lt;£)
;
ii
r •quot;
;
r
^ ^
JESUS, ONZE DIERBAARSTE SCHAT.
TER VEltEEEING
geschikt voor alle tijden des jaars,
I inzonderheid voor de Negen Dagen die het Kerstfeest voorafgaan, inzonderheid voor de Negen Dagen die het Kerstfeest voorafgaan,
DOOR
U. C. PU. EN l\'ASTOOll TE WEES1\'.
2e VEKMEERDERDE DRUK.
AMSTERDAM,
1884.
IMPRIMATUR.
|
Amsïelod ami, 29 Julii 1870. |
J. A. VAN DEN AKKEI Libr. Gens. |
J N L E I D I N G.
-
Niemand verwondere zich, dat wij het aantal I Novenenboekjes met een nieuw gaan vermeerde-\\ ren. De godvruchtige christen bezit velerlei hand-l leidingen van dien aard, als novenen voor de
\' Eerste 11. Communie, novenen voor het aangaan
van een huwelijk, novenen om zich voor te 6c-i reiden voor de feesten van Gods lieve Moeder, novenen om den II. Jozef te vereeren, novenen | om verschillende Heiligen hulde te brengen op I den dag, die hun ds kroon van eeuwige glorie I heeft doen verwerven; maar novenen om zich tot eene waardige viering van de Christus-feesten \\ voor te bereiden, bestaan, voor zoover wij weten, in onze taal niet.
.Deze bemerking maakte ik hij mij zeiven, toen mij het boekje getiteld: Das Kindiein Jesu, die Liebe unserer Herzen ter hand ivas gekomen. Bit werkje van den Duitschen schrijver, den Eerw. Pater J. N. Stüger, S. J. hooft reeds acht uitgaven beleefd, een beivijs dat het nvel gezocht moet zijn. Naar onze schatting is het dan ook uitmuntend geschikt in ons de liefde tot het kind Jesus op te wekken: de echt godsdienstige toon van het werkje, de hartelijke gebeden en verzuchtingen, ontleend aan de gebeden en verzuchtingen der Kerk in den Advent en den 11. Kersttijd-, de slichtende voorbeelden, het brengt ons tot een
.
VI
warme, tot een innerlijke vereering van het goddelijk Kind, het doet ons neerknielen voor zijn troon en Hem aanbidden met een diep gevoel van eerbied, van gehechtheid, van vertrouwen en van liefde.
Wij hebben ons genoopt gevoeld dit werkje voor onze katholieke landgenooten in het Nederlandsch over te brengen, en twijfelen niet of het zal ook door U, godvruchtige zielen, met vreugde worden ontvangen.
Nog een enkel woord om rekenschap te geven van sommige vrijheden, die wij ons veroorloofd hebben. Het oorspronkelijke werkje heeft versjes in den tekst: deze zijn door ons uitgelaten, omdat ze, naar het ons voorkwam, aldaar minder op hun plaats zijn. Ter vergoeding voor die uitlating hebben we- eenige oorspronkelijk Neder-landsche versjes, die betrekking hebben op het kindje Jesus, achter aan in het iverkje laten volgen. De Misgebeden hebben, door de hijvoeging van de eigene gebeden, epistels en evangeliën der drie kerstmissen eenige uitbreiding ontvangen, en voorts is het werkje met enkele bijzondere gebeden, eene litanie van \'s Heer en Geboorte en de opgave der aan de kerstnovene verleende aflaten vermeerderd.
Nog eene zaak :
Wij hebben op den titel deze novene vgeschikt genoemd voor alle tijden des jaars,1\' en zij verplaatst den lezer zoo geheel en al in de dagen, die het kerstfeest onmiddellijk voorafgaan? \'tls
VII
waar, — maar niet minder waar is het, dat de blijde verwachting van \'s 11 eer en komst altijd en voortdurend in staat is tot een godsdienstig leven te voeren. Jesus\' komst op aarde herinnert ons aan zijne bijzondere komst in ons hij het H. Doopsel, zij doet ons verlangen naar zijne komst in ons bij de 11. Communie, zij doet ons streven naar een eeuwig zamenzijn met Hem in het rijk zijner Heerlijkheid. Op welken lijd of hij u-elke gelegenheid het hoekje dan ook gebezigd wordt, de novene ter vereering van het kindje Jesus zal ons tot diepe godsvrucht stemmen en oen geschikt middel zijn om ons tot ieder kerkelijk feest, welk ook, voor te bereiden.
Vertaler houdt zich overtuigd, dat deze JSIegen-daagsche oefening veel stichting aan de geloovigen zal geven, en daardoor strekken zal tot meerdere eer van God, en acht zich uit dien hoofde gelukkig het werkje aan U, Katholieken van Nederland, te kunnen aanbieden.
Eriam, feestdag der II. Anna, 1870.
EEN WOORDJE BIJ DEN 2quot;quot; DRUK.
-
Mijne vertaling van Stoger\'shoekje: DasKindlein Jesu, die Liebe unserer Herzen, was sedert jaren uitverkocht. liet recht van uitgave is in andere
i handen overgegaan en de uitgever, die van dit werkje thans eene tweede uitgave bezorgt, ver- handen overgegaan en de uitgever, die van dit werkje thans eene tweede uitgave bezorgt, ver-
vin
zocht mij ook voor deze een aanbevelend woordje te willen schrijven. Ik doe dat gaarne. Want nog steeds geloof ik dat igt;het boekske uitermate geschikt is om als hulpmiddel te dienen voor eene waardige viering van de Christusfeesten; dat het ons brengt tot een warme, tot een innerlijke vereering van het goddelijk Kind, ons doet neerknielen voor zijn troon en Hem aanbidden met een diep gevoel van eerbied, van gehechtheid, van vertrouwen en van liefde.quot;
In Duitschland zag reeds de 9e druk het licht, hij ons te lande is deze eerst de 2e, maar zij bestaat uit duizenden exemplaren, die ik hoop dat weldra verspreid zullen zijn. De devotie jegens het goddelijk Kind is steeds toenemende; ivelnu dit werkje is uitmuntend geschikt om in ons de liefde tot het kind Jesus op te wekken.
De nieuive uitgave onderscheidt zich van de eerste door de bijgevoegde gebeden na de 11. Mis en de Kerstliederen te Amsterdam in gebruik. Andere wijzigingen zijn niet aangebracht; doch het werkje is op nieuw nagezien, van ingeslopen fouten gezuiverd en wordt bij nette uitvoering tegen zeer billijken prijs den Katholieken aangeboden. Moge het in zijn nieuwe gedaante welkom zijn en veel nut stichten!
Weesp, feestdag van O. L. F. geboorte, 1884.
EERSTE DA Cl.
Zie, alles is vervuld, wat «door den Engel aan de Maagd Maria verkondigd is.
Vs. Dauwt, henieleii, dauwt van boven; gij wolken, regent den regtvaardige.
R. Dat de aarde zich ontsluite, en den Verlosser voort-brenge.
Wij bidden U, o Heer! wek uwe magt op en kom, opdat wij van de dreigende gevaren onzer zonden door uwe bescherming verlost en door uwe hulp behouden mogen worden, die leeften heerscht met God den Vader, in de eenheid des H. Gees-tes. God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Op dezen eersten dag der Novene zult gij God er voor bedanken, dat Hij u in de onbegrijpelijke voor-
liefde zijner groote barmhartigheid tot het ware vron geloof heeft geroepen, inden schoot der Katholieke | voor Kerk laten geboren worden en opvoeden, en gij j feest in het Kind Jesus den Zoon Gods, uwen Ver- D losser en Zaligmaker erkent. Kus de vijf heilige altoi wonden des Gekruisten tot teek en uwer dank- Jesi baarheid en liefde, en vernieuw uwe doopbelofte, ; booi waarin gij de wereld, den duivel en het vleesch Kin hebt verzaakt. Smeek het Goddelijk Kind om de het genade van het geloof en het kleed der onschuld tig« ten einde toe getrouw en ongeschonden te be- teli waren, en liever fe sterven dan den eed, bij uw 1 woi H. Doopsel gezworen, door eene vrijwillige over- om treding der geboden van God en van de H. Kerk zoc te verbreken.
Bid iederen dag der Novene de Blijde Geheimen lijl van den Eozenkrans, of ten minste dertigmaal bei het Wees-gegroet, daarbij godvruchtiggedenkende os den tijd (negenmaal dertig dagen) dien Jesus in sta den schoot der H. Maagd Maria, zijne onbevlekte be Moeder, heeft overgebragt. Deze godvruchtige H oefening heeft de H. Maagd zelve aan de heilige ze Gertrudis geleerd. hs
li.
; ei
Wie zoo gelukkig mogt zijn van zulk eene tee- n dere liefde voor het Kindje Jesus te hebben, als o de H. Pranciscus van Assisië had, zoude gewis v de negen dagen, het hoogfeest van Kerstmis on- i middellijk voorafgaande, in stille vereering en f
ire a vrome overweging doorbrengen. O. welke heilige ie I voorbereiding zoude dit zijn voor het hoogheilig gij feest van \'s Heeren Geboorte!
sr- De Serafijnsche Vader, de H. Franoisous, was ge | altoos innig getroffen over de geheimen van k- j Jesus\' leven, maar vooral over die van de Gele, boorte. Om nu zijn hart, dat van liefde tot het jh Kind Jesus blaakte, te voldoen, vierde hij eens ie ■ het Kerstfeest op eene geheel bijzondere en pleg-ld tige wijze. Na bekomen vergunning zijner gees-e- telijke overheid, liet hij digt bij het dorp, waar hij iv j woonde, in een duister woud eenen stal bouwen om zich de plaats, waar Jesus geboren werd, zoo levendig mogelijk voor te stellen.
Bethlehem\'s stal wilde hij zien en aanschouwelijk maken, zooals hij dien in zijne vurige verbeelding en innige liefde zag. In den stal een os en een ezel, en een kribje met wat hooi en stroo gevuld. In het kribje een houten Christusbeeld, en aan de eene zijde een beeld der H. Maagd en aan de andere dat van den H. Jozef. Toen Pranciscus alles in opgetogenheid des harten had gereed gemaakt, liet hij eene menigte lichten ontsteken, en al de ordebroeders uitnoo-digen zich met hem in deze eigenaardige, door een minnend hart ingegeven godsvrucht te komen vereenigen. Doch daar de Heilige te voren ook buiten het klooster van deze Kerstmisviering gewaagd had, kwam ook het volk uit de plaats zelve en uit de omliggende dorpen met fluiten en schalmeijen toestroomen, zoodat geheel
4
de omtrek van Iran maatgeluid en godsdienstigen zang weêrldonk. O, met welk eene vreugde bleef die menigte daar te zamen met den H. Fran-ciscus en zijne broeders. Den ganschen nacht werd daar gebeden, totdat de dageraad aanbrak, entoen Gode een plegtig offer opgedragen werd, sprak Franciscus met zulke geestvervoering, dat allen meenden bij liet Goddelijk Kind zeifin Bethlehems stalle te verwijlen en van de onuitsprekelijkste zielsverrukkingen werden aangegrepen. Wat den Heilige zeiven betrof, in de overmaat van zijn gevoel konde hij nauwelijks den naam Jesus uitspreken; hij noemde den nieuwgeboren Heiland: Hd Kindje van Bethlehem.
Het bijwonen dezer plegtigheid en het zien van den Heilige, die tranen van blijdschap en liefde tot het Kind Jesus stortte, diende niet alleen tot verheerlijking van God, maar maakte ook den heilzaamsten indruk op het volk. Een voornaam edelman, onder anderen, getroffen over hetgeen hij dien nacht gezien had, werd zoozeer tot berouw en liefde jegens den goddelijken Verlosser bewogen, dat hij geheel van leven veranderde, aan de wereld en hare ijdelheid vaarwel zeide en een vriend en leerling van den H. Franciscus werd. Later verklaarde hij dat het hem had toegeschenen, als zag hij dien nacht een ongemeen schoon en aanminnig kindje in de krib, hetwelk door den H. Franciscus uit de sluimering gewekt, dezen met groote teeder-heid had aangezien en omhelsd. Wie zal het ver-
5
mogen met woorden uit te spreken, hoe vele en hoe groote genaden uit liet hart van Jesus in dat van Prancisous werden overgestort! Aldus verheerlijkte God de godsvrucht en teedere liefde van zijnen getrouwen dienaar.
Stel u iu Gods heilige tegenwoordigheid, aanschouw in den geest het Kind Jesus, en verkies het als\'t eenige voorwerp uwer liefde. Beantwoord tot dat einde de volgende drie vragen:
Wanneer is het Goddelijk Kind van Bethlehem begonnen mij te beminnen ?
Hoe vurig heeft het mij bemind?
Hoe lang zal die liefde duren.
O nooit volprezen wonder! De goddelijke Jesus heeft u van eeuwigheid lief gehad. Gelijk de he-melsche Vader, zoo mag ook God de Zoon tot u zeggen: met eene eeuwige liefde heb ik u bemind. Van eeuwigheid was Jesus bereid, volgens den wil des Vaders, voor u mensch te worden, in een stal ter wereld te komen en aan een kruis te sterven En al wat Hij in der tijd voor u gedaan en geleden heeft, is het uitvloeisel en de vrucht van die eeuwige liefde, met welke Hij u en alle menschen vóór de schepping der wereld, vóór den tijd en van eeuwigheid heeft bemind. Doch gij, mijne ziel, u godvruchtig tot het Kerstfeest voorbereidende, wijd bijzonder uwe aandacht aan de menschwordingvanhet eeuwig Woord, aan \'sHee-ren geboorte, en zie daarin de duidelijke, de
i • «. riiov ppuwiffG liefde van
krachtig^ openbarm ^ ^ kwam als lmlp-
.Tesus. -Hij t„ iiet arme spra-
behoevend kind ter w—e b;minae u reeds:
kelooze wicht m d i eerste zuchten van
zijn hart klopte vooi des en aer liefde
dit kind waren een teeken zijn,
voor uw eeuwig geluk.^, een kind vinden, m zoo sprak de fgeV£J^(!-feene kribbe.\'\' Bedoeken gewonden, üefde, vaneinde-minnelijk geheim van ^hiev vol verba-looze ontferming z0° ^ we om niet aangetrok-zing uitroepen. Gevoele is het kind ken doordeklexn^dd^todem^.^
God kunnen zijn, hoe ^ kina, uw lach
mend ziet gij ^...„\'^„g^toelagchenvan Gods
is het onuitsprekelyk zaligend toe^ ^ magtige God
ontferming over 0118\' V.quot;i „ew0rden. , Zie, zoo is een hulpbehoeven § tem Zeggen in ver-
sterk liefdebetoon zijn, groote goeieien
7
dommen te verlaten en zich in de uiterste armoede te storten, om daardoor een armzaligen bedelaar rijk en gelukkig te maken. Nog grootere liefde zou het zijn, zich zeiven en zijne vrijheid te ver-koopen, zich aan een gruwzamen meester als slaaf over te geven, om daardoor een ongelukkige uit zijne slavernij te verlossen. Maar van de grootste, ja van overmaat van liefde zoude het getuigen zelf te willen sterven, om zoo het leven van een boosdoener te quot;willen redden. Zie, zoo is nogtans de liefde, die het kind Jesus u heeft bewezen. Den hemel en al zijne rijkdommen der zaligheden verlatende, koos het de uiterste armoede, om u uit den staat der grootste ellende op te heffen en u het bezit der hemelsche en eeuwige goederen te verwerven. Van den troon zijner majesteit afdalende, nam het de gedaante eens dienstknechts aan, alleen om daardoor u van het juk eener eeuwige slavernij te bevrijden. Eindelijk het Kind Jesus offerde zijn leven op en koos vrijwillig den dood, om u uit het verschrikkelijke ongeluk van een eeuwigen dood te redden.
Ach, welk eene liefde!
En hoe lang zal die liefde duren?
Zij zal eeuwig duren, eeuwig! De liefde der menschen is veranderlijk. Eene geringe belee-diging of de minste, soms nog ingebeelde, onaangename bejegening vernietigt haar; een klein gebrek aan dankbaarheid doet haar verkoelen, en alligt, omdat zij grootendeels zich zelve zoekt, tot afgekeerdheid, ja tot haat overslaan. En
8
onderstellen we ook al dat zij tot aan den dood duurt, dan nog gebeurt liet dikwijls, dat de dood liare banden verbreekt^ en alzoo met liet leven ook de liefde der mensclien eindigt. — Maar de liefde van het goddelijk Kind is eene volmaakte liefde. Zij nam een aanvang met den eersten ademtogt zijns sterfelijken levens, en zij zal duren tot in liet eeuwige leven: zij verkleint, zij vermindeit niet, zij houdt niet op. tenzij wij ons zeiven van haar scheiden. 0.. vraag het nu aan uw hart, ol het Kindje Jezus niet verdient door u bemind te worden, bemind te worden boven alles, met ge-heeler harte en onverdeeld.
0 Jesus, allerliefderijkst en gezegendst Kind! uwe liefde voorwaar is mateloos geweest en heeft alles overtroffen wat men van U had kunnen verlangen. — Toen Gij begonnen zijt te leven, zijt Gij ook begonnen mij te beminnen. Gij hebt mij zoo innig en vurig bemind, dat Gij U m het eerste oogenblik reeds voor mij tot den dood opofferdet, en Gij wilt dat die liefde eeuwig dure. _\' En wie ben ik, of wat beminnens-waardigs hebt Gij aan mij kunnen vinden, o liefdevol Kind! om mij zoo onuitsprekelijk lier te hebben? Ik ben slechts een schepsel, het maaksel uwer handen, ik ben stof en aarde, een schepsel, dat om zoovele zonden niet anders dan uwen eeuwigen haat verdient, een schepsel.
9
d ï dat U zoo dikwijls ontrouw en ondankbaar is d J geweest. En nogtans, o lieve Jesus! Gij liebt mij k zoo teeder, zoo vurig bemind. Acli, hoe goed en e medelijdend zijt Gij. o dierbare Verlosser! Wees ij dan geloofd, geprezen en bemind boven alle euge-t len en menschen, o zoetste Jesus! wees geloofd ii en bemind altoos en in alle eeuwigheid, t \' Doch het is juist die overmaat uwer liefde, i welke mij ontstelt en met vreeze vervult. Uw f . hart is geheel vuur, het brandt van liefde, en het ? mijne i§ ongevoelig en koud. Hoe gering immers was tot heden mijne liefde. Heb ik wel ooit op-regten ijver voor U in mijn hart gevoed? Wat toch van eenige beteekenis heb ik uit liefde tot U ondernomen of ten uitvoer gebragt? Welke wederwaardigheden heb ik ooit met waarachtig geduld, TJ ter liefde, verdragen ? Helaas ! niets, o goddelijk Kind! niets heb ik tot hiertoe voor U gedaan, niets voor U geleden! Geheel mijn leven was eene aaneenschakeling van de uiterste ondankbaarheid. Ach, niet alleen dat het mij te bezwaarlijk was voor ü te lijden; het viel mij zelfs moeijelijk aan U te denken.... O verblinding, o onverschilligheid en ondank ! Hoe ongelukkig was de tijd, dien ik zoo slecht besteed en voor de eeuwigheid verloren heb!.... Maar, o goddelijk Kind! mijne boosheid zal een einde nemen. Het licht, hetwelk uit uwe oogen straalt, heeft mij verlicht, en ik erken nu, dat Gij onverdeeld en boven alles verdient bemind te worden. Gij zijt die oneindige God, in wien alle
10
volmaaktheden zijn! Gij alleen zijt die wondervolle Minnaar, wiens trouw nooit wankelde, die alles voor mij hebt opgeofferd en van het eerste oogenblik af uw leven en uw bloed voor mij ten beste gegeven hebt. Gij alleen zijt het opperste, eeuwige goed, hetwelk voor deze aarde mijn geluk, mijne rust, mijne vreugde, en voorden hemel al mijne zaligheid in zich bevat!
Ik verkies ü dan heden, o gezegend Kind! tot het eenig voorwerp mijner liefde. Ik haat en verzaak alle liefde, die niet van ü uitgaat en niet tot U henen voert. IJ, o Jesus! ü bemin ik boven alles. Ik wil u alleen beminnen, en voor eeuwig beminnen. Maar, o allerteedei\'ste Verlosser, hoezeer moet ik vreezen voor mijne onstandvastigheid. Ondanks mijn genomen besluit U getrouw te zijn en altoos te blijven, zal ik ü wederom kunnen verlaten. Daarom stel ik mijn zwak en zoo ligt te verlijden hart onder uwe goddelijke hoede. Bewaar, bescherm het, o almagtig Kind! en laat niet toe dat het voortaan voor iets anders kloppe dan voor U, in iets anders rust en vreugde vinde. Dierbaarst Kind Jesus! bescherm toch mijn hart, opdat het dagelijks in uwe liefde toeneme, en van dit heilig liefdevuur ontstoken, steeds brande, totdat het ü eeuwig bezitte en door het eindeloos genieten uwer liefde zalig zij in den hemel. Amen.
11
De verlosser der wereld zal gelijk de zon opkomen, en, gelijk de regen op de velden, nederdalen in den schoot der Maagd. Alleluja.
Vs. De stem des roependen in de woestijn: bereidt den weg des Heeren.
R. Maakt zijne voetpaden effen.
O God! die gewild hebt dat, na do boodschap des Engels, uw Woord Vleesch zoude worden in den schoot der allerheiligste Maagd Maria, geef dat wij, die ü godvruchtig smeeken en uwe Moeder als Gods Moeder eeren, door hare voorbede bij ü geholpen worden, die leeft en heerscht met God den Vader, in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Indien gij bemerkt dat uw hart tot ijdelheid geneigd is, tot behaagzucht of tot de vreugde en vermaken der wereld, breng dan heden aan het kind Jesus een offer van versterving; te weten; het vaste besluit, nimmer ongeoorloofde genoegens en ontspanningen te zullen najagen en zelfs matig en verstorven te zijn bij het genieten van
12
geoorloofde vermaken, nimmer uw liart aan vergankelijke, nietswaardige, onedele en gevaarlijke dingen te hechten. Vraag bij bekoringen en aan-lokselen tot wereldsche genietingen altoos, even als de H. Aloysius: „wat baat het mij voor den hemel ?quot; Denk aan Gods tegenwoordigheid, en opdat ieder uwer handelingen verdienstelijk voor het eeuwige leven zij en eens uwe zaligheid in den hemel vermeerdere en verhooge, herhaal dikwijls de goede meening van alles te doen tot meerdere eere Gods. Zeg dan: alles tot uwe grootere verheerlijking, o God! eenig en alleen tot uw meerder welbehagen!
Zuster Maria van de Menschwording, van de orde der H. Clara, was zeer bewogen over het lot van haren ongelukkigen broeder. Deze was onschuldig van eene misdaad aangeklaagd en in de gevangenis geworpen, en daar hij niet bij magte was het geregtelijk bewijs zijner onschuld op voldoende wijze te geven, bleef hij in den onreinen kerker opgesloten zonder uitzigt op bevrijding. De godvreezende maagd had dikwijls en veel voor zijne verlossing gebeden, doch haar gebed bleef onverhoord. In dien deerniswaardigen toestand neemt zij hare toevlugt tot Maria, onder tranen smeekt en bezweert zij Gods Moeder haar te helpen, maar ook dit bleef vruchteloos. Zij smeekt dat Maria zal gedenken, hoe zij als
13
de moeder van barmhartigheid, als de troost der bedrukten wordt aangeroepen, en dat nog niemand vruchteloos en onverhoord tot haar gebeden had,— \'t was alles te vergeefs, zij verkreeg niet wat zij zoo vurig wenschte. Toen zij evenwel later op zekeren keer weder in een vurig gebed met een levendig geloof geknield lag voor een beeld dei-Moedermaagd met het kindje Jesus, kwam zij op de gedachte, de moeder van genade door een eenvoudig middel als het ware te dwingen haar verzoek toe te staan. „Maria! zoo sprak ze met een eenvoudig hart: Maria, verwerf voor mijn armen, onschuldigen broeder de vrijheid, anders zal ik dit lieve kind aan uwe armen ont-rooven, het wegbrengen en in eene gevangenis opsluiten.quot; En met eene heilige stoutmoedigheid ontnam zij aan het Moeder-Gods-beeld het Kindje Jesus, kuste dit onuitsprekelijk teeder en verborg het dan zorgvuldig in eene kast, terwijl zij vast besloten was den beminnelijken gevangene niet eer aan de Moeder Gods terug te geven, dan wanneer haar broeder weder in het genot zijner vrijheid zoude zijn. De allerheiligste Maagd koude aan zooveel eenvoud des harten en aan zulk een sterk geloof niet lang wederstaan. Zij verscheen weinige dagen daarna aan zuster Maria en verzekerde haar, dat haar broeder onschuldig verklaard en in vrijheid gesteld was. Vol vreugdeen dankbaarheid ijlde de vrome ordezuster aanstonds naar de kast, waar zij het kindje Jesus als een gevangene had opgesloten, vroeg het nederig om
vergeving voor de oneerbiedige vrijmoedigheid, omhelsde het nog eenmaal, maar allerteederst en hartelijkst, en gaf, van vreugde en dankbaarheid schreijende, het kindje weder aan het beeld dei-Moeder Gods terug.
Wek uw geloof op quot;aau de tegenwoordigheid Gods en tracht in dit avonduur uwe zonden met opregte liefde en waar berouw te beweenen.
Wederom zult ge het oog slaan op het kribje te Bethlehem.— Zie, hoe vriendelijk het goddelijk Kind de handjes naar u uitstrekt. Maar hoe? bespeurt ge die tranen ook in de oogen des lieven kleinen? Ja, waarlijk Jesus weent! Overvloedige stof tot nadenken! Overweeg dan, waarom het Kind weent. Moe bitter en smartelijk dat weenen is, en hoe vele redenen gij zelf hebt om met het Kindje Jesus mede te weenen.
Sohreijend, zooals alle gewone mensclienkinde-ren, wilde ook Jesus, waarachtig God en tevens waarachtig mensch, in de wereld komen; schrei-jend wilde Hij dat allerheiligste leven beginnen, hetwelk ons van den dood gered heeft. Hoe goed en wondervol! Het zalige oogenblik is verschenen, waarnaar de geheels schepping duizendej aren verzuchtte, de dag der verlossing is aangebroken, de gansche hemel juicht, de engelen zingen een vreugdelied en boodschappen den vrede aan de aarde — maar Jesus, het pasgeboren wicht, het Kind dat ons is geschonken — weent, in het kinderlijk oogje, parelen tranen .... Maar waarom
weent die lieve kleine? Misschien om liet kommervolle van die aardsclie loopbaan, zoo even pas begonnen; misschien om al de smart, hoon en smaad, die liet teedere wicht in volgende levensdagen zoo-overvloedig wachten; misschien om den gruwzamen dood, waartoe men na weinige jaren Jesus van Nazareth, denzelfden die in Bethlehem geboren werd, veroordeelen zal? — Ach neen, niet dat is het wat het Kindje vreest, niet daarom weent het. Integendeel, het verlangt naar dat alles, van Bethlehem wil het gaarne naar Golgotha. Maar waarom dan die tranen ? O, mogten toch alle menschen van naderbij dat weenende Kind beschouwen, en de oorzaak Zijner tranen overwegen. Wat in den hof van Olijven onzen Heiland bloed deed zweten en beangst en bedroefd zijn tot den dood toe, datzelfde perst heden aan het Kindje in Bethlehems stal de tranen uit de oogjes. Onze zonden, onze groote en menigvuldige zonden, overgieten het hart van dit onschuldig Kind met bitterheid, vullen zijne oogen
met tranen van droefheid.......
Hoe bitter en smartelijk dit weenen van den goddelijken Jesus was? Ach, wie kan het verklaren en welke menschelijke tong het uitspreken? Dit is echter zeker, en alleen genoeg om ons gemoed tot medelijden en berouw te bewegen, dat nooit eenig menschelijk hart zoo groote droefheid ondervond, als die, van welke de eerste tranen des goddelijken Kinds getuigden. De smart van het Kindje Jesus was grooter dan alle natuurlijke en
16
bovennatuurlijke smarten, ooit door eenig mensch en £
geleden. En toch, hoe zwaar was niet soms liet heid
lijden van dezen of genen, zoowel in het natuur- thar
lijke als in het bovennatuurlijke! Somwijlen vielen dinj;
kinderen bij den dood hunner ouders plotseling bro(
van droefheid bewusteloos neder; moeders stortten bloe
dood ter aarde bij het onverwachte doodberigt , plai
van een veelgeliefden zoon; anderen, in de diep- de 1
gevoelde droefheid hunner zonden, stierven eens- 0,
klaps van berouw____ Maar niets kan vergeleken u c
worden bij de bittere tranen van het Kindje Jesus, quot;Va( dat in Bethlehems kribbe nederligt.
Overweeg nu ten laatste, of gij geen reden hebt met het Kind Jesus mede te weenen. Als de Godmensch Jesus zulke droefheid gevoelde
over onze zonden, welke gevoelens moeten dan i
ons bij het zien zijner tranen vervullen ? Wie mi
heeft meer reden tot droefheid, de onschuldige, zo)
die slechts weent over vreemde zonden, of de ge:
schuldige, die zelf zonde pleegde en over eigene mi
schuld moet weenen ? Het Kind Jesus is onschul- da
dig en beweent vreemde zonden ! Gij zijt schul- loi
dig en zijt niet bedroefd en weent niet over uwe la;
eigene ongeregtigheden! — Ach, welk eene ver- de
stoktheid van het menschelijk hart: de Rechter b(
weent — en de schuldige lacht! d(
Kom, kniel nog eens neder bij de kribbe te g(
Bethlehem. Zie met aandacht naar het Kindje n,
Jesus..... Gij zoudt over niets te weenen heb- h
ben? Noch over Adams schuld, noch over uwe g
eigene ongeregtigheden? Het goddelijk Kind weent, v
17
en gij hebt misschien reeds de jaren uwer kindsheid door zonden bezoedeld. En thans, is het thans beter gesteld met u ? Bij zooveel overtredingen geen enkele traan ? Ach, gij moest mv brood in tranen eten en uwe oogen moesten als bloed zijn van \'t veelvuldig geween...., en in plaats daarvan speelt u de lach der zondaren om de lippen.... u, den schuldige voor Gods oogen!.... O, hoe gelukkig voor u, dat Jesus\' tranen voor u om genade baden en den toorn des eeuwigen Vaders stilden.
