IT I. \\ \\ hll I\'.i IIT
J I .J I
VAN 1593,
OP NILUW UITGEOEVKN
EN VAN AANTEEKENINGEN VOORZIEN.
\\
■c
VAN
OP NIEUW UITGEGEVEN
EN VAN AA.NTEEKENINGEN VOORZIEN
DOOll
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVtIRSiTElT
Y\'S3gt;
|
ARNHEM, P. GOUDA QUINT. 1884. |
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2189 6273
Gedrukt bij G. J. Thieme, te Arnhem.
Het is mij eene behoefte een woord van dank te richten tot allen dié mij in mijn arbeid behulpzaam waren.
Mr. J. F. Bij leve ld, Mr. L. A. J. W. baron Sloet van de Beele, Mr, B. J. Lintelo baron de Geer v. Jutphaas, Jhr. Mr. Th. H. F. van Riemsdijk, Mr, J. I. van Doorninck, Dr. M. F. A. G, Campbell, IV. F. C. van Laak en gij allen, die mij in meerdere of mindere mate mijn werk hebt willen verlichten of mij den toegang tot de bronnen gemakkelijk hebt gemaakt, houdt U van mijne erkentelijkheid overtuigd.
Gij hooggeachte Promotor, die mij bij de behandeling van het door U voorgestelde onderwerp steeds welwillend ter zijde hebt gestaan, aanvaardt ook Gij mijn dank voor uwen steun.
De eerste uitgave van \'t Veluwsche landrecht was tot voor korten tijd zeer weinig bekend. Onderscheidene schrijvers noemen haar niet en stellen den druk van 1604 voor als \'t eerste door de landschap goedgekeurde landrecht. (1) De omstandigheid dat de exemplaren van deze eerste uitgave zoo uiterst zeldzaam waren, gaven voorzeker tot die onbekendheid aanleiding; \'t is mij dan ook niet gelukt er meerdere van te vinden, dan de twee door Mr. v. Eiemsdijk in zijne dissertatie (3) bl. 39 genoemde. Daarom meen ik geen nutteloos werk te verrichten, door op nieuw den tekst van \'t landrecht van 1593 uit te geven, en daarbij als toelichting: de daarnaast geplaatste artikelen van \'t ontwerp van 1565 ; de adviezen daarover door kanselier en raden, drost, richter en landschrijver, in 1566 gegeven; de veranderingen in den tekst van \'t landrecht, in 1604 gemaakt, met de dis-cussiën daarover in de quartiersvergaderiugen, en de bepalingen uit landbrieven en placaten , die in \'t landrecht zijn opgenomen.
Wat betreft de adviezen van kanselier en raden, deze zijn gedeeltelijk bij de vaststelling van \'t landrecht in 1593 gevolgd, en zijn daarom zeer belangrijk voor de historie van \'t Veluwsche recht; doch ook een groot gedeelte daarvan had hoofdzakelijk de belangen van den vorst op \'t oog, en kon in 1593 dus niet meer in aanmerking komen. De adviezen van drost en richter en van den landschrijver hadden bijna alleen hun eigen geldelijke belangen ten doel; wijl namelijk hunne ambten voor hooge sommen verpand waren, was \'t voor hen van belang niet verkort te worden in hunne inkomsten, die zij trokken uit \'t geen de rechtspraak opleverde.
(1) Thorbecke, Nederl. Jaarboeken voor rechtsgeleerdh. en wetgev. 1839 bl. 35. De Meester, De Juiliciis Gelriae, tempore reipublicae provinc. unitarum. Wiss. Lügd. Bat. 1841, bl. 3. Copes v. Hasselt. De usu atque auctoritate Juris Civilia Romanorum in Gelria, bl. 86. Nairac, liarueveld onder de regering der Ainptsjonkers, Barneveld, 1871 bl. 8.
(2) De Hooge Bank v. \'t Veluwsche Landgericht Utr. 1874.
Tevens bestaau er twee copien van in handschrift, waarvan de eene zich in \'t Arnhemsch, en \'t ander in \'t Groningsch archief bevindt.
Zoowel in \'t Veluwsche als ook in \'t Zutpliensclie en Eoermondsche quartier, werden in Gelderland omtrent \'t midden der 16e eeuw pogingen aangewend om de onde rechten en gewoonten te codificeeren. Van \'t Nijmeegsche quartier is dit niet bekend; daar had \'t dan ook zijne bijzondere bezwaren. Immers terwijl in elk der overige quartieren slechts één landrecht gold, had in \'t Nijmeegsche elk van de onderdeelen, waarin dat quartier verdeeld was, zijn afzonderlijk landrecht.
De grond tot \'t op schrift brengen was waarschijnlijk gelegen in de vrees, dat men van de oude rechten en gewoonten, waaraan bovenal in Gelderland zoozeer gehecht werd, verstoken zou raken of dat deze met vreemd recht vermengd zouden worden. Toen namelijk Karei V zoowel door de oprichting van provinciale hoven, als door \'t verzamelen van costumen meer eenheid in \'t recht zocht te brengen en \'t Komeinsche recht hoe langer zoo meer invloed begon te krijgen, bestond er reden om te vreezen dat da oude plaatselijke rechten en gebruiken, al was \'t niet terstond, toch langzamerhand op den achtergrond zouden komen, en door vreemd recht vervangen of daardoor gewijzigd zouden worden. (1) Ook de omstandigheid dat \'t volk niet meer zooals vroeger rechtstreekschen invloed had op de rechtspraak , en deze in handen van slechts weinige personen gekomen was, deed • voorzeker meerdere behoefte gevoelen aan een beschrevon recht, wijl men daardoor beter gewaarborgd zou zijn tegen willekeur van de rechters. De naaste aanleiding tot die codificaties is echter waarschijnlijk te zoeken in de omstandigheid dat \'t hof moest recht spreken — en dat ook werkelijk deed — , niet volgens een algemeen recht,
fi) G. de Vries. Historia introducti iu proviuc. nuit jur. Koinani. Diss. Lugd. Bat. 1839.
IX
maar volgens de bijzondere rechten en gewoonten der verschillende quartic i-cn. Immers bij \'t traetaat van Venloo (art. 3) waren aan een ieder de oude rechte; i en privilegiën gewaarborgd, \'t Was dus voor de quartieren zelf van belang \'t beschreven en onbeschreven recht in een wetboek te vereenigen.
Dat de vestiging van \'t hof in \'t traetaat van Venloo is opgenomen, had zijnen grond in den weinigen invloed dien Gelderland op den inhoud van \'t traetaat kon uitoefenen. Dat de landschap er in berustte is te verklaren uit \'t bewustzijn, dat men anders buitenslands zijn recht zou moeten zoeken, zoodat een bof, als binncn-landsehe rechtbank, dan toch te verkiezen zou zijn. (1)
Maar wat betreft de ordonnantie voor \'t hof, deze gaf aanleiding tot vele klachten, wijl zij was ingevoerd zonder dat de goedkeuring daarop aan de landschap gevraagd was, en vele bepalingen bevatte, die zooals men meende, in strijd waren met oude rechten, (3) Dit was dan ook een der voornaamste grieven die in de herhaalde klachten aan de landvoogdes, reeds spoedig na de invoering, geuit werden.
\'t Kan daarom zeer wel mogelijk zijn dat in \'t Veluwsche quartier, zooals dit in \'t Zutphenschen geschiedde (3), korten tijd na de invoering van die ordonnantie in 1547, reeds pogingen tot codificatie zijn aangewend.
Evenwel is er geen vroeger ontwerp van eene reformatie der landrechten bekend, dan hetgeen door Gr. v. Hasselt (4) genoemd en door de Meester (5) gedeeltelijk uitgegeven is.
Op welke wijze de samenstelling van dit ontwerp plaats had, is mij niet gebleken, \'t zij dit geschiedde door de gezamentlijke stedegezanten (6), \'t zij door eene commissie, zooals er eene voor de revisie van \'t landrecht in 1593 en in 1604 benoemd werd. (7)
Evenals Arnhem, (8) is \'t waarschijnlijk dat de overige steden van \'t Veluwsche quartier ook kennis genomen hebben van den inhoud van \'t ontwerp, zoowel om hun advies daarop te geven, als om daardoor tegen mogelijke inbreuk op hunne rechten te kunnen waken (9). Die inhoud bestond hoofdzakelijk uit de oude gewoonten en
(1) Zie traetaat v. Venloo art. 4.
(2) Zie P. Nijhoff Bijdragen tot de geschiedenis van het voormalig hof van Gelderland.
(3) G. v. Hasselt, De potestate legislatoria, principi olim Gelriae, tamquam snmmo imperanti, unice propria. Diss. Traj. Bat. 1803. p. 86.
(4) T. a. pl. bl. 80.
(5) Het Veluwsche landrecht, in Nieuwe Bijdr. v. Rechtsgel. en Wetg. Dl. VIII en IX.
(6) Bijl. B.
(7) Dat de Leuvensche professor Elbertus Leoninus veel tot de samenstelling van \'t Veluwsche landrecht heeft bijgedragen, blijkt uit de Quartiers resolutie vau 10 October 1565: „Item soo Doctor Elbertie de Leeuwe sich vast grooteliek bevlijtiget heeft in de beraeming der reformation van Veluweu, en sunst in anderen saeken der landschap, is verdragen, dat men syn W. ter gele-
genertijd behoorlicke en eerlicke belooning daervoor toeleggen ende uitrichten salquot;.
(8) Bijl. C.
(9) vgl. Racer. Overijsselsi lie Gcdenkstukk. V. Voorrede, p. IX.
X
\'t vroeger beschrevene landrecht, nam. landbrieven en placaten (1); docli daarenboven bevatte \'t ontwerp nieuwe bepalingen, zooals de stad Arnhem iu haar advies, en ook \'t qnartier in zijn bij \'t concept gevoegde missive (2) aan de landvoogdes, zeggen. Waaraan die nieuwe bepalingen zijn ontleend is mij niet duidelijk, doch waarschijnlijk kunnen hier de volgende woorden uit de ,/confirmatie\'\' van de land- eu stadrechten van Roermond eenig licht geven: wSco hadden die voorgenoemde onse ridderschap ende steden......van gelijckeu goet gevonden, \'t geene dat in voortijden bij hun vooralders was begonst, maer niet volbracht, te hernemen, ende daer-toe soo uyt die ffemeine geschreven, als van hun naehuren landt- ende stadtrechten te doen vuegen, dat het beste, redelijekste ende bequaemste hun solde duncken, tot goede ende rechtveerdige uytriehtinghe van justitie oft rechtveerdigheidquot;. Dat toch de zooveel vroeger beschreven stedelijke rechten als ook \'t Eomeinsche recht invloed op deze nieuwe bepalingen gehad hebben, kan nauwelijks twijfelachtig zijn. (3) Nadat \'t ontwerp tegen \'t einde van 1565 der landvoogdes was aangeboden, (4)
(1) vgl. Copes v. Hasselt, t. a. pl. bl. 13.
(2) Bijl. D.
(3) Laudschapsresolutiëu konden in dit ontwerp niet opgenomen worden, wijl vóór de afzwering van Philips de landschap geen nienwe hepaliugeu zonder consent van den koning mocht vaststellen, eu alleen tot interpretatie van de oude landrechten en gewoonten bevoegd was. Na de afzwering was de landschap souverein op haar gebied; zoo werd o. a. reeds in Juli 1582 door haar verandering gebracht iu de gerichtsdageu op Veluwe. Vau de oudere landbrievcu vóór 1533 is zeer weiuig iu \'t ontwerp opgeuomeu.
Uit de vergelijking met den in \'t Aruhemsch archief aanwezigen origioneelen landbrief van 1432 is mij gebleken, dat de uitgave van v. Spaen — Inl. IV Cod. bl. 83 — juist is, zoodat de aanmerking van Nijhoff (Gedenkw. IV, bl. 85) moet vervallen. Dezelfde bepalingen omtrent \'t gerichtsgeld, welke in dien landbrief staan, komen voor in eene ordonnantie op \'t gerichtsgeld van 1527. (Gel-derseh Maandwerk II, bl. 75). \'t 2C Art. van deze ordonnantie luidt: «Voirt is syne genade beveel, dat die peyndere van cyner pcyudinge nyet nemen zullen dan eyn alt butgen, dat nu eyu vleyms is, na vermoigheu des lanlbrieffs.quot; Ook de laudbrief van 1532 schrijft voor eene panding een olt butgeu voor, \'t geen eene aanwijzing kan zijn dat de laatste woorden van dat 2e art. der ordonnantie van 1527 slaan op den landbr. van 1432, en dat er dus tusschen 1432 en 1632 geen nieuwe landbrief geweest is.
Naar ik meeu, kunneu de woorden uit den landbrief van 1532; quot;dairnue sy in den yerichten sich wusten te regulerenquot; geene aanwijzing zijn dat er vroeger ecu laudbrief geheel in den vorm van die van 1532 bestaan heeft; veeleer geloof ik, dat met die woorden alleen gedoeld wordt opdege-richtskosten, zooals er de landbrief van 1433 (volgens de uitgave van v. Spaen) hoewel niet vele, ook voorschrijft. Daar \'t toch van \'t grootste belang voor rechtzoekcndeu was, dat een einde gemaakt werd aan de willekeurige eischen, waarmede de gerichtslieden hen, hoofdzakelijk in de gevallen, waarin de landbrief niet voorzag, bezwaarden, is \'t zeer waarschijnlijk dal \'t in 1533 vooral de gerichtskosteu waren, die men op eenen vasten voet geregeld wenschte te zien.
(4) De begeleidende missive, waariu \'t quartier om bekrachtiging van \'t ontwerp verzocht, heeft gecu datum. Evenwel kan \'t ontwerp niet in 1564 zoQals.de Meester en v. Hasselt beweren, aangeboden zijn, zooals blijkt uit een brief\' van Burg , Schep, en Raad van Arnhem van 30 October
1565 aan de gedeputeerden van \'t quartier, waarin deze verzocht worden te Harderwijk ter vergadering te komen om daar te handelen over zaken de landschap betreffende cn tevens om «de be-raemde eoulirmation der landrechten op Veluwen noch eenmael voor de hant te neemeu eu eintlick
XI
zond deze \'t den 4en April 1566 aan kanselier en raden terug, opdat zij hun advies daarop zouden geven. Dit advies werd met een begeleidend schrijven en tevens met de adviezen van den drost en richter en den landschrijver door de ridderschap van Veluwe aan de landvoogdes gezonden. (1) De raad, dien kanselier en raden in hun bij dit advies gevoegde schrijven aan de landvoogdes geven, dat namelijk vóór de bekrachtiging der reformatie /,mitten supplianten gecommuniceerd sal moeten wordenquot;, werd opgevolgd. (3) Den 11 Dec. 1566, zond de landvoogdes \'t ontwerp met de adviezen terug aan den kanselier Adriaen Nicolai eu den raad Godert Pannekoek, om met de gedeputeerden te communiceeren over de voorgestelde veranderingen. (3)
Van deze communicatie is echter in de eerstvolgende jaren niets gekomen, \'t geen te verklaren kan zijn uit de zeer onrustige tijden, als vooral uit de omstandigheid, dat tot \'t jaar 1570 geene vergaderingen gehouden zijn. (4) In 1570 kwam \'t bevel van Al va, om de plaatselijke costumen in te zenden. Hoewel \'t quart, in \'t eerst aan dat bevel geen gevolg wilde geven, tenminste herhaaldelijk uitstel vroeg, schijnt\'t later toch daartoe genegen geweest te zijn blijkens de volgende woorden uit den brief van kanselier en raden van 27 Sept. 1573: «und derhal ven etlicke gedeputeerde van Veluwen und Veluwenzoom voirtz ons vermaent gehadt van id voirgeruerte concept der ordonnancie omme opt overseynden der costumen by syne Ma*, geconfirmeert te worden.quot; (5) Voor zoover bekend is, heeft de communicatie met de gedeputeerden ook toen niet plaats gehad, en is er geen verdere onderhandeling tusschen\'t quartier eu de kanselarij geweest. Dit kan verklaard worden uit de omstandigheid, dat zeker vele van de door kanselier en raden voorgestelde veranderingen door \'t quartier niet konden goedgekeurd worden. Daarenboven kunnen de vele bezwaren, die er bestouden tegen de crimineele ordonnantie, welke tegen \'t landrecht streed, zooals men beweerde , eene reden zijn geweest, waarom \'t quartier aarzelde verder op bekrachtiging van \'t landrecht aan te dringen.
Ofschoon nu \'t ontwerp door de landvoogdes niet bekrachtigd werd, is \'t toch waarschijnlijk als een geldend landrecht beschouwd, om de volgende redenen.
In eenen brief van den 10 October 15 6 5 van ridderschap en steden van \'tVeluw-sche quartier aan den drost van Veluwe, wordt deze verzocht \'t gericht in Veluwe
daerin, te concluderen, om an Ur. Elbertum Leouinum op Loeven te schicken ende confirmation daerop te erlangen.quot; Deze quartiersdag werd den 28™ daaraanvolgende gehouden en daar is de reformatie quot;van punct tot punct voorgelesen, ook op jeder punut beraetslaegt.quot; Tevens werd besloten, om evenals \'t Zutphensche quartier gedaan had, een „secretarius naar Brussel te zenden tot befordering der reformation.quot;
(1) Bijl. F.
(2) Bijl. E.
(3) Bijl. G.
(4) Ue Meester, Geschiedenis van de Staten van Gelderland. Ie deel, bl. 148.
(3) Bijl. 1.
uit te stellen, omdat er ten landdage gewichtige zaken te behandelen zijn en tevens omdat «de voorgenomen reformation en nije ordonnantie deser landschap noch niet al gesloten of volcomen gemaekt en syn soodat daerdoor bij der nu vercondigden gerichte an der bancken deeser en der anderen sijts Veluwens grooten mangel ende onverstandt vallen, en schadelicke oproer geschien koste.quot; Daarom wordt de drost verzocht \'t gericht tot de eerste week „des naestcomstigen vastensquot; uit te stellen, middlerwijl zou men zorgen dat de reformatie voltooid zou zijn „daer men sich dan an den gerichte en anders tot allen sijden sonder mangel na te richten zal hebben.quot; Ook kanselier en raden maken de hertogin in hunnen brief van 20 Dec. 1565 (1) hierop opmerkzaam; zdj zeggen daarin: //ld schynt oick dat dieselve gedeputeerde sullicke ordonnantie als sy buyten Co. Mats. geconcipieert hebben alsoe gemeint zijn te naestcomenden gericht to gebruycken diewyle sy aen voersz. drost schryven dat soe die voergenomene reformatie ende nije ordinantie der landrechtenquot; enz. (zoouls boven). Pronck noemt in zijn //Opmerckingen over het Landrecht van Veluwe en Vcluwezoomquot; bl. 5 twee gevallen, waarin volgens den tekst van\'t ontwerp is recht gesproken. Schrassert spreekt zelfs van leges Velaviae de A0. 1566.(2) En ten laatste kunnen de woorden van \'t quartiersreces van Juli 1592 //geconfirmiert ende in vol com ene observatie gebracht moege wordenquot; eene aanwijzing zijn dat \'t concept, hoewel niet //volcomenquot;, toch is //geobserviert.quot;
Eerst in Juli 1592 is er van \'t ontwerp weder sprake toen in de quartiersver-gadering werd gezegd: //t wil van noden zijn dat zich die jonckeren ende stedevrun-den bespreecken op die ehertytz geconeipyrde reformatie der lantrechten van Veluwe ten einde die eins by ennige gedeputeerden der ridderschap ende steden in diligentie gerevidiert ende volgens bij die lantschap geconfirmirt ende in volcomene observatie gebracht moege worden.quot;
Door \'t quartier werden toen tot revisie der reformatie benoemd;
//Johan van Scherpenzeel drost, Johan van Arnhem richter, Carll van Gelder, Carll van Arnhem, Herman van der Hell ende Evert van Meeckeren vuyt die ridderschap, Arnt Tulleken, Mr. Engelbert van der Burcht, Henrick van Brienen, Woltersz ende Gerhart van Oranenburch ut die steden, die de stat van Arnhem eerstdaechs na den bow sal verschrijven hier tho commen ende dieselve revisie bij der hant te nemen, op rapport ter naester vergaderongh des quartiers gestalt die voorsz, reformatie also gerevidiert ende bij die jonckeren ende steden belieft zijnde, vorts bij der lantschap nae behoer bestedicht te warden, die men alsdan sal doen stellen in druck, opdat een jeder daervan goede wetenschap mach hebben.quot;
Hoe \'t rapport dezer commissie was, is mij niet gebleken, evenmin wat in de quartiers vergadering van 13 —16 Februari 1593, toen de reformatie ,/geëxaminiertquot; werd, verhandeld is. Zonderling is \'t dat dit reces daarvan zwijgt, terwijl de recessen
(1) Nijhoff. Brdr. v. vaderl. geschied, en oudheidk. Oude reeks III bl. 42.
(2) Commentatio ad reformationem Velaviae, p. 139 en 140.
van Maart 1603 en 1604 alle opmerkingen, die er toen gemaakt werden, behelzen; \'t reces van 13 Februari 1593 meldt alleen:
z/Volgendts itz umbfrage geschiet off men eerst sol willen voernemen die gecouci-pyrde reformatie der landtrechten und costuimen van Veluwen ott\'te die gemeine saecke daertho den aanstaanden und nu geprolongierden landtdach utgeschreven is, und midte meeste stemmen geresolviert, desen quartiersdach van die voers. reformatie aenthofangen overmitz men tot die landtsaecken noch tijts genoch voerhanden heft. \'t Reces van 16 Pebr. luidt aldus: //Up huyden isz het resumiren van die reformatie der landtrechten ten einde gebracht und guit gevonden ten aenstaenden landtdage tho versuicken dat die van der landtschap mit die heren raeden off ennigen derselver believe ennige ut haere middel tho deputieren und authoriziren tot revisie van die voers, reformatie, umb dieselve dienvolgendts geconfirmiert tho werden na behoer.quot;
Daarop bracht \'t quartier op den landdag van 26 Maart 1593 de reformatie ter tafel //Versuickende dat dieselve bij der lantschap der geboer geconfirmiert und tot dien einde die gedeputierden tho nominieren up den staet van die geestlicke guider und liquidatie van olde schulden mede mogeu geauthoriseert worden, die voors reformatie ten overstaen van ennigen ut den raat provinciaal tho visiteren und ten naesten lantdaege van haer bevijndinge und bedencken rapport tho doen. Et fiat ut petitur.quot;
Op den landdag van 26 JJecemb. 1593 werden gelezen de door de gedeputeerden der landschap «beraembde correctien und addition up die reformatie der landtrechten van Veluwen, die gedressiert worden, vermoegen den text derselver reformatie, Wienvolgens die alinge lantschap die voers. reformatie deurgaants geapprobiert und geconfirmiert heeft, umb nae publicatie derselver voor een redelick bestendigh lantrecht geobserviert und geholden tho werden. Waervan \'t hoff sal doen expe-dijren einen brieft\' in forme, under des Furstendumbs grote zegelquot;.
Nadat nn dit landrecht in 1594 gedrukt was, werden er reeds zeer spoedig leempten en onnauwkeurigheden in ontdekt. Vooral op \'t punt van de klaring vond men nadere regeling noodig, wat betreft de zaken die voor appèl vatbaar waren, waarover in de reformatie van 1593 niets bepaald was. In de quartiersvergadering van Maart 1597 was reeds daarvan sprake doch //vermits die verscheidenheit van opiniën und datter een goet deel van jonckeren verreyst was, hefft hierin voeralsnoch niet eigentlicks kunnen geordiniert und gestatuiert warden.quot;
In dezelfde vergadering bepaalde \'t quartier nog omtrent de appellatie «dat partyen die nu vortain van ordelen in die landtgerichten utgespraecken, willen appellieren aen Engellanderholdt tselve schuldich und gehalden sullen syn tho doen by sittende gerichte, opdat idt gericht erkennen moege off d\'appellatie thogelaten syn off niet, und sullen burgen stellen binnen een maendt tijts ua date der pronunciatie, deden sy des niet dat die appel sal van onwerden und desert syn, und die sententie ge-executiert worden gelijck sich na landtrecht geboert,quot;
XTV
Toen \'t quart,ier zich tot rle landschapsvergadering, die in dezelfde maand gehouden werd, richtte om een besluit over de appellen uit te lokken, werd door de vergadering geantwoord: //die van Vel uw e hierin nnd tot voidere verbeteiungh van liaer landtrecht sullen moegen version als ze tot vorderungh van goede justieie be-vvnden sullou tho behoeren. Tvvelck volgendts bij der landtschap gecomittierden ad eausas mit thodoon van cantzler nnd raeden sal warden op ten name van landtschap geconfirmicrt, gelijckformich die contirmatie gedaeu over het gereformierde Zutfensehe Landtrecht.quot; \'t Hoofdstuk van Appellatie is toen hoofdzakelijk aangevuld uit \'t geen men in de oudo signaten gevonden heeft. t Quartier droeg namel. aan den landschrijver Arnt van Steenier op, rapport, te doen van zijn „bevijnden in d\'olden signaten aengaende d\' appellation aen Engellander Holt, thoweten van wat, saecken gebruickelick sije t\' appellieren und wat voor appellatien geadmittiert sijn worden.quot;
Men had toen eerst \'t plan om \'t geheele landrecht in de quartiersvergadering na te zien, doch de omstandigheden beletten dit en om die reden werd eene commissie benoemd. In \'t quartiers reces van 20 Dec. 1000 toch wordt gezegd: //Also die tijt op dit pas niet en kan lyden opt stuck van appellatien aen Engellanderholt, und over revisie und redres van andere nootwendige puncten int gereformierde lant-recht tho besorgnieren, sijn genominiert und gedeputiert, uyt die ridderschap .Tohan van Scherp enseal drost, .Tohan van Arnhem richter, Garl van Gelder landrentmr. gnrl, Carl van Arnhem und Henrick van Brienen rekenmr., voort de burgermr. Axndt Tulleken, Dr. .Tohan de Voocht, Deelman van Ommeren und Wychman van Wijnbergen, van wegen der steden umb op verschrievungli van d\' ordinaris gedepu-tierden ter eerster gelegenheit hier tho kommen und mit behulp van den lantschriever Arnt van Steenier tho resumiren \'tgehele lantrecht, und tho beraemen wat daerin sal dienen verandert, gecorrigiert atf und thogedaen tho worden. Allet op behaegen van den Quartier volgents by die lantschap geconfirmiert tho worden, welcke gedeputierden onder anderen mede sullen hebben tho letten op het beleiden van kondtschappen in Veluwen tot meeste vorderungh van justitie und geryff van partijen.quot;
Nadat nu de commissie „achtervolgende die verschrievonge van d\' ordinaris gedeputierden deses Quartiers t\'Arnhem gecompariertquot; den equot;1 Jan. 1 602 haar rapport had uitgebracht, is in de quartiersvergadering van 12 Maart 1603 te Zutfen voor den aanvang van den landdag gehouden, hoewel alle leden nog niet aanwezig waren, /.om tijt toe gewinnen aengevangen to visitieren watter bij des Quartiers verordenten geracmbt is, tot verbeterungh des gereformierden lantrechts, ten einde die saeek te preparieren dat se tegen die kumpste van d\' andere ridderschap und stedevrnnden des toe spoediger und bequamer sal mogen atfgeholpen worden. Aanvencklick goet vijndende dat men dese reformatie eens dermaten pertinent und formelick instelle dat se in toekom-menden tyden niet en sal derven verandert worden.quot;
Den 15en Maart was men met. do behandeling van \'t landrecht tot \'t hoofdstuk
XV
z/van (lieftalige goederenquot; gevorderd, toen den 1 Oen „is gearrestiert, also idt schijnt dat die gemeine lantssaecken niet en sullen willen toelaten datter bij die van den Velmve op tegenwoordigen lantdaoh over haere lantrechten naerdere revisie gedaen und finale resolutie genomen worde, datter aen die jonokeren in alle ampten, sampt und besonder gesonden sal worden, afschrifft van \'t gebesoignierde opte revisie van die voors. lantrechten, teneinde t\' selve concept ned\'ens die texten van de reformatie rijpelicken t\' examinieren, t\' selve te verbeteren tho verminderen tho vermeerderen gelyek idt hunlnyden tot vorderungh van justitie, goetduncken sal, allet bij raemingh und opt goet behaegen des alingen quartiers, und dat sulcke naerdere raemingen, niet alleen van de jonckeren maer oock van elcke stat int besonder binnen die tijt van ses weken off twe maenden sullen worden gesonden, aen d\' ordinaris gedeputierden des quartiers, die daerop sullen doen verschrijven und vergaderen die naebeschrevene drije persoonen vuijt die ridderschap und drije van wegen der steden, tho weten Carl van Arnhem raet, Hendriek van Brienen tho Sinderen und .Tohan van Golt-stein, rentmeester van Veluwen sampt die van wegen der hoefft und cleine steden daertho, bij die stat van Arnhem sullen worden genominiert umb alle die voorss. geconcipijrde raemingen van ridderschap und steden pertinentlicken tho disponieren, und in ordnungh te brengen, dienvolgents die voors. reformatie in sulcker vuygen geredressiert und bij den quartier gearrestiert sijnde voorts bij d\'alinge lantschap voor een ewich und bestendich lantrecht geeonfirmiert te worden.quot;
Of die afzonderlijke beramingen van ridders en steden werkelijk hebben plaats gehad is niet bekend, tenminste in \'t quartiersreces v. 18 Maart 1604 wordt daarvan niet gesproken; \'t begin daarvan luidt als volgt: „Also die landtschap eerst mcrgen vergaederen sal om aen toe hoeren die propositie und des landtdaechs aenvanek te maecKen, sijn die ridderschap und stedegesandten des quartiers van Arnhem t\' samen gekommen und hebben begonnen te resumieren watter in Januario des jaers 1602 bij seeckere des quartiers gecommittierden op te rivisie van idt Veluwsche lanttrecht beraembt und wat daerop in Martio desselven jaers voer ingangs des landtdaechs t\' Zutphen by den quartier gevolcht und toe boecke gebracht is, mit resumptie van den geheel en text.quot;
In deze vergadering is \'t gansclie landrecht behandeld tot en met \'t hoofdstuk //Belohnung van officiers und gerichtspersonenquot;; \'t overige werd goedgekeurd //conform die raminge van de gedeputierden.quot;
Verder werd in deze vergadering nog bepaald : „nmb d\' additien und ampliatien van het gereformierde lantrecht in order te brengen sulx als \'t. herdrukt und uytge-geven sal worden, syn gedeputiert und den secretaris bijgevoecht die landrentmeester Pouwel van Arnhem und Heurick van Brinen, rekenmeester, daer die steden van Arnhem und Harderwijck den oeren sullen hebben by tho doen.quot;
De landdag bepaalde in hare vergadering van 39 Maart 1604: //fiat visitatie und confirmatie van dese byde {Vel. en Zntf.) gereformierde und gedressierde lantrechten m aller gestalt dieselve hierbevoerens gevisitiert und geeonfirmiert syn worden.
xvi
Waertoe uyt het Nymeechsche quartier genominiert und geauthorisiert syn. die vorige gcdeputierdea, tot die visitatie und confirmatie der landrechten van Zutphen, tho weten der heer van Oyen und die rekenmeester Varick, die andere twe quartieren hebben respectivelick hierto gelast und geauthorisiert haere beydersijts gedeputierden tot d\'affdoenungh van d\' overgeblevene requesten.quot;
Nadat \'t landrecht tevens door kanselier en raden gevisiteerd was, volgde den 12en Mei 1604 de confirmatie door de landschapsvergadering.
In de volgende drukken na 1604 is de tekst van \'t landrecht niet meer veranderd, behalve \'t 23e hoofdstuk over de klaring aan Engelanderholt, dat in 1621 eenige wijziging ondergaan heeft.
Wij ridderschap und steden des Furstendumbs Gelre und Graefifschap Zutphen, representirende de staten des landts, doen te weten: also ridderschap und steden des Veluwischen quartiers ons vertoont hebben, hoe dat sy mit rijpen raedt oehre aide landtrechten in ennige puncten noedich gevonden hebben tho veranderen, tho beteren oick beter tho verclaren und verscheidene articulen daerby te vuigen , dienende so tot vermin-derung und vercortinge van processen als tot verlichtinge der svvare gerichtzcosten, und daervan sekere gewisse form in tho stellen, waerna sich henvorders jederman solde weten tho richten, luydende van woorde tho woorde hierna folgende.
In den druk van 1604 staat:
Wij ridderschap und steden des Furstendombs Gelre ende Graeffschaps Zutphen, representirende de staten des landts, doen te weten: also ridderschap ende steden des Veluwischen quartiers ons te kennen gegeven, hoe dat sy met rijpen rade haer olde ende lest in den jare vijftienhondert ende drie ende t\'negentich ghereformeerde landtrechten in sommige pointen hadden gedressiert, dienende so tot verminderong und vercortonge van processen als oock tot verlichtonge van de sware gerichtscosten, versoeckende dat wij dieselve door ghedeputierden sollen willen doen visitieren ende conformieren, in aller ghestalt als dieselve hiervorens ghevisitiert und gheconformeert waren worden, luydende t\'zelve landtrecht van woorde tot woorde als hierna beschreven volcht.
REFORMATIE DER LANDTRECHTEN UND GEBRUICKEN VAN VELUWEN UND VAN VELUWENZOOM (0.
|
[Landrechf\\. VAN DEN DROST UND RICHTER-AMPT UND BECLEIDUNGH DER BANCKEN (2). p. Eerstelick sail de drost van Veluwen und richter van Veluwen-zoom, diewelcke in oehren bevolen ampten wonen sullen, selffs in eigener personen, ofte durch einen ridder-maetigen stadtholder, oick in Veluwen woonachtigh, und aldaer ge1erfft und geguidet wesende twe (3), |
[Ontwerp van sjójJ. VAN DEN DEOST ÜND ElCHTERAMFl\' UND BECLEIDONGEN DER BANCKEN. 1. lerstlich sail die drost van Veluwen und richter van Veluwenzoem, diewelcke achtervolgende den landtbrieff in oiren bevolen ampteren woenen sullen, selffs in eygener persoenen, offte enen rittermati-gen stadthalder oick op Veluwen woenhaff-tich geerfft und geguedt wesende twee maell des jahrs rrchten und gichten und eyuen |
\'t Landrecht van Veluwe en Veluwezoom gold als wet: 1°. in de twee groote ampten,\'t Land-drostampt van Veluwe en \'t Richterampt van Arnhem en Veluwezoom, 2°. in de kleine ampten van Oldebroek en Nieuwbroek (zie conclusie Landr.). 30. in \'t scholtampt van Hattem (vgl. v. Riemsdijk. De hooge bank van \'t Vel. Landger. bl. 28) 4°. in de daaglijksche heerlijkheden: Hoevelaken en Scherpezeel (Concl. Landr.). \'t Landdrostampt van Veluwe was van 1571—1580 verdeeld in over- en neder-Veluwe (d\'Ablaing Ridd. v. Vel. p. XXXIV. v. Hass. Kron. v. Arnh. p. 223) Volgens Bondam was die splitsing gedurende de jaren 1574 tot 1582. Onuitgeg. stukk. I. p. 257.
3
mael des jaers gichten (4) und rich- yegelicken landtreclit laten wederfaeren, ten, und einen jegelicken landtrecht inlialt des landtbrieffs. («)
laten wedervaren (5).
2. Welcke twe ordinaris gerichtz-dagen niet en sullen moegen geverst,
utgestelt, offte voerby gelaten werden, sonder expresse consent van ridderschap und steden des quartiers van Veluwen, off derselver gedepu-tierden.
3. Daervan de gerichtzdach up 3. Daervan die eerste gericlitsdach op Veluwen sal syn den tweeden Ma- Veluwen sail syn des Manendachs nae nendach in de vasten, und den an- Invocavit in die vasten, und die ander deren up Manendach nha St.-Lam- op Manendaoli nae St.-Lambertsdacli, und berts dach. Ende in Veluwenzoom op Veluwensoem sail die richter opten sal de richter up den eersten Dyns- eersten Dynstdach, naedat die drost des dach nadat de drost utgericht sal Vrydaeges to voerens vuytgericht liefft be-hebben, beginnen tho richten. ginnen to richten.
verstaen, dat men sal blieven bij die gewoontlicke gerichten doerdien dat een proces binnen jaers verschreven und in staet van wijse gebracht kan worden.\'\'
(a) Bij dit art. zegt de drost: «dat syn 1. vredich is inden quartier van Veluwen zyn residentie te halden, soe sich dan syn 1. gelegentheyt sail erforderen gelyck den richter oock tevreden is volgende syn instructie ende oock tweemael des jaers to richten opten dagen in den zeiven landtbrief angestemdl. Dan dat zy een van adel tot eenen stadtholder stellen solden is hem ongelegen dan zijn vredich tot eenen stadtholder to stellen eenen bequamen onbefaemden persoon oder een gezworen des gerichts tot vorderinghe van parthyen gelyck tselve aver menschen memorie geobserveert is.
Kanselier en Raden adviseeren »dat ten minsten twee gerichtsdaegen des jaers gehalden to worden behoiren onbenomen nochtans den officiers tho weten den drost ende richter vursz ieder in syn ampt boven diezelven twee gerichtsdaegen soe dickmael te moegen richten alst hem goet ende oerboirlick te wesen duncken sail. Maer dunckt daerenboven dat men daerby behoert te setten, dat die voorsz. twee ordinarissen jaerlicxe gerichtsdaegen nyet en sullen moegen geverst vuytgestelt off verby gelaten werden zonder expres bevel off consent syner Maj. stadtholder off cantzlers ende raeden.quot;
De landbrief van 1532 schrijft ook voor ten minsten tweemaal \'sjaars te richten. Hoewel ongeregeld werd \'t gericht vroeger meerdere malen gehouden; in 1471—72 ging de drost viermaal ommerichten, maar toen uit bevel van gedep. tot het landbestuur. Nyhoff. Gedenkw. IV. p. 416. Elders werd zelfs meer dan 4maal gericht. Aant. v. d. landschr. concept art. 94.
(4) gichten = belijden, bekennen. Verhand. Groning. genootsch. I p 430.
{5} zie landbr. 1532 art. I. Voor art. 2 en 3 tot en met de woorden xnha St.-Lambertsdachquot;, is in 1604 art. S in de plaats gekomen zooals \'t op Quart. Verg. v. 12 Maart 1602 vastgesteld en in die v. Maart 1604 goedgekeurd. Door de Comm. in 1602: »wordt gestelt in deliberatie des Quartiers____dat \'t gericht eens int jaer sol geholden worden, tho weten int begin
der maendt Junii, nae dat die boeckweyt iu der eerden is, achtervolgende die Quaetiers resolutie den 4 Dec. 95 op ten landtdach \'t Zutphen genomen.quot; In 1640 is de dag van aanvang gesteld op den 2cn Dinsdag na Paschen. Geld. Placaetb. II. 297. Later werd geheel willekeurig door den drost en richter de tijd van aanvang der gerichten bepaald. Schrass. Comment, p. 14.
4
|
4. Item sullen de drost und richter voersz., als sy in maten wie voersz. richten und gichten willen, datsel-vige in alle kercken oehrer ampten drie veertiendaegen thobevorens, laten verkundigen, up dat niemandt daervan onwetenheidt hebbe voertho-wenden. 5. Und sal de drost ofift richter voersz. sich tijtlicken, tusschen acht offt negen uhren ommers by klim-mender sonnen, in den ampten, up de oorden, daer hy gericht halden will, verschynen, umb de gerichtz-banck aldaer tho spannen, und van wegen des Heren tho richten und tho gichten, und einen iegelicken landt-recht tho laten wedervaren (6). 6. Item als de drost offte richter de verkundigungh also in alle kercken hefft laten doen, und sich tytlick ter eerster bancken, als voergemelt, vinden latet, sal hy voereerst een ordel vragen (7), off hy sich tho |
3. Item sullen die drost und richter voirss. als sye in mathen woe voirss. richten und gicliten willen, dat selve achtervolgende den landtbrieff in allen kercken oirer amp-tern 14 daegen tobevoerens laten vercon-digen, opdat nymandt daervan ignorantie hebbe to pretendieren. 4. Item sail die drost und richter voirss. sich tijtlicken by climmender sonnen tusschen acht und negen urhen, achtervolgende den landtbrieff, in den ampteren op die oir-deren daer sy gericht halden willen ver-schynigen om die gerichtsbancke aldaer to spannen und van wegen Co. Maj. onseres aller g. Heeren to richten und to gichten und enen yegelicken landtrecht to laten weder-fahren. 5. Item als die drost und richter die verkundigung alsoe in allen kercken hefft laten doen, und sich alsoe tijtlick ter eerster bancken tusschen acht und negen urhen als voergemelt in der bancken vinden late, sail hij voereerst een ordell vraegen , off hij sich ter gueder tijt in den |
(6) Zie landbr. 1532 a. I. De oude Germaansche gewoonte, steeds bij klimmende zon \'t gericht te beginnen werd vroeger op vele plaatsen niet gevolgd; aan Bomm. en Tiel. waard stond hertog Adolf eerst in 1466 toe des voormiddags te richten; a. 20. van \'ttractaat van 1538 zegt: »soe in voel gerichts-bancken van aide tijden Gewoonte geweest ind noch is, dat nae-middags tho richten ind oer gericht tho hechten, dat die selve daer sulx weer, soe wael des voermiddaegs als namiddaegs recht doen ind wederfaeren laten moegen.quot; Een reden waarom des namiddags gericht werd, geeft o. a. Hertog Filips in zijn brief van 1462, waar hij zegt: «daer die schouten van Aeckersloot hier voortijts veel hun selven inne gesocht hebben om haer bier te bet te slijtenquot; Matth. de Nob. p. 612. Vrees voor verhitte hoofden na den maaltijd schijnt de aanleiding tot de vroegere bepaling geweest te zijn, alleen des voormiddags te richten. Nyh. Gedenkw. I. p. 222.
(7) In de Quart. Vergad. v. Maart 1602: »is bij sommigen voorgestelt dat men die ceremonien off solemniteiten vallende bij spannen van die bancken int vraegen van dieverse voorordelen eniger maten sol mogen affstellen. Is nochtans bij die meeste stemmen goetgevonden dieselve (so in regard van de noodwendicheit, als oock tot reverentie van d\' antiquiteit) tho laetea verblieven.quot; Dit vragen van ordelen kwam o. a. ook voor bij lijkschouwing van vermoorden, v. Hass. Kron. van Arnh. p. 73.
De Comm. in 1602 wenscht nog dat: »bij den Quartier gelet worde op d\'exessieve kosten, die de drost und richter verclaeren in bedienungh des lantgerichts tho moten supportieren.quot; In de Qart. Verg. v. Maart 1602 «sachten d\'affgesanten der stadt Arnhem in beveel te hebben, te verclaeren: also die Heer van den lande schuldich is sijn onderdaenen behoorlicke justitie t\'administrieren, tho meer dewijl de Heer die breucken is genietende, dat sich derhalven
5
|
goeder tydt in den ampt und aen den gericht verschynicht hebbe, und off hy richten und gichten mach, die daerup wysen sal voer recht: jae, naedemael dat het gericht in alle ampts kercken is doen kundigen, oick de wiel hy de macht heft van wegen des Heren, und by klim-mender sonnen ter goeder tydt in den ampt erschynt, dat hy der halven sal richten und gichten, und einem jede-ren landtrecht wedervaren laten (8). Oircondt gerichtzluyden N. und N., der ten minsten twe wesen sullen. 7. Item sail hy noch een ordel bestaeden und vragen, off hy, so-wael mit dalender sonnen als mit klimmender sonnen, mach richten und gichten, und einen jederen landtrecht laten wedervaren, daer de ge-richtzman up wysen sal voer recht: jae, naedemael dat het de drost und richter tho goeder tydt mit ordel und recht bedongen hefft. 8. Item sail de drost off richter noch een ordel vragen, off hy, so-wael underdacks als buitendacks, mach richten und gichten, und jege-licken landtrecht laten wedervaren, daerup de gerichtzman wysen sal; jae, naedemael hy dat tho goeder tyt mit recht bedongen hefft. |
9. Item sal noch de drost offte ample and an dem gerichte verschijniget hebbe und off hij richten und gichten mach, uud vraegen des een ordell an enen kundigen und erfahren gerichtsman , die daerop wysen sail voer recht: jae, nade-maell dattet gerichte in alle landes kercken is doen vercondigen. Oeck diwijl! hij die macht hefft van wegen hoichbemelter Co, Maj. onses alder g. Heern und landtfürsten , und diwijle bij bij climmender sonnen ter gueder tijt voer negen urhen in den ampte verschijniget, dat derhal?en hij sail richten ende gichten und enen yederen landtrecht wederfahren moegen laten. Oirkhonde van erfahren gerichtsluiden N. und N. die doch ten minsten twe wesen sullen. (5) 6. Item sail hij noch een ordell bestaden und vraegen off hij sowell mit dalender sonnen als mit climmender sonnen mach richten und gichten und enen yegelicken landtrecht wederfahren laten, daer die gerichtsman op wijsen sail voer recht: jae, naedemaell dat idt die drost to gueder tijt mit ordell und recht bedongen hefft. 7. Item sail de drost off richter noch een ordel vragen, of hy, so wael underdacks als buitendacks, mach richten und gichten, und enen yegelicken landtrecht laten wederfahren, daerup de gerichtzman wysen sail: jae, naedemaell hij dat tho gueder tyt mit recht bedongen hefft. 8. Item sal noch de drost offte richter |
die drost und richter desen aengaende sollen mogen addressieren aen die lantschap umb vuyt die domeinen tot die kosten vande gerichten geassistiert te worden.quot; In de Quart. Verg. v. Maar 1604: »wort goet geacht, dat men daervau doer die voersz officieren versoecken doen late aende lantschap, conform d\'opinie vande stat van Arnhem.quot; De landschap heeft daarom in hare verg. v. Febr. 1605 bepaald, dat »m de gemeine breuken binnen de quar-tieren van Veluwe een heerenpond van dertig stuyvers verhoogt zou worden tot 50 stuyvers.quot;
(8) In 1604 komt dit niet voor.
(b) Bij \'t 5quot; art. merken de kanselier en raden op, dat bij de woorden «tusschen acht ende negen urenquot; behoort gevoegd te worden; »off met klimmende sonnen ende dat om teeviteren ende schouwen alle allegatien van nulliteyt.quot;
6
|
richter een ordel vragen, off hy up einen dach niet utrichten en kunde, overmidts menichfoldicheit offte sua-richeit van saecken, off hy des anderen daechs wedrumb tho gericht sitten mach, daerup de gerichtzman sal wijsen : jae, naedemael hy dat tho goeder tyt bedongen hefft (9). 10. Noch sal de drost offte richter een ordel bestaeden und vragen, off hy einen anderen in syn plaetz setten mach, umb des heren breucken in thomanen, offte andersins tho richten und gichten mit einen volmech-tigen richter , und daernae wedrumb tho moegen sidtten und richten, als hy toevorens gedaen hefft, daer die gerichtzman up wysen sal voer recht, dat hy, umb des Heren breuken in tho winnen, mit einen volmechtigen richten mach, andersins mit einen volmechtigen stadtholder tho richten, sal hy buidten kentlicke nootsaecken, die staen sullen tot erkentenisse des ge-richtz, niet doen mogen {10). 11. Item de drost und richter sullen de banck bededen mit goede luiden van de ridderschap, in elcke ampten woonachtich, und sullen daertho tijtlick schrieven aen de hoefftstadt Arnhem, und mede an de kleine steden, umb oehre raedtz-frunden daerby teschicken nha older gewoenten, sowael in Veluwenzoom als in Veluwen, des sullen oick de ridderschap, in elcken ampt geerfft een ordel vragen, olï hy up einen daeli niet utrichten en kunde, overmidts menichfoldicheit offte swaericheit van saecken, olf hy des anderen daeges wederumb tho gerichte sitten mach, daerup de gerichtzman sal wijsen: jae, naedemael hij dat tho goeder tyt, naevolgende den landtbrieff, bedongen hefft. |
9. Noch sail de drost offte richter een ordell bestaeden und fraegen, off hy einen anderen in syn stat setten mach, umb des heren breucken intomahnen, offte andersins tho richten und gichten mit einen volmechtigen richter, und daernae wedrumb tho .moegen sitten und richten, als hy toe vorens gedaen hefft, daer die gerichtzman up wysen sail voer recht, dat hy, umb des Heren breuken in to winnen, mit enen volmechtigen richten mach, andersins mit enen volmechtigen stadtholder tho richten, sal hy buidten kentlicke noidsaecken, die staen sullen tot erkentenisse des ge-richtz, niet doen mogen, (c) 10. Item sail die drost und richter voirg. den eersten puncten des landtbrieffs betreffende die bekleydonge der gerichts-bancken mit guede froeme gerichtsluiden und onderholdunge der gerichtsdaegen des jahrs, vlytich onderholden und achtervolgen. 11, Und sullen oeck geholden sijn die ritterschap, die in yeder ampt geerfft, und op Veluwen offte Velnweusoem woenaff-tich syn, aen den gerichte to verschynen, opdat die bancken Godt und der justitie |
(9) zie fandbr. 1532 art. I.
(10) Art. 7 van Tit. 10 Cop. noemt als kentlicke noot; »krauckheyt, heerendienste, uytlendigheyf\'i
(lt;r) Wat betreft den «stadtholderquot; zeggen de drost en richt.\'tzelfde als zij bij\'t eerste art. gezegd hebben; maar »off ycmandt van oen beyde, indyen die gelegentheit offte noot erforderde tot erkentenis des gerichts solde moeten richten en sulcx verstaen sy te staen tot believen Co. Mats und nymants anders.quot; Kanselier en raden stemmen met dit advies in sgemerckt sullix nyet en behoort tot kennisse des gerichts, dan tot Co. Mats off derselver stadtholders, Cantzler ende Raden tho staen.quot;
7
und residerende, gehalden wesen ter ehren clesto staedtlicker und bequaem-de gerichten mit de stedefrunden licker becletlet mochten worden, (d) tho helpen bededen (li), updat de justicie des tho staetlicker und be-qnaemlicker bedient moege warden (12).
12, Sullen oick de stedefrunden by het umbsitten continuiren und verblieven, tot dadter tsamen utge-richt sal syn.
13. Oick sullen sich de drost und richter alle tijt daerna stellen, dat sy twe voerspraecken aen alle banc-ken hebben, daervan sy den einen,
die in saecken van des heren breucken dienen sal, verplegen sullen(13).
11) In 1604 is hier lusschen gevoegd: »oock het gericht te volghen daermen oerer van doen sal moghen hebben.quot; De Comm. in 1602 rapporteerde; »also men by experientie bevonden heeft, dat diverse bancken duckwiels mit weinich personen van die ridderschap be-kleet sijn geweest, tot mercklicke disreputatie van gerichte, und verachterungh van justicie, sije ter neester vergaderunge des Quartiers gelet und order gestelt dat daarin nae noottveest versien werde, \'t sije dat die van ridderschap ut het een ampt mit ander volgen offt anderzins.quot; In de Q. Verg. v. Maart 1602 werd bepaald «datter in allen gevalle behoert ordre gestelt te worden op die genoechsame bekledungh van die bancken, verclarende die steden-vrunden van Arnhem und Harderwijck dat haere principaelen niet en sullen onderlaeten den gerichten overal door haere gedeputierden te doen bijwoenen all ist dat idt den steden to seer swaere costen kompt. Mits dat die van d\'andere steden van gelijcken doen, denwelcken t\'felve t\'oerer kumpste voortedraegen und bijaldien datter itwes, gelijck bij enigen vande jonckeren is voorgeslaegen, gebruicklick sal mogen worden gevonden und geconsentiert t\'sije van breuckhafftige und andere partijen off andersints dienende tot vervallonge van die kosten die bij die gerichtspersonen moeten gedraegen worden, dat sulx sol kommen niet min tot profijt van de steden als van de ridderschap. Gelyck sich die van de steden geresolviert hebben .... also is by die van de ridderschap in bedencken genomen .... rijpelick tejsullen resol-vieren.quot; In de Qart. Verg. v. Maart 1604 «hebben d\'aenwesende jonckeren verklaert geneicht toe sijn vuyt hare respective ampten toe volgen het gericht daer men oerer van doen sol mogen hebben.quot;
(12) Zie landbr. 1532 art. 1.
