EN
TI E T P E O T E 0 TIO N I S M E
n o o r
TWEKUK DRUK
'S GRAVENIIAGE W. P, VAN STOCKUM amp; ZOON 1888
-Va {( lt; 7*f
'Vv •-'
EN
DOOR
De lezing der Utreclitsche Verslagen van de Nederlandsche Nijverheid en eenige aanteekeningen, verzameld uit de Consulaire Verslagen en die van de Kamers van Koophandel over 1886, gaven mij aanleiding tot het schrijven van deze bladzijden. Van bevriende zijde werd mij de raad gegeven het geschrevene in brochurevorm het licht te doen zien. Ik heb gemeend aan dien raad gevolg te mogen geven, omdat het zijn nut kan hebben tot behoedzaamheid aan te sporen, waar men — onder de verleidelijke leuze van bescherming van de Nederlandsche nijverheid en van den Nederlandschen arbeid — de Regeering wil drijven tot het volgen van eene andere politiek, dan waarbij het Nederlandsche volk tot dusver heeft weigevaren.
P,
's Gravenhage, December 1887.
De voorstellen tot wijziging der Grondwet zijn aangenomen. De nieuwe Grondwet is afgekondigd en de nieuwe Kamers zullen weldra bijeenkomen.
Afgescheiden van de verbeteringen, in onze hoogste Staatswet aangebracht, heeft de aanneming van die voorstellen ontegenzeggelijk dit voordeel, dat daardoor — naar men mag verwachten — een einde zal komen aan de onvruchtbaarheid van den parlementairen arbeid, waarover in de laatste jaren stellig niet ten onrechte is geklaagd. De vraag toch, of men tot Grondwetsherziening zou overgaan en waarin die zou moeten bestaan, hield de Kamers nu reeds van 1879 af bezig en verklaarbaar is het dat de daarover gevoerde strijd verlammend werkte op de Parlementaire werkzaamheden; terwijl, toen zij eenmaal aan de orde was gesteld, uit den aard der zaak de beslissing over een tal van onderwerpen tot na die herziening moest worden verschoven.
De overtuiging dat — zooals men het uitdrukte — de Grondwetsherziening van de baan moest, heeft o. i. niet weinig tot het doen aannemen dier voorstellen medegewerkt en velen in den lande, al waren ze ook niet diep doordrongen van het noodzakelijke der herziening, de aanneming met vreugde doen begroeten, in de hoop dat thans eindelijk de hand zal worden geslagen aan verbeteringen op wetgevend gebied,
(i
waaraan zoo dringend behoefte bestaat. „ The stage of agitation , has passed and the time for action has conle.quot;, Eerst dan toch zal de grondwetsherziening waarde hebben voor ons Land, wanneer ze leidt tot daden op politiek gebied.
Waarmede de Regeering, die is, of die uit de nienwe verkiezingen zal geboren worden, zal aanvangen, is natuurlijk niet te bepalen. Niet in gebrek maar in veelheid van stof zal de moeilijkheid liggen. Volgt reeds uit de onvruchtbaarheid der wetgeving van de laatste jaren — niet alléén het gevolg van de kwestie der Grondwetsherziening ') — dat dubbele inspanning noodig zal zijn om het verlorene in te halen, men vergete niet dat meer dan vroeger nog vau de Wetgeving zal worden gevergd. Te recht zegt een Engelsch schrijver: „ in „ welke richting wij onze blikken ook slaan, zoo blijkt het „ duidelijk dat er een streven bestaat om de spheer van staats-„ bemoeiing uit te breiden en om de wetgeving te doen ingrijpen „ in de onderlinge betrekkingen van hen die in den Staat leven.quot; Hoe verschillend men over die richting ook moge denken — 't zij men daarin zie den weg tot verbetering van de sociale toestanden, 't zij de helling, die ons tot het socialisme en het communisme leiden zal ■—• men zal er rekening mede moeten houden, want te ontkennen valt het niet dat, zooals Chajibeklain het uitdrukt. , nieuwe begrippen omtrent den plicht van den „ Staat, nieuwe ontwikkeling op sociaal gebied, nieuwe waar-, deering van de wederkeerige verplichtingen der Staatsburgers „ onderling aan het licht zijn gekomen en overweging verdienen.quot;
i ) The enormous complexity of modern legislation, to say nothing of difficulties caused by obstructionism and party Politics indefinitely post pone many measures of reform, no matter how imperatively they may be called for. The Radical Programm. pg. 241.
7
Deed de overdreven Staatsbemoeiing van vroegere eeuwen een zucht naar algeheele vrijheid geboren worden, thans zijn het de nadeelen van de concurrentie, die velen den blik naaide Wetgeving doen opslaan om van haar verbetering te vragen van min gunstige sociale toestanden. Wij zien die richting overal werkzaam, zoowel in de nieuwe als in de oude wereld, en bekend is het tot welke belangrijke verordeningen zij vooral in Duitschland reeds geleid heeft.
Het ligt niet in mijne bedoeling die uitbreiding van Staatsbemoeiing te maken tot een onderwerp van beschouwing; daartoe is meer studie en voorbereiding noodig dan mij mogelijk waren; daarvoor is het te bearbeiden veld veel te groot.
Slechts op één punt wensch ik in deze bladzijden de aandacht te vestigen, naar aanleiding van hetgeen wij in de laatst verloopen maanden ook in ons Land hebben zien gebeuren.
Ook in ons Vaderland — zal ik het behoeven te herinneren — lijden handel, landbouw en nijverheid onder de algemeene malaise, die nu reeds sedert een tal van jaren voortduurt, die overal een tal van gemoederen heeft bezig gehouden, overal op middelen van herstel heeft doen bedacht zijn; maar waarvan ik vrees dat wij het einde nog niet bereikt hebben, al moge voornamelijk sedert de tweede helft van het vorig jaar eenige meerdere levendigheid vooral op het gebied van den handel zichtbaar zijn.
Niet te verwonderen alzoo is het dat ook hier geklaagd werd en wordt — en dat die klachten toenamen naarmate het kwaad, door de crisis veroorzaakt, dieper doordrong in al de klassen der Maatschappij; naarmate de malaise, die in den landbouw begon, zich ook over andere takken van
De voorstellen tot wijziging der Grondwet zijn aangenomen. De nieuwe Grondwet is afgekondigd en de nieuwe Kamers zullen weldra bijeenkomen.
Afgescheiden van de verbeteringen, in onze hoogste Staatswet aangebracht, heeft de aanneming van die voorstellen ontegenzeggelijk dit voordeel, dat daardoor — naar men mag verwachten — een einde zal komen aan de onvruchtbaarheid van den parlementairen arbeid, waarover in de laatste jaren stellig niet ten onrechte is geklaagd. De vraag toch, of men tot Grondwetsherziening zou overgaan en waarin die zou moeten bestaan, hield de Kamers nu reeds van 1879 af bezig en verklaarbaar is het dat de daarover gevoerde strijd verlammend werkte op de Parlementaire werkzaamheden; terwijl, toen zij eenmaal aan de orde was gesteld, uit den aard der zaak de beslissing over een tal van onderwerpen tot na die herziening moest worden verschoven.
De overtuiging dat — zooals men het uitdrukte — de Grondwetsherziening van de baan moest, heeft o. i. niet weinig tot het doen aannemen dier voorstellen medegewerkt en velen in den lande, al waren ze ook niet diep doordrongen van het noodzakelijke der herziening, de aanneming met vreugde doen begroeten, in de hoop dat thans eindelijk de hand zal worden geslagen aan verbeteringen op wetgevend gebied,
(i
waaraan zoo dringend behoefte bestaat. „ The stage of agitation „ has passed and the time for action has come.quot; Eerst dan toch zal de grondwetsherziening waarde hebben voor ons Land, wanneer ze leidt tot daden op politiek gebied.
Waarmede de Regeering, die is, of die uit de nieuwe verkiezingen zal geboren worden, zal aanvangen, is natuurlijk niet te bepalen. Niet in gebrek maar in veelheid van stof zal de moeilijkheid liggen. Volgt reeds uit de onvruchtbaarheid der wetgeving van de laatste jaren — niet alléén het gevolg van de kwestie der Grondwetsherziening ') — dat dubbele inspanning noodig zal zijn om het verlorene in te halen, men vergete niet dat meer dan vroeger nog van de Wetgeving zal worden gevergd. Te recht zegt een Engelsch schrijver: „ in „ welke i-ichting wij onze blikken ook slaan, zoo blijkt het „ duidelijk dat er een streven bestaat om de spheer van staats-„ bemoeiing uit te breiden en om de wetgeving te doen ingrijpen „ in de onderlinge betrekkingen van hen die in den Staat leven.quot; Hoe verschillend men over die richting ook moge denken — 't zij men daarin zie den weg tot verbetering van de sociale toestanden, 't zij de helling, die ons tot het socialisme en het communisme leiden zal — men zal er rekening mede moeten houden, want te ontkennen valt het niet dat, zooals Chambeklain het uitdrukt. . nieuwe begrippen omtrent den plicht van den „Staat, nieuwe ontwikkeling op sociaal gebied, nieuwe waar-„ deering van de wederkeerige verplichtingen der Staatsburgers „ onderling aan het licht zijn gekomen en overweging verdienen.quot;
i) The enormous complexity of modern legislation, to say nothing of difficulties caused by obstructionism and party Politics indefinitely post pone many measures of reform, no matter how imperatively they may be called for. The Radical Programm. pg. 241.
7
Deed de overdreven Staatsbemoeiing van vroegere eeuwen een zucht naar algeheele vrijheid geboren worden, thans zijn het de nadeelen van de concurrentie, die velen den blik naaide Wetgeving doen opslaan om van haar verbetering te vragen van min gunstige sociale toestanden. Wij zien die richting overal werkzaam, zoowel in de nieuwe als in de oude wereld, en bekend is het tot welke belangrijke verordeningen zij vooral in Duitschland reeds geleid heeft.
Het ligt niet in mijne bedoeling die uitbreiding van Staatsbemoeiing te maken tot een onderwerp van beschouwing; daartoe is meer studie en voorbereiding noodig dan mij mogelijk waren; daarvoor is het te bearbeiden veld veel te groot.
Slechts op één punt wensch ik in deze bladzijden de aandacht te vestigen, naar aanleiding van hetgeen wij in do laatst verloop en maanden ook in ons Land hebben zien gebeuren.
Ook in ons Vaderland — zal ik het behoeven te herinneren — lijden handel, landbouw en nijverheid onder de algemeene malaise, die nu reeds sedert een tal van jaren voortduurt, die overal een tal van gemoederen heeft bezig gehouden, overal op middelen van herstel heeft doen bedacht zijn; maar waarvan ik vrees dat wij het einde nog niet bereikt hebben, al moge voornamelijk sedert de tweede helft van het vorig jaar eenige meerdere levendigheid vooral op het gebied van den handel zichtbaar zijn.
Niet te verwonderen alzoo is het dat ook hier geklaagd werd en wordt — en dat die klachten toenamen naarmate het kwaad, door de crisis veroorzaakt, dieper doordrong in al de klassen der Maatschappij; naarmate de malaise, die in den landbouw begon, zich ook over andere takken van
8
volksbestaan uitbreidde en ieder, in welken stand ook geplaatst, er de gevolgen meer van begon te gevoelen.
Wanneer we ons dan ook over iets verwonderen, dan is het niet daarover, dat men nu ook in ons Vaderland met voorstellen voor den dag komt om bet euvel te verhelpen, noch over die voorstellen zelf'; maar wel daarover, dat men niet reeds vroeger en luider op verandering heeft aangedrongen. Of de reden daarvan moet gezocht worden in de bedaardheid „die dikwijls den schijn van traagheid krijgtquot; het volk der Bataven eigen, dan wel in de omstandigheid dat de toestand hier tot dusver minder ongunstig was dan elders, zullen we niet onderzoeken; maar zeker is het dat, te oordeelen naar hetgeen in den laatsten tijd in vergaderingen van industriëelen of in bijeenkomsten van belanghebbenden bij den landbouw is behandeld en besloten, ook hier te lande meer onomwonden dan vroeger de meening wordt uitgesproken, dat alleen de Staat bij machte is verbetering te brengen in dien, volgens velen, onhoudbaren toestand.
Is die Staatshulp, is de tusschenkomst van de Wetgeving gewenscht en bij machte ons verbetering te brengen in den gedrukten toestand, waarin de landbouw en vele takken van nijverheid ook ten onzent nog verkeeren, en moet die hulp gezocht worden in bescherming door belemmering van invoer, ziedaar een vraag, die onze aandacht in de hoogste mate verdient, en waarbij ook wij eenige oogenblikken willen stilstaan. Het komt mij noodzakelijk voor daarbij in de eerste plaats het oog te vestigen op de oorzaken der malaise en daarna den toestand in andere Rijken en in ons Vaderland kortelijk na te gaan.
I.
De oorzaken der malaise. „ Les causes de la crise — zoo schrijft een Pransch schrijver terecht ') — tont le monde est constamment a leur recherche et il serait difficile de rien glaner après tant de rechercheurs.quot; Ik zal me dan ook niet vermeten daaromtrent iets nieuws te zeggen; maar wanneer wij zien welke middelen men hier en daar aanprijst als onfeilbare artsenij, dan vrees ik dat er toch nog velen zijn, die van den aard der kwaal geen behoorlijke diagnose gemaakt hebben, en het ligt in den aard der zaak dat men dan lichtelijk mistast en middelen aanwendt, die óf palliatieven blijken te zijn óf wel, 't geen erger is, die slechts dienen om de kwaal te verergeren. Daarom kwam het mij niet onnoodig voor, vóór alles by de oorzaken der malaise nog eens opzettelijk stil te staan.
Ik sprak van oorzaken, in het meervoud, omdat het m. i. zeer zeker een dwaling zou verraden, wanneer men meent, dat de toestand, dien wij thans beleven, het gevolg zou zijn van ééne enkele omstandigheid, van één enkel feit.
Er bestaat zoo een oneindige complexiteit in hetgeen wij in de samenleving zien gebeuren , zoo een nauw verband tusschen
i) F. Bernard, Journal des Economistes, Julllet 18S7.
10
oorzaak eu gevolg, dat het vooral op oecouomiscli gebied niet gemakkelijk valt, ja bijna onmogelijk wordt, oorzaak en gevolg behoorlijk van elkander te onderscheiden of de juiste plaats te bepalen, die aan de verschillende verschijnselen op dat gebied moet worden aangewezen. Geldt dit in het algemeen, 't geldt in het bijzonder van de crisis, die wij thans doorleven, en die meer dan eenige andere een wezenlijke verandering van toestand kan genoemd worden i). Als zoodanig verschilt zij wezenlijk van de vroegere, wij kunnen zeggen, periodiek wederkeerende crisissen — sit venia verbo — die in den regel het gevolg zijn van locale toestanden, van overdreven speculatie, van door onvoorziene gebeurtenissen gestoorde handelsondernemingen en waarvoor een weinig geduld doorgaans de beste caimans is. De tegenwoordige crisis is van geheel anderen aard, duurt veel langer en is intenser dan eenige vroegere; zij heeft geen locale, bepaald aan te wijzen oorzaak, maar is het natuurlijk gevolg van den loop der dingen en van de steeds voortgaande maatschappelijke ontwikkeling. Wij moeten dus, willen wij den aard der crisis wel verstaan, denken aan een complex van oorzaken , die ons in den tegenwoordigen toestand gebracht hebben.
Uit deze opmerking volgt al aanstonds, dat mij de oplossing , die men zoo gewoon is van de oorzaak der crisis te geven: t. w. overproductie, zoo weinig kan bevredigen. Vooreerst niet, omdat overproductie in den zin van overvloedige productie, op zichzelf geen nadeel kan zijn, maar wel degelijk een voordeel, wanneer het voorwerpen
i) Zie Courcelle-Seneuil. La crise Économique, in het Journal des Economistes Aout 1886 pg. 165.
11
geldt, die algemeene behoeften moeten bevredigen; maar ook ten andere niet, omdat overproductie in de eerste plaats zelf een gevolg moet zijn van andere oorzaken, die er toe geleid hebben. Ook de bewering van anderen, dat de malaise haar ontstaan zou vinden in onvoldoende goud-circulatie en in de daling van de waarde van het zilver, komt mij — al erken ik gaarne mijn volkomen onbevoegdheid om over die inderdaad zeer lastige vraag' een oordeel uit te spreken — niet afdoende voor, niet alléén omdat men daarbij oorzaken miskent, die ontegenzeggelijk mede invloed gehad hebben op den toestand, waarin we langzamerhand gekomen zijn, maar ook omdat mij de opmerking allezins juist voorkomt, dat uit eene stijging van de waarde van het goud wel een crisis kan ontstaan, doch dat die dan ook van slechts zeer tijdelijken aard zou moeten zijn. , Quand elle aurait fait son effet, les affaires reprendraient en se mettant sur le nouveau niveauquot; t).
Neen, willen wij den toestand verklaren waarin het einde van de IQquot;10 eeuw ons vindt, dan moeten wij m. i. de blikken verder in het verleden slaan en verder teruggaan dan tot het jaar 1870, toen een overdreven speculatiegeest zeer zeker veel tot verergering van den toestand heeft bijgedragen, of tot het jaar 1879, toen de machtige Rijkskanselier in Duitschland de vaan der bescherming ontplooide; waaronder zich nadien de meeste Rijken van Europa geschaard hebben; dan moeten wij teruggaan tot de dagen toen de stoom een factor werd, die invloed uitoefende op de productie in het algemeen en op die van de industrie in het bijzonder, en speciaal tot de dagen, toen spoorweg- en stoombootverkeer in de handels-
i) Journal des Économistes, Janvier 1887, pg, 56.
12
betrekkingen der volken een ommekeer brachten, waarvan we eerst nu al de gevolgen ondervinden.
