-ocr page 1-

/n ,4, f *

((Pare vacclnogène)

UIJ DE

RIJKSVEEARTSENIJSCHOOL TE UTRECHT

(1807)

MET EEN BIJVOEGSEL !

OVERZTCHT VAX DE OPKOMST DER ANIMALE VACCINATIE IN NEDERLAND

EN VAN DE WORDIN'Ci DER

RIJKSKOEPOKINRICHTING

on hare werking gedurende do oerste 25 jaren 1873—1897.

DOOR

Dr. A. W. H, WIRTZ.

Directeur der Rijksveeabtsexijsciiool,

hel ast met het ubheer der RiJKSKOEPOKINRICIIT ing .

UTRECHT — 1898.

Stoom Boek- cn Steeiulrukkerij „de Industriequot;. J. VAX DRUTEN.

in

VIJF EN TWINTIGSTE JAARVERSLAG

VAN DE

-ocr page 2-

.

N v

•Vquot; , gt; - -V:'v- - :

-ocr page 3-

'7, A. tl

?

-^o ^

^l^es^xslt;hyi:*-^y -q-gt;-7 e--^;' ou^-yjh 0-^9 ,

VIJF EN TWINTIGSTE JAARVERSL

. ?*?

zJJ ■

VAN DE

SG M WiSTÖF vy

(Pare vaccinogène)

lifflTIl

RIJKSVEEARTSENIJSCHOOL TE UTRECHT

(1H07)

MET EEN BIJVOEGSEL ;

OVERZICHT VAN DE OPKOMST DER

ANIMALE VACCINATIE IN NEDERLAND

EN VAN DE WORDING DER

RIJKSKOEPOKINRICHTING

on hare werking gedurende de eerste 25 jaren 1873—1897.

DOOR

Dr. A. W. H. WIRTZ,

Directeur uer Ruksveeabtsexijschool,

belast met het ueiieer der rijkskoepokinrichting.

UTRECHT — 1898.

Stoom Boek- en Steendrukkerij „de Industriequot;

J. VAN BRUTEN.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

VIJF EN TWINTIGSTE JAARVERSLAG

VAN DE

RIJKSINRICHTING TOT KWEEKI IMG VAN KOEPOKSTOF

(Pare Taccinogène)

BIJ DE

JllJKSVEEARTSENUSCHOOL TE IJTRECHT

(1897)

In het personeel der inrichting is geene verandering gekomen. De heeren dr. P. Q. Brond geest, dr. G. P. W ess el ink en arts J. H. van Welsen, bij den aanvang van het jaar 1897 als geneeskundigen aan de inrichting verbonden, werden bij Ministerieele beschikking van 25 Maart herbenoemd voor den tijd van een jaar, met ingang van 1 April.

De betrekking van concierge, die te voren steeds eene tijdelijke was geweest, werd bij Ministerieele beschikking van 25 Maart 1897 in eene vaste veranderd. Tot concierge werd met ingang van 1 April benoemd H. C. van Veen te Utrecht, die na het overlijden van den vorigen concierge in Juni 1893, de betrekking had waargenomen tot 1 April 189G en met ingang van dien dag bij Ministerieele beschikking van 30 Maart 1895 aangesteld was tot tijdelijk concierge voor den tijd van een jaar.

Na de vernieuwingen, die in de twee vorige jaren in de kalverstallen en in het lokaal voor de kalverentingen waren aangebracht, hebben in 1897 de overige lokalen hunne beurt gehad in hef buitengewoon onderhoudswerk.

De gedurende de 5 jaren 1892—1896 uitsluitend gevolgde

-ocr page 6-

4

werkwijze, wat betreft de bereiding, bewaring en verzending der entstof (z.g. glycerine-vaccine), werd ook gedurende het jaar 1897 voortgezet en bleef goed voldoen.

Behalve door de leerlingen van het oudste studiejaar der veeartsenijschool, die van 1880 af gedurende den zomer-cursus (Febr.— Juli) van den ondergeteekende onderricht ontvangen in het kweeken en behandelen van animale vaccine, werd evenals in de negen vorige jaren de inrichting ook bezocht door candidaat-artsen, studenten der Utrechtsche universiteit, om met de techniek der animale vaccinatie door aanschouwing en bespreking bekend te worden.

Het jaar waarover dit verslag loopt, sluit de reeks der eerste 25 jaren van het bestaan der inrichting. Deze omstandigheid heeft er toe geleid bij hot 25ste jaarverslag een vergelijkend overzicht te voegen van de werkzaamheden en de uitkomsten gedurende dat tijdvak en daarbij de wording en ontwikkeling der inrichting te gedenken.

Aangezien dat overzicht het bij sommige onderdeelen van het jaarverslag overbodig maakt opgaven over voorafgaande jaren ter vergelijking toe te voegen, zooals in vorige jaarverslagen is geschied, worden deze ditmaal bij die onderdeelen weggelaten. Het verslag over 1897 zal zich derhalve grootendeels tot dat jaar bepalen.

A. De kweeking van koepokstof.

I Benoodigd aantal halveren. Wijze van aanschaffing en voeding.

In het jaar 1897 werden gebezigd 41 kalveren; 26 stier- en 15 vaarskalveren. Zij hadden de volgnummers 19G0 t/m 2000.

Alle waren melkkalveren, onmiddellijk bestemd voor de slachtbank. Zij hadden bij aankomst een gewicht van 90 tot 130 kilogram; 12 stuks wogen 90 t/m 100 kg., 18 stuks 101 t/m 120 kg.; 11 stuks 121 t/m 130 kg.

De levering heeft het geheele jaar naar behooren plaats gehad.

-ocr page 7-

5

De voorwaarden van levering, het eerst vastgesteld voor het dienstjaar 18SG, op enkele punten gewijzigd met ingang van 1890 en van 1896, zijn de laatste maal opgenomen in het verslag over 1896.

De sedert tal van jaren onveranderd in gebruik zijnde wijze van voeding der kalveren, namelijk per 10 kilogram kalf 1 liter koemelk per dag in 2 malen, bleef ook dit jaar goed voldoen. Hare uitkomsten gedurende 1897 zijn bevat in tabel I en de daarop volgende aanteekeniugen.

TABEL (.

Aantal

Kwartalen. seb,e'

zigde kalveren.

Gezamenlijk gewicht in kilogrammen bij:

aankomst vertrek (Ie weging). (2e weging).

In gewicht

toegenomen. afgenomen.

Gemid- Gemid-Samen. deld per Samen, deld per kalf. kalf.

19le Kwartaal 0

Qdo 12

3do l 1 ï 4de , 12

Jaar 41

698,0 721,0 1235,0 1277,0 1258,0 1312,0 1400,0 1406,0

4591,0 4776,0

23,0 3.S ; — 42,0 3,5 54,0 4,9

66,0 5,5 — — 185,0 4,5

Van de 41 kalveren waren 40 in gewicht toegenomen: 16 van 1 tot 5 kg., 24 van 5 t/m 8 kg. ; één kalf was 1 kg. in gewicht afgenomen.

De gezondheidstoestand der kalveren liet nagenoeg niets te wenschen over. Slechts 2 kalveren hadden een halven dag doorloop in lichten graad ; bij het eene bedroeg de toeneming in gewicht 3 kg., het andere ging 1 kg. in gewicht achteruit.

Evenals gedurende de 5 jaren 1892 — 96 zijn ook in het jaar 1897 de aan de inrichting gebezigde kalveren bij de keuringen na

-ocr page 8-

6

het slachten volkomen gezond bevonden. Den heer K. Hoefnagel, gemeenteveearts en plaatsvervangend districtsveearts, hoofd van den dienst der keuring van slachtvee en vleesch te Utrecht, zij wederom de verschuldigde dank betuigd voor zijne bemoeiingen met de keuring dezer kalveren en de daaromtrent ten behoeve der koepokinrichting welwillend verstrekte keuringsrapporten.

II. Uitslag van de inenting der halveren.

Het gemiddeld aantal entsteekjes per kalf heeft bedragen 583. (Ongerekend één kalf, dat uitsluitend gebruikt werd voor proefnemingen met zeer oude entstof).

De voor deze inentingen gebruikte glycerine-vaccine was voor ongeveer 6/8 deel t—2 weken oud, voor ruim Vs dee^ 2—4 weken en voor ruim '/g deel 4—9 weken.

Het aantal opgekomen pokken (ongerekend de weinig ontwikkelde of spoedig verdroogde) heeft bedragen gemiddeld 429 per kalf of 73,5 pCt.

De vaccine van 1—2 weken oud leverde eene opkomst van pokken van 74,5 pCt. ; die van 2—4 weken oud eene opkomst van 68,2 pGt.; die van 4—9 weken oud eene opkomst van 73,2 pCt. Het verschil was bijgevolg van geen beteekenis.

De uitslag was in het algemeen bevredigend. Bij 9 kalveren was het aantal opgekomen pokken kleiner dan de helft der entsteekjes en bedroeg het gemiddeld 32,8 pCt. De overige 31 kalveren leverden samen eene opkomst van 85,1 pCt.

Bij 26 der kalveren geschiedden de inentingen, behalve door steekjes, nog door middel van 10—30 cM. lange schrammen in de opperhuid, welke met de entstof werden ingesmeerd en tevens dienden tot begrenzing van gedeelten der ent vlakte, die met entstof van verschillenden oorsprong werden ingeënt. Bij 25 kalveren leverden deze schrammen meer of minder breede strooken pokweefsel, bijgevolg een ruim aandeel in den oogst van pokstof.

Eén kalf werd uitsluitend gebruikt voor proefnemingen met

-ocr page 9-

7

entstof (glycerine-vaccine) der inrichting die zeer langen tijd was bewaard. Deze entstof, afkomstig van 8 kalveren en 1 tot ongeveer IVo jaar oud, gaf bij dat kalf geen enkele pok na 8 X 50 steekjes. Bij 3 kalveren, die tevens voor de kweeking van pokstof gebezigd werden, hadden mede proefnemingen plaats met oude entstof, namelijk 31/2 maand, (5 maanden en 10 —12 maanden bewaarde glycerine-vaccine. Het aantal opgekomen pokken bedroeg resp. 23 pGt, 6 pCt. en 9 pCt.

Al moge de meer of minder langen tijd bewaarde pokstof bij andere proeven betere resultaten hebben opgeleverd of nog nader opleveren, en eene andere wijze van bewaring der glycerine-vaccine wellicht het langer voortbestaan der vaccine mogelijk maken, uit een practisch oogpunt heeft dat voor het bedrijf der koepokinrichtingen niets te beteekenen. Bij een geregelden gang van het entwerk bestaat, zelfs bij tijdelijken tegenspoed wat de grootte der oogsten van pokstof betreft, aan het gebruik van zoo langen tijd bewaarde vaccine geene behoefte.

De hoeveelheden pokweefsel, bij de 40 kalveren geoogst, hadden het volgende gewicht:

kalveren leverden

van

1

tot

2

gram ;

fj «

n

2

tot

3

*

1» 'J

71

3

tot

4

V

» »

n

4

tot

5

n

li V

n

5

tot

6

n

» n

6

tot

7

7

..

kalf leverde. .

7,2

9,3

w

9,7

9,8

14,8

Do gemiddelde oogst per kalf bedroeg ruim 4,3 gram. Gedurende het geheele jaar werden uit den oogst van koepokstof

-ocr page 10-

8

gereedgemaakt 4585 (enkele) buisjes en 3148 dubbele buisjes, samen = 10881 (enkele) buisjes glycerine-vaccine; tegen

7002 buisjes in 1892,

7488 „ „ 1893,

17090 - „ 1894,

10349 . „ 1895,

9399 . . 1896,

B. De verzending van koepokstof.

I. Wijze van verzending.

Ook gedurende bet jaar 1897 is de wijze van verzending dezelfde gebleven als in de vijf voorafgaande jaren; namelijk in z,g. »enkelequot; en »dubbelequot; 5 mM. wijde, glazen kokerbuisjes, met bodem en kurksluiting, welke sedert 1893 hoeveelheden entstof bevatten resp. voor 7 a 10 en 15 a 20 vaccinatiën. Ook de verpakking in bouten doosjes bleef dezelfde.

In den loop van het jaar is echter langs verschillende wegen beproefd om voor de sluiting der buisjes, tegen niet al te hoogen prijs de kurken stopjes door stopjes van caoutchouc te vervangen. Indertijd werd om het aanzienlijk verschil in prijs tot het gebruik van kurken stopjes besloten, die nooit meer dan éénmaal worden gebezigd. Eene ervaring van zeven jaren heeft geleerd, dat die sluiting goed voldoet; maar niettemin zou aan de caoutchouc-sluiting de voorkeur zijn te geven als het verschil in kosten niet al te groot is,

II. Verzonden hoeveelheid.

Het aantal verzendingen beeft bedragen 1519; samen bestaande uit 2463 (enkele) buisjes en 1583 dubbele buisjes, zoodat de verzonden hoeveelheid die van 5629 (enkele) buisjes uitmaakt.

Zes der verzendingen, samen 38 buisjes, zijn geschied op aanvragen uit het buitenland : vier naar Duitschland (Bremerhaven), eene naar Oostenrijk (Lemberg) en eene naar Japan.

-ocr page 11-

9

De tabel II geeft een overzicht van het aantal verzendingen en verzonden buisjes naar de verschillende provinciën in het jaar 1897.

TABEL 11.

AANTAL VERZENDINGEN VAN KOEPOKSTOF (GLYCERINE-VACCINE) EN VERZONDEN BUISJES.

1897

PROVINCIËN.

Verzen

dingen.

Buisjes.

Groningen..............

45

14»

Friesland..............

116

391

Drenthe..............

45

19(gt;

Overijssel..............

90

.jtO

Gelderland....... .....

24-6

901

Utrecht...............

267

«38

(Gemeente Utrecht) . .

(87)

(219)

(Overige gemeenten).

(180)

(439)

Noord-Holland............

133

(!30

Zuid-Holland. . .........

371

1290

Zeeland..... ........

26

115

Noord-Brabant............

170

«84

Limburg..............

4

37

Nederland .... ........

1513

5591

Buitenland.............

6

38

Totalen...............

1519

5«29

-ocr page 12-

10

Overeenkomstig de aanvragen werden afgeleverd ;

in 1892 per verzending gemiddeld 2,8 buisje,

„ 1893 , •• » 3,6

n 1894 » « i 3,8 quot;

„ 1895 „ „ » 3,8

« 1896 * - « 3,8

»1897» quot; quot; 3)7 -

III. Uitslag van inentingen met de verzonden koepokstof.

Aangaande de 1519 verzendingen in liet jaar 1897 werden ontvangen 547 (= 36 pGt) berichten betreffende den uitslag van vaccinatiën, die met de verstrekte koepokstof werden verricht.

Berichten omtrent den uitslag van revaccinatiën alsmede berichten in a'igemeene bewoordingen zonder duidelijke opgaaf in cijfers van den uitslag van vaccinatiën, zijn in dat aantal niet begrepen en voor de navolgende berekening buiten aanmerking gebleven.

Te dezer plaatse werd in het verslag over 1896 (blz. 14) vermeld, dat één bericht van uitslag betreffende het niet opkomen van pokken na 15 vaccinatiën, buiten aanmerking was gebleven, omdat de verstrekte vaccine eerst gebruikt was 10 maanden na de ontvangst, toen zij 11 maanden oud was geworden. Thans moet een dergelijk bericht van uitslag buiten aanmerking blijven. Door denzelfden geneeskundige namelijk, wien het voren bedoeld geval geldt, is eene uitslagkaart ingezonden, houdende de mede-deeling dat hij op 29 Maart 1898 met vaccine van kalf n0. 1966, waarvan hem op 27 April 1897 overeenkomstig zijne aanvraag één (enkel) buisje was gezonden, 15 vaccinatiën had verricht en daarmee geen pokken had verkregen. Deze vaccine was geoogst den 7den April 1897, bijgevolg weder ongeveer 11 maanden oud toen zij werd aangewend; en nog wel bij 15 personen a 10 steekjes, ofschoon de hoeveelheid slechts voor 7 a 10 vaccinatiën voldoende was te achten. Zooals uit tabel IV blijkt, was de van kalf n0. 1966 afkomstige vaccine van uitmuntende hoedanigheid geweest. Het

-ocr page 13-

11

is onbegrijpelijk hoe iemand, in plaats van nieuwe entstof aan te vragen, liever andermaal er toe overgaat 15 personen in te enten, met entstof die hij 10 maanden heeft bewaard.

Onder de berichten van uitslag zijn er 37 welke betrekking hebben op entstof, die wel in 1897 werd verzonden maar reeds in 1S9G was geoogst. Zij bevatten den uitslag van 447 vaccination. Van deze entstof, afkomstig van de kalveren nis. 1957, 1958 en 1959 (tabel IV) werden in het jaar 1897, in 113 verzendingen, 384 buisjes verstrekt.

Ingedeeld naar de daarvoor aan de inrichting gebruikelijke rubrieken, zijn de ontvangen mededeelingen omtrent de werkzaamheid der verzonden koepokstof samengebracht in de tabel III.

TABEL 111.

Graad van werkzaamheid der

koepokslof. (Opkomst van pokken in pGt.)

Aantal mededeelingen omtrent den uitslag van vaccinatiën met de in het jaar 1897 verzonden koepokstof.


, ) 1'

Zeer goed (70 „ 90 , ) 1 oi» (su.i ,) lt; 452(82,0 pGt.)

Goed (CO , 70 „ ) 70 (12,8

Voldoende (50 „00 „ ) 45 ( 8,2

80 (15,7 pGt.)

9 ( 1,0 pGt.)

Redelijk (40 , 50 , ) 25 ( 4,0 pGt.) Gering (minder dan 40 , ) G1 (11,2 ,

Geen opkomst

Samen 547.

Ten behoeve van een volledig overzicht omtrent de werkzaamheid van de aan de inrichting gekweekte vaccine, zijn in de tabel IV

-ocr page 14-

10

Overeenkomstig de aanvragen werden afgeleverd :

in 1892 per verzending gemiddeld 2,8 buisje,

„ 1893 - - * 3,6

„ 1894 , 3,8

18 9 -j n n » 3,8 *

w 1896 quot; w » 3,8 »

»1897» 't » 3,7 »

III. Uitslag van inentingen met de verzonden kocpolcstof.

Aangaande de 1519 verzendingen in liet jaar 1897 werden ontvangen 547 (= 36 pGt) berichten betreffende den uitslag van vaccinatiën, die met de verstrekte koepokstof werden verricht.

Berichten omtrent den uitslag van revaccinatiën alsmede berichten in algemeene bewoordingen zonder duidelijke opgaaf in cijfers van den uitslag van vaccinatiën, zijn in dat aantal niet begrepen en voor de navolgende berekening buiten aanmerking gebleven.

Te dezer plaatse werd in het verslag over 1896 (blz. 14) vermeld, dat één bericht van uitslag betreffende het niet opkomen van pokken na 15 vaccinatiën, buiten aanmerking was gebleven, omdat de verstrekte vaccine eerst gebruikt was 10 maanden na de ontvangst, toen zij 11 maanden oud was geworden. Thans moet een dergelijk bericht van uitslag buiten aanmerking blijven. Door denzelfden geneeskundige namelijk, wien het voren bedoeld geval geldt, is eene uitslagkaart ingezonden, houdende de mede-deeling dat hij op 29 Maart 1898 met vaccine van kalf n0. 1966, waarvan hem op 27 April 1897 overeenkomstig zijne aanvraag één (enkel) buisje was gezonden, 15 vaccinatiën had verricht en daarmee geen pokken had verkregen. Deze vaccine was geoogst den 7lieri April 1897, bijgevolg weder ongeveer 11 maanden oud toen zij werd aangewend; en nog wel bij 15 personen a 10 steekjes, ofschoon de hoeveelheid slechts voor 7 a 10 vaccinatiën voldoende was te achten. Zooals uit tabel IV blijkt, was de van kalf n0. 1966 afkomstige vaccine van uitmuntende hoedanigheid geweest. Het

-ocr page 15-

It

is onbegrijpelijk hoe iemand, in plaats van nieuwe entstof aan te vragen, liever andermaal er toe overgaat 15 personen in te enten, met entstof die hij 10 maanden heeft bewaard.

Onder de berichten van uitslag zijn er 37 welke betrekking hebben op entstof, die wel in 1897 werd verzonden maar reeds in 189G was geoogst. Zij bevatten den uitslag van 447 vaccina-tiën. Van deze entstof, afkomstig van de kalveren nis. 1957, 1958 en 1959 (tabel IV) werden in het jaar 1897, in 113 verzendingen, 384 buisjes verstrekt.

Ingedeeld naar de daarvoor aan de inrichting gebruikelijke rubrieken, zijn de ontvangen mededeelingen omtrent de werkzaamheid der verzonden koepokstof samengebracht in de tabel III.

Graad van werkzaamheid der I

koepokstof.

(Opkomst van pokken in pCt.)

TABEL 111.

Aantal mededeelingen omtrent den uitslag van vaccination met ! de in het jaar 1897 verzonden koepokstof.

( ( 100 Uitmuntend ((90toll00

Zeer goed (70 „ 90 Goed (GO ,

Voldoende (50 „

Redelijk (40 „ 50 „ ) 25 ( 4,6 pGt.) Gering (minder dan 40 „ ) 61(11,2 ,

86 (15,7 pCt.)

9 ( 1,6 pGt.)

Geen opkomst

Samen 547.

Ten behoeve van een volledig overzicht omtrent de werkzaamheid van de aan de inrichting gekweekte vaccine, zijn in de tabel IV

-ocr page 16-

12

samengebracht de uilkomsten, die de vaccinatiün met de koepokstof van elk kalf in het bijzonder in het jaar 1897 hebben opgeleverd : 1°. gemiddeld in pCt. bij de personen die aan de inrichting gevaccineerd werden (Ieder met 10 steekjes; en méér dan 10 opgekomen pokken = 10 gerekend); 2°. bij personen die buiten de inrichting gevaccineerd werden, en omtrent deze de uitkomst per zending vaccine gerangschikt naar de aan de inrichting daarvoor gebruikelijke rubrieken.

Van de aan de inrichting gevaccineerde personen is tevens vermeld het aantal hunner, die met koepokstof van hetzelfde kalf werden gevaccineerd (2^ kolom) en bij wie gezamenlijk de in de 3do kolom in pCt. vermelde, gemiddelde opkomst werd verkregen.

Van de buiten de inrichting gevaccineerde personen is het aantal over de betrekkelijke rubrieken van uitslag verdeeld en aan den voet daarvan vermeld beneden het aantal der verzendingen.

De opgaven in tabel IV hebben betrekking op 39 kalveren.

Van 3 dezer kalveren {nrs. 1957, 1958 en 1959) was de pokstof reeds in 1896 geoogst, maar werd daarvan ook in 1897 verzonden.

Aangaande 35 kalveren is vermeld, welke uitkomsten de daarbij gekweekte entstof aan en (voor zoover bekend geworden) buiten de inrichting heeft opgeleverd.

Van 2 kalveren (nrs. 1957 en 1958) was in 1896 aan de inrichting gevaccineerd, maar werd ook in 1897 entstof verzonden en omtrent de uitwerking bericht ontvangen.