(d) \'t ioe en n® art. zijndt den drost ind richter vredich nae te commen mit den bescheyde dat die ridderschap ind gedeputeerde der steden beschreven zijn sonder oen te moegen excuseren aen dem gerichte gehalden sullen syn te erschynen.
Kanselier en raden waren van meening dat daarbij behoorde gevoegd te worden: »Ende soe verre durch gebreecke off overmits achterblyven derghoener die verschreven weren, die bancke nyet stereke genouch off nyet genouchsaemlyck bekleidet en were, dat in dyen gevallen die drost ende richter (yeder int zijne) mit anderen goede frommen verstendigen die bancke stereken ende bekleiden ende alsoe voorts mit sullicken geerffden hoewel zy nyet verschreven en syn eevenwel richten ende justicie doen sullen moegen.quot; vgl. Landr. v. Zutfen tit. I art. 3.
(13) Zie landbr. 1533 art. I.
|
BERUIRENDE DES HEREN BREUCKEN UND GEWALT INT GEMEIN. (l) 14. Item sullen des Heren breuc-ken ingevordert warden so balde de banck gespannen, und dat gericht becleet is, eermen tot ennige andere saecken vortschrijde, updat de Heer in syn breucken niet verkort, und parthijen in oehre volle defensie unvernadeelt moegen warden , sonder dat de breuckhafftigen ennige utfluchten, terminen ofifte verlegerongen sullen hebben, nemen off genieten moegen, meer und anders dan van olts gebruicklick is. (2) 15. Item alle breuckhafftigen sullen acht dagen voer den gerichts-dach by gewoentlicke kercken-sprake, offte drie daegen tho voeren , by den gesuoren peinder aen haere persone ofifte woonstede ge-badet worden. (3) |
BERUERRENDE DES HEEREN BRUECKEN ENDE GEWALT. 12. Item sullen des Heren bruecken ingevordert worden, so balde dat gericlite in mathen als vurss. becledet und die bancke gespannen is, und eer men tot enigen anderen saecken voertschrijet offte procediert, opdat die drost offte richter vurss. in stadt des Heren in derbroecken niet vercort, und parthien in oere volle defensie, inhalt des landtbrieffs, niet ver-nadeelt mochte worden, (a) |
(1) Volgens \'t klaarboek van 1470 waren er op Veluwe slechts 4 soorten van breuken: lijf, vijfmark, vier pond en een ban; ban = een oude Vleemsch, volgens den landbr. van 1532.
fz) Zie landbr. 1532 a. 2. Bij landsch. resolutie van 9 Juni 1613 is bepaald dat de »kleyne penninck-breuken niet sijnde crimineel, door den Amptman met peindongh en niet met ingebot sullen ingevordert mogen worden. Geld. Placb. dl. II 137.
(a) Kanselier en raden wenschten bij dit art. te voegen: »sonder dat die brueckafïtige nochtans eenighe vuytfluchten, termynen oflf verlengerongh sullen hebben, nemen off genieten moegen meer off anders dan sullicx van aldls gebruyckelick sije.quot;
(3) In 1604 luidt dit art. zooals \'t door de comm. in 1602 is voorgesteld: «Die breuckhaftighe inwoonderen van die respective ampten sullen by gewoontlicke kerckenspraecke und
9
|
16. Soe einer voer Heren broec-ken, nha voergaende badingh, aen-gespraecken worden, und dieselve sich daervan mit recht vry beding-den und untledigden so en sal hy niet schuldich syn by den breuck-schriever ofifte breuckboeck te gaen, synen naem daerut tho loessen, noch den schriever ennich geldt daervan tho geven; maer sal de breuck-schriever, by synen eedt, geholden syn, de naemen der vrygewesenen, by sidtenden gericht, ut tho doen, und sulx niét laten verwielen. 17. Item, achtervolgende den onverdenckelicken olden gebruick, sail einer alleen lyff offt guit kunnen verbroecken, und na syn aff- |
13. Item soe ener voer Heren bruecken by voergaende badinge angesproeeken worde , und derselviger sich mit recht der broeeken halven vrij bedingde, so sail hij niet schuldich. sijn bij den broecken-schrijver offte broeckboeck to gaen ende synen nahem daeruyt to loesen, noch den schrijver enich gelt daervan to geven, gelijck sulcx in Veluwenzoom und op anderen oerderen gehalden wordt, sonder sail die schrijver gehalden syn bij synen eede derselffter nahmen bij sittende gerichte vuyt to doen und niet verwijlen laten offte weder oplesen. (4) 15. Item dat men achtervolgende den onverdencklicken alden gebnüjck alleen lijftquot; offte guedt sail konnen verbroecken. (c) |
d\'andere breuckhaftighe buyten ampts woonende an hare persoone ofte woonsteden ghebadet worden.
In de Quart. Verg. van Maart 1604 besloot men aangaande dit art.; »Wat aangaet schrift-licke citatien van den drost off richter toe doen aen burgeren off inwoonderen van de Veluwische steden. Also daeraver bij die gedeputierde stedevrunden gedifficultirt wort, verblyft men by den olden gebruick.quot; Dat oude gebruik was 0. a. in Harderwijk, dat daar geen gerechtelijke handeling mocht geschieden zonder toedoen der schepenen; zoodat zelfs de rentmeester van Veluwe in bovengen, quartiersvergadering klaagde, dat hem in Harderwijk het territorium (d. i. consent om acten te mogen passeeren. v. Hasselt. Aant. Landr. 4 bovenambt, p. 160) geweigerd was »om des Heren thinssen mitten averpander aldaer toe doen utpeinden.quot; Vgl. Schrass. Harderv. Antiq. p. 153, ^buiten amptsquot; in art. 15 (zooals\'t in 1604 veranderd is) zal dus moeten beteekenen: in een ander richterampt van Veluwe of Veluwezoom, doch niet in een stadsgebied.
(i) Bij \'t 13= art. merken drost en richter op: adat idt onverdenckelijk geobserveert is, dat die brueckafftige die doch by de gezworen scholten angebrocht worden, wanneer zij vrijgecandt worden, gehalden zyn haer, namen to laeten vuytdoen ende te betalen den brueckenschryver zyn gerechticheyt daertoe staende. Ende wanneer sullicx nyet geschyen en solde soe moste die brueckhaftighe immers geholden zijn mitte signaet to bewysen, dat zij by den gerichte vry erkent weren, dat oen immers oick nyet min dan meer costen solde. Soe dat zy tot ontlas-tinge van den officier een van beyden gehalden sullen wesen to doen woe van alts gewoentlick.quot;
Kanselier en raden stemmen hiermede in en meenen tevens adat dieselve articulen incorrect sye ende dat daer quade tale in is, derhalven hij behoordt gecorrigeerdt ende in goede spraecke, dat men hem verstaen kunde, gestelt te worden.quot;
(V) \'t 15® Art. wenschen kanselier en raden achterwege te laten aaengemerckt dat daermede syne Ma\' alle confiscatien van goederen oock van allen delicten opentlick soude benomen worde. Soe men mitten voorschreven drost, richter en landtschrijver desenthalven gesproken hebbende verstaet, dat men wel bevyndt, dat eertyt enige conclusien in criminale saecken ten landtrechte genomen geweest syn alternative tot verbeurte van lijff off van goet, wanner die delinquenten nyet gevangen off gehandplicht en weren ende oock in eenigen anderen die delinquanten gevangen off gehandtplicht ende verborcht synde , geconcludeert sye worden tot
10
|
sterven sullen syne erfifgenamen syn guit moegen aentasten, hebben und behalden. (4) 18. Oick en sail niemant meer verbroecken dan syn selffs guit, niet syns wyfifs off kinderen guit. (5) 19. So wanneer een breuckhaff-tiger queem affthosterven, ehr hy mit recht aengespraecken weere, sal de actie und breucke mit hem geextinguiert und doot syn. Maer so hy mit doot affiele, nhadat de aenspraeck up hem geschiet were, und hy ten rechten geantwort hed, sullen syn erffgenamen schuldich syn, |
17. Item sovem een broeckafftiger, eer cLat idt procesz int principall van liem bij levendigen lieve ten ordell beslaeten were, afflivich were worden, dat in sulcken fall die erffgenamen des afflivigen niet ge-halden sullen syn daernae die broeeken to betalenquot;, sender sail die action mit den persoenen extinguiert ende doet syn; allet tot erkentenisz des gerichts. (d) |
verbuerte van lyff ende goet als oock tzelve by enige registeren gebleecken heefr, sonder nochtans dat men bevindt, dat op eenighe derselver saecken eenige sententien gevollicht syn, alsoe dat syne Ma\' behoort tho blyven by sulcker hoocheyt ende gerechticheyt als sy biszher geweest is.quot;
(4) Men schijnt onnoodig gevonden te hebben dit art., zooals in de Quart. Verg. van
Maart 1602 voorgesteld werd; «claerder te stellen in effect.....deser gestalt: So wie aenden
lieve gestrafft wordt dat desselven goet sal vry syn, maer so hy met den lieve ontqueem sal die delinqant, in saecken daer confiscatie off annotatie plaets heefft syn leven lanck van syns goets gebruick und genot versteken syn, dan dat gelijckewel sijne rechte erffgenaemen \'tselve goet nae sijn affsterven sullen mogen beerven, hebben ende beholden. Exprimieren wat saecken voor confiscabel te achten. Item off die successie sal kommen op d\'erffgenaemen voor \'t geheel offte ten deel. Und wie voor die rechte erffgenamen te holden tho weten off die tempore delicti et vite delinquentis off die tempore mortis elusdem, der herediteit capabel syn.quot;
Dit gebruik was niet zeer »onverdenckelickquot; oud. Hertog Arnold bedreigde in 1441 tegen schaking verbeurte van lijf en goed. Nijh. Ged. IV no. 198; in eene rekening van den drost van Criekenbeke van 1474 worden doodslag, diefstal en moord misdaden genoemd »daar men lijff ende guet mede verboert.quot; Ook tijdens Hertog Karei was hier verbeurte van lijf en goed nog in gebruik. Volgens eene oorkonde van 1496 waren beide straffen tegen zelfmoord bedreigd. Mr. Sloet Versl. en Med. Vereen, t. uitg. v. rechtsbronn. III. p. 101; in\'t verdrag van 3 April 1501 tusschen den Hertog en de landschap worden beide straffen bedreigd tegen hem »die sich van onss gekeert ende tot onser wederparthijen ergeven hebben.quot; De landbrief van 1532 bevat hierover geene bepaling. In \'tlandr. der 4 Boven-Ampt. is verbeurte van lijf en goed bedreigd tegen; verraad, gekwetste majesteit, vadermoord en geweldige ontschaking tit. XXXIV a 33.
(5) Dezelfde bepaling heeft de landbrief van 1532; evenzoo art. 27 van \'t tractaat van 1538. Zij gold echter vroeger niet voor svijanden des vaderlands\'* en gekwetste majesteit 5 bij landsch. resoluiie van 2 Juni 1613 is ze ook op deze van toepassing verklaard.
(rf) \'t 17e Art. is volgens den drost en richt, «tegens alle gemeen rechten ind redenen, wandt
zoo wanneer een brueckaftige ofte zyne guederen mit recht........bespraeckt zijn mit enige
ingangen van landtrechten dat desselven brueckaftige erffgenaemen gehalden zullen zyn die angeheven rechtforderinge te vervolgen ende tgewysde daervan tvoldoen bysonder als daer litem gecontesteert is.
11
|
van synentwegen, het recht up de geltbreuck voert afifte wachten, und het gewiesde tho voldoen. (6) 20. Item daer apenbare misdaden geschieden, tho weten : moirdt, moirdtbrandt, rooff, dieffte, verraderyen, brandt, vrouwenkrafft, kraem-schenderye, apenbair gewalt, daer de daet und deder bekent syn, wegela-gingh, vervalsinge, kerckschenderye, vreedbreeckinge, binnen iaer und dach, nadat die van s\'Heeren wegen gebaden weer, sal d\'officier (7) van der plaetsen, sulcken apenbaren mis-mediger, zonder vervolch\'van recht, aenfangen, und tho hove brengen. |
18. Item daer geweldige saecken ge-schieden apenbaer, die miich die amptman offte officier van der plaetsen, sonder vervolch des rechten anfangen, dem richten und \' straffen ter bancken, daer sicli dat geboert, inlialt des landtbrieffs. (lt;?) |
Kanselier en Raden zijn van dezelfde meening en adviseeren daarom adat, ten minste, indien die brueckafftige voor zyn affsterven in der saecken geandtwoort ende litem gecontesteert heeft, syne erffgenamen die saecke ende proces voort te verdingen hebben ende oock tgewysde (doch civiliter alleenlick) to voldoen, schuldich zyn sullen.
(6) In 1564 en 1580 is te Nijkerk volgens den tekst van a. 17 van\'t concept rechtgesproken. Pronck. Opmerk. 0. \'t landr. v. Vel. p. 6.
(7) In de Quart. Vergadering wenschte men verklaring van dit woord»off daermcde gemeint worden die drost und richter off d\'onderofficieren des sich dannach selffs schijnt t\'interpre-tieren art. uit. huj. cap.quot;
(«) Kanselier en raden wilden dit art. wijzigen, zij zeggen dat »gehoort zijn die drost, richter ende landtschrijver mit sempt opten articull des landtbriefs, daertoe dese ar1 sich refereert, to weten, den articul beghinnende aldus: oick willen wij dat moort, moortbrandt etc. hoewel die landtbrieff sullicx in effecto soe mitbrenght, nochtans soe die voorsz drost ende richter ver-claert hebben, dat sy altyt alle sullicke openbaer misdadigers aengefanghen ende hier op St-Johans poorte gebracht ende voort by twee schepenen deser stadt Arnhem doen examineren hebben, ende daernae oere bekentenissen aen den stadtholder, cantzler ende raeden gebracht, die dan daerop die sententie geschept ende voorts by hun luyden als officiers den executeren hebben. Daerbeneffens seggende, dat hun oeres gedencken nyewerlt bejegent sije, dat sulcke gewaldt-daders begeert hebben te landtrechte gestelt te worden dan hun dunckt, dat indyen sy sich verborghen hadden willen, men hen tselve waell sol behoort hebben tho accorderen etc. Dat dan, wanneer sy verborcht weren, men sy luyden soil moeten ten landtrechte aenspreecken; maer wanneer die delinquanten nyet verborght en worden, soe behoort men die aide manyere als voren geseyt is te onderhalden sonder sy mit ordinarissen rechte ter bancken aen te spreecken, want anders sy luyden langhe, jae wol somwylen zesse, soeven oft acht jaeren tot groter merckelycken costen zyner Mats blijven satteu sollen sonder oer recht toe crygen. Dunct daer-omme dat men den articul alzoe stellen muchte; item daer geweldige saecken geschien openbaer die mach die amptman off die officier van der plaetsen sonder verfolgh des rechtens aen-fanghen, richten ende straffen nae aide gebruicken.quot;
12
|
umb by den Heer gestrafift tho warden. (8) 21. Und, daer anders wil ofifte gewaldt geschiet were, sal gehoeren ten landtrecht. 22. Item, bij aldien over sulcke wil und gewaldt, ofifte over ennige andere delicten, gene clegers voer-quemen, offte dat de clegers, buidten weten des Heren ofifte officiers, ge-stilt weren, sal de Heer ofifte officier altijt selfifs cleger syn, voer des Heren breucken und die also mit recht inwerven. 23. Item niemandt en sal voer sulcke gewaldtbreucken geexecu-tiert worden, tensy saeck, dat de gewalt by den dediger bekent ofifte mit unparthydigen bekundtschapt ofifte by sententie offte contumacie verwonnen were. (9) 24. De drost und richter sullen ghene gewaldtclachte aennemen, dan gerichtlicken, midts dien dat oick de clacht by den cleger genoechsamb verburcht werde. |
19. Item daer will offte gewalt go-scliiedt were und gene claegeren wereu , offte dat die claeger gestillet buiten weten des Heeren , so mach die Heer selffs altijt een cleger wesen voer sijn broecken und die also mit recht invorderen. 31. Item nijmandt en sail voer gewalt-broecken geexecutiert worden, ten were dat die gewalt bij den miszdediger be-kaudt offte sunst mit onpartydige bekondt-schapt were, offte datter verwin per contumaciam op volchde. (/) 32. Item die drost offte richter sullen gene gewaltclachte annehmen, dan gerict t-licken und dat die clachte van den clegsr genouchsam verborgt worde. |
(8) De landbrief van 1532 zegt: »dese misdaden sullen staen tot onss straeffinge ind will bij also dattet sich bij onsen gericht ervijnden kan dat sij der daet plichtich und schuldich zijn.\'\'
Onder openbaar geweld werd ook huisstooting begrepen d. w. z. met geweld een huis binnendringen of iemand in zijn eigen huis mishandelen.
De landbr. van Nijbroek bedreigt straf aan lijf en goed tegen vredebreking vgl. Matth. de Nob. p. 822. Nijh. Gedenkw. I p. 221. Te Nijmegen werd een vredebreker, die niet bekennen wilde, met »vierrelei gericht aen sinen lyvequot; gestraft, int ierst die hant, tenandermail den voit aff, ten derden die ogen vyt, ten vierden dye tonge vten halse.quot; Nijhoff. Bijdr. v. Vaderl. Gesch. en Oudlik. O. R. V. p. 163.
Bij groote breuken mogten drost en richter niet componeeren buiten medeweten van de rekenkamer, volgens Landsch. resolutie van 1600 en Quart, resolutie van 1624. Compositie was geheel verboden bij doodslag, muntvervalsching, bloedschande, verkrachting, overspel, moord, brandstichting, straatschenderij en andere dergelijke »enormequot; misdaden Canc. Ordonn. 1622. a. 42.
(9) De 3 volgende artt. zijn in 1604 geplaatst in\'t nieuwe hoofdstuk: »van klacht, verburgungh und contraverburgungh.quot;
(ƒ) Bij dit art. adviseeren drost en richter dat de laatste woorden moesten zijn: «ofifte datter verwin per contumaciam ofte sententiam op volchde.quot;
18
|
25- Und, als de gewaldtclachte also geschiet und verburcht isz, so sal de beclaechde binnen veertien daegen, nha untfanck der weten, van syner syden oick burgen moeten stellen, ten rechten tho staen , und het gewiesde tho voldoen. Und, ingefall hy gene burgen bekommen kunde, sal hem de officier, in plats des Heren , burgen verlenen. 26. Waelverstaende dat de ge-nige, so genochsamb ter plaetsen geerfift und geguidet syn, die veertien daegen sullen genieten, und dat anderen, voer de clacht niet genochsamb geerfift und geguidet vve-sende, van stonden aen burgen stellen moten. 27. Belangende de gemene simpel breucken, so veern de drost offte richter daervan geen bewijs by-brengen kunde, sal sich de be-claechte by ede moegen purgiren, offte untledigen; allet tot erkente-nisse des gerichts. (10) 28. Und is geordoniert, dat een pont, in des Heren breucken van nu vortaen sal betaelt warden mit dartich stuver. |
23. Item als die gewaltclachte also geschiedt ende verborgt is, so sail die beclaechde die clacht oeck moeten binnen 14 daegen nae ontfanck der weten verborgen , om sich alsoe to ontweren , und ingevalle hy gene borgen bekhoemen khon-de, sail hem die officier, in plaetz des Heren, borgen verlehnen. 24. VVelverstaende , dat die so genoech-sam geervet und geguedt sijn, die 14 daegen sullen genieten, und dat die anders voer die clachte niet genoechsam geervut vorfende, van stonde an borgen to stellen schuldich sijn. (ff) 27. Item so voele beroerende is die gemene simpell broecken, souern die Here daervan geen bewysz bijbrengen kbonde, sail sich die beclaechde bij synen ede moegen reyuigen offte purgeren. |
(g) Dit art. vinden kanselier en raden »onredelick en onbillick, naedemael de goene die geerft syn. als een yeder mercken can, voel lichtelycker borghen sullen weten tho krijgen dan die ghoene die nyet geerfft en zijn. Ende dat daeromme den ghoenen, die nyet geerft weren, nyet zoe voel tyts gegundt en soude worden om burgen te suecken ende stellen als den geerffden, dunckt dat nyet behoren en souden; doch dyewyle die nyet geerffde apparenter syn fugityff te sullen worden dan die geerffde, schyndt dat men se by handttastinghe muecht beloeven ende toe seggen doen, dat, indyen sy binnen die 14 daegen geen burghen en kunden stellen, sy dan in dyen gevallen aenstont persoonlyck weder inne commen sollen sub pena convicti off by pene van vollicheyt.quot;
(10) In 1604 is hierbij gevoegd art. 13: »Niemant sal voor de ghemeyne breucken hoogher aenghespraecken mogen worden, dan tot vier Heeren ponden. De Comm. in 1602 stelde dit voor wijl: «sich in dem olden lantbrieff bevyndt, dat eertyts goene daechlixe breucken hoger hebben moegen genomen worden, dan op vier Heren ponden.quot; De opbrengst dezer breuken was voor den drost. (d\'Ablaing. De Riddersch. v. Veluwe p. XXI); tevens werd in 1604 hierbij gevoegd »rt. i:t.
14
2g. Item so en sal niemandt van den gerichtzluiden voer jemandt bidden, ennige breucken quyt tho geven, dan so wie dat broeckt, sal men de breucken also aling betalen laten, als se hem affgewonnen worden.
30. Men sal int procediren und bedingen van Heren breucken, volgen den olden gebruick. (11)
31. Und, daermede de misdaden niet ungestrafft mogen blieven,
sullen de drost und richter den scholten bevel doen, de apenbare misdedigers , die hunluiden in aff-wesen van den drost und richter voer ogen kommen, offte in haren bevolen ampten tho betrappen syn,
mit assistentie der huisluiden, up des Heren costen aen tho fangen. Und den drost offte richter te leveren,
des sich de scholten und huisluiden,
daertho versocht synde, niet en sullen weigeren. By peen, voer de scholten, van verlos oehrer officie,
und arbitralicken gestrafft tho worden , und voer de huiszluiden, by arbitrale correctie, tot erkentenisse des gerichts. (12)
14. Und sail die drost offte richter vurs, boven die broecken so hierinne voer und nahe verliaelt sullen worden, nyemandt hoeger broecken affvorderen noch affeijschen, dan nae inhalt des kndt-brieffs, die sulcx vuytdrucklick medebrengt.
(11) In de quart, verg. van Maart 1602 werd voorgesteld dit art. »offte tho doorstrycken offte naerder te verclaeren.quot;
(12) In \'t rapport der comm. van 1602 averclaert die drost dat die scholten weigerich syn, den inhalt van desen art. nae tho kommen, sustiuerende daertho ongeholden tho sijn.quot; Inde quart, verg. v. Maart 1602 werd voorgesteld: »toe bedencken off idd niet raetsamb sijn sol, dat die drost in elcken ampte iemant hadde geauthorisiert umb mit hulp van die onderscholten und gemeine huysluyden apenbare misdedigers in aflfwesen des drosten t\'apprehenderen.
Hoewel ditzelfde in a. 40 Canc. Ordonn. bevolen wordt aan de scholten, nam.\'om den drost en richter in \'t bekomen van misdadigers behulpzaam te zijn, weigerden zij dit telkens, be-weerende volgens hun pandverschiijving uiet daartoe verplicht te zijn.
VAN DOOTSLAEN UND SOENEN. (l)
|
32. So wie nu vortaen mit vor-sat, luippende van achteren off van voeren, jemandt van den leven ter doot brochte und mit den lijve ontqueme, die en sal achter dien dage nummermeer in Veluwen weder moegen kommen, by syn lijff. Und sullen des doden vrunden den Heer aenroepen, umb den misdediger na tho schrieven und tho doen vervolgen, in wat Heren landen hy oick geweecken weer, umb als een moirdenar gestrafft tho warden, (2) 33. Off jemandt denselven moird-naer, wetende sulcken mordedigen nederslach by hem gedaen tho syn, |
20. Item dat opsettlicke moettwillige und moertlicke doedtslaegers binnen tien jahren niet wederom in den lande sullen moegen coemen, op verbeurte des hals. (d) |
(1) \'t Concept bevat hiervan geen afzonderlijk hoofdstuk, de artt. 20 en 26 staan daar in \'t hoofdst. «Beruerende des Heeren bruecken ende gewaltquot;.
(2) Zie landbr. 1532, art. 5 en 6. Er is geen gevolg gegeven aan \'t geen de Quart. Verg. in 1602 voorstelde, om hier te lesen: ^sullen des dooden vrunden den Heer moegen aenroepen en ad finem dat de Heer sulck vervolch doer die vrunden stilswegen amptshalven selflfs sal hebben te doenquot;. Men schijnt echter bij den ouden regel te hebben willen blijven: «geen klager geen rechterquot; vgl. »Het Hyemaelquot;. Verhand. Gron. Gen. I. p. 404. Volgens den landbr. van 1532 moesten er 4 klagers zijn, die moesten zweeren, »dat zij niemant in den doetslag leggen sullen tenzij hij schuldig ware.quot; Evenmin werd gevolg gegeven aan het voorstel der Quart Verg. om »de solemniteiten van soenen over doetslaegen und van sich te presentieren tot purge uyt den olden lantbrieff te nehmen und desen capittel mede inverlievenquot;. Volgens den landbr. van Oldebroek kon de onschuld bezworen worden met 4 goede knapen, tenzij de rechter met 4 goede knapen of blijkende waarheid \'t tegenbewijs kon leveren. In de landbr. van 1424 en 1532 wordt \'t bewijs van onschuld toegestaan aan een dienstman met twee dienstlieden en aan een schotbaar man met 4 schotbaren als getuigen; tegenbewijs van den rechter had dan geen invloed, doch de 4 klagers moesten zweren, dat zij ter goeder trouw waren.
(a) Dit art. vinden de kanselier en raden «superfluus ende onnoodich wandt doch Co. Mat die ende dergelicken saecken als daerin vermeldet word nyet gewoenlyck en is te vergheven. Ende oock evenwael zoe en behoren die onderdanen oeren Here gheen mate te setten off tyt te prefigeren.quot;
16
ut den lande hulpe, mit raat ofte daat, heimelick offte apenbair, offte hem huisden of haeffden, die sal verliesen veertich pondt, und daer-enboven tot erkentenisse des gerichts staen. (3)
34. Wie jemandt vechtenderhandt ut hevigen moet, sonder upsat, also verwonden, dat hy daeran sturve die sal, so hy mit den lyve unt-queme, ut Veluwen wijeken und blieven de tijt van sesz jaren, nadat den dootslach by hem gedaen sal syn , sonder daerentusschen umb geleide ofif remissie aen den Heer te moegen aenhalden.
35. Wie doer schynbaerlick un-geluck, offte oick umb syn lyfif nootwendich tho verweren, jemandt umbrochte, die sal het landt van Veluwen ruymen und veriaeten moeten , iaer und dach, off sal sich moegen stellen in handen van de justicy, umb sich behoirlick\' tho purgiren und untledigen. (1)
36. Item so sal de officier, de guider van alle diegene, die ennigen dootslach begaen hebben, strax doen beslaen, diewelcke moegen
(3) Volgens Goris Comm. wordt hier alleen arbitraire straf bedoeld, evenzoo in Tit. 5, a. 6. Tit. 16, a, 12, 13, 14; omdat voor éene misdaad niet twee straffen kunnen opgelegd worden: dit art. zou dan \'t zelfde willen zeggen als Tit. 16. a. 10 en Tit. 18. a. 8; evenwel weiden in verscheidene stadskeuren beide straffen uitdrukkelijk cumulatief bedreigd, \'t geen zeer naar de hand der amptlieden was, die zich daardoor naar eigen goeddunken konden bevoordeelen.
(4) Zie landbr. 1532 art. 7. Eigenlijk is hier bedreiging met verbanning overbodig, omdat werkelijke noodweer en doodslag bij toeval niet strafbaar zijn; remissie komt dus hier niet te pas, aan den gewonen rechter wordt opgedragen den aard der handeling te onderzoeken. Doch de bepaling vindt zeker hare aanleiding in de vroegere strafbaarheid; in den landbrief van 1532 werd \'t nog af koopbaar gesteld, en daardoor onderscheid met doodslag gemaakt ; *Offt saicke wier dat die hantdediger bewijsen kunde mit twee off drie tuyghweerdige personen dat hy sich syns lyff hed moeten erweren und des gevechtz und doetslachs geijn aenhever gewiest wier sullen wy den doetslach nae recht und nae gestuit der saicken ind erkentenisse des gerichtz guedlicken laeten remedieren so waill beruerende onss broecken als des bloetzquot;. In de willekeur van Harderwijk werd tegen toevalligen doodslag 40 pond boete bedreigd.
17
205. Want op Veluwen ende Veluwen-zoem gemeenschap is van guederen tusschen man und wijff, so sullen alle zoene van doetslaegen geschien sowell mitten lestle-vendigen als mit den naesten vrunden van den affiivigen und sal men verstaen die naeste frunden to sijn alleen diegene, die erven und succedieren in den guederen van den afflivigen, wallverstaende, dat die zoen-pennongen halff und halff gedeiit zullen worden tusschen de lestlevendigen und die naeste vrunden des afflivigen, twelck verstaen werdt als man offte wijff doet geslae-gen is und als andere ongehijlickte persoe-
(5) Moord wordt dus alleen aan den lijve of met eeuwige banning gestraft; bij landsch. resolutie van 2 Juni 1613 is echter bepaald, dat bij vadermoord alle goederen van den moorde naar zouden verbeurd zijn, zoo deze niet gevat werd. In geval van doodslag kon dus de delinquent, als hij na 6 jaren terugkwam, of zijn erfgenamen, zijn goederen tegen betaling van 10 pond terugkrijgen.
In de Quart. Verg. v. Maart 1602 werd voorgesteld: »sij hier distinctie gemaeckt tusschen die dootslaegen und dat opsettige moort geexcipijrt worde, waarover geene redemptie van goet \'t admittieien. Item tho stellen dat die drost oftte richter des dootslagers goed sullen leggen in toeslach tot dat bij den gerichte op die qualiteit und pene van den dootslach gekent sal sijn. Ook in den landbr. v. 1532 worden moord en doodslag afzonderlijk genoemd, ook daar wordt alleen van redemptie van doodslag bij ontvluchting gesproken. De afzonderlijke strafbepalingen voor moord en doodslag zijn eerst in de reform v. 1594 (art. 32, 34 en 35) opgenomen. Dat doodslag niet enkel meer voor geld afkoopbaar was, zooals vroeger, wordt \'t eerst in \'t verdrag v. 1501, tusschen den Hertog en de landschap, gevonden, volgens \'t welk een doodslager binnen een jaar en 6 weken na den doodslag niet in Gelderland mag komen. Noordewier Nederd. Rechtsoudh. p. 274- Vgl. Verhandel. Gron. Genootschap, p. 375. Mr. v. Riemsdijk De hooge bank van \'t Vel. Landger. p. 55. In den landbrief van Nieuwbroek werd compositie der straf nog toegelaten.
(6) \'t Belang der beleedigde partij werd hierbij op den voorgrond gesteld. Hertog Arnold beloofde bij zijn komst aan de regeering, dat hij, in geval van doodslag, binnen een jaar en 6 weken geen soen zou aannemen , tenzij vrienden en magen van den dooden eerst gesoent waren. Nyhoff. Gedenkw. IV p. 6. Ook volgens de Cancelarij Ordonn. a. 7 moest de soen met de bloedverwanten voorafgaan . en werd niet gegeven dan nadat een jaar verloopen was. Zie de wijze van soenen Nyhoff. Gedenkw. IV no. 356.
geredimiert warden mit thien ponden. (5)
37. Item de dootslagers en sullen van den Heer niet soenen moegen sy syn dan eerst van de vrun-den des untliefden gescheiden, na eischungh der saecken und na oehre macht, und de soene sal dan noch staen tot des Heren wille. (6)
38. Und, want up Veluwen und in Veluwenzootn gemeintschap is van guideren tusschen man und wyff, soe sullen alle soenen van doot-slagen geschieden soe wael mit den lestlevenden als met den naesten vrunden van den untlieffden, welcke naeste vrunden verstaen warden tho syn alle diegenen, die erven und succediren in de guideren van den untlieffden. Mit der bescheidenheit, dat de soenpenningen halff und halff gedeiit sullen warden tusschen den lestlevenden und den naesten vrun-
2
18
|
den des afllyvigen, tho weten, als man off wyff doot gebleven is. Maer aengaende ungehielickte personen sal de soene geschieden aen des untlieffden naeste vrunden alleen. Allet mit alsulcke solemniteiten, als de eerbarheidt und der saecken gewicht vereischen. 39. Item, off de vrunden des dooden, die niet mordedich und üpsedtelick umbgekommen weer, den handtdediger niet en wollen laten scheiden, teindens offte na verloip der tyt hier voer benoemt, und de handtdediger oirbuedich were tho scheiden, tot erkentenisse des Heren, so sal de Heer denselven moegen laten soenen, hem het landt wederumb geven , by syn guidt te kommen und voer de vrunden des doden beschudden und veilich halden, ter tyt tho dieselve vrunden oirbuidich weren hem, nha gestalt der saecken und nha syne macht, tho laten soenen. Und, off sich de vrunden daertegen aen den handtdediger keerden, so sal t\'selve mit recht geacht worden voer gewalt, nha gelegenheit der saecken. 40. Off jemandt onversiens by ungeluck doot bleve, het weer dat hy van een huysz, einen wagen, van een peerdt off anders waer affïele offte verdruncke, offte woe sich dat begeven mucht, daer-van sal de Heer geen breuck hebben. (7) nen doetgebleveu sijn, dat alsdan die zoene gescliieden sail an syn naeste vrunden alleen. |
26. Item off ijemandt onversiens mit ongeluck doet bleve ; idt were van enen wagen, van enen peerde offte enen berge, offte verdroncke, offte woe sicli dat begeven mochte, dat men niet seker en wuste dattet mit moettwille geschiedt were, daer sail hy niet an gebroeckt hebben. |
(7) Vroeger werd in deze gevallen \'t geer de persoon bij zich had of t eerste t beste voorwerp, dat te krijgen was, verbeurd verklaard. Toch zegt art. 26 van t tractaat van 153^1 dat »van aelden tijden eyn gewoenten herbragt isquot; om geen straf op te leggen »als men niet sekerlyck en wust of moitwil geschiet weerquot;. Zelfmoord, tenzij dit door krankzinnigen gepleegd werd, is in dit art. niet begrepen; dit werd zwaar, somtijds met verbeurte van alle goederen,
19
41. Item sullen dusdanige und andere untliefifden, de uyt natur-licker wyse van tleven ter doot gekommen syn, niet moegen ter eerden bestadet warden, sy weeren dan eerst van den officier ter plaets-zen besichtiget und beleidet. (8)
42. Die jemandt, doer subor-natie, umb geit, vrudtschap , vyant-schap, offte umb andere dergelycke oirsaecken, upsedtelick und wetent-lick, mit valschen ede und getuich-nisse besuaert, diewiel hy daer mede Godt und der waerheidt beliegt, und den richter veroirsaeckt tegen de gerechticheit tho richten, sal eerstelick mit der daat eherloos wezen. Ende hem sullen syne twe vinger, daermede hy den valschen eedt gedaen, na den olden gebruick affgehouwen warden. Daerbeneffens sal de menedige den beschedichten, in civile saecken, synen schaden
gestraft. Geld. Volksalm. 1850 p. 220 sq. Geld. Maandw. II p. 196. Bijdr. Nyh. O. R. 5. p. 189. v. Heeckeren Amoen. quaed. jur. publ. Gelr. p. 12.
(8) In 1604 weiden hierbij gevoegd \'t lle , 12e en 13c art. De artt. 11 en 13 werden door de comm. in 1602, \'t 13c art. door de Quart, verg. v. 1604 voorgesteld.
De comm. in 1602 stelde nog voor »datter vortaen gene interimenten van remissien gedaen worden, anders dan die momber van \'s Heren wegen und des ontlieffden vrunden.quot; In de Quart, verg. v. Maart 1604 werd gezegd: »sij nagesien de geconcipierde instructie voer de cancelrye op het stuck van doodslaegen, remissie und wat daeraen kleeft, waernae dit Capl., die voersz. instructie gearrestirt sijnde, sal mogen worden gedressiert, vgl. Cancelary Ordonn. 1622. artt. 37 en 38.
(1) \'t Concept bevat hieromtrent gene bepalingen. In 1604 is hierbij gevoegd: »als oock der ehebreuck und hoererye.quot; De comm. in 1602 stelde voor, bepalingen daarvoor te maken; in de Quart. Verg. v. Maart 1602 werden opgedragen aan »die rekenmr. Brienen und Pouwel van Arnhem toe concipijren een capittel van ehebreuck, hoererye ende divortije.quot; In de Quart. Verg. v. Maart 1604 werden de artt. 2 en 3 voorgesteld, zooals zij later in \'t landrecht opgenomen werden.
20
verrichten und, in criminele saecken, even dieselve straff lyden, die den unschuldigen, vermidts syn valsche getuichnisse aengedaen weer, wie dan oick, die sulcke getuichnisse durch subornatie, geschenck ofifte beloftenisse voersedtelick gepracti-ziert hebben, gelyckvals eherloos syn, alles, wat sy mit sulcke mein-eedigen kundtschap gewonnen hebben, mit allen interesse van dien, wedergeven, und noch, nha gelegen-heidt, gestraft warden sullen.
VAN VECHTEN , HOONSPRAKE UND ENNIGE ANDERE BREUCKEN. (l)
43. Wie den anderen mit een vuyst sleet, breuckt een pondt und den genen, den hy also onverschuit midter vuyst geslagen hefft, breuckt de sleger oick een pondt (2).
44. Item, wie einen bloitwondt, sal gebreuckt hebben vier pondt, und wie een mesz up den anderen toege ofifte mit enniger handtge-weer, waepenen, ofifte instrumente na den anderen sloege off worpe, het weer mit kannen , kandelaers, offte anders, in ernsten moede, die verlore twe ponden, soe duck hy dat dede. (3)
(1) Het concept bevat hiervan geen afzonderlijk hoofdstuk, de artt. 16 en 25 staan daar in \'t hoofdst.: Beruerende des Heeren Bruecken ende Ge walt.
(2) Is de ander niet «onverschuldtquot;, dan moet deze dubbeld betalen volgens art. 46.
(3) »bloitwondtquot;. In den landbrief van 1532 art. 4 heet dit een skuerbaer wondequot;, nam. bleeds lanck vynger nagelsdiepquot;. Elders moest de wond nog dieper zijn o. a. in Leiden ^anderhalf lid.quot; Een Chirurgijn »Baertscherequot;, wien \'t ambt van »Coermeysterquot; was opgedragen, moest zweren dat hij alle wonden die hij verbond «terstond de lenckte nemen und de brede, und alle gelegenheit in een register hem dairtho verordent claerlyken scriven laten, dair uth und na alle unbestendicheyt der wunden den landrichter rechtverdichlich belichtenquot;. Was de wond niet diep genoeg voor een keurbare wond, dan werd zij gestraft als vuistslag, vol-
21
|
45. Und wie einen anderen leempt, broeckt den Here tien pondt, und de beterungh, van dengenen die lam gewondt off geslagen is, sal staen tot erkentenisse des ge-richts, byaldien sich parthyen daer-over niet vergelycken kunnen. (4) 46. Een anhever des vechtens, so veern hy in den onrechten bevonden wordt, sal gehalden syn des verweerders breucken, neffens de syne, tho betaelen, und also de breucken dubbel te gelden, desge-lycken den breuckschryver syne gerechticheidt dubbeldt, van het utdoen der namen. Edoch also dat de Heer altoos der dubbelder breucken vast stae. 47. Weert saeck dat ennich gevecht offte uploop geschiet, und van een gescheiden off gebraken were, und daerenboven jemandt queem, und maeckten dat gevecht offte uploop weder gaende, die sal dubbelde breuck gelden. 48. Item, so up Veluwen und in Veluwenzoom duckmaels gebeurt, dat etlicke moetwilligen up hoch-tyden, sonnendagen, und sunst up bede und vastdagen, up kerckhaven, gemeine wegen und straten, gevecht |
16. Item sail een anhever des vechtens in saeeken van broecken, sovern hij in den onrechten bevonden wordt, gehalden syn, des verweerders broecken neffens der syne to betalen, und alsoe dubbelde broecken gelden, allet tot erkentenisz des ge-richts (a). 25, Item so idt op Veluwen und Veluwenzoem tot duckmaelen geboirt dat etlicke moetwillige op hoichtijts daegen Sonnendaege und sunst andere heillige daegen op kerckhaeven, wegen und straten sekere gevecht anrichten, daerdurch den |
gens handvest van Bommel v. 1327 en Landbr. van Over en Ned. Betuwe van 1327, vgl. Mattheus de Nob. p. 1130 : v. d. Voordt Piek. Statuta Gannit. p. 26. Nijh. Gedenkw. I. p. 215.
(4) Zie landbr. v. 1532 a. 5. sleemptquot; beteekent zoowel verlamming als elke soort van verminking Nijh. Gedenkw. I. p. 226.
Deze drieledige onderscheiding heeft ook de landbrief van 1532 - doch daar zijn \'t: vuyst-slag, kuerbare wond en lempte; bij lempte wordt daar de schadevergoeding, aan den belee-digde te betalen, begroot door 5 »guede mannenquot;, in elcke banck te kiezen. In den landbrief van Nieuwbroek is 4erlei onderscheiding: vuistslag, bloedwond, keurbare wond, lempte.
(a) Bij dit art. merken drost en richter op »dat idt wel redenen zijn dat den aenhever des vechtens, die in onrechten bevonden werdt, gehalden wordt dubbelde brueken te betalen soe wel voor den verweerder als vur hem selven. Edoch dat der Heer altyt der dubbelder broecken vast zij.quot;
22
|
und uproer aenrichten, sullen die sulx doen gebreuckt hebben zesz ponden und daerbeneffens noch staen tot arbitrale correctie, na erkente-nisse des gerichts. 49. Een jeder sal up hoichtyden, sondagen, vast und bededagen vieren und sich van udterlicken arbeidt als van bouwen, graven, tuinen, dorssen, wannen und dergelyken onthalden, ten weere, dat de kent-licke noot, tot discretie des gerichtz, sulx geeist hadde. (5) 50. Hyrby is geordoniert ende gestatuiert, dat so wie, voer off under predicatien, tho gelage sid-tende bevonden worde, sal elx gebreuckt hebben een pondt. Desge-lyken sal oick de weert offte weer-dinne, daert geschiede, van elcken sodanigen gelage, verbeuren een pondt, utgesondert reisende und wechveerdige luiden. 51. So en sal oick niemandt by dage off by nacht, bielen, steenen, korte sinckroers, isere kloten off andere onbehoirlicke wapenen, be-deckt up jemant dragen, die dat daerenboven dede die verlore thien pondt. 52. Voorts off jemandt den drost, richter, gerichtzluiden off gerichtz-bade, hoonsprake dede, off sloege, als sy tho gericht geseten weren, dat sal staen tot des Heren wille. (6) |
53. Uud off jemant dieselve per-gueden luiden nae offte van der kercken om den dienst ende woerdt Goedes toe hoeren gaende, in oere devotie stoeiende offt sunst een oploop maeckende, dat dieselvige sulcx anrichtende gebroeckt sullen hebben 10 «gj und dat sy daerbeneffens noeh\'^staen sullen tot straff nae erkenteuisz des gerichts und nae groet-heit der oeveldaden. |
(5) Op vele plaDtsen van de Veluwe weid des Zondags markt gehouden. In Over en Neder Betuwe werd vroeger zelfs gericht op Zondag gehouden, \'tgeen eerst door den lardbrief van Hertog Karei is afgeschaft. In Juni 1619 zijn de Zondagsche markten en in 1621 is het panden op Zondag in Veluwe verboden.
(6) Zie landbr. 1532 art. II. In 1604 is hier bijgevoegd zooals \'t voorgesteld is door de comm. in 1602: «onvermindert den gerichte daarover haer erkentenisse.quot;
23
sonen und andere gesuoren dienars sloege, off dreichde te slaen, off aen oer eher spreecke, in thyden als sy, in oehre officien van des Heren offte gerichtzwegen, doende weren, offte daerna ter oirsaecken van oehr officie und sulx buiten hare schuit und verhael, dat sal oick staen tot des Heren straffingh und wil. (7)
54. Dan off de voorsz. officiers, und gesuoren sulcke slege, dreigen off scheltwoorden , unbehoerlicken aen hun veroirsaeckt und versocht hadden, dat sal staen tot erkente-nisse des gerichts , daer dat geschiet is. (8)
55. Item weert saecke dat jemandt den anderen, voer der bancken in sid-tenden gericht, mit lasterlicke woorden verspraecke off ennige scheltwoorden gaven, die verlore vier pondt. (9)
56. Voort wie den anderen schelt, off ahn syner ehren thokort secht und daerby blieft, und de schelder sulx mit recht, over den gescholden, niet bewiesen off bybrengen kan, sal staen tot des Heren wille. (10)
57. Und off jemandt den anderen aen syner eheren scheldt, und daer by niet en bliefft, und men hem nochtans overwysen und betuige11 kunde, dat hy den anderen gescholden hedde, dat sal staen tot erken-tenisse des gerichts. Und off dat geschiet were ut haestigen moede)
(7) Zie landbr. 1532 a. 11.
(8) Zie landbr. 1532 a. 11.
(9) Hoewel \'t schelden anders niet gestraft wordt, tenzij de dader door herhaling van de woorden toonde deze niet te willen intrekken, zal deze herhaling hier niet noodig geweest zijn, wijl \'t schelden in bijzijn van den rechter geschied is. vgl. Tit. 12. a. II.
(10) Zie landbr. 1532. a. 10.
24
off dat de schelder durch de weder-parthye daertho beweget were worden , daerna sal t\'gericht dat kennen und richten, (n)
VAN DIEFFTALIGE GUEDEREN.
VAN DIEFFTALIGE GUIDEREN.
|
58. Wanneer jemandt syn guit by dieverye affhendich gemaeckt is, und tselve bevonden worde in handen van den dieff offte van den officier , die den dieff gefangen hedde, sal dengenen den dat guit affge-stalen isz, t\'selve onweigerlick sender ennige vergeldungh weder gegeven und gevolcht warden, soveern hy kan bewiesen , dat idt syn guit is , und dadtet hem tegen synen wil gestalen off untfrembt is. 59. Insgelyken daer jemandt syn guit, dat hem untfremt, gestalen, offte sunst anders , tegen synen wil, afthendich gemaeckt were, in Ve-wen offte Veluwenzoom, by jemandt vonde und bewieszlick bybrengen kunde, dat het syn were, sal hy dat mit den Heer (1) weder aenfangen moegen, al waert schoon op einen vryen merekt verkofft, und verscheiden maelen veralieniert. (2) |
28. So wanneer yemandt syn guedt by dieverien affhendich gemaeckt is, und t\'selve bevonden worde in handen van den dieff, off van den officier die den dieff gevangen hefft, sal diegene dem dat guedt gestaelen is, t\'selve wedergegeven offte restitueert werden, sonder daervoer ijetwes to betalen, sovern hy kan bewij-sen, dat et syn guedt is, und daerbe-neffens ede doet dattet hem tegen synen wille ontfreembt offte gestoelen is, then were dat die ander, naedem hy sulex verborcht hefft, contrarie bewijsen khonde. 34. Insgelycken dat men syn guedt dat hem ontfreembt, gestoelen, offte sunst anders affhendich gemaeckt were in Velu-wen, offte Veluwenzoem bij ijemandt funde, und bewijszlick bybrengen khonde, dattet syne were, mitten Heren wederomme an-fangen sail moegen, all were idt schoen op enen vrijen marct gecofft, welver-staende sovern die coeper van den dieff-tael geen wetenschap en hadde, dat men hem alsdan syne pennongen die idt hem gecost sail wedergeven tenwere saecke, dat die vervolger bewysen khonde hy daer wetenschap aff droege. in 1604 geplaatst in \'t nieuwe (11) Zie landbr. 1532. a. 10. De twee laatste art. zijn hoofdstuk van Klacht, verburgungh und contra verburgungh. (1) In 1604 is »mit den Heerquot; op voorstel van de quart, verg. van Maart 1602 veranderd in: »mit toedoen van den officier.quot; (2) In Doesburg was \'t gewoonte dat als een burger tusschen zons op- en ondergang in bijzijn van een voldoend getal getuigen, eenig goed koopt en naderhand de rechte eigenaar zich vertoont, evenwel de kooper niet gehouden is de waren te laten volgen, tenzij na vergoeding der kooppenningen. Nijh. Gedenkw. I. p. 143. |
HOE ENDE IN WAT MANIEREN EWDE MIDDELEN MEN AEN DEN GERICHTE IN CIVILE SAECKEN PROCEDIREN S^LL.
HOE MEN IN RECHT TREDEN SAL.
|
60. Achtervolgende den olden gebruick, die voer menschen geden-cken in Veluwen und Veluwenzoom geobserviert is worden, sal men alle gerichtzsaecken, mit dese vier (1) nafolgende ingengh van rechten, aenheven, und daermede, und niet anders, syne wederparthye aen de gerichten betrecken. (2) Als tho weten mit : inleidungh, badungh, besaet und peindungh. (3) |
30. Item sal men achtervolgende den onverdenckelicken alden gebruijck van Veluwen und Veluwenzoom, alle geriehts-saeeken, mit dese vier uaevolgende rechte-lieke ingenglien aenheven, und daermit ende niet anders syne wederdeell aen den gerichten und gerichtsbancken betrecken, als to weten: inleidonge, baedinghe, be-saeth und peindonghe. (a) |
(1) in 1604: jvijf\'.
(2) Volgens Veluwsch recht werd de rechtsingang als de zgn. truncus totius arboris judiciariae beschouwd; zoo men niet den juisten rechtsingang gebruikt had, kon door den ganschen loop van \'t proces door partijen de exeptie van nulliteit en moest deze zelfs door den rechter ambtshalve opgeworpen worden; zoowel conclusie van partijen als de sententie van den rechter waren gericht op de verklaring dat een goede ingang van rechten gebruikt was. Echter kon men, in geval men niet zeker was welken te moeten gebruiken, twee rechtsingangen b. v. inleiding en besaet, tegelijkertijd instellen. J. Schrass. Observat. Pract. No. 25. Zelfs werd vroeger tegelijkertijd gepeind voor de hoofdsom en besaet ingesteld voor verjaarde renten, als men daarvoor niet peinden mogt. v. Hass. Aanteek. Lndr. 4 Bovenampt p. 63. Evenwel kon men voor peinbare schuld zoowel met peinding als met voorboding procedeeren, immers de eerste was ingesteld tot gerief van partijen en bespoediging der procedure, zoodat \'t gebruik van den meer omslagtigen weg geen nulliteit kon teweeg brengen; en tevens wordt in \'t hoofdstuk van peinbare schuld niet uitdrukkelijk voorgeschreven peinding als rechtsingang te gebruiken, zooals dit wel rt geval is in de hoofdstukken die de overige rechtsingangen behandelen.
Door deze 5 rechtsingangen werden echter niet uitgesloten compensatie en reconventie, die als verdedigingsmiddelen werden toegelaten, hoewel hierover dikwijls questie voorviel Schrass. Comment. Schrass. Vel. Practiz. p. 6. Pronck Opmerk, p. 26.
Ten onrechte heeft men somtijds een zesden ingang van rechten willen gebruiken, nam. wanneer bij schutting de eigenaar binnen 3 dagen ontschutting deed en borg stelde, liet men de zaak van zelf aan \'t gericht komen, zonder dat er eerst peinding en pandkeering geschiedde. Schrass. Vel. Practiz. p. 56.
