-ocr page 1-

A N D li K W M I) R R A Y

1

-ocr page 2-

GUNNING

7

A

45

1 1

J.H.fiüNNINZaJJI:

^ibi etAmi^is

1 iÜEf\\\\TE5KfëP£bni |

LJ

W.»/.L.etj5gt;DElWj? j

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

G U N N i N O yr

WACHTENDE OP GOD

DOOR

ANDREW MURRAY

Schrijver van:

w

gri

Bltjf tn Jezus, Ziende op Jezus, Waarom gelooft gij niet? enz.

\'9

Uit het Enckelsch.

\'3^

ftldUOTHEEK DER K1 j K 3 U i\\i IV F R SIT £ i 7 f f\'? E C H T

\'s-GR A VEN H W. A. BESCHOOR.

(/Xgt;

-ocr page 6-
-ocr page 7-

VOORREDE.

Kort voor mijn vertrek naar Engeland, was ik meer dan anders vervuld met de gedachte, dat wij zoowel bij onzen persoonlijken als openbaren godsdienst. God meer moeten erkennen. Ik gevoelde, dat wij ons volk bij zijne Godsvereering moeten leeren om meer op God te wachten. Het doei onzer prediking moet meer en meer zijn, om de gemeente een dieper gevoel van Gods tegenwoordigheid te doen verkrijgen, haar meer in onmiddellijke aanraking met Hem te brengen en zich geheel afhan kelijk van Hem te gevoelen.

Aan eenen maaltijd in Exeter Hall sprak ik met enkele woorden deze gedachte uit in verband met onzen geestelijken arbeid. Vroeger deelde ik reeds mede, dat ik verbaasd was over de algemeene instemming, die ik ondervond, en ik zag in, hoe Gods Geest denzelfden wensch in menig hart had doen ontwaken.

Mijne ervaringen, die ik maakte bij enkele personen en ook in het algemeen, hebben deze over-

-ocr page 8-

VOOBREDE.

tuiging tot rijpheid gebracht. Het is of ik zelf pas begin in te zien, welk eene diepe waarheid er in onze betrekking tot God ligt, n.1. als middenpunt van het wachten op God en hoe weinig wij daarvan in ons leven en in ons werk doordrongen zijn. Deze overdenkingen zijn de uitingen mijner overtuiging en van dien wensch om de aandacht van Gods volk te richten op het eene groote geneesmiddel voor al onze nooden.

Zoo zend ik dan deze mijne gedachten uit, met de bede dat Hij, die het zwakke liefheeft, Zijne zegen mede zal geven.

Moge de Heer ze gebruiken om allen tot zich te trekken; om ons èn in de praktijk èu door ervaring de gezegende kunst van het wachten alleen op God te leeren. God geve dat wij een duidelijk inzicht krijgen, hoe groot de invloed Zou zijn van een leven, niet in overpeinzingen, niet in verbeelding noch van werken in eigen kracht, maar geheel onder de bezieling des heiligen Geestes wachtende op God.

Mijne groeten aan al Gods Heiligen, die ik het voorrecht had te ontmoeten en niet minder aan hen, die ik niet ontmoette.

Uw broeder en dienstknecht, ANDREW MURRAY.

IV

-ocr page 9-

Eerste Dag.

WACHTENDE OP GOD :

ais op ben lt;5oö onset saligbetö.

„Immers is mijue ziel stil tot God, van Hem is mijn heil.quot; Ps. 62 : 1.

Indien onze zaligheid werkelijk uit God is en evenals ons gansch bestaan geheel Zijn werk is, dan volgt daaruit noodzakelijk, dat het onze eerste en heiligste plicht moet zijn, op Hem te wachten en te doen wat Hem behaagt. Op Hem te wachten, is dan de eenige weg tot zaligheid, de eenige ware weg om Hem te leeren kennen als den God onzer zaligheid. Alle moeielijkheden, die ons verhinderen om de zaligheid te beërven, worden veroorzaakt door de gebrekkige kennis en het verzuimen van het wachten op God. Al wat de kerk en hare leden noodig hebben, om de

1

-ocr page 10-

WACHTENDE OP GOD.

openbaring Gods in de wereld te kunnen opmerken, is het terugkeeren tot onze ware plaats, de plaats die ons betaamt, beide in de schepping en in de verlossing, de plaats van volkomen afhankelijkheid van God. Laat ons de eerste beginselen trachten te leeren kennen van dat zoo gezegend en nuttig wachten op God; het zou ons kunnen helpen om de redenen te ontdekken, waardoor deze genadegave zoo weinig in beoefening wordt gebracht, en om in te zien hoe wenschelijk het is, dat de kerk en wij ieder persoonlijk tot eiken prijs dat gezegend geheim leeren kennen.

De groote noodzakelijkheid van dit wachten op God, ligt zoowel in de natuur van den mensch, als in de natuur van God. God de Schepper, formeerde den mensch, om in dien mensch Zijne kracht en Zijne goedheid te openbaren. De mensch moest in zichzelf noch de fontein des levens, noch kracht, noch geluk bezitten; de altijd levende en eenig levende God moest telkens weder de Uitdeeler zijn van alles wat de mensch noodig heeft. Het geluk en de zaligheid van den mensch zou niet afhankelijk of onafhankelijk zijn van den mensch, maar afliankelijk van eenen onuitsprekelijk

2

-ocr page 11-

WACHTENDE OP GOD.

rijken en liefdevollen God. De mensch moest telkens weder uit Gods volheid ontvangen, en als gevallen schepsel zou dat zijne zaligheid zijn.

Na \'s menschen val was hij nog veel afhankelijker van God dan vroeger. Niet de minste hoop bestond er om uit dezen toestand des doods te worden gered huiten God, buiten Zijne macht of buiten Zijne liefde, \'t Was God, die het werk der verlossing in den mensch begon, en het is God alleen, die dat werk voortzet in eiken geloovige. Zelfs de bekeerde mensch heeft geen kracht om het goede te volbrengen: hij heeft niets en kan niets bezitten, dat hij niet elk oogenblik ontvangen moet; het wachten op God is voor den mensch even zoo onmisbaar en moet even voortdurend en onafgebroken zijn, als de ademhaling, die zijn aard-sche leven onderhoudt.

Omdat de christenen hunne betrekking tot God niet kennen en niet weten hoe arm en hulpbehoevend zij zijn, gevoelen zij hunne volstrekte afhankelijkheid niet en kennen de onuitsprekelijke zaligheid van het altijd wachten op God niet. Zoodra een geloovige het begint in te zien en er in toestemt, dat hij door den Heiligen Geest alles moet ontvangen, wat God

3

-ocr page 12-

WACHTENDE OP GOD.

4

in hem werkt, wordt het wachten op God zijne schoonste hoop en zijne grootste vreugde. Zoodra hij leert verstaan hoe God, als God, als de oneindige Liefde, een welbehagen heeft om Zijn eigen natuur aan Zijn kind mede te deelen, hoe Hij nimmer moede wordt om voor het leven en de kracht van Zijn kind zorg te dragen, verwondert het hem, dat hij ooit anders over God heeft gedacht, dan dat Hij was een God op Wien wij moeten wachten den ganschen dag. God onophoudelijk gevende en werkende : Zijn kind voortdurend wachtende en ontvangende, dat is een gezegend leven.

„Waarlijk mijne ziel is stil tot God, van Hem is mijn heil.quot; Wij moeten beginnen op God te wachten om ons zalig te maken. Daarna ontwaren wij, dat de zaligheid ons tot God brengt, en ons leert om op Hem te wachten. Eindelijk zien wij in, en dat is het beste, dat het wachten op God op zichzelf reeds de grootste zaligheid is. Het is Hem alle macht en allen roem toe te schrijven ; het is de ervaring, dat Hij ons alles is. Moge de Heer ons de zaligheid leeren van het wachten op Hein !

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

-ocr page 13-

Tweede Dag.

WACHTENDE OP GOD; Wc gronötoon van one leven.

„Op Uwe zaligheid wacht ik, o Heer!quot;

Gen. 49:18.

Niet gemakkelijk is het, om juist te weten in welken zin Jakob deze woorden gebruikte, toen hij als profeet de toekomst zijner zonen voorspelde. Maar zij geven duidelijk te kennen, dat hij èn voor zichzelf èn voor zijne zonen alles van God alleen verwachtte. Op Gods zaligheid wachtte hij ; de zaligheid, die God beloofd had en die God alleen kon bewerken. Hij wist zich en zijne zonen onder Gods hoede. Jehova, de eeuwige God, zou in Jakobs zonen toonen, wat Zijne almacht vermocht. De woorden : „Op uwe zaligheid wacht ik, o Heer !quot; wijzen heen naar

-ocr page 14-

WACHTENDE OP GOD.

die wondervolle geschiedenis der verlossing, die nog niet voltooid is, en op de heerlijke toekomst in de eeuwigheid. Zij toonen ons, dat er geen zaligheid denkbaar is zonder God, en dat het onze eerste plicht en ons grootst geluk is, om die zaligheid, hetzij voor ons zelve, hetzij in wijderen kring, van God te verwachten.

Denken wij eerst aan onszelven en aan de onuitsprekelijke, heerlijke zaligheid, die God voor ons in Christus bereid heeft, en nu in ons dooiden Heiligen Geest verder volmaken en werken wil. Laat ons die zaligheid zóó lang overpeinzen, totdat wij beseffen, dat ook het geringste aandeel aan die heerlijke zaligheid van uur tot uur het werk van God zelf moet zijn. God kan Zijne genade. Zijne goedheid en kracht niet mede-deelen als een uitwendig iets dat Hij ons geeft, zooals Hij ons de regendroppelen uit den Hemel geeft. Neen ; Hij alleen kan die zaligheid schenken, en wij kunnen er slechts van genieten, omdat God zelf de zaligheid onmiddellijk en onafgebroken werkt. De eenige reden waarom Hij die zaligheid niet krachtdadiger en voort-durender werkt, is, omdat wij er,Hem geen gelegenheid toe geven. Wij verhinderen Hem, hetzij door onze onverschilligheid, hetzij onulat

6

-ocr page 15-

WACHTENDE OP GOD.

wij die zaligheid zelf willen bewerken, zoodat God niet kan doen, wat Hij zou willen doen. En wat Hij van ons vraagt in den weg van eenswillendheid, gehoorzaamheid en vertrouwen, is alles vervat in dit ééne woord: Wachten op God, wachten op Zijne zaligheid.

Dat woord vereenigt in zich èn het diepe gevoel onzer volkomen onmacht om het goede te werken, èn het volkomen vertrouwen, dat onze God die zaligheid zal werken door Zijne goddelijke kracht.

Nog eens, ik herhaal het, laat ons die zaligheid, die God in ons werken wil, bepeinzen, totdat wij de volle beteekenis er van beseffen. Ons hart is het tooneel van eene goddelijke werking, nog wonderbaarder dan die der schepping. Wij kunnen even zoo weinig aan onze zaligheid iets toedoen, als aan de schepping der wereld. Behalve dat God in ons werkt het willen en het doen. God vraagt ons slechts, dat wij ons zullen overgeven, dat wij zullen toestemmen om op Hem te wachten en Hij zal alles wèl maken. Laat ons overdenken en stil zijn, totdat wij zien, hoe goed en gezegend het is, dat wij God alleen alles laten doen; dan zullen wij in diepen ootmoed ons nederbuigen

7

-ocr page 16-

WACHTENDE OP GOD.

en spreken: „Op uwe zaligheid wacht ik, o Heer!\' De diepe en gezegende achtergrond van al ons bidden en al ons werken zal dan zijn : „Waarlijk mijne ziel wacht op God.\'

De toepassing van deze waarheid in meer uitgebreiden kring of voor degenen, onder wie wij leven, of voor wie wij bidden, voor de kerk van Christus rondom ons, of in de gansche wereld, is niet moeielijk. Er kan geen goed zijn, dat God niet werkt; ons eenig streven moet zijn, wachten op God, wandelen in geloof en vertrouwen in Zijne daden, en in dat geloof te bidden, dat Hij Zijne almachtige kracht in ons volbrenge. Gezegend zij, wier zielsoog geopend is om Gods werk in ons en in anderen te mogen opmerken en te zien hoe gezegend het is om te aanbidden en te wachten op Zijne zaligheid !

Onze afzonderlijke en gemeenschappelijke gebeden zijn de eenige uitdrukking van onzen omgang met God ; en het is daarin voornamelijk dat ons wachten op God moet geoefend worden. Indien ons wachten aanvangt met het stillen van onze onstuimige natuur en het stil zijn voor God ; indien het ons leert buigen en God zoeken in Zijne groote daden in de schepping, Hem, den alleen machtige en gewillige om het

8

-ocr page 17-

WACHTENDE OP GOD.

9

goede te werken ; indien het ons leert om ons-zelven aan Hem toe te vertrouwen, in de zekere overtuiging, dat Hij in ons werkt en werken wil; indien het ons ootmoedig doet blijven, indien het ons leert om ons zeiven aan Hem over te geven, totdat ons geloof door Zijnen Geest is versterkt en Hij Zijn werk heeft volmaakt ; dan zal het de kracht en de vreugde onzer ziele worden en de juichtoon van ons gansche leven zal zijn : Op uwe zaligheid wacht ik, o Heer!

„Mijne ziel, wacht op den Heer /quot;

-ocr page 18-

Derde Dag.

WACHTENDE 01\' G01): \'s jTfienscben wate plaats.

„Zij allen wachten op U,

Dat Gij hun hunne spijzen geeft te

Zijner tijd.

Gij geeft ze hun, zij vergaderen ze: Gij doet Uwe hand open, zij worde a met goed verzadigd.quot;

Ps. 104 : 27, 28.

Deze psalm, die den lof van den Schepper verkondigt, spreekt van de vogelen des hemels en van de dieren des velds; van de jonge leeuwen en van den mensch, die tot zijn arbeid uitgaat; van de groote zee met het wremelende gedierte zonder getal, kleine en groote. Deze psalm doet ons de betrekking tusschen den Schepper en het schepsel verstaan en leert ons onze voortdurende en volkomen afhankelijk-

-ocr page 19-

WACHTENDE OP GOD.

heid van Hem in deze enkele woorden : „ Zij allen wachten op C/7\' Even zoo goed als de schepping Gods werk was, zoo is ook het onderhouden Zijn werk. Even zoo min als het schepsel zichzelf kon voortbrengen, kan het zichzelf onderhouden. De geheele schepping wordt door deze éóne onveranderlijke wet geregeerd : „wachtende op God

Dat woord is de eenvoudige uitdrukking van dat waartoe de mensch alleen geschapen is, het fondament van zijn bestaan. Het eenige doel waartoe God den mensch het leven gaf was, om in hem Zijne macht en Zijne goedheid te toonen, om ieder oogenblik \'s menschen geluk te bevorderen en in hem, naar de mate zijner bekwaamheid, den rijkdom Zijner liefde en macht uit te storten. Het ligt in Gods natuur om onafgebroken in \'s menschen behoeften te voorzien en in \'s menschen natuur, om op God te wachten en van Hem te ontvangen wat Hij alleen geven kan en waarin Hij zijne vreugde heeft.

Indien wij in dit kleine boekje willen doen verstaan wat het wachten op God eigenlijk beteekent voor den geloovige; indien wij het hem willen leeren beoefenen, om hem de zaligheid daarvan te doen ondervinden, dan is het van groot

11

-ocr page 20-

WACHTENDE OP GOD.

belang om bij den aanvang te beginnen en de billijkheid van dien eisch te leeren inzien. Dan zullen wij begrijpen, dat die plicht geen willekeurig bevel is. Wij zullen inzien, dat die eisch door onze zonden en hulpbehoevendheid noodzakelijk is geworden. Het is in waarheid het eenvoudig terugkeeren tot onze oorspronkelijke bestemming en onzen hoogsten adeldom, tot onze ware plaats en onze grootste heerlijkheid, als afhankelijke schepselen van den Heiligen God.

Zoodra onze oogen geopend zijn voor deze gezegende waarheid, zal de geheele natuur ons een prediker worden, die ons herinnert aan de gemeenschap, die gegrond in de schepping, nu voortgezet wordt in de genade. Dezen psalm lezende, zullen wij leeren inzien, dat het leven in de natuur onophoudelijk door God zelf moet worden onderhouden, dan zal ook het wachten op God de noodzakelijkheid van ons bestaan zijn. Als wij denken aan de jonge leeuwen en de raven, die tot Hem roepen, aan de vogels, de visschen en elk insect, die allen op Hem wachten, totdat Hij hun hunne spijzen geeft te Zijner tijd, dan zullen wij zien, dat het werkelijk Gods natuur en Gods roem is, om een God te zijn op Wien men wacht. Iedere

12

-ocr page 21-

WACHTENDE OP GOD.

overpeinzing over wat de natuur is en wat God is, zal ons telkens weer dringen om uit te roepen: „ Gr ij mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

„Zij allen wachten op ü, dat Gij hun hunne spijze geeft.\'quot; Het is God, die alles geeft; laat dat geloof diep in onze harten wortel schieten. Laat ons voordat wij alles wat het wachten op God in zich bevat begrijpen, en voor dat wij nog in staat zijn geweest om deze gewoonte aan te leeren en te beoefenen, deze waarheid vasthouden : het wachten op God, ons volkomen afhankelijk te voelen van Hem is, in hemel en op aarde, de eenige ware godsdienst, de eenige onveranderlijke en veel omvattende uitdrukking van de ware verwantschap met den Eeuwig-gezegenden in Wien wij leven.

Laat ons onmiddellijk erkennen, dat het eenige onderscheidende kenmerk van ons leven en van onze Godsvereering zijn zal een voortdurend, nederig, werkelijk wachten op God. Wij weten dat Hij, die ons als Zijn eigendom schiep. Zichzelf ook aan ons en in ons geven zal, en dat Hij ons nimmer zal teleurstellen. In het wachten op Hem zullen wij rust, vreugde, kracht, ja de vervulling van al onze nooden vinden.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

13

-ocr page 22-

Vierde Dag.

WACHTENDE OP GOD : ©m onöersteutrtng.

„De Heer ondersteunt allen die vallen,

En Hij richt op alle gebogene.

Aller oogen wachten op U;

En Gij geeft hun hunne spijs te Zijner tijd.quot;

Ps. 114 : 14, 15.

De 104e psalm is een psalm der schepping en de woorden: „Zij allen wachten op U!quot; hebben betrekking op het stoffelijke. Hier hebben wij echter een psalm van het koninkrijk. De woorden: „De oogen van allen die op U ivachten7\' wijzen bepaaldelijk op de behoeften van Gods heiligen, van alle gevallenen en ternedergebogenen. Wat het heelal en de natuur onbewust doet, moet Gods volk bewust en vrijwillig doen. De mensch moet de tolk der natuur

-ocr page 23-

WACHTENDE OP GOD.

zijn. Hij moet bewijzen, dat er niets edelers, niets gezegender is, dan om uit vrijen wil te wachten op God.

Indien een leger in een vijandelijk land is gezonden, en de tijding ons gewordt, dat men niet voorwaarts trekt, dan wordt terstond naar de oorzaak dier vertraging gevraagd. Menigmaal zal het antwoord luiden : „Zij zijn wachtende op voorraad.quot; De geheele voorraad mondbehoeften, kleeding en ammunitie is nog niet aangekomen, en zonder dat durft men niet voort te trekken. Niet anders is het in het christelijk leven : dag bij dag, stap voor stap zien wij naar voorraad van boven uit. Niets is zoo noodzakelijk als om dien geest van afhankelijkheid van God en vertrouwen op God aan te kweeken, die weigert voort te gaan zonder den noodigen voorraad genade en kracht.

Indien men vraagt, of dat dan iets anders is, dan hetgeen wij doen, als wij bidden, dan is het antwoord : er kan veel bidden zijn tot God, met slechts weinig wachten op God. Gedurende ons gebed zijn wij te veel bezig met ons zeiven, met onze nooden en met de gedachte hoe wij die nooden voor God zullen

15

-ocr page 24-

WACHTENDE OP GOD.

brengen. Wachtende op God, dan is onze eerste gedachte aan dien God, op Wien ivij wachten. Wij komen in Zijne nabijheid, en voelen de behoefte aan stil zijn, zoodat Hij als God ons kan overschaduwen met Zichzelven, God wil Zich aan ons openbaren en ons met Zichzelven vervullen. Wachtende op God, dan geven wij Hem tijd om op Zijne wijze en met Zijne goddelijke macht tot ons te komen.

Het is juist bij ons gebed, dat wij ons daarin moeten oefenen.

Buig u, voordat gij bidden gaat, ter neder en bedenk, wie God is, hoe nabij Hij u is, en hoe zeker Hij u helpen wil. Wees stil voor Hem en geef den Heiligen Geest gelegenheid om in uwe ziel die volkomen afhankelijkheid, dien kinderzin en dat vertrouwend wachten te wekken. Wacht op God als op den levenden God, die u gadeslaat en niet anders verlangt dan om met Zijne genade u te vervullen. Wacht op God, totdat gij weet, dat gij Hem hebt ontmoet; eerst dan zal uw gebed waarlijk bidden worden.

En dan, laat er in uw gebed oogenblikken van stilte zijn, heilige stilte der ziel, waarin gij uzelven aan God overgeeft, als Hij u mis-

16

-ocr page 25-

WACHTENDE OP GOD.

schien wil onderwijzen of in u wil werken. Het wachten op Hem zal het gezegendste deel van uw gansche gebed zijn, en de zegen daardoor ontvangen zal dubbele waarde voor u hebben, als de vrucht der gemeenschap met den Heiligen God. God heeft bevolen, in overeenstemming met Zijne heilige natuur en ook in overeenstemming met onze natuur, dat wij Hem zullen eeren door op Hem te wachten. Geven wij Hem blijmoedig en in waarheid die eer en Hij zal ons ruimschoots beloonen.