O liefste Jesus, goddelijk Kind ! niets overtuigt mij zoo levendig van de afschuwelijkheid mijner zonden en van de groote schuld, welke ik bij U gemaakt heb, als de bittere tranen door U om mijnentwille in Bethlehem geweend. Gij weet het, dat U in het vervolg uws sterfelijken levens tal-looze beproevingen wachten; Gij weet, dat Gij ten laatste uwen geest zult geven tusschen twee moordenaren hangende aan een kruis. Doch daarover bedroeft Gij U niet; Gij ziet uwen smartvollen dood met blijdschap te gemoet. — Maar bij de gedachte aan mijne zonden, bij den aanblik mijner overtredingen, mijner ontrouw, mijner boosheid en ondankbaarheid jegens God, mijn hoogste goed, wordt uwe ziel met droefheid en smart vervuld, en Gij weent bittere tranen. — O zonde,
!Ch
iet ir-
en ig 311
P-
S-
n
3,
e
18
vloekwaardige zonde, welk een verschrikkelijk en afschuwelijk kwaad zijt gij. Gij alleen zijt in staat het Kindje Jesus te bedroeven, het te doen weenen ! Ik werp mij voor U, o Jesus, neder in het diepst gevoel mijner ondankbaarheiden in het volle besef mijner schuld. Ach, het berouwt mij van cranscher harte IJ beleedigd te hebben. Gij, o lief Kind! zijt vei.! oneindig heilig en de vreugde der hemellingen, ik, rampzalig zondaar, ben een booswicht en de oorzaak uwer tranen. O Jesus! mijne zonden zullen U nog meer kosten dan deze kinderlijke tranen ; immers, na weinige jaren zult Gij ook om mijner zondenschuld uw bloed aan \'t kruishout storten.
Ach, dat ik tranen had, o barmhartige Verlosser ! om mijne zonden naar verdienste te be-weenen. Ach, dat ik mijne schuld door bloedige tranen vermogt uit te wisschen! Ik betuig ten minste in dit avonduur, in uwe tegenwoordigheid, o mijn opperste goed, o gezegend Kindje Jesus! dat ik al mijne zonden haat en verzaak uit zuivere liefde tot U, en ik liever alles op de wereld wil lijden, dan eene zonde te doen. Doch neen,
niet genoeg, goddelijk Kind! ik moet ook de be-leedigingen, U aangedaan, herstellen en U vergoeding geven voor de smart, welke mijne euveldaden u veroorzaakt hebben. Maar hoe zal ik dit kunnen? Al offer ik mijn bloed en mijn leven voor ü op, dan is dit nog veel te weinig om een vergramden God voldoening te schenken.... Ik weet wat ik doen zal. Ik ellendige bezit niets
om ü o de s o Jl
uwe uw
19
lat v001\' n:|ijne zonden te voldoen, maai\'ik offer ^ ^ 0P •i® tranen, voor mij in Bethleliem geweend, )st (smarten\' daar uit liefde tot mij geleden. Gij,
ief i 0 ^esus ! geweend en geschreid op het stroo j
ei. uwer armzalige kribbe, om door uwe tranen en j
ijt mT lijden voor mij bij uwen liemelseben Vader ^ vergiffenis ^te verwerven. O, dat troost en be-r! moedigt mij. O barmhartigste Jesus, allerzacht-m moedig\'st Lam, dat de zonden der wereld weg-^ neemt, ontferm U mijner! Vergeef mij al mijne ^ zonden, neem het offer uwer eigene tranen en it SII^arten aan als volkomen genoegdoening voor al
mijne overtredingen. —
.. | J^-c^ Heer! nog ééne bede; wil mij ook hierin genadiglijk verhoeren. Ik weet dat ü niets wel-e • geyalliger en mij voordeeliger is, dan met ü j i mijne zonden te beweenen. Die tranen zuiveren de ziel, vereenigen mij met U, en terwijl zij I uitwendig mijn gelaat bevochtigen, vervullen zij ; inwendig mijn gemoed met zoeten troost en hemelsche genoegens. _ Eens, o Jesus! hebt Gij zelf gezegd: zalig zijn zij die weenen, want zij zullen getroost worden. Zie, het is nog om die genade, dat ik ü smeek, o dierbare\'Verlosser! Weenende kleine van Bethlehem, schenk mij een vernederd en vermorzeld hart, geef tranen van bitterheid aan mijne oogen, opdat ik met U weene, over niets anders weene dan over mijne zonden en over de zonden van allen, die U ooit beleedigd hebben. Ik vraag ü deze gunst om dei-wille van die kostbare tranen voor mij in de
20
harde kribbe te Bethlehem geweend. O Jesus, lieve Jesus! om de gaaf der tranen smeek ikU, ach, wil mij genadiglijk verhoeren. Amen.
DERDE DAG.
biec
O wijsheid, uit den mond des Allerhoogsten mij voortgekomen, Gij, die reikt van het eene einde tot het andere en alles met kracht en zoetheid regelt, kom om ons den weg der wijsheid teleeren.
Fs. De heidenen zullen uwen naam vreezen, o Heef!
B. En al de koningen der aarde uwe heerlijkheid.
Wek, o Heer! onze harten op orn de wegen uws Eengeborenen te bereiden, opdat wij door zijne komst ü met gereinigde gemoederen mogen dienen, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
De herders hadden het groote geluk .Tesus te mogen zien, omdat zij aan het woord der Engelen
msp het
ken ove
21
tt\' Igeloofd hadden. Ook ik, o goddelijke Verlosser, gt; wil heden goed toeluisteren, om in alles de stem ] des hemels te volgen, welke ik kan vernemen, door het H. Evangelie, hetwelk de vredebood-i schap is, of door mijn biechtvader, of door mijne j ouders en overheden, of door uwe goddelijke I inspi aken. Ik zal dan voortaan de verkondigingvan : het H. Evangelie geloovig, als het woord Gods aanhooren, de vermaningen en den raad mijns biechtvaders aannemen, als van dengene, die •ii mij als Gods plaatsbekleeder den goddelijken wil !e ! kenbaar maakt. Ik wil ook mijne ouders en d overheden liefderijk en ootmoedig gehoorzamen i. in alles, wat met_ strijdig is tegen Gods heiligen wil en de zaligheid mijner ziel.
Eens dat eene vrome dienstmaagd des Heeren gedurende de H. offerande der Mis zeer aandach-, tig en godvruchtig de beminnelijkheid van het ■ kind Jesus overdacht, ontvlamde daarbij haar , \'lart zoozeer, dat zij menigvuldige tranen stortte • s en haar gemoed van hemelsche zoetheid vervuld werd. Deze godsvrucht was God zoo welgevallig, dat haar een Engel verscheen, die haar hoofd met een krans van bloemen sierde. Zoo leest men ook in de levensgeschiedenis van de heilige Rosalia, dat zij van hare kindsche jaren af met eene ongemeen teedere liefde tot het goddelijk Kind en zijne moeder Maria bezield was en zij de
22
beelden van Jesus en Maria dikwerf met rozen kroonde. En ook deze vereering bleef niet zonder loon, want God gewaardigde zich meermalen baar een engel te zenden met bloemen uit het paradijs, en eenmaal ontving zij eene verschijning van Jesns zeiven, die haar kroonde met eene kroon van witte rozen en haar vereerde met den naam van zeer geliefde bruid.
ïeu einde in uw hart een innig verlangen op te wekken om uit liefde en dankbaarheid jegens het Kind Jesus meer en meer in deugd toe te nemen, zult gij bet oog op Betb-lebems kribbe gevestigd houden en in Gods aanbiddelijke tegenwoordigheid overdenken, welke heldhaftige opofferingen naar ziel en ligehaam bet liefdevolle K.ind Jesus, al aanstonds bij zijne intrede in de wereld, uit liefde tot u beeft gemaakt.
Het kind Jesus had naar de ziel zijn geheele leven de onuitsprekelijkste zaligheid kunnen genieten. Zijne ziel immers, met de godheid in éénen persoon op de naauwste wijze vereenigd, konde die voortdurende en onbegrijpelijke vreugde gevoelen, welke uit dit klare aanschouwen der godheid en de vereeniging met haar ontspruit. Die vreugde en zaligheid moet wel oneindig grooter zijn dan die van alle heiligen en uitverkorenen des hemels. Maar uit verlangen om voor u te lijden, hield Hij dien stroom van zaligheden tegen en besloot zijn leven in verlaten-
23
\'en heid en in inwendige kwellingen, en droefenis ^er ^ over te brengen.
lar ; ]Sfiet slechts de ziel van het kind Jesus, maar !Jsi j ook zijn allei-gezegendst ligchaam kon om bo-an ; vengenoemde oorzaak de volmaaktste gelukzalig-011 heid deelachtig zijn; bevrijd namelijk van alle 1111 smart en kommer en in liet genot eener vreugdevolle onsterfelijkheid. Maar vrijwillig en uit ; liefde tot ons onderwierp Jesus zijn ligchaam ï aan de smart en smaad van een sterfelijk le-i; ven. Een krib was te Bethlehem zijne wieg, en : een weinig stroo zijn rustbed, een weinig stroo ■ zijn hoofdkussen. Keeds van de wieg af koos het • eeuwige Woord voor zich de bitterste smarten die een kind lijden kan, en na een leven van !! , ontbering, van armoede en verzaking aan alle u :: aardsch geluk, stierf Jesus op de gruwzaamste en : smadelijkste wijze aan een kruis.
Lijden dus naar de ziel, en lijden naar het lig-e chaam, lijden van het begin tot het einde, ziedaar - wat Hij, wien het geen roof was zich aan God ge-i lijk te noemen, in zijne overgroote liefde tot ons gt; heeft willen verduren! Ach, wat zoude het Kind 3 Jesus nog meer voor ons hebben kunnen doen, om een overtuigend bewijs der oneindige liefde te geven, van welke zijn hart brandende was? \' Een enkele traan van het goddelijke Kind ware genoegzame losprijs geweest, maar dit was voor zijne liefde te weinig: ligchaam en ziel moesten aan de verschrikkelijkste marteling worden prijs gegeven. Nog eens dan, mijne ziel, wat had Jesus
24
grooters voor u kunnen doen, wat zoudt ge nog bovendien van Hem kunnen verlangen?
O goddelijk Kindje, eenige vreugde, hoogste troost mijner ziel, lïoe veel dankbaarheid ben ik ü niet verschuldigd! Hoe zal ik TJ voor uwe wondervolle liefde, reeds in de kribbe mij betoond, vergelden ? Gij hebt uwe ziel aan de uiterste kwellingen en bitterheden, uw ligchaam aan de gruwelijkste pijnen en den verachtelijksten dood overgegeven, en dit niet uit dwang, maar geheel vrijwillig en uit liefde. Met minder arbeid, o Jesus, hadt Gij mij kunnen verlossen, maar uwe liefde was niet dan door het uiterste bevredigd. Ik bewonder en aanbid die overmaat van liefde, o goddelijk Kind van Bethlehem! 0 nooit genoeg geprezen liefde van mijn Jesus, hoe zeer beschaamt en veroordeelt Gij mij! Gij hebt U zeiven, o van liefde tot ons brandende Verlosser veroordeeld tot al wat smartelijks voor ligchaam en ziel kan worden uitgedacht, en van mij vraagt Gij niets anders dan een weinig versterving des vleesches, eene kleine onderwerping van mijn verstand en van mijnen wil, eene kortstondige onderdrukking eener onbehoorlijke neiging, een weinig ootmoed, geduld, zachtmoedigheid, liefde. Dat is alles wat Gij van mij vraagt. Maar juist dit maakt mij schaamrood voor uwe goddelijke oogen. Hoe minder Gij van mij
r—
25
eischt, des te onverantwoordelijker is mijne ondankbaarheid, en hoe geringer het is, wat ik uit liefde voor TJ moet volbrengen, des te verfoeije-lijker en vloekwaardiger is mijne koelheid en on-
I trouw jegens U. Ach, hoe verdwaasd en blind en ondankbaar was ik ! Ik heb er berouw over, beminnelijke Jesus! Ofschoon ik U arm en lijdende in Bethlehems kribbe zie, zijt Gij mijn Heer en Koning. Uwe tranen en ellenden wek- trouw jegens U. Ach, hoe verdwaasd en blind en ondankbaar was ik ! Ik heb er berouw over, beminnelijke Jesus! Ofschoon ik U arm en lijdende in Bethlehems kribbe zie, zijt Gij mijn Heer en Koning. Uwe tranen en ellenden wek-rquot; ken mijne liefde op. Ik keer mij tot ü van 11 ganscher harte en wil voortaan niets anders lief-11 hebben dan U, mijn opperste goed ! Ik bemin U, lr ik bemin ü, o oneindige liefde mijner ziel! En om U mijne liefde te toonen, leg ik in allen oot-r moed twee voornemens bij uwe kribbe neder. quot; , In uwe tegenwoordigheid, o liefste Jesus! wil ik zooveel mogelijk altoos wandelen, naar uwe inspraken luisteren en die onverwijld volbrengen. Ziedaar bet eerste. Dan ook wil ik op alle gelegenheden om iets goeds voor U te doen of iets om uwentwil te lijden, zorgvuldig waken en ze mij ten nutte te maken, om U, o Jesus! welgevallig te zijn. Ach, zegen die besluiten, o Heer! Ach, dat mijn hart brande van liefde tot ü, en ik zal U getrouw zijn. Schenk, o schenk mij uwe genade, uwe liefde; zie hoe ik mij aan uwe kribbe nederwerp, in ootmoed en rouwe. Ik weet het dat een armzalig schepsel, als ik ben, onwaardig is de hooge genade uwer liefde te ontvangen, dat een hart als het mijne, zoo verontreinigddoor aardsche en onserefrelde neiffin-
26
gen, niet verdient door liet heilig vuur uweij liefde te branden. Tocli hef ik met vertrouwen mijn hart tot U op, o zoete Jesus! en smeek U vurig om ontferming. Vernietig in mijl ^ al wat U mishaagt, en vervul in mij uw heiligjhet c woord: „Ik heb vuur op de wereld gebragt, en in u
wat wil ik anders dan dat het ontstoken worde.quot;quot;God
Amen. ^ gee\'
om heici
V I E E D E D A G. xult
ven
nin
hec vai dei drs se:
Fs. Heer! wees uw volk gedachtig. \\ we
R. Bezoek ons iu uweu Gezalfde, onzen Verlosser. 7,U
J de
\'u(
Wij bidden U, o Heer! neig uw oor tot onze gebeden, en verlicht de duisternis van ons verstand door de genade uwer komst. Die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. 11 Amen.
0 Adonai, Gij Leidsman van het huis van Israël, die U aan Moses in het brandend braambosch vertoond en hem op den berg Sinaï uwe wet gegeven hebt, kom en strek uwe armen uit om ons te verlossen.
27
Wilt gij heilig en zalig worden, overeenkomstig het doel waartoe gij geschapen zijt, onderdruk dan in uw hart elke kiem van hoogmoed en ijdelheid. God immers wederstaat den hoovaardige, maar geeft zijne genade aan den ootmoedige. ]3id daarom den goeden God, dat gij zijne oneindige grootheid en uwe ellende moogt kennen. „Ach, Heer!quot; zult gij met Augustinus zeggen, , dat ik mij zeiven kenne, dat ik mij vernedere en dat ik U ver-hefie. Dat ik voor mij vreeze, dat ik U vreeze, dat ik mij mistrouwe, op Ubetrouwe.quot; Spreek nimmer over u zeiven en uwe goede hoedanigheden, tenzij zulks noodig zij tot verheerlijking van God, en doe het ook dan nog met bescheidenheid. Gebeurt er iets wat u vernedert, verdraag het stilzwijgend en geduldig. Hebt gij het geluk goede vorderingen in de deugd en op den weg der volmaaktheid gemaakt te hebben, dan zult gij u zeker over iedere gelegenheid verblijden, om Gods Heiligen meer gelijkvormig te worden. Heil u, zoo gij ernstig wenscht hun voorbeeld na te streven.
Eene heilige maagd, wier naam wij niet vermeld vinden, was van zulk eene brandende liefde tot Jesus en Maria ontgloeid, dat het scheen alsof
wei •oii-
! em
miJj ilig
en
e.quot;|
28
zij aan niets anders konde denken, niets anders in de wereld konde beminnen. Ofschoon zij al haar best deed, om door een allerdeugdzaamst en volmaakt leven deze uitstekende liefde in werken te toonen, geloofde zij altoos veel te weinig voor Jesus en Maria te doen. Maria, de moeder der schoone liefde, nam dezen ijver en dat heilig verlangen der godbehagelijke dienares van haar welgevallig aan en schonk haar velerlei gunstbewijzen.
De laatste dier gunsten was de grootste, doch kostte aan onze heilige het leven. De vrome dienares van het goddelijk Kind en zijne heilige Moeder had zich namelijk met de grootste inspanning tot het vieren van \'s Heeren Geboortefeest voorbereid. Zij zoude het ditmaal plegtiger, inniger en hartelijker vieren dan ooit te voren. Den avond voor het Kerstfeest nu verscheen haar de Moeder Gods met het Kindje Jesus op den arm en zegde tot haar met vriendelijke stem: o mijne lieve dochter, zie hier het kindje, hetwelk gij zoo liefhebt, ik schenk het u, het behoort u toe, omhels het en geef het naar hartelust de blijken uwer godvruchtige en teedere liefde. Onze heilige geraakte buiten zichzelve van blijdschap ; zij nam het kind in hare armen, kuste het duizendmaal en putte zich uit in liefdebetoon. Toen opende het goddelijk Kind de lippen en sprak zoet en hemelsch: zeg mij, geliefde bruid, bemint gij mij wel? Of ik u bemin? was het antwoord, ach, meer dan mijn leven bemin ik u. O ja, hernam
lerswet heye Kind, dat zeggen velen even als gij, en 1 aiaoch zij beleedigen mij dikwijls. Op droeven toon en .antwoordde de gelukkige heilige: helaas! ik kan ren Ivoor mijzelve geen borg spreken, maar ach, gij 3or|kunt het lezen in het binnenste mijner ziel of ik ier|u van harte liefheb. Uwe liefde tot mij, vroeo-er-tweêr het Kind, is dus niet grooter dan de liefde mvs harten ? Het heilige meisje begon te weenen, en terwijl het alles deed om zich duidelijker en jetei uit te drukken, en echter geene woorden vond, riep. het uit; Ach, mijn Jesus, mijne tong kan het met uitspreken, welke liefde ik tot u heb. mijn hart zelf zal het u zeggen. Op dat eigen oogenblik werd zij in de overspanning van haar gevoel door een plotselingen dood getroffen, en hare laatste met heilige zielsverrukking uitgesproken woorden waren : ,0 Jesus, mijne liefde ! ik weet dat ik u bemin.quot; En Maria, bij dezen kostelijken dood tegenwoordig, nam de ziel dei-gelukkige maagd en bragt haar onder de vreugdezangen der engelen over naar het verblijf van wods eeuwige liefde, naar den oneindig zaligen hemel. ^ quot;VA ie denkt hierbij niet aan de woorden der heilige schrift: „de liefde is sterk gelijk de dood!quot; 0 J
.ar )e-
3h
10 re
ï n
e i
3 )
30
Be vrucht van uwe afzondering in dit avonduur zij liet besluit, u aan het Kind Jesus geheel, onvoorwaardelijk en zonder eenige uitzondering te schenken en op te offeren. Dat zal u toch wel niet te veel toeschijnen, als ge bedenkt, dat het goddelijk Kind ook alles aan u geschonken heeft, en wel volkomen en onverdeeld.
Gij dwaalt zeer, mijne ziel, wanneer gij het Kind Jesus als een vreemd goed beschouwt, waarop gij geen aanspraak hebt. Neen, het geloof leert u geheel iets anders. Het goddelijk Kind behoort u, en het is een goed, hetwelk gij met alle regt moogt bezitten. En waarop grondt zich dit regt ? Op eene dubbele schenking. Ten eerste heeft de hemelsche Vader u het Kind Jesus geschonken, immers, „zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn éénigen Zoon, en met Dezen alles gegeven heeft.quot; Ten tweede, het Kind van Bethlehem gaf zelf zich aan ons. Want, aangezien het in alles met zijnen hemelschen Vader ééne gedachte en één wil heeft, zoo heeft het van eeuwigheid deze schenking des Vaders medegedaan en zich in de overgroote liefde van zijn eigen hart, in volkomen eigendom aan ons overgegeven.
Wie een boom ten geschenke geeft, geeft ook de vruchten die er aan groeijen. Het Kindje Jesus heeft zich aan mij ten geschenke gegeven, het heeft mij alzoo ook de vruchten geschonken, die
31
aan dien boom des levens zullen groeijen. „Ja,quot;\' zegt de H. Paulus, „met Hem (dat is: met zijnen Zoon) heeft God ons alles gegeven.quot; Verheug u dan, mijne ziel, het Kindje Jesus is het uwe en al wat dit Kindje zal doen en lijden, is eveneens het uwe. Zijne genoegdoening aan den hemelschen Vader, zijne verdiensten, zijn bloed, alles, ^ niets uitgezonderd, is geheel en onverdeeld uw eigendom. Het is met Jesus bij de kribbe als met de zon aan het firmament. Zoo ik gansch alleen in de wereld ware, dan zoude ik geen meerder genot van de zon kunnen hebben dan thans; immers, ik geniet al haar licht en al hare warmte, al stond zij om mij alleen aan den hemel. En al ware het getal der aardbewoners verdubbeld, de zon zoude nogtans blijven wat zij nu voor mij is. Zoo is het ook met het goddelijk Kindje. Het is geheel liefde voor mij, al deelen ook duizenden en millioenen met mij in dezelfde liefde. Overweeg dit wel.
Ach, hoeveel troost, hoeveel blijdschap en liefde moet die waarheid aan mijn arm hart verschaffen ! Het Kindje Jesus behoort aan mij, het behoort mij met al wat het is en bezit, en het behoort mij zoo volkomen en onverdeeld, als hadde liet zich aan niemand buiten mij gegeven. Ach, hoe moet mij dit alles bewegen, om mij zeiven wederkeerig aan het goddelijk Kindje te schenken en op te offeren, en ook mijnerzijds alleen en onverdeeld aan Jesus te behooren.
32
O bewonderenswaardige vrijgevigheid, o onbegrijpelijke goedheid, o matelooze barmhartigheid! Jesus, het goddelijk Kind Jesns behoort mij toe. De hemelsche Vader heeft het aan mij gegeven, weg zeg ik, zelfheeft het zich ook aan mij geschonken. Zoo Gij, o liefdevolst Kind! mij slechts eene enkele uwer verzuchtingen hadt gegeven, die Gij tot uwen hemelschen Vader hebt opgezonden, of eene enkele dier tranen, waardoor reeds uwe kinderlijke oogjes werden bevochtigd, of een enkelen druppel van het bloed, hetwelk Gij voor ons vergoten hebt, ach, het zou een geschenk zijn geweest, waarvoor ik U eene geheele eeuwigheid geen genoegzamen dank had kunnen brengen. — Wat zal ik dan nu doen, o Jesus, nu ik U geheel en al gekregen heb en in eigendom bezit? Helaas, al wat ik zou kunnen doen is oneindig minder dan hetgeen waartoe ik verpligt ben. Ik keer mij dus tot u, o Engelen en Heiligen, gelukkige bewoners van het hemelsche Paradijs ! Ach, vereenigtuwe stemmenmetmij, om de grenzelooze liefde en barmhartigheid van het goddelijk Kindje, van den lieven Jesus te loven en te verheerlijken!
Maar, o Jesus, al loven U de hemelen en al prijst U de aarde, \'t is toch te weinig, het is niets in vergelijking van de overmaat uwer goedertierenheid. Wat ik dan niet werkelijk kan vol-
33
brengen, U namelijk genoegzaam danken, dat wil ik doen in de vurige begeerte mijns harten, ïk weet, o gezegend Kindje, hoe de u getrouwe zielen ü beminden. „Ach,quot; riep een uwer ijverige minnaars uit, „ach, dat mijn hart eene brandende kaars ware, ik zou mij met vreugde U ter liefde door een langzame vlam laten verteren.quot; „O,quot; sprak een ander „had ik duizend levens, om voor U weg te schenken, o Jesus, ik. zou gaarne het eene na het andere voor ü willen geven.quot;
Ach, laat toe, o goddelijk Kindje, dat ik mij met die verlangens uwer heilige dienaren en dienaressen vereenige. Ik wensch ü te becjroe-ten met diezelfde liefdesbetuigingen, U te danken en te prijzen met dezelfde innigheid des harten, i/laar wat beteekenen, o Heer, bloote wenscheii en begeerten\'? Ik wil al het mijne doen, opdat ik geholpen door uwe genade U zooveel moce-lijk toebehoore. Gij hebt ü aan mij geschonken met al wat Gij zijt en hebt, ik moet mij ook geheel aan ü schenken. Ik schenk U dan mijne ziel met al hare krachten, mijn ligchaam met al zijne ledematen, mijn leven, mijne gezondheid, mijne eer, mijn goeden naam, kortom alles, alles zonder voorbehoud of uitzondering. Beschik over mij en doe met mij wat en zoo als Gij wilt van nu af tot in eeuwigheid. Ik verlang niets dan U alleen | door uwe vrijwillige schenking zijt Gij de mijne, wees dus voortaan mijn troost, mijne vreugde, mijn vermaak, mijn rijkdom, mijn al.
34
Geef mij, o zoetste Jesus, de genade van volharding in deze mijne toewijding aan U. Ja, geef dat ik ten einde toe daarin volharde. Verhef mij, o goddelijk Kind, hoogste vreugde mijner ziel, verhef mij boven al het geschapene en aardsche ; vernietig in mij alle neigingen, die iets anders tot voorwerp hebben dan ü, trek mijn hart geheel tot U. Verhef mij, o Jesus, bron aller genaden en ontfermingen, boven alles wat Gij niet zijt, opdat ik tot ü opklimmende, meer en meer mijzelven moge afsterven. Ach, druk mij aan uw hart, o beminnelijke en goddelijke kleine, o eenige leermeester der hemelsohe liefde, opdat ik met U vereenigd zij, ü alleen begeere en zoeke, ü alleen love, beminne en omhelze, in U alleen leve en sterve! Amen.
VIJFDEDA G.
0 wortel van Jesse, die den volkeren tot een teeken gesteld zijt, waarover de koningen verstomd zullen staan, en wien de heidenen eere zullen geven, kom ons bevrijden en toef niet langer.
Vs. Heer, God der heerscharen, ouderrigt ons.
E. Toon ons uw aanschijn, en wij zullen gered worden.
35
Geef, bidden wij U, almagtig God, dat het na derend feest onzer verlossing ons ter hulpe zij in dit leven, en ons hiernamaals de belooning der eeuwige zaligheid moge verwerven. Door Christus onzen Heer. Amen.
Wek in uw binnenste een groot verlangen op om van God de gave des gebeds te verkrijgen. Bid daarom dagelijks en voortdurend, draag u zeiven bij ieder offer op, dan zal God u deze gave schenken, die als de sleutel is van de poort, welke naar het heiligdom der kennisse Gods en van de wetenschap der heiligheid voert. Oefen u, met dit inzigt, getrouw in de gewone vormen van het gebed, bestem daartoe iederen dag een bepaalden tijd, laat u door dorheid en afgetrokkenheid niet ternederslaan, blijf volhouden, dien uwen Heer, ook zonder in uw binnenste zoetheid en troost te smaken. Een groot verlangen en zelfverloochening en kloeke standvas-tiglieid voeren zeker tot het doel.
De godvruchtige dienaar van God, Benedictus, een leekebroeder der orde van den H. Fran-
36
ciscus, was, toen hij eens op het Kerstfeest de H. Communie ontvangen had, zoodanig door üetde tot Jesus en van godsdienstigen ijver vervuld, dat
hij, door de overweging van het geheim van s^ee-
ren Geboorte weggesleept, geheel vergat het mid-daomaal voor de orde-broeders en voor een prelaat, welke op dien dag met hen het maal zou gebruiken, gereed te maken. Toen hij eindelijk tot zich zeiven kwam en het uur, voor den maaltijd bestemd, reeds zeer nabij was, ijlde hij naar de keuken en vond natuurlijk niets klaar. Daar stond hij nu niet weinig in verlegenheid; maar hij wendt zich tot het Kindje Jesus en vraagt het met een innio- gebed hem ter hulpe te komen; — en zijn gebed werd verhoord. Op eens ziet hij twee_jon-Selingen, in witte kleederen en met een buiten-o-ewoon schoon uiterlijk, naast hem staan, en dezen maakten met eene buitengewonevaardigheid alle spijzen gereed, die de leekebroeder voornemens was aan zijne kloostergenooten en hoogen wast voor te zetten. Ja, na een kwartier uurs, toen de klok van het maal luidde, was alles geheel in orde; en de kloosterlingen maakten, in vereeniging met den genoodigden prelaat, met blijder harte gebruik van het maal, dat hun het Kindje Jesus\'op het feest zijner Geboorte door den dienst zijner Engelen liet bereiden.
37
Kuiel in diep geloof voor de krib neder en smeek uw nieuwgeboren Heiland heden voor alles de genade af, alle neigingen van uw hart naar den geest van het Kindje Jesus te regelen.
Wanneer wij vermeenen liet Kindje Jesus te beminnen, zoo is liet niet dan begoocheling, wanneer wij ons niet bevlijtigen de neigingen van ons hart naar zijnen geest te regelen. Alleen die ziel bemint Jesus inderdaad, die bemint wat het Kindje bemint en zoekt wat het Kindje gezocht heeft. Ga daarom eens aandachtig na, en onderzoek welke geest het in den stal van Bethlehem liggende Kind bezield heeft.
De geest van het Kindje Jesus is een geest van groote armoede en van verachting van alles wat aardsch is. Trouwens kan er wel eene armoede grooter zijn dan die, welke Jesus reeds in de krib leed ? Alles is arm, wat men bij Hem ziet. De moeder is arm; waar men het oog wendt, men ziet niets dan de uiterste armoede, verlatenheid, behoefte en nood. De geheele aarde behoort onder-tusschen aan dit Kindje, en alle menschen hadden toe moeten snellen om dit Kind te dienen. Het tegendeel vond plaats; zij minachtten Jesus, en ofschoon het in een barren wintertijd was, werd Hem niet eens een nacht-verblijf vergund. „Hij kwam in zijn eigendom,quot; zegt de H. Joannes, „en de zijnen hebben Hem niet ontvangen.quot;
38
De geest van liet Kin dj e J esus is een geest van de volkomenste onderwerping en van de bewonderenswaardigste gehoorzaamheid. In het eerste oogenhlik, toen het Kindje Jesus zijn leven aan-ving, gaf Hem de liemelsche Vader zijn wil te kennen, namelijk dat het de zonden der wereld op zich zon nemen, zijn geheele leven in armoede, bitterheid, smart en vervolging zon doorbrengen,
en eindelijk den schandelijken dood aan het krms
sterven zou. — Zoo streng en hard de wil des Vaders was, zoo willig en vaardig was de gehoorzaamheid van het Kind. Met volledige overgeving en met de snelste bereidwilligheid onderwierp Hij zich aan den wil des Vaders, en Hij begon alzoo zijn leven met eene daad van de heldhaftigste gehoorzaamheid. , Vader!quot; zoo doet de groote Apostel in zijn brief aan de Hebreeën het Kmdje Jesus spreken, „Vader! het offer van onverstandige dieren hebt Gij niet gewild, daarom hebt Gij mij een ligchaam gegeven. In de zoenoffers hebt Gy (reen welbehagen gehad, daarom heb Ik gezegd. zie. Ik kom, en wil U door de overgeving van mijn leven een U welbehagelijk offer brengen.