Opmerkelijk is het hoe weinig men destijds voorzien heeft,
welke gevolgen de toepassing van den stoom op de middelen van vervoer hebben zou en hoe diep deze zou ingrijpen in den oeconomischen toestand van Europa niet alleen, maar in dien van de geheele wereld. Hoe anders te verklaren, dat een man als Thiers nog in 1835 wel wilde aannemen, dat de spoorwegen eenig voordeel zouden kunnen opleveren voor het vervoer van reizigers, doch dat dit dan toch alleen het geval zou zijn,
wanneer zij beperkt bleven tot enkele korte lijnen, aansluitende aan groote centra van verkeer? r
Evenals men in den tijd, toen Huygens het denkbeeld opperde om den eersten straatweg in ons Land aan te loggen, beweerde dat er geen steenen genoeg te maken zouden zijn om dergelijk onzinnig plan uit te voeren, zoo meende men ook. nu nog geen vijftig jaar geleden, dat in Europa onmogelijk het kapitaal zou te vinden zijn om over eene groote uitgestrektheid spoorwegen te bouwen. Wel waren er zeer enkelen die de voorspelling waagden, dat de spoorwegen een onmetelijken invloed zouden hsbben op den politieken, industrieëlen en commercieëlen toestand van Europa, maar dit begrip was zoo weinig algemeen, dat zelfs een man als Akago er zich nog in 1838 op beroemde,
dat hij, als rapporteur over een wetsontwerp tot aanleg van een soort van eerste spoorwegnet in Frankrijk, zich met alle kracht had verzet tegen iets, dat hij beschouwde als een hersenschim i)
i) „Ne point s'abandonner a des illusions, mêrae en matière de locomotives a „vapeur; ne pas admettre, par exemple, avec l'exposé des motifs, que deux „tringles de fer parallèles donneront une face nouvelle aux landes de Gascogne,
„tels étaient nos devoirs et nous les avons scrupuleusement accomplis.quot; Les Transformations des moyens de Transport par Alkred de Foville. Introd, pg. XIII.
13
En toch wat een Thiers van problematiek nut en een Akago voor een onmogelijkheid hield, zou de hefboom worden, die de gedaante der wereld zou omkeeren en een geheele verandering zou scheppen in oeconomiache en sociale toestanden.
't Spreekt van zelf dat ik deze beschouwing hier niet verder kan uitwerken; slechts op één punt wil ik de aandacht vestigen, t. w op den invloed, dien spoorwegen en stoomvaart gehad hebben op het vervoer der producten van den grond.
Een eerste gevolg van den spoorwegaanleg is natuurlijk geweest een aanzienlijke waardevermeerdering van den grond, voornamelijk van die terreinen, die vroeger door gebrekkige verkeermiddelen niet geschikt waren voor voordeelige exploitatie. Alléén die gronden toch, die nabij groote centra van verkeer, of wel in de nabijheid van wegen en kanalen, die de steden met elkander verbonden, gelegen waren, hadden eenige zekerheid van geregelden afzet der producten. Overal elders waren de kosten van vervoer zoo hoog, dat men er in den regel niet aan kon denken de producten over een grooten afstand te vervoeren, 't Ligt voor de hand dat de spoorwegen dien toestand veranderden.
De gelegenheid om de voortbrengselen van den grond verder te verspreiden dan binnen den beperkten kring van locale behoeften en vooral de aanmerkelijke vermindering van de kosten van vervoer, door de Foville op circa 75 pCt. geschat, deden de waarde van den grond aanmerkelijk stijgen, vooral in die landen , die bij gemis aan goede waterwegen van het handelsverkeer waren uitgesloten i).
Dezelfde oorzaak echter, die aanvankelijk tot die waarde-
i) de Foville, Essai sur les variations des Prix en France, schat die waardevermeerdering van den grond in Frankrijk op 150 pCt.
14
vermeerdering van den bodem gevoerd had , zou ook weder tot reactie leiden. Zoolang de spoorwegaanleg tot Europa beperkt bleef en geen overzeesche gewesten als concurrenten op de Europeesche markt optraden, kon wel de loop van den handel hier en daar gewijzigd worden, maar de landbouw bleef al de vruchten plukken van de verbeterde middelen van gemeenschap. Door de uitbreiding van het spoorwegnet in het midden en westen van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika waren echter ook daar groote uitgestrektheden voor de graan-cultuur beschikbaar geworden, waar de productie-kosten veel lager konden zijn dan in Europa, omdat men den grond om zoo te zeggen voor niet, of bijna voor niet kreeg, waar de bodem uiterst vruchtbaar was en waar de exploitatie door de groote oppervlakte op veel grooter schaal kon geschieden. Toen nu, door de uitbreiding van de stoomvaart en de verlaging van vrachten, de gelegenheid ontstond die groote hoeveelheden koren naar Europa te vervoeren, toen was het met het rijzen der prijzen gedaan. De jaren na 1879 leverden in Europa een ongunstigen oogst; maar de landbouwers konden hun schaarsche producten niet meer duur verkoopen, want de groote invoeren uit Amerika drukten de markt. Aan dien invoer uit het westen paarde zich door dezelfde oorzaken ook weldra die van het oosten, toen ook Britsch-Indië ontzaggelijke hoeveelheden koren naar Europa begon te verschepen. De uitvoer uit dat Rijk, die in 1876 nog slechts 5.568604 Cwts bedroeg, was reeds in 1883 tot 21.001412 Cwts gestegen, en zoo zien wij dan ook dat na 1880 de prijzen van het koren voortdurend bleven achteruitgaan i)
i) Op die belangrijke uitzendingen van graan en andere producten uit Britsch-Indië was de wisselkoers van ddar op Londen stellig niet weinig van invloed.
15
Dat men dit alles een vijf en twintig jaar geleden niet heeft voorzien, laat zich begrijpen, maar wel verbaast het ons nu, dat, toen men eenmaal had gezien welk een invloed spoorwegen en stoomvaart hadden op den aanvoer van producten en toen reeds Amerika, al was het dan nog niet in zulke groote hoeveelheden, koren aanvoerde, dat men toen niet meer algemeen de gevolgen heeft berekend die daaruit noodwendig moesten voortvloeien.
Hoe anders de hooge prijzen te verklaren die toen nog — en dit geldt ook voor ons Vaderland — voor den aankoop van grond besteed werden?
Een Duitsch conservatief afgevaardigde zeide in de zitting van het Abgeördnetenhaus van 13 April 1886: B Vergegen-, vviirtigen sie sich die Bewegung am Anfang der ziebziger , Jahre; vergegenwilrtigen sie sich, wie damals die Güterpreise, „ sowohl die Kaufpreise wie die Annahme-Preise (bei Erbschafts-„ regulirungen) gestiegen sind, und zwar gestiegen weit über das , Mass der actuellen Rentabilitiit, weil man annahm, dass die „ steigende Conjunktur in der Landwirthschaft fortdauem werde, — „ und Sie werden zugeben, dass damals generell die Preise höher „ gestiegen sind, als nach der actuellen Rente ein Recht dazu „ vorhanden war. Das hat eine Reihe von ganz entschiedenen „ Nachtheilen zu folge gehabt, Nachtheile, die nicht nur darin „ bestehen , dass man gegenwilrtig in dem Werthe seines Grund-, stücks zurück rechnen muss, sondern auch darin bestehen,
Daar eerstgenoemd Rijk den zilveren standaard bezit, was het, bij de aanzienlijke doling van de waarde van de ropy, mogelijk tegen zeer lagen prijs goederen in Indië te verkoopen en toch nog een aanzienlijke winst te behalen. Die premie op den wissel werkte in Indië als een wezenlijke uitvoerpremie, die op niet minder dan 25 pCt. kan worden geschat.
Zie Le Pair Bimétallique van Henri Cernuschi pg. 47 en vgl.
16
, dass eine Reilie von wirthschaftlichen Gewohnheiten und , Gebraüchen bei unseren Landwirthen eingetreten sind die ihnen , die gegenwartige No tillage sehr wesentlicli erschweren.quot;
77 O O O o
Deze opmerking van den Duitschen afgevaardigde is m. i. volkomen juist en wijst de voornaamste oorzaak aan van de landbouwcrisis die wij beleven, die tot het doen ontstaan van de industriëele en daarna van de financiëele in 1882 heeft medegewerkt. En zoeken wij nu naar de verklaring van den treurigen oeconomisclien toestand, waarin op dit oogenblik de landbouw ook in ons Vaderland verkeert, dan meen ik dat wij die in de allereerste plaats zoeken moeten eensdeels in de sroote aanvoeren van koren uit Amerika en Britsch-Indië — het gevolg van de snelheid van de middelen van vervoer en van de ontzaggelijk verminderde transportkosten — anderdeels in de omstandigheid, dat de grondbezitters in Europa daarmede geen rekening hebben gehouden, toen het proces, dat noodwendig tot daling van de waarde van den grond moest leiden, reeds belangrijk ver was gevorderd.
Met deze opmerking zijn echter niet al de oorzaken van de bestaande malaise verklaard en het zal ons niet moeilijk vallen om, vasthoudende aan hetgeen wij voorop stelden omtrent den ommekeer door spoorwegen en stoomvaart in het leven geroepen, te wijzen op een andere oorzaak , die tot het ontstaan van de industriëele crisis heeft medegewerkt.
Wezen wij er boven op hoe de spoorwegen tot groote waardevermeerdering van den grond geleid hebben, de aanleg zelf van die spoorwegen, zoowel in Europa als daar buiten, is niet minder een bron van welvaart geweest voor het Europeesch kapitaal en voor den Europeeschen arbeid. Wij doelen niet op de voordeelen van blijvenden aard, door de nieuwe middelen van
17
vervoer aan schier alle bedrijven verschaft; maar op die, welke het onmiddellijk gevolg waren van den aanleg zelf.
Denkt men aan de ontzaggelijke uitgebreidheid van het Europeesch en van het Amerikaansch spoorwegnet, om van andere werelddeelen niet te spreken , en weet men dat dit in 1880 in Europa reeds meer dan 150 000 kilometer bedroeg, terwijl de Vereenigde Staten van Noord-Amerika alleen reeds ongeveer een gelijk getal kilometers bezitten, dan kan men zich voorstellen welk een reusachtig kapitaal voor den aanleg noodig is geweest, welke rijke vruchten industrie en handel hebben moeten plukken van den aanmaak en het vervoer van al het materiaal, dat voor den aanleg en het in exploitatie brengen van die spoorwegen is noodig geweest. Zoowel handel als nijverheid werden daardoor tot een ongekende werkzaamheid geprikkeld ') ; het kapitaal vond overal winstgevende plaatsing en, niettegenstaande de ontzaggelijke toeneming der machineriën in verschillende industrieën , waardoor handenarbeid vrij kwam, vonden de arbeiders schier overal werk en verhooging van loon.
Die gulden eeuw kon echter niet altijd duren; ook hier moest reactie komen en zij was des te sterker omdat het kapitaal elders geen plaatsing vond. Zoo werd de voltooiing van de groote spoorwegen voor Europa een tweede oorzaak van de tegenwoordige crisis. „ Pour en neutraliser Taction zoo schrijft Courcelle-Seneüil terecht, „ il faudrait inventer un emploi „ des capitaux et des hommes équivalant aux chemins de fer.quot;
Zou in normale omstandigheden wellicht de landbouw het terrein geweest zijn, waarop de door de vermindering van
ij Zie hierover Mr. P. W. A. Cort van der Linden; »De oorzaken der Malaisequot;, pg. 19 en vlg.
2
18
spoorwegaanleg vrijvallende krachten dienstbaar waren te maken, dit was bij den gedrukten toestand van den landbouw eene onmogelijkheid. Hoe zou het kapitaal zich in ondernemingen van dien aard steken, wanneer het dagelijks zag, dat het hoe langer zoo moeilijker viel, daaruit eene maar eenigzins redelijke rente te trekken ? Hoe zou de arbeider, door de liooge loonen elders heen gelokt, naar het land terug-keeren, waar zijn arbeid of niet gevraagd of niet genoegzaam beloond werd? Geen wonder dus dat de klachten toenamen. Had men al aanvankelijk de hoop gekoesterd dat de crisis, evenals vroegere , van korten duur zou zijn , men moest die hoop al meer en meer laten varen , en begon er aan te wanhopen haar door eigen kracht en eigen overleg te boven te komen: en terwijl, vooral in Duitschland, de leer, dat het de plicht van den Staat is de oeconomisch zwakken te hulp te komen, meer en meer aanhangers vond, begon men zich tot de Regeering te wenden , om van haar verbetering in den toestand te vragen, 't Waren vooral de groote grondeigenaren, van wie die beweging uitging. Zij hadden het ondervonden, hoe door den invoer van vreemde granen de prijs der eigen producten en de waarde van den grond waren gedaald; wat was natuurlijker dan dat zij meenden, dat door belemmering van dien invoer, door hooge tolrechten op vreemde producten, de inlandsche zouden worden gebaat?
Was de vraag om bescherming alzoo het gevolg van de doo;-andere oorzaken ontstane crisis , de inwilliging van dat verzoek zou, in stede van het geneesmiddel te blijken, den reeds zoo ongunstigen toestand nog komen verergeren, en zoo paarde zich aan de natuurlijke oorzaken eene kunstmatige: de protectie.
Wanneer men een halve eeuw geleden voorspeld had dat
19
de beginselen van het vrijhandelstelsel, met zooveel moeite veroverd en bijna overal als de oeconomisch juiste gehuldigd, opnieuw zouden moeten worden verdedigd, en dat men de Staten van Europa achtereenvolgens den weg der reactie zou zien opgaan, dan zou men dit destijds stellig als een ongerijmdheid beschouwd hebben en toch, hetgeen toen niemand vermoeden kon, is geschied: het protectionisme is voor een goed deel meester van het terrein.
Bekend is het hoe Bismaeck in 1879 Duitschland het eerst den voet deed zetten op den weg, waarop het onverbiddelijk verder zou moeten voortschrijden en waarop andere natiën liet van lieverlede gevolgd zijn. Welke motieven overwegend geweest zijn om den Rijkskanselier in die richting te drijven, kan men slechts gissen. Was het de zucht om de groote grondeigenaars, die krachtig op bescherming aandrongen, te gelieven? Zag hij er een middel in om Frankrijks nijverheid te drukken? Was het omdat hij inzag dat Duitschland moest leeren begrijpen, dat de Duitsche nijverheid even goed kon produceeren, wat men tot dusver gewoon was van elders te ontbieden en om aan het Duitsche Rijk vertrouwen te geven in eigen kracht? of wel zag hij er; omdat de douanerechten niet vloeien in de schatkist van de verschillende staten, maar eene bate zijn voor het Rijk, het middel in om de Rijkskas te stijven? Waarschijnlijk is het dat al die overwegingen in meerdere of mindere mate tot het besluit, om den weg der bescherming te betreden, geleid hebben. Na dien tijd is Duitschland de bakermat geworden van het protectionisme op het vaste land en Bismarck kan, zooals een schrijver het uitdrukt: „ revendiquer auprès les protectionnistes présents et futurs la gloire d'un Robert Peel ïi rebours.quot;
20
Het gevolg van Duitschlands ommekeer was, zooals bekend is, dat de aanvraag om bescherming steeds luider en meer algemeen werd vernomen, dat de andere groote Staten van het vasteland Duitschlands voorbeeld gevolgd hebben, totdat eindelijk Engeland, Nederland en, tot voor korten tijd , België de eenige Rijken waren, die niet aan dien aandrang hebben toegegeven.
Men dwaalt echter m. i., wanneer men meent dat de terugkeer tot het Protectionisme eenig en alleen het gevolg was van onjuiste oeconomische begrippen Ik meen dien voor een goed deel op rekening te mogen stellen van het vooral sedert den oorlog vaii 1870 sterk toegenomen Militarisme.
De ontzettend hooge en nog steeds toenemende uitgaven voor de budgetten van oorlog in schier alle Rijken in Europa maken dat de Staten meer verteren dan hun inkomen en hun schuldenlast voortdurend vermeerdert. Wanneer men bedenkt dat die schulden sedert 1870 jaarlijks met ongeveer 2è milliarden franken zijn toegenomen en dat de rentelast in de verschillende rijken van Europa daardoor jaarlijks met circa 125 millioen franken is verhoogd , dan is het duidelijk dat ook de bestaande belastingen moesten worden verhoogd of dat nieuwe bronnen van inkomsten moesten gezoclit worden. Wat was eenvoudiger, dan dat men gedachtig aan het „ qu'il faut plumer la poule sans la faire crierquot; zijn toevlucht nam tot verhooging van de indirecte belasting op allerlei voorwerpen van gebruik, door verhooging van douane-rechten. Die belastingen hadden het dubbel voordeel, dat zij die ze opbrachten het niet te zeer bemerkten en dat men er de groote grondbezitters en industriëelen mede bevredigde ■).
i Journal des Economistes, Juin 1887, pg. 468
21
Het verwondert ons dus in geeneu deele dat de regeeringen niet afkeerig waren van middelen, die hen zoo gemakkelijk in de gelegenheid stelden de steeds toenemende oorlogsuitgaven te bestrijden, en ongelukkig vonden zij bij de volksvertegenwoordiging een maar al te gereeden steun Men heeft er terecht op gewezen, dat de reactionaire oeconomische politiek niet had kunnen worden geëntameerd, wanneer ze geen steun had gevonden in een verbond met de industrie en den landbouw, vertegenwoordigd door de groote grondeigenaren en de groote fabriekanten, die door de bestaande malaise op een dwaalspoor gebracht en veelal geleid door overwegingen van eigenbelang, de regeeringen dreven in eene door de wetenschap en de ondervinding reeds lang veroordeelde richting.
Wanneer wij zoo aanstonds den oeconomischen toestand in andere Rijken nagaan, zullen wij gelegenheid vinden de vraag te beantwoorden, of de toestand in landen, waar bescherming heerscht, beter is dan in Engeland en in ons vaderland; maar ineenen nu reeds hier op enkele gevolgen te mogen wijzen, die de protectie gehad heeft, ten bewijze van de stelling, dat juist die protectie slechts gediend heeft om de bestaande malaise nog te doen toenemen.
Naarmate spoorwegverkeer en stoomvaart waren toegenomen, was onder de werking van het vrijhandel-stelsel de concurrentie toegenomen en hadden de markten meer en meer hun locaal karakter verloren. Men kocht waar men het goedkoopst kon koopen, men verkocht waar men het duurst kon verkoopen; de uitvoer had daardoor reusachtige proportiën aangenomen; de ruil van producten over de geheele wereld had een onge-kenden omvang bereikt; in het vervoer dier producten vonden
22
spoorwegen en stoomvaart een belangrijke bron van inkomsten ; de ondernemingsgeest vond overal een ruim veld, en door de voor allen openstaande concurrentie waren de prijzen van alle waren meer en meer genivelleerd en die van de eerste levensbehoeften tot een tot dusver ongekend laag cijfer gedaald In dien toestand werd door den terugkeer tot het protectionisme een gevoeligen schok gebracht. Men wierp overal beletselen op voor de vrije concurrentie, men beperkte den invoer uit den vreemde , bevorderde kunstmatig den uitvoer en schiep op eenmaal een toestand, die geweldig ingreep in de commerciëele relatiën van alle natiën. De concurrentie, die alleen op een uitgestrekt veld en bij volkomen vrijheid hare goede uitwerking kan doen gevoelen, werd geknot, en de productie genoodzaakt zich meer en meer te beperken tot eigen territoir. Men zag dit wel is waar niet terstond in en het lag ook wel niet in de bedoeling — ieder wilde wel de vreemde producten zooveel doenlijk weren, maar ieder wilde toch van zijn producten zooveel mogelijk in den vreemde verkoopen, - - daar echter alle volken ongeveer hetzelfde deden, was daarvan het noodzakelijk gevolg-dat schier overal de uitvoer van dag tot dag moeilijker werd.
