-ocr page 1-

HET ENTEN

VAN

VRUCHTBOOM EN EN HEESTERS

noon

\\ OTTOLANDER.

Bekroond door de Nederkndsche Mddlschappi) voor Tuinbouw en Plantkunde mei de GOUDEN MEDAILLE.

Met 25 lithographische Platen.

LEIDEN. — E. J. B R1 L L 1884.

-ocr page 2-

Kast I/O PI. C N0. 36

-is

i j !•; a A A T

VAN WIJl.K.N

Prof. Dr, N. W. P. RAUWENHOFF,

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

HET ENTEN

VAN

VRUCIITl gt;OOMEN EN HEESTERS,

-ocr page 6-
-ocr page 7-

H E T E Nquot; T E N

VAN

VRÜCHTBOOMEN EN HEESTERS,

do on

T. OTTOLANDE 11.

Bekroond door de Nederlandsche Mddtschappij voor Tuiabomv en Pknt-cunde met de GOUDEN MEDAILLE.

Met 25 lithograpliische Platen.

L E 1 D E N. — E. J. 15 R l L L 1884.

-ocr page 8-

Miraturque novas fronlt;les t.-t non sua poma.

VlRGILIUS.

-ocr page 9-

I N H 0 U I).

pag.

I. fgt;iron4llu\'i;iiilt;!iel(\'ii van

hel enten........1

II. Hoc I en nut.......8

Verraenigvuldiging van planten . 8 Verbetering van planten . . .11 Genezing van zieke planten . .11

III. Invloed van ent op onderstam en omgekeerd . 13 IT. Inwendige toestand van

geënte boomen.....\'26

V. (* esc lii ode nis van het

enten..........29

VI t) ver/, ie hl van de ver-sehillende wijxen van

enten..........36

Vil. De vei\'M-hl 1 lende u ij/.en

van enten........44

Griffel-onting.......44

„ op den vrijen grond . 45

Tijd van enten......45

Snijden der entrijzen.... 46

Onderstam.......47

Kweeking van laagstammen . 48 Kweeking van half- en hoog-

stammen.......50

Algemeene voorschriften . . 50 | Behandeling na het enten . . 5quot;2 Najaarsgriffeling . . . 53

l\'Hg.

Griffel-enting onder glas ... 54

Onderstam.......54

Enting onder ramen en stolpen. 56 „ in de kweekkas ... 58

Voorjaars-enting.....58

Zomer- en najaars-enting onder

glas.........61

Griffelen op den wortelkraag. . 62

Wortel-enting.......63

„ op afgesneden wortel. 63 „ „ vaststaanden „ . 65

Enting op afleggers.....66

„ stekken.....66

„ „ knollen.....67

„ met houttwijgen . . . 67 „ „ vruchttwijgen ... 68 „ „ jonge schouten . . 69

,, „ wortels.....69

.. ,, vruchten.....70

„ „ knollen.....70

Spleet-griffelen.......71

,, (gewoon) ... 72

„ (d\\ibbel). ... 74

Kruisgrilliilen......74

Proppen........75

Schuinsspleetgriffelon.... 76

„ proppen......76

Topgriffelon.......7(5


-ocr page 10-

I

X H 0 u D.

lgt;ag.

!\'»«•

Spriet-griflblen......

77

Piu-enting.......

Spleot-enten mot eon kuop, .

77

„ gewijzigd . . .

93

„ „ zadelgriffel .

78

Centraal-enting.....

94

„ „ gelijktijdige

94

78

„ met spruiten . . .

95

79

80

Behandeling der oeuloertak-

Schilgrift\'elen.......

81

ki\'U........

95

81

Snijden en verzetten der

,, met ingesneden bast. 82

spruiten.......

90

„ „ losgesneden bast. 82

Oculeeren met schietend oog.

98

,, (verbcterdo) . . .

83

„ „ slapend oog .

99

„ (baaksgewijze). . .

83

„ ,, twee spruiten.

100

met gespleten griilel. 83

„ „ houtspruiten .

101

Spijker-enting......

84

,, „ kruissnede

101

Schilgriffelen ter /.ijde . . . .

84

,. „ omgekeerde

Tak-oculeeren.....

84

snede........

101

Schcut-oeuleeren ....

85

Plak-oouleeren .....

102

Plakgrifl\'elen. ......

86

Pijp-ocnleeren.....

102

Copuleeren......

„ met slapend oog.

103

„ (dubbel) . . .

87

„ ter zijde . . .

103

„ (haaksgewijze) .

87

„ met slippen , .

103

„ „ (dubbol). 88

Zoogen.........

108

„ „ (schuins). 88

Driehoekszoogen. . .

105

88

Laschzoogen......

105

,. mot een hieltje .

88

Plakzoogen.......

106

Dnehoeksplakzüogen . . .

107

„ )i (dubbel)

89

Plakzoogen met lassehing .

107

Plakken .......

89

„ onder do schil .

108

„ met inroeging . .

90

met stekken . .

108

Driehoeken ...... .

91 VIII.

CierredM\'liappcn ■ . .

109

„ ter zijde. . . .

91

Af haalmes.......

109

Gaffel-enting......

110

Omgekeerde spleet-enting .

92

Copuleormos......

110

Dubbele gaH\'el-enting. . .

02

Driehoeksmes.....

110

Gemengde ...

92

110

Galf\'el schil-enting. . . .

92

Entbijtel.......

111

111

„ met zadel . .

93

GriHelmes.......

111

.. dubbel ....

93

Metrogreff of entmeter .

111

-ocr page 11-

I N II O I\' lgt;.

Ill

pag.

Oculoormos.......U]

Opzotmos........112

Schil-entmos.......112

Snoeimes........112

Snoeiseliaai- . .... 113 Onderhoud der werktuigou . . 113 : tX Hot verband . . .113 Entwas..... . , 114 |

PRg.

Diverse materialen .... 116

Nommerboek.......117

Entlijst . .......118

Etiquotten ... ... 118 Verzending vau griffels. .11!)

IphiiIm-IIm-Ik- iijsl van planten, lt;li«- door i-nt iuu aangekweekt worden. . 121


-ocr page 12-
-ocr page 13-
-ocr page 14-
-ocr page 15-

I. Grondbeginselen van het Enten.

Laten is in het algemeen het doen verecnigen of samengroeien van levende deelen eener |»laiit, ol\' van verschillende planton met elkander. In engeren zin wordt er mede bedoeld, het overbrengen van een knop of tak, ent of griffel genaamd, op een andere plant, die men onderstam of vvildstam noemt, zoodanig, dat er aanééngroeiing plaats heeft. —

liet enten berust op bet beginsel, dat elk levend. jeugdig deel eener plant de elementen eener geheele plant in zich bevat, en onder gunstige voorwaarden tel een afzunderlijk individu kan opgroeien. Op dit zeilde beginsel berust ook bet stekken van plantendeelen; maar terwijl men door stekken, zulk een deel (stek) dwingt wortels te maken, en zoodoende tot een geheele plant vervormt, laat men floor enten, hel afzonderlijk plantendeel (de ent) leven ten koste eener andere plant, den onderstam. zonder eigen wortels te behoeven. Men moet echter niet denken, «bit de ent op den onderstam leeft, als parasiet, even als de. Loranlhus en de 1 iscum op de woudhoomen. alsof zij hare eigene wortels heelt, die voedsel trekken uit de sappen van den onderstam. Dit is niet het geval. Wij liehheu hier Ie doen met het samengroeien of aanééngroeien van die vveeke deelen der plant.

I

-ocr page 16-

welke nog niet gelieel gevormd zijn; of, met andere woorden, met de vergroeiing van de vormlaag oi\' liet teeltweefsel, dat bij Tweezaadlobbige planten /.icb tussclien het hout en den bast bevindt. — Tot nu toe heelt mm alleen Tweezaadlobbige planten kunnen enten, en schijnt hel met do Eénzaadlobbigen geheel onmogelijk. Ili\'l is dus duidelijk, dal voor het welgelukken der enting, do werkzame cambium-laag onmisbaar is; terwijl zeer zeker ook de mergstralon en de nog jeugdige en saprijke bast-laag mede hun invloed uitoefenen.

Wij komen dus als vanzelf tot een der eerste hoofdvereisebten der entkunst, namelijk deze:

I. Do ent moet op den onderstam zoodanig geplaalst worden, dal de 1 eel twee fsels van beiden elkander raken.

Hoe meer punten van aanraking er zijn, des te beter zal de enting gelukken. Hieruil vloeien een menigte praktische gevolgen voort, die wij later uitvoeriger zullen behandelen. Ifet inachtnemen van deze eerste stolling alléén is echter niet voldoende . (mi de onliiig te doen gelukken. Kr worden nog andere zaken voreischt. in verband met do inwendige samenstelling der plant en het tijdstip waarop men de bewerking wil ver-richten. De praktijk heeft eehter voldoende bewezen, dat de aanraking van de teeltwcolsols een allorocrsto vereischto is bij de enting; dat zelfs vergroeiing of aanéóngroning van hout of schorsdeolon, /nnilor IiiiI|i van het toeltweelsol niet bestaat; hetgeen ook niet te verwonderen is, daar in hot hout en de

-ocr page 17-

schors de sappen grootendeels tot rust gekomen zijn. ten minste niet die mate van levenskracht bezitten, die het sap tusschen het hout en den bast heeft. —

Een tweede vereischte voor het welgelukken der enting is dit:

II. Tusschen de ent en den onderstam moet een natuurlijke verwantschap bestaan.

Het is dus niet volkomen onverschillig welke soort van planten men op elkander ent; zij moeten een gemeenschappelijken aard en natuur hebben. Hiervoor is ons het natuurlijke plantenstelsel van groot nut. De kennis van dit stelsel, dat de planten rangschikt naar hare natuurlijke verwantschap, is bij de praktijk van het enten onmisbaar; en dooi\' haar weten wij dikwijls spoediger dan anders bet geval zou zijn, welken onderstam wij voor sommige planten moeten nemen. De vel»; feiten, waaruit bleek, dat bij enting zonder verwantschap geen aanééngroeing plaats beeft, hebben ten volle de waarheid dezer tweede stellinc

A D

bewezen. Zij komt, opmerkelijk genoeg, ook overeen met de geslachtsvermenging der planten, die /onder natuurlijI ve verwantschap niet zal plaats hebben.

De praktijk geeft ons eene menigte voorbeelden, waaruit blijkt, dat, om kans van slagen te hebben. verwantschap bij de ééne plant grooter moet zijn dan bij de andere, en dat dus de. verschillende planten hieromtrent een groote verscheidenheid toonen. In het algemeen kan men gerust aannemen, dat ent en onderstam tot de/elfde natuurlijke familie moeten behooren. Tot nog toe is bet niH gelukt, planten van verschillende familiën op elkander te enten, niettegenstaande er de meest volledige

-ocr page 18-

_ 4 _

proeven genomen zijn. Dit feit komt ook geheel overeen raat wat de wetenschap ons leert omtrent de voeding der plant en de bestanddeel-u van het plantensap; in één woord van het verschil der organisatie der lot ondersclieidene familiën hehoo-

rende planttsngeslachten.

Bij een groot aantal planten is het zell\'s noodzakelijk dat ent en onderstam uit hetzelfde geslacht genomen worden; Ja, er zijn voorbeelden, dat zij, wil de enting volkomen gelukken, tot dezelfde soort moeten behooren. De kennis dezer bijzonderheden berust geheel op de ervaring, en er zijn te dezen opzichte moeielijk

vaste kenteekenen aan te geven.

Als voorbeeld van de vereeniging der verschil lende geslachten noemen weden gewonen Doornstruik: Cralo\'yus O.i\'ijuc.wnlhü, die Idt de familie der l\'omacci\'ii behoort. Op dezen kunnen met goed gevolg ge.;n1 worden de navolgende geslachten: Cratcngus, Cydom\'a. Chcmomeks, Pints. Mains\'1), Arid. Sorhus. Mespilus, Amelanchicr. Coloncaster, Enóboinja. Pholinin en Aronia. Vele van deze geslachten, zoo niet allen, kan men eveneens enten op de Cydonia vulgaris, de gewone Kwee. Wij zien dus bij de Pomacrrn een zeer groote gemakkelijkheid voor het enten, hetgeen bij vele andere tamilién niet het geval is.

Ken even groote gemakkelijkheid tot het ontvangen van enten toont de lliolo ork\'nlaiis. uit de lamilie .Ier CupreKsincëu. Op deze plant worden met goed gevolg geënt: de soorten van \'Ihuia, Biula, Thniopsis. Ciipi\'essns. Uetiimpor», Chami-cyparts, Ldio-cedrus en Callüris, allen uit dezelfde familie.

1

V:in Malus slrclils onkolen, /....al-: /lofihunda, spectabüis, «n/. Zij zullen in\' editor op den duur niet (gt;|gt; blijven doorgroeien.

-ocr page 19-

Een mindere geneigdheid tot vereeniging toont, do familie der Accrineën. \\an deze Camilie kunnen niet alli\'cn de beide ge-slacliten Acer en Negundo niet op elkander geënl worden, maar zclls d(gt; soorten van liotzclldc geslacht Accv vereenigen niet. Zoo zal men tevergeefs beproeven, enten uit de groep der Japansche Eschdoorns (Acer pohjmorphum en variëteiten) te doen groeien op den gewonen Escbdoorn {Accr Psendoplalanus). Zelfs soorten, die meer overeenkomst met elkander hebben, gaan zeer moeielijk en zullen niet doorgroeien: bijv. Accr platanoïdes en Acer Pseudo-platanus. Hij liet Esebdoorngeslacht moet men, 0111 goede exemplaren te krijgen, elke soort van zaad of afleggers kweeken, en dan die grondsoorten met hare verschillende variëteiten veredelen.

Dergelijke gevallen vindt men ook bij andere geslachten, terwijl men eveneens soorten en geslachten aantreft, waarbij de geneigd-heifl tot samengroeien zich tusschen de\' twee opgenoemde uitersten bevindt. Bepaalde regels zijn biervoor niet te geven; slechts twee dingen staan vast:

\'1n. Alle variëteiten willen groeien op de soort, waarvan zij oorspronkelijk zijn. \'2n. Planten, die niet tot dezelfde familie behooren. kunnen niet met succes op elkaar geënt worden. Tusschen deze twee vaste gegevens in heerscht een zeer afwisselend verschil, dat alleen door de ervaring kan nagegaan worden.

Neemt men nu bij het enten de beide voorgaande rogels in acht. dan kan liet evenwel nog gebeuren, dat de enting niet gelukt, (hu alle kans van slagen te hebben, moeten ent en onderstam nog voldoen aan oen derde voorwaarde, zonder welke de vereeniging zeer moeielijk is.

-ocr page 20-

III. Ent en onderstam moeten beiden of een van beiden, op het tijdstip der enting, in voldoende sapbeweging zijn.

Deze voorwaarde behoeft niet bewezen te worden, zoo duidelijk is het voor ieder, dat. wil de ent met den onderstam kunnen vereenigen, er groeikracht, sapbeweging. moet aanwezig zijn. Ieder weet, dat bijna alle planten, ten minste de Tweezaad-lobbigen. waarvan alleen bij enting sprake is. een tijdperk van rust hebben, dat wil zeggen, een tijd. dat de groei niet zicbt-baar, de krachtige sapbeweging cm stofwisseling bedaard is, en de plant zich toerust en versterkt tot een volgende ontwikkeling. In de/eti rusttijd moet men niet enten.

Men eute als de groei zich naar buiten openbaart, óf, wanneer het plantensap in voldoende werking is, of wanneer die sapbeweging weer begint te vcnninderen.

.Men kan evenwel den groei van planten op kunstmatige manier opwekken en omierbouden. zoodat men niet aan vaste tijden gebonden is. maar de tijd van enten alleen afbangt van den toestand, waarin zich ent en onderstam bevinden, of dezen door ons zijn gebracht. Omtrent elke wijze van enten en elke soort van ent of stam komen in dit opzicht bijzondere eigen-aardigbeden te pas. die later uitvoerig zullen bebandeld worden.

Ken vierde voorwaarde eindelijk tot het welgelukken een er enting, is gelegen in de bebiindeling, die de geënte plant oncer-jfjiat. Het is te begrijpen, dat in den onderstam een krachtige sapbeweging moet onderbouden worden, opdat hij genoegzaam voedsel aau de ent verstrekke. 1 \'e ent moet tegen veistoieiide

-ocr page 21-

invloeden van buiten beveiligd woeden, bovenal tegen verdroging of verrotting, totdat er vereeniging plaats heeft.

Men kan dit in het kort aldus fornmleeren:

I\\. In den gei\'ut on stam moet een gezonden groei onderhouden worden.

Men begrijpt dat. zonder een otiderhouding dei\' levenskracht van den onderstam, de sapbeweging, zoo noodig voor de aan-ééngroeiing der beide plantendeelen, niet kan plaats hebben, en ook dat de ent zoodanig moet behandeld worden, dat zij eenigen tijd op zichzelf kan leven, zonder dadelijken toevoer van versche sappen.

Wij hebben nu gezien, dat het succes der enting geheel afhangt: a van de wijze waarop men de bewerking doet; h van de soorten waarop men deze bewerking toepast; c van den toestand waarin de te enten planten zich bevinden, en d van de behandeling, die de geënte planten ondergaan.

Men kan dus denken welk een verscheidenheid er in het enten bestaat, en welk een aantal verschijnselen zich bij deze kunstbewerking voordoen. Uit een physiologiscb oogpunt is de enting zeer merkwaardig, en moet men do resultaten die zij oplevert niet gering schatten; dezen toch zijn in staat een heldor licht Ie werpen op de samenstelling, den groei en de sapbeweging eener plant. De praktijk van het enten moet meer dan tot nu toe door den we-tenschappelijken kruidkundige beoefend worden, daar het zeker is, dat, bij nauwkeurige onderzoekingen, vele versehijnseleu zouden kunnen verklaard worden, die nu nog onbegrijpelijk zijn.

-ocr page 22-

Wij zullen in den loop van dit werk alleen de feiten nagaan, het aan den botanist overlatende, daaruit zijne gevolgtrekkingen te maken.

II. Doel en Nut.

Vermenigvuldiging van planten. — Het hoofddoel van het enten is het voorttelen van plantensoorten, die. van zaad gekweekt, hare kenmerkende karakters niet behouden, of van stek niet zoo spoedig, soms moeilijk of in het geheel niet kunnen voortgeplant worden.

Wij willen ilil met eenige voorbeelden duidelijk maken.

Op de eene of andere manier heelt men eene bijzondere variëteit van Eik gewonnen, bijv. uit de Quercus pedunculata. Deze variëteit kan toevallig door zaaiing ontstaan zijn, of door kunstmatige hybridisatie of ook wel door een speling der Natuur. (Onder «speling der Natuurquot; verstaat men het aan een plant toevallig ontstaan van een abnormaal deel, bijv. een tak met bonte, gekleurde of anders gevormde bladeren of bloemen). In de-twee eerste gevallen blijft de nieuwe variëteit gewoonlijk standvastig hare keumerkendt* karakters behouden. Wij willen er echter gaarne van aankvveeken, maar zouden nu op den grootsten hinderpaal stuiten, indien de entkunst niet bestond. Immers. om onzen Eik van zaad te kunnen vermenigvuldigen, moeten wij jaren lang wachten eer de plant zaad voortbrengt-; en dan nog is het zeer waarschijnlijk, ja bijna zeker, dat deze

-ocr page 23-

zaden niet al de karakters dei- variëteit zullen voortbrengen.

\\an stek voortkweeken gaat hij de (Juercus pedunculata en hare vaili\'teiten niet of hoogst moeielijk, In korten tijd weten we evenwel door enting een groot aantal planten te verkrijgen, die allen de gewenschte type teruggeven.

In het laatste geval, hij een speling der natuur, moet zoo spoedig mogelijk gezorgd worden, dat df ahnormale tak een eigen individu wordt, liet abnormale moet gefixeerd worden; anders heelt men de grootste kans dat het weer tot de gewone type terugkeert. De enting is in zulk geval liet behoud voor onze nieuwe variëteit; want meestal slaagt men er in, baar door enten op een onderstam te behouden, of wat men noemt te fixeeren.

Andere voorbeelden van bot mil dei\' entkunst vindt men in overvloed. Hoe zou men uitgestrekte boomgaarden kunnen planten, met de naar onzen smaak keurigste vruchtensooilen, indien men dezen niet in groote hoeveelheden wist te verkrijgen Oil kunnen we alleen door middel van het enten : want van zaad gekweekt, leveren de vrnehtboomen in vele gevallen kleine, onsmakelijke vruchten op, en kan men in geen geval vooruit bepalen wat men verkrijgt of plant. Itit ligt in den aard der zaak, daai\' onze meeste vruchten variëteiten zijn, die steeds de geneigdheid toonen tot haren ooi-sprong (enig te keeren. Nu zijn er wel uitzonderingen aan te wijzen, maar deze bevestigen slechts den regel. Zaaiing is de meest natuurlijke wijze van kweeking, zoodal men er daardoor meestal niet in slagen zal, de kunstmatig verkregen hybriden en variëteiten terug te krijgen; bijv. /adeu van bonte liulsteu (He.\' .bywi/ofewi var.), bonte l\'-iken {\'Juercus var.) enz, leveren voor het grootste gedeelte de gewone

mm

-ocr page 24-

groeMO soort. Slechts enkele /aden, vooral bij Hulsten, geven bontbladerige planten, die echter /kh weinig levenskracht hebben, dat de rneesten stei\'ven. en de overhiijvenrle plantjes slechts door de zorgvuldigste oppassing in bet leven kunnen gehouden worden. Wij moeten hier tegelijk opmerken, dat de op zoodanige wijze verkregen bonte planten zeer slecht groeien, dat zij dikwijls van andere variëteiten afwijken, en men meestal, door van deze planten te enten, weer krachtige exemplaren krijgt.

Dergelijke gevallen zal men ook zien, wanneer men vruchtbommen door zaaiing vermenigvuldigt. Ook hierbij laten zich dezelfde wetten gelden ; alleen met flit onderscheid, dat vruchten-soorten, bijv. appelen, reeds zoodanig onder elkander gekruist en vermengd zijn, de Natuur reeds zóóver van baar gewoon pad is afgeleid, dat de eerste zaaiing niet dadelijk de oorspronkelijke soort terug zal geven, hetgeen bij minder sterk gecultiveerde variëteiten wèl geschiedt. Wij krijgen toch dadelijk een verbaslering. een terugtreden op bet pad, dat de Natuur wil. Hierop zijn zeer enkele uitzonderingen, te weinig in aantal om de ent-kunst voor de groote kuituur vau vruchtboom»m misbaar te maken.

Soms geeft het zaaien van onze vruchtensoorten nieuwe, goede variëteiten, liet is hier de plaats niet uitvoerig over de kwestie van hel winnen van nieuwe vruchten uitteweiden. Slechts wijzen we er op. dat ook hierhij het enten den kweeker tot het berei-k»\'n van zijn doel hrlpt. Heeft men zaailingen, die in blad en habitus een edeler soort aanwijzen, dan ente men van deze planten «ip vruchtbare onderstammen. 1\'»\' geënt»! lakken lt;gt;l knoppen dragen nu zelf ook spoedig vrucht, en zoo geelt \'h1 enting ons dus hiei twee voordeelcti. Ten eerste wordt de afwijkende variëteit ge fixeer» I, terwijl zij aan zich zeil\'overgelaten soms meer

-ocr page 25-

tot den wilden natuurstaat gaat overhellen; en ten tweede weet men vrij wat spoediger dan anders welke vruchten de zaailing geeft, en of het de moeite waard is, haar te behouden en verder voorttekweeken.

Verbetering van planten. — Een ander doel van het enten is door middel van deze bewerking een plaat te verbeteren.

Wij hebben een vruchtboom, bijv. een laaggeleidde Perzik, die op sommige plaatsen geen jonge scheuten of vruchttakken heeft. Deze kale plekken ontsieren den overigens gezonden en schoonen boom. Wij nemen nu het enten te baat, brengen er hout- of vruchttwijgen op. en spoedig zal men den boom zich zien tooien met een vol gebladerte of een aantal bloemen, op de plaats waar vroeger slechts kaal hout te zien was.

Nog grooter nut doet het enten bij een palmet vorm, die een zijner armen heeft verloren, of dezen niet heeft kunnen vormen, op de plaats waar wij dit wenschten. Men ente slechts op die plaats een gezonden tak van dezelfde soort, en, bij doelmatige behandeling, zal die tak weldra geheel tol den palmetboom belmoren. De entkunst komt hier dus de snoeikunst te hulp, en beiden brengen zij den boom, waar wij hem willen hebben.

We hebben een vruchtboom, wiens vruchten ons niet bevallen. In plaats van dien boom te verwijderen en er een anderen voor in de plaals te zetten, kunnen we veel eenvoudiger den boom op nieuw enten (verenten). We brengen er de gewenschte soort op. en na eenige jaren zal de boom de vruchten geven, die wij verlangden.

Genezing van zieke nlanteii. — Men heeft een boom, die niet meer wil groeien, geen goede vruchten voortbrengt, en oud en aigeleefd scbijnt. Wo besluitrii den boom te verenten en

-ocr page 26-

er een krachtig groeiende soort op te. brengen. Onze toeleg gelukt. do krachtige griffel brengt nieuw leven in den ouden stam, dwingt dien nieuwe wortels te maken, en den schijnbaar uitge-dienden boom. zien we na eenigen tijd verjeugdigd en versterkt. Dit is nu wel niet altijd het geval, maar het brengt ten minste een crisis in de ziekte: liet leven of den dood. Een andere boom heeft zieke wortels; dezen kan men tot op het gezonde afsnijden en op deze stompen andere wortels enten. Deze wortelenten moeten van dezelfde, soort zijn en vezelwortels hebben. Zoodoende stelt men den boom in staat meer voedsel tot zich te nemen, de sapbeweging wordt versterkt, en de zieke boom wordt gezond.

Indien een boom een zieken bast heeft, kan men dezen tot op het gezonde uitsnijden, en er een stuk gezonden bast voor in de plaats zetten (zie »plak-oculeerenquot;).

Wanneer een boom een kankerachtigen stam heeft, kan men dezen door enten op velerlei wijzen gezond maken. Is de hoorn aan de onderzijde van den stam en aan den wortel nog gezond, dan kan men de twee gezonde deelen der plant door middel van »lasch-entenquot; vereenigen, na eerst de kankerachtige plaatsen te hebben weggesneden. Deze lasschen moeten van dezelfde soort zijn als de stam. jeugdig en gezond. Zij bevorderen in den boom de sapcirculatie, die door de kankerachtige plaats gestremd was.

is de wortel ook reeds aangetast, dan plaatse men rondom den boom twee of drie jeugdige stammen van dezelfde soort. Dezen worden door middel van hel rtzong-enten aan hel gezonde bovengedeelte van den boom bevestigd. Zijn die stammen reeds genoegzaam vastgegroeid. dan kan de oude stam geheel worden welbesneden.

-ocr page 27-

Verandoring van Tweeliuizige planten. — Een ander voordeel geeft de enting bij Tweeliuizige planten. Men ente takken van de mannelijke en vrouwelijke plant op denzeltden onderstam; bijv. AucvJba japonica mlfurea mas. en A. jap. mlf. foemina op de gewone Aticuha japonica punctala, die voor Aucuha\'s als onderstam genomen wordt; en men zal kunnen zeggen het woord «Tweeliuizige plantquot; onwaar te bobben gemaakt.

Wij zien uit deze voort.....leien van boeveel belang de. entkunst

voor den fuinbouw is; dal doze zonder haar zich niet goed kan ontwikkelen, maar niet haar lot de gewichtigste resultaten komt. Wij zullen nit hetgeen volgt benierki\'ii, dat het enten van niet minder beteokenls is vooj\' de ])lantknnde, en ons in slaat stelt een dieperen blik te slaan in het geheimzinnige leven der planten. —

Invloed van de ent op den onderstam en omgekeerd.

Met is tot nu toe niet gelukt, den invloed, dien de ent op den onderstam uitoel\'ent. onder bepaalde regels te brengen. De verschijnselen, die zich in dit opzicht voordoen, zijn y.nn hinten-gewoon en dikwijls zóó ongedacht, dat het wel altijd moeielijllt; zal blijven, de juiste mate van dien invloed te bepalen. Wij kunnen niet anders doen. dan eenige feiten Opnoemen, die ons doen zien, hoezeer die verschijnselen niteenloopen. Hetzelfde is van toepassing op den invloed, dien de onderstam op de ent uitoefent.

-ocr page 28-

— 14

lli\'l is algemoen bokcnd. düt öbvi Kwot?. als oiulerstain voor een Pereboom gebruikt, een zekeren invloed heeft op den smaak dei\' vruchten en den groei van den boom. Vergelijkt men een Pereboom op zaailing-Peer (wildstam), met dien op een Kwee «reënt. dan zien we aanmerkelijke punten van verschil. Wij moeten hierbij in aamnei\'king nemen, dat de wildeling-Peer veel meer natuurlijke verwantschap heelt met onze Peersoorten dan de. Kwee. De eerste behoort tot hetzoll\'de geslacht (Pints); de tweede tot een ander geslacht (Cydonia), beiden behooren tot dezelfde, faiiiilit\'. die der 1\'omacecn.

Wij zien, bij den Peer op wildeling. den boom zich sterk ontwikkelen. met stevige, krachtige takken; het duurt een geruimen tijd eer de boom bloem en vrucht voortbrengt; het is duidelijk, dat liij in normalen toestand verkeert. lgt;ij den Peei op Kwee zien we een korten itieengedrongen stam, met kort gelede, dikke takken; reeds na verloop van drie of vier jaren begint de boom vrucht te dragen. Hij wordt niet groot, besteedt zijne krachten vroeg aan bet dragen van talrijke vruchten, en is daarom ook spoedig uitgeput. De abnormale toestand van den boom komt nog beter uit in den smaak der vruchten; die van de meeste soorten hebben een vreemden bijsmaak gekregen. Sommigen zijn lekkerder en geuriger gewurden. anderen zijn te sterk en onsmakelijk. Wij kunnen hier dus niet aan den invloed van den stam (ie ent twijfelen. De pomologie beeft van deze eigenschap dei Kwee een uitmuntend gebruik weten li\' maken, door Pere-boomen op zulke stammen voor kleine tuinen aantebevelen. nadat men door ondervinding was te weten gekomen, welke soorten zich bet beste daartoe leenen. en van welke de smaak der vruchten verbeterd wordt.

-ocr page 29-

Dergelijke resultaten vinden wc ook bij den Appelboom. Een zekere soort, op een Appelzaailing geënt, /al normale vruchten voortbrengen ; inaar (Jezcllde sooii up den Paradijs-aijitel gegrii-leld, geelt afwijkingen, die klaarblijkelijk aan den onderstam moeten geweten woi\'den. De Paradijs-appel, Malus jjaradisiaca, is van nature, evenals «Ie Cydonia vulgaris ol\' Kwee, een huig-blijvende boom: bij is dus niet in staat den grilVel van zooveel voedsel te voorzien als een wilde Appelboom. I)il heeft ten quot;e-

1 1 rS

volge, dat de grillel minder sterk gi\'oeit, spoediger oud wordt, maar ook veel vroeger vruclil draagt. Deze vruchten zijn. mits de Paradijs-onderstam op een vooi\' hem gesrhikten grond staal, bij vele soorten smakelijker.

/no is het van alle vrnebtboomen bekend, dal de onderstam invloed uitoefend op den gi iHel, Deze invloed is hel duideiijksle en algemeenste zichtbaar aan den groei, den leeftijd, dien de boom bereikt en zijne spoedige vruchlbaarheid; minder algemeen aan den vorm en de smaak der vrucht,

lü.j andere planten is die invloed ook herkenbaar aan den groei en habitus. Zoo zien we sommige heesters, die van zaad nl stek voortgekweekt langzaam groeien, op een hun voegzarnen onderstam zieh sneller ontwik kelen. In \'l algemeen is dit. ten minsle in de eersle jaren, bij alle langzaam groeiende heesters hel geval, lie sterk beworhdde onderstam voert dadelijk den grillel zooveel sappen toe. dal bij. tegen zijn gewonen aard in. sneller groeit. Zoo is het altijd hel beste. om. indien de een of andore plantensoort op versehillende plantensoorten kan geënt worden, dit op de sterkst groeienden te doen, tenzij men. evenals dit bij vrnebtboomen het geval is. zijne itijznndere redenen heelt voor het tegendeel.

-ocr page 30-

— 16 —

T\'lcii dergeliikcn invloed lieelt f)(ik do grifte 1 op don ondorstum. Een stcrlcgroeiendo soort zal don onderstam sterker doen zwellen, dikker doen worden, dan een tengere groeier. Dit is zeer goed to /it\'ii bij alle vrnchtboomen en heesters, Lnt men een Quercus pedunculala comptonia\'folia en een Quercus sessüiflora Louelli terzelfdei\'tijd op slamnien der Q. pedunculala van dezelfde grootte en dikte, dan zal men na verloop van twee a drie jaren reeds kunnen zien, dat, even als do .éérste soort voel tengerder groeit dan do laatste, ook hunne respectieve onderstammen dezelide verhoudingen aangenomen hebben.

liet bovenstaande is zeer natuurlijk. Naar gelang de grifiel tneor\' voedsel ontvangt , zal hij ook sterker groeien, en aan den anderen kant. is de out van nature een sterk groeiende soort, dan zal deze zooveel mogelijk die natuur behouden en dus ook door middel harer bladeren den onderstam veel voedsel uit de lucht toevoeren. Er bestaat toch een onargebrokon stolwisseling tus-schen wortel en takken; do stollen, dio door de wortels van don onderstam uit don grond opgenomen worden, dienen ook tot voeding der ent: hetgeen de ent door middol van hare bladeren uit de lucht opneemt on verwerkt, gaat ook gedeeltelijk terug naar den onderstam, en zet zich daar tusscben bast en hout als ri\'servo-voedsol neder, /ij zijn hoidon dus van clkaai alhankolijk.

Nu /nu men daaruit opmaken, dat do bestanddeolon van ent en onderstam over lint algemeen gelijk moesten zijn; ja zelfs ligt hot denkbeeld vnór de band. dat. tengevolge van deze gestadige stolwisseling. zij beiden hunnen tvpisohen aard moeten voj-lie/oii en geheid óóue plant worden. I\'it is echter niet hot geval: ent men bijv. van een up Kwee geënte Iton Hhn\'tien Williams met oen zoor sterken gemuske.ordcn smaak weer op oen

-ocr page 31-

17 —

wilden Poor, dan zal deze grilï\'ol weer liai\'e zaclit gemuskeerdo vruchten voortbrengen. Een bewijs dus. dal de verandering, door den kwee-onderstam teweeg gebraeht. niet wezenlijk geweest is.

Nauwkeurige onderzoekingen iiebbcn gidoerd. dut bet sap van ent en onderstam van verschillende hoedanigheid is. Zuiver scheikundig is dil onderzocht door den heer Hkr\\ki,ot Mokxs. Directeur der (imiverneinents kinalninen te Üaiidong. .lava. l)cze bekwame scheikundige heeft den bast onderzocht van gernic planten dei\' CAnchoyid. LcilgeviiDKi. Dozi\' Kinasooil was ge(quot;\'iil i)|i de Cinchona succirubra, en. bij scheikundige analvse van don bast van ent en onderstam, bleek, dat die dor ent typisch gebleven was in zijn kinagehalte, en. even als van stek gekweekte planten, een ruime percentage chinine bevatte. Eveneens bad de bast van den stam zijnen typischen aard to dion opzichte behouden, en bevatte eene gelijke, hoeveelheid oinchonine, als die van niet geënte planten der C. succirubra. Twee zulke vei-wante alkaloiden als de chinine en de oinchonine zijn, kwamen dus op dezelfde plant in verschillende verhouding voor.

Het is derhalve zeker, dat de stam en de grillel niet tot ééne plant opgroeien in don waren zin van hot woord. Zij blijven steeds gescheiden op de plaats, waar de bewerking beeft plaats gehad, liet sap. door don undorstam naar do ent .uevoord. (inder-gftft op de plaats dor enting een scheikundige verandering, ol\' verandert van verbinding; eveneens dal. ludwolk uit de grillel in don stam kond. Kr bestaat dzoo in elke geënte plant een grensscheiding tusschon ent en stam: en werkelijk is deze grens zeer goed zichtbaar bij bot reeds gevormde bout. \\;iii buiten blijll de grenslijn in vele gevallen ook zirblbaar. en wel de- Ie duidelijker.

-ocr page 32-

|S —

naarmate fie giiiï\'el minder natuurlijke verwantschap heelt met den onderstarn. Sf.ms echter is er. bij goed gehikte entingen van met elkaar zeer na verwante soorten of variëteiten, uitwendig bijna niets van die grenslijn te zien; inwendig blij tl. deze altijd zichtbaar aan de kromloopende houtvezels.

Dat ent en onderstam elk zijn individualiteit behouden, weten wij uit de gescbiedenis der vruchtsoorten. Zou de onderstam invloed uitoefenen in den zin van de type der ent te veranderen, dan moest dit na jaren, ja eeuwen, herenten van sommige vruchtsoorten aan dezen duidelijk te zien zijn. Niets minder dan dit is het geval. De Appelen en Peren, reeds honderden Jaren geleden door on/e voorvaderen beschreven, zijn tot nu toe. voor zoo ver zij niet verloren geraakt zijn, onveranderd gebleven; bijv. de Borsdorfrr cippii en de Houden Pippeling waren een drietal eeuwen geleden, van dezelfde hoedanigheid als de tegenwoordige. Kvenecns de Klei peer en andore oude vruchten: van niet ééne kan aangetoond worden. dat zij door bet enten ontaard is.

iüj beesters ziet men betzelfde; bonte Hulsten, bonte Eiken, treurboornen , enz., reeds vele jaren geleden door enting gekweekt. zijn nu nog precies dezelfden. W ij vinden alzoo in het enten een belrouwhare kweekwijze, om ji^/oehte en beminde vrnchtsooilen en heesters, in hun eigen type te vermenigvuldigen, veel beter dan dit door zaad kan geschieden, liet is toch bekend, dat zelfs species van zaad kunnen veranderen, terwijl variëteiten zelden getrouw in hare zaailingen worden teruggevonden. Wij moeten evenwel in liet oog houden, dat geënte planten niet zoolang duren ids zaailingen. Toch heelt men dit voor een groot deel te wijten aan den onderstam, die gebruikt wordt, of aan de wijze

-ocr page 33-

—1(1 —

van enten. Er zijn voorbeelden te over. dal geënte booinen zeer laag kunnen leven, als er maar nauwe verwantscliaji tussclien ent en onderstam bestond, en de wij/e van enting niet r.\'ods de kiemen van kanker en versterving aan den boom mededeelde.

Door het enten worden dus zoomin ent als onderstam soortelijk veranderd.

Onder tuinlieden en boom kwee kers. nog veel meer bij de dilettant-tninbouwbeoefenaars. bestaat dikwijls een geheel verkeerd begrip van het enten. Dit verkeerd begrip is oorspronkelijk door vele oude schrijvers ingevoerd, door hunne napraters gevoed, en wordt zelfs in dezen tijd, nu er toch meer licht over de levensleer der planten verspreid wordt, nog veel aangetroffen en verdedigd. liet woord »veredélenquot; in plaats van enten te gebruiken, geelt ook dikwijls tot die verkeerde idern aanleiding. Velen toch vatten «veredelen in den letterlijken /in op, en denken, dat door van een zaailing of slechte vrucht te enten, deze griffels fijner vruchten of schooner bloemen zullen voortbrengen dan de zaailing zelf. I it het voorgaande is ons reeds gebleken, dat deze resultaten van het enten niet kunnen verwacht worden, liet woord veredelen beteekent slechts het op den wilden stam overbrengen van een fijner of edeler soort.

De oude seh rij vers verhalen ons wonderen door het enten verricht. Zoo vertelt men, dat, om vroege druiven te verkrijgen, men deze op Kerseboomen moet enten; ent men ze op Note-boomen. dan zijn de druiven oliehoudend. W il men altijd vruchl-dragende l\'ruiniehoomen lebben, men ente ze slechts op Kruis-hesseheesters. Zwarte Rozen kan men bekomen door donker-bloeiende soorten op laken te oculeeren, de tannine-houdende sappen van den Eik kleuren de donkere Hozen zwart ! Ken andere

-ocr page 34-

manier om zwarte Ro/en te verkrijgen. is het oculeeren op den zwarten Aalliezieheester, Ook beweert men, dat bet mogelijk is roode sinaas-appeien te verkrijgen, door den Oranjeboom te enten op den Granaat. Groene Rozen bekomt men, door voor de gewone soorten den proentin Iluist als onderstam te nemen. Als zulke entingen gelukken, zullen ze ook wel zulke wonderlijke gevolgen bobben, üeze fabelen zijn geheel in strijd met het leven en de natuur der plant, en worden dikwijls door kwakzalvers en bedriegers gebezigd, om de goê-geineente op onbeschaamde wijze aftezetten.

Wij kunnen hier niet met stilzwijgen voorbijgaan de gevallen, die zich nu en dan hebben voorgedaan met het enten van bonte planten. In de laatste jaren is het bont worden der planten of liet albinisme sterk op den voorgrond getreden. De mode heeft bonte [danten geëisebt, en zij zijn hij menigte voor den dag eekomen. liet albinisme hij planten is een bijzonder verschijnsel, en zeer zeker als een ziekte te beschouwen. Immers bestaat hef uit het ontbreken in sommige doelen der bladeren of stengels van chlorophyl, en wij weten toch met zekerheid, dat het bladgroen voor de niet parasitische gewassen onmisbaar is. en een geheel ontbreken van deze stof. den dood der plant ton gevolge heeft.

Rij de veelvuldige entingen dier bonte planten. heeft zich een enkele keer het verschijnsel voorgedaan, dat de groene onderstam dit albinisme overerfde of er mede werd besmet. Wij teekenen uit de annalen van den Tninboiiw do volgende voorbeelden op:

Zoo vinden wij door Dr. GoKi\'i\'Kin1 opgenoemd een verschijnsel in 1726 door Rradley (in A General treatise of husban-drv and gardening) vermeld van een Ësscheboom in

-ocr page 35-

— 21 —

Breatford, England. Op dezen Esch waren knoppen van den bonten Escli geoculeerd, die niet doorgroeiden, terwijl toch beneden de plaats der enting bonte scheuten waren te voorschijn gekomen.

Blair (in Botanical essays, Londen 1720) verhaalt van eene bonte Jasmijn op de gewone groene geënt. waarvan de onderstam onder de geënte plaats bonte takjes kreeg. — Lindemuth (Sitzungsbericht der Uesellsch. Naturf. Kreunde zu Berlin, 1870) volgde de reeds ook dooi\' anderen genomen proeven niet de enting der geelbladerige AhuHlon Thómpsoni, op een groene Ahufilon, die ook onder de ent geelbladerige scheuten kreeg. Dezelfde verschijhselen verki\'eeg men (Bericht in der Botanische Zeitung, 1871) op verschillende sooi\'ten van Ahufilon\'*. zoodat dit geslacht deze geneigdheid tot overerving bijzonder toont te bezitten.

Ook bevond men, dat de AhuHlon Tlunnpsoni als onderstam gebruikt, dezelfde uitwerking had op de groenbladerige ent.

Bon nï; zag dezen invloed der grille] bij de Evonymus japo-nlcus.

Rei ïeii (Botan. Zeitung, 1870) vond een gewonen Acer Ncyundo, die, na oculeering rnel de bonte, onder de plaats der enting horde scheuten kreeg; eveneens bij een Plelea trifoliala.

In de Bevue horticole 1871 vinden wij een bericht van den heer Thomas (te Metz) over do enting van een lietula (ilba lactniala. Deze was op een gewonen Berk geënt; de. griffel was echter doodgegaan, en ïui vt rtoonden zich op de plaats der enting scheuten met ingesneden lakken.