De geest van het Kindje Jesus is een geest van diepen ootmoed. Het is niet mogelijk een grooter vernedering te bedenken dan deze, dat een G}® een Kind geworden is; hierdoor toch heelt Hy zich van alles ontdaan, wat Hem hoogachting had kunnen geven, wat Hem tot luister had kunnen verstrekken. Wie zou zich ook kunnen voorstellen dat een kind, hetwelk men op de armen
39
moet dragen, de eeuwige Almagt zou zijn? Dat een kind, hetwelk geen ander geluid doet hooren dan een klagend geschrei, de eindelooze Wijsheid zou zijn ? Dat een kind, hetwelk in eenen stal is geboren en op een weinig stroo in een kribbe ligt, de groote Heer van hemel en aarde zou zijn? Gewis, zoo iets te denken zou in geen mensch zijn opgekomen. Men hield Jesus voor het kind van een armen timmerman, voor een kind, dat met de erfzonde was besmet, buiten de liefde Gods was geboren en van zijne jeugd voor den ambachtsstand bestemd was. — Ootmoedig Kindje, mijn lieve Jesus ! met regt heeft de Apostel Paulus van U geschreven: .Hij beeft zich zeiven tot een niet gemaakt en de gedaante van een dienstknecht aangenomen.quot;
Degeest van het Kindje Jesus is een geest van de grootste liefde en van degrootste zachtmoedigheid. De hoogste liefde is, gelijk het Evangelie zegt, wanneer men zich voor diegenen ten beste geeft, die men bemint. Het Kindje Jesus heeft met deze hoogste daad van liefde zijn leven aangevangen, daar het zich reeds in den eersten oogen-blik heeft opgeofferd en de taak op zich genomen heeft om te sterven. En voor wie? Yoor zijne verwoedste vijanden, voor diegenen, die Hem op het hevigst zouden vervolgen, die Hem naar het leven zouden staan; die zijnen dood zouden eischen en Hem kruisigen zouden. En voor hen, voor wie Jesus zich reeds bij zijne geboorte heeft opgeofferd, voor hen heeft Hij ook werkelijk later
40
zijn offer volbragt, „Hij is voor allen zonder uit-zondering gestorven,quot; zegt de H. Paulus.
O beminnelijk Kindje Jesus, waarachtig voorbeeld van beiliglieid en volmaaktheid! wat zal ik bij liet heldere licht van uw wonderdadig voorbeeld denken? Spoort Gij mp niet tot navolging aan\'? Maar er zijn drieërlei zielen; die zich voor uwe navolgers houden. De eerste zijn dezulke, die dagelijks uwe voetstappen drukken, het hart onthechten van alle aardsche goederenen van de aangenaamheden des levens, hun eigen wil verloochenen, de verachting beminnen en goed doen die hen vervolgen. Deze zijn de gezegende zielen, die gij voor uwe bruiden erkent en met de zoetheid van uwe reinste inwendige vreugde vervult. — De tweede zijn dezulke, die in hun binnenste met elkander strijdige neigingen ontwaren, onder dit juk zuchten, iederen dag strijd voeren en alle krachten inspannen om hun geest naar den uwen te vormen. Het zijn de zielen, welke Gij met een oog van barmhartigheid aanziet, en allengs meer in uw hart toegang doet krijgen. — De derde zijn dezulke, die de natuurneigingen volgen, die de wederwaardigheden ont-vlugten, leven volgens eigen zin en begeerten, geene geringachting verdragen kunnen, niemand beminnen dan van wie zij bemind worden, en dientengevolge den geest van het Kindje Jesus
41
niet bezitten en er ook niet naar streven. Het zijn zielen, die nocli aan Grod nocli aan de men-schen behagen, die nocli van den hemel noch van de aarde eenige troost hebben, die noch van binnen noch van buiten rust vinden, en in hun leven niets dan bitterheid en kwelling ondervinden. En wie ben ik nu? Tot welke soort behoor ik ? Ach, zucht en ween mijne ziel, gij hebt er reden genoeg voor ! —• Ja, beminnenswaardig Kindje Jesus, ik heb reden om te weenen en mij te schamen, wanneer ik mijn geest met uwen geest, mijn hart met uw hart, mijne neigingen met de uwe vergelijk. O, hoe schoon en onbaatzuchtig is uwe liefde, hoe onschuldig en grootmoedig is uwe vreugde, hoe heilig en volmaakt zijn uwe begeerten! uwe liefde strekt zich uit tot uwe bitterste vijanden en Gij doet goed aan die U haten. Uwe vreugde is nooit grooter dan in armoede, bij ontbering, bij verlatenheid, bij kruis en lijden. Uwe verlangens hebben geen andere strekking dan onderwerping, smaad en beschimping. O edel hart, o grootmoedige geest! maar wee mij! hoe geheel anders ziet het er in mijn hart uit: ik wil niets van dat alles ; ja, wat nog erger is, ik verzet mij wanneer Gij mij tot zulken geest brengen wilt. Ik weet, dat ik tot zulken geest niet geraken kan zonder lijden, ik weet dat Gij mij te lijden geeft, opdat ik dezen geest zou verkrijgen en wat doe ik desniettemin? Ik bezig de middelen van mijn heil tot mijn verderf, tot mijn ongeluk; en datgene, waardoor ik hei-
liger moest worden, wend ik aan om met iederen dag in boosheid toe te nemen. Ach, in welken betreurenswaardigen toestand verkeert mijne ziel! Wat zal er eindelijk van mij geworden, goddelijk Kindje Jesus! hoedanig zal het einde van mijn leven zijn, wanneer ik niet verander ? Ach, tot dusverre heb ik steeds den geest der wereld gediend, den geest van hoovaardij, van eigenzinnigheid, den geest van gramschap en van ongeduld, den geest van eigenliefde en van ligchamelijk genot. Ik erken dit en heb er uit den grond mijns harten berouw over. In het toekomende evenwel zal mij uw geest bezielen, goddelijk Kindje Jesus! Ik wil niets hoogschatten dan wat Gij hoogschat, niets zoeken dan wat Gij hebt gezocht, niets beminnen dan wat Gij hebt bemind. Dit besluit heb ik met ernst en opregtheid genomen. Maar bij het gevoel mijner zwakheid, wend ik mij tot ü, goede en barmhartige Jesus, Gij zijt van den hemel nedergedaald en zijt een arm en hulpbehoevend wicht geworden, alleen om ons den weg tot ware heiligheid te wijzen en ons den geest in te geven naar welken Gij geleefd hebt. Ach, ontferm U dan over mij en geef mij dien geest, den geest van versterving en boetvaardigheid, opdat ik alle genoegens des levens ontvlugte en U in bestendige verloochening na-volge; geef mij den geest van gehoorzaamheid en van onderwerping, opdat ik mijn eigen wil doode en alleen naar den uwen leven moge; geef mij den geest van ootmoed, opdat ik de geringachting
43
beminne en mij, als ik voorbij word gegaan, gelukkig mag rekenen; geef mij den geest van liefde en van zachtmoedigheid, die door geen beleediging, door geen ondank wordt uitgedoofd. — Geefmij zoo-danigen geest, goedertieren, milddadig, liefderijk Kindje Jesus! Ik verlang niets anders van ü. Amen.
O sleutel van David en scepter van het huis van Israël, dat Gij opent en dat door niemand gesloten wordt; dat gij sluit en dat door niemand geopend wordt, kom en voer de met ketenen be-ladenen uit de gevangenis, zij die daar zitten in de duisternis en in de schaduwe des doods.
Vs. Zend het lam, o Heer, dat heerschappij voert over de aaide.
21. Van de rots der woestijn naar den berg van Sions dochter.
Toon, o Heer, uwe magt en kom, opdat zij, die op uwe goedheid vertrouwen, weldra van alle wederwaardigheden bevrijd mogen worden, Gij die leeft en regeert, enz.
44
Verklaar heden bepaald den oorlog aan de u tot dusverre beheerscliende neiging. Beproef van daag ten minste vijfmaal haar te overwinnen, en doe ook juist het tegengestelde van dat, waartoe uwe neiging u aanspoort te doen. Ontzeg u verder eene op zich zelve geoorloofde uitspanning en oefen u op deze wijze in de verloochening van u zeiven. Hiermede kunt gij den in de krib lijdenden Jesus een klein offer van liefde brengen.
De H. Antonius van Padua smaakte de zoetste vertroostingen en het innigst genot in een ver-trouwelijken omgang met en in zijne hartelijke liefde tot het Kindje Jesus. Aan dat Kindje had hij ook niet zelden verlichting van zijn verstand en verkwikking van zijn hart te danken.
Toen hij eens gedurende eene reis alleen in eene kamer was, waar hij zijn nachtverblijf hield, bemerkte de eigenaar van het huis, toen hij de kamer van den Heilige voorbijging, daar binnen een wonderbaren glans. Onopgemerkt keek hij naar binnen, om te zien van waar dat ongewone licht kwam. Nu zag hij op het boek, waarin de Heilige gelezen had, het Kindje Jesus staan, hij zag den Heilige het Kindje onder de innigste betuigingen van liefde, in de armen
45
sluiten, en als door een hemelsch genot Yerrukt bij de beschouwing van het minnelijk aangezigt van het goddelijk Kind.
Van het Kindje Jesus leerde deze Heilige de hemelsche w ijsheid zijner groote liefde; van het Kindje Jesus verkreeg hij de uitstekendste gunst groote en een groot getal zondaars te bekeeren.
Welke groote gunsten zouden wij ons mogen beloven, wanneer wij dit goddelijk Kind in den stal van Bethlehem met vertrouwen en met een liefdevol hart wilden aanzien!
Wanneer gij heden met een blik op Jesus de woorden der H. Schrift overweegt: quot;Een Kindje is ons geboren en een Zoon is ons geschonken;quot; verheugt n dan over alle voortreffelijkheden, over de grootheid en volmaaktheid van het Kindje Jesus, ja verheug n zoo, alsof die eigenschappen de uwe waren.
Eene zuivere, onbaatzuchtige vreugde over de goederen en het geluk van iemand dien men bemint, is eene der schoonste en voornaamste oefeningen van liefde. Overweeg daarom bovenal de grootheid en volmaaktheid van het Kindje Jesus, in betrekking tot zijne goddelijke natuur. Het Kindje Jesus is de eeniggeboron Zoon van den hemelschen Vader, de tweede Persoon dei-Heilige Drievuldigheid, zoo groot, zoo hoog in majesteit als de Vader en de H. Geest. Jesus is, volgens zijne goddelijke natuur, de allerhoogste
46
volmaaktheid; Hij is de Almagtige, die liemel en aarde geschapen lieeft; Hij is de Alwijze, aan wien niets onbekend is ; is ^ schoonhe^elve, die alle uitverkorenen zalig maakt, -Hij is de A iToedlieid, die niemand van zich kan verstooten , hi Hem is alle ware vreugd en alle genot bevat. Hii bezit in zich een eindelooze gelukzaligheid, die noch door de deugden der Heiligen kan verhoog noch door de boosheid der zondaars kan vei minderd worden. Hij is de bron waarmt aïïe goed ontspringt. Alles wat schoon s in de bloemen, liefelijk in de natuur, heerlijk m het o-eschapene, heilig in de menschen glansrijk m de Eno-elen. kostbaar in den Hemel en op aai de, dit alles is niets meer dan een enkel droppeltje St dien oceaan van alle grootheid, heerlijkheid en
quot;^Maar quot;verheug uook over deYOortreffehjkbeden over de grootheid en volmaaktheid yanhetKindje Jesus in betrekking tot zijne nienschehjkeiiatunK Jesus is voorzeker in dit opzigt waailijk een mensch, een mensch door de alles vermogende hand van God uit het niet te v°orf^n\'
pen gelijk wij; maar met voorregten beschonken, die Hem boven alle schepselen oneindig verheffen. Hii is verheven tot de Godheid, met deze meen go -deliiken persoon op het innigst vereemgd, zoodat m den heiligen naam van Jesus alle kmeen gebogen
worden van die - ^n hemel op aai Jen onder
de aarde zijn. Hij is, en wel van den easte oogenblik zijner ontvangenis, verheven tot eene
volle aanschouwing van God, en overtreft daarin alle Engelen en andere geesten. Hij is verheven tot de hoogste heerschappij over hemel en aarde, en Hij zal op het einde der wereld komen om te oordeelen de levenden en de dooden. Hij is verheven tot de hoogste heerlijkheid en glorie en zal in eeuwigheid zetelen aan de rechterhand van God, zijn Hemelschen Vader.
Verheug u, mijne ziel, bij de gedachte aan deze hooge voortreffelijkheden, aan die oneindige grootheid van het Kindje Jezus, en wensch Hem daarmede van ganscher harte geluk.
O gezegend Kindje Jezus, hoe klein zijt Gij, wanneer ik U daar in het kribje liggend, met de ligchamelijke oogen aanzie, maar hoe groot zijt Gij, wanneer ik ü met de oogen des geloofs beschouw ! Gij zijt een klein, sprakeloos wicht, maar tegelijk de eeuwige God; Gij zijt de eengeborene Zoon des Hemelschen Vaders en zijt met Hem één in wezen, één in glorie, heerlijkheid en majesteit. Gij zijt de allerhoogste volmaaktheid, waarin een eindelooze almagt, een oneindige wijsheid, een onbeperkte schoonheid, en alles wat grootsch en prachtig zijn kan in een onbegrensde uitgestrektheid bevat is. Gij zijt de Verlosser dei-wereld, het heil der menschen, de vreugde der Engelen en de zaligheid der uitverkorenen. Ja
48
dit geloof ik, geprezen Kindje Jesus! Daar-
aanbid ik ü, daarom loof en prijs ik U. zic]
En nu, goddelijk Kindje, Gij mijn eenigver- toe
langen. Gij de liefde en vreugde mijns harten, It
nu beschouw ik al die grootheid, die volmaakt- alh
heid, die Gij bezit, als mijn eigendom, en verheug XJ
er mij over juist alsof ik ze bezat. Ik juich in
met alle gevoel van vreugde over alle voortreffe- dit
lijkheden, en over de grootheid van uwe mensch- wel
heid. Ik roep met den Profeet; Ik zal mij 00(
verheugen in den Heer en jubelen in Jesus del mijn God!
Geniet dan, mijn allerliefst Kindje Jesus, ge- vn\'
niet dan uwe eindelooze gelukzaligheid; wees on
en blijf in eeuwigheid de ware God en de no
waarachtige Zoon Gods, waarlijk mensch en de ho
zoon des menschen; wees en blijf altijd, eeuwig te
de glorie, de vreugde, de heerlijkheid van het men- -we
schelijk geslacht; wees en blijf het verlangen, de uv
blijdschap, de liefde, de kroon van de uitverko- ge
renen des Hemels; wees en blijf in eeuwigheid vu de begeerte en de koning van de zuivere harten, de vorst der deugdzamen en de eenige beminde
Maar, beminnenswaardig Kindje Jesus! wat be- -vv:
teekent mijne liefde, wat beteekent mijne lofprij- to
zing, mijne blijdschap, mijn jubelen, wat beteekent j de
het bij datgene, wat Gij verdient en ik IJ schul- en
dig ben. Ach, ik beken het; alle liefde, die niet to
oneindig is, is te gering, alle streven om U te Di
beminnen, dat niet tot in het onmetelijke gaat, en
49
an weinig beteekenis. Maar, wijl onze liefde zich niet eindeloos ver kan uitstrekken, wees dan toch, mijn God! met onzen goeden wil tevreden. Ik wensch nu op het vurigst en op het innigst alle vreugde, alle liefde, allen lof en jubel, welke U immer engelen en menschen gegeven hebben, in mijn hart te kunnen vereenigen, ja ik neem dit alles vereenigd in mijn hart op, beschouw en gebruik het als mijn eigendom en rigt het op dit oogenblik met het teederste wevoel tot U, Goddelijk Kind!
Maar ik ben daarmede nog niet tevreden, het voldoet mij nog niet genoeg, want Gij verdient oneindig meer. Ik moet dus nog iets anders doen, nog iets anders aanwenden, iets dat TJ op het hoogste welgevallig is en dat in staat is alles aan te vullen, wat aan mijne liefde ontbreekt. — Gij weet, gezegend Kindje, Gij weet dat het hart van uwe maagdelijke Moeder, die U daar in het kribje gelegd heeft, met een voor ons onbegrijpelijk liefdevuur ontstoken was; Gij weet dat de vreugde, welke dit brandende hart over uwe grootheid en waardigheid gevoeld heeft, grenzenloos was; Gij kent ook, wat nog meer zegt, de eindelooze liefde, waarmede ü de hemelsche Vader vervuld heeft, toen Gij ü tot zijne meerdere eer en glorie in de kribbe als slagt- en zoenoffer gesteld hebt, en de matelooze vreugde, die de eeuwige Vader toen over uwe volmaaktheid gevoeld heeft. Deze tweevoudige liefde, gezegend Kindje Jesus! en deze tweevoudige vreugde offer ik U in
4
50
plaats van mijne geringe liefde en van mijne 1 Wnr betoonde vreugde op. Ontvang dit dubbele offer rina van lof, dank en liefde, en vul daarmede aan, wat ■ Jesl aan liet mijne ontbreekt. Amen. V01
. mal
--goe
ZEVENDEDAG. ^
iecr
O opgang, glans van bet eeuwig liclit, en zonne \' ^ van regtvaardigheid, kom en bestraal ben, die in de duisternis en in de schaduw des doods j verkeeren.
Vs. Toon ons. Heer! uwe barmhartigheid,
B. En geef ons den hemel.
God! Gij, die ziet dat wij door onze boosheid in
in druk zijn, geef dat wij door uwe komst getroost i hf
mogen worden, Gij, die leeft en heerscht, enz. quot;
Vi
tr
V(
Oefening.
Verlang heden van God dikwerf en met vurig- w
heid de gave van zijne heilige liefde; den geheelen
dag moet gij aan Jesus, uw hoogste goed, den- ®
keu. Wanneer gij soms handenarbeid of dergelijke d
bezigheden te verrigten hebt, bouw dan in het \'■
v
51
ijnp I binnenste van uw hart eene cel, gelijk de H. Catlia-Bfei- rina van Siëna, en vertoef daar voortdurend bij rat; Jesus, die niet van u weggaat, zoolang gij u liefdevol met Hem verbindt. Spreek van daag meermalen van God, van zijne eindelooze goedheid en goedertierenheid, van zijne oneindige schoonheid, en street zijne liefde jegens ons mensohen ten minste in het klein daarin na, dat gij u bevlijtigt jegens uwe medemenschen vriendelijk, geduldig, minzaam en liefdadig te zijn. Geef inzonderheid le aan een klein kind een bewijs van uwe liefde, even alsof gij dit oifer aan het Kindje Jesus bragt.
Is .
Wanneer gij vreest wegens de grootheid en menigte van uwe zonden, vlugt dan naar het
1 Kindje Jesus, nader tot Hem met vertrouwen en leedwezen, gij zult u in uwe hoop niet teleurgesteld zien. Duizenden hebben dit reeds ondervonden, in het bijzonder zekere groote zondares, die, na hare bekeering, over de gedachte aan hare verblinding en dwaasheid en over de beschouwing van de vele door haar gedane zonden en overtredingen, zoo ternedergeslagen was, dat zij aan vergeving van haar kwaad bijna wanhoopte; want wanneer zij aan het oordeel dacht, hield zij zich verloren, omdat zij op niets met reden antwoorden, zich in niets regtvaardigen kon. Dacht zij aan de hei, dan zag zij die terstond openstaan, omdat zij zich bewust was deze op honderden wijzen
52
verdiend te hebben. Dacht zij aan den hemel, dan sidderde zij, omdat het geloof leert, dat niets wat besmet is, daarin kan binnengaan, en omdat zij zich voor het eeuwig geluk onwaardig achtte. Dacht zij aan het lijden van Jesus, dan werd zij diep bedroefd, daar hare zonden en ondankbaarheid de oorzaak waren van dat lijden en zij zich schuldig rekende aan het bloed van Jesus. Eene enkele gedachte gaf haar troost, rust en verkwikking : namelijk de gedachte aan de geboorte en de kindsheid van Jesus. De kindertjes met zich te verzoenen is niet moeijelijk, zij behouden geene verbittering in het hart jegens degenen, die hen verstoord en beleedigd hebben. Zij stortte daarom haar geheele hart voor het Kindje Jesus uit. Op dit goddelijk Kindje stelde zij al haar vertrouwen, en dikwijls en met tranen in de oogen smeekte zij den kleinen Jesus, dat Hij zichge-waardigen zou hare groote schuld te vergeven. Werd deze bede verhoord? O ja, de liefde van het goddelijk Kindje kon de stem van een rouwmoedig en beminnend hart niet wederstaan ; de gelukkige zondares vernam door een wonder uit den mond van Jesus deze woorden: „Uwe zonden zijn u vergeven!\'\'
Kindje Jesus! wie zou U niet beminnen? Wie-zou niet tot U zijne toevlugt nemen?
53
Stel u heden vol geloof en levendig voor, dal het in de Icribbe liggende Kindje Jesus zijne lieve oogeu naarugerigt heeft en u met eene uitdrukking van de innigste en tee-derste toegenegenheid aanschouwt. Naarmate gij dien liefdeblik van Jesus duidelijker begrijpen zult, naar die mate zult gij in uw gemoed de wederliefde gevoelen. Overdenk daarom, welke de wonderbare, teedere en liefdevolle gewaarwordingen zijn, die het Kindje Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft.
De eerste gewaarwording van liet Kindje Jesus jegens u is de grootste, de innigste liefde. Het lijdt geen twijfel, dat de liefde, waarmede het Kindje Jesus u bemind lieeft, dezelfde is als die, waarmede Hij zijnliemelsclien Vader lieeft bemind. Zijn liart klopt dus niet met eene dubbele, met elkander versclüllende liefde; neen, zijne liefde is één, één in wezen en onverdeeld. Uit deze leer volgen drie bewonderenswaardige waarheden. Daaruit volgt, dat het goddelijk Kindje, op den oogenblik waarin het begonnen is zijn hemel schen Vader te beminnen, ook begonnen is u te beminnen. Daaruit volgt dat, evenmin als Hij ooit opgehouden heeft zijn hemelschen Vader te beminnen, Hij evenmin ophoudt u te beminnen. Daaruit volgt eindelijk, dat die liefde jegens u in het hart van het goddelijk Kind zoo brandend en zoo innig is, als het verlangen zijn hemelschen Vader welgevallig te zijn.
De tweede gewaarwording, welke het Kindje
54
Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft, is het vurig verlangen u zalig te maken. Het is zeker, dat het kindje Jesus een onbeperkt verlangen heeft gehad de eer en verheerlijking van zijn3 hemelschen Vader te vermeerderen en te bevorderen, een verlangen, waarbij de ijver van den groeten Apostel Paulus, de ijver van den Apostel der heidenen, Xaverius, als niets te rekenen is en als geheel verdwijnt; een verlangen, grooter dan een vuur, in staat duizend werelden te ontvlammen. Verblijd u nu, mijne ziel, en hoor eene troostvolle en u verbazende waarheid.
Even groot als in het Kindje Jesus de ijvei was om de eer van zijnen hemelschen Vader te bevorderen, even groot was zijn verlangen u zalig te maken; want daar de eer des hemelschen Vaders, die Hij buiten zich zeiven hebben kan, in niets anders bestaat dan in het heil der menschen,
zoo was ook het verlangen u zalig te maken even
zoo groot, even zoo brandend en zoo vurig als zijn ijver voor de verheerlijking van God.
De derde gewaarwording, die liet Kindje Jesus jegens u in zijn hart gekoesterd heeft, was het teederste medelijden. Het zou eene verongelijking voor het goddelijk Kind zijn, als wij zouden willen zeggen, dat er ooit een heilige heeft geleefd, die met\' de zondaars een grooter medelijden heeft gehad dan dit Kind heeft gevoeld; en toch, hoe groot, hoe verbazend groot was niet het medelijden van eenige heiligen. Mozes wilde liever van de zaligheid beroofd zijn, dan zijn volk te zien
55
het boek des levens dat rh-quot;011 T™\'1 Ult van Eene dergelijke zich\' wil quot; S\'efhreven hebt.quot; rende liefde lezen !v/ i zlJne1broelt;iei-s opoffe-rp , , 00k van den Anostel Pin
Meuren quot;vferfeiene^^vf ~ quot;u maai\'
degene is die yir-h \' 61 denk verder wie
emdelooze gelukzalio-heid ho v zelven eene noodig heeft. En S heeft Hquot;611 geen \'SClleI3sel ferd? O zie het 7Plt 7* S voor u 0Pgeof-
56
Gezegend Kindje Jesus, hoe grootis uwe liefde! hoe wondervol is uwe goedheid, hoe wijd uitgestrekt uwe barmhartigheid! Ik heb nimmer verdiend, dat Gij een enkele maal aan mij zoudt denken, ja veeleer had ik verdiend duizend- en duizendmaal van ü gehaat en voor eeuwig verworpen te worden. En Gij bemint mij, Gij bemint mij zoo innig, dat Gij reeds bij uw eerste intrede in de wereld uw bloed en leven voor mij hebt opgeofferd. Welke liefde is toereikend om TJ de daarvoor verschuldigde dankbaarheid te betoo-nen? Welke lof zou voldoende zijn om TJ naar waarde te prijzen\'? Heer, dus roep ik met de drie jongelingen in den Babylonischen oven uit: Heer, wees gezegend! Gij zijt niet slechts onze loten heerlijkheid waardig, want dat zou veel te weinig zijn; maar Gij gaat allen lof, alle eer, alle glorie en heerlijkheid, die wij U kunnen toebrengen, te boven. — Ondertusschen, wanneer ik ook niet vermag, U naar waarde te loven en te prijzen, zoo wil ik het toch doen zooveel ik kan; zie mij dan, mijn Jesus, mijn God, mijn Heiland, mijn al, zie, ik werp mij voor U neder, en erken in stof en in ootmoed de mate van den eindeloozen afstand tusschen uwe oneindige grootheid en mijne geringheid.
Uit dezen afgrond verhef ik mijne stem, loof, prijs en zegen ik TJ met mijn geheele hart, mijn
57
geheele ziel, met al mijne krachten. Ik noodi^ aUe engelen, al e uitverkorenen des Hemels, ja
iVi Tro en leveil]ooze schepselen, opdat zij ü vei eemgmg met mij loven en verheerlijken mogen Van ganscher harte roep ik met den piofeet; Zegent den Heer, alle werken des
SgheM! ^ l0f en Verheft Hem in eeu-
Gifwppt Kindje\' GlJ kent üart.
beliid Wi v ls\'wat ik met den mond lof en 111 mij\'ne mag-t ware, ü alle
nen dt TT a if1\' ^ Yerheei\'llJking te betoo-imnipi- 1 o van.alle engelen en uitverkorenen
woSt Pn Tren 1S\' f1\' dezen ogenblik bewezen woidt en m eeuwigheid zal bewezen worden zoo zou ikhetmet degrootste vreugde en met juichend
TCt vZa f dewi:il dit nietziJn kan, zoo dino- Sp h®denTTten minste die lof en aanbid-h-m-h^hvjil vi uwe maagdelijke Moederen toén Ïh TT i ^ ig°^ ^eföPgedi\'agen hebben. Met Ma vin t „lbbe aanschouwden.
henJln 0Z1 Tfniamp; ik mij dus en met
heerlijken PK011 gT ? eVen lailg loyen en vei-dat on ^ 0 , ! iWeet llet\' waardoor ik
heid of rinn ^ i f j1quot; volbl\'engen, door gezondheid ot dooi ziekte, door rijkdom of door armoede
verlatpnL^T0011^\' d001--Getroost of door a eilatenheid, door rust of door bekorino- Zie ik
otpv quot;l0 111 f \' ZOnder ui^ondering, aan\' U vJ f ^ d ïniJ wat ^ behaagt, het is U toe-vei trouwd. Handel met mij, beschik over mij naar
58
mv allerhoogste welbehagen en volbreng in mij en door mij alle dagen, uren en oogenblikken wat Gij weet, dat tot uwe meerdere eer en glorie verstrekt. Amen.
ACHTSTE DAG.
0 Koning der volkeren^ en hun verwachting. Gij, hoeksteen, die beiden tot één maakt, kom en red den mensch, dien Gij uit het stof der aarde gevormd hebt.
Vs. Jeruzalem! de Heer zal over u opgaan,
li. Eu zijne heerlijkheid zal in uw midden uitschitteren.
Toon, bidden wij U, Heer! uwe magt en kom, om ons bij te staan met groote sterkte, opdat, door de hoop uwer genade, de verzoening, welke onze zonden tegenhouden, worde bespoedigd. Die leeft en heerscht, enz.
Spreek heden uwe biecht met buitengewone rouwmoedigheid en vermorzeling des harten. Stel u voor, dat Christus de Heer zelfu vrijspreekt, dat
59
gij onder zijn kruis neerknielt, dat een druppel van zijn heilig bloed uit de wonde zijner zijde op uwe ziel valt om ze te reinigen, te heiligen. Dank God op het innigst voor het geluk te kunnen biechten en zeker te zijn, dat Hij een vernederd en vermorzeld gemoed niet verstoot. Draag het Kindje Jesus heden tot voldoening eenig werk van boetvaardigheid op.
Het Kindje Jesus verdient, dat wij Hem ons hart en onze liefde schenken, want het zoekt reeds in de krib naar onze ziel. De dienares van God. Mariane van Jesus, van de Orde van den H. Fran-ciscus, zag eens in eene verschijning Jesus als een klein buitengewoon lief Kindje, maar als een herder gekleed, met een staf in de hand, waarvan de spits een kruis droeg ; het Kind had op de schouders een klein lammetje, zijn gezigt was met zweetdruppelen bedekt en op zijn haar lagen sneeuwvlokken. Deze verschijning vervulde het hart van de godvruchtige maagd met liefde en treurigheid, en zij riep uit: „Ach, Heer! ik heb schuld aan uw lijden en aan uwe kwellingen, mijne ziel is het verdwaalde schaap.\'\' En Jesus, de goede Herder, antwoordde haar; „Wees getroost, mijne dochter! ik, uw Vader : de Herder van uwe ziel, ben van den hemel gedaald om u te zoeken en zalig te maken.quot;
Op dergelijke wijze toonde zich het Kindje Jesus,
60
de goede Herder, aan een ordebroeder, die er door bekeerd werd. Deze, Lambertus geheeten, had zulk een grooten afkeer van zijn overste gekregen, dat hij besloot hem zelfs in het vervolg niet meer het geringste blijk van eerbied en hoogachting te geven, ofschoon hij het toch schuldig was. Op zekeren dag ontmoette hij den abt, en zag hem met een minachtenden en beleedigenden blik aan. Doch zie, daar bemerkte hij het Kindje Jesus, vol hemelsche bevalligheid en majesteiten liggende in de armen van den abt. Hij zag dezen vriendelijk aan en lachte hem toe; vervolgens evenwel rigtte Hij zijne oogen naar den ordebroeder en blikte dezen met vreeselijken ernst aan, hief toen den arm op en dreigde met den vinger. Deze verschijning maakte op den van den goeden weg afgeweken Lambert zulk een indruk, en hij zag op dezen oogenblik zoo duidelijk zijnen misslag in, dat bij op denzelfden stond bekeerde, den abt voor de voeten viel, zijn kwaad bekende en van dezen tijd een boetvaardig en volmaakt leven leidde.
