Vak 120
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHquot;
■P-
t
2945 296 2
Hellweger inv! Bane
Egt;j ■nthum, de,- Vemr.:- znr% breitunl reii| Bider in IXil leldorf SculDrpótaPans chz A3VTSchii]|enEditeur.25rue S-Sulpice.
■ t 1 'r\
.1- ^
A.f
V;!»
Se iDeceltliijle Derde Drdc
H. FRANGISCUS VAN JISSISIE
nieiw'g ws
IMPRIMATUR F. X. RUTTEN.
ad hoc del.
Mos. Traj. 20 Oct. 1883.
AAN DEN 1_E2ER,
Om te beantwoorden aan de godvruchtige en wijze inzichten van Z. H. Paus Leo XIII, wiens vurig verlangen het is, dat de Derde Orde van den H.Franciscus van Assisië in bloei toeneme en overal onder het Katholiek volk verspreid worde, heeft men gemeend, de Encycliek van den 17 September 1882, (1) die eene heerlijke schets van de geschiedenis der Derde Orde bevat, in een boekje van geringen omvang te moeten uitgeven, te zamen met de onlangs verschenen Constitutie, welke den regel van genoemde Orde in eenige punten verzacht, en hare aflaten en voorrechten bepaalt. Aan deze vertaling der beide Pauselijke stukken in een nieuw Ceremonieel van de Derde Orde toegevoegd, dat door de Congregatie der H. Kerkgebruiken bij besluit van den 18 Juni 1883 is goedgekeurd.
De vertaling van deze Encycliek is met toestem-ming der Redactie van de Katholiek uit dat verdienstelijk tijdschrift overgenomen.
DOOR DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID PAUS.
AAN ALLE PATRIARCHEN, PRIMATEN,. AARTSBISSCHOPPEN KN BISSCHOPPEN DER KATHOLIEKE WERELD DIE IN GUNST EN GEMEENSCHAP ZIJN MET DEN APOS-TOLISCHEN STOEL.
'ëerM'aardije'TSroeders, Ijeil en apostoHscfyen zegen, Door een gelukkig voorrecht mag het Christenvolk binnen een korte tijdsruimte de gedachtenis van twee mannen herdenken, die tot de eeuwige belooningen der heiligheid zijn opgeroepen ten hemel en een uitstekende schaar van volgelingen, als telkens weder opgroeiende spruiten hunner deugden, op aarde hebben nagelaten. — Want na het eeuwfeest ter gedachtenis van Benedictus, den vader en wetgever der monniken in het Westen, biedt zich een niet ongelijke gelegenheid welhaast aan om Franciscus van Assisië, bij het eindigen der zevende eeuw na zijne geboorte, een openbare hulde te brengen. En wij
meenen niet zonder grond, dat dit door een goedertieren leiding der goddelijke voorzienigheid geschiedt. Want door hun den geboortedag van zulke heilige vaders ter viering voor te stellen, schijnt God de menschen te willen vermanen, zich de zeer groote verdiensten dier heiligen te binnen te brengen, en tevens in te zien, dat de door hen gestichte kloosterorden geenszins zoo onwaardig hadden aangerand moeten worden, voOral niet in die Staten, wier beschaving en roem zij door hun arbeid, hun geestesgaven, hun ijveri-gen toeleg verhoogd hebben. — Wij vertrouwen gt; dat deze plechtige viering niet onvruchtbaar zal zijn voor het Christenvolk, hetwelk niet ten onrechte kloosterlingen altijd voor zijne vrienden placht te houden : en derhalve, zooals het den naam van Benedictus met groote toewijding en dankbaar gemoed vereerd heeft, zoo zal het nu om strijd de gedachtenis van Fran-ciscus met feestelijke hulde en veelvuldige liefdebetuigingen vernieuwen. En d e lofwaardige wedstrijd van toewijding en vereering beperkt zich niet tot de streek, waar de heilige man het levenslicht zag, noch tot de landen in de nabijheid der plaats, die hij door zijne tegenwoordigheid eerwaardig maakte, maar is verre uitgebreid tot alle gewesten der aarde, waar óf dn naam van Franciscus vermaard werd óf zijne instellingen b'.oeien.
6
Dezen innigen ijver voor eene uitstekend goede zaak keurt, voorwaar, niemand meer goed dan Wij: vooral dewijl Wij Ons, van onze jeugd at, gewoon gemaakt hebben Franciscus van Assisië met bewondering en bijzondere godsvrucht te vereeren, en AVij er groot op gaan in de Orde der Franciscanen te zijn opgenomen, en Wij meer dan eens uit godsvrucht het heilige Alver-riische gebergte met opgewekte blijdschap hebben beklommen, waar het beeld van dezen zoo uitstekenden man, op welke plaats we ook den voet zetten, ons i^oor den geest oprees, en die eenzaamheid, zoo vol herinneringen, onze ziel in stille overpeinzing bevangen hield. •—-Doch hoe lofwaardig deze ijver is, daarin is geenszins alles begrepen. Want zoo moet men denken over de eerbewijzingen, die den H. Franciscus gegeven worden, dat zij dengene wien zij gelden, het meest welgevallig zullan zijn, indien zij vruchtbaar zijn voor hen welke ze brengen. Nu bestaat de degelijke en onvergankelijke vrucht hierin, dat de menschen zich eenige gelijkenis verwerven met hem, wiens uitstekende deugd zij bewonderen, en dat zij zich toeleggeu door zijne navolging beter te worden. En wanueer zij dit met Gods hulp ijverig ten uitvoer brengen, dan zal er, voorzeker, een geschikt en zeer werkdadig geneesmiddel voor de tegenwoordige rampen gevonden — Wij willen U, Eerwaardige Broeders,
derhalve door dezen Brief toespreken, niet slechts om onze godsvrucht jegens Franciscus openlijk te betuigen, maar ook om uwe liefde op te wekken, opdat Gij even als Wij en met ons U toelegt aan hetwelzijn dermenschendoor middel van dat geneesmiddel, wat Wij noemden. Uwe zorgen te wijdeu.
De Verlosser van het meuschelijk geslacht, Jesus Christus, is de altijddurende en steeds vloeiende bron van alle goed, wat van Gods oneindige liefderijkheid tot ons komt, en wel zoozeer dat Hij, die eenmaal de wereld verlostte, haar ook in alle eeuwen verlosssen zal; JFant cr is geen andere naam onder den hemel den men-schen gegeven, waarin wij zalig moeten worden. 1) Wanneer het dus somtijds door de gebrek-kelijkheid der natuur of deschuld der menschen geschiedt, dat het menschelijk geslacht ter veikeerde zijde afwijkt, en een buitengewone hulp om vrij te komen schijnt te behoeven, dan is het dringend noodzakelijk zich tot Jesus Christus te keeren, en dit voor de beste en zekerste toevlucht te houden. Immers zijne goddelijke kracht is zoo groot en vermag zooveel, dat zij in staat is èn om alle gevaren te verdrijven èn om alle rampen te genezen. En de genezing nu zal zeker zijn, indien het menschelijke ge-
i) Hand IV, 12.