In Seinpervirens (1873) vinden we merkwaardige resultaten medegedeeld hetreffende de enting van Aardappelen. Dr. NKnsKiiï

-ocr page 36-

— \'22 —

had van verschillende gekleurde Aardappelen stekplanten gekweekt en deze met andere soorten gespleet-ent. Hij had zorgvuldig alle zijscheuten weggesneden, en zoodoende knollen verkregen , waaraan duidelijk de invloed der veredeling 1e zien was. Er waren blauwe op roode en witte, roode op witte aardappels geënt. en in do verkregen knollen zag men deze kleuren overgebracht oi met de kleur van den onderstam vermengd. Deze resultaten verkrijgt men in mindere mate door de knollen zeiven op elkaar te enten.

In het Journal de la Société centrale d\'Horticul-ture. 1875. komt een mededeeling voor van heer Lemoixk, te Nancy. over de enting van velschillende Passiflora\'x. Als onderstammen gebruikte hij de Passillora Raddiana en P. Impératrice Eugénie; np heiden werden geënt grill\'els der bonte P. quadran-ijnlari* aucubcvfolia. Kr werd bier plak-enting aangewend, zoodat de stammen niet werden afgesneden, l it deze, onderstammen kwamen, boven de grilTel, bonte takken te voorschijn, terwijl de griffels zelf. na twee a drie maanden geleefd te hebben, dood gingen. De bonte scheuten van den stam werden gestekt, zoodat men hier tot resultaat twee nieuwe variëteiten had. Eveneens entte bij een griffel dei\' Passiflora vilifolui op de /\'. ([ucidrwngu-laris aucubcefolia en deze enting bad de uitwerking, dat de groene griffel bonte bladeren vertoonde.

Dezelfde heer Lkmoink nam vroeger reeds proeven met de enting van Abulilon s, die gelijke gevolgen hadden als reeds v roe ge i\' aangewezen.

In Sieboldia i\'IS7!l) komt een uittreksel voor uit de. Revue hort inde. waarin melding gemaakt wordt van het bont worden van ge\'gt;oi,i leerde Hozen. He heer Ze none Zen. te Venetië,

-ocr page 37-

verklaarde er in geslaafd te zijn. door nuddel van oculeeren, bontbloemige Hozen te verkrijgen. Deze bonte Rozen bleven, na opnieuw gekweekt te zijn, hetzij gestekt of geënt, constant, zoodat het bepaald nieuwe variëteiten waren. lgt;e bewerking zelf deed bij op de gewone manier, maar hetgeen iiij er meer bij in acht nam werd niet gemeld.

De redacteur van de Revue horticole, de heer Carrièue, baalde daarna een dergelijk geval aan in 18(57 te Bagnères de Rigoire (Frankrijk) geschied. De rechter van die plaats bad ook door oculeering bonte Rozen vork regen. Rij gebrek aan goede spruiten, had hij nog zeer onontwikkelder! gebruikt; en aan de daaruit ontwikkelde scheuten kwamen bonte bloemen. Deze pa-nachure bleef constant, en daar bij later met dergelijke spruiten een nieuwe proef nam. die dezelfde gevolgen had. zoo schreef hij dit bont worden aan de onontwikkelde spruiten toe.

De beer Dormkï Ai»a\\son, Ie lléranlt. schreef daarop boe de heer Rknkzkch , door het enten van de Roos Gloire de Dijon o[gt; de Rosa Banksia een zeer afwijkende varilt;;teit verkregen bad, die, constant gebleven, en door hem Gloire de Suva genoemd is.

In 8ie b ul d i a (1880 N0 27). komt een schrijven voor van den heer (\'. ijk Vos, boomkweeker bij Boskoop. over het oculeeren van een nieuwe Roos, door hem Gloire de Dijon a feuille* d\'or genoemd. Van deze bontbladerige Roos had hij in Augustus geoculeerd op de Rosa rmilliflora; de spruiten waren allen gevat, doch bevroren in den daarop volgenden winter, in de volgende lente liepen de onderstammen uit, en vertoonden nu allen bonte bladeren.

De hier opgenoemde voorbeelden doen ons zien dat ent en onderstam invloed op elkander kunnen hebben, en dut er zelfs

-ocr page 38-

- 24

door enting nieuwe variëteiten kunnen ontstaan. Wij moeten hieruil evenwel geene valsdn\' gevolgtrekkingen maken, en gaan denken, dat men nu weidia door kunstige entingen kan verkrijgen. wat men hebben wil. Wij dienen in liet oog te houden, dat het kleine aantal van deze voorvallen, zelfs al neemt men ze honderdvoudig, niet in vergelijking komt met de rnillioenen entingen, die reeds zijn gedaan, en waarbij niets van deze buitengewone invloeden te bespeuren is.

Wij hebben reeds opgemerkt, dat stam en grill\'el elkanders sappen ieder naar eigen aard bewerken, zoodanig, dat er een duidelijke grenslijn bestaat , die ook chemisch kan worden geconstateerd. Wat N dan nu de reden, dat eene enkele keer deze regel niet wordt gevolgd !

Wij zagen bij elk geval, dat de bonte grille! of de bonte stam, dien invloed uitoefende, maar niet eenmaal werd de bonte griffel of stam groen. Dikwijls werd die invloed slechts kenbaar, als de ent, na eenigen tijd geleefd te hebben, niet doorgroeide.

Met albinisme bij planten is onnatuurlijk, zoodat een bonte plant nooit een species (soort) zijn kan. Het is als liet ware een bloedziekte, eene ontaarding Aan bet sap, die niet specieliek aan de plant eigen is. Bij de genoemde voorbeelden o. a. duidelijk bij dat der PassifUmi , nam de onderstam niet de natuur van den erilTel aan. maar toonde eerivmidij/ eene neiging tot bont worden.

Men kan dus met recht dezen invloed verklaren uit een soort van besmetting dooi\' aanraking: eenigszins overeenkomende met hetgeen bij mensehen en die vn soms plaats heeft.

Hetgeen van de IJrlula alba Inriniala verhaald wordt, staat

gel.....I dp /ieli /.■11, Abnormale bladeren kan men soms door elke

kwetsing van den stam w; krijgen, l it afgesneden Kikestam-

-ocr page 39-

men zagen wij dikwijls reusachtige bladeren voor den dag komen, uit de plaats, waar de stam lid incest gekwetst, en hel meeste callus, d. i. opeen I looping van cellen gevormd was. De gewone Kschdourn en Linde krijgen in /ulko gevallen diep inge-snedi\'iio en driehoekige bladeren. Dal dus een al\'gesueden Üerke-stam abnormale bladeren krijgt, kan niet zoo voetstoots aan den invloed der grill\'el geweten worden.

I it bet voorbeeld der enting van gekleurde Aardappelen zien we. dat kleurstoffen of de bestanddeelen waaruit zij ontstaan en die floor de bladeren onder de werking van het licht in de plant komen, ook door de grenslijn der enting soms lam weg kunnen vinden. In hoeverre dit nu verder van invloed is op de grootte en smaak van den knol, moet nog uitgemaakt worden.

l\'-en ander geval is het bont worden der rozehloemen; vooral dat men dezen naar willekeur zou kunnen bont maken is een duistere zaak. Wij gelooven vooralsnog niet, dat men op alle gronden, met alle soorten, onder alle omstandigheden, alleen door het in acht nemen van het bontsmakingskunstje, een bonte Roos kan verkrijgen. Is. zooals in Frankrijk het geval was. het hout worden eon gevolg van onvolkomen oogen, dan is dit niet door het enten zelve geschied, maar zouden zulke oogen, indien men ze op een andere manier, bijv. door stekken, een zelfstandig leven gaf. ook bonte bloemen voortbrengen, liet heeft niets met den invloed van ent en onderstam op elkander te maken, en het is volstrekt geen afdoend bewijs, dat men dooi eenige wijze van enting bonte planten kan verkrijgen.

Deze onnatuurlijke dingen nuigschikken wij onder kwakzalverij, omdat wij te goed weten hoeveel invloed de grond en het klimaat heeft op het bont worden dei planten. Er zijn toch plan-

-ocr page 40-

ten, die op de ééne plaats bont zijn en op do andere niet; anderen. die liij verplaatsing weer groen worden; sommigen veiioopen na herliaalde kuituur; velen, die in sommige tijden van het jaar bonter zijn dan in andere tijden, terwijl weer andere planten in in den éénen grond veel veiioopen en in den anderen in het geheel niet.

De inwendige toestand van geënte boomen.

Wij hebben reeds gezegd dat een geënte boom niet tot één individu opwast, maar zoowel onderstam als ent elk zijn eigen vruchten, bloemen en bladeren zal voortbrengen. Wij wezen er op. dat er tusschen die twee deelen dei\' plant een duidelijke grenslijn bestaat: van buiten zichtbaar aan een zwelling, van binnen aan eene S vormige kromming der houtvezels.

Behalve deze kromming der vezels blij Tl de plaats der enting ook altijd zichtbaar aan zwarte strepen of vlekken, die grooter zijn. naar mate de onderstam meer gekwetst werd. Soms ziet men holten of zwart droeg hout, dat langzamerhand tot vertering overgaat en waardoor dikwijls de dood van den boom veroorzaakt wordt.

De gezwellen, die bij vele geënte boomen zichtbaar zijn, zijn grouter. naarmate de ent minder verwantschap heeft met den onderstam. Zij ontstaan op de plaats. waai- de eainbiumlagen van beiden met elkander samengroeien: daar zijn ook bij een over-langsche doorsnede van den boom die krom loopende houtvezels

-ocr page 41-

— 27

to zien, die een gevolg zijn van de verandering, welke het. sap Op de plaats der enting ondergaat.

De zwarte strepen, die in eiken geënt en boom zichtbaar zijn, ontstaan door het celweefsel, dat zich in het begin dei\' enting tusschen ent en onderstam vormt, en dan zeer bevorderlijk is aan de vereeniging van die beiden. Latei\' verdroogt, dit voor liet grootste gedeelte en neemt dan eene zwarte kleur aan. De holton en zwarte vlekken ontstaan door een slordige bewerking, of ook wel door gebrek aan groeikracht van den onderstam.

Wij geven hier eenige afbeeldingen van doorsneden van op verschillende wijzen geënte boomen. Fig. 1 , .\'5 en 4 van plaat I en tig. I en \'2 van pi. II zijn ontleend aan het werk van Dr. (toepébt 1 eber inn ere Vorgiinge bei de m Veredel n.

Plaat 1, lig. 1 en 2 geeft een dwarsche en overlangsche doorsnede van een gespleet-enten boom, a is de onderstam, waarin de jaarringen e zichtbaar zijn: h is de griffel, waar langs de zwarte lijtien c in fig. I het colweefsel is. dat zich tusschen de grillbl fii den stam heeft gevormd, maar later is verdroogd.

Hij fig. 2, de overlangsche doorsnede van een boom. die pas is geënt. ziet men op de verschillende plaatsen c de opeenhoo-pingen van cellen, die later voor een gedeelte verdrogen en zwart worden. Door d is bij beide, tiguren de mergkoker van den stam voorgesteld, die in tweeën is gespleten, terwijl op /\'de samengroeiing van de cambinmlagen plaats heeft, en die altijd aan de kromme houtvezels zichtbaar blijft.

Fig. 3 is de dwarsche doorsnede van een boom, dii\' gekroon-ent is. en waar tusschen het spitil en de bast d de grille! h is ingezet, \'•p lt;■ ziet men het celweefsel, terwijl hij / liet cambium van griffe! en stam begint te vereenigen. Fig. 4 stelt de overlangsche

-ocr page 42-

doorsnede voor; a is de stam, b .le griffel, c het celweefsel, d het merg van de gnltol en dat van den stam. Op / bogir.1 do griffel reeds de snede van de,, stam te overgroeien, en vormt

later een kleine zwelling.

Plaat II lig. 1 stolt voor de overlangsclie doorsnede van een

gecopnleerden boom; a is de onderstan., b de griffel, c hlt;\'t verdroogde celweefsel. d het merg van den stam er. dat van ce „riffel Op f heelt aan de boven- en onderzijde van de l.jn c de vergroeiing van stam eu griffel plaats. Fig. 2 is de dwarsche doorsnede. waarin op r het verdroogd.\', eehsvetsei /ichtba;..- is.

Fig, n is de overlangscl.e doorsnede van een geoculeerden boom\', a is .le onderstam, h de uitgegroeide spruit, r vei\'.lroogd

/\'de vereeniging van spruit en stam. en ;/ de plaats waa. de .pruit den sta... begint te overgroeien. Wanneer de stam vroeger korter was afgesneden, dan zou het boveneinde reeds geheel bedekt zijn. terwijl bet .... indroogt en stertt. 1\'ig. 4 is de dwarsche doorsnede; « de onderstam, b de uitgegroeide sprmt, de jaarringen en d de plaats, waar de vereeniging van stam

en spruit heeft plaats gehad.

n, ileze weinige voorbeeldon /.isl rmn, duulclijk. Jat het

splfet-enteu den stam 7.ea kwW. quot;quot; Squot;»1\'\' sPorequot; d\':r \'\'niquot;\'s

ariiterlaat. Dit nrt ........ ziclgt;ttaar zijn. naargelang lt;!lt;• stam

onto- on mm is. IM «How»» laat wel minder sporen na;

......,,l .«it om.lat liet alti.i\'l quot;iet prnge planler, gedaan wnnl., De

velschillend......dere soorten van |.lnk-entingen. komen, wat den

inwendigen toestand .......en geënte................gaat, met het

„pule,.ren .......... Tin*....... Aw \'we\'\' uitclsl\',n iquot;\'»quot;quot;1quot; ™

^etiii-enten ......I oculee.en: heiden geven bij eene goede be-

-ocr page 43-

werking slechts /oer weinig afgestorven doelen te zien. Wij /uilen later zien, dat de praktijk ook eenigszins mot deze uitwerkselen is te nu Ie gegaan; zoodat voor fijne planten de plak-enting wordt gebezigd, voor sterkere planten de spleet-enting, on voor vele vruchtboornen liet oculeeren en schil-enten.

Geschiedenis van het enten.

liet is licht te hegrijpen, dat een bewerking ids het enten, waaraan zulk een groot nut verbonden is. en die in den Tuinbouw zulk eene voorname plaats inneemt, reeds in oude tijden bekend zal geweost zijn. Gaan wij na, bij welkr volken het enten beoefend werd, dan zien wo in dit opzicht een merkwaardige overeenkomst met den graad hunner beschaving.

Wij weten, dat in Japan en China, reeds vóór zulks in Europa liet geval was, een zekere beschaving beerschti!. die. boewei in de laatste jaren stationair gebleven, nu nog zeer opmerkelijke dingen te zien geelt. Ken der merkwaardigheden dier beschaving

o 1-5

is voorzeker het feit. dat zij het zeer ver in de kunst van enten gebracht hebben. Hunne wijze van enten bestaat veelal in het plukzoogen, en zij weten, door op oude stammen dunne takje-te |tlakken, dooi\' van dezen op allerlei wijzen den groei te beletten en toch te zorgen dat de, enting gehikt , die vreemde dwerar-

0 O

boompjes te verkrijgen. dn wij. ze mogen dan ook niet met onzen smaak overeenkomen, Joch moeten bewonderen. Eveneens is hel enten in gebruik geweest bij de oude Romeinen, en vinden

-ocr page 44-

wij bij hunne schrijvers daarvan, als een bekende zaak gewag gemaakt. Over den oorsprong van het enten wordt door Humein-sche schrijvers een en ander medegedeeld. Zoo verhaalt Puniüs, dat een landbouwer, bij liet omheinen van een stuk land, bij toeval takken in een omgehouwen boomstam gestoken had; dat dezen waren gaan groeien, en men zoodoende op het denkbeeld gekomen was. dat afgesneden takken zich op andere hoornen konden ontwikkelen. Thkophrasti-. een (irieksch schrijver, zegt dat het denkbeeld van enten ontstaan is. doordat men jonge boompjes in oude vermolmde boomen zag groeien.

Het is zeer waarschijnlijk, dat het zoogen en plakzoogen bet eerste is bekend geweest. daar toch deze wijze van vereeniging dikwijls in de hosschen te zien is. en dus de mensch slechts de

natuur had na te volgen.

Het is aan geen twijfel onderhevig, dat de Romeinen reeds

verschillende wijzen van enten kenden, liet gewone spleet-enten was reeds lang vóór den Romeinschen tijd in zwang; het kroon-enten bestond toen ook. en is door Pusirs beschreven, terwijl door den (.irickschen schrijver TiieoPHRASTVs de kroon-enting met ingesneden bast wordt genoemd. De pin-enting is in dien tijd ook al beproefd geweest; het oculeeren dagteekent reeds van 4 eeuwen v. Chr., en het zoog-enten is van nog vroeger daturn. Het enten is. behalve hij de Grieken en Romeinen, ook ia gebruik geweest bij de Phoeniciërs. Egyptenaren, en Car-tiiagers.

l)t; oude Germanen en Galliërs schijnen het niet beoefend te hebben en ook blijkt bet niet dat de Romeinen deze kunst naar N. Europa hebben ove,gebracht. De eerste sporen van het bestaan de, entkunst in deze stroke.,, vindt men in de 12^ en 13quot;.\' eeuw.

-ocr page 45-

Meer algomeen werd liet enten in lt;le 15\'\'° en \'lö^0 eeuw, wijl de pas uitgevoiièlen boekdnikkunsj de iieoeieninfi\' van den Tiiiii-bouw /.«ïer bevorderde, /on sclireel\' in dien iijd Pikiuïk dk Cheszencus in bet Franscli een werk over Tuinbouw, waarin vele manieren van enten beschreven worden.

In de volgende eeuw verspreidde zich de ent knust hoe langer hoe meer, vooral met behulp van verschillende boeken over den Tuinbouw o.a.: het ))Obs t ga r t e n b ii ch I e i nquot;. van den Keurvorst Anol st van Saksen en een Latijiisch werk van den Fransclnnan Mizaliu s. In de 17de eeuw kende men, behalve bel spleet-enten, kroon-enten, oculceren. pijp-oculeeren en zoogen, ook het kruisgriffelen. door la Quintinik beschreven, en de kerl-enting. De meeidere beoel\'ening van don Tuinbouw en bet ontstaan ol meer verspreid geraken van nieuwe vruchtsoorten, gal een grooten stoot aan de kennis van het enten.

luïrst een eeuw later echter namen de proeven met verschillende entwijzen een hooge vlucht, wijl het een mode werd lier-hebber in tie •ohovenierskunstquot; te zijn.

Aguicoi,a, Arts te llegensburg, en Kufkne», Predikant te Lichtenberg, deden met enten allerlei proeven, en gaven hunne ondervinding in hunne geschril\'ten aan hel publiek ten beste. Het boek van Aoincoi \\. dat in 171!» in het llollandsch is vertaald. behandelde, onder allerlei wonderlijke dingen, de wortelenting, die mi in onzen tijd weer meer algemeen begint te worden. Küfener .schreef over do kunstige figuren, die men van hoornen door middel der enting kan maken, en daar iti dien tijd de stijl van Lr. Nothi: bij den aanleg van tuinen gevolgd werd, zoo vonden dergelijke zaken veel aftrek.

Het copuleeren op verschillende manieren, het aanplakken,

-ocr page 46-

de driehoekR-enling. df galTel-enting, do dubbele kerl-entiug, de pewijzigdi\' pin-enting. 1h^1 ocidoeren met omgekeerde snede, het zoogen onder de schil en de enting op wortels «n op den wortelkraag kwamen in den tijd van Aoricola en eenige jaren daarna voor het eerst in zwang.

Ei\' hcerschte toen nog veel bijgeloot\'onder de tuinlieden, waarvan zelfs tot in onzen tijd de overblijfselen te vinden zijn. Zoo werd er o. a. een te grooten invloed aan de maan toegeschreven, en men beweerde, vruchtboomen op woudboomen te kunnen enten en groote takken op stukken wortel om spoedig een groot boseh te verkrijgen. Uriiïels met een mes gesneden, waarmede te voren brood gesneden was. gelukten niet. en meer dergelijke dingen kan men lezen in de tuinbouwschri(\'ten van dien tijd.

Eerst op het einde der vorige en in het begin van deze eeuw kreeg men een helderder inzicht in vele dergelijke zaken. Het vormen van allerlei figuren werd langzamerhand nagelaten, en bepaalde zich meer tot het maken van priëelen en heiningen. Ook kreeg men de overtuiging, dat de planten zooveel mogelijk op haar eigen soort of geslacht moesten geënt worden, en dat liet enten van planten van velschillende familiën op elkander niet doelmatig was.

Ouviehs des Seuues beschreef in dien tijd het eerst het enten (i|) afleggers. Tscnrnv wees op de groote voordeelen van het enten met jong bout, en gaf verse!lillende manieren aan. waaróp dit kon geschieden. l)e kroon-enting met gespleten griffel werd door Sat.ishurv in Engeland beschreven. Het scheut-oculeeren. de dubbele gaffel-enting, de gemengde gaffel-enting en verschillende manieren van plakken, werden door Fransche schrijvers o. a. door DniAMKi. beschreven.

-ocr page 47-

2.

Pi.AAP I

Spleet-griffelen.

1. Dwarsohe doorsnedo. a stam, h griffel, c celwoof\'sel, r/mergkoker. cjaarrin^eu,/\'samen ■ groeiing van stam en gi\'iÜel.

2. OverlangHcho doorsnede, a ntani, h griffe!. c celwiu-IVel ■, lt;1 mere kok er, e jaarringou . / vcrocniging van stam en griiï\'el.

Ki\'oon-enting.

3. Dwarsche doorsnede, a statu, /gt; griffel, lt;• lt;M,ilwoelHel, d bast van don slan c inur-ringen, / vcrerMnging vnn starn en griffel,

4. OverlangHflio doorsinMle. // stam, h irriflel, lt; ^ohveHVu\'l. \'I tucrLr van do gnflquot;\'-e merg van dcii stam, /\'/.uoilin-; van dr grille

-ocr page 48-
-ocr page 49-

I\'I.AAT 1[

Copuleeren.

1. Overlan{,\'«ohr doovsnedo. .lt; oudorstam, Ij grillel, lt;• colweolsol, f/ mcr^ vim don stnm, n inert,\' *8quot; du prillrl, /quot;vergroeiing vim wlam on («rillbl.

2, Dvvarache doorsnede. ( verdroogd coïweel\'sel,

\\

r V ^ ^ ......^

Oculeeron.

i Overlnngsche doorsnede « stam, h uilgexroeiiln sjirnit, lt;• oalwoel\'sel, ,1 meiquot; vim den stam f merg van de sprnit, f vtweiii^ing van spruit en «tam, ,, ..%..r.\'r.M\'iinB *»nquot;.l(gt; spniil 4 Dwarsclie doorsned»\'. a stain, h spruil . c jjiarniim\'u. lt;! voreeuij*in^ vhii ^tam en

-ocr page 50-
-ocr page 51-

i).

Griftbl-enten.

1 «n 2. Snoeing van ondorstaTiimon. a aandniding der Hiiodo, h hiumIt voor hot duim-«tekkon.

3. Kntrijs van oen groenhüjvnido plant,

4. .. .. .. .. ontbladerd.

b. Gesnoeid»\' stam voor het enten op den vrijen grond.

B. „ .. .. .. .. ter zijdo.

7 Gegrocidi- on aangohonden ent

-ocr page 52-
-ocr page 53-

I\'LA AT IV.

-ocr page 54-
-ocr page 55-

— H3 —

In Engeland werden de verschillende wijzen van copulee-ren veel beoefend (o.a. bèschreven door Mili.kiï en Fousytii) ; vandaar dat deze manier ook tui notr de Kneelsche entinö\' ore-

~ o o n

noemd wordt. Bi ugsdokk. in üuitscliland, legde zich toe op het enten van verschillende heesters en woudboomen, en Sickler beijverde zich de beste entingen te vinden voor het kweeken van vruchtboomen.

Knight, in Engeland, entte Dahlias op hare knollen, en Noisette, in Frankrijk, bracht het enten van Cacteën in praktijk; beiden in navolging van de onderzoekingen van Tschidy. Andrk Thovin. Prof\', de culture au .lardin du roi. te Parijs, schreef in 1821 zijne beroemde Monograph ie des gr e fles, waarin hij alle vroegere entingen beschreef, met nog vele nieuwe proeven er bij, die door hem in den «Jardin du roiquot; genomen zijn.

Na dien tijd is het enten onder glas niet jong hout, zoo mede de geforceerde winter-enfmg in gebruik gekomen, waardoor een groote verandering in de teelt van verschillende planten ontstond. Azaleas, (\'anicllio\'s. Rliododenclrou\'s. Conifceren, enz., die vroeger werden geplakzoogd, ging men nu onder glas vermenigvuldigen. De vroeger zoo geliefde wijzen van zpogen en plak-zoogen komen minder voor; het spleet-enten wordt door sonnni^en afgekeurd en daarvoor het schil-enten aanbevolen: voor vruchtboomen is het oculeeren zeer gewild, en voor heesters de verschillende entingen onder glas. Men legt zich nu het meeste toe om de entingen te vinden, die strekken tot hel welzijn van de plant en tot een spoedige vennenigviildiging,

In den laatsten tijd is er strijd ontstaan over de beste wijze om vruchtboomen te telen, hetzij door enting oi door zaaiing.

-ocr page 56-

Niemand kan ochtor ontkennen, dat men alleen door het enten de variëteiten getrouw kan reproduceeren. terwijl bij sommige planten ook het /aaien kan worden toegepast; ook is dit laatste het eenige middel om nieuwe variëteiten te verkrijgen.

-ocr page 57-

O V K |{ Z 1 (\' II T

VAN\' i)K

YERSCIIILLENDE WUZKN VAN ENTEN.

A. E N T ING M K T A F CES N !•: I) E X T A K.

NEDERLANDSCHE lil^NAMINGEK. i. lt;.iiii i i:i,-i:N\'ii. .

A Vaar »l«\' |tlaals «Ier enllng.

1. Enting op den vrijen grond.

2. » ondei\' glas.

B. \\aar «Icii aard van ilcn on-«ierslani.

1. Enting op gewortelde plan

ten.

2. Enting op de, wortelkraag.

\'i. » op vvoilels.

SYNONIEMEN EN VREEMDE BENAM [NOEN.\')

(■riflelen. Syn.

KiUiiip; met ;if^ozondt!nl(\' twijji X.

Pi\'opfen D.

Greffcr par nuneaux j

» » ramoan détaché J F.

» » scions i

Grafting E.

Syn. D.

Gredn sur collet de racini; j » Guettard (Thonin) ( Woitelcnting Wnrzelproplcn


\'.) Syn. bet)tekent Synoiiicm; /. N. zijn «Ie Xuitl Nadeiiandsche, D. de Duilsche I\'. de l\'ranscfie en K. de f\'.\'nr/cl.n \'w bciiMiningen.

-ocr page 58-

4. Enting op alk\'ggers.

5. » » stekken .

(irefte sur racine i

» Hall, Sanssure, Cels(Thonin) \' F. Olivieis des Serres (Thouiii) ^ Boutnur-i\'iiting Z. N.

Greffe simultimée 1

» par sujet bouture F.

double bouture )


6. » op knollen.

C. Vaa»■ ilt\'ii aard «lor jjrIHVl.

1. Enting met houttAvijgen.

2. » » vniclittw ijgeii.

3.

5. « • i. »

» jonge selienten.

wortels. . vruchten, knollen.

Fruittak^ri Grelle de bonton Kruidachtig enten Krautpropfen, Krnutartiges Propten. Fleiscbpropten Propf\'en von Krant auf Krant Greffe lierbacóe |

» Tschudy (Thouiii) ) Herbaceous grafting Greffe Bourgdorf (Thonin).

/.. N.

F. /.. N.

u.

fruits

E.

F.


I). Vaar «1«\' «ij/.o »aii samcn-voefiflns.

late (iroep. (iri/Jel ijc^lokni in.

den (jespleten titani.

S p 1 c e t griff e 1 e n.

a. Op dkn top. 1, (ifwooii sjih\'i\'tgrilli\'len . . .

Dubbel s|)lee1gril\'r\'\'len . . .

Knting in de kloof Syn.

Spleet-enting /.. N. amp; »

Vollspaltpropfen j

init den Rehfnssschnitt D. Propfen in den ganzen Spalt Greffe en fente j

» Atticus (Thonin) F.

» Bertemboi.se (Tbouin) I Splitgrafting K.

Dubbele spleet-enting /.. N. .V Syn, ftoppel Propfen, Doppeltes S]ialt-propfen D.


-ocr page 59-

— 37 —

3. KriiisgrilVelen.

4. Proppen.

5. Spleetgrillelen met horizontaal gesneden stam. (). Schuins-spleetgrin\'elen . . .

7. Schuinsproppen,

8, TopgrilTelen..........

9. SprietgritTelen........

10. SpleetgrilTeleii niet een knop............

GrefTe en fente a deux ranieaux 1 » » » double » Palladius (Thouin)

Double splitgral\'ting Kruisgriffolen K reu/propfen

(treffe en fente ii quatre rameaux

» la Quintinie (Thouin) Crossgrafting Hiilfspleet-enting Enkele spleet-enting Halbspaltpropfen )

l\'ropfen in den halben Spalt ) (ireffe en lente simpte llalf\'splitgnil\'ting

Schuinsche spleet-enting Z. N. amp; Syn.

fireffe en fente de biais F.

Top-enting Z. N.

(ireffe en fente terminale F.

Spriet-enting Z. N.

F.

E. Z. N. n.

! F.

Syn. /,. N.

D.

I\'-.

E.

(Ireffe sur bifurcation F.

S pleet-en tun met ingevoegd oog Z. N, Grelfe en fente avee oeil enehassé E.


11. Spleet-enten met een za-

delgrillol.

12. Spleet-enten met gelijktij

dige planting.

Enten in den hoek van den haard Z. N.

Greffe en arrachis j

» au coin du feu [ F.

» sur genoux


I). Teu zijde 1. Zetten.......

\'2. Schuinszetten

Enting ter zijde in het spek, met

rechte insnijdingen Z. N.

Seitenpropfen, Anspitzen, Einschilfen 1). Greffe en fente laterale j

» dans l\'aubie.r de eoté ; F.

» avoc entaille droite Side grafting E.

Inzetten Syn.


-ocr page 60-

— 38 —

Enting ter zijde in het spek, met

schuinsche insnijding N.

Einspltzen D.

Greffe dans 1\'anbier de coté, avec entaille obliipie F.

2(le Groep. Griffel geachomn lw-schen bast en spinl.

Schi 1 sr i ff e 1 e n.......

Propten, in die Hinde pelzen D.

(Ireffe imi coulée F.


a. Op den toj1. 1. Kroon-enting. . . .

» mot ingesneden bast. » » losgesneden bast. » (verbeterde) ......

aa ksgcwijzi\'

.). )i

t). « met gespleten griffel. 7, Spijker-enting........

b. Ter zijde.

1. Schil-enting ter zijde. . . .

2. Tak-oculeeren........

2.

3.

4.

Kroon-enting N.

Propfen in die Krone D.

GrclVe en couronne j » Pline (Thouin) j Insitio inter corticem et lignum (Pliniüs).

Growngrafting E.

Uindenpropfen mit detn Vorschnitte D, (\'irelte Thóophraste (Thouin). Toulo\'isisches Rindenpropfen j ^

Uindenpropfen mit den; Metrógrefl ! Verbeterde kroonenting /. N.

(ireffe en couronne perfectionnée F. Rindenpropfen mit den Sattelschnitt D. Gretfe Salisbury (Thouin) i » avec clous )

/,. N. F.

/. N.

Plak-enting met een stnk schorseh Greffe en placage avec lanière. Enting ter zijde onder de schors | niet eenvoudige twijg l Fruittak-sebilgriffeling Rindenpropfen in die Seite Collateriren, Einzwiengen ( Oculiren mit Reisern J

Seitenpropfen unter die Rinde ; Greffe mixte

de eoté sous Pécorce par raniean simple » Luizet

de boutons a fruit


-ocr page 61-

EntinM: tor zijde niet oen twijg met

voetstuk N.

G re lib tic coté sous l\'écorco par j

rameau avee embasse F.

» Guardin (Thouin)

3. SchHut-oculeereti. .

(Irot\'ji. Grij]\'(\'l (jcplakt aan den stam.

PI a kgr i f\'e le n.........

Syn. I). F.

Plakenten Klebimpfen GrelTe en phu\'.ape


a. Stam en oiuffki, even dik. I. Copuleeren..........

\'2. Dultbel coputeeron

3. I laaksgovvij/i\' copuleeivn.

4. Dubbel haaksgevvijzc copu

leeren.

5, Schuins haaksgewijze co

puleeren.

Lasschen Syn.

Engelsche enting N.

Copuliren, Anzweigen ü.

Greffe anglaise ) ,,

» copulation \'

Splice-grafting E.

Samengestelde Engelsche enting X. huppel Copuliren

Copuliren mit dom doppetten i

Zungenschnitt :gt; D.

Copuliren mit dem doppelten |

Rehfusssehnitt Greffe anglaise a queue

» a pied de biche I » » compliquée | \' \'

» » au galop

Tongnegrafting E,

Engelsche enting, bliksemschicht. /. X. (ravensneé (Agrioola)

(Irellc anglaise trait de Jupiter (

i) Küffner (Thouin)

Compounded whipgrafting E.

Grabensctmitte (Agricola) D.

Kei/orsneo (Agricola).

Edele sneé (Agricola).

(iopuliren mit dem Terassenschnitt I). GrelTe de rapport oblique E.


-ocr page 62-

— /(O —

b. Stam dikkkh dan de griffkl,

1. Op den top, 1. Aanplakken.........

\'2. Aanplakken met een hieltje,

3. » zadelsgewijze.....

4. » dubbel zadelsgewijze.

\'2, Teu zijde. 1. Plakken............

\'2, » met invoeging, , 4de Groep, Afwijkingen.

a. GlilFFKI, indevoegd.

oeken.

2, Driehoeken ter zijde . . .

Aanhechten Syn

Plak-enting in kroon Z. N Schaften, Anplacken, Aplatiren, Anschillen, Anzangeln, Atlschuften

(IrefFe en placage en couronne F.

Tonguegrafting E-

Piojifen ruit den Flötenschnahel I).

(ireffe en bec de flüte F.

Sattelschiiften D.

F, E. T).

■/.. N, I).

firelTe iti langue Tonguegrafting Doppel Sattelschiiften

Plak-enting

Seitense hallen, Anlegen . Anklamniern, Aecrochiren Anhiingeh, Ankleben (Ireffe en placage Tonguegrafting I hi ken propten

1).

F.

E.

Z. N,

F,

Knting hij invoeging op den top Kerhiiropfen, Trianguliren j l\'ropfen mit den Gaisfuss ) ürelle en incrustation en tète \\ n en cran 1

)) a la Pontoise gt;

en coche |

Lee (Thouin) /

Crowngrafting lgt;y inlaying F.nting ter zijde bij invoeging (Ireffe en incrustation de coté i d en navette i

D.


b. Griffel geqafffld of óf.

spleten,

I. (irafrel-eiitiiig.

S. hnjling - Ie Kngclsche ■•nting /.. N.

-ocr page 63-

_ /ti _

2. Omgekeerde spleet-enting.

3. Dubbele aallel-e

Gemengde galfel-enting . GatTel-scbil-enting.....

c. STAM INTGI\':KF,F!FI).

Keri-enting.........

» met /adel. » dülbbele.

d. Stam geboord.

Sattelpropfen, Gabelpropffin | Stelzenpropfen |

Greffo a cheval, greffe par enfour-chement

d. f.

Grelfe numont-Courset (Tliouin). Central grafting /iing( ;npropfen Gieffe Camuzet (ïhouin). » Lecliirc, (Thouin). » Varin (Tliouin).

Grofle lluard (Thouin). » Teriari (Thouin). 1) Vilraorin (Thouin),


Pm-enting

2. » gewijzigd.

c, OrtlFFEL GEZET OP TIET MIDDEN VAN HEN STAM.

1. (\'entraal-eiiting....... nooi-cnting Gi\'efib che\\ill(!. » a la vrille. Iloyor Schabol

/. n,

! F.

Propfrn der Caeteën. Grelle central.


D. E N T ING Mi; T A V (: !•: S N E I) E N KNOP

ii. olt; im;i.ki:\\.

i Grorp. Md xpruilcn. \\. Ocnleereti.......

Oogenting Schild-enting Groffe par gemma » en liouton » par oeil x » bourgeon » inoculation

Syn.

z.\'N.

1». !•;.

/.. N.

Irnpt\'cn mil Augen i Okuliren Budding j Inoi:illiiLion \'

Scliild-enlen


-ocr page 64-

!

4\'i

2. Oculeeron inrt slapeiifl oog.

;5. » met schietend oog.

4. » met twee spruiten.

5. » met lioulspruiten. fi. « met kruissnede . .

7. » met omgekeiTde

snede.

8. Plak-oculeeren........

\'2du (Iroep. Mr( een rinlt;i-hasl. I. Pijp-oculeeivn.......

mei -hipend oog. ter ziic

met slippen.

Augeln. Anschildon, )

Einaugeln, Okiiliren mit, den Rinde D. Rindeokulation ^

Greffe en écusson F,

Budding E.

Schild-cMitin-j niet shijiend oog /. N. Okidiron mit schlafendem Auge D. Budding, with sleeping Imdse E.

Oreffe en éeusson u oeil dormant j ^

Viti y (Thouin) t

Schild-enting rnct schietend oog /. N. Oknliren mit treibendem Auge I).

Greff\'c en écusson ii oeil ponssant \\ » Jouette (Thouin)

» en écusson double f

» Descemet (Thouin)

» a vei: écusson bolsé.

Lenormand (Thouin). Schild-enting met eene kruisvormige snede flrelfo en écusson avec incision

cruciale Cr\'oss-budding

Scliild-entiug nn\'t omgekeerde snede

i,reffe en écusson avec incision

renveisée Schild-enting met lassching Ixussonnage en placago |

/. N.

/.. N.

F. /. N.

Greffe Xénophon t

■/.. N. 1).

F.

E,

/, N.

F. N, F.

I\'ijp-eulmg I\'t\'eileln, Röhi\'oln (Jreffe en flüte I » siflet I Tube-grafting Grnffe de Pan (Thouin). (iewone pijp-enling Greffe en tKite ordinaire j Jefferson (Thouin^. ) Pijp-enling met banden Greffe en flüte avec lanières » i) » de laune


-ocr page 65-

C. K N Tl N (1 M E T (gt; N

III. XOOCiKV

lste Groej). Stammen afgesneden.

1. Zoogeu............

2. Driehoekszoogen.

3. Laschzoogen.

2(l0 Groep. Stammen niet afgesneden.

1. Plakzoogen..........

2. Driehoeks-plakzoogeM. . . .

3. Plakzoogen mei lassching.

4. » onder de scliil.

5. )) met stekken. .

A I\'d KSN KDIvN TA K.

lliiwingsgrilt\'eling Z. N.

Ablactiren, Absiiugeln |

Absiiugen, Anniihren j

Greffe par approche F.

Grafting by approach j

» » ablactation , K,

Innrcbing

Afzuigen Syn.

Greffe p;u\' ippi\'oclie .i l\'anglaisc, » » en tête » Rradley (Thouin)

Hnwingsgriflcling met plakwerk /., N. Greffe par approche en placage )

» Hymen (Thouin) \' \' \'

Hnwingsgndi\'liug met invoeging /. N. Greffe par upproclie en incrustatioJi K. Ilnwingsgriffeling o|v de llngelsc.hc

wijze Z. N.

Greffe par approche a 1\'anglnise (

» Dnnioutier (Thouin) Ilnwingsgriffeling mot frijtboog /.. N. Greffe en arc-boutant avoc oeil F. Knting niet twijgstekeling /. N.

Greffe par raraeau-bouture ) » approche mixte j


-ocr page 66-

De verschillende wijzen van enten.

IV fut moet up ilcii onderstam zoodanig geplaatst worden, dat de teeltweet\'sels van beiden elkander raken. Wij hebben vroeger gezien, dat deze stelling een der hooidvoonvaarden voor bet welgelukken eener enting is. Wij zullen nu nagaan op welke wijzen de tuinlieden aan deze vereischten hebben zoeken te voldoen. en hoe zij door talrijke proeven tot een groot aantal verschillende entingen gekomen zijn. Tot het verkrijgen van een juist overzieht van de wijzen waarop het enten geschiedt, onderscheiden wij ze in drie hoofdgroepen, naar gelang de hoedanigheid van de ent.

I. De ent kan zijn een afgesneden tak of griffel, vandaar dat deze manier genoemd wordt: griffelen.

II. He ent kan zijn een afgesneden knop, oog (oculus) of spruit genoemd, en dan beid deze wijze: oculeeren.

III. De ent kan zijn een tak, die niet van den boom wordt afgesneden, en deze manier heet: zo ogen.

De Griffel-en ting.

De griffel-enting, ook veel griffelen genoemd, is die wijze van enten, waarbij als ent genomen wordt een afgesneden tak, met een of meer knoppen.

-ocr page 67-

Zulk een tak, entrijs ol\' enttak geheeten, wonlt. als bijgeschikt gemaakt is orn met den stam Ie worden verbonden, «griffelquot; genoemd.

Er zijn enkele uitzonderingen, dal de grilfel geen tak is, maar een stuk wortel, knol of vrucht; deze gevallen zijn zeer zeldzaam.

Het grilTelen geschiedt op den vrijen grond (in de open lucht) of onder glas. In beide gevallen ondergaat de geënte stam een geheel verschillende behandeling; ook worden de stammen en griffels op andere wijzen gekweekt en geprepareerd, zoodat wij. alvorens de verschillende manieren van enten zeiven te beschouwen, zullen nagaan, welke gewichtige voorzorgen men bij allen nemen moet.

G-riffel-enti ng op den vrijen grond.

liet entert werd het allereerst gedaan in de open lucht en dit is tot nu toe, voor een menigte planten, de beste manier gebleken.

Alle vollegronds-vruchtboomen, een menigte heesters met afvallend blad, enkelen met blijvende bladeren en eenige weinige Conifei\'ren worden op den vollen grond gegriffeld.

De methoden, het meeste daarvoor in gebruik, zijn de spleet-g rille ling, de schilgrilleling en bet driehoeken; minder algemeen zijn de plakgrilfelingen en d( entingen Ier zijde, die in ons klimaat beschuttingen door glas vereischen.

Tijd van enten, liet grilTelen geschiedt in het voorjaar, van Februari lot Mei. zeldzaam in den nazomer. Augustus en September. De geslachten, die zich vroeg ontwikkelen, zooals Kersen en Peren, worden vroeg in het voorjaar geënt: anderen.

-ocr page 68-

zooals Aiipcli\'ii on Iviken, laat. Men kan in het algemeen hij de voorjaarsveredeling rekenen dat het tijd is. als de knoppen beginnen te zwellen, liet is eer schadelijk dan goed vroeger te willen enten dan de Natuur het aanwijst, Zoodra de knoppen zwellen, weel men dat het sap in volle werking komt, en dus de stam dadelijk het noodige voedsel aan de griffel zal kunnen verstrekken, lüj te vroege enting heeft men veel kans, dat de griffel verdroogt.

Het is bij vele planten een voordeel, als de griffel niet zoover in ontwikkeling gevorderd is als de stam. Om dit te bewerkstelligen, snijdt men van zulke boornen de eutrijzen. eenige weken vóór men enten wil. al\', hit vooraf\'afsnijden heet «spenenquot;.

De ent rijzen moeten dan bewaard worden in een donker en koel vertrek, waar het niet te vochtig is. Is de atmosfeer te droog, dan graaft men de ondereinden in vochtig zand. Men heeft te zorgen, dat de takken niet verdrogen of verrotten, maar levend blijven, zonder zich te ontwikkelen. Er wordt zoodoende een stilstand in de ontwikkeling gebracht; onderwijl gaat de onderstam vooruit, en hereikt men het doel. dal men zich voorstelde.