Het waren voornamelijk de grootindustrie en de handel die hieronder leden, maar de nadeelen die zij ondervonden , werden teruggeworpen op alle andere industriën, waarvan zij minder producten vroegen en die zoodoende zelf gedwongen werden hunne productie te verminderen , terwijl spoorwegen en stoomvaart, die bij een ongehinderd vervoer het meest belang hebben, in hunne inkomsten gevoelig werden getroffen.
Eindelijk had de bescherming van eigen industrie nog dit nadeel, dat de ingezetenen genoodzaakt werden tal van voorwerpen, die zij vroeger tegen lage prijzen konden bekomen,
23
tegen hoogen prijs te koopen, terwijl de industrie, die steunde op den hoogen prijs haar in het binnenland verzekerd, geprikkeld werd tot die ongezonde overmatige productie, waarmede zij de vrije markt overstroomde. Deze overproductie is het waaronder de tot dusver in andere Rijken niet beschermde industriën schade leden en die op represaille-maatregelen deed bedacht zijn. Zoodoende werd de protectie, waarin men het middel meende te zien om de malaise te bezweren, een oorzaak te meer om het kwaad te doen voortduren en te verbreiden. Zonder dat zij het bedoelden, leverden de protectionisten op'iieuw het bewijs voor de stelling, dat het protectionisme in de eerste plaats schade toebrengt aan het land dat er toe overgaat en vervolgens aan alle andere volken ').
I) Opmerkelijk is hetgeen de Consul-Generaal van de Vereenigde Staten te Weenen schrijft in een artikel, opgenomen in de „Reports from the consuls of the United Statesquot; op biz. 410 van September 1887, waar hij de gevolgen bespreekt van het beschermend tarief op de Oostenrijksche industrie. Als oorzaken van de depressie van handel en industrie in Oostenrijk, noemde het Hoogerhuis aldaar: r • den gewapenden vrede in Europa, 2 de sterke mededinging op industrieel gebied, 3 den tarief-oorlog tusschen de Emopeesche Staten onderling, een last die, zooals het Huis zegt, de volkeren van Europa onmogelijk nog veel langer zullen kunnen dragen, „en wat opmerkelijker is, zoo vervolgt hij, „is dit, dat niet alleen de liberale pers, maar de half-officieele en hoogst „conservatieve organen in dit opzicht geheel van dezelfde meening zijn, en er „op uit zijn om te doen uitkomen dal het beschermend tariel' de voornaamste „oorzaak is van den tegenwoordigen toestand. Als iets dat vanzelf spreekt, „wijzen die couranten er op dat een hoog beschermend tarief, in het eerst, „toen de Staatsuitgaven aanmerkelijk toenamen, noodig was om het volk de „verhoogde belasting te doen dragen, maar zij geven toe dat dit systeem heeft „geleid tot de tarief-oorlogen, waaronder Europa op dit oogenblik gebukt gaat „en dat als een onvermijdelijk gevolg daarvan, de Oostenrijksche industrie zich „plotseling uitgesloten zag van de buitenlandsche markten en beperkt tot de „vraag van de binnenlandsche consumptie, en dat deze voortdurend vermindert, „getroffen door dezelfde oorzaken, die den uitvoerhandel kortwiekten, zoodat „ten slotte de industrie in Oostenrijk tegenover een commerciiiele crisis stond.quot;
24
In hetgeen wij tot dusver nagingen, meenen wij alzoo de voornaamste oorzaken te moeten zoeken van de thans heer-schende crisis
Daaraan sloten zich echter andere, die er stellig toe hebben bijgedragen om de malaise te doen toenemen en die met de zooeven genoemde in nauw verband staan. Ik denk daarbij o. a aan de gevolgen van de belangrijke immigratie van de plattelands bevolking naar de groote steden en de bouwwoede die daarmede, vooral na 1873, gepaard ging. Wij zijn er allen getuigen van geweest, welke verhoudingen de bouwmanie ook in onze groote gemeenten heeft aangenomen. Door de hooge loonen werd een tal van personen van het platteland naar die centra van verkeer gelokt en werden alle industriëen, die bij den woningbouw betrokken zijn, tot een geweldige bedrijvigheid geprikkeld. (Men denke o. a. aan onze steenbakkerijen). Toen echter langzamerhand meer gebouwd was dan voor de behoefte noodig was, ontstond het dubbel nadeel, dat niet alleen al die industriëen, die tot bovenmatige werkzaamheid geleid waren, haar afzet weder aanmerkelijk zagen verminderen, maar ook dat de bevolking van de steden was toegenomen met een tal van personen, die in den regel tot geen anderen arbeid in staat waren, dan waarvoor ze tijdelijk bij den bouw der woningen gebezigd waren, die het aantal werkzoekenden in die gemeenten niet weinig kwamen verhoogen en die veelal slechts dienden om met hunne gezinnen de bestaande armoede te vermeerderen.
Terecht zegt m. i de schrijver aan het slot van zijn geschrift: „The economic, „that is, the tarif-disarmament combined with the military disarmament of „the European Nations would at once change the aspect of affairs, and „prosperity would take the place of an economy, of the nature and extent of „which we, in our favored geographical position and truly exceptional condition, can lorm no adequate conception.quot;
25
Bedenkt men verder hoevele gezinnen uit den meer gegoeden stand in de verpachting van de hun toebehoorende landerijen een voorname bron van inkomsten vinden, dan ligt het voor de hand, dat het verminderen, niet zelden geheel ophouden van die inkomsten, die gezinnen noopte tot bezuinigingen, m. a. w. tot vermindering van uitgaven. Veel grooter echter is het getal van hen, die 't zij geheel of althans voor een goed deel leven van de opbrengst van effecten, staats- en andere leeningen en die zijn in de daad in de laatst verloopen jaren niet minder in hun inkomen besnoeid dan anderen; denk aan de veelvuldige conversiën in verschillende Rijken, waardoor men genoodzaakt was met minder rente genoegen te nemen, aan de mindere opbrengst van aandeelen in spoorweg- en stoombootmaatschappijen, aan het vaak geheel te niet gaan van kapitalen in nijverheids-ondernemingen gestoken, enz., en wezenlijk dan behoeft het geene verwondering te baren dat in een breeden zoom der maatschappij de koopkracht in de laatste jaren aanmerkelijk is verminderd.
Bij dit alles voegt zich nog de moeilijkheid om het kapitaal, dat zeer zeker tegenwoordig ook nog gekweekt wordt, rente-gevend te maken, niet alleen, omdat na de voltooiing van de voornaamste spoorwegen, waaraan zoovele millioenen besteed zijn, voor dien aanleg niet veel kapitaal meer gevergd wordt; maar ook omdat velen, geleerd door de gevoelige verliezen, die zij in nijverheidsondernemingen geleden hebben, huiverig worden bij de steeds toenemende eischen van de arbeiders hun kapitaal in dergelijke ondernemingen te wagen. Dat toch het wantrouwen , dat eene valsche wetenschap tegen het kapitaal heeft weten op te wekken, medewerkt om de bestaande malaise te bestendigen, heeft m. i. een Fransch schrijver uitnemend
26
aangetoond i). Er bestaat bij den arbeider wantrouwen tegen den patroon , en als gevolg daarvan wantrouwen bij den patroon tegen den arbeider Wanneer er voortdurend tweedracht bestaat in de huishouding, dan kunnen de zaken niet goed gaan. „ Voila — zoo zegt hij — la cause des crises, et il n'y a pas besoin de grandes enquêtes pour la découvrir.quot; Hoe zal de industriëel er onder die omstandigheden toe overgaan om nieuwe kapitalen te wagen, wanneer zijn toestand zoo onzeker is, hoe zal hij er b. v. toe besluiten om veel geld te besteden aan verbeteringen , die ten slotte weder den arbeid te goede zouden komen , wanneer hij weet, dat eene werkstaking hem met een onmiddellijk bankroet bedreigt, dat toegeven aan bovenmatige eischen hem aan een langzamen dood blootstelt ? , En effrayant le capital le collectivisme tue le travail.quot;
Voegt men nu bij al die omstandigheden nog den politieken toestand van Europa, de in de laatste jaren niet weinig opgewekte vijandige gezindheid tusschen de groote Europeesche natiën onderling, de vrees dat een incident op de grenzen voldoende kan zijn om den strijd tusschen de tot de tanden gewapende volkeren te doen losbranden, den ingewikkelden toestand in het Oosten, die ieder oogenblik tot Europeesche verwikkelingen leiden kan, de zware belastingen eindelijk die het oud Europa drukken — in de daad, dan is het geen wonder dat het einde van de 19 eeuw ons ziet in een toestand van onzekerheid, matheid eu lusteloosheid, dien wij in het woord , malaise quot; te zamen vatten.
i) La question ouvrière et le collectivisme par R. de Fontenay. Journal des Économistes. Janvier li 86. pg. 13.
II.
Trachtten wij in de vorige bladzijden aan te tooneu hoe de malaise aan algemeene oorzaken haar ontstaan te danken heeft, dan ligt het voor de hand dat ook de gevolgen daarvan algemeen worden gevoeld. De druk zal evenwel niet in alle landen en in alle industrieën dezelfde zijn. Naast de algemeene oorzaken staan toch zoovele andere bijzondere invloeden, dat het in de daad de moeite loont den toestand in eenige Rijken wat meer in het bijzonder na te gaan. Ik wensch dit echter te doen met een bepaald doel, reeds in het hoofd dezes gemeld, t. w. in verband tot de vraag of Staatstusschenkomst gewenscht is om in den toestand verandering te brengen, of bescherming door heffing van tol- of invoerrechten voor ons Vaderland aanbeveling verdient.
Ik vind daartoe aanleiding in de onlangs publiek gemaakte verslagen van de algemeene vergadering van Nederlandsche Industrieëlen te Utrecht, op 16 Juni dezes jaars gehouden, en in de naar aanleiding daarvan onomwonden uitgesproken verklaring, dat belemmering van den vrijen invoer thans de voorwaarde is geworden voor de instandhouding van zoo menige industrie.
Door de uitgave van die verslagen deed men een verdien-
28
stel ijk werk, in zooverre zij ons in staat stelden met den toestand van eenige industrieën in ons Vaderland eenigszins meer bekend te worden, en ons wezen op gebreken in onze wetgeving, die stellig hoe eer hoe beter voorziening behoeven. Het wil mij echter voorkomen dat, zal men zich van den bestaanden toestand een juist beeld scheppen, men goed zal doen ook de verslagen van de Kamers van Koophandel te raadplegen, en, wil men zich wachten voor lichtvaardige gevolgtrekkingen , dat beeld te vergelijken met dat wat de toestand in andere Rijken ons te zien geeft.
Het is niet genoeg aan te toonen, dat ook wij lijden onder de bestaande malaise, of dat wij lijden door de door andere Rijken gevolgde handelspolitiek, men moet het ons, die tot dusver wel hebben gevaren bij het vrijhandelstelsel, duidelijk maken, dat in andere Rijken, waar men tot bescherming is teruggekeerd, de toestand beter is dan bij ons. Is dit niet het geval, dan moet ons dit tot bedachtzaamheid stemmen alvorens men besluite tot het volgen van een politiek, waarvan zelfs de meeste voorstanders in het algemeen de nadeelen erkennen, maar waarin zij, na hetgeen waartoe naburige Rijken besloten , in de gegeven omstandigheden het eenige middel zien om landbouw en industrie op te heffen uit den gedrukten toestand, waarin die bronnen van volksbestaan thans verkeeren.
AVenden wij, alvorens de aandacht op ons eigen vaderland te vestigen, de blikken voor eenige oogenblikken naar den vreemde en wel het allereerst naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waarop de voorstanders van het protectionisme zich bij voorkeur en, oppervlakkig beschouwd, niet ten onrechte beroepen. Het is toch bekend hoe in de jonge
29
Republiek belanghebbenden partij wisten te trekken van de zucht om den Europeeschen handel en speciaal dien van Engeland te treffen en een zeer hoog tarief van invoerrechten wisten te verkrijgen, ten einde daardoor de concurrentie vooral van Engeland te weren
Men vergeet daarbij echter verschillende zaken. Vooreerst dat de crisis van de laatste jaren in Amerika evengoed gevoeld is als in Europa. Wanneer we toch vermeld zien ') dat in Amerika de faillissementen in 1883 sedert het vorig jaar met 37 pCt. waren toegenomen en dat in het begin van 1884 het aantal werklieden in de voornaamste industriëele vakken, dat werkeloos rondliep, tot 350000 was geklommen; wanneer we zien dat de waarde van de in- en uitvoer van verschillende artikelen in de Vereenigde Staten, die in 1880 respectievelijk bedroegen 1.641 millioen en 2.060 millioen gulden, in 1885 zijn gedaald tot 1.405 millioen en 1.814 millioen 2) en dit wel in een land, waar de bevolking in die jaren zoo snel is toegenomen en zooveel nieuwe terreinen voor de productie werden geopend, dan kan men den toestand aan gene zijde van den Oceaan toch niet bepaald rooskleurig noemen. Maar men moet bovendien niet vergeten, dat Amerika door zijn groote uitgestrektheid, zijn buitengewoon vruchtbaren bodem, zijn verscheidenheid van klimaat, door de aanwezigheid op eigen terrein van schier alles wat voor de productie en de consumptie noodig is, verkeerde in zeer buitengewonen toestand, zoodat het zich — om het zoo eens uit te drukken — de luxe kon veroorloven protectionist te zijn. Een schrijver, die zeer onlangs
1) Journal des Économistes. Janvier 1886 pg. 9.
2) Bijdragen van liet Statistisch Instituut n(gt; 2 1887 pg. 305.
30
Amerika bezocht en wien men, waar het geldt het bestudeeren van oeconomische toestanden en oeconomische vraagstukken, de kwaliteit van een compos judex niet zal onthouden, Ur. Tu. Babth uit Berlijn gt;), wijst er bovendien terecht op. dat tot de ontwikkeling van Amerika, behalve de reeds hier-voren genoemde omstandigheden, niet weinig heeft bijgediagen , dat zich daar reeds gedurende geruimen tijd de individuele krachten vrijelijk en zonder eenige hinderpaal hebben kunnen ontwikkelen , en dat, al was dan ook aan de grenzen van dat groote Rijk de invoer belemmerd, daar binnen de meest mogelijke vrijheid heerschte en de tusschenkomst van het Staatsgezag tot een minimum was beperkt, zoodat daar de uadeelen van het protectionisme minder werden gevoeld dan overal elders het geval moet zijn. Wij zouden dus kunnen zeggen dat Amerika niet door, maar in weerwil van het protectionisme in welvaart en rijkdom is toegenomen.
Ten slotte wijzen wij op het merkwaardige feit, dat, terwijl in Europa het protectionisme meer en meer veld wint en er dus volgens het gevoelen der Fairtraders alle reden zou zijn voor Amerika om in zijn tot dusver gevolgde politiek te volharden, juist daar het aantal van hen die op afschaffing of verlaging van het tarief aandringen, steeds grooter wordt, zoodat op den 16 December 1S8G de behandeling van de daartoe strekkende bill van Morisson nog slechts met eene meerderheid van zes stemmen, 154 tegen 14S, werd verworpen , terwijl ook de President Cleveland in de boodschap, waarmede hij dezer dagen het congres opende, zich voor vermindering of opheffing van sommige rechten verklaarde. Hij noemt de
i Amerikanisches Wirthsciiaftsleben van Dr. Th. Bart.
31
tegenwoordige tariefwetten „ slecht, onbillijk en onlogisch en de bi'on voor onnoodige lasten.quot; Hij bepleit o. m. de afschaffing of verlaging van het tarief voor wol, onder opmerking dat de landbouwende klassen veel meer verliezen door de hoogere prijzen van kleedingstoffen, dan zij winnen door de verhoogde wolprijzen Onder verklaring dat in belasting van weeldeartikelen geen hardheid ligt, maar dat de levensbehoeften belangrijk goedkooper moeten worden, verdedigt hij een belangrijke uitbreiding der artikelen, waarvan de invoer geheel vrij is gesteld. Hij is gunstig gestemd 5f voor eene ingrijpende verlaging der rechten op onbewerkte grondstoffen voor de nijverheid , öf voor vrijen invoer van zoodanige grondstoffen , opdat de Amerikaansche fabriekanten langs dien weg meer kansen zouden krijgen om in den vreemde te gaan mededingen.
Deze mededeelingen van den President worden bevestigd door hetgeen wij in den laatsten tijd in Amerika zagen gebeuren, t. w. dat van vele zyden de beschermde industrieën zeiven verlaging van de invoerrechten komen vragen niet alleen, omdat juist nu de binnenlandsche markt begint op te houden een voldoende afnemer te zijn van de door de premiën sterk geprikkelde productie, zij meer en meer debouches zoeken in den vreemde en nu de nadeelen ondervinden van de hooge rechten, die zij zelf moeten betalen voor brandstoffen, machineriën, enz., die hen beletten met vrucht mede te dingen op de vreemde markten; maar ook omdat men het heeft ondervonden, dat de last der protectie het meest drukt op de Amerikaansche bevolking zelf. De beste Amerikaansche schrijvers en het meest denkend gedeelte van de bevolking achten dan ook den val van het protectionisme aanstaande en
32
wanneer het vrijhandelstelsel zal zijn aangenomen, dan zal men er zich, zoo schrijft de door zijn geschriften algemeen bekende William G. Sumner «), over verbazen, dat er aan het einde van de 19'' eeuw nog menschen geweest zijn, die zoo kortzichtig waren, dat zij bescherming noodig achtten, evenals men zich nu verbaast, dat er een tijd geweest is toen men de slavernij onmisbaar achtte voor de welvaart van Amerika.
