildt. — Van 1G97 tot 1721............258.

§ 103. Frankrijk gedurende het regentschap van Philips van Orleans en onder Lodewijk XV, koning uit het huis Bourbon, van 1715 tot 1774. — Spanje onder Philips V, uit liet geslacht Bourbon, en onder Alboröni, van 1701 tot 1746. — Engeland onder Anna, uit do dynastie Stuart, en onder do koningen uit het Hannoverscho of Brunswijk-Luneburgscho huis George I en George II, van 1702 tot 1760 ............ 260.

§ 104. Duitschland onder Karei VI, uit hot llabsburgsche huis. —Zijn oorlogen tegen Turkije, geëindigd mot don vrede van Passaröwitz en mot dien van Belgrado, van 1716 tot 1718 en van 1735 tot 1739. — Spanning in Europa en oorzaken hiervan. — De oorlog van Frankrijk, Spanje en Sardinië tegen Karei VI, geëindigd in

-ocr page 15-

INHOUD. XI

Ulz.

1735. — Pruisen onder de koningen uit hot huis HohenzoUern, Frederik Willem I en Prederik II, van 1713 tot 1786. — Doeerste Silezische oorlog, van 1740 tot 1742. — De oorzaken en liet begin van den Oostonrijkschen erfopvolgingaoorlog, van 1741 tot 1748 . 26quot;.

§ 105. Het vervolg vim den Ooatennjkschen erfopvolgingsoorlog van 1741 tot den vrede van Aken in 1748. — Do tweede Silezische oorlog tot den vrede van Dresden, van 1744 tot 1745. — De zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje, van 1739 tot 1748. — De zevenjarige oorlog tot don vrede van Hubertaburg, van 1756 tot 1763 . . 267.

§ 106. De zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland, geëindigd met den vrede van Parijs, van 1756 tot 1763. — Portugal onder de verdere koningen uit het huis Bragnnza en onder het bestuur van Pombal, van 1750 tot 1777. — Spanje onder de verdere koningen uit het huis Bourbon, van 1746 tot 1788 ....... 271.

g 107. De oorlog voor do onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles, van 1775 tot 1783. — George Washington en Benjamin Franklin. — De Republiek der dertien Vereenigde Staten. — Vestiging en uitbreiding der Britsche heerschappij in Oost-Indië . . . . .274.

§ 108. Rusland onder Peter III, den eersten keizer uit het huis Holstein-Gottorp of Holstein-Romanow, en onder zijn gemalin Katharina II. — Stanislaus Poniatowski wordt koning van Polen. — De Russisch-Turkaohe oorlog van 1769. — De eerste deeling van Polen. — Do hervormingen van Katharina in Rusland. — Zweden onder do eorste koningen uit het buis Holstein-Gottorp. — Denemarken onder Christiaan VII, koning uit hot huis Sleeswijk-Holstein, en ouder den minister Struensee. — Van 1751 tot 1808 .... 279.

§ 109. Jozef II koning van Duitschland uit hot huis Lotharingen of Habs-burg-Lotharingen, en zijn iiervormingon, van 1780 tot 1790. — Frederik II van Pruisen, uit het huis HohenzoUern, wordt opgevolgd door Frederik Willem II, deze koning door Frederik Willem 111, van 1786 tot 1840. — De Russisch-Turksche oorlog, geëindigd mot den vrede van Jassy, van 1787 tot 1792. — Do Russisch-Zweedsohe oorlog, van 1788 tot 1790. — Do dood van GustaafHI van Zweden, uit het huis Holstein-Gottorp, en zijn opvolger üustaaf TV Adolf, van 1792 tot 1809. — De tweede en de dorde deoling van Polen in 1793 en in 1795. — Paul I in Rusland, uit het huis Holstein-Romanow van 1796 tot 1801 .... 283.

§ 110. De Nederlanden sedert den dood van Willem III tot de komst der Pruisen. — Willem IV, de gouvernante en Willem V. — Van 1702 tot 1787 ........... 286.

§ 111. Overzicht van do geschiedenis der letteren en dor beschaving in

Duitschland gedurende do achttiende eouw ..... 288.

-ocr page 16-

XII INHOUD.

Blz.

§ 112. Overzicht van do geschiedenis der letteren en der beschaving in

Engeland on in Frankrijk gedurende de achttiende eouw . . 290.

§ 113. Do voorboden der eerste Fransche omwenteling tot de opening der

constitueerende nationale vergadering in 1789 .... 291.

§ 114. Frankrijk sedert de uitbarsting der omwenteling tot de opening

der wetgevende vergadering. — Van 1789 tot 1791, 1 October . 294.

§ 115. Frankrijk sinds de opening dor wetgevende vergadering. — De nationale conventie. — Do oorlog van Oostenrijk en van Pruisen tegen de Fransche Republiek in 1792. — Voortgang dor omwenteling, ter dood brenging van Lodewijk XVI en hot schrikbowlnd.—■ Van don Isten October 1791 tot in 1794. ..... 298.

§ 110. De oorlog van de eerste coalitie tegen de Franscho Republiek gedurende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in de Ven-dóe en die in de zuidelijke departementen van Frankrijk, van 1793 tot 1795. — De derde constitutie of die van het directoire, den 28sten Oct. 1795 .......... 301.

§ 117. De oorlog tegen de Fransche Republiek in Zuld-Dultschland en In Italië gedurende de jaren 1796 en 1797 tot den vrede van Campo Formlo, den 17den October 1797. — De door Frankrijk opgeriebte Republieken........... 305.

§118. De tocht van Napoleon naar Egypte in 1798. — Do oorlog der tweede coalitie tegen de Franscho Republiek, van 1798 tot den vredo van Luneville In 1801 cn dien van Aniiëns in 1802. —Het bewind der consuls In Frankrijk. — Napoleon wordt keizer dor Fransclien en koning van Italië. — Van 1798 tot 1805 . . 306.

§ 119. De derde coalitie-oorlog. — Do vrede van Presburg. —Napoleon sticht rijken voor zijn bloedverwanten. — Het Rijnverbond. — Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede van Tilsit. — Het continentaalstelsel. — Van 1805 tot 1807 . . 311.

§ 120. Wederrechtelijke handelwijze van Engeland togen Denemarken. —

Oorlog van Gustaaf IV Adolf van Zweden, uit het huls Ilolstein-Gottorp, tegen Rusland, tegen Denemarken en togon Frankrijk.—

Karei XIII wordt koning van Zweden. — De afzetting van het huis Hraganza in Portugal en dor Bourbons in Spanje. — Jozef wordt koning van Spanje, Murat koning van Napels. — De oorlog togen Napoleon in Spanje. — Pius VII afgezet. — Vernieuwde oorlog van Oostenrijk togen Frankrijk tot don vredo van Weenen of van Schönbrunn. — Napoleons oorlog mot Alexander I en zijn tocht naar Rusland. — Van 1807 tot 1813 ..... 314.

§121. Do oorlog der bondgonooton togen Napoleon en hun veldtocht in Frankrijk gedurende don winter. — Napoleons val on zijn vertrek naar Elba. — Lodewijk XVIII (Bourbon) koning van Frankrijk.—

i

-ocr page 17-

INHOUD.

Be eerste vrede van Pariji». — Van 1813 tot 1814. . . . 317.

S 122. Het congres van Weenen. — Do terugkomst van JSapoleon en zijn laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Ondergang van Murat. — Napoleons val en de tweede Parijsoho vrede. — Het heilige verbond. — Van 1814 tot 181Ö ..........319.

ij 123. De Nederlanden onder Willem V. — üe Bataal\'sche Republiek met tal van elkander afwisselende constitutiën. — Rutger Jan Schiin-melpenninck. — Lodowijk Napoleon koning van Holland. — De Mo-derlanden als deel van Frankrijk. — De Nederlanden en België als koninkrjjk onder Willem I. — Van 1787 tot 1815 .... 322.

NIEUWSTE GESCHIEDENIS.

Van 1815 tot 188».

S 124. Spanje onder Ferdinand VII, onder Isabella II, onder Amadous I, als Republiek en onder Alphonsus XII. — Portugal onder Joban VI,

onder Maria da gloria en onder Peter V en Lodewijk I, koningen uit het huis Braganza-Koburg. — Brazilië onder Peter I en onder Peter II............32(1.

§ 125. Italië. — Koningen van \'t rijk dor beide Siciliën: Ferdinand I,

Frans I, Ferdinand II, Frans II. — Koningen van Sardinië, later Italië: Karei Felix; Karei Albert, uit het huis Savoye-Carignan;

Victor Ktnanüel II; Humbert I. — Pausen: Pius VII, Leo XII,

Pius VIII, Pius IX, Leo XIII. — Het koninkrijk Italië . . 332.

§ 126. Duitschland. — ïroonsveranderingen in de verschillende staten. —

Onlusten in sommige staten in 1830. — Bowegingen in 1848. . 34(5.

§ 127. Duitschland. — Het Duitsche parlement in de St. Pauluskerk te Frankfort aan de Main. — Jolian rijksbestuurder. — Zwitserland. — Denemarken onder do koningen: Frederik VI, Christiaan VIII, Frederik VII, Christiaan IX ....... . 354.

S 128. Zweden onder do koningen uit het huis Bernadotte: Karei XIV Jan, Oskar I, Karei XV, Oskar II. — Groot-Britannië ondor George III, George IV, Willem IV en Victoria. — llusland ondor Nikolaas I...................368.

ij 129. Turkije onder Mahmoud II, Abdul Medschid, Abdul Azis, Moerad V,

Abdul Hamid. — Mohomod Ali en Ismaël, pascha\'s van Egypte.— Do opstand van Griekenland ........ 374.

§ 130. Bevrijding van Griekenland. — Otto van Beieren, uit het huis Wittelsbach, koning van Griekenland. — Willem, als George 1, koning van Griekenland.............379.

XIII

-ocr page 18-

Itmoirt).

Blz.

§ 131. Het Oosterscho vraagstuk. — Do Krim-oorlog .... 384.

§ 132. Einde van dien oorlog. — Hervormingen van Alexander II, keizer van Rusland. — De Russisch-Turksche oorlog van 1877—1878. — Uitbreiding van \'t grondgebied van dit rijk..... 388.

§ 133. Frankrijk. — Lodewijk XVIII en Karei X, koningen uit het hui» Bourbon. — De restauratie. — Do omwenteling van 1830. — Lodewijk Philips, koning uit het huis Orióans, .... 392.

§ 134. Frankrijk. — Vervolg. — Vestiging in Algerië .... 398.

§ 135. Frankrijk. — Do omwenteling van 1848. — Do Republiek en het voorloopig bewind. — De Lamartine. — Do nationale vergadering eu het uitvoerend bewind. — Lodewijk Uonaparte president der Republiek ............ 402.

§ 136. Frankrijk. — De wetgevende vergadering. — De aanslag op den

staat. — Napoleon III erfelijk keizer der Franschen . . . 407.

§ 137. Frankrijk. — Vervolg. — De oorlog in Mexiko. — Luxemburg, — Wijzigingen in \'t binnenlandsch bewind, die allengs leiden tot een volksvertegenwoordigende regeering. — Oorlogsverklaring van Frankrijk aan Pruisen ......... 414.

§ 138. Frankrijk. — Vervolg. — Reeks van nederlagen, door de Duitschers aan de Fransehen toegebracht. — Omkeoring van den 4den September 1870 ......... . . 418.

§ 139. Frankrijk. — Vervolg. — Het voorloopig bewind. — De nationale vergadering. — Thiers hoofd van \'t uitvoerend bewind. — Vredes-praeliminairen van Versailles. — quot;Willem I keizer van Duitsch-land. — De encyclica van Pius IX en de syllSbus. — Het oecumenisch of Vaticaansch concilie in de St. Pieterskerk te Rome. — Vergadering te Brussel. — De vrede, gesloten te Frankfort aan de Main. — Het oproer te Parijs van Maart 1871. — Het wordt gedempt. — Mac Mahon president der Republiek. — Veroordeeling van Bazaine. — Hij ontvlucht. — Grévy president der Republiek. 422.

ij 140. Nederland. — Willem I koning van Noord- en van Zuid-Neder-

land. — De grieven der Belgen ....... 428.

§ 141. Nederland. — Opstand te Brussel. — Voorloopig bestuur in België. — De conferentie te Londen. — Het nationaal congres te Brussel. — Surlet de Chokier regent van België. — Leopold van Saksen-Koburg-Gotha koning der Belgen..... 437.

• § 142. Nederland. — Vervolg. — De Bataafsche veldtocht. — Het eind-

verdrag. — quot;Willem I doet afstand van den troon .... 442.

§ 143. Nederland. — Vervolg. — quot;Willem II. — De Afgescheidenen. —

De grondwet van 1848. — quot;Willem III ...... 448.

§ 144. België onder Leopold I en onder Leopold II. — Oproor der Polen

in 1830. — Herhaalde opstand in 1863 ...... 453.

xtv

-ocr page 19-

iNiiotin, xv

Biz.

§ 145. Wisaolingen van hosfcuur op Haïti. — Opstand on vrijwording van do Spaanscho koloniën in Zuid- en in Midden-Amerika. — Reeks van wendingen in \'t bewind van Mexiko. — Juaroz eerste president, dan dictator van Mexiko. — Begin van inmenging van Frankrijk, van Spanje en van Engeland. — Alleen Frankrijk houdt vol. . 457.

§ 146. Moxiko. — Verovering van het land door Bazaine. — Maximiliaan keizer van Moxiko. — Vertrek der Franschon. — Maximiliaan wordt dood geschoten. — Dood van Juaroz. — Lerdo de Tejada . 462.

§ 147. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika. — Presidenten: Thomas Jefferson, James Monroe, James Buchanan. — Liberia. — Trapsgewijze uitbreiding van \'t grondgebied der Vereenigde Staten. — De Blavernij. — Verband tusschen de slavernij en do staatkunde. — Onderscheid tusschen het Noorden en het Zuiden. — Breuk in 1860. — Het vraagstuk omtrent don aard der vereeniging . . 466.

§ 148. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika. — Vervolg. — Abraham Lincoln president. — De afscheiding. — Jefferson Davis president der geconfedereerden. — Gang van den oorlog .... 473.

§ 149. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika. — Vervolg. — Herbenoeming van Lincoln. — Onderwerping van \'t Zuiden. — Dood van Lincoln. — Gevangenneming van Davis. — Ulysses Sidney Grant president. — Zijn herkiezing. — Grootte der Unie. — Beslissing van het vraagstuk der Alabama. — Hayes president. — De ontdekking der mijnen in Opper-Californië. — Oorlogen tegen Sina. — Openstelling van Japan....... 478.

§ 150. Overzicht van do geschiedenis dor letteren en der beschaving in

Europa on in Noord-Amerika godurendo do negentiende oeuw . 482.

*

-ocr page 20-
-ocr page 21-

1NL EIDINGL

De Alyemeene Geschiedenis is, voor zooverre hiervan berichten zijn, een samenhangend verhaal van do merkwaardigste gebeurtenissen, waaronder liet menschelijk geslacht tot op onzen tijd is gevormd en ontwikkeld. Broeder opgevat, is de wetenschap der geschiedenis diegene, welke do kennis verschaft van de hoogte, waarop de beschaving hoeft gestaan in de verschillende tijdperken van de ontwikkeling dor menschhoid.

Do Algomeene Geschiedenis, ons bekend, is zeer beperkt, en dit te nicer, naarmate wij hooger in de oudheid opklimmen. Zoo bepaalt zich do bekende oude geschiedenis bijna uitsluitend tot het Westen van Middel-Azië en tot do kustlanden langs de Middellandsche Zee, tot de volkeren en do gebeurtenissen, waarvan zij de woonplaats en het tooneel waren. Ook dus omschreven, is zij nog zeer onvolledig: van de eerste duizenden jaren valt weinig of niets met zekerheid te vermelden; van do duizend of twee duizend jaren, die aan 500 v. C. het naast zijn voorafgegaan, bestaan alleen fragmenten.

Velerlei zijn de bronnen der Historie. In de oudste tijden waren het alleen mondelinge overleveringen, veelal mythen, d. i. in verdichtselen gehulde geschiedenissen. In lateren tijd, dus ook thans, zijn het o. a. opschriften op gedenkteekenen en munten, oorkonden, kronieken en jaarboeken, gedenkschriften, historische werken. Het bijeenbrengen der feiten uit de bronnen heet historisch onderzoek, het toetsen en schiften der bronnen en \'t beoordeelen der geloofwaardigheid van \'t geen zij behelzen is de taak der kritiek.

Gelijk elke wetenschap de geschiedenis in meerdere of mindere mate behoeft, zoo maakt de historie op haar beurt gebruik van de slotsommen van schier alle wetensehappon. Bij voorkeur worden echter diegene hulpwetenschappen der geschiedenis genoemd, welke onontbeerlijk zijn tot het verkrijgen eener heldere en volledige kennis van \'t gebeurde. De voornaamste dier hulpwetenschappen zijn de aardrijkskunde en de tijdrekenkunde, in zooverre zij bijdragen tot het vaststellen der gebeurtenissen naar plaats en tijd. De aardrijkskunde of geographie leert het tooneel kennen, waarop de gebeurtenissen hebben plaats gegrepen , en* den invloed, dien de gesteldheid der woonplaatsen op den aard en op de lotgevallen dei-volkeren heeft geoefend. Do tijdrekenkunde of chronologie geeft ons een vasten maatstaf aan de hand, om den duur en do opvolging van hetgeen

Wijnmc, Handboeh der Air/. Geschiedenis, tklr druk. 1

-ocr page 22-

2

is geschied te bepalen. Zij stelt ons in kennis van do verschillende tjjdro-koniiift\'en of (teren, bjj onderscheiden volkoren in gebruik, waarvan de voornaamste zijn ;

De. tijdrekening naar jaren der wereld, volgens \'t aangonoinen gevoelen ongeveer 4000 jaren vóór de geboorte van .1. C., hij do Israëlieten.

De tijdrekening naar Olympiaden, beginnende mot 770 v. (!., hij de Grieken, hoewel ver van algemeen, sedert 300 v. C. in gebruik, ledore Olympiade bevat vier jaren.

De, tijdrekening naar de stichting van Rome, boginnonde, volgens Varro, met 753 v. C., hij de Romeinen.

De tijdrekening naar de Hedschrah of vlucht van Mohammed, dio met 622 n. C. aanvangt, bij de Mohammedanen.

De jaartelling naar de jaren vóór en na de gehoorte van Christus, waarvan het begin op zijn minst vier jaren te laat is gesteld.

Wat de berekening van hot jaar aangaat, komt bovenal in aanmerking het onderscheid tusschen het maanjaar en het zonnejaar, liet eerste, dat bjj de meeste volkeren der oudheid in gebruik was, telde ongeveer 355 dagen. Ten opzichte van het tweede valt te letton op hot verschil tusschen het Juliaansche en het Gregoriaansche jaar. De .luliaansche tijdrekening, naar Julius Caesar genoemd, stelde het zonnejaar, sedert 45 v. C., op 365 dagen en 6 uren en is tot 1582 n. C. algemeen in gebruik gebleven (oude stijl). De Gregoriaansche, volgons nauwkeuriger waarnoiningen door Gregorius XIII in 1582 ingevoerd {nieuwe stijl), bepaalde den duur van \'t jaar op 365 dagen, 5 uren, 49 minuten en 12 secondcn, wat nog oen weinig te lang is. Zij is thans bij alle Christonvolkeren, behalve bij de Kussen en de overige Grieksche Christenen, aangenomen.

In den zoogenoemden voorhistorischen tijd, vóór do schepping on do vermenigvuldiging van het geslacht der nienschen, hoeft de oppervlakte der aarde door vuur en water menige verandering ondergaan, tengevolge waarvan zij haar tegenwoordige gedaante heeft verkregen. — De wetenschap , die de voortgaande vorming der aardkorst naspoort en verklaart, is de geologie (aardkennis).

Of alle menschen, zooals het Oude Testament leert, van één paar afstammen, is een vraag, die voor alsnog niet is uit te maken. Daarentegen is tot dusver niets gevonden, hetwelk in strijd is met de leor , dat de geheele menschheid slechts één soort uitmaakt. Nog tans is het niet te ontkennen, dat zich bij do menschen eigenaardige verscheidenhedeTi naar lichaam en ziel voordoen, uit verschil van klimaat, voedsel, ontwikkeling van den geost en andere oorzaken voortspruitende, die zich van geslacht tot geslacht voortplanten, üeze verscheidenheden rechtvaardigen een verdoeling van het menschdom in rassen on stammen, hoe onmogelijk het ook bjjna mog« zijn, vaste grenslijnen te trekken. Het eenvoudigste is een getal van drie rassen aan te nemen: het Kaukasische, het Mon-goolsche en het Aethiopische. Tusschen het Kaukasische en bet Mongoolscho rns maakt de Amerikaansche stam den overgang uit, gelijk de Ma-

-ocr page 23-

3

loische tiisschoTi liot Kaukasisclie cn het Aethioijische ras. Elk ras laat /icli wederom in stammen, als onderdeden, splitsen, welke splitsing gedeeltelijk, maar niet geheel, in overeenstemming is met de indooling der talen. Zoo brengt men tot het Kaukasisclie ras o. a. den Indo-Oermaanschen of\' Arischen, den Semietischen en andere stammen. Do familiën of takken van volkeren, die wederom tot den Arischen stam worden gerekend, zijn de Indische, de Medo-i\'erzischo , de Grieksch-Latijnsche, do Celtische, de Germaanscho, do llomanische (de tegenwoordige Italianen en Spanjaarden), de Slavonische, enz.

L)e voorstolling, die men zich gewoonlijk maakt van den gang der ontwikkeling van de menschhoid, is deze. De eorste bewoners dezer aarde ontvingen voedsel, kleeding, kortom alles onmiddellijk uit de hand der natuur. Weldra begon de strijd van den mensch togen do dieren, on hiermede jacht en vischvangst. Behalve met deze bedrijven, hielden zich gansche volkeren met do veeteelt bezig. Van het zwervend herdersleven gingen zij later tot den akkerbouw over. Hij werd do aanleiding tot vaste woonplaatsen en de oorzaak van hot ontstaan van staton. — Men vorliezo intusschen niet uit het oog, dat deze meening niets is dan een veronderstelling. Zeker is het, dat in de vroegste eeuwen, waarvan overblijfselen zijn bewaard gebleven, do menschen geen andore dan stoenen werktuigen bezigden, weshalve dut tijdperk het steenen heet. Op dien tijd volgde het hivmen, hierop het Ijzeren tijdperk. Dat in al die tijdperken menschen hebben geleefd, die woningen bouwden, werktuigen bezigden, wilde en tamme zoogdieren hadden, zoo niot allo, dan toch vele van die dieren als voedsel nuttigden, maar ook planten bij hun maaltijden gebruikten, staat vast, sedert men in 1853 en later in het meer van Zurich, in dat van Constants on in andere moren overblijfselen dier voormalige woningen hooft gevonden. Dit zyn de zoogenoemde meer- of paalwoningen, welken laatsten 7iaani zij dragon naar de palen of steigers, in het water staande, waarop die woningen werden opgetrokken. Zoo groot is hier en daar het getal dier regelmatig naast elkander staande palen, op rijen, evenwijdig loopende met den oever van het meer, 40,000 en meer, dat ineu recht heeft, niet alleen van paal- of meerwoningen, maar zelfs van paal- of meerdorpon to sproken.

De verschillende reyeeringsvormen der staten, die bijna altijd gemengd zjjn, doch naar \'t overwegend bestanddeel worden onderscheiden, zijn;

De monarchale of eenhoofdige . waar één persoon heorscht, en doze vorm is;

onbeperkt, wanneer de heerschor alleen wetten geeft en zo uitvoert, zonder de onderdanen te raadplegen (of absolute, d. i. volstrekte, monarchie, als de vorst naar vaste wetten regeert, of despotisch, willekeurig, wanneer do heerschor alleen de wet geeft en ze laat uitvoeren, zonder dat de staatsinstellingen de medewerking eener andere macht voorschrijven, of wel, wanneer do heerscher die, welke voorgeschreven zijn, niet erkent);

beperkt, wanneer do vorst het wetgevend gezag met andere staatsmachten deelt.

1*

-ocr page 24-

4

De repuhlikeimche (vrije staten), waar moor dan één persoon de hoogste macht in handen heeft, en deze vorm is;

aristocratisch (regeering der aanzienlijken), wanneer de aanzienlijken do wetten geven en doen uitvoeren, of wel con bepaalde stand of klasse van hen , altijd zonder het andere gedeelte van \'t volk; oligarchisch, wanneer slechts weinigen van hen hot bewind in handen hebben;

democratisch (volksregeoring), wanneer het geheole volk aandeel aan hot staatsbestuur heeft: volstrekt, wanneer de besluiten en de wetten bij stemming van allo burgers worden opgemaakt, aangenomen of verworpen ; MiddellijIc of vertegenwoordigend, zoo de macht der staatsburgers zich bepaalt tot het verkiezen hunner vertegenwoordigers, als doelgonooton dei-wetgevende macht; eindelijk ochlocratisch, wanneer de groote massa hoerscht.

In bijna alle beschaafde staten van den tegenwoordigon tijd is do regeeringsvorm een samenstel uit de twee zoo oven genoemde hoofdvormen : hier hooft meer do alleenhoorsching, elders \'t aristocratisch of democratisch beginsel \'t overwicht.

De behandeling der geschiedenis is tweeledig; ethnographisch, volks-gewijze, d. i. die van het eene volk na die van hot andere; synchronistisch, gelijktijdig, d. i. wanneer alle gebeurtenissen van\'t zelfde tijdvak en van do onderscheiden volken gelijktijdig worden behandeld.

-ocr page 25-

OUDE GESCHIEDENIS.

§ i-

S i n a.

Hoewel dc geschriften der ouden niet van Sina spreken, wordt er hier niet een woord gewag van gemaakt, omdat het mede tot dc oudste dor bekende staten behoort. Sina werd door een Mongoolsellen stam bevolkt, die zeer vroeg tot een maatschappelijk leven overging, maar weldra op den eenmaal beklommen trap van ontwikkeling bleef staan. Sina was den ouden maar eenigcrmate bekend door de zijde, die zij uit dit land, door hen Sertca genoemd , kregen. De regeeringsvorm \\yas despotisch. Alles , zoowel het bestuur als do inrichtingen en de bedrijven des burgerlijken levens, was aan onveranderlijke regelen gebonden. Tot don eersten stand behoorden de bloedverwanten des keizers; tot don tweeden de kundigste geleerden, wier wetenschap in bloot geheugenwerk bestond. De grondlegger van den Sineeschen godsdienst, der staat- en letterkunde van dit volk was Confucius (Kongfu-tse), ongeveer 500 v. C., die de oude leerstellingen en overleveringen verzamelde en in orde bracht. Hem wordt ook do vervaardiging der heilige boeken, king* genoemd, toegeschreven. Behalve doze godsdienst, die dor hoogere standen, is er het boeddhisme (zie blz. 7),* dat, waarschijnlijk sinds de 3de eeuw n. C., in Sina, inzonderheid onder do lagere volksklassen, vele belijders telt. Is de dienst van Confucius de godsdienst van den staat, die van Boeddha, hier Poli geheeten, is die van \'t volk in \'t algemeen.

De taal der Sineezen onderscheidt zich van andere talen door een zoo goed als volstrekt gemis van vervoeging en verbuiging. De onderlinge betrekking der woorden wordt slechts aangeduid on door de plaats, die zij innemen , en door kleinere rededeelen. De taal telt in \'t geheel maar 450 woorden, allo van één lettergroep. De toon, waarmede zij worden uitgesproken, geeft het verschil van beteekenis te kennen. Het schrift der Sineezen is ten deele een teekonschrift.

§ 2.

111 d i ë.

Ver van den Euphraat en den Tigris verheft zich in\'t o. de Himalaya, d. i. hot sneeuwpalois, het hoogste gebergte der aarde, dat de ruwe uit

-ocr page 26-

6

het n. waaiende winden afweert en de regen aanbrengende wolken tegenhoudt. Ten ■/.. breidt zich Indiö uit, eon land zóó geheeten naar do rivier den Indus. Mot den niiani „Indiöquot; duidden do ouden , in uitgobreidon zin, Voor- 011 Achtcr-lndië, benevens de eilanden van den Indisehen arohi[)el aan, voor zooverre hij hun bekend was. In engoren zin werd zóó hot land geheeten, len n. door den Himalaya, ten z. door de zee begrensd. Van den Himalaya stroomt de Indus, alsmede de Ganges, welke laatste rivier, evenals de Brahmapoetra (zoon van Brahma), die ter/.elfder plaats ontspringt, in de golf van Bengalen uitloopt. Het noord westelijkste gedeelte van ludië, dat in de oude geschiedenis \'t \'noest bekend is, heet Pendsjab of liet land der vijf rivieren, allo bjjstroomen van den Indus. Het beste gedeelte van \'t land is het dal, dat door den Ganges, die geregeld \'alle jaren buiten zijn oevers treedt en do omliggende streken vruchtbaar maakt, wordt doorstroomd. Uier is het vaderland van de rijst, het katoen, het suikerriet en van den reusachtigen vijgeboom. Wegens deze en andere voortbrengselen, als parelen, edelgesteenten, ivoor, was [ndiö oudtijds, gelijk nog heden, een middelpunt van levendig vorkoor.

Oorspronkelijk door negerstammen bevolkt, werd ludië reeds vroeg door den Indo-Germaanschen stam der Hindoes onderworpen. Don naam „Hindoequot; hebben ze van de Perzen gekregen, van welke de Grieken hem hebben overgenomen. Zeiven noemden zij zich Arja\'s, d. i. de degelijke, eerwaardige, mannen. IJoods in de dertiende eeuw v. C. bestonden er rijken der Arja\'s in \'t stroomgebied van den Indus en den Ganges, die natuur-Ijjk niet zijn gesticht dan ten koste van zware oorlogen, welke eeuwen zullen hebben geduurd. Eerst door den tocht van Alexander den groote werden de Grieken eenigszins nauwkeuriger met dit land bekend. Gering is evenwel die kennis in vergelijking met hetgeen sinds de laatste helft der vorige eeuw aan den dag is gebracht en dat nog voortdurend aanmerkelijk wordt uitgebreid. Sedert toch de Engelschen de oevers van den Ganges aan hun heerschappij hebben onderworpen, zijn de letterkunde, de tempels en andere voortbrengselen der bouwkunst een voorwerp van ijverige studie voor de Europeesche geleerden geworden.

Toen do Grieken Indië leerden kennen, was het in vele staten verbrokkeld, waarvan do een den ander of schatplichtig, óf vijandig was. Het volk was verdeeld in vier kasten, die werden aangemerkt als vier onderscheiden soorten van wezens bevattende, tusschen welke geen vermenging, geen overgang van de eenc tot do andere was veroorloofd.

/ij waren: 1) lt;le brahmanen, priesters, wjjzen, artsen en raden des ko-nings; 2) de ksluitnja^, vorsten en krijgslieden; 8) de twV/V.s, herders, kooplieden en landbouwers; 4) de soedra\'s, dienstbaren en werklieden. In tegenstelling met de drie eerste kasten, die uit de nakomelingen dier Arja\'s bestonden, welke de oorspronkelijke bewoners onder het juk hadden gebracht, bevatte de vierde kaste de afstammelingen van hen, die onderworpen waren. Niemand word meer geëerbiedigd dan de brahmiinen. Do landerijen, die zij bezaten, waren vrij van belasting. Een brahmaan, al

-ocr page 27-

7

ware hij van alle iriogolijke miHcladon ovortuigd, mocht do koning- niet ter dood laten brengen, want or was op aarde geen grooter misdaad denkbaar dan liet dooden van oen priester. Uit do verbintenis van mannen en vrouwen uit verschillende kasten ontstonden do onreine kasten, die /oor talrijk waren. De geringste soort van lieden waron ile /shd-nddlu\'s (gelijk de hedendaagsche jiuriit\\ hior en daar op het schiereiland Dekan), die /.ich de meest vernedorendo werk/aam heden moesten getroosten , in geen steden, dorpen of vlekken mochten wonen en die niemand, zonder zich te bessoodelen, ontmoeten of ook maar aan/,ion kon. Met één woord, zij waren ware verschovelingen in de schepping.

Do oudste godsdienst der Hindoes is een waar veelgodendom , dat allengs in een zeker stolsel, hel hrahmaïume, overging, welke leer in de go-sohriften van lateren tijd drie hoofdgodheden aanneemt: Hrahina, den schepper, Civa, den verdelger , Fishnoc, don onderhouder. Onder de leerstukken is een der merkwaardigste dat van de onsterHjjklieid der ziel, waarmede do loer der zielsverhuizing nauw samenhangt. Do zielsverhuizing echter is slechts een toestand, waarin do dwaze en booze inenschen na hun dood tijdelijk verkeeren. Zij wordt niet het doel van hen , die deugdzaam en wijs waren. Do zaligheid, volgens het brahmaïsme, is hot geheelenal opgaan van don mensch in Brahma. Dit ineenvloeien, deze vernietiging allor persoonlijkheid, is hot hoogste heil, hot einddoel aller wjjsheid. Do heilige taal van \'t brahmaïsme is hel mnskriet (schoon), dat in do vroegere tijden ook gesproken, doch later alleen in geschrifte gebruikt word. Hot sanskriet is niet alleen de sleutel dor overige talon van Iridic, maar wordt ook hoogst gewichtig goaeht voor de studie en de konnis dor vroegere en dor tegenwoordige talen van Europa. Hot oudste geschrift in \'t sanskriet zijn de veda\'s (weten), zoo genoemd omdat zij de wetenschap der brahmanen bevatten. Zij behelzen do heiligste oorkonden , gebeden , lofzangen, leerstukken, voorschriften en mythen.

Tussehon 000 en 480 v. C. trad in Indië een hervormer op, dio dikwijls onder den naam Gautitmas voorkomt en een tweeden godsdienst grondvestte , wolken men boeddhisme noemt. Dezen naam ontleent hij aan den stichter, die don bijnaam boeddha, d. i. de verlichte, de opgewekte, kreeg. Hij was de zoon van den koning van een kloin rijk, Kapilavastu gohoeton, dat in de omstreken van het tegenwoordige Delhi lag, en licctte eigenlijk Sarvarthasidda. Twintig jaren achtereen trok do Boeddha als bedelaar de landen van Midden-Indië door, om \'t volk mot do waarheden bekend te maken , die zich aan zijn peinzenden geest hadden geopenbaard. Weldra kreeg hij oen groot aantal leerlingen en aanhangers.

Diep was de Boeddha doordrongen van \'t gevoelen , dat deze aarde oen tranendal is. Het rampzaligste was, volgens hom, dat de mensch wat oen der voornaamste leerstukken van het brahmaïsme is — onder oen andere gedaante werd herboren. Kust, eindeloozo rust was het alzoo, waarnaar de mensch, deze nimmer ophoudende verwisselingen moodo, had te streven. Daarom opende hij den vromen het uitzicht op een toe-

-ocr page 28-

8

stand, Nirvdna geheeten, hot naast overeeiikoniendo met dien, welken de Franschen apathie (gevoelloosheid), of liever mot dien, wolken de Nederlanders „stille verrukkingquot; noemen. De zaligheid der nirvana kon de mensch alleen deelachtig worden door \'t bezit der zes deugden of volkomenheden, als door de zedelijkheid, de wetenschap, enz. Ofschoon de Boeddha het onderscheid der kasten niet ontkende, sloot hij niemand van hot hooren zijner leer, van de mogelijkheid om zalig te worden uit. Zóó wischt het boeddhisme metterdaad de grenslijn uit, die de kasten vaneen scheidt en verklaart ze alleen voor verschillende standen en beroepsklassen. Uit hoofde hiervan staat hot boeddhisme niet naast, maar tegenover het brahmaïsme. Vanhier de haat der brahmanen tegen Sarvarthasidda; vanhier de vervolging, waaronder vele zijner aaniiangers hadden te lijden. Desniettemin heeft het boeddhisme jaren lang in Indië gebloeid, totdat de verbitterde brahmanen er in slaagden, hun aanhangers tot een be-slissenden kamp tegen de boeddhisten op te wekken. Van dat oogenblik af hebben bloedige oorlogen dit door de natuur zoo rijk gezegende land geteisterd, liet einde dier oorlogen, welke, naar allo waarschijnlijkheid, van de derde tot do zevende eeuw n. C. hot hevigst gevoerd, maar ook toen niet voor goed geëindigd zijn , was, dat de boeddhisten Indië, met uitzondering van een klein gedeelte, moesten vorlaton. Doch in dien tusschen-tijd had hun leer in Sina, Japan, Mongolië en andere landen tallooze aanhangers gevonden en breidde zich steeds verder uit, zoodat hot getal barer belijders heden ten dage tot vjjf honderd millióenon is geklommen.

Merkwaardige historische gebeurtenissen uit Indië\'s vroegsten tijd kennen wij niet. Maar uit die lang vervlogen eeuwen bestaan nog overblijfsels der letterkunde, waaruit wij eenige gevolgtrekkingen omtrent het leven der menschen kunnen maken on van welke inzonderheid een paar heldendichten zeer de aandacht hebben getrokken. Ook pleegt men op do voortbrengselen dor bouwkunst, als op een bewijs van een zekere beschaving dor aloude Indiërs, to wijzen. Zoo vindt men op twee kleine eilanden in de nabijheid van Bombay, Salsette en Elephante, groote tempels , uit de rotsen uitgehouwen , die uit vele vertrekken bestaan en met trappen, zuilen en beeldhouwwerk zijn versierd. Andere tempels, in de rotsen ingehouwen, zijn boven den grond, zooals dio van Mavalipoeram (op do oostkust van Voor-Indië, ten z. van Madras). Vele dezer gedenkteekenon zijn reeds verwoest; doch de daarvan overgebleven bouwvalion kunnen nog getuigenis geven van hetgeen zij zijn geweest. Of die gebouwen intusschen, zooals men lang heeft gemeend, uit do grijze oudheid afkomstig zijn, wordt meer en meer betwijfeld. Niet alleen beweert men, dat de rotstempels sporen van Griekschen invloed vertonnen, maar gaat zoo ver van te stellen, dat vele dier Indische gewrochten nabootsingen zijn van de Komeinsehe bouwkunst uit den tijd van haar verval, d. i. \\ uit do eerste eeuw n. C. Onder do voor\'t leven gewichtigste uitvindingen is die dor cijfers van de Indiërs afkomstig en van hen , door tuschenkomst der Arabieren, naar het Westen overgebracht.

-ocr page 29-

§ 3.

A s s ij r i ë.

Aan de rivieren Ruphraat en Tigris , die beide in\'t gebergte van Armenië ontspringen en /.ieh in de Perzische golf uitstorten, bevond /ioh het mid-deljiunt van twee staten, die in de oude geschiedenis onder de namen BabjiIonisch en Anxyrisch rijk een grootc rol spelen. Babylonië was de aanzienlijke vlakte ten z. van Mesopotamië (hot land tusschen de rivieren) en van Assyrië, ton n. van de woestijnen van Arabië tot aan de l\'erzische golf, die door den Euphraat eerst in \'t n. begrensd, vervolgens doorsneden, in \'t o, daarentegen, voor een klein gedeelte, door den Tigris doorloopen en meer naar \'t door dezelfde rivier begrensd werd. Ter beveiliging van \'t land tegen invallen van roofzuchtige naburen bevond zich in \'t n. ile Medische igt;uu(r, die Babylonië van Mesopotamië scheidde.

In engeren zin, als landschap, is Assyrië het land, gelegen tusschen Armenië in \'t n., Mediö in quot;t o., Susiana in \'t z.o., Babylonië en Mesopotamië in \'t z.w. en z. Als rijk daarentegen, zooals het in de historie voorkomt, bevatte Assyrië of hot Assyrische rijk, behalve het landschap van dien naam, ook Mesopotamië, Babylonië, Chaldaea en Mediö, in \'t kort, naar \'t verschil der tijden, nog verschillende andere landen, liet vlakke land van Babylonië had rijken korenbouw; de gerst, de tarwe gaf twee-, somtijds driehonderdvoud; ook dadels en palmen tierden er welig en gaven overvloed van palmwijn en honig. Er waren steengroeven, noch timmerhout; maar do kleibodem onderhield talrijke tichel werken, en alles werd gebouwd van gebakken steen; asphalt, aardharst, verving do plaats van cement en kalk. Door talrijke rivieren besproeid, was Assyrië eveneens zeer vruchtbaar en leverde ongeveer dezelfde voortbrengselen op. Wanneer do sneeuw op de Armenische borgen smolt, trad de Euphraat buiten zijn oevers. Van deze overstroomingon hing, daar het in Babylonië bijna nooit regende, de opbrengst der akkers af, weshalve er grachten, waterleidingen, meren en kolken, grootendeels \'t werk van menschenhan-den, in menigte worden gevonden, die hot water moesten bewaren of leiden, b. v. naar den Tigris, die met dieper bedding door een lagere streek vloeide.

Het oudste dezer rjjken, welker bevolking tot den Semietischen stam behoorde, is Babylonië, hoofdstad Buhijloii, uit welk rijk Assyrië, volgens het Oude Testament, zijn eerste bewoners kreeg. De oudste geschiedenis der beide rijken is duister en fabelachtig. Als een van Babylonië\'s koningen in die vroegere eeuwen komt nimrod voor, die een geweldig jager moet zijn geweest. Maar mettertijd bezweek dit rijk voor de macht van Assyrië en bleef eeuwen lang een Assyrisch wingewest.

De hoofdstad van Assyrië heette Ninivé. Omdat dit de naam der hoofdstad was, had de eerste koning van dit rijk, zooals Grieksche overleveringen meidon, den naam Ninus gedragen. Van een werkelijk bestaan van

-ocr page 30-

10

dien Ninus blijkt echter evenmin, als hot zeker is, dat hij een gemalin zal hebben gehad, die Semirftmis heette en die na hem de kroon droeg\'. Stelt meti, gelijk aarmetneljjk is , het begin van het Assyriacho rijk omtrent 1250 v. C., dan komt hetgeen men van do oorsto eouwon mot zekerheid kan berichton slechts hierop neer, dat dit rijk in dien tijd zijn heer-schappij uitbreidde over nagenoeg geheel West-en Midden-Azië, alsmede over Bactriflna, in vroegere dagen een aanzienlijken handelsstaat, waarvan de hoofdstad Bactra heette.

Met het begin dor achtste eeuw v. C\'. kwam Assyrië in vijandelijke aanraking met do Israëlieten. Weldra werd zoowel Israël, als Juda schatplichtig. Toen nu IfosSa, Israels laatste koning, afvallig word en zich met Aogypto verbond, veroverde s a i, m a n a s s a li of ha koon zijn rijk (729-quot; omstreeks 721 v. C.) en voorde hot voornaamste gedeelte der tien stammen tiaar Assyrië. I\'hoenicië huldigde eveneens den koning van Assyrië.

Sa n n ö r t b , omstreeks 713 v. C., beoorloogde Aogypto on iliskta, koning van Juda. Een plotselinge ramp, die zijn leger trof en het grootste aantal zijner krijgers verslond, bevrijdde Juda en tevens Aogypto. In Assyrië teruggekomen, word Sanhorih door twee zijnor zonen gedood. i)ezo ongo-1 ukken doden bij do onderworpen volkoren de begeerte opkomen om hot juk af te schudden. Medië gaf het voorbeeld en slaagde naar wensch, waardoor ook Bactriana en andere landen voor Assyrië verloren gingen.

Assyrië\'s laatste koning, sarttanai\'ïir, us, sa hak of hoe dan ook gehoeten, stelde tot stedehouder in Babylonië een ondernemend man, Nabopolassar, aan, die zich echter weldra in zijn gewest onafhankelijk maakte. Ook geraakte hij in oorlog met Medië, welks koning Cyaxftres zelfs Ninivó belegerde. Van Ninivé verdreven (ongeveer MO) door den inval der Scythen , hervatte Oyaxïtros eerst omstreeks 609 do belegering dier stad, toen hij zich te dien einde mot Nabopolassars zoon en mode-rogent NebukadnSzav had verbondon, die mot hem tegen Ninivó optrok. Nadat oen doel der muron van de stad door overstrooming van don Tigris was ingestort, verbrandde Sardanapalus zich mot zijn vrouwen en schatten. Nu werd zij ongeveer 606 ingenomen en verwoest, on Assyrië onder de veroveraars verdoold.

Zoo was dan de stad, die een uitgestrektheid had van drie dagreizen , gohool van den aardbodem verdwenen. Voor de negentiende eeuw was zij oen onzeker gerucht geworden uit verre landen en tijden; doch wat ongeveer vijfentwintig eeuwen dood was is in het laatste dertig a veertigtal jaren herleefd. In 1842 begon do Fransche consul botta zjjn opdel-vingen in de heuvelen van hot dorp Khorsabad (ton n.o. van Mosooi) en werd weldra door den Engolschen reiziger Lay ar d met ijver en kracht ondersteund. Straks drukten do Engelsche majoor Kawlinson en anderen het voetspoor van het moedige tweetal. Voel is reeds opgedolven: geen gewone huizen, maar louter vorstelijke praalgebouwen; van eigenlijk gezegde straten is tot nog toe geen enkel spoor ontdekt. Ileods zjjn de weidsche zalen van het Britsch Museum te Londen en van de Louvre te

-ocr page 31-

11

Parijs met Assyrische moiiunienton gevuld, ten koste van schier hovon-inenschelijUo inspaiming naar Europa overgebracht. Talrijke opschriften in ])jjl- of spijkerschrift, geheel of ten deele ontcijferd, liegiimen eenig licht over punten, tot dusver duister, to verspreiden. Welke belangrijke bijdragon tot de kennis der staatsgeschiedenis van Assyriö van de ontcijfering van deze en andere opschriften ook wordt verwacht, tot heden is de oogst op dit veld iiop; slechts schraal te noemen. Doch hiennedo vervalt in geenen deele het groote gewicht dor in onze eeuw gedane ontdekkingen, want voor do navorsching van Assyrië\'s kunst, godsdiensten zeden, alsmede van \'t leven der inwoners van dit rijk, bieden zij oen geheel nieuw veld ter ontginning aan.

§ 4.

B a h ij l o it i ë.

In Babylonië, dat na zijn vroegtijdigen bloei een Assyrisch wingewest was geworden, hadden zich in oon ons onbekenden tijd een of moer volkplantingen van Chdctaern gevestigd. Weldra werd dit volk de hoerschende stam in Babylonië. Die Chaldaoën kunnen geen ruwe stam zijn geweest, maar schijnen veeleer boven do Babyloniërs zoozeer in konnis te hebben uitgemunt, dat zij roods in do vroegste tijden hot land niet alleen zijn koningen, maar ook zijn priesters schonken. Zoo wordt liet duidelijk, waarom en de hoerschende stam en de priesterkaste der wijzen hier oen en denzelfden naam droeg.

N a r o p o i, a s s a r , ongeveer 625 v. I). (zie Mz. 10), met wien de moor bekende gosehiedonis van Babylonië als heorschenden staat begint, word door zijn zoon n r b ij k a d n c z a ii opgevolgd, ilij, eerst mederegent zijns vaders, inaakto, verbonden mot Cyaxilres, koning van Medië, een einde aan bet Assyrische rijk. Hierop sloeg hjj don koning van Aegypte, iNociio, die mot Nabopolassar in oorlog was geraakt, bij Circcsium (aan don Kuphraat) in een beslissend gevocht, omtrent 605 v. C. Kort daarna volgde hij zijn vader, bij zjjn dood, in do koninklijke waardigheid op. Nog veroverde hij Ryrië en het rijk Juda, welke landen Necho had onderworpen. Desniettegenstaande stonden de inwoners van \'t rjjk Juda verscheidene malen togen NebukadnBzar op, zoodat hij ton laatste in 586 v. C. de stad Jeruzalem verwoestte en do stammen Juda en Benjamin naar Babylonië voerde. Togelijk ondorwiorpen zich do l\'hoeniciërs vrjj-willig; alleen Nieuw-Tyrus verzette zich lang tegen hem. Dezen veroveraar wordt, met moer recht dan aan Somirttmis, do bewonderenswaardige verfraaiing dor stad Babylon toegeschreven. Hoewel zij reeds vroeger als een der oudste steden van do wereld werd genoemd, dagteekent de room van Babyion, als do prachtigste ullor steden, gelijk Herodotus, con Grioksch geschiedschrijver uit do vijfde eeuw v. C., haar heet, oorst van don tijd van NobukadnSzar. Babylon had don omvang van oen

-ocr page 32-

12

landstreek, niet van een stad. Zij lag in een groote vlakte en vormde een volkomen vierkant. De Euphraat verdeelde haar in twee doelen; zij was met zeer hoog\'e en breede muron omgeven. In sterkte overtrof haar geen andere stad. Op den muur, waarop twee honderd vijftig torens waren opgetrokken, konden twee vierspannen elkander ge-makkeljjk voorbijrijden. Honderd koperen poorten met posten en boven-drempels van \'t zelfde metaal openden den toegang tot de stad. Aan de oostzijde van den Euphraat liet NebukadnBzar, vlak aan den oever, een burgt voor zichzelf bouwen, die zeer ruim en prachtig was. Het ver-maardste gedeelte van \'t paleis waren do hangende tuinen, die wel den naam van Scmiritmis droegen, maar een aanleg van NebukadnEzar waren. Iljj had zo laten aanleggen ter wille van zijn gemalin Amytis, oen dochter van Cyaxttres, die de berggezichten, don njzenden en dalenden grond uit de dagen barer kindsheid terugwenschte. Deze tuinen waren steenen terrassen van een aanmerkolijke hoogte en van grooten omvang, waarop zooveel grond was aangebracht, dat de krachtigste boomen er wortel in konden schieten.

Na den dood van Nebukadnözar verviel het rijk allengs. Zijn kleinzoon, nuLSitzAR, verloor in \'t zelfde jaar, waarin hij hel bewind had aanvaard, in 55(i, do kroon mot hot leven, want bij werd om zijn zedeloosheid , die zelfs to Babyion ergerlijk werd gevonden, in don nacht van het bekende nachtmaal gedood. f)o samengezworenon , die zijn voorganger uit den weg hadden geruimd, droegen do koninklijke waardigheid op aan NAüONlTrs. Hij verbond zich mot Croesus, koning van Lydië, tegen Cyrus, koning van l\'orzië. Daarom trok deze vorst tegen Babylonië op en nam de hoofdstad in 538 in , waarop het rijk bij l\'orzië werd ingelijfd. Geheel onverwachts (zie blz. 25, 2fi) drongen do vijanden do stad binnen. Naar men verhaalt, vierden de inwoners juist op dat tijdstip een feest en waren zij, die in het midden van Babylon woonden, nog met dans en s|iel bezig, toen do plaats reeds in handen des vijands was, daar zij, bij den grooten omvang der stad, niet hadden bemerkt, dat zij was ingenomen.

Helder on onbewolkt spande zich do hemel over Babylonië\'s vlakte. Dit voordo do priesters, do Chaldaeën, tot het gadeslaan van den loop der hemellichamen. Deze studie brachten zij in verband met den godsdienst, wolko veel overeenkomst had met dien der Assyriërs. In de krachtig werkende zon zagen zij hun hoogston god. Bol, don boor des hemels en van \'t licht. Mylitta (bij de Assyriërs Astarte), hun hoogste godin, wordt voor do godin der aarde gehouden. Dezelfde oorzaak, waardoor de godsdienst natuurdienst werd, maakte do priesters reeds vroeg tot ster-rekundigon en sterrewichelaars. Hun komt de eer der uitvinding van den dierenriem toe; zij konden do indeeling der week in zeven dagen en die van den dag in twaalf uren. Bij de Babyloniërs was een vast stelsel van maten en gewichten in gebruik.

De regeeringsvorm der Babyloniërs was, evenals die dor Assyriërs, de despotische. Geen stad was zoo berucht als Babyion wegens haar

-ocr page 33-

13

losbandigheid van zeden, die de godsdienst zelf in do hand werkte. Die weelderigheid van zoden werd niot hot minst govood en bevorderd door don rijkdom dos lands, die zoo groot was, dat het, als wingewest \'an Perzië, het dorde deel van do inkomsten van\'t rijk opleverde. Behalve de ovorgroote vruchtbaarheid van den bodem was een bron van dien rijkdom do handel, waarvoor de ligging der hoofdstad aan den Euphraat Babylonië bij uitnemendheid geschikt maakte, daar die grooto waterweg zuidwaarts naar do Perzische golf voerde en de stad noordwaarts met andere handelswegen in verbinding bracht. Zoo word Babyion een stapelplaats voor West-Azië, hoofdzakelijk voor de kostbare waren van fndië, met welk land het over zee in rechtstreeksche gemeenschap stond.

§ 5.

Aegypte.

Hetgeen ten opzichte van het oude Indië is gezegd geldt eveneens ten aanzien van Aegypte. Eerst in deze eeuw begint men al hetgeen op den voormaligen toestand en op de oude geschiedenis van dit land betrekking heeft goed te verstaan. De tocht, op \'t einde der vorige eeuw door do Franschen onder bevel van generaal Buonaparte naar Aegypte gedaan, baande den weg voor een reeks van nasporingen, die nog steeds worden voortgezet. Tal van reizigers en geleerden wijdt zich aan deze taak.

Aegypte is een geschenk van don Nijl, want het eigenlijke, het door mensehen bewoonde Aegypte is slechts hot dal, hetwelk de Nijl van \'t zuiden naar \'t noorden in een bijna rechte lijn doorstroomt en dat ten w. door zandwoestijnen, ten o. door bergen van graniet is ingesloten. De geschiedenis vermeldt geen land, dat zich vroeger tot een beschaafden staat heeft ontwikkeld. De Nijl, waarvan de bronnen sedert I860 door een paar Engelsche reizigers gevonden of zoo goed als gevonden zijn, doorliep het oudtijds in één richting tot op de hoogte van Corcasörus of CercasUra, waar hij zich in twee hoofdarmen splitste, van welke de oostelijke bij Pelusium, de westelijke bij Canöpus in de Middellaiidsche Zee viel. Even boven Cercasnra scheidde zich een derde hoofdarm af on vervolgens meerdere, zoodat men ten tijde van Herodotus doorgaans zeven monden van den Nijl telde, waarvan twee door menschenhanden waren gegraven. Het land tusschen de beide uiterste armen van den Nijl heeft naar zijn driehoekige gedaante den naam Delta, naar den vorm dor Qrieksche A (D), gekregen en was uitnemend bebouwd en bevolkt. Do vruchtbaarheid van het land hangt, bij schier volkomen gebrek aan regen , van de overstroomingon dos Nijls af, die ieder jaar in meerdere of mindere mate plaats hebben en van \'t einde van Juli tot het laatst van October duren. Deze overstroomingen bevochtigen en bemesten den grond.

Ten tijde der liomeinen, wellicht ook vroeger, verdeelde men Aegypte in: Opper-Aet/i/jde \'Thebaïs, van het eiland Philae (ten z. van Syeno)

-ocr page 34-

14

tot Phylüco Hermopolitïtna (ton z. van Hermopölis Magna), waarvan Thobe do voornaamste stad was; Midden-Aegypte Heplanmnin, van Phy-laco ilermopolitana tot Babylon (ton n.o. van Memphis) met Memphis; lie,nc.den-Aeyypte, gedeeltelijk uit het Delta bestaande, met Heliopölis.

Do inwoners van Aegypte, dools tot don Somietischen stam, deels tot het Aothiopiseho ras behoorende, waren over \'t gohool matig en vlijtig, doch tovons afkeerig van vreemdelingen on don priesters blindelings gehoorzaam. Zij waren verdeeld in een zeker aantal kasten, van welke de tweo eerste den grooten hoop der lagere kasten beheerschten: 1) de priesters , die tevens de geleerden, de rechters, de geneeskundigen, de sterre-wichelaars en de bouwmeesters van het gansche volk waren en den groot-wtcii invloed op het staatsbestuur hadden; 2) de krijgslieden , die zich uitsluitend met den wapenhandel bezig hielden en , evenals de priesterkaste, een stuk grond bezaten, dat vrij was van belasting. De overige kasten be-vatteden kooplieden, landbouwers, schippers, herders, enz.

Aan het hoofd van den staat stond een koning {l\'harao in het O. T. genoemd), wiens kroon erfelijk was. Alleen wanneer het regeeronde stamhuis was uitgestorven of bij omwentelingen had er een verkiezing plaats. Alsdan word de koning uit een dor beido heerschende kasten gekozen. Viel de keuze op een krijgsman, zoo werd hij bij de troonbeklimming terstond in de priesterkaste opgenomen. Gelijk overal in het Oosten, beho\'orde de staat uitsluitend den pharao, die voor een god gehouden en als een god vereerd werd. De koningen waren tevens opperpriesters, opperrechters en wetgevers. Over \'t geheel was hun gezag onbeperkt. Bleven ook de priesters, die don koning als raadgevers ter zijde stonden, niet van allen invloed op zijn regeering verstoken , deze invloed strekte zich in allen gevalle niet zoo ver uit, dat zij, in tegenstelling metdo overige onderdanen, ophielden aan den vorst ondergeschikt te zijn. Meer dan de macht, werd liet leven der koningen beperkt door een ceremonieel, dat, door de priesterschap ontworpen, alles, wat hen betrof, aan vaste voorschriften bond en de bezigheden, verrichtingen en uitspanningen voor elk uur van den dag bepaalde.

Uo godsdienst der Aogyptenaren was een ware natuurdienst. De vele goden, die men vereerde, waren zinnebeelden van de verschillende in de natuur werkende krachten en van hare verschijnselen, die men zich als personen of als dieren voorstelde. Zelfs zijn sommige diersoorten, naaide begrippen van dit volk, zoozeer met het wezen der goden, aan welke zij gewijd zjjn, vereenzelvigd, dat deze en gene godheid meermalen niet den kop van eendier, haar geheiligd , dan met een mensclielijk gelaat werd afgebeeld. .Niet overal had men dezelfde goden. Een van de oudste goden was ongetwijfeld Ra of I\'hra, de god der zon. Kaast Ka werd l\'tah, de god van \'t licht te Memphis, wien de Grieken Hephaestus (Vuleanus) noemden, \'t meest vereerd. Zoowel aan Ha, als aan Ptah was de stier geheiligd. Te Thebe had men den god Anunon of Amoen, dien de Grieken voor denzelfden als hun /eus hielden. De eenige goden, die,

-ocr page 35-

15

behalve eenigc dieren, door \'t geheele land hoen werden aangebeden, waren Osiris en [sis. In Typhon waren alle nadeeligo werkingen der natuur samengevat, in Osiris allo weldadige eigenschappon der natuur vereenigd. Isis is do verpersoonlijking der aarde, welker groeikracht telken jaro door Osiris wordt gewokt. Tot do godheden van minderen rang behoorden (7c ((pis, eon mot bijzondere teekenon geboren stier, dio inzonderheid to Memphis werd vereerd; verder do krokodil, de ibis, do katten en andere.

Geen volk heeft meer voor de dooden gedaan dan het Aegyptische. De Aegyptenaren waren de eersten, die de leer verkondigden, dat \'s mensohen ziel onsterfelijk is. Zij dachten, dat de ziel na den dood in do onderwereld nederdaalde. Dan werd er gericht over de dooden gehouden. Osiris, door tweeënveertig rechters bijgestaan, besliste, of de zielen der gestorvenen een zalig leven in de woonplaats der goden zouden leiden , dan wel, of zij in het rijk der duisternis allerlei pijnigingen moesten verduren. Moeielijk is het te zeggen, hoe die vonnissen zijn te rijmen met de leer der zielsverhuizing, die een belangrijk punt was van do geloofsleer der oude Aegyptenaren. Waarschijnlijk meende mon, dat dit verband hierop neerkwam, dat de pijnigingen der onderwereld alleen werden verduurd door hen, die gedurende don tijd der zielsverhuizing onverbeterlijk waren gebleven. Veel zorg wijdden do Aegyptenaren aan het balsomen der lijken {mummiën, d. i. gebalsemde lijken), hetwelk\'s lands gebruik geworden on tot hooge volkomenheid gebracht was.

Het schrift dor Aegyptenaren, een beeld- en letterschrift, dat van de rechter- naar de linkerhand liop, was drievoudig. Het hiëroylyphenschrift, wederom drieledig, was of zinnebeeldig, als men b.v. den dag door de zon aanduidde, of slechts een afbeelding, wanneer de bedoelde zaak zelve word voorgesteld, öf hot behelst voorwerpen, welker naam mot die lettor begint, welke men wil aanwijzen (b.v. een B door de figuur eener bijl). Deze soort van schrift strekte hoofdzakelijk tot opschriften op gedenk-teekenen. Het hiëratische, een overgang van het teekenen tot het schrijven, waarvan zich de priesters bedienden, komt voor op handschriften en papyrusrollen. In het demotische of volksschci/ï zijn de lette I\'s of teekenen zoowel vluchtiger als ook minder in getal. Ook in de beide laatste soorten treft men dezelfde onderdeelen aan als in het oorspronkelijke hiëroglyphen-schrift. Met den tocht van Napoleon (zie blz. lü) begint het tijdperk van de verklaring van \'t raadselachtige schrift der oude Aegyptenaren. In 1799 vonden de Franschen in de nabijheid van Uosette (aan een van de middelste armen van den IN\'ijl) in \'t zand een zwarten steen mot een opschrift, dat in drieërlei schrift denzelfden inhoud had: in hiëroglyphen, in demotiseh schrift en in \'t Gricksch. Door hot bestudeeren van dit opschrift, alsmede van die van andere gedenkteekenen kwam een derFransche navorschers, Ch ampollion le jeune, tot de stelling, dat de wortelen en de vormen van het oude Aegyptisoh zijn bewaard gebleven in het Koptisch, hetwelk de heilige taal is van de tegenwoordige inwoners des lands. Verder gelukte het hem, de grondtrekken van het schrift der Aegyptenaren vast te stollen.

-ocr page 36-

16

Do wetoTischappon, die do Acgyptonaron tot zekere hoogte beoefenden, waren do sterrokundo, do genees- on de meetkunde. Voor hun aanmerke-lijko vorderingen in do storrekundo pleit meer dan óén bewijs. Reeds in do vroegste eeuwen herekonden zij den tijd naar het zonnejaar. Terwijl zij verder in vele handwerken , het weven , het bewerken van metaal en klei, enz. uitmuntten, hadden zij ook vorderingen gemaakt in de beeldhouw-, do schilder- en de bouwkunst. Vooral het kolossale, het grootsche treft ons bij de beschouwing van de overblijfselen dier kunsten, welke allo dienstbaar waren aan den oeredienst. De beroemdste werken der Aegyptischo bouwkunst, waarvan nog vele zijn bewaard gebleven, bestaan in pyrami-den, tompels, obelisken en grafspelonken of catucomhen. Pyramiden zijn groote, vierzijdige gebouwen , die , meestal uit witten kalksteen opgetrokken , van buiten met andere steenen zijn bekleed en van een breed vierkant voetstuk in eon zeer schuinsche richting allengs spits toeloopon. Men vindt ze nabij Memphis. Haar bestemming was, naar allo waarschijnlijkheid , tot begraafplaats voor de koningen van Memphis te dienen. De tempels treft men inzonderheid in de omstreken van het oude Thebo aan. Oheliftken, die men veel bij den ingang der tompels vindt, zijn vierzijdige, spits toe-loopende zuilen, uit één stuk gepolijst graniet gehouwen. Het grootste go-bouw der wereld eindelijk was do labyrint hun in Middel-Aegypte, oen paleis, dat uit 3000 kamers, 1500 boven en evenveel onder den grond, bestond.

Geen geringe aanwinst is het voor de geschiedenis, dat die gedenk-toekenen ten deelo zijn bewaard gebleven. Zij geven ons een beeld van don ganschen toestand van het volk, aanschouwelijker dan de uitvoerigste berichten der oude schrijvers zouden vermogen dit te doen. Voel loeren ons de afbeeldingen in de graven omtrent de bezigheden en het huiselijk leven der Aegyptenaren.

§ 6.

Geschiedenis van Aeyypte.

lieeds lang eer er een groot Aegyptisch rijk ontstond, schijnen zich in liet vruchtbare Nijldal verschillende kleino staten te hebben gevormd, waaronder zich reeds vroeg Memphis on Thebe boven andere verhieven. Als de grondvester on eerste koning van don staat Memphis komt mknes , omstreeks 3000 v. C., voor. Onder de eerstvolgende beheerschors van dien staat worden drie genoemd als de stichters der grootste pyramiden. Dit zijn en kg i\'s, ch EP Hit en en mvceuinus, gelijk zij bij Herodotus heeten, of, zooals hun eigenlijke naam luidt, cnuru, scha f u a en MENKEUA.

Ongeveer 2100 v. C. overstroomde een herdersvolk van Semiotische afkomst, hylcsos, d. i. herderskoningen, goiieeten, het goed bebouwde land en overheerschte het eeuwen lang. Men meent, dat Thebe niet aan hon onderworpen is geweest. In allen gevalle gelukte het do koningen

-ocr page 37-

17

van Opper-Aegypte, na omstreeks vier eeuwen het geheelo land van die plaag te bevrijden. Het is waarschijnlijk, dat, kort na de Hyksos, do Israëlieten ongeveer 1500 v. C. Aegypte zijn binnengetrokken en liet omtrent twee eeuwen hebben bewoond.

In de veertiende eeuw v. C. bereikte Aegypte, onder de regeering van Ramses ii, dien de Grieken sesostris noemden, het toppunt zijner grootheid. Hij drong tot diep in Azië door, onderwierp Aethiopië en bedwong de Scythen en de ïhraciërs. Doch mettertijd gingen de veroveringen, door Ramses gemaakt, weer verloren. Tegen het midden dor achtste eeuw v. C. deden de Aetbiopiërs een inval in Aegypte. Naar het schijnt, strekte zich evenwel hun heerschappij niet over Beneden-Aegypte uit. Na de verdrijving der Aethiopiërs kwam er een gemeenschappelijke regeering van twaalf vorsten, dodecarchie, totdat één van hen, psamme-tïchus (670—G16), met behulp van Ionische en Carische zeeroovers, over zijn tegenstanders zegevierde en zich de oppermacht verschafte. Sedert werd de toegang tot het vroeger bijna afgesloten Aegypte voor vreemdelingen opengezet en de handel met de Grieken begunstigd.

Necho, zijn zoon, schiep een Aegyptische zeemacht en beproefde de Roode Zee met de Middellandsche te vereenigen door een kanaal, dat uit den Nijl, in de nabijheid van Bubastis, in een oostelijke richting naar de omstreken van het Bittere Meer liep. Het werk werd later door den l\'er-zischen koning Darius I weder opgevat. Hij leidde het kanaal van \'t Bittere Meer naar de Roode Zee en was alzoo do schepper van den geheelen waterweg. Latere verzanding schijnt het noodzakelijk te hebben gemaakt, dat Ptolemaeus Philadelphus in de derde eeuw v. C. de hand op jnieuw aan \'t werk sloeg. Een van Necho\'s merkwaardigste ondernemingen is, dat hij door middel van l\'hoenicische zeelieden Afrika liet omvaren. Desniettegenstaande gold het omvaren der Kaap de goede hoop later voor een onmogelijkheid, totdat de Fortugeezen hot tegendeel metterdaad aantoonden. In den oorlog togen de Babyloniërs (zie blz. 11) sloeg Necho onderweegs den koning van Juda, Josia, die hem zocht tegen te houden, bij Megiddo (in \'t n. van Samaria) in 608. Daarna leverde hij den slag bij Circesium en verloor al zijn veroveringen.

Naar \'t schijnt, verwekten de bloei en de rijkdom, waartoe Aegypte allengs was geraakt, de ijverzucht van l\'erziö, welk rijk bovendien, door den loop van Cyrus\' veroveringen, Aegypte\'s grenzen was genaderd. Ternauwernood had althans Aegypte\'s laatste koning, ps aümenïtus, den troon bestegen, of hij werd bij Pelusium door Cambyses, den tweeden koning van Ferzië, geslagen en gevangen genomen. Zóó werd Aegypte in 525 v. C. een Perzisch wingewest en bleef dit den meesten tijd door tot Alexander den groote, ofschoon het vele malen, en niet altijd zonder vrucht, langdurige opstanden waagde.

Wijnnk, Handboek der Altj. Geschiedenis, ficlo druk.

-ocr page 38-

§ 7.

De Israëlieten tot de verovering van Kanaan.

Do naam „Palaestinaquot; word in do vroegsto tijden aan de kuststreek gegeven, tusschen Aogypte on l\'hoonioië gologen, welko zoo hootte naar do l\'hilistjjnon, door wie /jj oorspronkelijk word bowoond. Eerst later word die naam in ruimor betoekonis gebruikt, om hot geheelo .Toodscho land aan to duiden. Do Israëlieten zelf kenden dien niet als benaming van hun land, weshalve hij ook niet in het O. T. voorkomt; maar zij noemden het Kanaiin, \'t land der Hebreërs, enz. Bij de Romeinen hoot hot land, door dit volk bowoond, veelal Judaea, met welken naam oorspronkelijk het koninkrijk Juda, of wel, na de Babylonische gevangen-scha]), \'t geheele land werd aangeduid. Ten tijde van Christus noemde men de doelen aan deze zijde van den Jordaan Judaea, Samaria en Galilaea, aan gene zijde dier rivier l\'eraea. Ten n. van Palaestina lag de Libiïnon, Dit gebergte is vooral beroemd door den ceder. De hoofdrivier is do Jordaan, die in haren zuidwaarts kronkelenden loop het moor Tiberias vormde on in de Doode of Zantzee uitloopt. Overal in den omtrek van dit moer, dat in de vroege oudheid het dal Siddim was, hetwelk met de steden Sodom en Gomorra door vuur en zwavel werd verwoest, ziet de grond er als verbrand uit en heerscht de huiveringwekkende stilte des doods. Kanaiins groote vruchtbaarheid wordt in den Bijbel zeer geroomd; hot land had uitmuntend weiland, welige akkers, olijfboomen , wijngaarden en vruchtboomen van allerlei soort.

De oudste naam van dit volk, dat tot den Semietischon stam behoort, is Hebreërs, een naam, ontleend aan den bijnaam van Abraham. Hiervoor kwam later die van Israëlieten in de plaats, naar Jakob, sinds zijn worsteling met oen engel, waarin hij, naar do overlevering zegt, moot hebben overwonnen, ook Israël, d. i. bestrijder van God, geheeten. Eindelijk boeten zij ook in \'t algemeen Joden, mot wolken naam oorspronkelijk alleen do bewoners van \'t latere koninkrijk Juda werden aangeduid.

Volgens hun eigen overleveringen begint de geschiedenis der Israëlieten met Abraham, die vóór 2000 leefde. Aan \'t hoofd van een zwervenden herdersstam trok hij uit Mesopotamië (het land tusschen de rivieren) naar Kanaiin, weshalve de bewoners van dit land hem den Hehreër noemden, d. i. den van den overkant gekomene, er op doelende dat hij over don Euphraat was getrokken. Hier zetteden do Israëlieten onder zijn zoon Izailk en onder Izailks zoon Jakob hun herdersleven voort. Jakob had twaalf zonen, die de stamvaders werden der twaalf stammen, waarin hot volk werd verdeeld. Een der zonen, Jozef, als slaaf naar Aogypte gevoerd, steeg aldaar tot hooge waardigheden en riep zijn stamgenooten tot zich, aan welke het landschap Gosen in Beneden-Aegypte (het grensgewest van Aegypte naast do woestijn Sinaï) werd ingeruimd. In dit land groeide Jakohs stam binnen een betrekkelijk korten tijd tot een volk van eenigo honderdduizenden aan.

-ocr page 39-

19

Als herders waren zij echter den Aegyptenaren oen gruwel, en toen zij ook gevaarlijk schenen te worden, begon men hen hard te verdrukken. Toen eindelijk de mate vol was, stond onder hen een redder op, Mozes ge-liceten, die zijn volk uit het land Aegypte uitleidde. Na do lioode Zeo te zijn doorgetrokken, kwamen de Israëlieten in do woestijn van\'t schiereiland Sinaï, een deel der streek, die door do Grieken Arabia Petraea werd gehceten, waar Mozes veertig jaren met hen rondtrok.

Bij den hoogsten top van het gebergte, dat zich in dit schiereiland uitstrekt, welken top de bewoners dezer streek voor heilig hielden en dien de Israëlieten oudtijds insgelijks Sinaï, later ook Horeh noemden, gaf Mozes het volk wetten. De grondslag der geheele wetgeving is het monotheïsme, het geloof aan den bijzondoren God Israels, ver verheven hoven de andere goden, bovendien door hot volk vereerd, üit geloof, dat van oudsher niet het deel van allen was geweest, had do aartsvaders steeds bezield en werd thans door Mozes eerst recht ontwikkeld. Ook na hem streefden ten allen tijde Israëls edelste mannen er naar, dit denkbeeld meer en meer tot aller overtuiging te maken. Uiep drong dit geloof in de openbare en in de bijzondere instellingen van dit volk, alsmede in zijne letterkunde, door. Van nu aamheette het Opperwezen bij de Israëlieten Jehova of eigenlijk Jahve, Behalve dit zijn do hoofdpunten der wetgeving , dat de Israëlieten zich van andere natiën moeten afgescheiden houden en van het herdersleven tot don akkerbouw overgaan. De kern der wetgeving zijn de tien yeboden, geschreven op twee steenon tafelen. Hieraan knoopen zich een menigte voorschriften, die door de oudsten des volks en de priesters werden bewaard en gezamenlijk datgene uitmaken, wat men „de wetgeving van Mozesquot; noemt, die echter voor een goed deel van latere dagteekening moet zijn.

De regeering was bij de Israëlieten in handen van de oudsten der stammen. Tot het priesterambt werd de stam Levi bestemd, en deze stam in twee klassen gesplitst, waarvan de een alleen do nakomelingen van Aiiron , den eersten hoogopriester en broeder van Mozes, bevatte en de eigenlijke priesters (levieten) opleverde, terwijl de andere uit helpers der priesters, wetgeleerden, rechters en artsen bestond. Inmiddels werd het getal dei-twaalf stammen met één vermeerderd, doordien in plaats van Jozef zijn beide zonen. Ma nas se en Ephraïm, mot hun nakomelingen, voor twee bijzondere stammen golden.

§ 8.

De Israëlieten tot den ondergang hunner rijken.

Mozes zal ongeveer 1300 op den berg Nebo (ten z.o. van Jericho, ten o, van de Doode Zee) zijn gestorven. Onder aanvoering van Josua namende Israëlieten, na een vijftigjarigen oorlog met de l\'hilistijnen, de Moabieten en andere heidensche volkeren, bezit van Kanaün. Het land werd onder twaalf van de dertien stammen verdeeld, daar de stam Levi, als die der

2*

-ocr page 40-

20

priesters en wijzen , geen afgescheiden erfdeel had , maar onder de overige stammen verspreid woonde en de tienden der voortbrengselen kreeg. Intusschen verviolen de Israëlieten, door \'t onderhouden van betrekkingen met do overige bewoners van Kanaiin , dikwerf weder tot de gelijkstelling van andore godon niet Jahve. Niet zelden ook ontstond er tweedracht onder do stammen. In zulke bange tijden traden van tijd tot tjjd koene helden op, richteren of rechters genoemd, die hun landgenooten van de heerschappij hunner vijanden bevrijdden en van welke een enkele den vaak verwaarloosden Jehovadienst herstelde. Gewoonlijk bleven deze rechters, na het eindigen van den krijg, aan \'t hoofd van \'t gansche volk of van enkele stammen. De beroemdste van hen waren: Gideon, Jephta en Sim-son. De laatste van allen was Samuel, die, om een nationaal gevoel te doen ontkiemen, profetenscholen oprichtte, waaruit later vele van die mannen, met een hoogeren geest bezield, te voorschijn kwamen, welke onder den naam profeten krachtig ijverdon voor de vereering van Jahve, ook tegen de macht der koningen, en in hun toespraken het volk waarschuwden , vermaanden en vertroostten.

Over \'t geheel beleefde Israël in Samuels tjjd droevige dagen: een groot deel des volks was aan do Philistijnen onderworpen. Hierom wenschte het volk een koning te hebben. Na eenig dralen zalfde Samuel een man uit den stam Benjamin, saul (omstr. 1080—omstr. 1050), tot koning. Saul streed al de dagen zijns levens tegen de Philistijnen en de overige naburen van Israël, en overal, waarheen hij zich wendde, zegevierde hij. Nadat hij zich in een slag tegen de Philistijnen, waarin hij de eerste nederlaag zijns levens onderging, in zijn zwaard had gestort, besteeg David (omstr. 1050—1025), uit den stam Juda, den troon. Eerst omstreeks 1040 door alle stammen erkend zijnde, breidde hij z,}]11 rijk tot den Euphraat uit en verhief het den Jebusieten ontrukte Jeruzalem tot hoofdstad. Hij onderwierp de Moabieten, de Edomieten en do Ammonieten. Maar niet alleen als veroveraar schitterde hij: hij opende ook handelswegen voor zijn volk en regelde de geldmiddelen, alsmede \'t ge-heele staatswezen. Nog meer is hij als dichter beroemd, en zijn naam door do psalmen, voor een gedeelte zijn werk, hoewel, naar men meent, voor zoo ver zij door hem zijn opgesteld, thans alle of grootendeels verloren gegaan, door do geheole beschaafde wereld verspreid.

Davids zoon salomo (omstr. 1025—986), oen man van schranderheid en grooto geleerdheid, liet den prachtigen tempel van Jeruzalem bouwen. Zeer werd \'s konings wijsheid geprezen. De wijsheid, die in hem werd geroomd, uitte zich vooral in \'t vellen van vonnissen als rechter, zooals blijkt uit het bekende verhaal der twee vrouwen, en in \'t uiten van spreuken, van levenswijsheid gotuigende. Wat \'s konings geschriften betreft, het meerendeel hiervan is verloren gegaan, zoodat het er ver af is, dat alles, wat heden nog op zijn naam doorgaat, „de Spreuken, do Prediker, het Hooglied,quot; van hemzelven afkomstig is.

Maar tegenover al den luister van Salomo\'s rogeering ontbrak ook de

-ocr page 41-

21

sohaduwzijdo niet. Do pfrooto pracht, die hij tentoonspreidde, ontaardde ten laatste in een woelde, die hot volllt; /oor drukte, vooral toen hij eon menigte gemaliimon nam, welke uit allerlei volken stamden. De toegevendhoid voor de/.e vrouwen bevorderde het voreoren van buitenland-sche goden aan zijn hof. Vreemd is het dus niot, dat er alom misnoegen ontstond. Daarom vorderde hot volk, onmiddollijk na Salomo\'s dood, dat /ijn zoon Rehabëam de lasten, die het onder zijnen vader mot tegenzin had gedragen , zou verlichten. Doch Rehabëam weigerde dozen oisch in te willigen. De moordorhoid verkoos hierop Jeroboam tot koning. /00 word dan hot rijk in 986 in twee doelen gesplitst: Israël, het rijk der tien stammen, mot do hoofdstad Sichem, daarna SarnarTa, onder Je rob 8 ara, 011 Juda, hot rijk dor twee stammen Juda en Benjamin, met de hoofdstad Jeruzalem, onder Jlehabëam.

Zoowel in Israël als in Juda kwam het weldra tot een strijd tusschen de voorstanders der voroering van Jahvo on die van den dienst dor andere p;oden. Hoezeer profeten, b.v. Ella, Jezaia en JeremTa, zich inspanden, om den godsdienstzin dor natie in kracht te doen toenemen en het geloof aan Jahvo to versterken , dien zij voorstelden niet als den bijzonderen God Israels, maar als den eenigen waren God, bij menigeen stuitten buit pogingen af op zinnelijkheid on gebrek aan ernst. En bij het ineeron-deel van hot volk overwogen hot volksgevoel en de zucht naar onafhankelijkheid de neiging om don dienst van Jahvo in eer te houden, die hen in onmin bracht mot hot buitenland. Bovendien haddon de beide rijken het ongeluk, tusschen twee machtige staten, aan do oene zijde hot Aegyptischo rijk, aan de andere hot Assyrische of Babylonische, te liggen.

Israël word omstreeks 721 door Salmanassar vernietigd (zie blz. 10). Be laatste koning, HosSa, en hot raeerendoel van \'t volk worden naar afgelegen strokon van Assyrië vervoerd. Daarentegen werden andere onderdanen van Salmanassar gedwongen, do ontvolkte strokon van Palaestina, d. i. do steden van de landstreek Samaria (gelogen tusschen Judaea on Galilaea), to bowonon. Door Levieten bekeerd, namen deze volkplanters don Mozaïschen godsdienst aan, zonder daarom hun afgodendienst geheel vaarwel te zoggon, smolten met do achtorgoblovon Israëlieten samen en werden zoo de stamvaders der Samaritanen. In \'t vervolg bleef er evenwel tusschen bon on de eigenlijke Joden oen onoverkomelijke klove bestaan, want do nationaliteit lag niet in don godsdienst alleen.

Eveneens nam Juda allengs af. Ten laatste bezweek de hoofdstad in 58(5 voor NebukadnBzar on werd koning Zedekla, mot do moeste bewoners dos lands, naar Babylonië verplaatst (zie blz. II). Do tijd, dien do Joden in don vreemde sloten, wordt de zeventigjarige Rahylonische ballingschap genoemd. Dit zeggende, behoeft men intusschen niet angstvallig aan de volle zeventig jaron te hcchten, maar behoort mon veoleor aan oen lang tijdsverloop in \'t algemeen to denkon.

-ocr page 42-

22

§ 9.

F h o e n c i ë.

De Phooniciërs, oen volk van don Scmiotischon stam, bewoonden de smalle streek langs do westkust der Middollandsche Zee, dio ton o. door don Libanon wordt begrensd. Hier stichtten zij achtoroenvolgons een aantal steden, waaronder Sidon en Tyrus do voornaamste waren. De meeste dezer steden hadden haar eigen opperhoofd ot\' koning. Dit volk leg\'do zich reeds vroeg op handel, scheepvaart en nijverlieid toe. Van zijn steden is Sidon do oudste, Tyrus do vorinaardste. Tegenover de landtong, waarop do stad was gebouwd, lag oen eiland. Daarheen togen waarschijnlijk in \'fc midden der dertiende eeuw v. C., een aantal familiën uit Sidon en grondvestten er Niouw-Tyrus, dat met Oud-Tyrus als één stad werd aangemerkt. Den hoogsten bloei bereikte die stad van 1000 tot 500 v. C. Van haar koningen behooren te worden vermeld H i r a m , volgens\'t O. T. do bondgenoot van David on Salomo, en Pygmalion, wiens zuster Dido of Elissa Karthffigo stichtte. Grooton roem verwierf Nieuw-Tyrus, want terwjjl de overige steden van l\'hoenicië, zonder eonigc poging tot tegenweer aan te wenden, eerst Salmanassar en later Nebukadnezar huldigden, verdedigde liet zich vijfjaren lang tegen don eerste, dertien jaren lang tegen den laatste dier veroveraars, \'t Is echter waarschijnlijk, dat, na die vijf en die dertien jaren, ook Nieuw-Tyrus zich telkens zal hebben onderworpen. Omstreeks 550 werd Phoenicië, dus ook Nieuw-Tyrus, door Perzië onderworpen. Maar een laatste voorbeeld van vaderlandsliefde en volharding gaf deze stad ten tijde van Alexander den groote, die het echter, hoewel eerst na zware inspanning, in \'i\'M v. C. innam en verwoestte.

Al in de vroegste tijden hadden de l\'hoonieiërs volkplantingen op Cyprus, Sicilië en meer andere eilanden\'der Middellandschc/ee, alsmede in Spanje en op de noordkust van Afrika, b. v. Gades (Cadix) en Karthstgo, welke laatste stad van alle Phoenieische koloniën de belangrijkste is. In 814 v. C. gesticht door Dido of Elissa, word het in\'t vervolg een zelfstandige, machtige handelsstaat, die op zijn beurt eon rooks van koloniën grondvestte. In Mago, die in do zesde eeuw leefde, had Karthago een ervaren regent, en het bestuur van den staat werd door do ouden om zijn wijsheid geroomd.

Do handel der Phooniciërs bestond in zee- en landhandel. Den zeehandel dreven zij voornamelijk met hun volkplantingen; maar ook bevoeren zij de Perzische en de Arabische golf. liet is vrij zeker, dat zij het tin over zee haalden van de zoogenoemde Kassitertdes (tinoilan-den), n.1. de Scilly-eilanden, vroeger Shorlings geheeten (ton z.w. van lOngeland), doch niet waarschijnlijk, dat zijzelf don barnsteen uit de Oostzee aanvoerden, dien zij zich of op do Kassiterïdes, of op een andere plaats, waarheen die stof mag zijn gebracht, kunnen hebben verschaft.

-ocr page 43-

23

De landhandel richtte zich zuidwaarts naar Arabië en Aegypte, oostwaarts naar Palaestina , Syriö , Perzië en lial)yloiii(quot;, cn noordwaarts naar Armenië cn aangrenzende landen. Hot karakter van den handel der i\'hoc-iiiciërs was ruilhandel. Hot waren niet alleen vreomde waren, welke te land en te water werden vervoerd. Men had hij de Phoeniciërs fahrioken , die do waarde vlt;in vele ruw aangevoerde grondstoftbn verdubhelden ol\' nieuwe artikels tot uitvoer van eigen bodem leverden, als purpervervc-rjjen, weefstoelen, fabrieken van sieradiön en barnsteen, ivoor en metalen, glasfabrieken. Overweegt men, dat hot glas in de vroegste eeuwen in Aegypte reeds in veelvuldig gebruik was, dan wordt het twijfelachtig, of het bekende verhaal, hetwelk dc uitvinding dezer stof aan do Phoeniciërs toeschrijft, waarheid bevat. Anders staat het met de uitvinding van de purporverf, waarbij het toeval een grooto rol moet hebben gespoeld: de eer hiervan wordt IMioenieië geenszins betwist. Dat ook hot letterschrift den Phoeniciërs zijn oorsprong verschuldigd is, schijnt niet meer te kunnen worden aangenomen; maar dat de Grieken het aan hen ontleenden , staat vast.

Gelijk van bijna allo Semieten was do godsdienst der Phoeniciërs een natuurdienst; hun goden waren do krachten der natuur, als mythische personen vereerd. Hun hoofdgod is Baal, de Bol der Babyloniërs, de heer dos hemels, wiens kracht in dc werking dor zon werd erkend. De hoogste godin is Baaltis, bij de Babyloniërs Mylitta gehoeten. Tegenover Baal staat Moloch, de god des vuurs, dio zich in \'t dooden verlustigt. Do godin van \'t vuur is Astarte. Zooals aan Moloch knapen en jongelingen, zoo werden aan A star te maagden ten offer gebracht.

§ 10.

M e d i c.

In de uitgestrekte landstreek tusschen don Perzischcn Zeeboezem, de Kaspische Zee, den Tigris en den Indus woonden, sedert overoude tijden, volkeren, die, in nauwe verwantschap tot elkander staande, den Medo-Perzischen tak van den Indo-Germaanschon of Arischen volksstam vormden en alle dezelfde taal spraken. Tot dezen tak behoorden onder anderen dr Medicrs, de Perzen en de liactriërs. In don noordoostelijken hoek dier grooto landstreek bestonden zeer vroeg Sof/diana en Hactriana; den noord westelijken hoek nam Medië in , en het eigenlijke Per««V; lag zuidelijk van Medië. Parthii\', dat eerst later een rol speelde, lag ten o. van Medië. Onder de voortbrengselen van Medië worden oranjeappels, citroenen, vijgen en druiven genoemd. Bovendien was het rijk in vee, paarden, schapen en muilezels.

In al deze landen heerschte oudtijds een godsdienst en beschaving, die zijn oorsprong had in Baetriana en aangrenzende landen. Toen Assyrië en Babylonië zich uitbreidden, worden do Medo-Perzische volken door

-ocr page 44-

24

(Iczg staten onderworpen, totdat /ij liij het zinken dier staten zich wederom verhieven, ze hielpen vernietigen en in hun plaats de heerschappij over West-Azii\'; orlangden. Op een tijd nu, die niet meer zeker is te bepalen, maar waarschijnlijk in de dertiende eeuw v. C. trad ondor hen een hervormer op, Zoröaster (Zarathuztra), die de oude, doch in verval geraakte geloofsleer herstelde en wien men deswege later die leer zelf toeschreef. Mot was geeti nieuwe godsdienst, dien Zoröaster predikte: in tegendeel, slechts als hervormer der oude leer moet hij worden genoemd. Ook na hem werden de oude godheden, de zon en andore, over \'t geheel dezelfde als die, welke de Indiërs aanbaden , in Iran vereerd. Zoroasters leer is vervat in een boek , Avesta genoemd, welk woord „tekstquot; beteekent. Ook wordt het wol Zend-Avesta geheeten, van welke beide woorden hot eerste, Zeml, waarschijnlijk „verklaringquot; beduidt. De eerste, die dit gedenkstuk der oudheid aan Kuropa bekend maakte, was de Pranbche geleerde Anquetil du Perron, in 1754 naar Azië vertrokken, um nasporingon in \'t werk to stellen aangaande don godsdienst der niot-Mohammedaanscho volkoren. In 17(5] keerde hij met een groot aantal handschriften naar zijn vaderland terug. Thans, één eeuw na de vondst van Anquetil, is men met de verklaring dier geschriften zoo ver govor-derd, dat men den zin der Avesta nagenoeg oven goed verstaat, als dion van hot Oude en hot Nieuwe Testament.

Volgens de leer van Zoroaster is er een hoogste god, de schepper dor \'wereld, do bron van allo leven , Ahoerdinazda (d. i. do veelwetende of veel-gevende geost) of Ornrnzd geheeten , onder wien een groot aantal goede geesten staan. Gelijk hij wordt ook het vuur vereerd. Naast Ormuzd staat, als persoonlijk wezen, Alu/ra-Mainiius (d. i. de slaande geest) of Ahriinnn, do vorst der duisternis en van \'t kwade. Ondor hem zijn oen aantal booze geesten gesteld. Ten aanzien van het leven na het verblijf op aarde is het eenige, dat de Zend-Avesta mededeelt, dat de zielen, wanneer het lichaam haar had verlaten , in den derden nacht na den dood op de brug der vergelding kwamen; dat hier gerecht werd gehouden en vanhier do reine zielen, welker reuk de booze geesten duchtten , naar den hemel gingen, terwjjl de overige gebonden naar de oorden der duisternis werden vervoerd. Alleen in Mediö en Perzië heetten de priesters, naar de berichten der Grieken, magi.

De ons bekende geschiedenis der Medo-Perzen begint eerst in do zevende eeuw vóór onze jaartelling. Eenigen tijd vóór don aanvang dier eeuw, waarschijnlijk in 714, maakten zich de verschillondo stammen, waaruit het volk dor Mediërs bestond, van het juk der Assyriërs vrij. Kort daarna regeerde in Medië igt;e.iöoes als eerste koning. Ter zijner oor stichtten de Mediërs do hoofdstad Kchatana. Weldra onderwierpen zij do stamverwante Perzen.

De vermaardste hunner vorsten is cyaxSres ((gt;33—5!)3), die do Assyriërs aangreep en Ninivé belegerde. Middelerwijl was een groote horde Scythen, dio tusschon de Tanais of Don on den Ister of Donau

-ocr page 45-

25

te liuis behoorden, in Modië gevallen , hetwelk zij plunderende en roovende doortrokken. Nadat /.ij gedurende achtentwintig jaren deels in Medië, deels in andere naburige landen op die wij/.o luidden huis gohouden, gelukte hot Cyaxftros, door een list Medio van hen te zuiveren. IIIj en andere Mcdiërs onthaalden het grootste gedeelte der vijanden aan eet; gastmaal, maakten zo dronken en doodden hen. Ongeveer lt;)0() v. C. eindigde hjj den Assyrischen krjjg door do verwoesting van Ninivó (zie l)lz. 10). (Jyaxitres is de grondvester der Medische opperheerschappij in Azië, die in plaats kwam van de Assyrisehe. Tegen zijn zoon ASTvftaES (593 -558) stonden de onderworpen Perzen op, die er niet alleen in slaagden hun onafhankelijkheid te verwerven, maar ook do Mediërs le onderworpen.

§ 11.

P e r z i ë.

Bij dezen opstand tegen de Mediërs worden de Perzen geleid door Cyrus, een man, die van de zijde zijns vaders, Cambyses, tot hel geslacht der Achaemëniden, hot edelste der Perzische huizen, behoorde. Zijn moedor was Manditne, oen dochter van Astyftges. Zoodra Cyrus was geboren, beval Astyftges, door booze droomen verontrust, zijn ge-trouwsten staatsdienaar Tlarpitgus, hot kind te dooden. Op een wonderlijke wijze in \'t leven gespaard, speelde Cyrus, een knaap geworden , eens mot andere kinderen. Hij was in \'t spel tot koning gekozen, en toon hij een anderen jongen, den zoon van oen aanzienlijk Mediër, die hem niet wilde gehoorzamen, had gestraft, en de vader van den jongen zich bij den koning beklaagde, liet AstyJtgos den jongen Cyrus voor zich komen, liet vrijmoedig sproken van Cyrusbeviel den koning, die zeer spoedig ontdekte, datCyruszijn kleinzoon was. Nu nam Astyftges hem tot zich; maar op Harpftgus wreekte hij zich onmenschelijk door 1 larpilgus\' eigen zoon te dooden en hem don vader als spijs voor te doen zotten. Diep gegriefd en verbitterd, hitste llarpagus don thans volwassen jongeling tegen zijn grootvader op. Cyrus won de genegenheid der Perzen, stolde zich aan hun hoofd, en daar Harpftgus met het Medische leger tot hem overliep, nam hij zijn grootvader gevangen en besteeg zelf den troon. Z6ó luidt een door ITorodÖtus, een Grieksch geschiedschrijver uit de vijfde eeuw v. C., medegedeelde overlevering, om te verklaren, hoe de oppermacht in West-Azië aan do Perzen kwam.

Weldra vond oyhüs (558—520) gelegenheid tot vergrooting van zijn rijk. Over heorsohte de rijke koning Cro e sus. Groote schatten had

hij in zijn hoofdstad opgehoopt, waardoor hij tot een spreekwoord is geworden. Doch omdat hij steeds meer wilde hebben, liet hij hot orakel te Delphi vragen, of hjj het rijk van Cyrus wel zou kunnen veroveren. liet orakel antwoordde: „wanneer Croesus de Perzen aangrijpt, zal hij een groot rijk verwoesten.quot; Terstond trok hij tegen Cyrus op; doch na den

-ocr page 46-

26

oorsten onbosliston veldslag nam do koning- dor Pornon Sardes, do hoofdstad van Lydië, in on toldo don koning /oH\'ondor zijn govangonon (omstreeks 540), mot wion hij dosniettomin van dat oogonblik af als vriend verkeerde. Mot Lydië kwamen ook do volkoren en do Griekscho koloniön in Klein-Aziö onder l\'erziö.

In het lot van Lydië moest ook Babylonië deolon. Babylon nam Cyrus, na oen langdurig beleg, in 538 door do bedding van den Euphniat, dio do stad doorstroomde, zoo af te leidon, dat zijn soldaten ze doorwaden en dus do stad hinnendringon konden. Kort daarna gaf hij nan do in bollingseba|) lovende Joden verlof, naar bun land terug to keeron. Omtrent den laatston krijgstoeht van Cyrus en zijn dootl in 52!) zjjn de i)erichton tegenstrijdig, liet waarschijnlijkste is, dat hij op eon onderneming tegen do Dorbiciërs (oen volk, dat ten o. van do Kaspische Zoo woonde) in een voor \'t overig voorspoedigen oorlog werd gewond on kort daarna stierf. Naar oen andere opgave sneuvelde hij in een oorlog togen do Massageten (een volk, waarschijnlijk mot de Scythen verwant, aan de Jaxartes), dat toen door koningin Tomyris werd behoorscht.

Zijn oudsten zoon cAMiiysus (529—521), argwanend en hardvochtig van aard, benoemde Cyrus, nog vóór zijn dood, tot troonopvolger, den jongsten tot landvoogd van Hactrië, Carnianië on hot land der Partben. Do naam van dien tweeden zoon is Bar tja, bjj Herodotus Smerdis, bij andoren anders. Hem liet Cambyses, nog voor de verovering van Aegypte, uil achterdocht vermoorden; doch do daad bleef in de land-stroken zelf, waarover Bartja landvoogd was geweest, een geheim. Alzoo slaagde oen priester, Gumata, alleen doordien hij zich voor den vermoorden vorst uitgaf, er licht in, zich van de rogooring moester te maken. Zooals gezegd is (zie blz. 17), nam Cambyses met geringe moeite Aegypte in bezit. Op de terugreis naar l\'erziö stierf hij aan de gevolgen eener wonde, dio hij zichzelf bij ongeluk had toegebracht. Vóór zijn dood had Cambyses do ware toedracht der zaak, betrekkelijk zijn broeder en den magus Gumata, aan zijn hof geopenbaard. Negen maanden lang wist deze priester zich nog staande to houden door ondersteuning zijner kaste en door de vrijstelling van allo schattingen. Kindelijk verecnigden zich zeven der aanzienlijkste Perzen, om aan deze tusschenregeering oen einde te maken. Nadat zij zich van de waarheid dor laatste woorden van Cambyses hadden overtuigd, drongen zij gewapend het paleis binnen en doodden niet iilloen don overweldiger, doch ook vele andore magiërs.

Thans werd een der samengezworenen, da ui us i, een zoon van llystaspes, uit bot huis der Achaemöniden, koning (521—485). Hij is vermaard, zoowel uit hoofde zjjner krijgsdaden, als wegens do nieuwe inrichting van het l\'orzisehe rijk, waardoor hij don dospotiscben regeo-ringsvorm grondvestte, ilij verdeelde hot gehoelc rijk in twintig satra-piön, zoo geheoten naar de satrapen of lagdvoogden, en bopaaldo voor elke satrapie geregelde belastingen, die meestal in voortbrengselen van \'t land bostonden.

-ocr page 47-

27

Darius zette de veroveringen voort, waardoor zijn beide voorgangers de Perzen tot tiet heerschond volk in Azië hadden verheven. Niet alleen maakto hij hot Westen van [ndiö cijnsbaar; maar hij trok ook, als de eerste Aziaat, die ons werelddeel beoorloogde, over den Bosporus (de straat van Constaiitinopel) naar Europa, waar de tocht over don ister ol\' Donau tegen do Scythen wel mislukte, doch waardoor de Perzen vasten voet in Thraciö en in Macedonië kregen. Tegen hem ontstond oen oproer van do Klein-Aziatische Orieken, dat, hoewel weder gedempt, de oorzaak werd van een dor belangrijkste oorlogen in de woreldgeschiedenis. Want Darius besloot toen liet Kuropeesche Griekenland te onderwerpen.

De geschiedenis van Perzic na den dood van Darius kan niets anders bevatten dan \'t verhaal van \'t langzame, maar zekere verval van dit rijk. Xerxes, Darïus\' eerste opvolger, zette den oorlog tegen Griekenland met de grootste inspanning van krachten voort. Maar, gelijk beneden zal blijken, zijn legers on vloten keerden, bij herhaling met smaad overladen, naar Azië terug. Zóó werd de oorlog tegen Griekenland do hoofdoorzaak van Perzië\'s ondergang. Andere oorzaken kwamen er bjj; hot zedenbedert aan \'t hof, de grootc zoo goed als wettige invloed van \'t serail, de toenemende verwijfdheid van \'t volk en de zucht der satrapen naar onafhankelijkheid. Hoe ontaard de Perzen, in vergelijking met den tijd van Darïus, in de vierde eeuw waren, ziet men hieruit, dat zij, niet meer kunnende steunen op do troepen, door do wingewoston geleverd , noch op hun eigen weerbaarheid, er onder hun laatste koningen toe moesten komen, eenigo duizenden Grieksche huurtroepen in dienst te nemen, dio woldra do kern van \'t leger vormden en, mits bezoldigd wordende, voor elk tegen elk, dus ook voor den koning van Perzië tegen de Grieken, streden. Hoofdzakelijk hadden Perzië\'s koningen het aan do staatkunde, tegenover Griekenland gevolgd, te danken, dat zij hun val nog meer dan honderd jaren na Darïus tegenhielden. Dio staatkunde kwam hierop neer, dat zij, ziende dat hun vloten en legers, do gewone middelen van verdediging, niet tegen don vijand opwogen, de Grieken tegen elkander in \'t harnas joegen. En hierin slaagden zij bij uitnemendheid. Toen evenwel do krachten van Griekenland eindelijk niet die van Macedonië ineensmolten, was de laatste ure van Perzië geslagen.

Onder de opstanden, dio de kracht van hot rijk zeer verzwakten, be-hooren dio van Aegypte te worden vermeld, hetwelk bij herhaling afviel en dikwijls jaren achtoreon zijn onafhankelijkheid wist te handhaven. Aan \'t hof zelf werd do kroon oen twistappel na den dood van dauTi\'s ii not hijs, d. i. don onechte. Deze koning liet die kroon na aan zijn oudsten zoon autaxerxes ii, die don bijnaam mnümön, d. i. dio een stork gohougen beeft, kroeg (405—362) en geboren was, toen zijn vader don troon nog niet had bestegen. Tegen hem stond zijn broeder Cyrus op. Hij trok met zijn leger, waarvan 13,000 in don krijg ervaren Grieken do kern uitmaakten, uit Sardos door Lydiö, Phrygiö, Lycaoniö, Cappadociö en Cicilië naar don Euphraat. Deze rivier stak hij over on

-ocr page 48-

28

zette den marsch langs don linkeroovcr tot do grenzen van Babyloniö voort. Maar Artaxorxes had eveneens /ijn troepen bijeengetrokken. Hij C u li a x a (ton n. van Babylon) word in 401 de veldslag geleverd , waarin do koning do overwinning behaalde, inzonderheid door hot vroegtijdig sneuvelen van Cyrus. De overgebleven Grieken, d. i. do zoogenoemdo 10,000, volvoerden hierop onder Xenöphon hun torugtooht langs den linkeroever van den Tigris, door Armenië, l\'aphlagonië en Bithynië naar don Hellespont. Do onnoemelijke zwarigheden, die zich schier togen elke hunner schreden aankantten, kwam hun heldenmoed te boven.

De laatste koning van het rijk was dabIijs iii oodomannus (330 330). Koeds in hot tweede jaar zijner regeering werd hij aangegrepen door Alexander don groote, koning van Macedonië, en in 330 ging het Perzische rijk te gronde.

§ 12.

G riek e n I a n cl.

Een algemeene naam voor geheel Griekenland wordt bij den oudsten schrijver van dit volk. Homorus, niet gevonden. Do Grieken heeten bij hem nu eens Achajen, dan weer Danaërs oi\' Argivon. Voor do veeteelt was hun land uitermate geschikt, minder voor don landbouw uit hoofde van de volo borgen, waarmede het was doorsneden, welker hellingen echter den wijnbouw, die in geheel Hellas nijvere handen vond, zeer bevorderden. Gelijk de bergen , stond ook hot steenachtige van don grond den landbouw in den weg. Onder de graansoorten was alleen gerst, onder de houtsoorten do eik en do olijfboom do hoofdvoortbrengselon van don grond.

Griekenland bevatte de volgende doelen:

De Peloponnesus, met acht landschappen: Aroadie, Oorinthië, Argölis, Laconië, Messenië, Elis, AchiSjo on Sicyonië mot l\'hliasië.

Midden-driekenldnd of Hella*, ook mot acht landschappon; Attïca, Megftris, Boootië, 1\'hocis, Locris, Doris, Aetolië en Acarnanië.

Noofd-Griekeiilund of \'l\'hessulië en l\'Jp/rus.

Do voornaamste dor Grieksehe eilanden zijn:

In de Ionische Zoo: Corcyra en Ithïlca.

In do Aegoïsche Zee: Euboea, Thftsus, Lemnos, Tenëdos, Sam os, Lesbos. Vorder do beide groepen dor Cycladen on dor S po raden.

In den Saronischen Zeeboezem: Aoglna en Salftmis.

Li do Middellandsche Zoo: Rhodus, Cyprus, Crota.

§ 13.

Oriekmlund* uudsle bewoners. — l)e ne.slii/ini/ dar HeracUden en der Jhrlërs in de l\'eloponncsm. - De volkplanlingen der Grieken.

Fn haar begin is do geschiedenis der Grieken duister en, gelijk die

-ocr page 49-

29

van bijna alle volken, vol fabelachtige overlevering. Griekenland werd het eerst bevolkt door de Pelasgen, die uit Azië moeten zijn gekomen en zich voornamelijk in Thessalië en in de PeloponnBsus vestigden. Alzoo behoort de bevolking tot den Indo-Germaansehen stam. Oude overlovo-rirgen spreken van volkplantingen, in zeer vroegen tijd in Griekenland aangelegd. De Phoeniciër Cadmus kwam in Boeotië en bouwde den burg CadtnSa, aan welks voet later Tbebe ontstond. Dan Sus uit Aegypte landde in Argos en maakte zich meester van de heerschappij over dit landschap. De naam Peloponnesus wordt afgeleid van P e 1 o p s , afkomstig uit Mysië, Lydië of Phrygië, die in Elis verscheen en hot spoedig aan zich onderwierp. Als vierde volkplanter wordt Ce crops genoemd, die uit Aegypte naar Attica zal zijn getrokken en er door het bouwen van den burg Cecropia den grond gelegd hebben tot de stad Athene. Maar dat hij een vreemdeling was en uit Aegypte kwam, is oen vinding van lateren tijd. Veelal neemt men heden ten dage aan , dat die overleveringen niet letterlijk zijn op te vatten, alsof er inderdaad zulke groepen volkplanters in Griekenland zijn gekomen. Daarmede is echter niet geloochend, dat het Oosten eenigen iiivloed op Griekenlands aloude beschaving heeft geoefend.

Op den Pelasgischen tijd volgt die, waarin de Ifellenen het heeracbüiide volk van dit land waren. Hun naam, afgeleid van Hellen, den zoon van Deucalion, werd allengs de algemeene naam voor het Grieksche volk, terwijl de naam Grieken hun eerst later door de liomeinen werd gegeven. He overlevering geeft Hellen drie zonen: Aeolus, Dorus en Xuthus en kent den laatste twee zonen, Ion en Achaeus, toe. Daar nu het Grieksche volk, volgens zijn tongvallen, welke ook schrijftaal waren, zich, althans na 1000 v. C., in drie hoofdstammen splitste, kregen zij naar de zooeven genoemde personen de namen loniërs, Doriërs en Aeoliërs, onder welke laatsten ook de Achaeërs, vroeger een hoofdstam, werden gerekend.

Vele gebeurtenissen kenmerken, volgens de overlevering, do eeuwen, die men den heldentijd noemt, waarvan de voornaamste zijn: de tocht der Argonauten naar Colchis (ten o. van de Zwarte Zee); die der zeven vorsten tegen Thebe en de Trojaansche oorlog, omstreeks 1194 1184. Onder alle helden van dezen tijd zijn HerScles (Hercules) en Thüseus de beroemdste, gene door zijn twaalf daden, op last van den koning van Mycënae (in Argölis), Eurystheus, verricht, deze door zijn tocht naar Creta en door vele andere blijken zijner dapperheid. Beiden echter behoo-ren eigenlijk in de mythologie te huis.

Onmiddellijk na den Trojaanschen oorlog vinden wij bijna overal in Griekenland verwarring en onlusten, regeeringsveranderingen en volksverhuizingen. De grootste omwenteling brachten de Heracliden, nakomelingen van Herftcles, te weeg, die door Eurystheus uit de Peloponnesus verdreven waren en bij de Doriërs een toevluchtsoord hadden gevonden. Met behulp van dezen stam en van den Aetoliër Oxylus gelukte het

-ocr page 50-

30

ongeveer 1000 aan de Heraclldon, Temënus, Cresphontes en Aristodümus, de Achaeörs te verslaan en zich in \'t bezit van oen Pfroot doel der 1\'oloponnBsus te stellen. Vermits elk zijn aandeel van \'t veroverde land verkreeg, kwam Laconië aan l\'roclos en Eurysthönes, tweelingszonen van Aristodëmus, die in do i\'eloponnësus was gestorven. Van nu aan was dit schiereiland de hoofdzetel der Doriërs, zooals Attica die van de loniërs.

Als een belangrijk gevolg dier verovering van \'t schiereiland kan men do vele koloniën der Grieken aanmerken. De algemeene oorzaken, waaraan de bijna ontelbare Grieksche volkplantingen haar ontstaan hadden te danken, waren oorlogen tusschen de onderscheiden stammen, overbevolking, handelsbelangen. De westkust van Klein-Azië kreeg naar deze volkplantingen do namen Aei\'dis, lonië, Dons. Andere lagen aan do Zwarte Zoo, den Bosporus, de Propontis of /ce van Marmöra, den Hellespont, op de zuidkust van Thraciö en Macedonië, in Beneden-ltalië, voor een deel Groot-Griekenland gohceten, op Sicilië, op de zuidkust van Gallië, do oostkust van Spanje en do noordkust van Afrika.

Verreweg oen der belangrijkste aller koloniën was Syracuse op Sicilië. Deze stad, in 735 door Corinthe gesticht, stond eerst onder het bestuur der aanzienlijken. Door \'t volk verdreven, voerde Gelo hen in 484 terug, maar word tevens zelf heer der stad. Na hom word zijn broeder Hiëro tiran (zie blz. 31); doch dc jongere broeder en opvolger van Hiëro, ïhrasybnlus, word in 466 wegens zijn geweldenarijen verdreven. Hierop volgde een volksrogcering on was Syracuse aan vole woelingen ter prooi. De aanvallen der Atheners (415—413) ging het intusschen gelukkig te keer. Een vierde regeeringsverandering greep plaats in 405. In dit jaar wierp zich de opperbevelhebber Dionysius tot tiran op en verijdelde door vier oorlogen de veroveringsplannen der Karthagers op Sicilië. Zijn zoon Dionysius II, die zijn vader opvolgde, werd eerst verdreven, daarna hersteld, maar moost weldra zijn plaats inruimen aan den Corinthiër T i m o 1 ë o n, die voor korten tijd de volksregeering herstelde. Oj) Agathöclos, die zich in 317 meester maakte van \'t gezag, volgden verschillende overweldigers, totdat in 269 de veldheer Hiëro tot koning werd verkozen. Zijn kleinzoon Hieronymus, die de koninklijke waardigheid in 216 erfde, verloor zo een jaar later met het loven. Niet lang daarna, in 212, nam Marcellus de stad Syracuse iti, die dus aan Rome werd onderworpen.

§ 14.

De Grieken in 7 uUjeineen.

Ten gevolge van do volksverhuizingen werden de koninkrijken uit den heldentijd meestal vernietigd, en overal verrezen nieuwe staten. Zij ver-eenigden zich evenwel nimmer tot cón geheel: integendeel, zij behielden

-ocr page 51-

31

vceloor steeds, elk op zichzelf, hun eigen onafhankelijkheid. In al die staten hestondon — iets wat de oudheid zoozeer van den nieuweren tijd onderscheidt— de burgers ten behoeve van den staat en leefden om zijn doeleinden te bevorderen. De staat was onbeperkt gebieder over \'t leven en de bezittingen der bijzondere personen. Daartegenover staat, dat de burger volledig aandeel had aan \'t staatsleven en zijn dagen in de openbare of bijzondere staatsvergaderingen sleet. Een tweede punt, dat de oudheid geheel van den nieuweren tijd onderscheidt, is dat in do oudo staten de meerderheid der bevolking uit slaven bestond, een soort van wezens, die van allo menschen- en burgerrecht ten eenen male waren uitgesloten.

Voor zoover ons bekend is, werden bijna alle staten van Griekenland mettertijd gemeenebesten mot een opperhoofd, hetwelk de uitvoerende macht bezat, een beraadslagenden senaat en een wetgevende volksvergadering. In de zevende en de zesde eeuw werden er ook eenige langer of knrter heheerscht door tirannen, d. i. doormannen, die\'t volstrekt gezag aan zicli trokken in een staat, welke vroeger oen gemeenebest was. Sedert dezen zelfden tijd ontwikkelde zich bij de Grieken meer en meer een veelzijdige geestbeschaving, zoodat zij weldra in kunsten en wetenschappen elk volk der oudheid verre voorbijstreefdon. De voornaamste oorzaken dezer ontwikkeling zijn voorzeker eensdeels de gelukkige aanleg des volks, zijn fijn kunstgevoel en zucht voor geestboscbaving; de milde luchtstreek; waaronder het leefde, benevens de vele en toegankelijke zeekusten, rijk in golven, baaien, zeeën en havens, veelvuldig verkeer, hatulel en scheepvaart begunstigende; de gemeenschappelijke taal, hoezeer in tongvallen onderscheiden. Anderdeels zijn het diegene, welke tevens den band der nationale eenheid tusschen do verschillende stammen en staten ondor-hielden. Van deze eenheid nu zijn, behalve do taal, als de hoofdoorzaken aan te merken:

1. JJe gemeenschappelijke godsdienst. Evenals bij de Aziatische volkeren en bij de Aegyptenaren was de godsdienst der Grieken oorspronkelijk natuurdienst. Zij voreerden en aanbaden in hun goden de krachten en de verschijnselen der natuur. Later stelde men zich de goden als wezens voor met oen menschelijk voorkomen, maar in tegenstelling met de menschen, begaafd met een ziel, onafscheidbaar van\'t lichaam. Het getal dier goden was eindeloos. Zij hadden in de eersto plaats natuurgoden, als Gea, de aarde. Helios, de zon. Verder komen die godon in aanmerking, welke als lovende wezens, die gelijk menschen dachten en handelden, werden voorgesteld. Dit zijn deels do ondoraardsche goden, b. v. lladcs (Pluto) en Persephone (Proserpina), deels de hemolsche of oppergoden. Onder de laatsten staat het twaalftal bovenaan , dat allen Grieken gemeen schijnt te zijn geweest en dat zij meenden bovenal te moeten vereeren. Hiertoe behoorden o.a. Zeus (Jupiter) en Hera (Juno) , Hermos (Mercurius), de god der kooplieden, en AthBnC (Minerva), de godin der kunsten. Niiar de meening der Grieken stond de godsdienst in nauwe betrokking tot don staat. Een eigenlijke priesterstand, die de kennis der goddelijke

-ocr page 52-

32

dingen bij uitnemendheid bezat of voorwendde te bezitten en als middelaar tusschen de goden en do menschen optrad , was den Grieken onbekend. Slechts stond in eiken tempel een priester aan \'t bootd van den eeredienst. Ten aanzien van de vraag over \'t geloof der Grieken omtrent den toestand der ziel na den dood is er geen voldoende grond om te verzekeren, dat do leer van de onsterfelijkheid der ziel een volksbegrip bij hen was. Mot don dood werd de mensch een schim: dit dacht de meerderheid.

2. De nationale sjoelen, die onder de afzonderlijke stammen een edelen wedijver voor de ontwikkeling der krachten van \'t lichaam en later ook van den geest opwekten. De voornaamste dezer spelen waren de Oly)njn-sche, die alle vier jaren te Olympia (in Elis) ter eere van Zeus werden gevierd. Met zonsopgang namen de spelen een begin. Hardloopen of wedrennen, worstelen, vuistvechten, \'t werpen met de schijf of de werpspies, springen waren de voorgeschreven vijf oefeningen, waarin men mot elkander wedijverde en die dagen achtereen duurden. Op den laatsten dag bekranste men de overwinnaars. Onder gejuich en gezang kregen zij een olijftak, en elk hunner tevens het recht, zichzelf ter eere een standbeeld te Olympia te doen zetten.

3. De orakels, waaronder de Grieken de vermeende uitspraken hunner goden verstonden, door den mond van priesters of priesteressen hun medegedeeld. Het eigenlijke doel dezer instellingen was als gewijde plaatsen open te staan voor hen, die omtrent moeiehjke aangelegenheden raad kwamen vragen, liet beroemdste was het Pythische orakel te Delphi, aan Apollo, den god dor fraaie kunsten, geheiligd. Do tempel was op de helling van den Parnassus gebouwd, waartegen de stad lag, en opgevuld met een menigte kostbare geschenken in goud en zilver, die van de dankbaarheid van vorsten en volkeren getuigden. Hier, te Delphi, begaf zich een priesteres, Pythia genoemd, binnen in \'t heiligdom en ging op een met lauriertakken omvlochten gouden drievoet zitten, boven een opening in den grond staande, waaruit bedwelmende dampen opstegen. Dan kreeg zij kramptrekkingen en liet onsamenhangende woorden hooren, welke de priesters zich haastten te verklaren. Een geruimen tijd werkten deze orakels zeer weldadig, daar zij in hachelijke omstandigheden goeden raad gaven en aan de wetten een hooger aanzien verleenden, zoolang n.1. mannen van doorzicht, in quot;t belang des vaderlands , antwoorden lieten geven , die \'s lands heil bedoelden.

4. De mysteriën, d. i. geheime godsdienstplechtigheden, alleen voor ingewijden toegankelijk , welker hoofdgodheden Dionysus (Bacchus), do god van den wijn, Deniëter (Ceres), de godin van \'t graan, en Persephone waren. De beroemdste zetel der mysteriën was te Eleusis (in Attica).

5. De amphictioniën of vereenigingen van rondom wenenden. De beroemdste aller amphictioniën was die van Delphi. Zij diende tot gemeenschappelijke viering van godsdienstige feesten, ter bescherming van den bondstempel en ter verhindering van te groote wreedheid bij binnenlandsche oorlogen. Waar alle waarschijnlijkheid Itestond zij uit twaalf volksstammen.

-ocr page 53-

8p a gt;\' t a-

Boven alle Grieksche staten muntten woldra het Dorische Sparta en hot Ionische Athene uit, niet door omvang van grondgebied of door vruchtbaarheid van bodem, maar inzonderheid door do degelijkheid hunner burgers, een heilzame werking hunner staatsregeling.

Sparta had na de Dorische vol\'icsverhuizing altijd twoe koningen tegelijk, (5ón uit hot geslacht der Eurypontiden (zóó gehoeten naar l\'rocles\' kleinzoon) en één uit de Agiden of Ayiaden (naar Agis, den zoon van Eurysthënes). De inwoners zeiven waren verschillend in oorsprong en toestand: 1. de eigenlijke Spartanen, voor verreweg\'t grootste gedeelte nako-melingen der Doriërs en uitsluitend burgers der hoofdstad, als do heor-sohende klasse; 2. de I\'erioeken (rondomwononden) — ook wel Lacedae-moniërs genoemd, welken naam zij met de Spartanen gemeen hebben, — hoofdzakelijk afstammelingen van de vroegere bewoners der landstreek, de Aehaeërs; zij waren landbouwers, kooplieden of handwerkslieden, die persoonlijke vrijheid genoten, maar schatting betaalden: 3. de Heloten of lijfeigenen van den staat, meestal nakomelingen van de vroogore Achaeï-sche landbouwers, welke het land bebouwden en de Spartanen dienstbaar waren. De naam wordt gewoonlijk afgeleid van de zeestad Helos (in \'t z. van Laconië), die, na den inval der Doriërs,\'t laatst moet zjjn onderworpen.

Eerst Lycurgus\' wetgeving gaf aan Sparta dat eigenaardige kenmerk, waardoor het zich in de geschiedenis van allo andere staten en volken onderscheidt. Evenals over lycukgus\' leven loopen do berichten over zijn tijd zeer uiteen. Dit moet intusschen worden vastgehouden, dat zijn leeftijd vermoedelijk in do laatste helft der negende eeuw v. C. valt. In de dagen van Lycurgus bestond te Sparta de grootste verwarring. Ten oinde aan den verwardon toestand een einde to maken, nam hij, hiertoe opgewekt door het Delphisch orakel, de taak op zich, zijn medeburgers wetten te geven.

Het doel van Lycurgus\' geheolo wetgeving, die oorspronkelijk alleen op Sparta en zjjn naasten omtrek betrekking had, was één: de onafhankelijkheid van den staat. Om dit te verwezenlijken moesten do burgers, ieder in \'t bijzonder, het belang van den staat boven hun eigenbelang stellen; zjj mochten door geen weelde bedorven, door geen vreemde zeden besmet worden. Vanhier een strenge levenswijze en afgeslotenheid naar buiten. Onder Lycurgus\' wetten neemt bij sommige schrjjvers der oudheid de wet over do vordeoling van \'t land een eerste plaats in. Mogen ook de getallen niet vaststaan , er is geen grond genoeg om te betwijfelen, dat Lycurgus al het land in een zeker aantal gelijke stukken heeft verdeeld, die niet vervreemd, noch gesplitst mochten worden. De mannen aten in openbare gebouwen aan gemeenschappelijke tafels, sijssitia

Wijnnis, Handhoek der Alg. Geschiedenis, tide druk. 3

-ocr page 54-

34

of phiditia, waartoe ieder zijn bijdrage moest leveren. De spijs was voedzaam, maar eenvoudig, oen zwarte soep de hoofdschotel. Van hun zevende jaar af tot hun dertigste werden do knapen, later jongelingen, in openbare gebouwen opgevoed, liet doel der opvoeding bepaalde zich tot deze hoofdpunten: versterking der lichaamskrachten; het gewennen aan pijn, aan stipte gehoorzaamheid , aan ontzag voor den ouderdom; het streven naar kortheid van uitdrukking (Laconisch gezegde)^ opscherping van \'t gezond verstand. Oefening in den wapenhandel, muziek en zang, benevens het in \'t geheugen prenten der krijgsliederen waren de middelen om do verwezenlijking van dit doel te bevorderen. l)e wetten zeiven waren niet beschreven: in korte rijmen gingen zij van mond tot mond, om zoo des te vaster in \'t geheugen der burgers te worden geprent.

De onderscheiden machten in don staat waren wederkeerig door elkander beperkt. De klem der regeering was bij don raad der ouden (i/eroesia), uit acht-on-twintig leden bestaande, die ten minste zestig jaar oud moesten zijn en door het volk voor hun leven werden gekozen. Voorzitters van dien raad waren de heide koningen, die het hoogste gezag haddon als opperpriesters en als aanvoerders in den oorlog. De volksvergadering, waaraan ieder Spartaan, den ouderdom van dertig jaren hebbende bereikt, deel nam, had het recht, de besluiten van don raad, zijn voorstellen over wetten, over oorlog of vrede, enz. good te keuren of te verworpen. Niet waarschijnlijk is het, dat Lycurgus het college der ophoren heeft ingesteld. Eerder schijnt het, dat dit later, ten tjjde van den eersten Messenischen oorlog, ontstond. De ephnren waren vijf mannen, waarschijnlijk jaarlijks door het volk gekozen, die een tegenwicht tegen het koningschap en de geroesia vormden. In den liistorischen tijd strekte zich het gezag der ophoren zeer ver uit.

Door zijn instellingen vormde Lycurgus een eenvoudig, matig en krijgshaftig volk, welks diep ontzag voor eigen wetten Sparta gedurende vier eeuwon machtig maakte en welks heldenmoed en vaderlandsliefde den Spartanen niet zeer lang na \'s wetgevers leeftijd de bewondering der overige Grieken, inzonderheid van die der l\'eloponnSsus, zoozeer verwierven, dat zij bij gemeenschappelijke aangelegenheden hun gaarne de hoogste leiding, de hegemonie, overlieten. Niettegenstaande dezen voorrang valt hot in \'t oog, dat do ontwikkeling van menige kracht des menschelijken geestes bij de Spartanen geheel werd verwaarloosd. De mensch, zjjn geheele aanleg en ontwikkeling, ging onder in den dapperen en geharden staatsburger.

Twee oorlogen voerden do Spartanen achtereenvolgens tegen de Mcs-seniërs, die, bij het einde van den tweeden, in lt;530 , voorzoover zij niet uitweken, tot Uelöten worden gemaakt.

-ocr page 55-

35

§ Ifi.

A t h e. n e.

Athene, volgens de overlevering; door Ce crops gesticht, werd in \'t eerst door koningen geregeerd. Aan een dezer, Theseus, schrijft men de verceniging van alle kleine staten van Attica tot oen goineenschappelijk lichaam toe. Nadat de laatste. Cod rus, zich omstreeks 1000, in den kamp tegen do Hellas binnendringende Doriërs, voor zijn vaderland had opgeofferd, werd de koningstitel afgeschaft. Nu kwam er één urchon (regeerder) voor zijn loven, later voor tien jaren; maar van (gt;88 af werden er negen tegeljjk en slechts voor één jaar door hot volk gekozen.

Het volk bestond uit eupatrtden, de aanzienlijken; geomoren, landbouwers, en demiuergen, handwerkslieden. De macht en spoedig ook allen rijkdom bezaten de eersten, uit welke men de archonten koos. De onderdrukking , welke deze bevoorrechte stand zich dien ten gevolge zoo licht veroorloofde, deed dikwerf gevaarlijke onlusten ontstaan. Opdat nu de gebreken van den staat mochten worden weggenomen, wendden eenige der verstandigste mannen zich tot solon, die dit vertrouwen uit hoofde van zijn wijsheid, deugd en ondervinding alleszins verdiende. In 594 werd hij tot archon gekozen en hem do taak opgedragen, een middel to vinden om de drukkende ongelijkheid van vermogen togen te gaan. De maatregel, dien hij nam, heet seisachthia, verlichting der lasten. De schuldbrieven der armste schuldenaars werden vernietigd (d. i. hij liet de schuld-zuilen of steenen pilaren wegnemen, waarop de naam van hem , die \'t geld had voorgeschoten, en de grootte der som waren gegrift). Verder verbood hij, van nu aan op persoonlijke borgstelling schulden te maken of een Athener als slaaf te verkoopen. Kort hierna werd Solon met het ontwerpen eener nieuwe wetgeving belast. Hij ging van de billijke grondstelling uit, dat in den staat allo burgers over \'t geheel aan elkander gelijk moeten zijn, doch dat ieders staatsburgerlijke rechten en plicliten in verhouding behooren te staan niet tot de geboorte, maar tot den grondeigendom.

Van oudsher bevatte Attica drie soorten van bewoners: burgers, slaven en meloeken, d. i. vreemdelingen, die zich metterwoon in Attica hadden neergezet, persoonlijk vrij waren, doch geen deel namen aan het staatsbestuur. Ook splitsten zich de Atheensche burgers reeds vóór Solon in vier stammen , phylen geheeten. Thans opende Solon de reeks zijner hervormingen met een verdeeling der burgers volgens hun vermogen iti vier klassen; a) pentakosiomedimnen, burgers, die jaarlijks ten minste 500 maten droogo of natte waren van eigen grond inoogstten; b) trialcosiome-dimnen, burgers met een inkomen van 300 maten, ook hippein, d. i. ruiters, genoemd; c) zeug/.ten, voor wie 200 of 150 maten de geringste maatstaf was; d) thetoi, d. i. loontrekkende arbeiders, die minder bezittingen hadden. Oeene andere dan de burgers der drie eerste klassen waren

3*

-ocr page 56-

3C

tot ^oregeldon krijgsdienst als ruiters of zwaar go wapenden verplicht. Slechts uit dezelfde klassen werden de overheden, onder welke de leden van den raad mede waren begrepen, gekozen, welke keuze evenwel dooide burgers van alle vier klassen geschiedde. De burgers dor vierde klasse dienden alleen als lichtgewapenden; zij hadden het recht in de volksvergadering mede te stemmen en als rechters in de rechtbanken der gezworenen zitting te nomen.

Het oppergezag berustte, sedert Solons tijd, bij de vollcfivergaderinff, alwaar over wetten, oorlog en vrede, over de keus der ambtenaren beslist, van het geldelijk beheer rekenschap afgelegd en gevonnist werd over misdaden tegen den staat.

De raad van 400 (later 500) leden, telkens voor één jaar, waarschijnlijk door het volk gekozen, werd door Solon ingesteld. IIij bad inzonderheid de zaken, welke aan het volk zouden worden voorgesteld, vooraf te overwegen.

De archonten waren voorzitters der gerechtshoven, wien door het volk gezworenen werden toegevoegd.

De ureopüyus (heuvel van Ares of mars) was van oudsher oen gerechtshof, waarin de jaarlijks aftredende archonten , hoewel eerst na een gestreng onderzoek naar hunnen wandel, werden opgenomen en voor hun leven zitting namen. Hij vonniste over moord met voorbedachten rade en over eenige andere zware misdaden. Hij hield zijn zittingen op den heuvel, waarnaar het hof den naam droeg, in de nabijheid van het heiligdom van den god dos oorlogs. Solon breidde den werkkring van den areopttgus aanmerkeljjk uit door hem toezicht te geven over den godsdienst van den staat, de zoden, do werkzaamheid, de bedrijven en de opvoeding dor burgers, alsmede over de nauwkeurige handhaving der wetten.

Nog bij het leven van Solon barstten er te Athene, gelijk vroeger meermalen was gebeurd, lievige twisten los, die daarmede eindigden, dat pisisteStus, het hoofd der volkspartij, de oppermacht verkreeg. Ofschoon meermalen verdreven, keerde hij telkens torug en werd steeds op nieuw alleenheerscher, wat hij tot zijn dood in 527 bleef. Op gelijke wijze als zijn vader regeerde hippias, do oudste zoon van IMsistrittus, met zijn broeder Hipparchus. Doch in 514 namen Aristoglton en Harmodi us, verbitterd over oen persoonlijke beloediging, hun door Hipparchus aangedaan, en gesteund door een klein aantal samengezwo-renen, het besluit, de tirannen uit den wog te ruimen. Op den vast-gestelden dag doorstaken zij Hipparchus, doch werden, eer zij hun plan omtrent den broeder konden volvoeren, zeiven gedood. Van dit oogen-blik af veranderde het karakter van Hippias: hij werd argwanend en wreed. Nu werd het bewind van den tiran drukkend, weshalve de Atlie-ners hem in 510 noodzaakten te vluchten. Hij begaf zich naar Darius I, koning van Perzië, en versterkte hem in zijn voornemen, den Atheners den oorlog aan te doen.

Niet lang daarna kreeg clisthenes een bijna onbeperkten invloed.

-ocr page 57-

37

Hij vcranderdo de staatsregeling ten gunste des volks door in plaats /an do vier bestaande phylon er tien in te stellen en te bepalen , dat jaarlijks uit elke dezer phylon vijftig burgers leden van den raad zouden worden. Ook voerde lijj te Athene het ostracisme in, een volksboslissing, zoo ge-booten naar de scherven, waarop men don naam van hem grifte, die behoorde te worden verbannen. Eens in het jaar had de volksvergadering doze vraag te overwegen en te beslechten. Bleek het, bij de telling dor stommen, dat ten minste 6000 burgers aan de stemming hadden deel go-nomen , dan moest hij, op wien de meeste stommen waren uitgebracht, voor tien jaren liet land verlaten. Hot doel dezer instelling was, in tijdon , wanneer twee onder elkander onoonigo partijen elkander do hoogste leiding in den staat betwistten , de binnenlandsche rust to herstellen door het volk do beslissing te laten, welke partij haar hoofd moest verliezen.

§ 17.

De Perzische oorlogen, 4!)3—387, lol hel begin der hunjeroovloyen in

Griekenland.

Do botsing, die tusschen de Aziatische alleonhoorsching der Perzen en don vrijen staatsvorm dor Grieken op do kust van Klein-Azië ontstond (zie blz. 27), verwekte in het begin der vijfde eeuw tusschen de Perzen en do Grieken een reeks van oorlogen, die aan den oonon kant don ondergang van i\'erzië bewerkten, aan den anderen hot Grieksche volk tot het hoogste toppunt van macht en ontwikkeling des geestes verhieven.

Na de onderworping der Aziatische Grieken besloot Darius 1 Griekenland onder het juk te brengen, \'t Eerst afgezonden leger onder m a b u o-nius in 493 bereikte Griekenland niot: hot landleger werd door de dappere aanvallen der Thraciërs tot terugkeer gedwongen, do vloot bij hot voorgebergte Athos (in \'t z.o. van Macedonië) door stormen vernield. Desniettemin zond Darius reeds in het volgende jaar herauten naar de onderscheidon staten, ten einde aarde en water te vragen, als toeken van onderwerping, Thebe en de moeste eilanden huldigden de oppermacht des konings: to Sparta en te Athone daarentegen wierp men do gezanten hier in een afgrond, daar in een put. In 490 ondernamen twee satrapen, Datis en Artaphernes, door Hippias (zie blz. 36) geleid, over zee oon tweeden tocht. Eerst veroverden zij Eretria (op l\'luboea) en landden toen in Attica. Moedig togen do burgers van Athene, ten getale van \'J of 10,000, slechts door 1000 Plataoërs ondersteund , onder aanvoering van miltiÜdes, den voel sterkoren vijand to gemoet en versloegen hem bij Mantthon. liet ongelooflijke gebeurde. Do Grieken zegevierden on brachten don vijand zulk oon nederlaag toe, dat hij zijn lieil niot in de legerplaats, maar op de schepen zocht. Volmondig prezen de Spartanen,

-ocr page 58-

38

dio eerst des daags na den kamp oj) het slagveld aankwamen, de heldendaad der Atheners. Wel waren zij geneigd geweest om mede te kampen; maar een oude wet verbood hun vóór \'t invallen der volle maan, die toen juist op handen was, ten strijde uit te trekken. Te Atliene werd do overwinnaar evenzeer met gejubel en eerbewijzen begroet; doch later stierf hij in de gevangenis, dewijl zijn aanval op hot eiland Paros, dat zich, vóór één jaar, aan de 1\'erzen had onderworpen, was mislukt. In den kerker kwam hij, omdat hjj de boete, waartoe hij was veroordeeld, niet had kunnen opbrengen. De boete was hein opgelegd, vermits hij den tocht togen Paros op eigen gezag had ondernomen on daaromtrent beloften aan hot voll; had gedaan , die bij do uitkomst bleken te falen.

Na Miltiftdos traden twee mannen op, die in zijn plaats de leiding van het volk op zicli namen, a kis tl dus en th e m i stÖc i.hb. Aristl-des , igt; e rechtvaardige, bleef zijn geheele loven door, met opoffering van alle eigen voordcel, alleen voor het welzijn zjjner vaderstad werkzaam ; Themistocles was een bovenmate eerzuchtig man, die Athene weldra uitstekende diensten bewees. Nadat Themistöclos de verwijdering van Aristldes door het ostracisme had beworkt, bewoog hij doAthoners, de rijke opbrengst der zilverbergwerken te besteden tot het uitrusten cenor vloot.

Ondertusschen had xkrxes I, Darius\' opvolger, zich vier jaren lang tot den oorlog toegerust. Met een ontzagljjk leger, uit zes-en-veertig natiën samengesteld en stellig oen paar millioenen bedragende, trok hij in 480 over den Hellespont naar Europa, terwijl zijn talrijke vloot langs do kusten zeilde. Thans kwamen do moeste Qrioksehe staten, vroegere onecnighedon vergetende, te Corinthe bijeen en beraamden onder dc leiding van Sparta maatregelen tor verdediging. Na Thessalië te hebben onderworpen, naderde Xerxes de Thermopylae, den bergpas, die uit Thessalië naar Hellas leidde. Hierheen waren ruim 7000 Grieken onder bevel van Sparta\'s koning leonïdas getrokken, terwijl de Grieksche vloot, die den Spartaan eurybiftües tot bevelhebber had, naar de zeeëngte tusschen Euboea en Thessalië was gestevend. Moedig verijdelde dc kleine bende een tijdlang alle pogingen der honderdduizende Perzen om do bergengte te veroveren. Toen toonde hun oen verrader, Ephialtes, bij nacht een aan velen onbekend voetpad. Hierlangs getrokken, violen zij den Grieken in den rug. Nu liet Leonïdas, de onmogelijkheid eoner verdere verdediging inziende, de meeste Grieken aftrekken: hijzelf, getrouw aan Sparta\'s wet „sterven of overwinnenquot;, bleef mot zijn 300 Spartanen en eonige honderden andere Grieken stand houden. Allen vielen, op twee na, in don roemrijksten strijd (480).

Door zijn onvermoeid stroven had Themistöclos inmiddels zijn doel om Athene geheel tot een zeemogendheid te maken bereikt, waarvan men thans de vruchten ging plukken. Intusschon verscheen Xerxes in Attica, verwoestte het en nam zelfs Athene in, dat vrouwen, grijsaards en kinderen hadden verlaten, om zich op Salitmis, Aeglna en andere naburige plaatsen in veiligheid te stellen. Themistocles, zoo schrander

-ocr page 59-

39

als oorzuchtig, liad de weerbare mannen overreed, zich op de vloot te begeven , door de Delphische orakelspreuk , dat de Atheners zich achter houten muren moesten verdedigen, zóó te verklaren, dat met die muren schepen werden bedoeld. Vermits er evenwel bij de aanvoerders dor Griek-sche vloot veel verdeeldheid bestond over de vraag, of men zou bijeen-blijven en slag leveren, dan wel zich verwijderen, bedacht Themistöclos een list, ten eindo tot een algemeenen zeeslag te komen. Hij liet n.1. den koning van Perzië zeggen, dat hij de Grieken dadelijk moest aangrijpen , zoo hij do gekigenheid om hen mot één slag te vernietigen, dewijl zij op \'t punt stonden om uiteen te gaan , niet wilde verliezen. Bij Sal Smis nu tastte Xorxes hen in 480 aan, op een plaats, te eng voor do uitbreiding zijner vloot. In dezen slag behaalden do Grieken, uitmuntende in hot snel wonden hunner schepen, een volledige overwinning. Xerxes vlood naar Azië, den veldheer Mardonius met 300,000 man uitgelezen troepen in \'t n. van Griekenland achterlatende.

In 479 trok do Spartaansche krijgsmacht onder pausanias, don voogd van den jongen koning Plistarchus, een zoon van Leonïdas, dc Perzen te gemoet. Met haar vereenigden zich do Atheners, aangevoerd door don eenigen tijd tevoren uit zijn ballingschap teruggeroepen Aris-tldes. Bij P1 a t a e a e (in Boeotië) geraakten de legers handgemeen : de Perzen , die grootendeels sneuvelden, gelijk ook Mardonius, werden verslagen. Op denzelfden dag word ook oen ander leger der Perzen bij het Ionische voorgebergte Mycitló door de Grieken overwonnen. Daarde moeste Perzen in den slag of op do vlucht waren gedood , verbrandden do Grieken de schepen, waarmede de vijand was gekomen, na zich eerst den buit, die daarin voorhanden was, te hebben toegeëigend.

§ 18.

V e r o o l lt;j.

Na den slag bij Mycftló staakten de Perzen hun aanvallen en was het gevaar voor Griekenlands onafhankelijkheid geweken. De rollen werden verwisseld; van nu aan werd Perzië op zijn beurt bedreigd. Nog stond Themistöcles aan hot hoofd van Athene en maakte zich weder door nieuwe voorslagen verdienstelijk bij zijn vaderstad. Hij overreedde zjjn medeburgers om, in weerwil van Sparta\'s tegenkanting, de muren van Athene te horstellen en do haven Piraeus te voltooien. Ondorwijl was Pausanias ijverig bezig, de kuststeden en de eilanden van de heerschappij der Perzen to bevrijden en veroverde alzoo Byzantium. Sedert dien tjjd veranderde hij geheel van gedrag: hij omgaf zich met Perzische pracht, zwelgde op Aziatische wijze, knoopte geheime onderhandelingen aan mot de vijanden zijns lands en behandelde do Grieksche bondgenooten als vijanden. Zelfs ging hij zoo ver, dat hij op schrift hot voorstel deed, Xerxes\'dochter ten

-ocr page 60-

huweljjk to noinoii on Sparta met goheol Griokenlatid oudof \'» kouiiigs maclit to brengen. Toen boden do aanvoerders dor schepen van Lesbos, Chios, Sainos on andore bondgenooten den Athonors het opperbevel over do vloot aan, on ofschoon do Spartanen Pausanias woldra terugriepen, ging toch do hogomönie ter zee op deze wijze, waarschijnlijk in 476, op de Athenors over. Desniettemin deed i\'ausanias nog geen afstand van zijn heersch-zuclitigo plannen, maar hoopte zo met behulp zijnor schatten door te drijven. Toon evenwel do ophoren ton laatste afdoende bewijzen van zijn verraad hadden bekomen, maakten zij zich gereed, hom gevangen to nemon. Bij hun nadering vlood hij naar een klein gebouw, behoorende bij een tempel der godin Athene (zie blz. 31). Daar de cphoren hom op die plaats, als zijnde oen heilige plok, geen geweld konden aandoen, namen zij het dak er af en versperden de deur. /óó moest hij van hongor omkomen. Nogtans stierf hij niot op gowijdon grond, want zoodra zijn bewakers zagen, dat hij op \'t punt was den laatsten adom uit to blazen gt; droegen zij, om don tempel niet to ontheiligen, hom or buiten, waarop hij terstond den geest gaf\'.

In hot lot van Pausanias moest ook Themistöcles doelen. Eerst werd hij ongeveer in 471 door hot ostracisme uit Athene verwijderd. Naar\'t schijnt, zijn do gronden voor den aanstoot, dien hij had gegeven, to zoeken deels in zijn overdreven gouddorst, deels in den argwaan, dien zijn dubbelzinnige listen, b.v. bij f^alftmis, vroeger bij menigeen hadden doen opkomen. Intusschen was Pausanias in den tempel omgekomen, en onder de goschriften , door hom nagelaten , vond men bewijzen, die aantoonden) dat Thoraistöcles of medeplichtig, of althans mot zijn plannen bekend was. Met deze stukken gewapend, kwam oen gezantschap der Spartanen te Athene, ten einde Themistöcles van deelgenootschap aan de samenzwering van Pausanias te beschuldigen. Terstond werden eenige Atheners en Spartanen afgezonden, om Themistöcles in hechtenis te nemen. Hij voor zich had zijn gronden, waarom hij op die beschuldiging niet terecht wilde staan. Na zich dus een tijdlang nu eens op een jdaats in Griekenland) dan weer op eeti andere te hebben opgehouden, vluchtte hij naar lonië. Inmiddels was Xerxes gestorven en door zijn zoon Artaxerxes 1 opgevolgd. Tot hem wendde zich de vluchteling en werd welwillend opgenomen. Drie steden in Klein-Azië wees hem de koning aan, die in zijn onderhoud hadden te voorzien. Eindelijk stierf Themistöcles of aan een ziekte, of aan vergif, dat hij, wanhopende te kunnen volbrengen wat hij ten aanzien van Griekenlands onderwerping don koning had beloofd, zichzelf zal hebben toegediend.

Naarmate Themistöcles was gedaald, steeg Aristldes, die zijn invloed hoofdzakelijk vestigde door \'t voorslaan van een wetsontwerp, dat aan alle vier klassen des volks gelijke rechten toekende en Athene meer democratisch maakte. Het ontwerp werd aangenomen: alzoo hadden do thoten van nu aan toegang tot allo overheidsambten. Daarom bleef Aristldes tot zijn dood, omstreeks 468, de man des volks.

-ocr page 61-

41

Na Thomistöcles vorhief /icli, muist Aristldos, do aristocratisehg\'ezindo /,0011 van MilitiJtdes, cimon, aan wion do voort/otting van den oorlog werd opgedragen. Op raad van Aristldos koos men Dolos tot vorgadei\'-plaats voor de staten van Griekenland, die gemeenschappelijk den l\'erzi-schen oorlog voordon. Aldaar worden nu dikwijls vergaderingen gehouden en in don tempel van Apollo do bijdragen bewaard, die jaarlijks reeds 460 talenten (ongeveer 1,214,400 gl.) beliepen. Later groeide die som tot 600 en eindelijk, ton tijde vati den i\'eloponnesischen oorlog, tot 1200 u 1300 talenten aan. Deze vermeerdering van macht strekte allengs moor, aan de ëóne zijde, tot vergrooting van de kracht van Athene, aan do andere, tot verzwaring van hot juk, waaronder do hondgenooten van den kant van dezen staat hadden te zuchten.

In 464 had te Sparta een vreeselijke aardbeving plaats, waardoor een groot aantal huizon werd verwoest en 20,000 menschen omkwamen. Dezo gelegenheid grepen vele Heloten, alsmede oenigo perioeken aan, om oen poging te doen , hun onafhankelijkheid te herkrijgen. Zij vermeesterdon de vesting Jtlwine en begonnen een oorlog, dien men, naar het meerendeel der opstandelingen, den derden Messemvchen oorloy, 4154 454, noemt. Nu Ithöme een goruimon tijd vruchteloos te hebben belegerd, riep Sparta den bijstand van Athene in. De komst van de hulptroepen der Atheners, welker toezending op raad van Cimon geschiedde en die hijzelf aanvoerde, had geenszins het overgeven van Ithöme ten gevolge, weshalve de Spartanen hen uit wantrouwen terugzonden. De Atheners, hierdoor verbitterd, koelden hun wrok aan Cimon: hij werd door het ostracisme verbannen. Do oorlog zelf eindigde met een verdrag, waarbij den Helöten vrije uittocht uit do Peloponnesus word toegestaan. Dus moest ook Cimon, gelijk meer dan een zjjner beroemde voorgangers, wijken. Niet alleen de smaad, die Athene ton gevolge van zijn raad van Sparta was wedervaren, was de oorzaak zijner ballingschap. Zij lag dieper. Moe meer het getal van hen toenam, die hot democratisch karakter van Athene\'s staatsregeling ton volle wilden hebben ontwikkeld, des te meer moest Cimon, die or voor uitkwam, dat hij de partij dor aristocratie was toegedaan , voor velen een steen des aanstoots zijn. Maar doordien hij met die gezindheid een buitengewone milddadigheid vereenigde, duurde het lang, eer men hem ten val kon brengen.

Het toppunt zijner grootheid bereikte Athene onder \'t beheer van r k itïc r, us, den grootsten staatsman dor Grioksehc oudheid. Hij was de oenige onder Athene\'s groote mannen, die tot zijn dood, zonder den naam , inderdaad volkomen als alleenheerscher regeerde. Onbaatzuchtig was hij als Aristldes , zoo degelijk en ernstig, dat het somtijds aan het barsche grensde, werkzaam en volhardend in den volsten zin van \'t woord. Als redenaar was hij zoo onweerstaanbaar, dat de godin der welsprekendheid op zijn lippen scheen te zetelen. Als veldheer paarde hij wakkerheid aan beleid, als staatsman stond hij met vaste hand aan het roer on beheerschto kalm on gematigd de woelige volksmenigte. De inkomsten van den staat ge-

-ocr page 62-

42

bruikte hij op onbekrompen wijze tor bevordering van Athene\'s bloei enluVles, ter vermeerdering van de wolvaart zijner medeburgers. Istenimi

Het doel van Pericles was, Athene in \'t bezit te stellen van de vol-| Na strektste hegomönio over Griekenland. Met dit dool staan allo stappen,!met d door hom gedaan, in verband, in de eerste plaats de verplaatsing der | tot df bondskas omstreeks 460 naar Athene. Eveneens is het gelegen mot de 1 van ^ vermindering der macht van den areopSgus. Al het gezag, waarmede 1 Sparti Solon dit lichaam bekleed en waardoor hij het tot den opzichter van den I Reedi staat en tot den wachter der wetten gemaakt had , werd aan den areopftgus | stond onttrokken en hem niets dan do rechtspraak in halsmisdaden gelaten. Dan I de 01 voerde l\'erïcles een bezoldiging in voor de burgers, die als rechters zitting 1 gezo\' namen; reikte geld uit aan hen, die de volksvergaderingen bijwoonden; 1 der stelde een belooning vast voor de leden van den raad; verschafte aan de 1 vijai arme burgers het toegangsgeld voor de tooneelvoorstellingen; bepaalde I een soldij voor de krijgslieden; liet vele en groote gebouwen oprichten en i sprc was de stichter van nieuwe volkplantingen. Hij inzonderheid maakte | maf Athene tot het middelpunt van alle kunst en wetenschap, versierde do I hij stad met do moesterstukken der voortreffelijkste kunstenaars en met heerlijke | doe gewrochten der bouwkunst. Van allo groote werken der bouwkunst was I vol phidias de ziel. Onder zijn toezicht werkten de bouwmeesters cn do overige kunstenaars. 1 cu

Zoozeer bloeide Athene in den tijd van l\'erïcles, zooveel bracht het 1 da op \'t gebied van kunst cn wetenschap voort, wat nimmer is wedergezien , 1 R\' dat men dien luisterrijken tijd de eeuw van Penden noemt. Tijdgenooten I bi van hem waren zeer vele uitstekende mannen, b. v. de wjjsgeer sociut- I t( tks; de treurspeldichters sopiiocles en eubii\'Ïdes; auistoi\'hü- i ^ nes, het hoofd der blijspeldichters; de beeldhouwer Phidias, de geschied- I iquot; schrijvers iiebodöïus en tii uc v nï n es. Socrfttes onderscheidde zich I 1 van do vorige wjjsgoeron, doordien hij de wijsbegeerte, in plaats van ze 1 s bjj de beschouwing van het heelal te bepalen, op den mensch zelf, op 1 zijn leven en zijn zeden toepaste. Geen zijner leerlingen is beroemder dan 1 im.ato, de veelzijdigste aller wjjsgeeron.

§ 19-

De Peloponnesische uorluij. — Van 431 lui 404.

Van den boginno af ontbrak onder do Grieken nationale eenheid. Slechts het groote govaar van don aanval der Perzen, dat allen bedreigde, had het moerendeel van hen de noodzakelijkheid doen inzien van oen band,

die de op zichzelf staande leden der natie tot eendrachtig handelen drong.

Maar sinds het gevaar meer en meer op don achtergrond week, begon do oude tweedracht te herleven. Inzonderheid bad hot overgaan van de hegemönie op Athene Sparta met een onverzoenlijkcn wrok vervuld, cn

-ocr page 63-

43

)e\' enjalles, wat sedert dieti tijd gebeurde, bracht geen verandering in die Isteniniiiig te weeft\'.

G vol-§ Na vele andere verdeoldbeden sloeg, nog bij hot leven van Perïoles, PI)cn,|met den Peloponnesischen oorlog, 431—404, de wederzijdsehe verbittering ? der j tot dadeljjkheden over. Griekenland verdeelde zich in tweo partijen; dio quot;t de 1 van Athene bestond hoofdzakelijk in do bewoners dor eilanden en kusten; mede I Sparta daarentegen werd door nagenoeg alle Peloponnesiërs bijgestaan. i den | Reeds in \'t begin (429) sleepte een vroeselijke pest, dio to Athene ont-®gus | stond, duizenden, onder welko ook Fancies, ten grave. Inmiddels werd Dan I de oorlog met steeds grooter verbittering en teugelloozer wreedheid voort-ting | gezet. Wel werd er eens, in 421, vrede gesloten; doch de gezindheid \'©i; | der beide partijen was dezelfde gebleven. Kort daarop namen al/oo de i de | vijandelijkheden weder een begin, vooral door toedoen van a i.c i n t ft igt; ns , tide I een leerling van don beroemden Socrïttes, die uit een oud geslacht geen I sproten, rijk, schrander en schoon was, èn als jongeling èn als man, kto I maar ook in de hoogste mate lichtzinnig. Als staatsman en veldheer bezat de I hij oj) zelden geëvenaarde wijze hot talent om do gemoederen te leiden , ko i doch miste, met de gave om zichzelf te beheerschen, nauwgezetheid en as | volharding.

ie | Toen er te Athene gezanten uit Sicilië kwamen, om hulp tegen Syra-I cuse te vragen, bewoog Alcibiades do Atheners dit verzoek in te willigen , j daar hjj zich met de hoop vleide, goheol dat eiland te zullen onderwerpen. , | Ken trotsche vloot werd uitgerust; Alcibiitdes was eun dor drie opper-u | bevelhebbers. De vloot lag zeilree en was op \'t punt in zee te steken, | toen in oen nacht bijna alle Hermesbeelden te Athene werden verminkt. | Van die beelden vond men te Athene een groote menigte. Zjj waren van | marmer of van steen en stonden voor de woningen van bijzondere personen , | voor de tompels, op do markten en bij kruiswegen. Dit was godsdienst-schennis, en velen beweerden , dat Alcibiftdes mot zijn moedwillige vrienden dozo euveldaad had bedreven. Toch liet men hom in 415 eerst met de | beide andere bevelhebbers, Nicïas en Lamftchus, uitzeilen. Doch weldra daagden de Atheners hom ter verantwoording en veroordeelden hem , toen hij niet verscheen , bij verstek ter dood. Hij nam de wijk tot de Spartanen on hitste hen zoozeer tegen de Atheners op, dat zij hen niet alleen in Griekenland beoorloogden, maar ook een vloot tot bijstand van Syracnsc zonden. Zoowel hierdoor, als door hot vroegtijdig sneuvelen van LamÜchus en het dralen van Nicïas mislukte de goheele onderneming der Atheners in 413. Nicïas werd gevangen genomen en gedood, vloot en leger vernield. Hiermede waren Athene\'s boste krachten verspild.

Terwijl dit voorviel, beproefden de Perzen de Grieksche volksplantingen in Klein-Azië weder onder hun gezag te brengen, waartoe zij zich met Sparta verbonden. Alcibiftdos , die zich te Sparta veler haat op den hals had gehaald, zag zich gedwongen, naar Tis sêtphor nes, den Perzischon landvoogd van lonië en Oariö, te vluchten. Vanhier begaf hij zich naar oen Atheensch leger, dat op hot oiland Saraos lag on hem tot veldheer

-ocr page 64-

44

had sokozon. Woldra vorsterkte hij het Yortrouwen der krijgslieden door twee ovorwinnliigen ter zeo bij Abydus (in \'t n. w. vun Klein-Aziö, aan den llellos|)or}t) of hij CynossBma (op do ïhracischo ChersonSsus ol\' hot schiereiland van \'l\'hracië, tegenover Ilium of Troje) in 411 en hij Cy/.ïcus (in \'t n, van Klein-Azië, aan de Propontis) in 410, hoide behaald op de Spartanen onder Min dit rus, die tevens door Perzisch gold worden bijgestaan. Mindttrus zelf sneuvelde bij Cy/icus, en ook hot landleger der Perzen werd hier geslagen. Hierop keerde Alcihiildes, van zijn ballingschap onthoven, in 408 naar Athene terug. Zijn intocht was een ware zegepraal. Hij stond op zijn met buit beladen schip, en \'t volk ontving hom mot uitbundig gejuich. Dan, kortstondig was de overdreven ingenomcnhoid der Atheners met de daden van hun lieveling. Wegens een gering verlies, dat hij door de schuld van zijn onderbevelhobber Antiöchus tegen den Spartaanschen vlootvoogd lvsandeu leed, werd hij nogmaals van zijn bevelhebberschap ontzet en keerde nimmer naar Athene terug. Met hein week Athene\'s geluk. Na schier allo zeesteden en eilanden te hebben onderworpen, sloot Lysander, in gemeenschap met de koningen van Sparta, Athene te water en te land in en dwong het in 404 tot de overgave. Do muren der stad werden onder muziek geslecht en oen aristocratische regeering, die dor dertig, ingevoerd. Wol werd een jaar daarna de macht dier dwingelanden vernietigd; maar Athene steeg niet weder tot den bloei van vroegere dagen. Ook Alcibiftdes\' einde was treurig. Door de Spartanen vervolgd, had hij oen toevlucht gezocht bij een Perzisch landvoogd in Kloin-Azië, die hem, op verlangen dor Spartanen, door gehuurde sluipmoordenaars liet om hals brengen.

§ 20.

ToesUmd van Athene. — Sparta\'s overmacht.

Thans werd te Athene een algemeene vergiffenis afgekondigd, on allo instellingen uit Solons tijd, hoewel eenigszins gewijzigd, horleefden er; de archonten, de volksvergadering, de raad der vijfhonderd, de rechtbanken, ook de areopagus, als wachter der wetten. Maar al hield de afhankelijkheid van Sparta nu op, al werden do muren met spoed herbouwd, Athene\'s aloude geest was voor immer gevloden. Vele van do verschijnselen, die den val van den staat hadden berokkend, waren blijven bestaan. Hiertoe behoorde b.v. de gewoonte, sinds Pericles\' tijd onder de aanzienlijken in zwang gekomen, van tijd tot tijd gold onder de armere volksklassen uit te deelen en haar openbare maaltijden te verstrekken. In quot;t midden dor vierde eeuw v. C. werd een wet uitgevaardigd, die bepaalde, dat al do gelden, welke van andere staatskassen overschoten, tot geen andore doeleinden mochten worden aangewend, dan om onder het volk te worden uitgedeeld. Zeer nadoelig werkte ook de hand over

-ocr page 65-

45

hand toenemende gewoonte der Atheners om den krijgsdienst hoe langor hoe meer aan bezoldigde huurlingen over te laten. Meer en meer week do vaderlandsliefde uit de gemoederen, om plaats te maken voor helt-zucht, onrechtvaardigheid, omkoopbaarheid en andere ondeugden. Do feesten ter eere der aloude goden werden niet verwaarloosd; docli aan de goden zeiven geloofde de meerderheid niet langer.

De gebeurtenis, die de eerste jaren der herkregen zelfstandigheid hot meest ontluisterde, is ongetwijfeld het ter dood brongen van Socrittes, den vader der ethica of natuurlijke zedekunde (zie blz. 42). Van\'toogen-blik af, dat hjj zich de zending bewust werd, waartoe hij zich geroepen achtte, wjjdde hij er zich geheel aan. Wars van allo ijdolheid, streefde hij er niet naar om kundigheden van huiten aan te brengen, maar beleed veeleer, zelf niets te weten. In \'t opschrift van het Delphisch orakel „kon uzelfquot; lag, meende hij, de sleutel aller wijsheid. Destijds waren er te Athene mannen, sophisten, d. i. wijzen, geheeten, die de studie dor wijsbegeerte b.v. met die der welsprekendheid en staatkunde vereenigden en op het werkelijke leven overbrachten, /ij gaven voor geld onderricht in deze vakken en trokken meestal van plaats tot plaats rond. Onder de handen dier leermeesters ontaardde langzamerhand de zucht naar wetenschap in een bloot middel om rijkdom en aanzien te verwerven. Hierdoor kwamen de sophisten in botsing met Socrittes, die de menschen poogde te overreden, over hun doen en laten, over het goede en booze na te denken, zich van hun eigen levenstaak rekenschap te geven. -Niet met lange redevoeringen trad hij tegen de sophisten op; doch met hen gesprekken aanknoopende, legde hij hun vragen voor en bracht hen, door hun het verkeerde hunner antwoorden aan te toonen, in verlegenheid. Op dezelfde wijze handelde Socrittes, zoowel wanneer hij zich met zijn eigenlijke leerlingen, b.v. met Plato en Alcibiftdes, als met de burgers, waar hij ze ook aantrof, onderhield.

Op deze wijze loefde en werkte Socrittes tot op zeventigjarigen ouderdom. Toen klaagde men hem openlijk aan, omdat hij, naar men zeide, de goden, die Athene vereerde, verwierp, er nieuwe invoerde en de jeugd bedierf. Socrittes hield zelf zijn verdedigingsrede. Nadat hij had gesproken , veroordeelden de rechters hem tot hot drinken van den giftbeker. Opzijn laatston levensdag sprak hij met zijn vrienden over de onsterfelijkheid dei-ziel , en toen de avond viel, ledigde hij gelaten den kelk, die in \'t jaar 400 v. C. een eind aan zijn leven maakte. Zóó viel hij als een otter van de botsing der begrippen.

Gelijk Athene werd ook Sparta zwakker door de algemeeno ontaarding der zeden, hier een gevolg van het verwaarloozen der wetgeving van Lycurgus. l)e burgers, voorheen vermaard door hun gestrenge zeden, werden hoe langer boe verwijfder en verslaafden zich aan allerlei ondeugden. De wetten leefden zij niet meer na, bezochten de openbare maaltijden schier nimmer meer en schepten behagen in velerlei genietingen en weelderige praal. De oppermacht over de bondgenooten kende

-ocr page 66-

46

Sparta onmogelijk lang handhaven, daar de oligarchische regeeringsvorm (zie bin. 4) en liet opleggen van zware schattingen in bijna alle Griek-sche steden tot dwingelandij en onderdrukking voerden. Toen het nu, ter hulpe van de Grieksche steden in Klein-Azië, legers hierheen zond, ten einde de Perzen te beoorlogen, verwekten de Perzische gezanten in Griekenland zelf een oorlog van onderscheiden staten tegen Sparta. De Spartanen , ten volle inziende, dat zij de opperheerschappij over Griekenland niet konden handhaven zonder de medewerking van den koning van l\'erzië, zonden hierop den geslepen Antaleïdas naar dit rijk, ten einde Arta-xerxes 11 MnSmon (zie blz. 27) voor zich te winnen. Dit gelukte, zoodat de vrede van Antalctdas in 387 zoowel een eind maakte aan den lang-durigen oorlog tegen l\'erzië, als aan dien der Grieksche staten onderling. Do voornaamste voorwaarde van don vrede was de bepaling, welke de onderwerping vaststelde der Klein-Aziatische Grieken aan den koning van Perzië. Weldra misbruikte Sparta, op Perzië steunende, nogmaals zijn macht. Een Spartaansch veldheer, die met zijn leger langs Thebe trok, bemachtigde wederrechtelijk CadmSa, den burg van Thebe, door een aristocratische partij uit deze stad aangezet, welke alsnu een menigte van haar staatkundige tegenstanders dwong Thebe te verlaten. Maar in 37!), vier jaren na liet gewelddadig bezetten der stad, keerde Pelopïdas, een der ballingen, met andere Thebaansche vluchtelingen in hot geheim terug, bracht de hoofden der tegenpartij op een gastmaal om het loven en dwong de bezetting, den burg te ontruimen.

§ 21.

J)e Thehaiinsche oorlof). — De onderwerping run Griekenland mm

Macedonië.

Met moed ondernam Thebe den strijd tegen Sparta en werd eenigo Jaren lang Griekenlands eerste staat. Do hoogte, waartoe het zich in dezen tijd verhief, was geheelenal het werk van twee uitstekende mannen onder hare burgers, Ei\'ajvunonuas en i\'kloi\'idas, die de leiding van den staat en van den oorlog op zich namen. Bovendien bracht Epaminondas, door het invoeren der schuinsche slagorde, het krijgswezen tot een hoogen trap van volmaaktheid. Het kenmerkende van de schuinsche slagorde of phalanx kwam hierop neer, dat de kern van de zwaargewapenden van het Thebaansche leger in een langwerpig vierkant werd geschaard, dat vijftig man diep was en van het front uit steeds breeder werd. Deze schrandere vinding, die aan dit leger het overwicht gaf van een dicht ineengedrongen schaar over een zich in de breedte ver uitbreidende, maar niet diepe slagorde, verschafte Epaminondas meer dan één schitterende zege. De eerste beslissende slag tusschen de vijandelijke staten had plaats in de vlakte van Leuctra (ten z.w. van Thebe) in 371, waar Epaminondas den Spartanen een gevoelige nederlaag toebracht.

-ocr page 67-

47

In het volgende jaar drong de groote Thebaan aan het hoofd zijns legers do Peloponnesus binren, riep de verstrooide Messeniërs in hun land terug en begunstigde in 369 den bouw eener nieuwe hoofdstad Messëne, aan den voet van den berg Ithörae. Dit, gevoegd bij de nederlaag der Spartanen, gaf den Arcadiërs den moed om met den bouw eener vereenigingsstad, Megalopölis (groote stad), te beginnen, die in 15(58 werd voltooid. Gedurende do laatste Jaren van don oorlog stond Epaminondas alleen, want l\'elopidas, als middelaar door de Thessaliërs ingeroepen tegen Alexander van 1\'herae (in \'t z.o. van Thessalië), sneuvelde in 1504 in een gevecht tegen dezen tiran. Zelf werd Epaminondas doode-hjk gewond in een tweeden slag tegen de Spartaansche krijgsmacht bij Mantinêa (in Arcadië), doch stierf niet, eer hij zich, van do zege bewust, don pijl uit de wonde liet trekken. Met hem nam niet alleen do grootheid van Thebe, maar die van geheel Griekenland een einde bij den vrede iu 302, waarbij elke staat van Griekenland, ook Mossono, onafhankelijk werd verklaard.

Van nu aan werd Griekenland door een aantal kleine burgeroorlogen meer en moer verzwakt. Een der laatste was de l\'hocische of heilige ooi\'loy. Hij werd veroorzaakt door de veroordooling der J\'hocensen tot oen overmatige geldboete wegens het behouwen van landerijen , die don üolphi-schen tompel toebehoorden. Toon do kracht der Thebanon, wion het am-phictionenverbond de voltrokking van het vonnis had opgedragen , hiertoe niet toeroikond was, riopon zij koning Philips van Macedonië te hulp, die, na de overweldiging der 1\'hoconsen, in hun plaats zitting kroeg in het amphictionenvorhond. Kort daarna bezotto hij Elatea (in l\'hocis) en verried daardoor do Grieken zijn doel, aan hun onafhankelijkheid den laatsten slag too to brengen. Do beroemdste allor Atheensche redenaars, Demosthönes, bracht met voel moeite een verbond tusschen Thebe en Athene tot stand; doch de veldslag bij Chaoronëa (in Boeotië) in 338, waarin het leger dezer bondgenooten door Philips word verslagen, maakte een einde aan de onafhankelijkheid van Griekenland. Ln hetzelfde jaar werd de hegemonie van Maeodoniö over Griokonland door alle Griek-sehe staten erkend.

8 22.

Macedonië tot den dood van Philips 11. Van 813 lot 330.

De naam Macedonië kwam eerst in gebruik ten tijdo van Herodötus, Welko do strook lands is, die in verschillende tjjdperkon Macedonië wordt geheeten, dit verschilt, gelijk die tijdperken zolven. Veelal bedoelt men, bij het noemen van dien naam, den omvang, dien het rijk bij den dood van Philips 11 had. Hot land zelf was oen groote vlakte, aan drie kanten door bergketenen ingesloten en van borgen doorsneden. Onder do steden

-ocr page 68-

48

telde men Pydna en Fella, onder de riviere?! de Axïus en de Strymon. Het schiereiland in \'t z.o. heette Chalcidicé en had drie landtongen.

Zeker is het, dat onder de verschillende groepen van volkeren, die oudtijds in Macedonië woorden, althans eenige waren van Grieksche afkomst. Doch evenzeer staat het vast, dat dit Grieksche element reeds vroeg in ruime mate met bestanddeelen van barbaarsche volkeren was vermengd. De eerste dynastie van dit rijk is die der Temeniden, nakomelingen van Temfinus (zie blz. 30). De tijd, waarin hun heerschappij begint, is de achtste of de zevende eeuw v. C. Van 514 tot 479 bleef Macedonië min of moer afhankelijk van Perzië (zie blz. 27 en 39). In 360 beklom philips ii, een zoon van Amyntas II, den troon.

Philips, vroeger door Poloptdas, die als scheidsrechter een twist over do troonopvolging in Macedonië had beslist, als gjjzelaar naar Thebe gevoerd en in het huis van Epaminondas opgenomen, redde Macedonië van den dreigenden ondergang. Hoezeer hij zich dit verblijf te Thebe te nutte maakte, toont een der hervormingen, die hij, koning geworden, bij bet leger invoerde. Het is de instelling van de phalanx (zie blz. 46). Oorspronkelijk beteekent dit woord elke slagorde. Doch sedert den tijd van Philips werd liet gebruikt, om bij uitnemendheid die slagorde aan te duiden, welke deze koning met eenige wijzigingen van Epaminondas\' leger overnam.

Van \'t oogenblik af dat hij den troon had beklommen, was het doel des konings, Macedonië onder de Grieksche staten te doen opnemen en de hegemonie over hen aan zijn rijk te verschaften. Na hot land eerst van zijn buitenlandsche vijanden, n.1. van de lllyriërs en andere naburige volkeren te hebben bevrijd, tastte hij achtereenvolgens de steden aan, op de kust van Macedonië gelegen, waarover Athene do hegemfinie had. Eindelijk sloeg hij het beleg voor de machtigste van alle, Olynthus. Mochten ook de meeste zijner tijd- en landgenooten blind zijn voor het gevaar, waarmede hen de plannen van den koning van Macedonië bedreigden, althans één man was er te Athene, die er hot oog op hield gevestigd. Die man was Demosthënes, niet alleen de eerste redenaar van zijn tijd, maar ook voor volgende eeuwen een model van welsprekendheid. De gaven, hem geworden, wendde hij voor een goed deel aan, om de pogingen van Philips te keer te gaan. Te dien einde hield hij de beroemde redevoeringen, bekend onder den naam van Philippische en Olipithifiche. Doch die redevoeringen werkten niet alles uit, wat de redenaar had bedoeld. Zoo werden er, terwijl Olynthus werd belegerd, wel legers afgezonden ter hulpo van de in \'t nauw gebrachte stad; maar het waren slechts huurlegers. Ten laatste, in 348, opende Olynthus haar poorten voor den koning.

Hierna Phocis (zie blz. 47) hebbende veroverd, won Philips Messenië en andere staten uit do PeloponnSsus voor zich, waardoor hij Sparta in bedwang hield. Inmiddels bleef Demosthenes rusteloos al zjjn krachten wijden aan de schier bovenmenschelijke taak, die hij op zich had geno-

-ocr page 69-

49

men, en liet niet af, hoewel hjj alleen den ongunstigen uitslag te gemoet ■Mig en begreep, dat het eenige, dat hij kon uitwerken, was, dat Athene mot eero viel. Dit geschiedde dan ook bij Chaeronëa. Na dien slag werd Philips, in naam van allo Grioksche staten, het opperbevel opgedragen in den oorlog, dien men besloot Perzië aan te doen. Zoo was hij op het punt, zijn werk de kroon op te zetten. Maar reeds stond hij, zonder het te weten, aan den grenspaal zijn levens. In zijn huis heerschte verdeeldheid. Zijn gemalin 01 ym pi as, uit EpTrus afkomstig, was verbitterd over oen tweede huwelijk, dat do koning met een Macedonische vrouw, Cleopatra geheoten , sloot. Niet onwaarschijnlijk is het, dat zij de hand bad in den aanslag, op \'t leven van Philips gedaan. Doch de daad zelf, bet vermoorden van den koning in 336, werd gepleegd door een otlicier der lijfwacht, i\'ausanias, op do bruiloft van Philips\' dochter, Cleopfttra, die met koning Alexander van Epirus huwde, te Aegae (in Macedonië, ten n. w. van Pella). In allen gevalle logdo Olympias geen blijken van rouw aan den dag.

8 23.

Alexander de yroote en hel Perziseh-Macedonisch rijk. — Van 33fi lot 323.

Alexander, mot den bijnaam de ghoote, een zoon van Philips, geboren in 35() en door Aristotëles, met i\'lato den beroemdsten wijsgeer der oudheid, onderwezen, volgde zijn vader in 33tgt; in do regeering ou. Na te Corinthe van de Grieksebe gezanten hot opperbevelhebberschap, zijn vader vroeger opgedragen, to hebben verkregen, bedwong hij gemakkelijk de Thracische en do Illyrische volksstammen, die zich togon zijn heerschappij verzetteden, en beteugelde den opstand der The-banen door de verwoesting hunner stad. Toen nam hij do taak op zich, die zijn vader zich had voorgeschreven, en trok in 334 met ruim 35,000 man uitgelezen troepen over den Hellespont. De Perzen leverden hem slag bij de G ran leus, waar zij een nederlaag ondergingen. Itet loon der overwinning was hot westelijk gedeelte van Klein-Azië tot het Taurus-gebergte. De koning trok nu door ionië, Carië, Lycië, Pamphylië, Pisidië en Phrygiö naar Ciliciö. In Phrygiö, in do stad Gordium, legde men hem den door do faam wijd en zjjd bekenden knoop van den dissel voor. Het was de dissol van een wagon van oen vroegeron koning van Phrygiö, aan Zous gowjjd , die op den burg van Gordium stond. De knoop zelf was gemaakt van boombast en zoo kunstig gelegd, dat men er noch begin, noch einde aan kon bespeuren. Ook Alexander zocht vruchteloos een begin of oitulo van den knoop. Toch maakte hij hom los on gaf zóó voet aan het geloof, dat hij was geroepen, om over Azië te heerschen. Te Tarsus (in Cilicië) door zijn arts Philips van een gevaarlijke ziekte hersteld, sloeg hij bij Issus in 333 bet leger der Perzen, dat op 600,000

Wijnnic, Handboek: der Ahj. Geschiedenis, Gde druk. 4

-ocr page 70-

50

man wordt geschat, en nam de gemalin, de moeder en do dochters van Darius Codomannus (zie blz. 28) gevangen.

Vooreerst liet Alexander nu den koning van 1\'emë aan zichzelf over, ten einde de kustlanden Syrië, Palaestina, Fhoeniciii on Aegypte te onderwerpen. In Phoenicië hood alleen Nieuw-Tyrus hem zeven maanden lang weerstand. In Aegypte grondvestte hij, op een landtong in \'t n. w., in de nabijheid van het eiland Pharus, Alexandrlë, dat door haar gunstige ligging weldra het middelpunt van den wereldhandel en de hoofdzetel der wetenschap werd, waar voor \'t eerst Oostersche geleerdheid en Grieksche letteren in onderlinge aanraking kwamen. Uit Aegypte toog hij naar Azië en sloeg bij Ar bel a of G au gamel a (in Assyrië) in 3!}1 de Perzische hoofdmacht, begroot op 1,000,000 manschappen. Kort daarna werd DarUis op de vlucht door den satraap van Bactriana, Bessus, vermoord en bezetteden de Macedoniëra de hoofdsteden van Perzië, Babyion, Susa, Persepölis en Ecbatamp;na. Zoo viel het uitgestrekte rijk in handen van Alexander, die ook de in \'t n. o. van Perzië gelegen provinciën, Bactriffna en Sogdiana, doortrok en Bessus met den dood strafte.

Ofschoon thans overal als opperheer van l\'erzië erkend, streefde Alexander nog naar verdere uitzetting der perken zijner heerschappij. Deze zucht deed hem een tocht naar noordelijk Indië of Pendsjab ondernemen , waar hij eenige veroveringen maakte. Hem bekoorde het denkbeeld , dat hij , Indië hebbende vermeesterd, naar waarheid de beheorscher van Azië kon worden genoemd. Maar bij de Hyphösis dwongen hem de Macedoniërs, die zich met weerzin verder van eigen land en volk verwijderden en liever in vrede op hun lauweren wenschten te rusten, in 326 tot don terugtocht. Terwijl zijn vlootvoogd Nearchus met een nieuwgebouwde vloot uit den Indus langs do kusten naar den mond van den Tigris stevende, voerde de koning zelf zijn leger langs den rechteroever van don Indus, door Gedrosië en Carmanië, naar Susa en vervolgens naar Babyion. Hier trachtte hij zijn plan, de ineensmelting van Macedonië en Perzië en de verbreiding der Grieksche beschaving over Azië, te volvoeren. Hiertoe had ook het aanleggen van vele steden, die hij met Macedoniërs en Grieken bevolkte, tot den laxartes (in \'t n.o. van Sogdiana) toe en zelfs in Indië moeten dienen. Het weerstreven dier bedoelingen hadden reeds eenige zijner vrienden, als Philötas en zijn vader Parmonio, met den dood geboet. Om oen andere reden, het in drift en dronkenschap verkleinen zijner daden en \'t uiten van beschimpingen, had de insgelijks niet nuchteren koning zijn veldheer Clltus, den redder zijns levens bij de Granlcus, eigenhandig gedood. Ter bereiking van \'s konings oogmerk strekten verder huwelijken tus-schen Macedoniërs en Aziatische vrouwen. Ook nam hij Perzen in zijn leger en zelfs in zijn lijfwacht op. Te midden van do overweging zijner grootsche plannen verraste de dood Alexander in 323. In hem verloren de Macedoniërs een vorst, die hun steeds op het pad van

-ocr page 71-

51

de zege en den roem voorging, do overwonnen volkeren den reclit-vaardigston en grootmoedigsten heer, dien zij immer hadden gehad. Boven alle bedenking verheven is het, dat Alexander eon groot krijgsheld was. Zelden is hot zedelijk overwicht, waavmedo]hij zijn leger behoorsohte, geëvenaard. Voor Griekscho kunst en lettoren had hij oen open oog; de laatste beoefende hij ook zelf gaarne, intussehon staat het, hoevelo grootsehe hoedanigheden h;j moge hebben bezeten, tevens vast, dat do overmatige gaven der fortuin oen verbasterenden invloed op hom hebben geoefend.

§ 24.

De uit het Perzisch-Macedonisch rijk voortgesproten staten.

Met den dood van Alexander verviel zijn schepping vooral bij gemis aan oen goschikten opvolger. Do eerstvolgende tijd bovat dan ook niets dan een reeks vati onderlinge twisten en oorlogen tusschen zijn veld-heeren, stedehouders (diadochen, d. i. opvolgors), in do verschillende landen, welke in 301 met do nederlaag en den dood van Antigönus bij Ipsus (in Phrygië) eindigden, die door Seleueus werd verslagen. Gedurende en na deze oorlogen kwamen or uit de veroveringen van Alexander onderscheiden rijken voort. 8eleucus stichtte in 312 het Seleucidisch-Syrisch rij te, waarvan zich woldra Pergamp;mus, later do geheele westkust van Klein-Azië omvattende, on hot lJarthischo rijk losscheurden. Een van Seleueus\' opvolgors is antiöchus m de ohoote, die door een oorlog mot Homo zich en zijn land grooto rampen berokkende, on antiöchus iv epiph^xes, d. i. do vermaarde, die zich als eon dwingeland gedroeg tegen do Joden. In plaats van don eeredienst van Jehova poogde hij dien van Zous te stollen en roofde de schatten uit den tempel. Hierom stonden de Makkuhuern onder Mattathlas on zijn zonen in 1(gt;7 op en brachten den afval van dit volk to weeg.

Sinds 586 aan verschillende veroveraars, Nebukadnüzar, Cyrus, Alexander en anderen, onderworpen geweest zijnde, smaakten de Joden eindelijk in do tweede eeuw v. C. hot geluk, hun onafhankelijkheid voor ruim honderd jaar to herwinnen. Uit hot geslacht der Makkabaeën kroeg dit volk thans achtereenvolgens vele bestuurders, die tegelijk koning en hoogepriester waren. In de laatste eeuw v. C. kwam er verdeeldheid , doordien de vorsten uit dit geslacht ontaardden en hot volk zich in drie staatkundig-godsdienstige sekten splitste: de liet wettelijk Jodendom angstvallig voorstaande Pharisaeërs, de Sadducueërs of vrijdon-kors en de in afzondering lovende Essaeërs. Deze oneonigheden brachten Pompejus iti het land en doden het afhankelijk worden van Homo. Na de Makkabaeën worden (/»• lihiinaei\'i\'s, uit Idumaoa (in \'t n. van l\'otraëisch

4*

-ocr page 72-

52

Arabië) afkomstig, door de gunst der Romeinen tot afhankelijke bestuurders der Joden verheven. Een van hen, llerödos do groote, wist het tweede driemanschap zóó voor zich te winnen, dat hij in 40 tot koning der Joden werd benoemd, ofschoon hij het rijk eerst in 37 in bezit kreeg. Na zijn dood werden de vorsten uit zijn geslacht van tijd tot tijd door Romeinsche bestuurders vervangen, welke door afpersingen en onderdrukking een geduehten haat verwekten. Deze haat voorde eindelijk tot een oorlog, die, zooals beneden zal blijken, op de vernietiging van den Joodschen staat uitliep.

In Aegypte stichtte ptolemaeus i, a o i , d. i. zoon van Lagus, die ook den bijnaam had söter, d. i. redder, het rijk der i\'toleniaei\'n, 323—31. Onder hem en zijn naaste opvolgers bloeide de gouden eeuw van Aegypte. Toon werd Alexandrië do zetel van den wereldhandel en van wetenschappelijke beschaving, üe nieuwe stad werd de wijkplaats, werwaarts Griek en Jood, menschen van allen landaard, die de schokken dor tijden van erf en vaderland hadden beroofd, heenstroomden. Bibliotheken, opgevuld met de schatten der toenmalige geleerdheid, ontvingen er \'t aanzijn, en de geleerden vonden er het oord, waar hun een rustige beoefening der wetenschappen werd vergund. Muséum heette het gebouw, waar allen, die zich in kunst of wetenschap onderscheidden, naar. men meent, kosteloos verblijf en onderhoud word aangeboden. Dit gebouw lag in een wijk, Bruchmm gehoeten, waar zich tevens de eene der vermaarde bibliotheken, ten minste 4- of 500,000 rollen groot, geljjk de andere, 42,000 rollen tollende, in het Seraphim, bevond. Men vermoedt, voorzeker terecht, dat onder die duizenden rollen hetzelfde geschrift in meer dan één exemplaar voorkwam, zoodat b. v.de4-of 500,000 rollen der eerstgenoemde bibliotheek wellicht niet moer dan 90,000 geschriften zijn geweest. Op die wijze word Alexandrië een nieuw Athene, maar een Athene, niet zoozeer blinkende door eigen scheppingen, als door geleerde kennis, inzonderheid van spraakkunde, door \'t ziften en beoordeelen van de geschriften der Grieken. Intus-schen ontbrak hot te Alexandrië niet geheel aan oorspronkelijke werken. Do dichtkunst, de wiskunde on de met haar verwante vakkon vonden or ijverige beoefenaars.

Daarentegen werd de wijsbegeerte in den tijd der Ptolemaeën te Alexandrië weinig of niet bestudeerd. Nog was Griekonland, bovenal Athene, de hoofdzetel van dit vak. Daarom vestige men nog oven den blik op de Grieksche wijsbegeerte. Onder de scholen of richtingen, uit den kring van Socrates\' toehoorders voortgekomen, is die van Aristo-toles, den leerling van l\'lato en leermeester van Alexander, eon dor meest bekende. Zij heet de Peripatetische, dewijl Aristoteles de gewoonte had, met zijn leerlingen in het Lycêum te Athene onder het spreken heen en weer te wandelen. Geen der oude wijsgeeren was geleerder dan Aristoteles. ilÜ was de navorscher bjj uitnemendheid, wiens geschriften allo vakkon der toenmalige monsehelijko kennis omvatten. Genoegzaam

-ocr page 73-

63

ter 7,elfdei\' tijd, omstreeks 300 v. C., bosoniien Epicurus en Zeno hun stelsels te Athene te verkondigen, die, hoezeer onder elkander uiteenloopend, meer ingang bij do menigte vonden dan de woorden van Plato ot\' Aristoteles. Overeenkomstig de leer van Epicarus was hot hoogste goed, waarnaar do mensch heeft te streven, hot levensgeluk. Maar dit gelu Iv of, met andero woorden, het vermaak was niet alleen het genot, doch verinaak, zoowel naar ziel als naar lichaam. Daar oven wol het vermaak niet zonder deugd kan worden gedacht, bekleedt de deugd in de leer van Epicurus een eervolle plaats. Volgens Zeno en zijn leerlingen, de Stoïcijnen, zóó goheeton naar tie veelkleurige stoa of galerij , waarin hij zijn lossen gaf, was het hoogste goed der menschhoid de deugd , het hoogste kwaad do ondeugd. Hij, die do deugd bezit, is een wijze; die ze niet heeft, een dwaas.

Te Alexandrië kwam ook, om weder ter zake te komen, de beroemde vertolking van de heilige schriften dor Joden, onder don naam van die der zeventiyers bekend, tot stand. Volgens do overlevering namen twoe-önzoventig Joodscho geleerden, op verzoek van don tweede der l\'tolomaoën uit Jeruzalem overgekomen, deze taak op zich. In tweeënzeventig dagen vertaalden zij op hot eiland l\'harus (zie blz. 50) de boeken uit het Hebreouwsch in \'t Grieksch. Elk in een afzonderlijke cel gezeton, moeten de tweeënzeventig geheel gelijkluidende vertalingen hebben geleverd. Van do overlevering kan slechts dit als vaststaand worden aangemerkt, dat er te Alexandrië een vertaling van \'t O. T. in \'t Grieksch is tot stand gekomen, die in de derde eeuw v. C. kan zijn begonnen, maar niet vóór hot midden dor tweede eeuw was voltooid.

Macedonië, waaraan de Grieken zich woldra, althans ten dooie, onttrokken, bleef een rijk op zichzelf, dat, na eenige wisseling van heorschers, door de nakomelingen van een der diadoohen, üomotrïus l\'olior-cTstes, d. i. steden veroveraar, word bestuurd. De Grieken vereenigden zich, na hun zelfstandigheid ten doele te hebben herkregen, grootendecls in hel Achaëisch en het Aetolisch verbond. Onophoudelijk oorlogen togen elkander voerde de boven genoemde staten langzamerhand tot hun ondergang: in de tweede on de eerste eeuw v. C. werden zij, de oen na den ander, Homeinsche wingewesten.

§ 25.

11 a l i ë.

liet schiereiland Italië, door de hergkoton der Apennijnen in zijn gehoole lengte doorsneden, droeg oudtijds niet één algemeenen naam: liet word door verschillende volksstammen bewoond, die aan do afzonderlijke doelen hun naam gaven. De naam Italië, d. i., naar men zegt, land van \'t rundvee, duidde oorspronkolijk slechts de zuidwestelijke spits

-ocr page 74-

64

aan en Ring ocrst door do Ronicinsche hoorscluippij allengs op het geheole land ovor.

Be Alpen scheiden Italië, voorzooverre hot aan \'t vasteland is verbonden , van \'t overige Europa. Aan drie zijdon \'wordt het door de zee bespoeld. Mild en vruehtbaar is de bodem , die tevens rijk is aan vlakten en valleien, het klimaat zacht. Graanbouw paarde zich sedert overoude tijden ulom in Italië aan wijnbouw, veefokkerij aan olijventeelt on het aankwooken van fijne vruchten.

Onder do Romeinen bestond Italië uit de volgende doelen;

a. Opper-Italië, hoofdzakelijk Gallia Cisalplna (aan deze zijde van de Alpen) en Ligurië. Do hoofdstroom is de Padus of Po.

b. Eigenlijk of Midden-Italië, met de volgende landschappen : Etrurië of Tuscië, Latium, Campanië, Umbrië, PicBnum en Samnium. In Latium lag Rome aan den linkeroever van den Tiber op zeven heuvels, of eigenlijk op twee heuvels, Quirinïllis en Viminalis. en op vijf bergen, Esquillnus, Capitollnus, Palatlnus, Aventlnus, Coelius. Zóó luiden de namen doorgaans, hoewel niet bij do oude schrijvers, en eerst sedert don tijd van Constantlnus den groote (zie blz. 83) sprak men van het op zeven heuvels gebouwde Rome. Bij de zeven kwamen, sedert Aurelianus (zie blz. 83), de collis hortorum (heuvel der tuinen) of Pinotus, het Janiculum en de Vatieamis.

c lieneden-Italië, — ook, voorzoover do kusten met vele Grioksche volkplantingen bezet waren. Groot-Griekenland genoemd, -— bevatte de volgende doelen; Lucanië, Bruttium, Apuliö, (Jalabrië. Eilanden, tot Italië behoorende: Sicilië, Sardinië en Corsica.

§ 26.

Stichting en oudste inwoners van Home.

De oudste bewoners van Italië bestonden uit vele volksstammen, waarschijnlijk alle van den Indo-Germaanscher. of Arisehen stam , van welke de Etruscen, de Sabijnen , do Samnieten, de Volscen en de Latijnen do voornaamste zijn. Uit de Latijnen en de Sabjjnen zijn de Romeinen voortgekomen.

De volksoverlevering der Romeinen bracht do voornaamste der Grioksche overleveringen, die van den Trojaanschen oorlog, in verband met het ontstaan van Romo. Zooals zjj n.1. luidt, landde na vele omzwervingen de Trojaan A en (5 as in Latium, waar zijn zoon A scan i us later de stad Alba Longa grondvestte, die eenige eeuwen lang door zijn nakomelingen werd geregeerd. Onder hen was Numttor de laatste, die door zijn jongeren broeder van den troon werd gestooten. Tegen de verwachting van Amulius baarde do dochter van Numitor, Rhea Silvia, tevens priesteres van Vosta, de godin van den huiselijken haard, twee zonen, Romülus en Re mus, welke door hun oudoom tot den dood

-ocr page 75-

55

in de wateren des Tibors werden veroordeeld. Doch Faustülus, \'s konings herder, nam hen op van de plaats, waar zij waren nedergelegd, en voedde zo op. In een twist met de herdersknapen van Numitor werd Kemus door hen gegrepen en voor zijn grootvader geleid. Faustülus, ijlings toegesneld, openbaarde thans liet \'geheim der geboorte van de beide broeders, die nu hun gezellen verzamelden, hun oudoom overvielen, hem doodden en hun grootvader Numitor in zijn waardigheid herstolden. Toen bouwden zij, met vergunning van Numitor, op den Palatijnschen heuvel do stad Homo, Itorna quadrata, d. i. het vierkante Rome, bij welker stichting oneenigheden tussohen de brooders ontstonden , ten gevolge waarvan Remus door de aanhangers van Romulus werd gedood.

Volgens de gewone berekening , die van Varro, een Romeinsch goloerdo en schrijver uit de eerste eeuw v. C., valt de stichting van Rome in\'t jaar 753 op den 21ston April. Hot spreekt intusschen vanzelf, dat, evenmin als do omstandigheden, waaronder do stichting plaats had, do tijd dier stichting met zekerheid kan worden gemeld.

Hot gehoole Romeinseho volk bestond in de vroegste tijden uit drie standen: de patriciërs, do cliënten en do plebejers. De patriciërs, de aanzienlijken, waren zij, welke do stad gesticht en de toenmalige bewoners der landstreek onderworpen haddon, alsmede hun nakomelingen. Zij alleen worden geroepen tot hot bekleeden dor hoogste ambten en van de priesterlijke waardigheden en vormden de oorspronkelijke volksvergadering {comitia curüUd), waarin over een zeker aantal gewichtige aangelegenheden van don staat werd beraadslaagd en beslist.

De cliënten waren oen soort van onderhoorigen dor patriciërs en kwamen waarschijnlijk voort uit die lieden, welke zich tot gehoorzaamheid aan de stichters dor stad hadden verbonden. In betrekking tot do cliënten, die later onder don dorden stand verdwenen, heetten do patriciërs patronen.

De plebejers maakten een vrijen stand uit, welko opkwam door hot groote aantal menschon, die zich allengs onder do latere koningen to Rome kwamen vestigen. Zij waren in de eerste eeuwen van alle overheidsambten , behalve van de krijgsambten, en van het stemrecht in do volksvergadering uitgesloten. Daarentegen rustte op hen de verplichting tot krijgsdienst en die om grondbelasting te betalen.

Aan hot hoofd van don staat stond een koning, die niet alleen de uitvoerende, maar ook do wetgevende macht bezat. Twaalf lictoren, die fasces, d. i. roedonbundels met oen bijl, voor hem uitdroegen, zottodon zijn waardigheid aanzien bjj. Een senaat, waarschijnlijk uit 300 patriciërs bestaande, alsmede oon volksvergadering stonden hem ter zijde.

-ocr page 76-

§ 27.

5(5

Rome onder de koninyen. — Van omstreeks 753 lot onyeveer 509.

Gelijk do s08tJh\'ccloiiis van den aanvang der meeste steden, zoo is ook die van liome en van haar eerste instellingen gedurende dit tijdperk en nog tot diep in den tijd der Republiek hoogst onzeker en mythisch. Evenmin als het jaar van Home\'s stichting vaststaat, is het zeker dat er zeven koningen hebben geregeerd. Hoe lang elk dier koningen den scheptor hoeft gezwaaid, wat hij heeft volvoerd of wat onder zijn bewind js gebeurd, dit alles is niet meer uit te maken. Hierom is het onmogoljjk, een doorloopende geschiedenis van Homo onder de koningen te verhalen en moet men zich beperken tot het optellen der namen van hen, die den scheptor zullen hebben gevoerd, en tot hot vermelden in \'t algemeen en in ruwe omtrekken van hetgeen in den tijd dier koningen is tot stand gekomen.

Naar men wil, zullen de zeven in deze orde elkander zijn opgevolgd: Homiilus, Numa Pompilïus, Tullus Hostilïus, Ancus Martïus, Lucius Tarquinïus Priscus, Servius Tullius, Lucius Tarquinïus Superbus of do overmoedige. Van ouds had Rome met vele andere Latijnsche steden allerlei instellingen, tot den godsdienst in betrekking staande, en tal van priesterschappen gemeen. De godsdienst zelf\'der Romeinen, oorspronkelijk gelijk die der Grieken en van alle volkeren natuurdienst (zie blz, 31), nam weldra, in ovoreensteinming met den aard des volks, een eigenaardig karakter aan. Hij was in de eerste eeuwen godsdienst van staat, do godsdienst der patriciërs. Den plebejers was de openbare vereering, evenzeer als het raadplegen der goden verboden. De voornaamste van Home\'s goden waron reeds in overouden tijd Jupiter of Jovis, Mars en Vesta (zie blz. 54). De dienst van heroën of halfgoden was den Romeinen vreemd. Mettertijd kreeg de Grieksche godsdienst een belangrijken invloed te Rome. Met het hoogste gezag in zaken van godsdienst waren deponti/ires bekleed en hun opperpriester, pontifex muxtinus geheeten, die zijn ambt zijn leven lang behield. Mars had twaalf [mesters, saliërs genoemd, Vesta eveneens een zeker aantal priesteressen. Dan waron er any aren of waarzeggende priesters.

De werken dor bouwkunst, waardoor Home gedurende dit tijdperk werd verfraaid of versterkt, waren het forum voor de volksvergaderingen ; de circus maximus voor openbare spelen; hel Capitolium, d. i. de burg met den drievoudigen tempel voor Jupiter, Juno, Jupiters zuster en gemalin, en Minerva, godin van de krijgskunst, maar ook van do kunsten des vredes, en de tmmr, welke rondom de stad liep, do zeven heuvels insloot en doorgaans aan Servius Tullius wordt toegeschreven. Op naam van denzelfden koning worden twee gewichtigc veranderingen in de staatsregeling gestold, de verdeeling van \'t Romoinsche gebied en

-ocr page 77-

57

die dor burgers naar hun vermogen, liet gebied dor stad — en dus middellijk de bevolking tevens werd verdeeld in een zeker aantal geographischo doelen, vier stedelijke, tribus goheeten, en vele landelijke, die mon somtijds eveneons tribus, doch doorgaans reijiunes noemde. Hoe groot het goheele getal was, is onbekend, maar y.eker, dat er in \'t jaar 494 v. C. oen-en-twintig in \'t geheel waren. In deze tribus, welker getal later tot vijf-on-dertig aangroeide, werden natuurlijk zoowel de patriciërs als de plebejers opgenomen. Verder bezorgde Servïus den plebejers eenig aandeel aan de regeering, doordien hij het geheele volk, volgons ieders vermogen, naar den trant eens legers, in vijf klassen splitste, welker ondorafdeelingen centuriiïn heetten. I loo hot met de oorspronkelijkoinrichting der klassen en centuriën stond wordt niet bericht. Wel kent men den aard der indeeling, zooals zij na don tijd der koningen was. Toon behoorden tot de eerste klasse do burgers, wier vermogon 100,000 as of pond koper, d. i. ongeveer /\'4000, beliep. Voor de tweede waren 75,000, voor de derde 50,000, voor de vierde 25,000, voor de vjjfdo 12,500 of 11,000 as do maatstaf. Eindelijk waren de armste lieden in één eenturie vereenigd. Het getal dor centuriën bedroeg in \'t geheel 103, waarvan 80 tot de eerste klasse behoorden, terwijl de tweede, de derde en de vierde elk 20 centuriën bevatteden, de vijfde 30. Bij de eerste klasse voegde Servïus daarenboven nog 18 centuriën ridders en aan \'t geheele getal nog 4 andere centuriën toe, die uit timmerlieden , brugmakers en wapensmeden ? alsmede uit hoorn- on bazuinblazers bestonden.

Naar deze indeeling in klassen nu werd do mate van staatsburgerlijke rechten en verplichtingen der liomeinsehe burgers vastgesteld. De ruiter-diensfc werd door de ridders verricht. De jongere burgers uit de beide eerste klassen verrichtten te volde den dienst van zware troepen; die dei-derde en der vierde maakten don overgang; die der vijfde eindelijk dienden als lichte troepen. Door deze indeeling werd het geheele volllt; later tot één vergadering vereenigd, comitiu cen/uriata, waar de stemming naar centuriën geschiedde. Deze comitia centuriata werden na de afschaHing dor koninklijke regeering de zetel van het hoogste gezag te Homo, want hier werden alle voornaamste overheidspersonen gekozen, wetten gegeven, over vrede on oorlog beslist on althans sedert de wet der twaalf tafelen (zie blz, 60), uitsluitend gerecht gehouden over staatsmisdaden.

Toen de verdeeling in tribus tot stand kwam, moet Rome reeds een vrij aanmerkelijk gebied ten koste der Latjjnon hebben verworven. Tot dit veroverde gebied behoort ook dat van Alba Longa, de voornaamste der steden van hot Ijatijnscho verbond. In het verbond dier steden werd, gedurende don tijd der koningen, ook Rome opgenomen. Mn allengs geraakte Rome in \'t bezit dor opperheerschappij of van oen zeker overwicht over het verbond der Latijnen. Intusschen was hot tijdperk der koninklijke regeering zijn einde nabij. Hij, die voor \'l laatst den sehopter voorde, Tarquinius Superbus, regeerde wreed en willekeurig. Hij riep den senaat maar zelden bijeen en liet dien, op oen gering

-ocr page 78-

58

aantal leden na, uitsterven; vele patriciërs worden van hun eigendom horoofd, verbannen of ter dood veroordeeld; de plebejers dwong hjj tot drukkende heerondiensten. Hetzij de aanleiding tot het uitbarsten van een oproer moet worden gezocht in een euveldaad, door \'s konings zoon, Sextus Tarquinius, geploegd aan Lucretia, gemalin van Tarquinius Collatlnus, of in iets anders, Tarquinius werd niet zijn geslacht gewapenderhand verdreven. Aan het hoofd der samenzwering stonden de patriciërs Lucius Junius BrUtus, Tarquinius CollatTnusen I\'ublius Valerius I\'ublicöla. Vanhier dat do voordeelen van do afschalling der koninklijke rcgccring, met andere woorden vermeerdering van macht, aan dezen stand ton deel vielen.

S 28.

De oorloyen van Home tegen de verdreven Tan/inniicssen. ImteUintj van hel volkstribmaat. Van 509 tot 491.

In de plaats der koningen kwamen twee consuls, die jaarlijks in de eomitia centuriffita uit de patriciërs werden gekozen. Hun macht was ongeveer gelijk aan die, welke de koningen tot hiertoe haddon; maar na was zij onder twee personen gedeeld. Do eerste consuls waren Ijucïus Junius BrUtus en Tarquinius Collatlnus; doch de laatste, als den naam gemeen hebbende met den verdreven koning, moest weldra zijn waardigheid nederleggen en Rome verlaten : hjj word vervangen door Valerius I\'ublicöla. Do senaat werd weder tot het getal van 300 leden aangevuld. De verkiezing dier leden stond aan de consuls. Do senaat deelde met de comitiën de wetgevende macht en had het uitsluitend beheer der geldmiddelen van den staat en van de buitenlandsche aangelegenheden.

ïntusschen trachtte de verjaagde koning zich of in zijn heerschappij te herstellen, of althans zijn goederen terug te erlangen. Als middelen bezigde hij zoowel een heimelijke samenzwering, na welker ontdekking Brittus, gelijk het romantisch opgesierde verhaal luidt, twee zijner eigen, daaraan medeplichtige, zonen liet ter dood brengen, als openbare oorlogen van de naburige volkeren tegen Komo. Zijn plan werd nogtans verijdeld, en hij stierf later in ballingschap. De door hom verwekte oorlog van l\'orsenna, koning van Clusïum (in Etrurië), bracht Romo zeer in \'t nauw. De stad ware verloren geweest, zoo niet Iloratius Cocles, d. i. do eenoogige, met ongehoorde stoutmoedigheid, den toegang tot oen brug over den Tiber zoo lang met zijn lichaam had afgesloten en verdedigd, totdat zij was afgebroken. De gehcele redding zijner vaderstad voltooide Mucius Scaovöla (linkerhand), die door zijn koelbloedige vermetelheid Porscnna tot den aftocht bracht, hoewel onder zeer harde voorwaarden: afstand van een gedeelte van \'t Jlomeinsche gebied en afhankelijkheid van Clusïum. De verdere gang der geschiedenis

-ocr page 79-

59

toont evenwel, dat do ongelukkige toestand, waarin Rome aldus geraakte, spoedig een einde nam. In dezen tijd, omtrent 500 v. C., voerden de Romeinen het dictatorschap in, een waardigheid, waardoor in hachelijke omstandigheden aan één man voor niet langer dan een half jaar oen onbeperkt gezag word verleend. De keuze geschiedde steeds, op last van den senaat, door oen dor consuls.

Zoovaak do Romeinen een Italiaansch volk door de kracht hunner wapenen overwonnen, namen zij een deel, meestal een derde, van liet veroverde land in bezit. Van dit gebied werden sommige streken als woonplaats aan llomeinsche burgers, veelal plebejers, toegewezen, die hiervoor de verplichting op zich namen, dit land als bezetting voor den staat te bewaren. Dergelijke streken noemde men coloniae, volkplantingen. Met verreweg het grootste gedeelte echter sloeg men een anderen weg in. Do staat hield den eigendom aan zich, maar vergunde olk, die hiertoe was gerechtigd, tegen zeker betaling of storting, een stuk bij voorraad in bezit te nomen. Als gerechtigd werden aanvankelijk alleen de patriciërs aangemerkt. Indien de patriciër van zijn stuk bouwland maakte, moest hij van de jaarlijksche opbrengst betalen. Maakte hij er een ander gebruik van , b. v. als weide, ook dan werd oen zeker recht betaald. De naam, dien zoodanige gronden droegen , was ager publicns, staatslanderijen. Terwijl do onophoudelijke oorlogen de patriciërs dus verrijkten , maakten ze de plebejers steeds armer: do voortdurende legortochten verhinderden hen hun akkers te bebouwen , en toch moest de grondbelasting even goed als in vredestijd worden betaald. Zóó werden zij gedwongen, onder harde voorwaarden schuldenaars der rijke patriciërs te worden, die hen, wanneer zij niet op den gezetten termijn betaalden, volgens het bestaande recht, als lijfeigenen mochten medevoeren, in boeien sluiten, zwaren arbeid laten verrichten en zelfs mishandelen. Op die wijze werd het grootste deel der plebejers, vooral nadat de vrees voor de herstelling van het koningschap was geweken, al ineer en meer door de patriciërs onderdrukt. Dus ontstond te Rome tusschen de beide standen een strijd, die omtrent twee eeuwen duurde en langzamerhand Rome\'s staatsregeling voltooide.

Nadat de plebejers bij herhaalde weigering van krijgsdienst, indien niet de schuldenlast werd verlicht, vele malen door ijdele beloften waren gewonnen, trokken zij eindelijk, wederom misleid, in 494 naar een borg (ten n.o. van Romo), die van dezen tijd af\' aan Jupiter word geheiligd en den naam heilige berg moet hebben gekregen. En niet eerder kwamen zij in de stad weder, voordat hun verlichting van don druk der schulden en eigen, onschendbare vertegenwoordigers waren toegestaan.

Deze verdedigers, volkstrihunen geheeten, die de plebejers, elk in \'t bijzonder, tegen gewelddadigheden der consuls moesten beschermen en onschendbaar waren, konden alzoo ook het oproepen dier lieden tot den krjjgsdionst beletten. Het getal der volkstribunen was aanvankelijk twee, later vijf, nog later tien. Uit het recht, hun bij de instelling toe-

-ocr page 80-

60

gestaan, sproot mcttortijd als van/,olf een tweede bovoejj;iltieid voort, om n.l. door hun veto, d. i. ik verbied hot, elk besluit van den senaat krachteloos te maken. Reeds driejaren na de instelling van hot tribunaat trokken de plebejers een doel dor rechterlijke macht aati zich. Toen er n.1. een hongersnood te liomo ontstond en de senaat koren uit Sicilië ontbood, deed Gajus Marei us, eon patriciër, den voorslag, bot volk koren uit te doelen, mits het de tribunen afschafte. In weerwil van de verdiensten van Marcius , die wegens het op do Volscen veroveren der stad Corioli (ten z.w. van Alba Ijonga) don bijnaam C o r i o 1 il n u s droog, daagden de plebejers hom voor de comifia IribiUa. In deze coinitiën , de vergadering der plebejers, thans waarschijnlijk voor \'t eerst bijeongoroepen, verschenen geen patriciërs, omdat zjj op den wenk der volkstribunen bijeen-kwamon en door hen werden geleid. Veroordeeld zijnde, of misschien nog vóór de veroordeeling, begaf\'Coriolanus zich naar do Volscen , de vijanden der Romeinen, aan wier hoofd hij togen Home optrok en do stad zeer in \'t nauw bracht (491). Slechts het verzoek zijner moeder Veturia, die mot zjjn gemalin Volumnïa en andere eerwaardige vrouwen in do legerplaats der Volscen kwam, moot hem tot don at\'tocht hebben bewogen.