Er zijn vele geslachten, waarhij dit spenen niet gebruikelijk of niet noodig is. maar van welke de entrijzen gesneden worden kort vóór het enten. Dit laatste is noodig vooralle groenhlijvende planten, zooals: Colon easier. Ile.r, Thuja en dergelijken; ook van boomen met afvallend blad, waarvan het hout spoedig indroogt, zooals de Pruim- en Kweeboom.

Het spenen is een gewoonte hij de veredeling van den Appel-, Pere-. Kerse- en Mispelboom en hij de flihtscm syriacus.

Het snijden der entrijzen. Wij vooronderstellen, dat men niet één of twee griffels wil snijden als proef, maar ver-

-ocr page 69-

_ 47 —

plaatsen ons in een «roote kweekerij. waai\' honderden stammen van allerlei soort moeien geënt worden. Van de meeste soorten zijn moederstammen voorhanden, d. i. oudere boomen van de soorten, die men kweekt, en waarvan elk jaar griflfels en stekken worden afgesjieden. Deze «moerenquot; hebben een vast nornmer. dat in het nommerboek wordt opgeleekend. Met dit boek en de entlijst in de hand gaat men nu langs die boomen, en snijdt entrijzen van de soorten, die op de entlijst zijn aangeteekend. Men zorge er voor slechts goed ontwikkelde takken te snijden, die goed rijp zijn, zonder gebreken, gezwellen, kankerachtige plaatsen, enz. Sappige wateiioten zijn niet goed, kort geleedde, dikke takken zijn de besten, Van sommige soorten van heesters neemt men tweejarig hout. van anderen de takken van den vorigen zomer; late najaarsschenton zijn voor allen te verwerpen. De takken van elke soort worden bij elkander in een bosje gebonden, en elk bosje met het nomraer voorzien, dat de moederplant draagt. Zoodoende is elke vergissing en verwisseling van soorten onmogelijk, waarvoor dan ook zeer nauwkeurig moet gezorgd worden.

De entrijzen van groenblijvende heesters worden van hunne bladeren ontdaan. Deze mogen niet afgestroopt, maar moeten bij den steel afgesneden worden, zoodat van elk blad een kort steeltje blijft zitten. (PI. 111. tig. 3 en 4).

De onderstam. Ken belangrijke zaak bij het vollegronds-griflelen is het kweeken van goede onderstammen. Daarvoor worden meestal gebruikt gewortelde planten, die op verschillende hoogte gegriffeld worden, Zij worden verkregen van zaad, van uitloopers, van stek en van afleggers.

Elke soort eiseht eigenaardige behandeling; de moesten worden

-ocr page 70-

van zaad gekweekt en dezen noemt men wildstammen. De kweeking van elke soort zullen wij later besclirijven en hier slechts aanwijzen hoe ze tot het grilTelen wlt;irden voorbereid. Wij vooronderstellen in het bezit te zijn van één- ot\' tweejarige struiken, en dezen te willen vormen tot laagstam en halt- of hoogstam.

Kweeking van laagstammen. I.aagstammen dienen tot het vormen van pyrumied en lage lei-vruchtboomen en pyramie-dale heesters. I.)»; cén- of tweejarige struikjes worden van hun zaai- of kweekbeddingen afgehaald en gesnoeid. Dit snoeien bestaat in het afsnijden der jonge struik op een hoogte van 30 a 45 centhn. en in hel verwijderen van alle kleine scheuten. De wortels worden ook ingekort, vooral de penwortel; de haarwortels late men zooveel mogelijk in hun geheel. Dit snoeien der wortels geschiedt zoodanig, dat de snijvlakten naar onderen liggen. Men gebruikt» scherpe messen, opdat de wonden zoo gaat mogelijk zijn (PI. lil. lig. 1).

üroenhMjvendt! heesiers en Conif\'ecreu worden alleen in den wortel gesnoeid en de zijtakken ingekort, terwijl men den top, indien dio niet te lang is. onaangeroerd laat (PI. III. lig. 2).

De tijd voor het snoeien is gedurende den winter, of vroeg in het voorjaar, want laat snoeien is voor den verderen groei belemmerend. De struiken worden gekuild, totdat, de beste plant tijd is aangebroken Men maakt de kuil bedden een weinig hooger dan den beganen grond, of graaft er een grehje omheen, tot afvoer van hel overlollige regenwater.

In den planttijd (Kebr.—Maart) wordt het gekuilde van de kuilbedden afgehaald en in de kweekei\'ij op regelmatige rijen overgeplant. Deze rijen of regels komen op een afstand van 50

-ocr page 71-

_ 40

a 65 (\'entirn. van elkander, de stammetjes op den regel op een onderlingen alstand van 25 a 40 (\'entini. Men zoi\'ge dat ei\' op eiken regel evenveel komen, waardoor men een geregelden aanplant krijgt. Een verzameling regels met dezelfde soort van struiken beplant noemt men «een hoekquot;.

De toebereiding en de bemesting van den grond hangt at\' van de soort die men plant. Vrucht lioomen vereischen een goeden grond, die reeds vóór den winter is gespit, zoodat hij kon doorvriezen. In het voorjaar, kort vóór het planten, wordt de mest er over gebracht en die ondergespit. De beste mest is koemest, droge oi\' ruige mest voor vochtige gronden, natte mest voor droog land. Een vermenging van koemest, beer en afval is uitstekend, en voldeed tot nu toe heter dan kunstmest. Ook brenge men den wisselbouw in praktijk. Vele heesters vereischen geen mest, daar zij ook zonder dezen sterk genoeg groeien. (1 reen blijvende heesters groeien hel liefst in Wad quot;rond of humnsrijke aarde, en worden slechts bemest met zerr ouden, verganen koemest, of verrot eendekroos en ander slootonkruid. Men moet zorgen, dat de stammen sterk groeien en gezond blijven, zoodat men voor elke plantsoort den geschiktsten grond moet uitkiezen.

Gedurende den zomer is er weinig aan de stammen te doen. men heeft den grond op tijd te wieden of te scholfelen, daar niets den groei van planten zoo zeer belemmert als zwaar onkruid. In het najaar, of gedurende den winter, gaat men de regels struiken één voor één na, en snoeit dezen op, d. i. men snijdt de zijtakken glad ai, en laat den top niet eenige der bovenste takken staan.

Eenige dagen vóór de enting worden alle nog overgebleven

4

-ocr page 72-

takken en ook de top geheel algesneden (PI. 111. lig. 5) en de grond op nieuw schoongemaakt, opdat men een geruimen tijd na het enten niet tussdien de regels noodig heeft. Dit schoonmaken en opsnoeien noemt men den hoek opknappen.

Kweek ing van halt- en li oog sta mm en. Voor vrucht-boomen kan men dezen op velschillende wijzen telen. Men plant de éénjarige struiken dicht bij elkander, en duimstekt ze in hetzelfde ol\' het volgende jaar, d. i. men snijdt ze kort bij den grond af. Hierdoor krijgen ze oen Hink schot, en bereiken soms in twee jaren de hoogte 1,5 a 1.0 Meter, daar worden ze afgesneden m vormen dan het volgende jaar een kroontje. Zulke jonge hoogstammen noemt men loten.

De meeste, vruchtboomen worden evenwel laag geënt met een snelgroeiende soort, om deze op nieuw hoog te enten. Zulke loten zijn beter dan wilden, dir ongelijk oiigroeien. Krieken laat men dikwijls op de zaaibedden staan, na die eerst te hebben uitgedund, totdat zij de hoogte van half- ol\' hoogst a in bereikt hebben.

Sommige heesters, zooals Hulst en Iieuk. worden slechts zeer weinig opgesnoeid, en hoolVlzakelijk de zuigers (dikke takken) weggesneden.

Voor het kweeken van dikke stammen worden de loten nog eenmaal verplant o|i een grootere wijdte. Overigens is het onderhoud en het gereed maken voor de enting gelijk aan dat der laagstammmen.

A Igemeene voorschr i ft en. Eindelijk is de tijd aangebroken, dal er met het enten een aanvang kan gemaakt worden. Het toebereiden der stammen en het snijden der ent rijzen is zoodanig geregeld, dit men slechts een goeden dag heeft af te

-ocr page 73-

— 51 —

wachten, om dadelijk te kunnen beginnen, liet bevordert het welslagen der enting, dat liet warm, zoel weder is. zonder sterken zonneschijn, zonder sneeuw, hagel ol\' regen. Een koude, vochtige, of een droge, heele wind is zeer schadelijk, want daardoor lijden de griffels en stammen, en gaan de werkzaamheden niet vlug van de hand.

Vlug werken is zeer noodzakelijk; het niet slagen dei1 entingen van eerstbeginnenden moet veelal hieraan geweten worden, dat zij stam en griffel reeds halt hebben doodgemarteld, eer de bewerking is al\'geloopen.

[let is daarom ook noodig, dat verschillende werklieden de werkzaamheden verdeden. Kén snijd de griffels, een ander zet ze op de stammen, terwijl een derde, de wonden met entwas besmeert.

Op de plaats waai\' geënt wordt, moet aanwezig zijn; een grif-lelmes, een ent- of opzetmes, een afhaal mes, een entbijtel. een enthamer, eenige ballen entwas. met poppen, popkwast en vuur; ook een weinig touw, bast of ander bindmuteriaal. Is er veel te enten, dan moeten er meerdere exemplaren dezer gereedschappen aanwezig zijn.

Hij. die de griffels snijdt, legt ze soort voor soort in een mandje of hakje; terwijl heelt de opzetter de stammen weer ewu nagezien. Als de enting op den top geschiedt (gelijk veelal bij voorjaarsveredeling) dan haalt hij de stammen af (afsnijden) op de hoogte, waarop hij ze moet enten, hit gescbiedt bij dunne stammen met het afhaalmes ol\' een gewoon snoeimes; bij dikke stammen gebruikt men beitel en hamer. Zoodra er eenige griffels gesneden zijn, moet hij ze dadelijk opzetten, d. i. met den onderstam vereenigen, op do wijzen, die later zullen worden aan-

-ocr page 74-

— 52 —

gegeven. Hij zorgt er voor. dat de soorten niet door elkander komen, zet voor elke soort een noniinerhont of étiquette, en teekent de hoeveelheid van de van iedere soort geënte stammen in zijne entlijst ol\' entboekje op.

De derde persoon, ook dikwijls dezelfde, heeft onderwijl voor het smelten van hot entwas gezorgd, en besmeert nu de gemaakte wonden daarmede dicht. Uit noemt men «poppenquot;. Hij popt dadelijk na het opzetten van de griiï\'el met entwas, dat vloeibaar is maar niet kokend of te heet. Er is eenige oplettendheid toe noodig, opdat er geen kieren of plekken overschieten, waardoor Incht, regen en vocht kunnen binnendringen, die kanker of verd rogi ng veroorzaken.

In het entboekje noteert men. naast de nommers en de hoeveelheid der geënte stammen, den datum der enting, opdat men, zelfs jaren daarna, de uitkomst der enting t:ii den ouderdom der hoornen kan nagaan.

Behandeling na het enten. Na liet enten kan men veilig de stammen eenigen tijd aan hun lot overlaten. Zoodra de grond met onkruid begroeid is. moet er geschoiTeld of gewied worden; waarbij men zorgt de griffels niet uit te loopen. Tegelijkertijd worden de enten nagezien, en de sterkste zijscheuten, die zich aan den stam ontwikkeld hebben, afgesneden, opdat de groeikracht van den stam zich op de griffel concentreere. Eenige weken later zijn de griffels reeds uitgegroeid, en dan snijdt men alle scheuten van den wildstam glad af. Indien er verbanden gelegd zijn. gelijk sommige entingen vereischen, dan worden die. als zij den stam inkepen, vernieuwd. De sterkste scheut der grilfel. veelal de bovenste, wordt nu vastgebonden aan een stokje, dat stevig in den grond staat. Hij hoog- en halfstam

-ocr page 75-

wordt liet stokje aan den stam bevestigd, tenzij deze te slap is. in welk geval men lange, stokken gebruikt (PI. III, lig. 7),

Weer eenige weken later wordt, de topscheut verder aangebonden . de wilde scheuten worden verwijderd en de verbanden weer nagezien. Daarna behoeft men er weinig zorg meer aan te wijden, behalve bet schoonhouden van den grond.

Najaarsgrif l\'el i ng op den vrijen grond. Hoogst zelden wordt in Nederland dezen tijd voor het enten gekozen; de koude en vochtige winter, de veelal natte nazomer beletten, dat met goed gevolg de planten in het najaar gegriffeld kunnen worden. In Frankrijk wordt het meermalen gedaan, en bezigt men daarvoor het spleetgrifTelen. plakgriffelen en driehoeken. Men moet den tijd waarnemen, als het sap nog krachtig genoeg is, om een samengroeiing te bewerkstelligen, zonder het uitloopen der griffel te veroorzaken, zoodat de beste tijd is; Augustus en September.

De kweeking der onderstammen geschiedt op dezelfde wijze als voor de voorjaarsgrilfeling. De toebereiding is echter eenigs-zins anders. Men snijdt de zijschenten der stammen af, gemimen tijd vóór het oogenblik van het enten, om den groei van den stam niet te belemmeren. Bij de entingen ter zijde, die in dezen tijd de besten zijn. laat men den top en de bovenste scheuten staan, slechts zorg dragende, dat op de plaats der enting de stam gaaf is. De stammen moeten zeer jeugdig en gvzond zijn; de entrijzen worden gesneden op den dag zelve, dat zij gebruikt worden. Men snijdt er de bladeren dadelijk af, met achterlating van korte eindjes steel, en men zet do takken onmiddellijk in vochtig zand, of wik kelt ze in versrbe bladeren, opdat ze niet verdrogen. .Men neme krachtige scheuten, die in het volle zonlicht hebben ge-

-ocr page 76-

staan, pd rfwls rijp beginnen te worden; waterloten en ziekelijke takjes zijn geheel te verwerpen.

Het griffelsnijden, het veihinden en het poppen geschiedt in dezelfde orde als hij de voorjaars-euting beschreven is.

Behandeling na het enten. Heeft men een geschikt oogenblik uitgekozen, dan is de griffel vastgegroeid, eer de bladeren zijn afgevallen en de winter begonnen is. Gedurende den winter heeft men weinig zorg aan de enten te besteden; bescherming tegen vorst is de hoofdzaak. Men kan de griffels bedekken met zakjes van geolied papier, die de snelle afwisseling van vorst en regen temperen.

Het volgende voorjaar worden de terzijde geënte stammen boven de griffel afgesneden, en vervolgens allen behandeld gelijk hij de enting in de lente. De opmerkingen vroeger gemaakt betreffende éliquetteereu. enz. zijn ook hier van toepassing.

(1 r i f fel-enting o nd er glas.

Het enten onder glas dient tot het vermenigvuldigen van zeldzame vollegrondsheesters. van soorten wier enting op den vrijen grond slecht gehikt en van alle konde- en warmekasplanten, die door enting worden voortgeteeld.

Ofschoon het reeds sedert jaren gebruikelijk was. under glas te enten, zoo is toch sedert, de meerdere toepassing der enting

I ~ O

met jong hout. even vóór liet midden dezer eeuw, de enting onder glas algemeener, en een speciale tak van kuituur geworden. Nog meer dan bij de enting op den vollen grond, is het biertoe noodig voor goede onderstammen te zorgen.

Onderstam. De stammetjes worden van zaad. stek. afleggers

-ocr page 77-

en uitloopei gekweekt. Van zaad is het beste; maar niet altijd is oi\' genoegzaam zaad te verkrijgen. Wij vooronderstellen éénjarige zaai- ui\' steklingen in ons bezit te hebben, die in het volgende jaar reeds entbaar zullen zijn; dezen worden in kleine potten gezet, opdat zij. bij de enting, wortelvast mogen wezen. Voor de zornerenting is het oppotten in het daaraan voorafgaande voorjaar voldoende. De potten moeten niet grooter zijn dan volstrekt noodig is. daar de plantjes in kleine potten beter aanslaan en ook minder ruimte innemen. De potaarde bestaat uit bosch-grond met zand vermengd, bladgrond of gemengde zandgrond, naar gelang de plantensoort zulks vereischt. De plantjes worden altijd een weinig in hunne wortels gesnoeid, en indien zij meer dan één top hebben, snijdt men die allen, op één na, glad af.

De potten worden nu, soort bij soort, op rabatten gezet. Deze rabatten of beddingen hebben een lengte van 30 tot 50 voet (9,5 a 15,7 M.) en een breedte van 5 voet (1,0 M.), met paden van 2 voet (0,05 M.) er tnssrben. Zij zijn een half voet (0,10 M.) hooger dan de begane grond. opdat er geen regenwater op zou blijven slaan. Men graaft de potten in. en, om het dikwijls gieten te vermijden, zelfs { Centimeter onder de aarde. Men heeft nu toe te zien, dat de potten niet overwortelen; dit doet men telkens als de grond wordt gewied. De grond, waarin zij staan, moet licht zijn, en heeft men dien niet, dan worden de bedden \' voet (0,10 M.) uitgegraven, en gevuld met zand, turfmolm, zaagsel of oude run. Ook wordon dikwijls de, potten gelijk met de aarde der rabatten gezet, en dan overdekt met een dun laagje oude run of zaagsel.

Sommige planten vereischcn schaduw, waaraan men op velerlei wijzen kan voldoen. Ken eenvoudige manier is aan de Zuid-

-ocr page 78-

zijde varl elk rabat een rieten heining te zetten; beter is een levende heining (heg) van Reuken ot\' Haagheuken. Op andere plaatsen zagen we heggen van Hulst en Taxus. Deze planten vormen prachtige dichte heggen, die den wind buitensluiten, en ook nog het voordeel hebben van in den winter beschutting te geven. Ook wordt er wel traliewerk van gegalvaniseerd IJzerdraad gebruikt, dat men met Druiven en andere klimplanten laat begroeien. Bij sommige kweekers zagen we de rabatten overdekt met een dik gaas en voor gewone stammetjes regels groote boomen gebruikt.

Sommige soorten, die kluit houden, bijv. Rhododendrons, behoeven niet een jaar te voren in potten gezet te worden, maar kan zulks geschieden tegen den tijd. dat men enten wil.

l\'.nting onder ramen en stolpen. Deze enting geschiedt het beste in den zomer, of laat in de leute, daar het welslagen geheel van de zonnewarmte afhangt. De ramen zijn van hout gemaakt, :gt; voel (1,(5 M.) breed, en even lang; de ruiten moeten goed gestopt worden, liet is goed den bak op een steeneu voet te zetten, zoodat de planken niet licht verrotten (zie PI. IV), In de lente kan men enten: de CU\'walis, en Mulst: in den zomer de lihododen(Iron.

De stammetjes die men enten wil, worden van hunne rabatten gehaald en op een beschutte plaats gebracht, in een loods of werkhuis, waar voldoende licht is. /ij worden geënt op de manier, die voor elk soort het beste is, zooals later zal worden vermeid. Bij eiken pot zet men een étiquette, of, indien de soorten niet talrijk en gemakkelijk te onderscheiden zijn. slechts één étiquette voor elke soort. Daarna worden zij in een schuine richting dicht onder het glas van den bak gelegd, met de potten

-ocr page 79-

— 57 —

half in zand, lichte aarde of zaagsel. Indien er hier of daar kieren tusschen de ramen zijn, worden die met mos dicht gestopt.

Dikwijls worden de geënte planten onder dnhbel glas gelegd, door onder de ramen van den bak eroote ruiten te legeen, die

\' or- *

de ent(;M luchldielit al\'slniten. Soms gebruikt men. in plaats van ruiten, groote stolpen, die één of meer |daiilen overdekken (zie PI. IV, lig. 3).

De ruiten der ramen worden gewit met een mengsel van krijtwit en karnemelk, of krijtwit, olii- en water. Als de zon schijnt, worden de vamen daarenboven nog geschermd met een oculeer- of rinkelmat, van \'s morgens 9 tot \'smiddag\'s 3j uren. Na twee weken worden de planten op een zooien dag nagezien, door de ramen één voor één van den bak te nemen, en de planten te verleggen, wanneer er scbimmel aangekomen is. Ziet alles er even friscb uit. dan laat men ze ongestoord, totdat men zien kan dat de aanééngroeiing plaats grijpt. Dit gescbiedt gewoonlijk na een tijdsverloop van 4 tot 6 weken; dan begint men langzamerhand lucht te geven, door de ramen gedurende eenige uren van den dag, als er geen schrale of koude wind is, open te zetten.

Houden de planten zich goed, dan geeft men hoe langer hoe meer lucht, totdat men zeker is, dat de grilfel vast /.it. De planten worden dan overeind gezet, en eenigen tijd later de stammen ingetopt. Zij worden dan uit den bak genomen en in de schaduw neergezet,, met de potten in zand of in muilen grond. Sommige planten, in het voorjaar geënt, kan men in Juni op den vrijen grond nitplanten. Men snijdt dan den stam vlak boven de grilfel al\'. De in den zomer geënten worden, zoolang

-ocr page 80-

het weder dit toelaat, ook buiten in de schaduw gebracht; of, indien het te koud is. in een niimeren bak overbezet.

Enting in de kweekkas. Het enten in de kweekkas (broeikas, kweekserre) is een veel zekerder enting dan in een eenvondigen bak. daar men hier de warmte naar belioefte kan regelen, en dus minder van het weder afhankelijk is.

In de kweekkas worden gei\'nt: de warme- en kondekasplanten, de groenblijvendo planten en Conifeeren, de zeldzame gewassen en eenige vollegrondsheesters. Wij geven hier een teekening eener kweekkas, zooals die door ons het doelmatigste is bevonden. De zijtafels zijn met ramen gedekt, die uit twee groote ruiten bestaan, opdat er zooveel licht als nu gelijk is doorschijne. Zij mogen niel te zwaar zijn. opdat zij gemakkelijk kunnen gehanteerd worden. De ramen kunnen aan de boven roede van de kas worden opgehangen, of geheel van de zijtafels worden afgenomen, ais zij niet worden gebruikt. De middeltafel, die gewoonlijk breeder is dan de zijtalels. kan ook met ruiten worden bedekt, of enkd gevuld worden met stekpotten met stolpen. De kas wordt verwarmd door een koperen of ijzeren beetwatertoestcl met drie buizen, die onder de zijtafels liggen. De vloer dezer zijtalels bestaat uit platte sti enen pannen, die tusschen ijzers gelegd worden en die de warmte goed doorlaten (PI. V).

Als nu de enttijd is aangebroken, worden de stammetjes in de kas gebracht, en op de zij- en middeltaiels gezet. Zijn ze te hoog. dan kan men de koppen innemen: ook worden de takken ot bladeren onder aan den stam afgenomen en die bovenaan zijn. gedund.

\\ oor j a a rs-e n t i ng. Het enten in de kas k;ui in December reeds beginnen. Zoodra de stammen op de tafels zijn gezet, moet

-ocr page 81-

r.o

de kas verwarmd worden tot 70° Fahr. Rinnen oenige dagen geven de onderstaminen reeds teekmen van ontwikkeling, en kan de enting een aanvang nemen. De gewone methode is het zetten, plakken en driehoeken, l\'tquot; plantjes worden geéliquoteerd en schuin, dicht onder de ramen van de zijtafels gelegd, zoodanig dat de griffels boven liggen. De potten worden half in zaagsel gezet of enkel boven op een laag oude koolascli geplaatst. Run wordt ook wel gebruikt: aarde is onzindelijk en lastig; bet beste, als zaagsel moeielijk te verkrijgen is. is lijn gebakt mos. Deze laag zaagsel, koolaseh of mos ligt op de steenen pannen, zoodat de warmte er spoedig in doordringt.

De kieren, die zich tusschen de binnen ramen bevinden, worden met mos dichtgestopt. Men blijft doorgaan met stoken en houdt de temperatuur der kas, des nachts op 05\' a 70quot;. des daags op 75° a 80\' Fahr. De droppels water, die onder de bin-nenrarnen komen, worden 2 a 3 maal per week met een spons afgeveegd, en ook de ruilen van boven goed helder gehouden. Rij lellen zonneschijn worden dezen met vellen papier gedekt. Later in het voorjaar moet de kas van buiten gewit worden, en schijnt de zon te fel. zoodat de temperatuur meer dan 80° Fahr. wordt, dan wordt de kas tusschen 10 en \'bj uren gedekt met schermmatten. Laat in de lente is het onnoodig geworden over dag te stoken, en kan men volstaan met dit te doen des nachts en bij mistige of regenachtige dagen.

Niettegenstaande men de warmte kan dwingen, en vooral de bodernwarmte den groei der enten zeer bevordert. zoo is men toch veel van do zon afhankelijk. Rij langdurige vochtige koude ontstaat er dikwijls smeling (schimmel of rotting van bladeren), dat men door stoken en eenifi\' luchtgeven moet zien te voorko-

-ocr page 82-

60

men. Bij strenge vorst moet men s\'avonds de kas dekken met rietmatlen, die s\'morgen weer worden opgerold. Hol is nadeedig voor de enlen, ids de temperaluur iu de kas te laag daalt: men moet dus de vorst er geheel buiten houden.

Ongeveer twee weken na de enting moet alles nagezien worden. De plantjes worden één voor één van hunne plaatsgenomen; hel verband nagezien. de zijscheuten der slammen afgesneden ol ingekort, en daarna worden de planten in een tegenovergestelde richting gelegd. Na verloop van een maand zal men kunnen beginnen met lucht te geven, door gedurende eenige uren van den dag de ramen op een kier te zetten. Langzamerhand geeft men meer lucht, totdat de ramen geheel knnncn afgenomen worden; de stammetjes worden nu overeind gezet, en de wilde scheuten gaal afgesneden, (iroeien de enten door. dan neemt men de toppen der stammen in. Kenigen tijd later brengt men de gevatte planten in een broeibak; is het daarvoor nog te koud, dan houd men ze zoolang in de kas op de middeltafel, en is het reeds warm genoeg, bijv. in Mei—•Juni, dan kan men de stammetjes dadelijk uit de kas naar hniten in de schaduw brengen.

Znodra de eerste hoeveelheid stainmen zijn geënt, moet men terstond de ledige plaats op de tafel weer invullen met anderen, die in entbaren toestand zullen zijn, als de geënten zijn gevat. Zijn de eersten gevat, dan neemt men ze van de zijtafels al\', en zet ze op de middeltafel; terwijl men de stammetjes, die op de middeltafel staan, ent, en onder de ramen der zijtafels zet.

/•oodra de reeds gevatte planten krachtig genoeg zijn. brengt men ze uit de kas in bakken, of buiten in de schaduw, en vult de plaats weer aan met nieuwe stammetjes. die op hunne beurt weer geënt worden en op de zijtafels worden gezet, als de vorige

-ocr page 83-

— 61 _

enten gevat zijn. Zoo kan men doorgaan, totdat de tijd der voor-jaars-enting voorbij is.

Op zoodanige wijze kan men in één voorjaar een menigte planten kweeken, zoodat, bij een onbeperkt aantal beschikbare onderstammen, de opbrengst van een goede kweekkas buitengewoon is. Men heeft er goed op te letten, deze verwisseling zoodanig te regelen, dat elke soorl op haar tijd wordt geënt. Men kan beginnen met Rhododendron» in December, in Februari en Maart voortgaan met Clematis, Glycine, Bignonia en andere heesters, en in April en Mei eindigen mei Conifeeren.

In Mei en Juni kan men alle vrije grondsplanten buiten brengen. Sommigen in de schaduw op rabatten. anderen op den vollen grond. De zeldzame planten houdt men in polten, opdat men ze ten allen tijde zou kunnen afleveren. K oude kasplanten kan men in Juni op rabatten brengen in de schaduw; sommigen houdt men in potten, anderen plant men uit. Warmekasplanten. die evenwel weinig geënt worden, zet men op een beschaduwde plaats in de warme kas. In de kweekkas moeten de planten niet langer blijven, dan noodig is voor de enting, daar zij door de drukkende atmosfeer te ijl opgroeien.

Zomer- en n aj aars-e n t i n g onder glas. Nadat de laatste der geënte planten van het voorjaar uit de kas is genomen, heeft men eenigen tijd rust. Men kan dan de middeltafel volzetten met jong stek, terwijl men de zijtafels ledig laat. wijl men in Juni weer met enten beginnen kan. De zomer-enting verschilt weinig-van de winter-enting. Men behoeft de kas niet te verwarmen, daar de zonnewarmte voldoende is. Men wit de ruilen, en schermt de gcheele kas met rinkelmatten. (ledurende het warmste gedeelte van den dag bedekke men de binnenramen met papier.

I

i

-ocr page 84-

— 02 —

Men hecl\'t reeds in hel voorjiiar moeten zorgen, een genoegzaam aantal onderstammen in potten te hebben; en geve acht, dat die potten niet overwortelen, opdat ze dadelijk, als liet tijd is, kunnen geënt worden.

Griffels worden gesneden van niet al te slap hout; is het te jeugdig, dan zal liet spoedig smelen. is het to oud, dan kan het niet meer vastgroeien. Met een weinig oefening leert men spoedig de geschikte grille Is kennen. Kr worden altijd top-schenten genomen, wijl grilfels, gesneden uit het midden van een tak spoedig in haar groei stilstaan.

Hij de zomer- en najaars-enting wordt het zetten en plakken terzijde hel meeste gebruikt; de behandeling geschiedt op gelijke wijze als bij de voorjaarsenting. I gt;e gevatte enten worden buiten gebracht, of, als het reeds laat in liet jaar is. in bakken. Zij worden allen des winters in bakken bewaard, behalve de zeer harde planten, waarbij mmi met rietbedekking kan volstaan. Koude-of warrnekasplanten overwinteren in een koude of warme kas.

In Juni ent men Azalea\'s, in Augustus /thododendron\'s, Camel-Ha\'*. Coniferreu lt; en/., waarmede men tol Sept. Oct. kan doorgaan. Het gebeurt wel eens, dat de laatste enten niet willen doorgroeien, of door het vochtige weer verrotten, waarin men kan voorzien, dooi\' de kas een weinig te verwarmen. In November kan de kas leeg gemaakt worden, en wordt dit tijdstip dan, even als het begin van Juni, gekozen om alle mogelijke schade aan de kas of aan het verwarmingstoestel te herstellen.

Griffelen op den wortelkraag.

Deze wijze van enting wordt weinig toegepast, liet is gebruikelijk hij de Hibiscus syriacus en andere heesters, die men op

-ocr page 85-

— (ia —

eigen wortel wil krijgen. Als wijze van enten neemt men het spleet-enten, driehoeken en copuleereti. De stam wordt hij den wortelkmag afgesneden, en daarna met de griffel vereenigd; het geschiedt in het voorjaar, op den vrijen grond en onder glas. Men kan de stfimmetjes uit den grond halen, in de hand enten, en daarna nitplanten op regels of in potten onder glas. Ook kan men de planten in den grond laten, de wortelkragen goed schoon maken en dan enten. De gemaakte wonden worden gepopt en de wortel kraag weer mot aarde bedekt. zuodat de grille Is gedeeltelijk in den grond komen te staan (PI. Vl, tig. I en \'2).

W o r t e I - e n t i n g.

tiet schijnt dat Aoricola , Doctor te llegenshui\'g, in Duitscli-land, het eerst het wortel-enten heeft heoefend. in een brochure, ged. !!• Maart 1710. kondigt hij het enten op wortels aan, met den volgenden aanhef: »Geopenbaarde verborgenheid aangaande eene nieuw uitgevonden en ongehoorde, algerneene vermeerde)ing van alle boomen en heestergewassen, ontdekt door G. A. Agiucola, Phil, en Med. Doet.\' .

Dit enten heeft weinig opgang gemaakt, totdat in deze eeuw deze wijze van kweeking voor sommige geslachten algemeen is geworden.

Enting op afgesneden wortels. Op deze wijze worden vermenigvuldigd de geslachten: Ckmaivi, liujnonia, G-lycine, Pi vonkt en anderen, liet geschiedt gewoonlijk onder glas. Als entwijze wordt gebezigd, bet spleet-enten. proppen, driehoeken en copideeren.

Men neemt stukken wortel vun cimi Deciinetcr lengte, van hel

-ocr page 86-

— 64 —

geslacht, dat men enlim wil eu vereenigt die met de grillels. die 1 tot kmippen hebben. Poppen is bij de Clemaüs niet noodig; de wortels mogen niet van hnnne haai\'woitels beroofd worden, en moeten oven dik ol\' dikker dan de grilTels zijn. Zij worden, dadelijk na liet al\'suilden. in vochtig zand gezet en na de enting onnüddelijk geplant. \\rO(ir\' de meeste planten is deze enting in liet voorjaar te verkiezen, daar dan de stammen, waarvan men wortels a l haalt, er dan het minste door lijden. Pceonia\'s worden in den zomer geënt.

Men kan deze methode toepassen op alle planten, waarvoor geen goede onderstammen te vinden zijn; het welslagen is evenwel niet altijd zeker. Wij hebben de Lcirii\' fvempferi en andere Comfceren op hun eigen wortels kunnen voorttelen.

Het denkbeeld van de oudere schrijvers, dat men. bij gebrek aan wortels van hetzelfde geslacht als de grilTels, wortels van geheel andere boomen kan nemen, is verkeerd.

De wortels moeten minstens van hetzelfde geslacht zijn. in sonunige gevallen van betzelfde ras. bij moeilijke planten neme men wortels van dezellde variëteit. Men kan ze eenigen tijd bewaren. vonr men ze ent, en stapelt ze dan laagsgewijze in vochtig zand op elkander.

De gepopten zet men zoodanig in potten, dat de grillel nog een eindje met aarde is bedekt; de ongepopten /et men met de enlsnede even boven den firond. Daarna brengt men ze onder dubbel glas, en behandelt ze verder als bij de enting in de kweekkas beschreven is. Zijn de enten doorgegroeid, en reeds uit de kweekkas gehaald, dan laat men ze nog eenige weken in potten, totdat de wortels goed .zijn aangeworteld. Dan klopt men ze uil de potten en plant ze uil op den vrijen grond. Zoo-

-ocr page 87-

— 05 —

doende krijgt men van Clernalis reods in liotzeli\'dc jaar sterke planten. Zeldzame soorten houdt men in potten, en ook die in den zomer geënt zijn; men kan die dan in het, volgende jaar uitplanten.

Sommige geslachten kan men enten in een bak en op den vollen grond; men neemt dan sterkere wortels en griffels en doet de bewerking in April. In ons veranderlijk klimaat is de wortel-enting in een kweekkas editor veel zekerder (Plaal VI. tig. 3, 4. 5 en (i).

Enting op vaststaande wortels. Deze inetliode, die zeer zelden wordt toegepast, kan niet dienen vooreen voortteling in het groot. Men snijdt den wortel, dien men enten wil. hij den hoofd wortel al\' en haalt het boveneinde even boven den grond, zonder hem er geheel uitte riemen. Men bewerkstelligt de enting, door de spleetgriffehng ot\' het copnleeren met een griffel van de plant, welker wortel men gebruikt.

De griffel behoel\'t zelfs niet afgesneden te worden, maar kan, door den tak neèrtebuigen. door middel der zoog-enting met den wortel worden vereenigd. Zoodra de ent vastgegroeid is, wordt die met den wortel uit den grond gehaald. (gt;n afzonderliik sre-

r n •\' r-

plant; is de ent gezoogd, dan wordt de tak eerst langzamerhand afgesneden.

Deze manier wordt alleen toegepast hij zeer zeldzame planten, die men niet uit den gmnd dnrft nemen om de wortels afte-snijden. liet geschiedt dus meestal met potplanten in de kweekkas onder enkel glas; hoven den geënt en wortel kan wel een stolp gezet worden, maar geen raam, daar dan de gebeele plant daaronder zou komen, waardoor deze veel zou lijden (PI. VI, (ig, 7),

-ocr page 88-

Enten op afleggers.

Dit doet men. wanneer men geen stammetjes beschikbaar heeft, maar wel een inlegmoèr van een soort, die goed wortelt, en die als onderstam gebezigd wordt voor een die slecht wortelt. De takken worden geënt en daarna ingelegd, zoodat de grifl\'el vereenigen moet . tegelijkertijd dat de ingelegde tak wortels maakt. Het geschiedt in het voorjaar, op den vrijen grond of in een bak met de spleet-enting, het copnleeren en driehoeken (PI. Vil, lig. 1).

Men kan de geënte takken zoodanig inloggen, dat de griffel boven, of hall\' in den grond komt.

Enten op stekken.

Dit geschiedt ook hij gebrek aan bewortolde onderstammen, üi komt dikwijls voor bij het geslacht Aucuba. Men neemt een sterke stek en ent deze door middel der spleetgrilleling, plakenting, copuleering, enz. I!ij enting op den top. worden de geënte stekken op de gewone manier in potten gestoken en onder dnbbel glas gebracht. Als de stek geworteld is. zal ook de ent gevat zijn. en wordt er langzamerhand lucht gegeven, gelijk bij de gewone enting in de kweekkas (PI. VD1, lig\'. 1).

Pgt;ij de enting ter zijde kan men de stek behandelen als de vorige, maar ook zoodanig in den grond zetten, dat ook de ent zelf wortel kan maken. De ent profiteert dan den eersten tijd van haar onderstam, totdat zij sterk genoog is om dien te kunnen missen. De voet van den onderstam zal zachtjes aan atsterven,

-ocr page 89-

of men kan dien een jaar na de enting alsiiijden (PI. \\ III. fig. 2).

In plaats van den stam als stek te. nemen, kan men de ent als stek gebruiken, en die enlen op gewortelde planten, gelijk later bij de zoog-enting zal behandeld worden.

E it t i n g op k n o 11 e n.

Deze wijze van enten heeft veel overeenkomst met de enting op wortels, en komt voor bij Aardappelen en Dahlia\'s. De beste entmethode is liet driehoeken onder glas. Daar uit den aard der zaak voor griffels altijd jeugdig bout genomen wordt. zoo moet men de uiterste zorg dragen, dat deze niet verrotten.

Alle knoppen van den knol worden uitgesneden, opdat er geen wilde scheuten uit ontstaan, die lastig te verwijderen zijn en den groei der ent beletten. De knol wordt gelijkgronds geplant, zoodat de ent er nog gedeeltelijk onder komt. Men poppe slechts met koud ent was (PI. VI li, tig. on \'().

Knting met li outt wij gen.

Bij deze enting, reeds beliandeld liij de voorjaarsenting op den vrijen grond en onder glas. zullen wij nu niet lang stilstaan. Sommige vruebtboomen vereischen liet spenen der ent rijzon. anderen niet. Groenblijvende heesters worden ontbladerd als de enting op den vrijen giond geschiedt; bij enting onder glas wordt dit nagelaten. Het ontbladeren bestaat uit het arsnijden van elk blad. zoodat er een kort stompje steel blijft staan. Van (hniferm». snijdt men de bladeren af. alleen waar de griffel aan den stam bevestigd is.

-ocr page 90-

F. ii t i n g in e t \\ r u c li 11 w ij gf n.

ho kultuuv van vmclilhoornen, vooral van leiboornen, heelt de behoefte aan deze enting doen ontstaan. Zij kan geschieden in het voorjaar en in den nazomer: dit laatste is te verkiezen, wijl dan de vruchtknoppen zich beter ontwikkelen.

De meest gebruikte entwijze is de [dak-enting en het tak-ocu-leeren. liet doel van liet vinclittak-grilVelen is. om op lakken van boomen, die geen vruchten dragen, do vruclitbotten van anderen over te brengen. Do vvaterloten aan leiboomeri en piramiden, die men, om den vorm van den boom te behouden, niet wil wegsnijden, moeten dan door de tak-oculeering met vrucht-twijgen geënt worden. Kale plekken, zooals men die dikwijls aan leiboomen vindt . /.oodat soms alleen de uiteinden der takken vruchten dragen, kunnen op deze manier met eenige zorg verholpen worden.

liet beste gelukt de vruchttak-griffeUng bij Pore- en Perzike-boonien. Hij de eerslen gebruikt men sums het diiehoeken en schil-enten up koi\'te lompjes van een tak (PI. IX. lig. 8). of hel [jlak-enten ter zijde (l\'l. 1\\. lig. 0); voor de laatsteu neemt men het tak-oculeeren. liefst op eeuigszins jeugdig hout. Daar de enting op den vrijen grond geschiedt, moeten de wondon zorgvuldig verbonden en dichtgepnpt worden. De eindknop der griffel mag niet afgesneden worden, maar wel alle bladeren met achterlating der eindjes steel.

Korte vruchttakjes kan men ook scheut-oculeeren. mits de tak. waarop geënt wordt, jeugdig zij. on de griffel niet meer dan één of twee bloemknoppen draagt (Dl. IX, tig. 4 en 5),

-ocr page 91-

— (if) —

K ii t i ng in c t j on go sc h c n t e n.

De enting met jong hout is eerst in den laatsten tijd algemeen geworden, ofschoon zij reeds in liet begin dezer eeuw beoefend werd door Rui •on i\'scin nuv. .Men gebruikt ze tegenwoordig veel voor het vermenigvuldigen van Azalea\'^. Pironia\'s. Datdia*. Hulsten, Conifeeren en een menigte andore heestors.

Veelal worden de plak- en schil-entingen ter zijde gebruikt en hel zetten en sclmins-zetten. ()|i den \\ rijen grond moet er verbonden en gepopt worden: onder glas is alleen hel eerste noodzakelijk. Men poppe slechts met lauw of koud ontwas, daar dit, als het te warm is. de teêre grille! beschadigt.

Rij zorgvuldige behandeling is de enting met jong lioul onder dubbel glas een dor zekerste methoden, daar de jeugdige en sappige deelen veel spoediger aaneengroeien dan liet oude hout: hel is daarom noodzakelijk de jonge griltel op een jeugdig deel van den stam te zetten. Op den vrijen grond is deze enting in ons klimaat weinig geschikt (zie overigens zomer- en najaars-enting op den vrijen grond en onder glas).

K n 1 i n g m e I w o i\'l e 1 s.

ivr zijn zeer enkele gevallen, dat men een boom met zieke wortels behouden wil. en dan kan deze enling van dienst zijn. Raartoe maakt men den zieken wortol bloot en snijdt hem tot op het gezonde gedeelte al\' Up dien afgesneden stomp ent men nu. door middel dei s|)leet-enting en bet eojnili vn-n . een gezonden kraebtigen wortel met vele baarwortels. van hetzellde ge-

-ocr page 92-

slacht of\' draelfde soort. !gt;»• ent wordt verbonden en gepopt. en gi\'heel mei aarde bedekt. Gedurende de operatie wordt gezorgd dat de haarwortels niet verdrogen.

Men kan ook een wortel op een tak of stam enten, maar dit geelt nog minder dan het vorige een praktisch resultaat.

Enting met vruchten.

Deze enting is enkel te beschouwen als eene curiositeit. Men verkrijgt onder anderen wonderlijke vormen van sier-pompoenen, door deze vruchten op elkander te enten. Men doet dit in een bak. snijdt van een vrucht een stuk af, en voegt dit zoodanig in een vrucht van een andere kleur, dat de schillen op elkander passen. Natuurlijk wordt de Pompoen, die als onderstam is gebezigd. niet van zijn stengel afgesneden. Kr wordt een verband din gelegd van linnen of dik katoendraad en de geheide plant voor de lelie znn beseherrnd. he vruchten moet en op hot tijdstip dei enting nog niet tot volle ontwikkeling gekomen zijn. Andere vruchten, zooals Appelen en Peren kan men ook op elkander enten door middel der plak-zoogenting, met halfvolwassen vruchten, gelijk dit in de natuur soms van zelve plaats vindt.

Enting met knollen.