Wenden wij thans in de tweede plaats onze blikken naar Frankrijk. Is de toestand daar beter dan bij ons ? Men raadplege daartoe het zeer objectief geschreven werkje van Alfred de Füville, la France économique, waarin hij, gebruik makende van de officiëele statistieke tabellen, in verschillende hoofdstukken den gang van zaken in de voornaamste industrieën nagaat.
Bepalen wij ons tot enkele.
Van de staal-industrie sprekende, zegt hij, dat die sedert 1875 is verdubbeld, maar dat de gemiddelde prijs 70 pCt. is gedaald; van de in- en uitvoer van het gietijzer schrijft hij , si réduit qu'en „ soit le prix , les fontes cofltent plus cher encore sur le marché „ francais qu'en Angleterre, Belgique ou Allemagne. L'industrie „ métallurgique est en effet chez nous la plus protegre de , toutes . , . le taux des droits aujourd'hui n'est guère inférieur „ a 50 pCt. Cependant la concurrence étrangère se fait encore yf sentirquot; 2).
In de textiel-industrie wijzen de cijfers bijna overal vermindering , zoowel voor den in- als voor den uitvoer. Men veroorlove ons hier enkele cijfers (Zie noot 3 blz. 33).
1) Protectionism by William Graham Sumner.
2) 1. 1. pg. 189.
33
Alleen de katoenindustrie toont eene kleine verhooging in den uitvoer van geweven stoffen. De schrijver wijst er echter te gelijk op, dat de uitvoer van die goederen in Engeland, die omstreeks 1860 1 milliard bedroeg, in de laatste jaren tot bijna 2 milliarden is gestegen. In schier alle takken van nijverheid treffen we ook hier dezelfde klachten aan over achteruitgang van den prijs, en in vele vakken, zooals bij de zijde-industrie, oen aanmerkelijke vermindering van het aantal fabrieken en van personen bij dat vak werkzaam.
In den landbouw zien we, niettegenstaande de telkens verhoogde rechten op den invoer van vreemde granen, een voortdurende daling in de prijzen en achteruitgang in de waarde der landerijen.
|
3) A. Vlas, hennep en jutte. Jaarlijksche invoer. Jaarlijksche uitvoer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34
Van den buitenlandschen handel sprekende, zegt hij, na aangetoond te hebben dat in 1875 voor het laatst de export den import heeft overtroffen, van de jaren 1876—1886: , une „ politique nouvelle s'affirme. Le courant protectioniste s' accentue. „ Une crise commence qui menace de peser lourdement sur toute „ la fin du siècle. Ce sont d'abord les mauvaises récoltes qui „ se succèdent en Europe. Le blé afflue des Etats-unis oii la , culture des céréales s'est rapidement développée et la disette , est ainsi conjurée, mais nos agriculteurs, qui n'ont pas la , ressource de vendre cher le pen de grain qu'ils obtieunent, , voient leur situation de plus en plus menacée en zulks niettegenstaande het binnenlandsch graan reeds met een recht van 25 a 27 pet. wordt beschermd. — Les prix tie gros „ d'une foule de marchandises baissent d'une faron désastreuse s pour la production. Dans le commerce extérieur de la France „ importation arrive a surpasser normalement I'exportation d'un „ milliard et plus.quot;
Invoer. Uitvoer.
1182 4.822 millioen frs. 3 574 millioen frs.
1883 4.804 „ , 3.452
1884 4348 „ , 3.232
1885 4088 , , 3.088
Elders wordt van de linten-fabricatie gezegd, dat die te St. Etienne, de voornaamste fabrieksplaats van die industrie, die vroeger gemiddeld 111.000000 frs. per jaar opbracht, tegenwoordig, met die van het naburig St. Chamond vereenigd, op niet hooger dan 90.000000 frs. kan gesteld worden; — en van de metaalindustrie, dat op vele plaatsen de fabrieken geheel stil staan, werklieden ontslagen en loonen verminderd zijn. De totaal-productie van giet- en smeed-ijzer en staal, die in
35
1882 nog 3,570.296 ton bedroeg, daalde in 1884 tot 2,759 318 ton, en door de lage prijzen was de productie van sommige artikelen, als b. v. die van stalen-rails onmogelijk geworden.
Al die cijfers zijn, men zal het mij moeten toestemmen, weinig bemoedigend voor hen, die van bescherming heil verwachten tot opbeuring van den landbouw, van de industrie en van den handel.
Niet onbelangrijk echter is het ook nog andere uitspraken te hooren. Raadplegen wij daartoe de aan de Nederlandsche Regeering gezonden Consulaire verslagen over het laatste jaar, voor zoover die op dit oogenblik publiek gemaakt zijn
De Consul te Calais schrijft o. m. dat 1886 wederom noodlottig was voor de landbouwers. De oogst was wel goed, maar de prijzen waren nog lager dan in 1885, „ aussi la misère commence-, t-elle a arriver dans les campagnes.quot; Het aantal hofsteden dat te huur staat, neemt toe, en de huurprijzen dalen (de pacht vroeger 100 a 125 frs. per hectare, nu moeielijk 75 frs.) Voor de industriëelen was het , une année fatale.quot; , Ruines, faillites, „ travail a vil prix et même a perte: voilii le bilan de cette „période lamentablequot; Voor de industrie, zoo schrijft hij, was het even slecht als voor den landbouw, en die van tule en kant, de voornaamste industrie in die streek van Frankrijk, is nog zieker dan de andere; scheepsbouw is er geheel verdwenen.
De berichten uit Rouaan luiden niet gunstiger en onze Vice-Consul wijst er op, dat wanneer het den fabriekanten van alcohol uit beetwortel mocht gelukken om voor de maïs een beschermend recht te verkrijgen, de toestand van de branderijen te Rouaan groot gevaar zou loopen.' Dieppe is al hetzelfde. Het hoog tarief op vreemde granen heeft er geen verbetering gebracht. De landelijke bezittingen zijn gedeprecieerd
36
en vinden geen koopers De Consnl te Nantes wijst er op (men had toen nog het recht van 3 frs. op de 100 kilogram) dat niettegenstaande het recht nog zeer belangrijke hoeveelheden koren uit Amerika en Indië worden ingevoerd en dat, terwijl men voor dat koren (droits acquittés) 23 frs. besteedde, men voor het binnenlandsch product moeielijk 20 frs. kon bekomen. Van den scheepsbouw sprekende, zegt hij: , malgré les primes , allouées par le Gouvernement aux constructions, les chantiers B de la Loire n'out reyn pendant 1'année' écoulée aucune , commande sérieuse du commerce.quot;
Slaan we ten slotte nog het verslag op van den Consul te Parijs, dan vinden we daar, dat al mocht 't ook al schijnen dat de handelsbeweging eenige gunstige resultaten heeft opgeleverd , Frankrijk toch gedrukt gaat onder de crisis, waarvan de oorzaak gezocht wordt in den achteruitgang van den landbouw; hij zegt wel dat men door verhooging van beschermende rechten in dien toestand verbetering hoopt te brengen, maar toont tevens aan dat men, door de verhooging van het recht op de vreemde tarwe (van 0.60 frs. op 3 frs.), den toestand van den landbouw niet heeft verbeterd, want de prijzen van het koren en van het meel waren in Frankrijk nog nimmer zoo laag als in 1886. In 1885 waren de prijzen van koren nog 21.25 frs., van meel 29.11 frs., in 1886 respectievelijk 21.05 frs. en 29.03 frs.
Hij is dan ook van oordeel dat de verhooging van het recht op 5 frs., waartoe men in 1887 overging, geen invloed zal hebben op den invoer en dat het „ eene groote dwaasheidquot; zou zijn te gelooven, dat zoodanige eenvoudige maatregel, als de opvoering der douane-rechten, in staat zou zijn om Frankrijk tot den vroegeren bloei en de oude welvaart te doen terug-
37
keeren. Die uitspraak verdient des te meer opmerking, omdat ze gemaakt wordt door iemand, die die opvoering nuttig acht voor den landbouw , al ware het slechts om te beletten al „ te groote daling van den koers.quot;
Merkwaardig is m. i. het feit, dat, zooals de Consul te Nantes reeds opmerkt, niettegenstaande de door het Gouvernement uitgeloofde premie, de scheepsbouw stilstaat of achteruitgaat, terwijl de vreemde scheepvaart, ondanks de belemmeringen van het beschermend stelsel, blijken geeft van vooruitgang. Dit feit, waarop reeds eenige jaren geleden Sir Chakles Palmer de aandacht vestigde, wordt bevestigd door de rapporten van de Britsche Consuls in de Fransche havens; te Havre hebben de twee eenige scheepstimmermanswerven hun personeel aanmerkelijk moeten verminderen; te Marseille is de scheepsbouw kwijnend: te Bordeaux staat geen enkel schip op stapel en van La Rochelle en Duinkerken wordt gemeld dat de scheepvaart bijna geheel in Engelsche handen is ■).
Inderdaad, wanneer wij dit alles lezen, dan geeft de ondervinding, in Frankrijk opgedaan, nog niet veel stof om ons te doen gelooven aan de zegeningen der bescherming. Frankrijk toch heeft, zooals wij zagen, niet alleen evengoed te lijden gehad en nog te lijden onder de bestaande malaise, maar een Fransch schrijver zegt zelfs: „C'est parcecpie nous sommes , des divers peuples industriels les plus taxes de toute faron , que nous avons le plus souffert de la crise presente'' -).
Laat ons thans zien of Duitschland ons een meer bevredigend beeld te aanschouwen geeft, al wekt reeds de aankondiging in de troonrede, waarmede dezer dagen de Rijksdag geopend
1) N. Rott. Courant, 3 Nov. 1887.
2) G. de Püynude , Journal des Économistes, Mal 1887, pg. 188.
38
werd, van een voorstel tot verhooging der graanrechten, het vermoeden dat ook in Dnitschland de bescherming nog niet het resultaat heeft opgeleverd, dat men er van verwachtte. ■) Laat ons echter, ook voor zooveel Dnitschland betreft, de consulaire verslagen en de rapporten van de Kamers van Koophandel eens opslaan. Volgen wij daartoe de in dit jaar gepubliceerde verslagen. De Consul te Neurenberg schrijft dat de koren- en meelprijzen in 1885 „ trotz die énormen Zollerhöhungenquot; niet gebeterd zijn, en dat de wolspinnerij en weverij „ stetig zurückging bis zur allgemeinen ünternemungs-losigkeit.quot; Uit Embden wordt geklaagd , dat ook in dat jaar de landbouw onder de lage prijzen te lijden had , nog verscherpt dooide hooge loonen en de hoogere eischen der arbeiders ,die grössere „ Ansprttche raachen als früher und weniger leisten wollen quot;; dat de buitenlandsche graanhandel voortdurend meer over Rotterdam wordt afgeleid , zoodat de Emshavens meer en meer aan verkeer verliezen, daar „ mit der eingehenden Spedition , auch die ausgehende aus Mangel an Schiffsgelegenheit „ schwindetquot;; van daar dan ook de ongunstige toestand in het reederijvak, vermindering der scheepvaart en toenemende verarming van de schippersbevolking. Uit Dantzig luiden de berichten niet gunstiger: ook daar in den omtrek geen verbetering voor den landbouw. voor sommige vakken zelfs nog meer achteruitgang, zooals voor de aardappel- en wolproductie; voor scheeps- en machinebouw was in langen tijd geen jaar zóó ongunstig als 1885; de reederij gaat gebukt onder de algemeen lage vrachten en de houthandel „liegt schwer darnieder.quot;
Voordat we den toestand in het binnenland van Dnitschland
i) Met is bekend, dat de Rijksdag dezer dagen dit voorstel met geringe wijziging heeft aangenomen.
39
bezien nog een paar citaten uit verslagen van andere havenplaatsen over 1886, te merkwaardig om ze onopgemerkt te laten. Stettin b.v., waarvan den handel gezegd wordt dat hij steeds meer aan beteekenis heeft verloren, vóór alles de eens zoo belangrijke handel in -granen, die in '86 nog verder is teruggeloopen, en waaraan wordt die toestand geweten ? Let wel: „ Es liegt wohl nicht zu weit den Grund dazu in der , Zollpolitik 2;u suchen.quot; De plaats die vroeger de uitvoerhandel innam, wordt nu ingenomen door den' invoer van vreemd graan. Rondom Straalsnnd zijn de landerijen aanmerkelijk in prijs gedaald en verbetering wordt daar „ bei den jetzigen Wirth-, schaftsverhaltnissenquot; niet verwacht. Nog treuriger zijn de berichten uit Koningsbergen en Rostock, 't Vorsteherambt der Kaufmannschaft in eerstgenoemde plaats ziet zelfs, op grond van de in de laatste jaren opgedane ervaring, en bij de thans in Duitschland gevolgde handelspolitiek, geen verbetering; en uit Rostock wordt verklaard dat, hoewel de oogst er in 1886 quantitatief en qualitatief zeer goed was, de prijzen zoo laag blijven, dat het landbouwersbedrijf slechts verlies oplevert, zoodat reeds in vele gevallen landerijen, loopende de pacht, opnieuw tegen lagere prijzen zijn verhuurd; men verwacht daar alleen verandering ten goede, wanneer de prijs van den grond en de huren meer algemeen zullen gedaald zijn
In al de havenplaatsen alzoo, met uitzondering van Hamburg, waar het jaar 1886 vooruitgang bracht, een toestand waarmede, naar ik geloof, de Nederlandsche handel nog niet zou willen ruilen. Kiezen wij nu, om meer met den binnenlandschen toestand bekend te worden, de verslagen uit Dresden, Berlijn en Mannheim.
Onze Consul te Dresden schrijft: , Beinahe auf allen Gebieten
40
, des Handels uiul der Industrie kehreu die schon seit laugerer Zeit gehürten Klagen iiber Erschwerung des Absatzes bei tbrtwahrend rückgangigen Werthbemessungen, V erschlechteruug , der Credit-verhilltnisse une unaufhaltsam sinkendem Ar])eits-, gewinn in verstiirktem Masse wieder, invielen Fallen gepaart „ mit einer gewissen Resignation, dass auf einen nalien . Umschwung in diesen Verhiiltnissen kaum zu hoffen seiquot;
Hij zegt dat de toestand des te bedenkelyker is, nu de industrie overigens met gunstige factoren, als goedkoope prijs der grondstoffen en lage spoorwegvracliten , werkt. Daartegenover staat echter dat de voortdurende daling der prijzen van liet fabricaat de winst schier tot nul reduceert, gelijk dit b. v. bij het machinevak en de papierfabricatie het geval is. Hij wijst op de verminderde koopkracht in schier alle standen enz., , vvodurch eine nicht unwesentliche Anzahl von Existenzen , gefahrdet isfc.'1 Van de bij de Wet van 22 Mei 1885 aanmerkelijk verhoogde , Getreide zullequot; sprekende, zegt hij, dat zij „ der Landwirthschaft die erhoffte Verbesserung der Situation , nicht gebracht; die Erwarteten höheren Preise für einheimisches . Getreide sind aus geblieben, eben so wie die erwarteten , höheren Einnahmen aus den Getreide zöllen. Die Getreide . Preise setzen ihre rücklaufige Bewegung fort und sind auf einem . Standpunkt angelangt, bei welchem der Ertrag aus der Boden-. nützug für die Landwirthschaft auf ein minimum reducirt ist.quot;
't Merkwaardig rapport van onzen Consul-Generaal te Berlijn luidt niet zóó ongunstig, maar bevat toch leerrijke mededeelingen. Ik kan echter den lust niet wederstaan vooraf nog een paar zinsneden uit het verslag over 1885 mede te deelen omdat ze voor ons doel werkelijk van veel beteekenis zijn. Zoo zegt hij, sprekende over de sedert 1879 gevolgde Zoll-Politik, dat
41
zelfs de aanhangers dier politiek met leedwezen erkennen, dat de steeds heftiger wordende tarief-oorlog tusschen Dnitschland en zijn naburen en de oprichting van telkens nieuwe barrières, aan den Duitschen handel zware wonden heeft toegebracht en voortdurend nog toebrengt En van de niet weinig beschermde ijzerindustrie sprekende, zegt het verslag dat het jaar voor die industrie zoo slecht was , dat zelfs „ fanatisch schutzzöllnerische „ Kritikerquot; verklaarden, dat het byna even slecht was als het jaar 1879, toen de kritieke toestand van de ijzerindustrie zijn toppunt had bereikt.
Maar keeren wij tot het verslag over 1886 terug. Het vangt aan met een mededeeling van den , Verein für Wahrung der gemeinsamen wirthschaftlichen Interessen des Rheiniandes und Westfalenquot;, dat te merkwaardig is om het niet in zijn geheel mede te deelen: , De groot-industrie moet voor het meerendeel met zware opofferingen werken om de arbeiders aan het werk te houden. Met dagelijksche zorg en moeite moesten de indu-striëelen alles bedenken om het oj) zich zelf geen voordeel en dikwijls verlies brengende werk uit alle hoeken der wereld bij elkander te zoeken , alleen om hunne arbeiders bezig te kunnen houden. Alle denkbare middelen moest de Duitsche Industrie gebruiken om bij de tot het uiterst gedrevene concurrentie de plaats te behouden, die zij op de wereldmarkt had ingenomen. Iedere dag toonde onwederlegbaar . dass wir in wirthschaftlichen „ Beziehung in Preis und Production auf derabwarts geneigten , Ebene uns fortbewegen.quot;
Gelukkig kwam in de tweede helft van '86 eenige verbetering tengevolge van meerderen uitvoer naar Amerika — (let wel het land van Protectie) — „Was dit niet het geval geweest dan „zou het jaar ongunstig geweest zijnquot;, en ten gevolge van
42
de zucht om zaken te doen , zu jeder Preis, wenn gar niclit mit Verlust.quot; De klachten in de industrie zijn echter niet zoo sterk als bij den landbouw. Verhooging van de tolrechten bracht geen verbetering in de graanprijzen, zooals het navolgende staatje van de graanprijzen te Berlijn aantoont:
1879 197 85 R. mark per 1000 kilogram.
1880 217.85 ,
1882 204.20 .