8
slacht slecht tot de betrachting der christelijke wijsheid en tot de levensregelen des Evangelies wordt teruggebracht. Wanneer soms de rampen, die Wij noemden, ons overvallen, en zoodra de door Hem voorziene tijd van vertroosting tot rijpheid is gekomen , dan wekt God bijna aanstonds een man o niet een gelijk vele anderen, maar een groot en buitengewoon man, dien Hij roept om het algemeen welziju te herstellen. Doch dit gebeurde juist tegen het einde der twaalfde eeuw en iets later: en uirvoerder vau dit groote werk was Franciscus.
Dat tijdperk evenzeer als de bijzondere aard zijner deugden en ondeugden is genoegzaam bekend. Diep en krachtig was het Katholieke geloof in de zielen gevestigd ; en schoon was het, dat zeer velen, in vurige godsvrucht ontbrand, zich naar Palestina begaven, besloten om te overwinnen of te sterven. Maar evenwel de losbandigheid had de volkszeden zeer veranderd: en niets was den menschen zoo noodzakelijk als de herniemving van den christelijken geest. — Doch de hoofdzaak der christelijke deugd is eene edele gesteltenis der ziel, die in staat is om bezwaren en moeilijkheden te verdragen : en een zekere beeltenis er van wordt door het kruis voorgesteld, hetwelk zij, die Christus willen volgen, op hun schouder moeten laden en dragen. En tot die gesteltenis behoort, dat de geest zich
9
ann tijdelijke zaken onttrekt, dat wij een streng bestier over ons zeiven uitoefenen, dat wij de tegenspoeden met gemak en gematigdheid doorstaan. Eindelijk is de liefde tot God en tot de naasten boven alle andere de meesteres en koningin der deugden; en hare kracht is zoo groot, dat zij de lasten welke met den plicht verbonden zijn, zacht wegneemt, en de inspanningen, hoe groot ook, niet alleen dragelijk, maar zelfs aangenaam maakt.
In de twaalfde eeuw waren deze deugden blijkbaar zeer schaarsch, daar al te velen dwazelijk aan menschelijke belangen of aan de begeerte naar eer en rijkdom geheel verslaafd waren, of hun leven in weelde en genietingen doorbrachten. Een zeer groote macht was in de handen van weinigen; en hunne rijkdommen dienden bijna tot niets anders dan tot de onderdrukking eener rampzalige en verachte menigte ; en zelfs zij, die om hun levensstaat de overigen in toom hadden moeten houden, waren van dergelijke ondeugden niet vrij gebieven. En bij de vrij algemeene verflauwing der liefde waren er verschillende en dagelijks voorkomende rampzaligheden gevolgd: de nijd, de ijverzucht, de haat; en de gemoederen waren zoo verdeeld en tot vijandschap geneigd, dat de steden eener zelfde nabuurschap elkander bij de minste oorzaak door den oorlog ten verderve brachten en de eene bur-
10
■ger met den andere op onmenschelijke wijze door het zwaard hunne twisten beslechtten.
In die eeuw viel de levenstijd van Franciscus. Evenwel heeft hij het met bewonderenswaardige standvastigheid, met even grooten eenvoud ondernomen om in woord en daad der verouderende wereld het echte beeld der christelijke volmaaktheid voor oogen te stellen.—AVerkelijk, gelijk de groote vader Dominicus Gusman de onschendbaarheid der hemelsche leeringen in denzelfden tijd verdedigde en de booze dwalingen der ketters door het licht der christelijke wijsheid verdreef, zoo heeft Franciscus, wien God tot groote daden bewoog, dit verkregen, dat hij de Christenen tot de deugd opwekte en hen, die langen tijd en ver waren a'geweken, tot de navolging van Christus bracht. Het is voorzeker niet toevallig geweest, dat deze uitspraken uit het Evangelie den jongeling ter oore kwamen: Wilt noch goud, noch zilver, noch geld in uwe gordels hebben; geen buidel op den weg, noch twee kleederen, noch schoeisels, noch een staf 1) En: Zoo gij volmaakt wilt zijn, ga, verkoop wat gij hebt en geef het den armen .... en kom en volg mij 2). Hij legt dit uit alsof het tot hem met name gezegd is, en terstond doet hij afstand van alles, hij verandert van kleeding.
i) Math. X, 9—IO.
2) Matth. XIX, 21.
11
hij neemt de armoede tot begeleidster en gezelschap voor geheel zijn leven, en hij wil, dat die hoogste voorschriften der deugden, die hij met verheven en moedigen zin omhelsd had, als de grondslagen zijner Orde zouden zijn. Sedert dien tijd gaat hij, te midden van de zoo groote weekelijkheid en de in den hoogsten graad verfijnde kieschheid zijner eeuw, met verwaarloosde en ruwe kleeding; vraagt hij zijn voedsel van deur tot deur; en verdraagt hij niet zoo zeer, maar neemt hij met bewonderenswaardige gretigheid de spotternijen van het verdwaasde volk voor zich op, en wel van zulke spotternijen, als voor de bitterste doorgaan. Hij had immers de dwaasheid van Christus' Kruis aangenomen en als de volstrekte wijsheid leeren kennen; en toen hij tot in de verheven geheimen van dat Kruis door hooger begrip was doorgedrongen, zag en oordeelde hij, dat hij zijn roem nergens beter vestigen kon. — Tegelijk met de liefde tot het Kruis vervulde Fran-ciscus' gemoed eene vurige liefde, die hem aandreef, om de uitbreiding van den christelij-ken naam uit ganscher harte op zich te nemen, en zich hiervoor zelfs aan blijkbaar doodsgevaar vrijwillig prijs te geven. Met die liefde omvatte hij alle menschen ; maar veel dierbaarder waren hem de behoeftigen en de meest verachten; zoozeer dat men hem zijn welbehagen zag heb-
12
ben vooral in hen die ieder ander gewoon was te vluchten of met trotsche afkeerigheid te behandelen. En aldus heeft hij zich uitstekend verdienstelijk gemaakt voor het in stand houden '
van dien broederband, welken Christus de Pleer -V-
herstelde en voltooide, zoodat Hij uit geheel het menschelijk geslacht als één gezin maakte, ,
dat onder het gebied van God, den éénen vader van allen, gesteld is.