Dit geschiedt alleen met Aardappelen, tot vermenigvuldiging van geheel nieuwe soorten of tot het nemen van physiologische proeven. Als onderstam gebruikt men een knol, waarvan alle negen zijn uitgesneden; ;iis grilVel. i\'cn oog van de nieuwe soort, van ren stukje knol vour/ien. Men verbindt die zoodanig met

-ocr page 93-

— Ti

llen onderstam. door uit dozen een stukje van den/.eli\'den vorm te snijden, dat do schillen op elkander passen. Er wordt een verband van katoendraad om gelegd, en waar de griffel niet volkomen past, de openingen met koud entwas dichtgepopt. De knol wordt nu in den grond gelegd, met het oog naar boven.

Spie e t-g r i f te 1 o n.

a. Op den top.

Deze wijze van enlon wordt spleet-gritlelen ol enten in do kloot\' genoemd, wijl de griffel gestoken wordt in een spleet ol\' kloot\' van den stam. liet is de meest bekende ent wijze, die reeds ten tijde, der Romeinen weid toegepast. Voor den vrijen grond is zij om bare eenvoudigheid en snelheid van bewerking boven anderen te verkiezen, reden waarom zij door practici bet meeste gebruikt wordt: oi\'schoon vele nieuwere schrijvers op theoretische gnmden aan copuleeren en schil-enten de voorkeur geven.

Zij wordt gebruikt tot het vermenigvuldigen van vruchtboomen als: Appele-. Pere-, Pnlinie- en Kerseboomen: voor den aankweek van bladheesters, als: Eiken, Beuken, Kastanje s, enz., en voor do teelt van Hulsten. Zeldzamer dient zij voor koude en warme kasplanten.

Tot bereiding van den onderstam gaat men te werk zooals bij de enting op den vrijen grond en onder glas reeds is beschreven. Zij worden eenigen lijd vooral\' van hunne /ijtakken ontdaan, en op den dag der enting schuins al\'gesnedon. De griffel bestaat uit een gedeelte van een tak met 2 a it koppen; zij kan een eindknop hebben, maar het is beter haar uit het midden van den tak te. snijden.

-ocr page 94-

Gewoon spleet-griffel en. Nadat de stain is afgehaald, wordt de snede, als die niet zuiver vlak is, bijgesneden, en daarna liet scherp toeloopende boveneinde afgekort.

lüj gewone stammen van 2| a 3 (\'entirn. middellijn bediaagl die

horizontale vlakt...... hreedte van ongeveer 1 Centim. Even vóór

dat men de stammen splijt, moeten de griffels gesneden worden, die bij zware stammen uit gt;\'! a 4 knoppen bestaan, en een lengte hebben van ongeveer 10 Centim. Men is niet aan deze maat gebonden; bij kort geleed hout neemt men meer. bij lang geleed hout minder knoppen; terwijl van zeldzame soorten twee knoppen voldoende zijn. Dunne stammen geeft men een dunne en korte grilfel, zware stammen een lange en dikke (Plaat X, fig. 1).

ITet snijden der grilfels geschiedt met het grilfelmes, dat bestaat uit een vaststaand dun en scherp lemmet en een lans

\' O

rond heft, evenwel kan men met bijna elk soort van mes een goede griffel snijden. Men snijdt aan den benedenkant van den tak aan 1 wee zijden een schors met spint weg, zoodanig dat de tak wigvormig toeloopt. Daarbij zorge men ook, dat de ééne zijde van die wig dikker wordt dan de andere zijde, zoodat de snijviakten, behalve in de lengte, ook in de breedte naar elkander toeloopen (zie Plaat X . tig. 2 en 4).

De sneden moeten zuiver vlak zijn. en dit verkrijgt men het beste, dniii\' het entlijs in de linkerhand te houden, met den arm stijl\' tegen het lichaam; met het mes, dat men in de rechterhand houdt. snijdt men aan de ééne zijde snel een stuk weg, daarna aan de andere zijde, zoodat de tak in een platte punt uitloopt. Deze punt moet worden afgesneden, zoover de sneden door het merg gaan; de ondervinding leert dat griffels, waaraan het nieru te veel bloot kwam. minder goed vatten. Daarna draait

-ocr page 95-

-- 7,\'! -

men den tak om en snijdt dien at\' vlak hoven den derden knop.

Dikwijls snijdt men de griffels met aehterknop d. i. een knop, die zich bevindt oven boven de wig, tusschen de snijvlakten (zie PI. X , fig. 3a).

Oho de griffels op te zetten, plaatst men het opzetines midden op den stam. zoodat het de horizontale vlakte in Iweeön deelt, en geeft er dan met de hand of met don eidhamer een lichten slag op, zoodanig dat de boom door het merg heen in tweeën splijt. Die klooi\' oi\' spleet moet slechts weinig langer zijn, dan de wigvormige snede der griffel, wijl elke noodelooze kwetsing schadelijk is (zie PI. X. lig. 1).

Daarna Irekl men het opzotmes zoov.\'r nil de spleet, dat de punt er nog even in blijft zitten, en houdt dan de kloof even open, om de griffel er in te schuiven. Dit moet zoodanig geschieden, dat de breede kant buitenaan komt. de sneden geheel lus-schen de spleet liggen, en de hastlagen der huitenscbil, door de bast van den stam wordt bedekt. De griffel komt dus eenigszins binnenwaarts te staan, daar de schors van den stam dikker is dan die der griffel,

.Men bemerkt nu hoe noodzakelijk het is. do griffel zuiver vlak te snijden, opdat de spleet ei- slijt tegen aan drnkke zonder openingen te laten. IJij zware stammen is het leggen van een verband on nood ig, bij lichte stammen wikkelt men er oenige koeren dun touw ol liast omheen en bindt het stijl\' vast.

Nu wordt de stam gepopt . dat bestaat in hot dichtsmeron. van alle gemaakte wonden, met ontwas. Voor de groote kuituur wordt warm ontwas gebruikt, dat eerst op liet vuur moei gesmolten en niet te warm mag gebruikt worden. Het smelten geschiedt in oen poppan, en het poppen met een dunne verfkwast.

-ocr page 96-

_ 74 —

popkwiist gonoenid. Mon zoige er voor geen open plekken over te laten en vooral niet de bovenste snede dei\' grille], die anders gevaar loopt uittedrogen: deze laatste bewerking noemt men »de grillel bet mutsje opzettenquot; (zie IM. X . lig.

Dub 1) f 11\' s j) I f e I - g i i t\'l\'e 1 i ii g. Wanneer de stam zeer dik is. d. i. een diameter van 5 Centim. heeft, dan kan men er twee griffels op zetten. De stam wordt dan horizontaal afgehakt of gezaagd, en de snede zuiver vlak gemaakt, haarna wordt iiij midden door gekloofd, en aan beide zijden een griH\'el geplaatst (zie PI. X . lig. 0).

De grilfel snijdt men gelijk aan de vorige, met dit onderscheid, dat. de snijvlakten der wig gelijk toeloopen (zie PI. \\. Ii;i. 7 en 8).

liet opzetiues zet men met de punt in het midden der spleet en opetd die zoo ver als noodig is. om de twee griffels in te laten. Zij moeten no^ meer binnenwaarts slaan dan bij de vorige enting, daar de stam dikker schors heeft. Zijn de griffels met een achterknop pesueden. dan moeten deze aan den buitenkant komen (PI. \\ , lig.

liet is onnoodig een verband te leggen, daar de spleet genoegzaam toeknijpt; soms is men genoodzaakt een kleine wig in bel midden dei1 spleet te zetten, om bet kwetsen der griffel door de sterkt\' drukking te verhinderen.

Alle wonden worden goed met entwas dichtgepopt, waarbij men vooral moet zorgen, dat de horizontale snede van den stam goed tegen het inwateren beveiligd wórdt (PI. X. tig. 10).

K i\'ii i s-gr i t leien. Is de stam nog dikker dan 5 Centim.. dan kan men er vier jiiilfels op plaatsen, over kruis. Men maakt dan twee spleten in den stam, die recht door het merg gaan, en elkaar rechthoekig .snijden. l)e griffels worden op dezelfde wijze

-ocr page 97-

gesneden nis bij de vnorgannde enting, en de wonden met een dikke laag ent was bedekt (PI. XI. I en \'2).

Deze manier komt alleen voor. bij het ver-enten van oude boomen.

Proppen. liet proppen ol\' enten in den halve spleet wordt veel verwisseld met de gewone, spleet-enting. liet cenige verschil is, dat de stam niet geheel wordt gespleten, maar slechts aan éénen kant. Men zet daartoe het mes op den schuins of horizontaal afgesneden stam, even voorbij het merg. en klooit zoo den stam half op. Dit doet men zeer voorzichtig, wijl anders de schors aan den anderen kant ook inscheurt. Is de stam schuins afgesneden, dat dan even boven een knop of tak moet gedaan zijn, zoo behoort de spleet aan den benedenkant te komen tegenover den knop, die dan trekknop genoemd wordt (PI. XI, fig. 3 en 0).

De griffel wordt bijna eveuzoo gesneden als hij de gewone spleet-enting; slechts moet de binnenkant veel dunner zijn, dan de buitenkant der wig, zoodat. die bijna driehoekig is. wijl de spleet scherp toeloopt (PI. XI. fig. 4 en 5).

Het inschuiven der griffels moet door het entmes gemakkelijk gemaakt worden. Dit mes wordt beneden in de spleet gestoken, om die open te houden, en dan de griffel ei\' snel ingeschoven; daarna trekt men liet mes er voorzichtig uit, Indien de schil van den stam of de griffel onder het inschuiven los komt. dan is de enting geheel nutteloos.

Lichte stammen geeft men een verhand, voor zware stammen is dit onnoodig; bet poppen is noodzakelijk (PI. XI. lig. (»). Het proppen en het gewoon spleet-griffelen zijn de twee voornaamste wijzen van sploel-enten op den top; de overigen zijn

-ocr page 98-

— 76 —

slechts geringe wij/igingoii. Zoo kan men den stam snijden a!s hij de dubbel-griffeling. maai er slechts réne gi\'iffel in plaalsen. Dil is: s p I e e t - g r i I 1 e 1 e n met h or i zn n 1 a a 1 ji\'i:1 sn ed e stam. Deze manier is niet zoo goed als de gewone, daar de vlakke snede meer gelegenheid geelt tot imvateren dan de schuine.

S c h u i n s-s p 1 e e t - g r i f i\'e 1 e n. Is de stam van binnen hol of met een grooten mergkoker voorzien, dan komt deze wijze te pas. De stam wordt horizontaal ol\'sclmins afgesneden en zoodanig gespleten. dat de kloof buiten de holte ol het merg valt (PI. XI, tig. 7). De grillel wordt nn znn gesneden, dat zij juist in de spleet past; de ééne zijde dei\' wig moet dus schuiner zijn dan de andere, de figuur 8 en 0 maakt dit zeer duidelijk, lüj zware stammen kan men aan elke zijde van het merg een spleet maken en er twee of vier griffels in plaatsen.

Sc huin s- p ro p pe n. Hetzelfde denkbeeld kan toegepast worden bij hel proppen: dan wordt de stam buiten het merg half doorgekloold en de grillel overeenkomstig de spleet gesneden. Zware stamim-n kan men ge voeg. dijk twee of dr: maal splijten, en er dan ook 2 a i! grille Is in zetten (PI. XI. lig. II, 12. 13).

Top-griffelen. Sommige soorten van planten, zooals Atnës en IHcea. kunnen moeielijk op de gewone wijze gespleet-ent worden, maar hiervoor wordt het top-griffelen gebruikt. Daartoe snijdt men den stam niet al\', maar de splijting geschiedt boven up den top, midden dour den bownktiup en door het merg. Do stam kan geheel ol half gespleten vvoiden, en dan wordt de grillel dieno\\rrei\'iikomstig gesneden, hr rut wordt verhonden mei katoeiidraad en gi\'popt (l\'l. \\li. lig. I en 2). Hij het enten van Ahiis nl I\'icra moet ih\' gi illel idlijd f n eindknop hebben:

-ocr page 99-

— 11 —

de stam mag iiiol geheol ontbloot worden, allien het boveneinde wordt sdioongemaakl en van den onderkant de takken ingekort. Do bewerking dient met een lijn en scberp mes te geschieden.

De tijd van het top-gritrelen op den vrijen grond is in liet voorjaar, kort vóór bet uitloopen der knoppen; de griffel moet dan door een genlied pii|iieivii zakje licseiierind worden. Onder glas kan deze enting ook in den zomer gvscbieden. als de jonge scheuten reeds eenige vastlnud verkrijgen.

Sprie t-gri 1\'l el en. Ken andere manier van spleet-enten wordt soms bij Meuken gebruikt. De stam wordt niet afgesneden, maar gespleten bij de vertakking van twee toppen of van den top en een zijtak; deze laatsten worden dan oen eind ingekort. De griffel wordt op de gewone manier gesneden, naar gelang de stam heel of half gespleten is. en wordt bij Beuken altijd genomen van tweejarig bout.

Deze bewerking geschiedt in bel voorjaar op den vrijen grond; met Conifecren kan bot ook onder glas, en dan zoowel des zomers als in liet voorjaar, ofschoon spleet-enting ter zijde Ie verkiezen is.

Thuja en Biofa gaan ook op deze wijze op den vrijen grond; men ent zoodoende Biola aurca op den ballstani-ï7wt/a.ocddmtalis. Men mag dan den stam niet geheel kaal maken, maar «le takken moeten worden ingekort. I lel is goed de griffels der Biola nog met een geolied papieren buisje Ie beschermen, zoolang totdat de griffel begint uit te groeien.

Hot is bijna altijd noodig om de ent oen verband te loggen van bast ot katoen, terwijl ook het poppen een voreischte is (PI. \\ll . tig. 3).

Spleet-griffolen met een knop. Van zeldzame of nieuwe soorten, waarvan weinig enthout beschikbaar is, snijele

-ocr page 100-

nuni de griffels met een knop. De stam kan op allerlei wijzen gespleten worden. en clün moet ook de grillel dienovereenkomstig worden behandeld. Voor hel top-griffelen neme men een griffel met den eindknop, die dan zoover wordt ingeschoven, dat de eind-knop van den stam en die van de griffel elkaar raken. Voor andere wijzen van splijten worden bij voorkeur zijknoppen gebruikt. die dan geheel in de spleet geschoven worden, liet is het beste voor gridels met een knop het proppen te gebruiken (PI. XII. tig. 4 en 5).

Spleet-en ten met een zadel gril fel. Het komt wel eens voor. dat voor een soort met dik hout, slechts dunne stammen beschikbaar zijn; men kan dan copuleoren en lasschen, maar ook deze wij/.e gehruiken. De stam wordt op de gewone wijze gespleten, de griffel wordt zoodanig gesneden, dat de te vormen wig dunner is dan gewoonlijk. Dit verkrijgt men, dooi het ondereinde der grillel rechthoekig in te kepen. De jiiillel wordt nu ingeschoven, en rust met de keep ol het zadel op de horizontale vlakte van den stam. Men voorkomt op deze wijze het te sterke opensplijten van den duimen stam.

Vele schrijvers hevelen deze manier hij alle spleet-enting aan. maar daar gewone griffels veel zuiverder en vlugger gesneden kunnen worden, zoo raden wij een /adel-gritlel slechts voor buitengewone gevallen aan (ï\'l. XII, tig. 0 en 7).

Spleet-e.nting met gelijktijdige planting. Gezonde stammen niet een krachtig wnrlelvennogen behoeft men niet een jaar vooraf te planten. maar deze kan men enten in Februari ot Ma,ut . en daarna lt;ip regelmatige regels nitplanten. Alle hewei-kingen gesehieden hier dus tegelijkertijd, namelijk, hel at halen van de kweek beddingen. het snoeien en opknappen, het enten

-ocr page 101-

en planten. Wijl do werk man liet enten in een schuur of\' te huis kan doen. zoo wordt ook deze behandeling genoemd: hot enten »in het hoekje van den haardquot;.

Voor de meeste soorten is deze manier niet geschikt. wijl de enten minder goed groeien.

b. Ti\'r zijde.

Zotten. Iloze manier vorscliih zoor veel van de vorige; de stam wordt niet argesnoden. maar slechts een weinig opgesnneid. De spleet wordt zijdelings gemaakt op een gladde en rechte plaats; men zet daartoe een dun en zeer scherp grilTohnos Idjua vlak togen den stam aan, on snijdt daarmede dan met oen vaste hand naar heneden door den bast en de eerste spintlagen heen. Men zoige goed, die snede niet bol te maken, hotgoen de meeste 11erstbeginnenden doen.

De grifleis geve men hotst een eindknop en snijdt zo aan de onderzijde schuins af. Tegenover die snode wordt er oen weinig lager een stuk afgesneden, zoodat do griffel scherp toeloopt. Nu wordt zij in de zijde,lingsche spleet geschoven, met den hingen kant naar binnen, zoodanig, dat bare bast lagen aan beide zijden op die van don stam komen. Is de stam daarvoor te broed, dan Wordl de griiïel aan ééne zijde gezet (zie Dl. MM. fig. I. ti on H).

De stam moet bij voorkeur zoo jong mogelijk geënt worden, liet entmes moet een dun en zeer scherp lemmet hebben, en vooral bij bef enten van Comfeefcn dikwijls worden scboonge-maakt. Dij enting op den vrijen grond gebruikt men een velband van dun touw en worden allo kieren dichtgepopt. Onder dubbel glas wordt meestal een verband van katoen of bind bast

-ocr page 102-

gebruikt, en is poppen onnoodig. ilet zetten is een der moest geschikte entwijzen voor de kweekkas.

Eeii menigte dev schoonste planten worden op deze wijze geënt. o. a. Conifeeivn, Rhododendron\'*, Hulsten. Camellia\'s, Azalea\'s, (Jilrus. enz. \\an groeid)lijvende plantrn worden de tikideren der grill\'el. I)ij enting onder glas. nii-t al\'gesneden; evenmin van heesters, die met jong hout geënt worden.

Wat het gewone spleet-gi\'illelen is voor de enting op den vrijen grond, dat is deze manier voor het enten in do kweekkas. Het is een der vlugste entwijzen, veroorzaakt ge-en groote wonden en kan, hij mislukking, reeds spoedig op denzelt\'den stam weer herhaald worden.

IV grillels kminen een lengte hebben van een Dei inieter. maar zijn gewoonlijk korter; zij kunnen even dik zijn als de stam, maar ook veel dunner: hieruit volgt, dat deze manier voor de kweeking van nieuwe planten belangrijk is, daar men bijna alle takken gebruiken kan.

Er wordt meestal slechts •\'•éne grilfel op een stam gezet: men kan er echter ook twee grilTels tegenover elkander op zetten (zi.\' I\'l. XHI. lig. 4). Daar dit hot welslagen tier enting niet bevordert, zoo wordt het zelden gedaan.

he naam «zetten\' worden gebruikt in tegenstelling van «plakkenquot;, een andere wijze van enting ter zijde; in het eerste geval wnrdt de grilfel in een spleet gezet, en in hot tweede plakt men de grillel tegen den stam aan.

Schuins zetten. Deze en (wijze is bij het gewone zetten. wat bet proppen bij bet gewone spleet-enten is. Men zet een fijn mes schuins met de punt op het midden van den stam, en geeft dan een snede door dm hast en bel spint heen (PI. Mil, lig, 5).

-ocr page 103-

— SI —

Di\' •fvilVfl wordl nu gesneden evenals bij hel gewone zetten, met dit onderscheid, dat aan de eéne zijde de liagt;1 gelioel is weggesneden ; daarna zet men de grillet in de halve spleet, zoodanig dat hare bast tegen die van den stam aanligt. Er wordt nu een verband om gelegd, en de stam onder dubbel glas gebracht, terwijl de verdere behandeling is als bij het gewone zetten (PI. Xlll. tig. O en 7).

Deze manier wordt liet meeste gebruikt bij Conifeeren, zooals Thuja, Cupressus, Biola. enz.

llde Groep.

S c h i 1 gr l f i\'e 1 e n.

Het schllgrilTelen onderscheidt, zich van het spleetgrilfelen hierdoor, dat de grill\'el niet in een spleet wordt gestoken, maar geschoven wordt tusschen de schil en het spint van den stam. Het heeft daardoor ook eenige overeenkomst mei het oculeeren ol schild-enten, waarbij do ent ook tnsschen hunt en bast wordt gestoken; maar hier is de ent een grliï\'el, en bij het oculeeren een oog ol\' spruit.

liet kan geschieden op den tn|i ol\' ter zijde; hot eerste wordt genoemd:

Kroon-enting. Olscboon niet zoo algemeen als liet spieetenten, is het een zeer goede w ijze van enten en vooral voor vrm ht-boomen zeer aan te bevolen, liet geschiedt in het voorjaar na het spleet-gril leien. als de bast begint lus te raken. De stammen worden eerst opgeknapt en afgehaald. Zoodra mi de schil genoegzaam loslaat, wordt de stam met een gewoon snoeimes horizontaal afgesneden.

-ocr page 104-

— 82 —

Terzeifdertijlt;1 snijdt men de grillels, die een lengte moeten hebben van 1 Decim. en uit \'2 a 3 knoppen bestaan. Zij worden genomen van rijp. gezond hout, dal nog niet zoo ver is ontwikkeld als de stammen. Mot is daarom goed. van sommige soorten de e ut rijzen eenigen tijd vooral\' te snijden. Het snijden der grilïels is zeer gemakkelijk; men heeft ze slechts aan de onderzijde tegenover een knop schuins ai\' te snijden, gelijk de figuur 2 van PI. XiV aantoont. De giil\'l\'el wordt nu tusschen den bast en het spint van den stam ingeschoven, met de platte afgesneden zijde tegen het spint aan. Mr wordt een verband oio-gelegd van touw. bast of katoen, en verder worden zorgvuldig alle wonden dichtgepropt (zie PI. XIV, tig. 1 en 2).

Geschiedt het inschuiven niet gemakkelijk, dan maakt men vooraf een kleine opening, waar de grilïel komen moet. meteen dun lieenen staafje of met den inschuiver. In dezelfden stam kan men meer griffels zetten, naar gelang zijner dikte. Het komt dikwijls voor, dat de bast dan niet rekbaar genoeg is en deze dus dreigt te scheuren; in zoodanig geval maakt men op de plaats waar de griffel moet ingeschoven worden een insnijding, en zet daarna de griffel tegen het spint aan, zoodanig, dat die insnijding op het midden van de griffel valt (PI. MI. lig. li). Deze manier is de kroon-enting met ingesneden bast.

Ken andere wijze is hel kroon-enten met losgesneden bast, ook wel sc. hi l-en ten met den ent meter genoemd. Ue griffel wordt op de gewone manier gesneden en ook de stam horizontaal afgesneden. De dikte van de griffel wordt nu met den «metrogre.ffquot; of entmeter gemeten, en daarmede de schil een eindje losgesneden en omgeslagen. Men zet de griffel nu tegen het spint aan. en legt den bast er tegen; een goed verband en poppen is noodzakelijk (Pi, \\IV, lig. 4).

-ocr page 105-

Verbeterde kroon-enting. Deze manier bestaat in den griffel haaksgewijze te snijden en aan de achterzijde nog een stukje bast wegtenemen (zie PI. XIV, lig. 5h).

De stam wordt schuins afgesneden, daarna de bast ingesneden, en ile griffel ingeschoven niet den platten kant tegen het spint, de haak of het zadel op den stam rustend, en de achterzijde der griffel bedekt door den bast van den stam.

In plaats van aan den achterkant der grillet een stukje schil weg Ie snijden, kan men dit op zijde doen. en deze ontbloote kant drukken tegen een der insnijdingen in den bast van den slain (PI. XIV, lig. 7c).

liaaksgewijze kroon-enting. De griffel wordt niet vlak afgesneden, maar men geeft bovenaan een keep en snijdt van nit die- keep de griffel scherp toe. De/e keep kan recht (PI. \\IV. lig. 9) en scherphoekig (PI. Xl\\ , lin-, 10) zijn; in het eerste geval snijdt men den slum horizmitaal al. in hel laatste geval schuins. De griffel wordt zoo ver ingeschoven, tot zij met de keep of het zadel op den stam rust. Een verband en poppen is noodig (PI. XIV, lig. 8).

De liaaksgewijze en de verbeterde kroon-enting zijn de besten. Als curiositeit noemen we nog twee kroon-entingen, die zeldzaam worden toegepast, en van geen praktische waarde zijn.

Kroon-enting met gesplet en griffel. De griffel wordt aan de onderzijde in het midden gespleten; daarna van uit het midden dier kloof naar (\'éne zijde scherp toegesneden. Den stam snijdt men scherp af. en schuift, de griffel met den schorpen kant tusschen den bast en het spint in, zoodat het andere been over de schuinte van den stam komt te liggen. Er wordt daarna verblinden en gelapt (zie PI. XIV, lig. II).

-ocr page 106-

Spijker-enting, Deze enting is niets anders dan de gewone kroon-ontiug, maar in plaats van door een verband niet bast ot touw. wordt de griffel door spijkers vastgehouden, die door de schil en de griffel in het hout worden geslagen. Deze ruwe manier van bewerking bevordert echter het welslagen der enting niet.

Schil-enting ter zijde, lgt;e gewone schil-enting terzijde verschilt weinig van het plakken: ze houdt als het ware het midden tussehen dit laatste en het zetten. De grillel wordt op dezelfde wijze gesneden als bij het gewone kroou-enten, I\'e stam wordt niet afgesneden, maar alleen de onderste takken worden gesnoeid, lt;)[i erii gladde plaats snijdt men met den entmeter een stuk bast los. ter breedte van de griffel, gelijk als bij hel kroon-enten met losgesneden bast. De grillel wordt nu met het platte gedeelte, tegen het --iiiiit gezet, de schillen er over gelegd en nauwkeurig verbonden en gepopt (i\'l. X.\\ , fig. 1 , 2 en 3).

Dez.i\' manier dient voor het laten begroeien van kale takken, en geschiedt in ons klimaat het beste in het voorjaar. Om de sappen naar de, grillels te leiden, kan men boven dezen in den stam een insnijding maken.

Ta k-ocu I ee ren. Deze wijze van sehil-griffelen is beter dan de voorgaande, en wordt in den laatsten tijil veel gebruikt tot het enten van vruohttakken van Perziken, liet geschiedt op den vrijert grond, ter/elfder tijil als het oculeeren met spruiten, d. i. in April Mri en in Augustus, Dr griffel wordt gesneden als bij bet gewone kroon-enten; /ij moet dunner zijn en een eindknop hebben (IM. \\V. lig, 5). De stam wordt niet afgesneden; maar op een gladde en jeugdige plaats maakt tuen een insnijding in den bast in den vorm van een T. De bast wordt nu met een

-ocr page 107-

beenen of ivoren mesje losgemaakt en de griffel ingeschoven, zoodat die met de platte zijde tegen het spint komt. Het is goed den bast van den stam aan de bovensnede een weinig ai\'te schuinen, opdat de grilTel goed past. Do ent wordt nu verbonden en daarna gepopt (PI. XV, lig. \'i. 5 en 0).

Bij do zomer-enting moeten de entrijzen kort vóór het enten gesneden en de griffels ontbladerd worden, door ze vlak bij de knoppen af te snijden. Bij de voorjaars-enting is het goed de ent-takjes vooraf te snijden, en in vochtig zand op een koele plaats te bewaren,

Scheut-ocu 1 eeren. Deze manier heeft nog meer overeenkomst met hel ocnleeren dan de voorgaande. De enting geschiedt in Augustus met kleine scheuten van .\'1 a 5 Centim. Deze worden van den hoofdtak afgenomen met een stuk bast en spint aan beide zijden van den scheut, in den vorm van een schild. De onderzijde van dit schild moet effen zijn, gelijk bij gewone hout-spruiten (zie oculeeren met houtspruiten). In den stam wordt nu op een gladde plaats, waar de bast goed loslaat, een T-snede gemaakt en het schild daartusschen geschoven, zoodanig, dat dit bovenaan tegen den bast van den stam drukt, en de scheut tus-schen de slippen der T-snede uitkomt (zie PI, XV, lig. 7 en 8).

De takken worden gesneden kort vóór het enten, op de gewone manier ontbladerd, en de griffels, zoodra zij klaar zijn, ingeschoven. Er wordt een verband gelegd van bindbast, zonder te poppen. De stammen worden verder behandeld als bij het gewone oculeeren.

-ocr page 108-

IIId0 Groep.

P I a k-g r il l e 1 c n.

Plak-griffelen is die Avijze van enten, waarbij de griffel tegen den stam wordt aangeplakt. Dit kan op velerlei wijzen geschieden, die dan ook door afzonderlijke benamingen onderscheiden worden. In het algemeen kan men rekenen dat de moeielijkste en ingewikkeldste plak-entingen ook de slechtste zijn.

Copuleeren. In hel geval dat stam en griffel even dik zijn. wordt deze wijze gebezigd; men noemt ze ook wel Engelsche enting, omdat deze methode in Engeland veel in gebruik is. wLasschenquot; is een ond-Hollandscb woord, dat nu nog wel voor deze enting gebnnkt wordt, en de handeling vrij wel aanduidt. Copuleeren is afgeleid van het Latijnsche werkwoord cop ulo, samenhechten. en heeft dus dezelfde beteekenis.

Het eenvoudige copuleeren geschiedt met stam en griffel van denzei (den diameter en terzeifdertijd als het spleet-enten. De stam wordt op gelijke wijze behandeld, en, op den tijd van het enten, naar boven schuins toegesneden. De griffel wordt eveneens aan den onderkant naar beneden schuins afgesneden, zoodanig, dat grilleI en stam volkomen op elkaar passen. Men heeft voor deze lasso hing twee gladde plaatsen uittezoeken, en daarbij nog te zorgen, dat tegenover de lasch stam en griffel beiden een knop hebben. Nu wordt de copulatie verbonden en daarna ge-popt; tevens worden er bij de geënte stammen stokjes gezet, en deze daaraan vastgebonden, om te zorgen, dat de griffels niet van den stam afschuiven (PI. XVI. fig. 1 cri 2).

Geschiedt de enting onder glas. dat wel het verkieslijkste is.

-ocr page 109-

— S7 —

dan is poppen onnoodig; men zet de verbonden enten eenvoudig onder het kweekniam. Men kan dan ook in den nazomer copu-leeren, maar er zullen betere resultaten verkregen worden in bet voorjaar, met dunne gezonde stammetjes.

Dubbel copuleeren. Deze lassching is niet moeielijk uitte-voereu, en vcrl»imlt slum en grillel vaster. De stam wordt eerst op do gewone wijze afgesneden en daarna geeft men boven de helft dier selmine snede, een rechte klooi\'. De grille! wordt ook op de gewone manier gesneden en daarna in het midden een eindje gespleten. Nu wordt de grillel ingezet, zooals de figuur aanwijst, waarbij zij precies op den stam past (PI. XVI, lig. 3, 4 en 5). Is de stam een weinig dikker dan de griffel, zoo zet men ze slechts aan (\'énen kant gelijk. Er wordt een verhand om gelegd en gepopt (PI. X VI, tig. 6 en 7).

Deze en de gewone manier behooren tot do beste methoden van enten, wijl de wonden zeer spoedig genezen, en er inwendig geen holten of doode houtvezels ontstaan.

II a a k sgew ij ze e op u 1 e e re n. Deze manier wordt veel minder gebruikt en is ook minder geschikt dan de vorige, lieeds A oui (\'.or, A heeft deze ent wijze beschreven, en noemde ze de »lt;iravriisneequot;. Griffel en stam moeten even dik zijn. Men geeft aan den stam aan (\'•éne zijde een schuine insnijding tot op het midden; daarna iets lager aan do andere zijde eveneens. Nu splijt men den stam van snede tot snede en neemt het bovenste stuk geheel weg. Alles wordt nu nog weer zuiver glad gesneden.

Een dergelijke bewerking past men toe op de grillel en verbindt. dan deze met den stam, zooals de liguur aanwijst, liet is noodig. dat zich teg\'cnovt\'i\' de laseh een trekkuop bevindt, en dat de wonden gepopt worden (PI. XVI, lig. 8, \'.) en 10).

-ocr page 110-

_ 88 —

Dubbel h a a k sgew ij ze copuleeren. Deze, door Aoricola onder den naam van «Keizerssnee ingevoerde entwijze wordt nog minder toegepast dan de vorige, en is. even als het schuins haaksgewijze copuleeren niet aan te bevelen. Beide methoden zijn door nevenstaande figuren genoegzaam duidelijk gemaakt (PI. XVI, lig. 11, 12. 13 en 14).

Aanplakken.

Wanneer bij het plak-gri(Telen op den top de stam veel dikker is dan de griffel, noemt men dit aanplakken of aanhechten. De stam wordt een weinig schuins afgesneden; daarna neemt men van het boveneinde een strook schil met spint weg. ter breedte van de griffel. Vervolgens snijdt men de griffe! op dezelfde wijze als bij hel gewone copuleeren. en plakt die tegen den stam aan. zoodat de basten aan beide zijden elkander bedekken. Er wordt een verband om gelegd en gepopt. Men kan ook de bewerking doen met den entmeter, dat zuiverder is maar ook meer tijd vordert (PI. Wil. lig. 1, en \'i.

Aanplakken met een hieltje. Men laat de grifflfel niet scherp toeloopen. maar snijdt haar aan de onderzijde recht ol schuins af. He snede van den stam moet er dan mede overeenstemmen. opdat alles juist op elkander past (PI. \\\\ll, tig. 5 en G).

Z ad e I s ge w ij z e aanplakken, hit is de beste wijze van aanplakken, daar de griffel niet zoo licht kan verschuiven. De stam wordt gesneden als bij het gewone aanplakken, en de griffel als hij de haaksgewijze kroon-enting. De keep of liet zadel moet dezelfde schuinte hebben als de stam, en kan ook rechthoekig zijn, als de stam horizontaal is afgesneden. De grillel

-ocr page 111-

— 89 —

wordt tegen den stam aangeplakt, zoodanig, dat het zadel er op rust en de basten elkander bedekken. De ent wordt nu verder verbonden en gopopt nis gewoonlijk (PL XVII. (ig. 7 en 8).

Dubbe l zad e 1 sgew ij ze aanplakkoii. Dit is een ver-eeniging van de twee bovenstaande, ontwijzen. De grilïel wordt gesneden met een zadel en een hieltje beiden; de stam dienovereenkomstig, zoodat de grilTel bij bet aanplakken er volkomen aan past. Men kan liet hieltje en bet zadel recht of schuins snijden naar verkiezing (PI. W il. fig, 9),

Er zouden nog meer wijzen van aanplakken te beschrijven zijn. maar zij dienen niet om de enting te verbeteren of te vereenvoudigen.

De beste tijd van aanplakken is liet voorjaar, tegelijk met de spleet-enting. Onder plas kan men ook zeer goed met jong hout enten; dit kan dan geschieden zonder poppen en zonder te ontbladeren.

Plakken. Aldus noemt men het aanplakken op zijde van den stam. De stam wordt behandeld en voorbereid gelijk bij andere entingen ter zijde. Op een gladde plaats geeft men een schuine insnijding dooi\' den bast en het spint, evenals bij liet zetten. Dit doorgesneden gedeelte wordt nu rechthoekig uil den stam gesneden, zoodat men een keep krijgt, zooals op de figuur is afgebeeld. Daarna wordt de grilïel gesneden, als voor het aanplakken met een hieltje, met een knop aan de. onderzijde. De griffel moet nu juis\' passen in de keep v;m den stam, zoodat zoo mogelijk aan beide zijden de basten elkander bedekken. Mr wordt een verband om gelegd van katoendraad, zonder te poppijn, daar de enting altijd onder glas geschiedt. Met plakken is een zeer goede entvvijze Vöor de kweekkas en men kan het doen

-ocr page 112-

— 90 —

zoowel in het vóór- als in het najaar, even als het zetten. Vooral groen blijvende planten, als Rhodondendrori s. TTnlsten, Camellias, enz., zijn voor deze entwijze geschikt. He grifleis behoeven niet ontbladerd te worden, als alleen op de plaats waarde entsneden gemaakt worden. Zijn er Ie voel bladeren aan den stam ot de ent. dan moeten deze gedeeltelijk worden weggenomen. Enting op jonge deeïen vat het spoedigste, en men moet dus, bij kweeking in hot groot, een genoegzaam aantal jonge onderstammen in voorraad hehben. lüj de enting onder glas is de verdere behandeling iveds voldoende beschreven (l\'l. \\\\11, li^\'. Kb II en bi).

[\'lakken met invoeging. I\'it houdt het inidden tusschen zetten en gewoon plakken, he schuine snede van den stam wordt np dezellde wijze gemaakt, maar in plaats van het stuk bast en spint reehthoekig af te snijden, wordt dit schuins gedaan. De griflel wordt nu dienovereenkomstig gesneden en opgezet; zoodat de schuine onderkant sluit in de scherpe keep van den stam. hit is eene zeer goede wijziging van de gewone manieren waarvoor geen meerdere moeite te doen is (l\'l. \\\\11. lig. 13 en 14).

Men heelt bij het plakken er het meeste op te letten, dat alle sneden /.uivei recht en vlak zijn. Velen snijden de sneden bol, waardoor de grillel slechts niet geweld er tegen kan aangedrukt worden, Slechts dooi oefening verkrijgt men de handigheid, de enting naar behooren spoedig en goed te doen.

Wij geven hier nog oen afbeelding van een andere wijze van plakken, die men ook zou kunnen noemen: dubbel co puleeren ter zijde, haai liet gewone plakken uitstekend voldoet. zoo is deze moerdijker manier niet zeer aantebe,velen (l\'l. WH. lig. 15—17).

-ocr page 113-

IVeie Groep.

D riehoek en.

J)it is een wijze van enlrn, die vorigen afwijkt. De

stam wordt een weinig schuins afgesneden, even boven een knop of een tak. Aan den onderkant dier schuine snede wordt een stuk bast en spint in de lengte uitgesneden in den vorm van een driehoek. Eveneens wordt de griflei in dien vorm gesneden. zooilat die jiiisl in de driehoekige keep van den stam past, en de beide zijden van den basl tegen die van don stam drukken. De griffel moet een weinig binnenwaarts staan, omdat de schors van den stam dikker is dan die der griffel.

Men heeft voor deze enting speciale messen uitgedacht, die men «goitvoetquot; of «driclmeksmesquot; noemt: dikwijls echter verkiezen de werklieden een gewoon entmes, omdat zij daar beter aan gewend zijn. Het is een goede manier de keep in den stam met den geitvoet te maken, en de griffels met een griffelmes te snijden. Driehoeken kan gedaan worden op den vrijen grond en onder glas; beiden liidst in hef voorjaar. Het is aantebevelen voor de cultuur van vrtïclitboomen, vrije gronds-heesters, lihodo-dendron\'s. (kimeUia\'s. CU nis en anderen. Het is in Nederland minder algemeen in gebruik, wijl spteet-enten en zetten gemakkelijker zijn. \\oiir spoedig gommende hoornen is hef ook een zeer doelmatige metliode, daar de stam zoo weinig gekwetst wordt (PI. X VHI, lig 1. 2 en

Driehoeken ter zijde. Zeer zeldzaam geiiruikf men deze ent wijze, daar andere entingen ter zijde veel gemakkelijker en beter zijn. Er wordt overlangs in den stam een driehoekige keep

-ocr page 114-

gi\'snoilon. \\v;iar\\;in men Ih\'I lirredi; IxivtüKiindi! sclmiiis loesnijdl. De grilTel wordt gesneclon zooals gewoonlijk, zoódat die in de keep past. Men kan op ile/e wij/e /.eer goed op de kromming van Uronnne takken cl\'stammen enten (/ie IM, Will, lig. 4 en 5), Hij iiovenstaande entingen is een verhand en pt^peii onmisbaar.

(i a i\'t\'e 1-e nt i n g.

Deze entwijze kan gesehieden in hot voorjaar op den vrijen grond, en in do kweekkas ook in den zomer. De stam wordt aan twee kanton schuins afgesneden, zoodat liij scherp toeloopt. De griffel wordt mi in den vorm van oen gaffel gesneden, en wordt op den stam ge/et. zoodat hare heide /ijdon langs den bast van den stam liggen: stam en griffel moeten dus even dik zijn. Hij wordt daarna verbonden en gepopt /ooals gewoonlijk (PI. Will. fig. 0. 7 en 8).

Omgekeerde spleet -enting. IVzo vorm van gaffel-enting verschilt van de vorige hierdoor, dat de grillel niet is nitgekerld n,aai\' gespleten, en zoo op den stam wordt gezet (PI. X\'S 111. lig. 9).

Dvibbele ga f fe 1-e nt i n g. Als curinsiteit geven we nog een afbeelding van deze entwijze. die men toepassen kan met zeer dikke griffels (Pi. Will. lig. 10),

Gemengde gaffel-enting en ga ffe 1 - sch i 1-e ntin g. 1 hvide maniei\' ii waarvan hiei afbeeldingen gegeven worden, zijn van geen jeakti-\'h nut. Mij de eerste is de ga Hel aan de eóne zijde la:,. : ^ ■ h-n daii aan de andere, en van dit langere stuk wordt \' U Iriel ■•■k gevormd. Deze driehoek moet passen in een keep van dgt;-n stam. Dij de laatste wijze wordt ook de eétie zijde van den gnffel langer gesneden dan de andere, en

-ocr page 115-

- !»;{

dit langoro stuk phil gcmaakl. om het hij lid opzetten der grilïel tusschen lt;!lt;• sehil en liet spint van den stam te kunnen schuiven (PI. W ili. lig. 11 en 1ü).

K e rf\'-e n t i n g.

Deze enting is juist liet omgekeerde van de gewone gaflel-enting. De stam wordt uitgekeird. als hij de vorige enting, en de grilïel wordt scherp toegesneden zooals daar de stam, Alles moet nauwkeurig passen, verhonden en gepopt worden. Men kan deze kerfsnede nog wijzigen; als voorbeelden geven wede kerf-enting met zadel en de dubbele kert\'-ent ing. Het zijn heiden echter methoden. die nooil wenden toegepast (l\'l. XIX. fig. 1. \'2, 3. 4 en 5).

Pin- e n ling.

Deze entwijzo. ook wel hoor-enting genoemd, bestaat in het boren van een gat. in den stam. dat in een schuine richting naar beneden gaat. Dit gat wordt nu een weinig bijgesneden, zoodat de bast en de eerste spintlagen glad zijn. Als griffel wordt genomen een stuk tak. Ier dikte van de opening; dil voor een godeelle aan den onderkant afgesehild. en in de opening gestoken, totdat de schil legen den bast van den starn aanligt. De gemaakte wonden worden zorgvuldig toegepopt (PI. XIX. lig. (i en 7),

(Gewijzigde pin-enting bestaat hierin, dat de opening niet rond, maar driehoekig is, en ook de grilïel driekantig gemaakt wordl (PI. XIX. lig. 8 en !)).

-ocr page 116-

— 94 —

(\' e n t v aal- e n t i n g.

Deze enting wonlt cenlraal genoemd, wijl de ent op liet midden van den stam wordt gezet. Dit geschiedt hoofdzakelijk met de i\'amilie der Cacleën. tiet bestaat in het afsnijden en een weinig uithollen van den stam. De griffel, die meestal een hol-cactus is, wordt zoo breed als de stam is van de opperhuid ontdaan en op de holte van den stam gezet. De ent wordt voorzichtig verbonden en niet gepopt. Deze enting heeft altijd plaats in de warme kas onder enkel glas (PI. XiX. lig. 10 en 11).

() c u 1 e e r e n.

Dit is een wijze van enten, waarbij ais ent genomen wordt een of meer oogen en als onderstam een gewortelde plant. Zij die.nt voornamelijk voor het in massa voorttelen van alle vrncht-boomen, vele bladheesters en eenige groenblijvende planten; Canifeercn worden nooit geoculeerd. Behalve tot het vermenigvuldigen van planten, wonlt dit middal ook gebruikt voor het doen hegroeien van kale plekken aan vruchtboomen. tot genezing van wonden aan den bast van planten en, dooi\' oculeering van bloemknoppen, tot vruchtbaarmaking van onvruchtbare takken.