1885 160.90 ,
1886 151 32 , , „ ,
Of de hoogere graanrechten in den toestand verbetering zullen brengen, daarover loopen de gevoelens zoowel in alw buiten het Parlement uit een. Maar behartigenswaardig is de uitspraak van de oudsten van de Kaufmannschafft te Berlijn: „ Hij, die meent de producten van andere natiën te kunnen , buiten sluiten, verliest meer en meer ook den afzet van zijn „ eigen producten.quot;
Zien wij ten slotte de rapporten uit een ander deel van Duitschland — t. w. van Mannheim — wij vinden daar de weinig bemoedigende uitspraak: B Meer en meer leert de „ ervaring dat de verhooging dei' rechten den graanhandel „ van Zuid Duitschland een werkelijk nadeel berokkend heeft , (einen wesentlichen Hemmschuh angelegt haben) — zoo zeer , zij den handel aldaar schade gedaan hebben, zoo weinig „ hebben zij den landbouw voordeel gebracht,quot; terwijl als gevolg van de bescherming gewezen wordt op de omstandigheid dat, terwijl vroeger een massa graan uit de Duitsche Oostzeehavens naar Engeland, Holland en België verscheept werd; nu dat „flberschüasige Quantumquot; Zuid Duitschland overstroomt, waardoor voor den landbouw aldaar een zware concurrentie in
43
het leven werd geroepen, die tegenwoordig voor de . Land-„ wirthschaft weit empfindlicher auftritt als dies ein auslandischer , Einflüss jemals vermochte.quot;
W aar lijk, wanneer wij deze en dergelijke uitspraken lezen, dan^ is men geneigd om met den Franscher; schrijver, die de verslagen van de Duitsche Kamers van Koophandel in het Journal des Economistes bespreekt, tot de conclusie te komen: , La lecture devrait remplir de melancolie ceux qui , ont contribué a doter l'Allemagne d'un régime douanier qui , devait assurer l'intégrité du marché indigene en mèrae B temps qu'on irait a la conquête des marches étrangers.quot; ')
Men verlieze daarbij niet uit het oog, dat de verslagen van de Kamers van Koophandel in Duitschland aan een soort Viin preventieve censuur in de ministrieële bureaux onderworpen zijn. 2) Zij mogen niet gepubliceerd worden dan na voorzien te zijn van het visa van het Gouvernement, en men verhaalt van gevallen, waarin de Kamers genoodzaakt zijn geweest eenige zinsneden te wijzigen of weg te laten. Dezelfde schrijver, die hierop de aandacht vestigt, voegt er terecht aan toe, dat hetgeen den toestand voor de industrie en den handel in Duitschland zoo moeilijk maakt, daarin bestaat „ que le , Prince Bismarck a trouvé des imitateurs au dehors et qu'il , s'est établi une veritable course au clocher sur la route de ,1a protectionquot;. Dat Duitschland dit niet het minst in zijne verhoudingen tot Oostenrijk-Hongarije, en vooral tot Rusland ondervindt, behoeven wij hier slechts te herinneren.
Maar ook in het binnenland ervaart Duitschland meer en meer de nadeelen van het stelsel, want „ le protégé
i) La campagne contre le crédit Russe. Aoüt 1887, pg. 257.
2/ Journal des Economistes, Aoüt 1886, pg. 301.
44
, d'aujonrd'lini fait naitre le protégé de deniainen het aantal van hen, die beschermd willen worden, neemt zoodoende van dag tot dag toe, omdat, zoo men den een niet en den ander wel beschermt, een onbillijk privilegie wordt geschapen. En zij die eenmaal bescherming genieten, zijn, nu de beschernsing hun niet gebracht heeft wat zij verwachtten, evenmin tevreden. Zoo vragen b. v. de Agrariërs in Pommeren verdubbeling van de rechten op de landbouw-prodncten en vee, een verhoogd invoerrecht op de wol en een vermeerdering van uitvoer-premie op den alcohol Ook hier echter geldt het woord van Montaigne: ,1e profit de l'un ne peut être que le mal de l'autre,quot; want terwijl de een luide roept om bescherming, klaagt de ander dat hem juist door die bescherming het bestaan onmogelijk wordt gemaakt. Zoo releveert de Kamer van Koophandel te Offenbach het feit, dat al de industrieën, die gebruik maken van de zijden tule, niet meer kunnen uitvoeren sedert de rechten op de tule, die uit Frankrijk komt, zijn verdubbeld: zoo klagen de zeepfabriekanten dat zij hun product niet meer kunnen plaatsen door de hooge rechten op de olie en zijn er zelfs onder de lederwerkers, die zich vermeten om terugkeer tot het vrijhandelstelsel te vragen: de machine-fabriekanten vragen ontheffing van de rechten op het ijzer ,, de chocolade fabriekanten van die op de cacao, enz.: terwijl, wanneer b. v. aan de eischen van de Agrariërs om verhooging van invoerrechten op de wol mocht worden voldaan, aan de Duitsche nyverheid een gevoelige slag zou worden toegebracht , daar de productie van de inheemsche wol slechts in een vijfde van de behoefte voorziet en de kwaliteit niet voldoet aan al de eischen van het fabriekaat.
Resumerende, zien wij alzoo dat de protectie in Duitschland
45
niet heeft kunnen beletten, dat ook daar handel, landbouw en nijverheid lijden onder de bestaande malaise, dat speciaal de landbouw door de hooge graanrechten niet in een beteren toestand is geraakt, dat de industrie klaagt over de rechten op de grondstoffen en dat de handel meer nog dan de beide andere takken de nadeelen ondervindt van de sedert 1879 gevolgde handelspolitiek
Wij zullen de andere Rijken, waar protectie sedert langeren of korteren tijd bestaat, thans niet nagaan, al zou het ons niet moeilijk vallen voorbeelden te over aan te halen ten bewyze, dat ook in die landen de nadeelen van het stelsel worden ondervonden.
Laat ons thans den toestand eens nagaan in een land, waar men tot dusver, niettegenstaande het ook daar niet aan pogingen om tot bescherming te geraken heeft ontbroken, aan het vrijhandelstelsel is blijven vasthouden; laat ons zien hoe de toestand in Engeland is.
Dat die grootste handeldrijvende natie der wereld moet geleden hebben onder de bestaande malaise, spreekt van zelf; is echter de protectie een geneesmiddel, dan moet de toestand in Engeland slechter zijn dan ergens anders; zoo niet, dan veroorlove men ons te twijfelen aan de kracht van het geneesmiddel.
Wij zien ook hier vooraf de consulaire verslagen eens in. Ja, de klachten over den achteruitgang van den landbouw, we treffen ze ook hier aan, maar toch trof mij de mededeeling in het verslag van onzen Consul-Generaal te Londen, dat de twee eenige spoorwegmaatschappijen, die niet genoodzaakt waren haar dividend te verminderen, de , Great Northernquot; en de „ Great Easternquot; zijn, die de districten bedienen die voornamelijk aan den landbouw gewijd zyn Ook in Engeland
46
verder klachten over de hostile tarieven van het continent, waardoor de handel nadeel leed, zoo zelfs dat onze Consul te Hull, over 1886 sprekende, zegt; het was een jaar, „of most nnremunerative business almost without precedent in the annals of trade,quot; maar toch is het beeld, dat ons de verslagen uit Engeland te zien geven niet zoo somber gekleurd als dat uit Frankrijk en Duitschland. Er zijn lichtpunten. Uit de aanzienlijke fabriekstad Bradford wordt gemeld dat, 1886 bij 1885 vergeleken, een bepaalde verbetering aantoont, dat er meerdere bedrijvigheid heerschte in de „ mechanical and engineering industriesquot;, voornamelijk voor export en dat ook de andere fabrieken en de weefgetouwen een goed jaar hebben gehad; de Consul te Liverpool schrijft, dat de katoen-industrie thans van voldoend werk is voorzien en dat het aandeel van Engelsche schepen in den handel met het buitenland steeds toenemende is en van 1874 tot 1885 van 66 tot 72 pCt. is geklommen !); de Vice-Consul te Manchester zegt zelfs, dat de depressie van handel en nijverheid in 1886 een anderen keer nam; met uitzondering van den landbouw was herleving, natuurlijk in verschillende mate, merkbaar bij de meeste vakken.
Wij bezitten voor Engeland echter nog een andere bron, waaruit wij den toestand kunnen leeren kennen, des te belangrijker, omdat zij ons ook op de gebreken wijst, die er toe
i) Merkwaardig is het volgende staatje van den voor- en achteruitgang van de hieronder vermelde natiën in de buitenlandsche scheepvaart:
Vereenigde Staten van Noord-Amerika vermindering van 30 tot 20,6 pCt. Noorwegen „ „ 68.4 „ 65.3 „
Zweden „ „ 40.5 „ 36.1 „
Italia „ „ 36.8 „ 26.3 „
Duitschland vermeerdering „ 39.4 „41 ,,
Frankrijk ,, ,5 33*^ « 34*3 »?
Nederland „ „ 25.6 „ 30 „
47
medewerkten om Engeland onder de crisis te doen lijden en tevens middelen van redres aan de hand geeft, die ook voor ons Vaderland van nut kunnen zijn.
Bekend is het hoe onder het Kabinet Salisbury werd ingesteld een „ Royal commission appointed to inquire into „ the depression of Trade and Industry.quot; Die Commissie — en dat maakt haar uitspraak des te merkwaardiger — bestond voor een goed deel uit Fairtraiders, hetgeen Lord Churchill aanleiding gaf om te zeggen: „Voor deze jury zal verschijnen de , vrijhandel beschuldigd van moord op de Britsche nijverheidquot;. ')
Welnu, als men het oordeel van die jury verneemt, dan is het , not guiltyquot; door haar uitgesproken nog al van eenige beteekenis. Zij erkent natuurlijk, dat er gedruktheid bestaat in handel en nijverheid, zich niet zoozeer vertoonende in minderen omvang, als wel in een nagenoeg algemeene vermindering der winsten, die de bedrijven den ondernemer afwerpen en in de loonen van den arbeider. Behoudens een periode van grooten bloei, vallende in de jaren 1880 tot 1883, duurt die toestand in hoofdzaak al van 1875 af en landbouw en mijnontginning zijn er het meest door aangetast, terwijl de kleinhandel en de winkelnering 1) er het minst of in het geheel niet onder geleden hebben.
Had het, wanneer men op de samenstelling der commissie let, geen verwondering behoeven te baren, wanneer zij , die ook terecht in de beschermingspolitiek van het continent en in de daardoor voor Engeland ontstane moeilijkheid van afzet van Britsche producten ééne van de oorzaken ziet van de malaise,
Terecht wijst Mr. A. Beaujon daarop als een belangrijk feit in de Bijdragen van het Statistisch Instituut n 2 1S87, pag. 370.
48
tot de conclusie gekomen was, dat ook voor Engeland de tijd was gekomen om van politiek te veranderen, het pleit m. i. niet alleen voor hare onpartijdigheid maar ook voor de kracht der waarheid, wanneer zij, in stede van in protection of in fairtrade het middel van herstel te zoeken, voornamelijk aandringt op meerdere energie bij den Britschen exporteur, vermindering van productie-kosten, voornamelijk door verlaging der spoorwegtarieven in Engeland, verbetering van de technische en handelsopleiding, enz.. Vooral heeft ons daarbij getroffen dat zelfs de kleine minderheid (4 van de 22 leden) die een , countervailing dutyquot; op de vreemde suiker, belasting van vreemde manufacturen en differentiëele invoerrechten op voedingstoffen uit de koloniën en Indië aanbeveelt, met geen woord melding maakt van een bescherming voor den landbouw, al erkent zij met de meerderheid der commissie dat de landbouw het meest onder de depressie heeft geleden.
In een uitstekend werkje van George W. Medley „ Fairtrade unmaskedquot; vinden wij die eischen van de minderheid aan de feiten en aan de leer der staathuishoudkunde getoetst. Men veroorlove ons daaruit een paar aanteekeningen. Men klaagt over den achteruitgang in de textiel-nijverheid, en wijst op het feit, dat terwijl in 1871 966.200 personen daarin werkzaam waren, dat cijfer in 1881 tot op 962.600 is gedaald; maar men verzuimt daarbij te letten op het feit, dat het aantal van hen, die in andere manufacturen werkzaam zijn, van 2.150.000 tot 2.636.400 personen is geklommen; dat het aantal van hen die bij het vervoer van producten werkzaam zijn, met inbegrip van het personeel bij de scheepvaart, de dokken, en de spoorwegen, van 436.000 tot 653.900 is gestegen, en dat in het algemeen het totaal van lien, die bij de industrie arbeiden ,
49
van 7.295.200 in 1861 tot 8.690.800 in 1881 is vooruit gegaan. ■) Toonde al de enquête dat sommige industrieën dooide buitenlandsche tarieven hebben geleden, zii wijst op vooruitgang in andere vakken, en terwijl, zoo als wij zagen, het premiestelsel in Frankrijk de scheepvaart niet koa baten , nam die van Engeland aanmerkelijk toe.
Opmerkelijk ook is de volgende opgave'van de goederen, door het vereenigd Koninkrijk eu de voornaamste mededingende natiën in 1885 op de markten van Frankrijk, Duitschland en de Vereenigde Staten verkocht 2).
Op de Fransche markt verkocht:
Engeland.........voor een waarde van 21.484.000 ct
Duitschland........ „ „ „ , 15.560.000 „
de Vereenigde Staten . . „ , , „ 10.876.000 „ Op de Duitsche markt verkocht;
Engeland.........voor een waarde van 22.620.900 „
Frankrijk......... , , „ „ 10.890.550 „
de Vereenigde Staten . . , „ „ , 6.088.150 „ Op de markt der Vereenigde Staten verkocht;
Engeland..........voor een waarde van 27.340.400 ,
Frankrijk.......... , , „ , 11.387.000 ,
Duitschland........ , , , , 12.648.000 ,
Die cijfers toonen , zooals Medley terecht zegt, dat Engeland in die „homes of protectionquot;, toch nog het leeuwendeel bekomt en hij voegt er zelfs bij: „ and proves that foreign „ tariffs and bounties instead of limiting our trade, foster , and protect it.quot;
1) Fairtrade unmasked pg. 15.
2) Ibid. pg. 28.
50
Wanneer wij dan ook ten slotte zien, dat de meerderheid der Commissie op grond van de afgelegde verklaringen tot de conclusie komt, „ dat de gemiddeld jaarlijks geproduceerde hoeveelheid „ koopwaren toenam en dat zij de depressie in eenige industrieën en , onder eenige klassen van producenten niet kunnen beschouwen , als eene aanwijzing van een daaraan geëvenredigd nationaal „ verliesquot; en verder: , dat in de laatste jaren en meer in het , bijzonder in de jaren, waarin de malaise in den handel de , overhand had, de productie in het algemeen en de toeneming , van het kapitaal grooter is geweest dan de vermeerdering „ van bevolkingquot;; en op eene andere plaats van den handel met het buitenland sprekende, dat de statistiek oogenschijnlijk in sommige gevallen „ een vermindering aanwijst, maar dat „ die bijna geheel het gevolg is van de voortdurende daling „der prijzen, die sedert 1873 steeds is toegenomen; en meer , speciaal van de daling der prijzen van de grondstoffenquot; ') en dat zelfs de minderheid erkent, dat het deel van de winst uit den arbeid tegenwoordig voor den arbeider veel grooter en voor het kapitaal minder is geworden dan vroeger het geval was, — dan meenen wij dat eene vergelijking van den toestand van Engeland met dien in Rijken als Frankrijk en Duitschland althans tot behoedzaamheid stemmen moet, wanneer men ook ons Vaderland wil dryven op den weg der protectie.
En dit te eerder, wanneer men ziet hoe de Commissie zelf aantoont, welke de voorname oorzaken zijn van de concurrentie die Duitschland tegenwoordig den Engelschen handel aandoet; hoe die voornamelijk moeten gezocht worden in de meerdere energie van de Duitschers en van hunne
i) Fairtrade unmasked, pg. 84.
51
betere opleiding. Men vergunne mij hier de woorden van de Commissie aan te halen i): „ A reference to the reports „ from abroad will show that in every quarter of the world , the perseverance and enterprise of the Germans is making „ itself felt. In the actual production of commodities we have „ now few, if any, advantages over them; and in knowledge . of the markets of the world , and readiness to accomodate , themselves to local tastes or idiosyncrasies, they have „evidently gained ground upon us.quot; Ook de Engelsche Spectator en het verslag van onzen Consul-Generaal te Berlijn wijzen op de hoogere technische opleiding, de grootere activiteit, de taalkennis en de betere opmerkingsgave, den Duitschen beroepsreizigers eigen „ Freihandel und Schutzzoll haben damit nichts zu schaffenquot; en al die voordeelen, die de Duitschers zoo geducht maken als concurrenten op de wereldmarkt, bezitten zij niet , als schutz zöllnerische Deutscher, sondern „ als Deutscher überhauptquot; 1).
Ook de Consul-Generaal van de Vereenigde Staten te Berlijn vestigt hierop de aandacht in zijn rapport van 8 Januari dezes jaars. Sprekende over den toenemenden invoer van Duitsche producten in Spanje, maakt hij melding van een rapport van den Britschen Consul te Madrid, waarin deze, na gezegd te hebben dat de Spanjaarden dikwijls klagen over de minder goede kwaliteit der Duitsche goederen, laat volgen „niettemin heeft de Duitsche handelsreiziger den „voorrang verkregen boven zijn Fransche en Engelsche mededingers. Eerstge-„ noemde verstaat de Spaansche taal en heeft daardoor een groot voordeel boven „hen, die hunne diensten door tusschenkomst van een tolk aanbieden of alleen „hunne prijscourant overleggen. In Malaga bestaat eene colonic van jonge „Duitschers, die daar de Spaansche taal leeren en er den smaak van het volk „bestudeerenquot;. Reports from the Consuls of the United-States, june; 18S7. pg. 615.
III.
Keeren wij thans tot ons Vaderland terug en nemen wij de hierover vermelde verslagen van de te Utrecht uitgebrachte verslagen van de Nederlandsche Nijverheid weder ter hand.
Wij vinden daar het eerst vermeld de azijnmakerij Het feit waarover in het door eenige azijnfabriekanten ingediend request aan den Minister van Financiën wordt geklaagd, is dit, dat voor den buitenlander het invoerrecht, dat van den azijn wordt geheven , minder is dan wat de fabriekant hier te lande aan accijns te betalen heeft voor het gedistilleerd, waarmede hij zijn product voortbrengt: met dat gevolg, dat het de buitenlander is, die van de Nederlandsche schatkist een bescherming geniet van f 1.02 per hectoliter. En al zien we nu ook uit de verslagen van de Kamers van Koophandel over 1886, dat het resultaat van de werkzaamheden in dat vak bevredigend was, toch is dergelijk protectionisme zeer zeker af te keuren , evenals dit het geval was toen, vóór dat bij K. B. van 20 November 1886 (Stbl. 180) aan die begunstiging een einde werd gemaakt, door de bepaling dat de suikerhoudende goederen, die beneden de 20 pCt inhouden van invoerrecht vrij waren, de buitenlandsche biscuitfabriekanten tegenover de inlandschen werden beschermd.