(3) in 1604 volgt nog; «tusschen clacht und verburgungh.quot;
(a) Van dit art. zeggen drost en richter adat daer die vijfde geobserveerde inganck daer de officieren meest aen gelegen by behoort gestalt te worden nemptlyck die klachten verborgen wil ende soe wanneer daer contraverborgongh geschiet by den beclaechte dat de officier alsdan parthyen een dach van rechten gelyck ind vier ingangen geschiet.quot;
26
|
VAN INLEIDUNGH (l) 61. Of jemandt up erffgrondt umb de proprieteidt offte oick umb de possessie desselven mit recht spree-cken wolde, die sal sulcx mit inlei-dungh doen. Und, off daer uthlei-dungh tegen geschieden, so sal de officier parthyen einen dach van rechten leggen, ten naesten gerichtz-dach, aen der bancken, daer dat guit gelegen is, gelyck oick daer, tegen besaet untsaet und tegen pein-dungh pandtkerungh, geschiede (2) 62. Item , wanneer tusschen par-thijen questie voerfiele over de possessie van ennich erffguit und de saeck also duncker und twyvelach-tich bevonden worde, dat men niet wael underscheiden kunde, by wien de possessie des guits were, ofte, so niemandt de possessie desselven guits hedde, wie die dan sol beboeren tho hebben, sal in sulcken gevalle d\'officier het guit seques-triren, und sullen volgents parthyen geholden syn, ten naesten gerichtz- |
VAN INLEIDONGHE. 31. Item off ijemandt op erifgrondt om die propvieteijt oder eijgendom, offte oeck om die possessie derselffter mit recht spreecken wolde, die sail sulcx mit in-leidonghe, und niet mit besaeth offte met boedinghe forderen (a). Item wanneer tuschen parthien questie super possessorio sekeres guedes voerviele und dieselve questie alsoe duncker und obscur bevonden worde t\'syn, dat men niet well erkennen khonde, wie van beiden parthien in possessie daervan were, dat in sulcken fall die officier die guederen sail sequestrieren und sullen volgents beide parthien gehalden sijn, op ten naestvol-gende gerichtsdaege mit alle oir sehyn und bescheidt aen den gerichte to erschij-nen, doch ierstlich genoechsame cautie gestellet und die clacht verburcht heb- |
(1) \'t Doel van deze rechtsingang is, evenals van peinding, bespoediging van de procedure, wijl dadelijk met de executie wordt begonnen, en deze, in geval er geen verzet tegen geschiedt, kan voortgezet worden. Ze werd gebruikt om te vorderen alle onroerende zaken zoowel lichamelyke als onlichamelyke.
(2) »dach van rechten leggenquot; d. w. z. gelegenheid geven hun zaak te behandelen; de zaak kwam dan zonder nieuwe citatie van zelf aan \'t gerecht; zoo echter dan geen aanspraak door den aanlegger gedaan werd, was zij vervallen zooals ook blijkt uit de woorden »\'t laatste oordeelquot; ; zelfs werd bij panding tegen den pander, die na pandweering zijn\'recht onvervolgd liet, dezelfde straf bedreigd als de pandweerder zou beloopen in geval hij van zijn onrecht overtuigd werd.
De actie moest ingesteld worden ter plaatse, waar \'t goed gelegen was, wijl de sententie van den eenen rechter niet executabel was in \'t rechtsgebied van den anderen, welke reden tevens geldt voor de bepaling van a. 64. Schrassert noemt drie uitzonderingen hierop. Comment p. 118.
(«) \'t 310 Art. keuren drost en richter goed zoover betreft die »propneteyt oder eygendomb. Dan daer yemandt om die possessie will spreecken dat parthyen t\' selve moegen doen mit sullicke ingangen van rechten als sy tho raede sullen vynden.quot;
27
|
dage, mit alle haer schyn und be-scheydt, (midts eerst gestelt hebbende genochsame cautie) aen den gericht tho erschynen und haere saeck voer tho brengen (3). Und sal alsdan recht in possessorio gedaen warden, sonder ennige varsten tho nemen, ten weer saeck dat het gericht noe-dich achten, parthyen tho remid-tieren tot beter bewys. Und sal alsdan ten naestvolgenden gerichtz-dage , sonder vorder uthstel, sum-marie daerin erkent worden. (4) ■ |
63. Maer indien einer mit ge-waldt, ofifte anders, ut syn possessy gedrongen worde , und t\'selve den drost und richter bewust were , so sal de drost ofte richter denselven geturbierden possesseur, up syn versuick, in syn voerige possessie restituiren und handthaeven, tot dat hy mit recht daerut gesett were. (5) bende, om die saecken deir gerichte voer-toebrengen, op verlosz ihrer saecken, und dat alsdan t\'gericht gehalden sail sijn, sonder eenige varsten to nehmen daerinne summarie to sententieren. Ten were saecke, dat t\'gerichte noedich erachten worde, beter bewijsz van parthien noch ingebracht solde worden, und sullen in dem fall op ten naestvolgende gerichtsdaege, sonder eenige vuytflucht to moegen nehmen, daerinne ordell und recht spreecken. Soe averst ener mit gewalt offte sonst vuyt syn possessie gedrongen worde, also dat dem officiere bewost, bij wien die possessie sij, sail dieselve officier op versoeck van parthien nae luijdt des landtbrieffs gehalden syn, dem possessoren in syn possesz ende besitt to halden und dat sonder enich vuijtflucht to nehmen {h). |
(3) Deze geheele volzin is in 1604 veranderd zooals hij voorgesteld was door de comm. in 1602 »gesien seker appointement, den 14 Junij 1594 bij den quartier gegeven op supplicatie van C. G. Lamquot;: »Sal de drost oft richter in sulcken ghevallequot; enz. Sequestratie komt in \'t Veluwsche landrecht alleen voor bij appel Tit. a3. art. 1.
(4) Deze volzin (und sal alsdan enz.) ontbreekt in 1604.
(5) Omtrent \'t violentum spolium behelst \'tlanddagsreces van Octob. 1581 \'t volgende:
»Alzo gevonden wordt dat id violentum spolium duer partie tegen dandern zeer gemein
wordt, und dat daerinne vermitz tegenwordighe krychslopen qualick khan geremediert worden ten landt und stadtrechten, daerdoer die geïnteresseerde partie niet en khan tho rechte khommen und vuell claghens derhalven dagelicx vervallet oick dat men by experientie bevindt dat die sterckste partie andere oere goederen invadieren und datelick zijn onthaldende, isz bij die gedeputierden der landtschap goet gevonden dat der aenlegger sail hebben den kuer und option zyne saecke t\' institueren entweder voer den officier ter plaetzen, ten landen offt stadtrecht voer den Gelderschen hoeve mitz dat die gedaegde partie behalden sail zijn tho com-parieren ten gestalten daeghe und dat geen compensatie van de kosten sail werden gemaeckt, dan dat die in onrechten bevonden wordt die oosten sail gehalden zijn te draeghen. Doch wanneer in die recredentie erkant sail zyn sullen partien ten landtrechten voert renvoijeert werden den Heeren und officieren in alles hun broecken voerbehalden. vgl. Concel. Ordonn. 1622. a. 40.; Tractaat. v. 1538. a. 25. Geld. Placaetb. Praelim. 3. Dit art. heeft betrekking op het zoogen. possessorium summarissimum, waarbij alleen naar bezit van jaar en dag, niet naaide oorzaak daarvan, gevraagd wordt, \'t geen wel \'t geval is in art. 62. vgl. Winhoff uitgegev. d. Chalmot p. 390.
(£) Dit art. komt niet voor in eene copie van \'t concept, die zich bevindt in \'t Arnhemsche
28
|
64. Item, wanneer jemandt in-leidungh offte uthleidungh wol laten doen, in ennich erfif offte guit, die welcke niet genochsamb geerfft offt geguidet en were, ter plaetsen daer het guit, daerin de in off utleidungh tho geschiehen versocht worde, gelegen weer (6), dieselve sal schul-dich syn eerst voer den drost offte richter und gerichtzluiden syne actie, sampt de kosten und schade, die mit recht daerumb gedaen und geleden moegen warden, also tho verburgen, dat syne wederparthye daerahn mach gehalden syn. (7) |
87. Wanneer oeck ijemaudt inleidonge will doen in enich erff offte grondt, die welcke niet geervet offte geguedt en is, aldaer idt guedt, daerinne hij ingeleydt begeert to sijn, gelegen is, dieselve sail schuldig sijn voer die inleidonge voer dem officier und gerichtsluiden syn action und vervallende gerichtelicke costen genoeehsam toe verborgen, daeran die wederpartije gehalden mach syn, offte so die officier die verborginghe niet sufficiantlicken Het geschieden, dat men alsdan dat gebreck au den officier sail moegen verhaelen. |
VAN BADINGE. (l) VAN BOEDINGHE.
65. Desen inganck van rechten,
tho weten mit badinge, sal dienen
archief; doch \'t staat zoowel in \'t door de Meester in de Nieuwe Bijdr. Dl. VIII uitgegevene stuk uit \'t archief van Harderwijk (laatste artik.), als ook in eene copie van \'t concept, die in \'t Gro-ningsch archief aanwezig is. Overigens is, behalve verschil in spelling der woorden, \'t eenige onderscheid tusschen beide genoemde copieën, dat art 48 en 169 niet in die van \'t Groningsch archief voorkomen en dat daar art. 168 luidt: »Item dat nyemandt hoeger offte swarer interesse van renthen geven offte betalen sail, dan van hondert gulden sesz jaerlicx offte rogge nae raarct-ganck tot sesz gulden to, und dat to verstaen van roggerenthe daerop een loesse staetquot;.
Wijl nu van de copie uit \'t Groningsch archief de artikelen niet genummerd zijn, terwijl dit wel \'t geval is in die van \'t Arnhemsch archief, en deze nummers alle overeenstemmen met die, welke in de adviezen van kantselier en raden voorkomen, is \'t waarschijnlijk dat \'t concept, zooals \'t zich in \'t Aruhemsch archief bevindt, der landvoogdes is aangeboden, en de andere copie een voorloopig concept is geweest, waar later bovenstaand art. is uitgelaten en de andere genoemde artt. bijgevoegd of veranderd zijn.
(6) De drost van Veluwe verzocht in 1623 verklaring van \'tquartier van de woorden «niet genoechsaem geerft etc.quot; of de goederen der lieden, die wel genoechsaem geerft waren stilzwijgend verbonden waren, of dat daar een acte van moest opgemaakt zijn en of »ter plaetze etc. beteekende de geheele Veluwe of alleen \'t ambt, waar \'t goed gelegen is. Op de eerste vraag werd geen antwoord gegeven, op de laatste antwoordde \'t quartier dat hier de geheele Veluwe of Veluwenzoom bedoeld werd, wijl elk van deze ampten slechts een rechtsgebied uitmaakte. Vgl. Schrassert. Comment, p. 118.
(7) Door de comm. in 1602 «is geadvisiert, dat sulcke cautie sol moegen gestelt worden ten weinichsten voer d\'aenspraecke; tevens stelde zij voor hier nog »by the fuigen van die cautie juratoir tho prystiren by diegenen so in Veluwen niet geerfft noch geguidet sijn. Edoch tot erkenteniss des gerichts, und dat sulcke cautie niet alleen sal worden geadmitteert bij in und utleidinge, maer oick in andere saecken, daer se noedich sal sijn.quot;
(1) Deze rechtsingang werd gebruikt tusschen inwoners van Veluwe en Veluwezoom; tegen daarbuiten wonenden werd met arrest geageerd. Tit. 10. a. 1.
29
|
wanneer d\'een d\'ander voer schade und scholt, die niet peinbaer is, aenspreken wil. 66. Und, wanneer men deser ge-stalt jemandt in recht betrecken wil, so sal men hem durch den gesuoren peinder, ten weinichsten drie (2) daeghen voer den aenstaenden (3) rechtzdach, voer hoeffts laten baden , mit vermeldungh van de actie, daerumb hy voergebadet wort, umb sich daerup tho bedencken, und gefat aen der bancken tho kommen, offte soveern hem de peinder, voer hoeffts, niet aentreffen kunde, sal de badungh, indien hy binnen landts is, aen syne behuisung offte woon-plats geschiehen. (4) 67. Item die genige, die also als voersz. aen der bancken gebodet worde, die sal ter eerste bading an den gericht erschynen offhysal vellich gewonnen worden. Ten were saeck, dat hy sich dede vernootsumigen. 68. Welcke nootsuminge hy ten naesten gericht gehalden sal syn tho bewiesen, tot erkentenisse des ge-richts und alsdan schuldich syn, antwoordt tho geven off sal anders der aenspraecken vellich syn (5). 69. Item warden voer rechte noot- |
60. Item wanueerijemandt om conschap der waerheit, offte voer Heren broicken voergebaedet sail werden, so sal men den selven die voerbaedinge durch dem scholten ten minsten drie daegen voer dem gerichte voer hoefft laten doen, und hem die oer-saecken laten anseggen , waeromme hy ge-baedet wordt, om sich daerop to bedencken und gefatt aen den gerichte to coemen offte in synen affwesen, sovern hij binnen landts is, an syn behuisonge offte woen-piaetse to geschieden (a). 61. Item die genich die also als vurs voir Heren broecken au die bancke ge-baedet werde die sail sich ter eerster baedinge aen den gerichte erschynen offte hy sail vellich gewonnen werden. 64. Item offt alsoe gebuerde, dat sich eener liete vernoidtsumigen, dat dieselve sail geholdeu sijn, syn vernoidtsumige ten naesten gerichte to bewijsen, tot erkente-uisz des gerichts, und so die noidtsaecken billick erkant wurde, dat hij alsdan schuldich sail syn andtwordt to geven, offte |
(2) In 1604 is hier tusschen gevoegd op voorstel der comm.: «geheele oft volcomene.quot;
C3) ïn 1604 staat: «gepubliceerde rechtsdach5quot; wijl in sommige ampten de zitting meer dan een dag duurde, viel de rechtsdag in de volgende ampten gewoonlijk later. dan zij gepubliceerd was (Tit. 1. a. 9).
(4) Voor Heeren breucken had de citatie bij «kerckespraeckequot; plaats voorzoover de delinquent in \'t zelfde ampt woont, Tit. 2. art. 2. svoorhooffsquot; d. i. in persoon.
(\'■\') art* 60 wilden kanselier en raden aan \'t einde bij de woorden: »sovern hij binnen landts is voegen *van Veluwen off Veluwensoom respective,quot; off anders soude die tyt van drye daegen to cort syn om den gebaden daeraff te verwittigen ende voorts aenden gerichte tho kommen.quot;
(5) Vellich zijn d. i. wegens contumacie onverhoord veroordeeld worden.
30
sumen gehalden , lyffsnoot, waters- so hij datselffde dan niet dede der an-noot, Heren gebot (6). spraecken per contumaciam vellich syn (6).
70. Item, wanneer jemandt voer gebadet und aengespraecken wordt umb tho voldoen syn eigen brieven van obligatie, offte voerscholt, by hemselven gemaeckt, offte anders liquid, die sal hy by sidtenden gericht kennen offt ontkennen, und vorts bethalongh doen off betalong bewysen, sonder, wie duslangh ge-bruicklick geweest, dach up synen voerspraeck, und andere dergelyken uthfluchten, tho genieten. (7)
63. Item parthien gebadet synde sullen dach op ocren voerspraeck moegen genieten.
62. Item so eener an der bancken bevonden werde, denselven sail moegen mit recht besctten, offte voerbaeden om een conschap der waerheit. na gelegentheit der saeoken, und derselvige sal volgents bij duerende gerichte syne conschap gehalden syn to geven. Doch allet tot er-kentenisz des gerichts.
VAN BESATINGE. (l) VAN BESATONGHE.
71. Alle diegenen, die in Velu-wen und Veluwenzoom woonachtich syn, en moegen des anderen persone,
noch gerede guideren, voer schade
[/gt;) In dit art. meenen kanselier en raden »dat behoren geëxcipieert to worden dieghoenen die gebadet syn om des Heeren bruecken.quot;
(6) Gewoonlijk werden deze gevallen echter naar \'t oordeel des rechters uitgebreid. Vgl. Lndr. 4 Bovenampt. Tit. XI. I. Stat. Gannitensa p. 58.
(7) In 1604 is dit geheele art. weggelaten.
(1) Deze rechtsingang werd gebruikt tegenover vreemdelingen voor alle personeele vorderingen voortvloeiende uit schade of schuld voor zoover \'t betrof den persoon of roerend goed. Inwoners van Veluwe of van Veluwezoom konden dus elkanders onroerend goed altijd, en tevens roerend goed en persoon arresteeren wanneer de vordering een andere oorzaak had, b. v. om getuigenis af te leggen. zooals in \'t gericht te Ermel in 1666 is beslist, of bij faillissement of wanneer er gevaar voor ontvluchting bestond. Stat. Gannit p. 20. Mr. v. Riemsdijk
31
|
und schuit, niet besedten, dan moeten den anderen aenspreecken ter banc-ken daer se geseten syn. 72. Wanneerjemandt ennich gereet guit wil laten besedten, die sal sul-eken besaet maer een reisz derven doen laeten, und sal daarvan binnen veertien daegen, na date van dien, einen schriftlicken weet doen ver-feerdigen, und die syner wederpar-thye, so haest moegelick, doen ten handen stellen, welcke wederparthye binnen gelycken veertien daegen, na untfanck des weetbriefs, daertegens untsaet sal doen und syn guit verburgen,alsoveern hy binnenlandts tho weten in desen Furstendumb und Graeff-schap were; andersins sal de tijt verlengt und gestelt warden up sesz weecken offte also, dat hem doenlick sije, daerentusschen by der handt tho kommen, und syn recht waertene-men. (2) |
73. Item wanneer yemandts eenige rechtsvorderonge mit besaeth aenhefften, die sail maer eenmaell besate behoeven to doen, und daeraff die gerichtelieke wete schicken binnen 14 daegen naedat hem die wete presentiert is toe verdedingen. Daer-omme dat in der weten vuijtgedruct sail worden, nae ausehen der weten, sovern hy binnen landts is, und geen beter recht weet intobrengen. Dan buiten den fursten-domb Gelre und Graeffschap Zutphen, sal die tijt verlengt und gesatth worden, op zesz weecken, offte alsoe dattet moegelick sy binnen sulcker tijt to gerichte to coe-men, tot erkentenisse des gerichts, und mit ener weten verwitticht to warden. Und dese wete sail enen ijederen voer hoefft geschien ten were dat sich ijemandt vervreembde und niet vinden wolde laten. |
diss. Bijl. T. Lndr. Tit. 14 a. 2. Behalve in deze gevallen werd op sommige plaatsen \'t arresteeren van personen in \'t zelfde rechtsgebied wonende met boete gestraft. Stadr, v. Zutf. Tit. 9. a. 1.
Niet arrestabel waren o. a. de leden der Staten, naar de vergadering reizende, volgens Landschaps besluit van 1583; evenzoo zij die door de Landschap naar elders werden afgevaardigd Geld. Placaetb. II. 281 en de door \'t HofgeciteerdenGeld.Placaetb.il 139; ook op vele plaatsen de personen en goederen komende van of gaande naar vrije jaarmarkten. Geldr. Placaetb. II 308. v. Hass. Aant. Lndr. 4 Bovenampt. p. 92. Overigens waren om vrij van arrest te zijn, voor inwoners van steden of andere ampten bijzondere overeenkomsten of privilegiën noodzakelijk; de inwoners van Nijbroek genoten \'t voorrecht van zich van arrest te kunnen ontstaan door bij eede hun onschuld te betuigen, »ten waere dat men se mit gericht oft mit schepenen be-tuygen muchte, oft mit oire selffs opene brieffven. Nijh. Gedenkw. I. p. 237. Tn Arnhem warende inwoners van Veluwezoom , Emmerik, Zevenaar, liuessen en de Lymers niet arrestabel tenzij om getuigenis af te leggen. In den landvrede van 1359 tusschen Gelre eu Cleef wordt beloofd: «nyemant van ons verbondenen, of van onsen ondersaten, den anderen becommeren noch besettenquot;. Nijh. Gedenkw. II. p. 123.
In 1509 werd tusschen de raden der hertogen van Gelre en Cleef besloten: )gt;En salmen nu voirtain in der vurscr. beijder heren turstendommen ind landen geenreleyen kommer of be-lettinge die eyn op des anderen onderdanen vytgescheiden alleyn proper schoult, gestanden off geschien laten, dan watterleye forderynge des eynen tot des anderen heren onderdanen vermeynten thebben, sulx to suecken ind to vorderen ther plaitze eyn ytlick dinckpliclitich, woenhafftich ind geseten isquot; Nijh. Gedenkw. VI. I. p. 414, vgl. Geldr. Placaetb. II 28.
(2) Vroeger werden alle arresten, »in der kerekequot; afgekondigd; 27 Aug. 1640 is door\'t Vel. Quartier voorgesteld en door de landschap bekrachtigd, dat voortaan van alle arresten ook aan
32
|
73- Und sulcken weet sal einen jederen vocrhoeffts geschiehen, ten weer, dat sich jemandt absentierden und niet en wol vynden laten , als dan mach de weet aen syne woonstede gedaen, und gelevert warden. 74. Weert saeck, dat een scholt offt bade, versocht wesende ennige persone, offte guit, present und voer oigen synde, tho besedten tselve niet doen en wolde, offte nadem het be-saet gedaen weer, die persone offte het guit liet gaen, verbrengen offte versteecken , sonder dat diegene, die de besatingh hed laten doen, mit behoerlicke burchtocht, offte anders, eerst version und versekert were, die sal gehalden wesen, daer voer in tho staen, und tho verantwoorden , offte tho betalen de schuit, daervoer de besatungh gedaen sal syn. 75. Und sullen de huisluiden offte naburen, daertho versocht wesende, den scholtis offte bade, schuldich und gehalden syn, tot versekerungh van syne gedane besaet, de handt tho bieden , by vyr pondt. 76. Item soveern de scholt, offte bade, niet by der handt noch tho bekommen weren, so sal men de besaet, mit twe naburen, moegen doen, alst van olts gebruicklick is, die daertho versocht synde, gene weigerungh sullen doen, by peen als voersz. |
77. Und sullen de scholten alle peindingen, besatingen, und badin-dau mach die wete an syn woenstede ge-schien, und van alles sal die gerichts-boede syn gichte to boeck laten stellen, und somenliem an sijn gewoentlieke woen-plaetse offte sonst niet becoemen khonde, sal men alsdan in der kereken daer hy \'t laeste syn woenplaetse offte onderhalt gehadt hefft, die wete laten doen wie biszanher gebruiekt is worden, und sail alsodaene wete so bundieh und krefftich syu gelijck off die wete voir hoeffts geschiedt were (a). 76. Item een scholt offte boede versocht sijnde enich persoen offte guedt present und voer oegen wesende to besetten, t\' selve niet doen en wilde, offte nadem idt besaeth gedaen, den man offte t\'guedt liet gaen, offte versteecke, sonder dem geuen, die de besatonge gedaen hefft mit behoirlicke burchtochte offte anders ge-noeehsam te versihen offte to versorgen, daer to hem die die huijszluiden offte nabuijren, daerom versocht synde by vier pondt hulpe to doen sullen schuldich syn, die sail gehalden wesen daervoer intoe-staen uud to antwoorden offte betalen die schuit daervoer die besatonge gedaen is. 77. Item sovern die scholt niet toe bekhoemen so sal men die besate mit nabuijren moegen doen, alst van alts ge-bruijcklick is. 78. Item sail die scholt alle pein-dongen, besatonge und baedinge in eijgener |
erfgrond aan de eigenaren een schriftelijke weet zou gedaan worden, evenals van de andere ingangen van recht.
(a) Kanselier en raden meenden dat in dit artikel uitgedrukt moest worden dat \'t alleen op gereede goederen betrekking had, »soe die 74, arl. van erffgronde to spreecken schijndt.quot;
33
|
gen, in saecken hunluide compe-tirende (3), in eigener personen doen, und so sy sulx tho doen weigerich weren, off sich sunst niet wollen vinden laten, so veer tselve bewysz-lick, daeraen sal een jeder gebreuckt hebben veertich ponden, parthye haer actie van schade und interesse voer-behalden. Edoch sullen de scholten , ingevall van kentlicken noot tho weten, by kranckheidt, herendienst , utlendicheidt, einen unbe-faemden dienstman voer einen under-scholt, by den drost offte richter beedet synde, in oeren dienst moegen gebruicken, doch, so moegelick, sulcke, die selffs lesen und schrieven kunnen, die dan binnen twe daegen van hare peindingen, und besaten, aen den overscholten gichten sullen. 78. Item so een persone, offte ennich guit met recht besedtet wurde und de persone sonder burchstellinge untginge, offte dat guit, sonder ver-borginge, verbrochte, die sal den Heer gebreuckt hebben veertich pondt (4), und die dat anderwerff dede, sal daeraen apenbair gewaldt bedreven hebben, parthyen oehr recht und actie unbenomen. |
79. Alle besatingen up jemandts persone oftte guit gedaen, sullen persoen doen, und =0 hij sulx to doen sich weijgerieh maecktfn, offte sich sonst niet wolde vinden later;, sovern sulex be-wyszlick were, daeran sail hij gebroect hebben veertich pondt, halff tot behoiff des Heren und halff tot behoiff der par-thien, edoch dat syn im fall kentlicker noidt, to weten, in kranckheit. Herendienst, und vuijtlendicheit enen onbefaemden dienstman voer enen onderscholt in oiren dienste moegen gebruijcken die selffs schrijven und lesen kan. 79. Item soe een persoen offte enich guedt mit recht besettet worde und der-selviger sonder borchstellonge, voer die ontsatinge ontginge, offte sonst dat guedt sonder verburginge verbrocht worde daer durch sail den Heren gebroeckt syn veertich pondt. 80. Item dat alle besettongen op ye-mandts persoen oder gueder sullen ont- |
f3) »Competirendequot; d. w. z. van roerende goederen, want bij onroerende is de drost of richter alleen competent. Tit. 14. a. 2. Tit. 13. a. I. De gicht d. i. de getuigenis werd door den drost of richter, zittende met 2 gerichtslieden, ontvangen. Winhoflf Uitgegev. d. Chalmot p. 192.
(4) In 1604 zijn hier in plaats van »veertich pondtquot; ingevoegd de volgende woorden: »over eenactie bedraghende hondert daler oft daeronder tien ponden, und boven de hondert daler twintig ponden und sullen die daders ingeval van notore moetwil ende verachtung van de justitie neffens de voorsz boete noch staen tot erkentenisse des gerichts.
De comm. rapporteerde: »Alsoick bij ennige stedevranden voergegeven wordt, dat die breucke van veertich heren ponden tho verboeren bij digenen die in het besaet gaen tho groot schijnt te sijn in verglijckung van \'t gene daerop in die steden tho breucke staat, sije daervan ten naesten aen den quartier gereferiert.
3
34
|
untslagen syn under behoerlicke unt-saet und burchtucht und, by ge-breck van dien , sullen de personen , und guideren in arrest bliven. (5) 80. Item, dien ennich guit in sy-nen huise offte bewaernisse besedt worde, und de last van t\'selve tho bewaren voer den officier annembt, und het daerenbovèn ewech laet brengen off versteecken, die is schuldig tho verantwoorden und in tho staen voer de scholt offte actie, daer vur t\'selve guit beset was. 81. Wanneer een besatinge geschiet ter instancie einer persone, die niet geerfft-und geguidet is, ter plaetsen daer de besatinge geschiede, so sal de persone, welcke de besatinge hefft laten doen, voer de un-kosten burch stellen , soewael als die offte des guit beset is. Und, byaldien d\'anlegger in den unrechten bevonden worde, sal hy den verweerder allen schade und interesse, so gericht-lick als ungerichtlick, tot taxatie und moderatie desgerichts, erstaden. (6) slaegen sijn op behoirlicke borchtochte, und dat by gebreck van borchtochte sullen die persoenen offte gueder blyven in bewaernisse. (5) In 1604 is hier bijgevoegd: »Hier is te weten waer gespraken wort van cantie te stellen dat t\'zelve te verstaen is niet alleen van recht te staen maer oock vant ghewijsde te voldoen. Door de commissie werd dit voorgesteld zijnde dit: »vermoege des quartiers verclarungh, gedaen op enen lantdach binnen Arnhem in Aprilis 99 saecken von Heerd^ und Dovys . Deze Dovys, een burger van Deventer, had geweigerd, nadat hij door den drost te Voorst gearresteerd was, cantie voor \'t gewijsde te stellen, en was daarom gegijzeld en op »St. Jo-hans Poorte\'\' gebracht. In April 1599 kwamen nu de scholt van Twente, de burgemeester en een schepen van Deventer, als afgezanten van de landschap Overijssel ter quaitiers vergadering teArnhem en verzochten »dat DerickDovys mit syne gepresenteerde cantie van rechts te plegen mocht volstaen, und syner behafftongh verlaten worden.quot; \'t Quartier antwoordde: »dat sy niet en konnen verstaen datter van deser sijden anders dan nae lantrecht gedaen sije. Volgends \'t welcke lantrecht und d\'observantie van dien die voers. Dovys schuldich sije geweest ontsaet te doen und cantie tho stellen niet alleen van ten rechten tho staen maer oeck voer voldoeningh vant gewiesde. (6) »ongerichtelickquot;. Volgens Veluwsche gewooote \'moest de verliezende partij alleen de gerichtelijke kosten voldoen d. i. die aan drosten, schouten, voorspraken, landschrijvei enz. verschuldigd waren, tenzij \'t tegendeel uitdrukkelijk bepaald was, zooals in dit art., in Tit, 14 a. 22. T. 15 a. I. T. 18 a. 11. |
81. Item die enich guedt binnen synen huijse offte bewaernisse beseth wordt, und die lasten van t\'selve to betvaren aen-nimpt, und daerenboeven en wech liet brengen offte versteecken, die is schuldich to verandtworden und in to staen vuer die schuit und actie, daer voer t\'selve guedt besett was. 82. Item wanneer ene besatinge geschiedt van wegen eener persoenen, die niet geerfft en is, daer die besatonge geschiede , so sail die persoen, diewelcke die besaeth hefft laten doen, sowell voer die oncosten burcht stellen als die besatede persoen, und so hij in den onrechteil bevonden worde sail hij hem syne schaede und interesse so gerichtelicken als onge-richtelicken, wederomme verrichten tot erkentenisz des gerichts. 73. Item sail dit woe vursz mit allen anderen geriehtlicken weten geholden worden. VAN PE1 82. In df voertaen in 1 zoom voer p den, scholt gerichtlicke I geven und g is (2), soi binnenjaerscl (3) 83. Desge] ringe in ced (1) In dit hoo ingang gebruik als gevolg van e wordt en daaron (2) »scholt»\' lt; gesteld is; »rei Opmerk, p. 53; Veluwe verboder -obekent in gei bezegeld door de v. 1532 zegt: »-\\ hem mitten ricl besegeit hebben (3) In 1604 i De comm. steL andere Heren pt Quart. Verg. va hier geinserirt c bij den averpend by den overpainc »goet eerlyck g Aan den persoon gens gewijsde v alleen bij weiger was verder belas en pandkeering fitting in \'t lam ting, maar geen p. 102. Winhoff Vel. Pract. p. 15 »Parate executi den werden dadc Voor Heeren 1 spraecke of badii Heerenguldens |
35
VAN PEINBAR SCHOLT. (l)
be-
82. In den eersten sal van nu len voertaen in Veluwen und Veluwen-nd zoom voer peinbaer gehalden waren- den, scholt und rent, bekent in iet gerichtlicke brieftquot; und segel, die ge-ich geven und gepassiert syn als recht aer is (2), sender underscheidt van [ve binnenjaersche, offte verjaerde rent.
83. Desgelycken, pacht und hui-*e- ringe in cedulen gemaeckt, sowael
iie -
re- In dlt hoofdstuk worden alleen de gevallen opgenoemd, waarin men van dezen rechts-
■ mgang gebruik kan maken, de executie zelve wordt behandeld, in Tit. 13 en 14, doch daar als gevolg van een gewezen vonnis, terwijl in dit hoofdstuk de schuld als liquide beschouwd }er wordt en daarom geen voorafgaand vonnis noodig is.
:de (2) «scholtquot; d. i. eene vestenis, een contract waarbij een onroerend goed tot onderpand jg. gesteld 13 5 »rente,quot; d. i. gevestigde jaarrente, uit eens anders onroerend goed. Pronk.
Opmerk, p. 53; andere renten of interesten spruitende uit personeele schuld waren vroeger in ide Veluwe verboden. Goris. Comment, p. 203.
?e. «bekent in gerichtlicken brieff und zegel.quot; De richter- en schepenbrieven waren gewoonlijk ;ot bezegeld door den amptman en twee gerichtslieden; tegen deze gold geen exceptie. De Indbr. v. 1532 zegt; »voirt wiert saecke dat enichman vur den richter off vur gerichtzluyde des men hem mitten richter und mit gerichtzluyden off mit oeren brieven die die richter off sy selven besegeit hebben avertuegen mach des en mach hem nyemantz ontschuldigen.quot;
(3) In 1604 is uit art. 84 genomen en hier bijgevoegd: «item gerichtlicke bekentenisse.quot; 11- 116 comm- stelde voor \'t overige van art. 84 te schrappen, wijl Heren breucken en ,n andere Heren penningen door den overpander met parate executie geïnt worden; maar in de Quart. Verg. van Maart 1604 wilde men \'t art. toch behouden en stelde daarom voor: »sye en h^er gelnserIrt off Per parenthesin gestelt, dat Heeren breucken und andere Heren penningen j „ blj del1 averpender geexecutiert werden.quot; In \'t landrecht werd er nu achtergevoegd: «worden ^ by den overpainder met parate executie geinnet.quot; (art. 6). De overpander moest in Veluwe een \' \' *Soet eerlyck geboortigh man,quot; in Overijssel en Utrecht moest hij een adellijk persoon zijn. rst Aan den Persoon of \'\' goed van dienstlieden moest door den overpander gepand worden vol-gens gewijsde van \'t klarmgsgericht van 1552. Zoo \'t andere personen betrof, deed hij \'t ^ alleen bij weigering van den onderpander. In \'t klaringsgericht was hij de gerechtsdienaar en was verder belast met de executie bij panding, opsterking en van vonnissen tusschen panding ë en pandkeering gewezen. Hij had toezicht op de jacht in Veluwe en had tot \'t jaar 1706 ^ Zitting m \'t landgericht, evenwel had hij reeds sedeit 1619 volgens Quart, resolutie wel zit-ht tmg\' maar geen stem- v- Riemsdijk diss. p. 100. v. Hasselt. Oorsprong van \'t Hof v. Geld tie t ,10^ Winh0ff uitgegev. d. Chalmot. p. 176. Landr. Tit. 13. a. 7. Tit. 23. a. 21. Schrassert. ^ Vel. Pract. p. 155. Zie over het salaris Landr. Tit. 35. a. 29, 30 en 31.
^ «Parate executiequot; d. w. z. er had dan geen opbading en aaneigening plaats, maar de pan-den werden dadelijk gerechtelijk verkocht.
ï\'. Voor Heeren breucken niet gerichtelijk bekend of met recht verwonnen, moest metkercken spraecke of bading geageerd worden. Tit. 2. a. 2.
Heerenguldens = inkomsten van vorstelijke domeinen. Vlg. Schrass. Cod. Stukk. p. 196.
VAN PEINDONGHE.
66. Item dat men van nu voertan voer schuit offte renthe die geriehteiicken in segelen und brieven bekandt und gegeven sijn als recht is, desgelycken voer binnenjaersche pacht, die in offte buiten cedulen gemaeckt weren, voerts voer schulden die in gerichtsboecken gerichtelicken bekandt sijn sail moegen peinden, nae inhalt und vermoege der brieven pacht-cedulen pachtung und gerichtelieke, bekentenisse, und off daer pandtkeronge op
36
geschege sail die verwercr voer die binnen jaersclie renthe offte schuit, eiw insgelicken die binnenjaersche pacht bij sittende gerichte betalinge doen offte betalonge bewijsen und tot gene ontschult gelaten worden, (a)
67. Wurde yemandts gepeindt vur veriaerde renthe insgelycken voer verjaerde pacht, voert verdient lohn, item magen-aesz und verteerde oosten, binnen offte buitenjaers verdient offte verteert, waer voer men allet sail moegen peinden und off daerop pandtkeronge geschege, sail die verwerer daerop betalinge doen offte bewijsen, offte daervoer ter ontschult staen, offte die beclaechde sail dat dem cleger op syn behalt moegen schieten, welverstaende dat men op magenaesz, verdient lohn und verteerde costen by sittende gerichte sonder eenige vurgange
(4) »In Cedullen gemaecktquot; is hier overbodig wijl volgens Tit. 26 a. 3 geen andere huur erkend werd.
»binnenjaerschequot; d. i. waarvan de termijn nog niet verschenen is. Schrass. Vel. Practis. p. III. Vlg. Stadr. v. Zutf. Tit. 10. a. 5.; Landsch. resolutie v. 1593 Geld. Placaetb. II. 37. a. 24 van \'t tractaat van 1538 laat peinding voor binnenjaarsche pacht toe, ssonder enigen voerfanck tho gebruycken.quot; De beteekenis, die Chalmot, uitgave v. Winhoff p. 423, aan bin-nenjaersch hecht nam. dat waarvan de termijn nog geen jaar verstreken is, is moeielijk te verklaren; zoodra toch de termijn gekomen is, bestaat \'t vorderingsrecht, dat men tot na \'/s eeuw kan uitoefenen; om echter nu ook vóór den vervaldag zijn recht te handhaven, was deze bijzondere bepaling voor binnenjaarsche noodig.
(^) Bij dit art. merken kanselier en raden op: »Dat genouch waere dat die verweerder die penningen in den gerichte namptizeerde oder lachte ende voorts die aenlegger dieselve lichtede op genouchsame gerechtelycke cantie oder burchtale van (indyen hy bevonden worde mit onrechte gesproocken off quade peyndonge gedaen to hebben) dselve to restitueren.*\' De panding berust echter op de onderstelling, dat er geen questie over de schuld bestaat, maar wel over de wijze van betaling o. a. Winhoff uitgeg. d. Chalmot p. 398 en 423; Schrass. Comm. De panding of pandkeering, ten onrechte gedaan, wordt gestraft met vier pond. Tit. 14en 15.
(5) »hylixbrieven en maechscheydenquot; is hier overbodig wijl Tit. 27. a. I., die gelijk stelt met gerechtelyke bekentenis.
(6) «magenaesquot; d. w. z. eet- en drinkwaren; »verteerde kostenquot; = alles wat tot \'s menschen leven noodzakelijk is: spijs, kleeren, woning enz. Schrass. Vel. Pract. p. 113. Winhoff uit-gegev. d. Chalm. p. 420.
(7) Op dit hoofdstuk volgt in 1604 dat van »Klacht, verburgungh und contraverburgungh, derselver/\'zooals \'t door de comm. n 1602 was voorgesteld; volgens haar was\'t »notoirlicken na alden herkommen in Veluwen gebruicklick.quot; Later werd deze rechtsingang weinig meer gebruikt, wijl de procedure te kostbaar en te langdurig was.
buidtenjaerschealsbinnenjaersche.(4)
84. Item gerichtlicke bekentenis-se , heren breucken, gerichtlicken bekent, off mit recht verwonnen , Heren gulden, schattingh und andere Heren penningen.
85. Desgelycken scholt off rent, bekent in hielixbrieven, maechgeschei-den, und moitsoenbrieven, die van de hielixfrunden, dedigs luiden oftte scheidtzfrunden aen beiden syden tho merendelen offte over de helfften, besegeit offte underteikent syn. (5)
86. Item verdient loon, maegenaes, verteerde costen , geleent geit. (6)
87. Und off tegen allet gene voersz. in pandtzerung geschiede, sal de verweerder , by sidtenden gericht, bethalung doen, off bethalungh bewiesen. (7)
37
to genieten andtwordt als vcirsz geven sail.
68. Item voer schulde offte ren then in hijlicxbrieven und magescheiden ge-maect, die van den dedingsluiden und hylicxfrunden ten beiden sijden toe merendeel offte oever die helffte besegelt offte onderhandteyckent syn, sal men moegen peinden, und off daer pandtkeronge op geschege, sail die verwerer by sittende gerichte betalonge doen , offte bewysen allet tot erkentenisz des gerichts. (6)
69. Item voer Herengulden, renthen , schattongen und pennongen sal men moegen peinden, und off daer pandtweringe op geschege, sail die verwerer bij sittende gerichte betalinge doen offte bewijsen und tot gener onschult gelaten worden. Desz sullen die boerers offte ontfangers den genigen, die idt begeren quitancie to geven schuldich und geholden sijn.
70. Item deszgelycken voer Heren-broieken die gerichtelicken bekandt sijn, offte mitten rechten gesleten und verwonnen zijn sal men moegen peinden und off daer pandtweronge op geschege, sail die verwerer bij sittende gerichte betalonge doen offte bewijsen, und tot gener ont-chult gelaten worden.
(b) De kanselier en raden zeggen: »By namptissement oder leggongh ende lichtongh op cantie als boven soude nyemant verkort en kunnen worden, en dat men in dem gevalle gheen erkente-nisse des gerichts behouven en soude, by weilick erkentenis des gerichts schyndt een duer open gehalden to worden om eenen frundt to moeghen off kunnen helpen ende alsoe die eene der parthyen tho vemadeilen.quot;
38
|
HOE MEN GEREET GUIT VERWINNEN UND SLIJTEN SAL. 88. Als einer hefft doen peinden aen gereet guit, welcke peindungh den gesuoren scholtis ofifte peinder thosteet (x), so sal de eischer, de gepeinde panden, des anderen daechs, voer den scholt und twee gerichtz-luiden, upbaden (2), und een ordel vragen, hoe hy met de panden vort-varen sal, aen einen gerichtzman, die daerup sal wiesen voer recht, dat hy de panden voer drie herbergen ofifte by gebreck van herbergen, voer anderer goeder luiden huiser veilen sal und den luiden den coip bieden. Und sal de scholdt midten gerichtzluiden tuiven , tot dat d\'anlegger wedrumb kompt, und hefft de panden geveilt, wienvol-gendts de anlegger van stonden aen gaen sal, und doen de veilungh in maten voerverhaelt. Twelck geschie-hende, seggen de herbergiers offte luiden : neen sy begeeren de panden niet tho kopen, dan gestaen der veilungh, dergestaldt, dat de aen- |
VAN GEREEUT GUEDT TOE SLIJTEN, VAN PACHT OFFTE BENTHEN. 59. Den anlegger sail mitten geswoereu scholt in wat arapt van Veluweu offte Veluwenzoem dat erff offte guedt gelegen is, peinden an gereedt guedt, t\'sye an have, beesten , koyen dat opten erve bevonden wordt, und sail die panden des anderen daeges voer dem scholt und twe gerichtsluiden, opbaeden und sail een ordell vraegen, woe hij mitten panden voertfahren sail, dat die scholt besteden sail an enen N., die daerop wijsen sail voer recht, dat hij die pande voer drie herbergen, offte bij gebreck van dien bij ander guede luiden huisinge veilen sail, und den Heren die coep bieden, so lange sail die scholt mitten gerichtsluiden bly-ven sitten, dat die anlegger wederom khompt int gericht, und hefft die panden geveilt, soe sail die anlegger van stonden an gaen , und veilen die voer drie herbergen , offte bij gebreck van herbergen voer drie nabuijr huijseren, und vraegen die weerden offte weerdinnen, offte die nabuijren bij gebreck van dien, off sij |
(1) De schout of diens gemachtigde deed de panding aan den verweerder in persoon of aan diens woning, daartoe gelast door den aanlegger, die hem eene schriftelijke akte mede gaf; de schout had dan de gewoonte den verweerder een knoop van zijn jas af te trekken of een splinter van de deur af te snijden; wanneer \'t onroer. goed betrof, haalde hij een kluit aarde van \'t land; wanneer de »wetequot; van de executie gedaan werd, nam de schout een halm van den grond of een lepel mede, als de verweerder dit belette werd hij geacht zich tegen de pandhaling te willen verzetten. Slichtenhorst. Aanmerkingen over \'t Vel. landrecht, (handschr.)
De panding en pandkeering moesten voor zonsondergang geschieden. Schrass. Comm.
\'t Gevolg van panding was, dat de goederen reeds als eigendom van den aanlegger beschouwd en, in geval van vervreemding, vervolgd konden worden. Generale panding op alle goederen van den debiteur had \'tzelfde gevolg voor alle goederen, die binnen een zeker district gevonden werden. J. Schrass. Consult, en ad vis p. 131.
Wat onder gereede goederen te verstaan is, werd door den raad van Arnhem in 1602 aldus bepaald: «alles wat gedragen of gedreven kan worden, geen mensch wezende; tevens losbare rentebrieven, renthe en thinsen, verschenen of vervallen huur, gemaaid gras enkoorn, afgehouwen hout, schepen met toebehooren enz. (Handschr. van Slichtenhorst.)
(2) Opbaden = opveilen. Winhoff. Uitgegev. d. Chalm. p. 210.
39
|
legger den koop aen hem behaldt, die dan wedrumb gaet by den scholt, und den gerichtzluiden, und secht: heer scholt, ick heb de panden ge-veilt voer drie herbergen offte huiseren , dan daer en was niemandt, die de panden kopen wolde, daerumb biede ick u, in stadt des Heren, den koop. De scholdt antwordt: de Heer en wil geen panden kopen, ick geve u den koop, van wegen des Heren, wedrumb aver. Voert sal d\'anlegger aen den scholt begeren , dat hy noch een ordel bestaede aen einen ge-richtzman, hoe hy mit syn gepeinde und gesleten guit vortfaren sal, die daerup wiesen sal voer recht, dat hy den verweerder de weet und de loese daervan sal laten doen und anbieden. Als dan de weet und loese den verweerder gedaen und also aen-gebaden isz, und hy binnen 14 dae-gen na untfanck der weten, niet en queme und beschudden syn gepeinde guit, mit geldt off mit reeht, sal de scholtis den aenlegger alsdan, up syn versuick, daerahn heren und gulden. Und sal volgendts dieselve gesleten panden, up twee sonnen upgengh, und einen sonnen onder-ganck in der herbergen, offte aen de kerckhoff, veilen und die aldaer ten hoochsten pryse verkopen, daer den aenlegger affnemen sal syne bewysz-licke scholt, und den schade mit recht daerby, tot taxatie und moderatie des gerichts. Liepe daerover, dat sal den verweerder thorugh ge-panden coepen willen, sij seggen: neeu, sij hebben geen gelt to coepen, dan wij staen u die veilongen , also dat die anlegger deu coep an sioh selffs behalt, unci gaet wederom int gericht und secht: heer scholt ick hebbe die panden geveilt voer drie herbergen offte huijseien, dan daer is nijmandt geweest die panden coepen wolde, so sail die anlegger seggen: heer scholt ick biede u, in statt ouses aldcr-genedigsten Heren den coep. Die scholt sail seggen : onser aldergenedigsten Heer will geen panden coepen, ick geve van wegen onses aldergnedigsten Heren u den coep wederomme oever. Soe sail die anlegger an deu scholt begeren , dat hy een ordell bestade an eenen N. hoe hij mit syneu gepanden ende gesleten guede voert-fahren sail, die daerop wijseu sail voer recht, dat hy demm verweerder die wete und die loesse daervan sail laten doen. Alsdan die weete und die loesse dem verweerder also gedaen is, und khompt die verweerder binnen 14 daegen nae ansihen der weten niet, und beschut syn gepande pandt mit geit offte mit recht, sail die scholt den anlegger alsdan op syn versoeck daeraen heeren und richten, und sail dieselve gesleten panden tot tween sonnen opganck und enen sonnen onder-ganck in den herbergen offte an den kerckhoff veilen und aldaer datselve ten hoichsten prijse vercoepen (a), und kan hy desz daer niet vercoepen, sail hy dat brengen ter naester marckt daer hy dat vercoepen kan, und nehmen daeraff syn summe und gerichtelicken schaeden , liep |
(a) »Und vercoopense bij bernende keersequot; staat in een aanteekening van v. d. Heil, Rentmeester van Veluwe (Handschr.). Elders heel het: »bij uitgange der bernende keersequot;\' d. w. z. bij \'t uitgaan der kaars werd de toeslag gedaan. Stadr. v. Zutf. Tit, X. 2. Arnh. Oudh. III. p. 112. Landr. Roermond 2® Dl. Tit. 3. a. 12.
|
geven warden, und gebraecke daer-aen, mach hij vort suiken daer, und so idt na recht behoert. (3) 89. Item men sal voer schade und scholt eerst spreecken up de gerede guideren, und de verwinnen un slyten eer men todten erffgrondt kommen mach. 90. Und umb tho schutten schade und unkosten, so sal men levendige haeve und etende panden laten up de stede daer men se hefft doen pein-den, hent de veertien daegen der beschuddingh umbgekommen syn, und so jemandt sulcke gepeinde panden verbrochten , off dede verbren-gen , die sal daeraen wille und ge-waldt bedreven hebben, und tot sHeren straff staen. 91. Hier is tho weten, dat de executie van gereet guit, sonder oppositie van parthyen verwonnen synde, offte daer verwilkoerung van verwonnen panden geschiet sye, den scholten competiert. Maer daer pandtkerungh gevallen, und sententie up gevolcht is, daer gebeurt d\'executie den overpander. |
92. Daer oick pandtsterkungh up gereet guit by parthyen verwilkoert is, steet de executie van gelijcken by den overpander. (4) daeroever dat sail hy geven dengenen, die dat pande off gepandt weer, und ge-broeck daeran , mach hy voertan soeeken und haelen van andere gerede guederen tot syner summen und sehaeden toe. (i) 55. Item sal men voer schulden eerst verwinnen und slijten die gerede guederen , eer men tot den grondt to vercoepen sail moegen procedieren. 71. Item om to schutten groeten sehaeden und oncost so sal men levendige haeve und etende panden laten op die stede, daer men sij gepeindt hefft, hent die 14 daegen der beschuddinge om syne bij also dat men een pandt to rechte geven sail , uud die panden oeck niet to ver-brengen , bij een peen van gestrafft to worden nae erkentenisz des gerichts, und gelyckewell mach diegene den idt paudt gepeindt is syn gepeinde pandt vervolgen und anfangen vvaer hy datsel-vige bekhoemen kan, doch hierinne vuytgesondert van des Heren pennongen waervoer men mach peinden, und die panden sonder vertreck offte sonder enich vervolch vercoepen nae dattet van noeden weer. (c) |
(3) Zie landbr. 1532. a, 3 lu 1604 volgt op dit art.: art. 3, zooals \'t door de comm. was voorgesteld.
(i) Art. 59 »is vol quader talenquot; zeggen kanselier en raden.