Door de hulp dus van zoovele deugden en vooral door deze strengheid van leven, poogde die geheel levensreine man het beeld van Jesus Christus, voor zooveel hij kon, in zich zelf over
te brengen. Doch het bestier der goddelijke (
voorzienigheid ziet men ook hierin uitschitteren, ■9'
dat hij in het uitwendige eenige zijden van bij- gt; zondere gelijkenis met den goddelijken Verlosser
gehad heeft. — Zoo gebeurde het met Franciscus, 4
naar het voorbeeld van Jesus, dat hij in stal geboren werd, eu als sprakeloos kind zulk een legerstede had als eens Christus zelf, namelijk de aarde met stroo bedekt. En toen, zooals verhaald wordt, is de gelijkenis voltooid door Engelenkoren, die in de hoogte blijde rondzweefden, en met hun liefelijk maatgezang de lucht vervulden. Evenzoo voegde hij zich, gelijk Christus het met de Apostelen deed, eenige uitverkoren leerlingen toe, om hun de verschillende landstreken te laten doortrekken, als boodschappers
■
13
van den christelijken vrede en van de eeuwige zaligheid. Allerarmst, beleedigd, bespot, door de zijnen verworpen, heeft hij ook daarin het beeld van Christus terugegeven, dat hij zelfs niet het geringste als eigendom wilde bezitten om er zijn hoofd op neer te leggen. Het laatste kenmerk van gelijkenis werd er aan toegevoegd, toen hij op de kruin van den berg Alvernia, als op zijn Calvarië, tot een voorbeeld gesteld werd, zooals er tot dien tijd nog geen gezien was, en de heilige wonden door goddelijke macht in zijn lichaam ingedrukt werden, en hij als gekruisigd is. — Wij herinneren hier aan een gebeurtenis, niet minder verheven om haar wonderdadig karakter dan beroemd door de lofprijzing der eeuwen. Want toen hij eens in een vurige overdenking van Christus' smarten verzonken was en dezer allergrootste birterheid in zich opnam en zich als een dorstige en aan laafde, vertoonde zich onvoorziens een Engel, die van den hemel afdaalde : tengevolge van een geheime kracht, die plotseling van dezen uitstraalde, gevoelde Franciscus zijne handenen voeten als met nagelen doorboren en evenzeer zijne zijde als met een scherpe lans wonden. Hierdoor ontving hij een bovenmatigen liefdegloed in zijne ziel ; in zijn lichaam droeg hij voor het vervolg de levende en duidelijke afbeelding der wonden van Jesus Christus.
14
Deze wondervolle gebeurtenissen, eerder waardig om in de taal der engelen dan in die der menschen verheerlijkt te worden, toonen genoegzaam, welk een groot man, en hoe waardig hij was, dat God hem bestemde om zijne tijdgenooten tot christelijke zeden terug te roepen. Immers, bij de kerk van den H. Damianus hoorde Franciscus eene bovenmenschelijke stem : Ga, steun mijn wankelend huis. En niet minder wonderbaar is de versehijning, die God aan Inno-centius III gaf, toen deze meende Franciscus te zien, die met zijne schouders de wankelende muren der Lateraansche Basiliek schraagde. De kracht en beteekenis dezer wonderen is duidelijk; en werd namelijk te kennen gegeven, dat Franciscus in dat tijdperk geen geringe hulp en steun voor de christelijke uaatschappij wezen zou. Inderdaad, hij talmde niet om zich aan het werk te zetten. De twaalf, die zich eerst onder zijne leiding geplaatst hadden, waren gelijk aan een klein zaadje, dat men spoedig onder den zegen van God en de bescherming van den Opperpriester tot een zeer overvloedigen oogst zag opgroeien. Nadat deze alzoo op heilige wijze gevormd waren naar het voorbeeld van Christus, wijst hij hun verschillende streken van Italië en Europa aan om er het Evangelie te prediken, terwijl enkelen ondes hen last ontvangen tot Afrika door te dringen. Zij dralen niet: hoewel arm, ongeleerd, onbeschaafd.
15
wagen zij het voor het volk op te treden : op pleinen en in straten beginnen zij zonder spreekgestoelte en zonder praal van woorden de men-schen te vermanen tot versmading van de ver. gankelijke dingen en tot de gedachte aan het toekomstige leven. Een verwonderlijk rijke vrucht beloonde den arbeid van deze schijnbaar zoo ongeschikte werklieden. Want bij scharen stroomt een menigte van volk tot hen samen, begeerig om hen te hooren; alsdan beweenen zij met berouw hunne zonden, vergeten geleden onrecht, en keeren door het bijleggen hunner geschillen tot gevoelens van vrede terug, 't Is ongelooflijk, met welk een zieldrift en vervoering bijna, de menigte tot. Franciscus getrokken werd. Men volgde hem in dichte scharen, werwaarts hij heenging, en niet zelden smeekten hem uit steden, uit volkrijker plaatsen alle burgers zonder onderscheid, dat hij hen plechtig onder zijn regel zou opnemen. Daardoor is de heilige er toe ge' bracht het genootschap van de Derde Orde in te stellen, dal eiken stand van menschen, eiken leeftijd, beiderlei geslacht moest opnemen zonder de banden van hel gezin en van de huiselijke zaken te verbreken. Want met wijze voorzichtigheid schreef hij aan die orde niet zoozeer eigen wetten voor, maar de verordeningen zelve van de wetten des Evangelies, die aan geen Christen al te zwaar kunnen voor-
16
komen. Namelijk ; aan de geboden van God en van de Kerk te gehoorzamen, partijschappen en twisten te verbannen, niets van het eigendom eens anderen weg te nemen, de wapenen niet ■op te vatten, tenzij voor godsdienst en vaderland, in leefwijze en kleeding voegzame maat te houden , de weelde te vluchten, de gevaarlijke aanlokselen van den dans en van de schouwspel-kunst te vermijden.
Het is gemakkelijk te begrijpen, dat er zeer groote voordeelen moesten voortvloeien uit zulk eene instelling, die niet alleen heilzaam was in zich zelve, maar ook en voornamelijk uitnemend geschikt voor dien woeligen tijd. — Deze geschiktheid wordt niet alleen genoegzaam gestaafd door de genootschappen van denzelfden aard, die uit de Dominikaner en uit andere orden ontstonden, maar wordt ook door de uitkomst zelvebe^ est'gd.Inderdaad, alom haastten de men-schen zich, van de laagsten tot de hoogsten, met vurig verlangen en de hoogste zielsbegcerte in de orde van Franciscus te treden. De eersten, die deze onderscheiding begeerden, waren Lo-dewijk IX, Konii g van Frankrijk, en Elisabeth, de Hongaarsche Koningsdochter; hen volgden in den loop der tijden vele Pausen, Kardinalen, Bisschoppen, Koningen en Vorsten, die allen de ordeteekenen van Franciscus niet onvereenig-baar achtten met hunne waardigheid. - - De leden
17
van de Derde Orde toonden evenveel vroom-heih als moed in het verdedigen van den Katholieken godsdienst, en al hebben zij zich door die deugden veel haat berokkend van den kant der boozen, aan de goedkeuring van de wijzen en goeden, welke ten hoogste eervol en alleen begee-renswaardig is, heeft het hun nooit ontbroken. Ja, onze Voorganger Gregorius IX zelf heeft hen openlijk met hun geloof en moed geluk gewenscht en niet geaarzeld hen door zijn gezag te verdedigen en hun den eerenaam van strijders voor Christus, van andere Machabee'én toe te kennen-—En die lof was niet in strijd met de waarheid, * Want er lag een krachtig hulpmiddel voor het heil der maatschappij in die Orde, welker leden de deugden en voorschriften van hun stichter voor oogen hielden en zich naar vermogen beijverden de christelijke deugd met nieuwen luister in de maatschappij te doen herleven. Ongetwijfeld zijn dikwerf door hun tusschenkomst en voorbeelden de oneenigheden van partijschappen uitgedoofd of tot bedaren gebracht, zijn de wapenen aan de hand van woestaards ontrukt, zijn de oorzaken van gedingen en twisten weggenomen, heeft de armoede en de verlatenheid leniging gevonden, is de losbandigheid beteugeld die de fortuinen verslindt en het werktuig is des verderfs. Daarom ontspruiten aan de Derde Orde van Franciscus, als aan hun stam huiselijke
18
vrede en openbare rust, reinheid van zeden en zachtmoedigheid, behoorlijk gebruik en bever liging van den eigendom, welke de hechtste steunpilaren zijn van beschaving en welvaart, en het behoud van deze voorrechten heeft Europa voor een groot gedeelte aan Franciscus te danken.