„Aller oogen wachten op ü en Gij geeft hun hunne spijs te zijner tijd !quot; God voorziet op aarde aller behoeften, de behoeften van alle schepselen, die Hij gemaakt heeft, hoeveel te meer zal Hij genade geven hun, die Hij heeft verlost. Leer in eiken nood, bij eiken misstap en bij elk gemis van ondersteuning zeggen: Ik heb te weinig op God gewacht, want Hij zou mij te Zijner tijd gegeven hebben, al wat ik behoef. En spreek daarna:

„ Mijne ziel, tvacM op den Heer !

17

2

-ocr page 26-

Vijfde Dag.

WACHTENDE OP GOD: ©m onberwijsing.

„Heere! maak mij uwe wegen bekend, Leer mij uwe paden,

Leid mij in uwe waarheid, en leer mij. Want Gij zijt de God myns heils; U verwacht ik den ganschen dag.quot;

Ps. 25 : -4, 5.

Gisteren sprak ik tot u over een leger, dat op het punt staat om het vijandige land binnen te trekken en op de vraag naar de reden der vertraging was het antwoord: „Men wacht op hulp.1\' Evenzoo goed had het antwoord kunnen luiden: ,Men wacht op aanschrijving,71 of: „Men tv acht op hevelen.quot; Zoolang de laatste uitvaardiging met de beslissende orders van den generaal nog niet zijn ontvangen, mag het leger niet optrekken. Evenzoo is het in het leven

-ocr page 27-

WACHTENDE OP GOD.

des christens: even noodzakelijk als het wachten op ondersteuning is het wachten op hevelen. Hoe heerlijk wordt ons dat in dezen 25en Psalm getoond. De schrijver kende en beminde Gods wet bovenmate, en bepeinsde die dag en nacht. Hij wist echter, dat zulks niet voldoende was. Hij wist, dat hij in zijn bijzondere omstandigheden eene duidelijke, goddelijke onderwijzing noodig had, om de waarheid geestelijk te kunnen bevatten en op zich toe te passen.

Deze psalm is ten allen tijde een eigenaardige psalm geweest, en wel om de herhaalde verzekeringen van de noodzakelijkheid der goddelijke onderwijzing en van het kinderlijk vertrouwen, dat die onderwijzing werkelijk zou worden gegeven. Bepeins dien psalm zoolang, totdat uw hart is vervuld met deze twee gedachten ; do noodzakelijke behoefte en de bepaalde zekerheid dier goddelijke leiding. In verband met deze twee gedachten, spreekt de psalmist in volle verzekerdheid: „ U verwacht ik den ganschen dag.quot; Wachtende op leiding, wachtende op onderwijzing den ganschen dag, is een gezegend deel van het wachten op God.

De hemelsche Vader stelt zooveel belang in zijn kind en verlangt zoozeer om hem bij eiken

19

-ocr page 28-

WACHTENDE OP OOD.

stap op zijn pad door liefde te leiden, dat Hij dat leven geheel in Zijne handen wil houden. Hij weet te goed, dat wij, indien Hij niet in ons werkt, geheel en al onbekwaam zijn, om waarlijk heilig en hemelsch te leven en wil daarom Zijne eischen tot beloften maken van wat Hij doen wil, terwijl Hij ons dag aan dag leidt en ondersteunt. Niet alleen kunnen wij op God rekenen in groote moeielijkheden, of in tijden van angst en onrust, maar Hij wil ook in het gewone dagelijksche leven ons Zijn weg wijzen en ons op Zijne paden leiden.

En wat is er bij ons noodig om deze leiding te ontvangen ? Slechts ééne zaak: wachten op onderwijzing, wachten op God. „ U verwacht ik den ganschen dag.71

Het is ons noodig, om in onze gebeden al onze nooden en zorgen duidelijk uit te spreken, maar ook ons geloof en ons vertrouwen op Zijne hulp. Wij moeten overtuigd worden van onze onkunde in Gods wegen en de noodzakelijkheid beseffen, dat Hij Zijn goddelijk licht in ons moet laten schijnen, opdat onze weg ons steeds duidelijker voor oogen zal zijn. Het is ons noodig, dat wij in ons gebed stil zijn voor God, totdat wij ten volle de kalme overtuiging ontvangen:

20

-ocr page 29-

WACHTENDE OP GOD.

dat het ons zal gegeven worden. „Hij zal de zachtmoedigen Zijnen weg leeren.quot;

„U verwacht ik den ganschen dag.quot;

Meer en meer moeten wij leeren om onszelven in onze gebeden geheel aan God over te geven, en op Hem ons oog meer en meer te vestigen. Even eenvoudig als het is voor iemand, die oogen heeft, om den ganschen dag in het licht der zon te wandelen, even eenvoudig en heerlijk kan het voor de ziel worden, om op God te leeren wachten en om zich den ganschen dag te verheugen in Gods leiding. Eén ding slechts is er noodig om ons tot zulk een leven op te voeden: de ware kennis van en het vertrouwen op God als de eenige bron van wijsheid en goedheid, van Hem die altijd gereed is en verlangt om alles voor ons te zijn. Ja, dat is het ééne noodige. Indien wij God maar aanschouwden in Zijne liefde, indien wij maar wilden gelooven dat Hij wacht om genadig te zijn, dat Hij wacht om ons leven te zijn, om alles in ons te werken — hoezeer zou dan dat wachten op God onze hoogste vreugde zijn, en het vrijwillige antwoord zijn van ons hart voor al Zijne liefde en Zijne genade.

„Mijne ziel, wacht op den lieerT

21

-ocr page 30-

Zesde Dag.

WACHTENDE OP GOD:

Door alle belUgen.

„Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden.quot; Ps. 25 : 3.

Laat ons bij onze overdenking op dezen dag trachten, om onszelven te vergeten, en te denken aan al de heiligen over de gansche aarde, die met ons op Hem wachten. Vereenigen wij ons in het gebed voor elkander: „Laat allen die U verwachten niet beschaamd worden.\'

Denk slechts aan het groote getal dier wachtenden op den Heer, die uwe voorbede behoeven ; velen van hen zijn ziek en vermoeid en eenzaam, aan wie het toeschijnt, dat hunne gebeden niet verhoord worden en die beginnen te vreezen, dat hun vertrouwen zal worden beschaamd. En

-ocr page 31-

WACHTENDE OP GOD,

dan, hoevelen van Gods dienstknechten, predikanten, zendelingen, onderwijzers en andere arbeiders zijn er wier hoop werd teleurgesteld en wier bede om kracht en zegen onverhoord is gebleven. Hoevelen hebben gehoord van een leven van rust en vrede; van een blijven in het licht en in de gemeenschap Gods, van kracht en overwinning, maar die den weg niet kunnen vinden. De eenige oorzaak van al die onvrede en onvervulde wenschen is, dat zij het geheim niet hebben geleerd van een volkomen wachten op God. Zij behoeven, evenals wij allen, de onwrikbare verzekerdheid, dat men nimmer tevergeefs op God wacht. Gedenken wij allen, die gevaar loopen om te bezwijken of neêr te zinken, en vereenigen wij ons in de bede: „Laat niemand, die ü verwacht, beschaamd worden !\'

Indien deze voorbede voor allen, die op God wachten, een deel uitmaakt van ons eigen wachten op Hem, dan zullen wij elkanders lasten leeren dragen en alzoo de wet van Christus vervullen.

Dan zal in ons wachten op God die geest van zelfverloochening en liefde zich openbaren, die de weg is tot het grootste geluk en de

23

-ocr page 32-

WACHTENDE OP GOD.

volmaaktste gemeenschap met God. De liefde tot de broederen en de liefde tot God is onafscheidelijk saam verbonden. In God is de liefde tot Zijn Zoon en tot ows één: „Opdat de liefde, waarmede Gij mij hebt liefgehad, in hen zij.\' In Christus is de liefde des Vaders tot Hem en Zijne liefde tot ons één : „Gelijk de Vader mij heeft liefgehad, heb ik ook u liefgehad.quot; Hij wil van ons, dat onze liefde tot de broederen gelijk zij aan Zijne liefde tot ons: „Dit is Mijn gebod, dat gij elkander lief hebt gelijk Ik u heb liefgehad.quot; De liefde van God en van Christus is onafscheidelijk van onze liefde tot de broederen. Hoe kunnen wij dagelijks deze liefde betoenen en aankweeken, zonder het dage-lijksch gebed voor elkander ? Christus zocht de liefde Zijns Vaders niet alleen voor zichzelf; Hij deed die liefde op ons overgaan. Ons zoeken van God en Zijne liefde voor ons is onafscheidelijk verbonden met ons denken aan en ons bidden voor de broederen.

„Dat allen, die U verwachten niet beschaamd worden.quot; Tweemaal spreekt David in dezen psalm over zijn wachten op God voor zichzelf; hier echter denkt hij aan allen, die op Hem wachten. Dat deze woorden de verzekering mochten bren-

24

-ocr page 33-

WACHTENDE OP GOD.

gen aan alle vermoeide en bedrukte kinderen Gods, en lien doen gevoelen, dat er meer voor hen gebeden wordt dan zij wel weten of vermoeden. Laat die gedachte hen en ons opwekken, om in onze gebeden en ons wachten op God onszelven somtijds te vergeten, onze harten te verruimen en tot den Vader te spreken: „Deze allen wachten op U!\' Gij geeft hun hunne spijze te Zijner tijd. Dat die gedachte ons nieuwen moed geve — want waar is hij, die niet wel eens het bezwijken nabij is ? „Dat allen, die op U wachten niet beschaamd worden,quot; is èn eene belofte èn eene bede. „Zij, die op U wachten zullen niet beschaamd worden!\' Menig kind Gods roept het den bedroefde en vermoeide toe, broeder, zuster : beproefde, „Wacht op den Heer; heb goeden moed en Hij zal uw hart versterken ; ja, wacht op den Heer. Heb goeden moed en Hij zal u versterken, allen gij die wacht op den Heere.\'

Onze Vader ! wij smeeken u ootmoedig, laat niemand, die op ü wacht beschaamd worden, neen, niemand. Enkelen zijn zeer vermoeid en de tijd van wachten duurt lang. Anderen zijn zwak en zien geen uitkomst. Weder anderen verdiepen zich slechts in wat zij bidden en wat

25

-ocr page 34-

WACHTENDE OP GOD.

26

zij werken zullen, zoodat zij zich geen tijd gunnen om te wachten. Vader! Leer hun wachten! Leer ons om elkander te gedenken in den gebede. Leer ons aan U denken, aan ü den God van alle wachtenden. Vader! laat niemand, die op ü wacht, beschaamd worden. Wij vragen het u om Jezus\' wil. Amen.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!\'

-ocr page 35-

Zevende Dag.

WACHTENDE OP GOD :

3Bii bet pleiten op (Boöa beloften,

„Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden; want ik verwacht U.n Psalm 25:21.

Voor de tierde maal hebben wij hier in dezen psalm het woord wachten of verwachten. Evenals in vers 5 „op ü wacht ik den ganschen dag\', roept de geloovige hier God aan en herinnert zijnen Heer, dat hij op Hem wacht om een antwoord te verkrijgen. Het is voor de ziel van het grootste gewicht om niet alleen te wachten op God, maar om in de overtuiging te blijven leven, dat zijn gansche bestaan is als van iemand die wacht, zoodat hij in kinderlijk vertrouwen zeggen kan: „Heere! Gij weet dat

-ocr page 36-

WACHTENDE OP GOD.

ik op ü wacht.\' Zulk een pleiten zal eene kracht in ons gebed zijn, die ons meer en meer vrijmoedigheid en stoutmoedigheid zal geven, om de verhooring der belofte te verwachten : „Zij, die op Mij wachten, zullen niet beschaamd worden!\'

Het gebed in verband met deze belofte is van groot belang voor ons geestelijk leven. Indien wij tot God naderen, moet het met een oprecht hart zijn ; in volkomen oprechtheid en met ons gansche hart moeten wij met God omgaan. Waar wij in den 26sten psalm lezen : „Maar ik wandel in mijne oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig,quot; dan moet er ook volkomen oprechtheid voor God zijn, want daar staat geschreven; „Zijne goedheid is voor de oprechten van hart.quot; De ziel moet beseffen, dat geen zonde, geen twijfel in het hart mag worden toegelaten. Zoo hij in waarheid den Heiligen God wil ontmoeten en een zegen wil ontvangen, dan moet het zijn met een oprecht hart, dat zich geheel aan Hem geeft. Wij moeten, terwijl wij op God wachten, met die ééne gedachte vervuld zijn : „Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden.quot; Gij ziet dat ik tot U wil komen. Gij weet dat ik U zoek, opdat Gij in mij een

28

-ocr page 37-

WACHTENDE OP GOD.

volmaakt werk kunt werken — laat dat mij behouden, want op U wacht ik.\'

Indien het werkelijk onze eenigste begeerte is om altijd op God te wachten, dan zullen wij ontdekken hoezeer die oprechtheid ons ontbreekt, en juist dat is een der grootste zegeningen, die het wachten op God moet uitwerken. De ziel kan de innige gemeenschap met God niet zoeken, noch de blijvende overtuiging hebben, dat hij op God ivacht den ganschen dag, zoo hij zich niet geheel en al aan den goddelijken tvil overgeeft.

„Want op ü wacht ik.quot; Deze woorden zien niet alleen op het gebed in onzen tekst, maar dit pleiten op Gods beloften is bij elk gebed noodzakelijk, en \'t zal ons grootelijks tot zegen zijn. Overdenken wij die woorden telkens, totdat wij den geheelen omvang er van beseffen. Wij moeten weten, waarop wij wachten. Het kan in verschillende omstandigheden zijn. Het kan zijn oen wachten op God in ons gebed, opdat Hij de eerste plaats bekleede in ons hart, opdat Hij het gevoel van Zijne heilige tegenwoordigheid in ons werke. Het kan oene bepaalde bede zijn, waarop wij antwoord verwachten. Het kan zijn, dat wij zelve uitzien naar de werking van Gods kracht in ons. Het kan zijn de toestand

29

-ocr page 38-

WACHTENDE OP GOD.

der kerk en der heiligen, of een deel van Zijn werk, waarvoor onze oogen op Hem gevestigd zijn. Het zal ons goed zijn, om van tijd tot tijd op te tellen in hoevele zaken wij op God wachtende zijn, om dan met het oog op dat alles te leeren zeggen : „Op ü wacht ik;quot; dan zullen wij de vrijmoedigheid ontvangen om het antwoord te verwachten. ,Want op ü wacht ik.quot;

Het moet ons dus duidelijk zijn op Wien wij wachten. Niet op een afgod, een god van wien wij ons eene voorstelling hebben gemaakt. Neen, maar op den levenden God, zooals Hij waarlijk is, in Zijne heerlijkheid, in Zijne heiligheid, in Zijne macht, in Zijne wijsheid en goedheid, in Zijne liefde en Zijne nabijheid. Het is de tegenwoordigheid van een beminden of gevreesden meester, die de dienstknecht aanspoort om hem, zijnen heer, te dienen en op hem te wachten. Het is de tegenwoordigheid van God, dat Hij zich in Christus door den Heiligen Geest kan openharen, dat Hij de ziel doet schuilen onder Zijne vleugelen en het wachten op Hem doet ontwaken en versterken. Laat ons stille zijn, wachten en aanbidden, totdat wij weten hoe nabij Hij is, om dan te kunnen zeggen: „Op U wacht ik, o Heere!quot;

30

-ocr page 39-

WACHTENDE OP GOD.

31

Wij moeten weten, dat wij wachtende zijn. Wij moeten er zoo van overtuigd zijn, dat wij onwillekeurig uitroepen; „Op ü wacht ik den gansohen dag, U verwacht ik.quot; Bit sluit in opoffering, scheiding, voor hem, die zich geheel en al aan God overgeeft en voor wien God zijne eenigste vreugde is. Men beseft niet, dat dit wachten op God het eigenlijke christendom is. En toch, indien het waar is, dat God alleen is goedheid en vreugde en liefde; indien het waar is, dat het onze grootste gelukzaligheid is om zooveel mogelijk van God te genieten; indien het waar is, dat Christus ons verlost heeft, alleen voor God, en een leven in voortdurende gemeenschap met Hem mogelijk heeft gemaakt, dan kan alleen het blijven in die gezegende atmosfeer; „Op ü wacht ik,quot; ons bevredigen.

„Mijne ziel, ivackt op den Heer

-ocr page 40-

Achtste Dag.

WACHTENDE OP GOD: ®m ftracbt en goeöen mocö.

„Wacht op den Heer: Z^jtsterk, Hij zal uw hart versterken: Ja, wacht op den Heer.quot;

Ps. 27 : 14.

In het vorige vers sprak de psalmist: „Zoo ik niet had geloofd, dat ik het goede des Hee-ren zou zien, in het land der levenden,quot; indien hij geen vertrouwen op God had gehad, hij ware vergaan. Maar in het vaste vertrouwen op God, dat het geloof alleen werken kan, dwingt hij ons en zichzelf om boven alles te denken aan het wachten op God. „Wacht op den Heer, zijt sterk en heb goeden moed; ja, wacht op den Heer.\' Een der eerste voorwaarden van ons wachten op God, een der grootste geheimen van

-ocr page 41-

WACHTENDE OP GOD.

den gezegenden en zegenenden invloed van dat wachten is een stil, een vast vertrouwen, dat het niet tevergeefs is; het geeft moed om te gelooven, dat God zal hooren en helpen, want wij wachten op God, die Zijn volk nimmer zal teleurstellen. „Wees sterk en heb goeden moed,quot; deze woorden worden vaak gebruikt, met het oog op de eene of andere moeielijke onderneming ; in het vooruitzicht van eenen strijd tegen machtige vijanden, bij het ontoereikende van alle menschelijke kracht.

Is het wachten op God zulk een moeielijk werk, dat ook daarvoor de woorden: „Wees sterk en heb goeden moedquot; noodig zijn? Ja, gewis. Hoe dikwijls moeten wij wachten om van vijanden verlost te worden, tegenover wie wij geheel machteloos zijn. De zegeningen, die wij afsmeeken, zijn geestelijk en onzichtbaar, dingen die onmogelijk zijn voor den mensch, hemelsche, bovennatuurlijke, goddelijke werkelijkheid. Ja, ons hart zou bezwijken. Onze ziel heeft zich zoo weinig gewend om in gemeenschap met God te leven; de God op wien wij wachten schijnt zich zoo vaak voor ons te verbergen. Wij, die moeten wachten, vreezen zoo vaak, dat wij niet goed wachten, dat ons geloof te zwak

3

33

-ocr page 42-

WACHTENDE OP GOD.

is, dat onze wensch niet zoo oprecht en zoo vurig is, als het wel moest en dat de overgave van onzen wil niet volkomen is. O! hoe gezegend is het, om te midden van al die zorgen eri angsten Gods stem te hooren: „Wacht op den Heer, wees sterk en heb goeden moed! Ja, wacht op den Heer!quot; Laat niets, noch in den hemel, noch op de aarde, noch in de hel, laat niets u terughouden van uw wachten op God, in de volle verzekerdheid, dat het niet tevergeefs kan zijn.

De eenige les, die onze tekst ons leert, is deze, dat als wij beginnen met op God te wachten, wij dan moeten aanvangen met het vaste vertrouwen, dat God ons zal te gemoet komen en ons zal zegenen. Wij moeten er ons overtuigd van houden, dat niets gewisser is, dan dat het wachten op God ons onuitsprekelijke en onverwachte zegeningen zal geven. Wij zijn gewoon om God en Zijn werk te beoordeelen naar hetgeen wij gevoelen, dat er groote reden zou kunnen zijn, dat, zoo wij langer op God wachten, wij dan ontmoedigd zouden worden, omdat wij geen bijzonderen zegen van dat wachten ondervonden. Ons wordt echter gezegd: „Indien gij wacht op God, doe dat dan bovenal in den geest van

34

-ocr page 43-

WACHTENDE OP GOD.

een onwrikbaar vertrouwen. Het is God in Zijne heiligheid, in Zijne macht, in Zijne liefde, die u wil zegenen in hetgeen gij verwacht.

Zijt gij misschien bevreesd, dat gij uzelven misleidt met eene ijdele hoop, omdat gij in uw tegenwoordigen staat geen enkelen waarborg ziet noch gevoelt, dan is mijn antwoord: God is de waarborg van uwe verwachting van groote dingen. O ! leer deze les. Gij behoeft niet te wachten om bij uzelven na te gaan, wat gij gevoelt en welke verandering gij in u bespeurt. Gij hebt op God te wachten, eerst om te weten wat Hij is, en daarna wat Hij doen zal. De zegen van het wachten op God heeft zijn oorsprong in het feit, dat Hij zóó groot, zóó overvloeiende van goedheid en macht, leven en vreugde is, dat wij hoe ellendig ook in onszelven, onmogelijk in gemeenschap met Hem kunnen zijn, zonder dat dat leven en die kracht ook in ons ontkiemen en ons zegenen. God is liefde! Dat is de eenige en algenoegzame waarborg voor onze verwachting. Liefde zoekt wederliefde. Het is omdat God de liefde is, dat Hij een welbehagen heeft om Zichzelf als den grootsten zegen aan Zijne kinderen te geven. Kom, hoe zwak gij uzelven ook gevoelt, en wacht op Zijne tegenwoordig-

35

-ocr page 44-

WACHTENDE OP GOD.

36

heid. Even zooals een zwak ziekelijk kind buiten in de koesterende zon wordt gebracht opdat de zonnestralen het mogen verwarmen en versterken, moet gij komen met al wat donker en koud in u is in de zonnestralen van Gods heilige en almachtige liefde; zit daar neder en wacht en spreek; Hier ben ik in den schijn Zijner liefde. Evenals de zon haar gezegend werk volbrengt bij den zwakke die hare stralen opzoekt, zoo zal God Zijn loerk ook in u volbrengen. Vertrouw Hem, vertrouw Hem geheel, volkomen. Wacht op den Heer, wees sterk en heb goeden moed. Ja, wacht op den Heer!