Van 2 kalveren (n^. 1978 en 1982) is aan de inrichting gevaccineerd maar geen entstof verzonden.

Van de 5 kalveren, niet in de tabel vermeld, is één (n0. 1993) niet gebezigd voor de kweeking van koepokstof maar uitsluitend voor proefnemingen met zeer oude entstof, en is van vier (nrs. 1997, 1998, 1999 en 2000) in 1897 noch aan de inrichting gevaccineerd, noch entstof verzonden.

Van de vaccine der laatstbedoelde 4 kalveren hebben in het jaar 1898 plaats gehad 261 verzendingen, bestaande uit 1039

-ocr page 17-

13

buisjes. Omtrent den uitslag van vaccination met entstof dezer zendingen valt bijgevolg in het verslag over 1898 te berichten.

T A BEL IV.

OORSPRONG der

KOEPOKSTOF. -

(NUMMERS

der KALVEREN)

Aan de Inrichting (1897)

Aantal Gemid-ingeënte deid aan-perso- tal opmenen. komen (10 pokken, steekjes) In pC:.

Bei

Geen opkomst.

ichten van den verzending

Gering. Rede-(Minder

dan (4010150 40 pCt.) pCt.)

litshig der inentingen, aangaande de en van koepokstof in 1897.

Vol- Goed. Zeer Uitmuntend, doende. ' goed.

(öOtotGO (GOto170 (70tot90 UOtotlOO KM) pCt.) pCt.) pCt.) pCt pCt.

1957

2

i

1

5

2

1

1958

2

5

5

1

1959

3

100 p(l.

1

1

1

7

1

1

1960

7

100

1

1

10

7

11

1961

78

97

2

2

3

6

28

17

11

1962

22

100

2

1963

32

96

I

2

1

6

5

1

1964

11

94

1

3

8

4

2

1965

14

99

1

4

3

5

9

13

2

196G

18

100

1 *quot;quot;quot;

1

1

5

11

22

14

5

1967

23

55

•n

2

7

2

2

2

2

1

1968

5

100

1

1

1

1

3

1969

33

90

n

5

l

1

2

2

1970

11

100

2

6

3

3

2

5

1971

11

100

V

1

2

1

2

1

1972

14

99

n

1

8

2

1

3

2

2

1973

130

83

n

1

1

2

2

1

1

1974

85

78

»

4

3

1

1975

92

98

1

1

1

1970

101

97

n

2

4

1

1

1

1977

66

74

n

1

4

1

1

3

1978

40

49

n

1979

102

50

n

1

2

1

1

1

1980

12

70

n

5

1

1981

73

97

n

5

2

4

2

1

1982

10

48

rgt;

1983

30

85

»

2

1

1

1

5

1

1

1984

45

67

10

1

3

2

1

1

1985

54

97

n

1

4

8

14

9

4

1986

22

90

»

1

2

2

1

1987

44

100

n

1

2

2

2

1988

27

95

D

1

1

1

1

1989

5

100

•n

1

2

3

1990

7

93

1)

1

1

2

1

1

-ocr page 18-

14

OORSPRONG der

KOEPOKSTOF.

(NUMMERS

der KALVEREN)

Aan de Inrichting (1897)

Aantal Gemid-iugeënte deld aan-perso- lal opge-nen. komen (10 pokken, steekjes) In pGt.

Berichten van den uitslag der inentingen, aangaande de verzendingen van koepokstof in 1897.

Geen opkomst.

Gering. Rede-(Minder

dan (40tot50 40 pGt.) pCt.)

Vol- Goed. ^eer Uitmuntend, doende. ' : goed.

(öOtotGO (G0tot70 (70tot90 90tol 100 100 pCt.) pCt.) j pCt.) . pCt. pCt.

1991

1992

1994

1995 1990

12 98pCt. 10 100 , 5 100 , 5 100 , 7 97 ,

MIN

i i

— i ! 2 : 2 i — i — : 1 2 — 11—2 110 2 2 1 2 i 1 1

i|

Totalen . j 1206 ; 8üpCl.

9

1

61 | 25

4-5

70 106 101 l 70

Aantal vaccinatiën . . .

174

1493 434

091 ;1574 4435 2897 ] 736

Totalen. . . ! Verzendingen; 54 ( Vaccinatien: 1quot;243

Zooals uit label IV blijkt, zijn de vaccinatiën aan de inrichting ten getale van 1266 verricht niet koepokstof afkomstig van 37 kalveren en is de werkzaamheid dier stof in het algemeen zeer goed geweest.

De gebezigde entstof was op 23 entdagen ruim ééne week oud, op 25 entdagen 2 weken, op 16 entdagen 3 weken, op 6 ent-dagen 4 weken, op 7 entdagen 5 weken, op 8 entdagen 6 weken en op 2 entdagen 7 weken oud. Entstof van 5 weken leverde bij 61 personen opkomst van gemiddeld 80—98 pGt. pokken; entstof van 6 weken bij 204 personen opkomst van gemiddeld 78—98 pGt. pokken; en entstof van 7 weken bij 48 personen gemiddeld 97 pGt. en bij 2 personen 100 pGt. pokken.

Alle samengenomen hebben die vaccinatiën eene opkomst geleverd van 86 pGt.

In de 6 jaren dat uitsluitend glycerine-vaccine gereedgemaakt,

-ocr page 19-

15

gebruikt en verzonden is, was de algemeene gemiddelde opkomst der vaccinatiën aan de inrichting als volgt:

In 1892, bij 1398 vaccinatiën, 86 pGt. , 1893 » 1541 » 90 » n 1894 , 1661 , 92 n , 1895 » 1529 * 87 , * 1891) n 146/ v 94 » , 1897 , 1266 , 86 ,

Onder de berichten van uitslag zijn er 9, houdende de opgaaf dat de vaccinatiën, samen bij 174 personen, zonder gevolg waren gebleven. Deze 9 berichten van uitslag hebben betrekking op entstof afkomstig van 7 kalveren (tabel IV). Van 3 dezer kalveren had de entstof bij vaccinatiën aan de inrichting uitmuntend voldaan ; van één kalf was zij ook buiten de inrichting in het algemeen zeer goed bevonden, van de twee andere geldt naar de meerderheid der berichten gemiddeld hetzelfde. Van 2 kalveren had blijkbaar de entstof geen geheel voldoende werkzaamheid. Van de overige 2 kalveren van het voren bedoeld zevental heeft zij nog meer te wenschen overgelaten.

Ten aanzien van de 61 berichten van geringe opkomst (minder dan 40 pGt. entpokken) — voor zoover zij niet betrekking hebben op de laatsbedoelde 4 kalveren, wat met 23 dezer berichten wel het geval is — valt op te merken dat, behoudens eene enkele uitzondering, dezelfde entstof aan en buiten de inrichting uitmuntend of zeer goed is bevonden (tabel IV).

Uit de tabellen III en IV blijkt, dat volgens de ingekomen 547 berichten van uitslag (ingevulde uitslagkaarten) de opkomst van pokken, verkregen met verzonden koepokstof, geweest is als volgt; van 452 zendingen, voldoende of meer, bij 10333 vaccin.;

(82,6 pGt.) (50 — 100 pGt.) (83,1 pGt.)

van 86 zendingen, minder dan voldoende, bij 1927 vaccin.;

(15,7 pGt.) (beneden 50 pGt.) (15,5 pGt.)

van 9 zendingen, geene, bij 174 vaccin.;

(1,6 pGt.) (1,4 pGt.)

547 zendingen. 12434 vaccinatiën.

-ocr page 20-

10

TAB E L V.

Graad van werkzaamheid iler

- - Hr

Aantal berichten van

u

koepokslof.

(glycerine-

V

(Opkomst van pokken in pCt.)

1892

1893

Uitmuntend . ( 90 t/m 100 pCt.) . .

102 = 20,7 pCt.

125 — 36,6 pCt.

2'

Zeer goed . . ( 70 tot 90 » ) . .

128 = 26,0 »

96 = 28,2 »

li

Goeil. . . . ( 60 tot 70 » )

46 = 9,3 »

27 = 7,9 »

c

Voldoende . . ( 50 tot 60 » ) .

52 = 10,5 »

30 = 8,8 »

Redelijk. . . ( -40 lot 50 » ) . .

19 — 3,9 pCt.

18 = 5,3 pCt. :

c

Gering . . (minder dan 4-0 » ) .

129 = 26,2 »

38 --- 11,1 »

-

Geen opkomst.........

17 = 3,4 pCt.

7 = 2,1 pGl.

Samen. . . .

493

341

5c

Opkomst 50 pCt. of meer . . . .

328 — 66 5 pCt.

278 81,5 pCt.

48

» minder dan 50 pCt. ...

148 = 30,1 »

56 = 16,4 »

G

----J

-ocr page 21-

17

uitslag betreffende vaccination, die verricht zijn met koepokstof vaccine), verzonden in de jaren:

1894

189r:

1890

1897

215 — 38,8 pCt. 170 = 30,7 » 59 — 10,7 » 43 = 7,8 »

112 = 26,5 pCt. 120 — 28,4 »

31 = 7,3 »

32 — 7,6 »

lil = 24,7 pCi. 108 = 24,1 » 49 = 10,9 » 49 = 10,9 »

171 = 31,3 pCt. 1C6 = 30,4 » 70 = 12,8 » 45 = 8,2 »

26 — 4,7 pCt. 36 = 6,5 »

27 : 6,4 pCt. 73 — 17,3 »

33 = 7,4 pCt. 89 = 19,8 »

25 r= 4,6 pCt. 61 = 11,2 »

4 — 0,7 pCt. 553

27 = 6,4 pCt. 422

10 = 2,2 pCt. 449

9 = 1,6 pCl. 547

487 — 88,1 pCt. 62 = 11,2 »

295 = 69,9 pCt. 100 = 23,7 »

317 r- 70,6 pCt. 122 = 27,2 »

452 — 82,6 pCl. 86 = 15,7 »

-ocr page 22-

18

Do tabel V geeft een overzicht van de uitkomsten, die volgen? de ontvangen berichten van uitslag met verzonden koepokstof zijn verkregen in elk der G jaren waarin de entstof als glycerine-vaccine verstrekt is geworden (1892—1897).

C. De inenting van personen.

In het jaar 1897 werden aan de inrichting ingeënt 139 1 personen. Van deze ondergingen 12G9 de inenting voor de eerste maal en werden 22 herent.

De tabel VI bevat eone indoeling der ingeënte personen naar den leeftijd.

TABEL VI.

Beneden het jaar.

1 tot

jaar

Q O

3 j£

lol t) (i t/m ■ iar. jaar

2 Boven 12 jaar.

Samen.

Vaccinatiën.

—!-

58

554

gt;97 60

1209

Beneden 10 jaar.

10

.

tot 20 aar.

20 t/m 30 jaar.

Boven 30 jaar.

Samen.

Revaccinatiën.

12

7

1

2

i

22

I. Vaccinatiën.

Van 3 personen is de uitslag der inenting onbekend gebleven. Bij de 1266 overigen werd deze bevonden als volgt;

Bij 1154 personen hadden zich 5 of meer pokken ontwikkeld. Bij 99 waren er minder dan 5 opgekomen. Bij 13 was de vaccinatie zonder gevolg gebleven.

Van de 99 personen die minder dan 5 pokken verkregen hadden, ondergingen 94 op den 7Aen dag na de vaccinatie eenc supplement-

-ocr page 23-

19

vaccinatie. Ten aanzien van 2 personen met 4, 1 persoon met 'ó en 2 personen met 2 opgekomen pokken werd de supplementvaccinatie geweigerd.

De 13 personen, bij wie de inenting zonder gevolg was gebleven, werden op den T11611 dag voor de tweede maal gevaccineerd.

De tabel Vil bevat den uitslag van de 107 supplement-vaccinatiën (inbegrepen de 13 eigenlijk gezegde tweede vaccinatiën).

TABEL VII.

Supplement-opkomst.

Het in de eerste kolom vermelde aantal pokken ontwikkelde zich bij de onderstaande getallen personen, die na eene (1ste) vaccinatie verkregen hadden:

Geen

4 pokken. 3 pokken. 2 pokken. 1 pok. pokken.

0 pokken. 7 ,

__ _ _ 2

1

i

3 n

9

— — 1 1 2—41

2 4

1 pok. Geene.

2 5 3 4 20 20 13 14

Q 1

t

24 25 21 2i

13

Totaal supplement-vaccinatiën: 1Ü7.

De door supplement-vaccinatie ontstane pokken waren in 2/5 dGr gevallen onvolkomen ontwikkelde of z.g. vaccinoïden.

De uitkomsten der vaccinatiën (12GG) en die der vaccinatiën met inbegrip der supplement-vaccinatiën (107) zijn in de tabel VIII ingedeeld naar het aantal pokken dat daarmee werd verkregen.

-ocr page 24-

20

TABEL VIII.

A A N T A L PERSON E N.

Opkomst der vaccinatiën

en der 107 suppiement-vaecinatiën.

Aantal pokken per persoon.

Opkomst der vaccinatiën.

25

pokken.

1

1

22

n

1

1

21

n

3

3

20

D

2

2

18

»

5

5

17

n

11

11

16

n

19

19

15 14 13 12

n

n *

31 54 08 / 110

Bij 1154 personen

'= 91,15 pGt. 5 of meer pokken.

31 54 08 110

11

n

170

170

10

n

341 '

343

9

n

108

108

8

00

61

7

n

4-1

41

6

n

52

56

5

n

71 '

74

4

3

V

20 ; 20 |

23 j

24 )

Bij 99 personen

32 28 20 16

2 1

•n n

pok.

— 7,82 pGt. 4 of minder pokken.

Geene.

13

= 1,03 pGt.

1

Bij 1164 personen

— 92,31 pGt. 5 of meer pokken.

Bij 96 personen = 7,01 pGt. 4- of minder pokken.

= 0,08 pGt.

12()6 12G1

_^_I

4 pokken. j.........| 2

3 , .zonder supplement-vaccinatie, 1

2 , I......... 2

1200

Laat men buiten rekening de pokken, die (na 10 entsteekjes) boven het getal 10 zich bij 481 personen hebben ontwikkeld, clan

-ocr page 25-

21

heeft het gemiddeld getal pokken per persoon na de vaccinatie (resp. lst;e vaccinatie) bedragen ongeveer 8,6. Door de supplement-vaccinatiën is het gestegen tot ongeveer 8,7.

Wat betreft hot betrekkelijk aantal kinderen, die in het eerste levensjaar werden ingeënt, en het betrekkelijk aantal hunner die beneden 3 jaar de inenting ondergingen, heeft het jaar 1897 op geene gunstige cijfers te wijzen.

Van de ingeente kinderen waren (tabel VI):

58 = 4,6 pCt. beneden het jaar oud,

554 = 43,6 » van 1 tot 3 jaar,

597 = 47,4 * van 3 tot 6 jaar,

60 = 4,7 i. boven 6 jaar oud.

In de 16 jaren 1881 —1896 was het hoogste procentcijfer van de beneden het jaar ingeënten 9,5 (jaar 1888) en waren de laagste drie procentcijfers 5,9 (in 1893) 6,5 (in 1895) en 7,0 (in 1894). Voor het jaar 1897 bedraagt het slechts 4,6.

In de 16 jaren 1881 —1896 was het hoogste procentcijfer van de beneden 3 jaar ingeënten 58,7 (jaar 1884) en waren de laagste drie procentcijfers 49,7 (in 1893) 50,1 (in 1892) en 50,5 (in 1896). Voor het jaar 1897 bedraagt het slechts 48,2.

II. licvaccinaiiën.

Het aantal revaccinatiën was in het jaar 1897 zeer gering; het bedroeg slechts 22.

Van één der gerevaccineerde personen is de uitslag der inenting onbekend gebleven. Van de 21 overigen werden 16 gevaccineerd nmet gevolgquot;, namelijk met opkomst van een of meer pokken.

Bij 2 hunner ontwikkelden zich pokken, die in uiterlijk geheel of nagenoeg met de gewone entpokken {vaccinae) overeenstemden. Bij 14 ontstonden meer of minder onvolkomen ontwikkelde pokken (vaceinoïdes).

Volkomen ontwikkelde pokken zijn ontstaan bij een kind van 5 jaren, dat in 1895 was ingeënt, maar waarbij geen enkel iitteeken

-ocr page 26-

22

te vindon was (zoodat deze revaccinatie vermoedelijk als vaccinatie moet worden aangemerkt) alsmede bij een kind van 8 jaren, dat op zeer jeugdigen leeftijd was ingeënt, 6 litteekens had en door de revaccinatie 2 pokken verkreeg.

De tabel VIII geeft een overzicht van de uitkomsten der revacci-natiën, gerangschikt naar den leeftijd der personen en het aantal bij hen aanwezige litteekens van voorafgegane inentingen.

TABEL IX.

Samen.

Zonder

Met

Met

gevolg.

Met gevolg.

volt?.

Aantal lit-teokons van voorafge-gane inentingen.

Mel i Z°n-

«e- Ke volg. '

quot; j volg.

Beneden 10 jaar.

10 tot20 jaar.

Zonder

i v80lg.

Met

20 t/m 30 jaar.

vo,g- : volg

Zonder

Boven 30 jaar.

Zonder ge-volg.

5 of meer 4

1 —

i —

- 1

4 —

7iz 9 3

12

1

Geen.

Samen.

6 1

1

-Ki 5

1 , —

21

Uilslag i onbekend I

12

Totalen

Du. A. W. H. Wiktz, Directeur der Rijksveeartsenijschool.

-ocr page 27-

BIJVOEGSEL.

-ocr page 28-
-ocr page 29-

/3 /1 )

OVERZICHT

VAN

DE OPKOMST DER

Animale Vaccinatie in Nederland

EN VAN

de wording' der

RIJKSKOEPOKINRICHTING

(Pare vaccinogène)

BIJ DE

RIJKSVEEARTSENIJSCHOOL TE UTRECHT

en

hare werking gedurende de eerste 25 jaren

1873-1897.

DOOR

Dr. A. W. H. WIRTZ,

directf.ur der iiijksveeartsenijschool,

BELAST .MET HET BEHEER DEO RlJKSKOEPOKINBICHTING.

— 189S.

UTRECHT

-ocr page 30-
-ocr page 31-

INLEIDING.

Het ontstaan dor Rijkskoepokinricliting valt in den tijd, toon do inenting met koepokstof van hot rund ook in Nederland de Jenner'sciie vaccinatie begon te verdringen.

Do omstreeks don aanvang dozor eeuw ontstane vaccinatie-gonoot-schappen tc Rotterdam (1799) en te Amsterdam (1S03) hadden in liet voorjaar van 1808 en 18G9 met ingenomenheid aan de animale vaccinatie eone plaats ingeruimd, om hare uitkomsten te onderzoeken en mot die der Jennor'sche methode te vergelijken.

In Juni 1871 word do's-Gravenhaagsche veroeniging voor koepokinenting opgericht, in wier pare vaccinogène aanvankelijk ook beide methoden naast elkaar toepassing vonden. En in hetzelfde jaar werd door de gemeentelijke commissie voor de koepokinenting te Utrecht gedurende drie maanden de animale vaccinatie aangewend.

Uit het buitonland (Italië, Frankrijk, België, Duitschland, Rusland) was, sedert 1SG5, meer en meer vernomen, hoe de animale vaccinatie onder alle standen meer aanhangers gevonden en daardoor spoedig groote vorderingen gemaakt had.

Het toeval heeft gewild dat juist in dien tijd do wettelijke vaststelling van maatregelen tegen besmettelijke ziekten hier te lande werd voorbereid en tot stand kwam.

Het wetsontwerp van don minister Thorbocke, in Augustus 187 t bij de Tweede Kamer ingekomen, in hare zitting 1871/72 op nieuw ingediend en in Februari 1872 door een gewijzigd ontwerp vervangen, had in October 1872 voor een nader gewijzigd ontwerp

-ocr page 32-

/p

van den minister Geertsema plaats gemaakt, dat in October en November door de Staton-Generaal behandeld word en tot de ziekten-wet van 4 December 1872 geleid heeft.

Onder de tegen de menschenpokken voor te schrijven maatregelen stond de koepokinenting natuurlijk bovenaan. Deze waardeering van dit voorbehoedmiddel gaf tevens aanleiding tot het ontstaan der Rijkskoepokinrichting (pare vaccinogène), maar daarvan kon toch eigenlijk eerst voor goed sprake zijn sedert van de animale vaccinatie gebleken was, dat volgens die methode ten allen tijde in de behoefte aan deugdelijke koepokstof kon worden voorzien.

En zoo vallen dus voor Nederland ongeveer samen de invoering der animale vaccinatie en het ontstaan der Rijkskoepokinrichting; de laatste gebonden aan de eerste.

Daarin lag voor mij eene gereede aanleiding om, bij het herdenken van de wording der inrichting en van haren arbeid gedurende de eerste 25 jaren, tevens in het licht te stellen de invoering van de inenting met koepokstof van het rund, namelijk de opkomst der „Animale Vaccinatiequot; buiten en in Nederland en hetgeen daaraan als „Vaccinatie met Retrovaccinequot; elders en hier te lande is voorafgegaan.

-ocr page 33-

I.

DE OPKOMST DER ANIMALE VACCINATIE,

A. De Vaccinatie met Retrovaccine.

Naast de voorbehoedende inenting tegen de pokziekte met koepokstof die van mensch op mensch werd voortgeplant, en als Jenner'sche vaccine of wel als gehumaniseerde of humane vaccine aangeduid werd, ontstond reeds in den aanvang dezer eeuw de inenting mot stof uit pokken van het rund, die men door inenting met Jenner'sche vaccine had voortgebracht.

Deze terugenting der koepok van mensch op rund kreeg den naam retrovaccinatie; de daarmee gekweekte vaccine werd retrovaccine genoemd, maar later ook wel — in een anderen dan den thans gebruikelijken, nauweren zin — als animale vaccine aangeduid.

Er waren vier redenen, die in verloop van tijd, in verschillende landen, eerst enkele later meer en meer artsen er toe brachten aan de animale vaccine, in den voren bedoelden zin van retrovaccine, de voorkeur te geven boven de Jenner'sche vaccine.

Vooreerst was het de meening, dat de koepokstof gaandeweg verzwakte, namelijk haar beveiligend vermogen tegen de menschen-pokken afnam, wanneer zij voortdurend van mensch op mensch werd voortgeplant.

-ocr page 34-

G

Ten andoro gold do overweging, dat men door vaccinatie van een rund (met Jenner'sche vaccine) eone zeer ruime hoeveellioid entstof kon voortbrengen, telkens als men daaraan behoefte had.

Bovendien was men zoodoende niet meer genoodzaakt vaccine uit de entpokken te verzamelen, waartegen menigmaal bezwaar werd gemaakt.

Maar in later jaren werd men hierbij inzonderheid geleid door de vrees, dat door de Jenner'sche vaccinatie ziekten, in de eerste plaats syphilis, overgebracht konden worden.

Proeven met retrovaccinatie werden in vroeger en later tijd, gedurende de eerste helft dezer eeuw in verschillende landen genomen. Ten deele enkel uit een wetenschappelijk oogpunt; anderdeels ora hare waarde voor de praktijk der vaccinatie te onderzoeken. Aldus in Engeland, Frankrijk, Italië, Nederland, Duitschiand, Oostenrijk, Rusland, Zweden, Denemarken; en wellicht nog in anderelanden.