Meer echter dan een der overige volkeren heeft Italië aan Franciscus te danken, dat het voornaamste tooneel zijner deugden is geweest en evenzoo zijne weldaden het meest ondevon-den heeft. — En wel in een tijd, waarin velen zich dikwijls beijverden om anderen onrecht aan te doen, bood hij steeds de hand aan den bedrukte en gevallene; rijk te midden der uiterste armoede hield hij nimmer op de nooddruft van anderen te lenigen zonder aan de zijne te denken- Zoet liet de jeugdige taal zijns vaderlands haar eerste klanken uit zijn mond hooren: de vervoering zijner liefde en zijner poëzij tevens stortte hij in lofzangen, die bestemd waren om door het volk van buiten geleerd te worden, en die de bewondering niet onwaardig gekeurd zijn door de letterkundigen van liet nageslacht. Bij de gedachte aan Franciscus heeft zekere aanblazing en meer dan menschelijke bezieling den geest onzer landgenooten ontvonkt^ en wel zoo dat de pogingen der grootste kunstenaars gewedijverd hebben om de gebeurtenissen zijns levens in schildering, of in een steen of in
19
metaal af te beelden. In Franciscus vond Ali-ghieri een dichtstof, die hij in even verheven als welluidende verzen kon bezingen; aan zijn leven ontleenden Cimabue en Giotto tafereelen» die zij in de kleurtinten van Parrhasius onsterfelijk maakten; aan hem dankten beroemde bouwkunstenaars de ideesn, die zij in ^rootsche bouwwerken uitdrukten zoowel bij het graf van dezen allerarmsten heilige, als bij de kerk van Maria der Engelen, die van zoovele en groote mirakelen getuige was. Naar deze heiligdommen plegen talrijke scharen van alle kanten heen te trekken, ten einde den vader der armen van Assisië te vereeren, wien de gaven der goddelijke goedheid even ruim en overvloedig stroomden als hij zich zeiven volslagen van tijdelijke bezittingen ontdaan had.
Derhalve is blijkbaar van dezen éénen man een macht van weldaden aan de christelijke en aan de burgerlijke maatschap toegevloeid. Doch omdat zijne gezindheid in volheid en bij uitstek christelijk is en op wonderbare wijze voor alle plaatsen en tijden voegt, kan niemand het be-tvvijfelen, dat de instellingen van Franciscus in deze onze eeuw grootelijks voordeelig zullen zijn. Des te meer, dewijl de gesteltenis van onzen tijd om vele redenen die van zijnen tijd schijnt nabij te komen. —■ Gelijk in de twaalfde eeuw is evenzoo nu de liefde niet weinig verkoeld, is
18
vrede en openbare rust, reinheid van zeden en zachtmoedigheid, behoorlijk gebruik en bever liging van den eigendom, welke de hechtste steunpilaren zijn van beschaving en welvaart, en het behoud van deze voorrechten heeft Europa voor een groot gedeelte aan Franciscus te danken.
Meer echter dan een der overige volkeren heeft Italië aan Franciscus te danken, dat het voornaamste tooneel zijner deugden is geweest en evenzoo zijne weldaden het meest ondevon-den heeft. — En wel in een tijd, waarin velen zich dikwijls beijverden om anderen onrecht aan te doen, bood hij steeds de hand aan den bedrukte en gevallene; rijk te midden der uiterste armoede hield hij nimmer op de nooddruft van anderen te lenigen zonder aan de zijne te denken- Zoet liet de jeugdige taal zijns vaderlands haar eerste klanken uit zijn mond hooren: de vervoering zijner liefde en zijner poëzij tevens stortte hij in lofzangen, die bestemd waren om door het volk van buiten geleerd te worden, en die de bewondering niet onwaardig gekeurd zijn door de letterkundigen van liet nageslacht. Bij de gedachte aan Franciscus heeft zekere aanblazing en meer dan menschelijke bezieling den geest onzer landgenooten ontvonkt^ en wel zoo dat de pogingen der grootste kunstenaars gewedijverd hebben om de gebeurtenissen zijns levens in schildering, of in een steen of in
19
metaal af te beelden. In Franciscus vond Ali-ghieri een dichtstof, die hij in even verheven als welluidende verzen kon bezingen; aan zijn leven ontleenden Cimabue en Giotto tafereelen» die zij in de kleurtinten van Parrhasius onsterfelijk maakten; aan hem dankten beroemde bouwkunstenaars de ideesn, die zij in ^rootsche bouwwerken uitdrukten zoowel bij het graf van dezen allerarmsten heilige, als bij de kerk van Maria der Engelen, die van zoovele en groote mirakelen getuige was. Naar deze heiligdommen plegen talrijke scharen van alle kanten heen te trekken, ten einde den vader der armen van Assisië te vereeren, wien de gaven der goddelijke goedheid even ruim en overvloedig stroomden als hij zich zeiven volslagen van tijdelijke bezittingen ontdaan had.
Derhalve is blijkbaar van dezen éénen man een macht van weldaden aan de christelijke en aan de burgerlijke maatschap toegevloeid. Doch omdat zijne gezindheid in volheid en bij uitstek christelijk is en op wonderbare wijze voor alle plaatsen en tijden voegt, kan niemand het be-tvvijfelen, dat de instellingen van Franciscus in deze onze eeuw grootelijks voordeelig zullen zijn. Des te meer, dewijl de gesteltenis van onzen tijd om vele redenen die van zijnen tijd schijnt nabij te komen. —■ Gelijk in de twaalfde eeuw is evenzoo nu de liefde niet weinig verkoeld, is
24
Wij met meerderen drang en dit verwachten Wij met hooger recht van de Italianen, wien de nauwe band van hetzelfde vaderland en de grootere overvloed van ontvangen weldaden een inniger genegenheid en een hoogere dankbaarheid jegens Franciscus opleggen. Zoo toch zou na zeven eeuwen, het Italiaanse volk en de geheele Christenwereld het aan den weldadigen invloed van den heiligen van Assisië dank weten, van de verwarring tot de rust. van het verderf tot de veiligheid teruggebracht te zijn. Laat ons dit met gezamenlijk gebed, vooral in deze dagen, van Franciscus zelf afsmeeken ; zoeken wij dit evenzeer te verkrijgen van de Maagd en Moeder Gods Maria, die de godsvrucht en deugd van haren dienaar steeds met hemelsche bescherming en buitengewone gaven beloonde.