(c) Bij dit art. merken kanselier en raden op, »dat die pene ende straff van het verbringhen behoort seecker tho syn ende naemhaftich gemaect te werden.quot;
(4) »Verwillekeiiringquot; drukt overeenstemming van partijen uit en wel hier om van de gewone wijze der procedure af te wijken. Daarom zeide men: »verwillekeuring breekt land-
41
|
HOE MEN UP ERFFGUIDER PRO-CEDIREN, UND DIE VERWINNEN SALL. 93. In den eersten, so wie renten ut ennich erff und guit, jaerlix geldende hefift, daer in den rentbrieff, meer underpanden als een benoembt staan, die is gehalden syn eerste genoembde underpandt eerst tho vorderen und tho verwinnen. Und so veem het eerste underpandt voer syn achterstedige rendt, und den schade mit recht, niet genochsamb were, so sal hy vort up de anderen procediren moegen, wie nha landt-recht gebruicklick is. Niettegen-staende in brieff und segel anders mucht overgegeven syn. 94. Item als einer up erfifguit spreecken wil, voer scholt die niet peinbaer is, sal tselve guit doer den drost ofifte richter (1), ter plaetsen daert gelegen is, doen besedten, und het besaedt, drie veertien dae-gen na malcanderen, in der kercken laten verkundigen, und als de drie veertiendaegen umbgekomen syn, sonder datter untsaet tegen geschiet is, so sal den aenlegger, voer den drost offt richter und gerichtzluiden |
quot;VVlE MEN GUEDT VERWINNEN SALL NAE DEM LANDTRECHTE VAN VELUWEN DIE GEEN GERICHTELICK BRIEFF EN HEFFT. 56. Item die eenige renthen vuijt enicli erff und guedt jaerlicx geldende hefft, daer meer onderpanden als een in den erffrenthebrieff benoempt staen, üie sail geholden syn, syn eerste gesatte und genomineerde onderpandt to vorderen und in to winnen eer hy tot die ander onderpanden mach koemen; edoch sovern het eerste onderpandt voer sijn schuldt to betalen niet genoech en is, dat men alsdan voert op die andere procedieren sail, als [men nae landtrecht gebruijcklik is. 39. Item so sail die anlegger mit dem peinder daeronder dat guedt gelegen is drie 14 daegen dat guedt doen be-setten in der kercken, und als die drie 14 daegen omgecoemen syn, so sail die anlegger coemen mit dem peinder voelden drost offte richter nnd laten besaeth gichten, daeraff gehoirt dem Officier een olde groit und dem peinder syn beseth geit. 40. Und sail alsdan die anlegger den richter een ordell gerichtelick vraegeu, woe hij vorder procedieren sail in der saecken, twelck die officier bestaden sail |
recht.quot; Verwillekeuring van verwonnen panden beteekent een overeenkomst, waarbij \'t pand na de aeneigening den aanlegger blijft zonder gerechtelijken verkoop. «Verwillekeuring van pandsterkingquot; is eene overeenkomst om \'t pand zonder opveiling en aaneigening dadelijk ge-richtelyck te verkoopen of, zoo \'t onroerend goed betreft, dadelijk de »aanheiingquot; te doen. Schrass. Vel. Practis. p. 155. In 1604 volgt hier nog: art. 7, zooals \'t door de comm. was voorgesteld. Van vonnissen tusschen panding en pandkeering gewezen, werd echter appel toegelaten. Tit. 23. a. 2.
(1) 14 Juni 1594 is door \'t quartier vastgesteld, dat de scholten alleen met expresse volmacht en autorisatie van drost en richter, onroerende goederen, mochten panden en arresteren. Vgl. v. Riemsdijk, diss. Bijl. T. In 1640 is deze driemalige kerkelijke afkondiging door een schriftelijke kennisgeving vervangen. Geld. Placaetb. II. 297. Schrass. Vel. Pract. p. 161.
42
|
kommen, und vragen een ordel, hoe hy voertprocideren sal, twelck de drost offte richter bestaeden sal aen einen gerichtzman, die den aenlegger dan sal wiesen todter peindungh. 95. Und indien sulcken besaet gedaen weer door des drosten offte richters gesuoren , volmechtigen, offte peinder, sal de gesuoren, in maniefen als voersz., daervan syne gicht doen, voer den drost offte richter und sal dan oick vorts een ordel gevraegt und gewesen warden als voersz. 96. Item sal de aenlegger, nadat hij hefft doen peinden als recht is, tsye datter besaet wie voersz. voer-gegaen, offte dat hy van peindungh aengeheven, de panden driemael upbaden, voer den officier oftte sy-nen gesuoren volmechtigen, tot drie veertien daegen, und , als de drie upbadingen also geschiet syn, so sal d\'anlegger den officier offte synen gesuoren volmechtigen, allet oir-condt gerichtzluiden , vraégen, hoe hy midter saecken vortfaren sal, daer up d\'aenlegger gewesen sal warden ter veilungh van syn gepeinde pandt voer drie herbergen, offte voer ander goeder luiden huiser. 97. Welcke veilungh in maten als voersz. geschiet, und de gicht daervan voer den officier, offte synen gesuoren volmechtigen, gedaen syn-de, sal de aenlegger den officier offte synen gesuoren volmechtigen , van des Heren wegen, den koop biden, van den goede, und sulcken koop mach d\'officier offte synen gesuoren volmechtigen , veertien dae-an enen van rlen geriohtsluiden, die den anlegger wijsen sail totter peyndonge. |
48. Item eyn verwin dat men doet mit gerichtelioken brijeven dat behoefft die besate nijet maer die sal peynden mid voirts slyten und opbaeden nae ver-moegh synes geriehtlicken bryeffs, uud laten dem peijnder syn giehte doen dair-aff kompt dem officier eene olde seliilt und die landtschrijver een oirt sehiltz. 41. Item sail die anlegger naedem hij hefft doen peinden als recht, die panden driemaell opbaeden voer dem officier tot allen 14 daegen, und van elcke opbaedinge geboert dem officier een aide groet, und als die drie opbaedinge also geschiedt syn, so sail die anlegger dem officier vraegen, woe hij daermede voertfahren sail by gerichtsluiden. So sail die anlegger gewesen werden dat hij dat pandt veilen sail voer drie herbergen offte bij gebreck van dien voer ander gueder luiden huisonghen. Dan sal die anlegger coemen mit die weerden offte weerdinnen offte den anderen luiden daer die opboedinge geschiedt is, und sij sullen oer gicht doen, voer dem officier, dat hij dat pandt niet coepen en willen, want sij geen geit en hebben. Und daeraff is die anlegger dem officier schuldich enen olden groet und dem landtschrijver enen halven olden groet. 42. Item sail die anlegger dem officier van desz Heren wegen den coep bieden, van den gueden, und den coep mach den officier 14 daegen an sich |
43
|
gen, aen sich halden, den hy daer teindens den aenlegger gunnen und wedrumb overgeven sal. 98. Dienvolgendts, sal de aenlegger syner wederparthye , doer den officier offte synen gesuoren vol-mechtigen, einen schriftlicken weet laten doen, daerby den verweerder sal uperlacht worden tho kommen verdedingen syn gepeinde guit, isz hy binnenlandts (2), over veertien daegen und is hy buidtenlandts, over sesz weecken nha untfanck van de weet, offte so na ummers doen-lick, gelyck hiervoer int capittel van besaten breder verhaelt is. 99. Weert saeck, dat de verweerder offte gecitierde, binnen de tyt in de weetbrieff bestembt, gene pandtke-rungh dede, so mach de aenlegger den officier offte synen gesuoren volmechtigen , daertho vorderen, dat hy hem , oircondt gerichtzluiden , aen den guide gebiede, und doe de eerste ruimingh. (3) 100. Und sal van nu vortaen van de eerste ruimungh, sowael als van de peindungh, den eigenar offte landtheer und den gebruicker des guits oick einen schriftlicken bese-gelden aepen weet voer hoeffts offte ten weinichsten aen syn woenstede, gesonden und gedaen warden. 101. Item, so de verweerder de eerste ruimingh binnen veertien dagen nha untfangenen weet niet ut en dede als recht is, sal der aen-legger, daerenteindens, aen den officier offte synen gesuoren vol-haldeu, daereuteijudens mach die officier den anlegger der coep gunnen. |
43. Item binnen die 14 daegen van den coep sail die officier dem verwerer die weeth doen, so hoert dem officier van dat segell een olden schilt und clem landtschrijver een oert olden schiltz, und so mehr weten als een van noeden, daer-raede sail idt gehalden werden als idt mit die weten der inleidonge und vuyt-leidonge geschiedt, und een geswoeren boede sail die weten draegen und gichten die gerichtelicken aen den officier, dem daervan geboirt enen alden groet und dem landtschrijver enen hal ven alden groett. 44. Item ist saecke dat die verwerer binnen 14 daegen hy die weet ontfangen heft\'t, die weet niet vuijt en dede, so mach die anlegger dem officier daerto vorderen , dat hij met hem in eygener persoene mit hem rijde op dat guedt, daerto dan den officier gehalden sail sijn , offte sijn gequali-ficeerde stadtholder als vursz und doen ruij-minge und van elcke ruijminge dem grondt-heeren und pechter die wete schicken, und dat moet geschieden drie veertien daegen, und daeraff is den anlegger dem officier schuldich van ijegelicke ruyminge enen alden schilt, und den landtschrijver enen alden groet.... |
(2) binnenlandts d. i. binnen Gelderland, vgl. Tit. IC. a. 2.
(3) Evenzoo wordt bij inleiding gehandeld ingeval geen uitleiding gedaan is; dan wordt ook de eerste ruiming gedaan en verder evenzoo als hier bij panding geprocedeerd,
44
|
mechtigen, moegen gesinnen und gebieden laten de twede ruimungh. 102. Und so de twede van ge-lycken binnen de naeste veertien daegen niet ut gedaen worden, sal de aenlegger vorts moegen proce-diren, tot de derde ruimungh, daer-mede dan d\'aenlegger in dat verwonnen guit geset, ingeheert, und aengeeigent wordt. 103. Van wekker tweder und derder ruimungen biedungh den rechter elcke reisz, mundtlick off schrififtlick, verwidtiget sal warden. 104. Dat guit aldus verwonnen synde, so sail de drost offt richter den landtschriever bevel doen, den aenlegger synen verwinsbriefif veer-dich tho maecken, die de drost offte richter besegelen sal und des guits, van des Heren wegen, den aenlegger een waer syn , totdat hy mit beteren rechten, na landtrecht van Veluwen, daer weder utgesleten und verwonnen were. 105. Item van elcke ruimungh, die de gebruicker des guits versidt, breuckt hy den Heren vier pondt. Und, so hy de leste ruimungh ver-saete und d\'aenlegger daerover aen den officier claegden, so hed de gebruicker synen hals verboert. 106. Item offt gefiele dat de ver- |
49. Item als dan dat guedt heell verwonnen is, und die anlegger mit die derde ruijminge int guet gesett und daer an geeijgent is, und die verwerer geen weer gedaen en hefft binnen tijt der genechten, so sail die officier dem landtsehryver be-veell doen, dat hy den anlegger syn verwin maeckt dat sail die officier besegelen und dat guedt van des Heren wegen den anlegger een waer sijn, daervan geboirt dem officier twe aide schilden und dem landtschriver enen hal ven schilt. 44 ... . Und so mennige ruijminge als die gebruicker versitt, die op dat guedt woerit, nadien die principall verwonnen is, is hij schuldich dem officier vier pondt, und so hy die laetste ruijminge versaeth, und der anlegger dem officier daerover claechden, so hefft die gebruijcker syn hals verboert (e). |
(«) Art. 44 meenen drost en richter «gans onformelyck gestalt to zynwat betreft «die ruy-monge to gebieden opter plaetsen daer die geuderen gelegen syn,quot; soemen by wynter und soemer tyden by hoge water van vloeden der zee und anders doch die lege landen und weerden nyet becommen en can ende dat sullicx zweerlick zyn solde voor den officier ende grote costen van parthyen twellick die landtschap tot sulcke respecte in den jaere 32 begeert hebben soewol van de inleydinge ende vuytleydinge als oock van de ruyminge affgestalt is inhalt des landbrieffs dan dat men dienvolgende die ruymonge behoort te doen. Edoch dat van die eerste ruymonge soewel den eygener ofte landtheer als den gebruycker een
45
45. Item offt geviele dat. die verweerder die eerste ruijminge, offte nadem die erevste ruijminge oer werckung be-koemen hadde, die anderde ruijminge vuijtdede, sovern hij in suleken gevall die ruijminge mit onrecht vuijtgedaen te hebben bevonden worde, daeran sail hy gebroeekt hebben 20 ®.
46. Offte so die verwerer in idt vuijt-doen der eerster ruijminge in den onrech-ten bevonden worde, und volgents die anderde ruijminge nochmaels vuijtdede, sovern hij dan dieselve mit onrecht vuijtgedaen to hebben erkent worde daeran
--sail hij gebroeekt hebben 40 ft\'.
schriftelicke weet voor hooft ofte ten minsten aen zyn woenstede behoort te doen. Dat bisher nyet dan alleen an den bruyeker geschiet en is gelick parthyen des versochten.
Dat de ruiming evenals de in- en uitleiding niet meer op den grond behoefde te geschieden, is door Hertog Karei in IS37 (in een copie uit \'t archief van Zutfen staat: «opten soevenden dach des maents July Anno duesent vyff hondert drie ende dattich)quot; vastgesteld. Geld. Placaetb. I. App. 152.
De oude wijze van ia- en uitleiding wordt in de aanteekening van v. d. Heil aldus beschreven : »In een erf und goet sal de stadtholder door begeerte desaenleggers rijden op een erve met twee gerichtsluijden und sal een schreve schrijven op der aarde und nemen den aanlegger bij der hant, und seggen ; hier leijde ick uw in tot allen regten als regt is nac lantregt van Veluwen und leyden hem op de schreef, und vragen een ordel, of hij hem heeft ingeleydet als regt is, die wijset jae, und men sal den verweerder die dat goet besit die wete daarvan doen, item als de verweerder den wete daarvan krijgt sal hij sigh voegen bij den richter ofte - stadtholder wederom uijtleijden, item soo sal de stadtholder rijden met twee gerichtsluijden op \'t erve ende goet, und leyden den aanlegger wederom uijt den guede oock over een schreve, und den verweerder wederom inleyden tot allen regten und leggen de partyen eenen dagh van regten ter naester gerichtsdage aan der banke in de ampte daer dat eive und goet gelege is. Zie de oude wijze van uitleiding uit een huis. v. Hass. Arnh. Oudh. III. p. 105.
weerder tegens het besaet, up synen erffgrondt gedaen, untsaet dede, offte tegen peindungh pandtkerungh, offte dat hy d\'eerste offte anderde rui-mungh utdede, sal alsdan de saeck, ten naasten gerichtzdage, voer recht dienen.
107. Item, die een unrechte peindungh off pandtkerungh gedaen tho hebben erkandt worde, sal broecken vier pondt.
108. Item so de verweerder de eerste ruimungh offt, nadem de eerste ruimingh, sonder oppositie offte utdoeninge van ruimungh, und verclarungh van den gericht, geba-den weer, de twede uth dede, und over sulx in unrecht bevonden worde, sal daeraen gebreuckt hebben twin-tich pondt.
109. Und soveern de verweerder , nadat erkent weer, de eerste ruimungh \'tonrecht by hem uthge-daen tho syn, de twede oick uth-dede, und daerin gelyckfals gecon-demniert offte vellich gewesen worde.
46
|
daeraen sal hy verboert hebben veertich ponden. no. Dan de derde ofifte leste ruimungh mach niemandt utdoen by verlos van synen hals (4). ui. Und hyr is tho weten, al-hoewael men in voerthyden inlei-dung und uthleidung und de ruimingen , plege tho doen up den gronden und ter plaetzen daer dat guit gelegen was, daerover de drost und richter mit unlede und de under-danen offte parthyen mit sware kosten , bemoyet worden, so is nader-handt und nu midts desen, geor-doniert und gestatuiert, dat, van nu vortaen, in und uthleidungen und ruimungen oick geschiehen moe-gen up alien plaetzen, daer men den drost van Veluwen und richter van Veluwenzoom in den ampten und gerichten bekommen kan, die also bundich und van weerden gehalden sullen warden, gelyck off se up den grondt geschiet weren (5). 112. Wanneer nu einer ennich erffguit gerichtlick verwonnen hefft, die sal tselve verwin binnen een jaer, sesz weken und drie dagen bearbeiden (6) int werck tho stellen, off hy sal daervan versteecken syn. T\'welk oick also in verwinnen van gerede guider sal gehalden warden. 113. Und de verwinner is schul-dich alle voerige lasten, up het verwonnen guit staende, aen hem tho nemen und tho draegen, so |
47. Item die darde und leste ruij-minge mach nijmandt vijtdoen by verlosz synes liaises und daermede wordt die an-legger in dat verwonnen guedt gesett, daeran geeygent und gelieert, und behoirt dem officier van de insottonge, eygenonge und anheronge oeck enen alden schilt, und dem laudtschrijver een oert schilt. 54. Item die in eenige gerichten een verwin erhalden hefft, die sail t\'selve beboeren binnen een jahr ses weecken und drie daegen to werck stellen, und totter execution te brengen offts daervan versteecken sijn. 07. Item alsulcken onderpanden ver. wonnen sijnde, sail diegenich, so alsulcken verwin gedaen schuldich sijn, alsulcke lasten als daer tovoeren cpten guede |
(4) Deze straf werd echter niet altijd met die strengheid toegepast. Pronk. Opmerk, p. 56.
(5) Zie landbr. 1532 art. 2 en Augment. Landbr. Geld. Placaetb. I. App. 152.
(6) «Bearbeidenquot; d. w. z. \'t werkelijk bezit moest men dan nog verkrijgen; op welke wijze dit geschiedde, zie Schrass. Vel. Pract. p. 171* Vgl. v. Mass. Arnh. Oudh. III. p. III.
47
|
wael van den achterstandt als van de hoefftsumme. 114. Item, als ennich erff off guit by jemandt also verwonnen synde, een ander die rnit recht daer oick up tho spreecken hed, tsye dat hy daerut gevesticht weer off anders, quaeme und presentier-den den verwinner alle syn bewys-lick achterwesen als oick syne ge-richtlicke und ungericchtlicken on-costen, tot taxatie und moderaty des gerichts, desgelycken de kent-licke verbeterunge, die hem daer-ahn geschiet mucht syn. So sal de verwinner schuldich und gehalden wesen, de presentation, in maten als voersz, aen tho nemen und den anderen sulcke verwonnen guit over tho geven offte hem tho voldoen , und also het guit tho be-halden. 115. Een rendtheffer (7) mach nha landtrecht und olden herkommen van Veluwen und Veluwenzoom, doen peinden und de peindungh vorts\' verfolgen, sowael voer syne buidten als oick binnenjaersche achterstedige renten, aen haven und beesten, und aen ander gereet guit, dat up syn underpandt bevonden wordt, daervan hij de weet laet doen aen den grondtheren. 116. Wanneer jemandt, liquide und pure verwilkoerungh van reale und parate executie, offte van bie-stonden to betalen und dat sowell van aohterstedioheit als principaele hoefftsomme. |
58. TJiul als enich huysz offte guedt also verwonnen worde van ijemandts, die daervuijt gevesticht were, und een ander oeck daernhae daeruyt gevesticht synde, quaeme und presenteerden den verwinner alle sijn bewijszlicke schuit alsoeck syn gerichtelicke angewandte oosten insgelijcken presentierende t\' betalen die verbeteronge so daeran geschiedt mochte syn, dat alsdan die verwinner schuldich ende gehalden sail sijn die presentation in mathen als voirsz an to nehmen offte den anderen to betalen und dat verwonnen guedt an sich to behalden, doch in allet voerbehalden dem principall sijn loesse, inholt des landtbrieffs {li). |
(/\') Aan \'t einde van art. 58 behoorde bijgevoegd te worden volgens kanselier en raden: »dese off diergelycke woorden; gelyck hy vanden verwinner soude hebben moeghen doen.quot;
IP
(7) «Renthefferquot; werd onderscheiden van «gevestigd crediteur.quot; Voor den eersten is \'t goed zelve, voor den laatsten is de persoon des debiteurs verbonden, die slechts voor \'t geval van met betaling zijn goed tot onderpand gegeven heeft. Voor dezen laatsten gold dit art. dus niet. Pronck. Opm. p. 53.
48
dungh der lester ruimungh (8), an syn erffguit gedaen hefft, tsye dat sulx voer den officier ofifte voer ge-erffden under des mans und syner vrouwen, so hy een hefft, sampt der geerffden segelen, geschiet sye, sal d\'officier de parthye, die sulcke verwilkoerung untfangen hefft, ter wercklicker executie, offte ter lester ruimungh verhelpen, sonder daertoe gewoentlicken inganck van recht tho derven gebruicken.
74. Item die besaet doet in der kercken des ampts daer dat guedt gelegen, drie 14 daegen an een erve offte guedt, daer geen ontsaet en geschiedt en is, theijndens die 14 daegen so sail die seholt koemen und gichten dat binnen ampts, inhalt das landtbrieffs, voer dem drost offte richter, und der officier sal), binnenampts gaen V-AN sitten mit twe gerichtsluiden, to gerichte mid ontfangen die gichten. Alsdan die j ] scholt die gicht gedaen hefft, sail die won anlegger begeren an den drost offte richter, o-ghj dat hy een ordell bestade, woe hij mit guit sijn besatede guedt voertfahren sail, daerop gewesen sail worden voer recht, dat hij gew sijn summa und schaden groeten sail, und Woc die Heer sail hem pandt gunnen, so sail und hij den officier bidden om eenen peinder ses2 und den officier sail seggen: ick gunne dat u den peinder. unc
(8) In 1604 is \'t volgende van dit art. aldus gewijzigd: »und inherung an erffguit, gedaen dae hefft, so sal d\'officier de parthye tot welckers behoef sulcke verwillekeurung gheschiedt zy, \' resl ter wercklicker executie verhelpen, sonder daertoe te gebruycken gewoontlicken inganck van recht,quot; en werden de artt. 35 en 26 hier bijgevoegd.
De comm. stelde voor. dat «verwilkoerungh van executie aen gereet goet niet anders en sol beboeren tho geschiehen dan voer den officier respective, oircondt geerfden, und dat led derhalven die alternative in desen artikelen sal moegen utgelaten worden.quot; In de Quart,
Verg. werd besloten, dat men »die officieren distingueren sal nae die verscheidenbeijtt van gereet goet, und erffgoet als dat die verwilkeurongh aver het gerede aenden scholtis, und aver het erff aenden drost off richter geschijen sal, daer men mede sai exprimiren, dal den officier parthyen aver hare voerhebbende verwilkeurongh bescbeidentlick ondervraege, und \\va van den effect derselver recht berichten sail.
49
75. Item offt saecke were dat binnen die drie 14 daegen ontsaet geschieden off gedaen worde, offte tegens peindonge pandtkeronge, tegens inleidongen vuyt-leydonge , see sail die peinder offte scholt den parthien enen dach van rechten leg-gen , ten naesten gerichtsdaege sen der bancken in dem ampt daer dat guedt onder gelegen is.
51. Und so sich tot voele malen twist erheefft van ordeleu per contumaciam ge-gegangen, so sail van nu voertaen alsulcke twist staen tot erkentenisse des gerichts, to weten oft die action daervoer dat idt guedt verwonnen is bewijszlicker is offte niet.
|
V.AN DE LOESE EINES VERWONNEN QUITS. 117. Als een guit geheel ver-Wonnen und d\'aenlegger daerin geheert und geeigent is, so \'tselve guit beter weer dan daervoer hy dat verwonnen hedde, sal des guits gewesen eigenaer, so binnenlandts woonachtich, in de eerste drie jaer und de buidtenlansche inde naeste sesz jaeren, na daten desverwints, dat guit moegen quijt copen, vryen und loesen mit alsulcke penningen, daervoer het verwonnen is, sampt restitutie van alle bewijslicken cos-ten und schade, gerichtlick und un-gerichtlick daerumb gedaen und geleden, wie oick van de kendtlicke beterschap, so ennige daeraen geschiedt mucht syn. Allet tot taxatie und moderatie des gerichts. Und wat genot daerentusschen van den |
50. Item offt saecke were datijemandt enich verwin op enige erffguederen dede, uud dat guedt merckelicke beter were dan die bewyslicke schuldt daervoer idt guedt verwonnen worde, so willen wij dat onse endersaten die inlendich wohn-afftich sijn binnen die naeste drie jahren nae dato des verwins, und die vuijtlendige binnen die naeste sesz jahren sullen moegen dat verwin wederomme quijdtcoepen vrijen ende loesseu mit alsulcke bewijsz-licke schulden, als diegene die dat verwonnen heft\'t, op dat guedt ende op dem genen dem dat guedt toebehoerden, eer dat guedt verwonnen was gehadt helft, mit restitutie alles bewijsslicken schaedens und beterschap, gerichtelicken und onge-richtelicken, die hij daerom gedaen ende geleden mach hebben, sijn schuldt und dat guedt to crinneren und wat proufliet |
4
50
|
goede gecomen mach syn, sal de verwinner, sonder rekenschap offte restitutie, moegen beholden, so hy wil (i). 118. Des en sal de verwinner, sulcken verwonnen guit, thyde der loesz, in syne substantie, niet verergeren , off hy sal daervoer verant-worden, und genochsam doen moeten, soveern het geloest worde. 119. Und sullen fiscus, minder-jaerigen und anderen , tegens welcke gene prescriptie en bestaet off plats hefft, hierin oehre prerogative offte vordeel genieten (2). |
in middelen tydeu van de gueden geooemeii mochte syn, sail diegeeu die dat verwin gedaen hefft, sonder reyckenschap offte restitutie moegen behaklen off hy will (a). 53. Item sail die verwinner binnen die tyt van loesse in den landtbrieff ge-specificeert sulcken verwonnen guedt in syner substantien niet verergeren. 53. Item sullen fiscus und minder-jaerigen und andere tegens welcken prescriptie geen loep en gewint hieriune oer prerogative genieten und hierinne vuytgesondert sijn. |
VAN VOLMACHTEN UND VOL- VAN PROCUEATION ADER VOLMACHT.
MECHTIGEN.
120. So wie durch einen vol- 83. Soe wie durch enen volmechtigen
mechtigen ennige rechtzvorderungh eenige rechtsforderinge will anheven offte
wil aenheven offte contracten mae- contracten maecken offte guedinge offte
cken offte guedinge off untgoe- ontguedinge doen, die sail gehalden wesen
dinge doen, die sal gehalden wesen , gijn volmacht to geven voer dem drosten
syn volmacht tho geven voer van Veluwen offte richter van Veluwen-
den drost van Veluwen offte richter zoem unci geiichtsluiden offte voer sche-
van Veluwenzoom und gerichtz- peneu der stecien {a).
(1) \'t Quartier schijnt geen acht geslagen te hebben op \'t advies der comm. om »idtwes vruchtbarlicke \'t ordiuiren van vercopungh der verwonnen erffguideren nae expiratie van die tijt van redemptie,quot; (vgl. tractaat v. 1538 art. 22 en 23. Landr. d. 4 Bovemampt. Tit. 13 art. 10 en II.) De quart, vergadering van Maart 1604 stelde nog voor: ^die tijt van redemptie sonder onderscheyt op ses jaeren toe stellen, und toe spreecken bij gelegentheyt init die van d andere Quartieren dat se sich hierin mit die van Veluwen wilden conformieren und nae omganck van ses jaeren gene loesse toelaeten.quot;
Ook \'t landr. v. Zutf. en dat van de 4 Bovenampt. maken onderscheid in binnen- en buiten-landsch. Volgens \'t Zutf. stadsrecht was de tijd op \'/n jaar voor aanwezige en I jaar voor afwezige eigenaren gesteld. Tit. 14. art. I.
(a) Zie landbr. 1532 a. 20; \'t geheele art. is hier woordelijk overgenomen.
(2) Uit den regel, dat tegen den fiscus geene verjaring loopt, ontstond t gezegde. »heeren-peeren rotten niet.\'1 Slichtenhorst. Aanteek. op Vel. landr. (Handschrift.)
Restitutio in integrum was in Gelderland, behalve in t Overquartier, niet bekend. Goris Comment, p. 262.
(a) Kanselier en raden stellen voor in dit art. mede »die volmachten voor Co Mats Raede alhier gepasseerdquot; te stellen.
51
|
luiden offte voer schepenen der steden, (i) 121. Oicksullen alle Fursten, Graven, Bannerheeren, steden, geestlicke prelaten, und capittelen, voirts, conventen und collegien under oer eigen segelen machtigen moegen, die welcke volmachten dan oick van vol-komener weerden gehalden sullen warden. (2) 122. Item sullen alle utheimsche volmachten, gepasseert als recht is, und daer Veluwsche volmachten aen-genomen worden , oick van sulcke weerden syn, gelyck off se binnen-lants gepassiert weren, und anders geen. 123. Een volmechtiger sal moegen substituiren, so veern hem datselve in syner principael volmacht tho gelaten is. 124. Off jemandt volmechtiger voer gericht erschynen wol, dieselve sal syn volmacht, up versuick synes wederparts, in syner erster compari-tion gehalden syn tetoenen, daervan de landtschriever de substantialia sal aenteikenen und te signaet stellen. |
84. Oeok sulleu alle Fursten uud Heren, Bannerheren, geestlicke Prelaten und Capittelen voirts conventen ende steden onder oer eijgen segeli moegen meehtigen, d\'welcke volmachten dan oeck van volncoemener weerden gehalden sullen worden, inhalt des landtbrietfs. 85. Item sullen alle volmachten, gepassiert als recht is und daer Veluwsche volmachten acceptiert worden, van weerden sijn und erkandt worden gelijek off sy binnenlandts gepassiert weren und anders geen. 86. Item een volmechtiger sail moegen subsitueren sovern hem datselffde in syner principaell volmacht toegelaten is. 87. Item off yemandt voer gerichte erschijuen wolde ader yemandts volmechtiger die sail syn volmacht op versoeck syns wederparts in syner eerster compa-rition gehalden syn to vertoenen. |
(1) Vrouwen moesten om eenen gevolmachtigde te stellen geassisteerd worden door eenen voogd. Binnen Arnhem was dit echter geen vereischte. Schrassert Cons, en Advis. IV No. 31. 13 en 19.
(2) Deze bepaling heeft ook de landbrief van 1532; doch daar worden behalve bannerheeren ook heeren genoemd; \'t landr. der 4 Bovenampt. Tit. VIII. a. 5 zegt uitdrukkelijk: »Banner-heeren, besittende Banner-Heerlijkheden binnen dese Provintie.quot; \'t Zelfde voorrecht werd in 1538 door Karei V aan de prelaten en kapittelen van Utrecht gegeven. (Matthaeus, De Nobilitate p. 550.) Volgens \'t Overijsselsche landr. Tit. I. a. 12 komt dit voorrecht toe aan »al-sulcke grote personnagien die naer ghemienen rechte daertoe sijn geprivilegiert.quot;
Vroeger was vertegenwoordiging op sommige plaatsen niet geoorloofd en moesten partijen persoonlijk in \'t gericht treden o. a. in Zalt-Bommel, waar door Hertog Karei in 1525 dit verbod is opgeheven (G. v. Hass. de Pot. leg. p. 54. Geld. Maandw. II. p. 68.) In de Betuwe, Maas en Waal en Rijk van Nijmegen mocht alleen de aanlegger maar niet de verweeider zich laten vertegenwoordigen, tot in 1538 ook de verweerder dit recht gekregen heeft. Art. 23. ttactaat 1538-
Volgens landrecht van Cleef waren «Vorsten en Heerenquot; verplicht zich te laten vertegenwoordigen, «vermits zij veel te geweldig zijn en ook om eerbaersheidswille en opdat haer tegenswoordigheid den regter en klaeger niet en vervaerden.quot; Handschr. v. Slichtenhorst.
52
125. Niemandt sal voer bancken het officie van voerspraeck offte procureur moegen bedienen, tenvvaer dieselve van goeden naem und faem,
und daertho beedet sy, daerbenef-fens elcke reisz, van den drost off richter, orloff und consent gekregen hadde, umb parthyen tho dienen. (3)
126. Sal in denselven eedt ge-laven, syn parthyen in oehr recht getrouwelick tho dienen , sonder dieselve in oehr unrecht, so haest hy sulx speuren kan, voer tho staen. (4)
127. Alle procureurs sullen oehre mundtlicke bedingen, und wat sy voer schrifturen Overgegeven, by sidten-den gericht, mit corte verstendtlicke woorden dictiren. (5)
128. Sal oick aen den gerichte de een den anderen in syn woort niet fallen, dan sal een jeder syn nodturfft,
na dat die saeck uteischende is , instellen , und voerdraegen , und dat reverentlyck, sonder ennige haes-tige und unbeleffde, offte injurioese woorden tho gebruicken, up pene van vier pondt, und anders nha gelegenheit der saecken arbitralick gecorrigiert tho warden, (6)
129. Insgelycken sullen sich de procureurs (7) wachten, wanneer ennige interloquutoir off diffinitive ordelen by den gerichte offte den ordelwyser sullen utgewesen syn,
daertegens idtwes verachtelick te
(3) De regter moest altijd, wanneer partijen hem daarom verzochten, eenen procureur stellen; volgens den landbr. van 1532 moest de richter »altyt sich daernae stellen dat hij twee vur-spraecken aen allen bancken heefft.quot; Vgl. Regt. v. Tiel. 1410. Geld. Placaetb. I. App. 55.
(4) In 1604 is hier bij gevoegd op voorstel der comm.: «welcken eedt ten allen gherichten sal worden vernieuwet.quot;
(5) In 1604 is hier bij gevoegd Art. 9 , zooals \'t door de comm. was voorgesteld.
(6) In 1604 volgt hier Art. 11, zooals \'t door de comm. was voorgesteld.
(7) Op voorstel der comm. veranderd in 1604 in: »parthyen und procureurs.quot;
53
seggen off te schrieven , by peen van twintich pondt, die sy sullen moeten betalen, aleher sy in ennige saecken wederumb gehoert sullen warden, und daerbeneffens noch staen tot arbitrale correctie.
130. Item sal niemandt van voer-spraecken, part off deel hebben, in saecken daerin sy parthyen dienen, noeh ennige actie moegen copen , off contracten maken dienaengaen-de, dan sullen thovreden syn mit behoerlicke salaris (8), up pene van twintich pondt, und dat sulcke beloften und contracten nul und van unweerden syn, dat oick de contra-venteurs van desen artikel daeren-boven noch arbitralick gecorregiert warden sullen.
. 131. Een procureur sal syn ange-nomene parthye niet verlaten, buiten erhefflicke oirsaecken , tot erkente-nisse des gerichts, und sal een procureur syner parthye wederdeel in dieselve saeck, niet moegen dienen, by veertich pondt und vorts by arbitrale correctie.
132. Soveer een procureur offte volmechtiger syner parthyen recht versuimden , dieselve sal gehouden syn in alle schade ende interest, tot kennisse van den gerichte, dien, die daerby interessiert sal bevonden warden, op tho legghen und tho betalen, und so veer idtselve duck-maels geschiede, sal sulcken procureur van synen dienst gesuspen-diert (9) offte ontseth warden, tot discretie van den gerichte; parthyen
(8) In \'t Reglement van 1698 a. 10 is \'t salaris vastgesteld op 1 gld. 10 stv. voor iedere zaak.
(9) Op voorstel der comm. is dit woord in 1604 vervangen door; «voor een tytlauck opgeholden.quot;
54
recht und actie tegens denselven procureur nochtans unvercort.
133. Geen voerspraeck sal aen het gericht tweerluiden in einer saecken contrarie woordt doen. (10)
|
VAN BURCHTOCHT. i 134. Wanneer een offte meer personen voer jemandt burgen geworden syn, und de burchstelling mede brengt: een voer al, so mach men sich offte aen den principael offte aen einen van de burgen so der meer als een weren, holden und sulx tot optie off keur van den crediteur. 135. Maer soveern sulcke clausul, een voer all, in de burchstellingh niet en weer begrepen, alsdan sal de principael schuldenaer eerst aen-gespraken, verwonnen und gedis-cutiert warden, ehr dat men tot de burgen mach kommen. Und so de principael niet genochsamb were umb tho betalen offte dat hy sunst utlendich, und syne guideren niet tho bekommen weren, alsdan sal men de burgen, na advenant und beloip van eines jederen aenpart der scholt, daervoer sy gelaefft, mit Recht moegen aenspreecken und vorderen, die dan gehalden sullen syn, up tho leggen und tho betalen. |
VAN BORGEN 01\'JT BORCHTOCHT. 132. Item wanneer een offte meer persoenen voer ijemandt borge geworden sijndt, und die burehstellonge medebrengende is, een voer all, dat men sich alsdan oder an dem prineipalen offte an enen van den borglien, (so daer meer als een) halden mach, om s^n schuit to innen, allet keur des crediteurs. 123. Item, so die clausula voirss. to weten, een voer all, in die borchstellonge niet weer begrepen, in sulcken fall sail die principael schuldenaer ierstlich execu-tiert und verwonnen werden, eehr dat men tot die burgen mach koemen und so die principall niet sufficiant off genoeeh-sam were, om te betalen offte vuijtlendich, und hij offte sijne guederen niet to bekoe-men weren, dat men alsdan die borghen so voele als een yder oer quota van die schuit solde konnen betreffen , sal moegen mit recht forderen, dieweleke dan oeck gehalden syn sullen t\'betalen. («) |
(10) Zie landbr. 1532 a. 1. Dit art. is in 1604 op voorstel der comm. vervangen door: a. 16 en 17; voor a. 16 zijn de artt. I en 2 van \'t reglement van 1698 in de plaats gekomen.
(a) De kanselier en raden zijn van meening »dat die principael debiteur voorall ende eerst behoort geexecuteerd te worden, all schoon in de burchtale die clausule een voorall. Maer indyen daer stondt als principael dat dan dese eerste art. te weten die 122 alsoe voortgaen ende effect sorteren muchte.
|
HOE MEN VOER DEN GERICHT PROCEDIREN UND DE SAECKEN BEDINGEN SAL. |
HOE MÉN VOEll DEM GEKICKTE SALL PllOCEDlEBEN, UNI) T)IE SAECKEN BEDINGEN ODEll INSTRUEREN. |
88. Item sail die anlegger gehalden sijn bij sijner anspraecke alle syn bewijsz schijn und bescheidt tot verification der selver anspraecken enichsins dientlick aver to leggen. Insgelycken sail oeck die verweerder gehalden syn alle syn bewijsz schijn und bescheidt, waermede hij vermeent des anleggers anspraeck afftolenden und toe vernichtigen bij syn andtwordt to vuegen und niet simpliciter (wie bisz an-hero geschiedt) anspraeck doen, und negative andtwordt to geven, und sullen voerts beide anlegger und verwerer, oer straff ende contrastraff replieierende und duplicierende und niet anders moegen doen, und sail alsoe hiernae dat procesz ge-slaeten und ten ordell toe bedongen worden , welverstaende dat die anlegger bij sijn replijck geen bewijsz schijn noch bescheidt sail inbrengen moegen tot verificatie und bestedigongh van syn anspraeck dan alleene om des verweerders andtwordt und bewijszstucken daerinne angetoegeu to straffen, insgelijcken sail die verwerer bij sijn duplijek geen bewijsz schijn offte bescheidt inbrengen moegen
(1) Hoewel de landbrief van 1532 a. 23 bepaalde, dat beide partijen slechts twee «spraickenquot; zouden hebben en daarmede \'t voorrecht ophief dat vroeger de aanlegger boven den verweerder had, werd dat voorschrift te buiten gegaan en daarom besloot \'t Quartier den 30sten jiei ,56^. opdat dit misbruik »aboliert und vernichtiget und parthien mit wijtlopige schrijven und lange processen niet omgefuert und in vergeeffelicke costen gebracht wurden,quot; dat zoowel de aanlegger bij zijn aanspraak als de verweerder bij zijn antwoord dadelijk alle bewijsstukken moesten overleggen en na re- en dupliek, waarbij bewijsvoering verboden was, zou dan \'t proces gesloten zijn. In \'t Zutfensch landr. Tit. V. a. 8 wordt ook Treplick en Quadruplick toegestaan; bewijsvoering was daar geoorloofd bij re- en dupliek. Evenwel werd in \'t Vel. landr. hierin ook veel aan \'t oordeel des rechters overgelaten (a. 2. en Tit. 16. a. 11).
De aanspraak kon mondeling of schriftelijk geschieden. Tit. 16. a. 9 en 11; Art. 23. tract, v. 1538.
De landbrief van 1548 zegt: »und die ainlegger sail syn ainspraeck schrifftlicken inleggen oft muntelicken doin. Ende ten naesten gerechte sal die verweerder syn antwoerde insgelycx schriff-telick inleggen oft muntlicken doen,quot;
136. Die aenlegger sal gehalden syn, by syner aenspraeck alle syn bewys, schyn und bescheidt, tot verification derselver aensprake ennichsins dienelick, over tho leggen, insgelycken sal oick de verweerder gehalden syn, alle syn bewijs, schyn und bescheit, waermede hy vermeindt des aenleggers aenspraeck afftholenden und tho vernietigen, by syn antwoort te vuigen und niet simpliciter, wie wes aenher geschiet, aensprake tho doen und negative antwordt te geven. Und sullen voerts beide, aenlegger und verweerder respective repliciren und duplicirenj daermede het proces gesloten und ten ordel bedongen sal warden. Waelverstaende dat d\'aenlegger by syn repliek geen bewijs, schijn noch bescheidt sal inbrengen moigen, tot verificatie und bestedigungh van de aensprake, dan alleen umb des verweerders antwordt und bewys-stucken , daerin aengetogen, tho straffen. (1)
56
|
137- Van gelycken sal de verweerder, by syn duplyck, geen syn be-vvysz off bescheidt inbrengen moi-gen thut verificaty und bekreftunge syner antwordt, dan alleenlick umb des aenleggers repliek und bewysz stucken, daerin by gebracht, te straffen und tho wederleggen, allet tot erkentenisse des gerichts. Be-heltlick dat de saecken, die albe-reidts anhengingh gemaeckt und anders dan voersz. bedingt syn, oehren voortganck genieten und nha gebruick des gerichts, wie wesz her usurpiert, geeindicht und gede-cidiert sullen werden. (2) 138. Und, um kortheidt van pro-ceduren tho vorderen, sal, nha gedane aenspraek, de verweerder binnen drie maenden extraordina-rie aen handen van den landtschri-ver, voer twe gerichtzluiden, die gequalificiert syn ter bancken tho sidten (3), dienen van antwordt und d\'anlegger vorts binnen gelycke drie maenden van replyck. |
139. Item, off jemandt dingde up syn dode handt, den idt van de dode handt angecomen weer, die sal sulex moigen genieten, wie van olts gebruicklick, tho weten wes ten naesten gerichte toe, und sal alsdan antwoordt geven offte der aenspraecken vellich syn, und so tot verificatie und bekrefftigong syner andt-wordt, dan allene om des anleggers replijck und bewyszstucken daerinne bijgebracht to straften und to wederleggen, allet tot erkentenisz des gerichts, beheltelicken dat die saecken die algereets dem rechten anhengich gemaeckt uud anders dan wie voirsz bedinget syn, oereu voertganck genieten und nae gebruyek des gerichts wie biszher usurpiert worden, geeyndiget sullen worden 90. Item off ycmandts dingde op syn doede handt dem idt van die doede haudt angecoemen is, die sail sulex moegen genieten als van alts gebruijckelick to weten wesz ten naesten gerichte toe, und so hy die doede handt niet bewijsen khoude, sail daeran gebroeckt hebben tien pondt |
(2) In 1604. is hier bijgevoegd op voorstel der comm.: art. 3 en 4. De aanleiding tot dit laatste art. waren de groote kosten, die vroeger de verweerder had om copie van de stukken van den aanlegger te bekomen. «Schrass. Comm. p. 256quot;. Volgens den brief van 1548 moest den verweerder »om syn loon die aenspraeck scrifftelick overgelangt worden.quot;
a. 3. Bij verzuim van re- o[ dupliek was noch de aanlegger van zijn instantie vervallen noch de verweerder contumax; doch er werd recht gesproken op de ingeleverde stukken, zooals ook bepaald is in a. 4. van \'t reglement van 1698.
(3) Op voorstel der comm. staat in 1604 in plaats van de woorden, »gerichtzluiden, die gequalificiert syn ter bancken tho sidtenquot; : Geerfden.
57
|
hy de dode handt niet bewysen kunde, sal daeran gebreuckt hebben thien pont, halfif voer den Heer und halff voer parthye off so veel, min als meer, als by den gericht erkent sal worden. (4) 140. Und off jemandt up syn waer gedongen hedde und de waer int gericht intrede, dieselve waer sal staen in plaets syner principalen, mit thyt und stont tho genieten, tho excipiren und tho antwoorden, und sunst allet tho moigen voir-weinden , gelijck de principael had moegen doen off hy up genen waer gedongen hadde. 141. Item, so einer, gedongen hebbende up syn waer, dieselve ten dage dienende niet besten-luilir tot buhoellquot; iles Hereu und halff tot behoiff der parthien. |
91. Item off ijemandt op syne be-steudighe waer gedinget hadde, uud die waer int gerichte innetrede, dieselffde waer sail staen in plaetz syner principalen, mit tijt und stonde to genieten excipieren und toe andtworden, gelijck die principall hadde moegen doen, off hij op geen wair gedingt hadde. 92. Item off ijemandt op syn wair gedongen hadde offte naemaels dingende wurde, und so hij die niet bestendiglick |
(4) Zie landbr. 1532. a. 3. Doode hand en waar waren geen verdedigingsmiddelen doch alleen middelen waardooï \'t antwoord kon uitgesteld worden. De reden waarom deze middelen verleend werden, was van \'t eerste; de mogelijke onbekendheid met den staat der erfenis; van \'t tweede: de noodzakelijkheid om een derde in \'t proces te roepen. In 1604 is aan dit art. toegevoegd, zooals \'t door de comm. was voorgesteld: »welck beneficie van de doode hand mede sal te ghenleten staen bij weed-vrouwen, ten aensien van hare afgestorvene mannen. Und wie de doode handt ghenoten heeft, die sal ghene waer genieten mogen.quot; Vroeger kon de verweerder tot driemalen toe zijn antwoord uitstellen door successievelijk te vallen op zijn voorspraak, doode hand en waar. Quart, ree. 1547. (in \'t »Veluwsch landrechtquot; v. de Meester.J
De landbrief van 1548 stond den verweerder \'t «vallen op zijn voorspraakquot; toe, maar hij moest dan met zijn antwoord zijn waar en doode hand inbrengen.
Behalve door bovengen, drie middelen kon \'t antwoord nog langer uitgesteld worden, wanneer de verweerder een riddermatig persoon was; deze genoot nam. \'t voorrecht niet contumax verklaard te worden tenzij hij, ten derde male voor \'t gericht gedaagd zijnde, niet verscheen; bij nietverschijning na de eerste en tweede daging kwam hij telkens met een boete van een ban (= I oude vlaems) vrij. Slichtenhorst H. S. \'t »Laatste oordeelquot; zooals\'t staat in\'t Vel. Signaatboek van 1516 en 17.
\'t Recht van den verweerder om dag op zijn voorspraak te mogen nemen zooals de landbr. van 1548 \'t noemt — d. w. z. zijn antwoord tot een volgend gericht uitstellen om intusschen met zijn voorspraak de zaak te bespreken wordt in de reformatie niet meer toegestaan; in \'t concept nog in a. 69 en 83, met uitzondering van enkele gevallen; ook kanselier en raden nemen in hun aanmerking op a. 83 dit recht als nog bestaande aan. \'t Landr. der 4 Boven Ampt. noemt dit recht niet. In de Statuta Gannitensa heet het »varst op syn voerspraeck nemenquot; t. a. pl. bl. 57. Van \'t laatste oordeel, zooals \'t staat in \'t gerichtboek van Veluwe van I594—1605, luidt \'t 4e art. aldus: »Alle degene die gevallen op oir voirspraeck comen zij niet bij sittende gerigte werden sij aengespraeken en brengen sy oir voirspraeck niet in dat sij velligli sijn werden sij niet aensproken dat sij vrij sijn.quot; Dit art. wordt door Schrassert (Comm. p. 267) niet genoemd, waaruit ook blijkt dat \'t recht van «vallen op zijn voorspraakquot; in later tijd niet meer geldend was.
58
|
dichlick en kunde inbrengen, sal hy daeraen oick gebreuckt hebben tien pondt, tho verdeilen als boven offte anders nha gelegentheidt der saecken, tot erkentenis des gerichts. Und sal sich alsdan selffs voersyne waer moigen inbrengen, und syn selffs waer syn. 142. Item vallen daer ennige voer ordelen, dieselye sullen gewesen warden, und men sal daerup geen appellation genieten , dan de voer ordelen, die krafft hebben einer diffinitive sententie, tot erkentenisse des gerichts. 143. Item d\'anlegger und verweerder sullen oehr bedingh, als aenspraeck , antwordt, repliek und dupliek schriftlick doen und daer inne van den einen gerichtzdach totten anderen procediren. Waelver-staende dat parthyen oehr bedinge by sidtenden gerichte dubbelt sullen overleveren. Daervan der wederpar-thye een, und den landtschriver dat ander, sal thogestelt warden. (5) |
144. Item welde de verweerder ennige exceptie declinatoir, off di-latoir, voerweinden, dat sal hy moegen doen , eher hy der principael saecken recht antwordt geeft, off hy sal nha gegevener antwordt ten en coiule iubrengen, sail hy daermede gebroeckt hebben tien pondt, luüfflotbe-hoiff des Heren und halff tot behoiff offte vordell van den venvever, offte nae gelegent-heit tot erkentenisz des gerichts, und sail alsdan sich selffs voer syn waer moegen iubrengen uud also syn selffs vvair syn. (a) 93. Item vallen daer eenige voerorde-len dieselve sullen gewesen worden und men sail daerop geen appellation genieten, dan die voerordelen, die vim diffinitivae sententiae hebben, tot erkentenisz des gerichts. (i) 94. Item dat die anlegger und ver-werer oer beding als anspraeck, andtwordt, replijck und duplijck sehrifftlieh doen sullen , und daerinne van den enen geriehtz-daege totten anderen procedieren , welvei-staende, dat parthien oer bedinge by sittend gerichte, dubbelt sullen overleveren, daeraff dem parthien een und dem landtschryver dat ander sail toege-stalt worden. Des sullen die beide schriff-ten tegens eenander ten weijuichsten bij twee gerichtsluiden off bij dem landtschrij-ver bij sittende gerichte collationneert und onderteijekent worden, und die landtschrij-ver sail van de onderteyekenonge hebben enen halven alden groet und behoirlick lohn om datselve to boeck to stellen, |
(0) Dit art. »scliijntquot; volgens kanselier en raden; any et wael verstaen to syn. Id is wael soe dat redelyck were, wanneer yemandt op syn waere gedinght hadde en dan niet bewysen en cunde datter yemant were die apparentlyck hem behoorde te waeren dat dieselve brueck-hafltich wurde, dan dat yemandt breucken soil omdat syn apparente waere voor hem nyet en welde intreden sullix were onbillick ende onredelyck. Ende dunckt daeromme dat hier ad tho weten off hy redem hadde gehadt op syn waere te dingen off nyet id gericht erkennen mucht, maer anders nyet.quot;
{i) Kanselier en raden vinden «nyet billick dat men op voorordelen gheen appellatie soil genieten moegen maer dat vooroirdelen (uon obstante appellatione) executie gewinnen op cautie sullicx schyndt redelyck die appellatie nochtans oere effect gewinnen.quot;
(5) Voor dit art. zijn in 1604 art. 3 en 4 in de plaats gekomen.
59
|
principaelen van derselver excepticn versteecken syn, und sal eerst up sulcke voergegevene exceptien by sidtenden gericht recht gedaen und volgens ten principalen geproce-diert warden, na beboeren. (6) 145. Item , so in veel gerichtz-bancken dachlicx gebruickt wordt und geschiedt (7), dat d\'anlegger syne angehevene rechtzvorderungh vallen laet, als hy syn utdragende vonnisse hebben solde (8), und daer nha dieselve aenspraeck weder aen allet 11 ao groetheit der saecken tot erken-teuisz des gerichts. (c). |
95. Item wolde die verwerer excep. tionem dilatoriam offte declinatoriam voer-wenden, dat sail hy moegen doen, eer hij der principaell saecken recht andtwordt gifft, off hij sail nae gegevener andtwordt ten principaell van syner exception voirss. versteecken zijn. 96. Item so in voele gerichtsbancken daechlicx gebruyct wordt und geschiedt, dat die anlegger sijne anghehevene rechtz-vorderonge vallen laet, als hij syne vuijt-draegende vonnisse hebben solde, und daernae dieselve anspraeck weder aenheefft, om syne wederpartij e vuyt oere actie to |
(c) Bij art. 94 merkt de landschrijver op »dat parthyen oer beding dubbelt solden overleveren van haer aenspraeck ofte replyck om die eerst by twee gerichtsluyden ofte den lantschrijver by sittende gericht gecollationeert te worden nyet mogelick en is die collatie alzoe in den gerichte te doen bemerckt idt gericht in eeuen banck gemeenlyck vuytgcricht moet werden op een dach, daermede die landtschrijver genoechsaem geoecupeert als notoor dat oeck de landschruver nyet gelegen op yemandts gedaene collatie te teyckenen daer hy nyet zelffs geausculteert en heeft. Oick vallen die meeste saecken van schade und schuldt als van thien stuyvers een gulden min ofte meer daervan parthyen eerst instantie aen den gerichte te geven die daer alsdan muntlycken aenspraek doen ind nyedt die pyne weerdt daerom byden voorspraek vier ofte vyff maell daer sy woenen te reysen. Oick verdragen sich die meeste parthyen van cleyne saecken aenden gericht soe dat van sullick dubbelt schrijven all vergeefflicke costen wesen solden. Alst oock wesen solde van grote saeken die parthyen laeten vallen accorderen ofter ter vnmtlichheyt opgenomen werden. Mede en begeren veele parthyen gheen copien vanden eysch ofte replyck des aenleggers dan somptyts eenige off alleenlick lecture. Soe is de landschrijver vredich den parthyen die zullicx begeren om gebuerlick int geheel ofte deel copien te gheven wie aver menschen memorie bisz her by zyne vursaten ind by hem als itzige landschryver nae geschiedt is ofte die beloeninge daeraff te ontfangen tot taxatie des gerichts dat den parthyen nyet meer dan min costen sail off sullicke copie by de vurspraecken off yemants anders geschreven were dat doch de landschrijver als een gesworen alleen competeert gelyck tselve by alle anderen Landschryveren ofte secretarissen geen pantschap hebbende van gelycken gedaen wordt ende dese landschrijver lichtelyck te doen sail hebben soe men doch maer twee mael des jaers vermogen die versochte reformatie richten en sail daer men op andere oorden vier maell ind meer richt.