De stelselmatige toepassing der retrovaccinatie, om over onverzwakte vaccine in ruime mate te kunnen beschikken ten tijde dat men daaraan behoefte had, is in den aanvang dezer eeuw ontstaan te Napels.

Dr. M. ïroja te Napels (geb. in 1747 te Andria, gest. in 1827), chirurg der koninklijke familie, eerste chirurg aan het hospitaal S. Giacomo, lid der vaccinatie-commissie, was de eerste die er vaccine van den mensch terugentte op het rund. Met het doel om krachtiger vaccine te verkrijgen, retrovaccineerde hij namelijk in 1805 eene vaars.

Met ïroja was er toen te Napels nog een kleine kring van artsen, die evenals hij de retrovaccinatie toepasten of althans van retrovaccine bij hunne vaccination gebruik maakten. Aldus b.v. Magliari, Feola, maar inzonderheid Galbiati.

Magliari heeft in 1833 medegedeeld (Osscrvazioni mcdichi di Napoli, ISoS), dat hij sedert 180G met koepokstof van kinderen koeien inentte en uit de daarbij opgekomen pokken de kinderinentingen verrichtte.

Dr. G. G. Galbiati (geb. 1770, gest. 1844), een leerling van Troja, volgde diens voorbeeld en trachtte met grooten ijver de

-ocr page 35-

7

methode in Italië ingang te doen vinden. Daarbij stuitta hij echter op een geweldigen tegenstand. In een thans hoogst zeldzaam geworden geschrift [Memoria sulla inoculazione vaccina coll' tmore ricavata immedianiente della vacca prececlamcnte inoculata. Napoli, 1810.) werd door hem, hst eerst, gewezen op besmetting met syphilis door de vaccinatie van mensch op mensch en als zijne overtuiging uitgesproken, dat van retrovaccine zulk gevaar niet te vreezen ken zijn, aangezien het rund voor syphilis niet vatbaar is. Men wilde daarvan echter niet hooren; en veroordeelde ten sterkste zulk pogen om het inbrengen van ziektestof, van een dier afkomstig, in het menschelijk lichaam gebruikelijk te maken, De groote menigte werd tegen hem opgezet; en tenslotte kwam het zoover, dat door de vervolgingen waaraan hij blootstond zijne geestvermogens gekrenkt werden. Hij is krankzinnig gestorven.

De methode, die eenige jaren lang tot de stad Napels beperkt bleef en elders zelfs in Italië geene toepassing vond, heeft later den naam «Napelsche methodequot; ontvangen, om haar van de gewone of Jenner'scho vaccinatie (van mensch op mensch) te onderscheiden,

In Duitschland ging in 1822 eene stem op om do retrovaccinatie van runderen, ten behoeve van de gewone inentingen tegen de pokziekte, door de zorg der regeering te doen plaats hebben. Leo Wolff {Die Gcfaltren der hisher hefolgten Massrojjdn zur Verhreitung der Kuhpocken. Hamburg, 1822.) betoogde namelijk dat de regeering instituten behoorde op te richten, waar uitsluitend van het rund op den mensch zou worden gevaccineerd. Ook dit voorstel beoogde slechts de stelselmatige inenting met retrovaccine.

Sedert 1830 waren er in Pruissen, Beieren enz, artsen die telken jure de retrovaccinatie toepasten en van de daarmee verkregen koepokstof ook geregeld vakgenooten voorzagen.

Ook buiten Italië en Duitschland vond deze methode ingang. In Stiermarken b.v. begon in 1840 dr. linger te St. Florian, ten behoeve van de voorjaarsinentingen der kinderen, zijne geregelde retrovaccinatiën die hij meer dan twintig jaren heett voortgezet; en sedert 1845 verleende de regeering een jaarlijksch subsidie aan Unger's Retrovaccinatie-inrichting.

-ocr page 36-

8

In 1858 word met subsidie der regeering, le Weenon door Lowy een dergelijk enl-inslituut opgericht; zooals hot heette, «tot regeneratie van koepoklymphequot;.

In al deze en tal van andere gevallen was het niet do bedoeling om de vaccine, van den monsch op het rund teruggebracht, verder van rund op rund voort te planton. De koepokstof, door zulke retrovaccinatie verkregen, werd enkol gebruikt om de gewone vaccination en revaccinatiën bij menschen te verrichten.

Bijzonder opmerkelijk is hetgeen in dit opzicht in hot eerste derdedeel dezer eeuw in Nederland heeft plaats gehad. En aangezien het niettemin, sedert meer dan een halve eeuw, in onze uitgebreide literatuur over vaccinatie voor een deel nauwelijks is aangeroerd en voor een veel grooter deel geheel onopgemerkt is gebleven, wordt van deze geschikte gelegenheid gebruik gemaakt om er op te wijzen. Daaruit zal blijken, welke plaats in do geschiedenis der vaccinatie-methoden aan Nederland toekomt.

Reeds in 1819 werd in Nederland do retrovaccinatie aangewend. Josua Bal, stadsheelmeester te Tiel, entte toen eene pas drooggemaakte koo aan de tepels bij den uier met gehumaniseerde vaccine en verkreeg daardoor zeer goede koepokken. Mot stof uit deze pokken entte hij met zeer voldoend gevolg een volwassen persoon en een kind. Van deze welgeslaagde terugenting van don monsch op het rund werd mededeeling gedaan in de Arnhetnsche Courant van 17 Juni 1819, alsmede in het bijvoegsel der Neder-landsche Staatscourant van 22 Juni 1819, n0. 143.

Weinige jaren later hield dr. Alexander Numan, hoogleoraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, die te voren in zijne geneeskundige praktijk zijne bijzondere belangstelling aan de vaccinatie gewijd had, zich geruimen tijd bezig met proefnemingen om men-schenpokken op dieren, koepokken van don monsch op runderen en pokken van eenige diersoorten op andere diersoorten over te brengen. In het jaar 1824 werden door hem eene reeks prooven genomen met inenting van koepokstof bij verschillende soorten van huisdieren. Dit onderzoek en zijne uitkomsten maakten het onderwerp uit van eene voordracht, die hij gehouden heeft in het

-ocr page 37-

9

UtrecMsch Geneeskundig Gezelschap en daarna gepubliceerd in de Vaderlandsche Lelteroefeningen van het jaar 1825. In dat stuk werd door Nunian gewezen op het groot belang, dat voor den geregelden gang der vaccinatie zijns inziens gelegen was in het vaccineeren van runderen.

Zijne warme aanbeveling van dezen maatregel gold echter niet de relrovacciuatie als zoodanig. Of door terugenting van de Jenner-sche vaccine op het rund die vaccine krachtiger zou worden, liet hij in het midden; al was hij dan ook geneigd dit met anderen aan te nemen.

Hij had alleen op het oog het steeds beschikbaar hebben van eene voldoende hoeveelheid deugdelijke vaccine. In den breede wijdde hij namelijk uit over de vele bezwaren, die aan eene goede toepassing van J e n n e r's voorbehoedmiddel in den weg stonden, inzona rheid op het platte land. En daarop liet hij volgen:

„Al deze hindernissen zou men, indien ik mij niet bedriege, „kunnen wegnemen, wanneer men er werk van maakte, om de „koepokken altijd bij het Rund te onderhouden, door dezelve „geregeld van het eene beest op het andere voort te planten. „Niets zou gemakkelijker en geschikter zijn, dan zich op deze „wijze altijd in het bezit te stellen van versche pokstof, indien „men regelmatig, in elk dorp, een of twee koeijen inentte, en „deze stof voor de vaccinatie der kinderen bezigde. Niet minder ,,zou het van nut kunnen zijn, indien zulks ook in de steden „werd in het werk gesteld. Men zou zich alsdan nimmer op „drooge of twijfelachtige stof behoeven te verlaten, en hierdoor „zou voorzeker de Koepokinenting, inzonderheid ten platten lande, „een' beteren en meer regelmatigen gang kunnen gaan. Hieraan „zal nog het voordeel verbonden zijn, dat de koe, welke dc pokken „heeft, vervoerd kan worden, zoodat de inenting overal van het ,,eene lichaam op het andere geschieden kan.quot;

Ziedaar eene aanbeveling van de animale vaccinatie, in den thans gebruikelijken, nauweren zin van het woord, maar gedaan aan het einde van het eerste vierendeel dezer eeuw. En nu meene men niet, dat Numan hier slechts een denkbeeld ten

-ocr page 38-

10

beste gaf, waaromtrent anderen eeno proef zouden kunnen nemen. Immers in hetzelfde stuk zeide hij tevens, met betrekking tot het voortkweeken van koepokken van rund op rund, het volgende:

„Ik heb mij op deze wijze, tot hot doen mijner proefnemingen, „gedurende 16 weken, in versche stoffe onderhouden, welke mij „op de uitnemendste wijze tol de inentingen gediend heeft,quot;

En zoo heeft er dus reeds drievierde eeuw geleden, gedurende een viertal maanden, aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht eene kweekerij van koepokslof van rund op rund beslaan. Bijgevolg in een lijd, toen de Jenner'sche vaccinatie eerst een vierendeel dezer eeuw bekend was, en het nog ongeveer twintig jaren zou duren eer de animale vaccinatie (de Negri'sche methode) te Napels zou worden uitgevonden; dal wil zeggen — eer Negri te Napels hetzelfde ging beproeven waarin Nu man te Utrecht zoo uitnemend was geslaagd.

In zijne bekende „Verhandeling over de IcoepoJcJcen.....quot;,

uitgegeven in 1831, deelde Nu man het boven woordelijk aangehaalde nogmaals mede, nagenoeg in dezelfde bewoordingen. Voor zoover mij bekend, heeft hij het daarbij gelaten.

Voor de oprichting van instituten lot kweeking van koepokstof was trouwens de lijd toen nog niet aangebroken, liet zou nog ongeveer een IS-lal jaren duren, eer hel eerste instituut van dien aard werd geboren (1S4:J); en nog een 40-lal jaren, eer gewichtige redenen er toe drongen om buiten Italië dal voorbeeld te volgen (18G5).

Dat neemt echter niet weg, dat Numan de voorganger geweest is op dit gebied; zijne verhandeling over de koepokken werd niet alleen in het Duilsch vertaald, maar bleef ook in do literatuur van andere landen niet onbekend.

In de jaren 1833—36 word de relrovaccinatie op runderen herhaaldelijk toegepast door dr. H. Goemans en veearts J. van Her tum te Zierikzee. Eenmaal werd bovendien met slof van een gerelrovaccineerd rund een tweede rund ingeënt; een ander maal werd de voortplanting van koepokstof aldus van een tweede nog op een derde rund voortgezel. Met de stof, bij hunne proef-

-ocr page 39-

11

nemingen gekweekt, werden door dr. Goemans achtereenvolgens meer dan 300 kinderen met het beste gevolg gevaccineerd en werden ook nog door andere geneeskundigen een aantal vaccina-tiën verricht. (Algemeen Konst- en Letterbode, jaren 1834, 1835 en 183G.) Ook deze onderzoekers hebben op grond hunner uitkomsten de beproeving en algemeens toepassing der door hen gevolgde methode met overtuiging aanbevolen; maar ook zij waren hun tijd vooruit.

In de jaren 1841 —1844 werden vanwege het Genootschap ter bevordering der genees- en heelkunde te Amsterdam, door eene Commissie voor proefnemingen met pokken en vaccine, dergelijke proeven genomen, waaromtrent door dr. J. van Geuns in 1843 en in 1845 rapporten werden uitgebracht, die in do werken van het Genootschap zijn opgenomen. Bij het tweede rapport is tevens gevoegd een verslag van dr. II. Po lijn Buchner te Katwijk aan Zee aangaande dergelijke proeven, door hem op drie runderen genomen in 1845.

liet kweeken en aanwenden van retrovaccine werd nadien in Nederland wel niet geheel nagelaten, maar heeft er toch geen vasten voet kunnen krijgen. De inenting met retrovaccine kreeg er als gewone methode geen plaats in de praktijk. Onder de geneeskundigen, die zich er mee bezig gehouden hebben in de tweede helft dezer eeuw, verdienen inzonderheid genoemd te worden de leden der gemeentelijke „Commissie voor de TtoepoMnentingquot; te Utrecht. Deze Commissie, den 5, Juli 1858 door den gemeenteraad benoemd, ingevolge eene bepaling van do op 18 Juni te voren in werking getreden „Verordening tot hevordcriny der JcocpoJ;inentingquot; bestond aanvankelijk uit de heeren dr. C. G. J. de Ridder, dr. E. Oudenhof f, dr. A, A. H, S u ij k en chirurgijn L. L am ie, terwijl in lateren tijd, vóór 1872, nog deel er van uitgemaakt hebben de heeren C. G. Cramer, dr. H. J. Broers, dr. G. Lens, dr. G. A. J. Beckers en dr. K. F. G. van Woerden.

In verscheidene jaren, gedurende het tijdvak 1858—71, hebben leden dezer Utrechtsche Commissie retrovaccine gekweekt en bij vaccinatiën van gemeentewege gebezigd; met de bedoeling oin daardoor het beveiligend vermogen der Jenner'sche vaccine te

-ocr page 40-

versterken of althans eeno van de langdurige voortplanting van mensch op mensch gevreesde verzwakking te voorkomen.

De volgende beknopte aanteekeningen uit de meer of minder uitvoerige verslagen der Commissie aan den gemeenteraad bevatten dienaangaande een aantal bijzonderheden.

In Augustus 1858 retrovaccineerde de Commissie eene koe, ten einde „de algemeen gebruikte koepokstof op die wijze zoo mogelijk nog te verbeteren.quot;

In Juli 1859 verschafte zij zich retrovaccine door retrovacci-natie van eene koe der Veeartsenijschool.

In April—Augustus 18G1 bezigde zij voor hetzelfde doel eenige runderen, die ten deole tot den veestapel der Veeartsenijschool behoorden.

In Juni en Juli 1SG3 stonden haar weder 11 runderen der Veeartsenijschool voor de kweeking van retrovaccine ten dienste.

In Januari en Februari 18GG beschikte do Commissie wederom over 11 runderen der Veeartsenijschool, terwijl schrijver dezes aldaar voor haar een 4 dagen oud kalf op de tepels retrovaccineerde. Met retrovaccine uit de schoon ontwikkelde pokken van dit kalf werd een kind gevaccineerd, werden schrijver dezes alsmede vijf leerlingen der school gerevaccineerd en werden voorts vier koeien ingeënt.

In het jaar 1870 heeft de Commissie insgelijks retrovaccinatiën verricht, maar uit haar verslag is niet op te maken in welken omvang dat geschied is. Zij zegt daaromtrent alleen het volgende: «Toen het de commissie moeijelijk werd aan de groote behoefte van nstof te voldoen, heeft zij kalveren ingeënt en alzoo opgericht een nparc vaccinogmc, zooals het in andere steden, met een eenigzins sweidschen naam, betiteld wordt. Zij wil aanvankelijk melden dat azij er in de meeste gevallen gunstige resultaten van heeft gezien.quot;

Hieruit blijkt, dat do Commissie zich geene juiste voorstelling had gemaakt van hetgeen onder den naam pare vaccinogine in het buitenland en destijds ook reeds hier te lande (Rotterdam, Amsterdam) verstaan werd.

Groote behoefte aan vaccine, terwijl het verzet tegen het afnemen

-ocr page 41-

13

van stof uit de koepokken van kinderen (het weigeren van het zoogenaamde »uiten tenquot;) steeds toenam, noodzaakte ook weer in 1871 de Commissie om de retrovaccinatie te baat te nemen. In haar verslag luidt het dienaangaande: »Dit bracht ons dikwerf in «groote verlegenheid en noopte ons onverwijld het voorbeeld van »de Rotterdamsche en Amsterdamsche commissie te volgen en ons ^kalveren aan te schaffen, ton einde retrovaccinestof in voorraad te «krijgen om onze werkzaamheden geregeld te kunnen voortzetten.quot;

In het jaar 1871 ging zij echter verder dan zij te voren gedaan had. Gedurende 3 maanden plantte zij namelijk tevens de koepokstof van kalf op kalf voort, waarbij zij in het geheel 23 kalveren bezigde. En omtrent deze, voor haar nieuwe wijze van werken merkt zij zelve op dat, wegens die voortplanting, «de stof «van kind op het eerste kalf overgebragt wol teregt retro-vaccine-igt;stof mogt genoemd worden.quot; Hieruit blijkt nogmaals, dat het verschil tusschen retrovaccine en animale vaccine der Commissie niet recht duidelijk wilde worden.

B. De Animale Vaccinatie.

Terwijl de proefnemingen met de retrovaccinatie in tal van landen voor en na goen ander gevolg hadden dan dat een aantal artsen, in hunne praktijk, zelf gekweekte of van anderen verkregen retrovaccine bezigden, en aldus de inenting met retrovaccine als entmethode op betrekkelijk kleine schaal ingang gevonden had, werd wederom te Napels, de geboorteplaats dier methode, voor de inenting tegen de pokziekte eene nieuwe baan geopend. Althans voor goed geopend; aangewezen, en beproefd, was zij reeds in 1825, te Utrecht, door Numan, zooals voren werd aangetoond.

Te Napels ontstond in 1843 de onafgebroken voortplanting van koepokstof door voortgezette inenting van rund op rund, do kweeking van de vaccine die, ter onderscheiding van de van mensch op mensch voortgeplante of humane (Jenner'sche) vaccine, den naam animale vaccine verdient en verkregen heeft.

-ocr page 42-

14

De aanwending der aldus gekweekte vaccine heeft eenige jaren later, in Frankrijk, den naam animale vaccinatie ontvangen, terwijl inrichtingen voor de kweeking dezer vaccine als pare vac-cinogène of institut vaccinogène werden aangeduid.

Den 14. Mei 179G had Jenner, te Berkeley, met stof uit eene koepok van den mensch een mensch ingeënt. De achtjarige jongen Phipps namelijk was toen door hem gevaccineerd met vaccine uit eene koepok, die door toevallige besmetting met koepokstof van den uier eener melkkoe, aan eene hand van het melkmeisje Sara Nelmes zich ontwikkeld had. Deze inenting was de eerste vaccinatie met gehumaniseerde vaccine.

Die dag wordt gehouden voor den geboortedag der vaccinatie volgens de methode van Jenner; dat wil zeggen, van de vaccinatie met gehumaniseerde vaccine. Op 14 Mei 189G werd dan ook het eerste eeuwfeest gevierd van de uitvinding die Jenner's naam onsterfelijk heeft gemaakt; van zijne ontdekking, dat de gehumaniseerde vaccine evenzeer als de vaccine van het rund geschikt is en gebruikt kan worden om bij den mensch de vatbaarheid voor de pokziekte weg te nemen.

Was met die beroemde inenting ook tevens het bewijs geleverd, dat die geschiktheid zou blijven voortbestaan, óók indien de eenmaal gehumaniseerde vaccine van mensch op mensch werd voortgeplant? In geenen deele. Blijkbaar is Jenner zelf daarvan geenszins overtuigd geweest door den uitslag zijner eerste vaccinatie van mensch op mensch. Eerst ongeveer 2 jaren later is hij er toe overgegaan daaromtrent eene proef te nemen. Den 1G. Maart 1798 entte hij den 51/2-jarigen jongen Summers met vaccine eener koe; met stof uit de entpokken van Summers entte hij den jongen Pead; met stof uit de entpokken van Pead voorts kinderen en volwassenen; met stof uit de entpokken dezer kinderen weer vier andere kinderen; met stof uit de entpokken van een dezer vier kinderen ten laatste een meisje. En eerst nu, nadat hij gezien had, hoe do aldus van mensch op mensch voortgeplante koepokstof ook nog zoogenaamd in de 5t1e generatie volkomen ontwikkelde koepokken had voortgebracht — eerst nu achtte hij het

-ocr page 43-

15

bewijs afdoende geleverd, dat bij die voortplanting de koepokstof » hare werkzaamheid behoudt.

Bijgevolg is voor de ontdekking der Jenner'sche vaccine en de uitvinding der Jenner'sche vaccinatie do dag van 16 Maart 1 798 voorzeker niet minder gewichtig dan de dag van 14 Mei 179G. Ia elk geval dagteekent de Jenner'sche methode, zooals zij haar tociit over den aardbodem aanving, niet van de proef op 14 Mei 17%, maar van do reeks proeven waarmee op 1G Maart 1798 werd aangevangen.

In 1805 kwam Troja, te Napels, tot eene andere vaccinatie-methode, de inenting mot retrovaccine. Duidelijkheidshalve zou deze als Troja'scho methode aangeduid kunnen worden, voor wier invoering in Italië inzonderheid zijn leerling Galbiati zooveel gestreden en geleden heeft.

In 1843 was het Negri, leerling en opvolger van Galbiati in het kweeken van retrovaccine en de aanwending daarvan, die eone derde methode van vaccinatie in het leven riep. Negri is er toe gekomen, ten behoeve van de gewone vaccinatie-praktijk, de vaccine van rund op rund voort te kweeken, zooals Jenner haar van mensch op mensch had voortgeplant. En al werd deze methode niet door hem het eerst uitgevonden — al was zij in zijne hand niet anders dan de verwezenlijking van het denkbeeld, dat ook reeds door Nu man was geuit en waarmee deze immers tevens, ongeveer 20 jaren vóór Negri, eene proef had genomen — dat neemt niet weg, dat zij don naam Negri'sche methode ton voile zou mogen dragen. Haar gewone naam luidt echter reeds sedert geruimen tijd: animale vaccinatie.

Ook Negri heeft moeten ondervinden wat op het gebied der vaccinatie do tegenstand van toeken te beteekenen had; te meer wanneer die gesteund werd door den tegenstand en naijver van artsen. De vervolgingen, waaraan Galbiati had blootgestaan, zijn ook zijn deel geweest. Om zijne allengs veld winnende methode er onder te krijgen, hoeft men hem zelfs tweemaal gevangen gezet; de eerste maal, naar het heette, omdat hij te liberaal, de tweede maal omdat hij to Bourbonsgezind was. Maar gelukkig is hij dat alles te boven gekomen.

-ocr page 44-

If)

Voor zijne voortgezette inentingen van rund op rund heeft Negri tweemaal gebruik gemaakt van z.g. oorspronkelijke koepokstof, die liij zich verschafte in Galabrië, waar telken male de koepokken heerschend onder runderen voorkwamen, en een derde maal, in 1858, met z.g. genuïne koepokstof uit Engeland. De laatstbedoelde vaccine was een geschenk van koningin Victoria aan den koning van Napels Ferdinand II, ten behoeve van inenting van kalveren te Capo-di-Monte, een koninklijk landgoed bij Napels; door tusschen-komst van den Napelschen gezant te Londen was van deze vaccine echter ook aan Negri gezonden. Overigens heeft hij vele jaren achtereen de inenting van kalf op kalf steeds geregeld voortgezet.