§ 29-

De plebejers erluni/eii allengn volkomen gelijkstelling in staathur-yerlijke rechten met de patriciërs. — Van 4G2 tul 287.

In 462 tastte de volkstribuun Gaj us Torentilïus II a r s a do patriciërs aan. Dewijl er toenmaals te Rome geen geschreven wetten bestonden, alles op het gewoonterecht berustte en de patriciërs tegelijk rechters en uitleggers der wetten waren, werden de plebejers, zoovaak zij in geschil kwamen met patriciërs, dikwerf zoor willekeurig behandeld. Terentilïus kwam hun wensch te gomoet, toen hij een geschreven wetgeving verlangde. Eerst na langen tegenstand gaven de patriciërs toe. Gedurende dozen tijd vereeuwigde Quinctius Cincinnïltus, naar do fraaie overlevering van achter den ploeg geroepen, om als dictator tegen de Aequiërs (in \'t n. van Latium) op te trokken , zijn naam. In 454 zond de senaat drie mannen naar Athene , ten einde\' de wetten der Grieken te loeren kennen. Nadat zjj waren teruggekeerd, droeg men in 451 aan tien mannon, decemvïri, de samenstelling van nieuwe wetten op en bekleedde hen tevens mot de hoogste macht in don staat, zoodat èn consuls èn volkstribunen aftraden.

Ofschoon nu in sommige opzichten èn aan patriciërs on aan plebejers dezelfde rechten werden toegestaan, verviel toch de scheidsmuur tusschen de beide standen niet, want het bestuur van don staat bleef geheel in handen der patriciërs, en huwelijken tusschen patriciërs en plebejers waren, geljjk voorheen, zoo ook in do nieuwe wetten verboden. De wetten dier tienmannen, op twaalf koperen tafelen gegraveerd en door do

-ocr page 81-

61

volksvergadering, n.1. door do eoinitia centuriata, goedgekeurd, wordende grondslag van het staats-, hot burgerlijk- en het strafrecht der Romeinen. Ofschoon de taak der wetgeving was volbracht, behielden de tienmannen in 449 hun waardigheid eigenmachtig, weshalve er een opstand losbarstte. Een der gobeurtonisson, die inzonderheid den val van hun bewind veroorzaakte, was de dood van Virginia door de hand haar» vaders, den plebejer Vir^iniua, welke geen ander middel zag om haar aan de lagen van Appius Claudius, do ziel der tienmannen, te onttrekken. Hierop legden de tienmannen hun amht neer en gingen in ballingschap, terwijl Appius Claudius zich in do gevangenis doodde.

Overeenkomstig hot ontwerp van wet van den volkstribuun Canulcj us werd in 445 beslist, dat huwelijken tusschen de beide standen rechtsgeldig zouden zijn. In hetzelfde jaar werd het cemorsr.hap ingesteld, d. i. hot ambt, waarvan do gewichtigste taak was allo vijf jaar het Uomeinsche volk te tellen en ieders vermogen te schatten. Met hun ambt was tevens het opzicht over de zoden on het gedrag der burgers verbonden. Do censoren, steeds ten getale van twee in de comitia centuriata gekozen, bezetteden de ledige plaatsen in don senaat on in don ridderstand en verwijderden daaruit allen, welke die eer onwaardig waren. Zelfs konden zij eon burger goheolonal van het burgerrecht borooven. Nog hadden do censoren het toezicht op de openbare gebouwen. Hun ambt duurde eerst vijf, doch sinds 434 slechts anderhalf van de vijfjaren, wolk tijdsbestek men telkens ten einde liet loopen, eer men nieuwe censoren koos.

Eindelijk vatteden in 377 de volkstribunen Gajus Licinius Stolo on Lucius Sextius alle vorderingen van den plebejischen stand samen, do drie volgende wetten voorslaande, dat één der consuls altijd een plebejer moest zjjn; dat geen Uomeinsch burger meer dan 500 jugera (één jugorum is ongeveer een vierde bunder of hectare Nederlandsche maat) aan staatslandorjjcn mocht bezitten en dat de bestaande schulden met de betaalde renten verminderd zouden worden. In 367 gingen de drie Licinisc.he wetten door. Maar hot opperste rochtsgezag werd van hot consulaat afgescheiden en aan een patriciër mot den titel pruelor opgedragen. 1 Lot getal der praetoren, aanvankeljjk één, nam later toe. Intusschen verwierven de plebejers spoedig ook den toegang, zoowel tot dit ambt, als tot allo overige staatsambten. En in 287 werd de volkomen gelijkstelling der standen voor de wet voltooid door \'t aannemen van het wetsontwerp van don dictator Horten si us, dat do besluiten der comitia tribnta (zie blz. 60) voor alle Romeinen verbindend moesten zijn,

§ 30.

De oorlog teyen Veji, van 405 tot 396, en die tegen de (ialliërn in 390.

Gedurende den binnenlandschen strijd hadden de Romeinen bijna onafgebroken tegen de naburige stammen of steden geoorloogd. Het herstel

-ocr page 82-

(52

dor rnst vergunde hun, deze oorlogen met meer kracht door te zotten. Onder die oorlogen is inzonderheid de laatste, dien Rome tegen het sterke Veji voorde, merkwaardig. Hij duurde tien jaren, 405—396, en was eigenlijk een lange insluiting, weshalve hij ook aanleiding gaf\' tot winterveldtochten en tot de betaling uit \'s lands schatkist van de kosten dor verpleging van het krijgsvolk, d. i, van do voetknechten en van hen, die als vrijwillige ruiters dienst deden en niet tot de achttien centurion (zie blz. 57) behoorden. Vroeger toch hadden de oorlogen der Romeinen slechts eenige weken in den zomertjjd geduurd. Eindelijk veroverde de dictator maucus FiTRtus ca mi,lus de stad, tot welke de loopgraven, die in den tempel van Juno te Veji uitkwamen, hem don toegang verschaften. Door de volkstribunen beschuldigd, een gedeelte van don buit te hebben verduisterd, begaf Camillas zich vrjjwillig in ballingschap naar Ardëa (ten z. van Rome). De overige steden van Etrurië werden, de eene iets vroeger, de andere iets later, oveneons door Itome onderworpen.

Toen de Senonische Galliërs, die hun naam gaven aan Sena (ten n. van Ancöna i, in de omstreken van welke stad zij zich nederzetteden, en die tegen het eind der vijfde eeuw woonplaatsen in Boven-Italië zochten, in 391 de stad Clusïum in \'t nauw brachten, vroeg zij hulp bij do llomeinen. Zij zonden drie Fabiussen, om als middelaars den vrede te bewerken; .doch tevergeefs. De Fabiussen, in de rijen der Clusiërs hebbende medegostreden, werden door de verbitterde Galliërs opgeëischt. De weigering dezer vordering noopte hen togen Rome op te trekken. Onder hun opperhoofd of Brennus — want het is waarschijnlijk geen eigennaam, maar een titel — brachten zij do Romeinen in 390 bij d e A 111 a (die ten n. van Koine in den Tiber loopt) een nederlaag toe, zoo beslissend en volledig, als de troepen dor Republiek or nimmer een hebben ondergaan, weshalve de 18de Juli, de verjaardag van dien slag, voor altijd onder de ongeluksdagen word gerekend. Een paar dagen na de zege trokken de overwinnaars het verlaten Rome binnen en verbrandden een groot deel der stad. Wat te Rome weerbaar was was mot den senaat naar het Capitool geweken, de overige inwoners naar de omstreken gevlucht. De pogingen der Galliërs om het Capitool te bestormen mislukten. Dus besloten zij het te belegeren on lagen ongeveer zeven maanden voor den burg.

Reeds beklommen do Galliërs eens bij nacht, bij overrompeling, \'t Capitool; maar de ganzen, die er Juno ter eere werden onderhouden en die do bezetting, bij alle gebrek aan levensmiddelen , uit vroomheid had gespaard , wekten door haar gekwaak nog tijdig Manlïus, die, omdat hij op het Capitool woonde, Capitollnus werd geheeten en nu zijn post wakker verdedigde. Zóó vond, volgens de overlevering, de vroomheid haar loon, on \'t Capitool werd behouden. Ten laatste had Rome zijn ontzet hieraan te danken, dat de Galliërs door verderfelijke ziokten werden geteisterd, weshalve zij voor duizend pond gouds (ongeveer f 487,500), als losprijs, aftrokken. Dit moot voor historisch waar worden gehouden; maar als overlevering is het bericht aan te merken, dat Camillus op ditoogenblik

-ocr page 83-

63

plotseling mot zijn leger kwam opdagen en zich door het afslaan van zoodanige voorlwaarde en door het verdrijven van don vijand, wederom verdienstelijk bij den staat maakte. Op raad van Camillus werd Rome met overhaasting, zonder eenheid en naar bijzondere willekeur, herbouwd en dus door zijn toedoen de weiisoh des volks om naar Veji te trekken verijdeld.

§ 31.

T)e oorlogen met da Latijnen en met de Samnieten. — lgt;e ondenoer-2gt;in(/ van Beneden-Italië aan Rome in den oorloy met Tarente, en met koning Pyrrhus. — Van 343 tot 272.

Yan 343 toi 290 voerden de Romeinen hevige oorlogen met do Samnieten, die, evenals zijzelven, naar de opperheerschappij over Italië stonden; met de Latijnen, die, tot dusver (zie hlz. 57) als bondgenooten mot de Ilomeinen vereenigd, thans toegang tot den senaat en het oonsulsehap vorderden, alsmede met de Etruscen. In 340 werden de Latijnen hij den Vesuvius geslagen door den consul Titus Manlius TorquStus, tot welke zege de zelfopoft\'ering van den anderen consul, Pub li us Decius Mus, die zich aan de goden der onderwereld wijdde, veel toebracht. Een paar jaren daarna onderwierp zich geheel Latium. Door het toestaan van ongelijke voorrechten aan de onderschcidon steden der Latijnen was het den Romeinen gelukt, dit volk te verzwakken. Dat het aloude verbond tusschen de Latijnen en Rome uu werd opgelost ligt in den aard der zaak. Gedurende een tweeden oorlog tegen de Samnieten werd een Romoinsch logor onder de consuls Spurius Postumïus en Titus Veturïus Cal vin us in 321 in de bergengte bij Caud ium (in\'t z.w. van Samnium) ingesloten. Op do aanvraag der consuls vergunde do bevelhebber der Samnieten, Gavius Pontius, nadat de consuls den vrede hadden bezworen , aan het Romeinsche leger een vrijen aftocht, waarbij de troepen zich evenwel het smadelijk doorgaan onder het juk moesten getroosten. Doch de Romeinsche senaat verklaarde dat vredesverdrag voor nietig. Zoo werd do kamp hervat en de tweede Samnietisehe oorlog nog door een derden gevolgd.

Hierin onderscheidde zich bij de Romeinen, in den slag bij Sentlnum (ten w. van Ancöna, in Umbrië), in 295, de zoon van den zoo even genoemden Pub li us Decius Mus. Lang was hier de zege twijfelachtig , en zelfs begon do vleugel, waarover Decius het bevel voerde, eens te wijken. Toen liet deze consul zich en het leger der Samnieten door een priester plechtig aan de onderaardsche goden wijden, stortte zich vervolgens in den dichtsten drom der vijanden en vond er den dood. Maar voor dien vrijwilligen dood kocht hij een beslissende overwinning. Want zijn krijgsbenden werden op het gezicht dier heldliaftige zelfopoft\'ering onweerstaanbaar en versloegen do Samnieten nogmaals. Toen eindelijk de wanhopige tegenstand der Samnieten niet meer baatte, erkenden zij,

!

-ocr page 84-

64

{relijk do Etruscon en do Latijnen hadden gedaan, Rome\'s oppermacht.

Met de zege ovev do Sam nieten was aanvankelijk eon vaste grondslag gelegd voor liome\'s heerschappij over Italië. Nog één gevaarlijke oorlog toefde evenwel den nu reeds krachtigen staat, n.1. die niet Tarente, de rijkste en machtigste der Grieksche koloniën in Zuid-Italië, dio Pyrrhus, koning von Eplrus, te hulp riep. Mot zijn leger voerde Pyrrhus twintig olifanten over zee. Zij waren overgebleven van diegene, welke Alexander de groote uit Indiö had medegenomen, of stamden er van af. Bij \'tgebruiken de/er dieren ten behoeve van den oorlog bestond de kunst hierin, dat men zo africhtte om door de rijen van \'t voetvolk heen te breken , ze in verwarring te brengen en de manschappen te vertreden. Tweemalen sloeg Pyrrhus, in 280 in Italië geland, hoewel met zware inspanning, de Homeinen; maar in 275 dwong Manius Curius Den tatus, een man, die in edel zelfgevoel liever heersehte over hen , die rijkdommen bezaten , dan dat hjj er zelf bezat, door oen derden veldslag, dien bij Beneventum (in \'tz.w. van Samnium), den koning naar zijn land terug te gaan. Drie jaren later werd Tarente ten onder gebracht en daarmede welhaast geheel Beneden-ltalië.

Na den oorlog met Tarente vond men geen staat of stad in Italië, of hij was door een ruimer of enger band aan Home gehecht. Er waren steden, die men mnnicipia noemde, d. i. die deel hebben aan delasten, n.1. van liome\'s burgers. Zij haddon liomeinsche wetten en waren tot krijgsdienst en tot het opbrengen van schatting verplicht en deelden, geheel of ten deele, in het liomeinsche burgerrecht. Zij gingen dus geheel in den liomeinschon staat op, zonder dat de burgers van \'t meorendeel dor municipia het stemrecht haddon of ambten mochten bekleeden. Ook sprak er een plaatsvervanger van don praetor te Home, een praefectm, recht. Toch was er dit verschil tusschen de municipia, dat sommige zich door bun eigen senaat en overlieden mochten laten besturen , andere niet. In een van deze beide toestanden verkoerden de steden van Italië van 33H v. C. tot den oorlog der bondgenooten in 90 v. C.

§ 32.

De eerste Punische oorlog. Van 264 /o/ 241.

liome\'s vrees voor de uitbreiding van \'t Karthaagsche gebied op Sicilië en wederzijdsche ijverzucht der beide staten gaven aanleiding tot den eerste der Punische oorlogen, zóó genoemd naar de Poeniërs, d. i. Karthagers. Terwijl de Liomeinen het grootste gedeelte van \'t gebied der Karthagers op Sicilië veroverden, stroopten deze vijanden op de kusten van Italië. Ten ejnde op don duur tegen de Karthagers opgewassen te zijn, rustten de liomeinen, wier kloine vaartuigen zich niet met de groote schepen hunner vijanden kondon meten, in zestig dagen een vloot van honderd twintig schepen uit. Met behulp van enter)iruggen, die den zeeslag als

-ocr page 85-

65

\'t ware in een gevecht te land veranderden, behaalde Gajus Duillius in 260 bij Mylae (op de n.o. kust van Sicilië) do eerste overwinning ter zee. Nu vatteden de Romeinen het plan op, den oorlog naar Afrika te verplaatsen. Atilïus Regülus baande zich den weg hierheen endrong zegevierend tot in de nabijheid van Karthago door. In deze netelige omstandigheden stelden de Karthagers, overtuigd van de onbekwaamheid hunner eigen bevelhebbers, den Spartaan Xanthippus, oen aanvoerder van huurbenden, aan \'t hoofd van \'t leger, die de liomeinen in 255 bij Tunes (ten w. van Karthïtgo) beslissend sloeg en Regülus gevangen nam. In dezen veldslag maakten de Karthagers voor \'t eerst gebruik van olifanten, uit Afrika afkomstig. Van Regülus\' verdere lotgevallen is niets met zekerheid bekend dan dat hij later te Karthffigo stierf.

Door vele verliezen ter zee ontmoedigd, hield Rome\'s senaat de hand niet langer aan do vloot, welke welhaast niet meer was opgewassen tegen die der vijanden. Daarom waagden een aantal bijzondere personen te Rome, allo wakkere en vermogende mannen, nog een laatste kans. Een vloot, door hun bijdragen uitgerust, onder Gajus Lutatius Ca til lus dwong de Karthagers onder IIan no in 241 tot een zeeslag bij de Aegii-tische eilanden (ten n.w. van Sicilië). Hoewel Catttlus wegens een wonde de leiding van don slag niet op zich kon nemen , bekroonde een schitterende overwinning deze uiterste krachtsinspanning dor Romeinen, welke nog in \'t zelfde jaar door den vrede werd gevolgd. De Karthagers moesten Sicilië ontruimen, 3200 talenten (8,448,000 gl.) oorlogskosten betalen en de gevangenen zonder losgeld in vrijheid stellen. Zóó werd Sicilië de eerste der Romoinsche provinciën of wingewesten, gelijk men die veroverde landen noemde, welke schatting opbrachten en in\'t vervolg meestal door jaarlijks aftredende consuls en praetoren, in deze hoedanigheid proconsuls en propraetoren geheeten, werden bestuurd.

Terstond na dezen oorlog kwam Karthago in een zeer neteligen toestand door de overmatige vorderingen zijner huurbenden, die, vereenigd met eenige onderworpen volksstammen, tot oproer oversloegen. Van dezen voor Karthago gevaarlijken krijg, dien slechts do krachtige hand van hamiLiCak bakcas tot een gelukkig einde kon brengen, maakten de Romeinen tot hun voordeel gebruik. Onder een gozocht voorwendsel eischten en verkregen zij, behalve de som van 1200 talonten (.\'{,168,000 gl.), het eiland Sardinië. Na dit verdrag zochten dc beide staten, elk in een bijzondere landstreek, nieuwe bezittingen te verwerven. Hamilicar Barcas en na hem zijn schoonzoon Hasdrübal onderwierpen het grootste deel van Spanje tot den IbBrus. Doch met don laatste sloten de Romeinen, om een dam op te werpen togen de steeds aangroeiende macht der Karthagers in Spanje, een verdrag, waarbij Karthago beloofde, geen leger over den IbBrus te doen trekken. Intusschen vermeesterden de Romeinen Corsica, benovens een deel van lllyrië, en onderwierpen Cisal-pjjnsch Gallië.

Wjjnnk, Handboek der AA/. Geschiedenis, Ode druk.

-ocr page 86-

§ 33,

fi6

De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201.

Inmiddels was in Spanje Hanntbul, een zoon van Hamilcar, in plaats van zijn zwager Hasdrübal, door do Karthaagsehe troepen tot bevelhebber benoemd en door don senaat te Karthago lievestigd. Was Hamilcar een uitnemend veldheer, Hasdrübal een voortrottelijk staatsman geweest, llannï-bal was het een en het ander. Hij was in den vollen zin dos woords een groot man, voortvarend en welberaden, omzichtig en steeds tot krachtig handelen geneigd. Gaarne wendde hij krijgslisten aan. In alle oefeningen van den krijgsman was hij zeer bedreven. Slaap, spijs en drank kon hij, indien het word vereischt, licht ontberen, hitte en koude zonder moeite verduren. Snel zette hij , door één gedachte bezield: „Karthago\'s verheffing, Home\'s ondergang,quot; het werk voort, waartoe zijn vader en zijn zwager den grond hadden gelegd. Ten einde gelegenheid te vinden om Rome den oorlog aan to doen, ondersteunde hij die volksstammen in Spanje, die met Saguntum (een stad, in \'t o. van Spanje, aan zee gelegen en sinds lang met Home verbonden) in vijandschap waren. Hij belegerde on veroverde deze stad, die zich meermalen tevergeefs tot het dralende liome om hulp had gewend, in 219. Zoodra het bericht hiervan tot de Romeinen was gekomen, zonden zij een gezantschap naar Karthago, om do uitlevering van Hannïbal te oischen en anders den oorlog te verklaren. De weigering van het eerste maakte den tweeden Punischen oorlof/, den oorlog van Hannïbal, zooals de Romeinen hem noemen, onvermijdelijk.

Het plan der Romeinen om een leger naar Spanje en een ander naar Afrika te zenden voorkwam Hannïbal, althans gedeeltelijk, door zijn roemrijken tocht over de Alpen. Onder bestendige gevechten met woeste volkeren en in weerwil van de tallooze bezwaren eener onherbergzame natuur werd deze onderneming, die Hannïbal op meer dan do helft zijns legers kwam te staan, volbracht. Bij de eerste ontmoeting sloeg hjj de Romeinen in 218 tweemaal in Opper-Italië bij de Ticlnus en bij de Trebia. In 217 drong hij tot het TrasimSni sch meer (in Etrurië) door, waar hij een derde leger vernietigde. Toen benoemden de Romeinen Quint us Fabïus Maxïmus tot dictator, die, daar hij door een slag to ontwijken krijgskundig den vijand afmatte, den bijnaam cunctiltor, d. i. de draler, kreeg. Hij trachtte zijn vijand in ongelegenheid te brengen door hem het onderhoud zijner troepen moeielijk te maken. Desniettemin brachten de dagelijksche strooptochten Hannïbal levensmiddelen genoeg op, en het was niet zoozeer het dralen van Fabïus, als do trouw der bondgenooten, die Rome redde. In het volgend jaar, in 216, werden de consuls Gajus Terentïus Varro en Lucius Aemilius faullus aan het hoofd dor legioenen gesteld, twee mannen, van welke de laatste

-ocr page 87-

(57

had besloten, Hanmbal slechts op een gunstig\' terrein slag te leveren, maar door de onbezonnenheid van den eerste van zijn voornemen werd afgebracht. Op den dag, toen Varro hot opperbevel had, bood do niensch-kundige Karthager, die het karakter zjjns vijands had doorgrond, do Romeinen bij Cannae (in \'t o. van Apulië, ten z. van de Aufïdus) den slag aan. De nederlaag der Romeinen was verschrikkelijk en werd gevolgd door den afval hunner meeste bondgonooten in Beneden-Italië.

In dien wanhopigen toestand gaf Home echter den moed niet op. Marcus Claudius Marcellus stak naar Sicilië over, om Syracuse te beoorlogen. dat onder het bewind van Hieronymus (zie blz. 30) van Home was afgevallen. In 212 veroverde hij do stad, die, onder anderen met behulp van de werktuigen van don grooten wiskundige A rch iniSd c s, den vijand veel nadeel toegebracht en het beleg lang en moedig doorgestaan had. Gedurende den oorlog in Italië was ook in Spanje met afwisselend geluk gestreden. Een voor de Romeinen zeer gunstigen keer namen er de gebeurtenissen, sedert de jonge Publius Cornelius Scipïo, later Africanus major, d. i. de oude, het opperbevel bekwam. Hij veroverde in 209 Nieuw-Karthago, zegevierde over Hasdrttb al, Hannibals broeder, en voltooide de verovering van Karthaagsch Spanje. Het laatste ging des te gemakkelijker, daar Hannïbal, door zijn vaderland slechts karig ondersteund, zijn broeder uit Spanje tot zich had ontboden. Langs denzelfden weg, dien Hannïbal zich vroeger had gebaand, Italië binnengerukt, word Hasdrübal door de consuls Livius (later wegens het voorstellen en invoeren eener belasting op het zout met den bijnaam Sali-nBtor, d. i. zoutkramer genoemd) en Claudius Nero, welke zich hiertoe met een deel zijner troepen bij zijn ambtgenoot had gevoegd, in 207 bij de Metaurus (niet ver van Sena, in Umbrië) gedood en zijn leger vernietigd. Dit was het einde van Karthïtgo\'s zegepralen in Italië.

Van nu aan bepaalde zich Hannïbal, in het land der Bruttiërs gelegerd, tot zelfverdediging, totdat hij in 203 werd geroepen om Karthago zelf te beveiligen. Want Scipïo, uit Spanje terruggekeerd en consul sedert 205, was naar Afrika overgestoken , van plan zijnde hier den oorlog te eindigen. Bijgestaan door den vorst van Oost-Numidië, Masinissa, sloeg hij in 202 de Karthagers onder Hannïbal bij Zama (ten z.w. van Karthago). De vrede, in 201 gesloten, schreef voor, dat de Karthagers zich tot Afrika moesten beperken, hun oorlogschepen op tien na uitleveren, 10,000 talenten (26,400,000 gl.) betalen en zonder Rome\'s toestemming geen oorlog mochten beginnen. F. Corn. Scipïo verwierf nu den bovengenoemden bijnaam. Hannïbal zelf moest later, om Home\'s haat te ontgaan, zijn vaderstad verlaten. Hij begaf zich eerst naar Antïoclius III of den groote van Syrië (zie blz. 51), vorvolgens naar Bithynië. Toen hij hier op het punt was in handen der Komeinen te geraken, nam hij in 183 vergif in en stierf.

-ocr page 88-

68

§ 34.

Uitbreiding ran Rome\'s heerschappij in l/ulië, in het Oosten en in Spanje. — De derde Punische onrloy, ran 149 tot 146.

KarthHgo was diep vernederd, en snel ging Rome voort op de baan, die tot de wereldheerschappij voerde. Het streven der Romeinen naar dit doel werd begunstigd zoowel door hun krijgskunst, als inzonderheid door hun staatkunde, welke de staten van den tweeden rang tegen die van den eersten beschermde en groote tegenverbonden wist te verhinderen. Ook werd dit doel van den machtigen staat in de hand gewerkt door de zwakheid der Oostersche rijken , de bedorvenheid der vorsten , de karakterloosheid der volken en het verval van hun krijgswezen. Het eerst, werd de oorlog verklaard aan Philips V, koning van Macedonië, dewjjl hij, toen Hannïbal nog in Italië stond, met hem een verbond had aangegaan en \'t stoute plan ontworpen Rome met vereende krachten aan te vallen. De oorlog eindigde ten nadeele van Philips V. Hij werd hervat onder Philips\' zoon en opvolger Perseus; maar de Romeinsche veldheer Lucius Aemilius Paullus, de zoon (zie blz. 66), versloeg in 168 bij Pydtia (in \'t z.o. van Macedonië aan zee) de tot dusver voor onoverwinnelijk gehouden phalanx (zie blz. 46). Perseus gaf\'zich op genade en ongenade over en stierf weldra in Italië; Macedonië werd in vier deelen verdeeld. Twintig jaren later werden de vier deelen tot een wingewest bijeengevoegd.

De Syrische oorlog, dien Rome tegen Antiöchus 111 (zie blz. 51) voerde, dwong hem in 189, zijn land tot den Taurus en de Halys, d. i. nagenoeg geheel Klein-Azi;i, af te staan. De onderwerping van het Aetolisch verbond (zie blz. 53) volgde op die van Syrië. In 146 bezweek ook het Achaeïsch verbond (zie blz. 53) en werd Griekenland, onder den naam Achaje, in het Romeinsche rijk ingelijfd. Ook de kleinere staten lllyrië en Kpïrus werden deelen van het wereldrijk, in Spanje oorloogde Rome schier de gansohe tweede eeuw door, totdat met den val van Numaiitia (in \'t n. van Spanje aan de Durius of DuBro) in 133 zjjn verovering was voltooid. Eindelijk kreeg Rome in 130 nog Pergftmus (zie blz. 51).

Intusschen beroofde Masinissa, door de Romeinen aangezet, sedert het vertrek van Hannibal uit Karthago, dit volk van de eene landstreek na de andere. De naijver van Rome rustte niet „Karthago moet verwoest wordenquot; waren de-woorden, waarmede Cato de oude, wat hij in den senaat ook voordroeg, altijd zijn rede sloot. Lang getergd, vat-teden de Karthagers eindelijk de wapens tegen Masinissa op. Deze vredebreuk had Rome lang gewenscht. Eerst vorderde de senaat van het verschrikte volk drie iionderd kinderen uit de aanzienlijkste familiën als gijzelaars. Toen eischten de consuls, in Afrika geland, uitlevering van do wapens der Karthagers en van hun krijgsvoorraad, en, nadat dit alles

-ocr page 89-

69

bereidwillig was gegeven, dat zij hun stad een eind weegs dieper landwaarts in /ouden verleggen, liet bericht van dezen laatsten eisch verwekte een algeineene woodo. Twee jaren lang bood de stad een wanhopiger! tegenstand. Eerst in 140 veroverde haar do jonge pubhus corn. scii\'ïo AEMiLraNus, een zoon van Aemilius Paullus en aangenomen zoon van 8011)10, een zoon van Africanus den oude. Bijna alle inwoners waren door \'t zwaard of in de vlammen omgekomen; de stad zelve word tot op den grond geslecht en haar gebied een Romeinsch wingewest, onder den naam Afrika. Seipio werd de eernaam Africanm minor of de jonge toegevoegd. Op geen vroegere of latere overwinning was Rome\'s volksgevoel trotscher dan op deze.

§ 35.

De Gracchussen. - Van 133 tot 121.

Zoo was dan Rome machtiger dan ooit. Over drie werelddeelen strekte zich zijn heerschappij uit. Een eeuw van rust en welvaart scheen te zullen heginnen. Doch die in do verte schitterende luister was hedriegeljjk. Moer en meer bleek het, dat in Rome\'s maatschappelijken toestand gebreken waren ingeslopen, die don staat mot verval bedreigden. Mettertijd had zich, na de gelijkstelling der oude standen voor de wet te Rome, zoowol uit de patriciërs als uit de plebejers, oen nieuwe klasse van aanzienlijken gevormd, de optimaten oïnoVilefi, d.i. edelen, in wier geslachten de hoogts ambten zoo goed als erfelijk werden, die in t uitsluitend bezit dor staatslanderijen waren en zich als stadhouders der wingeweston verrijkten. De tegenstelling vormden die burgers, welke geen vermogen bezaten en daarom hun stem in de volksvergadering dikwijls veil haddon. Bovendien kwam thans de stand der ridders op, welke uit hen bestond, die een vermogen bezaten, gelijkstaande met dat van de zoodanigon, die vroeger als ruiters bij \'t leger dienden (zie blz. 57). Van nu aan was de krijgsdienst zelf echter geen vereischte moer om hiertoe te behooren, maar tradon de ridders doorgaans op als pachters der inkomsten van den staat in de wingewesten en wonnen hierbij veelal zware geldsommen.

Voorheen was hot grondbezit in Italië in handen van verscheiden kleine eigenaars. Doch hoe langer boo moer was do grond hot eigendom geworden van eonige weinige aanzienlijke mannen. De voormalige kleine landbouwers waren bijna overal verdrongen. En vermits do groote hoeren hun landgoederen door slaven lieten bebouwen , kondon die kleine landbouwers zelfs als arbeiders geen bestaan vinden, \'t Gevolg was , dat een menigte behoeftige lieden voortdurend naar Rome trok, om er don hoop loogloopers te vorgrooten, die zich liet igt;edeolon en voor geld stemde, zooals hun werd gelast. Met de groote ongelijkheid van vermogen en do ophooping van allen rijkdom in de handen van weinigen ging de ontaarding dor voor-

-ocr page 90-

70

heon eenvoudige zoden hand in hand. lloe gelukkiger Rome was in de buifcenlandsche oorlogen, hoe meer schatten zijn zegevierende legers uit allo bekende landen de hoofdstad toevoerden, des te grooter werd de weelde en de verslapping der oude veerkracht. Burgermoord, omkoop-baarheid, misdaad en ondeugd heerschten meer en meer.

Tot de mannen, die in do verbastering des volks en in de gebroken van don tijd liet naderend verderf\' van den staat te gemoet zagen en dit poogden tegen te gaan , behoorden vooral ï i n e r I u 8 en gajus « ü a o-c n i\' s. Besloten hebbende het volk door het geven van grondbezit op te beuren en het algemeen welzijn tot staatsbeginsel te maken , bracht Tiberius, in 133 volkstribuun geworden , het ontwerp der akkerwet van Licinius (zie biz. (it), reeds lang in vergetelheid geraakt, op nieuw op het tapijt: al wat iemand meer dan 500 juyera (zie aldaar) aan staatslanderijen bezit zal van staatswege ingetrokken en bij kleine gedeelten onder minvermogende burgers of onder Italiaansche bondgenooten worden verdeeld. Om dc aanneming dezer wet te bevorderen, voegde hij er do beperking bij, dat de toenmalige bezitters voor eiken volwassen, van de vaderlijke macht ontslagen zoon, mits voor niet meer dan voor twee, nog 250 jugcra konden behouden. De wet werd aangenomen, doch Tiberius Gracchus kort daarna op een dag, toen er een volksvergadering werd gehouden, bij een aanval der senatoren en hunner cliënten op het volk in het gedrang geveld.

Gajus Gracchus hernieuwde, in 123 tot volkstribuun benoemd, met gunstig gevolg hot ontwerp van de akkerwet zjjns broeders, met weglating der beperking. Andere wetsontwerpen van Gajus, die werden aangenomen, vorderden , dat de ridderstand werd geroepen tot het be-kleeden van het ambt van rechter, dat den senatoren werd ontnomen, en dat hot eindoordeel over leven en dood eens burgers in de volksvergadering werd geveld. Doch ook hij viel, als een slachtoffer van den haat zijner vijanden, de optimaten , bij een oploop in 121. Men begrijpt, dat nu alles, wat de Gracchusson hadden tot stand gebracht, weldra weder krachteloos word gemaakt of opgeheven.

§ 36.

De. Juf/urthijnsche oorlog. — De Cimhren en de Teutonen. — De Marsische oorloy. — De eerste Mithradatische oorlog. ■— De eerste burgeroorlog. — Van 112 tot 81.

De verdorvenheid der optimaten openbaarde zich vooral in den Jugnr-thijmchen oorlog, 112 100. Jugurtha, een der koningen van Numidië, vermoordde zijn inedekoningen, kleinzonen van Masinissa en Rome\'s bondgenooten, Bij het bedrijven dezer wandaden rokende de sluwe man op do kracht van \'t geld en op de veilheid der optimaten. Hierin bedroog

-ocr page 91-

71

hij /.ich niet: omkooping verzekerde hem van de werkeloosheid van eenigo der Komoinsehe veldheeren, die hem moesten beoorlogen. Doch het rijk der ongerechtigheid is niet bestendig. In 109 toog de omkoopbare consul qui nt us me tellus tegen Jugurtha te velde en behaalde een beslissende overwinning. Hoewel de bijnaam numidïcus, dien men hem gaf, bewijst, dat het volk de diensten , door hem bewezen , niet vergat, moest hij, als optimaat, toch welhaast voorde euveldaden van zijn stand boeten.

Immers hem werd de voet gelicht door zijn legaat of onderbevelhebber gajus marïus, den zoon van een daglooner te Arplnum (in \'t o. van Latium), die ruw en onbeschaafd bleef, doch zich allengs door zijn dapperheid en ervarenis in den oorlog een groeten naam als krijgsman verwierf. Later, een man van invloed, voerde hij allerlei hervormingen, afwijkende van de vroegere bepalingen (zie blz. 57), bij hot leger in. Zoo stelde hjj vast, dat elk Romeinsch burger, ook al bezat hij geen vermogen, als soldaat bij de legioenen of legers kon dienen. Thans, door de gunst des volks tot consul verheven, sloeg hij in 107 Jugurtha en zijn bondgenoot Bocchus van Mauretanië (de kuststreek ten w. van Numidië) bij Cirta (in \'t n. van Numidië). De eer der volledige zege viel nogtans niet hem alleen ten deel, want zijn quaestor (bestuurder dor geldmiddelen van \'tleger), Lucius Cornelius Sulla, was het, die den oorlog geheel eindigde door Bocchus tot de uitlevering van den tot hot uiterste gebrachten Jugurtha te bewegen. Numidië werd nu verdeeld onder eenigo vorsten, die hierdoor tegelijk onderdanen van Rome werden. Jugurtha woonde geboeid den triomf van Marïus bij en stierf daarna den hongerdood in den kerker.

Niet lang na dezen oorlog werd de overwinnaar van den Afrikaanschen vorst de redder van zijn vaderland. De Cimhren en de Teutonen, Ger-maansche stammen van een forsche, reusachtige gestalte en woeste dapperheid , bedreigden Italië en gaven als \'t ware \'t voorspel der latere volksverhuizingen van die talrijke en woeste stammen, die in de vierde eeuw n. C. \'t Ilomeinsehe rijk overstroomden en eindelijk den rijkszetel omverwierpen. Maar nog was hun tijd niet gekomen. In 104 droeg men, in strjjd met de wet, die een herkiezing binnen tien jaren verbood, aan marïus wederom het consulaat op, hetwelk hij nu vele malen achtereen bekleedde. Marïus herstelde eerst de krijgstucht onder de Romeinsehe soldaten en gewende hen aan het vreeslijk gezicht der barbaren en van hun strijdbijlen. Vervolgens vernielde hij in 102 de Teutonen bij Aquae Sextiae (in \'t z. van Gallië, ten n. van Massilië) en sloeg de Cimbren in 101 in don beslissenden veldslag op de Campi Raudii (de Haudischo velden) bij Vercellae (ten w. van de Ticinus). Zoo werd Rome gered, en Marïus kreeg in 100 het zesde consulaat tot belooning en werd „de derde Romulus,quot; „de tweede Camillusquot; genoemd. Van dit oogenblik aan werd hij het hoofd der volkspartij.

Bijna nog grootere gevaren dan de pas doorgestane bedreigden Rome door den oorloy der hondgenooten, 90 -88, die ook wel de Marsiscke wordt

-ocr page 92-

72

geheeten. Do oorzaak was, dat do liowonors van oigonlijk Italië hot Romeiiisclie burgerrecht verlangden on hiermede aandeel aan het bestuur over hot rijk, dat ook door hun inspanning was veroverd. Toen Rome weigerde, besloten de meeste Italische bondgenooten , do Marsen , de Sain-nieten, de Lucaniërs, tot de oprichting van een bondstaat. Gohoel Italië zoude één republiek en Corfinium (in \'t n. van Samnium) do hoofdstad worden. Al/oo ontstond een strijd, met felle verbittering gevoerd, waarin Italië aan gruwelijke verwoesting word prijs gegeven. Slechts door verstandige toegevendheid behaalde Rome de zege. Men deelde n.1. in 90 v. C. eerst aan de trouw gebleven bondgenooten en vervolgens aan al diegenen , welke de wapens nederlegden , het Romeinsche burgerrecht uit. De nieuwe burgers worden vooreerst slechts in acht van de bestaande tribus, maar kort daarna in allo vijfendertig ingedeeld, /óó werd door dezen oorlog do betrekking van Rome tot Italië inderdaad gewijzigd: in plaats van heerschonde stail te zjjn, bleef hot van nu aan niet meer dan zetel der regeering.

In dozen oorlog onderscheidde zich, naast Marïus , inzonderheid f. u o t u s coiiNEMUs sitt.t.a (zie blz. 71), die zich gaarne nu GEi.uKKiaE liet noemen, een man, uit een aanzienlijk geslacht gesproten, ervaren als veldheer on als staatsman, van een zeldzame geestbeschaving, doch zedeloos en, waar het zijn oogmerken schenen mode te brengen, onraon-schelijk wreed. Hij ontwierp het plan, de meer en meer veld winnende democratic te vernietigen en de voormalige aristocratie te herstellen: dus stond hij tegenover Marïus, het hoofd der volkspartij. Do aanleiding tot de eerste vijandolijkheden tusschon hen leverde de eerste oorlog tegen Mithradates VI Eupfttor (d. i. van edele afkomst zijnde), koning van l\'onlrix, een rijk, dat zich niet bepaalde tot het landschap van dien naam (in \'t o. van Kloin-Azië, ten z. van do Zwarte /ee), maar bovendien vele der aangrenzendo gewesten bevatte. Nadat Mithradates zijn rijk naar hot Oosten een belangrijke uitbreiding had gogeven , wendde hij zich met hetzelfde oogmerk ook naar het Zuiden en het Wosten.

Snel bijna geheel Kloin-Azië in bezit hebbende genomen, geraakte hij alzoo in botsing met Rome, hetwelk vooral in bittoren haat ontstak, toen Mithradates in 88 op één dag 80,000 of, volgens andere berichten, nog veel meer Romeinen in de verschillende steden van Kloin-Azië liet vermoorden. De senaat droeg aan Sulla het opperbevolhebberschap op, maar, geheel in strijd met de oude gebruiken, ontnam een besluit der volksvergadering het hem weder en bekleedde er Marïus mode. Zoodra evenwel Sulla met zijn legioenen uit Campanië naar Rome trok, om mot geweld zijn recht te handhaven , vlood Marïus naar Afrika. Op deze vlucht trachtte de oude man zich nabij Minturnae (in \'t z.w. van liatiuin) in een moeras te verbergen. Opgespoord, werd hij naakt en mot modder overdekt naar die stad gesleept en ontkwam slechts door een gelukkig toeval. Don slaaf, een Cimbriër, wien gelast werd, hem te dooden, viel van schrik do bijl uit do handen, toen de geduchte overwinnaar der Teutonen

-ocr page 93-

73

on Cinibron hem met doiuloronde stom toeriep; „wat, zoudt gij Marïus durven dooden ?quot; Hierop lieten de burgers van Minturnae Marïus onge-hinderd zijn vlucht naar de puinhoopen van Karthffigo voortzetten, i^ulla, inmiddels naar Griekenland overgestoken , slong het leger van Mithradffites en dwong den koning tot het sluiten van oen nadeeligen vrede.

Middelerwijl was Marïus in 87 naar Rome teruggekeerd en deed den eersten burgeroorlog ontvlammen tegen Sulla\'s aanhangers, die met woeste wreedheid werden vervolgd en gedood. Doch weldra stierf Marïus, pas tot het zevende consulaat verheven. Sulla, hierop te Home teruggekomen, roeide nu de gansche volkspartij uit en maakte hierdoor in 81 een einde aan don burgeroorlog. De lijsten van vogelvrijverklaring (proHcriptio), die hij liet opmaken, kostten aan duizenden het leven, terwijl hun vermogen aan den staat verviel. Na het uitroeien zijner tegenpartij ging Sulla over to(j de hervorming der staatsregeling en liet zich voor een onbepaalden tijd tot dictator benoemen. Aan de volkstribunen ontnam hjj het recht om wetten voor te slaan; don senaat gat\' hij de rechtsmacht (zie hlz. 70) terug en stelde tegen allerlei misdaden bijzondere gerechtshoven in. Twee jaren lang behield Sulla zjjn overgroote macht. Toen legde hij\'in 78 de dictatuur neder en stierf reeds na een jaar, gesleten in buitensporig zingenot. Als erfgenaam van zjjn aanzien trad Qnaeus Porapejus op, dien Sulla zelf boven al zjjn aanhangers steeds met onderscheiding had behandeld.

§ 37.

De slavenoorlog. — De oorlog tegen de zeeroovers. — De derde Mi-thradatische oorlog. — Het eerste driemanschap. — De tweede burgeroorlog. — Van 71 tot 44.

Te Capua waren gebouwen, waarin men een menigte slaven, groo-tendeels krijgsgevangenen, bewaarde en oefende, die elkander bij de spelen, tot verlustiging van \'t volk, als zwaardvechters op leven ondood moesten bestrijden. Ren groot aantal van hen, wien \'t was gelukt uit te breken, begon, onder aanvoering van Spartttcus, Italië af te stroopen. Do eer, hen ten laatste te hebben overwonnen, kwam marcüs i.icinïus crassds, mede een gewezen onderbevelhebber van Sulla, toe, die hun in 71 bij de Silitrus (de grenssoboiding van Lucaniö en Campanië) een beslissende nederlaag toebracht. Aan een nog overgebleven bende, van zins naar Galliö te trekken, welke gnaeus pomp ejus, die weldra den bijnaam nk oroote kreeg, in Noord-ltalië ontmoette, bracht bij den laatsten slag toe. Behalve door deze daad verwierf Pom-pöjus zijn grooten naam door het uitroeien of althans meer onschadelijk maken der zeeroovers, die den toevoer van koren onderschepten, in 07, alsmede door hot roemrijk eindigen van den derden Mithradutischen oorlog.

-ocr page 94-

74

Nadat tocli Lucullus den koning reeds zeer had verzwakt, overwon PompSjus hom in 66 bij den Euphraat, waarop Mithradates zich door een zijner dienaren liet dooden. Bij deze gelegenheid voegde PoinpBjus Syrië mode aan Porno\'s gebied toe on maakte de Joden, die destijds door het huis dor Makkahaeën (zie blz. 51) werdeïi geregeerd, afhankelijk van de Romeinen.

Hoe rijp do staat or voor was, de buit te worden van eon zijner veldheeren, vermits het volk, tot welk doeleinde ook, zijn stem voor geld veil had, is boven gebleken. Zoolang evenwel PompBjus nog te Rome vertoefde, bleef het tamelijk rustig. Na zijn vertrek ontstonden er op nieuw allerlei geschillen tussohen de optimaten en do volkspartij. Bij dergelijke gesteldheid van zaken kon hot niet licht ontbreken aan oerzuehtige, niets ontziende mannen, die de orde dor dingen zoohten om te koeren en zichzelven aan \'t roer van don staat te plaatsen. Vele der zoodanigon vereenigden zich, ten einde het schrikbewind van Sulla to horstellen, onder Lucius Sergïus Catillna, een aanzienlijk en talentvol man, maar met ondeugden besmet on niet schulden overladen. Doch do waakzame consul m arc us tüllïus cicero ontdekte en verijdelde de samenzwering. Catillna zelf sneuvelde in 62 bij Pis tori a (in \'t n. van Etrurië) tegen Rome\'s krijgsbenden. Intusschen is het niet Juist deze daad, die Cicero\'s naam heeft vereeuwigd. Zijn roem is inzonderheid, dat hij als redenaar en wijsgeer boven allo Romeinen uitmuntte, in één woord, dat hij liet sieraad is der Latijnsche letterkunde. Menige rede over staats- en rechtszaken, zoowel als \'s mans brieven en die geschriften zijner hand, waarin hij zijn landgenooten met de denkbeelden der Grieksche wijsgeeren bekendmaakt, strekken hiervan ten bewijze.

Met het onderdrukken der sanionzwering van Catillna waren de vroegere volksgeest en de eerbied voor orde en wet niet tegelijk herboren. Deze gesteldheid van zaken deed gajus .t u l i u s caesar, een eerzuchtig man, die zich later als veldheer, partijhoofd en redenaar uitstekend onderscheidde en, als geschiedschrijver, de historie der door hem gevoerde oorlogen te boek stelde, het denkbeeld opvatten, zich met Pom-pejus, die op den senaat was gebeten, en mot don overmatig rijken Crassus nauw te verbinden. Deze verbintenis, welke eerst geheim werd gehouden, maar waarvan de strekking spoedig voor ieder duidelijk werd, noemt mon het eerste driemanschap of triumviraat (60). De invloed der driomannen op het volk hielp hen aan de gewichtigste ambten en wingewesten. Zóó werd Caesar consul en proconsul over Gallië, wolk wingewest hij tegen de gewoonte vijfjaren lang behield; PompSjus kreeg Spanje, Crassus Syrië.

In Transalpijnsch Gallië onderwierp Caesar door onophoudelijke gevechten de talrijke Gallische stammen, streed ook met Gormaansche volkoren en ging zelfs, ofschoon zonder verdere gevolgen, over den Rijn en naar Britannië. Vermits de Galliërs telkens weder opstonden, werd

-ocr page 95-

75

Caesars proconsuliiat in 55 voor vijf jaron verlengd cn duurden do oorlogen in Gallie in \'t goheul acht jaren. Deze oorlogen maakte Caesar dienstbaar aan zijn plannen: zij vormden hem tot een volkomen veldheer, terwijl hij ter zelfder tijd groeten krijgsroem verwierf en zich een eigen leger schiep, bereid om hem op al zjjn wegen te volgen. Intusschen bleef l\'ompgjus, zijn proconsulaat door een [)aar zijner aanhangers latende waarnemen , te Rome, waar hij zich in \'t jaar 52 v. 0. het consulaat zonder ambtgenoot liet opdragen en alzoo, gedurende eenige maanden, metterdaad als dictator een onbeperkte opperheerschappij oefende. Orassus daarentegen , naar Azië vertrokken, viel in 53 in den strijd tegen de Parthen (zie blz. 51), die in do landstreek, ten o. van het liomeinsche gebied gelegen , woonden, kort na een geduchte nederlaag bij Carrae (in \'t w. van Mesopotamiö) te hebben ondergaan.

Thans werd het driemanschap metterdaad ontbonden en sloot zich PompBjua, uit ijverzucht tegen zijn mededinger, bij den senaat aan, die Caesar gelastte, het beheer over zijn gewesten neer te leggen en het leger af te danken. Toen de eisch van Caesar, die hetzelfde van PompSjus verlangde , door dezen machthebber was afgeslagen, trok hij over de Rubico, de zuidoostelijke grens van zijn gewest en de noordoostelijke van den eigenlijken Romeinschen staat. Alzoo de oude bepaling schendende, dat geen stadhouder aan \'t hoofd van zijn leger de grenzen van zjjn gewest mocht overschrijden, kwam hij feitelijk in opstand tegen den senaat. De teerling was geworpen, en de tweede burgeroorlog (49—45) begon. Binnen twee maanden was do eerzuchtige , die eens had gezegd, liever de eerste in een dorp dan de tweede te Home te zijn, meester van Italië en van de schatkist, terwijl Pompgjus, die had gemeend troepen uit den grond te kunnen stampen, nog onvoorbereid, mot zijn partij over de Adriatische Zee vlood. De hoofdslag greep in 48 plaats nabij l\'harsitlus (in Thessalië), waar Caesar een volkomen overwinning behaalde. De overwonnene, geheel radeloos, begaf zich overhaast naar Aegypte en werd er op last van het hof vermoord. Het spoor van PompBjus volgende, kwam Caesar te Alexandrië en geraakte hier in oorlog met Ptol e ma e u s XIT, dien hij weldra overwon en die in den Nijl verdronk. Aegypte werd nu door Caesar, onder Rome\'s oppergezag, aan Ptolemaeus\' XII zuster C1 e o p it t r a geschonken , onder voorwaarde dat zij haren jongeren broeder, Ptolemaeus XIII, als mederegent aannam, die kort daarna stierf.

Daarop overwon Caesar achtereenvolgens al zijn tegenstanders in Azië, in Afrika en in Spanje. Toen Ca to de jonge of van Utiea (ten n. van KarthSgo), een achterkleinzoon van Cato den oude (zie blz. 68) en een man van oud-Romeinsche deugd en gestrengheid, de nederlaag der zijnen had vernomen, doodde hij zichzelf in die stad, ten einde de vrijheid van zijn vaderland, d. i. den ouden staatsvorm , niet te overleven. In Spanje versloeg Caesar in 45 bij Munda (ten n. van het oudeArunda, hetheden-daagsche Honda, in \'t z. van Spanje) liet leger, dat onder bevel stond van PompBjus\' zonen, Sext us en Quae us. Gnaous werd op de vlucht

-ocr page 96-

vermoord; maar Soxtus ontkwam en trad later weer 0|). Naar Rome teruggekeerd, vierde Caesar talrijke zegepralen. De senaat schonk hem allerlei titels en eerbowijzon. Hij word dictator, eerst voor een of meer jaren, later levenslang, en consul voor een reeks van jaren, ook eens zonder ambtgenoot. Vorder werd hom de bevoegdheid van hot ccnsorschap toegekend, alsmedq die van hot volkstribunaat. Ook kreeg hij voor zijn loven don titel imperator, welke voorheen sleolits voor do dagen van don triumf of de zegepraal word toegekend aan den veldheer, die oen luisterrijke overwinning had behaald.

Het spreekt evenwel vanzelf, dat al deze en andere onderscheidingen niets dan uiterlijke tooi of sioradiön waren eener macht, die hij ziohzolf had verschaft, en van welker behoud hij verzekerd was, zoolang hij op de ondersteuning van zijn leger kon rekenen. Van zijn zijde schonk Caesar ruime giften aan het volk en aan de soldaten en verlustigde hen met schitterende spelen. Dat senaat en volksvergadering thans niets meer boteekenden volgt uit hot bovenstaande, en ovenzeer, dat geen overheidspersoon langer eonig zelfstandig gezag kon oefenen. Als pontïfox maximum (zie hlz. 56) verbetorde Caesar de tijdrekening met behulp van den Alexandrijnschen sterrekundige Sosigënes. Nadat hij n.l., om de verwarring ton oenen male te doen ophouden, het jaar 40 op 445 dagen had bepaald, regelde hij dit voor de toekomst, gelijk boven (zie blz. 2) is gezegd. Doch al het goede, dat hij beoogde en tot stand bracht, was niet in staat den haat weg te nemen der overwonnen partij. Moor nog dan door do macht, die hij zich aanmatigde, gaf Caesar aan zijn vijanden hierdoor aanstoot, dat hij, gelijk men meende, ook naar de uiterlijke teekenen van quot;t gezag stond en, zelfs in do vormen, don senaat vorne-derde en geringschatting voorde Republiek aan den dag legde. Verbittering word hieruit geboren, en moer dan zestig mannen verbonden zich, om \'t gezag van den senaat, den ouden staatsvorm , te herstellen. Aan hun hoofd stonden Marcus Junius Brutus, een bijzonder gunsteling van Caesar, on Gajus Gassius Longlnus. Den 15den Maart 44 werd Caesar, meer dan eens, maar tevergeefs, gewaarschuwd, iloor de samenge-zworenen in don senaat geveld. Hij had den ouderdom van ruim vijftig jaren bereikt.

§ 38.

Hef tweede driemanschap. — Van 43 tot 31.

Volk en senaat waren niet zoo afkeerig van de alleenheerschappij geweest als de eedgenooten haddon gemeend. In hun hoop op do toetreding van velen bedrogen, zagen zij zich tot wijkon verplicht. Temeer achtten zij dit noodig, toon ma nors amtonius, consul en gewezen veldheer van Caesar, beproefde Caesars plaats in te nemen. Tor ongelegener

-ocr page 97-

77

ure voor Antonius verscheen dus qajus juliüs caesar octavios, een kleinzoon van Caesars zuster, daarenboven zijn aangenomen zoon en voornaainste erfgenaam, die zich, om den voet in den stijgbeugel te zetten, voorshands met den senaat vereenigde. Thans hield Cicero in den senaat achtereenvolgens — op oen enkele na, welke hij niet voordroeg, maar toch bekend maakte, - zijn beroemde veertien Philippische redevoeringen tegen Antonius. Weldra wierp Octavius, van nu aan ook wel Octavisnus geheeten, het masker af. Door oen stouten marsch naar liome verwierf hij het consulaat en verbond zich hierop met de vijanden van den staat: zóó werd het werktuig werker. Op die wijze ontstond in 43 het tweede driemanschap tusschen Octavius, Antonius en Lepidus, wier oogmerken op de vervolging der republikeinsche partij en op de verdeeling der wingewesten doelden. Wat zij onder elkander hadden besloten moest een volksvergadering, nadat zij bun intocht te Rome hadden gehouden, bekrachtigen. Op nieuw word deze stad thans het tooneel van tallooze vogelvrijverklaringen. Ook Cicero werd er door getroffen, die op zijn vlucht naar Macedonië bij Cajëta (in z.w. van Latium aan zee) door Fopillius Laenas, eens door hem in een belangrijk rechtsgeding verdedigd , en door Herennius werd achterhaald en vermoord. Naar Macedonië getogen, versloegen Octavius en Antonius in twee veldslagen bij Philippi (in \'t o. van dit land) in 42 Brutus en Cassius, de laatste verdedigers van den\' ouden staatsvorm. Zóó werd het lot van Rome beslist. De vrijheid van dezen staat, die met een Brutus was begonnen, eindigde met den zelfmoord van Brutus, nadat ook Cassius bij de eerste nederlaag zichzelf om het leven had gebracht.

Van dit tijdstip af beschikten de overwinnaars naar eigen goedvinden over het gansche rijk. Antonius begaf zich naar Alexandrië tot CleopiUra, Octavius naar Italië. In Aegypte doodde Antonius zijn tijd met zwelgerijen en wellustige vermaken. De tweedracht, die eerlang op het punt was tusschen hem en zijn mededinger los te breken, word voor het oogenblik nog onderdrukt door een samenkomst in 40, waarbij zij, na twee vroegere verdeelingon , nu voor de derde maal het Romeinsehe rijk oji dien voet onder elkander verdeelden, dat Antonius het Oosten, Octavius het Westen kreeg, terwijl Scodra (ten n. van Üyrrhachium in lllyrië) de grens tusschen beider gebied zou zijn. Lepidus, die steeds een ondergeschikte rol speelde, bekwam Afrika. De verschijning van den ter zee machtigen Sextus P o m p ejus (zie blz. 75) had veel tot deze verzoening bijgedragen. Aanvankelijk stond men hem Sicilië, Sardinië en Corsica af; doch hij verloor deze eilanden weder, na in M hij Mylae (zie blz. 65) ter zee te zijn geslagen door Octavius\'bevelhebber Marcus Vipsanius A grip pa. l\'onipejus word kort daarna in Azië gedood , en Lepidus, een poging wagende om die eilanden aan zich te trekken , werd van Afrikaberoofd en moest zich met de waardigheid van pontifex maxïmus tevreden stellen.

Bij gebrek aan verdere afleiding kon de oorlog tusschen de beide hoofdpersonen niet langer uitblijven. Antonius, die inmiddels een onge-

-ocr page 98-

78

lukkigei) krijg togen de Parthen had gevoerd, maakte zich ten laatste door zijn gedrag in Aegypte den naam Romein geheel onwaardig. O. a. schonk hjj landen van don Romeinschen staat aan zijn kinderen, bij Cle-opamp;tra verwekt. De senaat, nog altijd met den schijn der oude oppermacht bekleed, verklaarde dus aan Cleopfttra, alzoo ook aan Antonius, den oorlog. De gedenkwaardige zeeslag bij hot voorgebergte Actium (in \'t n.w. van Acarnanië) in iil besliste den strijd ten gunste van Octavius. liet eerst vluchtte Cleopatra naar Aegypte; haar volgde Antonius, en beidden doodden zich hier. Aegypte werd een Romeinsch wingewest en Octavius alleenheerscher over het groote rijk, dat zoovele van de volkeren in zich bevatte, die do oude geschiedenis kent.

§ 39.

Augustus. — Van 31 v. O. tot 14 n. C. — Het Christendom.

Caesar octavisnus, van nu aan augustus (de geheiligde) genoemd (31 v. C. -14 n. C.), werd thans inderdaad alleenheerscher, maar met behoud dor oude vormen. Den senaat hield hij schijnbaar in eere, ofschoon hjj dien slechts zelden raadpleegde. Voor do zekerheid van zijn persoon richtte hij een lijfwacht, cohortes praetorianae, op, welker bevel-hebber, praefectus praetorio genoemd, weldra naast den keizer de gewichtigste man in den staat werd. De geringe volksklasse hield hij, behalve door \'t zorgvuldig bewaken van Rome, vooral hierdoor in bedwang, dat hij de hoofdbehoeften dier lieden, voeding zonder werk en ijdele nieuwsgierigheid , in ruime mate bevredigde. Alzoo konden zij niet meer tot werktuigen dienen van hen, dio den staat poogden omver te werpen, daar zij weldra inzagen, dat zij, mits zij zich niet om staatszaken bekommerden, meer levensmiddelen en gelegenheid tot uitspanning bekwamen dan voorheen. Bij herhaling hadden er gevechten van zwaardvechters en allerlei wilde dieren plaats, en ook aan voorstellingen van veld- en zeeslagen ontbrak het niet. Do stad Rome werd in veertien regiones of wijken verdeeld. Evenals Caesar en do volgende keizers begon Augustus ook Germanen in de legioenen op te nemen. Over \'t geheel regeerde hij mild en wijs: hij zorgde krachtig voor de rust en de veiligheid, ging door menige wet de toenemende zedeloosheid tegen en bevorderde vooral de beschaving van den geest. Namen, als die van den geschiedschrijver Titus Livius, van den heldendichter Publius Vorgilius Maro, van den lierdichter Quint us lloratius PI ace us en vele andere getuigen van den bloei der Romeinsche letterkunde in zijn tijd.

Onder de oorlogen, gedurende de regeering van Augustus gevoerd, komen vooral die tegen do Germanen in aanmerking. D rus us, de jongste stiefzoon des keizers, drong 12—9 v. C. tot de Elbe door en sloot een verbond met de Bataven, welke Augustus zelf onder zijn lijfwacht opnam.

-ocr page 99-

79

Verder Hot Drusus oen gracht graven tusschen Arnhem en Doesburg, bekend onderden naam van Drususgracht. Later onderwierp hij de Friezen, wien een jaarljjksche schatting van ossenhuiden werd opgelegd. Na zjjn dood gingen andere veldheeren voort, de noordeljjko Germaansche staninien te onderwerpen. Maar de overmoed van den landvoogd Quinctilius Varus knakte de maolit der Romeinen in deze streken. Herman, door de Romeinen Arminius geheeten, een vorst dor Cheruscen, vereenigde vele zijner landslieden en sloeg in 9 n. C. den zorgeloozen Varus beslissend in een driedaagschtn veldslag in het Teutoburger woud (ten o. van Paderborn, ten w. van de Wezer). Sedert dezen tijd vergenoegden zich do Romeinen met het behoud dor landen, tusschen den Donau, den Rijn on de Main gelegen.

De in vele opzichten zoo gelukkige Augustus bleef\'toch niet verschoond van rampspoeden : al zijn naaste betrekkingen overleden vóór hem. Tiberius, do lievelingszoon zijner dorde, beerschzuehtige gemalin Livia, werd zijn opvolger.

Terwijl Augustus keizer van het Romeinsche rijk en Herödos de groote (zie blz. 52) koning der Joden was, word j ezu s c nius t u s in het Jood-sche land geboren, naar men doorgaans opgeeft, in hot jaar 753 na de stichting van Rome. Na zorgvuldige voorbereiding trad hij gedurende de rogeering van Tiberius op on v(!rkondigde drie jaron lang zijn godsdienst der liefde, die den menschen God als hun vader recht deed konnon en hen opwekte, om naar gelijkvormigheid mot hot Opperwezen te streven. Over \'t geheel was de toestand dor monschheid destijds zeer ongelukkig. De oude godsdiensten, bloot aan uitorlijkhedon hangende, konden den mensch geen troost meer verschaffen; zedeloosheid en ontaarding\' hadden den hoogston trap bereikt. Hot getal aanhangers van de wijsgeorigo sekten, inzonderheid van de Stoïcijnsche en van die van Epicurus (zie blz. 52, 53), bleef, in vergelijking mot do menigte, steeds gering. Van een anderen kant was die tijd zoor geschikt ter uitbreiding van den Christehjkon godsdienst, want do Romeinscho heerschappij omvatte bijkans do gohoele toen bekende wereld: de grensschoiding tusschen hot Oosten en het Westen was weggenomen.

Naarmate nu do tijden dor keizerlijke heerschappij troosteloozer waren, des to sneller wies hot getal belijders der nieuwe loer. Hetgeen hot Cliristendom vooral kenmerkt is do gnost van liefde jegens hot monschdom in \'t algomoon, dien hot in do maatschappij voor \'t eerst wortel deed schieten. In de tweede plaats predikte het oen edeler stelsel van zedelijkheid, dan de menschen tot dusver hadden gekend. Uindolijk schonk het die bevrediging aan \'s menschen gemoed, waarnaar hjj zoo lang vruchteloos had uitgezien. Christus zelf\' leed don kruisdood. Deze dood werd do bevestiging en do bezegeling zijner leer, en zijn afgezondenen, apostelen genoemd, overtuigd van de waarheid zijnor opstanding uit don dood, verbreidden ze vol ijvor en geestdrift door allo doelen van het Romeinsche rijk. Zelfs do verschrikkelijkste vervolgingen, welke do Cristonon onder Nero en andere keizers

-ocr page 100-

80

vooral daarom leden, dat men hen voor een voor den staat gevaarlijke sekte hield, bezorgden de hemelsche leer meer en moer vurige aanhangers : het aloed der martelaars werd het zaad der kerke. De gemeenten der Christenen hadden als leeraars en bestuurders episcnpi, d. i. opzieners, bisschoppen en presbyters of ouderlingen, terwijl diakenen, d. i. dienaars, mot do verzorging der armen waren belas i.

§ 40.

De keizers uil het geslacht van Augustus, de Flavimsen en hun eerste opvolgers. — Van 14 tot 180 n. C.

Wel verre van Augustus te evenaren, stonden zijn naaste opvolgers, uit hetzelfde huis gesproten, diep beneden hem. Moge tiberids c i, audi iis nero (14—37 n. C.), doorgaans tibbrïus genoemd, reeds een man van jaren, toen hij de kroon op zijn hoofd zette, somtijds lager zijn gesteld dan hij verdient, noch in zijn persoon, noch in zijn bestuur is veel te prijzen. Zelf was hij achterdochtig, wreed on een slaaf zijner zinnelijke begeerten. Wat zijn regeering betreft, hij handhaafde, vooral in de wingeweston, orde en gerechtheid en bracht, hot volk van do comitiën beroovende, de verkiezingen aan den senaat. Ieder, die hem verdacht was, werd door de zoogonoemde gerechtshoven legen majesteitsschennis veroordeeld, welke zelfs over woorden, gebaren en gedachten vonnis velden en vaak bezoldigde huurlingen als aanklagers voor zich lieten verschijnen.

Naar \'t schijnt hooft men ten onrechte aan Tiberius den dood geweten van Germanïcus, den zoon zijns broeders Urusu;,, die, na niet roem tegen de Germanen te hebben gestreden en door den keizer te zijn teruggeroepen , naar het Oosten werd gezonden, waar hij plotseling stierf. Doch hij gunde aan zijn gunsteling, A el i us Se janus, den praefectus praetorio, zooveel macht, dat deze dienaar den tijd van zijn beheer tot oen waar schrikbewind maakte, /elf zonderde Tiberius zich, mede om aan zijn neiging naar zedeloosheid te voldoen, op het eilandje Oaprëae (ten z.w. van Campariië nabij de kust) af. Toen echter Sejïtnus door het ver-moordon en het verbannen der keizerlijke bloedverwanten naar de kroon scheen te staan , werd hij overeenkomstig het verlangen van Tiberius ter dood gebracht. In zijn plaats kwam Se r to rins Macro, die den keizer zelf doodde.

Tiberius\' opvolger was u a .i u s caesar (37--41), met don bijnaam oamuüi.a, d. i. soldatonlaarsje, een zoon van Germanïcus, iemand van oen zwak vorstand, zeer spilziek en wreed als een tijger. Na hem werd t i h e r 1 li s Claudius ne n o , doorgaans o l a u d i u 8 geheeten, een broeder van Germanïcus, op den troon verheven. Hij was reeds oud en bleef al den tijd zijner regeering een zwak werktuig van zijn door

-ocr page 101-

81

euveldaden en ondeugden beruchte echtgenooten, Messallna en Agrip-plna, Germanicus\' dochter. De laatste, niets ontziende om haren zoon uit haar eerste huwelijk, Nero, de kroon te verschaffen, vergiftigde Claudius. ,

Evenals Caligüla verwekte claudius nero (54—68), veelal neko geheeten, in het eerst een goede verwachting, zoolang hij zich door den beroemden wijsgeer SenÖca, zijn opvoeder, lietleiden. Maar weldra word do jonge keizer geheelenal de slaaf\' zijner lage driften en bedreef, als een waanzinnige, de onnatuurljjkste en verschrikkelijkste euveldaden. Zoo liet hij zijn eigen moeder, zijn gemalin Octavia, een dochter van Claudius en Messallna, en haar broeder, Britannïcus, uit dezelfde ouders gesproten, dien Inj als een mogelijken mededinger vreesde, om \'t leven brengen. Een hoofdkaraktertrek van Nero was ijdelheid, die hem zoozeer beheerschte, dat hij openlijk als zanger, muzikant en wagenmenner optrad en voor het volk zocht te schitteren, niet alleen in de hoofdstad, maar ook in Griekenland. Of men Nero heeft te houden voor den stichter van den vreeselijken brand te Home, welke van de veertien wijken der stad tien geheel of ten deele verteerde, is niet geheel zeker. Js die vernieling der stad van hem uitgegaan, dan moet dit zijn geschied, opdat hij ze, met behulp van de ontzettendste afpersingen in de wingewesten , des te prachtiger kon laten herbouwen. Doch zeker is het, dat hij oen ander misdrijf lieeft gepleegd, dat uit den brand voortsproot, n.1. dat hij do schuld der ramp op de Christenen schoof en hen gruwoljjk liet vervolgen en martelen. Na dit onheil, dat een al-gemeenen haat tegen den dwingeland verwekte, worden vele samenzweringen gesmoed, waardoor Nero, van allen verlaten, zich genoodzaakt zag uit Rome te vlieden en zich door een zijner vrijgelatenen te laten dooden.

Na Nero bleef do geslachtsnaam Caesar {keizer) de gewone titel van den beheerscher des Romeinsehen rijks, nu de naam der waardigheid geworden. Sinds denzelfden tijd kregen de legers metterdaad, de senaat daarentegen slechts in naam, hot recht om over den troon te beschikken. Uit het huis der Flaviussen beklommen drie keizers den troon: t i t u s fi. avius VEspAsiauus en zijn zonen tit us en domituïnus. De beide eerstgenoemden muntten als vorsten uit, de vader door een spaarzaam beheer, de zoon door zijn uitnemende goedheid. Onder Ves-pasianus werd Jeruzalem in 70 ingenomen en verwoest; de Joden verstrooiden zich over den geheelen aardbodem. Ook hernieuwde hij het bondgenootschap mot de Bataven, die ouder aanvoering van Claudius Civil is waren opgestaan. De menschlievendheid van Titus blonk vooral uit bij de zware rampen, die destijds Italië troffen. Zoo had in 79 de eerste bekende uitbarsting van den Vesuvius plaats, waardoor de steden Ilerculuneum (ten z.o. van Neapölis aan de kust) en Pompiji (ten z.o. van Herculanëum) onder asch en lava werden bedolven. In latere dagen , sinds 1713, zijn de beide steden gedeeltelijk weder opgedolven. Domitianus was

Wijnne, llandboek der Abj. Geschiedenis, (idu lt;lnik. ü

-ocr page 102-

82

geheelenal ongelijk aan zijn naaste voorgangers en werd , ovenals do vroegere dwingelanden, door eonigo samongezworenen gedood.

Welhaast word do herinnering aan Domitianus\'wreedheid verzacht door de volgende reeks van voortreft\'elijko vorsten: Nerva, Ulpius Trajanus, Aelius Hadrianus, Antoninus Pius en Marcus Aurelius of Antoninus den wijsgeer. Ulpius ïiiAjaNus (98—117) gaf het volk de comitia tor verkiezing der hoogste ambtenaren weder en hief de gerechtshoven tegen majesteitsschennis op. Voor openbaar onderwijs en geleerdheid zorgde hij door \'t aanleggen eener openbare bibliotheek, de Uljnvche genoemd, üo zegepraal, door den keizer behaald op Decebiilus, koning van Dacië (een land ten w. van de Zwarte Zee), hetwelk hij tot een Komeinsch wingewest maakte, werd vereeuwigd door de zuil van Trajanus, uit wit marmer vervaardigd en staande in het midden van het naar hem genoemde forum. Oudtijds stond er bovenop het standbeeld van Trajanus, nu dat va» den apostel Petrus. Onder de tallooze gebouwen, die hadrianus (117—138) overal oprichtte, is de Hadrianushurg te Eorne, thans Engelenburg ge-heeton , het vermaardste. Den rechtsgeleerde Salvïus Julianus droeg hij op, do oude edicten der praetoren in het zoogenoemde eeuwig edict te verzamelen , ten einde door dit nieuwe wetboek aan de willekeur in de rechtspleging een einde te maken. Marcus aurelïus of, omdat hij als wijsgeer de leerstellingen der Stoïcijrien voorstond, ook antonïnus de wijsgeer gohoeten (161—180), was een der edelste onder de Ho-meinsche keizers; doch zijn naam staat, daar hij een der hevigste vervolgers van de Christenen was , bij deze sekte slecht aangeschreven. Met hem eindigde de gouden eeuw van Home\'s keizerschap.

§ 41.

Tijd der ontbinding nan het Romeinsche rijk door de. heerschappij der soldaten. — Van 180 tot 305.

Gelijk bij de Grieken de tijd van den Peloponnesischen oorlog, zoo leverde bij de Eomeinen die der keizers het schouwspel op, zoowol van \'t grootste verval en de diepste ontaarding, als van de fijnste beschaving. Kunsten en wetenschappen werden niet alleen aan\'t hof beoefond en bevorderd , maar ook door velen van het volk. Handel en nijverheid bloeiden; alom heerschte welvaart; fraaie huizen en volkrijke steden gaven den indruk van ruimen voorspoed. Een menigte wegen werden aangelegd. Tal van steden, in de provinciën gesticht, verbreidden allerwege beschaving. Doch bij de rijken heerschte overal groote weelde , bij het volk traagheid en een volstrekt gemis van gevoel van eer, van persoonlijke zelfstandigheid en eigenwaarde. De menigte van hen, die zich in de hoofdstad door den keizer lieten spijzigen , nam steeds toe. Zóó verspreidde zich het vroeger reeds ingeslopen verderf steeds verder, en het rijk neigde meer en meer ten ondergang. De legers

-ocr page 103-

88

bestonden grootendeels uit barbaren, altijd gereed tot oproer, terwijl do grenzen van den staat onophoudelijk door vijandelijke volkeren werden overschreden.

üe zoon van Marcus Aurelius, m arc us commödus, opent in 180 een niet dan hoogst zelden afgebroken reeks van wreede en zwakke keizers. Waren zjj niet ongebonden, grillig on bloeddorstig, dan waren zij weinigbeteekenond. Slechts zelden droeg een beschaafd, braaf of verstandig man de kroon. Een der wreedsten is caracalla (211—217), die het Romeinsche burgerrecht aan alle vrije bewoners van don staat schonk, ten einde ook van hen belastingen te kunnen heffen. Geen van allen is beruchter dan heliogabö-lus, die tot 222 regeerde. Niet lang daarna, in 226, maakte in het Oosten de heerschappij der l\'arthen plaats voor het Nieuw-Perzische rijk, waarvan Artaxorxes 1, de eerste uit het huis der Sassaniden, de stichter was.

Omstreeks het midden der derde eeuw nam de verwarring toe: in de verschillende gewesten des rijks wierpen zich zoovele landvoogden als nevenkeizers op, dat men dezen tijd, met een onjuiste zinspeling op Athene (zie blz. 44), dien der dertig dwingelanden noemt. Eerst keizer a iirelIsnus■ (270—275) herstelde orde en eenheid door het overwinnen van die stadhouders, welke zich nog steeds als alleenheerschers gedroegen. Onder hen is vooral bekend Zenobïa, koningin van J\'almyra, vroeger Tadmor gebeoten, een stad, door Salomo in een oase der Syrische woestijn gesticht. Zij was de weduwe van Odennthus on beheorschte een uitgestrekt gebied in Azië, waaraan zij nog Aegypte toevoegde. Doch na de verovering van J\'almyra door Aurelianus werd Zenobïa gevankelijk naar Home gevoerd. Deze keizer is het ook, die de stad Rome met sterke muren liet omgeven.

üe eerste, die inzag, dat de toestand van het rijk meer dan één bestuurder vereischte, zou men met kracht optreden zoowel tegen de bavbaren, die het onophoudelijk bedreigden, als tegen de heerschzuch-tigen, die telkens naar de kroon grepen, was gajus Valerius d i o-oletiSnus (284—305). Met rijk in vier deelen verdeelende, benoemde hij drie mederegenten. Aan een van hen, gelijk aan hemzelven, werd de titel augustus, aan de beide anderen die van caesar gegeven. Weldra klom dit getal tot zes, die elkander zoo lang bestreden, totdat er ten laatste slechts één keizer overbleef.

§ 42.

Conslanlmus de gruule, van 323 lol 337, en hel Chrislendom in zijn. lijd.

Die alleen hcorscher was const an tin us de gboote (323—337), welke den zetel dor regeering van Rome naar Byzantium verplaatste, dat bij do inwijding Nieuw-Rome, maar weldra Conslanl.inopei werd ge-

6*

-ocr page 104-

84

heeten. De oude verdeeling;, de vroegere namen der waardigheden in den staat waren tot hiertoe in gebruik gebleven. Thans kwamen zij in onbruik. Constantlnus verdeelde het rijk in viorpj\'aeferluren : het Oosten , Illyrieum , Italië en Gallië, aan welker hoofd praefecti praetorio als burgerlijke landvoogden stonden, en deze praefecturen weer in onderdeelen.

In de laatste tijden vóór Constantlnus waren de keizers, indien men Diocletianus uitzondert, eigenlijk niets anders geweest dan de eerste soldaten van het rjjk. Dit moesten zij wel zijn, vermits het rijk bovenal een krachtige verdediging tegen de Germanen behoefde. Met Diocletiilnus en Constantlnus worden de keizers in den vollen en waren zin des woords weder regenten in alle takken der regeering. Thans was ei\' een reeks ambten naar een vasten maatstaf, die van beneden naar boven in posten uitliepen , welke men mot de ministeriën der tegenwoordige staten van lOuropa kan vergelijken. Hierdoor verviel het overblijfsel der republikeinsche inrichtingen geheelonal, met name de macht van den senaat, die tot dusver nog als deelhebber aan de oppermacht had gegolden. Van nu aan regeerde de keizer krachtens het recht, hem door zijn voorganger overgedragen. Niet lunger werd goddelijke eer bewezen aan den overleden keizer: de regeerende vorst zelf ging, naar Oos-tersche begrippen, voor den vertegenwoordiger Gods door. Ook de vormen van het hofleven werden Oostersch , en daarom was het niet oneigenaardig, den zetel van \'t bestuur naar het Oosten te verplaatsen.

De drie eeuwen, die sedert den dood van den stichter des Christen-doms waren verloopen, zagen het getal van do beljjders dezer loer bij duizenden toenemen. Dit had weldra de aandacht der Rotneinsche keizers getrokken, die de nieuwe gemeenten met onrust gadesloegen. Yeel was er in den Christelijken godsdienst, dat den afkeer der Romeinen moest wekken: de liefdadigheid jegens de behoeftigen, aan geheime, voor den staat gevaarlijke beweegredenen toegeschreven; het beginsel van broederschap, dat zelfs tot slaven en barbaren afdaalde; het vormen van gesloten vereenigingen, dat schrikbeeld voor de onbeperkte macht van het hoofd des rijks, bovenal de verheven zedeleer van het Christendom, zoozeer in strijd zijnde met de onzedelijkheid, die in het Romeinsche rijk heerschte. Vanbier de scherpe verordeningen, bij herhaling tegen de Christenen afgekondigd, die met ballingschap, dood en allerlei pijniging dreigden. En dat het niet bjj bedreigingen bleef toonden do vele vervolgingen, tegen hen ingesteld. Doch juist dat blijmoedig en heldhaftig sterven van die velen, die omkwamen, omdat zij hun God wilden aanbidden, en niet den keizer, wekte geestdrift voor hun geloof en boezemde achting in. Daardoor verduurde het Christendom den kwaden tijd en bleef tot de dagen van Constantlnus bestaan , toen er oen betere aanbrak.

Dat deze keizer de Christelijke leer aannam en zij langs dien weg de godsdienst van den staat werd is oen der merkwaardigste gebeurtenissen, niet alleen in de geschiedenis der Christelijke kerk, maar evenzeer in dio der beschaving en van de latere historie der volken en staten. Reeds in het

-ocr page 105-

85

jaar 313 vaardigde hij het edict van Milaan uit, waarbij den Christenen vrije godsdienstoefening in hot gansche rijk werd vergund en hun gemeenten de bevoegdheid toegekend om eigendom te verwerven. Intusschon erkende hetzelfde edict tevens met onbekrompen verdraagzaamheid hot recht van bestaan der overige godsdiensten, want ConstantTnus betuigde openlijk, dat, naar zijn gevoelen, een onbeperkte vrijheid van godsdienst moest heerschen. Het spreekt evenwel vanzelf, dat de kerk, hoe moer weldaden zij van den keizer ontving, des te afhankelijker van hem werd, al was hijzelf ook in den eigenlijken zin des woords geen Christen, dan kort vóór zijn dood, toen hjj zich liet doopen.

Nadat het Christendom als godsdienst van den liomeinschen staat was erkend, onderging het vele veranderingen. Constantlnus versierde de hoofdstad met prachtige kerken. Maar het ontstaan eener hooge geestelijkheid en het invoeren van schitterende praal in den uiterljjken eere-dienst, gevoegd bij de meerdere onafhankelijkheid der bedienaars van \'t woord , nu zij niet langer door de giften der gemeente werden bezoldigd , deden den inwendigen godsdienst en zijn naleving te veel op den achtergrond komen, overschaduwd door zooveel vertoon en pracht. De priesters, ook menschen, waren niet vrij van menschelijke zwakheid. Zij waren begeerig om èn machtiger en rijker te worden. Daaraan , alsmede aan den verdorven toestand eener ontzenuwde maatschappij is liet toe te schrijven, dat hot in de eerste eeuwen na Constantlnus aan \'t Christendom niet mocht gelukken, het zout en de zuurdeesem der menschheid te worden. Hierbij bracht do omstandigheid, dat de bisschoppen of ■patriarchen\'m de metropolen (woordelijk: moedersteden) Antiochlë (in \'t w. van Syrië, niet ver van zee), Jeruzalem, Alexandrië, Constantinopel en Rome onder Constantlnus hooge staatsbeambten werden, den godsdienst en \'t staatsbestuur in een te nauw verband en onder wederkeerigen invloed, waarvan beide, nu eens deze dan gene, de nadeelen ondervonden.

Daarom is \'t niet vreemd, dat de twisten der geestelijken over leerstukken der kerk toen staatsaangelegenheden werden, die de rust van het rijk dikwijls hevig schokten. Nog bij het leven van Constantlnus ontstond er een geschil over den aard der goddelijkheid van Christus, of hjj, gelijk Arlus, ouderling te Alexandrië, beweerde, gelijkvormig was aan God, of wol, zooals Alexander, bisschop dier stad, stolde, geheel (jelijk. Ter bjjlogging van dezen en van andere twisten riep Constantlnus in 325 do eerste algemeene kerkvergadering {concilie) to Nicaea (ten z.w. van Nicotnedla) hijeen. Hier werd de leer van Arlus veroordeeld, hijzelf en zijn aanhangers verbannen. Doch vermits de keizer vóór zjjn dood op dit punt van begrip veranderde en Arlus terugriep , herleefde de twist tussehen de beide sokten, de Arianen en hun tegenstanders. Do leer der laatsten werd meer en meer als de orthodoxe of rechtzinnige aangemerkt en alzoo geacht die der geheele kerk te moeten worden, welke daarom de katholieke, d. i. de geheele of algemoone, word genoemd. De veelzijdige aanraking, die er tussehen hot Komeinsche rijk on de Germaansche volkeren plaats

-ocr page 106-

86

greep, deed don Christelijken godsdienst een spoedigon ingang bij do laatsten vindon. Zij waren het, dio, doortrokken van den geest des Christendoms , do monschheid doden herboren worden on haar oprichtten.

§ 43.

De Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — De verdeeling van het Romeinsche rijk in 395.

Do naam Germanen, die vaak als gelijkboduidond voorkomt met Duü-schers, hoeft echter een uitgestrekter hoteokenis. Germanen noemt men de gansche groep van volkoren, die reeds in do eorsto eeuwen n. (\'.oen groot deel van het vasteland van Europa bewoonden, alsmede hot scliior-eiland aan do overzijde der Oostzee en de daarbij liggende eilanden. Reeds vroeg is deze groep in twee hoofdafdeelingen gescheiden. Do eerste bevat do Duitschers, d. i. hen, die zich op het vasteland hebben gevestigd; do andere do bewoners van Noorwegen, Zweden, Denomarken en IJsland.

De Germanen waren in vele stammen verdeeld, die dikwijls van woonplaats veranderden en bijzondero namen droegen, als: de Vandalen, de Gothen, de Longobarden , de Bourgondiërs , de Allomatmen (aan wier naam de Franschen hun benaming van Duitschland, „Allemagne,quot; ontloenon), de Saksen, de Friezen, do Bataven en andere.

Het land was verdeeld in gouwen. De grond was of het eigendom van bijzondere personen, of behoorde aan velen, die er tezamen op woonden. In \'t laatste geval heetten de stukken grond markrn, de gemeenschappelijke bezitters markgenooten. Oorlog en jacht waren de meest geliefkoosde bezigheden van \'t volk; den landbouw lieten de Germanen liefst aan hun lijfeigenen over. Van nature gastvrij en gezellig, vervielen zij niet zelden tot twee groote gebreken, spel en dronkenschap.

Het volk bestond uit vrijen en onvrijen, van welke beide klassen evenwel verschillende trappen waren. De afkomst maakte den edelman of edeling, die voor \'t overige weinige voorrechten boven den gewonen of (jemeenen vrije had. In de vergaderingen, hetzij van\'t geheele volk, hetzij van een deel des volks, gold de stem van een gemeenen vrjje evenveel als die van den edelman. Onder do onvrijen stonden de zoogenoemde hoorigen liet hoogst, die op do goederen hunnerheeren woonden, ze voor hen bearbeidden of hun vee of veldvruchten moesten opbrengen; op den laagsten trap stonden de lijfeigenen of slaven. Sommige stammen werden bestuurd door koningen, die door de verkiezitig der volksvergadering hun waardigheid bekwamen, met eerbiediging echter van den regel, dat de zoon doTi vader opvolgde. Bij andere stammen was oen volksbewind met vorsten of hoofden der gouwen, eveneens bij verkiezing aangesteld. In oorlogstijd werd een aanvoerder [hertog) gekozen. Tot don oorlog, in do

-ocr page 107-

87

volksvergadering besloten, trokken allo weerbare mannen uit: dit heette heirhan. O ver de gewichtigste aangelegenheden besliste 7nen in volksvergaderingen, waarin alle vrije grondbezitters zitting hadden en gewapend verschenen.

Do godsdienst der oude Germanen was een natuurdienst. De goden werden vereerd niet in tempels , maar in wouden. De voornaamste goden waren Wodan en Thor, de hoogste godinnen Hertha en Freia. Na den dood geloofden zjj in den hemel van Wodan, de Walhalla, te zullen komen, waar zij dagelijks zouden strijden, maar ook vroolijke maaltijden houden.

Het voortdringen van vele, meest Gerrnaansche volkeren gedurende de vierde, de vijfde en de zesde eeuw in \'t n. en o. naar het z. en w. der oude wereld noemt men de volksverhuizing. Deze groote beweging, welke men gewoon is meer bepaald van den inval der Hunnen in Europa, 375, te dagteekenen, bewerkte een groote omwenteling in de woonplaatsen der Europeesche volkeren. In dat jaar trokken de Hunnen, een zwervend volk van hot Mongoolsohe ras, uit het Oosten van Azië komende, over de Wolga Europa binnen. Bij die rivier stieten zij op de Alanon, die zjj verdrongen. Toen kwamen zij hij do Ooat-Gothon , die eensdeels ook werden verdrongen, anderdeels zich mot do Hunnen vereonigdon. De West-Gothon, nu ook in den rug bedreigd, vorkregen van keizer vat.bns, die de oostelijke gewesten bestuurde, de gevraagde woonplaatsen binnen de gronzon van het Romeinsohe rijk, en wol aan den rechter Donau-oever. Door de verdrukking dor Romeinsche stadhouders tot opstand gedreven , versloegen zij Valens in 378 bij Hadrian opel (aan de Hebrus in Thraeië), die kort daarna omkwam. Met moeite slaagde ïheodosius de qroote, die van 394 tot 395 voor het laatst het geheole rijk onder zijn schoptor ver-eenigde, er in, de West-Gothen tot rust te brongen.

Bij zijn dood in 395 benoemde Theodosius zijn oudsten zoon a bc anï u s tot erfgenaam van het Oosten, den jongsten, ncNORÏus, tot keizer van het Westen. Daar beiden nog onmondig, mot verstand sehaars bedoeld en van kennis verstoken waren, haddon do jonge keizers elk een rijksbestuurder, die alios in het rijk beheerde. Aan het hof van Honorius was dit Stilïco, een Vandaal; Arcadïus stond onder do leiding van den Galliër lluftnus. Deze verdooling, tijdelijk in haren oorsprong, was duurzaam in gevolg, en van nu aan heette hot eono GV/efcsc/fe of Oos^-liomeinsche, hot andere hef Latijnsche of West-Romeinsche rijk. Arcadius vestigde zijn zetel to Constantinopel; Honorius hield eerst zijn verblijf te Home, later te Ravenna (in \'t o. van Cisalpijnsch Gallië aan zoo). Het Oost-Komoinscho rijk werd zoowel van binnen, vooral door godgeleerde twisten, als van buiten door aanvallen der barbaren zeer verzwakt. Veel had liet te Ijjden van de Hunnen, te meer doordien tot het einde dor oude geschiedenis geen enkel uitstekend vorst er don waggelenden troon beklom.

-ocr page 108-

88

8 44.

Het West-Romeinsche rijk in oorlof/ mei de West-Gothen en met de Hunnen tot zijn ondergang. — Van 395 tot 476.

Nauwelijks was Thcodosius gestorven, of al ft kik, dien do Wost-Gothen tot koning hadden verheven , drong alios plunderende en verwoestende tot de Peloponnesus door. Vanhier toog hij, hiertoe aangezet door het Oost-Romeinsche hof, ijver/uohtig op hot Westen, naar Italië, waar hij bij herhaling schatting vorderde, en dewijl do golden wel beloofd, doch niet betaald werden, Home insloot. Tweemaal zelfs veroverde hij de stad, het laatst in 410, toon hij ze tevens liet plunderen. In 411 stierf hij in Zuid-Italië, en een zijner opvolgers, W al 11 a, verwierf van het West-Romeinsche rijk een gebied in zuidelijk Galliö, waar hij het West-Gathische rijk, mot do hoofdstad Tolosa (thans Toulouse, in \'t z.w. van Frankrijk), grondvestte.

Bij den dood van Honorius in 423 verkeerde het West-Romeinsche rijk in een zeer bedenkelijken toestand. Onder hen , die thans beheerschers van het rijk werden, Honorius\' zuster placidia en haar zoon valenti-mitNus m, ging het weinig beter. In 429 landden de Vandalen, die vroeger door Gallië naar Spanje waren getogen, onder Gensërik in Afrika en stichtten er een rijk in \'t gebied van het oude Karthago, vanwaar zij in 455 naar Italië overstaken en er veertien dagen lang het weerlooze Rome uitplunderden. Eenige jaren vroeger had een nog grooter gevaar het Latijnscho rijk bedreigd. Want toen de verschillende horden der Hunnen zich omstreeks 440 onder het bestuur van A ttïl a vereenig-den , geraakten zij met Valentinianus in oorlog. Met een ontzaglijke menschenmassa begon Attila zijn tocht, die veel had van een volksverhuizing. Op de Catalaunischo velden (ten o. van Parijs bij de Marne) had in 451 do bloedige slag plaats, welke voor het lot van het Westen beslissend was en waarin de Romeinen de Hunnen tot terugkoor dwongen. In het volgende jaar deed Attila , welverzwakt, maar niet overwonnen , een inval in Italië. Doch spoedig openbaarden zich ziekten en gebrek bij de Hunnen, die daardoor werden genoopt naar Pannonië terug te trekken. Weldra nam met don dood van Attila in 453 de zoo gevaarlijke macht der Hunnen oen einde.

Reeds toen was het Wost-Romeinscho rijk in een toestand van volledige ontbinding, doordien een groot aantal krijgshaftige stammen bijna \'t geheolo gebied in bezit hadden genomen. In Afrika heerschton de Vandalen; zuidwestelijk Gallië en een deel van Spiinje bezaten de West-Gothen; zuidoostelijk Gallië was de zetel der Bourgondiërs; de Aiomannen huisvestten in Zwitserland on aan den rechter Rijn-oever; in \'t n. van Gallië hielden zich de Franken op; noordwestelijk Duitschland werd door de Saksen bezet; aan den Donau woonden de Longobarden en de Oost-Gothen. In Britannië eindelijk hadden do bewoners, van Romeinschen bijstand verstoken en

-ocr page 109-

8!»

door de woeste Pieten en Scoten uit Oaledonië (Schotland) overvallen, in 449 de Angelen en andere Duitsehe stammen te hulp geroepen. Deze stammen, door Hengist en Hor sa aangevoerd, verleenden wol den verlangden bijstand, maar grondvestten vervolgens hier ook eigen rijken en verdrongen de Britten naar \'t Westen, Wales, of noodzaakten hen, naar Armorïca, d. i. Jiretai/ne, uit te wijken.

Hoe diep het aanzien van Rome\'s naam was gezonken , laat zich hieruit zien, dat de opperbevelhehbers dor Duitsehe, in Rome\'s dienst staande legers naar willekeur over de kroon beschikten. Zóó deed Kicïmer; zóó ook anderen. Eindelijk kwam o do aoer, aanvoerder dor Herulon en der Kugiörs, in Italië en zette den laatsten, nog zeer jongen keizer, uomülus AuausTtiLus, in 47(5 af. Dit was het einde van het West-llomeinsehe rijk. Odoacer verbande den afgezotton keizer naar een landgoed in Campanië. Den keizerstitel nam hijzelf niet aan, maar liet zich slechts koning noemen.

-ocr page 110-

MIDI) E LEEUWEN.

§ 45.

Hel Oosl-Gottmche rijk. —• Het Oost-Romeinsche rijk lot 842. — De val eau het Vandaalsche en can het Oosl-Gothische rijk. — De Longobarden in Italië.

Het nieuwe rijk of do nieuwe heerschappij, door odoScer gegrondvest, was van geen langen duur. Zeventien jaren had hij met gematigdheid geregeerd, toon liij zijn gebied aan dlt;\' Oost-Golheii moest afstaan , die, na het Orieksche rijk oen tijdlang door herhaalde strooptochten en door het afpersen van een jaarljjksche schatting te hebben gekweld , het Westen aantastten on 490 493 onder hun koning ïhcodfirik Italië en Sicilië veroverden. Deze stroken , benevens de zuidelijke Donau-landen, beheersehte Theo-dörik, gelijk zjjn voorganger slechts den titel koning voerende. Ravenna was doorgaans do zetel der nieuwe regeering. Tiihodokik of, gelijk de Duitsche heldendichten hem noemen , dieiikuik van beun (d. i. Veröna) (493—526), liet de Homeinsche wetten en staatsregeling in stand blijven en bij de rechtspraak beide volkoren naar eigen wetten vonnissen. Aanzijn Gothen, die uitsluitend de krijgsmacht vormden, gaf de vorst een derde der landerijen, zooals ook OdoHcer met zijn volk had gedaan. Deltalianen behandelde hij, hoezeer zelf Ariaan (zie blz. 85), met toegevendheid en achting. Intusschen hoe gematigd hij voor \'t overige ook handelde, in zijn ouderdom beging hij een daad , d:e niet van wreedheid is vrij te pleiten. Vernemende, dat de keizer van het Grieksche rijk , Justlnus I, de Arianen wreedaardig vervolgde, ging hij elke verbintenis tusschen Romeinen en Grieken te keer on liet, op een, hoewel ongegrond, vermoeden, dat de wijsgeer Boëthïus, lid van den senaat te Home, en andere aanzienlijke mannen tegen dit verbod handelden, ben allen in 525 ter dood brengen.

Na den dood van Theoderik ontstond er tweedracht in het rijk, hetwelk do Oost-Romeinen gelegenheid gaf om Italië te bemachtigen. In \'t Oost-liomeinsche rjjk zat destijds justiniHn us (527—565) op den troon, een keizer, die zich door werkzaamheid, zucht voor grootsche ondernemingen en de keuze van uitstekende staatsdienaars onderscheidde. Gedurende zijn regeering ontbrak liet niet aan oorlogen. Zoo stevende zijn veldheer Holisarïus naar Afrika, om liet in verval geraakte Vandaalsche rijk (zie blz. 88) te veroveren. Binnen kort was de Vandaalsche macht vernietigd, en in 534 ging dit reeds vroeger niet talrijk volk te gronde.

-ocr page 111-

91

Hierop trok BelisarTiiH naar Sicilië, dat hij, gelijk mede Beneden-Italië, in korten tijd veroverde, vermits hij zich aan de inwoners ais hun bevrijder van het vreemde juk voordeed. Welhaast bezette hij Rome, verdedigde er zich gedurende een geheel jaar met uitstekende bekwaamheid tegen de Oost-Gothen en dwong toen Ravenna zich over te geven. Onverwachts werd de zegevierende veldheer teruggeroepen: Justinianus vertrouwde hem niet langer of werd naijverig op zijn roem. Dit gaf den Gothen moed, en zij veroverden weldra een groot deel van Italië.

Op de mare hiervan zond do keizer op nieuw Belisarïus naar Italië; maar met zijn te weinig talrijke en slecht uitgeruste troepen kon hij niets van belang ondernemen, en hij leide\'t bevel neder. Narscs verving hem aan do spits van een sterk en beter uitgerust leger. Tevergeefs betoonden de Oost-Gothen bij herhaling hun oude dapperheid; zij dolven hot onderspit, en mot 555 werd Italië oen wingewest, gewoonlijk het exarchant, de buitenprovincie, genoemd, van het Oost-Romeinsche rijk. De zetel van den stedehouder of exarch, met welk ambt Narses thans werd bekleed, was te Ravenna. Niet lang bleef evenwel de Grieksche keizer in\'t gerust bezit van Italië. Reeds onder het bewind van Justinianus\' opvolger werd het de buit der Lonyoharden, die vooral door de vruchtbaarheid van dit land werden gelokt en in 568 onder hun koning at boin hierheen togen. Spoedig waren zij meester van het binnenland van Boven- en Midden-Italië; doch de zeesteden bleven in \'t bezit van do Grieken, en nimmer verkregen de Longobarden do heerschappij over hot geheele land.

Justinianus beloonde zijn groeten veldheer, den hoogbejaarden Belisarïus, met ondank, hoewel de geschiedenis dier ongenade later overdreven is. Zjjn eigen naam verheerlijkte de keizer door ondernemingen van verschillende aard. De nijverheid ontving door hot overbrengen dor zijdeteelt uit Sina nieuw voedsel. Do op zijn last bijeengebrachte verzameling der Romeinseho wetten werd hot begin eenor nieuwe orde van zaken. Het Romeinseho recht, zooals het onder Justininnus werd geordend, werd later door alle Christenrijken der Middeleeuwen, met uitzondering van Engeland en van Denemarken, tot aanvulling hunner eigen wetten aangenomen, zoodat men het Romcinsche recht in alle gevallen volgde, waarin \'s lands wetten niet hadden voorzien.

Na den dood des keizers kwam de zwakheid van den staat steeds meer en meer aan \'t licht. Een groot deel van Italië ging, gelijk wij zagen, verloren; Nieuw-Ferzen , A varen en Arabieren doden menigvuldige invallen in hot rjjk. De eerstvolgende keizers tot 717 waren bijna alle onmen-scheljjk wreed en weinigbeteekenend, en de Arabieren bedreigden niet zelden tot zelfs de hoofdstad Constantinopel. Wol lichtte er in 717 een betere tijd aan 7not i;eo III den isauiuAh (uit Isaurië, ten w. van Lycaonië, in Klein-Azië afkomstig, 717 741), die de Arabieren dwong met schade en schande het beleg der hoofdstad op te breken; maar tor kwader ure voor de rust van \'t rjjk vatte deze voor zijn tijd te verlichte keizer het denkbeeld op, die in afgoderij ontaarde voreering der heiligen-

-ocr page 112-

!)2

beelden uit to roeien. Dit verbitterde de groote menigte der bevolking, liet nioerendoel der geestelijken en bovenal de tallooze monniken, die iti zijn rijk woonden, en gaf in 726 aanleiding tot den langdurigen heelden-strijd , welke tusschen de partij des keizers, de beeldstormer ft ^ en die der meeste geestelijken, de heeldendienaars, werd gevoerd. De verwarring, uit dezen onzaligen kamp voortgesproten, nam eerst een einde, toen do boel-dendionst in 842 was hersteld.

§ 46.

De Arabieren. — Mohammed, Van 571 tol 632.

De grootste schok, waarvan de geschiedenis der zevende eouw gewaagt, ging uit van dc Arabieren, een volk, dat in zijn uitgestrekt schiereiland , door zeeën en zandwoestijnen afgesloten, nooit vreemde overheer-schers had gekend. Het binnenland van Arabië wordt door talrijke horden Bedoeïenen, d. i. zwervende herdersstammen, doorkruist, terwijl daarentegen de steden aan de Arabische en de Perzische golf reeds vroeg een bloeionden handel met Indië, l\'erzië en Egypte dreven. De Arabieren leiden groo.tendeels hun afkomst af van Ismaël, een zoon van Abraham, en behooren dus tot don Somietischen stam. Een vierkant gebouw te Mekka (in \'t w. van Arabië), met een zwarten steen in het midden , beide Kaaha gehoeten , was het nationale heiligdom der onderscheidon stammen , welker godsdienst meest in het Sabaelsme (sterrendienst) bestond, terwjjl ook enkele do Joodsche of de Christelijke leer waren toegedaan. Roofzucht en wraakgierigheid kenmerken \'t volkskarakter, doch evenzeer eenvoudigheid , dapperheid, gastvrijheid, gestrengheid en geestdrift voor \'t stoute en \'t ongewone. Wanneer do Arabieren van een rooftocht in hun teuton waren terruggokoerd, zongen zij liederen , die do daden van\'t voorgeslacht verheerlijkten. Door Mohammed verkreeg dit volk oen plaats onder do volkeren der wereldgeschiedenis.

Mohammed, d. i. de geprezene, werd in 571 te Mekka geboren, behoorde tot hot aanzienlijke geslacht der Haschemieten on tot don stam Koreisch en was de zoon van Abdallah, oen onbemiddeld man. Roods jong een wees, werd hij door zijn oom Aboe Taleb tot don handel opgeleid. Als koopman dood hij vele reizon naar Syrië en Zuidelijk Arabië. Op zijn vijfentwintigste jaar trad hij in dienst bij een rijke weduwe, Kaditscha, met wie hij weldra trouwde. Op den duur behaagde hem intusschen hot bedrijvige leven niet: naar lichaam en ziel mot zeldzame gaven toegerust, peinsde hij ovor iets hoogers. Hierom onttrok hij zich meer en meer aan allo aardsche beslommeringen en gaf zich aan vrome bespiogelingon over. Zijn overdenkingen brachten hem tot hot besluit, het oude geloof aan één God te herstellen, dewijl do aanbidding dor sterren en de verbasterde Joodsche eorodienst hom evenzeor mishaagden. Met zijn levendige vor-

-ocr page 113-

93

beeldingskracht en de hem aangeboren dweepzucht zag hij hemelscho verschijningen en wonderen. Dus hield hjj zich, naar het schijnt, overtuigd , dat God hem tot dat werk had bestemd.

Sedert 615 verkondigde Mohammed openlijk zijn godsdienst, die den naam islaam (eigenlijk de onbepaalde wijs van een werkwoord, beteekenende „zich overgeven,quot; n.1. aan den wil Gods) draagt, terwjjl zijn belijders moslemen (eigenlijk het tegenwoordig deelwoord van hetzelfde werkwoord) hoeten. De voornaamste leerstukken van don islaam zijn: er is maar één God, Allah, en Mohammed is zijn profeet; Mozes en Christus zijn insgelijks goddelijke gezanten; hot lot van eiken mensch is in Gods eeuwig raadsbesluit onveranderlijk bepaald; op de opstanding der dooden volgt een wereldgericht, waarna de goeden beloond, de boozen gestraft worden. Tot de hoofdplichten der geloovigen behooren: weldadigheid en rechtvaardigheid ; gebeden , vijfmaal \'s daags, met het gelaat naar Mokka gewend, te doen; vasten; ten minste één bedevaart naar Mekka; de heilige oorlog of gewelddadige uitbreiding van den islaam. In stoute beeldspraak wordt op het betrachten dezer plichten aangedrongen; „Bidden voert halverwege tot God, vasten brengt tot den ingang des hemels, en aalmoezen openen de poortquot;. — „Het is beter, den heiligen krijg te voeren dan zeventig jaar te huis te bidden, en hij, wiens voeten in de oorlogen des [loeren bestoven zijn , zal op den dag des gerichts verder wezen van de oorden der pijniging, dan de afstand bedraagt, welken de snelste ruiter in duizend jaren kan afleggen.quot; Ook voor \'t burgerlijk levon bevat do Mohammedaansche godsdienst voorschriften. Diefstal wordt met het verlies der eeno hand, gelijk andere euveldaden met de straf der geljjko vergelding. Jus tulionis, bedreigd, waardoor de misdadiger zelf ondergaat wat hij een ander heeft aangedaan. Al de leerstukken zijn door Aboe Bekr, den eersten opvolger van Mohammed, bijeengebracht in den koran (eigenlijk een Arabisch werkwoord, dat lezen beteckent, hier het boek der openbaringen).

lieeds voordat hij met zijn loer te voorschijn trad, hadden eenigo verwanten en vrienden van den profeet ze omhelsd, als Kaditscha, zijn neef Ali en Aboe Bekr, later zijn schoonvader. Zijn streven naar meer aanhangers vond echter veel tegenkanting, vooral onder zijn oigen stamge-nooten, de Koreischieten, wier bespotting on haat bij zicii op den hals haalde. Slechts met moeite ontkwam hij aan bun veelvuldige aanslagen op zijn loven. Toen eindelijk de Koreischieten, saamgezworen om hem te vermoorden, op een nacht zijn woning omsingelden, vluchtte Mohammed uit Mekka naar Jathreb (ten n.o. van Mokka), sinds dezen tijd Medina al Sahi, stad van don profeet, of kortheidshalve Medina geheeten, met een zeker aantal der inwoners van welke stad hij kort tevoren een verbond had gesloten. Uit is de hedschrah of vlucht van don profeet, naar welke het begin der Mohammedaansche tijdrekening op den 16den Juli 622 is gesteld, op den dag, die tevens voor het tijdstip der stichting van don islaam wordt gehouden. Alzoo begint die tijdrekening niet mot

-ocr page 114-

94

den datum der vlucht \'(19 Sept.), maar mot den eersten dag van het maanjaar, waarin zij plaats greep, d. i. met den 16den Juli. Te Medina nam het getal der goloovigen aanmerkelijk toe; uit die stad begon men ook do eerste legertochteu ter voortplanting van het geloof. Van nu aan ging hot bekeeringswerk, hoofdzakelijk door middel van het zwaard, snel voort. Inzonderheid waren het eerst de talrijke Jodon in Arabië, die gedwongen werden do leer van den profeet aan to nomen. ïen laatste viel ook Mokka in 630 in handen der Mohammedanen, on bij den dood van den profeet in 632 was bijna geheel Arabië, vrijwillig of gedwongen, zijn leer toegedaan en aan zijn heerschappij onderworpen.

§ 47.

JJe Arabieren onder de eerste khaiifen en onder die uit het geslacht der Ommyaden. — Be ondergang van het rijk der West-Gothen. — Van 632 tot 711.

Eeeds de eerste khalif, d. i. opvolger van den profeet, a boe bekk, begon den islaam buiten zijn vaderland te verbreiden. Doch inzonderheid ging de tw;oede hunner, om au (634 -644;), op do baan der veroveringen voort. Hij ontrukte Syrië aan de Grieken , onderwierp Phoenicië, benevens Palaestina, en na de Oost-Romeinen, die het beheerschten, eenige malen te hebben verslagen, maakte zijn veldheer Amroe zich van Egypte met Alexandrië moester. De eigenlijke bewoners toch, de Kopten , beschouwden de Moslemen als hun bevrijders van de vreemde heerschappij. Overdreven, doch niet geheel uit de lucht gegrepen is het verhaal, dat Omar hot verbranden der beroemde bibliotheken dier stad te laste logt. Zooals hot luidt, moet hij Amroe, die hem over dit onderworp raadpleegde, hebben geantwoord: „Verbrand ze, want of deze geschriften bevatten wat in den koran staat, en dan zijn zo overbodig; öf er staat iets andersin, en dan zijn ze goddeloos,quot; waarop Amroe do badstoven zes maanden lang mot de boekwerken had laten stoken. Zoo onwaarschijnlijk het nu is , dat do badstoven zes maanden lang met do boeken zijn verwarmd, zoo zeker sohijnt het, dat oen of méér bibliotheken toen zijn vernietigd. Vermits het nu vaststaat, dat er van de bibliotheek in de wijk Bruchium (zie blz. 52) na den strijd, door Caesar te Alexandrië gevoerd, en inzonderheid na de gehoelo slooping dier wijk in \'t laatst der derde eeuw n. C. niets meer over was en dat de voorheen in de wijk Serapöum bestaan hebbende boekerij bij een aanval, togen het einde der vierde eeuw door do Aloxandrijnsche Christenen op den tempel van den heidenschen god Se rap is gedaan, geheel was vernietigd, blijft er niets anders over dan aan te nemen, dat Amroe een verzameling boeken, in plaats van de vroegere bibliotheken door do Christenen bijeengebracht, aan de vlammen zal hebben gewijd.

Behalve de genoemde landen en een deel van Noord-Afrika bezweek

-ocr page 115-

95

ook hot Niouw-Perzisohe rijk, dat sinds 22C bestond (zie blz. 83), voor de maeht der Arabieren. Na Omars dood werden do vorovoringon op de noordkust van Afrika door hot bezetten van Barbarije voortgezet. In 656 vorkreog ali, oen zoon van Aboo Talob en geniaal van Fatïnió, Mo-hammods dochter uit zijn eerste huwelijk, hot lang verwachte khallfaat; maar het bracht hem geen heil. Vele stodehouders stonden tegen hem op onder aanvoering van Moeawïa, landvoogd van Syrië. Weldra viel hij door sluipmoord, en zijn zoon liot het khalifaat aan zijn tegenstander over.

Op die wijze kwam het khalifaat mot moeawïa i (661—680) aan het geslacht der Ommyaden. Onder dezen khalif, die den zetel van \'t bewind naar Damascus (in \'t z. van het oude Coelesyrië) verplaatste, worden niet alleen do grenzen van \'t gebied in Afrika en in hot Oosten uitgebreid , doch werd ook de hoofdstad van hot Byzantijnsche rijk meermalen aangetast. Zeven jaren achtereen zotteden de Arabieren in do nabijheid van Constantinopel troepen aan land, die deze stad aangrepen ; maar gebrek, uitvallen dor Grieken en het Grieksche vuur, een thans onbekend mengsel van licht ontvlambare stoffen, dat door \'t zeewater niet word gebluscht en de vijando-lijko schepen in brand stak, verhinderden telkens, dat zij word ingenomen.

Mooawïa\'s opvolgers onderwierpen geheel noordwestelijk Afrika tot den Atlantisehon Oceaan. Vanhier staken de Muzelmannen naar Spanje over. Dit land haddon de (zie blz. 88) in zuidelijk Frankrijk gevestigde West-Gothen op de Suöven veroverd, terwijl zij hun gebied in Frankrijk langzamerhand aan de Franken verloren en daarom den zetel der regeering naar Toledo (in Spanje aan den Taag) verplaatsten. Eon van de laatste koningen der West-Gothen was witiza. Zijn opvolger was kouökik. Uodërik, ternauwernood koning, beleedigde juli En us, den stedehouder van Ceüta (in \'t n.w. van Afrika), oen stad, die, ofschoon tot hot Oost-llomeinsche rijk behoorendo, in nauwe betrekking tot Spanje stond. Dit noopte Julianus, Coüta aan do Mohammedanen ovor te geven on hen tevens op Spanje, als op een gemakkelijk te verwerven buit, opmerkzaam te makon. Alzoo stak do veldheer ïarik in 711 mot oen leger naar Sjianje over en sloeg zijn legerplaats op een berg op, later naar hom Gehel al 2\'ariJc (Gibraltar) genoemd. Niet ver van kaap Trafalgar word oen slag geleverd, waarin beide volkoren in mood en volharding wedijverden, maar waarin de zege woldra voor de Christenen een onmogelijkheid werd , toen do twee vleugels van hun leger, waarover Witïza\'s zonen hot lie vol voorden, don vijand den rug toekeerden en de zaak van \'t vaderland ontrouw worden. Nadat eindelijk koning UodÖrik spoorloos was verdwenen, ontzonk den West-Gothon do moed geheel en moesten zij, die niet wordon gedood, mot groot verlies het slagveld ruimen. Thans waren de Arabieren meester van het grootste dool van Spanje. Slechts in het gebergte van het noordelijk gedeelte kondon do Gothen hun onafhankelijkheid handhaven.

-ocr page 116-

96

§ 48.

J)e Arabieren ouder de khalifeii uit hei yeslacht der Ahhassiden. — De letterkunde der Arabieren. — Van 750 tol 809.

Do zwakheid van do laatste khalifon uit hot huis dor Ommyaden en do groote uitgestrektheid van het rijk, dat in \'t oosten aan den Indus paalde, maakten liet voor hun tegenstanders gemakkelijk, den troon te ondermijnen. In 750 bracht a boel abbas, een aehtor-achtorkleinzoon van Abbas, een oom van den profeet, het khalifaat in hot geslacht der Abhas.uden over. De ongelukkige Ommyaden werden tot in hun laatste schuilhoekon vervolgd on godood, /oodat men verzekert, dat er maar één van hen, Alxl Err£thraan, in \'t loven bleef. Naar Spanje ontkomen, ontrukte hij dit gewest aan de Abbasslden en grondvestte er in 750 voor zijn geslacht oen onafhankelijk emiraat (later khalifaat) te Cordova (aan de Guadalquivir).

Onder de Abbasslden waren eenige uitstekende khalifen. Met hen vangt een luisterrijk tijdperk aan voor de Arabische heerschappij, niet alleen door veroveringen, maar vooral door de zegeningen des vredes, door het handhaven van gerechtigheid en door de bevordering van kunsten , als van bouwen dichtku\'nst, en van wetenschappen , als van wijsbegeerte, wis-, genees-, sterre- en scheikunde. Tegen deze lichtzijde staken andere verschijnsels, aan de Oostersche rijken eigen, donker af: willekeur der beheerschers, schitterende glans der hoofdstad, opstanden van stadhouders en verslapping van monigen khalif. Bagdad (aan de Tigris) werd de hoofdzetel der Abbasslden. Do eerste opvolger van Aboel Abbas was zjjn broeder a i, mansoer (754—775). Onder do verdere Abbasslden is ha hoen (786— 809), dio den bijnaam al ka so hid, d. i. den rechtvaardige, draagt, bijna even beroemd als zijn tjjdgenoot Karei do groote in het Westen, en moge rechtvaardigheid ook niet al zijn daden hebben gekenmerkt, hij blijft een uitstekend man voor zijn eeuw.

Mot de regeering van Haroen al Raschid begon de eigenlijke bloei der Arabische letterkunde. Hetgeen doorgaans bij de onbeschaafde herdersvolken van Azië plaatsgrijpt, datzij, na als veroveraars te zijn opgetreden en groote rijkon te hebben gesticht, bij de verandering hunner levenswijze, smaak beginnen te krijgen, zoowel voor de letterkunde als voor de kunsten des vredes, en dat zij do beschaving der overwonnen volkeren aannemen, merkt men ook bij de Arabieren op. De grond hiertoe word reeds gelegd gedurende het verblijf van de khalifen te Damascus, doordien in dit land, geheel örieksch geworden sedert de heerschappij der Seleuciden (zie blz. 51), de örioksehe beschaving en letterkunde zoo diep wortel hadden geschoten, dat zij or nooit geheel waren uitgeroeid. Do hoofdoorzaak evenwel der wetenschappelijke beschaving van de Arabieren was do stichting van Bagdad in een landstreek, die altijd het voorrecht had gehad, de

-ocr page 117-

97

bakermiit der geleerde kennis in het Oosten te zijn. Bagdad, de stad des vredes, zooals de khalifen ze noemden, werd nu het middelpunt dei Arabische beschaving, gelijk zij, door haar gelukkige ligging, de stapelplaats werd der schatten van Azië en do hoofdzetel van \'t rijk der Mohammedanen. Ten tijde van Al Mansoor baanden Syrische geneesheeron, die hun kunde o. a. hadden geput uit de werken van IlippocriUes, den beroemdste der Griekscho geneesheeron, die in de vijfde en de vierde eeuw v. C\'. leefde, den weg voor de studio der wetenschappen, het eerst voor die der geneeskunde.

Die Griekscho werken leerden do Mohammedanen aanvankelijk uit Syrische vertalingen kennen. Maar weldra volgde do studio van \'t Orieksch zelf. Al Mansoer beloofde ruime belooningen aan hen , die Grieksche boeken over gonees- on sterrekunde of over wijsbegoerto vertaalden. Overeenkomstig do behoeften van het volk bepaalde men zich tot enkele vakken. Immers men bewijst de khalifen te veel oer door aan te nemen, dat zij de wetenschappen om haarzelven hoogachtten in plaats van om hot nut, dat haar beoefening kon opleveren. De dichtkunst bleef\'van die vertalingen uitgesloten. De Arabier had van oudsher zijn eigen inheemsche dichters, en gewoon aan do schitterende kleuren , die de Oostersche dichter aan zijn taferoelon loont, kon hij geen govoel hebben voor de flauwere, hoewel meer ware kleuren van Grieksche gedichten. Van alle Arabische geschriften zijn do vertellingen, bekend onder den titel „duizend en één nacht,quot; ongetwijfeld de meest bekende. Eigenlijke goschiedonis en welsprekendheid konden onder den druk der Aziatische dwingelandij niet bloeien. Ook heeft hot eenvoudige, op waarheid gegronde verhaal den Oosterling geen glans genoeg: hij moet het doorweefd hebben met de gewrochten der verbeeldingskracht. Dus bepaalden zich de vertalingen der Grieksche werken hoofdzakelijk tot de vakken, tot welker beoefening Al Mansoer de geleerden opwekte. Men der beroemdste Mohammedaanscho geneeskundigen en wjjsgeoren is A vicon na, gelijk hij in Europa wordt genoemd, die in de tiende en de elfde eeuw leefde.

§ 49.

Het Frankische ryjk under de Merooingiërs en onder de Karolingische huismeiers tol het khningschup der Karolingiërs. — Van 481 lot 752.

De Franken , oorspronkelijk een vereoniging van een zeker aantal Duitsche volksstammen, bestonden sedert de vierde eeuw, toen zij hot Noorden van Gallië vermeesterden, uit twee afdeelingen, de Saliërs, die allengs de heerschers werden, en de Ripuariërs, die onder vele aanvoerders stonden. Naar velen meenen, gaven die volksstammen zich den naam „Franken,quot; welk woord mot vele zijner verwanten oorspronkelijk

Wijnne, Handboek der Alcj. Geschiedenis, fide druk. 7

-ocr page 118-

98

„stoutmoedigquot; botoekent, om te doelen op den woesten zin voor oorlog en krijgsoefeningen, die hen bezielde. Met meer recht scliijnt men dien naam af te leiden van hot wapen , Yeelal door hen gebruikt. „Saliërquot; is waarschijnlijk afgeleid van den Latjjnschen naam van den Ysel (Tsitla), omdat die rivier een tijdlang do noordelijke grens dezer volksafdeeling was , terwijl bet woord „ Ripuarierquot; van hot Latijnscbe woord „ripaquot; (oever) komt. DeSaliërsbe-zaten In^t tegenwoordige België en de Nederlanden tot den Ysel; de Ripuariërs woonden aan den Beneden-Rijn, van do Lahn (een rivier nabij Coblents) af.

Eerst worden ze nu eens gezamenljjk, dan weer afzonderlijk door hei-denscbe koningen geregeerd , o. a. door Merovaeus, naar wien bet Frankische koningsgeslacht van den Salischen stam den naam Merovingiërs voert, en door Ohilderik. Met den zoon van C\'bildërik, Clovis (Klodwig) I, begint eerst de zekere en samenhangende geschiedenis dor Franken.

Clovis 1 (481—^511), koning van een deel der Saliscbo Franken, een krachtig man, vereenigde langzamerhand alle stammen onder zijn bewind en werd daardoor de stichter van bet groote Frankische rijk. Toon hij het bestuur aanvaardde, was zijn gebied aan alle zijden door onafhankelijke volkeren omringd, van welke hij er vele onderwierp of afhankelijk maakte. De Alemannen versloeg hij in 496 bij Zülpieh (ten z.w. van Keulen), waarop zij hem als opperheer erkenden. Daar Clovis, tot dusverre heiden, in dezen slag do gelofte had afgelegd zich te laten doopen , indien de God der Christenen hem do zege verleende, nam bij nog in \'t zelfde jaar to Rheims (ten n.o. van Parijs) met vele Franken het katholiek geloot aan. Zoo men wil, bracht zijn Bourgondische gemalin Clotilde, dezelfde leor toegedaan, het hare tot deze bekeering bij.

Ten gevolge biervan ging allengs het geheele volk tot het Christendom over. Dewijl Clovis, in tegenstelling met de overige koningen in West-Europa, niet tot het Arianisme, maar tot de rechtgeloovige kerk overging, begrootte do paus hem met den titel „den allercbristeljjken koning.quot; Hierop werden ook de bewoners van Armorïca afhankelijk en de Bourgondiërs tot het opbrengen ecnerjaarhjksche schatting genoodzaakt. Een reeks van jaren hadden er twisten plaats tusschen de Franken en de West-Gothen , die eindelijk tot een openbaren oorlog oversloegen. De slag bij Vougló (in de nabijheid van Poitiers, ten z.w. van Tours) in 507 liet den West-Gothen van hun gebied in Frankrijk niets over dan den kuston-zoom tusschen do Pyrenaeën en de Rhóne. Zóó liet Clovis bij zijn dood in 511 een rjjk na, dat bijna geheel Frankrijk, een groot deel van Duitscb-land, België en de Nederlanden omvatte. Even vóór Clovis of in zijn tijd begon men waarschijnlijk de wetten, bekend onder don naam de salische, op te teekenen, waaronder er een is, die bepaalt, dat alleen de man, niet de vrouw, in het gebied der Saliërs erfgenaam kan zijn van den grond.

Clovis\' zonen en kleinzonen verdoelden telkens het rijk onder elkander, van welks beide hoofddoelen het eene Austrasië of het oostelijke land, d. i. alles, wat aan den rechteroever van den Rijn lag, benovens de linkeroever tot aan do Maas, het andere Neustrië, het westelijke land, heette.

-ocr page 119-

99

Onder de regeeriiis dezer vorsten nam het groote gebied der Franken nog in uitgestrektheid toe, doordien de Thuringen en de Bourgondiërs werden onderworpen en den West-Gothen hun gebied in Frankrijk ontrukt. Intusschen verzwakte do veerkracht der vorsten en waren zij aan groote ondeugden overgegeven. Hierdoor komt het, dat hun geschiedenis uit niets dan uit oen bijna onafgebroken reeks van schandelijke misdaden , van burgeren broederoorlogen bestaat. Welhaast werden het aanzien en do macht van \'t koningschap zoozeer ondermijnd, dat in hun plaats de hofmeiers (major domus, de eerste huisbediende), oorspronkelijk slechts opzichters over de koninklijke bedienden en goederen, regeerden en alles vermochten, inzonderheid toen hun waardigheid erfelijk werd in het Karolingische geslacht, dat zijn naam ontleent aan den beroemdston vorst uit dat huis, Karei don groote.

Zij , die den grond hebben gelegd tot die groote macht der Karolingische hofmeiers, waren Pepijn de oude of van Landen (toen in Brabant, thans in Luik) en do bisschop Arnulph van Metz. üp verzoek der Austrasiërs, die in menig opzicht verschilden van de meer Romeinsche Neustriërs en Bourgondiërs, gaf clotauius n, een achterkleinzoon van Clovis, die het geheele rijk had hereenigd, hun zjjn onmondigen zoon Dagöbert 1 tot koning en voegde hem de beide genoemde mannen als leidslieden toe. Deze Dagöbert is het, die hot land tot aan don Rijn aan de Friezen ontrukte en te Utrecht, toen Wiltonburg geheeten , de eerste Christenkerk of kapel onder hen stichtte. Do eerste der huismeiers, die in naam der koningen zoowel over Austrasië als over Neustrië het erfelijk bewind voerde, is pepijn van hekistal, alzoo genoemd naar zijn burgt, thans een vlek (ton n.o. van Luik), van moederszijde een kleinzoon van den eersten Pepijn en door zjjn vader een kleinzoon van bisschop Arnulph. Op hem volgde zijn onechte zoon karel, wegens zijn persoonlijke dapperheid mar tell, d. i. de strijdhamer, genoemd, die in 732 in den slag tusschen Tours (aan de Loire) en Poitiers (ten z.w. van Tours) op de uit Spanje in Frankrijk binnengedrongen Mohammedanen zulk een schitterende zege behaalde, dat het grootste gedeelte van \'t leger der vijanden op hot slagveld bleef. Al voerde Karei Martell geen stelselmatige secularisatie, d. i. wereldlijkvcrklaring, alzoo verandering van geesteljjk goed in staats- of bijzonder eigendom, in, hij, maar vooral zijn opvolgers, te beginnen met Pepijn den korte, schonken, om hun soldaten te beloonen, aan die krijgsknechten vele kerkelijke goederen, of in eigendom , óf als beneficiën (zie beneden blz. 101 en 102).

Toen Karei Martell in 741 stierf, hoorde men bijna niet moer spreken van een Merovingisch koning. Zijn zonen, de erfgenamen zijner macht, i\'ei\'ijn de icoiite en Karl oman, regeerden eenige jaren lang gezamenlijk. Maar weldra, in 7*17, legde Karlöman, waarschijnlijk hiertoe gedwongen door Pepjjn, met wien hjj in sleehto verstandhouding was, het bewind neer en begaf zich in een klooster. Pepijn, thans alleenheerscher, geloofde eindelijk verdiensten genoeg omtrent het rijk te hebben verworven, om den koningstitel te kunnen voeren. Daarom liet hij paus Zacharlas vragen,

7*

-ocr page 120-

100

of hot met Gods wil ovoreenkonistig was, dat hij, die werkeloos te huis zat, koning heette , dan of die titel niet veeleer hem toekwam, welke den last der regeering torschte. De paus, reeds lang door do Longobarden in \'t nauw gebracht en voor zich en de kerk veel goeds van een verbintenis met den machtigen Frankischen vorst liopende, antwoordde overeenkomstig Fepijns wensch. Nu werd hij in 752 te Soissons in een plechtige volksvergadering op een schild opgeheven, ten teeken dat men hein als koning had gekozen. Childehik m, de laatste der Merovingiërs, word daarentegen onttroond en, naar do wijze der monniken , met kaalgeschoren kruin in een klooster gezet.

§ 50.

Het leenstelsel.

Het was de gewoonte der Duitsehe stammen, in de landen, die zij veroverden en waar zij zich vestigden , den inwoners een of twee derde deelen van hun eigendom, zoowel in land en woningen als in slaven, anz. te ontnemen en dit onder elkander te verdoelen. Een uitzondering op dit gebruik maakten de Franken. Overal, waar zij veroveringen maakten, lieten zij de overwonnenen in \'t bezit van den grond, dien zij hadden. Er bleef, dewijl in de veroverde landen de bevolking nergens zeer dicht was en het voortdurend oorlogen ze bovendien zeer deed afnemen, land genoeg over voor de overwinnaars. Al het land nu, dat in de veroverde streken geen eigenaar had, viel den koning dor Franken ten deel. Op tweeërlei wijze beschikte hij er over. Óf hij behield het voor zich en maakte het alzoo tot staatseigendom of domein (goed van den landsheer), of hij stond het in vollen eigendom aan zijn onderdanen af. liet laatste kon wederom op een van do beide volgende manieren geschieden. Zekere bepaald aangeduide stukken werden aan dezen of genen van \'s konings voornaamste dienaren toegewezen, of wel, een grooter of kleiner aantal Franken kreeg vergunning zich hier of daar te vestigen en den grond in bezit te nemen.

Van do vroegste tijden af waren alle vrije onderdanen van den koning der Franken , zonder onderscheid , tot trouw aan hem verplicht en gehouden , op zijn bevel den heirban te volgen. Oorspronkelijk was er weinig verschil van rang en stand. De aanzienlijkste lieden waren de antrustionen, d. i. zij, welke den koning bijzondere trustis of getrouwheid hadden beloofd, of, met andere woorden, in de trustis of bescherming des konings waren opgenomen. Hun verhouding tot den koning was geheel van persoonlijken aard. Ln tijd van vrede woonden zij in of nabij zijn paleis, vormden zijn hof, bewezen hem verschillende diensten en waren zijn dischgenooten; in tijd van oorlog maakten zij zijn stoet of lijfwacht uit. Wie een van hen doodde betaalde ten zoen een driedubbel weergeld, d. i. een som, diode moordenaar, als boete voor zijn misdrijf, geven en de beleedigden, de verwanten des gedooden, aannemen moesten.

Behalve in de genoemde punten waren de antrustionen in alle opzichten

-ocr page 121-

101

golijk aan de vrijen in \'t; algemeen : mot hon hadden zij dezelfde rechten en plichten. Doch zooals vanzelf spreekt, stonden, ovenals de antrustionen , de dienaren of ambtenaren des konings, d. i. de graven (rechters), de hertogen (aanvoerders van het leger), de hofmeiers, enz. boven de gewone vrijen en deelden alzoo in \'t voorrecht van liet hoogste weergeld. Ren op zichzelf staanden stand van edelen kenden de Franken niet. Alwie niet vrij was behoorde tot de liten of tot de lijfeigenen. Do liton hadden persoonlijke vrijheid, maar waren, evenzeer als do lijfeigenen, onafscheidelijk verbonden aan hot landgoed van don heer, weshalve zij ook hofhoorigen of hoorigen werden genoemd. Ook op hen rustte, evenals oj) de lijfeigenen , do erfelijke verplichting tot zekere diensten, die echter minder verachtelijk waren dan de verrichtingen, waaraan de lijfeigenen onderworpen waren. Vorder waren de litcn verplicht, schot en lot, d, i. een hoofdgeld , te betalen. Met de hoeve zelve , waartoe zij behoorden , konden zij vervreemd of verkocht worden. Het onderscheid tusschen hen en de lijfeigenen kwam voornamelijk hierop neer, dat de laatsten alle persoonlijke vrijheid misten en geheel-enal liet eigendom van den heer waren. Zij dienden den heer óf op zijn landerijen , öf in zijn huis. Een andere naam voor hoorigen of lijfeigenen was mssi of vazallen.

Hoe meer men in den tijd achteruitgaat, onder des te meer personen is bij do Franken de grond verdeeld. Groote grondeigenaars zijn in de eerste eeuwen een zeldzaamheid. Later nam hun getal toe, doordien vele vrijen, door verlies van hun vaderlijk erfgoed, door verdeeling van erfgoederen of anderszins, verstoken geraakten van eigen hoeve en zich gedwongen zagen , hofhoorigen of Ijjfeigenen te worden. Vooral de kerk breidde in den loop der eeuwen haar grondbezit aanmerkelijk uit: na of mot den koning was zij in dit opzicht het rijkst. Tegen \'t einde der zevende eeuw bezat zij , naar men meent, een derde van den grond van \'t oude Gallië. In tegen-stolling met de gronden, die „beneficiënquot; werden genoemd (zie beneden op deze blz. en blz. 104), heette het land, dat men in vollen eigendom bezat, alodium.

Om het voor de gevers zeiven gemakkelijk te maken, de bezittingen der kerk van lieverlede te vergrooten, kwam langzamerhand een nieuwe wijze van schenken in gebruik. Wanneer, is niet juist te bepalen; doch moge zij onder do Merovingiërs ook al nu en dan zijn voorgekomen, eerst onder de Karolingiërs werd zij zeer algemeen. Die wijze van geven bestond hierin , dat men zijn bezittingen of gronden aan do kerk in eigendom afstond, onder voorwaarde dat men voor zichzelf en dikwijls ook voor zijn nakomelingen het vruchtgebruik behield. Dergelijk verleenen of afstaan door den eigenaar heette met een Latijnsch woord beneficium (weldaad), het afgestane land eveneens. Persoonlijke verplichtingen jegens den eigenaar sproten uit deze wijze van verleenen niet voort. Gelijk do kerk, gaven ook andere, wereldlijke grondeigenaars een deel van hun bodem in vruchtgebruik, als beneficium. Nu en dan waren hot hoorigen of lijfeigenen , wien zoodanige gunst werd bewezen. Zóó kwam het, dat do vruchtgebruiker,

-ocr page 122-

102

zelfs al was hij een vrije, somtijds vassus of vazal werd genoomd. Zonder dat men kan ontkennen, dat hot vroeger is geschied, scliijnt zooveel vast te staan, dat, ovenals hij do kerk, zoo ook onder wereldlijke personen do gewoonte om honeficiën te geven eerst in de achtste eeuw is opgekomen. De regel was, dat de beneficiën niet erfelijk waren , ofschoon zij vaak van vader op zoon overgingen.

Het is licht te hegrjjpen, dat het hoofd van \'t volk, de koning, do grootste grondeigenaar, zich niet aan de aangeduide gewoonte onttrok. Hun, die hom trouw hadden gediend, moest hij wol gezind zijn dikwerf beneficiën te geven. Inzonderheid deelden de Karolingiërs menig beneficium uit, sedert zij, te beginnen mot Pepijn donkerte, op groote schaal bezittingen dor kerk aan zich trokken oi\'seruldrineerdeii. Deze goederen verstrekten hun dan tot een krachtig middel om de getrouwheid hunner aanhangers te beloonen. Yeelal gold de regel, dat zij, die op dergelijke manier werden begiftigd, als een geringe schadeloosstelling, tienden aati do kerk hadden te betalen. Hoe geringer allengs in het rjjk der Franken het getal der vrije grondbezitters werd, des te meer moest de koning dc behoefte gevoelen , velen aan zich te verbinden door hun grond in eigendom of als beneficium te schenken. Op dc trouw der zoodanigen kon hij, wanneer hom gevaren bedreigden, althans rekenen. Waren zij reeds als onderdanen tot getrouwheid verplicht, hoeveel te moor zullen zij die verplichting hebben gevoeld , nu hun bijzondere gunsten waren ten deel gevallen.

Met de toenemende gewoonte der koningen om op de eene of andere wijze goed uit to doelen werd van lieverlede een van oudsher bestaand gebruik in verband gebracht. Dit was het imindiiiin of de boscherniing, door oen machtig man verleend aan geestelijken, vrijgelatenen of anderen, die van steun verstoken waren. Dat tot het verleenen van zulke bescherming de koning, meer dan anderen, werd aangezocht, ligt in den aard der zaak. Zij, dio dezen steun zochten, gaven zich op plechtige wijze tor beschutting orer, welke handeling commendatiu (de aanbeveling, het overgeven van zichzelf) werd genoemd. Het geschiedde in manu of\' niauibus, d. i. door do hand in de hand te leggen, en kwam hierop neer, dat hij, die do bescherming vroeg, zijn handen samengevouwen in die van hem logde, die ze toezei de.

Eenigermate gewijzigd , werd die gewoonte toegepast op de verhouding tus-schon de beide personen, van welke de oen een beneficium gaf, do andere hot kreeg. De naam van hen, die dusdanige boscherming inriepen en verwierven, werd vazallen oi homines (lieden). Men ziet hieruit, dat niet do zaken of do gewoonten de naam (zie blz. 101) allengs oen andere beteeke-nis kreeg. Hij, dio do bescherming verleende, werd dominus (heer) of senior (oudere) genoemd. Do verplichting van den vazal was , zijn heer allo door hom gevraagde diensten, mits een vrije niet onwaardig, te bewijzen. Inzonderheid behoorde hij, iioewel de betrekking van vazal dit niet in \'t bijzonder medebracht, steeds gereed te zijn, zijn lieer elk oogenblik gewapend ter zijde te staan. Wat den hoer betreft, hij had een zekere

-ocr page 123-

103

rochtsmacht over zijn vazallen, en tot zijn taak behoorde liet, zoodra do heirban werd opgeroepen, zijn vazallen in den oorlog aan te voeren.

Het spreekt vanzelf, dat zoowel deze of gene, als de koning den een goederen kon geven, een ander zijn bescherming beloven. Doch zeer dikwijls waren het dezelfde personen , die zich in \'t genot der beide voorrechten hadden te verheugen, en allengs word hot een vast gebruik, aan geen ander een beneficium te geven, dan aan hem, die door do eommendatio vazal werd. Vanhier, dat ofschoon het ontvangen van koninklijke of andere beneficiën oorspronkelijk geen verplichting tot het doen van diensten oplegde, hot sinds Karei den groote vaststond, dat zij, die ze haddon, omdat zij gewoonlijk tevens vazallen waren , den koning of den lieer in den krijg hadden te vergezellen.

Hetgeen als beneficium werd gegeven was niet alleen land. Onder de Karolingiërs werd het hoe langer hoe meer gebruikelijk, ook tollen, \'t recht van visschorjj, kerken en kloosters als beneficiën te schenken. En na Karei den groote gebeurde dit ook met ambten, zooals met dat van graaf. Daarvan was \'t gevolg, dat het woord honor (ambt) in het dagolijksche loven gelijkbeteekenend werd met beneficium. Evenals met de uitbreiding van hot begrip van beneficium ging het met dat van vazal. Reeds vóór Karei den groote ving men aan doze benamingen toe te passen op vreemde vorsten, wier land bij het Frankische rijk werd ingelijfd. Onmiddellijk na hun onderwerping liet men hen, als vazallen, aan den behecrschor van dat rijk hulde brengen. Op die wijze werd, voor een goed deel der bevolking van quot;t Frankische rijk, de verhouding, waarin zij tot den koning stonden, ongevoelig moer die van don vazal tot den heer, dan die van den onderdaan tot den vorst.

Uit bonoficium en eommendatio ontstond wat men gewoon is het leenstelsel te noemen. Tot do ontwikkeling echter van dit stelsel op den grondslag dier oude gewoonten droeg nog een derde gebruik veel bij, hetwelk zich aan de beide andere aansloot. Dit gebruik was de immuniteit, d. i. vrijdom van belasting, van de verplichting om op de rechtsdagen ter zitting te verschijnen en van sommige diensten , maar niot van den krijgsdienst, cn hierbij hot recht, om schatting te innen en recht te spreken. Oorspronkelijk waren alleen quot;s konings gronden vrij van belasting. Met die bezittingen ging tevens dit recht dikwijls op anderen over. Hieruit sproot mettertijd voor do bezitters van dergelijke goederen of beneficiën de bevoegdheid voort om zelf belastingen te innen van bon, die op zulke goederen woonden, en om over hen recht to sproken.

Gelijk zoo oven werd opgemerkt, ontwikkelde zich allengs op de wijze, als boven beschreven is, bij do Franken het leenstelsel. Wol trof men vele dor gebruiken, waamit hot voortkwam, ook bij de Longobarden en bij andore Germaansche stammen aan; doch bij dc Franken kwam hot tot vollen wasdom, on van hen ging het op vele dor latere Europeescho rijken over. Er is geen bezwaar togen, don gcbruikelijken term „loonstelsolquot; te bezigen, mits men goed inzio, dat, in don oigenlijken zin van\'t woord.

-ocr page 124-

104

van ^een stelsel of loenregeeritig kan wordon gosproken. Uit zwakke kiemen zijn krachtige instellingen voortgekomen. Betrekkingen, oorspronkelijk uit-eenloopende, zijn ineengegroeid en tot 66n geworden. Het ineengroeien dier betrekkingen riep een stand van aanzienlijke personen in \'t loven, die in een bijzondere verhouding tot don koning kwam te staan. De staat der Franken berustte al/.oo niet op het leenstelsel; maar dit stelsel oefende in velerlei opzicht oen gowiehtigen invloed op do staatsregeling. Het schiep mettertijd een menigte staten in den staat en gaf het aanzijn aan tal van vorsten of machthebbers, die zoo goed als onafhankelijk waren van den koning of keizer.

De hoofdtrekkon nu van liet leenstelsel, tot volledige ontwikkeling gekomen , zijn de volgende. Wie het goed in leen gaf heette leenheer; die hot ontving leenman of vazal. In tegenstelling met het leen {beneficium, fendum) werd een vrij en erfelijk eigendom alodium genoemd. Groote uitbreiding kreeg hot leenstelsel, doordien vrijo grondeigenaars, deelsom zich een machtig beschermer te verschaffen, deels door eerzucht verblind, hun alodium van den koning in leen namen, na hem eerst het eigendom daarvan te hebben afgestaan. Wat de vraag naar de erfelijkheid aangaat, de leenen konden slechts voor een bepaalden tijd , en dan meestal voor het leven, worden gegeven, of als erfgoed. Dit behoort vooral niet te worden voorbijgezien, dat de regel, dien men doorgaans aanneemt, of geen regel was, of althans geen regel zonder uitzondering, te weten, dat deleenen eerst voor een zekeren tijd, veelal voor het leven, werden gegeven en later allengs erfeljjk worden. Het is vermoedelijk, dat in ons land b.v., aireede in het tijdperk der gouwen, de graaflijke waardigheid doorgaans erfelijk was, In allen gevalle heeft de wet of bepaling van keizer Koenraad II (zie blz. 116) van 1037, waarin voor de aehterleenen in Noord-ltaliö de erfelijkheid wordt vastgesteld , voor dit vraagstuk niet dat gewicht, dat men er dikwijls aati ziet toekennen. Het is niet doenlijk, een tijdstip op te geven , van \'t welk de erfelijkheid der leenen dagteekent. Zjj werd hoe langer hoe meer een algemeeno gewoonte, vooral sinds sommige koningen van Duitschland, als Hendrik II en Koenraad II, die erfelijkheid in beginsel erkenden. Voor \'t overige is de zoo even aangehaalde wet van Koenraad 11 de eerste op schrift gebrachte verzameling van bepalingen betrekkelijk het leenstelsel. Was een leen erfelijk, dan viel niet zelden te beslissen, of het alleen een mannelijk of zwaardleen, of wel tegelijk een vrouwelijk of spilleleen was. Dezelfde betrokking, die er tusschen de leen-heeren en de leenmannen was, bestond tusschen de leenmannen en de achterleenmannen of ravazallen, wanneer do leenmannen, waartoe de toe-stemming van den leenheer word veroischt, een deel van hun leen in achterleen aan de achterleenmannen afstonden of hen er mede verleiden.

Do leenverhouding was wederzijds persoonlijk en verplichtend. Do leenheer was gehouden, den leenman in zijn rechten, eer en veiligheid te beschermen. Van zijn kant was de leenman verplicht, bij zekere gelegenheden den leenheer hulde te bewijzen , hem ter zijde te staan , inzonderheid

-ocr page 125-

hem in den oorlog te volgen. Do mato van den krijgsdienst was niet overal gelijk en hing van de grootte van hot leen af. Na de splitsing van het Frankische rijk waren do Duitscho vazallen gewoonlijk tot zes weken \'s jaars, do Fransche leenmannen tnoestal tot veertig dagen krijgsdienst op eigen kosten verplicht. Op de rechtsdagen moesten do vazalion voor den leenheer verschijnen.

Verlei of investituur heet de daad , waardoor de leenman in \'t bezit wordt gesteld van het leen. Zóó noemt men n.1. de plechtigheid , wanneer een leen voor de eerste maal wordt gegeven. Verheffing of relief daarentegen is do he-naming, wanneer het een vernieuwon of op niouw vorleenen is , indien er n.1. of eon andere leenheer, öfoen andere leenman komt, hetgeen mot minder plechtigheden gepaard gaat. Dikwerf heetten do geschenken, die bij zulke gelegenheden den leenheer werden aangeboden, of de gelden, hem gegeven, ook relief*.

Op die wijze omvatte het leenstelsel langzamerhand het gansche volk in verschillende trappen, als vazallen, hofhoorigen, lijfeigenen. Door leenoTi en achterleenen was ieder van moer aanzien leenheer of leenman , dikwijls beide, terwijl de groote massa der bevolking, onder den naam hofhoorigen en lijfeigenen, in meerdere of mindere mato of geheel van alle burgerlijko en persoonlijke rechten verstoken was en onderdo willekeurdor boeren gehukt ging. Daardoor verdween de oude gelijkheid van allen, die in de eerste eeuwen onder do Duitschors in \'t algemeen , alzoo ook onder de Franken, had bestaan. Slechts do aanzienlijkon , do hooge ambtenaren en de vazallen, wereldlijke of geestelijke personen, raadpleegde de koning over de openbare aangelegenheden. M.a.w. de rijksstenden vervingen de vroegere volksvergadering der vrije mannen. Hoewel de koning zelf alleen bij kouzo zijn waardigheid bekwam, gold toch bij de Franken de oud-Gormaansche regel, dat do zoon den vader volgde.

§ 51.

I{el Christendom onder de Duitsche volkeren. Het pauxdoni en de scheuring der katholieke kerk. — Het monnikendom.

Do Duitschers leerden hot Christendom deels bij do door hen van hun macht en van hun gebied beroofde Romeinen , deels door edele mannon kennen , dio , hun vaderland verlatende, naar de wouden der barbaren togen, ton eindo er onder allerlei ontberingen en vervolgingen do leer van Christus te verkondigen. Deze mannen kwamen sedert hot begin der zovenHlt;yido eeuw grooton-deels uit Engeland en uit Ierland. Met den moesten ijver predikte do Angelsaks win fried, met een Latjjnschen naam bonifacius geheeten, de apostei. der DUiTSOHERS. Hij bekoorde inzonderheid de Hessen en de Thuringen, stichtte vele kerken en bisdommen , o.a. te Fulda (in Keur-Hesson), en werd zelf de eerste aartsbisschop van Maints (aan don llijn). Later legdo hij deze waardigheid neer, om onder do Friezen hot Evangelie te kondigen. Nabij Dokkum (iu \'t n.o. van Friesland) vond hij den oden Juni

-ocr page 126-

106

755 den dood des martelaars. Vermits Bonifacius, door paus G r e g o r i u s II gemachtigd, getrouw aan zijn eed, alle bekeerde volken aan het geestelijk oppergezag van don paus onderwierp, werden deze volkeren tevens steunpilaren dor pauselijke oppermacht, waartoe de grond reeds vroeger was gelegd. Vóór lang toch had de patriarch van Rome reeds beweerd, dat bij in rang stond boven zijn ambtgenooten in de overige metropolen (zie blz. 85). Jlet aanzien van hot eeuwige Rome , de hooge ouderdom van do gemeente , te dier plaatste gesticht, en do rijkdommen dor Romeinsche bisschoppen waren de voornaamste gronden, waarop hij, bij het streven naar het op-pertoozicht over do kerk, steunde.

De titel paus, van pappas oi\' /Kipa, d.i. vader, was oorspronkelijk allen bisschoppen gemeen geweest. Doch sinds Qimaonius i den gkootk (590—604), een zeer eerzuchtig man, ofschoon hij zichzelf „den knecht der knechten Oodsquot; noemde, werd liet meer en meer gebruikelijk, dien alleen aan den bisschop van Home toe te kennen. Tot dusverre was deze bisschop doorgaans wel als do eerste onder zijn gelijken erkend; maar van nuaan verbond men mot dien titel het begrip van een oppermacht en een oppertoezicht over do kerk. In \'t Westen erkenden al de bisschoppen , die sedert Bonifacius aan \'t hoofd der nieuwe gemeenten werden gesteld , het pauselijk oppergezag, doordat zjj het hun uit Rome gezonden of kort opper

kleed, als teeken hunner waardigheid, aannamen. Eerst benoemde de paus zelf zijn opvolger; later werd hij door de voornaamste geesteljjken en loeken te Rome verkozen en de keuze door den keizer bekrachtigd. Sedert 1050 kwam die verkiezing, door een wet van paus nikolaas ii, aan de kardinalen, d. i. aan de voornaamste geestelijken der stad Rome.

Vooral wies de macht der pausen sinds de negende eeuw, toen zij zich konden beroepen op de destijds te voorschijn gebrachte en waarschijnlijk te Rheims vervaardigde pseudo-lsidorische dec ret alen, d. i. een onechte verzameling van besluiten der vroegste Romeinsche bisschoppen. De strekking dezer verzameling, die onder den naam van Isidörus in \'t licht kwam , omdat er bovendien een echte verzameling bestond van dergelijke stukken uit de zevende eeuw, zóó genoemd naar Isidörus , te dier tijde bisschop te Sevilla (het oude Hisjutlis, ten z.w. van Cordova, in Spanje), was, de bisschoppen aan de rechtsmacht van wereldlijke personen, van aartsbisschoppen en provinciale synoden te onttrekken. Hun wordt daarin het recht om zich op den paus te beroepen in bijna onbeperkte mate toegekend en dezen vorst dor kerk alzoo, in overeenstemming met de hand over hand toenemende gewoonte, als opvolger van Petrus en als stedehouder van Christus op aarde, do hoogste macht toegekend. Door dit alles groeide do sinds de dagen van OoTistantlnus den groote zichtbare ijverzucht van den patriarch te Constantinopel aan. Daarenboven had zich gedurig verschil in de gebruiken geopenbaard, zoodat, na langdurige spanning, in 1054 de katholieke of iilge-meene kerk in de Latijnsche en de (irieksche werd gesplitst, de eerste met Kome, de tweede mot Constantinopel als zetel. Het voornaamste kenmerk der Grieksche kerk is, dat zij liet oppergezag van den paus verwerpt.

-ocr page 127-

I()7

Roods vóór do verschijning van hot. Christendom hielden vele vrome gemoedoren de afzondering van do wereld voor hot zekerste middel om innige gemeenschap mot hot Opperwezen te houden. Inzonderheid had dit plaats in Egypte sodert de vervolgingen, die de Christenen daar te dulden hadden. Omstreeks 270 begaf Antonius zich naar do woestijn tusschon do Roodo Zoo en don Nijl , ten einde er op die wijze te loven. Zijn voorbeeld vond vele navolgers, die men monniken (d. i. eenzaam levendon) noemde. Ongeveer 340 vereenigde Pachomïus velen hunner op oen eiland in don Nijl, Tabonna (nabij Syene, in \'t z. van Opper-Egypto), om naar een gomeonschappeljjkon regel te leven. Zóó ontstonden de Iclooxter* of gesloten plaatsen, die door «/)lt;«« werden bestuurd. Bjj gebrek aan degelijke werkzaamheid vervielen do monniken in \'t Oosten tot allerlei zonderlinge pijnigingen van hun eigen lichaam en waren, in tijdon van twisten over leerstelsels, veelal oen bandeloos leger in do handen van heftige bisschoppon. Van Egypte ging het monnikendom naar Palaestina, Syrië en andere Christenlanden over. In \'t Westen schroef Benëdictus van Nursia (in don Kerkelijken Htaat, ten o. van Spolnto), dio in 529 op den berg CassTno (in Napels, ten n.w. van Capita) oen klooster had gesticht, vaste regels voor, welke spoedig algomeon werden aangenomen en do monniken tot handenarbeid, beoefening der wetenschappen, verpleging van zieken, tot gehoorzaamheid on armoede verplichtten. Zoo nadeelig do kloosters dus in \'t Oosten werkten, zulk con gunstigen invloed oefenden er volo in\' \'t Westen. Thans word hier menige landstreek, waar een klooster verrees, voor \'t eerst ontgonnen; woestijnen verdwenen, wouden werden geveld, moerassen droog gemaakt, kerken en scholen gesticht. Eeuwen lang waren vele kloosters do kweekschool der wetenschappon, omdat zij een toevluchtsoord aan haar beoefenaars verschaften , die binnen hun muren de ruwheid der tijdon veilig konden trotseeron.

§ 52.

Het Frankische rijk onder de Kdi\'olinyi.seiie koninffeu l\'epi.jn en Karei den groote. — Van 752 tol 814.

Kort na hot afzetten van Childorik III wondden zich do Longobardon tegen Rome en tegen paus StophSnus ill, dio do hulp van i\'kim,in dun kouth (752 768) inriep. Door een verschrikkelijke verwoesting van het land der Longobarden en door de belegering hunner hoofdstad Pavra (ten n.w. van l\'iacenza) dwong do koning der Franken in 755 den vijand tot hot opbrengen oener schatting en tot hot afstaan aan do kerk, d. i. aan den paus, van het voormalige exarchaat, d. i. van de landen bij Bologna (ten n. van Eloronco) en bij Ancöna (in \'t o. van Italië aan zee). Hierdoor logde hij den grond tot de aanspraak der pausen op een onafhankelijk wereldljjk gebied, d. i. hij grondvestte den Kerkelijken Slaat, want het kleine gebied rondom Rome, dat de paus sinds kort bezat, verdiende geens-

-ocr page 128-

108

zins den naam ,,staatquot;. Op zijn bourt honoomrlo de paus Pepijn tot cius van Rome. Dit was een eeretitel, waaraan een zeker gezag over dio stad was verbonden, ongeveer overeenkomende met dat van een exarch, die ook wol patricius wordt genoemd. Do koning dor Franken , gelijk later Karei de groote en de koningen van Duitsehland, liet zich in deze hoedanigheid te Rome en in andere steden van den Kerkelijken Staat door een plaatsvervanger vertegenwoordigen.

Op Pepijn volgde zijn zoon kakel de oroote (7(58—814), een dier buitengewone menschen, die onze bewondering tot zich trekken en wier gebreken men bij de herdenking hunner veel grootero verdiensten gaarne vergeet. Uitmuntende als veldheer, als vorst cnalsmensch, beraamde hij het eerst het grootsche plan, aide Duitscho volksstammen door den Christe-lijken godsdienst en onder één bestuur te vereenigen. Naast de Franken waren toen de Saksen de krachtigste Duitsehe volksstam, die zich over een groot deel van Noordwestelijk Duitsehland uitstrekte. Zij waron nng streng gehecht aan de oud-Gerraaansehe gebruiken en met lijf en ziel verkleefd aan den heidenschen afgodendienst. Door de rooftochten, die zij ouder gewoonte in hot Frankische rijk ondernamen, gaven zij de koningen dor Franken veelvuldige aanleiding tot oorlog.

Karei begon in 772 de lange i-eoks der dikwerf afgebroken oorlogen tegen de Saksen, die ruim dertig jaren duurden. Zoovaak andere oorlogen don koning bezig\'hielden, liepen do Saksen, hoewol telkens overwonnen , onder AVittekind, den aanzienlijkste dor Saksische aanvoerders, weer te wapen. Nauwelijks was do eerste tocht afgoloopen, of paus Iladriilnus l riep Kareis hulp in tegen Desiderius, koning dor Longobardon. Karei liet zich niet lang wachten en sloeg hot beleg voor Pavla, dat zicli weldra overgaf. Hiermede was in 774 de onderwerping der Longobardon aan\'t rijk der Franken voltooid; hun koning verwisselde de kroon mot do monnikskap. Thans bevestigde Karei de groote den pans in \'t bezit dor landen, door Pepijn aan zijn voorganger geschonken, waaraan hijzelfnog andere toevoegde.

Op den rijksdag, dien Karei in 777 te Paderhorn (in \'t o. van West-phalen) hield, kwam een gezantschap Arabieren , tegenstanders der Spaanscho Ommyadon , den bijstand van Karei togen khalif Abd Errfthman (zie blz. 96) inroepen. Gretig naar kamp tegen de ongoloovigen, voldeod hij aan dit verzoek en veroverde bijna al het land van do Pyraenaeön tot do Ebro, waaruit de Spaamche murk (grensgewest) van het Frankische rijk werd gevormd. Maar op don terugtocht werd do achterhoede van \'t logor door do Basken in do passen der Pyrenaeën overvallen, waarbij vele Franken sneuvelden, o. a. Uöland, de gevierde held dor dichterlijke overlevering.

Nog voordat Karei uit Spanjo was teruggekeerd, waron de Saksen op nieuw opgestaan. In hovigen toorn hierover ontstoken, liet Karei vier duizend vijf honderd hunner aanzienlijkste mannen, die voor hem verschenen, noderhouwen, een daad, die zich niot geheel door de woestheid der eeuw laat verontschuldigen. Op de mare dezer wraakoefening stond het geheelo volk tegen de gehate Franken op, en eerst nadat Wittokind

-ocr page 129-

109

zich in 785 had laten doopen, was de kracht van den opstand gebrokoa. In 804 volgde hun volledige onderwerping en beloofden zij bij hot Christendom te zullen volharden. De verplaatsing van tallooze scharen Saksen naar andere stroken van hot Frankische gobied was inzonderheid het krachtige middol, dat Karei tegen herhaling van opstand aanwendde. Bolialve de oorlogen tegen de Saksen had Karei nog velo andere te voeren. Zoo haddon de Friezen menigmaal deol genomen aan de oorlogen der Saksen ; maar met de onderwerping van Wittekind in 785 eindigden mede hun oproeren. Ook tegen de Avaren, in \'t land ton o. van de Beieren (d. i. liet tegenwoordige Oostenrijk en Hongarije) , trok Karei te volde. Na velo krjjgstoehten ontnam hij hun het land tusschen de Ens en de Raab (tweo bijstroomen aan den rechteroever van den Donau). Dit word de Oostenrijksche mark.

Zooveel heldendeugd en overwinningen, zoovele diensten, in don strijd tegon heidenen en Mohammedanen aan het Christendom bewezen , maakten Karei tot den roem en tot het voorworp dor bewondering van de volkeren , tot de toevlucht der zwakken. Hot was dus niet vreemd, dat, toon hij paus Loo III eens een persoonlijken dionst had bewezen , deze paus en liet volk te Rome hem, om zijn aanzien te vergrooten, met een nieuwen titel veroorden. Bij een processie werd Leo 111 eens door een hom vijandige partij gruwelijk mishandeld. Karei snelde naar Home en hield er een statige rechtszitting: zij, die zich aan doti paus hadden vergrepen, werden verbannen. Nu zette de paus hem in 800 op kerstdag, juist toen hjj voor het altaar in de St. Pieterskerk knielde, plechtig Homo\'s keizerskroon op het hoofd. Het talrijk verzamelde volk riep don Frankischen vorst als keizer uit, en de sinds 476 in liet Westen afgeschafte keizerlijke waardigheid werd hersteld. Het plan der kroning, lang voorbereid, kan voor Karei geen geheim zijn geweest. Slechts is het waarschijnlijk, dat Karei onbekend was met\'s pausen voornemen om do plechtigheid juist op dien dag to voltrekken. Het spreekt vanzelf, dat de wederzijdsche rechten van paus en keizer van den beginne aan niet waren omschreven, omdat zij hiervoor niet vatbaar waren. Desniettemin werd er eeuwen lang een felle strijd gevoerd over do niet op te lossen vraag, of en in hoeverre de paus van den keizer, de keizer van den paus afhankelijk zou zijn. Gedurende zijn laatste levensjaren kampte de keizer nog mot geluk tegon de Denen en de Slaven, zoodat zijn uitgestrekt rijk toen ton n. door de Eider (de grens tusschon Denemarken en Duitschland) en de Oostzee, ten z. door don Tiber en de Middellandsche Zee, ten o. door de Elbe ou de liaab, ten w. door de Ebro en den Atlan-tisciien Oceaan werd begrensd.

§ 53.

Kareis hinnenlandsch beheer.

Hoe uitstekend Karei ook als krijgsman moge zijn geweest, hij is nog grooter als regent. Onophoudelijk strevende naar zijn verheven dool, de

-ocr page 130-

110

uitbreiding van \'t Christendom, dat in zijn tijd noodwendig gepaard ging met priesterheerschappij en kerkpraal, stichtte hij zeer vele bisdommen, o. a. te Paderborn, te Osnabrück (aan de Haso, oen zijtak van do Eems), te Breinen, te Munster, enz., en richtte overal scholen op. Zóó werd hij tevens de grondlegger van een menigte steden , want tot zijn tijd toe bestonden er in zijn rijk bijna geen andere steden dan de weinige, die de lloinet-nen aan den Rijn en aan den Donau hadden aangelegd. Over de Frankische kerk heersehte de keizer, ook toen hij nog slechts koning was, met even onbeperkte macht als over hot Frankische rijk. üp de rijksdagen werd evenzeer over kerkelijke, als over wereldlijke aangelegenheden beraadslaagd. Do wetten, welke werden uitgevaardigd, behelsden voor een good deel verordeningen , betrekking hebbende op de geestelijkheid, do kerken en do kloosters. Voortdurend waakte hij met bijzondere zorg voor alles, dat in verband stond met het leven, met den wandel on mot de kunde der geestoljjken. Hijzelf benoemde do bisschoppen , evenals do wereldlijke overheden, en beschikte over het goed der kerk, alsof liet bezittingen van het rijk waren. Hij was metterdaad het hoofd der Frankische kerk.

Rondom zich verzamelde Karei een kring van uitmuntende geleerden, zoowel om zichzelf als om zijn volk te besehavon. Onder hen was de Angelsaks Al cu in, dien hij innig hoogachtte, en Eginhard, die het leven van zijn vorst beschreef. Zeer zorgde Karei voor de beschaving der üuitsclio taal, waarin hij vele preeken der kerkvaders liet vertolken. Eveneens ijverde hij voor de beoefening der bouwkunst. Ook do landbouw , dien hij deels door nuttige voorschriften , deels door zijn eigen voorbeeld bij het bebouwen zijner landgoederen bevorderde, ontging evenmin het oog des keizers als de koophandel: Breinen, Augsburg en Keulen werden , als stapelplaatsen voor het ruilen der waren, bloeiende koopsteden.

In het staatsbestuur maakte de keizer menige verandering. Vaste hertogen over de afzonderlijke natiën (zie biz. 115) komen, behalve in oorlogstijd, onder Karei niet meer voor. Over de (/ouwen, waaruit het rijk bestond, als zoodanig graafschapen geheeton, waren, gelijk vroeger, graveji (rechters) gestold. Zij spraken, met de hun toegevoegde schepenen, wier naam is afgeleid van scheppen, inzoover het „oordeelenquot; of „vinden,quot; n.1. van het vonnis, beteekent, als bijzitters, recht en voerden in oorlog don heirban aan. Aan \'t hoofd der grensgewesten of marken stonden markgraven. Recht en gerechtigheid handhaafde Karei gestreng : hij zond deswege jaarlijks afgevaardigden , {missi reyl.i, dorniruci, d. i. zendelingen van den koning , van den heer) of koningsboden rond, die toezicht op de graven hielden en do klachten van eiken onderdaan aanhoorden. Van huismeiers is, sinds de Karolingiërszich in \'tbezit der koninklijke waardigheid hebben gesteld, geen spoor meer. Onder de beambten aan hot hof waren thans de kanselier en de jiaUsgraaf (paleis-graaf, d. i. hoofd der rechtspraak van \'t paleis) de gewichtigste. De eerste stond aan \'t hoofd der geestelijke zaken en was belast met het uitvaardigen en onderteekenon van \'s konings oorkonden, weshalve hij tevens grootzegelbewaarder was. De paltsgraaf leidde de wereldlijke aangelegen lieden en had

-ocr page 131-

Ill

inzonderheid het bestuur over alles, dat de koninklijke rechtspraak betrof. Daar Karei ieder volk, ten minste gedeeltelijk , naar zijn eigen wetten wilde laton leven , bekrachtigde hij do oude rechten en gewoonten der verschillende natiën, waarover hij \'t bewind voorde. Op de rijksdagen, sedert Pepijn den korte Meivelden, meestal slechts door do groote leenmannen en door de hooge geestelijkheid bijgewoond, beraadslaagde men over oorlog, vrede en wetten. Zoodra de wetten door den koning waren bekrachtigd, heetten zij, naar de hoofdstukken of kapittels, waaruit zij bestonden, capitnlaricn.

In zijn levenswijze was Karei eenvoudig, in het drinken zeer matig, minder in het eten, jjverig in zijn studiën, het Latijn, dat hjj sprak als zijn moedertaal, hot Grieksch, do sterre-en de rekenkunde. Met hot schrijven , d. i. het maken of terneorstellen van letters, was hij te laat begonnen , om or vorderingen in te maken. Hoe velerlei voor\'t overige ook zijn werkzaamheden waren , uitermate nauwkeurig was hij, zelfs in de kleinigheden van hot dagelijksche loven. Nog bjj zijn loven was do room zijner voortreffelijke eigenschappon en daden tot in het verre Oosten doorgedrongen. Khalif Haroen al Kasehid vereerde hem kostbare geschenken, zooals een olifant en een kunstig bewerkt slaguurwerk, waarvoor Karei hom uitmuntende jachthonden en fijn linnen terugzond. Karei stierf in Januari 814 en werd te Aken (in Rijn-Pruisen, ten z.w. van Keulen) in een steonen kapel bijgezet.

§ 54.

De Karolinyische koningen van het rijk der Franken tot het afzetten van, Karet den dikke, van 814 tot 887 en 888. — Het verdrag van Verdun, in 843.

Mot den dood van Karei den groote begon reeds de slooping van\'t grooto rijk , dat zijn moed , zijn vaste wil, zijn wijsheid en doorzicht hadden gesticht. Do hoofdoorzaak of een van de hoofdoorzaken dor ontbinding van \'s keizers rijk is te zoeken in den wrok der volkoren, die onder\'t juk waren gebracht en die den last van dat juk met weerzin torschten. Karei, hoewol de rechten der onderscheiden volkeren zooveel mogelijk eerbiedigende, had desniettemin mot al zijn kracht er naar gestreefd, om meer eenheid in het rijk te krijgen. Maar juist dat eerbiedigen verhinderde oen langzaam inoongroeien: na Karei ging die aanvankelijke eenheid, in plaats van te worden bevestigd, weder te niet. Veelvuldig waren over\'t geheel do kiemen der ontbinding , in de geheele inrichting van het rijk aanwezig. Alles droeg een uitsluitend persoonlijk karakter; do persoon van den vorst was de band , dio de verspreide deelon moest bijeenhouden. De dienaren van den keizer, die alle mogelijke macht in hun persoon vereenigden, n.1. het burgerlijk, het rochts- en bet krijgsgezag, vonden hierin een gereede aanleiding, om er naar te stroyen, zelfstandige gezaghebbers te worden. Zóó trokken de graven do landshooghoid aan zich.

-ocr page 132-

112

Zeer werd inzonderheid do oplossing van \'t rijk in de hand gewerkt door de immuniteiten (zie blz. 103), naar welke bovenal de geestelijken stonden, die zich ongaarne als burgers van den staat wildon laten aanmerken. Zij waren hot vooral, aan wie, na den dood van Karei don groote, dergelijke voorrecbtsbrievcn werden verleend, dio hun bezittingen en hun onderhoo-rigen aan het rechtsgebied der graven onttrokken en liet eerst de aloude verdoeling in gouwen of graafschappen verbraken. Immers, hetzij midden in de graafschappen , of ovor verscheiden graafschappen verspreid, lagen die goederen der bisschoppen, kerken of kloosters, waarover de graaf nu geen macht meer had. Naijverig op dit voorrecht, stonden ook de graven ernaar, zoodanige immuniteiten te verwerven , wat hun, bij hot toenemend verval van den heirban, gemakkelijk viel. Hetgeen don heirban meer en meer in onbruik deed komen waren de onophoudelijke oorlogen, die men tegen de Noormannon, do Slaven, de Hongaren, de Mohammedanen had te voeren. Deze oorlogen maakten liet tot een dringende noodzakelijkheid, dat ieder oogenblik, nu hier dan daar, kleinere scharen krijgsvolk op de been kwamen. Langs dien weg kreeg , naar mate de kracht van den heirban verminderde, de verhouding van den vazal tot den leenheer meer vastheid en innigheid. Aan hen, die, als vazallen des keizers, dusdanige diensten aan hut rijk bewezen, was het moeieljjk, de immuniteit te weigeren, die aan de geestelijken was vergund, wat ook weder tot verzwakking voerde van de rechterlijke inaolit van het opperhoofd van t rijk en zijnor plaatsvervangers.

Weldra brachten de zwakheid en do weifeling van Kareis zoon en opvolger, lode wi,i k , wegens het nauwgezet waarnemen dor uiterlijke plichten van den godsdienst nu vkome geheeten (814—840); de eigenbaat der groote vazallen, er alleen op bedacht, hun macht ton koste van de rechten des keizers uit te breiden en hun bezittingen te vermeerderen, benevens de strooptochten van buitenlandscho vijanden hot rijk geheel ton val.

Doordien Lodewijk de vrome, hoezeer uitmuntende door groote rechtschapenheid en beschaving, alle menschenkennis en zelfstandigheid miste, werd hij geheel afhankelijk van hen, die hem dagelijks omringden , inzonderheid van de geestelijken, en durfde hij het niet beproeven, een vaste houding aan te nemen tegenover zijn zonen en tegenover zijn tweede gemalin. Reeds in het derde jaar zijner regeering verdeelde hij het rijk onder zijn drie onmondige zonen, Lotharius, Pepijn en Lodewijk, doch zoo, dat zij hem, als vader en keizer, bij voortduring moesten gehoorzamen. Na don dood zijner eerste gemalin ging hij een tweede huwelijk aan met Judith, een dochter van den Beierschen graaf Welf I, een huis, dat reeds zeor in aanzien was onder Karei den groote en welks stamslot Altorf was (nabij llavensburg, in\'t z. van Wurtemberg). Dit tweede huwe-Ijjk werd de bron van tallooze ongeneugten. Judith wist den keizer te overreden , ten behoove van den uit dit huwelijk gesproten zoon , Karei den kale, bij herhaling het rijk op nieuw te verdoelen, Verbitterd, vatteden de oudere zonen dan telkens de wapens tegen Lodewijk op. in 833 gaf

-ocr page 133-

113

do vader zich op het roode of leugenveld (bij Colmar, in \'t o. van Frankrijk) aan zijn drio zonen over, dewijl zijn le^er door listige toespraak van Paus Grogorius IV, die met zijn zonen heulde, zeer was verloopen. Hierop noodzaakte Lotharius zijn oudon vader in een vergadering te Com-piègne (ten n.o. van Parijs), knielend on in een boetgewaad gehuld, openlijk zijn zonden te belijden. De monnikspij aan te nemen, hiertoe echter was Lodewijk, in weerwil van den sterken aandrang zijner zonen, niet te bewegen. Doch weldra ontwaakte een beter gevoel in Lodewijk en in Pepijn : aangemoedigd door de volksstem , gingen zij hun broeder te koeren herstelden hun vader op don troon.

Nadat Lodewijk do vrome en zjjn zoon Pepijn waren overleden , zettedon de broeders den strijd om het erfdeel onder elkander voort. Tegen Lotharius vereenigden zich Lodewijk en Karei en bestreden hem onafgebroken tot 843, toen het wegens zijn gevolgen zoo gewichtige «erdrai; wïh Verdun (ten z.w. van Luxemburg aan de Maas) totstandkwam, van wolk tijdstip men het staatsbestaan van Duitschland en van Frankrijk dagteekont. Hierbij verkreeg lotharius Italië en de keizerskroon, benovens Midden-Frankenland , d. i. de smalle streoks lands, die. Oost- van West-Frankenland scheidende, van do Noordzee langs den Rijn, de Schelde en do Maas tot de samenvloeiing van de Rhone on de Saóne loopt, waarvan do noordelijke streek later naar don zoon van Lotharius, Lotharius II, Lotharingen, do zuidelijke hot Hoog-Bourgondische rijk werd genoemd, gelijk mede do landstreek, welke zich vandaar langs de Rhone tot de Middellimdsoho Zeo uitstrekt (het latere koninkrijk Provence, zie blz. 114). lodewijk, die van nu aan den bijnaam de duiïscheu draagt, bekwam Oost-Frankenland of het eigenlijke Duitschland, waartoe op den linkor-Rijnoover slechts de bisdommen Maints, Worms en Spiers met hun omstreken behoorden. Kakel den kale eindelijk word West-Frankenland, \'t latere Frankrijk, toegewezen. Hieruit blijkt tevens, dat do landen, die in volgende eeuwen de Nedorlandsohe gewesten uitmaakten, geheel aan Lotharius kwamen, met uitzondering van Vlaanderen, van Artois en van een gedeelte van Zeeland, die Karei verwierf. Later werden de Nederlanden in hun geheel, met uitzondering van Kareis aandeel, als bestanddeel van Lotharingen, bij Duitschland ingelijfd.

De nieuw ontstane rijken werden van buiten onophoudelijk bestormd door de Arabieren uit Spanje, door de Slaven on door de Noormannen of bewoners van Skandinavië. Binnen do grenzen zeiven veroorzaakte de stijgende macht der groote vazalion veelvuldige woelingen. Yooral waren het de Noormannen, voor wie de twisten van Lodewijk den vrome mot zijn zonen den toegang tot het rijk haddon geopend. Van den beginne aan worden de staten dor drio gebroeders, met name ook do Nederlanden , voortdurend door deze woeste horden overvallen, die hun weg door roof en doodslag keninerkten. De stroomon opvarende, drongen zjj in het binnenland dooien verwoestten telkens overal, waar zo verschonen, do steden en het platteland. üelijk Frankrijk echter hot meest van hen had te lijdon , dewijl

WiJiNMi, Handboek der Aly. Geschiedenis, Ode druk. 8

-ocr page 134-

114

hun daar het minst tegenstand werd geboden, had Duitsehland bovendien nog een gelijke plaag te verduren, die der Slaven.

De Karolingiërs stierven spoedig na elkander in alle drie liniön uit, de nakomelingen van Lotharius reeds in 875, waarop in Italië langen tijd regeeringloosheid heerschte. In Frankrijk werd na hot bewind van Karei den kale, van zijn zoon en van twee zijner kleinzonen een derde onmondige kleinzoon ter zijde geschoven. In zijn plaats toch koos men tot koning kakel den dikke (876—887 en 888), een zoon van Lodewijk den Duitscher, die sedert 882, door den dood zijner broeders, achtereenvolgens geheel Duitsehland, benevens do schatplichtige Slavonische rijken Bohemon en Moravië, in bezit kreeg. Hierbij was bovendien de keizerskroon gekomen , gelijk mede , door \'t overlijden der gansche nakomelingschap van Lotharius I, de geheele erfenis van dezen koning, d. i. Midden-Frankenland met Noord-Italië, zoodat Karei de dikko nog eens voor korten tijd, op oen klein gedeelte na, het geheele rjjk zijns stamvaders Karei don groote onder zijn schepter vereenigde. Het eenige toch, dat er aan ontbrak, was Provence, ook wel het Cisjuraansche of Neder-Bourgondische rijk genoemd, hetwelk tot een onafhankelijk koninkrijk was verheven , de landen bevattende tusschen de Jura, de Alpen, de Middellandsche Zee en de Khone. Maar dewijl Karei de dikko do man niet was om een zoo zwaren last te torschen als het bestuur van al die landen in zulk een ongunstigen tijd, werden de Duitschers het bewind van den zwakken vorst ras moede; in 887 werd hij afgezet en zijn neef Arnulph van Karinthië (ten o. van Tyrol) als koning verkozen. Ook de Fransehen vielen in 888 van hem af en verkozen odo, graaf van Parijs, tot koning. Van denzelfden tijd dagteekent het Transjuraansche of JJoog-Bourgondische koninkrijk, gelegen tusschen het Jura-gebergte, de Alpen, do Ilhóne en de Saone.

§ 55.

De laatste Karolingiërs in Duitsehland, in Italië en in Frankrijk, can 887 tot 911, 923 en 987. — Duitsehland onder den Fran-kischen Koenraad I en onder de eerste vorsten uit het Saksische huis, van 911 tot 973.

Aunulpii (887—899) versloeg do stroopende Noormannen in 891 bij Leuven (in \'t vroegere Zuid-Brabant); doch om de Slaven in Bohemen en in Moravië te kunnen bedwingen, riep hij een andoren vijand der beschaving , de Magyaren of Hungaren, zooals de Duitschers hen weldra noemden, daar binnen , welke sedert dien tijd veelvuldige strooptochten in geheel Zuid-Duitschland deden. Met Arnulphs zoon, lodewijk het kind, stierf de Karolingische stam in 911 in Duitsehland uit. Kort daarna, in 923, stierven de Karolingiërs in Italië uit met Berengarius van Friaul (ton n.o. van Venetië), een kleinzoon van Lodewijk den vrome, die de heerschappij over Opper- en Middel-ltalië tot zijn dood had weten te handhaven.

-ocr page 135-

115

In Frankrijk daarentegen scheen het Karolingische huis weer te verjongei.\'; maar deze schijn was bedriegelijk. Na den dood toch van Odo erkenden alle grooten des rijks den kleinzoon (zie boven op hlz. 114) van Karei den kale, KAHKi, den eenvoudiqe (898—923 afgezet, 929 overleden), als koning. Vermits hij echter, bij gebrek aan wilskracht, niet genoeg scliatten en goederen bezat, om zich daarmede vrienden te verwerven , beschouwden do graven en de hertogen , die den koning in macht verre overtroffen , zich als hoeren en eigenaars van het land. Het getal dezer vazallen, onder welke Robert van Parijs, Odo\'s broeder, een der aanzienlijkste was, werd nog vermeerderd, doordien de koning in 912 aan Rollo, don meest gedachten aanvoerder der Noormannen, die Christen werd en den naam Eobert aannam, het hertogdom Normandië, benevens het opperleengezag over Bretayne afstond. Do opvolgers van Karei den eenvoudige hadden zoo weinig gezag, dat zij als onder \'t regentschap der groote leenmannen stonden. En na hot overlijden van den laatsten Karolingischon koning, lode wijk v, den doeniet, werd, mot uitsluiting van een ander afstammeling uit dat geslacht, do kleinzoon van Robert van Par jjs, hugo ca pet, hertog van Francië (een hertogdom, dat Parijs en omstreken bevatte), in 987 door de meeste Noord-Pransche hoeren als koning verkozen.

In Duitschland was het, bij het uitsterven van den Karolingischen stam (911), niet onnatuurlijk, dat er van de allengs weder opgekomen/wtoi/eM (zie blz. 110) dor vijf groote hertogdommen, waaruit het rijk bestond , één als koning werd gekozen. Van deze hertogdommen, die, naar de door overoude verscheidenheid van stam en onderlinge ijverzucht verdeelde hoofdnatiën, Saksen, Frankenland, Beieren, Zwaben of hot land der Alemannen en Lotharingen bootton, waren de beide eerstgenoemde do machtigste. Men koos koen raad i, hertog der Franken, na wien de koningstitel in 919 met hendrik i, den stedenstichter, op het huis der Saksen overging. Zóó bleef Duitschland thans nog één geheel; maar deze staatseenheid loste zich in den loop der eeuwen , ten gevolge van het leenstelsel, in een talloozo menigte staten op, terwijl in Frankrijk daarentegen de eenheid des rijks over ile leenmannen zegevierde. Hendrik I bracht de Hongaren, na langdurige oorlogen met hen te hebben gevoerd, in 933 nabij Merseburg (ten w. van Leipzig) een bloedige nederlaag toe. Zijn bijnaam heoft deze koning hieraan te danken, dat hij, ter beveiliging tegen de Hongaren, de open vlekken in \'t Oosten van zijn rijk met muren liet omgeven, uit welken geringen oorsprong later oen groot aantal steden ontstond.

De eerste, die iu vollen zin koning kon heeten, was Hondriks zoon, otto i of de groote (936—973), die do hertogen aan onvoorwaardelijke gehoorzaamheid gewende, de meeste hertogdommen aan zijn eigen huis bracht en in 955 op het Lechveld (bij Augsburg) een zoo schitterende zege op do Magystren behaalde, dat do Duitschers in\'t vervolg voor immor rust van deze barbaren haddon. Ook trok hij, om het Rorneinsch-

8*

-ocr page 136-

11(5

Duitsche keizerschap to herstellen, naar Italië, waar verschillende inheemsche en buitenlandsche vorsten elkander tot dusver de heerschappij hadden betwist , en ontving te Milaan de ijzeren koningskroon dor Longobarden , gelijk te Home de keizerskroon.

§ 56.

Duitschland onder het Frankische huis, sedert 1024. — Twist van keizer Hendrik IV, van 1056 tot 1106, met paus Greyo-rius VII, van 1073 tot 1085.

In 1024 beklom, na het uitsterven van het Saksische huis, met kg en-ha ad n, den\' sAliËit (1024—1039), een nieuwe dynastie, de Frankische of Salische (zie blz. 115) don troon. Koenraad vercenigde de reeds vroeger tot één staat samengesmolten Bourgondische rijken (zie blz. 114) met Duitschland. Alzoo werd allengs geheel Midden-Frankenland (zie blz. 113), evenals Italië, aan Duitschland toegevoegd. In\'t vervolg werd Bour-gondië van lieverlede in vele kleino staten verbrokkeld , die, voor\'t grootste gedeelte, in de veertiende eeuw bij Frankrijk werden ingelijfd. Een deel er van, later gewoonlijk vrij graafschap of Franche-Comté genoemd, kwam in dezelfde eeuw aan vorsten, die leenmannen waren van de Fransche kroon, hoowel het vooreerst nog een leen van Duitschland bleef heoten. Vanwaar het den naam „vrijgraafschapquot; droeg is onzeker: ofomdegroote zelfstandigheid, die het had ton opzichte van Duitschland , als onmiddellijk onder het rijk staande, of naar de voorrechten, die hot reeds vroeg van zijn graven verwierf. Andere staten, die uit het Bourgondische rijk voortsproten, waren Provence, Dauphiné, het prinsdom Oranje, Savoye en Zwitserland. — Aan de Moormannen uit JSormandië, die van nu aan de beheerschers van dit land als huurbenden dienden, schonk Koenraad vaste woonplaatsen in Boneden-Italic.

Tot do merkwaardigste koningen uit dit geslacht behoorden Koenraads zoon, h end kik in, die krachtige pogingen aanwendde om do alleenheerschappij te handhaven, en, ten einde dit doel nader te komen , willekeurig over bisdommen en hertogdommen beschikte, alsmede zjjn zoon iien-DiiiK iv (1056 —1106). Toen zijn vader stierf, was hij nog maarzes jaar oud en stond dus onder voogdij eerst van zijn moedor Agues, later van IIanno, aartsbisschop van Keulen , en van Adel I) ert, aartsbisschop van Bremen. Nadat Hendrik meerderjarig was verklaard, stond het Saksische volk, uitgeput door het zeer gerekte verblijf van het keizerlijk hof in hun landstreek , bijgestaan door onderscheidon hertogen , togen den koning op , hetgeen een langdurigen binnonlandschen oorlog verwekte.

Al deze vijanden sloten zich bij den paus aan. Dit was toen ouego mus vu (1073—1085), vroeger Hildabrand geheeten. Deze buitengowono man , uitmuntende door een voorbeeldig loven , door grooto geleerdheid en

-ocr page 137-

117

oen onverzettelijke standvastigheid, had, door den toestand zijner eeuw verblind en den geest des Christendoms, van een rjjk, dat niet van deze wereld is, miskennende , het stoute , maar verdcrfolijkc plan opgevat, do kerk boven den staat, Rome boven Duitsehland te verheffen. Als raadsman zijner onmiddellijke voorgangers had hij reeds ijverig voorgewerkt, om dit doel, dat hij voor het heil der kerk noodig achtte, te bereiken. Zoo was vroeger door zijn toedoen de verkiezing der pausen aan keizer en volk onttrokken en aan de kardinalen (zie blz. lOfi) opgedragen.

Na hot aanvaarden der pauselijke waardigheid liet Grogorius VII op conciliën bepalen ; 1) dat do geestelijken ongehuwd moesten blijven {het coelïbaat); 2) dat geen geestelijk ambt voor geld mocht worden verkocht, een misbruik, bekend onder den naam simonie, een woord, afgeleid van Simon uit de Handelingen der Apostelen ( VIII, 9 -24), en 3) dat geen geestelijke een kerkelijke ambt uit handen van con leek mocht ontvangen , d. i. de investituur of beleening der bisschoppen en abten met ring en staf door den wereldlijken leenheer werd verboden. Inzonderheid ovor deze investituur ontbrandde de strijd met den koning, d. i. mot de wereldlijke macht, zoo hevig, dat hij eerst onder den opvolger van Hendrik IV, zijn zoon Hendrik v, werd bijgelegd. Deze koning toch kwam in 1122 bij het. Wormser concordaat met paus Calixtus II overeen, dat de keizer de verkiezing van bisschoppen en abten zou overladen aan de kapittelen of kerkelijke collegiën; dat alleen bij geschillen de keizer zou beslissen; dat de beleening met ring en staf, als teekon der geesteljjke macht, niet meer zou plaats hebben, maar dat de koizor den gekozene, door het toeken van don schcpter, met wereldsche goederen zou mogen bcleenen.

Zich \'t kerkelijk en wereldlijk gezag verzinnelijkende door\'t beeld , dat do paus als \'t ware de zon, de keizer de maan is, en bij gevolg allo wereldlijke macht aan die dor kerk ondergeschikt achtende, daagde Grogorius , op de klachten dor Saksen en wegens het bezetten van kerkelijke ambten, den keizer ter verantwoording voor zijn rechterstoel. Hiermede begon de strijd tussehen paus en keizer, die zulk een groote rol speelt in do Middeleeuwen, met andere woorden de stnjd, welke later die der Welfen (zie blz. 128, 129), de partij van don paus, en der Gliibolljjnon, don aanhang dos keizers, heet. Hendrik, over Grogorius\'aanmatiging verontwaardigd, liet te Worms door hem toegedane bisschoppon don paus van zijn waardigheid vervallen verklaren. Toen sprak do paus\' den hanvloek over hem uit, zoodat niemand hem meer gehoorzamen, niemand mot hem in gemeenschap loven mocht.

\'s Keizers vijanden, hierin oen geschikt voorwendsel vindende, verklaarden thans, dat, indien hij niet binnen één jaar van den ban werd ontslagen , hij zou worden gerekend allo recht op de kroon te hebben verloren. Van elkeen verlaten, trok hij in 1077, in \'t midden van den barren winter, over do Alpen naar Italië. Grogorius vertoefde juist op het slot Canossa (nabij Reggio, in Modöna) bij do mot hem bevriende gravin Ma th il de van Toskane, de weduwe van Godfried met den bult, hertog van Lotharingen. Hier

-ocr page 138-

118

word Hendrik, na oon smadelijk wachten van drio lange dagen barrevoets on in boetgewaad , eindelijk van den ban ontslagen , onder voorwaarde dat hjj zich, tot do beslissing zijner ïaak op een rijksdag te Augsburg, van het bewind zou onthouden.

Dewijl do Duitsehe hoeren inmiddels Kudolf van Zwaben als koning hadden verkozen , greep Hendrik naar het zwaard , want hij had de burgers der steden en den minderen adel op zijn zijde. Op die wijze ontstond een burgeroorlog, waarin Rudolf, de tegenkoning, weldra sneuvelde. Alsnu door \'t grootste gedeolto van Duitschland weer erkend , besloot Hendrik naar Italië te trokken, \'nadat hij in 1079 Frederik van Buren (ten n.w. van Ulm), wiens familie men later die dor Hohenstaufen (een burg nabij Buren) noemde, door hom Zwaben in leen te geven tot zijn partij overgehaald en hiermede den grond gelegd had tot de grootheid van dit beroemde geslacht. Op Hendriks nadering zocht Gregorius een schuilplaats in den Engelenburg (zie blz. 82), vlood vandaar naar llobert Guis-card, d. i. den listige, den eersten vorst der Noormannen, die den paus als zijn leenheer had erkend, en stierf in 1085 te Salerno (ten z. van Napels aan zee) onder \'t uiten der woorden: „Ik heb de gerechtigheid bemind en de ongerechtigheid gehaat; daarom sterf ik in ballingschap.quot; Hendrik had intusscheh Rome ingenomen en was hierop naar Duitschland teruggekeerd. Ook nu was rust nog geenszins zijn deel: tot zijn dood moest hij tegen de pausen, die Gregorius VII opvolgden, en zijn door hen opgestookte zonen kampen.

§ 57.

Frankrijk onder de koningen uit het huis Capet. — Van 987 tot 1270.

Zooals vroeger (zie blz. 115) is verhaald, werd in Frankrijk het Karo-lingiscfie huis in 987 door dat van Hugo Capet vervangen, hetwelk naar hem het Capetingische heet. Ook onder dit huis bleef het land nog lang in vele staten gesplitst, waarvan slechts sommige, en dan nog maar in naam, van den koning afhankelijk waren. De voornaamste dezer leenen waren de volgende hertogdommen Normandië, Bourgondië, het kleinste gedeelte van de voorheen door de Bourgondiërs bewoonde landstreek (ten w. van het Transjuraansche koninkrijk, zie blz. 114); Aquitanië of Guyenne (het land tussehen do Loire en de Pyrenaeön); Gascogne (in \'t z.w. boven de Pyrenaeën) en iets later Br et ague, benevens de graafschappen Toulouse, Vlaanderen, Champagne en Anjou (ten z.o. van Bretagne).

Nog in de twaalfde eeuw strekte zich de eigenlijke macht des konings van Frankrijk slechts over dat gedeelte van dit land uit, hetwelk tussehen de Somme en de Loire ligt. Ten n. van do Somme betrad men hot gebied van den graaf van Vlaanderen , een leenman van Duitschland en van Frankrijk. Provence, Guyenne en andere gewesten waren onafhankelijke staten, die of geen leenheer erkenden , of naar goedvinden van leenheer verwisselden. Bourgondië of Francho-Comté stond onder de leenhoogheid van Duitsch-

-ocr page 139-

119

land. Bretagne was oon onafhankelijke staat, en Normandië werd sinds 1066 (zie blz. 122) bestuurd door den koning van Engeland. Anjou, hoewel een leon van de Fransche kroon, erkende den koning slechts als leenheer, niet als koning.

Doch sinds de regeering van den vijfden koning uit het huis Capet, i,odewijk vi of den dikke (1108—1 137), begon de verheffing van het aanzien dos konings. Hiertoe werkte, behalve menige andere oorzaak, inzonderheid het begiftigen van onderscheidon steden mot voorrechten krachtig mede. De verdrukking toch, die vele steden van haar geestelijke of wereldlijke hoeren ondervonden, noopte haar, zich of langs den weg dos vrodes, of, wat veelal plaats greep, met geweld zoogenoemde ,

willekeuren (van verkiezen, alzoo =r verkiezing of verordening) of privilegiën van haar heoren of van den koning te verscliaffen, waardoor zij in het recht om gemeenten {communes) te zijn werden bekrachtigd. De oprichting van zulke gemeenten ging veelal van do koop- en de handwerkslieden zeiven uit, welke de bevolking dier steden uitmaakten. Ondortoo-kening en zegel waren alleen van den koning of den heer; doch deze machthebber bevestigde dan wat reeds was geschied. Ziellier , hoe het zich toedroeg. Wanneer een bevolking talrijk en moedig genoeg was, om den kamp met een heer aan te gaan, voreenigden zich de lieden, die verandering wilden , in de groote kerk of op do groote markt en legden daar don eed af, elkander te zullen bijstaan en niet te willen dulden, dat iemand een van hen als lijfeigene behandelde. Wat zij dus wildon was de vrijheid om te komen en te gaan, te koopen en te verkoopon, meester in eigen huis to zijn, zijn goed aan zijn kinderen te mogen nalaten, in één woord, persoonlijke zekerheid van leven en eigendom.

Deze eed logde den grond tot een gemeente. Zij, die hem atlogden, heetten commmiers of juris, gezworenen, en kozen dan een bestuurder, in \'t z. consul, in \'t n. schepen (dchovin) genoemd. De taak dier hoofden was door \'t luiden dor groote klok hot volk te wapen to roepen en in den strijd aan te voeren. Waren er op deze of dorgelijko wijze eens gemeenten gevestigd, dan werden haar vroeger of later |)rivilegiën of keuren geschonken , krachtons welke zij eigen rechtspraak door zelfgekozen beambten erlangden, n.l. een maire (schepen of consul) of hoofd van \'t gemeentebestuur en twaalf of meer gezworenen, verder gilden, het recht om den derden stand of tiers-état te vormen en verlichting van krijgsdienst en van schatting. Over quot;t geheel waren de steden in \'t z. \'t gelukkigst in \'t streven naar dergelijke voorrechten, bijna zoo veelsoortig als de steden zeiven, terwijl die in \'t n. veelal minder uitgebreide privilegiën konden erlangen. In den strijd, dien do laatstgenoemden tegen haar hoeren aanvingen, riepen zij nu en dan do tusschenkomst van den koning, als opperleenheer , in en kochten dan van hem, die hierdoor zoowel aan invloed als aan inkomsten won, privilegiën voor een aanzienlijke som golds. Ofschoon nu de steden, in de kroonlanden gelegen, mettertijd eveneens dergelijke voorrechten verwierven, geschiedde dit hier toch later, daar do

-ocr page 140-

120

koningen hot eor te keer gingen dan bevorderden. Ook waren de rechten zei ven liior altijd door een van wege den koning gezonden of provoost

beperkt, die do financiën beheerde, hot hoofd was der policie en voorzitter der rechtbanken.

Op Lodewijk VI volgde zijn zoon i.odewijk vii, de jonoe(lt37— 1180), gehuwd met Eleonöre, erfgename van öuyenne en van Poitou. Later van hem sehoidende, huwde Eleonöre mot Hendrik II van Engeland (zie blz. 124) en bracht alzoo de genoemde gewesten aan den koning van dit rijk.

Zjjn zoon en opvolger philips ii (1180—1223) wist door een vastberaden gebruik dor omstandigheden de macht van het koningschap (zie do tegenstelling tusschen Duitschland en Frankrijk blz, 115) op zoo vasten grondslag te grondvesten , dat bij ook daarom don bijnaam augustus (vorgrooter van \'t rijk) heeft verworven. Na zijn spoedigen terugkeer van zijn kruistocht (zie blz. 130) zocht hij van do gevangenschap van Ilichard , koning van Engeland , meinoedig partij te trokken , ten einde de bezittingen van dezen vorst in Frankrijk te beperken. Want terwijl Richard in Duitschland gevangen zat, heleendo hij den broeder van den koning, Jan , met do leengoedoren aan deze zijde van \'t Kanaal. De onverwachte terugkomst van Kichard, die nu tot zijn dood mot Philips oorlog voerde, verjjdeldo wel zijn voornemen; maar kort daarna bereikte hij dit doel op een andere wijze. Toen Jan, Richards opvolger, don zoon zijns ouderen broeders Godfried, Arthur van Bretagne, naar \'t schijnt eigenhandig van het loven had beroofd en weigerde ter verantwoording voor Philips II, zijn opperleenheer, te verschijnen, zeide deze koning hem eenige van zijn leenen op. In korten tijd bezette hij al het land, dat Jan in hot Zuiden en in het Weston van Frankrijk bezat, en ontrukte hom ook Normandiö. Eindelijk dwong hij in 1206 zijn vijand lot oon verdrag, waarbij Jan van zijn groote bezittingen in Frankrijk slechts Guyenne en een klein gedeelte van Poitou behield. — Sedert den tijd van Philips Augustus had men in Frankrijk, behalve \'s konings gewonen raad, een anderen bijzonderen raad of hof, waarin slechts zes aartsbisschoppen en bisschoppen , alsmede drie hertogen en drie graven zitting hadden. Deze twaalf personen voerden uitsluitend den titel ^««Vs, d. i. ƒ)«)•«« of gelijken. Zijzelven stonden alleen voor dit hof, naar hen „het hof der pairsquot; genoemd, te recht on bekleedden ook in den gewonen raad do eerste plaatsen. Bij het aangroeien van \'t getal der zaken, waarin men had recht te spreken, bleek het hoe langer hoe meer, dat vele leden van den gewonen raad noch de noodige kennis, noch den vereischten tijd hadden , om het werk naar behooren te verrichten. Daarom riep Philips Augustus bovendien eenige rechtsgeleerden in dien raad.

Zeer verdienstelijk maakte zich de kleinzoon van Philips II Augustus, lodewijk ix of de heilige (1226—1270), jegens zijn volk door hetgeen hij voor de rechtspleging deed. Hij begon de veeten en het vuistrecht in Frankrijk te beperken en verbood op zijn domeinen den gerechtelijken tweestrijd. Het aantal rechtsgeleerden in zijn raad (zie hier boven op deze blz.) breidde hij aanmerkelijk uit. Van dezen tijd af word in dien

-ocr page 141-

121

raad een splitsing ingevoerd tussehon de afdeeling voor de staatsaangelegeti-hodon , den eigonlijkon „koninklijken raadquot; , en die voor do rechtszaken , van nu aan steeds met den naam parlement aangeduid. Aan het parlement werd, als vaste zetel, 1\'arijs aangewezen, en mettertijd verrezen in andere aanzienlijke steden van Frankrijk eveneens parlementen ; docli dat van Parijs bleef voortdurend verreweg het gewichtigste. Hoe grooter mettertjjd de invloed dor rechtsgeleerden in het parlement werd, des te meer wies \'s konings gezag aan. Zoovaak do rechten der leenmannen in strijd kwamen mot do koninklijke macht, neigde :lo uitspraak van \'t parlement, overeenkomstig do stellingen van \'t Komeinsche recht, ten gunste van den alleenhocrscher.

§ 58.

De Anyelsaksen in Dritannië, van 449 tot 827. — Engeland onder het bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017; onder het Deensche huis, van 1017 tot 1042; onder de regeering van den Angelsaksischen Ednard III\\ onder het Normandische huis, van 1066 tot 1154, en onder de eerste heheerschers uit het huis Plantagenet of Anjou, van 1154 tot 1272.

Bij hot terugtrekken der llomeinscho troepen uit Britannië ten tijde van de volksverhuizing (zie hlz. 87 , 88 , 89) werden de inwoners des lands , de Britten, belijders van den Christelijken godsdienst, onder do Komeinsche heersohappij en boscherming don wapenhandel ontwend , zonder steun overgelaten aan de invallen der woeste en heidensche Pieten en Scoten. Do Britten, naar vreemde hulp uitziende, vonden zo bij de bewoners van IJuitschlands noordelijke kusten, do Saksen , of dewijl zij met Angolcti waren vermengd, de Angelsaksen genoemd. De zwakheid dor Britten doorgrondende, veranderden zij echter spoedig van rol. Hen allengs uit hun land verdrijvende, dwongen zij hen, of naar het sedert hun naam dragende/i/-e-tagne uit te wijken, óf naar Wales en Cornwales terug te trekken, In\'t begin der zesdo eeuw onderscheidden zich in den kamp tegen do Angelsaksen bovenal art hub, een koning Anv , on de ridders der ronde tafel, wier daden echter, ten deele bestaande in het zoeken naar hel heilige graal, d. i. naar den schotel, waarin Christus liet laatste avondmaal zal hebben gebruikt, meer op \'t gebied van ?t heldendicht dan op dat der geschiedenis te huis behooren. Intusschen vormden de Angelsaksen in Britannië geenszins een enkel rijk; maar hun verschillende aanvoerders grondvestten alzonderljjke staten, naar hun getal gewoonlijk de hejitarchie of de zevon-njken geheoten. Dit waren; Kent, Sussex of Zuid-Saksen, Wessex of West-Saksen, Essex of Oost-Saksen, Northnmherland, Oost-Angliëon Mercia.

Dikwijls was dit zevental in ouderlingen oorlog om de opperheerschappij, totdat egderï in 827 al die staten tot één vereenigde, weshalve hij do eerste koning van Engeland wordt genoemd. Gedurende do onlusten word het Christendom op dit eiland gepredikt en door zijn nieuwe bewoners

-ocr page 142-

122

omhelsd. Dit bewerkte de hisschop van Rome Gregorius I (zie blz. 106), die op het einde der zosde eeuw, naar men zegt, getroffen door het gunstige uitcrljjk van eenige schoone Angelsakten , welke hij toevallig op de slavenmarkt te Romo aantrof, zendelingen naar Britannië zond, aan wier hoofd AugustTnus stond. Zelf werd Augustlnus bisschop te Canterbury (ten z.o. van Londen) mot York (in\'t n.o. van Engeland, aan de Ouse) het oudste bisdom van Britannië.

Misschien ware Egberts regoering ook hot begin van Engelands grootheid geworden, zoo niet dit land juist in dezon tijd \'t meest ten doel had gestaan aan de invallen en aan do strooptochten der Noormannen of Elk jaar hernieuwden zij hun verwoestingen , totdat alrued de groote (871—901), een man, die geleerdheid en vroomheid aan zeldzamen moed en volharding paarde, den troon beklom. Wel moest hij in don beginne voor hen onderdoen; doch eindelijk sloot hij een hunner legers in en vergunde hun slechts vrijen aftocht, onder voorwaarde dat zij hem als opperheer erkenden en het Christendom aannamen, waarvoor Alfred hun Northumberland, Oost-Angliö on eon gedeelte van Mercia afstond. Alfred liet het hier niet bij berusten: hjj zorgde voor de toekomst door een geduchte vloot uit te ruston en bij do voornaamste landingsplaatsen sterkten op te richten. Ook naar hoogere beschaving voor zich en zijn volk strevende, verzamelde de koning, evenals Karei de grooto, geleerden rondom zich on liet kerken , kloosters en scholen bouwen.

De eeuw, die op den dood van Alfred volgde, werd nog door veelvuldige oorlogen met de Noormannen gekenmerkt, en eindelijk bracht hun aanvoerder kanut of knoet, mot den bijnaam de groote (1017— 1035), het met behulp eener goed bemande vloot zoo ver, dat hij in 1017 alloenheerschor over Engeland werd , waarbij hij vervolgens Denemarken en Noorwegen voegde, het eerste door hot overlijden zijns broeders, het andere door verovering. Na zjjn en zijner zonen dood besteeg het Angelsaksische huis met e d u a rd gt;ri—(.1042—1066) weder voor korten tijd den troon; doch nauwelijks was hij overleden en 11a raid, de zoon van zijn voornaamsten gunsteling, als koning verkozen, of een nieuwe overweldiger ontrukte hem de pas verworven kroon.

Dit was Willem, hertog van Normandië, die om hot welslagen dezer onderneming den bijnaam de veroveraar draagt. Zijn aanspraken gt; grondden zich, om niot te gewagen van een verklaring van Eduard Lm to zijnen bohoovo, waaraan wordt getwijfeld, hierop, dat Harald zelf, tiiertoe trouwens door hom gedwongen, eonigen tijd tevoren bij een schipbreuk op de kust van Normandië in zijn macht geraakt, de plechtige belofte had afgelegd, hom in zijn streven naar de kroon behulpzaam te zullen zijn. In 1066 naar Engeland ovorgestokon, behaalde hij in den slag bij Hastings (in \'t z.o. van Engeland, aan \'t Nauw van Calais) de overwinning op Harald en werd aldua koning van dit rijk (1066—1087). Als een tweede Tyrtaeus, vuurde do hofzanger Taillefer door zijn lied, waarin hij Karei den grooto en Roland herdacht, den moed der Norman-

-ocr page 143-

123

diërs in dien slap; aan en vond or, zich in den dichtsten drom dor vijanden stortende en strijdende als een leeuw, den dood.

De herschepping, die Engeland door deze verovering onderging, was niet zoo groot als men wel eens heeft gemeend. Willem I — het is waar — verhief en verrijkte zijn Noormannen ton koste der Engelschon , van welker adellijke familiön hij zeer vele uitroeide. Maar hij voerde noch in den eigenlijken zin dos woords het leenstelsel in, noch bracht in de taal een volledige omkeering te weeg door b.v. hot Fransch in de plaats van het Engolsch te stellen. Over \'t geheel bleef do oude staatsgesteldheid bestaan, al onderging zij oenigo wijzigingen. Van ouds was het leonstolsol in Engeland niet onbekend. Alzoo behoefde hot door Willem den veroveraar geenszins to worden ingevoerd , ofschoon ook na hem de gewoonte om in leen te geven in stand bleef en meer vastheid van vorm vorkroog. Wat de taal betreft, ook na de komst vati Willem werden de wetten en verordoningon in \'t Engelsch of in \'t Latijn uitgevaardigd. Het spreekt echter vanzelf, dat hot Normandisch-Fransch, mettertijd met het Engelsch samensmeltende, allengs zijn invloed op de taal deed gevoelen.

Evon zwaar, als op de overige bewoners des lands, drukte de macht van don opperleenheer op do Normandische hoeren, want \'s konings wil was voor allen en in alles de hoogste wot. Twee maatregelen van Willem den veroveraar legden inzonderheid den grond tot zijn alleonhoersohappij: luj trok alle bijzondere eigendommen , zoowol van hot verdrongen koningsgeslacht als van de aanhangers van dat huis, aan zich en liet de aohter-loonmannon evenzeer als de leenmannen don eed van trouw aan hem , don koning, afleggen. Van nu aan ondorschoiddo men de landgoederen in bafonniën, met wolken naam de grootore bezittingen worden aangeduid, en in riddergoederen. Hij, die den titel 6«ro» (d. i. eigenlijk; man) voorde , kon tevens, als bolast met het bestuur over een graafschap, graaf heeten. Bij zijn ruime inkomsten en bij do grooto krijgsmacht, die Willem ten dienste stond, zag hij or geen gevaar in, aan het volk zijn oude wijze van behoor en rechtspraak te laten behouden. Ten einde de kroongoederen geregeld to besturen en een vasten grond te leggen voor het heffen der belastingen, liet Willem het domesdayhook, d. i. boek van den dag dos laatston oordeels, een opsomming aller landerijen mot de schatting van haar waarde on van de hoegrootheid harer bevolking, aanloggen. Dien naam draagt het boek, hetwelk in do vorigo eeuw werd gedrukt en nog heden te Londen zorgvuldig wordt bewaard, omdat liet do lijst van alle landerijen van het goheelo rijk bevatte en zoo beslissend was als eens het oordeel op den laatston dag zal zijn. Gelijk Willem zich in alle opzichten als een krachtig vorst deed konnon, betoonde hij zich ook als zoodanig tegenover de goostoljjkboid in \'t algemeen en tegon paus Grogorius Vil in \'t bijzonder, wiens aanmatiging hij te keer ging, zelf do bisschoppen en abten in zjjn rijk aanstellende.