Intusschen schenken Wij U, Eerwaardige Broeders en aan geheel de Geestelijkheid en aan het quot;geloovige volk, dat aanieder van U is toevertrouwd, in de volheid onzer liefde, den Apostolischen zegen, ten onderpand der hemelsche gunsten en ten bewijs onzer bijzondere genegenheid.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter' den 17. Sept-1882, in het vijfde jaar van ons Pausschap.
LEO XIII, Paus.
oai-t onzen 3Cei{iacn ^Vadez J—'EO XIII,
DOOR DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID PAAS,
OVER
ilea J^egff ran de roeitfdfijfïe Scale ©nle
DER FRANCISCANEN,
—x—fgj-H-fV
dicnaat- dez- die-naz-cn Sodi, ter eeuwige gedachtenis.
De Barmhartige Zoon Gods, die, door den menschen een ^oet juk en lichten last op te leggen, zorg gedragen heeft voor het leven en welzijn van allen, heeft de Kerk, door Hem gesticht, nagelaten als erfgename, niet alleen van Zijne macht, maar ook van Zijne barmhartigheid, opdat de weldaden, door Hem verworven, altijd met dezelfde mate van liefde, door alle eeuwen heen zouden verspreid worden. Geiijk derhalve in alles, wat Jezus Christus tijdens Zijn sterfelijk
26
leven gedaan of geboden heeft, Zijne zachtmoedige wijsheid en grootheid van onverwinnelijke goedheid uitschitterde, zoo treedt eveneens in alle instellingen der Christelijke maatschappij eene bewonderenswaardige toegevendheid en zachtzinnigheid in het licht, om te doen zien, dat de Kerk ook hierin het evenbeeld van God, de liefde is, (1) duidelijk in zich draagt. Het is echter vooral de eigenaardige taak harer moederlijke teederheid, dat zij hare wetten, zooveel zij vermag, in wijze overeenstemming brengt met tijden en zeden, en in hare voorschriften ■en eischen altijd de hoogste billijkheid in acht neemt. En juist door deze even wijze als liefderijke handelwijze, vereenigt de Kerk de volstrekte en eeuwige onveranderlijkheid harer leer met eene wijze verscheidenheid van hare tucht.
Ons in de uitoefening van Ons Opperpriesterschap met hart en geest naar deze handelwijze voegende, achten Wij het Onzen plicht, den aard der tijden aan eene onpartijdige beoordeeling te onderwerpen en alles nauwkeurig gade te slaan, opdat niemand door de moeilijkheid afgeschrikt worde van de beoefening der heilzame deugden. En alzoo heeft het Ons ditmaal behaagd, het Genootschap van de Derde Orde der Franciscanen, welke de wereldlijke genoemd
(l) Joan IV, 16.
27
wordt, naar dezen maatstaf nauwlettend te onderzoeken, en met behoedzaamheid te beslissen, of het noodig mocht zijn, Zijne voorschriften een weinig te verzachten ter wille van de veranderde tijden.
Deze voortreffelijke instelling van den H. Vader Franciscus hebben Wij dringend in de godsvrucht der Christenen aanbevolen door Onze Encycliek Auspicato, welke Wij den 17. September van het vorige jaar uitvaardigden. Zulks deden Wij in het verlangen en uitsluitend met het inzicht, om zoovelen, als maar mogelijk was, door Onze uitnoodiging bijtijds terug te roepen tot de verhevenheid van een deugd-zamen Christelijken levenswandel. De voornaamste oorzaak toch van de rampen, die ons drukken, en van de gevaren, die gevreeds worden, is de verwaarloozing der Christelijke deugd. Om nu de eerste te heelen en de laatsten af te wenden, staat den menseh geen andere weg open, dan dat zij afzonderlijk en in't algemeen zich haasten terug te keeren tot Jezus Christus, die degenen voor eeuwig zalig kan maken, welke door Hem tot God gaa-i (1) Welnu, de onderhouding der geboden van Jezus Christus ligt den instellingen der Franciscanen geheel en al ten grondslag ; niets anders toch beoogde hun zeer heilige
(i) Hebr. VII, 25.
28
Stichter, dan dat men in zijne instellingen, even als in eene oefenschool, zich met meer nauwgezetheid op het Christelijke leven zou toeleggen. Zeker, de beide eerste Orden der Franciscanen zijn tot de beoefening der verhevenste deugden ingericht, en streven naar iets, dat meer volmaakt, meer goddelijk is; doch zij zijn slechts voor weinigen toegankelijk, voor degenen namelijk, wien het door Gods genade geschonken werd, tot de heiligheid der evangelische raden met ongewone geestdrift op te klimmen. De Derde Orde daarentegen is ontstaan en geschikt voor het volk, en hoeveel zij vermag, om goede, zuivere, godsdienstige zeden te vormen, bewijzen de jaarboeken van vorige tijden en de zaak zelve.
Aan God, die de goede voornemens instort en steunt, moeten Wij het danken, datdeooren van het Christenvolk voor deze Onze aanmaningen niet gesloten bleven. Ja zelfs verhaalt men Ons uit zeer vele plaatsen, dat de godsvrucht tot den H. Eranciscus van Assisie een nieuw leven ingestort, en overal het getal aangegroeid is van degenen, die verlangen in de Derde Orde opgenomen te worden. Om derhalve deze beweging een snelleren voortgang te doen hebben, namen Wij het besluit Onze aandacht te vestigen op datgene, vanwaar deze heilzame strooming der gemoederen eenigszins scheen te kunnen
29
tegengehouden of vertraagd worden.En Onze eerste bevinding was wel deze, dat de Regel van de Derde Orde, welken Onze Voorganger Nicolaus IV, door zijne Apostolische Constitutie Supra montem van den 18 Augustus 1289, heeft goedgekeurd en bekrachtigd, niet volkomen beantwoordt aan de tijden en zeden, die wij thans beleven. Daar dientensevolge de aangenomen verplichtingen zonder bovenmatige bezwaren en moeite niet kunnen vervuld worden, was het tot dusverre noodzakelijk, de leden op hun verzoek van verschillende voorname bepalingen des Regels te ontslaan, en dat zulks zonder nadeel van de algemeene tucht niet kan geschieden, laat zich gemakkelijk begrijpen.
Vervolgens was er in dat Genootschap nog cene andere aangelegenheid, die Onze zorgen vereischte. Onze Voorgangers, de Roomsche Opperpriesters, reeds van den beginne af met de hoogste welwillendheid jegens de Derde Orde bezield, hebben namelijk aan hare leden, tot uitboeting der schulden, vele en zeer uitgestrekte aflaten verleend. In de opsomming daarvan is echter na verloop van tijd vrij wat verwarring ontstaan ; dikwijls was het zelfs een geschilpunt, of men in bepaalde gevallen wel zekerheid had van de pauselijke inwilliging, en wanneer, of hoe men daarvan gebruik behoorde te maken. De Apostolische Stoel bleef voorzeker niet in
30
gebreke, in deze zaak voorziening aan te brengen; met name. Paus Benedictus XIV zorgde door zijne Constitutie Ad Romanmn Pontificem van den 15 Maart 1751, dat de vroegere twijfelingen opgeheven werden; doch zooals gewoonlijk geschiedt, zijn van lieverlede niet weinige andere weer opgerezen.