Ruim 20 jaren lang had deze animale vaccinatie of Negri'sche methode te Napels bestaan, zonder elders, zelfs niet in Italië, navolging te vinden, toen eensklaps eene bijzondere omstandigheid haar den weg naar Frankrijk en van daar, in korten tijd, naar verschillende landen van Europa opende. Dit merkwaardig feit had zijn uitgangspunt te Lyon.

In September 1SC4 werd te Lyon een geneeskundig congres gehouden. Op dit congres werden door dr. Viennois tal van bewijzen bijgebracht, dat besmetting met syphilis door de Jenner'sche vaccinatie was teweeggebracht. En op grond van dien deed hij tevens het voorstel, dat de inenting der vaccine van mensch op mensch zou worden afgeschaft en geheel en al door de inenting met vaccine van het rund zou worden vervangen.

Met congres werd bijgewoond door dr. F. Palasciano, destijds sedert 18G0 inspecteur van het syphilicomium te Napels, later (18G5) professor der chirurgie aan do universiteit aldaar, nadien (18G7) afgevaardigde in het Italiaansch parlement en eenige jaren later senator. Naar aanleiding van hot betoog en het voorstel van Viennois deed Palasciano toen de mededeeling, dat de methode om den mensch rechtstreeks met vaccine van het rund in te enten te Napels in gebruik was en daar reeds sedert een halve eeuw werd toegepast. Dit laatste is natuurlijk zóó te verstaan, dal sedert: den tijd van Troja en Galbiati er te Napels retrovaccinatie en inenting met retrovaccine plaats hadden, maar gedurende eene

-ocr page 45-

17

reeks van jaren slechts in zeer beperkten kring, en dat nadien de methode van Negri, de voortplanting van vaccine van kalf op kalf en het uitsluitend inenten met ahlus gekweekte vaccine, in Napels vasten voet gekregen en meer en meer ingang gevonden had.

Deze mededeeling van Palasciano, door congresberichten alom bekend geworden, was een lichtstraal voor dr. Lanoix te Parijs. Zooals hij zelf hot uitgedrukt heeft, was zij voor hem als eene geheel onverwachte ontdekking. Weldra was zijn besluit genomen om i.e Napels zelf de Napelsche methode te gaan leeren. Reeds den 24. November 18G4 bevond hij zich aldaar, waar hij van Palasciano nadere inlichtingen ontving, maar inzonderheid bij Negri gedurende twee weken alle onderdeelen van diens methode grondig leerde konnon.

Destijds beschikte Negri niet zoo zeer over eon eigenlijk instituut dan wel over eeue eigen vaccinatie-praktijk, maar deze was toen reeds in Napels en zijn omgeving allen tegenstand te boven gekomen. Hij entte elke weck een kalf, maar ten tijde van de revaccinatie in het leger ook 3 of 4 kalveren per week. De inenting der kalveren geschiedde met GO—70 oppervlakkige, G—10 mm. lange sneetjes.

Geheel eigenaardig was de manier waarop Negri de entstof uit de eutpokken verzamelde. Elke pok werd namelijk uit de huid uitgesneden, waarna uit do onderzijde der pok de entstof werd uitgekrabd. Dit dient hier in het hijzonder vermeld te worden ter voorkoming van misverstand, aangezien enkel deze manier oin de entstof te verzamelen ook wel met den naam Negri'sche methode aangeduid is geworden; b.v. ook hier te lande. Deze benaming heeft dan echter eene andere, veel beperkter beteekenis dan zij, ter eere van Negri, behoort te hebben en te behouden.

Toen in December 1SG4 Lanoix uit Napels naar Frankrijk terugkeerde, bracht hij eene door Negri ingeente vaars mede, het stamrund zijner toekomstige vaccinatie-inrichting. Bij aankomst met zijne vaars te Lyon, werd hij aldaar door tal van collega's, aan wie hij de entwijze en hare uitwerking op dat rund toonde, met groote sympathie en de beste wenschen voor zijn onderneming

-ocr page 46-

18

ontvangen. Weldra had hij met Ghambon te Saint-Mandé bij Parijs eone vaccinatie-inrichting gevestigd, die spoedig opgang maakte.

Lanoix volgde bij het verzamelen van de entstof uit de pokken van het kalf aanvankelijk de voren vermelde manier van Negri, maar reeds spoedig liet hij het uitsnijden der pokken, als zij volkomen ontwikkeld waren, achterwege en oogstte de entstof door afnemen van de bovenzijde. Reeds in April 1865 voerde hij als methode hiervoor in, dat op den G. of 7. dag de pok ontdaan werd van hare korst en aan hare basis gevat werd in een klempincet, waarna het er uit te voorschijn tredend vocht werd verzameld. Deze wijze van oogsten van pokstof is derhalve eene methode van Lanoix.

Het duurde niet lang of in geneeskundige kringen begon eene felle oppositie te ontstaan tegen de nieuwe, uit Italië door Lanoix ingevoerde methode van vaccinatie, do „vaccination animalequot;. Daarbij werden allerlei middelen goed geacht om Lanoix's hoogst verdienstelijk werk geheel van de baan te krijgen. Deze tegenstand, waarin bijgevolg Frankrijk Italië heeft nagevolgd, deed zich bijzonder sterk gelden in de Académie de Médecine te Parijs. Maar tegenover de venijnige verdachtmaking en scherpe veroordeeling welke hij te verduren had, wist Lanoix door zijn moedigen weerstand en zijn hooghartig oordeel de goede zaak te redden.

Het schijnt sciiier ongelooflijk iioe zulk een strijd nu ruim 30 jaren geleden nog mogelijk heeft kunnen zijn tusschen enkele voorstanders en vele tegenstanders der animale vaccinatie. Om te weten dat het toch feitelijk zoo is toegegaan, behoeft men b.v. slechts te lezen wat er ten deze in de vergaderingen der Académie de Médecine plaats had, o.a. in die van 15 Mei 18GG, toen Lanoix in treffende woorden zijn werk verdedigde en zijne vijanden van zich afwierp.

Inzonderheid aan professor Depaul te Parijs was het mede te danken, dat de nieuwe methode in Frankrijk in den strijd zegevierde en de verdiensten van dr. Lanoix erkend werden. Als directeur der vaccine had Depaul ruim 8 maanden lang (12 April tot einde December 18GG) die methode onderzocht in eene inrichting,

-ocr page 47-

19

die voor dat doel door den staat bekostigd werd. Daar vergeleek hij de werkzaamheid van op vaarzen voortgekweekte vaccine, eensdeels met die van gehumaniseerde of Jcnner'sche vaccine, anderdeels mot die van z.g. „spontanequot; koepokken of z g. „echtequot; vaccine, destijds uit Beaugency ontvangen. En toen hij, in de vergadering dtr Académie de Médecine van 10 September 1SG7, zijn rapport omtrent dat onderzoek ten einde bracht, waarin voorgesteld werd dat do animale vaccinatie van regeeringswege zou ingevoerd worden, werd er met nadruk op gewezen dat hem gebleken was, dat de «spontanequot; vaccine geenerlei voorkeur boven de „gecultiveerde'' vaccine verdiende, maar dat de laatste veel krachtiger en beter was dan de gehumaniseerde of Jenner'sclie vaccine.

Intusschen begon de animale vaccinatie ook in enkele andere departementen en gemeenten van Frankrijk ingevoerd te worden, ten deele door middel van ingeente runderen die door Lanoix verschaft werden.

Weldra deed zij ook haar eersten stap buiten Frankrijk, namelijk naar België. Wat dr. Lanoix in deze voor Frankrijk was, word dr. Warlomont te Brussel voor België. Reeds in Februari 1SG5 ontving Warlomont van Lanoix oene ingeënte vaars, waarmee de inrichting tot kweeking van koepokstof te Brussel een aanvang nam. In ISfiS ging zij over aan den Staat en werd tot „Institut vaccinal do l'Etatquot;, onder bestuur van dr. Warlomont. In 1882 is daarvoor in de plaats getreden eene nieuwe inrichting, aan de staatsvoeartsenijschool te Guregheni, als „OfTico vaccinogène centralquot;.

In Juni 1SG5 werd door dr. Pissin, oen der meest bekende voorstanders der animale vaccinatie, te Berlijn een instituut opgericht lot kweeking van vaccine van rund op rund.

In 18G8 kreeg Rusland te Petersburg zijne eerste inrichting voor animale vaccinatie; do tweede ontstond in 1SG9 te Moskou.

In 1SGS en de daarop volgende jaren verrezen eindelijk dergelijke instituten buiten Napels in Italië zelf. Bologna gaf aldaar het voorbeeld, spoedig gevolgd door Milaan, Bergamo, Genua, Turijn, Vicenza, Rome enz.

-ocr page 48-

20

Nadat in Duilschland hot insliluut van dr. Pissin te Berlijn eenige jaren alléén gestaan had, worden er in een tiental jaron verscheidene opgericht: in 1870 te Weimar, in 1875 te Hamburg en te Stuttgart, in 1877 te Leipzig, in 1879 te Munch en en te Wurzburg enz.

In Spanje werd in 1874 van rijkswege een pare vaccinogène aan de veeartsenijschool te Madrid opgericht en nam evenals te Brussel het werk een aanvang met een door dr. Lanoix ingeënt kalf. Daarna ontstonden er spoedig particuliere inrichtingen in verschillende groote steden.

In Oostenrijk kreeg de animale vaccinatie langzamerhand vasten voet door instituten te Weenen in 1877 en te Praag in 1879.

Ëonmaal buiten Italië gekomen en alom bekend geworden, vond de nieuwe methode ook spoedig haren weg buiten Europa.

In 18G9 hadden de eerste inentingen inet animale vaccine in Engelsch-Indië te Bombay plaats.

In September 1870 werd in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika voor het eerst do kweeking van vaccine op hot kalf toegepast te Boston, waarvoor animale vaccine uit Parijs was ontvangen. Spoedig daarna ontstond oen pare vaccinogène te Now-York.

C. De Animale Vaccinatie in Nederland.

Terwijl do animale vaccinatie, de Negri'sche of z. g. Napolsche methode zich in Europa begon te verbreiden, werd zij weldra ook in Nederland met vertrouwen begroet.

Evenals bij den aanvang dezer eeuw, ten opzichte van de uit Engeland zich verbreidende Jenner'sche vaccinatie, ging hier te lande de belangstelling inzonderheid uit van onze oudste vaccinatie-voreoniging, het hoogst verdienstelijk Genootschap tot bevordering der koepokinenting ,,No pestis intret vigilaquot; to Piot-terdam, dat in 1899 eene eeuw zal hebben bestaan.

Zooals tor verbetering van de inenting tegen do pokken destijds

-ocr page 49-

21

aldaar gewerkt werd door dr. L, Davids c. s., geschiedde het nu door dr. S. Bezeth en zijne medestanders.

Reeds in Juni 1SGG verschafte het Rotterdamsch Genootschap zich vaccine van Negri, door tusschonkomst van dr. P. Pincoffs te Napels. Mot deze vaccine werden eene reeks prootinen tingen verricht, waarbij de Negri'sclie manier van het verzamelen der pokstof uit de entpokken van het kalf gevolgd werd. Om die manier, namelijk het uitsnijden der pok en uitkrabben van haar weefsel van beneden uit, gemakkelijker te kunnen toepassen, werd zelfs een eigen klempincet, met haakje tor bevestiging der pok, door de betrokken commissie bedacht en gebruikt.

In Maart tSGS begaven twee leden van liet Rotterdamsch Genootschap zich met een kalf naar de inrichting voor animale vaccinatie van dr. Warlomont te Brussel. Warloinont gebruikte sedert het voorjaar van 18G6 z.g. vaccine van Beaugency, namelijk vaccine die destijds verkregen was van een rund met z.g. natuurlijke koepokken te Beaugency.

Het kalf, door Warlomont ingeënt, kwam te Rotterdam terug den 28. Maart. Op 1 en 2 April werden met vaccine van dit kalf eenige kinderen ingeënt. Aldus deed de animale vaccinatie haar intree in Nederland, te Rotterdam, 43 jaren nadat Numan te Utrecht, na zelfstandige proefneming en beoordeeling, haar had aanbevolen.

Van toen af werden aan de inrichting te Rotterdam, wier pare vaccinogène den 18. April 18GS geopend werd in oen gebouw bij het ziekenhuis aan den Goolsingol, elke week inentingen van kalf op kalf verricht; tevens werden kindoren ingeënt met animale vaccine. In den zomer van 18GS werd do vaccine van Beaugency vervangen door de z. g. vaccine van Esneux. Deze vaccine was afkomstig uit z. g. spontane koepokken, door den veearts A. Pétry te Esneux in België aangetroffen, en gezonden door dr. Warlomont.

In 18G9 had men bij deze voortgezette proefnemingen met voel tegenspoed te kampen; zeer vele inentingen mislukten; het z. g. nvorlooponquot; der vaccine bracht het werk tot staan.

In September 1SG9 werd men van nieuwe animale vaccine voor-

i

-ocr page 50-

22

zien door dr. Lanoix to Parijs, naar afkomst z. g. vaccine van Beaugency. In ISOG had namelijk ook Lanoix deze vaccine in gebruik genomen om in den strijd met zijne tegenstanders althans hunne willekeurige agitatie tegen de uit Italië (Napels) ingevoerde vaccine krachteloos te maken.

Van October 1SG9 af had men vooreerst onafgebroken een gunstig gevolg met de voortplanting der vaccine van kalf op kalf. In October 1871 ving men aan, bij don oogst van vaccine, de pokken van hot kalf van de bovenzijde af uit te krabben. Voor dit dool werd de pok geklemd in een schuifpincet. Deze manier kreeg hier te lande den naam van «verbeterde methode van Negriquot; of „methode van Bezethquot;; in het buitenland werd zij later door dezen en genen ook wel als «Hollandsche methodequot; aangeduid. Van do methode van Lanoix (voren reeds vermeld) verschilde zij onkel daarin, dat uit do geklemde pok niet alleen verzameld werd het daaruit te voorschijn tredend vocht, maar dat haar weefsel word uitgekrabd, van boven af, zooals Negri het aan de uitgesneden pok van de benedenzijde deed.

Terwijl men aldus aan de inrichting te Pgt;.otterdam van 1S6S af meer en meer eigen ervaring omtrent de animale vaccinatie verkreeg, bleef het Genootschap de Jonner'scho vaccinatie tevens toepassen. Eerst allengs, in verloop van 20 jaren, heeft deze er plaats gemaakt voor de Nogri'sche methode, werd er de gehumaniseerde door do animale vaccine vervangen. Van het jaar 1888 af werd de laatste er uitsluitend gebezigd, nadat gedurende het jaar 1887 nog 1200 =

30 pet. der vaccination met gehumaniseerde vaccine verricht waren.

Ongeveer een jaar nadat het Rotterdamsch genootschap zijn pare

vaccinogéne opgericht had, werd dat voorbeeld gevolgd door het Genootschap tot bevordering der koepokinenting voor minvermogenden te Amsterdam.

De vereeniging te Amsterdam opende haar pare vaccinogéne op

31 Maart 18G9. Zij entte haar eerste kalf in mot animale vaccine van het pare te Rotterdam en bleef de kweoking geregeld voortzetten.

Maar evenals het genootschap te Rotterdam, ging hel Amster-damsch Genootschap voort do Jonner'sche vaccinatie toe te

-ocr page 51-

23

passen naast do animale tot het jaar 1SS7. Gedurende 18SG hadden nog 1026 = 10 pet. der vaccinatiën van arm op arm plaats. Van 1SS7 af werd uitsluitend de animale vaccinatie aangewend.

Met derde pare vaccinogène in Nederland ontstond te 'sGraven-hoge. De 's Gravenhaagsche Vereeniging voor koepokii;-enting, den 1. April 1871 opgericht, opende den 11. Juni 1871 hare inrichting; waartoe zij beschikte over een kalf, dat den G. Juni aan het pare te Rotterdam ingeënt was.

Reeds gedurende het eerste jaar werden aan het pare te 's Graven-hage de vaccinatiën voor ongeveer 94 pet. met animale vaccine verricht.

Van het tweede jaar (1872) af is dit steeds met alle vaccinatiën het geval geweest.

Aan al de drie genoemde inrichtingen werd echter nog verscheidene jaren gehumaniseerde vaccine gebezigd voor revaccinatiën; ten deele ook voor tweede of supplement-vaccinatiën, nadat eene eerste vaccinatie geen voldoend aantal entpokken had opgeleverd.

Nadat de animale vaccinatie hier te lande ingevoerd was, in 18G8 te Rotterdam, in 18G9 te Amsterdam en in 1871 te quot;s Graven-hage, kwam in 1873 te Utrecht de Rijksinrichting tot kweeking van koepokstof tot stand.

Van den aanvang af, zoowel voor revaccinatiën als voor vaccinatiën — zonder eenige andere uitzondering dan dat in de eerste jaren eenige malen supplement-vaccinatiën met vaccine der opgekomen pokken (bij denzelfden persoon, als auto-supplement-vaccinatie) — verricht werden, is aan de inrichting te Utrecht uitsluitend gebruik gemaakt van animale vaccine.

Nadien werden hier te lande koepokinrichtingen opgericht te Haarlem (1875), 's Hertogenbosch (1879), Groningen (1880), Arnhem (1881), Leeuwarden (1885), Middelburg (1885), Maastricht (1887), Nijmegen (1889).

-ocr page 52-

11.

DE RIJKSINRICHTING TOT KWEEKING VAN KOEPOKSTOF

(Pare vaccinogène)

in de eerste 25 jaren van haar bestaan 1873—1897.

Oprichting.

Artikel IS der Wet van 4 December 1872 (Stbl, nquot;. loi-) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, die op 1 Mei 1873 in werking is getreden, bevat het voorschrift, dat in elke gemeente door de zorg van hot gemeentebestuur eenmaal in elke drie maanden gelegenheid wordt gegeven tot kostelooze inenting en herinenting (der koepokken), minstens eenmaal 's maands wanneer in eenig deel van het Rijk de pokken epidemisch verbreid zijn en minstens eenmaal 's weeks wanneer in de gemeente pokken voorkomen.

In do Nota van toelichting bij hot nader gewijzigd ontwerp dier wet, dat bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal den 1. October 1S72 inkwam en in die maand werd behandeld en aangenomen, deelde do Regeering met betrekking tot voornoemd voorschrift van art. 18 mede, dat het voornemen bestond om aan 's Rijks vee-

-ocr page 53-

25

arlsenijscliool tol stand te brongen eene inrichting tot voortplanting van oorspronkelijke koepokstof (pare vaccinogène), waar zich do geneeskundigen, evenals bij de gesubsidieerde vaccinatie-bureau's, van deugdelijke koepokstof konden voorzien.

Reeds in dezelfde maand ging do toenmalige Minister van Bin-nenlandsche zaken er too over voorbereidende maatregelen te nemen om aan dat voornemen intijds uitvoering te kunnen geven. Den directeur der Rijksveeartsenijschool dr. Th, G. Mac Gillavry gewerd namelijk de opdracht dienaangaande een voorstel in to dienen. De directeur stelde zich op de hoogte van de werkzaamheden en het beheer aan de vaccinatie-inrichtingen to Rotterdam en te 's Gravenhage en kon tegen het einde van 1872 aan de opdracht gevolg geven. Zijn voorstel, waartoe mede bo-lioorde dat aan de inrichting gelegenheid zou gegeven worden tot vaccinatie en revaccinatie, werd in Januari 1873 door den Minister goedgekeurd.

In de eerste helft van 1873 werd door verandering en vernieuwing van twee woningen en een koetshuis hel gebouw der inrichting met. nabijgelegen conciërgewoning in gereedheid gebracht. Na verdere voorzieningen werd in Juli 1873 de inrichting geopend.

Het beheer was opgedragen aan den directeur der Rijksveeartsenijschool. Met de kweeking en verstrekking van koepokstof en de inenting van personen werden belast drie geneeskundigen. Voor hulp bij de werkzaamheden, den huiselijken dienst en de verzorging der voor de kweeking benoodigde kalveren werd aangesteld een inwonend concierge.

In het 2de kwartaal 1873 werd door den directeur en de geneeskundigen de dienst geregeld en met de werkzaamheden een aanvang gemaakt. In Juni en Juli, vóór dat do inrichting ten behoove van vaccination en revaccinatiën geopend was, werden reeds 8 kalveren ingeënt om do voortgezette kweeking van koepokstof van kalf op kalf op gang te brengen. In dien lijd hadden ook reeds enkele verzendingen van gekweekte koepokstof plaats. Den 22. Juli 1S73 word de eerste vaccinatie verricht, met vaccine van kalf n0. 8.

-ocr page 54-

2G

Ofschoon op het terrein dor Rijksveeartsenijscliool gevestigd, op Rijks kosten tot stand gekomen en onder beheer van den directeur der Rijksveeartsenijschool gesteld, werd de inrichting in administratief opdicht niet als eene Rijksinrichting aangemerkt, maar werden gedurende de eerste 13 jaren alle kosten van personeel en van onderhoud en bedrijf bestroden uit een jaarlijksch subsidie van het Rijk, evenals aan andere vaccinatie-inrichtingen ten deele het geval was en nog is. Eerst in 1SSG werd de inrichting in den vollen zin des woords eene Rijksinstelling.

Personeel.

Onder goedkeuring van den Minister van Binnenlandscho Zaken werd do betrekking van geneeskundige der inricliting, te rekenen van 1 Juli 1873, door den directeur opgedragen aan de hoeren dr. J. R. Dompeling, dr. J. R. K. Pennink en dr. A. A. Land, allen te Utrecht.

Na het overlijden van dr. Pennink, op 17 October 1878, trad den 1. Januari 1879 in diens plaats dr. A. P. van Mansvelt te Utrecht, die wegens drukke beroepsbezigheden met ingang van 1 Maart 1881 op zijn verzoek van de betrekking werd ontheven en don 1G. Maart 1881 vervangen werd door dr. P. Q. Brondgeest.

Na het overlijden van dr. Land, op 15 Maart 1881, trad don 1. April 1881 in diens plaats dr. G. P. Wesselink te Utrecht.

Op 1 October 1877 is het beheer dor inrichting van don directeur der Rijksveearlsonijschool prof. dr. Mac Gillavry, benoemd tot hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, overgegaan op zijn opvolger A. W. H. Wirtz.

Toon met ingang van het jaar 1S8G de inrichting ook in administratief opzicht als eene Rijksinstelling (Rijks pare vaccinogène) %vas aangemerkt, werd bij Koninklijk besluit van 20 Maart 188G, n0, 10, het beheer opgedragen aan den directeur dor Rijksveeartso-nijschool. Bij Ministerieele aanschrijving werd de directeur als

-ocr page 55-

beheerder der inrichting tevens belast met liet opmaken van jaar-lijksche verslagen omtrent haar toestand.

Bij het voornoemd Koninklijk besluit werd tevens bepaald, dat drie geneeskundigen voor den dienst in het pare vaccinogène alsmede een concierge aangesteld zouden worden door den Minister van Binnenlandsche Zaken.

Deze aanstellingen hebben telken jaro plaats gehad voor het tijdvak van 1 April t/m 31 Maart. Als geneeskundigen zijn aan de Rijksinrichting verbonden geweest van 1 April 1SSG t/m 31 Maart IS'JO de heeren dr. Dompeling, dr. Brondgeest en dr. Wesselink voornoemd.