„Mijne ziel, wacht op den HeerT

-ocr page 45-

Negende Dag.

WACHTENDE OP GOD; Met bet ganscbe bart.

„Zijt sterk, cn Hij zal uliedor hart versterken, Allen gij, die op den Heere hoopt.quot;

Psalm 31 : 25.

Deze woorden zijn bijna hetzelfde als die van onze vorige overdenking. Gaarne echter kom ik er heden op terug, om aan allen met dubbelen nadruk de zoo onmisbare les in te prenten, wat het is op God te wachten. Die les is: \'t Is met ons hart, dat wij op God moeten wachten. Laat uw hart moed vatten. Al ons wachten op God hangt af van den toestand van ons hart. Zooals ons hart is gezind, zoo zijn ook wij gezind tegenover God. Wij kunnen onmogelijk leven in Gods heilige nabijheid en daar op Hem wachten, indien ons hart niet is

-ocr page 46-

WACHTENDE OP GOD.

toebereid door den Heiligen Geest. Het bevel luidt: ,Laat uw hart versterken, allen gij, die op den Heere hoopt.quot;

Deze waarheid is zoo eenvoudig, dat velen zullen vragen : Wordt dit dan niet door iedereen toegestemd? Waartoe is het zoo noodzakelijk om daarop aan te dringen? Omdat vele christenen geen denkbeeld hebben van het groote onderscheid tusschen den godsdienst van het verstand en dien van het hart, en ook, omdat de eerste veel meer wordt aangekweekt dan de laatste. Men beseft niet, van hoe oneindig grooter waarde het hart is dan het verstand. Dat is de voornaamste oorzaak van de zwakheid van ons christelijk leven, en slechts dan, wanneer dit ten volle wordt beseft, kan het wachten gezegende vruchten dragen. De woorden van Spreuken 3:5: „Vertrouw op den Heer met uw gansche hart\' zullen mijne bedoeling duidelijk maken. Daar wordt, sprekende van een leven in den vrede en den dienst van God, gezegd: „Vertrouw op den Heere met uw gansche hart en steun op uw verstand niet.quot; Deze twee machten moeten wij in ons godsdienstig leven laten werken. Het verstand moet uit Gods Woord wijsheid putten, en het

38

-ocr page 47-

WACHTENDE OP GOD.

voedsel bereiden waardoor het hart en het inwendig leven moet worden gevoed. Maar ook daarin ligt een zeer groot gevaar, namelijk: dat wij alleen op ons verstand steunen en onze eigene opvattingen in geestelijke dingen beginnen te vertrouwen. Men verbeeldt zich, dat als men zich bezig houdt met het zoeken naaide waarheid, het geestelijk leven als vanzelf versterkt wordt; dit is volstrekt het geval niet. Het verstand maakt zich allerlei voorstellingen van geestelijke zaken, maar het bereikt het ware leven der ziel niet. Vandaar het bevel: „Vertrouw op den Heer met uw gansche hart, en steun op uw verstand niet.\' Met het hart gelooft men en naakt tot God. Het is in het hart, dat God Zijn Heiligen Geest gegeven heeft, opdat daar Gods tegenwoordigheid en Macht gewerkt wordt. In geheel ons godsdienstig leven is het ons hart, dat vertrouwen en liefhebben, aanbidden en gehoorzamen moet. Mijn verstand is geheel onmachtig om geestelijk leven in mij te wekken of te onderhouden. Ons hart moet wachten op God om daarin te werken.

Zoo is het ook in het natuurlijke leven. Mijn verstand zegt mij, wat ik eten en wat ik drinken moet, en hoe dat alles mij zal kunnen voe-

39

-ocr page 48-

quot;WACHTENDE OP GOD.

den, maar bij het eten en bij de voeding doet mijn verstand niets; het lichaam heeft daarvoor zijn eigen organen. Evenzoo kan het verstand mij zeggen wat Gods Woord leert, maar kan er niets aan doen, dat mijne ziel werkelijk met het brood des levens gevoed wordt — dat is het werk des harten, alleen door geloof en vertrouwen op God. De mensch kan de natuur en de uitwerking van het voedsel en van den slaap bestudeeren; maar zoodra hij behoefte heeft aan voedsel of aan slaap, dan zet hij alle inspanning zooveel mogelijk ter zijde, en zet zich neer om te eten of legt zich te slapen. Zoo moet ook de christen, nadat hij het woord heeft gehoord of onderzocht, alle eigen gedachten ter zijde zetten, op die gedachten nimmer vertrouwen, maar het hart voor God openen en de levende gemeenschap met Hem zoeken.

De groote zegen van het wachten op God is: dat ik erken, dat al mijn denken en al mijn werken nutteloos is; dat ik mij nederzet en mij voor Hem buig en vertrouw, dat Hij zijn werk in mij zal vernieuwen en opbouwen. Dit is het wat onze tekst ons leert: „Vertrouw op den Heere, met uw gansche hart, allen gij, die op den Heere hoopt.quot;

40

-ocr page 49-

WACHTENDE OP GOD.

Denk aan het groote onderscheid van het kennen met het verstand, en het gelooven met het hart. Hoed u voor de verzoeking om op uw helder verstand te steunen. Dat heldere inzicht zal u helpen om te weten wat uw hart van God mag verwachten, maar dat heldere verstand is op zichzelf eene schaduw, een beeld. Laat uw hart vertrouwen, allen gij, die op den Heere wacht. Geef Hem dat hart, dat wondervolle deel van uw geestelijk leven, waarin God Zichzelf openbaart en waardoor gij Hem kunt kennen. Vertrouw volkomen, dat ofschoon gij het zelf niet ziet. God toch in dat hart door den Heiligen Geest werkt. Laat ons stille zijn en wachten, dan zal God in het verborgen in dat hart werken. Geloof, en vertrouw en verwacht Hem. Geef uw gansche hart met al zijn geheime roerselen in Gods handen. Hij verlangt dat hart, neemt het, en wil er in wonen. Wees sterk en Hij zal ulieder hart versterken, allen gij, die op den Heere wacht.

„Mijne ziel, ivacht op den Heer!quot;

41

-ocr page 50-

Tiënde Dag.

WACHTENDE OP GOD; Jn ootmoebig vrec3en cn bopcn.

„Ziet des Heeren oog is over degenen die Hem vreezen,

Op degenen, die op Zijne goedertierenheid hopen;

Om hunne ziel v an den dood te redden En om hen bij het leven te houden in

den honger.

Onze ziel verbeidt den Heere;

Hij is onze Hulp en ons Schild,

Want ons hart is in Hem verblijd, Omdat wij op den naam Zijner heiligheid vertrouwen. Uwe goedertierenheid, Heere! zij

over ons;

Gelijk als wij op U hopen.quot;

Psalm 33: 18-22.

Gods oog rust op Zijn volk en hun oog is op Hem. Zoodra wij wachtend tot Hem opzien, dan ontmoeten wij Zijn oog, dat op ons nederziet. De zegen van het wachten op God

-ocr page 51-

WACHTENDE OP GOD.

is, dat wij daardoor ons oog en onze gedachten van onszelven aftrekken, ja ons zelfs losmaken van onze nooden en behoeften, om ons alleen met God te doen bezig zijn. Wij aanbidden Hem in Zijne heerlijkheid en Zijne liefde. Hem, die ons altijd gadeslaat, opdat Hij in onze nooden, in al onze behoeften moge voorzien. Overdenken wij te zamen dit wondervolle ontmoeten van God met Zijn volk, bedenk dat hier gesproken wordt van hen op wie Gods oog rust en van Hem op Wien ons oog is gevestigd.

„Gods oog rust op hen, die Hem vreezen, op hen, die Hem verwachten.\'quot; Algemeen denkt men dat vreezen en hopen noodzakelijk in tweestrijd met elkander moeten zijn, maar in de tegenwoordigheid Gods en in onze aanbidding van God gaan zij hand aan hand in volkomen overeenstemming en wel, omdat God Zelf alle schijnbare tegenstrijdigheden in overeenstemming heeft gebracht. Eechtvaardigheid en vrede; oordeel en genade; oneindige macht en oneindig medelijden ; eene heerlijkheid boven alle hemelen geprezen en eene onbegrijpelijke nederbuigende liefde, ontmoeten en omhelzen elkander. Inderdaad er is een vreezen, dat angst inboezemt en

43

-ocr page 52-

WACHTENDE OP GOD.

dat de volmaakte liefde buitensluit, maar er is ook eene vreeze, die in de hemelen gevonden wordt. In het lied van Mozes en het Lam hooren wij de woorden : „Wie zal ü niet vreezen, o Heere! en üw naam niet prijzen?quot;

Van uit den hemel komt de stem: „Prijst onzen God, gij allen Zijne dienstknechten en gij die Hem vreest.quot; Laat ons in ons wachten steeds den heerlijken en hoog heiligen naam zoeken te vreezen; den naam van den Heere onzen God. Hoe dieper wij ons in heilige vreeze en in diep ontzag nederbuigen voor Zijne heiligheid, hoe meer wij onszelven verootmoedigen, en gelijk de engelen onze aangezichten bedekken voor den troon, des te meer zal Zijne heiligheid op ons rusten en zal Hij Zich aan ons openbaren; hoe dieper wij doordringen in de waarheid, dat geen vleesch Zijne heerlijkheid zien zal, des te meer zullen wij Zijne heerlijkheid aanschouwen. „Gods oog rust op hen, die Hem vreezen.quot; „Op hen, die op Zijne genade hopen.quot; In plaats dat de vreeze Gods ons de hoop zou benemen, zal zij ons aanmoedigen en sterken. Hoe meer wij ons nederbuigen^ des te meer zullen wij gevoelen, dat wij op Zijne genade alleen onze hope moeten bouwen. Hoe dieper wij ons

44

-ocr page 53-

WACHTENDE OP GOD.

buigen, des te meer zullen wij Gods nabijheid gevoelen en zal Hij onze harten versterken, om op Hem te vertrouwen. Laat elke poging van op Hem te wachten, ja laat dat wachten zelf doordrongen zijn van een vaste hope — eene hope zóó heerlijk en overvloeiende, als de genade zelve. Gods vaderlijke goedheid is zóó groot, dat wij in volkomen vertrouwen tot Hem kunnen naderen, in welke omstandigheid wij ons ook bevinden.

Zoodanig zijn zij die op God wachten. En dan, stel u dien God, op Wien gij wacht, voor. „Het oog des Heeren is op hen, die Hem vreezen, op hen, die op Zijne genade hopen, om hunne ziel van den dood te verlossen en hen in hongersnood te bewaren.\' Niet om het gevaar van dood en hongersnood te voorkomen — dat alles is vaak noodig om ons het wachten op den Heer te leeren, maar om ons daaruit te redden, om ons het leven te geven. De gevaren zijn er, de wegen zijn duister, de omstandigheden, hetzij in het tijdelijke, hetzij in het geestelijk leven, kunnen somtijds hopeloos schijnen. Eëne hoop echter blijft er altijd over : , Gods oog is op hen \'\' Dat oog ziet het gevaar, ziet in teedere liefde op zijn levend en wachtend kind, kent

45

-ocr page 54-

WACHTENDE OP GOD.

het oogenblik waarop het harte rijp is voor verlossing, en kent den weg waarlangs die verlossing komen zal. Laat ons dezen levenden en almachtigen God vreezen en op Zijne genade ons vertrouwen stellen. Laat ons ootmoedig, maar stoutmoedig leeren zeggen: „Onze ziel wacht op den Heer, Hij is onze Hulp en ons Schild. Laat uw genadig oog op ons zijn, o Heere! als wij op U wachten.quot;

Welk een onwaardeerbaar voorrecht om op zulk een God te wachten, eene hulp in elke benauwdheid, een schild in elk gevaar. Kinderen van God ! wilt ook gij niet leeren om in volkomen hulpeloosheid en onmacht neêr te knielen, in stilheid te wachten en uwe uitredding van God alleen te verwachten. Hij redt uit. Hij behoudt u het leven. Zeg dat niet alleen in de eenzaamheid, maar zeg het tot elkander — de psalm spreekt niet van één mensch maar van Gods volk. — „Onze ziel wacht op den Heerquot; ; Hij is onze toevlucht en ons schild ! Versterk en bemoedig elkander, opdat ieder onzer niet alleen van zichzelve, maar ook van de broederen zal kunnen zeggen ; „ Wij hebben op God gewacht: wij zijn blijde en zullen ons verheugen in Zijn heil !quot;

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

46

-ocr page 55-

Elfde Dag.

WACHTENDE OP GOD: 5n Hjösaambeiö.

„Zwijg den Heere, en verbeid Hem,

Die den Heere verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten,quot; Ps. 37 : 7, 9.

„Bezit uwe ziel in lijdzaamheid.quot; Gij hebt lijdzaamheid van noode. „Uw lijdzaamheid, uw geduld zij volkomen, opdat gij volmaakt zijt.\' Zulke woorden van den Heiligen Geest toonen ons aan, welk een voornaam bestanddeel onze lijdzaamheid in ons christelijk leven en in ons karakter is. De beste plaats om die lijdzaamheid aan te kweeken en te toonen, is in ons wachten op God. Dan ontdekken wij eerst recht, hoe ongeduldig wij zijn, en wat ons ongeduld betee-kent. Wel erkennen wij, dat wij vaak ongeduldig zijn tegenover menschen, of omstandigheden, of

-ocr page 56-

WACHTENDE OP GOD.

veel met onszelven en onze weinige vorderingen in het christelijke leven, maar indien wij ons waarlijk nederzetten om op God te wachten, dan zullen wij ontdekken, dat wij ook ongeduldig tegenover God zijn, omdat Hij niet dadelijk of zoo spoedig als wij gedacht hadden onze bede verhoort. Wachtende op God, worden onze oogen geopend om te gelooven in Zijnen wijzen en almachtigen wil, en zien wij dat hoe eerder wij ons gansch en al aan dien wil onderwerpen, wij des te zekerder Zijne verhooring kunnen en mogen verwachten.

„Zoo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.quot; Evenmin kunnen wij ons geestelijk leven vermeerderen of versterken als dat wij dat leven zouden kunnen wekken. Wij worden niet uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans. maar uit God geboren Al ons willen, ons jagen, onze wenschen en pogingen baten niets; alles komt van God, die genade bewijst. Toch heeft dat streven naar geestelijke dingen, dat lezen en bidden, ons willen en volbrengen zeer zeker groote waarde voor ons geestelijk leven. Zij kunnen ons echter alleen den weg wijzen en ons voorbereiden, om ootmoedig tot God op te

48

-ocr page 57-

WACHTENDE OP GOD.

zien, van Hem alleen afhankelijk te zijn en in lijdzaamheid te wachten op Zijn tijd en Zijne genade. Het wachten op God moet ons onze volkomen afhankelijkheid van Gods almacht leeren en eveneens ons onszelven in volkomen lijdzaamheid Hem ten dienste stellen. Zij, die den Heer verwachten, zullen het aardrijk bezitten, het beloofde land met al zijn zegeningen. De erfgenamen moeten wachten; zij hebben tijd om te wachten.

„Zwijg den Heere en verbeid Hem.quot; In de kantteekening staat in plaats van: „Zwijg den Heerequot; : „Wees stil in den Heere of wees stil voor God!\' Het rusten in den Heer, in Zijnen wil, in Zijne belofte, in Zijne getrouwheid en in Zijne liefde, maakt de lijdzaamheid gemakkelijk. Het rusten in Hem is niets anders dan stil zijn in Hem, stil voor Hem. Niet anders dan onze gedachten en wenschen, ons vreezen en hopen te onderdrukken en te rusten in dien vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. Die vrede zal onder al onze angsten en nooden ons hart blijven vervullen, omdat wij onze wenschen Hem te kennen gaven. Dat rusten, dat stille zijn, het geduldig wachten, dat alles vindt zijne kracht en vreugde in God Zelf.

49

4

-ocr page 58-

WACHTENDE OP GOD.

De noodzakelijkheid, de billijkheid en de zegen van het wachten in lijdzaamheid, zal ons duidelijk gemaakt worden. Onze lijdzaamheid is het duplicaat van Gods lijdzaamheid. Zijn verlangen om ons volkomen te helpen, is oneindig grooter dan wij het zelf kunnen wenschen. Evenals de landman geduld heeft om te wachten totdat de vrucht rijp is, schikt God Zich naar onze traagheid en heeft geduld met ons. Laat ons dat bedenken en geduldig wachten: op elke belofte en elk antwoord op onze gebeden geldt het woord : „Ik, de Heer, zal het ter Zijner tijd volbrengen.\'

„Wees stil in den Heere en verbeid Hem.quot; Ja, Hem. Zoek in hetgeen gij wenscht niet alleen de gave, de hulp, maar zoek Hemzelf, wacht op Hem. Verheerlijk den Heer door in Hem te rusten, Hem te vertrouwen en Hem in lijdzaamheid te verwachten. Door die lijdzaamheid zullen wij Hem eeren ; zullen wij God op Zijnen troon Zijn eigen werk laten volbrengen, en zullen wij ons volkomen in Zijne handen stellen. Het verbeiden van God laat God, God zijn. Hebt gij een bepaalden wensch, eene bepaalde bede, wacht op Hem. Indien uw wachten de vrucht is van uw geestelijk loven, indien gij Hem meer

50

-ocr page 59-

WACHTENDE OP GOD.

51

wilt leeren kennen en Hem wilt bezitten, wacht dan in lijdzaamheid. Hetzij in bepaalde tijden van wachten ; hetzij in een blijvenden toestand uwer ziel. Eust in den Heere, wees stil voor Hem en wacht in lijdzaamheid. Zij, die den Heer verwachten, zullen het aardrijk bezitten.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

-ocr page 60-

Twaalfde Dag.

WACHTENDE OP GOD:

5n bet onöerbouöen van Zijne wegen.

„Wacht op den Heere on houdt Zijnen weg,

Hij zal u verhoogen, om de aarde erfelijk te bezitten.quot;

Psalm 37 : 34.

Zoodra wij iemand zoeken, beginnen wij met te vragen, waar en op welke wegen hij te vinden is. Als wij op God wachten, moeten wij zorgvuldig trachten om Zijne wegen te houden ; buiten dien weg toch kunnen wij nimmer verwachten om Hem te vinden. Gij ontmoet hem, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, hen die Hem gedenken in hunne wegen. Wij kunnen verzekerd zijn, dat God nimmer en nergens te vinden is, dan op Zijne wegen, en dat de ziel die Hem zoekt en op Hem wacht, Hem ook

-ocr page 61-

WACHTENDE OP GOD.

zekerlijk vinden zal. „Wacht op den Heere en houdt Zijne wegen en Hij zal uverhoogen.quot;

Hoe nauw is het verband tusschen de beide dealen van dit bevel. ,Wacht op den Heerequot; ziet op onze aanbidding en onze stemming. „Houdt Zijne wegen\' ziet op onze daden en onzen wandel. Het uitwendig leven moet in overeenstemming zijn met het inwendig leven; het inwendig leven moet het uitwendig leven bezielen en sterken. God de Heere heeft in Zijn woord ons den weg dien wij gaan moeten geopenbaard, en wil ons vertrouwen opwekken in Zijne genade en Zijne hulp. Blijven wij op Zijne wegen niet, dan kan ons wachten op Hem ons geen zegen aanbrengen. Eene volkomen gehoorzaamheid aan Zijnen wil is het geheim van het smaken Zijner zegeningen en van Zijne gemeenschap.

Hoe duidelijk komt dit uit in bovengenoemden psalm. De psalmist spreekt van den boosdoener, wiens weg voorspoedig is, en zegt den geloovige om daarover niet te toornen. Zien wij hen, die Gods weg verlaten, voorspoedig en gelukkig in deze wereld, terwijl wij zeiven in moeite en lijden ternederzitten, dan loopen wij groot gevaar om in toorn te ontsteken en ons over dat alles te ver-

53

-ocr page 62-

WACHTENDE OP GOD.

56

het wachten op God uwe redding. Uwe eenige dwaling was, dat gij in eigen kracht zocht te overwinnen en te gehoorzamen. Kom en buig u neder voor Hem, totdat gij hebt geleerd, dat Hij alleen goed is en dat Hij alleen het goede in u kan werken. Geloof dat noch in u, noch in hetgeen de natuur doen kan, ware kracht is. Wees tevreden om ieder oogenblik van God te ontvangen de inwerking van Zijne genade en Zijn leven, en het wachten op God zal de vernieuwing van uwe kracht worden om Zijne paden te houden, nimmer moede te worden, om Zijne wegen te bewandelen, en niet te bezwijken. Wacht op den Heere en houd Zijnen weg, zal een bevel en eene belofte voor u zijn.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!

-ocr page 63-

Dertiende Dag.

WACHTENDE OP GOD: ©p onbeftenöc wegen.

„En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijne hoop die is op U. Verlos mij van al mijne overtredingen.quot; Ps. 39 : 8, 9.