Het wiiord oculeeren is afgeleid van oculus (oog), waarom het ook wel »oolt;i-entingquot; wordt genoemd. Kr zijn twee hoofd-manieren; het oculeeren met spruiten en het pijp-oculeeren.

-ocr page 117-

Ocii 1 ee ren mei spruite n.

Wanneer ei\' van oculeeren sprake is. wordt altijd deze manier bedoeld. De ent bestaat uit een knop met een stukje bast in den vorm van een schild, vandaar dat men liet ook «schild-entenquot; noemt.

behandeling der onderstammen. Als onderstammen worden genomen gewortelde planten; op stekken en wortels is het niet gehruikelijk. Op onalgesneden takken en op alleggers gaat het zeer goed, en zelfs is dit dikwijls te verkiezen boven hel oculeeren op den stam zeiven.

De onderstammen worden op do gewone manieren gekweekt. De één- of twee-jarige struiken worden in den wortel gesnoeid, de takken afgesneden, maar de top onaangeroerd gelaten, tenzij men de stammen dnimstekt. Zij worden op goeden grond uilge-plant. op eenigszins kortere afstanden dan voor de grilTel-ent ing, en zijn dan in hetzelfde jaar geschikt om geoculeerd te worden, /ij mogen niet te dik. maar moeten zno jong en krachtig mogelijk zijn.

Kenige weken vóór den tijd van het oculeeren worden zij een eindje opgesnoeid, waarhij de lakken glad worden afgesneden, zonder den stam te kwetsen. Door late opsnoeiing en groot e wonden ontstaat vertraging in de sapbeweging. wordt de stam dus droger, helgeen slecht voor de oculeering is. Het noodzakelijk. dat hij hel oculeeren de hasl goed loslaat, waardoor de spruit gemakkelijk kan worden algenomeu en ingeschoven.

behandeling der o c u I e e r -1 a k k e n. Deze wi irden quot;e-sneden kort vóór het oculeeren. Ih I bout moet in zoodanigen

-ocr page 118-

toeslaiul zijn. ilat ilo scliil goed loslaat: hieiuit volgl. dat des winters en laat in hel najaar niet kan geoculeerd worden, daar dan de onderstam droog is en de spruiten niet kunnen afgenomen worden.

Ook mag het hout niet te week zijn. daar dan de knoppen nog te jong en niet goed gevormd zijn. en de bast nog geen taaiheid genoeg bezit. De beste tijd is dus laat in het voorjaar (Mei) en in den nazomer (Juli—Augustus).

Groenbiijvende planten, bijv. Hulsten worden altijd ontbladerd, d. i. de bladeren worden bij do steeltjes algesneden,

liet snijden en verzetten der spruiten. Als het de tijd van oeuleeren is. en stiim en ent zieh in den vereischten toestand bevinden, dan worden de oculeer-takken afgesneden, ontbladerd (PI. XX. lig. 1 en 2), genomrnerd. in bladeren gewikkeld en naar de plaats gebracht, waar geoculeerd moet worden. Zij worden daar in de schaduw of in een bak met water gelegd. Men mag niet moei afsnijden, dan in één of twee dagen kan verzet worden. Voor spruiten worden alleen goede gezonde knoppen gebruikt; meestal uit liet midden van den tak. daar de bovenste nog niet rijp genoeg en de ondersten soms onvolkomen ontwikkeld zijn.

Men neeint den tak in de linkerband. met den bovenkant link -. geelt met het oculemmes een snede langs den knop. die dooi\' den bast dringt, en onder den knop, schuins toeloopt. Aan de andere zijde maakt men een gelijke snede, die de eerste onder den kiü\'p .-midt. Nu w:urdt de schil boven en onder den knop ivchtlioekig afgesneden. en krijgt men een figuur in den vorm van een schild.

Eveneens doet men met alle oogen. die op een tak zitten en

-ocr page 119-
-ocr page 120-
-ocr page 121-
-ocr page 122-
-ocr page 123-

PLAAT VI.

V,

Griffelen op den wortelkraag.

1. Geepleteu wortelkraag. 2. Geöato wortelkraag.

/I

4 \\

\'I

l I

\'A ,

/l4 / —■

f.

■t.

i-

Wortel-enting.

.1. Wortel-enting door cojmleorfn. n imnwijzing luw (liep te planten I eu 5. -grilTel».

-• \'int Hpleet-enten. A aanwij/.ing van het poppen. i. hnting op vaststaande wortels, a worlel, A gritlbl.

-ocr page 124-
-ocr page 125-

Enting op afleggers.

1. Afloggors gespleet-ent.

l\'. Aflcggor.s geoculeerd, a geoculeerde tak

PLAAT Vit

-ocr page 126-
-ocr page 127-

l\'I.AAl vm.

Eutins op stekken.

t Stek up dun to)) geünt. \'J 8tck tor zijdo goönl.

Enting op knollen

l\'rtlilin }. AhivIh))})«,.

-ocr page 128-
-ocr page 129-

Entiiis mot vruchttwijgeu

1. Tnkoculcercn bij Perziken.

-• ,, ,, . GriHbl.

li. (IcHpleot-cnto Pocr-lwijg.

\\ «mi fgt;. Schout-oculeort\'ti Itij Poren.

♦ gt;. K«Hiiltaat van n-nc poortwijk goplnk-iMit tor /ijdr

-ocr page 130-
-ocr page 131-

Gewoon Spleet-griffellttg.

1 Gosploton ^tam. \'2. Gosnoden griffel, a nchtorknop. .\'i. Opgozotto .stam. 4. Dooranedo van do grillbl. rgt;. Oepoptc stam. h hot mutsjG.

-

Dnbbolo Splcot-grilTolmg

Ji. (Jcsplofi-ii Hiaiii, 7. Orill\'cl. S (IrillM in doortttjOdr

Oj\'iM\'/.Mtlc ilnm. 1(). rirpoptt» HIHIII.

-ocr page 132-
-ocr page 133-

PLAAT XT.

Kruis-grillblmg.

Proppen.

1 Gespleten stam. .*J Ol»gozetto «tam.

\'i Gespleten stam. • gt;. Griil\'cl in doorsnede

4. Griffel.

(». Opgezette stam.


Schuins Spleet-iiridol ine. Scliuins Proppen

7. Oeflpli\'ton «tani. jj, Genpletcn stam.

8. \'^rilli\'l, jj Orilfol in (ïoor-snodi\',

- in doorHiii\'do. | ;t. Opgi-zoMo ntaui, 10 ()}»{».stam.

-ocr page 134-
-ocr page 135-

Spriet-grilïclinc;.

•i. Opgezette Htani

Top-griffelins.

1. Slmn, *2. Griffel.

C\\

H !

Sploot-ontinK.

M K I I KN K N O!\'.

4. Opuv/otio slnm. 5. CJliili\'l.

Ml. I ZADI\'I ORII F I !.. •), Opgt /clto stam. 7. (irill\'


-ocr page 136-
-ocr page 137-

iIl\' gesdiikthoid hebben om geoculeerd te worden (PI. W . lig. 3),

Met het aldus besneden takje gaat men de regelsstamnien in, om de spruiten te verzetten, d. i. op de. stammen te brengen. Hiertoe geeft men op een gladde , gezonde plaats, dit.; men tegelijk een weinig schoon maakt, een langsche snede, iets langer dan de lengte der spruit, en daarboven eene dwarsche snede, ook een weinig langer dan de spruit breed is. zoodat deze insnijdingen een T vormen (PI. XX. lig. 4).

Deze insnijdingen mogen niet in het spint dringen, /nodra dit gedaan is, wendt men liet oculeermes om, en maakt mol bet ivoren of beeiien staafje de slippen d.er T-snede open. Nu neemt men een knop met het schild van den tak af, door den nagel van den duim er onder te schuiven, neemt dien bij bet steeltje vast, en schuift de spruit (PI. XX. lig. 5) met liet puntige einde naar beneden onder de slippen van den bast. liet bovengedeelte van bot schild moet drukken tegen de dwarsche snede, en de knop moet zich dan bevinden tusschen de langsche snede met het steeltje er door (PI. XX , tig. 0).

Bij het afschuiven blijkt , of de spruit geschikt is. Men heeft er vooral op te letten, dat de kiem, d. i. hel kleine boulaehtige deeltje, dat onder liet oog zit. mede afgelicht wordt (PI. XX, fig. 7); is dit niet geval, dan moet men de spruit wegwerpen, daar zij toch niet groeien zal.

liet geoculeerde moet nu nog verbonden worden, betgeen in sommige kweekerijen door een minder bekwamen werkman gedaan wordt, in andere kweekerijen gescbiodt do goheole bewerking door één persoon, die dan aan eon gordel een bos ocu-leerbast heeft hangen, waarvoor fijne en zachte lindebast of »rapbia\' is uitgezocht. Ilij windt dien bast eenige malen onder

-ocr page 138-

— 98 —

en boven lift oog. zorg dragende dit niet te bedekken, en knoopt mei een enkelvoudige knoop de beide einden vast. Poppen is overbodig (PI. X\\, lig. 8).

Hiermede is de operatie van het oculeeren afgeloopen, en wordt er verder voor een goede etiquetteering. enz., gelijk bij alle entingen. zorg gedragen.

Voor het oculeeren moet een goeden dag worden uitgekozen; beet en droog weder doet de spruiten spoedig opdrogen; koud weder werkt hinderlijk op het loslaten der schil, terwijl met reseti nooit niaj.\' geoculeerd worden.

n n er

Alle sneden moeten met een scherp nies gemaakt worden, daar ruwe, ongelijke sneden niet spoedig vergroeien. I)e vorm van bet schild doet tot bel wezen der zaak niets, mits slechts het bovengedeelte rechthoekig is afgesneden. Vlug werken is bepaald een boofdvereischte.

Oculeeren met srbietend oog. Dit geschiedt in het voor|aar en wordt daarom zoo geheeteii, wijl de knop in hetzeltde jaar nog uitschiet, Igt;e stam moet nog niet ontwikkeld zijn, maar reeds zoover in werking wezen, dat de schil goed loslaat. De ecu leertak ken. van gezonde planten genomen, zijn dan ook in denzelfden toestand. Men gaat bij dit oculeeren op de boven beschreven manier (lt;■ werk. en zet de spruiten, als hot kan. op één- of tweejarig bout; de spruiten zelf worden genomen van takken van bet vorige jaar.

Eenige dagen na bet oculeeren worden alle spruiten nagezien en de doode vervangen. Doode spruiten kan men dadelijk kennen aan het zwarte of gerimpelde.\' schild. De nieuwe spruiten mogen niet op dezelfde plaats worden ingezet, maar er wordt een nieuwe T-sued*\' voor gemaakt, liet komt dikwijls voor, dat er

-ocr page 139-

_ lt;)() _

van dezelfde soort geen goede spruiten meer voorhanden zijn. en dan wordt er doorgeoculeerd met een licht kenbaar en goed vattende soort. Van de levende spruiten wordt de stam een eindje ingekort, of. indien er op takken geoculeerd is. worden deze getopt. Eenigen tijd later wordt er weer ingetopt en dwingt men zoodoende de spruit uit te loopen.

Wanneer de oculati.es i a 2 Decimeter geschoten zijn, worden er stokjes bij gezet, en de scheutjes opgehaald (PI. XXI. tig. 3), d. i. met bind bast aan de stokjes bevestigd. Tegelijkertijd worden de stammen boven de spruit geheel afgesneden, en allo wilde scheuten er afgenomen. Reeds in hetzelfde Jaar van het oculeeren zijn er dus nieuwe planten (oculaties) gegroeid, die evenwel niet zijd sterk zijn als die van bet najaar. ÏHiaroni is liet oculeeren met schietend oog alleen in gebruik voor zeldzame en nieuwe soorten. Bij planten met afvallend blad is de bewerking moeie-lijker. wijl liet steeltje, waarmede men de spruit vasthoudt , in het voorjaar ontbreekt.

Oculeeren met slapend oog. Dit wordt veelal gedaan in den nazomer; do spruit loopt dan eerst in het volgende voor-Jaar uit, en blijft dus den geheelen winter in mist. De bewerking werd reeds hier boven verklaard. De stammen moeten in vollen groei zijn, zoodat de schil goed loslaat. Deze tijd loopt van Juli tot September; op droge gronden kan men vroeg, op natte moet men later oculeeren. De stam moet ook niet te sappig zijn, want dan verdrinkt de spruit.

Van Rozen en andere planton mot prikkels is het de gewoonte de takken der te oculeeren stammen hij elkander te binden, opdat men gemakkelijk Insschen de regels door kan gaan. benige dagen na het oculeeren moeten de spruiten worden nagezien,

-ocr page 140-

— 100 —

en mo.\'t vooral gelet wordon op hei inkepen van den bindbast. De ingekeepte stammen moeten losgesneden, en er een nieuw verband om gelegd worden; dr dooden woiden 0[i nieuw geoculeerd, evenals dit in het voorjaar plaats heeft, i- de oculatie een maand oud, dan kan men den ingekeepten bast lossnijden, zonder dien verder te vernieuwen. Van zeer sterk groeiende soorten kan men eenige takken ol den top een eindje inkoiten, om het al te sterke /wellen te voorkomen.

Gedurende den winter wordt er niets gedaan; spruiten die licht bevriezen worden wel eens met droog mos omwikkeld, om /.e voor ij/el te beveiligen. In April worden de stammen, die gevat zijn, even boven de. spruit afgesneden. De- niet gevatten worden of verent door middel der spleet of andere enting, of kort afgesneden, om ze in den daaraan volgenden zomer op nieuw te oeulecren. Zoodra de seheuten een eindje gegroeid zijn. worden ze weer opgeiiaaid, en de wilde seheuten kort afgesneden (JM. XXI. fig. 3). De grond moet altijd goed gewied, en steeds gezorgd worden, dat de oeulaties goed en reeht doorgroeien. Het oculeer» ti met slapend oog geseldedt ook enkele keeren in het voorjaar; het oog blijf) dan den geheelen zomer en winter in rust, en eerst in het volgende voorjaar wordt de stam boven de spruit afgesneden om dezen te doen uitloopen.

Oculeer en met twee spruiten. Orn twee kansen van slagen te hebben, zet men dikwijls twee spruiten op denzellden stam: soms doet men het ook om dadelijk een gewenschten vorm aan een boom te gev^n, zooais bijv. den \\y-voriH bij leiboomen. Dikwijls doet men lu t ook om spoedig een zwaardere kroon te verkrijgen, zooals bij Stamrozen, waarbij op twee tegenover elkaar staande takken geoculeerd wordt. Hij [ilanten. die een top

-ocr page 141-

101

moeten vormen, snijdt men, als beide spruiten groeien, de zwakste weg.

Oeuleeren met houtspruiten. Soms zijn de stammen wel geschikt om geoculeerd te worden, maar de oculeertakken reeds te oud, zoodat het schild niet kan afgenomen worden of het kiempje van den knop blijft telkens zitten. Dan snijdt men een spruit met een gedeelte spint er aan, dat zuiver vlak moet zijn. Men doet dit het gemakkelijkste, door het oculeermes even boven den knop tegen den tak te zetten, en zoo het oog met een stuk schil en spint glad af te snijden. Vele kweekers enten bij voorkeur met houtspruiten; anderen snijden de spruiten op dezelfde wijze, maar lichten dan hel spint er af, zorgende de kiem ei\' aan te laten. De spintlaag mag niet te dik zijn, wijl anders di- slippen van de T-snede niet over de spruit passen (PI. XXI. fig. I).

Oeuleeren met kruissnede. Sommige plantsoorten hebben zeer dikke knoppen, bijv. Acsculus; bij dezen wordt er een kruissnede gemaakt in plaats van eene T-snede, waardoor er meer ruimte voor den knop is. Men legt er een gewoon verband van oculeerbast om (PI. XXI, fig. 4 en 5).

Oeuleeren met omgekeerde snede. Sommige soorten hebben zulk een toevoer van sap, dat dit de spruit zou doen verdrinken. Man wordt de snede omgekeerd gemaakt, zoudat de dwarssnede nan den onderkant komt ; daardoor neemt het sap gedeeltelijk een andere richting. De knop moet altijd zijne richting naar boven hebben, en daarom snijdt men de spruit dan ook anders: met den puntigen kant naar boven (PI. XXI. fig. 0).

-ocr page 142-

Plak-oculeere u.

Deze wijze van oculeeren wordt thans zeer weinig toegepast. Men snijdt de spruit in den vorm waarin men verkiest; vierkanten zijn het gemakkelijkste, l it de schil van den stam snijdt men een stukje van gelijken vorm als de spruit; dit plakt men nu o]) die plaats op den stam, zoodat het juist daarin past. Daarna wordt er een gewoon verband om gelegd (PI. XXI, tig. 7 en 8).

Men begrijpt, dat deze. operatie niet zoo vlug te doen is als bet gewone oculeeren: de grootste moeielijkheid bestaat in het uitsnijden van hei stukje schil van den stam. Men kan het plak-oculeeivn evenwel goed gebruiken voor liet herstellen van wonden of kanker in stammen.

P ij p-ocul e e re n.

Deze manier. ook wel t l u i t - o e u le er o n genoemd, is geheel door het gewone oculeeren verdrongen.

Hondom een enttak. die vrij /.waar mag zijn. geeft men twee paralel-loopende sneden, waai\' zich een of meer knoppen tusschen bevinden. Daarna maakt men een overlangscbe snede en licht het geheele schilletje van den tak af. De stam wordt horizontaal afgesneden, aan den top een even groot schilletje afgenomen, en daarvoor do schil van den enttak in do plaats gestoken. Deze moet juist (tassen en is zij te groot, dan neme men er een strook af; is zij te klein, dan late men een stuk bast van den stam zitten. De schil wordt verbonden niet liast en de afgesneden top

-ocr page 143-

— 103 —

gepopt. Dit geschiedt in het voorjaar, als het sap begint te werken (PI, XXI, lig. ü en 10).

Pijp-oculeeren met slapend oog. Dit geschiedt op dezelfde manier als de vorige, maar in den nazomer, als het sap begint stil te staan. De knoppen loopon dus niet vroeger uit, dan in het volgende voorjaar.

Pijp-oculeeren ter zijdo. Hiertoe snijdt men den stam nif\'l af, maar neemt uit het midden een strook bast weg, en legt de afgesneden schil van den enttak er omheen. Dan is alleen een verband noodig. en kan als tijd van enting het voor- en najaar genomen worden. Deze handelwijze komt meer overeen met het gewone oculeeren, en is beter dan de voorgaanden (PI. XXI, %• li)-

Pijp-oculeeren mot slippen. Men behoeft de schil van den stam niet altijd geheel af te nemen, maar kan die in repen snijden, en om de schil der ent heen leggen, met een verband van bindbast er over.

Zoo gen.

liet zoogen is zeer waarschijnlijk van alle wijzen van enten het eerste toegepast. Reeds de Feniciërs hebben het zoogen van planten beoefend, en zij vonden daarvan een voorbeolil in hetgeen de Natuur dikwijls bewerkstelligt. Vaak zien we takken van denzelfden boom of van verschillende boomen met elkander vergroeid, daar er dooi\' aanraking en wrijving wonden ontstaan, waardoor die vereeniging wordt veroorzaakt.

Er zijn twee hoofdsoorten van zoogen, namelijk hot zoogen of afzuigen en het plakzoogen of plakken. Heiden

-ocr page 144-

komen hierin overeen, dal als ent genomen wordt een geheelen tak. die niel v;\\n den moederstam wordt afgesneden.

Zoogi\'ii o 1\' ;i r/uigen. De/e enting dient tot bel vermenigvuldigen van planten, die op andere wijzen moeielijk kunnen geënt worden; tot liet verbeteren van den vorm van planten, o. a. bij leiboomen, en ook tot liet vormen van beggen en lutn-stigo figuren, zoo als wij er eenigen afbeelden (PI. X\\I\\ . fig. 3, 4 en 5).

Om planten op deze manier te kweeken. diont men allereerst te zorgen voor goede zoogmoèren. Deze benaming wordi gegeven aan planten, waaraan gezoogd wordt, die gezond en sterk moeten zijn. veelal nooit worden ver|ilant, en die gewoonlijk igt;p een gedeelte der kweekerij. in een zoogenaamden moêrenboek. worden Ie /amen gebraclit. Zulk een inoèrenhoek brengt men o|) een gunslig gelegen stuk bind, buiten den wind en op een goeden grond. Kr wordt eene llinke bemesting op gebraebt, naar gelang der soorten, die er op gejdant worden. Voor moeren neemt men sterke planten, die geplant worden op een wijdte van ongeveer 2 Meter; zij worden bet volgende jaar sterk ingesneden, zoodat zij laag uitloopen. met lange gezonde takken (PI. \\XII. lig. 10). Hoogstam-rnoêren plant men op een gröotere wijdte, en lage moeren met te booge stammen worden in een schuine richting geplant. Van nieuwe soorten zoogt men dikwijls in betzelfde Jaar. als /ij geplant worden: maar bet is beter, om dan meer moeren te zetten. ten einde een gedeelte eerst later te zoogen.

Voor onderstammen neemt men jonge, sterke planten, die 1 a \'2 ;aren te voren zijn verplant , opdat /ij een goed wortelvermogen krijgen. Zij wiird. ii ivdurende den plaiittijd rondom de moederplant gezet. zoodanig, dat men dezei takken er bij kan buigen.

-ocr page 145-

— 105 —

liet zogen geschiedt in de maanden April. Mei en zelfs later. De onderstam wordt op dezelfde manier gesneden en gespleten, als bij liet gewone spleet-enten (PI. XXII, lig. 1). De ent buigt men naar den stam toe, en legt die tegen de spleet aan. Op de plaats, waar zij in de spleet kan komen, wordt aan beide zijden een stuk bast met s|iiiit weggenomen, en daarna zooilanig er tnsschen gebraclit. dat de basten langs elkander loopen. Kr wordt een verband van bast om gelegd en ook de boeiil van den lak aan den stam verbonden, en tegelijk worden de wilde scheuten van den stam weggesneden; daarmede gaat men bet gebeelc jaar door. In het volgende voorjaar kan men de zuigelingen, die gevat zijn. van den moederstam afsnijden en overplanten. Sommige soorten moet men nog een jaar liij de moêr laten staan, en ze eerst in het volgende jaar verplanten; anderen moet men eerst langzamerhand van don moederstam afsnijden, door in den zoogtak een keep te geven, en die keep hoe langer boe dieper te maken, totdat men zonder gevaar den tak geheel kan afsnijden.

Driehoeks-zoogen. In plaats van den stam te splijten, kan men hem snijden als bij bet driehoeken. De zoogtak wordt dan ook driehoekig uitgesneden en in den stam gevoegd (PI. XXII. lig. 4, 5 en 6).

Lascb-zoogen. Men kan den stam ook afsnijden als liij hot aanplakken. De zoogtak wordt dan gesneden als bij het plakken terzijde, en tegen de ontbloote plaats van den stam gezet. Het is nog beter in beiden een insnijding te maken, en ze in elkander te voegen zooals de figuur aantoont (PI. XXIl, fig. 7, 8 en 9).

Alle wonden, door bovenstaande wijzen van zoogen veroorzaakt, moeten zorgvuldig worden dichtgepopt. daar zij in de

-ocr page 146-

— 106 —

open lucht tc veel zouden uitdrogen, liet zoogen geschiedt nooit onder glas.

I\' 1 u k -zooge n.

Deze manier is hij het zoog-enten, wat het plakken bij het griffel-enten is. liet geschiedt met jong zoowel als met oud hout, onder glas en op ilen vrijen grond. Het zoogen doet men bij sterk-groeiende planten: het plakken bij tengere planten en die spoedig doode bekken krijgen.

De stammen zet men, in den planttijd, bij de moederplant, op dezelfde wijze als bij het zoogvn. Dikwijls /cl men ze ook voorat\' in potten, om ze tegen den tijd, dat men plakken wil. liij de iruièr te zetten. Zoodra de stammen zich beginnen te ontwikkelen, kan liet plak-zoogen een aanvang nemen.

Men neemt het takje, dat geplakt moet worden, buigt dit naar den stam toe. en snijdt op de plaats, waar dit hetgeschikste is. een stukje bast met spint weg (PI. XXIII. tig. 2a). Van den stam wordt een even groot stukje (PI. XXlll. fig. 16) weggesneden: deze twee vlakke kanten tegen elkander aangeplakt, en met bast of katoendraad verbonden (PI. XX 111. fig. 3). Zware takken moeten gepopt worden, met lichten is dit ook op den vrijen grond onnoodig. I\'ij eiken stam wordt een stokje gezet, om het geheel meerdere stevigheid te geven. Telkens worden de siammeii nagezien: de wilde scheuten onder de plaats der enting verwijderd, en. bij sterke zwelling, het verband losgemaakt en vernieuwd. Den top late men doorgroeien, totdat de ent reeds is vereenigd. Sommige soorten moeten het geheele jaar aan de moer blijven; anderen, vooral die met jong hout geplakt zijn,

-ocr page 147-

— 107 —

kunnen clienzelfden zomer nog worden losgesneden. Dit lossnijden geschiedt dan langzamerliand; men geelt: eerst een keep in den tak, maakt die hoe langer hoe dieper, en blijft dan de tak doorgroeien , zoo kan men dien eindelijk geheel doorsnijden.

Het afnemen van de moèr moet door bekwame werklieden geschieden. Deze moeten acht geven. of de tak reeds gevat is, en vooral goed letten op doode bekken, die bij gewoon zoogen dikwijls voorkomen. Is ééne zijde niet gevat. dan kan men den tak wel lossnijden, maar niet dadelijk verplanten. Do goed ver-eenigde stammen kunnen na het afsnijden terstond verplant worden. De stammen worden boven de ent afgesneden en do geheele plant met een stokje verbonden.

Bij het plakzoogen met jong hout behoeven de takken niet ontbladerd te worden; heelt men de stammen in potten, dan kan men ze gedurende den zomer bij de moer zetten. Zij zijn soms zeer spoedig vereenigd, en dikwijls kan men ze nog in denzelfden zomer van de moèr afhalen en verplanten.

Bij het zoogen en plakzoogen geeft men den te zoogen tak veelal een eindoog; is bij evenwel te lang, dan kan men hem wat inkorten. Kén knop boven de plaats der enting is reeds voldoende, maar meestal geeft men er drie of meer.

Driehoeks -plak zoogen. De tak wordt op dezelMe wijze gesneden als bij het driehoeks-zoogen. I il den stam snijdt men nu een driehoekig stuk schil en spint, waarin de tak precies past; er wordt een verband om gelegd en gepopt (PI. XXIII. lig. 4 en 5).

1\' I ak zoo ge n met lassching. Hierbij worden stam en lak op dezelfde wijze gesneden, als bij liet plakzoogen; daarna mankt men in beiden een insnijding in tegvnovergi\'stelde lichting, ewn

-ocr page 148-

108 —

;ils bij liot lasch/oogen. en voegt nu ent en stam in elkander, zooals onze figuur aanwijst.

P lak zoogeu onder de scliil. Igt;e/.e manier wordt het meeste toegepast voor liet herstelion van vruchtboomen. Daartoe wordt de te plakken tak even onder een knop schuins afgesneden. In den stam geeft men een omgekeerde T-snede, maakt de schil daarvan los, en voegt de schuine snede van den tak zoodanig onder de losgemaakte, schil, dat de knop er middenin staat. Er wordt een verband om gelegd, gelijk bij het ocu-leeren: poppen is onnoodig. Men verricht deze enting in het voorjaar, kort vóór het uitloopen der knoppen.

Indien de geplakte knop is gevat, wordt die in hel volgende jaar van den tak gesneden. Hij zal dan een nieuwe scheut vormen op de plaats waar hij is ingezet, zoodat dit een goede methode is om kale plekken te laten begroeien (PI. X\\lll. lig. U, 10 en 11).

In plaats van op deze wijze met een knop le plakken, kan men dit doen met een scheut, en dan zoowel in April als in Juli. Men snijdt dan den tuk even boven de scheut schuins af, plakt hem met het schuine gedeelte tusschen de T-snede, zoodat de scheut er tusschenuit komt, evenals bij scheut-oculeeren. Er wordt een gewoon verband om gelegd, dit zoo noodig eenigen tijd later vernieuwd, en in het volgende jaar de tak even onder de schout afgesneden (PI. Will. fig. P2 en 13.)

Plak/oogen met stekken. Dit wordt gedaan met takken, die van de rnoèr zijn afgesneden; zij worden op de gewone manier geplakt en ook gezoogd, maar met het ondereinde in een lleschje niet water of in den grond gestoken (PI. Will, lig. li en 15).

-ocr page 149-

Gereedschappen enz.

Werktuigen voor hot enten. Deze zijn zeer verschillend, naar gelang de methode van enten, die men toepast. Men heeft allerlei soorten van messen uitgedacht, om liet enten te vergemakkelijken; daardoor heeft bijna eik land zijne bijzondere entmessen , die elk hunne eigene voor- en nadeelen hebben. De. eenvoudigste werktuigen zijn de besten, want het is toch onmogelijk om, door middel van een enttnes, iemand die niet enten kan. die kennis in eens te doen verkrijgen. Een goed enter heeft slechts weinig instrumenten noodig. en kan met deze eenvoudige werktuigen beter terecht. dan met die gecompliceerde ent-messen. welke soms met veel ophef worden aangekondigd. Wij laten hieronder eenige soorten in alphabetische orde volgen (Pi. XX V).

At haal mes. Dit dient tot het afhalen, d. i. de koppen afslaan van laagstammen, liet heelt een lemmet van li Decimeter lengte en .1 Centim. breedte, en kan recht zoowel als krom zijn. Het heft is rond en nrht imi heeft een lengte van I Meter, Hij het gebruiken vat men het heft met beide handen aan, zet den voet onder tegen den stam en snijdt dezc.n in eens schuins af. Men kan er zoodoende vrij zware stammen in eens mede afhalen (fig. 1 en ü).

-ocr page 150-

- MO —

Boom zaag. Deze heeft men in allerlei modellen; er zijn er gelijk aan een gewone kleine handzaag of in den vorm van een trekzaag met handvat; die van Kngelscli maaksel zijn de hesten. Alle wonden, door de zaag veroorzaakt, moeten met het snoeimes worden gladgesneden (lig. \'A en 4).

Copnleermes. Dit dient voor copuleeren en aanplakken; het beste model is dat van een fijn griffelmes.

Driehoeksmes. hit wordt gebruikt voor het driehoeken, en wegens de moeielijkheid ilezer enting heeft men verschillende soorten uitgedacht. Men der beste buitenlandsche driehoeksmessen is de geit voet. Dit mes bestaat uit twee lemmetten, die een scherpen hoek vormen en van boven en onderen scherp zijn. I\'ij driehoeken van hoogstarnmen gebruikt men den bovenkant, door het mes tegen den stam aan te drukken en den driehoek er uit te stooten. Dij laagstammen wordt de, onderkant gebruikt door liet van onderen naar hoven te halen, en zoo den driehoek uit te trekken. Bij eenige oefening kan men met hetzelfde mes de griffel snijden (lig. 5).

Eon ander werktuig voor hetzelfde doel is het mes van Rtviéke. Het bovengedeelte van het lemmet dient voor het uitsnijden van den driehoek uit den stam. terwijl het middengedeelte driehoekig is. om daarmede de griffel te snijden (fig. 6).

De meeste, werklieden verkiezen evenwel de griffels to snijden met een gewoon griffelmes, en de stammen uit te kepen met een driekantig mes, waarvan hier een afbeelding gegeven is (lig. 7). Men moet daarmede twee sneden doen. die elkander onderaan en in het spint raken. Vele enters maken die keep ook met een gewoon entmes.

Ent-wig. Dit is een gewone wig, met een handvat, die

-ocr page 151-

— 111 —

gebruikt wordt orn bij lid sploct-onteii vati zware stammen, dezen open te houden; zij is dus hoofdzakelijk van dienst bij de dubbele spleet-entiug (fig, 8).

Ent bijt el is een bijtel van den hier opgegeven vorm, die dient voor het afslaan van zware stammen (lig. 9).

Enthamer is een gewone kleine houten hamer, die bij den entbijtel gebruikt wordt, en ook bij hel kloven van zware stammen voor de splfet-enting.

Griffelmes. Voor het spleet-grilfelen op den vrijen grond, gebruikt men een griffelmes mot een lang. dun. vaststaand lemmet, en een lang, rond helt (fig. 10),

Een kleiner nies van Engelsch maaksel, van ongeveer denzelfden vorm, is zeer goed voor liefhebbers, daar het een knipmes is en dus gemakkelijk kan geborgen worden (lig. 11). Voor hel plakken, zetten eu andere entingen onder glas gebruikt men een knipmes met een zeer dun lemmet. Meestal neemt men daarvoor een oculeermes.

Metrogreffe of entmeter. Dit is een nieuw werktuig voor het vergemakkelijken der plak-entingen. Het is een dubbel rond mes, dat door een schroef verwijd en vernauwd kan worden. Men meet daiirmede de dikb\' der griftel. en zet die op den stam uit. Het doelmatigste is, zulk een entmeter onder aan het heft van het griffelmes te bevestigen (lig. 12).

Oculeermes. Hiervan bestaan er verscheidene vormen: de beste is het Engelsch model, fabrikaat Say nor. Het heft bestaat uit een stuk been, dat naar de band gevormd is; hel lemmet is dun en van goed staal (iig. KI).

Een ander model is een Hoskoopsch oculeermes (lig. 14), dal weinig verschilt van hei Duitsche (lig. 1quot;»). Hiervan loopt hel

-ocr page 152-

lemmet puntig loe en is iiel heft rond. waarom vele werklieden er de voorkeur aan geven. Die scherpe punt geeft echter dikwijls aanleiding, dat het spint van den stam beschadigd wordt en het vlug werken met een rond ol\' plat heft is slechts een kwestie van gewoonte.

Opzetmes. Dit wordt gebruikt om grillels op te zetten bij het spleet-gritï\'elen, en dient tegelijk om den stam te splijten, liet is daarom stevig, niet lang en loopt ook niet scherppuntig toe; liet lemmet staat vast en het heft is lang en rond, gelijk het griffelmcs. maar dikker. Men gebruikt twee velschillende grootten, naar gelang der dikte van den stam (lig. 10).

Se h i I -e n t m e s. Dit heeft een lemmet als een gewoon griffel mes. maar een helt. dat in een dunne platte beenen punt uitloopt, die aan de ééne zijde eenigs/ins hol, en aan den anderen kant bol is. Met het lemmet snijilt men de grillels en met het heft maakt men een opening tussehen de schil en het spint van den stam, om de griffel op te zetten (lig. 17).

Snoeimes. Hiervan bestaan allerlei soorten: de besten zijn van Kngelseh fabrikaat, vooral die van Say nor, Sheflield. Het lemmet is recht, en bestaat uit het beste staal, het heft is van hoorn en zeer sterk (tig. 18),

Het Duitsehc snoeimes heeft een rond lemmet en een hout heft. dat eenigszins naar de hand gevormd is, liet staal is van minder goedr kwaliteit dan het Engelsehe, maar toch verkiezen veli\'11 dit mes. om den gebogen vorm. Ken recht mes geelt evenwel zuiwider siifde, en blijft onder bet snijden nooit haken, terwijl iht mrt kinnmie si...................wel het geval is (fig. 19).

In Nederland gebruikt men veel snoeimessen met een vast hel\'t. dh\' t::iui in e.ii -ehei.le in den zak draagt. Zij zijn niet

-ocr page 153-

— I VA —

zoo goed als de Kngelscho oi\' Duilsclu\'. maai\' ook voel goed-kooper (lig. 20).

Snoelsc.haar. Deze dient voor liet snoeien der wilde scheuten en voor het snijden van ent rijzen en takken met dorens of stekels. De Lngelsehe snoeischaren, met twee losse, scherpe messen, zijn de hesten; deze snijden liet zuiverste, en zijn van het beste staal vervaardigd (fig. 21). Anderen lichhen slechts één los mes, en aan den anderen kant een loom ijzer (tig. 22). Weer anderen zijn v:m denzellVI™ vorm. maar het mes zit aan het ijzeren holt vastgesmeed (l \'iiitsch modid), Fransche sécateui\'s hehben dikwijls houten heften.

Het IvDint ei\' veel op aan. dat de wer sterk is, daar deze veid lieidt te lijden. Men gebruikt een snoeischaar sleehls vnor groven snoei, voor het gewone snoeien is een gewoon snoeimes veel beter.

Onderhoud der werktuigen. Alle messen, enz, moeten bij het gebruik schoon en zeer seherp zijn. Voor hel scherp maken is niets heter dan een zaelite oliesteen: /ij krijgen er een zuivere snede mede. en duren veel langer, dan wanneer men ze op een slijpsteen ot\'slijpplank seherp maakt. Het is goed, ze na het slijpen op een riem aan te zetten.

Onder het enten moet men nltijd een oliesteen hij zich hebben: telkens toch is hef mes vuil, vooral hij het enten van Conifeeren. Met hotte, messen mag men nooit enten, daar deze de weefsels te veel verseheuren.

Na het gebruik worden alle gereedsrhappen schoongemaakt, en 1111 hun plaats gehorgeii\'. heelt men ze gedurende jiernimen lijd niet meer noodig, dan worden ze met ongezouten vet ingesmeerd.

quot; t verhand. \\ ooi oruleeri\'n, zoogen en ^ririel-cntiiie op den vrijen grond gebruikt men lindebast, gewoordijk bast of

-ocr page 154-

— 114

bindbasl genoemd. Kr wordt zuchten bast voor uitgezocht, dien men vuor 1 iel oculoeron in dunne niepcüi schiMirt. en op een lengte van 1 a 5 Decim. al\'snijdt. Men bindt die aan bosjes en maakt ze vochtig, waardoor de bast lenig wordt.

Uaphia-bast is op het (H)geid)lillt; van liet ^ebmik ook goed. maar heeft het nadeel spoedig te wrteivn. en is daarom het beste geschikt voor liet ocnleeren.

\\(ior lijnere entinfi,i;n. /ooals |)lakken. zetten, en/, onder glas. gebruikt men katoen (ongei)lockt breikatoen), liet moet lenig en niet al te dik zijn.

Op andere plaatsen gebruikt men lisch, bies, gekloven teen, sajet, wel en tonu. Dit is niet zoogoed ais de iveds genoemden, liet verband wordt altijd vast aangidegd. zonder in te kepen en het lunet een weinig kunnen uitivkken.

Om de vroeg uitloopende griffels, zooals van Pere- en Pruime-boomen. in het voorjaar tegen de afwisselende koude en warmte en tegen insecten te beveiligen, maakt men er soms papieren huisjes over. hezen worden gemaakt \\an geolied papier en onder de griffid dicbigebonden. Als de knoppen uitlonpeii, worden ze van onderen opengemaakt, en eindelijk geheel weggenomen.

Kntwas. Om de wonden, die met het enten gemaakt worden. voor uitdroging en inwatering te beveiligen, worden ze met entwas besmeerd. Dit sluit de lucht af. en werkt flus zeer beil-zaam op de vergroeiing der gernaakb snede.

In vroeger tijd gebruikte men dikwijls klei, die, met water aangemengd en lenig gemaakt, langen tijd om de ent blijlt vastkleven. lïeter is het de klei voor de hellt met koemest te vermengen. met een weinig koe,haar en terpentijn. Dit wordt goed vermengd, en gestampt tot hel een lenig mengsel vormt, en

-ocr page 155-

verscli op de wond gesmeerd: onder water kan liet een tijd lang bewaard worden. Deze kleimcngsels worden echter zelden meer gebruikt, en men bezigt thans meer culwas. nil hars. pek en vet bereid. Bijna elk land. ja bijna elke boomkweeker lieel\'1 een eigon manier om ontwas te bereiden. Kr zijn twee liooldsoorten: de (\'\'éne moet vóór bet gebruik gesmolten worden, en de andere is kond vloeibaar en verbardl na het opsmeeren.

Warme entwas wordt bereid uil 5 deelen bars. .1 de«;l koe vet en een weinig olie; dit wordt te /amen op een zacht vuur gesmolten en gekookt; als hel kookt wordt het doorgeroerd. en in een bak met lauw water gegoten. Het wordt nu getrokken, d. i. met de handen lenig gemaakt, en /.oudra bet witachtig geel is. maakt men er ballen van, die, na eerst oen poos in koud water te zijn gelegd, op vochtig zand in de schaduw bewaard worden,

In Duitschland noemt men I deel gele was. .! deel hars en \\ deel dikke terpentijn, met een Weinig olie. Dit wordt te zamen gesmolten , in koud water overgegoten, en dan dooi\' elkander gekneed. Ook neemt men ,1 deel gele was. .i deel scluipevet, i deel ba,rs en doel terpentijn, ol I kilo hars mot een glas olie ol vet, eveneens gesmolleii en gemengd. Weer ((en ander mengsel verkrijgt men door l ! kilo har^ en ; kilo pek te, zamen te smelten. afzonderlijk smelten \' kilo roet, daarna al roerende met elkander vermengen . en er vervolgens zacbljes aan bijvoegen } kilo rood oker en alles daarna lang doorroeren, (let, doel is. en dit zoekt men op allerlei manieren te bereiken, een mengsel te verkrijgen, dat bij bet gebruik lenig is. in de open hnht bard wordt zonder te scheuren. de lucht en het vocht goed alsliiit. teeen vorst bestand en ook eenigszins rekbaar is.

De entwasballen worden gesmolten als men ze wil gebruiken.

-ocr page 156-

Men doel /e daartoe in een koperen pan. waaronder vuur ol\'oen ^pirituslainp kan aangebracht worden. In üoskoop gebruikt men algemeen eene |io(i|uin, die in twee deelen verdeeld is. waarvan bet bovenste dient voor bet entwas. en bet onderste gedeelte voor bet vuur. met een houten steel bovenaan (PI. IV, lijj:. 5).

in Frankrijk gebruikt men een pnppan met een ij/eren hengsel; de pan bestaat ook uit twee deelen, waarvan bet onderste een spirituslamp bevat (PI. IV. lig. 4). Het entwas moet zaebtjes gesmolten worden, daar het anders overkookt en in brand vliegt.

Koud entwas behoeft niet vooral\' gesnïdltcn te worden. Het beste is dat van I.\'mommk i.tquot;. Fonr. van Belleville: dit wordt in blikken bussen bewaard, en verhardt na liet opsmeren, door bet blootstellen aan de lucht. l\'r. Lu/as. te Reutlingen, beveelt ook een koud entwas aan; daarvoor neemt men ï Pond hars. maakt dit langzaam vloeibaar, voegt er dan bij 4 lood lijnolie, vervolgens wordt er ingebracht 8 lood alcohol van tH) proc. \'l\'r.. in een eenigs/ins verwarmden toestand, waarbij men zeer voorzichtig moet te werk gaan. Om bet goed lenig te maken, kan men er nog bijvoegen een klein stuk soda en opgeloste gom, en dit goed vermengen met het nog warme entwas. liet wordt dan in blikken bussen gedaan, waarin liet vloeibaar blijft.

Het koud entwas wordt, evenals de anderen, met een klein kwastje opgesmeerd. Men gebruikt dit bet meeste voor entingen onder glas van teèi\'i planten, daar liet veel duurder is dan het warme entwas.

Diverse materialen. Behalve de hierboven opgenoemde zaken, die voor het enten gebruikt worden, heeft men nog meerdere dingen noodi^r. die regelmaat, netheid en zuiverheid bevorderen.

-ocr page 157-

lid ulliM\'ctTst zni\'oc mi\'ii voor iiomincrtiookfn en ciillijslen. Een liommi\'t l»oek is een boèk, waarin alle plantensoorten, die men bezit, zijn ingesclneven, de geslachten alphabetisch geranschikl. en elke soort oi\' vari(quot;\'teit genommerd. Wij geven hieronder een voorbigt;eld van e(!n goed ingericlil lunntnerboek.