Na Willem den veroveraar boklommen achtereenvolgens twee zijner zonen den troon, n.1. wii.lem 11 of de roode en hen duik i, wien,

-ocr page 144-

124

uit hoofde van zijn ingenomenheid mot de letterkunde en van zijn fraai voorkomen, do bjjnaani de a e leerde of de schoonb ge leek de word gegeven. Na hom kwam hendrik h (1154—1189) uit het huis Plantagenet of An jou. Tlij was do zoon van Mathilde, een dochter van Hendrik I, die getrouwd was met Godfried PI an tagënet, d. i. bremstruik, zóó geheeten , omdat hij dien op zjjn holm placht to dragen, graaf van Anjou. Behalve Engeland, Normandiö en Anjou, bohoerschte Hendrik H mede (zie blz. 120) Guyenne en l\'oitou. Bovendien noodzaakte hij Willem, koning van Schotland, hom, wegens oonige strekon van zijn gebied, in Engeland gelegen, als leonheor to orkonnon , maakte do vorston van Wales leenplichtig en onderwierp met geringe moeite het door vijf opperhoofden bestuurde on historisch tot dezen tijd zoo goed als onbekende Ierland.

Van zijn zonen was de eerste, die hom opvolgde, richard (1149 -1199), wiens onversaagdheid en woeste aard hem den bijnaam i, eeuwen-hart of eigenlijk den leeuw hebben doen geven. Om gold voor do kosten van don derden kruistocht (zie blz. 128 vlg.) te erlangen, verkocht hij zijn leenrechlon aan den koning van Schotland. Don tijd zijner regeo-ring bracht hij op zjjn kruistocht, in Duitscho gevangenschap en in twisten met Frankrijk door. Richards broeder en opvolger, eens door zijn vader .tan zonder land genoemd (1199 —1216), dlfschoon hij, tot zekeren leeftijd gekomen, evenmin als zijn broeders, bij de begiftiging mot land-^ streken word uitgesloten, verloor (zie blz. 120) zeer spoedig een deel zijner Pransche bezittingen. Ongeveer ter zelfdor tijd ontbrandde tusschon hem oti paus Innocentïus III (zie blz. 131) oen twist, dio hemzelf eon rooks van ongelukken op don hals haalde, doch aan zijn volk do grondslagen oener vaste staatsregeling verschafte.

Do aanleiding tot het geschil was do benoeming van oen aartsbisschop van Canterbury (zie blz. 122). De gewelddadigheden, die do koning zich gedurende den twist tegen de Engelscho geostelijkon veroorloofde , hadden ten gevolge, dat de paus het koninkrijk mot het interdict, d. i. eon volledige staking van alle kerkelijke handelingen en plechtigheden door \'t geheele rijk, beleide. Vervolgens kwam Jan zonder land, dio onderwijl door de ergste dwingelandij do harten zijner onderdanen van zich vervreemdde, in den ban. Eindelijk dood do paus, dio zich als stedehouder van Christus boven allo wereldlijke macht gestold waande, do laatste sohredo. Hij verklaarde don koning voor afgezet en schonk zijn rijk aan Philips Augustus. Hoezeer deze vorst, door \'t aannemen van dit geschenk en \'t opvolgen van liet daaronder begrepen bevel om Jan zonder land zijn rijk te ontnemen, openlijk scheen te orkonnon, dat hot geen aanmatiging van hot hof te Rome was, wanneer het koningen afzette en landen weggaf, zoo dood toch veroveringszucht den koning van Frankrijk deze en dergelijke bedenkingen over hot hoofd zien. Do laatste stap van den paus werkte. Jan herstelde in 1213 do verdrovon geestelijken, nam zijn rijk van den paus in loon en beloofde hom oen Jaarljjkscho schatting.

-ocr page 145-

125

Al deze aanslagen op \'a konings gezag vuurden do stoutmoedigheid aan van een hevig op Jan verbitterde partij baronnen, die nu tot een openbaren oorlog tegen hem overgingen, om herstelling te bekomen van do rechten, vroeger door hen geoefend. Zoo werd de door bijna al zjju lieden verlaten koning in 1215 genoodzaakt tot hot verleenen van een grooten vrijheidsbrief, de beroemde magna charta (groot papier). De hoofdinhoud dezer oorkonde, waarin de betrekking der vrije standen , vooral van den adel en van do geestelijken, tot do regoering werd vastgesteld, komt hierop neer: do koning beloofde geen inbreuk op het bestaande recht te zullen maken; de belastingen werden nauwkeurig bepaald , het willekeurig uithuwelijken van weduwen en erfdochters door don leenheer afgeschaft; allo voorrechten, dio do geestelijkheid tot dusverre had genoten, werden bekrachtigd; vrijheid van vorkeer door \'t gansche land heen werd aan elk en oen iegelijk beloofd, zonder dat men zich voor geld van een vrijgeleide had te voorzien; Londen, alsmede de overige steden en vlokken behielden hun oude voorrechten en gewoonten; willekeurige gevangenzetting en verbeurdverklaring van goederen werden verboden. Zooals men ziet, wonnen de burger- en de boerenstand, destijds nog niet krachtig vertegenwoordigd en door do magna charta over \'t geheel minder dan de overige standen bevoordeeld, \'t meest door do drie laatstgenoemde bepalingen. Wat van een trouweloos man als Jan zonder land was te verwachten, hij schond do magna charta weldra.

Hetzelfde deed, na Jans dood, zijn zoon en opvolger hen duik 111 (1216--r272). Dit voerde in 1258 tot een krachtdadig verzot van de zijde der baronnon, die gewapend in het veld verschenen en een geheele omwenteling in don regeeringsvorm te woog brachten. Zelfs namen zij onder do leiding van Simon do Montfort, graaf van Leicester, een zoon van den liitor to noemen bestrijder der Albigenzen (zie blz. 131), don koning gevangen en verstaken hem oenige jaren lang van allo aandeel aan \'t bewind. Simon de Montfort, thans do eigenlijke bestuurder van Engeland, won het volk voor zich, inzonderheid doordien hij aan afgevaardigden van den minderen adel en uit de steden, nevens den hoogen adel en de geestelijkheid, zitting toestond in het parlement.

§ 59.

De eerste kruistocht, van lO\'Jö tot 1U91J. — Het koninkrijk Jeruzalem. — De (jeestelijke ridderorden.

Heeds sedert den tijd van Constantlnus don grooto bestond onder do Christenen de gewoonte om bedevaarten to doon naar hot land, waar do stichter van hun godsdienst was geboren on gestorven. De Arabieren, in \'t bezit dezer stroken sinds 637 , toen zij ze den Grieken hadden ontrukt, vergunden den Cliristenen ongestoorJen toegang. Maar het aanzien der Abbasslden was na llaroen al Hasohid (zie blz. 96) zoozeer gedaald, dat

-ocr page 146-

126

de khalif, zich van 934 af vergenoegende met zijn geestelijken rang, de wereldlijke heerschappij aan ecu ander, emir al omra (d. i. vorst dor vorsten) geheeten, opdroeg. Ook werden allengs groote landstreken van \'t gebied van den khalif afgerukt, die aan onderscheiden vorstengeslachten kwamen, meest uit erfelijk geworden stadhouderschappen ontstaan. Toen nu in 1055 de aanvoerder der Seldschukken, een volk van den Turkschen stam, zich niet de waardigheid van emir al omra had laten beklecden, kreeg de heerschappij der Turken in West-Azië de overhand op die der Arabieren. En nadat de Seldschukken ook Talaestina hadden veroverd en Jeruzalem aan een woeste horde overgelaten , werden zoowel de inheemsche Christenen als de bedevaartgangers op allerlei wijze bemoeilijkt en gekweld.

Meermalen was die smadelijke behandeling der Christenen een onderwerp geweest, waarover aan \'t hof te Rome hevige klachten waren ingekomen. Doch paus Urbanus II was de eerste, die het grootsche denkbeeld opvatte en verwezenlijkte, Europa\'s vorsten en volkeren tot een krijgstocht naar Palaestina op te wekken. Zulk een tocht vervulde zijn gehcele ziel, en op de sterk bezochte conciliën te Piacenza (in \'t n. van Italië , aan de Po) en te Clermont (ten w. van Lyon), die hij in 1095 hield, deed de wegslepende taal zijner overtuiging vele duizenden met geestvervoering tot deelneming besluiten. Onder het geroep „God wil het!quot; hechtten zij daar een rood kruis, als teeken van hun vroom voornemen, op den rechterschouder.- Terwijl de vorsten en de heeren nog met de toerusting tot hun groote onderneming bezig waren, ijlden, reeds in de lente van 1096, verschillende ongeregelde scharen van hot opgewonden volk hen vooruit. Zij werden ten deele aangevoerd door Peter van Amiëns (ten z.w. van Atrecht, in \'t n. van Frankrijk), een kluizenaar, dien men dikwijls ten onrechte voorstelt als den voornaamston bewerker der groote beweging, doch die door zijn vurige prediking inderdaad vele menschen van lage-ren stand tot deelneming noopte. Bijna al die lieden kwamen door het zwaard der Hongaren en dor Seldschukken om, eer zjj het doel hadden bereikt van hun tocht, die door allerlei buitensporigheden en door wreede mishandeling der Joden werd gekenmerkt.

In het najaar van 1096 stelden zich de verschillende afdeelingon van het hoofdleger, meerendeels afzonderlijk, naar Constantinopol in beweging. De voornaamste aanvoerders waren Godfried VI van Bouillon (in \'t w. van Luxemburg), hertog van Neder-Lotharingen, benevens zijn broeder Boudewijn, bisschop A de mar van Puy (ten z.o. van Clermont), als legaat des pausen, en Bohëmund van Tarente, een zoon van Robert Guiscard en vorst der Noormannen (zie blz. 116). Vrouwenen kinderen medogerekend , worden de legers dor kruisvaarders op 6 of 700,000 menschen begroot. In Azië aangekomen , hadden zij , door gemis aan eenheid van plan , gebrek aan levensmiddelen, ongewone hitte , misleiding der wegwijzers en onophoudelijke aanvallen der lichtberoden Seldschukken, zooveel te lijden, dat er duizenden omkwamen. Zeer spoedig scheidde zich Boudewijn geheel van het leger af en veroverde Kdessa met hot omliggend

-ocr page 147-

127

land (in het n.o. van Syrië), waar hij voor zich alleen oen graafschap oprichtte. Negen maanden lang lagen de kruisvaarders voor Antioehië (zie blz. 85), toen zij het eindelijlc, in 1098, innamen door hot verraad van een renegaat (d. i. iemand , die van den Christolijken godsdienst tot den islaam is overgegaan), geheeten Phirous of Pyrrhus, wien een toren ter verdediging was toevertrouwd, en Bohömund er voor zich een vorstendom stichtte. Vervolgens bereikten zij in Juni 1099, ten getale van niet meer dan 30,000 weerbare mannen, het doelwit hunner wenschen, Jeruzalem. Do stad was goed versterkt en door een talrijke bezetting verdedigd. Kerst na een zeer moeieljjk beleg van vijf weken werd zij den löden Juli stormenderhand ingenomen en er een afgrijselijk bloedbad aangericht. De vrome Godfried werd tot honing van Jeruzalem benoemd. Uit nederigheid voerde hij evenwel in staatszaken slechts don Wie\\ hertog, terwijl hij zichzelf beschermer van het heilige graf noemde. Maar reeds in het volgende jaar, 1100, stierf hij en werd door zijn broeder, boudewijn, opgevolgd.

Het nieuwe rijk der Franken, zooals men do wosterscho Christenen gewoonlijk in het Oosten noemde, omdat het mccrendeel van hen, die de kruisvaan volgden, Franschen waren , werd naar het voorbeeld van een westerschon loenstaat ingericht. Opporloenheer was do koning van Jeruzalem. Onder hem stonden als loeninannen de bestuurders van Edessa, Antioehië, enz. Het hoofd der geestelijkheid was de patriarch van Jeruzalem, Slechts door nieuwe, telkens weder uit Europa komende scharen kon het rijk zich staande houden tegen do onophoudelijke aanvallen dor Saracênen, d, i. Oosterschen, gelijk de Mohammedanen door de inwoners van Palaestina werden genoemd. Ziet men op den onmiddelhjken invloed, dien do kruistochten oefenden, dan behoort hiertoe de aanwas der Italiaanscho zeesteden, inzonderheid van Venetië, dio dikwijls voor het overbrengen der kruisvaarders zorgden en overal in het Oosten veelvuldige handelsbetrekkingen aanknoopten. Vooral ontwikkelde zich door do kruistochten de ridderstand, een bij de Germaansch-Christelijke volkeren geheel eigenaardige instelling. Zij ontsproot namelijk uit een nauwere vereeniging van hen, welke in oorlog of bij veeten tot don ruiterdienst verplicht waren, die sedert Hendrik I en de oorlogen tegen de Hongaren (zie blz. 115) meer in zwang was geraakt. Zooals bij de gilden de gezel, alleen na \'t geven van blijken zijner bekwaamheid, tot meester opklom, zoo kon de edel- of schildknaap slechts na voorafgaand onderzoek door middel van den plechtigen ridderslag in de ordo der ridders worden opgenomen. Do geloften, die hij alsdan bezwoer, waren: strijd tegen alle onrecht, vereering der vrouwen en een onbesproken gedrag. De luister dor ridderschap vertoonde zich inzonderheid bij de tornooien of kampspelen, die mot groote pracht en naar bepaalde wetten en regels werden gehouden, maar dikwijls bloedig eindigden.

Uit de ridderschap deden de kruistochten de geestelijke ridderorden voortkomen door zo met den godsdienst in verband (e brengen. Bij de ridderplichten voegden deze ridderorden de drio monniksgeloften: gehoor-

-ocr page 148-

128

zaamheid, armoede en den ongehuwden staat. Nog kwam hierbij de strijd tegeu de ongeloovigcn en de verplichting om pelgrims te bosehermen en zieken te verplegen. Ue namen dezer geestelijke ridderorden waren die van St. Jan, de tempeliers en de Duitsche orde (zie blz. 130j. Do eerste, in 1113 door den paus bekrachtigd, welke zóó heette naar hem, die althans in \'t vervolg voor haar beschermheer doorging, n.l. naar Johannes den dooper, veroverde in 1310 Bhodus, vestigde op dit eiland haren hoofdzetel en behield het tot 1522, toen zij hot aan de Turken moest afstaan. De orde der tempeliers, in 1118 gesticht, voerde dezen naam, omdat haar huis te Jeruzalem stond nabij de plek, waar vroeger dc tempel van Salomo had gestaan. Later werd de zetel der tempeliers naar Acre en in 1291 naar Cyprus verplaatst, hoewel van toen af het Westen, inzonderheid Parijs, hot middelpunt der orde was. Nog getuigde van den strengen en dweepzieken ijver voor den godsdienst in die dagen een aantal nieuwe monniksorden, naar strengere voorschriften ingericht.

§ 60.

De tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — De derde kruistocht, van 1189 tot 1192. — Duitschlund onder Frederik I Barharossa uit het huis der Hohenstanfen, van 1152 tot 1190.

Onder lioudewijn 1 werd het rijk wel vergroot door de verovering van eenige kuststeden; maar na hem gingEdessa, de voormuur der hoofdstad, weder verloren. Dit noopte den koning van Frankrijk, Lede wijk VII (zie blz. 120), en dien van Duitschland, Koenraad III, om den tweeden kruistocht (1147—1149) te ondernemen; doch het verlies van \'t grootste gedeelte hunner legers in Klein-Aziö dwong hen onverrichter zake terug te koeren. De ongelukkige uitslag van dezen tocht veroorzaakte in Europa zulk een moedeloosheid, dat men daar niet meer aan hot Oosten scheen te donken. Maar in 1187 wekte do mare: „Jeruzalem is ingenomen!quot; de Christenheid uit den dommel der onverschilligheid. En dit was een ware tijding: de stad had haar poorten moeten openen voor s a l Ü i) ij n , den stichter van het huis der Ejubiden en sultan (oorspronkelijk een Chaldeeuwsch woord, in het Arabisch overgegaan, dat heer-seher beteekent), van Egypte en van Syrië. Op dit rampspoedige bericht rustten zich de koningen der drie hoofdvolkeren van Europa, FrederikI Barharossa, Philips II Augustus en Richard Leeuwenhart, tot den derden kruistocht, 1189—1192, toe.

Predek ik i «akharossa, d. i. rosachtige baard (1152—1190), was koning van Duitschland en gesproten uit het beroemde geslacht der 7/oAe/i-staufen (zie blz. 118), dat, niet lang na het uitsterven van het Frankische huis, in 1138 met den zoo even genoemden kg enk a au ui den troon had beklommen. Eenige jaren vroeger was de lange en bloedige vijand-

-ocr page 149-

129

schap tusschen de beide machtige huizen, de Hohenstaufen en de Welf\'en , begonnen, welke in Duitschland en in Italië langer dan een eeuw groote onrust heeft verwekt. De oorzaak dior langdurige veete is vooral te zoeken in den wrok van het oude geslacht der Weiten, dat zich eerst door hot opkomen der Hohenstaufen min of meer op den achtergrond geschoven achtte, hen vervolgens als mededingers moest erkennen en, toen de Hohenstaufen ten laatste met de keizerskroon prijkten, hen boven zicli verheven zag. De gewone namen der twee partijen waren Waihlinyen, naar een burgt der Hohenstaufen (ten n.w. van Ulm), in Italië Ghi-hell jneit geheeten, en IVelfeu of Guelfen. Aan \'t hoofd der laatstgenoemde partij stonden, ten tijde van Koenraad III en Frederik I Barbarossa, Hendrik de stoutmoedige, hertog van Beieren en van Saksen, en zijn zoon Hendrik de leeuw.

Door groote bekwaamheden, vastberadenheid en heldhaftigheid uitmuntende, vatte Frederik hot grootsohe plan op, zijn rijk weer even groot en machtig te maken, als het in de luistervolle dagen der Karolingiërs en der Otto\'s was geweest. Zijn hoofdstreven was, do Lombardische steden , bovenal Milaan, die, door bloeienden handel rijk geworden, naar repu-blikeinsehe vrijheid trachtten, maar onderling in voortdurende vijandschap verkeerden, tot het erkennen der keizerlijke heerschappij te dwingen. Vijf malen trok hij er heen. Op den tweeden tocht, 1158—1162, riep hij een vergadering bijeen, ten einde de r eg oliën of keizerlijke rechten vast te stellen. Deze bijeenkomst van don keizer met de Lombardische consuls (door de burgers aangestelde bestuurders van steden) en met vele aanzienlijke rechtsgeleerden had plaats op de Ronculische velden (ten z.o. van Piaeenza). Op dezen rijksdag zegevierde de stelling, dat de keizerlijke wil de eonige bron is van alle recht. In overeenstemming hiermede kreeg de keizer het recht, de consuls en de podesta\'s, met goedvinden van \'t volk , aan te stellen , het recht op groote wegen en bevaarbare stroomen , op het heften van tol, op het slaan van munt, op boeten, op onbeheerde en verbeurd verklaarde goederen, enz. De groote ontevredenheid van alle Noord-Italiaansche steden hierover deed te Milaan een nieuw oproer losbarsten, hetwelk Frederik zoozeer verbitterde, dat hij, hoewel eerst na een moeielijk beleg, do stad zoo goed als geheel verwoestte ou haar inwoners in open vlekken verstrooide. Desniettegenstaande werd de strijd telkens hervat en zag de keizer zich eindelijk genoodzaakt, in 1183 bij den vrede van Constants (in \'t z.o. van Baden) aan de Lombarden vele rechten toe te staan, met name dat om hun consuls te kiezen en zichzelf binnen hun muren te regeeren.

Gelukkiger was de keizer in zijn oorlog tegen Hendrik den leeuw, over wien hij den rijksban uitsprak, omdat hij had geweigerd hem op zijn laatsten tocht naar Lonibardijo te vergezellen. Twee jaren lang verzette hij zich gewapenderhand; maar ten laatste moest hij zich onderwerpen. Nu ontnam de keizer hem bijna al zijn landen en schonk ze aan anderen, echter niet, dan na van do beide hertogdommen, Saksen en

Wijkne, Handboek der Ah/, (jescluedenia, üde druk. \'j

-ocr page 150-

130

Beieren, aanmerkelijke doelen te hebbeu afgerukt, die, als onmiddellijke rijksleeueu, aan bisscboppen en aan graven werden toegewezen. Was reeds vroeger Brandenburg, als markgraafschap, van JSakson gescheiden, thans geschiedde dit met Westphalen, dat aan den aartsbisschop van Keulen kwam. Verder stonden van nu aan de hertogen van J\'ommeren en Mecklen-bury, alsmede do graven van Tyrol, Gulik (aan den liijn, ten o. van België), Kleef (ten n. van Gulik), Jiery (ten o. van Gulik) en andere onmiddellijk onder het rijk, en Lubeck werd een vrije rijksstad. Op deze wijze splitste de liohenstaufsche keizer de groote hertogdommen in kleine leenen, hoewel hij zijn doel, de vermeerdering der keizerlijke macht, hiermede niet bereikte. Van al zijn bezittingen behield Hendrik alleen zijn familiegoederen, waaruit later het herloydom BrunswijIc ontstond, in welk land nog heden het geslacht der Welfen regeert, gelijk mede iii Groot-Britannië, waar het den koningstitel voert, evenals tot vóór kort in Hannover.

Nog gunde rede rik Bar barossa\'s werkzame geest hem geen rust. Met een welgeordend leger rukte hij tegen Jeruzalem op, en zijn verstandige maatregelen kwamen op dien tocht aanvankelijk elk bezwaar te boven. Doch weldra verkeerde de voorspoed in druk; de dappere , zeventigjarige keizer verdronk in 1190 bij \'t baden in de Selef (een kleine rivier nabij Heleucla, in \'t z. van (Jilicië). Van het schoone knjgsheir keerden velen aanstonds naar hun vaderland terug, en de overigen bereikten, onder-aanvoering van i\'rederiks tweeden zoon, hertog Frederik van Zwaben, uitgeput het kruisleger, dat voor Acre (Acca of Ptolemaïs, ten z.w. van Damascus aan zee) lag. Het eenige gedenkteeken van den tocht was de Duitse he ridderorde (zie blz. 128), gesticht door den jongen Frederik, die de verpleging van Duitsche pelgrims als taak op zich nam en na de verovering van Acre in deze stad haar hoofdzetel opsloeg. Intusschen hadden liiehard Leeuwenhart, koning van Engeland, en Philips 11 Augustus, koning van Frankrijk, de reis over zee gedaan en waren in i\'alaestina geland. Zij sloegen het beleg voor Acre en namen liet, in vereeniging met de overige kruisvaarders, in 1191 bij verdrag in. Ijverzuchtig op den roem van don ridderlijken en in \'t ge-heele Oosten vermaarden Uichard, keerde Philips II Augustus weldra naar zijn staten terug. In 1192 volgde Richard Leeuwenhart, die, in weerwil van zijn ongemeen heldhaftige daden, Jeruzalem niet had kunnen herwinnen en een wapenstilstand met Salftdijn had gesloten. Op zijn terugreis viel hij te Weenen in handen van hertog Leopold VI van Oostenrijk, dien hij of te Acre of elders op dezen krijgstocht zwaar had beleedigd door zijn vlag met voeten te treden en die hem aan den keizer van Duitschland, HUiNDHiii vi, den oudsten zoon van Fre-derik Barbarossa, uitleverde. .Nadat de koning lang had gevangen gezeten , kocht het Engelsche volk hem ten laatste voor een hoog losgeld vrij.

-ocr page 151-

131

§ Cl.

Innocentius III, van 1198 tot 1216. — Gregorius IX. — De kruistocht tegen de Albigenzen en de bedelorden. — De vierde kruistocht, van 1202 tot 1204.

In \'t begin der dertiende eeuw streefde paus innocemtius iii (1198—• 1216) naar bet bereiken van het vroeger door Gregorius Vil beoogde doel: de verheffing der kerk boven de wereldlijke macht. Te dien einde deed hij ondersuheiden stappen. Zoo dwong hij den stadsprefect van Rome (zie blz. 108), tot dusverre door den keizer met zijn waardigheid beleend, aan hemzelf een eed van trouw af te leggen. Hetzelfde geschiedde in de overige steden van den Kerkdijken Staat. Een uitvloeisel van \'t zelfde streven waren de kruistochten tegen de Albigenzen. In de vruchtbare streken van Zuid-Frankrijk, waar kunsten en wetenschappen reeds vroeg in de Middeleeuwen beoefenaars vonden, openbaarde zich mede het eerst een algemeene tegenzin tegen do ontaarding van \'t Christendom en tegen de bedorvenheid der geestelijken. Al in \'t begin der twaalfde eeuw bevond zich daar een aanzienlijk getal lieden, die de heerschappij der geestelijkheid verwierpen, naar de zuivering der kerkleer van alle menschelijke instellingen streefden en den Bijbel als het eenige richtsnoer van hun geloof beschouwden. De sekten dezer /ceders (een woord , dat letterlijk „zuiverenquot; beteekent, maar veelal voorkomt in de boteekenis „afvalligen van de lioomsch-katholieke kerkquot;) werden of Waldenzen, d. i. bewoners der valleien, n.1. van de Alpen, öf meermalen, naar de stad Alby (in Albi-geois, in \'t z. van Frankrijk), Albiyemen geheeten. Toen noch banvloek, noch andere middelen baatten, schreef Innocentius ia 1208 een kruistocht tegen de Albigenzen uit, waarin Simon do Montfort (een graafschap ten w. van Parijs) weldra hun voornaamste bestrijder werd. Met ijzingwekkende wreedheid gingen de pauselijke krijgslieden, die bijna alom de overhand hadden, te werk, en zoowel Kaimund VII, graaf van Toulouse , als de andere landsheeren, die de bescherming der Albigenzen op zich hadden genomen, zagen hun landen aan de kroon van Frankrijk overgaan.

Vermits het getal vanheii, die van dc algemeene kerk afvielen, in weerwil van do gruwelen , door de katholieken gepleegd, eer toe- dan afnam, voerde paus Gregorius IX op een synode of vergadering over kerkelijke aangelegenheden, in 1229 te TowZomsc gehouden , de geloofsrechtbank of inquisitie tot hot opsporen en het straffen van ketters in. In elk kerspel werd de pastoor met twee of drie leeken met de taak belast, naar dergelijke afvalligen onderzoek te doen. Had men oen zeker aantal ketters samengebracht, dan kwam de rechtbank der inquisitie bijeen, die eerst uit bisschoppen en andere geestelijken bestond. Doch binnen weinige jaren werden tot vaste leden dier rechtbanken de iJominikanen benoemd, een

9*

d

-ocr page 152-

132

bedelorde, omstreeks 1215 door den Spanjaard Dominïcus Gu/man gesticht. Vooral in Frankrijk en in Spanje werd de inquisitie een blijvende instelling. In Italië, in DuitsehLnd, in Nederland kon zij op den duur geen vasten bodem voor haar werkzaamheid vinden.

Ongehoord was de handelwijze der inquisitiereehtbankcn: misdadigers werden als getuigen toegelaten; do aanklager bleef den beschuldigde meestal onbekend; dezen word hot veelal onmogelijk gemaakt, bewijzen zijner onschuld to leveren, en doorgaans wachtte de brandstapel elk, die voor haar te recht stond. Want al week de Koomsch-katholieke kerk niet af van haar oude grondstelling, dat zijzelve geen bloed begeerde , in haar plaats nam de wereldlijke macht de verplichting op zich, over den ketter, haar door de inquisitie uitgeleverd, het vonnis des doods te vollen en te doen voltrekken. Had die wereldlyke arm geweifeld, hij ware als begunstiger der ketterij aangemerkt en zonder verwijl in den ban gedaan.

Met de Franciscanen, een bedelorde, door Frans van Assisi (ten n. van Spolêto, in den Kerkelijken Staat) opgericht en in 1223 door den paus bekrachtigd , die zichzelve uit bescheidenheid minderbroeders noemde , werden de Dominikanen de voornaamste steun van \'t pausdom. Beide orden onderhieldon zich bij de strengste levenswijze van milde giften en stelden zich de bokeering en do vervolging der ketters tot hoofddoel.

Nog voerde Gregorius IX in 1234 een gedeelte van dat recht in, dat, naar het Latijnsche woord canon, regel, den naam canoniek draagt. Do grondslag hiervan waren de besluiten der kerkvergaderingen en de antwoorden , van tijd tot tijd door do pauson gegeven op gewichtige vragen van kerkelijk bestuur. In dit canonieke recht, waarvan de boeken, door Gregorius uitgegeven, den hoofdzakelijken inhoud uitmaken, vindt men een regelmatig en volledig rechtsstelsel, grootondecls afgeleid van \'t burgerlijk recht, maar met aanmerkelijke wijzigingen. Later voegden lionifa-cius Vlll (zie blz. 141) en andore pauson er nieuwe boeken aan toe. Uit recht, dat elk geestelijk rechter natuurlijk bestudeerde, ging geheel uit van het denkbeeld, dat de paus de wetgevende macht had. Overal komt de voorrang uit, daarin aan de geestelijke boven de wereldlijke macht toegekend.

Omdat ook de derde kruistocht zijn doel had gemist, werden de pausen niet moede, steeds weer het kruis te prediken. Op aansporing van Innocentius 111 vereenigden zich vele Fransche vorsten, markgraaf Bonifacius van Montferrat als aanvoerder en graaf Boude wijn VI van Vlaanderen (IX van Henegouwen), mot den doge van Venetië, Hendrik Dandölo, tot den vierden oï Latijnschen kruistocht, 1202—1204. Den laat-sten naam draagt deze tocht, dewijl de troepen, in plaats van naar het Heilige Land te trekken, hun wapen», uit hoofde van een oproer, binnen Constantinopel uitgebarsten, tegen deze stad keerden en het Grieksche rijk voor een korten tijd tot een staat maakten, die door een Latijnsch, d. i. Westersch, keizer werd beheerscht. In den burgeroorlog, die daar woedde, kozen de kruisvaarders partij en maakten, door \'t innemen der hoofdstad,

-ocr page 153-

goh einde aan het Grieksehe rijk. Zij verdeelden hot onder elkander en noemden hun buit het Latijnsche keizerrijk, dat evenwel slechts zovon-cn-vijftig jaron bestond.

§ 62.

Duitschland onder Frederik I uit het hnin der Hohenntaufen, ran 1215 tot 1250. — De vijfde, de zesde en de zevende kruistocht, van 1228 tot 1229, van 1248 tot 1254 en in 1270. — Gevolf/en der kruistochten.

De, vijfde kruistocht werd 1228—1229 ondernomen door frederik ii, een zoon van Hendrik VF (zie blz. 130), koning van Duitschland en door zijn moeder bezitter der Normandische staten in Beneden-Italië (1215—1250). Hij kreeg bij verdrag Jeruzalem voor tion jaron terug, maar kon evenmin als zijn voorganger tot een duurzaam bezit dezer stad geraken. In Europa teruggekomen , wijdde hij zijn overige levensjaren aan de zaak, waaraan zijn grootvader, Frederik Barbarossa (zie blz. 129), zijn krachten tevergeefs had besteed, den oorlog tegen de Lombarden. De eisch van onvoorwaardelijke onderwerping, dien de keizer deed, bracht deze steden tot een tegenstand op leven en dood. Ook do pausen werkten Frederik met alle kracht tegen, en bij zijn dood in 1250 was hjj nog vorder van zijn doel dan in den beginne.

Den zesden kruistocht, 1248—1254, ondernam Lodowijk IX of de heilige, koning van Frankrijk. In Egypte geland , vermeesterde hij Damiïite (nabij één der monden van don Nijl gelegen); doch hij geraakte met zijn leger in gevangenschap en keerde, na in 1250 mot don sultan van Egypte een wapenstilstand te hebben gesloten, waarbjj üamiate werd teruggegeven, in 1254 naar Frankrijk terug. Verdrietig over den afloop van don zesden kruistocht, ving Lodewjjk in 1270 den zevenden of laat-sten aan en wendde zich eerst naar Afrika togen den bohoerscber van Tunis. Hier eindigde de onderneming tevens. Ziekten bezochten het leger; Lodewjjk zelf en een groot deel zijner tjjdgenooten bezweken , en de overigen keerden huiswaarts. Later, in 1291, ontruktenj\'de Egyptenaren den Christenen Acre, en met den val der andere steden, die zich uit vrees overgaven, nam hun hecschappij in Palaestina oen einde.

Ofschoon dus do kruistochten hun eigenlijk doel misten , haddon zij toch voor Europa\'s beschaving allergewichtigste gevolgen. Do volkeren kwamon met elkander in aanraking; de kring van menschelijke kennis en ervaring word uitgebreid. De handel, thans beginnende wereldhandel te worden, steeg door het meer en meer toenemend verkeer tot oen voorheen ongo-kenden bloei, waardoor vooral Venetië en Genua eon groote mate van rijkdom verkregen. Met de vermeerdering van allerlei behoeften vermenigvuldigden zich ook de takken van nijverheid. Onder de kunsten en de weton-

-ocr page 154-

134

schappon ontwikkelde zich vooral de dichtkunst, daar zij nieuwe onderwerpen kreeft en de verbeeldingskracht in hooge mate werd gewekt, waarin tot zekere hoogte aardrijks- en natuurkunde, bouw- en schilderkunst deelden , doordien mot de tochten naar onbekende landen de kennis der aarde en der natuur haar grenzen vanzelf uitzette.

De kruistochten verrijkten liet pauselijk hof en de geestelijkheid en bevorderden de verheffing der geestelijke macht boven de wereldlijke, vermits honderdduizenden, op den wenk van het opperhoofd der kerk, hun tijde-Ijjke goederen verwaarloosden, om, alleen op zjjn roepstem, in verre oorden allerlei gevaren te gaan trotseeren. Van een anderen kant kreeg het gezag der geestelijkheid, door \'t verspreiden van eenige meerdere verlichting en beschaving, een gevoeligen stoot, terwijl de macht der vorsten zich uitbreidde, doordien vele tot oproer geneigde leenmannen zich verwijderden, wier leenen nu aan de kroon vervielen. Gelijk ook de kruistochten vorder het volk uit de diepe vernedering der Ijjfeigenschap ophieven en den grond legden tot de opkomst van den derden stand, d. i. dien der poorters of burgers en der boeren , het gebruik dor moedertaal krachtig bevorderden, rechten en vrijheden in \'t leven riepen en steden deden ontstaan , zoo verbonden zij ook de drie standen nauwer aan elkander en ontwikkelden ze meer on meer door \'t wijzigen hunner zoden en gewoonten.

§ 63.

De val der Hohenstaiifen in 1268. — De Siciliaansche vesper in 1282.— De keurvorsten. — De veemgerechten. — De hanse.

Met den dood van Krederik II, in 1250, brak voor Duitschland oen tijd van schromelijke verwarring aan , gewoonlijk lt;M.s,sr/«e«ri;7c geheeten. Door den invloed der pausen hiertoe genoopt, stelden eenige keurvorsten (zie blz. 135) tegenover den koning uit hot huis dor Hohenstaufen een of meer vorsten, wien zij de waardigheid van Roomsch koning (zie t. a. p.) opdroegen. Terwijl deze vorsten zich hier en daar de inkomsten en de rechten des konings aanmatigden, heerschton in het rijk overal veete en vuistrecht en kon Frederiks zoon, koenraad iv (1250—1254), weinig of geen gezag oefenen.

De laatste der Hohenstaufen was de kleinzoon van Frederik II, konhS-i) ij n. In weerwil zijner prille jeugd trad weldra tegen hom een bestrijder op. Want paus ClSmens IV gaf Napels en Sicilië in leen aan Karei van Anjou, een broeder van Lodewijk IX, koning van Frankrijk. Karei talmde niet lang, maar nam het hem toegewezen rijk spoedig met geweld in bezit. Onverwijld rustte zich daarom Konrftdijn, gehoor gevende aan de roepstem der verdrukte Italianen , toe, om het erfdeel zijner vaderen te heroveren. Hem vergezelde, als een getrouwe Pylades, Frederik van Baden. Bij Tagliacozzo of Scurcöla (beiden ten o. van Bome

-ocr page 155-

135

geleden) geraakte Konritdijn in 1268 slaags met Kareis leger, en deze enkele dag besliste over het lot der Hohenstaufen. KonrSdijns leger werd geslagen en verstrooid; de beide aanvoerders vluchtten, doch werden achterhaald en gevangen genomen. Toen benoemde Karei van Anjoueen rechtbank , waarvoor zijn ongelukkige tegenstander te recht moest staan, omdat hij het erfgoed zijner vaderen gewapenderhand had trachten te heroveren. Steunende op de stem van slechts (*én der rechters, die den jongeling ter dood verwees, liet Karei Konrftdijn en zijn vriend openlijk onthoofden. Op die wijze daalde bet eens zoo tnaehtige buis dor Tlohen-staufen in 12(58 ten grave.

De roover bleef echter niet lang in \'t geruste bezit van zijn buit. De knevelarijen en de overmoed der Franschen, die inzonderheid zwaar op Sicilië drukten, deden er een geheime samenzwering ontstaan, welke steun vond bij Peter flf, koning van Arrifgon, die, onder voorwendsel van een kruistocht tegen de Mohammedanen in Afrika, met een vloot naar de Middellandsche Zee stevende. Toen alles behoorlijk was voorbereid , bespoedigde een toeval de uitbarsting der samenzwering. Dit is de Siri-liaansche vesper (d. i. avond, avonddienst in de kerk) in 1282. Be onbeschaamde handelwijze van eenige Franschen jegens aanzienlijke inwoners van Palermo (in \'t n.w. van Sicilië) verwekte in die stad een algemeene vei\'bittering, die zich weldra aan de overige bewoners van Sicilië mededeelde. En nu werden, op weinigen na, alle Franschen, die toen op dit eiland waren, omgebracht of verdreven, waartoe de vesperklokken op Paaschmaandag het sein gaven. Bij afwisseling kampten hierop Karei en Poter, benevens hun nakomelingen, om het bezit van dit eiland, totdat in 1302 een vrede tot stand kwam , volgons welken bet huis Anjou zich mot Napels moest vergenoegen en Sicilië in Peters geslacht erfelijk word.

Tn de eerste eeuwen na het uitsterven van den stam der Karolingiërs geschiedde do keuzo van een Duitsch of Roomsch koning (zóó heet de vermoedelijke opvolger des konings of de beheerscher van Duitschland, zoolang hij nog niet als keizer te Rome is gekroond) door een onbepaald getal Duitsche vorsten, terwjjl het volk, wanneer de plechtige handeling was afgeloopen, door luide toejuiching zijn instemming te kennen gaf. Dikwjjls evenwel wezen do aanwezige vorston eonigen uit hun midden aan, vvien hot werk dor verkiezing werd overgelaten. Dit waron steeds do aanzienlijkste der tegenwoordig zijnde vorston, on deze vorsten sloten eindelijk, ten tijde van het tusschenrijk , ton getale van zeven , de overigen geheel van do verkiezing uit, weshalve men van dien tijd af van zeven keurvorsten gewag vindt gemaakt, wion de verkiezing van een koning bij uitsluiting toekwam. Do voorrang van dit zevental werd goacht te berusten op hot bezit van het ambt van aartskanselier en van de vier hoogste posten ten hove. Alzoo verbleef, in spijt van alle tegenspraak van andere vorsten, de keurvorstelijke waardigheid aan do aartsbisschoppen van Maints, van Keulen en van Trier (aan de Moezel), die tevens aartskanseliers, d. i. eerste staatsdienaars, waron, en aan de vorsten van do Palts, vanSaksen,

-ocr page 156-

13fgt;

van BohcmoTi on van Brandenburg, als den voorsnijder, don opperstalmeester , den schenker en don kamerheer des konings.

Doordien in Duitschland liet vuistrecht gaandeweg meer de overhand kroeg en dit niet immer op genoegzame wijze kon wordon tegengegaan door den godsvrede, die van de geestelijkheid uitging en, ter beperking dor veeten, van Donderdag avond tot Maandag morgen en tevens op de meeste feestdagen allo gewelddadigheden verbood, kwamen allongs de veemgerechten of\' vrij stoelen zeer in aanzien. Zij ontsproten sedert het midden of hot eind der dertiende eeuw uit de voormalige gouwgerechten, die in Westphalon en in een godoelte van Nederland, n.1. in Ovonjsel, in Drente en in het graafschap Zutfen, bleven stand houden, toen zij elders vervielen. De voorzitter heette vrijyraaf, omdat hij , evenzeer als de rechters, gelijk reeds in de vroegere gouwgerechten, geen andere dan een vrije mocht zijn, de bijzitters vrij schepenen of wetenden. Van alle gissingen over de beteekenis van het woord „veomquot; schijnt die de aan-nomelijkste, volgens welke het „vonnis, doodstrafquot; beduidt. Gewoonlijk waren do rechtszaken, op de veemgerechten behandeld, vergrijpen, tegen den godsdienst, tegen het leven en togen de eer gepleegd, ofschoon ook andere misdaden niet waren uitgesloten en bovenal onrechtvaardige rechtspraak door hen werd vervolgd. Do rechters hielden hun zittingen in de open lucht. Hunne namen waren geen geheim; doch niemand word tot die vergaderingen toegelaten, behalve do gedaagden. Steeds bleef het verborgen , aan wien de voltrekking van een doodvonnis was opgedragen , liet eenige vonnis, dat de vrijschepenen velden. Verscheen de aangeklaagde niet, na to zijn gedaagd, zoo werd hjj aan eonigo vnjscheponen prijs gegeven , die verplicht waren hom to dooden en oen dolk naast hot doode lichaam te loggen ten toeken dat het oordeel van \'t veemgericht aan hem was voltrokken. Zeer groot was de macht dier alom gevreesde rechtbanken. Maar tegon \'t einde der vijftiende eeuw verloren do veemgorechton, die destijds zeer ontaardden, hun gezag en staakten langzamerhand hun zittingen geheelenal.

Intusschen achtten in dezelfde dertiende eeuw vele steden , bij gebrek aan een wezenlijk opperhoofd dos rijks en bij de bestaande wetteloosheid, zich verplicht door \'t oprichten van veroonigingen in haar eigen zekerheid te voorzien. Zóó ontstond, naar men gewoonlijk aanneemt, in 1241 de hanse (f)f van Hans, gezel, makker, öf van het Gothischo en oud-Duitsche hu use menigte), een verbond van steden, die zich de bevordering en do beveiliging van don handel tegen do zee-en do landroovers ten doel stelden. Reeds vroeger bostonden in verschillende steden van Europa, b. v. te Londen, te Brugge on oldors, vereenigingen van Duitsche kooplieden, hamen, d. i. maatschappijen of handelsgildon genoemd. Deze vereenigingen moeten wèl worden ondorscheidon van de latere hanse, welke oven wel haar naam ontleende aan haar overeenkomst met die verbintenissen van kooplieden. Een bepaald jaar op te geven, waarin dezo hanse ontstond, is onmogelijk, vermits zij niet dan langzamerhand verrees en zich uitbreidde. Noemt men 1241

-ocr page 157-

137

als punt van uitgang, dan is dat, dewijl in dit jaar hot eerst een verbond tot wederkeerige bescherming tussehen Lubeck en Hamburg werd gesloten, waartoe later vele andere steden toetraden. Weldra bleek de kracht dor hanse in menigen oorlog, tegen Denemarken gevoerd. Dit vooral noopte vele steden , zich bij haar aan te sluiten , vele vorsten, haar privilegiën te gcvon. Vruchteloos poogden do adellijken , die zich dikwijls aan rooverijen schuldig maakten , don invloed der hanse tegen te gaan. In do veertiende eeuw beliep het gotal haror steden omstreeks tachtig , waarvan Lubeck (in \'t n. van Duitschland , ten n.o. van Hamburg) hot hoofd was. Van do gronzon van Rusland strekte de hanse zich langs de zee tot in Vlaanderen, alzoo ook over Nederland, uit. In andere steden, b. v. te Londen en te Brugge, had zij faetorjjen. Sodort echter do ontdekking der boido Indien andere wogen voor don wereldhandel opende, do staten in \'t n. van Europa do privilegiën , vroeger goschonkon , introkken en do Nederlanden en Engeland als geduchte mededingers optraden, ging de hanse tegen \'t midden der zeventiende eeuw allengs te niet. Haar laatste vergadering werd in 1669 gehouden.

§ 64.

Duitschland onder de koningen uit het Habshurgsche en het Ln.rem-hurgsche huis. — Het concilie vun Constants en Johannes Hits. — Van 1273 tot 1436.

Aan de verwarring (zie blz. 134), waarin Duitschland verkeerde, maakte ten laatste de verkiezing van rudoi, p van habsbuko, bezitter van vele landstreken in Zwaben , in Zwitserland , dat destijds voor een groot gedeelte tot Zwaben behoorde, on elders, tot boheerscher van dit rijk (1273 —1291) een einde. Dan nauwelijks had hij hot bewind aanvaard , of hij vond een machtig vijand te bestrijden, te weten Ottökar II, koning van Bohemen, die in don tijd van het tusschenrijk Oostenrijk en aangrenzende landen aan zich had getrokken en zich togen do verkiezing van Rudolf had verzet. In 1278 overwon Rudolf Ottökar, die in den strjjd sneuvelde , op het Marchvold (ten n.o. van Weenen). Nu beschikte Itudolf, mot do meesto dier landen zijn zonen beloeiionde , zóó over de veroverde landen, dat hij hiermede den grond logde tot de macht van hot Habsburgscho huis. Als koning maakte Rudolf, zich noch om Palaestina, noch om Italië bokommerendo, do horstelling van do zoo lang gestoorde orde en rust in Duitschland tot zjjn lovonstaak. Do in grooten getale bestaande roofburgton slochtto hij, de voeten legde hij bij, de weerbarstige leenmannen bedwong hij.

Rudolfs tweede opvolger was zijn zoon a r. nn ec ii t i (1298—1308). Kort na do regeering van Albrecht verloor hot Duitscho rijk eenige zijner bezittingen in Zwitserland, hetgoon het begin was van Zwitsorlands onafhankelijkheid. Van de drie woudstreken , Uri, Schwyz en Unier walden, was de eerste van oudshor een rijksloen, terwijl de beide andore, dit, hoewol

-ocr page 158-

138

ainds lateron tijd, eveneens zijnde, tevens heerlijkheden waren van het huis Habsburff. Ten onrechte heeft men beweerd , dat Albrecht ton aanzien van de bewoners dor woudstreken iets anders heeft gedaan, dan do rechten van het rijk en van zijn huis handhaven. Desniutteniin bekroop de vrees voor onderdrukking door hot in macht toenomende Habsburgscho huis do landbouwers en do bergbewoners der woudstreken. De vrees beving bon, sinds het moor eu moer duidelijk werd, dat hot huis Habsburg zijn macht ook over Uri trachtte uit te breiden on de drio streken gehoelenal onder zijn gezag te brengen. Daartegen was het streven der woudstreken gericht: zij wildon alleen onder den keizer en hot rijk staan. Grootor werd voor het drietal het gevaar, dat zjj duchtten, toon do kroon van Duitsohland aan Rudolf van Habsburg werd opgedragen. Vandaar, dat zij in 1291 een verdrag van ouderlingen bijstand mot elkander sloten. Toch erkenden do twee woudstrekon Albrecht nog als heer.

Eerst na den dood van dezen keizer gingen do drie woudstrekon tot de verwezenlijking van haar voornemen over. Het verzet togen hot huis Habsburg ging niet uit van juist drio Zwitsers, nog minder van één ervaren boogschutter. Hot was eon daad van de gansche bevolking dier stroken. Wat van een oodgonootschap van drie Zwitsers, van Willem Teil en Gessier wordt verhaald behoort tot hot gebied dor volksoverlevering en der poëzie. Voorzoover Willem Toll betreft, is \'t verdichtsel een navolging eoner üeonsche legende. Daarentegen is hot een werkelijkheid, dat de grondslag van Zwitserlands zelfstandigheid op do aangeduide wijze is gelegd, want de pogingen der drie woudstrekon werden door eon weldra ontstaanden strijd om do keizerskroon begunstigd. En hot zegel werd er op gedrukt door de zege, die do Zwitsers in 1315 in den engen pas bij Morgarton (in Schwyz) op het Habsburgscho huis behaalden.

Een van Albrechts opvolgers was l o d e w ij k , hertog van Opper-Reieren (1314—1347), een schoonzoon van Willem III of don goede, graaf van Holland. De raaebt van zijn huis, d. i. van he.t (jeslacht Witlehhach, vergrootte hij door in 1324 zijn oudsten zoon Lode wijk met het openstaand loon Brandenhurg tobeloenen. Nadat hij vervolgens Rein oud II of den zwarte in 1339 tot hertog ran (leider bad verbeven, benoemde hij bij den dood van Willem IV in 1345, tegen do mooning van velen, die Holland en Zeeland als zwaardloenon wilden hebben aangemerkt, zijn eigen gemalin Margareta, \'s graven oudste zuster, tot gravin dezer beide gowoston, alsmede van Henegouwen, waardoor hij aanleiding gaf tot de uitbarsting van don strijd tusschon do Hooksohen en de Kabeljauwschon. Hot laatste twintigtal jaren zijner regoering bracht Lodewijk in hovige twisten met de pausen door, die hom eindoljjk don troon kostten.

Op \'s pausen aansporing benoemden vijf van de zeven keurvorsten , in zijn plaats, karet, iv uit het Tjuxemhurgsche huis (1347 1378), die tevens koning van Boheinen was en in 1348, toon in geheel Duitschland nog niet één universiteit bestond , te Fraag oen hoogeschool oprichtte. Onder do tal-loozo verordoningen , met gouden bullen (zogels) voorzien , die deze keizer

-ocr page 159-

139

uitvaardigde, blijft or oon voor do historio bovenal merkwaardig. Dit is lt;lc f/onflen hul, in 1356 uitgevaardigd, oen rijksgrondwet in dertig hoofdstukken , welker hoofddoel tweeledig was: eensdeels den paus te beletten, zich in \'t vervolg de bonoerning der koningen van Duitschland aan te matigen, anderdeels al datgene, wat op de keurvorsten betrokking had, vast te stellen. De bul schreef voor, wat bij do keuze eons konings moest worden in acht genomen, en bepaalde het getal der keurvorsten, wien zij tevens groote voorrechten verzekerde. Do vorsten waren zevon; de aartsbisschoppen van Maints, Keulen en Trier (aan de Moezel); de koning van Bohemen, als de eerste der wereldlijke keurvorsten, de paltsgraaf aan den Rijn, do hertog van Saksen-Wittenberg en de markgraaf van Brandenburg. Ook stelde de bul vast, dat do verkiezing eens keizers te Frankfort aan de Main en do kroning te Aken (zie biz. ill) zou geschieden. — Voor \'t overige greep in 1373 met Brandenburg wederom (zie blz. 138) een verandering plaats, doordien Karei IV dit markgraafschap aan zijn zonen gaf en dus aan het Luxemhurgsche geslacht bracht.

Tot hetzelfde huis behoorde sigismund, tevens koning van Hongarije (1410 -1437). In 1417 beleende deze keizer Frederik van Hohen-zollern mot het markgraafschap Brandenburg. Daarentegen was het niet met goedvinden van Sigismund, dat Jakob a van Beieren in \'t zelfde jaar, na den dood haar vaders Willem VI, hem in \'t bestuur zjjnor graafschappen opvolgde. Hij , in tegendeel, beleende hiermede Willems broeder, Jan van Beieren, bisschop van Luik, die bij zijn overlijden in 1425 zijn rechten aan Philips den goede van Bourgondië overdroeg. Na langdurigen strijd tegen deze beide vijanden moost Jakoba in 1428, bij het verdrag van Delft, do graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen aan Philips afstaan. Evenmin nam de keizer genoegen in do beschikking der öeldersche odeion en steden, die in 1423 Arnold van Eg mond als hertog hadden gehuldigd, ofschoon hij zich eerlang verplicht zag dit te gedoogen.

In Sigismunds tijd was er een groote scheuring in de Latijnsche kerk ontstaan, on het gelijktijdig aanwezig zijn van drie pausen gaf de Christenheid ergernis. Hierom bracht hij een l-erhvergadering [concilie) tot stand, die de eenheid der kerk zou horstellen en haar hervorming in hoofd en leden bewerken. Zij werd in 1414 te Constants (zie blz. 129) bijeengoroepon en ook door vreemdelingen bijgewoond. In plaats van tot do hervorming over te gaan, benoemdo do vergadering, na allo drie pausen te hebben afgezet, een nieuwen, die slechts beloofde het werk op een volgend concilie te zullen voltooien. Voordat dit plaats had, was een belangrijke zaak, die van jo hannes ti u s, door do kerkvergadering beslist. Hus was prediker en hooglocraar aan de hoogeschool to Praag. Op hot voetspoor van John Wicliffe, een tijdlang hoogleoraar te Oxford (ten n.w. van Londen), die sedert 1360 in Engeland tegen de misbruiken en de ontaarding der geestelijkheid had gepredikt, en door do studie van don Bijbel goloid, kwam hij openlijk tegen de te groote macht dos pausen en

-ocr page 160-

140

tcgon sommige punten der kerkleer op. Do aartsbisschop van Praag liet de geschriften van Wiclifle verbranden. Over IIus sprak de paus den ban uit.

Inmiddels was er ook anderszins groote tweespalt ontstaan tusschen do Bohemen en de Duitschers , die te Praag studeerden. Van oudsher haddon , bij beslissingen over de aangolegonheden en over de belangen dezer hooge-school, de Bohemen dén stem, de Duitschers daarentegen drie. Dus zagen zich de Bohemen van bijna alle voordeeion en voorrechten uitgesloten. Dit noopte een aantal van hen, tot welke ook Hus behoorde, koning Wenzel het verzoek te doen, hierin een verandering ton gunste van lien te maken. Toen Wenzel in 1409 aan dien wensch gehoor gaf en een verordening uitvaardigde, waarin hij aan de Bohemen drie stemmen, aan alle vreemdelingen daarentegen tezamengenomen slechts één toekende, verlieten in \'t zelfde jaar vijfduizend Duitschors , studenten cn professoren met hun gevolg, Praag, welke stap de vestiging van oen paar universiteiten in Duitschland ten gevolge had.

Wat Hus betreft, hij beriep ?ich in zijn eigen zaak op hot oordeel van \'t concilie en begaf zich met een keizerlijk vrijgeleide naar Constants. Zoodra hij verscheen, word liij in de gevangenis geworpen , op verschillende beschuldigingen van ketterij gehoord en, daar hij zijn gevoelens niet wilde herroepen , voor een ketter verklaard en aan don wereldlijken arm overgeleverd. Moeielijk is het to zeggen, op welke gronden zijn veroordeeling rustte. De voornaamste leerstukken der katholieke kerk loochende hij geenszins. De leer, door de latere hervormers gepredikt, was op verre na niet do zijne. Maar dat hij ten deele met Wiclift\'e instemde en inzonderheid dat hij zeer hevig was te velde getrokken togen de rijkdommen, de macht en den wandel der geestelijkheid in \'t algemeen, dit heeft hom zijn vonnis berokkend. Onder de leden der kerkvergadering was al wat Duitscher was op hom , den Boheem, hevig verbitterd. Ren behoorlijke verdediging zijner gevoelens werd hem niet vergund. Aan don eisch, hem bij herhaling gedaan, die gevoelens te herroepen, kon hij, naar hij beweerde, niet voldoen, zoowel omdat men al zijn meeningen niet naar waarheid had voorgesteld, als omdat men hom geenszins van dwaling had overtuigd. Hot vrijgeleide van keizer Sigismund kon Hus bij zijn veroordeeling niet baten. Het kon hem slechts vrijwaren voor gowolddadigheden in \'t algemeen, doch had geen kracht tegenover een vonnis van do bevoegde macht. Zóó voerde men hom dan, in 1415 , naar den brandstapel, waar hij den dood standvastig onderging. Hetzelfde lot trof zijn vriend en leerling Uieronymus van Praag.

Over de behandeling, dezen mannen aangedaan, waren de Bohemen zoo verbitterd, dat zij, bjj den dood van Wenzel, koning van Bohemen, zijn brooder Sigismund als zijn opvolger weigerden te erkennen on in den Htissietenoorlof/, 1419 -1436, een bloedige wraak aan hun tegenstanders oefendon. Zij waren verdeeld in verschillende sekten, waarvan de utraquiateii. (van uterque , beide) of calixtiners (van cafe , beker), die hoofdzakelijk do bediening van \'t avondmaal onder do beide vormen verlangden, do meest

-ocr page 161-

141

gematigde waren. Hoezeer deze partijen niet zelden onder elkander verdeeld waren , stonden zij in do ure des gevaars telkens als één man tegenover den door allen gehaten vijand. Hindelijk verzoende Sigismund zich met de utraquisten, die hem als koning van Bohemen erkenden en aan wie het gonot van \'t avondmaal onder beide vormen word toegestaan. De overige opstandelingen, woeste geestdrijvers, werden uitgeroeid. Naast do utra-quisten ontstond van lieverlede een andere sekte of vereeniging van volgelingen van llus, die zich van de katholieke kerk afscheidden. Dit waren de Boheemsche broeders, die, ontstemd over de toenadering der utraquisten tot de katholieke kerk, waarvan zij schier alleen nog door \'t gebruiken van den beker afweken, zich geheel van hen afscheidden, zich hoofdzakelijk aan \'t Evangelie hielden en weldra door \'t gansche land heen zeer talrijk worden.

§ 65.

Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte Unie run het huis Capet. — Van 1285 tot 1328.

Do kleinzoon van Lodewijk IX, philips iv of de schoone (1285— 1314), geraakte in 1293 met Engeland in een oorlog, dis voor \'toogen-blik wel zonder veel stnjds aHiep, maar in \'t vervolg door zijn opvolgers meermalen werd hervat en langer dan een eeuw duurde. In dien oorlog koos do graaf van quot;Vlaanderen, tegen zijn leenheer, partij voor Engeland, weshalve de Franschen in 1302 de Vlamingen in den sporenslag bij Kortrijk (aan de Lijs in West-Vlaanderen) aantastten, maar verslagen worden door Pie ter de Coni nek of Pierre le roi, deken van het gilde der wevers te Brugge, doch niet behoorende tot de meest gegoede ingezetenen dezer stad, toen rijk en machtig door de nijverheid harer burgers.

In 1296 barstte tusschen Philips en paus bonifaoius viii (1294— 1303) in den vernieuwden kamp tusschen de pauselijke en de wereldlijke macht een strijd op leven en dood los. De aanleiding hiertoe werd door den paus gegeven, die in een geruchtmakende bul, welke men naar haar eerste woorden clericis laicos (aan de geestelijken de leeken) heet, den geestelijken verbood, eenig gold aan een wereldlijke overheid op te brengen. Philips beantwoordde de bul met een verordening, waarbij hij den uitvoer van wapens, paarden en gold (naar Homo, dat bedoeld , maar niet genoemd word) verbood. Ten einde in do burgers een tegenwicht tegen de geestelijkheid en, voor zooverre noodig, ook tegen den adel te erlangen en dus zijn zaak tot die dor gansche natie te maken, riep de koning in 1302 voor \'t eerst afgevaardigden uit den derden stand (zie blz. 119) bijeen, om met den adel en de geestelijkheid de alyemeene staten {états généraux) te vormen. Van dit oogenblik af werden deze rijksstenden, nevens welke

-ocr page 162-

142

de provinciale staten bleven bestaan, meermalen over de openbare aangelegenheden geraadpleegd. In 1314 riep de koning ze weder bijeen, ten einde gelden van zijn onderdanen te erlangen, en sedert dien tijd werd het regel, dat zonder haar toestemming geen belastingen mochten worden geheven.

Weldra bevrijdde de dood den koning van zijn tegenstander, Bonifacius VIII, wiens opvolger eveneens binnen kort overleed. Bij de hierop gehouden keuze wist Philips de verkiezing van Bertrand, aartsbisschop van Bordeaux, (aan de Garonne), te bewerken, dien hij daardoor tot het aannemen van eenige hem gunstige voorwaarden verplichtte. Overeenkomstig één dezer voorwaarden trok de nieuwe paus, die den naam Clemens V aannam, alle tegen den koning gerichte besluiten zijner voorgangers weer in. Om de hem in Italië wachtende verbittering te ontwijken, verplaatste hij, mede door toedoen van Philips IV, zijn zetel in 1309 naar Avignon (in \'t z. van Frankrijk aan de Rhone). Gedurende de volgende zeventig jaren (tot 1377), welk tijdsverloop men de Babylonische geKunyensdiap der pauseit noemt, bleet\'do paus, door zijn verblijf in die stad , in hooge mate afhankelijk van den koning van Frankrijk. Zoo gebruikte Philips hem als een werktuig ter vernietiging van de orde der tempeliers. Door haar onafhankelijkheid en onmetelijke rijkdommen had deze orde sinds lang \'s konings hebzucht opgewekt, en dewijl de voornaamste misdaden, die men haar te laste-leide, n.1. onmatigheid, godslasterlijke gebruiken en plechtigheden, verloochening van Christus en aanbidding van een afgodsbeeld, Jiaffomet geheeten, niet zonder allen grond aan enkele tempeliers werden verweten, steunde Philips hierop, toen hij, met verkrachting van allo recht en billijkheid , deze beschuldiging tegen do gansche orde. inbracht. Met de grootste onrechtvaardigheid werd hun proces begonnen en voortgezet: de meest bezwarende getuigenissen werden door bedreigingen, beloften of de pijnbank afgeperst en later herroepen; sommige zijn zelfs aan zwaren argwaan onderhevig. Ten slotte hief de paus in Maart in 1312 hun orde op door de bul vox in excelso (een stem uit de hoogte), welk besluit hij door een andere bul, van Mei 1312, getiteld adproridam (tot de vooruitziende) , bekrachtigde, zoodat Philips een deel harer goederen aan zich kon trekken en de meeste tempeliers met hun grootmeester Joh an de MolfU op den brandstapel omkwamen. In de overige staten volgde men in zoove/ het voorbeeld van Philips, dat men de goederen der orde introk on er naar welgevallen over beschikte.

De oudste van Philips\' zonen, Lodewijk X, do twistzoeker, regeerde maar kort. Vermits zijn nageboren zoon Jan reeds na weinige dagen stierf, wierp Lodewijks broeder philits v of de lange zich in 1310 als koning op en werd als zoodanig erkend door de vergadering der rijkssten-den. Deze beslissing had men genomen , zonder dat er sprake was geweest van do door Lodewijk nagelaten dochter Johanna. Alzoo werd de bepaling van de uitsluiting der vrouwelijke nakomelingen van de troonopvolging, in navolging van een artikel uit de oude salische wetten (zie blz. 98), toen tot

-ocr page 163-

143

rijksgrondwet gemaakt. Met Philips\' derden zoon , kakel iv , zooals hij gewoonlijk wordt genoemd, doch die eigenlijk ka rel v of ui moest heeten , of den schoon e, stierf in 1328 de eerste linie van het huis Capetuit.

§ 66.

Frankrijk onder de eerste koningen uit het huis Valais. — De hercalting van den langdurigen oorlog tusschen Frankrijk en Engeland. — Van 1328 tot 1422.

Met philips vi, een zoon van Karei van Valoia, die een broeder was van Philips IV (1328—1350), besteeg de tweede linie van het Capelingische geslacht of het huis Valois den troon van Frankrijk. Onder hem brak in 1337 de oorlog met Engeland op nieuw uit. Aanleiding hiertoe gaven: bezwaren, die de koning van Engeland, Eduard III, betrekkelijk zijn Fransche bezittingen te berde bracht; de onderstand, door Philips VI aan do Schotten verleend (zie blz. 149); do ondersteuning, welke Eduard den Vlamingen schonk, die in opstand waren tegen hun graaf en togen Philips VI, den leenheer van dien graaf; vooral de aanspraak van Eduard op de kroon van Frankrijk, .die hij grondde op de rechten zijner moeder Isabella, een dochter van Philips den sohoone. In 1346 had een beslissende slag plaats bij Crécy (ten n. van de Sommej, waarin Eduard ill, door de meerdere ervarenheid der Engelsche boogschutters en door de onvoorzichtigheid zijner vijanden , de zege behaalde. Niet gelukkiger waren de Franschen in \'t verdere beloop van den oorlog, weshalve zjj een aanmerkelijk deel van hun grondgebied verloren. Eenige vergoeding voor die verliezen vond Philips hierin , dat hij zijn rijk in \'t Zuiden afrondde door er alle overblijfselen van vreemde heerschappij te vernietigen. Hij voegde n.1. het gebied van Mont-pellier (in \'t z. van Frankrijk, ten w. van de Rhone), dat hij van den koning- van Arrftgon kocht, bij Frankrijk, üok vergrootte hij dit rijk met Dauphiné, d. i. met een deel van het tot dusverre nog voor een leen van Duitschland gehouden Arelatisch rijk, welks beheerschers sedert overoude tijden den titel dauphin voerden. Met den laatsten zelfstandigen vorst van dit land, Humbert 11, ging hij een reeks verdragen aan, waarvan het laatste, in 1349 gesloten , den afstand dezer landstreek aan Philips\' kleinzoon, den lateren koning Karei V, behelsde. Humbert zelf eindigde als monnik zijn leven in een klooster. Toen Karei naderhand den troon van Frankrijk beklom, voerde hij het gebruik in, steeds den oudsten zoon van den regeerenden koning dauphin te noemen.

De zoon van Philips VI, jan ii of de qoeüe (1350—136-1), zette den ooilog tegen Engeland voort. Bij Maupertuis (ten o. van Poitiers, in \'t w. van Frankrijk) werd een slag geleverd tusschen Jan en Eduards zoon, eveneens Eduard geheeten en naar de kleur zijner wapenrusting (/e zwarte prins genoemd. De waarde der grootere bekwaamheid en der betere krijgstucht van de Engelsche troepen werd thans nog verhoogd door de

-ocr page 164-

144

dapperheid en door hot beleid van hun aanvoerder. Dit een en ander berokkende den Franschen de nederlaag, terwijl hun koning zelf on zijn vierde of jongste zoon Philips, die thans zijn bijnaam de stoutmoedige verwierf, gevangen werden genomen. Gedurende de gevangenschap van Jan bestuurde \'s konings oudste zoon Karei liet rijk onder den titel lieutenant-général du royaume of algemeen stedehouder van het koninkrijk.

Het tijdperk van dit regentsehap was uitermate woelig. Vooreerst kwamen de r jhsstenden in 1356 bijeen, in welke vergadering de versehillondo standen, geleid door Stophftn us Marcel, préoót den marchands (d. i. don middelaar tusschen de burgerij en de regeering) te Parijs, on Robert Lecoq, bisschop van Laon (ten n.o. van Soissons), tegen den jongen Karei optraden en niet rustten , eer de verordeningen , hun door zijn vader beloofd, raaar niet tot stand gekomen , waren uitgevaardigd en aan \'s volks vertegenwoordigers moer invloed werd gegund op den gang dor zaken. Gelijktijdig met deze woelingen was de in 1358 ontstaande boerenoorlog, naar een scheldnaam, door den adel aan de boeren toegevoegd, Jacques hon-homme, d. i. Jakob de sukkel. Jacquerie genoemd. Dit oproer, voortgekomen uit de vreeselijke verdrukking, zoowel van de lijfeigenen als van die boeren, welke, hoewel persoonlijk vrij, èn door tal van belastingen, èn door het stroopen der huurbenden werden gekweld, werd na verschrikkelijke wreedheden van weerszijden nog in hetzelfde jaar gestild. Had de Jacquerie een paar weken geduurd, het dempen van den opstand door den regent en de edelen, de contre- of tegen-Jacquerie, waarbij het gepleegde kwaad met woeker werd vergolden, vereischte een paar maanden.

Kort daarna, in 1360, werd de oorlog met Engeland gestaakt door de» vrede van Bretigny (ten n. van Orleans), waarbij Eduard III van de kroon van Frankrijk afzag en hiervoor de volle souvereiniteit over Calais, Q uyenne en eenige andere landstreken erlangde. Jan werd tegen een zeer zwaar losgeld in vrijheid gesteld. Vermits dit niet zoo spoedig geheel werd afgelost en een zijnor zonen, die als gijzelaars tot onderpand voor de betaling dienden, uit Calais was ontvloden, moest hijzelf in 1364 naar Londen terugkeeren, waar hij overleed. In het vorige jaar had de konitig zijn boven genoemden vierden zoon Philips den stoutmoedige met het hem als erfgoed ten deel gevallen hertogdom Bouryondië (zie blz. 118) beleend , waarbij deze zoon vervolgens door een huwelijk met Margaröta II, een dochter van Lodewijk II van Vlaanderen, zoowel dit gewest, als Franche-comté, Artois, Mechelen en andere streken voegde. Zijn kleinzoon, Philips degoedo, verwierf bovendien Brabant, Namen, Luxemburg, Limburg, Antwerpen en (zie blz. 139) Holland, Zeeland en Henegouwen. Langs dien weg grondvestten zij een zeer bloeionden staat of liever een samenvoeging van staten, waaraan hun nakomeling. Karei V, nog de overige Nederlandsche gewesten toevoegde.

De oorlog met Engeland werd hervat onder Jans zoon en opvolger ic akel v (1364—1380), wien, omdat hij zich in zijn jeugd, wegens zijn zwakke gezondheid , alleen bezig hield met studiën, de eerenaam de wijze werd

-ocr page 165-

145

toegevoegd. Dat do aldus hernieuwde krijg voor Frankrijk vrij gunstige uitkomsten opleverde had Karei grootendeels te danken aan den dapperen Bertrand du Gruesclin, connétable, d. i. opperbevelhebber, dos rijks. Wederom koerden de kansen ten tjjde van de minderjarigheid van don zoon van Karei V, karel vi (1380—1422), en vervolgens bij do zich telkens herhalende zinsverbijstering van don koning. Geschillen over \'t regentschap, hieruit ontstaande tusschen\'s konings broeder, Lodewijk van Orleans (aan de Loire), en Lodewjjks neef. Jan zonder vrees, een zoon van Philips den stoutmoedige, hertog van Bourgondiö, leverden het geheele land als prooi aan woeste partijschappen over. Van de stormen, door deze verdeeldheden verwekt, wist het parlement van Parijs tor uitbreiding van zijn gezag meesterlijk gebruik te maken. Het matigde zich allengs de bevoegdheid aan, do koninklijke verordeningen te booordoelon door het geven of weigeren zijner toestemming tot her opnemen in zijn registers. De gevolgen hiervan werden later zichtbaar, toen dit registreeren noodzakelijk werd geacht, om aan die verordeningen kracht van wette goven. Niettemin gelukte het de koningen van Frankrijk, sinds de vijftiende eeuw ook tegon die groote uitbreiding van macht van \'t parlement van tijd tot tijd een wapen aan te wenden, waartegen hot niet bestand bleek te zijn. Dit bestond hierin, dat zij, wanneer het parlement zich krachtig togen hen verzette, dit lichaam tot hot houden ooner zitting opriepen, waarin de koning zelf voorzat. Alsdan beraadslaagde men niet, noch was er sprake van registreeren, maar vroeg men slechts, hoedanig \'s konings wil was. Een dergelijke zitting noemde men Ut de justice (troon-of kussenzitting), omdat de koning dan plaats nam op oen troon, voorzien van kussens.

In 1407 ontaardde de twist der partijen in oen doodelijken haat, toen Jan zonder vrees zijn tegenstander binnen de muren van Parijs door gehuurde sluipmoordenaars liet ombrengen. Do man, die destijds tegen de Bourgondiërs optrad, was graaf Bomhard van A rm a g n ac (iu\'t z. van Frankrijk, ton w. van Toulouse), weshalve do partij van Orleans ook die van Armagnac werd goheoton. Voor de euveldaad, aan Lodewijk van Orleans geploegd, nam do partij van Armagnac weerwraak door den hertog van Bourgondiö in 1419 bij een samenkomst op de Yonnehrug te Montereau (ten z.o. van Parijs) verraderlijk te vermoorden. De Engelschon, die middelerwijl niet haddon verzuimd van Frankrijks ongelukkon partij te trekken , sloten in 1420 met de Bourgondische partij, thans goloid door Jans zoon en opvolger, Philips den goede, het verdrag van Troyes (ten o. van Montereau aan de Seine), waarbij mon overeenkwam, dat Hendrik V, koning van Engeland , de doehter van Karei VI huwen en hem na zijn dood opvolgen zoude.

10

Wukne, Uaudboek der Ahj. Geschiedenis, Ude druk.

-ocr page 166-

14G

§ 67.

Frankrijk onder de verdere koninyen uit het huis Valois. — Ue vimyd van Orleans. — Van 1422 tot 1498.

In 1422 stierven de beide koningen, Hendrik V en Karei VI, bijna gelijktijdig en nam de dauphin kabel vii (1422—1461) den koningstitel aan. Buitengemeen hachelijk was zijn toestand: zijn goldniiddelen waren uitgeput, zijn legermacht weinigbeteekenend, zijn heerschappij beperkt tot maar een gedeelte, niet eens het grootste, van \'trijk. Nergens vertoonde zich een schijn van uitkomst, toen plotseling redding opdaagde door de vaderlandsliefde en de vrome geestvervoering eener jonge maagd. In het dorp Dom liemy (ton z. van Vaucouleurs, in Lotharingen) woonde een stil en eenvoudig landmeisje, Jeanne Dare, of\'— zooals men haar gewoonlijk noemt — de maagd van Orleans. Bij haar vurige begeerte om koning en vaderland te redden meende zij gezichten te zien en stemmon te hooren , die haar verkondigden, dat God zelf haar ter bevrijding van het benarde Frankrijk had uitverkoren. Daarom liet zij zich , buiten weten harer ouders, naar den bevelhebber van Vaucouleurs voeren, die imar eerst afwees, maar eindelijk, in manskieeren gedost, in\'s konings tegenwoordigheid liet brengen. Daar deelde Jeanne aan Karei mede, dat zij door God was geroepen , om Orleans, dat door de Engolachon werd belegerd, te ontzetten en hem, midden door den vijand heen, ter kroning naar Kheims (zie blz. 98) te geleiden.

Johanna werd aan een lange proef onderworpen. Ten laatste sloeg ook Karei aan de waarheid harer zending geloof, en zoo stelde zij zich in 1429, omgord met een met leliën versierd zwaard en met een wit vaandel in do hand, aan \'t hoofd der legerbenden. Zij ontzette Orleans, en dwars door do vjjanden baande zij zich een weg naar de kroningsstad, waar de door haar zoo vurig gewenschte plechtigheid plaats greep. Ook nu zette Johanna met denzelfden moed , hoewel niet met dezelfde overtuiging van de goddelijkheid harer zending, de taak voort, die zij op zich had genomen. Zoolang niet de laatste Engolscliman van Frankrijks bodem was geweken, meende zij niet te moeten ruston, liet verschilde echter voel, dat zij van nu aan bij den koning en bij het hof dien steun vond, die haar van die zijde vroeger ten deel viel. Karei haakte naar de rust van het hofleven , die hij reeds te lang had moeten derven, terwijl vele zijner hovelingen ijverzuchtig waren op den room dor maagd van Orleans. Toch streed Jeanne Dare, waar zij kon, steeds in de eerste rijen mede, totdat zij, bij het doen van een uitval uit Compiègne (ten n.o. van Parijs), in handen dor Bourgondiërs viel, die haar aan de Engel-sclien verkochten. De door haar geredde koning liet haar schandelijk aan haar lot over. Aan een geestelijk gerecht overgegeven, werd zij wegens ketterij tot don brandstapel verwezen. Dus vond zij in 1431 het einde van haar leven te liouaan (in \'t n. van Frankrijk aan de Seine).

Ten einde intussehen aan hot rooven en plunderen der compuyniën of

-ocr page 167-

147

kameraadschappen, zooals de huurbenden worden genoemd, een eind te maken, legde Karei omstreeks 1445 don grond tot de staande legers. Zoo erg was dit roovon, dat de nieuwe maatregel, die \'s konings macht zoozeer vergrootte, als een belangrijke weldaad voor \'t volk werd aangemerkt. De pas opgerichte krijgsmacht was samengesteld uit vijftien compagniën gensd^armes, een koninklijk en bezoldigd staand leger ruiterij, benevens uit lichte infanterie of franc-archer*, d. i. vrijschutters, één man voor elk kerspel, die oveneons soldij trokken en ton doolo werden vrijgesteld van de verplichting om belasting te betalen. Ten einde in de kosten te voorzien werd vastgesteld, dat jaarlijks oen grondbelasting zou worden geheven. Do nieuwe inrichting der logers bracht aan do macht dor riddors, uit welke tot dusver de heirscharen bestonden , een gevooligen stoot toe, want hierdoor worden de leontroepen overbodig. Daarenboven verstrekten de staande logers den koning steeds tot een krachtig middel, om elke poging tot verzet van den kant der edellieden snel te onderdrukken. In-tusschen was één dor nieuwe instellingen , die van do vrijschutters, slechts kort van duur. Eerlang sciiafte Lodewijk XI deze soort van voetvolk, wier hoofdwapen de boog was, af en nam daarvoor in plaats vaste huurbenden, uit vreemdelingen , hoofdzakelijk uit Zwitsers, samengesteld , gewapend met pieken en vuurroeren. Voor \'t overige had Karei Vil vooreerst geen gelegenheid om veel nut van zijn nieuwe krijgsmacht te trekken. Heeds in 1435 had hij zich mot 1\'hilips den goede verzoend, en in 1453 nam de meer dan honderdjarige kamp met Engeland een einde. Een vrede word intusschon niet gesloten. Slechts hield, bij gebrek aan strijders, de oorlog op. Met uitzondering van Calais had Engelands koning al zijn bezittingen aan gene zijde van \'t Kanaal verloren.

Aan Kareis zoon, lodewijk xi (1461—1483), schonk de paus den titel „zijn allerchristeljjksto Majesteit\'\' (zie blz. 98 bij (Jlovis), welken al zijn opvolgors, behalve Lodewijk Philips, insgelijks hebben gevoerd. Terstond nadat hij don troon had beklommen , begon hij de koninklijke macht uit te breiden door de beperking van \'t gozag zijner grooto leenmannen. Lodewijks streven werd in de hand gewerkt door do onstuimigheid en do gronzelooze hocrschzucht van zijn machtigen leenman Karei den stoute, den zoon en opvolger van Philips den goede. Toen Kareis plan om, in overleg mot den koizor van Duitschland uit hot Habsburgscho huis, Ero-derik 111, Lotharingen en don koningstitel over zijn gebied te verwerven geheel was mislukt, doordien do keizer, door do inblazingen van Lodewijk XI plotseling argwanend geworden , onverwachts uit Trier, waar men ter beraadslaging was bijeengekomen, vertrok , besloot hij met gewold te werk te gaan. Allereerst op do daartoe door hem noodig geachte vergrooting van gebied lettende, maakte hij zich do Zwitsers en hertog Réné II van Lotharingen tot vijanden. Na \'t verlies van een paar slagen sneuvelde hij bij oen derde nederlaag bij Nancy (aan de Moezel, ten z. van Metz) in 1477. Dezo ongelukken maakte Lodewijk XI zich dadelijk te nutte door hot hertogdom Bourgondië als opengevallen leen aan de kroon te hechten

lü*

-ocr page 168-

148

en. Franche-Comtó, Picardiö en Artois te l)ezetten. Voor fvarels dochter en do erfgename zijner landen, Maria, trad echter de zoon van Frederik Hf, Maximiliaan, die met haar huwde, sedert 1477 op. Hij voerde met Lodewijk een oorlog, die hierop uitliep, dat do koning van Frankrijk bij den vrede can Senlin (ten n. van Parijs) in 1493 Franche-Comtu en Artoia, op eenige steden na, teruggaf.

Hoe goed Lodewjjk voor \'t overige in zijn plannen tegen de Fransche leenmannen was geslaagd, blijkt hieruit, dat bij zijn dood Bretagne het eenige groote kroonleen in Frankrijk was. En dat ook dit aan de kroon kwam, hiertoe baande eerlang, in 1491, het huwelijk vau Lodewijks zoon en opvolger. Karei VIH, met de erfdochter van Bretagne, Anna, den weg. Intusschen had Lodewijk XI, voor al zijn zwoegen, gelijk Dionysius I, gedurende zijn laatste jaren een leven vol zielsangst, in gezelschap van bezoldigde spionnen in een op een somberen kerker gelijkende woning doorgebracht. Een zijner getrouwste dienaars, welken hij zelfs voor gezantschappen gebruikte, was Olivier Ie Daim, veelal le Diable genoemd, zijn barbier en tevens heelmeester, dien hij in den adelstand verhief cn die aan zijn hof een hoofdrol speelde.

§ 68.

Engeland onder de laatste koningen uit het huis Plantagenet, alsmede onder de huizen Lancaster en York. — De oorlog der witte en der roode roos. — Van 1374 tot 1485.

Een der beroemdste koningen uit het huis Plantagönet (zie blz. 124) is eduahd i (1274—1307), een kleinzoon van Jan zonderland. Hjj maakte Wales tot een Engelsohe provincie en gaf zijn in 1284 geboren zoon don titel prins oan Wales, welke benaming nog steeds voor den erfgenaam der Engelsche kroon in zwang blijft. Ten opzichte van het binnenlandseh beheer was de regeering van Eduard vooral daardoor merkwaardig, dat hij den door Simon do Montfort (zie blz. 125) ingevoerden vorm der parlementen aannam. Hij noodigde n.1. in 1283, behalve de geestelijke en de wereldlijke heeren, ook afgevaardigden uit de steden en de ridders ter bijwoning van het parlement. Dus legde hij don grond tot het huis der gemeenten of het lagerhuis, hetwelk in \'t vervolg nevens dat der lords of het hoogerhuis vergaderde. Toon hij later zijn inkomsten door gewelddadige willekeur trachtte te vermeerderen, dwong de algemeene ontevredenheid hem in 1297 tot bekrachtiging der magna charta en tot do belofte , geen belasting zonder toestemming van het geheele parlement te zullen uitschrijven.

In 1290 bracht het uitsterven van do eerste linie van het Schotsche koningsgeslacht Kenneth langdurige oneonigheden tusschen Eduard 1 en Schotland te weeg. Dadelijk daagden een menigte pretendenten voor de Schotsche

-ocr page 169-

149

kroon op , onder wolke slechts twoe waren, op wolke men acht sloeg, Jan Balliol en Robert Bruce. Beiden stamden af van een broeder van Willem (zie blz. 124), David geheeten: Balliol was een kleinzoon van Davids oudste dochter, Bruce een zoon van Davids tweede dochter. Niet alleen deze twee, maar alle pretendenten erkenden op staande voet, overeenkomstig den eiseh, door Eduard gedaan , den koning van Engeland als leenheer van Schotland en beloofden zich aan zijn beslissing te zullen onderwerpen. Inderdaad was Eduard daarenboven lecnhoer van velen hunner, in \'t bijzonder van Bruce en van Balliol, wegens leenen , die zij in Engeland bezaten. Daarop benoemden Balliol en Bruce, op verzoek van den koning, ieder veertig scheidsrechters en Eduard zelf vierentwintig. Aan deze honderd vier mannen werd, als aan oen jury, de taak opgedragen, te overwegen, wien de kroon van Schotland toekwam. Inmiddels maakte de koning zich meester van de Schotsche vestingen en liet do Schotten den eed van trouw aan hem afleggen. Na rijp beraad viel de eenparige beslissing der gezworenen ten gunste van Balliol uit. Nu benoemde Eduard in 1292 Balliol tot koning van Schotland, die ter zelfder tijd den loeneed aan hem aflegde.

Doch weldra ontstond tusschcn Balliol en Eduard een oorlog, die den eerste noodzaakte, van de kroon af te zien. Hiermede hield echter do tegenstand der Schotten niet op, want onder hen trad een jongeling op, William Wallace, van adellijke afkomst, doch niet bemiddeld, die een groot aantal zijner landgenooten rondom zich vereenigde. In groote veldslagen was hij niet bestand tegen de Engelsche troepen; maar hij wist ze door een eigenaardige wijze van oorlogvoeren to verzwakken. Doch in 1304 viel hij, door het verraad zijner landslieden, in handen der Engel-schon, die hem wreedaardig tor dood brachten. Deze euveldaad verwekte in 1306 een nieuwen aanvoerder, Robert Bruce, een zoon van Balliols mededinger, die zich to Scone (ten n. van Perth, in \'t o. van Schotland) als koning liet kronen. Eindelijk baande Eduards dood in-1307 aan Robert Bruce den weg tot het geruste bezit van don Schotschon troon.

Weldra verdreef Robert I de Engelsche bezettingen uit zijn land , hetgeen het sein gaf tot het hervatten der vijandelijkheden, die eerst in 1357 eon einde namen. Toen sloot de koning van Engeland, eduard m, een kleinzoon van Eduard l (1327—1377), een verdrag met den koning van Schotland, David II Bruce, waarbij David de kroon terugkreeg, maar zulk een zware schatting moost betalen, dat hot arme land er onuitsprekelijk veel door leed. Bij den dood van David, in 1370, volgde hom de zoon zijner zuster, Robert II Stuart, op.

Hoc Eduard III in den oorlog tegen Frankrijk don luister van zijn veol-jarigen room ton laatste eenigermate zag tanen, is boven gebleken (zio blz. 145). Daar bij, uit hoofde zijner vele oorlogen, den steun van\'t volk voortdurend behoefde, riep hij het parlement zoo dikwijls bijeen, dat het geregeld samenkomen van do afgevaardigden des volks sedert tot vaste gewoonte werd en vele van de rechten dier vergadering van nu aan vast-

-ocr page 170-

150

stonden. Do voornaamste dier rechten waren, dat geen belasting, tenzij door hot parlement bewilligd, mocht worden uitgeschreven; dat voor elke wet de toestemming\' der beide huizen een vereischte was; dat hot lagerhuis bevoegd was , bij misbruikon in \'t bewind oen onderzoek in te stollen en dienaren van don staat wegens wanbestuur aan te klagen.

Den bijnaam „vader van den Engolschen handelquot; heeft Eduard gekregen wegens de zorg, die hij voor de opkomst van handel en nijverheid aanwendde. Zoo zond hij oenige Engolschen naar Nederland , ten einde werklieden te zoeken, in staat om aan zijn onderdanen de kunst van \'t spinnen, verven en weven der wol te loeren. Vermits hij den uitvoer van wol verbood, toen de graaf van Vlaanderen zich met Philips VI verbond, gingen vele Vlaamsche werklieden zich uit eigen beweging in Engeland vestigen en stichtten er fabrieken. Eenige van Eduards opvolgers volgden zijn voorbeeld, zoodat langzamerhand allerlei takken van nijverheid , door vreemdelingen ingevoerd, in Engeland opkwamen. Op die wijze werden de Engolschen van lieverlede van een landbouwend en de veeteelt oefenend volk een natie, bij welko handel en nijverheid op den voorgrond stonden.

Godurondo het bowind van den kleinzoon van Eduard III, richard u, een zoon van den in 1376 gestorven zwarten prins (zie blz. 143), trad John Wieliffe, hoogleeraar te Oxford (ten n.w. van Londen), eerst tegen de misbruiken en de ontaarding dor geestelijkheid, later ook tegen sommige leerstukken der katholieke kerk op. Hijzelf, Richard, werd in 1399 verdrongen door hendrik iv uit het huis Lancaster (in \'t n.w. van Engeland aan zee), een zoon van Jan van Lancaster, Richards oom, een dorden zoon van Eduard III. Do laatste koning uit dit huis was hkndrik vi, een zwak en onbekwaam man, aan aanvallen van zinsverbijstering lijdende. Tegen hem wierp zich Rich ard v a n Yo r k (in\'t n.o. van Engeland, aan de Ouse) op, een kleinzoon van den vierden zoon van koning Eduard III, tevens van moederszijde van den tweedon zoon van Eduard III afstammende. De kroon , naar welke hij stond, kon Richard evenwel niet verkrijgen : hij moest zich vergenoegen mot het protectoraat of regentschap , dat hem eenige malen door hot parlement word opgedragen.

Do binnenlandsehe oorlog, uit deze verdeeldheid voortgekomen , heet die tusschen de huizen Lancaster en Vork of tusschen de roode en de iDittc roos. De lange duur der partijschappen veroorzaakte, dat ieder Engelseh-man voor een dor beide kleuren partij koos en dat bijna alle aanzienlijke familiën van dit land er door werden uitgeroeid. Richard zelf kwam in den strijd om; maar zijn zoon eduard iv (1461 —1483) werd te Londen als koning uitgeroepen, nam Hendrik VI gevangen en versloeg Hendriks ochtgenootc Margarsta in 1461 bij Tow ton (ton z. van York), die hierop naar Frankrijk vlood. Toon Margareta vervolgens met haar jongen zoon Eduard in 1471 in Engeland landde en zich aan\'t hoofd van\'t overschot der aanhangers van Lancaster stelde , word zij in een tweeden veldslag, bij Tewkesbury (ten n. van Glocostor aan de Severn), overwonnen , die het lot der witte en der roode roos voor altijd besliste. Wreed-

-ocr page 171-

151

aardig; inisbruikt.o Ediiard IVzijnzego: do jonge Eduard word onigobracht; do oudo Hendrik VI stierf plotseling in don Tower; Margarëta word gevangen gezet en herkreeg oorst later do vrijheid; vele heeron eindelijk werden ter dood gebracht of verbannen.

Eduards twaalfjarige zoon, Eduard V, word wel na zijns vaders dood als koning uitgeroepen; maar oor hij was gekroond , verwierf do broeder zjjns vaders, Richard van Gloeestor, van wego liet parlement het protectoraat. Door middel van deze waardigheid, door hot heimelijk laten ombrongon van Eduard V en van zjjn nog jongeren broeder Richard , door talrijke veroordeelingen en andere schadelijke handelingen bereikte Olo-coster zijn dool en werd als kiciiard m (1483—1485) gekroond. Het jaar zijner kroning was evenwel ook dat, waarin wegens zjjn overweldiging een machtige [lartij tegen hom optrad. Twee jaren hield hij zich staande. Doch in don slag bij Bosworth (in \'t midden van Engeland, ten w. van Leicester), in 1485, droeg hij voor\'t laatst de kroon. Daar verloor hjj tevens het leven tegen Hendrik Tudor, graaf van Richmond, van moederszijde een afstammeling dor Lancastriërs, dio do tegenpartij aanvoerde en na zijn overwinning koning werd (1485—1509). Hendrik, gehuwd met Elizftboth, een dochter van Eduard IV, en hierdoor de aanspraken der witte en der roode roos in zekeren zin in zicli vereenigende, bevlekte de behaalde zege door geen gruwelen.

§ 69.

Geachiedenin van Spanje gedurende de Middeleeuwen, De opkomst en de ondergang der Ommgaden. Het ontslaan en de bloei van nieuwe Christenstalen aldaar.

De Arab ische hoorschappij, die zich onder de Ommyaden (/ie Idz. !(5) over een doel van Zuid-Europa had uitgebreid, had er met vele moeiolijk-heden te strijden. Niet lang duurde het, of de Mohammedanen hadden op nieuw de West-Gothon te bekampen, dio, zooals wij boven zagen, naar hot Asturiseh gebergte de wijk hadden genomen. Na den val der Ommyaden in \'t Oosten (zie blz. 96) heerschte atsd kk uitlui an i, onder den titel emir of vorst, over Spanje. De grootste bloei van dit rjjk valt in de negende en de tiende eeuw, inzonderheid in don tijd van aud euuïIhman ui (912—901), die zich, zoowel wegens den glans van zijn hof als om den bloei van Arabische nijverheid, kunsten en wetenschappon en inzonderheid uit hoofde zijner zeemacht, een voorwerp van schrik voor alle kustbewoners der Middollandsche Zee, ten volle gerechtigd achtte, den titel khalif en opperhoofd der f/filoorii/eii aan te nemen. Verre overtrof de luister van zjjn rijk dien van dat der Abbasslden in \'t Oosten. Maar in de elfde eeuw begon een tijdperk van snel toenemend verval, De stedehouders verklaarden zich erfelijk en vestigden onafhankelijke staten; om het bezit van den troon streed men met woeste verbittering. De laatste khalif,

-ocr page 172-

152

tiisciiam in, word in 1031 bjj con opstand to Cordöva verjaagd. Sinds dien tijd werd het Mohammedaansoho Spanje in vele kleine staten versnipperd , welker geschiedenis den aaneenschakeling is van oorlogen , zoowel onder elkander als togen de Christenen gevoerd.

Do laatston, allengs weer in macht toegenomen , hadden gedurende het zoo even geschetste tijdperk onophoudelijk tegen do Mohammedaansoho vorsten gestreden en langzamerhand een aantal staten gesticht, Leon, Gallirië, Aslnrië, Navurre, Calalonië (het vroegere markgraafschap Barcelona, zie blz. 108), Arrayon en (\'ustilië. Voor ai deze rijken was do splitsing der Mohammedaansche macht uitermate gunstig. Ook zij waren op verre na niet altijd eendrachtig geweest; maar juist op het tijdstip der verbrokkeling van den Arabischen staat greep bij hen een tijdelijke vereeniging plaats. Do geschiedenis dezer staten, even bloedig als ridderlijk, is geheel in een dichterlijk gewaad gehuld. Want in dezen tijd vallen do romantische verhalen van den beroemden Rodrïgo Diaz, of, zooals hij gewoonlijk wordt genoemd, Cid, d. i. heer. Deze ridder, die tot 1099 leefde , is de Achilles der Spanjaarden , de held hunner epische dichtkunst, in meer dan honderd vijftig gedichten bezongen , bijna de eenige man van deze natie, die een Europeoschen roem heeft verworven. In do menigte dichterlijke verhalen, waarin hij door de Spanjaarden werd verheerlijkt, is de waarheid niet van de verdichting te onderscheiden. Een zijner voornaamste daden is do inneming van Valencia. Hij kampte of als condot-tiero-, d. i. aanvoerder van huurbenden, onder de banier van een Moorsch of Christenvorst, of voordo op eigen gezag veroveringsoorlogen tegen de ongeloovigen.

Tweemaal werden gedurende de elfde en de twaalde eeuw aan do verzwakte heerschappij der Mohammedaansche vorsten uit Afrika versehe krachten bijgezet door nieuwe Arabische stammen, die vandaar naar Spanje overstaken, er do Mohammedaansche vorsten onderwierpen en den kamp tegen de Christenstaten vernieuwden. Doch zij waren, evenmin als hun voorgangers , op den duur tegen den wakkeren moed der Christenen bestand.

Tot do koningen van Castilië , dio zich in do worsteling togen de Arabieren het meest onderscheidden, behooron alp n on sus vi, alimionsus vin en Ferdinand in of de iiE11,ioe (1230—1252). De eerste vermeerderde in 1094 het getal der Christenstaten nog met één. Ten einde n.1. den dapperen Hendrik, graaf van Bourgondië, die hom in don strijd tegen de Arabieren had bijgestaan , voor Spanje te behouden , gaf Alphonsus VI hom het land, tusschen de Minho en de DuCro gelegen, in leen, hetwelk naaide stad l\'orto Gale (Oporto, aan de Duëro) den naam Portugal kreeg. Hendriks opvolgers verklaarden zich weldra onafhankelijk en namen (Jen konimjttlUel aan. Ferdinand 111 streed mot gunstigen uitslag tegen dc Mohammedanen, ontrukte hun Cordöva on Sevilla (ten z.w. van Cordöva, aan de Guadalquivir) en beperkte hen tot Granada.

In geen van allo Christenstaten werd de macht dos konings door de

-ocr page 173-

153

Covlez of do vergadering dor stonden moor beperkt dan in Arragon. Do koning mocht goon ander dan oen inboorling tot onderkoning of plaats-vorvangor bonootnon. In de Cortez kon goon voorstel of ontwerp van wot doorgaan, zoodra dón stom zich er togen verklaarde. Geen zitting dor Cortez mocht worden gesloten, oor de regeering had voldaan aan de bezwaren , door do leden ter harer kennis gebracht. Alle koninklijke reebt-banken en zelfs do inquisitie stonden onder een inlandsch beschermer der vrijheid of boofd vati \'t gerecht, juaticiu geheeton , en onder zijn dienaars. Deze dienaren waren gehouden, elk te hulp te komen , die meende , dat hem geweld in plaats van rocht word gedaan, en verplicht, de rechtspraak van dat hof, dat govonnisd had, te onderzooken. Geen vreemd soldaat was bot geoorloofd, het grondgebied van Arragon te betreden. In \'t kort, Arragon was als een republiek, die een koning met zeer beperkte macht aan \'t hoofd had.

Wat Castilië betreft, dit leed in do veertiende en de vijftiende eenw voel door de zwakheid der vorsten en door don overmoed der aanzienlijken. Er volgde een betere tijd, toen Isabella in l-IT-i den troon besteeg en met haar gemaal, peedinand ii (in Castilië V), den katholieke, koning van Arrftgon , het bewind deelde, onder voorwaarde dat hij, zonder haar toestemming, niets zoude beslissen. Gewoonlijk noemt men Ferdinand on Isabella „do katholieke koningen.quot; Hun doel, den machtigen adel en de invloedrijke geestelijkheid voor \'t koninklijk gezag te doen bukken, bereikten zij zoowel langs andoro wegen , als hierdoor , dat Ferdinand zichzelf tot grootmeester benoemde van de drie inbeemschc goestolijke ridderorden, in de twaalfde eeuw in dit land ingesteld, en de van hem afhankelijke inquisitie ook tegen edellieden aanwendde. Do geestelijkheid onderwierp Ferdinand geheel aan zijn gezag door van den paus de bevoegdheid te erlangen, de aartsbisschoppen, de bisschoppen en do abten in zijn rijk te benoemen. Zóó grondvestten deze vorsten, met behulp van don beroemden staatsdienaar Ximënoz, de koninklijke macht, welke in de plaats kwam van de heerschappij der edelen. Dit dool werd ook hierdoor bevorderd, dat oen van oudsher bestaande inrichting, de heilige hermandad of broederschap, die voor do openbare veiligheid waakte, in beide rijken ondor toezicht des konings was.

Toch behielden do edelen nog steeds een zekere onafhankelijkheid. Zij haddon nog eigen troepen in dienst en konden over grooto rijkdommen en over een aanmerkeljjk getal hoorigo lieden beschikken. Kerst onder Karei V moesten zij van elko poging om zich naast of tegenover don vorst te plaatsen afstand doen. Zoor woedde do inquisitie gedurende de regeoring van Ferdinand on Isabella, zoodat het getal van hen, aan wie de auto da fe\'-s (actus lidci of geloofshandelingen), d. i. de vonnissen dier rechtbank, door middel van den dood op den brandstapel werden voltrokken , buitengemeen groot was. Na een tionjarigen oorlog met de Moeren in Granada, die in I4i)2 eindigde, werd dit gewest bij het koninkrijk Castilië ingelijfd. De katholieke koningen hadden bot vooral aan don

-ocr page 174-

154

ervaren veldheer Gonsale de Cordova te danken, dat zij destijds hun intocht konden houden in de alhainbra, een sterk bevestigd en afgesloten deel der hoofdstad Granada, eens do residentie der Moorschc koningen met een thans vervallen paleis. Maar de Mooren, naar het gebergte geweken, hernieuwden later uit hun schier ontoegankelijke bergsloten vele malen den opstand. In \'t zelfde jaar 1192 legden Ferdinand en Isabella hun afkeer van een andere niet-Christensekte aan don dag door 800,000 Joden , nuttig door hun nijverheid en hun kapitaal, uit Spanje te verdrijven.

In Portugal duurde de heerschappij van het echte Bourgondische huis tot 1383, waarop het onechte huis van denzelfden naam met johan i, een bastaard van den voorlaatsten koning Peter I, in 1385 don troon besteeg. Johan I veroverde Ceüta (zie blz. 95). Beroemd is zijn derde zoon, prins Hendrik de zeevaarder, die de zeetochten der Portugeezen, begonnen met do ontdekking van Madera (ten w. van Afrika), met raad en daad aanwakkerde. Geen zwarigheden of vooroordeelen schrikten hem af. Op de westkust van Afrika bereikte men eerst in 1439 kaap Bojador, vervolgens Kaap Verd, eindelijk in 1400, het sterfjaar van Hendrik den zeevaarder, kaap Siërra Leona. Verder ontdekte men de A/.orische eilanden.

8 70.

De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de ceertiemle en de vijftiende eeuw.

Italië, dat door de natuur zoo rijk gezegende land, biedt, sedert het zich in de Middeleeuwen allengs aan do heerschappij van den Griekschen en den Duitschen keizer had onttrokken, een tooneel van schromelijke verwarring en van eindelooze twisten aan. In weerwil van de kennis en van de beschaving, waarin vele zijner bewoners sinds do dertiende eeuw uitmuntten , werden er meer en gruwelijker burgeroorlogen gevoerd dan elders. Hier volgt oen kort overzicht dor geschiedenis van Italic s voornaamste staten.

Venetic koos in 097 een doge tot hoofd, die met oen grooten raad. den staat bestuurde. Bovendien was er een raad van zes ledon, signorui ge-heeton. Sedert de sluiting in 1297 werden do ledon van den grooten raad slechts uit zekere geslachten gekozen , wier namen men in een register, het gouden hoek, opteekende. De gerechtigheid werd door oen staatsinquisitie streng gehandhaafd. Door haar ligging tusschen West- en Oost-Europa werd Venetië spoedig een wereldmarkt. Tegen \'t einde der tiende eouw onderwierp hot do kust van Dalmatië. Do vermeerdering van haar grondbezit door den vierden kruistocht (zie blz. 132, 133), toen de kust van Eplrus, een groot deel van MorCa, Aeglna, een deel van Nogropont, een vrije wijk in Con-stantinopol, benevens vele eilanden in do Archipel en in de Ionische Zee aan Venetië werden toegewezen, diende tevens ter uitbreiding van haar handel, die zich destijds tot de Zwarte Zee uitstrekte. Tusschen Venetië

-ocr page 175-

155

on Genuaquot; deed handelsnaijvor oen reeks oorlogen ontstaan, die langer den een eeuw, tot 1381, duurden en welker einde voor Venetie het begin van zijn grootsten luister werd. Ook Cyprus moest in 1486 Venotië\'s oppermacht huldigen.

Milaan hlooide voornamelijk gedurende hot bestuur van het geslacht Visconti, dat sedert 1311 deze stad beheerschte, toon mattöo visconti door don keizer tot zijn vicaris of plaatsvervanger werd benoemd. Een zijner opvolgors, joiian galeazzo, verwierf later den titel hertog en beheerschte hot grootste gedeelte van Oppor-Italië. Na \'t uitsterven van den mannelijken stam van hot huis Visconti kreeg in 1450 mot frans sforza, den condottiero of aanvoerder van huurbenden, een nieuwe dynastie hot bestuur in handen.

Gelijk Venetië was Genua oen handelsstaat, welks rogeeringsvorm voel overeenkomst had mot dien van Venetic en dio aanvankelijk een niet onbelangrijk grondgebied had. Doch later word Genua\'s macht zoozeer ondermijnd, dat het tegen \'t einde der Middeleeuwen geheel onder don invloed van Milaan kwam.

De stad Florence, in Toskane, word in de veertiende eeuw een machtige staat, waar de door handel en nijverheid zeer verrijkte burgerstand den adel geheel uit do rogeering verdrong. In het begin dor vijftiende eeuw wist joh an de medÏci, steunende op zijn rijkdom en op de gunst dor lagere volksklasse, die hij tegen don adel beschermde, zich hot beheer van den staat te verschaffen en liet zijn nakomelingen dien invloed ton erfdeel na, waarin zij zich door hun schatten langen tjjd staande hielden. Zjjn zoon cosmus was een even wijs bestuurder van don staat als een mild beschermer on ijverig beoefenaar van kunsten en wetenschappen. Later werden de Medici genoodzaakt Florence een tijdlang te verlaten. Dit bewerkte hoofdzakelijk do vurige prediking van den Dominikuan gi-koiiamo ef nieuonymus savonaköIjA, die hier voor korten tijd do republiek weder in \'t leven riep. Ook kantte hij zich in zijn kanselredenen togen de weelderige levenswijze der geestelijkheid aan, weshalve hij in den ban word gedaan en in 1498 verbrand. Na don dood van Savonaröla keerden do Medici wel torug; maar hun invloed ging eerlang geheel te niet, en Florence doolde in de lotgovallon van Toskano.

De omvang van den Kerlcelijlcen Staat was in den loop der tijden aanmerkelijk toegenomen. Vooreerst stond Robert Guiscard (zie blz. 118) Beneventum aan de kerk af. Daarbij kwam sedert 1115, hot jaar, waarin Mathildo van Toskane (zie blz. 117) overleed, de aanspraak op haar goederen, bij testament aan don paus vermaakt, d. i. op Toskane, op Mantua, op Ferrara, enz. Metterdaad verkreeg do Kerkelijke Staat echter slechts een doel dior landen, en dit eerst later na langdurige goschillon met de keizers van Duitsehland. Wel verwierf hij in 1274 Vcnaissin (in \'t z. van Frankrijk, nabij Avignon) van Philips III on in 1348 Avignon door hot te koopen van hot in Napels rcgoorende huis Anjou. Sedert do pauselijke zetel naar Avignon was verplaatst (zie blz. 142), splitste de Ker-

-ocr page 176-

156

kchjko Staat zich in kleinere staten, en Rome zelf werd door vele veeten geteisterd, Plicraan schoen in 1347 Cola di Kienzi, die zich door het volk tot tribuun liot verheffen, een einde te zullen maken; maar grooten-deels zijn eigen daden bewerkten zijn verdrijving. Na den terugkeer des pausen binnen Homo\'s muren in 1377 on na het horstel der kerkelijke oenheid begonnen de verstrooide leden van don Kerkehjken Staat zich tot één lichaam to veroonigon.

De laatste boheorscheres uit hd huis Anjon over Napels, jouanna ii , die in 1435 overleed, nam eorst Alphonsus V van ArrSgon, die ook Sicilië (zio blz. 135) bezat, later Lodewijk 111 van Anjou als opvolger aan. In den oorlog, die hierover ontstond, zegepraalde alphonsus v, die tot zijn dood in 1458 hot bewind over Napels voorde , na welk jaar echter de vereeniging dor boido staten onder één vorst vooreerst wedor ophield.

§ 71.

Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen.

Er is een tijd geweest, waarin de volken \'t bearbeiden van metalen niet kenden. Dien tijd, ouder dan de geschreven geschiedenis, noemt men \'t steonen tjjdperk. De weinige hunebedden, in ons land overig, zijn uit dat tijdperk, en de getuigenissen van de oudste bewoning ons door geen schrijver geboekt. Naar historische berichten waren de Friezen, de Bataven en andere Gertnaansche stammen, nog vóór Christus\' geboorte, de eerste bewoners. Sinds het einde der eerste eeuw v. C. moesten deze stammen zich aan de Komcinen onderwerpen, en DrUsus (zie blz. 78) bouwde hier verschoiden sloten , ten einde hot volk in bedwang te houden. Tevergeefs dood Claudius Civllis (zie blz. 81), oen dor voornaamste Bataven, een poging om zijn stam en de met hem verbonden volkeren hun oude onafhankelijkheid te doon herwinnen. O]) nieuw werden zij onderworpen in 70 n. C. In de vijfde eeuw werd hot gebied dor Romeinen door Ger-maansche stammen voor goed overheerd. Dit was ook het lot dor Nederlanden , en zelfs de naam der Bataven ging op in dien dor Franken en dor Friezen. De oorsten, n.1. de Saliërs (zio blz. 97, 98), breidden zich hoofdzakelijk tot don Rijn uit en haddon Doornik (in Henegouwen) tot hoofdplaats. Aan do andere zijde woonden de Friezen.

In de zevende en in do achtste eeuw kwamen hier vele Christon-zondo-lingen, om dozc gewesten aan het heidendom te onttrokken. Vooral word het Christendom mot vrucht gepredikt door Willebrord, die in 739 stierf, cn door Bonifacius (zio blz. 105), dien do heidensche Friezen in 755 nabij Dokkum vormnordden. Eerst karei, pr groot k, die do Friezen onderwierp (zio blz. 109), dwong bon ook het Christendom aan te nomen. Na zijn dood worden deze strokon door gedurige invallen der Noormannon gotoistord. Hun verschafte lobe wijk de vrome een zoor gowonschte aanleiding om hun rooftoohtcn voort te zetten. Tot hom kwamen n.1.

-ocr page 177-

157

drie hunnor vorsten, wien hij, vermits zij den Ohristelijken godsdienst aannamen , leenen in de Nederlanden gaf. Dit bracht vele rampen over de Nederlandsche gewesten, want do vijanden dier vorsten vierden hier van nu aan hun roofzucht ruimen teugel. Sinds de Nederlanden aan den invloed der Frankische vorston waren onderworpen, werd dit land, onder \'t oppergezag der koningen, bestuurd door hertogen en (jraven, veelal aanzienlijke edelen (zie blz. 101 vlg.), met uitgostrekte grondbezittingen begiftigd. Kort na het verdrag van Verdun (zie blz. 113), toon hot Frankische rijk ophield te bestaan, kwamen do Nederlanden te staan onder \'tgezag der keizers van Duitschland, niet uitzondering van Vlaanderen, dat, geljjk Artois in zijn geheel, grootendeels aan Frankrijk behoorde, opdat gedeelte na, hetwelk Rijks-Vlaandoren heette en dat de graven van Vlaanderen als rijksleon bezaten. Sedert de Nederlanden tot Duitschland behoorden, maakten zij een bestanddeel uit, eerst van het hertogdom Lotharingen, later van Neder-Lotharingen. In de negende en de tiende eeuw werden de meeste Nederlanden erfelijke Iconen, dewijl dat, wat oorspronkelijk een gunst der keizers was, allengs, in weerwil van hen, als een recht werd beschouwd. Het volk en de kleinere leenmannen, die zich natuurlijk meer aan de plaatselijke overheid dan aan den veeltijds afwezigen keizer hielden, namen met deze verandering licht genoegen. Meer dan eens ontstonden er evenwel groote mooielijkheden uit de vraag, of het eene of andere gewest alleen een minnelijk of zwaardleen, ofwel tegelijk een vrouwelijk of spilleleen was.

In hot z. waren de machtigste gewesten hot graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, in het n. het hertogdom (aanvankelijk graafschap) GeldeHand, het gmafschap Holland, Friesland en het bisdom of sticht Utrecht, waar de bisschop ook het wereldlijk bewind voorde. Die van het Ooersticht of Overijsel erkenden ook den bisschop van Utrecht als heer, en Groningen met de Ommelanden, alsmede Drente, ofschoon dikwerf wedorspannig, werden eveneens gerekend aan den bisschoppelijkon stoel onderworpen te zijn. Mede ten gevolge van het leenstelsel waren hier dezelfde bestanddeelen der bevolking als elders; vazallen, geestelijken, lijfeigenen, enz. Maar in do twaalfde en de dertiende eeuw werd het verleenen der burger- of poorterrechten en de hiermede samenhangende opkomst der steden, zoowel als der volkstaal, algemeen. De talrijke lijfeigenen , nu in de steden burgers geworden, zochten meer en meer een deel uit te maken van de staten, die in ieder gewest uit geestelijken en edelen bestonden, hetgeen dikwijls onlusten verwekte.

Geen der overige gewesten kou in macht en welvaart met hot rijke Vlaanderen worden vergeleken; doch uit dien voorspoed ontsproot ook wel eens overmoed. Zeer groot was bovenal de bloei van Gent en Brugge , die uit eigen bevolking en schatten groote legers op de been konden brengen. Niet zeer lang na den slag bij Kortrijk (zie blz. 141) sloot Gent met Engeland een verbond, ten tijde toen Jakob van Arteveldeer den grootsten invloed had. Deze man, die lot een der rijkste en aanzienlijkste

-ocr page 178-

158

familiën der stad behoorde , liet zich, in plaats van bij het gilde der wevers , dat zijner familie, bij dat der bierbrouwers inschrijven en werd tevens deken der kleine gilden. Welhaast echter nam zijn gezag een einde, toen hij in 1345 door het volk, dat hem vroeger had aangebeden, werd vermoord. Kort hierna ontstond er wederom verdeeldheid tusschen de Gentenaars en den graat\' van Vlaanderen, die eerst een eind nam met don slag bij Roosenbeeke (in West-Vlaanderen, ten n.o. van Kortrijk), waarin de graat , bijgestaan door zijn leenheer Karei VI (zie blz. 145), hen in 1382 versloeg. Toen oen paar jaar later hot graafschap aan hot huis van Bour-gondië kwam, werd de overmoed der Vlamingen oenigszins gefnuikt.

Gelderland, dat nog in de veertiende eeuw uit de graafschappen Gelder en Zutfen bestond , verhief zich onder de huizen Gelder, Gulik en Egmond (tusschen Alkmaar, lleilo, Castricum en de Noordzee) tot een aanzienlijken staat. Rei na ld of rein oud i van oeldkh, nog graaf, voerde wegens Limburg oorlog tegen Jan I van Brabant, maar verloor in 1288 den slag bij AV oer in gen (een kasteel nabij Keulen). Na Reinalds dood werd Gelderland in 1339 een (zie blz. 138). Doch tusschen

zijn kleinzonen, ueinald m en eduard, ontbrandde een burgeroorlog, waarin de Hekerens de zijde van den eerste, de Bronkhorsten die van den laatste kozen. Eduard zegepraalde in 1301 bij Ti el; doch na zijn dood en na dien van Reinald, die hem voor een korten tijd opvolgde, kwam het bestuur in 1371 met wili.em, een zoon van Eduards zuster, aan hef- huis Gulik. Tegen de bedoeling van keizer Sigismund (zie blz. 139) ging het bewind in 1423 over op aunold, een zusterskleinzoon van reinald iv, Willems broeder en opvolger, uit het huis Egmond. Tegen Arnold stond zijn zoon adolf op, gesteund door zyn moeder Katha-rina van Kleef, door do edelen en door de steden. Hij voerde den ouden graaf in 14G5 als gevangene naar Buren (ten n.w. van Tiel), en toen Arnold later door tusschenkomst van Karei don stoute in vrijheid was gesteld, verpandde hij hem Gelderland. In 1473, het sterfjaar van Arnold, barstte nu een oorlog los van Karei den stoute en zijn opvolgers tegen Adolf en zijn zoon karel, doordien de edelen en do steden de vorsten uit het huis Egmond als hun wettige hoeren bleven erkennen.

Friesland was zoowel ten opzichte van zijn buiten- als van zijn binnen-landsche betrekkingen in voortdurenden strijd gewikkeld. Van den beginne af toch trachtten de graven van Holland, veelal met goedvinden des keizers, hun oppergezag over dit gewest te doen gelden. Hierdoor geraakten zij niot alleen in oorlog met de Friezen zei ven, inzonderheid met hun naburen, do West-Eriezon, maar ook met de bisschoppen van Utrecht, die hun dikwijls hun recht op Friesland betwistten. Daarenboven was de bevolking zelve voortdurend verdeeld door geschillen tusschen de minvermogende Schieringers en de rijke Vetkoopers, van welke twisten de buitenlandsche vijanden zeer goed partij wisten te trekken. Ten einde eenheid in \'t beheer te brengen en aan den langdurigen burgeroorlog een einde te maken , stelde Maximiliaan in 1498 Albrecht van Saksen als erfpotestaat

-ocr page 179-

159

aan , van wiens zonen Friesland later 0|) het Oostenrijksehe huis overging.

Het graafschap Holland ontstond, zooals men gewoonlijk aanneemt, in 922, doordien Karei de eenvoudige (zie blz. 115) aan dikk i Egraond en omliggend land gaf. Zeker is het, dat dit graafschap sedert 1018 bestond. Het werd achtereenvolgens door vijf stamhuizen geregeerd, \'t Eerste was het Hollandsche, 922—1299. De eerste graven waren dikwijls in oorlog met de West-Friezen (een naam, waarop Hoorn, Enkhuizen en Medem-blik met den omtrok een bijzondere aanspraak maakten; doch niet zelden werd .geheel Noord-Holland West-Friesland genoemd), met wier land zij , tegen don zin der inwoners, werden beleend, In 1256 viel willem ii op een veldtocht tegen hen, en eerst fi.okis v, zijn zoon, onderwierp hen. Eveneens hadden de graven dikwijls geschillen met de bisschoppen van Utrecht, inzonderheid over de grensscheiding en dewijl do graaf hot veelal met den paus, de bisschop met den keizer hield. Zoo werd Utrecht ongeveer 1145 belegerd door dirk vi , die evenwel, uit vrees voor den banvloek des bisschops, het beleg opbrak. Aan zijn zuidelijke grenzen waren de graven van Holland, ruim drie honderd jaren lang, met die van Vlaanderen in kamp wegens Zeeland, voornamelijk bewesten de Schelde. Een jaar na den slag bij Kortrijk (zie blz. 141) vielen de Vlamingen in Zeeland en in Holland en drongen tot Haarlem door, waar zij evenwel werden gestuit. Van Hollands graven namen ploris m, die in 1190 (zie blz. 130) stierf, en willem i persoonlijk deel aan kruistochten. Onder aanvoering van den laatste veroverde men in 1219 üamiate (in Egypte). Van dezen Willem I zijn de keuren of stedelijke rechten en vrijheden van Middelburg, 1217, die tot de alleroudste hier te lande be-hooren. Een van de merkwaardigste graven uit het Hollandsche huis is de boven genoemde Kloris V, „dor keerlen God,quot; die mot nog ruimer hand aan steden en vlekken voorrechten gaf, om , bij \'t wassend vermogen hunner burgers, bij hen hulp te vindon, ten einde met vereende kracht de macht van den leenadel te verminderen en quot;t vorstelijk oppergezag te vestigen. Uit deze recliton der steden is de latere burgerlijke vrijheid geboren. Die staatkunde kostte hem \'t leven. In 1290 werd hij door Gerard van Vel zen, Gij sb recht van Am stel. Herman van Woerden en andere misnoegde edelen verraderlijk vermoord, toon hot eigenlijko doel der saraengezworenen, hem in levenslange gevangenschap naar Engeland (zie blz. 148) te voeren , wegens de nadering der Ken-nemers , der Gooilanders en anderen , die hem wilden ontzetten, niet kon worden bereikt.

Hel Henegouwsche huis bezat 1299—1345 het graafschap en werd opgevolgd door het Beiersche, 1354 —1428. De tweede graaf uit hot Henegouwscho huis was w i l l e m iii of de o o e d e , die ten tijde van de regeering zijns vaders, jan ii, veel tot do verdrijving der Vlamingen had toegebracht (zie boven). In de plaats van den laatsten graaf uit dit huis, willem iv, stelde Lodewijk van Beieren (zie blz. 138) zijn eigen gemalin, mar-uaköta, Willems zuster, tot gravin aan. Deze verheffing, aan sommigen

-ocr page 180-

IfiO

welgevallig, werd door anderen, die willem y, den tweedon zoon van Lodewijk van Beieren en MargarSta , voorstonden , als strijdig met \'s lands wetten beschouwd. Vanhier de kamp tussohen do eersten, Hoelcschen, en de laatsten, Kabeljauwschen genoemd, welke Holland omstreeks honderd veertig jaren heeft geteisterd. Moeder en zoon verzoenden zich wel in 1354; doch tusschon de landzaten zeiven bloef verdeeldheid bestaan.

Willem V, aldus de eerste graaf uit hot Beiorsche huis, werd reeds in 1357 krankzinnig, weshalve zjjn broeder albrecht tot Willems dood in 1389 als ruwaard of regent, en van dit tijdstip af als graaf hot bBheer aanvaardde. De laatste der Boiersche graven was w i l i, e m vi , na wiens overlijden, in 1417, op niouw geschil over de opvolging ontstond. Naar het oordeel der Kabeljauwschen moest Willems broeder, Jan van Beieren, bisschop van Luik (zie blz. 139), hem opvolgen, terwijl de Hoekschen de aanspraak van Willems dochter j a k o n a deden gelden. Vruchteloos zocht Jakoba, na eerst met den dauphin Jan, een zoon van Karei VT (zie blz. 145), te zijn gehuwd geweest, steun bij haar latere echtgenooten, Jan IV, hertog van Brabant en liimburg, en Humphrey, hertog van Glocester (in \'t w. van Engeland, aan de Severn), die beide haar belangen verwaarloosden. Na zich een tijdlang te hebben staande gehouden, terwijl inmiddels haar partij met voorbeeldeloozc wreedheid Allaert Beilink liet ter dood brengen, moest Jakoba in 1428 bij het verdrag van Delft Henegouwen, Holland en Zeeland aan philips den goede (zie blz. 139 en 144) afstaan. De laatste jaren baars levens sleet zij in den echt met Frank van Borsolen, vroeger stadhouder van Holland en Zeeland voor Philips, die haar op edelmoedige wijze met geldsommen had ondersteund, en stierf in 1436. Om de wisselende lotgevallen en ongelukken dezer gravin is haar leven door velen in een dichterlijk verhaal geschetst.

Mot dien afstand begint de heerschappij van het Bourgondische huis, 1428—1482, dat reeds Vlaanderen bezat en allengs de meeste Neder-landsche gewesten onder zijn bestuur vereenigde (/.ie blz. 144). Gelijk wij zagen, stonden de hertogen van Bourgondië in nauwe betrekking tot Frankrijk. Philips kocht Namen en Luxemburg en erfde Brabant en Limburg. Aan zijn hof steeg de weelde ten top; doch ook daarbuiten was de welvaart zoo groot, dat zelfs Holland, hetwelk nog bij Vlaanderen en bij Brabant achterstond, „het land van beloftequot; werd geheeten. Philips stelde de orde run het gulden vlies in en riep o.a. in 1465, voor\'t eerst de staten van alle provinciën, d. i. de algemeene staten, bijeen, die evenwel geen rechten hadden, maar slechts werden geraadpleegd. Zijn zoon kakel de stoute, die hem in 1407 opvolgde, kocht Gelderland (zie blz. 158) en vatte het voornemen op, Bourgondië en Nederland, door verovering van hetgeen er tusschen lag, samen te voegen en tot een koninkrijk te verheflen (zie blz. 147). Do listen echter van zijn leenheer, Lodewijk XI, stonden zijn plan in den weg. En toen hij later liénó, hertog van Lotharingen, en de Zwitsers aantastte, sneuvelde hij in 1477. Kareis dochter

-ocr page 181-

Maria bleef\' nu weerloos achter tegenover de vijandelijke gezindheid van den koning van Frankrijk en de gronzenlooze aanmatiging harer eigen onderdanen. Lodewijk XI verklaarde al wat leen was der Fransche kroon voor vervallen; Bourgondië word vermeesterd, Artois bezet, Vlaanderen bedreigd. Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant on andere gewesten moest zij in \'t verleenen van hel c/root privilegie, waardoor haar macht zeer werd beperkt, te wille zijn. Maximiliaan, die zich met haar in den echt verbond en de Franschen bij Guinegate overwon, bracht den oorlog met Lodewijk XI (zie blz. 148) ten einde.

Na Maria\'s dood in 1482 trad Maximiliaan als voogd op voor zijn minderjarigen zoon, philips ii of den schoonk, met wien hot bewind van V Oostem\'ijksche huis, 1482—1581, begint. liet tijdperk van dit regentschap werd gekenmerkt door hernieuwde binnenlandsche twisten. Zelfs durfde het oproerige Brugge (in West-Vlaanderen) do hand aan Maximiliaan slaan en hem gevangen houden. Desniettegenstaande dempte hij , na door tusschenkomst zijns vaders in vrijheid te zijn gesteld, zoowol dezen opstand, als dien der Hoekschen, die in 1482 te Barneveld (op de Veluwe) hun wreedheid hadden botgevierd, en van het kaas- en broodvolk in Noord-Holland, waarmede de langdurige burgeroorlog der Mookschen en Kabeljauwschen in 1492 oen einde nam. Philips 11 aanvaardde zelf het bestuur in 1494, vernietigde het grootprivilegie, huwde Johanna, een dochter van Ferdinand en Isabella (zie blz. 153), maar stierf reeds in 1506. Voor den uit dit huwelijk gesproten zoon, Karei II, later, als keizer en koning van Duitschland, den vijfde van dien naam en hierdoor in de geschiedenis onder den naam „Karei Vquot; bekend, nam zijn grootvader Maximiliaan, voor de tweede maal regent, de teugels van\'t bewind in handen en stolde in zijn plaats zijn dochter Margarëta van Oostenrijk als landvoogdes aan. Voel had hij te strijden met Friesland, dat door voortdurende tweespalt verdeeld en ongezind was zich geheel te onderwerpen, en met Gelderland, waar Karei (zie blz. 158) hem voortdurend beoorloogde.

§ 72.

(lesclnetlenis van l\'ole.ii, en run Hongarije yeduremie de Middeleeuwen.

Do geschiedenis van l\'olen, een door Slaven bevolkt land, begint in de tiende eouw, hoewol er vele overleveringen in omloop zijn, o. a. omtrent pi ast, oen boer, die in \'t midden der negende eeuw tot hertog werd aangesteld en wiens nakomelingen, do latere vorsten van l\'olen, de 1\'iasten, omstreeks 850 — 1370, heeten. Sedert ongeveer 900, toen hertog mi es k o of mie cis lav i zich, op aanraden zijner Boheemsche gemalin Dobrawka, als Christen liet doopen , nam ook liet volk, grooten-doels gedwongen, langzamerhand het Christendom aan. Van donzelfden tijd af trachtten dc koningen van Duitschland hun heerschappij over Polen

WlJNNE, Handboek der Alg. Geschiedenis, 0de druk. II

-ocr page 182-

162

mooi\' on moer uit te breiden. Maar uit hoofde van den verren afstand konden zij alleen door kracht van wapenen de hertogen van Polen tot het erkennen hunner afhankelijkheid noodzaken. In 1163 word Silezië, een van de doelen, waarin l\'olen was gesplitst, onafhankelijk. De overige, dio een tijdlang veel van de Mongölen (zie blz. 165) hadden te lijden, waren; Grool-l\'olen, dat door do Warta wordt doorstroomd en Posen en Kaliseli als steden telt; Kleiti-rolen aan do boven-Weichsel, dat o. a. de steden Ivrakau en Lublin bevat, en Musuvië, dat door de Weichsol, do bug en du Narew wordt doorstroomd.

Het eigenlijke koninkrijk Polen ontstond in 132U, toen wladislav i l o k t i e k , d. i. de slechts éón el lange , zich in de hoofdstad Krakuu als koniny liet kronen. Ka het uitsterven van de mannelijke nakomelingschap der Piasten in 1370 werd Polen een volledig keurrijk. In dit jaar verkozen de Polen lo uk wijk i of uei\\ grog te, tevens koning van Hongarije, en na zijn dood hedwig, zijn jongste dochter, die in 1386 huwde met jagello, grootvorst van Litthauwen. Dus word Jagello , die Christen werd on den naam wladislav ii aannam, do stichter van het huis der JayeUunen. De Litthauwors moesten zich thans ook bekeeren en stonden van nu aan mot Polen onder één opperheer, ofschoon zij door afzonderlijke grootvorsten werden geregeerd. Later, sedert het midden der zestiende eeuw, werd Litthauwen met Polen onder één hoofd vereenigd. Eerlang geraakte Wladislav 11 in oorlog met de Duitsche orde (zie blz. 130), die zich sedert 1226 onder de Slavonische volkeren had gevestigd, welke de kusten der Oostzee, oostwaarts van do Weiehsel, bewoonden. Hier onderwierp zij allengs do Pruisen en andore heidensche volkeren, roeide bosschen uit, stichtte steden, zooals Thorn (ton z. vanKulm, aan de Weichsol), Konigsberg (ton n.o. van Dantzig, aan de Pregel), enz. en verwierf een uitgebreid gebied. Doch door een aanval op Litthauwen geraakte zij nu in vijandschap met Wladislav II, die do ridders der orde in 1410 oen nederlaag toebracht bij T a n nen b e rg (ten z.o. van Dantzig). Toen do inboorlingen later, uit hoofde van de drukkende heerschappij der ordo, de hulp van Wladislavs zoon en tweeden opvolger Kasïmir II tegen do ridders inriepen, dwong deze koning van Polen de orde, bij den vrede van Thora in 1466, geheel West-Pruisen af te staan en over Oost-Pruisen do loenhoogiieid van Polen te erkennen, weshalve tevens de hoofdzetel der ordo te Konigsberg werd gevestigd. Ongeveer sinds denzelfden tijd liet de Poolscho adel, wion het in persoon opkomen lastig begon te worden, zich doorop don rijksdag vertegenwoordigen, die zich zooveel macht aanmatigden, dat welhaast zonder hun toestemming geon aaiigolegenheid van eenig belang mocht worden beslist. Vermits in Polen eigoiilijk geen derde stand bestond, hadden de burgers, die verreweg de minderheid uitmaakten, natuurlijk geen deel aan t bestuur.

De talrijke horden Hongaren of Magyuren (zie blz. 114, 115) bemachtigden binnen een tiental jaren het tegenwoordige Hongarije en Zevenbergen en erkenden a it r a u als gemeenschappelijk opperhoofd. In den beginne

-ocr page 183-

les

bleet\' dit volk getrouw aan zjjn zwervende levenswijze en maakte zien geducht door vreeselijke strooptochten naar Duitschland en andere landen. Op den duur evenwel konden het verlilijf in Europa en de aanraking met Christenvolkeren niet zonder invloed blijven op deze Aziatische horden. Sedert den tijd van hertog oeisa (972—1(97), die tot het Christendom overging, gewenden de Hongaren zich aan landbouw en vaste woonplaatsen en staakten hun rooftochten. Op Geisa volgde zijn zoon st k-phSnus i of de heilige, die in 100Ü konimj werd, welke waardigheid erfelijk werd verklaard in Ih\'.t huk der Ar paden. Echter erkende de koning van Hongarije doorgaans de leenhoogheid van het üuitsche rijk. Tot de latere koningen behoorden andkeas h, die in 1222 in de (jouden hul groote voorrechten aan adel en geestelijkheid verleende, en zijn zoon bel a iv, onder wiens regeering de Mongolen (zie blz. 165) Hongarije binnendrongen, en met hen alle gruwelen der verwoesting.

Nadat de mannelijke nakomelingschap der ArpEden in 1301 was uitgestorven, beklom het huis Anjou (zie blz. 134) in 1310 den troon van Hongarije. De tweede koning uit dit huis was lode wijk de qkoote, later (zie blz. 162) ook koning van Polen. Na hem werd zijn oudste dochter mauIa als koningin, of, naar Hongaarsch gebruik, als koning erkend, die in 1387 aan haar gemaal sioismund (zie blz. 139) al haar rechten opdroeg. Sigismund en zijn opvolgers hadden veel te kampen tegen de Turken, in welken strijd zich bovenal Johannes Hunyad, omstreeks 1450 yubernator (rijksbestuurder) van Hongarije, onderscheidde. Kort daarna verkoos men den zoon van Hunyad, matthIas cohvInus (1458—1490), als koning. Hij was een ijverig beschermer der wetenschappen en stichtte in 1465 een hooyeschool te O feu. Ook bevorderde hij zeer landbouw en nijverheid.

De landen, ten z. van den Donau gelegen, mot name Servië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Moldavië en Wallachije, waren alle gedurende langer of korter tijd aan Hongarije onderworpen, maar werden tegen \'t einde der Middeleeuwen door de Turken veroverd.

§ 73.

De Scandinavische rijken ijeduremle de Middeleeuwen. — Oorspromj van Rusland.

In de geschiedenis der Middeleeuwen zijn , voor de algemeene historie, de Noordschc rijken van Europa nog van weinig belang. Echter moeten drie punten niet worden voorbijgezien. Het zijn: de invoering van \'t Christendom in deze landen, de oorsprong van Rusland en de unie van Kalmar.

Eeuwen lang waren de bewoners dier landen ijverige belijders van \'t heidendom en vereerden Odin als hoofdgod. Intusschen getuigde het bij hen reeds vroeg aanwezige runenschrift van een zekeren trap van bescha-

11*

-ocr page 184-

1(J4

ving, waarop zij moeten hebben gestaan. Hot Christendom, dat zeer langzame vorderingen onder hen maakte, werd voor \'t eerst ten tijde van Lodowijk den vrome (zie blz. 112) in Denemarken gepredikt; maar het kon er het diep gewortelde heidendom nog geenszins verdringen. Sr ex, de vader van Knoet (zie blz, 122), was nog een hevig vijand van\'t Christendom; doch met knoet was de zege van dezen godsdienst in Denemarken beslist. Éveneens namen omstreeks 1000 vele bewoners van Zweden en van Noorwegen de Christelijke leer aan. liet duurde evenwel nog geruimen tjjd, eer de sporen van \'t heidendom ten volle waren verdwenen.

Voor den grondvester van \'t liussisehe rijk houdt men liurik, een opperhoofd van een stam Noormannen, Russen geheeten, uit Zweden. Door do bij de Oostzee wonende en onder elkander oneenige slaven ingeroepen , trok hij omstreeks 8G0 naar het hedendaagscho Rusland , onderwierp er eenige stammen der Slaven aan zijn macht en stichtte aldus in 864 een vorstendom te Nowyurod (ten z. van Petersburg). Dit vorstendom , het begin van \'t Russische rijk, werd onder Kuriks opvolgers langzamerhand uitgebreid en kreeg vervolgens Kiew (aan de Dnieper) tot hoofdzetel. Evenwel was het lang tot het binnenland en tot het Noordon van het tegenwoordige liusland beperkt. Een zijner beheerschers, wladïmih de guootb, nam in 988 bij zijn huwelijk niet een Byzantijnsche prinses het Christendom aan volgens de beginselen dier kerk, welke zich weldra, als Grieksche kerk (zie blz. IOC), geheel van de Roomsch-katholieke afscheidde. Hoewel Wladïmir nu de afgodsbeelden liet omverwerpen en zijn onderdanen noodzaakte zich in de Dnieper te laten doopen, zegepraalde hot Christendom niet dan langzaam over de vreesolijke ruwheid des volks en der vorsten. Dit is licht te begrijpen, want de bekoering dier onderdanen bestond slechts hierin, dat zij, als vee naar den drinkbak, ten doop werden geleid. — Omstreeks 1325 werd Moskou de hoofdzetel van het rijk, welks vorst in 1547 den titel czaar aannam.

De vermaarde unie van Kalmar (in \'t z.o, van Zweden) werd in 1397 onder \'tbewind van jiaugauCt a, koningin der drie Scandinavische rijken , gesloten, Op deze bijeenkomst van aanzienlijke geestelijke en wereldlijke personen uit de drie rijken werd bepaald, dat deze staten in geval van oorlog onderling vast zouden verbonden zijn en voor altijd door óón gemeenschappelijk gekozen koning geregeerd worden, maar tevens, dat elk rijk zijn eigen staatsregeling en wetten zou behouden. Geen lange duur drukte \'t zegel op deze overeenkomst: kort na den dood van Margaröta, in 1412 , vielen de bepalingen der unie in duigen en werden weldra in \'t geheel niet meer nageleefd. In 1448 beklom ohuistaan i, graaf van Oldenburg, den troon van Denemarken, Met hem begint het huis Oldenburg, of, omdat hij in 1459 , doordien zijn vader met de erfdochter dier landschappen was getrouwd geweest, Sleeswijk en llolstein verkreeg, het huis Sleeswijk-Jlolutein of Holstein. Christiaans zoon joh an werd in 1483 als koning dor drie staten erkend en herstelde de unie door hel reces of verdrag van Kalmar. Desniettegenstaande werd de verbintenis tusschen do drie Scandinavische rijken nimmer zeer hecht.

-ocr page 185-

165

§ 74.

De opkontsl en de hernieiiwing der Mom/oolxch-Turtaarsche iiuichl. — De verovering van Constantinopel door de Turken in 1453.

Eeuwen lan^ worden de ten n.w. van Sina scIokoii hooglanden door zwervende horden Tartaren en Mongolen bewoond , dio nu eens aan Sina schatplichtig waren , dan weer een deel or van vermeesterden. Onder deze stammen stond in \'t begin der dertiende eeuw een veroveraar op, tkmoimi-sonrN geheeten, die don titel tschisgiscuan (algemeen aanvoerder) verkreeg. Onder zjjn leiding on die zijnor opvolgers deden de Mongolen verbazende veroveringstochten, eerst in Azië, vervolgens naar Rusland, Hongarije en Polen. Zoo drongen in 1241 tallooze scharen van dit woeste volk tot in Sileziö door, waar zij hij Liegnitz (ten n.w. van Breslau, aan de Katzhach) wel de overwinning behaalden , maar door de dapperheid van de ridders der Duitsche orde toch zulk een groot verlies ondergingen, dat zij verplicht waren den terugtocht aan te nemen. Naar Azië teruggekeerd, maakten do Mongolen, door \'t veroveren van Bagdad (zie blz. 96), een einde aan her. khalifaat. De overwinnaars plunderden en verwoestten do stad, richtten er oen gruwelijk bloedbad aan en gaven de meer dan 100,000 handschriften bevattende boekerij aan de vlammen over. Uit Bagdad breidden zij hun heerschappij over geheel Syrië uit. Niet lang daarna verviel hun ontzaglijk rijk, dat nu onder vier verschillende ehans word verdeeld. Do onder de Mongolen heerschonde godsdienst was het lamaïsnte, een wijziging van het boeddhisme (zie blz. 7), zóó geheeten naar den talé-lama (zee van wijsheid en maoht) of opperpriester. Tevergeefs zochten de pausen en sommige koningen hen tot den Ohristolijkon godsdienst te bekoeren. Beter slaagden do Mohammedanen in hun pogingen, ten gevolge waarvan vele Mongolen den islaam aannamen.

Ten tijde van het verval van \'trijk dor Mongolen verrees in Klein-Azië een ander rijk , hetwelk zijn macht zeer snel uitbreidde, liet was dat van den stam dor Ottomanische Turken, welke beljjders van het Mohammedanisme, die dezen naam ontleenden aan hun aanvoerder otman of osman i, daar in 1299, na den ondergang van liet rijk der Seldschukken (zie blz. 126), een onafhankelijk gebied verwierven. Nevens hom grondvestten negen ♦ andere Turksche stammen insgelijks afzonderlijke rjjken , die echter achtereenvolgens door de Ottomanen werden onderworpen. Otman begon een lange reeks van oorlogen en strooptochten tegen de Aziatische gewesten van het Oost-Romeinsche rjjk, welke zijn opvolgors voortzetteden. Zijn zoon en opvolger, o kuch an, riep in 1329 de junilschuren (jeni tnjeri, d. i. nieuwe soldaten), in \'t leven, een afdeeling voetvolk, uit duizend geroofde en tot don islaam bekeerde Christenknapen samengesteld, welk getal later aanmerkelijk toenam. Deze janitscharen, die rijkeljjk werden

-ocr page 186-

1 (56

bezoldigd, vormden do kern van liet legor dor Turken. Van hot begin der veertiende eeuw af ondernamen de Ottomanen veelvuldige strooptochten naar hot Qrioksehe rijk. Oerehans zoon m o e rad i , die zijn vader opvolgde en de inrichting der Janitscharen meer volmaakte, veroverde Hadrianopel (in Tlomanië, aan den Hebrus of de Maritza), waar hij in 1365 zijn d. i. poort of zetel, opsloeg. Nog grootere veroveringen maakte zjjn zoon en opvolger, BAjftzETii i, die wegens zijn snelle zegepralen den bijnaam .Tii/PERiM, d. i. den bliksem, draagt. Hij maakte Bulgarije, Servië en Wallachije schatplichtig, versloeg Sigismund van Hongarije bij Ni e o p 81 i s (in \'tn. van Bulgarije, aan den Honau), drong Hellas binnen en beperkte don keizer van \'t Byzantijnscho rijk tot zijn hoofdstad, dio hij zeven jaren lang insloot. Maar hier werd Bajüzeth , die \'t eerst den titel sultan (zie blz. 128) aannam, door eon anderen veroveraar gestuit.

Dit was timoeh, doorgaans ïimoeri.enk, d. i., omdat hij hinkto, do lamme Timoer, door de Europeanen t a m e r l a n goheeten , die allengs hot gehoele voormalige gebied der Mongolen, behalve Sina, vermeesterde cn Samarkand (in West-Turkestan, ten z.o. van het meer Aral) tot rijkszetel verhief. Ofschoon zijn heerschappjj zich van Sina tot de Middcl-landsche Zee uitstrekte, was dit overgroote rijk meer in schijn dan metterdaad het zijne, daar hjj bijna geen zijnor ondernemingen ten einde bracht en voortdurend mot oproeren had to strijden. Van Temoedsohin onderscheidde hij zich door de achting, die hij voor Aziatische beschaving en geleerdheid koesterde. Ook verbeterde hij veel in \'t binnenlandsch beheer; maar hij word door dezelfde woeste heerschzucht en onverzade-lijke bloeddorstigheid geprikkeld. In 1402 sloeg hij Bajftzeth bij Angnra (in \'t midden van Klein-Azië). De sultan der Ottomanen zelf viel in handen van zijn vijand en stierf in \'t volgende jaar in gevangenschap. Doch ook Timoer overleed kort hierna, in 1405, en na zijn dood ging het kortstondige wereldrijk der Mongolen even snel te niet als het was ontstaan. De onderworpen volkeren wierpen hot juk af, en er verrezen onderscheidene zelfstandige staten, zooals dio der Turkomannen in Derzië en die van den groot-mogol in Hindostan.

Sinds do Ottomanen vasten voet hadden gekregen in Kuropa, beperkten zij al meer en meer hot Byzantijnscho rijk , dat bovendien door de zwakheid van \'t meerendeel zijner beheerschers, kerkelijke twisten, hofintrigues en andere oorzaken zijn ondergang hoe langer zoo sneller te gemoot ging. Ware Constantinopol niot zulk oen sterke stad geweest, de staat zou oordor zijn bezweken. Tn 1451 besteeg mohammed h den troon der\' Ottomanen met hot vaste voornemen om Constantinopol tot do hoofdstad zijns rijks te maken. Weldra verklaarde hij keizer oonstanïinus ix , uit het huis Palaeologus, den oorlog en omsingelde do stad met een leger van ten minste 158,000 man, gesteund door oen groote vloot. Den 29sten Mei 1453 kwam het noodlottige oogenblik, dat Constantinopol, na oen beleg van ongeveer zeven weken, stormenderhand werd veroverd. Con-stantlnus overleefde den val van zijn rijk niet, doch sneuvelde dapper

-ocr page 187-

1fi7

strijdotiflc. Op do Vonetianon (zie bl/. 132, 133) verovordc Moh.itnmod Eiibooa of No^ropont. Zelf ovorloed hjj in 1481; maar no^ langer dan oen eeuw na zjjn dood bleven de Turken, door hun dikwijls herhaalde stroop-on veroveringstochten naar Hongarije, Oostenrijk, Polen en \'t gobiod van Venetië, de schrik der Europcosche Ohristenen.

§ 75.

Overzicht ran de geschiedenis der letteren en der heschavinfi ran dr Christenheid, gedurende de Middeleeuwen.

Met uitzondering van enkele tijdperken, waarin gedurende eenige jaren het licht der hoogore beschaving begon te schijnen, b. v. van don tijd van Karei don groote, valt er, in een kort bestek, ten opzichte van beoefening dor wetenschappen en letterkunde in het grootste gedeelte der Middeleeuwen weinig of niets te vermelden. Er waren, hot is waar, aan vele kloosters scholen veVbondon. Die kloosters waren bewaarplaatsen van boekon, en menig monnik hield zich in zjjn afzondering bezig met het afschrijven van de werken der Grieken en Romeinen. Maar mon kan niet met grond beweren, dat zich uit die kloosters veel kennis in de maatschappij verbreidde. Er mogen uit de Middeleeuwen eenige werken van geschiedschrijvers, grootendoels kronieken, schier alle in \'t Ijatijn geschreven, over wezen, de oogst is te schraal, dan dat mon uit die weinige geschriften kan besluiten tot hot aanwezig zijn eoner eenigszins algemeen verbreide beschaving. Tot do zoodanige behooren het geschrift van Jor-nandes of Jordanes, een Goth, uit de zesde eeuw n. 0. „over don oorsprong en de daden der Oothenhot werk van (iregorius van Tours, uit dezelfde eeuw, getiteld „kerkgeschiedenis,quot; dat metterdaad oen geschiedenis der Franken bevat tot het begin der zevende eeuw; het boek van Paulus, een zoon van Warnefried , met den bijnaam Diakb n us , een tijdgenoot van Karei den groote, „over de daden der Longobarden dat van den Angelsaks Beda, uit de achtste eeuw, zijnde oen kerkgeschiedenis van zjjn volk. Van lateren tijd zijn de werken uit de eeuwen dor kruistochten, dat van Willem van Tyrus, een Eranschman, waarin de daden der kruisvaarders tot het eindo dor twaalfde eeuw wordoti beschreven; do „mémoires,quot; in \'t Eransch , van V i 11 eh a rd o u i n , een ooggetuige van den vierden kruistocht, welken hij beschrijft; die van J o i n v i 11 e, in dezelfde taal, dio in de veertiende eeuw leefdo en de geschiedenis van Lodewijk don heilige tot onderwerp koos; eindelijk de geschriften, insgeljjks in \'t Eransch, van Eroissart uit de veertiende eeuw, en van Philips do Comines, uit do vijftiende eeuw, van welke de eerste do geschiedenis zijner eeuw, de laatste „mémoiresquot; over zijn tijd in \'t licht gaf.

Ook waren er gedurende de \'Middeleeuwen jaren, waarin dichtkunst en wijsbegeerte onder de Christenen sommige beoefenaars vonden; doch

-ocr page 188-

168

het waren slechts vluchtige lichtpunten , door een lange reeks van duistere dagen achtervolgd. Voorbeelden van het eerste zijn het heldendicht, du Nibelungen, bij dc Duitschers, dat, na verschillende omwerkingen, inde dertiende eeuw zijn tegenwoordigen vorm kreeg, en het hekeldicht h\'eintje de vos, uit den/elfden tijd, wellicht van Franschen oorsprong, maar mede in het Nederlandsch en het Duitsch voorkomende. Nog kan men wijzen op de menigvuldige voortbrengselen der Duitsche en der Nederlandsche minnezangers, do leerdichten der trouhadour.s uit Provence en der t.rouvères uit Noordelijk Frankrijk, alsmede op den kring van gedichten , aan Karei den groote en zijn gevolg, aan Arthur en de ridders der ronde tafel gewijd.

Wat do wijsbegeerte betreft, ook zjj teldo in de eeuwen, waarin het grootste gedeelte dor mensehheid zich op den wapenhandel toelegde of onder harden druk zuchtte, weinige beoefenaars. En onder die weinigen ontstonden sedert de elfde eeuw hevige geschillen, die de gansche Middeleeuwen door duurden. De beide richtingen, tusschen welke de strijd word gevoerd, waren die der realisten en die der nominalisten. De eersten beweerden, in navolging van Plato, dat de begrippen, afgescheiden van de zaken, een zelfstandig bestaan hebben. Daarentegen leerden de nominalisten, in overeenstemming met Aristoteles , dat het menscheljjk verstand slechts door de waarneming der dingen, die vooraf moot gaan, begrippen krjjgt en dat die begrippen niets dan namen zijn, Beide richtingen , welker stelsel later nog nader werd bepaald en gewijzigd, tezamen vormen do wijsbegeerte dier dagen, de, scholastiek, d. i. schoolscho wijsheid of spitsvondige leer der begrippen , goheeten, waarin do godgeleerdheid een gewichtige rol niedespeelde. De meest bekende barer beoefenaars is de Fransche wijsgeer Abélard, uit do twaalfde eeuw, wien zijn liefde voor Héloïse, Fulberts nicht, zoo vermaard heeft gemaakt. De brieven, tusschen dit paar gewisseld, zijn wereldberoemd en in bijna alle Furopeesche talen vertaald. Behalve Héloïse, welke hij in \'t Grieksch en in \'t Hebreeuwscb onderwees , had Abélard , die beurtelings als monnik, kluizenaar en openbaar leeraar leefde, duizenden leerlingen.

In tegenstelling met de overige landen van Europa, waar de wetenschappen gedurende het grootste deel der Middeleeuwen niet dan schaars werden beoefend , vonden zij steeds een toevluchtsoord in \'t Oost-Iiomeinsche rijk. Inzonderheid was dit na den beeldenstrijd meer en meer hot geval. Constantinopel werd oen hoofdzetel der geleerdheid, waar talrijke scholen voor wijsbegeerte, taal- en sterrekunde, enz. bestonden. Do keizers en hun aanzienlijko dienaren wedijverden met elkander in \'t begunstigen of beoefenen der verschillende vakken van kennis. In het quot;Westen begon het getal van hen. die hun tijd aan de studio besteedden, grooter te worden, naarmate dat der geleerde- of hoogeseholen toenam. Die van Oxford dagteekent reeds uit den tijd van Alfred den groote, die van Bologna en Parijs uit de twaalfde eeuw, die van Weenen, Heidelberg, Keulen en Erfurt uit de veertiende eeuw, die van Leipzig uit het begin der vijftiende. Tegen het einde der Middeleeuwen word Italië do wieg

-ocr page 189-

16!)

on bakermat der nieuwe beschaving. Hier leefde Dan te Alighieri, in 1265 te Florence geboren, de dichter van de divina comedia, een meesterstuk, ten allen tjjde evenzeer bewonderd als nog steeds door weinigen verstaan. Het bestaat uit drie doelen , hol, vagevuur en paradijs, en toont, dat de schrijver den geheolen schat der rniddeleeuwsche wijsheid ter zijner beschikking had. Ook Dante kendo on waardeerde de oude schrijvers. Hij is het oven wol niet, maar Frans 1\'etrarca, afkomstig uit Arozzo (ton z.o. van Florence), gestorven in 1374, wiens bewondering voor de Komoinscho letteren, vooral voor Cicero, hot meest op do ver-lovendiging van den goeden smaak werkte. Een Europeeschen naam verwierf hjj zoo door zijn Latijnscho brieven en andere werken in die taal, als door honderdon Italiaansche gedichten op zijn liefde, vervaardigd tor core van de fraaie oogen van zijn beminde Laura, de ochtgonoot van Hugo do Sado te Avignon. Even vermaard als Petrarca is zijn tijdgenoot Boccacio, de schepper van hot nieuwe Italiaansche proza. Zijn hoofdwerk is de decamerone, d. i. tien dagen, oen verzameling van honderd vertellingen , aan Spaansche en aan andere dichters ontleend en zóó ingedeeld, dat telkens in tien dagen tien novellen worden verhaald. In die verhalen vindt men menschen van allerlei stand, karakter en ouderdom naar hot loven geschilderd.

-ocr page 190-

NIEUWE GESCHIEDENIS.

§ 76.

Inleidende opmerkingen. — De ontdekking van Amerika in 1492 en van den weg ter zee naar Oost-lndi\'ê in 1498. — Vestiging der Portugeesche heerschappij in Oost-Indië.

Van de verovering van Constantinopel dagteckont als \'t ware do wedergeboorte van \'s menschen geest. Reeds vóór do inneming dier stad door de Turken ontstond in Italië een nieuw loven in do studie dorOrieksche lettereil. Mannen, als Petrarca, Boecacio en anderen (zie blz. 169), bewerkten do herleving der klassieke letterkunde. In \'t bogin dor vijftiende eeuw begon de beoefening dier letteren te Florenee, en do geleorde Grieken, die uit Constantinopel naar Italië vloden, versterkten de liefde en de geestdrift voor do studio van de geschriften der oudheid zoozeer, dat zjj van nu aan meer en meer in het zuidelijk en westelijk Europa werden gelezen. Hierdoor ontstond een algemeeno beoefening dor lettoren en ontwaakte een geest van onderzoek, wien niets vreemd bleeL Deze herleving der letteren en wetenschappen werd zeer bevorderd door do uitvinding der boekdrukkunst, mot wolke weldaad Laurens Janszoon Coster, naar men heeft gemeend , het mensehdom zal hobben begiftigd, doch die met meer recht schijnt to worden toegeschreven aan J oh an Gutenberg, die omstreeks 1455 te Maints woonde. Zeker is liet in allen gevalle, dat de algemeene verspreiding dor boekdrukkunst door üuitsohors plaats had.

Bohalvo deze belangrijko gebeurtenissen hadden er nog vele andore plaats, die zulk een krachtigen invloed oefendon op staat en kerk, op oorlog en handel, dat do geheele burgerlijke en kerkelijke maatschappij, handel en nijverheid, de onderlinge betrekking der staten, mot één woord, \'t geheele uitwendig en zedelijk leven zich in een geheel ander licht vertoonde en men den sinds verloopen tijd terecht als een nieuwe afdeeling der Algemeene Geschiedenis beschouwt. Als do kiemen der nieuwe orde van zaken moet men inzonderheid aanmerken, naast do verzwakking van het leenstelsel, \'t gebruik van \'t schietgeweer, waardoor do oorlog een kunst werd, waarvan het aanleeren geld en tijd kostte, weshalve van dit oogenblik af dc opkomst dagteekent dor staande on der huurlegers,

-ocr page 191-

171

maar ovenzoer dio van het burgerlijk levon on van do bnrgorlijko bodrijvon; do korkhorvorming, waartoe Luther het sein gaf, alsmede do ontdekking van Amerika en van den weg ter zee naar Oost-Indië, waarover in de eerste plaats valt te spreken. Ten aanzien van de onderlinge verhouding der Europeesche staten wordt, sedert het begin der zestiende eeuw, de grondslag hunner staatkunde, dat het staatkundig evenwicht moet worden in stand gehouden, d. i. dat aller onafhankelijkheid behoort te worden beveiligd tegen de overmacht van één enkel rijk.

Op \'t voorbeeld van Hendrik den zeevaarder (zie blz. 154) betrad menig Portugees de door hom aangewezen baan. In 1486 bereikte Bartholo-maeus Diaz do zuidelijke spits van Afrika, die eerst het Voorfjchergte der stormen, doch welhaast door toedoen van koning j o h a n ii de. Kaap de goede hoop werd genoemd. Vasco de gama ging verder, en \'t gelukte hem in 1498 te Calicut (in \'t z.w. van Voor-Indië, op de kust van Malübar) te landen. Zóó loerde men, dat Afrika van \'t n. naar \'t z. steeds smaller werd en dat de vaart om do zuidelijke spits van dit werelddeel do zeeweg naar Oost-Indië is. Tot dusver toch had men de kostbare waren uit die streken grootendeels over land, langs zeer bezwaarljjke wegen, naar Europa gevoerd. Koning emanuel i of de oroote (1495—1521), de opvolger van Johan II, benoemde een onderkoning over \'t weldra in Indië verworven gebied, dat spoedig aanmerkelijk werd uitgebreid, en met de aangrenzende landen knoopte men handelsverbintenissen aan. Onder zijn regeering word in 1500 nog door Cal)ral het land ontdekt, dat weldra, naar een zekere soort van hout, den naam Brazilië kreeg en later voor den koning van Portugal in bezit werd genomen.

In Azië omvatte het gebied der Portugeezen Goa (ten n. van Calicut), de hoofdplaats hunner heerschappij in Indië, Malakka (in \'t z.w. van Achter-Indië), Ormuz (aan den zuidoostkant van den Perzischon zeeboezem), Diu (een eiland ten n.w. van Bombay, aan de n.w. kust van Voor-Indië) en de Molukken. Op Ceylon, de Sunda-eilanden en de kust van Coromandel (do z.o. kust van Voor-Indië) legde men factorijen (kantoren en stapelplaatsen) aan. Zelfs met Sina en met Japan kwam men in handelsverkeer. De handel op Indië bleef middellijk een alleenhandel van do kroon. Geen l\'ortugees kon er deel aan nemen zonder vergunning dor regeering, dio zich bovendien onkole takken voorbehield. Slechts de regeering zond vloten af, cn Lissabon was voor Europa de markt, waar vreemdelingen de specorijen en andere Indische waren konden koopen. Zooveel voorspoed en room verhief \'t volksgevoel onder allo standen. Camoëns\' heldendicht, de Lusiade, werd oen nationaal gedicht. Het heet zóó naar Portugals alouden naam, Lusitanië. Doch van langen duur was de bloei der Portugeosche heerschappij in Indië niet. Keeds in \'t begin der zestiende eeuw nam hij een einde. De schuld hiervan droegen grootendeels de eigenbaat en de weelderigheid der Portugeezen zelvon.

Dat men, daar de aarde rond was, door een onafgebroken westelijken koers te houden, in Indië moest komen, was oen denkbeeld, reeds in de

-ocr page 192-

NIEUWE GESCHIEDENIS.

§ 76.

Inleidende opmerkingen. — Be ontdekking van Amerika in 1492 en van den weg ter zee naar Oost-Indië in 1498. — Vestiging der Portugeesche heerschappij in Oost-Indië.

Van de verovering\' van Constantinopel dagteekent als \'t ware do wedergeboorte van \'s mensclion geest, lleeds vóór de inneming dier stad door do Turken ontstond in Italië een nieuw leven in de studie der Orieksche letteren. Mannen, als Petrarea, Boccacio en anderen (zie blz. 169), bewerkten do herleving dor klassieke letterkunde. In \'t begin dor vijftiende eeuw begon de beoefening dier letteren te Florence, eu de geleerde Grieken, die uit Constantinopel naar Italië vloden, versterkten de liefde en de geestdrift voor do studie van do geschriften der oudheid zoozeer, dat zij van nu aan meer en meer in het zuidelijk en westelijk llJuro[)a werden gelezen. Hierdoor ontstond een algemeene beoefening der lettoren en ontwaakte een geest van onderzoek, wien niets vreemd bleef. Deze herleving der letteren en wetenschappen werd zeer bevorderd door de uitvinding der boekdrukkunst, mot welke weldaad Laurens Janszoon Coster, naar men heeft gemeend , liet menschdom zal hebben begiftigd, doch die met meer recht schijnt te worden toegeschreven aan Joh an Gutenberg, die omstreeks 1455 te Maints woonde. Zeker is het in allen gevalle, dat de algemeene verspreiding der boekdrukkunst door üuitschers plaats had.

Behalve deze belangrijke gebeurtenissen hadden er nog vele andere plaats, die zulk een krachtigen invloed oefendon op staat en kerk, op oorlog en handel, dat de geheelo burgerlijke en kerkelijke maatschappij, handel en nijverheid, de onderlinge betrekking der staten, met één woord, \'t geheelo uitwendig en zedelijk leven zich in oon geheel ander licht vertoonde en men den sinds vorloopen tijd terecht als een nieuwe afdeeling der Algemeene Geschiedenis beschouwt. Als de kiemen der nieuwe orde van zaken moet men inzonderheid aanmerken, naast do verzwakking van het leenstelsel, \'t gebruik van \'t schietgeweer, waardoor do oorlog een kunst werd, waarvan het aanleeren gold en tijd kostte, weshalve van dit oogenblik af de opkomst dagteekent dor staande en der huurlegers,

-ocr page 193-

171

nifuir ovGiizoer die van het burgerlijk loven on Vtan de bnrgorljjke bodrijvon; de kerkborvorming, waartoe Luther bet soin gaf, alsmede de ontdekking van Amerika on van den weg ter zee naar Oost-Indië, waarover in de eerste plaats valt te sproken. Ten aanzien van de onderlinge verhouding der Europeesehe staten wordt, sedert het begin dor zestiende eeuw, de grondslag hunner staatkunde, dat het staatkundig evenwicht moet worden in stand gehouden, d. i. dat aller onafhankelijkheid behoort te worden beveiligd tegen de overmacht van één enkel rijk.

Op \'t voorbeeld van Hendrik don zeevaarder (zie blz. 154) betrad menig Portugees de door hom aangewezen baan. In 1486 bereikte Bartholo-maous Diaz de zuidolijko spits van Afrika, die eerst het Voorrjcherrjte der stormen, doeh welhaast door toedoen van koning joh an ii de Kaap de goede hoop word genoemd. Vasco deoama ging vorder, en \'t gelukte hem in 1498 te Calicut (in \'t z.w. van Voor-Indië, op de kust van Malftbar) te landen. Zóó loerde men, dat Afrika van \'tn. naar\'t z. steeds smaller werd en dat de vaart om do zuidelijke spits van dit werelddeel do zeeweg naar Oost-Indië is. Tot dusver toch had men do kostbare waren uit dio strokon grootondeels over land, langs zeer bezwaarlijke wogen, naar Europa gevoerd. Koning emanuei, i of de groote (1495—1521), dc opvolger van Johan II, benoemde oen onderkoning over \'t woldra in Indië verworven gebied, dat spoedig aanmerkelijk werd uitgebreid, en met de aangronzendo landen knoopte men handolsvorbinto-nissen aan. Onder zijn regeoring werd in 1500 nog door Cabral het land ontdekt, dat weldra, naar een zekere soort van hout, don naam kreeg en later voor den koning van Portugal in bezit werd genomen.

In Azië omvatte het gebied dor Portugeezeu Goa (ten n. van Calicut), de hoofdplaats hunner hoorschappij in Indië, Malakka (in \'t z.w. van Achter-Indiö), Ortnuz (aan den zuidoostkant van den Perzischon zeeboezem), Diu (een eiland ten n.w. van Bombay, aan de n.w. kust van Voor-Indië) en de Molukken. Op Coylon, de Sunda-eilanden en de kust van Coromande! (dc z.o. kust van Voor-Indië) legde men factorjjon (kantoren on stapelplaatsen) aan. Zelfs met Sina en met Japan kwam monin handelsverkeer. De handel op Indië bleef middollijk een alleenhandel van do kroon. Geen Portugees kon er doel aan nemen zonder vergunning dor rogoering, die zich bovendien enkele takken voorbehield. Sloohts do regeoring zond vloten af, en Lissabon was voor Europa de markt, waar vreemdelingen do specerijen en andere Indische waren konden koopen. Zooveel voorspoed en roem verhief \'t volksgevoel onder allo standen. Camoëns\' heldendicht, de Lusiade, word oen nationaal gedicht, liet boot zóó naar Portugal» aloudon naam, Lusitanië. Doch van langen duur was de bloei der Portugeoschc heerschappij in Indië niet. lieods in \'t begin der zestiende eeuw nam hij een einde. De schuld hiervan droegen grootendeels de eigenbaat en do weelderigheid der Portugeozen zolvon.

Dat men, daar de aarde rond was, door een onafgebroken westelijken koers te houden, in I ndië moest komen, was oen denkbeeld, reeds in de

-ocr page 194-

172

oudheid door Aristotelos 011 gedurende de Middeleeuwen door menig\'oon verkondigd. Maar tegenover hen, die dit als üekor aannamen, stond de grootere menigto van hen, die het denkbeeld verwierpen. De verdienste van metterdaad te hebben volbracht hetgeen eeuwen lang slechts een gedachte was geweest, een korteren weg over zee naar Indië te hebben gebaand, komt toe aan chuistophöuus columuus, in \'t Italiaansch coT.oMiio, door de Spanjaarden coi;ongeheeten. Hij werd, lioogst waarschijnlijk in 1456, te Genua geboren. 1 let [dan koesterende om een korteren weg over /ee naar Indië te openen en aan zijn ondervinding als zeeman een uitgebreide studio der zeevaartkunde parende , deed hij het l\'ortugeescho hof den voorslag, hom de middelen te verschaffen om zijn plan te verwezenlijken. Maar dit hof versmaadde zijn diensten. Na in Spanje, waaltoon Ferdinand en isabella (zie biz. 153) regeerden, ook eerst vruchteloos hetzelfde aanzoek te hebben gedaan, vond hij er eindelijk gehoor.

Nadat Columbus bij een behoorlijk verdrag gewichtige voordeelen, alsmedo de waardigheid van onderkoning over de te ontdekken landen, waren beloofd, ondernam hij in 1492 mot drie ranke vaartuigen zijn eersten tocht. Na een vaart van ruim twee maanden ontdekte hij het eiland Guanahani, een der Bahftma-eilanden , dat hij ter eere van Christus San Salvador noemde. Ook loerde hjj do kust van Cuba kennen , bonevens Hispaniïda, thans St. Domingo of Haïti geheeten, een dor groote Antillen. De tweede tocht, 1493 —1496, geschiedde mot zeventien schepen en had do ontdekking van vele der Garaïbische eilanden of kleine Antillen, als Dominica, die van Jamaiku en do stichting der stad Isabella op Hispaniöla ton gevolge. Ten einde de nieuwe ontdekkingen tegen de mededinging van andere volkeren te beveiligen , vaardigde do paus een bul uit en sloot Ferdinand mot Johan 11, koning van Portugal, in 1404 een verdrag, hetwelk de aardo in twee halfronden verdoolde. Als grens werd de meridiaan, 370 mijlen ten w. van de Kaap-Verdiseho eilanden, vastgesteld, liet westelijk halfrond word Spanje, het oostelijk Portugal toegewezen. Pgt;iJ do algomeene onkunde in de zeevaart- en de aardrijkskunde en bij de gebrekkige kaarten , waarover men toen had te beschikken, valt het terstond in \'toog, dat noch dit verdrag, noch de bul, die iets dergelijks behelsde , eigenlijk kon worden nagekomen.

Intussehon was do droom van do duizenden gelukzoekers, die Columbus waren gevolgd, nog steeds onvervuld gebleven; het eigenljjke goudland moest nog altijd worden gevonden. Daarom kwam Columbus op don inval, do gelegenheid om mede te varen, bij wijze van vrijwillige verbanning, voor do misdadigers, die do govangonissen vulden, open te stellen. De regeering gaf haar toestemming, weshalve een groot aantal van zulke lieden hem op den derden tocht, 1408—1500, vergezelde. Hun werden in de nieuwe wereld stukken grond, als leenen, beloofd met do bevoegdheid, de inboorlingen als lijfeigenen te gebruiken. Men noemde dit later in Spanje het stelsel dor reparlimienlo\'s (verdoolingen), üolijk Columbus dit stolsel in Amerika invoerde, zoo was bij het ook, die do Spanjaarden er aangewende, honden te hebben, afgericht om op menschen

-ocr page 195-

173

jacht te maken, een barbaarsch gebruik, dat eerst in 1541 werd verboden.

Op dien derden toobt, waarop het eiland Trinidad (het zuidelijkste der kleine Antillen) en hot vasteland van Amerika werden gevonden, dwongen ziekte en uitputting Columbus voorloopig naar iïispaniöla terug to keeren. Intussehen was koning Ferdinand als bestormd met brieven uit Amerika van Columbus\' benijders en vijanden, gelijk mede van dozulkeu, die hadden gehoopt in do nieuwe wereld schieljjk en zonder veel moeite rijkdommen te zullen vergaderen, vooral van Eoldan en zijn gezellen, die den groeten man van do ergste onderdrukking beschuldigden. Allen grond misten de beschuldigingen niet. Columbus had, terwijl hij steeds op vermeerdering van eigen goed bedacht was, zijn tochtgenooten geen billijk aandeel aan \'t geen men vond gegund en verzuimd de kroon het haar toekomende te zonden. Op die klachten zond Ferdinand een scheidsrechter, Bovadilla, met do uitgestrektste volmacht af; maar hij was dit vertrouwen onwaardig en misbruikte het, om Columbus te vernederen. De koning herstelde hem wel in zijn oer, doch niet in zijn waardigheid van onderkoning. Nadat Columbus gedurende oen vierden tocht, 1502 — 1504, bij de landengte van Panftma vruchteloos een doorvaart naar de Indische Zee had gezocht, keerde hij naar Spanje terug, waar hij in 1506 overleed, meenende dat hij Indië had bereikt, maar ver van te vermoeden, dat hij de ontdekker was van een nieuw werelddeel. Het mocht zijn nakomelingen niet gebeuren , den naam des groeten mans in de benaming van het door hem ontdekte werelddeel vereeuwigd te zien. Dit heette eerst geruimen tijd de nieuwe wereld. Later kwam de naam Amerika algemeen in gebruik, ontleend aan den Florentijn Amerigo Vespucci, een tijdgenoot van Columbus, die verscheiden reizen naar dit werelddeel had gedaan en er \'t eerst een beschrijving van gaf.

§ 77.

De eerste reis rondmn de wereld door F. Magelhan, oan 1519 tot 1521.—

Vestiging der Spaansche heerschappij in Amerika. ■— F. Cortez vc.r-orert Mexiko, oan 1519 tot 1521. — Veroveriny ran Peru, nan 1521 tot 1535. — \'roestand der provinciën oan Spaanseh Amerika. — Voordeelen en geoolgen der ontdekkingen.

Het werk, dat Columbus niet had mogen voltooien, werd door anderen voortgezet. Balhöa, op oen gezegde van een dor Amerikaansche kaziken (inheemsche vorsten) afgaande, zag in 1513, na een reis van vijfentwintig dagen over de landengte van l\'anftma, de Zuiderzee voor zijn verbaasde blikken liggen. Daarop stovende feu din and magelhan, een Portugees, die zijn diensten aan het Spaansche hof had aangeboden, 1519—1521, langs de Oostkust van Zuid-Amerika en bereikte ten laatste tie straat, die zijn naam draagt en die hij in twintig dagen doorzeilde. Vervolgens zette hij

-ocr page 196-

174

zijn koers door den Oceaan bij zulk gunstig weder voort, dat hij op hot denkbeeld kwam, hom de Stille, Zuidzee te noemen. Na drio maanden en twintig dagen te hebben gevaren, bereikte men de, Philippijnsche eilanden (ton ii.o. van Borneo), waar Magelhan in een gevecht tegen de wilden omkwam (1521); maar zijn tochtgenooten, die om Afrika heen naar Spanje, vanwaar men was uitgegaan, terugzeilden, volbrachten de eerste reis rondom de tvereld.

Allengs bernachtigden intusschen de Spanjaarden het grootste en schoonste deel van Amerika. Ten einde liet gebied der Spaansehe kroon te ver-grooten, ging fekdinand ooutbz in do richting, door Columbus aangeduid, voort. In 1519 landde hij met een kleine bende van eenige honderdon in een der landstreken, beboerende tot het rijk der Azteken of het Mexikaansche rijk, dat door Mo n t ezüm a werd boheerscht. In weerwil der tallooze geschonken van den vorst en van zijn vele malen herhaald bevel om terug te keeren, trok Cortez, door Indische stammen, inzonderheid door de Tlasoalanon , bijgestaan, het land door, veroverde de hoofdstad Mexico en nam den koning als gijzelaar bj zich. Doch weldra werd Montezuma bij een oploop door zijn eigen onderdanen, die wegens zijn vrijwillige onderwerping of zijn voorgewend bondgenootschap met de vreemdelingen op hem verbitterd waren, zoo zwaar gewond, dat hij kort daarna stierf, waarop Cortez met de zijnen wederom werd verdreven. In 1521 veroverde Cortez voor de tweede maal de hoofdstad, waarop de overige gewesten des rijks zich weldra onderwierpen. In 1528 keerde hij naar Spanje terug en werd door zijn vorst. Karei V, met schitterende waardigheden en uitgestrekte landstreken in Mexiko beloond. Maar gelijk vroeger aan Columbus, werd hem het burgerlijk bestuur over het gebied, door hem aan de kroon van Spanje toegevoegd, onthouden.

F k A n s p i z A u u o, die Balboa op zijn reizen had vergezeld , ver-eenigde zich in 1522 met twee andere Spanjaarden, d\' Almagro enden prit?.ster de Luque, om dat goudland aan de Zuiderzee op te zoeken, waarvan Balböa het eerst bericht had bekomen. Wel landde Pizarro, evenals d\' Almagro, bij herhaling in Peru; doch gebrek aan manschappen dwong hen telkens tot terugkeer. Later, in 1531, nam Pizarro, thans door Karei V tot landvoogd van het te veroveren land benoemd, op nieuw die taak op zich met eeu bende van nog geen 200 man, waaraan dAlmagro zich met een ongeveer even talrijke schaar aansloot. Keeds diep in \'t land doorgedrongen, vernamen zij, dat er tusschen de twee stiefbroeders Huascar, vorst of Ynka van Peru, en Atahuallpa, die Quito beheersehte, verdeeldheid bestond, üeze geschillen maakten de landontdekkers zich te nutte. Nadat de poging, op last van Pizarro door een monnik, Valverde, aangewend om Atahuallpa te overreden, volgens den wil des pausen cijnsbaar te worden aan den koning van Spanje, was mislukt, namen de Spanjaarden Atahuallpa, die juist zijn broeder in zijn macht had bekomen, gevangen en persten don Peruanen vele schatten af. Vervolgens lieten zij den ongelukkigen Ynca, eenigen

-ocr page 197-

175

tijd iiadal hij zijn stiefbroeder had latou clooden, op een sohande-hjke wijze ombrengen. Alsnu was het een lichte taak, de hoofdstad Cuzeo en hel gansehe rijk te onderwerpen on aan de kroon van Spanje te hechten. Licht was die taak, omdat, zoowel hier als in Mexiko, de ruiterij, waarmede de Spanjaarden de inboorlingen bestreden , de schepen, welke hun als beweegbare vestingen schenen, het kraken van \'t geschut en het ijzer, waarmede zij waren overdekt, hen met zulk een bijgeloo-vige vrees vervulden, dat zij de Europeanen voor goden hielden. Hierbij kwam de doodelijke schrik, die hen beving op \'t gezicht der honden, welke de Spanjaarden op hen aanhitsten. Weldra ontstond er twist tusschen de ontdekkers zelven. Pizarro liet d\' Almagro uit den weg ruimen, maar verloor zelf in 1541 hot loven ton gevolge van een samenzwering dor aanhangers van zijn mededinger. Middelerwijl breidden zich de ontdekkingen in Zuid-Amerika steeds verder uit. Ook Quito en Chili werden veroverd.

Het waren geen barbaren, die de bevolking dor nieuw ontdekte landen uitmaakten. De Mexikanen stonden op een eigenaardig standpunt van boschaving. Hun land telde vele steden en was dicht bevolkt. Zeer bloeiden er de landbouw, de handel en eenige takken van nijverheid. Het schrift der Mexikanen bestond uit afbeeldingen van zichtbare voorworpen. Vooral muntten zij uit in het bearbeiden van metalen en van verschillende soorten van steen. Hoe ver zij het in de bouwkunst hadden gebracht, toonden de prachtige tempels, paleizen en pyramiden, die de Spanjaarden bij hen aantroffen. Ook de Peruanen verkeerden niet langer in den staat der kindsheid, liet is onzeker, of zij het schrift kenden; maar in alles, wat den akkerbouw, de bouwkunst en de nijverheid betreft, behoefden zij voor de Mexikanen niet onder te doen.

Al deze landen nu en andere, door Spanje in Amerika veroverd , werden provinciën van het moederland en kregen onderkoningen, als plaatsvervangers des konings, tot bestuurders. De onderkoningen ontvingen hun bevelen van den raad van Indië, die alleen van den koning afhankelijk was en te Madrid zijn zetel had. Voor zaken van koophandel was een (/erecAteAojfya/i koophandel, te Sevilla (in \'t z., aan de Guadalquiv ir) gevestigd, aan dien raad ondergeschikt. Aanstonds na de verovering dwong men de inboorlingen, don katholieken godsdienst aan te nemen. Dooi\' \'t slichten van steden, kloosters , bisdommen en zelfs van hoogescholon poogde men het land op Spaansche wijze te beschaven. Het grootste voordeel, dat Europa uit de nieuwe koloniën trok, bestond eerst in edele metalen, later ook in de opbrengst der plantaadjes. Vreeseljjk was do mishandeling dor inboorlingen , de Indianen, aan welke men den zwaarston arbeid in de bergwerken opleide. Deze mishandeling werd een duurzame kwelling en nam steeds toe, sedert Ferdinand het stelsel der repartimiento\'s (zie blz. 172) vrij algemeen invoerde, liet nieuw verworven gebied werd in een zeker aantal distrikten verdeeld, en elk Spanjaard kreeg er een. Vele aanzienlijke Spanjaarden behoefden niet eens de zee over te steken. Zij lieten

-ocr page 198-

m

hun bezittingen door plaatsvervangers besturen , die, omdat zij ook zeiven fortuin wilden maken, do inboorlingen nog onmenschelijker behandelden. Bij het toewijzen van repartiraionto\'s bedong de kroon een zeker aandeel van de opbrengst der mijnen ot\' van liet land. Het naaste gevolg der invoering van dit stelsel was een geheele ontvolking van Amerika. Vele Indianen doodden zich uit wanhoop, anderen kwamen van vermoeienis en ellende om.

Hetgeen de Spanjaarden in de eerste plaats in Amerika zochten en vonden waren edele metalen. De rijkdom vooral van zilver ging aller verwachting te boven. Beroemd waren de mijnen van l\'otösi (in \'t z. van het tegenwoordige Bolivia). Eerst later kroeg Spanje andere voortbrengselen uit de nieuwe wereld, als cochenielje, indigo, tabak, kina, enz. Onder datgene, dat de Spanjaarden het eerst uit Amerika naar Europa overvoerden, behoorden ook de aardappelen. Zij groeiden er, inzonderheid in Chili, in \'t wild. Tegen hot einde der zestiende eeuw werden zij mede in Italië gekweekt, werwaarts Spaansche of Portugeesche monniken ze overbrachten. De Spaansche haven, waarheen de Amerikaansehe schatten werden vervoerd, was Sevilla, later Cadix. Een paar malen in\'t jaar voelde vloot, met kostbaarheden beladen, deze haven binnen. Voorzeker waren de inkomsten, die de kroon van Spanje uit deze bron trok, niet gering. Intusschen zijn de sommen, waarop ze neerkwamen, veelal zeer vergroot. Ten tijde van Karei V waren de Nederlandsebe gewesten voor de regeering van Spanje veel winstgevender dan de Amerikaansehe bezittingen. Eerst onder Philips II bracht Amerika veel meer op dan gedurende liet leven zijns vaders.

Tegen do mishandeling der Indianen verhief zoowel de geestelijkheid in \'t algemeen, als inzonderheid één hunner. Las Casas, die in 1502 in Amerika aankwam en in 1566 is overleden, met nadruk zijn stem. Toen men daarom voorsloeg, de Indianen door negers uit Afrika te laten vervangen, hechtte Las Casas, slechts op zijn hoofdoogmerk bedacht, hieraan zijn zegel. Niet dat de negers sterker waren dan de Indianen; doch zij voegden zich betrekkelijk gemakkelijker in hun lot dan de Indianen, die zich door de slavernij zoo gedrukt gevoelden, dat zij niet langer geschikt waren tot arbeid. Op deze wijze ontstond alzoo de onmenschelijke, nu zelfs nog niet geheel onderdrukte slavenhandel, die door de Spaansche regeering volgens oen paclitcontract, assieniu geheeten , met de Fortugeezen, de Engelschen en do inboorlingen van de kust van Guinea werd gedreven.

De bevolking van Spaanseh-Ainerika bestond sedert de zestiende eeuw uit velerlei bostanddeelen, die steeds van elkander gescheiden bleven. Het was, alsof zij in kasten was gesplitst. Slechts de geboren Europeanen , chapetonen geheeten , mochten ambten bekleeden. Hen , die uit Europeesche ouders gesproton, maar in Amerika geboren zijn, noemt men Kreolen. Mulatten zijn zij, die gesproton zijn uit een verbintenis van een Kuro-peaan met iemand van het negerras. Meslizen (gemengden) heeten zij,

-ocr page 199-

177

die hun geboorte zijn verschuldigd aan de vereeniging van een Kuropoaan met een Indiaan sohe.

Gewichtig waren de gevolgen der vele ontdekkingen. Do kennis der natuur en van den aardbol maakte verbazende vorderingen en nam een geheel nieuwen vorm aan. De handel, die zich tot de moest afgelegen doelen dor aarde uitbreidde, kroeg een andere gedaante en word langs andere wegen gedreven. Voor den landhandel kwam do zeehandel in de plaats. Van dien zeehandel waren niet de landen , aan do Middollandsche Zee gelogen, gelijk weleer, maar dio van Westelijk Europa, aan den Atlantischen Oceaan, de hoofdzetel. Deze handel gaf aanleiding tot do opkomst der zeemogendheden, Engeland en de Nederlanden. Van nu aan oefenden de volkplantingen eerst der Portugeozon en dor Spanjaarden , later ook van andere Europeosche volkeren, var.\' de Engolschen en van do Nederlanders vooral, een belangrijken invloed op Europa. In die vreemde landen werden do in Europa heersehonde godsdionsten verbreid. Zoowol Europa in \'t algemeen, als sommige Europeosche staten in \'t bijzonder trokken allerlei voordeelen uit die volkplantingen. Veel is ons werolddeol aan die streken verplicht ter zako van de vermeerdering der verscheidenheid zijner genietingen en wegens de uitbreiding en de vermenigvuldiging zjjner takken van nijverheid. Behalve die algomeone voordeeion hebben do staten, dio-hot moederland zijn of geweest zijn van de volkplantingen, haar allerlei rechtstrooksche inkomsten of halen te danken.

Van don anderen kant bobben de volkplantingen niet altijd ruime stof gehad om op do bejegening van hot moederland te roemen. Zij bobben dikwijls don druk ervaren dor ontdekkers en beheerschers. Menige bepaling, vastgesteld ton behoeve van den handel van het moederland , was nadoelig voor do volkplanting. Wat intusschen do koloniën over \'t geheel aan ilie inmenging van vreemdelingen verschuldigd zijn is het binnendringen van betere gebruiken, zeden en gewoonten, hot verspreiden van kiemen, die tot do vorming van groote mannen hebben bijgedragen , welke ten nutte dier landstreken hebben gewerkt.

9

§ 78.

Oorlogen in T/alil! om Napels en om Milaan , van 1494 lot 1515. — Duitxchland onder Maximiliaan /, keizer uil hel Haluthurgache huis, van 1493—1519. — Karei V, van 1506 lot 1550.

Tegen hot einde dor vijftiende eeuw word Italië hot dool dor veroveringen , het mikpunt, waarop Europa\'s staatkunde voornamelijk was gericht. De machtigste vorsten van dit land, onderling door ijverzucht verdeeld, verschaften zelvon aan vreemde veroveraars meer dan één gewonschto gelegenheid, ten einde zich do hangonde goscbillen to nutte te maken. Zóó trok in 1494 do zoon en opvolger van Lodewijk XI in Frankrijk

Wijnne, Huudboek der AUj. Geschiedenis, Ode druk. 12

-ocr page 200-

178

rah k l vin (zie biz. 148), als erfgenaam dor aanspraken van hot huis Anjou op Napels (zio biz. 134), met een leger naar Italië, om die to doen gelden. Zonder slag of stoot viel het rijk in handen dor Franschon; maar even spoedig verkeerde de kans. Togen Karei werd een verbond van onderscheiden vorsten gesloten, dat de Franschen noodzaakte Italië te ontruimen. Nog grooter onrust veroorzaakte Kareis neef en opvolger, I.oi)ewijk xii, in Italië. Kerst wondde hij zich, als kleinzoon van Valen-tTna Visconti, een dochter van Johan Galeazzo (zie blz. 155), togen Milaan, vervolgens tegen Napels. Hot eerste veroverde hij in 1499 op Lode wijk Moro, d. i. den zwarte, den tweeden zoon van Frans Sforza (zie blz. 155). Tot het verkrijgen van Napels (zie blz. 150) sloot lijj een verbond met Ferdinand den katholieke (zie blz. 153); doch toen de verovering was voltooid, ontstond er geschil over de deeling, zoodat Lodewijk, nadat zjjn troepen tegen Ferdinands beroemden veldheer Gonsale de Cordova ongelukkig hadden geoorloogd, in 1505 afstand van Napels moest doen.

Paus was destijs Alexander VI (Borgia), iemand, die op niets anders bedacht was dan op zinnelijk genot en op liet verschatten van waardigheden aan zijn zonen. In zijn hoofddoel om de goederen der kerk aan zijn familie te brengen slaagde hij niet. Slechts kort bezat zijn zoon Cesar FerrHra en Bologna. Even berucht als zjjn vader was die zoon, alsmede zijn zuster Lucretia, zoowel door een losbandig leven, als doordien zij in allerlei misdaden, bovenal in het giftmengen en moorden, uitgeleerd waren. Hevig ijverde tegen het bederf der zeden in kerk en staat de Dominikaner-monnik Savonaröla (zie blz. 155), die eerst eenigen invloed op het volk te Florence verwierf, maar door toedoen van Alexander VI als ketter op den brandstapel omkwam.

Alexanders opvolger, Julius II, herstelde den Kerkdijken Staat in zijn voormalig gebied en sloot hierop in 1511 met Venetië, Ferdinand don katholieke en Hendrik VIII, koning van Engeland, een verbond, de heilige Uguc, om Lodewijk XII uit Milaan te verdringen. Dit doel werd bereikt, en Milaan kwam, als hertogdom, aan Maximiliaan Sforza, den oudsten zoon van Lodewijk Moro. Doch wat Lodewijk had verloren, herwon zijn neef en opvolger, pbans i (1515—1547). Hij, het toonbeeld van een ridder van die dagen, sloot een verbond met Venetië, terwijl keizer Maximiliaan I, Ferdinand de katholieke en de Zwitsers Maximiliaan Sforza ter zijde stonden. Na een tweedaagschen veldslag bij Marignano (ten z.o. van Milaan) in 1515, waarin Frans, bijgestaan door de Venetianen , de Zwitsers, tot dusver nimmer overwonnen, versloegen zich door den echten ridder Bayard, dien zijn landgenooten den ridder zonder vrees en zonder blaam (Ie chevalier sans peur et sans reproche) noemden, tot ridder liet slaan, stond Sforza hem zijn hertogdom tegen oen jaarwedde af. In 1516 kwam de vrede tusschen al de oorlogvoerende partijen tot stand. In \'t zelfde jaar sloot Frans met paus Leo X (zie blz. 180) een concordaat, waarbij den paus zekere inkomsten uit

-ocr page 201-

17!»

Frankrijk werden toegelegd, maar dat den koning het recht toekende de hisschoppen der Fransche kerk te benoemen.

Maximiliaan i (1493—1519), een zoon en opvolger van FrederikIII in Duitschland, die ijverig doel nam aan de buitenlandsche aangelegenheden , rustte evenmin mot betrekking tot het binnenlandsch beheer. Kon groote weldaad bewees hij in 1495 aan Duitschland door het vaststellen van een eeuwigen binnenlandschen vrede en door het oprichten van een keizerlijk l-amenjerecM, dat, behalve uit adellijken, ook uit rechtsgeleerden bestond en alle voeten had na te gaan. Na de oprichting van het kamergerecht gingen de veemgerechten (zieblz. 136), welker vonnissen, als doorn iet-rechtsgeleerden geveld, nu weldra in minachting geraakten, allengs te niet. Verder verdeelde Maximiliaam Duitschland in tien kreitsen. Krachtig bevorderde hij de verheffing van zijn geslacht door het huwelijk van zijn zoon, philips i (in Oastilië, 11 in Holland en Zeeland, zie blz. 161) of den sciioonk, met jouanna, een dochter van Ferdinand en Isabella van Spanje.

Ofschoon Philips do schoone do vruchten van zijn huwelijk niot zelf plukte , werd toch de toegenomen macht van hot Habsburgseh-Oostenrijksch-Hpaansche huis spoedig blijkbaar onder zijn zoon. Dit was ka hel v, zooals hij steeds wordt genoemd, die in Spanje, Utrecht, Friesland en Overijsel de eerste, in Limburg, Brabant, Namen, Henegouwen, Holland , Zeeland, Groningen en Drente de tweede, iti Gelderland, Luxemburg en Vlaanderen de dorde, in Duitschland de vijfde vorst van dien naam is. In 1500 to Gent geboren, werd hij in 1506, door den dood zijns vaders, hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen, alsmede onder verschillende titels souverein der overige Zuidelijke Nederlanden , toon zoovele zelfstandige staten. Tegelijk volgde iiij hem op als graaf van Holland en Zeeland en werd na hot overlijden zijns grootvaders, Ferdinand den katholieke, in 1516, koning van Spanje.

Van \'t oogenblik af dat hij den troon besteeg, was Karei er op bedacht, de vorstelijke macht in Spanje op vasten grondslag te vestigen. De gewoonte dor groote edelen of (/runden om eigen huurlingen in dienst te hebben verviel vanzelf, nu er in het land zelf geen oorlogen meer waren te vooren. De koning zorgde er verder voor, hen nocit voor den buitenland-schon krijg, noch in dienst van den staat te bezigen. Sedert 1538 riep hij nooit weder een algomeone vergadering der stenden van het gansche rijk hijeon en sloot den hoogen adel van do cortez der bijzondere staten uit. Den eens zoo grooten invloed der cortez van Castilië, thans slechts uit afgevaardigden van achttien steden bestaande, verbrak inj door te bepalen , dat de steden aan haar afgevaardigden geen beperkte volmachten mochten medegeven on dat de beraadslaging ovor de toestemming of de weigering der geldon, door de kroon aangevraagd, in de cortez moest voorafgaan aan het indienen van bezwaren tegen de regeering.

Karei V, eerst in 1517 in Spanje aangekomen, verliet het weder in 1520 op do tijding van den dood zijns grootvaders Maximiliaan en van zijn daarop gevolgde verkiezing als keizer van Duitschland. In weerwil

12*

-ocr page 202-

180

toch van do pogingen, dio Frans I (zie biz. 178) aanwendde, en van de grooto geldsommen, waarmede hij do keurvorsten voor /ieh zocht te winnen, boden zij Karei de Duitsehe kroon aan, nadat een van hen, Frederik de wijze van Saksen, haar had geweigerd. De ruime sommen, door Karei van zijn kant ter beschikking van de keurvorsten gesteld, en vooral de overweging, dat hij van Duitsehe afkomst en een spruit uit hot llabsburgsche huis was, deden de schaal tot zijn voordeel overslaan. Nadat karel v (1519—1556) een verkiezingu-capitulatie had bezworen, die den keizer schier van alle macht tegenover de vorsten van \'t rijk beroofde, werd hij in 1520 to Aken (in liijn-l\'ruisen, ten z.w. van Keulen) gekroond. De wrok, dien Frans over Kareis verkiezing voedde, gevoegd bij zijn aanspraken op Napels (zie blz. 156), en aan den anderen kant het beweren van Karei, dat hij rechten had op het bezit van Bourgondiö (zie blz. 147 vgl.) en van Milaan leverdon stof genoeg tot een vijandschap, die zich door vier achtereenvolgende oorlogen lucht gaf.

§ 79.

De oorlogen van Karei V tegen Frans / , van 1521 tot 1544. — Kareis

tochten tegen de Afrilcnunsche zeeroouers. — Soleiman II, snit an der Ottomanische Turken, van 1520 tot 156G.

Do vier bedoelde oorlogen kunnen, in een zekeren zin, als een vervolg van de vroegere om het bezit van Italië worden aangemerkt. Nog steeds hechtte zich aan hot donkbeeld van de heerschappij over dit land het begrip van een zeker overwicht in Europa. Op den eersten blik moest het schijnen, dat Frans op verre na niet bestand was tegen Karol, wien vier natiën, Spanjaarden, Italianen, Duitschers en Nederlanders, hun heer noemden. Doch hier stond tegenover, dat de koning van Frankrijk beter in staat was over al de krachten van zijn rjjk tc beschikken en dat Kareis staten zoor uiteen lagen. Niet lang duurde het, of de eerste oorlog (1521—1526) barstte los, waarin Karei koning Hendrik VIII, Venetië en paus Leo X, den tweeden zoon van Lanrens de Medici, gelijk weldra zijn opvolger Adriaan VI, tot bondgenooten had. lieeds spoedig verloor Frans Milaan en werd in zijn plannen ter herovering van deze stad gestuit door den afval van den connétahle (opperbevelhebber) Karei van Bourbon. Hein, don eersten prins van den bloede en bezitter van grooto leengoederen, had de koning, waarschijnljjk uit wantrouwen, niet zulk een gewichtig deel aan de krijgsondernemingen gegund , als waarop zijn geboorte, zijn hoogo rang en zijn bekwaamheden hem recht schenen te geven. Bovendien maakte Louise, \'s konings moeder, hem waarschijnlijk op die wijze tot een tweede huwelijk met haarzelf zoekende te brengen, na den dood zijner echtgenoot aanspraak op een deel der nalatenschap van die overleden gemalin , terwijl do koning een ander gedeelte dezer nalatenschap aan de kroon wilde trekken. Dit alles

-ocr page 203-

181

vorbittordo don coiinótablo on bowoog Uoiti , oon verbond to sluiton mot do vijanden van zijn vaderland , Karei en liendrik. Mot Kareis boroomden veldheer Peseiira rukte hij in 1525 aan tot ontzet van l\'avTa,- hetwelk Frans, na eerst Milaan te hebben heroverd, had ingesloten, en behaalde in don slag bij die stad een volkomen /ego, waaraan hot gevangen nomen van den koning van Frankrijk do kroon opzette. Bij den vrede van Madrid in 1526 liet Frans, wien zijn gevangoiischa|) te Madrid zeer verdroot, Bourgondië varen, zag van Milaan af, deed afstand van do souvoreinitoit over Kroon-Vlaandoron en Artois, beloofde den hertog van Bourbon in zijn goederen te zullen herstellen en herkroeg hierdoor zijn vrijheid. Maar in zijn plaats moesten zijn beide oudste zonen als gijzelaars naar Spanje gaan.

Frans evenwel dacht er in de verte niet aan, zich aan de gestolde voorwaarden tc houden. Weigerende don gesloten vrode te bekrachtigen en den hertog van Bourbon iets terug te geven, sloot hij nog in 152(i hel heiiiye verhond mot paus Clemens VII, een neef van Leo X en gelijk hij uit hot huis der Medici gesproten, en met Venetië, waarbij do koning van Engeland zich weldra aansloot. De tweede oorlog (1527—152\'J) ving op nieuw bij Milaan aan, dat Bourbon innam. Intusschon begon het leger van Karol van Bourbon, dat voor een deel uit Duitschors, die de leer van Lutiioi\' beleden, bestond en sedert maanden geen soldij had gekregen, zeer onhandelbaar te worden. Om de roofzuchtige soldaten tevreden te stellen, nam Bourbon genoegen in een krijgstocht naar Rome, naar welks schatten do Duitschors sinds lang gretig uitzagen. Een van de eersten onder Rome\'s vijanden, die bij don aanval snouveldon, was Bourbon, op liet punt staande oen stormladder te beklimmen. Doeh do stad , van geen genoegzame bezetting voorzien en door do bevolking slechts Hauw verdedigd, word in een oogenblik ingenomen. Vreeselijk was haar lot. Het verwilderde krijgsvolk spaarde niets, geen kloosters of kerken , zelfs niet de St. Pieterskerk. Duizenden worden vermoord of zwaar mishandeld. Do paus, een tijdlang in don Engelenburg ingesloten, kwam er ten laatste toe, een nadoelig verdrag aan te gaan, volgons hetwelk hij vooreerst als gevangene bij het leger bleef, totdat hij togen \'t eind van 1527 wist te ontkomen. In 1529 bewerkten Margarëta van Sa v oy c,\'s keizers tante, en Louise, dat er te Kamer jk een vrede (de damesvrodo) werd gesloten, waarbij Frans voor een zware geldsom zijn zonen en Bourgondië terugkreeg. Ton bewijze van de goede verstandhouding, die kort daarop tus-schen Karol en den paus ontstond, dient, dat de paus, Clemens VII, hem in 1530 te Bologna (in \'t n.o. van don Kerkoljjkon Staat) als iioninij van Ilalië en als keizer kroonde. uy was do laatste koning van Duitsch-land, wien deze eer te beurt viol.

In \'t zelfde jaar sehonk Karol V aan de ridders van St. Jan, door soi.eimiffin ii, sultan dor Ottomanische Turken (1520—1560), uit lihodus verjaagd. Malta, dat destijds aan Napels behoorde, weshalve zij ook Malleserridders heeten. Na do verovering van Khodus versloeg Soleiman in 1526 i,o de wijk ii, koning van Bohemon en van Hongarije en echtgenoot

-ocr page 204-

182

van Maria, een /ustor van Karol V, bij Mohaez (ten ■/,. van Ofen, aan don Donau), in welken slag Lodewijk omkwam. Nu nam de sultan Ofon in en belegerde in 1529 mot oen ontzaglijk logor Woenen, dat sleeht versterkt was. Maar tot geluk voor Europa dwong do heldhaftigo bezetting , bijgestaan door de wakkere burgerij der stad, deze vijanden der Christenheid tot den terugtocht. Do kronen van Bohemon en Hongarije verwierf\', hoewel in \'t laatste rijk niet zonder langdurige tegenkanting, do broeder dos keizers en aartshertog van Oostenrijk, Ferdinand, die met Anna, een zuster van Lodewijk II, getrouwd was. Van dezen tijd at\' word liet als onzeker aangemerkt, of do kroon van Hongarije erfelijk was, dan wel, of de stenden do bevoegdheid hadden, telkens, hij don dood van een koning, een nieuwe keuze te doen. Daarentegen nam men vrij algemeen aan, dat do koninklijke waardigheid in Bohemen sinds 1526 erfelijk was in het Habsburgsehe huis.

Na de korte vorpoozing, die Frans hom na den tweeden oorlog gunde, wachtten Karei V andere werkzaamheden. Begeerig om aan dozeeroove-rijen der Mooren in Noord-Afrika paal en perk te stellen, stevende hij tweemaal derwaarts. In 1535 moest de beheerscher van Tunis de oppermacht van Spanje erkennen, en ten minste 10,000 Christenslaven worden in vrijheid gesteld. De tweede tocht, togen Algiers gericht, geschiedde in 1541, maar liep vruchteloos af. De derde oorlog (1536- 1538) leverde geen ander merkwaardig feit op dan do verovering van Savoye door Frans op \'s keizers zwager Karei III. he vierde eindigde in 1541 met den vrede van Crept/ (ton n.o. van Soissons), waarbij werd bepaald , dat Frans van Napels, Karei van Bourgondië zoude afzien en Savoye in handen der Franschen bleef. Hot hertogdom Milaan gaf Karei aan zijn eigen zoon Philips in leen.

§ 80.

Het beyin der l-erkhcri ormimj in Itinlschlonil en in Zn\'Userhoid in 1517.— Maarten f/uther, Philips Melanchthon en IJlrich Zwini/li.

Al in de vijftiende eeuw werd de behoefte aan oen verbetering der kerk in hoofd en loden (zie blz. 139) levendig gevoeld en vurig begeerd. Gedurende den loop der tijden toch waren velerlei misbruiken de Chris-lijkc kerk binnengeslopen. Vele pausen jaagden tijdolijko oogmerken na en bekommerden zich weinig om do geestelijke behoeften der Christenen. Zjjzelven, de bisschoppen en de overige geestelijken leidden een leven , dat in menig opzicht mot hun roeping in lijnrechte tegenspraak was. Do kennis, die de meesten hunner van \'t Evangelie hadden, was zeer gering. Do plichten, welke de dienaren der kerk hadden to vervullen, werden veelal verwaarloosd, daar zij die vervulling aan slecht bezoldigde plaatsvervangers opdroegen. Hot ontbrak dan ook niet aan mannen, die tegen do heerschende gebreken optraden en ze des te vrijmoediger bestreden.

HW\'

-ocr page 205-

183

hoe meer hun geest door de herleving ot\' do op nieuw ontwaakte studie der oudheid aan onderzoek on nadenken gewoon was geworden. In dezen zin werkten de Nederlanders Wessel Gansfort, gestorven in 1489, Kudolf A gr i col a (Huisman), Desiderius Erasmus (Gerrit Ger-ritz), alsmede von Hiitten, Reuchlin en andere Duitschors, /ij allen baanden voor do hervorming don weg. In tegenspraak hiermede bleek het, dat men van den kant der kerk niets liever deed dan werkeloos bij het oude volharden. Zóó kwam het ton laatste, in plaats van tot een hervorming, tot een scheuring in de kerk.

Do naaste aanleiding hiertoe was deze. In 1517 besloot paus Leo X (zie blz. 180), die altijd en inzonderheid thans geld noodig had, zoowel ter horstelling en ter verfraaiing der St. Pieterskerk, als om zijn zuster geschenken te kunnen geven, zich dit door verkoop van aflaten bij de Duitschers te verschaffen. Deze aflaten, aanvankelijk slechts een afkoop der boetedoeningen, door de kerk voorgeschreven, waren geheel ontaard, zoodat men, bjj do onwetendheid dier tijden, tot de dwaling verviel, dat ieder voor gold vergiffenis dor zondenschuld zelve kon koopen, een verwarring van begrippen, die voor godsdienstzin en zedelijkheid de schro-melijkste gevolgen had. De pausen grondden de kracht dezer aflaten op de goode werken , welke de heiligen , boven en behalve die , waartoe zij verplicht waren , hadden verricht en waarover de paus, als opperhoofd der kerk , de vrije beschikking had. In Saksen kwam de Doininikaner Tetzel en dreef er den handel in aHaten op zeer groote schaal. Velen berispten deze handelwijze; maar maarten luthek verzette zich er tegen.

Hij beweerde, dat de aflaten, tegen de bedoeling van den paus, zóó werden voorgesteld en aangeprezen. Nog was het doel; hervorming en geen afscheiding. Luther, in 1483 te Eisloben (in Pruisisch Saksen) uit niet zeer welgestelde, ofschoon geenszins behoeftige, ouders gesproten, begaf zich later naar do hoogeschool te Erfurt (ten z.w. van Eisleben), om er, gehoor gevende aan \'t verlangen zijns vaders, de rechtsgeleerdheid te beoefenen. Doch het lezen van een Latijnschen bijbel, dien hij op de bibliotheek dier hoogeschool vond, gevoegd bij een zware ziekte , waardoor hij werd aangetast, en bij den plotselingen dood eens vrionds, bracht een geheele omkeering in hom te weeg. Ten einde rust te zoeken voor den angst, die zijn ziel voortdurend kwelde, ging hij in een Augustijner klooster, waar hij zo echter niet vond. Vandaar werd hij als hooglceraar in de godgeleerdheid naar Wittenberg (aan do Elbe) beroepen. In 1510 vertoefde hij, voor aangelegenheden zijner orde, eenigen tijd te Homo en leerde er de geestelijkheid niet van de gunstigste zijde kennen.

Naar akademisch gebruik sloeg hij nu, bij de komst van Totzei, den 31sten October 1517, vijfennegentig stellingen over de kracht en de betee-kenis van den aflaat aan de hoofdkerk te Wittenberg aan, in een van welke hij zich tegen do aflaten op don paus beriep. Ras werden zij door den druk verbreid, en Luther werd voor don paus gedaagd. Maar toon Frederik de wijze (zie blz. 180), dien de paus meende te moeten ontzien, omdat

-ocr page 206-

184

liij wonschto, dat do/o keurvorst Karei V bij do verkiezing tot keizer zijn stom zou onthouden, voor Luther in de bres sprong, droog Leo achtor-convolgons aan verschillende mannen do taak op, den monnik tot zwijgen to brengen. Deze mannen, de kardin.aal Cajotonus en do kamerheer dos pausen von Miltitz, redetvvisttou lang mot Luther. Tevergeefs vorderde hij, dat men hem zijn dwalingen mocht aanwijzen, en beriep zich steeds op tie Heilige Schrift. Dankbaar voor de gunstige aanbiedingen, die velo Duitscho ridders hom deden, gaf Luther in 1520 een geschrift uit: „Aan don Christen-adel der Duitscho natie over de verbetering van de geestelijkheid.quot; Welhaast volgde er een tvvoedo; „Over de Babylonische gevangenschap der kerk,quot; waarin hij bijna ill die stellingen der Hoomsch-katholieke kerk aanviel, in welke de protostantsche kerk later van haar afweek. Inmiddels werd Luther in den ban gedaan on begon men, op last dos pausen, zijn geschriften te Keulen en elders te verbranden. Daarom wierp hij don lOden December 1520, in tegenwoordigheid van vele studenten, de pauselijke banbul on het canoniek (kerkelijk) reclU voor de Elsterpoort van Wittenberg openlijk in \'t vuur, deels om weerwraak te nemen, deels om aan to duiden, dat hij zich voor immer van don paus losscheurde.

Kort daarna word te IVormn een rijksday gehouden, waar Luther, van een vrijgeleide voorzien, verscheen. Don I8den April 1521 sloot hij hier zijn verdedigingsrede aldus: „Tenzij ik met bewijzen uit do Heilige Schrift of met klaarblijkelijke en duidelijke gronden overwonnen en ovor-tuigd worde, kan en wil ik niets herroepen, daar hot niet veilig on raadzaam is, iets togen het geweten te doen. Ilier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij, amen!quot; Dewijl hij zijn afval van de Roomsche kerk aldus plechtig bekend maakte, werd de rijksban over hem en zijn aanhangers uitgesproken; doch op zijn terugreis liet zijn beschermer, Frederik de wijze, hom op den Warthurii (nabij Eisenach, ten w. van Erfurt) in veiligheid brengen, waar hij een begin maakte mot de vertaling van don Bijbel uit den grondtekst in het Hiidf/ihntach, een taal, thans door hem te voorschijn gebracht en voor \'t eerst als voortuig der gedachte gebezigd. In \'t volgende jaar koerde hij naar Wittonborg terug, waar zijn aanhangers, verleid door do prediking van den heftigen Karlstad t, zoo genoemd naar zijn geboorteplaats (in\'t n.w. van Beieren, aan do Main), maar die eigonlijk Bodonstoin heette, zich aan grooto wanorde, als \'t vernielen van beelden en altaren, overgaven. Door zich oen wook lang in zijn predikatiën tegen do/.e handelwijze te verklaren herstelde Luther do orde. Een krachtiger medehelper en vriend vond de groote hervormer in Philips Melanchthon (Schwarzerd), insgelijks hoogleeraar te Wittenberg, oen man, door zijn grondige kennis, aangename manieren en onvermoeide werkzaamheid beroemd, die oen leerboek ovor hot Christelijk geloof uitgaf.