(6) Voor dit art. is a. 9. van \'t Reglement van 1698 ia de plaats gekomen.
(7) »und geschiedtquot; ontbreekt in 1604.
(8) \'t Zelfde zegt art. a. 21 van \'t tractaat van 1538; »soe oick in voel gerichts-bancken geschiet dat die aencleger syn aengeheven regtforderinge fallen lieth. als hy sijn uytdragende vondenis hebben sol, enz. Volgens landr. van Zutfen Tit. 4 a. 5 kon den aanlegger nadat hij ten tweeden male zijn aanspraak had laten varen een eeuwig zwijgen opgelegd worden, \'t Overijss. landr. Tit. 12. a. 7 bedreigt niet alleen \'t verlies van de instantie, maar ook van \'t recht.
60
|
hefft, umb syne wederparthye uth oehre actie tho vertrecken und die muhe tho maken, sulx sal d\'anlegger niet meer als eenmael, up verlos sy-ner geheler actiën, moigen doen, tho weten, instancy tho renunciren; tenwaer saeck, dat hy den gerichte sodanich nyhe gefunden schyn und bescheidt toende, daerdoer t\'gericht veroirsaeckt wurde, hem nye proce-duren tho gestaden und tho te laten (9). Des sal hy verplicht und gehalden syn, syn vordere aen-spraeck , voer denselven gericht, soveern den gerichte ennichsins de judicature daervan competiren mach, und die aldaer geutert can worden, und voer geinen anderen gerichte van nyes tho instituiren, doch, ehr hy syne action also wedrumb a novo instituire, sal hy schuldich syn, syne wederpart, niet alleen de gericht-licke, sonder oick de verteerde und andere bewyszlicke costen wedrumb t\'erleggen, welcke costen staen sullen tot erkentenisse und moderatie des gerichtes. |
vertrecken und hem moede to maeckeu, sulcx sail die anlegger niet meer als een maell moegen doen, op verlosz van sijner geheler action, to weten instantie to renun-cieren, ten weer saecke, hy dem gerichte sodaenich nyhe gevonden schijn und bescheidt toenen wurde, daerdurch \'t gerichte veroersaeckt hem nijhe proceduere, to gestaden und to t\'laeten, desz sail hij verplicht und gehalden syn, syn anderde offte meer anspraecke voer denselven gerichte (sovern dem gerichte enichsins die judicatuer daervan competieren mach, und aldaer geutert kan worden), und voer geen anderen gerichten von nijhes to institueren. Doch eer hij sijn action also weder-omme a novo instituere sail hij schuldich syn , syne wederpart niet alleen die gerichte-licke costen van den gegendeell derhalven angewandt, sonder oek des wederparts verteerde costen to refunderen, welcke costen sowell gerichtelicke als verteerde staen sullen tot moderation und erkentenisse des gerichts. {d) |
89. Item op alle vier voirss. gerichtelicke ingenge der rechtsforderunge sal men moegen dach genieten op syn voerspraeck, vuytgesondert (woe oeck voer gesecht) die gepeindet sijn voer binnenjaersche pachten, renthen, magenaesz, verdient lohn, gerichtelicke schijn, eijgen bekande handtschritften und bewijszlicke schuit, daer men den dach opten voersproeck niet sail moegen genieten.
(9) »und tho te latenquot; ontbreekt in 1604.
(1/) Kanselier en raden vinden »dat het zeer onredelick waere, dat yeraant (mits renun-cierende van syne actie mit refusie van costen dieselve syne actie nyet en sol moegen voor andere (die natuere derselver actiën daerinne behoorlicke rechters waere) institueren off aen-vangen.quot;
61
VAN VERSTECK. (l)
146. Daer tusschen besaet und unt-saet up erffguit, den dach van rechten diende und de verweerder en com-parierde niet und verdedigden syn untsaet, sal den anlegger voorts procediren moegen thut peindungh.
147. Item, dienende den gerichtz-dach tusschen peindungh und pandt-kerung, so de verweerder niet en queem und verdedingde syne pandt-kerungh, sal d\'anlegger vorts procediren thut de eerst ruimungh, und so vorts.
148. Van gelycken sal het ge-halden warden tusschen in und uthleidungh.
149. In saecken mit verbadungh aengeheven, so de gebade ten dage dienende niet en erschene, sal d\'an-legger vort moegen schryden tot de peindungh aen het gerede.
150. Soveern d\'aenlegger, ten aengestelten rechtzdage, niet en er-schynt, sal de verweerder, indien hij sulx versouckt, van der instancy ge-absolviert und d\'anlegger gecondem-niert warden in de costen. Sal oick de verweerder niet gehalden syn, inde saeckwedrumb ten rechten tho staen,
ehr hem de voersz costen, tot taxatie nnd moderatie des gerichts, thorugh gegeven und betaelt sullen syn.
151. Daer gepeindt wordt aen gerede guideren, sal gehalden warden wie duslangh nha landtrecht van Veluwen und Veluwenzoom ge-biuicklick gewest. (2)
(1) \'t Concept bevat hierover geene bepalingen.
(2) In 1604 is hierbij gevoegd, zooals\'t door\'t Quartier in Maart 1604 voorgesteld was: «und daer binnen veertien daghen na ontfanghene wele van peinding aen gereedt goet gene pandt-kerungh geschiedt zij, daer sal men voorts tot der executie procediren mogen.quot;
62
152. Item, so wanneer een saeck onder ordels gebracht isz , und d\'een off d\'ander parthye des ordels niet en vermaenden, die sal gebroeckt hebben , over een actie van hondert daler, vier ponden, und van meerder off minder , na advenant, tot erkentenisse des gerichtes, een der-dendeel voer den Heer, und twe derdendeelen voer de vermaenende parthye, und sal gelyckewael, so het gericht offte den ordelwyser vervat weer, gewesen warden als naer recht, und so dit versuim geschieden by ennigen procureur offte volmech-tigen, so sal dieselve in de voersz. broeck gefallen syn und syn parthye daervan vryen.
|
VAN KUNDSCHAPPEN UND GE-TUICHNISSEN. I53- Ofjemandtbewyszwoldedoen mit levendige kunden und tuigen, so sullen dat tuichweerdige personen wesen, ten weinichsten twe int getal. 154. Wanneer jemandt, tsy kleger off verweerder, kundtschappen wil laten beleiden, dieselve sal gehalden |
VAN CONTSCHAPPEN UND OETUYCII-NISSEN. 97. Item off ijemandts bewijsz wolde doen mit levendige konden und tuigen, so sullen dat tuyehweerdige personen wesen. 99. Item mit tweer dienstluiden cont-scliap sal men nae landtrecht om enich bewijsz to doen bestaan moegen. 100. Item so men dureh contsehap-pen van eenige scholtbaer luiden ijetwes bewijsen wolde sail sodanige contsehap niet anders , dan vermoegensden landtbriellquot; in den punct van den doetslaegen sich to ontscbuldigen gescheen moegen, to weten twe selioltbar luiden, voer enen dienstman gereyekent. 98. Item wanneer t\'sij cleger offte vervverer kontschappen will laten beleiden, dieselve sail sulex geholden sijn to doen |
63
|
syn sulx tho doen voer den drost offte richter offte voer haren ge-sworen volmechtigen und twe ge-richtzluiden, waelverstaende, so de kundtschap beleidt worde voer den voersz. gesworen, dat alsdan de ge-richtzluiden sullen kunnen lesen und schrieven und de kundtschap mede beteikenen. (i) |
155. Als jemandt umb kundtschap der waerheidt gebadet is, die sal ter eerster badige voerkommen (2) opten vier quatertempers daegen, offte aendeu gerichte, to verstaeu in yeder umpt, und sail den officier daerto willigen, offte enen volmechtigen stadtholder als vurss. van sijn 1. om die contschappen t\'hoe-ren, edoch soveru ener tuschcntijden een kondtschap noidturfftich hadde, die sail sulcx aen den officier als vurss. gesin-uen moegen, desz sail die officier offte der volmechtiger in verhoerungh der contschappen bij sich nehmen twe vuyt die ritterschap, sovern die in den ampte to bekoemen, offte sunst twe andere onbe-faembde dienstluiden, die selffs schiiven und lesen kunnen, de die contschap mede sullen onderteijckenen, (a) 103. Item off ijemandt om kondtschap der waerheit gebaedet wurde, die sail der eerster baedinge voercoemen und der au- |
(1) Getuigenis afgelegd voor notaris en getuigen was dus niet geldig; \'t Overijsselsche landr. Dl. I C. 13 a. 15 zegt dit uitdrukkelijk. Op dit art. volgt in 1604: art. 3. zooals \'t opgesteld was in de quartiers vergadering van Maart 1604; de comm. zegt hieromtrent: «Also\'t Quartier in den jare van 1595 op enen lantdaeh tot vorderungh van justitie und gerijff van partijen, goet gevonden lieefft, dat die drost sol aenstellen und authorizieren twe bequame personen tot verhoren van kuntschappen, d\'een in d\'over und d\'ander in die Neder Veluwe dat oick \'t Quartier daerop des gedeputierden specialicken gelast heeft volgende den recesse, syn daervan diverse communicatien gehalden; doch is die saeck voeralsnoch gebleven in advis.quot; Nog bevat \'t rapport der comm. hierover \'t volgende: »also die drost verclaert, dat, sijnes wetens niemaat en sal tho voortschijn kommen, die sich dessels over den drost sal hebben tho beclaegen und dat sich die drost niewerlt weigerich hebbe vynden laten, ter requisitie van vermelde luiden und anderen tot heren meesten gerijff tho verlenen volmacht, aen die scholten tot verhoer van getuigen, versuickende boven den olden gebruick und waelherbrachte gerechtigheid in \'t stuck van sijn office niet geprejudiciert noch beswaert tho mogen worden. Bovendien geconsideriert die difficulteiten dependirenden aen die Quartiersresolutie in den jaer van 95 op ten landtdage genomen sye daer van ten naesten gereferiert aan den Quartier ten einde te Quartier selffs daerop sulcke orde gelieve tho stellen ^ als se tho rade bevynden sullen tho behoren.quot;
(a) Bij \'t 98\' art. merken kanselier en raden op dat de: »inhalt desselffs den onderdanen tot groten zwaeren costen strecken sol ende dat daeromme genouch waere dat men obselveerde die quot; aide manyeren, te weten dat die getuygen inden gerichte ofte by den drost ende twee gerichtz-luyden off byden scholtis van den drost volmechticht synde ende twee gerichtsluyden verhoort worden und dat sonder eenige limitate van tyde edoch dat die gerichtzluyden lesen ende schrijven kunden, ende die certificatie ofte gerichtzschyn mede onderteyckenden.quot;
(2) »ter eerster badinge voorkommen.quot; In \'t quartiersreces van 20 Sept. 1547 wordt gezegd: »Zoo wie in Veluwe aengespraecken wordt, om een kondschap der waerheid, soo vallen die
64\'
|
und der aenspraeck offte vraegstu-cken geen afschrifften genieten, ten ware den gerichte offte den officier und gerichtzluiden bedochte, dat hy daer redelicke oirsaecken tho hedde waertho alsdan het gerichte (3), nha gelegenheidt der saecken, tyt sal setten daerup tho antwoorden. 156. Wie also kundtschappen be-leiden wil, die sal syn aenspraeck offte vraegstucken den officier offte synen volmechtigen wie voersz. und den gerichtzluiden overgeven, und daermede affwijcken, und alsdan sal men elcken getuige besonder up een beqaeme plaetz, buidten den gericht, in absentie soewael van de wederparthye als van den producent, vlytich examiniren, den getuigen mede affvragende de reden und oir-saeck harer wetenschap, die men oick in de kundtschap sal doen stellen\' so dat idt getuich rechtveerdich und waerachtich thogae. |
157. Niemandt van den getuigen, voelweiniger die de getuigen vordert, offte daertegen sy gevordert warden, sal den anderen informiren, wat hy spraeckeu geen affschrifften genieten, then were dein gerichte beduchte, dat hij daer redelicke oersaeckeu to hadde, und die behoeffdcn t\'hcbben, waerto alsdan dat gerichte nagelegentheit der saecken tijt sal setten daerop to andtworden. 101. Item dieselvige die also die khondtsehappen beleiden will, die sail sijn anspraeck offte vraegestucken dem officier offte sijnen volmechtiger als vurss. und dem geriehtsluiden die schrijven und lesen kunnen, overgeven und daermede affwijcken und dan sal men elck getuige apart examinieren und dem getuige vrae-gen, om oersaeck sijner wetenschap to seggen, und dat in sijner kontschappen, vuijttodrucken, so dattet getuijch rechtveerdich und waerafftich toegae, und nij-mandt den anderen informere van den tui-gers wat hij seggeu sail, als sulcx vaecke geschiedt. 103. Und sullen die getuigen apart und by dem gerichte examineert woiden, bij welcken examen offte verhoir noch producent noch die wederdeell koemen |
luyden op oer dienstrecht, dat lange jaeren vertrektquot; d. w. z. vroeger kon, zooals boven gezegd is, een dienstman voor \'t gerecht ontboden zijnde, tegen betaling eener boete tot twee malen toe niet verschijnen. Daarom besloot \'t quartier »dat zy stondeus ain bij sittende gericht sullen tuigen und antwort geven, then were dan saick dat het gericht erkende dat sy niet tuchweerdich weren, nyemandt uytgesondert hoerich off anders see waell in steden als upt platten lande.quot; In \'t volgende jaar is dit besluit door Karei V in den landbrief van 10 October bekrachtigd en den 26slel: Juni 1653 nog eens door \'t quartier vernieuwd. Schrassert Cod. Stukk. p. 273.
»geen afschrift genietenquot; de reden hiervan was \'t gevaar voor valsch getuigenis, \'t Zutf. Landr, Tit. 6. a, 3. bepaalt \'t tegenovergestelde.
(3) In 1604 staat in plaats van »het gerichtequot;: »de officier und geriehtsluiden.quot;
In sommige steden o. a. te Harderwijk konden vrouwen zich, in geval van zwangerschap, gedurende 40 weken van de eed verschoonen, om bij vergissing of misverstand, »op haar kind niet te laeden den vloek van meyneed.quot; Volgde na de 40 weken geen geboorte dan was de vrouw xvellich gewonnenquot; en verbeurde 5 pont, volgde ze wel dan moest ze onder dagvaarding ter eerste gerichte na haren kerkgang verschijnen.
65
|
seggen off tuigen sal und een jedersal syn getuichnisse verswigen, tot dat in den gericht und anders geapen-baert sye. 158. D\'officier und gerichtzluiden sullen wael thosien und daerup letten, dat gene getuigen, ennichsins beschenckt synde, verhoert warden, dieselve mit vlyt waerschouwende van de crafft des eedts und van de sware tytlicke und ewige straffe des meineedts. (4) 159. Und sullen de kundtschappen voer schepenen der steden behoer-lick gefuirt und verbriefft, van geen minder weerden und bestendicheidt gehalden warden, als die voer den officier und gerichtzluiden ten plad-ten lande beleidet syn. |
sullen moegen, dan wannehr dat examen yollendiclit is, so moegen sij sich. laten voirlesen wat daer getuycht is. |
VAN ORDEL UND ORDELWIJSEREN,
VAN OEDELEN UND O UDELL WIJSEEEN.
|
160. D\'officier sal in einer ban-cken aen einen gerichtzman, tsye van ridteren und knechten offte uth den steden, niet meer als een eint-ordel bestaeden. Tenwaer dadter meer eintordelen tho bestaeden weren dan daer gerichtzluiden syn. 161. Als een saeck ten ordel tho bedingt und dat ordel ahn einen bestadet is , so sal d\'anlegger tus-schen den naestaenden gerichtzdach geholden syn, dat procesz, verslaten synde, van den landtschriever te lichten und tselve den ordelwyser tytlick voer den gericht daeranvol-gende tho behanden, und dat by |
115. Item die officier sail in einer ban-cken, an enen geriehtsman, tsy van ritter und knechten offte vuijten steden, niet meer als een eintordel bestaden. Ten were datter meer ordelen tho bestaden weren dan daer gerichtzluiden sijn. 116. Item als een saecke ten ordell to bedinckt und dat ordell an enen bestadet is, so sail die anlegger tuschen dat gerichte und dem naestvolgende gerichts-dach, geholden syn dat proces van den landtschrijver to lichten und dem ordel-wijser datselve voer dem daeranfolgende gerichte to behanden und dat bij verlosz und versteek derselver instantien, to weten. |
(4) De gt;sware tytlickequot; straffen worden bedreigd in a. I. van Tit. 4. In \'t landr. v. Zutphen Tit. 6. a. 9. en van Roermond. Dl. V. Tit. 12. a. 7 wordt de »eeuwigequot; straf uitgedrukt, welke telkens den getuigen moest voorgehouden worden.
66
vier pondt voer den armen und so de procureur sulx versuimbden, sal de breuck by hem betaelt warden,
des sal de landtschriever oick gehalden syn de processen upt spoe-dichst tho veerdigen. Off, so by gebrek van dien d\'anlegger in schade quame, sal de landtschriever de voersz. breucken moten dragen, allet tot erkentenisse des gerichts.
162. Wanneer de processen so gandts groot syn, dadtet gericht by overlesungh derselver upgehalden und verlet. solde moegen werden,
so sal d\'anlegger moegen begeren,
dat de drost off richter den ordel-wyser und de bysidtende ridderschap und gerichtzluiden ten weinichsten in getal van soeven personen by den gericht daertho te deputiren,
wolde up kosten van ungelycken,
by den aenlegger te verschieten,
up einem sekeren glegenen dach voer den toecomenden gericht doen verschrieven, ter naester bequamer plaetse, tsy in steden offte in dorpen der gerichtzbancke, umb dat procesz tho visitiren , des ordelwysers voerraem aen tho hoeren, und vol-gents het ordel tho concipijren soe moegelick, umb tselve up den naestvolgenden gerichtzdach uth tho lesen.
163. Van sulcke extraordinaris bykumpst, ten versuick van den anlegger aenbestembt, sal elcke ge-richtzpersone und de landtschriever hebben twe daler daechs , tot hare
Bii du art merken kanselier en raden op dat \'t «parthyen tot zeer groten en zwaere „1L «ycke» ..U .oby.d. 4— « ™
lesen, geconcludeert endc vuytgesproken behonen to «oulen as alts gebruyckelyck is.quot;
soo daerinne gebreck viele, dat hij weder-omme van nijes sail moegen procedieren, refusis prioribus expensis. Desz sail die laudtsclirijver oeok gehalden sijn, die processen opt spoedichste to ferdigen, offte so bij gebreck van dien die anlegger in schaeden quaeme sail die landtschijver den schaeden moeten draegen, allet tot erken-tenisz des gerichts.
117. Item so wanneer die processen so gantz groet sijn , dat idt gerichte bij overlcsonge desselfften opgehalden und verlett solden moegen werden, sail sicli alsdan den ordellwijser alsdan bij dem gerichte verfuegen , und verclaeren willich to sijn sijnen vocrraem to ontdecken, begerende dattet gerichte groetheitshalven des procesz sich ledigen wolde om dat procesz to visitieren. Sail alsdan die anlegger mit todoen des ordellwijsers begeren, dat die drost op enen gelegenen dach voer den toeooemende gerichte den ordellwijser und die bijsittende ritterschap und gerichtsluiden , wolde op costen van on-gelijcken (diewelcke costen die anlegger voereerst sail behoeren to verschieten) doen verschrijven in die naaste gelegent-lieit, \'t sy in steden offte dorperen der gerichtzbancken, t\'naest gelegen, om dat procesz to visitieren, dem vocrraem an to hoeren, und folgents daerinne concludieren woe mopgelick, om opten naestvolgende gerichtsdach daerinne to sententieren, allet op costen van der verliesender parthien, offte nae befijndonge der saecken, twelck sail staen tot erkentenisz des gerichts. («)
6/
|
verterungh , und de drost und richter, so die daermede present weren, dub-belt dachgeldt, dan so het gericht d\'extraordinaris bykumpst ordoniert, sal elcke persoon daechs hebben twe gulden, und d\'officier wie voersz. dubbelt, off de anlegger sal het gericht verplegen tot synen keur. (I) 164. Een ordelwyser, nadem het procesz by dem gericht verlesen isz , sal voereerst daerup synen voer-raem und guitduncken seggen, met de reden die hem daertho bewegen. Und byaldien sulx by den gericht, int gemein offte na de meeste stem-men , mede guit gefonden worden, sal de landtschiever daervan eine sententie concipijren. Dan so d\'ordelwyser de saeck so swaer bevonde, dat hy noedich achten daertho consultatie te gebruicken, alsdan sal hy sich moegen beleeren mit rechtzgeleer-den offte waelerfarene personen, binnenlants, tho weten, alleen in het quartyr van Aernhem woenach-tich, offte so de belerungh vorders und widers geschiehen müste, alsdan und ehr niet, mit utheimsche rechtz-geleerden und so sal d\'anlegger (2) |
118. Item dat die ordellwijser nadem idt procesz bij dem gerichte gelesen is, gehalden sail sijn, sijnen voerraem und goedtbeduncken, dem gerichte voereerst to melden, mid so die voerraem bij dem gemenen gerichte gelaudiert wurde, sail dieselvige angenornen , und in een forme van sententie begrepen, und volgents vuijlgesproecken werden. Soe oeck op ten voergeslaegcn voerraem des ordelhvijsers disputatie viele, und sich dat gerichte deszhalven niet konde verdraegen, offte sich beswaerden to wijsen. In sulcken fall und niet eer sail die ordellwijser sich moegen beleren mit andere rechtsgeleerden offte wellerfaren persoenen, binnenland ts , to weten alleen in dat quartier van Arnhem wohnafftich, offte so die beleronge vorders und wijders gescheen solde, sulcx sail staen tot erkentenisse |
(1) Voor dit geheele art. is in 1604, art. 4 in de plaats gekomen zooals \'t door de comm. voorgesteld was.
Op voorstel der comm. en van de quart, verg. van Maart 1604 is hier art. 6 bijgevoegd.
(2) De voorafgaande woorden van af «Offte so de belerunghquot; zijn in 1604 op voorstel van de comm. aldus veranderd: »Soo sal dan noch een ordelwijser buyten landts oock consultatie mogen nemen, indien het hem na gelegenheyt der saecken, noodigh dunckt, des sal den aenlegger schuldigh zijn.quot; De redactie van 1594 was minder duidelijk, er werd ten minste niet uitdrukkelijk gezegd, dat \'t van \'t goeddunken van den ordelwijzer afhing om buitenslands advies te halen; zoo werd 0. a. in de quartiersvergadering van Maart 1603 een klacht ingediend tegen burgemr. Wijnbergen, wijl hij als ordelwijzer met buitenlandsche rechtsgeleerden had geconsulteerd, terwijl hij volgens den verweerder alleen binnenlandsch advies had mogen nemen. t Quartier besliste hierin, dat de ordelwijser »so wel sal hebben toe nemen inheimsche consultatie als hij gedaen heefft buytenlants, und die beyden den gericht te vertoenen umb daervan toe volgen wat hun gevellich sal sijn.quot;
De aanleiding tot de bepaling van dit art. was vrees voor inmenging van vreemd (vooral
68
|
den ordelwyser middel doen hebben, tot de costen des reisens und belerens. Maer ingefal de ordelwieser sulcke kosten wolde verschieten, so sal hem der aanlegger dieselve up syn affirmatie restituiren, ehr het ordel uth-gelesen wordt. 165. Und, daermede parthyen deste spoediger recht und justicie vercrygen moegen, sail een ordelwieser van nu vortaen niet meer als een varst moigen nemen, ten were dat het gericht erkende noch ennige vordere varst van noeden tho syn. VAN COMPROMISSEN. |
166. Wanneer parthyen hare saeck gecompromidtiert hebben, so sullen sy binnen thyde in den compromis bestembt, oehr bedingh und bewysz inbrenghen, off, so sy des in gebreck blieven, sullen de compromissarien macht hebben , den onwilligen offte versuimenden, daertho sekeren tyt te prescribiren und sullen die vol-des gerichts, allet nae landtrecht van Veluwen die beleronge to gescheen , und sail die belehrer schuldich sijn, bij synen ede to verclaeren, woevoele hem die beleronge an teronge offte zondst geeost hefft, d\'welcke oneosten die parthien den ordellwijser verrichten sullen eehr die sententie vuijtgesproecken sail worden. 119. Item sail die ordellwijser niet mehr als drie varsten moegen nemen (5), offte so hij meer varsten wolde begeren to nemen, sail hij eerstelick bij synen ede behalden sulcx niet wijsz to sijn. VAN COMPKOMISSEN. 131. Item zullen die compromittie-rende parthien ter gebuirlicker tijt oer bedingh und bewijsz inbrengen, offte so daerinne gebreck weer, sullen die compromissarien macht hebben den onwilligen parthien sekere tijt antostemmen om oer bewijsz in to brengen, und so sij dem niet nae en volchden, sullen die compromissarien opt gene sij ontfangen hebben |
zeker ook van Rom.) recht, zooals \'t Zutf. Landr. Tit. 7 duidelijker te kennen geeft. Terwijl echter in de vorige quartieren \'t vrij gelaten werd of men advies wilde nemen, was dit in \'t Zutf. altijd verplichtend gesteld. Vgl. de Vries. t. a. pl. p. 53. Pronck Opmerck. voorrede. Tevens moest in \'t Zutf. quartier geheel volgens \'t advies gevonnisd worden terwijl men in Veluwe geheel vrij was zich daaraan te houden of niet te houden. Vgl. Goris comm. Schrass. comm. en Vel. Pract. p. 242. In \'t Roermondsche landr. Dl. V. Tit. 16 § 3 is consultatie van rechtsgeleerden verboden; ingeval de lage banken »der saecke niet wijs en sijnquot; moeten zij ter hoffaert gaan.
(/;) Kanselier en raden adviseeren: «datter gheen oorsaecken groot off wichtich genouch tzyn behoren om meer dan drye versten te nemen. Diewyle doch die oordeelwyser nyet anders tho doen en heeft dan alleenlyck syn voorramen te geven.\' In den landbrief van Olde-broek wordt een tijd van drie veertien nachten toegestaan om zich te beraden. Volgens den landbrief van 1532 mag de ordelwijser «versten nemen nae noetturff der saicken und ken-tenisse des gerichtz und vorder nyet.quot; In de quartiers vergad. van 20 Sept. 1547 werd voorgesteld en door den landbrief van 1548 bevestigd: «onder ordels bedingt wesende zal die or-deelswyser van stonden an wysen so verre hy des wys is oiït daer naer elck gerechte byzyn eedt behalden ent hy des nyet wys en is ende sal dan mogen genieten drie varsten ende nyet mheer.quot;
69
|
gendts , so ennige parthye dacren-boven syn schyn und bescheidt tho goeder tydt niet in en brochtc;, de compromissarien moigen wysen und erkennen upt gene sy untfangen hebben. 167. Als de compromissarien bereidt syn een uthspraecke te doen, sullen sy voereerst beide parthyen up einen sekeren dach verschrieven off verwidtigen , umb d\'utspraeck aen tho hoeren, mit de clausel : sy quamen off quamen niet, dat d\'uthspraeck niet desto weiniger oehren vortganck gewinnen sol. 168. Alle uthspraecken van compromissarien gedaen , ut cracht van gerichtlicke off ungerichtlicke compromissen, sy syn verpeent ofE niet (1), sullen van gelycker weerden gehol-den warden als sententien diffinitive, die by den gerichte uthgesproken, und in haer krafft gegaen zyn, sender daervan ennige appellatie offte reductie te moegen geschiehen. Dan d\'officier sal up versuick van parthyen schuldich wesen dieselve uth-spraeck ter plaetzen daert geboert unweigerlick te executiren. (2) moegen wijseu und erkennen, wclcke wij-songh- offte erkenteuisz dan oeek gelijcke crafft hebben sail als vurgesath und als die compromissarien bereidt syn die saeeken voer die handt to nehmen, und een vuijt-spraeek daerinne to doen, sullen sy voereerst geholden sijii, beijde parthien op enen sekeren dach to verschrijven, om die vuijtspraecke to hoeren, mit die clausule : sy quemen offte quemen niet dat die vuijtspraeck niet desz to weijniger synen voertganck gewinnen solde. |
130. Item dat alle vuijtspraecken van compromissarien, vuyt crafft van gerichte-licke offte ongerichtelicke compromisz, daerinne een peen offte geen peen gestalt is vuijtgesproecken, van gelijcker weerden gehalden sullen worden, als sententie diffinitiff, die bij gerichten vuijtgesproecken, und in rem judicatam offte in syne volncoemene werekonge ergange sij, son-der enige appellation daertegens to moegen genieten, uud dat die officier dieselve vuijtspraeek schuldich sail wesen to exe-cutieren, und sullen die compromissarien naedien hun luiden beider parthien schijn und bescheidt avergelevert gehalden sijn, binnen een halff jahr offte eehr nae ge-legentheit vuytospreecken , op een peen van 40 pondt, halff tot behoiff des Heren und halff tot behoiff des gerichts. |
(1) »verpeent off nietquot; d. w. z. met of zonder strafbepaling, welk onderscheid in \'t Rom. recht gemaakt werd, zie Schrass. Comment.
(2) Op voorstel der Comm. is in 1604 hierbij gevoegd: »met aenherung aent gereede, und met de leste Ruymung und inherung aen den erfgrondt.quot; Deze parate executie is uitzondering op \'t gemeene recht: in geen der overige qnartieren spreekt\'t landrecht er van als middel tot uitvoering van vonnissen door arbiters gewesen, zoodat voor deze ook gewone executie daar regel was.
Evenwel was ook in Veluwe de gewone executie niet uitgesloten wanneer de winnende partij van dezen meer omslagtigen weg wenschte gebruik te maken, vgl. Goris Comm. Schrass. Comm.
70
ORDINANTIE UND MANIERE VAN PROCEDIREN IN SAECKEN VAN CLA-RINGE AEN ENGELLANDERHOLDT OVER WEDERSPRAECKEN ORDELEN (l).
169. Also unse gnedige Heer wil richten und claren in Veluwen,
(1) Zie landbr. 1532 art. 21. In \'t Ontwerp van 1565 staat dit hoofdstuk niet; doch in 1563 werd een afzonderlijk concept »van de claringequot; opgesteld en in 1564 der Hertogin aangeboden. Geld. Placaetb. I. 298.
In 1604 gaan aan art. 169 vooraf de volgende artt. zooals zij door de commissie waren voorgesteld:
1. Gevisitiert diversche extracten ut d\' olde vnd nye claerboecken vnd andere signaten van Veluwen van saken, daerover in voortyden d\'appellatien aen Engellanderholt toegelaten syn of niet, is geordonniert und ghestatuiert, dat van nu voortaen parthyen doorgaents aen Engellanderholt sullen moghen appellieren, die sich beswaert vinden van sententien, utgespraken over processen, tusschen in und utleydung, aengevangen, vnd sulcx niet anders, daninsaecken bedragende die weerde van hondert daler, tot dartich stuyver vnd daerover, maer niet daer onder, welverstaende, dat in sulcken cas die gheappellierde, sittende vnd blyvenden in possessie vant goet, sal gheholden syn, ghenoechsame cautie te stellen, voor die vruchten die hy mid-delerwyl van het goet trecken und ghenieten sal, als oock, da: tselve goet by hem off den synen, in substantie, niet en sal worden ghedeterioreert off verergert, mede voor die costen van den proces, daerentegens d\' appellant oock burch sal stellen, pro litis expensh, sowel ongerichtelick als gerichtelick tot erkentenisse des gerichts.
2. Ten tweeden, datter oock sal mogen gheappelliert vnd d\' appellatie toegelaten worden, van sententien, geweesen in saecken tusschen peindungh und pandtkerungh aengheheven, mits dat d\' appellant sal schuldich syn binnen die tyt van ses weken, na pronunciatie van die sententie te namptizieren, of te betalen, welcke betaelde penningen die geappellierde sal mogen lichten onder cautie van restitutie, indien d\' appellant by die clarungh sal moghen kommen toe triumpheren, und dit van gelycken te verstaen in saecken bedraghende hondert daler und daerover, maer dat onder die hondert daler tusschen peindungh und pandtkerungh gene appellatie sal behooren toeghelaten te worden.
3. Ten darden, dat in saecken met badungh begonnen, d\' appellatie sal toegelaten syn, welverstaende dat d\' appellant sal geholden syn tot namptissement ofte erleggung van t\' ge-wiesde, tegens cautie in maten woe voorsz, mits dat die saeck oock hondert ofte over die hondert daler aendrage, und niet min.
4. Ten vierden, van saken aen t\' ghericht gekommen, tusschen besaet und ontsaet, sal oock mogen worden geappelliert in conformite van die badonge.
5. Maer van sententien, gegaen in kraft van contumacie en sal men niet mogen appellieren, maer sullen sodanige sententien hare werckungh ghewinnen, vnd gheexecutiert worden, na behoer.
6. Gelyck oock gene appellatie toegelaten sal syn van ordelen, gegaen op processen aen t\' landtghericht ghekommen, tusschen clacht verburgungh vnd contraverburgungh.
7. Noch oock tusschen biedungh und utdoenungh van raymingen.
8. Noch van sententien in saken van erffhuysrecht.
9. Noch oock van tghewiesde over bloot besidt off ghebruyck van goet.
10. Gelyck men dan oock verstaet, dat men niet en mach appellieren, dan aen eener syden by parthye den eedt ghedeferiert und daerop recht gedaen is.
11. Noch oock van andere saecken, die gene utstel mogen lyden, tot erkentenisse des gerichts.
71
twelck ten allen drie jaer eens (2) behoert tho geschiehen, so sal s. G. bevel doen, den drost van Veluwen und richter van Aernhem und van Veluwenzoom, sulx drie 14 dagen te voeren, tho weten up drie Son-nendagen, elk 14 daegen van mal-canderen verscheiden, in alle kerspellen oehres amptes te laten ver-kundigen, updat niemandt, die ter clarongh tho doen hedde, ennige un-schult syner unwetenheidt en hebbe voer te wenden, dan dat een jeder syne saeck und oirsaeck syner be-swaernissen, tho goeder tijt, te boeck brenge. Ende dat sal den voersz drost insgelijcken bevolen warden te doen publicieren, by den richteren van de 4 kleine kerspelen, die oehr selffs gericht vuiren, als by namen , Hoevelaecken , Scherpeseel, Nybroeck und Oldebroeck, die oehre saecken dan mede in dieselve banck ter claring brengen sullen.
170. Item sal unse g. Heer alle ridderschap, die geerfft syn in Veluwen und Veluwenzoom , tsy dat sy ten pladten lande offte in de steden wonen, doen verschrijven in persoon,
13. Tegens clarung aen Engellanderholt geweesen, sal gheneihandt oppositie toegelaten syn, maer dieselve clarungen sullen onweygheilick by den officier, dien het toestaet, gheexe-cutiert worden.
13. Die willen appellieren ter clarung, sullen dat doen binnen thien dagen na date der utgesprokener sententie, tzy dat sulcx tevorens bedongen is off niet, und sullen alsdan d\'ap-pellatie verburgen na beboer.
14. Und sal d\'appellant syne gravamina off beswaernissen, waerom hy meynt tot d\' ap-pellatie befuycht te syn, by die verburgungh, dubbelt in geschrift leveren, in handen van den lantschryver, om daervan het duplicaet gegeven te werden aen parthye advers, te weten, aen den appellaet, die daerop, binnen die tyt van een maent, sal dienen van straff vnd con-trabericht, allet bloot, und sonder eenige nye bewysstucken welcke gravamina und straff of contrabericht, by den proces gevoecht und ten tyde van de clarungh neffens tselve proces, voorgebracht und verlesen sullen worden.
(2) seensquot; in 1604 op voorstel der comm. vervangen door: »ofte eer, op gesinnen van panhijen und na eysch van saken.quot;
veerthien daegen thovoeren, umb te kommen up den bestembten dach und helpen s. G. richten und claren; tot wekken einde de drost und richter voersz. wie oick de magistraten der steden, s. G. by geschrifift overleveren sullen, de namen van alle ridder und knechten, in oehren ampten und steden respective ge-erfft und woonachtich.
171. Sal insgelyken s. G. aen de hoefft und kleine steden van Veluwen schrieven, ten minsten oick veertien daegen tevoeren / updat de hoefftstadt twee und elcke der kleine steden, einen van oehre raetzfrunden ter voersz. clarung schicken moegen.
172. Daerbeneffens sal unse gne-dige Heer doen verschrieven einen heer van Voorst, nu van Keppel, gelyek ridder und knechten van Veluwen und anders geen, die niet up landt und quartiersdagen in Veluwen verschreven werden.
173. Item sullen neffens syne G. ten beyden syden sidten, cantzlar und raeden, daer s. G. raetz mede sal plegen, also doch dat dieselve s. G. und cantzlar und raeden, niet meer als een stemb sullen hebben, und beneden s. G. sal sidten de drost van Veluwen, und voorts neffens de drost van Veluwen, die voersz. heer van Voorst, nu van Keppel, volgendts de ridderschap, und daernha de gedeputierden der hoefft und kleine steden.
174. Und sullen alsdan na older gewoenten, sowel s. G. als diegene die by dieselve ter clarungh sidten
73
sullen, beloven und sweren, recht und rechtveerdige clarungh te doen na (3) oehre conscientie.
175. Vorts s. G. in manieren als boven verhaelt ter claringe geseten synde , sal d\'overste pander verkun-digen, dat s. G. daer geseten is ter clarunge, und dat daerumb een jeder syn recht waerneme.
176. Item sal alsdan hetgerichtz-boeck geapent, und na aenhoeringh offte verlesungh van der appellanten gravamina offte beswaernissen, hinc inde by monde voergedraegen, offte tho boeck doen stellen, de processen up de ryhe gelesen worden und alsdan sulx geschiet, und een der-selver gelesen is, sal daerup s. G. offte diegene dien sulx by s. G, bevolen wordt, umbvragen (4). Waelverstaende, dat alle diegene, die het ordel, daerover geclaert sal worden, hebben helpen wysen, upstaen und geen stemme hebben sullen. Doch sy sullen wel moegen tho kennen geven, de reden van oere wiesingh und sal alsdan na de meeste stemmen, by s. G. ge-concludiert und volgents in der saken geclaert warden na behoeren, und so vorts d\'een na d\'ander.
177. Item als des drosten gericht, sowel van de ampten van Veluwen , als van de voersz. vier kleine kerspelen , uthgeclaert sal syn, sal de drost van syne plats upstaen, und
(3) In 1604 luiden de volgende woorden van dit art.: »voorbrachte schyn und bescheyt in goeder conscientie.quot;
(4) In 1604 luidt \'t voorgaande van dit art.; -«Alsdan zal het gerichtsboeck geapent und die processen op de rijhe gelesen worden und als sulcx gheschiet und een derselver gelesen is met des appellanten gravamina, und die straff off coutrabericht by den appellant daertegens ingebracht, sal S. G. ofte dieghene die sulcx by syn G bevolen wort, daarop omvragen.quot;
74
de richter van Aernhem und Velu-wenzoom weder in syne stede gaen sidten, und sullen alsdan geclaert worden die saecken van de gerich-ten van Veluwenzoom, invuigenals boven gesacht is.
178. Item als unse genedige Heer udter bancken wil upstaen, sal syne G. altyt einen stadtholder aen s. G.
plats stellen (5). Und sal unse ge-nedigen Heer de kosten doen voer ridder und knechten, die ter clarongh verschreven warden, voer sovoel des Heren profyt strecken mach in de breucken. Den rest sal aen de par-thyen gevonden warden.
179. Die willen appelliren ter clarongh, sullen dat doen binnen tien daegen na dato der uthgespra-kener sententie, tsy dat sulx tho voeren bedongen is off niet. (6) ■
180. Und wanneer dadter geap-pelliert isz van ennige sententie,
over een saeck die sich onder hondert daler van 30 stuver tstuck bedraegt,
so sal gelykewael deselve sententie geexecutiert warden onder cautie ,
unvermindert den appellanten haer recht van de appellatie tho ver-folgen.
181. So jemand appelliert hed,
umb in besidt tho bliven, und nha verloip van een jaer und sesz weken ,
up de appel vertege, umb de broe-
(5) In 1604 is \'t volgende van dit art. en tevens art. 180 vervangen door: «. 35. »Tot vervallung van d\'oncosten over die clarungh gherequireert, sullen alle appellanten, bij over-leverung van oere gravamina, in saecken onder die duysent gulden weerdich, inlegghen vyf-tich gulden, und van processen beloopende over die duysent gulden, sullen sy vyftich daler toe erleggen scliuldich syn.
a. 36. Die reste van d\'oncosten sal voor apenung ofte utspraeck van claringen aen partliyen tot kennisse van den hoogen gerichte, gevonden worden, doch also dat den winners aen de verliesers behoorlicke restitutie van haer verschot sal worden geadiudiceert.quot;
(6) Zie art. IS van 1604.
75
eke t\'ontgaen, die sal sowael in de breucke van 40 goldtguldcn vervallen syn, alsoff hy de clarungh affge-wacht, und quellick geappelliert tho hebben bevonden were.
|
VAN VERKOPUNGH UND TRANSPORT. 182. Niemandt sal off mach sy-nes erffguits weerlosz warden, noch ennige rendtverschrievongh daeruth doen, dan voer den offcier, daer-onder tselve guit offte underpandt gelegen isz, gerichtlicken off onder syn , und mede, so hy gehielickt weer, under syns wyffs segel (1), |
VAN SIGILLATIE. 177. Item sail nijmandt nae luijdt des landbrieffs synes guets weerloesz vvoi-deh, het en sij bij dem officier daeronder die gueder gelegen gerichtelick, offte ander-syus, und syns wijffs segell, offte ijemaudt van oerentwegen, die man und wijff daer toe gebeden hebben, indem hij een wijff hefft, mit todoen tweer tuchtweerdiger |
(1) Zie landbr. X532. art. 15. In Veluwe mochten dus zelfs Graven en Bannerheeren niet onder eigen zegel onroerend goed overdragen, \'t welk \'t Zutfensche Landr. Tit. XVIII a. 6. hun wel toestond. Ook vroeger lieten graven de overdracht gerichtelijk geschieden (Nijh. Gedenkw. IV ir\'. 189. G. v. Hass. Diss. p. 52.) De Bannerheeren meenden \'tzelfde recht, dat \'t Zutfensche landrecht hun gaf, ook te hebben ten opzichte hunner goederen in Veluwe gelegen. Pronck Opmerk, p. 79 sq.
De voorname reden waarom de overdracht niet alleen voor den officier, zooals in \'tZutf. Landr. T. XVIII a. 6., maar ook voor geerfden kon geschieden, schijnt geweest te zijn de omstandigheid dat de drost en de richter wegens de onveiligheid in de Veluwe, zich steeds in de steden ophielden en in de verschillende ampten geen gevolmachtigden stelden. Door nu de overdracht voor geërfden te doen , kon men moeite en kosten van een reis naar de plaats, waar de drost of richter zich bevond besparen. Daar evenwel de kosten van overdracht voor geërfden »door verteringen in de herbergen ende andersquot; ook met gering waren, wenschte men later, dat de drost en de richter aan de schouten volmachten zouden geven tot \'tdoen van overdrachten, en dat deze dan niet meer voor geërfden zouden mogen geschieden. (Zie Bijl. K.) Dat onder «officierquot; alleen de drost of richter en niet de scholt verstaan werd, blijkt uit voorgen. Bijl. en tevens uit \'t verdrag van den Hertog niet \'t quartier Zutfen van 1532. «Item dat geen rigters onder den drosten of scholten geseten van nu voortaen eenige opdragten of versegelingen ontfangen daeraver staen of tuijgen moogen, dan alleen de principael droste of scholte onses gen. 1. Heeien gesvvooren ouder welke ampt die guederen gelegen zijn.quot; vgl. Schrass. Vel. Pract. p. 3.
Uitzondering op deze wijze van overdracht werd gemaakt bij: le Leen en heerlijke goederen, die voor den leenheer overgedragen werden.
2quot;. Heeren, abts en vrouwengoederen, die ten overstaan van geërfden met toestemming van den leenheer, overgedragen werden. Schrass. Cod. p. 220.
3e. Moedsoenbrieven en huwlijksvoorwaarden, die gelijke kracht hadden als gerichtelijke opdrachten. Tit. II a. 3 en Tit. 27 a. I.
Zie de oude wijze waarop aan de vrouw een vertegenwoordiger gegeven werd. Schrass. Comm. p. 361.
76
|
offte jemandts anders van oehrent-wegen (2), die man und wyff daertho gebeden hebben, mit thodoen van twe tuichweerdige gerichtzluiden , int quartier van Veluwen geerfft und geguidet, die beide lesen und schrie-ven kunnen. Diewelcke van nu vortaen de breven, daerover sy ge-staen, so sy als de breven gemaeckt syn noch int leven weren, mede besegelen und underteikenen sullen. Blivende nietthomin in weerden, alle und jedere brieven, voer de publicatie van dese nye ordinantie, sonder underteikenungh der gerichtzluiden gepassiert und uthgegeven. |
183. Und alhowael de versege-lungen, bij schepen van Harderwyck gedaen over guider in Veluwen gelegen tegen landtrecht und doer miszverstandt geschiet syn ; nochtans dewiel die van de magistraet dersel-ver stadt sich, mit het lanckwielich gebruick van sulx, untschuldigen und datter veel parthyen by geinte-ressiert syn, is by ridderschap und steden geresolviert, dat sodanige versegelungen , voer date deses gepassiert van weerden syn und blie-gerichtsluiden die nu voertan mede daeran segelen sullen. Tweten alsuleke geriehts-luiden die gequalifieeert syn om die ban-eken op Veluwen offte Veluwenzoem to moegen helpen becleden, und in andereu saecken als an maegescheiden , hijlicx vur-werden und soust to segelen, sullen die segelers ten minsten dienstluiden syn die lesen und schrijven konnen, diewelcke dan volge/its oeck geholden sullen sijn, neffens oer segelen oer handen daerbij to setten. (a) |
(2) »off yemandt anders.quot; Ook edelen en somtijds zelfs de drost van Veluwe behielp zich met eens anders zegel, wijl de zegels vroeger zeer schaars waren.
Wijl \'t gebruik van zegels voor onkundige lieden licht aanleiding tot bedrog kon geven wegens onbekendheid met den inhoud der stukken, waaronder zij hun zegel plaatsten, werd in de quart, verg. van Sept. 1547 voorgesteld: »Soe oock huyszluyden sijnnen die zegelen gebruyken die niet lezen off schrieven konnen ind gebruicken oir siegelen in erffkoep ind anders dat voertain dieselve oer siegelen niet en sullen moegen gebruycken, sij en konden dan lesen ind schrieven.quot; In den landbrief van 1548 is deze bepaling echter niet opgenomen; doch wel in \'t concept en daarbij tot nog meerderen waarborg tegen misleiding de onderteekening voorgeschreven. G. v. Hass. De pot. leg. p. 62.
(a) Bij dit art. merken kanselier en raden op dat: «die clansule daer inne begrepen beghinnende aldus: tho weten alsulck etc. tot und in andere saecken etc. alleenlyck tot vordel derghoener, die dese nye reformation geconcipieert ende tot achterdeel cost ende bezweemisse van allen anderen vuytheymschen ende oock inheymschen geërfden gestelt is worden.quot;
77
|
ven sullen, midts dat sulx van nu vortaen niet meer en geschiehe. (3) 184. Hyr wordt verstaen dat diegene, die in de steden off in der steden vryheiden geerfft syn, niet en moegen genoembt off gehalden warden voer geerffden van Veluwen, tensye dieselve oick ten pladten lande geerfft und geguidet syn, conform den olden gebruick. 185. Diegenigen die brieven hebben, off namaels krygen moegen, gepassiert voer geerffden, moegen die, so sy willen, doen registriren offte prothocolliren, by den landtschriever van Veluwen, updat, so hun dieselve brieven muchten affhendich worden, sy alsdan oehren thoganck moegen hebben tot het prothocol. 186. Wie ennich guit verkoept, off rendt daeruth verschriefft, die sal gehalden syn alle lasten und voer-kommer, daerup staende\', by de ver-tychnisse tho melden , und sulx in de breven mede tho laten uthdrucken, sonder daervan idtwes tho verswie-gen, by vyfftich pondt, off soveel meer als het gericht, nha gelegenheidt der saecken, erkennen mach. (4), 187. Alle transporten, offte up-drachten van erffkoep, geschiet off gedaen in brieven, die gepassiert und gegeven syn als recht isz, daerin gene bestendige loese gestelt weer, sullen van volcotnmener weerden gehalden und erkandt worden, niettegen-staende dat eine sekere somme van |
174. Item dat alle erffcoepbriefï die gegaen und gegeven sijn als recht is, daerinne geen bestendige loesse ingestalt were, van volncoemener weerden erkandt und gehalden sullen werden niettegen-staende, dat een summa van pennougen daerinne benoempt stonde. |
(3) In 1604 is dit geheele art. veranderd en vervangen door art. a zooals \'t door de comm. was voorgesteld.
(4) In 1604 is hierbij gevoegd zooals \'tdoor de comm. was voorgesteld: »Te verstaen, niet alleen van brieven und verschrijvingen voor den officier, maer oock voor geërfden gepassiert.quot;
78
penningen , daervoer den erffkoep geschiet ware, daerin benoembt stunde. (5)
|
VAN BETALUNGH VAN RENTEN UND VAN DE LOESE DERSELVER. 188., Alle renten moegen mit ge-woentlicke betalungh voldaen warden (1) volgendede gemeine evaluatie und permissie. 189. Und niemand isz gehalden ennige renten tho betalen, daeraff over een dardendeel van hondert jaren gene betalungh gedaen, off daer men middelertyt niet gericht-lick offte by kennisse van twee ge-looffweerdige luiden (2), voer aen-gespraken off gevordert were. 190. Als ennige renten off erff-pachten gequeten worden off geloest, daer einer syn tucht aen hedde, so mach de proprietaris van de voersz. renten off erffpachten , de loeszpen-ningen na hem trecken und untfan-gen, midts bekennende de tuchtenar soveel lyffrenten und die uth goede sufficiente underpanden versekerende. |
VAN UENTHEN UND PACHTEN ÜND LOESSINGE ODER QUIJTONGE DERSELVER. 164. In betalonge van renthen offte pachten sail een ij der volstaen mit ge-woentlicke betalonge. 165. Item men is niet schuldicli to betalen enige renthen, daeraff men over een derden deel van hondert jahren geen betalonge gedaen hefft. 166. Item als eenige renthen offte erffpachten gequeten worden offte geloest, daer een ander sijn toeht an hefft, so mach die eijgener offte proprietaris van die vurs renthen offte erffpachten die pen-nongen van der loesinge nae hem trecken, und ontfangen , mitz bekennende dem tuchtenaer so voele lijffrenthen und die versekerende op guede und sufficmnte onderpanden. |
(5) \'t Noemen van eene som in de acte gaf dus geen recht op wederinkoop; deze moest uitdrukkelijk bedongen en ter protocolle ingeschreven zijn. Schrass. Comm.