Na 31 Maart 1S90 zijn de heeren dr. Brondgeest en dr. Wesselink er aan verbonden gebleven, terwijl in de plaats van dr. Dompeling van 1 April IS'JO t/m 31 Maart 1891 werkzaam geweest is de heer G. Lugt, arts te Utrecht, in diens plaats van 1 April 1891 t/m 30 Juni 1893 de heer J. A. Gul den arm, arts te Utrecht, wien op zijn verzoek wegens drukke beroepsbezigheden eervol ontslag werd verleend, en nadien van 1 Juli 1893 at' do heer J. H. van Welsen, arts en gopensionneerd officier van gezondheid der lsto klasse te Utrecht.

Met ingang van 1 April 1897 werd de betrekking van concierge tot eene vaste betrekking gemaakt.

W erkzaamheden.

Alvorens over onderdeelen van de werkzaamheden aan de inrichting een overzicht te geven, is het noodig eene algemeene opmerking te laten voorafgaan.

Het jaar 1873, het eerste jaar van het bestaan der inrichting, behoort geheel op zich zelf beschouwd te worden en voor geenerlei vergelijking met andere jaren in aanmerking te konion. Niet alleen omdat het slechts ruim een half jaar in het werken der inrichting uitmaakt, maar bovendien omdat het in allerlei opzicht een proeftijd was, waarin voortdurend veel te leeren en te verbeteren viel,

-ocr page 56-

28

aangezien eigen ervaring met de van do Rotlerdamsche koepok-inricliting overgenomen werkwijze ontbrak.

Toevalligerwijs laten de overige 24 jaren zich zeer geschikt in-deelen in vier reeksen van G jaren, die elk iets eigenaardigs aanbieden, waardoor zij zich van de overige onderscheiden.

In het eerste zestal jaren 1874—1879 liet de ontwikkeling der inrichting te wenschen over en had men geen reden over het ent-werk met recht voldaan te zijn. De omvang der werkzaamheden nam in de eerste helft van dit tijdvak wel iets toe, maar bleef daarna ongeveer dezelfde.

Daarop volgde een tweede zestal jaren 1880 —1885 waarin van hot eerste jaar af de werkzaamheden niet alleen van veel grooter omvang waren, namelijk het aantal vaccination verdubbelde en het aantal verzendingen van koepokstof verdriedubbelde, maar ook do verkregen uitkomsten in zeer ruime mate verboterden. In het eerste jaar van dit tijdvak was liet de toen heerschende vrees voor de pokken waardoor het werk aan de inrichting zoo aanzienlijk toenam; en dit ging gelukkigerwijs gepaard met veel gunstiger uitkomsten, die voorts de verkregen uitbreiding deden aanhouden.

Het derde zestal jaren 1S8G—1891 onderscheidde zich van de twee voorgaande door de uitstekende wijze waarop voortdurend de inrichting van kalveren werd voorzien. Toen in het begin van dat tijdvak de inrichting ook in administratief opzicht eene Rijksinstelling geworden was, kon van deze verandering partij getrokken worden om het in bruikleen leveren der voor de kweeking van koepokstof benoodigde kalveren te verbinden aan do levering van vleesch ten behoeve der Rijksveeartsenijschool. Beide leveringen werden van toon af, vereenigd in het openbaar aanbesteed. De ten nutte van den dienst der koepokinrichting daarbij gestelde voorwaarden brachten eene aanzienlijke verbetering in een zeer belangrijk deel van haar bedrijf; en deze verbetering is mede van grooten invloed geweest op de uitkomsten.

Het vierde zestal jaren 1892 —1897, hot beste tijdvak van alle, nam een aanvang met de invoering der glycerine-vaccine. Do tot dien tijd aan de inrichting steeds gevolgde methode van het bewaren van het uitgekrabd, onvermengd koepokweefsol tusschen glazen

-ocr page 57-

59

plaatjes werd geheel en al vervangen door hel bewaren van die slof in glazen buisjes, na nauwkeurige vermenging met verdunde glyccrine. De uilkomsten, die deze werkwijze deed verkrijgen, vertoonden op nieuw een aan merkel ij ken vooruitgang, vergeleken met hetgeen het S3quot; en het 3l10 tijdvak hadden opgeleverd.

Met deze indeeling in 4 zestallen jaren zal in het volgend overzicht waar noodig rekening worden gehouden, en daarbij zal blijken dat er alle reden bestond om dat vergelijkend overzicht in dier voege in le richten.

In de eerste helft van het jaar 18S0 was de vrees voor pokken de oorzaak, dat van de vaccinatie en de revaccinalie hier le lande in ongewoon ruime mate gebruik werd gemaakt. Aan de allengs meer algemeen bekend geworden en gewaardeerde inenting en herenüng met animale vaccine werd daardoor levens meer aandacht geschonken dan tol toen het geval was geweest.

[Iet gevolg daarvan was, dat niet alleen de inrichting zeer talrijke aanvragen van geneeskundigen ontving om inlichting aangaande de wijze van kweeking, verzameling, bewaring en gebruik der animale vaccine, maar dal zulke aanvragen ook veelvuldig tot veeartsen gericht werden. Tal van geneeskundigen en veeartsen hebben in genoemd jaar bij een bezoek aan de inrichting die inlichtingen ontvangen; aan vele anderen werden zij schriftelijk verschaft.

Opdat echter voortaan de veeartsen, theoretisch niet alleen maar ook practisch met dit onderwerp vertrouwd zouden zijn en aan de geneeskundigen, waar noodig, in deze voorlichting zouden kunnen verschaffen en hulp verleenen, hebben in de 18 jaren 1880—97 de leerlingen van het oudste studiejaar der veeartsenijschool in den zomercursus aan de Rijkskoepokinrichling van den directeur onderricht ontvangen en zich geoefend in hel kweeken en behandelen van animale vaccine.

Blijkens de ervaring heeft deze maatregel zeer doeltreffend gewerkt.

Van het jaar 1888 af is de inrichting ook bezocht geworden door candidaat-artsen, studenten der Ulrechlsche universiteit, mot hel doel om zich met de aangelegenheden der animale vaccinatie door aanschouwing en bespreking bekend te maken.

-ocr page 58-

30

A. DE KWEEKING VAN KOEPOKSTOF.

I. De Kalveren.

1. Wijze van aanschaffing der kalveren.

Van den aanvang af tot in het voorjaar van 1885 werden de kalveren aangekocht en na gebruik verkocht, meestal op de veemarkt te Utrecht. \ran het voorjaar tot het einde van 1885 werden zij vooreen tiental dagen in huur ontvangen van een slager te Utrecht.

Van 1 Januari 188G af was de aannemer van de levering van vleesch ten behoeve der Rijksveeartsenijschool volgens de voorwaarden van aanbesteding dezer levering tevens gehouden het Rijks pare vaccinogéne van de benoodigde kalveren te voorzien. Deze regeling heeft voortdurend bijzonder goed voldaan.

De voorwaarden, waarop zij plaats had, zijn opgenomen in de verslagen over de jaren 1SSG, 18(.)0 (wegens wijziging) en 189G (wegens aanvulling).

2. Aantal gebezigde kalveren.

Gedurende de 25 jaren werden voor de kweeking van koepokslof aangeschaft 2000 kalveren; 1000 in de 11 jaren 187:]—83 en 1000 in de 14 jaren 1884—97.

Van do aangeschafte 2000 kalveren werden er 10 niet voor den ongst van pokstof gebruikt, omdat zij tijdens hun verblijf aan de inrichting voor of na de inenting waren ziek geworden. Deze kalveren zijn voor een deel uit voorzorg geslacht, voor een ander deel gestorven.

Het aantal benoodigde kalveren heeft bedragen:

in

het

jaar

1873 .

.

.

55;

in

de

G jaren

1874—

1879

samen

G19,

gemiddeld per jaar

103;

V

l-) tl

1880 -

■1885

ii

458,

ff 11 11

7G;

tl

3gt;

188G—

1891

ii

511,

ff 11 11

85;

T)

li li

1892—

1897

ii

341,

11 11 11

j

Samen 1084.

-ocr page 59-

31

Terwijl in het 2lle en 3de zestal jaren de oogst van koepokstof nicer dan driemaal grooter was dan in het lste zestal jaren, was in do eerstbedoelde 12 jaren het aantal benoodigde kalveren betrekkelijk veel kleiner. De reden daarvan ligt ten deele in hot grooter aantal entsteekjes per kalf, maar veel meer in de ruimere opkomst der inentingen bij de kalveren. Het verschil in hot aantal benoodigde kalveren was echter nog veel aanzienlijker in het 4l10 zestal jaren en gedurende dit tijdperk voor eon grooter dool hot gevolg van het grooter aantal entsteokjes.

3. Geslacht der kalveren.

Van do 1084 kalveren, dio voor den oogst van koepokstof gebruikt werden, behooron er 1502 tot de 20 jaren 1878—1897.

Van dat aantal waren:

Slieikal veren.

Vaarskalveren.

Samen.

in de 2 jaren 1878—70

105

87

102

» » fi » 1880—85

100

208

458

» » » » 188()-—01

377

134

511

» » » » 1802—07

253

88

341

in de 20 jaren 1878—07

925

577

1502

-ocr page 60-

32

De betrekkelijke getallen zijn de volgende:

Melkkalveren. Graskalveren, j Samen.

577 73 852

402 13

115 60

852

in de 7 jaren 1878—8i » liet jaar 1885 » de 12 jaren 1880—97

1502

475

1027

in de 20 jaren 1878—97

Do jaarlijksche getallen betreffende do vorenstaande opgaven onder 2. 3. en 4. voor zoover daaromlreni aantoekeningen bestaan, zijn samengebracht in staat I.

5. Voeding dor kalveren aan de inrichting.

Gedurende hun verblijf aan de inrichting werden de z.g. gras-kalveren gevoed met liooi. In de eerste zeven jaren werd daarbij nog gegeven tarwe- en boekweitraeel en tarwebrood. Sedert het 4° kwartaal 1880 ontvingen zij als bijvoeder enkel havermeel; wat en uit een hygiënisch en uit een financieel oogpunt goed heeft voldaan.

Na eene proefneming gedurende de laatste drie kwartalen van 1885, word met ingang van 188G, toen de kalveren in bruikleen ontvangen werden van den leverancier van vleesch ten behoeve der Veeartsenijschool, voor de voeding der melkkalveren eene vaste verhouding aangenomen van het rantsoen melk tot het lichaamsgewicht. Por 10 kilogram gewicht, volgens do weging bij de aankomst, werd gevoederd tweemaal daags 1/2 '''■or Pas gemolken, onverdunde koemelk van runderen der Veeartsenijschool; 5 of meer Kg. gewicht, boven een veelvoud van 10 Kg., daarbij als 10 Kg. in rekening gebracht. Deze voedingswijze, voor het dienstpersoneel zeer eenvoudig en voor het toezicht en de administratie zeer gemakkelijk geregeld, is gedurende de 12 jaren 1SSG—97 steeds goed blijven voldoen, bij een gemiddeld gewicht der kalveren per jaar van 102 tot 120 Kg.

-ocr page 61-

33

STAAT I.

Aantal

Aantal kalveren voor of na de inenting

Aantal

GESL

ACHT.

VOEDING.

JAREN.

aangeschafte kalveren.

gebruikte kalveren.

ziek geworden on geslacht of gestorven.

Stierkalveren.

Vaarskalveren.

Melk-kalveren.

G ras -kalveren.

1873

55

55

4874

105

_

405

4875

432

1

434

1870

94

O

92

4877

99

-

99

1878

440

-

410

67

43

49

94

487!)

83

1

82

38

44

41

41

4880

83

_

83

49

64

49

64

4884

73

-

73

49

54

8

65

1882

80

-

80

35

45

6

74

1883

80

1

85

38

47

49

66

4 884

04

-

64

32

32

Q

O

01

4885

73

-

73

47

20

60

13

1886

79

-

79

53

20

79

-

1887

73

-

73

54

49

73

-

1888

88

1

87

62

25

87

-

1889

100

O «j

97

72

25

97

-

4890

91

2

89

73

46

89

-

4891

89

O «J

86

63

23

80

4892

60

__

66

44

22

66

__

1893

65

1

04

48

46

64

-

4894

71

74

47

24

74

-

4895

49

i

48

42

6

48

-

4890

54

54

40

5

54

-

4897

41

44

26

45

44

-

Samen

2000

10

4984

925

577

4027

475

-ocr page 62-

Bij deze voeding namen de melkkalveren gedurende hun verblijf van 7 of S dagen aan de inrichting, in weerwil van de bewerkingen die zij ondergaan, in gewicht toe; gemiddeld por jaar 5 Kg. per kalf (afwisselend tusschen 4, 5 en G Kg. in verschillende jaren).

II. De inenting der kalveren. De opkomst van pokken.

Het verzamelen en bewaren der koepokstof.

1. De inenting der kalveren.

Als entplaats is steeds gebezigd de buikhuid tusschen de achter-beenen.

Het inenten is steeds geschied door middel van steekjes. In de laatste 15 jaren werden bovendien bij tal van kalveren schrammen in de opperhuid gemaakt, waarin de entstof werd ingewreven. Deze schrammen dienden veelal tevens ter begrenzing van gedeelten der entvlakte, die met entstof van verschillenden oorsprong werden ingeënt.

Als entinstrument werd tot Juni 1892 gebezigd de gesleufde naald. Nadien is uitsluitend gebruik gemaakt van de entstift («vaccinostyle individuelquot;) van dr. Mareschal.

Zooals blijkt uit staat II, is het gemiddeld aantal entsteekjes per kalf in de laatste jaren veel grooter geweest dan in vroeger tijd. Dientengevolge is het benoodigd aantal kalveren kleiner geworden.

2. De opkomst van pokken.

De uitslag van de inenting der kalveren is van het jaar 1880 af over het geheel veel beter geweest dan in de voorafgaande jaren. Voor zoover uit die jaren bruikbare cijfers ter beschikking staan, zijn zij mede opgenomen in staat II. Deze staat geeft een overzicht van de in elk der 21 jaren 1S77—97 verkregen gemiddelde opkomst van pokken bij de kalveren; enkel voor zoover de inenting met steekjes betreft, zoodal buiten berekening blijft de veelal ruime oogst van pokstof met de schrammen verkregen.

-ocr page 63-

35

STAAT II.

Jaren.

Aantal kalveren.

Gemiddeld aantal entsteekjes per kalf.

Pet. gemiddelde opkomst van pokken.

1877

99

140

50,5

1878

110

183

50,8

187!)

82

181

63,0

1880

83

170

80,2

1881

73

204

73,0

1882

80

208

77,3

1883

85

240

77,0

1884

64

258

05,9

1885

73

188

/ 3,tj

1886

79

183

89,0

1887

73

216

90,3

1888

87

217

94,5

1889

97

233

82,9

1890

89

233

81,0

1891

80

28!)

70,9

1892

00

290

09,7

1893

04

201

93,1

1894

71

383

89,0

1895

48

457

13,«^

1890

51

500

71,5

1897

41

583

73,5

Uit dat overzicht volgt, dat gemiddeld bedragen hebben het aantal entsteekjes en de opkomst van pokken in pet.:

Aantal

Gemiddeld aantal

Pet. gemiddelde op-

kalveren.

entsteekjes per kalf. komst van pokken.

de 3 jaren 1877—79

291

108

50,3

» 0 » 1880—85

458

209

75,2

» 0 » 1880—!)!

511

230

83,8

» 0 » 1892—97

341

393

78,2

-ocr page 64-

Bij deze voeding namen de melkkalveren gedurende hun verblijf van 7 of 8 dagen aan de inrichting, in weerwil van de bewerkingen die zij ondergaan, in gewicht toe; gemiddeld per jaar 5 Kg. per kalf (afwisselend tusschen 4, 5 en G Kg. in verschillende jaren).

II. De inenting der kalveren. De opkomst van pokken. Het verzamelen en bewaren der koepokstof.

1. De inenting der kalveren.

Als entplaats is steeds gebezigd de buikhuid tusschen de achter-beenen.

Het inenten is steeds geschied door middel van steekjes. In de laatste 15 jaren werden bovendien bij tal van kalveren schrammen in de opperhuid gemaakt, waarin de entstof werd ingewreven. Deze schrammen dienden veelal tevens ter begrenzing van gedeelten der entvlakte, die met entstof van verschillenden oorsprong werden ingeënt.

Als entinstrunient werd tot Juni 1892 gebezigd de gesleufde naald. Nadien is uitsluitend gebruik gemaakt van de entstift («vaccinostyle individuelquot;) van dr. Mareschal.

Zooals blijkt uit staat II, is het gemiddeld aantal entsteekjes per kalf in de laatste jaren veel grooter geweest dan in vroeger tijd. Dientengevolge is het benoodigd aantal kalveren kleiner geworden.

2. De opkomst van pokken.

De uitslag van de inenting der kalveren is van het jaar 1880 af over het geheel veel beter geweest dan in de voorafgaande jaren. Voor zoover uit die jaren bruikbare cijfers ter beschikking staan, zijn zij mede opgenomen in staat II. Deze staat geeft een overzicht van de in elk der 21 jaren 1877—97 verkregen gemiddelde opkomst van pokken bij de kalveren; enkel voor zoover de inenting met steekjes betreft, zoodat buiten berekening blijft de veelal ruime oogst van pokstof met de schrammen verkregen.

-ocr page 65-

35

STAAT II.

Jaren.

Aantal kalveren.

Gemiddeld aantal entsteekjes per kalf.

Pet. gemiddelde opkomst van pokken.

1877

99

140

56,5

1878

110

183

50,8

1879

82

181

63,6

1880

83

170

86,2

1881

73

204

73,0

1882

80

208

77,3

1883

85

240

77,6

1884

64

258

65,9

1885

73

188

73,5

1886

79

183

89,6

1887

73

216

90,3

1888

87

217

94,5

1889

97

233

82,9

1800

89

233

81,6

1891

86

28!)

70,9

1892

66

290

69,7

1893

64

261

93,1

1894

71

383

89,0

1895

48

457

73,5

1890

51

506

71,5

1897

41

583

73,5

Uit dat overzicht volgt, dat gemiddeld bedragen hebben het aantal entsteekjes en de opkomst van pokkon in pet.:

Aantal

Gemiddeld aaiilal

Pct.gemiddeldeop-

kalveren.

entsteekjes per kalf. komst van pokken.

In de 3 jaren 1877—79

291

168

56,3

» » 0 » 1880 —85

458

209

75,2

» » 6 » 1886—91

511

230

83,8

» » 6 » 1892—97

341

393

78,2

-ocr page 66-

3G

Uit dit vergelijkend overzicht blijkt, dat in liet 3ae zestal jaren 1886—91, bijgevolg vóór het gebruik der glycerine-vaccine, do opkomst van enlpokken grooter geweest is dan in het 4ac zestal jaren; namelijk bij de kalveren. (Met de opkomst der vaccinatiën van personen, waarover later onder G., is het anders gesteld.)

3. Het verzamelen en bewaren der koepokstof.

Do koepokstof werd verzameld, 5 of G etmalen na de inenting, door de opgekomen pokken met een slomp lancet uit te krabben.

Vóór het jaar 1892 werd het aldus verkregen pokweefsel onverwijld, zonder eenige bijvoeging of bewerking, ingesloten tusschen glazen plaatjes, ter grootte van 4 cM. in het vierkant, die vast op elkaar gedrukt en aan do randen met parafine gesloten werden. Een stel van twee zulke plaatjes bevatte het weefsel van 2 pokken. Het werd gewikkeld in een papieren omslag, waarop van binnen de gebruiksaanwijzing en van buiten de oorsprong (nummer van hot kalf) en de dag van het verzamelen der entstof vermeld waren. Het aldus bewaard pokweefsel moest bij het gebruik eerst mot een weinig glycerine en water (gelijke deolen) goed worden fijngewreven.

Wat de duurzaamheid van do aldus bewaarde, onvermengde entstof aangaat, zijn in de verslagen over de jaren 1887, 1888 en 1889 uitvoerige opgaven gedaan omtrent de ervaring en proefnemingen aan do inrichting in de 13 jaren 1877—1889. Aangezien deze methode reeds eenige jaren door eenc veel betere vervangen is, behoeft hier ter plaatse slechts naar die opgaven verwezen te worden.

In het jaar 1891 word in Mei aangevangen met eone proef om het uitgekrabd pokweefsel dadelijk fijn te wrijven met een mengsel van glycerine en water (2:1) en de aldus gereedgemaakte ontstof te bewaren in glazen kokerbuisjes mot bodem en kurksluiting. De aldus bereide en bewaarde entstof werd tot het einde van dat jaar voor een deel der inentingen van kalveren en van personen aan de inrichting gebezigd, maar niet buiten de inrichting verstrekt.

-ocr page 67-

37

Eerst na eene voldoende eigen ervaring gedurende 8 maanden, werd deze »glycerine-vaccinequot; aangenomen als de eenige vorm waarin, van 1 Januari 1892 af, de entstof aan de inrichting gebruikt en door de inrichting verstrekt zou worden.

In de jaren 1891—95 heeft de bereiding der glycerine-vaccine plaats gehad door per vijftal uitgekrabde groote pokken, of een evenredig grooter aantal kleinere pokken, toe te voegen 1 cM3. verdunde glycerine. De toevoeging had allengs plaats terwijl het pokweefsel in een mortier werd fijngewreven.

Gedurende het 4de kwartaal van 1894 en het geheele jaar 1895 werd de van elk kalf geoogste pokstof gewogen, ten einde na te gaan welke in de gereedgemaakte entstof de verhouding was tus-schen hot gewicht van het uitgekrabd pokweofsel en de maat der bijgevoegde hoeveelheid glycerine en water. Deze wegingen der hoeveelheden pokweefsel van 58 kalveren leerden, dat het uitgekrabd weefsel van ééne pok ruim 0,02 gram, dat van 5 pokken ruim 0,1 gram woog. Daaruit volgde dat bij de bereiding der entstof, zooals die geschied was in 1891—94, de toevoeging van 1 cM3. glycerine en water per vijftal pokken, dus per 0,1 gram uitgekrabd pokweefsel, ongeveer beantwoordde aan de verhouding van 1 gram pokweefsel tot 10 cM3. glycerine en water.

Van 1 Januari 1S9G af is naar die verhouding dezelfde bereidingswijze voortgezet; in dier voege dat bij het uitkrabben de pokken niet meer werden geteld (per vijftal), maar haar gezamenlijk gewicht werd bepaald en dienovereenkomstig de maat glycerine en water werd toegevoegd.

De oogst van uitgekrabd pokweefsel heeft ongeveer bedragen, gemiddeld per kalf:

in het 4(l0 kwartaal 1894, van 11 kalveren, 3,G gram;

in 1895, * 47 « 1890, J» o 1 , 1897, , 40

in do B1/.! jaar samen, van 149 kalveren, 3,7 gram.

-ocr page 68-

Gedurende dien lijd werd van do 140 kalveren geoogst: van G kalveren minder dan 1 gram;

18

31

32 30 13

8 6 1 1 1 1 1

van 1 —2 . 2—3 , 3—4 » 4—o

* 5—G

* G—7 , 7—8

. 8,2 . 9,3 . (J,7 . 9.8 . 14,8

kalf

149 kalveren.