Door het voorbeeld en door do looringen dezer mannen vond do hervorming weldra ingang in Noord-Duitschland, vanwaar zij allengs tot do naburige

-ocr page 207-

185

landen doordrong. Natuurlijk ging dit trapsgewijze. Men ving b. v. aan mot het nemon vau Augustijner-monniken als predikers of mot hot gebruiken van don kelk bij \'t avondmaal, of men verwijderde do boelden uit do kerk. Vermits de ban woldra zoo goed als vergeten was, kon Luther van nu aan, met Melanchthon vereenigd, het groote werk der kerkverbetering hervatten. Na \'t afleggen der monnikskap trad hij mot oen gewezen non, Katharina van Bora, in den echt, wolk voorboeid ook andere geestelijken volgden. Ten behoeve van \'t onderricht in den godsdienst schroef hij in do landstaal zijn beroomdon catechismus, \'t Latijn word bij het houden der godsdienstoefeningen door het Duitsch vervangen, de mis en liet vasten afgeschaft. Vooral in do njksstenden werd het Evangelie \'t eerst gepredikt. Onder de vorsten waren Frederik de wijze, Philips de grootmoedige, landgraaf van Hessen, en Albert, uit eon linie van het huis Hohenzollern (zie blz. 139), ook wel hot Brandenburgscho huis gehoeten, do eerste belijders dor nieuwe leer. Do laatstgenoemde, gewoonlijk Albert van Brandenburg genoemd on tot dusver grootmeester der Duitscho orde, bohioid nu sedert 1525 Pruisen als eon wereldlijk en erfelijk herloydom, aanvankelijk nog onder de leenhoogheid van i\'olon.

Hier en daar gaven verkeerde opvatting en overdrijving van do beginselen der hervorming aanleiding tot geweldige beroeringen, /oo trad te Zwickau (ten z. van Leipzig) een sekte Wederdoopers op, die spoedig meer van zich liet hooren. In nauwe betrekking tot do woelingen der Wederdoopers stond de boerenopstand, bekend onder den naam huereitoorlo;/, die in 1525 in Zwaben uitbrak en zich langs den Rijn en tot do Elbe uitbreidde. Deels kwam bij voort uit do verkeerde opvatting der boeren van \'t begrip „Christelijke vrijheid;quot; deels werd hij veroorzaakt door den harden druk, waaronder vele der landslieden gebukt gingen. Kr versoheen een geschrift, dat de lumtlf artikelen werd genoemd en hun eischen bevatte, als afschatting der lijfeigenschap, enz. Nadat door de boeren groote buitensporigheden waren gepleegd, werden zij in eenigegevechten door de vorsten bedwongen.

Bijna gelijktijdig met Luther zotte ULiticn zwinom, pastoor te Zurich, in dit kanton een hervorming door. Iljj leerde, dat men zich uitsluitend aan den Bijbel moest houden, dewijl dit boek alleen in zaken des geloofs besliste. Niet lang duurde het, of de liervorining behaalde ook in verscheiden andere Zwitsersche kantons, als in Ziirich, in Bern en in Hazel, de zege over liet Roonisch-katholiek geloof, /wingli\'s leer stemde over \'t geheel overeen met de gevoelens van Luther, uitgezonderd in do leer van \'t heilige avondmaal, waarbij deze hervormer aan de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in \'tbrood en in den wjjn vasthield. Alzoo heerschte van don beginne aan onderhen, die do hervorming aannamen , niet geheel dezelfde opvatting van het Evangelie. Hierdoor ontstonden twee verschillende kerkafdeelingen, de l/ulheranen en de (jereformeerden , d. i. de Ziriiii/li-anen en de Calvinisten (zie blz. 2ÜG), welke in die dagen niet minder hevig tegen elkander over stonden dan tegen Rome. Aanvankelijk werd

-ocr page 208-

186

dit ondersohoid uveiiwcl niet in acht gononion. Immers, in de eerste helft der zestiende eeuw was de naam Lutheranen eon scheldnaam cn noemden allen , die zicli van do katholieke kork afscheidden , zich eerst Evangelischen , later ook gereformeerden. Niet vóór omstreeks 1580 namen de aanhangers van l/uthoi\' don naam Lutheranen aan, weshalve deze benaming van dien tijd af tegenover die van gereformeerden stond. Inmiddels bracht het verschil van godsdienst in Zwitserland een burgeroorlog te weeg. Do katholieke kantons, Sciiwyz, Uri en andere, behaalden in 1531 bij Ka pp el (niot ver van Ziirich) een zege op de troepen van Zürich, waarbij ook Zwingli sneuvelde.

Van allo hervormers is Luther de voornaamste. Zoodra hij optrad en don stoot gaf aan hetgeen volen met hom dachten , bleek het, hoezeer hij do vertegenwoordiger was der denkbeelden van zijn tijd. De orkaan, dien hij deed opstoken, was zoo algemeen en zoo aanhoudend, omdat de hervorming de aangelegenheden van de volkoren zolven , niet die dor vorston alleen betrof. Zijn hoofddenkbeeld was, dat ieder mensch zich, zonder behulp van do kerk als middelaarster, ten behoeve zijner zaligheid in betrekking kan stellen tot Christus. Hieruit vloeiden zjjn twee hoofdstellingen voort: do rechtvaardiging door \'t goloof alleen en het algemeene priesterschap aller Christenen.

Gewichtig waren de gevolgen der hervorming. De paus verloor de helft van \'t gebied, waarover zijn geosteljjko macht zich had uitgestrekt, en ook in katholieke landen veel van zijn invloed. De sommen, voorheen naar Home gezonden, werden thans besteed ter vermeerdering van de wol-vaart der burgers van de protestantscho landen of ter vergrooting van de kracht dor regeering. Vele van de tallooze bezittingen der geestelijkheid worden geseculariseerd, d. i. tot wereldlijke goederen gemaakt. Do vrijheid van donken, niot langer door de censuur of het toezicht dor geestelijken aan banden gelegd, nam too. Do studio van vele vakken van wetenschap, vroeger belommerd, zooals van do Oostersche talen, het Grioksch, de p;o-schiedonis, maakte belangrijke vorderingen. Op het leven des volks oefende de hervorming, waar zij doordrong, oen heilzamen invloed.

§ 81.

De vordcriiKjeii dcr leerliherrormiiii/ lol den ijadsdieiis/rrcde te Aw/x-bury in 1555. De SmalLuddischc ourloi/ in 1546. -De stichtliiy van de orde der Jezuïlen.

Karei Y was afkeerig van de hervorming. Dit was zoowel godsdienstige overtuiging, als do berekening, hoe door oen scheuring in de kork de oenheid dos rijks zou worden verbroken en do keizer van zijn macht verliezen. Maar dewijl hij den steun dor Evangelische vorsten en der rjjks-steden tegen do Fransohon en do Turken behoefde, trachtte hij vooreerst door rijksdagen en samenkomsten de kerkelijke geschillen bij to leggen.

-ocr page 209-

187

De scheuring\' word echter hoo langer /.00 grootor, naar mate de nieuwe loer, door \'t verworpen van hot geestelijk oppergezag, van den ongo-huwden staat der priesters, v.ui do Roomsch-katholieke opvatting der leerstukken van avondmaal en goede werken en andere, alsmede door \'t streven naar onderrichting van\'t volk, oen veelzijdiger karakter aannam. To Spiers werd in 1529 op den rijksdag verboden, verdere nieuwigheden in den godsdienst in te voeren, totdat een algemeen eoncilie daarover zou hebben beslist. Togen dit besluit kwamen de evangelische vorsten en stenden in verzet of leverden, zooals men zeide, protest in , weshalve zij don naam protestanten verkregen, welke benaming, uit hoofde van de overeenkomst in \'t protesteeren , in weerwil van \'t verschil over andere punten, van lieverlede ook op de gereformeerden of hervormden is overgegaan en thans, volgens \'t gewoon gebruik, alle Christelijke belijdenissen omvat, met uitzondering van de Roomsch-katholieke en van do Grieksche kerk. Eindelijk moesten de godsdiensttwisten op een plechtigen rijksdag fe Amjs-l)i(ri/ (25 Juni 1530) worden bjjgelegd. De genoemde stenden gaven hier hun geloofsbelijdenis, door Molanchthon opgesteld, de Angshim/schr confessie, over, die in yelo opzichten van de katholieke kerk afweek en waardoor zij zich voor een afzonderlijk kerkgenootschap verklaarden. Zij werd door de katholieken met een wederlegging beantwoord , en tot afscheid volgde het bevel, alle nieuwigheden af te schaffen. Vermits nude vredebreuk was beslist, sloten de Luthersche stendon in 1531 te Smalhaldcn (in \'t vroegere Hessen-Kassei, ton n. van Meiningen) onderling een verdedi-i/int/socrhond. De vele zorgen , die den keizer drukten , noopten hem nogmaals tot toegevendheid. Daardoor kwam in 1532 te Neurenher;/ (in \'t n. van Beieren) een (/odsdienslrredc tot stand , houdende dat er voorloopig vrijheid van geloof en godsdienstoefening zoude bestaan.

Voor een korten tijd vereenigden zich de beide partijen, om een einde te maken aan de buitensporigheden, welke de Wederdoopers (zie blz. 185) bedreven. Deze dweepers, aangevoerd door J a n Beukelsz. uit Leiden en Jan Matt hij sen uit Haarlem, gelukte het in 1533 de overhand in do stad Munster te verkrijgen. Hun van de gewone orde der dingen afwijkende stellingen, b. v. dat elk zijn vermogen voor het heil van het algemeen moest opofferen, maakten opgang en werden stipt toegepast. Weldra koos men Jan van Leiden als konin;/. Ma ar in I 535 word , nadat Munster was ingenomen , dit kortstondige rijk vernietigd en de koning ter dood gebracht. — In weerwil van deze kortstondige verbintenis groeide de spanning al meer en meer aan. De Luthersche vorsten uitten veelvuldige klachten over de rechtspraak van het kamergerecht, /ij weigerden het concilie ran TreiUe (in Tyrol, aan de Etsch), in 1545 bijeengeroepen, to erkennen on den rijksdag te Ref/ensbirry bij te wonen.

\'/•no brak dan in 1546, Luthers sterfjaar, de Smalhddische oorlog uit. De keizer dood Johan Frederik don grootmoedige, tweeden opvolger van Frederik don wijze (zie blz. 183, 184), en l\'hilips van Hessen in den rijksban. In het leger dezer bondgonooten ontbrak het ten eenen

-ocr page 210-

188

malo aan eenheid en aan oen vast plan. Kavel, krachtig\' gesteund door Maurits, hertog van Saksen, een Lutheraan, zegevierde in 1547 in den slag bij Mühlberg (in Pruisisch Saksen, ten z.o. van Torgau) en nam den keurvorst gevangen. Hiermode liep do oorlog ten einde, want ook Philips zag zich genoodzaakt, zich op genade en ongenade uan den keizer over te geven. Zooals men beweert, had hij bedongen, niet in „eenigequot; gevangenschap te zullen geraken en hadden Kareis staatsdienaren in plaats hiervan in de oorkonde, rakende dit punt, gezet, dat de gevangenschap niet „eeuwigquot; zou zijn. Hoe dit zij, de keizer hield zich aan deze lezing en stelde don landgraaf vooreerst niet in vrijheid. Het grootste gedeelte van \'t keurvorstendom Saksen met de keurvorstelijke waardigheid kwam aan Maurits. Uit die provinciën van het keurvorstendom, welke Maurits aan de zonen van don gevangen keurvorst moest laten, ontstonden later de Saksische hertogdommen.

Maar ICarel V had zich in den dubbelhartigen Maurits vergist. Want zoodra deze vorst zijn eerzucht zag bevredigd, trad hij als tegenstander des keizers en beschermer dor protestanten op. Te dien einde sloot hij een verbond met Hendrik II, koning van Frankrijk (zie biz, 20G), en rukte in 1552 eensklaps met een leger naar Tyrol, tegen den van troepen verstoken Karei, op. Gelijktijdig veroverde Hendrik II Toul, Metz en Verdun (in. quot;t n.o. van Frankrijk). Daarom opende de keizer aanstonds onderhandelingen, die tot het verdruy van l\'assau (in \'t n.o. van Beieren, aan de samenvloeiing van Donau en Inn) in 1552, leidden, hetwelk den Lutheranen vrije godsdienstoefening en \'t ongestoord bezit hunner goederen verzekerde. Tevens bepaalde het, dat ook de belijders der Augsburgscho confessie in \'t vervolg zitting in liet kamergerecht zouden hebben. Philips van Hessen werd in vrijheid gesteld, welk geluk zijn lotgenoot Johan Frederik reeds eenige maanden vroeger was wedervaren. Nadat Maurits, de bewerker dezer gunstige voorwaarden, zelf reeds was gestorven, word het verdrag van Passau in 1555 door den i/udsdienstrredc le A uijsbitrij bevestigd. Het liet don rjjksstcnden in \'t vervolg de vrijheid, of den katholieken, óf den Luthersehen eeredienst te omhelzen, en kende de onderdanen het recht toe, hot land, welks vorst slechts één godsdienst wilde dulden, te verlaten. Zoo werd nu de regel „cuius est regio, illlus est religioquot; (wien het land behoort, hij beschikt over den godsdienst) algemeene wet. Mén artikel bevatte intusschen de vrede, waarmede de Lutheranen geenszins instemden. Dit was hel/oogoiioomdoyeeslelijk voor-hehoud (reservatum ecclesiasticum), waardoor van nu aan de geestelijken, die tot de Luthersche leer mochten overgaan, onmiddellijk hun ambt en hun inkomen zouden verliezen, oen bepaling, die in strijd was met het tot dusverre in acht genomen gebruik , volgons hetwelk met den geestelijke de kerk en haar goederen doorgaans overgingen. Aan den oorlog met Frankrijk maakte een wapenstilstand voorloopig oen einde.

Onderdo vele pogingen, door de Koomsch-katholieke kerk ter bestrijding van \'t protestantisme aangewend, waren er geene krachtiger dan die van de orde der

-ocr page 211-

189

Jezuïten of het genootschap ran Jezus, dat door den Spanjaard Ignatius van Loyöla werd gesticht on in 1540 door paus Paulus inbokrach-tigd. Loyöla had in den eersten oorlog van Frans on Karei (zie 1)1/. 180) tegen de Fransehen gestreden; las, zwaar gewond geworden, gedurende zjjn lange ongesteldheid velo levens van heiligen eii kwam langs dien weg op de gedachte, de kerk te willen dienen. Hersteld zijnde, wijdde hij zich eenige jaren aan de studie der godgeleerdheid , riclitte vervolgens zijn vereeniging op en verbond zich met zijn volgelingen tot bijzondere ondergeschiktheid aan den paus. „Spiritus Dei est hie,quot; de geest Gods is in u, riop Paulus lil op het hooren van Loyöla\'s voorslag, na eenig weifelen, uit. Van de monniksorden onderscheidde het genootschap zich hierdoor, dat het zich niet van de wereld afzonderde, doch zich aan haar aansloot, zonder er geheel in op te gaan. Zijn hoofdstreven was heerschappij te voeren over de openbare meening. Als beginsel gold onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, volstrekte verloochening van eigen oordeel en wil, blinde onderdanigheid. Aan \'t hoofd van \'t genootschap stond de yeneraat, die alleen van den paus afhankelijk was en op wien de hoofden der gewesten, de provincialen, en de in rang na hen komende rectoren volgden. De voornaamste middelen, waardoor de Jezuïten alom invloed zochten to bekomen, bestonden in zendingen onder protestanten en heidenen, het schoolonderricht,\' het ambt van biechtvader, vooral bij vorsten, en het schrijven van boeken. Door groote verdiensten omtrent vakgeleerdheid, onderwijs en de uitbreiding van \'t Christendom, bovenal in Zuid-Amerika en in Azië, erlangde deze orde, die bij den dood van haar stichter in 1556 reeds duizend leden tolde, een gewichtigen invloed, /jj gebruikte dien echter meestal om zichzelf te verheffen, en zwaar drukte op haar de blaam, dat zij ongeoorloofde doeleinden door nog ongooorloofdor middelen zocht te beroiken.

Een tweede middel, mede op raad van Loyöla togen de hervorming aangewend, was do oprichting van eon nieuwe opperste goloofsrechtbank of in((ui8itio. Bij een bul van don 21 sten Juli 1542 benoemde de paus, daar de voormalige in(|uisitio der Dominikanen (zie blz. 131 , 132) reeds lang in verval was, tot loden dezer rechtbank zes kardinalen, wien hjj de bevoegdheid toekende, overal, waar \'t hun behaagde, geestelijken mot een dergelijke macht, als zijzelven haddon, te bokleeden.

8 82.

Spanje onder de koningen uit het Hahshurgsche huis Philips 7/ en Philips Hl. De Kerkelijke Staat onder Gregorius XIII en Sixtus V. — Portugal wordt een, gewest ran Spanje. — Van 1556 tot 1621.

Geheel ontstemd door het mislukken zijner grootsche ontwerpen , teleurgesteld in zijn voornemen om in al zijn landen een onbeperkt vorstelijk

-ocr page 212-

190

gezag te vestigen en de eenheid in de Christelijke kerk te herstellen, terneergebogen onder lichamelijk lijden en wegens de uitputting- zijner schatkist de toekomst met zorg te gemoet ziende, volvoerde Karei kort na don vrede te Augsburg oen plan, reeds vóór lang door hem ontworpen. Den 25sten October 1555 droeg hij, de regeering moede, met groote plechtigheid te Brussel aan zijn zoon Philips de Nederlanden, en in 1556 het 8paansche rijk over, terwijl hijzelf zich naar het klooster Yuste (in \'t n.o. van Estreinadura) begaf, waar hij in 1558 overleed. Philii\'S ii (1550 1598), een zoon van Karei V en Isabella, een dochter van Emanuel 1 van Portugal, een somber en streng katholiek, op kleingeestige wijze werkzaam vorst, achtte, naast de handhaving van den katholieken godsdienst, de instandhouding en de uitbreiding van\'t koninklijk gezag zijn hoofdplicht. Wat Karei in Castiliö had gedaan , volbracht hij ook in Arragon. Nergens werd van oudsher de macht des konings meor beperkt door de cortez dan hier. Nergens was, zooals hier, de rechterlijke macht onafhankelijk van don vorst. In dit alles bracht Philips een geheele omkeering te weeg. Van zijn tijd af had één tegenstrevende stem niet langer, gelijk weleer, de kracht, een besluit te verhinderen, maar gold in de meeste gevallen eenvoudig de regel der meerderheid in do cortez. De benoeming der hoofdrechters trok de koning, hoezeer aan de cortez een zekeren invloed op ile voordracht toekennende, metterdaad aan zich. Zoo vernietigde hij de onafhankelijkheid der rechterlijke macht. Dan liet hij zich door do cortez de bevoegdheid geven, ook een vreemdeling als onderkoning te mogen aanstellen. Gedurende de eerste helft van Philips\' regeering was Spanje de machtigste van Europa\'s mogendheden, zjjn voetvolk , in Mexiko en in Peru gehard, het beste van dit geheele werelddeel.

Terstond na zijn troonbeklimming werd Philips II tot het hervatten van den krijg met Frankrijk genoodzaakt, doordien Hendrik 11 den wapen-stilstand, met Philips gesloten, verbrak. Docli nadat de Spaansche en de Nederlandsche troepen in 1557 bij St. Quentin (in \'t n. van Frankrijk, ten z.vv. van Cateau-Cambresis) onder Emanuel Philibert, een zoon van Karei III, den van zijn land beroofden (zie blz. 182) hertog van Savoy e, en in 1558 bjj Gr re vel in gen (ten o. van Calais gelegen en destijds tot do /uidelijko Nederlanden behoorende) onder den graaf van Kg mond over do Franschen hadden gezegevierd, sloot men in 1559 iIch vrede van Chateau- of CaleaM-Catiibrenin (ten z.o. van Kamerijk). Bij dezen vrede gaven de beide koningen elkander de wederkeerig veroverde streken terug, ofschoon Metz, Toul en Verdun aan Frankrijk bleven, en werd Kmanuel, op eenige steden na, in \'t bezit zijner staten hersteld. Philips\' regeering werd gekenmerkt door een hevigen strjjd tegen de Morisco\'n, de nakomelingen der sedert Ferdinand en Isabella met geweld tot het Christendom bekeerde Mooren. Hun gelastte de koning afstand te doen van hun taal, klcoding en eigenaardige gebruiken. Toen tegenwerpingen niet baatten, grepen do Morisco\'s naar de wapens; maar na een tweejarigen kamp, 1568 1570, dempte Don .lan van Oostenrijk,

-ocr page 213-

191

oon natuurlijke zoon van Karei V, don opstand. Het overschot van dit ongelukkige volk word naar andere streken van \'t rijk verplaatst.

In den ook onder Philips\' bestuur voortdurondon (zie hlz. 182) kamp togen do Turken en tegen do Noord-Afrikaanscho zeeroovors behaalde Don Jan, aan \'t hoofd der Spaansche vloot, waarbij zich ook Venetiaansche en pauselijke schepen bevonden, in 1571 op de Turken een schittorendo zege bij Lepanto (in de golf van dien naam, ten n. van MorSa). Op onverwachte wijze werden Philips uitzichten geopend op \'t bezit van Portugal. Toen koning sehastiaan, een achterkleinzoon van Emanuel l (zie blz. 171), in 1578 in den slag bij Alkassar (in \'t n.w. van Afrika) tegen de Mooren van Marokko was verdwenen en in 1580 de onechte Bourgondische linie (zie blz. 154) uitgestorven , nam Philips II, als zoon der oudste dochter van Emanuel, Portugal in bezit. Naar hen, die even wettige aanspraak op den troon meenden te hebben, luisterde hij in \'t geheel niet.

Viermalen is Philips II getrouwd geweest, de eerste maal met Maria, een kleindochter van Emanuel I van Portugal, de tweede maal met Maria, koningin van Engeland (zie blz. 211). Uit \'s konings eerste huwelijk sproot zijn oudste zoon Don Carlos, die reeds in zijn prille jeugd zijns vaders genegenheid verloor, zoowel door gebrek aan ijver bij zijn studiën, als inzonderheid doordien hjj, hoewel geen protestant, evenmin groote geestdrift voor de katholieke kerk aan den dag legde. Ofschoon zwak en gebrekkig van lichaam, leidde hij als jongeling een losbandig leven en verried noch aanleg, noch zin voor eenige ernstige werkzaamheid. Dit vervreemdde don vader hoe langer hoe meer van Don Carlos en noopte hem , zijn zoon niet zooveel aandeel aan \'t bewind te geven als hij verlangde. Deswege voedde Don Carlos een onoverwinnelijken wrok tegen IMiilips\' gunstelingen Alva en Don Jan , dien hij niet schroomde door persoonlijken aanval en door bedreigingen te toonen. Bovendien moet hij meer belangstelling voor de zaken der Nederlandsche gewesten hebben laten blijken dan Philips aangenaam was. Ten laatste bereikte de spanning tusschen vader en zoon zulk een toppunt, dat Don Carlos tegen \'t eind van \'t jaar 1567 het besluit nam uit Spanje te vluchten. Dit vernam Philips van Don Jan. In Januari 1568 nam hij alsnu in persoon zijn zoon in hechtenis, vast besloten hem, als ongeschikt voor de regeering, van den troon uit te sluiten. Of de vader nog meer in \'t schild heeft gevoerd, is onzeker. Dit staat vast, dat Don Carlos in Juli 1568 in de gevangenis stierf, waarschijnlijk aan de gevolgen eener ziekte, die toomelooze drift en verregaande onmatigheid en ongeregeldheid in \'t gebruik van spijs en drank hem op den hals hadden gehaald.

Hierom ging de kroon op den eenigen van\'s konings zonen over, die nog in leven was, op philips ui (1598—1621). In \'t gevoel zijner zwakheid liet deze nietsbeteekenende koning het geheele bestuur over aan Frans de lioxas de Sandöval, hertog van Lerma (ten z. van Burgos, in \'t n. van Spanje), onder wien \'t verval des rijks steeds verergerde. Toen Philips Hl zijn vader opvolgde, was Spanje reeds overstelpt met

-ocr page 214-

192

schulden, gingen de inwoners gebukt onder zware belastingen en over-troffen de uitgaven do inkomsten dos rijks verre. Desniettemin verspilde \'s konings minister schatten met het bezoldigen van samenzweerders in Frankrijk, te Venetië en elders, diQ het rijk hoe langer hoe meer uit-putteden. Eindelijk overreedde de geesteljjkhoid, welke het onderhoud der zendelingen voor de Morisco\'s verdroot, in 1609 den koning, dit gansche volk uit Spanje to verdrijven, waardoor dit land zijn vlijtigste landbouwers, kooplieden, fabrikanten en handwerkslieden bij tien of honderd duizenden verloor on op vele plaatsen het voorkomen eener woestijn kroeg. Men heeft berekend, dat de opstanden der Mooren onder Philips II en hun verdrijving onder Philips ill Spanje van ruim 2,000,000 zijner nijverste inwoners hebben beroofd.

Sedert den vrede van Cateau-Ciimbresis was de oppermacht van Spanje in Italië vast gegrondvest. Milaan, Napels, Sicilië en Sardinië waren onderworpen aan den koning van Spanje. In den Kerkelijken Staat heerschte paus greöorius xm (1572—1585), wiens naam, vooral door zijn verbetering van den kalender, bij do nakomelingschap in aandenken is go-bleven. Dewijl men in zijn tijd begon te bespeuren, dat de nachtevening, die op don 21sten Maart moest invallen, reeds den lOden dier maand inviel, zag men, dat de aardo voor elke harerjaarlijksche omwentelingen minder tijd gebruikt dan men tot dusver had gedacht, en dat zij b. v. op den 5den October in haren omloop het punt, waar zij, naar men veronderstelde, was, reeds tien dagen voorbij was. Na verschillende sterre-kundigen te hebben geraadpleegd, stelde de paus op raad van een van hen , Cilïus geheeten, vast, dat men, in plaats van den 5den October 1582, den löden schrijven en alle vier honderd jaar drie dagen uit den kalender weglaten zoude, zoodat de slotjaren van drie achtereenvolgende eeuwen geen schrikkeljaren, dat van het vierde wel een moest zijn. Zijn opvolger, sixths v, vroeger Felix l\'eretti geheeten (1585--1590), zoowel door zijn opklimmen uit een lagen stand, als door menige, ofschoon niet altijd uit zuivere bronnen geputte, anekdote vermaard, verfraaide liome, begunstigde den landbouw, alsmede de bouwkunst, en ondersteunde de zijdeweverijen en wolrnanufacturen.

§ 83.

Duitsnhland onder de koningen uit het Jfahshurf/sche huis na Karei V. —

Van 1556 tot 1618.

Eer Karei V zich in 1556 naar Spanje inscheepte, loide hij ook de Duitsche kroon neer en beval do keurvorsten zijn broeder Ferdinand, reeds sinds 1531 Roomsch koning, als opvolger, aan. In 1558, eenige maanden vóór den dood van Karei, word zijn wenscb vervuld en aanvaardde Ferdinand i het bewind. Zoowel katholieken als protestanten roemden de gematigdheid van zijn bestuur, onder \'twelk hei concilie van Trente

uf

-ocr page 215-

193

(zie biz. 187) in 15G3 zijn zittingen sloot. De besluiten van dit concilie, die de leer en het wezen der Roomsch-katholieke kerk op een vasten grondslag deden rusten, hadden nog sehorper afscheiding tusschen de beide kerkgenootschappen ten gevolge. Kerkelijk gezag werd toegekend aan de vulgatu, d. i. aan do algemeen verbreide, n.1. de Latijnsche overzetting der Heilige schrift, maar evenzeer aan de overlevering, zooals zij zich tot dien tijd had voortgeplant. De zaligheid werd verklaard af te hangen van \'s menschen waarlijke wedergeboorte , die door dc genade Gods en door het offer van Christus mogelijk was geworden, doch die uit do goede werken moest blijken en waarvoor de sacramenten of genademiddelen dor kerk onmisbaar waren. Elk Christen werd verplicht tot het geloof aan den paus, als stedehouder van Christus; aan den atiaat; aan do leer der transsubstantiatie, d. i. van de verandering van \'t brood en den wijn bij het avondmaal, door de inzegening dos priesters, in hot lichaam van Christus, en aan dc overige stellingen der katholieke kerk. Op het nemen dezer besluiten hadden de Jezuïten veel invloed, die hierdoor al dadelijk den paus uitnemende diensten bewezen. De besluiten van \'t concilie werden in do meeste katholieke landen afgekondigd en hierdoor voor verbindend verklaard. In Frankrijk was dit evenwel niet het geval. Zóó deed de regeering van dit rijk een nieuwen stap (zie blz. 178, 179) om de vrijheid der landskerk te handhaven. Slechts die besluiten der kerkvergadering, welko op de leer betrekking hadden, nam Frankrijk, als het geloof der kerk uitdrukkende, aan. intusschen klaagden de beide partijen aanhoudend over elkander. De katholieken ergerden er zich aan, dat de protestanten steeds kerkelijke goederen aan zich trokken; de protestanten waren verontwaardigd over do voortdurende vervolging hunner geloofsgenooten in katholieke landen.

Gedurende de regeering van don edelen en rijk begaafden maximi-ij i a a n ii, Ferdinands zoon , tevens koning van Bohemen en Hongarije, kwam het nog tot geen openbare vijandelijkheden tusschen de belijders der beide eerediensten. Maar onder zijn zoon, den zwakken rudolp :i , namen do verbittering en het wantrouwen der partijen zoor toe. Do Jezuïten , die zich sedert Ferdinand in Duitschland hadden uitgebreid, werkten hiertoe krachtig mede. Daarenboven bestond er grooto verdeeldheid onder de protestanten zeiven, die in Lutheranen en in goroformoerden (zie blz. 185) verdeeld waren. Ten gevolge van oenigc verongolijkingen, den protestanten aangedaan , als het afzetten van den tot hot gereformeerd geloof overgeganen keurvorst van Keulen Gebhard in 1583, sloten do Evangelische vorsten in 1608 te Auhausen (ten n. van Donauwerth, in \'t w. van Beioren) een verbond, de unie geheeton. Tegen hen kwam evenwel in \'t volgende jaar een weldra veel machtiger vereeniging, de ligue, tot stand, aan \'t hoofd waarvan zich de hevig katholieke Maximiliaan, hertog van Beieren, stelde. De in 1609 voorvallende dood van Johan Will om, hertog van Gulik en Kloef, vermeerderde nog de gisting, vermits de een van de twee vorsten , wier aanspraak op de nalatenschap

Wijnnk, Handboek der Aly. Geschiedenis, Cde druk. 13

-ocr page 216-

194

vooral in aanmerking kwam, bij do protes tanton, do andore bij de katholieken bijstand zocht. Johan Sigismund, keurvorst van Brandenburg, die van Luthersch gereformeerd werd, vond steun bij do Nederlanden en bij de unie; Wolfgang Willem, een zoon van den regeerenden graaf van falts-Nieuwburg (ton n. van Regensburg, aan den Donau), kon uit hoofde van zijn overgang van den Lutherschen tot den katholieken eero-dienst op de hul]) der ligue en van Spanje rekenen.

Onderwijl mocht het de utraquisten in Bohemon gelukken, in 1609 van Rudolf den rnajesteitshrief te erlangen, waarbij hun volledige godsdienstvrijheid en aan don stand der edelen en ridders , alsmede aan de koninklijke steden, het recht om kerken on scholen te bouwen werd toegestaan. Zij , aan wie de keizer deze voorrechten verleende, werden in den brief utraquisten genoemd. Het waren echter geenszins diegenen, die zich slechts, voor zoover \'t bezigen van den kelk bij \'t avondmaal betreft, van de katholieke kerk afscheidden. Met dien term werden hier aangeduid zoowel de zeer talrijke Boheemsche broeders (zie blz. 141), als de groote menigte belijders van Luthers leer in Bohemen, die met de beginselen der Augs-burgsche confessie instemden. Op denzelfden dag, waarop do majesteitsbrief werd uitgevaardigd, sloten de protostantsche leden van den landdag met de katholieke stendon een verdrag, waarbij de bevoegdheid om kerken te bouwen ook word toegekend aan de bewoners van koninklijke goederen. Dewijl intusschen de keizer do regeering steeds moer en meer verwaarloosde, verklaarden de leden van \'t Habsburgsche huis zijn broeder Matthias tot hoofd van \'t geslacht, die nu aan Rudolf Hongarije, Oostenrijk en de kroon van Bohemen onttrok.

Na Rudolfs dood volgde maïthIas (1G12—1619) hem ook in zijn laatste waardigheid , het keizerschap, op. Onder zijn bewind barstte eindeljjk de lang bedwongen verbittering in den dertigjarigen oorlog los. In Bohemen waren de protestanten sinds geruimen tijd bezig te Braunau (ten n.w. van Glatz) en te Kloster-grab (nabij ïeplitz, in \'t n. van Bohemen) kerken te bouwen , die thans voor den dienst zouden worden geopend. Niet zonder goedvinden des keizers sloot de abt van Braunau, op wiens gebied zij lag, de eerste dezer kerken, terwijl de laatste op last van den aartsbisschop van Praag, als heer van Klostor-Grab, werd verwoest. Op der protestanten klachten en \'t beroep op den majesteitsbrief en op \'t verdrag van \'t jaar 1609 antwoordde men, dat die brief slechts voor de stenden gold en niet, zooals van de andere zijde werd beweerd , voor de Evangelische onderdanen van geestelijke stonden. Die bewering was niet ongegrond; maaide protestanten achtten zich verongelijkt, omdat hot te Braunau en te Kloster-grab gebeurde, naar hun meening, in strijd was met het verdrag , daar zij onder „koninklijke goederenquot; ook do bezittingen der kerk verstonden , waarover de koning van Bohemen naar welgevallen placht te beschikken. En inzonderheid gevoelden zij zich gekrenkt, omdat Matthias, van \'t begin zijnor regeering af, duidelijk had getoond, de vorderingen van het protestantisme zooveel mogelijk te willen tegengaan, lloehetzij.

-ocr page 217-

195

in hun verbittering trokken de protestantsche stonden, door den graat\' von ïhurn aangevoerd, in grooten getale naar het slot te Praag en wierpen er do twee keizerlijke stadhouders, die hot moest gehaat waren , Slawata-en von Martïnitz, met hun geheimschrijver, uiteen bovenvenster in de slotgracht. De val had evenwel geen voor\'t leven gevaarlijke gevolgen , want de drie mannen kwamen , volgens sommigen , op een hoop zand en verscheurde papieren neder, iets, dat anderen tegenspreken.

§ 84.

])e Nederlanden onder Karei V en Philips 11 tot de unie nan Utrecht. — Van 1515 tot 1579.

Na in 1515 het bewind over een deel der Nederlanden te hebben aanvaard, zag kar el v (zie lilz. 161 en 179) zich, door \'t verwerven der heorljjkheid Friesland en van andere gewesten, weldra in \'t hezit van al do zeventien kleine vorstendommen en heerlijkheden, waaruit toen de Nederlanden bestonden. Behalve Friesland , verwierf hij Utrecht, Overijsel, Groningen, Drente en Gelderland. Hoewel allo staten nu door één heer werden geregeerd, stonden zij toch ieder op zichzelf, daar elk zijn bijzondere statenvergadering had. Daarom zocht Karei de zeventien tot één to brengen. In 1548 bedong hij bij het verdrag van Augshury, dat allo Nedorlandscho gowesten, van nu aan gezamoidijk don tienden of Bourgon-dischon kreits uitmakende (zie blz. 179), geheel onafhankelijk van Duitsch-land zijn, maar onder do hoede van dit rijk staan zouden, mits zij een zeker aandeel in de rijkslasten droegen. Wel bleef de loenroerigheid voor die gewesten, welke leenen van hot Duitscho rijk waren, in stand; doch bij de losheid van dien band waren do betrekkingen , tusschen hot rijk en deze gewesten bestaande, in liet wezen der zaak afgebroken. Kroon-Vlaandoron en Artois ontrukte Karei mede hierdoor (zie blz. 181) aan Frankrijk. De rijkdommen dezer landen, waarover Maria, koningin-weduwe van Hongarije (zie blz. 182), sedert 1530, na don dood van MargarCta van Oostenrijk (zie blz. 161), als landvoogdes het bewind had, kwamen don keizer bij het voeren zijner vele oorlogen uitnemend te stade. Do liefde, die de ingezetenen Karei toedroegen, nam eoniger-mato af, toon hij hier door strenge plakkaten den voortgang der hervorming zocht te stuiten.

Kareis zoon, philips, in Holland en Zeeland III (II in Spanje, in Brabant en in eenigo andore Nederlandscho gewesten) (1555—1581), vertrok in 1559 naar Spanje en benoemde zijn bastaardzuster siauoaröta tot landvoogdes. Een van MargarSta\'s invloedrijksto raadslieden was do bisschop van Atrecht (in Artois) An toni us Poronot, later kardinaal Gran-vello, een ijverig katholiek. De voornaamste tegenstanders van Granvollo waren: willem, prins van Oranje, graaf van Nassau, oen schrander, standvastig en buitengewoon bekwaam staatsman, stadhouder van Holland,

13*

-ocr page 218-

19fi

Zeeland en Utrecht; Lamoraal, graaf van Eg mond (zie blz. 190), stadhouder van Vlaanderen en Artois, on d o Montmorency, graaf van Hoorne (tusschen de grenzen van Noord-Brabant en de Maas, ten w. van Roermond). Philips, zonder op den geest dos tjjds te letten , schreef een gestrenge uitvoering der plakkaten voor en verscherpte ze. liij deze grieve der Nederlandsche onderdanen togen hun heer kwam nog het verlies van den hoogen rang, dien do Nederlandsche adel onder do beide vorige regeeringen had bekleed, terwijl do vermeerdering der bisdommen vrees voor het invoeren der inquisitie deed ontstaan. In \'t geheel richtte Philips achttien bisschopszetels op, n.1. drie aartsbisdommen (elke aartsbisschop was tevens bisschop van dio streek , waarin zijn metropolitaankerk lag) en vijftien bisschoppen. De aartsbisdommen waren Kamer ijk, Mechelcn, Utrecht.

Do drie bovengenoemde handhavers van \'s lands vrijheden geraakten ten laatste in een zoo verregaande vijandschap met Granvelle, dat hij in 1564, op bevel van Philips, naar Italië moest vertrekken. Desniettogcnstaamle verbondon zich in 15Ü5 vole misnoogdo edelen en burgers, bij /«^zoogenoemde compromissum (gemeenschappelijke belofte), om de invoering der inquisitie op elke wijze tegen te gaan. Don 5den April 1566 kwamen zij, aangevoerd door Hendrik van Bredero de en Willems broeder Lodo-wijk van Nassau, ten gehooro bij de landvoogdes te Brussel en boden haar eon verzoekschrift aan tor matiging van do plakkaten, bij welke gelegenheid zij den naam geuzen {jtwux, bedelaars) kregen. Intusschen vernielde het volk de beelden in do kerken, en toen Philips hierop tijding van den heeldenstorin (1566) had gekregen , zond hij in 1567 Alvïlrez do Toledo, hertog van Al va (d. i. Alva de Tormes, in \'t n.w. van Spanje, ten z.o. van Salamanca), weldra in plaats van Margareta zjjn landvoogd , af, ten einde den opstand met geweld to bedwingen. Willem, zijn ontslag als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht hebbende genomen, ging naar Duitschland en werd door velen gevolgd, o. a. door zijn vertrouwd vriend, Philips van Marnix, heer van St. A1 dego n d e (voorheen een kasteel nabij Middelburg), een vermaard godgeleerde en staatsman , waarop de graaf van Boussu bij voorraad als stadhouder van Holland werd aangesteld. De landvoogdes nam insgelijks haar ontslag en vertrok nog in \'t zelfde jaar naar Italië.

Thans namen de wreedheden een begin. Een raad van beroerte werd opgericht. Al aanstonds werden Egmond en lloorne, ofschoon ridder van \'t guidon vlies (zie blz. 160), op een vonnis van dien bloedraad ter dood gebracht, in weerwil dat do ridders van t vlies alleen voor het kapittel der orde mochten terecht staan. Gehoor gevende aan do stem zijner verdrukte landgenooten, wapende Willem zich ter verdediging van zijn eigen rechten en van die des lands. De slagen bij Heiligerlee (ten w. van Winschoten, in Groningen), waar Lodowijk zegevierde, maar zijn broeder Adolf sneuvelde (23 Mei), en bij Jemmingen (Jemgum, nabij Leer in Oost-Friesland) (21 Juli 1568), dien Alva won, werden geleverd. Eenigen tijd daarna schreef Alva, om de grafelijke bede door vaste alge-

-ocr page 219-

197

meono belastingen to vervaiiR-sn , drie belastingen uit: 1) een hoUing voor eens van het honderdste der waarde of 1 pet. van alle roerende en onroe-rendo goederen, en dan, bij verkoop, 2) een heffing van tien ton honderd van de roerende [den tienden pennini/), en 3) van vijf\' ten honderd (den twintii/fiten pennin;/) van de onroerende goederen. Douli do volvoering van zijn voornomen werd hem weldra onmogelijk gemaakt.

Terwijl Alva bezig was middelen to beramen , ton einde met geweld do invordering der nieuwe belastingen togen de weerstrevende burgerijen door te zotten, namen de Watevgeazen don Iston April 1572 Hrlelie (op\'t eiland Voorne, in Zuid-Holland) in. De verrassing dezer stad was niet de vrucht van oen vooraf beraamd plan , maar quot;t gevolg van het omloopen van den wind, die verhinderd had, dat mon lo Texel binnenliep. Dit belette niet, dat do uitgewekenen ze in bezit hielden; dat de innoniing van Briello de grondslag word van do vestiging der onafhankelijkheid van de Ver-eeniyde Nederlanden en dat B1 o i s v a n T r e s 1 o n g, L u m o y, g r a a f van der Marck, en de overige doelgonooten aan don tocht, als do medegrondleggers van den staat, in do dankbare herinnering hunner land-gonooten voortleven. ^

Zóó werd Briello don Iston April ingenomen en de eerste steen gelegd van \'s lands onafhankelijkheid. Uit eigen beweging stond vijf dagen later Vlissingen togen do Spaansebe bonden op en sloot do versterking, in dor ijl door Alva afgozondnn , buiten haar wallen. Ook Vcere werd voor do vrijheid gewonnen; Enkhuizen en andore plaatsen volgden. Nog in don zomer van \'t zelfde jaar, den 19Jon Juli en volgende dagen, hielden de staten van Holland, met terzijdestelling van Alva\'s gezag, hun eerste vergadering, waarin Willem, prins van Oranje, als algemeen landvoogd en als \'s koninys wettige sladhoudev van Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht werd erkend. De teerling was geworpen, en de oorlog begon , waarvan do slag bij Hoiligorloe het voorspol was geweest. AVel werden Zutfon , Naarden en Haarlem door do Spanjaarden verschrikkelijk geteisterd ; doch Alkmaar hield zich staande.

In 1573 verzocht Alva zijn ontslag en werd opgevolgd door Don liOuis do KequCsens. Hij liet Leidon tevergeefs belegeren; maar zijn troepen wonnen in 1574 don slag bij Mook (ten z. van Nijmegen), waar liOdewjjk en zijn broeder Hendrik omkwamen. Ook bracht hjj do togen Spanje opgestane gewesten zeer in \'t nauw. Zijn in 1576 gevolgde dood en de Spaansche furie schonken voorloopig oenige verademing. De pacificatie of bevrediging ran Gent, eon kortstondige verbintenis dor Zuidelijke on van do voornaamste Noordelijke gewesten, waarbij men zich ver-eonigde, om do Spaansohe soldaten den lande uit te drijven en zich op hot stuk van godsdienst onderling to verstaan, kwam in 1576 tot stand on word door den nieuwen landvoogd. Don Jan van Oostenrijk fzio blz. 190, 191), bjj eon in 1577 met do Algomoono Staten gesloten verdrag, het enurli/ edict, erkend.

Inmiddels droegen do Algomeone Staten dezer landen, wegens do ijver-

-ocr page 220-

198

zucht der Zuid-Noderlandscho odolpn op Willem, in 1578 de algomoene landvoogdij dezer gewesten aan Matthias, aartshertog van Oostenrijk (zie blz. 194), op. In plaats van Don Jan, die weldra overleed, zond l\'hilips II in \'t zelfde jaar den hertog van l\'arma, Alexander FarnSse, een zoon van Margaröta (zio blz. 195), als landvoogd, die in 1579 met Henegouwen, Artois, Douai (ton n.o. van Atrecht) en een paar andere steden uit het Zuiden het verdrag van Atrecht sloot, waarbij zij zich op nieuw aan do Spaansche heerschappij onderwierpen. Aldus herleefde de scheuring tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke gewesten, daar het overige gedeelte der laatstgenoemde provinciën grootendeels door Parma was heroverd. Daarentegen sloten do Noordelijke don 228ten en den 23sten Januari van dit jaar de beroemde unie van Utrecht, den grondslag van onzen staat, een vereeniging ten eeuwigen dage tot ouderlingen bijstand tegen alle geweld van den gemeenen vijand. Tot dit doel vereenigden zich de bondgenooten , alsof zij maar één provincie waren, ofschoon de onafhankelijkheid , de rechten en de vrijheden van iederen bondstaat ongeschonden bleven. Deze overeenkomst, met een tijdelijk doel gesloten, is vervolgens als do grondwet van het statenverbond der Vcreenigde Nederlanden gevolgd , hoewel niet zonder afwijking en onuitgevoerde bepalingen. In het onbepaalde on gebrekkige dier grondwet ligt de sleutel ter verklaring de\'r gewichtigste gebeurtenissen onzer binnenlandsche geschiedenis. Deze unie werd geteekend door Jan, graaf van Nassau-Dietz, Willems broeder, door Holland, Zeeland (met uitzondering van Middelburg), Utrecht, de Ommelanden en een deel van Gelderland. In Mei toekende Willem, in 1579 en 1580 volgden de overige doelen van Gelderland. In April 1580 voegde Drente, hoezeer het er slechts kort bij bleef, zich bij de unie. Friesland sloot zich, van 1579 tot 1598, bij gedeelten bij de unie aan. Overijsel is sedert 1591 een der vereonigde provinciën, en de stad Groningen, die nimmer is toegetreden, werd in 1594 door Maurits tot do unie gebracht. Eindelijk voegden zich ook eenige Zuid-Nedorlandsclie

steden, als Antwerpen, Gent, Brugge, bij do unie.

§

De Nederlanden , van de unie ran Utrecht tot het einde van het twaalfjarig heatand. — De Oost-Indische compagnie en haar vestiging in de Indien. — Van 1579 tot 1(521.

Hot begin dor landvoogdij van den hertog van l\'arma was uitermate voorspoedig: Maastricht en Breda werden ingenomen; George van Lalaing, graaf van Rennenberg (een voormalig graafschap van Limburg, tusschen Sittard en Valkenburg), met een aanzienlijke som omgekocht, bracht Groningen in 1580, door verraad en met geweld, onder do 8paansche heerschappij terug. Tot hulp dor gewesten, die van Spanje waren afgevallen, kwam hertog Frans van Anjou (een landschap

-ocr page 221-

199

ten z.o. van Brutagne), een broeder van Hendrik III, koning van Frankrijk, opdagen, wien de Algetneene Staten, in 1581, onder groote beperkingen , do oppermacht opdroegen. Hierna vertrok Matthias wederom naar Duitschland.

Steeds werd de strijd niet tegen den koning van Spanje, maar togen de Spaansche legerbenden en haar hoofden voortgezet. Doch Philips nam dit onderscheid niet aan, noch erkende in Willem zijn stedehouder. In tegendeel, hij kondigde in 1580 den ban togen hem af en verklaarde hom vogelvrij. De wederwerking volgde. Den 2Gsten Juli 1581 verklaarden de Algemeeno Staten der Vereenigde Nederlanden Philips vervallen van hot oppergezag en zwoeren hem af, dewijl hij zich als landsheer niet aan de bezworen voorwaarden had gehouden. Twee jaren daarna verliet Anjou, na zijn onberaden aanslag op Antwerpen en andere steden, ons land. Intusschen onderhandelde Holland voortdurend, om Willem I als grondwettig vorst aan te nemen onder den naam „graaf van Holland en Zeeland.quot; Nog toefden Gouda en Zeeland met hun toestemming, toen „de vader des vaderlandsquot; don lOden Juli 1584 door den sluipmoordenaar Balthitzar Gerard met een pistool doodelijk werd gewond en den geest gaf, uitroepende: „Mon Dicu, mon Dieu, ayoz pitié de moi et de ton pauvre peuplequot; (Mijn God, mijn God, erbarm u over mij en uw arm volk).

In de Zuidelijke Nederlanden streed Panna nog steeds met geluk on nam, na een beleg van veertien maanden, don 17den Aug. 1585 Antwerpen in, ofschoon de stad krachtig werd verdedigd onder de leiding van Marnix van St. Aldegonde (zie blz. 196), die er burgemeester was. Het verdrag van overgave verleende den hervormden geen vrijheid van godsdienst, maar nog een ongestoord verblijf van vier jaren. Duizenden maakten in dat tijdsverloop hun vastigheden te gelde en weken naar ons land, vooral naar Amsterdam. Van nu aan verliet voor de twee volgende eeuwen do zeehandel de haven van Antwerpen en koerden do Zuidelijke gewesten onder de gehoorzaamheid van Spanje\'s koning terug. Friesland benoemde Willem Lode wijk, een zoon van Jan van Nassau, tot stadhouder; doch uit hoofde van den ongunstigen toestand der zaken en van de jeugd van Maurits, \'s prinsen tweedon zoon, droegen de Staten-Genoraal do oppermacht over deze landen aan Hendrik III, koning van Frankrijk, op. Toen hij weigerde, deed men hetzelfde aanbod aan Flizft-heth, koningin van Engeland, die hot niet aannam, maar hulptroepen zond tegen zekere onderpanden, n.1. hot bezetten van don Briel, Vlissin-gon en Kammekens (ton o. van Vlissingen). In 1585 verscheen aan\'t hoofd harer troepen Robert Dudley, graaf van Leicester (in \'t midden van Engeland), wien de Staten-Generaal terstond met do algemeeno latid-voogdjj bekleedden. Terzelfder tijd was Maurits als stadhouder van Holland on Zeeland aangesteld, terwijl Joh an van Oldonbarnovelt sinds 1586, in do betrekking van adrocaat ran den lande van Holland, do ziel was van den opkomenden staat. Ternauwernood nog had Leicester hot

-ocr page 222-

200

bowind aanvaard, of reeds waren de staten van Holland en Oldenbar-nevelt er op bedacht, aan zijn gezag paal en perk te stellen, terwijl hij van zijn kant zich aan alle afhankelijkheid zocht te onttrekken. Dus verliep zijn tweejarig verblijf hier te lande onder voortdurende geschillen over de oppermacht en keerde hij in 1587 naar Engeland terug. In 1588 zeilde (Je Spaansche armada of onoveririnnelijke vloot onder \'t opperbevel van don hertog Modlna-Sidonia uit, ton einde met één slag Engeland to veroveren en Nederland weder onder \'t juk te brengen. Doch de nadeelen , haar toegebracht door do vloot der Engelschen , ondersteund door die dor Nederlanders, en een felle storm vernielden haar bijna geheel.

Thans helde de fortuin moer tot do zijde der unie over. M a u k i t s (1585—1625), nu ook stadhouder van Gelderland, Utrecht en Ovenjsel, verwierf door schitterende wapenfeiten den naam van den eersten veldheer zijnor eeuw. Hij nam Breda in 1590 bij verrassing, in 1594 Groningen en sloeg in 1597 de Spanjaarden in een ruitergevecht bij Turnhout (ten o. van Antwerpen). Plierdoor waren de zaken in \'t Zuiden verachterd. Dit deed bij Philips een nieuw denkbeeld opkomen, dat hij in 1598 verwezenlijkte. Hij schonk n.1. de Nederlanden als bruidschat aan zijn oudste dochter, Isabella, dio met Albert, aarthertog van Oostenrijk, in den echt trad, onder deze beperking echter, dat die landen, in geval do beide echtgenooten kinderloos overleden, na hun dood weder aan Spanje zouden komen. Tegen hen, doorgaans de aartshertogen geheeten, leverde Maurits in 1600 don vermaarden slag bij Niouwpoort (in West-Vlaanderen aan zee), waarin hij een schitterende zege behaalde. Het evenwicht werd oenigszins hersteld door den dapperen Spanjaard Ambrosius Spinöla, die in 1604, na oen beleg van drio jaren, de puinhoopen van Ostendo (in West-Vlaanderen aan zee) bij verdrag innam. Daar zich intusschon, uit verschillende oorzaken, bij de beide partijen geneigdheid tot vrede begon te vertoonen, kwam men tot een wapenstilstand. Don 9den April 1609 sloten Spanje en de aartshertogen te Antwerpen mot de Nederlanden het twaalfjarig bestand, bij hetwelk de onafhankelijkheid dezer staten word erkend on ieder in \'t bezit van datgene gelaten, wat hij op \'t oogenblik der sluiting bezat.

Deze laatstó bepaling was van des te meer gewicht, omdat do Nederlanders zich sinds oenige jaren in de Oost-Indiën hadden gevestigd en er belangrijke vorderingen maakten. Nadat de pogingen van Barontsz en Heemskerk, 1594—1596, om een uitweg naar Indië door het Noorden te zoeken , waren mislukt, voeren eenige schepen, voor rekening van een maatschappij van verre (landen), om de Kaap naar Oost-Indiö en landden in 1596 te Bantam (in \'t n.w. van Java). Anderen volgden hun voorbeeld en knoopten eenige handelsbetrekkingen in den Indischen archipel aan , hoewel onder veelvuldige tegenwerking van de Portugeezon , die hier sedert het begin der zestiende eeuw waren gevestigd, en van de Spanjaarden, die destijds Portugal beheerschten. Vermits echter de onderscheiden maatschappijen, in ons land opgericht, elkander in den

-ocr page 223-

201

wog stonden, veroenigde men zich in 1602, op \'t voorbeeld van Engeland , tot de Oost-Indische rompar/nie, die van do Staten-Generaal \'t recht van alleenhandel voor eenentwintig jaren verwierf, \'/ij begon te handelen mot een kapitaal van ongeveer zes en eon half millioon en had zes kamers , hebbende Amsterdam J, Zeeland J, Delft, Kotterdam, Enkhuizen en Hoorn elk ^ van don inlog. De hoofdleiding en het dagelijksch bestuur der zaken werden toevertrouwd aan de veryadevin;/ van zeventienen, uit de hewindhehhers der kamers gekozen, wier getal niet lager mocht dalen dan tot zestig. Weldra zeilden nu de admiraals der compagnie naar de Oost-Indiön, om er factorijen en forten to stichten. Zoo vestigden onze voorouders zich op de kust van Corornandel (zie blz. 171), alsmede op Amboina (ten z.w. van Ceram), en brachten Tidor, Ternate en de overige Tornataanscho eilanden, die tot de groep der Molukken behooren, eerst gedeeltelijk, later geheel onder \'t gezag der compagnie.

In 1610 stelde do compagnie Pieter Both als eersten youvernenr-(jeneraal aan, die zijn verblijf doorgaans op Ternate had. Een zijner opvolgers was do beroemde Jan Pie ter sz. Coen, onder wien Pieter van den Brooke do factorij te Jakfttra togen de inboorlingen en do Engel-schen verdedigde, totdat de gouverneur-generaal het fort ontzette, de stad Jakittra veroverde en in 1619 do factorij, onder don naam Batavia, tot hoofdplaats van Noderlandseh Indiö verhief. In 1621 veroverde Coen de Banda-eilanden (ten z.o. van Amboina), en eenige jaren later verwierf do compagnie het eiland Formosa (ton n.o. van Kanton, in Sina), waar het \'fort Zelandia werd gebouwd.

In plaats dat hot moederland nieuwe krachten opdeed gedurende den rusttijd werd bewaarheid wat Maurits had gevreesd. Hevige kerkgeschillen ontstonden in do nauwelijks gevestigde Ilcpubliok en werden welhaast staatsgeschillen. Zij liepen vooral over het leerstuk dorpraedes-tinatie of voorbeschikking, waarover verschil van opvatting was tusschen Gomarus en Arminius, hoogleeraron to Leiden. Gomïtrus beweerde een volstrekte voorbeschikking van \'s menschen lot; zijn ambtgenoot ontkende zo. Do staten van Holland verlangden, dat de oneenigheden door onderlinge toegevendheid uit den weg zouden worden geruimd. De Armi-nianen, ook remonstranten geheeten naar een remomtrantie of vertoog tor verklaring van hun gevoelen, door hen bij dio staten ingediend, waren \'t gehoorzaamst aan \'t gezag der staten en werden zóó ongevoelig hun gunstelingen. Dezelfde staten van Holland , het rijkste en\'t meest betalende gewest van \'t verbond, helden tot do algeheelo oppermacht van iedere provincie tegenover do unie over. Dus word llemonstrant gelijkbeteekenond mot Hollandsch of voorstander der volle provinciale souvereiniteit en Contra-remonstrant gelijk prinsgezind of voorstander van do overstemming in de unie (zie blz. 205) en yan de stadhouderlijke partij. Toen het bleek, dat mon langs minnelijken weg het niet eens zou worden over het houden of het achterwege laten oener algemeene synode , gingen do Staten-Generaal, door Maurits\' vaste houding gesteund, tot geweldige maatregelen over.

-ocr page 224-

202

Oldcnbai\'iiovolt, do goleovde Hugo do Groot on tweo andere hoofden der staatsgezinde partij werden in 1618 in hechtenis g\'cnomen on door oen rechtbank van vierontwintis\' rechters, door do Staten-Goneraal opzettelijk hiertoe benoemd, wegens hoogverraad veroordeeld. Oldenbarnevelt, die zich meer dan iemand jegens het vaderland verdienstelijk had gemaakt, ter dood zijnde verwezen, werd in 1619 onthoofd en Hugo de Groot in liet slot Loevestein (bij de samenvloeiing van Maas en Waal, in \'t z.w. van Gelderland) gevangen gezet, waar hij evenwel spoedig ontsnapte. On-dertusschcn word een dlcjemeene synode te Dordrecht (Nov. 1618—Mei 1619) gehouden. Do gevoelens der Remonstranten worden veroordeelden in don zin van Gomitrus\' stelsel oen algemeene geloofsbelijdenis voor do Ncdcrlandscho hervormde kerk vastgesteld.

§ 86.

De regeeringsvorm der Nederlanden ten tijde van de Republiek.

Het spreekt vanzelf, dat eerst de onlusten, vervolgens de unie van Utrecht en de afzwering van Philips een groote verandering in den regeeringsvorm der Nederlanden aanbrachten. Vóór dien tijd toch was do hertog, do graaf of do hoer souverein, vermits hij allo gezag, dat van rechtswege den koning der Franken, later den koning van Duitschland, toekwam, allengs aan zich had getrokken en dus zoowol do wetgevende als de uitvooronde en de rechterlijke macht bezat.

Aan geregelde staatsrechterlijke beperking van de heerschappij dier vorsten door \'t volk of door eenig deel daarvan kan niet worden gedacht, daar er oorspronkelijk wel sprake is van dagnaarten of vergaderingen van edelen en steden, die nu on dan, op \'s vorsten verzoek, hem ter zijde stonden in het nemen van rogeoringsmaatregelon, maar haar rechten zich beperkten tot het al of niet inwilligen der vorstelijke iede», d. i. aanzoeken om geldelijke hulp van de onderzaten bij de uitputting der vorstelijke schatkist. De grond hiervan was gelogen in den ouden rechtsregel, dat niemand kon worden gedwongen, zonder eigen toestemming, iets van zijn eigendom af te staan.

Tot het aanhooren van en het beschikken op die beden , — die van huitengewone in gewone overgingen, omdat zij regelmatig op gezette tijdon terugkeerden , — werden de steden en de edelen , die mede bet platteland vertegenwoordigden, door of namens den vorst opgeroepen, wanneer behoefte aan gold zich deed gevoelen. Morst; in de vijftiende eeuw verkreeg die vergadering den naam „edelen en steden, representeerende de statenquot; d. i. standen des lands, bij verkorting alleen vde staten,Niet vroeger dan onder do regeering van Karei V, toen de veelvuldige oorlogen de beden hoe langer hoe talrijker deden worden, verkreeg dc vergadering oen meer regelmatige inrichting en werden de staten als een vast lichaam beschouwd.

-ocr page 225-

203

Meer on meer begonnen do staten , dikwerf door de vorston geraadpleegd , de medewerking tot de regoering als een recht te eischen, vooral nadat, bij do voreeniging der verschillende Nederlandsche gewesten onder één hoofd, uit do afgevaardigden der provinciale staten zich had gevormd de vergadering der Sta!en-Generaal of Algetneem\' Stalen, die vooral onder Philips II or naar streefden, als vertegenwoordigers der geheele natie mede te werken tot do vaststelling en de ontwikkeling van nieuwe regeo-ringsbeginselen. Hiertoe kwam liet echter niet. Do vorst regeerde door middel van een algomeenen lat dvoogd, tor zijde gestaan door verschillende raadscollegiën, en in do afzonderlijke gewesten werd hij vertegenwoordigd door een stadhouder of plaatsvervanger, gesteund door oen provinciaal hof of raad.

Op deze wijze nu zijn de Nederlandsche gewesten geregeerd tot 1572, sinds welk jaar do staten van Holland noch Alva, nochBoussu, \'skonings stadhouder, als zoodanig meer gehoorzaamden, maar Willem van Oranje, krachtens Philips\' vroegere aanstelling, als stadhouder erkenden. Oranje beloofde het bestuur niet te oefenen dan onder medewerking van do staten, die van dat oogenblik af voortdurend doel hebben gehad aan do regeering. Wol werd door hen den prins do geheele oppermacht, de hooi/e overheid, eerst tijdelijk, daarna in 1581 zonder tijdsbeperking, opgedragen. Wel was hij in 1584 bijna tot graaf van Holland en Zeeland, benoemd. Maar steeds breidden zich de macht en de invloed der staten op de regeering uit. De dood des prinsen belette, dat de constitutioneelo grafelijkheid werd gevestigd. Nadat de prins was overleden, namen de staten de hooge overheid voorloopig zeiven in bandon. Inmiddels leidden do gebeurtenissen tot deze uitkomst, dat Maurits in 1585 tot gouverneur of stadhouder, eerst van Holland en Zeeland, later ook van drie andere gewesten werd benoemd en Leicester tot algemeen landvoogd, \'t Bewind van dezen Engelschtnan duurde slechts kort.

Wat Maurits en de overige stadhouders betreft, hun titel was i/onnerneur otstadhouder van de gewesten , welker staton hen benoemden. Daarenboven waren zij veolal vanwege de Staten-Generaal kapitein-generaal en admiraal. De stadhouder was dus de eerste dienaar der staten, het militaire en hot burgerlijke hoofd in elk gewest, belast met de uitvoerende macht. Evenwol werd de onderdanigheid van den stadhouder aan de staten getemperd, doordien hij kapitein-generaal van de unie was en tot meer dan één provincie in betrokking stond, door het hoogo aanzien van \'t geslacht van Oranje-Nassau en doordat dio waardigheden in dit huis zoo goed als erfeljjk werden. Friesland had tot 1748 steeds afzonderlijke stadhouders, welke doorgaans tevens stadhouder van Groningen en van Drente waren, terwijl de stadhouder van Holland steeds in Zeeland, in Utrecht, in Gelderland on in Overijsel tot die waardigheid werd benoemd. De vijf laatstgenoemde gewesten echter hebben tweemaal een stadhouderloos tijdperk gehad , waaraan de rogeeringsreglementen van l()72 en van 1747 voor \'t ineerendeel dier provinciën een einde hebben gemaakt. In 1747 werd tevens het stad-

-ocr page 226-

204

houder- on hot kapitoin-gonoraalsohap erfelijk verklaard in het huis Oranjc-Nassau, ook in de vrouwelijke linie.

Ten tijde van do llopubliok berustte aldus de souvoroiniteit bij elk gewest in \'t bijzonder, d. i. bij \'t lichaam van de edelen on de rvoeclschappen (burgemeesters en raden) der steden , die do gedeputeerden tor statenvergadering benoemden. De inrichting van do staten der afzonderlijke gewesten was in dezer voege. Gelderlttml bestond uit drie kwartieren: Nijmegen, Zutfon en Arnhem. In\'t oorste kwartier waren Nijmegen , Tiol en Bommel; in het tweede Zutfon , Doosburg, Doetichom, Lochemen Grol; in het derde Arnhem, Harderwijk, Wageningen, Hattem en Elburg stemmende steden. Men stemde kwartiersgewijze; do edelen en de steden van één kwartier hadden tezamen één stem. — De statenvergadering van Holland bestond uit negentien stemmen, waarvan de edelen één en de volgende steden de overige hadden; Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda (dit zijn de grootste steden); Rotterdam, Gorinchem, Schiedam , Schoonhoven, Brielle, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnikendam, Medemblik en Purmerond. Doorgaans zonden die steden een burgemeester en twee of drie leden der vroedschap, terwijl de beschreven edelen er op eigen gezag konden verschijnen. De adrocaut ran den hinde, na Oldenbarnevolts dood raadpensionuris, bracht de stukken ter tnfel en liet er over stemmen. — In Zeeland zonden alleen de eerste edele, die do eenige representant was van den adel in die provincie, en de zes steden Middelburg, Ziorikzeo, Goes, Tholen, Vlissingen en Veore afgevaardigden naar do staten. Er waren dus zeven stemmen. De hoedanigheid van eersten odole hooft Willem I, markies van Veore en heer van Vlissingen, van do staten van Zeeland gekregen, en na hom Maurits, Eredorik Hendrik, Willem II, Willem Hl, Willem IV en Willem V. - De staten van Utrecht waren uit drie leden samengesteld: de geëligccrden, d. i. (zooals hot vroeger was) de uit de vijf geestelijke kapittelen der stad Utfocht rrrkozencn; de edelen ; de stad Utrecht, benevens Amersfoort, Khenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort. Na de vestiging der Republiek waren de geëligeerden diegenen, die de Roomsch-katholieke geestelijken vervingen en gewoonlijk, ton getale van acht, op eon voordracht van do vroedschap van l\'trecht, door de edelen en do kleine steden werden verkozen, hoewel zij ook nu en dan door den stadhouder werden benoemd. Van de edelen kwamen er doorgaans zes, uit de stad Utrecht twrcc burgemeesters en een aantal loden van de vroedschap, uit de vier andere steden gewoonlijk twee of drie afgevaardigden. — Friesland, waar de loden der staten door do eigen-erfden, onder welke natuurlijk de adol was begrepen, en door do vroedschappen der steden werden gekozen , was in vieren verdoold: Oostorgoo , Westergoo, Zevonwolde en de steden. In \'t eerste kwartier bevonden zich elf grietenijen, in het tweede negen, in hot dorde tien, en \'t getal der stemmondo steden was elf. Elke stad, zoowel als elke grietenij, zond twee afgevaardigden naar de staten. —Do statenvergadering van Orerijsd telde twee loden: do edelen uit de drie kwartieren Sallant, Twente en

-ocr page 227-

205

Vollonhoven en do overheidspersonen der drie steden Kampen, Deventer en Zwol. Do ridderschap stemde hoofd voor hoofd, de steden hadden elk één stom. — Groningen bestond uit twee loden, do stad en de Ommelanden, die het oppergezag zóó met elkander doolden, dat de vier burgemeesters en de twaalf raadshooren, die de stad zond, de ddne stem hadden en de drio kwartieren, waaruit de Ommelanden bostonden, n.l. Hunsingoo, Fivelingoo en \'t Westerkwartier, do andere. — Do staten van Drente, waren samengesteld uit niet moer dan aohttion ridders, die ieder een havezate of ridderhofstede moesten bezitten, en uit zevoneiidortig oigenerfden. De hoeren van de ridderschap hadden één, de eigenorfdeu twee stemmen.

Behalve de staten, die op enkele tijden vergaderdon, hadden de Noder-landsche gewesten gecommitteerde raden of gedeputeerde staten, een permanente commissie uit de provinciale staten, welke naast hon stond en hun bevolen uitvoerde. Alzoo hadden do gecommitteerde radon motter-daad \'t hoogste gezag in handen. Voor de rechtspraak bestonden de pro-rimiale horen en de plaatselijke rechtbanken dor schepenen. — Uit do staten der provinciën, uitgezonderd Drente, werd oen onbepaald getal leden afgevaardigd, die oen collogo vormden, dat mon Staten-Generaal noemde, hetwelk den souverein vertegenwoordigde tegenover do buiten-landsche mogendheden en hot bestuur had over de Generaliteitslanden, Staats-VIaandoron, Staats-Brabant, waartoe ook de stod en hot land van Maastricht behoorden, do landen van Overmaas (Limburg) en later sinds 1713 Opper-Geldor. Eerst hield dit college zijn vergaderingen in verschillende steden, sinds 1585 steeds te \'s Gravonhago. Do leden dezer vergadering beslisten in gewone gevallen zolven, mits blijvende binnen do perken, hun door do provinciën gesteld; doch in gewichtige aanger legenhedon vermochten zij niets zonder don uitdrukkelijken on oonstem-migon wil der provinciën. Ofschoon dit volgens do beginselen dor unie vaststond, waren do meeningen over dit punt toch dikwijls verdeeld, weshalve in dergolijko gevallen do vraag rees, of er overstemming plaats hebben on do meerderheid beslissen kon, ja dan neon, iets, waartoe do tijden van Maurits on Willem II overhelden.

Er waren in de Staten-Generaal zooveel stemmen als er gewesten waren, zoodat hot getal van hen, welke naar die vergadering werden gezonden, hiertoe niet afdeed. Ook was dit getal niet altijd hetzelfde. In \'t begin van den tachtigjarigon oorlog vergaderden de Staton-Goneraal slechts van tijd tot tijd en voor \'t algemoone gouvernement. Ook berustte, na \'t vertrok van Leicester, niet bij hen, maar bij den raad ran state de hoofdleiding der aangelegenheden van den staat. Langzamerhand echter hebben do Staten-Generaal sedert 1593, toon zij permanent worden, vele gewichtige belangen aan do bemoeiingen van den raad van state onttrokken en zijn werkkring beperkt tot het behoor der krijgszaken en van de financiën in \'t algemeen. Hot getal leden van don raad van state was twaalf, van welke die provincie do meeste zond, welko \'t grootste aandeel in de algemeene lasten

1

-ocr page 228-

20fi

droef^. Bovendien waren de stadhouders dor provinciën lid van den raad van state. Men stemde hoofdelijk. Over \'t geheel oefende de prins van Oranje in allo colleges den meesten invloed.

Holland betaalde tot de lasten van den staat meer dan alle overige gewesten tezamen. Van een som van honderd gulden toch bracht elk gewest, do stuivers en ponningen niet gerekend, hot onderstaande op:

Gelderland..........ongeveer 5J- gulden

Holland........... „ 58 „

Zeeland...............9 „

Utrecht........... ruim 5J „

Friesland...........ongeveer 11J „

Overijsel...............3^ „

Groningen en Ommelanden .... ruim SJ „

Drente...............1 „

De rekenkamer bestuurde de geldzaken onder toezicht van den raad van state, zag de rekeningen na en had het beheer dor domeinen. Al wat het zeewezen betrof behoorde tot hot gebied der admiraliteit, uit vijf colleges bestaande: dat van de Maas, hetwelk to Rotterdam zat; dat van Amsterdam; dat van Middelburg; dat van Noord-Holland, hetwelk bjj afwisseling te Hoorn en te Enkhuizon zetelde; dat van Dokkum, hetwelk in 1 (i45 naar Harlingen werd verplaatst.

§ 87.

Frankrijk onder de laatste konim/en uil het huis Valois en onder den ccrxlen vorst van het huis Bnurlim, — Johan Culrijn. — Igt;r yodsdieiistuorloyen. — Van 1547 tot 1610.

Reeds onder de regeering van Frans I maakte de horvormde eeredienst vorderingen in Frankrijk, nog meer onder die van zijn zoon en opvolger UENDKIK li (1547—1559). De leer, die men bovenal volgde, was die van jean c ii au vin of johan cai, vijn, die reeds in zijn jeugd werd bekleed met de bediening van pastoor, waarvan hij de inkomsten trok, zonder evenwel oenigen dienst te verrichten , daarna in de rechten studeerde, doch zich sedert omstreeks 1530 als hervormer deed kennen. Zich van dit tjjdstip af bij uitsluiting aan die roeping wijdende, word hij gedwrongon, in 1534 zijn toenmalige woonplaats Parijs te ontvlieden, vanwaar hij zich naar Bazel (in \'t n.w. van Zwitserland) begaf. Hier schreef hij zijn beroemd werk, do Institution de la religion Chrétienne, eerst in \'t Fransch uitgekomen, weldra in \'t Latijn. Het overige van zijn loven sleet hij, als prediker en leoraar der godgeleerdheid, grootondeels te Genève. Door zijn toedoen kreeg Genève, dat zich eenigen tijd tevoren aan de heerschappij der hertogen van Savoye had onttrokken, een kerkolijk-democratisch bewind. Zóó bracht Calvijn, die onafgebroken voor do voogdij der kerk

-ocr page 229-

207

streed, in dit punt nog geheel doortrokken van den geest dor lioomsche hierarchie (priesterheerschappij), den staat zoo goed als geheel onder de kerk. Zonder aanzien des persoons handhaafde hij, tot zijn dood in 1364, onafgebroken zijn zeer strenge stellingen van zedelijkheid, naar welker maatstaf hij kerkelijke wetten had vervaardigd. Eén daad is hem zwaar toegerekend en doet zien, hoe licht in geloofszaken vervolgers en vervolgden van rol verwisselen; het aandeel, dat hij had aan het ter dood brengen in 1553 van ServSde, een Spaansch geneesheer, die, ofschoon een aanhanger der hervorming, in \'t leerstuk der drieëenheid geheel en al afweek zoowel van de katholieke, als van de protestantsohe kerk. Deze man, eens door öenève reizende, werd door toedoen van Calvijn gevangen genomen en door den raad dier stad tot den brandstapel verwezen.

Ook in Frankrijk verwekte de hervorming langdurige woelingen onder het bewind van Hendriks drie zonen, die achtereenvolgens den troon beklommen. Eerst kwam de dauphin f kans n (1559—15G0), die met Maria Stuart gehuwd was. Reeds zag men aanvankelijk, dat staatkunde en godsdienst de twee bronnen waren, waaruit welhaast de gruwelijkste oorlogen zouden ontstaan , doordien twee aanzienlijke geslachten naar den hoofdinvloed op den gang dor zaken streefden, liet waren dat der katholieke en met de Stuarts verwante Guises, die van Kéne van Lotharingen (zie blz. 160) afstamden en toen door Frans en Karei werden vertegenwoordigd, en dat der Bourbons. Dit laatste huis, hetwelk van Robert, den vijfden zoon van Lodewijk den heilige afstamde, die door een huwelijk het graafschap (weldra hertogdom) Bourbon (in \'t midden van Frankrijk, ton n.w. van Lyon) verwierf, was destijds het eenige met den koning in de mannelijke linie verwante geslacht. Leden van dat huis waren toen twee broeders, Antoine, een zwak man, die nu eens tot de sekte der protestanten, dan weer tot de katholieke kerk overhelde, door zijn echtgenoot, de protestantsche Johanna d\' Albret, koning van Navarre, en Lodewijk, prins van Condé (vroeger in Henegouwen, thans in Frankrijk , ten n.o. van Douai) en protestant. Ten einde den grooten invloed der Guises tegen te gaan, stelden zij zich op voorslag van den beroemden protestantschen admiraal Kaspar de Coligny, aan\'t hoofd der hervormden, hier huyemuten geheeten. Naar men wil, staat het met den oorsprong dezer benaming aldus. De Zwitsersche hervormden noemde men in Frankrijk eignotx, zijnde een verbastering van. eidgenossen, d. i. eedgenooten. Van dit reeds verbasterde woord maakten sommige bewoners van Tours het op nieuw verbasterde hugenoote)i. Immers , zij zeiden, dat die gereformeerden , omdat zij in de schaduwen dos nachts geheime bijeenkomsten hielden, lieden waren als Hugo Capet, wiens schim, zooals \'t gerucht liep, des nachts te Tours ronddoolde.

Sedert 1560 nam de heerschzuchtige en sluwe Katharlna de Medici het regentschap waar voor haar jeugdigen zoon kabel ix (1560— 1574). In 1562 barstte, na langdurige spanning, een wreede burgeroorlog (1562—1598) met de onmenschelijkste verwoedheid los. Van toen af nam

-ocr page 230-

20S

Katharlna, die zich tot dusver tusscheu de twee kampende partijen in \'t midden had gehouden, een eerste plaats in onder de hevigste vijanden en vervolgers der protestanten. Eenige jaren na don dood van Antoine, die reeds bij de eerste vijandelijkheden omkwam, stelde zich zijn zoon Hendrik van Bóarn (in \'tz.w. van Frankrijk), sinds 1572 koning van Navarre, aan \'t hoofd der hugenooten. Dikwerf werd do strijd door oen kortstondigen vrede afgebroken, waarbij men de hugenooten een beperkte godsdienstvrijheid en zekere voorrechten toestond; doch telkens schond de regeering de ingewilligde voorrechten weder. Keeds vóur 1572 liet het hof een zoo gunstige gezindheid jegens de hugenooten blijken, dat erin dit jaar een huwelijk tot stand kwam tusschen MargarSta, oen dochter van Katharlna, en Hendrik van Bóarn. Maar slechts zes dagen na do voltrekking van dat huwelijk greep de beruchte gobeu\' tenis plaats, bekend onder don naam Bartholomaeusnacht oï Parijftche hloedhruiloft (23—21 Aug.). Nadat een sluipmoordenaar, Maurevert, door Katharlna en Hendrik van Anjou, \'s konings broeder, jaloersch op Coligny\'s invloed, gehuurd, om don admiraal van kant te maken, hem, een paar dagen tevoren, slechts had gewond, besloten zij, in overleg meteen paar andere hoofden der katholieken, alle aanzienlijke hugenooten te vermoorden. Van den koning werd de toestemming tot die euveldaad verworven, toon men hem door \'t leugenachtig bericht eener samenzwering der hugenooten in erge mate had verontrust.

Zóó althans zal de toedracht der zaak zijn geweest volgens het zeggen van een der hoofdbewerkers van de gruweldaad, Hendrik van Anjou. Het opzet zal dan vrij plotseling bij Katharlna en bij hom zijn opgekomen. De aanleiding daartoe zal de vrees zjjn geweest, dat Coligny hen geheel-enal uit \'s konings raad mocht verdringen. Het karakter van Karei IX, ongestadig en doortrapt, sluit althans de mogelijkheid eener zoo onverwachte omkeering in zijn verhouding tot den admiraal niet uit. Doch tegenover die opvatting staat een andero, volgens welko het plan der uitroeiing sinds lang, ten minste sedert den vrede van St. Germain-en-Laye, bij Katharlna do Medici vaststond, voor welke opvatting meer schijnt te pleiten. Medeplichtig aan de ellendige daad, al is zij niet do hoofdschuldige, zijn de burgerij van Parijs en een goed deel der bevolking van Frankrijk. Wellicht bedrogen door de fabel der samenzwering, verblind door dweepzucht, verstoord over den achteruitgang der zaken, con gevolg van den burgeroorlog, lieten Franschen zich gewillig vinden, om Fran-schen een valstrik to leggen, waarin duizenden omkwamen.

Het afschuwelijke tooneel begon in den vroegen morgen te Parijs, duurde er drie dagen en breidde zich vandaar over de meeste goweston van Frankrijk uit, waar het moorden langer dan zes weken aanhield. Slechts in enkele gewesten weigerden \'s konings stedehouders hun hand tot het plegen der euveldaad te verleenen. Behalve de hoofden der hugenooten, wien men den dood had gezworen, vielen er duizenden, want nu men eens den vrijen teugel liet vieren aan de woede der katholieken, bedaarde zij niet

-ocr page 231-

209

spoedig. Het doorluchtigste der slachtoffers, welker aantal zeer uiteenloopend wordt opgegeven, 12,000, 30,000 of 70,000, was voorzeker Coligny, die door een bende moordenaars, ondor aanvoering van Hendrik de Guise, een zoon van Frans, in zijn eigen woning om \'t leven werd gebracht. Gregorius XIU liet een plechtig te deum (onderverstaan laudamus, alzoo: wij prijzen u, o God), d. i. een lofzang, zingen wegens deze uitroeiing der vijanden van Christus. Hendrik van Navarre nam gedwongen de katholieke geloofsbelijdenis aan, die hij echter een paar jaren latei-weer afzwoer.

Na den Bartholomaeusnacht ontstond onder do katholieken zelf erge tweedracht. Velen hunner stichtten onderling een verbond, de ligue ge-heeten, dat in \'t geheim door Philips II werd ondersteund. Het hoofd, hoewel niet genoemd, was Hendrik de Guise, die bij de katholieken zeer gezien was. Het oogmerk was de handhaving van den katholieken eeredienst en het uitroeien der hugenooten. Tevens wenschte men den koning, Hendrik Hl (1574 — 1589), den broeder van Karei IX, te onttronen en Hendrik de Guise met de kroon te begiftigen. Om zijn wrok aan zijn mededinger te koelen, liet de koning hem in 1588 ton tijde van de vergadering der rijksslendeii te Blois (ten ti.o. van Tours, aan de Lóire) dilar ter stede door sluipmoord uit den weg ruimen en wierp zich in do armen van Hendrik van Navarre. Maar reeds in 1589 werd Hendrik III, dien men nu als een van do kerk afvallige beschouwde , te 8t. Cloud (nabij Parijs, aan de Seine) door een Dominikanermonnik, Jakob (Hém ent, om \'t leven gebracht.

Even vóór zijn overlijden had hij Hendrik van Navarre, die bovendien de naaste aanspraak op den troon had (zie blz. 207), tot opvolger benoemd. Zóó kwam nu, met hendbik iv (1589—1610), in de plaats van het huis Valois de tweede zijtak dor Oapetingiërs, het tjesluclU Bourbon, en werd Navarre aan de kroon getrokken. De strijd begon op nieuw; maar Hendrik zag ras in, dat hij, om algemeen te worden erkend, of het gansche rijk voet voor voet op de katholieken moest veroveren, óf zelf tot dit geloof overgaan. Dit noopte hom tot het aannemen van den katholieken godsdienst, waarop het geheele land hom spoedig erkende. Aan zijn vroegere geloofsgenooten verzekerde hij bij het beroemde edict van Nantes (niet ver van den mond der Loire) in 1598 zoo goed als geheele vrijheid van godsdienstoefening en toegang tot allo ambten. Ook mochten do hugenooten de veiligheidsplaatsen, hun vroeger toegestaan, voorloopig behouden.

Bijgestaan door zijn bekwamen minister en vriend, den gereformeerden Maximiliaan van Béthune, hertog de Sully, schiep Hendrik een geheel nieuwe orde van zaken voor liet fel geteisterde land. Hij regelde \'s rijks geldmiddelen en beurde landbouw en fabrieken in zjjn staten op, verarmd door den langen burgeroorlog. Ten einde \'s rijks inkomsten te verhoogen, stolde hij de pauletle in, zóó geheeten naar een zijner secretarissen, Faulet, die hem op dit denkbeeld bracht. Doze paillette was

wljnnk, Handboek der Al;/. Ueschiedems, Gdo druk. 14

-ocr page 232-

210

oen jaarljjkseho belasting:, te betalen door do leden der parlementen, die hun ambt op hun kinderen wildon doen overgaan. In \'t vervolg werd het verkoopen zoowel van deze als van andere en tolken» nieuwe ambten voor de regeering een rjjke bron om gelden bijeen te brengen, doch tevens een schromelijk misbruik.

Hoog schatte Hendrik IV de Sully. Daarom ook sprak hij met dezen minister dikwijls over een plan, dat bij tot den grondslag zijner buiten-landsche staatkunde wenschte te maken. Dit plan had de verzwakking van het Habsburgsche huis, zoowel in Spanje als in Oostenrijk, benovens do vordoeling van Europa in oen zeker aantal even machtige staten ten (\',iel, die, onder elkander verbonden, hun geschillen door een raad zouden laten beslissen. Ware het ontwerp werkelijkheid geworden, dan was dat verwezenlijkt, wat de staatsmannen onder „staatkundig evenwicht (zie blz. 171)quot; verstonden. Doch aleer de vorst tot het doen van beslissende stappen tor verwezenlijking zijner liovelingsgodachte kon overgaan, werd Frankrijk, dat zijn Hendrik nog zoozeer scheen te behoeven, don 14den Mei 1610 eensklaps in rouw gedompeld door de tijding: „Ravaillac, een dweepend katholiek, heeft den koning vermoord.quot; De misdaad word gepleegd te Parijs, terwijl de koets, waarin de koning door de stad reed , wegens een paar karren, die haar in den weg stonden, oenigo oogenblik-ken moest stil houden. Van deze belemmering maakte de misdadiger gebruik door achter op het rad dor koets te springen en den koning met een dolk te doorhoren.

§ 88.

Knyeland under kei huis \'Tudor en onder Jalcoh 1 uit het geslacht Stuurt. De hervorming volledig in Schotland ingevoerd. —

Maria Stuurt van Schotland. — Van 1509 lot 1625.

tóén punt van groot gewicht is er, waardoor Engeland zich, sedert het begin der nieuwe gcscbiedonis, van zoo goed als alle staten van \'t vasteland onderscheidt. Het is dit, dat, terwijl bijna overal elders, in Spanje, in Frankrijk, enz. staande legers verrezen, die do koninklijke macht onbeperkt maakten, dit hier geenszins het geval was. Door de zee tegen aanvallen van buitonlandscho vijanden beschut, behoefde dit rijk er geen. Deze omstandigheid had, gelijk men zal zion, een belangrijken, invloed op de ontwikkeling der binnenlandsehe staatsaangelogenheden.

Onder de regeering van don \'Zoon van Hendrik VII, hen duik viij (1509—1547), ontkiemde in Engeland de hervorming der kerk, die eerst na hem tot volle ontwikkeling kwam. /ijn grootste gunsteling was de kardinaal en aartsbisschop van York, Wolsoy, die, van trap tot trap gestegen en eindelijk kanselier geworden, alle zaken leidde en aan \'t hoofd stond der rechtsbedeeling. Dat Hendrik gedurende de oorlogen van Frank-

-ocr page 233-

211

rijk tegen het Habsburgsche huis geen geringen invloed op do buiten-landsche aangelegenheden oot\'endo, al won Engeland er niet veel bij, is boven gebleken. Van de hervorming was do koning een verklaard tegenstander on gaf, ten bewijze, een geschrift tegen Luthers Babylonische fiavam/ennchai) uit, waarvoor hem paus Leo X met den eeretitel hexchenner own 7 (jehmf beloonde. Kenigen tijd hierna evenwel verkeerde deze goede verstandhouding mot den paus in een openlijken twist, want toon Hendrik in 1528 wilde scheiden van zijn gemalin Katharina, een dochter van Ferdinand van Arriigon en weduwe van zijn oudsten broeder, Arthur, en Olcinens Vil hiertoe niet vaardig overging, besloot hjj, zich met zijn rijk van Home los te rukken.

Rerst viel Wolsey, wien de koning voor de oorzaak van \'s pausen dralen hield , in ongenade en stierf kort na dit ongeval. Daarop zijn wil doordrijvende , scheidde Hendrik , hierin den raad van Oranmer (zie beneden op deze blz.) volgende, met goedvinden der universiteiten en der aartsbisschoppen van \'t rijk, van Katharina en voltrok in 1532 een tweede huwelijk met Anna Holeyn, een hofdame. Vervolgens wendde hij zich togen het pausdom door zich voor \'t hoofd der Engelsche kerk te verklaren en allo geestelijken den eed van suprematie (oppermacht) te laten alloggen. Te ge-lijker tijd toonde de hevige vervolging, togen de protestanten ingesteld, dat hiermede geen instemming met de loer der hervormers werd bedoeld. Gelijk de aanhangers dier sekte, werden ook do katholieken, die den eed weigerden, zooals de voortreffelijke kanselier, Thomas Morus, ter dood gebracht. Nog duidelijker zag men, hoezeer de koning togen de hervorming was, uit ile wet dei- sen artikels, die in 1539 werd gegeven en de hoofdpunten der katholieke leer bevatte, welke men in geen geval mocht loochenen. Ten einde zijn eigenaardige hervorming door te zetten, hief Hendrik een zeer groot aantal kloosters en andere gestichten op en trok de goederen der kerk aan zich. Een van de gevolgen der opheffing van de kloosters was , dat do abten thans geen zitting moor hadden in het parlement, d. i. in het hoogerhuis. Wegens dit alles werd do koning in den ban gedaan. Dat hij van de zes echtgenooten , die hij achtereenvolgens nam , telkens do eene verstiet om een andore te huwen, dit heeft zijn zedeljjk karakter in een zeer ongunstig licht geplaatst. Ter dood gebracht werden de tweede, Anna Boloyn, en de vijfde, Katharina Howard; van hem gescheiden de vierde, Anna van Kleef. Slechts de derde, Johanna Seymour, stierf vroeg, en Katharina l\'arr overleefde hem.

Binnen een kort tijdsbestek volgden Hendriks kinderen hem de een naden ander op, allereerst editard vi (1547—f553), een zoon van Johanna Seymour, gedurende wiens zesjarig bewind de hervorming allengs in de katholieke kerk werd ingevoerd, die zich, bij overeenstemming in de leer, hoofdzakeljjk met die van f\'alvijn, hierdoor van de protestantsche kerk van \'t vasteland onderscheidt, dat de bisschoppen en een deel der kerkgebruiken bleven bestaan, liet was Cranmer, aartsbisschop te Canterbury (ten z.o. van Londen), die deze verandering met voorzichtigheid tot stand bracht.

14*

-ocr page 234-

212

Ook in Schotland dronp; de hervorming diep door, hoofdzakelijk onder de edelen. Al namen zij de nieuwe leer niet uit overtuiging aan, dan deden zij het, om de katholieke kerk te verzwakken , welker geestelijkheid sinds langer dan een eeuw zich nauw aan de koningen had aangesloten en de ergste vijandin van den adel was geweest. Toen de adel later, omstreeks 1560, over de geestelijkheid zegevierde en haar een groot deel harer bezittingen ontnam, ontstemde hij de predikers der hervormde leer, dio op deze goederen hadden gehoopt. Vanhier, dat deze leeraars hun steun zochten bjj de geringere volksklassen en een strijd aanvingen tegen de kroon en tegen de edelen, die ten tijde van Karei I (zie blz. 226) mot de nederlaag der laatsten eindigde. Onder de eerste predikers der hervorming in Schotland is Knox een der vermaardste.

Koning Eduard, een aanhanger van de protestantsehe leer, liet, opdat niet zijn ijverig katholieke zustor, Maria, hem zou opvolgen, de kroon na aan J ohanna Gray , een kleindochter der jongste zuster van Hendrik VIM , die den protestantschen godsdienst beleed. En toch geschiedde wat hij had gevreesd; de meerderheid van \'t volk verklaarde zich voor ma bi a (1553—1558), een dochter van Katharlna van Arrftgon. Zonder tegenzin zag Johanna Gray van de kroon af, doch moest desniettegenstaande het kortstondig bekleeden van den troon weldra met het leven boeten. Maria\'s eerste werk was het herroepen van Eduards wetten over godsdienst en kerk, het herstellen van den katholieken eeredienst en der verbintenis met den stoel van St. Petrus. De vervolging der hervormden was \'t onmiddellijk gevolg. Ook Cranmer viel als een der talrijke slachtoffers. Ter wille van haar echtgenoot, Philips II, nam de koningin deel aan zijn oorlog tegen Hendrik II (zie blz. 190 en 206), hetgeen \'t verlies van Calais ten gevolge had.

Op de grondslagen, door Eduard gelegd, begon het gebouw der hervorming te verrijzen, toen ëlizJIbeth (1558—1603), een dochter van Hendrik en AnnaBoleyn, den troon had bestegen. Zelve in\'tprotestantsch geloof opgevoed, liet deze vorstin, met een krachtig karakter begaafd, door \'t parlement alle hierop betrekkelijke wetten haars broeders bekrachtigen en de suprematie der kroon over de kerk erkennen. Een nieuwe geloofsbelijdenis, die der neyenendertiy artikels, werd opgesteld, en zóó ontstond de aiif/licaansche of episcopale (bisschoppelijke) staatskerk. Het karakter dezer kerk is , dat zij het midden houdt tusschen Rome en Genève , in dien zin, dat haar loer overeenkomt met die van Calvijn , terwijl zij ten aanzien van de gebruiken , de formuliergebeden , enz. zeer overeenstemt met de katholieke kerk. Al geloofde do anglicaanscho kerk niet, gelijk de katholieke, dat de bisschoppen door \'t opleggen der handen bovennatuurlijke gaven krijgen, toch behield zij de bisschoppelijke waardigheid. Eveneens bleef bij haar het wit linnen gewaad der geestelijken in gebruik. Gelijk de katholieke kerk feestdagen heeft ter herdenking harer heiligen, heeft de anglicaansche plechtige dagen, gewijd aan de herinnering van hen, die veel voor liet geloof hebben gedaan of geleden.

-ocr page 235-

213

Novgiis de episcopale kerk had men de (lissenter*, d. i. hen, die niet zoozeer in de leer, als wel in \'t kerkbestuur, van de heerschende sekte verschillen en tot welke de puriteinen en depreshi/terianen behoorden. Do puriteinen drongen als streng hervormde lieden , in den geest van Calvijn , op de zuivering aan der kerk van alle pauselijke gebruiken, terwjjl de presbyterianen het kerkbestuur aan de geestelijkheid ontnamen en het aan presbyters (oudsten) opdroegen. Ofschoon deze sekten der dissenters, evenals de katholieken, do woede der vervolging ondervonden, bleven zij bestaan en breidden zich inzonderheid in Schotland uit, terwijl bijna de geheele bevolking van Ierland katholiek bleef. Van de overige sekten der hervormden onderscheidden zich later de kwakers, wier opkomst van het midden der zeventiende eeuw dagteekent. /ij ontleenen hun namen aan het Engelsche werkwoord „to quake, bevenquot;, omdat de grondlegger hunner sekte, fox, eens een vrederechter moot hebben vermaand , voor \'s Hoeren woord tc boven, daarbij zinspelende op Philippensen II, 12: „werkt uw eigen zaligheid met vreeze en beven.quot; Bij hun godsdienstoefeningen hadden zij noch doop, noch eonigo andere plechtigheid. Wie zich geroepen achtte trad als voorganger op.

Wat het buitenland betreft, Elizabeth ondersteunde mot omzichtigheid haar geloofsgonooten in Frankrijk (zie blz. 207 vlg.) en in Schotland, zooals wjj haar dit in Nederland hebben zien doen. De Jezuïten weerstreefde zjj met al haar macht en verbood hun zelfs in 1585 den toegang tot haar land. In haar eigen land moedigde zij, door bekwame staatsdienaren, b. v. door William Cecil, later lord Burleigh, voorgelicht, de neiging harer onderdanen voor handel, scheepvaart en nijverheid aan en droog hierdoor veel bij tot ontwikkeling der kiem van den lateren bloei van Engeland. Tot de opkomst dor nijverheid brachten de vluchtelingen uit do Nederlandsche gewesten veel toe, die tegen de gewelddadigheden der dienaren van Philips 11 een toevluchtsoord in Engeland zochten. Zeer werd de welvaart bevorderd dooi\' de verplaatsing van menige lakenfabriek uit Brugge en uit Antwerpen. Voormalige inwoners van Luik leerden de Engelschen hot maken van staal en het bewerken van metalen. Andere bedrijven, door de Vlamingen overgebracht, waren de tuinbouw en de visscherij. Zoo groot was de omkeering, door deze scharen vluchtelingen veroorzaakt, dat Engelands schatkist, bij het begin van Elizabeths regeering slecht voorzien , weldra zonder moeite werd gevuld en tal van steden, reeds in verval verkeorende, door deze aanwinst in nijvere bevolking geheel opkwamen on tot bloei geraakten.

Van 1577 tot 1580 deed Drake, een dier Engelschen, welke de aardappelen, voor \'teerst in \'t midden der zestiende eeuw door de Spanjaarden in dit werelddeel bekend geworden (zie blz. 176), uit Amerika naar hun vaderland medebrachten, de tweede reis om de wereld. Davis ontdekte de straat in Noord-Amerika, naar hem genoemd, en in 1(500 richtte men een Oost-Indische handelscompagnie op. Wat de oorlogsvloot vermocht, ondervond zoowel do armada (zie blz. 200), als Cadix

-ocr page 236-

214

(in \'t z.w. van Spanje, aan zee), dat de vloof.voogden Howard en do graaf van Essex (een graafschap ten n. van de Theems, ten \\v. van de Noordzee), door de Nederlanders onder Warmond ondersteund, in 1596 veroverden. De een dezer admiralen, Essex, was na Leicester de bijzondere gunsteling der vorstin , die hem zelfs tot stedehouder van Ierland benoemde. Maar toen hjj voor deze hooge waardigheid ongeschikt bleek te zijn en dus werd afgezet, smeedde hij een samenzwering tegen Elizabeths minister en werd in 1601 ter dood gebracht.

Haar leven lang bleef Elizilbeth ongehuwd. Na den dood zijner tweede gemalin, Maria, vroeg Philips II haar ten huwelijk : zij weigerde. Als vrouw verre van onberispelijk, als konigin meestal groot, staat zij in de geschiedenis \'t ongunstigst geteokend om haar handelwijze tegen Schotlands koningin mar ia stuakt (zie blz. 149), weduwe van Frans II (zie blz. 207). Elizttbeths haat tegen deze vorstin ontsproot hoofdzakelijk hieruit, dat Maria, mot de Engelsohe katholieken, de echtheid van\'t huwelijk van Elizabeths ouders ontkende en daarom ook zelf den titel „koningin van Engelandquot; aannam. Zoodra Frans II was overleden, keerde Maria uit Frankrijk naar Schotland terug, waar zij de regeering aanvaardde. Doch weldra geraakte de jonge en schoone, maar lichtzinnige en ijverig katholieke vorstin in geschil met haar ernstige, meestal presbyteriaansche onderdanen. Weldra ging zij een tweede huwelijk aan met Hendrik üarnley, uit een zijtak van \'t geslacht Stuart gesproten. Welhaast werd dit huwelijk ontbonden door den gewelddadigen dood van Darnley, toon het buitenverblijf, nabij Edinburg, waar hij zich ophield , nadat hij Maria\'s gunsteling , Riccio, had omgebracht, plotseling in de lucht vloog en zijn lichaam, met kennelijke sporen van moord, niet ver vandaar word gevonden. Kort daarna reikte Maria haar hand aan graaf Both well, een van de voornaamste bewerkers van dat gruwelstuk.

Dit bracht een aantal hervormde Schotsche edelen tegen hun koningin in opstand. Zjj namen haar gevangen en dwongen haar, afstand van\'t bestuur te doen ten behoeve van haar nog minderjarigen zoon, jakobvi. Uit de gevangenis ontsnapt, vlood Maria, bij gebrek aan een ander toevluchtsoord, naar Klizabeth , die, in plaats van haar bloedverwant gastvrjj te ontvangen, haar in hechtenis hield. Inmiddels smeedden de ijverige katholieken vele samenzweringen, waaraan zelfs de hoven van Kome, Madrid en Parijs deel namen, ten einde Elizabeth uit den weg te ruimen en Maria te bevrijden. Hierom benoemde Elizabeth een buitengewone rechtbank, bestaande uit baronnen, rechtsgeleerden en leden van \'t parlement, om in de zaak van Maria vonnis te vellen. Na een negentienjarige gevangenschap werd eindelijk de ongelukkige koningin der Schotten , als medeplichtig aan de laatste dier samenzweringen , ter dood veroordeeld en in 1587 in hot kasteel Fotheringhay (ton z. van Leicester) onthoofd. Dat zij kennis droeg van deze samenspanning kan in allen gevalle geenszins worden geloochend, maar evenmin, dat Elizabeth haar nicht steeds vijandelijk had bejegend en altijd in overleg en in overeenstemming met

-ocr page 237-

215

Maria\'s tegenstanders gehandeld. Hoe lang ook Elizttbeth had geaarzeld, ten laatste viel de noodlottige slag.

Volgens den wenseh van \'t parlement benoemde Elizabeth Jakob VI, quot;koning van Schotland, een zoon van Darnley en Maria , tot haren opvolger. Hjj beklom alzoo , na don dood van Elizabeth , als j a ko b i (1603—1625), den troon, waardoor het huis Stuart dat der Tudors verving. Engeland, met Schotland vereend , werd nu Groot-Britanniï.. Weldra kwam het nieuwe koningsgeslacht, door zijn overhellen tot het catholicisme en door Jakob» vasthouden aan do stelling, dat do OTibeperkte macht hem , die de koningskroon droeg, door God was verleend, in gevaarlijke tegenspraak met den geest van \'t Engelsche volk. In tegenstelling met de laatstverloopen tjjden matigde het parlement zich grootere rechten aan, en reeds verbloemden de puriteinen hun republikeinscbe gezindheid niet langer. Jakob was protestant en handhaafde dus de verordeningen, onder Elizabeth uitgevaardigd. Daarom word hjj, bij geen der sekten gezien ,-door vele katholieken bitter geiiaat. Ternauwernood ontsnapte hjj aan een groot levensgevaar, dat hem van den kant van eenigc katholieken bedreigde, aan de buskruit-saraenzwering, in 1605 van hen uitgegaan en tegen hem en het parlement gericht. De aanslag, dien men voor had, was, den koning en het parlement den 5den November 1605 in de lucht te doen vliegen. Te dien einde hadden de samengezworenen de kelders onder de vergaderzaal van \'t parlement gehuurd en met een verbazende hoeveelheid buskruit gevuld. Van de misdadigers is Guy Eawkes het moest bekend geworden, doordien hij juist werd gegrepen, toen hij met de laatste toebereidselen tot den aanslag bezig was,

§ 89.

Duitsrhland onder de konim/eu uil het Hahshun/sche huis Ferdinand II en Ferdinand ///, eu de dertigjarige oorlog. — Van 1619 tot 1648.

De blakende godsdienstijver, door de Jozuïten aangevuurd, van fek-di na nd ii (1619 —1637), hertog van Stiermarken, Karinthië en Krain, Matthias\' neef en opvolger, deed hem hot bestrijden der ketters als een heiligen plicht aanmerken. Vanhier dat het smeulend vuur van den oorlog niet anders kon dan terstond ontvlammen. Met terzijdestolling van Ferdinand kroonde het grootendoels Luthersche Bohemen den hervormden pkederik v, keurvorst van de Palts en een schoonzoon van Jakob I (zie blz. 214, 215), als koning. Philips III van Spanje beloofde den keizer zijn bijstand, /eer kort duurde het koningschap van den zorgoloozen Prederik. Terwijl hijzelf te Praag aan tafel zat, sloegen hertog Maximiliaan van Beieren (zie blz. 193) en de ervaren Tilly, een Nederlander van afkomst, zjjn onderbevelhebber, \'s konings leger in 1620 voor de poorten van Praag op den witten berg. De zwakke keurvorst zocht spoedig eon toevlucht bij zijn oom Maurits in de Nederlanden, de algemeene wijkplaats voor ongeluk-

-ocr page 238-

216

kigen en verdrukten, waar men hem den „winterkoningquot; noemde, en werd met zijn bondgenooten in den rijksban gedaan. Een deel van de Palts, alsmede de kourvorstelijke waardigheid, kreeg Maximiliaan van Beieren. De opstand der Bohemen werd bloedig gestraft, de majesteitsbrief verscheurd. Ook in Duitschland zelf hadden verdere pogingen der protestanten geen beteren uitslag.

Toen het nu scheen, dat zich geen verdediger der hervorming meer zoude opdoen, stelden de vorsten van Neder-Saksen in 1625 koning CHRiSTiAAN iv van Denemarken aan hun hoofd. Maar aan don anderen kant vond de keizer een veel krachtiger steun in Albrecht van Waldstein, gewoonlijk Wal lens tein geheeten. Deze buitengewone en in zichzelf gekeerde man, wiens plannen buiten de gewone orde der dingen lagen, wierf uit eigen middelen, ten dienste van Ferdinand , een groot leger en onderhield het op kosten van \'t ongelukkige land, waar hij zijn legerplaats opsloeg. In 1626 bracht\'l\'illy koning Christiaan bij L u tte r (in Brunswijk, ten z.o. van Hildesheim) een nederlaag toe, en Wallenstein drong hem naar zijn land terug. Terwijl Mecklenburg, Pommeren en geheel Noord-Duitschland zich onderwierpen, weerstond alleen de stiid Straalsoncl (in \'t n.w. van Voor-Pommeren), en in weerwil van een langdurig beleg, in 1628, kon Wallenstein ze niet innemen, in \'t volgende jaar sloot do keizer met Christiaan IV den vrede van Laheck.

Intusschen werd Wallenstein met titels en waardigheden overladen, lleeds tot hertog van Friedland (in \'t n. van Bohemen , nabij Reichenberg) verheven, werd hij vervolgens mot het hertogdom Mecklenhurg beleend ten koste der beide hertogen, die zich met Denemarken hadden verbonden. In 1628 benoemde de keizer hem bovendien tot generaal en admiraal der Oostzee. Doch al deze titels en waardigheden beletten niet, dat met ijver aan zijn val werd gearbeid. Van alle zijden gingen luide klachten op over de afpersingen, waaraan zijn leger zich schier overal schuldig maakte. Deswege noodzaakten Maximiliaan van Beieren en de overige vorsten , die van den trotsehen Friedland een hevigen afkeer hadden, Ferdinand op den rijksdag te Regensburg (aan den Donau, in Beieren) in 1630 , Wallenstein af te zetten. Bij dit alles hield de keizer zijn doel, de herstelling van den katholieken godsdienst, onafgebroken in \'t oog. In Maart 1629 was hel restitutie-edict (herstellingsbesluit) afgekondigd, hetwelk het teruggeven van alle kerkelijke goederen gelastte, sinds het verdrag van Passau en tegen de bedoeling van het geestelijk voorbehoud (zie blz. 188) ingetrokken, en, zonder de minste verzachting, door krijgslieden werd ten uitvoer gelegd.

Onder deze hachelijke omstandigheden daagde eindelijk van verschillende kanten krachtige hulp voor de protestanten op. Vooreerst volgde Frankrijk, beducht voor de verbreking van Europa\'s evenwicht, wederom de richting, die Hendrik 11 en Hendrik IV tot bondgenooten der Duitsche protestanten had gemaakt. Ten oinde toch do dreigende oppermacht van het Ilabsburgsche huis tegen te werken , ondersteunde dit rijk nu in Duitsch-

-ocr page 239-

217

land de protestanten, die het in eigen boezem vervolgde. Kardinaal Richelieu (zie blz. 223) beloofde aanzienlijke geldsommen aan gusta af ii a no li f, koning van Zweden, die reeds in een gelukkigen oorlog tegen Polen uitstekende gaven als veldheer had aan den dag gelogd, indien hij het protestantisme in Duitschland wilde staande houden. Aan deze roepstem leende Gustaaf Adolf gewillig het oor, omdat hij het tegelijk voor plicht en met zjjn belangen overeenkomstig achtte, voor de zaak der Duitsche protestanten krachtig op te treden en de uitbreiding der keizerlijke macht aan de kusten der Oostzee tegen te gaan. Dit laatste punt, de vraag, welk rijk de heerschappij over de Oostzee zou voeren, schijnt niet hot minst zwaar bij den koning van Zweden te hebben gewogen : bij al zijn vroegere oorlogen had hij het steeds voor oogen gehad. Dus landde hij den 4den Juli 1630 op Usedom (een eiland ten n.w. van hot Pommersche of Stettiner-Haff\'), trok vandaar naar Pommeren en verdreef do keizerlijken binnen kort uit dit land en uit Mecklenburg.

In plaats van zich met Gustaaf Adolf te vereenigen sloten de keurvorst van Saksen, Johan George, en die van Brandenburg, George Willem, uit afkeer tegen den vreemdeling, met eenige andere protes-tantsche vorsten een verbond tegen den keizer, \'t Gevolg was, dat Gustaaf Adolf alleen hot niet kon verhinderen, dat Tilly in 1631 de stad Maay-denhury (aan de Elbe, in Pruisen Saksen), tegen welke de keizer het restitutie-edict wilde ten uitvoer leggen, door een krijgslist overrompelde. Bij de inneming gaf Pappenheim, een van Tilly\'s onderbevelhebbers, last, een enkel huis in brand te steken. Niet hieraan evenwel is de vernieling van Maagdenburg te wijten, noch aan een of meer dier velerlei omstandigheden, die, zoovaak een stad stormenderhand word veroverd, in vroegere eeuwen plachten voor te komen. Zoo goed als zeker is het, dat voor don brand verantwoordelijk zijn Falkenberg, een Hes en krijgsoverste in dienst van Gustaaf Adolf, een van de leiders der verdediging in de stad, en met hem de protestantache leeraars en een aantal inwoners, bovenal het gilde der schippers. Falkenberg, die den val der stad niet overleefde, was tot het eind tegen alle onderhandeling. Toen men ten laatste daartoe toch overging, was zijn vast besluit, de overwinning voor de keizerlijken nutteloos, don buit onbruikbaar te maken. De predikanten prikkelde het restitutie-edict. Do schippers eindelijk waren, sinds lang door de versperring der Elbe van hun middel van bestaan verstoken, zeer verbolgen. Door hun aller toedoen waren op verschillende punten der stad brandstoffen opgehoopt, zoodat dan ook de brand op onderscheiden plaatsen tegelijk losbrak. Met één woord, de daad van Fajkenberg is dezelfde als die der Russen te Moskau in 1812. Geheel te onrecht heeft men in dor tijd Tilly, die slechts met moeite don dom redde, of do veroveraars in \'t algemeen er aansprakelijk voor willen stellen, die evenwel van het vreeseljjk bloedbad, dat zij in de stad hebben aangericht, niet kunnen worden vrijgepleit.

Op de komst van Tilly, die Saksen kwam brandschatten, riep Johan

-ocr page 240-

218

Goorgo don koning van Zweden te hulp, en weldra volgden de nteoste vorsten zijn voorbeeld. Den 17den September 1631 behaalde Gustaaf Adolf bij Breitenfeld (ten n. van Leipzig) een zoo schitterende zege op Tilly , dat hierdoor do zaken een geheel andere wending namen. De Saksen waren reeds in \'t begin van den slag ineerendeels op de vlucht gegaan, de keurvorst zelf hot eerst van allen. Terwijl de Saksen nu Bohemen bemachtigden , trok Gustaaf Adolf naar den Rijn en nam er een aantal steden in, o. a. Frankfort on Maints. Van Maints wendde zich de koning naar Heieren, ging, in weerwil van Tilly, die daarbij doodelijk werd gewond, in 1632 over de Lech en bezette Munchen , benuvens een deel van \'t land. Tilly stierf kort hierop. Dit drong den keizer, zich wederom tot Wallenstein te wenden, die sedert zijn ontslag als een vorst op zijn goederen in Bohemen leefde en zich met den Italiaan Seni met grooten ijver aan de studie der sterrewichelarij wijdde. Doch eerst na herhaalde malen daartoe te zijn aangezocht en onder voorwaarden, die de rechten des keizers en van \'t rijk zeer beperkten, aanvaardde de gekrenkte man het onbeperkt opperbevel over een door hem te werven leger. O. a. bedong hij, dat hjj het recht van leven en dood over zjjn krjjgslieden met den keizer zou deelen , en dat hom , als gewone belooning , een der Oostenrijksche erflanden en, als buitengewone belooning, het opperleenheerschap over alle te veroveren landen zou worden afgestaan.

Op do tijding, dat de hertog van Friedland op nieuw \'s keizers legerscharen zou aanvoeren, stroomden van alle kanten groote scharen toe, om onder zjjn vanen eer en buit te verwerven. Wallenstein verdreef eerst de Saksen uit Bohemen en trok vervolgens langzaam en dralend naar Beieren. Vruchteloos bestormde Gustaaf Adolf bij Neurenberg de verschanste legerplaats van Wallenstein , die zijn leger toen naar Saksen voerde. Daarheen volgde hem Gustaaf Adolf, en bij Lutzen (ten z.w. van Leipzig) kwam het deti 16don November 1632 tot een hevigen slag, waarin de protestanten het veld behielden. Desniettegenstaande leden zij verreweg het grootste verlies, want Gustaaf Adolf, door een vijandelijken kogel getroffen, eindigde hier zijn heldenloopbaan. Ook de dappere bevelhebber der keizerlijke ruiterij, Pappenheim , sneuvelde hier.

Na den val van den beroemden koning hield een rij groote mannen, die meestal in zjjn tent de krijgskunst hadden geleerd, als Baner en Torsten son, de Zweedsch-protestantsche zaak in Duitschland staande. De rijkskanselier van Zweden, Axel O x e n s t i e r n a, bracht te Heilbronu (een voormalige rijksstad, in :t n. van Wurtemberg) oen nieuw verhoud van de protestansche stenden uit vier kreitsen tot stand en verkreeg zelf de leiding van \'t geheel. Inmiddels was Wallenstein naar Bohemen teruggetrokken. Daar bleef hij steeds werkeloos en onderhandelde met Frankrijk, met Zweden en met Saksen, om den keizer te misleiden en te verraden. Zijn voornemen was, met behulp dier staten Ferdinand tot het sluiten van vrede te noodzaken en zichzelf de kroon van Bohemen te verschaffen. Door verschillende middelen maakte de argwanende keizer hierom Wal-

-ocr page 241-

21U

lensteins troepoti van hem afkoerig. Last om den veldheer, die eens onontbeerlijk was, te dooden gaf hij niet. Het voorneraon om dit te doen kwam het eerst op bij den overste Walter Buttler, oen katholiek Ier, die Wallenstein op zijn laatsten marsch naar Eger (in\'t n.w. van Bohemen) vergezelde. Hier gekomen, deelde hjj het plan aan twee andere hoofdofficieren mede, aan Gordon en Leslie, die beloofden hem ter zijde te zullen staan. Den 25sten Febr. 1634 gaf Gordon een gastmaal, waaraan hij Wallensteins grootste vertrouwelingen noodigde. De opperbevelhebber zelf bedankte. Aan dit gastmaal werden zij door dragonders, hiertoe omgekocht, vermoord, liet waren Ulo, Kinsky en Terzka. Een van de officieren, onder wier leiding dit was geschied, begaf zich hierop met twaalf dragonders naar het kwartier van Wallenstein, die zijn intrek had genomen bij den burgemeester Pachhalbel. Op het gerucht hunner voetstappen stond de opperbevelhebber, die zich reeds had te ruste gelegd, op. Terstond ried hij wat er gaande was, strekte zijn armen zwijgend uit en ving den houw van den hellebaard in zijn borst op, waarop hij neerzijgende stierf.

Kort daarna loste zich het verbond van Heilbronn op, en do keurvorst van Saksen, die van Brandenburg en de meeste protestantsche stenden sloten in 1635 vrede met den keizer. Doch nu trad Frankrijk openlijk tot bijstand der Zweden en der Duitsche protestanten op. Richelieu verklaarde Spanje en Oostenrijk den oorlog en zond geld en legers. Een rij overwinningen herstelde weldra de zaak van \'t protestantendom. Nadat intusschen Ferdinand II was overleden en door zijn zoon, ferdinand ui (1637—1657), opgevolgd , sloeg T o r s t e n s o n in 1642 den katholieken veldheer Piccolomini bij Leipzig. Hierop vernemende, dat Christiaan [V van Denemarken er ernstig aan dacht, zich als derde partij in \'t midden der krjjgvoerenden te werpen, rukte hij plotseling op en veroverde het vasteland van Denemarken. Bij den vrede van Brütnsehro (in \'t z.o. van Zweden, aan zee, ten z.w. van Kaltnar) in 1645 moest Denemarken aan Zweden vrijheid van tol in de Sond schenken en de Noorweegsche gewesten Herjedalen (thans een van de zuideljjkste gewesten van het Noord-land, een der drie hoofddoelen van Zweden) en Jemtland (ten n. vandaar), alsmede de eilanden Gothland (in de Oostzee) en Oesel (ten n. van de golf van Riga), afstaan.

Naar Duitschland teruggekeerd, veroverde Torstenson geheel Bohemen ten gevolge van de luisterrijke zege, in 1645 op do koizorlijko troepen behaald bij Jankow (ten n. van Tabor, in \'t midden van Bohemen), en bedreigde zelfs Weenen. Middelerwijl veroverde de veldheer der Fran-schen, Lode wijk II, hertog van Enghien (in \'t n.o. van Henegouwen), weldra prins van Oondé, ook wel de groote Condé ge-heeten, na de Spanjaarden in 1643 bij Rocroi (ten n.o. van Vcrvins) oen nederlaag te hebben toegebracht, gezamenlijk met Turenne de meeste steden in de I\'alts, Vreesolijk was, bjj al die krijgsdaden, de ellende, die de oorlog over Duitschland bracht. Ook de legers der Zweden werden

-ocr page 242-

220

voor oon good deol o[) kosten van dit land onderhouden, want Zweden was niet rjjk. Van zjjn kant moest de keizer, ten einde aan zijn bestrijders het hoofd te kunnen bieden, aan zjjn landen de zwaarste lasten ojdeggen. Zoowel de legers van vrienden, als die van vijanden trokken het gansehe land door. Hadden de inwoners eerst van het hunne geofferd ten behoeve der eersten, dan kwam de brandschatting van do laatsten. I\'lundering en mishandeling waren onafscheidelijk van dezen krijg. Landbouw en bedrijven stonden stil; honderden dorpen en steden werden afgebrand; pest en allerlei ziekten, hongersnood en gebrek heerschten allerwege. En aan het beginsel, waarvoor do oorlog, zooals het heette, werd gevoerd, aan den godsdienst, dacht niemand meer. Sinds lang was bet eigenlijke doel de bevrediging van de hebzucht der vorsten.

De vrede werd den 24sten October 1(548 te Osnahriick en te Munster (in Westphalen) onderteekend. De Augsburgsche godsdienstvrede (zie blz. 188) werd bekrachtigd en tot de gereformeerden uitgestrekt. Andersden-konden behoefde geen landsheer op zijn gebied openbare godsdienstoefening te vergunnen; maar hij moest hun drie jaren tijd geven om het te verlaten. Wilden zij blijven, dan mochten zij hun godsdienst niet in \'t openbaar oefenen, doch moesten voor \'t overige worden geduld. Het kamergerecht zou voor de helft uit katholieke, voor de helft uit protes-tantsche leden bestaan. Met betrekking tot het twistpunt van het geestelijk voorbehoud werd de toestand van zaken van den Isten Jan. 1624 als richtsnoer aangenomen. Aan de Uuitsehe rijksstanden of vorsten werd de zoogenoemde landshooijheid toegestaan , alsmede het recht om verbonden met vreemde staten te sluiten, mits niet tegen den keizer en tegen het rijk. Den keizer zelf verbleef, als opperhoofd van \'t land, ternauwernood een schijn van macht, terwjjl den rjlcsdat/ eigenlijk het hoogste gezag werd toegekend. Maar die rijksdag, op zeer onvolkomen wijze samengesteld, had noch kracht, noch aanzien, inzonderheid sedert hij in 1663 te Reyenshurfj permanent, d. i. voortdurend aanwezig, werd verklaard. Do keurvorst van Beieren behield de hem geschonken Boven-Palts; doch de Beneden-Palts werd, als achtste keurvorstendom, aan den zoon van den ongelukkigen Frederik , Karei Lode wijk, toegewezen. Brandenburg behield het grootste deel van Achter-Pommeren en verwierf Maagdenburg als hertogdom. Maagdenburg werd^dus, gelijk vele andere bisdommen en abdijen, geseculariseerd, d. i. wereldlijk verklaard , en alzoo tot staats- en bijzonder eigendom gemaakt. Frankrijk verkreeg hot grootste gedeelte van den Elzas; Zweden kwam onder de Duitsche rijksstenden en ontving, behalve f 9,000,000, Voor-Pommeren met Stettin en het eiland Riigen (ten o. van Straalsond), alsmede Bremen en Verden (ten z.o. van Bremen) als hertogdommen. Nog werd, wat geheel overbodig was, Zwitserland geheel onafhankelijk van Duitschland verklaard.

-ocr page 243-

221

§ 90.

Df Nederlanden sedert het einde van het twaalfjarig bestand tot den rrede van Westminster. — De West-Indische compagnie. — De eerste zeeoorlog met Engeland. — Van 1G21 tot 1654.

Nog eer het twaalfjarig bestand ten einde liep, was de stadhouder van Friesland, Groningen en Drente, Willem Lodewijk, in 1G20 overleden en voor \'teerste gewest door zijn broeder Ernst K as i m i r (1620 —1632) opgevolgd, terwijl de beide andere Maurits hadden gekozen. Sehier onmiddellijk na het einde van den wapenstilstand werd in 1621 de Wesi-Indische compagnie opgericht. De landstreek, die zij mettertijd onder haar beheer kreeg, waa niet zeer uitgestrekt, n.1. Berbice (ten w. van Suriname), Demerary (ten w. van Berbice) en Essequibo (ten w. van Demerary), benevens St. Eustatius (nabij St. Christott\'el, een van de eilanden boven den wind in de Caraïbische Zee). Ook Brazilië kwam er voor oen korten tijd bij. Inrichting en bestuur waren grootendeels gelijk aan die der Oost-Indische maatschappij (zie blz. 201). Aan aandeelen had Amsterdam l, Zeeland de Maas, Noord-Holland en Friesland met Groningen elk J.

In plaats van Maurits werd zijn broeder frederik henduik (1625— 1647) in de meeste provinciën als stadhouder verkozen, doch niet in Groningen en in Drente, waar men den stadhouder van Friesland nam. Na \'t overlijden echter van Ernst Kasïmir en van zijn zoon en opvolger, Hendrik Kasïmir I (1632—1640), benoemden ook Groningen en Drente Frederik Hendrik tot stadhouder. Frederik Hendrik muntte inzonderheid in de belegeringskunst uit, getuige de verovering van\'s Hertogenbosch in 1629 en van Maastricht in 1632. Ter zee begon onze staat zijn strijdkrachten eveneens ten toon te spreiden. Piet Hein, vlootvoogd van de West-Indische compagnie, vermeesterde in 1628 de Spaansche zilvervloot in de baai van Matanzas (op de noordkust van het eiland Cuba, in West-Indië), een rijken buit van ongeveer twaalf millioen, waardoor die maatschappij dat jaar een uitdceling deed van 50 ten honderd. In 1630 hernamen de Nederlanders voor de West-Indische compagnie Brazilië, reeds vroeger aan de Portugeezen ontwrongen, maar door deze natie heroverd. Doch doordien het op don duur niet krachtig genoeg werd verdedigd, moesten de Nederlanders het in 1654 ontruimen en aan de Portugeezen afstaan. Evenmin als met gewold slaagde men er vervolgons langs den weg van onderhandelingen in, Brazilië terug te krijgen. Eindelijk werd het geschil, in 1661, in dier voege afgedaan , dat Nederland, tegen een afkoop van 8,000,000 gl., ten behoeve van Portugal afstand deed van Brazilië.

Sedert 1635, toen Frankrijk (zie blz. 219) met de Nederlanden een aanvallend en verdedigend verhand tegen Spanje sloot, smolt de tachtigjarige oorlog met den dertigjarigen ineen. Onder de schitterende overwinningen , zoo te land als ter zee op de Spanjaarden behaald, waarin onze geschiedenis van dit tijdperk zon rijk is, bekleedt de zege in den

-ocr page 244-

222

zeeslag bij Du ins (een reede nabij Dover, in \'t z.o. van Engeland), in 1639 door den uitstekenden admiraal Maarten Harpertszoon Tromp bevochten, een eerste plaats.

Eén jaar nadat willem n (l(ï47—1650) zijn vader Frederik Hendrik in zijn waardigheden, mede in het stadiiouderschap van Groningen en van Drente, was opgevolgd, werd de oorlog hier te lande door den Weat-jiluialucken vrede (zie blz. 220), niet betrekking tot de Nederlanden doorgaans rrede van Munster geheeten, geëindigd. Do koning van Spanje erkende de Vereenigde Nederlanden als vrije en onafhankelijke lauden en moest zich het sluiten der Schelde laten welgevallen. Nogmaals werd hel tijdperk van vrede naar buiten door binnenlandsche geschillen verontrust, die thans over het getal der af te danken troepen liepen. Holland, dat alleen meer dan de zes andere provinciën te zanien in de algemeene lasten droeg, wilde meer volk afdanken en stond pal tegenover de overige. De Staten-Generaal en de stadhouder, steunende op het recht der unie en van de meerderheid, hielden van hun zijde hunne streng vast. /es afgevaardigden ter dagvaart van Holland , hoofden van de staatsgezinde partij, van nu aan ook de fjoeDe.steinnche factie geheeten, o.a. Jakob de Witt, oud-burgemeester van Dordrecht, liet do stadhouder in 1650 op Loeve-stein gevangen zetten; hij zond troepen af, om Amsterdam te bezetten: alles, zooals .het heette, op last der bondgenooten. Amsterdam, Holland gaf toe; doch \'t verschil tusschen de voorstanders van \'t hooggezag der Staten-üeneraal met den stadhouder en die van de onverkorte souverei-niteit van elke provincie, door Holland vertegenwoordigd, had een wonde geslagen, die nooit is geheeld.

Na \'s prinsen dood word in 1651 een groote vergadering van afgevaardigden van alle gewesten gehouden en besloten, geen kapitein-generaal aan testellen, zooals de meeste gewesten geen stadhouder benoemden. Nog bracht men aan de staten der gewesten het hooggezag in zaken van godsdienst, terwijl de oppermacht in \'t stuk der militie of krijgszaken wel aan de Htaten-Öeneraal verbleef, maar te dien aanzien aan de provinciale staten meer invloed werd toegekend dan voorheen. Deze regeling omtrent het beschikken over de troepen van den staat toonde den diepen indruk, dien de aanslag op Amsterdam op allen had gemaakt. De twintig volgende jaren, waarin Holland en de meeste provinciën geen stadhouder hadden, zijn het eerste stadhouderlooze tijdperk onzer geschiedenis. Gedurende dit tijdperk was joh an de witt de eerste staatsdienaar of minister der provincie Holland, onder den naam raadpensionaris. Maurits had het Nederlandsche leger tot het eerste van Europa gemaakt; de Witt verhief den staat tot een zeemogendheid, die Engeland en Frankrijk met roem het hoofd bood. Slechts Groningen en Drente namen in 1650 den stadhouder van Friesland, Willem Frederik (1640--1664), den broederen opvolger van Hendrik Kasïrair I, ook tot den hunnen.

Weldra had de Republiek weer een oorlog door te staan. Uit verschillende, later te vermelden oorzaken (zie blz. ontsproot de. eerste, zee-

-ocr page 245-

223

oorlog met Engeland, 1652—1654. Michiel Adriaans/, de Ruiter, de vennaardste onzer vlootvoogden, sloeg de Engelschen in 1652 bjj Plymouth (in \'t z.w. van Engeland). Niet minder krachtig handhaafde Trotn|), toen op het toppunt van zijn roem, do oer onzer vlag, zoovvol in den onbeslisten driedaagschen zeeslag bij Portland (een schiereiland in \'t z. van Engeland, ten w. van Dorchester), Febr. 1653, en bij ter 11 o ij do (ton z. van Scheveningen), waftr hijzelf sneuvelde en waar de zego eveneens twijfelachtig was, als in vele andore ontmoetingen. De kaapvaart der Engelschen ten koste van onze koopvaardijschepen neigde evenwel de gemoederen tot vrede. Hij kwam in April 1664 in Westminster (een deel van Londen) tot stand, onder voorwaarde dat Holland verklaarde, den jongen prins van Oranje, Willem Hendrik, den zoon van Willem II en Maria, een dochter van Karei [ (zie blz. 226), nimmer tot stadhouder te zullen kiezen, noch, zooveel zijn stem aanging, te zullen toelaten , dat hij ooit tot kapitein-generaal der unie werd aangesteld , hetgeen dit gewest bij een geheim artikel, de aide van serhisie, beloofde.

§ 91.

F ra ii kr ijk under de koningen uil het huis ItourhoH Lndeu\'ijk XII! en Lude-

H\'ijk XIV gedurende, het heheer run Richelieu en ran Mazurin. De l\'ronde. — Van 1610 tot 1660. — Spanje onder Philips IV, koning uit het Hahsburgsche huis, oan 1621 tot 1665. — Portugal onder de regeering van het huis Hraganza,, sedert 1640.

Voor den zoon van Hendrik IV, lodewijk xiii (1610—1643), aanvaardde wegens zijn jeugd, zijn moeder, Hendriks tweede echtgenoot, Maria de Medici, als regentes het bewind. Later werd zij van het hof verwijderd en kwam Arm and Jean du Plessis, heer van uien e lieu (ten z.o. van Tours, bij de Vienne) en bisschop van Luoon (ten n. van la liochelle), kort tevoren tevens tot kardinaal verheven, aan de spits van \'t bestuur. Deze kloeke en met een krachtigen geest begaafde minister was de stichter der Académie frangaise of Pransche akademie, die veel heeft gedaan voor de zuivering der Pransche taal. Als staatsman bevestigde hij de eenheid van \'trijk en daardoor de onbeperkte macht van\'t koningschap. Do koning had eigenlijk een afkoer van den schranderon man , alsof hij er oen voorgevoel van had, dat Richelieu hem zou beheerschen. Toch kon hij zijn leiding niet ontberen.

Hoe Richelieu in do buitenlandsche politiek de rol van Hendrik IV opnam , is boven gebleken. In Pranknjk zelf verbrak hij geheelenal de macht der grooten en voleindigde wat Lodewijk XI had aangevangen. Eveneens ontwapende hij de hugenooten , wier bestaan als een staat in den staat met eigen legers en vestingen (zie blz. 209) hem in strijd scheen met do eenheid en met de veiligheid van het rijk , door een oorlog, 1627—1629, waarin la Roebelle (ten n. van de Charente, aan zee) eerst na een zeer langdurig beleg haar

-ocr page 246-

224

poorten voor hora opende. Zij moest bukken, omdat Richelieu door \'t opwerpen van een dam in zee haar, gelijk weleer Alexander aan Nieuw-ïyrus , allen toevoer had afgesneden. Zoowol hierdoor als doordien vele aanzienlijke mannen, om staatkundige redenen, van de hervorrado kerk afvielen, verloor het protestantisme veel van zijn krachten van zijn belijders. Voor\'t overige bleef Richelieu, na zijn oogmerk te hebben bereikt, het edict .-an Nantes handhaven. Nogtans was de toestand der hugenooten in \'t vervolg steeds als die eener minderheid , die van een machtige meerderheid als gunst moest vragen wat haar als recht was toegekend. De Roomsch-katholieke geestelijkheid hoopte nog steeds do kettorjj in Frankrijk te kunnen uitroeien. In 1642 stierf de scherpzinnige staatsman, en weinig tijds later volgde hem de koning in het graf.

Tot regentes voor Lodewijks vijfjarigen zoon, i.odewijk xiv (1643— 1715), werd \'s konings weduwe, Anna van Oostenrijk, een dochter van Philips III van Spanje, benoemd. Als plaatsvervanger voor zichzelf had Richelieu don Sieiliaan Julius Mazarlni, doorgaans kardinaal m a / a k i n geheeten, aanbevolen. Ofschoon niet den titel „eersten ministerquot; voerende , stond hij metterdaad aan \'t hoofd van \'t bewind en ging op den weg, door Richelieu ingeslagen, voort. Als middelen wendde hij intusschen veelal niet, gelijk zijn voorganger, kranhtige maatregelen aan , maar bezigde list en sluw overleg. Hevige klachten over telkens hernieuwde belastingen, welker druk in weerwil van den voor Frankrijk gunstigen Westphaalschen vrede niet afnam, verwekten woelingen, die het land sinds 1648 ruim tien jaren lang in onrust hielden. Tegenover de partij van \'t hof of van Mazarin stond, behalve vele edelen , het parlement van Parijs, weigerende de nieuwe belasting-n te registreeren (zio blz. 145). üe tegenstanders der regeering werden door do aanhangers van den minister, dio dezen oorlog even onbeduidend achtten, als het kinderspel van den slinger, frondeurs (alin-geraars, vitters) genoemd. Zij werden bestuurd door Gondi, plaatsvervanger van den aartsbisschop van Parijs en later kardinaal de Rotz geheeten, en telden onder hun leiders ook Molé, president van \'t parlement te Parijs.

Deze burgeroorlog was vol wisselingen. Condé, eerst een ijverige steun der regeering, bestreed haar vinnig sinds 1650. Immers sedert 1651 , het jaar, waarin 1 odewijk XIV, oud veertien jaar, zichzelf meerderjarig verklaarde, werd de krjjg uitsluitend tusschen Condé en het hof des konings gevoerd. Turenne, korten tijd een tegenstander van Mazarin, vocht doorgaans aan \'t hoofd der koninklijke troepen voor de zaak der regeering. Zelfs werd de oppermachtige minister door den voorspoed der tegenpartij gedwongen, tweemaal het hof en Parijs te verlaten, hoewel de koningin hem telkens spoedig terugriep. Wederom zag men gedurende dezen oorlog, gelijk vroeger in 1588 (zie blz. 209), de Parijzenaars barricaden (versperringen, van barriquo, d. i. ton) opwerpen. Na onderhandelingen met Spanje te hebben aangeknoopt, begaf Condé zich naar een Spaansch leger, hetwelk in de Zuidelijke Nederlanden stond. Deze stap gaf meer nadruk

-ocr page 247-

225

aan den oorlog tusschen Spanje en Frankrijk, die in do laatste jaren slepend was geweest. Van zijn zijde verklaarde het parlement Condé, wegens hoogverraad, des doods schuldig en ontzette hem van al zijn waardigheden on goederen. Ten laatste zegevierde Mazarin. De adel en het parlement werden bedwongen, en hijzelf regeerde in naam van don koning. Met het oog op het overwicht, dat Frankrijk en Spanje vereenigd in Europa konden oefenen, ontwierp Mazarin een huwelijk tusaohen Lode wijk XIV en Maria ïheresïa, een dochter van Philips IV van Spanje. Mitsdien werden er onderhandelingen aangeknoopt, die in 1659 tot den vrede der Pyremeën voerden, waarbij Lodewijk Artois, op twee steden na, en vele gewichtige streken en vestingen in Vlaanderen, in Henegouwen en in Luxemburg verwierf, alsmede een paar landschappen ten n. van de Pyrenaeën. De infante deed in 1660 bij voorraad bij akte plechtig afstand van de opvolging in de landen der Spaansche kroon , wolke akte Lodewijk tovens bekrachtigde, terwijl hun huwelijk kort daarna werd voltrokken. Die afstand zou echter dan alleen van kracht zijn, wanneer de koning van Spanje vóór \'t eind van het jaar 1661 den bruidschat zijnor dochter, ten bedrage van 500,000 gouden kronen (elk ter waarde van omtrent drie gl.), aan den koning van Frankrijk had betaald. Condé, in \'t bezit zijner goederen en waardigheden hersteld, keerde naar zijn vaderland terug. In \'t zelfde jaar, 1660, stierf de minister, wiens werk deze vrede was, verbazende schatten nalatende.

Onder den zoon en opvolger van Philips III, philips iv (1(521—1665), schreed het verval van Spanje (zie blz. 191, 192) steeds voort. Niet alleen had de schatkist geen geld; maar alle bronnen van bestaan, landbouw , veeteelt, nijverheid, handel, kwijnden. Q-een plaats was er in het rijk, of het getal harer inwoners verminderde steeds. Een echte Spanjaard kon zich niet zoo ver vernederen, dat hij, gelijk vroeger de Mooren, den akker bebouwde, handel droef of zich op de nijverheid toelegde. Liever ging hij naar Amerika of in een klooster. Vanhier, dat het aantal monniken op schromelijke wijze vermeerderde. Intusschen kon men de monniken nog tellen, de bedelaars niet, terwijl het cijfer der arbeidende bevolking trapsgewijze verminderde. Handel en nijverheid geraakten in handen van vreemdelingen, vooral van Qenueezen, die zich in Spanje vestigden. Hoewel het getal der hoogescholen in \'t rijk zeor groot was, waren de studiën eveneens in verval en heerschte onder alle standen een verregaande onwetendheid. Do oorzaken van Spanje\'s rampzaligen toestand wuren altijd dezelfde; behalve de stremming van handel en nijverheid, de verkwisting van \'thof, een slecht beheer en zware kosten voor vloot en leger. Deze kosten toch waren aanzienlijk, zoowel uit hoofde van den dertig- en den tachtigjarigen oorlog, als om dien tegen Frankrijk (zie blz. 219 en 221), welke zelfs met den Westphaalschen vrede niet word gestaakt.

Nog veel meer groeiden de moeielijkhoden der regeering aan, toen verscheiden gewesten der Spaansche kroon , Catalonië, Portugal en Napels, grootondeels wegens geweldige afpersingen van staatswege, tot openlijk ver-

Wijnne, Uaudboek der Aly. Geschiedenis, 6de druk. 15

-ocr page 248-

22fi

zet tegon den koning oversloegen. Do opstand in Catalonië werd in 1652, die in Napels, waar Masaniello (Tomaszo A niello), 9en visscher, de oproermakers aanvoerde en conige dagen do stad beheersehte, in 1648 gedempt, een gebeurtenis, welker voorstelling, de opera Lu Muette de Porttci, in onze eeuw in meer dan één land de gemoederen in beweging bracht. Anders eindigde het oproer in Portugal. In dit land, dat dezelfde grieven had, bovendien het verlies zijner bronnen van welvaart betreurde en zich als een wingewest moest zien bahandelen, greep in 1640 een volledige omwenteling plaats. Met onttrok zich geheel aan\'t gezag van Spanje, en de hertog van Braganza (in Tras-os-Montes, in \'t n.o. van Portugal), een achter achterkleinzoon van Emanuel I (zie blz. 171), werd als joh an iv (1640—1656) tot koniny benoemd. Twee jaren vóór zijn dood bracht hij Brazilië (zie blz. 221) weder in\'t bezit van Portugal. Nog jaren lang had Portugal evenwel de herkregen zelfstandigheid met de wapens tegen Sparje te verdedigen, totdat dit rijk het in 1668 bij den cre.de van Lissabon voor een onafhankelijken staat verklaarde.

§ 92.

Engeland onder Karei /, koniny uit het huis Stuart, tot het einde der omwenteling en tot zijn dood. — Van 1625 tot 1649.

Het gewicht der moeieljjkheden, reeds door Jakob I gevoeld (zie blz. 215), drukte eerst recht zwaar op zijn zoon en opvolger, kakel i (1625—1649). Zonder te bedenken, hoe afhankelijk een koning van Engeland ook destijds van het parlement was, dewijl dit uitsluitend het recht had belastingen uit te schrijven , deed de koning aanstonds twee onberaden stappen. Hij behield den gehaten minister zijns vaders, den hertog van Buckingham (ten n.o. van Oxford), en huwde de katholieke Hen-riette Marie, een dochter van Hendrik IV. Hierdoor maakte hij do presbyterianen van zich afkeerig en bewerkte een toenadering tusschen hen en de episcopalen. De hulpkreet der hugenooten uit la Rochelle (zie blz. 223) berokkende hem in 1627 een oorlog met Frankrijk en vermeerderde zijn behoefte aan geld. Tot dusver had zich de strijd \'tusschen koning en parlement tot schermutselingen bepaald. Karei had de vergadering een paar maal bijeengeroepen, niet kunnen verwerven wat hij vroeg en ze dan weer ontbonden. Doch nu de nood drong, moest do koning, naar den wensch van \'t parlement, in 1628 de petition of right (bede om recht) tot rijkswet verheffen , volgens welke niemand zonder toestemming van \'t parlement tot eenige belasting of gift gedwongen, noch willekeurig gevangen gezet of anders dan voor zijn gewonen rechter gedaagd kon worden.

Hiermede was echter de tegenpartij op verre na niet voldaan. Steeds voortschrijdende in hot onderzoek dor bezwaren, vorderde het lagerhuis,

-ocr page 249-

227

dat Karei het zoogenoemde tonne- en waaggeld niet zou invorderen, dat hem, tegen de sinds Eduarcl IV (zie blz. 150) heersehende gewoonte, bij \'t begin zijner regeering, niet voor den ganschen duur van zijn bewind, maar slechts voor één jaar was toegestaan. Aan \'t behoud van dit voorrecht hechtte de koning veel gewicht, omdat de gelden, voortkomende uit die belasting, op den invoer van wjjnen en van alle andere koopwaren gelegd, hem, in gewone tijden, tot zekere hoogte onafhankelijk maakten van het parlement. Een nieuwe ontbinding was het antwoord van Karei. Ondertusschen was Buckingham in 1628 door een puritein. Fel ton, vermoord en door Thomas Went worth, vroeger een voorvechter der tegenpartij, als minister opgevolgd. Met behulp van hem regeerde de koning nu elf jaren lang (sedert 1629) zonder parlement. Ofschoon hij in \'t zelfde jaar vrede sloot met Frankrijk, had hij toch nog steeds in vele uitgaven te voorzien. De middelen hiertoe verschaften hem geldboeten en het verkoopen van monopoliën (bevoorrechte alleenhandel in verschillende waren). In 1636 stelde Karei een jaarlijksche belasting op de huizen in, het scheepsgeld genoemd , dewijl zij, zooals werd beweerd , moest strekken tot uitrusting eener vloot. Elk, die zich tegen \'s koninga afpersingen verzette of zich anderszins aan hem vergreep, werd voor de sterrelcamer gedaagd, een gerechtshof, van den tijd van Hendrik VII dag-teekenende, dat, door de wijze waarop hot was samengesteld en daar het zonder gezworenen recht sprak, grootendeels van den koning afhing, doorgaans zeer harde vonnissen velde en zijn naam ontleent aan de sterren, waarmede de zolder der zaal, waarin het zijn zittingen hield, was versierd. Gelijk de sterrekamer de staatsraisdrjjven, vervolgde de hooge commissie, een kerkeljjke rechtbank, door Elizabeth ingesteld, hen, die den eerbied voor de suprematie uit het oog verloren.

Zooals Wentworth \'s konings rechterarm was, zoo was Laud zijn linkerarm. Onverzoenljjk .van karakter, haatte Laud de puriteinen en begon , eerst als bisschop van Londen, weldra als aartsbisschop mn Can-ter bur ij , hen hevig aan te tasten. Vermits hem de eeredienst der episcopale kerk te eenvoudig toescheen, ontwierp hij een liturgie (regeling van kerkgebruiken) , krachtens welke een menigte plechtigheden, meestal met den katholieken eeredienst overeenstemmende, weder zouden worden ingevoerd. Eerst werd zij, hoewel niet zonder hevig en velerlei verzot, in Engeland doorgedreven. Vervolgens besloot Karei, zonder naar de volksstem te luisteren, deze liturgie met geweld in Schotland in te voeren, ton oinde langzamerhand de daarvan afwijkende gewoonten der puriteinsche kerk in onbruik te doen geraken, waarin ook Jakob 1 met hetzelfde doel reeds eenige veranderingen had gemaakt. Ware dit gelukt, dan zou vervolgens een kerkelijk wetboek zijn ingevoerd, hetwelk de koninklijke suprematie en het stelsel der bisschoppen ook voor de Schotsche kerk verplichtend maakte. Doch de Schotten, tot dusver niet gebonden door den eed van suprematie, sloten, gelijk reeds meermalen was geschied, onderling een nauw verbond, corenanl, d. i. overeenkomst, geheeten. Den 288ton Februari

15*

-ocr page 250-

228

1H38 ondevteekonden allen, die te dien einde in een kerk te Edinburg waren bijeengekomen, een geschrift, waarbjj zij zich verplichtten, het papisme te verwerpen en zich eendrachtig togen elke nieuwigheid te verzetten. Hierop liepen zij te wapen, en vermits Karei het nijpend geldgebrek thans moer dan ooit bespeurde, vond do raad vati Wentworth, een Engelsch parlement bijeen te roepen , ingang. Maar het ging weer den ouden gang: het parlement, hetwelk men het korte heeft genoemd, verlangde opheffing van de bestaande bezwaren en weigerde inmiddels zjjn inwilliging tot belastingen. Daarom ontbond de koning het weder; doch het binnenrukken dor Schotten in Engeland noodzaakte hem nog in \'t zelfde jaar (1640), op nieuw een parlement bijeen te roepen.

Dit was het zoogenoemde lange parlement, 1640—1649. dat den koning kroon en leven kostte. Reeds het begin dor beraadslagingen rechtvaardigde de vrees van Karei 1 voor de gevolgen van dezen stap, waartoe Wentworch, thans graaf van Strafford (het westelijk gedeelte van Yorkshire), en Laud hem hadden overgehaald. Zich niet meer tot de handhaving hunner rechten bepalende, maakten de beide huizen, vooral het lagerhuis, inbreuk op die dos konings. De storrekamer en de hooge commissie werden afgeschaft en Strafford en Laud, op een aanklacht van \'t lagerhuis, door de lords (d. i. het hoogerhuis), die deze aanklacht niet aan de gewone rechtsgronden toetsten, maar als een buitengewone zaak aanmerkten, als schuldig aan hnogverraad gevonnist en ter dood gebracht, de eerste in 1641, de tweede in 1645. De koning, die eens had beloofd, dat Strafford geen haar op zijn hoofd zou worden gekrenkt, bezweek en gaf zijn inwilliging. Nu word er een wet gemaakt, volgens welke om de drie jaren een parlement moost worden bijeengeroepen. De bisschoppen sloot men uit van \'t recht om in \'t parlement zitting te nemen, terwijl men \'s konings bevoegdheid om iiot parlement, zonder de toestemming der beide huizen, te ontbinden tevens beperkte.

Ook na den dood van Strafford kwam er geen overeenstemming tusscuen Karei en \'t parlement. Daarom klaagde hij vijf loden van t lagerhuis en een van \'t hoogerhuis wegens hoogverraad aan en poogde hen in hechtenis te doen nemen. Tot die vijf eersten , die hij als de leiders van de partij, welke hem weerstreefde, aanmerkte, behoorden o. a. P y m en Hampden, met Va no de moest bekende van Kareis tegenstanders. Het lagerhuis achtte \'s konings poging in strijd met de petition of right en mot de rechten der volksvertegenwoordiging en kwam in verzet. Zóó leed Karei schipbreuk en verliet Londen in 1642. Ondersteund door den adel en door de katholieken, verzamelde hij in \'t Noorden en in\'t Westen van Engeland een leger tegen het parlement, met hetwelk hot vooral de steden en \'t Zuiden hielden. De partij des konings heette cavaliers of ridders, haar tegenstanders, naar do snee van hun hoofdhaar, rondhoofden. Op den duur kon de koning niet bestand zijn, eensdeels togen het parlement, hetwelk over \'s rijks inkomsten on over de havenplaatsen beschikte, anderdeels tegen de Schotten. Aanvankelijk overwinnaar, word hij in 1644 door

-ocr page 251-

229

Fairfax on Cromwell bij Marston moor (ton n. van York) on in l(i45 by Nasoby (ton n. van Northampton) geslagen en vlood naar Schotland. Maar de Schotten, roeds lang in goede verstandhouding met hot parlement, gelijk de Ieren met den koning, leverden den ongolukkigon Karei in 1647 voor een zware geldsom, 400,000 pond sterling, aan zijn vijanden uit. Zij achtten zich gerechtigd dus te handelen in overeenstemming met het rechtsbeginsel, dat hij, die niet met zijn beurs kan betalen , met zijn lichaam moet betalen. Immers do kosten van den oorlog was Karei hun , naar hun oordeel, schuldig. Op deze wjjzo kreeg \'s konings lot een noodlottige overeenkomst m^t dat zijnor grootmoeder, Maria Stuart, die nog verder zoude bestaan.

Hot leger, dat deze zegepralen had bevochten, bestond grootondeels uit inde pendenten, lieden, die niet alleen een volstrekte onafhankelijkheid in zakon des geloofs voorstonden, doch zo ook tot hot staatkundige uitstrekten. Ofschoon Fairfax opperbevelhebber was, stond olivieecrom-wei,l, in 1599 to Ramsey (in de omstreken van Huntingdon, ten n.w. van Cambridge) uit een aanzienlijke familie gesproten, metterdaad aan \'t hoofd, zoowel van deze sekte, als van de troepen. Van 1628 tot 1629 was hij lid geweest van \'t lagerhuis als vertegenwoordiger van Huntingdon. Voor \'t overige had hij tot 1640 in zijn geboorteplaats als grondbezitter geleefd op hot erf zijnor vaderen. Toen was hij op nieuw lid geworden van \'t lagerhuis en had zitting genomen voor Cambridge. Als veldheer on staatsman onderscheidde hij zich eensdeels door dapperheid en groote bekwaamheden, anderdeels door dweepzucht en gewelddadigheden. In\'t legor van Cromwell was do godsdienst wat de ridderlijke oer bij de koninkljjke troepen was. Ook in \'t parlement verkreeg de partij der independenten weldra een belangrijken invloed, dewijl hot leger do presbyteriaanscho leden dwong diogenen van hen, welke zij er uit hadden verwijderd , weder op te nemen.

Bij deze vaak drukkende oppermacht van \'t leger liet zich van don andoren kant ondor \'t volk een veel gunstiger stemming voor den koning bespeuren. Niet alleen in een deel van Engeland, maar ook in Schotland kwamen legers van koningsgezinden bijeen. Overal zegevierden echter in 1648 Fairfax en Cromwell over Kareis aanhangers. Weldra was do nederlaag der presbyteriaansche partij beslist. Vruchteloos had zij gedurende \'s konings gevangenschap onderhandelingen met Karei aangeknoopt. Bij \'s konings besluiteloosheid liepen zoowel deze onderhandelingen, als die van Karei met de Schotten, met de Ieren en met Cromwell op niets uit. Den 6den December 1648 worden alle puritoinscho leden door soldaten uit hot parlement geweerd, dat thans alleen uit independenten was samengesteld en, daar zij het overschot uitmaakten , het romp-parlement heet. Op voorslag der oiKcieren bracht het lagerhuis tegen den koning een aanklacht wegens hoogverraad in, die het hoogerhuis verwierp. Desniot-tegonstaande benoemde het lagerhuis oen gerechtshof, waarin ook Cromwell zitting nam en dat den koning, dewijl hij togen hot parlement had geoorloogd, tor dood veroordeelde. Ofschoon Karei steeds volhield de geldig-

-ocr page 252-

230

heid dezer rechtbank te loochenen, werd dit rampzalig vonnis don SOston Jan. 1649 te Londen voltrokken.

§ 93.

Engeland als Uepuhliek en onder den protector Cromwell tot de restauratie. — Van 1649 tot 1660.

Om de omwenteling te voleindigen werd het koningschap, gelijk medo het hoogerhuis, afgeschaft en de republiek afgekondigd. Dadelijk moest zij intusschen, doordien Kareis zoon, Karei II, in Ierland en in Schotland als koning werd erkend, door de wapens worden beschermd. Met spoed trok Cromwell, als stedehouder van \'t eerstgenoemde land aangesteld, de koningisgezinden te gemoet. Tweemaal versloeg hij den jongen Karei, bij Dumbar (in \'t z.o. van Schotland) in 1650 en bij Worcester (ten w. van Northampton) in 1651. Inmiddels had Fairfax zich aan\'t bewind onttrokken. Terwijl de ongelukkige aanhangers van Karei II, bovenal de katholieken in Ierland, nu verder aan de ergste willekeur werden prijs gegeven, zwierf hijzelf, steeds achtervolgd, nog zes weken in zijn vaderland rond. Hoezeer er een prijs van 12,000 gl. op zijn hoofd was gesteld en ruim veertig menschen hadden geweten , wie en waar hij was, slaagde hij er steeds in , een veilige wijkplaats te vinden en eindelijk naar \'t vasteland over te steken. Alsnu vlood hij naar Frankrijk, dat hij iets later een tijdlang mot de Nederlanden verwisselde. Op die wijze herstelde Cromwell in de drie koninkrijken de rust en werd de ziel der nieuwe Republiek.

Naar buiten verschafte hij den staat, door gelukkige oorlogen tegen de Nederlanden en tegen Spanje, aanzien en kracht. De eerste dezer oorlogen ontsproot bovenal uit de weigering der Nederlanden zich tot een gemeenschappelijkon staat te verbinden met de Engelsche Republiek, die door de akte can navigatie, in Oct. 1651 uitgevaardigd, aan de vrachtvaart en den tusschenhandel dor Nederlanders een zwaren slag had toegebracht, wier koopvaardijvloot toen talrijker was dan de schepen van alle volken van Furopa tezamen. Deze akte toch bepaalde, dat de vaartuigen van vreemde natiën geen andere voortbrengsels dan die van hun eigen land in de Britscho havens mochten invoeren en dat bijgevolg de waren uit vreemde werelddeelon en uit Europa zelf grootendeels alleen op Engelsche bodems in Öroot-Britannië konden worden binnengebracht. Bij den vrede (zie blz. 223) moesten de Nederlanden zich verbinden, in de Britsehe wateren voor Engelsche oorlogschepen steeds de vlag te zullen strijken, hetgeen men in de laatste twintig jaren toch placht te doen, niet omdat het oen recht was, maar om onaangenaamheden te voorkomen. Den tweeden oorlog ondernam Cromwell later in 1655 als bondgenoot van Frankrijk (zie blz. 225) tegen Spanje. Deze oorlog, waarin de Engelschen Duinkerken (ten o. van Calais, toen tot de Spaansche Nederlanden behoorende) veroverden, dat zij in 1662 aan Frankrijk verkochten, nam in 1658 een einde.

-ocr page 253-

231

Toen de eerzuchtige man intusschen vernam, dat het romp-parlement, zjjn heerschappij moede, den invloed der puriteinen wilde versterken, verdreef hij het in 1653 gewapenderhand uit de vergaderzaal en benoemde oen ander, overeenkomstig zijn maatstaf, uit de godvreezendste lieden bestaande. Dit parlement, naar een der ijverigste sprekers het liarehone-parle-ment geheeten , was van korten duur. Zoodra het zijn insteller te veel weerstand begon te bieden, ontbond hij het nog in \'t zelfde jaar op gelijke wijze als het vorige. Ten tweeden male was het rijk geheel in Cromwells macht. Op voorstel van generaal Lambert droeg men in Dec. 1653 den buitcngewonen man, met den titel protector, de hoogste macht op , slechts door een hem toegevoegden staatsraad en door een parlement getemperd. Doch deze nieuwe vergadering toonde wederom denzelfden geest van tegenstand als de vroegere en moest weldra uiteengaan. Ook beletteden Cromwells verdiensten niet, dat er onophoudelijk samenzweringen tegen hem, den machtigen heerseher, werden gesmeed , die hij steeds !en koste van vele menschenlevens onderdrukte. Deze samenzweringen werden tevens voor hem de aanleidende oorzaak, om zich een onbeperkte macht te verschaffen.

In 1655 verdeelde hij Engeland in dertien districten en stelde aan \'t hoofd van elk dezer districten oen generaal-majoor, die er met het hoogste krjjgs- en rechterlijk gezag was bekleed. Deze generaals, die alleen van hem afhingen, hadden een zekere krijgsmacht ter hunner beschikking. Ten einde de kosten der nieuwe inrichting te dekken , hieven zij \'/to van inkomen dor koningsgezinden. Het was, alsof het gansche rijk in staat van beleg was verklaard. Nog meer gevaren bedreigden Cromwells veiligheid , nadat men de zekerheid had verkregen, dat hij voor zich en zijn nakomelingen de kroon verlangde. Niettemin moest hij, toen \'t parlement ze hem aanbood , haar afslaan, omdat niet alleen de officieren , maar ook de ergste dweepers zich er bepaald tegen verklaarden. Den 3den Sept. 1658, den jaardag van de slagen bij Dunbar en bij Worcester, maakte de dood een einde aan zijn woelig leven.

Cromwell had geen opvolger benoemd. Vrijwillig droeg men het pro-tectorschap op zijn zoon Richard over. Zich echter niet opgewassen voelende tegen de zware taak, welke hem wachtte bij de hevige gisting, die in \'t leger en in \'t parlement bestond, legde hij zijn waardigheid in 1659 neder. Daarop volgde een tussehenregeering, gedurende welke Lambert en een veiligheidsraad het bewind in handen hadden. Maar eensklaps kwam generaal Monk, die reeds vroeger voor den koning had gestreden , met zijn leger uit Schotland opdagen. Fairfax sloot zich bij hem aan. Lamberts troepen liepen gedeeltelijk over, en hijzelf werd gevangen genomen. Het doel van den uitermate voorzichtigen Monk heette hot herstel der oude wetten te zijn. Doch aan zijn wezenlijk oogmerk beantwoordde het parlementgt; dat in 1660 werd geopend, door Karei 11 do kroon aan te bieden. Deze verandering, die bijna niemand het leven kostte, noemt men de restauratie, d. i. de herstelling.

-ocr page 254-

232

§ 94.

He! Noorden en het Oosten van Knro/ia. — Gustauf Wasa en zijn nakomelingen in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karei X Gustaaf, koning ran Zweden uit het huis Palts-Tweebruggen, tegen Polen, Denemarken en him hondgenooten tot den vrede van Ohva en dien van Koppenhagen. — Van 1520 tot 1660.

Al vroeger (zie blz. 164) zagen wij, hoe zwak de band was, die Denemarken, Noorwegen en Zweden moest samenhouden. Hoofdzakelijk was Zwedens afkeer van de opperheerschappij der Denen hiervan de oorzaak. De zoon en opvolger van den aldaar genoemden Johan, uit het huis Oldenburg, Sleeswijk-Holstein of Holslein, was christiaan ii (1513— 1523), koning der drie rijken. Hij dwong de Zweden, die reeds vroeger de wapens tegen hem hadden opgevat, in 1520 hem als koning te erkennen. Tegen zijn belofte liet hij in \'t zelfde jaar, gedurende de plechtigheden der kroning, vierennegentig der Zweedsche geestelijken , edelen en burgers te Stockholm ter dood brengen. Deze gruweldaad heet het Stockholmsche hloedhad. Na den afloop werd het moorden op \'t platteland voortgezet. Doch ansTAAP i erichson, met den bijnaam wasa (in \'t o. van Zweden, in Upland), uit een aanzienlijk geslacht gesproten en reeds vroeger ais gijzelaar uit Denemarken ontvloden, kwam, na langdurige omzwerving en te midden van vele gevaren, ten laatste in Dalekarliëo{ Dalarne (ongeveer in \'t midden van Zweden). De moedige bewoners dier dalen riep hij tot den strijd voor de vrijheid op, en in korten tijd was de oorlog, dien Wasa, ondersteund door de hanse en door de stad Lubeck, tegen Denemarken begon, ten zijnen gunste beslist.

Dus was de unie van Kalmar ontbonden, en tot belooning verkoos de rijksdag te Strengna.es (in Södermannland, aan het Miilarmeer, ten w. van Stockholm) in 1523 den bevrijder van \'t vaderland als koning. Onder de regeering der Deensche koningen waren de goederen der kroon zoo verminderd, dat de jaarlijksche inkomsten op verre na niet toereikend waren om de uitgaven te dekken. De boeren- en de burgerstand konden niet hooger worden belast. Ten einde nu de schatkist te kunnen vullen , beroofde hij de geestelijkheid, die zeer rijk was en gedurende den strijd de partij van Denemarken had gekozen, van haren overvloed. Tevens fnuikte hij haar macht door \'t invoeren der Luthersche leer, die hij te Lubeck had leeren kennen, met behoud evenwel der bisschoppelijke inrichting. Opdat intusschen geen woelingen mochten ontstaan, ging hij bedachtzaam te werk. Hij liet door de gebroeders Peterson, die te Wittenberg hadden gestudeerd, het evangelie volgens Luthers opvatting aan het volk verklaren en door zijn kanselier, Laurens Anderson, de Heilige Schrift in \'tZweedsch vertalen. Een rijksdag stelde, volgons \'s konings wensch, de goederen der kerk ter beschikking van de kroon. De edellieden won

-ocr page 255-

233

hj) voor zijn plan door hun te vergunnen, alle bezittingen, die hun vroeger hadden behoord en die sedert het midden der vijftiende eeuw in handen der geestelijkheid waren gekomen, weder aan zich te trekken. Toch bleef er genoeg voor de schatkist over. Tegen het einde der zestiende eeuw bepaalde de rijksdag, dat de Luthersche leer niet slechts de heerschende godsdienst in Zweden zou zijn, maar ook uitsluitend zou worden geduld. De welvaart zijner onderdanen bevorderde Gustaaf Wasa krachtig en nam de boeren onder de rijksstenden op. Hij stierf in 15(i(), nadat de kroon reeds ongeveer twintig jaren tevoren in zijn geslacht erfelijk was verklaard. Intusschen zetteden ook de Denen Christiaan II in 1523 af en droegen de koninklijke waardigheid op aan zijn oom pre de kik i, hertog van Sleeswijk-Holstein, die insgelijks de invoering dor hervorming in zijn staten toeliet. Onder Prederiks zoon en opvolger, christiaan mi, werd de regeling der Luthersche kerk geheel op dezelfde wijze, als in /weden voltooid en eveneens, als daar, over de bezittingen der katholieke kerk beschikt. Vermits de rijksstenden beducht waren voor een vernieuwing van \'t streven naar de onbnpaalde macht, zooals zo dit bij Christiaan li hadden bespeurd, beperkten zij den omvang der macht van het koningschap in Denemarken en in Noorwegen zeer.

In Zweden volgden op Gustaaf Wasa zijn nakomelingen, van welke zijn kleinzoon gustaaf ii adoi-f (1611—1632) de vermaardste is. /ijii gebied uit Esthland en Finland langs de kusten der Oostzee uitbreidende, verwierf hij van Rusland Karelië (ten o. van Finland) en Ingermanuland (ten z. vandaar), van Polen schier geheel Lijfland, /óó werd Zweden do eerste der Noordsche mogendheden.

Na den vroegtjjdigen dood van Gustaaf Adolf splitste zich zijn taak in tweeën: Oxenstierna bestuurde van wege de regeering met onbepfialde volmacht de belangen van den Duitschon oorlog tot 1639; zijn dochter Christina (1632—1654), zes jaren oud , volgde haren vader als koningin van Zweden op en aanvaardde zelve de regeering in 1644. Haar leven lang bleef zjj ongetrouwd. Het gebied van \'t rijk nam onder haar bewind (zie blz. 220) nog in omvang toe. Wel behartigde deze wispelturige koningin de regeeringszaken; maar liever wijdde zij, een vrouw van geleerdheid en smaak, haar tjjd aan gesprokken en bezigheden , die met de wetenschappen in verband stonden. En hiertoe had zij een voortreffelijke gelegenheid, daar zij een aantal in verschillende vakken uitmuntende mannen, als Salmasius, Descartes, Hugo de Groot, aan haar hof had geroepen. Tegen veler wensch brachten onderscheiden redenen Christina in 1654 tot het besluit, de kroon neer te leggen. Niet het minst liad een geheime neiging voor den katholieken godsdienst haar tot dezen stap overgehaald. Dat bij dezen godsdienst de ongehuwde stand een verdienste was trok haar aan; evenzeer de bewering van de onfeilbaarheid des pausen Daarbij kwam een zekere tegenzin tegen de Lutheranen van haar rijk, ilie zich hadden verklaard tegen een harer meest geliefde ontwerpen, het Luthersche met het hervormde kerkgenootschap te vereenigen. Eindelijk

-ocr page 256-

234

boezemde haar het grootsche beeld der katholieke kerk in de Middeleeuwen voel eerbied in. Sedert haar neiging voor deze kerk was ontwaakt, lieten een paar Jezuïten, die de generaal der orde had gezonden en met welke zij in \'t geheim vele gesprekken hield, niet na, haar in haar voornemen te versterken. Dus ging dan de dochter van Gustaaf Adolf, na haar land te hebben verlaten, tot de lioomsch-katholieke kerk over.

De kroon stond Christina af\' aan haar neef, kabel x au sta At\' van Palts-Tweebruyi/en (het westelijk gedeelte van de Palts) (1654—1660), wolk geslacht nu in plaats kwam voor het huis Wasa. Deze roemzuchtige koning oorloogde gedurende zijn ganseho bewind tegen Polen en togen den koning van Denemarken, frederik ui (1648—1670), die Polen te hulp kwam en die op zijn beurt zoowel door andere staten als inzonderheid door de Nederlanders werd bijgestaan. Karei X Gustaaf sloeg het beleg voor Koppenhagen; doch de koning van Denemarken bood hem moedig tegenstand. Hij werd hierin gesteund door de Nederlandsche vloot, die onder Wassenaar van Obdam den Zweden ter zee een nederlaag toebracht, terwijl de Kuiter op het eiland Funen landde en Nijborg veroverde. In \'t kort, de vereenigde inspanning van Denemarken en van zijn bondgenooten dwong Karei X Gustaaf van zijn veroveringsplannen af te zien. Nog vóór den vrede stierf do koning van Zweden, terwijl Frederiks onderdanen,\' zijn vastberadendheid erkennende, het koninklijk gezag, ten koste van de rechten van den adel, in Denemarken erfelijk en onbeperkt verklaarden.

De vrede van 01 tra (nabij Dantzig), dien Zweden met Polen sloot, bepaalde, dat Lijfland grootendeels aan Zweden bleef. Bij den vrede van Ko/j/ieiihageii, in \'t zelfde jaar, verloor Denemarken aan Zweden de meeste der reeds in 1658 afgestane landen: do gewesten Bohus (in \'t z.w. van Zweden , tusschen de grenzen van Noorwegen en de Beneden-Gotha-Elf, aan het Schagerrak), Halland (ten z. vandaar, aan het Kattegat), Schonen (ten z. vandaar, aan de Sond) en Blekingen (ten n. van Schonen, aan zee).

Ken eerste rol in dezen oorlog speelde frederik willem, keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, met den bijnaam de okoote keurvorst (1640—1688), de zoon en opvolger van George quot;Willem (zie blz. 217). Behendig trok hij partij van de oneenigheid tusschen de beide hoofdpersonen van den oorlog, om zich het souverein bezit van Oost-Pruisen, dat tot dusver (zie blz. 185) leenroerig was aan Polen, te verschatten. Daarenboven was door den Westphaalsehen vrede (zie blz. 220) do omvang van zijn land aanmerkelijk aangegroeid. Eindelijk verkreeg hij (zie blz. 193, 194) in 1666 van do Gulik-Kleefsche nalatenschap het hertogdom Kleef, alsmede de graafschappen Mark (ten w. van Westphalen en ten z. van Munster) en Ravensberg (ten z. van Minden en Osnabrück en ten o. van Munster gelegen). In aanzien geklominen door \'s vorsten huwelijk met Louise Henriëtte, de oudste dochter van Frederik Hendrik, trad Pruisen eerst onder hem op onder de invloedrijke staten van Europa, evenwel met die voorzichtige en berekenende staatkunde, waaraan het

-ocr page 257-

235

uiot minder dan aan Fredoriks II geestkracht on veroveringen üijn rang onder do tegenwoordige groote mogendheden van Europa heeft to danken.

§ 95.

Overzicht van de geschiedenis der letteren en heschdviny in Europa gedurende de zestiende en de zeventiende eeuw.

Sedert de hervorming in een groot deel van Europa doordrong, nam de geestdrift voor de studie van de geschriften der klassieke oudheid alom toe. Zij werden weldra het middelpunt van \'t onderricht der jeugd. Voorgangers op de baan dier studiën waren Melanchthon en zij, wier namen boven als die van de voorloopers der kerkhervorming zijn genoemd. Doch ook voor andere studiën werd bij velen de zin gewekt. In de sterre-kunde maakten Copernicus, Kepler en Galilei zich beroemd. Copernicus, domheer in zijn geboorteplaats Thorn, gestorven in 1543, was do eerste, die aantoonde, dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt was van \'t planetenstelsel. Hij leerde, dat de zon zich slechts om haar as beweegt, doch dat de aarde , behalve om haar eigen as, ook , gelijk de overige planeten , om de zon draait en dat zij de maan tot trawant heeft. Door Copernicus voorgelicht, bepaalde Kepler, een Wurtemberger, die in 1031 overleed, de wetten van den loop der planeten. Zijn tijdgenoot Galilsi uit Pisa ontdekte de wetten der beweging van den slinger. Wegens oen zijner werken, getiteld ^Samenspraken over het stelsel van Copernicus,quot; waarin hij zijn instemming met het gevoelen van dezen geleerde liet doorstralen, werd Galilëi in 1633 te Kome wol niet in den kerker dor inquisitie geworpen, maar door deze rechtbank veroordeeld èn tot het herroepen zijner gevoelens, als strijdende met do Heilige Schrift, ón om zijn verder leven in een soort van gevangenschap, nu eens elders, dan weer op zijn buitenverblijf nabij Florence, door te brengen.

Als geschiedschrijver onderscheidde zich de Franschman Augustus de Thou of Thuanus, gestorven in 1617. Hij stelde in \'t Latijn oen uitvoerige historie van zijn tijd, d. i. van do laatste helft der zestiende eeuw, te boek. In dezelfde taal schreef iets later Hugo do Groot, behalve vele andere werken, de Jaarboeken en geschiedenissen van de Nederlanden,quot; loopende van de oudste tijden tot, 1608. Don grootsten naam verwierf Nikola as Macchiavelli, een dor scherpzinnigste mannen , die immer hebben geleefd. Hij was afkomstig uit Florence, bekleedde er verscheiden hooge staatsambten en was jaren lang gezant, o. a. bij Cesar Borgia (zie blz. 178). Hij overleed in 1527. Zjjn hoofdwerken op het gebied dor historie getuigen tevens van de diepe staatkundige konnis des schrijvers. Zjjn meesterstuk, waarin hij Thueydides en Tacitus schier evenaart, is zijn „Geschiedenis van Florence.\'\' Andere geschriften zijner hand zijn do „Voorlezingen over (de tien eerste boeken van) Livius,quot; alsmede het boek „over den vorst.quot; Hierin schildert hij het beeld van een

-ocr page 258-

236

vorst, die, /oiidor zich om de voorschriften der deugd of van den godsdienst te bekreunen, door schrander overleg zijn alleenheerschappij weet te vestigen. Alle drie werken zijn in \'t Jtaliaansch geschreven.

In de wijsbegeerte opende Baco, baron van Verulam (ten n.w. van Londen), gestorven in 1626, een nieuwe baan. Onder Jakob I bekleedde hij vele hooge ambten; doch in \'t laatst zijns levens werd hij, daar hij zich, hoewel in overeenstemming met het gebruik dier tijden, in te ruime mate met geschenken had laten begiftigen, van zjjn bedieningen ontzet en sleet een paar jaar in den Tower. Zijn roem is, in zijn geschriften, hoofdzakelijk in \'t Latjjn opgesteld, de wijsbegeerte op don bodem der ervaring te hebben laten rusten. Na hem leefde llobbes, die in 1679 stierf en, als staatsrechtelijk schrijver, zich lijnrecht tegenover de republikeinsche grondbeginselen stelde door de onbeperkte macht des vorsten als onmisbaar voor het bestaan van den staat aan te merken. Een ander beginsel dan Baco had Descartes (Cartesius), een Franschman, die eerst in Nederland, later aan \'t hof van Christina van Zweden zijn leven doorbracht. Van het zelfbewustzijn als denker („ik denk, dus besta ikquot;) uitgaande, komt hij tot de gevolgtrekking, dat de ziel bestaat. Eveneens leidt hij uit de aan de ziel ingeschapen voorstelling van een volkomen wezen het bestaan van God af. Van Descartps wijkt Baruch Spinoza, een Jood uit Amsterdam , overleden in 1677 , af, de verkondiger van het pantheïsme. Do tegenstelling tusschen het „denkenquot; en het „zijnquot; verwerpende, kent hij het bestaan alleen aan het Opperwezen toe. Alle eindige wezens zijn , volgens hem , slechts openbaringen van het hoogste wezen.

De grootste dichters treft men , gedurende dit tijdvak , in Italië, in Spanje , in Portugal en in Engeland aan. Italië had den onsterfelijken T o r q u ato Tas so, in 1544 te Sorrento (nabij Napels) geboren. Hij leefde aan het hof van Ferrara. Zijn hoofdwerk, in \'t Italiaansch geschreven, is hel /ie vrij de Jeruzalem, een heldendicht. De stof is ontleend aan den eersten kruistocht. Een paar jaren na Tasso werd in Spanje Cervantes geboren, die zijn naam heeft vereeuwigd door den don Quixote, dien boer-tigen en satirieken roman. Het gedicht behelst do lotgevallen van don Quixote, het voorbeeld van een dolend ridder uit de Middeleeuwen, een man van zeer edelen aard, maar die in den tijd, welken hij beleeft, geheel misplaatst is. De volstrekte tegenstander van don Quixote is zjjn dienaar Sancho Fansa, die in al zijn berekeningen het genot en het voordeel op \'t oog heeft. Vroeger dan Cervantes leefde Camoëns (zie blz. 171), gestorven in 1569. In zijn heldendicht schildert hij niet alleen de zeetochten langs Afrika\'s kust en de ontdekking van den weg ter zee naar Afrika, maar vlecht ook de vroegere geschiedenis zijns volksin zijn verzen in.

Engelands vermaardste mannen op het gebied der letterkunde uit de zestiende en uit de eerste helft der zeventiende eeuw zijn , behalve Baco en anderen, bovenal William Shakespeare en John Milton. Shake-

-ocr page 259-

237

spearo, in 1564 te Stratford aan de Avon (ten w. van Northampton) geboren, is de oorspronkelijkste aller dichters van den nieuweren tijd. Eenige jaren spoelde hijzelf op het tooneel. Later, van 1590 tot zijn dood in 1616, werkte hij voor het tooneel. Meer dan dertig stukken, hetzij treur-, hetzij blijspelen, schreef hij. Tm al die stukken wisselt het treurige of ernstige met het boertige af; naar mate het eene of het andere de overhand heeft, noemt men ze treur- of blijspelen. In de eerste soort is het onderwerp doorgaans f)f een historische gebeurtenis, of de men-schelijke natuur en de lotgevallen der mensohheid, van een algemeen standpunt bezien. Zeer roemt men de teekening der karaktors en do natuurlijke ontwikkeling van de daden der handelende personen. Over de taal oefent hij een onbeperkte heerschappij. Onvergeljjkehjk is de kracht zijner verbeelding. Onder zijn treurspelen zijn de beroemdste: Hamlet, de naam van een Deensch prins, die den dood zijns vaders op den koning, zijn moordenaar, wreekt, doch zelf daarbij omkomt, en Macbeth, waarinde hoofdpersoon een Schot van dien naam is, die , door eerzucht gedreven , den koning doodt. Van de blijspelen is de vroolijke vrouwen oan Windsor een der voornaamste. Milton, overleden in 1674, een streng-puriteinsch republikein, was een tijdlang secretaris van Cromwells staatsraad (zie blz. 231). Na de restauratie, toen hij blind was geworden en zijn ambt had verloren, vervaardigde hij zijn meesterstuk, het heldendicht het verloren Paradijs, waarvan de val der eerste menschen den inhoud uitmaakt.

Wat Shakespeare voor Engeland is is voor Nederland Joost van den Vondel (1587—1679). Moge hij niet op één lijn kunnen worden gesteld met den uitstekenden Brit, hij is de vorst der Nederlandsche dichters. Onder de reien zijner treurspelen zijn uitnemend verheven lierzangen, als de lofzang der engelen in den Lucifer en die der Amsterdamsche maagden op de huwelijkstrouw in den Gijsbrecht ran Amstel. De vruchtbaarste stof voor zijn treurspelen, b. v. voor Je/ihtha, leverde hem de bijbel. Met schier evenveel geluk beoefende hij bijna alle dichtsoorten, ofschoon inzonderheid het treurspel hem zijn grooten naam heeft verschaft.

§ 96.

Frankrijk onder Lodewijk XIV, koning uit het huis Bourbon. — Van 1660 tot 1715.

Door den Westphaalschen vrede was Frankrijk in\'t Zuiden, Zweden in \'t Noorden de machtigste staat van Europa geworden. Aan beiden knoopen zich vooreerst de gewichtigste gebeurtenissen vast. Daarenboven was Frankrijk onder \'t bestuur van Richelieu en van Mazarin, wat de binnen-landsoho aangelegenheden betreft, zeer versterkt, en de verstrooide krachten van dit rijk waren sedert 1660 tot eenheid gebracht. Den aldus krachtig geworden staat wist i,ode wijk xiv (zie blz. 224 vlg.) tot een hoogen trap van luister en aanzien op te voeren. Want deze eergierige, heersch-

-ocr page 260-

238

zuchtige en met niet gewone regeeringstalenten bedeelde vorst had het geluk, ten minste gedurende de eerste helft van zijn langdurig bewind, in bijna alle takken van beheer de uitstokondste mannen rondom zich te hebben. Colbert, controleur-generaal der financiën, 1661 —1683, regelde het financiewezen en bevorderde handel en nijverheid met kracht. Met groote bekwaamheid wist hjj de noodige gelden te vinden, om te voorzien in de talrijke sommen, die de koning voor hot voeren zijner eindelooze oorlogen behoefde, en te verhoeden, dat er een aanzienljjk tekort kwam in \'s rijks schatkist. De middelen, welke hij aanwendde, waren, het is waar, drukkend voor de bevolking. Telkens rnoest hij nieuwe en zware belastingen uitvinden. Vermits hij evenwel steeds bedacht was op het bevorderen van den bloei van handel en nijverheid, nam, zoolang hij loefde, de welvaart van Frankrijk althans niet af. Nog behoort, tot lof van Colbert, te worden vermeld, dat hij een aanzienlijke zeemacht schiep en de stichter was der Fransche koloniën in Oost-en in West-Indië. Lionne leidde de buitenlandsche aangelegenheden van Frankrijk. De minister van oorlog, Louvois, die menige verbetering in \'t krijgswezen bracht, schiep talrijke en welgeoefende legers, die door de voortreffelijkste veldheeren, zooals door Turenne, Condé, Luxembourg, Catinat, Ven-dóme, Villars, werden aangevoerd. Vauban was naast zijn tijdgenoot, den Nederlander Menno van Coehoorr, de grootste vestingbouwkundige en een\'meester in \'t belegeren.

Ook ten aanzien van de kunsten en de wetenschappen wordt do eeuw van Lodewijk XIV, evenals die van Pericles en die van Augustus, zeer geroemd. Die roem rust echter op zwakken grond. De grootste mannen op dit veld hadden hun namen vereeuwigd, eer Lodewijk de regeering aanvaardde, b.v. de groote wiskundige Pascal, die in 1648 proeven nam over het gewicht der lucht, en Descartes (zie blz. 236), die in 1650 stierf. En moge het niet zijn te ontkennen, dat op het gebied der fraaie letteren en der kunst de tijd van Lodewijks bewind beroemde mannen opleverde, hot is eveneens onbetwistbaar, dat zij slechts als op\'s konings wenk arbeidden en dat de laatste helft van dat bewind bijna op geen vermaarde namen kan wjjzen. Tot hen, welke op deze wijze in dienst van Lodewijk waren en in voortdurende afwachting van \'s konings gunstbewijzen werkten, behooren de treurspeldichters Corneille en Kacine, de blijspeldichter Molière, de dichters la Fontaine on Boileau, de kanselredenaars Bossuet en Fénólon, de schilders Po us sin en Lor rain, Lulli, de vader der Fransche muziek en de stichter der opera. Cor-neille\'s vermaardste treurspelen zijn Medici, zóó geheoten naar de hoofdpersoon, de dochter van don koning van Colchis, die .lason, don aanvoerder der Argonauten (zie blz. 29), huwde en zich later op hem wreekte; de Ciima, welk stuk zijn naam ontleent aan Lucius Cornelius Cinna, Marius\' aanhanger ten tijde van den eersten burgerkrijg (zie blz. 73); de Gid (zio blz. 152); de Horatiërs, enz. Racine schreef o. a. Phaedra, dus genoemd naar de hoofdpersoon, de echtgenoot van Theseus,

-ocr page 261-

23!)

die zich doodt, onulat haar liefde jogens haar stiefzoon Tlippolytus onbeantwoord blijft; Andromache, dat zijn naam draagt naar de weduwe van Hcctor, en Athalia , welk stuk zijn titel ontleent aan de koningin van Juda, do grootmoeder van Joas. Van Molière\'» blijspelen zijn do meest bekende: le misanthrope (de menschenhater); l\'amre (de vrek); le malade imayinaire (de ingebeelde zieke), enz. La Fontaine schreef fabelen, Boil eau satiren, Bossuet le discours sur V hist aire universelle (de rede over de algemeene geschiedenis), Fénélon den Telemnchus (Ulysses\' zoon).

Groot waren ten opzichte van den bloei der Fransche letterkunde de verdiensten van Colbert, die te dien einde vele akademiën oprichtte, b. v. die der opschriften, der bouwkunst, der wetenschappen, d. i. van de wis- en natuurkunde, enz. Door dit alles verwierf Frankrijk een buitengewonen invloed op Europa. Zijn taal, tot dusverre reeds vrij algemeen in gebruik, verdrong de Latijnsche, die voorheen meestal voor het politiek verkeer der staten had gediend, geheel en werd de taal der staatkunde en der beschaafde wereld, waarover Parijs in zaken van smaak en van mode de heerschappij bekwam. Maar hoe schitterend ook Lodewijks bewind moge zijn geweest, toch legde hijzelf den grond tot de latere rampen en omwentelingen in zijn land. Tegen de gewoonte der Germaansche staten verklaarde hij op den morgen na Mazarins uood, zelf te willen regeeren. En getrouw aan het woord , hem toegeschreven : „de staat ben ik ,quot; volhardde hij in dit beginsel, dat voor zijn eigen geslacht het meest verderfelijk werd. Van de parlementen duldde hij, gedurende zijn gansche bewind, geen tegenspraak. Zij hielden zich slechts met de rechtspraak en met het registreeren zijner verordeningen bezig.

Het is niet wel mogelijk, dieper besef van zijn hoog standpunt te hebben dan Lodewjjk XIV had. Ook in de kerkelijke zaken toonde hij dit. Hoofdzakelijk aan zijn gedachte, dat het aanwezig zijn dor hervormden metterdaad in strijd was niet do eenheid des rijks , een gedachte, die steun vond , zoowel bij de Fransche geestelijken in \'t algemeen, als bij de Main-tenon en bij \'s konings biechtvader. La Chaise, in \'t bjjzonder, is de herroeping van het edict ran Nantes te wijten. Zoolang Colbert leefde, die de hugenooten als nuttige onderdanen beschermde, viel er niet te denken aan een groote poging om het protestantisme in Frankrijk uit te roeien. Doch ternauwernood was hij overleden, of men sloeg de handen aan \'t werk. Nadat den protestanten eerst de meeste hunner rechten waren onthouden, vaardigde Lodewijk in 1685 dat beruchte bevelschrift uit, waar-bij alle voorrechten , de hugenooten vroeger toegestaan, herroepen en de oefening van hun eeredienst volstrekt verboden werd. Daar beloften van geld en andere aanbiedingen niet krachtig genoeg schenen te werken voor de bekeering tot het catholicisme, liet Louvois het onder den naam drayonades, d. i. gedwongen inkwartiering van dragonders , bekende d wangstelsel aanwenden. De gruwelijkste wreedheden tegen de hervormden, eerst slechts hier en daar gepleegd, namen nu alom toe en noodzaakten velen hunner, naar de Nederlanden, Engeland, Brandenburg en elders

-ocr page 262-

240

te wijken. quot;Wel werd rnenigeen de vlucht uit Frankrijk belet; maar toch beliep het getal der uitgewekenen, grootendeels bemiddelde en ondernemende kooplieden en fabrikanten of jjverige handwerkslieden, volgens de geloofwaardigste der uiteenloopende opgaven, nog 4 of 500,000. Niet aan Rome, aan bodewijk zelf en aan de Frc.nsche geestelijkheid is de lange reeks der barbaarsche daden te wijten, die met de herroeping van \'t edict van Nantes gepaard ging. Door zijn levenswijze en door zijn erge verkwistingen dompelde de koning zijn land diep in schulden. Verbazende geldsommen kostte het bouwen van \'t prachtige slot te Versailles mot den aanleg zijner schitterende tuinen, versierd met standbeelden en fonteinen. Hier was de zetel van \'t hof. Bekend zijn de namen van Lodewijks minnaressen de la Vallière, de Montespan en Fran^oise deMain-tenon, de weduwe van den dichter Scarron en , na den dood der koningin , in \'t geheim zijn gemalin, door wier invloed de kerkelijke vroomheid aan \'t hof in eer kwam. Nog het meest was de rampzalige toestand van Frankrijk toe te schrijven aan de hevige en langdurige oorlogen , die Lode-wijk voerde en tot welker beschouwing wij thans overgaan.

§ 97.

De oorlog van Lade wijk XIV teyen Karei II van Spanje tot den vrede van Aken in 1668. — Die van Loden;ijk, verbonden mei Karei II ran Engeland en met Zweden , tegen de Nederlanden en hun hondgenooten tot den vrede van Nijmegen. — Van 1672 tot 1678.

Lodewijk XIV wilde Frankrijk den voorrang in Europa verschaften en den llijn tot de oostelijke grens van zijn rijk maken. In eon bijna veertigjarigen strijd, dikwijls tegen half Europa, zocht hij dit glansrijke doel te bereiken. Reeds was hij nagenoeg aan den eindpaal van zijn streven, toen, nog in den avond zijns levens, de trotsche koning zich de leer der matiging moest eigen maken.

De eerste van Lodewijks oorlogen word gevoerd tegen zijn zwager, den zwakken en jeugdigen koning van Spanje, karei, ii (1665—1700), een zoon van Philips IV (zie blz. 225). Hem wilde Lodewijk, dewijl men, van den kant van Spanje, zich geenszins had gehouden aan de voorwaarde, bij het huwelijk vastgesteld, de Spaansche Nederlanden, als een erfenis zijner gemalin (zie blz. 225), ontrukken. Binnen eenige weken veroverden zijn legers onder Turenne en Con dé een groot deel der Spaansche Nederlanden. Maar plotseling word, uit hoofde van de vrees van Johan de Witt (zie blz. 222) en van zijn landgenooten voor de onmiddellijke nabuurschap van Frankrijk, gevoegd bij die van de beide overige mogendheden voor \'t evenwicht van Europa, door de bemoeiingen van den Engelschen gezant, William Temple, en van den raadpensionaris

-ocr page 263-

241

in 1608 de trilde allianlie (het drievoudig verbond) te \'s Gravenhage tusschen Engeland en de Nederlanden gesloten. Tot dit verdrag trad Zweden» rijksraad, die destijds het bewind oefende voor den minderjarigen Karei XI (zie blz. 253) en hiertoe was omgekocht door Hollands gold, terstond toe. Nu dwong de alliantie Lodewijk XIV bij den vrede ran Alcaii, den 2den Mei 1068 gesloten, met Rijssel, Doornik, Oudenaarde, Kortrijk, Charleroi en zeven andere steden tevreden te/.jjn, grootendocls in die streek van Zuid-Nederland gelegen , welke later Kransch-Vlaanderen is genoemd.

Niet lang rustten de wapens. Lodewijk wilde zich, wegens het sluiten der alliantie, aanstonds op de Nederlanden wreken. lOerst wist hij Engeland aan \'t verbond te onttrekken; Karei II, loszinnig van aard endoor ruime beloften gewonnen, verbond zich tegen ruime beloften met hem. Ook Zweden viel van \'t verbond af. En weinig moeite kostte het, Maxi-m i 1 i a an Hendrik, keurvorst van Keulen, en den bisschop vati Munster , Bernhard van Galen, te nopen zich bij Frankrijk aan te sluiten. Al wat de Vereenigde Nederlanden aan Lodewjjks ontzaglijke strijdkrachten konden tegenstellen was een leger van slechts 21,000 man, de garnizoenen dor vestingen, een krachtige vloot en hun bondgenootschap met F r ed e ri k Willem van Brandenburg (zie blz. 234), hetwelk evenwel weldra bleek don Staten-Generaal metterdaad geen nut aan te brengen. Na onder nietige voorwendsels den oorlog te hebben verklaard, trok Lodewijk zeifin 1072 met do door Condé en Turenne aangevoerde legermacht, omstreeks 120,000 man sterk, op de Nederlanden aan. Een aantal vestingen, op Nederlands grenzen gelegen , werd voetstoots ingenomen, Maastricht voorbij getrokken , on bij het tolhuis te Lobith (in \'t z.o. van Gelderland, op de grenzen\') stak de koning zoo goed als onverhinderd den liijn over. Willem iii word wel in Februari tot kapitein-generaal voor één veldtocht aangesteld; doch op \'t einde van Juni waren Gelderland, Utrecht en eenige steden van Holland reeds in \'s vijands macht. Tegelijk werden Overijsel en Drente door den bisschop van Munster overweldigd, Groningen door hem belegerd.

In weerwil van de drukkende overmacht bezweek de Republiek niet. Eerst doorstak rnen de dijken der rivieren en beveiligde daardoor Holland. Dan werd de moed door liabenhaupts kloekmoedige verdediging van Groningen aangewakkerd, die in Aug. 1672 van Galen noodzaakte met de Koulsch-Munstersche legermacht af te trekken en in Dec. Koevorden bij verrassing liet hernemen. Hierbij kwam, dat do voorgenomen medewerking der Engelsohen, die een landing op de kust van Holland zouden doen, achterwege bleef. De natuur zelve belette dit in Juli 1672 door een zeer hevigen storm uit het z.w. In \'t volgend jaar, 1073, behaalde de eenige de Kuiter, na andere overwinningen, bij Kij kd uin (nabij de Helder) een beslissende zege op de Engelsche en de Fransche vloot onder de admiraals prins Robert en d\' Estrées. Ook sloten in 1073 Leopold I (zie blz. 251) en Spanje, gelijk weldra het Duitsche rjjk , zich bij de Nederlanden aan en dwong Willem door oen koene onderneming, de verovering

Wijnnk, Handboek der AUj. Geschiedenis, (jdu druk. Ui

-ocr page 264-

242

van Bonn (aan den Rijn, ton z.o. van Keuion), Condé, ons land te ontruimen. Alleen Maastricht, dat mede in 1673 voor de overmacht had moeten zwichten, bleet\' in handen der Franschon. In 1674 moest do koning van lOngeland, dooi\' do bedreigingen van \'t parlomont verschrikt, vrede sluiten. Dit voorbeeld volgden Munster en Keulen.

In de Spaansche Nederlanden, waarheen do Franschon aanstonds na de ontruiming van ons land weken, streed Willem III met het vereenigde leger der Nederlanders , dor Spanjaarden on der Duitschers in 1674 bij Sen e f\' (in \'t n.o. van het tegenwoordige Henegouwen) tegen Condé /.onder be-slissenden uitslag. Tevens verloren de Spanjaarden alle Zuid-Nederlandsehe vestingen, op een vijftal na. In de liijnstrokon deed Turenne schitterende veldtrmhten, doch sneuvelde reeds in 1675 bij Sasbach (in \'t midden van Baden, ten z.w. van liastadt) bij het begin van oen veldslag, die toen niet verder werd voortgezet. Nog werd de oorlog naar do Middel-landsche Zee overgebracht, want Messina (in \'t n.o. van Sicilië), tegen Spanje in opstand , word door Lode wijk XIV krachtdadig bijgestaan. Hierom zeilde de Huiter in 1676 met de Nedorlandsch-Spaansche vloot naar die wateren. Driemaal leverde men slag tegen den Franschon admiraal lt;1 u (^uesne; in de tweede ontmoeting, bij den Etna, zegepraalden de onzen, maar verloren den eersten vlootvoogd zijner eeuw.

Den lOden Augustus 1678 sloten Frankrijk en do Nederlanden, zonder zich om hun bondgenooton te bekommeren, te Nijmegen den dooide hoofdpartijen verlangden vrede. De Republiek, welker ondergang in \'t begin van den oorlog onvermijdelijk schoon, trad uit den strijd, zonder één onkel dorp te verliezen. Alsof hij hiervan ten oenen male onkundig was, leverde Willem, vier dagen na het sluiten desvredes, nog een slag aan Luxembourg bij St. Denys (in Henegouwen), waarin elke der beide partijen zich de overwinning toekende. Kort daarna moest Spanje, dat Franche-Comté en veertien steden in de Spaansche Nederlanden aan Lodowijk afstond, insgelijks vrede sluiten. Het kreeg echter van het twaalftal, dat het in 1668 had verloren, vijf terug, o. a. Oudenaarde, Kortrijk en Charleroi. Zóó doden ook de overige bondgenooton.

§ 98.

De iieiimjariife oor lot/ van Lodeirijk XIV tetjen het verhoud ran Weenen lol den vrede van Uijxwijk, \'in 1688 lol 1(597. — /\'« S/iaansrhf erfopvolt/inyaoorloy lol den vrede van Vlrechl, dien van h\'asladl en van Baden. — Va)i 1700 lol 1714.

Nog was do vrede pas één jaar oud, of Lodowijk veroorloofde zich op nieuw oen geweldige inbreuk op het volkenrecht. Hij richtte n.1. bij de parlementen van Besanron (in Kranche-Comté aan do Doubs, een bijstroom van de Saóne), van Metzen van Breisach of Ond-Broisaeh (welke stad sedert den Wostphaalschen vrede aan Frankrijk behoorde, maar bij den vrede van

-ocr page 265-

243

Rijswijk weer aan Duitschland werd toegekend en in Baden aan den Rijn, ten z.o. van Col mar, ligt) / euniom kamers op, die hadden te onderzoeken , welke landen of steden ooit tot de te Munster en te Nijmegen aan Frankrijk afgestane streken in eenige betrekking hadden gestaan. Een menigte steden in den Klzas en elders werden door deze kamers aan Lodewijk toegewezen , die ze dan, niet zelden met geweld, in bezit nam. Op die wijze vielen ook Luxemburg en Straatsburg in zijn macht. Hierom bracht de rustelooze tegenstander van den heerschzuchtigen vorst, de stadhouder Willem III, wien liodewijk, door hem het prinsdom Oranje (in\'t z.o. van Frankrijk, aan de Rhone, ten n. van Avignon) wederrechtelijk to ontnomen , een persoonlijke heleediging had aangedaan, zoowel andere verhanden tot stand , als in 1086 tlnl van Augshurg tusschen den keizer, het grootste gedeelte van het Duitsohe rijk en Spanje. Hun en aan de Nederlanden verklaarde Lode-wjjk in 1688 en in 168!) den oorlog, doch tegen zijn verwachting werd het getal zijner vijanden nog met Engeland vermeerderd, waar Willem 111 koning werd (zie blz. 250). Na de herroeping van \'t edict van Nantes (zie blz. 239) vreesde daarenboven al wat protestant was voor het overwicht van den vervolger hunner geloofsgenooten. Ook voegde Victor Amadeus 11, hertog van Savoye (1675—1730, overleden 1732), zich in 1690 nog hij de bondgenooten, die hun vereeniging door het verhond ran Weenen hadden bekrachtigd.

Middelerwijl was in Duitschland de neyenjariije oor lag reeds losgebroken. Louvois had besloten , ter beveiliging der Fransche grenzen aan die zijde, het Rijndal in een woestijn te veranderen. Met afsehuweljjke wreedheid verwoestten de Franschen de Palts en de overige Rjjnstreken. Worms, Spiers en vele andere bloeiende steden en dorpen werden plat gebrand. Ook Heidelberg met zijn fraai slot, het verblijf der keurvorsten van de Palts, werd een prooi der vlammen. Van hot kasteel bleven slechts bouwvallen staan, die nog heden worden bezichtigd; de stad zelve kwam later weder op. Maar de eigenlijke kaï.ip greep hoofdzakelijk in Italië en in de Zuidelijke Nederlanden plaats. In 1690 verloren de bondgenooten den slag bij Fleurus (in \'t n.o, van hot tegenwoordige llonegouwen) tegen Luxembourg. Intussehen had Willem zijn door Frankrijk krachtig ondersteunden tegenstander , Jakob, bij de rivier de Boy n e (in Ierland, die ten n. van Dublin in de lersche Zee valt) verslagen en nam nu het opperbevel over de gezamenlijke troepen in de Spaansche Nederlanden over. Hier was de moedige vorst, wien zijn vijand, zelfs als hij was geslagen, moest ontzien, minder gelukkig. Bij Steenkerken (in \'t n. van Henegouwen, ten n.w. van Senef) werd hij in 1692 door Luxembourg overwonnen , en in weerwil van \'s prinsen talenten en beleid viel de slag tusschen Landen en Neerwinden (in \'t n.w. van het tegenwoordige Luik) in 1693 geheel tot zijn nadeel uit. Tevens werden Mons (Bergen), Namen en andere vestingen door den vijand ingenomen. Niet heter ging hot in Italië, waar Victor AmadSus verscheiden malen werd verslagen en Lodewijk meer en meer het overwicht kreeg.

16*

-ocr page 266-

244

Al deze nadeelen evenwel werden eenigermate vergoed door een schitterende zege, door de Nederlandsch-Engelsche vloot onder Al monde on IluHsel in 1692 bij kaap la Hogue (in \'t n.w. van Normandië, aan \'t Kanaal) op Tour vil le behaald. Hoewel Lodewijk overal, behalve ter zoe, met evenveel geluk streed, deden echter de uitputting zijns lands en nieuwe ontwerpen bij hem begeerte naar rust ontstaan. Daar ook de verbonden mogendheden niet veel kans hadden, den overmachtigen vorst te bedwingen, werd in 1697 de vrede te Rijswijk (tusschen don Maag en Delft) gesloten. Lodewijk erkende Willem III als koning van Engeland en stond hem het prinsdom Oranje weer af. Den keizer gaf hij alles, buiten den Elzas , aan Spanje alle veroveringen , behalve tweeëntachtig plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden, terug.

Lodewijk had zich gehaast, don negenjarigen oorlog ton einde te brengen , zoodra hij de kans gunstig begon te zien , door \'t bezit van Spanje zijn invloed in Europa te vermeerderen. Karei II (zie blz. 240), de laatste der koningen van Spanje uit hot huis Habsburg, afgeleefd vóór zijn tijd , scheen zijn einde nabij te zijn en was kinderloos. Behalve Lodewijk , die aan hot grondwettig recht der dochters op de Spaansche kroon vasthield, ook omdat de koning van dit rijk de voorwaarden nopens de geldsom (zie blz. 225) niet had vervuld, maakte ook keizer Leopold aanspraak op den Spaansohen troon. Lodewijk was een zoon van de oudste dochter van Philips III en gemaal van do oudste dochter van Philips IV, Leopold eon zoon van de jongste dochter van Philips III en getrouwd met do jongste dochter van Philips IV. Bij deze gewichtige vraag had Willem III, het hoofd dor zeemogendheden, Engeland en de Nederlanden, de voorvechter van Europa\'s vrijheid, alleen het evenwicht der staten en\'t behoud der rust van Europa op het oog. Daarom ging hij achtereenvolgens een paar deelingsverdragen mot Frankrijk aan, die echter niet worden nagekomen. Immers Leopold sloot zich niet bij dit verdrag aan, on nog veel minder Karei II zelf, bij wiens dood (den Isten Nov. 1700) men een testament vond, dat Philips van Anjou (oen landschap ten z.o. van Bretagne), don tweedon zoon van den dauphin , tot oenigen erfgenaam van \'t goheele Spaansche rijk verklaarde. Hiertoe was Karei, aangespoord dooiden Spaansuhen adel en in overeenstoinming met hot gevoelen van paus Innocentius XII, overgegaan om de oenheid van \'t rijk te redden.

Philips van Anjou, als koning van Spanje Philips V, begaf zich in 1701 naar zijn koninkrijk, en Lodewijk sloot eon verbond met Maximiliaan Emanuel van Beieren, wien hij het bezit dor Spaansche Nederlanden beloofde, en met zijn broeder, den keurvorst van Keulen, welke boide vorsten dus tegen de bepalingen van den Westphaalschen vrede handelden. Keizer Leopold, die den nieuwen koning niot wilde erkennen, groep dadelijk naar de wapens. Weldra vond hij steun bij het yroote oï Haagsche verhoud van 1701, mot Engeland en de Nederlanden gesloten , bij hetwelk zich ook Frederik I van Pruisen (zio blz. 254), het Duitsche rijk, Portugal en de hertog van Savoye (deze twee iets later) voegden. Tevens had Leopold

-ocr page 267-

245

het ffeluk, den beroemden Eu genius van Savoye,een Franschman van en uit oen /.ijlinie van liet hertogolijk huis van Savoye gc-

sproton, wiens diensten Lodewijk voorhoon had versmaad, aan \'t hooi\'d zijner logers te kunnen stollen. Nauwelijks waren do vijandelijkheden nog aangovangen, of do bondgonooton leden oen zwaar verlies door \'t overlijden van Willem III, den 19den Maart 1702. Volgons do vroeger gemaakte bepalingen volgde hein in Engeland Anna op; maar Lodewijk onderstounde Jakob III, een zoon van don in 1701 ovorloden .Jakob II (/,io h]/.. 24!)), die thans poogde zijn rechten to doon erkennen.

Do oorlog, in Italië, in Duitschland, in do /uidolijke Nedorlandon on in Spanje gevoerd, stortte Lodewijk van zijn hoogte neder. Colbert was roods overleden on hot getal van \'s konings uitstekende veldhoeren afge-nonion. Daarentegen stond aan don kant der bondgenooten oen rjj grooto mannen: John Churchill, graaf en daarna hertog van Marlborough (in Devonshire, in ■/,. van Engeland), de beroemde raadpensionaris van Holland, Antonio Heinsius, en Eu genius van Savoy e. Deze mannen noemt men, wogens hun gemeenschappelijke leiding der zaken, hel driemanschap) in dezen oorlog. Van \'t begin af leden de Franschen de oene nederlaag na de andere, o. a. in 1704 bij Hö ch s t iidt (aan den Donau, in \'t w. van Beieren) of bij het in de nabijheid hiervan gelegen Blendheim, waar Marlborough en Eugenius Mar sin en Tallard beslissend sloegen. Greheel Beieren werd hierop door keizerlijke troepen bezet en de keurvorst, alsmede zijn broeder, welhaast in den rijksban gedaan. Spanje zelf werd in 1704 ook het tooneel van den oorlog. Leopolds tweede zoon, aartshertog Karei, wion zijn vader Spanje toedacht, landde in Portugal, terwijl de Engelsch-Nederlandsch vloot zonder slag of stoot het onneembare, maar toon slecht bewaakte Gibraltar innam, welke gemeenschappelijke verovering Engeland zich, tegen de uitdrukkelijke belofte van koningin Anna, stilzwijgend toeëigende. In den beginne maakte Karei eveneens eenige vorderingen ; doch Madrid , eerst door hem genomen, ging weldra weer verlor,en , en niet vóór 1710 herkreeg hij het.

Weldra intusschen vergoedden de beroemde veldhoeren der bondgenooten de nadoelen, die hun hoofdpersoon Karei niet zonder eigen schuld leed. Marlborough leverde in 1706 tegen den onervaren Villeroi een slag bij Ram ill ie s (in z.o, van \'t Belgische Brabant) en behaalde er een zoo volledige zegepraal, dat Brabant, Vlaanderen en een deel van Henegouwen hem toevielen. Eugenius vernietigde in \'t zelfde jaar bij T u r i n oen groot leger der vijanden, dat door la Feu ill ado on Mar sin werd aangevoerd. Hierom moesten do Franschen geheel Lombardije ontruimen , zoodat o. a. Milaan in handen der bondgenooten viel. In \'t zelfde Jaar ontrukte een Oostenrijksch leger het koninkrijk Napels aan do Spanjaarden. Eugenius, thans in Italië overbodig, sloot zich bij Marlborough aan. Gezamenlijk versloegen de beide groote veldhoeren Ven dome in 1708 hij Oudenaarde (in Oost-Vlaanderen, aan de Schelde), on V ill ars in 170!) bij MalpLujuot (thans in Frankrijk, nabij do grenzen van Hone-

-ocr page 268-

246

gouwen). Daarop wonloii do Spaanscho Nodorlandon allongs golieel veroverd.