A KUKKUNd I\'I.AN\'l\'SOKX-liOOMKN.

\\(\'lt;\'1\' (Kam. Averinfii\'}. » campcstre L. » platanoides L. Lorbergi. » » Ueitenbachi.

l\'seniJoplatanus /.

Leojioldi.

t\'MZ.

.KmcuIiis (Fam. Hiigt;imaisiii-neae). Hippocastanuin L. Murnmingei i. Hippocastanuin aureovariog.

en/.

N».

1

3 \\

Kscliduoi\'n, Blnjilo, Eralile, Ahorn.

Spaansclic; Kik.

/.eer diep ingesneden.

Mei bniine bladeren.

Oewone l\'.schdoorn.

Zilver- en rOM -bont.

l\'aardekaslanje, Iforse-chesnut.

Marronnfer, Rosskastanie.

Zilver geaderd.

flond-bont.


AFDKKLINC \\i!!\'(\'IITIK K gt;M KV

A l\'l\'Kl.nOOM . AI\'I\'I.K-TliKK , POMMIKI!. AI\'!■ I :i .1 ;A 1 M.

N4.

VOEM.

li \\ Vl..

N S A M .

Court of Wiek. liorsdorlei\'.

enz.

l i \\ V jiippin. (lolden driipjCnz. lleiiie.Ue liatarde.

S \\ ,\\nün M .

Nov. Maart, j 1 T. pyr. lei. Der. Febr. I T. allen.

T UB

V A N

lUjen;.

-ocr page 158-

— 118 —

In een volledig nommerboek vindt men nog een afdeeling voor koude- en warmekasplanten. voor heiplanten, bol- en knolge-wassen en vaste planten. Dikwijls hebben kweekers, die zich op speciale kuituren toeleggen, oen aizondcrlijk boek voor elkehool\'d-kultunr, zooals: voor llhododcndrou\'s, Azalea* enz. Men kan ook de aiUimcrkingon liij i\'lki\' pliinl naar goedvindiMi uitbreiden.

Als de onttijd aniibrcekt. zorgo men ent lij si en gereed te hebben. Om dozen op te maken, zoekt men de soorten uit die men wil enten, zot er do noimners uit het nornrnorboek vóór. en het getal or achter van de bonoodigde hoeveelheid; bovenaan schrijl\'t men voor welk doel zij moeten geriit woi\'den. hetzij voor hoogst a in. pvramiede. enz. Mot deze ontlijsten gaat men in de kwookorij rond, snijdt van elke soort de benoodigde hoeveelheid entrijzen. die in bosjes worden gobouden, met het nommer van de ontlijst er bij.

Etiquetten. lUj het enten op den vrijen grond gebruikt men voor de alsluiting der geënte soorten, nommerhoutou. Dit zijn enkele latten van 1.25 M. lengte, waarop aan den bovenkant het nommer dor soort gesneden ol\' geschreven is. De non miers worden er in Arabische cijfers. met potlood of verf op geschreven, of mot Homeinsche cijfers op uitgosnedon. In ll iskoop gebruikt men voor 100 een schuine schrap \\, «een schuinquot;\' genaamd, som- ook wel voor 50, terwijl men ook nóg meerdere bijzondere kentoekonen heeft, die in verschillende kweekerijon niet altijd dezelfden zijn. Zulke nommerhouten duren vrij lang. en zijn in do kweokerijen, waar do planten zoo dikwijls verplant worden, zeer doelmatig.

Voor enting onder glas gebruikt men andere etiquetten, dikwijl- slechts kleine bouten steekspanen, die aan ééne zijde worden

-ocr page 159-

I rgt;

dad aemaakt en govorlV], waarop de nomniers of\' namen ge-

o O - 1

schreven worden, terwijl de verf nog nat is. Heter zijn looden etiquetten. waarin de tiommers geslagen worden; /ij worden om de staimnetjes gewikkeld. raken niet spoedig weg en duren /.eer lang. Men heeft daarbij nog noodig eenige letters en cijfers, zooals bij het drukken gebruikt worden, maar geheel van ijzer vervaardigd.

Voorts heeft ...... bij het enten onder glas nog noodig: losse

ramen, glazen stolpen, bakken, kassen, schernnnatten, potten, i\'iiz. Voor hel enten van hoogstanimén: trappen, ladders en banken, zoo licht mogelijk, waarmede men door de regels der booinen kan komen. Voor het aanbinden en ophalen der geënte stammen moet men in voorraad hebben: geschilde sparrestokken, hemnpstoppels, teenen, bast en/.

V c r / c n di n g van g r i i fe 1 s.

Meermalen heeft men gebrek aan goede griffels van soorten, die men wil enteri; dan behoeft men niet altijd planten daarvan te koopen, maar kan men met entzij/en volstaan. Kntrijzen van vrnchtboomen kunnen in liet voorjaar, bij doelmatige inpakking, lol op verre afstanden ver/onden worden, liet beste is /.■ laagsgewijze te leggen tusschen vochtig mos, in een dichte kist verpakt; moet men /e zeer vor vi\'i/miden, dan mengt men onder het mos houtskoolgruis. waardoor het rotten voorkomen wordt. Zelfs in mos en aarde verpakt, zijn stekken naai\' Indië verzonden en levend aangekomen. Hij /.ulke verzendingen worden zij zeer vroeg ingepakt. en. komen ze een weinig gerimpeld aan, dan legt men ze eenigen tijd in het water. Takken van groen-

-ocr page 160-

blijvende planten moeten nntliladenl worden, en kunnen dan ook op dezellde wijze worden ingepakt. Het komt er vooral op aan, den graad van vochtigheid van het mos goed te regelen, en de lucht zooveel mogelijk al\' te .sluiten.

Takjes van Conifceren moeten met de ondereinden in aanlap pels gestoken worden en het looi in papier worden gewikkeld, daar het in mos verrot; voorts liet geheel in wasdoek gelegd en in een blikken kist verpakt.

Oeuleertakken kunnen in den zomer niet zeer ver verzonden worden. daar zij dan spoedig verrotten of verdrogen. Zij worden ontbladerd, en ingepakt zooals de takjes van Conifccrcn.

-ocr page 161-

A L p ii A I! !•; risen K L I.I S T

\\ \\ N

P L A N T Ë N,

J)IE DOOR E.NTf.\\G \\ ANdKKVVKKKT WOKDIOX.

Abiës Fain. Abiëtlnecr.

F ij no Don. Spar.

Voor dit geslacht gebruikt men als onderstam do Abiës e.rcelsa. A alba on A nigra; hot is vrij wol lietzellde wolke men noomt. /ij worden van zaad gokvvookt. dat oji open zaad bedden in liet voorjaar wordt uitgezaaid. Twoojarigo zaailingen worden in j)otton geplant, on zijn goscdiikt om in den volgendon zomer en de daarop volgende lento goönt te worden.

V ooi\' algenioene kuituur worden zo gozot en ^(jjdakt onder \'lubljel n-his; men draagt zorg de naalden van stam en grillol op do plaats dor enting te vorvvijdoren. Fi- wordt een verband gelegd van katoen, zonder ontwas. |)e enting geschiedt in I\'obruari—Maart, en Soplombor; vnor gi\'ilTels norne men liefst koptakkon. daar zijtakken ntoeioiijk een kop vormen, /.ij worden

-ocr page 162-

I-)\')

in do kwcekkns nld lc vochli^ pehomlen on eorst zuchtjes aan aan do lucht gowend.

Men cut on di\' drie linvenL\'eniicrnde seDi\'tm al hare variëteiten, en ook A. coDunidalii. rnliciilarin. itolUu, on/..

In Frankrijk kan men zo ook topgriHolen oj» den vrijen grond in April en .luni, en geel! dan oen verhand van katoen en ontwas.

Acacia. Kam. Miinoscir.

Deze koude- en \\varmekas|)lanteii worden meeslal van zaad gekweekt; alleen oenigo Australische Acacia\'s worden soms veredeld. I tit gescluedt niidei dubhol glas, door middel van zetten, plakken en spleetgrilTelen. Als onderstammen bezigt men Acacia dcalhata. t. knujifoliu. t. Ilorihunda. \\\'oor do soorten: A. la.d-folia. ntscifolia. (J.cycedras gobrnikt men A. vcrticillala als ondei stam.

Men kweekt ze tremakkelijk van zaad in de koude kas en de kweekkas, na ze in open pannen te hebben uilgezaaid; bet zaad legt men vooral\' ecnigen tijd te weeken in warm water.

Acauthopanax. Kam, Aralinccii1.

Deze Japansche kondekasjilant gaat zeer goed van stek, maar kan ook gt int worden op jonge .^tekplanten der Aralia pentaphjlla. M.\'n grinnikt het zetten onder dubbel glas. De onderst;im kweekt men van jong ^lek mot hieltjes, onder stolpen, in een bak; entingen van jong hout in Juli—Augustus zijn reeds binnen vier weken vereenigd.

-ocr page 163-

Acer, i\'iun. Airrincn

Esc li il oom,

Kr bestaat tusschen de meeste; sooi\'ten van dit ge.slacht geen

r- o

genoegzame venvanfsdiap. om ze op elkauder te kunnen enten. Voor variëteiten van Acer l\'seudoplalanus (de gewone Esch-doorn) gebruikt men de hooldsoort als onderstam. l)e/,e wordt van zaad gekweekt, dat op gewone zaadbedden wordt uitgezaaid. De éénjarige zaailingen worden diebt bij elkander uitgeplant, en in betzellde jaar in Augustus—September op de gewone wijze geoculeerd. Zij kunnen ook op de; gewone manier gezoogd en geplakzoogd worden, waarvoor men zwaardere stammen bezigt.

Behalve de variëteiten vatten er op de .1. vehUintim, hircanum, Irilohalum. Ook worden er op geënt de .1. hvvUjatum, macrophjl-him, dasycarpum, saccharimm. colckicum rubruni, micranthum, rugosurn, eampeslre en anderen, maar deze groeien Ijeter van afleggers of van zaad.

De .1. platanoidi\'s. die op dezelfde wijze als de gewone Escb-doorn gekweekt wordt. dient als onderstam voor hare variëteiten , die op dezelfde wijze als de voorgaande worden geoculeerd en gezoogd. Ook vatten er op de .1. mlchicum rubnm, Lobelii, pulchrum^ maar deze groeien veel beter van afleggers gekweekt.

Een andere onderstam is de A.w i-cmipeslro (Spaansche Kik); deze, wordt van zaad als de voorgaande en ook van afleggers gekweekt, en dient alleen voor hare variëteiten Zij worden bij voorkeur geplakzoogd. daar zij van zoogen licht doode bekken krijgen. Zij kunnen op de gewone manier ook mei jonge scbeu-

-ocr page 164-

ten geoculecrd worden, maar de oculaties der bonte variëteiten verloopen dikwijls sterk.

Dé- .1 eer polymorphiirn kweekt men van afleggers en van stek. liet afleggen kan geschieden met oud en jong hout. liefst in potten, in vermengden hladgrond en onder lichte schaduw. Voor stek neemt meu jonge scheuten van een Decimeter lengte met hieltjes; zij worden gestoken in lichte hiadaarde in de kweekkas, en zijn 1 a 2 jaren daarna ontbaar. De moederplanten van de variëteiten van .1. polymorphum plant men in hladgrond in halve schaduw; de grond wordt de:- winters met blad en ruig gedekt en goed gedraineerd. Zij kunnen allen onze gewone, winters doorstaan, zonder verdere bedekking. In April en Mei worden de stammetjes in potjes bij de moeren gezet, en op de gewone wijze geplakzoogd. zonder te poppen. Zij zijn in Juni gevat, en kunnen dan worden losgesneden; men zet ze vervolgens in een bak. en later, ais zij doorgroeien, buiten in de schaduw. De moeren kan men nu weer vol zetten met stammetjes, en de jonge scheuten plakken op éénjarig hout. Dezen kunnen reeds na een paai maanden worden losgesneden en onder glas gebracht; zij blijven in een bak of koude kas overwinteren, en kunnen in hel volgende voorjaar, in Mei. op den vrijen grond worden uilgeplant.

De jonge zuigelingen vereisclien nog al toezicht, daar zij spoedig inkepen. Kr bestaat een algemeen denkbeeld, dal deze Acer tnoelelijk kweekt; dit is echter niet liet geval. Het is ons zelfs gelukt de A. ■polymorphum purpureum op de groene soort te oculcereii in Augustus, op jonge planten in potten. De gevatte spruiten moeten gedurende den winter in een bak of koude-kas gezel worden. Men kan ze ook zetten en plakken met jong

-ocr page 165-

hout onder ilulibcl glas; de grilfols mnoei) niet :il Ie jong zijn.

Een andere onderstam is de Acer Negundó. Deze wordt van zaad gekweekt en op dezelfde wijze geoculeerd als tie gewone Lschdoorn. maar vroeger. igt;i» gevatte stammen moeten nog in hetzelide jaar getopt worden; eenige sjnuiten loopen dan nog uit. hetwelk voor deze soort zeer goed is. Andere wijzen van entingen zijn bij deze soort niet gebruikelijk. De Acer cussil\'oliiim, ofschoon tot de Negutido-groep gerekend, vat er niet op, maar kweekt zeer goed van afleggers.

De Acer japonicum variajalum. vÜifolium en andere Japansche Lschdoorns vatten ook tiicl. of slecht, op de bovengenoemde onderstammen; de A. japoniciun variegalum ol\' aWo-limbalum gaat eelitt;r goed op colclticmn rubrum. De Acer Wagtieri hicliiialum wordt geoculeerd ol\' gezoogd op de /*si\'udoplakinm. daar die van alleggers vei loopt. De Accr sli laliitn vat ook op de gewone Kscbdoorn, maar wordt zeer laag geënt. omdat er op de plaats der enting een gezwel ontstaat.

Adenandra. Fam. Diosmeac.

Deze koudekasplant kan gezet worden o[) de soorten van Diosma. onder dubbel glas. De onderstammen worden gekweekt van stek, met oud en jong bont, onder stolpen, in de kweekkas.

■/EscuJus. l am. Ifippomslancr.

Paard e k as t an | e.

De gewone Kastanje dient als onderstam voor bare variëteiten \'■it voor het geslacht l\'avia. /ij worden gekweekt van zaad. dat.

-ocr page 166-

— 12(1 —

zoodra liet rijp is, in vochtig zand gelegd, en in het volgende voorjaar op bedden ol regels uitgezaaid wordt. De driejarige planten kunnen geoculeerd worden op de gewone wijze of met kruissnede, in Juli; voor spruiten neme men alleen de middelste knoppen. Men kan ze ook vroeg in liet voorjaarspleet-enten met tweejarig hout. ol\' met éénjarig hout; met een eindknop; de beste griffels zijn de twee- cu driejarige korte stompjes, die men aan oude boomen vindt. De gevatte enten moeten spoedig aan stokken worden gebonden. daar de bladeren veel wind vatten.

Men kan ze ook pluk-zoogen en daarvoor worden tengere groeiers gebezigd. liet plakken onder dubbel glas op éénjarige zaailingen gaat ook zeer goed. maar wordt zelden toegepast, evenmin liet pijp-oculeeren. dat overigens zeer wel gelukt.

Alnus. Kam. IMulaccu\'.

EI s.

Men gebruikt de twee hoofdsoorten .1. (ilutinosu en A. hicctiia voor onderstam, die op een vochtigen grond van zaad worden gekweekt. Men kan z.r spleet-enten met oud bout. vroeg in liet voorjaar, of zetten met jong hout op jonge stammen en potten onder dubbel glas; beter i- echter het pluk-zoogen op den vrijen grond.

Op de Alnun (jlnlinosa ent men hare variëteiten en alle andere soorten; op de .1. incana enkel hare variëteiten. die overigens zeer goed van alV\'ggers gaan.

Men vermijde zooveel doenlijk bet veroorzaken van doode bekken, vandaar dat plakzoogen beter i- dan het gewone zoogen. Hij het enten onder glas. waarbij ook het proppen en driehoeken

-ocr page 167-

met oud bout vvnrdl gebruikt, bieuge uien de enten niet te spoedig buiten, daar zij reeds groeien, zonder goed vereenigd te zijn.

Amygdalopsis. l am. Amyndaleiv.

De Amyydalopsis Lindleyi (Prunus triloba) wordt geoculeerd in lie! iiegin van Augustus op gewone I\'ruimstruik {Prunus domcslica). Men zet dubbeb; spruiten, om spoedig gevulde planten te verkrijgen.

Amygdalus. Fam. Amjiydalca1.

A mandei.

De Amandel wordt geoculeerd met slapend oog in Augustus, op de gewone Pruim- en Kroosjesstruik. De gewone Amandel (A conmunin) is als ondersliiiu niet aan le bevelen, daar hij spoedig bevriest. De Amandel wordt van zaad gekweekt, de Pruim- en Kmosjesstruik viin zaad en alloopers (zie Prunus).

Men oculeert, behalve de zoete. Amandel, de variëteiten der .1. communis en voorts ook de variëteiten dei\' .1. nana en pumila; deze laat sten dikwijls op halfstam; overigens wordt deze meest van afleggers en wortels gekweekt.

Aralia. Kam. t ralixuw,

lift is niet geliruik\'flijk Aralia* door enting te vermenigvuldigen; evenwel kunnen /.e geënt worden ondei dubbel glas, op wortels van Aralia pa-pyrifera en Kpinosa. Deze twee soorten worden gekweekt van wortelstek.

-ocr page 168-

Araucaria. Fam. Ahii-lim\'d-.

Di\' ,1. f.rceha en variëb-ilen worden van ko|Kstekkor) gékwoekt, maar kuiinon ook gcênt vvordcni op «In geAvouo. .1. excclsu. Men kan vooi1 Diiclerstahiinen zoowel zij- als kopslekkeo nemen. Met stekken gesehiedl omler .stol[)eii in de kweekkas, in zand ot\' Mail-aarde. met halliijp hout. De grifleis inoelen altijd toppen zijn en zoo laag mogelijk gezet of schuins gezet, worden.

De A. Cookii wordt ook terzijde geënt op .1. cxcelsa en .1. (jimuiiKilKimii. De .1. liidii\'iUU gaat op de .1, hvuxlliciisis. Deze onderstaminen worilen vim zaad gekweekt, en men ent er die soorten op. waarvan geen zaden Ie verkrijgen zijn,

.1. imbracala wordt ook van zaad gekweekt in de kweekkas; men kan op de joii^v planten, en ook op de wortels onder dubbel glas. de varieteiten der .1. imbticuta en de 1. binsiliensis plakken; zells de andere . 1 voMcuriu * vatton op de wortels, maar minder goed. Als grillets neme men altijd koppen, die men verkrijgt, door den kop uit de plant te snijden; de nieuwe toppen, die zieh nu uit de oksels der zijtakken ontwikkelen, zijn entbaar. /oodra zij een weinig stevigheid hehbo.n.

Arbutus, Kam. Kricaceir.

Ais onderstam dient de .1. l\'uedo, die van zaad of afleggers gekweekt wi.rdt; de uit/aaiing gesehieilt in bakken in Maart, De uirii\'teiten van .1, I ncdo en de .1, liollitisonii worden er oji geplakt of gezet onder dubbel glas, laag bij den grond. Men beeft noodig jonge stammen, die niet spoedig buiten gebracht mogen worden, daar de enten langzaam vatten.

-ocr page 169-

Arctostaphylos. l-\'am, Rricamt\\

Dit geslacht kan men outen op de Arbutm Ihmlo, op dezelfde wijze als bovenstaande; zij giiim ook /oer goed van nitloopers on afleggers.

Ardisia. Kaïn. Miirsitmr.

Voor deze warmekasplanten dient als onderstam de .1. crenu-lala. die van zaad wordt gekweekt in de warme kas. met afsluiting dor lucht.

Armeniaca. hun. . 1 mmidalnr.

A br i k oos.

Als onderstam voor Abrikozen dient do. I\'ruimstruik (Prumis domcslka); anderen zijn voor ons klimaat niet geschikt.

Zij worden geoculeerd op de gewone maniei in Juli: andere wijzen van enten, zooals copuleeren, kunnen worden toegepast, maar zijn niet zoo goed geschikt voor ons klimaat, daar de Abrikoos licht gomt en kankert. Voor het vormen van leiboomen en snoeren oculeert men ze laag, en voor hoogstam bet liefst op hoogstam-Pruim, ofschoon zij ook dikwijls laag geënt worden. Als sieraadheester bevelen Wi aan de ,1. I\'ldijcii\'ls ciurco-i\'diii\'ooJd en avcjcntvo-vdvicgoln laa^r te ocuh\'ei\'eii en de /V. i\'iihi. pundula voor hoogstam; daar deze echter slecht vat, is het beter die te zoogen of te plakzoogen.

-ocr page 170-

Aronia. Fam. Pornaceai.

Voor onderstam wordt, gebruikt de Crutcegus Öxyacantha, die van zaad wordt gekweekt op den vrijen grond. De drie- en vierjarige struiken /,ijn geschikt om geocidefird te worden in .Inli— Augustus, dl gespleet-ent in Maart. Zij vatten ook goed op Aronia vulgaris en op Cotoneader.

Arthrotaxis, Kam. Ta.rinca\\

Als onderstam worlt;lt gebruikt de Crijptomnia japonica. die van zaad gekweekt wordt in den vellen grond ot\' in een bak. De tweejai\'ige planten worden gepot, en liet volgende jaar. ot\'. indien de stammen goed beworteld zijn, reeds hetzelfde jaar geënt. De veredeling gesehiedt /«\'er laag. door middel der plak-enting. en van het zetten ond.T dubbel glas, in Maart April of Augustus—September. Men stelle de enten zeer langzaam aan de lucht bloot.

Aucuba. Fam. (Jornelt;f.

De onderstam is de A. japonica fnmddta. die men kweekt van dikke stekken, welke in bladaarde worden gestoken in een bak of onder stolpen, De ge wortelden worden opgepot, en zoodra zij doorgroeien geplakt onder dobbel glas. Men kan ze ook enten op ongewortelde stekken op dezelfde wijze, voorts spleet-enten, copuleeren. zetten, enz., altijd onder dubbel plas.

Daar de 1 ucuita een tweehuizige plant is. zoo wordt de enting

-ocr page 171-

dikwijls gebruikt om mannelijke en vrouwelijke variëteiten op denzelt\'den onderstam le vereenigen.

Azalea. Fam. iïricacea\'.

Men heeft bij dit geslacht in de gewone kuituur twee hoofdgroepen: de Azalea indica voor de koude kas en de Azalea pon-lica en anderen voor den vrijen grond. Voor de koudekas-ytza/caV gebruikt men als onderstammen, eenige der snelgroeiende variëteiten van A. indica. Zij worden gek weekt van zaad en van stek. Het fijne zaad wordt in de kas uitgezaaid in zaadpannen met verganen blad grond, zonder eenige bedekking met aarde. Een jaar daarna worden ze verplant in andere [jannen, en in liet derdejaar ieder afzonderlijk in potten gezet; zij zijn dan in dien zomer entbaai\'.

Meestal worden de onderstammen van stek gekweekt, en neemt men daarvoor de I. indica amama, phomicea en anderen. Men steekt jong stek met hieltjes in Juni of Juli in bladgrond met zand, of in vochtig mos onder ramen of stolpen in de kweekkas. Zoodra zij beworteld zijn. worden ze afzonderlijk in potjes overgeplant; in het tweede en derde jaar zijn ze geschikt om geënt te worden.

De enting geschiedt in Juni en Jnli, door middel van het plakken en zetten met jong hout onder dubbel glas. De gevatte planton worden gedurende den zomer buiten de schaduw, maar des winters in de koude kas gebracht. Om mooie kroontjes te verkrijgen, worden ze in het volgende jaar getopt. In liet derde jaar zijn ze leverbaar.

Vooi\' de Azalea\'s van den vollen grond gebruikt men .\\zlt;(lc(i ■pontim als onderstam, omdat die het meeste zaad geeft, en dus

-ocr page 172-

ecu gcnoeg/aaui uuntal sf:uiimet|es levort. Het zetten op de nudi/lora. mscosa. enz., gaat intusschen ook zeer goed. Met zaad wordt zoodra hel rijp is in lage l.takken. op boschgrond uitgezaaid. Tweejarige zaailingen worden in de schuduw uitgeplant en in liet voorjaar van het derde jaar zet men ze in potten; zij zijn dan in Juni geseldkl om geënt te worden. Men ent ze, door middel van het zetten onder dubbel glas. in Juni. als het hout nog nii\'t volwassen is. liefst op éénjarig hout. De genatte planten worden in een bak overwinterd. en in het volgende jaar vrqeg uitgeplant; binnen twee jaren zijn ze reeds leverbaar. Behalve de variëteiten van .1. poniica, cahndulacea en anderen, ent men er ook op de .1. tiiollis en hare variëteiten.

Baaksia. l am, Prolewor.

Deze koudekasplanl wordt veelal van zaad en stek voortge-kweekt. Men kan ze ook zetten of plakken ondei dubbel glas (i|) de II. ericoïde*. Deze steekt men van oud stek, in Februari, in ile koude kas, dicht onder het glas. op gewassehen en gedraineerd zand.

Befaria. !■ iin. Krlni\'-w.

fti\'/e gfinatigde kasplant kan geënt wnrden up de lihododrn-dron [ionlirint). laag liii den grond, op dezidfde wijze als de lihixlodendmn\'- voor de kas. Het is échter beter het geslacht van afleggers of /.tail te kweeken.

-ocr page 173-

Bei-beris. Fain. IhrlMridcir.

Men gebruikt ais onderstam dn Berberis vulgaris, die van zaad on afleggers op den vrijen grond wordt gekweekt. Men kan er op enten de variëteiten van 13. vulgaris, o. a. de 13. vuig. alropur-purea, die men op lialfstam spieet-ent oi\' zoogt; en ook moeielijk van stek kweekende soorten, zooals Hookeri en anderen, die men spleet-ent of plakt, dielit l)ij den grond onder dubbel glas in Augustus—September.

Betula. Farn. Bciulacece.

B c r k.

Als onderstarn dienen de 13. alha en pubescens; de laatste is de beste, daar zij zich goed laat verplanten en niet zoo spoedig doodc hek ken maakt. Men verkrijgt ze van zaad. dat op den vollen grond wordt uitgezaaid. Men kan ze spleet-enten, nog beter halfspleet-euten ol\' driehoeken met oud bout in Maart, op den vrijen grond; ook zoogen en plakzoogen, vooral bet laatste, met jonge stammen. Voorts zetten met jong bout. in Augustus onder dubbel glas. op jonge stammen in potten. Wanneer men op éénjarig hout zet, gelukt de enting voorspoedig. Het plakzoogen en zetten is vooral aan te bevelen voor de nieuwe soorten van variëteiten, daar men op deze wijzen lgt;ij massa kan aankweek en; bet eerste kan men doen op dezelfde manier als bij de Acer polgmorphwn beschreven is, met jonge stammen in potten. De 13. alha pendula elegans zet. men op hoogstam. hetzij door lialfspleet-enten oi door plakzoogen. in het

-ocr page 174-

i:u

laatste geval zorgo men goede beworteldc stammen bij de moêren 1p zetten.

Biffnonia. tam. Bignoniacea;.

De Bnjnonia\'s en Tecoma\'s worden geënt quot;p wortels der Ircoma radicans. Men kan ze spleet-enten. pro])pen en driehoeken in den bak of onder dubbel glas in Februari—April, he wortels worden geheel in den grond geplant, nadat de enten gepopt zijn; nog in hetzeli\'de jaar plant men ze op den vrijen grond uit.

De B. radicans wordt van wortelstek op den vrijen grond gekweekt.

Biota. Fain. Cupressinfrc.

Men gebruikt als onderstam de Biota orientalis. die van zaad in een bak ot\' in de open lucht wordt gekweekt. De jonge plantjes moeten voor de vorst bescberrnd worden, en zijn na twee jaren entbaar.

Voor de voorjaars-enting zet men ze een jaar te voren in potten, en men kan ze ook oppotten ten tijde dat ze geënt worden. De beste entwijze is zetten of sehuinszetten onder dubbel (das in Februari—Mei en in Juli—October. Als onderstam is ook

r

geschikt de Tinna ocddenlalis. die boter tegen onze winters bestand is; voornamelijk komen in aanmerking «mi op deze te enten, de soorten met hangende takken, waarvoor stammetjes van 0.75 a I Meter worden genomen en op dezelfde wijze als de Biota geënt worden.

Biola wordt soms ook np den vrijen grond veredeld, o. a. de

-ocr page 175-

Biota aurea op halfstana Thuia occidenlalk. Men gebruikt dan het proppen en do sprietgrilTeling in Apiii on Mei; de stammen moeten niet geheel opgesnoeid, maar slechts de takken ingekort worden.

Op de Biota gaan nog, behalve de Tkuia, de Cupressus. Ju-nipenis. Retirmpora. Thuiopsis. Liborcdru*. en Chamcecyparis.

Boronia. Fam. Dionrnece.

Deze koudekasplunt kweekt men van jong stek met hieltjes in zandigen boschgrond. onder ramen ol\' stolpen. Op de Boronia, alata en andere goed wortelende soorten zet oi\' plakt men, onder dubbel glas, de moeielijke soorten.

Broussonotia, Fam. Morea\'.

Als onderstam dient de Broussondia papyrifcra, die van wortelstok, zaad ol\' afleggers wordt voortgekweekt. Deze wordt gezoogd ol\' gespleetgrill\'eld \'m April; daar de stam spoedig doode bekken krijgt, zorge men altijd naast een knop ol\'tak te enten. Voor griilels neemt men tweejarig hout. daar het éénjarige vol merg zit; voorts gaan ze nog gedriehoekt op den vrijen grond en onder glas, en geënt op den wortelkraag. Voor B. pap. hetero-phylla dissecta zette men stammetjes in potten, wijl deze anders te dik en te sappig worden. II. Kampferii wordt meestal van afleggers gekweekt.

Brunfelsia. Fam. Scrophularinev.

Men kan de verschillende soorten van deze warmekasplant

-ocr page 176-

op elkander enten, en ook op soorten van het geslacht Franciscea, door raiddel van een der entingen onder glas. Zij worden echter meestal gekweekt van jong stek op warmte.

Bursaria. Fam. Pillmpomr..

Deze oranjerieplant wordt van stek gekweekt, maar kan ook geënt worden op de Pittospornm undulatum.

Buxus. Fam. Eupharbiivva-.

De Buksboomen gaan allen goed van stek, maar men kan van zachtgroeiende soorten hall\'stammen kweeken. door ze op den vrijen grond te driehoeken op snelgroeiende Buxus; de griffels moeten dan ontbladerd worden. Het zoogen en zetten onder dubbel glas is ook aan te bevelen. Voor het enten op lialfstam komt nog in aanmerking de It. semperi\'innt.-i pendula.

Callistomon. Fam. Mtjrlarnr.

Als onderstam voor deze koudekasplant dient de Callisternon laneeolatwn. die men van stek kwei\'kt. welke met hieltjes gestoken worden op zandigen boschgrond, onder ramen.

Calophaca. tam. l\'apilionaa\'w-.

Tot onderstam dient rlc (Jaraf/ana vulgaris. Men kan Calophaca oculecren in Juli Augustus, maar bet is zekerder te plak/.oogen in het vnorjaar; meestal doet men dit o[i halfstam.

-ocr page 177-

- in? -

Calothamnus. Kam. .\\hirlamr.

De Colothamnus villosa. die men van stek. in de koudekas onder stolpen, in zandigen boschgrond kweekt, dient voor do minder goed wortelende soorten tot onderstam. Men gebruikt, even als bij andere dergelijke planten, bet zetten en plakken onder dubbel glas,

Camellia. Fam. Ternstrimiiacea\'.

Men ent deze op de enkele Camellia japonic,a, die men soms van zaad, maar meestal van stek kweekt. Men steekt de stekken in het voorjaar in fijnen bosebgrond, onder stolpen in de kweekkas. Kén- en tweejarige stekken zijn eritbaar. De meest gebruikte ent wijzen zijn: liet zetten, plakken en driehoeken onder dubbel glas in Februari—Maart en Augustus-—September. Gevatte planten worden in een koudekas overwinterd, zij zijn bet derde ot vierde jaar leverbaar.

Groote. oude planten kan men op de gewone wijze spieetenten in het voorjaar met oud hout; dit wordt dikwijls gedaan, om op de oudere soorten nienweren te zetten, door verenting.

Caragana, Kam. Pajnlionacece.

Als onderstam dient de Carac/ana viiUjark, die men kweekt van zaad en uitspruitsels. l*e moeielijke soorten, zooals juhala, ctk\'ullatu, worden geplakzoogd, liet lielst op lialfstam; zij kunnen nok ge/H worden op jonge stamrrudjes in potlen onder dut,bel

-ocr page 178-

glas. De soorten mei slachligo, lakken, zooals C. vuig. pendula, worden geoculeerd in Juli of gedriehoekt in April op den vrijen grond; plakzoogen gaat echter zekerder. Men moet dikwijls de wilde scheuten afsnijden. daar zij spoedig de enten over het hoofd groeien.

Carpinus. Kam. Cupulifenr.

H aagb e u k.

Igt;e Carpimi* BoIuIuk. die men van zaad op den vrijen grond kweekt, dient als onderstam. Men gebruikt de zoog- en plakzoog-enting en het gt;pleet-enten. in Maart April. De Carp. Belulus pendula ente men op halfstam.

Cai\'ya. Kam. Juglandeo\'.

A m e r i k a a n s c h e N o t e boo in.

Deze wordt geriit op de gewone Noot (Juijlan» rcgia) en de Amerikaanscbe (Juglans nigra); dezen worden van zaad gekweekt in den vrijen grond. He gebruikelijke entwijze is het plakzoogen in Maart, waarveor men liefst kort geleedde takjes bezigt.

Castanea. Kam. Cupulifenc.

\'/. o e te Kast a n j e.

De C. wordt geteeld van zaad op den vrijen grond; drie

en vierjarige zaailingen zijn ent baar. Zij worden gespleet-ent, gepmpt of gedriehoekt in April, of gezoogd en geplakzoogd. De (j. rltrysophyüa vat niet op de C. lt;•lt;gt;lt;•lt;?. maar gaat goed van atleggei-.

-ocr page 179-

Ceanothus. Fam, Rhamneo\\

Als onderstammen gebruikt men zaailingen van Ceanothus-soorten; het zaad wordt in een bak uitgezaaid, en de plantjes een jaar daarna, in potten uitgeplant. Zij worden voor vorst be-schermd en in Augustus gezet olquot; geplakt onder dubbel glas. Het spleot-enten op eigen wortels en op den wortelstok wordt hier oois toegepast; men zorge dat de moederplanten in den winter niet bevriezen. Men ent de soorten, die van zaad niet zuiver blijven, zooals: Gloire de Versailles, Dertitii, enz.

Cedrus. Fam. Ahiëlincn\'.

lt;\' e d e r. I lt;

De Cedrus allmUica en C. Libani dienen voor onderstam; zij worden van zaad gekweekt op open bedden ol\' in een bak. HeeCI men genoegzamen voorraad van zaailingen van C. Dcodara. dan zijn dit de beste stainmeii voor\' bare variëteiten.

-ocr page 180-

HO —

Fobniiiii April en AngiisUis; ilf slamtncii tiiogen nii\'t Ie vochtig cchourlen worden, ilaar lie worlds rhin verrotten. Zij moeten

O

nog jong zijn en zocsr huig geent worden.

Celtis. Fam. Ccllidev.

i)i\'ze heester is mindor vooi ons kliniaal geschikt; de Cellis occidentaHs. die van zaad wordt gekweckl. dient als onderstara. Zij worden gezoogd ol gespleet-ont in het voorjaar; de Celtis pcndula ent men op hoogstani.

Cephalotaxus. Fam. iaxbiar.

Deze Conifeer wordt veelal van kopstokkeii gekweekt, maar kan ook gei\'nt worden. Voor grillrls neemt men altijd topseheu-ten; voor onderstammen bezigt men zijslekken van de Cephalo-la.cus, die, van hieltjes voorzien, in /andigen Itladgrond onder stolpen worden gestekt. Zij vatten ook op zaailingen van de \'I\'d.rus baccata. Als entwijze gebruikt men hel zetten ot plakken onder dubbel glas. in het voorjaar en in den zomer, op jeugdige stammen, laag hij den grond.

Cerasus. Fam. Amijgdalea\'.

K e r se boom.

be Kers ent men op de Kriek (C. Ai\'ium) soms ook op de C. Mahaleb. \\oei het kw-\'eken der Kriek gebruikt men pitten der quot;kleine zwarte\' . die gedurende den winter in vochtig zand worden gtdegd. en vroej: in het voorjaar, /oodra zij beginnen Ie

-ocr page 181-

141

spruilcn, op beihien vvoi\'den uitgezaaid, In liet, volgende jaar dunl men ze, en plant ze uit op regels van twee voet wijdte, 10 l!. duim op den regel. Die op de bedden zijn blijven staan, laat men doorgroeien voor boogstam.

De uitgeplanten worden in bet volgende, jaar op laagstam geënt, om te dienen voor pyrarnieden en leiboomen. f)o andenen worden uitgeplant. zoodra zij een voldoende hoogte hebben, op IJ a 2 Meter, en ent men in bel daaraanvolgende jaar. Men gebruikt de spleet-enting en liet driehoeken in Maart: de ent-rijzen worden eenige dagen vooraf gesneden; ook ocnleerl men in Augustus op de gewone wijze.

De C. Mahalcb kweekt men ook van zaad; tweejarige zaailingen worden geoculeerd in Augustus, altijd laag bij den grond. Indien de stammen te snel groeien, worden ze later geoculeerd, daar anders de spruiten sterven (verznipen). Spleet-enten is bij dezen onderstam niet aan te bevelen.

De Bloemkersen, zooals: C. l\'seudoccrasus alha plena, C. Iter, en de Trenrkersen. worden vroeg in liet voorjaar gespleet-ent op de Kriek; eveneens de C. Mali. fol. arflenleo-varieyatis, daar deze op haar eigen soort minder goed doorgroeit in sommige gronden.

Cereus. Kam. Cadecv.

Sommige geslaeliten van Canlu* worden op elkander gei nt om spoedig bloeiende exemplaren te verkrijgen. ol\'om bet vreemde aanzien van deze plantrn nog te verhoogen. De gewone oniler-stam is de Peveskia- acukdkt; op deze ent men de Eidphifllum Iruncatmn, (\'.urem llaydlifonnis en anderen, die een slanke groeiwijze hebben.

-ocr page 182-

— 14lt;2 -

De beste entwijze is. de stam bij een knop stomp toe te snijden , de grille!, (een één- of meerjarige tak), voor zoover deze op de stompe punt moet passen, van de opperhuid te ontdoen, en eenigszins uit te hollen. Ken licht verband van katoen of wol is voldoende.

Oude staimnen van de Pereskia, kan men terzijde enten, met dunne takjes van andere. Cacleën, zooals: Epiphyllum, Gemis, Phyllocar-tm, lihipsalis. enz. De insnijding heeft plaats op de gewone manier, en ook van onderen naar boven, zoodat de griffels naar beneden hangen. Deze manier heeft eenige overeenkomst zoowel met liet zetten als met de pin-enting.

Dergelijke entingen kan men ook doen op de Cc/reus speciosis-simus, Opuntia Itrasilie-nsis en anderen.

Behalve de reeds opgenoemde slangen- en blad-^\'adeén, kunnen de \\)()\\-Caclussen, zooals: MamiUaria, Kchinocadus, enz. als griffel gebruikt worden. M n ent ze op Perrskia en (lerevs; jeugdige hol-Cactumn worden aan de onderzijde, ter dikte van den stam. van de opperhuid ontdaan. De stam wordt afgesneden en van boven een weinig uitgehold. zoodat de grilfel er in past (cen-traal-eiiting). Men geeft verband van bast of katoen, zonder te poppen. Door deze enting verkrijgt men van de hol-Cacl-ussen zeer vreemd uitziende exemplaren.

liet enten van l\'.iu-lcrn geschiedt in de warme kas. zonder afsluiting van lucht, maar met beschaduwing.

Coreis. Kun. Papilionacca\'.

.1 u d a s b o o m.

De gewone (I. siHquasl-rum wordt van zaad gekweektonder glas. met bodemwarnite. De driejarige planten kan men plakzoogen

-ocr page 183-

Deze heester kan geënl worden op den Pluirn-Escli, (Fraxi-nus Ornus), minder goed op den g.-wonen Esch (Fr. c.rcckior); dit geschiedt door middel der spleet-enting lt;ip den wortolkraag. Beter is liet driehoeken onder dubbel glas op eigen wortel, daar do Chionanlhus niet op den Escli blijl\'t doorgroeien.

Cinchona. Fam. Ilulnacea\'.

K i naboo m.

De Ct11lt;:hona-soorten. die rnoeielijk van stek gaan, kan men enten op andere snelgroeiende soorten. Do beste onderstam is de C. succiruhra, die men van zaad of stek kweekt, liet zaad wordt uitgezaaid in de wanne kas op bladgrond, zonder bedekking van aarde; de stekken steekt men in zand of bladgrond onder stolpen in de warme kas. De beste entwijze is bet plakken en zetten onder dubbel jdas. De (7. Ledycriana komt voor bet enten liet meest in aanmerking; men neme de grootste voorzorgen om hel smeten te voorkomen.

Citriobatus. Kam. Pillmpomr.

Deze kondekasplant kan geënt worden op Pütosporum undu-lalum. door middel van zetten ol\' plakken onder dubbel glas. De

L

-ocr page 184-

144

oiiderstiun wordt van oud stek gckwwkt in zunütgun boschgrond. onder stolpen, in «ie kwceklcis.

Citrus. Fam. Auranliaced\'.

(\' i t roe n.

\\ oor onderstainnien bezigt men zaailingen van Citroenen imi Oranje-appels. De pitten worden in kweekkas uitgezaaid; driejarige zaailingen zijn enlbaar. Men oculeert in Augustus in bakken. ol s|)lee(-ent en drielioekl in Mnart. in de kweekkas. Zij worden ook ge/et en geplakt in Maart April of Augustus—• September, onder dubbel glas. Oude stanmifn kunnen gespleet-ent worden in de oranjerie.

l)i\' (\'itrvn triptero, die voor den vollen grond is. ente men op den wortelkraag, daar anders tie onderstam bevriest.

Citroenen kunnen ook op stam geënt worden; de stammen worden gekweekt van liardgroeiende soorten, en dan oculeert men er de dwergvormen op in de koude kas.

Clematis Fam. Ilanuncutan\'ii\'.

De dkmatü wordt geë-nt op eigen wortel. Men neemt stukken wortel van de (. n7/eW/rt. lanuginosa, ol\'aanverwante soorten. D-7en wurden ^r.-plei\'t-ent onik\'!\'ilubbel glas van Februari Mei; voor izrillel neme men slechts één lid. Men legt een verband van kat-endraad. zondci te pnppen. ■•n jdant rle wortels in potten. m*\'t di ent \'1 \' ii imvi\'ii den L\'rond. .\\b n kan ook bet aanplakken gebruiken: de grifte 1 bestaat dan sleehts uit eénen knop. met een -tukje tak.

-ocr page 185-

__ 145 —

Met gflieelo voorjaar word! ei\' iloorgelt;;iil. /ells ;il /.ijii dc phm-tfii uitgeloopeii; tie jonge sclnnilon worden dan. van een stukje ond hout voorzien, op dezelfde wijze geënt als in Februari.

Het enten van Clematis gaat ook goed in een bak, onder stolpen ol\' dubbele ramen. Men zij zeer voorzichtig rnet het snijden van grillcis; de besten zijn die vai. tweejarig hout. liet enten met jong hout gaat beter, wanneer dit onder glas is gegroeid, dan wanneer het van den vrijen grond is genomen. In hetzelfde jaar van de enting kan men soms de planten nog op den vrijen grond uitphmten , waardoor zij een sterke ontwikkeling verkrijgon.