Het kan somtijds gebeuren dat wij niet weten waarop wij moeten wachten. Het kan ook zijn, dat wij ons verbeelden dat wij het wel weten, maar dan zou het toch zeker goed zijn, dat wij ons bewust worden, dat wij niet weten, hoe het te vragen. God is machtig om ons te geven boven bidden en denken, maar wij loopen gevaar om Zijne macht te beperken, als wij onze wenschen en gebeden naar onze eigene gedachten beperken. Het is groot om met den psalmist te kunnen zeggen: „En nu, wat verwacht ik, o Heere?\' Ik weet het ternauwer-

-ocr page 64-

WACHTENDE OP GOD.

nood en kan het ook niet zeggen. Het eenigste wat ik zeggen kan is: „Mijne hoop is op U.quot;

Hoe duidelijk zien wij dat beperken van God in Israel\'s geschiedenis. Toen Mozes hun vleesch in de woestijn beloofde, twijfelden zij, zeggende : Kan God de tafel bereiden in de woestijn? Hij sloeg de rotssteen en het water stroomde, maar kan Hij ons ook brood geven? Kan Hij Zijn volk van vleesch voorzien?quot; Indien men hun had gevraagd of God water in de woestijn geven kon, dan zouden zij gezegd hebben: „Zekerlijk. God heeft het gedaan. Hij kan het weder doen.quot; Maar zoodra zij echter aan iets nieuws denken dat Hij doen zou, dan beperkten zij Zijne macht, hunne verwachting kon zich niet uitstrekken boven hetgeen zij hadden ondervonden of boven hetgeen zij mogelijk achtten. Evenzoo kunnen wij God beperken in Zijn doen, door dat wij geen denkbeeld hebben van hetgeen Hij heeft beloofd, of wat Hij in staat is om te doen. Beperken wij Israël\'s God den Heilige niet in onze gebeden. Laat ons gelooven dat Zijne beloften, waarop wij pleiten, eene goddelijke beteekenis hebben, ver verheven boven onze gedachten. Laat ons gelooven dat Hij ze kan vervullen met kracht en in over-

58

-ocr page 65-

WACHTENDE OP GOD.

vloedige liefde, ver boven onze stoutste verwachtingen. Kweeken wij dus de gewoonte van op Hem te wachten aan, niet alleen in alles wat wij denken noodig te hebben, maar in alles wat Zijne genade en Zijn macht gereed is om voor ons te doen.

Bij elk waarlijk bidden is niet alleen ons eigen klein hart werkzaam, met zijne onvolkomen menschelijke gedachten van hetgeen God doen kan, maar ook Gods groote hart met Zijne oneindige goddelijke voornemens om te zegenen. Wat denkt gijquot;? Aan welk van deze twee komt de grootste plaats toe in uw naderen tot Hem ? Ontwijfelbaar aan Gods harte ; alles hangt af van ons kennen van, en van ons leven in gemeenschap met dat hart. Hoe weinig wordt dit gedaan! Het wachten op God zal het u leeren. Denk slechts aan Gods onuitsprekelijke liefde en genade, in den zin dien Hij in deze woorden legt. Beken hoe weinig gij begrijpt van alles wat God voor u doen wil en herhaal in uw gebed telkens de woorden : „En nu, wat verwacht ik, o Heere ! Mijne hoop is op U.quot; Wacht op God om u te geven boven bidden en denken. Zeg dan ook, als gij bidt: „Verlos mij van al mijne overtredingen.quot; Gij hebt

59

-ocr page 66-

WACHTENDE OP GOD.

gebeden, om u te verlossen van uw slecht humeur, uwen hoogmoed of uwe stijfhoofdigheid, en het schijnt u toe, dat gij tevergeefs bidt. Kan het misschien zijn, omdat gij uw eigen gedachten over den weg en den omvang van Gods doen wilt volgen, en dat gij nimmer hebt gewacht op Gods verheerlijking naar den rijkdom Zijner genade om voor u te doen wat niet in uw hart was opgekomen ? Leer God te aanbidden als den God, die wonderen doet, die u wil toonen, dat Hij iets bovennatuurlijks, iets goddelijks doen kan. Buig u voor Hem neder, wacht op Hem, totdat uw ziel ervaart, dat gij in de handen van den goddelijken, almachtigen Werkman zijt. Tracht slechts te weten, wat en hoe Hij werken wil, verwacht het als iets goddelijks, iets dat waard is om in ootmoed op te wachten en alleen door Zijne genade kan ontvangen worden.

Laat den grondtoon van elke verzuchting en van elk gebed zijn: „En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijne hoop is op U!quot; Hij zal Zijn werk te Zijner tijd volbrengen.

Mijn broeder, mijne zuster, menigmaal zult gij moede worden onder het wachten op God, omdat gij ternauwernood weet wat gij hebt te

60

-ocr page 67-

WACHTENDE OP GOD.

61

verwachten. Ik bid u, hebt goeden moed — die onwetendheid is vaak een goed teeken. Hij wil u leeren om Hem alles over te geven en op Hem alleen te wachten. Wacht op den Heer! Weest sterk en hebt goeden moed. Ja wacht op den Heere!

„Mijne ziel, wacht op den Heer!1\'

-ocr page 68-

Veertiende Dag.

WACHTENDE OP GOD:

3n ben weg tot bet nieuwe Ueb.

„Ik heb den Heere lang verwacht, en Hij heeft zich tot mij geneigd en mijn

geroep gehoord____ en Hij heeft een

nieuw lied in mijnen mond gegeven, eenen lofzang onzen Gode.quot;

Psalm 40 : 1-3.

Kom en luister naar de getuigenis van één, die uit ondervinding sprak over de zekere en gezegende gevolgen van het geduldig wachten op God. Ware lijdzaamheid is vreemd aan onze menschelijke natuur, zij is echter zoo onmisbaar in ons wachten op God, zij is zulk een hoofdbestanddeel van het ware geloof, dat wij er wederom over moeten nadenken, wat dat woord ons te zeggen heeft.

-ocr page 69-

WACHTENDE OP GOD.

Het woord lijdzaamheid stamt van het La-tijnsche woord lijden af. Het veronderstelt de gedachte van onder de macht te zijn van iets, waarvan wij gaarne bevrijd zouden worden. In den beginne onderwerpen wij ons tegen onzen wil, de ondervinding echter leert ons, omdat wij te vergeefs weerstand bieden, dat stille onderwerping het verstandigste is wat wij doen kunnen. Bij ons wachten op God is het dringend noodzakelijk, dat wij niet alleen geen weerstand bieden, omdat wij er toe gedwongen zijn, maar omdat wij ons met een liefhebbend en blijmoedig hart in de handen van den hetnelschen Vader stellen. Dan wordt lijdzaamheid onze grootste vreugde en onze grootste zaligheid.

Lijdzaamheid is de hoogste uitdrukking van ons geloof ten opzichte van Zijne goedheid en Zijne getrouwheid. Zij geeft der ziele volkomen rust in de verzekerdheid, dat God Zijn werk in ons volbrengen zal. Zij is het bewijs van onze volkomen toestemming in Gods weg en werk met ons. Ware lijdzaamheid is zichzelven verliezen in Zijn volmaakten wil.

Zulk eene lijdzaamheid is er noodig om in waarheid en volkomen op God te wachten.

63

-ocr page 70-

WACHTENDE OP GOD.

Zulk eene lijdzaamheid is de bloesem en de vrucht der eerste lessen in de school van het wachten op God; zij is het stille zijn der ziel, die hare eigene hulpeloosheid erkent en op Hem wacht, opdat Hij zich kan openbaren; zij is de ootmoed, die vreest om eigen zin en eigen kracht te doen gelden, inplaats van God te laten willen en handelen ; zij is de zachtmoedigheid, die tevreden is om niets te weten, niets te zijn dan voorzoover God ons licht geeft; zij is de volkomen onderwerping van den wil, om het vat te zijn, waarin Gods Heilige Geest wil en kan werken en hervormen. Dit alles echter wordt niet opeens geleerd. Naarmate de ziel steeds meer hare ware plaats inneemt, zullen wij ook vorderen op den weg der lijdzaamheid en altijd opnieuw kunnen zeggen: „Mijne ziel wacht op den Heer; van Hem wacht ik mijn heil; Hij is mijn rots en mijne zaligheid.\'

Hebt gij uit de woorden van Paulus wel opgemerkt dat de lijdzaamheid eene bizondere genadegave is; waar hij spreekt; „Met alle kracht bekrachtigd zijnde, naar de sterkte Zijner heerlijkheid, tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid met blijdschap\'quot; (Col. 1 : 11)? Ja het is ons

64

-ocr page 71-

WACHTENDE OP GOD.

noodig om te worden versterkt in Gods kracht, naar de mate van Zijne macht, indien wij in alle lijdzaamheid zullen kunnen wachten. God openbaart zich in ons als ons leven en onze kracht, die ons in staat zal stellen, om in volkomen vertrouwen alles Hem in handen te geven. Zijn er wellicht onder ons, die den moed opgeven, omdat zij zulk eene volmaakte lijdzaamheid niet bezitten, hebt goeden moed; juist in ons zwak en onvolmaakt wachten, wil God door Zijn verborgen macht ons versterken en in ons de lijdzaamheid der heiligen werken, ja de lijdzaamheid van Christus zelf.

Luistert naar de stem van een die zwaar beproefd was geworden: „Ik heb den Heere lang verwacht; en Hij heeft zich tot mij geneigd en mijn geroep gehoord.quot; Hoort hoe groot zijn lijden was als hij vervolgt; „Hij heeft mij uit een ruischenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijne voeten op eenen rotssteen gesteld, Hij heeft mijne gangen vastgemaakt. En Hij heeft een nieuw lied in mijnen mond gegeven, eenen lofzang onzen Gode.quot; Het geduldig wachten op God heeft groot loon, de verlossing is zeker; God zelf zal een nieuw lied in onzen mond geven. Gij mijne ziel! wees niet ongeduldig, hetzij het

5

65

-ocr page 72-

WACHTENDE OP GOD,

wachten op God u bij uwe gebeden moeielijk valt, hetzij uwe dierbaarste wenschen niet verhoord worden, hetzij God u op uwe gebeden geen inniger geestelijk leven openbaart, — vrees niet, maar rust in den Heer en wacht in lijdzaamheid op Hem. En wanneer het u somtijds schijnt dat de lijdzaamheid uw deel niet is, herinner u dan, dat de lijdzaamheid Gods gave is en bid met Paulus (2 Thess. 3:5); „Doch de Heer richte uwe harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.\' En Hij zelf zal u leiden in de lijdzaamheid, die gij voor God hebben moet.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

66

-ocr page 73-

Vijftiende Dag.

WACHTENDE OP GOÜ :

®p Zijn raaö,

„Doch zij vergaten haast Zijne werken, zij verbeidden naar Zijnen raad niet.quot; Ps. 106 : 13.

Dit woord heeft betrekking op Israels zonden in de woestijn. De Heer had hen wonderbaar gered, en was voornemens om op even wonderbare wijze te voorzien in al hunne behoeften. Maar toen de nood kwam, , verbeidden zij Gods raad niet.quot; Zij dachten er niet aan, dat God hun Leidsman en Verzorger was ; zij vroegen naar Zijne plannen niet. Zij volgden slechts de overleggingen huns harten ; zij verzochten en vertoornden den Heer door hun ongeloof. „Zij verbeidden naar Zijnen raad niet.quot;

Hoezeer is dit in alle tijden do zonde geweest

-ocr page 74-

WACHTENDE OP GOD.

van Gods volk. De drie eenigste fouten der Israëlieten, waarvan wij lezen in de dagen van Jozua in het land Kanaan, waren de gevolgen van deze ééne zonde. In het optrekken tegen Aï, in het verbond maken met de Gibeoniten, en in het zich vestigen in Kanaan, vóórdat zij van het geheele land bezit hadden genomen ; in dit alles verbeidden zij Gods raad niet. Zelfs de gevorderde geloovige loopt gevaar om voor die kleine verzoeking te zwichten, om namelijk Gods woord aan te nemen en nochtans zijn eigen wil en voornemen te volgen, en Zijn raad niet te verbeiden. Nemen wij die waarschuwing ter harte en zien wij wat Israël ons leert. Bedenken wij dat het niet slechts een gevaar is voor ieder in het bizonder, maar een gevaar, waarvoor Gods volk in het algemeen zich te wachten heeft.

Onze betrekking tot God wordt bepaald doordat Zijn wil in en door ons wordt volbracht op aarde gelijk in den hemel. Hij heeft ons beloofd om ons door den Heiligen Geest, die in alle waarheid leidt, Zijnen wil te doen kennen. Ons grondbeginsel zij : wachten op Zijnen raad als op den eenigen gids van onze gedachten en daden.

In Gods huis, in onze bidstonden, in onze ver-

68

-ocr page 75-

WACHTENDE OP GOD.

gaderingen, onder al ons werken als voorganger, of bestuurder, of helper, in welk deel van onzen arbeid voor God het ook zij, moet onze eerste vraag zijn : wat is Gods wil in dezen ? God werkt altijd naar den raad van Zijnen wil, hoe meer dus die raad wordt gezocht en gevonden en geëerd, des te zekerder en krachtiger zal God Zijn werk voor ons en in ons volbrengen.

Het groote gevaar in al zulke bijeenkomsten is, dat wij, ofschoon vertrouwende op onzen Bijbel, op onze vroegere ervaringen, op onzen oprechten wensch om Gods wil te doen, niet bedenken, dat wij bij eiken stap dien wij doen eene goddelijke leiding noodig hebben. Het kan zijn, dat God iets wil; dat Hij ons Zijn woord wil openbaren; dat Hij ons Zijne nabijheid en Zijne leiding wil doen inzien; dat Hij ons de macht van Zijnen geest wil openbaren, waarvan wij nu nog niets weten. God kan, ja wil dit alles openbaren aan de ziel, die Zijn raad verbeidt en geduldig wacht dat Hij het haar doe weten. Wanneer wij te zamen komen en God prijzen en danken voor alles wat Hij heeft gedaan en geleerd en gegeven, zou het kunnen zijn dat wij tegelijkertijd Hem in Zijn doen beperkten, door niet nog grooter dingen van

69

-ocr page 76-

WACHTENDE OP GOD.

Hem te verwachten. Toen God het water uit den rotssteen had gegeven, geloofden de Israëlieten niet dat Hij ook brood kon geven. Toen-de Heer hen Jericho had doen innemen, dacht .Tozua de overwinning van Aï zeker, en wachtte niet op Gods raad. Terwijl wij ons verbeelden dat wij Gods almacht kennen en daarop vertrouwen voor de toekomst, kan het zijn dat wij Hem in Zijne daden verhinderen, door Hem geen tijd te geven en ons niet oefenen in het verbeiden van Zijn raad.

De heiligste plicht van een leeraar is, om zijne gemeente te leeren God te verbeiden. Hoe kwam het, dat terwijl Petrus in het huis van Cornelius die woorden sprak, de Heilige Geest op allen, die hem hoorden, viel? Omdat zij gesproken hadden: ,Wij zijn dan nu allen hier tegenwoordig voor God, om te hooren al hetgeen u van God geboden is.quot; Wij kunnen te zamen komen en luisteren naar de ernstigste voorstellingen van de waarheid Gods, zonder eenig geestelijk nut, zoo daar onder ons geen verbeiden is van Gods raad.

In al onze bijeenkomsten moeten wij gelooven in den Heiligen Geest als den Leidsman en Onderwijzer van Gods heiligen, als zij wachtende

70

-ocr page 77-

WACHTENDE OP GOD.

71

zijn om door Hem geleid te worden, in alle dingen, die God bereid heeft en die in het hart niet kunnen opkomen.

In stilheid leere de ziel Gods tegenwoordigheid te ervaren. Meer besef van onze onwetendheid aangaande Gods plannen, meer geloof in de overtuiging dat God ons groote dingen zal doen zien, dat Hij zelf in grooter heerlijkheid zal geopenbaard worden, dat alles moet het kenmerk zijn der bijeenkomsten van Gods kinderen, indien zij het verwijt niet willen verdienen: „Zij verbeidden naar Zijnen raad niet.\'

„Mijne ziel, wacht op den Heer /quot;

-ocr page 78-

Zestiende Dag.

WACHTENDE OP GOD: ©m verlicbting öcs batten.

Ik verwacht den Heer, mijne ziel verwacht,

En ik hoop op zijn woord.

Mijne ziel wacht op den Heer

Meer dan de wachters op den morgen;

Dan de wachters op den morgen.

Psalm 130 : 5, 6.

Met welk een smachtend verlangen wordt de morgenstond vaak te gemoet gezien; bij een schipbreuk, door de schepelingen; door den reiziger, die te midden eener gevaarlijke landstreek door den nacht wordt overvallen; door een leger door vijandelijke troepen omringd. De morgenstond zal openbaren of er nog hoop op uitredding is. De morgenstond kan leven en vrijheid aanbrengen. Evenzoo verlangen Gods

-ocr page 79-

WACHTENDE OP GOD.

kinderen, die in de duisternis gezeten zijn, naar het licht Zijns aanschijns, meer dan de wachters op den morgen. Zij roepen uit: ,Mijne ziel wacht op den Heer, meer dan de wachter op den morgen.\' Kunnen wij dat ook zeggen? Wij kunnen niets hoogers verwachten, dan dat Gods licht op en in en door ons schijne den ganschen dag.

God is licht. God is eene zon. Paulus zegt: „Want God heeft in onze harten geschenen om te geven verlichting.quot; Welk licht? Het licht der kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Evenals de zon in al hare heerliikheid de aarde beschijnt, zoo doet God het licht Zijner heerliikheid. Zijner liefde in Jezus Christus in onze harten lichten. Dat licht moet ons hart den ganschen dag verlichten en verblijden. Het kan zoo zijn, want God is onze zon en er staat geschreven: „En de zon zal daarover niet ondergaan.quot; Gods liefde bestraalt ons onophoudelijk.

Maar kunnen wij er ons werkelijk den ganschen dag in verheugen? Ja, dat kunnen wij. Hoe? Laat de natuur het antwoord ons geven. Wat doen de prachtige boomen en bloemen, wat doet het groene gras, opdat de zon hen

73

-ocr page 80-

WACHTENDE OP GOD.

steeds beschijne ? Zij doen niets. Zij koesteren zicli in de zon zoo dikwijls die hen beschijnt. De zon is millioenen mijlen verwijderd, maar niettegenstaande dien afstand, zendt zij licht en blijdschap; het kleinste bloempje, dat het teedere kopje omhoog heft, ontvangt denzelfden overvloed van licht en zegen, als het uitge-strektste landschap. Wij behoeven niet te zorgen voor het licht, dat wij voor onzen dagelijkschen arbeid noodig hebben, de zon zorgt en voorziet en zendt het licht over alles rondom ons, den ganschen dag. Wij rekenen er eenvoudig op, ontvangen het en genieten er van.

Het eenige onderscheid tusschen natuur en genade is, dat, de boomen en bloemen onbewust den zegen van het licht indrinken, terwijl het bij ons een vrijwillig en dankbaar aannemen moet zijn. Het geloof, het eenvoudig geloof in Gods Woord en in Gods liefde, moet onze oogen en ons hart openen om de onuitsprekelijke heerlijkheid van Zijn genade te ontvangen en te genieten. Evenals de boomen dag aan dag en maand na maand staan en zich ontwikkelen tot groo-ter schoonheid en meerder vruchtbaarheid, genietende van eiken zonnestraal, dien zij ontvangen, evenzoo moeten wij trachten, om in ons

74

-ocr page 81-

WACHTENDE OP GOD.

christelijk leven in Gods licht te blijven en ons door Hem te laten vervullen met het leven en den glans, die dat licht aanbrengt.

En vraagt gij mij; kan ik mij waarlijk evenzoo eenvoudig en blijde verheugen in Gods licht, als ik mij verheug in de pracht van een zon-nigen morgen? Ja, in waarheid dat kunt gij. Uit mijne ontbijtkamer heb ik het uitzicht op een liefelijk dal, met boomen, wijngaarden en bergen. In de lente en den herfst zijn de licht-schakeeringen prachtig en onwillekeurig roepen wij uit: „ Hoe schoon!\' maar vragen ons dan af, is het het zonlicht alleen dat zoo voortdurend vreugde en schoonheid geeft? Is Gods licht niet even zoo goed een bron van vreugde en blijdschap ? Zeer zeker, dat zal het zijn, zoo de ziel stil is en op Hem wacht; laat Gods licht slechts schijnen.

Lezer, leer te wachten op den Heer, meer dan de wachter op den morgen. Alles in u moge duister zijn; maar is dat niet juist de beste reden om op Gods licht te wachten? De eerste stralen van het licht zijn misschien juist voldoende, om de duisternis op te merken, en om u zeiven te verootmoedigen over uwe zonden. Vertrouwt gij niet dat het licht de duisternis

75

-ocr page 82-

WACHTENDE OP GOD.

76

in u kan verdrijven? Geloof het. Buig u nu neder in de eenzaamheid voor God en wacht op Hem om u te verlichten. Spreek ootmoedig: „God is licht, oneindig schooner en heerlijker dan het licht der zon.\' God is licht: de Vader. Het eeuwige, ontoegankelijke en onbegrijpelijke licht: de Zoon. Het licht saamgevat, belichaamd en geopenbaard : de Geest, dat licht ons bestralend en in onze harten blijvend woning makende. God is licht en beschijnt mij hier. Ik ben zóó vervuld geweest van het kaarslicht mijner gedachten en pogingen, dat ik de luiken niet eenmaal opende om Zijn licht binnen te laten. Ongeloof heeft dat licht buitengesloten. Ik buig mij in geloof neder: God het licht, het licht dat mijn hart verlicht; de God van Wien Pau-lus schreef: „God heeft in onze harten geschenen,quot; is mijn God. Wat zou ik denken van een zon, die geen licht gaf? Wat zou ik denken van een God, die niet schijnt ? Neen, God schijnt! God is licht! Ik zal wachten, stil zijn en rusten in Gods licht. Mijn oogen zijn zwak en de vensters zijn niet helder, maar ik wil wachten op den Heere. Het licht schijnt, het zal ook in mij schijnen en mij gansch en al verlichten. Ik zal leeren om den ganschen dag in dat licht

-ocr page 83-

WACHTENDE OP GOD.

77

te wandelen en mij te verheugen. Mijne ziel, wacht op den Heere meer dan de wachters op den morgen.

„Mijne ziel, ivacht op den Heer!\'

-ocr page 84-

Zeventiende Dag.