Imniddols had zich liodewijk XIV, Marlborough en Eugenius terecht voor af\'keerig van den vrede houdende, bij herhaling met aandrang tot Heinsius gewend, teneinde, op hoe nadeelige voorwaarden ook , den vrede te verwerven. Verscheiden malen had d e T o rc y , Frankrijks minister van buitenlandsche zaken, die in persoon te \'s Ilage kwam, zich bereid verklaard, de voor zijn meester zeer nadeelige voorwaarden, door de bond-genooten gesteld, aan te nemen. Vermits intusschen de overwinnaars hun eischen al hooger hadden opgevoerd en, op hun beurt overmoedig, zoo ver waren gegaan, dat zij vorderden, dat de grijze koning zelf zijn kleinzoon , dos noods met geweld, uit Spanje zou verdrijven, waren de onderhandelingen afgebroken. Daarop was de slag bij Malplaquet gevolgd. I)c onderhandelingen, nogmaals in 1710 te Geertruidenherg hervat, voorden wederom tot niets. Maar toen alzoo de gezichteinder voor Lodewijk mot steeds dreigender wolken betrok, brachten twee onverwachte gebeurtenissen hem redding aan. De eeno was de vroegtijdige dood van Leopolds opvolger en oudsten zoon jozef i (1705—1711), wien zijn eenige broeder karei, vi (1711 — 1740) als keizer opvolgde. Nu drongen de zeemogendheden , Engeland en de Nederlanden , er niet langer op aan , dat men den heheerscher van zoovele landen nog de Spaansche monarchie zou toevoegen. De andere was de terugroeping van Marlborough en de val van het whig-ministerie (zie blz. 249), waarvan hij de ziel was. Twisten van Anna met Marlboroughs trotsche ganialin gaven aanleiding tot dezen maatregel, waartoe de invloed der torys de koningin eindelijk deed besluiten. Marlborough werd teruggeroepen, door hot parlement schuldig verklaard aan verduistering van \'s lands gelden en verliet zijn vaderland, om een tijdlang in don vreemde rond te zwerven.

Dus nam de oorlog een einde en behield Philips V bij den vrede le Utrecht (11 April 1713) Spanje en zijn bezittingen buiten Europa. De Nederlanden verwierven een voordeelig handelsverdrag en de barrière (deze sinds 1715), die hun het recht gaf, in Namen, Doornik en in vijf andere vestingen, alsmede voor de helft in een achtste, bezetting te leggen. Frankrijk stond aan Engeland eenige landstreken in Noord-Amerika, b. v. Akadië of Nieuw-Schotland (ten z.w. van de baai van St. Laurens), Spanje Gibraltar af. Victor a made ijs ii van Savoye kreeg uit de Spaansche erfenis Silicië als koninkrijk. Pruisen verwierf het grootste gedeelte van het toen Spaansche Opper-Gelder (in de tegenwoordige liijiiprovinciën), waarvoor koning Frederik Willem i (zie blz. 265) van zijn rechten op hot prinsdom Oranje, dat uit de nalatenschap van Willem III aan het Brandonburgsoho huis was gekomen, ten behoeve van Frankrijk afzag. Bovendien behield de koning van J\'ruisen met de erfenis van Willem III het vorstendom Neufchatel en Valengin. Met Spanje sloot Engeland nog oen assiento (zie blz. 176), waardoor dit land jaarlijks tegen een matige som 4800 negerslaven in Spaansch Amerika mocht invoeren.

-ocr page 269-

247

De koizer on hot Duitsolio rijk zottedcii don oorlog nog oen korte wjji voort, maar inoostoii ilion in 1714 iriHgolijkn oindigon Zóó kwam de orcde run Ihmtadl. (in Baden, ton z.w. van Carlsruho) mot don koi/.or en die vun Kaden (in Aargau, in Zwitserland) mot liet Duitsche rijk in dat jaar tot stand. Karei VI verkreeg, als zijn dool der nalatenschap, Napels, Milaan, hot eiland Sardinië en de Zuidelijke Nederlanden. ILieraan werd nog toegevoegd Mantua, welks hertog, een leenman van hot Duitseho rijk, zonder orfgonamen was overleden. De ban togen den keurvorst van Beieren 011 togen dien van Keulen werd opgeheven.

§ 99-

Engeland onder de kaniw/en uit hel huis Sluart Kdrel 11 vu Jdliul) 11, aln-

inede under Willem 111 van Oranje-Nasmu. Van 16G0 tol 1702.

Do regoering van kakel ii (1660—1685) beantwoordde niet aan de verwachting, die men bij zijn horstolling op den troon had opgevat. Ternauwernood had hij de kroon van Engeland oonige jaren gedragen, oide tweede zeeourloy tusschen dit rijk en de Nederlanden , 1665 1667, ontstond. Deze krijg is een dier merkwaardige zeeoorlogen , welke de zeventiende eeuw boven alle tijdperken der oude en der nieuwe geschiedenis onderscheiden. Karei voedde eon hevigen wrok tegen do staatsgezinde partij hier te lande, die, tegen :s koning begeerte, prins Willem van Oranje nog steeds uitgesloten hielil van de waardigheden zijner voorouders. Najjver op den nog altijd grooteren handel en op de uitgebreider scheepvaart van Holland e\'n Zeeland maakte dezen oorlog voor de Engelsehon tot een nationalen strijd , en hun aanvallen en veroveringen in andere werelddeelen gingen de oorlogsverklaring reeds een jaar vooraf. In 1664 vermeesterden zij eenige Noder-landsche bezittingen op de westkust van Afrika, en mede Nieuw-Nederland (in \'t n.o. van Noord-Amerika), hetwelk sinds New-York heet, en legden beslag op vele Nederlandsche koopvaardijschepen. Doch weldra nam de Kuiter op de kust van Guinea weerwraak door het meerendeel van Nederlands bezittingen te heroveren.

Ongelukkig was voor Nederland het begin: den 13den Juni 1665 leed de Nederlandsche vloot een zware nederlaag in den slag bij L o wes th off (ten n.o, van Noord-Voorland, op do oostkust van Engeland, ten z. van Yarmouth), haar doorden hertog van Y o r k toegebracht. Kortenaar sneuvelde; do opperbevelhebber, de luitenant-generaal Wassenaar van O b d a m (zie blz. 234), vloog, hetzij door verzuim der zijnen , hetzij door het schieten des vijands, mot zijn schip in de lucht; vele schepen werden genomen; lafhartigen namen de vlucht, en met moeite dekte men den terugtocht. In weinige weken — zoodanig was do veerkracht dier tijden — was de vloot hersteld on weder in zee. Eerst in \'t volgende jaar echter herstelde oen schitterende overwinning don gekrenkten roem onzer zeemacht. Een geduchte vloot van meer dan 100 zeilen, met over de 21,000 koppen

-ocr page 270-

248

bemand, onder de Kuiters opporbovel, lio|) in \'t begin van Juni uit. Den 11den raakte zij tussehen N oord-V oorla nd en Duin kerken slaafs met de Engelsohen onder prins Robert, een zoon van paltsgraat\' Froderik (zie blz. 215), en Monk (zie blz. 231), door Karei 11 tot hertog van Albemarle (ook Auinale geheeten , in Normandië, ten z.w. van Amiëns) verheven; den 12den des morgens begon do strijd op nieuw; den 13den word hij horvat en eerst op den 14den Juni 1666 beslist, toon de Engol-schen de wijk namen. Zwaar gehavend, doch met 3000 gevangenen, onder welke de viee-admiraal Ayseue, en met zes veroverde schepen, keerde do Nederlandscho vloot naar onze havens terug. Deze vierdaagsche zeeslaij is ook in de latere geschiedenis eenig gebleven , gelijk hij het in de vroegere was.

Minder gelukkig liep een later zeegevecht af, in Aug. van \'t zelfde jaar nabij Duinkerken (ten o. van Calais) geleverd. Hier moest de Kuiter door de onberadenheid van Cornells Tromp, een zoon van Maarten Harperszoon, wjjken, maar door vriend en vijand bewonderd. Ongelukkig voor ons land gaf dit wijken de Engelsehen gelegenheid, 100 a 150 koopvaardijschepen in het Vlie (tussehen Vlieland en Terschelling) in brand te steken en een gedeelte van Terschelling te verwoesten. Dan de wraak toefde niet. In Juni 1667, toen de onderhandelingen reeds waren begonnen, drong de Hollandsche vloot onder de Ruiter, vergezeld door Cor.nelis de Witt, Johans broeder, als gemachtigde der Staten-Generaal, de Theems, of eigenlijk de Medway, ook wel het kanaal van Rochester geheeten , binnen. De Engelsche vloot werd veroverd of verbrand, Engelands hoofdstad met schrik en angst vervuld. Deze vermaarde tochl naar Chattam bespoedigde ilen vrede, die den 31sten Juli 1667 te Breda word gesloten, aan elk liet wat hij op \'t oogenblik van het sluiten des vredes in bezit had -— een bepaling, die men n/.i /losxiiletis, gelijk gij bezit, noemt — en de akte van navigatie in zooverre beperkte, dat zij niet meer van toepassing zou zijn op de Duitsche waren, die den Rijn af of over land in Nederland waren ingevoerd. Zooals de Nederlanden dus, ten gevolge van de eerste bepaling, Nieuw-Nederland verloren, zoo behielden zij Suriname (in \'tn.o. van Zuid-Amerika), kort tevoren door hen veroverd.

In 1671 trad in Engeland het beruchte ministerie op, dat doorgaans, naar de eerste letters der namen van zijn vijf leden, Clifford, Ashley, Buckingham, een zoon van den minister van Karei I, Arlington en Lauderdale, rahaahninisterie wordt genoemd. Mot den koning streefde dit kabinet bovenal naar de vestiging der onbeperkte koninklijke macht en naar de vernietiging van \'t wettig gezag van \'t parlement. Om dit doel to bereiken had Karei in 1870 het geheim verdrag van Dover met Lode wijk XIV gesloten , waarbij deze vorst hem groote geldsommen en zijn hulp tegen mogelijke oproeren had beloofd , terwijl Karei zich had verbonden , de Roomsch-katholieke belijdenis in \'t openbaar aan te nemen on Frankrijk tegen de Nederlanden (zie blz. 241) bij te staan.

Doch weldra tastte het parlement de politiek van\'t cabaalministerie aan. In 1673 werd de tent-act (wet der proefneming) gegeven, die verordende.

-ocr page 271-

249

dat elk ambtenaar, burgerlijk of milihiir, den eed van suprcmiUic aan den koning moest afleggen , plechtig beloven, liet avondmaal naar de in^tollingen der anglicaansehe kerk openlijk te zullen gebruiken, en /ieh togen de leer dor transsubstantiatie (zie blz. 198) verklaren. Kort daarna werd het cabaal-ininisterie ontbonden. Gelijk deze wet do katholieken van alle bedieningen uitnloot, — zoo leide de hertog van York, die vóór een paar jaren tot hot catholicisme was overgegaan, zijn ambt van admiraal onmiddellijk neer — zorgde een tweede ervoor, dat niet een misbruik uit vorige dagen kon worden hersteld, waarvan de herinnering nog bij de natie leefde. De hdheus-corjms-aktc ging in 1679 door, krachtens welke geen Engelsehman, zonder oen schriftelijk en met redenen omkleed bevel dor rechters, iti hechtenis mag worden genomen, binnen een bepaalden termijn moet worden verhoord en in geen kerker buiten zijn graafschap mag worden gebracht. Eenigen tijd tevoren was een doorgegaan , die allo katholieken van bet parlement uitsloot, mot uitzondering slechts van den hertog van York, die zjjn zetel in het hoogerhuis mocht behouden.

Do oude verdeeldheid, op deze wijze op nieuw aangewakkerd, schiep nu de namen tonjs en whiys, waarvan de eerste (eigenlijk de benaming der voorstanders van \'t catholicisme in Ierland) de voorstanders der episcopale kerk en de aanhangers van \'t hof, de tweede oorspronkelijk de voorstanders van \'t covenant en in ruimeren zin de partij van \'t parlement aanduidt. De torys, met de leer van Jakob I omtrent den oorsprong der koninklijke macht (zie blz. 215) instemmende, wilden van geen oorspronkelijke rechten des volks weten en ijverden voor de uitbreiding van \'t gezag der kroon. Het wachtwoord der whigs daarentegen was, dat\'s konings macht slechts berustte op een verdrag, in den aanvang der tijden tusschen do kroon en het volk gesloten. Hun streven was, het overwicht van quot;t parlement over het koningschap te verzekeren en te vergrooten. Het spreekt vanzelf, dat deze grondbeteekenis der beide partijnamen mettertijd wijzigingen onderging. Allengs duidden de namen torys en whigs niets anders aan dan twee verschillende groepen van familiën, die elkander hot bezit van ambten en plaatsen in \'t parlement betwistten. Nadat Kareis laatste levensjaren door tegenstand van \'t parlement, dat bij herhaling werd ontbonden, gelijk mode door samenzweringen en opstanden zeer waren verbitterd, stierf hij in 1685 als belijder van don Roomsch-katholieken godsdienst, dien hij gedurende zijn gehoele regeering was toegedaan geweest, maar eerst in zijn laatste oogenblikken uitdrukkelijk beleed.

Niettegenstaande den afkoer, dien quot;t parlement reeds vroeger aan don dag had gelegd van Kareis broeder, den katholieken hertog van York, verzotte het zich niet, toen hij onder den titel jakob ii (1685 -1688) den troon besteeg. Kort nadat hij de regeering had aanvaard, landde d o lier tog van Monmouth (ton z.w. van Olocester), een natuurlijke zoon

-ocr page 272-

250

Joffrcys, wions mitiin mot /warto lot,tors in l^iigolands ^oschiodenis staat opgotookciid, lioridordoii vorbannings- of doodvonnissen tegen hen , die aan Monmouth\'s samenzworing medeplichtig waren. Roods hierdoor maakte de koning zich gehaat. Maar luide gaf zich een algemeene ontevredenheid te kennen, toon Jakob, zoowol door zijn biechtvader, den Jezuït Petre, deel aan \'t bewind te geven en het land door Franciscanen en andere monniken te laten overstroomen, als anderszins, den katholieken op een in \'t oog loopende wijze voet gaf, do test-act overtrad en ook in andore opzichten zijn itevoegdheid te buiten ging. Zoodra nu in 1688 de tijding kwam, dat er oen prins van Walen was geboren, wanhoopte elk aan oen betere toekomst, indien Jakob en zijn huis bleven regeeren. Terstond verbreidde zich tevens een ongegrond gerucht, dat het kind ondergeschoven was. Inmiddels hield zich Willem III, echtgenoot van de oudste dochter van Jakob 11, Maria, daartoe opgeëischt door den admiraal Hussel en velo aanzienlijke Fiiigelsclien , gereed om zijn schoonvader te onttronen. Zoodra Jakob vernam, welke toekomst hem wachtte, wilde hij door in te schikken den storm bezweren; doch het was te laat. Willem III landde in Nov. 1088 met een leger en vloot, hem door de Staten-Generaal geleend, bij Torbay (aan de zuidkust, ten o. van Plymouth) en trok op staande voet naar Londen. Soldaten, officieren, burgers en edelen omstuwden hem. De van élk verlaten koning trachtte naar Frankrijk te vluchten. Hij word ingehaald, maar ontvlood weder met oogluiking zijner bewakers. In Februari 1689 kreeg de roemrijke omwenteling, zooals de Engelschen haar noemen , haar beslag.

W 11, i, e m in (1689—1702) en makIa werden als koning en koningin uitgeroepen, nadat men hun, bij \'t aanbieden der kroon, de. declaration of riyhl.i (verklaring van rechten) had voorgelezen, een geschrift, dat do grondbeginselen der Engelsche constitutie bevatte en do opvolging regelde. Dit stuk telde de geschilpunten tusschen de Stuarts en de natie op, zette dc oude rechten van \'t parlement en van \'t volk uiteen en stelde vast, dat de koning de voltrekking der wetten niet kon tegengaan, noch, zonder vergunning van \'t parlement, geld van de onderdanen rnocht heffen of in vredestijd een leger op de been houden; dat de onderdanen bezwaren en verzoekschriften mochten indienen en een billijke rechtspraak konden eischcn. Ten opzichte van de opvolging bepaalde het, dat, indien beiden kinderloos mochten overlijden, Maria\'s zuster Anna de kroon zoude erven.

De loop van den negenjarigen oorlog bevestigde Willem in \'t bezit dei-kroon (zie blz. 243), zoodat wat ook Jakob II en zijn nakomelingen, de jtretendenlen, beproefden om ze te herwinnen vruchteloos bleef. Willoms regeering bezorgde Engeland een krachtigen invloed op \'t vasteland en den onderdanen welvaart. Torys en whigs hadden zich ver-eenigd, om hem de kroon aan te bieden. Desniettemin slaagde Willem er geenszins in, de beido partjjen met elkander te bevredigen en haar namen te doen verdwijnen. De tegenstelling tusschen haar bleef bestaan, hoewel do strijd minder liep over de vroegere beginselen, daar de torys

-ocr page 273-

251

evenzeer als de whigs \'s kamp;nings tiuicht wonschten te beperken, dan wel over vragen van persoonlijken aard, over ambten en waardigheden. Evenwel werd zijn bewind verontrust niet alleen door tegenwerking van \'t parlement, maar ook door gedurige pogingen van Engelschon en buitenlanders, om Jakob op den troon te herstellen. Dit bad weder herbaalde ontbindingen van \'t parlement en terechtstellingen van samenzweerders ten gevolge. In Schotland berokkende het verschil van godsdienst, dat tusschen dit rijk en Engeland bestond, den koning, evenals zijn voorgangers, veel onrust.

§ 100-

Duilschland under den Ilahshun/nvheii keizer Leopold /, run 1058 tot 17(15. — De oorlogen teyen de Turken, van 16(i3 lol 166d, en van 1683 tot den «rede van Karloivitz in 1699. — De Nederlanden en de verheffiny van Willem III, van 1660 tot 1702.

Keizer Ferdinand 111 (zie blz. 219) werd opgevolgd door zijn zoon, le o r o 1.1) i (1658—1705), reeds vroeger als koning van Bohemen en van Hongarije gekroond. De Jezulten, die hem hadden opgevoed, bleven ook zijn voornaamste raadgevers, sinds hij de kroon droeg. De gewichtigste binnenlandsche gebeurtenis, in die vjjftig jaren voorgevallen, is do ver-hefling van Ernst August, hertog van Hannover, tot keurvorst in HI92, waardoor het getal der keurvorsten tot negen aangroeide. Gedeeltelijk hebben wij boven (zie blz. 143) gezien, hoezeer het Westen van\'t rijk door den oorlog leed: in \'t Oosten ging het niet boter.

Steeds woonden dAar de Turken, begeerig om de grenzen hunner heerschappij verder naar \'t Westen uit te breiden. Immers, veroveringen te maken was een voortdurende behoefte voor de Porte. Op het beginsel, door de scherpte des zwaards zijn gebied te vergrooten, was het Otto-manische rijk gegrond. Zijn gansche inrichting hing met don oorlog samen. In 1663 ontstond weder een langdurige strijd tusschen hot Duitsche rjjk en de Turken, die met een groot leger in Hongarije vielen. Na een zware nederlaag sloten zij in 1664 vrede. Doch daar de Hongaren, uit verbittering zoowel over do onverdraagzaamheid der Jezuïten, als wegens een edict van \'t jaar 1671 . waarin het recht der kroon voor onbeperkt werd verklaard, tegen den keizer opgestaan, hun hulp inliepen, barstte in 1683 de oorlog ten tweeden male los.

Do in krijgszaken onervaren grootvizier, Kara Moestitpha, had niets minder dan de verovering van Weenen op het oog. Aobttien malen liet hij op do stad storm loopen, maar telkens niet met de meerderheid der troepen, omdat hij, hebzuchtig van aard, vreesde, in g;eval van welslagen , den buit met een groot aantal soldaten te moeten deelen. Eindelijk, na een beleg van twee maanden , moest hij het beleg opbreken na de

-ocr page 274-

252

geduchte nederlaag bij die hoofdstad, hom in 1(583 toegebracht door Karei IV, hertog van Lotharingen en bevelhebber van \'t keizerlijk leger, en Joh an III Sobieski, koning van Polen. Voortdurend kampte \'s kei/ers leger met geluk tegen de Turken, en Eugeniu» van Savoy e (zie blz. 245) behaalde in 1()!)7 do laatste, maar niet de minst sehittoronde zege bij Z e n t a (aan de Theiss, ten o. van Mohacz). De l\'orte, geheel uitgeput, sloot in 169\'J den vrede ran Kartóiritz (aan don Donau, ten n.w. van Belgrïido). Leopold 1 kreeg het door de Turken veroverde Zevenbergen terug en behield het door hem genomen Slavoniö. Zijn geluk in dezen kampstrijd misbruikte de keizer eensdeels door een hevige vervolging der Hongaren, anderdeels door dit volk te noodzaken, in 1()87 de Honyaarsche kroon in het Habsburgschc huis erfelijk te verklaren.

Do geschiedenis der Nederlanden is grootendeels reeds in hot bovenstaande opgenomen, zoodat zij hier nog slechts met enkele bijzonderheden behoeft te worden aangevuld. Nederland spoelde, onder het raadpensionarisschap van de Witt, oenige jaren lang een der eerste rollon in do staatkunde van Europa, Toen, en nog lang daarna, was \'s Gravenhage het middelpunt der diplomatie, van de onderhandelingen en overeenkomsten dor staten van Europa. Onvermoeid was de Witt werkzaam voor de ver-hefting van den staat, van zijn zeemacht en handel, maar, in weerspraak met een groot deel der ingezetenen, even onverzettelijk in zijn afkeer van \'t huis van Oranje en van de bevordering van den jongen prins tot de waardigheden zijns vaders. Met de komst van Karei II tot den troon was do akte van seclusio (zie blz. 223), door Cromwell gevorderd, in 16(50 vervallen verklaard. Het duurde slechts eenige jaren na de vernietiging van dat stuk door do staten van Holland, of dezelfde staten bezwoeren in 1(567 een overeenkomst, bekend onder den naam eeawiij edict) waarbij het stadhouderschap in Ijolland afgeschaft en in do overige gewesten mot het kapitein-generaalschap der unie onvnreenigbaar verklaard werd. Te betreuren is het, dat het voor de liopubliek niet was weggelegd, dat twee barer grootste mannen, Willem III en Johan de Witt, hun krachten en talonten, gemeenschappelijk en één van dool, aan de bevordering barer belangen ten koste leiden. Doch hot genoemde geschrift was niet bestand togen den aandrang der aanhangers van Oranje, toen Lodewijk XIV zich tot don oorlog tegen do Republiek toerustte. Nog eer de vijandelijkheden aanvingen , werd Willem Hendrik , de zoon van Willem 11 (zie blz. 222), als kapitein-generaal der unie voor den op handen zijndon veldtocht aangesteld. Bij den snollen voortgang van den vijand riepen de burgers van Veere don 21sten Juni den prins als stadhouder uit. Dat voorbeeld wilde men te Dordrecht hebben gevolgd, en den 2!)8ten Juni dwong de op de been geraakte menigte de regoering der stad, met vernietiging van het eeuwig edict, aan haar verlangen toe to geven. Soortgoljjke bewegingen hadden to Rotterdam on in andere stemmende steden plaats, waarop de staten van Zeeland will km ui (1672—

-ocr page 275-

253

1702) den 2(len Juli en dio van Holland, na eerst: hot eeuwig edict te hel)l)on ingetrokken, in den nacht tusschen den 3den en den 4den tot stadhouder benoemden.

In l(J74 volgden Utrecht en Overijsel, in 1(gt;75 Gelderland, thans niet langer door den vijand belemmerd, dit voorbeeld. Friesland, Groningen en Drente hadden Hendrik Kasïmir II (1664--1696), oen zoon van Willem Frederik (zie blz, 222), als stadhouder, na wiens dood Drente Willem 111 nam. Geenszins tevreden met do behaalde zege, rustten de tegenstanders der de Witten niet, eer deze beide mannen ten val waren gebracht. Tevergeefs legde de raadpensionaris den -tden Aug. 1()72 zjjn ambt neder: de haat der verblinde volksmenigte kende geen grenzen. Een aanklacht van oen lagen booswicht. Tichelaar, bracht Cornelis de Witt in de gevangenis. En toen J. do Witt zijn standvastigen broeder daar een bezoek bracht, had do zoo befaamde moord der beide broeders den 20sten Augustus plaats. Sedert Willem IH koning van Engeland was geworden , vertoefde hij bij afwisseling aldaar en hier te lande.

Middelerwijl nam Neêrlands bloei door den handel en door de vermeerdering der koloniën steeds toe. Namens de Oost-Indische compagnie vestigde van liiebeek in 1652 een kolonie aan de Kaap de goede hoop, die spoedig opkwam. Ofschoon de Nederlanden in 1602 door den Sineeschen zecroover Coxinga uit Formösa (zie blz. 201) werden verdreven , waar do predikant Antonius Hambroek vruchteloos een edele zelfopoffering aan den dag leide, vond de compagnie elders ruimschoots vergooding voor dit verlies. Zij breidde haar grondgebied niet alleen op Java uit, maar vermeerderde dit ook, nog vóór het einde der zeventiende eeuw , meteen gedeelte van Sumatra en van Celsbes.

§ 101.

Noordelijk en Oostelijk Europa, Zweden., Polen, Pruisen. Ilnsland onder het, huis Punk en het huis Romamw. — Van 1533 tot 1702.

In Zweden volgde op Karei X Gustaaf (zie blz. 234) zijn zoon kauf.i. xi (1660—1697). Vermits deze vorst nog minderjarig was, bewerkten do adellijken, die in de rijksstenden zaten, dat alle macht aan den rijksraad kwam. De leden van dien raad schroomden niet, zoo wol de inkomsten der kroondomeinen, als de opbrengst der belastingen ten behoeve van henzelf of van hun vrienden aan te wenden. Daarenboven staken zij zich diep in schulden. Vandaar, dat men, zooals boven (zie blz. 241) is gebleken, voor geld alles van hen kon gedaan krijgen. Anders werd het in 1080, nadat Karei XI zelf de regeering had aanvaard. Drie leden der rijksstenden, n.1. de geestelijkheid, de burgers en de boeren, ziende dat allo kassen ledig en de schulden van \'t rijk zeer aangegroeid waren, bekleedden, ton einde hot land to redden, den koning mot zoo goed als onbeperkte macht. Op hen en op hot leger steunendo, dankte Ka rol alle

-ocr page 276-

254

ontrouwe ambtenaren af en veranderde den rijksraad in een staatsraad, die dan slechts, wanneer hij door den koning werd geraadpleegd, zjjn gevoelen mocht uiten. Alle adellijken, die zich op onrechtmatige wijze hadden verrijkt, moesten de goederen der kroon, door hen weggeschonken ol\' verpand, teruggeven.

Een der beroemdste koningen van l\'uleii, is joh an hi so bibski (1074—1690). Dapper streed hij tegen de Turken, eerst alleen, later (zie blz. 252) verbonden met keizer Leopold I. In weerwil van al zijn inspanning gelukte hot hem niet, duurzame verbeteringen in Polens toestand aan te brengen: al zijn voorstellen stuitten op de onverzettelijke vasthoudendheid van den adel af. Een der verderfelijkste instellingen in dit keurrijk was hel Uheram veto (\'t vrije verbod), een voorrecht, dat do adel kort voordat hij den troon beklom had verworven. Hierdoor kon de uitslag der beraadslagingen van don rijksdag door de stem van een enkelen landsbode (zie blz. 102), die zich er tegen verklaarde of zich verwijderde, te niet worden gedaan. Do opvolger van Johan Sobieski was Augustus ii de sterke (1097— 1733), als keurvorst van Saksen Prederik Augustus I. Ten einde koning van Polen te worden, deed hij afstand van de Luthersehe geloofsbelijdenis , den godsdienst zijner vaderen, en omhelsde het catholicisme.

Do keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, Prederik Willem (zie blz. 234), die de door hem geregeerde, maar vóór zijn bewind alle eenheid en kracht missende landen eerst recht tot een mogendheid van naam had verheven, stierf in 1688. Zijn opvolger was zijn zoon Prederik III, die keizer Leopold 1 overreedde, hem bij een verdraij van den lOden Nov. 1700, onder den titel prederik i (1700—1713), als koning van Pruisen te erkennen. Tot de verplichtingen, welke hij hiervoor op zich nam , behoorde de belofte, steeds eendrachtig met den keizer te stemmen en te handelen , alsmede die om in den Spaanschen erfopvolgingsoorlog 10,000 man voor het rijksleger te leveren.

Onder de vorsten van liunland, uit den stam van Ru rik, is iwan iv of de verschrikkelijke (1533—1584) de merkwaardigste. Hij pleegde groote wreedheden aan de bojaren of aanzienlijke edelen, die tot den tijd van Peter den groote als rijksstenden deel aan de regeering hadden. Doch ten zijnen gunste getuigt, dat hij buitenlandsche kunstenaars en handwerkslieden in zijn land riep en zich, voor een barbaar, veelaan de wetgeving liet gelegen liggen. In L545 werd in Rusland een staand leger of lijfwacht, de strelitzen (schutters) geheeten, opgericht, in den oorlog was Iwan zeer gelukkig: hij onderwierp b. v, West-Siberië , waaraan later het overige gedeelte dezer onmetelijke landstreek werd toegevoegd.

Kerst toen in 1613 een nieuwe dynastie, die der Homanows, den troon besteeg, begon Rusland een krachtig rijk te worden. De tweede czaar (zie 1)1/,. 164) uit dit huis was ai.hxSi, wiens tweede echtgenoot N a-thalia Narischkin heette. Uit dit huwelijk sproot die Peter, welke meer bekend is uls Peter de groote. Tegen de gewone orde van t erfrecht

-ocr page 277-

255

bonoemden do bojaren in l(i82, uit lioofdo van den zwakken goesl: van Peters ouderen halfbroeder I wan, i\'oter tot czaar onder voogdij zijner moeder. Maar deze beschikking bracht een vreeselijk oproer te weeg, waarvan Sophia, Peters halfzuster, dc ziel was. Gemakkelijk bewoog zij de strelitzen tot don opstand. \'/Aj, een kous, zonder hun medewerking gedaan, verwerpende, riepen Iwan mede als czaar uit. Dus regeerden do beide broeders sedert Ifi82 gezamenlijk onder het regentschap van Sophia.

Inmiddels groeide Peter in hot dorp Preobraschenskoi (nabij Moskauquot;) op te midden van oen menigte jonge Kussen uit de eerste familiën des land», zonen van bojaren en van een aantal vreemde gelukzoekers. Uit oen paar honderd van hen stolde hij, ten einde aan zijn zucht voor wapenoefeningen te kunnen voldoen , een kleine compagnie samen , waarbij Inj zichzelf tevens inlijfde en die later de kern van \'t leger word. De steun dezer compagnie kwam Peter uitnemend te stade, toen de slechte verstandhouding, waarin hij steeds met Sophia had geleefd, in l()8!) in volslagen vijandschap oversloeg en hij meende, dat Sophia het voornemen koesterde, alleen het bewind te voeren. Oogenblikkeljjk nam hjj zijn maatregelen. Sophia\'s regentschap werd opgeheven, zijzelve naar een nonnenklooster verwezen. Hij deze omwenteling van 1Ü89 was onder de officieren, die hun degen ter beschikking van Peter stelden, een der eersten Le fort, iemand, die, van Genève afkomstig, een tijdlang in Nederlandschen en in Spaanschon krijgsdienst was geweest en later officier werd bij het Russische leger. Weldra won hjj in ruime mate de gunst van Peter, hoofdzakelijk doordien hij aan \'s vorsten drinkgelagen en ruwe uitspanningen ijverig deel nam* en den czaar steeds getrouw bleef. Doch dat hij het is geweest, aan wien Peter inzonderheid zjjn zin voor \'t invoeren van hervormingen en voor een zekere beschaving had te danken, hoeft men wel dikwijls, maar ten onrechte beweerd. Hoewol peter i of d e quoote (1()89 — 1725) thans do alleenheerschappij aanvaardde, voerde zijn broeder Iwan echter nog tot zijn dood in f696 den titel czaar.

Bij \'t lezen der hervormingen, door Peter in Rusland ingevoerd, boude men in \'t oog, dat zij niet langs den weg der trapsgewijze ontwikkeling ingang vonden, doch met geweld werden opgedrongen, en dat hij zich zijn eigene zedelijke en verstandelijke beschaving weinig aantrok. Immers, ofschoon hjj in alles eenvoudig was, bleef hij een barbaar en gaf aan zjjn gebreken, b. v. onstuimige drift en wreedheid, verregaande onmatigheid in \'t gebruik van sterken drank, zoozeer toe, dat hjj daardoor dikwijls tegeljjk belachelijk en gevaarljjk werd voor al wat hem omringde en zjjn gezondheid gevoelig schokte. Bovenal vierde hjj aan het drinken den ruimen teugel op de feesten, die hjj gaf of bijwoonde, en dwong dan tevens buitenfandsche gezanten, ministers, hovelingen en anderen tot het ledigen van te voel bekers en tot tiet deelnemen aan zoerzonderlinge uitspanningen.

Nadat hjj het bewind in handen had gekregen, was zjjn eerste zorg, zijn krijgsmacht op den voet dor Europeesche legers te brengen, waartoe

-ocr page 278-

256

nog slechts do grond was gelegd. Dan moest de vorming eenor zeemacht volgen. Hij zag wel in, dat het zonder \'t bezit van kustlanden onmogelijk zou zijn, beschaving, handel en nijverheid in Rusland te bevorderen. Vermits de kust der Witte Zee de eenige was, die hem behoorde, richtte hij natuurlijk zjjn blik naar de Oostzee en naar de Zwarte /ee. Daarom veroverde hij in 1696 de vesting Azow (in \'t n.o. van de zee van dien naam gelogen) op de Turken. Alzoo in \'t bezit van dezen sleutel der Zwarte Zee, was hij op \'t punt, de beschaafde staten van Europa mot eigen oogen te gaan aanschouwen, toen een samenzwering dit plan voorshands deed uitstellen. Deze samenzwering, door de strclitzen uit bezorgdheid voor groote veranderingen, zoowel in \'t krijgwezen als anderszins, gesmeed, had ten doel, den czaar te vermoorden en den zoon zijnor gemalin, Eudoxïa Lapttchin, AlexBi, onder voogdij van Sophia, op den troon te plaatsen. Zij werd evenwel ontdekt en gestraft. Zelf nam Peter de saamgezworenen in \'t huis van den staatsraad Sokownin gevangen. Mog in \'t zelfde jaar verliet hij zijn rijk en bezocht, zich onder \'t gevolg van een groot gezantschap zooveel mogelijk onbekend houdende, Holland en Engeland. Overal nam hij, die onze taal reeds vroeg in don omgang met vele Nederlanders had geleerd, de werkplaatsen der kunstenaars en handwerkslieden nauwkeurig op. Van zijn verblijf te Zaandam is quot;t huisje, dat hij er bewoonde, een nog overig gedenkteeken. Te Amsterdam hielp hij een goheel zeeschip aftimmeren. Uit Holland stak hij naar Engeland over, doch keerde, op de tijding van een nieuwen opstand der strelitzen, naar Rusland terug. Ofschoon deze opstand reeds vóór zijn aankomst in 1698 was bedwongen, doodde hij, zelfs eigenhandig, de schuldigen met groote wreedheid en ontbond de geheele lijfwacht van Moskau. Zijn gemalin Eudoxïa, van welke hij, uit hoofde van haar bijge-loovigheid en van haar gehechtheid aan de oude zeden en gewoonten, meer en meer was vervreemd, dwong hij den sluier aan te nemen. In \'t volgend jaar overleed Lefort, waarop Menschikow, die van lakei allengs tot hooger bedieningen aan \'t hof was opgeklommen en ten laatste zelfs tot vorst verheven, do eerste plaats na Peter bekleedde. Desniettemin diende Peter hem van tijd tot tijd, wegens afpersingen of andere vergrijpen , stokslagen toe.

Thans zette de czaar zijn hervormingen voort, die, alle aan het buitenland ontleend, grootendeels op hot stoffelijke waren gericht en mot gewold werden ingevoerd. Of zij mot den aard van zijn volk overeen kwamen, hierover bekommerde de czaar zich niet veel. Op het tot stand brengen van een regelmatig leger volgde het bouwen van oorlogschepen. Ook in \'t uitorljjko moesten do Russen aan de Wost-Europeeseho natiën geljjk worden. Daarom voerde l\'eter mot geweld een nieuwe kloederdracht, die \'t meest op de Hongaarsche geleek, en het scheren van den baard in, van welke maatregelen slechts de geestelijken, de boeren en do Aziaten werden uitgezonderd. Van de verplichting nopens den baard kon men zich evenwel voor oen zekere belasting vrjjkoopen.

-ocr page 279-

257

Ondor de kunsten en de bedrijven bevorderde Peter vooral het fabriekwezen , alsmede den berg- en den landbouw. De beoefening der wetenschappen werd door \'t oprichten eener akademie aangemoedigd. Ook kwamen er enkele volksscholen. Terwijl hij jonge Kussen naar \'t buitenland zond, ten einde zich vreemde beschaving eigen te maken, werden vreemdelingen , in eenig vak ervaren, aangespoord, hun talenten aan Rus-lands belangen te wijden. Verder maakte Peter in \'t staatsbestuur en in de aangelegenheden van den godsdienst vele veranderingen : in \'t laatst van zijn leven verdeelde hij b. v. het rijk in twaalf gouvernementen (stadhouderschappen) , ontnam de bojaren hun aandeel aan de regeering en hief het patriarchaat der Russische kerk op, waardoor hij haar, in plaats van aan den patriarch, aan zichzelf en aan een synode onderwierp. In 1722 nam Peter den titel keizer aan, terwijl de senaat, het hoogste regeerings-college in Rusland , hem in \'t zelfde jaar (zie blz. 260, vrede van Nystiidt) met don titel „vader des vaderlandsquot; vereerde.

In een zeer onaangename betrekking stond Peter tot zijn zoon Alexöi, dien de priesters zonder ophouden tegen zijn vader opzetteden. Na menige andere oneenigheid brak ten laatste op nieuw een ernstige twist uit tus-schen den tragen zoon en den driftigen vader. Alexei vluchtte heimelijk naar zijn zwager, Karei VI van Duitschland, die hem nogtans op Peters aanvraag uitleverde. Nu moest AlexSi in 1718 plechtig afstand doen van do kroon, en veroordeelde eon buitengewoon gerechtshof, samengesteld uit de aanzienlijkste mannen, ten getale van honderd zevenentwintig, ministers, leden van den senaat, krijgsoversten en burgerlijke ambtenaren, hem, wegens verzet tegen zijn vader, ter dood, niet tegen den zin van Peter, die met zijn nieuwe inrichtingen meer was ingenomen, dan hij zijn zoon beminde. Twee dagen, nadat het vonnis was geveld, bezweek AlexGi in de gevangenis aan de gevolgen der martelingen van de pijnbank , oen paar malen door hem verduurd. Zeven jaren later volgde Peter zijn zoon in het graf, na den grond te hebben gelegd tot den grooten invloed, dien Rusland in \'t vervolg op Europa\'s politiek oefende.

Peter had in 1722 een wet uitgevaardigd, die elk beheerscher van Rusland het recht gaf, den waardigste tot troonopvolger te benoemen. Het is evenwel niet aan die wet toe te schrijven, maar aan den invloed van Menschikow, die zijn maatregelen met zooveel geschiktheid had genomen , dat hjj over het leger en over de aanzienlijkste personen kon beschikken, dat Peters tweede gemalin, de door haar lotwisselingen zoo bekende kathauIna i (1725—1727), hem opvolgde. Daarna besteeg pete li ii, een zoon van Alexei, den troon, onder wien Menschikow met zijn huisgezin naar Siberië werd verbannen.

Na zijn dood werd anna, een dochter van don broeder van Peter 1, Iwan, (1730 — 1740), keizerin. Zij had een nicht of zustersdochter, insgelijks Anna geheeten, getrouwd met Anton UI rik van Brunswjjk. Uit dit huwelijk sproot in 1740 een zoon, die den naam Iwan kroeg. In dit zelfdo jaar volgde hij, als iwan n (1740—1741), keizerin Anna

Wijnne, Handboek der AUj. Geschiedenis, 6de druk. 17

-ocr page 280-

258

op en kwam onder \'t regentschap zijner ouders. Nog leefde aan \'t Russische hof een dochter van Peter den groote, Elizitbeth. Deze prinses was aan zinnelijke genietingen verslaafd en verkeerde bij voorkeur met onderofficieren en lieden, in rang ver beneden haar staande. Zoolang de regent en de regentes haar in haar neigingen niet dwarsboomden, kwam het niet bij Elizabeth op naar de kroon te staan. Doch toen dit anders werd en een harer vrienden, de geneesheer Lestocq, de prinses een middel aan de hand deed om zich te ontslaan van hen, die haar levenswandel steeds berispten, liet zij hem in haren naam handelen. Met behulp van een honderdtal soldaten der lijfwacht gelukte de aanslag, door Elizabeth en Lestocq voorbereid, in één nacht. De regent, do regentes en Iwan II werden in hechtenis genomen. Elizabeth (1741—1762) werd keizerin en Lestocq met hoogo ambten bekleed, doch later, in ongenade gevallen, naar Siberië gezonden.

§ 102.

Zweden onder Karei XII, koning uit het huis Palts-Tweehruygen, en de Noordsche oorlog tot den vrede van Nystiidt. —

Van 1697 tot 1721.

Gelijk Peter de groote in Kusland, zoo was in Zweden zijn tijdgenoot, kakel xii (1697—1718), een zoon van Karei XI (zie blz. 253), een man van zeer merkwaardige eigenschappen. Zeer eenvoudig in kleeding en levenswijze, buitengewoon dapper en tegen alle ontbering en inspanning bestand, wist hij te overwinnen; maar partij te trekken van do behaalde zege was zijn sterkste zijde niet. Door zijn eigenzinnigheid verloor Zweden den eersten rang onder de staten van \'t Noorden, en Rusland nam dien welhaast in. Nauwelijks had Karei den troon van Zweden beklommen, dat (zie blz. 233) de meeste kustlanden der Oostzee beheerschte, of Peter, begeerig naar \'tbezit dier kusten, verbond zich togen hom met puedekik iv van Denemarken en met F rede rik Augustus I, keurvorst van Saksen en als Augustus II koning van Polen (zio blz. 254). Aldus ontstond de Noordsche oorlog, 1700 —1721. Dadelijk deed Karei een landing op Seeland en noodzaakte don koning van Denemarken in 1700, zich aan het verbond te onttrekken. Toon braciit hij in \'t zelfde jaar met een veel kleiner leger de overmachtige Russen bij Narwa (in\'t n.o. van Esthland) een beslissende nederlaag toe. Zich vervolgens tegen zijn derden vijand wendende, verdreef hij Augustus uit Polen en dwong den Poolschen rijksdag in 1704, Stanislaus Les zinski, woiwöde (d. i. eigenlijk aanvoerder in den oorlog, hier stedehouder) van Posen, als koning te verkiezen. Karei rukte toen Saksen binnen , en Augustus bleef niets anders over dan het aannemen van een nadeeligen vrede in 1706, waarbij hij Stanislaus erkende.

-ocr page 281-

259

Gedurende dien tijd had Peter Ingermannland, benevens een deel van Lijfland en Esthland veroverd. Niettegenstaande de groote bezwaren der raoera.ssige streek stichtte hij in 1703, aan den mond der Newa, het later zeer vergroote en verfraaide Peteraburg, en in 1704 do vesting Kron-stadt (niet ver vandaar ten w. gelogen). Na op \'t Russisoh grondgebied te zijn getrokken, wendde Karei zich naar de Ukraine [een landstreek aan de Midden-Dnieper, thans een deel van Kléin-Rusland, verdeeld onder de gouvernementen Pultawa, Kiew en Tschernigow (ten n. van Kiew)]. Hiertoe had hem Mazeppa, een he.tman of vorst der Kozakken, overreed , hem tevens troepen en levensmiddelen belovende. Doch daar Mazeppa, uit hoofde van den onwil zijner onderdanen, zijn beloften niet kon gestand doen, had Kareis leger weldra groot gebrek door te staan. Daarenboven teisterde een buitengewoon strenge winter do anno soldaten. Eindelijk vernietigde Peter in 1709 het Zweedsche leger goheelenal bij Puitawa (ten z.o. van Kiew). De koning van Z.weden vluchtte overhaast naar Turkije, terwijl zijn vroegere vijanden hun verbond vernieuwden. Augustus heroverde Polen en verdreef Stanislaus; Peter voegde in 1710 zelfs Finland bij het vroeger in bezit genomeno.

Door Karei aangespoord , stelde zich de sultan dor Turken , a c h m e t hi ) in 1711 in beweging en sloot Poter bij de Pruth (een bijstroom van den Donau, thans ten deele de grensrivier van Bessarabië en Moldavië) zóó in , dat hem alleen de keuze overbleef tusschen verhongeren of zich overgeven. Maar Katharlna kocht den hebzuchtigen grootvizier om en bewerkte aldus een onverwaehten vrede, waarbij Azow aan de Porte werd teruggegeven. Tevergeefs zocht Karei, die nu zijn legerplaats van Bender (in Zuid-Rusland, aan de Dniester) naar Warnitza (ten n.w. vandaar) verlegde, de Turken ter vernieuwing van den strijd aan te sporen. Do sultan, den trotschen on duren gast moede, wilde hem eindelijk dwingen zijn land te verlaten en liet zijn legerplaats bestormen. Na een hardnekkige verdediging werd zij ingenomen en Karei zelf gegrepen, die eerst in 1714 Turkije verliet. In Zweden teruggekomen, bevond hij, dat het getal zijner vijanden nog was vermeerderd. Want koning Frederik Willem I van Pruisen (zie blz. 265), die een deel van Pommeren had bezet, en George I, keurvorst van Hannover en koning van Engeland, die als keurvorst hot door de Denen vermeesterde Bremen en Verden (zie blz. 220) had gekocht, voegden zich thans bij het verbond. Ongeduldig tastte Karei Noorwegen met twee legers aan, waarvan het eerste door de strenge vorst omkwam en het tweede, dat hij in persoon aanvoerde, Frederikshald (in \'t z.o. van Noorwegen, aan zee) ging belegeren. Doch dit beleg werd opgebroken, toen Karei XII den llden December 1718 in de loopgraven door een kogel, komende uit de belegerde vesting, werd dood geschoten.

De rijksdag, grootendeels uit adellijken bestaande, hevig op den koning verbitterd, verklaarde terstond de onbeperkte koninklijke macht voor afgeschaft en verkoos Kareis jongste zuster, uluike eleonoue,

1 \'*

-ocr page 282-

2(U)

als koningin. Dewijl zij gehuwd was, werd haar echtgenoot, fkederik i (1720—1751), later ook landgraaf van Hessen-Kassei, tevens als koning erkend. Door zijn troonbeklimming verving het tjeslacht Hessen-Kassei het huis Palts-Tweebruggen. In den radeloozen toestand, waarin Zweden thans verkeerde, sloot het achtereenvolgens zeer nadoclige vredesverdragen met al zijn vijanden. Voor een kleine som geld behield George I Breinen en Verden, Frederik Willem I Voor-Pornmeren met een paar eilanden. Denemarken bleef in \'t bezit van het deel van Slees-wijk, dat het had veroverd, zoodat het van nu aan dit gansche gewest bezat, terwijl Zweden afstand moest doen van de vrijheid van tol in de Sond. Eindelijk behield Rusland bij den vrede van Nysüldt (in \'t z.w. van Finland, aan zee) in Sept. 1721, voor de geringe som van /\' 3,600,000, de schoone gewesten Lijfland, Esthland, Ingernmnnland on een deel van Karelië.

§ 103.

Frankrijk gedurende het regentschap van Philips van OrUans en onder

Lodewijk XV) koning uit het huis Bourbon, va». 1715 tot 1774. — Spanje onder Philips V, uit het geslacht Bourbon, en Alhe-röni, van 1710 tot 1746. ■— Engeland onder Anna, uit het stamhuis Staart, en de koningen uit het Hanno-versche of Jirunswijk-Luneburgsche huis George 1 en George II, van 1702 tot 1760.

De ouderdom van Lodewijk XIV was treurig en eenzaam. Frankrijk verkeerde in een zeer rampzaligen toestand. Do tijd van Lodewijks regeering was, inzonderheid na den dood van Colbert, een tijd geweest van voortdurend wanbestuur. Nooit was ergens op zoo gewelddadige wijze zooveel geld aan \'t volk afgeperst, om dan in onrechtvaardige oorlogen en in zinnelooze overdaad te worden verkwist. Duizenden hadden gebrek geleden , opdat de koning aan de grillen van één minnares kon voldoen. Meer dan één jaar was door een vreeselijken hongersnood gekenmerkt. De steden waren ontvolkt, de dorpen gehuohteu geworden, de gehuchten verdwenen, in \'t kort Frankrijk was als een woestijn. Zóó ontvolkt was het land, dat het op vele plaatsen een zeldzaamheid was, krachtige mannen en jongelingen aan te treffen: de koning had ze alle op het slagveld gebruikt. Diep ging het rijk gebukt onder oen zwaren schuldenlast. Aan verbeteringen of vooruitgang werd niet gedaclit. Landbouw, handel, veeteelt, fabrieken, alles was in verval. Zoowel \'s konings zoon, de dauphin, die hem moest zijn opgevolgd, als de zoon van den dauphin, de hertog van Bourgondië, en tevens de oudste zoon van dezen prins, de hertog van Bretagne , daalden alle nog vóór den grijzen monarch ten grave , en de Maintenon had op alles, wat hij deed, een zeor groeten invloed.

Toen hij den Iston September 1715 was overleden, volgde hem lodk-

-ocr page 283-

261

wijk xv (1715—1774) 0]). Hij was oen achtorkloinzoon van Lodewijk XIV , do tweede zoon van den zoon des dauphins. Yoor hem aanvaardde Philips, do hertog van Orleans, eon zoon van een brooder van Lodewijk XIV, als rogent hot bestuur en bleef aan \'t roer tot 1723. De regent, evenzeer tongoede bekend door zijn werkzaamheid , als berucht wegenszijn zodeloosheid , nam als minister den kardinaal Dubois, oen man van burgerlijke afkomst, wiens dagelijkscho wandel vool overeenkomst had met dien van zjjn meester. Hun bestuur begon met ijdele pogingen, om de onevenredigheid, die tus-schen de inkomsten en de uitgaven van den staat bestond, te verhelpen. Daartoe behoorde vooral de ondoordaohto en in haar gevolgen zoo noodlottige ondernoming van den Schot Law. Deze man , die in 1716 te Parijs verscheen, vestigde er een wisselbank, die binnen kort een koninklijke bank werd, gelijk mede een Missisippi-r.ompagnie. Ieder, die deel nam aan deze compagnie, werden grove winsten voorgespiegeld. Om de verspreiding der banknoten te bevorderen , beperkte de regeering het recht om baar geld te bezitten en in don handel to gebruiken. Doch juist dit ijveren voor die papieren munt verwekte wantrouwen , en toen weldra velen hun bankpapier wilden inwisselen, stelde do regeering do waarde dier stukken op do helft. Dit verhaastte den ondergang der beide inrichtingen, zonder dat het beoogde doel eenigermate werd bereikt. Want de staatsschulden werden er geenszins door verminderd, on do meeston van hen, die voor het daarheen gebrachte geld op groote schatten uit Amerika\'s goud- en zilvermijnen hadden gerekend, mochten zich gelukkig achten , indien zij nog iets terugkregen. Law zelf vluchtte naar Venetië on stierf arm.

Nadat Lodewijk XV, meer in naam dan inderdaad, in persoon de rogeering had aanvaard en de hertog van Orleans, zoowel als Dubois, was overleden, verkreeg Floury, weldra door den paus nog tot kardinaal benoemd, spoedig den meesten invloed. Sedert 1?26 was hij metterdaad eerste minister, hoewol niet in naam, daar Lodewijk op zijn raad dien titel had afgeschaft. Tot zijn dood in 1743 trachtte hij Frankrijks welvaart to bevorderen, en, ovenals de regent had gedaan, den vrede in Europa in stand te houden. Wat den koning zelf betreft, hij gaf zich hoe langer hoe meer aan zinnelijke genietingen on aan verspillingen over, buiten-sporiger dan men ze ooit, zelfs in Frankrijk, had gezien. Zoolang Floury leefde, bereikten deze buitensporigheden nog geenszins haar toppunt. Na zijn dood overschreden zij allo perkon o\'n oefenden op het gansche bewind een noodlottigen invloed, doordien hot van \'s konings minnaressen, eerst van do markiezin do Pompadour, later van de gravin du Barry, afhing, wie aan \'t hoofd van \'t bestuur zou staan en hoe over do golden van den staat zou worden beschikt. quot;Wie aan deze minnaressen mishaagde liep gevaar, door de uitvaardiging van een letfre de cachet, d. i. een verzegelden brief of eigendunkelijk bovolschrift, in de bastille te worden gezet, oen sterkte bij de poort St Antoine te Parijs, door Karei V (zie blz. 144, 145) gebouwd en later als staatsgevangenis gebruikt. Met de parlementen, inzonderheid met dat van Parijs, was hot bewind van Lode-

-ocr page 284-

262

wijk XV in voortdurende geschillen, totdat de koning ze in 1771 afschafte of slechts als gerechtshoven liet bestaan. Voor \'t overige was do eenige rogeerliigsaangelegenheid, waarmede die vorst zich in de uren , niet aan zijn uitspanningen gewijd, bezighield, de buitenlandsche politiek. Dit was het onderwar]), waarover hij in \'t geheim een uitgebreide briefwisseling onderhield mot do voornaamste kabinetten van Europa en waaromtrent hij niet zelden zijn eigen ministers tegenwerkte.

Onder i\'nir.ips v (1701—1746) trad Spanje, hoezeer buiten\'s konings schuld, met veel aanmatiging op, waardoor do rust van Europa op nieuw werd verstoord. Philips V, die nooit vreemde leiding kon ontberen , ging, op aansporing van Alberöni, gezant van Parraa, een tweede huwelijk aan mot Elizitbeth FarnSse. Vermits twee prinsen, in Philips\'eerste echtverbintenis verwekt, aan de uit dit tweede huwelijk gesproten zonen het uitzicht benamen, zeiven den troon van Spanje te bestijgen, was Elizabeths hoofdstreven, hun elk een onafhankelijk vorstendom te bezorgen. Hiertoe was Alberöni, thans kardinaal, wien zij aan \'t hoofd van \'t bewind plaatste, haar behulpzaam. Eerst beurde hij door verschillende maatregelen, als door \'t aanmoedigen van den landbouw en door het scheppen eener zeemacht, Spanje uit zijn verval op. Toen poogde hij dit rijk tot oen heerschende mogendheid in Europa te verheffen en, terwijl hij op die wijze tevéns de plannen zijner koningin in de hand werkte , de Italiaansche staten, bij de laatste vredes aan Spanje ontnomen, weder aan dit rijk te brengen. Maar hij was niet bestand tegen den gezamonlijkon invloed van Karei VI (zie blz. 263), van George I van Engeland (zie beneden op deze blz.) en van Frankrijk. Deze mogendheden kwamen onderling overeen, dat er een ruiling zou plaats grijpen, zoodat de keizer Sicilië, Savoye Sardinië zou hebben. De hertog van Savoye (zie blz. 243), sinds 1720 koning van Sardinië, in plaats van Sicilië, voegde zich naar de voor hem nadeelige ruiling. Dezelfde mogendheden verplichtten Philips V, Alberöni uit zijn rijk weg te zenden.

Koningin anna (1702—1714), die gedurende den Spaanschen erfopvolgingsoorlog in Engeland regeerde, overleefde dien oorlog niet lang. Haar bestuur was voor Engeland gewichtig door de vereeniging van dit rijk mot Schotland, die metterdaad reeds sinds lang (zie blz. 215) had bestaan, doch in 1706, door \'t instellen van één parlement voor de beide deelen van Groot-Britannië, geheel in werking kwam. Gering was het getal Schotten, die in het hooger- en in het lagerhuis zitting kregen. Terwijl b. v. het Sohotsche parlement vroeger bijna honderd vijftig edelen had geteld, werden er thans maar zestien in het Britscho parlement opgenomen. Slechts de Schotsohe kerk behield haar eigenaardige inrichting.

Overeenkomstig een parlementsbesluit {act of settlement), in 1701 op aandrang van Willem Til uitgevaardigd, dat de katholieke leden van het huis. Stuart van de troonopvolging uitsloot, kwam de kroon na Anna\'s dood aan George I odewijk, een zoon van Ernst August (zie blz. 251) en keurvorst van Hannover, als koning geokge i (1714—1727) genoemd,

-ocr page 285-

263

dio dus do oorsto kojiinj? word van Groot-Britanniö uit het huis Hannover of Bninswijk-Lunehuff/. Noch Ooor^e F, een achtor-klcinzoon van Jakob T, noch één der di\'io öoorge\'s, die hom opvolgden, muntto als rogent door persoonljjke hoodaniglicden uit. In hun bijzonder loven gaven zij menig bowjjs van lago en verachtelijke neigingen. Van \'t o.ogenblik af, dat George I don troon beklom, werden de whigs vooreerst de partij dor rcgeoring on nam het overwicht van het lagerhuis over het hoogorhuis zeer toe. Onder George\'s regeering werd de septennial bill aangenomen, welke den duur van \'t parlement op zoven jaren stelde, terwijl het vóór zijn tijd alle drie jaren werd vernieuwd. Zijn voornaamste minister, die alles leidde , was Wal pole, een man, die evenzeer als Fleury den vrede in Europa handhaafde en, om steeds een meerderheid in \'t parlement te hebben, het stelsel van omkooping op groote schaal in toepassing bracht. Ongunstig onderscheidde zich zijn beheer door het goedkeuren van Blounts voorslag ter oprichting eener Zuidzee-compagnie, die dezelfde verderfelijke gevolgen had als de onderneming van Law (zie blz. 261).

Ook onder de regeering van den zoon en opvolger van George I, oeorge ii (1727—1760), bleef Walpole tot 1742 als minister aan\'t roer. Als veldheer (zie blz. 267) spreidde de koning meer dan eens groote dapperheid ten toon.

§ 104.

Dvitachland onder Karei VI, uit het Habsburgsche huis. — Zijn oorlogen tegen Turkije, geëindigd met den vrede van Passarowitz en met dien van Belgrado, van 1716 tot 1718 en van 1735 tot 1739. — Spanning in Europa en oorzaken hiervan. — De oorlog van Frankrijk, Spanje en Sardinië tegen Karei VI, geëindigd in 1735. — Pruisen onder de koningen uit het huis Hohenzollern, F reder ik Willem I en Frederik II, van 1713 tot 1786. — De eerste Silezische oorlog, van 1740 tot 1742. — De oorzaken en het begin van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 tot 1748.

In Duitschland rustten do wapens niet lang na den Spaanschen erf-opvolgingsoorlog. Do Porte verklaarde in 1716 den oorlog aan keizer Karei VI. Maar zij boette zwaar voor dien overmoed door do nederlagen hij Peterwaritdin (in de Mililaire Grenzen, aan den Donau) en bij Belgrado, haar in 1716 on 1717 door Eugonius van Savoye toegebracht. Keeds in 1718 kochten do Turken den vrede te Passarowitz (in Servië, nabij den Donau en do MorSva) voor het verlies van al de op hen veroverde landen, o. a. van een doel van Servië en van Wallachjje.

Gedurende het bewind van Karei VI werden verschillende hoven van Europa in velerlei moeielijkheden gewikkeld, die dikwijls vrees voor oorlog deden ontstaan. Doch telkens behoedde do vredelievende gezindheid

-ocr page 286-

264

van Fleury en van Walpole Europa voor do uitbarsting. Oorzaken dier verwikkelingen waren o. a.: de Oost-Indische handelmaatschappij, \\r\\ \\122 door den keizer te Ostende (in West-Vlaanderen, aan zee) opgericht en door Spanje begunstigd, die den zeemogendheden een doorn in \'t oog was; do pogingen, die de Engelsuho pretendent nog steeds in \'t werk stelde om zijn oogmerk te bereiken, alsmede het hoofdvoorwerp der wenschen van Karei VI. Van hot begin af zijner regeering n. 1. poogde do keizer alle mogelijke waarborgen te verkrijgen, dat zijn oudste dochter Maria Theresïa hem, den laatsten mannelijken spruit uit het Habsburgsche huis, na zijn dood in de gezamenlijke Oostenrijksche landen mocht opvolgen, Bij voorraad allo beletselen uit den weg zoekende te ruimen, stelde iijj een pragmatieke sanctie (letterlijk: daadwerkelijke bekrachtiging, hier staatsverdrag) op, die deze opvolging vaststelde en die hij zoowel den rijks-stenden als aan buitenlandsche mogendheden ter onderteekening voorlegde. Vooreerst kwam hot nog niet tot oorlog, terwijl de keizer zijn handelmaatschappij in 1731 weer ophief en de zeemogendheden de pragmatieke sanctie waarborgden. Toon er evenwel een nieuw voorval plaats greep, waarbij zich verschil van gevoelen openbaarde, ontvlamde de dicht opgehoopte brandstof.

Koning Augustus II van Polen (zie blz. 254) overleed in 1733. Zijn zoon, Prederik Augustus II, volgde hem als keurvorst van Saksen onmiddelljjk op. Maar de rijksdag van Polen verkoos Stanislaus Leszinsky tot koning. Doch hij werd door Anna van Rusland (zie blz. 257), verbonden met Karei VI, verdreven en hierop de zoon van Augustus II, na op een bijeenkomst van een aantal Poolscho edelen te zijn gekozen, onder den naam augustus m (1733—1763), als koning van Polen uitgeroepen. Nu verklaarden Lodewijk XV, Stanislaus\'schoonzoon, Philips V en kar el emanüel m, koning van Sardinië (1730—1773) en een zoon van Victor Amad5us II (zie blz. 243 en 262), den keizer onverwijld den oorlog. Elizïtbeth zag hierin een uitstekend middel om de bezittingen haars zoons met Napels en Sicilië te vergrooten. Dewijl de vijanden den onvoorbereiden Karei VI van allo kanten aangrepen, zag de keizer zich tot opofferingen gedwongen, ten einde maar vrede te kunnen sluiten.

Reeds in 1736 stond hij den infant. Karei, den oudsten zoon van Philips V en Elizabeth, Napels en Sicilië af. Frankrijk, al lang begeerig naar Lotharingen, verwierf het recht van overleving op dit land, dat van kracht zou zijn, zoodra Stanislaus Leszinsky, die thans met do hertogelijke waardigheid over Lotharingen werd bekleed , kwam te sterven. (Doordien dit in 1766 plaats had, werd Lotharingen toen, als erfenis der koningin, Stanislaus\' dochter, met Frankrijk vereenigd). Don toenmaligen hertog van Lotharingen, Frans Stephitnus, werd in 1725 tot schadeloosstelling Toslcane aangeboden, waarover hij, na den dood van den regeerenden groothertog, in 1737, het bewind aanvaardde. Het nadeel, in dezen oorlog geleden, trachtte de keizer op de Turken te verhalen. Doch het scheen, alsof alles tegen Karei samenspande. Wederom voerde hij een

-ocr page 287-

265

ongelukkigen krijg en moest een schandelijken vrede sluiten. Aan do Porte word, in 1739, bij den rrede van Belgrado, het grootste gedeelte van Eugenius\' veroveringen, d. i. Belgrado en al wat Oostenrijk ten z. van den Donau en van de Save bezat, benevens het gedeelte van Wallachije (zie blz. 263) teruggegeven.

In Pruisen volgde op Frederik I (zie blz. 254) zijn zoon F red brik willem i (1713—1740). In weerwil van zijn eigenheden, b. v. van zijn jacht maken op groote mensehen voor het leger, en van zijn somtijds te groote strengheid, was hij een voortreffelijk regent, dio door spaarzaamheid de welvaart des lands krachtig bevorderde. Voor zichzelf had hij zoo goed als geen behoeften. Zijn eenige uitspanningen waren de jacht en het tahakscolleije, hetwelk des avonds bijeenkwam en waar men niets deed dan rooken, bier drinken en op ruwe wijze den draak steken met hen, die het eerste niet konden. Ten sterkste verzette hij zich tegen de invoering van Fransehe zeden en gebruiken aan zijn hof, iets, dat in zijn tijd in bijna alle staten van Duitschland plaats greep. In omvang wies zijn gebied aan door het verwerven van \'t grootste gedeelte van Opper-Gelder (zie blz. 246) on van een deel van Voor-Pommeren (zie blz. 260). Zijn zoon liet hij, behalve een goed voorziene schatkist, ook ecu talrijk, wel geoefend leger na.

Frederik Willem I is de eerste vorst, die, ter aanvulling der huurlegers, het stelsel der lichting of conscriptie bij wijze van loting heeft ingevoerd, een last, die hoofdzakelijk op de bewoners van \'t platteland drukte, want de stedelingen stonden den koning met hun geld bij. Zij, die bij \'t leger werden ingelijfd, dienden aanvankelijk gedurende hun geheele leven, later twintig jaren lang. Vóór Frederik Willem had Lodowijk XIV tot dezen maatregel zijn toevlucht genomen; doch zoowel hij als zijn opvolgers maakten slechts in tijd van oorlog gebruik van dit hulpmiddel (zie blz. 260 en 292), terwijl de koningen van Pruisen het tot een vaste inrichting, ook in vredestijd, maakten. Weldra volgden de kleinere Duitsche vorsten ten aanzien van het stelsel der conscriptie Pruisen na, en ook in Oostenrjjk werd het door Jozef II ingevoerd.

De zoon en opvolger van koning Frederik Willem 1 is de beroemde Frederik II (1740 — 1780), een vorst van zeldzame talenten, wetenschappelijk gevormd en rusteloos werkzaam. Hij stolde zich tot levenstaak, Pruisen in de rij dor niogendhcden van don eersten rang te doen opnemen. In zijn jeugd had ook hij do hardheid zijns vaders in ruime mate ondervonden, want toen de vader zijn ingenomonheid met het leger niet op den zoon kon doen overgaan , wien de studio der geschiedenis en het lozen van gedichten moer behaagde, behandelde hij hem uitermate gestreng. Toon vervolgens Frederik Willem zijn zoon zelfs van de troonopvolging dacht uit te sluiten, vatte Frederik het voornemen op, naar zijn oom, George II (zie blz. 2G3), to vluchten. De koning evenwel ontdekte dit plan en liet van de beide met het geheim bekende offieieron den een ,

-ocr page 288-

266

luitonant von Katte, te Küstrin aan de Oder (ton n. van Frankfort) voor \'t venster van hot gebouw, waar do prins gevangen zat, onthoofden. Frederik zolf werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld; maar toen hij een tijdlang op do vesting had gezeten en vorschillondo invloedrijke personen zich zijner aantrokken, bedaarde de toorn zijns vaders on werd hij in vrijheid gesteld. Na dozo verzoening vervulde Frederik zijn dienstplichten nauwgezet en logde veel welgevallen in quot;t exerceeron en in andere knjgsmansoefeningen aan don dag. Tot belooning schonk zijn vader hem do heerlijkheid Ruppin met hot slot Rhijnsherg (ten n.w. van Borljjn). Hier verzamelde hij rondom zich mannen van verdienste, die in velerlei kunsten en wetenschappen uitmuntten en met wie hjj zich aan haar beoefening wijdde. Met Voltaire, Rollin, d\'Alembort en andere algemeen bekende schrijvers stond hij in briefwisseling.

Frederiks optreden als koning was gelijk do dageraad van een niouw tijdperk. Tn tegenstelling met het beginsel „de staat ben ikquot; was hij van oordeel, dat de koning de eerste dienaar is van den staat. Ten aanzien van den godsdienst huldigde hij een onbeperkte verdraagzaamheid. De waarde van \'t koningschap zocht hij niet in uiterlijke praal; doch zijn levenswijze was eenvoudig en geheel het tegendeel van dio van \'t hof te Versailles. - In oorlog deed hij zich als een der uitstekendste veldheeren kennen. In vredestijd betoonde hij zich groot door oen wijs bestuur, door strenge rechtvaardigheid en spaarzaamheid, door \'t bevorderen van kunsten en wetenschappen, van handel, akkerbouw, nijverheid en fabriekwezen, door het oprichten van gebouwen te Berlijn en te Potsdam. Vooral vestigde Frederik al zijn aandacht op deze onderwerpen na de vreeselijke verwoestingen van den zevenjarigen oorlog (zie blz. 269 vlg.). Door zijn voortdurende zorg voor de welvaart zijner landen verwierf hij, ondanks zijn blinde ingenomenheid met Franknjks taal en gewoonten, de genegenheid zijns volks en de bewondering van Europa.

Nauwelijks was keizer Karei VI in 1740, zonder zonen na te laten, overleden en had Frederik 11 de regeering van Pruisen aanvaard, of deze koning besloot zijn land, met den titel, ook de macht van een koninkrijk te verschaffen. Zijn plannen waren gericht op vier Silezische vorstendommen, die Oostenrijk reeds vóór goruimen tijd aan zich had getrokken. Vermits intusschen het recht van opvolging in die vorstendommen wegens hot uitsterven der geslachten, dio er vroeger hadden geheerscht, volgens oude verdragen aan het huis Hohenzollern was gekomen, liet hij maria tiieuesia (1740—1780), gemalin van Frans Stephitnus van Toskano (zie blz. 264), vragen, of zij zijn aanspraken wilde erkennen, in welk geval hij beloofde, haar met geld en troepen te zullen bijstaan en de pragmatieke sanctie te zullen handhaven, door zijn vader onderteekend. Tegelijk rukte hij het onvoorbereide Silezië binnen en noodzaakte Maria Theresïa tot liet afstaan van bijna geheel Opper- en Noder-Silezië, waarmede de eerste Silezische oorlo;/, 1740—1742, eindigde. Twee jaren later, in 1744, vergrootte Frederik 11 Pruisons grondgebied met Oost-

-ocr page 289-

267

Friesland, welks laatste vorst in dat jaar zonder nakomelingschap was overleden.

Inmiddels was tegen Maria Theresïa een andere oorlog ontstaan, die veel algemeener werd en dien men den Oostenr jkschenerfopvolyingsoorlog, 1741 — 1748, noemt. In strijd toch met do bepalingen der pragmatieke sanctie weigerde oen deel der mogendheden van Europa, onder welke zich ook onderteekenaars dezer oorkonde bevonden, de aartshertogin Maria Therc|ïa, die zich voorloopig slechts koningin van Bohemen en koningin, of, naar Hongaarsch gebruik, koning van Hongarije noemde, als erfgename dor Oostenrijksche monarchie te erkennen. De voornaamste dezer vijanden waren Karei Albrecht, keurvorst van Beieren, die voor zichzelf aanspraak maakte, Philips V van Spanje, Lode wijk XV van Frankrijk en Frederik Augustus II, keurvorst van Saksen en (zie blz. 264) als Augustus II koning van Polen, die zichzelf eveneens als den rechtmatigen opvolger aanmerkte. Alleen op de uitnemende trouw en de geestdrift der Hongaren , en daarbij op hulpgelden van George II van Engeland on van do Nederlanden kon Marta Theresïa rekenen.

§ 105.

Het vervolg van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, 1741 tot den vrede van Aken in 1748. — De tweede Silezische oorlog tol den vrede van Dresden, van 1744 tot 1745. — De zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje, van 1739 tot 1748. — De zevenjarige oorlog tot den vrede van Hiibertshurg, van 1756 tot 1763.

Binnen kort veroverde Karei Albrecht Praag en liet zich hier in Dec. 1741 als koning van Dohemen en den 12den Februari 1742 te Frankfort aan de Main als keizer karbl vn (1742 — 1745) kronen. Maar den volgenden dag reeds moest de hoofdstad van zijn land, Miinchen, zich aan de Oostenrijkers overgeven , die binnen weinige weken geheel Beieren veroverden. Tevens brachten Engeland en de Nederlanden, thans metterdaad als Oostenrijks bondgenooten optredende, een leger te velde, dat het pragmatieke werd gcheoten on door George II in persoon aangevoerd. Engeland had destjjds geschillen met Spanje (zie blz. 268); George II zag, als keurvorst van Hannover, ongaarne de vergrooting van Pruisen met Silezië. Vanhier dat, nu Frankrijk, Spanje en Frederik II één lijn trokken tegenover Oostenrijk, Engeland zich aan de zijde van Maria Theresïa schaarde. Dit maakte Frederik II bezorgd voor zijn onlangs verworven Silezië en deed den tweeden Silezischen oorlog, 1744— 1745, uitbarsten, waarin Frederik een rij roemrijke zegepralen behaalde. O. a. sloeg hij in 1745 don Oostenrijkschen bevelhebber Karei van Lotharingen, een broeder van Stephftnus, die don bijnaam den

-ocr page 290-

268

slagenvorliozer kreeg, bij Hohenfriedberg (ten z.w. van Breslau). Nog in \'t zelfde jaar eindigde de tweede Silezische oorlog met den vrede van Dresden, waarbij Frederik II Silezië behield en den inmiddels tot keizer verkozen echtgenoot van Maria Theresïa, k hans i (1745—1765), in deze waardigheid erkende. Do nieuwe keizer werd de opvolger van den hevigsten bestrijder zijner gemalin, Karei VII, die reeds in \'t begin van 1745 was overleden en wiens zoon van alle aanspraken op Maria Theresta\'s kronen afzag.

Gedurende de laatste jaren bepaalde zich de Oostenrijkscho erfopvolgingsoorlog grootendeels tot de Zuidelijke Nederlanden. Hier verloor het pragmatieke leger, uit Oostonrijkors. Engelschen en Nederlanders samengesteld, onder den hertog van Cumberland (het noordwestelijkste graafschap van Engeland) in 1745 don slag van Fontenai (in Henegouwen, bij de Schelde) en in 1745 dien bij Raucoux (ten n, van Luik) tegen de Franschen, aangevoerd door M au rits van Saksen, \'t Gevolg was, dat schier de gansche Oostenrijkscho Nederlanden in Frankrijks macht geraakten.

Gelijktijdig met dien over de erfopvolging word, uit hoofde van geschillen over den sluikhandel der Engelschen op Spaansch-Amorika, in strijd met den assiento (zie blz. 246), een , 1739 — 1748 , gevoerd

tusschen Engeland en Spanje, waaraan ook de wcderzjjdscho bondgc-nooten deel namen. Frankrijk werkte het Hannovorscho huis tegen door den zoon van den pretendent (zie blz. 245 en 250), Karei Eduard, krachtdadig bij te staan. Na tot op vijftig uron afstand van Londen to zjjn doorgedrongen, werd hij echter door den hertog van Cumberland verslagen. Hierop zwierf hij, onder velerlei ontbering en gevaren, in allerlei vermomming rond, steeds door verspieders vervolgd, totdat hij, altijd door de trouw des volks behoed, op een Fransch schip naar \'t vasteland ontkwam. Hij overleed te Home in 1788.

In 1748 maakte de rrede van Aken, den 18den October onderteekend, een einde aan de beide oorlogen. Maria ïhcresïa behield haar goheele erfenis, behalve Panna en Piacenza, die zij aan den Spaanschen infant Philips afstond, zoodat Elizilbeth FarnSse ook haar tweeden zoon met oen vorstendom zag voorzien. Over den assiento bepaalde men voor \'t oogon-blik niets; maar dit voorrecht werd welhaast door Spanje afgekocht. De Nederlanden kregen de barrière-steden, doch grootendeels geslecht, terug.

Met dat al kon Maria Theresïa het haar met geweld ontrukte Silezië niet vergeten. Von Kaunitz, haar minister, wist hierom tegen Pruisen, dat uit hoofdo van zijn aanwas aan veelvuldigen strijd bloot stond, een verbintenis tot stand te brengen tusschen Oostenrijk, Rusland (zie blz. 258), waar Elizïtbeth regeerde, Saksen, Frankrijk, Zweden en het Duitsche rijk. Frederik Augustus II van Saksen was hiertoe hoofdzakelijk overgehaald door zijn minister von Brühl, die Frederik II persoonlijk haatte,dewijl deze vorst nooit anders dan met minachting van hem , van zijn grenzonlooze verspillingen en zijn onbekwaamheid sprak, Lodewijk XV voegde zich des te

-ocr page 291-

eerder bij dit verbond, vermits hij van Prederik II een even hovigen afkeer had als van de parlementen en er tussehen Frankrijk en Engeland , Pruisens bondgenoot, een zeeoorlog (rde blz. 271) op til was. Daarenboven was de minnares van dezen kraehteloozen koning, de markiezin de Pompadour (zie blz. 261), door,de geslepenheid van von Kaunitz geheel voor Oostonrijk gewonnen. Ook was zij zeer verbolgen op Prederik II, omdat hij haar blijkbaar versmaadde , en hoopte, door deze wending in Franknjks houding ten aanzien van de buitenlandsche staatkunde, een gunstige omkeering te weeg te brengen in de denkwijze der Pranschen , dio zich destijds sterk tegen haar en tegen \'s konings levenswijze verklaarde. Zóó zag Europa thans het zeldzame schouwspel van een vereeniging tussehen twee staten, welker wederzijdsche ijverzucht sedert een paar eeuwen geen verpoozing had gekend. Ijverig rustten Proderiks vijanden zich toe en ontwierpen zelfs een plan van verdeeling der Pruisische monarchie, daar het hun oogmerk was, den moedigen koning, wien schier niemand dan George II van Engeland ter zijde stond, niets dan het keurvorstendom Brandenburg te laten. De koning van Engeland sloot zich bij Pruisen aan, omdat zjjn rijk sinds eenigon tijd (zie blz. 271) in geschil was met Frankrijk, hetwelk thans met Oostenrjjk één lijn trok, en uit bezorgdheid voor het hem dierbare Hannover.

Bijna elk jaar van dezen kampstrijd, den zevenjarigen oorlog, 1756 — 1763, werd door geduchte veldslagen gekenmerkt. In 1757 opende Prederik den veldtocht met den slag bij Praag, waar hij de Oostenrjjkers onder Karei van Lotharingen en Browne versloeg; doch hijzelf word kort daarna bij Kollin (ten o. van Praag, aan de Elbe) door den Oostenrijker Daun overwonnen. Intusschen werd Saksen bedreigd door een Pransch leger onder den prins de Soubise, vereenigd met do troepen van het Duitsche rijk onderden prins van Saksen-IIild-burghausen (in Saksen-Meinungen-liildburghausen , ten n. van Beieren). Deze legers trok Prederik snel te gemoet, en door een meesterlijke beweging, gevoegd bij de onstuimige dapperheid van Seydlitz, een generaal der ruiterij, behaalde hij in een veldslag van een paar uren bij Ilosz-bach (ten z.w. van Merseburg) een schitterende zege op den driemaal sterkeren vijand. Welhaast verdreef hij de Oostenrijkers uit Silezië door den raerkwaardigen veldslag bij Leuthen (ten w. van Breslau), waarin hij Karei van Lotharingen en Daun versloeg.

In 1759 wendde zich Prederik tegen de Kussen, die Pruisen waren binnengerukt en het als een wingewest behandelden. Bij Kunersdorf (ten z. van Küstrin) raakte hij slaags met den Kussischon veldheer Sol ti-kow, mot wien de Oostenrijker Laudon zich had vereenigd, en zegepraalde , ondanks het ongunstige terrein, over den linkervleugel der Russen. Nu zette hij echter, tegen den raad van vele zijner generaals, met zijn door den marsch vermoeide soldaten den slag voort; maar door deze hardnekkigheid verkeerde de kans. Den koning werden twee paarden onder het lijf dood geschoten, het Pruisische leger, gelijk nooit tevoren, geheel-

-ocr page 292-

270

enal verslagen en tot een ongeregelde vlucht genoodzaakt. In \'t begin van 1761 was Prederiks toestand bijna hopeloos. Oostenrijk had vasten voet in Silezië en in Saksen, \'s Konings eigen legers waren grootendeels ongeoefend, zijn kas uitgeput. De minister van aeorge m (1760—1820), die zijn grootvader George II in Engeland opvolgde , Bute, betaalde geen onderstandsgelden meer. Daarom verschanste hij zich bij Buntselwitz (nabij Bchweidnitz, in Silezië) zoo vast, dat zijn legerplaats naar een vesting geleek. Ook nam hij andere buitengewone voorzorgen. Gelijk meer in dezen oorlog was gebeurd, bevrijdde hem de wederzijdsche ijverzucht van den Oostennjkschen bevelhebber Laudon en van den Kussischen veldmaarschalk Butterlin wederom van een aanval, waarvan de uitslag niet twijfelachtig zou zijn geweest. Eindelijk trokken de Kussen, uit gebrek aan levensmiddelen , over de Oder terug.

Dus scheen het, dat één veldtocht Pruisen ten slotte den doodelijken slag zou toebrengen; doch onverwachts kwam er uitredding, evenals dit in den Spaanschen erfopvolgingsoorlog met Lodowijk XIV had plaats gegrepen (zie blz. 246). Elizabeth van Rusland overleed den 5den Jan. 1762, en haar opvolger, peter iii, haar neef en hertog van Holstein-Gottorp, was oen vurig bewonderaar van Prederik den groote. Op \'t on-baatzuchtigst sloot hij aanstonds, den 5den Mei 1762, den vrede te Petershury, waarbij hij aan Pruisen alle veroveringen teruggaf. Hiermede niet tevreden, verbond hij zich met Frederik, waarop ook Zweden vrede sloot. Op nieuw wilde zich Prederik , thans vol hoop op een goeden uitslag, tegen Oostenrijk keeren, toen een tweede tijding uit Rusland weer een onverwachte wending aan den gang der zaken gaf. Peters gemalin , Katharlna, een prinses van Anhalt-Zerbst (vroeger een zelfstandig vorstendom, thans ingelijfd bij het hertogdom Anhalt-Dessaii, waarvan, sinds 1863, ook Anhalt-Bernburg een deel uitmaakt), had een samenzwering (zie blz. 279) tegen den czaar gesmeed, die hom troon en leven kostte en haar nog in\'t zelfde jaar, 1762 , onder den naam katharIna ii, tot beheerscheres van Rusland verhief.

Katharlna bekrachtigde wel den gesloten vrede, maar riep de troepen, die zich op last van Peter III bij Prederik hadden aangesloten, terug. Inmiddels verlangden do mogendheden, die nog aan den oorlog deel namen, alle evenzeer naar het einde. Prederik wenschte aan zijn zoo zwaar gebrandschatte landen de rust te hergeven. Maria Theresïa, reeds vol bekommering over het hooge cijfer der staatsschulden , in dezen oorlog zoozeer toegenomen, begon bovendien in te zien, dat zij, thans van vreemde hulp verstoken, niet licht haar oogmerk zou bereiken, waarin zij met zooveel bondgenooten niet was geslaagd. Dus werd dan in Pebr. 1763 te Huhertshurg (een jachtslot ten z.o. van Leipzig) de vrede getee-kend, die ieder weder het bezit toekende van \'t geen hij vóór den oorlog bad gehad. Prederik 11 beloofde tevens als keurvorst zijn stem bij de verkiezing van Jozef II, een zoon van Prans I en Maria Theresïa, als Boomsch koning, welke in 1765 plaats greep.

-ocr page 293-

271

§ 106.

De zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland, geëindigd met den vrede, van Parijs, van 175(5 tot 1763. — Portugal onder de verdere koningen int het huis Braganza en onder het hestuur van Pombal, van 1750 tot 1777. — Spanje onder de verdere koningen uit het huis Bourbon, van 1746 lot 1788.

De kiem van den gelijktijdigon «eeoorto/, 1756—1763, tusschen Frankrijk en Engeland, die in veelvuldige betrekking staat tot den hoofd-oorlog, is ten deelo in den vrede van Utrecht (zie blz. 246) te zoeken. In dat verdrag waren de grenzen van het aan Engeland afgestane Nieuw-Schotland of Akadië niet nauwkeurig bepaald. Thans beweerde Frankrijk, dat slechts het oostelijkste gedeelte, d. i. eigenlijk Nieuw-Schotland , was bedoeld, terwijl Engeland aanspraak maakte op al hot land tot de St. Laurensrivier en er dus Nieuw-Brunswijk mede onder begreep. Nadat George II, togen zijn zin, in 1757 wili.iam pitt aan \'t hoofd van quot;t ministerie moest laten optreden, zegevierde Engeland alom. De Franschen werden uit Kanêtda verdreven, en in Europa mislukte de landing, die zij zich hadden voorgenomen in Groot-Britannië te doen, door de nederlagen, aan hun vloten toegebracht. Middelerwijl was Karei III, koning van Spanje (zie blz. 273), door don Franschen minister Choiseul overreed tot hot sluiten van het zoogenoemde Bourbonsche familieverdrag van Aug. 1761, hetwelk Spanje en Frankrijk ten nauwste met elkander verbond en don eerstgenoemden staat verplichtte, aan dezen krijg doel te nemen.

In Engeland was intusschen George II (zie blz. 270) overleden, on Pitt liet kort daarna zijn plaats aan Bute over. Portugal schaarde zich aan de zijde van Engeland. Dit rijk, meester van Noord-Amerika, vestigde nu zijn aandacht op West-Indiö, ten einde er den Franschen handel in den grond te boren. Men veroverde op Frankrijk vele der kleine Antillen boven den wind , op Spanje Havanna (in \'t n.w. van Cuba) en Manila (de hoofdstad der Philippijnsche eilanden in \'tz. van Manila, het noordelijkste van die groep eilanden). De oorlog eindigde met den vrede van Parijs in Febr. 1763. Engeland , dat, hoewel het aan Frankrijk een deel der veroveringen teruggaf, alleszins reden had met dezen vrede vergenoegd te zijn, kreeg van Frankrijk, hetwelk van alle aanspraak op Nieuw-Schotland afzag, o.a. Kanftda on dut gedeelte van Louisiana (eenlandstreek in Noord-Amerika, ten n. van de golf van Moxiko), dat ten o., d. i. aan den linkeroever, van de Missisippi ligt. Daarenboven bekwam het van Spanje Florida (in \'t z.o. van Noord-Amerika). Spanje bekwam van Engeland Havanna en Manila terugei! werd door Frankrijk schadeloos gesteld met Nieuw-Orlóans en met dat gedeelte van Louisiana, hetwelk ten w. of aan den rechteroever van de Missisippi is gelogen. — Later, in 1800, werd dit deel van Louisiana

-ocr page 294-

272

weder aan Frankrijk afgestaan, hetwelk het in 1803 aan de Vereenigde Staten van Noord-Amerika verkocht.

In weerwil van de vele betrekkingen, waarin Portugal stond tot de Engelschen, een verlicht en nijver volk, bleef dit rijk in onkunde en traagheid kwijnen en kwam onder do koningen uit het huis Braganza (zie blz. 226) niet weder tot zijn vorigon bloei. Koning jozef ema-nuel (1750-—1777) liet het bewind geheel over aan zijn minister Sebastiaan Jozef van Carvalho, meest bekend onder den titel markies Pombal (ten z. van Coimbra). Hij bezat den wil en de kracht om de noodzakelijke hervormingen in het land in te voeren; doch gelijk krachtige karakters meestal, was hij driftig en voortvarend en daardoor niet altijd gematigd en rechtvaardig. In eens wilde hij misbruiken afschaffen en Portugal in één oogenblik in een toestand van welvaart en verlichting verplaatsen. Evenals do censuur of booordeeling van de boekon, ontnam hij het onderwijs aan de geestelijkheid en droeg het aan leeken op, tevens andere leerwijzen voorschrijvende. Lodiggangers weerde hij en liet hen, zoo zij Jong waren, voor een bedrijf opkweeken. Niets ontging de aandacht van den minister. Hij zorgde voor de beveiliging der hoofdstad tegen sluipmoordenaars, voor de zindelijkheid der straten, voor het leger, voor de belangen van den boekhandel. Verwonderlijk veel is dat, wat hij tot stand bracht; maar van zijn schitterende hervormingen overleefde hem bijne geene. Door zijn voortvarendheid en wegens het aantasten hunner van oudsher bestaande voorrechten kwetste hij zoowel den adel als de geestelijken en onder de laatsten bovenal de Jezuïten.

Toen nu de Jezuïten de aardbeving, die in Nov. 1755 bijna geheel Lissabon verwoestte, als oen gevolg van Gods gramschap op den minister voorstelden, zette zich bij Pombal een diepe afkeer van de orde vast. Na vooraf hun invloed eerst aanmerkelijk te hebben beperkt, bracht hij hen eindelijk ten val. Een aanslag op \'t leven van den koning, opwien, in zijn koets gezeten, in 1758 eenige schoten werden gedaan, die hem slechts licht wondden, bood hem hiertoe de gelegenheid. Eerst werd een zeer wreed vonnis voltrokken aan een aantal der aanzienlijkste personen, o. a. aan den hertog van Aveiro (aan de kust van Beira in Portugal, ten z. van de Douro) en aan den markies van Tavora (aan de Douro, ten o. van Oporto), de hoofden der samenzwering. Daarop werd de orde der Jezuïten voor medeplichtig aan die misdaad verklaard en in 1759 in geheel Portugal opgeheven. In Frankrijk hadden de brieven, in \'t midden der zeventiende eeuw door den beroemden geleerde Blaise Pascal uitgegeven, getiteld „les Provincialesdie de verderfelijke zedeleer der Jezuïten onthulden, een gevoeligen stoot aan de orde gegeven. Hierbij kwam een proces, dat de handeldrijvende Jezuït la Valette in 1760 tegen een aanzienlijk handelshuis te Marseille had te voeren en dat een aantal stelregels van de orde openbaarde, over welke geheel Europa tegelijk verbaasd en verontwaardigd was. Thans kon

-ocr page 295-

273

Choiseul, een hevig vjjaiul der Jezuïtou, gesteund door de parlenienten, die eveneens een grooten afkoer van hen luidden, in 1764 de opheffing der orde in Frankrijk gemakkelijk doorzotten, welk voorbeeld weldra werd gevolgd door Spanje, door Napels, door Panna, en na 1773 ook door Oostenrijk, waar von Kaunitz een tegenstander van hen was, gelijk mede door de overige staten van Duitschland.

Aleer nog deze slagen het genootschap troffen, was in de openbare meening zijn gezag reeds voor een goed doel ondermijnd. Over \'t geheel waren de Jezuïten zeer gehaat bij al wat wereldlijke macht was in do katholieke landen, omdat zij er steeds op uit waren, de regeering aan banden te leggen, en de pausen beletteden, eenige hervorming in de kerk in te voeren. Bovendien hadden zoowel do Dominikanen, als andore monniksorden tot de verzwakking van den invloed der Jezuïten medegewerkt. Maar inzonderheid hadden zij hevige bestrijders in de Jansenisten , hun naam ontleenende aan Cornel is Janssen, die een tijdlang hoogleeraar te Leuven en later bisschop te Yperen was en in 1638 stierf. In een geschrift zijner hand, dat een paar jaren na zijn dood uitkwam en ter verklaring van de leer van Augustlnus strekte, sprak de schrijver over den vrijen wil, over de genade Gods, enz. Hot boek verwekte veel ergernis onder de katholieken, en sinds 1665 vorderde de paus van alle geestelijken, die een kerkelijk ambt aanvaardden, eon eed, waarbij zij het Jansenisme verwierpen. Van den anderen kant vonden de begrippen van het Jansenisme allengs veel bijval in Frankrijk, in Italië, in de Nederlanden en elders. Sedert 1723 was Utrecht do zetol van hun aartsbisschop.

De kamp tusschen de Jansenisten en de Jezuïten dreigde de eenheid der kerk te zullen verbreken. Hierom en wellicht omdat do eigenlijke reden van het bestaan van de orde der Jezuïten kon worden geacht destijds te zijn vervallen, hief eindelijk paus Clömens XVI (vroeger Ganganelli genoemd), na langdurigen aandrang der regeeringen van Frankrijk, van Spanje en van anderelanden, in 1773 de orde der Jezuïten plechtstatig op door de bul „dominus ac redemtor noster (onze Heer en Zaligmaker).quot;

In Spanje volgde op Philips V zijn zoon Ferdinand vi (1746 1759). Ofschoon deze beide eerste vorston uit het huis Bourbon zoo wei-nigbeteokenend waren, dat men hen voor Spaansche Habsburgers kon hebben aangezien, ging hot land onder hun bewind eenigermate vooruit. Er kwam eenige verbetering in de geldmiddelen en vooral in do zeemacht. De zin voor de beoefening der wetenschappen word gewekt. Toch waren de schreden, door Spanje in hun tijd op de baan van den vooruitgang gezet, niet van veel beteekenis in vergelijking met het velo goede, dat Ferdinands halfbroeder en opvolger tot stand bracht. Dio opvolger was ka rel m (1759—1788), die Napels en Sicilië (zie blz. 264) aan zijn derden zoon, Ferdinand, overliet. Hij was een dier weinige vorsten, wier bijzonder loven ten voorbeeld mocht worden

Wijnnk, Hftiidhoek der Ah/. C/esclUedoüs, fidc druk. 18

-ocr page 296-

274

gesteld, een vorst, wiens bewind, wat in Spanje een zeldzaamheid is, tot heil van \'t volk verstrekte. Vele zijn de hervormingen, door hem ingevoerd , weshalve zijn naam nu nog in Spanje mot eerbied wordt genoemd. Hij richtte oen nationale bank op, ten einde de woekeraars in hun schandelijk bedrijf tegen to gaan. Bovenal wijdde hij zijn zorgen aan de ondersteuning van landbouw, handel en nijverheid. Door \'s konings eigen toedoen werden vele woeste gronden in vruchtbare akkers en in fraaie tuinen herschapen. Eenige duizenden Duitschers en Vlamingen werden op gunstige voorwaarden als bewoners van \'t rijk toegelaten, om er zich aan den landbouw en aan allerlei handwerken te wijden. JMaar de denkbeelden dier tijden trachtte hij den handel te bevorderen door menige bepaling te maken over in- en uitvoer. Ook vermenigvuldigde hij de middelen van gemeenschap, zooveel hij kon, o. a. door \'t aanleggen van nieuwe wegen en door \'t graven van kanalen. Allerwege werd het bedelen tegengegaan en hun , die konden werken, arbeid verschaft. Ten aanzien van het onderwijs en van do financiën bleef het grootendeels bij plannen; doch voor de zeemacht werd zeer veel gedaan. In tegenstelling met de wijze, waarop Pombal zijn hervormingen invoerde, ging hij langzaam te werk, iets waaraan het is toe te schrijven, dat veel van \'t geen hij deed bleef bestaan. De ver-maardste van Kareis ministers is de graaf van Aranda, die in 17G7 de Jezuïten, vermits zij de aanstokers waren geweest van een gevaarlijk oproer der volksmenigte van Madrid tegen de regeering, uit Spanje en uit do koloniën zette.

§ 107.

Ik oorloy voor de onafhankelijkheid der Vereenig de Staten van Noord • Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles, van 1775 lol 1783. — George Washington en Benjamin Franklin. — Ik liepuhliek der dertiende Vereenigde Stalen. — Vestiging en uitbreiding der Britsche heerschappij in Oosl-Indië.

Zooals boven (zie blz. 270) is vermeld, volgde in Engeland op George 11 OKOiiaE in. Hij hechtte veel gewicht aan de rechten van het koningschap en der staatskerk en nam zich stellig voor, boven de partijen te staan, welk plan hij evenwel mettertijd moest laten varen. Van hervormingen in de staatsregeling was hij zeer afkeerig. Hieruit volgde, dat de torys zich nauw aan den koning aansloten en dat de strijd tus-sehen de beide partijen krachtig herleefde. Het was volgens \'s konings uitdrukkelijken wil, dat, na den vrede van Parijs (zie blz. 271), toen Engelands staatsschulden tot 184,000,000 pd. st. (2,208,000,000 gl.) waren aangegroeid, hot Engelsche ministerie besloot de inkomsten van den staat te vermeerderen door Amerika mede in de belastingen te doen deelen. Des te eerder ging hot tot dien maatregel over, omdat do zeeoorlog, ten

-ocr page 297-

275

deole in Kanitda gevoerd , naar het beweerde , in\'t belang van Noord-Ariie-rika was ondernomen. In dit werelddeel was onder Elizabeth een enkele en waren onder Jakob I en zijn opvolgers menigvuldige koloniën aangelegd.

In den beginne was de godsdienst niet de drijfveer van hen, die zich verplaatsten. Hij werd \'dit ten tjjde van Jakob I, die niet ongaarne zag, dat do niet-episcopalen, vaak uit hoofde der vervolgingen in\'t moederland uitwijkende, op die wijze desniettemin onderdanen van Engeland bleven. Onder meer grondvestte de beroemde Walter Raleigh, deels ondor Elizabeth, deels onder Jakob I, een volkplanting in Viryinië (hetwelk zijn naam ontleent aan het Latijnsche woord „virgo, de maagd,quot; n.1. Elizabeth), en stichtte de vrome kwaker (zie blz. 213) William Penn in 1()81 den staat Pennsylvanië met de hoofdstad Philadelphia. Do Engelsche kroon behield zich de souveroiniteit over deze volkplantingen voor. Zij maakte echter van dit recht tot den tijd van Jakob II zoo weinig gebruik, dat zij er in \'t geheel geen ambtenaren of landvoogden benoemde, maar dit aan de provinciale wetgevende vergaderingen overliet. Later veranderde dit en werden sommige koloniën door koninklijke stedehouders bestuurd, andere door landvoogden, welke de bevolking zelve koos, zonder dat zij evenwel uitsluitend waren onderworpen aan de Engelsche wetten. Maar nimmer betwistten de volkplantingen de bevoegdheid van \'t Engelsche parlement, om de handelsbetrekkingen tusschen haar en do buitenlanders te regelen.

Zoodra het ministerie Grenville in 1764 in Amerika eenige handelsartikels met inkomende rechten begon te belasten, openbaarde zich hier een alge-meene ontevredenheid, vermits de vrijheidlievondo Amerikanen gewoon waren zeiven zich belastingen op te leggen en wetten te geven. Inzonderheid betwistte deze natie het parlement te Londen, waar geen Amerikaan zitting had en dat zij dus niet als haar vertegenwoordiging erkende, het recht, hen, alsof zjj buitenlandsche onderdanen zonder stemrecht waren, te belasten. De Amerikanen vonden bij hun verzet veel steun aan een krachtige partij in \'t parlement, die de ministers tegenwerkte. Ook de beroemde l\'itt (zie blz. 271) sprak tegen Grenville\'s maatregel. Op don ingeslagen weg voortgaande, belastte het ministerie echter, bij een verordening van 1707, thee, glas, papier en verfstotten, waniioer deze waren uit Groot-Britannië in Amerika werden ingevoerd. Doch hot hevige misnoegen daarover, gevoegd bij de schade, die Engelands handel er door leed, bewoog den minister North, in 1770 al deze belastingen weer in te trekken, uitgezonderd die op de thee. Hierop scheen in de zuidelijke en in de middelste gewesten de ontevredenheid te bedaren; doch in Massachusetts, grootendoels mot puriteinen bevolkt, bleef de geest van wederstand aanhouden. In 1773 ging de Oost-Indische compagnie, die een groote massa thee in voorraad had, deswege tot een buitenge-wonen maatregel over. Zij bevrachtte n.1. verscheiden schepen mot thee voor Amerika en verbond zich, om de belasting, terstond bij de lossing, ten behoeve van het rijk te lieffon. Do Amerikanen evenwel, de compagnie

18*

-ocr page 298-

276

thans als oen werktuig ter onderdruk king vorfoeiende, slotende meeste hunner havens voor die vaartuigen. Maar te Boston (in Massachusetts) bestegen eenige gewapende en als Indianen verkleede lieden den 18den Dee. do vaartuigen en wierpen de geheelo lading, groot 342 kisten, over boord, \'t Sluiten van de haven van Boston was de straf.

Het vuur was ontstoken; de afgevaardigden der Amorikaansche provinciën kwamen den 4den Sept. 1774 te Philadelphia bijeen, en H coiu/res werd geopend. De eerste schrede dezer vergadering was do volledige staking van alle handelsverkeer niet Engeland. Spoedig volgde de toerusting tot don oorlog. Thans werd ook in Engeland, met goedkeuring van \'t parlement, tot don krijg tegen de Noord-Amerikanen besloten, niettegenstaande de krachtige waarschuwingen en de degelijko gronden van den boroomdon Burke on den ouden Pitt, nu lord Chatham. Tevergeefs haddon deze mannen gewezen op do mooieljjkhoden en op de kosten van eon oorlog, in zoo verre streken te voeren; op do onmogelijkheid om het doel, de duurzame onderwerping der koloniën, te bereiken; op de nadoelen, die de handel stond te lijden; op het vreeselijko van een oorlog, die terecht oen burgeroorlog zou worden genoemd. Engeland voerde den oorloy, 1775—1783, voor oen groot deel met vreemde troepen , inzonderheid met Hannoveranen , mot Brunswijkers en mot Hossen , welke het van do vorsten dezer landen, dus ook van George III, kocht, die het recht meenden te hebben, r,p die wijze over de inwoners van hot land,quot; dat zij rogeorden, als over voo te beschikken. Den 4den Juli 177(gt; verklaarden zich de dertien stalen onafhankelijk.

Te dier tjjde bezat Amerika twee grooto en edele mannen, geokge Washington en bun ja min PR ank Mn. Washington was eerst afgevaardigde bij hot congres en werd thans tot opperbevelhebber van \'t Amorikaansche leger benoemd. Hij aanvaardde dien post en kwam met beradenheid do velerlei bezwaren te boven, ontspruitende uit het wantrouwen zijner medeburgers, uit gebrek aan eenheid, aan krijgstucht, aan gold en aan wapens, uit de veelvuldige ontbinding dor legerbenden on uit de aanwerving van nieuwe troepen, gelijk uit andere oorzaken. Franklin, tot boekdrukker opgeleid en jaren lang als drukker en schrijver werkzaam, bekleedde later allengs de aanzienlijkste ambten. Hij, de nijvere burger, de oorspronkelijke denker en staatsman, werd alom bekend door \'t uitvinden van den hlikseina/leider en vuurde met mond en pen zijn landgenooten aan, om hun zelfstandigheid te handhaven. In den beginne streden de Amerikanen meestal ongelukkig. Washington echter wakkerde den verflauwden moed weder aan door oonigo voorspoedig geslaagde ondernomingen, daarbij van Amerika\'s grondgesteldheid uitmuntend partij wetende te trokken. Nadat de Fransche natie door de hulp van la Fayette, die togen den zin van \'t hof, in stilte naar de kampplaats vertrok, en van anderen aireede grooto belangstelling in de zaak zijner landgenooten had betoond, bewerkte Franklin, als afgevaardigde van\'t congres te Parijs, in 1778 een verbond tusBchon dat congres en de regeering van Frankrijk, d. i.

-ocr page 299-

277

Lodcwijk XVI (zie lilz. 293). Franscho troepen, ondor Rocliambeau, kwamen hierop aan, doch In\'achton, hoe gewichtig ook dit verbond voor do Noord-Amerikanen was, geen verandering in den gang van den oorlog , dio zeer slopend word gevoerd. Wel trokken do legers onophoudelijk hoon en weer; wel deden zij lange en moeielijke marschon, waarbij menige schermutseling plaats had; doch het kwam tot geen bosüssenden slag. Rindelijk beslechtte Washington, met iiochambeau veroonigd, den oorlog to land door den lOden Oct. 1781 het Engelseho leger onder Cornwallis bij Yorktown (in Virginiö, aan zee^ in te sluiten. Nadat dit zich had overgegeven , werd de tegenstand in \'t parlement to Londen zoo sterk, dat men van geen voortzetting der vijandelijkheden meer wilde hooren.

Door het deel, dat Frankrijk aan Amerika\'s afval nam, strekte zich de oorlog over Oost- en over West-Indië uit, gelijk ter zee over Europa. De gewichtigste zeeslag, in dit werelddeel tusschen de Fngelsehen en de Franschen geleverd, was die bij Ouessant (een eiland ton w. van Brest) in 1778, welke onbeslist bleef. Een luisterrijker verschiet opende zich voor Frankrijk, toen Karei III van Spanje, overeenkomstig het Bourbonsche familie-verdrag (zie blz. 271), in 1779 insgelijks aan George III den oorlog verklaarde. Hiertoe ging hij evenwel niet over, omdat hij den afval der Amerikanen billijkte, maar alleen ten einde het gehate Engeland te helpen vernederen. Den 16den Jan. 1780 werd den Spaanschen admiraal Langara door liodney bij Kaap St. Vincent (de zuidwestelijke spits van Portugal) een geduchte nederlaag toegebracht, «elke de Spaansche zeemacht nog lang daarna gevoelde.

In \'t zelfde jaar groeide het getal van Fngelands vijanden al weer aan; doch dio vermeerdering strekte Engeland zeer tot voordeel. Door toedoen toch van Katharlna van Rusland sloten de Noordsche mogendheden , Rusland, Zweden en Denomarken, onder den naam het stelsel eener yewapende onzijdiyheid, onderling een verdrag, ten einde het vrije verkeer ter zee te handhaven. Te dien einde gaven zij een verklaring in \'t licht, waarin zij hoofdzakelijk vaststelden, dat onzijdige schepen aan de kusten der oorlogvoerende mogendheden vrije vaart hadden van haven tot haven; dat de waren, geladen in schepen, ondor onzijdige vlag varende, onzijdig waren, behalve wapens en krijgsbehoeften , die als contrabande zouden worden aangemerkt; dat een haven slechts dan als geblokkeerd zoude worden beschouwd, wanneer zij zóó was ingesloten , dat men er zonder gevaar niet kon binnenloopen. Nauwelijks had Engeland vernomen, dat ook de Nederlanden, die reeds vroeger een levendigen handel met Amerika dreven, zich bij dit verdrag hadden aangesloten, of het verklaarde hun, zich op verstandhouding van Amsterdam mot Noord-Amerika beroepende, den krijg. Dat St. Eustatïus, een Nederlandsche bezitting (zie blz. 221), vooral de stapelplaats was voor den toevoer aan het opgestane Amerika had mede niet weinig tot het nemen van dit besluit toegebracht. Verscheidene koloniën der Republiek,

-ocr page 300-

278

als het rjjke St. Eustatius van Nogapatnam (in Voor-Tndiö, ten z. van Madras), werden door do Engelschen genomen; andere, als Berbice, Dotnerary on Essequlbo (zie blz. 221), stelden zich vrijwillig onder hun hoede. Echter verhoogde de zeeslag b jj Doggorsbank (in de Noordzee, ten o. van Engeland) op den fiden Aug. 1781 tusschen Parkeren Z o u tin an , ofschoon onbeslist blijvende , hier io lande het nationaal gevoel. In een poging om Gibraltar, dat oven mooiolijk van do land- als van do zeezijde was te nemen, op de Engelschen te veroveren, slaagdon do Franschon en do Spanjaarden geenszins.

Hiermede liepen de krijgsgobeurtenissen ton oindo. De vrede va» Ver-mailles (ten z.w. van Parijs) volgde don 20ston Jan. 1783, on Groot-Britannië erkende de onafhankelijkheid dor dertien Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Deze dertien, alle aan de Oostkust gelegen, zijn van \'t n. naar \'t z. : New-Hampshire, Massachusetts, Rhode-Island, Connecticut, New-York, New-Jersey, Ponnsylvanië, Delaware, Maryland, Virginië, Noord-Karolina, Zuid-Karolina en Georgië. Van toen af tot heden is het getal staten tot 38 aangegroeid, waarbij nog 1 district (d. i. één stad met haar gebied) komt en 10 landstreken, nog geen 60,000 inwoners tellende, oen getal, dat wordt vereischt om lid van de unie te kunnen zijn. Dan stond Engeland aan Spanje Florida af. Do Nederlanden moesten in 1784 aan Engeland Nogapatnam inruimen, waarvoor zij de overige verloren gogane bezittingen terug erlangden.

Dc stichter dor onafhankelijkheid van de dertien Vereenigde Staten van Noord-Amerika word ook haar bevestiger. Nadat hij op zijn landgoed Mount Vernon (in Virginië) oen korte rust had genoten, riep men hom tot het bekloeden der hoogste waardigheid. Want in 1788 steldo men den rogoeringsvorm voor de dertien staten op deze wijze vast: hot hoogste bewind is in handen van het congres, dat de wetgevende macht heeft en uit twee kamers, don senaat en die der volkvertegenwoordigers, bestaat, alsmede van den president, die upperhevelhehher is van de landen do zeemacht on voor vier jaren wordt gekozen. De leden van den senaat worden voor zes, die van de kamer der ^ffissvertegenwoordigers voor twee jaren, de laatsten door hot geheole volk , gekozen. Do president benoemt en ontslaat zijn ministers naar welgevallen. Hijzelf, niet zij zijn verantwoordelijk.

Elke staat bestuurt zijn eigen aangelogenhedon, zoodat zij, ovenals do Vereenigde Nederlanden, onder elkander een verbond, de unie, vormen; doch hetgeen in do Nederlanden ontbrak werd hier gevonden, d. i. dat de rechten van do unie on van do bijzondere staten juist waren omschreven. Hier berustte niet, als in do Nederlanden, de souvereiniteit hij olken staat in \'t bijzonder, maar bij den president en het congres. Tegenover het buitenland vormen de Vereenigde Staten inderdaad slechts één staat. De eerste president was Washington, die deze waardigheid van 1789 tot 1797 bekleedde, Slechts kort mocht hij vervolgens de rust.

-ocr page 301-

279

naar welke hjj zoozeer liud gehaakt, gonieten, watit hij overleed den 14don Deo. 1799.

Terwijl Engeland in Amerika hot schoonste gedeelte zijner koloniën vorloor, verwierf hot daarentegen in Oost-Indië rijke bezittingen. Moor en moor verzwakte hot hier gevestigde rijk van den (jrool-mot/ol (zie blz, 1 (!(gt;). Ook de in Engeland, in do Nederlanden en onder Colbert in Frankrijk (zie blz. 238) gestichte Oost-Indische compagniën droegen hot haro bij tot het doen inkrimpen van \'t gebied der inlamlsche vorsten. Frankrijk echter werd in den zeeoorlog van 1756 door Engeland voor goed uit Oost-Indië verdreven. Op de puinhoopen der Pransche heerschappij verrees een heerlijk gebouw, door Engeland gesticht. Tegen \'t einde der achttiende eeuw werd do macht van Engeland op \'t gehcelo vasteland van Voor-lndië, met uitzondering van een klein gedeelte, door niemand moer betwist.

§ 108.

Rusland onder Peter lil, den eersten keizer uit het huiK Holntein-Ootlorp of Ilolntein- Romanotv, en onder zijn c/emalin Katharinu //. — Stanislaus l\'oniatowslci wordt koning van Polen. — De Itussisch-Turksche oorloy can 1769. — De eerste deeling ran Polen. — De hervormingen can Kathurïna in Rusland. — Zweden onder de eerste koningen uit het huis Holstein-Gottorp. ■ Denemarken onder (\'hristiaan VII, koning uit het huis Sleeswijk-Holstein, en onder den minister Struensee. — Van 1751 tot 1808.

Zooals wij boven (blz. 270) zagen, beklom peter m in 17(52 op een voor Frederik 11 zeer gelegen tijdstip den troon van Rusland. Met hem kwam, na het luiis Komanow, hei huis Holstein-Gottorp of, omdat de moeder van Peter lil een dochter was van Peter den grooto, Holstein-Uomanow aan \'t bewind. Aanstonds begon Peter vele verbeteringen in te voeren, maar niet groote overijling, waardoor hij een geest van ontevredenheid verwekte, zoowel onder do troepen, als bij het volk en bij de geestelijkheid. De geestelijken verbitterde hij vooral door in \'t geheele rijk alle gronden, aan kloosters behoorende, aan de kroon te trekken. Tevens geraakte hij door zijn bijzonder leven, hoofdzakelijk door do dronkenschap, waaraan hij zich dikwijls overgaf, bij velen in minachting. De slechte verstandhouding, waarin Peter met zijn gemalin Katharlna stond, deed haar het plan ontwerpen, den keizer van den troon te stoeten. Hiertoe smeedde zij een samenzwering met de gebroeders O rl o w en met eenige anderen. Weldra verscheen een manifest, waarin katha-rtna ii (Juli 1762 — 1796) bekend maakte, dat zij, aan den wensch harer onderdanen gehoor gevende, den troon besteeg, ten einde het

-ocr page 302-

280

vaderland van don ondergang te redden, fn plaats van eenigo poging to wagen tor redding zijner kroon deed Peter afstand van de regooring en gaf zich gevangen. Kort daarna word hij, of door Alexins Orlow, of althans door toedoen van Orlow, wreedaardig vermoord in oen landhuis te Roptscha (nabij de sterkte Schliisselburg, aan het Ladögameer), waar hij in hechtenis werd gehouden, dewijl het volk blijken van gehechtheid aan den keizer begon te geven.

Gelijk Peter I Rusland in de rij der Europeesche staten had geplaatst, verhief Kartharlna het tot een der hoofdmogendheden van Europa. liet gelukte haar, hare heerschappij duurzaam te vestigen, niettegenstaande de rechtmatige aanspraken van twee personen, Twan en Paul. DezeJwan was de boven genoemdo (zie lilz. 257) Iwan II, die tot 1764 in de gevangenis smachtte en toon bij een poging om hom te bevrijden den dood vond. Paul was Katharlna\'s eenigo zoon uit haar huwelijk met Poter III; hij volgde haar eerst na haar dood op. Hogoerig om het onrecht barer troonbeklimming door schitterende daden te doen vergeten, vond Katha-rlna hiertoe een geschikte gelegenheid in Polen, maar welks bezit Rusland, sedert het onder de staten van Europa meer op don voorgrond was gekomen, onafgebroken streefde, ten einde op die wijze de beschaafde wereld nader te komen en een ruimer veld te openen voor zijn talenten, zjjn belangen en zijn macht. Toen Frederik Augustus 11 (zie blz. 264) en zijn zoon en opvolger in hec keurvorstendom beide in 1763 waren overleden, terwijl de laatste niets dan een minderjarigen zoon naliet, oordeelde Katharlna, dat haar thans hot veld openstond. Ondersteund door Frederik II, dwong zij door middel van een groot aantal troepen, don Poolschen rijksdag, stanislaus poniatowski, een barer vroegere gunstelingen, als koning (1764—1795) te kiezen. Sedert dit tijdstip was eigenlijk de Russische gezant te Warschau koning.

Vele Polen, over zulk een smaad vergramd, sloten in 1768 onderling een verbintenis {confederatie) en vatteden de wapens op tegen do Russische legers, die in Polen stonden. Turkije verleende bun krachtigen bijstand en verklaarde Rusland den oorlog, 1769—1774, welke zeer rampspoedig voor de Porto alliep. Binnen twee jaren hadden de Russen Moldavië en Wallacbije veroverd. In Juli 1770 geraakten de Russische en de Turksche vloot bij S c i o (het oude Chios, in den Archipel, ten w. van Smyrna) slaags; doch do nacht scheidde do vechtenden. Toen gingen de Turken in cle enge haai ran Tschesme (ten o. van Scio) voor anker liggen. Van dezen uitslag trok de Russische admiraal Elphin-ston, een Engelschman , terstond partij door hen in de baai in te sluiten , en gedurende den nacht gelukte hot den Engelschman Dugdalo, met behulp van een brander, de gansche Turksche vloot in brand te steken, hetgeen een vreeselijk schouwspel opleverde.

De groote vorderingen van Rusland verontrustten alle mogendheden, inzonderheid Oostenrijk en Pruisen. liet was duidelijk, dat Katharlna zich had voorgenomen, Moldavië en Wallacbije aan haar rijk toe te

-ocr page 303-

281

voegen. Ten einde nu zoowol zijn oigon gebioil tc vergrooten, als om op eon gooden voet te geraken met het machtige Rusland, roes ilo gedachte aan eon vordoeling van Polen in \'t brein van Fredorik 11 op. Zijn brooder, Hendrik, verschafte gedurende een verblijf te Petersburg in do jaren 1770 on 1771 aan \'s konings plannon ingang bij het Russische hof. Toon do zaak bij Katharlna on bij Fredorik zoo goed als vaststond , werd ook Oostenrijk het uitzicht op een aandeol aan den buit geopend. Jozef II, sinds don dood van Frans I in 1765 (zie blz. 270) keizer, zag in den aanslag op l\'olon een geschikt middel om Ruslands uitbreiding ton koste van Turkije vooreerst tegon te gaan. Maria Theresia gaf, hoewel tegon haron zin, haar toestemming tot hetgeen men beraamde. Zóó word men hot, na veel wikken en wegen, geheel oens on had in 1772 de eerste deelim/ van Polen plaats. Met verkropten spijt stemde de fiere rijksdag van Polen, op hot gezicht van grooto legerafdeelingon der mogendheden, door do deoling bevoordeeld, in de vastgestelde bepalingen toe. In 1774 sloten de Russen vrede met Turkije. Hun werd vrije scheepvaart op de Turksche watoren toegestaan. Daarenboven moest de Porte in de door Rusland geoischte onafhankelijkhoid dor Tartaren van de Krim toestemmen.

Niet alleen schitterde Katharina II als zegevierende beheerscheres van haar rijk. Ook als hervormster harer staten hoeft zij een zekeren naam, hoewel zij van \'t vele, waarmede zij begon, slechts weinig ten einde bracht en, wellicht moer eigen roem dan \'t nut harer onderdanen op \'t oog hebbende, niet dan geringe uitkomsten van haar stroven mocht zien. De gouvernementen vorkloimle zij in omvang, zoodat elk ongeveer 400,000 inwoners bevatte, en verdoolde zo weder, ieder in tien kreitsen van 40,000 mensohon. Aan don werkkring der stedehouders werden het rechts-gozag en het innen dor inkomsten onttrokken. Ten einde de grondslagen tot een burgerstand te leggen , vermeerderde Katharlna het getal steden en schonk haar moor vrijheden. Ook voor beschaving en geleerdheid was zij ijverig werkzaam. In \'t kerkelijke betoonde de keizerin oen grooto verdraagzaamheid. Ofschoon zelve de Orieksche kerk toegedaan, stolde zij haar land voor de alom verjaagde Jozuïten open en liet voor hare Mobammedaansche onderdanen don koran drukken. Tevens bevorderde zij handel en scheepvaart, o. a. door alle nog bestaande Monopoliën (zie blz. 227) op to heffen.

In Zweilen volgde in 1751 op hot huis Hessen-Kassei het huis Hol-stein-Gottorp. De eerste koning uit dit geslacht was adolffrederik. Zoowol onder zijn regeering als onder die van zijn voorganger nam do koninklijke waardigheid zoozeer in boteekenis af, dat alle macht aan don rijksraad kwam. Deze rijksraad, alsmede de rjjksdag en de adel, was in twee groote partijen verdeeld, waarvan de eene, die der hoeden of die ran Gyllenhory, door Frankrijk, de andore, die der mutsen of\' die ran Horn, door Rusland bezoldigd en behoerscht werd. Daar Adolf Fredoriks zoon en opvolger, oustaaf iii(1771 I7!)2), sinds Karei XII

-ocr page 304-

282

tie eerste in Zweden geboren koning was en alzoo tie Zweedselie taal sprak, slaagde hij uitnemend in zijn doel, de volksgunst te winnen. Hierop steunende en verzekerd van den bijstand van \'t krjjgsvolk, beroofde hij in 1772, door een wèl overlegde omwenteling, zonder geweld, den rijksraad van de macht, die hij zich had aangematigd. Vervolgens riep hjj de rjjksstenden bjjeen en legde hun een nieuwe staatsregeling voor, die zij goedkeurden. Krachtens deze regeling stond de koning aan \'t hoofd der geheele krijgsmacht en bosehikte over de gelden van den staat en over de ambten. Alleen tot het voeren van aanvallende oorlogen had hjj de inwilliging der stenden noodig. De rijksraad had slechts raad te geven, wanneer de koning dien vroeg, zonder dat hij dien behoefde te volgen.

Een der opvolgers van Frederik IV in was chrisïiaan vu

(1766—1808), die een huwelijk aanging met Karoline Mathilde, een zuster van George 111. Het duurde niet lang, of bjj Christiaan openbaarde zich een in \'t oog vallende zwakheid van geest, zoodat hij geheel afhankelijk werd van hen, die hem \'t naast omringden. Onder hen muntte Struensee, voorheen geneesheer te Altöna (in Holstein, in de onmiddellijke nabijheid van Hamburg gelegen), toen lijfarts en voorlezer des konings, door groote begaafdheden uit. Spoedig won hij in hooge mate het vertrouwen der koningin, en binnen kort steeg hij tot de hoogste waardigheid in \'t rijk, want in 1771 werd hij kabinetsminister en verkreeg den grafelijken titel. Nu bracht hij een geheel stelsel van hervormingen tot stand, waardoor vele misbruiken afgeschaft, maar ook vele nieuwigheden onbedachtzaam ingevoertl werden. Die hervormingen betroffen den ganschen staat en al zijn inrichtingen, het rechtswezen, de hoogescholen , de voorrechten van den adel, enz. De kas des konings werd gescheiden van die van het rijk, het gebruik der Duitsehe taal in de staatsstukken voorgeschreven, de druk der lijfeigenschap verzacht.

liet een zoowel als het ander verwekte groote ontevredenheid onder alle standen. Hij verschillende uitbarstingen van de volkswoede betoonde de minister gebrek aan vastberadenheid en aan moed. Intusschen geleek Struen-see in geenen deele op Jozef (zie 283, 284) of dergelijke hervormers, persoonlijk doordrongen van hot heilzame der beginselen , welke zij wilden toepassen op een maatschappij, die er nog niet rijp voor was. Voor Struensee waren de hervormingen geen doel, slechts een middel om zichzelf staande te houden. Hij zocht hoofdzakelijk eigen belang en eigen genoegen. De groote haat, schier door elk tegen hem gekoesterd , verwekte in 1772 een breed vertakte samenzwering, aan\'t hoofd waarvan J ul i a n e Maria, \'s konings stiefmoeder, stond. De saamgezworenen wisten vim den koning in een oogenblik, waarin hij door zijn gewonen bewaker, Brandt, alleen was gelaten, de onderteekening te verkrijgen van eenige stukken, waarin de inhechtenisneming van Struensee en van eenige dor zijnen werd gelast. Hierop werden Karoline Mathilde, 8truensee, Brandt en \'s ministers aanhangers gevangen genomen en het huwelijk tusschen

-ocr page 305-

283

Christiaaii on tic koningin ontbonden. Struoiisoo werd op oen menigte bcBchuldigingen, ten deele althans onbewezen, als van verboden omgang mot de koningin, van verduistering van \'s lands gelden, van aanmatiging van \'t koninklijk gezag, onz., ter dood gebracht en Karolino Mathilde naar Celle (aan de Aller en de Fuse, in Hannover) verbannen. Zóó had Juliano Maria haar dool bereikt: zij en haar zoon Proderik, do half- ol\' stiefbroeder van Christiaaii VII, geraakten in \'t volledig bezit van allo macht. Maar in 1784 moesten zij, hoe ongaarne ook, ze afstaan aan don kroonprins, Froderik, den zoon van Christiaaii VII, die toen, nieor-derjarig geworden, als regent voor zijn kranken vader optrad.

§ 109.

Jnzcf 7/, koniiiy ran Duitschland uit het huis Lutharinyen of Hahshnr;/-Lotharingen, en zijn hervormingen, run 1780 tot 1790. — Fr c,der ik II can Pruisen, uit het huis Hohenzollern, wordt opgevolgd duur Frederilc Willem II, deze koning door Frederilc Willem Hl, van 1786 tot 1840. — De. Russisch-Turksche oorlog, geëindigd met den vrede mn Jassg, van 1787 tot 1792. — De Russisch-Zweedsche oorlog, van 1788 tot 1790. — De dood van Gustaaf III van Zweden, uit het huis Holstein-Gottorp, en zijn opvolger Gustaaf IV Adolf, van 1792 tot 1809. — De hveede en de derde deeling van Polen in 1793 en in 1795. — Paul I in Rusland, uit het huis Holstein-Romanow, van 1796 tot 1801. —

Ofschoon jozef n (1765—1790) sinds den dood van zijn vader (zie blz. 270, 281) keizer en in de Oostennjksche erflanden mederegent van Maria Theresïa was geworden, bleef hij, evenals zijn vader dit was geweest, in zekere mate afhankelijk van zjjn moeder. Slechts ton aanzien van het krijgswezen werd hem de hand vrijgelaten, weshalve hij in dieti tak van bestuur toen oen begin maakte met het invoeren van dergelijke hervormingen in de Oostenrijksche staten, als hjj later ook op do overige takken trachtte toe te passen. In 1780 overleed Maria Theresïa, een der grootste vorstinnen, die ooit een uitgestrekt rijk hebben be-heerscht. Vermits de rechte linie ran het huis Wittelsbach in 1777 was uitgestorven, deed Jozef bij herhaling pogingen om Beieren aan zich te trekken. Doch tegen dit streven verzette zich inzonderheid Frederik II door in 1785 met Saksen en met Hannover het Duitse he vorstenrerhond op te richten. In \'t volgende jaar stierf Frederik II. Zijn opvolger was de zoon zijns broeders Augustus Willem, frederik willem ii (1786—1797).

Jozef II, die dus in 1780 alleenheerscher werd en mot wien het huis Lotharingen (zie blz. 264) of Hahshurg-Lotharingoi de regeoring over de Oostenrijksche landen in handen kreeg, zijn plannen tor verdere uit-

-ocr page 306-

284

breidhig van zijn Rohicil op die wijze ziende mislukken, logde zich met verdubbelden ijver toe op do verbetering van do binnenlandsche aangelegenheden zijner staten. Hij vatte hot grootsoho , maar onuitvoerbare voornomen op, het geheelo rijk binnen eonigo jaren van do bandon dor kerk en der gewoonte los te maken en zijn zeer verschillende deolen tot eenheid te brengen, tot eenheid in taal, in zodon, in bestuur. Hij alleen moest de onbeperkte beschikking hebben over de krachten zijner rijken. Hij was een ijverig, rijk begaafd en wijsgeerig vorst, doeh wilde alles, wat hij ontwierp, ook terstond verwezenlijkt zien. Groot was zijn onbaatzuchtigheid. Bij vele zijner hervormingen stelde hij zich Frederik 11 ten voorbeeld, wien hij eohter niet i:i gematigdheid evenaarde.

•lozof II begon met de kerk: hij vaardigde in 1781 het tolerantie-edict (besluit van verdraagzaamheid) uit, dat aan elke sekte vrijheid van godsdienstoefening en gelijkheid in \'t burgerlijke toekende. Honderden kloosters hief bij op en stiobtte scholen en weldadige instellingen. De lijfeigenschap word afgeschaft en don Joden eonigo voorrechten gegund. De omkooping der rechters, die zeer in zwang was, ging hij krachtig tegen en voerde een aanmerkelijke vereenvoudiging in den gang dor rechtspleging in. Ten bate van den handel, niet minder een voorwerp zijner zorgen, wenselite hij de Schelde ten behoeve dor Oostenrijksche Nederlanden te openen. Toen de Republiek der Nederlanden zich hiertegen verzette, beproefden een paar Oostenrijksche schepen, zonder tol te betalen, de Schelde af te varen. Hoewel deze poging mislukte, werd Jozef slechts door bemiddeling van Frankrijk er toe gebracht, van zijn eiseh af te zien, zoo de Republiek, weerloos gelijk zij was, \'t behoud van haar recht met ƒ 9,500,000 betaalde.

Den minsten bijval vonden \'s keizers maatregelen in de Zuidelijke Nederlanden. Hier ving hij een geheelo herschepping aan in alle takken van \'t beheer en hief alle oude voorrechten, o. a. die der hoogeschool van Leuvenquot;, op. Dit deed in 1788 een gevaarlijk oproer in deze gewesten uitbreken, die op het punt stonden, zich van de kroon van Oostenrijk af te scheuren. Deze spanning bestond nog bij den dood van Jozef, wiens grafschrift, door hemzelf opgesteld, luidde: „Hier ligt Jozef II, wien niets gelukte van alles, wat hij ondernam.quot; Eerst zijn opvolger (zie blz. 285) stilde don opstand door toe te geven.

{•\'\'quot;Nogmaals verklaarde de Forto, de vele smadelijke verliezen, vroeger geleden, betreurende, aan Rusland, dat door Jozef 11 als bondgenoot word bijgestaan, den oorlog, 1787 —1792. Aan \'t hoofd der Russische troepen stond G r e g o r i u s F o t e m k i n , wegens zijn buitengewoon geluk merkwaardig , van gewoon ruiter tot oppermachtig minister en gebieder zijner keizerin opgeklommen en mot don bijnaam de Tauriër vereerd, dewijl hij het opperbestuur bekwam over de in 1783 door Turkije afgestane Krini of Taurië. Onderscheidene malen worden de Turken geslagen, zoodat Katharlna en Fotomkin , fier op zooveel geluk , veruitziende plannen koesterden , wellicht op de vernietiging van geheel Turkije dooiende. Maar hot jaar 1790 bracht een omkooring in den loop der zaken, Fruisen en Engeland helden

-ocr page 307-

285

blijkbaar tot Turkije over, on Jozefs broeder on opvolger, leg po ld n (1790 1792), onttrok zich aan den krijg. Daarom gaf Katliarlna gehoor aan het aanzook dezer mogendheden door in 1792 den vrede van Jassi/ (in Moldavië, nabjj do Pruth) te sluiten, die Rusland met het gebied van üczakow (aan de Zwarte Zee, ton w. van den mond der Dnieper) tot de Dniester vergrootte.

Wat Katliarlna mede geen vrije hand tegen Turkije had gelaten was een oorlog, dien de krijgszuchtige Gustaaf III van Zweden (zie blz. 281 , 282) tegelijkertijd tegen haar voerde, in de hoop, dat gedeelte van zijn rijk te herwinnen, hetwelk in 1721 (zie blz. 260) was verloren gegaan. Ten einde dit doel te bereiken, had hij tevens kort tevoren niet Turkije een aanvallend verbond tegen Rusland gesloten, terwijl zijn zucht naar roem hem voorspiegelde, dat zijn naam, als redder dor 1\'orte, dan mede in \'t Oosten zou worden genoemd, liet belangrijkste feit uit dezen oorlog is de onbesliste zeeslag bij Hoogland (een eiland, in \'t midden van de Finsche golf, ten z.w. van Frederikshamm) in Juli 1788, waar Gustaafs broeder, Karei, hertog van Südermannland (in \'to. van Zweden, ten z. van Upland), de Zweedsche vloot aanvoerde. De vrede, in 1790 gesloten, liet Zweden en Rusland in \'t bezit van hetgeen elk dezer mogendheden vóór den oorlog bezat.

In een ander opzicht bracht deze krijg voor Gustaaf wrange vruchten voort, doordien niet alleen do adel, wien hij vele zijner rechten had ontnomen , maar ook de overige standen thans bitteren wrok voedden tegen den koning, die het land met schulden had overladen. Deswege smeedden vele aanzienlijkon , geleid door de graven Ribbing en Horn, een samenzwering tegen het loven van Gustaaf, die in Maart 1792 stierf aan de gevolgen van een schot, hem op een gemaskerd bal toegebracht door Jakob van Ankarström, die insgelijks van adel was en vroeger als officier had gediend bij de lijfwacht. Hot voornemen der samengezworenen om de staatsregeling omver te werpen mislukte, en Ankarström werd ter dood gebracht. Gustaafs opvolger was zijn zoon, gustaaf iv a dolf (1792— 1809), onder voogdij van zijn oom, Karei van Südermannland, die, naar men wil, medeplichtig was geweest aan den aanslag.

Bij de eerste deeling van Polen (zie blz. 281) had Katharlna zich de heerschappij over dit koninkrijk uitsluitend voorbehouden. Haar gezanten oefenden alzoo voortdurend de eigenlijke macht, haar legers verbitterden steeds het volk. Intusschen zat de partij der vrijheidlievende Polen niet stil. Doch de legers dier partij, grootendeels aangevoerd door thaddkus kosciuszko, een der edelste Polen, die vroeger onder Washington had gediend, waren op verre na niet bestand tegen do Russen en do met hen verbonden l\'ruisen. Vandaar, dat in 1793 een besluit van Rusland en van Pruisen volgde, waarbij een tweede deeliny van l\'nlni noodzakelijk werd verklaard, zoodat de beide genoemde staten elk wederom een deel van Polen in bezit namen. Nog eenmaal verhieven zich de kampveelitors voor de onafhankelijkheid van hun land met de kracht der

-ocr page 308-

286

wanhoop uit het stof der verdrukking. In de lente van 1794 stak men de vaan der onafhankelijkheid op, en een kleine zege van Kosciuszko ontvlamde aller gemoederen zoozeer, dat men de Russische troepen uit Warschau, hetwelk zij bezet hielden, kon verjagen. Doch dit blijde begin wisselde spoedig af met een treurig einde. Pruisen, Kusland en Oostenrjjk zonden talrijke troepen. Kosciuszko weid den lOden October 1794 door den llus Fersen bij Maciejowice (ten z.o. van Warschau, aan de Weichsel) geslagen en gevangen genomen. Vervolgens werd het geheele land onderworpen, en Stanislaus kroeg in 1795 van zijn beschermster bevel de kroon neer te leggen. Van nu aan bestond er geen Polen meer: do drie mogendheden gingen in \'t zelfde jaar tot de derde deeliny over.

Kort hierna stierven de twee voornaamste bewerkers van Polens ondergang. Katharlna II, uitstekend door heerscherstalenten, doch in haar bijzonder leven berispelijk, overleed den I7den Nov. 1796, en haar zoon paul i (1796—1801) volgde haar op (zie blz. 280). Weldra, in 1797, vaardigde de nieuwe keizer een wet uit, waarbij de kroon, naar \'t recht van eerstgeboorte, erfelijk werd verklaard in de mannelijke, en, na\'t uitsterven hiervan, ook in de vrouwelijke lijn. In Pruisen bezweek Frederik Willom 11 (zie hl/,. 283) in 1797 en had zijn zoon, khknk.itik wil-lem iii (1797 — 1840), tot opvolger.

§ HO.

De. Nederlanden .teder! den, dood van Willem III to! de hom Kt der

Pruisen, — Willem I V, de gouvernante e.n Willem V.— Van 1702 tot 1787.

Na den dood van Willem III (zie blz. 245 en 250) begon in do Nederlanden voor de meeste provinciën het tweede stadhouderlooze tijdperk. In Friesland en in Groningen had men echter sinds 1696 (zie blz. 253) Joh an Willem Friso als stadhouder, die in 1711 aan den Moerdijk (tusschen Willemstad en Geertruidenberg) verdronk. Hij word opgevolgd door zijn zoon Willem Karei Hendrik Friso, eerst in Friesland alleen, in 1718 ook in Groningen, in 1722 in Gelderland en in Drente. Sedert den dood van den raadpensionaris Heinsius (zie blz. 245), in 1720, was het hoofdstreven der Republiek, zich veilig wanende achter haar barrière, zooveel mogelijk het deel nemen aan oorlogen en allo botsing te vermijden. Uit zucht naar rust spruit werkeloosheid, werkeloosheid baart minachting. Welhaast onderhandelden do Europocsche mogendheden, geheel anders dan vroeger, zonder Nederland, ja zelfs niot zelden tegen do belangen der Zeven gewesten. Toon ons land in den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog Maria Thoresia\'s partjj koos, deed Lodowjjk XV in 1745 oen inval op \'t grondgebied der Republiek en veroverden de Franschon in 1747 Ber-gon-op-Zoom (in Noord-Brabant). Intusschen had dit nijpend gevaar de

-ocr page 309-

287

stadhoudorlijko partij ten prikkel verstrekt, om Willem Karei Hendrik Friso, van nu aan gewoonlijk willem iv(1747—1 751) geheeteu , nog tor stadhouder van Holland, van Zeeland, van Utrecht en van Overijsel, en mede tot kapitein-ffeneraal-admiraal der unie te doen verheffen. Hij was geen nakomeling van Willem III, maar tooh zijn erfgenaam, vermits deze vorst zijn rechten aan den vader van Willem IV had gemaakt. Binnen kort verklaarden de meeste gewesten, benevens de Staten-Generaal, do waardigheden, waarmede de nieuwe stadhouder was bekleed, erfelijk in zijn nakomelingschap, ook in de vrouwelijke linie. Dit gebeurde tevens met het opperdirecteur-ffouverneurschap van O. en W. Indië, den prins door de beide compagniën opgedragen.

Willems bedieningen gingen over op zijn nog jongen zoon, willem v, voor wien de weduwe van Willem IV, an na, oen dochter van George II, als ffourernante het regentschap bekleedde. In deze moeielijke taak werd zij bijgestaan door hertog Lode wijk van Bru n s w ij k-Wol fe n-buttel, die den prins als kapitein-generaal vertegenwoordigde. Onder haar bestuur en onder dat van Wolfenbuttel, die sedert Anna\'s dood, in 1759, alleen de voogdij waarnam, werd de sinds lang bestaande klove tusschen de staatsgezinden , welke zich thans bovendien als Fransch-gezinde partij deden gelden, en de andere, nu Rngelschgezinde, partij steeds wijder,

In 1766 aanvaardde Willem V (1766—1795, overleden 1806) do waardigheden van zijn vader. Weldra sloot hij een huwelijk met Frode-rika Sophia Wilhelmina, een dochter van prins August Willem, een broeder van Frederik II, koning van Pruisen. Uit dat huwelijk sproten drie kinderen: Frederika Uouise Wilhelmina, later getrouwd met Karei George August, erfprins van Brunswijk, en twee zonen, Willem Frederik, geboren in 1772, en Willem George Frederik, geboren in 1774. Sinds den oorlog , voor do onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika gevoerd (zie blz. 274 vlg.), hernieuwde zich onder onze voorvaderen de oude verdeeldheid onder nieuwe namen. Do oorlog met Engeland was van onze zijde roemloos gevoerd : de slag bij Doggersbank was genoegzaam het eenige schitterende feit geweest. Honderden koopvaarders waren den vijand in handen gevallen. Den stadhouder, als kapitein-generaal-admiraal, beschouwde men als de oorzaak van de werkeloosheid onzer zeemacht. Mn meer en meer herleefden de oude partijschappen, die van de staatsgezinden of de Loevesteinsche factie, nu patriotten, of met verachtingkeezen, en die van de voorstanders van den stadhouder, thans gewoonlijk prinslui, of in platte taal Oranjeklanten, Oranjekraaiers genoemd.

Do Franschgezinden wendden zich, na den vrede, tegen den hertog van Brunswijk , die zich bij de akte nan conmilentnchap had verbonden tot hel geven van raad aan den stadhouder, zonder zelf daarvoor verantwoordelijk te zijn. Hij nam in 1784 zijn ontslag uit al zijn ambten en vertrok weder naar Duitsoh-land. Do onaangename bejegening, die Willem V voortdurend van den kant-der staten van Holland ondervond, noopte hora, zich voorloopig naar

-ocr page 310-

288

Gelderland te begeven. Voorboden van een burgeroorlog schenen to zijn, dat men zich in allo stoden vlijtig in den wapenhandel oefende en in Holland een paar vliedende legertjes, uit patriotten bestaande, werden opgericht. Zelfs had reeds hier en daar bloed gestroomd, toen in 1787 Willems gemalin op do grenzen van Holland, bij de Goejanverwellesluis (ton o. van Gouda), door de commissie van defensie werd verzocht, haar reis naar Holland to staken, en haar broeder Frederik Willem H (zie blz. 283), hierin een gewenschte aanleiding vindende, dit als een hoon opnam en voldoening vorderde. Kort daarna zond hij een leger onder Karei Willem Ferdinand, regeerend hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, naar deze gewesten, hetwelk den stadhouder in zijn gezag herstelde en vele patriotten uit den lande deed wijken. Van de Spiegel word raadpensionaris. Een vreemde mogendheid, Pruisen, had de stad-houdersgezinden doen zegevieren en deze zegepraal de verbanning der patriotten ton gevolge gehad. De wederwerking bleef niet achter. Acht jaren later keerden do verbannen patriotten weder, op hun beurt door oen vreemde mogendheid, door Frankrijk, geleid, en door haren ondergang bezegelde de Republiek do oude spreuk: eendracht maakt macht, tweedracht verstrooit,

§ 111.

Orerzir.lit ran de gesehUtthm* der let/eren en der hrxcharhif/ in Dintschland (jedurende de achttiende eeuw.

Op de beweging, door de hervorming zoowel in do letteren als in de maatschappij zelve verwekt, volgde, wat de letterkunde betreft, in vele landen van Europa een tijdperk van verval of verflauwing. In Duitsch-land verdween ook op dit veld (zie blz. 265) de nationale zin meer en meer, om plaats te maken voor de zucht tot navolging, inzonderheid van do Franschen. De letterkunde van Duitschland kan dan ook, gedurende de eeuw van den dertigjarigen oorlog, maar op weinige namen van groote mannen wijzen. Eerst in de tweede helft der achttiende eeuw kwam er een geheele omkoering op het gebied der Duitsche lettoren. Klopstock, overleden in 1803, uitte zijn hooge ingenomenheid met het voornaamste leerstuk van den Christelijken godsdienst, met dat der verzoening, in zijn heldendicht de Messiade, hetwelk zijn naam heeft vereeuwigd. Van zijn vaderlandsliefde getuigde menige lierzang, b.v. op den vorst der Cheruscen Arminius (zie blz. 79). Lessing, gestorven in 1781, bracht een geheele herschepping te weeg in het tooneeldicht, dat bij van het juk der Fransche heerschappij bevrijdde. Vooral als uitstekend handhaver der critiek en als schepper van het Duitsche proza bekleedt hij een eereplaats onder do groote mannen der vorige eeuw. Een zijner

-ocr page 311-

289

bercmmdste gedichten voor hot tooneel is Nathan (Je wijze, waarin hij, den echten zin voor godsdienst vorheffendo, de kerkelijke rechtgelooviglieid bestrijdt. In proza vervaardigde hij Minna ron Barnhelm, oen blijspel waarvan een tafereel uit den tijd van don zevenjarigen oorlog hot onderwerp uitmaakt. Zijn diep gevoel voor kunst, gepaard met groote gaven als oordeelkundige, openbaarde hij o. a. in üen Lnocoön (eon priester van Apollo to Troje, die zich aan het houten paard vergreep on met zijn beide zonen door slangen werd vaneengoreton) ot de yrenzen der schilder- en der dichtkunst.

Een tweede tijdgenoot van Klopstock, die, evenals hij, in 1803 stierf, was Herder, oen man van rijke verbeeldingskracht en van wijsgeerigen geest. Zijn hoofdwerk is: Denkbeelden hef rekkelijk de wijsbegeerte van de geschiedenis der menschheid. Zelf was hij \'t meest ingenomen met het boek, getiteld over den geest der Hebreeuwsche poëzie. Zijn taalkennis word geëvenaard door oen overvloedige konnis van de voortbrengselen der letterkunde , vooral van de dichtkunst allor volkoren , zoowol oude als nieuwe. Naast Lessing en Herder moet Wieland worden genoemd, overleden in 1813, wien de lof toekomt, aan de gewrochten der Duitsche dichtkunst ingang te hebben verschaft bij zijn landgenooten. Zijn meesterstuk is het romantisch heldendicht de Oberon, een koning der elfen, d. i. een dier wezens of geesten, waarmede de dichterlijke verbeelding der Germaansche volkeren de natuur allerwoge bevolkte. Do roman en do vertelling waren het veld, waarop Wieland zich bij voorkeur bewoog. Een der meest gelezene zijner romans is de Abderieten, waarin hij do bekrompenheid van do inwoners van kleine steden aan do kaak stelt. Terwijl de vier genoemde mannon nieuwe wogen openden voor de fraaie lettoren, werd Kant, gestorven in 1804, de baanbreker op hot pad der wijsbegeerte. In een zijner hoofdwerken. De critiek der zuivere rede, bepaalde hij don aard en de grenzen van hot mensehelijk kenvermogen. Welk een indruk zijn geschriften maakten, blijkt uit de reeks wijsgec-ren, dio na hom optraden om ^lio zijn deiikboelden deels verder ontwikkelden, deels bestreden. Het zijn Fichte, Schelling, Heg el, enz.

Hon grootsten roem, als scheppers van meesterstukken op hot veld der letteren, verwierven Goetho en Schiller, van welke de eerste in 1749 te Frankfort aan do Main, de laatsto in 1759 te Marbach (ton ,1. van Stuttgart, nabij de Neckar, in Wurtemberg) word geboren. Do meeste zijner levensjaren bracht Goethe aan hot hof van Saksen-Weimar door, waar hij aanzienlijke bedieningen bekleedde en Schiller oen tijdlang met hem gemeenzaam omging en werkte. In een paar trekken kan men Goetho geenszins naar waarde voorstellen, den man, wiens veelzijdigheid evenzeer moot worden bewonderd, als de rijkdom van \'t geen hij in \'t leven riep. Kunst, de klassieke oudheid, natuurkunde, alles beoefende hij, diep en grondig. Van zijn vele geschriften worden bovenal gelezen en geroemd: Uit mijn leven, verdichting en waarheid; de dichterlijke roman, ten deele aan de werkelijkheid ontleend, getiteld Het lijden van den

Wijnnk , Uamlboek der Alg. Geschiedenis, Ode druk. 19

-ocr page 312-

290

jongen Werther; het dramatisch work, getiteld Faust, een boek, waaraan hij met tusschenpoozen zijn gansehe loven arbeidde; do roman Wilhelm Meisters leerjaren; het liefelijk heldendicht lierman en Dorothea. Even onmogelijk als hot is, zonder uitvoerig to worden, een begrip te geven van den inhoud van Goethe\'s meesterstukken, evenmin kan, in een kort bestek, een poging worden gedaan, om do vele en veelsoortige geschriften te doen kennen, door hem tc boek gesteld. Het veld, waarop Schiller vooral werkte, was dat van het drama of tooneeldicht. Inzonderheid onder de treurspelen vindt men de fraaiste zijner stukken. Beroemd zijn de tooneelspelen De roovers, Dun Carlos, Willem Teil en de drie stukken, waarin Wallenstein de hoofdpersoon is, benevens de treurspelen Fiësco, Maria Stuart en de maagd van Orleans. Van Schillers lierzangen is de klok een der meest bewonderde. Do vriendschapsverbintenis tusschen Schiller en Goethe werd in 1805 door den dood van den eerste verbroken. Hem overleefde Goethe nog tot 1832.

§ 112.

Overzicht van de geschiedenis der letteren en der beschaving in Engeland en in Frankrijk gedurende de achttiende eeuw.

Er is verband en samenhang tusschen de wereld dor gedachten, do letteren, en de werkelijke wereld, de maatschappy, waarin de grooto menigte der menschen zich beweegt. Do geweldige omkeeringen, welke Europa in \'t laatst der achttiende eeuw beleefde, werden ten deele voorbereid door de geschriften, die do bezielende gedachten van onkelen ter kennis brachten van duizenden, van millioenen. In Frankrijk, van welk land de omwenteling uitging, waren, zooals men licht kan begrijpen, Eransche schrijvers het voertuig, waardoor de nieuwe denkbeelden het doel der bevolking werden. Op hun beurt ontleenden die Fransche schrijvers een deel hunner gedachten aan Engeland.

In dit land maakten zich in de laatste helft der zeventiende en in \'t begin der achttiende eeuw vermaard Newton, gestorven in 1727, on Locke, overleden in 1704. De eerste, zich aan Kepler en aan Galilei (zie blz. 235) aansluitende, ontdekte de wet van de zwaartekracht, van\'t beginsel, waarop het heelal berust. Locke verdedigde in zijn hoofdwerk, Proeve over het menschelijk verstand, dc stolling, dat er geen ingeschapen denkbeelden zijn: dat, daarentegen, de inenschelijke ziel alle kennis aan de indrukken der buitenwereld op de zinnen heeft te danken.

Locke\'s wijsgeerige geschriften werden, vooral door toedoen van Voltaire, in Frankrijk bekend. Met Voltaire waren het bovenal Montesquieu, Kousseau eu de encyclopedisten, die in Frankrijk over kerk en staat andere begrippen verkondigden dan tot dusver hadden ge-heerscht. Geen schrijver heeft grootor invloed op zijn tijdgenooten ge-

-ocr page 313-

291

had dan Voltaire. Hij werd geboren in 1694 en stierf\' in 1778. Met groot vernuft bestreed hij niet alleen alle verouderde, maar alle heerschende rneeningen. Hij deed dit zoowel in de Engelsche brieven, als in allerlei satiren, gedichten, treurspelen en wijsgeerige werken. Bovendien schreef hij het heldendicht de Henriade op de zegepraal van Hendrik IV en menig historisch werk, zooals het leren van Karei XII vn de eeuir van, Lodewijk XI V.

Montesquieu, gestorven in 1755, kampte in zijn Perzische brieven, waarin hij een Pers sprekend invoert, tegen de kerk, den regeerings-vorm en den maatsohappelijken toestand van Frankrijk. Ten deele geschiedt dit ook in het werk, waaraan hij een groot aantal jaren van zijn leven heeft besteed, Over den yeest der wetten, hetwelk den regeerings-vorm, het rechtswezen, enz. van verschillende volkeren behandelt. Bijna even krachtig, als die van Voltaire\'s werken, was de indruk, door de geschriften van Jean Jacques Rousseau, overleden in 1778, aller-wege gemaakt. In die geschriften prijst hij, o. a. in de rede over den oorsprong der ongelijkheid onder de menschen, den terugkeer tot den oor-spronkelijken toestand der menschen, tot het leven in overeenstemming met de natuur, aan. Tegen de onbeperkte koninklijke regeering verzet hij zich in zijn Maatschappelijk verdrag, welk werk van de veronderstelling eener overeenkomst uitgaat, in overoude tijden tusschen volk en koning gesloten, en voor de gelijkheid aller menschen in de bres springt. In den hmile poogt hij een nieuw stelsel van opvoeding ingang te doen vinden, dat zich nauw aan de natuur houdt. Vele dor nieuwere begrippen huldigden ook de encyclopedisten, d. i. do schrijvers van een algemeen woordenboek, enci/clopédie geheeten , hetwelk zich de verbreiding van allo nienschelijke kennis onder de verschillende standen dor maatschappij ten doel stelde. De voornaamste bewerkers van dit woordenboek , waarin vooral tegen de kerk een felle strijd werd gevoerd, waren Diderot en d\'A lom bert (zie blz. 2(i(i).

§ 113.

])c voorboden der eerste Fransche omwenteling tot de opening der roit-stitueerende nationale vergadering in 1789.

Hoezeer onderscheiden in allerlei bijzonderheden, waren sedert eeuwen de wetten en de instellingen der moeste staten van Europa over \'t algemeen dezelfde. Bjjna alle waren overblijfselen van het leenstelsel, waarmede zij min of meer hadden samengehangen. Doch sinds lang was tevens het meorendoel dier instellingen alom in verval. Hetgeen nog kracht had was dat, wat na de Middeleeuwen was opgekomen, zooals het onbeperkte gezag der vorsten, naar het voorbeeld van Frankrijk, sinds Lodewijk XIV in bjjna alle ICuropeesche staten ingevoerd. Nergens meer dan in

Mi*

-ocr page 314-

292

Frankrijk heerschte eon stelsel van centralisatie, dat, van de algemeene regeering, als middelpunt, uitgaande, zich over het gansche rijk en over al zijn onderdeelen uitstrekte.

Een omkeering nu in staat en maatschappij te veroorzaken, de verouderde vormen door nieuwe en betere inlichtingen te vervangen, het overschot der instellingen van \'t leenstelsel op te ruimen, dit was hot doel der eerste Fransche omwenteling. Die groote beweging, welke, bij vele tijdelijke rampen, inderdaad een overgang was tot een betere en duurzame orde van zaken, de gelijkheid der standen tot grondslag hebbende, kwam :t naast uit Frankrijk voort. In geen ander land bestonden daartoe zoovele oorzaken als hier. In tegenstelling met vele streken van Duitschland was hier de eigenlijke middoleeuwseho lijfeigenschap — het is waar — afgeschaft; doch juist daarom gevoelden de bewoners van \'t platteland des to zwaarder den druk der nog in stand gebleven leenrechten. Een andere oorzaak was de slechte toestand der iinanciën, waartoe Lodewijk XIV door zijn zucht tot praal en door zijn vele oorlogen den grond had gelogd en die later door de spilzucht en door de zedeloosheid van \'t hof van Lodewijk XV, gelijk mede door een slecht beheer, buitengemeen was verergerd. De zware schuldenlast was voor den burgerstand des te drukkender, doordien de bcvoorrechto standen, adel en geestelijkheid, naar evenredigheid, minder dan de burgers en de boeren tot de behoeften van den staat bijdroegen. Do oorsprong van dit voorrecht dagteekende uit vroegere tijden. Toon had men de geestelijkheid, opdat zij do kosten van den eorodienst zou kunnen dragen, en den adel, omdat hij om niet krijgsknechten voor don oorlog leverde, van de verplichting vrijgesteld om grondlasten op te brengen. Des te zwaarder was thans de druk der belastingen , vermits haar getal allengs was toegenomen. /00 had men de tienden voor de geestelijken en allerlei lasten, door de boeren te betalen aan de heoreu der vroegere heerlijkheden, in welker nabijheid hun gronden lagen. Buiten dit groote voorrecht hadden de edelen nog dit, dat zij bij uitsluiting worden bekleed niet de aanzienlijksto ambten bij \'t leger en mot do hooge geestelijke waardigheden. Daarentegen droegen de boeren den last van den krijgsdienst alleen, want van tijd tot tijd nam men, om manschappen voor het leger te bekomen, bij loting oen deel hunner zonen.

Wederom een andere oorzaak van do omwenteling is te zoeken in do geschriften dier mannen, welke men doorgaans de wijsgeeren van dien tijd noemt (zie blz. 290 vlg.), vooral in die van Voltaire, van Uousseau en van de encyclopedisten. De denkbeelden , in hun werken vervat, waren bij hen opgekomen en gerijpt door hot opmerken der gebroken, die de maatschappij, waarin zij leefden, aankleefden. Dus kregen zij een afkeer van het oude en van alles, dat op de overlevering steunde, en zochten op geen andoren grondslag, dan op dien der rede, een nieuwe maatschappij te vestigen. Zeiven vreemd aan de werkelijke wereld, schepten zij behagen in alge-meeue stellingen en stoute ontwerpen. En daar verreweg liet grootste

-ocr page 315-

293

gedeelte van de lezers hunnor boeken evenzeer vreemd was aan de leiding dor zaken, wordt hot verschijnsel licht verklaarbaar, hoe de inhoud dezer boeken zoozeer ingang vond bij hot volk in \'t algemeen. Vermits verder de kerk veel gewicht aan de overlevering hechtte en hare dienaren het toezicht oefenden op de werken dier mannen , welke haar vaak mot weinig eerbied bestreden, is \'t niet te verwonderen, dat zij vooral, en met haar hot Christendom, het mikpunt word van de aanvallen dezer schrijvers. Dat men hen oen tijdlang gevangen zotte of hun werken verbrandde bleek weldra eerder een prikkel, dan een beletsel voor hot schrijven te zijn. Nog andere oorzaken eindelijk der omwenteling zijn de vermindering van hot ontzag voor de koninklijke macht, het bederf der hoogere standen en hot voorbeeld van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

Op Lodewijk XV (zie biz. 2G1) volgde zijn kleinzoon lode wijk xvi (1774—1792), een zoon van don in 1765 overleden dauphin, achtingswaardig als menseh, maar als rogent wankelmoedig on in buitengewone tjjdon te zwak. Hij was gehuwd met eeti dochter van Maria Thoresia, Marie Antoinette, die na 1789, ton gevolge van allerlei laster, b. v. dat zij rnillioenen uit \'s rijks schatkist aan haar broeder don keizer zond, door hot meorendeel dor Franschon werd gehaat. Lodewijk begon zijn regeering met menige heilrijke hervorming, doch verhaastte ook de komst der rampen, die hem en zijn rijk weldra troffen, door deel te nemen aan don oorlog voor de onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika en door de parlementen te herstellen, welke Lodewijk XV (zio blz. 261, 262) had afgeschaft. Zorgwekkender werd do toestand van\'t rijk doordien do schuldenlast nog steeds aangroeide en zich alom verwarring en oneenigheid openbaarden. Hierdoor zag zich Ijodewijk XVf gedrongen , in 1788 den door \'t volk beminden Nocker, oen uit Qenève afkomstig bankier, voor do tweede maal als directeur-generaal het beheer dor financiën op te dragen. Tevens beloofde de koning de rijlcsstenden bijeen te zullen roepen, om met hen over do noodige verbeteringen te beraadslagen.

Daar de drie standen sedert 1614 (zie blz. 223) niet vergaderd waren geweest, deed zich over menig punt, vooral over het uit den burgerstand op te roepen getal leden , verschil van gevoelen bespeuren , waarbij Necker eon in t oog loopend gebrek aan veerkracht openbaarde. Den 5den Mei 1789 opende de koning de veryaderiny, die te Versailles bijeenkwam en uit 300 adellijken, 300 geestelijken en 600 leden van den burgerstand bestond. Weldra werden de stonden onderling oneouig, inzonderheid over de wijze van stemmen, of dit n.1. naar standen, gelijk adel en geestelijkheid wilden, dan wol in eon gemoonschappelijke vergadering hoofdelijk, zooals de burgerstand vorderde, zou plaats hebben. Het laatste geschiedde. Na lang twisten waagde do derde stand den 17den Juni 1789, door zich tot foiistilKcerendc natioiidle reri/oderiiu/ te verklaren, een boslissonden stap. Een [jaar dagen later, toon aan de leden van don dorden stand de toegang tot de zaal, waarin zij hun zittingen hielden, werd ontzegd, omdat zij voor oen koninklijke zitting der rijksstendon

-ocr page 316-

{lit de justice, zie biz. 145) werd gereed gemaakt, hielden z,ij een vergadering in een kaatsbaan te Versailles en legden den eed af, niet te zullen uiteengaan, voordat Frankrijk een nieuwe staatsregeling had bekomen. Die koninklijke zitting werd den 23ston Juni gehouden. Necker bleef afwezig, dewijl hij hot afkeurde, dat do koning zich in die bijeenkomst tegen de wenschen van do meerderheid der afgevaardigden verklaarde.

Gaande weg sloten zich een groot deel dor geestelijkhoid en een gering gedeelte van don adel bij do burgers aan. Do leden der vergadering hadden de wonschon en de voorschriften der kiezers op schrift (cahiers) bij zich. Deze stukken, voor verreweg \'t grootste gedeelte eensluidend, moesten de stof ter beraadslaging opleveren. Ware de vergadering aan den inhoud dezer stukken getrouw gebleven, dan had zij waarschijnlijk aan Frankrijk een staatsregeling geschonken, die aan de grieven der bevolking een einde gemaakt en het gezag der kroon op hechten grondslag gevestigd had. Doch de hartstochten en de berekeningen van vele harer leden leidden tot een andere uitkomst. Het duurde niet lang, of de reeds bedreigde fïoedo verstandhouding tusschen de regeering en de vergadering word geheel verbroken. In do koninklijke zitting van den 23sten Juni 1789 had Lodewijk XVI de njksstenden zijn plannen ter hervorming van den staat aangeboden. De beraadslagingen der vergadering leerden weldra, dat de koning dezen stap tevergeefs had gedaan. Een der inorkwaardigstc harer leden was de door zijn heldere, maar bespiegelende staatkunde uitstekende abt Siéyès, wiens geschrift: „Wat is de derde stand?quot; grooton invloed op den gang der gebeurtenissen had geoefend. Verder muntte de graaf do Mirabeau, dio, hoewel van adel, vanwege den derden stand zitting had genomen, door zijn welsprekendheid en door andere talenten boven allon uit. Zoo groot was zijn overwicht, dat hij van tijd tot tijd die vergadering naar zijn welgevallen beheersohte en het lot van Frankrijk in zijn hand had. Had zijn bijzonder leven, waarin veel was te wraken, niet veler vertrouwen op hem verzwakt, dan had hij, door don steun zijner medeleden, iets groots kunnen tot stand brengen. Van de overige leden onderscheidde zich niet door zijn bekwaamheden, maar door zijn geboorte Lodewijk Philips, hertog van Orleans, een achterkleinzoon van den regent (zio blz. 261), die, buiten do vergadering, door onverstandige toespraken of omkooping hot grauw tegen de regeering ophitste.

§ iw.

Frankrijk sedert de uitbarsting der omwentéliny lot de openiny der wetgevende vergadering. — Van 1789 tot 1791, 1 October.

Binnen kort was Frankrijk regeeringloos: de wetten werden niet meer uitgevoerd; de overheden hadden allo macht verloren: de rechtspleging

-ocr page 317-

295

rustte; met de veiligheid van personen en eigendommen was het gedaan; de bedrijven stonden stil. In deze algemeene verwarring vaardigde de nationale vergadering bevelen uit, zonder te kunnen regoeren. Naast haar matigde zich de commune of hurc/erraad van Parijs, saamgesteld uit de kiezers van de leden der vergadering, veel gezag aan. Zóó begon een omwenteling, geweldiger dan er ooit een was aanschouwd, haren loop. Door het samentrekken van een leger in de omstreken van Parijs en door het herhaald ontslag van Neeker, gevolgd door zijn verbanning , was de gisting onder \'t volk tot een gevaarlijke hoogte geklommen. Daarom werd in \'t midden der maand Juli 1789 een nationale tfar de of burgcrmilitie opgericht, waarover la Fayette (zie blz. 276) het bevel kreeg, die echter binnen kort aan de vergadering tegen het koninklijk gezag de sterke hand leende.

Eer nog die krijgsmacht goed was geregeld en la Fayette tot opperbevelhebber benoemd, bestormde en sloopte een opgewonden volkshoop, die zich met geweld van geweren had voorzien, den 14dcn Juli de bastille, een kasteel te Parijs, berucht als een staatsgevangenis, dikwerf ter beschikking van de grilligste willekeur (zie blz. 261). Ten gevolge hiervan riep Lodewijk XVI de troepen terug en plaatste Necker op nieuw aan \'t hoofd van \'t bewind, thans met don titel eerste minister ran financiën. Nu weken velen van \'t hof en van den adel uit, o. a. de jongste broeder des konings, de graaf van Artois, en begaven zich naar Duitschland of naar Zwitserland.

Terwijl de geweldenarijen en de ongerechtigheden zich over geheel Frankrijk voortplantten, begon de nationale vergadering haar hervormingswerk. In den nacht van den 4den op den 5den Augustus hief zij alle voorrechten des adels op, voerde gelijkheid van belastingen voor alle standen in , schafte de lijfeigenschap en de heerlijke rechten af, verklaarde alle burgers voor evenzeer gerechtigd om staatsambten te bekleeden en bepaalde, dat de ambten niet konden worden gekocht. In een andere zitting ontnam zij do geestelijkheid de tienden. Verder vaardigde zij een verklaring van do rechten van den mensch en burger uit, stelde do verantwoordelijkheid der ministers vast en gaf den koning de bevoegdheid, door zjjn reto (ik vor-biod het) de geldigheid van een besluit gedurende vier jaren tobeletlon. Do vergadering toonde echter woldra, de oefening van dit recht aan Lodewijk niet te willen toestaan.

Ondertusschen had de omwentelingsgezinde partij een plan ontworpen, om den koning en de vergadering op den eigenlijke bodem van \'t oproer te verplaatsen. Fen verbazend grooto volksmenigte, gevolgd door la Fayette met de nationale garde, trok naar Versailles en voerde, na hot plegen van menige wanordelijkheid, do koninklijke familie den 6den Oct. 1789 op onstuimige wijze vandaar naar Parijs. Do vergadering begaf zich ook derwaarts, zoodat zij van nu aan met den koning onder den invloed der Parijzenaars stond; maar een paar honderd harer meest gematigde leden keerden huiswaarts en verlieten haar voor immer.

-ocr page 318-

296

In do niouwo vergaderzaal, nabij de Tuileriën gelegen, naition de afgevaardigden der volkspartij plaats ter linkerzijde van hot gestoelte van den president, hun tegenstanders ter rechterzijde. De hovigsten dor linkerzijde namen de hoogste banken in en worden deswege de herypartij genoemd. Op do hoogste plaats van don berg zat Robespierre, afgevaardigde van Atreoht. In don beginne trok hij, als lid dor nationale vergadering, noch door welsprekendheid, noch door eenige andgro gave de aandacht. Langzamerhand groeide zijn invloed aan, naar mate men hem meer leerde kennen als een man , ten volle overtuigd van do waarheid der beginselen van do omwenteling en die voor niets terugdeinsde, ten eindo ze te doen zegevieren. Hij was geheel doortrokken van de loorstellingen van Rousseau en achtte den tijd gekomen om ze op de maatschappij toe te passen. Op de galerijen der vergaderzaal bevond zich het gepeupel, dat niet zelden door een oorverdoovend gedruiseh en geschreeuw een gebiedenden invloed op de vergadering oefende. Dit grauw zelf werd bestuurd door den klub der Jnkobijnen, oen staatkundige vereeniging van heftige volksmannen, die in een zaal van het opgeheven klooster St. Jakob haar bijeenkomsten hield. Door dagbladen, b. v. door Vami du peuple (do volksvriend), waarvan Mar at redacteur was, en door \'t bewerken der menigte verspreidden zich de afschuwelijke leerstellingen der Jakobijnen snel over \'t gansche land.

In 1790 zotte de nationale vergadering haar taak voort door een reeks besluiten te nemen, die Frankrijk het aanzien van een geheel nieuwe schepping gaven. De parlementen, de erfadel, de titels, de familiewapens on de livereien werden afgeschaft, de goederen der geestelijkheid en des konings, benevens do kloosters, later ook de bezittingen der emigranten (zio blz. 298) ingetrokken. In plaats van de inkomsten uit eigen bezittingen kreeg de geestelijkheid een vaste bezoldiging. De band, die haar aan Home verbond, word verbroken. Alle geestelijken moesten do constitutie bezweren , wat velen weigerden , weshalve men van nu aan onderscheid maakte tusschen hen, die den eed op de constitutie haddon afgelegd, en hen, die hot niet hadden gedaan. Op do ingetrokken bezittingen, thans een eigendom des volks, gaf men assij/naten af, die door hun overgroot getal spoedig alle waarde verloren. Dit papieren geld heette assignaten, omdat deze stukken inderdaad aan wijzigingen waren op de waarde dior ingetrokken onroerende goederen en, zooals men zich voorstelde, later bij den verkoop dier goederen als baar geld zouden worden aangenomen. Zij waren dus eon pand voor do schuldoisehers van den staat. Men bepaalde, dat zij een wettig betaalmiddel waron en dat zij rentogevend zouden zijn. Doch binnen eenige jaren verloren zij alle vertrouwen, doordien do regeering zich in \'t uitgeven van assignaten niet moor beperkte tot do waarde dor goederen, die metterdaad waron verkocht, en de bepaling omtrent do rente introk. Reeds in 1793 waren de assignaten tot op één derde gedaald van de waarde, die zij vertegenwoordigden. Ton einde de eenheid van Frankrijk te vestigen en zooveel

-ocr page 319-

297

mogelijk de sporen van \'t provincialisme uit te wisschen, word ton laatste Frankrijk in 83 (thans 8G) departementen verdeeld, hun namen moesial aan bergen, rivieren en kusten ontleonende. Een dor departementen was Korsika, welk eiland in 1768 door Genua aan Frankrijk was afgestaan en thans werd ingelijfd.

Inmiddels openbaarde zich bij Mirabeau oen groote verandering. Hij, in \'tbegin do groote man des volks, onderhandelde in \'t geheim met den koning, mot het doel zijn invloed aan \'t horstellen van do rechten der kroon dienstbaar to makon. Doch zijn dood in 1791 benam liom de mogelijkheid, de omwenteling, grootendeels door hom begonnen, een andere richting te geven. Reeds in \'t vorige jaar was een andore bewerker van de geweldige omkeering, Necker, thans overtuigd, dat zijn macht te kort schoot om ze to besturen, uit Parijs naar zijn vaderland teruggekeerd. Te midden van deze gebeurtenissen en van den steeds voortrollenden stroom dor omwenteling speelde do koning oen beklagenswaardige rol: in \'t geheim was hij, in overeenstemming mot zijn gemalin on met zijn oudsten broeder, den graaf van l\'rovenae, een tegenstander der constitutie; in \'t openbaar daarentegen deed hij zich dikwijls als een voorstander daarvan voor. Thans van hot uitzicht op Mirabeau\'s bijstand verstoken , was Lodewijk XVI er op bedacht, op de oen of andere wijze te ontvluchten. Evenwel ging hij slechts schoorvoetend hiertoe over, en niet dan nadat hij op nieuw eenige malen smadeljjk was bejegend, zoowol ter zake van het houden van een biechtvader, die geen eed op do constitutie had afgelegd (zie biz. 29G), als anderszins.

Boter overlegde plannen verwerpende, ontvlood Lodewijk XVI in den nacht van den 20stcn Juni 1791 met zijn familie do hoofdstad , in de richting van Luxemburg; maar te Varennes (ten o. van Rheims) werd hij, op aansporing van den postmeester Drouot, aangehouden. Do graaf van Provence, die zich van dit oogenblik af graaf van Kijssol noemde, kwam gelukkig over de grenzen. Do koning daarentegen word met de overigen in hechtenis genomen en naar Parijs teruggebracht. Ofschoon hij zijn waardigheid behield, leefde hij van nu aan als een gevangene der l\'anjzenaars, en zijn gezag was verlamd. In Sept. was eindelijk de nieuwe of eerste constitutie voltooid. De wetgevende macht kwam aan de vergadering der afgevaardigden van \'t volk, to vorkiezon door kiezers, O]) hun beurt door stemgerechtigden benoemd; de koning behield in naam de uitvoerende macht met het „vetoquot; ; do rechterlijke macht werd deels aan gezworenen, doels aan vroderechtors opgedragen. Thans werd voor goed do band verbroken, die het regeorendo huis met het volk had verbonden: het tot dusver hoerschend begrip, dat hot koningschap één was met het recht van eigendom van land en volk, verloor zijn kracht. Dit begrip, hetwelk de spil was geweest van \'t staatkundig stelsel dor Europocsche staten, maakte plaats voor de leor, dat de natiën zichzelf toebchooren; dat do souvoreinitoit haar in volle eigendom toekomt on dat do volkeren de oefening daarvan, bij wijze van herroep-

-ocr page 320-

298

baar verdrag, aan dozen of genen kunnen opdragen. Do nationale vergadering ging uiteen, na zelve te hebben verklaard, dat geen haror leden in de nieuwe vergadering mocht worden herkozen , wolk edelmoedig en onbaatzuchtig, maar tevens ongelukkig besluit een aantal mannen van do regeoring uitsloot, die gematigdheid aan kennis van zaken paarden.

§ 115.

Frankrijk sindu de openin;/ der wetgecende verf/ailrriiu/. —■ De nationale conventie. — De oorlof/ ran Oostenrijk en van Pruinen tegen de Fransche Republiek in 1792. — Voortgang der omwenteling, terdoodbrenging van Lodewijk XVI en het .schrikbewind. — Van den Isten October 1791 tot in 1794.

De vergadering, die don Isten October 1791 haar eerste zitting hield en uit 747 afgevaardigden bestond, heette de wetgevende en bevatte of jonge, in regeeringszaken onervaren, of ruwe, geestdrijvende lieden. Do rechterzijde word thans bezet door de Feuillants, zoo genoemd naar een opgeheven klooster, waar de vergaderplaats van hun klub was, allen voorstanders der nieuwe staatsregeling. Tegenover hen stonden de Jakobijnen , wier streven op do omverwerping van het koningschap en op het oprichten eener republiek doolde. Een gedeelte van hen, meestal afkomstig uit het departement der Gironde (d. i. van do Garonne, vereenigd met do Dordogne) en daarom Girondisten geheeton, ging hierbij met eenige matiging te werk; maar de eigenlijke Jakobijnen deden de buitensporigste eischon on lieten zich op de laagste wijzo gelden. In-tusschen stroomden steeds nieuwe scharen uitgewekenen {emigranten) over de grenzen, inzonderheid naar Coblents, die begeerig waren naar een kamp met hot Jakobinisme en ook bij buitenlandsche hoven gehoor vonden. Na eonig dralen toch en nadat de wetgevende vergadering in 1791 den paus het graafschap Venaissin en Avignon (zie blz. 155) had ontrukt en zo bij Frankrijk ingelijfd, sloten Leopold 11 (zie blz. 285) on Frederik Willem II (zie blz. 283) in Febr. 1792 een verdediging*verbond. Leo-polds zoon en opvolger, krans ii (1792—1800, overleden 1835), bekrachtigde dit. Frankrijk, waar de hoofden der partijen zeiven don oorlog wcnschton , verlangde do ontwapening der emigranten en hun verwijdering van zijn grenzen. Toon dit niet goschicdde, moost Lodewijk XV F, zichzelf geweld aandoende, in April aan Frans II den oorlog verklaren.

Ton einde hun doel, de afzetting des konings, met den meesten spoed te bereiken, bewerkten de Jakobijnen den lOden Aug. eon aanval van \'t grauw op het palcis, nadat \'s konings standvastigheid, bij een vroegere bezending van \'t laagste gepeupel, versterkt door scharen uit Marseille, door gevluchte galeislaven en meer dergelijke lieden , do booze bedoelingen der aanhitsers van do hotte des volks had verijdeld. Thans zocht do koning.

-ocr page 321-

299

op raad van den procureur-generaal van het departement van de Seine, Roederer, met zijn familie steun bij de wetgevende vergadering. Doch in plaats van hom dien te verleenen, hield men hem gevangen , schorste hem in de koninklijke waardigheid on zotte hem en do zijnen gevangen in ternpeltoren, een geho.uw dor voormalige torapoliors. Bij de Tuileriën boetten vele manschappen dor Zwitsersche lijfwacht mot hun loven voor hun trouw.

Zóó geraakte \'t gezag al moor en moer in handen dor moest verwoede partijhoofden en van der. gemeenteraad, die zelfs de wetgevende vergadering voor zijn wil deed buigen en het gemeen beheerschto. Ook la Fayette week uit. Een overgroote menigte monschon , vooral adellijken en goes-telijkon, werdon in de gevangenissen opgesloten. De guillotine of valbijl werd in \'t jaar 1792 ingevoerd. Zij ontleende haren naam aan den arts Guillotin, die lid was geweest van do constitueeronde vergadering en haar het eerst de aanwending van een dergelijk onthoofdingswerktuig had aangeraden. Voor \'t overige was hij noch de uitvinder van een zoodanig werktuig, alreedc sinds eeuwen in verschillende landen bekend on in gebruik, noch de man, op wiens raad het in de dagen der omwenteling onmiddellijk in Frankrijk werd ingevoerd.

In de Septemberdagen, 2—7 Sopt. 1792, vermoordde het losbandige gepeupel vele weorlooze gevangenen in de kerkers. In plaats van de wetgevende vergadering koos het vo]k mi leden \\nov de nationa/e co/wentic , die den 21 sten September 1792 voor \'t eerst bijeenkwam en de vervaardiging eener nieuwe staatsregeling (de tweede constitutie) moest tor hand nemen. Twee hoofdpartijen stonden hier tegen elkander over: do Giron-disten, als Yergnaud, Brissot, Valazé, die een geregelde republiek wilden grondvesten, en de Jakobijnon, b. v. Robespierre, Marat, Danton, de hertog van Orleans (zie blz. 294), die van nu aan uit eigen bewoging den naam „Egalitd (gelijkheid)quot; aannam, welke allen do omwenteling tot het uiterste trachtten door te zetten.

Gedurende dien zelfden tijd waren de Pruisische en de Oostenrijksche troepen de grenzen van Frankrijk overgetrokken, maar, door ziekten en gebrek verzwakt, weldra teruggeweken. Sinds het mislukken van dozen veldtocht koerden do hoven zich van de Bourbons af en scheiddon den strijd legen Frankrijk van do zaak van dit huis. Op andere punten ging hot nog slechter voor de bestrijders der Republiek. In Sept. 1792 beroofde do Republiek den koning van Sardinië victor amadSus iii (1773 —1796), een zoon van Karei Emanuel III (zie blz. 2()4), plotseling van twee landschappon, Savoye en \'t graafschap Nizza (ten o. van Provence) , en vereenigde ze weldra als twee nieuwe departcmonton met Frankrijk. In Nov. versloeg de Fransche generaal Dumouriez do Oostenrjjkers bij Jemappe (ton z.w. van Mons, in Henegouwen) en veroverde hierop bijna geheel België.

Middelerwijl had do nationale conventie in hare eerste zitting het koningschap voor vervallen en Frankrijk voor oen ondeelhare Reptihliel\' verklaard. Opgewonden door don voorspoed harer wapens, ging zij verder.

-ocr page 322-

300

In Doc. stond Lodewijk XVI terecht voor de conventie, zijn oproerige onderdanen, als besohuldigd van tegenwerking der vrijheid, van heimelijke verstandhouding met Franknjks vijanden en van hot bedrijven van gewelddadigheden togen de Panjzenaren. Vruchteloos legde do vorst de grootste bedaardheid aan den dag; tevergeefs antwoordde hij bondig op do hem gedane vragon; ijdel was ook do voortreffelijke verdediging, door den oud-minister Malesherbes en don jougdigon advocaat Desèzo opgesteld en door don laatstgenoemde uitgesproken. Tegen hun eigen wil veroordeelden ook de Girondisten, uit vreos voor de Jakobijnen, Lodewijk ter dood, waarop zijn hoofd den 21sten Januari 1793 onder de guillotine viel.

Dit bespoedigde tevens don val der Girondisten. Nadat de Jakobijnen in April 1793 een comité (raad of afdoeling) van openhaar welzijn, hadden opgericht, dat uit negen leden hunner partij bestond en met onbeperkte macht was bekleed, verloren do Girondisten allengs meer hun voormaligen invloed. Een veiligheidscomité, uit dezelfde partij samengesteld, vergrootte nog het gevaar der Girondisten. Niet ten onrechte haddon zij tot dusver op de wolsprekendheid en op de talenten van velen uit hun midden go-stound; maar toen hot gemeen, opgehitst door do Jakobijnen, hen aanklaagde van foederalimie, d. i. poging om Frankrijk in eon aantal kleino, onderling verbonden staten op te lossen, bezweken zij. In Juni werden zij vo\'gelvrij verklaard. Velen vluchtten; doch oen groot aantal van hen werd gevangen gezet. Wel bevrijdde Charlotte Cor day, een achterkleindochter van Corneille (zie blz. 238), in dezen tijd de monschheid van een der gruwelijkste snoodaards door hot dooden van Marat; maar do schrikkelijksto tooneelen vermeerderden nog steeds.

Inzonderheid aanschouwde men zo sedert den 28sten Aug. 1793, toen de conventie bekend maakte, dat do Republiek, wegens don buitonland-schen oorlog, voorloopig in omwentelingstoestand zou blijven. De nieuwe staatsregeling, haastig ontworpen en aangenomen, die de conventie even tevoren in dezelfde maand had laton afkondigen, had geen genoegzame kracht om de hevige omwentelingsgezinden tegen te gaan en werd door deze bekendmaking geheel buiten working gesteld. Hiermede begon een schrikhewind {terrorisme), waarbjj niemand zeker was van loven en bezittingen, indien men maar den minsten argwaan over zijn gezindheden koesterde. Als hoofd van het comité van openbaar welzijn, dat die onbeperkte macht oefende, trad Robospiorre, een ware dictator, op. Dit schrikbewind tolde talrijker slachtoffers dan oen dor vorige besturen. In geheel Frankrijk werden comités opgericht, die de guillotine overvloedig werk gaven. To Parijs zelf was het moordon niet minder; in Oct. 1793 werden de koningin en de gevangen genomen Girondisten onthoofd. Op hen volgde in Nov. Egalitó, die om zijn geboorte en uit hoofde van de liefde, die hij zich bij het volk had verworven, Robespierre gevaarlijk scheen.

Opdat niets meer aan do oude orde van zaken mocht herinnoren,

-ocr page 323-

301

voerden de sansculotten — zóó noemden zicli de uUrarcpublikeinschgezin-den — in Oct. een nieuwe tijdrekening in, die tegelijk de indeeling vai? het jaar en van den dag veranderde. Zij begon met den 22sten Sept. 1792 en bleef uitsluitend in zwang tot don 2lston Doe. 1802, terwijl zij den Isten Jan. 1806 geheel werd afgeschaft. Elke maand had dertig dagen en was in drie decaden of tientallen verdeeld. Do namen dor maanden waren aan do verschijnselen en aan de voortbrengsels der jaargetijden, die der dagen aan do getallen ontleend. Do wintermaanden, van den 2!sten Dcc. tot don 20sten Maart, heetten b. v. Nivóse, d. i. sneeuwmaand, Pluvióse, d. i. rogonraaand, Ventóse of windmaand; do drie eerste dagon primidi, duodi, tridi, enz. De vijf (in een schrikkeljaar zes) overschietende dagen werden Jowrs complémentair es, d. i. aanvullingsdagen, ot sansculottides genoemd en tot feestdagen bestemd. Wetenschap en al wat met de beschaving in verband staat kwam in den ban , en eindelijk sloeg men ook een roekeloozo hand aan den openbaren eeredienst. De Christclijko godsdienst werd afgeschaft en do dienst der rede hiervoor in plaats gesteld. Zoo erg nam do verwatenheid van het terrorisme too, dat zelfs Danton en Robespierre zich er togen begonnen to verzetten. Zij behaalden do overwinning op Hebert en op do overige leden van den gemeenteraad van Parijs, die in Maart 1794 werden tor dood gebracht, waarop ook hun werk, de godsdienst der rede, binnen kort voor don ouden eeredienst moest wijken en de conventie het bestaan van een Opperwezen on de onsterfelijkheid der ziel plechtig voor waarheid verklaarde. Diegenen echter, die meenden, dat bij Robespierre blijken van matiging zichtbaar worden, vergisten zich deerlijk, vermits kort daarna Danton, Camillo-Desmou-lins en anderen, die inderdaad tot menschelijkheid rieden , als slachtoffers van de guillotine vielen. Nu stond het schrikbewind op zijn hoogte: geheel het menschengeslacht moest wel denken, voor een geweldigen dood bestenul te zijn. Onder de uitstekende personen, die in dezen tijd als slachtolfers vielen, behoort Elizabeth, oen zuster des konings, te worden genoemd. Doch ten laatste ontstond er verdeeldheid onder de leiders zeiven. Billaud-Varonnes, Collot d\'Horbois en anderen zegevierden den 27sten Juli (9 Thermidor) over Robespierre, Saint-Just on zijn overige aanhangers, die alle op don 28steu Juli den dood ondergingen, het wel verdiende loon hunner euveldaden. De overwinnaars noemt men de Thermidoristen.

§ 116.

De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fr arische Republiek gedurende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in de Vendée en die in de zuidelijke departementen van Frankrijk, van 1793 tot 1795. — De derde constitutie of die van het directoire, den ZSsten Oct. 1795.

Terwijl Frankrijk aldus zichzelf vaneenreet, toonde het naar buiten oen kracht, die menigeen verbaasde. Op den Iston Februarij 1793 ver-

-ocr page 324-

.\'502

klaarde het den oorlog aan Groot-Jiritannië, alsmede aan den erfstadhouder der Nederlandsche gewesten (zie blz. 287) en kort daarna aan kakel iv, een zoon van Karei III (zie blz. 273) en koning van Spanje (1788—1808, overleden 1819), dewijl deze mogendheden zoowel andere buitensporigheden der omwenteling als inzonderheid hot ter dood brengen des konings luide hadden afgekeurd. De Engelsche minister Pitt bracht nu de eernte coalitie (samengroeiing, nauwe vereeniging) van de meeste van Europa\'s staten , die hij grootendeels ruim ondersteunde, tegen de conventie tot stand. Het hoofdtooneel van den strijd bleef vooreerst nog in de Oosten-rijksche Nederlanden. Vanhier uit deed Dumouriez, de grenzen der Ver-eenigde Nederlanden overtrekkende, een inval in Staats-Brabant, nam er eenige vestingen, maar keerde, op last dor conventie, weldra terug. Den 18den Maart werd hij door Joslas, prins van Koburg, opperbevelhebber van \'t leger der bondgenooten, bij Neerwinden (zie blz. 243) geslagen.

Reeds lang had de conventie Dumouriez gewantrouwd. Dadelijk na do nederlaag bij Neerwinden toonde hij duidelijk, hoedanig zijn gezindheid was, door zoowel de afgevaardigden, die do conventie naar België had gezonden, als het drijven der Jakobijnen tegen te gaan. Inderdaad koesterde hij sinds geruimen tijd een hevigen afkeer van de buitensporighoden der omwenteling en van de zoogenoemde vrijheid. Openlijk verkondigde hij, dat hij de conventie wilde vernietigen en de koninklijke regeering in Frankrijk herstellen. Hiervan onderricht, zond de conventie een viertal barer leden met den minister van oorlog, om den generaal in hechtenis te nemen. Zoodra de vijf aan Dumouriez in zijn legerplaats hun last hadden medegedeeld , voorkwam hij hen door de hand aan henzelven te slaan en hen als gijzelaars naar hot leger der bondgenooten te doen vervoeren, waarmede hij tevoren geheime onderhandelingen had aangeknoopt. Daarop, ziende, dat hij op de trouw zijner troepen, die begonnen uiteen te gaan, niet te zeer kon rekenen, stelde hij zichzelf in veiligheid bij de Oostenrijkers, die intusschen geheel België heroverden. Van dit oogenblik af nam de rol van Dumouriez op het staats- en het oorlogstooneel een einde.

In Frankrijk was men thans bedacht op buitengewone middelen: or werd tot een opkomst van \'t volk in massa besloten. Car not, lid van het comité van openbaar welzijn, bestuurde als afgevaardigde den oorlog; elke generaal, die werd geslagen of niet voorspoedig oorloogde, werd ter verantwoording naar Parijs ontboden en onderging meestal den dood. Men heeft de uitwerking dier opkomst in massa overdreven. Niet in een oogopslag kreeg do Republiek daardoor tal van goede legers. Maar dat de republikeinsche troepen weldra voortreffelijk waren is mede hieraan too te schryven, dat de hinderpalen werden weggeruimd, welke vroeger bon, die niet van adel waren, belottcden tot de hoogste graden op te klimmen. Reeds in Juni 1794 sloeg Jourdan den prins van Koburg bij Fleur us (zie blz. 243) zoo beslissend, dat hier aan geen weerstand meer viel te denken. Terwijl de minderheid der conventie

-ocr page 325-

303

alleen tegen de Engelsohe zeemacht duidelijk bleek, overschreed de Fransche generaal Pichegru, door een groote schaar patriotten ingeroepen en omstuwd, in 1795 over de bevrozon wateren de grenzen van Nederland. quot;Willem V, tegen wien do oorlog eigenlijk was gericht, achtte het dus raadzaam te wijken en scheepte zich den 18den Jan. met zijn familie naar Engeland in. Ongeveer tegelijker tijd onttrokken zich Pruisen en Spanje, door \'t sluiten van afzonderlijke vredesverdragen, aan den krijg.

Op tweederlei wijze gaf de omwenteling aanleiding tot burgeroorlog. In het landschap, eertijds Poitou geheeten, woonde langs de Atlantische Zee, in de streek, die men de Vendée noemde, een eenvoudig en arbeidzaam volk. Dit volk, van oudsher gehecht aan den godsdienst, aan de staatsregeling en aan de zeden zijner vaderen , was naijverig op zijn rechten en verfoeide de omkeering, door de conventie op zoo velerlei gebied aangericht. Ongeveer terzelfder tijd, toen de buitenlandsche mogendheden het sein tot den oorlog gaven, barstte ook , na langdurige gisting, de verbittering van de bewoners dezer streek los. Spoedig bedwongen, stonden zij op nieuw op en breidde zich de strijd mede over Bretagne uit, waar do koningsgezinden don naam clwuann, d. i. ehat-huans (nachtuilen, sluikhandelaars), kregen. Maar in 1795 werd de Vendée door den moedigen generaal H o c h e ten onder gebracht.

Ten anderen verhieven zich de zuidelijke departementen, op de tijding van den val der Girondisten (zie blz. 300), tegen de dwingelandij der hergparty. Marseille, Bourdeaux, Lyon en Toulon waren de voornaamste steden, door do conventie beoorloogd. Toulon riep den zoon van Lode-wjjk XYI, Ij ode wijk XVII, als koning uit, een kind, dat reeds in 1795 in een ellendigen toestand naar lichaam en geest in de gevangenis omkwam. Althans dit wordt veelal aangenomen. Daarentegen beweren sommigen, dat hij wist te ontvluchten en diegene was, die zich sedert 1825 voor den zoon van Lodewijk XVI poogde te doen doorgaan. Tegen dit gevoelen staat de zeer waarschijnlijk geworden en zoo goed als bewezen bewering van anderen over, welke verklaren, dat deze man eigenlijk Naundorff heette, uit een Joodsche familie in Pruisen is gesproten, zich achtereenvolgens in verschillende steden van Europa ophield, wegens euveldaden en schulden meermalen kennis maakte met de gevangenis en eindelijk in 1845 te Delft overleed. Doch keeren wij tot den burgeroorlog terug. Spoedig bezweken de drie eerstgenoemde steden; maar Toulon, dat met Engelsche hulptroepen werd bezet, bood eerst langen tijd heldhaftigen tegenstand, en slechts aan den adelaarsblik van Napoleon Bonaparte, kommandant der artillerie, had men het te danken, dat deze stad in Dec. 1793 door de Engelschen werd ontruimd en door do Franschen ingenomen.

Intussohen begon zich\'de openbare meening, ook in \'t leger, meer en meer togen de wreedheden van het bewind te verklaren, zoodat dc partij der orde zich ten laatste met haar zegepraal kon geluk wenscheu. Do

-ocr page 326-

304

nationale convontio maakte alsnu de derde constitutie, die van het directoire., een werk van Siéyès, bekend 011 ging in Oct. uiteen. Zij bepaalde, dat het volk een kamer van 500 leden, den raad der vijfhonderd, tot vervaardiging dor wetten, een andere van 250, den raad der ouden, tot bekrachtiging dier wetten nou kiezen, en droog de uitvoerende macht aan vijf directeuren op. Hoewel de conventie hierop uiteenging, bracht zij de herkiezing haror loden in \'t volgend bewind tot stand door een bloedige zege, door Napoleon Bonaparte don 5den Oct. (den IBden Vendómiaire) mot gewapende benden op de burgers van Parijs behaald. Den 28sten Oct. 1795 aanvaardde het directoire de regeering van Frankrijk. Onder de vijf directeuren waren Barras en Oarnot.

De rust, die Frankrijk na zoo hevige stormen mocht genieten, opende het volk tegelijk do oogon voor zijn waren toestand, in geenen deele op vrijheid, gelijkheid en broederschap gelijkende. Dit deed ontevredenheid ontstaan , vooral toen het bleek, dat do schatkist dor Republiek geheel was uitgeput. In weerwil toch van do groote geldsommen, die liet directoiro uit Italiö en andere stroken trok, trots de belastingen, dio het aan do Franschen zeiven had opgelegd, als op den grond, op do bedrijven (patenten), een hoofdelijken omslag, enz., kon het zich niet staande houden. De assignaten waren zoo laag mogelijk gedaald en verloren ge-heelenal hun geringe waarde, nadat hot directoiro in 179Gen 17Ü7, door do schuld der Republiek slechts voor een zeer klein gedeelte te erkennen, geenszins voor een staatsbankroet was teruggedeinsd. Betrekkelijk den krijgsdienst vaardigde het directoire in 1798 een wet op do conscriptie uit (zie blz. 265), volgens welke de verplichting tot krijgsdienst, bij loting uit te maken, op alle burgers van den staat, zonder onderscheid, rustte.

Niet lang duurde het, of de meerderheid der wetgevende macht, alsmede Carnot en nog een der directeuren, holde tot do koninklijke regeering over. De drie overige leden van het directoiro, aldus in hun waardigheid bedreigd, verbonden zich mot den op de vijfhonderd gebeten Bonaparte tot een geheimen aanslag. Deze aanslag gelukte volkomen den 4don Sept. (den 18den Fructidor) 1797, Pichegru en do overige tegenstanders werden door generaal Augereau, welken Napoleon, die, ter wille van den oorlog in Italië (zie blz. 305 vlg.), de staatsaangelo-genheden geenszins uit het oog verloor, naar Parijs had gezonden, gevangen genomen en grootendeels naar Cayenne of Fransch Guyana (ten o. van Suriname) verbannen. Het driemanschap vulde zich nu weder tot het wettige vijftal aan en verlaagde sinds dezen „coup d\'ótat (aanslag op den staat)quot; do beido kaniers tot werktuigen van zijn wil. De geringe mate republikeinsche vrijheid, in do twee laatste jaron nog te bespeuren, verdween geheelenal.

-ocr page 327-

305

§ 117.

De uoiioy tegen de Fransche Republiek in Zuid-Duitschland en in Italië aedurende de jaren 1796 en 1797 tot den vrede van Campo Formio, den \\Ttlen October 1797. — De door Frankrijk opgerichte Republieken.

Voor het jaar 1796 had de Fransche Republiek een grootach plan boraamd. Moreau en Jourdan moesten van den Hijquot;, Bonaparte uit Italië tegen Oostenrijk oprukken. De beide eerste veldheereu drongen diep in Zuid-Duitschland door; maar de dappere Karei, aartshertog van Oostenrijk, oen broeder van keizer Frans, sloeg Jourdan een en andor maal en dwong hem terug to keeren. Hierdoor noodzaakte hij ook Moreau tot zjjn beroemden terugtocht over den Rijn.

N a i\' o i. e o n slaagde beter in het hem opgedragen dorde gedeelte dor taak. Napoleon Bonaparte of Buonaparte, in 1769 te Ajaccio (in \'t z.w. van Korsika) (zie iilz. 297) geboren, verhief zich weldra hoog boven do vele mannen, ten tijde van de omwenteling van een laag standpunt tot hooge waardigheden opgeklommen. Door een zeldzaam veldheerstalent en door een bekwaamheid om over meiisehen te gebieden, gelijk weinigen ze hebben bezeten, muntte hij boven allen uit. Zijn bij Toulon (zie blz. 303) gebleken ervaring had voor \'t eerst de oogen der regeering op hem doen vestigen. Doch zijn schitterende loopbaan begon eigenlijk, toen hem het bevel over het Italiaansche leger was opgedragen. Na de ontmoedigde Fransche soldaten in onvergelijkelijke krijgslieden te hebben herschapen, noodzaakte hij eerst Victor AmadSus lil (zie blz. 299), voor menige opoffering den vrede te koopen. Kort daarna overleed Victor Amadöus en had zijn zoon, ka rel ema-nuel iv (1796—1802), tot opvolger. Do onverwachte afval van dezen bondgenoot verplichtte do Oostenrijkers tot een overhaasten terugtocht over de Po, do Tesslno en eindelijk over de Adda, waar het beroemde gevecht bij do brug van Lodi (ten z.o. van Milaan) den lOden Mei 1796 plaats had. Welhaast onderwierpen zich de thans weerlooze vorsten van Italië; de hertogen van Panna en Modëna, paus Pius VI (1774—1799) en Ferdinand iv, koning van Napels (1759—1825, zie blz. 273). Allen moesten zware geldsommen opbrengen en kostbare schilderijen en boeken afstaan.

In Juli sloeg Napoleon het beleg voor Mantua, de eenige plaats, die Oostenrijk nog in Italië had behouden. Vier malen trachtte de vijand het te ontzetten; maar na vele schermutselingen en veldslagen, zooals na dien bij Arcole (ten n.o. van Mantua), waar Alvinzi een nederlaag onderging, gaf Manttia zich in Febr, 1797 over. Thans verbrak Napoleon den wapenstilstand met den paus, en hiertoe volmacht hebbende van het directoire, dwong hjj hom den I9den Febr. tot den vrede van Tolentmo (ten z.w. van Ancöna), die Pius een groot deel zijner landen, o.a. Bologna en Ferrara, en zijner schatten kostte en waarbij de paus verklaarde, zich den afstand van Avignon en Wijnms, Handhoek der Alij, Cleiicliiedeuis, Udc druk. quot;JU

-ocr page 328-

.\'iOfi

vail Vonaissin (/,io biz. 21)8) tc laton wolgovallon. Op liot boricht, dat aan aartsliortog Kar el hot opporbovol togon horn was opgedragen, ijlde Napoleon lieni te gernoot en noodzaakte Karei mot spoed op Woe-nen terug te trekken. Het Fransche leger volgde hem op don voet, en de grooto schrik, die hierdoor ontstond, deed keizer Frans ho-sluiton tot hot gelasten eener opkomst in massa. Zoo vaardig voldeed hot volk in de gansche Oostenrijksche monarchie aan dit gebod, dat Napoleon in groote verlegenheid geraakte en in April te Leuhen (in Stiermarken , ten n.w. van Gratz) een voui\'loojnyen vrede inet Oostenrjjk sloot. Bij deze praeliminairen, niet vooraf aan het directoire bekend gemaakt, beloofde Napoleon aan Frans eenige gewesten der republiek Venetio, welken staat hij schijnbaar met te meer recht kon aanvallen, dewijl er, gedurende zijn afwezigheid uit Italië, een oproer was ontstaan. Dat intusschon dit oproer slechts aan de geweldenarijen der Franschen was toe te schrijven nam Napoleon geenszins in aanmerking.

Kort daarna werden deze praeliminairen vervangen door een vrede met Oostenrijk, zoodat de oorlog van de eerste coalitie nu voor het meeren-deel der staten, die hem voerden, een einde nam. Bij dezen rredc., dien van Ciimpo Fonnio (een slot ten n.o. van Venetië), deu 17den Oct. 1797 gesloten, kwam de stad Venetië, benevens Dalmatië en het meerendeel van haar gebied op \'t vasteland, aan Oostenrijk, waardoor doze oude Republiek ophield te bestaan. De Oostenrijksche Nederlanden v or viel en aan Frankrijk. In \'t geheim en bij voorraad erkende Frans 11 den Rijn als de grens van Frankrijk, want een congres zou nader te liastadt (zie blz. 247) worden gehouden ter herstelling van den vrede met het Duitsche rjjk. Milaan, Mantua en het overige gedeelte van Lombardije stond Oostenrijk aan de. Cisalpijmche Republiek af, welke Napoleon, alsof hij niet generaal, maar dictator was, uit deze en nabijgelegen streken had gevormd. Even tevoren was door hom te Genua een dergelijke, de Ligurische Itepiihliek, gesticht. En in 1798 werd de Kerkelijke Staat eveneens in oen Romoinsche, het Zwitsersche eedgenootschap in een Helvetische Republiek veranderd. Pius VI, die vruchteloos verzocht, dat men hem, op zijn tachtig jarigen ouderdom, mocht laton sterven, waar hij had geleefd, werd naar Valence (ten z. van Lyon aan do Khóne) gevoerd, in welke plaats hij dan ook weldra bezweek.

§ 118.

De tocht van Napoleon naar Egypte in 1798. — De oorlog der tweede coalitie lelt;/eii. de Franxche Republiek, ran 1798 tot den vrede ran IjUiterille in 1801 en dien van A mien* in 1802. — Het bewind der consuls in Frankrijk. — Napoleon wordt keizer der Franschen en koning van Italië. — Van 1798 tot 1805.

in 1798 schoepto Napoleon zich te Toulon in, met het voornemen Egypte tc veroveren en er een Fransche kolonie te vestigen, ten

-ocr page 329-

307

einde vandaar Engelands bezittingen in Oost-Indie te bestoken. Ook was hot dirootoiro er niet tegen, den grooten man, wien de gansche natio huldigde, op deze wijze te verwijderen. Op den overtocht naar Afrika vermeesterde Napoleon Malta (zie blz. 181) en landde den Isten Juli in Egypte. Een manifest (openlijke afkondiging) verkondigde aan hot volk, dat de Fransehen waren gekomen , om den bey der Mameluk-ken te bestrijden, die in naam voor de Porto, maar metterdaad als onafhankelijk opperhoofd dit land bestuurde. Bonaparte nam Alexandrië stormenderhand in en onderwierp, na een zege op den boy bij de pyramid en (ten w. van Caïro), schier geheel Egypte. Doch de Fransche vloot werd den Isten Aug. bij Abükir (ten o. van Alexandrië) door den beroemden Engelsehen admiraal Nelson geslagen en vernield. Ook mislukte de belegering van Acre (zie blz. 130), dat door een Turksche bezetting werd verdedigd, en hiermede de verovering van Syrië. Vermits Napoleon echter begreep, dat de gevaarvolle toestand van Frankrijk en de onvermijdelijke val van het directoire hem juist thans tot het vervullen eener groote rol riepen en dat zijn kans beter stond te Parijs dan in Egypte, droeg hij het opperbevel aan generaal KI eb er op en kwam in October 1799 in Frankrijk terug.

De gevaren, die do Fransche Republiek bedreigden, ontsproten uit een hernieuwden oorlog van bijna gansch Europa tegen het directoire, dat het op alle koninkrijken had gemunt. Hernieuwde bewijzen had men in de behandeling, die Karei Emanuel LV, koning van Sardinië (zie blz. 305), had ondergaan, en niet minder in het lot van Napels. Door een onwaardige bejegening getergd, begaf zich Karei Emanuel in 1798 naar het eiland Sardinië, na afstand te hebben gedaan van \'t bewind over zijn staten op \'t vasteland. Eveneens moest de koning van Napels naar Sicilië vluchten en werd Napels in een Republiek veranderd. Daarom kwam, op Pitts aansporing, in 1798 de tweede coalitie tot stand tusschen Qroot-Britannië, Oostenrijk, Rusland en de Porte. Bij deze mogenJheden sloot zich weldra Toskane aan, alsmede Napels, waar een tegenomwenteling uitbrak, die de Franschen verjoeg en Ferdinand IV op den troon herstelde.

Nu ging ook het congres van Rastadt, hoewel het nog tot geen voldoende uitkomst was geraakt, uiteen, want de gevolmachtigde des keizers, de graaf van Lehrbach, verliet de stad. De overigen, de afgevaardigden van de andere staten van Duitschland en die van Frankrijk, moesten wel volgen, de laatsten inzonderheid mot het oog op hun veiligheid, die reeds gevaar begon te loopen. Dit bleek welhaast: immers bij hun vertrek werden twee Fransche gezanten, lioberjot en Bonnier, even buiten de stad door Oostenrjjksche huzaren aangevallen en vermoord en een derde, Debry, gewond. Deze euveldaad moet vermoedelijk worden geweten aan den genoemden graaf van Lehrbach, of eigenlijk aan zijn lastgever, den man , die aan \'t hoofd stond van t Oostennjksche ministerie, den baron von Thugut. Zjjn doel was, zich meester te maken van papieren, onder \'t Fransche gezantschap berustende, deels om bekend

20*

-ocr page 330-

308

te worden met do betrekking, waarin de kleinere Duitsclie staten tot Frankrijk stonden, deels om te beletten, dat de geheime onderhandelingen van Oostenrijk zelf openbaar werden. Do Oostenrijksche huzaren, die het bevel voltrokken, kweten zich al te wel van hun taak. Zij haddan — zóó luidde hun last — de Fransche gezanten wel mogen mishandelen, niet dooden.

De veldtocht van 1799 viel ongelukkig voor Frankrijk uit. De Oostenrijksche generaal Kray en de Russische opperbevelhebber Suwa-row behaalden een reeks overwinningen, zoodat zij op \'t einde van dat jaar zoo goed als geheel Italië haddon veroverd, er de pas ontstane republieken vernietigden en in 1800 een nieuwen paus, Pius VII, lieten verkiezen. In Aug. 1799 deden Engeland en liusland een poging, om de Bataafsoho Republiek insgelijks aan \'t oppergezag van Frankrijk te onttrekken. Hun troepen landden in Noord-Holland nabjj den Helder; maar do tegenstand, dien de Franschen en de Nederlanders hun boden, gevoegd bij de moeielijkheid om zich in die streken huisvesting en levensmiddelen te verschatten en bij de weinige deelneming, welke de onderneming hier te lande vond, deed ze mislukken.

Onmiddellijk na zijn terugkomst te Parijs wierp Napoleon, in overeenstemming met yióyès , met Talleyrand, een sluw en geslepen staatsman, en met Fouchë, minister van policie, bovendien ondersteund door alle generaals van naam , het inwendig verdeelde , door allen gehate en verachte directoire omver. Do ontbinding van het Jirectoire greep op deze wijze plaats. Den 9den Nov. (don 18don Brumaire) besloot een deel van den raad der ouden, op voorstel van een zijner ledon, die tot de samenge-zworenen behoorde, do wetgevende macht naar St. Cloud (nabij Parijs) te verplaatsen, Napoleon do taak dezer verplaatsing op te dragen en hem met het opperbevel over de krijgsmacht te bekleeden. Aanstonds namen Siéyès eu do overige directeuren hun ontslag, met uitzondering van twee, die onder bewaking werden gesteld. Den lOden November hielden do beide lichamen der wetgevende macht een zitting te St. Cloud, waar Napoleon hen met de troepen in zijn macht had. Na lot don raad der ouden te hebben gesproken van do noodzakelijkheid eener groote verandering, begaf Napoleon zich, begeleid door eonige grenadiers, naar dien der vijfhonderd. Aleer hij hier aan \'t woord kon komen, riep men hem toe, dat men geen dictator wilde. Napoleon ontstelde en verliet de zaal. Te midden eener onstuimige woordenwisseling, die op dit tooneel volgde, liet een der generaals Napoleons broeder Lucien, president der vijfhonderd, door zijn soldaten uit de vergadering halen. Alsnu gelastten Lucien, die mode in \'t geheim was, en Napoleon, op raad van Siéyès, dat de grenadiers de zaal van den raad der vijfhonderd zouden doen ontruimen. Dit geschiedde, en dos avonds was er evenmin een wetgevende, als een uitvoerende macht meer.