Cloyera. ham. Temshumiacece.

Als onderstam dient de (ïlcijcra japonica. die van stek gek weckt wordt in een bak oi\'kas, onder stolpen. Üe enting geschiedt onder dubbel glas, in het voorjaar en in den zomer, door middel van het zetten en plakken.

Cottba. I\'arn. llnbiacctr.

K off i e.

Men kan de verschillende soorten van Koflie zetten en plakken onder dubbel glas, in de warmekas op tweejarige zaailingen der Co IJ ca arabica.

Combretum. Fam. Cnmbrclaiea-.

I)e soorten van dit geslachl kan men enten op eiiren wortels, in de warmekas; van stek gaan ze nmeielijk.

lo

-ocr page 186-

_ 140 —

Cornus. Fain. Cornacew.

1\\ o r ii of I j e.

Voor de varii\'ltnten van Cornu* maxcula, dient de type zelf als onderstam. De/e wordt van zaad gekweekt, dat op ilen vrijen

grond wordt n it ge/a aid. De tweejarige struikjes worden in Juli......

Augustus met jongt\' srheuten geoculeerd, daat deze Kornoelje weinig gewone spruiten oplevert.

De (L allta wordt gebruikt nis onderstam voor hare eigene variëteiten; t weejarige struiken worden met gewone spruilen geoculeerd in Augustus.

De C. niiira fol. vlt;ir. kweekt men van alleggers.

Correa. lam. Diosmciv.

De Correa allgt;a wordt gebruikt als onderstam; men kweekt deze van stek met reeds rijpe topsrliouteii, ondiep in zandigen boschgrond of enkel zand gezet, onder stolpen in de kas. Als ontwijze wordt gebruikt het plakken ot zetten onder dubbel glas.

Coi\'ylus. Favn. (lupulifmr.

II a ze 1 noot.

Als onderstam dient de gewone Avelkina. die van zaad ol afleggers wordt gekweekt, of dikwijls ook eenvoudig in de bos-schen weidt opge/neht. De soorten, welke om de vruchten gekweekt worden, ent men wel eens op hallstam. door middel der zoog- en plakzuog-enting. De heestfr-llazelaars worden veel ge-

-ocr page 187-

— 147 —

kweekt van afleggers, maar men kan zo ook plakzoogen op kagen hoogstam. De C. AveUana pendula wordt altijd geënt en wel op half- of\' hoogstam.

Men kan ze ooi; zeilen onder dubbel glas, met jong hout. op jonge stammen, in potten,

Cotonoaster. I\'am. Pomnnve.

Als onderstam dient de (Jmtaujus Oxyaccvnüia. Moti kan ze. spleet-enten op den vrijen grond, in Maart; die met hangende takken op hall\'stam. en de, overigen op laagstam. Men gebruikt goed rijp of tweejarig hout.

Een zekere enting is het spleet-enten en plakken, onder glas, op jonge stammen, in potten, zoowvl in Maart—April, als in Augustus; men neme voor de soorten met hangende takken stammetjes, die 0.75 a 1 Meter hoog zijn.

Men behoort de Doornslammetjes dikwijls na te zien. daar zij veel uitspruitsels maken.

Cratsegus Kam. Pomacm1.

Door n.

De gewone Doorn. Cr. Ü.ri/ara)illia. wordt gebruikt als onderstam; zoodra hel zaad lijp is. wordt het in zand gelegd, en liet volgende jaar uitgezaaid, op den vrijen grond. Tweejarige stammetjes worden op de gewone wijze geoculeerd in Juli—Augustus : de ouderen worden gosplcet-ent m Maart.

-ocr page 188-

Crowea. Kam. Dlmiaea\'.

Deze koudekasplant wordt gezet onder dubbel glas. op de Correa alba.

Cryptomeria. Fam. (lapremnea\'.

De Cr. japonica kweekt men van zaad, opzandigen boschgiond, in een bak. De tweejarige planten zet men laag bij den grond onder dubbel glas. De Cr. jap. spiralis zet men soms op stammetjes van 1 a \'i voet om mooie kroontjes te verkrijgen. De enting gescbiedt in het voorjaar en in den zomer.

Cupressiis. Fam. Cupressinew.

Als ondtïrslam kan ilienen lie Biota orienlalis en Cupressus Lawsoni: deze laatste wordt gekweekt van zaad, in een bak of op den vrijen grond, mei bescbutting voor lelie zon en regen. Tsveejarige planten zijn entbaar: men gebruikt als ent wijze bet zetten en schi.in.szetten onder dubbel glas. van Februari—Mei en van Juli September. De stammetjes der voorjaars-enting behoeven eerst kort vóór bet enten in potten te worden gezet; men kan ze zelfs eerst enten, en daarna twee of meer in denzelfden pot zetten. om ruimte te sparen.

De Cupressiis Laujsoni is de boste onderstam, maar bij gebrek aan deze neemt men de Biota, en ook gaan zij geënt op eigen wortels in bet voorjaar. De volgende soorten vatten op beide bovengenoemde onderstammen: Cupr. Balfouriana, horizontaiis

-ocr page 189-

— 140 —

en andere echte Cypressen. Cupr. thurifera (Chanuecyparis thu-rifcra). Cupr. thujoides (Cham, sphceroidea) en variëteiten, Cupr. NooÜcatensis (Thuiopsis borealis) en variëteiten, Cupr. Lawsoni (Cham. Boursieri) en variëteiten, Cupr. oblusa, (Retinospora) en variëteiten, Cupr. pwfera (Relinospora), en verder alle onder den naam van Itelinospora bekende Cupressineën; ofschoon sommigen beter van stek gaan, zooals: R. ericoides, squarrosa, enz. Sommige kweekers enten liever de variëteiten ieder op haar eigen soort; dit is echter niet noodzakelijk.

Cussonia. Fam. Araliacew.

Deze koudekasplant kan gespleet-ent worden onder dubbelglas, op wortels der Aralia japonica.

Cydonla. Fam. Pomaceco.

K w e eboom.

De Cydonla mdgaris dient als onderstam. Deze wordt geteelt van oud stek, dat met hieltjes van den stam wordt afgescheurd, en vroeg in het voorjaar wordt gestoken op den vrijen grond. Het enten geschiedt dooi\' middel van bel gewoon oculeeren, in Juli—Augustus, op tweejarige stammen. Men kweekt de Kwee-soorten veelal op halfstam. en sploe.t-e.nl. ze dan vroeg in hel voorjaar, (Maart) op halfstam-Doorn. De Cydonia Maulei ent men ook op de Doorn op den vollen grond of in de kas; het laatste kan ook gedaan worden met jong hout.

-ocr page 190-

— 180 -

Cytisus. Fain, Papilionacca\'.

(louden H e g e n.

Als oruh\'i\'starn gebruikt men de C. Laburnum, die van zaad wordt gekweekt, dat op den vrijen grond wordt uitgezaaid. De variëteiten van deze worden op de gewone wijze er op geoculeerd. in Juli—Augustus. Igt;e dwergvornu-n worden er op gespleet-ent in Maart, op hallstani. of ook dikwijls gedriehoekt, daar de Cylisiis spoedig doode bekken maakt. Dit gebrek kan men echter bij deze en tgt;ij andere geslachten, die er aan onderhevig zijn, (zooals Alnus en Betula) veel voorkomen, door den stam zóó ai\' te snijden, dat aan de hoogste zijde een knop of takje komt. en dan hel entrijs aan de lage zijde in te zetten.

Dacrydiuin, i\'ain, T\'t.rlnor.

De Pacrydium cupremnmn dient als onderstam, en wordt gekweekt van stekken, die, van hieltjes voorzien, onder stolpen in de kweekkas gestoken worden. Voor entwijzen bezigt men het zetten onder dubbel glas. in het voorjaar en in den zomer.

Dahlia, Kam. ComposUa:.

Nieuwe soorten van Dahhagt; werden wel eens door enting voort gekweekt. Men neemt als onderstam kleine knollen van gewone soorten, waarvan alle knoppen zijn weggesneden; voor griffel gebruikt men j-mge srheuten. die krachtig en kort geleed zijn. Men kan drii-h • kfii en lanplakken. ..\'ii neeft een verband

-ocr page 191-

van katoen en koud entwas; dit laatste is niet noodzakelijk. Men zet de knollen met de entsnede bedekt in lichten grond in potten, en pluatsl ze in een bak op warmte, of in de kweekkas. De beste enttijd is in Januari—Februari, met geforceerd hout en in April—Mei met grillels van den vrijen grond.

Men kan bij Ihtliluis toepassen hel /oog-enten met grillels; de enting geschiedt op b ,jke manier als vroeger beschreven is, maar de stam, in dit geval een knol, wordt op dezelfde wijze

geplant als bovenstaande, liet doel ...... deze enting is de griffels

spoedig eigen wortel te doen maken.

Damrnara. Fam. Abiötinm.

Deze kan men plakken onder dubbel glas op de Araucaria brasilicmüf en imhricata; voor grill els moet men altijd topscheu-ten nemen.

Daphno. Fam, Thyrnolca\'.

Pe per boom pj e.

Als onderstam dient het zwarte Peperboompje D. Laureola, dat van zaad op den vrijen grond wordt gekweekt; tweejarige plantjes zijn entbaar. Men kan ze, half-spleet-enten. zetten, plakken en driehoeken, in Maart in een bak ol onder dubbel glas. Men ent er op de lgt;. Cneorum en variëteiten. indica, odorata en anderen.

De lgt;. Mczcreum wordt van zaad gekweekt, en kan. bij gebrek aan Lawreote-stamrnetjes, als onderstam dienen.

-ocr page 192-

1.72

Doutzia. Fain. Philadelphece.

Alle Ih\'ulzia\'s gaan goed van stek, maar om Deutzia gracilis op halfstain te krijgen, wordtm ze, vroeg in het voorjaar, gezoogd of\' gespleet-ent, op tot halfstam gevormde I). rrcnala, of andere hardgroeiende soorten.

Diosma. Kam. Uiosmecv.

De Diosma s, dit\' ook van stek gekweekt worden, kunnen op eikander geplakt worden, onder dnbbel glas. op dezelfde wijze als de andere geslachten dezer familie.

Diospyros. Kam. Ebenamr.

De Diospyros Lnlus dient als onderstam, en wordt van zaad gekweekt in een hak. he zekerste entwijze is het plakzoogen op den vrijen grond, of in de koude kas; maar het zetten onder dubbel glas. op jeugdige stammen, in potten is aan te bevelen. De te enten soorten zijn de lapansche. met eetbare vruchten.

Dryandra. Kam. Proteacexf.

He Driiajidra floribtmda wordt van oud stek gekweekt in goed gedraineerden zandige» grond, dicht onder het glas van de kweekkas. met een gelijkmatige bodemwarmte. De andere soorten kunnen op deze geplakt en gezet worden, onder dubbel glas. met gmote voorznrgen teuen het smejen.

-ocr page 193-

Edgeworthia. Kam. Thijmelece.

De E. chrysantha kan gezet worden onder dubbel glas, op jonge stammen van Daphne Mezereum.

Elaeagnus. Fam, EUmcjnea\'..

Deze gaan goed van stek en afleggers, maar men kan de bonte soorten der h. japonica zetten of plakken onder dubbel glas, in Maart en Augustus, op tweejarige planten der E. reflexa. Deze steekt men van stek met hieltjes, in een bak onder stolpen in een lichten grond.

Embothrium. Fam. Prolcncea-,

De Emb. sericeum, die van slek wordt gekweekt op dezelfde wijze als andere Proteacece. kan dienen als onderstam voor de Grevillea-soorten. Zij worden gezet of geplakt onder dubbel glas op warmte.

Eriostomon. l-\'am. Diostnew.

Deze koudekasplant kan gezel worden onder dubbel glas op de (jorrca al lm.

Eriobotrya, Kam. l\'ornacew.

Japansche Mispel.

Deze k an geënt worden op dr Kwee. (ïijdonia rnh/arift, e,u de

-ocr page 194-

l.Vt

Doorn, Cratcegus Oxjacanlha. door middel van het spleet-enten onder dubbel glas, op den wortelkraag van jonge stammen; de bladeren der griffels worden half afgesneden. De enttijd is in Maart—April.

Eucalyptus, l am. Miirlacea;.

Men kan zeldzamere soorten van dit geslacht plakken onder dubbel glas, op éénjarige zaailingen van meer algemeene soorten, waarvan het zaad in een koude kas moet worden uitgezaaid.

Evonymus. Fain. Celattrinew.

De groenblijvende soorten worden van stek gekweekt, maar men kan ze ook plakken en spleet-enten, zoowel met jong als oud hout op de gewone E. Japonims, die men van stek kweekt, onder stolpen in een bak.

De soorten met afvallend blad worden geoculeerd in Juli of

gezoogd in April.....Mei, op zaailingen van de E. europreus. De

onderstam wordt van zaad gekweekt op den vrijen grond, en allen gaan ook zeer goed van afleggers; voor stekken neemt men jong hout met hieltjes, en plaatst die onder stolpen in de k weekkas.

Fagus. Kam, (■upuliferrr.

l?e ti k c boo m.

De gewone Beuk. F. sylualica. wordt van zaad gekweekt, dat op gewone bedden, of op rijen wordt uitgezaaid. Drie-of vierjarige

-ocr page 195-

— 155 —

planten zijn geschikt om gesplect-ent te \\vorlt;len in April; men kan ook driehoeken en sprietgriffelen op denzeltden tijd. Voor grillel neemt men altijd tweejarig hout.

Dikwijls worden ze ook gezoogd en geplakzoogd, vooral de fijn-bladerige soorten, die soms minder goed vatten dan de anderen.

Fontanesia. Kam. Olrarcir.

Deze heester kan gespleet-ent worden in het voorjaar, op de wortelkraag van Lkjuslrum vulgare.

Forsythia. Fam. Oleacece.

Deze heester, die overigens gemakkelijk van stek gaat, kan even als de vorige op Liujudrum vulgare geënt worden.

Franciscoa. Fam. Scrophularinece.

Deze warmekasplant kan geënt worden op de BrumfeMa. door middel van het zetten of plakken, onder stolpen in de warme kas.

Fraxinus. Kam. Olcamv.

Essehe hoorn.

De gewone Ksch. Fr. ercelsior, worrit als onderslam gebruikt, en op den vrijen grond van zaad gekweekt. Tweejarige zaailingen worden in Juli op de gewone wijze geoenleerd; voor spi uiten neemt men alleen de middelste oogen. Oudere onderstammen kan men spleet-enten oi\' drielioeken in Maarl.

-ocr page 196-

De Fr. Ornm kweekt men van zaad, en diont als onderstam voor hare eigene variëteiten.

Fuchsia. Fam. iKnolherea\'.

Seliootdtloeiende, en laaggrueiende h\'uchxia\'* worden wel eens geënt op lialIslam van hardgroeiende soorten. De enting geschiedt niet jong hout in de kas in de schaduw, ol\'. met afsluiting der lucht, door middel van liet driehoeken, copuleeren of zetten.

Gardenia. Kam. Ruhidcetv.

Deze wannekasjilaiil kan men zetten ol spleet-euten op Gardenia raiiicans. in de wanne kas onder stolpen.

Genista. Kam. Papiiionacew.

De (ït\'nks\'/a-sooi\'ten ent men dikwijls op halfstam van Cytisus Laburnum. Men kan ze spleet-enten in het voorjaar met tweejarig hout. en zoogen of plakzoogen. Laagstammen kweekt men beter van afleggers.

Ginkgo. Kam. Ta.iinr,r.

De (.iink\'io bilnha kweekt men van zaad. dat in bakken wordt uitgezaaid. De tweejarige planten kan men zetten of plakken in Maart April •■n in Au^ustm- quot;ndei dubbel glas. De Ginkgo hiloba pffiduhi. weidt gej.dakz\'xigd i.p hnn^rstatn quot;p di.\'n vrijen grond.

-ocr page 197-

ir.7

Gled.itschia. Kitm. Ccxalinniyr.

De (rledUschia iriacanthos wordt van zaad gekweekt op den vrijen grond. De driejarige zaailingen worden gespleet-ent met tweejarig limit, in Maart—April, lielsl op dm wortelkiaag. De treursoorten worden op ha ll- of hoogst am gezoogd.

Glycine. Kam. Pajiihonacece.

i\' zeldzame soorten van (rlycine worden geënt op de wortels van gewone soorten. Voor grillels gebruikt men goed rijp hout; de kortgelede takjes ondrr aan de struiken zijn de hesteu. Men kan ze spleet-enten, driehoeken, copuloeren, enz. onder dubbel glas ol\' in een hak; om plaats te winnen zet men dikwijls meer dan één wortel in eiken pot. Men geeft een verhand van katoen en entwas, en zet de de wortels even onder den grond.

Glycosmis. Fam. Aurantiao-quot;-.

Deze koudekasplant kan op (\'itroenslamineii gerat worden, op dezelfde manier waarop men de Citrus veredelt.

Gnidia. Faro. Thijmdcw..

De soorten van dit geslacht worden geplakt of gezet onder dubbel glas op de Gnidia imbricala, die van stek wordt gekweekt.

-ocr page 198-

1 TiS

Gompholobium Fam. Papilionaccif.

lgt;fze koudokasplunt kan moii enten op de G. arislalum, die uien steekt van jong stek met hieltjes, ouder stolpen in de kweekkas.

Gordonia l\'aiu. reriislrtvniMctw.

Men kan de/e plant \\eredelen op de Cainellia japonica. op dezelfde wijze als deze.

Grevillea, lam. Prohuuw.

Deze koudekasplanten kan men spleet-euteu of zetten onder dubbel glas op Gr. Lawr\' tu iana: zoo mode op Ernhollirium.

Gynmocladus. Kam, PapUimiaci •.

De G. canadensis kweekt men van wortels, die op een Decimeter lengte worden at_vsnedoii, en even onder den grond gelegd. De li. -at vlensis quot;arie^ato kan nok van woii.ds gekweekt worden. maar wordt w-1 eens geplakt, zixnvol in April als Augustus, onder dubbel glas, op jonge planten dei gewone soort.

Halimodendron Fan. P\'ijiilionacequot;.

—-

Deze wordt - d» •• 1 l _eplakzoo^d op hall\'stam Carayana arborem-ns. op dezidl\'de iiumifi als de Canigana-iTHyvteu.

-ocr page 199-

Hamamelis. Fiim. Ilamanielideiv..

De schoonbloficiulc .lapansche llamamelis-soovten worden ge-plakzoogd op don vrijen grond, niet oud en jong hout, op jonge stammen van de II. virgin-ica. Deze kweekt men van zaad op den vrijen grond en van afleggers; zij liggen twee jaren eer zij geworteld zijn. Men racet goed acht geven, dat het verband niet inkeept.

Hodera. Kam. Araliaceir.

Men kan zeldzame //tfdmi-soorten mei goed gevolg enten op slcrk gewortelde steivken diT II. hilicniica. ilrt enten geschiedt door middel van zetten of plakken onder dubbel glas. ol\' in een bak, zoowel in Maart—April als in Augustus. De onderstam steekt zeer gemakkelijk van stek op den vrijen grond en onder glas.

Door het enten van II. arborea tricolor, conglomeraia en andere zachtgroeiende soorten, verkrijgt men spoedig leverbare planten.

Holiotropium. Kam. Borraginra;.

11 e I iotroe |i.

Van de dwergachtige llfliolropcn kan men kroonboompjfs maken, door ze te enten op snelgroeiende soort en: dit enten, hetzij in de spleet ol geplakt, geschiedt op ball\'stam. op een schaduwrijke plaats in de koude kas.

-ocr page 200-

Hibiscus. Fam. MalvamT.

De Ililnscus sijriacm client als onderstam voor hare variëteiten; de type wordt van zaad gekweekt op den vrijen grond of in een bak. De tweejarige zaailingeti worden op den wortel kraag ge-spleet-ent. Men zorge goede rijpe gtiU\'els te nemen, tiaar de uiteinden der takken in ons klimaat dikwijls bevriezen; het is daarom goed eenige planten gedurende den winter vorst vrij te bewaren, om genoegzaam enthout te hebben.

Hippophaö. Fam. hJlmif/nav.

I)e Hippophaö rhamnoiden wordt gekweekt van uitloopei\'s, wortels en zaad. Men kan er de andere soorten op zoogen en plak-zoogen, ofschoon ze ook goed van afleggers gaan.

Ilox. Fam. [Hcineai.

I i u 1 s t.

De lleu \\quifolii(iii dient tot ondeistam. en wordt van zaad gekweekt. dat onmiddellijk na hel oogsten in vochtig zand gelegd, en in het voorjaar, ot een jaar daarna, op oen schaduwrijke plaats uitgezaaid wordt. Tweejarige zaailingen worden uitgeplant, en kunnen twee jaar daarna geoculeerd worden; dit geschiedt in Mei of in Augustus. Hij het voorjaars-oculeeren, dat te verkiezen is. laat men ook de spruiten slapen tot het volgende jaar. even als de najaars-oculeering. In het volgende jaai worden de stammen boven de spruiten afgesneden, en de misvatten gespleet-

-ocr page 201-

Kil

ent mot hvcojarig hout. Nicuwo sóoiton. of die. welke op den vrijen grond moi\'ii\'lijl. vatten, /.noals: /. crenala en de Hulsten voor de koude kas. bijv, /. nuicrophi/llct,. h\'ortunei. etc., worden gezet oi grplakt onder dubbel glas. op ^ a gt;!-jarige planten, in Februari—April en Augustus—September.

De llr.r parayuaijemi* m nmgallanica kweekt men van stek, daar zij op de gewone Hulsten niet vatten.

Illicium. Fam. Illlcinen-.

De lltidum tclunosum Kan men zetten ol plakken, onder dubbel glas. op de /. anbaalutn, die van jong stek onder stolpen gestoken wordt, in d(^ koude kas.

Juglans. Fam. .iuiilandnc.

O k k e r n o o t.

De Juglans regia wordt van zaad gekweekt op den vrijen grond; de andere soorten en varieteiten worden erop gi\'plak-zoogd, meestal op boogstam. Do beste takjes om te plakken zijn de korte? stompjes, die aan de oude takken komen; de snelgroeiende takken zijn. daar zij bol zijn. minder gesebikt.

De Okkernoot kan men ook pijp-oculeereii ter zijde en spleet-e riten ol\'driehoeken op den wortel kraag, in Maart—April.

Juniporus. Fam. Cupressine/r.

.1 ene ve r boo m.

Men kan alle Jeneversoorlen enten op de ./. virqiniana die

-ocr page 202-

moil van z;iad kwerkt op di\'ii vrijen grond, ol\' in een bak. I)e Ivvocjarigtquot; planlnn Avordcn gozot of s(\'liuiiis gc/.cl. omli\'i\' dubbel glas, in Feiiriiari \\pril en Aiijiiislus -St\'iili^niber. Do saiiótoiten der •/. viiyinianii \\al1en Oök op de lliola orientalis. en die dej\' ,/. i:omnuni* en aanverwante soorten gaan bob r op de type zell dan op •/. virgin iana. De lt;/. romrnunis wordt op dezelfde wijze als deze gekweekt. De Jenevers /ijn bij bet enten nog al aan smelen onderhevig, zoodat ze niet te vochtig mogen gebonden worden.

Kalmia 1\'am. /\'„V/mme.

De zeldzame soorten van Kalmiu kan men plak-enteit o|gt; de K. kilifolia, op deze]Ide wijze ids Rhododendron Deze Kalmia wordt van zaad gekweekt, dat op hoschgrond in een bak woTÉlt uitgezaaid.

Koelx\'ontei-ia. iam. Saiiindarcic.

De K. panieulata wordt van zaad gekweekt in een bak en ook uit den wortel; de l\\. japonic.a wordt ei\' op geplakzoogd.

Lachnsca. l am. 7\'A)/»/lt;•/.w.

Deze k aïdt kasplant WMirlt gezet, onder dubbel glas, op de Pim-lm, die van halt rijp et\' oud hout wordt gestekt onder stolpen, in de kweekkas; de nekken mogen niet te vochtig gehouden worden.

-ocr page 203-

— tüH -

Lambertia. Fam. Proleacca\\

De L. oleifolia wordt van stek gekweekt en de andere soorten hierop gezet. onder dubbel glas.

Larix. Fam. Abiïiineir.

De Lariv mropm of decidua wordt van zaad gekweekt op den vrijen grond; de driejarige planten worden geplakzoogd. Het is goed de stannnen in potten te, zetten, daar zij met liet verplanten dikwijls dood gaan. \'Tweejarige zaailingen kan men zetten en plakken, onder dubbel glas. in Augustus—September. Alle soorten van Larii vatten op dezen onderstam, behalve de /.. Kampferi. Deze, kweekt men van afleggers, of kan men enten op eigen wortel, liet laatste geschiedt in Februari—Maart. door middel van het copuleeren en spleet-enten, onder dubbel glas. Men neme voor gril fels goed rijp bont. en geve de enten een verband van katoen eu ent was. Men mag ze slechts langzamerhand lucht geven, en men nioei ze eerst laten doorgroeien, vóór dat men ze uit de kas brengt.

De L. decidua pendula wordt, op bali\'stam geplakzoogd.

Lauro-ccrasus 1 )• Fam. A»ii/iidlt;ilm\\

Men kan de nien vere soorten zetten ol plakken onder dubbel

\') (\'emakshalve beliicld ik liler den ouden naam. Ou ei^nlijkc naam is Prunus IPadufij Lauro-ciTasu*.

-ocr page 204-

Itii

glas op jonge [jlaiiten der L. vuhjaris. Drzc kwcckl men van stek, van topscheuteii ontler stolpen, in den hak in liet voorjaar, of van afleggers op den vrijen grond.

Lechenaultia. Fam. Gootli\'niamv.

Oezt\' kan men spleet-enten of /flten op L. hiloba in het voorjaar, onder dnlihel glas. De ondcrslani wordt van hall rijp hout gestoken in bladgrond. in Juli Augustus, op een hesehadmvde plaats, dicht onder liet glas, in de koude kas.

Libocodrus. Fam. Ciipirsütuw.

De Libocrdrus-^)ov\\\\\'i\\ kan men enten op lUola orienlaiis en

Ciiprcssus Lawsoni, op dezelfde wijze als de andere Cupi\'cssineëu.

De /-. trtnujona is voor den vollen grond, en de overigen /ijn voor de koude kas.

Ligustrum. Fam. Olmccu\'.

F. i g n s t r u m.

De L. mlgarr wordt gekweekt van oud stek. op den vrijen grond. De éénjarige stekken worden in potten gezet. en in Maart— April en Augustus- Sept.-mher gezet ol\' g.phikt ornlei dnlihel glas. De varii teiten dei\' /,. vubnare kan men ei op oculeeren. iti Juli Augustus en . ok plakzoi.gen.

Voor onderstam kan men ook bezigen de L. ovalifolium, die evenwel niet tegen strenge vorst bestand is.

-ocr page 205-

Liriodendron, Fam. Maynoliacea\'.

T ii I |» o boo ui.

Do IJHodcvdron Tulipifcra wonlt op don vrijen grond uitgezaaid. en kornl eerst in liet tweede jaar op. De 2 a 3-jarige planton worden in potton gezet on geplakzoogd met oud on jong hout. Poppen is onnoodig, voaar mon moet goed acht geven, dat het verband niet inkeept. Indien de stammen in potten staan, kan men ze er gedurondo den zomer reecis afhalen. Andere ontwijzen zijn in ons klimaat niet aan te bevelen.

Lomatia. Fam. Proteacece.

De I.omallorton kunnen gezid worden onder dubbel glas op do /,. lonijilolia, die van stek gaat in vooiitigen, warmen grond, onder stolpen in do kas,

Magnolia. Fam. Maguuliaceu;.

Men kweekt do Maynolm\'s op verschillende wijzen. De Alr.rav-driiia, I.i\'hik\'. Xorbevli. pnrpuwt. Soulamjeann. spciosa kweekt men van alli\'ggers; de, alba-xupcrhu. cordala. iniu \'nna. YuJait plak zoogt men op Soukmgeana. omdat die gemakkelijk kweekt, en ook op de. purpurea. Maar dan moet de voredeling dicht bij den grond plaats hebben, omdat do vvildstam zwakker groeit dan do ent. Do Tliompaoiiiumt en auriculala |ilak/oog1 men op de trlpclala, de \'ilunni insgeliji^s, doch deze. de acuminala en

-ocr page 206-

Kit; -

do Iripeta-ki kweokt. uion meest van zaad. Heeft men een goeden voorraad van rtctomjia/rt-zaailingen. dan is deze een goede onderstam voor cordata, maxima en ook voor rtislica. die men moeilijk van afleggers kweekt.

De yfaymlui ijrandilhmi kweekt men van zaad. en ze dient tot onderstam voor bare variëteiten; allen kan men ook van alleggers kweeken.

Behalve plakzoogen kan men ook plakken en zetten in Juli— Augustus, oinlir iluiibel glas; dit is beter dan spleet-entun of driehoeken onder glas in April.

De stammen, die geplakzoogd moeten worden, worden vooraf in potten grziM.

Maciura. kam. ! \'rticaaur.

De M. aumnliaca wm-dt van zaad gekweekt in een bak; 2 a 3 jarige planten in polten dienen als onderstam voor de \\l. Iricus-pidala en aiidrren. Men kan ze splcet-enten op den wortelkraag onder glas. ot plakzoogen op den vrijen grond; er worde goed acht gegeven, dat de stammen gezond zijn. daar zij s\'winters dikwijls bevriezen.

Mahonla. Kam. Ilrrberidm\'.

!*lt;• M. :\\lt;iui[iiliii/ii . li joponh\'n wordi\'n van zaad gekweekt op den vrijen gromi, ot lii l\'st in een hak. De driejarige planten worden geplakt in April en Augustus onder dubbel glas.

-ocr page 207-

Malus. Kam. Pomacoa\'.

A p p e 1 li oom.

De. .1/, florihiDida oti ilcrgelijkc soorten worden gesplcet-ent in Febriniri-Mauii op «l.\'ii wil\'lon Appelboom; de treursoorten op balt- of lioogstam.

De Appelboomen. voor de vrucht geteeld, gaan op wildstam (M. cmnmwns), op l\'ai-adij^appel. { M. paradisiaca), op Doucin. (.1/. pusilla), op de i)(\'rab-appel en andeie soovtfii; bijna ieder land heelt zijne eigene soorten, waarop de Appel, behalve op wildstam. geönl wordt.

De Appol-wildstammen verkrijgt men uit de pitten van de vi/.oeto Veenquot; en aielore soorten; dr/e wnrden, na uit de vrucht te zijn gehaald, in vochtig /and gelogd, en. zoodra zij gekiemd zijn, op den vrijen grond uitgezaaid, De éénjarigo zaailingen worden nitgeplant en twee jaren latei in April—Mei gespleet-ent.

Voor het kweeken van hoogstam van zachtgroeiende soorten worden de laagstammen allen met eenzelfde snelgroeiende soort peent (in Uoskoop bij voorkeur met de «zoete Aagtquot;) en van dezen hongstammen gevormd. Zoodra zij sterk genoeg zijn, d, i. na zeven a aeht jaren, en na eerst vooj\'af nog eens te zijn verplant. ent men ze voor de tweede maal. mot de soorten die men verkiest. Zoodoende verkrijgt men sehoone. regelmatige Appelboomen,

De Paradijs-appel dient voor het kweeken van dwerg-pyramie-den. cordons, lage leiboomen. enz,, en wordt van stek gekweekt, die, met hieltjes voorzien, op den vrijen grond worden gestoken, liet volgende jaar worden zij uitgeplanl, en twee jaren

-ocr page 208-

daarna gfsplivl-ent, in April—Meiifiir\' voor iiyiainii\'dcii bestotnd. out men lager dan die voor lage leiboomon.

Tgt;o Doucin dient voor pvranüefle.n, maai is in Ifolland. niel zeer gewild.

\\\\ ildslammcn worden ouk met goed gevolg geoeuieerd in Augustus; evonei\'iis de Paradijs, olselmnn dit mindi\'r gebruikelijk is. lie kioou-enting en het driidioekcn zijn beiden ook zetM\' aan te b(gt;velen.

Mespilus. Fam. Pornacew.

M i s [i e I b o o m.

hi1 Mispel wordt gespliM^t-ent op lage stammen, of op den wortelkraag van i \'rahvcjv lt; lt; h ijiu itnOiti. Men kan ze onk up haHsta in enten, maar dit is minder verkieslijk, omdat ze op de plaats der enting een knoest vormen. De M. macrocarpa iaat zich moeilijk op (jicitii\'iiiis enten, men zette die op hall-slam van M. i/i\'i\'dki-nica. liehalve spleet-enten kunnen ook andere ent wijzen voor den vrijen grond worden toegepast.

Morus. Fam. Movcce.

M o è r be z i e.

De Morus alha. digt; van zaad woidt gekweekt onder beschutting. dient al- onderstam voor hare variëteiten; deze kan men spleet-enten en plak/\' \'^\'\'n. in April, lit m uleeren. in Augustus: het laatste is minder geschikt voor ons klimaat, liet spleet-enten geschiedt het beste op den wortelkraag.

De M. hiyra ei zwmte Mi lt; rijei kan men lluit-oculeeren ter

-ocr page 209-

_ 169 —

zijde op do Ai. alha. maar wordt tocli veelal van afleggers gekweekt.

Myrtus. Fam. Alyrlacece.

Men kan do moeiolijk kw( (ikendo ol\' do zoldzarnn soorten zei ten, onder dulilirl glas. lt;i|i stokplanten \\:iii meei idgemoene Mtjrius-soorlen. Üezon worden van oud stek gidlt;weekt in oen bak met warmte.

Oloa. Fam. Oleacew.

(gt; I ij tb po m.

He O. ihrifoha kweekt men op gemakkolijke wijze van oud stok met hieltjes, in oen bak onder stolpen. De tweejarige stekken worden in April en in Augustus gezet, onder dubbel glas.

He O, jvayrans en variëteiten vatten moe lelijk en kweeken liever van stek.

Ostrya. Fam. Ciqmlilcrce.

I)e O. vulgaris kweekt men van zaad, op den vrijen grond, en komt eerst in bet tweede jaar op. I)e variëteiten worden er op gespleet-ent oi\' op geplakzoogd, in April; men kan ook zoogen op lt; /\'arpmts Hel u la.

Pad as. Fam. Amiiyda-leai.

V ogel k e i s.

quot;e !\'■ \' iilfjaris (vroeger Pruinis Padns) kweekt men van zaad

-ocr page 210-

170 —

on van nfleggers; «leze dient tot onderstam orn or (in .lull en Augustus) de variëteiten op te oculeeivn. Do P. mryiniaria kweekt men van zaad.

Paeonia. Fam. UauunaUacea:.

Men gebruikt voor onderstammen stukkon wortels van de P. Moulan, sinensis en andoren: de eersten zijn de besten, daar zij geen uitloopois maken.

Men ent 01 np ili% vaiii;toiten dor /\'. tirbovea, in Jnli, als do jonge scliouton reoils tot rijpheid hogirinon to komen. Hi\' gi\'lllels worden ball ontbladerd (\'n gopr(i])t ol\' gedrioboekt, op wortels van een Decimeter lengte, met een verband van koperdraad, daar anders de griffels uitgroeien. Men zot de geënte wortels in potten , even onder den grond, on brengt ze op een koele plaats ondor dubbel glas: men kan zo na 1 a 2 jaren op don vrijen grond uitplanten.

Fassiflora. Fam. Pu ^iftorcfi .

1\' a s s i o b 1 o e m.

De vorsoldllende variiquot;gt;teiten dor Pamftoras, kunnen elk op hare oigene soort gezot worden onder dubbel glas en ook ge-sploot-ent op hare eigen wortols.

Pavia. Kam. Iliiiponastane-r.

Men kan do Paviit-lt;ngt;quot;v\\m oculeoien in Juli. o jonge .-lammen poi ;Ksculn$ llippocaslanurn en ook spleot-enten op dezolfde

-ocr page 211-

wijze als de /ICscuhis-soorien. he /\'. macroslachya kweokt men van uitloopers.

Pelargonium. Farn. Geran iacea\\

Men ent zeldzame liyhi\'ideii van I\'. zonale op gewoiuui, verschillend bloeienden op éóncn stam. en de bonten o|) kleine liallstam-men. die daarop zeer cunstant /ijn. Men kan xe spleet-enten in de koude kas op jeugdig hout. op oeii beschaduwde plaats; ook kroon-enten op oudere stammen, terwijl zetten en plakken en andere entwijzen vöor de kas zeer goed gelukken. Do bladeren der grillels moeten ball worden algesnëden. en men dient nauwlettend acht te geven, dat de jeugdige scheuten niet smelon.

Persica. Fam. Amygdalea\'.

Perzi k eboo m.

De Perzik wordt geoculeerd in Juli—Augustus op do gewone wijze; als onderstam dient de Kroosjespruim, een variëteit van l\'itmus clomeslica. Men kweekt deze van uitloopers. die men van de oude boomen albanit. en op rijen, dicht naast elkander plant, ben jaar daarna worden zij weder verplant op regels van twee voet wijdte, 10 duim op den regel; zij kunnen in den daarop volgende zomer geoculeerd worden.

Het oculeerbout wordt gesneden van spillen op piramieden. die voor dat doel worden gok weekt; het hont is sterk en rijp. daar bet aan zon en wind is blootgesteld. Kr worden meestal twee spruiten op éénen stam gezet.

Voor het kweeken van boogstam-Perziken kan men oculeeren

-ocr page 212-

op hoogsliini Ki\'oosje. ui\' wol laag oculoeron en uit de oculatics opkweeken. De I\'. igt;ul(jarix pciiduln wordt geoculeerd op lioog-en lui It si am K roosje. I\'e (lid)belbloems-Perziken worden op dezelfde wijze gekweekt als de anderen.

Men kan ook oenleeren op l\'raniis damawom en op do Mira-bolaan. waarop de Por/ik evenwol niet zoo goed iloorgroeil als up Ih\'I Kroosjo; ook kuniion de Auiatidel en de l\'ei\'ziken uit zaad voor onderstam dienen, maar dezen zijn voor ons klimaat minder goschikl.

Pornottia. Kam. Ivricdmr.

De l\'enwtlid\'s kan men zotten ondei\' dubbel glas op Arbutus I nrdo. maai zij gaan ook goed van stok on alleggers.

Phillyrma l am. (Jh\'iiceir.

De zeldzame soorten kan men zetten onder dubbel glas. met oud en jong hout, op de /\'h. laiij\'olki: men kweekt deze van jong stok met hieltjes onder stolpen in eon bak.

Photinia. Kam. t\'omao,/.

De/o koudckasplant wlt;•rdt ■.\'fspleeï-otit ol geplakt o|) CraUeyu* \' gt;\' ijacaulha.

Picea. Kam, Ahi^liiifu.

/ i 1 \\ (; i d e n.

Deze wordt op dozoltdo wijze geënt als do Abies; als onderstam

-ocr page 213-

m

wordt gobmikl d.\' pnvutic Zilwidon, (P. prclinala). Vodi inilfds bozigt men zooNt\'i\'l nuigolijk ilt;i)p1iikk(!ii. (hmr /ij zceï\' iinxdi\'lijk ecu kop vormen, IV /\'. peclinald wnvdt ^-kweekt van zaad. nn den vrijen gidiid. if a 4 jarige pianlcn zijn cntbaar.

De meeste, /\'jera-soorten. zooals: /\'. nohilis, kmocarpa. concolor. enz., vormen sehoonere planten nit zaad. dal in een bak kan worden uitgezaaid.

Pimelia. Fam. Tlniuicleat.

])(! zeldzamere soorten van deze koudekasplant kan men zotten en plakken, onder dubbel glas. op de gewone soorten, zooals: 1\'. drupacca. die men van stek onder stolpen in de kas kweekt.

Finns. Karn. AhiHimuv.

Den,

De P-imts-soorton kan nien op dcztdide wijze enten als de Abivs en I leen. Men beboett voor grillels geen koppen te nemen, daar zij gemakkelijk een kop vormen: de griHels moeten echter altijd een eindknop hebben,

igt;e P. sjilvestris kweekt men van zand, op den vollen grond; de tweejarige planten zijn eutbaar. Men kan er op enten de soorlcn dor IHuca. zooais: /\'. monophyUa; de soorten der groep l\'niuslrr. zouals: I\'. moulann. I\'. densipora. /\'. fnai\'Uima en variëtei-\'en enz,: voorts de soorten der groop Ta-da en die der groep Snhincn. Men kan deze zeilde soorten enten op de /\'. Laricio (mariliitiu) en /\'. auxlrl-aca.

lie, soorten der groep (Jctnbra en die der groep SI mini* en te

-ocr page 214-

men op de P. Cembra eu P. Sbvlms, die op dezelfde wijze als de l\'. xylveslris worden gei\'ivt.

Hel /etlm met jong hout onder diil)bel glas is het beste.

Pirus. Kam. l\\gt;mace(v.

P e re bon m.

Di\' l\'c\'oisoortt\'n worden gi\'ëiit op Peer-wildeliug voor groote tuinen, op Kwerstruik voor kleine tuinen en potkultuur. en op Doorn ook voor potkultuur. Men teelt de wild stammen uit de, pitten van de Phier Jan llukfpcgt;\'i\\ \'/\'gt;w/Vvs en Wille Cousin , die in vochtig /and worden bewaard en in het voorjaar worden uitgezaaid op den viijen grond, zoodra zij gekiemd zijn. De éénjarige struiken worden uitgeplant. en zoodra zij sterk genoeg zijn. gespleet-ent in Maart. Dikwijls laat men een gedeelte op de bedden staan, en plant die uit op driejarigen leeftijd; zij zijn dan in het volgende jaar entbaar.

Men kan ze c-k ... ileeren in Augustus, kroon-enten in Mei. en ook driehoeken, i opuleeren en andere entingen voor den vrijen grond gebruiken. Men lt; at op laagstammen voor het verkrijgen van piraniii len. lage leibooinen. snoeren, ondergeënte h quot;\'g- en haltstam. en/. \\ oor het verkrijgen van bovengeënte gst n n \'t st : : _ met de lgt;irl;i\' s- en Sl. Xico-

hui j -\' . |. dezen tus-ohenstam uit men de soorten die men wihuigt. 1\' ; ;it tv.\'■■maal enten verkrijgt men rechte en gelijke stumm-Ti. terwijl, als men hfigstammen kweekt uit de wilde struik, dezen zeei ongelijk opgroeien.

De Kwe. n uk w gt; it iltijd g.-nculeord in Augustus, laag bij den grond: zij m. et- n niet te oud zijn. daar dan de schil moeie-

-ocr page 215-

175

lijk loslaat. De Doorn wordt geoculeerd en gespleet-ei)t, muur worcll zeer weinig gebruikt, daar de Kwee veel beter is voor het doel. De ééne snort groeit beter i)[i de Kwee dan de andere; de volgende soorten geven er geen lekkere vruchten op, of groeien er niet oji dooi1: Anana* de Courh\'di/, I lun-Chrrlicu 11 \'illimns, Caillol Homl. •lalousic ilr Fonlmuii, Fondank des Bois. BnirnK Blanc, Scckel, Bttenv SI. Nicolas, Diirandeau, Calabassc Bosc. Poire Seujneiir. Mailt\'. Lotüsc. Bi;Hrrlt; ClainjeaH. Doyenc Dillen, Passé-Cohnar. en/.

De Deer blijl\'l op Kwee niet lang doorgroeien, maar geeft spoedig vrnebt, en de hoornen blijven veel kleiner. De Deersoorten voor sieraad gekweekt. worden geoculeerd of gespleet-ent op /.aailing-i\'eer, de treurenden op hoogstam.

Planera. Fam. Ulmnceie.