WACHTENDE OP GOD:

3n tijöen van ÖiUetenUe.

„Daarom zal ik den Heer verbeiden, die Zijn aangezicht verbergt voor liet huis van Jakob; en ik zal Hem verwachten.quot; Jes. 8 : 17.

Hier spreekt een dienstknecht Gods, die op den Heere wacht, niet ten behoeve van zich zelf, maar ten behoeve van zijn volk, voor hetwelk God Zijn aangezicht verborg. Het doet ons zien, dat ons wachten op God, ofschoon het met onze persoonlijke behoeften aanvangt, met den wensch naar eene persoonlijke openbaring of met eene bede voor onze persoonlijke welvaart, het daarbij niet behoeft en niet mag blijven. Wij kunnen voor ons zeiven in het volle licht van Gods vriendelijk aangezicht

-ocr page 85-

WACHTENDE OP GOD.

wandelen, terwijl God Zijn aangezicht verbergt voor hen, die ons omringen; verre van tevreden te zijn met de gedachte dat zoo iets de welverdiende straf voor hunne zonden zou zijn, of wel de gevolgen hunner onverschilligheid, zijn wij geroepen om met medelijden te denken aan hunnen treurigen toestand, dien toestand voor God te brengen en Hem te verbeiden. Het voorrecht om God te verbeiden, op Hem te wachten, legt ons groote verantwoordelijkheid op. Evenals Christus, in Gods tegenwoordigheid verschijnende, onmiddellijk Zijn bevoorrechte eereplaats als Bemiddelaar innam, evenzoo moeten wij, indien wij beseffen wat het is. God te verbeiden, onzen toegang tot God gebruiken ten behoeve onzer minder bevoorrechte broederen. „Ik zal den Heer verbeiden, die Zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob.quot;

Gij bezoekt b. v. eene godsdienstige bijeenkomst in de eene of andere gemeente. Het kan zijn, dat gij daar niet dat geestelijk leven, of die vreugde vindt, die gij zoudt wenschen, noch onder de prediking, noch bij de leden dei-gemeente. Gij behoort tot eene kerk met hare verschillende afdeelingen, gij vindt er zooveel

79

-ocr page 86-

WACHTENDE OP GOD.

dwaling en wereldschgezindheid, zooveel zoeken naar menschelijke wijsheid en ontwikkeling, zooveel steunen op verordeningen en vormen, dat het u volstrekt niet verwondert, dat God Zijn aangezicht aldaar verbergt, en dat er weinig kracht tot bekeering noch ware stichting gevonden wordt. Daarenboven zijn er christelijke werkzaamheden, waaraan gij verbonden zijt, een zondagsschool, een evangelisatie-lokaal, een jonge-lingsvereeniging, een zending-bidstond, waarin de Geest Gods slechts zeer zwak werkt en gij gevoelt dat God Zijn aangezicht verbergt. Gij gelooft ook dat gij de reden er van ontdekt hebt. Men vertrouwt te veel op menschen en op geld; er bestaat te veel vormelijkheid ; te veel toegeven aan eigen wil en wensch ; er bestaat te weinig geloof; er wordt te weinig gebeden; er wordt te weinig liefde, te weinig ootmoed gevonden; men is te weinig bezield van den Geest des gekruisten Jezus. Alles schijnt u somtijds hopeloos ; niets, niemand kan helpen.

Geloof dat God kan en wil helpen. Laat de geest des profeten over u komen als gij zijn woord overdenkt, en verder — wacht op den Heer om Zijne dwalende kinderen te helpen.

80

-ocr page 87-

WACHTENDE OP GOD.

Volbreng uwe roeping en wacht op den Heer, in plaats van te oordeelen en te veroordeelen of in moedeloosheid en wanhoop neder te zitten. Indien anderen dien plicht nalaten, volbreng gij dien des te meer. Hoe grooter de duisternis, hoe meer behoefte om den eenigen Redder aan te roepen. Hoe grooter de zelfgenoegzaamheid rondom u, die van geen blind of naakt noch arm zijn weet, hoe meer gij, die beweert dat gij het kwade ziet, en belijdt dat voor u de toegang open is tot Hem die alleen helpen kan, op uwen post moet zijn en God moet verbeiden. Zoodra een zucht of eene klacht u op de lippen komt, spreek dan; , Ik zal den Heer verbeiden, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob.\'

Er bestaat echter nog een wijdere kring, dan godsdienstige bijeenkomsten — de christelijke kerk over de geheele wereld. Denk aan de Grieksche, de Roomsche, de Protestantsche kerken, en al de millioenen, die daartoe behooren. Of denk alleen aan de Protestantsche kerken met haren open Bijbel en hare rechtzinnige geloofsbelijdenis. Hoeveel doode vormen, hoeveel gedachteloos belijden. Hoeveel wettelijks, hoeveel menschelijks in eiken tempel Gods, en hoevele

6

81

-ocr page 88-

WACHTENlfE OP GOD.

redenen voor het verbergen van Zijn aangezicht.

Wat moeten zij doen, die dit alles zien en betreuren ? Het eerste dat gedaan moet worden is:

„Ik zal den Heer verbeiden, die Zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob.quot; Laat ons den Heere verbeiden in ootmoedige belijdenis van de zonden Zijn volks. Oefenen wij ons in dat wachten. Verbeiden wij Hem in liefdevolle voorspraak voor alle heiligen, voor onze geliefde broeders, hoe verkeerd hun leven en hunne leer ons ook toeschijnt. Verbeiden wij den Heer in geloof en vertrouwen, totdat Hij ons toont dat Hij ons verhooren wil. Verbeiden wij den Heer door in allen eenvoud ons zeiven Hem ten offer te brengen, met het vurige gebed, dat Hij ons tot onze broederen moge zenden. Verbeiden wij den Heer en rusten wij niet, totdat Hij Sion zal verhoogd hebben. Rusten wij in Hem en wachten wij geduldiglijk op Hem, die Zijn aangezicht voor zoovelen Zijner kinderen verbergt en laat ons, zoo dikwijls wij voor anderen om het licht Zijns aanschijns vragen, zeggen: „Ik wacht op den Heere, mijn vertrouwen is op Hem, Mijne ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen.\'

„Mijne ziel, wacht op den Heer!quot;

82

-ocr page 89-

Achttiende Dag.

WACHTENDE OP GOD :

Bat Ibtj 3(cb aan one openbare.

„En men zal te dien dage zeggen: Ziet deze is onze God: ■wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de Heere, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen in Zijne zaligheid.quot; Jes. 25 : 9.

Twee dierbare waarheden worden ons in deze regelen aangetoond. De eene, dat het de taal is van Gods kinderen, die allen te zamen op God wachten; de tweede, dat de vrucht van hun wachten geweest is, dat God zich op zulk eene wijze geopenbaard heeft, dat zij blijmoedig konden uitroepen: Zie, deze is onze God; deze is de Heere. Wij allen moeten de kracht en den zegen van het gezamenlijk wachten leeren verstaan.

-ocr page 90-

WACHTENDE OP GOD.

Let op het tweemaal herhaalde: , Wij hebben Hem verwacht.\' In tijden van droefheid sluit men zich nauwer aan elkander, laat men alle hoop op mensohelijke hulp varen, en maakt men zich op, om te zamen God te verbeiden. Is het niet juist dat wat wij noodig hebben in onze kerken, vergaderingen en bidstonden ? Is de nood der kerk en de nood der gansche wereld niet groot genoeg om dat te eischen ? Zijn er in de Christelijke Kerk geen kwalen, die spotten met alle menschelijke wijsheid ? Bedreigen de beschaving, de vermakelijkheden en de geldzucht het geestelijk leven der gemeente niet? Zijn de krachten der kerk niet geheel onvoldoende, om de ontrouw, de zonden en de ellende der christelijke landen en van het heidendom te bestrijden? En zijn er geen beloften Gods en heeft de Heilige Geest geen macht om in die behoeften te voorzien, en de kerk de verzekering te geven dat zij alles doet wat God van haar verwacht ? Zal het gezamenlijk God verbeiden om de gave des Geestes niet gezegend blijken te zijn ? Zeer zeker.

Het God verbeiden in onze bijeenkomsten en bidstonden zou hetzelfde bedoelen als bij onze persoonlijke godsverheerlijking; het zou zijn een

84

-ocr page 91-

WACHTENDE OP GOD.

inniger overtuiging, dat God alles doen kan en doen wil; een nederiger en blijvender gevoel van onze groote onmacht; een levendiger overtuiging van onze afhankelijkheid van Hem, van Zijne macht en heerlijkheid; een vaster hoop dat God door Zijnen Geest hen, die op Hem wachten, het zalige geheim zal leeren van Zijne aanneming en Zijne nabijheid, om dan te Zijner tijd Zijne genade te openbaren.

Het eenige streven moest zijn om iedereen in eene biddende en lovende gemeenschap te brengen, onder het heilige gevoel van Gods tegenwoordigheid, zoodat allen, als zij van elkander scheiden, de overtuiging hadden, dat zij God zelf hebben ontmoet, dat zij al hunne behoeften en al hunne nooden Hem hebben toevertrouwd en nu Zijne genade verbeiden.

Deze ervaring wordt ons in de kerk verduidelijkt. De vervulling dier woorden kan somtijds door zulk eene aangrijpende bemiddeling van Gods macht geschieden, dat allen te zamen uitroepen : „ Ziet, deze is onze God, dit is de tleere Zij zullen opwassen in genade, en als Gods volk, God verbeidende, zoo overtuigd wordt van Zijne tegenwoordigheid, dan zal de ziel in heilig ontzag uitroepen : „Ziet, deze is onze God, dit

85

-ocr page 92-

WACHTENDE OP GOD.

is de Heere !quot; Dit alles wordt helaas in onze godsdienstige bijeenkomsten te veel gemist. De voorganger heeft geen moeielijker, geen heiliger, geen gezegender taak dan om zijne gemeente uit te leiden om God te ontmoeten en om zelfs voor zijne prediking elke ziel in aanraking met den Heer te doen komen.

„Wij zijn nu allen hier tegenwoordig voor Godquot; — deze woorden van Cornelius toonen ons, op welke wijze de hoorders van Petrus waren voorbereid op de komst van den Heiligen Geest. Staande voor God, wachtende op God, is de eenige voorwaarde om Gods tegenwoordigheid te kunnen genieten.

86

Eene vergadering van geloovigen, vergaderd met hetzelfde doel, elkander steunende door oogenblikken van stilte, om allen te zamen God te verbeiden, om het hart te openen voor nieuwe openbaringen van zonden, van Zijn wil, van nieuwe wegen en nieuwe wijze van werken, zulk eene vergadering, zeg ik, zou spoedig alle reden hebben om te zeggen : „ Ziel, dit is onze God, wij hebben op Hem gewacht, wij zullen blijde zijn en ons verheugen in Zijne zaligheid !quot;

„Mijne ziel, wacht op den Heer!\'

-ocr page 93-

Negentiende Dag.

WACHTENDE OP GOD:

ais öe ©oö Des geriebts.

„Wij hebben ook in den weg uwer gerichten, U, o Heere, verwacht;... want, wanneer uwe gerichten op de aarde zijn, zoo leeren de inwoners der wereld gerechtigheid.quot; Jes. 26 : 8, 9.

„De Heere is een God des gerichts; welgelukzalig zyn die allen, die Hem verwachten.quot; Jes. 30 : 18.

God is een God van genade en God is een God des gerichts. Genade en gericht gaan in al Zijne leidingen te zamen. In den zondvloed, in de uitredding der Israëlieten uit Egypte, in de overwinning van Kanailn zien wij genade te midden van het gericht. In het leven van Zijn volk bemerken wij hetzelfde : het gericht straft de zonde, terwijl de genade den zondaar redt.

-ocr page 94-

WACHTENDE OP GOD.

Of beter gezegd de genade redt den zondaar, niet in weerwil van maar door middel van het gericht, dat over de zonde kwam. Wachten wij ons wel, om dit nimmer te vergeten, terwijl wij den Heer verbeiden. Wachtende op God moeten wij Hem verwachten als een God des gerichts.

„In den weg Uwer gerichten; hebben wij U, o Heere, verwacht.quot; Dat zal onze eigen ervaring ook zijn. Zoo wij in waarheid de heiligmaking najagen, zoo wij in ons gebed alleen den Heere zoeken, dan zal Zijne heilige tegenwoordigheid ons opschrikken, ons onze verborgen zonden openbaren en onze zondige natuur, onzen opstand tegen God, onze onbekwaamheid om Zijne wet te volbrengen, diep doen gevoelen. Dan zullen de woorden bewaarheid worden: „Wie zal den dag Zijner toekomst verdragen? want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid (Mal. 3 : 2). Och, dat gij nederkwaamt____

gelijk een smeltvuur brandtquot; (Jes. 64 : 2a). Het is groote genade, dat God de zonde in de ziel veroordeelt, als Hij ons al de snoodheid en strafschuldigheid doet gevoelen. Menigeen tracht dat oordeel te ontvluchten. De ziel, die naar God verlangt en de bevrijding der zonde zoekt, buigt zich in ootmoed onder dat oordeel en spreekt:

88

-ocr page 95-

WACHTENDE OP GOD.

„Sta op, Heere, en laat uwe vijanden verstrooid worden. Wij hebben in den weg uwer gerichten ü, o Heere, verwacht.quot;

Laat niemand die zich wil oefenen, om op den Heere te wachten, zich verwonderen, indien hij in den aanvang steeds meerder zonden en grooter duisternis ontdekt. Laat niemand wanhopen omdat onoverwonnen, slechte gedachten of diepe duisternis Gods aangezicht schijnen te verbergen. Vereenigde zich in Gods Zoon niet èn de gave èn de drager Zijner genade op Calvarië, de genade verborgen in het oordeel? Onderwerp u en buig u ootmoedig onder het oordeel van al uwe zonden: het oordeel bereidt den weg en eindigt in wondervolle genade. Daar staat geschreven: „Gij zult door recht verlost wórden.quot; Wacht op den Heere in het geloof dat Zijne genade te midden van het oordeel, uwe verlossing werkt: Wacht op Hem, Hij zal u ge. nadig zijn.

Daar is nog eene andere onuitsprekelijk heilige toepassing. Wij verwachten den Heere in den weg Zijner gerichten, om de aarde te bezoeken: Wij wachten op Hem. Welk eene gedachte! Wij kennen de toekomstige oordeelen, wij weten dat een tiende deel der Christenen

89

-ocr page 96-

WACHTENDE OP GOD.

zorgeloos daarheen leeft, die wanneer er geen verandering komt door Gods hand moeten omkomen. Zullen wij niet al het mogelijke doen, om hen te waarschuwen, om bij God met en voor hen te pleiten dat Hij hen genadig zij. Indien wij gevoelen dat ons de moed, de ijver en de kracht ontbreekt, zullen wij dan niet des te ernstiger God verbeiden, als een God des gerichts, zullen wij Hem niet smeeken om zich te openbaren in de gerichten, die over onze vrienden komen, om ons te vervullen met die heilige vreeze voor Hem en hen en ons tot bidden en spreken te dwingen, zooals nimmer te voren? Voorwaar, het is geen toegeven aan geestelijke zorgeloosheid indien wij God verbeiden. Het doel van het wachten op God is, om God en Zijne heiligheid, den Geest en het vuur, dat brandt in den hemel en op de aarde kwam; de liefde van Christus op Calvarië zoodanig van ons hart bezit te doen nemen, opdat wij de menschen waarschuwen en opwekken zouden met de verzekering dat wij op God wachten in den weg Zijner gerichten. Christenen! toont het dat gij waarlijk gelooft in den God des gerichts.

„Mijne ziel, wacht op de)i Heer!quot;

90

-ocr page 97-

Twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD:

2Mc op ons wacbt.

„En daarom zal de Ueere wachten, opdat Hij u genadig zij; en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij zich over nlieden ontferme, want de Heere is een God des gerichts: Welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten. Jes. 30: 18.

Niet alleen moeten wij denken aan ons wachten op God, maar ook en niet minder aan het wachten van God op ons, dat nog veel wonderlijker is. Het denkbeeld dat God op ons wacht, zal ons opnieuw aandrijven en bezielen om Hem te verwachten. Het zal ons eene heerlijke gewisheid geven, dat ons wachten niet tevergeefs kan zijn. Indien Hij op ons wacht, dan weten wij dat wij waarlijk welkom zullen

-ocr page 98-

WACHTENDE OP GOD.

zijn; dat Hij zich zal verheugen om hen te zien, naar wie Hij heeft uitgezien. Laat ons nu, op dit oogenblik in alle ootmoedigheid wachten op God, om te begrijpen wat het beteekent: „Daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij.quot; Wij willen die boodschap aannemen en daarop antwoorden; „Welgeluk zalig zijn die allen die Hem verwachten.quot;

Zie omhoog en aanschouw God op Zijnen troon. Hij is de liefde — Hij heeft een onafgebroken en onuitsprekelijke behoefte om Zijne goedheid en Zijne genade aan alle schepselen mede te deelen. Hij verlangt en verheugt zich om u te zegenen. Hij heeft onbegrijpelijke en heerlijke plannen met Zijne kinderen, om dooide macht des Heiligen Geestes, Zijne liefde en Zijne kracht in hen te openbaren. Hij wacht met de liefde eens Vaders. Hij wacht om u genadig te zijn. Zoo vaak gij Hem verwacht of in uw dagelijksche leven die heilige gewoonte tracht te volbrengen, moogt gij tot Hem opzien, Hij is gereed om u te ontmoeten, wachtende om u genadig te zijn. Tracht ieder oogenblik van uw leven u te oefenen in het wachten op Hem, met het verzekerde uitzicht dat God op u wacht.

92

-ocr page 99-

WACHTENDE OP GOD.

En indien gij vraagt: Hoe is dat mogelijk dat als Hij op u wacht om genadig te zijn en gij op Hem wacht, dat Hij dan toch de hulp niet schenkt, die gij zoekt en altijd en altijd tevergeefs wacht ? Daarop is een tweeledig antwoord te geven ; Eerstens, God is een wijs landman, „die de kostelijke vrucht des lands verwacht, langmoedig zijnde.quot; Hij kan de vrucht niet inzamelen eer zij rijp is. Hij weet, wanneer wij naar den geest gereed zijn, om Zijne zegeningen tot ons heil en tot Zijne heerlijkheid te ontvangen. In den zonneschijn Zijner liefde te wachten, zal onze ziel doen rijpen voor het ontvangen Zijner zegeningen. Te wachten onder de wolk der beproeving, die in stroomen van zegen zal nederdalen, is voor ons noodig. Wees verzekerd dat, indien God langer wacht dan gij wel wenscht, het alleen is om de zegeningen dubbel kostbaar te maken. God wachtte vier duizend jaren op de volheid der tijden, eer Hij Zijnen Zoon zond: onze tijden zijn in Zijne handen: „Zal God dan geen recht doen Zijnen uitverkorenen?quot; Hij zal zich haasten tot uwe hulp en geen uur te lang wachten.

Het andere antwoord wijst ons op hetgeen

93

-ocr page 100-

WACHTENDE OP GOD.

wij reeds vroeger zeiden. De Gever is meerder dan de gift; God is meer dan de zegen, en ons wachten op Hem is de eenige weg om ons te leeren ons leven en ons geluk alleen in Hem te vinden.

O, indien Gods kinderen slechts wisten welk een heerlijken, glorierijken God zij hadden en hoe groot het voorrecht is, om met Hem in gemeenschap te leven, hoezeer zouden zij zich in Hem verheugen! En zelfs dan wanneer Hij hen laat wachten zullen zij het beter leeren verstaan. „Daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij.\'

Zijn wachten zal het grootste bewijs Zijner goedertierenheid zijn. „Welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.quot; Onze koningin heeft hare hofdames die de wacht houden. Het is eene ondergeschikte betrekking van dienen en toch wordt het beschouwd als de hoogste eer en het grootste voorrecht, omdat eene wijze en goedertieren vorstin haar tot hare vriendinnen maakt. Maar welk een voorrecht en welk een zegen is het, om op den Eeuwigen God te mogen wachten en Hem te mogen dienen; altijd op de wacht te staan voor de geringste aanwijzing van Zijnen wil.

94

-ocr page 101-

WACHTENDE OP GOD.

95

of Zijne gunst; altijd van Zijno nabijheid, van Zijne goedheid en van Zijne genade verzekerd te zijn. „De Heere is goed voor allen, die op Hem wachten. Welgelukzalig zijn allen, die Hem verwachten.\' Ja het is een groote zegen wanneer eene wachtende ziel en een wachtend God elkander ontmoeten. God kan Zijn werk niet volbrengen zonder dat Hij en wij Zijnen tijd afwachten ; laat het wachten ovenzoo goed ons werk, als Zijn werk zijn. En indien het wachten van Hem enkel goedheid en genade insluit, zoo moet ons wachten zijn om ons te verheugen in die goedheid en in een vertrouwend verwachten van Zijne genade. Laat het „verwachten van den Heerquot; ons eene onuitsprekelijke en onvermengde zaligheid zijn, omdat het ons tot een God voert, die wachtende is, om Zichzelven aan ons als den Volmaakte en Algoede bekend te maken.

„Mijne ziel, wacht op den Heer!*

-ocr page 102-

Een en Twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD; Den Blmacbtigc.

„Maar die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen, zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de arenden; zij zullen loepen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden.quot;

Jes. 40 : 31.

De wijze van ons wachten draagt altijd het kenmerk van ons oordeel over hem op wien wij wachten. Ons wachten op God hangt grooten-deels af van ons geloof in Hem. Onzen tekst vinden wij aan het einde van een Hoofdstuk uit Jesaja, waarin God zich openbaart als den Eeuwige en den Almachtige. Zoodra die waarheid door ons wordt aangenomen, dan zal het God verbeiden de uitdrukking worden van wat wij

-ocr page 103-

WACHTENDE OP GOB.

van Hem kennen — een God waardig om op te wachten.