De gereedgemaakte glycerine-vaccine werd sedert 1 Januari 1892 niet voor inentingen gebezigd of verstrekt vuór dat het kalf, waarvan de vaccine geoogst was, na slachting gezond was bevonden. De redenen, waarom in vroeger jaren dit overbodig geoordeeld werd, zijn uitvoerig uiteengezet in het verslag over 1892 blzz. 10—12.

III. De afkomst van de koepokstof voor de inenting der kalveren.

Do kweeking van koepokstof werd in Juni 1873 aangevangen met vaccine uit het pare vaccinogene te 's Gravenhage. De in die inrichting sedert Juni 1871 voortgekweekte vaccine was verkregen uit het pare te Rotterdam; waar sedert October 1SG9 de kweekerij voortgezet was met vaccine, ontvangen van dr. Lanoix te Parijs en afkomstig van voortgeplante vaccine, verkregen uit spontane koepokken bij een rund te Beaugency in 1865.

Naar hare afkomst behoorde bijgevolg de vaccine, waarmee het werk een begin nam, tot den in de literatuur der animale vaccinatie zoo dikwijls vermelden z.g. vaccine-stam van Beaugency.

-ocr page 69-

39

Gedurende de 25 jaren 1873—1897 is hel vijf malen voorgekomen, dat wegens slechte opkomst van inentingen bij kalveren animale vaccine aan andere koepokinrichtingen gevraagd werd om, zoo noodig, daarmee de kweeking te kunnen voortzetten.

Een eerste maal werd aldus vaccine op aanvraag ontvangen in September 1875 van het pare te 's Gravenhage; een tweede maal in Augustus 1877 van hetzelfde pare; een derde maal in Juni 1878 van de pares te 's Gravenhage en Rotterdam; een vierde maal in Juli 1879 van het pare te 's Gravenhage; een vijfde maal in Mei—Juni 1891 van de pares te Maastricht, Rotterdam en Groningen.

Deze aanvragen geschiedden intijds, bij wijze van voorzorg. Meercn-deols zijn zij geheel overbodig gebleken, maar toch is meestal de ontvangen vaccine niet alleen voor kweeking gebezigd, maar is van de daarvan geoogste vaccine ook verder voortgekweekt.

Overigens heeft geene andere vermenging der aan de inrichting voortgeplante koepokstof met van elders ontvangen animale vaccine plaats gehad dan alleen met vaccine, verkregen door inenting van een kalf met Reissner'sche entstof (poeder van gedroogd koepokweefsel), gereedgemaakt en ter beproeving gezonden door het pare te Amsterdam.

Van andere animale vaccine, ter beproeving ontvangen en beproefd, hetzij uit Nederland of uit het buitenland (uit Weenen in 1878, uit Linz in 18S7, uit Budweis in 1891, uit Gonstantinopel in 1893) is volstrekt geen gekweekte vaccine geoogst, bijgevolg ook niet met de in gebruik zijnde vaccine vermengd.

Ten slotte valt te dezer plaatse te vermelden, dat aan do Rijks-koepokinrichting geene koepokstof in de kweeking is opgenomen, afkomstig van z.g. spontane, genuïne of oorspronkelijke pokken van runderen.

Vijf malen heeft de inrichting stof ontvangen, ter beproeving of de runderen met uitslag aan den uier, waarvan die stof genomen was, aan koepokken leden. Een eerste maal in Juli 1877, van den heer H. de Jong, veearts te Barendrecht; een tweede maal in Mei 1881, van den heer H. van Staa, veearts te Sneek; een dorde

-ocr page 70-

40

maal in Juli 1S8G, van den heer F. W. van Duim, veearts te Arnhem; een vierde maal in Juli 1SSS, uit de buiten-cliniek der Rijksveeartsenijschool en afkomstig van een rund te Maartensdijk; een vijfde maal in Juni 1S92, andermaal van den heer van Duim voornoemd.

Slechts éénmaal is het gelukt, door inenting van aldus ontvangen slof koepokken voort te brengen. Dit was het geval met de stof, gezonden door den heer van Staa. Deze stof werd beproefd, telken male met 20 entsteekjes, op de kalveren n's. 783 en 785 in Hei 1881 en leverde resp. 0 en 14 entpokken. Van kalf nr. 785 werd in Juni ingeënt n1'. 787, waarbij 12 entpokken; van nr. 787 de nls. 790 en 791, waarbij resp. 15 en 5 entpokken; van n1'. 790 in Juni nr. 792, in Augustus de nrs. 810 en 811, waarbij resp. 1G, 2 en 0 entpokken; van n1'. 791 in Juni nr. 793, waarbij 0 en (pokken. Verder werd deze proef niet voortgezet. Van de laatst opgekomen pokken is niet meer geoogst.

Omtrent het mogelijk ontstaan dezer z g. oorspronkelijke koepokken in Friesland zijn de nasporingen vruchteloos gebleven. Variolae waren noch ter plaatse, noch elders in de provincie of bij familieleden van den veehouder voorgekomen. Vaccinatie had deslijds in zijn gezin of bij familieleden of huurlieden van hem niet plaats gehad. Op alle navraag dienaangaande werden ontkennende antwoorden ontvangen.

Het heeft aan de inrichting overigens ook nooit een punt van ijverige bemoeiing uitgemaakt om de beweerde oorspronkelijke of echte koepokken op het spoor te komen. Voor zulken ijver is natuurlijk noodig een vast geloof in het bestaan van dergelijke pok-ziekto van hot rund. Voor hem, die zulke gevallen van pokken, gezeten aan den uier van melkkoeien — want deze eisch wordt stilzwijgend altijd voor de z. g. echte of oorspronkelijke koepokken gesteld — voor niets anders houdt dan voor gevolgen van toevallige besmetting met vaccine (bij gelegenheid van vaccination) of met variola-smetstof (bij het heerschon van menschenpokken, bijgevolg in vroeger tijd veel meer dan thans), moet het een ijdel streven schijnen dergelijke gewaande vaccine-stammen te ontdekken.

-ocr page 71-

Ook is hot reeds voorgekomen dat melkkoeien pokken aan den uier kregen, nadat kalveren van denzelfden veehouder gediend hadden tot kweeking van animale vaccine; waarvan b. v. door do onder 1. A. vermelde Commissie voor de koepokinenting te Utrecht in 1S7I nabij Utrecht een merkwaardig geval werd waargenomen.

In alle landen, ook in Nederland, zijn trouwens in verloop van tijd, maar in vroeger jaren veel moer, tal van zulke gevallen aangetroffen. Dat men niettemin slechts van betrekkelijk weinig zulke vaccine-stammen te lezen krijgt, zooals b. v. van de vaccine van Passy bij Parijs, uit het jaar 1836, van Beaugency (dep. Loiret), uit 1S6G, van Esneux bij Luik, uit 18GS, ligt onkel aan de omstandigheid, dat bepaalde personen van naam en invloed op het gebied der vaccinatie daarvoor eene bijzondere belangstelling gehad en bij anderen gewekt hebben. Aldus prof. Bousquet te Parijs voor de vaccine van Passy, prof. Depaul te Parijs voor de vaccine van Beaugency, dr. Warlomont te Brussel voor de vaccine van Esneux.

De tijd is dan ook nagenoeg voorbij, dat er meer of minder aanzienlijke promiön uitgeloofd worden voor het aanbrengen van gevallen van z. g. oorspronkelijke koepokken, aan den runderuier ontdekt. Aangezien hot ook voor leeken, als zij over vaccine beschikken kunnen, al zeer gemakkelijk is gewone koepokken aan don uier te doen ontstaan, behoeft het wel niet gezegd te worden dat zulke premie tot bodrog zou uitlokken; althans in een tijd, zooals nu, dat het van algemeeno bekendheid is hoe de animale vaccine gemakkelijk wordt voortgekweekt van rund op rund.

Hier te lande word bij Koninklijk besluit van 7 April 18GI eeno premie van /15 uitgeloofd voor eigenaars van runderen mot »genuine koepokquot;, als zij die runderen ter beschikking stolden van de Provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoor-zicht.

Toon deze commission in ISG-j ophielden to bestaan, ingevolge do nieuwe regeling van hot Geneeskundig Staatstoezicht, hield daarmee tevens de gelegenheid op om zulke promiön op grond van het voornoemd besluit to kunnen verkrijgen.

-ocr page 72-

In September 1871 werd door het hoofdbestuur dor Maatschappij tot bevordering dor geneeskunst, ingevolge eeno opdracht in hare Algeinecne vergadering, een plan van maatregelen voorgesteld om do vaccinatie en revaccinatio zoo algemeen mogelijk in Nederland te bevorderen. Tot dat plan behoorden o. a. de twee voorstellen: dat in elke Afdeeling, op »het landquot; gevestigd, een onderzoek zou worden ingesteld naar het voorkomen van de „genuïne koepokquot; en daarvan onmiddellijk bericht gezonden aan do besturen van bestaande parc's vaccinogènes; en dat de Maatschappij eene premie van / 10 zou uitlooven voor ieder veehouder, die een aldus goed geconstateerd geval van »oorspronkelijke koepokkenquot; tijdig aangaf, of wel dat aan de Regeering verzocht zou worden om, ter verkrijging van de bij het K. B. van 7 April 1SG1 uitgeloofde premie van f 15, ambtenaren aan te wijzen bij wie de aangifte van zulke gevallen zou kunnen plaats hebben.

Er werd blijkbaar zeer veel belang gesteld in do te ontdekken en te verkrijgen »genuine pokstofquot;. In het voren bedoeld stuk van het hoofdbestuur wordt zulk geval dan ook eene „gelukkige vondstquot; genoemd. Het hoofdbestuur vergat echter niet daarbij hot volgende op te merken: «Daar eene retrovaccine op vee verkregen, alligt «voor genuine pokken zou kunnen worden vermeld, achten wij hot iiwenschclijk dat het bestaan van deze door Directeurs van een «Pare vaccinogène, als het meest met de kennis der vaccine bij shot vee vertrouwd, geconstateerd wordequot;.

Zonder twijfel zouden echter de aan een of ander pare vaccino-gène werkzame veeartsen of artsen zich vcrplicht zien voor zulk in hen gestold vertrouwen te moeten bedanken. Te oordeelen naar beschrijvingen en afbeeldingen van zoogenaamde natuurlijke of oorspronkelijke pokken aan de tepels van melkkoeien, zou men wel is waar geneigd kunnen zijn te meenen, dat die pokken iets eigenaardigs hebben, omdat zij er anders uitzien dan de bij kalveren of volwassen runderen opzettelijk teweeggebrachte entpokken. Maar bij zulke meening zou men geheel en al voorbijzien, dat hot andere uiterlijk der zieke plaatsen een gevolg is van do behandeling die do tepels telken male bij het melken ondergaan.

-ocr page 73-

43

De premiën zijn intusschen niet teruggekeerd. En daarover valt gelukkig niet te klagen.

In het buitenland wordt over dit onderwerp nog wel eens anders gedacht. Zoo b. v. werd door den directeur der Rijkskoepoldn-richüng van België te Gureghem (Brussel) ook nog in do laatste jaren herhaaldelijk tot de veeartsen het verzoek gericht, dat zij ten spoedigste, zooveel mogelijk telegrafisch, van gevallen van »cowpoxquot; zouden kennis geven. En voorts heet het in die oproepingen o. a.: «Le gouvernement s'est engage a accorder des primes importantes «a ceux qui voudraient bien nous mettre a même de recueillir un „vaccin efficaco sur des botes atteintes de la maladie naturellequot;. Ook anderen zijn nog wel van dezelfde meening of kunnen die althans nog niet geheel laten varen; hun aantal neemt echter gaandeweg af.

Vraagt men nu, welke reëele grond er mocht bestaan voor het geloof aan die z g. «natuurlijkequot;, «oorspronkelijkequot;, ngenuïnequot;, tspontanequot; of »echtequot; koepokken, dan behoeft mijns inziens het antwoord niet twijfelachtig te zijn. Deze veronderstelde ziekte van den uier der melkkoeien is, in den voren bedoelden zin, eene zuiver fictieve.

En evenzeer als deze ziekte fictief is, zijn natuurlijk volkomen ongegrond al de daarop gebouwde verwachtingen en aanbevelingen omtrent de koepokstof die als »oorspronkelijkequot; enz. wordt aangeduid. Dat deze koepokstof in geen enkel opzicht beter is dan de gewone voortgekweekte vaccine, d. i. de bij het rund (of paard) tot vaccine veranderde (verzachte of gemitigeerde) variola-smetstof, is trouwens tal van malen in de meest bevoegde handen gebleken.

-ocr page 74-

44

B. DE VERSTREKKING VAN KOEPOKSTOF.

DE UITSLAG VAN VACCINATIËN MET VERSTREKTE KOEPOKSTOF.

I. De verzending van koepokstof.

1. Wijze van verzending.

Van den aanvang af tot het einde van 1891 werd de entstot verzonden zonder dat de in een papieren omslag gewikkelde glazen plaatjes, waartussehen het uitgekrabd pokweefsel zich bevond, nog verder werden verpakt. Een of meer stellen samen werden enkel van een kruiskoord voorzien, waarmee tevens de adreskaart was bevestigd, en aldus ter post gedaan.

Sedert 1 Januari 1892 zijn bij de verzending van de in glazen kokerbuisjes bewaarde glycerine-vaccine die buisjes verpakt in houten doosjes met dichtgenageld deksel en omgeplakte adresstrook. De bij elke zending gevoegde uitslagkaart, ten behoeve van de mode-deeling van den uitslag van vaccinatiën (niet revaccinatiën), werd samengebogen in het doosje geborgen.

2. Verzonden hoeveelheden.

Van het uitgekrabd pokweefsel, zooals de entstof vóór het jaar 1892 verstrekt werd, bevond zich tusschen elk paar glaasjes (glazen plaatjes) de hoeveelheid van 2 groote pokken.

Van de glycerine-vaccine, gedurende het jaar 1892 verstrekt, bevatte een (enkel) buisje, lang 2 en wijd 0,5 cM., voor Vs gevuld, eene hoeveelheid voldoende voor 5 inentingen ii 10 steekjes, terwijl in een z.g. dubbel buisje, lang 3 en wijd 0,5 cM., voor ongeveer de helft gevuld, zich de dubbele hoeveelheid bevond. In 1893

-ocr page 75-

en nadien werden de buisjes rcsp. voor de helft en voor 7» gevuld en bestemd voor 7 u 10 en 15 a 20 inentingen. Het bleek voortdurend dat met de ontvangen hoeveelheden entstof .-neer, dikwijls veel meer inentingen werden verricht dan waarvoor die hoeveelheden gerekend werden ruim voldoende te zijn.

Overeenkomstig de aanvragen werden steeds verstrekt, óf het gevraagd aantal enkele of (en) dubbele buisjes, uf eene hoeveelheid berokend naar het opgegeven aantal of vermoedelijk aantal te verrichten inentingen.

In staat 111 zijn vermeld de getallen zendingen van uitgekrabd, onvermengd pokweefsel naar de verschillende provinciën alsmede naar het buitenland, in elk der 19 jaren 1873 — 1891. Beneden elk jaarlijksch totaal der zendingen is tevens vermeld het totaal aantal verzonden glaasjes.

Dat do zendingen niet naar elke provincie geregeld in aantal zijn blijven toenemen, of zelfs naar enkele provinciën lijdelijk of blijvend in aantal zijn afgenomen, vindt zijne eenvoudige verklaring in do omstandigheid, dat in verloop van jaren, na 1873, hier te lande nog 8 inrichtingen lot kweeking van animale vaccine opge-riclit of ingericht zijn, die naast de 4 te voren roods bestaande, allengs mede voorzien hebben in de behoefte aan animale vaccine, inzonderheid in de provinciën waar zij gelegen zijn.

Omtrent den lijd van in werking treden dezer 8 pares zij verwezen naar blz. 23.

-ocr page 76-

4G

STAAT Ut-

Aantal zendingen v

-1

an koepokstoi-

(uitg

PROVINCIËN.

in de

jaren

1873

1874

1875

187G

1877

1878

1879

1880

188

Groningen......

_

13

15

19

23

27

26

39

3

Friesland......

10

20

33

45

69

87

83

92

9

Drenthe......

1

2

5

5

9

0

7

21

1

Overijssel......

5

10

5

25

24

42

39

06

6

Gelderland.....

1G

42

44

59

65

80

86

244

16

Utreclit.......

38

1G1

187

194

253

250

205

399

27

(Gcmoonto Utrecht) .

(11)

(54)

(71)

(71)

(100)

(74)

(00)

(ICS)

(7

(Overige gemeenten) .

(27)

(107)

(116)

(128)

(153)

(170)

(145)

(231)

| (20

Noord-Holland ....

9

19

24.

32

60

05

33

103

9

Zuid-Holland.....

19

33

48

Cl

71

90

79

185

23

Zeeland......

5

8

8

11

12

20

20

34

2

Noord-Brabant ....

7

25

32

38

01

70

72

129

11

Limburg......

1

3

2

1

2

0

6

22

1

Nederland......

111

342

403

490

655

755

662

1334

112(

ISnitciiIaiid.....

2

8

30

22

15

24

11

17

1 1

1

Zendingen .....

113

350

433

512

070

779

1

673

1351

113quot;

Verzonden glaasjes .

231

|

782

1127

1094

1200

1194

1174

2106

239(

-ocr page 77-

47

-ocr page 78-

In staat IV zijn vermeld de getallen zendingen van glycerine-vaccine, benevens de getallen verzonden 'buisjes, naar de verschil-

STAAT IV.

P R 0 V 1N C l Ë N.

______________—------- - -- i_______

Aantal zendingen van K in (1

180-2

1893

Z(

Zendin- 1 Buisjes, gen.

Zendingen.

Buisjes 1

Groningen..........

Friesland...........

Drenthe............

Overijssel...........

Gelilerlaml......, . . . .

Uliechl............

(Gemeente Utrecht) (Overige gemeenten)

Noord-Holland.........

Zuid-Holland..........

Zeeland...........

Noord-Brabant.........

Limburg...........

34 70 27 68

283 359

(Hol (210) 104 3»)» 3

35 109

1G

C2 155 7:5 284 1004 789 (201) (528) 438 925 13C 51« 82

35 93 25 52 190 221 (58) (103) 135 208 40 -144 G

13« 281 124 353 «33 454 (7«) ' (378) | «1« «5« 23« 457 42

2

Nederland...........

1578 0

44 «4 34

j 1101 12

3982 235

1584 4498

1173

4217

lt;2

-ocr page 79-

49

londe provinciën alsmede naar het buitenland, in elk der fi jaren 1892—1897.

VAT IV.

van Koepokstof (gi.vckuine-vaccink) en verzonden buisjes in de jaren:

1894

1895

189G

1897

sj es-

Zendin-gen.

P)i lisjes;.

Zendin-

nen-

Buisjes.

Zendin-gen.

Buisjes.

Zendin-gen.

Buisjes.

iiG SI 24 5!gt;

154 76) :

78) i

;io

55« 236 t57 42

37 107

39 93 272 414 (149) (205) 3153 722 53 232 8

101

327 183 471 !)00 1001 (340) (652) 1509 2683 2igt;2 952 32

45 112

40 121

242 259 (70) (189) 156 384 50 274 6

11«

402 104

557 1025 672 (173) (400i 660 1253 253 1240 32

45 111

47 107

243 284

(89) (195)

139 381 21

244 13

118

368 179 554 911 739 (273) (466) 758 1260 101 1108 6«

45 116

45 90 246 267 (87) (180) 133 371 26 170 4

149

391 196 540 901 65 S (219) (439) 630 1290 115 684 ï»7

982

2340

8471

1G89

6374

1035

6102

1513

5591

235

12

481

11

63

6

54

6

38

217

2352

8952

1700

6437

1641

621«

1519

5629

-J

-ocr page 80-

50

Uit de slaten III en IV volgl, dut in elk der 4 zestallen jaren van 1874 t/in 1S97 het gezamenlijk aantal zendingen en verzonden glaasjes of buisjes gemiddeld per jaar heeft bedragen ;

in do 0 jaren:

Aantal zendingen gemiddeld per jaar.

Aantal verzonden

glaasjes (uitgekrabd onvermengd pokweefsel) gemiddeld per jaar.

buisjes (glycerine-vaccine), gemiddeld per jaar.

1874—1879

509

978

1880—1885

1009

3021

1880—1891

2001

3442

1892—1897

1GG1

5991

De hoeveelheid entstof, por zending verstrekt, heeft gemiddeld ongeveer bodragen:

in de G jaren 1874—1879 1880—1885 , 188G—1891 , 1892—1897

1.7 glaasje;

1.8

1) ^ jï

3,6 buisje.

i)

It 9) 11 11 11

De hoeveelheid glycerine-vaccine, per zending verstrekt in het 4,1o zestal jaren, heeft gemiddeld ongeveer bedragen:

in bet jaar 1892: 2,8 buisje:

quot; „ „ 1893: 3,0 „

* „ „ 1894: 3,8 „

„ „ „ 1895: 3,8

„ „ „ 1890: 3,8 „

„ „ „ 1897: 3,7 „

-ocr page 81-

Staat V bevat eone opgaaf van hot gemiddeld aantal zendingen por jaar naar elke provincie, in elk dor zestallen jaren 1874—79, 1880—85, 188G—91 en 1892—97. Omtrent het 4ae zestal jaren is tevens het gemiddeld aantal verzonden buisjes glycerine-vaccine opgegeven.

STAAT V.

PROYINCIËN.

Aantal zendingen jaar, in elk der

, gemiddeld per zeslallen jaren:

Aantal buisjes

glycerine-vaccine gemiddeld per jaar

187/i.-79|l880—85

1880—91 1892—97

verzonden in 1892—97.

Groningen ....

20

49

CJT GO

40

1U

Friesland ....

56

03

140

102

321

Drenthe.....

G

23

31

37

153

Overijssel ....

25

80

111

88

400

Gelderland ....

04

208

260

247

S!»(i

Ulrecht.....

208

354

307

301

71!»

(gemconto Utrecht)

(72)

(121)

(121)

(9!))

(225)

(overige gemeenten)

(137)

(233)

(246)

(201)

(494)

Noord-Holland . .

40

174

321

182

783

Zuid-Holland . . .

05

305

403

403

1344

Zeeland.....

14

40

05

38

177

Noord-Brabant . .

50

103

208

200

82«

Limburg ....

3

25

18

9

48

Nederland ....

551

1059

2054

1053

5841

-ocr page 82-

53

II. Uitslag van vaccinatiën met verstrekte koepokstof.

Omtrent den uitslag van de vaccinatiën met de verstrekte entstof valt op te merken, dat zonder eenigen twijfel die uitslag in het algemeen beter en in menig jaar stellig véél beter geweest is dan uit do ingekomen berichten alléén is op te maken.