Door de gedachte aan die ongelegenheden aangespoord, hebben Wij daarom uit de H. Congregatie der Aflaten en H. Reliquieën eenige kardinalen der H. Roomsche Rerk aangesteld, om den oorspronkelijken Regel der Tertiarissen zorgvuldig te herzien, en tevens om alle aflaten en voorrechten in het kort bijeen te brengen en te onderzoeken, en na rijp beraad Ons een verslag uit te brengen over datgene, wat naar hun voordeel, overeenkomstig de tijdsomstandigheden behouden, en wat veranderd moest worden. Na de zaak volgens opdracht ten einde gebracht te hebben, stelden genoemde kardinalen Ons voor, dat men den ouden Regel, door eenige verandering vaa sommige hoofdstukken, naar de tegenwoordige manier vrn leven moest wijzigen en daarmede in overeenstemming brengen. Wat nu de aflaten aangaat, waren sij van oordeel, dat, om allen twijfel weg te nemen en het gevaar te vermijden van iets wederrechtelijk te doen. Wij, naar het voorbeeld van Benedictus XIV, wijs en goed zouden handelen, met alle tot
31
dusverre bestaande aflaten terug te roepen en vervallen te verklaren, en geheel opnieuw eenige andere aan het Genootschap toe te kennen.
Derhalve, tot bevordering van wat goed en heilzaam is, tot meerdere eer van God, tot krachtiger ^opwekking van den ijver voor de godsvrucht en andere deugden, vernieuwen en bekrachtigen Wij door deze Constitutie en door Ons Apostolisch gezag den Regel der zoogenaamde wereldlijke Derde Orde van den H. Franciscus, op de wijze als die hieronder geschreven staat. Men denke echter niet dat daardoor iets ontnomen is aan bet innerlijk wezen der Orde, want het is Onze uitdrukkelijke wil, dat dit onveranderd en ongeschonden blijve bestaan. Daarenboven willen en bevelen Wij, dat de leden van die Orde gebruik kunnen maken van de kwijtscheldingen der straffen of aflaten en van de voorrechten, welke in de beneden staande lijst worden opgenoemd, terwijl Wij tevens alle aflaten en voorrechten geheel en al te niet doen, die deze Apostolische Stoel te eenigertijd, onder welken, naam of vorm ook, aan dat zelfde Genootschap vóór dezen dag heeft toegestaar.
VAN DEN
---
EERSTE HOOFDSTUK Over de Aanneming, den Proeftijd en de Professie.
§ 1. Zij alleen mogen aangenomen worden, die ouder zijn dan veertien jaren; daarenboven moeten zij van goede zeden en vredelievend wezen, en vooral rechtzinnig bevonden „zijn in het Katholiek geloof en oprecht gehoorzaam aan de Roomsche Kerk en den Apostolischen Stoel.
§ 2. Gehuwde vrouwen kunnen zonder voorkennis en toestemming van haar man niet aangenomen worden, behalve wanneer er, volgens het oordeel van haar biechtvader, reden bestaat om anders te handelen.
§ 3. Zoodra zij in het Genootschap zijn opge. nomen, moeten de leden het klein scapulier met
33
het koord volgens gebruik dragen ; doen zij zulks niet, dan worden zij niet deelachtig aan dc verleende voorrechten en gunsten.
§ 4. Na hunne intredi in de Derde Orde, hebben zij dat eerste jaar tot proeftijd; daarna leggen zij volgens het voorschrift professie dei-Orde af en beloven de geboden van God te zullen onderhouden, gehoorzaam te zijn aan de Kerk en de boete te volbrengen, indien zij in
iets aan hunne professie te kort zijn gebleven. ■--
§ 1. De leden van de Derde Orde moeten in geheel hunne levenswijze en kleeding, met terzijdestelling van alle weelde en pracht, dien regel der middelmaat in acht nemen, welke ieder volgens zijn staat past.
§ 2. Zij zullen zich met de meeste omzichtigheid verwijderd houden van dansgezelschappen te vrijzinnige tooneelvoorstellingen en slemppartijen.
§ 3. In spijs en drank moeten zij matig zijn, en niet aan of van tafel gaan, zonder godvruchtig en dankbaar God te hebben aangeroepen.
§ 4. Zij zullen vasten daags vóór het feest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis en van
onzen H. Vader Franciscus; zeer lofwaardig zijn zij, die bovendien des Vrijdags vasten en des Woensdags zich van vleesch onthouden, overeenkomstig de oude gewoonte der Tertiarissen.
§ .5. Elke maand moeten zij hunne zonden behoorlijk biechten en tot de H. Tafel naderen.
i; G. Daar de geestelijken van de Derde Orde dagelijks hunne getijden bidden, hebben zij met betrekking tot dit punt geene verdere verplichting. (*) De leeken, die de Kerkelijke getijden of die der H. Maagd, gewoonlijk Jut Klein Officie van Onze Lieve Vrouw genoemd, niet lezen, moeten eiken dag twaalfmaal het Gebed des Heeren met de Groetenis des Engels en Eere zij den Vader bidden, (**) uitgenomen wanneer zij door ziekte verhinderd zijn.
§ 7. Die een testament te maken hebben, zullen het bijtijds doen.
S 8. In het huiselijk leven zullen zij zich beijveren, anderen een goed voorbeeld te geven,
(•quot;) Op de vraag van een der Generale Oversten van, de Franciscanen, of het aan de priesters en kerkelijkeu van de Derde Orde nog altijd toegestaan is, liet Franciscaner Brevier te bidden, heeft Z. H. I.eo XIII in eene bijzondere audiëntie van den 7 Juli 1S83 een bevestigend antwoord gegeven.
'pe weten: vijfmaal voor de Metten, eens voor de Lauden, eens voor elk der vier kleine uren en tweemaal voor de Vespers en Coirpleten. gelijk Zijne Heil'.gaeid in genoemde audiëntie heeft verklaard.
de oefeningen van godsvrucht en de goede werken te bevorderen. Boeken en nieuwsbladen, waaruit gevaar voor de deugd te vreezen is, mogen zij in hunne huizen niet toelaten, noch dulden, dat ze gelezen worden door hunne onderdanen.
§ i». Niet alleen onderling, maar ook ten opzichte van anderen moeten zij zorgvuldig eene welwillende liefde in acht nemen. Overal waar zij kunnen, zullen zij oneenigheden trachten bij te leggen.
§ 10. Nooit mogen zij zonder noodzakelijkheid een eed doen. Onzuivere taaien onbetamelijke scherts moeten zij vermijden. Des avonds doer, zij onderzoek, of zij soms eenigen misslag hebben begaan ; bevinden zij zich schuldig, dan zullen zij hunne dwaling door het berouw uitboeten.