Terstond werd een voorloopig bestuur ingesteld, hetwelk den \'25ston Docember aftrad, toon ilc nieuwe of vierde stitaturejeliiuj word afgekondigd.

-ocr page 331-

309

Drie consuls stolden zicli voor tien jaren aan \'t hoofd van den staat: NAi\'iHiHON mot eentioor\'dlLr gezag, (Jamhacórès en Lob run als raadslioden. Dan moest non Irihunaat van 100 loden over do wetten, tuin door do consuls voorgelegd, beraadslagen en een weigerend lichmun van 300 loden daarover stemmen. Het laatste regeeringslichaani was de seiKint, uit 80 loden bestaande, voor do eerste maal volgons de aanwijzing van Napoleon aangesteld en in \'t vervolg door don senaat zelf\' te benoe-lucn, met Siéyès als eersten president. Hjj koos do leden van het tribunaat en van het wetgevend lichaam, doelde met den eersten consul hot recht om do hooge staatsdienaren te benoemen en had de bovoogdhoid, de besluiten der consuls, in strijd geacht met de staatsrogoling, weder in te trekken. Een groot gedeelte dergenon , die tot do Jakobjjnon , dokonings-gozinden , do gematigde republikeinen of wolko partij ook hadden behoord , zagen in do uitgestrekte macht van den eersten consul oen verademing voor hun land, door omwenteling op omwenteling geschokt, en voegden zich lijdelijk naar hetgeen was gebeurd.

Vermits intusschen de tweede coalitie-oorlog nog vorre van geëindigd was, ondernam liapoleon zelf zijn stouten tocht over den grooten St. Bernhard en verscheen onverwachts in Italië. Door den morkwaardigen slag bij Marengo (een dorp ten o. van Alexandria), den 14den Juni 1800, tegen de Oostenrijkers ging hot overwicht in Noord-Italië op eenmaal weer op Frankrijk over. Daar Moreau bovendien den 3den December de Oostenrijkers bij Ho henlinden (ten n.o. van Munchen) versloeg, was men in Oostenrijk ten einde raad. Dus werd den 9don Fobr. 1801 de vrede te Lunerille (ten w. van Straatsburg) gesloten, waardoor do linkor-Rjjnoevor aan Frankrijk kwam. Voor de hierdoor geleden ver-liezou werd een gedeelte der Duitsche vorsten, als die van Pruisen, Beieren, de beide Hessens en van Nassau, ton koste dor overigen schadeloos gesteld door zoogenoemde secularisatiën (zie blz. 220) en door inediatiseering. Tot dusver toch waren talrjjke kleine graafschappen en vorstendommen evenzeer onmiddellijke rijksstenden geweest, als Beieren en andere gropte staten, die, inderdaad onafhankelijk, den keizer slechts als leenheer erkenden. Do staten, die gomediatiseerd werden, hielden thans op onmiddellijke rijksstenden te zijn; zjj werden, mot verlies der souve-reiniteitsrechten. aan \'t gezag van andore Duitsche vorsten onderworpen, en hun betrokking tot keizer on rijk werd daardoor middelbaar, in plaats van onmiddellijk, gelijk zij tot hiertoe was geweest. De uitvoering dezer moeiolijke en ingewikkelde zaak droeg men aan een Duitsche rijksdeputatie op, die dit werk, onder Frankrijks en onder Ruslands invloed, don 25stcMi Fcbr. 1803 voltooide.

Intusschen groep in 1801 in Rusland een omwenteling plaats, die zich evenwel tot het keizerljjk paleis bepaalde. Verbitterd over do grillige handelingen van l\'aul I, die hom vaak het voorkomen van een waanzinnige gaven, en voor hun eigen veiligheid vroezonde, smeedden eenigo der aanzienlijkste ollicieron en ambtenaren , mot toestemming van groot-

-ocr page 332-

31 n

vorst Aloxaiulor, oon samonzworitig, ten oindo don koizor tot hot noder-log\'^on dor kroon te dwingen. Tegen do belofte, den grootvorst gedaan, doodden de satnongezworenon den keizer op een avond in de maand Maart in zijn slaapvertrek, toen hij weigerde zich gevangen te geven en zich te weer stolde. Terstond beklom, zonder dat iemand de euveldaad zocht te wreken, ai,exander i (1801—1825) den troon. Middelerwijl eindigde Frankrijk den oorlog zoowol met de overige staten , als mot de l\'orte door Egypte te ontruimen, on \'t laatst met Groot-Britanniö bij r/c/t rre.ilc mm Amiëm (in \'t n.o. van Frankrijk aan de Somme) in Maart 1802. Engeland gaf de Bataafsche Republiek allo veroveringen, behalve Ceylon, weder. Even vóór den vrede van Amiëns maakte Napoleon van Toskone hef koninkrijk Etrurië. Kort na dien vrede, nog in 18Ó2, nam Frankrijk de hertogdommen Parma en Piaconza, benevens het eiland Elba (ten n.o. van Korsika), in bezit. Een betere toekomst scheen zich voor geheel Europa to openen.

Sedert de invoering van het bewind der consuls neigde in Frankrijk, door het hernieuwen der oude vormen, alles meer en meer tot een eenhoofdig bestuur. Ook ten opzichte van den godsdienst liet zich die strekking bespeuren. Bij een concordauf, in 1801 met den paus gesloten en in 1802 afgekondigd, werd de katholieke eoredienst hersteld en bepaald, dat do regoering van Frankrijk haar eigen geestelijken zou aanstellen, te verkiezen uit dogenen , welke de paus de oer der kerkelijke benoeming had waardig gekeurd. Napoleon, zonder zelf zeer geloovig te zijn, was er diep van overtuigd, dat de staat den steun van den godsdienst behoefde. Gelijk in de laatste jaren, was or nu geen spraak meer van beëedigde of onbeëedigde priesters. Evenals do kosten der katholieke, kwamen ook die der hervormde kerk ten laste van den staat, die hiervoor eveneens het recht kreeg, de leeraren van dit kerkgenootschap aan te stellen of althans de aanstelling te bekrachtigen. Nadat Napoleon in Jan. 1802 president iler Ilaliaamche Rejinhliek, de plaatsvervangster der Cisalpijnsche, was geworden, ber.nomde een senaatsbesluit, door de stemmen des volks bekrachtigd, hom in Aug. tot levenslang consul van Frankrijk. Daarop maakte hij zoovele wijzigingen in de Fransche staatsregeling, dat zijn macht met recht onbeperkt kon heeten.

Hierom hielden vele aanhangers der Bourbons en eenige echte republikeinen niet op, samenzweringen tegen den oppermaehtigen consul te smeden. Ren der meest bekende van de aanslagen op zijn leven is die van Dccoinber 1800. Toen de eerste consul op een avond in die maand naar do opera reed, werd zijn rijtuig door een kar belemmerd , die ergens in oen straat stond. Uesniettemin legde de koetsier, niet gehool nuchter, do zweep over do paarden en rende verder. Plotseling sprong eon in do nabijheid geplaatst helsch werktuig met een vervaarlijk gedruisch in de lucht. Velen worden gewond of gedood; doch Napoleon was gered. Het doel van een anderen aanslag, in 1804, was den consul op te lichten of to dooden. Hij werd mot modowoten dor Engelsche regeoring beraamd,

-ocr page 333-

311

doch ovonooiiH vorijdold. Fouchó, do ministor van policio, kwum do samongezworenen 0|) hot spoor en nam do ineesten hunner in hechtoni». Onder hen bevond zich Moreau, die, ofschoon zijn medeplichtigheid niot duidelijk was gebleken, naar Amerika werd verbannen. In \'t zelfde jaar word do jeugdige hertog van Enghien (zie blz. 219), een der Bourbons, uit zijn woning te Bttenheim (in Baden ten n. van Freiburg) opgelicht, en, als voorgewend deelgenoot dior samenzwering, met verkrachting van alle recht, op \'t vonnis van een krijgsraad, te Vincennes (nabjj Parijs) dood geschoten.

Don 18den Mei werd Napoleon, bij do uitgestrekte macht, dio hij reeds bezat, nog do hoogste titel toegevoegd, want een senaatsbesluit verhief liom als napoleon i tot keizer der Franschen, met bijvoeging dor bepaling, dat do waardigheid erfelijk zou zjjn in de mannelijke lijn Bij gebreke van rechtstreeksche afstammelingen van Napoleon zou de kroon komen aan Jozef en aan zijn nakomelingen, bij ontstentenis van hen aan l odewijk en aan zijn spruiten. Een soort van volksstemming drukte het zegel op dit besluit. Napoleon kroonde zich en zijn gemalin j o s éph i n u , vroeger weduwe van den generaal Beauharnais, zelf, en paus 1\'ius VII zalfde hem. De senaat en het wetgevend lichaam bleven in stand, /oo ook het tribunaat; doch toen dit in 1807 werd opgeheven, werd do be-voogdheid om te beraadslagen (zie blz. 309) op hot wetgevend lichaam overgebracht. Van nu aan deelde de keizer met den senaat het re.ïht, de leden van dit college te benoemen. Ken schitterende hofstoet, zestien maarschalken, een nieuwe adel en de in 1802 ingestelde ridderorde van hel laijioen nan eer moesten het keizerschap luister bijzetten. Aan de keizerskroon werd nog in 1805 de ijzeren koningskroon ran Italië toegevoegd, waar de republiek werd afgeschaft. In \'t zelfde jaar word de Ligurische Republiek niet het grondgebied van Frankrijk vereenigd.

§ HO.

De darde coalitie-oorloy. — De vrede ran Presbnry. — Napoleon sticht rijken voor zijn bloed verwanten. — Het liijnverhond. — Her-nieuwde oorlog ran Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede van Tilsit. — Het continentaalstelsel. — Van 1805 tof 1807.

Zóó hoog verhief zich die buitengewone man. Thans stelde hij zich tot taak, Frankrijk tot hoofd van hot Europeesche statonstelsel te ver-hetfen. Dit oogmerk kon alleen worden bereikt door \'t vernietigen van do onafhankelijkheid der volkeren; hierom zien wij hom van nu aan met onvornioeido inspanning kampen, om zich van do heerschappij over geheel Europa meester te maken. Dit belet niet, dat zjjn rustelooze werkzaamheid van een anderen kant veel goeds tot stand bracht. De wetgeving regelde hij mot wijsheid, zoowel door de invoering van een nieuw burgerlijk (code Napoléon) en straf-wotboek, als van andere; orde on mst werden

-ocr page 334-

312

hersteld; dn godsdienst- kwam weer in \'t tienit zijner rechten; hot hoover-on hot lager onderwijs worden 0|) broede schaal ingericht en geregeld; volo bedrijven vonden, waar zij ze behoefden, ondersteuning.

Kor nog Napoleon zich met de keizerskroon had getooid, was in Moi 1808 de oorlog met Engeland op nieuw uitgebarsten, dewijl deze staat hot voor zijn heerschappjj gewichtige Malta niet wilde ontruimen. Lang koesterde Napoleon het voornemen, een landing in Engeland te doen en daardoor dit rijk voor goed te onderwerpen. Voor dit dool trof hij te Boulogne (ten z. van Calais) toerustingen op groote schaal. Doch de groote zwarigheden, aan de onderneming verbonden, gevoegd bij de zorgen van den weldra te land te voeren oorlog, verhinderden de voltrekking van het plan. Pitt bracht in 1805 de derde coalitie tusschen Groot-Britannië, Oostenrijk, Rusland en Zweden tot stand. Met de snelheid des bliksems drong Napoleon in Duitschland door en bezette Weenen. De beslissendo veldslag van den 2den Dec. bij Austerlitz (ten z.o. van Brünn, in Moravië), waar de Franschen over de Oostenrijkers en over den Russiachcn generaal Kutnsow zegevierden, bewoog keizer Frans, zich van de coalitie los te maken. Hij sloot den 26sten Dec. met Napoleon den vrede van Presburg (in Hongarije, aan den Donau, ten o. van Weenen), waarbij Oostenrijk zijn Venetiaansche bezittingen (zie blz. 306) aan het koninkrijk Italië, Tyrol en verschillondo vorstendommen aan Beieren en zijn Zwaabsche landen aan Wurtemberg en aan Baden afstond. Den IstenJan. 1806 verhief Napoleon de aldus vergroote staten Beieren on Wurtemberg tot koninkrijken.

Zijn eigen macht meende de keizer der Franschen te bevestigen door landen en kronen aan zijn bloedverwanten en gunstelingen uit te deelen. In 1805 werd zijn oudste broeder. Jozef, honing van Napels, waar Napoleon het huis der Bourbons (zie blz 307) afzette. Ferdinand IV handhaafde zich echter in \'t bezit van Sicilië. In 1806 werd zijn tweede broeder L o d e w ij k konim/ ran Holland. Zijn stiefzoon E u g e n i u s Beauharnais (zie blz. 311) schonk hij de waardigheid van onderkoning van Italië. Zjjn zwager, Murat, werd eerst hertog, later (jroothertoci ran Kleef en Her// (thans een deel der Pruisische Rijnprovinciën , ten o. van Keulen). In Duitschland stichtte Napoleon in 1806 onder de Zuid- on de Middon-Duitschc vorsten, zooals onder die van Beieren en van Wurtemberg, hel Itj nverhond, waarvan hijzelf in nntivn protector (beschermer), metterdaad gebieder werd. Uit naam van hem bestuurde een geostelijke. Karei van Dalberg, met den titel vorst-primaat dit verbond, waarbij zich zoowel andere Noord-Duitsche vorsten aansloten, als ook FKEDEKIK AUGUSTUS i van Saksen (1763—1806; 1806—1827), die zijn titel „keurvorstquot; mot dien van koning verwisselde. Aan \'t gezag der vorsten, die zich tot deelneming aan het Rijnverbond bereid verklaarden en hoogere titels verkregen, worden de rijken van andere vorsten , wier gebied door hot hnnno was omgeven, onderworpen , d. i. deze laatston worden gemediatisoord (zie blz. 309). Nu loste zich het

-ocr page 335-

313

Duitsclio rijk op; Frans Tl legde den Oden Aug. 1806 ih Duitschc kei-zerxlcroon neer, na reeds in 1804, als frans i , den titel erfelijk keizer can Oostenrijk te hebben aangenomen.

In Oct. 1806 verklaarde f kb de rik willem m van Pruisen (zie blz. 286), dat sedert 1795 (zie blz. 303) onzijdig was gebleven, wederom den oorlog aan den geweldigen man, die de rechten van zijn rijk herhaalde malen had geschonden. Deze krijg liep zeer rampspoedig voor Pruisen af. In de slagen bij Je na (in Saksen, ten o. van Weimar) en bij Auerstiidt (in Pruisisch Saksen, ten w. van Naumburg), den I4den October 1806, werden de Pruisische legers verslagen. Bij Jena zegevierde Napoleon in persoon over den vorst van Hohenlohe (vroeger een vorstendom in \'t n. van Wurtemberg). De nederlaag bij Auerstiidt werd den koning van Pruisen en hertog Karei Willem Ferdinand van Brunswijk (zie blz. 288) door den maarschalk Davoust toegebracht. Do meeste vestingen, o. a. Spandau (ten w. van Berlijn), Stettin (aan de Oder, in Voor-Pommeren), Küstrin (zie blz. 266), Maagdenburg, gaven zieh met ongehoorde snelheid aan de Franschen over, die reeds in \'t laatst van October Berlijn bezetteden. In 1807 werden de met de Pruisen vereenigde Russen, aangevoerd door Benningsen, bij Eylau (ten z. van Königsberg, in Oost-Pruisen) en bij Priedland (ten o. van Eylau) verslagen.

Dit voerde tot den vrede ran Tilsit (ten n.o. van Königsberg) in 1807, waarbij Pruisen al het !and tusschen den Rijn en de Elbe verloor. Hieruit, uit Hessen-Kassei, uit Brunswijk en uit een deel van Hannover , welke staten Napoleon zich had toegeëigend, werd het koninkrijk Westphalen voor zijn jongsten broeder, Jé rome (Hieronymus), saam gesteld. De Poolsche landen, die bij verschillende deelingen achtereenvolgenb aan Pruisen waren gekomen , werden onder den naam hertogdom Warschau aan den koning van Saksen (zie blz. 312) toegevoegd. Ook Rusland kreeg; een klein deel van Pruisen. Dantzig werd een vrije stad of republiek. De diep vernederde koning van Pruisen moest zich nog andere smadelijke voorwaarden laten welgevallen en de ontruiming van het overschot zij nor landen dortr de Fransche soldaten voor oen ontzaglijke som koopen.

Ter zee had de keizer der Franschen, bij al dien voorspoed, ongelukkig gestreden, in weerwil dat zijn vloot met Spaansche oorlogschepen was versterkt, want ook Karei IV (zie blz 302) had Engeland den oorlog verklaard. De Engelsche admiraal, Nelson, vernietigde den 21sten Oct. 1805 bij kaap Trafalgar (ten z. van Cadix) bijna de go-heele Fransch-Spaansche zeemacht onder de admiraals Villeneuve en Grrovlna, maar vond er ook het eind van zijn heldenloopbaan. Kor! daarna overleed het hoofd der coalitie, Pitt. Wrevelig over de geleden nederlaag, verordende Napoleon te Berlijn, bij besluit van den 21stcn Nov. 1806, het continentaalstelsel, d. i. de uitsluiting der Engelschen van het vasteland, waardoor hij alten handel met Groot-Britannia verbood en al wat Engelsch was voor goeden buit verklaarde. Dit stelsel

-ocr page 336-

314

drong Napoleon liiiig/amorhand aan allo staten van Europa, uitgezonderd do Porto, Portugal on liusland (/,io hlz. 316), op. In 1810 verscherpte lijj het nog door hot decreet van Fontainebleau (ten z.o. van Parijs), waarbij hij hot openlijk verbranden van alle Engelsche waren in do van hom afhankelijke staten gelastte.

§ 120.

Wetlerre.chlelijkc handelwijze van l\'Jngeland teyen Denemarken. — Oorlog ran (ruslaaf IV Adolf van Zweden, uil het huis Holstein-dotlor/), lai/en Ruk land , Dcncnutrlcen en Frankrijk. — Karei Xill wordt leonin;/ van Zweden. — De afzetting van het luns Braganza in Portugal en der Hour I/ons in Spanje.. — Jozef wordt koning van Spanje, Mural koning van Napels. — De oorlog tegen Napoleon in Spanje, — Plus VU afgezet. — Vernieuwde oorlog van Oostenrijk tegen Frankrijk tot den vrede van IVeenen of van Schönbrunn. — Napoleons oorlog met Alexander / en zijn tocht naar liusland. — Van 1807 tot 1813.

In het Noorden van Europa sloot de eene staat zich even nauw bij Napoleon aan, als de andere hem fel bekampte. Een half jaar voordat fiieuerik vi (1808—1839, zie blz. 283) den troon besteeg, omhelsde Denemarken de partij van Napoleon, vooral omdat de verontwaardiging der Denen was gewekt tegen de regeering van Engeland, die Frederik, destijds nog kroonprins, in 1807 door het vreeseljjke bombardement van Koppenhagen, op wederreehtelijke wijze had gedwongen, zijn schoone oorlogsvloot naar de Engelsche havens te laten wegvoeren, uit vrees dat anders die kostbare schat Napoleon in handen mocht vallen. Daarentegen hield oustAaf iv adolf, koning van Zweden (1792—1809, zie blz. 285), het goheelenal met Engeland, dewijl hjj Napoleon persoonlijk hevig haatte. Zware verliezen waren het gevolg van den oorlog, dien Zweden nu tegen Rusland, Frankrijk en Denemarken begon. Pommeren werd in 1807 door de Franschen veroverd, Finland in 1808 door Rusland in bezit genomen. Een aantal samengezworenen maakten zich in 1809 meester van Gustaaf Adolf IV en noodzaakten hem, afstand te doen van de kroon. Zijn oom en opvolger, ka hei. xiii (1809—1818, zie blz. 285), sloot in 1809 vrede met Denemarken en met Frankrijk, hetwelk Pommeren teruggaf. Met Rusland kwam in \'t zelfde jaar de vrede tot stand, die Zweden menige opoffering, ook Finland, kostte.

Mot toestemming van Napoleon, die hiertoe echter schoorvoetend overging, benoemden de stenden van dit rijk den 21sten Augustus 1810 maarschalk Bernadotte, prins van Ponto-Corvo (een prinsdom, dat tot den Kerkelijken Staat behoorde, maar in Napels aan de Garigliano, ten n.w. van de stad Napels, ligt), die ton tijde van zijn verblijf als Fransch generaal in Donemarken do genegenheid dor Zweedsche groeten

-ocr page 337-

315

had woton to vorwervon, tot kroonprins van Zwedon on troonopvolger. Bornudotto werd tevens van katholiek Luthersch.

In 1807 verdreef een Fransch leger het koninklijke huis Brat/anza, wegens zijn verbintenis niet Engeland, uit Portugal, dat zich hierop naar Brazilië begaf. Ook jegens Spanje wierp Napoleon nu het masker af. De slechte verstandhouding tusschen Ferdinand , een zoon van Karei IV (zie blz. 313), aan de eene zijde en den koning met den minister Godoy aan de andere zijde begunstigde zijn booze bedoelingen. In Maart 1808 stiet Ferdinand zijn vader van den troon, nam Godoy in hechtenis en aanvaardde als pekdinand vu (1808—1833) de regee-ring. Doch eenige weken later liet hij zich, evenals zijn vader, naar Jiayonne (in \'t z.w. van Frankrijk aan de Adour) tot het houden eoner samenkomst niet Napoleon lokken. Dnar noodzaakte de keizer de. Ifmir-hoiitt, vader en zoon, in Mei afstand te doen van de kroon van Spanjé, welke hij aan zijn broeder jozef gaf, die Napels (zie blz. 312\') aan den groothertog van Berg, joachim si u rat, overliet. De beide Bourbons bleven vooreerst in Frankrijk; maar de Spanjaarden, door Napoleons gewelddadigheden in hun nationaliteit gekrenkt, verhieven zich vol haat tot een hardnekkigen en heldhaftigen kamp, om het vreemde juk af te werpen.

Deze oorlog, een ware volksstrijd, die het eerst Napoleons macht begon te ondermijnen, was in de eerste jaren vol wisselingen, want nu eens hadden de Spanjaarden, dan weer de Franschen do overhand. Tot Nov. 1808 zegevierden de talrijke, doch ongeoefende Spaansohe krijgsbenden veelal, hoofdzakelijk door zich tot den kleinen of zoogenoem-den t/uerilla-oorlog te beperken , waartoe de gesteldheid van \'t land hun oen uitmuntende gelegenheid aanbood. Maar toen Napoleon zelf in Nov. 1808 aan \'t hoofd zjjner legers verscheen en eenige malen in \'t open veld zegepraalde, neigde de krijgskans weer tot zijn voordeel. Tn \'t zelfde jaar verbond George III, koning van Engeland, zich met Spanje en zond een leger onder Arthur Wellesley, sinds 1810 hertog van Wellington (in Somerset). Tevens richtten lt;le Cortes of afgevaardigden van \'t volk te Cadix een regentschdp o/i, dat de leiding van \'t geheel op zich nam. Nadat Napoleon wegens de krijgstoerustingen van Oostenrijk naar Parijs was teruggeijld en maarschalk So uit, hertog van Dalmatië, als opperbevelhebber achtergebleven, bestreden de guerilla-benden hem op hun wijze, den oorlog in \'t open veld aan Wellington overlatende. Na de overwinning bij Salamanca (in\'t z. van Leen, aan de Tormes) op den veldheer Mar ment, hertog van Ra-gnsa (in Dalmatië), den 22sten Juli 1812, verdrong Wollington, dooide Cortez tot opperbevelhebber der Spaansche legers benoemd on begunstigd door den rampspoedigen tocht der Franschen naar Rusland, allengs de vijanden geheelenal uit Spanje.

Ook de verstandhouding van Pius VII mot Engeland nam de man des gewelds euvel op. Hij liet daarom Rome in 1800 mot krijgsvolk

-ocr page 338-

316

bozotton on vorklaartlo, dat do wereldlijke macht van don paus was opgohoven. Toon nu l\'ius don l)an over Napoleon uitsprak, liotdo keizer hom in heohtenis nemen en als gevangene eerst naar Savöna (ton /,.w. van Genua aan zoo), later naar Fontainebleau vooren. De Kerkelijke Staat werd thans bij het groote rijk van den keizer der Franschen ingelijfd, welk lot het koninkrijk Etrurio (zie blz. 310) reeds in\'t vorige jaar had getroffen.

In 1809 verklaarde Oostenrijk, vertrouwende op don tegenstand der Spanjaarden en op den alom ontwakenden volksgeest, Bonaparte op nieuw don oorlog. Wederom liep hij ongelukkig voor dezen staat af. lieeds in Mei namen do Franschen Weenen in bezit, en, hoewel aartshertog Karei in die maand den slag bjj Aspern (ten n.o. van Woenon, aan den Donau) won, viel die bij Wag ram (ten n.o. van Aspern) op don 5den en den 6den Juli tot zijn nadeel uit. Hoe moedig ook de in massa opgestane Tyrolers onder Andrëas Ho for en anderen voor Oostenrijks belangen en voor hun eigen vrijheid streden, verplichtte toch de loop der gebeurtenissen koizer Frans I tot den vrede van Weenen of ran Schiln-hrunn (oen slot nabij die stad) (Oct. 1809), die Oostenrijk menige landstreek kostte. Kort daarna liet de keizer der Franschen zich van zijn gomalin Josóplrne scheiden en huwde de aartshertogin Maria Louise, een dochter van Frans I, uit welk huwelijk in 1811 een zoon werd geboren , wien Napoleon den titel koning van Home schonk en die in 1832 te Weenen is overleden.

In plaats van te voldoen aan Napoleons eisch tot verscherping van \'t continentaalstelsel scheurde keizer Alexander zich in Dec. 1810 er geheel van los, tevens vorderende, dat de Franschen eindelijk oons tot de ontruiming van Pruisen zouden overgaan. Bonaparte begreep, dat ook Rusland moest worden vernederd. Met een geducht leger van ruim een half millioen manschappen, gedeeltelijk uit hulptroepen bestaande van de meeste Europeescho staten, inzonderheid van Oostenrijk en van Pruisen, trok Napoleon in Juni 1812 over de westelijke grensrivier van Rusland, de Niemen. Eonige malen versloegen de Franschen de Russen, niet voel boven de 250,000 man sterk, over welke do veldmaarschalk Barklay do Tolly het opperbevel voerde en die steeds terugtrokken. Een hevig gevecht viel in Aug. voorbij Smolensk (aan de Dnieper, ten z.o. van Witebsk). Alsnu benoemde Alexander Kutïlsow (zie blz. 312) tot opperbevelhebber, die don 7don Sept. den slag bjj Borodino (ten w. van Moskau), ook welaan de Moskwa geheeten, verloor, voorden bloedigste gehouden , die sedert de aanwending van het buskruit tot dien tijd werd geleverd on na welks afloop Napoleon N e y met den titel „vorst van de Moskwaquot; vereerde. Den 14den Sept. trok Napoleon het door de inwoners verlatene Moskau binnen, ten einde in deze aloude hoofdstad van Rusland den czaar den vrede voor tc schrijven.

Onverwachts stond do groote stad, waar Napoleons leger zich van de vermoeienis hoopte to herstellen, in brand. Ook voor dit zware offer

-ocr page 339-

317

deinsde do haat der Russen tegen de indringers niet terug. Den 17den Oct. aanvaardde Napoleon den terugtocht, en wel langs denzolf\'den weg, waaro]) hjj, alles verwoestende, was binnengedrongen. Maar de vroegtijdig invallende vreeselijke koude, nijpend gebrek en bestendige aanvallen dor zeer talrijke en door bittoren haat tegen den vijand bezielde Kussisohe legers losten weldra alle tucht en orde bij de Franschen op. Zeer veel nadeel brachten aan her wijkende Fransche leger bovenal rfe tea/c/i:e« too, oen onregelmatige ruiterij, welker hoofdwapen in do lans bestaat, die niet aan reglementen en voorschriften is gebonden en waarbij elk voor zich, niet bij afdeolingon of eskadrons, strijdt. liet gohoole hoofdleger werd, inzonderheid bij den rampzaligen overlocM ooer de Ikvezïiia (een zijtak der Dnieper, naar \'t w.), den 26--28ston Nov. vernietigd. Van de bijna ontelbare menigte good gewapende en behoorlijk uitgeruste krijgslieden, die vijf maanden tevoren Rusland was binnengedrongen, keerde niet een enkele afdeeling in goede orde over de Niemen terug. Ten minste 300,000 man kwamen door \'t vuur, door do koude of door de ontbering aller levensbehoeften in Rusland om. De beide andere legers, niet zoo ver voortgerukt, waren bij tijds, zonder zulke ontzettende verliezen te ondergaan, binnen hun grenzen teruggetrokken. Doch de Pruisische generaal York, die het sterkste gedeelte van den linkervleugel aanvoerde, viel van Napoleon af en sloot don 30sten Dec. een verdrag met do Russen , waarbij zijn korps als onzijdig werd erkend. Napoleon zelf had het leger in \'t begin van Doe. verlaten en was op een boerensledo to Warschau aangekomen. Vandaar spoedde hij zich naar Parijs, om zich op nieuw tor voortzetting van do vijandelijkheden toe te rusten.

§ 121.

Jk norluy der hondgenooten tegen Napoleon en hun veldtocht in Frankrijk gedurende den winter. — Na/ioleons val en zijn vertrek naar VIIki. —

Lode wijk XVIII (liowbon) koning van Frankrijk. — De eerste vrede van Parijs. — Van 1813 tot 1814.

De onvoorziene rampspoed van den man, die tot hiertoe nagenoeg geheel Europa beheerschte, gaf den volkeren een krachtiger! wenk, die bij hen de overtuiging wekte, dat het uur hunner bevrijding had geslagen. Het eerst snelden de Pruisen, opgeroepen door hun koning Froderik Willem III, met zeldzame geestdrift te wapen. Middelerwijl had Napoleon nieuwe scharen bijeongobracht, waarbij zich de Saksen aansloten, wier koning, getrouw aan zijn eens gegeven woord, zich niet, gelijk zoovele anderen, van het Rijnverbond losrukte. Toen men uit de onderhandelin-gon, door Oostenrijks bemiddeling op een congres te Praag aangeknoopt, de overtuiging putte, dat Napoleon geen afstand wilde doon van zijn dictatoriale macht over Europa, begonnen do vijandelijkheden van Rusland, Pruisen, Oostenrijk, Engeland en Zweden tegen Frankrijk mot ver-

-ocr page 340-

318

niouwdü krachtsiiipanning. Tegoiiovor eou zego van Napoleon zelf bij Dresden in Augustus 1813 stond, dat zijn maarschalken in dezelfde maand herhaalde nederlagen leden. Oudinot werd bij Grosz-Beeren (ton z.w. van Berlijn) door Bernadotte, Macdonald bij de Katz-baeh (een zijtak der Oder, ten u.w. van Breslau) door den Pruisischen generaal Blüeher, van Da mme bij Kul in (in Bohemen, ten n.o. van Teplitz) door een gedeelte van het leger geslagen, hetwelk onder bevel stond van den Oostenrijkschen veldheer Sc h war ze n be rg. Eindelijk trokken de oorlogvoerende partijen haar troepen op de uitgestrekte vlakten van Leipzig bijeen, waar een driedaagsehe bloedige volkerenslug (den löden, den 18deii en den 19doji Oct.) ten nadeele van Napoleon afliep en Duitschland bevrijdde.

De Franschen vloden over den Rijn, en Leipzig werd door de bond-genooten bezet. De aldaar achtergebleven koning van Saksen werd als gevangene vooreerst naar Berlijn gevoerd. Beieren was even vóór den slag van Leipzig van het Rijnverbond afgevallen en had zijn troepen bij het leger der bondgenooten gevoegd. Na dien slag volgden Wurtem-berg en anderen. Dus was Duitschland tot don Rijn van de Franschen bevrijd, en het Rijnverbond verviel. Hierop gebruikte Bernadotte zijn troepen tot het beoorlogen van Napoleons bondgenoot Denemarken en dwong dezen staat in Jan. 1814, Noorwegen (zie blz. 164) aan Zweden af\' te -staan. Op die manier kreeg Zweden vergoeding voor het verlies van Finland. Van zijn kant werkte do Pruisische generaal Bülow tor bevrijding van de Nederlanden mede, waarheen do erfprins van Oranje, een zoon van Willem V, den 30sten Nov. 1813 uit Engeland terugkeerde. Eveneens was Spanje reeds, na Wellingtons groote overwinning bij Vittoria (in de provincie Alava, ten w. van Pamplöna), den 21sten Juni 1813 op koning Jozef en Jourdan behaald, voor Frankrijk verloren gegaan.

In \'t laatst van December 1813 en den Isten Jan. 1814 trokken do bondgenooten onder aanvoering van Sehwartzenberg en van Blüeher over den Kijn, na tevoren Napoleon, doch vruchteloos, den vrede te hebben aangeboden, onder voorwaarde dat de Rijn, de Alpen en de Pyrenaeön Frankrijks grenzen zouden zijn. Zij zetteden hun marsch voort, be-stonnden de hoogten van Montmartre (ten n. van Parijs) en verplichtten maarschalk M a r m o n t tot capitulatie. Den 31 sten Maart hielden keizer Alexander l en koning Frederik Willem 111 hun plechtigen intocht in Frankrijks hoofdstad. De Fransche senaat, door Talleyrand geleid, verklaarde den 2den April Napoleon Bonaparte van den troon vervallen. Eenige dagen later deed de keizer, die zich naar Fontaine-bleau had gespoed, zelf afstand, maar ten behoeve van zijn zoon (zie blz. 31G), die deswege en om hetgeen in 1815 geschiedde Napoleon 11 wordt genoemd, oen voorwaarde, waarop niet werd gelet. Slechts verwierf Napoleon, met behoud van zijn titel, het eiland Mllxi (zie blz. 310) met ruime inkomsten voor zich en de zijnen.

-ocr page 341-

Den 4(lcii Mei 1814, don dag, waarop Napoleon up Elba landde, trol( do voormalige graaf van Provonce (zie blz. 297), thans i,o d h w ij i; xviii (Bourbon) (1814 — 1824), Parijs binnen, aanvaardde de regeering on gat\' reeds den 4don Juni aan Frankrijk een nieuwe staatsregeling, op Engelscho leest geschoeid, de churte geheeten. In \'t wezen der /aak geleek zij echter zeer weinig op do Engelsche staatsregeling. Metterdaad was zij een terugkeer tot hot oude. liet recht om wetsontwerpen bij do beide kamers, bij den senaat en bij die van do afgevaardigden des volks, in te dienen had alleen de koning. Van verantwoordelijkheid der ministers werd geen melding gemaakt in do charte, tenzij in geval van verraad of afpersing. Slechts ten aanzien van de wetgeving en van hel hudf/et (eigenlijk beurs) of de jaarlijksche begrooting der inkomsten en der uitgaven van het rijk was de regooring van do good- of de afkeuring der kamers af lian-kelijk. Het eerste, dat vervolgens te doen stond, was vrede te sluiten niet de verbonden mogendheden. Bij den eersten vrede te Parijn (den SOsten Mei 1814) trad Frankrijk binnen zijn grenzen terug, ongeveer zooals zjj op den Isten Januari 1792 waren geweest, dooh naar den kant van België, van Duitschland en van Sardinië eenigszins ruimer, dan die het op het aangeduide tijdstip had gehad. In Italië word alles grootendeels op den ouden voet teruggebracht, en ook paus Pi us VII keerde naar zijn staten weder en herstelde door de bul psollicitado omnium ecclesiarun;quot; van den 7den Aug. 1814 de orde der Jezuïten voor de gehoelo Christenheid (zie blz. 27.!1). Eveneens hield victor KiMANuel i (1814 1821, overleden 1824), als koning van Sardinië, zijn intocht te Turijn. Hij was een broeder van Karei Emanüel IV (zie blz. 307), die in 1802 voor goed do kroon had nedergolegd.

§ 122.

Het congres van Weenen. — De terugkomst ran Najxjleon en zijn laatste ooi\'log tegen de hondgenooteu. — Ondergang nan Marat. — Napoleons va! en de tweede Parijsche vrede. Het heilige verhond. — Van 1814 tot 1815.

Do beheerschers van Rusland , van Oostenrijk en van Pruisen , die persoonlijk in de gevaren van den oorlog hadden gedeeld , de koningen van Denemarken , van Beieren en van Wurlemberg, alsmede de vorsten of de gezanten der overige staten van Europa kwamen hierop, van den Isten Nov. 1811 tot den lOden Juni 1815, op het congres can Weenen bijeen, ten einde de verwarde aangelegenheden van dit werelddeel in orde te brengen. Te midden van een ontelbare reeks feesten en verstrooiingen werd daar de kaart van Europa herzien en de omvang van \'t gebied van elke mogendheid vastgesteld. De vijf groote mogendheden, die er den hoofdtoon voerden, waren Engeland, Oostenrijk, Rusland, Pruisen en Frankrijk, aan welk laatste rijk de vier overige, hoewel eerst met weerzin, hij de

-ocr page 342-

320

beraadslagingon weldra een rang, gelijk aan den haren, toekenden. Van de ministers, die voor de verschillende staten zitting hadden in het congres, waren de voornaamste: Metternich voor Oostenrijk, Talleyrand voor Frankrijk, Castle reagh voor Engeland, Nesselrode voor Rusland, Hardenberg voor Pruisen. De hoofdinhoud der bepalingen van het congres van Weenen is:

Ruxlcnid krijgt het hertogdom Warschau onder den litel koninkrijk l\'oleit. Oostenrijk bekomt Opper-Italië ten o. van de Tesslno en ten n. van de Po, benevens een kleine streek ten z. dier rivier, tot het vroegere hertogdom Mantua bohoorendo, als Lomlxmlijsch- Venelidansch koninkrijk, en Tyrol. Krakau met haar gebied wordt voor een vrjje stad verklaard. (In 1846 is zij aan Oostenrijk toegevoegd.) Aan Pruisen worden bijna de helft van het koninkrijk Saksen, het groothertogdom Posen, Zweodsch Pommeren met liiigen, Kloof, Berg en andere deelen van Westphalen, benevens het grootste gedeelte van den linker lljjnoever tot de Saar (oen zijtak der Moezel, nabij Trier), toegekend. Van de tien provinciën dezer monarchie behooren Oost- en West-Pruisen, alsmede Posen niet tot het Duitsche verbond. Beieren verkrijgt een deel van den linker-Rijnoovcr, Hannover, sedert tot een koninkrijk verheven en in 1803 met hot voormalige bisdom Osnabrück vergroot, verwerft Oost-Friesland, Lingen, Meppen (ten n.o. van Bentheim) en eenige andere streken. Frankfort aan-de Main, Bremen, Hamburg en Lubeck blijven vrije steden. Meelden-hurt/ en Oldenhury worden groot-hertogdommen. De gezamenlijke vorsten en de vrije steden van Duitschland, negenendertig in getal, vereenigen zich tot het Duitsche verhond. Voor hot bestuur der aangelegenheden van dit verbond richt men den hondsdag te Frankfort aan de Main op, waarop elke vorst of vrije stad zijn gezanten zendt en waarvan de keizer van Oostenrijk voorzitter is. Groot-Britannië behoudt een aantal koloniën, o.a. de Kaap de goede hoop; bovendien verkrijgt het Helgoland (ten w. van llolstein) en Malta. Zwitserland, met Oenève, Wallis en Neufchatel vergroot, bestaat uit tweeëntwintig kantons. De Zuidelijke Nederlanden, benevens Luik, met de Noordelijke voreenigd, worden ten getale van zeventien provinciën, aan willem i van Oranje als koninkrijk toegewezen. Tevens krijgt deze staat het meerendeel zijner koloniën terug. Sardinië wordt met het gebied van Genua, Denemarken met Lauenburg tot de Elbe vergroot, dat Hannover aan Pruisen had afgestaan en Pruisen op zijn beurt voor Zweedscii-Pommeren aan Denemarken overliet. De Kerkelijke Staat wordt ongeveer in zijn vroegeren omvang hersteld; maar Frankrijk behoudt Avignon en Venaissin (zie blz. 306). Panna en Piacenza komen aan Maria Louise. De zeven Ionische eilanden worden onder bescherming van Groot-Britannië gesteld.

Nog beraadslaagde het congres, toon Napoleon den Isten Maart 1715 bij Cannes (ton z.w. van Nizza) landde. Vele steden openden hem haar poorten; de troepen, tegen hom afgezonden, zelfs de maarschalk .Ney, schaarden zich aan zijn zijde. Het was, alsof hij een geheime

-ocr page 343-

321

aantrekkingskracht bezat, waartegen niemand bestand was. Den 20stcn Maart trok hij Parijs binnen, waaruit Lodewijk XVIII naar Gent was gevlucht. Doch hot congres van Weenon had hom reods don ! 3den Maart, als verstoorder van do rust dor wereld, in don ban gedaan, on de oorlog begon op nieuw. Murat, koning van Napels, in \'t vorige jaar van Napoleon afgevalion on tot do bondgenooton overgegaan, hervatte, op do tijding dor terugkomst van zijn zwager, do vijandolijkhedon togen Oostenrijk. Keeds in Juni echter was; zijn leger ontbonden cn hijzelf naar Frankrijk gevlucht, waarop Ferdinand iv (zie blz. 312) zijn koninkrijk weder in bozit nam. En toen Murat later, na den val van zijn voormaligen gebieder, met een handvol volks den koning van Napels trachtte te onttronen , werd hij gegrepen en dood geschoten.

Intusschen waren de Zuidelijke Nederlanden bestemd om het tooneel te zijn, waar Napoleons lot en dat van Europa zou worden beslist. Hier stonden twee hoofdlegers dor bondgenooten, hot eeno uit Engelschon en Nederlanders bestaande, onder don hertog van Wellington, tellende ruim 100,000 man, en liet Pruisische, door den grijzen Bliiohor aangevoerd , sterk ruim 120,000 man. Hot leger der Eranschen bestond uit nog geen 120,000 man. Den ICden Juni leverde Napoleon aan de Pruisen, dio vruchteloos op hun bondgenoot bleven wachten, don slag bij Ligny (ten z.o. van Brussel), waar Blüchor werd geslagen , maar zóó, dat hij zijn troepen nog tot een geregeldon aftocht kon bijeentrekken. Grouchy bo-volende, de vervolging dor Pruisen op zich te nemen, trok Napoleon zelf, in den waan dat do krachten van dezen vijand waren vernietigd, met zijn hoofdleger op Wellington los. Middelerwijl was maarschalk Noyden IGdon Juni door den erfprins van Oranje bij Quatre-Bras (een klein gehucht bij oen kruisweg) teruggedrongen.

Eindelijk had don 18den Juni 1815 de grooto veldslag plaats, dienaar Waterloo (ten z. van Brussel), naar Bell o-A 11 i a n o e (een pachthoeve, in do nabijheid dier stad) of naar het dorp Mont St. Joan zijn naam draagt. Reeds waren do Engelschon op het punt om to wijkon, toen do plotselinge verschijning der Pruisen onder Biilow den slag togen den avond ton nadeolo der Eranschen besliste. Had Grouchy, de bevelhebber van den rechtervleugel, het durven wagon, op zijn eigen vorantwoordolijklKud van den last, dien hij had gekregen , do vervolging dor Pruisen na don slag bij Ligny, af te wijken en zich den IBden Juni op Waterloo te richten, wellicht ware de uitkomst van den slag oen andere geweest. Ten dooie alzoo is do schuld dor nederlaag aan hem te wijten. Orooter deel aan die schuld hooft Ney, do kommandant van den linkervleugel, dio verzuimde Quatre-Bras bij tijd te bezetten en daardoor verhinderd word, bij Ligny mode te strijden. Eenigormato kan men ook Napoleon zelf voor het verlies van den slag verantwoordelijk stellen, die bodachtzaraor en langzamer was geworden dan voorheen, een enkele maal niet genoegzaam stellige bevelen gaf, in \'t kort, die maar al te duidelijk toonde, dat hij niet langer zoozeer als vroeger aan zichzelf geloofde.

Wijnnb, Handhoek der Aly. Geschiedenis, Ode druk. 21

-ocr page 344-

322

Dozo volledige nederlaag maakte een eind aan do zoogenoemde regeering dor honderd dayen. Want Napoleon, van alle middelen tot het voortzetten van den oorlog verstoken, deed den 22sten Juni ten tweedon male afstand van do kroon. Wol deed hij dit wederom ton behoove van zijn zoon, die ook als keizer der Franschon werd uitgeroepen; doch op deze bepaling werd in \'t geheel geon achtgeslagen. Kort daarna gaf hij zich bij Rochefort (ten z. van la Rochelle, aan zee) aan do Engelschon over, nadat de vloot dezer natie hem de voorgenomen vlucht naar Amerika had belet. Volgens een besluit der mogendheden voerde men hem nu als gevangene naar St. Helena (in den Atlantisehen Oceaan, ten n.w. van het Kaapland), waar hij door den Engelschon generaal Hudson Lowe werd bewaakt on don 5den Mei 1821 overleed. De tweede vrede van Parijs, don 20sten Nov. 1815, bracht Frankrijk, waarover Lode wijk XVIII het bewind weder aanvaardde, binnen de grenzen van 1790 terug (zie echter blz. 320, bij den Kerkolijken Staat) en ontnam aldus aan dit rijk de bij den eersten vrede van Parijs (zie blz. 319) bepaalde gobiedsvergrooting. Ook moest het don bondgonooten oen som van 350,000,000 gl. als schadevergoeding voor oorlogskosten geven. Eindelijk legde men Frankrijk de verplichting op, gedurende vijf jaren een bondgenootschappelijk leger van 150,000 man te onderhouden en hiervoor een aantal vestingen in \'t n.o. van het rijk in te ruimen. Van deze laatste verplichting werd het evenwel in 1818 ontslagen.

Wat de overwinnaars betreft, nog gedurende hun verblijf te Parijs sloten zij, met name keizer Alexander, keizer Frans I en koning Frederik Willem , don 20sten Sopt. 1815 het heilige verhond. Hierbij erkondon zij, dat, naar do leer des Evangelies, alle Christenen slechts één als broeders vereenigd volk uitmaken, en beloofden, zoowol onder elkander als mot betrekking tot hun onderdanen, gelijk waro huisvaders, do voorschriften der gerechtigheid , der liefde en des vredes te zullen opvolgen. Met uitzondering van Groot-Britannië, van den Kerkolijken Staat en van Turkije sloten zich achtereenvolgens do overige Europeesche mogendhoden bij dit verdrag aan.

§ 123.

De. Nederlanden onder Willem lr. — De Bataafsche Repiihliel: met lal nm elkander afwisselende conslitutiën, — liutger Jan Schlnmelpen-nincle. — Lodewijk Napoleon koning van Holland, — De Nederlanden als deel van Frankrijk. — De Nederlanden en België als koninkrijk onder Willem I. — Van 1787 tot 1815.

\'t Pruisische leger (zie blz. 288) en do wil van een groot dool der No-dorlandscho natie horsteldon willem v in al zijn waardigheden en rechten. Pruisen en Engeland waarborgden in 1788 bij oen overeenkomst, mot do Republiek gosloton, hot orfstadhouderschap. In \'t zelfde jaar stolden do

-ocr page 345-

323

staten (lev zeven gewesten, benevens die van Drente, een geschrift op, de, aide van garantie, waarin zij het erfstadhouder-, kapitein-generaal- on admiraalschap voor een wezenlijk doel van den regeeringsvorra, vooreer; grondwet van staat verklaarden. In 171)1 trad do erfprins (zie blz. 287) in het huwelijk mot Frcderika Louise Willi el mina, een dochter van den koning van Pruisen. Uit \'s prinsen huwelijk sproten in 1792 Willem Prederik George Lodewijk, in 1797 Willem Prederik Karei, in 1809 Marianne. Vele heilzame pogingen werden aangewend, vooral door don raadpensionaris van de Spiegel, om de Republiek op te beuren. Maaide gebreken in \'t staatsbestuur waren vele; zij waren verouderd. En bij den omkeer van zakon had men niet vergeten en vergeven: scharen patriotten , van de amnestie uitgesloten, weken naar Prankrijk; velen werden van hun ambten ontzet, anderen uit den lande gebannen. Tweespalt en partijschap bleven voortwoelen, en het einde van den staat naderde.

Vruchteloos streden (zie blz. 302) Willems zonen, Willem Prederik en Prederik, met moed en beleid aan\'t hoofd der Nederlandsche scharen, die een deel uitmaakten van \'t leger dor bondgenooten. Weldra kwamen Pransche legioenen, door vroeger uitgeweken patriotten onder Daendols geleid , naar ons land afzakken. Daar de nationale conventie had verklaard , dat zij zich in geen verdrag met do Republiek wilde inlaten, eer de stadhouder zich had verwijderd, vertrok Willem V (zie blz. 303) eerst naar Engeland, vervolgens in 1800 naar Brunswijk, waar hij den 9den April 1806 overleed. Thans bezweek de oude staat, om bij het Haagsche verdrag van Mei 1795 plaats te maken voor de Bataaf ache RepuMiek, die onzen landgenooten evenwel op zware offers kwam te staan. Beide partijen hadden de spreuk der vaderen: „eoncordia ros parvae crescuntquot; (eendracht maakt macht) vergeten, en met 100,000,000 gl., het voortdurend onderhouden van 25,000 man Pransche troepen, den afstand van Maastricht, Venlo en Staats-Vlaandercn, het openen der Schelde en het toelaten van Pransche bezetting in Vlissingen moest hot vaderland don schijn van onafhankelijklicid van Prankrijk betalen. Daarenboven verklaarde Engeland om deze verandering aan de Republiek den oorlog en ontnam baar bijna al hare buitenlandsoho bezittingen. Onder het goede, dat uit den druk dor tijden werd geboren, was dit, dat bij de nieuwe staatsregeling, oerst na lange en hevige oneenigheden den Isten Mei 1798 afgekondigd, het Gemecnebest één en ondeelbaar werd verklaard, zoodat de zeven souveroine staten of provinciën, do vroegere Generaliteitslanden of veroveringen en het bondgenootschappelijk landschap Drente van nu aan maar één staat vormden. De provinciale naijver en tegenkanting weken nu langzamerhand voor een toenemende nationale eenheid, waarvan de gelukkige gevolgen zich ten minste in meer algemeeno ontwikkeling vertoonden. Ook de druk der stedelijke aristocratie hield thans op, terwijl (Ze amalgame of ineensmelting der schulden in 1798 plaats greep en de gelden sinds dat jaar in één algemeeno kas kwamen.

In 1801 verving een nieuwe constitutie die van 1798. In April 1805

21*

-ocr page 346-

324

maakte, altijd onder Frankrijks invloed , deze grondwet weer plaats voor oen derde, meer eenhoofdige staatsreyeliwj, waarbij Rutger Jan Schiinniel-penninek, onder den naam raadpensionaris van het Rataafscho Gc-meonehest, niet een bijna vorstelijk gezag werd hokleed. Tegelijk werd de wetgevende macht aan een vergadering van 19 leden, „hunne hoogmo-gendon, ropresenteerende hot Bataafsche Gemeenebestquot;, opgedragen. Zooveel hij vermocht, wendde Schimmelpenninck zijn macht ten algemoonen nutte aan, zooals dan ook do daadwerkelijke regeling van het lager onderwijs , het invoeren van algemeeno in plaats van de vroegere provinciale belastingen, commissien van landbouw en andere instellingen gunstig voor zjjn bewind getuigen.

Maar de machtige en alles beheerschende geest van Napoleon duldde ook deze zwakke schaduw van een onafhankelijke republiek maar kort. Een vierde staatsregeling volgde in Juni 1806, en lo de wijk napo-r.HON werd koning van Holland, tegen erkenning van do oppermacht zijns broeders als hoofd van \'t geslacht. Hem word eon wetgevend lichaam van 39, alsmede eon staatsraad van 18 leden toegevoegd. Waar Lodewljk als koning zijn eigen weg kon bewandelen, poogde hij het goede tot stand te brengen; doch do bevelen zijns broeders bondon hem moestal de handen. Een onvoorziene ramp trof daarenboven onder zijn regcering ons land: den 12den Jan. 1§07 sprong te Leiden een kruitschip, waarbij 152 menseheu het leven verloren. Aan grondgebied werd de staat bij den vrede to Tilsit (zie blz. 313) uitgebreid, doordien Jever (thans in \'t n.w. van \'t groothertogdom Oldenburg) on Oost-Friesland , tegen den vollen afstand van Vlissingen en zijn tafel, dat aan Frankrijk kwam, met het koninkrjjk Holland werden vereenigd. Een aanvankelijk wol geslaagde, spoedig evenwel toch mislukte landing der Engelschen op Walcheren in 1809 deed het den keizer vervolgens raadzaam achten, het koninkrijk Holland, ter beveiliging van Frankrijk, te verkleinen. Geheel Zeeland, Brabant, een gedeelte van Gelderland en een klein deel van Holland kwamen aan Frankrijk, zoodat de Waal de grens van \'t land in \'t z.o. werd.

Inmiddels bespeurde Lodewijk meer en meer, dat de bedoeling zijns broeders eigenlijk hierop neerkwam, Holland wol in naam als koninkrijk, doch metterdaad als wingewest van Frankrijk te doen bestaan. Daarom logde hij den Isten Juli 1810 de kroon neer ten behoeve van zijn jeugdigen zoon, tot wiens voogdes hij zijn gemalin Hortensia, een dochter van Beauharnais en Josóphino (zie blz. 311), een stief- en aangenomen dochter van Napoleon I, benoemde, en leefde van nu aan onder don naam „graaf van St. Leu (ten n. van Parijs)quot;, tot hij in 1846 te Livorno (in \'t n.w. van Toskane, aan zoo) overleed. In plaats echter van de regeo-ring, ons land door Lodewijk toegedacht, word het reeds don 9den Juli bij het grooto keizerrijk ingelijfd. Le Brun, hertog van Flaisunco (d. i. Piacenca of hot oude Placontia, in \'t n. van Italië), een grijsaard, kwam als algemeen stedehouder in de Nederlanden. Do provinciën, vroeger reeds in departementen veranderd, worden Franscho departementen met

-ocr page 347-

325

prefecten als stodohoudcrs, o. a. do Celles en do Stassart, van wolko zich vooral de eorsfo don vloek der natio op don hals haalde, Alroede in 1811 was do druk der inljjving recht voelbaar, toen do gevolgen zich vertoonden. Do renten der staatsschuld worden (jetiërcecvd, d. i. tot op con derde verminderd; do conscriptie of gedwongen opschrijving tot don krijgsdienst ingevoerd; de censuur ingesteld en dus de vrijheid der drukpers vernietigd; con argwanende cn strenge politie vernieuwde de herinnering aan do inquisitie uit vroegere dagen; het openbaar onderwijs werd naar dat der Franschon verwrongen. Tot overmaat van ongeluk viel do laatste onzer koloniën, Java, in handen der Engclschon, terwijl de verordeningen van het continentaalstelsel onzen zeehandel geheel vorniotigdon en alle verkeer onmogelijk maakten. ïaal en letterkunde dreigde een volkomen verval. Ternauwernood was dan ook de naam van Napoleons nederlagen in Rusland cn bij Leipzig tot de Nederlanden doorgedrongen, of (zie blz. 318) men wierp in \'t laatst van 1813 het juk der overheersching af en dreef do Franschen het land uit. De graaf van Limburg-Stirum, van der Duyn van Maasdam en van Ilogendorp bewerkten voornamelijk deze bevrjjding. Do beide laatstgenoemden namen met Kemper het bestuur des lands op zich tot de komst van den zoon van den in ballingschap overleden quot;Willem V (zie blz. 323), willem van oranje, dio den 2dcn Dcc. als souvereine vorst werd uitgeroepen. Nadat een algemeeno vergadering van notabelen uit hot geheele land den SOsten Maart een nieuwe yrondwet, de rijfde, onder de leiding van van Ilogendorp door een staatscommissie opgesteld, had aangenomen , greep do inhuldiging van den souvereinen vorst den 31sten Maart 1814 plaats. Hij wisselde in 1815 deze waardigheid met die van (quot;Willem I) koning der Nederlanden, een rijk, dat het Weencr congres deed ontstaan door de Belgische provinciën, benevens Luik, met den staat der Nederlanden te voreenigen. Een yrondwet, in \'t zelfde jaar tot stand gekomen, de zesde, schonk den nieuwen staat meer hechtheid. Luxemburg, dat tot het Duitsche verbond (zio blz. 320) behoorde, werd als (jrootherlogdorn aan Willem I toegevoegd.

-ocr page 348-

NIEUWSTE GESCHIEDENIS.

Van 1815 tot 1886.

§ 124.

Spanje. — Opheflinij der yrondwet van 1812. — Verdnihkiny en lt;je-ivelddadiy bestuur. — Omwent elinlt;j van 1820. — Congres te Vei •una. — Onderwerping van H land en der partijen door een Franseh leger. — Herstelling van H gezag van Ferdinand VII. — Hernieuwde willekeur. — Opheffing der salisehe wet. — Dood van Ferdinand VII. — Isabella II. — Aanspraken van don Carlos. — De burgeroorlog der Christ tno\' s en der Car list en. — Espartcro, hertog der overwinning. — Don Carlos geeft den strijd op. — Huwelijk van Isabella II. — Narvaez, hertog van Valeneia. — O\'Donnell. — Oorlog tegen Marokko. — Oproer van Prim. — Isabella wijkt naar Frankrijk. — Amadcus I koning. — Hij doet afstand van de kroon. — Spanje een Republiek onder verschillende presidenten. — Alphonsns XII tot koning benoemd. — Hernieuwing van den burgeroorlog met de Carlisten. —■ Beresford in Portugal. — Invoering der Spaansche constitutie. — Johan VI keert uit Brazilië weder. — Brazilië scheurt zich los en wordt een keizerrijk onder Peter I. — Dood van Johan VI. — De Braziliaansche staatsregeling. — Burgeroorlog tusschen Maria da gloria en Miguel. — Peter IF keizer van Brazilië. — Miguel laafden strijd varen. — Dood van Peter I en twee achtereenvolgende huwelijken van Maria. — Da Costa Cabral. — Saldanha. — Dood van Maria. — Het huis Braganza-Koburg. — Peter V. — Lode wijk I.

Voortdurend streefden de volkoren van Europa, veelal door herhaalde opstanden, naar verbetering van hun toestand. Vooral was dit hot geval in Spanje, waar fekdinand vu (zie hlz. 315), na den val van Napoleon, do regecring wederom had aanvaard. In don tijd dor verdrukking, toen Spanje nog gedeeltelijk onder het Fransche juk zuchtte, in 1812, hadden de Cortez, te Cadix (zie aldaar) vergaderd, oen grondwet of staatregeling

-ocr page 349-

327

ontworpen, die den lOden Maart van dat jaar was afgekondigd. Dezo grondwet beperkte het koninklijk gezag zeer. Zij ging uit van do stelling, dat do souvereiniteit bij de natie berust en do koning sioehts do taak hoeft, den wil van \'t volk uit te voeren. De koning had geenszins hot recht, do Cortez te ontbinden of te verdagen. Zij moesten elk jaar gedurende don tijd van drio maanden bijeenkomen. Uitermato talrijk waren de bevoegdheden dezer Cortez: zij hadden een bijna onbeperkte wetgevendo macht, keurden de verdragon mot vreemde mogendheden goed, bepaalden do sterkte dor land- en der zeemacht, bestuurden do geldmiddelen, haddon veel invloed op de inrichting en op \'t getal dor rechterlijke ambten on op den tak van \'t onderricht. Tweemaal mocht de koning zijn bekrachtiging aan do wet of aan een besluit der Cortez onthouden: bij een derdo aanbieding moest hij zo verleenen. Do koning had do uitvoerende macht; doch in vele opzichten werd zij zeer beperkt door do Cortez. Zelfs was er in de grondwet een artikel, dat do Cortez machtigde, van do troonopvolging hen uit te sluiten, die zij ongeschikt achtten voor hot voeren van den sohepter. Do hoofdzakelijke grond voor deze nauwe omschrijving dor rechten van het koningschap was de vrees, dat anders Napoleon Ferdinand, wien hij in zijn macht had, tot beloften mocht dwingen, die aan de belangen van \'t volk afbreuk deden. Toen deze grondwet werd afgekondigd, ontving men ze in \'t Zuiden van \'t land met uitbundige toejuiching. In \'t midden en vooral in \'t Noordon werd zij scherp afgekeurd. Jiovendien behaagde zij volstrekt niet aan de geestelijkheid in \'t algemeen.

Vermits in do grondwet van 1812 eon artikel stond, dat iedere wijziging gedurende een tijdsbestek van acht jaren verbood, stelden de Cortez van 1814, bij \'s konings terugkeer,, de voorwaarde, dat Ferdinand zo onveranderd aannam en onmiddellijk bezwoer. Noch hot eeno, noch het andere deed de koning; maar na eenigo weifeling en na op zijn reis naar Madrid en bij zijn intocht in die stad onmiskenbare blijken van tegenzin tegen de grondwet bij een goed deel van \'t volk te hebben waargenomen, hief hij deze staatsregeling in 1814 op. Ferdinand hernam dus de onbeperkte koninklijke macht: het Spanje van 1814 word wederom dat van 1807. Do rogeering werd een volstrekte regeoring dor camarilla (oen Spaansch woord, dat letterlijk „kabinetquot; botookent en waarmede oen bewind van gunstelingen wordt aangeduid). Adel en geostohjkhoid werden nu op nieuw vrijgesteld van belastingen, do inquisitie en do pijnbank weder ingevoerd , do Jozuïten in \'t land teruggeroepen en aan do kloosters hun vroegere goederen wedorgegovon. Do tegenstanders dezer orde van zaken werden allerwego vervolgd: in 181G zuchtten al 51,000lieden, om politieke redenen in heohtenis genomen, in do kerkers. Do financiën, reeds vroeger slecht beheerd, geraakten bovendien in volslagen verwarring, te meer daar de oorlog met de afgevallen volkplantingen in Amerika (zio § 145) schatten verslond. De vloot lag onttakeld in de havens; aan het leger betaalde men maanden lang geen soldij, zoodat geheele reginienton geen schoenen aan do voeten hadden en in lompen gekleed waren, ter-

-ocr page 350-

328

wijl zelfs officicron in do straten bedelden. Do regeoi\'ing zocht zich thans van do troepen, bij welke do grootste ontevredenhoid bestond, to ontslaan door zo naar Amerika over to voeren, om daar togen de opstandelingen te strijden. Sedert lang was, met dit doel, in den omtrok van Cadix een leger saaragetrokken, dat er op inscheping wachtte; maar zij werd van dag tot dag vertraagd. Door do toenemende onvergenoogdheid des volks aangemoedigd, beraamden de officieren on de soldaten van dit leger eon plan om do bestaande orde van zaken omver te worpen. Den Isten Jan. 1820 kondigde de luitenant-kolonel li i (3 g o , onder \'t gejubel der soldaten , do constitutie van 1812 af. Bij hom sloot zich weldra QuirOga, een ander hoofdoflicier, met zijn regiment aan, welk voorbeeld het meorendcel dor troepen volgde. In dop loop van weinige weken verbreidde do opstand zich over do moesto gewesten van Spanje, en don Oden Maart zag do koning zich eindelijk door oen oproer in do hoofdstad zelve gedwongen, de constitutie te onderteekonon.

Door toedoen van Metternich, don eersten minister van Oostenrijk, word in 1822 oen congres dor Europoosche hoofdmogendhoden ie Venna (aan do Etsch) gehouden, waar men besliste, dat men zou gebruik maken van hetgeen het recht van interventie of tusschcnkomst werd genoemd en dat Frankrijk word gerechtigd verklaard , gewapenderhand in Spanjo tusschenbeiden te komen. Met behulp van oen Fransch leger gelukte het aldus aan Ferdinand VII, do constitutie op nieuw af te schaffen on do onbeperkte heerschappij te herstellen. Duizenden werden in den kerker gezet, duizenden ter dood gebracht, o. a. lliego. Nogtans duurden do woelingen in Spanje steods voort, zoodat de welvaart van dezen staat zichtbaar afnam en de toestand zijner geldmiddelen bijna reddeloos werd. liet oppergezag berustte feitelijk in handen der priesters, wien zelfs Ferdinand VII te vrijzinnig toescheon, omdat hij zich nu en dan cenigszins zachter en toegevender dan gewoonlijk betoonde.

In Maart 1830 hief Ferdinand de salische wet (zie blz. 142, 143), die het vrouwelijk geslacht van de troonopvolging uitslootenin 1701 met de Bourbons naar Spanje was overgebracht, reeds in 1789 door KareiIV(zieblz. 802, 315) ingetrokken, op nieuw op. Dus volgde hom, na zijn dood op den 29sten Sept. 1833, zijn onmondige dochter is ais el la ii op, onder regentschap harer moeder Maria Christina, een dochter van Frans I (zie blz. 335), Ferdinands vierde gemalin. Hierdoor ontstond in do Baskische gewesten, in Navarre, in Catalonië, in Arritgon en in Castiliö een bloedige burgeroorlog van den kant der aanhangers van Ferdinands broeder Don Carlos, die den titel „Karei V, koning van Spanje,quot; aannam. Do aanspraken van Don Carlos grondden zich op een wet van koning Philips V (zio blz. 262) van November 1712 , goedgekeurd door de Cortcz, waarin ten opzichte van do opvolging op den troon werd bepaald, dat do meest verwijderde mannelijke nakomeling uit het regoerende huis moest voorgaan aan een naderstaande vrouwelijke afstammeling. Wel kon deze wet worden geacht, haar kracht te hebbon verloren, doordien Karei IV (zio

-ocr page 351-

329

boven) in 1789 zo tegelijk met de salische wet had ingetrokken; doch die wet of beschikking van Karei IV was zoo geheim mogelijk gehouden en noch in \'t openbaar afgekondigd, noch aan de buitenlandscho mogoi.\'d-heden bekend gemaakt. Door don steun der streng katholioke partij en der geestelijkheid, alsmede door de overwinningen van zijn ervaren en dapperen generaal Z um al a-C arr eg uy zag Don Carlos do kracht zijner partij, df Car listen, weldra toenemen en geraakten Isabella\'s zaken in een hache-lijken toestand. Maar sedert den dood van Zumala-Carreguy, in 1835, en nadat EspartCro, als hoofd van Isabella\'s partij, de Cliristïno\'s, was opgetreden, daalde do gelukszon van Don Carlos, zoodat hij in 1839 naar Frankrijk vlood. Gedurende dozen burgeroorlog werd de regentes door \'t volk en door do soldaten genoodzaakt, dc constitutie van 1812, hoewel aanmerkelijk gewijzigd in \'t voordeel der kroon, weder in te voeren. Espar-töro, die bij het einde van den burgeroorlog den bijnaam hertog der overwinning kreeg, werd thans eerste minister en weldra, door den invloed van Groot-Britannie, regent, toen Christina, die do vrijzinnige zienswijze van EspartSro omtrent belangrijke punten der staatsregeling afkeurde, in 1840 het regentschap ncderlegdo en naar Frankrijk vertrok.

Thans ging de regeering inderdaad tot hervormingen over. Bjj het krijgswezen worden groote bezuinigingen ingevoerd; voor gewichtige volksbelangen, b. v. voor het aanleggen van wegen en voor het graven van kanalen , werd zooveel gedaan als do beperkte middelen toelieten. Desniettemin bleef Spanje\'s toestand treurig: de financiën verkeerden in volslagen wanorde; de soldij van het leger en do bezoldigingen der ambtenaren worden niet uitbetaald, waarvoor zij zich door allerlei afpersingen schadeloos stolden; aan volksonderricht werd schier niet gedacht; roover-benden doorkruisten het land; de rechterlijke macht was omkoopbaar. Bovendien was de bevolking in vele partijen gesplitst, waarvan de mode-rado\'s, de gematigden, en de progressisten, d. i. de mannen van den vooruitgang, de voornaamste waren. Onder de aanhangers van dc laatsten onderscheidden zich door hun heethoofdigheid de exaltadó\'s, d. i. de over-spannenon of de voorstanders van don uitersten vooruitgang. Het was, alsof do onderlinge haat dezer partijen en do bedorvenheid der hoogere klassen met de omkoopingen van Christina en met do kuiperijen van Frankrijk samenspanden, om Spanje geheel te ondermijnen. Telkens barstten nieuwe oproeren los, en in 1843 moest EspartCro wijken voor Christina\'s aanhanger, Narvaez, don leider der tegenpartij en \'t hoofd dor gematigden. Espartüro begaf zich naar Engeland en overleed , later naar Spanje teruggekeerd, in Januari 1879. Narvaez werd voorzitter van\'t ministerie, en do in 1844 meerderjarig verklaarde Isabella huwde in 1846 haar neef, Frans van As sis, hertog van Cadix, terwijl Maria Christina in 1844 naar Spanje terugkeerde. Uit dat huwelijk sproot in 1857 een prins, die een menigte namen kreeg en , zooals men bepaalde, bij zijn troonbeklimming Alpho ii sus XII zou heeten. De staatsregeling werd hierop door dc Cortcz herzien en het beginsel van de souvereinitcit des volks er uit verbannen.

-ocr page 352-

330

Ofschoon Spanje onder het ministerie Narvaoz, hertogvan Valencia, een betere toekomst scheen te gemoet to gaan, ondernam een bejaard priester. Merino goheeten, in 1852 een aanslag op het leven der koningin , die echter mislukte. Kort daarna ontstonden nieuwe woelingen van de partij van vooruitgang, mot Espartöro aan de spits, die sinds 1854 weder aan \'t hoofd van \'t ministerie werd geplaatst. Hem verving O\'Donnell. Gedurende zijn ministerie sloot Spanje in 1859 een verdrag met Home, hetwelk vaststelde, dat de staat eigenaar werd van allo geestelijke goederen en daarvoor grooto geldsommen aan de geestelijkheid toekende. Tegen \'t eindo van \'t zelfde jaar toonde de oorlog, dien Spanje, wegens gewelddadigheden, op liet grondgebied van de Spaansche .«tad Ceiita (zie blz. 95) door inboorlingen van Marokko begaan, dit rijk aandeed , welk een kracht de oude herinneringen bij de Spanjaarden hadden, /ij streden met zooveel geestdrift en moed, dat Marokko reeds in 1860 aan Spanje de stad Tetuan (ten z. van Ceüta) ten pand gaf en een groote geldsom betaalde. O\'Donnell trad in 1863 af, maar werd in 1865 op nieuw aan \'t hoofd van \'t bewind geplaatst, hoewel slechts om weldra plaats te maken voor oen minisferie-Narvaez. In 1867 overleed O\'Donnell, in 1868 Narvaez, en in October van \'t zelfde jaar zag Isabella zich, door een oproer van Prim en van andere generaals, die zij vroeger had verbannen, verplicht naar Frankrijk de wijk te nemen. Ter zelfder tijd stond het eiland Cuba op en trachtte zich onafhankelijk te maken. Na een voorloopig bewind van ruim twee jaren werd prins Amadous, hertog van Aosta (in \'t n.w. van Italië, ten n.w. van Turijn), do tweede zoon van Victor Emanüel, bij meerderheid van stemmen door de Cortez als koning verkozen. Met den Isten Januari 1871 aanvaardde hij , onder den titel „ajiadSus i,quot; het bewind. Even voordat hij zijn intocht te Madrid deed, werd Prim, die de ziel was geweest der voorloopige regeering, in \'t laatst van December 1870, bij hot verlaten van do vergaderzaal der Cortez , door eenige schoten van sluipmoordenaars zwaar gewond en stierf kort daarna.

Van zeer korten duur was de regeering van Amadöus I. Hij, een vreemdeling, kon niet bijzonder welkom zijn aan een volk, zoo fier op zijn nationaliteit als de Spanjaarden. Het mocht hem niet gelukken, de genegenheid te winnen van een der invloedrijke standen of partijen, noch van het leger, noch van do geestelijkheid, noch van don adel. Hierbij kwam, dat sedert Maart 1872 do partij der Carlisten wederom hot hoofd opstak en den burgeroorlog hervatte. Aan haar spits stond, daar Don Carlos of Karei V in 1855 en zijn zoon, Don Carlos, graaf van Montemolin, die zich Karei VI noemde, in 1861 is overleden, een kleinzoon van den eerstgenoemden Don Carlos, een zoon van een broeder van den graaf van Montemolin, de hertog van Madrid, die zichzelf den naam Karei VII gaf. Ziende dat hij met de hem alleen ten dienste staande middelen der constitutioneelo monarchie het door innerlijke vor-decldheden geschokte land niot kon regeeron on afkeerig van \'t plegen van geweld, deed Aniadeus I in Februari 1873 afstand van den troon

-ocr page 353-

331

on scheepte zich naar Italië in. Van dat oogenblik af werd Spanje een llepubliek, waarin de eeno president den anderen verdrong, M a r t o s, ï i-guoras, Castolar, Pi y Margall, Salmeron, nog eens Castelar, Serriino, totdat in 1874, December, do zoon van Frans van Assis en van Isabella, alvhonsus xii, pkins van astürië, als koning werd uitgeroepen. Voorshands had deze jonge vorst de zware taak, behalve die van het doen tot stand komen van een geregeld bewind, in de eerste plaats don burgeroorlog ten einde te brengen, die nog steeds in dit ongelukkig rijk aanhield, en vervolgens den van jaar tot jaar voortduronden opstand op Cuba te bedwingen.

Niet veel beter dan in Spanje ging het met Koning joh an vi

bleef in het door hem tot een koninkrijk verheven Brazilië, waarheen hjj zich in 1807 (zie blz. 315) had begeven, en in zijn naam oefende do Engclsche maarschalk Beresford in Portugal een bijna onbeperkt gezag. Maar een ook hier bestaande vrijzinnige partij bewerkte een omwenteling, zoodat Beresford zich moest verwijderen en do Spaansche constitutie in 1821 mede in Portugal werd ingevoerd, terwijl Johan VI naar dit land terugkeerde. In 1822 scheurde zich Brazilië, verbitterd over het geringe aantal vertegenwoordigers, dat men in de Cortez van Portugal voor dit koninkrijk had vastgesteld, van Portugal los en vormde sedert 1824 een onafhankelijk keizerrijk onder Johans oudsten zoon, peter i. Na don dood van Johan VI in Maart 1826 schonk Peter aan Portugal do Braziliaanscho staatsregeling, die, hoewel do rechten dor kroon minder beperkende dan do Spaansche, zeer vrijzinnig was. Zij koude de wetgevende macht aan twee kamers toe, aan die dor pairs en aan die der afgevaardigden, en stelde gelijkheid van allen voor do wet, trapsgewijze verkiezing der afgevaardigden en vrijheid van drukpers vast. In gevolge den laatsten wil zijns vaders en omdat hij, volgons de Braziliaansche grondwet, niot tegelijk keizer van Brazilië en koning van Portugal kon zijn, deed Poter vervolgens afstand van do kroon ten behoeve zijner dochter Maria da gloria, onder voorwaarde dat zij zijn broeder Miguel huwde, terwijl hijzelf keizer van Brazilië bleef. Maar Miguel, tevens rogent gedurende de minderjarigheid van Maria, hief, in weerwil van de door hom afgelegde eeden, in 1828 de constitutie op en liet zich door do Cortez tot onbeperkt koniwj van Portugal vorklaren.

Terwijl Miguel vreeselijke gewelddadigheden tegen zyn tegenstanders beging, kwamen de constilutioneelen of voorstanders der staatsregeling in 1830 op Torceira (een der Azorischo eilanden) bijeen, waar zij een rogent-schap voor koningin Maria instelden. Aan het hoofd hiervan plaatste zich haar vader Peter, toon hjj, na de kroon van Brazilië ton behoeve van zijn onmondigon zoon, peter ii , te hebben nedergelogd, in 1832 naar Europa was teruggekeerd. Oporto opende hem haar poorten , en na eenigo beslissende overwinningen op Miguel te hebben behaald, hield hij in 1833 zijn intocht to Lissabon. Dadelijk daarna hief hij do monniksorden op eu verklaarde do gcestelyko goederen verbeurd. Nu moest Miguel

-ocr page 354-

332

Portugal verlaten, en maria ii aanvaardde, na den dood haars vaders, in 1834 de regcering. Zij huwde hierop mot den prins van Leuch-tenberg, den oudsten zoon van Napoleons stiefzoon Eugenius Boauhar-nais (zie blz. 312), en, na zijn overlijden , in 1836 met prins Ferdinand van Saksen-Koburg. Met behulp van de yematigde liheralen of char-listcn, d. i. voorstanders der staatsregeling van Peter, slaagde do koningin or in, in 1842 deze staatsregeling in plaats van die van 1821, welke haar kort tevoren was opgedrongen, te stellen. Da Costa Cabral, hot hoofd dier partij , werd thans minister van binnenlandscho zaken. Doch zijn willekeurige maatregelen, gevoegd bij de verkwisting van \'s lands inkomsten, gaven aanleiding tot verschillondo opstanden, ten gevolge waarvan hij in 1851 uit Portugal moest vluchten. Toen trad maarschalk Saldanha, oen kleinzoon van Pombal (overleden in 187G), aan\'t hoofd van oen nieuw ministerie op en bracht met moeite eenige orde in \'t beheer der geldmiddelen. In 1853 ovcrlood koningin Maria , waarop de koning het regentschap aanvaardde voor zijn in 1837 geboren zoon, peter v, die sinds 1855 als koning van Portugal de kroon droeg en met wien dus het huis Brayunza-Kohurg begon. Keeds in Nov. 1861 overleed hij. Zijn opvolger is zijn broeder, de hertog van Oporto, als koning lode wijk i. Godijrende de woelingen in Spanje in de volgende jaren heeft het Portu-gocsche volk bij herhaling zijn afkeer aan den dag gelegd van oen samensmelting of veroeniging met dezen nabuur tot oen zoogenoemd „Iberisch rijk.quot;

§ 125.

Italië. — Opruiming ran V geen Napoleon had tot stand gebracht. ~ Do Carbonari. — Het jeugdige. Italië. — De rooverbenden. — Opstanden te Nota, op Sicilië, te Alessandria, te Turijn. — Koningen van H rijk der heide Siciliën: Ferdinand I, Frans I, Ferdinand II, Frans II.— Giuseppe Garibaldi verlaat Caprêra en ontrukt Frans II zijn rijk. — Aan-hechting van V rijk aan Sardinië. — Koningen van Sardinië: Karei Felix; Karei Albert, de eerste uit het huis Savoy e-Carignan, en Victor Emanüel Jl. — Aanvankelijk wordt ook hier alles teruygebracht op den ouden voet. — Verwachting, die men van Karei Albert koestert. — Giuseppe Ma zzini. — Hervormingen in H hinnenlandsch bewind van Sardinië.— Oostenrijk bezet F er rara. — Karei Albert vangt den krijg aan. — Vreemde houding van den paus. — Hadetzky. — Karei Albert verliest den slag bij Nooara en legt de kroon neer. — Victor Emanüel II sluit een na-deeligen vrede. — Camillo Benso van Cavour. — Massimo d\' Azeglio. — Cavour hoofd van \'t ministerie. — Sardinië neemt, als bondgenoot van. Frankrijk en van Engeland, deel aan den oorlog van Turkije tegen Rusland. — Cavour op het congres te Parijs. — Zijn samenkomst te I\'lombières met Napoleon 111. — Oostenrijks ultimatum. — Cavour bekleed met dictatoriale macht. — Sardinië vervult de rol van beschermer van Toskane, van Modena, van Bologna en van Parma. —

-ocr page 355-

333

Teleurstelling van Cavour. — De aanhechtingen. — Garibaldi\'s tocht tegen 7 koninkrijk der heide Siciliën. — Cialdmi bezet de Marlen en Umhrit), — Het Rnmeinsche vraagstuk. — Dood van Cavour. — Aanvankelijke erkenning van H koninkrijk Italië door Frankrijk en door Engeland. — Eicasüli. — Ratazzi. — Aanslag van Garibaldi. — Hij wordt gewond\' bij Aspromonte en staakt zijn onderneming. — De la Marmora.— Miughetti. — Pausen: Pias VII, Leo XII, Pius VIII, Pius IX. — Ellendige toestand van \'t binnenlandsch bestuur in den Kerkelijken Staat. — Aard van Pius IX. — Antonelli. — Rossi. — Oproer te Rome. — Vlucht van Pius IX. — Oudinot bezet Rome. — Terugkeer van den paus. — Hernieuwing van het wanbestuur. — Licht- en schaduwzijde van Oostenrijks bewind in V Lombardijsch- Venetiaansch koninkrijk. — De alnutcht der policie, — Silvio Pelllco. — Oproer te Milaan en te Venetië. — Manin. — Onderwerping van Lombard je. — Inlijving van Toskane, van Parma en van Modena bij Sardinië. — Oorlog van Frankrijk en van Sardinië tegen Oostenrijk. — De slagen bij Magenta en bij Solverïno. — De vierhoek. — De Alpenjagers onder Garibaldi. — De praeUminairen te Villa-Franca en de vrede van Zurich. — Vereeniging van zoo goed als den ganschen Kerkelijken Staat met Sardinië. — Savoye en Nizza aan Frankrijk afgestaan. — Florence, daarna Rome de hoofdstad van V koninkrijk Italië. — Pi us IX overlijdt. — Leo XIII tvordt paus. — Victor Emanuel II wordt opgevolgd door Humbert I,

Evenals Spanje en Portugal werden verschillende staten van Italië door oproeren geschokt. Hier had Napoleon een begin gemaakt met de invoering eener zekere eenheid. In \'t Noorden had hij vele kleine staten tot een geheel vereenigd. Het financiewezen, de rechtspleging, het burgerlijk beheer, kortom alle takken van bestuur waren, gelijk overal, waar Napoleons wapenen den invloed van Frankrijk hadden gevestigd, op een vasten en geregelden voot gebracht. Nauwelijks was Napoleons val beslist, of de vorsten van de meeste van Italiö\'s staten schenen geen hooger doel te kennen, dan alle instellingen, die aan hom herinnerden, zoo spoedig mogelijk te vernietigen, datgene niet uitgenomen, wat voor wezenlijke verbetering mocht doorgaan. Zoo werd o.a. het wetboek Napoleon grootendeels ter zijde gesteld en liet b. v. Victor Emanüel I (zie biz. 319) den uitmuntenden weg over den Simplon vervallen. Dit, gevoegd bij hot streven van Oostenrijk, hetwelk op het congres van Weenen de heerschappij over een groot deel van Noord-italiö had verkregen, om Italiö\'s nationaliteit stelselmatig uit te roeien, deed onder do Italianen oen geest van verzet ontkiemen, erger dan dit voorheen onder Napoleons regeering hot geval was geweest. Een geheim genootschap der democratische partij, de Carbonari (van\'tLatijn-scho woord „carboquot;, kool, d. i. brandstof) geheeten, stelde zich de onafhankelijkheid van geheel Italië ten dool en trachtte vooral in Napels on Piëmont naar omverwerping dor bestaande ordo van zaken.

-ocr page 356-

334

Dergelijke genootschappen schijnen in Italië ten allen tijde eigenaardig tot het karakter des volks te hebben behoord. Doch wil mon, om don oorsprong van dit genootschap to vindon , niet te ver teruggaan , dan schjjnt het ontstaan dor carbonari in 1799, of wel in den tijd van Murat (zie blz. 315, 321), omstreeks 1811, to zoeken. Do republikeinen uit Napels, die toen in do Abruzzen en in het Calabrisch gebergte een schuilplaats vonden, kregen dien naam, omdat de bewoners dier woeste en boschrijke streken voornamelijk van \'t kolenbranden hun bestaan hadden en die vluchtelingen zich nu en later van de zegswijzen der kolenbranders bedienden. Het zinnebeeld der Carbonari was een kroon, met een dolk doorboord. Het genootschap telde allerlei lieden onder zijn leden, ook geestelijken. Zij waren verdeeld in tal van afdeclingen, die op vaste tydstippen geregelde vergaderingen hielden. De leiding van \'t geheel had de vergadering van Napels. In tijden van spanning nam de vereeniging dikwijls het werk der policie in handen, ging oploopon tegen en waakte voor de openbare rust. Niet zelden deed zij, die door de regeering werd erkend, voorstellen aan (]en koning en oefende zelfs nu en dan meer gezag dan do vorst zelf. Omstreeks 1830 gaven de leden van\'t geheime genootschap der Carbonari, wier aantal in Italië, naar mon wil, in 1820 niet minder dan 500,000of 800,000 bedroeg, en zij, die met hen eenstemmig dachten, aan hun verbintenis den naam het jeugdige Itaiië.

Een andere kwaal, waaronder Italië geducht leed, waren do tallooze roovor-benden , die hot land afliepen en heinde en ver stroopten en roofden. Het was het naspel, dat men zoo menigmaal bespeurt in landen , die jaren lang dooide gruwelen van den oorlog zijn geteisterd. Niet alleen verkregen do roovers, zoo dikwijls zij het vroegen, vergiffenis; maar niet zelden zag men ook het zonderlinge schouwspel, dat do regeering, om eenig gedeelte van haar gebied te beveiligen, met een der benden een overeenkomst sloot tegen een zekere bezoldiging, ten einde vijandig op te treden tegen een andere.

Een eerste opstand barstte, door toedoen der Carbonari, los in Juli 1820 to Nola (ten o. van Napels): de koning der beide Siciliën werd gedwongen, de staatsregeling der Spaansche Cortez af te kondigen en plechtig te bezweren. Sicilië volgde, gelijk in \'t jaar 1821 eenige stodon van Sardinië, b. v. Alessandrta (ten z.o. van Turijn) en Turijn. Do verbonden monarchen, die den loop dezer opstanden mot bezorgdheid gadesloegen, kwamon in Oct. 1820 op een co(((/m/e ïVo^wm (in Oostonrijksch Silezië, ten o. van Jagerndorf) en vervolgens in Januari 1821 te Luihuch (in Illyrië, ten n.o. van Görz) bijeen, alwaar Rusland, Oostenrijk en Pruisen besloten, de omwenteling tegen te gaan. Welhaast rukte een Oostenrijksch leger Napels binnen en bedwong in korten tijd allen tegenstand. In Sardinië had hetzelfde plaats, waarop, zoowel hier als in Napels, do vroegere orde van zaken werd hersteld.

In Napels nam, na don slag van Waterloo, Ferdinand IV (zie blz. 305, 307, 321) nog eens de teugels van\'t bewind in handen. Op Sicilië, hetwelk sodert de dertiende eeuw een vertegenwoordiging naar de drie standen

-ocr page 357-

had gehad, hief hij de constitutie op, vereenigde het eiland mot Napels als „koninkrijk der beide Siciliönquot; en noemde zich Ferdinand I. Het getal der bisdommen en der kloosters word sinds\'s konings terugkeer, ton iiadoele van \'s lands financiën, op verbazende wijze vermeerderd. Op Ferdinand volgde in 1825 zijn zoon, frans i, na wions dood (1830)zijn zoon Ferdinand ii den troon beklom. In \'t eerst viel dozen koning do liefde dos volks in ruime mate ten deel als belooning voor de vele maatregelen, die hij ter bevordering van don bloei des lands nam. Maar weldra wisselde dit blijde begin met stormachtige tijden af. Bezuinigingen , door den koning beloofd, bleven achterwege, en, uitgezonderd hot leger, werden schier alle takken van bestuur door de regcering verwaarloosd. Op Sicilië ontstonden bij herhaling gevaarlijke oproeren, die eerst in 18-19 werden gedempt. Sinds dien tijd als een wingewest behandeld, leed dit eiland, behalve door de vervolging der staatsmisdadigors, veel door aardbevingen en door een uitbarsting van den Aetna in 1852. Hoe meer tegenstand de koning had te overwinnen, des te moer werd zijn regeering een onbeperkte alleenheerschappij. Het hoogste gezag had do politie, die met onbegrensde willekeur handelde. Omkooping was aan do orde van den dag. Ferdinand II overleed in Mei 1859 en werd opgevolgd door zijn zoon frans ii.

Zeer kort duurde de regeering van dezen jeugdigen koning. Ternauwernood had hij den troon bestegen, of Giuseppe (Jozef) Garibaldi, een Italiaan, die vroeger in Zuid-Amerika in de oorlogen voor de vestiging dor republieken in dat werelddeel (zie 145) medogestreden en sinds 18-19, als aanvoerder cener schaar republikeinsche krijgslieden in Italië togen Oostenrijk, naam gemaakt had, verliet zijn woonplaats , het kleine rotsachtige eiland Caprèra (tussehen Sardinië en Korsika), stelde zich in Moi 1860 aan \'t hoofd van een bende in haast bijeongebracht krijgsvolk, landde in \'t rijk van Frans II en ontrukte hem, onder den luiden bijval der van allorwege bijeongestroomde volksmenigte, ontevreden over do dwingelandij van \'t vorige bewind, eerst het eiland Sicilië, vervolgens Napels en hot vasteland. Zóó werden, volgens een wet, die wel onbillijk schijnt, doch die evon oud is als do staten dezer wereld zeiven, de euveldaden dor vaderen aan den zoon gewroken. Den 7den Nov. 18G0 werd het koninkrijk der beide Siciliön ten gevolge van een volksstemming, waarbij de meerderheid zich in dien zin had verklaard, bij oen manifest van koning Victor Emanüel II (zie blz. 337) mot Sardinië voreenigd.

In Sardinië regeerde na karei, felix (1821 — 1831), in plaats gekomen voor zijn broeder Victor Emanuel I (zie blz. 333), dio de kroon wegens den opstand zijner onderdanen (zie blz. 334) had nedergolegd, k a r e l albert, mot wien een nieuwe linie van het huis Saroi/c, die van Garignan (ten z. van Turijn), begon. Zoolang do beide oerstgo-noemde koningen, Victor Emanuel I en Karei Felix, op den troon zaten, was hot stroven dor regooring, alles weer terug to brengen op den voet, waarop de zaken hadden gestaan vóór den tijd der Fransche omwenteling.

-ocr page 358-

336

Do voormalige afzonderlijke rechtspraak van den geestelijken stand werd weder ingevoerd; de gilden herleefden; het getal kloosters nam toe; do nict-katholiekon werden burgerlijk onbevoegd verklaard; aan de burgerlijke liuwol[jkcn de wettige kracht ontzegd; aan de Israëlieten verboden onroerend goed te bezitten; alle Franschen uit het land gejaagd. Grenzeloos waren de voorrechten en de willekeur van adel en geestelijkheid. Al die maatregelen waren in lijnrechte tegenspraak mot de wenschen van een goed deel des volks. Dit voerde tot den opstand van 1821 van Alessandria, van Turijn en van andere steden, waarbij hot volk do Spaansche staatsregeling eischte. Doch gelijk in Napels, werden die opstanden, met behulp van Oostenrijkscho krijgsbenden, binnen kort onderdrukt. Na het bedwingen van het oproer aanschouwde men dus een eendrachtig samenwerken tusschen het hof van Weenon en dat van Turijn, dat scherp afstak bij de houding, die, in de vorige eeuwen, de vorsten van Sardinië tegenover Oostenrijk hadden aangenomen.

Men had eenige reden, om in 1831, bij do troonbeklimming van Karei Albert, iets beters to verwachten. Hij, een spruit uit do jonge linie van Savoyo, die van Thomas Frans, den tweeden zoon van Karei Ema-nüol I, den in 1630 overleden hertog van Savoyo, afstamde, had in do dagen van do heerschappij der Franschen een geheel burgerlijke opvoeding ontvangen en was vervolgens een tijdlang in krijgsdienst geweest bij Napoleon I. Dit, gevoegd bij eenige zijner karaktertrekken, deed hem aanmerken als dengene, die het huis van Savoyo zou weten te doen verjongen. Slechts was er in hem een zekere dubbelzinnigheid van aard, die maakte, dat niemand hem recht vertrouwde. Terwijl hij, aan den oenen kant, als koning, een uitnemend leger schiep en veel zorg droeg voor de financiën, liet hij, van den anderen kant, de inrichtingen, zoowel van het leger, als van het hooger onderwijs, geheel in handen der Jezuïten en gunde hun een algehooien invloed op do censuur. Alzoo behaagde \'s konings rogeering noch ton volle aan do vrijzinnigen, noch aan de tegenpartij, iets, wat hijzelf zeer goed gevoelde.

Do mooiolijkhedon, waarin hij was gewikkeld, worden hierdoor nog vermeerderd, dat, gedurende zijn rogeering, goheol Italië ter prooi was aan woelingen, welker oorzaak deels in den af keer van Oostenrijks opper-liecrsehappij over de Lombardijseh-Venetiaansche staten, deels in do bij oen groot deel dor bevolking weerklank vindende heftig republikeinsche gezindheid van Giuseppe (Jozef) Mazzlni, een advocaat uit Genua, en van andere volksleiders is te zoeken. Van dezen tijd tot zijn dood, in 1872, werd Mazzlni de rustelooze drijver eiker omwentelingszuchtigo beweging, niet alleen in Italië, maar in geheel Europa. In 1830 lid dor Carbonffri geworden, was hij deswege uit Italië verbannen en stichtte to Marseille het genootschap, dat den naam „hot jonge Italiëquot; aannam. Sedert vertoefde hij bij afwisseling in Zwitserland, te Londen of te Parijs, of waar de belangen van een opstand hem riepen. Sinds 1848 sloot hij zich nauw aan bij Kossuth (zie blz. 352) en bij Ledru llollin,

-ocr page 359-

337

welke drie mannen weldra de hoofden worden van een toen opgericht „revolutionair comité.quot; In 1865 verkoos Messina boni als lid van \'t Ita-liaansche parlement; doch op grond zijner vroegere veroordeeling werd deze verkiezing voor nietig verklaard.

In 1847 werd de troon van Karei Albert door de democratische partij zoozeer aan \'t wankelen gebracht, dat hij het geraden achtte, bet gevaar door een oorlog tegen de gebate Oostenrijkers af to wenden. Ternauwernood had bij van zijn gezindheid doen blijken om bet zwaard te trekken voor do heilige zaak van Italië\'s onafhankelijkheid , of hij kreeg van alle zijden van de bevolking van zijn rijk de meest onbedriegelijke bewijzen van instemming en van gehechtheid aan zijn persoon. Ten einde die gezindheid der natie te bestendigen en tevens in overeenstemming te bandelen met zijn buitenland-sche politiek, liet hij een reeks hervormingen van vrijzinnigen aard afkondigen, die terstond zouden worden ingevoerd, en gaf in Maart 1848 gehoor aan hen, die een grondwet verlangden. O.a. verwierf men de openbaarheid der crimineelo rechtsgedingen; toekenning van een aandeel in\'t gemeentebestuur aan het volk; verzachting der censuur van de pers, enz. Middelerwijl toefde de koning niet lang met don aanval op Oostenrijk. Krachtens een artikel der besluiten van \'t Woener congres had deze mogendheid de bevoegdheid, een bezetting te leggen in de citadel van het in den Kerkdijken Staat gelegen Ferrffra. Lettende op de spanning in dien staat, maakte Oostenrijk in Augustus 1847 van die bevoegdheid gebruik.

Beads in \'t begin van \'t volgende jaar brak Karei Albert op, overschreed de Ticlno en noodzaakte den Oostenrijkschen veldmaarschalk, Iladetzky, achter do Etsch terug te trekken en do rol te spelen van Pabius den draler (zie blz. 66). Spoedig schoten, als medewerkers van de Sardiniërs, pauselijke en Napolitaansche troepen toe, door do regee-ringen , of liever door \'t volk van Kome en van Napels afgezonden. Hetgeen hierbij zeer zonderling was, was dit, dat de paus ter zelfder tijd als bij zijn krijgslieden liet opmarscbeeren verklaarde. Oostenrijk den oorlog niet te willen aandoen. Na dit eerste voordeel, door Karei Albert behaald, wisselden de kansen van den krijg, totdat liadetzky hem een nederlaag toebracht bij Oustozza (ten z.w. van Veröna), Juli 1848. Een bende vrijwilligers, waarmode Garibaldi den koning van Sardinië te hulp kwam, werd verplicht weder den aftocht te blazen. Een wapenstilstand in Aug. 1848 staakte een korte wijl de vijandelijkheden; doch in Maart 1849 moest de koning, om aan do oorlogzuchtige stemming van zijn volk te voldoen, den oorlog hervatten, die ongelukkig voor hem afliep, want Radetzky overwon hem nogmaals, in 1849, bij No vara (in Sardinië, ten w. van Milaan), waarop hij de kroon aan zijn zoon, victok emanüel ii, tot dusver „hertog van Savoye,quot; afstond en kort daarna te Oporto (in Portugal) overleed. Victor Emanüel II sloot in Augustus vrede met Oostenrijk, betaalde een zware geldsom en was verplicht te gedoogen, dat een Oostenrijksch garnizoen Alessandria on omstreken bezette. Vrijzinnige maatregelen kenmerkten het begin zijner regee-

Wijnne, Uaudbuelc der Aly. Genchiedenis, gde dnik. \'i\'1

-ocr page 360-

338

ring, inzonderheid sinds Cavour aan \'t hoofd van zijn ministerie stond.

De beroemde man, die dezen naam droeg, heette voluit graaf Camille Benso van Cavour en werd in 1810 te Turijn geboren. Aireede op zijn zestiende jaar was hij luitenant van de genie, maar bleef slechts in dienst tot 1832, toen hij de militaire loopbaan weder verliet en zich een tjjdlang aan verschillende studiën wijdde. Tegen \'t einde van 1847 werd hij één der stichters en der voornaamste medewerkers van een dagblad van vrijzinnige strekking, getiteld „il risorgimentode wedergeboorte. In 1848 werd hij lid van de oeiie van \'s lands vertegenwoordigende vergaderingen, van de kamer der afgevaardigden, en nam zitting voor Turijn. In 1850 word bij lid van het ministerie, aan \'t hoofd waarvan stond Massimo d\'Azeglio. In 1852 kreeg hij de opdracht, een nieuw kabinet samen te stellen, hetwelk zich in November van dat jaar aan \'t roer van den staat plaatste. Hijzelf nam het in die dagen zeer moeie-lijk beheer der financiën voor zijn rekening.

Toen in 1853 de oorlog uitbrak tusschen Rusland en Turkije, die weldra een krijg werd van Frankrijk en Engeland togen Rusland, vatte Cavour dadelijk het voornemen op, Sardinië daaraan een werkdadig aandeel te laten nemen, opdat aan zijn vaderland langs dien weg een eervolle plaats onder Europa\'s mogendheden kon worden ingeruimd. Hij mocht zijn plan in Januari 1855 verwezenlijkt zien, toen het verbond van Sardinië met Frankrjjk en met Engeland werd gesloten. Aanvankelijk word, ook voor zoover Sardinië betreft, de onderneming geenszins door do fortuin begunstigd, want onder de troepen van dit rijk woedde , gelijk in\'tganscho leger der bondgenooten, de cholera. Maar niet lang daarna volgdo de verovering van den toren van Malakoff en van \'t zuidelijk gedeelte van Sebastöpol, waarop te Parijs hot congres bijeenkwam, hetwelk den vrede wist te doen tot stand komen. Als Sardinië\'s gevolmachtigde verscheen op dat congres Cavour.

Uit Parijs teruggekeerd aanvaardde Cavour, tegelijk met het beheer der financiën, dat van de buitenlandsche aangelegenheden. Zijn streven was sinds dezen tijd, het land zoo krijgshaftig te maken , dat het, zoodra het tot het voeren van een oorlog werd geroepen, gereed was, en tevens naar oen machtig bondgenoot om te zien, voor welke rol Frankrijk hem do eigenaardige staat scheen. Inmiddels groeide de slechte verstandhouding met Oostenrijk, niet tegen den wensch van Cavour, steeds aan. In Juli 1858 had hij te Plomhières (in \'t o. van Frankrijk, ten n.o. van Dijon, ten w. van Colmar) mot keizer Napoleon III een geheime samenkomst, die hem de medewerking van Frankrijk waarborgde. Het jaar 1859 werd, als een onheilspellend tijdperk , ingewijd door de woorden , die Napoleon III op den nieuwjaarsdag richtte tot baron Hübner, Oostenrijks gezant aan \'t Fransche hof: „Ik betreur het, dat de staatkundige betrekkingen tusschen Frankrijk en Oostenrijk geenszins van aangenamen aard zijn.quot; Reeds in April zag men de vervulling der voorspelling, toen Oostenrijk een dreigend ultimatum, houdende don eisch van ontwapening, naar \'t hof

-ocr page 361-

339

van Turijn zond, hetwelk Sardinië van de hand wees. Onmiddellijk bekleedden de kamer der afgovaardisden en de senaat, die kort tevoren hun toestemming tot een groote geldleening hadden gegeven, in een buitengewone vergadering den graaf van Cavour, als hoofd van \'t ministerie, met zoo goed als onbegrensde of dictatoriale macht. Do „Italiaansehe vraagquot; was alleen door den oorlog op te lossen. Terwijl de beslissing nu verder van den loop der krijgsbewegingen afhing, leidde Cavour zelf do werkzaamheden van \'t ministerie van oorlog en nam do regeering van Sardinië het aanbod aan van Toskane, van Modöna, van Bologna en van l\'arma, om de rol van beschermer dier gewesten te vervullen.

Na den gunstigen afloop der eerste veldslagen was het voor Cavour, alsof hem plotseling een donderslag in de ooren klonk, zoodra hem de mare werd gebracht, dat Napoleon III en Victor Emanttel II in hun hoofdkwartier op hot terrein van den oorlog in Juli 1859 een wapenstilstand mot Oostenrijk haddon gesloten. Hij voor zich had gemeend, dat men niet moest rusten, aleer men Oostenrijk geheelenal uit Italië verdreven en dit land van de Alpen tot do Adriatische Zee zich vrijgevochten had. Thans, zag hij in, zou de wapenstilstand tot een vrede voeren, het werk slechts ten halve zijn verricht en Italië niet tot de Adriatische Zee, maar slechts tot de Mincio (een bijstroom van de Po, bij Mantua) onafhankelijk worden verklaard. In dit gevoelen bedroog hij zich, gelijk de uitkomst toonde (zie blz. 344), niet.

Als minister leidde Cavour, in \'t begin van 1860, do handeling der aansluiting van de staten vun Midden-I tali ë aan Sardinië. Toen vervolgens , in Maart 18G0, in \'t nieuwe koninkrijk de verkiezingen door \'t nationale parlement plaats grepen, scheen het, alsof Cavour door de kiezers als Italië\'s oenige vertegenwoordiger zou worden aangewezen. Immers acht districten benoemden hem tot afgevaardigde. Wederom liet hij zich de keuzo van Turijn welgevallen.

Ternauwernood nu was in de zaak van Midden-Italië do beslissing gevallen, of de Zuid-Italiaansche vraag verrees. Garibaldi ondernam zijn tocht naar Sicilië en naar \'t vasteland van t rijk dor beide Siciliën (zie blz. 335) en slaagde. Het ontwerp, dat Garibaldi verwezenlijkte, was niet afkomstig van Cavour. Onbekend zal het hem, ook vóór de uitvoering, wel niet zijn geweest. Vor was intusschen het hoofd der regeering van Victor Emanuel van \'t donkbeeld verwijderd, aan Garibaldi eenigen hinderpaal in den wog te leggen. Had hij ook in zich do kracht gevoeld, hetgeen niet al te zeker is, den breedon stroom te weerstreven, die den volksleider droeg, dan ontbrak hem in allen gevalle de gezindheid om dengeno in den wog te staan, die, hoe onstuimig ook, voortschreed in de richting, waardoor men te eerder do grens zou bereiken, die ook in zjjn brein in \'t verschiet lag. Wat Garibaldi aangaat, hij vroeg geen hulp van den raadsman der kroon, dien hij sinds den vrede van Zürich (zie blz.

344) haatto met een doodelijken haat, omdat hij de stad Nizza (zie blz.

345), waar hij was geboren, aan Napoleon III had afgestaan, of, zooals

22*

-ocr page 362-

340

Garibaldi zelf het uitdrukte, omdat hij Italiaanscheu grond had verkocht.

Nogtans, hoewel Cavour voor \'t oogenblik werkeloos bleef, lag het geenszins in zijii bedoeling, de zaak der Italiaanscho eenheid, die hij in \'t Koorden van Italië had ontrukt aan de handen van Mazzlni\'s aanhangers, in \'t Zuiden aan hen over te laten. In September 18G0 naderde hij, door een meesterlijken staatkundigen zet, weer een schrede tot zijn einddoel en zette tevens de omwentolingszuchtige scharen schaakraat. üp zijn bevel rukte destijds generaal Cialdlni den Kerkelijken Staat binnen en bezette de Marken en Umbrië. Zóó zag Cavour, nog voordat hot jaar ten einde liep, zijn politieke berekeningen en bewegingen met de gunstigste uitkomst bekroond. Ofschoon anderen hadden medegewerkt, hij hield nog steeds de draden der omwenteling in zijn hand. In de laatste maanden van 1860 volgde de aanhechting van Midden- (zie blz, 344) en van Zuid-Italië en in Januari 1861 werden, door gansch Italië heen, uitgezonderd Rome en het zoozeer ingekrompen Oostenrijksch gebied, de verkiezingen voor het parlement van het pas ontstane koninkrijk gehouden. Van het nieuwe ministerie, dat werd gevormd, was Cavour wederom het hoofd.

!Na zulk een grootsch gebouw te hebben opgetrokken, was inmiddels Cavour de eerste om te begrijpen, dat, hoe nader men was gekomen tot de uiterste grens, die men zich steeds had voorgespiegeld, des te meer het vraagstuk der verhouding van Italië tot Kome om oplossing riep. Cavour zag in, dat in die oplossing de eigenlijke bekroning van \'t gebouw was gelegen, doch verheelde zich tevens de overgroote moeielijk-heden eener bevredigende beantwoording van \'t vraagstuk in geenen deele. Hij voor zich wenschte een stolsel te kunnen vinden, dat en aan de wereldlijke heerschappij des pausen een einde maakte, èn de onbeperkte vrijheid der kerk grondvestte. Hem, die zooveel had mogen volbrengen, was hot niet gegund, dezen eindpaal van zijn streven te bereiken, al mocht hij , gelijk Mozes, het beloofde land op niet te verren afstand zien liggen. In de allerlaatste dagen der maand Mei 1861 werd hij door een ziekte aangetast en overleed reeds den Gden Juni. Zijn laatste woorden waren: „de vrije kerk in don vrijen staat.quot; Evenals Johan de Witt, viel hij, mot hot vaandel in de hand, op de bres. En wellicht ook, gelijk Johan de Witt, te vroeg voor zijn roem, voor hot land, dat hij diende, voor de zaak, die hij voorstond.

Groot was, op de treurmare, do ontsteltenis der geheele bevolking, vooral van Turijn. De stad, die, in 1849, bij het hooren der Jobstijding van \'t ongeval van No vara, niet was verschrikt, was als op den bodem terneergeworpen. Aan Cavour evenwel, zoo aan iemand , werd het bewaarheid, dat met hem zijn werk geenszins te niet ging. Europa kende hem den lof toe, niet alleen de grootste staatsman te zijn geweest, dien Italië immer had gohad, maar één der weinige voortreft\'elyko staatsmannen, die in Europa ooit aan \'t roer van een staat hadden gestaan. Hij had de gave van snel te vatten; een alles doorziondon soherpzinnigen blik; een oog, dat de toekomst doorgrondde; een praktischen zin, die alleen op

-ocr page 363-

341

do werkelijkheid lette: was koen in \'t besluiten, vaardif? in \'t handelen; had de verwonderlijke eigenschap, altijd het rochte tijdstip , als bij instinct, te treffen en paarde aan al die hoedanigheden een onwankelbare standvastigheid. Hij en Bismarck zijn niet te miskennen verwanten naar de ziel.

Terwijl Frankrijk en Engeland voorgingen met de orkenning van hot nieuwe koninkrijk, het gewrocht van Cavour, welk voorbeeld de overige mogendheden van Europa allengs volgden, trad eerst RicasSli, toen Rata/,zi als zijn opvolger op. De laatstgenoemde verklaarde zich openlijk geneigd tot het voortzetten van \'t werk, dat moest uitloopen op do verheffing van TCome tot hoofdstad. liet woord, door den eersten minister geuit, vond weerklank in de gemoederen van Mazzlni\'s tallooze aanliangors. Men bedroog zich echter in de bedoeling van \'t bewind, dat volstrekt niet dacht aan een storm loopen op Rome of op Venetië. Maar de beweging, eens aangevuurd, liet zich nioeielijk weerhouden. Ook Garibaldi verliet Capröra en stelde zich aan \'t hoofd eener bende partijgangers. Tn Augustus 1862 scheepte hij zich op Sicilië met een paar duizend man in, ten einde Rome zegevierend binnen te rukken of aan den voet der muren dezer stad te sneven. Geen van beide gebeurde. Spoedig was zijn loop ten einde. In de omstreken van Reggio (in \'t z. van Calabrië) geland, beklom hij met zijn manschappen, onder gebrek aan water en aan levensmiddelen en worstelende met stortregens, het gebergte Aspromonte(ten n. van Reggio). Dilar stiet hij op een afdeeling van \'t koninklijk legor, hetwelk onder \'c bevel stond van Cialdlni. In de schermutseling, die volgde, werd Garibaldi gekwetst en gaf zich over. Do regeering liet hem door de beroemdste geneesheeren en heelmeesters verplegen en, toen hij hersteld was, ongehinderd naar Capröra wederkeeren. Kort daarna trad hetminis-terie-Ratazzi af, en in September 1864 werd de la Marmöra hoofd dor regeering, die later weder door anderen is vervangen, o. a. door Minghetti.

Erger gewelddadigheden, dan in cenig ander land, werden in den Kerlcelijken Staat tegen de liberalen gepleegd. Paus pi us vu (zie blz. 308 en 319) overleed in 1823, en \'t bestuur zijner opvolgers, bovenal dat van GREOOUIUS vu, word door menige worsteling met hun onderdanen gekenmerkt. In geen staat van Europa heorschte grooter verwarring in allo takken van \'t bestuur, inzonderheid in alles , dat met de geldmiddelen in verband stond, dan in don Kerkelijken Staat. Nergens was het volk trager en bescheen do zon zoovele bedelaars als hier, ofschoon meer dan 20,000 monniken de menschen tot werkzaamheid aanspoorden. Hoovers en bandieten maakten alom straten en wegen onveilig. In 1846 overleed Gregorius, en Ferrotti, die bij \'t woeden dor cholera, in 1836, Napels\' reddende engel was geweest, werd in de maand Juni van \'t jaar 1846 als pius ix paus.

De nieuwe paus heette joiian mart a en was gesproten uit hot huis der graven mastaï-feruetti. Het oord en de dag zijner geboorte zijn Sinigaglia (ten n.w. van Ancöna, in den Kerkelijken Staat, aan zee),

-ocr page 364-

342

do 13(lo Maart 1792. In zijn jougd leed hij aan de vallende ziekte; maar de reis heen en terug naar Chili, waar hij een tijdlang als zendeling werkzaam was, moet hem hebben genezen. Hij wordt beschreven als oen man van zaehtmoedigen aard, afkoorig van geweld, vroom en ijdel, doch die één hoedanigheid miste, hetgeen allo overige onvruchtbaar maakte, vastheid van wil. Slechts dan, wanneer hij iets als een gewetenszaak aanmerkte, was hij, naar beweerd wordt, onwrikbaar.

In den beginne nam Pius IX vele vrijzinnige maartregelen: een alge-meene amnestie voor staatkundige misdrijven, verlichting der censuur, instelling van een vrijer beheer der gemeenten en dergelijke. Reeds in 1847 benoemde hij tot minister van financiën Jakob Antonelli, den man, die juist de eigenschappen bezat, welko Pius miste en die hem gedurende zijn ganschc bewind heeft ter zijde gestaan. Hedert echter li ossi, een Italiaan , geboren te Carrara (ten n.w. van Lucca, aan de Middel-landscho Zee), vroeger hoogleeraar in do rechtsgeleerdheid te Genèvo, later gezant van Frankrijk te Home, in September 1848 aan\'t hoofd van \'s pausen ministerie optrad, een man, die even afkeerig was vaii de priesterheerschappij als van een volksregeering, sloeg men den tegengestelden weg in. Hierop viel Rossi in \'t zelfde Jaar door sluipmoord. Toen hij den lödon November de trappen van het paleis betrad, waarin de pas bijeengekomen kamer der vertegenwoordigers haar eerste zitting zou houden, werd hij door een of meer der onlangs uit den oorlog in Noord-Italië teruggekeerde krijgslieden doorstoken.

Nog denzelfden avond en gedurende don nacht barstte een geweldig oproer los. Een stoet van een paar honderd monschon, onder welko ook soldaten waren, trok naar het Quirinaal, een van \'s pausen paleizen, en eischte een radicaal ministerie en een constitueerende vergadering. Er werd geschoten, en er violen menschcn. Pius IX, na aan de hem omringende gezanten der buitenlandsche mogendheden te hebben verklaard, dat hij zich niet aan het hom afgeperste woord gebonden achtte, willigde eindelijk den eisch van een volksgezind ministerie in, waarop het volk zich onder gejubel verwijderde. Weldra toonde Pius aan ieder, dat zijn toestemming niet welgemeend was geweest. Immers in den schemeravond van den 24sten November ontvluchtte hij vermomd en begaf zich naar Gaëta, gelegen op \'t gebied van Napels (in\'t n.w., aan zee). Terwijl Pius zich in den vreemde ophield, verklaarde! do oonstitueorende vergadering te Rome, dat het pausschap van rechtswege was gescheiden van het wereldlijk bewind over den Kerkeljjken Staat en stelde men een voor-loopige regeering in , waarvan Mazzlni hot eigenlijke hoofd was. Maar in April 1850 keerde de paus, nadat de Oostennjksche, de Spaansche en de Napelsche troepen de rust in den Kerkdijken Staat hersteld en een Fransch leger onder Oudinot, hertog van Reggio (ton n.w. van Modëna), in Juni 1849, Homo, trots do, met behulp van Garibaldi, moedige verdediging der stad, ingenomen had, naar zijn hoofdstad terug en aanvaardde de rogeering weder, voortdurend ondersteund door Fransche

-ocr page 365-

343

troopon, die Rome stoeds bezot hielden, maar in \'t laatst van 1866 zijn vertrokken, hoewel later weder (zie biz. 345) door andere vervangen.

Met de terugkomst van Pius IX begon op nieuw hot wanbestuur, dat in 1848 aanleiding had gegeven tot de uitbarsting. Do vermenging van geestelijk en van wereldlijk gezag bleek wederom onhoudbaar te zijn. Geen tak werd slechter bestuurd dan het departement der financiën. Inzonderheid de middelklasse, de burgerij, kwijnde, doordien de handel, do nijverheid , de studie van kunst en van wetenschappen geen onderwerpen waren van de zorg der regeering en juist op deze lieden de zwaarste lasten drukten. Eén der vele oorzaken van de ellende was de lage trap, waarop hot volksonderwijs stond.

In het Lotnhardijsch-Veneliaansch koninkrijk deed Oostenrijk zeer voel voor land en onderdanen; onvruchtbare streken werden voor den landbouw geschikt gemaakt; spoor- en andere wegen aangelegd; kanalen gegraven en ijverig zorg gedragen voor \'t rechts- en \'t schoolwezen. Nogtans heersehte ook hier geen tevredenheid , dewijl deze weldaden uit de handen van vreemden kwamen en werden opgewogen door zware belastingen, niet het minst door een censuur, die alle verstandelijk leven scheen te willen tegengaan, en door een algemeen verafschuwd policiestelsol. Volgens dat stelsel stond do zoogenoemde hoogere polieie in nauwe betrekking met de staatkunde, ja beheerschte haar zelfs in zekeren zin. Als werktuigen bezigde die polieie allerlei lieden uit het schuim der maatschappij , die zich velerhande willekeur veroorloofden. Zij bewaakte niet alleen angstvallig de openbare meening en de geheime genootschappen, doch bespiedde ook elk huisgezin tot in de meest verborgen schuilhoeken.. Een harer meest bekende offers is geweest de dichter Silvio Pellïco uit Milaan, die, nadat Metternich (zie blz. 334, 350) in 1820 do deelneming aan \'t genootschap der Carbonïlri op straffe des doods had verboden, hoewel ten onrechte, voor een der leden gehouden , werd gevangen genomen. Aanvankelijk tor dood veroordeeld, maar niet gebracht, sleet hij een achttal jaren van zijn leven in een onderaardschen kerker op den Spielhery, een staatsgevangenis bij Brünn (in Moravië, ten n.o. van Weenen). Wat hij daar heeft verduurd heeft hij beschreven in zijn werk, in \'t Italiaanseh opgesteld en in andere talen vertaald „mijn gevangenissen ,quot; hetwelk het Oostenrijkscho stelsel van behandeling der politieke veroordeelden alom zeer deed verfoeien.

Behalve dat Oostenrjjk het bewind over dezen staat voordo, behoorsehte het tevens metterdaad de kleine Noord-Italiaansehe staten, welker vorston zich, bij do minste tegenkanting hunner onderdanen , onder bescherming van Oostenrijk stolden. In Maart 1848 barstte de in \'t Lombardijsch-Venetiaanech koninkrijk lang onderdrukte opstand te Milaan en te Venetië los, welke steden door do Oostenrijkers moesten worden ontruimd. Te Venetië werd onder de leiding van Man in, die, met den t\\t(Apresidenl, aan \'t hoofd der uitvoerende macht stond, een republikeinsch bestuur ingevoerd. Andere steden volgden, en liadetzky verkeerde, daar ook Karei

-ocr page 366-

344

Albert in aantocht was, met zjjn troepen in een moeielijken toestand. Maar kort hierna veranderde hot tooneel. Do Oostenrijksche veldmaarschalk heroverde de eene stad na de andere en dwong den koning van Sardinië tot een aanhoudenden torugtooht (zie blz. 337). In Augustus 1848 opende Milaan haar poorten voor „vader lladetzky,quot; gelijk zijn soldaten hem noemden; doch eerst in Augustus 1849 werd Venetië, na een langdurig beleg, tot capitulatie gedwongen. Strenge maatregelen, inzonderheid verbeurdverklaring der goederen van don adel, troffen nu hen, die aan de opstanden hadden deel genomen: een ijzeren juk rustte op Venetië. Manin vlood naar Frankrijk en stierf er in 1857, aleer de dag van Italië\'s onafhankeljjkheid aanbrak.

Gelijk in \'t koninkrijk der beide Siciliën hebben in de laatste jaren ook in Noord-ltalië groote veranderingen plaats gegrepen. In Maart 1860 (zie blz. 339) werden, ten gevolge eener volksstemming, Toskane, Parma en Modena, bij manifest van Victor Emanüel II, met Sardinië vereenigd. Aan de vorsten van die drie staten schoot niet anders over, dan zich ten spoedigste te verwijderen, vermits zij, uit hoofde van de ontevredenheid der bevolking, schier bij niemand steun vonden.

Verder breidde Sardinië zijn gebied aanmerkelijk uit door een oorlog, dien het, bijgestaan door Frankrijk, tegen Oostenrijk voerde. Vóór lang had Cavour (zie blz. 338 vlg.) te dien einde alles voorbereid. De gewichtigste slagen uit dien oorlog, waarin keizer Napoleon III het bevel voerde over het leger der bondgenooten en in \'t laatst Frans Jozef (zie blz. 349) over het Oostenrijksche, zijn die van Magenta (ten w. van Milaan) en van Sol fermo (ten z. van het meer öarda), beide in Juni 1859 door de Oostenrijkers verloren. Ken paar der bevelhebbers van \'t Fransche leger waren Canrobert en Mac Mahon, sinds dezen krijg vereerd met den titel hertog van Magenta. Onder den keizer van Oostenrijk voerden, daar Radetzky in 1858 was overleden, de veldmaarschalken Hendrik Hess en Benedeck het bevel over het Oostenrijksche leger. Veel steun ondervonden do legers der bondgenooten van de stoutmoedige bewegingen van het korps Alpenjagers, groot ruim 3000 man, waarvan Victor Emanuel II de oprichting goedgekeurd en het bevel aan Garibaldi opgedragen had. Onder do redenen, die Napoleon (zie blz. 339) bewogen, een einde aan den krjjg te maken, was er één de vrees voor den ontzagljjken vierhoek van de Mincio, d. i. voor de vestingen, die met elkander een vierkant vormen, Vertïna en l\'eschiera (ten w. van Verüna), in\'tn., en Mantua met Legnano (ten o. van Mantua), in \'t z. Bjj de. vredespraeliminairen run Villa-Francn (ten z. van Veröna), bekrachtigd door den vrede ie Zurich, den lüden Nov. 1859 gesloten, verkreeg Sardinië Lombardjje, met uitzondering van een deel der provincie Mantua, waardoor Oostenrijk van zijn Italiaansche bezittingen slechts het gebied van Mantua en dat van Venetië behield.

Eindelijk zette Sardinië zijn grenzen nog ten koste van den Kerkelijken Staat uit. In Maart 1860 word het noordelijk gedeelte van dien staat.

-ocr page 367-

345

/

Romagna, in November Bonoventum , Ponto-Corvo, de Marken on Umbrië , allo krachtensquot; don wil des volks, bij meerderheid van stemmen verklaard bij Sardinië te zijn ingelijfd. Slechts wat ten w. ligt van de Apennjjner; word den paus gelaten. In vergelijking met deze belangrijke aanwinsten was het verlies van grondgebied gering to achten, dat Sardinië in dezelfde maand Maart leed door Savoye en Nizza aan Frankrijk af to staan. To lichter was dit offer, daar ook datgene, wat de vrede van Zurich nog aan Oostenrijk had gelaten, door den loop van den korten, maar beslis-senden oorlog, in den zomer van 18fi6 tusschen Oostonrijk en Pruisen gevoerd, aan Sardinië is gekomen, of liever aan het koninkrijk Italië, zooals sedert 1861 het rijk van Victor Emanuel II heet. Na hot tot stand komen van dat koninkrijk sloot Napoleon III in September 1864 mot het hof te Turijn een verdrag, de September-conventie, waarbij hij aannam, Rome door zijn troepen te laten ontruimen. Doch in 1867 rukten wederom Fransche krijgsbenden den Kerkelijken Staat binnen, om Garibaldi te stuiten , dio een aanval op Rome deed, ton einde de eenheid van Italië tot afsluiting te brengen. Den 4denNovembcr 1867 werd Garibaldi bij Mentilna(ten ii.o. van Rome), verslagen , kort daarna gevangen genomen , maar weldra in de gelegenheid gesteld, naarCaprcra weder te koeren. Deze wending der zaken bestendigde wederom voor oenigen tijd het overwicht van Frankrijk in Italië.

In 1866 verloor alzoo Oostenrijk in Venetië en in Mantua zijn laatste bezittingen in Italië. Door een zonderlinge aaneenschakeling van lotgevallen was het stamhuis Savoye, zelf oorspronkelijk voor Italië een vreemdeling, er in geslaagd, den gehaten vreemdeling. Oostenrijk, uit Italië verdrijvende, ter zolfdor tijd het doel van zijn aanhoudend streven, een uitgestrekt en onafhankelijk gebied, te bereiken en de eenheid van geheel dat land voor goed te grondvesten. Zóó bewees dat stamhuis, geleid door Cavour, aan Italië oen dienst, dien dit land, sedert den val van \'t West-Romoinsche rijk in tul van staten verbrokkeld, in al die eeuwen zichzelf niet had kunnen bewijzen. Van de September-conventie af werd Florence de hoofdstad van het nieuwe rijk en bleef dit tot December 1870, toen hetgeen er nog overig was van den Kerkelijken Staat aan \'t geheele rijk Italië word toegevoegd on Rome, dat in December 1867 door do Franschen was ontruimd en in September 1870 door do troepen van Victor Emanüel vor-meesterd, tot hoofdstad van Italië werd verklaard. Dus was dan, sinds het begin van 1871, de eenheid van Italië voltooid en de paus van al zijn ■wereldlijke macht beroofd, terwijl do gang van don oorlog tusschen Pruisen en Frankrijk voor goed een eind maakte aan alle inmenging van do zjjdo van Napoleon III en van Frankrijk. Als hoofd der katholieke kerk schijnt evenwel don paus in hot Vaticaan zijn zetel to zullen behouden. Immers, na den dood van Pius IX in Februari 1878 is ook zijn opvolger, kardinaal Pccci, die den naam Leo X1H aannam, hot gaan bewonen. Eén maand vroeger. Januari 1878, was de koning van Italië, Victor Emanuel II, overleden, in wiens plaats zjjn oudste zoon, IlumbertI, den troon beklom. Ter zolfder tijd stierf de la Marmöra, in Juni 1882 Garibaldi.

-ocr page 368-

346

§ 126.

Duitschlaml. — Hoofddenkbeelden sedert 1815 Jieerschemle. — De linr-schenschaft. — Het feest op den Warthurg. — De moord van Kotzehne door Sand. — Staatsregelingen in enkele staten. —■ Onlusten in soinviige staten in 1830. — Het Duitsche tolverhond. — Troonsveranderingen in de verschillende staten. ■—• Ongunstige algemeene toestand van Duitsch-land na 1830. •— liesluiten van den hondsdag van 1832. —- Johannes lionge en de Duitsch-katholieken. — Het panslavonisme. — Bewegingen in 1848. — Toestand van Oostenrijk. — Metternich treedt af. — De keizer geeft een constitutie. — Opstand te Weenen. — De keker vestigt zich te Innshruck. — Oproei\' te Praag, gedempt door Windisch-griltz. — Eerste algemeene Oostenrijksche rijksdag te Weenen. — Terugkeer van den keizer. — Tweede opstand te Weenen. — Eischen der Hongaren. — De keizer vindt steun in de zuidelijke gedeelten van Hongarije. — Moord van Latour. — De keizer wijkt naar Olmütz. — De rijksdag gaat uiteen. — Jellachich verslaat de Hongaren. —■ Win-dischgratz neemt Weenen. — Lodew jk Kossuth. — Arthur Georgei. — Oostenrijk roept de hulp in van Rusland legen Hongarije. — Hagnau en Paskewitsch. — Einde van den opstand. — Onbeperkt keizerlijk bewind in Hongarije. — Inrichting van \'/ bestuur van Hongarije \'sedert 1867. — Oproeren in Rijn-Pruisen en in Westphalen. — Oj)-stand te Berlijn. — De koning hukt. — Amnestie en proclamatie. — Constitueerende vergadering te Herlijn, De vergadering word! verdaagd en daarop ontbonden. — De koning vaardigt een staatsregeling uit.

In Dnitschland heorschten, in strijd met; do matheid en de flauwheid, die na de jaren 1813, 1814 en 1816, hot kenmerk van menigeen waren, sinds diezelfde jaren bij vele anderen in tegendeel, als gevolg dor zware inspanning, die men zich had getroost, twee hoofddenkbeelden, waarvoor zij zeer ijverden, eenheid ran V vaderland en regeering bij vertegenwoordiging der enkele staten. Sinds de dagen van keizer Froderik IF (zie lilz. 133) was de verbrokkeling van Dnitschland steeds aangroeiende geweest. Hoe meer zij was toegenomen, dos te meer voet was gegeven aan de inmenging van buiten, des te minder beteekenend was Duitschlands invloed op Europa\'s aangelegenheden geworden. Het woord van Voltaire, dat het Heilige Romeinsche rijk noch heilig was, noch lloomsch, noch een rijk, behelsde maar al te veel waarheid. Do overheersching der Franschen deed in 1813 hot gevoel van nationaliteit herleven. Groot was de geestdrift, die het lied van Arndt „Wat is des Duitschcrs vaderland?quot; verwekte, waarin de dichter, na telkens te hebben ontkend, dat hot Zwaben of eenige ander landstreek is, bij herhaling antwoordt, dat geheel Dnitschland dat vaderland moet zijn. Met dit streven naar eenheid ging het trachten naar vrijheid hand in hand. Het zoeken was, de volkeren, reeds één door den band dor afstamming en van de taal, tot één of meer

-ocr page 369-

347

staten te veroenigeu, die in een eonstitutioneelen regeeringsvorm den waarborg zouden krijgen van onafhankelijkheid naar buiten en van ontwikkeling naar binnen. Tevergeefs wachtte hot volk, na den val vaa Napoleon, op de vervulling der beloften, in do bondsakte gedaan. In die bondsakte, volgens een ontwerp van Metternich opgesteld op hot congres van Weenen en in het laatste tijdperk van \'t bijeenzijn der vergaderden mot overhaasting tot stand gekomen, welke de hoofdtrekken der nieuwe Duitscho staatsregeling behelsde en het in 1815 opgerichte Duitsche verbond onder de hoede der Europeesche mogendheden plaatste, was o. a. vrijheid van drukpers en aan do verschillende staten een regeeringsvorm mot stenden toegezegd.

Ofschoon er in do eerste jaren geen opstanden, als kenmerken van bestaande ontevredenheid, plaats grepen, meenden do regeeringen van Duitschland in sommige verschijnselen, als in de wijze, waarop hot feest der kerkhervorming in 1817 op den Wartburg (zie blz. 184) word gevierd, en vooral in den moord van den Kussischen staatsraad August von Kot-zebue door den student Karei Lode wijk Sand in Maart 1819 te Mannheim, blijken van een te vrije denkwijze, inzonderheid onder de jongoling-schap, te bespeuren. Tusschen die tweo verschijnselen bestond, zooals die regeeringen dachten, een niet te miskennen verband. Op den dag der viering van dat derde eeuwfeest der hervorming, den ISden October 1817 , gingen, niet anderen , ook een groot aantal studenten van de Duitsche hoogo-scholon naar den Wartburg op. Destijds waren do meeste studenten dier verschillende hoogescholon onderling door oen alles omvattenden band van broederschap verbonden. Met sein daartoe was gegeven door een genootschap, onder don naam Jiiimchenscliiift (letterlijk vereeniging van jongelieden), opgericht door de kweekelingen der hoogeschool van Jena (zio blz. 313). Die „Burschenschaftquot; had wetten , wolke zoo goed als uitsluitend het tweegevecht verboden, elke mishandeling van jonge studenten tegengingen , alle ruwheid poogden te weren , een voorbeeldig leven voorschreven en uiterlijke kenteekonen vaststelden. Tot deze of dergelijke vereenigingen traden, ook aan andere hoogescholen dan aan die van Jena, velen toe.

De tijd, waarop do kerkhervorming plechtig zou worden herdacht, viel ongeveer samen met don gedenkdag van don slag bij Leipzig. Dit bewoog de studenten van Jena, hierop de aandacht te vestigen en aan die der andere hoogescholen voor te slaan, dat men op den quot;Wartburg op den bepaalden dag de beide groote gebeurtenissen tegelijk zou verheerlijken. Eenige honderden studenten kwamen op, en alles liep mot orde af. Doch toen volgde een nafeest, door enkele achtergeblevenen gevierd, waarop, als nabootsing van \'t verbranden der banbul door Luther, onder luide jubelkreten onderscheideno gehate boeken, als do Duitsche geschiedenis van August von Kotzebue, en sommige zinnebeelden der onbeperkte macht cn der aan \'t oude vasthoudende gewoonten , b.v. een korporaalstok, een haarstaart, enz. ten vure werden gedoemd. Wat hier gebeurde werd welhaast voorgesteld als een aanslag op den staat en op de overheid. De

-ocr page 370-

348

studenten verweet men, dat zij zich uitsluitend geroepen aehtton , den volksgeest te vertegenwoordigen. En toen, twee jaren daarna, Sand, een der studenten van Jona, von Kotzebue in zijn eigen huis te Mannheim doorstak, haastten zich do regeeringen, do Duitsche jeugd en hen, die zij als haar leidslieden in het voorstaan van nieuwigheden beschouwden, te breidelen en zich te verzetten tegen al hetgeen op een zweem van hervorming geleek. Niet geslaagd zijnde in zijn poging om zichzelf te dooden, moest Sand den tol aan de menschelijke gerechtigheid betalen. Maar hierbij bleef het niet. De keizer van Oostenrijk, Frans, noodigde de hoven van Pruisen en van een aantal der kleinere Duitsche staten uit, hun ministers te doen bijeenkomen te Karlsbad (ten n.o. van Eger, in \'t n.w. van Bohemon) , ten einde gemeenschappelijk maatregelen te beramen togen do gevaren des tjjds.

Hier werden , onder do leiding van Metternich , de besluiten van Karlsbad genomen, volgens welke de hoogescholen onder \'t opzicht van een regee-ringsbeambte gestold en daarenboven de censuur der geschriften en andere beperkende bepalingen ingevoerd werden. De genootschappen der studenten werden opgeheven en moer dan ódn van hen jaren lang gekerkerd. In overeenstemming met den inhoud der besluiten van Karlsbad werd vervolgens do bondsakte herzien, gewijzigd en uitgebreid door een tweede vergadering van ministers, gehouden te Weenen in den winter van 1819 en 1820, wier overleggingen worden samengevat iiw/fi zoogenoemde eiw/-akte van Weenen, die o. a. voorschreef, dat de staatsregelingen der bijzondere staten niet in tegenspraak mochten geraken met de bondsakte. In Oostenrijk werd de terugwerkende kracht het ergst, waar hot geheelo onderwijs aan een eng toezicht der geestelijkheid werd onderworpen, terwijl het steeds in een ongunstigon toestand vorkeerende financiewezen veeleer de zorgen der regeering had voreischt. Onder do vorsten der groote staten leverdon slechts de koningen van Beieren en van quot;Wur-tomberg het bewijs hunner instemming met de wenschen des volks door in 1818 en 1819 een eenigermato vrijzinnige staatsregeling aan hun rijken to geven. Eveneens deden \'t hertogdom Nassau en \'t groothertogdom Baden. Allen intussohen was voorgegaan de groothertog van Sakson-Weimar, Karei Augustus, die er reods in 1816 in had toegestemd, dat zijn land met een staatsregeling en met een kamer van volksvertegenwoordigers werd begiftigd. Intussohen hadden al die staatsregelingen een overwegend aristocratisch karakter. Gelijk die van Beioren in\'t Zuiden , was over \'t geheel, in \'t Noorden , mede het best do toestand van Pruisen , in welk rijk in 1823 een provinciale volksvertegemvoording werd ingesteld, die echter niet veel meer rechten had dan de bevoegdheid om raad te geven en bij welker samenstelling do adel op in \'t oog loopende wijze werd bevoorrecht.

Op \'t voorbeeld van het naburige Frankrijk ontstonden in 1830 en in volgende jaren in verscheidene staten , zooals in Keur-Hessen , in het groothertogdom Hossen, in Brunswijk, in hot koninkrijk Saksen, in Hannover

-ocr page 371-

349

en elders, onlusten, die gedeeltelijk door het toegeven aan de eischon der ontevredenen werden gestild, gedeeltelijk met geweld bedwongen. Zoo bekwam b.v. het koninkrijk Saksen, evenals de overige dier staten, een staatsregeling. Pruisen deed (1833 — 1836) een krachtigen stap op het pad, dat tot de eenheid van Duitsehland moest voeren, door \'t oprichten van het Duitse he tolverhond, d. i. door een gemeenschappelijk tolstelsel, dat de bijzondere tolliniön ophief en den vrijen doorvoer der handelswaren door oen groot deel van Duitschlatid verzekerde , waaraan, behalve Pruisen zelf, allengs Beieren , Wurtomberg, Baden , de beide (lessens , Saksen en eenige kleinere staten deel namen. Een tweede stap voorwaarts was het aanleggen van sjworweyeii, die gedurig verdere uitbreiding verkregen. De volgende troonsveranderingen hadden in Duitsehland plaats. Oostenrijks kroon ging in 1835, na den dood van Frans I (zie blz. 313), op zijn oudsten zoon pehdinand i over, door wion zij in 1848 aan zijn neef, f kans jozef i, werd afgestaan (zie blz. 352). Fkedbkik willf. m iv volgde in 1840 in Pruisen op Frederik Willem III (zie blz. 286). Na zijn dood besteeg zijn bronder, willem i, in 18G1 den troon, na sinds 1858, gedurende de langdurige ongesteldheid van Frederik Willem IV , als regent het rijk te hebben bestuurd. Koning Frederik Augustus 1 van Saksen (zie blz. 312) werd in 1827 door zijn broeder, anton, deze vorst in 1836 doorzijn neef, frëdëkik augustus ii, opgevolgd, die in 1854 is overleden en zijn broeder, joiian i, tot opvolger had, na wiens dood, in October 1873, zijn zoon albebt i den troon beklom. Beieren kreeg in 1825, na \'t overlijden van maxijiihaan i jozef, zijn zoon lodewijk i, als koning, die in 1848 aftrad en op wien zijn zoon, maxi mi-liaan ii jozef, volgde. Maximiliaan 11 Jozef stierf in 1864 en werd opgevolgd door zijn zoon, lodewuk ii. Iti 1816 liet frederik i de kroon van Wurtemberg aan zijn zoon, willem i, na, die in 1864 werd opgevolgd door zijn zoon, kakel i.

Over \'t geheel verkeerde Duitsehland, na de bewegingen van 1830, in 1840 in geen gunstigen toestand. Met kracht trad de bondsdag te Frankfort aan de Main in zijn besluiten van 1832 op tegen do vrijzinnige neigingen, in 1830 aan don dag gelegd. Daarin wordt, als het gevoelen van den bondsdag, verkondigd, dat de algeheele macht bij don vorst berust; dat do staten niet bevoogd zijn, hun goedkeuring te onthouden aan ontwerpen van belastingen, door de regeering ingediend; dat het toezicht op de hoogeseholen zal worden gehandhaafd; dat op het geheolo grondgebied van hot Duitsche verbond geen volksvergaderingen mochten plaats grijpen of volksfeesten worden gevierd zonder vergunning der regeering; dat, boven en behalve de gewone censuur, dio de vorsten van de bijzondere staten hadden, den bondsdag de buitengewone bevoegdheid werd toegekend, elk geschrift te vernietigen, hetwelk hij aanmerkte als ge-vaarljjk voor de waardigheid van \'t verbond of voor de rust van Duitsehland. Deze en dergelijke besluiten werden daarop in een vergadering van ministers uit verschillende staten te Woenen in 1834 nog nader vastge-

-ocr page 372-

550

steld en verscherpt. O. a. werd hier bepaald, dat, indien er geschillen ontstonden tasschen een vorst en de vertegenwoordiging van zijn land, de bondsdag een aantal zoogenoemde scheidsrechters had te benoemen, voor welke taak die bondsdag, dewijl het verbond oen verbond was van vorsten, dan natuurlijk mannen zou aanwijzen, die \'t vertrouwen dor regeering genoten.

Dergelijke voorschriften deden de achting voor don bondsdag diep zinken; de staatsregelingen, voorzoover men er had, werden daarenboven dikwijls overtreden; menigeen, verdacht van \'t streven naar omverwerping van den bestaanden toestand, zuchtte in de gevangenis. Op kerkelijk gebied vertoonde zich veelvuldig verschil van gevoelen, zoodat er waren, die zich van do katholieke kerk afscheidden. Zoo stichtte Johannes Ron ge, een geestelijke in Silczië, zich hevig ergerende over de tentoonstelling van don zoogenoemden heiligen rok van Christus te Trier in 1814, met anderen de sekte der Buitsch-katholieken, die echter geen duurzamen bijval vond. In do Oostenrijksche staten, bijna voor do helft door Slaven bewoond, begonnen zich sporen te vortoonen van hJ panslaoonisme, een richting, die de vereeniging beoogt van alle Slaven tot één groot rijk, dat niemand anders dan den czaar tot beheorseher kan hebben, en die vooral door do Magyaren wordt bestreden. In Pruisen drong men meer en meer nan op \'t invoeren eener constitutie. In plaats hiervan riep de koning don 3den Februari 1847 een algemeen en landdag bijeen , die echter slochts als raadgevend lichaam word erkend, hetgeen geenszins aan do verwachting van hot volk voldood.

In 1848 moest de regeering in Beieren, in Wurtemberg en in bijna alle andere staten eenigo der cischen, door hot volk gedaan, inwilligen, b.v. vrijheid van drukpers, rechtbanken van gezworenen (jury), vrijheid van godsdienst, bijeenroeping van een Duitsch parlement, enz. Geen staat intusschon had meer van don opkomenden storm te duchten dan het keizerrijk Oostenrijk , dat bonte mengelmoes van zoo uiteenloopende volkeren en stammen, onder welke de Slaven in getal de meerderheid bobben, die losse aaneenvoeging van koninkrijken , aartshertogdommen , hertogdommen , graafschappen en welke staten er meer bestanddcelen van zijn, die, ieder, grootendeols door afzonderlijke wetten werden bestuurd. De landdagen der onderscheiden staten haddon geen zelfstandigen werkkring en niet den minsten invloed; de adel had wel voorrechten, maar geen rol in \'t bestuur te vervullen; de boeren werden gedrukt door do heeren; de steden eindelijk misten do vrijheid, haar eigen zaken te boheoren.

In dat Oostenrijk verliet in \'t zelfde jaar do grijze minister Motter-nich het tooneel, waarop hij zoolang een eerste rol had vervuld, hij, de staatsman, die, zonder grooto beginselen te hebben, sinds den val van Napoleon een overwegenden invloed op de binnen- en do buitenlandsche staatkunde van Europa\'s staten had geoefend. Hij was steeds diegene geweest, op wien allo pogingen tot hervorming, verandering of wijziging van den toestand der staten en dor volkeren, zoowel in als buiten

-ocr page 373-

351

Duitaohland, waren afgestuit. Dit stelsel had hij gehandhaafd, waar en zoovaak hij het vermocht. Slechts dan had hij het voor een oogenblik ter zijde geschoven, wanneer de weerstrevende kracht zoo groot was geweest, dat hij begreep, zich naar do omstandigheden te moeten voegen. In Oostenrijk zelf had hij zich steeds doen kennen als de voorvechter van hot onbeperkt vorstelijk gezag, als een hevig vijand van alle inmenging van \'t volk in regeeringszaken. Zooveel mogelijk had hij dit rijk van \'t verkeer met hot buitenland afgesloten. Een strenge censuur had luj staande gehouden, een geheime polieie voel macht toevertrouwd, den invloed der geestelijkheid bevorderd. Kortom, zijn stolsel was geweest; „alles voor het volk, niets door het volk.quot;

Evenals in vele andere Duitsche staten werd het in 1848 ook in Oostenrijk onrustig. De ontevredenheid der bevolking, waarbij do studenten der hoogeschool als voorgangers optraden, begon zich in Maart van dat jaar te Weenen in eenige oploopen lucht te geven, waarop dan Metter-nich aftrad. Toch bleven do bewegingen, gepaard mot eischen van hervormingen, aanhouden, weshalve de keizer in Mei aan veler verlangen toegaf en de bevolking een constitutie verkreeg, nadat hij reeds vroeger eenalgemeeno wapening dor burgerij en de vorming van een sticdentenlei/ioen, benevens vrijheid van drukpers, had toegestaan. Doch doordien do staatsregeling als niet voldoende werd aangemerkt, barstte or een opstand los. De keizer verliet met zijn familie Weenen , om zich voorloopig te Innsbruck (de hoofdstad van Tyrol, aan de Inn) te vestigen. Terwjjl de bevolking van Weenen den keizer bij herhaling verzocht terug te koeren, ontstond in Juli eveneens een oproer te Praag, waar juist een „Slavencongresquot; werd gehouden of bijeenkomst van zoodanige inwoners dor üostenrijkscho landen, die tot don stam der Slaven behoorcn (zie blz. 350), dat echter door Windisehgratz word gedempt. In dezelfde maand kwam de. eer.tle altje-meene Oostenrijksche rijksdag, uit leden van de verschillende deelen der monarchie samengesteld, te Weenen bijeen, en op \'t verzoek dier vergadering betrok de keizer in Augustus wederom den hofburg Schönbrunn (zie blz. 3IC).

Doch ook na zijn terugkeer werd de rust niet hersteld. Weenen bleef in een geheel buitengewonen en opgewonden toestand verkoeren. Aan zijn dagelijksche werkzaamheden dacht niemand der burgers, evenmin als de gewapende studenten aan hun studiën. Zwermen vreemde fortuinzoekers en omwentelingszuchtigen trokken de stad door, eu hoe langer hoe grootor werd het aantal van hen, die, als werklieden, ton koste van den staat eu van de stad wilden loven. Gedrongen door do omstandigheden , verlaagde nu het ministerie in Augustus hot dagloon van do arbeiders, die in dienst waren van het rijk of van do gemeente. Dit voordo tot een uitbarsting, die evenwel spoedig werd bedwongen. Middelerwijl was oen grooto spanning ontstaan tusschen hot Weenor ministerie en Hongarije, alwaar men een zelfstandig bestuur onder een aartshertog uit hot Ilabsburgsche huis, vermindering van belastingen en bevrijding van de verplichting wenschto

-ocr page 374-

352

om bij to dragen tot het kwijten dor renten van de Oosteunjkscho schuld, oischen, waarin keizer Ferdinand slechts in zoover wilde toestemmen, dat, ten opzichte van het financie- en het krijgswezen, de verbintenis met het geheele rijk van kracht bloef. Uit hoofde dier gisting achtte do minister van oorlog, L a t o u r, het geraden, troepen naar dit land in beweging te stollen. Jellachieh, han (bestuurder) van Kroatië, werd tot opperbevelhebber der keizerlijke legers in Hongarije benoemd en vond steun bij de bevolking van de zuidelijke gedeelten van dit land, van Kroatië, van Slavonië, van de Militaire grenzen, van Zevenbergen, enz., die, tot den stam der Slavoniërs behoorende, aangevuurd door de beweging van het panslavonisme, op hun beurt een zelfstandig bestaan verlangden, zich van llongarijo wilden afscheiden en alzoo bondgenooten werden van do regeering te Weenon. Immers „gelijk recht voor elke nationaliteitquot; werd thans aller leus.

De voorgenomen tocht van een deel der legers, welken burgers en studenten uit Weeneu zochten te beletten, werd in October het sein tot een tweede, veel heviger oproer, waarbij alom barricaden werden opgeworpen , hevig tegen het krijgsvolk werd gestreden, velen omkwamen en do grijze Latour door een in \'t gebouw van het ministerie van oorlog binnengedrongen bende gruwelijk werd vermoord. De rijksdag ging uiteen, en de keizer, zich ten tweeden male verwijderende , begaf zich naar Olmiitz (aan do March, in \'t n. van Moravië). Windischgriitz, tot opperbevelhebber tegen Weenen benoemd, sloot de stad van allo kanten in. De tot ontzet naderende Hongaren, door Kossuth aangevoerd, werden door Jellachich verslagen, en in de laatste dagen van Oct. nam Windischgriitz de stad stormenderhand in. Nu begon een volstrekte militaire heerschappij: vier jaren lang bleef Weenen in staat van beleg. Velen werden ter dood gebracht, meer lieden nog op vestingen gevangen gezet of bij het leger ingelijfd.

Den 2den Dec. legde Ferdinand de kroon neer en kreeg zijn neef, frans jozef i, een zoon van den tweeden zoon van Frans, tot opvolger. De nieuwe keizer liet terstond een groot leger oprukken togen do Hongaren, welke Lodewijk Kossuth, die, op last der Oostennjksche regeering, een paar jaren in den kerker had doorgebracht, doch sedert 1847 lid was geweest der Hongaarsche volksvertegenwoordiging en minister van dit rijk, als dictator^ en Arthur üeorgei, Klapka, alsmede den l\'ool Bem, als generaals hadden. Vruchteloos bestreed hen Windischgriitz met Jellachich en met andere zijner onderbevelhebbers. Alom zegevierden de Hongaarsche wapenen, en eerst toen de keizer van Oostenrijk door een groot Russisch loger onder Paskowitsch werd ondersteund en hij Haynau aan \'t hoofd zijner eigen krijgsbenden plaatste, verkeerde de kans. Hierop deed Kossuth in Augustus ISW afstand van zijn gezag en benoemde öeorgei tot dictator. Nauwelijks was dit geschied, of de dictator gaf zich bij Vilayos (ten n.o, van Arad, in \'t z.w. van Hongarije) met zijn leger aan de Kussen over, oen handelwijze, die, aanvankelijk raadselachtig

-ocr page 375-

353

govOmlen, later in do onvormijdelijke noodzakelijkheid een natuurlijke verklaring heeft gevonden. Kossuth en Bern weken op Turksch grondgebied, en den Isten Oct. 1849 lag Hongarije aan de voeten des keizers. Vele edele Hongaren boetten met hun leven voor den mislukten kampstrijd, want Haynau kende geen gematigdheid.

Wederom werd, nadat de rust was hersteld, in Hongarije een keizerlijk onbeperkt bewind ingevoerd. Maar na een tiental jaren begon het kabinet te Weenen zelf te beseffen, dat de eisehen der mannen van de omwenteling ton deele redelijk waren en meer uitzicht gaven op de bevordering van \'t welzijn van \'t gansche rijk dan het keizerlijk alvermogen. Vanhier dat in de latere jaren, inzonderheid in 1860 en in 1867, is te gemoet gekomen aan den wensch van \'t Hongaarsche volk, zelf een aandeel te hebben aan \'t bestuur zijner eigen aangelegenheden en meer van Oostenrijk te worden afgezonderd. Sedert die jaren is er voor alle Oostenrijksche landen één gemeenschappelijk vertegenwoordigend lichaam , geheeten de rjkuraad, bestaande uit het heerenhuis en uit het huis der afgevaardigden. Gelijk de overige kroonlanden, verwierf Hongarije bovendien zijn afzonderlijken landsdag of rijksdag, bestaande uit de ta fel der magnaten of edelen en uit de tafel der representanten of vertegenwoordigers van de comitaten of graafschappen en van de steden. Ten aanzien van de buitenlandsche aangelegenheden, van do financiën en van het krijgswezen bleef Hongarije aan Oostenrijk vastgehecht. Doch in \'t genoemde jaar 1867 werd Frans Jozef als koning van Hongarije te Pestli gekroond.

Het jaar 1848 zag ook Pruisen in den stroom der omwenteling medeslepen. Behalve dat in Eijn-Pruisen en in Westphalen sterke gisting heerschte, stond de hoofdstad Berlijn zelve op en werd slechts met geweld bedwongen. Toen men in do maand Maart van \'t jaar 1848 in die stad bericht kreeg van de woelingen te Weenen, openbaarde zich ook onder de Berlijnsche burgerij een zekere spanning. De koning hief de censuur op en beloofde een grondwet. Daar het volk, hiermede niet tevreden, vooral stond op de wegzending van\'t krijgsvolk , rotteden den 18den Maart groote scharen voor het paleis samen. Ten einde zo terug te dringen, stolde zich een afdeeling voetvolk in beweging en rukte het paleis uit. Plotseling vielen, evenals te Parijs in \'t zelfde jaar, hetzij opzettelijk of toevallig, twee schoten, waarvan geen der boide partijen later de verantwoordelijkheid wilde op zich nemen. Tegelijk vloog de massa men-schen uiteen onder \'t geroep: „wij zijn verraden; men vermoordt ons; te wapen.quot; Dadelijk wierp men in het tijdbestek van een uur of twee een drie a vierhonderdtal barricaden op, en een verwoede strijd begon. De kamp duurde den ganschen nacht door en nam, vermits de soldaten door den hun van regeeringswego geschonken sterken drank opgewonden waren, een zeer hevig karakter aan.

Op den morgen van den 19deii Maart begreep do koning, dat, dewijl hem werd bericht, dat een afdeeling van 40,000 man zijner troepen het onderspit had gedolven, hij moest toegeven. Hij ging er dus toe over,

Wunnb, Handboek der Alg. Geschiedenis, 6de druk. 23

-ocr page 376-

354

het logor te bevolen, de stad te verlaten, liet de gemaakte gevangenen in vrijheid stellen en vertrouwde het bewaren der rust en der openbare veiligheid toe aan de gewapende burgerij. Daarop werd reeds don 20sten Maart een amnestie afgekondigd. Don 21sten volgde een bekendmaking of proclamatie, door Fredorik Willem en zijn ministers onderteekend , dat de koning zich, ter redding van Duitsohland, aan do spits van zijn vaderland stelde; dat hij van nu aan, als eon nieuw, als een constitutioneel vorst, de leidsman der herboren Duitsche natie verlangde to zijn; dat Pruisen nu in Duitsohland zoude opgaan.

Tor zelfder tijd als do koning zijn voornemens voor de toekomst bekend maakto, die eon aanmerkelijk gedeelte van Duitsohland , vooral het Zuiden , van hem vervreemdden, riep hij oen constituoerendo vergadering te Berlijn bijeen. In \'t begin van November vernam men den afloop der omwenteling te Weenen. Den 8sten November benoonide Frederik Willem een nieuw kabinet, het minislerie-von-Manteuffel, dat lijnrecht was gekant tegen alle inmenging van den volkswil. Vervolgons werd de vergadering verdaagd, verlegd naar Brandenburg (ten z.w. van Berlijn, aan do Ilavel, een bij-stroom van de Elbe) en vervolgens ontbonden. De gewapende burgermacht werd eveneons ontbonden, een algomoono ontwapening bevolen, Berlijn „in staat van belegquot; verklaard. Den öden December vaardigde de koning van zijn zijde een staatsregeling uit.

§ 127.

Duitsohland, — Vergrooting van V grondgebied van Pruisen. — Voor-parlement te Frankfort aan de Main. — Het Duitsche parlement onder H voorzitterschap van Hendrik van Gagern in de St. Faulus-kerk dier stad. — De taak der vergadering. — Johan benoemd tut onverantwoordeljk rijksbestuurder met een verantwoordelijk ministerie. — Het keizerschap der Duitschers aangeboden aan Frederik Willem IV, doch afgeslagen. — Het werk der vergadering lijdt schipbreuk. — Johan legt zijn waardigheid neer. — Verkooping der Duitsche vloot. — Staatsregeling in Pruisen. — Concordaat van Oostenrijk, door von Beust later herroepen. — Constitutie in Oostenrijk. — Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen. — Zijn jeugd. — Hij treedt op als lid der volksvertegenwoordiging. — Bedieningen, door hem hekleed. — Herhaalde ontbinding en verdaging der kamer. — Tweederlei oorzaak van bewegingen in Zwitserland. — Duf our zegepraalt over de benden der katholieke kantons. — De Jezuïten verlaten het land. — Staatsregeling van Zwitserland. — Frederik Willem IV doet afstand van zijn souvereiniteitsrechten op Neufchatel. — Frederik VI voert in 1834 in Denemarken afzonderlijke provinciale landdagen in. — Christiaan VIII, koning van Denemarken, en zijn open brief. — Hoofdtrekken der geschie-ilenis van Sleeswijk en van Holstein van de oudste tijden af. — Blik op liet

-ocr page 377-

355

in Denemarken, in Slecswijk en in Hohlein regeerewle huis en zijn linïrn. — Toestand der hertogdommen ten opzichte ran Denemarken in 1846. — Strijd der meeningm en der partijen. Frederik VU. Verdragen over den tol in de Sond en in de Belt. ■— Oproer in Slee*-wijk-Hohtein. — Oorlog tusschen het Duitsche verhond en Denemarken. — Wending der zienswijze van Pruisen en \'•«/( Oostenrijk. — Verdrag te Londen. — Pogingen van Denemarken om in de hertogdommen het Deensche element te versterken,. — Christiaan IX. — Hertog Frederik van Sonderhurg-Augustenhurg. — Oorlog ran Pruisen en van Oostenrijk tegen Denemarken. — Vrede te Weenen. — Overeenkomst te Gastein. — Verdeeldheid tusuchen Pruisen en Oostenrijk. — Aanslag op Bismarck. — Ontwerp van Bismarck. — Openbare krijg tusschen Oostenrijk, bijgestaan door vele andere Duitsche staten, en Pruisen, hetwelk met het koninkrijk Italië is verbonden. — De slag tusschen Königgratz en Sadöwa. — Von Moltkc. — ])e slagen in en hij Italië. —• Vrede te Praag. — Verzoening tusschen de Pruisische regeering en de kamer der afgevaardigden. — Inrichting van het Noord-Duitsche verhond. — Wijziging van het tolverhond.

Nadat de onrust te Berlijn was bedaard, word, volgens een verdrag, met de vorsten dier kleine staten gesloten, Pruisens grondgeliied in 1850 vergroot met de vorstendommen Hohenzollern-Hechingen en Sigmaringen (ten z. van Wurtomberg), tot dusver onafhankelijke leden van het Duitsche verbond. Te midden van al de onrust der jaren 1848—1849, nog vermeerderd door bedenkelijke oproeren te Dresden , alsmede in Baden-Baden en in de Palts in 1849, werd te Frankfort aan de Main, onder \'t voorzitterschap van Hendrik von G agern, een Duitsch parlement ot vergadering van afgevaardigden uit geheel Duitschland (zie blz. 350) gehouden, Nadat in het zoogenoemde voorparlement, in April 1848, waarin een aantal der vroegere leden van vertegenwoordigende vergaderingen ter voorloopige beraadslaging een tijdlang bijoen was, was besloten tot het doen samenkomen van een eigenlijk Duitsch parlement, werd dit den 18den Mei van \'t zelfde jaar in dezelfde stad geopend in de St. Pauluskerk. De vergadering telde nagenoeg 500 leden, bij vrije keuze, met goedkeuring van de regeeringen der onderscheiden staten, door de bevolking van gansch Duitschland benoemd. De taak dor vergadering was, een staatsregeling samen te stellen, op den grondslag der volkssouvereiniteit, volgens een ontwerp, vervaardigd door een vijftigtal der leden van \'t voorparlement. ïen einde een centrale macht in \'t leven te roepen, die het Duitsche verbond zou vervangen, verkoos zij als onverantwoordelijk rijksbestuurder, wien het volle uitvoerend gezag werd opgedragen , Johan, een broeder van Frans 1 (zie blz. 349), aartshertog van Oostenrijk, wien een verantwoordelijk ministerie , door hemzelf te benoemen, werd ter zijde gesteld. Doch de pogingen tot werkzaamheid van den rijks-bestuurder stieten af op den onwil der regeeringen van de bijzondere

23*

-ocr page 378-

356

staten om zich mot hem in betrekking te stollen, alsmede op geldgebrek.

In dc laatste dagen van Maart 1849 was de vergadering met baai-werk gereed. Een hoofdpunt der staatsregeling was, dat or een erfelijk opperhoofd zou zijn met den titel „keizer der Duitschers.quot; In April begaf zich een aantal afgevaardigden van Frankfort naar Berlijn , om dio waardigheid aan koning Froderik Willem IV aan te bieden, op wien do stemmen van de meerderheid der vergadering waren uitgebracht. Frederik Willem echter wees de hem toegedachte onderscheiding van do hand. Hij meende geen kroon te mogen aannemen, die haar oorsprong had te danken aan de omwenteling, en was niet gezind, ten baren behoeve in oorlog te geraken. Deze weigering gaf den eersten stoot aan den arbeid der vergadering, die weldra geheel in duigen viel. Op den wenk van Oostenrijk riepen de regeeringen de loden uit de St. Pauluskerk terug, die achtereenvolgens allon het zinkende schip der Duitsche eenheid verlieten , hetwelk zij, die het hadden gebouwd, niot vermochten in de vaart te brengen. In den loop van \'t zelfde jaar, 1849, legde de rijksbestuurder Johan, dio volstrekt niets had kunnen doen, mede zijn waardigiieid neder en werd, tegen \'t laatst van 1850, de vroegere bondsdag te Frankfort aan de Main weder hersteld.

Eveneens ging het mot een ander uitvloeisel van \'t streven der natie naar de eenheid, n.1. met de vloot, daar de schepen, die, om oen begin te maken, waren bijeengebracht, in 1852 in \'t openbaar werden verkocht. Tenslotte zagen noch in Oostenrijk , noch in l\'ruisen zij , van wie de opstanden van 1848 waren uitgegaan, hun wenschen vervuld. In Oostenrijk werd de constitutie reeds in 1849 ter zijde gestold. In Pruisen werd de constitutie van December 1848, na in 1850 een woinigbeteokenende herziening te hebben ondergaan in een deswege bijeengeroepen volksvergadering, de grondwet van dat jaar 1850, waarbij werden ingesteld twee kamers, het heereiihiiii en het huix der afyeouordiyden. Maar die grondwet werd slecht nageleefd. Daarentegen sloot de keizer van Oostenrijk in 1855 een concordaat met den paus, hetwelk de rechten der katholieke kerk zeer vermeerderde, doch dat hij later, in 18G7, op raad van zijn rijkskanselier, von Beust, herriep. Wurtemberg volgde het voorbeeld van Oostenrijk door mode een concordaat te sluiten. Eerst in 1861 verleende keizer Frans Jozef aan zijn volkoren op nieuw con constitutie van tamelijk vrijzinnigen aard.

Togen \'t eind van 1862 trad in l\'ruisen Otto Eduard Leopold von B i s m a r c k-S c h ö n h a u s o n (ten n.o, van Maagdenburg, in Pruisisch Saksen, niet ver van de Elbo), als hoofd van \'t ministerie, op. In 1815 uit een adellijke familie te Schönhausen gesproten, had Bismarck eenige jaren aan een paar hoogescholen doorgebracht. Later had hij een paar jaren als militair en als landedelman geleefd. In 1847 en in 1848 bad hij, als lid der vertegenwoordiging en dor constitueerende vergadering, gelegenheid gehad zich in staatszaken te doen kennen. In 1851 word hij secretaris van \'t Pruisiscbo gezantschap bij den bondsdag te Frankfort aan de Main, van 1859 tot 1862 gezant van Pruisen to Petersburg on in \'t

-ocr page 379-

357

zelfde jaar eon paar maanden gezant van \'t zelfde hof te Parijs. In den herfst van dit jaar stelde \'s konings vertrouwen hem aan \'t hoofd van \'t kabinet. Alreedo was de regeering, hoofdzakelijk wegens het hooge budget van oorlog, in geschil met do kamer der afgevaardigden.

liet was dus een netelig tijdstip, toen Bismarck werd uitgenoodigd om met vaste hand het roer van den staat aan te grijpen. Een betere verstandhouding met de kamer in \'t leven te roepen vermocht ook hij niet. Hij meende de vertegenwoordiging geen overwegenden invloed te mogen gunnen in vragen, dio in verband stonden met de samenstelling van \'t leger. De afgevaardigden van \'t volk daarentegen hielden vast aan hun bevoegdheid, niet toe te stemmen in een hooger budget, zonder dat zij geheel in kennis waren gesteld van deredenen, die tot het o|ivooren dor sommen , bestemd voor \'t krijgswezen, tot een vermeerderd bedrag noopten. De kamer word alzoo eerst in \'t laatst van 18(52 en later op nieuw meermalen ontbonden on verdaagd, zoodat in de eerstvolgende jaren de regeering eigenlijk zonder vertegenwoordiging liet bewind voerde en volstrekt onbo-perkt was.

Na de regeling van 1815 overwoog in Zwitserland de invloed, diende adel en de steden op de regeering oefendon , verreweg dien van \'t overige deel der bevolking en van \'t platteland. Vandaar veelvuldige ontevredenheid. Hierom was dan ook dit land sedert 1830 bet tooneel van oproerige bewegingen, die hier des te aanhoudender voortduurden, doordien Zwitserland een vrijplaats schonk aan de van elders verdreven politieke vluchtelingen , welko er onder do namen „hot jonge l\'olen, het jonge Duitsch-land, het jonge Italiëquot; en dergelijke hun veroonigingen stichtten. Gelijk die van Bern werden de staatsregelingen der meeste kantons meer in don goost der volksregeering gewijzigd. Een tweede oorzaak van verdeeldheid kwam in Zwitserland voort uit do Jezuïten, die er overal het protestantisme zochten te verdringen. In 1847 ontstond, zelfs oen burgeroorlog tusschen de protestantsche en do katholieke kantons, waarin de generaal der eersten, Du four, van Genèvo (overleden 1875), de benden dor tegenpartij bjj herhaling overwon en de Jezuïten dien ten gevolge het land moesten verlaten. Tien jaren later, in 1857, onderging Noufchntol (zie blz. 24() en 320) oen verandering, doordien de koning van Pruisen , op voorwaarde van behoud van den titel, afstand deed van de souvoreiniteitsreohten , die hij nog steeds op dit onder do kantons opgenomen land had.

Sedert de woelingen in 1847 werd de staatsregeling herzien in dien zin , dat do bevoegdheden van hot bondgenootschappelijk bestuur, dat te Bern zetelt, ten aanzien van de gemeenschappelijke belangen, als van\'t krijgswezen, van de munt, enz. worden uitgebreid. Bij dat genootschappelijk bestuur berust do oppermacht. Hot bestaat uit ilen nafioyialeii marl en den rond der standen. De leden van den natioiialon raad worden rechtstreeks door het volk gekozen. Do raad der standen telt 44 leden, een paar uit ieder kanton. Do uitvoerende macht is opgedragen aan een bondsraad van neven leden en aan oen president, die elk jaar aftreedt.

-ocr page 380-

358

In Denemarken volgdo op Frederilc VI (zio biz. 314) zijn rtoof chris-ti a an vin, de zoon van Juliane Maria\'s zoon Prederik (zie biz. 283), (1839—1848). Gedurende zijn rogeerinff kwam van lieverlede oen folio strijd op tusschon het Deensche on het Duitsche bestanddeel der bevolking van zijn rijk. Die strijd barstte in lichtelaaie vlam uit, toen de koning, mot hot oog op eon mogelijk uitsterven dor regeerende lijn, in Juli 1846 een open brief\' uitvaardigde, waarin hij verklaarde, dat hij zou zooken hot rijk voor verbrokkeling to bewaren; dat Sleeswijk onafscheideljjk mot Denemarken was verbonden , maar als zelfstandige staat; dat in de verhouding van Denemarken tot Holstein niets zou worden veranderd; dat hij zou stroven naar \'t uit don weg ruimen van allo hinderpalen tegen de erfopvolging in Holstein. Deze open brief word de aanleidende oorzaak tot de in deze eeuw te dier zake gevoerde oorlogen.

Van oudshor was Sleeswijk een hertogdom, Holstein een graafschap. In 1474 werd Holstein door keizer Frederik III (zie blz. 147 en 179) tot hertogdom verheven. Eveneens was van oudsher Sleeswijk een, sedert 1232, van Denemarken afgezonderd leen van den koning van dit rijk, Holstein een leen van Duitschland. Sinds 1326 kwam Sleeswijk aan het toen in Holstein regeerend huis. In \'t zelfde jaar vaardigde Waldomar III, koning van Denemarken, een wet uit, waarin werd verordend, dat Sleeswijk nimmer weder zóó zou worden gehecht aan \'t rijk en aan de kroon Denemarken, dat de beide staten door één vorst werdon geregeerd. In 1386 werd, bjj verdrag, door Margarêta, koningin van Denemarkon en van Noorwegen, weldra ook van Zweden (zie blz. 164), bepaald, dat Sleeswijk en Holstein steeds door één en donzelfden heer zouden worden geregeerd. In 1460 verkozen do standen of staten van Sloeswijk-Holstoin als hertog Christiaan I, graaf van Oldenburg, koning van Denemarkon, wiens vader was getrouwd geweest met do zuster van Adolf VHI, die als hertog van Sleeswijk-Holstein, in 1459 kinderloos was overleden. Deze Christiaan I (zie blz. 164) is de grondlegger van het huis Oldenhury of Sleeswijk-Holstein of Holstein. De staten van Sleeswijk-Holstein overtraden dus, ten einde do beide hertogdommen vereenigd te houden, door den koning van Denemarken te benoemen, de bepaling van Waldemar III van 1326. Op zijn beurt werd Christiaan nu leenheer en leenman tegelijk. Rij \'t aanvaarden der hertogelijke waardigheid vaardigde Christiaan I, in \'t zelfde jaar 1460, een oorkonde uit, waarin werd vastgesteld, dat de staten van nu aan het recht zouden hebben, van de zonen van den regeerenden hertog en, bij gebreke van die, van de naaste erfgenamen dengene te verkiezen, wien \'thun behaagde; dat de landen eeuwig zouden blijven vereenigd en onverdeeld; dat geen belasting zonder toestemming der staten zou worden geheven; dat met hen over de belangen der landen steeds zou worden beraadslaagd; dat als ambtenaren slechts inboorlingen zouden worden genomen. Door het eerste der genoemde artikels .werd dus vrij krachtige inbreuk gemaakt op het beginsel der leenroerigheid. Intusschen had dezelfde Christiaan I reeds vroeger, in 1448, bij \'t beklimmen van

-ocr page 381-

don troon vati Denemarken, in een andere oorkonde dó wet van Walde-inar Hf, tegen welke men nu handelde, opzettelijk bevestigd.

Van 1460 af waren Sleeswijk en Ilolstein alzoo otigotwijfeld werkelijk, zakelijk met. elkander nauw verbonden. Middelerwijl zag men in 1481, bij den dood van Ohristiaan I, dit gebeuren, dat Sleeswijk-TIolstein in twee deelen werd verdeeld ten behoeve van zijn beido zonen. Later kwam er zelfs tijdelijk een splitsing in drieën. Deze verdeelingen waren echter niet van dien aard, dat Sleeswijk het eéne en Ilolstein het andere deel werd; maar zij trokken een scheidslijn, die aan elke der deelende partijen een stuk van de beide landen toekende. Naar \'t schijnt achtte men zulk een handelwijze, waardoor elke dier partijen oen half of een derde Sleeswijk-Holstein bekwam , niet in strijd met de nopens do onafscheidelijkheid vastgestelde bepalingen. Ook behielden do beide landen lt;?én gemeenschappelijke stenden vergadering, hoewel van 1581 tot 1773 Sleeswjjk-TTolstein voortdurend in tweeën verdeeld bleef, in dezer voege, dat de koning van Denemarken hertog was van het ééne en een zijner verwanten hertog van het andere. Do oorzaak dier veelvuldige verdeelingen was telkens , dat men de vorschillende leden van \'t regeerende huis wilde tevreden stellen. Met dio verdeelingen hangt dus de splitsing van dat regeerende huis in liniën samen.

Zóó ontstonden sedert het midden der 16de eeuw r7e oMtfere, koninklijke, Hohtein-Deensche Unie of linie Gliickstadf (naar Glückstadt, in \'t z.w. van Ilolstein, aan do Elbe) en de jongere, hertogelijke, Holstein-Gottorpsche (naar het kasteel Gottorp, nabij de stad Sleeswijk). Do oudere lijn stamt af van Ohristiaan III (koning van Denemarken, zie blz. 233), do jongere van Adolf, Ohristiaans broeder. Een der zonen van Ohristiaan III werd op zjjn beurt de stichter van een nieuwen tak. Terwijl toch Frederik II, de oudste zoon van Ohristiaan III, de oudere linie voortzette, werd zjjn broeder Johan de grondvester van den jongeren tak der koninklijke linie, van den tak Sonderburg, die zich later weder splitste in den ouderen tak, Sonderbiirg-Augustenhurg, en den jongeren, S\'onderburg-Gliicksburg, welke takken hun namen ontleenen aan de steden Sonderburg (op Alsen), Augustenburg (eveneens op Alsen) en Glücksburg (ten n.o. van Flensburg in Sleeswijk). Ter loops zij hier bijgevoegd, dat uit de jongere, hertogelijke of Holstein-Gottorpsche linie mede zijn gesproten de nog heden in Rusland, in Zweden en in\'t groothertogdom Oldenburg regeerende huizen.

Ten einde het nadoel der telkens herhaalde splitsingen van de landen, waarop ten laatste de hertogen opmerkzaam werden, tegen te gaan, voerde hertog Johan Adolf, de zoon van Adolf, den stamvader der hertogelijke linie, bij familiestatnut of huiselijke verordening, in 1608 een verandering in ten opzichte van de opvolging. Mot toestemming van keizer Rudolf II (zio blz. 193), voor zoover Holstein betreft, en van Ohristiaan IV (z;e blz. 210), als leenheer over Sleeswijk, werd hierin vastgesteld, dat in het hertogelijk deel der hertogdommen van nu aan het recht der primogenitiira of eerstgeboorte in de mannelijke lijn zou gelden.

-ocr page 382-

360

Voor do beide takken van de jongere koninklijke linie, Sonderburg— Augustenburg en Sonderburg —Glücksburg, kwam in 1633 een dergelijke bepaling tot stand, insgelijks door Christiaan IV bekrachtigd, niet door don keizer. Eveneens regelde Frederik III, koning van Denemarken (zie blz. 234), in \'t jaar 1650 op dezelfde wijze de opvolging in do hertogdommen. Aanvankelijk kwamen \'do stonden in verzet en trachtten zich te handhaven in \'t bezit van het kiesrecht, hun in 1460 gewaarborgd; doch mettertijd zagen zij van verdoron weerstand af.

Wat Denemarken aangaat, hier werd in 1665 door Frederik III de koningswet uitgevaardigd , waarbij het recht der verkiezing van den koning door het volk werd afgeschaft en aan het regeerende huis, d. i. dus alleen aan de oudere of koninklijke linie, do erfopvolging in do mannelijke en, na deze, ook in de vrouwelijko lijn toegekend. Voor zooveel Sleeswijk in \'t bijzonder betreft, de band, waardoor het als leen aan Denemarken was verbonden, werd verbroken in 1658. Gedurende den oorlog toch, dien Karei X Gustaaf, koning van Zweden, in 1656 en in de volgende jaren tegen Johan II Kasïmir, koning van l\'olen, en tegen Frederik III, koning van Denemarken, voerde (zie blz. 234), werd de hertog van een deel van Sleeswijk-llolstein, Frederik III, een bondgenoot van den koning van Zweden. In don loop van dien oorlog zag de eveneens geheeten koning van Denemarken zich gedwongen, in 1658 het verdrag van llöskild (in \'t. midden van Seeland) te sluiten, waarbjj hij de leenroerigheid van Sleeswijk ophief en het als een souverein hertogdom erkende. Terwijl Sleeswijk in 1658 van den band der leenroerigheid werd bevrijd, werd, bij het oprichten van het Duitsche verbond in 1815, de koning van Denemarken , voor Holstein, mede als lid in dat verbond opgenomen.

-ocr page 383-

ggjrr.T.-.quot;.

361

bn £ m

~ gt;H lO

ö tc — _g ^ «

P O O ^ EC ^ SC

§ ^ •9 amp;

§ N M

^ C W es

.S \'53

(/gt;

o

W t3gt;

^ quot;S . ^ ^

j :cï 2

o ri^

n bc cw ^ O c-

s •

F fl

gt;• 0) ^3

CD

CO

«O

fH

03

Ld

ft bc a o

t-5

fi

k c ^ Cö pO

z

I—

(/) _1 O X

N

v aj w H W

N

O

t- N

O

\'TJ O

rquot;quot;T OJ C _ OJ

O 2 o t - as .2 CO

lt;M H N

tsj 3 O W

CU ^

^ .

•rp bb

aj P

lt;D rO

z

LU f-Cf) _J

0

1

-n $

ff) LÜ LU _J

(D

6 CC D DQ Z LU

O

0 (f) ZD

1

LU I

- CO C r-l

O

^ Csj

— r—lt;

rSD

® .£ C N

lt;D w

O c

S

CC rn quot; O

60 W

•I ^ § ^

^ 5

^ O)

-

O

c

O

C w

-2 H

iÜ4

o «

-c .g

c o

c3

Ö

6b

2 o

s a

tJD H

•Ê

D -TJ

d

O

C cö k •

bO O

bo

O

3

s

.ü *s

r3 £

O amp;£)

C 0O

Q? GO

gt;o

C r-H

agt;

*-lt; co

ce o

S bx)

O ^

C c

o .S

Cagt;agt;

r. ^

n ^

»3 ff

\'3 P

•43 H

-M

O

s

^ i

O

fcc

s pitf agt;

C ra

, «r- O

5^ Ö «2 ■quot;IOC

^ (D

►-• O

O ^ 0) n ^ .5

O o bc ^3 _M C ff \'S ^3 k ,

O O -.3 o Q

tn quot;T

O

i« ic \'. a i2 ö — ? \'P ï

^ --5 c g c

I £ %°°£

C bX)

—*

k 3 C O

JC O 00

fl ^3 GO

S O r-lt;

1? ^

3 SM -4J •quot;£

^ o ^ ^

^ O

G ■/. 03 cö

gt;- M

cö H

fer

o lip

M CO - ^ CO

o

HO M

O 72

lt;D

k W •

r* fl :p

\'S ^

v 5 {» o agt; o

- 53

^ c

ü ?

05

W

ö

w

M

GO

gt;o

CO

|gt; co

co ^ .

f-O O

o

•-C co

C/5 CO

■-Is\'»quot;

co ,3 *

O ff

O O

O

C=m \'n S

-ocr page 384-

302

Voor \'t overige zijn door hot rijk Denemarken meermalen blijken gegeven van erkenning van het zelfstandig bestaan der hertogdommen in de verdragen, die hot mot dio hortogdoinmon heeft gesloten in onderscheidene jaren, b.v. in 1533 en in 1700 (zie blz. 258). Toen alzoo, om terug te koeren tot het punt van uitgang, koning Christiaan VIII in Juli 1846 zijn open brief uitvaardigde, was de toestand deze. De betrekking van Sleeswijk tot Denemarken, aan de céne zijde, en tot Holstoin, aan de andere zijde, alsmede de verhouding van Holstein tot Denemarken, tot Sleeswijk en tot Duitschland, was te vergeljjken met don Gordiaanschen knoop, die, naar \'t scheen, gemakkelijker door het zwaard dan langs den weg van onderling overleg was los te maken. Het is te vermoeden, dat het congres van Weenen het ingewikkeld vraagstuk niet heeft willen oplossen door b.v. Holstein aan Duitschland toe te wijzen, ton einde dit rijk niet te vergrooten; evenmin door het to doen inlijven bij Denemarken, omdat dit koninkrijk zich ten tijde van Napoleon 1 aan Frankrijk had aangesloten. Het congres bestendigde dus liever de tweeslachtige gesteldheid van zaken en liet hot opsporen van een middel ter redelijke afdoening aan de nakomelingschap over. Sleeswijk bleef alzoo staan buiten het Duitsche verbond; maar wegens Holstein was de koning van Denemarken er lid van. Doch ook in Sleeswijk, met name in het Zuiden, was de invloed der Duitsche nationaliteit, zoo niet overwegend, toch vrij aanmerkelijk. En volgens de oude wet van Christiaan I (zie blz. 358) werden Sleeswijk en Holstein voor immer onafscheidelijk van elkander verklaard. Bij deze punten van strijd kwam verschil van meoning ton aanzien van do erfopvolging. In de hertogdommen heerschte de salischo wet, niet alzoo in Denemarken. Het uitsterven dor rechte of oudste lijn van het regoorende huis (zio blz. 361) werd sinds lang voorzien.

Men begrijpt, na de bovenstaande uiteenzetting, dat er ruimschoots gronden waren voor tegenstrijdige meoningen. Waren ook Sleeswijk en Holstein gedurende do vroegere Middeleeuwen werkelijke bestanddeelen van Denemarken geweest, sinds de 13de en do 14de eeuw was dit anders geworden. Op grond van de na dien tijd uitgevaardigde oorkonden on gesloten verdragon bleven Holstein en Sleeswijk, gesteund door Duitschland, beweren, dat zij zijn zelfstandige 8ta_tonj^ dat zjj niet van elkander V\' mogen worden gosoheiden; dat slechts do mannelijke ïïfn Tn de kér\'tog-«lommien mag regeeron. Zij verzetteden er zich dus tegen, ten behoeve van het staatkundig evenwicht in Europa, bij Denemarken, geheel often deole, te worden ingelijfd. Tegenover dio bewijsvoering staat hetgeen van wege de Deensche kroon, of althans door do Eidorpartij (zie blz. 363) werd geopperd. Zij hield bovenal staande, dat, vermits, gedurende den Xoordschen oorlog, de koning van Denemarken, Fredorik IV, op den hertog, uit de linie Holstein-Qottorp, van een doel van Sleoswijk-Hol-stein, geheeten Karol Fredorik, een gedeelte van Sleeswijk had veroverd en hem dit, met goedvinden van de oorlogvoerende mogendheden, bij

-ocr page 385-

363

den vrode in 1720 was toegekend (zie blz. 260), het recht des konings onbetwistbaar was. üejiem arken echter vergat hierbij, dat dio vrede noch van een eigenlijk inlijven van dit deel van Sleeswijk spreekt, noch \'n den staatsrechtelijken toestand van Sleeswijk-Holstein, met name van het koninklijk deel, eenige verandering kon te weeg brongen. J

Inmiddels overleed Christiaan Vil.en beklom zijn zoon frederik vu (1848—1863) den troon. In 1857 en in 1858 sloot deze koning met zoo goed als alle Europeesche mogendheden , alsmede met de Vereenigde Staten van Noord-Amcrika, verdragen, waarbij zij, tegen storting van aanmerkelijke geldsommen, werden vrijgesteld van de verplichting, bij het varen door de Sond of de Belt, don aldaar sinds lang geheven tol in \'t vervolg te betalen. Anders dan zijn vader, verklaarde hij zich weldra voor de inlijving van Sleeswijk, hot beginsel dor Eiderpartij. Het oproer brak uit en werd een oorlog tusschen Denemarken en Sleeswijk-Holstein, hetwelk door het Duitsche verbond werd bijgestaan. Twee veldtochten ondernamen de troepen van Pruisen en van vele van Duitschlands kleinere staten tegen Denemarken, een in 1848, een andoren in 1849, beide zonder gewichtige gevolgen. Maar als in een oogwenk ontstond omtrent deze zaak oen gohool ander gevoelen bij Pruisen, dat Rusland , Oostenrijk en do andere grooto mogendheden van Europa deelden. Immers, zij stemden weldra geheel overeen inot de eischen van Denemarken, weshalve er voor Sleeswijk-Holstein niets overbleef, dan zich aan Predorik VH te onderwerpen , hetgeen in 1851 plaats groep.

Ten einde do verschillende bestanddeelen van Denemarkon bijeen te houden, sleten de meeste Europeesche mogendheden, n.1. Groot-Britan-niö, Rusland, Oostenrijk, Frankrijk, Pruisen en Zweden, in Mei 1852 met Denemarken het verdrag te Londen, waarbij het recht van opvolging in \'t geheele rijk aan Christiaan, een prins uit den jongsten tak der jongste linie van het in Denemarken regeorende huis, n.1. uit den tak Sonderburg-Glücksburg, gelijk mede aan zijn mannelijke nakomelingen werd gewaarborgd. De taak, die de gezanten te Londen hadden te verrichten, was verre van licht. Bij \'t uitvaardigen van zijn open brief in 1846 had koning Christiaan VIII eenigermato in \'t midden willen doorzeilen tusschen de beide, elkander vijandige partijen, die zich in zijn staten bevonden. Behalve de Duitschgezinde partij was er een zeer krachtige partij, dio den invloed der Deenscho nationaliteit tot de uiterste perken wenschte door te drijven en Sleeswijk, zooals het vóór eeuwen was geweest, weder wilde inlijven bij Denemarkon. Dewjjl zij de Eider, de rivier, die Sleeswijk van Holstein scheidt, tot do zuidelijke grens van Denemarken verlangde te maken, noemde men zo de Eiderpartij. Bovendien had men hen, die op de onverbreekbare vereeniging van de beide hertogdommen stonden en, bij \'t vooruitzicht, dat do koninklijke linie spoedig\' zou uitsterven, daar slechts in Denemarken do vrouwelijke lijn mocht opvolgen, thans op een volkomen afscheiding van dit rijk hoopten. Zonder gehoor te geven aan \'t gevoelen van 6ón dier partijen had nu koning Christiaan VIH

-ocr page 386-

361

oen middelweg bewandeld on de zienswijze omhelsd van hen, die men mot don naam van de partij der eenheid van den staat kan bestompolon. Zij huldigde het begrip der onverdeelde Doonscho monarchie, al ware het ook met behoud vaii bijzondere rechten voor sommige gedeelten on van den band, welke die gedoolten aan het Duitsehe verbond hechtte.

Wat alsnu te Londen word besloten was het opgovon van \'t beginsel dor Eiderpartij en het handhaven van dat van hen, diè de onverdeelde Deensoho monarchie onder één vorst voorstonden, ovenwei met dien verstande , dat tevens rocht word gedaan aan de eischon van het Duitsehe verbond on der Duitsehe bevolking. Te dien einde zocht men dus een middel, om de erfopvolging in hot koninkrijk te doen overeenstemmen mot die in de herlogdommon. Koning Frederik VII had geen kroost. Na zijn dood kwamen dus, krachtons de koningswet van 1665 (zie blz. 360), in het koninkrijk aan de beurt de kindoren van zjjn tante Charlotte, getrouwd met Willem, een dor prinsen uit het huis der landgraven van Hesson-Kassel (zie blz. 361). Ondor die kinderen waren een zoon , Frederik, en oen dochter, Louise, getrouwd met dien Christiaan, die weldra Christiaan IX van Denemarken werd. Deze prins Frederik werd, evenals Charlotte en Louise, door koning Frederik VII bewogen afstand te doen van zijn recht, en do bevoegdheid van Prinses Louise overgebracht op haar gemaal. Alzoo meende men de klip te kunnen omvaren en dezelfde erfopvolging aan de hertogdommen, als aan \'t koninkrijk, te kunnen verzekeren.

In 1855 werd in Denemarken eon nieuwe altjerneenegrondwet ingevoerd. Reeds sedert 1852 en inzonderheid sinds do invoering dezer grondwet spaarde de regeering niets, om in de hertogdommen , bovenal in Sleeswijk, het Deensche element te versterken. Zoowel bij \'t aanstellen van ambtenaren, als in verordeningen, rakende de taal, de kerk, de rechtspleging en hot onderwijs, kwam dit zeer duidelijk aan den dag. En hoewel later, op aandrang dor Duitsehe mogendheden, de nieuwe constitutie voor Holstein en voor Lauenburg werd geschorst, kon de regeering tot geen oplossing der bezwaren geraken , die aan do beide partijen behaagde. Telkens dreigde de krijg, zoowel mot Sleeswijk-Holstein, als met hot Duitsehe verbond, op nieuw los te barsten.

Toen nu de regeering in 1863 wederom een nieuwe «/rowftoe/opstelde, die alleen voor Denemarken en voor Sleeswijk verbindend zou zijn on Holstein met Lauenburg slechts cils schatplichtigo gewesten wilde hebben aangemerkt, verzette zich het Duitsehe verbond hiertegen. Het wilde Sleeswijk niet bij Denemarken hebben ingelijfd, terwijl dit rijk wederom van eon splitsing tusschen Deensch- en Duitsch-Sleeswijk niot verkoos te hoeren. Intusschen stierf Frederik Vil in \'t zelfde jaar en viel de kroon van ganscli Denemarken, met inbegrip dor hertogdommen, overeenkomstig hot verdrag van 1852, ton deol aan christiaan ix uit den tak Holstein-Sonderhiiry-GliMfshurg. Thans zag men het zonderlinge schouwspel, dat de verwant uit het koninklijke huis, Frederik van Augus-tenburg, die ongetwijfeld de naaste aanspraken had, en op den troon van

-ocr page 387-

3fi5

üenomarken, on op de hertogdommen, moest onderdoen voor een verder staanden spruit uit datzelfde huis. Hem, Frederik van Augustenburg, haatten de Denen en had het verdrag van Londen ter zijde geschoven, omdat hij de man was, die, krachtens het recht van erfopvolging in de hertogdommen, daar de cerstgeroepene was on omdat hij in 1848 do zaak dier hertogdommen tegenover Denemarken had voorgestaan.

Doch nu verklaarde Pruisen, hoewel het verdrag van 1852 hebbende geteekend, dat het niet geldig was , dewijl het geen onderteekening droeg van wege den rijksdag te Frankfort. Van den anderen kant rukten de bondstroepen do hertogdomraon binnen, om kracht bij te zetten aan do aanspraak op de opvolging in de hertogdommen van den afstammeling uit het huis Holstein , gesproten uit den oudsten tak der jongste linie van hot koninklijk huis, n.1. uit don tak Sonderburg-Augustenburg, Frederik van Augustenburg (ovorl. Jan. 1880). Dit strookte evenwel niet mot de zienswijze van Pruisen en van Oostenrijk , die hierop do bondstroepen ter zijde schoven en zeiven den oorlog voor hun rekening namen. In 1864 vermeesterden do Pruisen de schansen bij Diippol (in Slees-wijk , tegenover het eiland Alsen). Nadat zij ook nog Alson hadden veroverd, sloot Denemarken in Oct. 1864 met Oostenrijk en met Pruisen rfsu vrede te Weenen. Hij bepaalde, dat do koning van Denemarken, ten behoeve van den koning van Pruisen en van den keizer van Oostenrijk, afstand deed van zijn rechten op het grootste deel van Sleeswijk met de eilanden, op Holstein en op Lauenburg, en dat de hertogdommen een deel van Donemarkens staatsschuld overnamen.

Maar nu moest over het toekomstige lot der afgestane landen worden beslist. Weldra openbaarde zich hierover verschil van zienswijze tusschen Pruisen en Oostenrijk. Slechts voor een oogenblik leidde i/r overeenkomst van Gastein (in \'t z.w. van Oostenrijk, ten z. van Salzburg), in Augustus 1865, tot eenigo toenadering door te bepalen, dat Oostenrijk Lauenburg voor een som gold aan den koning van Pruisen afstond eu dat hot bestuur over Sleeswijk voorloopig aan Pruisen, dat over Holstein aan Oostenrijk word gelaten. Immers hot verbitterde Pruisen, dat, onder oogluiking van Oostenrijk, Frederik van Augustenburg zich als de wettige hertog in Holstein gedroeg en den bijval der bevolking ondervond. Dit gaf nieuw voedsel aan do oude verdeeldheid, dio nopens do vraag bestond, welke dezer beide mogendheden do eerste in Duitschland zou zijn. In April 1866 sloot Pruisen een vorbontl met Italië, doch kwam kort daarna mot Oostenrijk overeen, dat men van weerszijden do toerusting ten oorlog zou staken. Daar echter Oostenrijk zijn troepen in \'t Zuiden, tegenover Italië, op voet van oorlog hield, zette ook Pruisen zijn wapening voort. Hierbij kwam, dat in Juni 1866, op hevel van Oostenrijk, do staten van Holstein werden bijeengeroepen, om de stemming des lands over zijn toekomstig lot bekend te maken. Pruisen verklaarde toen de overeenkomst van Gastein voor verbroken en zich weer gerechtigd tot een aandeel aan \'t bestuur over Holstein. Pruisische troepen rukten uit Sleeswijk-Holstüin

-ocr page 388-

nr.fi

binnen, waarop do Oostenrijkers dit land ontruimden. Oostenrijk protesteerde hierop bij den rijksdag te Frankfort aan do Main tegen dezen stap, als zijnde oen begin van gewelddadige aanhechting der hertogdommen. Op grond van art. 11 der bondsakte (zie blz. 347) en van art. 19 der eindakte van Weenen (zie blz. 348), waarbij don bondsdag, in geval van oneenigheden tusschen zijn leden , de bevoegdheid wordt toegekend , voor-loopige maatregelen te nemen, sloeg Oostenrijk vervolgens voor, dat het bondsleger zou worden opgeroepen. De voorslag werd mot meerderheid van stemmen aangenomen , waarop Pruisen mededeelde, dat het het Duitsohe verbond als opgelost besohouwdo. De moeielijkheden zouden thans , volgens Bismareks uitdrukking, door \'t vuur en hot zwaard worden uit den weg geruimd.

Zóó ontbrandde in den zomer van 186G de oorlog tusschen Oostenrijk, bijgestaan door Beieren, Wurtemberg, Hannover, Saksen en andere Duitsche staten, en Pruisen, hetwelk door het koninkrijk Italië werd ondersteund en verheugd was, een gelegenheid te vinden om het gehate Oostenrijk te kunnen aanvallen. Even voordat de vijandelijkheden aanvingen, werd te Berlijn op helderlichten dag, in Mei, door Cohn, een jongeling, die Orslni poogde na te bootsen en in den eersten minister van Pruisen een hinderpaal voor de vrijmaking van Duitschland zag, een aanslag gewaagd op Bismarck, die echter mislukte. Hij werd gegrepen, maar doodde zichzelf in de gevangenis. Dus bleef de man gespaard, die voor de leiding van Pruisens openbare aangelegenheden in dezen tijd onmisbaar scheen; hij, die zeker niet het minst er toe had bijgedragen, de verwikkelingen die wending te geven, dat er een oorlog uit moest ontspruiten. Immers ofschoon men stellig hem alleen voor\'t uitbreken van den krijg geenszins aansprakelijk kan stellen, valt hot toch in \'t oog, dat die oorlog dezen minister in zijn strijd met de volksvertegenwoordiging uitermate gelogen kwam.

In een oogwenk bezette Pruisen Hannover, Dresden en Hessen-Kassei. Ook Frankfort aan de Main bezweek in \'t midden van Juli 1866. Middelerwijl wonnen de Pruisen, aangevoerd door den kroonprins, Frederik Willem, en door \'s konings neef, Frederik Karei, in Bohemen een reeks van slagen. Eindelijk leverden zij den 3den Juli tusschen Köni g-griitz en Sadowa (in \'t o. van Bohemen, ten n. van Pardubitz) den hoofdslag, waarin zij den bevelhebber van het Oostenrijksche leger Ben e-deck een verpletterende nederlaag toebrachten. De man, wien Pruisen al die overwinningon verschuldigd is, is generaal von Moltke, een Deen, die het geheele plan heeft ontworpen. Naast dit hoofd van den algemeenen staf heeft Pruisen de alom behaalde zege te danken aan het hoofdwapen zijner soldaten , het naaldgeweer , dat mot verbazende snelheid de schoten op elkander laat volgen en op verren afstand treft. Het leger vau het Duitsche verbond deed niets. Slechts ovor den anderen vijand, de Italianen, zegevierde Oostenrijk zoowel te land, den 24sten Juni, bij Custozza(ten z.w. van Verona), waar de aartshertog van Oostenrijk, Albert, een zoon van Karei (zie blz. 316), den Italiaanschen generaal üurando versloeg, als tor zee,

-ocr page 389-

ÏICT

den 20sten Juli, bij L i / z a (oen oilanil in \'t midden van de Adriatisehe Zee) ^ alwaar de Oostenrijkscho vioe-admiraal Tegethofde zege behaalde op den admiraal P o r s ïl n o. De verdere krijgsbewegingen , geleid , van de zijde van Italië, door de generaals Cialdlni en de la Marmöra en ondersteund door oen vrijschaar onder Garibaldi, leverdon Italië voor die verliezen geen vergoeding op. Intusschen rukten de Pruisen in Duitschland voort en stonden roods tot dicht voor de poorten van Weenon , toen fZe tot stand kwam.

Hij werd in Augustus te Praag gesloten on behelsde de volgende voorwaarden: de vernietiging van het Duitsche verbond; de toestemming van Oostenrijk tot zijn uitsluiting uit Duitschland en tot do oprichting van een Noord-Duitsch vorbond, waarvan Pruisen het hoofd is ; afstand der rechten van den keizer van Oostenrijk op Sleoswijk en Holstein aan don koning van Pruisen; de bepaling, dat Noordelijk Sleeawijk tot Denemarken zal blijven bohooron, zoo do bevolking dit, bij oen vrije stemming, als haren wonsch zal te kennen geven , voor wolke uiting van den volkswil echter goon tjjdstip is vastgesteld (een artikel, bij gomeenschappelijk overleg tusschon Pruisen en Oostenrijk opgeheven in 1878). Weldra sloten nu ook de overige oorlogvoerende mogendheden vrede. Ten bohoove van het koninkrijk Italië (zie blz. 345) zag Oostenrijk van Venetië en van Mantua af. Het liet dozo stroken aan den keizer van Frankrijk ovor, waarop eon volksstemming besliste, dat zij met het koninkrijk Italië zou worden vercenigd. Ileods in October lijfde von Bismarck Hannover, Hessen-Kassei, Nassau en Frankfort aan do Main bij Pruisen in, terwijl hij Saksen zoo nauw aan Pruisen verbond , dat het zijn zelfstandigheid zoo goed als geheel verloor. In Januari 1867 worden Sleeswijk en Holstein bij Pruisen ingelijfd. Dezelfde maand Augustus 1866 had inmiddels de verzoening tot stand zien komen tusschon de Pruisische rogee-ring en do kamer der afgevaardigden.

Het Noord-Vuitsche verhond, dat alzoo sedert 1867 bestaat, bevat tweeëntwintig staten: tweo koninkrijken, Pruisen en Saksen; vier (/rootherloy-donuneii, Mocklenburg-Strolitz, Mocklenburg-Schwerin, Oldenburg en Sakson-Weimar-Eisenach; vijf hertogdoininen, Brunswijk, Anhalt, Saksen-Altenburg, Sakson-Moiningon-Hildburghausen en Sakson-Koburg-Gotha; zeven vorstendommen, Heuss oudore linie, Keuss jongere linie, Schwarz-burg-Sondershauson , Schwarzburg-Rudolstadt, Waldeck , Lippo en Schaum-burg; een deel van Hessen ; drie vrije steden , Hamburg, Bremen en Lubeck. Dit verbond is geen verbond van vorsten, gelijk het voormalige Duitsche verbond (zie blz. 320); ook is \'t eigenlijk geen verbond van staten, doch één staat, uit tweeëntwintig bondgonooton bestaande. Do regeoring van \'t verbond hoeft vole van de souvoroinitoitsrochton dor vorsten van do tweeëntwintig staten aan zich getrokken, niet alleen ten opzichte van de aangelegenheden van \'t krijgswezen, maar ook van die, welke het burgerlijk behoor, den handel, het verkeer, enz. betreffen. Die regeering berust bij den rijksdag, bij den bondsraad en bij den koning van Pruisen, die het recht hooft oorlog te verklaren on vrede te sluiten , de uitvoerende macht bezit, voor zoovool de rijkswetten aangaat, het oppertoezicht heeft over

-ocr page 390-

368

do middelen vai) verkeer en tevens opperbevelhebber is van \'t leger. De rijksdag deelt met den bondsraad de wetgevende macht. De leden van den rijksdag worden rechtstreeks door de bevolking der tweeëntwintig staten benoemd. De bondsraad bestaat uit afgevaardigden, door de regeeringen der staten aangewezen. In de beide lichamen heeft Pruisen verreweg \'t overwicht. De wetten van \'t verbond hebben den voorrang boven die der bijzondere staten. President van don bondsraad is de honds- of rijkskanselier. De leiding der buitenlandsche zaken van \'t verbond is uitsluitend in handen van dezen voorzitter. De geldmiddelen ter bestrijding zijner uitgaven vindt het Noord-Duitsche verbond deels in de opbrengst van oen aantal belastingen , die tor zjjner beschikking staan , deels in vaste bijdrafren uit de verschillende staten. Met de inrichting van het Noord-Duitsche verbond werd hot nu eenigermate gewijzigde tolverbond in nader verband gebracht.

§ 128.

Zweden onder het huis Bernadotte. — Karei XIV Jan.— Oskar 1. — Karei XV. —• Staatsregeling van 1865. — Oskar Jl, — Groot-Britannië. ■—• Instelling van één parlement voor Ierland en voor Groot-Britannië. — Castlereagh. — Dood van George lil. — George IV. — Het proces van Karolina van Brunswijk. ■— Dood van Castlereagh. — George Canning. — De emancipatie der katholieke)i en O\'Connell. — Opheffing der test-act. — Dood van George IV. — Willem IV. — Het ■ whig-ministerie van Palmerston en Russell. — De reformhill van 1832. — De wetsvoordracht van Stanley en Wilberforce. — Het monopolie ontnomen aan de Oost-Indische compagnie. — Richard Cohden, hel hoofd der school van Manchester en, van de anti-cornlaw-leagne. —-h\'ohert J\'eel en het afschaffen in 1846 van de inkomende en de uitgaande rechten op het koren. — Intrekking der akte van navigatie. — De income-tax. — Dood van Willem IV. — Victoria en Albert van Saksen-Koburg. — Ernst August koning van Hannover. — George V koning van Hannover. — Dood van Peel, van Albert en van Palmerston. — Onderwerping van Pendsjab of van het land der Seiks, de sekte van Nanik, aan Engeland. — Opstand der inboorlingen en der sepogs in Britsch Indië. — Oorzaken van dit oproer. — Onderdrukking van den opstand. — Wijziging in \'t bestuur over Britsch Indië. — Oorlog met Si na en vrede in 1842. — De wereldtentoonstelling te Londen in 1851 en in 1862. — Rusland. — Dood van Alexander I. — Konstantijns afstand van den troon. ■— Nikolaas I aanvaardt het bewind. — De samenzwering der dekabristen. — Karakter van \'t bestuur van Nikolaas I. — Krijg met Mahmoud II, sultan van Turkije. — Diebitsch trekt over den Balkan. — Vrede van Hadrianopel.

In Zweden, waarmede Noorwegen (zie blz. 318) is verbonden, besteeg Bernadotte (zie blz. 314) in 1818, onder den titel kakel xiv jan, den troon, en na hem in 1844 zijn zoon os kak i. liet onttroonde geslacht

-ocr page 391-

werd door het huis Bernadotte met een som geld schadeloos gesteld. Onder \'t bewind van Karei XIV Jan en van zijn zoon nam de bloei van \'t land zeer toe zoowel door de delging dor staatsschuld, als door de vele verbeteringen, die zij in wegen, in kanalen , in\'t school-en rechtswezen aanbrachten. Veel opzien baarde hot in Europa, dat sedert 1853 verscheidene katholieken en belijders van andere godsdiensten, die van de staatskerk waren afgevallen, omdat er geen andere dan de Luthersche wordt geduld, uit Zweden werden verbannen. Sedert den isten Jan. 1849 werd de regeering over Noorwegen, hetwelk oen afzonderlijke grondwet heeft, aan een onderkoning, later kroonprins Karei, opgedragen, die sinds den Ssten Juli 1859, het tijdstip van don dood zijns vaders, als kakel xv de kroon droeg. Met don aanvang van zijn bowind begon er eindelijk moer verdraagzaamheid te heerschen in de wetten, door de regeering ten opzichte van den godsdienst uitgevaardigd. In 1865 is, na vele mislukte pogingen, ten laatste een staatsregeling tot stand gekomen , volgens welke de eeuwenoude vertegenwoordiging van \'t volk naar standen plaats maakte voor een vertegenwoordiging van twee kamers. Zeven jaren daarna, in 1872, overleed Karei XV en werd opgevolgd door zijn oudsten broeder. Oskar II.

Als een der zegevierende mogendheden kon Engeland met fierheid terugzien op den atloop van den twintigjarigen kampstrijd, dien het tegen de Republiek in Frankrijk en tegen Napoleon I had volgehouden. Steunende op zijn zeemacht, die het in staat stolde, zonder vrees voor een mededinger aanspraak te maken op de heerschappij ter zee, alsmede op zijn talrijke bezittingen in do vreemde werelddeelen , inzonderheid op liet rijk , dat het in \'t laatst der vorige eeuw op \'t vasteland van Oost-Indië had gesticht, mocht het de toekomst met vertrouwen te gemoet zien. Gibraltar, Malta en het beschermheerschap over do Ionische eilanden (zio blz. 320) waren steunpunten voor Engelands macht in do Middellandsche Zee en voor \'t handelsverkeer met de Levant. Wat de binnonlandsche zaken aangaat, was een van de belangrijkste maatrogolen uit de latere regcerings-jaren van geouge iii (zio blz. 270, 271) geweest de instelling in 1801, even vóór \'t aftreden van Pitt, van één parlement voor Ierland en voor Öroot-Britannië, waardoor het oorstgenoemde land nauwer aan Engeland werd gehecht. In zijn laatste levensjaren stond don koning, wegens zijn ziekelijkheid , zijn zoon George IV als prins-regent ter zijde, liet ministerie bestond uit torys (zio blz. 249), en onder hen was het vooral Castle-reagh, die het roer van den staat in handen had.