53
Dat de branderij-industrie slechte zaken maakt, vinden we ook door onderscheidene verslagen van Kamers van Koophandel bevestigd, en niet onwaarschijnlijk komt het my voor, dat hier door den wetgever nog wel iets kon gedaan worden om, door vermindering van lasten, die voor ons Vaderland zoo belangrijke industrie behulpzaam te zijn, al zou ik niet al de middelen durven aanbevelen, die door adressanten verlangd worden. Dat het thans bij de Kamer aanhangig gemaakt tractaat met Spanje aan de industrie ten goede zal komen, is m. i. geen ongegronde verwachting.
De glas-industrie wijt m. i. terecht den minderen bloei van dat vak aan de tegenwoordige stagnatie in den handel, en klaagt over den invoer van flesschen uit Duitschlaud.
De goud- en zilversmederij wil alleen dat de termijn van twee jaren voor den wederinvoer van Nederlandsche producten worde verlengd.
Van de houtzagerij vinden wij een adres van houthandelaren te Leeuwarden, die een heffing van 10 % ad valorem vragen op buitenlandsch gezaagd en bewerkt hout. Zien wij echter de verslagen van de Kamers van Koophandel in, dan blijkt dat de berichten den toestand niet overal zoo ongunstig schilderen als dit door adressanten geschiedde.
Leerlooierij en schoenmakerij. In alphabethische orde volgen verslagen uit eenige gemeenten, waar men zich met die vakken bezig houdt. Zij luiden niet allen ongunstig, maar toch spreekt uit de meesten een verlangen naar protectie. Hetzelfde wil de Kamer van Koophandel te Waalwijk. Hoe dit echter te rijmen met den inhoud van het verslag, wanneer we daar lezen: „de , leerlooieryen hebben evenzeer te kampen met den algemeen „ gedrukten toestand ; des ondanks werd er met kracht en energie
, gewerkt. Aauleiding daartoe vinden de looiers in de goedkoope prijzen der grondstoffen: ruwe huiden en schors ?quot; Of als we elders vermeld vinden : „de zoolleerlooierijen werkten , ondanks de - zwakke prijzen voor gelooid leder en de beschermde concurrentie van buiten, druk door ? quot; Wij vinden echter nog meer. Wij zien van de paarden-lederfabrieken vermeld, , dat het groot aantal huiden, dat bewerkt werd, dat van alle voorgaande jaren , overtrof;quot; dat het „ debiet van de chagrin-lederfabriek te „ Besoijen steeds toeneemt; dat in de localen der Nederlandsche „ fabriek van lederartikelen te Baardwijk toenemende leven-, digheid heerschte, zoodat het aantal werklieden belangrijk „ aangroeidequot;.
Omtrent de machinale schoenenfabriek te Besoijen wordt gezegd, dat „ zij verkeert in een stadium van vooruitgang en , uitbreiding. Het aantal vervaardigde schoenen beliep het „aanzienlijk getal van 1800 paar per week, een getal het-, welk tot dusver geen enkele fabriek in ons land bereikte. , De aanvragen overtreffen nog steeds het gefabriceerde Door „ uitbreiding van het werkliedenpersoneel waren de localiteiten te klein bevonden, enz ; de loonen der werklieden zyn voor , mannelijke /quot;8 a /quot; 13 per week. Deze hooge loonen stellen , den fabriekant in staat over degelijk werkvolk te beschikken.quot;
Even gunstig luiden de rapporten van de fabriek voor leest-klaar schoenwerk en van andere machinale schoenenfabrieken, terwijl van den handel in huiden en leder gezegd wordt „ dat .hij niet minder belangrijk was dan in vorige jarenquot;; „dat „ door een paar leerlooiersfirma's relatiën zijn aangeknoopt „ met het buitenland voor den verkoop van zooileder en wel , in eene streek, waarheen nog nimmer van hier leder werd „ geïmporteerd,quot; en dat in 1886 alléén uit Antwerpen in
Nederland, meest voor Noord-Brabant, zijn ingevoerd, om aldaar verwerkt te worden, 130000 stnks huiden, vertegenwoordigende een kapitaal van f 1.750.000 , terwijl de „bewerking „van inlandsche huiden ook dit jaar weder toenam.quot; Waarlijk, als men dit leest, dan schijnt het met die industrie toch zoo slecht niet te staan.
De lucifersfabriekanten klagen over minderen nitvoer door afsluiting van het buitenland. Wellicht zou een fiscaal recht op vreemde lucifers overweging verdienen.
Of het Bestuur der Nederl vereeniging van meelfabriekanten gelijk heeft, die beweert dat het eenig middel, dat die industrie kan helpen , een verdedigingsrecht is, dan wel de Kamer van Koophandel te Groningen, die zegt dat de meelfabrieken, die er zich op toeleggen een geschikt fabnekaat aan soliede afnemers te leveren, de concurrentie tegen de fabrieken in Duitschland wel zullen kunnen volhouden , durf ik niet beslissen. Ik kan mij zeer wel verklaren dat deze industrie nadeel ondervindt van de door de Duitsche wetgeving bevorderden uitvoer uit Duitschland. Het is echter de vraag of de consumenten in Nederland niet meer nadeel zouden lijden , wanneer ter wille van de meelfabriekanten vreemd meel werd belast. De zaak hangt bovendien m. i. nauw samen met de bescherming van den landbouw, waarover later.
De reden, die de rijstpellerij en olieslagerij van bescherming afkeerig maakt, is te curieus om die niet textueel mede te deelen. „ Zij zouden zelfs de afschaffing der inkomende rechten , in Duitschland niet beschouwen als een voordeel, want „ onmiddellijk zouden dan in ons land nieuwe olieslagerijen „ naast de bestaande verrijzen.quot;
De papierbereiding vraagt voornamelijk wijziging van het
5t)
tarief, waarbij het inkomend recht niet naar de waarde maar naar het gewicht worde geheven.
De rijtuig-industrie vermeldt het adres van de firma J. J. Beijnes te Haarlem, waarin terecht geklaagd wordt over den gelukkig sedert opgeheven vrijdom van invoer van geheel afgewerkte spoorwegrijtuigen, terwijl voor den invoer van verschillende artikelen, die zij luidens de bestekken uit liet buitenland moeten ontbieden, 5 pCt. invoerrecht moet worden betaald.
De steenbakkerij wijt de kwijning dier industrie aan minder publieke werken en minder bouwlust.
De trasmaalderij wil hoog inkomend recht op buitenlands gemalen tras en afschaffing van de in 1875 gegeven bepaling, dat voor de landswerken, waarbij de benoodigde hoeveelheid tras 10.000 hectoliter of meer bedraagt, de vermaling op het werk zelf moet geschieden.
Wij komen tot de belangrijke industrie der weverij met het reeds veel besproken rapport van de Tilburgsche indus-trieëlen '). Dat de Tilburgsche nijverheid en de textiel-nijverheid in liet algemeen den schadelijken invloed ondervinden van de hooge invoerrechten in andere Rijken, zullen wij geenszins ontkennen. Wanneer we echter zien dat in die industrie schier overal geklaagd wordt, dan meenen wij dat de algemeene
i) Zie de artikelen van den Heer Hendrik Muller Szn. in de „N. Rott, Courantquot; van September 1887 en het antwoord van den Heer Armand Diepen, afgedrukt achter de verslagen van de Nederlandsche Nijverheid, benevens de artikelen o. a. afgedrukt in het „Dagblad v. Zuid-Holland en 's Gravenhagequot;. De mededeeling dat die artikelen in eene brochure zullen vereenigd worden, zal zeker velen met mij welkom geweest zijn, omdat daardoor de lezing van Let «reheel gemakkelijker zal zijn dan in den vorm waarin ze tot dusver verschenen, en die mij verhinderde om bij het schrijven van deze bladzijden aan die artikelen de aandacht te wijden, die zij verdienen als uiting van het protectionisme ten onzent
57
malaise en de daardoor verminderde koopkracht; in alle standen aan dien min gunstigen toestand niet minder schuld heeft dan de protectie in den vreemde; en wanneer wij de verschillende verslagen van de K v. K in de voornaamste fabviekplaatsen inzien, dan schijnt het werkelijk, dat sedert 1886 in die industrie een gunstiger wending is gekomen en dat de toestand niet zoo donker is als die door de Tilburgsche industrieëlen wordt geschilderd. Uit Almeloo toch vinden we vermeld , dat de toestand beter is dan in 1885, en dat in het laatst van '86 en in het begin van dit jaar weder met de gewone uren kon worden gewerkt; uit Delden, dat de groothandel in manufacturen in bloeienden staat verkeert; — uit Eindhoven, dat de loon wolspinnerij in bedrijvigheid toeneemt, dat de bukskinsfabrieken in den laatsten tijd wat drukker werken, en dat de diemet- en flanellenfabriek geregeld werkte; — uit Enschedé, dat er teekenen eener verbetering te bespeuren zijn: , katoen- en garenprijzen, die de voorgaande jaren, enkele „ opflikkeringen van korten duur uitgezonderd, steeds dalende „ waren geweest, konden zich dit jaar staande houden. Graren-„ prijzen gingen zelfs iets vooruit;quot; — dat de uitvoer naar Indië grooter was dan in het vorig jaar en dat er voor de fabrieken volop werk was; — uit Oldenzaal, dat de toestand beter was dan in 1885, dat er meer naar Indië verzonden werd en de Engelsche concurrentie aldaar minder gevoeld werd. Zelfs de Kamer vaii Koophandel te Tilburg, na vermelding dat de gang van zaken bleef zooals die in 1885 was, laat volgen: „Intusschen , is uit de jaarlijks grooter wordende ontvangsten aan post-. en telegraafkantoor , uit het toenemend vervoer van goederen , door de stoomtramweg-maatschappij, uit de opbrengst der , accijnsen, aan te nemen, dat de Tilburgsche wollenstotfen-
58
, fabrieken niet kwijnen en dat dientengevolge ook de handel , in gunstigen toestand verkeertquot; — en verder „ ziet men al „ den een of anderen fabriekant zijn werkzaamheden in Tilburg „ staken , dan ontwaart men wederom eene nieuwe onderneming „of uitbreiding van eene bestaandequot;. Ik meen dus, dat uien goed zal doen zich twee keer te bedenken vóór dat men er toe overgaat om met de Tilburgsche industrieëlen aan te dringen op protectie, met al de daaraan verbonden nadeelen.
Dat gelukkig echter niet alle industrieëlen aldaar die bescherming wenschen, bleek nog dezer dagen uit het door een hunner 'j in de , Nieuwe Tilburgsche Courant quot; ingezonden artikel, waarin hij niet alleen aantoont, dat het , verslag van de , Tilburgsche wolindustrie op v^le punten onjuist en over het , geheel zeer onvolledig is,quot; maar waarin hij zich verder over bescherming aldus uitdrukt: „ waarom dan op bescherming „aangedrongen, nu geheel Tilburg, niet alleen met groote , tevredenheid, maar ook met trots kan terugzien op de ver-, vlogen vijf- en twintig jaren, waarin proefondervindelijk , gebleken is, dat het vrijhandelsysteem niet slechts voor den , fabriekant, maar ook voor den arbeider, ja voor geheel a Tilburg een goed resultaat heeft opgeleverd ?quot; En volkomen juist herinnert die industrieel er aan, dat; indien men met protectie begint, niet alleen de fabrikaten, maar ook die stoffen , welke men voor de producten noodig heeft, beschermd moeten worden, en dat de voortbrengselen der industrie duurder zullen worden en zoodoende op de vrije vreemde markten ten achter zullen staan. Schrijver besluit zijn betoog met deze behartigenswaardige woorden: „Nog eens, Heeren Collega's fabriekanten, „ geen beschermende rechten kunnen ons aan vooruitgang i) De heer G. Pollet, lid van de firma Pollet amp; Zoon.
59
„ helpen. Hij kan alleen verkregen worden door, met kracht „ en volharding, alle ons ten dienste staande middelen aan te , wenden en niets onbeproefd te laten, ten einde uw fabrikaat , al meer en meer te veredelen en te verbeteren. Protectie , geeft die kracht niet,quot; en verder: „Hoe ook de Protectionistische „ Theoretici hun best doen om het tegendeel te bewijzen, de „ consequente invoering van dit stelsel zou zéér aadeelig „ werken op onze Tilburgsche industrie.quot;
Is het echter waar dat, zooals de Kamer van Koophandel aldaar vermeldt, het tarief dat „ manufacturen en wolquot; met 5 pCt. van de waarde belast, ongunstig werkt, dan is wijziging daarvan zeer zeker alleszins billijk en uit een fiscaal oogpunt gewenscht.
De Verslagen eindigen niet een request van de ijzer-industrie om alle producten van vreemde ny verheid evenzoo te belasten, als zulks met die van Nederland in de omliggende Rijken het geval is. Gelukkig luiden de berichten van verscheiden Kamers van Koophandel wat gunstiger dan die van adressanten; b. v. van de Kamers te Almeloo, Delft, Hengeloo, Vlissingen en Utrecht, uit welke laatstgenoemde gemeente zelfs wordt gemeld, dat de Utrechtsche machinenfabriek overvloed van werk had. , Sedert hare oprichting had zij geen jaar, waarin zij „zooveel werk had vervaardigd'1, en dat de Nederlandsche zinkpletterij, loodgieterij, loodpletterij en pijpenperserij zich, speciaal wat het eerste vak betreft, niettegenstaande de zware concurrentie van het buitenland, in voortdurend meerderen omzet mag verheugen. Ik wil gaarne aannemen dat de ijzerindustrie in de laatste jaren kwade tijden doorleefd heeft, maar veroorloof mij dan toch twee opmerkingen ; 1quot; dat wanneer het eene vertroosting is voor ongelukkigen, lotgenooten in hun ongeluk te hebben , die troost speciaal voor de ijzer-industrie
60
hier te lande bestaat, want overal en in alle rijken lezen wij van dezelfde klachten over gebrek aan werk en weinig verdiensten , een gevolg van de algemeene malaise na de vette jaren, die deze industrie tengevolge van de meerdere toepassing der machines in alle bedrijven, en de uitbreiding van spoorwegen en stoomvaart, gehad heeft, en 2quot; dat het in de vorige bladzgden vermelde omtrent den toestand dier industrie in Frankrijk (protectie van bijna 50 pCt.) en Duitschland, duidelijk aan het licht heeft gebracht, dat zelfs hooge beschermende rechten niet bij machte zyn geweest in dien toestand eenige noemenswaardige verbetering te brengen.
O ~ O
Wij .spraken tot dusver alleen van de industrieën, in deUtrechtsche verslagen vermeld, maar wij mogen niet vergeten, dat daarnevens nog een tal van andere bestaan waarop wij ten slotte met een enkel woord de aandacht willen vestigen, en dan zullen we ook hier de bevestiging zien van het verschijnsel, dat in den regel zij die klagen, of met bestaande toestanden ontevreden zijn, hun stem luide doen hooren, maar dat de anderen, die zich in den bestaanden toestand wel bevinden, of die, dien vergelijkende met elders bestaande, nog niet zouden willen ruilen, niets van zich doen hooren. Zoo vinden wij in de Utrechtsche verslagen — die trouwens, zooals we zagen; niet allen ongunstig luiden — niets vermeld van eenige voor ons Vaderland hoogst belangrijke takken van nijverheid, als: de diamantslijperij, de stearine-kaarsen-fabricatie , de tabaksindustrie, die der margarine-boter, die van den scheepsbouw en andere Wil men
i Op de onvolledigheid van die verslagen om daaruit, zooals de inleiding vermeldt — „de hoofdtrekken te kunnen opmaken van het beeld der Neder-„landsche Nijverheidquot;, wijst te recht een hoofdartikel in de N. Rott. Courant van 15 December 11.
61
zich van de nijverheid in ons Vaderland een juist beeld scheppen , dan gaat het niet aan, die industrieën geheel onvermeld te laten.
Wij gaan ze even vlug na.
Van de diamantslijperijen vermeldt de Kamer van Koophandel te Amsterdam o m. dat zy onafgebroken werk hadden , dat het aantal dier inrichtingen voortdurend werd uitgebreid, als gevolg van het steeds aangroeiend aantal werklieden , terwijl er als een verblijdend verschijnsel op gewezen wordt: , dat . Amerikaanache en andere vreemde opkoopers van geslepen , diamanten al meer en meer de markt aldaar bezoeken, waarvan , de meesten hun inkoopen eertijds te Parijs en te Londen , bewerkstelligden ').
Van onze stearine-kaarsen-fabrieken te Gouda en Schiedam wordt getuigd , dat de toestand alleszins gunstig is; die te Gouda . verwerkte een millioen kilogram grondstoffen meer dan in , 1885 en wel zes millioen. Het resultaat is buitengewoon , gunstig quot; 2).
Te Schiedam werden mede eenigen tijd geleden de inrichtingen uitgebreid; er werd drukker gewerkt dan in 1885 en de vraag naar het Buitenland was niet minder gunstig.
De tabaksindustrie. Terecht mocht de heer Ramaix hiervan quot;•etuiu'en: , Les manufactures de tabac constituent l'une des
o o ~
„ branches de l'industrie qui sont les plus florissantes aux Pays-
i Opmerkelijk is het feit, waaraan de heer Ramaix, tot vóór korten tijd secretaris van het Belgisch Gezantschap te s Gravenhage, in zijn met veel kennis van zaken geschreven werkje: „La NéerlandeIndustrielle pg. 67 herinnert, 1.1\. dat de belangrijke steun en de groote subsidien indertijd door Napoleon III verleend aan een door zijn toedoen te Parijs opgerichte fabriek met het doel die industrie aldaar in te voeren — niet hebben kunnen beletten dat lt;iie fabriek na weinige jaren geheel te gronde ging.
2) Tn 1859 bedroeg dit cijfer slechts * 300.000 kilogram.