§ 11. Die gevoeglijk kunnen, wonen dagelijks de H. Mis bij. Ook moeten zij in de maande-lijksche vergaderingen, die door den Overste worden aangekondigd, te zamen komen
§ 12. Zij zullen, ieder volgens zijn vermogen, een weinig bijdragen tot een gemeenschappe-lijkon inleg, om de minder gegoede medeleden, vooral wanneer die ziek zijn, te ondersteunen, of om den luister van den godsdienst te bevorderen .
§ 13. Wanneer een medelid ziek is, moeten
3G
de Oversten zeiven hem bezoeken of een ander zenden, om hem de verschuldigde liefdediensten te bewijzen. Is de ziekte gevaarlijk, dan zullen zij den zieke waarschuwen en aansporen, om intijds te zorgen voor alles, wat op de zuivering zijner ziel betrekking heeft.
§ 14. Bij de begrafenis van een medelid zullen de Tertiarissen van de plaats en die daar tijdelijk verblijven, bijeenkomen, en alsdan gezamenlijk tot zalige lafenis van den afgestorvene een derde gedeelte van den Rozenkrans bidden. Ook zullen de priesters in de H, Mis, en de leeken, door. indien zij kunnen, tot de H. Tafel te naderen, voor hun overleden medebroeder den eeuwigen vrede met vrome verzuchtingen afsmeeken.
Over de bedieningen, de visitatie en den Regel zeiven.
§ 1. De toewijzing der bedieningen heeft plaats in eene daartoe bijeengeroepen vergadering der leden. Zij duren drie jaren. Zonder wettige reden mag niemand de aangeboden bedieningen van de hand wijzen ; ook moet men zich daarvan niet op achtelooze wijze kwijten.
§ 2. Degene, die met het toezicht over de Tertiarissen belast is en Visitator genoemd wordt, moet zorgvuldig onderzoeken, of de Regel goed
37
wordt onderhouden. Te dien einde zal hij jaarlijks en, zoo noodig, meermalen ambtshalve de plaatsen bezoeken, waar vereenigingen zijn gevestigd, en eene vergadering beleggen, waarbij hij de Oversten en al de leden zal doen tegenwoordig zijn. Wanneer de Visitator iemand vermaant of gebiedt tot zijn plicht terug te keeren, of tegen wien ook, ter heilzame bestraffing, een besluit uitvaardigt, dan zal deze zulks met gewilligheid aannemen en 'niet weigeren] de straf te ondergaan.
§ 3. De Visitators worden uit de Eerste of uit de reguliere Derde Orde der Franciscanen gekozen en aangesteld door de Gardiaans, indien aan dezen zulks gevraagd wordt. Het ambt van Visitator mag aan geen leeken opgedragen worden.
§. 4. De leden, die niet gehoorzamen en een kwaad voorbeeld geven, ontvangen tot twee- en driemaal toe eene aanmaning tot hun plicht; onderwerpen zij zich niet, dan wordt hun gelast de Orde te verlaten.
§. 5. Zij, die in eenig punt tegen dezen Regel mochten misdoen, moeten weten, dat zij uit dien hoofde geene zonde bedrijven, tenzij in die zaken, welke reeds anderszins door de Goddelijke of Kerkelijke wetten geboden worden.
6. Indien iemand eenige voorschriften van dezen Regel om gewichtige en wettige redenen
38
niet zou kunnen onderhouden, dan kan hij in dat gedeelte gedispenseerd of hem daarvoor met omzichtigheid iets anders opgelegd worden. De gewone Oversten der Franciscanen van de Eerste en Derde Orde, alsook de bovengenoemde Visitators hebben daartoe de bevoegdheid en volmacht.
£ipt van dc- af-t'aten en vootzac(vlcn. EERSTE HO0 E D S T UK
Alle Tertiarissen van beiderlei geslacht kunnen, na volgens Christelijk gebruik hunne zonden door de biecht uitgewischt en de H. Communie ontvangen te hebben, een vollen aflaat verdienen op de dagen en onder de voorwaarden, die hier volgen ;
I. Op den dag hunner' intrede.
II. Op den dag der professie.
III. Op den dag, dat zij de maandelijksche vergadering of Conferentie bijwonen, mits zij eene kerk of openbare kapel godvruchtig bezoeken en de noodwendigheden der H. Kerk op de gewone wijze Gode aanbevelen.
IV. Den 4 October, feestdag van den H. Vader Franciscus, Stichter der Orde; den 12 Augustus, feestdag der H. Moeder Clara, van Assisië; den '1 Augustus, feestdag der Kerk ■
3ft
wijding van Maria, Koningin der Engelen ; zoo ook op den dag, waarop het jaarlijksch feest gevierd wordt van den Heilige, in wiens kerk het Genootschap der Tertiarissen is opgericht, mits zij die kerk godvruchtig bezoeken, en aldaar volgens gewoonte bidden voor de behoeften der H. Kerk.
V. Eens in de maand, op een dag naar verkiezing, mits zij eene kerk of openbare kapel godvruchtig bezoeken, en daar eenigen tijd bidden volgens de intentie van Z. H. den Paus.
VI. Zoo dikwijls zij zich, tot verbetering des levens, acht opeenvolgende dagen in afzondering begeven, om de geestelijke oefeningen te houden.
VII. Insgelijks in het uur des doods, indien zij den allerheiligsten naam van Jezus met den mond, of, zoo zij niet meer spreken kunnen, met het hart aanroepen. Ook genieten zij het zelfde voorrecht, indien zij, niet in staat om te biechten en de H. Communie te ontvangen, hunne zonden uitwisschen door een volmaakt berouw.
VIII. Tweemaal in het jaar, wanneer zij den Pauselijken Zegen ontvangen, mits zij God eenigen tijd bidden tot intentie van Z. H. den Paus; zoo ook onder dezelfde voorwaarde des gebeds, wanneer zij den zegen of de zoogenaamde [Generale] Absolutie ontvangen, op de hier volgende dagen 1. Op het feest der Geboorte van Onzen Heer Jezus
40
Christus; 2. Op Paschen, het feest der Verrijzenis; 3. Op het Pinksterfeest; 4. Op het feest van het allerheiligste Hart van Jezus ; 5. Op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria; 6. den 19. Maart,feestdag van den H. Jozef, Bruidegom der H. Maagd; 7. den 17. September, feestdag van de Indrukking der H. Wondteekenen van den H. Franciscus ; 8. den 25 Augustus, feestdag van den H. Lodewijk, koning van Frankrijk, den hevnelschen Patroon der derde Orde; 9. den 19. November, feestdag der H. Elisabeth van Hongarije.