Luister naar de woorden: „Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den Heero verborgen?quot; Waarom spreekt gij alsof God u niet hoort of helpt?

„Weet gij het niet? Hebt gij het niet gehoord, dat de Eeuwige God, de Heere, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt ? Hij geeft den moeden kracht en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geene krachten heeft. De jongen zullen moede en mat worden en de jongelingen zullen gewisselijk vallen,quot; al wat onder de menschen sterk zal heeten, zal te niet gaan. „Maar zij, die den Heere verwachten, den Eeuwige, die niet moede, niet mat wordt, hun zullen de krachten vernieuwd worden; zij zullen met vleugelen opvaren gelijk de arenden ; zij zullen loopen en\' — luister, o mensch, „zij zullen sterk zijn in Gods kracht, zij zullen evenals Hij niet moede worden, zij zullen wandelen en evenals Hij, niet mat worden.quot;

Ja, zij zullen met vleugelen opvaren gelijk de arenden. Gij weet wat arendsvleugelen zijn. De arend is de koning der vogelen, zijne vlucht is hooger in den hemel dan die van alle vogels.

7

97

-ocr page 104-

WACHTENDE OP OOD.

Geloovigen moeten een hemelsch leven leiden, in do tegenwoordigheid, en in de liefde en in de vreugde huns Gods. Zij moeten leven waar God leeft; en hebben Gods kracht noodig om zóó hoog te stijgen. Het zal gegeven worden aan hen, die op Hem wachten.

Gij weet, hoe de adelaar zijne vleugelen verkrijgt. Het is slechts op eene wijze — n.1. door een adelaar te zijn. Gij zijt uit God geboren. Gij hebt adelaarsvleugelen. Het kan zijn dat gij het niet geweten hebt, het kan zijn dat gij ze niet gebruikt hebt, maar God kan en wil u leeren om ze te gebruiken.

Gij weet hoe de jonge arenden hunne vleugelen leeren gebruiken. Zie daarginds die rots, die zich duizenden voeten boven de zee verheft. Zie hoog langs die rots een uitstekenden rand, daarop is een adelaarsnest gebouwd, waarin zich twee arenden bevinden. Zie, de moeder komt, schudt het nest door elkander en stoot met haren rug de bevreesde jonge vogels in den afgrond. Zie, hoe zij fladderen, vallen en in de diepte storten. Maar zie dan ook (Deut. 32 : 11) hoe de adelaar over zijne jongen zweeft, zijne vleugelen uitbreidt, ze neemt, en ze op zijne vleugelen draagt en hen, terwijl zij op zijne

98

-ocr page 105-

WACHTENDE OP GOD.

vlerken rusten, naar eene veilige plaats brengt. Dat herhaalt zij telkens weder, hen telkens in den afgrond werpende om ze telkens weder te nemen en te dragen. „Zoo leidde hem de Heere alleen.\' Het instinct van die moederarend is eene gave Gods, en is een enkele straal van die Liefde, waarmede de Almachtige Zijn volk opvoedt, om op te varen met vleugelen gelijk de arenden.

Hij de Almachtige woelt uw nest om. Hij stelt uwe verwachtingen te leur. Hij ontneemt u uw vertrouwen. Hij doet u vreezen en beven als uwe kracht bezwijkt en gij u vermoeid en volmaakt hulpeloos gevoelt. En toch spreidt Hij onderwijl Zijne sterke vleugelen onder u uit, zoodat gij er op kunt rusten. Hij wil Zijn eeuwige kracht in u werken. Al wat Hij vraagt is, dat gij in volkomen machteloosheid nederzinkt om op Hem te wachten. Laat de eeuwige, eenige God u door Zijne kracht dragen op de vleugelen Zijner Almacht.

Kind van God. Ik bidde u, hef uwe oogen op en aanschouw uwen God! Hoor Hem. die ii zegt, dat Hij niet moede en niet mat wordt, die u belooft, dat ook gij niet zult bezwijken, noch moede noch mat worden, die niets vraagt

99

-ocr page 106-

WACHTENDE OP GOD.

100

dan dit ééne, dat gij op Hem zult wachten. Met zulk een sterken, zulk een trouwen, zulk een liefdevollen Vader zult gij kunnen uitroepen :

„ Mijne ziel, wacht alleen op God /\'

-ocr page 107-

Twee en twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD.

Jn t»c seftcrbeiö van 3e0engt;

„En gij zult weten dat Ik de Heere ben ; want zij zullen niet beschaamd worden, die Mij verwachten.quot; Jes. 49 : 23.

„Wel gelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten.quot;

Jes. 30 : 18

Welk een belofte! Hoezeer tracht God ons te overreden om op Hem te wachten, door de duidelijkste verzekeringen dat het wachten op Hem nimmer tevergeefs zal zijn. „Zij zullen niet beschaamd worden, die Mij verwachten.quot; Hoe is het mogelijk dat wij, nadat wij de waarheid van die bewering zoo menigmaal ondervonden, nog altijd zoo traag zijn in het benaarstigen, en niet erkennen dat het gezegende wachten de ademhaling van ons leven moet zijn, een voortdurend rusten in Gods gemeenschap en

-ocr page 108-

WACHTENDE OP GOD.

liefde, een onafgebroken geven van onszelven aan Hem, om Zijn werk in ons te voltooien. Luisteren en overdenken wij alles nog eenmaal totdat ons hart met vernieuwde overtuiging het uitspreekt: „Gezegend zijn zij, die op Hem wachten!\' In onze overdenking op den zesden dag, vonden wij in het gebed van den 25steu psalm de woorden: „Laat niemand die U verwacht beschaamd worden.quot; Het gebed zelf toont zoo duidelijk hoezeer wij vreezen dat wij beschaamd zullen worden. Luisteren wij naar Gods antwoord, totdat alle vrees verbannen is, en wij kunnen antwoorden: Ja, Heere! Wij gelooven wat Gij zegt: „Allen, die Mij verwachten, zullen niet beschaamd worden.quot; „Welgelukzalig zijn die allen, die den Heer verwachten.quot;

De inhoud van deze twee uitspraken wijst ons op de tijden waarin Gods kerk in grooten nood verkeerde, en er naar den mensch gesproken geen redding mogelijk was. God komt echter met Zijn Woord van belofte tusschenbeide en waarborgt ons Zijne Almacht om Zijn volk uit te redden. Het is alsof God zelf het werk hunner verlossing in handen heeft genomen en belooft dat er geen teleurstelling mogelijk is, terwijl Hij hen vermaant, om op Hem te wach-

102

-ocr page 109-

■WACHTENDE OP OOD.

ten. Ook wij beleven dagen, waarin het met veel in de kerk, hare geloofsbelijdenis en vormen treurig gesteld is. Bij veel waarvoor wij God hebben te danken is er, helaas! ook veel te betreuren. Gewis wij zouden wanhopen, indien God Zijne beloften niet had geschonken. In die beloften echter heeft de levende God zich aan ons gegeven en verbonden. Hij zegt ons, op Hem te wachten. Hij verzekert ons dat wij niet beschaamd zullen uitkomen. Och! dat wij mochten leeren om op Hem te wachten, totdat Hijzelf ons openbaart, wat Zijne beloften beteekenen, en in die beloften Zichzelf openbaart in Zijne Almacht! Wij zullen onwederstaanbaar gedwongen worden om op Hem alleen te wachten. God vermeerdert het getal dergenen die zeggen: „Onze ziel wacht op den Heer: Hij is onze Hulp en ons Schild.quot;

Dit wachten op God ten behoeve van Zijne Kerk en Zijn volk zal grootendeels afhangen van de plaats die dat wachten in ons persoonlijk leven heeft ingenomen. De ziel kan heerlijke verwachtingen koesteren van al wat God beloofd heeft te doen, de lippen kunnen aangrijpende woorden spreken, maar dat alles is nog niet de ware maatstaf van ons geloof.

103

-ocr page 110-

WACHTENDE OP GOD.

Neen, alleen dat, wat wij door persoonlijke ondervinding van God weten, van Hem, die de vijanden in ons binnenste overwint, die alles regeert en regelt. Zichzelf openbaart in Zijne Heiligheid en Macht, dit alles zal alleen de ware maatstaf zijn van de geestelijke zegeningen, die wij van Hem verwachten, en aan anderen getuigen. Als wij weten hoe gezegend het wachten op God voor onze ziele is geworden, dan zullen wij ook vertrouwend wachten op den zegen, die over de kerk rondom ons komen zal. De grondtoon van ai onze verwachtingen zal zijn: „Allen, die mij verwachten, zullen niet beschaamd worden.quot;

Door hetgeen Hij in ons gewerkt heeft, zullen wij van Zijne Almacht ook groote dingen verwachten rondom ons. „Welgelukzalig zijn die allen, die den Heere verwachten.\' Ja, welgelukzalig ook zelfs in het wachten. De beloofde zegen voor onszelven of voor anderen moge vertragen; maar de onuitsprekelijke zegen van Hem te bezitten en te kennen, die het beloofd heeft, Hem, de Levende fontein van de toekomstige zegeningen, blijft de onze. Laat deze waarheid uwe ziel volkomen vervullen, dat namelijk het wachten op God het hoogste

104

-ocr page 111-

WACHTENDE OP GOD.

voorrecht van het schepsel is en de grootste zegen voor Zijn verlost kind.

Evenals de zon met haar licht en hare warmte elk grashalmpje dat uit de koude aarde omhoog schiet, opzoekt, zoo ontmoet de Eeuwige God in de grootheid en teederheid Zijner liefde, elk wachtend kind, „om te geven, verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.quot; Herlees ook deze woorden totdat uw hart leere begrijpen, wat God aan u doen wil. Wie kan het verschil bepalen tusschen de onmetelijke zon en het kleine grashalmpje? En toch geniet dat kleine grashalmpje van de zon zooveel als het noodig heeft en gebruiken kan. Geloof dat, terwijl gij op God wachtende zijt. Zijne grootheid en uwe geringheid bij elkander passen en elkander op wonderbare wijze ontmoeten. Buig u neder in armoede en volkomen onmacht, in ootmoed en zachtmoedigheid ; onderwerp u aan Zijnen wil en — wees stil. Als gij wacht, komt God nabij. Hij zal zich openbaren als de God die al Zijne beloften heerlijk zal vervullen. Herhaal telkens in uw hart de woorden: „Welgelukzalig zijn allen, die op U wachten.\'

„Mijne ziel, wacht op den Heer!

105

-ocr page 112-

Drie-en-twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: ©p ongcöacbte Öingen.

„Ja, van ouds heeft men het niet gehoord, noch met ooren veruomeu, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht.quot; Jes. 64:4.

„Ja van ouds heeft men het niet gehoord, noch met ooren vernomen, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht.\'

Wij moeten dus op God wachten, opdat ons zal worden geopenbaard wat een menschenhart niet kan bevatten. Ook in 1 Oor. 2 : 9 lezen wij: „Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord en in het hart des menschen niet is opgekomen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.\'

-ocr page 113-

WACHTENDE OP GOD.

De voorafgaande verzen, voornamelijk in Hoofdstuk 63 : 15, hebben betrekking op den vernederden staat van Gods volk. Het gebed is uitgestort: „Zie van den hemel afquot; (vers 14). „Waarom verstokt Gij ons hart, dat wij u niet vreezen.quot; „Keer weder om Uwer dienstknechten wil\' (vers 19). En in Hoofdstuk 64 : 1 nog dringender: „Och, dat Gij de hemel scheurdet, dat Gij nederkwaamt.... gelijk een smeltoven brandt, om Uwen naam aan Uwe wederpartij-ders bekend te maken.quot; Daarop volgt eene verontschuldiging van hetgeen vroeger geschied was: „Toen Gij vreeselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt neder, van Uw aangezicht vloden de bergen?quot; „Want,quot; en hier ziet men het ontwaakte geloof bij de verwachting der dingen, die wij niet konden zien, Hij is nog altijd dezelfde God. „Geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij heeft bereid dien, die op Hem wachten.quot; God alleen weet wat Hij doen kan voor Zijn volk, dat op Hem wacht. Zooals Paulus het verklaart en toepast : „Alzoo weet ook niemand hetgeen Gods is dan de Geest Gods. Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijnen Geest.quot;

De behoeften van Gods volk en de bede om

107

-ocr page 114-

WACHTENDE OP «OD.

108

Zijne tusschenkomst zijn in onze dagen even zoo noodzakelijk als in de dagen van Jesaja. Er zijn er nu, evenals toen nog overgebleven, die God met hun gansche hart zoeken. Indien wij echter het Christendom over het algemeen beschouwen, indien wij letten op den toestand van Christus\' kerk, dan is er reden te over om God te smeeken, de hemelen te scheuren en neder te komen. Alleen een bepaald tusschen-treden van den Almachtige kan baten. Ik vrees dat wij geen denkbeeld hebben van hetgeen de zoogenaamde Christelijke kerk in Gods oog is. Tenzij, dat God nederkome gelijk een smeltoven brandt, om Zijnen Naam bekend te maken aan Zijne wederpartijders, zal onze arbeid betrekkelijk vruchteloos zijn. Let op de ambtsbediening ; hoeveel wijsheid van menschen, hoeveel letterkundige beschaving — hoe weinig openbaring des Geestes en der kracht Gods. Denk aan de gemeenschap der heiligen — hoe weinig openbaring van kracht en ware liefde onder de kinderen Gods. Denk aan de heiligmaking, aan de.i christelijken ootmoed, aan de kruisiging des vleesches -- hoe weinig bemerkt de wereldling dat hij woont te midden van menschen, die met Christus in den hemel leven en in wie Christus leeft.

-ocr page 115-

WACHTENDE OP GOD.

Wat is er aan te doen? Slechts ééne zaak. Wij moeten God verwachten. Waarvoor? Wij moeten onophoudelijk Hem aanroepen. ,0, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen voor uw aangezicht vloten.\' Wij moeten Hem smeeken en gelooven, wij moeten bidden en verwachten, dat God ongehoorde dingen werken zal. Wij moeten op een God vertrouwen, van Wien de mensch niet weet wat Hij bereid heeft hem, die op Hem wacht. De wonderdoende God, die onze stoutste verwachtingen nog kan overtreffen, moet de God van ons vertrouwen zijn.

Ja, dat Gods volk zich opmake om op eenen God te wachten die in staat is om boven bidden en denken te helpen. Verbinden wij ons, om als Zijne uitverkorenen, dag en nacht te smeeken om ongehoorde dingen. Hij is in staat om op te staan en Zijn volk eenen naam te geven en dat volk op de aarde te eeren. „Hij wil wachten, opdat Hij u genadig zij. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem wachten.quot;

„Doch gij, o mijne ziel! zwijg Gode.*

109

-ocr page 116-

Vier en Twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD:

©m Zijne goeamp;beiö te Iccren fcennen.

„De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten.quot; Klaagl. 3 ; 25.

,Niemand is goed dan Één, namelijk God.\' „Zijne goedertierenheid is in eeuwigheid.\' „Smaakt en ziet dat de Heere goed is.\' „O, hoe groot is uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die ü vreezen.\' Hier is de ware weg, om zich in Zijne goedheid te verheugen —■ wachtende op Hem. De Heere is goed. — Zelfs zijne kinderen weten het vaak niet, want zij wachten niet in stilheid op Hem, opdat Hij Zijne grootheid openbare. Zij, die volharden in het wachten, wier zielen werkelijk wachten, zij zullen het ondervinden. Men zou denken dat juist zij die wachten, twijfelen moesten, maar de twijfel

-ocr page 117-

WACHTENDE OP GOD.

komt als men niet wacht en ongeduldig wordt. Zij, die waarlijk wachten, zullen altijd erkennen ; „de Heere is goed dengenen, die Hem verwachten.quot; Wilt gij ten volle Gods goedheid kennen, leid dan meer en meer een leven van wachten.

Bij onze intrede in de school des wachtens denkt het hart slechts aan do zegeningen die het verwacht. Maar God gebruikt in Zijne genade zelfs onze nooden en wenschen om ons op te voeden voor iets hoogers, dan waaraan wij dachten. Wij verwachten gaven; Hij, de Gever, wil Zichzelf geven, en de ziel tevreden stellen. Juist om die reden onthoudt Hij vaak Zijne gaven en verlengt den tijd des wachtens zoo zeer. Gedurende al dien tijd tracht Hij het hart Zijns kinds te winnen voor Zichzelven. Hij wil dat wij niet alleen als Hij ons gaven schenkt zullen zeggen: „Wat is God goed!quot; maar dat wij lang vóór de verhooring onzer gebeden, ja zelfs dat wij als zij niet verhoord worden, zullen ondervinden dat het goed is, als de mensch geduldig wacht. „De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten.quot;

Welk een gezegend leven is dan het leven van wachten, van verbeiden; het vaste geloof verbeidt en vertrouwt Zijne goedheid. Zoodra

111

-ocr page 118-

WACHTENDE OP GOD.

de ziel dat geheim leert kennen, wordt elke poging tot het stille zijn en wachten een komen in de goedheid Gods, opdat het wachten aan de ziel moge worden gezegend. Elk smaken van Gods goedheid geeft nieuwe aantrekkelijkheid aan dat wachten, en in plaats dat wij alleen in tijd van nood den Heere wenschen te verbeiden, wordt het een verlangen om Hem voortdurend al den dag te verwachten. En hoewel plichten en arbeid ons lichaam of onzen geest bezighouden, zal toch de ziel meer en meer het geheim leeren van altijd te wachten. Het wachten wordt de gewoonte en de gesteldheid, ja de tweede natuur, de ademhaling der ziel.

Begint gij het niet in te zien, mijn medechristen, dat het God verwachten niet is één der christelijke deugden, die men van tijd tot tijd moet beoefenen, maar dat het de stemming aanduidt, die de wortel van het christelijk leven is ? Het geeft grooter waarde en nieuwe kracht aan ons gebed en aan onze Godsvereering, omdat het ons in onveranderlijke afhankelijkheid aan God verbindt. Het doet ons Gods goedheid voortdurend ondervinden. „De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten.\' Laat mij u

112

-ocr page 119-

WACHTENDE OP GOD.

nog eenmaal aansporen om noch tijd noch moeite te sparen tot het aanleeren van deze noodzakelijke les in het christelijk leven. Wij ontvangen te veel godsdienstige indrukken uit de tweede hand, door het onderwijs van menschen. Dat onderwijs heeft voorzeker groote waarde, indien het, zooals de prediking van Johannes den Dooper, den leerling van den leermeester naar den levenden Christus, naar God zelf heenleidt. Wat wij bij ons onderwijs noodig hebben is — meer van God. Menigeen onder ons is te veel vervuld met zijn werk. Het dienen van den Meester kan ons evenals bij Martha van den Heer verwijderen; het is voor Hem niet aangenaam en ons niet nuttig. Hoe meer wij te werken hebben, des te meer is het noodzakelijk om den Heer te verwachten; Gods wil te volbrengen zou in plaats van ons te vermoeien, onze spijze zijn, voedsel, verfrissching en kracht. „De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten.quot; Hoe goed Hij is, kan niemand zeggen dan zij, die het bewijzen in het wachten. Hoe goed Hij is, kan niemand volkomen zeggen, dan zij, die Hem altijd hebben verwacht.

„Doch gij, o mijne ziel! zwijg Gode.\'

113

8

-ocr page 120-

Vijf en Twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: 3n ettlbetö.

„Het is goed dat men hope en stille zij op het heil des Heeren.quot;

Klaagl. 3 : 26.

„Wacht u en wees stil: vrees niet, en ontzet u niet. In stilheid en vertrouwen zal uwe sterkte zijn.quot; Zulke woorden openbaren ons de innige gemeenschap tusschen stilheid en geloof, en toonen ons hoe noodzakelijk het stil zijn is, als een bestanddeel van het ware wachten op God.

Indien wij ons gansche hart naar God toe-keeren, moeten wij het hebben afgekeerd van den mensch, van al wat ons bezighoudt en belang inboezemt, hetzij vreugde, hetzij leed. God is zoo oneindig groot en heerlijk, en onze natuur is zoo van Hem vervreemd, dat het

-ocr page 121-

WACHTENDE OP GOD.

noodzakelijk is, om ons geheele hart, en al onze wenschen op Hem te vestigen. Alles wat niet uit God is, wat ons opwindt of ons vrees aanjaagt, wat ons inspant of onze behoeften en wenschen opwekt, en ons verblijdt, dat alles verhindert ons in het volkomen wachten op God. Er ligt een diepe zin in de woorden: „Wacht u, en wees stil.\' „In stilheid en vertrouwen zal uwe sterkte zijn.\' „Het is goed dat de mensch stil zij en wachte.\'

Hoezeer de enkele gedachte aan God in Zijne Majesteit en Heiligheid ons doet stil zijn, getuigt de Schrift overvloediglijk.

„Maar de Heere is in Zijnen heiligen tempel : zwijg voor Zijn aangezicht, gij gansche aarde.\' Hab. 2 : 20.

„Zwijg voor het aangezicht des Heeren Hee-ren !quot; Zef. 1 ; 7.

„Zwijg, alle vleesch voor het aangezicht des Heeren, want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.\' (Zach. 11 : 13).