61
Kniel met een levendig geloof voor het kribje neer en stel u in den geest in de tegenwoordigheid van de heilige Familie, Jesus, Maria en Jozef, en bid de Moeder des Hee-ren, dat zij u veroorlove het Kindje Jesns te omhelzen. Het schijnt inderdaad voor uw zondig hart, dat zulks eene te groote stoutheid, ja vermetelheid zou zijn; doch wanneer gij deze genade met nederigheid en liefde verlangt, zoo moogt gij het doen en het zal u niet geweigerd worden; want, dat wij Jesns als ons eenig, als ons hoogste goed met een beminnend hart omhelzen, dit ziet onze Moeder Maria gaarne, dit verlangt ook het Kindje Jesus zelf.
Niets is eene moeder aangenamer dan dat men liaar kind bemint, liefkoost en het andere blijken van teedere genegenlieid geeft; hoeveel te meer zal dit der maagdelijke Moeder Maria aangenaam zijn, zij, die Jesus voor ons en voor ons heil het leven heeft gegeven, zij, die op het dringendst verlangt, dat haar Kindje van alle menschen gekend, bemind en aangebeden wordt! Hoe dikwijls heeft Maria niet zelve haar Kindje voor eenige heiligen van den hemel doen afkomen, het hun in de armen gelegd en met vreugde aangezien, dat zij het gekust en omarmd hebben! Waarom zou Maria nu niet gaarne zien, dat ook gij zulk eene brandende liefde in het hart hebt, dat ook gij in den geest en in het gebed het Kindje Jesus als uit zijne krib opneemt, in de armen drukt en omhelst en het duizend andere bewijzen van uwe teedere liefde en van uw innig welbehagen geeft. Twijfel
62
ook niet, dat liet ook het Kindje Jesus aangenaam is, en dat liet u deze vrijlieid gaarne veroorlooft; want wat is wel eene grootere genade: het Kindje Jesus onder de gedaante van het allerheiligste Sakrament, met vleesch en bloed, met ligchaam en ziel, met godheid en menschheid als eene spijs te genieten, of dit Kindje in den geest in de armen te nemen en aan het hart te mogen drukken ? En nu leert u het geloof, dat het eerste, het grootste te doen, u niet slechts geoorloofd is, maar dat het Kindje Jesus zelf verlangt, van u in het allerheiligst Sakrament genoten te worden, en dat het altijd met vreugde tot u komt. Zoo zal het u dan ook wel toestaan, ja het zal zich verheugen, wanneer gij het met uw minnend hart omhelst.
Neem het dan in uwe armen, beschouw zijn schitterend aangezigt, omhels het gezegend Kindje, kus het, druk het met teederheid en hartelijkheid aan uw boezem ; doch ik vermaan u, doe het met diepen ootmoed, met groote vermorzeling, met innige liefde.
Gezegend Kindje Jesus 1 het is ü bekend, waarheen mijne begeerten zich uitstrekken en wat mijn hart verlangt. Ik wensch IJ in mijne armen te ontvangen en mijn geheele hart in U over te storten. Ik weet dat zulke wensch stoutmoedig en vermetel is; ik weet, dat ik deze genade niet waardig ben; hoe durf ik, een hand vol stof, een
63
ellendige aardworm, uw heilig aangezigt aanzien, hoeveel minder verdien ik U aan mijn hart te drukken, aan mijn hart, dat zoo dikwerf zich tegen U schuldig maakt, ü zoo vaak beleedigt, en daarom veeleer verdiend heeft ter helle verwezen te worden! Ja, lieve Jesus, ik beken, dat ik niet alleen onwaardig ben ü te omarmen, maar ook dat ik niet verdien met uwen dienaar, den heiligen Hieronymus, de kribbe te kussen, waarin Gij gelegen zijt.
Ik zal evenwel den moed niet opgeven, ik weet dat Gij een vernederd en verbrijzeld hart niet versmaadt, ik weet dat Gij volgens uwe eindelooze barmhartigheid diegenen uwe liefde waardig acht, die limine zonden van harte beweenen: daarom bid ik U, sla uwe genadevolle oogen op mij, en verstoot mijn treurend en vermorzeld harte niet. Zie, ik beween, ik haat, ik verzaak al mijne zonden als het grootste kwaad in deze en in de andere wereld, ikbetreur en beween dat ik ü, mijn hoogste, mijn eenigste goed, vergramd en beleedigd heb. Ik offer U, mijn Jesus, tot voldoening voor mijne verblinding, voor mijne dwaasheid, voor mijiie boosheid alle tranen op, die Gij om mij hebt gestort, en bezweer U, bij uwe liefde, wisch met deze tranen mijne zonden uit en maak mij weder rein en onschuldig in uwe heilige oogen. Ja, barmhartig Kindje Jesus, ik hoop, dat Gij mij mijne zonden vergeven hebt; maar dit legt mij dan ook eene nieuwe verpligting op om ü op het innigst te beminnen. Nog is het tijd al mijne
64
overtredingen goed te maken, en ik heb het vaste ah
voornemen gemaakt, dit te doen. Ik wil mij los- ah
rakken van alles wat u mishaagt, van alles wat on
mij van TJ trekken kan. Ik wil niets anders meer he
beminnen dan ü alleen. Deze liefde wil ik mij al ten pligt stellen, sta mij dan ook nu toe, o zoetste Kindje, dat ik U in mijne armen neem,
dat ik U omhelzen mag, dat ik U kusse. Gij hebt,
in uw lateren leeftijd, U zelfs van uwen verrader
Judas laten omarmen en kussen, ontzeg dan mij, v
die U, Kindje, op het innigst bemint, ontzeg mij o
dan ook deze genade niet. Amen. J
______7,i
U
O Emmanuel, onze koning en wetgever! Gij, verwachting der volken en Verlosser der wereld,
kom ons verlossen. Heer, onze God.
Vs. Morgen zal u verlossing geworden, Alleluja.
Ji. En zal de ongeregtigheid van de aarde worden uit- l
gedelgd. Alleluja.
O God, die ons verblijdt in de verwachting der jaarlijksche gedachtenis onzer verlossing, geef dat wij uwen eenigen Zoon, wien wij nu met vreugde
65
als onzen Verlosser ontvangen, ook bij zijne komst als regter met betrouwen mogen te gemoet zien, onzen Heer Jesus Christus, die met u leeft en lieersclit in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Gij zult heden in u opwekken het levendigste verlangen naar uwe eeuwige zaligheid en er u over verheugen, dat deze, om de verdiensten van Jesus Christus, door menschen van goeden wille zoo gemakkelijk kan verworven worden. Zonder
zooveel mogelijk van alles af, en tracht eenigen tijd in de grootste stilte over te brengen. Verbeeld u dat gij nog heden zult moeten sterven. Doe een naauwkeurig onderzoek of gij soms eene schuld op uwe ziel hebt. welke haar van het gelukkig aanschouwen Gods zoude terughouden. Stel u heden in die gesteltenis, waarin gij op uw sterfbed zoudt wenschen te zijn. Bereid u tot de H. Communie, alsof zij de laatste uws levens ware; vernieuw eindelijk al uwe beloften en voornemens, waarmede gij u aan den Heer uwen God hebt toegewijd, opdat gij in uw leven en sterven, in den tijd en in de eeuwigheid. Hem moogt .toebehooren. Wees dan van eene heilige vreugde vervuld, met liet innigste verlangen uwen Zaligmaker verwachtende. Heilig u en wees bereid! want morgen zult gij de glorie van God zien. Morgen zal Hij afdalen en alle krankte van u
66
wegnemen; morgen zal de ongeregtigheid van de aarde worden uitgedelgd en de Verlosser dei-wereld over u heerschen. O, begroet dien dag met de innigste opgetogenheid en verrukking. De Heer 7.al over en in u komen; morgen komt Hij, morgen, door de H. Communie. Gij zult zijne genade in u gevoelen; Hij zelf, Hij, in eigen persoon, dezelfde Godmenscli van Betlilehems kribbe, zal tot u komen. Houd u alzoo bereid, de Heer zal komen en gij zult zijne glorie zien: Hij zal u vervullen en geestelijker wijze in u geboren worden.
De kerstnacht is een nacht, die getuigt van Gods onvergelijkelijke liefde tot de menschheid, daarom is het ook een nacht van genade, van wonderbare vrijgevigheid. Gods lieve heiligen dachten aldus bij hunne godvruchtige Kerstmisviering, en Jesus, de menschgeworden God, wien ze zoo teeder en hartelijk eerden, loonde zijne vrome dienaren met de allergrootste vertroostingen. De H. Petrus Nolascus was sedert vele jaren gewoon den Kerstnacht met buitengewone en bijzonder innige godsvrucht te vieren, en tot belooning hiervoor werden op Kerstnacht en op het uur van \'s Heeren geboorte de poorten van het Paradijs voor hem geopend, en werd hij, stervende, voor den hemel geboren. De H. Catharina va,n Bologna, die steeds van eene ongemeene devotie
67
tot liet Kindje Jesus bezield was, ontving insgelijks in den Kerstnacht eene zeer groote genade. Haar verschenen namelijk Jesus en Maria, en de Heiland vereerde zijne maagdelijke bruid met den kus zijns goddelijken monds. Eveneens verscheen aan den H. Philippus Nerius, terwijl hij op Kerstnacht met twee zijner broeders in het gebed was, het goddelijk Kind op het altaar, en de glans en wonderbare schoonheid die er straalden van dit goddelijk Kind, eenigst voorwerp der liefde des heiligen, verrukte dezen dermate, dat hij vol vreugde tot zijne broeders sprak: „Ach, ziet gij dan het kindje Jesus niet op het altaar?\'\' En toen hij bespeurde dat zij niets van deze verschijning zagen en alzoo niet met die groote genade, gelijk hij, bevoorregt waren, zweeg hij en ver-rigtte in stilte een allervurigst dankgebed voor deze uitstekende begenadiging. Zulke buitengewone gunsten worden wel is waar zeldzaam en aan eenige weinige uitverkorenen verleend, maar inwendige genaden, inzonderheid de gave van een zuiver hart en ^an eene groote liefde, mogen zich al diegenen beloven, die het Kind Jesus en zijne maagdelijke Moeder in ootmoedige, vurige en aanhoudende gebeden aanroepen, en zich waardiglijk hebben voorbereid tot de geestelijke geboorte des Heeren in hunne harten, in den voor de gansche wereld zoo blijden en genadevollen Kerstnacht.
68
Benuttig dit uur van den Kerstavond, hetwelk gij zoo laat mogelijk zult kiezen, om n door vrome overweging en ingetogenheid des harten voor te bereiden tot eene waardige en heilige Communie. Verplaats u in den geest naar Bethlehem: stel u regt levendig de nahi] die stad gelegene grot voor. welke aan de herders tot veestal diende. Daar moesten Maria en Jozef, wilden zij niet onder den hlooten hemel overnachten, hun intrek nemen, want de herberg was door den toevloed van vreemdelingen reeds zoo bezet, dat er voor hen geene plaats meer was. Daar in dien stal werd Jesus geboren. Wondervol tooneel in die eenzame grot, in de stilte van den nacht! De H. Maagd Maria baarde haren eerstgeborenen Zoon. Lees het Evangelie van Kerstavond: het zegt u: zij zal een Zoon baren, en gij zult zijn naam Jesus noemen; want Hij zal zijn volk verlossen, van hunne zonden. Nog weinige uren en het is de heerlijke Kerstnacht. Hoort, hoort! te middernacht dalen de koren des hemels naar de aarde af, en de lucht weerklinkt van den zang dei zalige geesten. Hun lied moet u reeds tegenruisehen. Ook aan°u, gelijk aan de herders, boodschappen zij, dat u heden geboren is de Zaligmaker, die Christus de heer is. Zij noo-digen u uit dit Kind te komen bezoeken. Doe, voor gij ter ruste gaat, de volgende overweging, en slaap dan in om te ontwaken in zaligende verrukking over het lied der lol-zingende engelen; Gloria in excelsis Deo! Glorie aan God in den hooge! en vrede den mensehen van goeden wil!
1. Overdenk met welk vurig verlangen gij naar Betlilekem zoudt getogen zijn, om liet goddelijk Kind te zien. Wanneer gij heden werkelijk de stem der engelen lioordet, u uitnoodigende om Jesus te bezoeken, pas in Bethlehem geboren en
69
daar in eene kribbe liggend, ach, lioe zoudt gij u over die uitnoodiging verblijden, met welke drift en heiligen ijver zoudt gij naar den stal lieen-ijlen. O, aldus zoudt gij spreken: lieden zal ik Hem aanschouwen, die hemel en aarde geschapen heeft, die in één oogenblik al mijne zonden kan wegnemen, mij in één oogenblik met genade vervullen en in liefde kan doen ontvlammen. — Verlevendig uw geloof, mijne ziel! Zie, het goddelijk Kindje, dat in Bethlehem in het kribje lag, dat de allerheiligste maagd op hare armen droeg en aan haren maagdelijken boezem drukte, dat Kindj e is dezelfde, die heden door de heilige Communie tot u zal komen. Wat schaadt het dat gij het niet voor uwe ligchamelijkeoogen ziet? Was Maria bij de duisternis van den nacht niet even zoo gelukkig als bij den helderen dag? Was hare zaligheid niet even groot, wanneer zij in den donkeren nacht het Kindje Jesus in hare armen hield, zonder liet met de oogen te zien?
Wek een levendig geloof in u op, eene innige vreugde, een vurig verlangen. Spreek hartelijk: „Ach, Jesus, weiger toch niet te komen in mijne arme ziel! Jesus, ik geloof! kom toch tot mij!quot;
2. Bedenk, welke vreugde gij zoudt gesmaakt hebben bij den aanblik van dat liefdevolle Kindje. Verbeeld u zoo levendig als gij vermoogt, dat gij bij het kribje staat en alles niet uwe oogen aanschouwt. Gij ziet dan het schoonste en onschuldigste Kindje, hetwelk ooit ter wereld kwam. En dat Kind is door zijn hemelschen vader ter
70
dood veroordeeld. Geen druppel bloed in zijne aderen, die niet gestort zal worden, zijn volmaakt maagdelijk ligchaam zal gruwzaam mishandeld, doorwond en\'verscheurd worden, en het laatste zal zijn de smartelijke en smadelijke dood aan een kruis. — Het Kindje weet dit alles en is hiermede niet alleen volkomen tevreden, maar heeft zelf zich reeds duizendmaal den Vader als vrijwillig offer aangeboden. Het verwacht al wat komen quot;zal tot aan den kruisdood toe met eene heilige vreugde. En waarom ? Omdat het daardoor u wfl redden van den eeuwigen dood, omdat het daardoor u zijn liefde wil toonen, omdat het daardoor u tot wederliefde wil bewegen. Offer dan u zeiven aan dit Kind en wek uwe dankbaarheid en liefde op. Zeg welgemeend en hartelijk: dat IJ loven, o Jesus ! al uwe hemelsohe geesten, die uwen troon omgeven. Doch dat ook mijne zwakke dankbetuiging, mijne gebrekkige lofprijzing^tot U stijge ! Neem ook den lol\' en dank aan uit den mond van mij, armen zondaar! wees niet afkee-rig om tot mij te komen door de H. Communie. Gy hebt den stal, de kribbe en de beesten niet versmaad, versmaad toch mijne zondige ziel niet!
3. Verbeeld u, dat het Kindje Jesus zijne kinderlijke oogjes op u slaat en u volgenderwijze toespreekt; „Zie, mijn kind\', uit liefde voor u ben Ik zoo arm geworden als gij mij hier ziet; Ik begeer van u daarvoor niets anders, dan dat gij uw hart niet aan de goederen der aarde hecht, en dat gij van uwen overvloed aan uwen
71
behoeftigen niedemenscli wegschenkt. Uit liefde voor u zal Ik in de verdere jaren van mijne aardsclie omwandeling den grootsten smaad en de afschuwelijkste lasteringen gediüdiglijden ; Ik begeer van u daarvoor niets anders, dan dat gij de kleine verongelijkingen, die ik u laat overkomen, ten minste met stilzwijgen verdraagt. Uit liefde voor u zal Ik niet slechts aan Maria en Jozef, maar ook aan de onregtvaardige regters, ja zelfs aan de beulen gehoorzamen; Ik begeer daarvoor van u niets anders, dan dat gij ook in kleine en geringe zaken uw oordeel aan mijne wijsheid onderwerpt en uwen wil verloochent. Uit liefde voor u, ofschoon gij Mij tallooze malen door uwe zonden beleedigt, wil Ik mijn leven op het schandhout des kruizes laten; van u begeer ik daarvoor niets anders, dan dat gij de kleine wederwaardigheden, de kwellingen enmoeijelijkheden, welke u in uw leven overkomen, onderworpen en geduldig aanneemt.
De woorden van Jesus in het Tabernakel zijn dezelfde als die van Jesus in Bethlehems kribbe. Op het altaar, in de kribbe, \'t is dezelfde God! In uw hart door de communie, en op de armen der H. Maagd, nog eens \'t is dezelfde liefdevolle Jesus. Antwoord dan op zijne vragen aan u met goede voornemens en heilige beloften; zeg dan : Ach, Jesus, ik bied ü mijn hart, mijne ziel, mijn ligchaam aan, ja al wat ik ben en heb, Jesus het behoort U, ü bemin ik, aan U wil ik in alles gehoorzaam en onderworpen zijn. O Jesus, verleen
72
mij die heilige gevoelens, welke mij moeten bezielen om TJ dezen nacht op vruchtbare wijze te ontvangen!
4. Overweeg de aanminnigheid en liefderijkheid van het Kindje Jesus voor allen, diehetbeminnen. De herders, die naar Bethlehem ijlden, hadden gewis geene andere voornemens, dan zich voorden nieuw geboren heiland der wereld diep in het stof te buigen en hem vol eerbied te aanbidden. Zij zijn haastig voortgegaan en hebben Maria en Jozef gevonden, en het Kindje dat in de kribbe lag. Komt, zeiden ze toen tot elkander: laat ons aanbidden en nedervallen voor ditKind, onzen God; laat ons schreijen van vreugde voor den Heer, die ons heeft gemaakt, want Hij is onze Heer en God, en wij zijn Zijn volk en schapen van Zijne weide. Doch, toen zij bemerkten, hoe aanminnig dit Kind hen aanzag en tegenlachte en hoe verheugd het scheen over hun gezelschap ; toen zij den vriendelijken groet van de goddelijke moeder Maria hoorden en zagen hoe zij met moedervreugde getuige was van hun schuchter naderen tot de kribbe des goddelijken kleinen, toen het Kindje zelf zoo vriendelijk lagchend, hen wenkte om zonder vrees naderbij te komen, o, op dien zaligen stond trilde hun hart van blijde verrukking, ze omringden de kribbe, en liefkoosden het Kindje op de hartelijkste wijze.
O hoe verteederend is dat tooneel, hoe gaarne, mijne ziel, moet ge bij de beschouwing er van willen verwijlen.
73
En hoe gaarne hadden Jesus en Maria diezelfde aanminnigheid, diezelfde vriendelijkheid en liefde willen betoonen aan iederen mensch, zelfs aan Herodes, aan ieder, wie maar geloovig en rouwmoedig bij het kribje wilde nedervallen.
Bedenk dan, mijne ziel, welke vriendelijke opname gij heden moogt verwachten, als gij u met geloof en hoop en liefde tot Jesus spoedt, die uwe komst verbeidt, nu niet in de kribbe, maar in het H. Altaarsacrament. Zeg met den profeet: O God, wat is toch de mensch, dat Gij zijner gedenkt\'? Wat is toch de zoon des menschen, dat gij hem zoo vriendelijk, zoo genaderijk bezoekt? Gelooft, hoopt en bemint gij, mijne ziel ? En is Jesus, en niet anders dan Jesus, op dit oogenblik het voorwerp van dat geloof, van die hoop, van die liefde in uw binnenste? O ga dan tot de hemelgave; aanbid uwen Jesus met de herders, en als dan de Kerk als eene andere Maria, en de priester als een andere Jozef, getuigen van uwe aanbidding, u dat Kind toevertrouwen, en Jesus zelf u zoo vriendelijk wenkt, o nader dan ook zonder vreeze, ontvang uwen God in uw hart, liefkoos hem gelijk de herders met al de teeder-heid uwer ziel.
5. Bemerk, mijne ziel, hoe groote begeerte het goddelijk Kindje heeft om door demenschenbemind te worden. Naauwelijks ter wereld gekomen, ontvangt het de eerste liefkoozingen van zijne moeder en van zijnen voedstervader. Maar te midden van die omhelzingen, waarbij Maria en Jozef
74
ganscli hunne ziel voor het kind als uitstortten, brandde het van verlangen, om ook door andere mensohen bezocht, geliefkoosd en omhelsd te worden. Daarom spoedden zich, op zijn bevel, de engelen, die bij zijne kribbe waakten, naai de^ herders op het veld. In hemelschen luister verschenen zij aan die arme, eenvoudige lieden en noodigden hen uit om het goddelijk Kind te bezoeken.
Nu, myne ziel, stel deze vraag aan u zelve, en beantwoord haar ook zelve: waarom, toch, terwijl millioenen engelen rond dekribbe zweefden en het Kind aanbaden als den God des hemels, waarom toch roept die goddelijke kleine ook de herders bij zich? — Hij had de grootsten der aarde, koningen en vorsten kunnen uitnoodigen, waarom gaf hij dan toch de voorkeur aan de herders? — Ach, hij wilde ons toonen, dat hij allervurigst wenscht door ons menschen bemind te worden, en wel door allen, zonder uitzondering, zonder onderscheid van levensstaat of leeftijd0; daarom noodigde hij eerst de geringsten, bij de wereld weinig of niet geachten, als eerste aanbidders aan zyne kribbe. Welk een troost voor u, die heden, aan Jesus\'uitnoodiging dooide H. Communie gehoor zult geven! De groote en heilige God heeft zich gewaardigd zich ook aan u te openbaren, in het H. Sacrament verborgen, u te roepen om Hem daar te aanbidden en in het goddelijk liefdemaal te nuttigen. Ja, ondanks uwe geringheid heeft de Heer op u nedergezien. Zijt
75
ge scliaamrood welligt over uwen eenvoud, over uwe armoede, uwe weinige beteekenis in de wereld? Maar waren de herders dan geleerden, rijken of voornamen der aarde ? Uitstekende genade, door God u bewezen! Door velen die zich groot wanen, wordt Jesus van Bethlehem, Jesus van Golgotha, Jesus van de Eucharistie tegengesproken,gehoond, ja geloochend! Haast u, mijne ziel, dank er den Heer voor, dat het Hem behaagde zich aan u, kleine, nietswaardige, te openbaren. De herders aan de kribbe; gij, mijne ziel, aan den goddelijken disch! God, wat eere ! welk een voorregt! —
6. Overweeg ten laatste hoe gemakkelijk Jesus te bevredigen is. Niets kan hem zoo bekoren als de liefde van uw hart. Hetzij gij weinig, hetzij gij veel geeft, de gift heeft voor hem geene waarde, zoo ze niet voortkomt uit een minnend hart. Maar vergezelt haar uwe liefde, dan is ook de geringste gave voor hem van onschatbare, van oneindige waarde. Wat konden de behoeftige herders aan Jesus geven? Slechts eenige kleinigheden .....en toch Hij achtte ze zoo hoog, dat
hij ze vroeger wilde ontvangen dan de rijke geschenken der drie heilige koningen uit liet Oosten. Ach, mijne ziel, dezen nacht, den hoogheiligen kerstnacht, zult ge het in het H. Sacrament des Altaars verborgen Kindje Jesus nuttigen. O breng het dan heden eenige geschenken. Uwe offergifte zal het Kindje verblijden. Al het goede, wat ge u heden voorneemt, eenig liefdewerk, eenige versterving en zelfverloochening, vooral
76
eene heldhaftige liefdedaad jegens God of uwen evenmensch, \'t zij alles een geschenk ter eere van hetzelfde goddelijk Kind, voor n geboren in Bethlehem, voor u verborgen levende in het H. Sacrament. — O hoeveel genaden moogt ge verhopen, als ge heden Jesus te gemoet gaat met een van liefde brandend hart, met de minste, doch uit liefde ontsproten offergave! Zeg dan in blijde hope : Glorie zij aan God in den hooge, en zegening en vrede aan mij en allen, die van goeden wille zijn!
Mijn ziel, gewekt door de engelenstem. Spoedt zich verrukt naar Bethlehem, Om daar te aanbidden \'t nieuw geboren Kind, Waarin, vol vreugd, zij haar Verlosser vindt. (])
(1) Verzameling van oude en nieuwe gezangen. Amsterdam, H. A. Zweers.
Oeheden onrter liet H. Misoffer.
O oneindig heilige God! ik arm zondig mensch ben hier voor uw heilig altaar verschenen, om de opdragt van het H. Offer der Mis bij te wonen. Dit offer der Nieuwe Wet is het eenige, hetwelk uwe oneindige Majesteit waardig is, omdat hier uw eeniggeborene en eeuwige Zoon geofferd wordt. In vereeniging met die allervolmaaktste raeening, waarmede uw veelgeliefde Zoon zich voor ons opgeofferd heeft, wil ik deze H. Mis met den Priester opdragen tot roem en eer van uwen H. Naam, tot dankzegging voor alle mij bewezene genaden en weldaden, tot voldoening voor al mijne zonden en misdaden, tot verwerving der goddelijke hulp en bijstand in mijnen nood, tot hulp en troost dergenen, voor welke ik verpligt ben te
bidden, bepaaldelijk voor...... en tot lafenis
der zielen van alle in Christus afgestorvenen, bepaaldelijk voor......
Laat, o barmhartig Heer en Clod ! dit mijn voornemen U welgevallig zijn, zuiver mijn hart van
78
alle ijdele en zondige gedachten, verlicht mijnen geest, verlevendig mijne godsvrucht, opdat ik bij deze H. Offerande waardig tegenwoordig zij.
De volgende gebeden zijn dezelfde, als die van den Priester in de drie HH. Missen van KERSTTYD.
De Priester, staande aan den voet des altaars, tegint:
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen. Ik zal opgaan tot het altaar Gods.
Dienaak. Tot God, die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pr. Wees mijn Regter, o God! en doe uitspraak tusschen mij en het onheilig volk; verlos mij van den onregtvaardigen en bedriegelijken mensch.
D. Want Gij zijt God, mijne sterkte: waarom hebt Gij mij verstoeten, en waarom ga ik bedroefd, terwijl de vijand mij verdrukt? Pe. Zend uw licht en uwe waarheid, zij zullen my geleiden en brengen tot uwen heiligen berg en naar uwe woontent.
D. En ik zal opgaan tot het altaar Gods, tot God
die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pe. Ik zal U loven op de harp, o God, mijn God!
79
waaromzijtgij bedroefd, mijne ziel, en waarom verontrust gij mij?
D. Betrouw op God; want ik zal Hem nog danken, de zaligheid mijns aangezigts en mijn God.
Pr. Glorie zij den Vader, en den Zoon, en deu H. Geest.
D. Gelijk liet was in den beginne, en nu eu altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Pb. Ik zal opgaan tot liet altaar Gods.
D. Tot God die mij verjeugdigt en verblijdt.
Pk. Onze hulp zij in den naam des Heeren.
D. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Diep nedergebogen spreekt de 1\'riestei\' de algemeene
schuldbelijdenis, welke daarna ook door den Dienaar in
naam des volks gebeden wordt.
Pe. Ik belijd voor den almagtigen God, deH. Maria, altijd maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, Broeders : dat ik zeer gezondigd heb, met gedachten, woorden en werken, door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld: daarom bid ik de H. Maria, altijd maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, Broe-
80
ders, den Heer onzen God voor mij te willen bidden.
D. De almogende God ontferme zich oyer u, Hij vergeve u uwe zonden, en geleide tot het eeuwige leven.
Pr. Amen.
D. Ik belijd enz......en voor u, Vader; daarom bid ik, enz......en u, Vader, den Heer
onzen God voor mij te willen bidden.
Pr. DeabnogendeGodontfermezichoverulieden, Hij vergeve u uwe zonden en geleide u tot-het eeuwige leven.
D. Amen.
Pe. De almogende en barmhartige Heer verleene ons kwijtschelding, ontbinding en vergiffenis van onze zonden.
D. Amen.
Pk. O God! Gij zult ons wederom levend maken.
D. En irw volk zal zich in TJ verblijden.
Pb. Toon ons, Heer ! uwe barmhartigheid.
D. En schenk ons uwe zalige hulp.
Pr. Heer ! verhoor mijn gebed.
D. En mijn geroep kome tot TJ.
Pr. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
Het altaar opgaande, vervolgt de Priester:
Wij bidden U, Heer! neem onze boosheden van
ons weg, opdat wij tot het Heilige der Heiligen
—
81
met een zuiver gemoed mogen ingaan, door onzen Jleer Jesus Christus. Amen.
^ Ü bidden ü, Heer! door de verdiensten van uwe heiligen, wier overblijfselen hier zijn, en door die van alle heiligen, dat Gij U gewaardigt al mijne zonden te vergeven. Amen.
In de Nachtmis,
De Heer sprak tot Mij: Gij zijt mijn Zoon! lieden heb Ik U voortgebragt. Ps. H. 7.
Waarom razen de volken en zinnen de natiën ijdelheid? Ps. H: 1.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den II- Geest, .gelijk het was in het begin, en nu en aitgd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
In de Mis van den dageraad.
Een licht gaat heden voor ons op, want de Heer is ons geboren, wiens naam is: Wonder-faar, God, Vredevorst, Vader der toekomstige n aai1 W^ens oeen einde zal zijn. Isaias
De Heer heerscht en is met luister omkleed: |e Heer heeft zich met kracht toegerust en zich omgord. P.s. XCH: 1.
; Glorie zij den Vader, enz.
6
82
In de Mis bij den helderen dag.
Een kind is ons geboren, een Zoon is ons geschonken ! Hij draagt de heerschappij op den schouder en zijn naam zal zijn de Engel des grooten W raads. Is. IX: 6. H(
Zingt den Heer een nieuw lied, want Hij heeft Ee wondervol gehandeld. Ps. XOVIII, I.
Glorie zij den Vader, enz.
Gi Gi
Buiten dan feesttijd kan men hier gevoegelijk bidden;
Heer, al wat in den hemel en op aarde is, is het uwe: Ik verlang mijzelven vrijwillig als een ^ offer aan TJ op te dragen, om eenwig de uwe te blijven. (Thom. a Kemp. Navolging, boeklV ,h. 9.) ^ Glorie zij den Vader, enz.
Zeg driemaal: Heer, ontferm U onzer !
Christus, ontferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Bid altoos, maar vooral in den H. KERSTNACHT, dit De Engelenlied met innige vreugde en dankbaarheid. D.
1\'lï
Glorie zij God in de allerhoogste.
En vrede op aarde
Den mensohen van goeden wil!
TV AV
quot;W
83
Wij loven U,
Wij prijzen U,
e- Wij aanbidden U,
ii- Wij verheerlijken Ü,
ai Wij danken U om uwe groote heerlijkheid!