IX. Eveneens, indien zij vijfmaal het Onze Vader, Weesgegroet en Eere zij den Vader bidden voor de noodwendigheden der H. Kerk, en éénmaal tot intentie van Z. H. den Paus, kunnen zij eens in de maand, tot uitboeting hunner zonden, alle voorrechten genieten, waaraan degenen deelachtig worden, die de Statie-gebeden te Rome houden, of die Portiuncula, de heilige plaatsen te Jeruzalem, en de kerk van den H. Apostel Jacobus te Compostella uit godsvrucht bezoeken,
X. Indien zij op de dagen, waarop de Staties, in het Romeinsch Missaal zijn aangeduid, (1) de
LIJST DER DAGEN EN AFLATEN VAN DE STATIES VAN ROME
Aschwoensdag en Jen vierden Zondag in de Vasten aflaat van vijftien jaren en even zooveel quadragener,
41
kerk of kapel bezoeken, waarin hun genootschap is opgericht, en daar volgens gewoonte aan God de noodwendigheden der H. Kerk aanbevelen,
Polmzomiag aflaat van vijf en twintig jaren en even zooveel quadragenen,
Wit/en Donder,ias; volle aflaat,
. Goeden Vrijdag en PaaschzaUrdag aflaat van dertilt;r jaren en even zooveel quadragenen,
Alle andere dagen van de Vasten aflaat van tien jaren en even zooveel quadragenen,
Paaschdag volle aflaat, en alle dagen van de Paaschweek en Beloken Paschen aflaat van dertig jaren en even zooveel quadragenen,
's Heeren Hemelvaartsdag volle aflaat Vigilie van Pinksteren aflaat van tien jaren en even zooveel quadragenen,
Het feest van Pinksteren en alle dagen van het octaaf^ met inbegrip van Zaterdag, aflaat van dertig jaren en even zooveel quadragenen,
Den eersten, tweeden en vierden Zondag van den Advent aflaat van tien jaren en even zooveel quadragenen, den derden Zondag van den Advent aflaat van vijftien jaren en even zooveel quadragenen.
De Vigilie van Kerstmis, alsook des nachts en in de Mis van den dageraad, aflaat van vijftien jaren en even zooveel quadragenen,
Den feestdag van Kerstmis volle aflaat.
Den feestdag van den If. Stephanus, van den H. Joannes rjvangelist^ van de II.H. Or.nooamp;ele Kinderen, van de Besnijdenis des Heeren, van Driekoningen, op de Zondagen Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima aflaat van dertig jaren en even zooveel quadragenen.
De Quatertemperdagen aflaat van tien jaren en even zooveel quadragenen,
Het feest van den H. Marcus en de drie Kruisdagen aflaat van dertig jaren en even zooveel quadragenen.
42
kunnen zij in die kerk of kape op de genoemde dagen deelachtig worden aan dezelfde genaden en ^geestelijke voorrechten, welke de inwoners en vreemdelingen te Rome genieten.
Over de gedeeltelijke aflaten.
I. Alle -Tertiarissen van beiderlei geslacht, kunnen een aflaat van zeven jaren en zev en quadragenen verdienen, mits zij de keik of kapel» waarin het genootschap gevestigd is, bezoeken, en aldaar God bidden voor de noodwendigheden der H. Kerk: op den feestdag van de wonderdadige Indrukking der H. Wondteekenen van den H. Franciscus; zoo ook op de feestdagen van den H. Koning Lodewijk, van de H. Elisabeth, koningin van Portugal, van de H. Elisabeth van Hongarije en van de H. Margaretha van Cortona, alsmede op twaalf andere dagen, naar ieders verkiezing, met goedkeuring van den Overste
der Vereeniging.
II. Zoo dikwijls zij in de H. Mis of andere Goddelijke diensten, of bij de openbare en bijzondere vergaderingen der leden tegenwoordig zijn, gastvrijheid verleenen aan behoeftigen, 01. eenigheden bijleggen of zorgen, dat zij bijgelegd worden; zoo dikwijls zij eene godsdienstige processie bijwonen, het allerheiligste Sacrament
43
vergezellen, wanneer het omgedragen wordt, of, zoo zij dat niet kunnen, bij het teeken der klok eens het Gebed des Heeren met de Groetenis des Engels bidden; zoo dikwijls zij die zelfde gebeden vijfmaal verrichten, om de noodwendigheden der H. Kerk of de zielen der afgestorven medeleden Gode aan te bevelen; zoo dikwijls zij een doode ten grave vergezellen, een afgedwaalde op den rechten weg terugbrengen, iemand onderwijzen in de geboden Gods of in andere zaken, noodig ter zaligheid, of zoo dikwijls zij eenig ander dergelijk liefdewerk verrichten, kunnen zij allen voor elk van deze werken een aflaat verdienen van driehonderd dagen.
Al de bovengenoemde aflaten, zoowel volle als gedeeltelijke, kunnen de Tertiarissen, naar verkiezing, toevoegen aan de geloovige zielen in het vagevuur.
I. Voor de priesters van de Derde Orde is elk altaar, waarop zij de H. Mis lezen, driemaal in de week geprivilegieerd, mits zij hetzelfde voorrecht niet reeds voor een anderen dag verkregen hebben.
II. Voor den priester, die de H. Mis leest tot
42
kunnen zij in die kerk of kape op de genoemde dagen deelachtig worden aan dezelfde genaden en ^geestelijke voorrechten, welke de inwoners en vreemdelingen te Rome genieten.
Over de gedeeltelijke aflaten.
I. Alle -Tertiarissen van beiderlei geslacht, kunnen een aflaat van zeven jaren en zev en quadragenen verdienen, mits zij de keik of kapel» waarin het genootschap gevestigd is, bezoeken, en aldaar God bidden voor de noodwendigheden der H. Kerk: op den feestdag van de wonderdadige Indrukking der H. Wondteekenen van den H. Franciscus; zoo ook op de feestdagen van den H. Koning Lodewijk, van de H. Elisabeth, koningin van Portugal, van de H. Elisabeth van Hongarije en van de H. Margaretha van Cortona, alsmede op twaalf andere dagen, naar ieders verkiezing, met goedkeuring van den Overste
der Vereeniging.
II. Zoo dikwijls zij in de H. Mis of andere Goddelijke diensten, of bij de openbare en bijzondere vergaderingen der leden tegenwoordig zijn, gastvrijheid verleenen aan behoeftigen, 01. eenigheden bijleggen of zorgen, dat zij bijgelegd worden; zoo dikwijls zij eene godsdienstige processie bijwonen, het allerheiligste Sacrament
43
vergezellen, wanneer het omgedragen wordt, of, zoo zij dat niet kunnen, bij het teeken der klok eens het Gebed des Heeren met de Groetenis des Engels bidden; zoo dikwijls zij die zelfde gebeden vijfmaal verrichten, om de noodwendigheden der H. Kerk of de zielen der afgestorven medeleden Gode aan te bevelen; zoo dikwijls zij een doode ten grave vergezellen, een afgedwaalde op den rechten weg terugbrengen, iemand onderwijzen in de geboden Gods of in andere zaken, noodig ter zaligheid, of zoo dikwijls zij eenig ander dergelijk liefdewerk verrichten, kunnen zij allen voor elk van deze werken een aflaat verdienen van driehonderd dagen.
Al de bovengenoemde aflaten, zoowel volle als gedeeltelijke, kunnen de Tertiarissen, naar verkiezing, toevoegen aan de geloovige zielen in het vagevuur.
I. Voor de priesters van de Derde Orde is elk altaar, waarop zij de H. Mis lezen, driemaal in de week geprivilegieerd, mits zij hetzelfde voorrecht niet reeds voor een anderen dag verkregen hebben.
II. Voor den priester, die de H. Mis leest tot