Zoolang als wij het wachten op God slechts beschouwen als een doel om ernstiger te leeren bidden, en tot de verhooring onzer smeekingen, dan zal die Geest van stilheid niet worden ervaren. Wanneer wij echter inzien, dat het

115

-ocr page 122-

WACHTENDE OP GOD.

wachten op God op zichzelf reeds een onuitsprekelijke zegen is, en een der heiligste vormen van gemeenschapsleven met den Heiligen God, dan zal de aanbidding van Hem in Zijne heerlijkheid de ziel noodzakelijk vernederen, tot heilige stilheid brengen, en den weg banen voor God om tot ons te spreken en Zich te openbaren. Dan komt het tot de vervulling der dierbare belofte, dat al wat het onze is, en wat door eigen inspanning verkregen is, zal vernederd worden. „En de oogen der hoovaardigen zullen vernederd worden, doch de Heere der Heirscharen zal verhoogd worden.\'

Dat iedereen, die wil leeren om op God te wachten, zich de les herinnere: „Wacht en wees stil.\' Het is goed dat de mensch hope en stille zij. Neem u den tijd om u af te zonderen van uwe vrienden, ook van uwen arbeid, van uwe zorgen en uwe vreugde, neem u den tijd om stil te zijn voor God. Neem u den tijd niet alleen om u af te zonderen van de menschen, maar van uzelven en van uw werk. Laat het woord en het gebed u dierbaar zijn, maar herinner u ook dat ook dat lezen en bidden u hinderen kan in het stille zijn en wachten.

De arbeid van uwen geest, terwijl gij het

116

-ocr page 123-

WACHTENDE OP GOD.

woord onderzoekt, of terwijl gij uitdrukking zoekt te geven aan gedachten en gebeden; de werkzaamheid uws harten met al het wenschen en verlangen en vreezen, kan ons zoodanig bezighouden, dat wij er niet aan toe komen om in stilheid te wachten op den Allerhoogste; opdat ons gansche wezen voor Hem in stilheid zich nederbuige.

Ofschoon het u in den aanvang moeielijk zal zijn om te weten, hoe wij daartoe komen zullen en op welke wijze wij die werkzaamheid van verstand en hart het zwijgen zullen opleggen, zal toch elke verdere poging worden beloond; wij zullen ondervinden dat wij er in vorderen, en dat ééne oogenblik van aanbidding zal u rust en vrede geven, hetgeen u niet alleen tot zegen zal zijn gedurende het gebed, maar gedurende den ganschen dag.

„Het is goed dat men hope en wachte op het heil des Heeren.quot; Ja, het is goed: Zwijgen, is de bekentenis van onvermogen. Met al ons willen en loepen, met al ons denken en bidden zal het niet geschieden: wij moeten het van God ontvangen. Het is de belijdenis van ons vertrouwen op God, dat Hij ons te Zijner tijd helpen zal — het is het rusten in Hem alleen.

117

-ocr page 124-

WACHTENDE OP GOD.

118

Het is het toestemmen, dat wij niets willen zijn, niets willen worden, opdat Hij in ons werken kan en zich in ons openbare. Laat ons stille zijn en wachten. Laat er in ons dagelijksch leven eene stille aanbidding zijn der ziel, die op Gód wacht, om Zijn werk te doen; een voortdurend strijden tegen eene al te groote ingenomenheid met de wereld; dan zullen wij het kenmerk dragen van : „In stilheid wachtende op Gods zaligheid.quot;

„Doch gij, o mijne ziel! zwijg Go de.\'

-ocr page 125-

Zes en twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: 3n beiUge verwacbtina.

„Maar ik zal uitzien naar den Heere. Ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij hooren.quot; Micha 7 : 7.

Onlangs las ik in de Engelsche taal een aangrijpend verhaal, dat eene goede verklaring gaf van bovenstaanden tekst. Ik las er in van een koning die eene stad in gereedheid bracht voor zijne arme onderdanen. Niet ver van daar vond men groote magazijnen, waar de inwoners op hun verzoek al wat zij noodig hadden konden verkrijgen. Onder ééne voorwaarde echter, n.1. dat zij op de wacht zouden staan, om het gevraagde in ontvangst te nemen, zoodat de dienaren des konings, als zij het gevraagde

-ocr page 126-

WACHTENDE OP GOD.

kwamen brengen, altijd iemand gereed vonden om hen te ontvangen. Maar helaas, er was een zwaarmoedige onder hen, die nimmer kon geloo-ven, dat hij het gevraagde zou ontvangen. Op een zekeren dag werd hij in \'s konings magazijnen ontboden en zag hij daar tot zijne groote verbazing al de pakjes nauwkeurig geadresseerd voor hem gereed liggen, ter verzending. Daar waren de kleederen des lofs, en de vreugde-olie, de oogenzalf en nog verscheidene andere dingen, het was hem alles tot aan zijne deur gebracht, die echter gesloten was geweest. Hij had dus niet op de wacht gestaan. Sedert dien tijd leerde hij de les, die Micha ons heden leeren wil. „Ik zal uitzien naar den Heere. Ik zal wachten op den God mijns heils: mijn God zal mij hoeren.\'

Meermalen hebben wij reeds gezegd, dat het wachten op antwoord van ons gebed slechts een deel is van het God verwachten. Heden zullen wij de gezegende waarheid leeren erkennen, dat het er zeer zeker een gewichtig deel van uitmaakt. Indien wij bepaalde wenschen hebben, waarvoor wij op Gods antwoord wachten, dan moet het vertrouwen in ons leven ; „Mijn God zal mij hooren.quot; Eene heilige, blijmoedige ver-

120

-ocr page 127-

WACHTENDE OP GOD.

waohting is het grondbestanddeel van het ware wachten, niet alleen in betrekking tot de verschillende gebeden van ieder geloovige persoonlijk, maar meer bepaaldelijk in betrekking tot die ééne groote bede, die iedereen voor zichzelf moet opzenden, n.1. dat het leven van God volkomen moge heerschen in de ziel, dat Christus gestalte in ons moge verkrijgen en dat wij mogen vervuld worden met de volheid Gods. Dat is het wat God heeft beloofd. Dat is het, wat Gods volk te weinig zoekt, dikwerf omdat men niet gelooft dat zulk een toestand mogelijk is, Dat is het wat wij moeten zoeken en mogen verwachten, omdat God machtig is en wachtende is om het in ons te werken.

Het is God zelf, die dat alles in ons moet werken, maar daartoe moet ons werken ophouden. Wij moeten inzien hoe het alleen het geloot is aan de werking Gods, die Jezus uit de dooden opwekte, evenzoo goed als de wederopstanding, de voltooiing van het leven Gods in onze ziel uitsluitend Zijn werk moet zijn. Het wachten moet een blijven bij God zijn in stilheid der ziel, op Hem vertrouwende, die de dooden opwekt en de dingen die er niet zijn te voorschijn roept alsof zij waren. Let op de drieërlei namen

121

-ocr page 128-

WACHTENDE OP GOD.

die in onzen tekst van God worden gebruikt, van Hem, van Wïen al onze verwachting is. „Ik zal uitzien naar den Heere; ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij hooren.\' Elke uitredding, al wat goed en heilig binnen in ons is, moet het onmiddellijke werk van God zelf zijn. Elk oogenblik van een leven naar Gods wil moet het werk Gods zijn. Het eenige dat wij te doen hebben, is om naar den Heere uit te zien, en te wachten op den God onzes heils, om vertrouwend te gelooven: „Mijn God zal mij hooren.quot;

God spreekt: „Wees stil en weet dat Ik God ben.quot; Er is geen stilte gelijk aan die van het graf. In het graf van Jezus, in de gemeenschap met Zijnen dood, in den dood van ons eigen ik, van onzen wil en ons verstand, van onze kracht en ons werken, daar alleen wordt rust gevonden.

Als wij onszelven afsterven, als onze ziel stil voor God wordt, dan zal God opstaan en Zichzelf openbaren. „Wees stil en weet,quot; — dan zult gij weten — „dat Ik God ben.quot; Er is geen andere stilte dan de stilte, die Jezus geeft als Hij spreekt: „Zwijg, wees stil.\' In Christus, in Zijnen dood en in Zijn leven, in Zijn volkomen

122

-ocr page 129-

WACHTENDE OP GOD.

123

verlossing, kan de ziel stil zijn en God zal komen en bezit van die ziel nemen, om er Zijn volmaakt werk te werken.

„Doch (jij, o mijne ziel! zwijg Godii.quot;

-ocr page 130-

Zeven en twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD; ©m verlosslnfl.

„Simeon was rechtvaardig en God vree-zende, verwachtende de vertroosting Israels: en de Heilige Geest was op Hem.

Anna eene profetesse.... sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Luc. 2 : 25, 38.

Hier hebben wij het beeld van een wachtende geloovige. Rechtvaardig, Godvreezend in zijn geheele gedrag. Vroom, God liefhebbende, altijd wandelende in Zijne tegenwoordigheid, verwachtende de vertroosting Israels, uitziende naar de vervulling van Gods beloften: en de Heilige Geest was op hem. Wachtende op den Heer was hij bereid gemaakt, om dien zegen te ontvangen. Simeon was niet de eenige. Ook Anna sprak van Hem tot allen, die de verlossing in

-ocr page 131-

WACHTENDE OP GOD.

Jeruzalem verwachtten. Dit was het eenige teeken, dat er te midden van al het vormelijke en wereldsche, nog een overblijfsel was van godvruchtige mannen en vrouwen in Jeruzalem. Zij verwachtten God; zij zagen uit naar Zijne beloofde verlossing.

En nu, nu de Vertrooster Israels gekomen is en de verlossing voltooid is, behoeven wij nu nog te wachten? Zeer zeker moeten ook wij wachten. Zal het wachten van ons, die zien op hetgeen gekomen is, echter niet grootelijks verschillen van het wachten van hen die er in de toekomst op wachtten? Zekerlijk en wel in tweeërlei opzichten. Wij verwachten nu God in de volle verzekerdheid, en wij wachten op hare volkomen openbaring.

Ons tegenwoordig wachten is in de volle verzekerdheid der verlossing. Christus sprak: „In dien dag zult gij bekennen, dat ik in mijnen Vader hen, en gij in Mij, en Ik in u.\' De brieven leeren ons, om onszelven Gode voor te stellen, als zijnde der zonde dood, maar Gode levende in „Christus Jezus onzen Heer* Gezegend met alle geestelijke zegeningen in hemel-sche goederen in „Christus Jezus.quot; Ons wachten op God kan nu, in deze wondervolle verzekerd-

125

-ocr page 132-

WACHTENDE OF GOD.

heid door den Heiligen Geest in ons gewrocht en onderhouden, ons verzekeren dat wij aangenomen zijn in den Geliefde, dat de liefde, die op Hem blijft, ook op ons blijft, dat wij in die liefde leven en in de nabijheid en de tegenwoordigheid Gods.

De heiligen van het Oude Verbond vertrouwden op het Woord Gods, ook wij vertrouwen wachtende en hopende op dat Woord; maar wat zijn onze voorrechten dienaangaande groot, wij één zijnde met Jezus Christus. Laat dit ons vertrouwen zijn, terwijl wij God verwachten: dat wij in Christus den toegang tot den Vader hebben, dan kunnen wij verzekerd zijn, dat ons wachten niet tevergeefs zal zijn. Ons wachten verschilt ook zeer met dat van hen, omdat terwijl zij eene toekomende verlossing verwachtten, wij de verlossing vervuld zien en nu slechts de openbaring van die verlossing in ons verwachten. Christus sprak niet slechts : „Blijf in Mij,\' maar ook Ik in u. De Apostelen spreken niet slechts van ons zijn in Christus, maar van Christus in ons als de geheimenis der verlossende liefde. Zoo wij dag aan dag in Christus blijven, dan wacht God om Christus in ons te openbaren op zulk eene wijze, dat

126

-ocr page 133-

WACHTENDE OP GOD.

Hij eene gestalte in ons verkrijgt, dat Zijn Geest, Zijne gezindheid en Zijn beeld vorm en werkelijkheid in ons verkrijgen, zoodat wij dan in waarheid kunnen zeggen: „Christus leeft in mij!quot;

Mijn leven in Christus daarboven in de hemelen en het leven van Christus in mij hier op aarde — deze twee vullen elkander aan. Hoe meer mijn verwachten van God wordt gekenmerkt door een levend geloof in Christus, des te meer zal ons hart dorsten naar en aanspraak maken op het leven van Christus in mij. Het God verwachten dat aanving met gebeden om bepaalde wenschen en uitreddingen, zal zich langzamerhand bepalen, voor zoover als het ons persoonlijke leven betreft, tot dit ééne: Heer, openbaar Uwe verlossing in mij; laat Christus in mij leven.

Ons wachten op God verschilt van dat dei-heiligen van ouds, door de plaats, die wij innemen en de verwachtingen, die wij koesteren. Maar in den grond is het hetzelfde : God verwachtende, van Wien alleen onze verwachting is.

Leeren wij van Simeon en Anna deze les : Hoe volstrekt onmogelijk was het voor hen,

127

-ocr page 134-

WACHTENDE OP GOD.

128

om iets toe te brengen aan de verlossing, de geboorte van Christus of Zijnen dood. Het was Gods werk. Zij honden slechts wachten. Zijn wij ook zoo volmaakt hulpeloos, wat de openbaring van Christus in ons aangaat ? Zeer zeker. God werkte de groote verlossing in Christus niet als eene afgedane zaak, om de toepassing in bijzonderheden aan ons over te laten. De geheime gedachte dat dit laatste zoo is, is de oorzaak van al onze zwakheid. De openbaring van Christus persoonlijk in eiken geloovige, de dage-lijksche openbaring in elk hunner, stap voor stap, minuut bij minuut, is even zoo goed het werk van Gods almacht, als de geboorte of de opstanding van Christus. Niet voordat de waarheid in ons leeft en ons vervult, niet voordat wij gevoelen dat wij even zoo afhankelijk van God zijn voor elke minuut van ons leven, waarin wij ons in die verlossing verheugen, zooals zij zich verheugden in hun wachten op hunne verlossing, zal ons wachten op God ons een volkomen zegen geven. Het gevoel van geheele en volkomen afhankelijkheid, het vertrouwen dat God alles doen kan en wil, moet het bewijs zijn van ons wachten, zoowel als dat van hen. Even heerlijk als God Zich

-ocr page 135-

WACHTENDE OP GOD.

129

aan hen bewees te zijr die wonderen doet, zal zijn.

„Doch gij, o mijne

, als de Getrouwe God Hij het ook voor ons

ziel! zwijg Gode.quot;


9

-ocr page 136-

Acht en Twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: ®p öe ftomst ^ijns 2:00ns.

„En zijt den menschen gelijk, die op den Heere wachten.quot; Lukas 12 : 36.

„Tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus, welke te Zijner tijd vertoonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en de Heere der heeren.quot;

1 Tim. 6:14, 15.

„Hoe gij van de afgoden bekeerd zijt, om den levenden en waarachtigen God te dienen. En Zijnen Zoon uit de hemelen te verwachten.quot; 1 Thess. 1 : 9, 10.

Wachtende op God in den hemel, en wachtende op Zijnen Zoon uit de hemelen, deze beide uitspraken heeft God te zamen gevoegd en zal de mensch niet scheiden. Het wachten op God, op Zijne tegenwoordigheid en macht in het da-

-ocr page 137-

WACHTENDE OP GOD.

gelijksch leven, is de eenige voorbereiding ora in ootmoed en heiligheid op Christus te wachten. Het wachten op Christus uit de hemelen, om ons in den hemel op te nemen, zal aan het wachten op God de ware vreugde en eene vaste hope geven. De Vader, die te Zijner tijd Zijnen Zoon uit den hemel vertoonen zal, is ook de God. die, als wij op Hem wachten, ons bereiden zal voor de openbaring Zijns Zoons. Het tegenwoordig leven en de toekomstige heerlijkheid zijn onafscheidelijk verbonden in God en in ons.

Wel bestaat er somtijds groot gevaar om die twee zaken te scheiden. Het is toch gemakkelijker om ons bezig te houden met den godsdienst van het verledene of van de toekomst, dan om dagelijks getrouw te zijn in het dienen van den Heer. Als wij zien op hetgeen God vroeger gedaan heeft, of in de toekomst doen zal, dan zal men den persoonlijken eisch der dagelijksche plichten en de onderwerping aan Zijnen wil kunnen ontgaan. Het wachten op God moet ons altijd voeren tot het wachten op Christus en de heerlijke voleinding van Zijn werk; en het wachten op Christus moet ons altijd herinneren aan den plicht van op God te wachten, als eenig bewijs dat ons wachten op Christus in geest en in

131

-ocr page 138-

WACHTENDE OP GOD.

waarheid is. Er bestaat groot gevaar, dat wij ons meer bezighouden met de toekomende dingen, dan met Hem, die komen zal; er bestaat groote aantrekkelijkheid voor onze verbeelding en ons verstand in de studie van toekomstige gebeurtenissen, maar alleen een ootmoedig wachten op God kan ons redden van de dwaling om het belang en het genot van een verstandelijk onderzoek te houden voor de ware liefde voor Hem eu Zijne verschijning. Gij allen, die beweert te wachten op de komst van Christus, beproeft uzelven of Gij nu op dit oogenhlik op God wacht.

En gij, die nu op God wachtende zijt, opdat Hij in u Zijnen Zoon openbare, onderzoekt uzelven of gij het doet wachtende op de Openbaring Zijns Zoons uit de hemelen. De verwachting van die heerlijke verschijning zal u sterken in het wachten op God, voor alles wat Hij nu in u werken wil: dezelfde Almachtige liefde, die zulk eene heerlijkheid in u wil openbaren, werkt ook nu in u om er u toe voor te bereiden.

De gezegende verschijning van onzen God en onzen Heere Jezus Christus is gedurende vele eeuwen een sterke gemeenschapsband voor

132

-ocr page 139-

WACHTENDE OP GOD.

Gods kerk. Hij zal komen, om te worden verheerlijkt in Zijne heiligen, en om de verbazing te wekken van allen die gelooven. Dan zullen wij elkander ontmoeten en de eenheid des lichaams van Christus in goddelijke heerlijkheid worden aanschouwd. Het zal het vereenigings-punt en de overwinning zijn der goddelijke liefde, Jezus die de Zijnen ontvangt en den Vader voorstelt. Zijne eigene ontmoeting met den Vader, om in aanbidding en sprakelooze liefde Hem te aanschouwen. Laat ons wachten op en verlangen naar de verschijning van onzen Heer en Hemelschen Bruidegom. Teedere liefde tot Hem en leedere liefde tot elkander is de ware en eenige stemming der bruid.

Ik vrees zeer dat dit alles somtiids wordt vergeten. Een mijner vrienden beweerde onlangs, dat hij het geloof voor het ware kenteeken dei-bruid hield. Ik betwijfelde het. Het kon toch zijn, dat eene onwaardige bruid, die op het punt stond om eenen prins te huwen, alleen dacht aan den hoogen rang dien zij zou beklee-den en aan de rijkdommen die haar zouden ten deel vallen. De verwachting van het geloof kan zeer sterk zijn en toch kan de liefde ontbreken. Het is niet wanneer wij ons bezighouden met

133

-ocr page 140-

WACHTENDE OP GOD.

liet onderzoek der profetiën, maar wel wanneer wij in ootmoed en liefde onzen Heer aanhangen en de broederen liefhebben, dat wij des Heeren bruid toonen te zijn. Jezus weigert onze liefde, indien wij Zijne jongeren niet liefhebben. Op Zijne wederkomst wachten, is wachten op de heerlijke openbaring der eenheid des liehaams, terwijl wij hier in ootmoed en liefde die eenheid betrachten. Zij, die het meest liefhebben, zijn het meest bereid voor Zijne komst. De liefde tot elkander is het leven en de heerlijkheid van Zijne bruid, de Kerk.

Hoe kunnen wij dat alles volvoeren ? Gij, kind van God! indien gij waarlijk en oprecht den Zoon verwacht uit de hemelen, leef dan hier als wachtende op God in den Hemel. Herinner u hoe Jezus altijd leefde als wachtende op God. Hij kon niets uit Zichzelven doen. God was het, die Zijnen Zoon volmaakte door het lijden en de verheerlijking. God alleen kan u het ware geestelijke leven geven, als van een, die altijd wacht op Zijnen Zoon, en wacht op God.

Het verwachten van Christus zelf is groote-lijks verschillend van het wachten op dingen die nog moeten gebeuren! Het laatste kan

134

-ocr page 141-

WACHTENDE OP GOD.

135

ieder Christen doen ; het eerste moet God el-ken dag door den Heiligen Geest in ons werken. Allen gij, die God verwacht, ziet op Hem, om u te leeren wachten op Zijnen Zoon uit de hemelen, in den Geest die uit den hemel is. Gij, die den Zoon verwacht, wacht voortdurend op God, om Christus in u te openbaren. De openbaring van Christus in ons, die gegeven wordt aan hen, die op God wachten, is de ware voorbereiding van de volle openbaring van Christus in Zijne heerlijkheid.

„Doch gij, u mijne ziel! zwijy Gode.\'

-ocr page 142-

Negen en twintigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: ©p öe beloften bes Waöers.

„Hij beval, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders.quot;

Hand. 1: 4.

Sprekende over de heiligen in Jeruzalem, ten tijde van Christus\' geboorte, over Simeon en Anna, zagen wij, dat, ofschoon de verlossing waarop zij wachtende waren, gekomen was, het wachten ook nu niet minder noodzakelijk is dan toen. Wij wachten op de volmaakte openbaring in ons van hetgeen tot hen kwam, maar dat zij nauwelijks konden begrijpen. Even zoo is het met het wachten op de belofte des Vaders. Tn zeker opzicht kan die vervulling nimmer weder zóó plaats hebben, als toen op

-ocr page 143-

WACHTENDE OP GOD.

het Pinksterfeest, maar in een ander opzicht, en wel even zoo werkelijk als bij de eerste discipelen, moeten wij dagelijks wachten op den Vader, om Zijne belofte in ons te vervullen. I)e Heilige Geest is geen bepaald afgescheiden persoon van den Vader, zooals twee personen op aarde afgescheiden leven. De Vader en de Geest zijn nimmer van elkander afgescheiden. De Vader is altijd in den Geest: de Geest werkt niets dan in zoo verre de Vader in Hem werkt. Dezelfde Geest, die in ons is, is ook in God, en hij, die vol van den Heiligen Geest is, zal het meest en het ernstigst op God wachten, die Zijne belofte in hem vervullen zal en hem bekrachtigen zal naar den inwendigen mensch. De Geest is in ons geen macht ter onzer beschikking gegeven, noch is de Heilige Geest een onafhankelijke macht, die buiten den Vader en den Zoon werkt. De Geest is de ware levende tegenwoordigheid en de macht des Vaders, die in ons werkt; en daarom is hij, die weet, dat de Geest in hem leeft, wachtende op den Vader, om de volle openbaring en de ervaring van wat het inwonen des Heiligen Geestes beteekent.