Heer God, Hemelkoning, Almagtig God Vader! ft Eenig geboren Zoon, Heer Jesus Christus, Heer God!
, Lam Gods, Zoon des Vaders,
Gij, die wegneemt de zonden der wereld. Ontferm ü onzer!
is wegneemt de zonden der wereld,
Verhoor ons smeeken!
fo die aan de regterhand des Vaders, i.. | Ontferm U onzer!
\'\' Want Gij alleen zijt heilig,
Gij alleen de Heer,
Gij alleen de Hoogste,
Jesus Christus,
Met den H. Geest, in de heerlijkheid van God den Vader. Amen.
Daarna bidt de Priester een of meer gebeden, COLLECTEN genaamd.
De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pu. Laat ons bidden.
84
In deNachtmis.
God, die dezen allerlieiligsten nacht door de yj, klaarheid van het waarachtige licht heht doen 0I: schitteren, geef, bidden wij U, dat wij, de eeu- ^ wige vreugde van dat licht, welks geheimenissen p wy op aarde gekend hebben, in den hemel mogen genieten. Die met U leeft en heerscht in de eenheid des H Geestes, God in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
In de Mis van den dageraad. va
Wij bidden ü, almogende God, geef dat ter- (jg wijl het nieuwe licht van het menschgewor-den Woord over ons is uitgestort, datzelfde uit 1 jjg
onze werken strale, wat door het geloof onzen i y£
geest helder schitterend verlicht. Door denzelfden ^ Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
In deze Mis wordt de gedachtenis gehouden van
Wij bidden ü, almogende God, dat wij, die het feest van de H. Anastasia, martelares, vieren, ook hare voorspraak bij ü mogen verwerven.
Door onzen Heer Jesus Christus, die met U leeft en heerscht, enz. Amen. j.
85
In d e M i s b ij den helderen dag.
_ ^ Ü bidden U, almogende God! vergun dat de nieuwe geboorte van uwen eenigen Zoon in het vleesch ons verlosse, die door de oude slavernij onder het juk der zonden gehouden worden. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer, die met ü leeft, enz. Amen.
Op andere t ij d e n b i d d e men.
Almogende, eeuwige God! luister naar het gebed uws volks, en keer uw aangezigt niet van ons af om onze zonden en ongeregtigheden. Verhoor genadiglijk het gebed van uwen dienaar, den Priester, die voor ons eeuwig geluk tot U bidt, en geef dat wij goedgunstig van uwe barmhartigheid verwerven, wat wij met vertrouwen van U verzoeken. Door Jesus Christus onzenHeer. Amen.
Zie achter de Misgebedcn de Epistels der drie HH. Missen van \'s Heeren Geboortefeest.
Op andere tijden bidde men, terwijl de Priester den Epistel leest, dit of eeuig ander gebed.
O mijn God! ik aanbid uwen H. Geest, die door de Profeten en Apostelen gesproken heeft en
86
nog immer spreekt door uwe heilige Kerk. Met allen eerbied en ootmoed neem ik de leer en liet onderrigt aan, mij door de Priesters der Kerk gegeven. Verleen mij, o God! dat ik naar die leer en naar dat onderrigt mijn leven sckikke en nwe geboden getrouw volbrenge. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
Na den Epistel bidt de Priester in het midden des altaars:
Almogende God! die de lippen van den Profeet Isaïas met eene gloeijende kool gezuiverd hebt, zuiver mijn hart en mijne lippen, en gewaardig IJ, door uwe genadige ontferming mij te zuiveren, dat ik uw heilig Evangelie waardig moge verkondigen, door Christus onzen Heer. Amen.
Heer ! geef mij uwen zegen.
De Heer zij in mijn hart en op mijne lippen, opdat ik waardig en naar behooren zijn Evangelie mag verkondigen. Amen.
Zie achter de Misgebeden ook de Evangeliën, welke in de HH. Missen van KERSTTIJD worden gelezen.
Anders bidde men onder het Evangelie:
Goddelijke Heiland! hoe groot is uwe liefde, dat Gij op aarde hebt willen komen om ons te onderrigten, om ons den weg naar den hemel te wijzen. Schenk mij de genade, dat ik de door U verkondigde waarheden ootmoedig aanhoore ; , verlicht mijn verstand, opdat ik ze wel moge i
87
kennen ; vernieuw mijn liavt, opdat ik ze moge lietliebben en getrouw nakomen. Verleen mij uwen goddelijken bijstand, opdat ik mij nimmer over uw H. Evangelie scliame, maar het immer met woord en daad belijde. Gij, die leeft en heersclit in alle eeuwigheid. Amen.
Ik geloof in éénen God, den almagtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen. En in éénen Heer Jesus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, en uit den Va-der geboren voor alle eeuwen; God van God, licht van licht, waren God van den waren God, geboren en niet gemaakt, van één wezen met den Vader, door wien alles gemaakt is ; die om ons menschen en om onze zaligheid is nedergedaald uit den Hemel, enhet vleesch heeft aangenomen door den Heiligen Geest uit de Maagd Maria, en is mensch gewoede^ ; die ook voor ons gekruist is onder Pontius Pilatus, geleden heeft en begraven is, en verrezen is ten derden dage volgens de Schriften: en is opgeklommen ten Hemel,zit aan de regterhand des Vaders; en weder zal komen met heerlijkheid, om te oordeelen levenden en dooden; wiens rijk geen einde zal hebben. En in den Heiligen Geest, den Heer en levendmakende, die van den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken
88
heeft door de Profeten. En ééne, heilige, katholieke, en apostolische Kerk. Ik belijd één Doopsel tot vergeving der zonden. En ik verwacht de ver- \' T rijzenis der dooden en het eeuwige leven. Amen. |
het eerste voorname deel der mis.
Ue Priester bidt eene korte spreuk, genaamd Offertorium
eti draagt dau het brood en den wijn aan God op.
r
De Heer zij met u. D. En met uwen geest. t
Pr. Laat ons bidden. ! -5
c
In de Nachtmis. c
Dat de hemelen juichen en dat de aarde jubele 1 j voor het aanschijn des Heeren, want Hij komt. ^ Ps. XCV: 11 en 13.
In de mis van den dageraad.
God heeft het aardrijk bevestigd en het zal niei | ^ bewogen worden; van toen af, 0 God! staat uw ^ troon; van eeuwigheid zijt Gij. Ps. XCII: 1 en 2. c
In de mis b ij den helderen dag.
De hemelen zijn de uwe en uwer is de aarde, 1
den aardbodem en al wat er op is hebt Gij gegrond- (
vest; uw troon rust op regtvaardigheid en oor- t deel. Ps. LXXXVIII: 12 en 15.
89
Offertorium op andere tijden.
Heer, in de eenvoudigheid des harten, offer ik U heden mij zeiven op, om voor altijd ü alleen te dienen, U te gehoorzamen en een offer te zijn van eemvigdurenden lof.
Th. a Kemp. Navolging, B. IV, H. 9.
Bij de opoffering van het brood bidt de Priester:
O heilige \\ ader, almagtige en eeuwige God! neem deze onbevlekte offerande aan, welke ik^ uw onwaardige dienaar, ü, mijnen levenden en waarachtigenGod, opdraag voor mijne tallooze zonden.fouten en onachtzaamheden, en ook voor allen, die hier tegenwoordig zijn, alsook voor alle geloo-vige Christenen, zoo levende als de overledene; opdat liet mij en hun ten eeuwige leven strekke. Anieii.
Als hij water met den wijn in den kelk vermengt:
O God! die de nieilschelijke natuur in verhevene waardigheid wondervol geschapen en nog wondervoller (na den val) hersteld hebt, geef ons door het geheim van dit water en van dezen wijn deelachtig te worden aan de Godheid van Hem, die zich gewaardigd heeft deelgenoot te worden van onze menschheid, Jesus Christus, uw Zoon, onze Heer, die met IJ leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God, in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
90
Bij de opoffering van den kelk:
Wij offeren U op, o Heer! den kelk des lieils, uwe goedertierenheid smeekende, dat hij voor onze zaligheid en die der geheele wereld, met een aangenamen geur in de tegenwoordigheid uwer goddelijke majesteit opklimme. Amen.
Dat wij, Heer, in den geest van ootmoed en met een berouwhebbend hart door U aangenomen worden, en dat heden onze offerande voor uw aange-zigt zoo geschiede, dat zij aan U behage, Heer, God!
Kom, heiligmakende, almagtige, eeuwige God! en zegen deze offerande, uwen heiligen Naam toebereid.
Bij de vingenvassching:
Ps. XXV. Ik zal onder de onschuldigen mijne handen wasschen: en ik zal uw altaar omringen, o Heer! opdat ik de lofprijzing hoore: en al uwe wonderen verkondige.
Heer! ik heb den luister van uw huis bemind : en de woonplaats uwer heerlijkheid.
Verderf toch mijne ziel niet, o God! met de god-deloozen; en mijn leven niet met de mannen des bloeds. In wier handen boosheden zijn: wier regte met geschenken gevuld is.
Doch ik heb in mijne onschuld gewandeld; verlos mij en ontferm U mijner.
91
Mijn voet sttUit op den rekten wg^\' in de vergaderingen zal ik ü loven, o Heer\'?
Glorie zij den Vader, enz. Amen.
Daarna vervolgt de Priester in het midden des altaars.
Ontvang, o heilige Drievuldigheid! deze offerande, welke wij U opdragen tot gedachtenis van het lijden, van de verrijzenis en van de hemelvaart onzes Heeren Jesus Christus: enter eere van de heilige Maria, altijd maagd, en van den H. Joannes den Dooper en van de HH. Apostelen Petrus en Paulus en van deze en van alle heiligen : opdat zij hun tot eer, en ons tot zaligheid mag bevorderlijk zijn : en zij zich gewaar-digen in den hemel voor ons te bidden, wier gedachtenis wij vieren op aarde. Door denzelfden Christus, onzGn Heer. Amen.
Pr. Bidt, broeders ! dat mijne en uwe offerande God, den almagtigen Vader, welbehagelijk moge zijn.
D. De Heer moge de offerande uit uwe handen aannemen tot lof en glorie van zijnen Naam, tot voordeel van ons en van zijne geheele heilige Kerk.
Pr. Amen.
(1) Dat wil zeggen; die lieiligen, wier relikwiën onder liet altaar rusten en ook wiens of wier feestdag gevierd wordt.
92
In de Nachtmis.
Laat, bidden wij TJ, o Heer! het offer van dezen feestdag U welgevallig zijn, en verleen ons in uwe goedheid, dat, door deze heilige opdragt, wij gelijkvormig mogen bevonden worden aan Hem, die met U en ons in natuur vereenigd is. Die met ü leeft enbeerscht in de eenheid des H. Geestes, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
In de mis van den dageraad.
quot;Wij bidden U, o Heer! laat onze gaven overeenkomstig zijn aan de geheimen van het geboortefeest, hetwelk wij heden vieren, en laat ons door dezelve de vrede gewTorden, opdat, gelijk demensch-geworden God ook in zijne godheid schitterde, dit aardsche ons het goddelijke verleene. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met U leeft enz. Amen.
Gedachtenis van de H. Anastasia.
Gewaardig U, o Heer ! onze offers met welgevallen aan te nemen, en geef, dat dezelve, met behulp der verdiensten van de H. Anastasia, uwe martelares, onze eeuwige zaligheid mogen bevorderen. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met ü leeft enz. Amen.
93
In de mis b ij den helderen d a o-
O
Heilig, o Heer! onze offergave door de lieer-J geboorte uws eenigen Zoons en reinio- ons van^ onze zondesmetten. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met ü leeft enz. Amen.
Op andere tijden kan men intusachen bidden :
0, oneindig heilige Vader! ge waardig U dit of-
ei te aanvaarden, hetwelk de priester in onzen naam opdraagt. Ik geloof onwankelbaar, dat het weldra, door de woorden der Consecratie, in het ware vleesch en bloed van Jesus Christus zal veranderd worden. Aanvaard, o God! deze of-terande tot eere van uwen H. Naam, tot verzoening voor mijne zonden, tot dank voor al de ontvangen genaden, tot verwerving van nieuwe weldaden en vooral van de middelen ter zalio--heid noodzakelijk. Eindelijk ook voor alle geestelijke en wereldlijke overheden, voor vrienden en vijanden, voor alle levende en overledene christenen. Door Jesus Christus, uwen Zoon, onzen
tTn p mr r.le?ft 611 heerscht in de eenheid des JJ Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
94
Pr, Door alle eeuwen der eeuwen.
D. Amen.
Pk. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pb. Harten omhoog.
D. Wij hebben ze tot den Heer.
Pr. Danken wij den Heer, onzen God.
D. Dat is billijk en regtvaardig.
Pr. Waarlijk het is billijk en regtvaardig, behoorlijk en heilzaam, dat wij overal en altijd U danken, heilige Heer, Almagtige Vader, eeuwige God! wijl door het geheimenis van het vleeschgeworden Woord aan de oogen onzes geestes een nieuw licht uwer klaarheid is verschenen, opdat wij, terwijl wij den zigtbaar geworden God kennen, door Hem tot de liefde van het onzigtbare worden opgevoerd. En daarom zingen wij met de engelen en aartsengelen, met de tronen en heerschappijen, en met heel het hemelsche heirleger den lofzang uwer heerlijkheid en roepen zonder ophouden:
(1) Naar de feesten verschillen de overige prefatiën van deze door eenige woorden op die feesten betrekking hebbende.
95
Heilig, heilig is de Heer, God der heirscliaren!
Hemel en aarde zijn vol van uwe glorie, Hosanna in den liooge!
Gezegend die daar komt in den naam des Heeren ! Hosanna in den liooge!
Wij bidden U dan, genadigste Vader! en verzoeken ootmoedig door uwen Zoon, Jesus Christus, onzen Heer, dat Gij met welbehagen moogt aannemen en zegenen deze geschenken, deze gaven, deze heilige, onbevlekte offers, welke wij TJ opdragen, bijzonder voor uwe heilige katholieke Kerk, opdat Gij U gewaardigt haar vrede te schenken, te bewaren, te vereenigen en over den gansclien aardbodem te bestieren, te zamen met uwen dienaar onzen Paus N.... en onzen Bisschop IST.... en alle regtgeloovigen en onderhouders van het Katholiek en Apostelijk geloof.
GEBEDEN VOOB DE LEVENDEN.
Gedenk, Heer! uwer dienaren en dienaressen N. N.
96
Hier beveelt men aan God bijzonder die levenden aan, voor welke men wenscht le bidden. Daarna vervolgt men met den Priester.-
Wees ook allen gedachtig, die bier tegenwoordig zijn, wier geloof en godsvrucht ü bekend zijn, voor wie wij U dit prijsoffer opdragen of\' die zeiven ü dit opdragen voor hen zeiven en voor allen, die hun aangaan, voor de verlossing van hunne zielen, voor hun eeuwig en tijdelijk behoud: en die aan TJ, den eeuwigen levenden en waarach-tigen God hunne wenschen opdragen. Houdende gemeenschap met en gedachtenis vierende bijzonder van de glorierijke Maria, altijd maagd. Moeder van God en onzen Heer Jesus Christus, (1) maar insgelijks van uwe heilige apostelen en martelaren, van Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Jacobus, 1\'hilippus, Bartholo-meus, Mattheus, Simon en Thaddaeus: Linus, Cletus, Clemens, Xijstus, Cornelius, Cijprianus, Laurentius, Chrijsogonus, Joannes en Paulus, Cos-mas en Damianus en van al uwe heiligen, opdat Gij ons door hunne verdiensten en gebeden
1) In den Kerstnacht is de aanvang van dit gebed als volgt: houdende gemeenschap, en den allerheiligsten nacht vierende, in welken de ongeschonden maagdelijkheid der H. Maria den Verlosser ter wereld bragt. Doch ook gedachtenis vierende bijzonder van dezelfde glorierijke, enz.alsboven.
Daarna gedurende het octaaf in plaats van quot;den allerheiligsten nachtquot; gezegd: \'/den allerheiligsten dag/\'
97
verleenet, dat wij in alles door de hulp uwer bescherming beveiligd mogen worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Wij bidden Tj dan, Heer! dat Gij deze ofierande van ons, uwe dienaren, maar ook van uwe o-e-heele gemeente goedgunstig wilt aannemen, ons gedurende ons leven in uwen vrede bewaren, van de eeuwige verdoemenis behoeden en onder het getal uwer uitverkorenen rekenen. Door Christus, onzen Heer. Amen.
Wij smeeken IJ, o God! gewaardig U deze onerande in alles gezegend, aangenomen, goedgekeurd, redelijk en behagelijk te maken, opdat zij voor ons worde het Ligchaam en Bloed van uwen welbeminden. Zoon, onzen Heer Jesus Christus.
HET TWEEDE VOOBNAME DEEL.
Die daags vóór zijn lijden het brood genomen heeft in zijne heilige en eerwaardige handen en, zijne oogen opslaande naar den hemel tot U, God zijnen almagtigen Vader, U dankende, het gezegend, gebi oken en aan zijne leerlingen gegeven heeft, zeggende: neemt eii eet hiervan allen WANT DIT IS MIJN LIGCHAAM. \'
Hier knielt de Priester, aanliiclt .Tesus ouder de gedaante des bloods en heft de li. Hostie op, opdat ook het volk aanhidde. JJaarna zegt hij :
Desgelijks, als het avondmaal gehouden was, nemende ook dezen heerlijken kelk in zijne heilige
98
en eerwaardige handen, insgelijks ü bedankende, heeft Hij dien gezegend en aan zijne leerlingen o-eo-even, zeggende: quot;Nr eeiut en drinkt hieruit allen ;
WANT DIT IS DE KELK VAN MIJN BLOED,
van het nieuwe cn eeuwige verhond, het geheimenis des geloofs, dat voor u en voor velen uitgestort sal worden tot vergeving der .zonden. Zoo dikwijls gij dit zult doen, zult gij liet doen ter mijner gedachtenis.
Hier kineli de Priester weder, aanbidt Jesus onder de fje-daante des wijns, en heft den kelk met het II. Bloed omhoog, opdat ook het volk aanbidde.
Hierom, o Heer! dragen .wij, uwe dienaren, eu uw heilig volk, gedenkende het heilig lijden van denzelfden Christus, uwen Zoon, onzen Heer, alsook zijne verrijzenis en glorievolle hemelvaart, aan uwe opperste Majesteit, van uwe giften en o aven, een zuiver, een heilig, een onbevlekt offer, het heilig brood des eeuwigen levens en den kelk der altoosdurende zaligheid.
Gewaar dig U, Heer ! met een genadig en gunstig o-elaat hierop neder te zien en welgevallig aan te nemen, gelijk Gij U gewaardigd hebt welgevallig aan te nemen de geschenken van uwen dienaar, den regtvaardigen Abel, en het offer van onzen aartsvader Abraham, alsook het heilig offer en de onbevlekte offergave, die ü de hoogepriester Melehisedech opgedragen heeft.
Wij bidden U ootmoedig, almagtigeGod! gebied
99
dat dit offer door de handen van uwen heiligen engel gebragt worde op uw verheven altaar, in de tegenwoordigheid van uwe goddelijke Majesteit, opdat wij allen, die aan dit altaar deel nemen, het allerheiligst Ligchaam en Bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, met alle hemelsche zegeningen en genaden vervuld mogen worden. iJoor denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
GEBEDEN V00I! DE OVERLEDENEN.
Gedenk, o Heer ! uwer dienaren en dienaressen N. en N., die ons zijn voorgegaan methettee-ken des geloofs en in vrede rusten.
Hier beveelt men aan God bijzonder aan die overledenen, voor welke men wenscht Ie bidden. Daarna vervolgt men mei: den Priester :
VV ij bidden ü, dat Gij aan deze en aan allen, die in Christus rusten, de plaats van verkwikking, van licht en van vrede wilt verleenen. Dooi\' denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Geef ook ons, zondige menschen, uwen dienaren, op de menigvuldigheid uwer barmhartigheden hopende, eenig deel en gemeenschap met uwe heilige Apostelen en Martelaren Joannes, Stefanus, Mat-
100
thias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Oecilia, Anastasia, en al uwe heiligen, en wij smee-ken dat gij ons, niet als achtgever op onze verdiensten, maar als uitdeeler van genade, onder hun gezelschap moogt opnemen. Door Christus, onzen Heer.
Door wien Gij, Heer ! altijd al deze goede gaven voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en aan ons verleent. Door Hem, en met Hem, en in Hem gewordt aan U, God almagtigen Vader, in de eenheid des Heiligen Geestes, alle eer en glorie.
Pb. Door alle eeuwen der eeuwen.
D. Amen.
Pb. Laat ons bidden. Door heilzame geboden vermaand, en door goddelijke leering onderwezen, durven wij zeggen : Onze Vader, die in de Hemelen zijtquot;? Geheiligd zij uw Naam! Laat toekomen uw rijk ! Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel! Geef ons heden ons dagelijkch brood ! En vergeet ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren ! En leid ons niet in bekoring ! D. Maar verlos ons van den kwade. Pr. Amen. Wij bidden U, Heer! verlos ons van alle verleden, tegenwoordig en aanstaande kwaad, en geef, door de voorspraak van de heilige en roemwaardige Moeder Gods, Maria,
101
altijd Maagd, niet uwe heilige Apostelen Petras en Paulus, en Andreas, en alle Heiligen, genadiglijk vrede in onze dagen, opdatwij,dooiden bijstand uwer barmhartigheid geholpen ook te allen tijde rein van zonde, en van alle kwelling bevrijd mogen zijn. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met ü leeft en heersoht, in de eenheid des Heiligen Geestes, God. Pit. Door alle eeuwen der eeuwen.
D. Amen.
Pr. De vrede des Heeren zij altijd met u. D. En met, uwen geest.
Mier laat de Priester een klein gedeelte der H. Hostie in den kelk vallen, zeggende;
Deze vermenging en heiliging van het Ligchaam en Bloed onzes Heeren Jesus Christus strekke ons, die het nuttigen, ten eeuwigen leven. Amen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons vrede.
Heer Jesus Christus, die aan uwe apostelen gezegd hebt: Ik laat u den vrede, Ik geef u mijnen vrede: zie niet op mijne zonden, maar
102
om het geloot\' uwer Kerk : en gewaardig U haai volgens uwen wil in wede en eenheid te bewaren; die leeft en heerscht God door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Heer Jesus Christus, Zoon van den levenden
God, die naar den wil van den Vader, met medewerking van den H. Geest, door uwen dood de wereld hebt levend gemaakt, verlos mij door dit uw allerheiligst Ligchaam en Bloed van al mijne zonden en van alle kwaad : en maak dat ik altijd mij boude aan uwe geboden, en laat niet toe dat ik ooit van U gescheiden worde. Die met den-/.elfden God den Vader en den H. Geest leeft en heerscht God in de eeuwen der eeuwen. Amen. ,
Laat, o Heer Jesus Christus, de nuttiging van uw Ligchaam, wat ik onwaardige mij verstout te ontvangen, mij niet strekken tot oordeel en verdoemenis ■ maar om uwe barmhartigheid tot bescherming naar ziel en ligchaam, en tei bekoming van genezing mij voordeelig zijn. Die leett en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Ik zal het hemelsch brood nemen en den naam des Heeren aanroepen.
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden. {Dit gebed wordt driemaal herhaald.)
103
HET DERDE VOOKNAME DEEL DER MIS.
De Priester teekeut zich met liet H. Sacrament, «eggende:
Het ligchaam van onzen Heer Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
Kn hij nuttigt liet Ligebaam des Heeveu eerbiedig, Daarna ontdekt hij den kelk en zegt :
Wat zal ik den Heer wedergeven, voor al hetgeen Hij mij geschonken heeft. Ik zal den kelk des heils nemen en den naam des Heeren aanroepen. Ai lovende zal ik den Heer aanroepen en van mijne vijanden verlost zijn.
De Priester teekent zich met den kelk, zeggende:
Het Bloed van onzen Heer Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven.
Kn hij nuttigt het Bloed des Heeren eerbiedig. Wanneer gij niet werkelijk romnniuiceerl, zult gij onder de communie des priesters ten minste eene geestelijke communie doen, bijvoorbeeld op deze wijze :
O goddelijke Zaligmaker, Jesus Christus, ik geloof dat Gij hier wezenlijk, waarachtig en zelfstandig tegenwoordig zijt. O Jesus, mijne liefde, ik verlang naar U. Kom tot mij, o liefde mijner ziel, ach vereenig U — zoo met mij, dat ik nooit meer van ü gescheiden worde. Dierbare Zaligmaker, als ik IJ niet werkelijk ontvang, laat mij dan
104
telkens U in den geest ontvangen en omhelzen; O Heer, bezoek mij met uwe goddelijke gunsten en uwe oneindige genade.
Na de nuttiging bidt de priester de twee volgende gebeden :
0 Heer, geef, dat wij, hetgeen wij met den mond genuttigd hebben, met een zuiver hart ontvangen en dat iiet van eene tijdelijke gift ons een eeuwig geneesmiddel worde.
Laat, Heer, uw Ligchaam, dat ik genuttigd, en uw Bloed, dat ik gedronken heb, aan mijn binnenste kleven, en geef, dat in mij geene vlek der zonde overblijve, wien reine en heilige Sacramenten hebben gevoed. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
1 n de nachtmis;
In den glans der heiligen, uit den schoot heb Ik vóór de morgenster tl geteeld. Ps. CIX:3.
In de mis van den dageraad.
Verheug u, dochter van Sion! en jubel luide, dochter van Jeruzalem! zie, uw heilige Koning en de Verlosser der wereld komt. Zach. II.
1 n de mis b ij den helderen dag.
Alle greiraen der aarde hebben het heil van onzen God gezien. Ps. XCVII: 3.
105
Op andere tijden kan men zeggen:
Zie, Heer, ik beveel mij aan uwe barmhartigheid, en geef mij over in uwe handen. Thom. a Kemp. Navolging B. TV. H. 9.
Gebeden van dankzegging, genaamd Postcommunie.
Pr. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Laat ons bidden.
In d e n a c h t m i s.
Geef, bidden wij U, Heer onze God, dat wij die de blijdschap hebben van telkens de geboorte onzes Heeren Jesus Christus door de goddelijke geheimen te vieren, door waardigen wandel deel-genooten zijner heerlijkheid mogen worden. Die met C leeft en heerscht in de eenheid des H. Gees-tes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
I n de mis v a n d e n d a g e r a a d.
Moge ons, o Heer, de vernieuwde geboorte uws Zoons in dit Sacrament versterken, wiens buitengewone komst in het vleesch den ouden Adam heeft uitgedreven. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met ü leeft enz. Amen.
Gedachtenis van de H. ANASTASIA.
Gij hebt, Heer, uwe geloovigen door uwe hei-
106
lige gaven verzadigd, blijf ons voortdurend verkwikken op de voorspraak van haar, wier feestdag wij heden vieren. Door onzen Heer .Testis (\'hristus, uwen Zoon, die met U leeft enz. Amen.
In de mis brj den helderend a g.
Geef, bidden wij U, almagtige God, dat gelijk de heden geboren Verlosser der wereld ons de bewerker is eener goddelijke geboorte, Hij zoo ons ook de o isterfelijkheid moge verleenen. Die met ü leeft enz. Amen.
Buiten den Kersttijd kan men hier bidden:
Almagtig eeuwig God, ik dank Ü van gansoher harte voor alle genaden en weldaden, die Gij mij bewezen hebt, maar voornamelijk hiervoor, dat Gij ons uwen Zoon ten zoenoffer, en zijn Lig-chaam en Bloed tot spijs onzer zielen gegeven hebt. Verleen mij goedgunstig, dat ik nimmer het heilig misoffer op onwaardige wijze bijwone en deze allerheiligste spijze op onwaardige wijze ontvange. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
I.\'k, De Heer zij metu.
D. En met uwen geest.
I\'k. Gaat, de mis is geëindigd D. Gode zij dank !
107
Dat, o allerheiligste Drievuldigheid, ditU verschuldigd huldebetoon ü behage, en verleen, dat deze offerande, welke ik onwaardige voor het aanschijn uwer goddelijke majesteit heb opgedragen, ü welgevallig zij, en mij en allen voor welke ik geofferd heb, door uwe genade, tot verzoening strekke. Door Christus, onzen Heer. Amen.
De Priester zegent met de woorden:
Pr. ü zegene de almagtige God, de Vader, en de Zoon, en de H. Geest.
D. Amen.
Het laatste Evangelie, f1)
Fr. De Heer zij met u.
D. En met uwen geest.
Pr. Het begin van het H. Evangelie volgens Joannes.
D. Glorie zij U, Heer!
Pr In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door hetzelve gemaakt geworden, en zonder hetzelve is niets gemaakt, hetgeen gemaakt is. In hetzelve was het leven en het leven was het licht der
In de derde Mis van Kerstdag wordt in plaats van dit het evangelie van nriekoningen gelezen.
108
menschièn; en het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet aangenomen. Er was een mensch, door God gezonden, wiens naam was Joannes; deze kwam tot getuigenis, om getuigenis te geven van het licht, opdat allen door hem gelooven zouden. Deze was niet het licht, maar om getuigenis te geven van het licht. Het was het ware licht, hetwelk iederen mensch, die in de wereld komt, verlicht. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. In zijn eigendom kwam hij en de zijnen namen Hem niet aan. Doch zoovelen als Hem hebben aangenomen, aan hen heeft Hij magt gegeven om kinderen Gods te worden; aan hen die in zijnen naam gelooven, die niet uit bloed, nog uit den wil des vleesches, noch uit den wil eens mans, maar uit God geboren zijn.
En het icoord is vleescli geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben vAjne glorie gezien, eene glorie als des eengeborenen van den Vader: vol genade en waarheid.
D. Gode zij dank!
Algoede God! ik dank ü dat Gij mij dit allerheiligst Offer hebt laten bijwonen. Wil mij genadiglijk vergeven alle fouten, die ik daarbij mogt begaan hebben. Ik maak het vaste voornemen van niet meer te zondigen, en zoo op mijne ge-
109
dachten, woorden en werken acht te geven, dat ik de vruchten van dit H. Misofter niet verlieze.
Zegen mij, o almagtige eeuwige Grod! Jesus en Maria, ik wil U beminnen, nu en eindeloos in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Driemaal liet Wees yeyroet Maria, mz. Daarna eenmaal:
„Wees gegroet, o Koningin, Moeder van barmhartigheid ;
,Ons leven, onze zoetheid en onze hoop, wees gegroet.
„Tot ü roepen wij, ballingen, kinderen van Eva. „Tot ü smeeken wij, zuchtend en weenend in
dit dal van tranen.
„Daarom dan, onze Voorspreekster, ach, sla op
ons Uwe zoo barmhartige oogen ;
„Eu toon ons, na deze ballingschap, .Tesus, de
gezegende vrucht Uws ligchaams ; „ O goedertierene, o meêdoogende, o zoete maagd Maria.
„Bid voor ons, H. Moeder CTods,
„Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
LAAT OSS BIDDEN.