Zooals reeds herhaaldelijk in jaarverslagen vermeld werd, vinden vele gebruikers het alleen d;ln noodig een bericht in te zenden als zij niet voldaan zijn over eene zending. Het aantal hunner is echter in de laatste jaren verminderd, ten gevolge van aanhoudend aandringen op het geregeld mededeelen der uitkomsten en het sedert 1 Januari 1892 toezenden van in te vullen uitslagkaarten. Toch zijn er nog altijd gebruikers, die het laten blijven bij hunne verzekering, nu en dan schriftelijk of mondeling gedaan, dat hunne voortgezette aanvragen om vaccine het voldoende bewijs zijn dat zij over de verstrekte entstof geenszins te klagen hebben.

Eene andere reden, waarom de ingekomen berichten, inzonderheid in vroeger jaren, de verkregen uitkomsten minder deden schijnen dan zij werkelijk waren, ligt daarin dat menigmaal onder de opgaven ook uitkomsten van revaccinaticn waren opgenomen. Daardoor moest het oordeel over de werkzaamheid der verstrekte entstof onjuist uitvallen, aangezien immers de graad dier werkzaamheid afgeleid moet worden uit de resultaten van inentingen van volkomen vatbare personen (vaccinatiën) maar niet van inentingen van meer of minder onvatbaar geworden personen (revaccinaticn).

De staat VI bevat eene opgaaf van het aantal zendingen van koepokstof in de 21 jaren 1877—1897, waaromtrent bericht van uilslag der gezamenlijke vaccinatiën per zending ontvangen is. De berichten zijn er ingedeeld naar de daarvoor aan de inrichting gebruikelijke rubrieken.

Wat de berichten betreft valt op te merken dat builen aanmerking gebleven zijn berichten over den uitslag van revaccinaticn alsmede berichten in algemeene bewoordingen zonder ^duidelijke opgaaf van den uitslag van vaccinatiën.

In vroeger jaren, toen nog geene in te vullen uitslagkaarten hij

-ocr page 83-

53

de zendingen gevoegd werden, lieten ook duidelijke opgaven wel eens aan nauwkeurigheid te wenschen over. Vóór het jaar 1888 was op de adreskaart van elke zending het verzoek geplaatst om «raededeeling van den uitslag der inentingenquot;. In dat jaar werd dat verzoek in zoover gewijzigd, dat daarbij met aandrang om opgaaf gevraagd werd van «het aantal entsteekjes en dat der opgekomen pokken (of de opkomst van pokken percentsgewijs)quot;. Deze wijziging had wel eenig gevolg, maar het verlangen om nauw-Keuriger ingelicht te worden werd daardoor niet bevredigd.

Met het begin van het jaar 1892 werden de uitslagkaarten ingevoerd. Van toen af kwamen alleen in aanmerking de terugontvangen uitslagkaarten waarop ingevuld waren het getal ent-steekjes en dat der opgekomen pokken. In den regel werd tevens beantwoord de vraag naar het aantal ingeente personen. Omtrent enkele zendingen werd dat aantal echter niet op de uitslagkaarten vermeld.

Voorts zijn buiten aanmerking gebleven een niet gering aantal berichten van uitslag, voor verreweg het grootste gedeelte van meer dan voldoende t/m uitmuntende opkomst, omdat zij ook niet opgenomen zijn in de statistieken der betrekkelijke jaarverslagen. Daarin konden zij niet opgenomen worden omdat zij veel te laat inkwamen.

Met opzet werd het afwerken van het jaarverslag telken jare vele maanden uitgesteld (en moest daardoor dat stuk veel later verschijnen dan noodig was), om zooveel mogelijk gebruik te kunnen maken van de nog laat en zeer laat inkomende uitslagkaarten. Herhaalde dringende verzoeken om spoedige inzending hebben wel gevolg gehad, maar toch bij lange na niet zooveel uitgewerkt als men er van had mogen verwachten.

Wat de rubrieken in staat VI aangaat, die naar den graad van werkzaamheid der koepokstof aangeduid zijn als: „uitmuntendquot;, „zeer goedquot;, „goedquot;, „voldoendequot;, „redelijkquot; en „geringquot;, mag hier volstaan worden met de opmerking, dat deze indeeling dezelfde is als ten opzichte van den uitslag der vaccination aan de inrichting wordt toegepast. In het onderdeel G., waar de inenting van personen aan de inrichting besproken wordt, zal op de relatieve beteekenis van die rubrieken en hare benamingen gewezen worden.

-ocr page 84-

54

S ï A A T

Aantal berichten van den uitsla

Aantal

Aantal

berich

w a a r v a n u e wei-

Jaren.

zendin

ten

gen.

van

Uitmuntend.

Zeer goed.

Goed.

Voldoende.

uitslag.

(90 t ni 100 pCt.) (70 tot 90 pCt.) (00 tot 70 pCt.) (50 tot 00 pGt.]

1 1

1877

008

248

55 = 22,2pCt.

20=10,5 pCt.

83 = 33,5 pGt.

18= 7,3 pGt

1878

770

203

33=12,5 ,

20= 9,9 ,

53 = 20,2 ,

10= 3,8 ,

187!)

070

221

30=13,0 ,

21= 9,5 ,

46 = 20,8 ,

12= 5,4 ,

1880

1351

314

87 = 27,7 ,

48=15,3 ,

71=22,6 ,

18= 5,7 „

1881

1137

294

84 = 28,6 „

50 = 19,0 „

60 = 20,4 ,

10= 5,4 „

1882

1497

459

146 = 31,8 ,

57=12^0 ,

114 = 27^2 ,

47=10,2 ,

1883

2340

040

217 = 33,0 „

88 = 13,0 „

165 = 25,5 ,

29= 4,5 ,

1884

1901

422

115 = 27,3 ,

49=11,0 ,

109 = 25,8 „

21= 5,0 ,

1885

1788

508

132 =20,0 ,

77 = 15,2 „

131 = 25,8 ,

22= 4,3 ,

188G

2007

485

108 = 34,0 ,

84=17,3 ,

105 = 21,7 „

20= 5,4 ,

1887

2270

553

182 = 32,9 „

96 = 17,3 „

143 = 25,9 ,

20= 4,7 ,

1888

2101

735

343 = 40,7 ,

114= 15,5 ,

146=19,9 ,

28= 3,8 ,

188!)

2280

718

208 = 37,3 „

133 = 18,5 ,

110 = 15,3 ,

44= 6,1 ,

181)0

1905

540

195 = 35,7 „

95=17,4 ,

00=11,0 ,

41= 7,5 ,

1891

1619

350

126 = 30,0 ,

57 = 16,3 „

41 = 11,7 ,

22= 6,3 „

181)2

1584

493

102 = 20,7 ,

128 = 26,0 ,

46= 9,3 ,

52=10,5 ,

1803

1173

341

125 = 30,6 „

96 = 28,2 ,

27= 7,9 ,

30= 8,8 ,

1894

2352

553

215 = 38,8 „

170 = 30,7 „

59=10,7 ,

43= 7,8 ,

1895

1700

422

112 = 26,5 ,

120 = 28,4 ,

oI = 7,3 „

32= 7,6 ,

1896

1641

449

111=24,7 ,

108 = 24,1 „

49=10,9 ,

49=10,9 ,

1897

1519

547

171 =31,3 „

1 GO = 30,4 „

70=12,8 ,

45= 8,2 ,

In de 3 j.

1S7V-79

2114

732

118= 10,1 pCt.

73 = 10,0pCl. 182 =24,9 pCt.

O lO 11

O

In de 0 j.

1SS0-S5

10014

2043

781 =29,5 ,

375= 14,2 ,

050 = 24,0 „

153 = 6,8 ,

In de 0 j.

■ 188(5 — !)1

12308

3387

1282 = 37,9 ,

579 = 17,1 ,

605= 17,9 „

187 — 5,G „

In de 0 j.

1892-5)7

9909

2805

830 = 29,8 ,

788 = 28,1 ,

282= 10,1 ,

251= 8,9 ,

zaai

i

-ocr page 85-

A T v I.

van vaccin alien met verstrekte koepokstof, zaamheid bevonden is;

Redelijk. (40 tot 50 pCt.)

Gering. (Minder dan 40 pCt.)

Voldoende ofraeer. (50 pCt. of meer.)

Minder ! dan voldoende. (Minder dan 50 pCt.)

Geen opkomst.

9 = 3,0 pCt. 13 = 4,9 ,

i 23 1 29

= 9,3 pCt. = 11,0 ,

182 = 73,4 122 = 46,4

pCt.

n

32= 12,9 pCt. 42 = 10,0 ,

34 = 99 =

13,7 pGt. 37,0 „

14 = 6,3

1)

29

= 13,1

n

109 = 49,3

•n

43= 19,5

77

09 =

31,2

?7

14 = 4,5

n

25

= 8,0

«

224= 71,5

•n

39= 12,5

»7

51 =

10,0

77

19 = 0,5

n

: 27

= 9,2

n

216 = 73,5

n

40 = 15,0

77

32 =

10,9

n

10 = 3,5

rgt;

33

= 7,2

n

304 = 79,3

n

49 = 10,7

46 =

10,0

n

37 = 5,7

n

; 42

—— 0jO

D

499 = 77,3

n

79= 12,2

n

08 =

10,5

24 = 5,7

n

47

= 11,1

fl

294 = 69,7

n

71 = 16,8

57 =

13,5

77

31 = 0,1

n

50

= 9,8

362 = 71,3

81 = 15,9

77

05 =

12,8

7)

34=7,0

n

34

= 7,0

•n

383 = 79,0

n

08= 14,0

77

34 =

7,0

77

24 = 4,3

»

43

= 7,8

n

447 = 80,8

n

07= 12,1

39 =

7,0

77

20 = 3,5

n

48

= 6,5

0.31 = 85,9

D

74 = 10,0

77

30 =

4,1

77

35 = 4,9

n

97

= 13,5

D

555 = 77,3

n

132= 18,4

;;

31 =

4,3

77

29 = 5,3

n

99

= 18.1

n

391 = 71,6

rt

128 = 23,4

77

27 =

4,9

14 = 4,0

n

51

= 14,6

D

240 = 70,3

r)

65 = 18,0

77

39 =

11,1

n

19 = 3,9

n

129

= 20,2

n

328 = 00,5

n

CO

II

c

77

17 =

3,4

77

18 = 5,3

n

38

= 11,1

n

278 = 81,5

n

50 = 16,4

n

7 =

2,1

7)

20 = 4,7

n

30

= 0,5

n

487 = 88,1

n

62 = 11,2

77

4 =

0,7

77

27 = 0,4

D

73

= 17,3

•n

295 = 09,9

n

100 = 23,7

n

27 =

0.4

77

33 = 7,4

n

89

= 19,8

n

317 = 70,0

71

122 = 27,2

10 =

2 2

77

25 = 4,6

75

61

= 11,2

•n

452 = 82,6

86= 15,7

77

9 =

1,6

77

30 = 4,9 pCt.

81

= 11,1 pCt.

/(.13 = 50,4

pCt

117 = 16,0 pCt.

202 =

27,6 pCt.

141=0,3

n

224

= 8,5

1959 = 74,1

305= 13,8

•n

319 =

12,1

77

102 = 4,8

7)

372

= 11,0

n

2053 = 78,3

534= 15,8

200 =

5,9

77

148 = 5,3

D

1

420

= 15,2

r)

2157 = 76,9

n

574 = 20,5

77

74 =

2,6

77

-ocr page 86-

Uit staat VI vol^t, dat in verloop van jaren do buiten dc inrichting met de verstrekte vaccine verkregen uitkomsten allengs beter zijn geworden. Voor zoover door ingekomen berichten inlichtingen verkregen zijn, is die vooruitgang echter gedurende het zestal jaren 1892—1S97 niet van dien aard als mot reden verwacht mocht worden.

Gedurende dat tijdvak is namelijk uitsluitend glycerine-vaccine verstrekt, in plaats van het uitgekrabd, onvermengd pokweetsel, dat vóór dien tijd verzonden werd. In de uitkomsten der vaccinatiën aan de inrichting heeft het gebruik van glycerine-vaccine eene zeer aanmerkelijke verbetering gebracht, maar de uitkomsten buiten de inrichting — altijd voor zoover daarvan uit de uitslagkaarten gebleken is — zijn daarbij in niet geringe mate ten achteren gebleven.

Gedurende hot zestal jaren 1892 —1S97 hebben aan de inrichting plaats gehad 8SG2 vaccinatiën waarvan de uitslag bekend is geworden.

Gedurende hetzelfde tijdvak zijn gedaan 99G9 zendingen vaccine. Aangaande 2805 (= 28,1 pet.) dezer zendingen zijn berichten van den uitslag der vaccinatiën ontvangen. In 2706 dezer berichten was mede vermeld het aantal vaccinatiën, dat met de vaccine der zending verricht was. Dit aantal bedraagt, voor al de laatstbedoelde berichten samen, 5792G vaccinatiën.

Eene onderlinge vergelijking der aan en buiten de inrichting met glycerine-vaccine verkregen uitkomsten, in den voren bedoelden zin, bevat staat VII. Uit de cijfers zal het verschil, zooals 270G uitslag-kaarten dat schijnen aan te geven, duidelijk aan het licht treden.

Dat hof in werkelijkheid anders en wel boter in deze gesteld is, en waarom dit zonder twijfel aangenomen mag worden, werd in den aanvang van dit onderdeel reeds op don voorgrond geplaatst.

-ocr page 87-

57

STAAT VII.

Graad van werkzaamheid der entstof.

(Opkomtt van entpokken in pCt.)

Uitkomsten verkregen met glycerine-vaccine, gedurende do G jaren 181)2—1S!)7 ;

Aan de inrieliting.

(Bij do vaccination.)

Buiten de inrichtinat.

Ingodeeld naar do ! Ingedeeld naar de zendingen. vaceinatiën.


Uitmuntend ( 00 t m 100 pCt.)

Zeer goed . ( 70 tot 90 » )

Goed. . . ( 60 tot 70 » )

Voldoende. ( 50 tot 00 )

Redelijk. . ( -10 tot 50 gt; )

Gering . . (minder dan-10 » )

703 = 20,3 pCt.

772 = 28,5

271 = 10,2 »

24U = 0,1 »

146 = 5,4 pCt. 411 = 13,2 »

19302 = 33,4 pCt. 18418 = 31,8 » 5402 = 9,3 » 4211 = 7,3 »

2408 = 4,3 pCt. 7413 = 12,8 » 6846 = 77,2 pCt.

906 = 10,2 »

319 = 3,6 »

288 - 3,2 »

137 = 1,5 pCt.

i)--t — O, lt;


64 = 2,4 pCt. 622 = 1,1 pCt.

(icon opkomst

= 0,46 pCt.

2706

7026

SS62

Totalen. . .

2085 = 77,5 pCt.

47303 = 81,0 pCt.

8359 = 94,3 pCt.

557 = 20,6

;o _ o

9011 = 17,1 »

462

41 = 0,46 »

64 = 2,4

622 = 1,1

Voldoende of nicer . . . . (50 t m 100 pCt.)

Minder dan voldoende. . . (Beneden 50 pCt.)

Geen opkomst......

-ocr page 88-

In liet jaarverslag over 1SS8 werd er op gewezen dat liet tolken jare voorgekomen was, dat vaccination, door verschillende geneeskundigen verricht met hun gezonden vaccine van hetzelfde half — uit even oude pokken — op hetzelfde uur versameid, toch de meest uiteenloopende uilkomsten hadden opgeleverd.

Tevens werd in eene tabellarische opgaaf in bijzonderheden aangetoond, hoe voor het jaar 18S8 deze uitkomst op verzonden vaccine van niet minder clan 39 kalveren betrekking had.

Do besproking leidde tot de gevolgtrekking, dat het kwalijk anders kon zijn, of do oorzaak dezer tegenstrijdige uitkomst mot verzonden vaccine moest in den regel gelegen zijn, niet in de entstof zelve, maar in do wijze van aanwending. Mitsdien mocht dan tevens aangenomen worden, dat de werkzaamheid der verstrekte vaccine grooter was dan uit do ontvangen berichten van uitslag viel op te maken.

In oik der jaarverslagen over de 9 jaren 1SS9—97 is voorts aan dit punt bijzondere aandacht gewijd. Ton einde een zooveel mogelijk volledig overzicht te geven aangaande do werkzaamheid van aan de inrichting gekweekte vaccine, werden namelijk in eeno afzonderlijke tabel samengebracht de uitkomsten, die de inentingen met de vaccine van elk kalf in het hy'zonder opgeleverd haddon: 1°. gemiddeld in pet. bij de personen, die aan de inrichting gevaccineerd werden (ieder met 10 steekjes, en meer dan 10 opgekomen pokken = 10 gerekend); 2°. bij personen die buiten de inrichting gevaccineerd worden, en omtrent deze de uitkomsten, gemiddeld per bericht, gerangschikt naar de aan de inrichting daarvoor gebruikelijke rubrieken. Van de aan de inrichting gevaccineerde personen werd tevens vermeld hot aantal hunner, die met vaccine van hetzelfde kalf ingeënt werden en bij wie gezamenlijk de in pet. vermelde, gemiddelde opkomst van pokken verkregen werd.

Deze tabellen betreffende de 9 jaren 1889—97 hebben betrekking op de vaccine van 575 kalveren.

-ocr page 89-

C. DE INENTING VAN PERSONEN AAN DE INRICHTING.

I. Aantal inentingen.

Du staat Vlll geeft een vcrgelijkeml overzicht v;in het aantal vaccinatiëa eu revaccinatiën in de 25 jaren 1873—18',)7.

STAAT Vlll.

Jaren.

Vaccinatiën.

Revaccinatiën.

Samen.

1873

58

54

112

(van '2-2 .luli af)

1874

205

'(■7

252

1875

382

07

449

1876

559

101

660

1877

509

56

565

1878

055

40

701

1879

570

39

015

1880

1035

1456

2191

1881

705

56

701

1882

831)

43

879

188:5

1038

220

1258

1884

924

52

970

1885

1207

43

1250

1886

1218

07

1285

1887

1390

02

1458

1888

1444

26

1470

1889

1453

44

1497

1890

1499

73

1572

18!) 1

14 iO

159

1005

1892

1408

392

1800

1893

1547

83

1630

1894

16G8

361

2029

1895

1529

17

1546

1890

1470

76

1516

1897

1269

22

1291

-ocr page 90-

GO

II. Vaccinatiën.

1. Leeftijd der govaccineordo personen.

De slaat IX bevat eene indeeling naar den leeftijd van de personen, gevaccineerd in de 17 jaren 1SS1 —1897.

STAAT IX.

Jaren.

Leeftijd der gevaccineerde personen.

Aantal

vaccinatiën.

Beneden liet jaar.

1 tol 3 jaar.

3 tot 0 jaar.

6 t/m. 12 jaar.

On-ü'; beven kend 12 ! ge-

jaar. 'J'e' j ven.

Aantal. In pCt.

Aantal In pCt.

Aantal. In pCt.

|

Aantal. In pCt.

1881

1882

1883

1884

1885 '

1886

1887

1888

1889

1890

1891

1892

1893

1894

1895

1896

1897

Iti de 5 jaren 1881—85. In de 5 jaren 1886—90. In de 5 jaren 1891—95.

In de 2 jaren 1896—97.

59 8,5 64 7,7 87 8,4 81 8,8 95 7,9 115 9,4 105 7,5 137 9,5 119 8,2 113 7,5 119 8,2 104 7,4 92 5,9 117 7.0 99 6,5 104 7,1 58 4.6

386! 8,2

589 8,4

531 i 7,0

162 5,9

i '

325 40,6 404 48,4 520 50,1 461 49,9 008 50,3 584 48,0 088 49,3 076' 46,8 053 44,9 080 I 45,3 0311 43,6 001 ! 42,7 078 43,8 727 43,6 075 44,1 038 43,4 554 43,6

287 ^ 41,1 318 38,1 387 37,3 331 35,8 403 38,3 479 39,3 540 38,7 572 39,6 018 42,5 045 43,0 024 43,2 031 44,8 720 40,5 769 40,1 085 44,8 066 45,3 597 47,4

26 3,7 44 5,3 41 3,9 50 i 5,4 41 3,4 39 3,2 00' 4,3 50 3,9 02 4,3 01 i 4,1 71 4,9 70 5,0 55 3,5 53 3,2 69 4,5 61 4,1 60 4,7

1 7

4 2

3 — =

1 —

O

0

3 —

1 —

1 —

2 _

0 _

2 _

ï — 1 —

8 10

_1_

8 ' — 8 j — i : —

705 830 1038 924 1207 1218 1390 1444 1453 1499 1440 1408 1547 1668 1529 1470 1209

4710

7010

1_

7598 2739

2318' 49,3 3281 46,8

___I__

3312 43,6

___1_

1192 43,5

1786' 38,0 2854 40,7 3429 45,1 1263 40,1

202 1 4,3 278 4,0

318 4,2

__|_

|

121 , 4,4

-ocr page 91-

61

In het jaarverslag over 1895 is medegedeeld hoe reeds sedert do eerste jaren na de oprichting van de Vereeniging van inrichtingen tot bevordering van de Koepokinenting in Nederland {\ Januari 1881) door verschillende vaccinatie-inrichtingen er naar gestreefd werd, bij de ouders do overtuiging ingang te doen vinden, dat hot van groot belang is de kinderen in het eerste levensjaar te laten inenten en daarmee niet te wachten totdat de tijd van schoolgaan is aangebroken.

Vanwege de genoemde vereeniging werd in don zomer van 1887 o.a. ook déze raadgeving door middel van aanplakbiljetten in verschillende gemeenten, ook te Utrecht, ter algemeeno kennis gebracht.

Zooals uit den staat IX blijkt, hebben die pogingen geen gevolg gehad; evenmin als de opwekking tot vaccinatie op jeugdiger leeftijd, zooals die geregeld aan de inrichting plaats heeft.

Het percentcijfer dor kinderen, die beneden don leeftijd van een jaar ingeënt werden, is in de laatste jaren zelfs aanmerkelijk gedaald.

Ook het percentcijfer der kinderen, die beneden don leeftijd van drie jaren ingeënt werden, is in de laatste jaren niet weinig achteruitgegaan. Zooals uit den staat IX volgt, heeft hot aantal kinderen, beneden den leeftijd van drie jaren ingeënt, bedragen:

in

hot jaar

1881;

55,1

pGt.

i)

11

1882:

56,1

11

11 ^

1883:

58,5

11

11

1884:

58,7

11

11 1*1

1885:

58,2

11

•n

11

188G:

57,4

11

11 11

1887:

56,8

11

yy ii

1888:

56,3

n

it

ii iquot;»

1889:

53,1

»

ii

11 3)

1890:

52,8

ii

yy

ii ii

1891:

51,8

ii

ii

ii ii

1892:

50,1

ii

ii

ii ii

1893:

49,7

ii

ii li

1894:

50,6

li

-ocr page 92-

G2

in liet jaar 1895: 50,G pGt „ „ „ 189G: 50,5 „ „ „ „ 1897: 48,2 „

1881 — 85: 57,5 pGt.

188G—90: 55,2 „

1891—95: 50, G „

189G—97: 49,4 „

2. Methode van vaccinatie.

Van den aanvang af is bij de vaccinatiën aan do inrichting op de volgende wijze te werk gegaan.