62
n Bas et qui souffrent le moins de la crise générale quot; — en ziet men de verslagen van de Kamers van Koophandel in. dan vindt men de opmerking op menige plaats bevestigd. Bestaande fabrieken hadden goed werk en nieuwe werden opgericht. Merkwaardig zijn ook hier de officiëele cijfers van den uitvoer van tabak en sigaren in de laatste jaren ; de uitvoer bedroeg aan sigaren : in 1883 317000 kg., waarvan 99000 kg. naarDuitschland, 41000 kg. naar België;
in 1884 432000 kg , waarvan 109000 kg naar Duitschland, 46000 kg. naar België;
in 1885 444000 kg., waarvan 117000 kg. naar Duitschland, 57000 kg. naar België;
de uitvoer van rook- en snuiftabak:
in 1883 365000 kg , waarvan 36000 kg. naar België , 1884 470000 „
, 1885 579000 , , 61000 ,
Allerbelangrijkst voor ons Vaderland was vooral in de laatste jaren de margarine-of knnstboter-industrie. Wel hadden de overmatige winsten van de eerste jaren ten gevolge, dat er voor de behoefte te veel van die fabrieken werden opgericht, zoodat er ook weder verscheidene zijn verdwenen; maar toch blijft die tak van nijverheid voor ons Vaderland van zeer groot belang, zooals kan blijken uit de groote hoeveelheden margarine, die jaarlijks in Holland worden ingevoerd om aldaar te worden verwerkt: die invoer bedroeg toch in 1884 bijna 30 millioen kilogram en nam in 1885 met niet minder dan 7 millioen kilogram toe. Geen wonder dan ook, dat de berichten van de Kamers van Koophandel in die gemeenten, waar zoodanige fabrieken gevestigd zijn, gunstig luiden. Van eene van de vele fabrieken in Noord-Brabant, te Osch , vind ik ver-
63
meld, dat. zij dagelijks 16000 kilogram produceert; van die te Oosterhont wordt gezegd: „ Het cijfer harer dagelijksche „ productie bedraagt verscheidene duizenden kilo's en vindt , in liet buitenland steeds een gewenschten aftrek Zij verschaft , een 7 0-tal werklieden steeds een ruim en vast bestaan; aan . hare bedrijvigheid hebben wij de geregelde stoombootdienst , tusschen Rotterdam en Oosterhout te danken.quot; Ook uit andere plaatsen wordt van eene toenemende bedrijvigheid en meer verkeer met het buitenland melding gemaakt.
Ik zou nog andere industrieën kunnen noemen , maar heriniier alleen nog ten slotte aan het feit, waarop terecht de heer Heniirik Muller Szn in de N. Rott. Ct. van 23 Sept 11. de aandacht vestigde, t. w. op het feit, dat juist hier te lande een tal van ijzeren rivier-en zeeschepen , rivier-en zeestoombooten, sleepbooten, enz., voor het buitenland gebouwd worden. Schrijver wijst er daar op , hoe in aan de rivier gelegen Zuid-Hollandsche gemeenten met vrucht wordt geconcurreerd niet alleen met de Engelsche en Schotsche mededingers, maar niet het minste met de Duitschers, terwijl toch stellig het invoerrecht van 1 pCt. voor vreemde schepen geen bescherming kan worden genoemd en schier alles, wat voor dien scheepsbouw noodig is, uit het buitenland moet worden getrokken; terwijl zoowel Engeland als Duitschland, ijzer , staal en steenkool in overvloed in of op eigen bodem voorhanden hebben. „ Van de in 1882 , gebouwde 156 ijzeren schepen van verschillenden aard — zoo , herinnert de heer Muller — waren er 30 voor den vreemde , bestemd of wel 20 pCt , terwijl van de 135 in 1885 gebouwde , 55 voor het buitenland waren, of 40 pCt. Naar de tonnen-, maat gerekend, was van de in het geheel geconstrueerde „ 42.205 ton in 1882, voor elders bestemd 14.450 ton of 34 pCt,
64
, en in 1885 van de 42.907 ton 26.406 of 62 pet., u. i. twee „ derde deel van liet geheel! quot;
Verre de meesten daarvan werden door Duitsche koopers expresselijk in Nederland besteld.
Ik betwijfel of de hier door mij genoemde industrieën het noodig of wenschelijk zouden vinden dat Nederland zich B losser maakte van het zoogenaamd vrijhandelstelsel . Integendeel, ik meen dat daaronder zijn die bloeien, juist omdat naburige Rijken de grondstoffen , die de fabriekanten aldaar voor hun fabriekaat noodig hebben, te zwaar belasten, en dat er in ieder geval uit volgt, dat de terugkeer tot het protectionisme door naburige Rijken geen beletsel geweest is voor een tal van Nederlandsche industrieëlen om met vrucht aan de vreemde concurrentie het hoofd te kunnen bieden.
Ik weet wel, er zijn Kamers van Koophandel, vooral in het Zuiden van ons land, die onomwonden op bescherming-aandringen; maar daartegen over staan de pertinente verklaringen van de Kamers in onze voornaamste gemeenten, die even onomwonden het „ non tali auxilioquot; uitspreken; en opmerking verdient het dat — nadat het request van de Kamer van Koophandel te Breda aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal , om ter bevordering van den Handel en de Nijverheid „ zich meer los te maken van het zoogenaamd vrijhandelstelsel , en meer het beginsel van reciprociteit toe te passenquot; aaii de overige Kamers ter ondersteuning was toegezonden slechts zeer enkele aan die roepstem gehoor hebben gegeven; de meeste namen het voor kennisgeving aan of lieten zich in een geheel tegenovergestelden geest uit. Merkwaardig zijn ook uit dien hoofde de adressen, door de Kamers van Koophandel te Amsterdam en te Rotterdam uitgebracht tegen de wetsont-
65
werpen tot heffing van een statistiek-recht en tot wijziging van het tarief van in- en uitvoerrechten , waarnaar wij kortheidshalve meenen te mogen verwijzen.
Aan het slot van de verslagen vinden wij een request van het Provinciaal Comité van invoerrechten op granen in de provincie Groningen, waarin adressanten bescherming vragen voor den landbouw, in de eerste plaats door heffing van een matig recht op landbouwproducten. Dat de toestand van onzen landbouw op vele plaatsen hachelijk is, zoo als adressanten betoogen, zal niemand ontkennen. Behalve de algemeene oorzaken, waarop ik reeds vroeger wees, hebben zeer zeker gemis aan kennis bij vele landbouwers met de vorderingen der wetenschap ook op hun gebied, en het niet partij trekken van elders, vooral bij de zuivelbereiding, opgedane ondervindingen tot dien toestand medegewerkt. Ik zou te uitvoerig worden, wilde ik dat request hier bespreken; het onderwerp is een afzonderlijke behandeling alleszins waard. Slechts op twee punten veroorloof ik mij de aandacht te vestigen, in de eerste plaats daarop, dat men in geene deele heeft aangetoond dat de toestand hier ongunstiger is dan 1). v. in Frankrijk en Duitschland; en in de tweede plaats dat, zooals wij zagen, de hooge invoerrechten op vreemde landbouwproducten en speciaal op graan, zooals in de beide zooeven genoemde Rijken, den toestand van den landbouw hoegenaamd niei hebben gebaat, zoo zelfs dat nu op nieuw voor Duitschland eene verhooging dei-graanrechten werd voorgesteld. Zagen wij dat tot dusver de consumenten van die hooge invoerrechten geen groot nadeel hebben geleden , omdat andere oorzaken de werking daarvan neutraliseerden, het kan niet uitblijven of voortdurende verhooging van die invoerrechten zal den prijs der eerste levens-
66
middelen doen rijzen en eerst dan zal men al de nadoelen der Protectie gaan gevoelen. In Frankrijk voorzag men die mogelijkheid bij de laatste verliooging en bij de wet van 10 Maart 1887, waarbij het recht tot 5 frs. verhoogd werd, is gezegd: „ dans des circonstances exceptionelles et quand le prix du , pain s'élèvera a un taux menar ant pour l'alimentation publique, ,1e gouvernement pourra en l'absence des chambres, suspendre , en tout ou en partie les effets de la présente loi par un „ décret du Président de la République, rendu ei\ conseil des , ministres. Dans ce cas, la mesure prise par le Gouvernement „ devra être soumise a ratification aussitót les chambres reünies.quot; Welnu , de mogelijkheid dat men tot dien maatregel zal moeten overgaan, is lang niet buitengesloten, wanneer we zien dat in den laatsten tijd de prijs van het brood in Frankrijk begint te stijgen. Het verschil in den prys van het koren tusschen Parijs en Londen begint zich tamelijk sterk te doen gevoelen en merkwaardig is het om te zien; hoe dat verschil in den regel toenam en gelijken tred hield met de verhooging der rechten.
Toen in de eerste kwartalen van 1884 het recht 0.60 frs. per 100 kilogram bedroeg, was de prijs te Parijs 1.75 frs. hooger dan te Londen; in het vierde kwartaal van 1884 en in het eerste van 1885, toen de verhooging was voorgesteld tot op 3 frs., was het verschil reeds 3.18 frs.; in de drie laatste kwartalen van 1885, in 1886 en in het eerste kwartaal van dit jaar, toen deze verhooging wet was geworden, klom het tot 4.19 frs. en in April van dit jaar, toen het recht tot op 5 frs. verhoogd was, kostte het koren te Parijs 6.07 frs. meer dan in Engeland i). Berekent men nu dat de arbeider circa'/n of'/t van
i) Journal des Economistes. Juin 1887, pag. 419.
67
zijn inkomen aan brood besteedt, terwijl bij de meer gegoeden dit deel slechts Vwo of minder bedraagt, dan is het duidelijk hoe de bescherming van den landbouw het meest drukt op hen die dien druk het moeilijkst kunnen dragen. Gelukt het al de grondeigenaars door de verhooging der rechten te bevoordeelen, dan geschiedt dit ten nadeele van de arbeidende klassen, zooals men nu berekent, dat van de Fransche consumenten jaarlijks eene som van circa 250 millioen frs. wordt geheven ten bate van circa 200000 grondeigenaars De ondervinding, in Frankrijk en Duitschland in den laatsten tijd opgedaan, heeft m. i. nu duidelijk aan het licht gebracht dat een matig recht — als men ten minste een recht van 25 a 27 pCt. nog matig kan noemen — den landbouw niet baat; en wil .men hooger gaan, dan kan het niet anders of men schept een drukkenden last voor de consumenten, die bij eene mogelijke mislukking van den oogst in het beschermde land tot ernstige gevolgen leiden kan.
Belangrijk ook is het dezer dagen met algemeene stemmen genomen besluit van den Duitschen Handelsdag, om op te komen tegen de laatstelijk door de Regeering voorgestelde nieuwe verhooging van graanrechten , nadat de rapporteur, de Commerzïen-Rath Frentzel, op uitstekende wijze de nadeelen dier verhooging had uiteengezet. Hij wees er o a. op hoe bij een verhooging alleen de groote grondbezitters zullen gebaat worden, terwijl de personen, die in de lagere of in de middenklasse werkzaam zyn, er geen voordeel bij zullen hebben en van hunne verdiensten nog mede aan de verhooging zullen moeten betalen; dat zij voor de stadsbewoners, vooral in de hoofdplaatsen der industrie, groot nadeel zal opleveren, omdat zij
i) Journal des Économistes. Juillet, pag. 23.
68
de broodprijzen zullen doen stijgen en op de huishouding van den werkman invloed zullen hebben. Het gevolg bi ervan zal zijn dat de industrie door eene noodzakelijke verhooging van loonen minder tegen liet buitenland zal kunnen concurreeren. De bewering dat het buitenland de verhoogde invoerrechten zal betalen, is ten eenenmale onhoudbaar. Het staat vast dat de prijs zich regelt in het algemeen wereldverkeer en dat, wanneer hij in weerwil van het invoerrecht daalt, geheel andere omstandigheden en toestanden daartoe medewerken.
Opmerkelijk is het dat Frenïzel bij geen van de opvolgende sprekers (vertegenwoordigers van Kamers van Koophandel enz.) eenige bestrijding ondervond en dat de Kamer van Koophandel te Munchen, die vroeger voor een matige verhooging van invoerrecht op voortbrengselen van den landbouw was gestemd, zich thans met algemeene stemmen op eene na tegen alle verhooging van invoerrechten verklaarde.
Noopt dit alles ons niet tot bedachtzaamheid alvorens men, door inwilliging van het verzoek van het Provinciaal-Comité te Groningen, er ook hier te lande toe overga een matig invoerrecht te heffen op landbouwproducten; en zoodoende datgene te doen, wat de algemeene vergadering der Hollandsche Maatschappij van Landbouw in 1885 met eene verpletterende meerderheid verklaarde te zullen zijn: „een ramp voor ons Vaderlandquot; ? i)
i) Op de 48e algem. vergadering van die Maatschappij in September 1885 werd met eene meerderheid van 580 tegen 30 stemmen de motie aangenomen, waarbij met zooveel woorden aan het Hoofdbestuur werd opgedragen. „Al zijn „invloed te doen gelden om de ramp van ons Vaderland te keeren, indien er „ooit van regeeringswege voorstellen gedaan werden tot heffing van beschermende „ rechten op den invoer van landbouwproductenquot;.
Men zie ook den brief van den Meer Th. Waller te Anna-Poulowna, aan liet „Handelsbladquot;, naar aanleiding van de in November dezes jaars te Utrecht gehouden tweede algemeene bijeenkomst van Nederlandsche Industrieëlen.
69
Restimeereiide, meen ik dat al de rapporten die ons in staat stellen een oordeel te vormen over den toestand van den Nederlandschen handel en industrie, aantoonen, dat het onbeschermde Nederland evengoed als het onbeschermde Engeland, de nadeelen heeft ondervonden van de algemeene malaise: „ qui menace de peser lourdement sur teute la fin dn sièclequot; maar dat in geenendeele het bewijs is geleverd, dat ons Vaderland daaronder meer heeft geleden dan die Rijken, waar de protectie den druk der tijden nog is komen verzwaren. Allerbelangrijkst is m. i. de getuigenis die tot ons spreekt uit de cijfers, ons door Mr. Beaüjon in de Bijdragen van het Statistisch Instituut uquot; 2, 1887, meêgedeeld, waar hij op blz. 304 en 305 een overzicht geeft van de waarden in millioenentallen gulden herleid, van den in- en uitvoer van de verschillende Staten van 1865 tot en met 1885. Omdat ze m. i. zoo sterk spreken, veroorloove men mij ze hier over te nemen van enkele jaren.
|
Jaren. |
Groot-Brittannik en Ierland. |
Frankrijk. |
Duitsculand. | |||
|
Invoer. |
Uitvoer. |
Invoer. |
Uitvoer. |
Invoer. |
Uitvoer. | |
|
1876 |
3828 |
2408 |
1914 |
1716 |
2347 |
1563 |
|
1880 |
4174 |
2677 |
2416 |
1665 |
1716 |
1768 |
|
1881 |
4008 |
2808 |
2334 |
1710 |
1794 |
1824 |
|
1882 |
4174 |
2897 |
2315 |
1715 |
1899 |
1946 |
|
1883 |
4335 |
2877 |
2306 |
1657 |
1974 |
2001 |
|
1884 |
3925 |
2796 |
2085 |
1552 |
1971 |
1962 |
|
1885 |
3751 |
2557 |
1962 |
1482 |
1794 |
1749 |
Td
|
Verisenigde | ||||||
|
Nederland. |
JjELGIË. |
Staten. | ||||
|
Jaren. | ||||||
|
Invoer. |
Uitvoer. |
Invoer. |
Uitvoer. |
Invoer. |
Uitvoer. | |
|
1876 |
713 |
533 |
696 |
511 |
1115 |
1314 |
|
1880 |
840 |
630 |
807 |
584 |
1641 |
2060 |
|
1881 |
920 |
690 |
782 |
625 |
1561 |
2210 |
|
1882 |
992 |
752 |
772 |
636 |
1768 |
1934 |
|
1883 |
1072 |
684 |
745 |
645 |
1759 |
2011 |
|
1884 |
1128 |
841 |
684 |
642 |
1630 |
1812 |
|
1885 |
1091 |
891 |
647 |
576 |
1405 |
1814 |
Wij zien hieruit dat in de hier genoemde Staten sedert 1876 de invoer daalde in Engeland, Duitschland, België, de uitvoer in Frankrijk; dat sedert 1880 de invoer daalde in Engeland, Frankrijk en België, de uitvoer in Engeland, Frankrijk, Duitschland, België en de Vereenigde Staten, en dat het eenige Rijk, waar èn sedert 1876 èn sedert 1880 zoowel de in- als de uitvoer is toegenomen, Nederland is, waar sedert laatstgenoemd jaar de invoer met niet minder dan 251 , de uitvoer met niet minder dan 261 millioen is toegenomen. Inderdaad als — zoo als ik meen — de waarden, die een laud in- en uitvoert, een maatstaf' mogen zijn voor den gang van zaken iu zoodanig land, een maatstaf waarnaar ook voor een goed deel zijn welvaart mag worden beoordeeld, dan meen ik ook, dat de hier medegedeelde cijfers bemoedigend zijn voor hen, die nog altijd meenen dat Nederland wel heeft gedaan om, ook toen zich overal elders reactie ojj het gebied van oeconomische beginselen
71
voordeed , te hljiven vasthouden aan die politiek, waarbij liet Nederlandsche volk in rijkdom en welvaart is toegenomen
Wij zijn zoodoende genaderd tot het einde van het geen wij ons ten doel stelden. Wij toonden aan waaraan wij de thans bestaande malaise meenen te moeten toeschrijven. De waarheid is dat wij, zooals ') George W. Medley het uitdrukt, leven te midden van een groote oeconomische revolutie. Hij wijst er m. i terecht op, hoe tengevolge van de invoerkracht van stoom en electriciteit de gebeurtenissen elkander ongeloofelijk snel opvolgen
lederen dag, zoo schrijft hij ongeveer, breidt de macht van den mensch over de natuur zich uit lederen dag opent zich een nieuw veld van productie, wordt eene nieuwe uitvinding gedaan of een nieuw procédé ontdekt, ieder op zich zelf voldoende om een geheelen omkeer te brengen in menige industrie.
Op het gebied van den landbouw zijn het de telkens nieuwe velden van productie, die in verschillende werelddeelen als concurrenten voor den Europeeschen landbouw optreden; op het gebied der industrie leidt schier iedere nieuwe uitvinding tot besparing van arbeid of materieel; en de handel is, niet het minst door de electriciteit, geheel van aard veranderd. Groote stapelplaatsen van producten zijn onnoodig geworden, de tusschenpersonen worden meer en meer overbodig en producent en consument zijn nauwer tot elkander gebracht.