„O God, onze toevlugt en onze kracht, verhoor „de godvruchtige gebeden Uwer Kerk en geef, „dat wij door de voorspraak der glorierijke en
110
-onbevlekte Maagd en Moeder Gods Maria, van .den H. Joseph, van Uwe gelukzalige Apostelen „ Petrus en Paulus en alle heiligen, datgene met „der daad mogen verwerven, wat wij in de tegenwoordige behoeften ootmoedig vragen. Door denzelfden Christus, Onzen Heer. Amen.quot;
BIJZONDERE GEDACHTENISSEN ONDER DE H. MIS. (\')
Tot den H, Geest (1).
lt; TA.
God ! die de harten der geloovigen door de verlichting des H. Geestes onderwezen hebt, geef dat wij door denzelfden Geest de ware wijsheid mogen bezitten en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer, Jesus Christus, enz. Amen.
SEt\'KKTA.
Wij bidden (J, Heer ! heilig de opgedragene offergaven en zuiver onze harten door de verlichting des H. Geestes. Door onzen Heer J. (J. enz. Amen.
POSTCOMMliXIO.
Dat de uitstorting des H. Geestes onze harten reinige, en dezelve door zijnen hemelschen dauw
Dit gebed is thans voorgeschreven, om \'s Memels zegen af Ie smeeken over liet door den K. Vader bijeengeroepen, en sedert 8 December des vorigen jaars vergaderd algemeen (\'oncilie.
112
in ons binnenste vruchtbaar make. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
Ter eere van het H. Sacrament 0).
COLLECT A.
O God ! die ons in dit wonderbaar Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, verleen ons, bidden wij, de heilige geheimnissen van irw Ligchaam en Bloed zoo te eeren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en heerscht met God den Vader, enz Amen.
SECBETA.
Schenk, bidden wij, Heer ! aan uwe Kerk goed-gunstiglijk eenheid en vrede, die door de opgedragen geheimen geestelijk worden afgebeeld. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
POSTCOMMUKIO.
Geet, bidden wij. Heer! dat wij in eeuwigheid door het aanschouwen van uw goddelijk aanschijn mogen verzadigd worden, waarvan de nuttiging van uw kostbaar Ligchaam en Bloed op aarde de voorsmaak is. Die leeft en heerscht, enz. Amen.
(1) Wanneer het 11. Sacrament is uitgesteld.
Tot de H. Maagd Maria. rOLXECTA.
_ gt;Vij Lidden ü, Heer G-od! verleen dat wij, uwe dienaren, ons over eene voortdurende gezondheid naar ziel en ligchaam mogen verheugen, en door de roemwaardige voorspraak van de heilige Maria, altijd Maagd, van de tegenwoordige droefheid ver-lost^ mogen worden en de eeuwige blijdschap genieten. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
SECKETA.
Dat door uwe barmhartigheid. Heer ! en door de voorspraak van de H. Maria, altijd Maagd, dit Offer ons tot tijdelijken en eeuwigen voorspoed en vrede voordeelig zij. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
I\'OSTCOMMI\'XIO.
Geef, bidden wij. Heer! dat wij, na het nuttigen dezer heilmiddelen, o veral beschermd mogen worden door de voorspraak der H. Maria, altijd Maagd, tot wier eere wij dit Otter aan uwe Majesteit hebben opgedragen. Door onzen Heer J. O. enz. Amen.
fOEEECTA.
Bescherm ons, bidden wij, Heer ! tegen alle gevaren naar ziel en ligchaam ; en schenk ons genadig, op de voorspraak van de gelukzalige en
114
roemwaardige Moeder Gods Maria, altijd Maagd, van uwe heilige Apostelen Petrus en Paulus, van den heiligen N. O) en van alle Heiligen, heil en vrede: opdat door de verdelging van alle tegen-heden en dwalingen, uwe Kerk U in rust ew veiligheid en vrijheid moge dienen. Door denzei tden Jesus Christus, onzen Heer, enz. Amen.
Verhoor ons, o God onzer zaligheid! bescherm ons door de kracht van dit Sacrament van alle vijanden ónzer ziel en onzes ligchaams, en vei-leen ons in dit leven uwe genade en ui het toekomstige uwe glorie. Door onzen Heer J. O. enz. Amen.
Wij bidden, Heer! dat het opgedragen Offer van het goddelijk Sacrament ons zuivere en versterke
en op de voorspraak van de H. Maagd en Moeder
Gods Maria, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, den heiligen N. en alle Heiligen, ons van alle zonden reinige en van alle tegenspoed bevrijde. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. Amen.
COIXECTA.
Neem, bidden wij. Heer! genadig de gebeden uwer Kerk aan, opdat alle vijandigheden tegen
(TT ïTier iioeme men den patroonheilige der kerk.
115
haar ophouden, alle dwalingen uitgeroeid worden en zij U in vrijheid en rust moge dienen. Door onzen Heer Jesus Christus, die met U leeft, enz. Amen.
SIXRKTA.
Bescherm ons, Heer! in den dienst uwer geheimenissen, opdat wij, aan het goddelijke ons hechtende, U met ligchaam en ziel mogen dienen. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
POST* OMMtXIO.
Wij bidden, Heer onze God! wil niet toelaten dat wij, die ons in de deelname van het goddelijke verheugen, onder de gevaren van het men-schelijk leven bezwijken. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
rOLXECTA.
O Clod ! Herder en Bestuurder van alle geloo-vigen, zie genadig neder op uwen dienaar N., dien Gij tot Herder uwer Kerk hebt aangesteld : geef hem, bidden wij ü, door woord en voorbeeld hun, over wie hij gesteld is, tot heil te zijn, opdat bij, te zamen met de hem toevertrouwde kudde, tot het eeuwig leven kome. Door onzen Heer J. C. enz. Amen.
SECRETA.
Wij bidden ü, Heer! word verzoend door de aangeboden Offeranden, en bestuur uwen dienaar
N , dien Gij tot herder uwer Kerk hebt aangesteld, door uwe aanhoudende beschenning. Door onzen Heer •!. C. enz. Amen.
POSTCOMMKXIO.
Deze nuttiging van het goddelijk Sacrament, bidden wij U, o Heer ! bescherme ons, en behoude en beveilige altijd, te zamen met de hem ^toevertrouwde kudde, uwen dienaar N., dien gij tot herder uwer Kerk hebt aangesteld. Door onzen Heer Jesus Christus, enz. Amen.
Epistel, Romeinen 1: 1 — 6.
Paulus, een Dienaar van Jesus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het evangelie Gods, hetwelk hij eertijds door zijne profeten in de gewijde schriften had beloofd ten aanzien van zijnen Zoon, die Hem uit het zaad van David naar het vleesch geworden is, en die naar den geest der heiligmaking, met kracht verklaard is te zijn de Zoon Gods, door de verrijzenis van Jesus Christus, onzen Heer, uit de dooden. Door wien wij de genade en het apostelschap hebben ontvangen, om alle volken tot de gehoorzaamheid van het geloof in zijnen naam te brengen, onder welke gij ook zijt geroepen van Jesus Christus, onzen Heer.
Evangelie, Mattheus I: 18 -21.
Als Maria, de moeder van Jesus, aan Jozef ten huwelijk was gegeven, werd zij, eer zij te zamen kwamen, bevrucht bevonden van den Heiligen
118
Geest. Daar nu Jozef, haar man, regtvaardig was, en haar niet willende in het openbaar beschamen besloot hij, haar heimelijk te verlaten. Maar, terwijl hij hierover nadacht, zie, zoo verscheen hem in den slaap een engel des Heeren, die hem zeide : Jozef, Davids zoon, vrees niet Maria, uwe vrouw, tot u te nemen ; want hetgeen in haar geboren is, is van den Heiligen Geest. Zij zal eenen zoon baren, t^n gij zult zijnen naam Jesus noemen ; want Hij zal zijn volk verlossen van hunne zonden.
Epistel, Titus 11: 11-15.
Welbeminde! De genade van God onzen Zaligmaker is aan alle menschen verschenen : zij leert ons de goddeloosheid en wereldsche begeerten verzaken, en matig, en regtvaardig, en godvruchtig in deze wereld leven, in de verwachting der gehoopte zaligheid en der heerlijke komst van onzen grooten God en Zaligmaker Jesus Christus : die zich zeiven voor onsheeft gegeven, om ons van alle ongeregtigheid te bevrijden en om ons voor zich te zuiveren tot een aangenaam en een tot goede werken ijverig volk. Verkondig dit, en vermaan, in Christus Jesus, onzen Heer.
Evangelie, Lucas II; 1—14.
In dien tijde ging van den keizer Augustus een gebod uit, om de geheele wereld op te schrijven. Deze eerste opschrijving is geschied, toen Cyrinus
119
stedehouder van Syrië was. Eu /ij gingen allen om zich aan te geven, ieder in zijne stad. Jozef trok dan ook van Galilea, uitde Stad Nazareth naar Judea, in de stad van David, die Bethlehem genoemd wordt, omdat hij vanhet huis en geslacht van David was, om zich aan te geven met Maria, zijne vrouw, die zwanger ging. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij zoude baren. En zij baarde haren eerstgeborenen zoon, en wond hem in doeken en legde hem in een kribbe, wijl voor hem geene plaats in de herberg was. En in diezelfde landstreek waren herders, die waakten, en de nachtwacht hielden over hunne kudde. En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de luister des Hee-ren omscheen hen. en zij werden met eene groo-te vrees bevangen. Eu de engel zeide hun; vreest niet: want ziet, ik breng u eene blijde tijding, die tot groote vreugde zal zijn voor al het volk : want heden is u de Zaligmaker, die Christus de Heer is, in de stad van David geboren. En dit zij u het teekeu : gij zult een kind in doeken gewonden in de krib vinden liggen. En terstond kwam bij den engel eene menigte van het he-melsche heir, die God loofden, en zeiden ; Eer zij God in den hoogste, en op aarde vrede den men-schen van goeden wille.
120
Welbeminde ! De goedheid enmenschenliefde van God onzen Zaligmaker is verschenen: Hij heeft ons niet om de regtvaardige werken, die wij gedaan hadden, maar volgens zijne barmhartigheid zalig gemaakt door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing des Heiligen Geestes. dien hij overvloedig over ons heeft uitgestort door Jesus Christus onzen Zaligmaker ; opdat wij, door zijne genade geregtvaardigd, erfgenamen des ge-hoopten eeuwigen levens mogen worden, in Christus Jesus, onzen Heer.
Evangelic, Lucas II: 15—20.
In dien tijde zeiden de herders tot elkander: Laten wij gaan naar Bethlehem, en het woord zien, wat daar gebeurd is, hetwelk de Heer ons heeft bekend gemaakt. En zij gingen spoedig, en vonden Maria en Josef, en het kind liggende in de krib. Dit dan ziende, erkenden zij het woord, hetwelk hun wegens dit kind gezegd was. En allen, die het hoorden, waren tevens verwonderd over hetgeen hun door de herders gezegd werd. Maar Maria bewaarde al deze woorden, en overwoog die in haar hart. En de herders keerden terug, en verheerlijkten en loofden God voor alles, dat zij o-ehoord en gezien hadden, zoo als het hun arezeefd was.
Epistel, Hebrebn I: 1—12.
Menigmaal en op vele wijzen heeft God weleer door de profeten tot de vaders gesproken; ten laatste. in deze dagen heeft Hij tot ons gesproken door zijnen Zoon, dien Hij tot erfgenaam van alles heeft gesteld, door wien hij ook de wereld heeft geschapen. Die de glans zijner heerlijkheid en hef beeld zijner zelfstandigheid is, en alles door het woord zijner magt ondersteunt; die, nadat Hij de zuivering der zonden heeft bewerkt, aanderegtei -hand der heerlijkheid in den allerhoogste is gezeten ; die zoo verre boven de engelen verheven is. als Hij uitmuntender naam boven hen heeft verkregen. Want tot welken engel heeft Hij ooit gezegd ; Gij zijt mijn Zoon, ik heb u heden geteeld V En wederom: ik zal Hem een Vader, en Hij zal mij een Zoon zijn ? En wederom, als Hij den eerstgeborene in de wereld invoert, zegt Hj : En dat alle engelen Gods Hem aanbidden. En van de engelen zegt Hij: die zijne engelen als winden maakt, en zijne dienaars als vuurvlammen. Maar tot den Zoon zegt Hij : Uw troon, o God. is in alle eeuwigheid : uw rijksstaf is een staf van geregtigheid. Gij hebt de regtvaardigheid bemind en de ongeregtigheid gehaat; daarom heeft God, uw God, U gezalfd met vreugdeolie boven uwe medegenooten. En Gij, Heer. hebt in het begin de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken uwer handen. Zij zul-
len vergaan, maar Gij zult blijven : en zij zullen allen als een kleed verouderen : en Gij zult ze als een gewaad veranderen, en zij zullen vei-anderd worden ; maar Gij zijt dezelfde, en uwe jaren zullen nimmer afnemen.
Evangelie, Joannes I: 1—14.
Zie het laatste Evangelie der Mis.
Op het einde der derde Mis wordt, in de plaats van het Evangelie van den H. JOANNES, gelezen dit volgende van Driekoningen:
Evangelie, Mattheus II: 1 —12 .
Als Jesus geboren was te Bethlehem in.Juda, in de dagen van Herodes den koning, zie toenkwa-men Wijzen uithetOosten te Jeruzalem, en zeiden: waar is de koning der Joden, die geboren is ? want wij hebben zijne ster in het Oosten gezien, en wij zijn gekomen, om hem te aanbidden. Als Herodes de koning dit hoorde, werd hij ontsteld. en geheel Jeruzalem met hem. En hij vergaderde al de opperpriesters en schriftgeleerden des\'^volks, en onderzocht van hen, waar de Christus moest geboren worden. En zij zeiden hem: te Bethlehem in Juda, want zoo is er door den profeet geschreven ; en gij Bethlehem, land van •iuda, zijt geenszins de minste onder de hoofdsteden van Juda; want uit u zal de Vorst voortkomen, die mijn volk Israël regeren zal. Toen riep Herodes de Wijzen heimelijk bij zich, en onderzocht naauwkeurig van hen den tijd, wanneer
123
de ster hun verschenen was ; en hij zond hen naar Bethlehem, en zeide: gaat, en onderzoekt naauwkeurig naar het kind, en als gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mijj opdat ik het ook kome aanbidden. Als zij den koning ge-hoord hadden, gingen zij heen. En zie, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging voor hen, tot dat zij komende boven deplaats, waar het kind was, staan bleef. Als zij nu de ster zagen, waren zij met eene zeer groote blijdschap verheugd. En in het huis tredende, vonden zij het kind met Maria zijne moeder; en zij vielen neder en aanbaden het. En zij openden hunne schatten en droegen Hem tot geschenken 0Pgt; goud, wierook en myrrhe. En in den slaap vermaand zijnde, om niet weder naar Herodes te gaan, keerden zij langs een anderen weg naar hun land terug.
O God, die altoos bereid zijt de zondaren in genade aan te nemen en hun vergeving te schenken, zie barmhartig neder op mijne arme ziel, die na tallooze zonden en beleedigingen uwer vaderlijke goedheid rouwmoedig tot U wederkeert, en door het H. Sacrament van boetvaardigheid vergeving hoopt te erlangen. Schenk mij uwe noodige hulp om mij heilig voor te bereiden ; verlicht mijn verstand, opdat ik al mijne zonden moge kennen, verteeder mijn hart, opdat ik ze opregt en innig beweene, en bestuur mijne tong, opdat ik ze zonder terughouding, alle, geene enkele uitgezonderd, aanmijnen biechtvader openbare. Toon mij, Heer, het getal en de grootheid mijner overtredingen en laat niet toe, dat ik mijzelven verblinde of misleide. Heilige Maria, moeder van barmhartigheid en toevlugt der zondaren, verwerf mij heden door uwe voorspraak, dat ik deze heilige biecht wel verrigte en door dezelve vergiffenis ontvange en de genade van mijn leven te beteren.
3 . T
Onderzoek uw geweten met ijver en aandacht.
125
O E F i; \\ I \\ li V A Si B K R O U W.
Gij ziet, o oneindig groote God, aan uwe voeten den verrader, die u zoo dikwijls beleedigd heeft, maar u thans ootmoedig om vergeving smeekt. Een vernederd en vermorzeld hart zult gij, o God, niet versmaden. (Psalm 50.)
Ik dank u, o Heer, dat gij mij tot nu toe gespaard hebt en niet in de zonden hebt laten sterven. Om deze uwe barmhartigheid en om de verdiensten van Jesus Christus, hoop ik, o liefdevolle God, door deze H. Biecht de vergeving van alle zonden te verkrijgen, die ik ooit in mijn leven tegen uwe oneindige majesteit en heiligheid bedreven heb. Ik heb er berouw over, o goedertieren Vader, en ze zijn mij leed, niet zoozeer omdat ik door dezelve de hel verdiend en den hemel verloren heb, maar vooral omdat ik u, die de oneindige goedheid zijt, daardoor vergramd heb. Ik bemin u, o mijn hoogste goed! en omdat ik u bemin, beween ik alle beleedigingen, die ik u ooit heb aangedaan. Ik heb u verlaten, u de u verschuldigde eer onthouden, ik heb uwe genade, uwe vriendschap, met vrijen wil verloren. Vergeef mij, Heer, om Jesus wille, al mijne zonden, ik haat en verzaak /.e uit geheeler harte, en niet. alleen de doodzonden, maar ook alle dagelijksche zonden. Ik neem mij vast voor de gelegenheden tot zonde te schuwen en u voortaan nimmer weer vrijwillig te beleedigen. Ja, mijn God, liever wil ik sterven, dan ooit weder zondigen.
126
1% A UK II. B I E t\' II T.
Beminnelijkste Jesus, welken grooten clank ben ik u verschvildigd ! Ik lioop en betrouw, dat gij om de verdiensten van uw dierbaar bloed mijne zonden hebt vergeven. Ik dank u daarvoor, o Heer. van ganscher harte en brand van verlangen, om in den hemel gedurende de gan-sche eeuwigheid uwe barmhartigheid te loven en te prijzen. Tot nu toe, o God, heb ik u dikwijls verloren, maar voortaan wil ik u nimmer weder verliezen. Ik zal mijn leven beteren. Gij, o God van liefde en barmhartigheid, verdient al mijne lielde, ik wil u dan ook in waarheid beminnen en nimmer weder van u gescheiden worden. Wat ik mij heb voorgenomen en wat ik aan u beloofd heb, o goedertieren Vader in den hemel, dat hoop ik met uwe genade getrouw te volbrengen ; liever sterven namelijk dan u op nieuw beleedigen. Alle gelegenheden tot de zonde zal ik vlugten en tegen mijne zoo dikwijls terugkeerende fouten die middelen bezigen, welke uw dienaar, de priester, mij in het H. Sacrament heeft voorgeschreven of aanbevolen. Maar ach, o lieve God, gij kent mijne zwakheid! Verleen mij de genade van u tot aan mijnen dood getrouw te bly-ven, en maak dat ik bij iedere bekoring haastig tot u mijne toevlugt neme. En gij, o zalige Moeder der volharding, help mij met uwe voorspraak : op u, o onbevlekte maagd en moeder ■......-
127
VOOU l»K 91. C\'OHniiWIE.
Lieve Jesus, waarachtige Zoon van God, die uit liefde tot mij onder de grootste smarten en diepste versmading gestorven zijt, ik geloof vas-telijk dat gij tegenwoordig zijt in het allerheiligste Sacrament des Altaars. Ik ben bereid voor dit mijn geloof mijn leven op te offeren. -
Beminnelijke Heiland, ik hoop van uwe goedertierenheid, dat gij, om de verdiensten van het kostbaar bloed hetwelk gij voor mijhebt vergoten, beden, nu gij u zult gewaardigen tot mij te komen en mij te bezoeken, mijn hart van uwe heilige liefde zult ontsteken. Ik heb behoefte aan uwe liefde, om u gehoorzaam en getrouw te kunnen blijven, te volharden ten einde toe. —
O God, welbeminde van mijn hart. wat zoudt gij meer hebben kunnen doen, om mij tot uwe liefde te trekken? Het was u niet genoeg voor mij te sterven, gij hebt nog bovendien dit heilig Sacrament willen instellen, gij hebt mijne spijze willen worden, om u geheel aan mij weg te schenken, om u met een zoo ellendig en ondankbaar schepsel als ik ben op het innigst te vereenigen. Gij zelf dringt er op aan dat ik u ontvange, gij zelf verlangt niets vuriger dan dat ik u kome ontvangen. O oneindige liefde ! een
128
(lod wil zich geheel en volkomen aan mij geven ! O mijn (rod, o oneindig beminnenswaardige goedheid, eene oneindige wederliefde waardig, ik bemin u boren alles, ik bemin u uit geheeler harte, ik bemin u meer dan mijzei ven, ik bemin u meer dan mijn leven ; ik bemin u, wijl Gij zulks verdient; ik bemin u om aan u te behagen, wijl Gij zoozeer naar mijne liefde verlangt. Weg dan van mij alle aardsche neigingen, aan u alleen, mijn Jesus, aan u alleen, mijn opperste goed, wil ik al mijne liefde schenken. Gij zult heden in mijn binnenste komen en u geheel aan mij geven : zie, Heer, ik geef mij ook volkomen aan n! Niets wil ik mij voorbehouden. Sta mij toe dat ik u beminne, want ik verlang niets anders dan wat u behaagt. Jesus, mijn dierbare Heiland, ik bemin u, ik vereenig mijne zoo zwakke en gebrekkige liefde met de liefde uwer engelen en heiligen, en met die van uwe gelukzalige Moeder, de H. Maagd Maria ! O mogten toch alle menschen u beminnen ! O mogt ik kunnen maken dat allen u beminden, zooals gij verdient bemind te worden. — Zie, Heer Jesus, ik kom om mij met uw goddelijk Vleesch te voeden. Maar ach, mijn God, wie ben ik en wie zijt Gij ? Gij zijt God, een oneindig goede God, en ik — ik ben een ellendige aardworm, niet vele zonden beladen, door welke ik u zoo dikwijls uit mijn hart verdreven heb. O God, ik ben niet waardig in uwe tegenwoordigheid te verschijnen, ik heb verdiend
129
de geheele eeuwigheid door van u verwijderd te blijven en in de hel te branden. Maar Gij, Heer, wijl Gij de goedheid zelve zijt, roept mij tot ti, opdat ik u in mijn hart ontvange. Zie ik kom, ik kom beschaamd en verootmoedigd over de vele beleedigingen, u door mij aangedaan, maar ik kom tevens vol vertrouwen op uwe barmhartigheid en goedheid. O, hoe leed doet het mij, liefste Heiland, u vroeger zoo dik-maals vergramd te hebben. Gij hebt uw leven wel voor mij geofferd, en ik, ik heb zoo menigmaal uwe genade verwaarloosd, uwe liefde met ondank beloond, u om nietswaardige zaken verlaten.
Ik haat en verzaak alle zonden die ik bedreven heb, ik verfoei ze meer dan elk ander kwaad, omdat ik u, mijn God, daardoor bedroefd heb, omdat zij u, o Heer, mishagen. O Heer Jesus, doorgronder van harten en nieren, doorschouw mijn hart, het is vernederd en vermorzeld over mijne duizendvoudig gepleegde onge-regtigheden. Ik betrouw wel dat gij mij de vergiffenis geschonken hebt, maar ach, dierbare Jesus ! zuiver mij nog meer. Zuiver mij volkomen, eer ik het wage tot u te komen. Gij zult weldra uwen intrek bij mij nemen, goddelijke Verlosser ! ik bid u, neem mij in genade aan, schep in mij een nieuw hart, opdat ik u waardiglijk ontvange !
Kom dan, o Jesus ! en vervul de begeerte mijns harten, want het verlangt naar u. Mijn God en
9
130
mijn al, mijne hoop, mijne liefde! Ach, mogt ik ü dezen morgen met zulke godsvrucht, met zulke vurige liefde ontvangen, als uwe lieve Moeder Maria of uwe Heiligen, die U het meest beminden, IJ in hun sterfelijk leven ontvangen hebben. O gelukzalige Maagd, Moeder van God en ook mijne Moeder! geef gij zelve heden mij uwen welbeminden Zoon ; zeg Hem dat ik uw dienaar ben, opdat Hij zoo met meer welgevallen op mij nederzie, mij zegene en vaster aan zijn goddelijk hart drukke. Amen.
IVA DE II. COMMUNIE.
Gij zijt dan, lieve Jesus, reeds tot mij gekomen ! Ik heb U dan waarlijk in mijn hart, en gij zijt reeds de mijne! Wees welkom, zoete Jesus! Ik aanbid U. ik omhels ü, ik druk ü aan mijn hart. Ik dank U, Heer, dat gij in mijn onzuiver hart hebt willen nederdalen! Heilige Maria, gelukzalige beschermheiligen en gij mijn engelbewaarder, dankt Jesus voor mij.
Daar gij dan, o goddelijke Hemelkoning, nu ook Koning in mijn binnenste, mij zoo liefdevol hebt willen bezoeken, verlangt gij met regt, dat nu ook ik mij aan ü geve. Ik schenk U dan, o Heer, mijnen wil, mijne vrijheid, wat ik ben en heb. Voortaan wil ik niet aan mij toebehooren, neen, van heden af wil ik de uwe, geheel de uwe zijn. Ik draag ü op voor heden en voor altoos mijne ziel met al hare krachten, mijn ligchaam met al zijne zintuigen, al mijne gedachten, begeerten en
131
neigingen; ja ik draag U mijn geheele leven op. Lang genoeg, o Jesus, heb ik U beleedigd, ik wil den overigen tijd mijns levens tot uwe verheerlijking aanwenden. Alles zij U dus geofferd, o lieve Jesus, alles tot uwe eer en glorie, tot dank voor uwe liefde.
Neem tocli, bid ik U, God mijns harten, dit offer met welgevallen aan. \'t Is wel nietig, Heer, maar het wordt U aangeboden door een zondaar, die geen ander verlangen heeft dan ü te beminnen, dan aan U te behagen. Doe met mij en met alles wat mij toebehoort volgens uw goddelijk welbehagen. Vernietig in mijn hart alle genegenheden, die ü mishagen. Door U alleen wil ik leven, alles wil ik wat gij wilt en niets wat gij niet wilt.
Ik vraag niet, o Jesus, om de goederen dezer aarde, maar ik smeek ü, door de verdiensten van uw heilig lijden, om de genade van berouw over mijne zonden al de dagen mijns levens. Verlicht mij toch, opdat ik de ijdelbeid der wereldsche goederen moge inzien en zoo uwe beminnelijkheid te beter begrijpen. Maak, dat ik mij van de aardsche dingen losscheure en gebonden zij dooide banden uwer liefde, opdat ik niets anders wille dan wat gij wilt. Maak mij geduldig en onderworpen bij armoede en ziekte, en bij alles wat met mijne eigenliefde in strijd is. Geef, dat ik zachtmoedig smaad en ongelijk verdrage; geef mij volharding in uwe liefde, in alle deugden, geef mij een zaligen en gelukkigen dood. Ach, Jesus, ik bid ü vurig, geef mij de gave der volharding
132
ten einde toe. Nooit meer, liefste Jesus, wü ik mij weder van U afscheiden, of toelaten,
van U afgescheiden worde. Altoos, o mijn (iod, wil ik mijne toevlugt tot ü nemen, U aanroepen, o God mijner sterkte, dan zal ik kunnen volharden, dan zal ik in eeuwigheid niet beschaamd
W0Hemelsche Vader! uw goddelijke Zoon Jesus heeft mij beloofd dat gij alles zult geven, wat ik U in Zijnen naam zal vragen. In den naam en om de verdiensten van uwen lieven Zoon vraag ik U om de genade der volharding in uwe heilige
liefde, opdat ik U eens in den hemel uit al mijne
krachten moge beminnen, en daar, als ik met meer van U zal kunnen gescheiden worden, den ganschen duur der eeuwigheid uwe barmhaitig-ïieid moge loven en prijzen.
Allerheiligste Maagd Maria, mijne hoop en toevlugt, verwerf mij de gunst, om welke ik gebeden heb; dat ik ü innigst lief hebbe, o groote Koningin, en in allen nood mij tot ü keere, op U vertrouwe. Amen.
VAN DE GEBOORTE DES HEEREN.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons,
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, Ontferm U onzer. God Zoon, verlosser der wereld.
God Heilige Geest,
Heilige Drievuldigheid, één God.
Jesus, Vcan eeuwigheid ééngeboren Zoon des Vaders,
Jesus, eeuwig Woord, door hetwelk hemel en
Jesus, die het leven en het licht der men- 3 schen zijt, ^
Jesus, vleesch geworden Woord, hetwelk onder 0 ons gewoond heeft, g
Jesus, die uit de Maagd Maria te Bethlehem in 3-
een stal geboren zijt,
Jesus, die als een arm kindje door uwe moeder in eene kribbe nedergelegd zijt,
(1) Overgenomen uit quot;Functionarium Catholicuraquot; van J. A. Kaltner.
134
Jesus, wiens geboorte de engelen verkondigd hebben,
Jesus, wien de herders in de kribbe gezien
en aangebeden hebben, ^ ,
Jesus, voor wien de Wijzen uit het Oosten m
aanbiddins? zijn nedergevallen,
Jesus, wien de Wijzen uit het Oosten hunne ^ schatten geofferd hebben, g_
Jesus, die om ons rijk te maken, arm geworden ^
Jesus\', die u, om ons naar den kemel op te ^ heffen, zoo diep tot ons vernederd hebt, ^ Jesus, die om ons tot kinderen van Ood tema- g ken, kind eens menschen geworden zijt, _ ® Jesus, die wilt dat alle menschen tot de kennis \' der waarheid en tot de zaligheid zullen komen, Jesus, die voor alle volken als een licht ter verlichting verschenen zijt,
Jesus, die den vrede schenkt aan alle menschen van goeden wille,
Jesus, onze liefdevolle Heiland en toekomstige
regtvaardige regter.
Wees genadig. — Spaar ons, Heer .
Wees genadig. — Verhoor ons, Heer! lt;lt; Van ailen zonden. Verlos ons. Heer. _ S-
Van hoogmoed en van alle zondige verkleetcl- o heid aan aardsche goederen, o
Van alle dwaling en ongeloof, ^
Door uwe komst in de wereld, ®
Door uwe geboorte in eenen stal.
135
Door uwe vrijwillige armoede en vernedering.
Verlos ons, Heer.
Door uwe liefde tot ons menschen. Verlos ons, Heer.
Wij zondaren, — wij bidden U, verhoor ons. Dat wij de gedachtenis uwer zegenrijke geboorte met heilige vreugde mogen vieren, Dat wij U en uwe goddelijke genade in onze
harten mogen opnemen,
Dat gij ons moogt geven kinderen Gods te
Dat wij naar het voorbeeld der vrome herders^ U met een geloovig hart mogen zoeken en g vinden, g\'
Dat wij nimmer door onze schuld den zoeten p vrede mogen verliezen, cj
Dat wij bij de moeijelijkheden onzes levens, ^ naar U als ons voorbeeld mogen zien, ^ Dat wij aan alle hoovaardij, zinnelijkheid en alle 5 booze lusten mogen verzaken, 2
Dat gij aan alle menschen den geest van oot- o moed en tevredenheid moogt verleenen, S Dat alle menschen op aarde vrede, heil en
zegen mogen verwerven.