(1) In 1604 zijn de volgende woorden van dit art. op voorstel der quart, vergad. van Maart 1604 aldus veranderd: «vermoeghe der landtschap ordonnantie, in forme van placcaet by den hove utgegeven, und doen publiceren.quot;
No de provisionele ordonn. van 1591 (Geld. Placaetb. IF. 31.) is dit placaet den I9J™ Maart 1597 door \'t Zutf. en Vel. quartier vastgesteld, later ook door \'t Nymeegsche aangenomen en 17 Nov. 1602 door stadh. en raden met enkele veranderingen afgekondigd. Geld. Pacaetb. II. 85.
(2) De volgende woorden van dit art. zijn in 1604 veranderd op voorstel der quart, verg. van Maart 1604: »of vermoege ander geloofweeidich bewijs, voor aengespraken oft gevoor-dert were, die renten zijn dan van geestelicke ofte wereltlicke goederen, ten ware dat in sakea van geestelicke goederen die brietf und segelen, legerboecken, rekeningen, of ander schijn und besclieyt, geduerende d\'oorlogen verbracht und naderhande te voorschijn gekomen waren.quot;
79
|
191 • Off wael ennige gronden van erfftalige guider, daeruth renten verschreven und verunderpandt syn, gespleten off verdeilt worden; so en is nochtans een rentier niet schul-dich syn rendt tho splyten, dan so hy den grondt voer ennige unbetael-de jaeren upwinnen wol, sal hij de weet daervan laten doen (3), aen alle personen die aen den goede ge-erfift syn. 192. Niemandt sal hoger off swarer interesse van rendt geven off betalen, dan de penningh zestien, off van zestien penningen een des jaers, und so daerenboven genomen worden, dat sal men voer woecker achten, und daerover geen recht spreecken. (4). 193. Und wie loeszbare rogrent belecht hefft und noch beleggen mach, sal daer oick niet meer van hebben dan van sestien penningen einen jaer-licx, offte rogge nha merckganck, tot soveel gelts tho. Dan unloeszbaer erffrog und andere kornrente, sal, vermoege de brieff und segel, mit rog und korn betaelt warden. (5) |
167. Item hovvell eenige gronden van erfftalige guideren, op welcke renihen verschreven und gehijpoteceert sijn gespleten offte gedeilt worden. So is nochtans die renthier niet schuldich sijn renthe to splyten, meer moet die jahrrenthe gohe-lick betaelt werden, van enen, twee offte meer die erffgenamen tot des renteniers koer und believen. Edoch so die rentenier den grondt verwinne wolde, voer die jahrrenthe, dat idt daerinne mit die weten gehalden sail worden als vurss. 168. Item dat neijmandt hoeger offte swarer interesse van renthen geven olfte betalen sail dan van hondert gulden sesz jaerlicx offte so boven ses gulden van thondert genhoemen wordde dat sulcks vur woecker geacht sail werden. Und dat men daer gheen recht over spreken sail. 169. Item wie van nhu voirtaen rogge renthe beleggen wurde, sullen oick ter jaerliexer renthen hebben van hondert gulden ses jaerlicx offte rogghe nae merekt-gange tot ses gulden toe und dat to verst,aen van roggcrenthe daerop evn losse staat. |
(3) De volgende woorden van dit art. werden in 1604 veranderd op voorstel van de quart, vergad. van Maart 1604: »aen een van de naest ghesetene proprietarissen tot zijnen keur, den eygenaer gereserviert zyne gwarande aen syne mede gedeylongen.quot;
De comm. had hierbij aangemerkt: Also het den renthefferen seer beswaerlick und koste-lick valt, aen alle gedaelingen van gedeilde onderpanden die wete tho laten doen, syn hier van gerekeriert aen den quartier, und syn mede in deliberatie gelacht, wanneer enich onderparit op jaerlicke renten geconstituiert syn, bij maechgescheit off anders gedeilt wordt, offriert den rentheffeien van sulcke erffdeilungh intimatie behoert tho geschiehen, opdat se weten moegen, waeraen \'t elckens hare renten to versucken.
(4) In 1501 kwam de hertog met de landschap overeen: »soe as dan deyls van onsen renthen und domeynen hoger verpaut stain dain van den hondert gulden ses des jaers, sulx sal moderiert.quot; Geld. Placaetb. I. App. 198. Ook in \'t verdrag tusschen den Hertog en \'t quartier Veluwe zan 1532 is de rente vastgesteld op 6 Geld. Placaetb. I App. 217. Vgl. Nijh. Ged. IV No. 430 en VI 2. No. 453.
(5) Volgens \'t verdrag van den hertog met \'t Vel. Quart, werd rog-rente betaald met 6 0/o of «rogge na merckganck.quot; Vgl. Brief van Hertog Karei. Geld. Placaetb. I. App. 170.
80
194- UP rendt neempt, und
daertho underpandt stelt, die en sal tot gene loese moege gedrongen warden,
al waert schoon dat hy sulx in brieff und segel hed over gegeven, want men niet en verstaet, dat dranck-losen beboeren plats tbo bebben. (6)
195. Item, tegen bestendige loese die bewyslick isz, sal geen prescriptie van jaren gelden.
196. So in ennige brieven und segelen loesz gegunt, und die aen een sekere tyt van jaren, daeren-tusschen de geschiehen solde, gebonden weer , sal evenwael dieselve loesz, nba umbganck der bestembter jaren, oehren effect gewinnen, und geschiehen moegen. Also dat een jaer loesz, voer een ewige loesz ge-halden wordt. Uthgesondert hielix-furwarden und erffmaechgescheiden,
die na oehren inhalden stricktelicken beboeren achtervolgt tho warden.
Unvermindert oick sententien offte decreten ter contrarien van dien,
hierbevoerens utgespraecken, und in hare krafft gegaen.
197. Waer olde verschrievongen bevonden warden, van penningen ,
die in tijt der loesz niet gengbar offte quellick tho becommen weren, die sal men mit de weerde derselver,
achtervolgende de gemeine evaluatie offte permissie (7), vryen und aff-loesen moegen.
(6) Ook eene rentverschrijving was niet losbaar tenzij \'t uitdrukkelijk overeengekomen was; zij werd namel. op dezelfde wijze gevestigd als koop (Tit. 243.1) en deze was ook onherroepelijk tenzij dit bedongen was. a. 6. Vgl. Schrass. Comm.
(7) In 1604 zijn de woorden; «gemeine evaluatie offte permissiequot;, op voprstel van de Quar-tiers verg. in 1604 veranderd in: »vooraengetogen ordonnantie van de landtschap.quot;
{a) Bij dit art. merken kanselier en raden op dat: »aent eynde desselffs behoort geaddeeit to worden dese clausule: Alwaert oock schoon bij de brieven bevoorwaert dat die losse mit gheen ander geit geschien en sol moegen.quot;
170. Item dat tegens bestendige loesse die bewijsslick is, geen prescriptie gaeu noch plaatse hebben sail.
171. Item so in enigen segelen ende brieven loesse vergunt und die op een sekere tijt van jahren gelimiteert stonde, binnen diewelcke alsodaene loesse geschiedt solde sijn, dat die loesse nae expiratie der tijt und jahren evenwell oeren effect sortieren und erhalden sail. Also dat een jahr loesse voer een cewige loesse geholden und verstaen worde. Doch daerinne albereets voer dato van desen ordell und sententie vuytgesproecken is, daervan niet geappelliert is, dat sulex in volcoemeue weerden blyven und hierinne niet begrepen syn sail.
173. Item daer nu aide verschrijvon-gen bevonden worden van belachten pen-nongen, die in tijt der loessinge niet gangbaer offte niett well toe bekoemen weren, die sal men mit die weerde der-selffter vrijen ende affloessen moegen, achtervolgende die brab. faluation (a).
81
|
ig8. Pandtguideren und belachte loeszbare renten sullen voer gereet guit gehalden warden. 199. Niemandt sal ennige huiser affbreecken moegen , daeruth jaer-renten verschreven syn, dan mit consent der rentiers , tenwaer saeck) dat sulcx umb het underpandt tho verbeteren geschiede, up pene van gestrafft tho warden als die ver-wapenungh gedaen hedde. 200. Insgelycken sal niemandt van den gronde, die hy voer verlopen jaergelt off kommer liet liggen, en-nich holt moegen afïhouwen, by pene van de schade tho verrichten , und daerenboven noch tot erkentenisse des gerichtz gestrafft tho warden. VAN PACHT UND HURINGH. 201. Coop, die deuchdelick geschiet is, breeckt huyr off pachtingh, beheltelicken den pechter syne actie aen den verpechter, tsye van synen betaelden voerpacht offte randtsoen, und anders. (1) 202. Und soveern bevonden wur-de, dat in den coop (2) bedriechlick |
173. Item dat pandtguederen offte belachte penuongen voer gereed t guedt ge-holden sullen werden (6). 175. Item dat nijemandt eeiiige huy-seren sail affbreecken moegen, daarop toevoerens ander luijden jahrrenthen verschreven sijn dan mit consent derselffter, ten were dat sulcx om t\' onderpandt to verbeteren geschege, allet op die pene van gestrafft to worden als die verwaepe-ninge gedaen hadde. 176. Insgelijcken dat nijmandt enich holt van den grondt sail moegen aff-howen, diewelcke den grondt voer verloepen jaergelde liet liggen, und sovern men bevonde sulcx evenwell opsettelick geschiedt to sijn, sail die selvige gelijckewell gehalden wesen alsulcken schaden gantslich toe ontrichten und daerbeneffcns staen tot straflinge, na erkentenisz des gerichts. VAN HUEBIXGHE, 151. Item dat coep sovern die coep denchdelick und niet simulate geschiedt is, huijre offte pachten gebreecken sail. . . . 151.... Und sovern befonden worde, dat in den coep bedriechlick gehandelt were, dat |
(i) In art. 173 dunkt kanzelier en raden: »Dat beter waere, dat men daer stelde: off losrenten in plaats van: ofte belachte penninghen.quot;
(1) Ook volgens \'t Zutf. Tit. 18. a. 5. en Nijm. landr. Tit. 30. a. 12. wordt huur door koop niet gebroken, in \'t laatste onder de voorwaarde dat de huur niet langer dan voor 6 jaren is aangegaan. In 1604 is dit geheele art. veranderd zooals de comm. \'t voorstelde. De quart, verg. van Maart 1604 keurde deze verandering goed, doch verwierp \'t voorstel der comm.: ïoff onder desen art. niet mede sollen moegen begrepen worden, die pantschappen gepassiert voer den officier. Item alle andere specien van contracten und donation van erffguideren daer plenum dominium wordt getransferiert.quot;
(2) »ofte erfbuytschapquot; is in 1604 hier tusschen gevoegd.
6
83
|
gehandelt weer, sullen sulcke bedriegers, als de verwapenungh ge-daenhedden, gestrafft worden. Und de rechter sal in sulcken gevalle gelykewael by syne pachtungh blieven, und gehandthavet worden. 203. Niemandt sal, van nu vor-taen, huir off pacht bewiesen und verdedigen moegen, anders dan mit gloeffweerdige huyr off pachtcedulen, by parthyen off van oehrentwegen onderschreven offte bemerckt offte mit gerichtlicke kennisse. Niettho-min van weerden blivende und de geaccordierde tyt geduyrende , alle huyringen, die voer de publicatie van desen buidten cedulen overkom-men und gemaeckt syn. 204. Een landtheer und syn erfif-genamen syn schuldich den pechter alleen und niet desselven erffgena-men de pachtjaren uth tho halden, tenweer dat de huircedule mede up d\'erffgenamen des pechters spraecke. In welken gefalle d\'erffgenamen ge-halden sullen syn, goede burgen tho stellen, tot des grondtheren verse-kerungh. 205. Desgelyken, als ennige verpachte offte verhuirde erven off hui-ser mit recht utgewonnen werden, so hoert de pacht of huir up, und moet de pechter off huirlingh dat erff off huisz ruimen binnen een halff jaer na de uthwinningh (3) ; voer behalden doch den huisman syn bowrecht und voergewin, nha adve-nant der tyt und sunst anderen huir-lingen oehre actie wie voersz. |
(3) «binnen een halffjaer, na de uthwinnini in: »ter eerster gewoontlicker vervaertyt. na plaatsen daer tgoet gheleghen is.quot; alsuloke bedriegers gestrafft sullen worden, als die verwapeninge gedaen hadden tho weten als velsehers nae luydt des landt-brieffs und die pachter sail in sulcken ge-fall gelijekewall in syn pachtonge blijven und gehandthavet worden, inhalt syner pachtcedulen , vuijtgenoemcn die voerpaeht, voerwinnungh, offte randtzoen gegeven hebben, dat alsdan die grondtheer gehalden sail sijn tot synen keur dem pachter ent-weder die gehele voerpaeht to restitueren offte die pachtjaren vuyt to halden. 152. Item die erffgenamen des landt-heren sullen schuldich sijn dem pachtenar allene und niet syn erffgenamen die pacht-jahren vuytohalden. 153. Item van gelijcken als eenige verhuijrde erven offte huijseren vuijtge-wonnen werden, soe expireert die huijre, und moet die huijrlinck dat erve offte guedt ruijmen, binnen den halven jahr nae die vuytwinninge. Niet tegenstaende dat die huijringe gedaen is bij den eijgenar van den huijse offte erve. Voerbehalden doch den huijszman syn bowrecht und voergewin, nae advenant der jahren. hquot; is op voorstel der comm. in 1604 veranderd utwijsung der huyrcedullen off na gebruyek der |
|
206. Een tuchtenar mach geen guit off huiser, die hy in tuchten besidt, langer verpachten off ver-huiren, dan syn tucht en duirt, und de pechter off huirlingh moet dat guit off huis verlaten, ter naester vervaertyt van den jaer daer hy in is, ten thyde van het affsterven des tuchtenaers, soveern de eygenaer sulx begeert. 207. De pechter off huirlingh die ennich erff pacht off huirt van einen tuchtenaer, isz schuldich de pacht off huir tho doen kundigen aen den eigenaer, diewelke, binnen veertien daegen na date der voersz. kundungh, de pacht off huir selffs mach aenveer-den, midts stellende goede und ge-noechsame gerichtlicke burgen voer dieselve off huir , und daernae off teindens die veertien daegen sal hy daervan versteken syn. 208. Item die ennich deel hefft in een erff off huis, dat by synen mede-geerffden, sonder syn consent, verpacht off verhuirt weer, die mach altijt de naeste syn, umb de pacht off huir aen sich selffs tho behalden, voer sulcken prysz daervoer het een andert verhuirt off verpacht was, und sulx binnen de veertien daegen nha aenkundigungh und midts stellende burgen als voersz. 209. Een pechter offte huirlingh sal synen pacht offte huir int geheel off deel, buidten consent van den grondtheer, aen niemandt moi-gen overgeven, by peen van thien pondt, und by versteek van de pacht, tot believen des landtheren und hy hefft geen recht, nhadat syne pacht |
154. Item een tuchtenar en mach geen guedt offte liuyser, die hij in tuchten be-sith niet langer verhuijren dan syn tocht en duert und die huijrlinck offte pachter moet dat guedt offte huijser ruijmen ten naesten tyde van den jahre daer hij inne is, ten tijde van den affsterven van den tuchtenar, sovem die eijgenev t\' selve versoeokt und begeert. 155. Item die huerlinck die enich erff offte huysz huert van enen tuchtenar is schuldich die huyre to doen kondigen dem eijgener. Diewelcke binnen 14 daegen nae data van de voerseijde kundige, mach selffs die huijr anfeerden mits stellende guede ende suffiscante burgen voer die selve huijre und daernae niet. 156. Item die enich deell hefft in enich erff offte huysz, dat bij sijnen medeplegers offte medegedeijlongen verhuijrt werdt sonder synen voerweten offte consent, mach altijt die naeste sijn om die huyre to behalden aen sich selffs voer den selven prijsz, daervoer idt verhuyrt is, mitz stellende guede und safficiante burgen voer die voirss. huijre nae kundige binnen den tijden als haven. 158. Item als een huirlinck syn huyre int geheell offte deell enen anderen aver-geefft offte overlaet voer meerderen ge-lij eken offte minderen prijsz, so mach allo tijt die verhuerder daeraff die naeste sijn und nehmen syn guedt wederom nae hem voer den prijsz, om dat voerts to verhuijren offte behalden, gelijck hem dat beliefft. |
84
|
off huyrjaren umb gekommen syn, de pacht off huir tho beholden, voer den prysz die een ander daervoer sol geven willen, tenweer dat hem sulx (4) belaefft sye. 210. So wie ennige huiser verhuirt, isz schuldich die tho onderholden, in wanden, dack, doeren, vensteren und andere noedige reparatie, ten-waer dan in de huircedulen gecon-ditioniert, dat de huirlinck sulx doen sol. 211. Alle haeve und gerede guider, bevonden und voerhanden, in een gehuirt huisz offte up een erff, den huirling offte pechter thobehoeren-de (5), staen und syn verbonden vur dieselve huyr off pacht van denselven huyse off erff und moet de huyrlingh offte pechter de huyr betalen offte den verhuyrder thovreden stellen, aleer by de haeve und gerede guider uth den huyse off van de erve mach doen, und indien hy contrary dede, so beboeren alsulcke haeve und guider , ten versuick van den verhuirder offte verpechter, weder binnen den huise off upt erff gelevert tho worden, umb syn verschenen huyre daerahn tho verhalen. 212. Item alle diegene, diewelcke pachtingh aen ennich guit off landt vermeten tho hebben, und der-halven in recht betrocken worden, sullen gehalden syn ter eerster ver-bading, mit alle oehr schyn und bescheidt, waermede sy oehre pachtingh vermeinen tho bewysen, aen |
159. Item een huerlinck naedat die jahren offte termijnen van syn huijre vuijt syn, und geexpireert en helft geen recht ora die huyr te behouden voer den prijsz dat een ander daervoer geven will. 160. Item die enige huijseren verhuijrt is schuldich die to onderhalden van wanden und duck und andere noidsaecklicke reparatie und vast van vensteren ende dueren. 161. Item alle haefflicke guederen bevonden in een gehuirt huijsz offte erve dem huerlinck offte pachter toebehoerende, staen ende sijn verbonden voer die huijre van denselven huijse offte erve und moet die huirlinck die huyre betalen offte den willen van den verhuerden hebben, alleer hij die hoefflieke guederen vuijt dem huijse mach doen, und indien hij contrarie dede, so behoiren alsulcke beweech-licke guederen ten versoecke van den ver-huerder, weder binnen dem huijse gebracht t\' werden om syne verschenen huijr daeran to verhaelen. 163. Item, dat alle diegene, welcke enige paehtonge an seker guedt offte landt vermeten offte pretendieren to hebben und derhal ven mit recht angesproecken werden, dat dieselve gehalden sullen sijn ter eerster ladinge offte verbaedinge mit alle haer schijn und bescheidt, waermede sij oer paehtonge vermeynen to bewijsen, an dem gerichte |
(4) In 1604 is op voorstel der comm. hier tusschen gevoegd »by bestendige huyrcedul.
(5) »den huyrlingh ofte pechter toebehoerendequot;. Alleen in geval van Tit. 14 a. 23. kon de crediteur zich verhalen op goederen die den gebruiker niet toebeliooiden.
85
|
den gericht tho kommen und tselve over tho geven, offte sullen van oehr pachtingh und bewysz, so sy namaels voerbrengen wollen, ver-steecken syn und dat guit van stonden aen ruymen. 213. Die, in krafift van huir off pachtingh, ennich guit in gebruick hed, und volgendts daeraen erffge-rechticheidt wolde pretendiren, die sal dat eerst den verpechter off ver-huirder off synen erffgenamen weder moeten inruymen, und also syne actie tho werck stellen. 214. Wie een anders guit aenveert umb tho verwaren off ergendts tho vuyren off tho leveren, off hy daer loon aff neembt off egeen, moetgelijkewael daervoer instaen und tselve betalen, indient verloren off hem affliendich gemaect wordt. Tenweer dat hy het wael bewaert hedde, und, buidten syne schuit off versuym, by gewaldt andere manieren, die hy niet en hed moegen beledtén, quyt worden. Allet tot erkentenisse des gerichts. 215. Item een pechter off huyr-lingh, die na umbganck syner pacht offhuyrjaren niet en wolde ruymen, sal verfallen syn in twintich goltgul-den, und arbitralicken gestraft worden, na gelegenheidt der saecken. 216. Die een guit gepacht hedde, und tselve liet liggen , daerby den eigenar tho schade queem, sal ge-halden syn sulken schade tho verguiden und daerenboven gebroeckt warden tot erkentenisse des gerichtz. |
coemen, und datselve avergeven sullen, offte sullen van oer pachtonge und bewijsz so sy naemaels voerbrengen wolden ver-steecken syn, und dat guedt van stonden an luijmen. 162. Item, die eens anders guedt aenveert to bewaren offte ergents to fuijhren off to leveren, off gij daeraff lohn nimpt offte niet, moet gelijckewell daervoer instaen und \'t selve betaelen indient verloeren offte hem affhendieh gemaeckt were. Tenwere dat hij \'t selve well bewaert hadde, und hem affhendieh gemaeckt were Bonder synen sehuldt, bij gewalt offte andere manieren, die hij niet en hadde moegen beletten, bij syner neer-sticheit off diligentie tot erkentenisz des gerichts. 157. Item als een huerlinck dat erff offte guedt offte huysz , dat hij in huijren hefft, tot sijnen selffs behoiff coept offte doet coepen in sulckeu vall is syn huijre van stonden au doet ende to niet. |
\'86
|
VAN HIELIXFURWARDEN UND MAECHGESCHEIDEN. 217. Alle hielixfurwarden und maechgescheiden, die van beider-sidtz hilixvrunden off dedingslui-den tho merendeel ofte over de helft versegelt offte underteikent syn, sullen so bundich wesen und gehalden warden off die gerichtlick bekent weren. (1) 218. Voorts so sal de gemein-schap van guideren, tusschen man und vrou, aenfangen und berekent warden, so baldt de echteluiden apentlick tho samen gegeven und in den eehtestaet bestedicht syn. (2) 219. Een man is momber van syne huiszfrou und mach als momber alle hare guideren, actiën und schulden eischen, beschudden und vervolgen, sonder hare authorizatie offte volmacht. 220. Daer man und vrou, in staen-der echtschap offte de lestlevende van hun beiden, ennige dispositie tusschen oehren kinderen, mit der-selver kinder bewilligungh gemaeckt hebben van oehren allodiael ofte deilbare guideren, die sal bundich |
VAN UULICXVURWEKDEN UND MAGE-SCHEIDEN. 178. Alle hylicxvnnverden und ma-gescheiden, die van den hijlicxfrunden offte dedingsluiden torn beyden syden toe merendeell offte oever die helffte versegelt offte onderteijekent syn, sullen soe bundich wesen gelyek off die gerichtelick bekandt weren, und dat men voer schulde offte renthe daerinue gemaect (als hier voer gesatb) sail moegen peinden, und soe pandtkeronge daerop geschege, dat die ver-werer betalonge sail doen offte betalonge bewijsen. (a) 183. Item een man is mombar van syne huysfrowe und mach alle haer guede-reu, actiën ende schulden\'als mombar ver-folgen, eijschen und beschudden sonder auc-torisatie offte consent van syne huijszvrowe. 180. Item off man offte vrow in staender echte enige disposition tusohen oeren kinderen soewell van lehenguederen als andere allodiaell offte deilbare guederen maecten dat alsulcke disposition bundich und van weerden wesen sail. Insgelycken off die lestlevendige van hun beiden tu- |
(1) Huwelijksvoorwaarden moesten zeer stipt nageleefd worden. Tit. 25 a. 9, doch mochten niet strijden met \'t landrecht. Tit. 28 a. 4. vgl. Tit. 31 a. 9.
Questien over huwelijksvoorwaarden werden ten landrechte beslist; \'t Hof nam daarvan geen kennis. Canc. Ordonn. v. 1547 a. 19; v. 1622 a. 31.
»Dedingsluidenquot; konden geen vrouwen zijn; \'t waren namel. personen, die in\'t gericht zitting konden hebben. Schrass Comm. Schrass. Consult, en advies. IV. 45. 6. Nijh. Ged. VI. 2. nquot;. 1355.
(a) Kanselier en raden wenschten aan \'t einde van dit art. nog bij te voegen: »off die pen-nongen consigneren off leggen, die dan die eysscher sal moegen op cautie lichten.quot;
(2) a. 2. «soo bald de echte luyden.quot; Volgens de echtordening van 1597 werd een huwelijk eerst als bestaande beschouwd wanneer \'twas gesloten in bijzijn van »2 v runden of mombaren wederzijds en gesolemniseert door die van de magistraat of kerkendienaar, na drie voorgaende Sonnendaechsche proclamatiën.quot; Geld, Placaetb. 11 57.
87
|
und van weerden wesen, und by den kinderen achtervolgt warden. (3) VAN LYFTUCHT. |
221. Man und vrow moegen mal-canderen, sowael in hare aenge-brachte, als staender echtschap gewonnen und geworven guideren, tuchtigen, wanneer sulx tho goeder tyt in hielixfurwarden bedongen isz, midtsdien, dat de tucht reciproce offte aen wedersyden geschie, und so se niet daetlick in hielixfurwar-schen oeren semptlicken kinderen mit voer-weten und bevvilligung derselffter eeuige disposition ofl\'te ordonnantie maecte van oeren oifte synen lehen offte allodiaell guederen, dat sulcx ceck bundien und stantafftich. van weerden wesen sail, doch dat men geen lehenguedt splijten sail buiten consent des lelienlieren. (i) 179. Item sal men moegen procediereu op alle allodiael guederen tot voldoeninge van magesclieiden belofften in segell und brieven und oeck gerichtelicke belofften, oifte sunst voer waer offte burclistellonge. 181. Item off ijemandt voer veronsa-tinge offte affgescheidt enes lehenguedts mit reeht spreecken wolde, dat hij sulcx mit geboirlicken stadt offte landtrechten sail moegen vorderen, und niet gehalden syn daerom mit lehenrecht to spreecken. VAN LIJFFTOCHT. 143. Item dat men nijemandt sail moegen tuchtigen ten were dattet to gueder tijt in hylicxvurvverden bededingt als sulcx van alts gewoentlick, vuijt-gesoudert wat eheluiden in staender ehe bewijszlick gewonnen und geworven, daeraff sullen sij sich moegen betuchti-gen offte in testamente und anders be-gifftigen tot oeren welgefallen (a) |
(3) In 1604 zijn voor dit art. in de plaats gekomen artt. 4 en 5, zooals ze door de comm. voorgesteld waren.
(i) Bij dit art. merken kanselier en raden op adat gantz onredelyck ende onbillick sye dat yemandt zonder off buyten bewilligongh off octroij des leenheren van syn leen zoude moegen disponeren, off dat sullicke dispositie bundich geacht off gehalden soude werden. Alst van gelycken dunckt ende oick onbillick is, dat sullicx van den herengoederen geschyen soude.quot;
Evenzoo achten zij art. 181 «gantz onrededelyck ende onbillick, soe hebben die Grave tho den Berghe, die heer tho Keppel ende die heer tho den Dorenweerde (als men verstaet) expresse-lyck daertegen geprotesteert.quot;
(a) Bij dit artikel merken kanselier en raden op: »Soe dieselve schyndt te spreecken alleen van man ende wyff, waer goedt int beghinsel des articuls sullicx vuyt to drucken.quot;
88
|
den gemaeckt were, dat se dan pas-sire voer den officier ter plaetzen daer de tuchtguider gelegen sijn offte voer geerfden, in forme als alienatien, waelverstaende, dat de lestlevenden gehalden sye de kin-der , so der ennige voerhanden, na staet und gelegenheidt der tuchtguider eherlick up tho brengen und t\'onderhalden. 222. Maer wat echteluiden, in werender ehe, bewyslick gewonnen und geworven hebben, daervan sullen sy sich moegen betuchtigen tot oeren waelgefallen, al waert oick (i) in hielixfurwarden niet bedongen. 223. Und sullen voer aengewon-nen und geworven guideren verstaen und gehalden warden, die mit kunst, arbeidt, koopmanschap und dergelijken verkregen und over-gespaert syn, afgetrocken wat echteluiden by aenfanck harer echtschap thosamen gebracht und naderhandt van oehren alderen und vrunden be-erfft hebben. 224. De getuchtichde sal gehalden syn binnen sesz weecken, nha dode des afgestorven, inventaris tho maecken, und de tucht tho verburgen , niettegenstaende anders in hielixfurwarden, ofte bij het passiren der tucht, mucht verspraecken syn. 225. Oft jemandt in den alingen eigelicken und deilbaren guideren getuchticht weer, daer up den sterf-dach und int sterfhuis van den overleden schulden bevonden worden , so sullen de propietarissen |
143. Item sullen voer overgewonnen und geworven guederen geholden und gerey-ckent worden datgene datwelek aver-blij fft, wanneer affgetaegen is, dat van patrimoniaal und angeerffde guederen an-gebracht is, datgene dat mit kunst, vlijt, arbeijt, coepmanschap und ander-gelijcken erhalden, geworven und ge-spaert is, dat sail alleene voer angewon-nen guedt gereijekent worden. 144. Item off ijemandt in den alingen , eijgelicken und deijlbaren guederen getuchticht were, daer op den sterffdach schulden weren in den sterft\'huijsz, so sail den erftgenamen de safflivigen und by den getuchtichden oder usufructuarium so |
(1) In 1604 zijn op voorstel der comm. de woorden: »al waert oick\'\' vervangen door: »al waren der geen hielixvoorwaarden opgericht off die tucht.quot;
89
|
den usufructuarien offte den getuch-tigden, soveel van de tuchtguideren doen uthkeren.daermen sulcke schuit mede betalen mach. Also dat de erfgenamen an den eigendumb, und de getuchtigde an de tucht, so veel sullen moeten missen als de tucht beloept. Und sulx vooreerst van de gerede guider soveern sich die so hoech strecken und, indien de schulden groter syn dan het gerede, so sal men vorts de erftalige guideren, daertho aentasten und bekeren moegen, diewelke de erffgenamen voer de gerechte weerde und na beloip van de schuit, aen sich nemen und de schuit betaelen moegen. 226. Dan is de tucht geschiet in ennich deel van het guit, so sullen de schulden na advenant, und in manieren als voersz. by den erffgenamen und den tuchtenaer betaelt worden. 227. Mit der bescheidenheidt, dat de getuchtigde int geheel ofte in een deel, sal, na landtgebruick van Veluwen und van Veluwenzoom, voer syne quota , tho weten voer de helfift van de alinge goede, oick de helft van de schulden betalen, und dat de voergaende beide arti-culen niet van de gehele schulden maer alleen van de schulden des aflievigen, tot syne aenpart tho, verstaen syn moeten. |
228. Und wie in ennige guideren getuchticht isz, die sal die in goede gerack und vracht halden, und de guider also gebruicken und regiren, wie einen goeden huiszvader thosteet, voele guedts affgenaemen werden, daer men die schulden mede betalen mach, also dat die erffgenamen den eijgendom des guedts und die getuchtichde die tucht tot so voele als die schulden be-loepen, missen und dat voereerst van den gereesten guederen, sovern sich die soe hoege strecken, und indien die schulden groeter sijn, so sal men voerts die erfftalige guedereu daerto antasten offte d\' erffgenamen moegen die voer die rechte weerde tot so voele nae sich nehmen und die schulden betalen. 145. Dan is die getuchtige niet hoeger getuchticht dan tot die helffte toe und daeronder so sullen die erffgenamen die schulden betalen, sonder ongeltenisse des getuchtichden, wellverstaende, dat die getuchtichde in dat geheell offte oeck in die helffte sail nae lantsbanck voer oer quota, to weten die helffte van den alingen quede, oeck die helffte van den schulden betalen, und dat dieser artijckell niet dan tot syn quota togestaen wordt, (i) 146. Is averst die getuchtichde boven die helffte edoch niet in allen guederen getuchticht so sail die schuldt nae advenant des guets daer die tucht aff gemaect is van den guede affgetoegen worden als sulex van alts gebruycklick is. 147. Item off ijemandt in eenigen guederen getuchticht wurde, die sail die in gueden gerack, dack und wracht halden , oeck susz dermaten regieren, dat het in genen deell verergert worde, oeck |
(^) Art. 144 en 145 zijn volgens kanselier en raden »geheel obscuer off duyster ende behou-ven veel declaratie, als oock die 146 art. incorrect is.
90
|
updat se niet commen tho verergeren. Wienvolgendts hy daervan geen holt sal houwen off doen houwen dan dat houbaer is, tho weten eiken hegholt niet onder tienjaer und eisen, essen und berken , niet onder sesz jaer. Desgelyken weertholt tho rechter tyt und willigen und peppelen die knoot-bar syn, wie oick toegedeilt mael-bosschenholt. Ten weer dat einer des, tot reparatie und gerack der guideren, bedurffte so sal hy sulx moegen doen, na nodturfft und ge-legenheidt der saecken , mit voer-weten und believen der erffgenamen, ingevalle averst jemandt daerenbo-ven ennich alsodanich holt houde, off anders het tuchtguit verergerde, die sal syn tucht daermede verbraecken und verboert hebben , waervoer de getuchtigde allet cautie und burch stellen sal, eher und bevoerens hy de guideren aentast, volgende den olden gebruick. (2) |
229. Off de guideren, by jemandt in tuchten beseten, notelick behoeff-den nyhe getimmer off mercklicke und sware reparatie, so sullen de erffgenamen schuldich syn up de plaetze te leveren dat stoff ofte materie al gereet und behouwen, umb int werck tho leggen, sonder cost off laste van den getuchtigden offte tuch-tersche, dan de dachhuyren und kost umb dat werck tho maken und daervan geen holt houden, dan dat how-bar is thoeweten eisen und berrijken van den grondt und willigen und peppelen die knoetbar syn toe knoeten und toegedeilt maelbosscheuholt. Ten were dat hy desz tot reparatie der guederen bedurffte, so sail hij sulcx moegen doen nae noidtturfft und gelegentheit der saecken, mit voerweten der erffgenamen ingefall averst ijemandts buy ten noidtruff-tige manieren und baven voerweten der erffgenamen enioh alsodaene holt houde, die sail sijn tucht daermede verbroicken und verbroickt hebben, waervoer die usu-fructuarius oder getuchtichde allet cautie und borch stellen sail, eehr und befoerens die getuchtigde die guederen antast, allet vermoege des alden gebruijck (c) 148. Item off die guederen bij ijemaudt in tuchten beseten, behoiffden nijhe reparatie , timmeringe offte grondtwerck so sullen die erffgenamen schuldich sijn op die plaetse to leveren dat stoff offte die materie all gereedt und behoiren, om int werck to leggen; sonder cost offte lasten van den getuchtichde offte tuchtersche, dan die dachhuijren om dat werck to maecken und to vollfuyhren sullen betaelt werden bij den getuchtichde offte tuchtersche. (d) |
(2) In 1604 is hierbij gevoegd art. 9 zooals \'t in de quart, verg. van Maart 1604 voorgesteld was.
(V) In art. 147 schijnt volgens kanselier en raden «dat id behoort daerinne vergeten is, ende dat men dat daer oick soil behoiren by tho stellen, dan dunck daerinne to vergheeffs ge-stelt tho syn, dat die usufructuarius voor \'tverbreuckeu der tocht berge stellen soil.quot;
(d) Kanselier en raden meenen dat dit artikel »zeer quaet te praktizeren sail zijn soe die eygenaer ende tuchter nummermeer accorderen dan altyt twistich syn sullen daerop off die reparatie nodich sye off nyet ende hoe diezelve geschyen sal off behoiren sail tho geschyen,1quot;
91
|
te volvuren, sullen betaelt worden by den getuchtigden offte tuchtersche. 230. Item een tuchtenar ofte tuchtersche is schuldich to betalen alle renten und reale lasten , jaerlicx ut den tuchtguideren gaende. 231. Item als een tuchtenar aff-lievich wordt, nadat de vruchten van den guideren, die hy in tuchten be-sit, van de grondt gescheiden syn, so beboeren dieselve vruchten te volgen de erfifgenamen ofte den sterff-huise van den tuchtenar, sonder un-derscheidt tho maecken off de guideren by den tuchtenaer selve gebout offte verhuirt offte verpacht syn geweest, und niettegenstaende dat de termijn van bethalinge den huir-lingh off pachter gegundt, niet ge-commen en is. 232. Belangende verhuiringe offte verpachtinge van weylanden, so een tuchtenaer offte tuchtersche beleefft den dach van Martini in den winter, sullen syne off oehre erffgenamen dieselve pacht offte huiringe boeren, dan so hy off sy voer Martini aflie-vich wurde, sullen des aflievigen erffgenamen daervan versteecken syn. (3) 233. Daer een tuchter de weylanden selffs gebruickte sal strax nha syn affsterven, sulcken gebruick na tuchtrecht mede cessiren und up-hoeren. 234. Maer belangende jaerlixe renten van gelde off korn, en sul- |
149. Item een tuchtenar ott\'te tuchtersche, is schuldich to betalen alle ren-then, schulden und lasten vuijt den gue-deren gaende. 150. Item als een tuchtenar afflivich wordt, naedat die vruchten van den gue-deren, die hij in tucht besith, affgedaen sijn, so beboeren dieselve vruchten to volgen die erffgenamen offte dem sterff-huysz van den tuchtenar, sonder onder-scheijt toe maecken off die guederen bij dem tuchtenaer selve geboert offte ver-huert syn geweest, nud niettegenstaende dat die termijn van betalinge den huyr-linck offte pachter vergunt, niet gecoemeu en is, van gelijcken sal geschien iu ver-huironge van weijden. ... 150......Maer angaeude die jaerlicxe renthen van gelde offte korn en |
(3) Voor de opeisching van verschillende vruchten werd \'tjaar gerekend naar den oogsttijd, b.v. van tarwe en rog, van af Vrouwendag; van wijn, van af Michielsdag in den herfst; van beesten, van af St. Peter; van olievruchten, van af 1 Januari. De betaaltijd van pacht van weilanden en thinsen was gewoonlijk St. Martensdag in Novemb. (Handschr. v. Slichtenhorst.)
|
len de erffgenamen van den tuchter niet genieten, soveern de tuchter voer den verschyndach aflievich isz geworden. 235. Vergencklicke und verderf-licke gerede goederen, die doer gebruick vergaen, sullen verkoft warden, und de tuchter of tuchter-sche sal, aen die daervan gecom-mene penningen , de tucht behalden. Ofifte men sal sodanige guideren doen weerdiren, und die also by den tuch-tenaer off tuchtersche laten, umb na uthganck der tucht, de penningen der geweerdierder guideren, aen den eigenaer, gerestituiert tho warden. VAN ONMUNDIGEN UND MOMBAREN. 236. So en sal van nu vortaen, niemandt vur mundich gehalden werden, umb syn guit te vercopen, te veralieneren offte tho besweren, dan een knechtgen offte manspersoon van twintich jaeren, und een meetgen offte vrowspersone van achtien jaren. Ten weer dat sy sich ehr in den echten staet begeven hedden. 237. Alle mombaren sullen schul-dich wesen inventaris tho maecken van de guideren den onmundigen tho beboerende, terstond und aleer sy sich sullen onderwinden de administration van denselven guideren, up de pene van 40 pondt, und sal sulcken inventaris beedet worden voer den officier offte synen gesworen vol-mechtigen, in presentie van tweer gerichtzluiden offte geloeffweerdige sullen die erffgenamen van den tnchtenar niet genieten, sovern die tnchtenar voer dem betaelsdacli offte verschijnsdacli, att-livich is worden. |
VAN ONMUNDIGEN UND VERBORGINGE DER VOERMOMBERSCHAP. 134. Item dat van nu voertan nijmandt voer muüdioli geholdeu sal worden om syn guedt to vercoepen to veralienieren offte to beswaren ten were dat hij als een knegtgen offte manspersoen twintich jahren und een maechgen offte vroupersoen achtien jahren alt sij, ten were dat sij sich eer in den echten stande begeven hadden. 139. Item sullen alle mombaren schul-dich wesen inventaris to maecken van den guederen den onmondigen tobehoe-rende terstondt und alleer sij sich sullen moegen onderwijnden, die administration van denselven guederen, op die pene van hondert ponden, und sail den vurss. inventaris gemaeckt werden bij den secretaris und in presentie van twee schepenen offte gerichtsluiden ter minster oosten, dat sulcx moegelick is, mul sail |
93
|
getuigen, ten minsten costen ommer moegelycken , und sal dat dubbelt van den voersz. inventaris den landt-schriever aenstondt thogesonden, und by hem verwaert worden. 238. Und sullen alle mombaren den kinderen, kommende tot oehre mundige jaeren off ten echten staet, schuldich wesen rekenungh bewysz und reliqua te doen van hare mom-barschap, und soveern geduirende de onmundicheidt, t\'gerichte offte de naeste vrunden van den onmundigen bevonden, dat de voermunderen quellick regierden, so sullen dieselve voermunderen affgestaldt moegen warden und schuldich syn rekenungh tho doen , und dit alles tot erkentenisse des gerichts. (1) 239. Niemandt sal sich enniger vormunderschap ondernemen off hy heb dieselve eerst verburcht by twintich pondt, den Heer te verbeuren , ofte so veel als idt gerichte na der saecken gelegenheidt erkennen sail. 240. Und so een momber de voer-munderschap, sonder voergaende ver-borginge , aengevangen hedde, und de officier hem umb de verborginge te doen vermaenden und ervorder-den, soveern hy alsdan up erforde-rungh des officiers de verborgingh noch niet en dede, maer moetwillich uthbleve, sal daeraen gebroeckt heb-dat dubbelt van den voirsz. inventaris bij dam gerichte bewaert worden, (a) |
140. Item sullen alle mombaren den kinderen coemende tot oere mundige jahren offte eehtestande, scliuldicli wesen reijeke-nonge, bewijsz und reliqua to doen, van allet gene, dat bij hem geadministreert sail wesen, und sovern geduirende die onmondieheit tgeriehte ader die naeste frunden van den onmondigen bevonden, dat die voermomberen quellick regierden, so sullen dieselve aftgestalt moegen werden und schuldich sijn reijckenonge to doen, und dit allet tot erkentenisse van dem gerichte. 137. Item soe ener die voermomber-schap sich ondernahme eer und tobevoe-rens hy dieselve verborcht hadde. Daeran sail hy den Heren verbroeckt hebben vier pondt. 138. Offte so hij die voermomberschap sonder voergaende verborginge angefangen hadde, und die officier denselven om die verborginge to doen vermaenden und erfforderden, sovern alsdan dieselvige op erforderinge des officiers die verborginge niet en dede, sonder moetwillich vuijtbleve, sail daeran gebroeckt hebben, tot erkentenisse des gerichts und hij sail der momberschap |
(a) Bij dit art. merken kanselier en raden op: «Aengeraerckt dat die reformatie in denselven articul gementioneert alleenlyck over den platten lande begheert wordt is in denselven onbe-quamer gestelt van secretaris ende schepenen ende soil cock behoren, dat id salaris ofte loon van sullicken inventaris te maecken gegroot ende geexpriraeert worde.quot;
(1) Zie landbr. 1532 art. 16. Op voorstel der comm. is in 1604hierbij gevoegd: «inwelcken gevalle den officier, andere bequamen mombaren, \'t zij van der onmundigen naeste vrunden off anders, sal mogen aenstellen und tot die mombarschap authorisiereu.quot;
94
|
ben 40 pondt, und vorts staen tot erkentenisse des gerichts , und hy sal daerenboven, der momberschap ver-steecken syn, und evenwael gehalden wesen rekenschap tho doen van syne administratie, die hy sonder verbor-ginge gehat hefft. 241. Gene voermunders sullen der onmundigen guideren moegen verkopen, veralieniren offte beswaeren, tensy dat der onmundigen saecken tselve nodtwendich vereischen, und niet anders dan by erkentenisse des gerichts, waeronder de guideren gelegen syn. 242. De langst levende van d\'ol-deren is en blyfift der kinder mombar, also langh sich die niet .en verander-saetet offte tot de twede ehe en tridt, und aleer sulcke verandersaetingh geschiet, sal dieselve lestlevende den kinderen, ofte so sy noch onmundich weren, oeren mombaren gehalden syn rechtveerdich bewysz te doen und des eerst aflievigen versterfif getrouwelick tho te keren , by tien pondt. (2). 243. Den stommen , dwaesen , onsinnigen, onnoeselen und upmae-ckers offte verdoenders, sal men oick voermunderen sedten , und hunluiden desaengaende dieselve rechten und versteecken sijn, und effen well gehalden wesen rekenschap to doen van sijn administration, die hij sonder verborgonge gedaen hefft. {h) |
135. Item dat van nu voertan gene voermomber der onmondiger guederen sullen moegen vercoepen, veralinieren offte beswaeren then were dat bij erkentenisz des gerichts waeronder die guederen gelegen sijn, bevonden weer, dattet sulcke und noidtrufftige saecken weren, wesz-halven dat men tot noidtrufft offte prouffiet der onmondigen dieselve vercoepen offte beswaeren mosten. 141. Item den stommen, dwasen, on-sinnighen und prodigen, sal men oeck voermomber setten und dieselve rechten und privilegiën genieten laten, die den onmondigen persoenen tostaen und genieten, (c) |
(b) Kanselier en raden meenen dat in dit art.: »die pene bij denselven art. tot erkentenisse des gerichts gestelt vuytgedruckt behoort te werden, ende dat boven die eerste pene van vier pont, ende dyenaengaende datter staat op peen van der momberschap versteecken tho syn, staet daerop to letten dat menich mensche sulex nyet alleenlyck zeer wael begeren maer oock wael vocle daerom geven soil, dat hy der momberschap ontledicht worden muchte.quot;
(2) Op voorstel der Comm. is in 1604 hier bijgevoegd; «blijvende niettemin verobligiert tot rechtveerdich bewijs und afgoeding.quot; Vroeger gingen de bloedmombers vrtór den langstlevenden ouder. Nog in 1500 werd in Gelderland de langstlevende moeder slechts bij uitzondering, den bloedmomber voorgetrokken. Nijh. Gedenkwaardigh. VII n0. 269. Noordewier p. 194.
(c) Bij art. 141 merken kanselier en raden op: «Schyndt dat over die hyer gementioneerde dvvaesheyt, onsinnicheyt ende prodigaliteit gerechtelicke erkentenisse behoort re gaen, to
95
privilegiën genieten laten , die den onmundigen personen thostaen.
244. Item, by gebreck van bloit-mombaren, und so sich anderen van der onmundigen bewanten der mom-barschap niet en wollen ondernemen, sal d\'officier diegenige daertho stellen moegen, de haep bedden tot der onmundigen successie, und so der geen voerhanden, offte die niet be-quaem en weren , sal d\'officier andere vrome und geschickte luyden daer-mede beladen, die sich daerinne (3) niet en sullen weigeren by 40 ponden, allet tot des gerichts erkente-nisse.
|
VAN TESTAMENTEN (l) 245. Een jeder die van so goeden verstandt und sprake isz, dat hy synen udtersten willen selffs beduyt-lick verclaren und uthspreken kan , den is georloofift by testament van synen gereden guideren tho dispo-niren (2). |
VAN TESTAMENTEN. 194. Item een ijeder die gesondes lieves und bij sijner verstande is, dem is veroerlofft bij testamente van syne gue-deren te disponieren, vuijtgesondert man und wijff diewelcke die een den anderen niet hoeger dan van guederen bewijszlicken in staender ehe avergewonnen ende geworven in testamente bemaecken moegen. (0) |
weten off sy sullicx syn of nyet; Dan off sullicke erkentenisse behoort te staen aen cantzler en raeden van wegen des Heren, staet to bedencken ende daerop sail uwe hoocheyt disponeren.quot;
(3) In 1604 werd hier tusschengevoegd op voorstel der comm.: »buyten bestendige reden und oorsaecken.quot;
(1) Over dit onderwerp hadden de verschillende quartieren zeer van elkander afwijkende bepalingen Landr. v. Zutf. Tit. 13. Landr. der 4 Bovenampt. Tit. 22. Vgl. Copes v. Hasselt De Usu. et Auct. Jur. civ. Roman. p. 33. De reden waarom men in Veluwe in \'t geheel niet over onroerend \' goed bij testament mocht beschikken, was gelegen in de vrees dat de familiën daardoor van hare goederen zouden beroofd worden. Op welke wijze men dit verbod trachtte te ontduiken, zie Pronck, Opmerck. p. 116. Eerst sedert de ordonnantie van 1711 mocht in Veluwe ook over onroerende goederen bij testament beschikt worden. Geld. Pla-caetb. III. 166.
(2) Vroeger was \'t een vereischte voor de testamentmaking dat de testateur nog zoo wel was, dat hij op straat kon gaan en daar, in tegenwoordigheid van getuigen, zijn uiterste wil verklaren. Handschr. van Slichtenhorst.
(a) Art. 194 vinden kanselier en raden »imperfect ende schyndt dat men daerby tho stellen
96
|
246. Maer erfftael off liggende guider, wie oick jaerrenten und pandtguider, hbewael die hyrvoer, int capittel van bethalungh van renten, voer reedt goet geacht syn, sal niemant by testament vergeven moegen. 247. Man und vrouw sullen mal-canderen, in gerede guider, by testament moegen begiftigen, wanneer t\'selve tho goeder tyt in hielixfur-warden bedongen isz. (3) 248. Niemandt sal syne kinder onterven moegen offte den einen meer als den anderen in testament maecken, buydten bestendige und erhefflicke oirsaecken, conform de beschreven rechten, und allet tot erkentenisz des gerichtz. 249. Item wie een testament maecken wil van gerede guider, die sal sulx doen moegen voer den predicant und vier geloefifweerdige getuigen , daertho beroepen, utge-sondert, daer jemandt an pestilen-cie offte andere contagieuse und gevaerlicke sieckten kranck weer, so mach de testatie geschieden voer den predicant und twee getuigen, die |
196. Erfftael offte liggende gueder und jahrrenthen sal nijmandt in testamente moegen vergeven, noch weerloesz worden, dan voer dam drosten, richteren und ge-richten daeronder die gueder gelegen, und twee gerichtsluiden die datzelffde neffens dem drosten offte ricliteren sullen versegelen. 199. Und sail nijmandt sijn kinderen onterven moegen offte dem enen meer als dem andereu in testamente offte sunst maecken buiten bestendige und erhefflicke oersaecken allet tot erkentenisse des gerichts. (4) 197. Item wie testament bemaecken will van gereden guederen, sail sulex doen moegen voer dem biechtvader und vier gerichtsluiden vuijtgesondert pestilentie offte andere contagieuse und ge-fahrlicke sieckten, dat die testatie alsdan geschieden mach voer twe gerichtsluiden, und dem biechtvaeder, die datselffte neffens dem pastoeren offte biechtvader versegelen offte onderteykenen sullen, (c) |
behoort testeren off beghiftighen sullen moegen off dergelycke woorden als oock die woerden gesondes lyffs veel twistes maecken souden. Ende dunckt ook (diewyle men hyer bevoirens van ghene erffgoederen disponieren en heeft moegenj, dat men soude behoiren to seggen aldus: den is van nu voortaen veroorlofft etc.quot;
(3) In 1604 is dit geheele art. veranderd en vervangen door art. 3, zooals \'t door de comm. was voorgesteld. Dat deze testamentmaking wederkeerig moest zijn volgt uit Tit. 28. a. I. J. Schrassert. Pract. Observatien. No. 291.
{li) Bij dit art. merken kanselier en raden op: »Alsoe in jure cause off oorsaecken geoppri-meert zyn om die kynderen te moegen onterven behoort sich tgericht daernae te reguleren ende aengaende den eenen kinde meer te maecken dan den anderen en behoort nyet verhoort niet verboden te syn nisi fiat contra dispositionem juris communis.