Dat al die veranderingen niet konden en niet kannen plaats hebben zonder de belangen van eenige individuen en klassen te schaden , is natuurlijk, en dat er nog heel wat tijd zal moeten
i) Fairlrade unmasked, plt;j. 91.
72
verloopen vólt;')r dat men zich algemeen in den toestand zal hebben weten te schikken, is meer dan waarschijnlijk; maar meer dan ooit is het in zulke dagen van beroering noodig den toestand met kalmte te overzien en geen besluiten te nemen die, hoe verleidelijk ook en met hoeveel aandrang ook gevraagd, den toets van een ernstig onderzoek niet kunnen doorstaan.
Zeer zeker zal ik niet beweren wat een staatsman eens zeide : ') „ que 1'homme , qui ne s'est pas arrête a 1'idée du libre échange, „ a par la même prouvé son incapacité d'avoir une ideequot;: ik zal niet vergeten dat zelfs Mill, om van anderen niet te spreken, gezegd beeft dat er omstandigheden zijn, waarin Protectie als tijdelijke maatregel haar nut kan doen, en ik geef gaarne toe dat de ondervinding in Duitschland niet heeft bewezen, wat men zoo vaak aan de Protectie heeft verweten, dat zij alle énergie doodt en slechts verslapping en traagheid tengevolge heeft; maar, wanneer ik in de vorige bladzijden het licht heb doen vallen op de oorzaken der malaise en op de toestanden hier en elders, dan was dit eensdeels om te doen uitkomen dat de crisis, die wij beleven, van veel te ingewikkelden aard is dan dat men die alleen door bescherming van landbouw en nijverheid zou kunnen bezweren, dat zij het gevolg is van de voortgaande maatschappelijke ontwikkeling , waartegen men wel hier en daar dammen kan opwerpen, die men genoodzaakt zal zijn, — de ondervinding in het buitenland leert het reeds — voortdurend te verhoogen , maar die stellig vroeger of'later door den drang der omstandigheden zullen bezwijken; en ten andere om te doen zien, dat het middel, in andere Rijken aangewend, den toestand aldaar eer heeft verergerd dan verbeterd.
i) Journal des Économistes Avril 1886, pg. 98.
78
Ik heb mij niet opzet onthouden van theoretische beschouwingen , gedachtig aan het woord . qn'il est difficile d'écrire „ aujourd'hui quoi que ce soit de nouveau sur cette question „ rebattue de la protection.quot; Maar ik meende dat het zijn nut kon hebben de feiten te bestudeeren en de gevolgen na te gaan, die de protectie in enkele andere Rijken in de laatste jaren gehad heeft, en wanneer wij dan gezien hebben dat in de Vereenigde Staten het gevoelen veld wint, dat de tijd van het Protectionisme voorby is, dat de reeds hoog opgedreven bescherming in Frankrijk en Duitschland landbouw en nijverheid niet hebben kunnen opbeuren uit den toestand van malaise, en dat integendeel de klachten daar erger en meer gegrond zijn dan in Engeland en Nederland, dan moge het hen, die ook in ons Vaderland zou luide om bescherming roepen , en vooral hen, die naar alle waarschijnlijkheid geroepen zullen worden over deze voor onze producenten, maar meer nog voor onze consumenten, zoo hoogst gewichtige vraag een beslissing te nemen, tot omzichtigheid aansporen alvorens zy de eerste schrede zetten op den weg, waarop stilstand onmogelijk is. Ik zou met Bastiat kunnen zeggen , je n'aspire pas préci-„ sement a faire naitre des convictions, mais des doutes,quot; al wensch ik dat ten slotte die twijfel tot de overtuiging moge leiden dat „vrijheid de steun, de kracht is van de Nederlandsche „natie op oeconomisch gebied.quot; ')
Ik schreef zoo even van een weg, waarop stilstand onmogelijk is, en ik had daarbij niet alleen het oog op de elkander opvolgende aanvragen van belanghebbenden en op elkander
i) Redevoering van den Minister Vissering bij de discussie over het Ontwerp-adres van antwoord op de Troonrede 24 September 1879.
74
naijverige industriëelen, maar op de consequenties, waartoe men, gaat men eenmaal den weg der protectie op , noodwendig komen moet. Erkent men eenmaal dat het plicht is van den Staat, door bescherming, dat is, door belemmering van den invoer van vreemde producten, voor de belangen van landbouw en industrie te waken, dan moet die protectie zich niet alleen tot het product van den arbeid, maar ook tot de arbeiders zeiven uitstrekken. Er is zooveel waarheid in het woord van Bastiat !) „ vous accordez des faveurs aux uns, il faut en „ accorder a tons. Vous enrichissez les manufacturiers, il faut , enrichir les prolétaires Vous ne pouvez refuser de faire , pour les classes souffrantes ce que vous faites pour les , classes priviligiées.quot; Dat die voorspelling geen hersenschim is geweest, heeft de geschiedenis der laatste jaren reeds bewezen Amerika vaardigde, zooals bekend, de wet uit tot wering van Chineesche arbeiders; Duitschland verjoeg 80000 Polen uit zijn Rijk, omdat zi] — zooals het heette — storing brachten in de bedrijven der Duitschers; in Frankrijk vraagt men uitsluiting van vreemde arbeiders; in Marseille beperkte men reeds het aantal Italiaansche-, in Bordeaux dat van Spaansche arbeiders en bij de Fransche Kamers werden twee wetsontwerpen aanhangig gemaakt van gelijke strekking; het eene, om de vreemdelingen in Frankrijk aan een taxe de se jour te onderwerpen, het andere om het gebruik van vreemde werklieden bij openbare werken te verbieden Op congressen van patroons en werklieden, in Frankrijk, is die eisch tegenwoordig het geliefkoosd thema. Het programma van de „ Federation des travailleurs socialistesquot; in Frankrijk, wil niet alleen het
i) Bastiat, Sophismes V, pag. n.
verbod van vreemde arbeiders, maar zelfs het verbod voor den Frauschen werkman om te werken beneden een tarief, voor de Parijsche werklieden vast te stellen, door de chambres syndicales en les sociétés cooperatives ouvriéres ; al verder gaat eene andere vereeniging, die in haar manifest in het belang van den werkman het verbod eischt van het gebruik van machines in de industrie; maar waartoe meer? Genoeg om aan te toonen , dat er waarheid ligt in het woord , ik meen van Cavouk : , je dis , que la doctrine protectioniste part du même principe que le , socialisme. Elle affirme le droit et les devoirs du Gouvernement . d'intervenir dans la distribution et l'emploi des capitaux : pour-, quoi ne vous mêlez vous pas de l'autre élément de la produc-„ tion, le salaire ? pourquoi n'organisez vous pas le travail ?quot;
Moest de crisis, die wij doorleven, de wereld ten slotte leiden tot die alle vrijheid en alle individualiteit doodende bescherming, dan zou dit van al de treurige gevolgen van het protectionisme wel de allertreurigste zijn.
Maar kan de Regeering, kan de Wetgeving dan niets doen om verbetering te brengen in den bestaanden toestand, zoo vraagt men wellicht. Is het „ laissez faire'' ook hier het laatste woord ? Zeer zeker niet in dien ziu, dat de Staat zich niet zou hebben te bekommeren om hetgeen op oeconomisch gebied voorvalt. Staatsbemoeiing en Staatstusschenkomst zijn zeer zeker in vele gevallen gewettigd, vaak plicht, maar zij zijn dit slechts voor zoover de Staat optreedt als vertegenwoordiger van alle ingezetenen en niet van deze of gene klasse van ingezetenen. Geen bescherming, zooals de Minister Vissering zich uitdrukte , „ welke onwaardig is dien naam te dragen, , welke niet anders is dan eene bevoorrechting en begunstiging , van sommigen, die den meesten invloed hebben, eene begun-
76
, stiigt;'ing' van den eeneii tak tegenover den anderen, het . opwekken en levendig houden van een strijd van belangen, , in plaats van te zoeken naar zoodanigen toestand, waarin , de algemeene welvaart gelijkelijk betrokken is,quot; maar „een , bescherming, die waard is als zoodanig genoemd te worden, , eene bescherming door goede wetten, door een bestuur, , dat een ieder vrijlaat in zijn bedrijf, in zijn komen en gaan , en hem in zijn arbeid niet belemmert: eene bescherming , door goede rechtsbedeeling; eene bescherming door de zorg
van onze diplomatie, desnoods door onze wapenen tegenover .het buitenland; een bescherming door de zorg der Regeering . om in het verkeer in binnen- en buitenland al de hinderpalen , weg te nemen, die de vrije ontwikkeling der volkswelvaart , zouden kunnen in den weg staan quot;
Daartoe is een voortdurende studie van hetgeen op oeco-nomisch gebied voorvalt, en gebruik maken van de lessen der ervaring, een eerste vereischte en als zoodanig kan een onderzoek naar de oorzaken en naar de gevolgen van de malaise voor allen, en dus ook voor de Regeering , zijn nut hebben, want een ieder kan er iets uit leeren i).
Klagen de grondeigenaars en de landbouw over de slechte tijden, welnu de crisis kan hun leeren, dat in een tijd, waarin de rentestandaard daalt, het grondbezit niet meer de hooge interessen kan afwerpen, die daaruit vroeger werden genoten en dat het aan het einde der 19° eeuw, waarin de wetenschap een ommekeer gebracht heeft in alle takken van den arbeid, en die zulk een helder licht heeft geworpen op de wetten der vegetatie, niet aangaat om in den landbouw de oude sleur
i) Journal des Economistes, Janvier 1886, pg. 131.
77
te bi ij ven volgen en niet mede te gaan met de vorderingen van onzen tijd; maar ook de Regeering kan er nitleeren, dat het haar plicht is ') de zekere gegevens der wetenschap meer te brengen ter kennisse van den landbouwer zelf, om hem door betere bebouwing van den grond, door eene goede keuze van zaden, meststoffen en voedingstoffen voor het vee, door betere bearbeiding van de producten , in staat te stellen de exploitatie van den grond zoo voordeelig mogelijk te maken en de concurrentie op de vreemde markten te kunnen volhouden.
Klaagt de industrie over de scherpe mededinging van het buitenland — de crisis kan haar leeren dat vervaardiging van deugdelijk f'abricaat, voortgaan met de vorderingen der wetenschap , behoorlijke kennis van de behoeften van het publiek, oprichting van Nederlandsche kantoren in den vreemde, uitzending van goed ontwikkelde en goed opgeleide handelsreizigers, ook voor ons Vaderland dringend noodig zijn, wil zij zich niet door andere natiën verdrongen zien — maar ook de Regeering kan met de opgedane ervaring haai- nut doen. Het is haar plicht de wijzigingen in de wetgeving voor te stellen, waarvan de ondervinding de noodzakelijkheid heeft aan het licht gebracht, en dan denk ik aan den gebiedenden eisch om uit onze belasting- of tariefwetgeving weg te nemen hetgeen ik zou kunnen noemen eene bescherming of bevoorrechting van de vreemde industrie boven de Nederlandsche, waarop wij in den loop van dit geschrift gelegenheid hadden een paar maal de aandacht te vestigen, dan denk ik aan de dringende behoefte aan herziening van onze patentwetgeving — eene wet van het
i) Men begrijpt dat ik hier denk aan het door de bij Koninklijk Besluit van 18 September 1886 ingestelde landbomv-conimissie gedane voorstel tot oprichting van proefstations voor den landbouw.
78
jaar 1819 past niet meer voor toestanden aan het einde dei-eeuw — zeer zeker ook aan wijziging van onze tariefwetgeving, waar gebleken mocht zijn dat eene heffing ad valorem tot nadeel strekt van de industrie en van den fiscus beide ■): aan verbetering van ons professioneel en technisch onderwijs en zoo meer.
Klaagt de handel, — de crisis kan hem leeren, dat ook op zijn gebied kennis macht maakt; dat met de veranderingen, door stoom en electriciteit teweeg gebracht, rekening moet worden gehouden; dat het zoeken van nieuwe debouches een gebiedende eisch is, wil Nederland de plaats behouden, die het op commercieel gebied tot dusver met roem heeft bekleed: maar ook de Regeering kan lessen putten uit de crisis.
Heeft de ervaring geleerd dat goede spoor- en waterwegen voor den handel een levensvoorwaarde zijn, moeten wij het helaas erkennen dat men in België daarvan meer en spoediger doordrongen is geweest dan hier, de Regeering verzuime niets wat strekken kan om het verlorene in te halen en Nederland de natuurlijke voordeelen te doen behouden, die het door zijn ligging, als groote brug tusschen den handel van het oosten en van het westen , bezit. En wanneer we dan denken aan de nog dikwijls voorkomende klachten over het vaarwater op den Rhijn en naar de zee; aan de vele jaren, die, naar het zich laat aanzien, nog zullen moeten verloopen, vóór en al eer de hoofdstad des Rijks de vruchten zal kunnen plukken van het Merwede-
i) Terecht zeicle m. i. de heer van Houten in de zitting der Tweede Kamer van de Staten-Generaal van 20 December 11.: „De grenslijnen waar de grondstof „en het halve fabrikaat gerekend worden op te houden, zullen moeten worden „nagegaan; in elk geval nog verder verschoven moeten worden. Wanneer eene „tariefshervorming zal worden ingevoerd, dan zal men in die richting moeten „werken.quot;
79
kanaal; aan het nog altijd niet gereed zijn van de spoorwegen naar IJmuiden i) en den Hoek van Holland; inderdaad, dan is er ook op dat gebied voor de liegeering nog genoeg te doen. Ziet men de volharding, waarmede sommige industrieën de concurrentie op de buitenlandsche markten volhouden, dan verzuime men niets om door handelstractaten hun dien strijd om het bestaan mogelijk te maken, en, is kennis van buitenlandsche toestanden voor onzen handel een eerste vereischte, dan liggen verbetering van ons consulaat-wezen en doelmatiger inrichting van de consulaire verslagen op den weg der Regeering; maar waar zou ik eindigen ?
Het aangestipte is voldoende om aan te toonen, dat van Wetgeving en Regeering nog veel kan gevraagd worden om verbetering te brengen in onzen tegenwoordigen oeconomischen toestand.
Hetgeen echter, naar ik meen, de crisis aan allen leeren kan, is dit, dat de weg der reactie, dien men elders heeft ingeslagen, niet tot verbetering van den bestaanden toestand heeft geleid en dat dus de grootste omzichtigheid geraden is, wanneer men ons wil doen terugkomen van die politiek van vooruitgang, van vrije ontwikkeling, waarbij het Neder-landsche volk steeds heeft weigevaren.
Dat de naburige Rijken vroeger of later van den dwaalweg, waarop zij zich thans bevinden, zullen terugkomen, is m. i. aan geen redelijken twijfel onderhevig. De groote menigte ziet nu nog niet in, hoe zwaar zij wordt getroffen door het
I) Eene opmerking van zeer gewaardeerde zijde, na het verschijnen van den eersten druk ontvangen, geeft mij aanleiding te verklaren, dat ik hiermede bedoel het gemis van eene recfitstrcekiche verbinding van \ nuiiden met de Hoofdstad.
80
beschermend stelsel, omdat de belasting, die haar drukt, indirect wordt opgebracht en als het ware onmerkbaar wordt betaald in den vorm van de hoogere prijzen, die zij voor de beschermde artikelen heeft te betalen. Werd de belasting direct en openlijk van haar geheven, dan zouden haar de oogen spoedig opengaan i).
Maar het licht der waarheid zal ten slotte doorbreken. , De , treurige ondervinding, die men op dit oogenblik met het , protectionisme opdoetquot; — zoo luidt het mannelijk woord van een Buitenlandsche Kamer van Koophandel: die te Verviers — , kan slechts haar tijd hebben; zij zal noodwendig gevolgd . worden door een beweging ten gunste van het vrije verkeer; „ en dan zal het voordeel zijn aan de zijde van hen, die de . sterksten zijn, en dat zullen wij zijn, wanneer wij weêrstand , weten te bieden aan de verleiding van de reactionaire denk-, beelden, die op dit oogenblik bij onze naburen de overhand „ hebben verkregen.quot;
i) Free trade and English commerce, by Augustus Mongredien, pg. 37.
Door W. p. VAN STOCKUM amp; Zn te 's Gravenha^e worde ■sedert i September 1887 uitgegeven: quot;
DOOR
'ztthZ gT' '• *mMm- d' »• '■ *■ «•«»™~.
J. H. Hora Siccama en Jli^ c. A. van Sypesteyn ( VHUIH!.NSLStede'stemmeii: 's Gravenhüge.
INHOUD VAN N0 1—21
Dquot;reemdeHIquot; en ^-'enin^ „oor de..
Johan Guam , Een teekeninsr van Ch T;n„i,,,„„ .
gt;Wlii,B ,1, tek.nM.eh quot;quot; quot;P
k- u- a. m. Schakpman , Vondel en itn^tv'» . ,
troonrede van September 1887. Hooft s oordeel over den
JHH. Mit. J. IT. Hokv STPO\\t\ n. i • ^ •
Colligny, prinses van Oranje' (k5 5^ L0quot;iSe ^
•hik. c. a. van Sypesteyn, De afo-evaarruci-flp,, 1 c. .
Holland en VV. Friesland te 's GravThatf i ^
en levenswijze. lt;rt'' quot;ll,1,ie ^0gementeii
'jl!- Jan ten I5rink, Dirk Volekpi-t«7 1 . ,
op de Gevangenpoort te 's Gravenhagé' in ^'angene
Johan Gram, Het snelschrift een groote factor gt;, \ t , ,
Beleefdheidsvormen quot; het staatsleven. —
LMHGjTu '? 8'0lf ^ 0,1 het Gapri
en Generaal van Hoge^do^. ^111quot;1^ Critiek- quot; NaPolfiquot;quot; '
'HNovember 1 s'l3 H0KA SlC™' quot; November 1787 en 17
facsimile s hunner handschriften 11' m(,t '
poorte van den Hove to 's Gravenhage in 1790 P ^0'-. chan (7ram , De kunst van het teekenen.
•). iMargaüant, Tolstoi's drama: De maelit -l • t
inquot;' H.Rj! Am''scbavpmai^' 'se) wsTereS '^^'^''^ï^dorp. J)ii. .(an ten Brink, AlphoUe'DandetÏTeTen^n' werken chan ram, Het schilderkundig genootschap „ Pulchri Studioquot;.
Verschijnt in wekelijksche nquot;» van 8 tot 16 bh. A ~ I2= per nu_