Dat wij allen de vruchten uwer verlossing waardig en deelachtig mogen worden,
Jesus, Zoon Gods,
Lam Clods, dat wegneemt de zonden der wereld. —-
Spaar ons, Heer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. — Verhoor ons, Heer !
136
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. —
Ontferm U onzer.
Christus, hoor ons. — Christus, verhoor ons. Heer, ontferm U onzer. — Christus, ontferm U onzer. — Heer, ontferm ü onzer.
Onze Vader. — Wees gegroet.
vs. Het woord is vleesch geworden. r; En het heeft onder ons gewoond.
GEBED.
O God, die dezen allerheiligsten nacht door uw waarachtig licht verlicht hebt, geef, dat wij, die de geheimenissen van dit licht op aarde gekend hebben, eenmaal zijne vreugden in den hemel mogen genieten.
Wij bidden U, o Heer ! verleen ons, daar het nieuwe licht van het menschgeworden Woord in onze harten is uitgestort, dat ook het licht des geloofs in onze werken moge uitschijnen.
Wij bidden U, almagtige God, geef, dat de geboorte van uwen eenigen Zoon in het vleesch ons veiiosse, die door de oude slavernij onder het juk der zonde gehouden worden. Door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. Amen.
TOT HET GODDELIJK KIND JESUS.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm ü onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld.
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Jesus, om onze zaligheid uit den schoot uws
Vaders nedergedaald,
Jesus, van den H. Geest ontvangen, P
Jesus, door uwe eeuwige geboorte waarachtige S;
Zoon des hemelschen Vaders,
Jesus, door uwe tijdelijke geboorte waarachtige 0 Zoon der onbevlekte Maagd, ^
Jesus, die negen maanden in den schoot uwer g maagdelijke Moeder gerust hebt, g
Jesus, die den H. Joannes, uwen Voorlooper, ^
in het ligchaam zijner moeder geheiligd hebt, Jesus, die met een vurig verlangen door uwe Moeder en uwen Voedstervader verwacht zijt.
138
Jesus, verwachting en troost aller volken, ontferm U onzer.
Jesus, in wien alle geslachten der aarde gezegend zijn,
Jesus, menschgeworden God,
Jesus, wiens geboorte de blijde boodschap was, Jesus, beminnelijk Kind van Bethlehem,
Jesus, die de Maagd Maria tot Moeder hebt gekozen,
Jesus. die den H. Jozef tot uwen Voedstervader hebt verheven,
Jesus, die als een hulpbehoevend kind hebt
Jesus, voor wiens Moeder geene plaats in de w herberg was. ^
Jesus, door uwe moeder in een beestenstal ge- ^ baard, _ ö
Jesus, als kind met armoedige windselen bedekt, ■ Jesus, wien de adem der dieren tegen de
grimmige koude beschermde,
Jesus, die om onze zaligheid U zoo diep hebt
willen vernederen,
Jesus, door uwe moeder Mariaallerteederst bemind,
Jesus, door uwen voedstervader Jozef allerzorgvuldigst bewaard,
Jesus bij uwe geboorte door de engelen, bezongen,
139
Jesus, door arme herders aangebeden, ontferm U onzer.
Jesus, door eene ster aan de Wijzen geopenbaard, Jesus, die in de besnijdenis uw bloed voor
ons gestort hebt,
Jesus, door uwe maagdelijke moeder in den
tempel opgedragen,
Jesus, wien men reeds als kind naar het leven stond,
Jesus, die om aan de handen van Herodes te
ontkomen, naar Egypte moest vlugten, Jesus, wien als kind de marteldood der onschuldige kinderen verheerlijkte, ^ Jesus, die uit Egypte teruggekeerd, te Naza-reth aan Maria en aan Jozef onderdanig ge- 5 weest zijt, ,-h Jesus, die gedurig toenaamt in ouderdom, wijs- o heid en behagelijkheid bij God en bij de S menschen, ^ Jesus, die als kind gaarne den tempelbezocht, Jesus, die altoos den wil van uwen hemel-
schen Vader volbragt,
Jesus, die de verlorenen zijt komen zoeken, Jesus, die allen wilt zalig maken,
Jesus, licht der wereld,
Jesus, de weg, de waarheid en het leven, Jesus, bijzondere vriend der kinderen,
Jesus, goddelijk voorbeeld aller deugden, Jesus, minnaar onzer zielen, liefde onzes harten, Wees genadig. — Spaar ons. Heer!
Wees genadig. — Verhoor ons. Heer!
140
Van alle zonden. - Verlos ons, Heer!
Door uwe menschwording,
Door uwe nederige geboorte.
Door uwe armoedige ge^0°rt.e\'
Door uwe koude en naaktheid.
T)oor uwg droeve tranen, •vvrv ^
Cr T™ \'«to f MM. p
Door uwe pijnlijke be?nljd®1\'.1SFlt;Tviite §
, Door uwe haastige reis naai Egypte, g
Door uw voorbeeldig geduid,
Door uwen ijver voor Gods Huis,
Door uwe liefde voor ons eeuwig geluk.
Door uwe kinderlijke jaren,
t\\ quot;i •• oi r»n« arm Vtin geest mogen zyn.
I)ilrquot;ïjfc vervolging om S«lt;ll\'lillS |
pel ons altoos beziele.
141
Dat onze werken U en uwen liemelschen Va-^ der mogen verheerlijken. 01
Dat wij onze harten tot eene waardige woon- St plaats voor ü mogen bereiden. a.
Dat wij de nederigheid opregt mogen beminnen, b Dat wij de aardsche rijkdommen niet begeeren, cj maar naar de onvergankelijke goederen des hemels mogen streven.
Dat wij ü altoos vurig mogen beminnen. gf Dat wij eens door U mogen zalig worden. ? Jesus, Zoon Gods en onze Broeder. o
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, S
spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneent de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm ü onzer.
Jesus, hoor ons. — Jesus, verhoor ons.
Heer, ontferm IJ onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Onze Vader. — Wees yegroet.
vs. Alle grenzen der aarde k. Hebben het heil van onzen God gezien.
LAAT 0\\S Hl Dl) KV.
Geef, bidden wy ü, almagtige God, dat, gelijk de in het vleesch verschenen Zaligmaker dei-wereld ons de bewerker is eener goddelijke geboorte, Hij zoo ons ook de onsterfelijkheid moge verleenen. Die met ü leeft en heerscht, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
VERLEEND AAN DE DEVOTIE TEÜ EERE VAN IIET KIND JESUS. (1)
Op lederen dag der novene; 300 dagen. Voor de geheele novene: een volle aflaat op Kerstdag of onder het octaaf.
Men kan ook op een dag der novene biechten, communiceren en den vollen aflaat verdienen, als men daarna de novene maar ten einde brengt.
NOVENE ter eere van het Kind Jesus op andere tijden van liet jaar.
Dezelfde aflaten. (Pius VII en Pius VIII). 3
\\OVK%E voor den 35steu van elke maand.
Wanneer men de 9 dagen, die den 25ston van de maand voorafgaan, met een rouwmoedig hart
(1) De Aflaten onder No. 1 en 3 zijn ontleend aan de Verzameling van gebeden enz., door P. Jïeijnen, goedgekeurd te Haarlem, den 18 Jnnij 1S68.
143
de volgende opdragt, welke uit vijf gebeden bestaat, verrigt, verdient men eiken dag een aflaat van een jaar, toepasselijk op de overledenen. (Pius IX.)
1. Eeuwige Vader, ik offer ü tot eere, tot uwe glorie, voor mijne zaligheid en die van de gansclie wereld het geheim der Geboorte van onzen goddelijken Zaligmaker. Glorie zij den Vader, enz.
2. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eere, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid het lijden, dat de allerheiligste Maagd en do H. Jozef hebben doorgestaan op die lange en moeijelijke reis van Nazareth naarUethlehem, en de benaauwd-heid, die hun hart beklemde, toen zij geene schuilplaats konden vinden eenige oogenblikken vóór dat de Zaligmaker der wereld moest geboren worden. Glorie zij den Vader, enz.
3. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid de krib, waarin Jesus geboren werd, het harde stroo dat hem tot bed moest dienen, de kótlde die hij geleden heeft, de doeken, waarin hij gewonden werd, de tranen die hij gestort en de verteede-rende zuchten, die hij geslaakt heeft. Glorie zij den Vader, enz.
4. Eeuwige Vader, ik offer ü tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid
144
de smart, die liet goddelijk kind Jesus in zijn teeder ligchaampje gevoelde, als liet zich overgaf aan het mes der allerjjijnlijkste besnijdenis ; ik offer dat kostbaar bloed, dat Hij toen voor de eerste maal vergoten heeft tot zaligheid van geheel het menschdom. Glorie zij den Vader, enz.
5. Eeuwige Vader, ik offer U tot uwe eer, tot uwe glorie en voor mijne eeuwige zaligheid de ootmoedigheid, de versterving, het geduld, de liefde en al de deugden van het kindje Jesus. Ik dank, min en loof U zonder ophouden voor dit onuitsprekelijk geheim der mens chw ording van het goddelijk Woord. Glorie zij den Vader, enz.
vs. Het woord is vleesch geworden.
K. En heeft onder ons gewoond.
O K RED.
O God, wiens eeniggeboren Zoon in do zelfstandigheid van ons vleesch verschenen is, geef, bidden wij U, dat wij inwendig geheel vernieuwd mogen worden door Hem, Die, naar het geloof ons leert, uitwendig aan ons gelijkvormig werd. Die met ü leeft en heerscht in de eeuwen dei-eeuwen. Amen.
DE GEHEIMElf DEE, HEILIGE KINDSCHHEID.
v. O God, kom mij ter hulp.
k. Heer, haast U om mij te helpen.
Eer zij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
Gelijk het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. „ Ome Vader.quot;
I. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die tot onze zaligheid uit den schoot des VTaders neergedaald en van den H. Geest ontvangen zijt. Gij, die geen afschrik hadt van den schoot der Maagd, vleesch zijt geworden en de gedaante van een slaaf hebt aangenomen, ontferm ü onzer.
n. Ontferm IT onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. , Wees ycgroet, Maria.\'\'\'
II. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die in den schoot uwer maagdelijke moeder de H. Elisabeth bezocht, uw voorlooper den H. Joannes Uaptista met den H. Geest vervuld en reeds in den schoot zijner moeder geheiligd hebt. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm IJ onzer. , Wees gegroetquot;
III. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die negen maanden in den schoot uwer maagdelijke
10
146
Moeder opgesloten, door liaar en door den H. Jo- ^ zef met de vurigste verlangens afgewacht en aan iel God den Vader voor de zaligheid der wereld zijt opgedragen. Ontferm U onzer.
■r Ontferm U onzer, O Kind tJesus: ontfeim U onzer. „Wees gegroet.quot; ^ 0
IV. 0 Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die in gu Bethlehem nit de maagd Maria geboren,in doeken on gewonden, in eene krib gelegd, door de Engelen en door de Herders bezocht zijt geworden. Ontferm U onzer.
k Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontterm t onzer. ..Wees gegroet:\'
Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd_ zijt quot; geboren; eer aan den Vader en den Heiligen g Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Christus is in onze nabijheid. ^
R Komt, aanbidden wij Hem. „Ome Vader. c
V. O Jesus. allerbeminnelijkst Kind, Gij die den achtsten dag na uwe geboorte bij de besnijdenis | gewond en met den roemvollen naam van Jesus genoemd zijt, die door uwen naam en door uw bloed te, gelijk uw Verlossersambt vooraf hebt bekend gemaakt Ontferm U onzer.
r Ontferm U. onzer, o Kind Jesus, ontierm gt; onzer. „Wees gegroet.quot; n^..,
VI. O Jesus, allerbeminnelijkst Kmd, (jij die door eene ster aan de drie Koningen aangewezen, door hen op den schoot uwer Moeder aangebeden, en door de zinnebeeldige geschenken van goud,
147
Jo- wierook en myrrlie vereerd zijt geworden. Ont-an ferm U onzer.
ïijt ! k Ontferm ü onzer, o Kind Jesus, ontfermU
onzer. „Wees gegroet.quot;
■in VII. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die door uwe H. maagdelijke Moeder in den tempel op-in . gedragen, door Simeon in de armen genomen en en omhelsd, en door Anna de profetesse aan Israël en geopenbaard zijt geworden. Ontferm U onzer, it- i!. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm IT
onzer. „ Wees gegroet \'\'\'
IJ VIII. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die door den goddeloozen Herodes ter dood gezocht, ijt door den H. Jozef met uwe Moeder naar Egypte 311 gevoerd, aan een wreeden dood ontrukt, en door den marteldood der onnoozele kinderen verheerlijkt werdt. Ontferm U onzer.
,, J i: Ontferm ü onzer, o Kind Jesus, ontferm ü
onzer. . Wees gegroet/\'
m Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd zijt ge-is boren; eer aan den Vader en den Heiligen Geest is in de eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Christus is in onze nabijheid.
iï. Komt, aanbidden wij Hem. „Onze Vader.quot;
ü IX. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die met Maria uwe allerheiligste Moeder en met den ir heiligen Aartsvader Jozef tot aan den dood van ir Herodes in Egypte gebleven zijt. Ontferm U onzer, n h. Ontferm Ü onzer, o Kind Jesus, ontferm ü !, onzer. „ Wees gegroet.quot;
148
X. 0 Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die met uwe ouders uit Egypte in het land van Israël zijt wedergekeerd, op reis veel vermoeijenis doorgestaan, en de stad Nazareth tot uwe verblijfplaats gekozen hebt. Ontferm U onzer.
r. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm ü onzer. »Wees gegroet.\' __ _
XI. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind. Gij die in hetliuis van Nazareth aan uwe ouders onderdanig waart en een allerheiligst leven leiddet, Gij die in uw armoedig en werkzaam leven zooveel geleden hebt, en met de jaren steeds aangroeidet in wijsheid en genade. Ontferm U onzer.
li. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm U onzer. „ Wees gegroet.quot;
XII. O Jesus, allerbeminnelijkst Kind, Gij die twaalf jaren oud zijnde, naar Jerusalem geleid, door uwe ouders met droefheid gezocht en na drie dagen in het midden der leeraars met blijdschap gevonden zgt. Ontferm U onzer.
b. Ontferm U onzer, o Kind Jesus, ontferm ü onzer. » Wees gegroet.quot;
Eer zij U, o Jesus, die uit eene Maagd zijt geboren ; eer aan den Vader en den Heiligen Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
OP KERSTDAG EN ONDER HET OCTAAF.
v. Het woord is vleesch geworden. Alleluia.
it. En heeft onder ons gewoond. Alleluia.
(Op andére tijden wordt het Alleluia weggelaten.
149
OP DRIE KONINGENDAG EN ONDER HET OCTAAF.
v. Christus heeft zich aanons vertoond. Alleluia.
B. Komt, aanbidden wij Hem. Alleluia.
GEBED.
Almagtige, eeuwige God, Heer van Hemel en aarde. Gij, die ü aan de kleinen openbaart, geef, bidden wij U, dat wij de allerheiligste geheimen van het Kind Jesus uwen Zoon op eene waardige wijze vereeren en trachten na te volgen, om alzoo het Tiijk der hemelen, dat aan de kleinen beloofd is, te beërven. Door denzelfden Heer Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die met ü leeft en heerscht in eenheid des Heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
quot;Zij, die met een waar berouw over hunne zonden en na gebiecht en de H. Communie ontvangen te hebben, in eene kerk of openbare kapel de godvruchtige oefening ter eere van het Kind Jesus op den 25steu van elke maand bijwonen, en daarbij de twaalf geheimen der H. Kindschheid vereereu, verdienen een vollen aflaat. Men moet de bovenstaande gebeden, die door de H. Congregatie dei-Kerkelijke plegtigheden zijn goedgekeurd, met aandacht lezen en bidden volgens de intentie van Zijne Heiligheid.
quot;Zij, die afzonderlijk met godsvrucht en een rouwmoedig hart deze heilige oefening houden, verdienen eens daags een aflaat van drie honderd dagen.quot;
Verleend door Zijne Heiligheid Pius VII, bijeen decreet van deH. Congregatie der aflaten, 23 November 1819.
Op op, met spoed naar Bethlehem! Zoo sprak eens \'s nachts een eng\'lenste
Tot herders in het veld ;
Een kind ligt daar in armoè neêr Gaat, bidt het aan, \'t is God de Heer, Sinds lang reeds u voorspeld.
Toen de engel dee/.\' bevelen gaf,
Toen daalde een rei van eng len at
Bij lield\'ren maneschijn;
Zij zongen: Lof en eer /ij God Eu vrede zij der menschen lot. Pie goed van wille zijn.
Daar trekt de stoet van herders heen. Een droef geluid, een zwak geween
Verheft zich uit een stal!
Mijn God, is hier uw t1\'00quot;, , V
\' Een schuur voor ü, o god lijk V\\ ich De Schepper van \'t heelal!
4.
Zij treden in maar staan verpiet: Een beestenkrib is \'t kinderbed,
Een bed van weinig stroo !
Toch knielen zij met eerbied neêr ..Het kindjen is uw God en Heer Dus sprak de bemelbó.
Ja, kindjelief in d\' armen stal, Gij zijt de Schepper van \'t heelal,
Beschikker van ons lot! Der herd\'ren lof in onze beê, Wij jubelen met de eng\'len meê : Hosanna, eer zij God!
Christ\'nen, op naar Bethlehem,
Naar het Kindje teer!
\'t Ligt daar in een beestenkrib, Op een stroobed neêr!
Tusschen ezel, tusschen os,
Ligt het lieve Kind.
Haast dan naar Bethlehem,
Tot ge \'t Wichtje vindt.
Christ\'nen, ziet dat schreijend Wicht,
\'t Knaapje zwak en teêr.
Dat ge daar in \'t kribje vindt,
Is ons aller Heer;
\'t Is de groote, rijke God.
Schepper van \'t heelal,
\'t Is des eeuw\'gen Vaders Zoon, \'t Kind daar in dien stal!
Spoedig dan naar Bethlehem,
\'t Lieve kind tot leer, Dat zoo arm ter wereld kwam
Tot ons aller eer;
Gij, die hier in armoê leeft,
Ziet dit god\'lijk Kind, Dat, hoe groot in majesteit. De armoê toch bemint.
Spoedig dan naar Bethlehem,
Prijst dat Kindje zeer!
Door zijn armoê en gebrek.
Zijn wij kind\'ren weêr Van den goeden, grooten God,
Die om Adams val,
\'s Hemels poort gesloten had. Maar nu oop\'nen zal.
Zijt ge nu in Bethlehem.
Zeg dan: Lieve Heer,
Lof en eere duizendmaal. Duizendmaal en meer; Ach, wij wenschen zoo als Gij,
Groot te zijn in deugd.
Hoed dan, zoo is onze beê. Hoed dan onze jeugd!
Juicht met mij, juicht, veldelingen,
Wil, gezaligd herd\'rental.
Een gewijden beurtzang zingen
Bij het nad\'ren tot deez\' stal.
Laat in welige valleijen Uw onnooz\'le lam\'ren weijen,
Vrede heerscht alom op \'t veld.
Vrede en rust zijn ons beschoren,
Nu de heilvorst is geboren, ^
Vreest men voor geen krijgsgeweld.
2
Welk een reeks van droevige eeuwen
Prangde ons \'t juk der slavernij.
Maar de Trooster der Hebreeuwen Maakt ons van die keet\'nen vrij. Nu mag Juda \'t hoofd opbeuren. Juichenquot; daar ze eertijds moest treuren, Ziet, haar Heerscher komt ten troon,. Die den dwing\'land zal verpletten En zich op den zetel zetten
Als vorst Davids Heer en zoon.
Hoe verrukkend zongen de engelen,
Bij \'t alvoedend Bethlehem,
Duizend stemmen hoorde ik mengelen,
\'t Hemelkoor was eéne stem. Sterveling! uw heil komt nader,
Ja, de Zoon van God den Vader
Is nu uw natuurgenoot.
Hij zal Isrels redder wezen.
Voor Hem zal zelf de afgrond vreezen, Hij verwint èn hel èn dood.
\'k Zie nog \'t blozend Oosten glimmen
Van den glans, die in deez\' nacht-Luistervol scheen aan de kimmen
Bij de jongste sohapenwacht :
Toen een maagd den Godmensch baarde Toen de Heiland daalde op aarde,
Toen de spruit uit Jesse\'s stam, Tot een rijsken opgeschoten.
Bloeide als \'t êelst van Abrams loten, Toen Gods liefde tot ons kwam.
Juicht met mij, o juicht, mijn broeders
God de Sterke wordt een kind.
Onze maker, de Albehoeder.
155
Die de winden viert en bindt: Die den bajert deed verdwijnen, \'t Liclit uit duisternisse schijnen, Die de wat\'ren heeft gegrond. Schepper van de hemelkringen.
Voor wiens troon de cherubs zingen Woont nu op dit wereldrond.
In een nederige woning
Ligt Hij als een spraakloos kind Biedt Hem hulde, \'tis uw Koning,
Hij, uw broeder, die u mint.
Ziet wat liefde, boe verteederd. Zoo verbeven als vernederd.
Ligt Hij op het kribaltaar.
Neig, neig, god\'lijk kind uw ooren. Wil ons ned\'rig smeeken hooren. Zalig ons, o Middelaar!
Liever kindje leefde er nimmer Dan Maria\'s god\'lijk Kind,
Dat het in aanminnigheden Ver van alle kind\'ren wint.
\'t Daalde van den hemel neder Als een zwak, armoedig wicht,
Maar hoe blonk het vergenoegen Op zijn god\'lijk aangezigt.
Jozef was zijn voedstervader.
Trouw heeft hij het Kind gehoed;
En het Kindje heeft die zorgen Door zijn liefdeblijk verzoet.
Minlijk Kindje, laat me ü prijzen. Biddend de oogen naar ü slaan ;
Groeije ik met de levensjaren Ook in deugd en wijsheid aan.
•\'a, ja, geef dit, lieve Jesus,
Geef het, geef het, god\'lijk Kind:
\'kWord dan ook bij God en menschen. Als gij, Jesus lief, bemind.
Kindje Jesiis, in een stal,
Uit een arme maagd geboren,
Schoon Gij God des hemels waart, Hebt Gij de armoe meer verkoren Dan de grootheid dezer aard, Die meer ramp dan vreugde baart.
Kindje Jesus, die al vroeg Naar Egypte moest ontvlugten, Doe ons vlieden alle kwaad. Doe ons booze vrienden duchten; Dat wij, van verleiding vrij, Schuld\'loos wand\'len zoo als Gij.
Kindje, door de Moedermaagd, In den tempel opgedragen,
Wij ook geven ü ons hart; Zie toch, zie met welbehagen, Min\'lijk Kindje, God en Heer, Op ons offer zeeg\'nend neêr.
159
Jesus, lief en gocTlijk Kind,
Die reeds .in uw kinderjaren.
Aan de leeraars van de wet, \'s Heeren wetten gingt verklaren,
Acli, doordring ons van Gods woord, Voer ons op den heilweg voort.
God\'Iijk Kindje, doe ook ons,
In de lente van ons leven,
Groeijen in verstand en deugd. Mogen we immer voorwaarts streven Op den weg door U bereid,
Die ons voert tor zaligheid.
Het kindje Jesus niensch geworflen.
Jesus kwam als kind op aarde, Hij, des Vaders een\'ge Zoon, Daalde, tot geluk der menschen, Van den lioogen hemeltroon.
De Englen waren heilgezanten :
Aan de herders in het veld Hebben zij de blijde mare Onder lofgezang vermeld.
En de herders ijlden henen,
En zij vonden in den stal \'t Lieve Kindje, mensch geworden. Schoon de Schepper van \'t heelal.
Hoe, hoe kan het mooglijk wezen, Dat een God hier als een wicht, Als een arm en spraakloos kindje, Tïisschen os en ezel ligt!
161
Om de zonden weg te nemen,
Waar het menschdom onder leed, Heeft zich Jesns met het hulsel Van den zwakken mensch bekleed.
Was het uwe liefde, Jesus,
Uwe liefde tot den mensch,
Die TT ons gelijk deed worden. .. Voor die liefde zonder grens.
Moeten wy U dank betoonen,
Weer beminnen, even teer;
Ja, dat zal ons streven wezen. Kindje Jesus, God en Heer!
11
O O O O O O
Door Pater J\'oirtebs. ® __e E
G
Ik groet U, Jesus, duizendmaal, ^
Die ons bezocht in tranendaal;
Zoet Kind, wees duizendmaal gegroet, c
Die stort voor ons \'t onnoozel bloed, ^
Die wordt zoo bitterlijk doorwond.
Opdat de zondaar zij gezond.
Het woord luidt Jesus, in den tijd.
Omdat gij Zaligmaker zijt,
O Jesu, Jesu, Jesu zoet,
Besproei mij met een druppel bloed !
Dan zal ik zingen te allen tijd,
Hoe dat gij Jesus, Jesus zijt.
O Naam, die eerst door Gods bevel, Geboodschapt is van Gabriël !
O schooner Naam dan dageraad!
O zoeter Naam dan honigraat!
O groener Naam dan \'t levend hout!
O rijker Naam dan \'t fijnste goud!
163 ^ \\\\
O zachter Naam dan tortelduif! 0 verscher Naam dan wijngaarddruif! 0 klaarder Naam dan Zonnestraal! 0 sterker Naam dan louter staal! O grooter Naam dan keizerrijk !
0 Naam, die nooit liad zijns gelijk!
Duikt, bloemkens, wie gij ook moogt zijn, Want hier verliest gij uwen schijn.
En gij, riviertjes, loopt van mij.
Geen vloeijend zilver heeft hierbij. C-Hj, balsemkruidjes, buigt u neer, Gij ruikt zoo zoet niet als de Heer.
Sluit, vogeltjes uw nebje toe :
Ik ben uw zingen nu al moe.
Al wat ik zag of heb gehoord,
Dat is vergeten door één woord;
O Jesu, Jesu, Jesu zoet!
O Naam, wees duizendmaal gegroet.
T
HET LICHT VAN ONS GELOOF.
1
In duisternis en rouw gehuld 1
Lag de aarde, door de zondenschuld
Van Adam en zijn gade;
Gesloten was de hemelpoort • • • •
Eén hoop bestond..... het godlijk woord:
Belofte van genade.
Vergeefs, vergeefs was lang verbeid De blijde komst, zoo vaak voorzeid
Door heilige Godsgezanten,
De komst van die de zegevaan,
Door smart en kruisdood te ondergaan, Op Golgotha zou planten.
Hij kwam, maar niet in vorstenpraal.
En sprak hij nu ook hemeltaal,
Hij vond geen eerbetooning:
Een klein getal van herdren kwam Den grooten Vorst uit Juda\'s stam Begroeten als hun Koning.
Een nieuwe wondre ster verscheen, /iij voerde een drietal hoidnen heen r Naar Hem, den lang lieloofde, Zij erkenden en aanbaden \'t Wicht; En \'t was bij glans van heller licht Dat niet de jood geloofde.
^ ij- Kindje, zien in U den Vorst, IS aar wien heel Isrel heeft gedorst
Sinds viermaal duizend jaren;
Bij \'t volle licht der profecij Erkennen eigt; aanbidden wij tl, Kind, niet d\'englenscharen.
Geprezen zijt Gij, God de Zoon, ■^n Gij 00k geen vorstenkroon.
Gij zijt het Eeuwig Leven,
Der aard beloofd na Adams val. Als die haar weer bevrijden zal En t Hemelrijk hergeven.
Verheug u, Christenschaar ! Wil juichend loven Hem, die van boven Komt, en maakt den heilweg klaar, De vreugd\'rijke Eng\'lenstem Drijft ons naar Bethlehem,
Alwaar geboren is het Kind,
Gods Zoon, die ons bemint.
Hij komt van \'t Hemelhof,
En brengt ons mede Een zielevrede;
Hem zij hartedank en lof!
Treed aan, val hem te voet.
Hij is ons hoogste Goed;
Hij boet voor ons en maakt ons vrij Van zondeslavernij.
In eene reine Maagd Werd hij ontvangen Al ons verlangen Was Hij, die onze ellend\' draagt. Zijn goddelijke gloed Ontvonke ons kil gemoed, Doe ons met lofzang en gebeên. Tot Hem ten stalle intreên.
Minrijke Vredevorst!
Verhoor ons smeeken;
Lesch iiit uw beken Onzen lieil- en hemeldorst.
Laat nit uwe ootmoedszucht Ons trekken deze vrucht:
Dat we U (verleen ons die gena)
Steeds volgen vroeg en spa.
No. 11.
O kersnacht! een der langste nachten, Des Hemels licht breekt door met krachten.
Ragt midden in de duisterheid ; De glans der starren in het duister Verbaast de herders door zijn luister, Als \'s werelds vree hun wordt verbreid.
Een Eng\'lenrei verkondigt vrede, Een helder licht wijst hun de stede, Alwaar de Godmensch nederligt: In eenen stal was, bij twee beesten, In eene kribb\' den Allermeesten Op \'t hooi een ligplaats toegerigt.
Op \'thooi! gewonden, ja in doeken.
Ligt Hij, Verlosser, die de vloeken
Van \'s menschdoms welverdiende straf Op Zijne schoud\'ren hier moest dragen, En zoo, door lijden, pijn in slagen,
Moest door den dood gaan in het graf.
168
Om ons met hem te doen verrijzen, En eeuwig Hem door zang te prijzen,
Voor Zijne liefde, die liem leidt. Om neêr te dalen van Her boven, En zoo op de aard\' te zijn verschoven, Om aller mensohen zaligheid.
O min\'rijk Kind en God te gader ! Een met den heü\'gen Geest en A ader,
Die is, die was, die wezen zal: Van wien, in wien, door wien wij leven Wil ons toch die genade geven,
Dat wij U kennen Een en Al.
No. III.
O Jesus! vleeschgeworden Woord, De Morgenstar, die elk bekoort, Des Vaders Zoons van eeuwigheid. Gelijk met Hem in majesteit, In majesteit. In majesteit.
O Heiland ! glans van \'t eeuwig licht. Tot U blijft onze hoop gerigt.
Verhoor \'t geroep van onze beê, Verleen gena, (schenk uwen vreé.) ter.
\'t Heeft immers U, o Heer! behaagt, Te dalen in den schoot der Maagd, Om \'s menschen heil en zaligheid Te worden vleesch. (zoo lang voorzeid. .
169
Deez\' dag. waar op elk Christen juicht, Deez\' blijde dag uw komst getuigt Als Engel, dien de Vader zond. Een middelaar (van \'t nieuw verbond), ter.
Waar zag ni\'ooit zulk een liefdegloed! ees welkom, Jesus ! wees gegroet; at hemel, aarde, en zee bewoont.
Zijn blijdschap thans (door lofzang toont), ter.
Van ons bevrijd aan \'t helsch gebroed.
Door \'t vloeijen van uw dierbaar bloed /al. Heer, zoo nu als na deez\' tijd,
ü eer en lof (zijn toegewijd), ter.
No. IV.