(lt;-) In art. 197 wenschen kanselier en raden dat »claerlick vuytgedruckt worde wat onder id goet begrepen ende gemeynt wordt.quot;
97
|
datselve, neffens den predicant, ver-segelen und onderteikenen sullen. (4) 250. Item een jeder mach syn testament, so langh hy leeft, verminderen und vermeerderen, of oick gans veranderen und tho niet doen, na synen waelgevallen. VAN VERSTERFFNISSE UND SUCCESSIE. 251. De graden van bewandt-schap offte erffalen sal men berekenen na de wertlicke beschrevene rechten , und niet na sedtungh der geestlicker rechten. |
198. Behelteliokeii deiu gerichte alle tijt, die erkenteuisse off die testamenten voirss. in billicker groethe und taxe nae gelegentheit und gestalt beyder parthien gemaeckt sijn, (d) 195. Een ijeder mach syn testament so lange hij leefft vermeerderen, verminderen offte gantz veranderen und die gueder voer sijn affsterven niet weerloesz werden, (e) 200. So ener van sijnen guederen als vurss. will disponieren, sail so wittelick van verstande sijn, dat hij syn vuijterste wille selffs seggen kan und sail hem niet gefraecht werden vorder dan hij vuyt-spreeckt (ƒ). 201. Und wem alsoe ijetwes in tes-tamente gegeven, sail datselffde moegen ontfangen voeraff boeren und evenwell totten anderen guede van des testatoers offte testamentmaeckers een medeerffgenaem wesen, und syne geboirlicke quota daeraff antasten, heffen und ontfangen. VAN VKESTERFFNISSE UND SUCCESSIE. 183. Item dat erff allene gereickent sail worden nae den wertlicken beschreven rechten und niet nae settonge der geestlicker rechten. |
(4) In dit art. is in 1604 op voorstel door de comm. in plaats van \'t woord ^predicantquot; telkens »scholtus of predicantquot; in de plaats gekomen. Getuigen konden ook vrouwen zijn. Tit. 20. a. 1. toch maakt geen onderscheid.
{d) Volgens kanselier en raden zal, indien art. 198 »soe geconfiermiert wordet en staende blyft nummermeer eenich testament vast off bundich syn ten sye dan dattet den gerichte belieft ende sal een yeder die testamenten, hoe bundich die dan syn moegen stentich maecken.quot;
(e) Bij dit art wenschen kanselier en raden te voegen: «off revoceren. als oick daerinne dispositie reciproca geexcipieert to worden behoort.quot;
(/) Van art. 200 wenschen kanselier en raden uit te laten jgt;die laetste clausule: und sail hem nyet gefraeght worden vorder dan hy vuytspreeckt, want daervuyt voel twists mochte verrysen.quot;
7
98
|
252. Und wanneer jemandt aff-sturfft, so sullen tot syne nagelatene guideren succediren de descendenten, ofifte die van de afstiegender linie und gebreck derselver, de ascendenten offte van de upgaender linie. 253. Und, indien daer oick geen voerhanden weren, so sullen de collateralen off sydtmagen tot de successie des afgesturvenen geroepen warden. Doch also dat de naes-ten in den bloede, oick sullen syn de naesten tot den guide. 254. Waelverstaende, dat de halve broeders und susters mit den vollen broederen und susteren , tot derselver overleden halver und voller broeders off susters achtergelaten guider, tho gelyker deilungh sullen geadmittiert warden, wie sulx van olts gewoenlick. 255. Beheltelick oick dat de constitutie van het recht der representatie by hertoch Wilhelm van Gulick, Gelder, Cleve und Bergh, Anno veertich den 10 Maij upgericht, und by K. M\'. int jaer van 44 den 17 Aprilis, gecon-firmiert, unvermindert und van vol-comener weerde sye und blive. (1) 256. Item, up Veluwen und in Veluwenzoom en gildt geen vor-del (2) in de successie, anders dan |
184. Item wanneer ijemaudl affsterfft, so sullen tot sijnen naegelaten guedereu succedieren die descendenten und gebreck derer so sullen succedieren die opgaende linien, die naeste syn und indien derer noch geen voerhanden weren, so sullen die in den tijdt vallen totter successien geroepen werden. Doch alletijt die naeste in den bloede sijn oeek die naeste in dem guede. In allet vuytgesondert und voer-behalden, dat die halff broeders und halff-susteren mit den vollen broeders und sus-teren tot eenige derselffter achtergelaten guederen tot gelijcker deilonge sullen admitteert uud toegalaten werden, als sulcx van alt gewoentlick und dat die constitutio van kintskinderen in plaetse oerer olderen to succedieren in sijnen volcoemenen effect verblijven. 185. Item dat op Veluwen und Ve-luwenzoem geen vordell in die succession en gaat, vuytgenaemen enen ijeder sijn |
(1) Dat vóór 1540 in Gelderland in \'t geheel geen representatie in gebruik was, blijkt uit de verklaring der landschap van 1539. Schrass. Comm. p. 561.
Deze constitutie vau 1540 is in 1560 door de drie quartieren willekeurig uitgebreid. Geld. Placaetb. I. 283.
De vraag of de beide in de constitutie genoemde gevallen uitgebreid konden worden door ook aan achterkleinkinderen en broers of zusterskleinkinderen \'t representatierecht te geven werd verschillend beantwoord. Sommige beweerden dat men zich stipt aan de woorden der constitutie moest houden, zoodat wanneer er geen kleinkinderen of broers of zusterskinderen waren, de oude regel: de naaste in \'t bloed erft \'t goed, moest gelden; andere waren van de tegenovergestelde meening. Schrass. Consult en Adviezen. II. p. 459. Pronck. Opmerk, p. 128 sq.
(2) «vordelquot; volgens \'t Zutfensch stadrecht o. a. kreeg de langstlevende echtgenoot \'t bed met toebehooren vooruit. Tit. 31 a. 10; in Veluwe gold dus \'t spreekwoord: «den dode leit de levende op stro.quot; Schrass. Comm.
|
dat eert jeder syne prerogative genietende is in de leen, heerlicke und andere vorderlicke guideren. 257. Und de kinderen, willende succediren oehren olderen, syn schul-dich in tho brengen, wat hun van denselven oehren olderen ter hielixstuer mit gegeven is und anders niet, tenware dat de olders int geven van de guider anders bespraecken und be-furwardt hedden. 258. Als vader und moeder, sit-tende in vollen ehebedde, ennich kindt utgehielickt und syn hielixgoet mit gegeven hebben, und volgends een van hun beiden aflievich wordt, so moet het kindt dat sulken guit ont-fangen, indien het den overleden wil succediren, inbrengen de gerechte helfft vant gene dat hy also tot hielix-stuir gekregen hefft, und sulx tot pro-fyt der semptlicke broeders und sus-ters und niet van den lestlevenden. 259. Und na de doot van den lestlevenden , soveer het voersz. kint wolde succediren offte erven in de guideren by denselven achtergelaten, so sal hy moten inbrengen de ander helfft van syn untfangen hielix-guit. Tensye dat by hielixfurwarden off sunst anders versien were, so-wael den voerigen als desen artikel aengaende. 260. Unechte offte natuerlicke kinderen , geboren van olderen die in rechter onverbadener echtschap met malcanderen hedden moegen treden, sullen allein tot oehrer moder allo-diael und vryhe guideren succediren, und niet tot de guideren van der moder bloitzverwanten. |
prerogativen in die vorderlicke guederen. 186. Item die kinderen, willende succedieren oeren alderen, sijnnen schul-dich in to brengen. dat hem van oer alders tot rechter hijlicxgaven medegegeven is, und anders niet, tenwere dat die alders int geven van enige guederen dat onderspraecken hadden. 187. Item als vader ende moeder, sittende in den volle bedde, enige kinderen hylicxguedt geven und dairnae een van hem beiden afflivich wordt, soe moet dat kindt, indient will succedieren den averleden, inbrengen die een helffte van tgene hij tot hylicxguedt gehadt hefft, tot prouffiet van syn broeders und susters und niet tot prouffiet van den lestleven-digeii. 188. Item nae die doet van den lest-levendigen, indien dat vurss kindt wilde succedieren offte erven in die guederen bij dem langstlevendigen achtergelaten so solde hij moeten inbrengen die ander helffte van sijne medegegeven hijlicxgue-deren. Tenweer bij hylicxvunverden offte andersins contrarie van dien besproecken were, welcke vurwerden sullen van weerden geholden und achtervolcht werden. 189. Item dat van nu voertan die onechten offte natuerlicken, die van alderen gebaren sijn, die een rechte on verbadene ehe oder echte mit een anderen hebben moegen roaecken, alleene tot oerer moeder vrije und allodiaell guederen sullen succedieren, dan niet totten guederen van des moeders bloetsverwandten. |
100
|
26i. Nochtans und evenwael sullen der moders erven und bloitzver-wanten succediren und comen tot alsulker naturlyker und unechter kinderen verlaten guideren indien die sonder echte geboert afsterven. |
190. Nochtans uud eveuwell sullen des moeders erven und bloetsvenvaudlen succedieren tot alsulcken natuarlicken und onechten kinderen verlaten guederen. (a) |
VAN DEILUNGH EINES GEMEINEN GUITS.
262. Wanneer tusschen parthyen geschil vervalt, up affscheidungh und
(a) In \'t ontwerp volgt op dit hoofdstuk \'t hoofdstuk: Van vercrijch, verstarff und successie geestlicker persoenen, cloesteren, capittulen und collegien beruerende.
191. Item dat geen geistlicke cloesterluijden geenderhandt erffenisse, tienden, renthen, thijnss und pachten an sich sullen moegen werven mit coep, gifft offte woe men sulcx noemen mach. Oeck dat geen amptluijden, richteren, scheperen offte erffpachters hieraver staen offte tuigen sullen, by verlosz oerer officien und hoichste koer onser aller gnedigste lieven Heren, und allevenwell ofifte hierinne contrarie geschege, dat alsulcke angeworven erffenisse, renthen offte guederen geconfisqueert und verfallen sullen sijn onsz aller g. Heeren. (Zie Geld. Placaetb. I. App. i6g).
192. Item dat oeck geen erffenisse offte guedt erven sail in den cloesteren, dan olï ijemandt beerfft were urid tot synen mundigen jahren in eenige geestlicke cloesteren sich ergeven wolde, in dienst Goedes almechtich, dat alsulcke persoen syn selffs angeerfft guedt, om syn leven lanck toe gebruijcken in den cloesteren brengen sail moegen. Beheltelick dat syne rechte erven, nhae doede sijner, dieselve guederen onbecraijt des cloesters, altoes wederom aen sullen moegen vangen und gebruijcken, vuijtgesondert gerede pennongen daerinne gebracht moegen sijn geweest, die de cloesteren beholden moegen. Und off ijmandt mit syne guederen woe vurss in den cloesteren gegaen und sich ergeven hadde, sonder gerichtelicke vertichenisseund opdracht nae dem landtrechten und stadtiechlen (daer sij inne gegaen weren) gedaen to hebben, sullen insgelijcken alsulcke ingebrachte guederen, nae doede der persoenen noch in dem leven sijnde, wederom vuijt erven ende vallen an die rechte erven. Niettegenstaende geimpe-treerde und vercregen brieven woedanich die oeck geimpetriert und geworven sijn offte moegen worden, van onsen aller gnedigsten Heren, allet achtervolgende die averdracht bij milder gedachtenisse Heitoch Charell in den jahre van 32 naestleden averdreegen. So averst den cloesteren eenige guederen offte renthen bewijszlicken affgeloest und vrij vercofft werden, \'sullen sy dieselve pennongen an loesbare renthen moegen beleggen, (vgl. Geld. Flacaetb. I. App. 214 en 21S).
193. Item »0 duckmaell in raiszverstandt getoegen wordt van den geestlicken cloesterluiden^ als dat gene erffenisse offte renthen, loesbar, offte onloesbar in cloesteren als vursz erven sullen , waervuijt oersaeck genoemen wordt dat sy alleene der verfallener gueder tuchtersche werden solden, is begeert dattet verstandt van desen nu vuijtdruckelick verclaert worde, in dusdae-nigen verstande alsdat die geestlicke cloesterluiden denwelcken alsodaene erffgoet offte renthen loesbar offte onloesbar aensterfft daerinne succedieren und daermede beerfft werden, doch dieselffte alleene oer leven lanck gebruijcken, und nae oeren affsterven die weder vuijterven op diegene die alsdan in tijt der afflivicheit der geestlicker persoenen dat naeste bloet und erven sijn, vuijtgesondert huerlicke und lehenguederen, die sonder middell sullen vallen und blijven op die werltlicken, daerto die geestlicke cloesterluiden niet capaces oder niet on-fankelicken sijn sullen.
101
deilungh , offte up limiten und bc-palingh van ennich gemein erfif und guit, und d\'een off d\'ander unwillich weer in der fruntschap daertho te verstaen, sal thoff, up versuick van parthye, den drost off richter ordo-niren umb de saeck summarie verhoert den onwiliigen ter deilungh und afscheidungh tho vermoegen, offte van synentwegen , het lot tho trecken und untfangen , und sulx up kosten van beide parthyen. (i)
|
VAN ERFFHUISRECHT. 263. Een binnenjaers versterff, und alle inmaten voerverhaelt aenge-erffde guider, sal men midten erff-huisrechten, byaldien dat jemanden daerin contradictie off oppositie ge-daen worden, ter plaetzen daer het erffhuis gefallen isz, vorderen, und geschege de vorderungh niet binnen jaer und dach, na het overlyden van den affgestorvenen, tho weten binnen een jaer sesz weken und drie daegen, sal de eischer van het erffhuisrecht versteecken syn. Voerbehalden nochtans hem syne actie ter plaetsen daer de sterffguider glegen syn , na landt- (l) In \'t ontwerp komt dit art. niet voor. |
VAN VERBORGINGE DESZ ERPFHUIJSZ UND VAN ER1THUISZRECHTEN. 104. Item binnenjaersche verstarif und alle aageerfft guedt, sal men mitten erff-huysrechten ter plaetsen daer die neder-vall geschiedt, vorderen, so dat mit erff-huijszrechten behoirt und geschege die vorderinge mit inheronge und vuytheronge, binnenjaers sesz weecken und dvvarszuacht niet, so sal men des erffhuijszrechten versteecken sijn, voerbehalden nochtans dem eijscher syn actie ter plaetsen daer die guederen gelegen sijn , und sonst nae natuyr derselffter to moegen vorderen. Doch alsoe dat die eijscher voerhin dat erffhuijsz ver-borcht hebbe, des erffhuijsz lasten to draegen als dat nae erff huiszrechten behoirt. (a) |
(a) Bij dit art. merken de drost en richter op: »soe wie enich recht tot een erffhuys sail willen pretenderen int geheel ofte deel, gehalden is eerst tselve erffhuys te verburgen ind sich tegen den erffuter inieyden laten die daertegen vuytleydinghe doen mach ind dat men dan met erffhuysrecht sail voortfaren gelyck tselve biszheer geobserveert ende by mr. Peter Huyst ind den landsch. by haer missive op eniger erven derhalven geschiet daervan copie auctentyck hierby gelacht den drost gesz. hebben sonder dat men gheen inheronge offte vuytheronge dan naer gewezen sententie ofte contumatie ende daerop gefolchde ruymonge en gebruyckten,quot;
Kanselier en raden keuren deze aanmerking goed, doch meenen tevens dat »die laetste
102
recht, und sunst na aert und nature derselver guider. (i)
264. Aenfenckelick und voeral, sal de eischer, voer den officier und twe gerichtzluiden, die gequalifi-ciert (2) syn de gerichtzbancken up Veluwen tho helpen bekleden, einen voervanck doen in den erfhuisz, offte het erfhuisz verburgen, met twe genochsame burgen, in Veluwen off Veluwenzoom geerfft und geguidet, tot voldonungh van de lasten die daerup staen moegen. Tho weten voer een redelick testament, voer be-wyszlicke schulden, und off jemandt queem binnen jaer und dach wie voerz. und sich oick erffgenaem offte naerder erffgenaem vermaete te we-sen. Und tselve geschiet synde und niet ehr, sal sich de eischer doer den officier, ter presentie van twe
clausule deses articuls beghinnende: doch alsoe dat die eysscher etc. vuytgelaten to worden behoort diewyle nyemandt erffhuysrecht neyt spreeckende schuldich is het erfïhuis te verborgen.quot;
(1) Zoowel uit \'t eerste als uit \'t laatste artikel van dit hoofdstuk blijkt dat voor de aanvaarding eener erfenis eene daadwerkelijke in bezit neming vereischt werd. Hiervoor had men nu, ingeval \'t recht betwist werd, dit buitengewone middel: \'t erfhuisrecht; doch dit kon alleen binnen jaar en dag na \'t overlijden gebruikt worden, en dan nog alleen als men ageerde ex -titulo universali. Na jaar en dag of ex titulo speciali ageerende, noest men gewoon landrecht gebruiken. Sedert de ordonn. van 1711 toestond ook over onroerend goed bij testament te beschikken, werd dit ook een titulus generalis, uit kracht waarvan men met erfhuisrecht kon ageeren. Vgl. art. 18. In 1604 zijn hier bijgevoegd de artt. 2, S, 4 en 5, zooals ze door de comm. voorgesteld waren. In 1540 werd op de landdag te Arnhem aan de gezanten van Harderwijk op hun vraag waar \'t erfhuis moest gehouden worden, geantwoord dat in Veluwe zoowel in de steden als op \'t platte land gewooate was, dat een erfhuis, «versocht werd ter selver plaetse, daer de nederval geschiede, gelyck burgeren van Arnhem, die uitlandig gestorven waeren, wedervaren was, daervan men het erfhuys versoeken had moeten ter plaetse, daer sy gestorven waeren.quot;
»met dem gevolge van dienquot; d. w. z. inventaris petitio, actio fam. hercisc. etc.
(2) \'t Konden hier dus alleen stedegezanten of leden van de ridderschap zijn, die in \'t gericht zitting hadden, niet geerfden zooals in Tit. 24 a. I en 3.
avoorvanckquot; d. w. z. de borgstelling moest in de eerste plaats vóór de inleiding geschieden en tevens in het sterfhuis zelve. Pronck Opm. bl. 142.
De inleiding was hier niet imaginair zooals in Tit. 14, maar moest werkelijk in \'t sterfhuis gedaan werden, evenals ook gewoonlijk de procedure, art. 10.
103
|
alsulcke gerichtzluiden, in het erff-huis laten inleiden. 265. Maer byaldien jemandt sul-cken erffhuis, daer twist umb weer, sonder voergaende verburgingh aen-fienge, die sal gebroeckt hebben veertich (3) pondt und sal gelyke-wael schuldich wesen dat erffhuis tho verburgen, so hy sich vermeet daertho berechticht tho wesen. 266. Wanneer nu hiertegen na gedane gelyke voerfanck offte ver-burgungh, by jemandt anders uth-leidungh gedaen wordt, offte dat de erffudter den eischer, niet en wolde kennen voer erfgenaem und hem behoerlicke erfftuchtingh te doen verweigerde, so sal de officier, up versuick van parthyen , einen dach van rechten leggen und anstellen , alwaer van twe parthyen, die sich voer und nha in den erffhuisz laten hadden inleiden, aenlegger syn sal die tlest daerin geleidt weer und up den eersten tho spreken hedde. 267. Und sullen de genechten gehalden warden van veertien dae-gen tho veertien daegen, tenware dat umb der saken gewicht und groetheidt wille der schrifturen offte anders, de genechten sollen moten verlengt worden , twelck sal staen tot discretie und erkentenisse van den gericht. 268. Dese procedure sal geschiehen int erfihuis, ofte mit consent van parthyen ter ordinaris gerichtplaetse oftte waert susz best gelegen, edoch in den ampt daer het erffhuisz gevallen isz. |
114. Item wanneer twist were enes erffhuyses halven und yeitandt dat crff-huijsz sonder voergaande verborginge an-fienge, die sail gebroict hebben veertich pondt, und sail gelyckewell schuldich sijn dat erffhuijsz to verborgen. 105. Item die drost sail geholden sijn erffhuijszrecht op versoeck var par-thien to halden. 106. Item een erffhuijsz dat sich in die duisendt Carolus gulden, offte daer-boven dede beloepen, sal men mit erff-huiszrecht van 14 daegen tot 14 daegen moegen vorderen, und so dat guedt onder die duisendt Carolus gulden weert were, so sail die anlegger sijn anspraeck dem landtschrijver dubbelt als vurss. behandi-gen, daerop die verwerer over 14 daegen sail andtworden, daerop die anlegger nae 14 daegen replicieren und die verwerer duplicieren sail, und dat procesz ten ordell gelijck in andere saecken beslaeten sijnde, sail dat proces ten eersten gericht, naedat idt beslaeten dem drosten gelevert worden, in der bancken daer idt erffhuysz gevallen. Die daer een ordell van sail bestaden, dat men bij sittende gerichte offte ten lang-sten ten naesten gerichte tot erkentenisse desselven vuijtwijsen sail, und sovern geen erffuyter voerhanden, sail die officier die guederen sequestrieren , ter tijt erkant were, wie die naaste erlïgenamen syn solden. |
(3) In 1604 staat: -»dartich.quot;
269. Und sal de drost van Velu-wen offte richter van Veluwenzoom , daertegen dat den eersten gerichtz-dach die men sal van aenspraeck, verschrieven ut de ridderschap und steden soeven geriditzluiden; edoch en sal de banck niet weiniger dan mit vyfifen moegen gespannen und beseten warden. Up welcken ge-\'richtzdach de aenlegger sal overleveren synen eisch mit allen schyn und bewysz daertho dienelick und sulx dubbelt umb daervan ein by het gericht under den landtschriever bewaert, und het ander aen den verweerder gelevert tho warden ten naeslen daerup tho antwoorden.
270. Ten dage der aensprake sal d\'anlegger cautie stellen pro expen-sis litis, und de verweerder van ten rechten te staen und het gewiesde te voldoen.
271. Up den tweeden termijn sal de verweerder syn antwoordt van gelyken mit alle daertho dienende bewyszstucken dubbelt leveren , in handen van den landtschriever , und sulx voer den officier und twe gerichtzluiden, sonder dat de officier daertho de banck sal derven spannen, umb sware costen tho ver-mieden.
272. Up den darden termin, sal by den aenlegger gedient warden van replyck, in manieren wie voer verhaelt.
273. Up den 4. gerichtzdach, sal d\'officier het gericht wedrumb verschrieven , ter exhibitie van het dupliek und umb de saeck ten ordel tho bestaden, waertho verschreven
105
sullen warden negen gerichtzluiden, und het gericht bekledet ten wei-nichsten mit soeven personen.
274. Byaldien, in platz van ant-wordt, ennige exceptien geopponiert worden, sal men daerup eerst in maten voersz. recht doen ehr in de principael saeck vort tho vaeren.
275. De saeck onder ordels gebracht wesende, so die bij sidten-ténden gericht niet en kunde affge-daen warden, sal de ordelwyser binnen de naeste drie veertien daegen, off so voel ehr als hem doenlick, dat procesz visiteren und sich gevat maecken umb daerover syn goet-beduncken te seggen, mit de reden van dien. Und so hy voer de drie veertien daegen daertho gereet waer, sal hy tselve den officier tytlick ver-stendigen, teneinde het gericht, oick int getal van negen personen, wie up den voergaenden gerichtzdach, daertegens by den officier verschreven und in de saeck erkent te warden , gelyck men na erffhuisrechten bevinden sal tho behoeren.
276. Und also het erfhuiszrecht verstaen wort summier und posses-soir te wesen, sal diegenige die, ut kracht van testament, gifft off dergelijken tytel, sich tot des erff-huises guideren berechtiget te wesen, aenmeten wolde, tselve mitgeboer-lick ordentlick landtrecht und niet mit erffhuisrecht versoecken und uthfuyren.
277. Een tuchtenaer, man off vrow, sal jure retèntionis int erff-huisz moegen blieven sidten, ter tyt toe up de weerde und onweerde
106
|
der tucht erkent sye, welcke ken-tenisse summarie gedaen sal worden. 278. Vorts so sullen de officieren ten platten lande schuldich syn executie te doen van guideren in haren bevolen ampten glegen, und beboerende in erffhuiseren in de steden gefallen, nae der steden wysinge, gelyck de steden hun wedrumb de executie doen sullen van goederen, beboerende in erffbuiseren up den pladten lande gefallen, na der plad-ten landen wysinge, allet achtervolgende de averkompst copielick hierna beschreven. 279. Item des saterdaechs na den sonnendach Reminiscere, anno Do-mini 1469 waren hier tot Aernhem ter dacbvaert beschreven, utvervolch der stadt Zutphen, ridder und knecht, und kleine steden slandts van Velu-wen, umb saecken wil den erffhuis aentreffende, daerup, avermidts bur-gemeesteren, schepenen und raedt der stadt Aernhem und rbaedt-frunden der stadt Harderwyck, El-burch und Wageningen, upter raet-camer tot Arnhem ter dachfart vergadert , averdraegen is. Dat men alle verstorven goet, rede off onrede, ruirende offte onruirende, so waer dat glegen isz, binnen off buidten steden, und tot wat recht de guideren staen, daerinne de luyden bestorven und als sy hadden, upten dach als de luyden levendich und doot waren, berichten sal int erffhuis, daer de nederfal geschiet isz. (4) |
108. Item dat die officiereu sullen schuldich siju die executie to doen van erffhuyseren in steden gefallen, nae dei-steden wijsonge gelijck die steden himve-derom die executie doen sullen op erff-huijseren opten platten landen gefallen, allet achtervolgende die overkhompste anno 1469 tot Arnhem geslaeten hier-nae volgende. 109. Item des Saterdacges nae den Sonnendach Reminiscere anno Domini 69 weren hier toe Arnhem, ter dachfart beschreven vuijt verfolgh der stadt Sutphen ritter und knechte und kleijne steden s\'lants van Veluwen, omme saecken wille dem erffhuijszreeht antrefFende, daerop avermits den ritteren und knechten hicr-nae beschreven und avermits burgermeestern, schepenen ende rhaidt der stadt van Arnhem und raedtsfrunden der steden Harderwijek, Elburch und Waegening op-ter raedteamer to Arnhem ther dachfart vergadert, averdraegen is, dat men alle verstorven guedt, rede ofi\'te onrede, merende offte onruerende so waer dat gelegen is, binnen steden offte buiten steden und tot wat rechten die guederen staen, daerinne die luiden bestorven und als sij hadden opten dach als die luiden levendich und doet waren berichten sail int erffhuijsz daer die nederfall geschiedt is. |
(4) Vgl. v. Spaen. Inl. t. d. histor. van Gelderl. IV. Cod. p. 85.
»daer de nederval geschiet isquot; volgens a. 10 zou hierbij moeten staan: en daar \'t sterfhuis gelegen is. •
107
|
28o. Und so jemandt ennich guit, als erffgenaem van ennige verstorvene persone, aenvengt und desselven goets dergestalt genoten hedde, die sal schuldich syn de lasten up den erffhuisz staende tho betaelen, ummers tot syn aendeel, so veem de erfifgenamen meer weren, al waert schoon dat de herediteit offte des erff-huises guit, tot bethalungh der schulden, niet vermoegent en weer. (5) |
110. Item so yemandt euich guet als erffgenaem van eenige verstorven persoen anvenck und desselvigen guedts in der gestalt genoten, dat dieselvige schuldich sy die las\',en opten erffhuijsz staende tot sijn andeell to betalen all wear idt oeck schoen, dat des affgestorven guedt niet so voeie en were daer men die schulden mede betalen sail konnen. |
VAN ERFFUTHINGH. (l)
281. So een gehielickt man storve, sa! desselven huiszfrow de nagelatene guider udten. Insgelyken, so een ge-hielickte vrow doots verfiele, sal de man erffudter wesen. (2)
282. Und soveern geen erffudter voerhanden, sal d\'officier, van sHeren wegen, de guider sequestriren, ter tyt gebleken off erkandt weer, wie de rechte und naeste erffgenamen syn sullen. (3)
283. De erffudter sal des verstorvens erffgenaem niet verplegen, sy weren dan eerst van den officier in dat erffhuis geleidt, dies sich oick mit matigen und nodturftigen kost und dranck thovreden sullen halden.
(5) Door de ordonnantie op \'t voorrecht van boedelbeschrijving van 1648, in 1686 hernieuwd, is dit art. gewijzigd. Geld. Placaetb. II. 314 en 547.
(1) \'t Concept heeft hiervan geen afzonderlijk hoofdstuk; a. 107 staat in \'t hoofdst. »Van verborginge desz erffhuysz und van erffhuyszrechten.quot;
(2) Niettegenstaande de hertogin nog leefde benoemde Karei van Gelder in 1538 tot zijn executeurs: de Graven van Bronkhorst en Meurs, en Seger van Arnhem.
(3) Tusschen erfuitter en executeur testamentair werd onderscheid gemaakt; in zooverre de erfuitter, elders boedelhouder genaamd, als volkomen vertegenwoordiger van den erflater, de goederen onder zich had; terwijl een executeur testamentair alleen te zorgen had voor de stipte uitvoering van het testament, zoodat de benoeming van eenen executeur testam. niet kon verhinderen dat de goederen door den officier gesequestreerd werden. Schrass. Cons, en Adv. III. p. 166. V. p. 206.
108
|
284. Und de erfifudter mach in den erffhuis blieven sidten sesz weken , und tho goeder wiese mede van der erven kost teren, sonder bekroen der erven und daer tein-dens niet langer; tenweer dat de erffudtersche haep und vermoeden hed, van befrucht tho syn off recht van tucht hed, off anders. 285. Een erfifudter isz gehalden alle und jedere des verstorvens nagelatene guideren, rede und un-rede, ruirende und unruirende, waer die oick syn, und van wat aert und nature die wesen moegen, sampt alle brieff und segelen, obligatien und ander schijn und bescheidt, als de verstorven persone levendich und doot wasz, ordentlick, binnen sesz weken na affsterven des overleden, tho inventariziren und t\'selve inventaris up gesinnen van de erffgena-men by ede tho bekreftigen und udthogeven. (4) 286. Voerbehalden doch, dat de erfifudter sich selfs mit den eedt niet en sal moegen rycken. Dan soveern hy vermeinden anders dan jure re-tentionis, daervan int voergaende capittel meldungh gedaen wort, tot ennige des erffhuises guideren be-rechtiget tho wesen, sal hy sulx mit behoerlicke landtrecht versuicken und utdraegen. So oick questie voer-fiele, off ennige goeder tot den erff-huisz gehoerich weren off niet, sullen dieselve al evenwael inventariziert werden, sonder prejudicie desgenen, |
107. Item die erffuyter enes erffhuyses off der officier sail alletijt schuldich syn dem eijschende parthie van allen anderen des erffhuis rede und onrede behoirlick inventaris to geven und to t\' stellen. |
(4) In 1604 is hier bijgevoegd: «Ten ware dat hem sulcx vermits pest of anders in schyn-bare noot, niet doenlick zy, tot erkentenis des gherichts, by een peen van veertich Heeren ponden, doch min of meer, na geleghenheyt van saken, ook tol des gerichts erkentenisse.quot;
109
so daertho berechticht tho wesen mucht bevonden warden.
287. Ingevall oick de erffudter, binnen de sesz weecken veer up-richtingh des inventaris verstorve, sullen alsdan desselven erffgenamen na oehre beste wetenschap, gehal-den syn dat inventarium over tho geven und tho bestedigen, und so voersedtelick ut den inventario en-nich parceel van goederen utgelaten were, sal de erffudter syns rechten, so hy daeraan hadde, versteken und daertho noch in de weerde desselven goedes, den erffgenamen vervallen wesen , het ware dat hy rechtmatige oirsaecken voerwenden kunde, waerumb hy sulx niet geweten en hedde. Dan in sulcken gefalle sal hy van der peenen gefryet wesen, allet tot erkentenisse des gerichts.
|
BELONUNGH VAN OFFICIERS UND GERICHTZPERSONEN. (l) 288. Den drost offte richter kompt van een inleidungh in erffgrondt, een olden schildt; und den landtschriever einen halven olden schildt. (2) 289. Des sal de landtschriever daer voer oick einen weet schrieven, die der drost offte richter besegelen sal, sonder nyhe belonungh (3) daervan tho eischen offte ontfangen. 290. Und off geviel, dat veel personen inleidungh offte utleidüngh wollen laten doen und dieselve daertho |
33. Item sail die drost offte richter vau ijeder iuleidonge hebben eueu aldeu schilt, uud die landtschrijver enen oert van een schilt, gelijck als die Here van den Lande boert, und daervoer sail die landtschrijver een weet schrijven, und die drost offte richter sail dieselvige besegelen, sonder eenige beloeninge daervan to neh-raen. 33. Item offt geviele, dat voell persoenen inleijdonge offte vuytleydonge wol-deu doen, sullen diesel vige enen volmech- |
(1) Zie laadbr. 1532 art. I en 2; landbr. 1432 (v. Spaen, Inleid. IV. Tit. p. 83).
(2) In 1604 is hier bijgevoegd zooals door de comm. voorgesteld was: «wesende den olden schildt, geprijseert op anderhalven goldtgulden, off drie keysersgulden und twaelf stuyver.quot;
(3) 1604 zijn de volgende woorden van dit art. uitgelaten.
110
|
jemandt volmechtigden, in sakken gevalle competiert den officier und landtschriever, dubbelde gerech-ticheit. |
291. So averst veel personen elx voer syn hoeft de inleidungh ofte uthleidungh doen laten , sal oick de drost ofifte richter van jedere persone moegen nemen einen olden schildt, und de landtschriever einen halven, voer welcke gerechticheidt de weet-brieff oick besegeit und geschreven sal worden, sonder dat parthyen idt-tigen moegen maecken, om die inleidongë o ff te vuytleidonge to laten geschieden, und in suleken vall, competiert den officier den alden gebruijck nahe dubbelt gelt to weten twe olde schilden und dem landt-schrij ver niet meer als enen hal ven schilt, (a) 34. Soe averst voel persoenen sonder enen volmechtigen een ijeder voer hoefft die inleijdonge oft\'te vuijtleidonge wolden doen laten, sail die officier enen alden schilt moegen nehmen, und die landt-schrijver een oert van een schilt to ver-staen van elck persoen daervoer dan die |
(a) Bij artt. 32 en 33 merkt de landschrijver op; »dat wel waer is, dat in een artyckel van den alden landtbrieff bevonden werdt nemptlick dat den landtschrijver van een inleydinge sail hebben een oort schilts dan volgens inden selven aiel des alden landtbriefs wordt weder bevonden dat die landtschrijver sail hebben van een vuytleydinge een halve schilt als voorsz waervuyt claerlyck tho spueren dat int schryven des vursz aide landtbrieffs geerreert moet wesen stellende een oort schilts voor een halve schilt.
Tot stereker bekreftonge hebben alle vurgaende landtschrijvers als oock desen landtschrijver zoe lange dat oock gheen memorie der menschen ter contrarie en gedenckt tot den dach van huyden van alle salaris hier naer verclaert onbespuert sonder yemants bekroen genoten ind ontfangen halff zoevoel als den drost oder rechter twellick ingelycken als boven nyet beueent dan gestaudt gedaen sail worden, te weten: van een ruymonge, idt was dan die eerste anderde ofte derde, van Inleydongen, van vuytleydongen, van een erffhuys te verborgen, van een momberschap te verborgen, van een opdracht ind die brieven van dyen te expe-dieren, daarvan die drost van yeder parthye altyts ontfangen heeft een olde schilt gelyck dc richter oock gedaen heeft ind den landtschrijver een halven schilt, ingelycken oick van alle peyndongen aen erffgrondt mit die opbadonge, veylongen, slytongen, coopbiedongen, weten, aenherongen en totten verwynsbrieff te besegelen ind eerst te schrijven altyts genoten ind ontfangen, halff soeveel als den drost ofte richter daervan nu den landtschrijver by de versochte nye reformatie die helft en meer affgetogen solde werden in prejudicie hoochberoempter K. ma13 die de voorsz landtschrijverampten te vergeven heeft als oock in prejudicie ind grote naedeel van des itzige landtschrijvers verschryvonge die op dese gerechticheyden van salaris dieselve landtschrijverampte beleent ind syn penningen daerop verstreckt daer hy onderdenlycke bidt ind versueckt by gehalden ende gelaten to werden gelyck hyernae by articulen gestalt sal worden.
Soe sich nyemandts mit redenen en behoort te bezweren den landtschrijver te betalen die gerechticheyden die men syn predecesseuren in officio vur ind hem nae aver die hondert jaeren herwerts sonder contradictie betaelt heeft ende in der tyt ontwyffell by den vuralderen wel overlacht is dat die landtschrijver alle die voorz acten moet registreren ende die tot verzeeckerheyt van parthyen bewaeren die weeten oft brieven daervan vur tvoorsz sallaris expedieren.
Dan indyen die landtschrijver versocht hadde baven dessen alden geobserveerde gebruyek eenige augmentatie op syn sallaris, als hy wol redenen gehadt hadde op sommige puncten ind daegelycx up veel oerden overmits den dieren tyt geboert. Dese hadt itien sich enichsins te besweeren ind daertegen te streven als men nu met redenen in desen nyet ed behoort te doen.
Kanselier en raden keuren deze bezwaren van den landschrijver goed en merken bij art. 36 aan dat «behoordt vuytgedruct te werden off dit verstaen wordt van den myle, wech ende weder off nyet.quot;
|
was daervan sullen derven geven. 292. Und so meer weetbrieven als een van noeden weeren, daervan sal den drost ofift richter kommen voer syn segel, twaelf stuivers und den landtschriever sesz derselver stuiver, tho verstaen van elcken weetbrieff. 293. Item sullen de baden, die de weetbrieven draegen, van jedere miel wech und weer binnenlandts, hebben sesz stuiver, und buidten landts, thien stuiver. Und so de baden still musten liggen, daervan sullen sy tusschen dach und nacht hebben thien (4) stuivers, midts ver-clarende by oehren eedt, hoe langh sy hebben moten still liggen, und snllen de baden wael vlytich ledten up de tyt und plaetze, wanneer und waer sy de weetbrieven overleveren und wat hun ter antwordt off anders daerup begegent, und daervan allet pertinent rapport doen. 294. Item van verborgungh van van een erffhuis, compt den drost offt richter oick einen olden schildt, und den landtschriever einen halven schildt. 295. Deszgelyken oick van de in-leidungh int erffhuisz und so sulx by verscheiden personen offte by oehrer allen volmechtigen gedaen worden, sal daervan competiren gelyck wie hier voer verhaelt. 296. Van een verborgungh einer momberschap, den officier als we-seude einen overmomber der unmun-wete gesclireven ende besegeit sail worden, sonder ijetwes vorder daervan to nehmen. |
35. So oeck meer weten als een van noeden, daervan sail den officier compe-tieren voer syn segelatie 12 stuver brab. fall. Und cfen landtschrijver sesz derselver stuver, to verstaen van ijeder wete. 36. Item sullen die boeden die de weten draegen van ijder mijll, sovern sij buitenlandts gaen, hebben vier stnvers brab. fall, und so sij binnenlandts gaen, van den mijll twe stuvers brab. fall, Soe die baede oeck still moste liggen, daervan sail hij des daechs sesz stuver hebbcu. Desz sail hij bij sijnen ede verclaeren ho lange hij still hefft moeten liggen. 111. Item wanneer ener een erffhuijsz verborgen will, daervan sail dem officier competieren een g. schilt und dem landt-schryver enen ort schilts. 113. So averst meer als een sijn die een erft\'huys to verburgen begeren, sovern sij dat mit enen volmechtigsn doen, com-petiert den officier daervan dubbelt loen, to weten twe g. schilden und dem landt-schryver eenen halven schilt. (4) 136. Item so wanneer yemandt die momberscbap der onmondiger und derselver guederen verborgen will daervrn sail |
(4) Op voorstel der comm. zijn in 1604 in dit art. de beloningen van »sesz, thien en thien stuiversquot; respect, veranderd in: .«acht, twelf en vyfthien stuyvers.quot;
(h) »In idt III, 112, 113 ar8\', zegt de landschrijver,quot; daer gestalt wordt van een erffhuys te verborgen een oort schilts , daervan compt den landtschrijver een halven schilt.\'
112
|
digen, nihil; den landtschriever, vyff stuiver. 297. Van een voerbadungh, aen het gericht te kommen offte umb ge-tuichnisse der waerheidt te geven, kompt de scholtis offte den geswo-ren peinder, van elcke persoon vier stuivers. 298. Und off de badingh ter instantie van verscheiden personen offte van collegien, communiteiten und dergelycken geschiede, daervan kompt dubbelde gerechticheidt. 299. Van besatingh aen gereet goet ofte aen een persoon kompt den scholt vier stuiver. 300. Van besaedt aen erffguit kompt den officier ofïte synen ge-sworen volmechtigen einen halven schildt. 301. Den custer van drie publi-catien in der kercken te doen, sesz stuiver. |
die drost ote richter als voerstenders der onmondigen niet competieren averst dem landtschrijver sail gegeven worden een al-den groet und niet meer. (c) Zie art. 39 en 48. |
(lt;r) Bij dit art. merken de drost en richter aan, dat »haer vur drosten ind richters in officio vur und zy daernae baven menschen gedencken gehadt hebben een schilt en den landtschrijver een halve schilt, daerby sy volgende hoer verschryvonge ind commissie tot consignatie Co. Ma45 Hoocheyt ind haer gerichticheyden inne begeren gehalden ind gehandthavet te werden als sy oock begeren gehalden te werden in haer vryheyd ind gerechticheyden van als tol die officien staende ende daer oock in dese versochte reformatie geen mentie van ge-maect en wordt.quot;
De landschrijver zegt: a van een momberschap te verborgen hem te competeren een halve schilt, daer immer oick gheen zwaricheyt in en behoort gemaeckt te worden zoe sulcke ver-borgongh te bouck gestalt moet werden by den landtschrijver ind tot verzeeckerheyt der unmondigen die daer merckelycken aen gelegen is nyet enen die landtschrijver vredich alle denghenen die die macht niet en hebben alle dit voorsz salaris ind elck parthyen van dyen op haer verclaeronge om Goodts willen quyt te gheven als hy biszher oock gewoenVck is te doen. Ende denghenen die die macht hebben om haer geboerlycke loen eder tot taxatie des gerichts als boven gesacht te doen betalen, persisterende daeromme ind om alle vurverhaelde redenen by syn voorgaende versoeck daer myn Heeren die hiertho verordent syn ofte moegen worden, ind stat und van wegen Co. Ma\' believen sullen goedt regardt op te nemen dat zyne mat vureerst in die gerechticheyt der voorsz landtschrijverampten ind den landschrijver in syn verschrivonge nyet vercort dan daerby volgende den alden geobserveerde landtkun-digen gebruyck gehalden mach worden nae beboeren.
De kanselier en raden adviseeren dat men de drost, richter eu landschr., «om bij hun voorgewanten redenen boven id aide gebruyck nyet en behoort to verkorten off dye gerichticheyden oerer ampten to verminderen.
113
302. Denselven officier ofifte synen 65. Item van ijeder peindonge sail volmechtigen competiert van de pein- die scholt hebben gelijck van die baedinge dungh aen erfïgoet oick eenen hal- und besaeth inhalt des landtbrieffs, und ven olden schildt. sail voirt mit die weten van die peindonge
303. Van overleverungh der ge- und pandtkeronge gelialden worden, als peinde panden aen den cleger, item idt mit die weten van die inleydonge, van de eerste upbadungh, wie oick und mit veellbeit der persoenen hierbevoe-van de twede und derde, und van rens geschreven, gehalden wordt.
de gicht und veilungh van de panden aen drie herbergen off andere huyser, als oick van de overleverungh aen den officier, kompt den drost ofifte richter, van elcke acte, vyff stuiver und den landtschriever derdenhalven stuiver.
304. Item van de schrifftlicke weten der peindungh, den drost offte richter einen schildt, unde den landtschriever einen halven schildt, und so der meer weeten in dieselve saeck sollen moeten ge-expedieert warden, sullen parthyen daervan betalen als hierboven ge-specificiert.
305. Van een pandtkerung en kompt den officier noch den landtschriever geen gerechticheidt.
306. Van het overgeven der ge-peinde panden aen den aenlegger,
wanneer daertegen egene pandtke-rungh gedaen is, kompt den officier offte synen gesworen volmechtigen,
vyff stuivers und den landtschriever derdenhalven stuiver.
307. Van d\'eerste, andere und derde ruimongh, insgelycken van de aenherongh, den officier van jedere,
einen schildt, und den landtschriever,
einen halven schildt.
308. Van ein gichtingh einer in- •
sinuatie van einen weetbrieff, vyff
114
|
stuver und den landtschriever, der-denhalven stuiver. 309. Van de weet der eerste rui-mungh, sowael aen den pechter als den grondtheer, so die schrifftelick gedaen wordt, kompt den offcier, einen schildt und den landtschriever, einen halven schildt. 310. Van een peindungh aen ge-reet guit kompt den scholtis offt den geswaren peinder, vier stuivers. 311. Van het upbaden der panden, wie oick van de gicht der veilongh voer drie herbergen,offte andere huiser und van het bieden des koops aen scholtis . kompt hem vier stuivers, und den gerichtzluiden, elx twee stuiver. 312. Van de weet kompt den scholtis , so hy de mundtlick doet binnen ampts , vyff stuivers und buidtens ampts van elcke schrifFt-licke weete, tien stuiver, und sal de bade, van het overbrengen des weetbrieffs, syn mielgelt hebben als voeren. 313. Van de aenherung aen ge-reet guit kompt den scholtis, vier stuiver. 314. Item van een updraechsbrieff, rendtverschrievongh, pandtverschrie-vongh, betochtongh offte dergelyken maeckingen, onder idt uthangende segel van den drost offte richter, kompt den officier van jederen sul-eken brieff, einen olden schilt und den landtschriever, einen halven schildt; des sal de landtschriever ge-halden syn, sulcke brieven mede daervoer tho registriren , offte tho boeck te stellen. |
Zie art. 41, 47. 38. Item sullen die scholten van ijeder wete die sy binnen ampts mondtlicken üoen, hebben een aide groet, und voer oer segell, so die wete schrifftliek buiten Veluweu ende Veluwenzoem gesehege, twe aide groeten. |
115
|
31S* Van een volmacht offtekundt-schap mit des drosten offte richters upgedruckten segel, twelff stuivers, voer den drost und sesz stuivers, voer tschrieven. (5) 316. Van een volmacht und een kundtschap tho signaet te brengen, hefft de landtschriever vier stuivers. 317. Item van die t\'extrahieren und grossiren , oick vier stuivers ; gelyck oick van alle andere extracten. 318. Van een vol verwin tho besegelen, kompt den officier, twee schilden; den landtschriever van den brieff tho schrieven, einen schildt. 319. Item kommen den gerichtz-luiden, die over dese hiervoer beschrevene acten gebruickt worden einen jederen, elcke reisz, twe stuiver. 320. Vorts kompt den landtschriever , so wanneer datter gericht wort, van een aenspraeck und antwort und sunst andere signaturen, die mundt-lick bedongen worden, te boeck te stellen, van elcke, vier stuiver. 321. Maer so daer by den verweerder ennige voorgenge, van up de dode handt te vallen offte derge-lycken, genomen worden, kompt hem daervan, wie oick van vermaningen der ordelen, van elx, twe stuivers. 322. Item van aenspraeck, ant-wordt, replyck. duplyck, dubbelt by geschrifft avergegeven , kompt den landtschriever, van elcken bladt der dubbelder, tho collationiren , einen stuiver, und (6) van elcke simple authentizatie, twe stuivers. |
126. Insgelijcken sail die landtschrijver van een anspraeek, een andtwordt, een replyck und een duplijck to boeek to stellen (sovern die saecke erffgrondt antrefft) niet, meer hebben dan van elcx twe aide groiten als vurss. So averst die saecke schaede offte schuldt beroerden een aide groet, inhalt des landtbrieffs. 137. Averst so die processen und in-gebrachte schrifftuiren vast groet und lang vallen, und soe dan die landtschrijver vermeenden aen die twe aide groeten geen arbeytslohn toe hebben, sail hij sulcx dem gerichte, als dat procesz voll bedingt und vollschreven is to kennen moegen geven, und dat gerichte sail hem alsdan sijne belohninge nae grootheid des procesz in billickheit taxeren. |
(5) In 1604 zijn hier tusschengevoegd de artt. 39, 30, 31 eu 33, zooals zij in de quar-tiers vergadering van Maart 1604 voorgesteld werden.