De l\'lancra kan geënt worden op de Flmus campeslrls, door middel van liet spleet-enten en driehoeken op den wortelkraag; het is ecliter iieter /.e van alleggers te kweeken.

Platanus. Kam. I\'lalanew.

Plata a n.

De Platanen worden van oud stek op den vrijen grond gekweekt. maar dwergvormen, zooals PI. orieidalis nana, kan men drieiiot\'ken op hoogstam, in Maart April.

Podocarpus. Fam, Taxmem.

De Podoeai\'pvs-nooiU\'w worden van stek gekweekt. maar men

-ocr page 216-

— 470 —

ill III

I\'M I I

■ W m

kan ze ook zeiten oiuler dubbel glas. in April en Augustus, op jonge planten van de I\'d.rus hnrcala.

PopillUS. Fain. Salichvir.

Pop u I i e r.

De meeste Populier-soorten kweekt men van stek, alleen de nieuwe soorten en de treurenden worden geënt. Als onderstam dient de I\'. nlba ot\' Abeel, die gemakkelijk van stek wordt gekweekt op tien vrijen grond. .Men kan ze drielioeken in Maart-April . ot\' zoogen.

Primus. Kam. Am\'j\'jdaktr.

Pr u i in e bo o m,

lgt;e Pruim wordt ge^nt op de wilde Pruim {]\'. domestica) en op de Mirabolaan (/\'. Miraholina). he eerste kweekt men meestal van nitloopers, de laatste van zaad. Zij worden behandeld op dezelfde wijze als de Kroofjes, en geoculeerd in Juli—Augustus. Het is echter meer gebruikelijk te spleet-enten in Maart, daar de stammetjes, die tot oculeeren geschikt zijn. voor Abrikozen gebruikt worden. Men kan ze ook kroon-enten in Mei, en driehoeken.

De Pruimen worden veelal laag geënt. zelfs die voor hoog-stam. De Mirabnlaan is voor onderstam te verkiezen, wijl de Pruim ei slecht op doorgroeit. De /\'. lAryafa rosea plena oculeero men quot;p d-- Piuin en liet K.ngt;usje, in \\ugiistiis: de /\'. japo-nica i- beter te kweeken van afleggers; de I\'. lusitanica van sick , afleggers en zaden.

-----------------

-■m

-ocr page 217-

Ptoloa, /indho.i\'t/li\'U\'.

De P/. trifoliata kweekt uien vnti zaad en afleggers, en hiei\'Dp driehoekt en spleet-ent men. op den vrijen grond in April, hare variëteiten.

Ptorocarya. Fam. .liKjlavdar.

De /Vwofwv/rt s kweekt men van alli\'ggcrs, maar men kan ze O]) elkander enten door middel van plak zoogen, op den vrijen grond.

Punica. Fam. Myrlamv.

De /\'. Ilranalum wordl van stek o(\' zaad gekweekt in de koude kas; men verkrijgt van de I\'. nana sehoone kroonlji\'S. door zi; te driehoeken of te spleel-enten. in de kunde kas, (i|i liall\'stam gewone («ranaalhdonipjes.

Quercus. Fun. Cupulifi\'iv.

E i k.

Voor dit geslacht gebruikt men versehillende soorten als onderstam. De (J. pcdtrncukla wnrdt van zaad gekweekt, dat eerst in /and wordt g(!legd, en in hel vnlgende veorjaar op den vrijen grond windt uitgezaaid. De éenjarigen wurdeti nitgeplant. en, zoodra zij sterk genoeg zijn, geënt, door middel van het driehoeken en hairs[)leet-cnlen \'m April Mei. De grillels snijdt men

-ocr page 218-

v;ni 1 vvf\'tijiirifi liuiit. nl nmisti\'iis van Im\'I voorjnnrs-srliol: uion vorinijde ill\' slachligr en sajipige lakken. ZDndal Ih\'I hunt \\:iii Olllli,\'II gcsili\'ilcn lirl hl\'sli- is.

Zelii\'/anif! sooricn innrt men zuogi\'ii rii plak/no^i-n ; liet is zclls goerl van alle sonrli\'ti, ilic inrn kwrrkl. zonginooron 1r lieliben. opdal men niet van di\' wisselvalli^i\' griHol-enting alliankelijk zij. Men kan ook liallsijli\'rl-i\'iitcii on driohooki\'ii. in April, up jolige staniinrn in pntlrn in di\' kweekkas, ut zHliai rn plakken met jong liont in Septcmliev, onder dnbbel glas.

Op de (J. pediiiiciüula ol\' bp de «rmti/lom muei men enten alle soorten en vari(:l(\'ileii der /^o/x/r-groe.p. de Japansche Kikeu met afvallend Mail (lielst ti\' plakzoogen). de soorten der / \'hi\'ilos-. PrhiOt-. Alha- en l \'/zr^x-groep en de (\'alirorniselie Kiken (hel beste zoogen ut\' plak/uogen.)

De soorten en variëteiten der ^.Wr/s-groep moet men enten op de Qtierciis O-rris. die op gelijke wijze gekweekt wordt als de gewone Kik. Met spleet-enten gaat bij dezen Kik minder goed. daarom wordt altijd bet zoogen en plakzoogen gebezigd. De meeste sourten vatten ook up de IJ. pediiiicukilü. maar blijven er niet zoo lang op doorgrueien.

Voor de soorten dei Uiihrd- en de .\\ /\'lt;//\'((-groep dient de IJ. rultrii als ondersiam; deze wunlt ook van zaad gekweekt op den vrijen grond. Men gebruikt de zoog- en plakzoog-entiiig eji bet plakken met jong bont. onder dubliel glas. Op denzeltdeii onderstam kunnen ook de Phi llo*-. Prim»\'\' en -\\//«i-soorten geënt worden.

De .lapansebe Kiken met Mijvend blad moet men van stek kweeken onder stolpen in de koude kas; zij gaan ook gedrie-boekt op den wortelkraaa van den gewonen l\'.ik. onder dnidjel glas. in Maart, maar dez» enting is zeer wisselvallig.

-ocr page 219-

Rhaphiolopis. Fnm. I\'omacriv.

De ƒ?. Japoriim kweekl mon van zn:u.l in do koude kns. on op de Iwoejarige zaailingen zet men liare vai\'iöteilen. met oud of jong hout, onder dubbel glas.

Rharnnus. Fam. Uhnmnar,

Hh. Alalernus variegalm lean men plak-enien onder dubbel glas, in April en September, op de gewone groene.; deze kweekt men van stek met hieltjes ouder stolpen en van allefigers, De llh. ole\'ifolia dient ook als onderstam voor groenblijvende. soorten.

De soorten met afvallend blad rnoet men sple(it-enten of plakken onder glas, in April, op de Wiamnus Frmyula.

Rhododendron. I\'am, lüirarrw,

Di lihodudeudrori* ent men op zaailing llh. pont Ir.um: bet zaad wordt, zoodra bet rijp is. uitgezaaid up fijnen bosebgrond. in lage bakken. De tweejarige, /aailingen wnrden nitgeplant in de sebadnw. de !gt; a 4 jarigen zijn ent baar. Men plakt nf drie-boekt ze in Februari April, of zelfs vroeger; en in Augnsliis Hctober, onder dubbel glas. /ij bfbben 4 a H weken noodig om vast te groeien, en knnnen dan aan de Inebt gmvend worden, /.ij worden in bet volgende jjmr op rabatten op den vrijen in\'ond uitgeplant. Men kan i.ok als entwijzen bezigen; bet zetten, en-pnleeren en de galfid-enting.

Di\' lihijdodctiiimti \' voor ile koude en wanne ka nioi\'t men

-ocr page 220-

zocr huig plakken op dt! Hh. ponlintm, maar bctoi\' is elk»; variëteit lt;i[i haar eigen ol\' een aanwnvanle soort.

Rihos. l\'am. ilibi\'ïiacea;.

Men verkrijgt Kruisliessen iip liallstam, doöl\' /.e te oculeei\'eit op halt\'stam Rihe* iHihmiluiu. Deze soort kweekt men van stek op den vi ijen gmnd. waarna men /e duinistekt om in eens tlinke sehenten te krijgen, /ij worden geoculeerd in Jnli op een hoogte van 3 a 4 voet: vooral de Kruisbessoorten met liaiigenil hout zijn voor deze wijze van kuituur aantelievelen.

Robiula. I\'ani. PapiUoiKicrir.

Als ondersta in dient de /?. i\'scuducucui,, die van zaad op den vrijen grond wordt gekw\'eekt. Als entwijz.en gebruikt men het ^pleet-enten en driehoeken in April, als de knoppen reeds beginnen uitteloope.n. De sterk groeiende soorten ent men laag bij den grond; de. zwakgroeienden en de soorten met hangende takken op halt- en lioogstam.

Rosa. l\'am. lUmmr.

II 00 s.

De 1!..... Wni ilt j\' /et up de II. i iininn ol Bottel. de II. Md-

nefti. de li. imdHjUjia en de ll. ruinamouea. De Hottel wordt gek week t va n zaad en van nitloopers: die van zaad, dat op den vrijen grond wordt uitgezaaid, dienen veelal voor laagstammen, terwijl men de nitlooprrs in heggen en bns^eben opzoekt, van de

-ocr page 221-

ISl

(likte en hoogte, zoon Is voor statnmen gobruikelijk is, en in de kweekorij uitplanl. Zij worden in het njijaar ee.rst goed in den wortel gesnoeid, op gelijke hoogte afgesneden, en in het voorjaar gepliinf. De scheuten, die zich er aan ontwikkelen, worden, op de twee bovensten na. die de slerksten zijn. afgesneden; deze twee laatste scheuten dienen om geoculeerd te worden, daar de -tam zeil\' daarvoor te oud is. Gewoonlijk worden deze scheuten in den loop van den zomer nog ingekort, en worden er de spruiten op gezet . als /.ij weer beginnen nittegroeien : op eiken tak zet men ééne spruit, dicht bij den stam (PI. \\XI lig, 2). he bewerking geschiedt in Juli- Augustus; de spruiten worden gesneden van bloeiende en half uitgebloeide takken.

Men kan ook oculeeren met schietend oog in Mei—Juni en spleet-enten in Maar! April, maar dit is niet zoo goed, daar de kroon dan licht uitwaait. Men spleet-ent wel eens op lage staranien, niet soorten, waarvan de spruiten licVit bevriezen.

De Bottels voor laagstam worden op den statu zelf geoculeerd, daar deze nog jeugdig genoeg is; in Nederland kweekt men veel lage Bozen op Kaneelstam.

Het oculeeren op de Manettiroos geschiedt zelden op halfstani, daar /.ij geen goede stammen vormt; ook voor laagstam is zij niet zoo geschikt als de Bottels, wijl zij zooveel uitloopers maakt, Het is echter een goede onderstam voor de enting onder jilas. Jonge, stammen in potten kan men in Januari februari spleet-enten en driehoeken onder du libel glas. In April en Mei kan men de jonge scheuten van geforceerde Bozen plakken en driehoeken onder dubbel glas. Dit. kan ook gedurende den zomer geschieden met jong hout op den vrijen gmud, liet cnpuleeren en dubbel copuleeren is voor de enting onder glas ook\' zeer aan te bevelen.

-ocr page 222-

De Rosa multiflora wordt vod gebruikt voor het kweeken van stamrozen van Thee- en Hom bon-soorten; zij worden op den stam zelf geoculeerd. Deze Hoos kweekt evenals de Manetti zeer gemakkelijk van slek op den vrijen grond.

De Kaneelroos (/». cinnamonea) werd vroeger veel gebruikt voor bet kweeken van stamrozen, maar er komen niet zulke sterke kronen op. en zij blijven niet zoo lang doorgroeien als de Bottel. Deze stam is dus enkel geschikt voor het kweeken van lage Rozen, en moet altijd laag geoculeerd worden, opdat bet veredelde kan aamvortelen. Men kweekt den onderstam van stek op den vrijen grond.

Salix Fam. Salicinea\'.

De meeste soorten kweekt men van stele alleen de S. nepalwisis ■pendvla en de S. caprm pendula worden gespleet-ent in Maart; de eerste op de ,S. (tlha. de tweede op de S. caprca. die men beiden van oud stek op den vrijen grond kweekt.

Solanum. Kam. Solanor.

De ,S. Capsicaslnitn kan men zetten onder dubbel glas om stamboompjes te kwecken . op lage stammen van S. /\'seudocapaiciiia.

De ,S. Liicopfr-lt;i\' Ui)i, de Inmaat. kan men enten lt;gt;p de ,S, Inhc-romm. de Aardappel, Men plant daartoe Aardappels in potten, en zet of spleet-ent de jonge scheuten met jonge scbeuten der Tomaat in de koude kas.

Men kan ook Aardappels op elkander enten, zoowel met stukken knol als met ■ehcuteii op knollen. Dit geschiedt ook onder glas.

-ocr page 223-

Skimmia. Farn. Hidnece.

ile Sk. japonica kweekt men van zaad in een hak. Twee- of driejarige planten kan men plak-enteii ol /etlen onder dubbel glas in Maart- April ol\' Augustus September.

Sophora. Kam. Papiliijnaceic.

De S. japonica wordt van zaad gekweekt op een warme plaats op den vrijen grond. De. S. japonica pendula wordt er op hoog-stam o]) gespleel-ent in April en geoculeerd in Augustus; daar zij zeer moeielijk vatten, kan men betor zoogen.

Sorbus. Fam. Ponmceo-.

L ij s t e r b e s.

Als onderstam dient de Crala-gus O\'-yacantha. waarop zij gespleet-ent en geomleerd worden, op dezell\'de wijze als de (ira-/ff\'f/M.s\'-sooi\'len, Zij worden ook geciit op de ,S\'. A/acajuiria of gtnvone Lijsterbes, en vooral doel i\\\\\\ i\\r S. Aarupai ia [icndala.

Strutliiola. Kam. Thijtmle-w.

Deze vat op de (inidia imhricala, door middel van plakken of zetten onder dubbel glas.

-ocr page 224-

18i

Syriuga. I am. Ohwrfr.

Si\' ri || O-,

Alen pchruikt als oiukn-sfain de gowouc Sering (.S. vulgaris) en di\' fjigusler (Lign.-ilfiim vulgarc). |)t\' geAvone Sering kweekt men van zaad op den vrijen grond, en mik van uitloopers. De óénjarigen worden nitgeplanl. en in Juli laag bij den grond geoculeerd. Men moet namvkeiirig acht geven op tie uillodpi\'is der wildstaminen, die soms niet van de scheuten der variëteiten te ondeischeiden zijn; men kan dit hezwaar echler ontgaan, door de witte op de blauwe te nculeeren. ui omgekeerd, daar ileze in hei yuwas oe-

lt; c- O

noegzaam verschillen.

De N. persica en variéteiten moet men eculeeren in Juli op de Liguster; men doet dit veel op halfstani.

De S. hmodi riirirgalu en dergel ijken moet men oculeereu op de S. JosiLcn. die men van zaad op den vrijen grond kweekt. Men kan deze ook zeer goed spleet-onten onder ^ilas.

Taxus. Fam. Taxiiinr.

De baccata dient als onderstam, en wordt van zaad gekweekt op den viijen grond, in de schaduw. De driejarige zaailingen worden gezet en geplakt onder dubbel glas, in Februari-—Maart en Augustus- - Septeinbei.

Taxodiura. Fam. Cupri\'^inerr.

\\ls ondei stam wnrdt gebruikt de T. (lislichuw. die van zaad

-ocr page 225-

wordt gollt;wei\'kt op den vrijen grond. lt; de tweejarige /auilingen kan men hare variëlrilen plakkiMi en /etlcn onder dubbel glas, in Augustus—Septembrr. Zij worden eeldci\' dikwijls g(;zoog(l en geplakzoogd op den vrijen grond, op liall- ot\' hoogstam.

De \'/\'. sempamp;rvirens cmi aan verwaal oh kweekt uien van stek,

Thuia. 1\'quot; am. (luprcmnccv.

De Th. occideatalis wordt van zaad grkweekl. met eonigc beschut li ag, op den vrijen groad. (lp do/.f kan moii andoiv -oorti\'ii o.u variëteiten zetton en scliuinszetten onder dubbel glas. in Februari—April eu Augustns—September.

De 7\'. \'liiiitnlea (llci/dci\'iK clcciirrctis) ent men zoo laag mogelijk, o))dat zij lalio\' aanwoi telen.

hc V7((/,m-soorfen vallrn ook op de Biola iirientall*] eveneens kan nien di lliohi enten op de Thuia. Zoo ent men de iliolti orientoUs aurea op hallslam Thuia. dooi middel dei hallsploet-eji sprietgriHeling, op den vrijen grond, in April.

Thuiopsis. Kam. Cnpir^iuar.

De Th. Slaadishii zot men op dezeli\'dc wijze als de Thuia op de Thuia, occklunlalix. Do rkuiopxis dolabrida en varietoiton stookt men van stek.

Thunbergia. Fam, /\\fa)ilha,iclt;v.

De Thuiiberfiki gt; kan rnnn enten op Th. cixrinea in do wanuo kas, door middel van eon dor entingen onder glas.

-ocr page 226-

IS(i

Tilia. Pain. TUiaccxe.

fj i li (1 o h o o in.

He /\'. rnropm dicnf als otulorstain, vooral «In soort, bekend oinlni (ion naam van »1 Irncliischn l,iii(ln . Op dczn splrct-niil Hmn in Apiil, ol zoonl en plakzoogl nmn. \'m Moi, alle arulnrn soorlnii van l/imlnii. I•c /. (uncviccinn is ook nnn gonih1 oiulnrstuni voor «le Aiiierikaaiisehe .s«)orlnii.

Torreya. I\'.iiii. Tn.rineci-.

De \'ionnja kweekt uien gewoonlijk van kopstekknn, maar kan ook gnenl worden op de /W.\'V(.s txircalu. op dtvelldn wijze als andeiv l\\i.riHelt;;n.

Triphasia. tam. Aiiraiilidiwr.

he /)\'iphnsiu kan toen enten op (ïitrus. op (Inzeilde wijze ais «ie 67/ru.s-sourten.

Tsuga. Kam. \\l)irliiir,r.

igt;n /gt;. canadi\'iisis kweekt men van zaad in een hak ol\' onder l|es( lintting. I\'e twe.\'jarige planten kan men zeilen en selmins-

zetten omler dubbt\'l ^las. in Fehniari.......April en Angustns—

September.

he Is. DouifloM kweekt iiii\'n up gelijke wijze van zaad en liierop ent men bare variëteiten. Kehalve deze. kweekt men dikwijls nog andei\' /s van zaad. bijv. Tsikjo llookivi.

-ocr page 227-

— 187 --

ülmus. Kam. Ulmacece.

1 o |) e hou rn.

Men gebruikt dcui gewonen icji. ülmus minjmlris. en do. kle.iu-bladerige Ulmm campesl-ris microphjilla nis ornleistani; beulen kweekt men van alleggers op den vrijen grond, maar ook van zaad. Men kan ze splcet-entcn in April, oi\'zoogen en plakzoogen ; de iiai\'dgrooienden op den gmotbladerigen Icj) en de kleinbladeri-gen en de Pianera-soorten op de /\'. miarophylla.

Viburnum. Farn. Lonicerew.

De V. Lantana kweekt men van zaad op den vrijen grond oi\' in een liak. Op de tweejarige zaailingen kan men zeer goed de

V. macrocophalum zelten, onder dubbel glas. in Maart......April en

Augustus—September. Zij worden ook dikwijls geplakzoogd op den vrijen grond, maar dan moet men de moèren des winters eene glasbedekking geven.

Vülaresia. Fam. Ilirincp.

Men kan de soorten van dit geslaeld spli-et-enteji en copiileeivn op hare eigen worlds, onder dulihel glas.

Viscum. Kam. Lomnthamv.

\\ o lt;s e 11 ij m.

De K. album kan men enten onder de sehoi s op jonge boompjes

-ocr page 228-

— I SS .....

van Doorn. Appol. onz. De licwerkiiig komt overeen mot tak-ocnleercn, maar kan eigenlijk geen enting genoenid worden, \'laar de tal\\ niet niet lt;ien stam vereenigt, maar als gewortelde stek er op MiJK voortgroeien.

Vitis. Kam. Atniicliclea;.

Dm it.

De Druiven wordèn op versetiillende wijzen gernt. Sedeit do I liilll().n,)ii zooveel verwof^st ingen ondei de Dn i i vest ukken aan-fii\'i irht iiiu-lt . lied| men naar soorten gezocht, die tegen dit insect bestand zijn, om daarop de verscliillende soorten van wijndruiven te enten. Men bezigt hiertoe voornamelijk het spieetenten. driehoeken en copuieeivn. en ook het zoogen, plakzoogen en enten met stekken.

lt; herigens dient hcj enten van Druiven om op éénen stam in de druivenkas ncis( hillende soorten te hebben, of om stokken, die geen goede vruchten geven, te verenten.

WciRülia, Kam. Louicercd\'.

De nieuwe soorten van 11 \'iijclia kan men zetten of plakken onder glas op jeugdige planten der 11\'. rosea, van zaad ot\' stok gekweekt; meestal geschiedt de kweeking echter van stek.

WollinKtonia. Kam. CnjircxKinfr.

De H. (jicjanlca kweekt men van zaad in een bak; op 2- en • \'-jaiige zaailingen zet men in April en September de variëteiten

-ocr page 229-

— ISil —

onder dubbel glas; men houde /.lt;• niet te vochtig, daar zij spoedig smelen.

Widdriugtonia. Kam. Cupi-exmiece.

Deze Conifeer voor de koude kas kweekt men veelal van stek of zaad, riKUii\' zij kan ook gezet worden, onder duhbel glas. op de (Jii-pressus horizonUibs, laag bij den grond ; deorulerstam kweekt men van zaad in een buk.

Zier ia. Kam. hinsmecr.

Deze kan men enten op de Corrca alba. op gelijke wijze al-de. Co/Tm-soorten.

-ocr page 230-

11 E G I S T E R

M ..i I. \\ N i\'Squot; hl KS VliKKMDK 11K N A M 1N G K N

VOOU 1gt;F.

\\ i:riS(\'llll-LKMgt;K WMZKN VAN KNTKN ,

DIK IN DIT WKUK vookkomkn.

Annliri liton. 4(1.

Aanplakken 10 ss.

(dubbel zudolsgowijzo).

40—89.

(mot oen hioltjoi. -to 88.

(zadelsKewijze) m 88.

Alilaotirfii. 43.

A i-.iuin\'u. i;».

AVisüugoli). 43.

Accn^hireii. 40

Aizuim u. ■\\ gt;

Anliiinii^n 40.

Auklammeru. M).

Ankleben. 40.

Aulofcten. 40.

A mirt lire\\i. 43.

Anplarken. 40.

Aplatiren. 40.

Ansphiiften. 40.

Auseliildon. 4-.

A UHrliilfi\'U. 40.

Anspit/on. »37.

An/rtü^oln. 40.

AuzwiMiron 31).

Augeln. 42.

l^liksrrnM\'hiclit. 39.

Houliiur-mtinu. 30.

Hoor 11

Budding 41.

witli slot,])iii\'.r bndso. 4quot;,i. Centraal -enting. 41 -t\'iMltral-KraftiiiK. 11.

Collateriren. 38.

(..\'ompovmttert wliipgrnltiug. 3\',). Copulooren. 30 8().

idubbel . 3,.lt; H7.


!),» m,, vi\'ttp letliT gedrukt^ wixjnlen zijn \'Ie liinrgebruikelijke, do .uuleren ziju .vno-uieinciu «\'t vreeiiulf

-ocr page 231-

— I\'M —

Copulooron (dubbol haaksgowijzo).

30- H8.

(dubbol tor zij do). 90. (haaksgowijzo). ht. .. (soliuins hauksgowijzo). -8H.

Copuliren. 30.

mil (iiMu (l«)j)polievi llolifnssclinil. .\'JO.

/iiuigen.sfliiiit.. .SO. \'J\'orrftHscnsj\'lmil. 30.

Cross luiddin^. 12.

CrosHgrafting. 37.

(\'row iiL\'niflin^. 38

by inlaying 40.

Doppel (Jopuliren. 30.

Propfen. 30.

SaUol.sf.liall»1!!. in.

Dojijwltos SjmltproploM. .^r,.

Doubl»\' Hplilgrafting. 37.

Driohookon. 40 01.

lor zij do. 10 01. Driohooks-zoogon. 13 lor».

Koussonngf i-n plar-agc^. A\'S..

Ed oio suoo. 39.

Einaügoln. 12.

Kinsrhilfcn. 37.

F/nisj»it/cn. 38.

Einzwingeu. 38.

P\'ugolHclio outing. 30.

Eukolo Hplod outing. 37.

Ent. 1.

En ton bij invoeging op dou top. 40.

in den book van don baard. 37.

in do kloof. 36.

(Samongostoido En^clsohe i. 30. mot al^osnodon knop. 41.

mot afgosnedon tak. 3r.. mot afgozondordo twij^. 35. mot oonvoudigo twijg. 38.

mot hout twijgen. tgt;7

Enting mot jongo schouton. 30—00. mot knol Ion. 30 TO.

mot onafgosnodon tak. 43. mot twijgstokoling. 43. mot vruohton 30 70. mot vruohtt vvijgon 30 -08 mot; wortels. 30 - 00. op afloggors. 30- (io.

op don wortelkraag. :{r, oti. op gowortoldo planton. 3r.. op knollon. 30 07. op stokkon. 30 oo. op wortels. 35 03.

tor zijdo bij invoeging. 40. .. .. „ in hot spok. 37. ,. ,, „ .. .. , root Hobnin-

solio insnijding. 38.

tor zijdo mt\'1 oen twijg mot voost uk. 30.

tor zijdo ondor dc nobors. 38.

Eloi«ebproj)fon. 30.

Frnittak-HobilgriHoling. 38.

FruittaksjiriHoling. 30.

Gabdpropfon. 41.

GalVel-enting dubbolot. 41-02.

(gomengdoi. 41 -quot;.•2.

GalVol-sohil-onting. 11 \'

Goroedschappon. loi».

(«rabonsó/bnitto. 30.

Grafting. 3\'».

by ablactation. 43. „ .. approa«\'li. 43.

(Iravoiivsnoè. 30.

(Jivllo ;i I\'lioval. 41.

;i la I\'ontoi^r. 40.

a in vrille. 41.

anglaiso. 30.

a (pioiio. 39.

a pied «Ie biobe. 39. - Ortlpliqueo, .iM,


-ocr page 232-

(Iretic auglaifn; tin gaioj). 39.

trait do Jupiter. 39.

Atti\'-u*. ;io.

au coin d\\i feu. 37.

avec clou». 38.

.. écusson hui-.-. 4,-,.

entaille droito. 37.

Bertemboiae. 36.

Kourgdorf. 36.

Bradley. 43.

Cainu/.et. 41.

.. Cels. 30.

central. 41.

fheville. 41.

copulatiou. 39.

dans l\'aubier de • otó. quot;JT.

.....avec entaille

oblique. 38.

de boutou a fruits. 36 38.

do cote sous IVeore»* par nuucau

avec embrasfle. 39.

do coto souH I\'ecorce par nuneau simple. 38.

„ de Pan. 4*2.

de rapport obli(iuo. 39.

Di-s. enu\'t. 42.

iKunont Courset. 41.

Uumoutier. 43.

en arc-boutaut avec olt; il. 43. .. arrachis. 37.

„ bee de flut*\'. 40,

.. boutou. 41.

„ „ coolie, 40.

coulee. 38.

.. eonronm*. 38. ,, .. perfect ionnée. 38.

.. cran. 40.

,, .. (VuHHon. 42. ,, v .. a oeil dormant. 42.

.. ., jgt;oiisaaiit. 42.

(.«ri\'tfe en écusson avec iucisiou cruciale. 4-.

renveraée. 4*2.

„ ., .. double. 42.

,. lente. 36.

...... a deux rameaux. 37.

,, „ ., ii quatre rameaux. 37.

.. ., avec oeil euchaHsé. 37. „ ., de Biais, 37.

,, „ double. 37.

laterale. 37. ., ,, ., simple. 37. ,, .. terminale. 37.

.. iiut.-. 42.

,, ,, avec lanière. 42.

...... de fauue. 42.

,, ,, ,, ordinaire. 42. ,, ,, incrustation de rote. 40,

en trte, 40.

„ .. laugue. 40.

.. navette. 40.

.. placngi». 39.

.. placage. 40.

,, avec lanière. .\'i8.

en conronne. 40 Guard in. 39.

(fiu\'ttard. 35.

„ Hall. 36.

herbacée. 36.

Huard. 41.

„ Hymen. 13.

Jellerson. 42.

Jouette. 12.

Kiifiner. 39.

la Quintinie. 37.

„ Leolerc. 11.

Leo. 40.

„ lienormand. 42.

Luizet. 38.

mixte. 38.

Olivier-i des Serres. 36.


-ocr page 233-

öreflo Paladins. 37.

„ par uppvoclu\'. 43. li i« ft l\'auglaise. 48.

v .. .. on incrustation. 43. i, ,i uiixto. 43.

„ „ •• on plaoago. 43.

„ „ ,. tfito. 43. ,, „ bonrgoon. 41.

double bouture. 36. ,. ,. enfourohoment. 41.

„ gomnia. 41. „ „ inoculation. 41.

„ „ oeil. 41.

„ rameaux. 35. „ ramcnu-bouturo. 43. „ .. rameau détaclió. 35. „ .. scions. 35.

sujet bouturo. 36.

PI i no. 3S.

,, Rogor Soliabol. 41.

Salisbury. 38.

„ Saussm\'e. 36.

„ siflet. 42.

„ siniultan(5o. 36.

„ sur bifurcation. 37.

collot de raciuo. 35. ,1 „ genoox. 37.

,i racine. 36.

ïorrari. 41.

t1 Théoplirasto. 38.

Tsohudy. 36.

,, Varia. 41.

„ Vilmorin. 41.

Vitry. 42.

Xónophou. 42,

Grifl\'ol. 1.

Griffolen. 35—44.

GrrilTol-ont.ing. 35- it.

., ondor glas. 35—44.

Grill\'el-cmting op don vrijen grond.

35—44.

i Hakenpropfen. 40.

Ilalbspaltpropfon. 37.

Halfspleet-enting. 37.

i Halfsplitgrafting. 37.

j Herbaceous Grafting. 86. j HuwingsgritTeling. 43.

met frytboog. 43. met invoeging. 43. ,, mot plakwerk. 43.

op do Engolsdio wijze. 43. Impfcu mil, Augen. 41.

Inarcliing. 43.

Inoculation. 41.

Tnaitio lutor corticem ot ligimm. 38. Inzetten. 37.

Kerbpropfen. 40.

Korf-enting. 41—93.

„ met zadel. 41—93.

(dubbele). 41—93.

Klobimpfon. 39.

Krantartigo* Propfon. 36.

Krantpropfon. 36.

Krouzpropfen, 37.

Kroon-onting. 38—81.

(haaksgewijze).38—88. mot gespleten griffel.

88—83. mot ingesneden bast.

38—82. mot losgesneden bast.

38—82.

(vorbetordo). 38—83. Kruidachtig enten. 36.

Kruisgriirelen. 37.

Lasohzoogen, 13—105.

ï.nssclion. 3!t,

Oculoeron. n 14—94.

mot hout spruiten, 42—101.

l:i


-ocr page 234-

Oculooren mot kruiasnodo. 4ü—1()1. „ ,, omgokoordo snede. 4a—101.

„ schietend oog. 42 98.

.. slapend oog. 4\'2~-0!). ,, tweo spruiten.\'12—95.

Oouliren. 41 42.

„ mit dom Riiulo. 42. „ „ Boisorn. 38. „ „ I ruibondom Augo. 42. „ mit schlafcudcm Avtge. 42. Onderstam. 1.

Oog-entiug. 4).

Pfoifelu, 42.

Pin-enting. 41—93.

„ (gewijzigde) 41—93. Plak-euten. 39.

Flak-entuig. 40.

„ in kroon. 4U.

niet een «tuk schor». 38. Plakgnlleleu. 39- 86.

Plakken. 40 89.

„ met invoeging. 40—90. Plak-oculeeren. 42 102. Plakzoogen. l.\'i -lOii.

,, (driehoeks-) 43 107.

met lassching. 43—107 ,. met stokken. 43—108, „ onder de schil. 43- 108. Propfou. 35—38.

.. der Oactcfln. 41.

in don gan/en Spalt. 36. ,. „ .. tifilben 8|valt. 37.

,. die Krone. 38.

„ mit don Fli\'rtcaachnabol. 40. „ .. .. OaWuss, 40. „ Ton Kraut aul\' Kraut. 36. Proppen. 37.

Pijp-entini:. 42

,, (gewond). 12.

Pijp-enting mot handen. 42. Pijp-oculeoren. 42- 102.

mot slapend oog. 42 -103. mot slippen. 42—103. „ ter zijde, 42—103. llindenpropfen mit dein Metrogref. 38 » ii » Vorschnit. 38.

„ Sattelscluüt. 38. in dio Soite. 38. Kiiuleocuintiou. 42.

Eöhrein. 42.

Sattolproplen. 41.

öattelschal\'ten. 40.

Soluitten. 40.

Scheut-oculeeren. 39- 85.

Schild-enten. 41.

Schild-enting. 41.

met een kruisvormige snodo. 42. mot lassching. 42. ., omgekeerdo snode. 42. ,. schietend oog. 42.

.. slapend oog. 42. Schil-onten mot don ontmeter. 82.

„ tor zijde. 38—84.

Schügriüölen. 38 81. Schuins-proppen. 37 76.

Schuinseho spleet-enting. 37.

Schuin.\'f-spleotgrillölen. 37.....-76,

Sehuina-zetten. 37—80.

Seitenproplen. 37,

„ unter die Hinde, 38,

Seitenachaften. 40.

Side Grafting. 37.

Spleet-entcn met ingevoegd oog. 37.

met gelijktijdige planting. 37 78 Spleet-enting, 36,

.. (dubbele). 36,

(omgekeorde) 41-92. Spleotgrilïolen. 36—71.


-ocr page 235-

Splootgriflblon (dubbel). 36- 71.

(gewoon). ;i6- 72. met een knop. 37 —77. .. ... zadolgriffel.

37—78.

.. horizontaal gesne

den stam. 37.

Splico-grafting. 39.

Splitgrat\'tiug. 36.

Spriot-enting. 37.

Sprietgriöelen. 37—77. Spijker-enting. 38—84.

Stek. 1.

Stelzenpropfen. 41.

Tak-oculoeron. 38, 84.

Tongue grafting. 80, 40.

ïop-enting. 37.

Topgriüelon. 37, 76.

Toulousisohes Riudonpropfen. 38. Tl\'iangntiivn. 40.

Tubc-grufling, l\'J.

Tweehuizigo planten. 13. Verzending van griH\'els. 119. \\ ollspaltpropfeu. 36.

mit den llebfusschnit. 36.

Wildstam. 1.

Wortel-onting. 35.

Wurzelpropfeu. 35.

Zetten. 37, 79.

Zoogen. 43, 44, 104.

ZuugenpropfBn. 41.


-ocr page 236-
-ocr page 237-

l\'LAAT XIIT.

Sploet-sritfelinp: tor zyclo.

\'• ^i\'Hun si...... •gt;. /.,.11,.,, Gr in.I. i Opt\'*quot;\'\'tto

igt;. Sclniinszrttcii. Stam. (1. Witiiun^zi.ii. ii GritUil.

Htain. A Zflton mot twoo griffels, 7. Scliuin.s/.etten. Opiit/ctlt simn.


-ocr page 238-
-ocr page 239-

PLAAT Xrv

\'T

M

Kroon-enten.

.*gt;. Met ingesnodeu bast. 4 Met losgosneclen Last.

I. Gewone kroonenting.

rbetordo kroouentint;, grille], r v atniTi.

v .. griflel.

8 11aaksgowij/c kroonenting.

iin Kt. GnlIMs.

II Kroonenting met ge.Hpletrn i^ridol


-ocr page 240-
-ocr page 241-

PLAAT XV

S7\\

ri

»

fr

6. I

5.

Schil-enting ter zijde.

t. Stam. 2, Griffel. ;•!. Opgozulto stam

I

I

4\'

12. !■

13.

14-.

I: ï 11

\\7

■ 4

Takoculeoren.

5. Opgi\'zcttii stam. lt;gt; Orill\'nl

fim.

Scheutoculeeren.

Üpgfzetto stam. s. (4riÖu!.


-ocr page 242-
-ocr page 243-

Copuleeren.

Gewoon oopuleoron, stam. .\'j. Dabbel copuleoran.

4. 6.

6 eu 7.

griflol.

stam.

griiFül.

mol dikkou stam.

8, 9 dj 10. Haaks^cwij/o oopuloeron. ^ on .. „ dubbel.

^ ^ •• \' Helmin^.

-ocr page 244-
-ocr page 245-

n

1

Aanplakken.

I. Aanplakken met tHin liioltjc. 7 5. Griflfelplakkon mot eon H (5. Opgc/ol.tc stam i).

1. Stam.

2. Griffel.

8. Opgozottt! stan».

Zadelde wij ze aanplak kon.

grilleJ. clubbel.


-ocr page 246-
-ocr page 247-

fl.AAT XVIIT.

vr

. I 5

gt; i.

Driehoeken

1. Stam. quot;2. Gritiel. 3. Opgezette stam.

Driehoeken ter zijde.

Opgezette stam.

4. Mam,

ïquot; v

\' \\ Tfv

i

m \' %

■f

•S

10.

-I

■h

A , \'U

M

a

I

ii «3.?t i

Gaffel-enting.

♦i, 7 en 8. Gewone wijze. Omgekeerde spleet enting. 10. 11. (iemengde gall\'el-onting. 12. (4aü\'el-8ebilenting.

naU\'el-ent int;.

-ocr page 248-
-ocr page 249-

Centraal-ontins

10. Stam (Cfictua).

11. „ golt;fnt met bolvormige Cactus

Pin-ontinK.

6 en 7. öowoue pin entiug H en Gewijzigde

-ocr page 250-
-ocr page 251-

PLAAT XX.

2.

r

Xquot; |

fi

3.

Oculooron.

1. Oculeortak. \'J. Id. ontbladerd. 3. rlt;i. mot Hpmiten gosnedon. (Fig. 1 .i op 3 4 dor ware grootte).

f). Ocsiieden npruit. 0. Oji^ezflte spruit.

\'i. „ „ biunonzijde H. „ ,, verbonden.

4. Stam,

-ocr page 252-
-ocr page 253-

PLAAT .XX I

M

0

\' \'4#?\' •: amp;*■

tiês

Oculoeren.

J. Koutspniit. 2. GeocculcercU; staniroos. i-i. Opgehaalde spruit 4. Oonleeren met kruissnede.

met opgezette spruit.

6. Oculeoreu met omgekeerd»* sucdo. ï» en 10. Pijp-oculeereu.

7 en 8. Pluk oeuleeren. 11. .. .. ter zijde

1J. .. .. met slippen.

13. .. .. opgf/otte atam

-ocr page 254-
-ocr page 255-

Zoosen.

1. Onderstam. 2. Enttak. 4, f) en (i. Drichooks/.oogen. H. Gezoogde tak.

-ocr page 256-
-ocr page 257-

I\'LAAT XXIII.

6. I

4.

i

Plakzoogeu.

I

1/1 r

V

4 en 5. Drieliotilcsplakzoo^cn.

lt;gt;,. 7 gij 8 Plak/oogcn met lasHching.

9, 10 en 11 rinkzoog\'Mi ondor dc -ohil met een knop. 1\'J eji l.r ,, ,, .. met een sclieut.

H en 15. „ met stekken.

-ocr page 258-
-ocr page 259-

\'

1, Laagstammon gozoogd aan eon hoogBtam morr.

2. Hoogstanimou gezoogd n:in eun laagntam moèr.

, , ,

k— - tl\'--

8£=xffiaW

. -* • . . . \' i - - ♦

•V \' - X...

.-t, fft-g van gezoogde booinon. n. Boom niet twee aan elkaar ge/oogde stammt-n

l. 7 en S. V\'irniluHim niet gc/nogtie talvktin.

6. Herstolling van •■en kankeruihtigon ^tiin «loor hat zoogeu

-ocr page 260-
-ocr page 261-

PLAAT XXV

f: (!

3

I

17.

-ocr page 262-
-ocr page 263-

1

: mM §-■§

at

-ocr page 264-
-ocr page 265-
-ocr page 266-

Bij den Uitgover dezes is mode verschenen:

Annale» lt;lu .Tarcliii TColaniciue tie Buitenzorg, publiées par M. Ie

l)r. Melchior Treub. Vol. 11. 1881. (XV Taf). 8°......../13.-—

Idem Vol. III. 1883. (XXÏX Taf.). 8°......* 12.— .

Heiiis , C. A.. O., Practisclic handleiding ter bevordering der beredeneerde snöei-

wij/c tot hei kweeken van gezonde en vruchtbare ooftboomen. 1875. 8°. . . . « 1-25.

tfoilïrmrm, .T, J.9 et H. Sebulte», Noms indigènes d\'un ehoix (\'e plantes

du Japon et de la Chine, determines d\'après les echautillons de l\'herhier de»

Pays-Baa Lelde, \\ouvollc edition augrnentée avec tradartiou llollaniU\'ise.

1804 kl. 8°...... ................. 4 — •.

lirelajge, .1. II., De bol- en knolgewassen op de internationale tuinbouwtentoonstelling ie Geut, 1878. kl. 8°........ .......quot; 0.40.

Kruse, O. .V. .T., De wijnstok in onze tuinen. Praktische en bevattelijke wenken ter verpleging van den wijnstok Vrij naar hei Hoogd. door K. J. AV. Oitolander. 1877. kl. 8quot;....................» O.UO.

Miciuel, IP. A. W.t Het tegenwoordige standpunt der plantenkunde en haar

verband met andere Wetenschappen. 1859. 8°............« 0.60.

---Flora van Nederlandseh Indie. 3 dln. 4 ötn. Met bijvoegsel. Sumatra 186i)—62.

8°. (1)1. 1. 1- portr. en 14 pl.; 1)1. 1. 2; pi. 15—30; 1)1. lï: pl. 31—30 en landschapspl.; Dl. 111; tabel, pl. 37—-41, 2 krtn. en landsehapspl.; Bijvoegsel: 4 pl.).........................quot; B9-25.

- - - Sumatra, zijne plantenwereld en hare voortbrengselen. 18C2. Met 4 pl. 8quot;. . - 8.75

------ Sumatra, seine Pllanzemvelt und deren Krzeugnisse, 1862. Deutsche Ausgabe.

iMit 4 Taf. 8°.......................quot; 8.75.

--Prodromus systematia Oyeadearum. 1861. 4°.......... . » 0.90.

-------- Journal de hotanique Néerlandaise. Publ. par V. A. W, Miquel. Annéc 18G1.

(seul parue). 3 pl. 8°...................... 8.—.

- Prolusio tlora Japonieac. 18Ö6—07. fol.......... . . . » 25.—

---Illustrations de la flore de l\'Archipel Indien. 1870—-71. Livr. 1--3. 37 pl. gr. 4°. * 15.—.

IVtzoM, O\'. .T., De roos, hare geschiedenis, verbreiding, kuituur, vermenigvuldiging en vervroeging. Naar het Hoogdnitsch door II. Witte 1877. Met ge-lithogr. omslag. 8°...................... 1.10.

Treiilgt;, M,, Le m^ristèine primitif de la racine dans les Monoeotylédones. Avec

preface par W. K. U. Suringar. 1870. 8 pl. lith. gr. 4°.......6.—.

Vriewf, W. IrX. de, Mmoiré sur le camphrier de Sumatra et de Borneo,

1857. gr. 4°....................... 3, —.

Wiito, JU., Twaalf dagen in den vulkanischeu Eifel. 1877. Met lithogr. Gezicht

op doe hem. 8°.......................//2.75,

Boekdrukkerij van E. J. BlilLL, loeiden.