Alwio intusschen gedurende die laatste levensjaren van George III zijn blik op Engelands algemeenen toestand vestigde moest bespeuren , dat, in weerwil van den luister, dien hot naar buiten ten toon spreidde, er, voorzoover de bin-nenlandscho aangelegenheden betreft, bedenkelijke verschijnselen waren waar te nemen. De staatsschuld was ten gevolge van de langdurige land- en zeeoorlogen en van do hooge geldsommen , ter ondersteuning van de staten van \'t vasteland (zie blz. 302) uitgegeven, aangegroeid tot oen bedrag, bijna

\\Vi,!nm:, Handboek der Aly. Geschiedenis, fido druk. 2-1

-ocr page 392-

370

viermaal zoo groot, als zij in 1792 had bedragen. Alleen om de renten te betalen, behoefde men jaarlijks ruim 32,000,000 pond sterling. Dit, gevoegd bij de kosten voor het op do been houden van oen talrijk staand leger en bij die dor vloot, leidde tot drukkende belastingen. Vermits het vasteland in den tijd van de heerschappij van \'t eontinentaalstelael was begonnen stouter stappen op het gebied der nijverheid te doen , vonden de Engelsche waren op do markten van Europa geen zoo gereeden aftrek als vroeger. Aan den stilstand van handel paarden zich dus gebrek aan arbeid en duurte, vooral na de invoering eener graanwet, die bepaalde, dat geen koren van buiten mocht worden ingevoerd, zoolang de prijs van \'t in-heemsche graan niet hoog was geklommen.

Noch in den algemeenen toestand, noch in de samenstelling van het ministerie kwam, bij den dood van George 111, in 1820, wien geokoe iv opvolgde, vooreerst eenige verandering. In 1822 overleed Castlereagh, één jaar na het beruchte proces, door de kroon wegens echtbreuk aangedaan aan K a r o 1 i n a van B r u n s w ij k, do echtgenoote van George IV, die in \'t zelfde jaar was bezweken van verdriet over do krenking, die zij had ondervonden en die zij, althans door een zekere lichtvaardigheid in de uiterlijke vormen, had in de hand gewerkt. Na Castlereagh nam George Canning de leidselen van \'t bestuur in handen.

Voor \'t overige werd van dit oogenblik af in dit rijk voortdurend gewerkt aan do verbetering der constitutie. Zoo werd in 1829, in weerwil van het aanvankelijk tegenstreven van Wellington, destijds minister, de emancipatie of gelijkstelling in rechten der katholieken in \'t parlement doorgezet, welke wet ook werd toegepast op Ierland door de bemoeiingen van O\'Connell, een eenvoudig zaakwaarnemer, die onder de Ieren, voorheen aan traagheid en dronkenschap overgegeven, een aanmerkelijke hervorming te weeg bracht. Nu werd ook eenige jaren later de test-act (zie blz. 248) opgeheven. In 1830 overleed George IV en werd door zijn broeder willem iv opgevolgd. In \'t zelfde jaar werd de eerste spoorweg, de voorganger van zoovele andere banen, die den roem van George Stephenson hebben gegrondvest, aangelegd tusschen Manchester en Liverpool. Met den nieuwen koning kwam een whig-ministerie , uit Pal merg ton, li us se 11 en anderen bestaande, dat in 1832, in weerwil van veel tegenkanting, de refonnhill wist door te zetten , waarbij vele gebreken in de oude kieswet werden verholpen, de middelstand meer invloed op \'s lands regeering kreeg en men een meer ware volksvertegenwoordiging bekwam door het recht der verkiezing aan vele kleinere plaatsen te ontnemen en aan de grootore steden de bevoegdheid toe te kennen, meer vertegenwoordigers naar het parlement te zenden. Ter zelfder tijd als deze reformbill voor Engeland tot stand kwam, verkregen Schotland en Ierland dergelijke wetten. Hierop volgde in 1833 de wets-voordracht van Stanley, waardoor de slavernij in de Engelsche koloniën werd afgeschaft, oen zaak, waarvoor Wilberforce steeds had geijverd.

De nieuwe begrippen van staathuishoudkunde, die zich deden gelden.

-ocr page 393-

371

bewerkten, dat, toen in 1834 het octrooi der Oost-Indische conijmgnie door \'t parlement werd vernieuwd, haar het monopolie of recht van alleenhandel werd ontnomen. Bovendien werd vastgesteld, dat zij do bevoegdheid behield dor voordracht van een gouverneur-generaal, door dc kroon te benoemen, en dat van nu aan de inboorlingen ook ambten konden be-kleeden. Dezelfde begrippen hadden het afschaffen der inkomende en der nitf/aande rechten oj) het horen ten gevolge, oen maatregel, waardoor de uitstekende minister Robert Peel zich in 1846 groote verdiensten jegens zijn vaderland verwierf. Tot dusver had er oen zoogenoemd schualrechl voor den invoer van koren in Engeland bestaan, een recht, hetwelk rees of daalde, naar mate het land meer of minder graan voortbracht. Steeds had de regeering er voor gezorgd, dat de belasting het vreemde koren duurder maakte dan hot inlandsche. Peel streed voor de afschaffing, sinds hij had ingezien, dat Richard Cobden (overleden 1865), een man, wiens naam met gouden letters prjjkt in de geschiedenis der nijverheid, het hoofd dor „Anticorn lawleaguequot; of vereoniging tot afschaffing der korenwetten, die haar zetel vooral had te Manchester (ten n.o. van Liverpool, in \'t n. van Engeland), hot wezenlijke belang van zijn vaderland op \'t oog had. Daarom ook gaf hij Cobdon alleen de oer van den grooten maatregel. Mede werden do rechten van invoer op andere artikels opgeheven of verminderd. Een tweede blijk van wijsheid en van moed gaf Peel door de intrekking in 1849 der akte van navigatie (zie blz. 230). Eindelijk voerde hij een income-tax (belasting op de inkomsten) in.

Inmiddels was Willem IV in 1837 overleden en had do kroon nagelaten aan zijn nicht victoria, een dochter van Eduard, oen broeder van George IV en van Willem IV, die in 1840 met prins Albert van Saksen-Koburg huwde, terwijl sedert Willeim dood zijn broeder, ernst august, in Hannover regeerde, waar de salische wet omtrent de opvolging gold, bij wiens dood, in 1851, zjjn zoon, georoe v, er hot bewind aanvaardde. Geen gemaal eener koningin heeft voorzeker, zonder mot eenige betrekking te zijn bekleed, die hem op den voorgrond plaatste, heilzamer invloed op den gang der algemeene aangelegenheden geoefend , dan Albert in het twintigtal jaren , dat hij na het tijdstip van het huwelijk hoeft beleefd. Vooral voor do bevordering van allerlei maatscliappelijko belangen, voor de verbreiding van kunst on wetenschap, van nijverheid en landbouw, heeft hij, die zelf eon man was van veelzijdige en overvloedige kennis, van keuvigen smaak en van een zelfstandig oordeel, veel goeds gedaan. Onder de beroemdste ministers, die na i\'oel optraden, bohooren Hussel 1 en Palmers ton te worden genoemd, wier behoor met veel moeielijkhoden had te kampen, inzonderheid doordien Ierland zeer was verarmd en door landverhuizing ontvolkt.

In 1850 en in 1852 verloor Engeland twee zijner grootste staatsmannen, Peel en Wellington. In 1861 overleed prins Albert, na zijn dood, hoewel een vreemdeling, even algemeen door gansch Engeland betreurd, als hij bij zijn loven was hooggeschat; in 1865 Palmerston, ofschoon, als een

\'24*

-ocr page 394-

372

twcode Mozes nog krachtig naar ziel en naar lichaam, de man, die gedurende een tijdperk van ruim dertig jaren een belangrijken invloed had op de leiding van Engelands buitcnlaudsche zaken in betrekking tot Spanje, tot Portugal, tot Frankrijk, tot Ruslanden tot andere staten. In de daarop volgende jaren onthield Engeland zich meer en meer van daadwerkelijke inmenging in do geschillen der Europèesche mogendheden, b.v. indezaak van Sleeswijk-Holstcin , weshalve het veel van zijn voormaligen invloed op hot vasteland van Europa verloor.

Gedurende Victoria\'s regeering voerde Engeland buitenlandsche oorlogen tegen Afghanistan en tegen 1\'endsjab. Het eerste land werd bedwongen, maar ook weer ontruimd, het tweede in 1849 onderworpen. Grevaarlijker dan die oorlogen was voor Engeland de geduchte opstand, die allengs buiten weten der Engolschen in Britsch Indiö was gerijpt en in 1857 uitbrak. Hij kwam voort uit den haat der inheemsche bevolking, zoowel van de Hindoes als van de Mohammedanen, en bracht do Engelsche overheden en bevolking hierom te meer in \'t nauw, omdat het leger voor verreweg \'t grootste gedeelte bestond uit inlanders, sipahVs of xejiojs ge-heeten. Deze soldaten sloten zich weldra bij den opstand aan. Reeds lang waren de inboorlingbu ontevreden geweest over de zware belastingen, hun opgelegd, en hadden zich over afpersingen en over onrechtvaardige vonnissen der Engelsche rechters beklaagd. De hoofdoorzaak der misnoegdheid was ovenwol gelegen in den afkoer, dien de met hun godsdienst dweeponde Mohammedanen en Hindoes tegen de vreemde on ongeloovige beheerschers koesterden. De naaste aanleiding tot do uitbarsting waren de patronen, die bij het leger waren ingevoerd en die, naar men beweerde of geloofde, met varkens- en koeienvet waren ingewreven, van welke dieren het varken den Mohammedaan een gruwel, de koe den Hindoe heilig is.

In alle plaatsen, waar de oproerlingen het overwicht hadden, vermoordden zij zonder medodoogen do Europoesche bevolking. Sinds echter Delhi (in Bengalen), de hoofdzetel van\'t oproer, don 20sten Sept. 1857 voor de kracht der Britschc wapenen bezweek en in \'t volgende jaar Luknow (ten z.o. vandaar), de hoofdstad van den staat Oude, werd genomen, gelukte het de regoering van Engeland, liet land allengs weer te onderworpen. liet gewichtigste gevolg van dezen strijd was do wijziging, in 1858 in hot bestuur over Britsch Indië gebracht. Aan do Oost-Indische compagnie werd alle politiek gezag ontnomen en het bewind opgedragen aan een minister, verantwoordelijk aan het parlement, wien een raad ter zijde staat. Ook mot Sina had Engeland een oorlog te voeren , die zijn oorsprong nam uit klachten der Sinoezon over \'t invoeren van opium door de Engolschen, hetgeen de keizer van dat rijk had verboden. De krachtige inspanning der Britsche vloot en legers legde weldra de zwakheid van het „hemelsche rijkquot; zoo overtuigend aan den dag, dat de keizer in 1842 tot een vrede word genoodzaakt, waarbij hij het eiland Hongkong (ton z.o. van Kanton, ton o. van Macao) aan Engeland afstond, vijf havens, waaronder Kanton, voor don handel aller natiën openstelde en oen som

-ocr page 395-

van 21,000,000 dollars betaalde. Een andere zegepraal behaalde Engeland in 1868 in eon krjjg tegen Theodörus, koning van Abesinië (ten z. van Egyto, hot oude Aethiopië), die oonige Britsche zendolingen in den kerker had geworpen. Een krijgstocht van Napier was voldoende, om Abessinië tot het besef zijner minderheid te brengen. Koning Theodörus zelf kwam in den strijd om. In 1853 worden de Kaffers in Zuid-Afrika bedwongen. Zijn handels- en fabriokgrootheid ontvouwde Engeland op de eerste wereld-tentoonstelling, in 1851 in het kristallen paleis te Londen gehouden, die in 1862 door een tweede werd gevolgd.

Thans, in de laatste paar jaren, duidt alles aan, datEngolandmoeielijketijden te gemoet gaat. Niet alleen heeft het den geest van weerstand te bestrijden in het onder toenemende verarming gebukt gaande Ierland. Nietalleen vereischt het Oosterschc vraagstuk, nog maar ten deole opgelost, al do aandacht der regeering. Maar in den loop van 1878 lieeft dit rijk een krijg aangevangen tegen Afghanistan, waarin de zege niet zonder inspanning werd behaald, en hebben de inwoners der Transvaalsche Republiek (in \'tz. van Afrika), een oogenblik door Groot-Britannië ingelijfd, dit rijk gewapenderhand gedwongen, hun de voormalige zelfstandigheid terug te goven. Tegenover die vrij donkere partijen staat echter de in Egypte veld winnende invloed van\'tBritacho rijk.

In liusland zette nikolaas i (1825—1855), na don dood zijns broeders Alexander (zie blz. 310), zicii in 1825 de kroon op hot hoofd, vermits zijn oudere broeder, do grootvorst Konstantijn, die van wege den keizer aan \'t hoofd stond van \'t bestuur van Polen , in 1822 geheel uit eigen beweging afstand van den troon had gedaan. Een samemiveritif/, die door\'t gansche rijk haar vertakkingen had, eigenlijk togen Alexander was gericht geweest en die der dekabristen heet naar het tijdstip der uitbarsting, de maand December , in \'t Russisch „Dekaber,quot; brak, nog eer Nikolaas was gehuldigd , uit, doch word door \'s keizers geestkracht terstond gedempt. Zoo sterk was de indruk van het gevaar, dat Nikolaas in de eerste uren na zjjn troonbestijging had geloopen, op den keizer, dat alle maatregelen van zijn bewind in zekeren zin don stempel droegen van den schok, dien hot in hem had te weeg gebracht. Onverzettelijk was hij in zijn strijd tegen de invoering van westerscho begrippen, zeden on gewoonten. In tegenstelling mot Peter den groote zocht hij Ruslands welvaart en macht te vergrooten, niet door \'t nabootsen van vreemde inrichtingen, maar door voort te gaan op het pad, bewandeld door de oud-Russische partij. Hierbij logde hjj dezelfde geestkracht en volharding aan don dag, die hij bij het dempen van het oproer had betoond, zoowel ten aanzien van de buitonlandsche, als van do binnonlandsche aangolegonheden. Wat dc laatste betreft, handhaafde hij met ijzeren hand de onbeperkte heerschappij, doch bevorderde desniettemin door \'t aanleggen van spoorwegen, b.v. tusschen Petersburg on Moskau in 1852, vooral ook door hot tegengaan van de veilheid en de traagheid dor rechterlijk ambtenaren nn anderszins\'s lands welvaart. Ter bescherming van de Grieken, zjjn goloofsgenooton, begon Rusland sinds don 14den April 1828 een oorlog tegen mahmoud ii, sultan van Turkije (1808—

-ocr page 396-

374

1839). Dc Russischo veldheer Wittgenstein bezette Moldavië en Wal-lachije. Zijn opvolger, Diebitsch, trok, tot onbeschrijfelijke vorbazing van den vijand, over den Balkan en veroverde Hadrianopel. Bij den rrede van I[adriunopel, den 14den Sept. 182\'J, stond Turkije niet alleen dc eilanden aan den mond van den Donau aan Rusland af, maar gunde ook aan dit rijk een overwegenden invloed op Moldavië en op Wallachijo.

§ 129.

Oorzaken run \'t verval ran Turkije. — Woelingen der Janitscharen. — Mali mond II. — De uitroeiing der Janitscharen. — Betreurenswaardige toestand ran Turkije in weerwil van de invoering dier hervormingen. — Verschijnselen ter bevestiging dezer opmerking. — Moeieljkheden van den sultan vief Mehemed AU, pascha van Egypte. — Verdrug, in 1841 tnsschen hen gesloten. — Dood van Mahinond II.—■ Abdul Medsclnd.—-Dood van Abdul Medschid. — Abdul Axis, — Zijn reis naar Parijs, naar Londen, naar Weenen. — Fuad-pascha. — Gronden om te wanhopen aan een werkelijke herleving van Turkije. — Zware taak der Forte tegenover de gewesten Eggpte, Moldavië, \\Vallachje, Servië, Montenegro, de Herzegowina. — Abdul Azis wordt afgezet. — Zijn opvolgers zijn Moerad V en Abdul Ha mid. —- If et Oostersche vraagstuk.— Ismaël, onderkoning van Egypte, en de doorgraving van 7 kanaal bij ■Suez. — De hetaerie der onderling bevriend en in Griekenland, in 1814 opgericht door Skufas te Odessa.—Doel van dit genootschap,— Verplaatsing van den hoofdzetel naar Constantinopel. — Alexander Ipsilanti neemt in 1820 de leiding der hetaerie op zich. — Hij geeft in Maart 1821 te Jassg het sein tot den opstand. — Het oproei- wordt door dc Turken gedempt. — De Mainoten. —- Hernieuwing van den Griekschen opstand in April 1821 in Morèa. — Het congres te Epidaurns voert in Januari 1822 een republikeinsche staatsregeling in mei een voorloopig bewind. — Odysseus en Miaulis in Hellas. — De zeerooverij der Grieken,

Reeds in \'t begin dor negentiende eeuw was het voor niemand meer een geheim, dat het Ottomanische rijk in oen toestand van schromelijk verval verkeerde. Oorspronkelijk gegrond op het ruwe beginsel der verovering , maar sinds ongeveer één eeuw verplicht, aan het denkbeeld van uitbreiding van gebied door de scherpte des zwaards vaarwel te zeggen , was deze barbaarsche staat steeds dieper gezonken. De hoofdoorzaak van de zwakheid van \'t rijk was hierin gelegen, dat niet de minste samen-sinelting had plaats gegrepen tusschon do Turken en de door hen onderworpen volkoren. De bevolking dor landen, waarin zij als veroveraars waren binnengedrongen , lieten de Turken, als vreomdelingen, naast zich leven, in blind vertrouwen op de kracht van hun zwaard en zonder to letten op do steeds verminderende krijgshaftigheid hunner eigen natie. Oorspronkelijk was ieder gezeten Turk krijgsman en bestanddeel of van het voetvolk, óf van do ruiterij, waarvan de kern, gelijk die der voet-

-ocr page 397-

375

knechten de Janitscharen, de spahis heette. De burgerlijke bestuurder van een gewest was tevens het hoofd van\'t krijgsvolk , dat er in was gelegerd. Op deze en andere wijze bleef de aloude vorm , aan \'t krijgswezen ontleend , bestaan , hoewel de krijgshaftigheid allengs meer uit den geest van \'t volk begon te wijken. Sinds lang was het gebleken, dat juist de zooge-noeindc kern van \'t leger, do Janitscharen, welke do veiligheid van den staat moest waarborgen, voor de rogeering het gevaarlijkst was, doordien ieder stadhouder, die het in het hoofd kreeg zich onafhankelijk te maken , hierin zijn steun vond. Moer en meer werden de Janitscharen, wat do bonden der praetorianen to Rome waren geweest, een overmoedige en tcugellooze schaar krijgsvolk, naar wier wil de sultan en de grootvizier zich moesten voegen en die, naar mate zij tegenover do Turken stouter werd, te minder tegenover den buitenlandschen vijand beteekende.

Eindelijk werden Mahmoud TI de oogen geopend door het verval van het Turksche rijk, hetwelk in don pas gevoerden oorlog zoo duidelijk was aan den dag gekomen. Vast besloten tot hervormingen over te gaan, gelastte hij in 1826, dat elke afdeoling der Janitscharen 150 man zou afzonderen, opdat zij op Europeesche wijze zouden worden geoefend. Vermits aan die manschappon tevens hoogero soldij werd gegeven, ging dit aanvankelijk goed. Maar in de maand Juni van dat jaar brak onder de overige Janitscharen, ten getale van ruim 20,000, een opstand uit. Zij trokken naar het oord, dat èn in het Christelijke, on in het Tursehe Constantinopel zoo menigmaal den standaard van \'t oproer had zien verrijzen , naar den Ëtineidan of het renperk , verschansten zich daiir en eischten de hoofden van allen , die tot hot invoeren der nieuwigheden hadden medegewerkt. Inlusschen had do sultan voorzien hetgeen vermoedelijk zoude gebeuren en hiernaar zijn maatregelen genomen. Ondersteund door den mnfti, het hoofd der geesteljjkheid, en door de de ulémas, do priesters en rechtsgeleerden, die een gesloten lichaam vormen en de eenige otticiöele uitleggers zijn van den koran, niet ongelijk aan de schriftgeleerden der Israëlieten ten tjjde van Christus, van wier instemming, evenals van die van de hoofdoflicieron der Janitscharen, hij zeker was, liet Mahmoud nu de heilige vaan van den profeet uit don harem te voorschijn brongen en, alsof het een kamp gold tegen de ongeloovigen , ontplooien. Tegelijk liepen omroepers door do straten en riepen het volk op, om zich rondom de banier van den islaam te scharen ter verdediging van den door \'t muitend krijgsvolk bedreigden godsdienst en den sultan.

Het gezicht van de heilige vaan en de plechtige vervloeking, die do mufti over de oproerlingen uitsprak, terwijl hij elk hunner bestrijders, die mocht sneuvelen , de zaligheid hier namaals beloofde , deden wonderen. Bij ganscho scharen stroomden gewapenden van do beide oevers van den Bosporus Thra-cicus of de straat van Constantinopel toe. De uitslag was, dat de Janitscharen, van geschut verstoken en in den Etmeidan ingesloten of naar hun nabij gelogen kazernen gedreven, die welhaast door hun belegeraars in brand werden gestoken, over do kling gejaagd of met schrootvuur afgemaakt werden,

-ocr page 398-

376

of wel in don gloed der vlammon omkwamon. Zij, die er het leven afbrachten , vielen in handen van een krijgsraad, die hen oveneons liet tor dood brengen. In allo provinciën van \'t rijk werd vervolgens do jacht op die voormalige keursoldaten voortgezet en do gansche instelling voor goed opgeheven. Met één slag viel liet bolwerk van het Middeleeuwsehe Turkije ter aarde. Thans toog de sultan aan \'t werk mot het invoeren van menige andero hervorming, die het rijk meer en moor in overeenstemming zou brongen met het overige Europa. Na do vernietiging dier eens zoo uitge-lezon krijgsbonden liot hij o.a. de Turksche soldaten door Fransche en door l\'ruisischo officieren in den wapenhandel oefenen.

Bovenal vertoonde zich de zwakheid der Porto in haar herhaalde oorlogen met Mehemed Ali, sedert 1806 pascha of stodohoudor van Egypte. Zoo gelukkig streed Mehemed Ali tegen den sultan , dat Mahmoud den steun dor grooto mogendheden van Europa moest inroepen, om Mehemed Ali te noodzaken, in 1841 de opperhoogheid der Porte weer te erkennen, een jaarlijksche schatting van ruim 3,000,000 gl. aan den sultan te beloven en zich mot hot erfelijk stedehouderschap over Egypte te vergenoegen. Uoeds vroeger, in 1839, was Mahmoud II overleden en zijn oudste zoon, abdul m eds chid, hem opgevolgd, die in 18G1 stierf. Van de latere sultans had o.a. Addul Azis eveneens te strijden tegen de zucht naar onafhankelijkheid van Mehemed Ali\'s kleinzoon, Ismaël, die in 1867 van den sultan den titel „khedivequot; verwierf en onder wiens bestuur, in 1869, do doorgraving van het kanaal hij Suez, volgons \'t ontwerp van de Lesseps, is voltooid. Op sterken aandrang van Duitschland, van Frankrijk en van Engeland werd Ismaël in Juni 1879 door sultan Abdul Hamid (zie blz. 378) afgezet en vervangen door zijn zoon te w fik.

Inmiddels bleek het, dat de hervormingen, in Turkije ingevoerd, in plaats van een beteren toestand te scheppen, dewijl het geen trapsgewijze en geleideljjk ingevoerde veranderingen waren, den zieken man geenszins genazen. Steeds was en is in Turkije het recht veil, het bestuur slecht. Aan \'t hoofd van het rijk is een onbeperkt machthebber geplaatst, ter zijde gestaan door een onverantwoordelijk ministerie, zonder een budget, onderworpen aan een rechtstreeks gekozen vertegenwoordiging van \'t volk. Of liever, aan \'t hoofd van het rijk staat oen heirleger van burgerlijke ambtenaren (hureaucralié), die den sultan leiden werwaarts zij willen. Amhtsbejag en omkooping zijn er aan do orde van den dag. Schatten worden verslonden door de grooto sommen, die de huishouding van den sultan vereischt, door een kostbare vloot en door een talrijk staand leger. Terwijl de Porto in 1854 nog in \'t geheel geen schulden had, heeft zij na dien tijd leening op leening aangegaan , zoodat het cijfer harer schulden reeds millioonon bedraagt. Zoo zwaar zijn de schattingen, door \'t geheele rijk hoen geheven, dat men mot bekommering heeft opgemerkt, dat juist de door do natuur \'t meest gezegende streken, als Kloin-Azië, het tweeledige schouwspel eener hoe langer hoe moor afnemende bevolking en oonor steeds aangroeiende verarming aanbieden. Het streven toch der uit Stam-

-ocr page 399-

377

boul (Constantinopol) gozonden landvoogden eu andere ambtenaren is doorgaans zich langs allerlei wegen in den kortst mogelijken tijd ten koste hunner onderhoorigen aaar vermogen te verrijken. Is hun voornaamste [dicht, gelijk geen hunner onbekend is, Constantinopol voortdurend geld toe te zenden, in hun oog gepast besef van eigenbelang dringt hen liiorbij, zichzelven niet to vergeten. Vandaar dat zij, als de os op het veld, alles rondom zich afgrazen.

Wat do onderdanen betreft, do scherpe afscheiding, door Mah-moud in \'t leven geroepen en door zijn opvolgers bestendigd en bevorderd , tusschon het meerendoel der natie of do burgerij en do soldaten kweekt meer dan één wrange vrucht, liet leger beschouwt de burgerlijke ambtenaren als indringers op het veld, dat bun, naar do overleveringen uit vroegeren tijd, van rechtswege toekomt. Do burgers, wien van oudsher het krijgvoeren tot oen tweede natuur was geworden, thans gedwongen, dit tijdverdrijf vaarwel te zeggen, voegen zich niet gemakkelijk naar de nieuwe eischen, hun gesteld. Velen, geenszins gezind of geschikt voor do stille werkzaamheden van \'t maatschappelijk leven, verkiezen, indien zij niet met oen ambt worden begiftigd, den lediggang, nu zij niet meer het gebod van den koran, rakende don heiligen oorlog, kunnen vervullen. Dit alles veroorzaakt mede, dat het leven en de bezittingen der Christenen, in tijden van spanning, er aan de grootste gevaren onderhevig zijn.

Na Abdul Medschidkwam, in 1861, zijn broeder abdul azis, onder wiens regeering de strijd, in \'t begin dezer eeuw ontbrand, tussehen de Oud-ïurksche partij en die van den vooruitgang steeds werd voortgezet. De nieuwe sultan werd geschilderd als een man, zonder eenige kennis, maar bedreven in lichaamsoefeningen en van oen opbruisonden on voortvarenden aard. Tot het jaar, waarin hij den troon beklom, d. i. tot zijn tweeëndertigste jaar, overeenkomstig de gebruiken van hot Turkscho boften opzichte der prinsen, en inzonderheid van den vermoedelijke troonopvolger, geheel van do buitenwereld afgezonderd gehouden en met jaloersch-heid gadegeslagen en bewaakt, werd hij in 1861, bij don dood zijns broeders, plotseling als uit de duisternis overgebracht in \'t volle licht. Terstond toonde ook hij in schijn veel geneigdheid om de hand aan den ploeg der horvormingen te slaan en vooral voel zin voor \'t invoeren van bezuinigingen in den tak der financiën. Op denzelfdeh weg schreed hij voort na het bezoek, in 1867 gebracht aan de wereld-tentoonstelling te Parijs, op welke reis hij tevens een tjjdlang te Londen en te Weenon vertoefde. Hoezeer het echter heette, dat Turkije onder do leiding van dezen sultan en van F u a d-p a s c h a, den grootvizier, die gedurende eenige jaren hem hot naast ter zijde stond, de zegeningen der Europeescho beschaving trachtte deelachtig to worden, het schoen niet voor good afstand te kunnen doen van zijn geldverspillingen en van hetalboheor van onwaardige gunstelingen.

Op \'t stuk der rechtspraak is het zelfs onmogelijk, een betere toekomst te verwachten. Dewijl de Koran niot alleen de Bijbel, maar tevens het burgerlijk wetboek is voor de Mohammedanen, zouden, uit hoofde van

-ocr page 400-

378

de tegenspraak der rechtsbeginselen tusschen het Oosten en het Westen, de Muzelmannen, wat ondenkbaar is, moeten verklaren, dat hun heilig boek dwalingen en verkeerde stellingen bevat. Ofschoon men vorder moet erkennen, dat er eenige stappen zijn gedaan, om de gelijkstelling der Christelijke mot de Mohammedaanscho bevolking te bevorderen, blijft het do vraag, of do nieuwigheden zullon blijken op den duur bestand to zijn tegen do diep gewortelde vooroordeelen van\'t volk en tegon den haat, dien inzonderheid het leger tegen al wat Christen is voedt.

Een mooielijko taak heeft alzoo de Porte te vervullen. Doch hoe groot de bezwaren ook mogen zijn, die zij in hot binnenland heeft te bestrijden , zij worden, zoo niet overtroffen, stellig geëvenaard door die, welke voortspruiten uit de zucht tot zelfstandigheid van meer dan eon der door een band van afhankelijkheid aan Turkije gehechte staten. In den loop dezer eeuw toch hebben Moldavië en Wallachije, alsmede Egypte, quot;ich nagenoeg geheel aan de loenhoogheid der Porte onttrokken. Servië, waar vorst Milan Ob re no wits eh sinds 1872 regeert, heeft dit voorbeeld gevolgd. Montenegro (ten n. van Albanië, aan de Adriatische Zee) is insgelijks zoo goed als onafhankelijk. De Herzegowina (ten n.w. vandaar) is nog in dozen tijd zelf het tooneel van een hevigen opstand.

Abdul Azis regeerde tot het eind van Mei 187C. Toen werd hij door een samenzwering van den troon gestooten , waarop hij of zichzelf doodde, of werd omgebracht. Zijn opvolger was zijn neef, een zoon van Abdul Medschid, moerad v. Doch reeds in Augustus van\'t zelfde jaar werd hij, op grond van waanzin , afgezet en vervangen door zijn broeder, a bdul ham id.

Sinds een halve eeuw dus, zoo niet langer, is do toestand van Turkije het onderwerp der voortdurende bekommering, der overwegingen en berekeningen van Europa\'s voornaamste kabinetten. Lang heeft, met do onweerstaanbaarheid van een geloofsartikel, in \'t Westen van Europa de meening gegolden, dat de ongedeerde zelfstandigheid van Turkije oen onmisbaar vereischte is voor het behoud van \'t staatkundig evenwicht van Europa. De stoute uitbreiding van Ruslands heerschappij naar \'t Zuiden en naar \'t Oosten deed do mogendheden inzien , dat de val van het rijk der sultans een bedreiging zou zijn voor haar eigen bestaan. Vanhier, dat het beginsel der noodzakelijkheid van Turkjje\'s onafhankelijkheid in \'t Westen van Europa werd geacht onbetwistbaar te zjjn. Vooral waren het Engeland en Frankrijk , die, uit vrees voor het overwicht van Rusland, dat staatkundig beginsel voorstonden. Deze on dergelijke punten maken den inhoud uit van hetgeen men gewoon is hel Ooslcrsche vraaystuk te noemen.

Een der belangrjjkste feiten dezer eeuw, uit verschil van opvatting van dat vraagstuk voortgesproten, is de herstolling van hot oude Grieleenland als een zelfstandigen staat. Sedert de Grieken, Christenen zjjnde, onder hot juk dor Turksch-Mohammedaansche heerschappij zuchtten, haddon zij dit herhaalde malen vruchteloos trachten af te werpen. Wederom rustten zij zich sedert 1814 toe, om zich aan de heerschappjj dor Turken te onttrekken. Het plan hiertoe was ontworpen door een vereeniging, hetuerie

-ocr page 401-

379

genoemd , voluit de hetaene der onderling hevrienden. Dit genootschap ontstond in 1814 op den bodom van Rusland te Odessa (in\'t z. van Rusland, aan de Zwarte Zee) en werd. opgericht door een drietal Grieken, o. a. door den koopman Sku. fas. In allo gewesten van Turkije en in verschillende buitenlandsche provinciën had het ephoren of commissarissen. Al-wie word opgenomen in het verhond moest den eed van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid afleggen. liet doel der verbintenis was een gewapende gemeenschap aller Christenen, ten einde het kruis over de halve maan te doen zegevieren. Sinds 1818 was de hoofdzetel van\'t genootschap te Con-stantinopel gevestigd. In de eerstvolgende jaren groeide het aantal der leden zeer sterk aan, zoo in Griekenland zelf, onder alle klassen der bevolking, ook op de eilanden, b. v. op de Ionische eilanden , op de Sporaden en op de Cycladen, als buiten dit land, o.a. in Kleïn-Azië, in Palaestina, in Rusland. Aan \'t hoofd van \'t genootschap werd in 1820 gestold Al ex an der Ipsilanti, oen wakker officier en gunsteling van keizer Alexander I.

In Maart 1821 gaf Ipsilanti te Jassy (in Moldavië, nabij de l\'ruth) het sein tot den opstand door het uitvaardigen eener proclamatie aan de Grieken. Onmiddellijk lieten de Turken troepen binnenrukken, die nog in \'t zelfde jaar de hetaeristen versloegen. Alexander Ipsilanti week op Oostenrjjksch grondgebied, waar hij gevangen werd gezet en eenige jaren later te Weenen overleed. In\'t zelfde jaar, 1821, verwekten de zendelingen der vereeniging, in April, een opstand onder do bevolking van \'t eigenlijke Griekenland, hoofdzakelijk onder de. Mailloten, de bewoners van de Maina, een der zuidelijke schiereilanden van Morüa, die zich er op beroemen , van de aloude Lacedaemoniërs af te stammen. Men viel hier en daar in de Peloponnesus op do Turken aan en doodde wien men machtig kon worden. Naar men hoeft berekend, zullen er in de eerste drie weken van den opstand niet minder dan 15,000 Turken zijn omgebracht. In 1821 begon alzoo do strijd, en in Jan. 1822 kondigde een congres der Grieken te Epidaurus (in \'t n.o. van Mor5a) do onafhankelijkheid der Grieksche natie af en voerde een repuhlikeinsche staatsregeling in met een voorloopig bewind. Ook in \'t eigenlijke Griekenland streed men , en hieruit werden door de Grieken, onder dappere aanvoerders, als onder Odysseus en onder Mi a ui is, bijna overal de Turken verjaagd. Vooral bestreden de Grieken hun vijanden ter zee, op welk element zij zich snol en behendig wisten te bewegen. Voel steun vonden zij vorder bij de Kuropeesche volkoren, die, vol bewondering voor hun moed en met geestdrift bezield voor dozen al-ouden zetel der beschaving, hun hulp, hetzij in geld of in talrijke scharen vrijwillige medestrijders, zonden.

§ 130.

De val van Mesoionghi in April 182G. — J)e geestdrift dor Kuropeesche volkeren voor de zaak der Grieken. ■— De philheliïnen. — Byrons medewerking en dood. Oorzaken run den acliteruitgany van de zaak

-ocr page 402-

380

der Grieken sedert 1823. — De sulfan roept de hulp in van Mehemed AU. — Ibrahim met een krijgsmacht afgezonden door Mehemed AU. — Canning. — Het verdrag van Londen of het drievoudig verhond in Juli 1827. — Edward Codrington, de Ttigny en van Hegden. - Ongelegenheden der Grieken. — Het voorloopig bewind- neemt in Augustus de voorwaarden der triple alliantie aan. — Turkije weigert ze. — Nederlaag der Turksche vloot onder Moharrem-beg in de haren van Navarlno, den 20sten October 1827. — Indruk van dien slag op de Europeesche hoven. — Breuk tusschen den sultan en de mogendheden. — Capo d\' Istrias wordt in Juli 1827 voorzitter van Griekenland. — Leopold van Saksen-Koburg weigert de waardigheid van souverein vorst van Griekenland. — De Parte voegt zich in 1830 naar V verlangen der mogendheden en ontruimt Griekenland in 1831.— Verdeeldheden in dit rijk. — Oorzaken van veler haat tegen Capo d\' Istrias. — Capo fZ\' Istrias den dden October 1831 te Nauplia vermoord. — Otto van Beieren, uit hel huis Wittelsbach, wordt benoemd tot koning. — De universiteit van Athene gesticht in 1837. — Otto I mondig verklaard in 1835. — Hij bezweert de constitutie in 1844. — Regeling van de aangelegenheden der kerk,. — Afkeer der Grieken van hun koning. ■— Hij verwijdert zich in 1862. — Willem wordt, als George I, koning der Grieken in 1863. - Engeland staat de Ionische eilanden aan Griekenland af.

Inzonderheid was het do heldhaftige volharding der verdedigers van Mesolonghi of Missolonghi (aan de z.w. kust van Livadië of Rumolië, hot voormalige Hellas, aan de golf van Ptttras, ten vv. van Lepanto), die do deelneming van \'t Westen van Europa wekte. Gedurende den tijd van 1823 tot April 1826 stond de moedige stad meer dan één beleg uit, waarvan het tweede en laatste een vol jaar duurde. Eindelijk viol de vesting in handen der belegeraars, doch niet, dan nadat een gedeelte dor bezetting en der bevolking, door gebrek gedwongen, bij een laatslen uitval, hoovelen er ook bezweken, zich een eervollen uitweg met hot zwaard had gebaand. Groot was bovenal het getal van de voorstanders der zaak van Griekenland, van de philhellênen of vrienden der Grieken in Duitschland, in Engeland, in Frankrijk en in andere van Europa\'s beschaafde staten. Geen van hen is vormaarder dan Byron, die zich in 1824 in persoon naar Mesolonghi begaf, om een werkdadig aandeel aan den kamp te nemen; zich hier, gelijk oen tweede Alcibiades, als een geheel nieuw man, niet als een man van groote verbeeldingskracht, maar als een man van do daad en van practisch inzicht openbaarde, doch roods in April van \'t zelfde jaar overleed.

Was in de beide eerste jaren, 1821 en 1822, de opstand der Grieken aanvankelijk geslaagd, sinds het derde jaar ging het mot hun zaak minder naar wensch. Inzonderheid stond hun oigon twistgierigheid en tweedracht de Grieken in den weg. In plaats van zich, één van zin, tegenover den

-ocr page 403-

381

gomeenschappelijken vijand to scharen , sloot zich do oen aan bij Odysseus en luisterde een ander naar oen ander hoofd. Had niet, op haar beurt, ook de Porte met groote bezwaren, gebrek aan geschikte aanvoerders, onderlinge ijverzucht der verschillende bevelhebbers, uitputting der financiën, te strijden gehad, hot zou er nog slechter voor Griekenland hobben uitgezien. Gedrongen door de omstandigheden, besloot de sultan, zijn toevlucht te nemen tot don machtigste, maar tevens den gevaarlijkste zijner vazallen, tot Mehemed Ali, den onderkoning van Egypte. Mehemed Ali zag daarin een zeer gewonschto aanleiding, om zyn begeerte naar onafhankelijkheid te bevredigen. en nam de opdracht van hot opperbevel der land- en der zeemacht tor bestrijding van de Grieken aan. In 1824 zond hij zijn stiefzoon, den hardvochtigen Ibrfthim, met een goed uitgeruste vloot en leger ter onderwerping van Griekenland af, die, na een tijdlang ter zee te hebben gevochten, in 1825 met een gedeelte zijner troepen in Morealandde. De komst van Ibrahim en van zijn wreede Egyptenaren verscherpte nog het karakter van ijselijkheid, dat deze oorlog van den beginne aan had gehad.

Toen de zaak der vrijheid zoowel door don aantocht der Egyptenaren als door de voortdurende oneenigheid der Grieken op nieuw in groot gevaar werd gebracht, kwamen eindelijk de groote mogendheden het verdrukte volk te hulp. Canning (zie blz. 370) overreedde Rusland en Frankrijk, te dien behoeve in Juli 1827 met Groot-Britannië het verdrag van Londen te sluiten. Deze triple alliantie was do beslissende schrede, die dadelijk voerde tot de volkenrechtelijke erkenning van een zelfstandig Griekenland. Het drievoudig verbond rustte op het beginsel, dat de nadeden, welke do langdurige oorlog den handel berokkende, do regeeringen der drie staten noopten, maatregelen tot het horstel van den vrede te nomen. De Porte gaf op de verklaringen, haar van wege het drievoudig verbond geworden , geen ander antwoord, dan dat zij geen inmenging van vreemden in Turksche aangelegenheden zou gedoogen. Van haar zijde zouden de drie hoven aan de bevelhebbers hunner vloten, Edward Codrington, de Rigny en van Heydon, van welke do laatste het bevel voerde over do Russische schepen, gelijkluidende voorschriften, houdende dat, indien de Grieken zich naar bon voegden en do Turken niet, zij gemachtigd waren, alle bezondingen van wapens en manschappen van den kant der Turken te beletton en des noods geweld aan te wenden. Hierin is, gelijk men zal zien, do sleutel der eerstkomende gebeurtenissen te vinden.

Zoo Griekenland moest worden gered, begon het inderdaad tijd to worden voor eon krachtige tusschenkomst van wakkere bijstanders. Meer en meer heerschte menigvuldige verdeeldheid, niet alleen onder de Grieken onderling , maar ook tusschon de Grieken en de philhellSnen. Zeer was de geestdrift van vele philhelloensehe kruisvaarders bekoeld, deels ten gevolge van de ontberingen, die zij hadden uit to staan, deels door het te lang uitblijven van gunstige uitkomsten, deels ook door de ondervinding, die zij opdeden van do geringe erkentelijkhoid der Grieken. Bij al die rampen

-ocr page 404-

nfi?

kwam ten overvloede, dat het voorloopig bewind ^fenn gezag had en er dus volslagen regeeringloosheid heerschte.

Dat voorloopig bewind haastte zich dan ook, do voorwaarden, door het drievoudig verbond gesteld, in Augustus 1827 aan te nemen. In \'t begin derzelf\'de maand overleed Canning. In September wierp een geduchte vloot, door Ibrahim aangevoerd, haar ankers uit in de haven van Na-varlno (in \'t z.w. van Morêa). Middelerwijl zotten de Grieken en de phil-hellsnen hun vijandelijkheden voort en liet Ibrtthim wederom troepen in MorCa landen, die alles te vuur en te zwaard verwoestten. Dit merkte Edward Codrington, de Engelsche admiraal, als een overtreding aan van den door het drievoudig verbond voorgeschreven stilstand van wapenen. Wel hadden de Turken den wapenstilstand niet aangenomen; doch daar de Grieken de bemiddeling der inogendhedon hadden erkend, meende hij zich te moeten aansluiten bij de partij , die zich naar de eischen van het drievoudig verbond richtte. Den 13den October voegden zich de Franscho vloot onder den schout-bij-nacht de Iligny en do Russische onder den schout-bij-nacht van Heyden bij Codrington voor Navarïno. Gezamenlijk besloten zij de verantwoordelijkheid op zich te nemen en den Gordiaanschen knoop der diplomatie niet het zwaard door te houwen. Den 20sten October voor de vloot der bondgenooten, in slagorde geschaard, de haven van Navarïno binnen en kwam te liggen tegenover de Turksche oorlogschepen, die, onder Moharrem-bey, ruim driemaal zooveel in getal waren als die hunner vijanden. Terstond ving een verschrikkelijke slag aan, die binnen een paar uren ten nadeele der Turksch-Egyptische vloot was beslist. Over de vraag is getwist, wie het eerste schot heeft gedaan: bij de weder-zijdsche stemming doet die vraag niets af\'. Toen Ibrfthim, die inmiddels afwezig was geweest, don volgenden dag naar het overschot zijner vloot terugkeerde, bevond hij, dat oen zestigtal van zijn vaartuigen in de lucht gevlogen of in den grond geboord was.

Als een donderslag weerklonk de tijding van die zege door Europa. Zeer verschillend was de indruk, dien zij op de hoven maakte. Terwijl men te Petersburg en te Parijs jubelde, was het Britsche kabinet verrast, maar tevens zeer ontstemd. Aan de bekommering over de handelsbelangen paarde zich de vrees, dat men zijn ouden bondgenoot Turkije als een weerloozen buit aan Ilusland uitleverde, wat toch geenszins de bedoeling van \'t verdrag van Juli 1827 was geweest. Tegen \'t einde van November was men er zeker van, dat de Porto, ook na den slag bij Navarïno, geen gehoor wilde geven aan de voorslagen der verbonden mogendheden. Alzoo verlieten de gezanten der drie staten in November 1827 Constantinopel. In \'t volgende jaar noodzaakte een Fransch leger de Egyptenaren, het schiereiland MorSa te ontruimen. Voor \'t overige stolden de Grieken, ter bevestiging der nog wankelende zelfstandigheid, in Juli 1827 graaf Johan Capo d\'Istrias, een vertrouweling van keizer Alexander I, als voorzitter van Griekenland aan.

Kort daarna word Griekenland door de verbonden mogendheden voor

-ocr page 405-

383

een van de Porto geheel onafhankelijken staat verklaard, waarvoor zij prins Leopold van Sakson-Kolmrg, een oom van Albert (zie blz. 371), tot souvorein vorst bestemden, die echter, hoofdzakelijk wegens do grensregeling, de hem toegedaciite hooge waardigheid afsloeg. De Porte, die een som geld tot schadevergoeding kreeg, nam in 1830 genoegen met do gemaakte schikkingen en ontruimde Griekenland in 1831. Nog lang bleef evenwel het nieuwe koninkrijk Griekenland, hetwelk bestond uit Morea, uit Livadië, uit Negropont of Euboea, uit de Oycladen en uit eenige andere eilanden, ter prooi aan verdeeldheden. Tegenover do partij van den voorzitter stond de veel talrijker partij zijner vijanden, die het aan de listige streken van Cape d\'Istrias toeschreven, dat Leopold de kroon had geweigerd , en die in de vernietiging van de rechten der gemeenten, in de venvaarloozing der vloot en in de zorg en de kosten, aan \'t landleger besteed, zijn streven zagen doorschemeren, Griekenland zwak te houden en Rusland te believen. Vanhier, dat Capo d\'Istrias in 1831 door zjjn tegenstanders uit den weg werd geruimd, die hem den invloed op de Gricksche aangelegenheden, welken hij Kusland gunde, euvel duidden en zeker waren van de met hun gevoelen overeenstemmende denkwijze van een goed deel van \'t volk. Toon hij den Oden October van dat jaar op \'t punt stond, een kerk binnen te treden te Nauplia (op de n.o. kust van MorBa), velden do gebroeders Konstantijn en Geoi\'ge Mauromichalis hem met een pistoolschot en een dolksteek. In\'t volgende jaar gaven de staten , die do herstelling van Griekenland op zich hadden genomen, het land in den nog onmondigen prins otto van Beieren, een zoon van koning Lodewijk I (zie blz. 349), uit het hui* Wittelshach, een koning. Do Gricksche kerk word onafhankelijk van den patriarch van Constantinopel, de koning tot wereldlijk hoofd dier kerk benoemd. In 1835 word Otto I mondig verklaard. Hij stichtte in 1837 een universiteit te Athene. Verder schonk hij zijn land een constitutie en bezwoer haar in 1844, Desnietterain mocht het Otto evenmin gelukken, Griekenlands herwonnen volksbestaan op vasten bodem te vestigen, als zijn bewind bij de Grieken aangenaam te maken. Hemzelf merkten zij steeds als een vreemdeling aan. De toestand van \'t land bleef zorgwekkend. In het financiewezen heerschte wanorde, en rooverbenden maakten de wegen onveilig. In 1862 brak een opstand van het volk en van het leger uit, die den koning noodzaakte , afstand te doen en zich te verwijderen. Niemand was er om hem te verdedigen, en binnen eenige dagen scheen het, alsof hij nooit in Griekenland was geweest. In 1863 bood het Grieksche volk de kroon aan prins Willem , een zoon van Christiaan IX (zie blz. 364), aan, die ze, met goedvinden der inogendheden van het drievoudig verbond, aannam en, als oeoiiau i, den troon besteeg. Kort na de troonbeklimming van George 1, in 1863, gaf Engeland toe aan de begeerte der Ionische eilanden, die in 1848 tegen dit rijk (zie blz. 369) waren opgestaan, doch weldra bedwongen, door zo aan Griekenland af te staan.

-ocr page 406-

384 § 131.

De vrede van Hudrianopel bevestigt het overwicht van Rusland. — Voortdurende wedijver van Rusland, van Engeland en van Frankrijk betrekkelijk het Oostersche vraagstuk. — De quadruple alliantie van 1840. — Aangroeiende invloed van Engeland te Comtantinopel. — Geschil tusschen de geestelijkheid der Lat jnsche en der Grieksche kerk te Bethlehem in 1847. — Napoleon III neemt den handschoen op ten gunste der Latjnsche kerk in Palaestina. — Rusland komt op ter bescherming van de belangen der in die landstreek gevestigde Grieksche gemeenten. — Rusland zoekt Engeland te winnen voor het plan mier verdeeling van Turkije. — Het Engelsche ministerie geeft geen gehoor aan Nikola as\'\' aanbiedingen. — De keizer van Rusland tast door. — De zending van vorst Mentschikow in Maart 1853 naar Constanti-nopel. — Zijn houding aldaar. — Hij eischt voor den keizer van Rusland het patronaat over alle Grieksche onderdanen der Forte. — . De sultan wijst deze aanvraag af. — Het ultimatum van graaf Ness el-rode. — De Russische troepen overschrijden de I\'riith en rukken de Donau-vorstendommen binnen. — Het manifest van Nikolaas I. — De Fransch-Engelsche vloot werpt het anker uit in de Dardanellen. — De Forte verklaart den iden October 1853 den oorlog aan Rusland. — De Turken ontruimen de vorstendommen. — Nederlaag van eenige Turksche oorlogschepen, den 30s/e« November, bij Sinöpë. — Engeland en Frankrijk gelasten hun vloten, de Zwarte Zee binnen te varen. — Ultimatum van Frankrijk en van Engeland, aan Turkije gesteld in H eind van Februari 1854. — Ondersteuning van dien eisch door Oostenrijk en door Fruisen.— Verdrag van bondgenootschap, in Maart, van Engeland en van Frankrijk met de Forte. — De oorlog begint in den omtrek van den Donau. — Graaf Faskewitsch wordt aldaar vervangen door Gortschakojf. — Omer-Pascha bestrijdt de Russen vrij voorspoedig. — Verdrag van April 1854 tusschen Oostenrijk en Pruisen. — Pruisen gaat van nu aan op onzijdig terrein over. — Op aandrang van Oostenrijk laat Nikolaas in Augustus zijn leger over de Pruth terugtrekken.

Toen, na don jaren langen kamp, de zaak van Griekenland eindelijk voor goed was geregeld, moest de beslissing althans in zoover den sultan welkom zijn, dat hij daardoor al zijn kraehten had kunnen aanwenden togen Rusland in den krijg, die er op was gevolgd (zie blz. 373). Do vrede van Hadrianopol, die het overwicht van Rusland nader bevestigde, loiddo geenszins tot betere verstandhouding, maar veeleer tot aanmerkelijke verkoeling tusschen Rusland aan den oenen kant en de hoofdmogendhodon van Europa aan de andere zijde. Gedurende het tiental jaron, waarin do Porto (zie blz. 37G) met Mehomod Ali overhoop lag, nam het Oostersche vraagstuk een

-ocr page 407-

IW)

tijdlang weer een voor de rust van Europa dreigend karakter aan. Immers voortdurend viel hot in \'t oog, dat or tussohen Rusland, Engeland en Frankrijk een aanhoudende wedijver heerschte, doordien elke dier staten er op uit was, zijn invloed op Turkije te vergrooten , en naijverig op dien, welken een der andere mogendheden oefende. Aan alles was intusschen zichtbaar, dat doorgaans Itusland de beide overige de loef afstak. Tegenover de quadruple alliantie of het viervoudig verbond, dat in 1840 tot stand kwam tusschen Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen tot bijstand van de 1\'orto (zie blz. 376), kon de steun, dien Mehemed Ali bij Frankrijk vond, den onderkoning weinig baten. Na een kortstondigen krijg tegen de mogendheden zag hij zich verplicht, in te stemmen in de overeenkomst, gesloten in \'t jaar 1841 (zie aldaar).

Ook na de regeling der Egyptische vraag ontbrak het niet aan punten van aanraking en van wrijving tusschon Turkije en de andere Europeescho staten. Vooreerst bespeurde Rusland niet tegenzin, dat in de jaren van den llongaarschen opstand (zie blz. 352) do banden der voogdij, die het zich sedert den vrede van lladrianopel over Turkije had aangematigd, eenigszins losser begonnen te worden en daarentegen do invloed van Engeland te Constantinopel weder meer veld won. Ten andoren zocht Frankrijk, dat door zijn omwenteling van 1848 do Oostersche staatkunde aan haar lot had moeten overlaten en thans een Republiek was, bij ge-meenschappelijko beraadslagingen over dit vraagstuk der politiek wederom een der toongevende mogendheden te worden. Als aanleiding greep het een geschil aan , in 1847 ontstaan tusschen de geestelijkheid dor Latijnscho en der Grioksche kerk te Bethlehem, in Palaestina, een der in Azië aan do Porte onderhoorige landen. Bedenkt men, dat in Palaestina of in do zoogenoemde heilige plaatsen of oordon, d. i. in Jeruzalem en omstreken , behalve de Latijnsehc en do Griokscho katholieken, om bovendien slechts één sekte te noemen, nog wonen Armenische Christenen, d. i. katholieken, die de leer huldigen dor monophysïten, welke aan do eenheid der goddelijke en dor menscholijke natuur in Christus geloofden, en zich ook anderszins van do Roomsche kerk onderscheiden, dan begrijpt mon, dat aldaar telkens menige twist over de rechten dier sekten en op verschillende eigendommen ontstaat.

In 1850 nu nam Napoleon, zich grondende op eon verdrag van 1740, gesloten tusschen Frankrijk en Turkije, don handschoen op ten gunste der Latijnscho, te Jeruzalem en to Bethlehem gevestigde kerk. Dadelijk kwam hierop ook Rusland, hoewel, met weinig recht, verwijzende naiir den vrede, in 1774 (zie blz. 281) gesloten tusschen dat rijk en Turkije, op ter bescherming van do belangen der Grioksche, in Palaestina gevestigde gemeonton en verzotte zich togen de oischon van Frankrijk. De uitslag was, dat do Porto, gedrongen door Rusland, een paar verordeningen uitvaardigde, waarin alios ton aanzien dor heilige oorden werd gelaten, gelijk het was. Hiermede bleek echter de keizer van Rusland nog niet to zijn tevreden gestold. Om Frankrijk, om Oos-

Wunne, Handhoek der Alg. Geschiedenis, üde druk. 25

-ocr page 408-

38(5

stenrijk, om Pruisen, die door de omwentolingen van 1848 zooveel hadden geleden, behoefde hij, naar hij meende, zich niet to bekreunen. Engeland zocht hij voor zijn inzichten te winnen door den Britschen gezant aan\'t hof van Petersburg, Hamilton Seymour, voor to houden, dat het gebouw van het Turksche rijk dreigde in te storten en dat do dagen van den Zieken Man — een uitdrukking, van hem, iN\'ikolaas, afkomstig — waren geteld.

Hij poogde alzoo hot Britsche kabinet te overreden, met hem de maatregelen te beramen, te nemen voor \'t geval die instorting eerlang plaats greep. Doch het Engelsche ministerie gaf geen gehoor aan de aanbiedingen, maar bleef aan de handhaving van Turkije\'s zelfstandigheid, als aan een noodzakelijk vereischte voor het in stand houden van \'t evenwicht van Europa, hechten. In weerwil der geringe gretigheid van Engeland volhardde .Nikolaas I in zijn voornemen. In Maart 185B zond hij vorst Mentschikow, den kleinzoon van den gunsteling van Peter 1 (overleden 18C9), als buitengewoon afgevaardigde naar het hof van Constan-tinopel. Mentschikow toonde hier, zoowel door zijn versmaden van de gebruikelijke vormen, b.v. doordien hij den Turkschen minister van bui-tenlandsche zaken, Euad-pascha (zie blz. 377), geheel voorbijging, als door den buitensporigen eisch, dat de sultan den keizer, uit wiens naam hij sprak, het patronaat of protectoraat of beschermheerschap over alle Grieksche onderdanen der Porte zou toekennen, dat liusland, tenzij Turkije verkoos voor goed afstand te doen van zijn zelfstandigheid, den krijg zoeht. Na een paar maanden te Constantinopel te hebben vertoefd en na kennis te hebben genomen van het antwoord der l\'orte, hierop neerkomende, dat zij, hoewel gezind, om de rechten van de loden dor Grieksche kerk te eerbiedigen, geenszins de verplichting tot zoodanige eerbiediging in een oorkonde kon erkennen, verliet Mentschikow die stad den 21sten Mei en keerde naar liusland terug. ^Na zijn vertrek liet de minister van buitenlandsche zaken van Rusland, graaf Nesselrode (zie blz. 320), nog een uUimatum bij het Ottomanische hof indienen, waarop Nikolaas zijn troepen het bevel deed toekomen, de Pruth te overschrijden en do Donau-vorstendonunen , Moldavië en Wallachije, binnen te rukken.

In een manifest, dat de keizer uitvaardigde, werd dit bezetten der vorstendommen voorgesteld als een schrede, die geenszins een begin van vijandelijkheden aanduidde, doch slechts het bekomen van een onderpand bedoelde tot het verkrijgen van zekerheid ter herstelling zijner geschonden rechten. Middelerwijl spoedden zich Frankrijk en Engeland, hun vloten het anker te laten uitwerpen in de Dardanellen of den Hellespont, vanwaar vervolgens eenige oorlogschepen door de Propontis of de Zee van Marmöra naar den Bosporus of de Straat van Constantinopel stevenden. Den 4den October verklaarde do Porte vervolgens den oorlog aan liusland en begonnen de vvederzijdsohe vijandelijkheden in Wallachije, die de Turken noopten, de vorstendommen zoo goed als geheel te ontruimen. Den Süsten JMovember greep een liussisch eskader bij Öinopö (in

-ocr page 409-

SST

\'t n. van Klein-Azië of Anatolië, aan de Zwarte Zee) eenige Turksche oorlogschepen aan en bracht hun een nederlaag toe. Terwijl de staatsmannen der vier mogendheden, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk , Pruisen , nog voortgingen te beproeven langs den weg der onderhandelingen, dtn vrede te herstellen, zonden inmiddels de beide cerstgonoemde hoven hun vloten den last, de Zwarte Zee binnen te varen, ten einde Turkije aldaar tegen de Russen te beschermen. Die beide hoven waren inzonderheid gebelgd over don aanval bij SinöpC, dewijl die als onder \'t oog der Fransch-Engelsche krijgsmacht ter zee was gedaan, juist op dat element, waarop hun vloten — gelijk zij in October aan Rusland hadden bericht — ter verdediging van Turkije waren verschonen en omdat dit aangrijpen bij Sinüpü in strijd was met de bewering van Nikolaas, dat hij niet het voornemen had de eerste te zjjn, die de rol van aanvaller op zich nam.

In \'t begin van 1854 deelden alsnu Engeland en Frankrijk langs officieëlen weg aan do regeering van Rusland mede, dat hun vloten do Zwarte Zee waren binnengeloopen. Togen \'t einde van Februari 1854 stelden Frankrijk en Engeland aan Rusland een termijn tot don 30sten April ter ontruiming der vorstendommen. Werd hieraan geen gevolg gegeven , daii zou dit gelijk staan met een oorlogsverklaring. Oostenrijk en Pruisen ondersteunden , door \'t inzenden eener nota naar Petersburg, dien eisch. In Maart volgde hierop een verdrag van bondgenootschap van Engeland en van Frankrijk met Turkije, waarin o. a. word vastgesteld , dat zij do Porto te land en ter zee bijstand zouden vorleenen en dat de legers der beider Westersche staten vrij zouden zijn in hun bewegingen, maar do Turksche bevelhebbers verplicht wezen , de hoofden dor bondgenootschappelijke krijgsmacht tevoren te onderrichten van de belangrijke ondernemingen, die zij van zins waren te beproeven. En hiermede ving dan de oorlog voor goed aan. Allereerst werd hij weder gevoerd in de vorstendommen, in den omtrok van den Uonau , waar de Russen zich als heeron des lands gedroegen. Nikolaas stelde er aan \'t hoofd zijner krijgsscharon den beroemdste zijnor veldheeren, graaf l\'askewitsch (zie blz. 352), die echter, reeds hoogbejaard zijnde, zichzelf weldra niet meer tegen de taak opgewassen gevoelde en don bevelhebbersstaf uit eigon beweging neerlegde. Hij word vervangen door Gortschakoff\', die evenmin do fortuin ten zijnen gunste wist te doen neigen en niet kon beletten, dat Omer-Pascha (overleden in 1871) mot zijn Turken met meer geluk streed. Op bevel des keizers werd alzoo de kamp voorloopig gestaakt.

Ofschoon intusschen, gelijk wij zagen. Oostenrijk en Pruisen zich tot dusver niet zoo nauw aan Turkije hadden aangesloten als Engeland en Frankrijk, gaven zij in April 1854 een vernieuwd bewijs van overeenstemming in de hoofdzaak met die beide West-Kuropoosche mogendheden. Immers in die maand sloten zij onderling een verdrag, waarbij zij bepaalden, dat Oostonrijk van Rusland nogmaals de ontruiming der Donau-vorstendommen zou vorderen. Toen op die aanvraag door Nessel-rodo word geantwoord, dat de keizer bereid was gehoor daaraan to

-ocr page 410-

388

geven, mits Oostenrijk zich er liorg voor stelde, dat Rusland niet werd aangetast, verklaarde zich Pruisen tevreden gesteld, doch volhardde Oostenrijk bij zijn eisch. Jn Juni ging dus deze staat een verdrag aan met Turkije, houdende dat hij tegelijk mot de Porto Moldavië en Wallaehije tijdelijk zou bezetten. Terwijl alzoo Pruisen, Jat eerst van zins scheen te zijn, gemeenschappelijk met do Westersche mogendheden te handelen, meer eu meer op onzijdig terrein overging, was or voor Rusland alle reden, om met bezorgdheid een volledig toetreden van Oostenrijk tot de zaak van Turkije te gemoet te zien. Vandaar en mede, omdat inmiddels de Engolsch-Fransche landtroepen meer en meer nabij kwamen, dat Nikolaas zijn troepen in Augustus den terugtocht over de Pruth liet volbrengen.

§ 132.

JJe troepen der Engelschen bezetten in Juni 1854 Gallipnli. — Vandaar rukken zij up naar Varna. — Napier en Farseval-Deschênes vermeesteren Bomarsund. — Het Engelsch-Fransche leger landt hij Eupatoria. — De Saint-A maud en Raglan. — Een Engelsch-Fransche vloot onder Dundas en Hamelin kruist in de Zwarte Zee. — De slagen hij de Alma, hij Bulaklava en bij Inkermann. — Dood van de Saint-Arnaud. — Canrohert. — Beleg van Sebastopol. — Dood van Raglan. — Simpson. — Samenkomst der drie mogendheden, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, te Weenen gedurende den winter 1854 -1855. — De Sar-diniërs onder de la Marmora landen in de Krim. — Omer-Pascha. — Mentschikow ruimt zijn post in aan Gortschakojf. — Tottleben. — Niel. — Pélissier vervangt Canrohert. ■— De hondgenooten veroveren den 8sten September 1854 het zuidelijk gedeelte van SehasKipol en den toren van Malukoff. — Nikolaas I overlijdt den 2den Maart 1855. — Alexander II. — Verdrag van Januari 1856 tusschen de Porte en de hondgenooten. — Het congres te Parijs onder H voorzitterschap van Walewski, in Februari bijeengekomen. — Vrede te Parijs, 30 Maart 1856. — Tweederlei afwijking van de bepalingen van den vrede van Parijs, 1) door de vereeniging van Moldavië en Wallaehije tot één staat onder den naam Rumenië, in 1861, waarover sedert 18G(J Kurel / uit het huis Hohenzollern-Sigmaringen regeert; 2) door hef verdrag van Londen van 13 Maart 1871. — Russisch-\'Turksche oorlog van 1877—1878. — Het verdrag van St. Stefano. —- Vrede te Berlijn, 13 Juli 1878. — Ggprus komt aan Engeland. — Alexander 1 benoemd tot vorst van Bulgarije. — Hervormingen van Alexander 11. — Staking hierin en oorzaken dier staking. — Zijn tweeledig einddoel. — Opschuiving der grenzen van H Russisch gebied in Azië naar V Zuidoosten. — Onderwerping van Schamgl in 1859. — Kaufmann bezet in 1873 Khiwu en maakt den khan van dat land afhankelijk.

Het eerste punt, dat door hel leger der Engelschen en der Frauschen

-ocr page 411-

389

word bozet, was Oallipbli, de sleutel dor Dardanollen. Hier, waar het in Juni 1854 aankwam, hield het stand, om af te wachten, of de Russen misschien ook uit do vorstendommen over den Balkan op Constantinopel zouden losrukken. Maar zoodra de Engolsch-Fransche krijpamaclit hoe langer hoe meer do zekerheid erlangde, dat veeleer hot tegendeel zou plaats grijpen, wat dan ook geschiedde, trok zij van Gallipöli naar \'t Noorden, naar Varna (in Bulgarije, ten w. van de Zwarte Zee). Eliorlagen de troepen werkeloos en geteisterd door do cholera tot in den aanvang van September. Gedurende denzelfden tjjd nam een tweede Engelsche vloot onder bevel van admiraal Napier, versterkt door een Fransch eskader onder don vice-admiraal Parseval-Deschênes, den 16don Augustus 1851 bij capitulatie Bomarsund (op \'t eiland Aland, bij den ingang van den Bothnischen Zeeboezem), doch slaagde geenszins in haar aanslag op do vesting Kronstadt (ten w. van Petersburg).

Volgens besluit van den krijgsraad, te Varna gehouden, scheepte zich hierop het Rngelsch-Fransche leger, hetwelk aldaAr een paar maanden had vertoefd, benevens een kleine afdeeling Turken, in en landde bij Eupatorïa (op do westkust dor Krim). Opperbevelhebber der Fransche krijgsmacht was do maarschalk Achilles do S a i n t-A r n a ud ; het Engelsche leger werd aangevoerd door Fitzroy Somerset, lord Raglan. Ware niet St. Arnaud destijds roods aangetast door de ziekte, waaraan hij later bezweek, dan zou men Sehastilpol terstond hebben aangegrepen en do stad, nog niet genoegzaam versterkt en van een zwakke bezetting voorzien , vermoedelijk hebben moeten bukken.

Inmiddels kruiste een Engolsch-Fransche vloot, gecommandeerd door de admiraals Dundas en Ilamolin, in de Zwarte Zoo. In do Krim zelf namen do vijandelijkheden spoedig een begin met den slag bjj d e A 1 m a (ten n.o. van Sebastöpol), den 20sten Sept., dien do geallieerden wonnon op Mentschikow, gelijk mede dien bjj Bal aki Siva (ten z. van Sebastöpol), don 25sten en don 2fisten Oct. en bij Inkermann (ton n. van Sobas-topol), op den 5don Nov. In \'t laatst van Sept. was do Saint-Arnaud bezweken aan de cholera, die hior duizende offers van\'t leger dor bondge-nooten eischte, en door Canrobert vervangen, onder wiens opperbevel Hosquet, generaal dor Zouaven, Pélissier en andoro bevelhebbers voortgingen, uitnemende diensten aan do zaak der bondgenooten te bewijzen. Van don 9den Oct. af had men hot beleg geslagen voor de vesting Sebastöpol, gedurende welker belegering Raglan insgelijks aan de cholera overleed, in wiens plaats Simpson werd gestold, onder wien, met andore generaals, o. a. Oodrington werkzaam was. Don toegang tot Sebastöpol van do zeezijde sneed Mentschikow do bondgenooten af door zijn eigen eskader te laten zinken en zóó de haven te versporren.

Gedurende don strengen winter 1854—1855, die op den slag bij Inkermann volgde, grepen op het terrein van don oorlog geen gewichtige gobeur-tenissen plaats en voerden de overleggingen der drie mogendheden, Fjiige-land, Frankrijk, Oostenrijk, te Woenon evenmin tot een vrede. In plaats

-ocr page 412-

J\'JU

hiorvan zag Rusland in Januari 1855 hot gotal zijnor vijandoii vormoor-deren met het koninkrijk Sardinië (zie blz. 338), zoodat in Mei 1855 ook oen Sardinisch legor onder do la Marmöra op de kampplaats verscheen. Ongoveor ter zolfder tijd versterkte Om o r-Pa sch a mot een leger Turken do kracht der liondgenooten on stond Montschikow don post van opper-bevelhebbor der Russische troepen aan Gort se hak off af. Intusschen kostto hot beleg van Sobastöpol, hetwelk zeer sterk was en met bowon-deronswaardigo volharding en beleid door generaal Tottlëbon werd verdedigd, don bondgenooten do grootste inspanning. Van don kant der Franschon leidde generaal N i el godurondo de laatste maanden van\'t beleg den arbeid aati do belegeringswerken. In Mei ging het opperbevel over do Franscho krijgssoharon van Canrobert op Pélissior over. Nadat van weerszijden tallooze ofi\'ors waren gevallen, slaagde men er eindelijk den 8sten Sept. 1853 in , het zuidelijk gedeelte van Sebastöpol en hot meest versterkte punt, den toren van Malakoff, in te nemen, waarop do Russen de stad ontruimden. Reeds was do bewerker van don oorlog, keizer Niko-laas I, den 2den Maart 1855 overleden en door zjjnzoon, alexandeu ii, opgevolgd. Kort daarna liep do oorlog ten einde, die vooral do Engol-schen, bij wie slecht was gezorgd voor de middelen tot onderhoud en ter verpleging van de manschappen, op zware verliezen was te staan gekomen. Nadat de Porte in een verdrag van Januari 1856 de gelijkstelling der Christenen met de Mohammedanen had beloofd, kwam een congres van gezanten der Europeesche staten, onder \'t voorzitterschap van den Franschon minister van buitenlandsche zaken. Wal ew ski, in Februari te l\'arijs bijeen. Don 30sten Maart van dit jaar kwam (ie lang gewensehte vrede te Parijs tot stand, waarbij het protectoraat van Rusland over de Donau-vorstendommen opgeheven en hun een zelfstandige inrichting gewaarborgd , de onafhankelijkheid der Porte ten aanzien barer Qrieksehe onderdanen bepaald en eindelijk vastgesteld werd, dat de Zwarte Zee voor koopvaardijschepen van alle volkeren geopend, voor oorlogsbodems daarentegen gesloten zou zijn. Omtrent het recht ter zee in oorlogstijd stelden de mogendheden, welke deze vrede sloten, de volgende bepalingen vast: de kaapvaart is afgeschaft; elke vlag, ook die van den vijand, dekt de lading, behalve oorlogscontrabande; elke blokkade moet, om geldend te zijn, metterdaad plaats hebben.

In tweederlei opzicht is men later van de bepalingen van den vrede afgeweken. Vooreerst vereenigden zich de vorstendommen Moldavië en Wallachjje tegen \'t einde van 1861 , onder den naam Rmnenië, tot één staat, waarover sedert 1866 Karei I regeert, een imns mt hel hiiin Hoheii-zollern-Sigmaringen (zie blz. 355), gekozen door do bevolking zelve en erkend door den sultan, die in 1881 den titel koning heeft aangenomen. In de tweede plaats wist Rusland in 1871 gebruik te maken van do bezwaren , waarmede Frankrijk destijds had te worstelen, door den 13den Maart van dat jaar het verdrag /c Lojide» te sluiten met dezelfde staten , die den vrede van Parijs hadden onderteekend, in welk verdrag werden opgeheven de

-ocr page 413-

391

artikels van don vrede, die de Zwarte Zee voor oorlogsbodems hadden gesloren.

Een nieuwe Jlussiseh-Turksohe krijg brak eonige jaren daarna uit. Nadat do Porto in Januari 1877 do voorslagen ter hervorming, haar gedaan door een conferentie van vertegenwoordigers der mogendheden, Rusland, Oostenrijk, Frankrijk, Kngeland, Italië had van do hand gewezen , verklaarde Rusland haar den oorlog in April. Reeds in Januari 1878 trok de Russische generaal G u rk o over den Balkan en hezetteden de Russische troepen Adrianopel. Don 3den Maart kwam de vrede tot stand te St. Stefano (nabij Constantinopol). Maar dewijl Engeland verlangde, dat het verdrag aan de goedkeuring werd onderworpen der Europeesehe mogendheden, werd te dien einde in Juni een congres van afgevaardigden dier mogendheden te Berlijn gehouden. Ten gevolge van de wijzigingen, door dat congres gemaakt in de artikels van het verdrag van St. Stefano, werden alsnu de hoofdbepalingen van den vrede, te Berlijn gesloten den 13den Jnlil878; Een deol van Bulgarije (ten z. van den Donau, ten w. van de Zwarte Zee) wordt een zelfstandig vorstendom onder de leenhoogheid van den sultan van ïurkijo; de Herzegowlna (zie blz. 378) en Bosnië (ton n. vandaar) zullen door Oostenrjjk-IIongarije bezeten bestuurd worden; Rumenië (zie blz. 390), Montenegro (zie blz. 378) en Servië (ten o. van Bosnië) worden als onafhankelijke vorstendommen erkend. — Reeds vóór het sluiten van dien vrede had Turkije aan Engeland het recht toegekend, het eiland Cyprus te bezetten en te besturen. Overeenkomstig een der bepalingen van den vrede van Berlijn benoemde de nationale vergadering van Bulgarije in April 1879 Alexander I, een neef van den regeerenden groot-liortog van Ilessen-Darmstadt, tot vorst van het land.

Onder gelukkige voorteekenen, die toonden, dat de nieuwe keizer een anderen weg betrad dan zijn voorganger, ving de regeering van Alexander II in Rusland aan. Hij vooral was de schepper van een net van spoorwegen in Rusland, die, in drie lijnen, naar het Zuiden, naar de Oosten-rjjksche grenzen en naar de Oostzee loopen. Dan vaardigde hij een reeks van besluiten uit, welker strekking was, de lijfeigenschap bij trappen geheel af te schaften en de boeren in staat te stellen, grondeigenaars te worden. Zelf ging de keizer met een edel voorbeeld voor door do lijfoigenen en de hoorigen op de goederen van zijn huis vrij te verklaren en hun stukken grond voor niet af te staan. Aan die maatregelen paarde hij andere, waardoor de bloei van den handel en van de nijverheid werd in de hand gewerkt, do gemeenschap met het buitenland begunstigd, hot onderwijs verbeterd en uitgebreid, do censuur verzucht. Ter bevordering van hot eerstgenoemde oogmerk strekten mede handelsverdragen, door hem gesloten met verschillende Europeesehe staten , die den scheidsmuur vernietigden, welke tot hiertoe het Russische rijk iiad afgesloten.

In al die weldadige pogingen is echter eenige staking te weeg gebracht, eerst door den opstand van Polen (ziie § 144), toen door meer dan één aanslag- op Alexanders leven, één van den Rus Karakasow te Petersburg

-ocr page 414-

302

in 1866, een tweede van don Pool Berezowsky bij den ingang van hot „bosch van Boulognequot; te Parijs, ton tijdo dor tentoonstelling in 1867, enz. En sinds het jaar 1878 heeft aan den dag gebracht, dat er oen wijd vertakte samenzwering bestaat van hen, die zich de nihilisten noemen en die zoo wol het loven van den czaar, als don gohoolen maatsohappelijken toestand bedreigen, verscherpt de rogeering voortdurend haar maatregelen en drijft het despotische van haar bestuur tot het uiterste. Sinds jaren is er dus moer en meer gelijkheid gekomen tusschcn de staatkundige handelwijze van dezen keizer en die van Nikolaas I, vooral ook ten opzichte van \'t bestuur van Polen en mode van de niet-liussibche, d, i. do Duitscho en de Zweodsche gewesten aan de Oostzee. Het einddoel der regeering schijnt te wezen, in die landen zoowol de heerschappij der Grioksche kerk to grondvesten, als hot Russisch te vorliott\'en tot do 6n bij de openbare aangelegenheden , èn bij het onderwijs uitsluitend geldende taal.

Voor zooveel do buitonlandsche zaken betreft, kenmerkte zich het bewind van Alexander II inzonderheid door het stroven, om de grenzen van het Russisch gebied iu Azië voortdurend naar do zuidoostzijde op te schuiven en meer iii de nabijheid te brengen van Engelands bezittingen in Indiö. Aan zijn bewind was hot voorbehouden, de borgvolkeren van den Kau-kSsus, welke zijn vador en hij jaren lang hadden bestreden, voor goed te onderworpen. Hun opperhoofd, de heldhaftige Scharnyl, dio don ongelijker! kamp zoo lang had volgehouden, gaf zich in 1859 aan de Russen over, wier keizer don gevangene met blijken van achting ontving en zachtmoedig behandelde. Een meestorlijkon zet eindelijk deed do keizer van Rusland in 1873 op het schaakbord der staatkunde door genei.^al von Kaufmann met een leger naar Khiwa (ten z. van hot Aralraeor) te zenden, die na de hoofdstad, eveneens Khiwa goheoten , te hebben bezet, den khan of vorst van dat land hooft gedwongen, een deel van zijn go-bied aan Rusland af te staan en zich voor een dienaar van den keizer te verklaren. Was Alexander II meermalen, bij onderscheiden aanslagen op zijn persoon , gespaard gebleven , eindelijk, in Maart 1881, viel hij als het offer van een vernieuwde poging van dien aard en werd opgevolgd door zijn zoon Alexander III.

§ 133.

Frankrijk. — Terugkeer van Lodetvjk XVIII, — De. restauratie. — De hertog van lUchelieu. — De niet te vinden hamer. — De persoonlijke stemming nan den koning. — Het ter dood hrengen van Ney, vorst van de Moskwa. — Het paviljoen Mar san en de graaf van Artois. — Het witte terrorisme. — Het Palais royal en de hertog ran Orleans, Lodewijk Philips. — De minister Decazes. — Louvell vermoordt den hertog van Bernj in Februari 1820. — Karei X koning van Frankrijk. — Herstelling van de heerschappij der Jezuïten en van de voorstanders der oude monarchie. — Karakiert-.ekening van

-ocr page 415-

393

Ln de wijk XVIII en van Karei X. — Het ministerie Polignac of het onmogelijke ministerie. — Opwekking can Lodewjk Adolf Thiers en van Frans I\'ieter Willem Guizot tot wettelijken tegenstand. — De meerderheid van de kamer dei\' afgevaardigden verklaart zich tegen het ministerie in Maart 1830. — Ontbinding der kamer. — De minister van ouvlog, van Bourmont, verovert den bden Juli 1830 Algiers op den deg Hussein. — De meerderheid der nieuwe kamer is wederom tegen het ministerie. - Verandering, op grond van artikel 14 der charte, der grondwet, d. i. de drie ordonnantiën van den 2Gsten Juli 1830.— Opstand en driedaagsche strijd, 27 — 29 Juli, te Parijs tusschen de bevolking dier stad en Mannont. —• Het volk zegeviert. — Karei X doet afstand van de kroon ten behoeve van Hendrik V, hertog van Bourdeau.v. — Hij scheept zich den Hden Augustus in naar Schotland , vanwaar hij vervolgens gaaf naar Praag. — Hij overlijdt te Görz in 1836. — Er wordt den 29sten Juli 1830 een voorloopig bewind ingesteld , geheeten de municipale commissie. — Lafayette opperbevelhebber der nationale garde. — Lodewijk Philips de)i 30sten Juli aangesteld als algemeen stedehouder van het koninkrijk. — De kamer der afgevaardigden benoemt hem den Iden Augustus tot koning en draagt alzoo de kroon op aan het huis Orleans. — Lodewijk Philips de burgerkoning. — Hij is de kroon verschuldigd aan Lafayette, aan Lafjitte en over V geheel aan de vermogende bankiers en kooplieden van Parijs. — Niet minder dan acht aanslagen op zijn leven in den duur zijner regeering, zooals die van Fieschi, van Morey en van Pepin, in 1835. — Laffitte wordt, als hoofd van V ministerie, den \\\'3den Maart 1831 vervangen dooi\' Casimir Périer. — Hij wordt bijgestaan door den minister van oorlog Soult. — Twee hoofdrichtingen van de regeering van Lodewijk Philips: het zoeken van den steun der gegoede burgerklasse en het streven naar instandhouding van den algemeenen vrede. — Maatregelen van zijn bewind. — Périer overlijdt in 1832 aan de cholera. — Guizot, de hertog de Broglie en Thiers leden van \'t nieuwe ministerie-Soidt of dat van \'t juiste midden. — De „doctrinaires.quot; ■— Het maakt in 1836 plaats voor H ministerie-Molê. — Moeielijkheden, waarmede JjO-dewijk Philips heeft te worstelen. — Twee vijandige partijen staan tegenover hem: die der legitimisten eu die der republikeinen. — Daarbij komen de eischen van hen, die geen middelen van bestaan hebben. — Oproer der werklieden van de zijde-fabrieken te Lyon in 1831. — De socialisten en de communisten. — Saint-Simon, overleden 1825, — Fourier, overleden 1837. — Proudhon, overleden 1865. — liet genootschap van de vrienden des volks, dat van de rechten van lt;/en mensch, enz. — Tweede opstand van de arbeiders dei\' zijde-fabrieken le Lyon in April 1834. — Oproer te Parijs in dezelfde maand.

Na den val van Napoleon keerden niet lodewijk xvm (zie bin. 319 en 322) talrijke uitgewekenen, grootendeels adellijken en geestelijken,

-ocr page 416-

394

naar Frankrijk terug. Deze lieden beheersehten den koning, hoewel persoonlijk niet afkeerig vsin vrijzinnige denkbeelden , zoozeer, dat hij ■vooreerst wel aan hun wensoh moest toegeven om alles tot het oude terug te voeren en aan hun wraakzuchtige plannen vrij spel laten, weshalve dit tijdperk dat der restauratie of herstolling heet. De loidondo minister was do hertog van lliehelieu, die bij zijn maatregelen tor herstelling van den ouden toestand zooveel ondersteuning vond in do kamer dor afgevaardigden van \'t volk, dat men ze „de niet te vinden kamerquot; noemde , een benaming, waardoor werd te kennen gegeven, dat do koning nooit had gedaeht, dat zulk een volgzame vertegenwoordiging mogelijk ware geweest. Meer dan vóór den terugkeer van Napoleon deelde Lodewijk dien wensoh, nu hij, ten tijde van zijn uitwijken naar Gent, hadervaren, hoedanig de stemming van \'t volk was jegens het huis Bourbon en hoe onvast de kroon, hem door de wapenfeiten der buitenlandsehe mogendheden ten deel gevallen, op zjjn hoofd had gezeten. Vooral was hij er over gebelgd, dat do natie had getoond, zoo weinig te hechten aan datgene, waarop hijzelf zoo trotseh was, aan zijn geboorterecht en aan de hoogo waardigheid van \'t koningschap. Onder de vele offers , die toon vielen , was Michaël Ney, vorst van de Moskwa, (zie blz. 316 en 321) een der eerste en meest bekende. Op de tijding van de landing van Napoleon had Lodewijk XVIII hem aan \'t hoofd gesteld oener afdeeling troepen, die hij den keizer te gemoet zond. Noy had destijds den koning beloofd , dat hij Napoleon in een ijzeren kooi zou terugbrengen. In plaats hiervan was hij bij Lons le Saunier (ten z.w. van Besanjon , in \'t o. van Frankrijk), niet hot grootste gedeelte van zijn krijgslieden , tot Napoleon overgeloopen. Thans werd hij door het hof der pairs ter dood veroordeeld, als hebbende niet alleen tegen eed en plicht, als krijgsman, gehandeld, maar bovendien den koning, die hem had vertrouwd , bedrogen. Het vonnis word ten uitvoer gelegd en Ney in December 1815 in den tuin van hot paleis Luxemburg dood geschoten.

De adel, die weder aanspraak maakte op zijn oude voorrechten en op de eens verbeurd verklaarde goederen , en de geestelijkheid , die do protestanten in \'t Zuiden van Frankrijk gruwelijk liet vervolgen , vonden veel steun bij den graaf van Artois (zie blz, 295). Men noemde die wraakoefeningen, „het schrikbewind der lelievlag of liet witte terrorisme.quot; Die adel en de geestelijkheid vormden met den graaf van Artois een kring, dien men het paviljoen Marsan noemde (naar het noordelijk gedoelto der Tuileriën). Daarentegen was het Palais royal te l\'arijs, waar de hertog va n Or 1 óa n s, L od e wij k P hi-lips, de zoon van Egalitó (zie blz. 299) woonde, het middelpunt van do voorstanders dor charto (zie blz. 319). Maar toen deze partij steeds hooger eischen liet hooren, deed do koning zicli ten laatste gelden en gaf, vooral op aandrang van den minister van binnenlandscho zaken Decazos, althans oenigermate toe aan \'t verlangen van \'t vrijzinnige gedeelte des volks, inzonderheid door het invoeren oener nieuwe wet op do verkiezingen.

In Februari 1820 werd de hertog van Berry (een eerotitel, ontleend aan een landstreek, ten z. van Orleans, welke vroegor dien

-ocr page 417-

395

naam droog), eon zoon van den graaf van Artois, bij hot uitgaan dor opera, door een dweopor, Louvell geheeten, vermoord. Louvell, die in \'tgeheel goon medeplichtigen had, haatto do Bourbons en merkte ze als de grootste vijanden van zijn land aan, omdat zjj den buitenlandsehon bestrijder in Frankrijk hadden doen binnenkomen. Van dit oogenblik af dreef do hofpartij haar maatregel mot vernieuwden ijver door: zoo werd do kieswet gewijzigd en de vrijheid van drukpers beperkt. EntoenLodo-wjjk don 16den Sopt. 1824 was gestorven en door den graaf van Artois, als ka ii Er, x (1824 — 1830, overleden 1836), opgevolgd, deed men alles, om, in strijd met de vvonsehen van het meerendeel der natio, do oude monarchie en do heerschappij dor Jezuïten te horstellen.

Lodowijk XVIII was een man van oen scherp vorstand en van voel kennis, wion do talrijke lotwisselingen , die hij had beleefd en aanschouwd, oen zekere lijdelijkheid hadden doen aannemen, welke zich dan alleen verloochende, wanneer do zelfstandigheid der vorstoljjke macht word betwist, voor\'toverige iemand zonder krachtige overtuigingen en die do monschen zeer gering schatte. Was voor den blik van Lodowijk XVIII, niet zonder indruk op hem te maken en hem tot leering te verstrekken, het grootsche schouwspel dier eindelooze omkeoringen voorbijgegaan, waarvan hij ooggetuige was geweest, anders stond het geschapen met zijn opvolger. Karei X was goheelenal gebleven de man, die hij in 1789 was geweest. Hij was dus vast besloten geen voet brood te wijken van \'t standpunt, waarop hij had post gevat, met andere woorden, het mocht kosten wat het wilde, de hand to houden aan \'t geen, naar zijn opvatting, zijn dure verplichting was, het handhaven van het onbeperkt vorstelijk gezag en van do rechten dor katholieke kerk. Zoo van iemand, kon voorzeker van hom worden getuigd, dat hij niets had geleerd en niets vergeten.

Tevergeefs boden de weinige betergezinden in en de vele dusdanigen buiten do kamer, na vruchteloos op het verderfelijke van zulk een stelsel te hebben gewezen, oen steeds sterkeren wederstand. Desniettegenstaande bonoemdo Karei X in 1829 een ministerie, dat het stolsel dor Bourbons uitsluitend was toegedaan, aan \'t hoofd waarvan do prins van Polignac stond en dat door den oud-minister Talleyrand „het onmogelijke ministeriequot; werd genoemd. Mot schrik vernam Frankrijk deze keuze. Uitstekende mannen, zooals de door hun historische werken beroemde Frans 1\' i e t e r Willem Guizot en Lodowijk Adolf Thiers, wekten in hun kleinere geschriften het volk tot wettelijken tegenstand op. Overal ontstonden vor-eenigingen, om het opbrengen der belastingen to weigeren. Een laatste waarschuwing kwam uit do kamer der afgevaardigden voor, waar 221 van de 402 leden zich in Maart 1830 in hun antwoord op do troonrede togen het ininistorie verklaarden. Do kamer werd hierop ontbonden en oen nieuwe verkiezing uitgeschreven.

Ofschoon intusschen oen Fransch leger, bijgestaan dooreen krachtige vloot, onder don minister van oorlog, Bourmont, don 5don Juli Algiers veroverde , welks dey, geheeten II ussein , den Franschen consul, bij \'t houden

-ocr page 418-

396

van een gesprek over handelsgeschillen, zwaar had heleedigd , viel toch do keuzo van nieuwe afgevaardigden geheel ten nadeele van hot ministerie uit: 272 liberalen tegen 145 ministeriëolen. Thans veranderde de regeering, op grond van een artikel dor staatsregeling van 1814, hetwelk den koning veroorloofde, do verordeningen uit to vaardigen, die noodig mochten zijn tot de uitvoering der wetten on voor de zekerheid van den staat, eigenmachtig de grondwet. De beruchte driu ordonnantiën van den 26sten Juli 1830 verschenen, waardoor de nog niet vergaderde kamer der afgevaardigden ontbonden, de kieswet gewijzigd en do vrijheid der drukpers opgeheven werd. De ordonnantiën kostten Karei on zjjn geslacht de kroon. De bevolking van Parijs begon een driedaagschon strijd, don 27-—29sten Juli, tegen de troepen des konings onder Marmon t, hertog van RagUsa, (zio blz. 316 on 318), die deels overliepen , deols do hoofdstad moesten ontruimen. Karei X , die vruchteloos afstand deed van de kroon ton behoeve van Hendrik V, hertog van Do urd ea u x , een zoon van den hertog van Berry, die zich thans „graaf van Chambordquot; (ten o. van Blois) noemt, vertoefde gedurende don opstand te St. Cloud (ten w. van Parijs). Hierop vertrok hij naar Rambouillet (ten z.w. van Versailles), waar hij vruchteloos op een omkeer dor zaken of op uitkomsten zijnor onderhandelingen hoopte, en scheepte zich den 14den Augustus in naar Schotland , vanwaar hij later naar Praag vertrok. Hij stierf in 1836 te Görz (aan de Isonzo), in Hlyrië.

Tot op hot oogenblik, dat de zege van hen, die tegen don koning waren opgestaan, was beslist, had het zoowel aan een bepaald plan en doel, als aan een leiding, uitgaande van één of meer personen, ontbroken. Thans nu er een uitslag was verkregen, grepen oen aantal leden van de kamer der afgevaardigden het roer van den staat aan en benoemden uit hun midden eenige mannen , die een zouden uitmaken.

Als leden van dit bewind, dat zich municipale commissie noemde, traden den 29sten Juli o. a. op Casimir Périer en O di Ion-Bar rot. Ter zelfder tijd nam Lafayette (zie blz. 295) het opperbevel over de nationale garde op zich. Van Périer en zijn ambtgenooten ging het bestuur bijna onmiddellijk over op L ode wijk Philips, hertog van Orléans, die den 30sten Juli door een aantal leden van de kamer der afgevaardigden en van die der pairs werd aangesteld als „algemeen stedehouder van het koninkrijkquot;.

Reeds den 7den Aug. 1830 benoemde de kamer der afgevaardigden i. odewijk i\'in l iigt;s i (zie blz. 394), hertog van OrU\'ans, een zijtak dor Bourbons, tot koning der Franschen (1840 -1848, overl. 1850). Van deze verkiezing, waarover de pairs niet waren geraadpleegd, werd hun eenvoudig door de andere kamer bericht gegeven. Lodewijk Philips, die de kroon vooral bad te danken aan den bankier Laf fitte, aan Lafayotto en aan eenige der vermogendste kooplieden van Parijs, gesteund door sommige der uitstekendste afgevaardigen , handhaafde zich lang op don troon in spijt van menigen opstand , zoowel van de legitimisten of aanhangers dor Bourbons, als van de republikeinsche partij. Aanvan-

-ocr page 419-

397

kelijk was hij, wegens zijn toegankelijkheid en de eenvoudigheid zijner levenswijze, zeer gezien en noemde mon hem gaarne den buryet\'koning. Men had er behagen in, hem in burgerlijk gewaad en met den regenscherm in de hand door de straten van Parijs te zien wandelen. Maar dit onverzeld uitgaan hield reeds op in L834, toen hij niet alleen bespot, doch ook zijn veiligheid bedreigd werd. Toch had hij het zeldzame geluk, aan herhaalde aanslagen, in \'t geheel niet minder dan acht, op zyn leven, zooals aan dien van F ieschi, van Morey en van Pep in, op den 28sten Juli 1835, te ontkomen.

Nadat Laffitte een korten tijd aan \'t hoofd van \'t ministerie had gestaan, kwam Casimir Périer, eveneens een bankier, den 18den Maart 1831 in zijn plaats. Met krachtige hand voerde do nieuwe president van \'t ministerie, bijgestaan door den minister van oorlog So uit, Frankrijk op de baan der orde terug. Van nu aan kenmerkte zich de regeering van Lodcwijk Philips door twee hoofdrichtingen : het zoeken van don steun der gegoede burgerklasse bij de binnenlandsche maatregelen, die zij nam, en, wat het buitonland betreft, het streven naar instandhouding van don algemeenen vrede. Krachtig bevorderde zij, op \'t voorbeeld van Engeland en van Noord-Amerika, het aanleggen van sinds het jaar 1837, benevens het aanloggen van vestingwerken rondom Parijs. Dat intusschen niet alle eischen dor liberalen werden ingewilligd, gaf dikwijls aanleiding, niet alleen tot menig hard woord binnen do kamer, maar ook tot vele opstanden daarbuiten. Immers van den aanvang afhad de regeering van Lodewijk Philips met grooto bezwaren to worstelen. Zooals zooeven is gezegd, stonden twee vijandige partijon tegenover hem, do legitimisten en de republikeinen. Daarbij kwamen de eischen van duizenden lieden, die ten gevolge dor omwontoling geen middelen van bestaan hadden en vorderden, dat de pas opgetreden koning of de staat hen onderhield. Er is dan ook gedurende de achttien jaren van het bewind van Lodewijk Philips bijna geen tijdsbestek van eenigen duur geweest, waarin niet of de binnenlandsche, of do buitonlandsche aangelegonhedon roden gaven tot zwaro bekommering. Al dadelijk had men in 1831 een oproer van do worklioden der zijde-fabrieken te Lyon , wien do fabrikanten hoogor loon weigerden, hetwelk door de troepen word gedempt.

Aan het stroven van allen, die tegon do regeering in verzet kwamen, paarde zich dat van hen, die tot do genootschappen dor socialisten en der communisten behoorden. Do vragen, door do eersten opgeworpen , betroffen niet het aandeel , hetwelk het volk toekwam aan \'t bestuur van don staat. Wat zij beoogden was de invoering van een andere zodeleer, do ophotling van\'t huwelijk en van de familie, het moor toegankelijk maken der genietingen voor alle menschen. Het strooien van de zaden dier maatschappelijke theoriën viel hoofdzakelijk in de dagen der restauratie, toen Saint Simon, overleden 1825, en F\'ourier, overleden 1837, leefden en hun geschriften uitgaven. Naar hen noemen zich hun volgelingen, die onder elkander weer op menig punt, b.v. betrekkelijk het recht van eigendom en\'t erfrecht, de persoon-

-ocr page 420-

308

lijke vrijheid, enz. uitoenloopen. Gelijk de socialisten het beginsel der oorspronkelijke eenheid aller menschón en het trachten naar do verwezenlijking van dit beginsel op aarde met de coramunisten gemeen hebben, komt het verschil tusschen hen inzonderheid hierop neer, dat de socialisten het recht van don eigendom öf eerbiedigen, öf ten minste slcchts middellijk aanranden, terwijl de communisten dat recht geheel willen opheffen. Van dat communisme was een der woordvoerders Proudhon, overleden 1865, wiens woord „eigendom is diefstal\'\' zooveel opzien heeft verwekt.

Naast die genootschappen, welke naar omverwerping der Christelijk-raaatschappelijke toestanden streefden, stonden andere, die, ten deele met hun leeringen instemmende, vooral een staatkundig doel op \'t oog haddon, als het genootschap van de vrienden des volks, dat van de rechten can den mensch, enz. Deze genootschappen, inzonderheid het laatstgenoemde, gehcelenal ingericht als oen staat op zichzelf of als een leger, hadden hun vertakkingen door \'t gansche rijk en oefenden uit Parijs allerwege een krachtigen invloed. Terstond nadat in April 1834 te Lyon een tweede oproer, gevaarlijker dan het vorige, van de arbeiders der zijde-fabrieken was uitgebarsten en gedempt, richtte dit genootschap nog in dezelfde maand te Parijs een aanval op de bestaande orde van zaken, waarbij weder barricaden werden opgeworpen en mot verwoedheid gestreden, doch die evenzeer mislukte. Een honderdtal lieden werd na den atioop dier onlusten tot „deportatiequot;, d. i. tot verbanning naar een bepaald oord, ol tot gevangenschap veroordeeld. Middelerwijl was Périer in 1832 aan de cholera overleden. In \'t zelfde jaar werden Guizot, de hertog do Broglie en Thiers loden van H ministerie-Soult, welke alle in de eerstvolgende en verdere Jaren nu eens uitvielen, dan weer optraden. Zoowel Périer, als Guizot on de hertog do Broglie behoorden tot die staatsmannen, welke „de doctrinaire»quot;, de mannen dor stelselmatige theorie, werden geheeten. Het nu optredende ministerie noemde men dat van „het juiste midden.quot; liet werd in 1836 vervangen door V ministerie-Molé.

§ 1^4.

Frankrijk. — Karei Lodewijk Napoleon te Arenenhery. — Hij beproeft den 30ste» October 1836 den aanslay te Straatsbury. — De poging mislukt, en hij wordt te Lorient ingescheept naar Amerika. — Hij neemt in Juni 1837 de terugreis aan uit Amerika. — Hij vertoeft wederom te Arenenberg. — Hortensia overlijdt in October 1837. — Lodewijk Napoleon vertrekt in October 1838 naar Londen. — Lodewijk Philips beveelt in Mei 1840, de asch van Napoleon I van St. Helena naar Parijs over te brengen. — Aanslag van Lodewijk Bonaparte te Boulogne, den itden Augustus 1840. — De aanslag mislukt oj) nieuw.— Lodewijk Napoleon den Gden October te Ham voor zijn leven gevangen gezet. — De asch van Napoleon den Ibden December bijgezet in den dom der invaliden te Parijs. — Oorzaken van de voortzetting van

-ocr page 421-

sort

den krijg tegen Algiers. — Abd-el-Kader emir en priester in Noord-Af riku. — Constantine in 1837 genomen. — Bugeaud in 1841 gouverneur van Algerië. — Eugenius Cavaignac, Changarnier, Lamoricièrt, 1\'élissier. — Bugeaud wint in Aug. 1844 den slag hij de Islg. — A hd-el-Kader geeft zich voorwaardelijk over. — De regeeri\\ig van Frankrijk verbreekt het gegeven woord en houdt den emir in Frankrijk gevangen tot 1852. — Hij wordt ontslagen door Lodewijk Napoleon. — Het ministerie- Thiers in 1840. — Het ministerie Soult-Guizot van 1840 tot 1848 met eenige wijzigingen. — Partijen in de kamer der afgevaardigden: de linkerzijde, de monarchaal gezinde linkerzijde, het rechtercentrum, de voorstanders der legitimiteit. — Be kroonprins komt om in 1842. — Duurte der levensmiddelen in 1846 en in 1847. — Lodewijk Napoleons vader overlijdt in Juli 1846 te Florence. — Hijzelf ontsnapt den 25sten Mei van dat jaar uit Ham. — Hij reist naar Londen. — Het streven der bevolking naar hervorming van H kiesstelsel. ■— De maaltijden of banquets. — Odilon Barrat staat aan de spits der beweging. ■— De eerste dier maaltijden in Juli 1847 dicht bij Parijs. — De regeering verbiedt ze den 22sten Februari 1848 te Parijs.

Toon, door den afloop van de zoo even beschreven woelingen en door de reeks der zegepralen, die de troepen achtereenvolgens op de opstandelingen hadden behaald, do republikeinen en do legitimisten voorloopig onschadelijk waren geworden, stuk onverwachts het bonapartisme het hoofd op. In een algelegen hoek van Zwitserland leefde op het slot Arenenberg (in het kanton Thurgau, niet ver van Constants en van het meer van dien naam) een jong man, die niet wanhoopte aan de toekomst zijner familie. Het was Karei Lodewijk Napoleon, geboren in 1808, de derde zoon van Lodewijk , gewezen koning van Holland, graaf van St. Leu (ten n. van Parijs), of, geljjk andereu willen , naar\'t schijnt evenwel zonder genoegzamen grond, van admiraal Karei Hendrik Verhuoll, een der ministers van den koning, en van Hortensia, een dochter van Beauharnais on van Josephine, de stief- en aangenomen dochter van Napoleon I (zie blz. 311). Hier werd hij kapitein der artillerie, in dienst van het kanton Bern. Daar, te Arenenberg, zoowel als te Baden-Baden, zag en sprak hij van tijd tot tijd Fransche officieren, o. a. eenigen van het garnizoen van Straatsburg.

Vast besloten was de prins, te beproeven, eens in Frankrijk de plaats te vervullen, die zijn oom had ledig gelaten. Er bestond een senaatsbesluit van Mei 1804, dat do keizerskroon, bij ontstentenis van nadergerechtigden , toekende aan de mannelijke nakomelingschap van Lodewijk en dat, naar Lodewijks zoon meende, zijn kracht nog niet had verloren. In \'t laatst van October 1836 vertrok hij naar Straatsburg, in welke vesting hij de Persigny vond, de ziel der onderneming, die oorspronkelijk „Fialinquot; heette. Den 30sten October, dos morgens te 5 uur, verscheen hier Lodewijk Napoleon in zijn Zvvitsersche uniform, maar met de epauletten van kolonel, met de ster en het lint van het legioen van eer en met een driekantigon

-ocr page 422-

400

hoed , begeleid door eenige officieren , die een vaandel met het teoken van een arend droegen. In de eerste kazerne, waar hij zich vertoonde, riepen do soldaten „leve do keizer.quot; Doch in de tweedo kazerne, waarheen hij zich begaf, mislukte \'s prinsen poging, die veel van een klucht had. Zoowel hijzelf, als de officieron, die zich voor zjjn aanhangers hadden verklaard, werden gevangen genomen. Den 9den November werd hij onder bewaking naar Parijs gevoerd en vandaar, na een paar uren oponthoud, naar Lorient (in \'tn.w. van Frankrijk, aan den Atlantischen Oceaan), waar hij werd ingescheept naar Amerika.

Niet lang vertoefde Lodewijk Napoleon in het werelddeel, waarheen men hem had verbannen. In Juni 1837 nam hij wederom do terugreis aan; in Juli was hij op nieuw te Arenenberg, waar iïori;ensia, die in October van \'t zelfde jaar overleed, ziek ternederlag. Ook tuo baar dood bleef hij er, totdat de regeoring van Frankrijk van die van Zwitserland de uitzetting des prinsen eischte. Do tweeëntwintig kantons weigerden aanvankelijk aan die vordering te voldoen. Door inmiddels in October 1833 naar Londen te vertrekken gaf de prins zelf het middel eener geschikte uitkomst aan de hand. Hier woonde hij tot 1840, in do maand Mei van welk jaar Lodewijk Philips, met goedvinden van de regeering van Groot-liritannië, last gaf, do asch van Napoleon I van St. Helena naar Parijs over te brengen, opdat zij , overeenkomstig den wensch van wijlen dien keizer, mocht rusten aan de oevers der Seine, te midden van het Pransche volk, dat hij, zooals de woorden van zijn testament luidden, zoozeer had lief gehad. De door dit besluit hier en daar voor hot Bonapartisnie op nieuw ontwaakte geestdrift was voor Lodewijk Napoleon een spoorslag, om nogmaals een poging te wagen ter bevrediging zijner eerzuchtige plannen.

Na zicli den 4den Augustus te hebben ingescheept op do kust van Engeland, landde hij den Oden bij het dorp Vimoreux (nabij Boulogne, ten z.w. van Galais). Op het schip, dat Lodewijk Napoleon mot de zijnen , o. a. met de Persigny, naar het strand van Frankrijk overvoerde, was mede een levende arend, die ongotwijfold bestemd was om een belangrijke rol t6 vervullen. Terstond trok do kleine bende, bestaande uit ongeveer zestig personen, op naar het nabijgelegen Boulogne, waar zjj in een kazerne een afdeeling infanterie afvallig zocht te maken. Terwijl do prins tot do soldaten sprak, ging een pistool, dat hij in de hand had, af en kwetste oen der manschappen in \'t gelaat. Dit verwekte groote verbittering onder do troepen, die toch nog geenerlei gezindheid tot aansluiting hadden laten blijken. Do samen gezworenen spoedden zich alzoo terug, verlieten de stad en bereikten gelukkig de sloep, die hen weer aan boord zou brengen van de stoomboot, waarmede zij waren gekomen. Dooh de sloep sloeg om, en de vluchtelingen vielen , druipende van \'t zeewater , in handen van de nationale garden en van de soldaten , die hen op do hielen waren gevolgd. Den 6don October werd prins Napoleon, wegens do herhaling zijner onberaden onderneming, volgens een vonnis van het hof der pairs, voor zijn leven gevangen gezet te 11am (ten z. van St.

-ocr page 423-

401

Quentin, aan de Somme). Zoo weinig vrees koestorde ter zelfder tijd de regeering van Frankrijk voor het veld winnen van \'t Bonapartisme, dat zij, gevolg gevende aai. haar vroeger voornemen, de asch van keizer Napoleon, inmiddels naar Frankrijk overgebracht, den löden December 1840 in don dom dor invaliden te Parijs liet bijzetten.

Wat do buitenlandsche zaken betreft was voor het staatkundig stolsel des konings het bezit van Noord-Afrika zeer gewenseht, omdat de volks-meening in dit werelddeel een geschikt oord vond voor \'t aanleggeii van volkplantingen en tevens oen ruime gelegenheid ter bevrediging van haar zucht naar roem op \'t veld vati eer. Intussehen werden de pogingen tot de geheele verovering dier streek, zoo door het klimaat als door den tegenstand van een ondernemend vijand, zeer bemoeielijkt. Zestien jaren lang kampte Abd-el-Kader, die tegelijk emir of vorst en priester was, nis eeu tweede Jugurtha (zie blz. 70) sinds 1832 togen de overmacht der Franschen en vaak met uitnemend gevolg, daar hij door vele andert hoofden der Bedoeïenen goed werd ondersteund. Ken van de schitterendste feiten uit dien kamp tegen de Noord-Afrikaansche stammen is de inneming der vesting Constantino (Cirta) door de Franschen in 1837, Nogtans bleef het voordeel grootendeels aan de zijde van Abd-el-Kader, totdat Bugeaud in 1841 toi (joucerneur van Ahjerië verAhsnoemA. Deze opperbevelhebber, voortreffelijk bijgestaan door veldheeren, als Eugenius Cavaignac, Chan gar nier, Lamoricière, Pélissier, komt eigenlijk de eer van do onderwerping des lands toe; maar hij versmaadde ook de wreedste middelen niet. De beroemdste slag, dien hij leverde en won, is die bij do Isly (in Marokko) in Aug. 1844, waar de Marokkanen werden verslagen. Drie jaren later gaf Abd-el-Kader, die bij een mislukten aanslag op Marokko zijn ware oogmerken deed kennen, n.1. het onafgebroken voortzetten van den oorlog, dien hij aan zijn volk steeds deed voorkomen in \'t licht van een godsdienst- of heiligen oorlog, zich aan de Franschen over. Gedwongen om den strijd op te geven, bedong de emir evenwel deze voorwaarde, dat hem een vrije aftocht naar Egypte of naar Syrië zou worden toegestaan. Doch te Parijs dacht men er anders over. De regeering bepaalde, dat Abd-el-Kader als gevangene in Frankrijk zou vertoeven, üeze gevangenschap duurde tot 1852 , toen Lodewijk Napoleon hem ontsloeg, onder \'t opleggen der verplichting, zich van nu aan in Azië op te houden.

In weerwil van den glans der krijgstochten word de binnenlandsche toestand van Frankrijk hoe langer hoe meer hoogst onrustbarend. De zware schuldenlast, die het land drukte, hot ongenoegzame van \'t volks-onderricht, de grove onzodelijkhoid en andere ondeugden, waarmede velen, zelfs onder de hoogste standen, waren behebt, — dit waren slechts eenigo van de talrijke oorzaken, die veler bekommering wekten. Op hel ministerie Thiei\'s, hetwelk in 1840 optrad, volgde nog in \'t zelfde jaar het ministerie Sonlt-Guizot, dat met eenige wijzigingen tot 1848 stand hield. In do kanier dor afgevaardigden bad men oen bonte schakcering van partijen , waarvan do voornaamste waren de linkerzijde, d. i. do republikeinen, als Du pont

Wijn NE, Handhoek de.r Abj. (J esc h iaden is, (klc druk. 2G

-ocr page 424-

402

de 1\'Euro, Led ru-Kol lin , Latfitto, de natuur-en sterrekundige Arttgo, enz.; de monarcliaalge/.indo linkerzijde, als Odilon Bar rot en Thiers; het rechtercentrum, d. i. do onvoorwaardelijke aanhangers dor regeering, die doorgaans de meerderheid uitmaakten; eindelijk do voorstanders der legitimiteit, weinige in getal.

Te midden van de zware zorgen, die \'s lands toestand den koning moest verwokken , trof\' hem het ongeluk, zijn oudsten zoon, den kroonprins, don hertog van Orleans, te verliezen, die in 1842 door een sprong uit zjjn rijtuig omkwam. Vermeerderd werden die zorgen door de duurte der levensmiddelen in de jaren 1846 en 1847, alsmede door den gedrukten toestand van den land- en den wijnbouw. Bij dit alles kwam , dat Lodewijk Philips plotseling het bericht kreeg, dat Lodewijk Napoleon den 25sten Mei 1846, twee maanden vóór den dood zijns vaders , die in \'t eind van Juli te Florence overleed , uit zijn kerker, de vesting ilam , als timmerman verkleed , was ontsnapt, langs den spoorweg naar België vertrokken en vervolgens naar Londen gereisd. lutusschen bleef Frankrijks bevolking bij voortduring reikhalzend uitzien naar hervormingen , vooral van het kiesstelsel. Daardoor hoopten de talrijke tegenstanders van het persoonlijk bewind des konings en van Guizot eindelijk een meerderheid in de kamer der afgevaardigden te verkrijgen, die de regeering tot een waarljjk constitutioneele zou maken. Hervormingen waren do leus van schier alle partijen , mede van de socialisten en de communisten , wier streven op gelijkmaking van alle standen en bezittingen was gericht. Na tevergeefs te hebben gepoogd, de meerderheid in de kamer der afgevaardigden te verkrijgen, beproefden de tegenstanders der regeering het volk in beweging te brengen. Te dien einde hielden zij groote hanqnets of feestmaaltijden, waaraan honderden kiezers en andere notabele burgers deel namen en bij welke de noodzakelijkheid der hervorming van \'t kiesstelsel het hoofdonderwerp was van \'t gesprek. De eerste dier maaltjjden werd in Juli 1846 dicht bij Parijs gehouden. Aan de spits dezer beweging stond Odilon Bar rot. Toen\'nu de leden der linkerzijde van do kamer der afgevaardigden den 22sten Februari 1848 te Parijs ook een dergelijk maal wildon aanrichten, verbood de regeering het. Vermits hot alzoo meer en meer scheen te blijken, dat de hervorming langs minnelijken weg niet was te bekomen, brak zich de lang bedwongen ontevredenheid met gewold baan.

§ 135.

Frankrijk. — Samenscholingen op den voor het banquet hestemden en oji den volt/enden day. — De nationale tjarde stem/ met het volk in. — Nadeelif/e invloed hiervan op de houding der linietroepen. — Lodewijk Philips ontslaat, op zijn verzoek, het ministerie-Guizot den 2\'üslen Februari. — Omkeer der volksstemming op den avond van dien dog. — Het sehot van Giacomoni. — Thiers en Odilon Barrat tot minister benoemd, Lamoricière tot bevelhebber der .nationale garde, Bugeaud,

-ocr page 425-

403

daarop Gérard tot opperhevelhehher der bezetting. — Eisch van Emile de Girardin aan den koning. — Lodewijle Philips doet afstand van de kroon, doch beschikt niet over het regentschap. — Hij verwijdert zich met het grootste gedeelte zijner familie. — Hij neemt in Maart zijn intrek in het kasteel Claremont. — Hij overlijdt in Augustm 1850. — De hertogin van Orleans, de hertog van Nemours en de-graaf van Parijs den 24sten Februari in de kamer der afgevaardigden. — Tooneel van verwarring aldaar. — Ook de hertogin van Orleans en de hertog van Nemours verlaten Frankrijk. — De leden van H voorloopig bewind, die den 24sten Februari het bestuur van V rijk aanvaarden. — Uitbreiding van V getal leden van V voorloopig bewind. — De rust te Parijs hersteld den 28sten Februari. — Eerste verordeningen van \'t voorloopig bewind. — Bezwaren, die het heeft te bestrijden. — De openbare werkplaatsen. — De Lamartine de ziel van \'t bestuur. — De 21ste April 1848 de dag der verkiezing van de leden der nationale vergadering. — Opening der vergadering op den Aden Mei. — Het voorloopig bewind legt de hem toevertrouwde macht neer. — De leden van het uitvoerend bewind. Gavaignac minister van oorlog. — Opstand van den 2%slen Juni en volgende dagen. — Gavaignac bedwingt dien als dictator den 2lt;osten. — Dood van den aartsbisschop van Parijs d\'Affre. ■— Afkondiging der grondwet den 12den November 1848. — Haar hoofdzakelijke inhoud. ■— Lodewijk Bonaparte wordt den 10de» December als president der Republiek verkozen.

Nadat reods op den voor het banquet bestemdon dag groote volksgroepen hier en daar waren bijcengeschoold en de stad Parijs hadden doorkruist, herhaalde zich dit don volgenden dag. De regeering ontbood do nationale garden en liet ze uitrukken; maar zij stemde welhaast in met het geroep van het volk; „Leve de hervorming; weg met Guizot.quot; Dit oefende weder een nadeelige werking op de onder \'t geweer gekomen linietroepen, die sinds achttien jaren gemeenschappelijk met de burgerwacht tegenover het oproer geschaard hadden gestaan. Tegen den namiddag van den 23sten Februari kreeg de zaak een gunstiger wending, doordien Lodewijk Philips het ministerie-Guizot op zijn verzoek ontsloeg, welk ministerie, hoe men er voor \'t overige ook over moge donken , zich door \'t bevorderen der zaak van \'t onderwijs blijvende verdiensten jegens Frankrijk heeft verworven. Des avonds gaf de breede stroom van mcnschon, die over de boulevards heen en weer golfde langs de vele verlichte woningen, blijk van de alge-meene ingenomenheid met \'s konings besluit. Docli onverwachts kwam er, ruim 8 uur, een geheele omkeer. Dewijl de haat van het volk zich vooral had geuit tegen Guizot, had de regeering de voorzorg genomen, bij hot ministerie van buitenlandsche zaken , zoovele jaren den zetel van dien minister, een bataillon linietroepeu to doen post vatten. Tegen het gezogdo uur kwam eon talrijke bende blijkbaar slecht gestemde lieden , aangevoerd door een grooten kerel met oen langen haard, op dat bataillon aanstui-

2(1*

-ocr page 426-

404

ven, met onstuimig geroep doortocht verlangende. Do luitenant-kolonel Cour and, die het bataillon kommandeerde, weigerde, zich op zijn orders beroepende, aan het verlangen te voldoen. Toen trad de aanvoerder der bende op hem toe en trachtte zijn knevel te roosteren met de brandende toorts, die hij in de hand had. Bij een herhaling dier poging liet de luitenant-kolonel do soldaten de bajonet vollen. Ternauwernood was dit kommaudo gehoord, of\' een sergeant, van Korsika afkomstig, Qiaeomoni geheeten, zeer gehecht aan Courand, die reeds tevoren uit hot opsluitend gelid, waarin hij stond, naar voren was gesprongen en zijn geweer op den man met don groeten baard had aangelegd, vuurde, en do aanvoerder der bende viel dood terneer. Dit was het raadselachtige schot, zoovele jaren duister gebleven. Do soldaten van het bataillon , middelerwjjl meer en meer opgedrongen door de bende en het schot van Giacomoni voor een sein, hun gegeven, houdende, volgden zijn voorbeeld en losten insgelijks een salvo. Tweeënvijftig menschen werden zóó getroffen , dat zij of terstond van het loven waren beroofd, of zwaar gekwetst. Binnen oenigo minuten weergalmde Parijs van de kreten: „Verraad; men schiet op het volk.quot; Dadelijk laadde men de getroffen lieden op een aantal karren en trok hiermede onder luide verwenschingen en onder geroep om wraak do stad door.

Middelerwijl benoemde do koning in den laten avond Thiers, Odilon Barrot en anderen tot minister, Lamoricièro tot bevelhebber der nationale garde , Bugeaud, daarop Gérard tot opperbevelhebber der bezetting. Zoodra echter de morgen van den 24steii Februari aanbrak, zag men allenvego, dat al die maatregelen te laat waren genomen. Daarom stormde E in i 1 e de Qirardin, de onechte zoon van een generaal van dien naam, do Tuileriën binnen en bezwoer Lodewijk Philips, indien hij den troon wilde redden, een geschrift te onderteekenen, waarin hij afstand deed van do kroon ten behoeve van den graaf van Parijs, don oudsten zoon van den hertog van Orleans, die destijds tien jaar oud was, en voor wien zjjn moedor, do hertogin van Orleans, Hólone van Mocklon-burg-Sch werin, als regentos zou optreden. Aanvankelijk betoonde do koning weinig geneigdheid, den raad op te volgen. Ook de koningin, Maria Amólie, een dochter van Ferdinand I, koning der beide Siciliën (zie blz. 335), was or zeer tegen. Toch zwichtte Lodewijk Philips ton laatste, zonder echter hot hem voorgehouden stuk te teekenen. Hij schreef oen paar woorden op een papier, die do afdanking behelsden en het overdragen dor kroon op zijn kleinzoon, den graaf van Parijs, teekende hot, doch beschikte geenszins over het regentschap. Evenmin als de vorige beschikkingen hield ook deze daad van Lodewijk Philips de vorderingen van den opstand togen.

Onmiddellijk na het neerleggen van \'t bewind, dat hij achttien jaren lang had gevoerd, besteeg Lodewijk Philips met hot grootste gedeelte zijner familie een paar huurrijtuigen, die men in do nabijheid der Tuileriën aantrof, en verwijderde zich van Parijs in de richting van St. Cloud.

-ocr page 427-

105

i

Slechts do horfco^in van Orleans, de graaf van Parijs 011 Je hertog van Nemours (ten x. van Fontainebleau), toen do oudste zoon van Lodewijk Philips, bleven achter. Van St. Cloud begaf\' zich de gewezen koning naar Dreux (ten w. van Parijs) en over Evreux (ten n.w. van Dreux) naar Honfleur (ten w. van Eouaan, aan zee). Van Honfleur bracht eoi; schip hem naar le Havre, waar hij zich eindelijk inscheepte naar Engeland. Hier kwam hjj den 3den Maart met zijquot; familie aan en nam zijn intrek in het kasteel Claremont, een eigendom van Leopold, koning der Belgen, niet ver van Londen. In dit toevluchtsoord, dat hij in het land der ballingschap vond, bracht de gewezen koning nog twee jaren door tot zijn overlijden in Augustus 1850.

Van een anderen aard waren de moeieljjkheden, die, do,delijk na \'fc vertrek des konings, de te Parijs gebleven leden van \'t koninklijk huis wachtten. De hertogin van Orleans, vergezeld door den graaf van Parijs, en de hertog van Nemours begaven zich naar de kamer der afgevaardigden; doch ter nauwernood waren zij er binnengetreden, of allerlei lieden, onder hen ook vele gewapenden, die inmiddels een toonoel van gruwelijke verwoesting in de Tuileriën hadden aangericht, drongen eveneens in de zaal door, waar de vergadering werd gehouden. Spoedig bleek het, dat de aanwezige afgevaardigden, een onvoltallige vergadering, niet gezind waren, do hertogin tot regentes te benoemen , en dat er bovendien aan een ge-regelden gang der beraadslagingen niet viel te denken. Dus verwijderden zich do hertogin van Orleans en do hertog van Nemours weder en stelden zich. gelijk de overige leden van het koninklijk huis reeds hadden gedaan , buiten het grondgebied van Frankrijk in veiligheid.

Bij al do wanorde, die middelerwijl in de zaal voortduurde, schreef, te midden van hot woeste gedruisch, Alphonsus de Lamartine, een der leden van de kamer, eenige namen op van mannen , die een voorloopig bewind zouden uitmaken. Dupont de 1\' Eure las ze, één voor één , voor en het volk brulde „jaquot; of ,,neon.quot; Hierop spoedden allen zich naar het stadhuis. Op die wijze werd dan, den 24sten Februari 1848, het koningschap afgeschaft, Frankrijk in een Republiek herschapen en een voorloopig bewind aangesteld. De leden van dat bewind waren , Dupont de 1\' Eure (zie blz. 401, 402), de Lamartine, Arftgo, Marie, Garnier-Pagès, Ledru RollinenCré-mieux. Op het stadhuis werden er nog aan toegevoegd Mar rast, Flocon, Louis Blanc en Albert. Niet vóór den 27sten Februari ving het aan, te Parijs rustiger te worden. Middelerwijl vaardigde het voorloopig bewind een reeks verordeningen uit, waarbij de kamer der pairs en die der afgevaardigden werden ontbonden, het algemeen kiesrecht ingevoerd, het recht op den arbeid erkend en de staat tot borg gesteld voor dat recht. Aan hot buitenland deelde dat bewind mede, dat het de verdragen van 1815 niet als rechtmatig, doch slechts als feitelijk bestaande aanmerkte. Onder do grootste bezwaren, die dat bewind had te bestrijden , behoorde het te gemoet komen aan \'t gebrek aan werk, en bij gevolg het opsporen van middelen tot levensonderhoud van duizenden mon-

: iH

-ocr page 428-

406

schen. Ten oiiide in die ongolegonhoid to voorzien, richtte men „openbare werkplaatsonquot; op, waarin elk, die zich aanmeldde, arbeid on loon kon vindon, maar die welhaast, ook bij ontstentenis van geschikl.o bezighedon, ontaardden in verzainelplaatson van lediggangers.

De man, wien in de eerste plaats de lof toekomt, na hot loeien dor Februaristormen, het vaartuig van den staat weder in de vaart te hebben gebracht, was do Lamartine. In de eerste paar dagen en nachten na do omwenteling was hij metterdaad de ziel van \'t voorloopig bestuur, degene, die er voor waakte, dat de Republiek , zooals de staatsmannen ze wildon, niet werd overvleugeld door de mannon van het roode vaandel, door socialisten of communisten. Den 27sten April 1848 koos het volk de leden der nationale vergadering, ten getale van 900, van welker beslissing hot ten laatste zou afhangen, niet welken regeeringsvorm Frankrijk werd begiftigd. Den éden Mei werd de vergadering geopend en legden de elf leden van het voorloopig bewind de macht, hun toevertrouwd, neer in handen van het door de afgevaardigden vertegenwoordigde volk. Hierop verklaarde \'de vergadering, als tolk van de gevoelens der natie, dat de den 24sten Februari afgekondigde Republiek de staatsvorm van dit rijk was en zou blijven. Den lOden Mei benoemde zij tot leden van het nu op te treden uitvoerend bewind: Arftgo, Garnier-Pagès, Marie, de Lamai-tine en Ledru-Rollin. Cavaignac werd minister van oorlog. Nog in den loop derzelfde maand, waarin hot zijn taak begon te volvoeren, verschilde het weinig, of een oproer, door de socialisten en de communisten verwekt, had het weder van zijn gezag beroofd; doch hot werd nog ter juister ure gedempt. Onder de leden der vergadering, die in \'t begin van Juni ter aanvulling werden verkozen, waren o. a. Thiers, Changarnier en Lodewijk Bonaparte.

Intusschen toonde de vergadering, gesteund door het uitvoerend bewind, dat zij ernstig dacht aan een algeheele ophotting dor openbare werkplaatsen. Dit voerde den 23sten Juni tot een hevigen opstand, waarbij op verscheidene punten der stad barricaden werden opgeworpen. Staande den kamp verklaarde de nationale vergadering Parijs in staat van beleg en benoemde Oavaignac, in plaats van het uitvoerend bewind, tot dictator. Cavaignac tastte zonder schromen door en was den 26sten Juni meester van het gansche grondgebied der stad. Aleer hij echter zijn doel volledig had bereikt, werd de aartsbisschop van Parijs, d\' Affre, die bij een barricade, op de plaats der bastillo, in do voorstad St. Antoine, een laatste vredelievende poging zocht aan te wenden, den 25sten Juni doodelijk gekwetst en overleed reeds den 27ston.

Nooit had een opstand in de straten van Parijs zoo lang geduurd als deze keer; nooit had hjj zulk een groot gotal offers geëischt. Don 28sten Juni deed Cavaignac afstand van het onbeperkt gezag, hem tijdelijk opgedragen en werd tot hoofd der uitvoerende macht benoemd. Als zoodanig handhaafde hij den staat van beleg, die eerst in October werd opgeheven, en hief de openbare werkplaatsen op. Inmiddels toog de nationale verga-

-ocr page 429-

407

(lering aan \'t work, ton oindo voor do Ropubliok oon grondwot op to stollon. Hot stuk was in Novombor goreod ou werd den 12doii uier maand afgekondigd. Hot behelsde, ills hoofdartikels, do souvoroiniteit van \'t Pranscho volk; het algemeone kiesreeht, waarvan evenwel de ambtenaren waren uitgesloten; de opdracht der wetgevende macht aan oon vergadering van 750 leden, die permanent zou zijn; de vaststelling van den ouderdom van 21 jaren voor de kiezers, van 25 jaron voor de verkiesbaren; do bepalingen van den duur der zitting op drie jaren; de omschrijving van de bevoegdheden van den president, die de uitvoerende macht had, verantwoordelijk was voor zijn daden, voor vier jaron werd aangesteld, na verloop ven dien tijd niet dadelijk herkiesbaar was en het opperbevel had over \'t legor, maar het niet in persoon raooht aanvoeren; eindelijk het voorschrift, dat de president door \'t gansche volk moest worden gekozen. Don lOden December word Lodewijk Bonaparte mot 5,430,000 van de 7,300,000 uitgebrachte stemmen als president verkozen. Den 20sten December aanvaardde hij het bewind en zwoer, getrouw te zullen blijven aan de ééne en ondeelbare democratische Republiek.

§ 136.

Frankrijk. — Lodeivijk Napoleon vestigt zich in het paleis Buurhon in de Elyseesche velden. — De wetgevende vergadering neemt zitting in Mei 1840. — Slechte verstandhouding tusschen Napoleon en de meerderheid der kamer. Reizen van den. president door Frankrijk in den zomer van 1849 en in dien van 1850. — De houding der troepen. — De St. Arnaud minister van oorlog sedert het laatst van October 1851. — Voorbereiding tot den aanslag op den staat. — De eenige personen, in het geheim ingewijd. — Uitvoering der bevelen ran den prefect van policie, Maupas, in den nacht van den \\sten December 1851. — Aanplakking van bekendmakingen en van besluiten. — Op den morgen van den 2den December is de aanslag volbracht. — Gevechten op den \'iden en op den Men December. — Een tachtigtal leden der vergadering wordt uit Frankrijk verbannen. — Vele gevangenen naar Cayenne of naar Algiers gezonden. — Houding van- Frankrijk tegenover den aanslag. — Lodewijk Napoleon zoekt het leger en de geestelijkheid voor zich te winnen. — Hij noemt zich thans prins-president. — De stemming van den 20sten en den 2lsten December 1851. —• Lodewijk Napoleon betrekt in Januari 1852 de Tuileriën. — Hij vaardigt een nieuwe grondwet uit. — Haar inhoud. — Het stelsel van centralisatie. — Iteis van den prins-president door Frankrijk in den zomer van 1852.— De senaat besluit den Iden November tot de invoering van het keizerschap. — Uitslag der volksstemming op den 20s/.eii en den 21 sten November. — Be verkiezing van Napoleon III, erfelijk keizer der Franschen, den 2den December 1852 afgekondigd. — Schoorvoetende erkenning door de hoven van Europa. — De, lichamen, die met den

-ocr page 430-

-108

ieeizer het gezag heelen le deeleu. — De keizer trouwt met Etiginie de Montijo, gravin van Theba, in Januari 1853. — Gehoor te van een soon, den 1 (iden Maart 1856. — Gehechtheid der keizerin aan den paus en aan de kerk. — Napoleons stelsel ten opzichte der hinnen-landsche regeering. — De gewrochten der houwkunst. — Drieledig doel dier werken. — Schaduwzijde dier werken. — Gelegenheid tot bevrediging der zucht naar uitspanning. — Het handelsverdrag van Januari 1860 met Engeland en de bevordering der vrijheid van het handelsverkeer. — De wereldtentoonstelling te Parijs in 1855. — Opvoering der schulden van het rijk tot een hoog bedrag. — Ifet beursspel en het toenemen der weelde. — Toppunt van bloei van H keizerrijk in de eerste jaren na 1852. — Persoonlijke redenen van Napoleon 111 voor het ondernemen van den Krimoorlog. — De uitkomsten van den krijg verheerlijken den roem van Frankrijk en van den keizer. — De aanhangers van \'t huis Bourbon, noch de Orleanisten gevaarlijk voor het keizerschap. — Het dreigen der republikeinen. — De aanslag v.in Orsini den 1 Aden Januari 1858. — Indeeling van Frankrijk in vijf groote kommandementen onder even vele maarschalken. — Bepaling omtrent het regentschap. — De veiligheidswet. — Toenadering van Napoleon tot Cavour. — Oorlogen tegen Sina in 1858 en in 1860. — Vestiging van een Franschen handels- en kolonialen staat in Gochinchina.

Vele steunpunten had de nieuwe president niet. In de nationale vergadering had hjj weinige aanhangers; het leger was zeer gehecht aan Cavaig-nac. Hetgeen de zwarigheden van den post, waarop Lodewjjk Napoleon zich had laten plaatsen, nog vergrootte was, dat hjj de baatzucht moest bevredigen van den zwerm lieden, voor een goed deel avonturiers, die voor hem hadden gewerkt of voorgaven dit te hebben gedaan. Inmiddels vestigde zich de president in hot paleis Bourbon in de Elyseesche velden en hield er hof als een vorst, op een wijze, die met het repu-blikeinsehe karakter van zijn ambt slecht scheen te strooken. In Mei 1849 ontbond zich de nationale vergadering en trad in haar plaats op de wetgevende vergadering, welker leden door de natie waren gekozen. Het overwegende deel der afgevaardigden toonde weldra den president te wantrouwen en hem te verdenken van te staan naar de oppermacht. Zij werden in hun argwaan versterkt door de reis, die Lodewijk Napoleon in den zomer van \'t jaar 1849 door Frankrijk deed, daar hij overal zich voordeed , niet als de eerste ambtenaar van een gemeenebest, maar als de neef van den grooten Napoleon en de man, geroepen om een grootsche rol te vervullen. Hierbij openbaarde zich tevens duidelijk zijn toeleg, om de gunst van \'t leger te winnen. Onder de leden, die, uit hoofde van persoonlijke oneenigheden, zich in de vergadering niet zeidon togen don president lieten hooren, waren ook verwanten uit zijn eigen huis, n.1. Napoleon Bonaparte, de jongste zoon van Hieron^mus (zie blz. 313),

-ocr page 431-

4on

doorgaans prins Napoleon gehcoton, on Peter, de jongste zoon van Lucien, oen andere broeder van den oorstcn Na{)oleoii (zie blz. 3UÖ). Op oen reis, gedurende don zomer van \'t jaar I89O door liet land gedaan, vervvolkomdon de troepen, bij gelegenheid eener wapenschouwing, den president met den kreet „leve do keizer.quot;

Won hij alzoo moer en meer de genegenheid van het leger, waarvoor hij dan ook geen kosten spaarde, de verstandhouding tussohen hem, do uitvoerende, en de kamer, de wetgevende macht, werd mettertjjd volstrekt niot beter. Hoe dikwerf hij ook van ministerie wisselde, steeds mishaagde hot de meerderheid der afgevaardigden. Van de raadslieden, die Lodewijk Napoleon in \'t laatst van October 1851 nam, was de St. Arnaud (zie blz. 389), als minister van oorlog, de hoofdpersoon. Onder hun leiding wist de president het daarheen te leiden , dat de vergadering er in berustte , dat de haar volgons de grondwet toekomeiïde bevoegdheid om over de gewapende macht te beschikken haar werd ontnomen. Doch zij weerstreefde het verlangen van Lodewijk Napoleon naar een herziening der staatsregeling. Het was inzonderheid, vermits de vier jaren van het presidentschap ten einde spoedden , het artikel, hetwelk de herkiezing verbood, dat Lodewijk Napoleon een doorn in \'t oog was.

Zoodra de president dezen wonsch verijdeld zag, bereidde hij zich in \'t geheim voor tot een herhaling van den 18den Bmmaire 1799 (zie blz. 308), d. i. tot den „coup d\'étatquot; of aanslag, dien elk al van \'t oogen-blik af van zijn optreden had voorzien. Steeds toch was de horizon der staatkunde zoo donker bewolkt geweest, dat men bijna geon dag had doorleefd, of men vreesde, dat er een zwaar onweder zou losbreken. Over \'t geen stond te gebeuren werd beraadslaagd met een gering getal vertrouwelingen. Het waren de St. Arnaud; Morny, die voor een onechten broeder van Lodewijk Napoleon doorgaat; M au pas, prefect van policie, on de Persigny (zie blz. 399). De gesteldheid der financiën, zoo wol van do St. Arnaud, als van den president zelf was niet een van de minst gewichtige drangredenen, die tot het maken van spoed aanspoorden.

Tn den vroegen morgen van den 2den December, sinds ongeveer 6 uur, werden de kerkers in een tijdsbestek van een paar uren bevolkt met een tachtig ft honderdtal leden der vergadering, hoofden van geheime genootschappen, hoofdofficieren, enz., mot mannen alsCavaignac, Thiers en anderen, van wie men een tegenstreven duchtte der nieuwe orde van zaken, welke men op \'t punt was in te voeren. Terwijl dit gebeurde, rukten do troepen uit, om de belangrijkste punten der stad te bezetten. Tevens werden oenige bekendmakingen en besluiten aangeplakt, waarin 0. a. werd medegedeeld, dat Parijs en omstreken, in \'t geheel elf departementen, in staat van beleg werden verklaard en het volk opgeroepen , ten einde als rechter uitspraak te doen in hot geschil tusschen hem ^den president, en de vergadering; waarin verder, als grondslagen van den toekomstigen staatsvorm, worden vastgesteld 0. a. de navolgende punten; tienjarige duur van \'t uitvoerend bewind en twee kamers, oen wetgevend lichaam en een senaat.

-ocr page 432-

410

Toon do bevolking van Parijs op don morgen van den 2don December ontwaakte, bevond zij, dat de aanslag was voltrokken, de staatsregeling vernietigd, de regeering omvergeworpen, de heersehappij van den sabel gevestigd. Desniettemin poogden een aantal leden dor kamer in verzet te komen, weshalve zij in cellulaire rijtuigen, bestemd voor \'t vervoer van misdadigers, naar verschillende gevangenissen en forten werden gebracht. Slechts de gezeten burgerij en de groote menigte namen een lijdelijke houding aan, uitgenomen zij, een betrekkelijke minderheid, die op den morgen van den 3den December in de voorstad St. Antoine en elders eenige barricaden opwierpen en den 4den een hevigen kamp deden ontbranden. Op dien zelfden 4den December richtten de soldaten in blinde woede hun bajonetten en hun geweer- en kanonschoten, zoowel op de woningen der burgers, als op vreedzame wandelaars en op weerlooze lieden, zoodat er een ware Bartholomaeusdag werd gehouden. Reeds op den avond van den 4den was alle tegenstand overwonnen. Door gelduitdeelingen en sterken drank opgewonden , hadden de troepen gestreden mot een razernij, waaraan de herinnering aan de vorige gevechten in de straten van Parijs geen voorbeeld kon ter zijde stellen. Het leger verzadigde zich volop aan de gunstige gelegenheid, die het had, om wraak te nemen voor de nederlagen, die het in Juli 1840 en in Februari 1848 had ondergaan.

In weerwil dat de zege verzekerd was, ging de president dagen en naehten achtereen voort, honderden lieden te laten opsluiten. Gedurende dien zelfden tijd ontsloeg hij de meeste der afgevaardigden weder uit de gevangenschap en liet er een tachtigtal ongeveer, onder geleide der policie, over de grenzen zetten, Thiers, Cavaignac (overleden 1857) en anderen. Maar op het meerendeel der gevangenen werd de zekerheidsmaatregel toegepast van \'t vervoer naar Cayenne (ten o. van Suriname) of naar Algiers. Buiten Parijs voegde men zich, ouder gewoonte, in de beschikkingen, in de hoofdstad genomen , te eerder, omdat weldra tweeendertig departementen in staat van beleg werden verklaard. Slechts het leger en de geestelijkheid zocht Lodewijk Napoleon door gunstige bepalingen en door voorkomendheid aan zich te boeien.

Den 208ten en den 21sten December greep de stemming plaats, aangekondigd door hem, die thans den titel prinn-presideni voerde. De uitslag was, naar verzekerd werd, maar ook veelszins betwijfeld, nagenoeg 7,500,000 voor; nog geen 650,000 tegen. In Januari 1852 betrok de prinspresident de Tuileriën metterwoon en vaardigde, krachtens de volmacht, hem door de stemming der natie verleend, een nieuwe grondwet uit. Volgens die grondwet bleef Frankrijk een Republiek met een verantwoordelijk hoofd, president geheeten, wien voor tien jaren het oppergezag werd opgedragen, llem ter zijde stonden een wetgevend lichaam en een senaat, die in gesloten zittingen beraadslaagden. De meeste der maatregelen van den eersten tijd, door den president genomen, hadden de blijkbare strekking, het Ktehel van centralisatie in te voeren. Het inkomen van den ])rins-president werd op 12,000,000 francs vastgesteld.

-ocr page 433-

411 !

Wederom dood Lodewijk Napoleon een reis door Frankrijk. Alom werd hij niet geestdrift ontvangen. Bovenal jubelde do bevolking van \'t platteland en begroette don neef van den grooten oom als den aanstaanden opvolger des keizers. De/.o openbaring van do gevoelens van \'t volk noopte don prins-president, tegen \'t einde van zijn tocht, in een rede, to Bourdeaux uitgesproken, zijn bereidvaardigheid te kennen te geven, om aan den wensch der natie te voldoen. Bij die gelegenheid uitte hij tevens de woorden: „het keizerrijk is de vrede.quot;

Don 7dcn November 1852 hechtte de senaat zijn zegel aan oen ontwerp , door den president ingediend, ter verandering van de staatsregeling , met andere woorden, ter wederinvoering van het keizerschap. Do volksstemming, ter eindbekrachtiging of ter verwerping noodig geacht, greep den 20sten en don 21sten dier maand plaats. Het aantal stemmen was omstreeks 7,800,000 voor; ongeveer 250,000 tegen. Op den jaardag van den aanslag, den 2den December 1852, werd de verkiezing van napoleon in, e up ei, ijk keizer der Franschen , afgekondigd. Als zoodanig word hij voor en na door de hoven van Europa, hoewel door sommige vrij schoorvoetend, erkend. Naast den keizer bleven de senaat en hot wetgevend lichaam bestaan. Het jaarlijksch inkomen van den keizer word bepaald op 25,000,000 francs.

In Jan. 1853 huwde de keizer Eugénie de Montijo, gravin van Thoba, die uit Spanje afkomstig was, doch te Parijs woonde. Zij bracht den 16den Maart 1856 een zoon ter wereld. Napoleon Eugenius Lodewijk Johan Jozef geheeten , omgekomen , als krijgsman in Engel-schen dienst, in een gevecht tegen den Afrikaanschen stam der Zoeloes in Juni 1879. Had Napoleon vroeger reeds, benevens het leger, ook de katholieke geestelijkheid tot oen steunpilaar van het keizerschap zoeken te maken , nog inniger werd, sinds dit huwelijk, de band, die het regeerende huis aan de kerk verbond. Opgevoed in diepen eerbied voor het pausdom, zocht Eugénie meer en meer den keizer te bewegen tot het.ondersteunen der bedoelingen van het hoofd van den Kerkdijken Staat. Niet altijd intusschen strookte dit streven met de richting der denkbeelden van Lodewijk Napoleon. Hoe hoog hij gestegen was, zoowel het persoonlijk aandeel, dat hij in vroegere dagen aan den openbaren kamp voor do republiek in Italië had genomen, als de revolutionnaire oorsprong zijner schitterende waardigheid rieden tot voorzichtigheid. Dezelfde oorsprong deed hem, voor zoover de binnen-landsche staatkunde betreft, het stelsel huldigen, „alles voor het volkquot;, hoezeer hij er nauwgezet voor waakte, dat dit stelsel niet werd aangevuld mot een tweede lid: „alles door het volkquot;.

Alleen reeds de noodzakelijkhpid der tegenstelling van zijn bewind met dat van Lodewijk Philips , den koning der burgerij, herinnerde Napoleon III er aan, dat het zijn zaak scheen, vooral de geringere volksklassen geenszins uit hot oog te verliezen. Vanhier het optrokken van talrijke werken van bouwkunst sedert 1856 tot bijna aan \'t eind van \'s keizers bewind. Door het afbreken van gansche reeksen woningen , door het doen

-ocr page 434-

412

vonlwjjDon van 011^0 stratoii on door hot aanleggen van breedo straten mot fraaie gebouwen word inzonderheid Parijs als een niouwe stad. Drieledig was hot doeleinde van dien verbalenden arbeid. Daardoor werd ten eerste voorzien in do stoffelijke belangen van een goed deel der bevolking en tevens de gezondheidstoestand der stad verbeterd, doordien licht en lucht thans overal konden doordringen. Ten anderen werd de gelegenheid om, in tijden van oproer, bolwerken op te werpen tegen het gezag en samen te scholen weggenomen. Ten derde verrezen er allerlei gedenktoe-konen, die deii roem van de heerschappij van den derden Napoleon tot de verste nakomelingschap konden overbrengen. Voor do omvergehaalde huizon kwamen ten deele gansche reeksen arbeiderswoningen in de plaats. Een schaduwzijde echter dier groote werken was deze, dat honderd duizenden arbeiders naar de steden verhuisden ; het platteland leeg liep en de landbouw, bij gebrek aan handen, werd verwaarloosd. Ten einde aan de zucht tot uitspanning te voldoen, werden niet alleen hier en daar parken en openbare tuinen door de stad verbreid , maar ook aan het bosch van Boulogne, door \'t aanleggen van vijvers en eilanden, een geheel nieuwe inrichting gegeven. Ten behoeve van den smaak voor de kunst werd de Louvre uitgebouwd en met de Tuileriën voreenigd.

Tevens werd ook de burgerij niet vergeten. In tegenstelling met zijn oom bevorderde de keizer , door vermindering of door opheffing van tollen , zooveel hij kon, de vrijheid van het handelsverkeer. Te dien einde sloot hij in Januari 1860 met Engeland het beroemde handelsverdrag, dat den handel en do nijverheid een verbazende vlucht deed nemen, ook aan don akkerbouw ten goede kwam en den nationalen rijkdom ongemeen vermeerderde. De luisterrijke feesten, waarin het hof voorging, en de ton top stijgende weelde dor levenswijze in \'t algemeen bevorderden bovendien do nijverheid. Voor de beoefenaars der kunst en voor de helden op \'t gebied der nijverheid werd tegelijk een leerschool en een prikkel tot onder-lingen wedijver de derde wereldtentoonstelling, naar \'t voorbeeld van Londen , hetwelk in 1853 door New-York werd gevolgd, te Parijs gehouden in 1855 en in 1867 nog overtroffen door een andere op grooter schaal. Om bij de maatregelen, die hij ter verwezonljjking zijner oogmerken noodig achtte, de handen vrij te houden, schroomde Lodewijk Napoleon geenszins, de uitgaven van het rijk zoo hoog op te voeren, dat het cijfer dor schulden van het rijk aanmerkelijk aangroeide. De leeningen, door de regeering gesloten , werden wederom een aanleiding tot beursspel en tot windhandel , gelijk men , van een andere zijde, door het toenemen der weelde, mede tot dit verleidelijk winstbejag werd gedreven. Een ander ongunstig verschijnsel, met die weelde gepaard grande, was verder de aangroeiende onzedelijkheid.

In weerwil dier schaduwzijden scheen de doelmatigheid van hot streven van het tweede keizerrijk te worden bevestigd door den aanwas der welvaart, door de tevredenheid der nijvere klassen en door de rustige houding dor mindere standen. Steeg alzoo, van die zijde bezien, in de eerste jaren na

-ocr page 435-

41\'}

1852, het keizerrijk tot oen hoog toppunt van bloei, niet minder groot was de luister van dat keizerrijk gedurende die/.elfde jaren met betrekking tot de buitenlandsche aangelegenheden. Ook tegenover dat buitenland had het tweede keizerrijk , naar de meening van Lodewijk Napoleon . een taak te verrichten. Ofschoon do inogondhoden hem, den machthebber, tamelijk bereidvaardig hadden erkend, lieten zij toch niet na, den keizer van tijd tot tijd te doen gevoelen, dat hij toch maar een indringer was in den raad der vorsten, die de lotgevallen van Europa bestuurden. Daarom ook had hij geen geboren prinses als gemalin kunnen erlangen. De keizer van Rusland was do eerste, voor wien , overeenkomstig de plannen van Lodewjjk Napoleon, de dag der vergelding moest aanbreken. Het heilige verbond zou worden verbroken en wraak worden genomen voor den smaad van Waterloo.

Deze persoonlijke redenen droegen er niet het minst toe bij, dat de Krimoorloff uitbrak. De uitkomsten van den krijg, ofschoon niet ton volle bovredigend, waren van dien aard, dat zy uitermate geschikt waren ter verheerlijking van den roem van Frankrijk en van den naam dos keizora. Rusland werd vernederd; het heilig verbond lag uiteengespat ter aarde.

Intusschen was aan het keizerrijk , in 1852 ingewijd, geen onvermengde heerlijkheid van langen duur besehoren. Tegelijk met den aanvang van dat keizerrijk opent zich oen lange rjj van elkander opvolgende samenzweringen en aanslagen op den persoon des keizers, die tal van vonnissen deden vellen. Daarentegen was de partij der legitimisten voor het keizerlijk bewind niet zeer te duchten, evenmin als de Orleanisten, te minder, omdat de fusie of samensmelting van die beide partijen, welke sommigen voorstonden, schipbreuk leed. Na andere aanslagen werd op den avond van den léden Januari 1858 een nieuwe poging aangewend, om den keizer uit den weg te ruimen. Eensklaps werden een paar bommen geworpen onder en nabij het rijtuig, waarmede de keizer en de keizerin, omgeven door den stoet zijner lijfwacht te paard, „de cent-gardesquot;, naaide Opera reden. Zij, die dit deden, waren Orslni, een Italiaan, en zjjn medeplichtigen. Ook deze lage daad beantwooi-dde niet aan do bedoeling. De keizer en de keizerin bleven gespaard; maar 141 lieden werden go troften. Hetgeen Orslni tot het plegen van het misdrijf had genoopt was, dat Napoleon IH, dien hij voor den eenigon man hield, in staat om Italië te bevrijden, aan die roeping niet voldeed. In Maart 1858 werd Orslni ter dood gebracht.

Een paar maatregelen, in den loop van \'t zelfde jaar genomen, stonden in klaarblijkelijk verband met den mislukten aanslag. Vooreerst werd, op \'t voorbeeld van Cromwell (zie blz. 231), Frankrijk in vijf groote kommandementen verdeeld en het opperbevel daarover aan vijf maarschalken opgedragen. Vervolgens werd het regentschap, bij ontstentenis des keizers, bij opzettelijk besluit toevertrouwd aan de keizerin , ter zijde gestaan door een geheimen raad. Een ander gevolg van don gesmeeden toeleg was oen nieuwe veililt;/heidnwet, die do willekeurige machtder regeoringuitbreidde, en hetovor-voeron, krachtons doze wet, van een paar duizend republikeinen naar Afrika.

-ocr page 436-

414

Nog een andere uitwerking van Orslni\'s misdaad was de toenadering van Napoleon III tot de plannen van Cavour. Uit den kerker, waarin hij eenige weken had doorgebracht, had Orslni een brief geschreven aan Napoleon III, waarin hij hem verzocht, de onafhankelijkheid van Italië to willen bevorderen. Mettertijd ging dan ook de keizer tot de modewerking tor vrijmaking van Italië over (/ie blz. i?44). Ook de atloop van dien oorlog bracht, althans ten deele, hot zijne bij ter verhooging van den luister van \'t keizerrijk. Evenzeer strekten de gunstige uitkomsten van hetgeen Napoleon III in Azië ondernam tor vergrooting van den roem en van de macht van Frankrijk. Vooreerst bestreed een Fransche krijgsmacht, in vereeniging met een Engelsche vloot, zegevierend het Sineesche rijk en noodzaakte dit in 1858 en in 1860 (zie S? 149) tot een paar verdragen, waarbij het zware oorlogsschattingen moest betalen. Dan maakte Frankrijk in 1858 en volgende jaren voroveringen in Cochin-china (in \'t z.o. van Achter-Indië, aan de Sineesche Zee) en grondvestte dddr een belangrijken handels- en kolonialen staat.

§ 137.

Frankrijk. — Het keizerlijk gesternte begint na 18fi0 te verhleeken. — ! teweeg redenen van den oorlog in Mexiko, door Frankrijk gevoerd. — Maximiliaan in 1861 keizer van Mexiko. — Zoodra de Vereenigde Stalen van Noord-Amerika zich tegen Frankrijke inmenging verklaren , is het einde daar van Maximiliaans keizerschap en leven. — Tweede nederlaag der staatkunde van Napoleon HL — Teleurstelling des keizers ter zake van den hop van den oorlog van 1866. — Luxein-burg wordt een twistappel tusschen Frankrijk en Pruisen. — Het congres te Londen van Mei 1867. — Vorsten, die de wereldtentoonstelling te Parijs bezoeken in 1867. — Beweegredenen van Napoleon tot het toekennen van meer aandeel aan \'t bestuur aan het volk. — Begin der wijzigingen in het dictatoriaal bewind in November 1860. — Bekroning van \'t gebouw in Januari 1867 aangekondigd. — Redenen van het voortdurend verzet der republikeinen tegen het keizerschap. — Henri Rochefort en de lantaarn sedert den \'iOsten Mei 1868. ■— lloche-fort neemt de wijk naar Brussel. — Het jaar 1869 wordt een keerpunt in de hinnenlandsche staatkunde. — Be hervormingen van dit jaar. — Olivier wordt den 2den Januari 1870 hoofd van V ministerie ter vervanging van Roaher. — Volledige overgang van \'t persoonlijk bewind tot de volksvertegenwoordigende regeering, den 20sten April 1870. — Hel plebisciet van den 8sten Mei 1870. — Het Spaansche ministerie, geleid door Prim, biedt in Juli 1870 de kroon van Spanje aan aan Leopold van Hohenzollern. — De prins neemt ze eerst aan, doch bedankt weldra. ■— Gehoor van Benedetti te Kms bij Willem 7, den 9den Juli. — De Gramniont. — Tweede eisch van Benedetti. —

-ocr page 437-

415

Hij oerlaut Kim den léden .Thli. — Bewerkers van den uorlo;/ in

Frankrijk. — De hetuiging van den minister van oorlog Lehoeuf. —

Frankrijk verklaart Pruisen den oorlog den ISden Juli.

In weerwil vau de in Azië en elders behaalde voordeolen bef?oii, na het jaar I860, de glans van\'t keizerlijk gesternte te tanen. Inzonderheid bracht de ongelukkige uitslag van \'s keizers politiek mot betrekking tot Mexiko aan het rjjk en aan den naam van zijn beheerscher een gevoeligen stoot toe. Verschillende waron de bewoegredenen, die Napoleon III bewogen, troepen naar dit land te zenden. Mexiicaansche uitgewekenen, te Parijs gevestigd en bevriend met keizerin Eugenie, hoopten door Frankrijks krachtige bemiddeling op wederkeer naar het vaderland. De Morny had, in gemeenschap met een bankier, schuldbrieven tot een aanmerkelijk bedrag, maar van twijfelachtige waarde, ton laste van Mexiko, tot welker betaling de verschijning van een Pransch leger, zooals hij meende, een afdoende drangreden kon zijn. Bovendien spiegelde Napoleon zich veel voor van de scheidsrechterlijke taak, die een der hoofdmogendheden van het Latijnsche ras in Europa in Amerika zou kunnen vervullen; van den invloed , dien Frankrijk, als baanbreker der Europeesche beschaving, in hot vreemde werelddeel zou oefenen. Al die oorzaken leidden tot de deelneming van Frankrijk aan den burgeroorlog in Mexiko sedert 1861 (zie § 145) en tot de aanwijzing door Napoleon van Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk, als keizer van Mexiko. Van den beginne aan hing de vraag van \'t bestaan en van den duur van dit keizerschap geheel alleen af van den steun in geld en in troepen, welke Frankrijk ter beschikking van Maximiliaan stelde. En toen de reden, waarom de Vereenigde Staten van Noord-Amerika tot dusver hadden gezwegen, n.1. het gevaarlijke karakter van den kamp tegen de Zuidelijke staten der Unie, ophield te bestaan en do fortuin gehcelenal neigde naar de zijde van do noordelijke staten, was hot einde daar èn van Maximiliaans waardigheid, èn van zijn leven.

Dit treurig uiteinde van den aartshertog was een zware nederlaag voor do staatkunde van het hof der Tuilerien. De nederlaag was voorafgegaan door een andere, door het bericht van wege Rusland, gedurende den opstand der Polen, in 1863, dat het geen genoegen nam met ook de minste bemiddeling van Frankrijk of van eenige andere Europeesche mogendheid. Hierop volgde de teleurstelling, die Napoleon III ondervond ter zake van den voor Pruisen zoo gelukkigen gang van den oorlog, in 1866 gevoerd tegen Oostenrijk (zie blz. 366, 367). Nooit had Frankrijk een betere gelegenheid kunnen vinden, om als gewapend scheidsrechter tusschenbeiden te komen en den wensch der Franschen naar\'t herkrijgen der Rijngrenzen te bevredigen. Doch weldra bespeurde men, dat Pruisens eerste minister te wel wist, dat de koizer geenszins in staat was, aan zijn vordering mot de wapens genoegzame kracht bij te zetten.

Na de ontbinding van hot Duitsche verbond, een der voorschriften van den vrede te Praag (zio blz. 367), bevond zich het groothertogdom Luxem-

-ocr page 438-

116

burg in oen toestand, die het bijzonder geschikt maakte, om een twistappel te worden tusschen do kabinetten. Willem III, koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg, verlangde thans den aftocht van de Pruisische bezetting, die slechts, zoolang het groothertogdom één der staten van het Duitsche verbond was geweest, roden van bestaan had go-had. Tegelijkertijd worden er tusschen hem en Napoleon III onderhandelingen geopend over een afstaan van Luxemburg tegen een geldsom aan Frankrijk. Doch hiertegen kantten zich Pruisen en liet Noord-Duitsche verbond aan. Een oogenblik dreigde de vrede van Europa te worden verstoord. België bovenal begon bezorgd te worden, dat het was uitverkoren, om, ton einde als aHoiding te dienen, bij Frankrijk te worden ingelijfd. Maar door toedoen van een paar mogendheden , Rusland, Oostenrijk en Engeland, werd men het met elkander hierover eens, dat in Mei 1867 een congres te Londen zou bijeenkomen en de zaak ten einde brengen. Op dat congres geraakte men tot deze uitkomst, dat Luxemburg verbleef aan den koning der Nederlanden; dat de Pruisen hun garnizoen uit de stad zouden terugtrekken ; dat die vesting zou worden gesloopt en dat het groothertogdom van nu aan oen onzijdige staat zou zijn onder ver waarborging van gansch Europa.

Het tijdstip, waarop dit congres werd gehouden, viel samen met do opening der groote wereldtentoonstelling, waarvan Parijs voor de tweede maal het schouwspel aanbood. Naar het veld van Mars , waar de gebouwen waren opgeslagen, die Parijs het voorkomen gaven van \'t middelpunt tc wezen aller scheppingen des vredes, togen niet alleen de volkeren, maar evenzeer de vorston van Europa, als bedevaartgangers, op. De Tuileriën openden haar poorten voor Leopold II, koning der Belgen; voor Alexander II, keizer aller Russen ; voor Willem I, koning van Pruisen ; voor den onderkoning van Egypte, Ismaöl; voor den grooten heer, Abdul Azis; voor den koning van Portugal, Lodewijk I; voor den koning van Beieren, Lodowijk II. Een wanklank te midden der feestvreugde was het schot van den Pool (zie blz. 392) op Alexander, dat intusschen zijn doel miste.

Als in strijd met dit renperk van den ouderlingen wedijver der volkeren in de werkzaamheden des vredes maakte Frankrijk in \'t zelfde jaar 1867 vrij groote toebereidselen voor oorlog. Ieder begreep, dat zij golden een uit hoofde van de wanverhouding tusschen de macht van Frankrijk en die van Pruisen eerlang los te breken kamp. De keizer was wel verplicht, den oorlog te willen, ten einde hot nationaal gevoelen te eerbiedigen en het niet vijandelijk te doen opstaan tegen zijn huis. Om dat gevoelen tc ontzien , werd hij, nu hij niet dadelijk afloiding naar buiten vermocht te verschaften, gedwongen voort te gaan op do baan, die tot de deelneming van \'t volk aan \'t bestuur van \'t rijk voerde. Immers „oorlog of vrijheidquot; was de lous der Fransche natie. In November 1860 was Napoleon III begonnen, eenige wijzigingen in het dictatoriaal bewind aan te brengen. Hij had bepaald, dat de senaat en liet wetgevend lichaam eenige meerdere vrijheid van beraadslaging zouden hebben on dat do zittingen van dit lichaam in \'t openbaar zouden worden gehouden. Thans, in 1867, verkondigde hij

-ocr page 439-

417

dat „de kroning van\'t gobouwquot; van Frankrijks binnenlandsche staatsmstol-lingen eerlang een waarheid ging worden. Do bekroning van \'t gebouw bestond o. a. hierin, dat aan de kamers een recht van ,,interpellatiequot; of tegenspraak word toegestaan en dat do vervolging dor persvergrijpen werd opgedragen aan don gewonen rechter.

Doch wat ook van do zjjde der regeering geschiedde, het werd moer en meer zichtbaar, dat de mate vrijheid, door don keizer toegediend, niet (oereikend wfis, om hot keizerschap een aanhang te doen verwerven. De gezindheid der keizerin om do zaak van den paus en van de goostolijkheid voor te staan; het verlies van Frankrijks aanzien in \'t buitenland, vooral door don ranipspoedigen tocht naar Mexiko; dit en zooveel moer waren onvergeeflijke misslagen naar \'t oordeel der republikeinen. Een krachtig bondgenoot vonden do bestrijders van hot keizerschap sedert den SOsten Mei 18G8 in de Lantaarn , op welken dag het eersto nummer het licht zag van dit weekblad, opgesteld door Henri Rochefort, waarin de keizer en zijn familie persoonlijk werden aangetasten gehekeld. Tot gevangenschap en boete veroordeeld, nam de redacteur de wijk naar Brussel, zette dadr zijn onderne-ming voort en wist het blad voortdurend in Frankrijk te doen verbreiden.

Hierdoor en door andere redenen werd de keizer genoopt, het jaar 18G9 te maken tot een keerpunt zijner binnenlandsche staatkunde. In een boodschap van Juli aan de kamers wierp hijzelf de grondslagen omver, waarop het gebouw van den staat was opgetrokken. De hervormingen, die hij in dat stuk beloofde, hervormingen, die veeleer eon uiteonspatting van zijn stelsel waren dan een „bekroning van \'t gebouwquot;, waren o. a.: uitbreiding van \'t recht van „interpellatiequot; en grootero bevoegdheden der kamer ten aanzien van het vaststellen van het budget. De senaat keurde die wijzigingen goed.

Middelerwijl doorzag de keizer, hoe do toestand èn van zijn huis, èn van \'tnjk hoe langer hoe neteliger werd. Op nieuw rees bij hom de vraag, die reods zoo dikwijls het onderwerp zijner gedachten was geweest, of hij verder voorwaarts zou gaan, öf weder achteruit en de dictatuur herstellen. Eindelijk nam hij een beslissing en verkoos het eerste. Emile 01 li vier, oen republikein, die allengs moer naar de zijde dorBonapar-tisten was beginnen te neigen, word den 2den Januari 1870 aan de spits van een nieuw ministerie gestold tor vervanging van Hou her. Den 20sten April van \'t zelfde jaar greep de volledige overgang van\'t persoonlijk bewind tot de volksvertegenwoordigendo regeering plaats. Ingevoerd werd de ministerieële verantwoordelijkheid, de wetgevende macht mede aan den senaat toegekend, en daarenboven volkomen vrijheid van bewoging aan het wetgevend lichaam. Door do volksstemming of het plebisciet van don 8sten Mei 1870 word de nieuwe regeeringsvonn, de constüutioneele, bekrachtigd. Ruim zeven miliiocn stemmen verklaarden zich er voor.

Steeds zocht Napoleon 111 oen afschijnsel te wezen van zijn oom. liet oogenblik naderde, waarop het voor hem was weggelegd, in een dergelijke ramp als die, welke een eind had gemaakt aan \'t openbare leven van den eersten Napoleon, don ondergang van\'t keizerrijk Frankrijk te moeten aan-

Wijnnb, Handboek der Alg. Genchiedenis, Ode druk. 27

-ocr page 440-

418

schouwen. Wat voor dien Napoleon Waterloo was geweest werd voor hem Sedan. In Juli 1870 vernam gansch Europa, dat het Spaansche ministerie , geleid door Prim (zie blz. 330), do kroon van Spanje had aangeboden aan prins Leopold von Hohenzoll er n-Sig maringen (zie blz. 355), gesproten uit een der niet regeerende katholieke takken van het huis Hohenzollern, officier in Pruisisehen dienst en verwant met het huis Napoleon. Aanvankelijk betuigde de prins bereid te zijn, die kroon aan te nemen; doch welhaast kwam hij op zijn betuiging terug en bedankte. Do grond, waarom hij van meening veranderde, was dat de zaak inmiddels een onderwerp van geschil was geworden tusschen het hof van Parijs en dat van Berlijn.

Den 9den Juli toch had Benedetti, Frankrijks gezant te Berlijn, gehoor verzocht en verkregen bij den koning van Pruisen, Willem I, die toen te Ems (in \'t vroegere hertogdom Nassau, thans Pruisisch gebied, ten o. van Coblents) vertoefde. Op bevel van den keizer en van Frankrijks minister van buitenlandsche zaken, den hertog do Grammen t, had Benedetti het verlangen zijner lastgevers aan den koning van Pruisen kenbaar te maken, dat deze vorst prins Leopold ried of beval, van zijn besluit om de kroon van Spanje aan te nemen afstand te doen. De koning van Pruisen was hiertoe niet genegen. Daarop kroeg men do tijding, dat Leopold had bedankt. Maar hiermede was het Fransche kabinet nog niet tevreden. Alzoo werd den gezant nu opgedragen, te eischen , dat do koning van Pruisen stellig verzekerde, dat hij nimmer zijn toestemming zou geven, indien ooit weer hetzelfde aanbod aan prins Leopold word gedaan. Willem I weigerde volstrekt een dusdanige verklaring, waarop Benedetti Ems den léden Juli verliet en naar Parijs wederkeerde.

Zooals het schijnt, was Napoleon III zelf afkeerig van den krijg. Doch in zijn huis was keizerin Eugenie, in zijn ministerie waren de Grammont (overleden 1880) en de minister van oorlog, Leboeuf, zeer voor don oorlog gestemd. Mot uitzondering van Thiers en van eenige andere leden, met elkander een kleine minderheid, deelde hot wetgevend lichaam die gezindheid, en ook de senaat sloot zich er bij aan. De minister van oorlog betuigde, hoewel alles in verregaanden staat van wanorde verkeerde, dat het leger gereed en zijn uitrusting volkomen was. Het einde der beraadslagingen alzoo was, dat den 19den Juli een zaakgelastigde van\'t Fransche hof te Berlijn bovel kreeg, den koning van Pruisen den oorlog te verklaren. Nog is, mot betrekking tot de aanleidende oorzaken van den oorlog, niet alles opgehelderd. Maar vrij waarschijnlijk is het, dat Napoleon viel in de strikken, gespannen door von Bismarck, op geljjke wijze als Oostenrijk in 1866.

§ 138.

Frankrijk. — Beieren, Wurtemberg en de overige Zuid-Duitsche staten duiten zich hij Pruisen aan. — Napoleon vertrekt den 28sten Juli naar zijn hoofdkwartier Metz. — Leboeuf hoofd van den algemeenen

-ocr page 441-

419

staf. — üe keizerin regenten. — De mitrailleuses. — De Turco\'s. — Het naaldgeweer. — Kleine overwinning der Franschen hij Saarhrücken, den 2den Augustus 1870. — De Pruisische kroonprins, Frederik Willem , wint den 4den Augustus den slag bij Weissenburg op Man Multon. — Deze maarschalk den iklen geheelenal verslagen hij Woerth, zoowel door den kroonprins, als door prins Frederik Karei. — Nederlaag van Frossard op den 6den hij de hoogten van Spicheren, hem toegebracht door Steinmetz. — De Duitschers vermeesteren den 12deii Nanci/. -Mac Malton hij Chdlons. — Napoleon IJl treedt af\' als upper hevel-hebber , Lehoeuf als hoofd van den algemeenen staf. — liazaine be-velhehher van H leger van den Rijn. — Napoleon begeeft zich naar de legerplaats bij Chalons. — Ollivier treedt af; Parijs in slaat van verdediging gesteld; vorming der nationale garde. — Cousin de Mon-tauban, graaf van Palikao, hoofd van een nieuw ministerie. — Slag bij Vionville of hij Mars la Tuur, den Vüden Augustus gewonnen door Frederik Karei en door Steinmetz op Bazaine. — Slag hij Gravelotte, den \\Sden gewonnen door Willem I op liazaine. — Bazaine ingesloteit hij Metz. — Mac Mahon en de keizer richten zich op Sedan. — Frederik Karei en Steinmetz sluiten Metz in. — Reeks van gevechten van Mac Mahon tegen den kroonprins en tegen Albert van Saksen, den SOsten en den \'iisten Augustus, in de nabijheid van Sedan. — Zege ■van Willem I bij Sedan op den \\sten September. — Napoleon III stelt zijn degen en zijn, persoon ter beschikking van Willem. — Capitulatie. — Napoleon gaat naar Wilhelmshöhe. — Hoofdkwartier van den koning van Pruisen te Versailles. — Parijs ingesloten. — Trochu gouverneur van Parijs en opperbevelhebber der bezetting. — Omwenteling van den Aden Septentber 1870.—Eugénie vlucht naar Engeland.— Het bewind der nationale verdediging. — Oprichting van nieuwe legers. — De franc-tireurs of vrijschutters. — Straatsburg geeft zich den 28sten September over; Metz capituleert den 2\'lsteit October. — Over de 300,000 krijgsgevangenen der Franschen in Duitschland. — Bourbalci wijkt naar Zwitserland.

De oorlog van 1870, op die wijze verklaard, bleef geen oorlog tusschen twee vorsten of twee staten, doch werd er weldra een tusschen twee nationaliteiten, want geheel Duitschland, niet alleen hot -Noord-Duitsche verbond, maar ook Beieren en Wurtemberg sloten zich bij Pruisen aan. Hoofdzakelijk was dit liet gevolg van de telkens op nieuw door Frankrijk geopperde aanspraken op hot bozit der llijnstrekon en van de gespannen verhouding tusschen do beido rijken sedert don oorlog van 186C. Binnen weinige dagen erlangde Napoleon dus de zekerheid, dat zijn hoop op bijstand van de staten van Zuid-Duitschland in rook was vervlogen; dat zij allen, als bondgenooteii, hun strijdkrachten ter beschikking van Pruisen stolden, liusland hield Oostenrijk en Denemarken tegen, die niet geiieel vreemd kunnen zijn geweest aan de neiging, om zich bij Frankrijk

27*

-ocr page 442-

420

aan te sluiten, terwijl Rusland zelf zich, óf omdat het niet gereed was, of omdat het eng was verbonden mot Pruisen, geheel onzijdig hield. Doch terugkeer was voor den keizer der Franschen onmogelijk. Alzoo stelde hij zich aan do spits zijner troepen, terwijl Leboeuf aan \'t hoofd van den algemeenen staf werd geplaatst. Don 2Östen Juli vertrok Lij naar Metz (in \'t o. van Frankrijk, ten o. van Verdun), waar hij zijn hoofdkwartier opsloeg. De keizerin trad inmiddels als regentes op.

Binnen kort bleek het, dat Duitschland gereed was, Frankrijk niet. Wel had Frankrijk een aanmerkelijk aantal kanonnen van oon bijzonder maaksel, uit ruim dertig stalen loopon bestaande, mitrailleuses gehoeten , ■waarmede men in één minuut eonige honderden malen kan vuren, tor zijner beschikking; maar ook deze kanonnen wogen, evenmin als de afdeelingen troepen, Turco\'s gehoeten, waarvan de kern uit Afrikanen bestaat, op togen hot naaldgowoer en tegen de algoheele inrichting van de Pruisische en van do Beierschc legers, die in alle opzichten voortreffelijk was. Na een overwinning van weinig beteekenis, den 2den Augustus bij Saarbrücken (in de llijnprovincie, ten n.o. van Metz) behaald dooide Franschen, werd de reeks der groote zegepralen van do Duitsche wapenen den 4den dier maand geopend. Op dien dag won de Pruisische kroonprins, F r e d e r i k Willem, den slag bij Weissenburg (in Beieren, ten n. van Straatsburg) op den rechtervleugel van \'t leger van maarschalk Mac Mahon, die daarop den Gdon geheelenal werd verslagen bij Woerth (in do nabijlicid van Weissenburg, naar \'t z.w.) door de troepen, zoowel van den kroonprins, als van \'s konings neef of broeders-zoon, Frederik Karei. Ten zelfden dage onderging Fr os sard oon nederlaag bij do hoogten van Spicheren (ten z.o. van Saarbrücken), waar Steinmotz zegevierde. Den 12den namen do Duitschers bezit van Kancy, de oude hoofdstad van Lotharingen, na reeds vroeger niet de insluiting van Straatsburg een aanvang te hobbon gemaakt.

Van hun kant waren al de overblijfselen van de geslagen Fransche legerafdoelingen naar Chalons (aan do Marne) teruggetrokken, waar zij onder \'t opperbevel van Mac Mahon werden gesteld. Ter zelfder tijd grepen zoowel in het opperbevel over de Fransche troepen , als in de rogeoring van Frankrijk, aanmerkelijke veranderingen plaats. Niet alleen Loboeuf trad af als hoofd van den algemeenen staf; doch keizer Napoleon lil zelf legde ook het kommando neder en stelde over dat gedeelte van \'t leger, hetwelk men „het leger van den liijnquot;» noemde, Frans Achilles Bazaine aan. Hijzelf, Napoleon, begaf zich hierop naar de troepen, welke Mae Mahon aanvoerde en die in de legerplaats bij Chalons lagen. De onrustbarende tijdingen brachten tevens te Parijs te weeg, dat het wetgevend lichaam en de senaat bijeenkwamen, het ministerie Ollivier aftrad en door een ander werd vervangen , Parijs in staat van verdediging werd gesteld en een nationale garde gevormd. Aan de spits van\'t nieuwe kabinet kwam, als minister van oorlog. Cousin do Montauban, die, naar den in den krijg tegen Sina bij de brug van Palikao (niet ver van Peking) (zie § 1,49) in Ibüü gewonnen

-ocr page 443-

slag, den titel „graaf van Palikaoquot; had gekregen. Hij overleed in 1877.

Sedert dit oogonMik hing liet lot van Frankrijk af van de vraag, of hot aan \'t leger van Bazai ne, dat zijn hoofdkwartier had to Metz , zou gelukken, zich door te slaan, on of hij zich zou kunnen vereenigen mot Mac Mahon, die geposteerd was op do plok, waar vroeger Attila met zijn Hunnen zich had opgehouden. Deze vereeniging werd verhinderd vooral door den slag bij Vionville of bij Mars la Tour (beide ten w. van Metz), den tfidon Augustus met ongunstigen uitslag door Bazaine geleverd tegonprinsFrederik Karei en togen den Pruischen generaal Steinmotz, die den maarschalk daardoor don aftocht op Verdun beletteden. Hierop volgde don 18den do groote slagbij Gravelotto (insgelijks ten w. van Metz), waar do koning van Pruisen in persoon do Duitschers aanvoerde en waardoor het leger van Bazaine naar do legerplaats bij Metz werd teruggedrongen en van Parijs geheel afgesnedon.

Intussehen had Mac Mahon do versterkte legerplaats bij Chalons verlaten en richtte zich naar \'t Noorden. Hij en de keizer wonschten op te rukken tor verdediging van Parijs; doch op dringend verlangen dor keizerin en van Palikao zagen zij hiervan af on trokken op in de richting van België, ten einde vandaar nogmaals te beproeven, zich met Bazaine to vereenigen. Hier zou Sedan hun tot een Caudium (zie blz. 63) worden. Van hun kant rukten thans de Duitschers ten deele rechtstreeks op Parijs aan. Doch terwijl twee van de afdeelingen van hun leger, onder Frederik Karei en onder Steinmotz, bij Metz bleven, marcheerden twee andere, onder don kroonprins en onder Albert, kroonprins van Saksen, Mac Mahon te gomoot. Tusschen dezen Franschon maarschalk en de Pruisische troepen had den 3()ston en den 31sten Augustus een reeks van gevechten plaats in do nabjjheid van Sédan (aan do Maas, ten n.w. van Verdun, op do grenzen van Luxemburg). Aan de overwinningen, hier behaald, werd de kroon opgezet door de schitterende zege , welke Willem I don Isten September onder de muren van Sedan behaalde, in welken slag Mac Mahon werd gekwetst, \'t Onmiddellijk gevolg dier nederlaag was, dat Napoleon III, die zich nog steeds bij dat leger bevond, zijn dogen en zijn persoon ter beschikking stelde van den koning van Pruisen en dat het ganscho overschot van\'t Fransche leger, nagenoeg 100,000 man, als krijgsgevangenen naar Duitschland werd vervoerd. Den keizer dor Franschen werd het slot Wilhelmshöhe (nabij Kassei) als verblijfplaats aangewezen.

Nu kon niets meer de insluiting van Parijs in den weg staan, die den 1\'Jden September een voldongen feit was. Do koning van Pruisen vestigde zijn hoofdkwartier te Versailles. Hier, te Parijs, was men inmiddels, bij de opeenstapeling van zooveel onheilen , niet lijdelijk gebleven. Na de slagen bij Vionville en bij Gravelotto was T roe hu door den keizer, die zich toen to Chalons bevond , tot gouverneur van Parijs on opperbevelhebber van de krijgsmacht dier stad benoemd. En na do geduchte nederlagen bij Sedan had er een goheele omwenteling plaats. Toen drong een deel van de bevolking der stad met geweld de vergaderzaal van het wetgevend lichaam binnen. Aan dien aandrang kon geen weerstand worden geboden. Alzoo werd

-ocr page 444-

422

den 4den Soptfimber de keizev van zijn waardigheid vervallen verklaard en do republiek bij openbare arkondiging ingesteld. Keizerin Eugénie vlunhtte naar Engeland. Als loden van een voorloopige regeering, het bewind der nationale verdediging, namen Jules Favre (ovorl. Jan. 1880), Gambetta, (overl. einde 1882), li oe h e f ort en een negental anderen zitting, van welke eenigen, tegen den tjjd dor insluiting, hun zetel naar Tours envandaar weernaar Boudoanx verplaatsten. Tevergeefs brachten zij een leger van \'t Noorden, een leger van de Loire , enz. op do boon. Van minder gehalte dan die legers waren do bondon franc-tireiirs of vrjjsehuttors, die aller wego verrezen. Ook de hulp, die Garibaldi aanbracht, was niet in staat, het verderf van Parjjs af te weren.

Na wekon lang te zijn gebombardeerd , gaf Staatsburg zich den 28sten September over. Motz capituleerde den 27sten October. Daar de bezettingen dier beide steden zich eveneens naar Duitschland moesten begeven, beliep hot getal der krijgsgevangenen , die in dit rijk voorshands hun verblijf vestigden, over de 300,000 man. In Januari 1871 ving het bombardement van Parijs aan. Op \'t einde dier maand dwong do tegenspoed , hoofdzakelijk bij gebrek aan levensmiddelen in de hoofdstad, Frankrijk het hoofd in don schoot te leggen. Duitschlands legers haddon het geheele Noord-oosten, alsmede een deel van het Noorden en van hel Westen van\'t rijk in bezit. Het laatste leger, waarover Frankrijk nog kon beschikken , dat van 15 o u r-baki, zocht, door menige nederlaag afgemat, een toevlucht in Zwitserland.

§ 139.

Frankrijk. —Het voorloopi;/ bewind, te Parijs gezeteld, sluit den 28sten Januari 1871 een wapenstilstand. — De nationale vergadering te Bourdennx den 13(7«» Februari. — Het bewind der nationale verdediging treedt af. — Thiers hoofd van V uitvoerend bewind. — Vredes-praclimimiren van Versailles van den lasten Februari 1871. — Het huis van Napoleon III ontzet verklaard van den troon. — Napoleon met zijn gezin gaat naar Chiselhurst. — Hij overlijdt den Qden Januari 1873. — Oordeel over hem. — In November 1870 treedt Zuid-Duitsch-land toe tot het verbond van V Noorden. — Willem I keizer van Duitschland. — Bismarck rijkskanselier. — De kroning te Versailles den 1 Men Januari 1871. — De encyclica van paus Pius IX van den 8slen December 1864 en de syllabus. — Het oecumenisch of Vaticaansch concilie in de St. Pieterskerk te Rome, den dden December 1869 bijeengekomen. — Het leerstuk der onfeilbaarheid des pausen. — Het concilie gaat in Juli 1870 uiteen. — De Meiwetten in Pruisen, vastgesteld in 1873. — Kullmann poogt Bismarck te dooden te Kissingen, Juli 1874. Vergadering der gevolmachtigden van Frankrijk, van Pruisen en van andere Duitsche staten te Brussel, geopend den 28slen Maart 1871. — Samenkomst van Bismarck me! Jules Favre te Frankfort aan de Main, den 6den Mei 1871. — De vrede wordt gesloten den lOden Mei. — Uitwisseling der rati/icatiën den 20sten. — Frank-

-ocr page 445-

423

rijlc betaalt den laat,sten termijn der oorlogsschatting. — Den Xftden September 1878 overschrijdt de laatste Pruisische soldaat de grenzen.— Bezetting van Parijs door een deel der Duitsche troepen van den \\sten tot den 3deii Maart 1871. — Manschappen der nationale garde te Parijs vermeesteren kanonnen en voeren ze naar de voorstad St. Antoine en naar Montmartre. — Men weigert ze uit te leveren aan Vinog, gouverneur van Parijs. — De garde doe! andere eischen. — Het centraal comité. — Het oproer breekt den Xftden Maart uit. — Dood der generaals Locomte en Clement Thomas. — De commune of gemeenteraad houdt den 2dsten Maart zijn eerste zitting. — Aanval der opstandelingen op Versailles, den 3den April. — Mac Mahon trekt legen Parijs op. — Verwoesting en andere gruwelen te Parijs in Mei. — Demping van het oproer, den 28sten Mei. — Thiers neemt zijn ontslag in Mei 1873. — Mae Mahon president der Republiek. — Krijgsraad onder ,t voorzitterschap van den hertog van Anmale in de zaak van Bazuine in het slot Trianon, den 6den October 1873 geopend. — Het vonnis. — Bazaine ontsnapt in Augustus 1874 uit de gevangenschap 0)) \'t eiland, St. Marguerite. — Orévy president der Republiek. De wereldtentoonstelling Ie Parijs.

üif hoofde van al do zoo ovon geschetste rampen zag het gedeelte van \'t voorloopig bewind, hetwelk te Parijs zijn zetel had, zich verplicht, den 28sten Januari 1871 een wapenstilstand aan te vragen. Deze schorsing werd toegestaan. Gedurende den tijd van den wapenstilstand verkozen de Fran-schen leden voor de nationale vergadering, die den 13don Februari voor \'t eerst te Bourdeaux bijeenkwam en Thiers tot hoofd van Vuitvoerend bewind benoemde. In Maart 1871 verplaatste do vergadering haar zetel naar Versailles. Het bewind der nationale verdediging trad dcnzolfden 13don Februari af. Den 26sten Februari 1871 werd men het te Versailles eens over de vredespraeliminairen, die een eind maakten aan den oorlog, waarin, van den kant der Duitschors, behalve de koning van Pruisen en de beide prinsen , von Bism arek, de minister van oorlog , von Roon en Mol tke wederom (zie blz. 366) de hoofdpersonen waren geweest. De hoofdinhoud dier praeliminairen komt hierop neer, datFrankrijk den Elzas met Straatsburg cn Duitsch Lotharingen met Metz aan Duitschland afslaat en binnen drie jaren vijf milliarden, d. i. vijf duizend millioen , francs betaalt. Tot het tijdstip der volledige afbetaling van de ganscho som werd Duitschland gerechtigd verklaard, een deel van Oostelijk Frankrijk bezet te houden. Nog werd vastgesteld, dat een deel der Duitsche troepen van den Isten Maart af do stad Parijs zouden bezetten tot hot tijdstip van de goedkeuring der praeliminairen door de nationale vergadering. Eindelijk bepaalde men , dat de onderhandelingen om tot don eigenlijken vrede te geraken zouden worden geopend te Brussel. De bekritchtiging der praeliminairen, zoowel door Willem 1, als door de nationale vergadering, liet zich niet lang wachten. Tevens sprak deze vergadering de vervallenverklaring van den troon uit van Napo-

-ocr page 446-

424

leoti fir on van zijn huis. Dadelijk na dio bekrachtiging verliet do gewezen keizer der Fransohen het slot Wilholmshöho en vertrok naar Engeland.

Hier nam hij met de gewozen keizerin en met zijn zoon zijn intrek in het kasteel Ghiselhurst (in Kont, ton z.o. van Londen) en overleed er don Oden Januari 1873. Wat do historie mettertijd van hem zal hebben te getuigen zal waarschijnlijk o.a. ongovoer in dezer voege luiden; dat hij do eerste was, die in Frankrijk het stolsel van den vrijen handel in toepassing bracht; de eersto, dio bewerkte, dat er nauwer aansluiting kwam tusschen Engeland en Frankrijk; dat hij voor do geringere volksklassen veel heeft gedaan, tegen welke lichtzijden overstaan deze schaduwzijden, dat hij , ofschoon niet geheel verstoken van den blik des staatsmans, de bekwaamheden, vereisoht voor hot bestuur, miste; dat hij, geen onafhankelijke mannen naast zich gedoogende , geenszins het talent had , degelijke en ervaren staatsdienaren te kiezen; dat hem karakter en zedelijkheid ontbraken, weshalve hij ook genoegen nam met alle wegen, die tot zijn dool voerden, en volstrekt niet kiesch was in het uitzoeken zijnor werktuigen; dat hij door zijn aanslag op den staat zelf den grond heeft gelogd tot zjjn val, daar die gewelddadigheid hom heeft geleid tot de onbeperkte macht en tot het uitsluiten van de natie van alle bemoeiing met de aangelegenheden van den staat.

Behalve do vele andere gevolgen van dezen krijg, mettertijd aan den dag gekomen, is er dit één, dat hij, terwijl hij in Frankrijk de tweespalt deed aangroeien , Duitschland een krachtige schrede voorwaarts heeft doen zetten op do baan der eenheid. Op voorslag n.1. van den koning van Beieren is ook Zuid-Duitachland in November 1870 toegetreden tot het verbond, dat sinds 1866 voor \'t Noorden van dat rijk bestaat. Van dit tijdstip af\' omvat dus Duitschland of het Duitsche rijk, behalve de boven (zie blz. 367) genoemde rijkon, de koninkrijken Beieren en Wurtemberg, benevens de groothertogdommen Baden en Hessen, zoodat hot getal der koninkrijken, bestanddeelon van het rijk of\'t verbond, is toegenomen met twee en dat der groot-hertogdommen mede met twee, waaraan ten laatste nog is toe te voegen het rijksland Elzas-Lotharingen. Eveneens is, op\'t voorstel van denzelfden koning van Beieren, willem i, met behoud van den titel „koning van Pruisenquot;, de titel keizer van Duitschland ten deel gevallen, gelijk aan von Bismarck die van rijkskanselier. Den 18den Januari 1871 gropen in het paleis van Lodewijk XfV te Versailles de plechtige inhuldiging en de kroning des keizers, alsmede de openlijke afkondiging van \'t keizerrijk plaats, /óó hoopt men de eenheid van al wat Duitscher is te zullen verkrijgen, iets waarvan de wereld, ook ten tijde van hot voormalige keizerschap, nog nooit hot schouwspel heeft gezien.

Een ander niet minder gewichtig, zoo niet rochtstreeksch gevolg van den oorlog van \'t jaar 1870, dan toch een daarmede nauw samenhangend feit is de op nieuw fel ontbrande strijd tusschen de wereldlijke en do geestelijke macht, in verband staande met verschillende oorkonden, achtereenvolgons door [)aus l\'ius IX uitgevaardigd, niet het minst metde verklaring van do onfeilbaarheid

-ocr page 447-

425

van den piius. Hoo moer lieh wereldlijk gozag van den heiligen vader allongs inkromp, des te ijveriger schoen hij er op bedacht, zijn geestolijko heerschappij te versterken, als wilde hij, in plaats van den in Italië vornietigden Korke-Ijjkon Staat, er een anderen grondvesten, die de ganscho Christenheid omvatte. Daartoe moest dienen de enclj/cica of zendbrief van don Sston December 18G4 en de daaraan gehechte syllïïbus of register , aan de aartsbisschoppen en de bisschoppen\'der katholieke Christenheid toegezonden. In dio stukken werd de oorlog verklaard aan de tegenwoordige maatschappij in haar geheel en een poging aangewend, om het middeleeuwsch gezag dor lioomsch-katholieke kerk in al zijn omvang te herstellen. Do kroon op het werk moest worden gezet door het oecumenisch (d. i. algemeen, betrekkelijk de ganscho bewoonde wereld) of Vaticaansch concilie, bijeengekomen den Oden December 1869 in de St. Pieterskerk te Rome. Onder de leerstukken, hier bij meerderheid van stemmen vastgesteld, bekleedde oen eerste plaats dat over de onfeil-baarheid des pausen. Kort daarna, in Juli 1870, ging het concilie voor-loopig uiteen, en een nadere bijeenkomst heeft niet plaats gegrepen.

Dat woord, te Rome uitgesproken, noopte een aantal geestolijko waar-dighoidsbokloedors en wereldlijke machthebbers, zich tot den strijd tegen do op die wjjze op nieuwe grondslagen opgetrokken kerk aan te gorden. Dit inzonderheid was het doel van de zoogenoemde Meiwetten, d. i. van do wetten, in Mei 1873 door de rogeering van Pruisen vastgesteld, welker strekking is, het gezag van den staat tegenover de kerk to handhaven. Deze wetten hebben door \'t geheele Duitscbe rijk hoen oen reeks van processen in \'t leven geroepen tegen de Roomsch-katholioko geestelijken. Is alzoo de eerste van de beide oorlogen, do wereldlijke, in 1870 ontbrand, aireede in \'t volgende jaar geëindigd, naar allen schijn is aan den tweede dier oorlogen , aan dien tusschon de wereldlijke en do goestelijko macht, eon langer duur voorbeschikt. Een van de talrijke uitingen van deti wrok over de Meiwetten was de poging van den kuiporsgezol Kullmann, om den rijkskanselier in Juli 1871 te Kissingen (aan de Saaie, ten o. van Frankort aan do Main, in \'t n. van Beioren) te doodon. Do poging mislukte, en Kullmann is voor een reeks jaren in den kerker gezet.

Middelerwijl kwamen, overeenkomstig een van de artikelen der vredes-praeliminairen, de gevolmachtigden der regeoringen van Frankrijk, van Pruisen , van Beieren, van Wurtemberg en van Baden den 28ston Maart 1871 te Brussel bijeen en hielden hun eorsto zitting. Maar van den beginne aan wilden de onderhandelingen niet recht vlotten. Von Bismarck en Thiers kwamen dus tot dezen uitweg, dat een paar vertegenwoordigors dorregeoring van Versailles mot don rijkskanselier zouden samenkomen te Frankfort aan de Main en beproeven, hier de zaak ten einde te brengen. Dit gelukte. Thiers zond als hoofdgelastigde Jules Favre, toen minister van buitenlandscho zaken. Weldra, in vier dagen, geraakte men tot oen gewenschte overeenstemming, zich aansluitende aan de punten der praeliminairen, zoodat de vrede reeds den lOden Mei 1871 werd goteokend en de ratificatiën of bekrachtigingen den 20sten dier maand te Frankfort werden gewisseld. Tti Soptembor 1873 kweet

-ocr page 448-

426

zich Frankrijk , daartoe in staat gesteld door de uitstekende zorgen van Thiers, van den laatston termijn der schuld , cn don 16den dier maand overschreed de laatste l\'ruisische soldaat do grens, die Frankrijk van Duitschland scheidde.

Terwijl Duitschland op de aangeduide wijze het voorbeeld gaf van een streven naar nadere aaneensluiting, leverde Frankrijk oen tafereel op van innerljjke verdeeldheid, hetwelk maar al te zeer aan de tooneelen van 1789 on volgende jaren herinnerde. Bij de capitulatie van Parijs van den 28ston Januari 1871 had Favre met moeite van don rijkskanselier de inwilliging verkregen der voorwaarde, dat de nationale garde niet zou worden ontwapend. In die nationale garde had men lieden van allerlei slag ingelijfd, ook gezeten burgers, doch bovendien velen van de laagste standen , vreemdelingen , socialisten , communisten. Hun getal was omstreeks 300,000. Bij hen zette zich thans het denkbeeld vast, dat de vrede, gesloten met Pruisen, verraad was, gepleegd aan\'t vaderland. Inzonderheid logden de manschappen der nationale garde oen hevigen afkeer aan den dag van de bepaling der praeliminairen, dat do Duitschors Parijs zouden binnenrukken en een paar dagen bezetten. Toch geschiedde dit. Don 3den Maart verlieten de Duitschers de stad weer.

Alroede vóór hun intocht hadden eenigo manschappen der nationale garde op eigen gezag zich meester gemaakt van een aantal kanonnen en ze naar de voorstad St. Antoine gesleept. Don 6den Maart en volgende dagen word op nieuw door de nationale gardo beslag gelogd op een aanmerkelijke hoeveelheid \'kanonnen, ten bedrage van over de vier honderd. Onder voorwendsel dat men ze voor de Pruisen in veiligheid wilde brengen, werden zij naar den Montmartre (zio blz. 318) vervoerd. Op den eisch van generaal Vinoy, gouverneur van Parijs, om ze uit te leveren , werd een weigerend antwoord gegeven. Daarenboven stelde de garde allerlei vorderingen aan de regeering en beriep zich, in plaats van te gehoorzamen aan de bevelen der regee-ring, telkens op een centraal comité, dat zichzelf had opgeworpen. Als in een oogwenk verrozen wederom de barricaden, ten bewijze dat men ook meer dan \'t behoud dor stukken geschut in \'t schild voerde, n.1. de vestiging voor goed van de heerschappij van den grooten hoop. Den I8deri Maart brak het oproer los. De leiders waren o. a. BI an qui en Flour ens. liet tooneol dor gewelddadigheden word geopend met het dood schieten der generaals Lecomte en Clément Thomas, die, terwijl zij door de stad wandelden , onvoorziens waren gegrepen. Daar hot bleek , dat men niet op do trouw van een deel van \'t leger kon rekenen en dewijl de opstandelingen allo door de Pruisen ontruimde forten, uitgenomen het fort Valérien (ten w. van Parijs), hadden vermoosterd, verplaatste de gansche regooring, met hot ministerie, haar zetel naar Versailles on liet de stad eveneens door de troepen ontruimen.

Inmiddels vaardigde het centraal comité allerlei bevelen en vorderingen uit en stelde zich in volkomen staat van tegenweer. Krachtens een dier verordeningen benoemden de kiezers van Parijs de leden van de commune of den gemeenteraad, die den 29sten Maart zijn eerste zitting hield en die met het centraal

-ocr page 449-

427

comito der nationale garde do oppermacht doolde. In hot programma, dat do nieuwe regenten bekend maakten , werd verkondigd , dat Frankrijks regoo-ringsvorm do republikoinscho zou zijn; dat de Republiek zou bestaan uit zoovele gemeenten, als er steden, dorpen, vlekken in hot land waren; dat elke gemeente eon volkomen zelfstandigheid zou gonioten. Tusschon de beide bestanddeelen van het tweehoofdig bestuur ontstond intussehen weldra verdeeldheid, hetgeen binnen kort, tot heil der monschheid, zijn val bewerkte. Op last dezer eigenmachtige overheden doden de opstandelingen den 3den April een aanval op Versailles, dio door do geregelde troepen werd afgeslagen.

Ten einde het oproer eindelijk mot kracht te koer te gaan, benoemde Thiers Mac Mahon tot opperbevolhobber der gezamenlijke krijgsmacht, bestemd om tegen Parijs op te rukken. Te midden van don feilen kamp koelden, in overeenstemming met besluiten van den gemeenteraad, de nationale garden hun wrok door \'t oinverhalen en , mot behulp van petroleum , in brand stoken der voornaamste openbare gebouwen en van honderden woningen van bijzondere personen. Met die gruweldaden ging gepaard, mode op bevel van don gemeenteraad, het doodon van een aantal gevangenen, als gijzelaars bewaard, o, a. van den aartsbisschop van Parijs, Dar boy. Ten laatste word voor good paal en perk gesteld aan wandaden, ijselijker dan de wreedheden dor Vandalen (zie blz. 88), en koerde de rust den 288ton Mei 1871 weder, toen do troepen de ganscho stad meester waren en alle oproerlingen waren gedood, gevangen genomen of gevlucht. Honderden der oproerlingen worden getroffen door veelal niet malscho vonnissen van den krijgsraad. Zoo werd llochefort verbannen naar hot eiland Nieuw-Caledonië (ten o. van Nieuw-TIolland of Australië), sinds 1853 door Frankrijk in bezit genomen, vanwaar hij in Maart 1874 naar Londen is gevlucht, gelijk andoren na hem mode wiston te ontkomen.

Nog tweo jaren na de herstelling der orde stond Thiers aan do spits van \'t bowind der Pransohe Republiek. Toen, in Mei 1873 , nam hij, uit hoofde van geschillen met do meerderheid der kamer, zijn ontslagen werd Marie Edmée Patrice Maurits graaf Mac Mahon tot president van de Repulliek voor zeven jaren benoemd. Don 6den October van \'t zelfde jaar verscheen in het slot Trianon te Versailles Frans Achilles Bazaine de eerste maal voor don krijgsraad, die hem, onder \'t voorzitterschap van den hertog van Aumale (in \'t n. van Frankrijk, ten w. van Amiëns), voor zich had gedaagd. De aanklacht, tegen hem ingebracht, luidde, dat hij door het onderteekenon der capitulatie te Metz, zonder tevoren het uiterste te hebben beproefd, tegen de eer en don plicht van den krijgsman had gehandeld. In December veroordeelde de krijgsraad don maarschalk ter dood en tot vervallenverklaring van zijn hoogen rang, doch beval hom tovens aan de genade van don president dor Republiek aan. Mae Mahon veranderde de beschikking van het vonnis in twintigjarige inkerkoring op het eiland St. Marguerite (nabij Cannes, in \'t z.o. van Frankrijk). liet vonnis, dus gewijzigd, werd aanvankelijk ten uitvoer gelegd;

-ocr page 450-

428

maar reeds in Augustus 1874 gelukte het den maarschalk over zee te ontsnappen. Don 30ston Januari 1878 dood Mae Mahon uit eigen beweging afstand van zijn waardigheid en word Gr d v y tot president voor zeven jaren benoemd. Hetzelfde jaar kenmerkte zich door een groote en druk bezochte wereldtentoonstelling tb Parijs.

§ HO.

Nederland.^ ~ Invloed der Jtdidagen op Belyië. — Onvergenoegdheid in dat land over de niet vrijwillige vereeniging met de Nederlanden. — Een paar artikels aan den eersten vrede van Parijs. — Uitwerking dier bepalingen in de acht artikels, den 20sten Juni 1814 te Londen vastgesteld. — Willem Frederih neemt den 2 Is ten Juli de souvereini-teit over België aan. — Opofferingen, tegen deze aanwihst overstaande. — Willem I aanvaardt den Xftden Maart 1815 de koninklijke waardigheid over Noord- en over Zuid-Nederland, alsmede over Luik. — Zijn verdragen met vier van de hoof dm ogendheden van V congres van Weenen. — liet groothertogdom Lu.rembnrg en zijn staatsrechtelijke toestand. — De Staten-Generaal van het Noorden nemen in Angustns 1815 de grondwet aan. — Uitslag der stemming van de notahelm in het Zuiden. — Gronden, waarop \'s konings verklaring van de algemeene aanneming der grondwet rust. — Hoofdinhoud der grondwet. — Huwelijk van den prins van Oranje. — Kinderen, nit dat huwelijk gesproten. — Nederland herkrijgt zijn koloniën. — Graad van welvaart der Nederlanden in de eerste jaren na 1815. — Maatregelen van bestuur van Willem I. — Kanalen. — \'s Konings zorg voor het onderwijs. — De regeling der kerkgenootschappen. — De Ne-derlandsche Handelmaatschappij. — Optelling der Oost-Indische bezittingen van het rijk. — Oorlogen, aldaar gevoerd. — Johannes van den Bosch gouverneur-generaal van Neerlands In du! en het cultuurstelsel. — Het amortisatie-syndicaat. — Verzet der Roomsch-ka-tholieke geestelijkheid, tegen de regeering. — Veroordeeling van den bisschop de Broglio. — Het besluit over de landstaal. — Andere grieven der Belgen. — De hesluiten van den \\iden Juni 1825 nopens het onderwijs. — Het collegium philosophicnm. — Tivee partijen in België vijandig tegenover de regeering staande. — De unie der twee partijen. — Het concordaat met paus Leo XII. — Verordeningen , waardoor de koning aan de bezwaren te gemoet kond. — De processen tegen de l\'otter. — Omwenteling in Frankrijk.

De Julidagen, gelijk do Transche omwenteling van 1830 gewoonlijk heet, oefenden schier alom in hot buitenland, het naast op België en op Polen, hun invloed. In België, dat volgens besluit van \'t Weener-congres (zie blz. 320) in 1815 mot Nederland was verbonden, had roods sedert lang verschil van godsdienst, van taal, van karakter en van belangen een steeds

-ocr page 451-

429

toenemende onvergenoegdheid over de niet vrijwillige vereoniging met de Nederlanden doen ontstaan. Het kan zijn, dat dit wezenlijk onderscheid van hot begin af niet altijd door de Noderlandsche regeering genoegzaara is in \'t oog gehouden. Hoe dit zij, in eenige der artikelen van den eersten vrede van Parijs van den 20sten Mei 1815 (zie blz. 319) was bepaald, dat er een ineensmelting zou zijn van Nederland on van België onder de souvereiniteit van het huis Oranje-Nassau. Tot het vaststellen dier artikelen achtten do verbonden mogendheden, die den vrede sloten, zich, met hot oog op hot evenwicht van Europa, gerechtigd, omdat zij de Belgische gewesten met gewold aan de Franschen hadden ontrukt. De bepalingen van don eersten vrede van Parijs werden nader uitgewerkt in een achttal artikels, Ie Londen vastgesteld den 20sten Juni 1814. Ben 21sten Juli van \'t zolfdo jaar nam Willem Froderik, de oudste zoon van don stadhouder Willem V, die in 1800 in Brunswijk was overleden, sinds Maart 1814 souvereine vorst van Noord-Nederland, de souvereiniteit over België aan, hem voorloopig, in afwachting der aanstaande ver-eeniging, aangeboden door de mogendheden. Deze vergrooting, deels een belooning voor Nederlands medewerking tot de redding van Europa, deels een vergoeding voor sommige koloniën, die het niet terug erlangde, was een voordeel, maar een voordeel, dat hot kocht voor aanzienlijke sommen, welke ten deole aan liusland en aan andore mogendheden uitgekeerd, ten dooie tor versterking van de vestingen in \'t Zuiden werden besteed. Behalve deze vermeerdering van grondgebied, die Nederland thans als zeker kon te gemoet zien , verkreeg het in Augustus , als oogenblikkelijke aanwinst, bij oen verdrag, met Engeland gesloten, de volkplantingen, welke het op den Isten Januari 1803 had bozeten, mot uitzondering van de Kaap do goede hoop, van Domorary, van Essequibo en van Berbice (zie blz. 320).

Terwijl intusschen het congres van Weenen zoo over andere punton, als over de vereoniging van Nederland met België beraadslaagde, landde Napoleon den Isten Maart 1815 bij Cannes , en het tijdperk van de regeering der honderd dagen nam een begin. Doze terugkeer dood den souvereinen vorst, die eerst van zins was, de uitkomst dor beraadslagingen van\'t congres te zijnen aanzien af te wachten, den IGden Maart besluiten, de koninklijke waardigheid over Noord-en o ver Zuid-Nederland, alsmede over Luik te aanvaarden. Willems verklaring werd weldra door hot congres bekrachtigd. Vier van de hoofdmogendheden van dit congres, Engeland, Oostenrijk, Rusland en Pruisen , sloten met den koning verdragen , waarbij hot nieuwe koninkrijk der Nederlanden werd opgericht. Omtrent Luxemburg stelden deze verdragen vast, dat het, als yroot-hertogdom, aan Willem word afgestaan, die van zijn kant afstand dood van de vorstendommen Nassau-Dillenburg, Siegen , Uadamar en Dietz, alsmede van hetgeen de njksdeputatio (zie blz. 309) in Februari 1803 aan zijn huis had toegekend, n.1. van Fulda (in\'t vroegere keurvorstendom Hessen), het voormalige bisdom Corvey (ten n.o. van Pader-born), de abdij Woingarten (in Wurtemberg, ten n.o. van Constants), do voormalige rijksstad Dortmund (ten z. van Munster), enz. Aan Luxemburg,

-ocr page 452-

430

dat oen der staten van het Duitsche verbond bleef uitmaken, werd tevens een der zeventien stemmon in do vergadering van dien bond toegekend.

Te midden van het gekletter der wapenen, verwekt door den op nieuw tegen Napoleon aangevangen oorlog, benoemde willem i (1814—1840, overl. 1843) een commissie van tweeëndertig leden, voor de eene helft uit Nederlanders, voor de andere helft uit Belgen bestaande , om do grondwet van 1814 te wijzigen, of wel om een nieuw ontwerp op te stellen. In Juli was de commissie met haar werk gereed. Nu moest dit ontwerp aaii de beide afdoelingen van\'t koninkrijk ter goed-of ter afkeuring worden onderworpen. Voor het Noorden was de weg hiertoe gewezen door de grondwet van 1814. liet moest gebeuren door do Staten-Genoraal, in dubbelen getale te \'s Gravenhage beschreven. Do 110 loden namen het ontwerp in Augustus met eenparigheid aan. In het Zuiden kon, bij \'t gemis eener vergadering, die het volk wettig vertegenwoordigde, de beoordeeling niet op dezelfde wijze geschieden. Daarom gelastte de koning, dat daar, op dezelfde manier, als in hot Noorden in 1814, bij stemming over het ontwerp zou worden beslist door een getal van 1603 notabelen, d. i. van mannon, zich onderschoidendo door deugd, door bekwaamheden, door geboorte, door vermogen of door ambtsbetrekkingen. Eer deze stemming plaats had, verklaarde zich reeds de invloedrijke Belgische geestelijkheid openlijk en sterk tegen het ontwerp. Vruchteloos trachtte do regeering de notabelen te betoogon, dat de katholieke geestelijkheid dwaalde en dat men, ton overvloede, was gebonden aan de acht artikelen, te Londen opgesteld (zie blz. 429), die voorschreven, dat aan alle godsdiensten gelijke bescherming en voorrechten worden gewaarborgd. Van de 1603 kwamen in dezelfde maand Augustus 1323 op, on van die 1323 personen keurden slechts 527 het ontwerp goed, zoodat 79G hot ontwerp verwierpen.

In weerwil van die afkeurende meerderheid in België verklaarde de koning, die den uitslag had voorzien, dat de natie de grondwet had aangenomen. Hij grondde deze verklaring o. a. op do overweging, dat do afwezig geblovonen als voorstemmers moesten worden aangemerkt, en dat uit do stemming van \'t Noordon en van \'t Zuiden tezamen bleek, dat de grondwet aan den wensch van de overgroote meerderheid van Nederlands inwoners voldeed.