Wij zien het in de Apostelen. Zij werden op

137

-ocr page 144-

WACHTENDE OP GOD.

het Pinksterfeest vervuld met den Heiligen Geest en toen zij, niet lang daarna, terugkee-rende van den Hoogen Raad, waar men hun had geboden om niet meer tot eenig mensch in Jezus\' naam te prediken, opnieuw baden om vrijmoedigheid voor de verkondiging van \'s Heeren woord — kwam er eene vernieuwde uitstorting des Heiligen Geestes, en eene vernieuwde vervulling van de belofte des Vaders.

Te Samaria werden er door den Geest en het Woord velen bekeerd en de geheele stad was met blijdschap vervuld. Op het gebed van den Apostel werd de belofte des Vaders wederom vervuld. Zoo was het ook bij hen, die te zamen wachtende waren — „wij zijn dan nu allen hier tegenwoordig voor God,quot; — in het huis van Cornelius. Evenzoo in Hand. XIII. Het was toen men vervuld was van den Heiligen Geest, bad en vastte, dat de belofte des Vaders opnieuw werd vervuld en hun door de leiding des Heiligen Geestes werd gezegd: „Zondert Mij af, beiden Barnabas en Saulus.quot;

Wij vinden ook Paulus te Efeze biddende voor hen, die door den Heiligen Geest waren verzegeld geworden, dat God hun den Geest der verlichting geven mocht. Nog later, dat God

138

-ocr page 145-

WACHTENDE OP GOD.

hun geven zou om te worden verlicht door den Heiligen Geest, naar den rijkdom Zijner genade.

De Geest op het Pinksterfeest uitgestort was niet iets, dat God uit den hemel naar de aarde zond. God kan nimmer iets op die wijze weggeven. Als Hij genade, of kracht, of leven geeft, dan geeft Hij Zichzelf, om dat alles te bewerken — alles is onafscheidelijk van Hemzelf. Hoeveel te meer de Heilige Geest. Hij is God in ons aanwezig en in ons werkende. De ware toestand waarin wij vast kunnen staat maken op de voortdurende en krachtige inwerking van dien Geest, is, als wij, dankende voor hetgeen wij bezitten, onafgebroken wachtende blijven op de belofte des Vaders, om steeds krachtiger in ons te werken.

Welk eene andere beteekenis en welk een nieuw leven geeft dit aan ons wachten. Het leert ons om de plaats waar de Apostelen verwijlden in te nemen, namelijk aan den voet van den troon. Het herinnert ons, dat even zoo hulpeloos als zij waren om hunne vijanden te ontmoeten, of aan Christus\' vijanden het woord te verkondigen, totdat zij werden toegerust met kracht uit den hooge, wij ook slechts dan alleen sterk kunnen zijn in het leven des geloofs, of in het

139

-ocr page 146-

WACHTENDE OP GOD.

werk der liefde, indien wij blijven in de onmiddellijke gemeenschap met God en Christus, die het leven des Geestes in ons zullen onderhouden. Het verzekert ons, dat de Almachtige door den verheerlijkten Christus eene kracht in ons wil werken, die onverwachte en voor ons onmogelijke dingen zal bewerken. Wat zou de kerk niet in staat zijn om te doen, wanneer elk lid persoonlijk leerde om in zijn leven op God te wachten en wanneer allen te zamen, zichzelven en de wereld verloochenende, in ware liefde zich vereenigden om eendrachtig te wachten op de belofte des Vaders, eenmaal zoo heerlijk vervuld, maar die nog altijd van dezelfde kracht blijft.

Kom, dat ieder van ons stil zij bij de gedachte aan den ongeloofelijken ernst van dat vooruitzicht : de Vader wachtende om de Kerk met den Heiligen Geest te vervullen. Ook wachtende om mij met dien Geest te vervullen.

140

Dat er bij deze overtuiging een heilig vuur over de ziel kome, terwijl zij in stilheid wacht om dien Geest te ontvangen. Dat ons leven meer en meer van blijdschap vervuld worde in de verwachting van de belofte des Vaders.

„Doch yij, o mijne ziel! zwijy Gode.quot;

-ocr page 147-

Dertigste Dag.

WACHTENDE OP GOD: IDoortburcnö.

„Gij dan bekeer u tot uwen God, bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op God.quot;

Hosea 12 : 7.

Ongestoorde voortgang is één der noodzakelijkste voorwaarden voor het leven. Laat het leven één uur bij een mensch ophouden, dan is het verloren; hij is dood. Ongestoorde voortgang — hij is evenzeer noodig voor een gezond christelijk leven. God wil, dat ik elk oogenblik zij, wat Hij met recht van mij kan verwachten zoodat ik Hem welbehagelijk ben. Hij wacht er op, om mij zóó te maken. Ik wil ook van mijn kant gaarne zóó wezen. En ik wacht op Hem, dat hij mij zóó make.

-ocr page 148-

WACHTENDE OP GOD.

Indien het wachten op God van het grootste belang is voor ware godsvrucht, dan moet ook de geest van volkomen afhankelijkheid voortdurend in ons blijven. Gods bevel: ,Wacht geduriglijk op God,quot; moet worden aanvaard en gehoorzaamd. Er kunnen tijden zijn van een bizonder opgewekt wachten; toch moet de ziel onveranderlijk en onafgebroken daarop gericht zijn.

Dit geduriglijk wachten is werkelijk noodzakelijk. Aan hen, die tevreden zijn met een zwak Christelijk leven, schijnt het weelde of overdaad toe, om van tijd tot tijd meer dan het noodzakelijke te doen, om een goed Christen te zijn. Maar zij, die bidden; rfleer! maak mij zóó heilig, als een zondaar wiens zonden vergeven zijn. worden kan! Houd mij zóó in Uwe nabijheid als het voor mij slechts mogelijk is! Vervul mij zooveel met Uwe liefde, als gij mij geven wilt!\' — zij gevoelen dat er onafgebroken gemeenschap met God zijn kan. Geen blijven in Christus, geen overwinning over de zonden, geen bereidwilligheid tot Zijn dienst, zonder geduriglijk op God te wachten.

Het geduriglijk wachten is eene mogelijkheid. Velen verbeelden zich, dat daarvan geen sprake

142

-ocr page 149-

WACHTENDE OP GOD.

kan zijn, met het oog op onze vele dagelijksche plichten. Zij kunnen er niet altijd aan denken, en zelfs al willen zij het doen, dan vergeten zij het.

Zij begrijpen niet dat het eene zaak van het hart is, en dat, waar het hart vol van is, het zich daarmede ook bezighoudt, zelfs dan wanneer onze gedachten elders zijn. Het hart eens vaders kan geduriglijk vervuld zijn met innige liefde tot en verlangen naar zijn ver verwijderde kranke vrouw of kind, zelfs dan wanneer dringende beroepsbezigheden zijne gedachten bezighouden. Wanneer het hart heeft geleerd, hoe volkomen machteloos het is, om zelfs slechts voor één oogenblik het goede te doen, wanneer het heeft geleerd hoe veilig en zeker God dat hart zal bewaren, wanneer het aan zichzelf wanhopende, Gods belofte aanneemt, die het onmogelijke voor hem zal doen, dan zal dat hart te midden van voortdurende bezigheden en verzoekingen geduriglijk wachten.

In dat wachten ligt eene belofte. Gods geboden zijn uitvoerbaar: elk voorschrift in het Evangelie is eene belofte, eene openbaring van wat God voor ons doen wil. In den aanvang zal het een wachten zijn, onder vele gebreken

143

-ocr page 150-

WACHTENDE OP GOD.

en met tusschenpoozen. Geloof nochtans dat God in liefde over u waakt en u bij dat wachten in stilte versterkt. Er zijn tijden waarop het wachten u verloren tijd zal toeschijnen, maar dat is zoo niet. Wachten zelfs in duisternis is een onbewuste vooruitgang, dewijl gij met God te doen hebt en Hij in u werkt. God, die u roept om te wachten, ziet uwe zwakke pogingen en werkt in u. üw geestelijk leven is in geen enkel opzicht uw eigen werk; evenmin als gij het hebt begonnen, kunt gij het voortzetten. Gods Geest begon het werk van wachten in u ; Hij zal u in staat stellen om geduriglijk te wachten.

Het geduriglijk wachten zal erkend en beloond worden doordat God in u voortdurend werkt. Bijna zijn wij aan het einde onzer overdenkingen. God geve dat gij en ik de les hebben geleerd: God moet en wil geduriglijk werken. Hij werkt altijd, maar het is ons ongeloof dat wij het niet bij ondervinding weten. Hij, die u door Zijnen Geest wil leeren om geduriglijk te wachten, zal het u ook doen ondervinden, dat het werk van den Almachtige nimmer ophoudt. Er kan geen stoornis, geen oponthoud zijn in de liefde, het leven en het werk van God.

144

-ocr page 151-

WACHTENDE OP GOD. 145

Beperk Gods bedoelingen niet door uwe opvatting van wat gij kunt verwachten. Vestig uw oog onafgebroken op deze ééne waarheid: God is van nature de eenige Uitdeeler van het leven, en kan niet anders doen, dan elk oog en-blik in Zijn kind werken. Zie niet alleen op de eene zijde: ,Indien ik geduriglijk wacht, dan zal God geduriglijk werken.quot; Neen, zie ook op de andere zijde. Plaats God vooraan en zeg: „ God werkt voortdurend., dus mag ik elk oogen-hlik Hem verwachten.\'\' Wacht totdat het begrip van Gods voortdurend wachten uwe ziel zonder ophouden vervult. Dan zal het geduriglijk wachten vanzelf komen. Die heilige gewoonte zal uwe ziel met vertrouwen en vreugde vervullen en u doen spreken: „Op ü wacht ik al den dag.\' De Heilige Geest zal u voortdurend wachtende houden.

,Doch gij, o mijne ziel! zwijg Gode.quot;

10

-ocr page 152-

Een en dertigste Dag.

WACHTENDE OP GOD:

alleen.

„Doch gy, o mijne ziel, wacht op God alleen.quot; *)

Want van Hem is mijne verwachting.

Hij alleen is immers mijn Rotssteen en mijn Heil.

Ps. 62 : 6, 7.

Het kan zijn, dat de mensch geduriglijk op God wacht, maar niet op Hem alleen; er kunnen allerlei andere dingen tusschen God en ons zijn, die den verwachten zegen verhinderen. Het woordje alleen moet ons dus den weg wijzen om ons van den zegen te kunnen verzekerd houden.

„Gij, mijne ziel, wacht alleen op God, Hij alleen is mijn Rotssteen.quot;

Ja, gij mijne ziel, wacht op God alleen.

quot; Engelsche vertaling.

-ocr page 153-

WACHTENDE OP GOD.

Er bestaat slechts één God, één bron van leven en geluk. Hij alleen is mijn Rotssteen ; gij mijne ziel, wacht op God alleen. Gij wilt \' het goede doen. Niemand is goed dan Een, namelijk God. Er is geen goed doen mogelijk, dan wat onmiddellijk van Hem komt. Gij hebt getracht naar heiligheid : „Er is niemand heilig, gelijk de Heere!quot; en daar is geen heiligheid dan voor zoover Hij door Zijnen Geest u heilig maakt. Gij wenscht te leven en te werken voor God en Zijn rijk, tot zegen voor den mensch. Hoor hoe Hij spreekt; „De eeuwige God, de Heere, de Schepper van de einden der aarde. Hij „alleenquot; wordt niet moede noch mat. Hij geeft den moede kracht en vermenigvuldigt de sterkte dien, die geene krachten heeft. Die den Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen.quot; Hij alleen is God; Hij alleen is mijn Rotssteen ; gij, mijne ziel, wacht op God alleen.

„Gif, mijne ziel, wacht alleen op God.quot;

Niet velen zijn er, die u daarin zullen kunnen helpen. Menigeen onder uwe broeders, zal u trachten over te halen om uw vertrouwen te stellen op kerken en leerstellingen, op plannen en op de hulp van menschen, op genade-

147

-ocr page 154-

WACHTENDE OP GOD.

middelen en goddelijke bevelen. Maar gij, o mijne ziel, wacht alleen op God zelf. Zijne heiligste voorschriften zelfe kunnen eene verzoeking voor u worden als gij er op betrouwt. De koperen slang werd Nehüstan, 2 Kon. 18 : 4, en de ark en de tempel een ijdel toevluchtsoord. De levende God alleen, niemand en niets anders, zij uwe hoop. „Gij, mijne ziel, wacht alleen op God. Oogen, handen en voeten, geest en gedachte kunnen allen ingespannen bezig zijn met de dagelijksche plichten; Gij, mijne ziel wacht alleen op den Heere; Gij hebt een on-sterfelijken Geest; niet geschapen voor deze wereld, maar voor de eei wigheid en voor God. O, mijne ziel, denk aan uwe bestemming. Ken uw voorrecht en wacht alleen op God. Laat geen belangrijke, godsdienstige studies, noch samensprekingen u aftrekken van het eene noo-dige; dat alles neemt vaak de plaats in van het wachten op God. „Mijne ziel, wacht jry, gij-zelf, uw inwendige mensch met al zijn kracht, wacht gij alleen op God.quot; God is voor u, gij zijt voor God; wacht alleen op Hem.

„Gij mijne ziel wacht alleen op God.quot; Hoed u voor uwe twee grootste vijanden — de wereld en uzelf. Hoed u dat geene lusten of aardsche

148

-ocr page 155-

WACHTENDE OP GOD.

genoegens, hoe onschuldig zij ook schijnen, u terughouden om te kunnen zeggen : „Ik zal tot God gaan. Hij is mijn blijdschap.quot; Herinner u en bedenk telkens wat Jezus gezegd heeft van de zelfverloochening: „Verloochen u zei ven.quot; Tersteegen zegt ; de heiligen verloochenen zich in alle dingen. Door zichzelf te behagen in onbeduidende dingen, zal men in groote dingen nog meer eischen. Mijne ziel, loacht alleen op God. Laat Hij uwe zaligheid en uwe vreugde zijn. Zeg geduriglijk met geheel uw hart: „Van Hem is mijne verwachting; Hij alleen is mijn Eots-steen ; ik zal niet wankelen.quot; Welke ook uw geestelijke of tijdelijke nood is, wat ook do wensch van uw harte zij met betrekking tot Gods werk in de kerk of in de wereld, in de eenzaamheid of in het gewoel der wereld, in de openbare godsvereering of in de bijeenkomsten der heiligen, mijne ziel, wacht alleen op God. Laat uwe verwachting van Hem alleen zijn. Hij alleen is mijn Rotssteen.

„Gij, mijne ziel, wacht alleen op God.quot; Vergeet de twee grondwaarheden nimmer, waarop dit gezegend wachten rust. Zijt gij geneigd om te gelooven dat het „wachten alleenquot; u te moeielijk of te zwaar zal zijn, denk dan aan

149

-ocr page 156-

WACHTENDE OP GOD.

die twee grondwaarheden : uwe volkomene hulpeloosheid, en Gods algenoegzaamheid. Verdiep u in uwen zondigen toestand en denk er niet aan om zelf iets te kunnen of te willen. Verdiep u in uwe machteloosheid om het kwade in u tegen te gaan, of eenig geestelijk goed te willen voortbrengen. Verdiep u in den staat uwer afhankelijkheid als schepsel van God, om van Hem elk oogenblik te ontvangen wat Hij geeft. Verdiep u in het Verbond der genade met al Zijne beloften om alles, wat gij hebt verloren, heerlijk te herstellen en om u door Zijnen Zoon en Zijnen Geest voortdurend te geven Zijn heilige tegenwoordigheid en Zijne kracht. Wacht aldus voortdurend alleen op uwen God.

„Gij, mijne ziel, wacht alleen op God.\' Geen woorden kunnen het u zeggen, geen hart kan den rijkdom en de heerlijkheid dezer geheimenis van den Vader en den Zoon beseffen. Onze God wacht in de oneindige teederheid en almacht Zijner liefde om ons leven en onze blijdschap te zijn. O, mijne ziel! laat mij de woorden niet meer behoeven te herhalen: „Wacht op God,quot; maar laat al wat in mij is jubelend uitroepen: „Waarlijk mijne ziel wacht op God. Op u wacht ik al den dag.\'

„Gij, mijne ziel, wacht alleen op God*

150

-ocr page 157-

WACHT OP DEN HEER.

Wacht op den Heer! Mijn ziele, beid Hem stil; Buig hart en geest, opdat uws Vaders wil Gelijk een bloem zich in uw doen ontvouwe, Als zegel van het leiden zijner trouwe.

Is \'t niet uw beê, om steeds meer vol van God Vernieuwd te zijn tot \'s levens reinst genot;

Leer daaglijks meer u aan Zijn dienst dan wennen. Geen andren wil dan \'s Vaders wil te kennen. Alleen door Hem, uit Wien het leven welt, Wordt vast de voet op \'t enge pad gesteld. Is dit uw beê, waak dan nooit Hem te hindren. Die zondaars door herschepping vormt tot kindren, In trouwe Hem gehoorzaam tot den dood.

Wacht op den Heer, die nacht en morgenrood Doet overgaan, en middag zonneluister Te voorschijn roept uit \'t zielbenauwendst duister. Zijn wil is \'t, dat verzoend, verlost en vrij U \'t vleeschlijk ik niet meer een heerscher zij.

-ocr page 158-

WACHTENDE OP ÖOD.

Wien eigen kracht geen stervling deed ontvlieden. Gods raad bedoelt u licht en hulp te bieden, Totdat Zijn werk voleind is in het kind,

Dat aan Zijn hart door sterven \'t leven vindt. Schijn\' lang en hard soms \'t vaderlijk besturen. Een dwangjuk, dat geen stervling kan verduren, \'t Is zelfbedrog, want in Gods raad alleen Is voor u macht om Jezus na te treên.

Schijn\' \'t zoo Zijn lust met smart u te verzaden, . \'t Is noodzaak ons, doof meest voor liefdes raden, Als erts te zuivren, ons gelijk het graan Te dorschen, tot een loutren van den waan. Dat beter wij \'t dan onze Vader weten Naar welke maat Zijn tucht zij af te meten.

Niets kunnen wij ; verloornen door den val Behoeven wij den Schepper van \'t heelal Tot een geheel vernieuwen van ons leven.

Daartoe heeft Hij voor ons Zijn Zoon gegeven.

Zijn Eengeboorne en de appel van zijn oog, Die door Zijn kruis ons aan \'t verderf onttoog. Aan Hem al de eer, die hoe Hem \'t misdoen griefde, Ons winnen wil door overmacht van liefde. Die nimmer wijkt van \'t eens gebaande spoor. Gods tucht is bidden : geef mijn stem gehoor. Weersta \'t gevlei van wereld, vleesch en zinnen. Mijn liefde zal in u den kampstrijd winnen.

152

-ocr page 159-

WACHTENDE OP GOD.

Ik, Ik alleen kan u tot redder zijn.

Vergaap verblind u langer niet aan schijn,

Maar ken uw schuld en Mij tot zielsbehoiuler. Wie Mijner zich alleen, geheel betrouwden. Heb uit den dood ten leven Ik gewekt.

153

Naarmate uw ziel naar \'t eeuwig goed zich strekt. En \'s levenskroondoet worden van uw begeeren, Kent ge ook in u een heilig omvnekeeren, Waardoor uw hart niet weten wil van rust Eer \'t zielsoog juicht in \'t zien der hemelkust.

Vrij gevolgd.

C. S. A. V. S.

-ocr page 160-

DICHT BIJ DEN HEER.

Met Jezus te sterven schenkt deel aan Zijn dood, Door Jezus te leven maakt zondaren prroot. Op Jezus te staren wekt leven en licht,

Houd daarom, mijn Heiland, mijn hart bij ü dicht.

Kook.

Houd dicht mijne ziele bij U steeds, mijn Vorst, Laat rusten mijn hoofd in genade aan Uw borst. Dan voel ik door TJ, in die gunst mij verleend. Met (rod als mijn Vader me op \'t innigst hereend.

Waar strijdend voor \'t goede \'k door U overmocht, In liefde mij gevend verloornen U zocht, En \'k hoog in de worstling uw heilbanier hield. Hebt Gij tot volharden mijn zwakheid bezield.

Koor.

Verzoeking mocht lokken, maar U kende ik meer! Gij tuondet U herder door overmacht, Heer;

-ocr page 161-

wachtende op god.

De smaadheid, de schande met zondaars gedeeld, Uw sterven heeft al wat mij mishaagt, geheeld.

Kook.

Wat wonden de wereld in wreedheid mij sloeg, TJ voelde ik nabij, die als herder mij droeg; Gij, die eens in \'t vleesoh al ons leed hebt gekend, Toont troostend Uw almacht in \'t diepst der ellend.

Koor.

In U zij ons leven den Vader tot eer!

Sterk Zelf onze zwakheid tot goeddoen steeds meer, Uw Geest doe ons volgen Uw wandlen in \'t licht, Houd, Heer, tot dat heil aller hart bij U dicht.

155

Kook.

Vrij gerolyd.

C. S. A. v. S.

-ocr page 162-
-ocr page 163-
-ocr page 164-
-ocr page 165-
-ocr page 166-
-ocr page 167-