Aangenaam en lieflijk duister,
Door den starrenglans verlicht;
Gij voorspelt een morgenluister.
Waar de schoonste dag voor zwicht W ijl Messias dezen nacht Zijnen Hemeltroon verlaat.
Voor het menschelijk geslacht. Dat in de erfschuld treuren gaat.
Hij komt hen den vrede schenken. Dien \'t verloor door Adams val:
Heilrijk lot! wie durfde denken. Dat de Godheid in een stal
170
Zou verschijnen als een Kind,
Ned\'rig, in \'t verborgen groot, Dat, daar \'t willige armoê mint.
Rust zoekt in een Maagdenschoot.
Want Maria, die in \'t leven,
Nooit door blinde drift bezield,
Maar door Hemelmin gedreven, . ,,
\'s Werelds schijnsclioon dwaasheid hield Blijft nog Maagd, schoon Moeder Gods. Daar zich \'t Eng\'lenheir verheugt In deez\' heil- en deugdenrots, Zoo voor ouderdom als jeugd.
Welk een vreugd! wat zielsgenoegen. Wordt ons zoekend hart gewaar,
Als we in Beth\'hem ons vervoegen, En den Albeheerscher daar.
Op den schoot der Moedermaagd,
Zien in \'t kleed der sterflijkheid. Hem, die \'t beeld der Godheid draagt. Ons ten heil zoolang voorzeid.
Biedt Ge U aan (om ons te winnen)
Tot dat smartelijk oogenblik.
Sterk dan: Jesus ! onze zinnen,
Om te\' ontgaan des vijands strik, Die ons waar geluk benijd;
Maar, de Hemel zij geloofd! \'t Heillicht, dat Gij voor ons zjt Heeft zijn dwaallicht uitgedoofd.
171
No. V.
O zalig, heilig Betlileliem!
Van duizend steden uitverkoren:
Vereerd meer dan Jeruzalem,
Want Jesus is in u geboren.
O Bethlehem! wel kleine stad,
Klein van begrip, maar groot van waarde
Gij zijt dat aller-eêlste vat.
En de allerrijkste stad der aarde.
Verheug u dan, o Israël!
lioe mogte u meerder heil omringen ?
Tot u treedt in Emmanuel,
Wil uit den zondenslaap opspringen.
O Vorst Messias, wonder groot! Hoe wordt Gij hier aldus gevonden
Op hooi en stroo, in zulk een\' nood In arme doekjes teêr gewonden!
Gij hebt het firmament gemaakt. Alwaar U loven \'s Hemels Geesten;
Maar hier, in armoê en schier naakt. Ligt Ge onder d\'adem van twee beesten.
Gij wordt geboren in een\' stal,
Geen mensoh bekend, bij nacht in \'t stille
Maar de eng\'len zingen met geschal: Vrede aan den mensch van goeden wille.
172
O magtig God ons opperst goed! quot;Wat liefde heeft U dus getrokken,
Dat Gij aanvaardt ons vleescli en bloed V \'t Is om den menscli tot IJ te lokken.
Kom dan tot Hem, gij, Adams kind ! Hoe kunt gij nog de wereld minnen\'?
Daar Jesus zioli aan n verbindt,
Draag aan Hem op, hart, ziel en zinnen
No. VI.
Die de zon haar licht kwam geven. Ligt hier in den duist\'ren nacht; Die al \'t schepsel schenkt het leven, Wordt van velen hier veracht: Hij, de Heer van \'t groot heelal; Die het alles kleedt en voedt.
Ligt hier naakt in d\' armen stal; Ziet eens, wat Zijn liefde doet.
Hij, Hij ligt hier zelf in banden.
Die de vrijheid baren zou;
Die de Serafs doet ontbranden.
Ligt en trilt hier zelf van kou\'. Hij, voor wien de Hemel beeft. Die al de aard\' met vuur beschonk, En met all\', wat op haar leeft,
Ligt hier zonder vuur of vonk.
173
Die aan \'t vog\'lenheer de veêren,
\'tVee en vacht en deksel gaf;
De Oppervorst, de Heer der Ifeeren, Krijgt zelf maar een\' herdersstaf Van de herd\'ren, arme liên,
Voor zijne kribbe stroo en hooi: Daar zij Hem, ten voedsel biên De offers van hun schaamle kooi.
\'t Eeuwig Woord ligt zonder spreken, Kom nu, zondaar, spreek, \'tis tijd:
Doet u zondige gebreken:
Maak ze u aan zijn kribbe kwijt. Spreek Hem nu ootmoedig aan. En belijd Hem uwe schuld.
Daar gij van uwe euveldaên \'tVol ontslag verkrijgen zult.
Bied Hem dan uw hart en leven. Zeg: Heer! dit \'s voor U alleen ;
\'k Zal het aan het vleesch niet geven. Noch de wereld neen: o neen.
\'k Zal het nooit ten dienste biên Aan hetgeen mij van U scheidt: Maar aan U, dat het ü dien\',
Nu en in alle eeuwigheid.
No. VII.
Mijn ziel, gewekt dooi\' de Eng lenstem,
Spoedt zich, verrukt, naar Betlileliem, Om daar te aanbidden, \'t nieuwgeboren Kuul, Waarin, vol vreugd, zij haar Verlosser vindt.
O Kind van eindelooze magt!
Eeuw in eeuw uit, met smart verwacht; Gedoog, dat ik voor U hier nederkmel\'.
Voor U, die komt tot heil van mijne ziel.
Daar \'t Godlijk Licht met de aarde paart. Een Hemelheer bij-een geschaard
TJ looft, wiejuichtthans niet, wienshartzwijgt stil.
Daar Gij brengt vreê den mensch van goeden wil.
Ik zing dan ook met de Eng lenrei Uw\' lof, terwijl ik met ü schrei Om mijne schuld, die U in \'t aardsche dal Uit liefd\' doet komen, U, mijn God, mijn Al
Bezit mijn ziel, o Hemelvorst!
Gij, Heer, naar Wien zij snakt en dorst; Ontvang haar\' tranenvloed en haar gebeên: Wijl gij om haar komt dalen hier beneên.
Bestier mijn hart, mijn ziel en zm;
En geef, dat ik, uit wedermin,
U bijblijv\', steeds tot uwen dienst bereid. Om U te loven, Heer, in de eeuwigheid.
f
175
No. VIII.
O welk een scliitt\'ring, welk geflonker,
Ontwaar \'k in \'t donker! Des Heilands komst wordt liier gemeld. Het heir van God, den Hart-ontvonker, Met een Hemellicht verzeld,
Breng deez\' tijding Breng deez\' tijding Aan de herders op het veld. Bis.
Gods Afgezant zegt: wilt niet vreezen.
Maar vrolijk wezen,
Mijn boodschap geeft u stof tot vreugd : De Zaligmaker, nooit volprezen. De oorsprong van uw zielgeneugt\': Is geboren,
Is geboren,
Gaat, begroet Hem, weest verheugd. Bis.
Men hoort terstond de Hemelingen Verruk\'lijk zingen Een blij gezang tot Godes eer ;
De herders, die deez\' mare ontvingen.
Gaan ter stalle in, knielen neêr. Zij aanbidden,
Zij aanbidden Jesus, hunnen Opperheer. Bis.
Mijn ziel! kom in deez\' stal vernachten. Wil daar betrachten,
Gods liefde tot den sterveling.
En loof hem dan uit al uw krachten;
17(!
Hij zoekt uwe zaliging:
Ja Hij leidt u,
Ja Hij leidt u,
In der nitverkoor\'nen kring. Hts-
No. IX.
O wat wonderlijke dingen,
Wat een ongewoon gezicht!
\'k Hoor hier de Eng\'len vrolijk zingen,
\'k Zie bij nacht het hemelsch licht. Ach! wat groote wonderheden Vind ik in een\' beestenstal!
\'k Zie een Kind, dat hier beneden,
Vreê brengt: Kind, doch Heer van all.
De eeuwige wordt nu geboren;
Die niet lijden kan, lijdt pijn;
\'t Woord heeft zijne spraak verloren,
En de Zon is zonder schijn: De Almacht is in slechte doeken:
Wijsheid zelf schuilt in dit Kind; De Eng\'len komen God daar zoeken, Waar \'t onnoozel Wicht zich vindt.
Wie kan dit ooit achterhalen,\'-Dat het is geweest een stal.
Om den luister te bepalen
Van den Koning van \'theelal!
Daar Gods Zoon zich komt vertoonen
In de diepste ned\'righeid!
Bij de beesten wil Hij wonen In de plaats, Hem toebereid.
177
Weg dan, rijkdom, pracht en eeren!
Liever ben ik ned\'rig rein;
Daar ik zie den Heer quot;der Heeren
Arm, verlaten, zwak en klein. Beter in den stal te blijven Bij Maria en haar\' Zoon,
I)an de quot;wetten voor te schrijven Op Herodes\' trotschen troon.
Bij de kribbe is mijn genoegen; ^ t Is de stal, die mij behaagt, \'k Zal mij hier bij Jesus voegen; _ En bij de allerreinste Maagd. Vruchtloos is het op te zoeken
Schatten, hoogen staat en eer. Alles vindt men in deez\' doeken\', In dit Kind, mijn God en Heer.
No. X.
Hoe laat zich de blijdschap hooren
Van de zaamgevloeide schaar! Die \'t gejuich der Eng\'lenkoren,
In haar\' boezem wordt gewaar: Nu de Heerseher van heel de aarde,
jSTu de Koning van \'t heelal,
Dien een maagdenschoot haar baarde, Wordt geboren in een stal.
De Engel van den raad des Heeren
Komt als \'s levens rijkste bron, \'tLigchaam van een Maagd vereeren-
12
178
Uit een star verschijnt een zon.
Deze zon gaat nimmer onder ;
Deze star blijft, rijk van glans,
ScHtt\'ren, als liet grootste wondei Aan den blauwen hemeltrans.
Zoo, gelijk een star in \'t duister Blinkt en licht, is deze maagd Altijd zuiver, rijk m luister.
Met haar\' Zoon, reeds opgedaagd.
En gelijk geen star m t stralen,
Ooit den glans der and\'ren dooit; G(
7,ipt men ook den luister piaien,
V.™ » Zo» om \'s Moeders koofd. 6,
De eer der bergen van t heelal.
Daalt bij \'t ned\'rig hysop ine\'le\';q
•Neemt een plaats in t la8® c|a\'v \'t Woord, de beeldt\'nis van ^el\'
Wordt nu vleesch uit eene Maagd, E
Die dus God en mensch te gadei,
In haar zuiver ligchaam draagt. I
Isaïas kwam \'t verkonden;
En der Joden synagoog,
Bleef met blindheid nog omwonden
Schoon dat \'t licht haar straalde m too ]
Maar gelooft zij geen i rofeten,
Zü geloov\' dan \'t Heidendom,
De Sybillen doen \'t haar weten;
Geen orakel blijft er stom.
179
Ongelukldgen! wilt nad\'ren ;
Legt tocli af uw ongeloof:
Hoort de stem van uwe Vad\'ren,
Blijft niet voor limine inspraak doof. Uien d\'Aartsvaders u voorspelden,
Hij, die \'s Vaders oog behaagt,
Dien de Schriften u vermelden,
Is geboren uit een Maagd.
No. XI.
Geef nu, o mensch! een liefdeblijk,
En zing op blijden toon ;
God noodt ons allen tot zijn rijk ;
Daarom zendt Hij Zijn\' Zoon. bis.
Hij daalt, die ons behoeden zal:
Om ons wordt Hij een Kind :
Ga, ga naar Bethlenrs Beestenstal, Hem zien, die ons zoo mint. bis.
Een^ Engel brengt deez\' blijde maar\'
^ an ons verlossingswerk ;
De vreê wordt door Gods Eng\'lenschaar Verkondigd door het zwerk. bis.
Gods Zoon, omkleed met vleesch en bloed.
Geboren uit een Maagd,
Ligt daar, o wond\'re liefdegloed,
Dien Hij den mensch toedraagt! bis.
Om ons komt Hij uit quot;s Vaders schoot; Om ons komt Hij beneên;
180
Treed toe dan mensch, in uwen nood, Met lofzang en gebeên. Us.
Juich! juich, mijn ziel! maak blij geschal |
Zing Zijnen naam ten prijs:
Hij is \'t, die u geleiden zal In \'themelsch Paradijs, his.
No. XII.
De spiegel van Gods Majesteit,
De glans van \'t eeuwig Licht. Het beeld van Gods zelfstandigheid, Verschijnt aan ons gezigt.
De Star, uit Jacob opgegaan,
Het zaad van Abraham,
Gaat zich met onze schuld belaan. De Leeuw uit Juda\'s stam.
Die de Alpha en Omcya heet,
\'t Beginsel uit het end ,
Is met een heerschappij bekleed, Die geene palen kent.
De zoon van David, Jesse\'s spruit,
De God van Israël,
Volbrengt zijns Vaders raadsbesluit; Hij is de Emmanuel.
Gezegend is ily, die, alhier.
Komt in des Heeren naam;
Ontbloot van allen aardsehen zwier Roept Hij Zijn volk te zaam\'.
Hij is geboren uit een\' Maagd,
Gods welbeminde Zoon. 0 Hij is \'t die onze smarten draagt, O mensch! volg Zijn geboön.
No. XIII.
611 Z01^ en dommer vluchten, t Menschdom heeft niet meer te duchten,
ant in eenen armen stal Is den Eedder, is den liedder van \'t heelal,
Ter^ geboorte, een\' plaats gewezen, Om uit liefde, om uit liefde ons te genezen, Van het aangeboren kwaad,
Daar de ziel om treuren gaat. bis.
Hij, der Eng\'len lust en leven.
Voor wiens magt de duivels beven.
Ligt hier naakt als zonder kracht.
Heel verschoven, heel verschoven en veracht.
Hij, die \'t zonlicht eerst verwekte.
En den sterv\'ling en den sterv\'lingoverdekte Met zijn God\'lijk liefdevuur.
Beeft van koude in de open schuur, bis.
Welk een plaats vol zorg\'hjkheden Koost gij voor uw teed\'re leden,
Teeder Kindje: was \'t bestemd.
182
Dat Ge, om zondaars, dat Ge, om zondaars vastge
In der zonden boei, te ontheffen, (klemd \'t Vreêverboncl met, \'t vreêverbond met God te Tot der mensclien heilbelioud, (trellen _ Dus op de aard\' verschijnen zoudt ? his.
Hoor dan ons ootmoedig smeeken :
Smoor de zondige gebreken,
En gedenk geen jonkheids schuld,
Maar verleen ons, maar verleen ons, bij geduld.\'
Kracht, om \'t zondige te weren,
U als \'t hoogste, U als \'t hoogste goed begeeren: IJ, die ons den weg bereidt ^
Tot een zalige eeuwigheid, bis.
Xo. XIV.
De schaduwen verdwijnen.
Wij zien aan \'s Hemels trans, Met schitterenden glans. De schoonste star verschijnen : Die aan ons komt verkonden. Dat \'s levens Opperheer Daalt van Zijn\' troon van eer Op de aarde om onze zonden.
Welaan nu, stervelingen !
Verheft uw hart en stem. Om \'tned\'rig Bethlehem
183
Een\' lofzang toe te zingen.
Daar is Hij nu geboren,
In eenen armen stal,
Die u herstellen zal In \'t heil, door n verloren.
O roem en eer der steden. Wat wordt uw heilstaat groot, Daar ge, uit een\' Maagdenschoot, Met teed\'re en kindsche leden Den meester. Heer en Koning Van Hemel en van aard\'
Ziet, tot uw\' lof, gebaard, Tn eene herderswoning.
Komt, volgen wij de rijen.
Van \'t juichend Eng\'lendom, En blijden herd\'rendom, Met fluiten en schalmijen.
Laat ons Zijn lof verbreiden. Die uitwischt schuld en leed Van Adams boomvrucht-beet. En ons ten heil zal leiden.
Men eere en loov\' den Vader, Die in zijn een\'gen Zoon Zijn goedheid spreidt ten toon. Als \'s levens heilbronader.
TJ, Heer van dood en leven ! Zij daarvoor dank en lof.
Van de aarde en \'t Hemelhof In eeuwigheid gegeven.
184
No. XV.
Juich! mijn ziel, wil vrolijk zingen Hij. die verlossen zal,
(Die omvat de hemelkringen) Is geboren in een\' stal.
Wil hier den Messias loven,
Val in ootmoed voor Hem neer
Tot ons heil komt Hij van boven Hij is onze God en Heer.
Wil met wedermin Hem danken. Die hier zoekt een zielenoogst;
Zing, mijn ziel! met blijde klanken Lof zij God in \'t Allerhoogst\'\'.
Laat uw\' lofzang zich vereenen Met den zang der Hemelschaar,
Doch wil ook uw schuld beweenen, Die Hem leidt naar \'t slagtaltaar.
\'k Bid, o Godmensch! wil ontvangen Van mijne ziel, die Gij zoo mint.
Hare tranen, haar verlangen Naar U, o zachtmoedig Kind!
Ach mijn Heiland! wil bestieren \'tHart, dat U is toebereid;
Wil het met U Godsmin sieren, Die ter eeuw\'ge vreugd geleidt.
185
Juicht! o menschen! Hij, die de aarde Met de vollieid die ze u baarde,
Üit liet niet te voorschijn bracht, En den Hemel, zoo vol luister,
Voor u riep uit ak\'lig duister, Is geboren dezen nacht.
Hij, de Zoon des eeuw\'gen Vaders, Die \'t geweld des aartsverraders, Voortgeteeld uit d\' eng\'lenval, Waardoor de meeste menschen vielen. Door zijn komst eens moest vernielen, Is geboren in een\' stal.
Hij, de bron van heil en orde,
Is voor ons nu mensch geworden.
Met de sterflijkheid bedeeld;
Om ons allen door zijn sterven \'t Eeuwig leven te doen erven, Als herschapen naar zijn beeld.
üit de Moedermaagd geboren.
Door de Godheid zelf verkoren
Tot het groot verzoeningswerk,
Komt de Vorst der Cherubijnen.
In het sterflijk vleesch verschijnen. Tot den opbouw van Zijn kerk.
Die den grondslag en den drempel, Van dien Godgewijden Tempel Eens zal leggen in zijn bloed.
186
Als Hij de erfschuld aller mensclien,
Naar de aartsvaderlijke wensclien,
Door yijn dood aan \'t kruis voldoet.
Juicht, en komt dan, stervelingen!
Gode lof en glorie zingen:
Eert den Godmensch in dit Kind,
Voor u nu in liet vleescli verschenen; Om u weder te vereenen,
Met den Vader, die u mint.
* No. XVII.
De blijde dag is thans verschenen;
De dag, die Adams nageslacht,
Door Vorst Messias, zal vereenen
Met God, een dag zoo lang verwacht; De dag, die \'s werelds duisterheid Verdrijft, en ons ten heilweg leidt.
De Heilzon, die ons komt beschijnen,
Wijst ons den weg naar \'t hemellicht, Zij doet den falen nacht verdwijnen.
Dien Adams val ons had gesticht: Een val, die nu Gods een\'gen Zoon, Doet nederdalen van Zijn troon.
Die Zoon, uit eene Maagd geboren. Verschijnt hier in dit jammerdal. Om, al wie naar zijn stem wil hooren, Te brengen tot het zalig tal.
Juich dan, mijn ziel! zing Hem ter eer Hij is uw God, uw Opperheer.
187
Hij, die ons \'t eeuwig goed doet erven,
Ligt in een\' beestenstal op hooi!
Zijn ootmoed doet Hem alles derven, Ontbloot, ja wavscli van wereldtooi. Hij, die \'t heelal geschapen heeft,
Is de armste van al wat hier leeft.
Hij, die het star-gewelf doet blinken. Die \'t menschdom onderhoudt en voedt, ; Schier naakt! — Ik voel mijn\' geest me ontzinken. Als \'k overweeg dien liefdegloed; \'k Voeg mij bij u! o Englenschaar! En loof met u, \'d Alzegenaar.
Ik val voor Uwe voeten neder,
O liefderijk, zachtmoedig Kind!
O Kind zoo minnelijk als feeder!
Maak mij van zondaar tot Uw vrind. Mijn ziel hoort Uwe liefdestem; Ze omhelze U blij te Bethlehem.
No. XVIH.
O mensch! loof Clod, wil u verblijden. De Hemelvorst komt u bevrijden
Van d\' angst, gewrocht door Adams val; Laat thans uw hartedroefheid varen, En juich verheugd met de Eng\'lenscharen, De vrede daalt op \'t aardsche dal.
De Hemel is alreê ontsloten,
De waarheid, uit der aard\' gesproten,
188
Is opgegaan in dezen nacht;
Messias is liier al verschenen;
Hij zal den menscli met God vereenen, Hij, die zoo lang Her was verwacht.
Het Woord vol van genade on waarheid. Een Licht, dat blinkt vol hemelklaarheid, Het voor ons vleeschgeworden Woord; Gods Beeld, de ware Spruit des Heeren, Komt ons den weg ten heil hier leeren; Welzalig is hij, die Hem hoort.
De Heilzon, uit de kim gerezen, Des menschen Zoon komt ons genezen
Van \'s lusthofs boomvruchts zielesmet; Hij komt der slange list vergruizen. En doen uit \'s menschen hart verhuizen; Hij is \'t, die haar den kop verplet.
De Heiland, \'s menschen Hartewaker. Gezalfde, Heer en Zaligmaker,
De welbeminde Zoon van God, Verwaardigt zich met ons te wonen, Om aan den zondaar \'t pad te toonen Naar het volzalig heilgenot.
Deez\' Godmensch, onze Zielehoeder, De Emmanuel, ja, onze Broeder,
Die door Zijn krachtwoord alles draagt Wiens naam is. Wonderlijke en Sterke Het Hoofd van \'tligchaam Zijner Kerke Is nu geboren uit een Maagd.
No. XIX.
O wond\'re naclit! waarvoor het licht, Des schoonsten dags, hoe schitt\'rend, zwicht: De grootste Vorst, de Hemelheer Daalt op ii, in een kribbe neêr.
Voor \'t menschdom als een nienschenldnd, Een menschenkind.
Maria, die _uit Davids stam.
Uit Anna\'s schoot te voorschijn kwam. Des zuiv\'ren Jozefs zuivere Bruid,
Wordt Moeder van dien Hemelspruit;
j Zij baart den een\'gen Zoon van God, Den Zoon van God.
Hij, \'s eeuw\'gen Vaders Evenbeeld, Het Woord, vóór de eeuwen voortgeteeld, Nam dus het sterflijk vleesch eens aan. Om \'t menschdom van den dood te ontslaan, Wien \'t was ten prooi om Adams schuld. Om Adams schuld.
Hij, die uit niet mede alles schiep:
En in het eerste daglicht riep,
Daalt uit het heilvol Hemelrijk,
Wordt nu zijn schepselen gelijk,
In \'t ned\'rig kleed der sterflijkheid. Der sterflijkheid.
Nu kent de blijdschap maat noch peil. De grondslag van ons eeuwig heil Is nu gelegd te Bethlehem,
Verheft, o menschen ! uwe stem.
190
Tot lof en dank aan d\' Opperheer, Aan d\' Opperheer.
No. XX.
Op dezen held\'ren winternacht,
Wordt ons het grootst geluk gebracht, De schuldvoldoener, heul en troost Van d\' eersten Vader en zijn kroost, Verschijnt in \'t licht te Bethlehem, Te Bethlehem.
De Zoon, bedeeld met \'s Vaders macht. Die \'t al uit niet te voorschijn bracht, Ligt hier geboren als een kind, Dat men in schrale doeken windt, In eene krib in d: armen stal, In d\' armen stal.
Maria wordt hier Moedermaagd,
Dewijl zij \'t God\'lijk oog behaagt. Zij baart haar Kind, den Hemelvorst, Die naar der menschen welvaart dorst, En Adams schuld eens zal voldoen. Eens zal voldoen.
Nu staat natuur verbaasd en stom. De Godspraak van \'t Profetendom Wordt nu vervuld in dit klein Wicht: Dat zich ter onzer zoen verplicht Den dood te sterven aan het kruis, Eens aan het kruis.
191
Juich, juich dan, Adams nakroost! juich! Dat ieders vreugd zijn\' dank betuig\'
Deez\' nacht bracht u dat grootst geluk. Dat u ontheft van allen druk.
Men eer Hem met het Eng\'lenkoor, Het Eng\'lenkoor.
W at wond\'ren moet ik hier aanschouwen! Ik zie den God van eeuwigheid. Als kind, dat zonder onderscheid Met ons hier ligt, wie kan \'t ontvouwen ?
\'k Zie Hem, die alles heeft geschapen, \'t Heelal op Zijnen vinger draagt, En alles werkt wat Hem behaagt,
In de armen Zijner Moeder slapen.
Ik zie den Heer der Hemelscharen,
Om wien het Eng\'lendom steeds juicht, Voor wien de gansche wereld buigt,
Zich met de kleine kind\'ren paren.
Ik zie Hem hare borsten ziiigen.
Die alle scheps\'len, al wat leeft. Het onderhoudt en voedsel geeft,
Als \'t redelicht ons doet getuigen.
Ik zie Hem die van boven dondert,
En \'t bliksemvuur op de aard\' verspreidt Een Wichtje, dat nu lacht, dan schreit: Wie moet met mij niet staan verwonderd?
192
Met wat een\' eerbied moet ik knielen Voor dit almachtig Wonderkind ! Hoe moet liet zijn van mij bemind, Dat niets zoekt dan bet beil der zielen.
O God\'lijk Kind, o Heer der Heeren ! Wil mij met lacbjes van gena,
Daar ik op U mijne oogen sla, Verblijden, en uw oog toekeeren.
Verrijk mij met een\' scbat van gaven, Beheerscbt met liefde tocb mijn hart; Vertroost mij in mijn\' druk en smart, En voer mij naar de Hemelhaven.
Biz.
Gebeden onder het 11. Misoffer.....77
Bijzondere gedachtenissen onder de H.Mis. 110
Epistels en Evangeliën van Kerstmis. . . 117
Litanie van de Geboorte des Heeren. . . 133
Litanie tot het goddelijk Kind Jesus . . 136 Aflaten verleend aan de devotie ter eere van
Dp Geheimen der Heilige Kindsheid . . 145
INHOrl).
Kerstmis..........
Christus\' Geboorte •_.......
De Geboorte van Christus ..••••
Het Kindje Jesus.......• quot;
Loflied tot het Kindje Jesus . . . • • Het Kindje Jesus mensch geworden . • Ik wroet U Jesus. Door Pater Poirters . Het Kindje Jesris, het licht van ons geloot Verheug u, Christenschaar . . • \'
O Kerstnacht! een der langste nachten O Jesus ! vleeschgeworden ^ oord . Aangenaam en lieflijk duister .
O /.alio-, heilig Bethlehem Die de\'zon haar licht kwam geven .
Mijn ziel. ge wekt door deEnglenstem.
O welk eenschitt\'ring,welkgeflonker
O wat wonderlijke dingen . . •
Hoe laat zich de blijdschap hooren Geef nu o mensch een liefdeblijk De spiegel van Gods Majesteit .
Angst en zorg en kommer vlugten . Beschaduwen verdwijnen . • •
Juich, mijn ziel! wil vrolijk zingen . Juicht, o menschen. Hij, die de aarde . De blijde dag is thans verschenen . O mensch! loof God, wil u verblijden . O wond\'re nacht! waarvoor het licht Op dezen held\'ren winternacht . . Wat wond\'ren moet ik hier aanschouwen
Bi] don uitgever dezes i.s vroeger verschenen:
De Bruid des Konings te Paray-le-Monial,
door W. van Nieuwenhoff 8. J. (132 blz., f 0.30. 3o druk.)
Bloemen uit Paray-le-Monial. Geestelijke grondstellingen van de Gelukz. Margaretha Maria voor iederen dag der maand; 3e druk, 48 bladz., 25 ets.; bij getallen tot minder prijs; een allerliefst boekje, keurig uitgevoerd, gepaard bij degelijken inhoud.
Het Heilig Uur. Oefeningen en Gebeden bij de gedurige aanbidding en het gebed van Veertig Uren. Biecht-. Communie- en misge-beden, ruim 200 bladz., ing., 30 ets., in linnen prachtb. 60 ets., in fijnen band met kastje/1.50, (in één jaar werden er 2 duizend Ex. geplaatst. 2e druk) de 3o druk is ter perse, verschijnt in 1885, vermeerderd met gebeden H. Hart.
De Toevlucht der Zondaren. De schoonste der Meimaanden door den H. Kerkleeraar Alph. Maria de Liguori, met een voorrede van den HoogEcrw. Heer J. H. quot;Wensing ; 260 bladz., 65 ets., gebonden in een linnen bandje 80 ets., 3e druk.
Het Meiboekje voor Kinderen, door Jonk-
- vrouwe van A., 2e druk, 100 bladz., 20 ets., bij getallen tot minder prijs.
Korte Onderrichtingen, opmerkingen en gebeden bij het toedienen der H. H. Sacramenten volgens het Eituale Romanum, het Pontificale Eomanum en andere goedgekeurde werken door W. B. M. Ckamee S. J. 2e vermeerderde uitgave, 145 bladz., ing. 40 ets., gebonden 00 ets.
Gedichten en Ver/jes, ten gebruike bij verschillende voorkomende gelegenheden
voor Kinderen on Jongelieden door wijlen H. J. Helmhb, met een aanbevelend voorbericht van -J. A. Albekdingh—Thijm, Se druk, 88 bladz., ing. 50 ctsv geb. in linnen 90 ets.; in dit bundeltje vindt men behalve Nieuwjaars-en verjaringsfeesten ook versjes voor de eerste H. Communie, Priesterfeesten, Bidprentjes enz. Dezelfde ïiitgave alleen voor Nieuwjaars-, verjaar- en huwelijksfeesten, ook geschikt voor niet-Katholieken, 74 bladz. 25 ets.
De stille Krijg der Vrijmetselarij tegen Troon en Altaar naar Dokumenten, 2o druk, 290 bladz. f 0.75.
Gronden der Doorzichtknnde (Perspectief) met een korte verklaring der Beschrijvende Meetkunde (Projectieleer) enz., door Adiuaan Apol. leeraar M. O. Amsterdam, 150 blz../1.25. Gezangen voor Congregatiën, waarvan de meeste in gebruik zijn bij de Aarts-broederschap der H. familie, 6e druk, 104 blz. 20 ets.
Tevens maak ik mijne geachte Clientèle opmerkzaam, dat hij alle goedkoope aanbiedingen van Boeken, gedaan door de Heeren Cohen, Bolle en Koster, kan leveren franco en voor denzelfden prijs. Van deze gelegenheid maakt hij gebruik, om zich tot het quot; leveren van Boekdrukwerk aan te bevelen, daar hij door aankoop sedert eenigen tijd Eigenaar is geworden van een Persje enz. Ook gaat hij voort met het plaatsen van Advertentiën in alle binnen- en buiten-landsche Dag- en Weekbladen ZOSTDEE. VERHOOGIWG. - het binden van Boeken, van af do eenvoudigste tot de fraaiste banden en het abonneeren op Hollandsche-, Fransche-. Duitsche- en Engelsche Tijdschriften.