De nieuwe grondwet, de zesde regeling na 1795, erkende als hoofdbeginselen vrijheid van godsdienst, gelijkheid voor de wet en onafhankelijkheid der reuhtorljjke macht. De verdere inhoud komt hoofdzakelijk hierop neer. Er zijn zeventien provinciën: Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Ovenjsel, Drente, Groningen, Friesland, Noord-Brabant, Zuid-Brabant, Limburg, Luik, Üost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Henegouwen, Namen, Antwerpen. Tot Holland behooron do eilanden Texel, Vlieland, Torschelling, Wieringon, Urk en Marken; tot Overijsel Schokland; tot Friesland Ameland en Schiermonnikoog; tot Groningen Kottum. Do koning heeft een jaarlijksch inkomen van 2,400,000 gl. De koning verklaart oorlog en sluit vrede; hij heeft het opperbestuur der geldmiddelen en dor

-ocr page 453-

431

koloniën; hij hoeft, evenals de vertegenwoordigers dor natie zeiven, het initiatief ten aanzien van do wetgeving, d. i. hij kan wetten voordragen aan do Staten-Genoraal. De zetel der regoering zal, bij beurten , het ééne jaar worden gevestigd in het Noorden, het andere in het Zuiden. Er zijn twee kamers, oen Eerste, van 40 tot 60 loden, door den koning voor hun leven te benoemen, en een Tweede, die uit 110 leden zal bestaan, welke beide in \'t openbaar beraadslagen. De leden van de Tweede kamer worden gekozen door de provinciale staten. De landelijke stand zal wordon vertegenwoordigd in de staten der provinciën, zoodat die staten nu zullon zijn samengesteld uit drie bostanddeelon, don landoljjken stand, do leden dor ridderschap en van de stedelijke raden. De loden dier staten worden gekozen door kiezers, te nemen uit hen, dio de hoogste belastingen betalen. Voorzitters der provinciale staten zijn, als quot;s konings commissarissen, de gouverneurs in de verschillende gewesten. De vaststelling van het budget dor gewone inkomsten en uitgaven van het rijk moet om de tien jaren plaats hebben. Vrijheid van drukpers wordt toegezegd. Aan alle godsdiensten wordt gelijke bescherming beloofd. Deze grondwet is mede toepasselijk op Luxemburg, behoudens zijn betrekking tot den bond , weshalve Luxemburg insgelijks zijn vertegenwoordigers zendt naar de Staten-Genoraal.

Kort na de vereeniging der beide groepen landen, in 1816, trad de prins van Oranje, quot;Willem Frederik George Lodowijk, in het huwelijk met Anna Paulowna, de jongste zuster van Alexander 1, keizer van Rusland. Uit dit huwelijk sproten: Willem Alexander Paul Frederik Lodowijk, geboren in 1817; Willem Alexander Frederik Konstantijn Nikolaas Michael, geboren in 1818, overleden in 1848; Willem Frederik Hendrik, doorgaans prins Hendrik der Nederlanden goheeten, geboren in 1820, tijdens zijn leven luitenant-admiraal van de vloot en \'s konings stedehouder in Luxemburg, overleden Januari 1879; Wilhelmina Maria Sophia Louise of prinses Sophia, geboren in 1824, in 1842 getrouwd mot Karei Alexander Augustus Jan, sinds 1853 groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach. Eenige jaren na zijn broeder, in 1825, trouwde \'s konings tweede zoon, prins Frederik der Nederlanden, met Louise Augusta Wilhelmina Amalia, een dochter van Frederik Willem 111, koning van Pruisen.

In 1816 geraakte het nieuwe koninkrijk in \'t bezit zijner Oost- en West-Indische koloniën, die het tot dusver, door den oorlog op het vasteland verhindord, niet had kunnen overnemen. Er verliepen, sedert dien tijd, weinige jaren, of de onderdanen van Willem I hadden alle reden om met hun toestand tevreden te zijn. De akkerbouw geraakte weldra tot aanmerkelijken bloei. Evenals de landbouw, deed do bergbouw belangrijke schreden voorwaarts. Niet zoo gunstig stond hot aanvankelijk met de fabrieken en manufacturen. Daarentegen herleefden ook die bedrijven, welke van ouds de bronnen van Nederlands welvaart waren geweest, de handel en de zeevaart. Terwijl de regeering de verdienste had, de pogingen, welke de natie aanwendde ter verlevendiging van de welvaart, in de hand te werken, zocht zij zich tevens zelve van de plichten te kwijten,

-ocr page 454-

432

welke haar roeping haar oplegde. Van haar monschlievendheid gaf zij een in \'toog vallend bewijs door in 1818, op \'t voorbeeld van Engeland, don slavenhandel af te schafl\'cn. Ter bevordering van de gemeenschap, die het vervoer van de voortbrengselen der nijverheid zoozeer vereenvoudigt, liet koning Willem I zich inzonderheid veel golegon liggen aan de verbetering der groote wegen, liet waren meestal straatwegen , die door zijn toedoen werden aangelegd; maar onder zijn bewind werd ook de eerste spoorweg in Nederland, die van Haarlem naar Amsterdam, den 24sten September 183Ü voor het publiek geopend. Op dien eersten spoorweg volgde weldra de Rijnspoorweg, die van Amsterdam naar do grenzen van Duitschland voert. Vooral hield Willem zich ijverig bezig met hot scheppen of het bevorderen van \'t aanleggen van binnenlandsche waterwegen. Mot de haven „hot Nieuwe Diepquot; (ten o. van den Helder) b.v. stond \'myovhBinHlietyruote Noord-Hol-lunduche kanaal, hetwelk van het Nieuwe Diep voorbij Alkmaaren Purmerend tot Amsterdam loopt en voor groote zeeschepen bevaarbaar is. Dit reusachtige werk word in 1819 begonnen en in 1825 voltooid. In 1822 maakte men een begin met het graven van de Zuid- Willemsvaart tusschen \'s Her-togonbosch en Maastricht. Daardoor bekwam men oen waterweg van de laatstgenoemde stad tot den Heldor.

Het waren evenwel niot alleen do dingen van stoffblijken aard, waarin de koning belang stelde. Terecht begreep hij , dat do natie hoogere belangen had, waarvoor hij in do eerste plaats had te waken. Van dio belangen achtte hij het onderwijs het gewichtigste. Veel hoeft hij voor dozo maatschappelijke instelling gedaan. Ten tijde der samenvoeging bestond in België het lager-onderwijs zoo goed als niet. Willem richtte een paar normaalscholen tor opleiding van onderwijzers op en een groot aantal modelscholen, alles op kosten van de staatskas. quot;Wat do koning voor het hooger-onderwijs deed, toont alleen het feit, dat hij het voor het Noorden regelde bij een besluit van den 2den Augustus 1815 en voor het Zuiden bij een besluit van den 25sten September 1816. Nu werden do hoogescholen van Leiden, van Utrecht, van Groningen en van Leuven tot een nieuw leven geroepen. Te Gent en te Luik verrezen thans voor \'t eerst academiën, te Brussel en in andore steden van\'t Zuiden athenaeën. Ook die van Harderwijk on van Franeker, thans njksathenaeën geworden, bleven in stand, doch worden niettemin later, in 1817 en in 1843, opgeheven. Ten behoeve van het leger en do zeemacht schiep de koning de militaire academie te Breda en het instituut voor de marine te Medomblik (thans te Nieuwe Diep). Voor hot rechtswezen word zorg gedragen door do invoering, den Isten October 1838, eenor nieuwe rechterlijke inrichting en ooner nieuwe Nederlandsche wetgeving ter vervanging van de Franscho wetten, welke tot dusver in ons land hadden geheerscht.

Een andere van \'s konings verdiensten is de regeling dor protestantscho kerkgenootschappen in Januari 181G, een zeer netelige zaak. Ofschoon er nog veel van de voormalige rechlsgowoonten was overgebleven, had do Franscho omwenteling van 178!) de betrekking tusschen kerk en staat geheel

-ocr page 455-

433

Veranderd. In den drang der omstandigheden meende thans de regeering deze aangelegenheid te moeten regelen, omdat er nog geen bestuur der hervormde kerk bestond. Zij raadpleegde echter tevoren een commissie, waarin onderscheidene predikanten zitting hadden. Van alle bevoegdheid om mede in de inrichting der kerk te worden gekend rekende zij het niet doelmatig afstand te doen. Zij bepaalde zich echter tot het houden van toezicht. Zij wilde geen gezag oefenen in de kerk (ius in sacra), maar alleen betrekkelijk do kerk (jus circa sacra). Te dien einde stelde zij vast „het algeraeoii reglement voor hot bestuur der horvonnde kerk.quot; Do hervormde kerk werd gesteld onder \'t beheer eener synode en van elf provinciale besturen, die weder in klassen en in ringen werden verdeeld. De Waalsche kerk werd tevens in stand gehouden. De Lutherschen kregen insgelijks een synode, die de zaken van het Evangeliseh-Lutherseh kerkgenootschap bestuurde. Van hen bleven „do Herstelde Lutherschenquot; of „oud-Lutherschenquot; afgescheiden, d. i. do zoogenoemde rechtzinnigen, die in quot;t laatst dor 18do eeuw eenige, doch weinige afzonderlijke gemeenten hadden gesticht, liet bestuur der liemonstrantseho brooderschap bleef opgedragen aan een generale vergadering en aan een naast haar staande commissie.

Aan de Doopsgezinden, die wenschten, dat do regeering zich van allo bemoeiing mot hen onthield, werd hun eigen bestuur gelaten , de Algemeone Socicteit te Amsterdam gevestigd, geheel onafhankelijk van den staat. Even goed als allo andere sekten verwierven do Joden van het rijk een kerkordening met een hoofdcommissie. Ten aanzien van de lioomsch-katholieke kerk bleven in \'t Zuiden de bisdommen (zie blz. 196), in \'t Noorden de missie in stand , d. i. de zending, waarin bisschoppen i)i jjartihus de kerkelijke belangen, als apostolische vicarissen (plaatsvervangers), behartigden. Voluit heetten zulke opzieners dor gemeenten bisschoppon „in partibus iniideliuni,quot; d. i. in landstreken, bewoond door ongeloovigen. De regeering bleef intusschen, ook voor zoover deze kerk betreft, vasthouden aan het recht van placet (het behaagt), hetwelk ook de voorafgegane regeeringen van het Zuiden hadden gehad, d. i. aan de bevoegdheid van wereldlijk opzicht, of, met andere woorden, aan het recht om kennis te nemen van de inrichting der kerk en van de daarin te maken veranderingen en, op grond hiervan, haar goedkeuring te verleenon of te onthouden.

Ten einde den handel en do vaart op \'s lands buiteiilandsche bezittingen aan te moedigen, werd in 1824 de Nedeiiandsche Handelmaatschappij opgericht. Zoozeer kwijnden toen de handel, do fabrieken, de reederijen en de scheepsbouw, dat de regeering meende te moeten voorgaan, om bij bijzondere personen den uitgedoofden zin voor grooto ondernomingen te wekken. Bij het octrooi van 1824 verwierf zij voor den duur van vijfentwintig jaren een zeker recht van monopolie. Do maatschappij alleen had het recht, de voortbrengselen van hot rijk uit do koloniën te halen, ze in het moederland te vorkoopon, troepen, geld, enz. naar indiö over te voeren. Het hoofdkantoor der Handelmaatschappij was, sinds 1829, te Amsterdam. In 1849 en in 1874 werd het octrooi, telkens voor vijfentwintig jaren, verlengd.

Wijknb, Uaudbuek der Aiy. iiescliiedeuis, Cdu druk. 28

-ocr page 456-

434

Zooals boven (zie blz. 431) ter loops is opgemerkt, duurde hot tot 1816, eer de Oost-Indische bezittingen metterdaad uit de handen van Engeland in die van Nederland overgingen. Zij bestonden toen, behalve uit de factorij op Desima, uit Java, do kleine Soenda-eilandon, Sumatra ten deele, Borneo ten deele, Celebes, de Molukken, het tinrijke Bauka (ten o. van Sumatra) en de Riouwscho eilanden (tusschen Malakka en Banka gelegen). Ook behoorde destijds nog tot het gebied van Nederland Malakka (in \'t z.w. van Achter-Indië), hetwelk echter in 1824 bij verdrag aan Engeland kwam, tegen den afstand van al hetgeen dit rijk op Sumatra bezat, alsmede van Billiton, dat, evenals Banka, veel tin voortbrengt en in de nabijheid van dit eiland ligt. Tot eersten gouverneur-generaal dor Oost-Indische bezittingen van het koninkrijk benoemde do koning Godard Alexander Gerard Philips baron van der Capellen. Onderzijn bewind werd de sultan van Palembang (op de zuid-oostkust van Sumatra) van 1819 tot 1821 bedwongen en de opstand van Diepo Negoro, eender voogden van den minderjarigen sultan van Djokjokarta (in \'t midden van Java), in 1830 gedempt.

In 1830 werd, na een kort tusschenbestuur, J ohannes van den Bosch de opvolger van van der Capellen. Ten einde het moederland rijkere haten uit Oost-Indië to verschaften, voerde hij op Java een nieuw cultuurslcl^el in, hetwelk de regeering in staat stelde, spoedig en vele Indischo voortbrengselen, als koffie, suiker, indigo, katoen, thee, enz. te ontvangen en te gelde te maken. Tot 1833 bleef van den Bosch aan \'t hoofd van \'t bestuur in Oost-Indië. Toen koerde hij naar het vaderland terug en stierf er later, als graaf van den Boscli, in 1844. Een zijner opvolgers was Jan Jakob llochussen (1845—1851), gedurende wiens bewind het eiland Bali (ten o. van Java), dat was opgestaan, weder werd onderworpen.

Een der maatregelen , met betrekking tot het stuk der financiën genomen , was de instelling, in 1822, vanfmtor^sa(:«e-s//«dfcaa^ (uitdelgings-syn-dicaat, d. i. college of commissie ter uitdelging van de schulden , van „syn-dïcusgevolmachtigde). Dit was een instelling, die aan de regeering een schier onbeperkte macht verzekerde, om over de geldmiddelen van den staat te beschikken en die, onder hot zegel van geheimhouding, slechts onder het toezicht stond van een raad van zeven personen. De werkzaamheden van het amortisatie-syndïcaat bestonden hoofdzakelijk in het delgen der staatsschuld; in het betalen van de renten der werkelijke schuld; in het beheeron der domeinen, welke het ook mocht vervreemden. Ook moest het voorzien in do kosten, b.v. van wegen en kanalen. Ten einde zijn taak te kunnen volbrengen, had het de bevoegdheid, over de opbrengst van sommige belastingen en domeinen te beschikken en leeningen ten laste van den staat aan te gaan.

De grootste zwarigheden berokkende don koning, van het begin af, de samenvoeging der beide, in \'t oog der Belgische geestelijkheid onvereenigbare bestanddeelon des rijks. Sinds de invoering der grondwet was die geestelijkheid voortdurend in de weer, om de regoering van Willem I hinderpalen

II1

-ocr page 457-

435

in den wog te loggon. Ónder de eerste aanleidonde oorzaken tot ontevredenheid in België behoorden de vervolgingen tegen hen, die pogingen deden , om door hun geschriften bij de natie wantrouwen tegen de regeering op te wekken, of die haar daden in \'t openbaar hekelden. Het meeste gerucht maakte het rechtsgeding van Maurice Jean Magdeleine do Broglio (bisschop van öent), in staat van beschuldiging gesteld, zoowel wegens het aansporen tot het weigeren van don eed op de grondwet, als wegens het houden, zonder vergunning van hot bewind (plftcet, zieblz. 433), van briefwisseling mot een vreemd hof, n.1. met den paus. Deswege veroordeelde het gerechtshof te Brussel hem in 1817 tot deportatie, d. i. tot gedwongen verblijf in een oord van ballingschap. Daar echter de bisschop gevlucht was , werd het vonnis , bij verstek gewezen , op deze wijze ter kennis van het volk gebracht, dat de naam van den bisschop, in groote letters aan een paal op het schavot gehecht, tegelijk werd ten toon gesteld met twee zware misdadigers , die, tot dwangarbeid voor hun leven veroordeeld, te pronk stonden.

Veel aanstoot gaf vervolgens een koninklijk besluit van hot jaar 1819, houdende, dat, te beginnen mot 1823, in de provinciën Limburg, Oosten West-Vlaanderen, Antwerpen en Zuid-Brabant de Nederlandsclie taal voor de bij uitsluiting geldende in openbare aangelegenheden werd verklaard. Ofschoon in de genoemde gewesten het Nederduitsch de taal des volks was, maakto het besluit hierom een ongunstigen indruk, omdat de hoogere standen zich dagelijks van hot Fransch bedienden. Ook beklaagden de Belgen zich er over, dat do schuldenlast van Noord-Nederland voor de helft op het Zuiden was overgebracht en dat het aantal der afgevaardigden, die zjj naar de Tweede Kamer zonden, niet grooter was dan dat van het Noorden.

Doch geen van alle grieven woog in \'t oog der Belgen zeiven zwaarder, geen maatregel der regeering wekte meer hun verbittering, dan \'s konings besluiten aangaande het onderwijs, bij hen vooral zoo nauw verwant aan den godsdienst, en inzonderheid dat nopens het collegium philosophicum. Bij de regeling van het hooger onderwijs waren do Belgische hoogescholen zonder theologische faculteiten gebleven, omdat de bisschoppelijke semi-nariën voldoende schenen voor de studiën der jonge lieden, die zich aan den geestelijken stand wijdden. De jonge lieden ontvingen hun voorbereidende opleiding in de gowone Latijnsche scholen. Dit wilden de geestelijken niet, en daarom richtten zij voor dit doel kleine seminariën op. Weldra werden die inrichtingen niet alleen bezocht door toekomende geestelijken , maar bovendien door een groot aantal kinderen , die geen zoodanige roeping hadden. Nu werden de gewone scholen verlaten. Daarentegen werden, naast de kleine seminariën, nog andere scholen van geestelijke broeders, uit Frankrijk overgekomen , geopend. Deze soort van voorbereidend onderwijs geraakte alzoo uitsluitend in handen der over \'t geheel niet zeer verlichte geestelijken.

Daarin wensehte de koning verandering aan te brengen en , overwegende dat zelfs do kleine seminariën slechts stilzwijgend waren toegelaten en geen recht van bestaan hadden, vaardigde hij den 14don Juni 1825 een paar

28*

-ocr page 458-

436

besluiten uit. Het eerste beval, dat geen Latijnsche scholen ergens zonder vergunning mochten worden gevestigd en dat alle inrichtingen, welke zoodanige vergunning niet hadden erlangd of nog erlangden, moesten worden gesloten, liet tweede besluit riep, ter vervanging der kleine seminariën en van dergelijke scholen, het colleyium jjhilosojjluciini in \'tleven. Het werd te Leuven gevestigd eu nam onder zijn vakken van onderwijs ook de kerkelijke geschiedenis en het canoniek recht op. Twee jaren na de opening mochten geen anderen, dan die hun voorbereidende studiën in het collegium hadden volbracht, als priesters worden gewijd. Als een donderslag klonk de mare van dit besluit do geestelijken in de ooren. Dat aan hot collegium hetzelfde gebouw werd toegewezen, hetwelk Jozef 11 (zie blz. 284) voor een dusdanige nieuwe inrichting had bestemd, gal don maatregel, hoezeer kennelijk onderscheiden van dien van Jozef, dezelfde hatelijke kleur, welke alles, wat die keizer had beproefd, voor Zuid-Nederland had.

Een van do onmiddellijke gevolgen van \'s konings besluiten was de aaneensluiting en verbroedering van twee partijen in België, welke tot dusver tegenover elkander hadden gestaan. Behalve die der geestelijken, waartoe ook vele adellijken behoorden, was n.1. langzamerhand, van een geheel ander standpunt uitgaande, een tweede partij opgekomen, die in vele opzichten Franschgezind was en zich „do liberalequot; of „vrijzinnigequot; noemde, Zij wenschte geheele vrijheid van drukpers en van onderwijs. Ten einde in haar streven des te beter te slagen, veroenigde zy zich met de partij der ijverige katholieken. Beide partijen vroegen toen eerst om die twee vrijheden en stemden welhaast omtrent andere grieven met elkander overeen. Van dit oogenblik af, d. i. sedert het einde van 1828, begonnen zich de voorboden te vertoonen van een stelselmatig verzet tegen de regeering, blijkbaar in het indienen van een groote menigte verzoekschriften, die in sterke bewoordingen om opheffing der talrijke bezwaren vroegen. Van denzelfden tijd af stonden in de Tweede Kamer de afgevaardigden uit het Noorden en die van het Zuiden als twee vijandelijke legerbenden in volle wapenrusting tegenover elkander geschaard.

Netelig was \'s konings toestand. De unie tusschen de twee partijen had openlijk plaats gegrepen en bestond hierin, dat, op een voorstel in de dagbladen der geestelijklieid gedaan, beiden, zonder voorshands op haar bijzondere belangen te letten, zich tot een gemeenschappelijken strijd tegen do regeering vereonigden. Terstond nam de koning nu een weifelende houding aan tusschen strengheid en toegeven. In 1827 was er tusschen hem en paus Leo Xll een concordaut tot stand gekomen (d. i. een verdrag tusschen het hof te Home en een wereldlijke regeering, waarbij de laatste haar toestemming geeft tot de regeling der kerkelijke aangelegenheden harer Koomsche onderdanen). In een bul, ter zelfder tijd uitgevaardigd, waarin de paus de algemeeno beginselen, in het concordaat vervat, nader uitwerkte, kwamen een paar uitdrukkingen voor, die aanduidden, dat hij het bijwonen der lessen aan \'t collegium wilde beletten. Terwijl hierover geschillen rezen met Leo, openbaarde Willem 1 den verzoenenden zin.

-ocr page 459-

437

die hom bezielde, door in 1829 een reeks besluiten to nomen, welke de vroeger uitgevaardigde («ie blz. 435, 436) aanmerkelijk verzachtton. Zóó werd b.v. de verplichting van \'t bijwonon dor lessen van\'t collegium opgeheven , waardoor het weldra te niet ging. Eveneens trok de koning in 1829 en in 1830 do beperkende bepalingen nopens bot gebruik dor landstaal in.

Dat de koning van den anderen kant in \'t goheel niet van zins was, zich door de losbandigheid der drukpers te laten overvleugelen , toonden de rechtsgedingen, tegen de Potter en andoren gevoerd wegens pogingen, door hen gedaan, om ir hun geschriften hun medoburgers op te hitsen ter omverwerping dor bestaande regooring. Na oen vroeger vonnis van December 1828, waarbij hom achttien maanden gevangenis en een boete van 1000 gl. waren opgelegd, word hij den 30sten April 1830 tot ballingschap veroordeeld. Gaandeweg dreigde do vordeeldhoid meer en meer te worden , getuige do toon dor woderzijdsche dagbladen , eon breuk tusschen de bevolking van het Noordon, die do Belgen als een nooit tevreden te stollen vijandelijke partij kenschetste, on die van hot Zuiden , welke altjjd sprak van een zucht tot overheersching dor Noord-Nodorlanders. Den 27—29sten Juli 1830 had in Frankrijk de omwenteling plaats fzie blz. 396), waardoor Karei X van den troon werd gestooten. De tijding werd in België met do grootste opgewondenheid aangehoord. Geen maand later, on ook de Belgen toonden, hoe spoedig zij do kunst haddon geleerd, zich te ontslaan van een koning, op wion zij misnoegd waren,

§ 141.

Nederland. — Samenscholingen, plundering en verwoesting te Brussel op den avond van den 25sten Augustus 1830. — Oprichting eener gewapende hargerwacht op den 21sten. — Houding van generaal van Bylnndt. —• Besluiten van den leaning van den 28sten Augustus. — Samensprehing te Vilvoorden op den ?gt;0sf(tn. — Opkomst der gedachte aan een splitsing van het staatsbestuur zonder splitsing van het rijk. — Intocht van den prins van Oranje te Brussel op den Sisten Augustus. — V Gevaar, dat de prins er loopt. — Vergadering van den Sden Sep-tenher in \'s prinsen paleis te Brussel. — Aanval van prins Frederik op Brussel. — Terugtocht, na een vierdaagsche worsteling, op den 2Gsten September. — Besluit der Staten-Generaal 0]gt; den 29sten September. — Denkwijze in Noord-Nederland. — Eischen der Belgen. — Voorloopig hestuur in België. — De Potter treedt af. — Zending van den prins van Oranje, voor de tweede maal, den Aden October naar de kampplaats, — Gevoelens van den prins. — \'s Prinsen bekendmaking te Antwerpen. — Hij vertrekt den 2^sten October weder. — A fkeuring van \'s prinsen houding door den koning en door de Noord-Nederlanders, — Willem I wendt zich den 5den October tot de groot e mogendheden. — Opening der conferentie te Londen in H begin van November. — Generaal Dibbets te Maastricht, — Oproer te Antwerpen, — David Hendrik baron Chassé of generaal bajonetquot; bombardeert

-ocr page 460-

438

de stad den 27nten October. — Tgt;e schout-hij-nacht Jan Koenraad Koopman op de Schelde. — De Nederlandsche troepen ontruimen den Belgischen grond, met uitzondering van de citadel van Antwerpen en van Maastricht. — Wapenstilstand. — Hoofdgedachte der conferentie. — Willem I roept den bden October 1830 de Noord-Nederlanders te wapen. — Het voorloopig bestuur zendt in V laatst van November commissarissen naar de conferentie — De protocollen van den 20steii en den listen Januari 1831. — Willem I treedt den 1 Men Februari toe. — Bijeenkomst van het nationaal congres te Brussel, den IQden November 1830. — Zijn verklaring. — Het verwerpt de protocollen van Januari. — De conferentie stelt in Mei 1831 België een termijn tot den \\sten Juni. —- Surlet de C ha kier regent van België. — Het congres benoemt den iden Juni Leopold van Saksen-Koburg-Gotha tot koning der Belgen. — Hij aanvaardt de regeering den 21sten Juli. — Hij trouwt in 1832 met Louise.

De ontevredenheid, van 1815 dagteekenende, was aanhoudend in kracht toegenomen en diep in de gemoederen doorgedrongen. Den 25sten Augustus gaf men in den schouwburg te Brussel „de Muette de Porticiquot; (zie blz. 226), d. i. den opstand op het tooneel. Van den schouwburg tot de straat was een overgang van een paar uren. Te tien uur des avonds schoolden talrijke volks-hoopen samen, die weldra verschillende huizen plunderden en verwoestten en die zelfs de woning van don minister van justitie, Cornolis Folix van Maanen, in brand staken. Daar het opgeruide grauw toonde smaak te hebben gekregen in het plunderen, begonnen de gezeten lieden voor de openbare veiligheid beducht te worden en word daarom den 27sten Augustus een gewapende burgerwacht opgericht, die de Brabantsche kleuren aannam en in wier handen \'s konings troepen de teugels van \'t krijgsgezag over de stad terstond stelden. Te Luik en in de overige steden van België beleefde men bijna te geljjker tijd een herhaling van dezelfde tooneelen.

De Belgische opstand verrasto de regeering van koning Willem I. De gewapende macht, die zich te Brussel bevond, staande onder\'t bevel van generaal van Bylandt, had geen orders, hoe te handelen, was niet krachtig genoeg. quot;Waarschijnlijk zou, zoo zjj zich met nadruk had doen golden, het oproer, hetwelk drie dagen lang ongestoord voortwoodde, in den aanvang gemakkelijk zjjn bedwongen. Eerst den 28sten Augustus nam de koning eenige besluiten. Hij begon met de Staten-Generaal buitengewoon te \'a Gravenhage samen te roepen tegen den 13den September. Een legerkorps werd bijeengebracht en kroeg bevel, naar Brussel op te rukken. Aan \'t hoofd dier troepen worden \'s konings beide zonen geplaatst, de prins van Oranje en prins Prederik, destjjds admiraal en generaal over \'s rijks krijgsmacht te water en te land. Te Vilvoorden (in Belgisch Brabant, ten n. van Brussel) gekomen, hielden de prinsen den 30sten Augustus een mondgesprek mot eenige dor aanzienlijkste burgers van Brussel. Reeds toen kreeg in die stad de gedachte vastheid aan een splitsing van het staatsbe-

-ocr page 461-

439

stuur zonder splitsing van hot rijk, de gedachte eoner administratieve scheiding. Binnen weinige uren maakte zij Brussel als tot een verschanste legerplaats. Aan de bezending der ingezetenen van Brussel beloofde intusschen de prins van Oranje op den avond van den 30sten Augustus, den volgenden dag alleen, slechts begeleid door zijn staf, te zullen komen.

Op het vastgestelde uur had, den 31sten Augustus, de intocht van den prins van Oranje binnen Brussel plaats. Het moet een indrukwekkend schouwspel zijn geweest, hem bijna onverzeld, de straten te zien doorrijden, opgevuld met duizenden manschappen der burgerwacht en met een gewapende menigte, die nu eens een doodsch stilzwijgen bewaarde, dan weer in woeste kreten of bedreigingen aan haar gewaarwordingen lucht gaf. Bij het stadhuis, waarheen de hoofden van den opstand hem geleidden, sloeg de Arabische schimmel, dien de prins bereed, plotseling achteruit en kwetste een der omstanders. Do prins, die terstond een ander paard had bestegen, aan het gewoel en getier ziende, dat de volksschare tot dadelijkheden dreigde over te gaan, zette het dier in galop en baande zich door zjjn koene sprongen over de barricaden en versperringen heen een weg naar zijn paleis. Mislukte op deze wijze reeds aanvankelijk de stoutmoedige , maar van onvoorzichtigheid niet vrij te pleiten daad, welke de prins in \'t vertrouwen op de genegenheid, die men hem in België toedroeg, waagde, het bezoek zou ook verder blijken ijdel te zijn. Want in een vergadering , welke hij den 3den September in zijn paleis hield en welke door een groot aantal ingezetenen van aanzien werd bijgewoond, getuigde men volmondig, dat de algemeenc wensch der Belgen in allen gevalle „een scheidingquot; was, ware het dan ook onder \'t zelfde stamhuis. Deze zelfde vergadering gaf niet onduidelijk te kennen , dat het haar het aangenaamst zou zijn, zoo hij in \'t vervolg do plaats van koning in België wilde beklooden.

Kort hierna keerde de prins naar\'s Gravenhage terug, na hot garnizoen van Brussel te hebben gelast, zich te Vilvoorden met de overige Noder-landscho troepen te vereenigon. Tegen do meening van don kroonprins, die op welwillende beloften on op het horstel der grieven aandrong, gaf do koning aan prins Proderik bevol, de gehoorzaamheid aan hot wettig gezag gewapenderhand te doen terugkeeren en oen aanval op Brussel to doen. Doch het gunstigste oogonblik was voorbij. Het vuur van den opstand had zich wijd en zijd verbreid. Te lang had do regeering, weifelende tusschon vredelievende gezindheid en de zucht om geweld te gebruiken, gedobberd. Daarbij kwam, dat do aanval op Brussel niet met dat beleid en met die doortastende kracht geschiedde, welke de waarborgen zijn van oen goeden uitslag. Men wilde de stad vermeesteren; maar men wilde ze tevens zooveel mogelijk sparen en de burgerij geen geweld aandoen. Na oen vierdaagsche worsteling, die aan vele wakkere soldaten hot leven kostte, trokken de koninklijke troepen den 26sten September uit do stad terug. Het oproer had gezegevierd, en moer en meer wilde men thans in België een gcheele afscheiding van de Noordelijke Nederlanden en nam hot gan-sche land doel aan den opstand.

-ocr page 462-

440

Weinige dagen na don terugtocht van \'s konings troepen uit Rrussol werd, den 29sten September, in de Tweede Kamer der Staten Generaal het besluit genomen , hot rijksbestuur te splitsen en de grondwet te herzien. Ternauwernood toch was in België van „een scheidingquot; gerept, of ook in Noord-Nederland lieten zich vele stemmen hooren, die getuigden, dat men gaarne van de Belgen zou worden bevrijd. Aan do voornaamste eischen der Belgen, het ontslag van den minister van Maanen, verantwoordelijke ministeriën, meer onafhankelijkheid dor rechterlijke macht, enz. had do koning niet willen voldocr:; Van lieverlede nam do strijd meer het karakter aan van een oorlog, niet tegen de kroon, maar tusschen Noord- en Zuid-Nederland. Do Belgen konden niet sterker naar oen gehoele scheiding verlangen dan do Noord-Nederlanders zolven. Ook in het leger vertoonde zich die verdeeldheid. Geheele afdeelingen, uit Belgen bestaande, violen af. Terwijl do wettige vertegenwoordigers van het Belgische volk in den TIaag beraadslaagden, bestuurden eenige volksleiders den gang dor gebeurtenissen in \'t Zuiden. Onder hen, die dit voorloopig bestuur op zich namen, was Sylvain de Weyer, alsmede de Potter; die uit zijn ballingschap weerkeerde, met uitbundige toejuiching werd ontvangen en mede aan \'t hoofd van \'t voorloopig bestuur geplaatst. Doch zes weken later was men hem reeds moede, weshalve hij zijn vaderland voor do tweede maal verliet en de wjjk nam naar Frankrijk.

Ten einde, zoo mogelijk, de regeeringloosheid tegen te gaan, welke dreigde voort te komen uit dozen staat van zaken, zond Willem I, op verzoek van vele mannen van naam en beteekenis onder de Belgen, grootendeels leden der Staten-Generaal, den éden October den prins van Oranje nogmaals naar de kampplaats. Ook de Eorsto Kamer had ingestemd met de zienswijze der Tweede omtrent de wensehehjkhoid eener scheiding. Het oproer wachtte echter niet op don eindtermjjn der beraadslagingen van de commissie, die de grondtrekken van de nieuwe ordo van zaken had te ontwerpen. De prins van Oranje had alzoo in last, het bestuur over de getrouw gebleven gewesten op zich te nomen én de opgestane streken naar vór-mogen tot rust te brengen. Hij, die zijn jeugd buiten Noord-Nederland had doorgebracht, deelde geenszins zoo uitsluitend, als anderen, de voorliefde voor dat Noorden. Hij begon met zich te Antwerpen te vestigen en al dadelijk aan do Belgen do opheffing van vele hunner grieven te beloven.

Die inschikkelijkheid baatte evenwel weinig, want denzelfden 4don October verklaarde het voorloopig bostuur, hetwelk zijn zetel te Brussel had, België voor oen onafhankelijkon staat en riep de natie op, om een congres te doen bijeenkomen. Over\'t geheel word iiot, gedurende\'s ])rinsen verblijf te Antwerpen, zeer spoedig zichtbaar, dat het vertrouwen der afgevallen Belgen in den prins allengs meer werd ondermijnd. Men meende, dat hij er niet licht toe zou overgaan, zich, zooals zij het wenschten, van zijns vaders staatkunde af te scheiden en voor zich een luitenant-generaalschap over een zelfstandig België aan te nemen. Des-

-ocr page 463-

441

niettemin veroorloofde de prins te Antwerpen en in de overige strekon, waar hij hot gezag voorde, het deelnemen aan het congres. Na dit te hebben bekend gemaakt, begreep hij niet verder te mogen gaan en verliet den 25stcn October Antwerpen. In Noord-Nederland kreeg hij binnen kort het bewijs, dat hij reeds meer had toegegeven dan de koning had bedoeld, en do burgerij , bonevens het leger, goedvond.

Reeds den 5den October had zich Willem I gewend tot de vijf groote mogendheden, die do acht artikels vaii den 20sten .Tuni 1814 hadden ge-teekend, leden van \'t congres van Weenen, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland Pruisen, Rusland, welke mogendheden zich tot do handhaving van het koninkrijk dor Nederlanden hadden verbonden. Hij had hun een gewapende tusschenkomst gevraagd. Maar Engeland achtte het tijdstip voor het afzenden van troepen reeds te laat. Daarop besloten do mogendheden, wederom op verzoek van Willem I, te Londen to vergaderen en do beslissing te laten, in stede van aan het zwaard, aan de overwegingen en aan de pennen der staatsmannen. In \'t begin van November 1830 openden do gezanten dezer mogendheden hun eerste conferentie (bijeenkomst) te Londen.

Kort nadat do prins van Oranje Antwerpen had verlaten, vertoondpn zich ook ddar en te Maastricht, tot dusver de eenige plaatsen, waar \'s konings bewind nog werd geëerbiedigd, moor en meer onrustwekkende verschijnselen. ïe Maastricht echter handhaafde generaal Dibbets het gozag der Nederlandsehe regeoring. Te Antwerpen daarentegen brak, in weerwil van don wapenstilstand, gesloten met don bevelhebber der citadel, David Hendrik baron C h a s s ó, hot oproer openlijk uit en viel menige Nederlandsehe krijgsman onder do kogels der muitende menigte en van de Belgische vrijwilligers. Reeds vroeger had Chassé de stad in staat van beleg verklaard. Desniettemin verzette hij zich niet terstond met kracht tegen de buitensporigheden van \'t gemeen. Maar eindelijk, den 27sten October, bedwong de wakkere „generaal bajonetquot;, zooals de soldaten hem , toen hij in 1812 en 1813 in Spanje, in de gelederen der Franschen streed , noemden, door een uren lang aangehouden bombardement der stad den overmoed des vijands. Ondersteund werd hij hierbij door do vloot, die onder \'t bevel van don schout-bij-nacht Jan Koon ra ad Koopman op de Schelde lag. Middelerwijl had de regeering van Willem I oen groot aantal Belgische krijgslieden, die zij niet vertrouwde, uit do gelederen weggezonden. Dit, gevoegd bij den afval van vole anderen en bij het ontslag, uit eigen beweging door menig officier genomen, bracht het leger in zulk con ontredderden toestand, dat de Nederlandsehe troepen den Belgischen grond, met uitzondering der citadel van Antwerpen en van Maastricht, voor goed moesten verlaten en naar do grenzen van Noord-Brabant terugtrekken. Een oogonblik bedreigden do Belgen zelfs Noord-Brabant; maar een wapenstilstand, op uitnoodiging der conferentie te Londen gesloten, stuitte den verderen gang der vijandelijkheden.

Deze conferentie wettigde weldra door haar dralen de meening, dat haar hoofdgedachte was, te verhoeden, dat de Belgische omwenteling de

-ocr page 464-

442

rust van Europa verstoorde. Niet alleen evenwel op die vergadering had Willem I gerekend. Den Sden October 1830 had hij daarenboven het volk van Noord-Nederland ter verdediging van de onafhankelijkheid des lands te wapen geroepen. Overvloedigen weerklank vond do oproeping bij alie standen des volk. Allengs stroomden duizenden manschappen, soldaten, mobiel verklaarde schutters, vrijwilligers, studenten naar do zuidelijke grenzen van Noord-Nederland, en wachtten er geduldig \'s konings bevelen af.

Intusschen noodigde de conferentie in \'t laatst van November 1830 het voorloopig bestuur van België uit, commissarissen naar Londen te zenden. Den 20sten en den 27ston Januari 1831 maakte zij protocollen (eigenlijk een papier, dat tot opschrift diende en vooraan aan de papyrusrollen word gehecht; vandaar oiHciëele opteekening van \'t besluit van een college) bekend, waarin, in hoofdzaak, do grenslijn tusschen de beide van elkander gescheiden rijken werd getrokken en vastgesteld, dat lr\'/31 der gemeenschappelijke schuld ten laste van België zou komen. Luxemburg werd bij dio verdeeling geheel buitengesloten. Koning Willem I betuigde den ISden Februari zijn onvoorwaardelijke toetreding tot dezen grondslag.

Middelerwijl was het nationaal congres den lOden November 1830 te Brussel bijeengekomen en had het huis Oranje-Nassau van den troon uitgesloten. Vervolgens droeg het do hoogste uitvoerende macht voorloopig op aan een reyent, Surlet de Chokier, een rijk grondbezitter uit Limburg, tot dusver president der vergadering. Dit congres verwierp de protocollen van Januari. In Mei 1831 stolde de conferentie der Belgen een termijn tot den IstenJuni, binnen welken zij nog van hun instemming konden doen blijken. Gelijktijdig hiermede, 4 Juni, was de benoeming, met groote meerderheid van stemmen, door \'t congres van Leopold van Saksen-ICob urg-Gotha, een broeder van den regeerenden hertog van Saksen-Koburg-Qotha, tot koning der Belgen. Leopold aanvaardde de regeering den 21 sten Juli van dat jaar, beloofde de zeer vrijzinnige grondwet, een ven de eerste vruchten der werkzaamheid van \'t congres, te zullen eerbiedigen en sloot in 1832 oen huweljjk met Louise, de oudste dochter van Lodewijk Philips.

§ 142.

Nederland. — Omkeering in de houding der conferentie, -r- Het protocol van den listen Juni 1831 , de achttien artikelen. — Heldhaftige dood van Johan Karei Jozef van Spei/k in Februari 1831 nabij Antwerpen. — De prins van Oranje, aan H hoofd van nog geen 36,000 man, rukt België binnen. — De Ticken de Ter hove bevelhebber van H Belgische leger van de Schelde, Daine van dat van de Maas. — De tiendaagsche veldtocht, 2--12 Augustus. — Afloop der slagen bij Hasselt en bij Leuven. — Gerard trekt België binnen. — Wapenschorsing. — Het protocol van den X^den October 1831, de vierentwintig artikelen

-ocr page 465-

443

of het ultimatum. — Leopold onderteekent de vierentwintig artikels den 15den November. — Willem weigert de onderteekening, — Verdrag van den 22nfen October 1832 tusschen Engeland en Frankrijk. — Het embargo. — Willem I oefent geen weerwraak. — Een Fransch leger van 90,000 man onder Gérard slaat het beleg voor de citadel van Antwerpen. —■ Chassé geeft de puinhoopen den 2\'is/eii December 1832 over. — Koopman vernielt de vloot. — Het status quo. — Opheffing van H embargo in Mei 1833. — Willem I geeft den liden Maart 1838 te kennen, dat hij inwilligt. — Bezwaren der Belgen. — Het eindver drag van den 1 \'éden April 1839. — Zonderlinge toestand van Limburg tot 1866. — Veranderingen in België\'\'s verplichting ten aanzien van de schuld, later gemaakt. — Splitsing van Holland in Zuid- en in Noord-Holland in 1840. — Huwelijk van den oudsten zoon van den kroonprins in 1839 met Sophia Frederika Mathilde van Wurtemberg. — Kinderen, uit dat hutoelijk gesproten. — Omkeering in de stemming van Noord-Nederland jegens Willem I. — Willem I doet den Iden October 1840 op het Loo afstand van den troon. — Hij huwt, ten tweeden male, met Henriëtte Adriana Ludovica d\'Oultre-mont de Wigimont. — Hij overlijdt te Berlijn den \\2den December 1843. — De voornaamste zijner ministers. — Oordeel over den koning.

Don 27ston der maand Juni legdo do conferentie Willem I een nieuw protocol, de achttien artikelen, voor, waarin elk punt van gewicht, ten behoeve der opstandelingen, een wijziging had ondergaan. Hierin werden de rechten van het huis Oranje-Nassau op Luxemburg voor twijfelachtig verklaard, België uitzichten geopend op hot bezit van Maastricht en vastgesteld , dat het niet verplicht was, een deel der schuld van het oude Nederland over te nemen. En deze wijzigingen, èn het optreden van Leopold als koning brachten Willem I, reeds lang ongeduldig over den langwijligen gang van .do beraadslagingen der conferentie, tot het besluit, zijn recht met het zwaard te handhaven. Marschvaardig lag de Nederlandsche krijgsmacht op de grenzen, van geestdrift gloeiende en begeorig, om het voorwaarts te hooron en, was het noodig, don heldendood voor het vaderland te sterven. Zij gedacht liet voorbeeld van den wakkeren luitenant ter zee Johan Karei Jozef van Speyk, die in Februari 1831, gedurende den wapenstilstand, met zijn kanonneerboot, welke dc wind bij Antwerpen naar \'s vijands wal had gedreven, in do lucht vloog, liever dan dc vlag to strijken voor hen, die hij als muiters tegen hun wettigen koning beschouwde , of, wat nog erger was, ze hun prijs te geven.

Het leger van Willem I word aangevoerd door don prins van Oranje,quot; wien prins Frederik ter zijde stond, en telde nog geen 36,000 man. Do Belgische legers, dat van do Schelde en dat van de Maas, waren omtrent 30,000 man groot. Aan \'t hootd van \'t eerste stond generaal de Ticken de Ter hove; het bevel over het tweede voordo Daine. Het loger van de Schelde was in de nabijheid van Antwerpen geplaatst; het andere stond

-ocr page 466-

in het Limburgsche. Terstond besloot do prins van Oranje, tussclion do beide legers door to brekon on daarna elk van hen afzonderlijk aan te vallen. Een goed deel van ü\\i \\ï\\a.n werA \\o\\\\oor(\\ Aoor den tiendaayschen veldtocht, 2—12 Augustus 1831. Den 5den Augustus was de doorbreking geschied.

De meestbeteekenende feiten zijn wat men de slagen bij Hasselt (den 8sten Augustus) en bij Leuven (den 12den Augustus) noemt. Do eerste dezer ontmoetingen was eigenlijk niets dan dén krachtige aanval op het op Hasselt terugtrekkende leger van Daine, dat dadelijk als een kudde schapen uiteenstoof en geheel werd verstrooid. Het had eon slag in den waren zin des woords kunnen worden, indien Daine minder onbekwaam en lafhartig was geweest, en zoo niet de prins van Oranje, hoogst waarschijnlijk België liever willende winnen dan overwinnen, zich er too had bepaald, den vijand van zijn minderheid te overtuigen, in plaats van hem te vernietigen. In don slag van Leuven, dio van meer beteekenis was, voerde koning Leopold in persoon zjjn troepen aan, d. i. het leger, aan \'t hoofd waarvan generaal de Ticken de Terhove was gesteld. Hier werden de Belgen geheel verslagen, weken naar Leuven en hadden zonder eenigen twijfel, wilden zij niet tot den laatsten man toe gedood of gevangen genomen worden, op smadelijke wijze do wapens moeten neerleggen. Doch nu rukte, pp verzoek van Leopold, een Franseh leger onder maarschalk Gérard België binnen en was de prins verplicht voor de meerderheid te zwichten. Hij stond eindelijk, op herhaald verzoek van don Britschen gezant te Brussel, een wapenschorsing toe, en do veldtocht nam een einde.

Aan den indruk, gemaakt door de roemrijke wapenfeiten van de troepen uit bet Noorden, is hot le danken, dat de conferentie, hot werk der beraadslagingen hervattende, de voorwaarden eenigermate wijzigde in een zin, gunstig voor Noord-Nederland. Die beraadslagingen voerden tot het ■protocol van den 14den October 1831, de vierentwintig artikelen. Hierin werd aan België oen doel van Luxemburg toegekend, waarvoor het een deel van Limburg moest afstaan. Maastricht bleef aan Nederland voorbehouden. Ten aanzien van do schuld bepaalden zij, dat België met een jaarljjksebe rente van 8,400,000 gl. zou worden belast. Tevens werd verkondigd , dat deze artikels een uUimatnm waren , waaraan de mogendheden besloten waren vast te houden en waarop zij nimmermeer wilden terugkomen. Keeds den 15den November ondorteokende Leopold, door de nederlagen van don tiendaagschen veldtocht ontmoedigd, dit ontworp-verdrag, hoewol minder gunstig voor de Belgen dan do achttien artikelen. Daarentegen weigerde Willem I de onderteekening.

Den 22sten October 1832 sloten twee van do vijfgroote mogendheden, Frankrijk en Engeland, oen verdrag, waarvan het doel was, hot grondgebied van België door den vijand te doen ontruimen. Ten einde dit doel te bereiken, legden zij embargo (een Spaansch woord, d. i. beslag) op do Nederlandscho schepen en trok een Franseh leger van 90,000 man onder maarschalk Gérard België ton tweeden male binnen. Willem I, daarentegen, gebiedende, de vaartuigen dor Engelsche en der Fransehe natie

-ocr page 467-

445

te ontzien, toonde, de wijze van doen van zeeroovers niot te willen navolgen en de zaak der volkoren geenszins te verwarren met die der re-geeringen. Hij gaf alzoo een les van hooge beschaving aan zijn tegenstanders, hocdanige te dier tijde een vrij ongewoon verschijnsel was.

Het leger van Gérard trok tegen de citadel van Antwerpen op, welker puinhoopen Chassé, na een roemrijke verdediging van negentien dagen, den 2ijsten December 1832 bij verdrag aan den vijand overgaf. De schoutbij-nacht Koopman (zie blz. 441), van oordeel zijnde, dat zijn vloot niet in het verdrag was begrepen, haastte zich zo te vernielen en stelde zich hierop, met zijn manschappen, ter beschikking van Gérard. Evenals de bezetting der citadel werd de bemanning der vloot als krijgsgevangenen naar Frankrijk gevoerd.

Ook na dit wapenfeit der Franschen bleef de eindbeschikking met België nog steeds hangende. Dit veroorzaakte een langdurig en zeer kostbaar bestand (status quo), daar Nederland aanhoudend een zeer talrijk leger op de been moest houden en de onzekerheid der toekomst, ofschoon het embargo in Mei 1833 werd opgeheven, don handel van groote ondernemingen afschrikte. Eindelijk noodzaakte de uitputting des lands den koning toe te geven. Den 14den Maart 1838 gaf hij te kennen, dat hij de voorwaarden der vierentwintig artikelen inwilligde. Maar nu beweerden de Belgen weder, vermits Nederland zoo laat toetrad en zijzelven, uit hoofde der dreigende houding van hun tegenpartij, kosten hadden gemaakt, niet gehouden te zijn tor betaling van een deel der renten van de schuld. Dit verwekte nieuwe moeielijkheden, die ten laatste door het eindverdraj van den 19den April 1839 uit den weg werden geruimd. Dit verdrag, hetwelk de vierentwintig artikelen eenigszins wijzigde, bepaalde, dat België een afzonderlijk rijk werd; dat het aandeel van België in de rente der staatsschuld, jaarlijks van den Isten Januari 1839 af te betalen, 5,000,000 gl. zou zijn; dat hot Duitsche verbond en do groothertog do westelijke helft van Luxemburg aan België afstonden; dat België daardoor afzag van een gedeelte van Limburg, zoodat aan Nederland dat deel bleef, hetwelk aan den rechteroever der Maas ligt, alsmede do stad Maastricht met het omliggend land en het gebied ten n. van een lijn, getrokken van do zuidelijkste punt van Noord-Brabant naar de Maas, ten n. van Stevensweert. Deze streek van Limburg heette „hertogdomquot; en maakte — behoudens Maastricht en Venlo, die alleen tot Nederland bleven behooren, — van nu aaneen deel uit, zoowel van het koninkrijk dor Nederlanden , als van het Duitsche verbond. Hertog van Limburg zou steeds de koning der Nederlanden zijn.

Het laatste punt, de verhouding van Limburg tot Duitschland, werd eerst volledig geregeld in 1840. In vele opzichten bleef die verhouding zeer vreemd. Limburg zond afgevaardigden naar de gt;5talon-Generaal, maar was verplicht, troepen voor het Duitsche verbond op de been te houden en werd ten dooie door verordeningen van dat verbond geregeerd. Eerst in 186G is de betrekking van Limburg met Duitschland geheel verbroken. Wat de rente dor schuld aangaat, is het door België jaarlijks bij te dragen

-ocr page 468-

446

aandeel later geworden 400,000 gl., terwijl ten laatste, in 1873, bij ondorling-e overeenkomst, die verplichting is veranderd in die eener uitkeoring op eens op dat tijdstip van 8,900,000 gl., zoodat de zaak thans voor goed is afgedaan.

Nog werd in \'t zelfde jaar, 1810, bepaald, dat Holland van nu aan in Zuid- en in Noord-Holland zou worden gesplitst, zoodat hot koninkrijk der Nederlanden thans bestond uit tien provinciën en uit het hertogdom Limburg. Één jaar vroeger was de oudste zoon van don kroonprins (zie blz. 431) getrouwd niet prinses Sophia Prederika Mathilde, de jongste dochter van Willem I, koning van Wurtemberg (zie blz. 349), als koningin der Nederlanden overleden in Juni 1877. Uit dit huwelijk sproot in 1840 prins Willem, overleden in Juni 1879, in 1851 prins Alexander.

Toen koning Willem 1 in de eerste jaren van den Belgischen opstand met moed en volharding wederstand bood, zoowel aan de eischen van België, als aan die der conferentie te Londen, was er niemand, die hem meer steunde en deze houding meer toejuichte, dan de Nederlandsche natie zelve. Langzamerhand echter veranderde die stemming, toen de koning, na aan de roepstem dor eer ruimschoots te hebben voldaan, steeds hopende op eenigo wijziging in de staatkunde der groote mogendheden of op een omkeering van zaken in Europa, er volstrekt niet toe was te bewegen, van zijn stolsel van volharding af te wijken. En nadat liet eindelijk was bekend geworden, dat oen verbazend hoog cijfer van staatsschuld do uitkomst was der volhardende staatkunde , maakte de gehechtheid van \'t volk aan zijn vorst plaats voor wantrouwen en verkoeling. Nu deed het Noord-Nedorlandsche volk ten deele dezelfde klachten hoeren, die vroeger alleen in \'t Zuiden waren geuit. Het verlangde een duidelijke openlegging van den toestand van \'s lands financiën , waarborgen tegen misbruik van gezag, verantwoordelijkheid van \'s konings ministers, in \'t kort gewichtige hervormingen in \'t staatsbestuur. De ontwerpen, welke de koning ter wijziging der grondwet bij de Tweede Kamer indiende en welke o. a. bovenstaande artikelen omtrent het grondgebied bevatteden, werden in 1840 wel aangenomen, doch voldeden op verre na niet aan het meeren-deel der natie. Bij de overige redenen van ontevredenheid kwam weldra een andere, die hot misnoegen tot den hoogsten graad deed stijgen. Men vernam, dat de koning, die sinds 1837 zijn echtgenoot, Erederika Louise Wilhelmina, een dochter van Erederik Willem II, koning van Pruisen, door den dood had verloren, het voornemen koesterde, tot een tweede huwelijk over te gaan met Henriëtte Adriana Ludovica, gravin d\'Oultre-mont de Wigimont, een der dames van het huis van wijlen de koningin. Doch de gravin was een Belgische en Roomsch-katholiok. Dat was genoeg, om de meerderheid der Nederlanders tegen het huwelijk in te jiemen.

Zooveel tegenstand verdroot Willem I. Onverwachts begaf hij zich in den herfst van \'t jaar 1840 uit \'s Gravenhage naar het Loo en ontbood er zijn zonen en kleinzonen, zijn ministers en de leden van den raad van state. Hun deelde hij den 7den October mede, dat hij van dat oogenblik af afstand deed van de kroon en ze overdroeg aan zijn zoon, daartoe door

-ocr page 469-

447

de grondwet aangewezen. In \'t volgondo jaar huwde Willem I, nu „graaf van Nassauquot; geheeten, de gravin d\'Oultromont en leefde vervolgons bij afwisseling te Berlijn, op zijn goederen in Silezië en op het Leo, totdat hij den 12den December 1843 te Berlijn overleed.

Onder de ministers, die gedurende de vijfentwintig jaren van zijn bewind koning Willem I en het land hebben gediend, waren de voornaamste: sedert 1815 Oijsbert Karei van Hogendorp (zie blz. 325), als minister van staat, dus niet aan \'t hoofd staande van een der departementen; van Maanen (zie blz. 438), voor justitie; Willem Prederik Roëll, voor binnen-landsehe zaken; sedert 1824 Jean Henri Appelius, voor de financiën; sedert 1825 l\'ierre Joseph Sorvaas baron van Gobbelsehroy, voor binnenlandsche zaken; Johan Gijsbert Verstolk van Soelcn, voor buitenlandsche zaken; sinds 1828 Arnold Willem Ni kol aas van Tets van Goudriaan, voor de financiën; sedert 1830 Hendrik Jakob van Doorn van West-Capelle, voor binnenlandsche zaken.

In do laatste jaren der regeering van Willem I vormde zich het groo-tendeels ongunstige oordeel over den koning en zijn bewind , hetwelk een vrij algemeen verbreid oordeel is geworden. Koning Willem I had naar een vast stelsel van persoonlijk staatsbeheer geregeerd. In de vijfentwintig jaren, gedurende welke hij do kroon droeg, heeft hij getoond, dat onder zijn deugden werkzaamheid een eerste plaats bekleedde. Maar het was meer de werkzaamheid van den administrateur dan van den staatsman. Als een vader voor zijn onderdanen te zorgen, Jat was zijn toeleg. De bevordering hunner welvaart, naar zijn inzichten, was het werk geweest, waaraan hij al zijn gaven, die vele waren, zijn veelzijdige kennis, zijn tijd, zijn geld dienstbaar had gemaakt. Zijn ministers, veelal bekwame mannen, waren eer dienaren dan raadslieden, hoewel or onder waren, alu van Maanen, van Doorn van West-Capelle, van Tets van Goudriaan, die veel bij don koning vermochten. Zij, die hem zijn vaderlijk bewind verwijten, vergeten, dat dit lag deels aan de toenmalige gesteldheid der zaken, deels aan de natie zelve. Hot beginsel der verantwoordelijkheid van de ministers was niet neergelegd in de grondwet van 1815. \'s Vorsten zucht om alles te beboeren werd in de hand gewerkt door de onmondigheid der natie. Onder Willems karaktertrekken kwam inzonderheid deze recht sterk uit, dat hij geen tegenspraak kon dulden. Vandaar dat hij reeds kort na 1815 zich verstoken zag van de diensten van sommige zijner bekwaamste en getrouwste aanhangers, als van van Hogendorp en van Palck, die zich hoe langer hoe meer van den koning vervreemdden. Dat Willem I in vele opzichten onverzettelijk was, valt niet te loochenen; doch hetgeen boven (zie blz. 43G , 437) omtrent de verordeningen , even vóór de uitbarsting van den opstand door hem uitgevaardigd , staat opgoteekend toont, dat deze onverzettelijkheid toch ook haar grenzen had. Voor meer gegrond houdt men het verwijt, dat er, vooral in zijn handelwijze tegenover België, iets is op te merken, dat naar weifeling zweemt.

-ocr page 470-

448

§ 143.

f

Nederland. — Inhuldiging van Willem II, den 29gt;sten November 1840 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. — Opkomst der Afgescheidenen in 1834. — Hendrik de Kook, predikant te U Ir urn, den 2dsten Mei van dat jaar uit zijn ambt ontzet. — Hij scheidt zich in October van de Nederlandsche hervormde kerk af. — Vergaderingen der separatisten in huizen en in schuren. — Hun vervolging. — Maatregel van Willem I ten hunnen opzichte sedert 1836. — Ue Christelijke gereformeerde gemeente onder het kruis. — Floris Adriaan van Hall. — IVet van 1844. — JJe leening van 127,000,000 gl. — Voorstel dei-negen mannen in H zelfde jaar ter herziening der grondwet. — De oorsprong der beide hedendaagsche staatspartijen. — Plotselinge omkeering in de zienswijze van Willem II ten opzichte der grondwet, den \\ \'Sden Maart 1848. — De grondwet aangenomen in Juni 1848. — Luxemburg bekomt in dezelfde maand een nieuwe grondwet. — Hoofdinhoud der grondwet, afgekondigd den oden November 1848. — Willem II overlijdt den \\lden Maart 1849 te Tilburg. — Oordeel over hem. — Willem 111. — Hel droogmaken van 7 Haarlemmermeer van Juni 1848 tol 1853. — Invoering van het bisschoppelijk bestuur der Roomsch-katholieke kerk in Nederland, den Aden Maart 1853. — Oorzaken der verbittering van de Nederlandsche protestanten. — De Aprilbeweging. — Het eerste ministerie-Thorbecke, November 1849 —19 April 1853. — Het wetsontwerp ter regeling van hel toezicht op de onderscheiden kerkgenootschappen onder H ministerie-van Hall, in September 1853 tot ivet verheven. — De Jansenisten of de bisschoppelijke kierezij. ■ De wet op het lager-onderwijs van 1857 van Anthon Gerard Alexander van llappard. — Het tweede ministerie-Thorbecke, 1862— 1800. — De wet op het middelbaar onderricht in 1863. — Derde minister ie-T horbecke, Januari 1871—Juni 1872. — Overstroomingen in Nederland. — Verdrag van Nederland met Engeland in Februari 1871. — Begin van den oorlog met Atjeh in Maart 1873.

Den 28sten November 1840 werd willem ii in do Nieuwe kerk te Amsterdam met groote plechtiglieid ingehuldigd. Het was geen gunstige tijd, om de regeering over Nederland te aanvaarden. Do natie en de schatkist beido waren uitgeput, en do leiders der volksmooning, niet tevreden niet de wijzigingen, die de grondwet van 1840 behelsde, ofschoon daarin hot beginsel van de verantwoordelijkheid dor ministers was opgenomen, wezon op oen doortastende herziening der grondwet, als op het oonige middel, om tot wolvaart en tot nationale kracht te geraken. Deze meoning deelde Willem 11 geenszins. Maar bovendien had hij andere bezwaren te bestrijden. Daartoe behoorde de zaak van hen, die zich van het hervormd kerkgenootschap afzonderden en kortheidshalve veelal „Afgescheidenenquot; worden genoemd. Zoowel zij als do iioorasch-katholioken waren

1

-ocr page 471-

449

tegen de gemengde school en verlangden leerstellig onderricht op de instellingen van lager onderwijs. Deze beweging was reeds in de laatste jaren van \'t bewind van Willem I begonnen. De eerste scheuring greep plaats in 1834. Het provinciaal kerkbestuur van Groningen ontzette den 29sten Mei van dit jaar Hendrik do Koek, predikant te Ulrura, uit zijn ambt ter zake van het strooien van \'t zaad der verdeeldheid, èn in zijn preeken, èn in zijn geschriften. In October scheidde hij zich met een goed deel zijner gemeente van do jSedorlandsche hervormde kerk af, welk voorbeeld weldra door andere, evenals hij, afgezette leeraren werd gevolgd. De Af-yescheidenen, separatisten, zooals men hen noemde, begonnen hierop vergaderingen te houden in huizen of in schuren.

De regeering van Willem I dreef, met het wetboek in de hand, die samenkomsten, als ongeoorloofd, uiteen en vervolgde hen , die ze hielden , als kweekers van onrust of rustverstoorders. De separatisten werden voor de rechtbank gedaagd en tot boeten veroordeeld. Later, sedert lti3G , meende Willem I, evenals zijn opvolger van den beginne aan, een andoren weg te moeten inslaan. Aan al degenen, die zich als Christelijk-Afgescheiden gemeente wilden vestigen en zich, met verzoek om toelating en erkenning, tot de regeering wendden, werd zoodanige vergunning, zonder bezwaar van quot;s rijks schatkist, verleend. Mede word aan hun verlangen en aan dat der Koomschen in zoover toegegeven, dat, van het jaar 1842 af, de gebouwen der openbare scholen dagelijks, buiten de vaste schooluren, ter beschikking werdon gesteld van de geestelijken der verschillende gezindten tot het geven van leerstellig onderwijs in den godsdienst. Van deze Afgescheidenen zijn te onderscheidon do loden van enkele kleine gemeenten van „de Christelijke üeroformoerdo kerk onder het kruis,quot; die zich niet hebben afgescheiden, maar afzonderlijke vergaderingen houden en , evenals do Afgescheidenen, hun eigen eeredienst bekostigen.

Hetgeen Willem H echter do moeste moeielijkhedon baarde was do toestand van \'s rijks financiën. Um hierin te voorzien droeg Willem 11 in September 1843 het tijdelijk bestuur van het departement van financiën op aan den minister van justitie, Floris Adriaan van Hall. Het ontwerp, dat van Hall ter tafel bracht, liet de keus tussehen een buitengewone belasting op de bezittingen en op de inkomsten, waarvan het bedrag werd geraamd op 35,000,000, of een vrijwillig offer tot oen bedrag van 127,000,000 gl. Dat offer zou bestaan deels in vrijwillige giften, deels in oen leening naar 3 pet. Hot ontwerp word in 1844 wet. Daar de natie van do verplichte heffing den grootsten afkeor had, beproefde men het eerst het middel der leening, en zij werd zoo goed als volgeteokond. Wat or ten slotte nog aan ontbrak vulde Willem II aan.

Intusschen werd hot verlangen naar oen herziening der grondwet driftiger. In 1844 doden negen loden dor Tweede Kamer te dien einde een voorstel bij deze kamer. Dit voorstel logde den grond tot de opkomst der staatspartijen, die van den vooruitgang, en die, welke men, met een onjuisten naam, die van het behoud pleegt te noemen. Het voorstel werd

WjjNNE, Uandboek der Aig. Cfeschiedenis, tide druk. 29

-ocr page 472-

450

Verworpen. Do meerderheid , die hot verwierp, handelde in overeenstemming met de overtuiging van Willem II, dio van oordeel was, dat het tijdstip der herziening nog niet daar was. Doch in October 1847 achtte hjj den tijd gekomen. Middelerwijl begonnen alom de volksbewegingen, die de meeste staten van Europa op hun grondvesten deden schudden. Den 13den Maart gaf daarom Willem II, zonder een der raadslieden van de kroon te hebben gehoord, geheel uit eigen beweging aan den president der Tweede Kamer, jhr. W. Boreel van Ilogelanden, ten hove ontboden, te kennen, dat hij geneigd was over te gaan tot een ruime herziening der grondwet. In Juni 1848 werd een ontwerp van herziening, samengesteld door een commissie van vijf mannen, aan de volksvertegenwoordiging ter beraadslaging aangeboden en door haar aangenomen. In dezelfde maand kreeg Luxemburg een nieuwe grondwet, waarbij het zijn afzonderlijke vertegenwoordiging, die het sinds 1841 had, behield.

De hoofdtrekken der Nederlandsche grondwet van 1848 zijn : Do kroon is erfelijk, zoowel in de mannelijke, als in de vrouwelijke linie van het huis van Oranje. Do koning heeft een jaarljjkscli inkomen van 1,000,000 gl., welke bepaling later in dien zin is gewijzigd, dat er voor in de plaats is gekomen 600,000 gl., benovens do inkomsten van de domeinen der kroon. Hij hoeft de uitvoerende macht en deelt de wetgevende macht met de Staten-Qeneraal. Hij verklaart oorlog en sluit vrede; hoeft hot opperbevel over do land- en do zeemacht, het opperbestuur der koloniën en der bezittingen in andere werelddeelen, alsmede dat der buitenlandsche betrekkingen en der algomeene geldmiddelen. Hij benoemt de ministers, die voor do daden der regeering verantwoording zijn verschuldigd aan de natie. De Staten-Gcneraal vertegenwoordigen het geheele volk. Zij bestaan uit een Eerste en een Tweede Kamer, voor welker leden de ouderdom van dertig jaren een vereischte is. De leden der Eerste Kamer, ten getale van negenendertig, worden door do provinciale staten benoemd uit do in de directe belastingen hoogst aangeslagenon. Zij bobben zitting voor negen jaren. Do leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks door de burgers verkozen, die meerderjarig zijn en een zekere som in de directe belastingen betalen. Het aantal der leden, die voor vier jaren zitting hebben, thans 80, wordt bepaald naar do bevolking van \'t rijk, één lid voor elke 45,000 inwoners. Den koning staat een raad van state ter zijde. Er is een rekenkamer, aan welke het algemeen toezicht op \'t beheer der rijksmiddelen is toevertrouwd. De leden der provinciale staten worden door dezelfde kiezers, als dio der Tweede Kamer, voor zes jaar verkozen. Hun voorzitter is de commissaris des konings. Uit hun midden benoemen de provinciale staten een college van gedeputeerde staten, waaraan het dage-lijksch bestuur van \'t gewest is toevertrouwd. Aan \'t hoofd van elke gemeente staat een gemeenteraad, waarvan de burgemeester voorzitter is en do leden voor zes jaar zitting hebben. De ingezetenen der gemeente, dio een zeker bedrag in do belastingen betalen, verkiezen de leden van dien raad. De koning benoemt zijn comniissarissen in do verschillende

-ocr page 473-

451

gewesten, benevens de burgemeesters. — Eerst met dezo grondwet verdwenen de standen, dat onafscheidelijk bestanddeel der iniddeleeuwsche vertegenwoordiging, uit don staatsvorm. In plaats van het historische werd oen algemeen beginsel aangenomen.

Den 3den November 1848 werd de grondwet afgekondigd. Reeds een halfjaar daarna, den 17den Maart 1849, stierf Willem II te Tilburg (in Noord-Brabant, ten z.w. van \'s Hertogenbosch). Het volk van Nederland betreurt hem als een held, die aan de grootsche gestalten zijner voorvaderen uit het huis van Oranje herinnert, als een welwillend koning, die in moeielijke dagen met beleid voor zijn belangen had gewaakt, als een beminnaar en vereerder dor fraaie kunsten.

Onder \'t bewind van zijn zoon en opvolger, Willem III, werd in 1853 het Haarlemmermeer drooggemaakt, een reuzenwerk, aangevangen in Juni 1848, voltooid in 1853. Nog steeds was uitgebleven de voltrekking van het concordaat van 1827, doordien de Belgische omwenteling was tusschenbeiden gekomen. De onderhandelingen, deswege met het hof te Rome aangeknoopt, leidden hiertoe, dat den 4den Maart 1853, in plaats van de vroegere missie (zie blz. 433), weder een bisschoppelijk bestuur der Roomsch-katholieke kerk werd ingevoerd, zoodat Nederland als een gewest dier kerk werd aangemerkt, waarvan Utrecht als aartsbisdom do hoofdzetel, Haarlem, \'s Hertogenbosch, Breda en Roermond (in Limburg, ten n.o. van Stevensweert, zie blz. 445) de bisdommen zijn. Aan deze invoering ging geenszins, wat men vroeger onvermijdelijk achtte, een concordaat vooraf. De regeering wilde de scheiding van kerk en staat in de hand werken. Daarom liet zij, behoudens haar recht van toezicht, den paus, Pius IX, vrij in de regeering der Roomsch-katholieke kerk, in Nederland gevestigd. Doch zij nam er geen genoegen mede, dat de paus de voorgenomen oprichting der bisdommen niet tevoren tor kennis had gebracht van \'t kabinet te \'s Gravonhage. Deze zelfde omstandigheid, gevoegd bij do zaak der invoering zelve en inzonderheid bij eenige uitdrukkingen, voorkomende in de aanspraak van den paus van den 7den Maart tot de hooge geestelijkheid te Rome, waarin van het protestantisme als van een dwaalleer werd gewaagd, verbitterde de Nederlandsche protestanten en trof hen als met een electrieken schok. Deze gevoelens werden uitgesproken in lt;le Aprilbeweging, toen de koning door tal van adressen werd bestormd en het eerste ministerie-Thorhecke, opgetreden in November 1849, den 19den April 1853 zich verplicht zag voor den storm te wijken en heen te gaan. Mede werd, ten einde aan de rechtmatige ongerustheid te gemoet te komen, onder liet thans optredend minislerie-van Hall (zie blz. 449), een ontwerp ter regeling van het toezicht op de onderscheiden kerkgenootschappen aan de kamers aangeboden en in September van \'t zelfde jaar, 1853, tot wet verheven, waarin o. a. werd vastgesteld, dat, zonder \'s konings toestemming, vreemdelingen geen kerkelijke bediening mochten aanvaarden en het kerkelijk gewaad alleen binnen gebouwen en besloten plaatsen worden gedragen.

29*

-ocr page 474-

[452

Naast de inrichting van Nederland, \'als een gewest der Roomsch-katho-lieke kerk, blijft die der Jansenisten, in September 1853 door de regeering erkend, voortbestaan, welke eveneens te Utrecht hun aartsbisdom en te Haarlem een bisdom hebben. Deze Jansenisten, ook \\\\o\\ de bisschoppelijke klerezy geheeten, beweren vast te houden aan de éóne Iloomsch-katholieke kerk en aan de erkenning van den paus, als hoofd der kerk, doch tevens, dat zij de bevoegdheid moeten hebben, hun aartsbisschop in de kapitels to kiezen, welke bevoegdheid, naar hun oordeel, hun niet heeft kunnen worden ontnomen door de bul van 1559 (zie blz. 196) en in allen gevalle, sinds de afzwering van Philips 11, tot hen is teruggekeerd.

In 1857 verving een wet op het lager-ondcrwijs, ingediend door den minister van binnenlandsche zaken, A ntho n (lerard Alexander van Rappard, die van 1806. In 1858 trad van Rappard af en had tot opvolger o. a. Johan Rudolf Thorbecke, wiens tweede ministerie in 18G2 aanving en in 1866 eindigde, gedurende welk tijdsbestek, in 1863, de wet op het lager-onderwijs werd opgevolgd door een wet op het middelbaar onderricht, terwijl de eindregeling van hot llooger-Ünderwijs geschiedde bij de wet van Heemskerk van 1876 en in 1878 wederom een nieuwe wet op het lager-onderwijs werd uitgevaardigd. Zooveel wat aangaat het binuenlandsch bewind, waaraan Thorbecke\'s dood in Juni 1872 , temidden van zijn derde ministerie , begonnen in Januari 1871, een man ontrukte, die er den meesten invloed op had geoefend, lil Febr. 1825, in Maart 1855 en in Jan. en ï\'ebr. 1861 word .Nederland door zware overstroomingen geteisterd. He tweede maal trof deze ramp do bewoners der provinciën Utrecht, Gelderland en oord-Brabant, de laatste maal die van de beide laatste provinciën , welke echter bij hun landgenooten ruime tegemoetkoming vonden. Andere verliezen , die het land , mitsgaders het koninklijk huis, leed waren de dood der koningin (zie blz. 446) in Juni 1877 , dio van prins Hendrik (zie blz. 431) in Januari 1879, die van don kroonprins (zie blz. 446) in Juni 1879, eindelijk die van prins Frederik (zie blz. 4ol) in September 1881. In Januari van \'t zelfde jaar, 1879, hertrouwde de koning met Adelaide Emma Wilhelmina Therese van Waldeck Pyrmont, oen dochter van den vorst van dat land, Greorge Victor, als koningin doorgaans Emma geheeten.

Ten aanzien van de buitenlandsche betrekkingen behoort het verdrag van Februari 1871 te worden vermeld, bij hetwelk do gebouwen en wat JSIedorland verder bezat op de kust van (ïuinëa (in \'t w. van Afrika) voor de som van 24,000 pond sterling aan Oroot-liritannië word afgestaan. Twee Jaren daarna, in Maart 1873, brak, ter zake van zeeroovenj , oen oorlog los van Nederland tegen den sultan van Atjeh (op de westkust van Sumatra). i)o eerste aanval der Nederlandscho krijgsmacht slaagde niet naar wensch, weshalve in November een tweede tocht werd ondernomon onder bevel van generaal van Swioten. In Januari 1874 veroverde deze aanvoerder t/e/t Amto», do voornaamste sterkte der Atjehneezen, waarop oen gedeelte van Nederlands troepen in dit land zijn legerplaats opsloeg in afwachting der onderwer()ing van de verschillende stam-hoofdon, dio thans van hot voortzetten van don krijg schijnen te hebben afgezien.

-ocr page 475-

453

§ 144.

Worsteling tusschen twee hoofdpartijen in Beli/ië. — Roem van Leopold I. — Bloei van dit rijk. — Dood van Leopold I, 10 December 1865. — Leopold II. — Opstand der Polen te Warschau, den 29sten No-vember 1830. — Karakter van halfheid der beschikking van H congres van Weenen nopens dit land. — Betrekkelijk gunstige toestand van Polen. ■— Ontevredenheid der bevolking. — De grootvorst Konstan-tijn. — De dictator Chlopicki. — Verklaring van de kamer der landsboden en van den senaat op den 25sten Januari 1831. — De leiding van het oproer komt aan vijf mannen. — Diebitseh rukt Polen binnen. — Slag bij Ostrolenka onder Skrzgnecki. — Dood van Diebitseh. — Paskewitsch. — Krukoioiecki president der Repuhliek. — Zijn dubbelzinnig gedrag. — Warschau geeft zich den Iden September 1831 over. — Paskewitsch, vorst van Warschau, stedehouder van Polen. — Oorzaken der hernieuwde gisting. — Bewijzen der spanning sinds 1861. — Konstantijn stedehouder sedert Juni 1862. — Het besluit der lichtingen voor den krijgsdienst. — De opstand harst los in Januari 1863. — Het nationaal bewind. — De ver tong en van Frankrijk, van Engeland en van andere mogendheden afgewezen. — Het einde van den opstand in H midden van 1864. — Murawieff en Berg.— Maatregelen der Russische regeering in Polen onder Alexander II.

Evenals Nederland bleef het jonge koninkrijk België gespaard, zoowel voor de plagen van een Imitenlandsehen oorlog, als voor de woelingen van den omwentelingsgeest. Daarentegen was er aanhoudend wrijving van do beide hoofdpartijen, do vrijzinnige en de katholieke (clorieale), welker unie of broederlijke vereeniging, nu het bolwerk was bezweken, waartegen zij was gericht geweest, niet langer stand hield, maar in een scherpe onderlinge tegenkanting was verkeerd. Deze strijd houdt nog steeds aan, hoewel hij den toenomenden bloei van \'t land geenszins in den weg sehjjnt to staan. Dat, in weerwil van vele botsingen , de verdeeldheid der partijen geen eigenlijke scheuring in het land te weeg bracht, verhoedde, voor een goed doel, hot wijze beleid , waarmede Leopold T de taak van constitutioneel koning opvatte en vervulde. Daarom werd hij, fin bij zijn leven, èn na zijn dood, als het toonbeeld van zoodanig vorst geroemd en door gehoel Europa geëerd. In velerlei opzicht zijn do jaren van zijn bewind in \'t nieuwe koninkrijk oen tijdperk van bloei geweest. Te midden van den strijd om zijn bestaan, in 1834, sloeg hij stoutmoedig de hand aan \'t loggen van zijn eersten spoorweg, die tevens do eerste was op \'t gansche vasteland van Europa. Handel en nijverheid stegen in bloei. Al spoedig verrees, als bewijs van leven ook op\'t gebied der wetenschap, de door bijzondere personen uit eigen fondsen gestichte vrije hoogeschool te Urussol. Vooral toonen de Belgen voel ijver en belangstelling in het nasporen en beoefenen hunner nationale geschiedenis. Na gedurende zijn geheole regeering ten duidelijkste te hebben bewezen, dat hij met de

-ocr page 476-

454

Belgen oen Belg wilde zijn; na de onafhankelijkheid en do vrijhoden der natie op hechten grondslag gevestigd, haar welvaart bevorderd en haar een eorvollen rang verzekerd te hebben onder do Europeesehe volkeren, overleed Leopold 1 den lOden December 1865. Hem volgde zijn oudste zoon , tot dusver „de hertog van Brabantquot; geheeten, als leopold ii op.

Ook de Polen zochten den 29sten Nov. 1830, door een opstand te Warschau, dio zich spoedig over het geheele land uitbreidde, hun onafhankelijkheid op Rusland te herwinnen. De beschikking, die het congres van Weenen ten opzichte van dit land had genomen, was een halve beschikking geweest. Het had (zie blz. 320) aan\'t vroegere hertogdom Warschau zijn zelfstandigheid ten doele wedergegeven. Aan dit nieuw opgericht koninkrijk had Alexander I een eigen staatsregeling geschonken, volgens welke een senaat en de kamer der landsboden de wetgevende macht met den keizer van Rusland deelden. Ook had het een afzonderlijk beheer onder een onderkoning, ter zijde gestaan door een verantwoordelijk ministerie, met zelfstandige gemeentebesturen en rechtspraak, met vrijheid van drukpers, enz. Doch het was niet de volle onafhankelijkheid van geheel Polen, die men had verkregen, want een aantal dor voormalige Poolsche gewesten bleef van het koninkrijk afgescheiden, en het koninkrijk behield ook van nu aan den keizer van Rusland als boheerscher.

Een groote menigte Polen rustten, in dien stand der zaken, niet, aleer het ^ansehe vaderland, als een zelfstandig rijk, was herboren. In weerwil dat zij, evenals de inwoners van het Lombardijsch-Venetiaansche koninkrijk ten opzichte van Oostenrijk, niet konden loochenen, dat de gesteldheid van \'t land , mede door de zorgen van \'t bewind van Alexander, veel gunstiger was dan in vorige tijden, voldeed hun het toewerpen van al het andere niet, zoolang zij het ééne, dat bjj hen boven alles ging, moesten derven. Aangeblazen werd de geest van verzet in een aantal geheime genootschappen, die hun vertakkingen door \'t gansche land heen hadden. Onder Nikolaas , Alexanders opvolger, toen do Russische regeering minder dan vroeger schroomde, de Poolsche grondwet te overtreden en het volk den druk der policie te doen ondervinden, groeide de geneigdheid om het juk af te schudden aanmerkelijk aan. Immers de Polen bespeurden, dat, hoezeer het congres van Weenen hun het behoud hunner nationaliteit had gewaarborgd, zij ze hoe langer hoe meer hadden verloren en ongetwijfeld eens geheel zouden verliezen, indien zij immer aan Rusland geketend bleven. Inzonderheid richtte zich de volkshaat tegen don Russischen grootvorst Konstantijn (zie blz. 373), die als stedehouder van wege Rusland dit land bestuurde.

Toen nu do Juli-omwenteling te Parijs uitbrak, achtten vele der samen-gezworenen , onder welke zich bevonden lieden van allerlei stand, leden van den rijksdag, adellijken, letterkundigen, officieren, burgers, studenten, het oogenblik gekomen om op te staan. Op den avond van den 29sten November stelden zich verschillende benden der opstandelingen, van onderscheiden kanten uitgaande, in beweging, overrompelden het slot van

-ocr page 477-

455

don grootvorst en namen de voornaamste punten der stad in bezit. Konstantijn vluchtte, en de Tlussische troepen namen eveneens de wijk. Intusschen werd, na dit voorspoedig begin, do geestdrift van de meerderheid der Polen niet in gelijke mate gedeeld door do hoofden des volks, daar zij allen en inzonderheid Chlopicki, die als dictator de leiding dor zaken in handen kreeg, het voor onmogeljjk hielden aan irualands overmacht het hoofd te bieden en daarom al hun hoop op onderhandelingen vestigden. Zij vergaten, dat wie het zwaard ten oproer trekt de soheede moet wegwerpen. Toen keizer Nikolaas (zie blz. 373) de Polen voor rebellen verklaarde en onderwerping op genade of ongenade eisohte , sloot de kamer der landsboden , alsmede die der senatoren, den 25sten Jan. 1831 het huis Komanow van den Poolschen troon uit. Inmiddels was Chlopicki van do dictatuur ontzet, hoewel hij toch do ziel der krijgsverrichtingen bleef, en door een vijftal der aanzienlijkste mannen vervangen.

Den 5den Pebr. begonnen de vijandelijkheden. Een sterk leger Russen rukte onder den veldmaarschalk Diebitsch Polon binnen. Ondanks hun minderheid kampten de Polen in onderscheiden gevechten met wanhopigen moed; maar ten laatste bezweek hun hoofdleger, aangevoerd door Skrzy-necki, voor de overmacht, waarover Diebitsch hot bevel voerde, inzonderheid na den moorddadigen slag van den 26sten Mei 1821 bij Ostrolenka (ton n.o. van Warschau). Kort daarna stierf Diebitsch , waarschijnlijk aan do cholera, en werd vervangen door Paske witsch (zieblz. 387). Bij de onderling zeer verdeelde Polon hadden de democraten thans het overwicht, door wier toedoen Krukowiecki tot president der Republiek werd benoemd. Door zijn dubbelzinnig gedrag, geheel beantwoordende aan do liige streken, waaraan hij zijn verheffing tot die waardigheid had te danken, maakte do nieuwe president do verdediging van Warschau onmogelijk. II|j zond een groot aantal der beste troepen buiten de stad , bezette de belangrijkste posten met ongeschikte personen en veroordeelde de krijgshaftige burgerwacht tot werkeloosheid. Hot gevolg was, dat de stad, na den 6den en den 7den September door Paskewitsch hevig te zijn bestormd, zich bij verdrag aan de Russen overgaf. — Zóó viel Polon wederom. De kern der natie werd naar Siberië verbannen, het land bij Rusland ingelijfd, de hoogesohool opgeheven, en Paskewitsch, door Nikolaas tot IFc/»quot;-

schau benoemd, aanvaardde er als \'s keizers stedehouder het bestuur.

In weerwil van de vele hervormingen, welke keizer Alexander II (zie blz. 391) ook in Polen invoerde, en ofschoon hij tot op zekere hoogte aan de wonschen der volkspartij !e gemoet kwam, werd, sedert hot einde van den oorlog in de Krim (zie blz. 390), de gisting in dit land weer erger. Te diep was in de gemoederen de wrok gezeteld wegens het voordurend streven der Russische regeoring, zoolang Nikolaas de kroon had godragen , om do Poolscho taal door do Russische te vervangen en voor den katholieken godsdienst den Griekschen in do plaats te stellen, in \'t kort om de Poolscho nationaliteit met wortel en tak uit te roeien. Daarenboven vertrouwden de Polen, dat de pas gevoerde oorlog Ruslands krachten zoozeer

-ocr page 478-

45B

had ^obrokon , dat hot de horstellins: van hun volksbostaan niot in don woff zou kunnen staan. De spanning openbaarde zich in 1861 to Warschau in herhaalde optochten, in samenscholingen, die meestal weigerden uiteen te gaan, en in het dragen van openbare teekenen van rouw over hen, die in den strijd tegen Rusland waren bezweken. Het meest werd die spanning door de katholieke geestelijkheid ^aando gehouden.

Het duurde een paar jaren, dat Polen, zonder rechtstreeks in opstand te zijn, als ter prooi was aan een wedstrijd tusschen de revolutionnaire beweging aan de eene zijde en maatregelen van onderdrukking aan de andere. Middelerwijl benoemde Alexander 11 in Juni 1862 zijn broeder K ons tan tij n tot stedehouder van \'t koninkrijk. In 1863 besloot do keizer van Rusland, na verschillende voor Polen heilzame verordeningen to hebben uitgevaardigd, de lichtingen voor don krijgsdienst, gedurende eenige jaren gestaakt, vooral in do steden van Polen op nieuw te doen plaats hebben, omdat vandaar de pogingen tot verzet hoofdzakelijk uitgingen. Toen nu het besluit ten uitvoer werd gelegd en do rekruten dos nachts met geweld uit de huizen werden gehaald, barstte do opstand in de maand Januari van dat jaar los. Een nationaal bewind van eenige mannen plaatste zich aan het hoofd der beweging, die voortdurend steun vond bij de geestelijkheid. Niemand wist, wie er de leden van waren en waar zijn zetel was gevestigd; doch elk, die de bevelen van dit bewind \'niet nakwam, viel onder den dolk eener regeering, die eon tweede veemgerecht scheen te zijn. De veerkracht van dit bewind slaagde er in, don opstand lang gaande te houden; maar hot kon de meerderheid der bevolking van \'t platteland niet tot deelneming bewegen.

Wederom ontbrak het onder de opstandelingen aan eenheid, zoodat zij niet met één groot leger, maar met afzonderlijke scharen, die elk onder een eigen aanvoerder stonden, den oorlog voerden. Allengs bleek het hoe langer hoe duidelijker, dat de guerilla-bonden op den duur niet bestand waren tegen de steeds met vorsche troepen afwisselende Russische legers. En in de eerste maanden van 1864 legde de Russische regeering de hand op de leden van het nationaal bestuur, die óf ter dood gebracht, of naar Siberië gezonden werden. De vertoogen ter inmenging van Frankrijk, van Engeland en van vele andere mogendheden wees de keizer fier van de hand. In \'t midden van 1864 was de rust in Polen hersteld, liet waren vooral de generaals Murawieff en Borg, aan wier onverzettelijkheid AlexanderII het dempen van den opstand had te danken. In weerwil van den lang-durigen tegenstand , hem geboden , ging de keizer voort met het nemen van maatregelen van hervorming, mede in Polen, alwaar ook de afschaffing der lijfeigenschap werd voorbereid. Aan die maatregelen paarde hij echter andere, betreffende do taal, do kerk, het onderwijs en de rechtspraak, welker strekking was, het Poolsche eloment te verdringen en voor het Russische te doen plaats maken.

-ocr page 479-

457

§ 145.

Uitwerking van het voorbeeld, gegeven door de voormalige Engelsche koloniën in Noord-Amerika. — Haïti komt in 1705 aan Frankrijk. — Oproer der slaven. — De vrije neger- en Mulattenstaat Haïti onder Jioyer, in 1825 door Frankrijk erkend. — Splitsing in 1849 in een negerkeizerrijk onder Faustinus J, Haïti, en in een Kreolenrepuhliek, Dominica geheeteu. — Dominica komt in 1861 meer aan Spanje, maar wordt in 18G5 op nieuw onafhankelijk. — Het geheele eiland wordt in 1870 aan de Vereenigde Staten aangeboden. — Afhankelijkheid der koloniën op het vasteland van Zuid- en van Midden-Amerika van Spanje. — Invloed, der Kuropeesche denkbeelden op de Kreolen, op de Mulatten en op de overige inwoners dier landstreken. — Het streven naar onafhankelijkheid in de hand gewerkt door de ondersteuning, die Karei 111 aan de Vereenigde Staten laat geworden. — Opstand van verscheidene koloniën tegen Spanje in 1810, een uitermate geschikt tijdstip. ■— Kamp van Venezitëla, 1811 — 1824. — Simon Bolivar de bevrijder, president van Venezitëla, 1824 —1830. — Eveneens werpen Nieuw-Granada, Ecuador, Beneden-Peru en Bolivia het juk der afhankelijkheid af. — In 1836 erkent Spanje de zelfstandigheid dezer staten, gelijk mede die van Chili, van de Vereenigde Gewesten aan de Plata en van Paraguay. — Nieuw-Spanje, thans Mexlko geheeten, rukt zich los in 1822. — Herhaalde onlusten in dit land. — Augusti-nus Iturbide keizer van Mexlko in 1822. — Antonio Lopez de Santa-Anna roept de republiek uit in 1823. — Dood van Iturbide. —Santa-Anna president in 1833. — In 1853 wordt hij aangesteld als levenslang president. — Hij moet wijken in 1855. — Miramon, het hoofd van de partij der geestelijken en van de Kreolen , president in 1859. — Benito Juarez, de leider der volkspartij of van de kleurlingen, president in 1860. — Noodlottige gesteldheid van het land. — Gevaarlijke toestand der vreemdelingen. — Besluit van Juarez omtrent de rente der staatsschuld. — De leening-Jecieer, door Miramon aangegaan. —-Het verdrag van Londen van den Sisten October 1861 tusschen Spanje, Frankrijk en Engeland. — Geheime oorzaken van Spanje^ en van Frankrijks zucht tot inmenging. — Houding van de Vereenigde Staten ten opzichte van Mexiko. — Bijzondere beweegredenen van Naj:(i-leon 111. — Landing der Spaansche, der Fransche en der Engelsche vloot in Mexiko in December 1861 en in Januari 1862. — De overeenkomst van Soledad, 19 Februari 1862. — Napoleon III bekrachtigt zeniet.— In April 1862 keeren de vloot van Engeland en die van Spanje terug.— Oorzaken van dien terugkeer. — De rnoeielijkheid der taak, die Frankrijk op zijn schouders laadt. — Den \\n Mei 1863 geeft Puehla zich aan Forey over. — Intocht van Foreg te Mexiko, 10 Juni, — Hij wordt tot maarschalk benoemd. — Juarez wordt dictator.

-ocr page 480-

458

Terwijl in Europa de aangeduide groote omkeeringen tot stand kwamen, grepen in de nieuwe wereld niet minder gewichtige veranderingen plaals. Daar hadden in de achttiende eeuw de Engelsche volkplantingen, de latere Vcrcenigde Staten, het eerste voorbeeld van eon met goeden uitslag bekroonden kampstrijd voor vrijheid en onafhankelijkheid tegen \'t moederland gegeven. Hoe meer zij sedert dien tijd door akkerbouw, nijverheid en handel bloeiden, des te verleidelijker moest hot gegeven voorbeeld voor de koloniën der overige Europeesehe natiën zijn. liet eerst volgde St. Domingo, — zóó heette het eiland, zoolang het aan Frankrijk behoorde, — van dat oogenblik af weder genoemd, den stap dor Ver-eenigde Staten. Nadat de Spanjaarden sinds Columbus\' tijd dit groote en vruchtbare eiland hadden bezeten, word in 1697 de westkust aan Frankrijk overgelaten. In 1795 verwierven deFranschen het, bij den met Spanje gesloten vrede (zie blz. 303), geheolenal en verklaarden do negers vrij. Doch toen barstte er een vreeselijk oproer los der vroeger erg mishandelde slaven togen hun blanke meesters. Do door Napoleon ter herovering van Haïti gezonden troepen moesten deze poging opgeven, zoodat Frankrijk zich verplicht zag, in 1825 de onafhankelijkheid van don onder den president Boy er opgerichten vrijen neger- en mulattenstaat te erkennen. Later werd hij in twee rijken gesplitst, een negerkeizerrijk, het westelijk gedeelte, Haïti, onder paustInus i, en oen Kroolenropubliek, het oostelijk gedeelte, Dominica geheeten. In ISül werd Dominica, op\'t verlangen van een doel der bevolking, wederom een bestanddeel van het koninkrijk Spanje. Dit is hot gebleven tot Juli 1805, toen Spanje het op nieuw voor een onafhankelijke republiek heeft verklaard. Ten laatste werd, ton gevolge eener volksstemming, in 1870 het geheele eiland aan do Vereenigde Staten aangeboden, doch is tot dusver niet aangenomen.

Een dergelijke wisseling ondergingen ook de uitgebreide Spaanschc koloniën op het vasteland van Zuid- en van Midden-Amerika (zie hl/.. 172 vlg.). Het moederland hield deze rijke streken in strenge afhankelijkheid, gunde haar geen eigen bestuur, sneed haar iedere gelegenheid ter ontwikkeling van handel en van nijverheid af en liet ze , wat beschaving betreft) in den toestand der kindsheid verblijven. Nu was, sedert do eeuw der ontdekkingen, het getal der in die streken gevestigde Europeanen, zoowol als dat der Kreolen, der Mulatten, enz. zeer toegenomen. Zij waren het, die zich aan de verkeerdheid der oude instellingen ergerden. Meer en meer waren, met oen zeker aantal van hen, Europeesehe denkbeelden in do nieuwe wereld doorgedrongen. Zij leerden de bevolking do voordeelen boselfen van het treden in gemeenschap met de Europeesehe volkeren in \'t algemeen. Hierbij kwam, dat, sinds de verdrijving der Jezuïten ook uit deze landen (zie blz. 273), de studie dier wetenschappen, welke de kerk tot dusver had tegengehouden , ook hier doordrong, en met haar do verspreiding werd in do hand gewerkt der nieuwere mconingen omtrent staatkunde, standen in de maatschappij, de oorspronkelijke geljjkheid aller menschen en andere dergelijke denkbeelden , die vooral in Frankrijk werden gehoord.

-ocr page 481-

459

Zonder het to willen, bevorderde do koning van Spanje zelf, Karei III (zie blz. 277), door do Vereenigde Staten van Noord-Amerika tegen Groot-Britanniö te ondersteunen, het aanwenden van pogingen in zijn eigen koloniën, om in \'t bezit van de vurig gewonsehto onafhankelijkheid te geraken. Uit hoofde van het geringe aantal troepen , dat do regeoring van Spanje, als bezetting, in de Spaansche volkplantingen deed verblijven , vial er niet aan te twijfelen, of het had, zoodra het verzet togen de Spaanscho heerschappij een begin nam , allo kans, door de fortuin te worden begunstigd. Sedert 1810, oon uitermate geschikt tijdstip (zie blz. 315), geraakten verscheidene koloniën in openbaren opstand tegen Spanje. Uitermate geschikt was dit tijdslip, omdat de Zuid-Amerikanen, hoewel in opstand tegen het moederland, evenals de Nederlanders ten tijde van Philips II, konden beweren, aan koning Ferdinand VII (zie blz. 315) getrouw te blijven; omdat in Spanje zelf regeeringloosheid heerschte; omdat de Cortez te Cadix zeiven het voorbeeld gaven van een volk, dat een zelfstandig bestuur voorstond. En toen Ferdinand VII (zie blz. 328) weer den troon had beklommen en den opstand in Spanje zelf bedwongen, had het oproer in Zuid-Amerika te veel omvang en kracht erlangd , dan dat het zich gemakkelijk liet dempen. Te minder uitzicht was hierop, dewijl deze koning zijn oor gesloten hield voor de meest rechtmatige grieven van de bevolking dier landen en van oen staatsrechtolijko gelijkstelling dor volkplantingen mot hot moederland volstrekt niot wilde weten.

Venezuela (d. i. Klein-Venetië) verklaarde zich reeds in 1811 voor een onafhankelijke Republiek en kampte, ofschoon hot ten gevolge van do verschrikkelijke aardbeving van den 26steii Maart 1812 voor kort weder onderdo heerschappij dor Spanjaarden terugkeerde, tot 1824, het jaar zjjnor volledige bevrijding, wakker togen het Spaanscho krijgsvolk. Tot aanvoerder in dien strijd had Venezuela Simon Bolivar, met den bijnaam don be-vrjjder, die in 1824 president word en in 1830 stierf. Op die wijze verloren de Spanjaarden allengs al hun bezittingen in Zuid-Amorika en verrezen er alom republiken, als Nieuw-Gfanadd, lieneden-Peni onOpper-Peru, dat den naam Bolivia aannam, Quito, thans Ecuador, d. i. aequator of evenaar, geheoten, Chili, de Vereenigde Gewesten aan de Plata en Paraguay. Desniettemin erkende Spanje niet vóór 1836 de onafhankelijkheid van al zijn voormalige koloniën in Amerika.

Van alle staten van Midden- en Zuid-Amerika heeft er geen in deze eeuw een tijdperk van rustige ontwikkeling en bloei gehad, behalve Chili on Brazilië (zie blz. 431). Daarentegen hoeft geen van hen aan meer beroeringen en binnenlandsche onoenigheden ten dool gestaan dan Mexiko, hetwelk tot dusver Nieuw-Spunje had geheoten. Sedert zijn afscheuring van Spanje onderging hot negen malen oon verandering van regoeringsvorm. Van datzelfde tijdstip af was het moor dan driehonderd malen het tooneel eener verheffing van den een of andoren partijganger of van een oproer. Allereerst werd in 1822 august In us itubdide, een Kreool en overste in Spaanschen dienst, tot keizer benoemd, wolk keizerschap echter weldra

-ocr page 482-

460

woder een einde nam, toen generaal antonio lopez santa-anna in 1823 de republiek uitriep en Iturbido werd dood geschoten. Hierop had men een tijdperk van bonte wisseling: nu eens een republiek in naam, regeeringloosheid inderdaad , dan weer een president mot onbeperkte macht. In 1833 werd Santa-Anna president, vervolgens wel meermalen verbannen , maar in Dec. 1853 zelfs als levenslang president dor Eopubliek aangesteld. Doch in Aug. 1855 moest hij (overleden in 1876) van die waardigheid afstand doen, waarop verschillende presidenten elkander spoedig, de een na den ander, opvolgden. Zoo werd in 1859 Miramon met die waardigheid bekleed, welke Miramon het hoofd was der partij, die haar steun vond bij do geestelijkheid on bij de aanzienlijken, waartoe de moosto Kreolen behoorden. Tegen \'toindovan 1860 zaghij zich echter genoodzaakt, zijn plaats aan Benito Juarez af te staan, oen afstammeling dor oude Azteken (zioblz. l74),\'don leider der volkspartij, die vooral uit kleurlingen bestond. Maar ook deze verheffing stelde geen paal en perk aan do regeeringloosheid en aan den strijd der partijen.

Al die soldatonopstandon en burgeroorlogen maakten don toestand van het land als hopeloos. Rooverbendon doorkruisten hot land allorwego. Doodslag, roof en diefstal waren aan do orde van den dag. Do geldmiddelen van het rijk waren uitgeput. In die gesteldheid van zaken waren het vooral de vreemdelingen, die, welke partij ook voor \'t oogenblik don druk der heerschappij het meest\'dood gevoelen, liet moesten ontgelden. Hierbij kwam, dat Juarez hot besluit nam , de uitkeering van de rente der schuld van het rijk gedurende twee jaron te schorsen. Bovendien had Miramon een leoning aangegaan bij het Zwitserscho bankiershuis Jecker, hetwelk onder de bescherming stond van de toenmalige regeering van Frankrijk. Zoodra nu Juarez behoorscher werd van Mexiko, verlangde het huis Jocker de betaling der schuldbekentenissen.

Een ware zondvloed was er alzoo van grieven en van bezwaren , van de zijde dor Europeanen, die zich over het hoofd van Juarez uitstortte. Den 31sten October 1861 sloten drie inogondhedon uit dat werelddeel, Spanje, Frankrijk en Engeland, met elkander het verdrag te Londen, waarbij werd bepaald, dat zij, ten einde Mexiko te noodzaken, de verplichtingen na te komen, die het op zich had genomen, en waarborgen te geven voor krachtiger beveiliging van de personen en van do goederen harer onderdanen, de sterkten op do kust van het rijk zouden bezetten, zonder nogtans voor zichzelf eenige aanwinst van grondgebied of ander voordeel tobooogenof afbreuk te willen doen aan hot recht der Mexikanen , naar eigen verkiezing hun rogeeringsvorm vast te stellen.

Binnen kort werd hot waarschijnlijk, dat do belangstelling in hot lot van Mexiko, zoowel van Isabella, als van Eugénie, althans ten deolo was toe te schrijven aan do bandon, die zij hadden aangeknoopt met verscheidene uitgeweken Mexikanen van do partij der geestelijkheid en van hot koningschap, on aan de zucht om aan het door verdeeldheden verscheurde rijk een vorst te verschaffen , b.v. een prins uit het in Spanje regoerend hnis. Te oor moest men aan dieper liggende, in \'t verborgen schuilende

-ocr page 483-

461

doeleinden geloovön, omdat hot oogenblik, waarop men zich gereed maakte, troepen naar Moxiko de zee te doon oversteken , juist dat was, waarir. het zichtbaar werd, dat de krijg, ontbrand tusschen du Noordelijke on de Zuidelijke van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, een vroeger niet vermoeden omvang zou bekomen. In tegenstelling met de EuropcescLe mogendheden had de regeering dor Vereenigde Staten , vooral om de moeie-hjke omstandigheden, waarin zijzelf verkeerde, ofschoon ook zij bezwaren tegen Mexiko had , besloten, voorshands niet aan te dringen op de bevrediging van haar verlangen. In plaats van mot de Vereenigde Staten medo te gaan, betoonden vooral Spanje on Frankrijk eeu buitengewone overhaasting.

Wat Napoleon lil zelf betreft, hot is vermoedelijk, dat de onderneming hem om velerlei redenen toelachte. Hij kon door dien tocht do eer- en do heerschzucht van \'t Fransche volk en leger vleien; wellicht voor dat volk een aandeel bekomen aan do schatten goud en zilver, die de bodem van Mexiko bevatte; eindelijk tegenover liet overwicht van het Angelsaksische ras (zie bin. 471) der Vereenigde Staten een bolwerk opwerpen in den invloed, dien alsnu van dit oogenblik af hot Celtische of Latijnsehe element der Europeosche bevolking daaraan zou ter zijde stellen,

In December 1861 en in Januari 181)2 landden de Spaanscho, de Fransche en de Engelsche vloot in Mexiko. Aleer zij met de vijandelijkheden aanvingen , beproefden de aanvoerders der Europeosche krijgsmacht den weg der onderhandelingen. Den 19den Februari 1802 sloten zij met Juarez de overeenkomst van Soledud (een dorp, ten z.w. van Veracruz), waarbij werd bepaald, dat do beide partijen zouden trachten elkander nader te verstaan. Van dit tijdstip af bleek zeer duidelijk, dat niet do minste overeenstemming bestond tusschen de drie mogendheden, die zich tegenover Alexiko hadden gestold. Terwijl toch de regeering van Spanje en die van Engeland hot verdrag van Soledad bekrachtigden , onthield Napoleon III er zijn goedkeuring aan. En in April 18ü2 keerden de vloot van Spanje en die van Engeland, het veld aan Frankrijk open latende, reeds weder den rug aan do kust van Amerika en stevenden naar het vaderland terug. Engeland wilde, in strijd niet de verder reikende budoelingen van Frankrijk, zich niet dieper mengen in de aangelogenhedon van een vreemd rijk, ook om niet het gevaar to loopen, eens in mogelijke botsing te geraken mot do Vereenigde Staten. Spanje, dat, ovenals Engeland, alrcodo iets wist of vermoedde van hetgeen Napoleon in \'t schild voordo, begreep, dat het pogen om een prins uit het huis Bourbon op den troon van Moxiko te plaatsen geen kansen van slagen had en zag insgelijks van verdere bemoeiingen al\'.

Het was geen gemakkelijke taak voor de Franschen, die alleen overbleven, te volvoeren wat hun regeering in den zin had, m. a. w. de wet te stellon aan een land, dat bijna vier malen zoo groot was als Frankrijk, weinig bevolkt en in ruim twintig staten gesplitst; een land, waarvan daarenboven hot terrein eigenaardige zwarigheden aan do Europeosche wijze van krijgvoeien aanbood. Hot begin van don krijgstocht dor Fransche troepen was ongelukkig. Zoodra ochtor nieuwe benden, aangevoerd door

-ocr page 484-

462

generaal F o r e y, onder wien , niet anderen, Bazaine (zie blz. 420) als hoofdofficier stond, waren aangekomen, begunstigde de fortuin de wapenen dor Fran-schen. Den 18den Mei 1863 gaf de vesting Puehla (ten z.o. van Mexiko) met haar garnizoen zich over. Don lOden Juni hield Forey zijn intocht te Mexiko. De belooning, die hem ten deel viel, was zijn benoeming tot maarschalk van Frankrijk. Van den kant der vijanden daarentegen was in den loop van den zomer van 1862 Juarez door het Mexikaansche congres tot dictator benoemd.

§ 146.

Mexiko. — In Juli 1863 besluit een vergadering van notabelen te Mexiko, de keizerskroon van \'t rijk aan te bieden aan Ferdinand Maximiliaan van Habsburg. — Hij is getrouwd met Charlotte. — Maximiliaans geaardheid. — Hij ontvangt de Mexikaansche afgevaardigden den \'\\den October 1863 op het kasteel Miramare. — Hij neemt een afwachtende houding aan. — Sedert Augustus 1863 wordt Forey vervangen door Bazaine. — Bazaine verovert bijna het gansche land en verdrijft Juarez naar het Noorden. — Overal verklaren zich de inwoners voor Maximiliaan. — Aankomst van een tweede Mexikaansch gezantschap\'op Miramare, 10 April 1864. — Maximiliaan neemt de kroon aan. — Bepalingen van het verdrag, op denzelfden dag door hem gesloten met Napoleon III. — Den Xiden April vertrekken Maxi-■miliaan en Charlotte op de Novara. — Besluit der Vereenigde Staten van den iden April met betrekking tot de leer van Monroe. — De Novara bereikt den 28slen Mei Veracruz. — Intocht van Maximiliaan te Mexiko, 12 Juni. — Bezwaren, welker gewicht hij terstond gevoelt. — Karakter van zijn,bewind. — Nieuwe moeiel jkheden, die voor den keizer oprijzen. — Charlotte begeeft zich naar Frankrijk en naar Itome. — In September 1866 samenkomst der keizerin met den paus en begin van haar krankzinnigheid. — Zij gaat eerst naar Miramare en vanhier naar België. — Maximiliaan besluit te volharden. — Inscheping en vertrek der Franschen van half Januari tot 13 Maart 1867. — Maximiliaan breekt in Februari 1867 van Mexiko op naar Queretaro. — Hier sluit Fscobêdo hem in. — Verovering van Queretaro, den Ihdeti Mei. — Maximiliaan geeft zich over. — Den l\'iden Juni wordt hij met Miramon en met Mejia dood geschoten. — Juarez wordt herkozen. — Hij overlijdt den \\amp;den Juli 1872. — Lerdo de Tejada.

Onder de beschutting der Fransche wapenen kwam in Juli 1863 een junta of vergadering van notabelen te Mexiko bijeen. Zij besloot, het rijk tot een keizerrijk te verhelfen en do kroon aan te bieden aan fekdinand maximiliaan van Habsburg, een broeder van Frans Jozef, keizer van Oostenrijk. Terstond vertrokken eenige afgevaardigden, om de aanbieding in persoon te doen. Maximiliaan, destijds ruim dertig jaar oud, was getrouwd met Charlotte, een dochter van Leopold I, koning der Belgen. Hij stond met zijn broeder, den keizer, op geen te besten voet en hield

-ocr page 485-

4fi3

zich ver van regeeringszaken. Niettemin bezielde hem een vurige neiging om een werkzaam leven te leiden en zich verdiensten te verwerven. Geenszins bevredigden hem ten volle de genietingen van kunst en van wetenschap, waarin hij voor \'t overige veel behagen had. Mot eon rijke verbeeldingskracht begaafd, trok hem het uitzicht op een avontuurlijk leven eerder aan, daa het hem afschrikte. Wat anders vreemd zou zijn geweest, dat een spruit uit het huis Habsburg een kroon aannam uit de hand van dien Napoleon, die, meer dan iemand, tot de vernedering van dat huis had bijgedragen, werd verklaarbaar door de persoonlijke bewondering, die Maximiliaan, in tegenstelling met do overige leden van zijn huis, voor dezen beheerscher der Franschen koesterde.

Men vermoedt, dat Maximiliaan van woge .Napoleon de eerste opening is geworden van hetgeen het hof der Tuiloriën had beraamd reeds vóór het tijdstip der Fransch-Engelsch-Spaansche tussciienkomst. Ook staat het vast, dat hij zich van \'t begin af niet geheel afkeerig heeft betoond van het op zich nemen der hem toegedachte taak. Toon alzoo de Mexi-kaansche afgevaardigden door hem werden ontvangen den 3den October 1863 op het slot Miramare (gelegen ten n. van Triest, in de onmiddellijk» nabijheid, aan zee), vonden zij hein niet onvoorbereid. Ook nu behield hij intusschen zijn afwachtende houding: hij verklaarde niet ongezind te zijn, de kroon aan te nemen, mits de gansche Mexikaansche natie do voorloopig door de hoofdstad gedane keus bekrachtigde. Zoude evenwel het gansche volk getuigenis van zijn gevoelen aticggen . dan moest wederom een veldtocht voorafgaan. De leiding van den verderen gang der krijgsverrichtingen werd thans, sedert Augustus 1863, opgedragen aan Bazaine. Uitermate gelukkig was deze veldtocht. Onophoudelijk drongen de Franschen voorwaarts, veroverden do eene stad na de andere , b.v. Queretaro (ten n.w. van Mexiko), en dreven Juarez , van wien inmiddels vele officieren afvielen , naar hot verre Noordon. IJverig word Bazaine bijgestaan , zoo door anderen , als door generaal Moj ia, een Indiaan van geboorte, mot zijn guerilla-benden.

Naar gelang de steden in \'t Oosten en in het midden van \'t rijk in handen der Fransehen waren gevallen, liet men de inwoners stemmen. Alom verklaarde zich de natie ten gunste van Maximiliaan. Don lOden April 1864 bezocht een tweede gezantschap Mexikanen den aartshertog van Oostenrijk op het slot Miramare, die zich alsnu eindelijk gereed betoonde om het bewind te aanvaarden. Denzolfden dag sloot hij een verdrag met Napoleon III, houdende o. a., dat de bevelhebber derFranscho krijgsmacht niet ondergeschikt zou zijn aan den nieuwen keizer; dat do Fransche troepen Mexiko allengs zouden ontruimen, naar mate de keizer een leger van inboorlingen zou hebben op de been gebracht; dat, na het vertrek der Franschen , hot vreemdclingon-logioon nog zes jaren zou blijven ; eindelijk, dat hij, Maximiliaan, een som van 270,000,000 francs, als schadeloosstelling, in termijnen aan Frankrijk zou uitkeeren.

Den 14den April verlieten Maximiliaan en Charlotte met hun gevolg Miramare en scheepten zich in op het Oostennjksoho fregat „de Novaraquot;,

-ocr page 486-

464

dat hen naar hun tweede vaderland zou overvoeren. Tien dagen vroeger had het congres der Vereonigde Staten van Noord-Amerika eon besluit genomen, waarin men betuigde vast te houden aan (Ze fcer yflM jl/tm/\'oe (zie blz. 468), volgens welke op den bodom van dat werelddeel slechts republieken worden geduld. Na een reis van zes weken boreikto do NovUra den 28ston Mei de haven van Veracruz, Don 12don Juni had de intocht in do hoofdstad plaats.

Nog maar een paar weken had Maximiliaan den last van den schepter getorscht, of hjj stiet reeds op menig vorschijiisel, dat hem in de naaste toekomst groote mocielijkhoden voorspelde. Noch do Vereenigde Staten, de Unie, noch de goconfodoreerdon wilden betrekkingen met don keizer van Mexiko aanknoopen. In zijn begeerte om van den aanvang af geheel Moxikaan te zijn zocht Maximiliaan ook do aanhangers van de vrijzinnige partij aan zich to verbinden. Hierdoor vervreenuldo hij van zich do geestelijkheid on do voorstanders der alleenheerschappij, die hom den weg tot don troon hadden gebaand, zonder voor goed de republikeinen to winnen. Over \'t geheel ontbraken aan \'t bewind van Maximiliaan do noodige veerkracht en volharding. Mexiko behoefde oen Lodowijk XI (zie blz. 147) of oen Cromwell (zie blz. 229 vlg.). In plaats van in don zadel plaats te nemen en het zwaard aan te gorden vertoefde Maximiliaan voortdurend in zijn schrijfkamer en vaardigde ton decle voortreffelijke verordeningen uit, dio echter in de handen zijner dienaren een doodo lettor bloven. Alles wilde do keizer daarenboven tegelijk regelen, waardoor hij meer verwarring aanrichtte, dan oenheid en klem van bestuur in do hand werkte. Ook doorgrondde hij niet genoeg den wispelturigen en steeds tot verraad overhellenden aard van \'t volk in \'t algemeen.

Onder de grootste zwarigheden, waarmede Maximiliaan weldra had te worstelen , was vooreerst een volledige breuk niet do geestelijkheid, aan wier eischen , betreffende b.v. de uitsluitende heerschappij van \'t lioomsch-eatholi-cisnio, de keizer niet gezind was too te geven; dan een steeds reddeloozcr worden van den toestand der geldmiddelen ; eindelijk een steeds aangroeiende slechte verstandhouding mot Bazaino, dio Maximiliaan te zeer het gewiclit van de zelfstandigheid van den post, dien hij bekleedde, deed gevoelen.

Middelerwijl gaf de uitkomst van den kamp, in do Vereenigde Staten gevoerd, in \'t voorjaar van 1865 tevens den doorslag aan den loop der aangelegenheden in Mexiko. Togen \'t einde van dat jaar eischte do Unie zonder omwegen do terugroeping der Franscho troepen. Keizer Napoleon, vast besloten, zich aan geen oorlog met do Vereenigde Staten te wagen, nam zich dus voor, aan de vorderingen van dien kant toe te geven.

In \'t begin van 1866 begon de toestand van Maximiliaan wanhopig te worden. Do krijgsmacht, waarover hij had te beschikken, bestond, zoo men de Franschen uitzonderde, slechts uit het vreemdelingen-legioen en uit een tweede, samengesteld uit Oostenrijkers en uit Belgen. Het Mexi-kaanscho leger was èn nog niet op behoorlijken voet ingericht, èn, wat erger was, geenszins te vertrouwen. De keizer had zoozeer gebrek aan

-ocr page 487-

405

goldmiddolon, dat, ir.diou Bazaine hom niot was to hulp gokomon, hij over goon penning zou hebben te boschikkon gehad. Napoleon liet hom weten, dat do ai\'tooht van \'t Fransche leger bjj termijnen zou aanvangen in het najaar van 1866 en in den herfst van 1867 zou zijn voleindigd. Naar mate do Fransche bezettingen do hot vorst van het middelpunt verwijderde steden ontruimden, won Juarez wedor veld. In gelijke verhouding vielen gelieole landstreken en afdeelingen van \'t Mexikaanscho logor van Maxi-miliaan af. De zwaarste beproeving eindelijk voor den keizer was, dat Napoleon hom in den voorzomer van 1866 bunchtto, dat hij, daarMaxi-miliaan zijn verplichtingen ten opzichte der stortingen niot was nagekomen , het verdrag van Miramare als opgeheven beschouwde. Maximiliaan getuigde hierop openlijk, dat do keizer der Franschen hom had misleid. Zelf wilde hij dadelijk afstand doen van \'t bewind. Doch zijn gemalin weerhield hem en sloeg voor, nog een laatste poging aan te wenden, die hierin zou bestaan, dat zijzelve zich naar Parijs spoedde, om te beproeven, Napoleon tot andere gedachten to brengen.

In de eerste helft van Augustus landde Charlotte te St. Nazaire (aan den mond der Loire), om weldra in een bijeenkomst met den keizer der Franschen to St. Cloud te vernemen, dat haar reis vruchteloos was geweest. Kort daarna toog zij naar Home, ten einde te pogen, door bemiddeling van den paus, een betere verstandhouding met de Mexikaansche geestelijkheid te weeg te brengen. In dat samenspreken met Pius IX openbaarde zich, in September 1866, voor \'t eerst de kwaal der krankzinnigheid, die de keizerin belette, zich weder naar Mexiko te begeven en waaraan zij sedert tot den huldigen dag heeft geleden. Voorloopig naar Miramare teruggekeerd , werd zij, na den dood van Maximiliaan, vandaar naar België vervoerd, waar zij voortgaat haar noodlottig leven te slijten.

Maximiliaan, dio in zijn keizerrijk was gebleven, stroomden intus-schcn dagelijks .allerlei Jobstijdingen toe van afval, van verraad en van samenzweringen, die het zelfs op zijn leven gemunt hadden. Zijn juist inzicht in de omstandigheden verheelde hom niet, dat de dagen zijner regeering geteld waren. Doch het streed met het ridderlijk gevoel van eer, dat hij met zijn voorvader Maximiliaan I (zie blz. 179) gemeen had, het vaandel te verlaten, ook dan, wanneer allen de trouw verzaakten. Eindelijk begon, in \'t midden van Januari 1867 , de inscheping van\'t Fransche leger. Den 13den Maart 1867 was er geen Fransch soldaat meer op den bodem van Mexiko en stak de vloot van wal. Hoezeer men moge ingenomen zijn niet do edele hoedanigheden van don achterblij vonden keizer en met de standvastigheid, door hem aan don dag gelegd in dit laatste rampzalige tijdsbestek van zijn bewind, men kan niet loochenen, dat hij moet worden geacht don onvermijdelijken ondergang te hebben gewild en dien, als met open oog, te zijn te gemoet gesneld.

In \'t midden van Februari 1867 brak hij met de boste afdeelingen troepen uit Mexiko naar Querotaro op. In dozo verschanste plaats trof hij Miramon en Mejia (zio blz. 463) met nog eenige benden aan. Op het zoo uitgestrekte

Wunnk, Uaudboek der Alg. Geschiedenis, Gde druk. 30

-ocr page 488-

grondgebied, dat oenige weken tevoren zijn keizerrijk had geheeten, beperkte zich, in den wijden omtrek, van \'t Noorden naar het Zuiden en van de golf van Mexiko tot don Groeten Oceaan of de stille Zuidzee, zijn werkelijk gezag tot eenige weinige punten , het tooneel der uiterste worsteling. Binnen een paar dagen was Maxitnüiaan zelf te Queretaro van alle zijden ingesloten door Escobëdo, een van Juarez\' generaals. Twee en een halve maand hield de keizer het beleg uit. Ten laatste, den ISdenMei, werd Queretaro veroverd. De keizer ontkwam, door eenige officieren gevolgd, naar een versterkten heuvel, aan \'t andere einde der stad; doch weldra was de vesting geheel in de macht van den vijand en de heuvel, waarheen Maximiliaan met een gering aantal manschappen was geweken, omsingeld. Zonder lane beraad gaf de keizer zich over. Thans liep het treurspel binnen kort ten einde. Maximiliaan werd, wegens hoogverraad, door een krijgsraad, waarvoor hij evenwel, uit hoofde va ongesteldheid, niet in persoon verscheen, ter dood veroordeeld en viel, met de generaals Miramon en Mejia, op den morgen van den 19den Juni onder de kogels der soldaten. Zijn sneven was do stellige wil van Escobödo en van zijn officieren; doch Juarez, die het wellicht niet had kunnen verhinderen, toonde ook geenszins, dat hij dit had gewild. Op nieuw herkozen, aanvaardde Juarez wederom de regeering over \'het gansche rijk en bestuurde het tot zijn overlijden, den 18den Juli 1872. Zijn opvolger was Lerdo de Tejada.

§ 147.

De omvang en de hloei der Vereenig de Staten nemen voortdurend toe. — Oorzaken van het daarheen trekkende groote getal landverhuizer*. — Cijfers ter staving van de bewering betrekkelijk de vermeerdering der bevolking. — Grondtrekken van H karakter der Amerikanen. — De leer van Monroe. — Thomas Jefferson president 1801—1809. — De partij der republikeinen of democraten. — Die der federalisten. — Ohio wordt in 1802 lid van H verhond. — Louisiana in 1803 van Frankrijk gekocht. — James Monroe president 1817—1825. — Hij bevordert het aanleggen van kanalen en van wegen. — Begin van het aanleggen van spoorwegen in 1832. — Grondvesting in 1826 door eenige Amerikanen van Liberia op de westkust van Afrika. — Aanwas der bevolking van den staat, hier opgericht in 1837. — Hoofdstad en regeeringsvorm. — Spanje staat in 1819 Florida af aan de Vereenigde Staten. -- Het wordt een staat in 1846. — Texas in 1845 als staat opgenomen. — Oorlog niet Mexiko, 1846—1848. — Vrede.— Het getal der staten en der landstreken vermeerderd met Nieuw-Mexiko en met Opper-Californië. — James Buchanan president in 1857. — In 1620 voor V eerst slaven ontscheept in Virginië. — Een artikel van de staatsregeling van 1787, rakende den slavenhandel. — In 1790 is Massachusetts de eenige geen slaven houdende staat. —quot; In

-ocr page 489-

\\(\\1

1800 heeft Vermont er ook yeen meer en New-Hampshire hijna niet.— Omkeering in de algemeene denkwijze der bevolking omtrent de slavernij tegen H einde der achttiende eeuw. — Genootschappen, ter wering van de slavernij opgericht. — Een artikel der staatsregeling van 1787, een groot voorrecht aan de slavenhouders toekennende. — Verschil tusschen de bronnen van bestaan in H Zuiden en in H Noorden. — Onderscheid van aard, in weerwil der eenheid, van ras en van afkomst, tusschen de lieden van \'t Noorden en die van H Zuiden. — Onmogelijkheid van het op den duur naast elkander bestaan, der tivee maatschappelijke en staatkundige stelsels. — Alle staatkundige partijen yaan mettertijd op in twee, de republikeinen, tegenstanders der slavernij, voorstanders der eenheid in 7 bewind , en de democraten, zich aansluitende aan de slavenhouders, handhavers der rechten van de bijzondere staten. — Breuk in 1860 tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke democraten. — De grenslijn tusschen het karakter van H Noorden en dat van H Zuiden thans zuiver getrokken. — Texas in 1845 onder de staten opgenomen. — Kansas treedt toe in 1861. — Oorzaken, weshalve het beginsel van H Noorden steeds veld moest winnen. — Twee punten, waaruit het Zuiden een keus moet doen. — Het vraagstuk omtrent den aard der vereeniging, in 1787 door de staten opgericht. — Alexander Hamilton. — De beweringen dienaangaande van de beide geschilvoerende partijen.

Na den met zoo gunstigen uitslag bekroonden strijd voor de onafhankelijkheid namen de omvang en de bloei der Vereenigde Staten van Noord-Amerika (zie blz. 278) voortdurend toe. Inzonderheid door de landverhuizing uit Europa groeide de bevolking aanhoudend zeer sterk aan. Als vanzelf noopte daartoe de algemeene toestand van dit werelddeel in \'t laatst der vorige en in de eerste helft van deze eeuw. Daarenboven werkten mode bijzondere oorzaken samen. Menigeen, die in de oude wereld geen bestaan kon vinden, of naar een avontuurlijk loven haakte, of, wegens schulden , om zijn naam of anderszins, gegronde reden had om uit te wijken, zoclit in Amerika wat hij in Europa niet had gevonden. Hot viel niet moeielijk, er grond te verwerven om te bebouwen, en in de steden, de nijvero werkplaatsen van den handel en van tal van bedrijven, werd voor den arbeid een hoog loon betaald. Op het tijdstip van \'t uitbreken van den krijg voor de onafhankelijkheid, in 1775, bedroeg de bevolking, de slaven er onder begrepen, nog niet hot getal van 3 Ji 4,000,000 men-schcn. In 1800 was dit oijfer reeds geklommen tot ruim 5,000,000, in 1830 tot nagenoeg 13,000,000, terwijl het in 1870 het aantal van 42,000,000 zielen had overschreden.

Zoowel in het dagclijksche en maatschappelijke leven, als in do verhouding tot het buitenland kwamen de grondtrekken van \'t karakter van den Amerikaan, hooggestemd gevoel van eigenwaarde en van eigen degelijkheid, veerkracht en zucht tot groote ondernemingen , hoedanige aan jeug-

30*

-ocr page 490-

468

(ligc volkeren plegen eigen te zijn, sterk uit. Deze eigenschappen hebben er niet het minst toe geleid, dat het aantal staten binnen het tjjdsbestek van nog geen eeuw bijna verdriedubbeld is. Heeft ook hot zwaard bij die uitbreiding hot zijne gedaan, meer nog is het hot werk geweest van\'t vrijwillig toetreden der buren en van verdragen.

Steeds was het hoofdpunt van do buitenlandsche staatkunde der Ver-eenigde Staten oen angstvallig waken togen allo inmenging van Europa in de aangelogenhedcn van Amerika. Toen in de eerste jaren na 1820 (zie blz. 459) de afgevallen Spaansehe koloniën weder in de aloude boeien dreigden te worden gesmeed, verklaarde de president James Monroe (1817— 1825) in do jaarlijksoho boodschap, waarmede hij in 1823 do zittingen van \'t congres opende, dat hot van nu aan een vast beginsel moest zijn, dat het vasteland van Noord-Amerika niet langer behoorde te wezen een gebied, waarop elke Europeesche mogendheid , wie zulks behaagde, volkplantingen mocht aanloggen. Deze verklaring, die in \'t vervolg onder den naam „loer van Monroequot; vermaard is geworden, volgons welke de Ver-eenigde Staten geenerlei bemoeiing van zoodanige mogendheid met de zaken van het vasteland van Amerika dulden , is tot heden het richtsnoer hunner buitenlandsche politiek gebleven.

Één van de merkwaardigste regenten vóór Monroe was de president Thomas Jefferson (1801 —1809), sinds wiens verkiezing de republikeinen of democraten — een kleine tusschenpoos niet medegerekond — don voorzittorsstoel altijd door iemand van hun partij hebben weten te doen innemen. Gelijk deze partij, welke vooral steun vond in het Zuiden, van het tijdstip af der afzwering van\'t Dritsche gezag in het land was verrezen , had, sedert denzelfden tijd, tegenover haar gestaan die dor federalisten (voorstanders der vereeniging), die haar meeste aanhangers tolde onder de lieden van het Noordon. Zooals de democraten do zelfstandigheid der bijzondere staten in den uitgestrektsten zin voorstonden, achtten de federalisten (van \'t Latijnsche woord „foedusquot;, verbond) hot noodig, dat het zwaartepunt berustte bij de regeering van \'t geheel. Onder \'t bewind van Jefferson werd Ohio in 1802 in het verbond opgenomen en Louisiana in 1803 (zio blz. 271, 272) van Frankrijk gekocht. Een zijner opvolgers, de boven genoemde Monroe, was een der ontwerpers van \'t bevorderen der grootscho verbinding tusschen den Atlantischen Oceaan en de Stille Zuidzee door middel van kanalen en van kunstwegen. Een zoodanig kanaal is het Erie-lcanaal, tusschen het Eriemeer en de rivier de Hudson (in \'t Noord-Oosten), voleindigd in 1825. Sinds 1832 of een weinig vroeger werden aan deze middelen van gemeenschap toegevoegd de spoorwegen, die hier werden aangelegd mot een spoed en in een uitgestrektheid, die geen van Europa\'s staten evenaarde on zonder dat de natuur van \'t land, die zoovele belemmeringen schoon in don weg te stellen, er schier eenige vertraging in aanbracht.

In 1826 grondvestten op oen door hon aangekocht terrein eenige Noord-Amerikanen uit Washington, de hoofdstad der Vereenigd.e Staten (in

-ocr page 491-

469

Columbia), con kolonio voor vrijgekochte negers, Liberia, d. i. land dor vrijheid (op do westkust van Afrika, eenige gradon ten n. van den ovenaar). De strook lands, waar de volkplanting zich nederzette, werd van de inboorlingen gekocht. Zij bestond uit ongeveer negentig lieden. Thans is de bevolking tot ruim 500,000 zielen aangegroeid , onder welke omtrent 15,000 vrije kleurlingen uit Amerika zijn. De hoofdstad heet Monrovia, naar Monroe, de taal is hot Engelsch. Sinds 1847 verklaarde Liberia, met goedvinden der vereeniging, waaraan do kolonie haar aanzijn is verschuldigd , zich voor oen zelfstandigen staat. De regeeringsvorm van don jongen staat, die op oen grondwet berust, is do republikeinscho. liet bewind over de Republiek voert een president met twee kamers. Allengs hebben de meeste van Europa\'s mogendheden Liberia als staat erkend, Nederland in 18G2.

In 1819 stond Spanjo Florida (zie blz. 278) voor oen som geld aan de Republiek af, dat in 1846 als een onafhankelijke staat bij de Unie werd ingelijfd. Onder \'t bestuur van een paar presidenten van lateren tijd overschreden de Vereenigde Staten hun grenzen en voegden aan hun gebied uitgestrekte streken toe. In 1845 werd de vruchtbare , maar voorheen bijna onbewoonde Mexikaansche provincie Texas, sedert tien a twintig jaren mot volkplanters uit de Unie bevolkt, aan de Vereenigde Staten toegevoegd. Hieruit ontsproot een oorlog met Mexiko, 1846—1848, die hierop uitliep, dat Mexiko bij (Jen vrede voor oen schadevergoeding in geld Nieuw-Mexiko en Opper-Californië aan de Vereenigde Staten moest afstaan. In 1857 word James Buchanan president der Republiek.

Intusschen leden de vereenigde Staten, bij al hun bloei, sedert hun optreden als zelfstandige staat aan oen kwaal, die mettertijd voor hun wolvaart noodlottig dreigde te zullen worden. De kwaal was het geschil over de slavernij, welke sinds eeuwen in Amerika heersehto. Niet alleen maakten in de zestiende eeuw de Spanjaarden do Indianen tot slaven; maar bovendien voerden zij er, als zoodanig, Afrikaansche negers in. In 1620 werden op het oorspronkelijk grondgebied der Vereenigde Staton, in Virginië, voor \'t eerst slaven ontscheept, daar voor geld geleverd door oen Nederlandseh vaartuig. Gedurende de zeventiende en do achttiende eeuw breidde zich de slavernij, hot lot, zoowel van Indianen, als van negers, over gansch Noord-Amerika uit. In de staatsregeling van 1787 (zie blz. 278) werd bepaald, dat vóór 1808 do slavenhandel niet mocht worden verboden; doch na dien termijn was hij dan ook voor goed afgeschaft. Nogtans was opheffing van don slavenhandel iets anders dan opheffing der slavernij. In 1790 was van alle staten, waaruit hot rijk bestond, Massachusetts de eenige, waarin geen slaaf was te vinden. In 1800 had Vermont er ook geen meer en New-llampshire eveneens bijna niet.

Ten tijde toen de onafhankelijkheid der Vereenigde Staten oen aanvang nam , was de algemeene denkwijze afkeerig van de slavernij , ook in eenige van de Zuidelijke Staton. Hierin kwam een geheele omkeering tegen\'t einde dor achttiende eeuw, nadat de uitvinding dor werktuigen ter reiniging van \'t katoen aan den arbeid der slaven een tot dusver ongekende waarde ge-

-ocr page 492-

4 70

^evcn on hoogor gewicht bijgezet harl. fn weerwil hiervan nam het aantal toe van de genootschappen, in verschillende staten opgericht ter wering van de slavernij. Het eerste was dat van Pennsylvanië, dat als eersten president had Benjamin Franklin, gesticht in 1775.

Onder de artikels der staatsregeling van 1787 was er een, hetwelk een groot voorrecht toekende aan de slavenhouders. Volgens dat artikel moest hot getal der vertegenwoordigers, hetwelk iedere staat zou zenden naar de kamer (zie blz. 278), evenredig zijn aan \'t cijfer der bevolking. Tor vaststelling van dit cijfer zouden in eiken staat \'/j. van do som der slaven bij do som dor vrijen worden opgeteld. De bepaling van dat artikel gaf, zoodra dit aanmerkelijk onderscheid was ontstaan tusschen de staten van \'t Noorden en die van het Zuiden , dat do eerste geen , de laatste wol slaven hadden , in \'t congres een belangrijk overwicht aan die laatsten. Dit voorrecht droog er toe bij, de eigenaars van slaven te doen streven naar\'t vergrooten eener bezitting, die zulk een invloed op \'t bestuur van den staat verschafte.

Van de eerste tijden van haar bestaan af bevatte alzoo de jeugdige Republiek in eigen boezem de kiem der tweedracht. Terwijl weldra in de Noordelijke Staten de slavernij niet langer bestond en over \'t geheel als een onmenscholijke instelling hevig werd afgekeurd, hielden de Zuidelijke zo met hand en tand vast en achtten ze, als waarborg voor\'t verschaffen van voldoende middelen van onderhoud aan de bevolking, onontbeerlijk. Immers met de bronnen van bestaan in hot Zuiden stond het anders geschapen dan in het Noorden. Hier, waar men in \'t bezit was van goede havens, waren handel en nijverheid de hoofdbronnen van bestaan. Daarentegen leefde het Zuiden, bij \'t gemis van havens, van de plantages van suiker en indigo, van rijst en maïs, van tabak en katoen, die door slaven werden bebouwd. Uit hoe onderling uiteenloopende bestanddeelon de bevolking der Vereenigde Staten moge zijn samengesteld, die van het Noorden was met die van hot Zuiden, in soort en in oorsprong, aanvankelijk één. Het heersehende element was het Angel-Saksische ras.

Doch gaandeweg kweekte de voortduur der slavernij in het Zuiden, gevoegd bjj bet verschil van klimaat, een verscheidenheid in de grondtrekken van \'t karakter der beide hoofdafdeelingen van do bevolking, welke ze als tot twee stammen maakte, die bijna niets met elkander gemeen hadden. Het stolsel der slavernij, dat den heer in \'t Zuiden rijkdommen en vrijen tijd verschafte, deed hom streven naar \'t oefenen van invloed op do algemeeno aangelegenheden. Do moeste staatsmannon en bovenal het meerendeel der presidenten kwamen uit het Zuiden. Over \'t geheel muntten do liodon van dat Zuiden boven die van \'t Noordon uit in fijnheid van maatschappelijke vormen en in gemakkelijkheid van omvang. Daarentegen leerde do koeler luchtsgostoldheid den man van het Noordon aanhoudende werkzaamheid, volharding, nadenken en het steunen op zichzelf. In tegenstelling met het Zuiden groeide de kracht van \'t Noorden voortdurend aan door den stroom dor volksvorliuizing, die zich, zoo niet uitsluitend, toch bij voorkeur bijna geheel naar \'t Noorden richtte. Hier kondon do volkplanters

-ocr page 493-

471

licht oigon grond vorworvon , werd de arbeid geëerd , was het gemakkelijk, bij de talrijkheid der takken van nijverheid on van handel, werk te verkrijgen. Al die volkplanters brachten een hevigen afkeer mede van de instelling dor slavernij en doden hun ingonoinenheid met do persoonlijke vrijheid meer en moer ingang vinden onder do bevolking.

Het was onmogelijk, dat die twee stolsels, dat van don vrijen arbeid on dat van de slavernij, die niet alloen tweo maatscbappijon, maartovens twee staatkundige stebiols waron , die niot alleen , als theoriën, doch daarenboven wol degelijk ook in do praktijk Ijjnrecht tegenover elkander gekant waren, op don duur, hot eone naast het andore, kondon bostaan. Uit het verschil van den toestand, waarin do staten van \'t Noorden in betrekking tot die van hot Zuidon verkeerden, vlooide dit verschjjnsel voort, dat, wanneer een slavenhoudendo staat verlangde te worden opgenomon in de vereoniging, het Noorden zich beijverde, als tegenwicht ook oen zoogenoemden vrijen staat te doen opnemen.

Hoe langer hoe moer word het geschil over de slavernij het hoofdpunt dor binnenlandschc staatkunde, do spil , waarom alles draaide, de politieke toetastoen. Naar gelang dit geschil diopor in alle voogon en lagen der samenleving doordrong, smolt het onderscheid der zuiver staatkundige meeningon hiermede ineen. In oen zokoron zin haddon die staatkundige partijen in de eerste tijJon slechts eon eenigermate voorbijgaand karakter. Doch van lieverlede kon men ten laatste allo uiteenloopendo richtingen samenvatten in deze twee grooto partijen, de republikeinen, d. i. de tegenstanders der slavernij, tevens do voorstanders dor oenheid in\'t bewind , en r/e (/mocm-ten, hetzij in het Noorden , hetzij in het Zuiden, die zich nauw verbonden met de slavonhoudors en do handhavers waren van de rochton der bijzondere staten. Deze verbintenis van een aantal mannen in het Noorden met het Zuiden, aangegaan tor willo van politieke doeleinden, leed echter ongeveer 18G0 schipbreuk op het onnatuurlijke van den aard der vereeni-ging. Op don duur tcch kondon zij , die de loer van do gelijkheid der rechten aller menschen huldigden , niet samengaan met bon , die een grooto menigte van hun natuurgonooton tot eeuwigdurende dienstbaarheid voroor-dooldon. Vanhier dat hot verbond omstreeks 1860 uiteenspatte. Thans waren do grenslijnen dus zuiver getrokken: hot Noorden bevatte do voormalige federalisten en do vijanden der slavernij; in \'t Zuiden had men do voorstanders van do rochton dor bijzondere staten on do verdedigers dor slavernij.

Ten einde hot evenwicht van macht in hot congres te behouden , vestigde het Zuiden weldra /,ijii aandacht op Toxas, oen bij Mexiko ingelijfd gewest (zie blz. 409). Uit hoofde van do innerlijke verdeeldheid, die in Mexiko hoorschte, kon do president Santa Anna (zie blz. 460) weinig weerstand bieden. Door toedoen van hot Zuidon verklaarde zich dat gewest onafhankelijk van Mexiko on word in 1845 onder de Veroenigdo Staten opgenomen. Daarentegen was hot oen voordeel voor het Noorden, dat in 1861 Kansas, als vrije staat, toetrad.

Hot lag in don aard dor zaak, dat do kracht van het Noordon voort-

-ocr page 494-

172

(lurond void won. Ofschoon hot hot Zutdon nog gelukte, in Buchanan den man /ijner kous den prosidontsstool te doen toewijzen, was hot, ook bij dezo verkiezing, in vergelijking met do vorige, zichtbaar, dat het aantal stemmen, op don candidaat van het Noorden uitgebracht, van lieverlede grootcr werd. Het sprak vanzelf, dat do meerderheid dor menschcn ten laatste wol moest worden gewonnen voor hot beginsel, hetwelk door het Noordon werd voorgestaan. Het denkbeeld van de eenheid der gansche menschheid en van de waarde van den mensch was een begrip, dat godsdienst en wijsbegeerte, als om strijd, hadden gemaakt tot een lioerschonde gedachte dor openbare meening, tot een onomstootelijk axioma, tot hot parool en don hoeksteen der samenleving. Niet langer waagde men het, gelijk weleer, de instelling der slavernij te verdedigen op gronden, aan de natuur en aan den Bijbel ontleend, met b. v. te beweren, dat het Opperwezen, wegens de mindere begaafdheden van het zwarte ras, de negers, ovenals de dieren, voor do dienstbaarheid had voorbeschikt. Wie ze wilde handhaven kon alleen steunen op gronden van eigenbelang en van politiek voordeel. Tegenover de rechtvaardiging der slavernij, als onmisbaar voorgesteld , omdat hot klimaat van hot Zuiden voor do blanken een hinderpaal was tegen hot met aanhoudende inspanning arbeiden , werd aangevoerd het onweerlegbare bezwaar, dat ook voor het loven der negers het klimaat van verreweg do meeste der Vereenigde Staten ongunstig was. Evenzeer baatte het weinig, wanneer er op werd gewezen , dat het moerendeel der eigenaars •toonde, gezind te zijn, in de behandeling hunner slaven, wier getal in 1860 nagenoeg 4,000,000 bedroeg, do voorschriften dor menschelijkheid en van het Christendom in toepassing te brengen. Want eensdeels verviel hiermede volstrekt niet hun bevoegdheid, als eigenaars, zoodra het hun behaagde, anders te handelen; anderdeels waren do voorbeelden geenszins zeldzaam van winstgierigo en hardvochtige heeren , welke die voorschriften vergaten^

Ten tijde van \'t bestuur van Buchanan kwamen do staten van het Zuiden , alles met den maatstaf van hun stelsel metende, tot het inzicht, dat zij hadden te kiezen tusschen de uitroeiing der slavernij of de afscheiding van de vereeniging. Dat het eerste ondenkbaar was stond bij hen vast. Zij namen zich alzoo voor, door zich af te scheiden te beproeven, de vereeuwiging der hun zoo dierbare instelling voor immer te verzekeren.

Doch hiermede ontstond een nieuw vraagstuk, waarover de gevoelens evenzeer uiteenliepen. Vormen de Vereenigde Staten een bondgenootschap van souvereine staten of één gemeenebest? In 1783 stond het vast, dat do Vereenigde Staten hun onafhankelijkheid door geweld van wapenen hadden bevochten; bij den vrede van Versailles, den 20sten Januari van dat jaar, was die onafhankelijkheid door Engeland erkend. Doch eerst in 1787 verkregen zij een staatsregeling en werden één geheel, oen staat. Op \'t voorstel van Alexander Hamilton werd de taak van \'t opstellen van \'t ontwerp eoner grondwet aan een zeker aantal personen opgedragen. Volgens een der artikels dezer grondwet zou die oorkonde worden beschouwd als ingevoerd en verbindend wezen , zoodra negen staten ze hadden

-ocr page 495-

173

aaiigonomcn. In So|)toiiilgt;ur 1787 was hot stuk gereed. Daarop werd in elkon staat door do burgers een aantal mannen gekozen, die zich tot een raad vereonigden, welke, in naam van\'t volk, over de bekrachtiging of de verwerping van \'t ontwerp besliste. In don loop van de jaren 1787 en 1788 traden elf staten toe , zoodat de staatsregeling don 4den Maart 1789 kracht van wet erlangde. Do beide overige van do dertien volgden weldra.

Toen nu hot Zuiden de geneigdheid begon te gevoelen tot afscheiding, beweerde het hiertoe gerechtigd te zijn, omdat eerst de vrije toestemming van iederon staat de verplichting der eenheid had doen geboren worden. Tegenover deze redeneering stelde het Noorden een andere, waarin op den aanhef dor staatsregeling werd gewezen , die aanving met de woorden: „Wij, hot volk , verordenen en stollen deze grondwet vast.quot; Daarom maakte dan ook de oorkonde geen melding van de staten in \'t bijzonder en was zij geenszins in naam van hen afgekondigd. Het ligt voor de hand , welke de gevolgtrekking was , aan de ééne en aan de andore zijde uit deze vooropgezette stellingen gemaakt. Terwijl het Zuiden van oordeel was , dat het, indien de overeenstemming ontbrak, die tot de verbintenis had gevoerd, de bevoegdheid had, het verdrag op te zeggen , ontkende het Noordon , dat eon staat zoodanig recht bezat en liet afgestane deel der oppermacht mocht hor-nemen , en beweerde, dat de ontbinding alleen kon uitgaan van hot gansehe volk. Volgens het Noorden was afscheiding alzoo niets dan oproer en afval.

§ 148.

Verkiezing van den president Ahrahcnn Lincoln, November 18(30. — William Seward secretaris van staat of minister van huitenlandsche zaken. —■ Oorzaken der afscheiding. —- Zuid-KaroUna gaat voor, 20 Decemher 18G0. — Staten, die in Januari en in Februari 1861 volgen. —• Congres der geconfedereerden te Montgomery in Februari, waar Jefferson Davis tot president wordt benoemd. — Staten, die zich in April en in Mei 1861 afscheuren. — Staten, die zich onzijdig verklaren. — De gecogt;ifedereerden verplaatsen den zetel van \'t congres den 20sten Juli 1861 naar Richmond. — Getal der staten en der landstreken ten tijde van den afvul. — Het gebied der Unie bestaat uit eenentwintig staten. — Indeeling dier staten in groepen. — De landstreken. ■—• Ligging der afgevallen staten. — Voordeelen van liet Noorden bij den aanvang van den oorlog. — Gunstige omstandigheden, waarin het Zuiden verkeert. - Het staande leger der Republiek, o/t-gericht in 1815. — Oproeping van Lincoln, April 1801, die 75,000 man vrijwilligers onder de wapenen brengt. — Zijn andere maatregelen. — Hel fort Sumter geeft zich over aan de troepen van Zuid-Karolina. -- Beauregard en Jackson verslaan Mac Dowell bij de Ruil Run, 21 Juli 1862. — Het congres te Washington besluit den 22sten Juli tot het bijeenbrengen van een leger van 500,000 man. — Invoe-

-ocr page 496-

474

ring der conscriptie. — George Mac Clellan. — Het Zuiden brengt in H midden van 1861 400,000 man in \'t veld boven de 200,000 vroeger opgeroepenen. — Vermeestering van Nieuw-Orléans door het Noorden in \'t laatst van April 1862. — Mac Clellan verslaat Robert Lee, die Washington voor de tweede maul bedreigt, hij Antietani, September 1862. — Aan Burnside icordt in December een nederlaag toegebracht door Lee hij Frederiekshurg. — De \'worsteling der gepantserde schepen de Merrimac en de Monitor in Maart. 1862 op de Jamesrivier. — In H begin van 1863 dringen de geconfedereerden nogmaals tot Washington door. — Meade dwingt Lee door den slag hij Gettysburg, 1—3 Juli 1863. te wijken. — Ulysses Sidney Grant verovert den Aden Juli Vickshurg. — Wederkeerige afbreuk, door de heide partijen aan elkanders belangen gedaan , ook elders dan op het terrein van den krijg. — Besluit van Lincoln van September 1862 omtrent de slavernij in de opgestane staten, — Bewijzen van den druk, dien de oorlog allerwege op de bevolking oefent. — Houding van Frankrijk en van Engeland tegenover de Unie en de geconfedereerden. — Grant wordt in Maart 1864 opperhevelhehher. — Vermaarde tocht van Sherman door Georgië in November en in December 1864. — Hij verovert Savannah. — Grant trekt op tegen Lee en slaat in Juni het beleg voor Bichmond en voor Petersburg.

Bij de stemming, dio den presidentsstool door Buchanan had doen innemen, had nog het Zuiden gezegevierd. Doch in November 1860 word Abraham Lincoln door een meerderheid, die zoo goed als uitsluitend in het Noorden zetelde, gekozen. Tot minister van buitonlandsche zaken of secretaris van staat benoemde hij William H. Seward. Reeds voordat hij zijn waardigheid aanvaardde, vóór den 4deii November 1861, begon de afscheuring. Nooit was gebeurd, wat nu geschiedde , de verkiezing van een president door do stommen van nagenoeg alleen de vijanden van \'t Zuiden. Thans, vreesde dit Zuiden, zou het oogenblik komon, waarin de tegenpartij in \'t congres tot maatregelen zou overgaan , strekkende ter beperking of vernietiging der slavernij. Vanhier, dat, naar zijn gevoelen, voor do slavenhoudende staten de tijd daar was, om voorzorgen te nemen tor verzekering der eigon zelfstandigheid. Zuid-Karollna ging voor. Hotscheiddo zich af den 20ston December 1860. Andere staten volgden: Mississippi, Florida, Alabiima, Georgië, Louisiana, allo in den loop der maandJanuari 1861; Texas den Isten Februari. In Februari riepen, met uitzondering van Texas, deze staten, die zich „de goconfedoroerdequot; noemden, een congres bijeen te Montgomery (in \'t midden van Alabama), waar Jefferson Davis als president werd gekozen en oon staatsregeling voor hem in \'l bijzonder werd aangenomen. In April scheidden zich Oost-en West-Virginiö en Tennessee af, in Mei Arkansas en Noord-Karollna. Missouri en Kentucky verklaarden zich onzijdig. Den 20sten Juli 18G1 werd do zetel van\'t congres der elf afgevallon staten overgebraoht naar Richmond (in Yirginiö).

-ocr page 497-

Ton tijdo van don afval bestond de Unie uit vierendertig staten, édn bondsdistrict en acht landstreken. Het gebied der Unie omvatte, onmiddellijk na den afval, eenentwintig van die staten, n.1. die van de groep, genoemd Nieuw-Engeland (een naam, ontleend aan de vestiging der eerste volkplanters, afkomstig uit Engeland , ten tijde van Jakob I en van Karei ï): Maine, New-Hampshire, Vermont, Massachusetts, Rhode-Island, Connecticut, van welke staten de eerste in \'t n.o. ligt en de vijf andere tori zuiden vandaar, dicht aan de kust; de oostelijke en de zuidoostelijke staten, ten getale van vijf: New-York, Pennsylvanië, New-Jersey, Delaware, Maryland, benevens het bondsdistrict Columbia; de middelste staten, ten getale van acht, in \'t n.; Michigan, Wisconsin, Minnesota; meer naar \'t z.: Ohio, Indiana, Illinois, Iowa, Kansas; de westelijke staten, ten getale van twee: Opper-Californiö en Orögon,

De landstreken waren te dier tijde: Nevada, Utah en Colorado, gelegen van \'t westen naar \'t oosten, naast elkander; Nieuw-Mexiko, ten zuiden van Colorado; Dakota, in \'t Noorden; Nebraska en het Indianengebied , in \'t midden; Washington, in \'t noordwesten.

De elf staten, die afvielen , behoorden deels tot do groep der oostelijke en der zuidoostelijke staten, n.1. Virginië, Noord- en Zuid-Karollna, Georgië en Florida; deels tot de zuidelijke, n.1. Mississipppi, Alabama, Louisiana, Texas; deels eindelijk tot de middelste, n.1. Tennessee en Arkansas. Eveneens lagen de beide staten, die verklaarden onzijdig te willen blijven, Missouri on Kentucky, in het midden.

Bij het uitbarsten van den krijg scheen hot, dat hot voordeel geheel aan den kant van het Noorden was. Tegen de sterkte van de bevolking van het Zuiden, ongeveer 12,000,000, bedroeg die van hot Noorden omstreeks 18,000,000. Het Noorden had over vcqI meer rijkdommen on hulpbronnen te beschikken. Het had een goed toegeruste zeemacht. Daarentegen leidde de gansche inrichting der maatschappij in \'t Zuiden ertoe, dat aan de bevolking dier streken de oorlog minder zwaar moest vallen. Vooreerst behoefde, daar hot dagelijksche werk door do slaven werd verricht, inden gang der gewone bezigheden geen staking te worden aangebracht. Ten anderen waren de vrije mannen uit liet Zuiden, in tijdon van rust gewoon niets te doen, dadelijk gereed en beschikbaar voor de samenstelling van een leger, beter voorbereid voor den strijd, dien de omstandigheden van hen gingen vorderen. Niet alleen lieten de krijgslieden van het Zuiden zich beter rcgeoren; maar zjj muntten ook uit door meer ervaring in\'t oorlogvoeren , vooral in den zoogonoomden kleinen of guerilla-oorlog. Bovendien onder-sciieidden zich hun eerste generaals door grootere bekwaamheden en talenten.

Ook het Noorden zag zich gedwongen, ten einde soldaten te bekomen, terstond de toevlucht te nemen tot zijn bevolking. Het staande leger der Republiek, opgericht in 1815, bedroeg slechts 10,000 man. Lincoln begon met in April 1861 een oproeping te doen, die 75,000 man vrijwilligers onder do wapenen bracht, met de havens der opgestane staten in staat van blokkade te verklaren en mot do haboas-corjms-acte (zie blz. 249) to

-ocr page 498-

476

schorsen. Tor zolf\'dcr tijd greep do eerste vijandelijke daad plaats. Zij bestond hierin, dat do troepen van Zuid-Karollna het fort Sumter (gelegen op het gebied van dezen staat, in \'t midden) beschoten en de bezetting der Unie noodzaakten het over to geven.

Do aanvang van den oorlog was in \'t voordeel van\'t Zuiden. Sinds den 21sten Juli 1861, den dag, waarop de bevelhebbers van\'t Zuiden , Beauregard en Jackson, do benden van\'t Noorden, aangevoerd door Mac Do well, versloegen bij do Bull Run (eon rivier in \'tn. vanVirginië, nabij Washington), ondergingen de troepen der Unie meer dan één nederlaag. De indruk, dien de uitkomst van den slag bij de Bull Run te Washington maakte, was zoo diep, dat het congres roods op den volgendon dag besloot tot het bijeenbrengen van een leger van 500,000 man , hetwelk kort daarna nog werd vergroot, ook door het middel der conscriptie. Een der eerste generaals, die do Unie aan \'t hoofd van dit leger stelde, was George Mac Olollan. Het getal troepen, dat het Zuiden in \'t veld bracht, was in \'t begin ongeveer 200,000, waaraan, in \'t midden van \'t jaar 1861, het cijfer van 400.000 werd toegevoegd.

Alom werd de kamp met groote razernij en hartstochtelijkheid gevoerd. Na de eerste overwinningen van \'t Zuiden kwam er een wending, doordien in de eerste paar maanden van \'t jaar 1862 de troepen van \'t Noorden belangrijke vorderingen maakten , waaraan , in \'t laatst van April, de kroon werd opgezet door de vermeestering van Nieuw-Orleans (in \'t z. van Louisiana, \'aan de Mississippi), waardoor zij zoo goed als den geheelen loop der rivier beheerschten. In September versloeg Mac Clellan den bevelhebber van \'t Zuiden, Robert Leo, dio Washington reeds voor de tweede maal bedreigde, bij An tie tam (nabij den Potömac). Op deze zegepraal volgde echter in December een nederlaag, aan den generaal van \'t Noorden, Burns id e, toebracht bij Fredericksburg (in Virginië, ton z.w. van Washington). In don strijd ter zee, die gedurende hetzelfde jaar 1862 word gevoerd, trok het meest do aandacht de worsteling der gepantserde oorlogschepen de Merrimac, van\'t Zuiden, en de Monitor, van\'t Noorden, in de maand Maart op de Jam es rivier (bij Norfolk, in \'t z.o. van Virginië). Vijf uren lang stormden, als twee geharnaste ridders of twee verwoede gehoornde stieren, de beido ijzeren kolossen op elkander los en beschoten elkander, zonder aan weerszijden veel uitwerking te woog te brengen ; doch ten laatste noodzaakten de bekomen nadoelen de Merrimac, zich hot eerst te verwijderen.

liet begin van quot;t jaar 1863 was nadeelig voor do wapens der Unie. Na racer dan één overwinning te bobben bevochten , drong do krijgsmacht der geconfedereerden nogmaals in Maryland en in Pennsylvanië door en bedreigde ten derden male Washington; maar in den driodaagschcn slag bij Gettysburg (in \'t z. van Pennsylvanië, ten n.w. van Baltimore), I 3 Juli 1863, verplichtte de generaal van\'t Noorden , Mc ad e, Lee, don terugtocht aan te nemen. Don 4den Juli veroverde oen andere generaal dor Unie, Ulysses Sidney Grant, de stad Vicksburg (in Mississippi, aan

-ocr page 499-

477

de rivier van denzelfdc n naam), na ze een zestal weken te hebben belegerd.

Intusschen was hot open veld niet het eenige terrein, waar de beide partijen elkander afbrouk zochten to doen, de wapenen niet de eenige werktuigen, waarmede men elkander benadeelde. Zooals de Unie door bet blokkeeron der kusten den uitvoer van katoen naar Europa belette, ging Davis dien van suiker en andere voortbrengselen van den grond naar \'t Noorden tegen. In September 1862 vaardigde Lincoln een besluit uit, volgens hetwelk in alle staten, die den Isten Januari 1863 nog in opstand zouden verkeeren, de slavernij zou zijn afgeschaft. Krachtens dat besluit gingen ruim 3,000,000 raenscheljjko wezens , door één pennestreek, van den toestand van slavernij tot dien van vrijen over, voorloopig evenwel slechts in naam.

Hoezeer de gansche bevolking onder dit alles leed, daarvan zag men allerwege de bewijzen. Niet alleen werden tal van slagen geleverd, die aan vele duizenden van de beide partijen het leven kostten, of hun, door pijnlijke wonden of langdurige gevangenschap, het toppunt van aardsche ellende deden ervaren. Maar overal verried het land de sporen van den vijand op de plaatsen, waar hij zijn voet had gezet; alom aanschouwde men verwoeste huizen en pachthoeven. Hoewel de inrichting en het geheele samenstel van de staten der Unie van dien aard was, dat zij beter bestand waren dan die van het Zuiden tegen een langen duur van don krijg, toch woog ook op hen de druk van don oorlog zwaar. Handel en bedrijven stonden stil; de belastingen werden verhoogd; goud en zilver verdwenen moor en moor uit hot verkeer; het getal dor volkplanters, dio uit vroonulo landen binnentogen, nam af, waardoor een der bronnen van inkomsten voor den staat, n.1. de verkoop van gronden, minder opleverde; de waarde der staatspapieren op de beurs daalde diep.

Grooter nog waren de moeielijkheden , die het Zuiden had te bestrijden. De blokkade alleen was een struikelblok voor de instandhouding dor algo-nieone welvaart. Wanhopig was de gesteldheid dor financiën. Hand over hand nam de armoede toe en bereikten do prijzen der voornaamste levensmiddelen, van de stoffen voor kloeding, enz. een ongekende hoogte. Bij het geringer cijfer der vrije bevolking moest elk weerbaar man soldaat worden. Ook hier moest mettertijd, sinds de lente van 1862, de conscriptie worden ingevoerd. Om do rechten dor bijzondere staten bekommerde zich Davis in \'t gohool niet. Hot congres hield zijn zittingen in\'t geheim; hot keurde de plannen goed, welke de president het voorlegde, en werd een blind werktuig in zijn hand. De regeoring van \'t Zuiden werd een waar despotisme. Bij dit alles kwam, dat men word teleurgesteld in de aanvankelijk gekoesterde verwachting, dat Engeland en Frankrijk , gedreven door de zucht om door het bevorderen der afscheiding de kracht der Voree-nigde Staten te verzwakken, aan hot Zuiden werkelijke hulp zouden vor-loenen. Doch Napoleon HI had zich te diep gestoken in de aangelegenheden van Mexiko, om, zoo hij het ook had gewild, hier veel te kunnen doen. En Engeland vergenoegde zich met, door het laten bouwen van kaperschepen in ziju rijk of door het oogluikend toelaten van het uitloopen

-ocr page 500-

47ft

van nulko vaartuigen uit zijn havens, do zaak van het Noorden afbreuk te doen. liet congres to Richmond verkreeg weldra de zekerheid, dat de beide Europeesche staten niet verder zouden gaan, dan tot het geven van dergelijke blijken eener gunstige gezindheid jegens het Zuidon.

In Maart 1864 benoemde het congres Grant tot opperbevelhebber zijner gehecle krijgsmacht. Onder zijn leiding en onder die van generaal Sherman werden alsnu de plannen volvoerd, die de volledige zegepraal van \'t Noorden ten gevolge haddon. Gedurende do maanden November en December 1864 deed Sherman zijn vermaarden tocht door Georgië, die uitliep op de verovering van Savannah (in \'t midden van dien staat, aan zoo). Middolorwijl was Grant opgetrokken tegen Virginië, waar Lee met zijn leger stond. Na menige ontmoeting in \'t open veld, waarbij aan beide zijden belangrijke verliezen werden geleden, sloeg Grant in Juni het beleg voor Richmond en voor het ten z. vandaar gelegen Petersburg. Met het volledig insluiten dier steden , dat de vijand door onophoudelijke aanvallen op \'t leger van Grant zooveel mogelijk vertraagde, verliep echter een geruime tijd.

§ 149.

Lincoln herbenoemd in November 1864. — Zegevierende veldtocht van Sherman in 1865 door Zuid- en door Noord-Karol/na. — Charleston \' bezwijkt in Februari. — Lee wordt opperbevelhebber. — In H begin van April verliest Lee een hoofdslag tegen Grant. — Val van Peters-burg en van Richmond. — Sheridan snijdt den terugtocht af van Lee. — Lee geeft zich den dden April met zijn leger over. — De overige generaals van H Zuiden doen hetzelfde in April en in Mei. — Omkeering in de stemming van V Zuiden. — Davis vliedt in de richting van Georgië en van Texas. — Hij wordt den IQden Mei in hechtenis genomen bij Inoinville. — Hij wordt gevangen gezet op het fort Monroe. — John Wilkes Booth doorschiet Lincoln den liden April in den schouwburg te Washington. — Seward wordt gekwetst. — Davis in 1869 in vrijheid gesteld. — Booth achterhaald en gedood. — De vice-president Andrew Johnson. — Grant aanvaardt zijn eerste presidentschap in Maart 1869. — Hij wordt herbenoemd in November 1872. — Toevoeging, Januari 1865, van een artikel aan de staatsregeling, houdende, dat de slavernij voor eeuwig wordt afgeschaft. — In 1870 het burgerrecht aan ieder, zonder onderscheid, toegekend. — Grootte der Unie en getal der bestanddeelen. — Aanwinsten, door aankoop verkregen van Rusland en van Denemarken. — Beslissing van het vraagstuk der Alabama door vijf scheidsrechters te Genève, 14 September 1872. — Hun uitsprjxak. — Viering van het honderdjarig bestaan der unie. — Hayes president, Maart 1877. — Ontdekking der goud- en der zilvermijnen in Opper-Californië in 1848. — St. Francisco. — Tweede oorlog van Engeland en van Frankrijk legen Hina

-ocr page 501-

470

in 1857. — Verdrajen van 1858, ook mei Rusland en me! de Ver-eenigde Staten van Noord-Amerika. — Derde oorlog in 1859 en in 1860. —■ Verdragen van 1860. — Openstelling van Japan sedert de verdragen, in 1854 en in de volgende jaren gesloten met de Vereenigde Staten, met Groot-Britannië, met Frankrijk, met Rusland en met de Nederlanden. — Nagasaki. — Oorlog in 1864 van Engeland, van Nederland en van Frankrijk tegen Japan.

Aleer de mare van de insluiting dier vestingen naar Washington kon worden overgebracht, brak de tijd der verkiezing van een president der Unie aan. Op nieuw werd Lincoln in November 1864 benoemd. Aan dezen tweeden termijn van zijn presidentschap was het ten laatste boschoren, den rampzaligen burgerkrijg ten einde te brengen. Sherman deed in 1865 een zegevierenden tocht door Zuid- en door Noord-Karollna. In Februari bezweek Charleston (in Zuid-Karollna). In \'t Zuiden werd Lee tot opperbevelhebber benoemd van al wat men aan strijdkrachten kon bijeenbrengen. Op een der eerste dagen van April verloor hij een hoofdslag tegen Grant, waarop do troepen der Unie eerst 1\'etorsburg, toen llichmond binnentrokken. Een van Grants onderbevelhebbers, Sheridan, sneed den terugtocht van Lee af, die zich daarop den 9den dier maand mot zijn leger overgaf. Dit voorbeeld volgden de overige generaals van \'t Zuiden, die nog met hun troepen in \'t veld stonden, deels in April, deels in Mei, zoodat er tegen \'t einde dier maand niemand op \'t geheele vasteland van Noord-Amerika meer was, die de Unie weerstond.

Inmiddels waren reeds lang de bewindslieden en de veldheeren van het Zuiden onderling verdeeld geweest. Vóór lang ook had het volk geleerd, Davis en het congres van liichmond te wantrouwen en de zaak der leiders, die den krijg hadden verwekt, te beschouwen als een andere dan de zijne. Davis, op de vlucht geslagen, zocht, met een klein gevolg en met een paar honderd man, als lijfwacht, een goed heenkomen in de richting van Georgië en van Texas. Doch den lOden Mei 1865 werd hij, op wiens hoofd do regeering een prijs van 100,000 dollars had gesteld, gegrepen in een kleine in der haast opgeslagen legerplaats nabij Irwinville (ten z. van Dublin, in Georgië). Vervolgens werd hij gekerkerd op het fort Monroe (in \'t z.o. van Virginië, aan zee). Hier wachtte hij een ge-ruimen tijd op de beslissing van zijn lot. Duizenden, die hem aanmerkten als den hoofdbewerker der ontzettende rampen, die het gemeenschappelijk vaderland had uitgestaan, brandden van toorn tegen hem en rustten niet, voordat hij als zoenoffer was gevallen.

Doch niet alleen hierom. Juist terwijl de oorlog in liet allerlaatste tijdperk verkeerde, te midden van de blijdschap, die do bevolking van \'t Noorden vervulde wegens de gelukkige wending der zaken, trof haar plotseling de noodlottige slag, dat hij, die niet het minst had bijgebracht tot den voorspoedigen afloop, haar werd ontrukt. Op den avond van den 14den April doorschoot een tooneelspeler, John Wilkes Booth, den presi-

-ocr page 502-

480

dent Lincoln in don schouwburg te Washington. Dezo euveldaad was de voltrekking van een opzet, sinds het oogenblik van Lincolns herkiezing gesmeed door een zeker aantal samengezworenen. Ter zelfder ure drong een andere der eedgenooten in een dor vertrekken van Sewards woning binnen en wondde hem, evenwel niet in die mate, dat de secretaris van staat er aan overleed. Dit alles prikkelde do bewoners van\'t Noorden, om hun wrok te koelen aan Davis, die voor medeplichtig werd gehoudon aan die wanbedrijven. Ten einde hem hiertegen te beveiligen, liet do regoering der Unie zijn gevangenschap voortduren tot 1869, toen zij, nadat de hartstochtelijkheid van :t volk had plaats gemaakt voor zachtere gevoelens, meende hem gerust te kunnen ontslaan. Een viertal der saamgezworenen , terstond na het plegen der aanslagen gevat, werden tor dood gebracht. Booth, bij do algemeene ontsteltenis uit den schouwburg ontvloden , kwam om in een schuur, waar hij zich had verscholen, bij een poging, door de dienaren van \'t gerecht aangewend, om hem in hechtenis te nemen.

In plaats van Lincoln trad de vice-presideni, Andrew Johnson, op, die in Maart 1869 plaats heeft gemaakt voor den kort tevoren benoemden president Ulysses Sidney Grant, die in November 1872 voor vier jaren werd herkozen. Ook onder zijn bestuur blijft de Unie onwrikbaar vasthouden aan het groote beginsel, de afschaffing der slavernij. Nog in Januari 1865 hadden Lincoln en het congres aan de staatsregeling een artikel toegevoegd, houdende, dat op den bodem der Veroenigde Staten de slavernij voor eeuwig werd opgeheven. Op dat besluit werd, ten tij do van het voorzitterschap van Grant, in Maart 1870 de kroon gezet door een tweede, volgens hetwelk noch de kleur der huid, noch ras of afstamming, noch voormalige toestand van dienstbaarheid een reden mag zijn, om iemand van het burgerrecht uit te sluiten.

Dit waren de uitkomsten van den reusachtigen oorlog, in Amerika gevoerd, die in do uitgestrektheid en de natuurlijke gesteldheid van het door bergen en rivieren doorsneden , met boschen overdekt en , buiten de steden, weinig bevolkt grondgebied zijn eigenaardige moeielijkheden opleverde. Nu eerst Johnson, daarna Grant met het congres het gebouw der Unie op nieuw hebben opgetrokken, bestaat zij uit achtendertig staten , negen landstreken en het bondsdistrict Columbia, waarin Washington, de zetel der regeering, is gelegen met het kapitool, de vergaderplaats van het congres , en het ivilte luns, het paleis van den president. Bij de 34 staten , boven (zio blz. 475) opgeteld, kwam in 1864 Nevada (zie aldaar), in 1865 Colorado (zie aldaar), later Nebraska (zie aldaar), eindelijk, in 1876, Nieuw-Mexiko (zio aldaar). Het cijfer der landstreken, verminderd door de verhefling tot staat van de vier zoo even genoemde landen , groeide aan door het als zoodanig aannemen van Arizona (ten westen van Nieuw-Mexiko); van Wyoming (ten noorden van Colorado); van Idaho (ten oosten van Oregon); van Montana (ten noordoosten vandaar); eindelijk van Aljaska (geheel in \'t noordwesten van Amerika gelegen), onder welken naam wordt samengevat alles, wat Rusland weleer in dit werelddeel bezat en dat het in 1867 voor do som

-ocr page 503-

481

van ongeveer 18,000,000 gl, aan do Vereenigde Staten heeft verkocht. In \'t zelfde jaar voegden die Staten aan hun grondgebied in \'t Zuiden twee dor kleine Antillen, St. Thomas en St. Jan , toe, die zij voor ruim achttien en een half millioen gl. van Denemarken overnamen.

Zooals de Unie, zoodra zij zich harer meerderheid tegenover het Zuiden recht bewust was geworden, keizer Napoleon III in Mexiko had tegengewerkt (zio blz. 464), nam zij, na haar volledige zegepraal, wraak op Groot-Britannië voor het heulen van dit rijk met de geconfedereerden, ten tijde toen zij nog iets beteekenden. De zwaarste grief was, dat kaperschepen, mot oogluiking der regeering op Engelsche werven gebouwd, geheel of gedeeltelijk mot Engelsche matrozen bemand en uit Engelsche havens in zee gestoken waren. Steeds in de Europeesehe en in de Aine-rikaansche wateren kruisende, hadden die vaartuigen door \'t aantasten der Noord-Amcrikaansche oorlogschepen het blokkeeren der kusten bemoeie-lijkt, maar bovenal, door honderden koopvaardijschepen te nemen en te verbranden, onmetelijke schade aan den handel toegebracht en dien zoo goed als onmogelijk gemaakt. Do meest beruchte dier kapers was de Alalmma. Thans, na het einde van don krijg, vorderde de Unie van do Engelsche regeoring schadeloosstelling. Jaren lang hing dit vraagstuk , „dat der Alabamaquot;, in de lucht en dreigde nu en dan tot een oorlog te zullen leiden. Ten laatste kwamen de beide partijen met elkander overeen, de beslissing van hot geding aan vijf scheidsrechters op te dragen , die te Geneve zouden vergaderen. Don 14den September 1872 deed het scheidsgerecht uitspraak en veroordeelde Engeland tot het uitkeeren van IT)1^ millioen dollars aan het bewind der Vereenigde Staten , dat deze som had te verdeelon onder alle inwoners dezer liepubliek, die de nadoelen hadden geleden.

Ruim vier jaren later, Maart 1877, werd Grant door den president II a y e s vervangen, die op zijn beurt, in Maart 1881, plaats maakte voor Garfield. Ternauwernood had Garfield zich op den presidentszetel geplaatst, of hij overleed, Sept. 1881, aan do gevolgen van een schot, door een lagen moordenaar, Guiteau, op hom gelost, zoodat de vice-president Arthur alsnu het bestuur aanvaardde. Middelerwijl had de Republiek der Vereenigde Staten in 1876 haar honderdjarig bestaan gevierd door het houden eener wereldtentoonstelling to Philadelphia.

Evenals Australië heeft een der staten, waaruit het rijk der Vereenigde Staten is samengesteld, n.1. Opper-Californië (gelegen in \'t w., aan zee), in deze eeuw moer en meer de aandacht getrokken door de goud- en de zil-verrnijnen, die er in 1848 zijn ontdekt. In rijkdom overtreffen die mijnou zoozeer alles, wat men van dien aard tot dusver, b.v. in hot vroegere Spaanseho Amerika, had gezien, dat er bijna geen vergelijking is te maken. Aan het opgegraven goud heeft do stad St. Francisco, die reeds over do 150,000 inwoners tolt, haar opkomst te danken. Zooals die overvloedige vondsten voor duizenden Europeanen ten prikkel hebben verstrekt, om zich er heen to begeven, er tijdelijk te vertoeven of zich voor goed te vestigen, die ton deelo mede in Californiö zaden van ontwikkeling en be-

WunNE, Handboek der Ahj. Geschiedenis, 6de druk. 31

-ocr page 504-

482

sehaving bobben gestrooid, zoo oefent ook anderszins hot vele goud en zilver, vanhier naar Europa overgevoerd, in dit werelddeel een gewiehtigen invloed.

Van den belangrijkste van Azië\'s staten, Sina, is, in den oorlog mot Engeland (zio blz, 372), niet alleen de zwakheid tegenover het buitenland gebleken , maar zijn evenzeer de gebreken van het binnenland duidelijk aan den dag gekomen. Een tweede oorlog, door Frankrijk en door Engeland in 1857 tegen dit rijk gevoerd, heeft niet minder heldere bewijzen van dien toestand geleverd. Telken male schonden de Sineezen de verdragen van 1842, en de regeering van \'t rijk was onwillig of te machteloos, om dit tegen to gaan. Vanhier de tweede oorlog, die met verdragen eindigde, waarbij aan de beide Europeesche staten door Sina aanmerkeljjke sommen werden uitgekeerd , meerdere havens voor den handel opengesteld on beloften gegeven eener goede bejegening van de Christenen. Dergelijke overeenkomsten werden eveneens met Kusland en met do Vereenigde Staten van Noord-Amerika aangegaan. Pas was deze krijg afgeloopen, of nieuwe geschillen voerden tot een derden oorlog, die in 1859 begon en waarin Grant aan \'t hoofd stond der Britsche krijgsmacht, Montauban (zie blz. 414 en 420) aan \'t hoofd dor Eransche, en die in November 1860 op soortgelijke verdragen uitliep, als die, welke na den eersten en don tweeden krijg wai-en gesloten.

Gelijk Sina schijnt ook het nog meer afgesloten Japan sinds een twintigtal jaren belangrijk te zullen worden voor do wereldgeschiedenis uit hoofde van de verdragen, in 1854 en in volgende jaren gesloten met do Vereenigdo Staten, mot Groot-Britannië, met Frankrijk en met liuslaud, zoodat Nederland , hoewel het, bij vernieuwde overeenkomsten, ter zelfder tijd aangegaan, een uitgebreider handelsverkeer heeft verworven, er niet langer de eonige bevoorrechte staat is. Volgens die verdragen zijn voor den handel dier natiën eenige havens opengesteld, o. a. Nagasaki (in\'t z. van Japan, op het eiland Kiusiu, in do onmiddellijke nabijheid van Desima). Doch evenals Sina heeft ook Japan, wegens overtreding dezer verdragen, in 1864 do kracht dor wapenen van Engeland, van Nederland en van Frankrijk ondervonden.

§ 150.

Overzicht van dc geschiedenis der letteren en der heschaving in Europa en in Noord-Amerika gedurende de negentiende eeuw.

Drie denkbeelden waren het, die de leiders der partij, welke de grooto omkeeringen in Italië voor een goed deel hebben tot stand gebracht, in deze eeuw voorstonden: nationaliteit, hervormingen in \'t binnenlandsch bestuur, volksbeschaving. In de jaren, die verliepen, aleer het uur sloeg, waarop die mannen het doel, dat zij nastreefden, bereikten, waren er onder hen, die meenden, dat hun geen beter middel ten dienste stond, om de natie voor hun oogmerk te winnen en den grond voor de wedergeboorte van \'t vaderland voor te bereiden, dan het verspreiden hunner denkbeelden in geschriften van grooteren of van kleineren omvang. De reeks dier

-ocr page 505-

483

schrijvers, yoorzoowcr de dichtcrshctreÜ, opent Ugo Foseole, op\'tgobiod van Venetië geboren, overleden in 1827, die zijn gezindheid deed kennen zoowel in zijn treurspelen, als in zijn didaktiseh gedicht over de graven. Tjjd- en deelgenooten van zijn streven waren: Giacoino Leopa.-di, afkomstig uit den Kerkelijken Staat, overleden in 1837, die o. a. oen gedicht aan Italië wijdde, en do treurspoldiehter Silvio rellieo (zio blz. 343). Minder reclitstreeks had zijn eigen eeuw op hot oog hij, die voor den S\'rootsto der Italiaansehe dichters van den nieuworon tijd wordt gehouden n.1. Alexander Manzüni, geboren te Milaan, gestorven in 1873, in wiens vermaardste werk, een historischen roman, getiteld de verloofden, do kerkelijke, de staatkundige en do maatschappelijke toestand van Italië ton tijdo van de Spaanscho heerschappij in dit land wordt geschilderd.

Onder de geschiedschrijvers van naam telt men: 1\'eter Collotta, afkomstig uit Napels, een gewezen hoofdotticier, die in 1831 stierf en een/«/.s-torie van V koninkrijk Napels van 1734 tol 1825 opstelde, benevens Michaël Amari, dio „don Siciliaansehen vesperquot; beschreef. Vermaarde staatkundige schrijvers zijn: Vincenzo Gioberti, geboren to Turijn, overleden in 1852, die zijn roem had te danken aan een werk o\\cr den moreelen cn den maatschappelijken voorrang in Italië, waarin hij een bondgenootschap aller Italiaansehe staten onder\'t oppergezag van don paus aanprijst; Cesar B a 1 b o, geboren te Turijn, wiens geschrift ten titol voort de vcnvach/ingen van Italië, dat inzonderheid togen do heerschappij van Oostenrijk is go-richt; Massimo d\'Azoglio (zie blz. 338), geboren te Turijn, die in zijn book over de laatste lotgevallen van Romagna (een voormalig gowest van den Kerkelijken Staat) aandringt op hervormingen op \'t gebied van dezen staat; Giacomo Durando, eveneons uit Piemont afkomstig, die een werk vervaardigde over de Italiaansehe nationaliteit, waarin hij Oostenrijk en Koine als de grootste vijanden dier nationaliteit voorstelt en, ovenals Balbo, Oostenrijk, voor een mogelijk verlies van Noord-Italië, wil schadeloos stellen met het rijk der Turken, die wederom naar J^ie moeten worden teruggedreven. Moor dan één dezer auteurs sprak, behalvo in do aangehaalde geschriften, zijn gedachten uit in dagbladartikels, iets, waarin bovenal uitmuntte Teren zio Mamiïini, geboren in den Kerkelijken Staat, een van do voortreffelijkste schrijvers der gematigde vrijzinnige partij, die zeer ijverde voor de scheiding dor kerkelijke en der wereldlijke macht.

Een eng verband was er alzoo in Italië tussehen het leven des volks on de letterkunde. Evenzeer waron in Frankrijk de letteren innig saamgeweven mot de staatkunde en met do openbare nieoning. Een orakel in haar tijd was Mevrouw Anna Louise Germaine van Stael-Holstein, een dochter van .Nocker (zie blz. 293), geboren to Parijs en getrouwd met don gezant van Zweden te Parijs, van Stael-Holstein, die in 1802 stierf, terwijl zjjzelvo in 1817 overleed. Onder haar werken, die veelal betrekking hebben op den politieleen en den maatschappelijken toestand der volkeren, zijn do beroemdste: Beschouwingen over de voornaamste gebeurtenissen der Fransche omwenteling; over Duitschlandj over de letterkunde in heirekking tot de maatschappelijke in-

31*

-ocr page 506-

484

stellingen. Grooter vermaardheid nog verwierf zij door haar roman, Corinna of Italië. Met haar bevriend was de invloedrijkste dier staatkundige schrijvers uit liet tijdvak der restauratie (zie Wz. 393, 394), diedeleerhuldigdon van het vertegenwoordigend bewind, Benjamin Constant, afkomstig uit Zwitserland, ovorledon 1830, die een werk schreef over den constitutioneelen reyeerinysvorm.

Den overgang tusschen auteurs , als Constant, en hun tegenvoeters, die de onbeperkte koninklijke macht voorstaan, maakt Frans Augustus Chateaubriand, geboren in Bretagne, die in 1848 stierf. Tot zijn politieke werken be-hooren : over Buonajjarte en de Bourbons, waarin het bestuur en de persoon van Napoleon Izeer gehavend, hetaloudestamhuis daarentegen boven do wolken verheven wordt, een boek, dat, volgens Lodewijk XVIII, in beteekenis tegen een leger opwoog, benevens de gedenkschriften van de overzijde van H graf.

Als de bedoelde tegenvoeters daarentegen, die de kerk in haar voormaligen luister wilden herstellen en den staat hierop grondvesten , zijn aan te merken ; Jozef de Maistre, uit Savoye af komstig, gestorven in 1821, wiens merkwaardigste geschriften zijn: de avonden van Petersburg of gesprekken over het wereldlijk bestuur der Voorzienigheid en Over den Paus; Lodewijk Gabriel Ambroise de Bonald, geboren in \'t Zuiden van Frankrijk, overleden in 1840, van wiens werken dat over de oorspronkelijke wetgeving het meest gelezcne is.

Niet met de staatkundige beginselen van do Maistre en van Bonald, maar, aanvankelijk althans, met hun kerkelijke gevoelens, stomdo overeen Hugo Félicitó Robert de Lamennais, evenals Chateaubriand, afkomstig uit Bretagne, een geestelijke, van wiens ges,chrifton inzonderheid do opmerkzaamheid trok de proeve over de onverschilligheid in de zaak van den godsdienst, oen verdediging en verheerlijking van hot Eoomsch-catholicisine. Met nog grooteren nadruk predikte bij de loer, dat alle heil alleen op het oppergezag der kerk berust, in het boek over den godsdienst in betrekking tot de politieke en de burgerlijke orde. Allengs werd hij evenwel ontrouw aan deze richting, brak met Rome en trad in een gan-sche rij van geschriften, o. a. in de woorden van een yeloovige, op als een der eerste woordvoerders van de oppermacht des volks.

Een plaats geheel op zichzelf neemt onder de politieke auteurs in Paulus Lodewijk Courrier, door sluipmoord gevallen in 1825, wiens vlugschriften, waarin hij de staatkunde der restauratie bestrijdt, verzameld zijn onder den titel Gedenkschriften, briefwisseling en onuitgegeven werken.

De grondlegger van de school der „doctrinairesquot; (zie blz. 398), tevens onder de restauratie staatsman in werkeljjken dienst en lid der kamer, was Pi eter Paulus Roy er-C ollard , afkomstig uit Champagne, overleden in 1845, die bovendien een onkel wijsgeerig werk uitgaf. Grooter naam in hot vak der wjnheyeerte hooft Victor Cousin, overleden 1866, geboren te Parijs, die onderscheiden werken over deze wetenschap en over het openbaar onderwijs schreef.

Onder de schrijvers van dichterlijke en romantische boeken in Frankrijk zijn te noemen: Chateaubriand (zie boven op deze blz.), die door zijn geest van \'t Christendom, door zijn martelaars, waarin hij hen bezong, die voor dezen

-ocr page 507-

485

godsdienst hebben geleden en zijn gepijnigd, en door rnonigen roman zijn grooten roem verwierf; Alp h on s us do L amar tine (zie blz. 405), geboren te Macon (ton n. van Lyon), gestorven in 1869, van wiens talrijke werken zijn gedicht, de val van een engel, en zijn dichterlijke beschrijving , getiteld Herinneringen, indrukken en gedachten op een reis naar H Oosten, niet de minst gelezene zijn; Victor Marie Hugo, geboren te Besanoon (in \'t voormalige Franche-comté, aandeDoubs, eenbijstroom van do Saóne), die lierdichten, als Lichtstralen en schaduwen; tooneel-stukken, b.v. Cromwell, de koning vermaakt zich, Lucrelia Borgia; romans, o. a. Notre Dame van Parijs en de ellendig en, te boek stelde en, bij dat alles. Napoleon III hekelde in zijn sraaadschriffc Napoleon de kleine; Alfred do Jlusset, geboren te Parijs, die in 1857 stierf en vooral als lierdichter heeft geschitterd; P ioter Johan Bó ranger, insgelijks geboren to Parijs, overleden in\'t zelfde jaar 1857, wiens volksliederen hem bij do lieden van aanzienlijken en van geringen stand tot een goeden bekende maakten, onder welke liederen bovenal zoor gezocht waren het oude vaandel; de twee grenadiers; de koning van Yvetot (oen voormalig koninkrijkje, thans een stad, ten n.w. van Rouaan); het lid van den senaat en andere; eindelijk zij, die romans in \'t licht deden verschijnen met een zekoro strekking, betrekkelijk het maatschappelijk en hot huiselijk leven, als Ho nor lt;5 Bal sac, uit Tours, overleden 1850, van wiens ontelbare voortbrengselen Eugénie Grandet er een, de behoeftige verwanten een ander is; George Sand, afkomstig uit Berry (zie blz. 394), overleden 1876 , wier eigenlijke naam is de markiezin Auröra Dudevant, geboren D u p i n, die in haar romans, b.v., om van de vele tientallen er oen paar te noemen, in de markies van Villemer, de man van sneeuw, mejufvrouw la Quintinie, enz. tafereelen, aan het hedendaagsche leven ontleend, van treffende gelijkheid mot do werkelijkheid schildert; Eugon ius Sue, geboren to Parijs, overleden in 1857, die door zijn Geheimen van Parijs en door de dolende Jood tegelijk zijn naam en zijn fortuin grondvestte; ten laatste stellig de vruchtbaarste aller auteurs, Alexander Dumas, uit hot Noorden van Frankrijk afkomstig, gestorven in 1870, die tooneelstukken, als Hendrik III, Katharina Howard; blijspelen, b.v. een huwelijk onder Lodewijlc XV; romans, o. a. de graaf van M onto-Christ o (een eiland, ten z. van Elba), het halssnoer der koningin, en reisbeschrijvingen, al welke geschriften een cijfer van honderd en meer beloopon, vervaardigde en wiens eveneens geheeten zoon heden ten dago mede in den trant zijns vaders werkt.

Onder de Fransche geschiedschrijvers onderscheidt men: Guizot (zie blz. 395 vlg.), geboren to Nismes (in \'t z. van Frankrijk), overleden in 1875, een protestant, wiens belangrijkste geschriften zijn: de geschiedenis der beschaving in Frankrijk, de historie der omwenteling in Engeland en de gedenkschriften van zijn eigen tijd; Jakob Nikolaas Augustin Thierry, geboren te Blois, overleden 1856 , die in zijn historische nasporingen, neergelegd in zijn Brieven over de geschiedenis van Frankrijk m

-ocr page 508-

486

in zijn Historie van de verovering van Engeland door de Noormannen, het gebouw der geschiedenis op geheel nieuwe grondslagen optrok; W il 1 e m Prosper Brugiore do Barante, afkomstig uit het voormalige Auvergne , gestorven 1865, dio een Geschiedenis schreef van de hertogen van Bour-gondië uit het huis Valais en een tweede, loopende over de nationale conventie; Jozef Michaud, geboren in Frankrijk, op de grenzen van Savoye, overleden 1839, wiens naam in zijn Geschiedenis der kruistochten voortleeft; Julius Michehet, geboren te Parijs, overleden in 1874, van •wiens rijke bronnenkennis en uitnemenden stijl zijn Geschiedenis van Frankrijk getuigt; Johan Karei Leonard Sismonde de Sismondi, geboren te Geneve, gestorven in 1842, die zijn bekendheid is verschuldigd aan zijn Historie der Italiaansche Bepuhlieken uit de Middeleeuwen en aan zijn Geschiedenis van Frankrijk; Thiers (zie blz. 395 vlg.) geboren te Marseille, overleden in 1877, die niet minder aan zijn historische werken, de geschiedenis dir Fransche omwenteling en die van het considaat en van het keizerrijk, als aan zijn langdurige werkzaamheid als staatsman zijn naam hooft te danken; Frans Augustus Mig net, geboren in \'t Zuiden van Frankrijk, overleden 1885, die eveneens oen Historie der Fransche omwenteling schreef, en bovendien een Historie van Maria Stuart, benevens hot onvoltooide werk, getiteld: Onderhandelingen betrekkelijk de opvolging in Spanje; Alexis do Toequeville, overleden in 1859, een schrijver van den eersten rang, wiens werken heeten De volksregeering in Amerika en Het voormalige bestuur en de omwenteling; Johan J o z o f L o d e-wijk Blanc, geboren to Madrid, overleden in 1882, die een Geschiedenis der Fransche omwenteling en een Historie van tien jaren (1830—1840) to boek stelde, welker partijdigheid op menige bladzijde doorstraalt.

Nog behooren tot do afdecling der historische boeken , hoewel het geenszins meesterstukken, zijn, de geschriften van Baptist Honoré Ilaymond Capefigue, geboren te Marseille, gestorven in 1873, van wiens bijna eindeloos tal van werken, waarin hij door de geschiedenis dor Franken en door die der Franschen, van Karei den groote tot Napoleon III, als heenvliegt, kunnen worden aangevoerd; de Geschiedenis van Philips II Augustus; de constitutioneele en administratieve historie van Frankrijk, sinds den dood van Augustus; Richelieu, Mazarin, de f ronde en de regeering van Lodewijk XIV, en een enkel geschrift van de Lam ar tino (zie blz. 485), b. v. de] Geschiedenis der Girondisten en die der omwenteling van 1848 en 1849.

Ten slotte zijn niet te vergeten; Abel Frans Villemain, geboren te Parijs, overleden 1870, en Karei Augustin Sainte-Beuve, geboren to Boulogne (in \'t n.o. van Frankrijk, aan zee), overl. 1869, die als schrijvers over letterkunde naam hebben gemaakt, de eerste b.v. door vele geschriften over de letteren van onderscheiden natiën en door zijn Historie van Cromwell, de laatste door zijn Geschiedenis der school van Port-liogal en door zijn Maandagspraatjes,

De rij der dichters on der romanschrijvers van de negentiende eeuw uit

-ocr page 509-

487

Groot-Britannië wordt geopend met den naam van een der grootste auteurs, dio immer op dit torroin zijn opgetreden, n.1. met dien van quot;Wal ter Sc ott, geboren te Edinburg, overleden in 1832. Na zich aanvankelijk te hebben gewijd aan do dichtkunst, betrad bij vervolgons hot gebied van den rcman eu leverde hierop menig meesterstuk, waarin hij de natuur, do zeden, de gebruiken en do overleveringen van Schotland en van Engeland aanschouwelijk toekende, b.v. Ivanhoe; Kenihcorth (naar een voormalig kasteel van Leicester, in de nabijheid van de stad van dien naam , in\'t midden van Engeland nabij Warwick); Quentin Durward, enz. Engelands beroemdste dichter uit den nieuweren tijd is George Noöl Gordon Byron (zie blz. 380), geboren te Londen, overleden in 1824, wiens nitstekendste gedichten, reisbeschrijvingen en verhalen behelzende, o. a. ten titel voeren: Jonker Harold; de Giaour (d. i. de ongeloovige of niet-Mohammedaan); dehruid van AbT/dus (in Klein-Aziö, aan den Hellespont). Een onvoleindigd heidon-dicht van zijn hand is Bon Jan (een mythisch persoon, die in Spanje moot hebben geloefd, de hoofdpersoon van do opera van dien naam). Treurspelen, door hom vervaardigd, zijn Marino Faliëri (een doge van Venetië uit do veertiende eeuw, wegens een samenzwering tegen do aanzienlijken ter dood gebracht) en Sardanapülus. Een lerlander is do vermaarde dichter Thomas Mooro, gestorven in 1852, van wiens stukkon inzonderheid worden genoemd zijn lersche zangen en do reeks van Oos-tersche verhalen onder den naam Lalla liookh.

Onder Engelands romanschrijvers van don jongsten tijd zijn do voortreffelijkste Bulwer, Dickens en Thackeray. Eduard Godfried Lytton Bulwer, afkomstig uit het oosten van Engeland, uit het graafschap Norfolk, overleden 1872, schroef, onder moer: Be laatste dagen van PompTji; Rienzi, de laatste der tribunen (zio blz. 156); de laatste der haronnen. Van do werken van Karei Dickons, geboren to Portsmouth (in \'t z. van Engeland, aan zee), overleden 1870, zijn o.a. te noemen: de Pickwick-pajrieren; Nikolaas Nicklehy; Bornhey en zoon; Bavid Copperfield. Onder do geschrifton, tot deze afdeeling behooronde, opgesteld door Willem Makepeace Thackeray, geboren te Calcutta (de hoofdstad van Britsch Indië, in \'t n.o.), overleden 1863, zijn diegene, die het hoogst worden geschat: Be jaarmarkt der ij delheid en Arthur Pendennis.

Als Engelsche geschiedschrijvers hebben zich mot oer doen kennen; Hendrik Hallam, gestorven in 1859, door zijn Overzicht van den toestand van Europa gedurende de Middeleeuwen on zijn Constitutioneele historie van Engeland, sedert de troonbestijging van Hendrik VII lot den dood van George II; Thomas Carlyle, afkomstig uit hot zuiden van Schotland, overleden 1875, door zijn Geschiedenis van de Fransche om-wenteling en door zijn brieven en redevoeringen van Olivier Cromwell; Hendrik Thomas Buckle, gestorven in 1861, door zijn hoewel pas begonnen, Geschiedenis der beschaving in Engeland; Thomas Babing-ton Macaulay, geboren te Londen, overleden 1859, zoowel door zijn Historische proeven of opstellen, als door zijn evenmin volledig geworden

-ocr page 510-

488

Geschiedenis van Engeland, sinds de troonbeklimming van Jakoh II.

Do letterkunde der Veveenigde Staten van Noord-Amerika wordt op waardige wijze vertegenwoordigd door Hendrik Wads worth Longfellow, geboren in den staat Maine, wiens rijke verbeelding krachtig uitkomt in Evangeline, in het lied van Hiawatha en in andero zangen; door Jakob F en i mo re Cooper, afkomstig uit don staat Nieuw-Jersey, overleden in 1851, wiens romans, b.v. de spion, oen tafereel uit de tijden van den oorlog voor de onafhankelijkheid dor Vereenigde Staten; de laatste der Mohikanen; de padvinder en andere, zeer gezocht waren; door Willem Ilickling Prescott, geboren in den staat Massachusetts, overleden in 1857, die o.a. een Geschiedenis van Ferdinand en Isabella, een historie der verovering van Me.riko en van die van Peru schreef; door George Bancroft, insgelijks uit Massachusetts afkomstig, wiens nog niet ver voortgeschreden boek getiteld is Geschiedenis der Vereenigde Staten van Noor d-Amerika; door John Lothrop Motley, overleden in 1877, den schrijver van de Opkomst der Nederlandsche Republiek en van het leven en sterven van Johan van Oldenlarnevelt; eindelijk door do tegen de slavernij gerichte werken van Mevrouw Henriet te-Be och er Stowe, geboren in den staat Connecticut, de hut van oom Thomas, en van Helper, de dreigende crisis.

In Neerlands letterkunde dor negentiende eeuw is de eerste aan to .halen naam dio van Willem Bilderdijk, een Amsterdammer, overleden 1831. Hij was een man van veelzijdige ontwikkeling, van overvloedige kennis, met veel talonton begaafd, die echter het hoogst staat als dichter. Buiten het blijspel beoefende hij alle dichtsoorten, en in allo bracht hij meesterstukken voort. In het holdcndicht leverde hij den Ondergang der eerste wereld, oen grootsch, doch onvoltooid gewrocht; in hot leerdicht de ziekte der geleerden; in den lierzang de ode aan Napoleon. Niet minder voortreffelijk zijn zijn balladen en minnedichten. Op het gebied dor taal getuigt zijn Spraakleer van de diepte van zijn blik. Op het veld der Geschiedenis van H Vaderland leverde hij een werk, waarvan de hoofdstrekking een doorloopende bestrijding is van Wagenaar. Toch is het tot heden toe aan dit geschrift niet gelukt, den ouden Wagonaar te verdringen. Zoo onpartijdig deze auteur is, zoo partijdig is Bilderdijk. Een middelsoort tusschon het helden- en het lierdicht is de Ilollandsche natie van Jan Frederik Helmers, eveneens een Amsterdammer, gestorven 1813. Gelijk Cats de eerste Nederlandsche volksdichter was geweest, was Hendrik Tollens Cz., geboren te Rotterdam, overleden in 1856, de tweede. Dit bewijzen, behalve het door hom vervaardigde volkslied Wien Neerlands bloed door de adren vloeit, zijn zangen, deels op onderwerpen van\'slands historie, deels gewjjd aan don huiselijken haard. De meest bekende zijner gedichten zijn: Het tafereel van den vierdaagschen zeeslag, het turfschip van Breda, de jaargetijden, de zomer en, op het gebied der beschrijvende poëzie, het tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova-Zembla.

Van de prozaschrijvers uit do eerste helft dezer eeuw behoort bovenal

-ocr page 511-

489

Jan Hendrik van dor Palm, geboren to Rotterdam, overleden 1841, te worden aangehaald. Onder zijn geschriften beldeedon de Bijbel voor do jewjd en de Salomo, een uitbreiding van do spreuken, een eerste pïaats. Geheel op zichzelf staat het Geschied- en redelcunstig Gedenkschrift van Nederlands herstelling. Van dor Palm leefde te midden van oen aantal op het gebied der letteren uitblinkende mannen, als Kinker, Borger, da Costa. Zullen de wijsgeerige, de dichterlijke en do taalkundige geschriften van Johannes Kinker, geboren te Nieuwer-Amstel (nabij Amsterdam), dio in 1845 stierf, zijn naam lang voor de vergetelheid bewaren, alleen de Ode aan den Rijn is voldoende, om dien van Ellas An nes Borger, geboren to Joure (ten z.o. van Sneek), overleden 1820, te doen voortleven. Izailk da Costa, geboren te Amsterdam, overleden in 18G0, is do voortreffelijkste van Bilderdijks leerlingen. Welk een gloed hij als dichter had, ziet men in zijn Wachter, ivat is er van den nacht?, waarin hij do omkeering op het staatkundig gebied van\'t jaar 1848 voorspelt, in zijn Slag hij Nieuwpoort en in andere verzon.

Van da Costa zijn tijdgonooten Bogaers, de Gónestet, vanLonnep, tor ILiar en Beets, die, waar reen van de hedendaagscho Nodorlandscho letterkunde gewaagt, in de eerste rijen staan. Als bewijs van het keurige dichttalent van Adriaan Bogaors wordt, onder meer, doorgaans Do tocht van Heemskerk naar Gibraltar aangehaald. De Leekedichtjes van Petrus Augustus de Génestet, geboren te Amsterdam, zijn )iiemand onbekend, evenzeer als de Camera obscura van Hildebrand, d. i. Niko-laas Boots, geboren te Haarlem, in ieders handen is. Onder do gedichten van Bernard tor Haar zijn de meest genoemde de St. Paulusrots, Eliza\'s vlucht, Abd-el-Kader, Huibert en Klaartje. Van het genoemde vijftal is Beets doeenige, die nog leeft. Bogaers werd in 1870, de Gónestet in 1861, van Lennep in 1868, ter Haar in 1880 door don dood weggerukt. De werken van Jakob van Lennep, geboren te Amsterdam, zijn vooral gedichten, b.v. de Noderlandsche legenden, en romans in proza. De laatste hebben hom gemaakt tot den gevierden schrijver, van wien elk iets heeft gelezen. Voor den beste dier romans houdt men Ferdinand Hiujck. Bovendien zijn er de Pleegzoon, Elizabeth Musch, de lotgevallen van Klaasje Zevenster.

Duitschlands voornaamste dichters en romanschrijvers uit deze eeuw zijn: Jean Paul Frederik Richter, afkomstig uit het Noordoosten van Beieren, overleden in 1825, een auteur van den eersten rang, wiens merkwaardigste romans zijn de Titan en de vlegeljaren; Theodoor Körner, geboren te Dresden, overleden 1813, dio door zijn lier en zwaard en door andere gedichten een algemeene geestdrift verwekte; Johan L odewijk U hl and, geboren te Tiibingen (in Wurtemberg, ten z. van Stuttgart), overleden in 1862, die lierdichten, romances en balladen vervaardigde; Hendrik Heine, geboren te Dusseldorf, overleden in 1856, wiens rijke gaven als lierdichter het bock der liederen en de romanzero bewijzen; Emanuel Geibel, geboren te Lubeck, wiens

-ocr page 512-

490

Spaamche liederen en romances o.a. veel worden gelezen, eindelijk Ber till old Auerbach, uit Wurtemberg, die b.v. door zijn roman 0/» de hoogten veel naam maakte.

Inzonderheid hebben zich, gedurende de laatste zeventig jaren, in Duitsehland velen als geschiedschrijvers en geschiedvorschers schitterende lauweren om de slapen gevlochten. Al dadelijk was op dit gebied een luisterrijk voorganger en baanbreker Barthold G eorg Niebuhr, gahoren te Kopenhagen, overleden 1831, wiens hoofdwerk is de Geschiedenis van Home. Don stoot tot het vroeger slechts bij wijze van uitzondering voorkomend beoefenen der Algemeene Historie gaf Arnold Herman Lo de-w ij k lleercn, geboren te Arbergen (in de nabijheid van Breinen), overleden 1842, zoowel door zijn Denkbeelden over de staatJiunde, het onderling verkeer en den handel van de voornaamste volkeren der oude wereld, als door zijn Geschiedenis van de staten der oudheid en van het Europeesche staten-stelsel en zijner volkplantingen. Ben volledige Algemeene Historie in een aaneengeschakeld verhaal schreef Frederik Christoffel Schlos-sor, afkomstig uit Je ver (in \'t n.w. van \'t groot-iicrtogdom Oldenburg), overleden in 1861, waarop hij liet volgen een Geschiedenis der achttiende en der negentiende eeuw tot den ondergang van het Fransche keizerrijk. Als voortzetter van dit werk kan worden aangemerkt 0 c o r g G o d-fried Gervlnus, geboren to Darmstadt, gestorven in 1871, in zijn niet voltooide Geschiedenis der negentiende eeuw, sedert het congres van I Veenen. Borondien vervaardigde hij een Historie der Duitsche dichtkunst.

Met dit viertal zijn, behalve anderen, onder de beroemdste Duitsche historieschrijvers te rekenen Leopold von Ranke, geboren te Wiohe (ton z.w. van Merseburg, in Pruisen), overleden in 188G, van wiens onsterfelijke geschriften ecnige ton titel voeren: Vorsten en volkeren van Zuid-Europa in de zestiende en in de zeventiende eeuw; Duitschlands geschiedenis ten tijde der hervorming; Frankrijks historie, voornamelijk in de zestiende en in de zeventiende eeuw; Engelands geschiedenis, voornamelijk in de zestiende en in de zeventiende eeuw; Georg Waitz, afkomstig uit Flensburg (in \'t midden van Sleoswijk), overleden in 1886, die o.a. een Historie der Duitsche staatsvormen te boek stolde, en ten laatste Willem Giesobrecht, geboren te Berlijn, die met een werk van grooten omvang over de Geschiedenis van den tijd der Duitsche keizers is begonnen, hetwelk nog verre van voltooid is.

-ocr page 513-

UITGAVEN VAN i. B. WOLTERS, TE GRONINGEN.

Dr. J. A. Wijnnk, Algemeene Geschiedenis. Oude

Geschiedenis..........(^de druk f 2,90

Dr. J. A. W[jnne , Algemeene Geschiedenis. Middeleeuwen ..........quot;jdc druk - 2,90

Dr. J. A. Wijnnk, Algemeene Geschiedenis. Nieuwe

Geschiedenis..........quot;jdc druk - 2,go

Dr. J. A. Wijnnk, Algemeene geschiedenis.

Nieuwste geschiedenis......ydc druk - 2,90

Dr. J. A. Wijnne, Handboek der Algemeene

geschiedenis..........bde druk - 3,90

Dr. J. A. W[jnne , Overzicht der Algemeene geschiedenis ..........wde druk - 1,75

-ocr page 514-

UITGAVEN VAN J. H. WOLTERS, TE GRONINGEN.

Dr. J. A. Wijnne, Geschiedenis van het Vaderland ............ide druk f 3,90

Dr. J. A. Wijnne, Beknopte geschiedenis van het

Vaderland...........tyde druk - 1,75

Dr. J. A. Wijnne, Geschiedenis van de Nederlanden , I..............- 4gt;90

Dr. J. A. Wijnnk, Geschiedenis (verspreide en

nieuwe opstellen)...........■ 3\'75

Dr. J. A. Wijnne, De Oostersche volken en Griekenland ...............-4)5°

Dr. J. A. Wijnne, Het opsporen der Historische

waarheid...............- 0,40

Dr. J. A. Wijnnk, De wet van 28 April 1876 en

de Algemeene Geschiedenis........- 0,40

-ocr page 515-