(6) In 1604 zijn de volgende woorden van dit art. vervangen door: «van registrieren der-selver, drie stuyver vant bladt.quot;
116
|
323. Noch kompt den landtschrie-ver, van jeder bladt der geexhibierde schrifturen, die by den gericht ver-bliven und niet tho boeck gestelt en warden, einen stuiver; und die tho boeck kommen, volgende den olden gebruick, van het bladt, vier stuivers. 324. Item van een procesz aff tho schrieven und tho leveren in handen van den ordelwyser, van jeder bladt, drie stuiver. (7) 325.Itemdem procureurofifte voer-spraecken, kompt van elcken termin ofifte gerichtzdach oehrer bedienungh, sesz stuivers. (8) 3 aö.Maer daer sy voergengh nemen ofifte ordelen vermanen, halff geldt. 327. Van jeder bladt der schrifif-turen, by advocaten offte voerspra-ken ingestelt, int rein gebracht und redelick compres geschreven, sesz stuiver. (7) Dit en \'t voorgaande art. zijn in 1604 gekomen: art. 40, 41, 43, 43 en 44. (8) In 1004 is op voorstel der comm. deze |
124. Item in saecken betreffende erff und erfftall sullen die voerspraecken van der anspraeeken niet meer hebben dan twe olde groiten als insgelijcken oeck van andt-wordt, replijck und duplijek niet meer dan van elcx twe aide groiten. 125. Item in saecken beroerende schaede offte schuldt sullen die voerspraecken van elcke anspraeck, andtwordt, replijck offte duplijek moegen nehmen nae inhalt des landtbrieffs to weten enen alden groet und niet meer. 128. Item dat die drost noch riihter vurss voerts geen onderrichters offte die-naers des gerichts, nementlick der landt-schrijver, drosten, schrijver, oer klercken und scholten gener parthien daegen holden noch leesten sullen offte eenige volmachten annehmen aen dem gerichte daer sy dienaers sijn, dan sich alleen croeden mit Der be-veell allet bij oeren eedt. 113. Wanneer sij oeck die verborginge een yder voer sijn hoefft bisonder sonder volmechtigen doen willen, daervan sail den officier competieren van soe mennich persoen soe mennich gelt, to weten van enen ijederen een golden schilt und dem landtschrijver enen oert van een schilt, geheel veranderd en daarvoor zijn in de plaats belooning veranderd in: »thien stuyvers.quot; |
117
|
VAN SCHUTTINGH. 328. So wanneer ennige beesten up jemandts landt offte guit schaden doen, die mach degene dem idt goet tho kompt, bevindende de beesten in den schade und up syn goet, schudten, sonder nochtans dieselve doot te slaen, te quetsen offte te verdrieven, buydten kerspels offte buirschaps off in ennige plaetzen, daer de voersz. beesten solden hun-selven moegen schedigen, quetsen offte schade lyden, by pene van de voersz. schade up tho leggen, tot erkentenisse van den gerichte. 329. Als jemandt ennige beesten hefft geschutt offte doen schudten, de sal de geschutte beesten, in der naester herberge offte in andere goede bewaringen, in den kerspel off buirschap, daer die geschut syn, brengen und queme binnen drien daegen niemandt und vryden dieselve, so sal de schudter sulx in den kercken laten publiciren; und sal oick midlertyt synen schade mit nabuiren laten beleyden und weerderen und, so veern alsdan noch niemandt en queme und vryden dat schot binnen drie dagen, soveern de beesten bekandt offte so sy on-bekandt, binnen veertien daegen na de publicatie, diewelcke ten allen Sonnendagen in der kercken gecon-tinuiert und verhaelt sal worden, mit geit offte by voergaende verborginge, mit untschudtinge, upalsulcke weer-derunge van de naburen als voersz. geschiet, so sal hy voer synen schade aen dat schott moegen peinden, und |
VAN SCHUTTTNGHE. 129. Soe wanneer eenige beesten op ijemandts landt offte guederen schade doen, die mach dergene dem idt guedt toecompt, bevindende die beesten in den schade und op sijn guedt, schutten sonder nochtans dieselve doet toe slaen, to quetsen offte to verdrijven buiten kerspels, offte in eenige plaetsen, daer die vurss. beesten solden hemselven moegen schadigen, quetsen offte schade lijden, opte pene van de vurss. schade op to leggen tot erkentenisse van dem gerichte. 130. Item soe yemandt eenige beesten hadde geschutt, die sail die geschutte beesten in der naester herberge offte in andere guede bewaronge in den kerspell daer hij die geschuttet, brengen und queme binnen drie daegen nijemandt und vrijden dieselve, so sail die schutter sulcx in den kercken laten publieieren und sail oeck middeler tijt synen schaeden mit nabuyren laten beleiden und weerdieren und sovern alsdan noch nijmandt en queme und vryden de binnen drie daegen sovern die beesten bekant offte so sie onbekandt, binnen drie veertien daegen nae die publication (diewelcke ten allen Sonnendae-gen in der kercken gecontinueert und verhaelt sail worden) mit geit offte bij voergaende verburginge mit ontsatinge offte pandtkeronge op alsulcke weerdieronge van de nabuyren als vurss. geschiedt. So sail hij voer synen schade an dat schot moegen peinden, und volgents dat geschutte pande vuijtslyten und vercoepen als sich des nae landtrecht behoirt, . , |
118
|
volgendts dat geschudte pandt ut-slyten und verkopen, als sich dat na landtrechten behoert. 330. Edoch, een jeder merck, maclschap und buirschap oehr oldt recht und gerechticheidt und ge-woenten up oehren gemeinten und bosschen te schudten, (1) hiermede unverkort. 331. Item so einerbewysen kunde, hem schaden geschiedt te syn, van ennige beesten, die hy wiltheits-halven niet schudten kunde, denselven schade sal hy als voersz by nabuiren laten weerdiren, und daer-mede tegens den heren der beesten procederen, als voer steet. 332. Item, gansen, hoender, enden syn vredeloes, also doch dat se niemandt midtnemen und tot syn eigen nut keren mach. 333. Item de schudter sal voer syne bclohnung, behalven der beesten adtingh und den schade van jeder beest hebben enen stuver daechs, und des nachts dubbelt geit und niet meer. 334. Item so einer syn landt niet behoerlick en vreeden, und daerdoor, van jemanden beesten schade lede, die en sal dieselve beesten niet moegen schudten, noch doen schudten. 335. Item wie ein geschut beest, tegen danck des schudters ofte desgenen, die het hed doen schudten, untvveldichden offt uth het schott |
130. . . . Edoch een ijder maelschap und buirschap oir alt recht und gerechti-eheit und gewoenten op oeren gemeenten und bosschen to schutten hiermede on-vercort to sijn. 131. Item so ener bevvijsen khonde hem schaede geschiedt toe sijn van eenige beesten, die hij wiltheitshalven niet schutten khonde, denselven schaden sail hij als vurss. bij nabuyren weerdieren und daer-mede tegens den heren der beesten pro-cedieren als voir steit. («) 132. Item gansen, hoenderen und enden sijn vredeloesz. 133. Item dat die schutter behalven dem schaden soals vurss. getaxiert we-sende, van yder beest van sijn schuttinge hebben sail een stuver brab. fall, und des nachts dubbelt geit und niet meer. |
119
ewech dreve offte die jemandt schud-tingh behinderden, die sal daeraen wil und gewaldt begaen hebben.
336. Item wie geen tegenvracht dede, daerdoer een ander in schade queme, die sal schuldich syn sulcken schade goet te doen. (2).
|
VAN GEMEINTEN, GEMEINE STE JEN UND STRATEN. ^37. Niemandt sal ennige gemein-ten, gemeine stegen offte straten utdoen ofl\'t utgraven, buidten consent der gemeine geerffden, daerby und aengelegen und daertho berech-ticht wesende, up een peen van 40 pondt, die sulx dede (1) und sal gelykewael, up syn eigen kosten, gehalden syn, de utgegravene ge-meinten, gemeine stegen und straten, wedrumb in tho slichten. 338. Und so algereets ennige affgravinge geschiet waer, buidten consent, wil und voerweten der semptlicke gemeine geerffden, daerby und aen gelegen, und daertho berechticht wesende, sal sulcke affgravinge wederom ingeslicht werden, by dengenen, die sulx gedaen off laten doenhefft, by pene (2) voersz. 339. So sal oick niemandt de gemeine heren wegen, stegen und straten, plaggen noch stompen. |
VAN GEMEENTEN , GEMEEN STEGEN UND STRATEN. 202. Item dat nijemandt eenige gemeenten, gemeen stegen offte straeten sail vuijtdoen aff offte vuijtgraven buiten consent der gemeen geerfften daerbij und an gelegen und daerto gerechticht wesende op een peen van veei\'tich pondt und suil gelijekewell op syn eygen costen gehold en syn, die aff offte vuytgravinge wederorame in toe slichten, (a) 203. Und so algereets eenige affgravinge geschiedt were buiten consent, will und voerweten der gemene geerfden, daerbij und an gelegen und daertoe gerechticht wesende, dat sulcke affgravinge wederom ingeslichtet sail worden bij dengenen die sulckes gedaen off laten doen hefft bij die peen vurss, allet tot behoiff des Heren. 204. Item sail nymandt die gemeen Heren wegen , stegen und straeten plaggen offte vuijtgraven, noch oeck op enige ge- |
(2) In 1604 is hier bijgevoegd art. 10 zooals \'t door de comm. voorgesteld was. (l) Op voorstel der comm. is in 1604 hier tusschengevoegd: «beheltelick den geinteres-sierden zijn actie.quot;
(a) Bij dit art. merken de kanselier en raden op, dat daarin »die Furst oft Heere gantz ende geheel vergeten twellick nyet en behoort, \'t 203« art. en seyt meer dan die voergaende ende schyndt daerom te wesen superfluus.quot;
(2) In 1604 op voorstel der comm. veranderd: »by pene und met voorbeholdt als voersz.quot;
120
|
Noch oick up ennige gemeinten eiken off essen heisters off ander bepatingh affhouwen, tensye hy be-wese, sunderlingh daertho berech-ticht tho wesen, und sal sich een jeder mit het syn gesedigen laten. By 20 pondt. 340. Oick en sal sich niemandt gelusten laten, up ander luiden guit, ennige meybomen aff tho houwen, by vierdubbelde verguidung voer den eigenaer, tot estimatie van ver-stendigen und unparthydigen, und by sesz pondt voer den Heer, elx tho verbroecken, die daeraen schul-dich weer. 341. Item, de gemeinten und haterbosschen offte gemeine strui-cken, sullen by niemandt tot syn eigen profyt, affgehouwen werden, by tien pondt, maer sal men dieselve gebruicken tot gemeine nodturfft und profyt van de naburen und geerffden, daertho berechticht synde. 342. Beheltelick, int gene hier-voer gesacht isz, den maelschappen, bosschen und buirschappen, oehre rechten, privilegien und gebruicken. VAN BADINGE TOT DES HEREN DIENSTEN. 343. De scholten syn verplicht de nabuiren, die den Herendienst tho doen schuldich syn, van huysz tot huysz, van nabur tot nabur tot des Heren dienst tho baden , und niemandt daerin over tho slaen, dan sullen den kluppel umbgaen laten, by tien pondt, und de anders und |
meentc stompen, souder sich alleen mit dat hair laten sedige allet op die peen als vurss. Item alle gemeenten offte haterboschen sullen bij nijemandt affgehowen worden, sonder sal men dieselve gebruijcken tot besteeekonge und welfahrt van den sande und prouffiet van de gemeenten, allet nae ordonnantie der gemeene geerffden. ANGAENDE TBAEDEN TOT DES HEEREN DIENSTEN. 206. Item sullen die scholten varplicht sijn die nabuijren, diewelcke dem Heren schuldich sijn diensten to doen, van huijsz tot huijsz, naebuijr tot nabuijr in dienst des Heren to vorderen, und geen onder-scheydt offte o verslach daerinne voerneh-men, dan mitten cluppell omgaen, op een peen van tien pondt, und dat die- |
121
unbehoerlick gebadet weren, die sul- genich die anders und onbehoirlick gelen moegen utblieven und daer niet baedet werden offte baven dem besweert broecken. werden, die sullen vuijt moegeu blijven
und daervan niet konnea broecken. («)
|
CONCLUSIE. Welcke reformatie willen wy ridderschap unde steden van Veluwen und Veluwenzoom, van allen desselven lantsofficieren, richteren und gerichten, und vorts van een jederen, den idt aengaen mach, sowael in de vier bancken, die oehr selfifs gerichten hebben, thoweten: Hoevelaken, Scherpeseel, Nybroickund Oldebroick, alsoick van allen anderen , vast und unverbreeckelick, van weerden gehalden und achterfolgt tho warden, sender in off buidten recht, idtwes daertegen tho doen off laten geschiehen, in enniger manieren, beheltelicken uns, in twyvelachtigen saecken, die interpretatie und verclarungh derselver, und mede, off men in thocommen-den thyden bevonde, dat ennige |
CONCLUSION OPFTE BESLOTH. Item dat die officieren und oeck die geriehtsluiden geholden sullen sijn, alle dese voergesatte articulen ten allen jahr eens in allen bancken t\' besweren cm diesel ve alsoe to sullen onderholden, opdat die justitie nae Godt und recht des to beter geadministreert mochte worden. Item dat mits dese puncten und articulen voirss. den maelschappen, boschen und buerschappen in oeren rechten, privilegiën und aide gèbruijcken, voerts allen anderen rechten, gewoenten, tiactaten, und recessen niet gepreiudiceert noeh affge-broicken sail sijn, sonder sullen diesel ven nae inhalt des tractaets voer Venloe opgericht, bij oere rechten, effect eude wer-ckong verblijven. Oeck olï in toecoemenden tijden bevonden worde, dat eenige guede puncten in dese beraembte und voergeschreven |
(a) De kanselier en raden meenden dat in dit art. »clockenslach behoort te worden vuytgesondert ende id soude res malae consequentiae zyn dat men den boeren consenteren soil by huys te blyven wanneer sy gebodet waeren, doch dat die scholtissen die parthyelyck off qualyck in oeren bevel handelen gestraft worden, dat waer wel billickquot;.
Alleen de bezitters van wildforster goederen waren van sommige diensten vrijgesteld. Schrass. Comm. p. 628.
De klokkenslag was een vorstelijk recht, dat o. a. ook in \'t tractaat van 1538 a. 28 nog voorbehouden wordt: «sullen alle ongeboerlycke schattingen, ontgelt-penningen, diensten en
beden .... van nu voortain altijt af syn ind blijven. Beheltelijck doch____ oerer F. G. oerer
G. Hoicheit geboth ind verboth, dienst ind klockenslagh, als dat van aelds gewoentlik .... By uitzondering wordt aan de inwoners van \'t quartier Nymegen \'t recht van klokkenslag gegeven in geval van; «ysganck of watersnoit, off dat die underdanen van stereken bedelers netbouven of anderen fremdeu gewelders oeverfallen wurden.quot; In Febr. 1593 werd door \'t quartier bepaald, dat de jonkers ten platten lande van Veluwe en Veluwenzoom woonachtig, die op land- en quartiersdagen verschreven werden en kwamen, vrij waren en bleven van klokkenslag, billet-tering van ruiteren en knechten en Heerendiensten, als van ouds gebruikelijk.
122
|
goede puncten in dese reformatie niet begrepen, daerby gesedt off ennige daeraff gedaen, verandert, verlengt off vercort, behoeffden tho worden , dat uns sulx, mit thodoen des Heren offte der gemeiner landt-schap van Gelder und Zutphen, alle tyt tho doen vry staen und thoge-laten syn und blieven sal, updat , de Heer in syn hoicheidt und par-thyen in haren rechten, niet vercort en warden. Und daermede niemandt onweten-schap en hebbe tho pretendiren, so sal men dese ordinancie alle jaer twe-mael, ten thyden der verkundigungh van den gerichten, rontzumb in Ve-luwen und Veluwenzoom doen publi-ciren, ter plaetszen daer de publica-tien tho geschiehen gewoenlick syn. Aldus gedaen, und gearres-tiert bij ridderschap und steden des quartiers vanVeluwen, tot Arnhem, ten quartiersdage vergadert, den sestienden February 1500 drie und negentich. Ter ordinancie van dieselve P. VERSTEGE, Secretaris. |
artiouleu offte landrechten behoeffden bij-gesath offte affgedaen to worden, dat dieselve mit todoen van C. Mat. onses aller g. Heren und der landtschap van Veluwen alletyt gecort, gelangt, offte verbetert sullen moegen werden, als sieh desz tot conservatie van Co. Mat. hoicheit und gerechticheit und tot gerusticheit und vreed-samheit deser vurss. landtschap van Veluwen nae landtrecht sail eygen ende ge-boeren. (a) |
Ons grundlick versuickende , dat wy dit nyhe gereformierde landtrecht solden willen bestedigen und bekrefftigen und daeraff behoerlicke brieff und segel verlenen. So ist, dat wy durch onse gedeputierden, in ge-nochsamen getal, gemelte Veluwische landtrechten gevisitiert, oick hier-
(a) \'t Advies van kanselier en raden luidt aldus: »Item opte conclusie dunct, dat die behoort alsoe geslelt to worden, dat die officieren ende oock die gerechtzluiden alle jaer opten eersten gerechtzdach nae dem sonnendach Invocavit gehalden sullen syn oiren eedt te doen den olden landtbrieff in allen synen puncten daer hy by desen nyet verandert en is ende dese nyeuwe reformatie te onderhalden recht ende justicie nae oere beste wetenschap te administreren ende
128
up gehoert t\'advis des provincialen hoves van Gelderlandt, und up alles wael gelet hebbende, niet alleen de versochte confirnrjatie gern bewil-licht, dan oick den yver und genegentheid des Veluwischen Ouartiers, umb de bedieninge van goede spoedige und anparthydige justitie, te bevorderen, geroemt und gepresen hebben. Confirmiren daerumb bestedigen, approbiren und bekrefftigen mits desen onse aepenen brieve dit voer geinzirierde nyhe gereformierde landtrecht van Veluwen. Authoriseerende und belastende hiermede uthdruckelick den drost van Veluwen , richter van Veluwenzoom , sampt andere richters , officiers , scholtissen und sinen jederen die sulx raken mach, dat elck in syn qualiteit und bedieninge, sich na dieselve nyhe gereformierde rechten, int administriren van justicie, richte, verhalde und denselven volkomelick naïeve. Des t\'oircondt hebben vvy desen confirmatiebrieft\' mit hoichgemeltes Furstendums und GraefFschaps uthangende grote segel, wetentlick bevestigen laten, und den griffier des haefifs voerschreven belast, tselve t\'onderteikenen. Gedaen, in unse gemeine vergaderung up einen landtdach binnen Arnhem, den 26 Decembris, int jaer, na onses Salichmakers geboert, vyfftien hondert drie und tnegentich.
mit den aenhangern, dat ghene gerechtzluyden toegelaeten en sullen worden ter bancken te sitten tensy dat sy den voorsz eedt gedaen sullen hebben, welverstaende dat diegheene die. sullicken eedt ten eersten gerichtzdaegen nyet gedaen en sail hebben denselven noch doen sail moegen als hy ten gerichte sitten sail willen.
Ende aenghaende den articul in dese nyeuwe reformatie allernaest na die conclusie ge-stelt, beghinnende, item dat mit dese punten etc. schijndt dat dieselve wael staen mucht blijven.
Dan daernae ende voor den allereersten ar\' schyndt dat by eene ar( blsunder behoert ge-stelt ende gecaveert te werden dat van allet wat by den alden landtbrieff ende dese reformatie niet bevonden, vuytgedruckt off gespecifïeert en wordet Syne Ma\' verstaet dat daerinne geproc^deert, geordonneert en sunst gedaen ende gehalden sal worden nae beschreven rechten.
Ende ten laetsten dunckt dat die laetste articul behoort gestelt te worden de verbo ad verbum als die ind aide landtbrieff gestelt is, to weten: Ende opdat wij aen onse hoocheyt ende nyemandt aen syne rechten verkordt en worde willen wy offt wy in toecommende tijden bevonden, dat eenige guede puncten in dese nyeuwe reformatie nyet begrepen daerby gesat off eenige affgedaen behouffden te worden dieselve mit toedoen onses raedes ende landt-schappen van Veluwen ende Veluwensoom korten ende langhen als dat van node syn sail allet, voorsz sonder argelist etc.
Aldus gesloten ende gedaen tho Aerhem in den raede van Gelderlandt den twyntichsten dach Julii 1566; onder stont geschreven my jegenwoordich ende onderteyckent: Roos.
In den druk van 1594 hebben de artikelen van \'t landrecht niet zooals in den tegenwoordigen, doorloopende nommers; noch de titels, noch de artikels zijn in dien eersten druk genommerd.
De artikelen van \'t ontwerp hebben hun oorspronkelijk nommer behouden.
Daar \'t landrecht na 1604 niet meer veranderd is, behalve \'t 23e hoofdstuk,, en daar de exemplaren van de latere drukken zeer algemeen verspreid zijn, worden de in 1604 nieuw bijgevoegde artikelen meestal alleen door \'t nommer aangegeven, dat zij in 1604 en dus ook in de latere drukken hebben.
Ook wanneer in de aanteekeningen verwezen wordt naar titels van \'t landrecht, worden die bedoeld, zooals zij voorkomen in de latere drukken.
Het bij de artikelen aangeteekende rapport der commissie van 1602 is dat, hetwelk door Mr. G. A. de Meester uitgegeven is in Nieuwe Bijdr. voor Rechtsgel. en Wetgev., Deel DC.
De met letters aangehaalde noten zijn de adviezen, door kanselier en raden, drost, richter en landschrijver op \'t ontwerp in 1566 gegeven, in handschrift aanwezig in het Arnhemsch archief. (Inventar. rekenkamer, voorkomende onder Spaansche Onlust. D, 5 B.)
De artikelen van \'t ontwerp van 1565, die eehige overeenkomst hebben met artikelen van \'t landrecht, zijn daarneven geplaatst, de overige staan onder aan de hoofdstukken, waarop zij betrekking hebben; zoodat al de 206 artikelen, waaruit \'t ontwerp bestond, zijn opgenomen.
125
In \'t oorspronkelijk ontwerp van 1565 volgen de hoofdstukken elkander in deze orde:
Van den drost und richterampt und
becleidonge der bancken . . . . metdeartt. 1—n. blz. 2—6.
Beruerende des Heeren bruecken ende
gewalt...........» j j, 12—27. 8 8—14; 15,18,21.
Van diefftalige guederen.....» » » 28, 29. »24.
Hoe ende in wat manieren ende middelen men aen den gerichte in civile
saecken procediren sail.....» s » 30. »25.
Van inleidonghe........» » 31—38. s 26-28. 109-111.
Wie men guedt verwinnen sail nae dem landtrechte van Veluwen die geen
gerichtelick brieff en hefft. . . . » s s 39—58, »40,41-47,49,50. Van gereedt guedt toe slijten, van pacht
offte renthen........» » » 59, »38.
Van boedinghe........» » » 60—64. s 29, 30,
Van peindonghe..........» 1 65—71. » 35—37, 40, 113.
Van besatonghe........» » » 72—82, » 31—34, 48, 49.
Van procuration ader volmacht. . . » » » 83—87, » 50, 51.
Hoe men voer dem gerichte sail pro-cedieren, und die saecken bedingen
oder instrueren........» » s 88—96. s 55—60,
Van contschappen und getuychnissen ,»53» 97—J03. » 62—64. Van verborginge desz erffhuisz und
van erffhuiszrechten........» » 104—114. » 101_106, 108,
in, 116,
Van ordelen und ordellwijseren. . . » » s 115—119. » 65—68,
Van compromissen s 120, 121, » 68, 69.
Van borgen ofFt borchtocht • . . , » j s 122, 123. s 54.
Van loen des landtschryvers und der
voerspraecken........» sgt; » 124—128, » 115, 116,
Van schuttinghe........as» 129—133. s 117, 118.
126
Van onmundigen und verborginge der met de artt.
voermombersdiap........ » s 134—141. biz. 92—94,111.
Van lijfftocht...............142—150. s 87—91.
Van hueringhe.........» s » 151—163. » 81—85.
Van renthen und pachten und loessinge
oder quytonge derselver 164—176. jgt; 77, 78—81.
Van sigillatie .........» » » 177. s 75-
! Van hijlicxvurwerdenund magescheiden » 5 » 178—182. » 86, 87.
Van versterffnisse und successie . . » s » 183—190. » 97—100. Van vercrijch, verstarff und successie geestlicker persoenen, cloesteren, ca-
pittulen und collegien beruerende . » » » 191 —193. »100.
Van testamenten........s » » 194—201. » 95—97.
Van gemeenten, gemeen stegen und
straten..........» » » 202—204. » 119.
Angaende zoene van doetslagen ..»!gt;» 205. s 17. Angaende tbaeden tot des Heeren diensten ...........» s » 206. » 120.
Conclusion offte besloth..............5121.
Biz. 9, noot, r. 12, richterampt, Zees: ampt.
s 24, 2e kolom, art. n0. 24, Zees: 29.
j 26, noot (2), s\'t laatste oordeelquot;, /ees: van s\'t laatste oordeelquot;. » 27, noot (3), Deze geheele volzin, /ees: deze volzin van af de woorden
»sal in sulcken gevalle d\'officierquot;.
i 31, noot, r. 9, ontstaan, lees: ontslaan.
» 44, noot, r. 2, geuderen, lees: guederen.
s 68, noot, r. 2, vorige, lees: overige.
Karei F wijzigt de landrechten van de Veluwe.
lo October 1548.
Kaerle by der gracie Gods Roomsch keyser altyt vermeerder des Rycx, Coninck van Germanie, van Castille, van Leon, van Arragon, van Naples, van Maillorcque, van Sardenic, van den eylande van Indien ende vasten lande der westersche zee, Ertshertoghe van Oistenrycke, Hertoghe van Bourgoingne, van Lothier, van Brabant, van Lemborch, van Luxembourg ende van Gheldre, Grave van Vlaendren, van Artois, van Bourgoingne Palsgrave ende van Henegauwe, van Hollandt, Zeelandt, van Ferrette, van Haynenault, van Namen, ende van Zutphen; Prince van Zwaven, Marcgrave des heylycx rycx, Heere van Vrieslant, van Salms, van Mechelen van der stadt, steden ende landen van Utrecht, Overyssel ende Graeninge ende dominateur in Asie ende Affricque.
Allen denghenen die desen onsen brief selen sien saluit.
Alzo onse lieve bisundere die burgemr., ridderscap ende steden des quartiers van Arnhem namentlich in Veluwen ende Veluwensoem ons verthoont ende te kennen gegeven hebben dat tot goede onderholdinge der lantrechten desselfs quartiers ende vordernisse van justicien van noode was te voirsiene ende etlicke misbruyck daerinne gepleecht te remedieren als zy ons breeder in gescriffte overgegeven hebben, soe ist dat wy de saken voirscreven overgemerct ende daerup ghehadt tadvis van onsen lieven ende getrouwen stadholder, cantzler ende anderen onsen raden van Gelrelant den voirsz. thoonderen genegen wesende thuerlieder versueck ende begeerte bisunder tot voirderinge van der justicien die wy yegelicken begeeren in alle billicheit geadministreert te werden hebben geordonneert ende gestatueert, ordonneren ende statueren mits dezen onsen brieve dat van nu voirtaen een verweerder verdachvaert ofift te rechte ontboden zynde, dach op zyn vurspraeck sal moghen nemen ende sal die aenlegger zyn aenspraecke scriftelyck inleggen ofift muntlich doen, dan sal hy van stonden an by sittenden gerechte int signaet laeten teyekenen ende sal
9
130
den verweerder om zyn loon die aenspraeck scrifftelich overgelangt wordden ende ten naesten gerechte sal die verweerdere syn antwoerde insgelycx scrifftelick inleggen oft muntlichen doen (i) mit zyn waer ind doode handt off hy eenich hadde, voert replyck, duplyck, bewys, contrebewys op behoorlicke genechten inholt der lantbrieff ende onder ordeels bedingt vvesende zal die ordeelswyzer van stonden an wysen zo verre hy des wys is offt daernaer elck gerechte by zynen eedt behalden ent hy des nyet wys en is ende sal dan mogen genieten drie varsten ende nijet mheer. Oick zoo wye in Veluwen aangesproken werdt om een kondtscap der waerheyt te geven die sal van stonden an by sittende gerecht schuldich zyn te tuighen ende antwordt te geven tenwaere dan saecke dat het gerichte erkende dat zy nyet tuichwerdich en waeren, nyemant in desen vuytgesondert, hoorich offt anders zoowel in den steden als opten platte lande. Ontbieden daeromme onss voirz. stadholder, cantzler ende raden in Gelrelant, onsen drosten, scholten ende allen anderen onsen ampten, justicieren, officieren ende ondersaeten des voirsz. quartiers van Arnhem wien dit aengaen oft beroeren sal mogen, dat zy den voirsz. thoenderen van dese onse ordinancie ende statuyt ende van allen den inhouden van desen doen laeten ende gedooghen onverbrekelyck onderholden, genyeten ende gebruycken sonder hen te doen oft laeten geschien eenich hinder oft letsel ter contrarien, want ons alsoe gelieft. Des toirconden hebben wy onsen segel hieraen doen hanghen.
Gegeven in onser stadt Bruessel den thiensten dach in Octobri int jaer ons Heeren duyst vyfhondert acht ende veertich van onsz keyserycke t. 2ge.
Ende van onse rycken van Spaengnen ende anderen t. 33e.
Naar hei oorspronkelijke, berustende in het oud-archief van de gemeente Arnhem^ Lade 19, met uithangend zegel in rood was (eenigsinds geschonden).
Eene wijze van samenstelling van een landrecht voor \'t Roermondsche quartier wordt voorgesteld.
De verordenten van de ridderschappen ende steden des Ruremundischen quartiers hebben verscheiden disputationes gehadt van een stellen van eener nieuwe reformation, en deselve in \'t lang by den verordenten der quartieren Nymegen ende Arnhem verhoort, is voor ein middel voor-
(1) Van af »dan sal hij van stonden anquot; ontbreekt in \'t stuk zooals \'t door De Meester is uitgegeven in Nieuwe Bijdr. voor Rechtsgel. en Wetgev. Deel VIII. (Het Veluwsch Landrecht.)
131
geslagen, dat de stedenvrienden zich bijeen voegen solden om te conci-piceren seekere articulen tot reformation der landrechten op ten platten lande dienstlick, om ietwes seeckers te hebben, ende niet bij sodanige onbestendigheit der gerichten verfordert te worden, als angegeven is een tijtlanck geschiet te zijn , dewelcke demvolgens an een eerbaer raet der stadt Nymegen solden gesant worden binnen een maent tijts, alsoo die voorts an de deputeerden van de ridderschappen te bestellen om te visiteren , daerop haere meinong over ses weeken alhier den samen tlicken verordente te verclaeren, of dat de stedenvrienden believen de articulen van de ridderschappen vervattet te worden en voorts overgeschickt ten eynde als boven ende volgens bij den stedenvrienden te visiteren en haer eers. goetduncken ter naester bycomst te verclaeren, als een Godt-licke en redelicke reformation te stellen, waervan de stadt Ruremundt inwendich 14 daegen haerer der steden meinong an ein eerbaer raet der stadt Nymegen overschryven sol, daerna te procederen , tot rust ende vreede in den lande.
Naar een afschrift in \'i Arnhemsch archief. (Invent. Rekenkamer ^ onder Spaansche onlust. 9. 1).
Advys des magistraets van Arnhem, op de articulen wegens \'t Arnhemsche quartier, an de Regentinne te presenteeren. [1565]
Op Maendach den 8® January syn bergermeeystern, schepenen und raitt der statt Arnhem opter raitkamer erschenen omb op die articulen durch de gedeputierden van ridderschap und steden in schryffte doen stellen tho rathslage und oer goutduncke daerop tho seggen ind hebben nae rypelicke deliberatie raithlich eracht dat die articulen uytt den landtbryeff genamen daerinne nyet verandert und sunst uyt aide guede gebruyck van Veluwe getaege, (daerinne der ritterschap und steden soevern einige mysbtuyck ingereten genouchsam geauctorizeert die mysbruicke afif tho stellen und die lantrechte nae den vurss lantbrieff und guede allde gebruyck tho reformiren) vyt den articulen enige nyhe reformation oder sunst veranderungh, limitatie, additie off diminutie des vurss landtbrieffs und alden gebruycks medebrengende daerup men ge-meint confirmation von hertoughinne tho werven, affgesant solde werden ind dat men die vurss nyhe articulen nyet sonder seker oirsaecke der lantschap bewegende der Hertoughinne behandet solde worden. Dat
oer F. G. spoeren mucht dat die landtschap niet coeco iudicio oder onbedacht gewyse sonde vyt billiche ende erhefflicke redenen moviert sulcke articulen tot gemeiner wolfart der landtschap van Veluwe in schrifte tho doin vervatten und dat men alsdan nae erhalden confirmation all die articulen soewaell dat aldt als nyhe p. locos communes in ein corpus ein jeder by die zijnen nae eisch der materie redigiert und brengen sold.
Naar een afschrift in \'t Arnhemsch archief. (Invent. Rekenk. ibid).
f
De landschap biedt der Hertogin \'t ontwerp aan en verzoekt \'t zelve te
bekrachtigen.
An die Durchluchtige und Hoichgeboerne Furstinne Hertoechinne to Parma Plaisance, general Regente oirer gnediger Frawen.
Geven in aller oetmoedicheit dienstlick toe kennen die landtschap van Veluwen woe dat sy tot onderholdungh vredes und eendracht, oeck goede toeversicht ende ordonnantie belangende idt administrieren van justitie in den lande van Veluwen und Veluwenzoem vurss. sekere articulen off\'te ordonnantie ihrer landtrechten eendrechtlick beraempt overdraegen ende beslaeten hebben, waernae die ingesetenen des landts vursz sich soe an den gerichten und tonst to holden hadden. Welcke articulen offte ordonnantiën vursz sij u f. H. in stadt Co. Mats. oires alergenadigsten Heren hiermit presentieren mit gantz oetmoedige bede diewyle die puncte daerinne begrepen den alden landtlicken gebruyck und den voerigen landtbrieve int begin ven desen gestalt gemeesz begrepen, und gar weynich articulen voer nyewe gesath diewelcke oeck genichsins die hoicheit van hoich-gemelter Co. Mats. geraecken, dan alleen dienen tot beter regiment und verhuedinge von miszbruyck. Dat derohalven u f. G. gelieven wollen die-selve to admittieren und daerop genadige confirmation to verlehnen, oeck volgents dieselve voer een gemeen landtrecht in allen kercken des landts voirss to laten publicieren und to doen onderhalden.
Twelck doende,
Naar een afschrift, voorafgaande aan \'t ontwerp^ in\'t Groningsch archief. Aan de zijde staat: soit ceste requeste avecques la volume des landtrechtes de la Veluwe envoye a ceutx du conseil en Gueldres pour avoir leur advis. Donné au Bruxelles la 4e d\'Apuril Tan 1566 avant pasques soub-signé, Bartij.
183
Missive van Cantzler ende Raden over de door den quartiere van Veluwe van de Hertoginne in naam des konings verzochte vernieuwinge van Landrechten aan de Hertoginne, d. d. p. p. Juli 1566.
Durchluchtige Hochgeborne Furstinne Genedichste vrouwe, wy gebieden ons opt onderdanichst ende oidtmoedichst in die guede gracie van uwe Hoicheyt.
Genedichste vrouwe wy hebben ontfangen zekere missive onses allergenedigen Heer des Conincks in dat vand 4® Aplis laestleden mit daerby gefught supplicatie der landtschap van Veluwen mit oick zekere quoyer inholdende eerste den landtbryeff van diesel ver Veluwen ende van Veluwenzoom ende daerenteyndens zekre nijevve ordonnancie oirer lantrechten mitbrengende veele articulen soe byd voirsz landtschap geraempt ende gemaeckt syn diewellick sy van nu voirtaen sollen begeren to gebruycken ende observeren ende daerumme nu begeren by uwe Hoicheyt geadmitteert ende geconfirmeert ende oick dieselve to doen publiceren bevolen to worden etc. Die vursz supplicatie ende quoyer mit A ende B geteyckent hierbij wedergaende. Und soe dan syne Ma1 ons bevehelt dat nae vlietige verlesongh, visirongh ende bewegongh der vursz articulen wy syne Ma1 off uwe Hoicheyt vurschry-veir sollen onse advijs oder guedtduncken op sullicke begerte confirmation, om voirts der gebuer nae verordent te werden. Sal uwe Hoicheyt ons genedelick believen aff to nemen dat soe wy bevonden dieselve articulen ende reformatie den drost op Veluwen ende richter tho Arnhem und in Veluwenzoom mit oick den landtschryver vand Veluwen ende des Veluwenzooms, sonderlinge mede aen to gaen ende betreffen ende dat daeromme (onses erachtens) sullicker veranderinge der landtrecht ende derselve confirmatie nyet gefueghelick ende soude kunnen geschien, (hunluyden ongehoirt) ende des to min diewyle die drost van Veluwen Willem van Scherpenzeel pantschap opten ampte hefft ende het landtschryverampt beide die ampten als van Veluwen ende van Veluwenzoom oick den landschryver mit name Jacob Botter verpandt zijn. Wy daeromme dieselve officiers die vurss. nijeuwe reformacie ende articulen gethoont ende sy luyde daerop gehoort hebben. Diewellick sich by eenige derselver articulen hoichlick bezwaert bevonden ende voirts ons ouergegeven hebben zeker schrifften to weten die drost und richter tosamen eene (twellick hierby leijt geteyckent ende die landtschryve1quot;
134
alleen een ander geteyckent mit. . ., vuyt weliicken uwe Hoicheyt dis-tincte bevinden sal die articulen daerop sy sich bezwaeren ende die redenen ourer bezwernissen.
Ende om dan achtervolligende hoichstgedachter Co. Mats meyninge ende bevel uwe Hoicheyt over te schryven onse advys ende wat ons dunckt op die vurss begerte confirmatie sal derselver uwer Hoicheyt believen mit genaden to verstaen dat in voelen puncten wy die vursz. nijeuwe reformatie zeer guedt bevinden, in eenigen lydelick en dat men die wael so confirmeren muchte, doch oick in eenigen nyet billick noch redelick maer so gestelt dat (indyen sy soe staende bleven ende geconfirmeert wordden) sy onsen allergenedigen Heer den Coninck nyet alleenlick maer oick der gemeyner landtschap ende den onderdanen schadelick ende pre-judiciabel sollen wesen als oick allet nochtans onder correctie van uwe Hoicheyt naemals daervuijt (onses bedunckens) inconvenienten ende unver-standt verrysen ende spruyten sollen. En dat daeromme (boven tghoene idt byd vursz. drost, richter ende landtschryver gesacht wordt, twillick wy allet redelick ende billick achten) ons dunckt als u Hoicheit vuythen quoyer hierby gaende genedelick sal believen to verstaen. Bidden ende begerende (soe wy wael dencken kunnen dat aleer dese nye reformatie te accorderen mitten supplianten gecommuniceerd sal moeten worden), dat dit onse advijs nyet der partye dan den commissarissen den sullicx bevolen sol worden gethoont off ten handen gestelt en wordde.
Durchluchtige hoichgebore Furstinne genedichste vrouwe, wy bidden Godt almachtich uwe Hoicheyt in hooge voirspoedige regendt, lange ende gesondt leven to bewaren. Geschreven tho Arnhem den 20en dach Julij 1566. Onder stondt geschreven uwer Hoicheyts oidtmoedichste dienairs , die cantzler ende raeden des Conincx in Gelderlant verordent ende was onderteykent Roos. Die opschrifft was dese: Der durchluchtigen ende hoichgeboiren Furstinne ende Vrouwe , Vrouwe Margareta Hertou-ghinne tho Parma ende Plaisance, generale Regente ende Gubernante Co. Ma13 lands van henvartsover onse genedichste Vrouwe.
Naar een afschrift in \'t Arnhemsch archief {Inventor. Rekenkam. onder Spaansche onlust. _D, 5 -5.)
135
Copie der supplication der ritterschap op Veluwen om te hebben reformatie oirer landtrechten.
Aen de durchluchtige ende hoichgebornc Furstinne ende Vrouwe, Vrouwe Margarita Hertoughinne to Parma ende Plaisance, generale Regente ende Gubernante Co. Mats. landen van herwaertsover.
Geeft to kennen oidtmoedelick die ritterschap op Veluwen int fursten-dom Gelre hoe dat sy in vergangen jaeren hebben doen concipirieren ende schrifftelyck verfatten hunne landtrechten ende gewoonten dewel-licke sy u. f. G. gepresentiert hebben om geapprobeert ende geconfir-meert te worden ten gerieve vand inwoenderen aldair ende heefft u. f. G. beliefft deselve te senden aan Cantzler ende Raeden des voernoemden fur-stendombs om hun advys ende guedtduncken daerop to hebben, dewellick sy supplianten over lange gevolcht ende eyntlick erlanght hebben ende tselve presenteren mit desen bidden, oidtmoedelick u. f. G. gelieve durch aengeboren genade ende goedertierenheyt de voirsz schrifftelicke landtrechten ende gewoonten tapproberen ende te confirmeren om voirtaen dien folgende recht ende justicie op Veluwen gedaen ende geadministreert te werden.
Dit doende.
Naar een afschrift in \'t Arnhemsch archief. {Inventar. Rekerik. ibid.)
De Hertogin zendt \'t ontwerp terug aan Adriaen Nicolai en Godert Pannecoick. n Dec. 1566.
Margarita van Godes genade Hertochinne van Parma, regente ende gubernante.
Strenghe werdighe und hoichgeleerde, naedem ons gedaen is gewest relation des advijs von den Raede des Conincks onses genediges lieffs Heeren aldaer op die confirmation van wegen der landschap van Veluwen begheerdt der articulen oder ordonnantie der landtrechten aldaer und op Veluwensoom und wij bij gemelte relation verstanden dat van noeden op etlicke der vursz articulen mit den supplianten oder oere gedeputierden tho communicieren hebben, vur guedt aengesien u tot sulcker communication tho verordenen, u daerop bevelende dieselve mit den eersten voer tho nehmen und oik den mombar, drost und land-
136
schrijver van Veluwen, richter van Veluwensoom ende Arnhem, die ghij achten suit op den vursz articulon tho beboeren ghoordt te worden, dar-op tho hoeren, uwen handel ende wederfaeren bij geschrififte tho stellen, daraff in den raede van Gellerlandt rapportt tho doen, und denselven handel volgents onse benevens overschrijvonge des raets und uwen advijs mitt wederschickungh aller stucken over tho senden, omb daernae darop verordent tho worden als bevonden sail worden tho behoeren. Und syn u mit genade geneigt.
Datum Bruszell des n611 Decembris 1566 ende was onderteyckent Margarita ende noch beneden Bartij.
Die opschrifft was dese: Den strengen werdighen und Hochge-leerden Heeren Adriaen Nicolai ritter ende cantzeler und Goderten Pannekoick der rechten doctori und raeth des Coninckx in den lande van Gelre.
Naar een afschrift in \'t Arnhemsch archief. {Invent. Rekenkam. ibid.)
De stadhouder beveelt uit naam van Alva aan burgemeester^ schepenen en raad van Arnhem de cos turnen in te zenden.
Kaerl de Brinnen, Grave tho Meghen, Fryher tho Humbercourt, Her tho Houplaingh, Esperlecq en Ritter van de oirden des guldenvlies und Co. Mats. der landen van Gelre, Zutphen, Phrieslant, Over-yssel, Groning, Lynge, statholder und capiteyn-generael.
Ersame und vursichtige besundere guede frunden. Die durchluchtige und hoechgeboeren Furst und Heer die Hertouge tho Alva, Lieutenant-Gouverneur und Capiteyn-generael etc. schrijft tegenwoerdelick aen ons, dat alsoe hoichstloflicker gedechtnis die Co. Key. Ma4. Kaerl die vyfde des naems onse alregenedigste Heer wiens siele Godt begenade beghe-rende tho remedieren opt abuysen procederende durch die diversiteyt oder verscheydenheit van de coustumen ader gebruycken, die men ind landen van herwertzoever was haldenden und tho versihen tott incon-venienten, die daervuyt spruytende waeren overmits dyen dat men dick-maels in eene plaetze contarie coustumen bevindet, und oeck om tho schuwen die costen die die parthyen doen mosten om die voers. coustumen tho verifieren hierbevoerens syn Key. Ma1, by opene brieve van ordonnancie gedecreteerd opt stuck van politie van voers. lande van
187
herwertzoever eerst ind jaere 1531 und zedert ind jaere 40 daernae volgende onder andere gestatueert und gedecreteerd hadde, dat alle officiers ende wethouderen van steden, groote und cleyne bailluuws, provoesten ende andere amptluyde en officiers van alle quartiere ende ellick van hun int zyne voer oere schependonimen, jurisdictie, balliagien, provostijen , casselryen, ampten und officien gehalden sollen wezen binnen sekere tyde tho hoeve oever tho seynden die coustumen von ellick quartier schrifttelick gedirigeert by guede declaratie om die tho durch-sihen und visiteren und mit guede ende rype deliberatie van raede, die tho decreteren en op donderhalt en observatie van dyen tho ordonneren soe nae recht ende redene ende moeste oirboir welfare proufifyt en commoditeyt van syner Mats. vasallen ende ondersaten bevonden sol worde tho behoeren und want dan eenyge daertoe geobedieert und voldaen und andere in gebreke gebleven waere und voele und diversche personen sich mitt coustumen ader gewoonten in mennigerley manieren wille behelpen zyne Excell. begherende comme tho weten wat landen, steden en plaetze die voors. ordonnancie voldaen hedden mitzgaders dieghoene die desz in gebreke gebleve waere hadde onlancx geschreven aen de raede en andere principale officiers aen wellicke dieselve ordonnancie herboertyts gesonden was geweest. Ordonnerende denselven dat yeder int syne schryven sol aen den officiers, wethouders, amptluyde und andere van oere jurisdictie dyent behoeren sol om by hun in diligentie schriftelick geadverteert tho worde van tghoene dat daervan gedaen und gepasseert waere lastende und bevelende wal ernstelick deghoene die oere coustumen noch nyet overgesonden en hadde dieselve binnen drye maende alsdoen naestcommende tho seynden wal und behoirlick by geschrifte gestelt, by pene dat dieghoene die deshalve in gebreke wesen solde van effect van oere coustume gepriveert und daerenboven arbitralick gestraft und gecor-rigeert solle worden, und dat sy van tghoene dat hun daerop geantwoert soude wesen zyne Excel, soude particulierlick adverteren und mit eenen wege overseynden tghoene wat elck int syne daertoe soude gefurneert hebben om al tselve gesien daerinne voertz gedaen en geordonneert tho worden soe zijn Excell. dan bevinden sal tho behoeren daervan dieselve syne Excell. ons wal hadde willen advertere, daerby fuegende dat alsoe nu en zedert de voors. jaere 1540 dese Furstendomb Gelre und Graeff-schap Zutphen onder die onderdanicheyt hoichst berumpter Key. Mats. gereduceert geweest, hadde syne Excell. van noode gedocht, die coustumen (die men in denselve Furstendomb und Graeffschap hadde) oeck tho doen overbrenge in der maniere als boven und is derhalve van wege der Co. Mats. tho Hispanien en onsers alregenedichsten Heere en durcli schriftelick bevehele van dick hoichgedachten syner Excell. onse gantz ernst gesinnen dat U eers. denselven wat boven verhaelt is, naegaen
138
ende vollentrecken ende mede binnen de tyt van drye maende alle die coustumen ende gebruycke zoe men alhier binnen deser stadt Arnhem en derselver schependom observeert und haldet schriftelick gedirigeert by guede declaratie ons of onses afwesens, de heere cantzler ende raede alhier overseynden om dan dieselve syner Excell. tho werde toegeschickt om daermit gedaen to worde als boven gesacht is und dess en sullen U eers. in gheen gebrecke noch naelaticheyt syn want van hoichstberump-ter Co. Ma1, wegen wy ons des alsoe versihen tot U eers., die wij hiermit den Almechtigen bevehelen. Gegheve tho Arnhem de naest-laetste dach Augusti 1571.
Den Eersamen und vursichtigen Burgemeister, Schepenen und Raden deser stat Arnhem onse bsundere guede frunden.
Ontfangen opt 22 Septemb. Anno lxxi.
Naar een afschrift uit Landdagsreces. w. 5.
De kanselier en raden schrijven aan de gedeputeerden van \'t Veluwsche quartier dat zij in 1566 V ontwerp van de Hertogin terug ontvangen hebben met \'t hevel over de voorgestelde veranderingen met de gedeputeerden te beraadslagen.
27 September 1573.
Der Erentfesten fromen Eersamen und voirsichtigen Ritterschap voirts gedeputeerde der hoifift und cleyne steden van Veluwen yetz hier binnen Arnhem versamelt sampt und bisunder onsen bisun-dere guede vrunden.
Erentfeste und frome eersame voirsichtige bisundere guede vrunden, alsoe hierbevoirens in den jaere 1566 onsen allergen. Heren den Coninck van der alinger landtschap van Veluwen zeker concept by maniere van ordonnancie der landtrechten in geschriffte gestelt ouergegeven und ge-presenteert is geweest versoeckende daerop approbatie und confirmatie van syne ma1, omme sich voirtaen daernae int administreren der justicie op Veluwen und Veluwenzoom to regulieren und halden. Hadde die Hoicheyt van der Hertoghinne van Parma etc. alsdoen regente geraele deser zyner mats, Erffnederlanden id voirsz. concept van ordonnancie doen visiteeren und ons den 1 iel1 Decembris des voirsz jaers 66 (gevisi-teert zijnde) weder overgeschickt mit dem verstande dat voirierst noodich wesen soe mitter voirsz. landtschap van Veluwen off derselver gedepu-
139
teerden to communiceren opte verandeiinge, augmentatie ader byvouginge etlicker articulen derselver geconcipieerder ordonnancie, sulcx als die (nae zyner mats meynonge) gestelt und achtervolcht behoirde to worden. Und diewyle nu oick etlicke maanden geleden durch bevel van der Excie des Hertogen tho Alva etc. allen den steden und officieren deses Furstendombs Gelre und Graeffschaps Zutphen by missive bevolen dat yeder int zijne alsulcke costumen als men gewointlick to useren ader gebruycken schrifftelick overschicken sol etc. und derhalven etlicke gedeputeerde van Veluwen und Veluwenzoom voirsz. ons vermaent gehadt van id voirgeruerte concept der ordonnancie, omme opt overseynden der costumen by zyne Ma1 geconfirmeert to worden. Hebben voir ende alleher tselve to volkhomen ader effectueren wy volgende den ons oper-lachten last van den iien Decembris voirsz. die art. daerop (volgende zyner mats meynonge) veranderinge und augmentatie vallen solde (by geschriffte gestelt) u. L. beneffens dese wel overseynden willen, sampt id opgemelte concept der ordonnantie mit oick die doleancien alsdoen soe by den drosten van Veluwen, mede opte selve geconcipieerde ordonnancie overgegeven, alle respective geteyckent met A, B, C en D. Ten eynde u. L. yetz alhier versamelt zijnd dieselve art. onderlinge communiceren den voirsz. drosten, richter und landtschrijver, sampt andere (dyent behoiren sal) daerop hoiren und wesz dan u. L. voirts opte veranderingen ende augmentatie voirgeruerter art. to seggen ader to doen gemeynt, by geschriffte stellen ende ons allet selve beneffens die voirgemelte stucken weder overschicken omme daernae eyntlick by zyne mat daerop gelet ende verordent to worden als dieselve tot oir-boir prouffyt und wolvaren der onderdanen und des landts bevinden sal behoiren hiermit u. L. den Almachtigen bevelende. Geschreven to Arnhem den 27sten Septemb. 1573.
CANTZLER EN RADEN.
Naar een afschrift in \'t Arnhemsch archief (Invent. Rekenk. onder Spaansche onlust. Z?, 5, D)
Consideratien, waarom men vermeent dat alle pantschappen, transporten en realisatien van ongerede goederen in Veluwen behoorden te geschieden voor de officieren van Veluwen alleen en niet voor gaerffden.
Dat alle de schouten in Veluwen ende Veluwenzoom van den drost en richter respective eene vooral sullen geauthoriseert worden om alle opdrachten , realisatien ende verbanden voor haer te laeten doen, ten
140
eynde de geinteresseerden geen versuym ofifte oncosten hoeven te hebben in t\'reysen nae de gemelte officieren off oock nae de prothocolhouders, alsoo de scholten voor het merendeel die prothocollen hebben, immers weten off die goederen door peyndinge geaffecteert zijn.
Soo nochtans dat voor den drost ende richter de opdrachten ende realisatien sullen connen geschieden soo het imant gelegen mochte comen hetselve voor haer liever te laten doen.
De jura voor den drost ende richter soude connen gereguleert worden, in conformiteyt van de andere jura haer competeerende volgens landtrecht.
Gelick oock mede gereguleert soude worden de jura voor de scholten offte schryver van de opdrachten ende verwinsbrieven voor het schryven van de gemelte brieven.
T\'welck soo gereguleert synde is notoir ende ieder bekendt, dat die opdrachten en realisatien met minder moeyten ende costen sullen geschieden voor den officier off desselffs geauthoriseerde als voor geerffden , dewijl ordinaris wanneer de opdrachten off vestenissen geschieden voor geerffden, door verteringen in de herbergen ende anders de oncosten meer belopen als nu soude doen, ende alsdan noch onseecker, ende nu soude gereguleert zijn, en die luyden secuir van de getransporteerde goederen.
Staende daerenboven noch te consideren dat in sulcken val de Soe en 25e penninck niet can gefraudeert worden alsoo by den drost, richter ende schouten, pertinente aenteeckeninge soude gehouden werden van alle opdrachten ende realisatien die voor haer respective geschieden.
Men vertrouwt sooveel weyniger swaricheyt sal gemaeckt worden in \'t selve toe te staen, wanneer geconsidereert wordt, dat hetselve niets nieuws is, maer in veele andere anleggende Quartieren ende plaetsen gelick in de Graeffschap Zutphen ende andere meer ende dat zelffs in \'t Quartier van Veluwen, als Oldenbroek, Nieubroeck ende in alle Sche-pendommen van de steden in Veluwen alle opdrachten ende verbanden, gerichtelick geschieden, synde geen meerder reden voor \'t een als \'t ander wanneer het gelick boven gereguleert is.
Comende tegenwoordich te cesseren de redenen waerom bij \'t maecken van \'t landtrecht het doen der opdrachten ende verbanden van ongerede goederen in Veluwen gestatueert is te geschieden voor den officier off geerfden.
Aengesien doemaels de Veluwen seer onveylich was, die landtdrosten haer in de steden merendeels ophielden en noeyt gepresenteert hebben in jeder ampt een geauthoriseerde te stellen, gelick als nu contrarie, den drost in Veluwen woont, ende de scholten geauthoriseert souden sijn.
En doemaels oock geen prothecol gehouden wurde als nu.
141
Dat het gemeyne landt daerbi niet geinteresseert was, gelick mede alnu door de 50e en 2Se penn.
En daerom alleen de opdrachten en vestenissen gepermitteert sijn geweest mede voor geerffden te moegen geschieden.
Uif eene verzameling van handschrifien enz. van Van Hasselt, getiteld: Schat van Geldersche Stukken. I. in de Arnhemsche stads-bibliotheek. Waarschijnlijk geschreven in 1680.