A. Als instrument werd gebezigd de gesleufde entnaald, die in Juni 1892 vervangen werd door de entstift („mccmos/7/?e mfZimZHfZ'') van dr. Mareschal. Deze entslift, door haar vorm zoo bij uit-nemendheid geschikt voor het maken van zeer oppervlakkige insnijdingen, mocht om die reden een wezenlijke aanwinst heeten; de daarmee gemaakte steekjes zijn eigenlijk kleine sneetjes.

Ten opzichte van het hoofddoel waarmee dr. Mareschal zijne entstift uitvond en invoerde, aangegeven door de benaming „indi-viduelquot;, kon echier dat instrument geene aanwinst voor de inrichting worden. Bij haar toch gold reeds van den aanvang af de eisch: voor elke vaccinatie (of revaccinatie) eene afzonderlijke entnaald; en nimmer met eene in de huid gebrachte entnaald aan de te bezigen entstof raken. De entstof werd met een lancet op de huid gebracht. De naalden werden na elk gebruik gereinigd en ontsmat. Nooit konden dus ten gevolge dor vaccinatie stoffen uit het lichaam van den een door het instrument of door de entstof in het lichaam van een ander geraken. Met de invoering der losse entsliften met stifthouder is echter ook de reiniging en ontsmetting der instrumenten nog eenvoudiger en gemakkelijker geworden.

B. Het aantal entsteekjes heeft steeds 10 bedragen; 5 op eiken arm. De uitslag eenor vaccinatie werd voor „voldoendequot; gehouden,

In de 5 jaren

11 tl JS

-)•gt; 11

Q

-ocr page 93-

03

als cr in het gelieel 5 entpokken waren onlstaan. Bij opkomst van minder dan 5 entpokken, werden op de 7de11 dag, als z.g. „supplement-vaccinatiequot;, nog zooveel entsteekjes toegevoegd als er minder dan 10 entpokken opgekomen waren.

Wel is waar werd de eisch van 5 entpokken voor eene „voldoendequot; vaccinatie (of allhans de poging om c.q cloor eene supplementaire vaccinatie dat aantal entpokken te verkrijgen) in vroeger jaren, noch hier ie lande noch elders, door verreweg de meeste vaccinatoren of artsen gesteld. Zij waren tevreden met 3 of 4 entpokken; sommigen waren met 2 voldaan.

Het aantal hunner, die minder dan 10 en ook die minder dan 5 entsteekjes verrichten, is zelfs thans nog niet gering, maar is allengs toch zeer verminderd. De jongere artsen volgen dikwijls de oudere manier niet; het ware echter te wenschen, dat dit van allen gezegd kon worden.

Voorts waren er vroeger ook, die eéne enkele entpok voor evenzeer doeltreffend achtten als welk aantal ook; en zij behooren zelfs nog niet geheel en al tot het verleden.

Toch berust het streven, om zoo mogelijk bij elke vaccinatie minstens 5 entpokken te verkrijgen, volstrekt niet op eene willekeurige opvatting of theoretische beschouwing omtrent de wijze waarop de vaccine de vatbaarheid voor variola opheft; waarvan immers nog niets hoegenaamd bekend is. Dat streven heeft zijn goeden grond in hetgeen de ervaring op ruime schaal geleerd heeft aangaande de groote beteekenis, die het aantal entpokken in den regel heeft voor den graad van do door vaccinatie teweeggebrachte immuniteit, maar inzonderheid voor haren duur in voldoenden graad.

In tweeërlei opzicht heeft dienaangaande de ervaring uitspraak gedaan.

Enosdeels wat betreft de kans om, na de vaccinatie, bij besmetting met variola-smetstof, door de pokken (variola) of de z.g. gewijzigde pokken (variolois) aangetast te worden, bijgevolg de morbiditeit (of morbiliteit) der gevaccineerde personen ten aanzien van de menschenpokken in verschillende graad van hevigheid.

-ocr page 94-

64

Anderdeels wat de mortaliteit van zulke lijders aangaat, namelijk de kans van aan de ziekte te bezwijken.

De bedoelde ervaring is neergelegd o.a. in verschillende verhandelingen en rapporten omtrent de gevallen van pokziekte, in Engelsche hospitalen gedurende tal van jaren waargenomen. Het is inzonderheid Marsen die zich in deze verdienstelijk gemaakt heeft door zijne merkwaardige statistieken aangaande den invloed, die het aantal en de hoedanigheid der entpokken, zooals die bleken uit de vaccinatie-litteekens, op de morbiditeit en de mortaliteit der ingeünten ten opzichte van de pokziekte hadden uitgeoefend.

Uit vele duizenden gevallen is duidelijk gebleken, dat na eene vaccinatie met 5 goed ontwikkelde entpokken, in den regel de kans van door variola aangetast te worden al zeer gering is, en geringer dan met 4 of minder entpokken; voorts dat, voor zoover zij bij uitzondering door variola aangetast worden, de kans van er aan te sterven voor zulke personen nog veel geringer is.

Wegens dezen waarborg tegen de pokziekte en haar gevaar, die alleszins voldoende geacht mag worden, is eene opkomst van 5 entpokken als een „voldoende'' uitslag der vaccinatie aangemerkt. Om deze uitkomst, en zoo mogelijk eene nog betere te verkrijgen, werden steeds een dubbel aantal (10) entsteekjes verricht. Eene opkomst van G pokken werd „goedquot; genoemd; eene van 7 of S pokken heette „zeer goedquot;; eene van 9 of 10 pokken werd als „uitmuntendquot; aangeduid. Voorts werd eene opkomst van 4 pokken als „redelijkquot;, eene van 1, 2 of 3 entpokken als „geringquot; aangemerkt.

Zooals voren reeds medegedeeld, werden aan de inrichting minstens 5 entpokken gevorderd tot het verkrijgen van het vaccinatie-bewijs, tenzij bij een geringer aantal eerst eene supplement-vaccinatie plaats had. Deze eiscli is volgehouden tot in November 1SS9, toen eene toevallige omstandigheid er aanleiding toe gaf, dat voortaan ook na opkomst van 2, 3 of 4 pokken, zonder supplement-vaccinatie een vaccinatie-bewijs uitgereikt moest worden, indien men zich volstrekt ongenegen verklaarde die supplement-vaccinatie toe te laten.

Do bedoelde omstandigheid was eene klacht van een vader te

-ocr page 95-

65

Utrecht bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, dat hij voor zijn kind, na opkomst van 4 goed ontwikkelde entpokken, aan de Rijkskoepokinrichting geen vaccinatie-bewijs had kunnen verkrijgen, omdat hij niet genegen was eene supplement-vaccinatie bij dat kind toe te laten.

Bij do Ministerieele beschikking op die klacht werd de inrichting er op gewezen : dat volgens art. 17 der ziektenwet van 4 December 1872 (Stbl. n0. 134) de bedoelde geneeskundige verklaring (het vaccinatie-bewijs) alleen geldt het gevaccineerd zijn „met goed gevolgquot;; en dat volgens het bij Kon. besluit van 28 Februari 1S73 (Stbl. nn. 35) bepaalde model voor zulke verklaring, dat gevolg blijken moot uit de invulling van hot aantal koepokken, „die een „zoodanig beloop hebben gehad, dat zij voorbehoeding tegen do „kinderpokken zooveel mogelijk waarborgenquot;, waaronder volgens eene noot op dat model te verstaan zijn „koepokken die een „geregeld beloop hebben gehadquot;; voorts dat het don geneeskundigen niet vrijstaat alleen dan een vaccinatie-bewijs af to gevon, wanneer een zoo groot aantal entpokken is opgekomen als naar hun oordeel voldoende is tot voorbehoeding tegen de pokziekte.

Aangezien nu in het model, op beide plaatsen, van koepokken in hot meervoud gesproken wordt, bleef van einde November 1889 af de oisch van supplement-vaccinatie alléén gehandhaafd ingeval van opkomst van slechts ééne entpok. Bij 2, 3 of 4 entpokkon traden voor dien oisch in de plaats de opwekking of overreding om er toe te laten overgaan.

Over de uitwerking daarvan valt geenszins te klagen. In do ruim 8 jaren (einde November 1889 tot einde December 1897) heeft hot aantal personen, die beslist geweigerd hebben bij hunne kinderen eene supplement-vaccinatie te laten verrichten, niet meer dan 30 bedragen. Daarbij gold het 24 gevallen met 4 entpokken, 7 gevallen met 3 entpokken en 5 gevallen met 2 entpokken. In 1084 gevallen had gedurende dat tijdvak supplement-vaccinatie plaats; slechts ten aanzien van 3,2 pCt. der daarvoor in aanmerking komende kinderen werd zij bijgevolg niet toegelaten.

-ocr page 96-

GG

Dat de pogingen om minstens 5 entpokken te verkrijgen, en daartoe 10 entsteekjes te verrichten en bovendien waar noodig de supplement-vaccinatie te baat te nemen, hier te lande niet overal even gemakkelijk slaagden en slagen als b.v. aan de Rijkskoepok-inrichting, blijkt duidelijk uit het feit, dat de eisch (wensch) van 5 entpokken ter uitreiking van het vaccinatie-bewijs, aan sommige koepokinrichtingen tot nog toe vergeefs is geweest.

Wel is waar heeft de sedert 1 Januari 1881 bestaande Vcrecniging van inrichtingen tot bevordering van de Koepokinenting in Nederland reeds zeer spoedig een getal van 5 entpokken voor eene voldoende vaccinatie gevorderd, maar niet alle hare leden (inrichtingen) hebben dien wensch in eigen kring in vervulling zien gaan; en waar het niet anders kon, heeft men zich in hot onvermijdelijke moeten schikken.

De voren besproken qualification van de uitkomsten der inentingen als „geringquot;, „redelijkquot;, „voldoendequot;, „goedquot;, „zeer goedquot; en „uitmuntendquot;, na vaccinatie met 10 entsteekjes, zijn tevens toegepast geworden op de aan de inrichting gekweekte vaccine, om den daarvan gebleken graad van werkzaamheid aan te duiden, berekend naar den gemiddelden uitslag der vaccination, die men er mee verricht heeft buiten de inrichting.

Van de aan de inrichting zelve gedane vaccination werden tot hiertoe in de jaarverslagen opgegeven het percentcijfer van den gezamenlijken uitslag, alsmede de percentcijfers van de vaccination met 5 of meer entpokken, do vaccination met 4 of minder entpokken en de vaccination zonder gevolg. Bovendien werd echter steeds vermeld het aantal vaccination waarbij resp. 0, 1, 2, 3 enz. entpokken opgekomen waren. In dit overzicht wordt echter, in staat XI, van de uitkomsten der vaccination in elk der 25 jaren eene nauwkeurige statistiek medegedeeld, die ingericht is overeenkomstig de voren besproken rubrieken aangaande de werkzaamheid der entstof; evenals dit in de staten VI en VII geschied is ten opzichte van de ontvangen berichten over den uitslag van vaccination, die verricht zijn met door de inrichting verstrekte entstof.

-ocr page 97-

G7

3. Uitslag der vacci natiën.

Werkzaamheid der entstof.

Do uitslag der vaccination en de uitslag dor vaccination m.-t inbegrip der supplemont-vaccinatiën, in elk der 25 jaren 1873 — 1S97, zijn in staat X in dier voogo samengebracht, dat daarvan vermeld zijn hot aantal en het porcentcijfer dor vaccination met opkomst van 5 of moer entpokkon en van 4 of minder entpokken alsmede de vaccination zonder gevolg.

In dien staat is echter tevens in do 3do kolom vermeld het porcentcijfer der opgekomen pokken van alle vaccination gezamenlijk, ongerekend de supplemont-vaccinatiën. Dat percentcijfer is de gemiddelde maatstaf van de werkzaamheid der gobozigde entstof in oen bepaald jaar.

Aan don voet van den staat zijn al de opgaven nog afzonderlijk geplaatst voor elk van do 4 zestallen jaren 1874/79, 1880/85, 1S8G/(.)1 on 1892/97, ten behoeve van oen vergelijkend overzicht.

-ocr page 98-

G8

STAAl^

Uitslag der vaccinatiën, en der vaccinatiën met inbegrijl61quot;

Gemiddeld

Vaccinatiën (10 entsteekjes).

Aantal

aantal

vaccinatiën,

entpokken,

Opkomst van

Opkomst van

Jaren.

met

opgekomen

5 of meer ent-

4 ol' minder ent

Zondei

gevolg.

bekenden

na de ge

pokken.

pokken.

uitslag.

zamenlijke

vaccinatiën.

Aantal

In pGt.

Aantal

In pCt.

Aantal

In pCt.

1873

58

51 pGt.

20

44,8

25

43,1

7

12,1

IS 74

200

59

jl

135

07,5

45

22,5

20

10,0

1875

3(57

52

Jl

210

57,2

123

33,5

34

9,3

'J87C

543

04

1)

373

08,7

131

24,1

39

7,2

1877

488

08

n

308

75,4

90

18,4

30

0,2

J878

028

38

71

259

41,2

194

30,9

175

27,!)

187!)

555

49

303

54,0

122

22,0

130

23,4

18S0

1011

09

1)

777

70,8

182

18,0

52

5,1

188!

088

00

It

450

00,3

177

25,7

55

8,0

1882

817

50

n

505

01.8

240

29,4

72

8,8

1883

1022

59

b

054

04,0

292

28,0

70

7,4

1884

908

58

579

03,8

270

30,4

53

5,8

1885

1188

00

j)

805

72,8

203

0)0) |

00

5,1

188«

1200

70

li

1020

84,0

154

12,7

32

2,7

1887

1380

73

n

1089

78,0

23!)

17,2

58

4,2

1888

1420

80

n

1277

89,5

143

10,0

0

0^4

188!)

1444

75

n

1105

80,7

235

10,3

44

3,0

1890

1483

75

n

1185

79,9

254

17,1

44

3,0

1891

1430

74

n

1111

77,7

234

16,4

85

5,!)

1S!»2

1398

80

*

1279

91,5

105

7,5

14

1,0

1893

1541

90

*

1478

90,0

00

3,9

3

0,2

1894

1001

92

n

1598

90,2

55

3,3

S

0,5

1895

1529

87

1410

92,0

111

7,3

2

0,1

1890

1467

94

n

1434

97,7

32

2,2

1

0,07

1897

1200

80

T)

1154

91 1

1 , j.

99

7,8

13

1,0

Zestallen

jaren :

15,3pC

IS 74—7«

2781

54

pCt.

1048

59 3pf;t.

705

25,4pCt.

428

18S0 85

5034

02

n

3830

08,1 ,

1430

25,4 ,

308

0,5 ,

ISSC iM

8375

75

j)

0847

81,8 ,

1259

15 0 ,

209

3,2 ,

1892—97

8802

89

*

8359

94,3 ,

402

5,2 ,

41

0,5 ,

-ocr page 99-

69

Ier supplement-vaccinatiën, in de 25 jaren 1873—1897.

Aantal vaccinatiën met onvoldoend of geen gevolg, waarna snp-plemeiit-vaccinatie niel toegelaten werd of haar uitslag onbekend bleef.

Vaccinatiën, met inbegrip der supplement-vaccinatien.

Aantal supple-meiit-vaccina-tiën, met bekenden uitslac.

Zonder ccvolt;-.

Aantal. In pGt.

Opkomst van 5 of meer enlpokken.

Aantal. In pGt.

Opkomst van 4 oi' minder ent-pokken.

Aantal. \ In pGt.

12

10

35 21 15 12

20

4G 115

135 'M 354 2iU

232 232 312 3 GS 329 323

180 297 149 270 293 309

110

00 00 112

33 107

34

155 240 430 415 345 343

800 508 038 749 713 958

1101

1230 1347 1288 1330 1255

1302 1491 1010

1435 1438 1104

58,0

77,5 07,0

79.2

85.0 54,9 01,8

85,7 82,5

78.1

73.3 78,5 80,7

91,3 88,7 94,5

89.2

89.7

87.8

93,1 90,7

97.3

93.9 98,0 91,9

3 5 10

9 3 3 1

144 2 28 21

1934 4493 7551 8140

989 1790 1510

482

G9,GpCt.jj 70,7 , 90,15 , 95,3 ,

20

34,5

4

0,9

39

19,5

0

3,0

107

C)() 0)

14

3,8

100

19,5

7

1,3

08

13,9

5

1,0

218

34,7

05

10,3

141

25,4

71

128

129

12,7

10

1,0

114

10,0

(i

0,9

173

21,2

0

0,7

201

25,5

12

1,2

187

20,0

8

0.9

221

18,0

9

0,7

102

8,4

3

0,25

152

11,0

4

0,29

79

5,5

145

10,1

11

0,70

151

10,2

2

0,13

171

11,9

4

0,28

93

0,0

3

0,21

49

3,2

1

0,00

45

2,7

94

0,1

28

1,9

1

0,07

101

8,0

1

0,08

079

24,4 pGt.

108

0,0 pGt.

1084

19.2 ,

57

1,0 ,

800

9,55 ,

24

0,28 ,

410

4,6 ,

0

0,07 ,

-ocr page 100-

70

Zooals uit de cijfers van staat X duidelijk aan hot licht treedt, was hot met de werkzaamheid der gekweekte koepokslof in het 2dc zestal jaren aanmerkelijk beter gesteld dan in het lsto zestal; ongerekend het jaar der oprichting. Toen namelijk de Rijkskoopok-inrichting, evenals andere dergelijke inrichtingen, hare leerjaren volbracht had, werden de uitkomsten gaandeweg beter. In bet 3110 zestal jaren was de vooruitgang veel grooter dan in het 2ao zestal. Verreweg het grootst was echter de verbetering in haar werk gedurende het 4ae zestal jaren, het tijdvak der glycerine-vaccine.

Plet heeft vele jaren gevorderd eer algemeen de groote be-teekenis der glycerine voor de bewaring van vaccine erkend en de glycerine-vaccine ingevoerd was. Reeds in het voorjaar van 1SG6 had dr. E. Müller, directeur der koepokinenting to Berlijn, zijne ontdekking in deze bekend gemaakt en de glycerine-vaccine sterk aanbevolen, maar het kostte aan dezen vorm van vaccine-entstof veel moeite om gaandeweg zich een blijvende plaats te verschaffen aan verreweg de meeste vaccinatie-inrichtingen, waar men aan oen anderen vorm van entstof reeds langen tijd gewoon en daarover voldaan was.

In staat X zijn de uitslagcijfers der vaccination gebracht onder 3 rubrieken, namelijk; 1. voldoende of meer (00% opkomst of meer); 2. minder dan voldoende (minder dan 40 % opkomst); 3. zonder gevolg (geen opkomst).

Om echter tevens hier rekening te houden met de herhaaldelijk ter sprake gekomen, aan de inrichting gebruikelijke C rubrieken ten opzichte van de gebleken werkzaamheid der entstof, zijn in staat XI de uitslagcijfers der vaccinatiën van elk der 25 jaren gebracht onder de volgende 8 rubrieken: 1. uitmuntend (100 n/o opkomst); 2. uitmuntend (90 tot 100 0/o); 3. zeer goed (70 tot 90 0/o)j goecl (60 tot 70%); 5- voldoende (50 tot 60%), 0. redelijk (40 tot 50%); 7. gering (minder dan 40%); oeen opkomst.

Ten behoeve van een gemakkelijk vergelijkend overzicht zijn in staat XII voor elk der 4 zestallen jaren 1874 — 79, 1880—85, 188G—91 en 1892—97 de uitslagcijfers der vaccinatiën samen-

-ocr page 101-

71

STAAT XI.

Uitslag der vaccinatiën in de 25 jaren 1873—1897.

Jaren.

Aantal vaccinatiën, met bekender, uitslag.

Uitmuntend. | ^eel' goed.

(100pCt.) ('.«totlOO (TOtolüO pCt.) | pCt.)

Goed.

(COlütTO pCt.)

Vol-doende. (oOtotGO pCt.)

Redelijk. (40!ot50 pCt.)

Gering. (Minde-

dan 40 pCt.)

Geen opkomst.

1873

58

10

5

8

O

1

9

16

7

1874

200

30

23

35

16

22

14

31

20

1875

367

55

30

44

41

40

33

90

34

1876

543

174

51

76

31

41

28

103

39

•1877

488

157

54

88

30

39

22

68

30

1878

628

62

34

68

38

57

34

160

175

1879

555

111

40

78

30

44

8

114

130

1880

1011

307

139

185

70

76

54

128

52

-1881

688

141

84

121

58

52

39

138

55

1882

817

145

76

146

62

76

45

195

72

188:5

1022

239

87

178

73

77

60

232

76

1884

908

175

78

168

74

84

59

217

53

1885

1188

350

124

199

104

88

62

201

00

188«

1206

471

149

233

77

90

46

108

32

1887

1386

520

152

239

99

79

64

175

58

1888

1426

669

150

247

109

102

38

105

6

1889

1444

634

140

222

88

81

67

168

44

1890

1483

740

94

178

82

91

70

184

44

1891

1430

706

115

148

68

74

48

186

85

1892

1398

874

125

156

65

59

33

72

14

1893

1541

1006

155

214

54

49

21

39

3

1894

1661

1228

153

143

44

30

14

41

8

1895

1529

960

157

178

68

53

36

75

2

1896

1467

1113

145

114

36

26

7

25

1

1897

1266

822

108

101

52

71

26

73

13

gebracht in de 8 rubrieken van staat XI en de 3 rubrieken van staat X.

Aangezien het hierbij enkel te doen is om do beoordeeling van de werkzaamheid der gekweekte vaccine en daaruit gereedgemaakte entstof, blijven de cijfers der supplement-vaccinatiën buiten beschouwing.

-ocr page 102-

72

STAAT XII.

Uitslag der vaccinatiën in elk der 4 zestallen jaren 1874-79, 1880-85, 1886-91 en 1893-97.

Graad van werkzaamheid der entstof.

Opkomst van entpokken in pCt.)

Jaren 1874—7«.

Jaren 1880—85.

Aan- r r,. tai In pCt.

Jaren 1886—91.

Jaren 1892—97.

quot;Val.quot; Ï'M-Ct.

Aantal.

In pCt.

Aan- -r tal. ; Iquot; PCt-

Uitmuntend ( 100 pCt.)

» (OOtotlOO » ) Zeer goed (70 » 00 » ) Goed (00 » 70 » ) Voldoende (50 » CO » )

Redelijk (40 » 50 » ) Gering (minder dan 40 » )

Geen opkomst.....

598 232 38!) 180 243

21,5 pCt. 8,4 » 14,0 » 0,7 » 8,7 »

1357 588 997 441 453

319 1111

|

24,1 pCt. 10,4 » 17,7 » 7,8 » 8,0 »

5,7 pCt. 19,7 »

6,5 pCt.

3740 800 1267 523 517

•_gt; O O ooo

926 269 8375

44,6 pCt.

9,5 » 15,1 » 6,2 » 6,2 »

4,0 pCt. 11,0 »

3,2 pCt.

6003 843 906 319 288

137

325

67,7 pCt.

9.5 » 10,2 »

3.6 » 3,2 »

139 500

5,0 pCt. 20,4 »

1,5 pCt.

O quot;7

•V »

428

15,3 pCt.

308

41 0,46 pCt.

5634 1

8862

Voldoende of meer. . (50 1 m. 100 pCt.)

Minder dan voldoende. (Beneden 50 pCt.)

Geen opkomst. . . .

1648 59,3 pCt. 705 1 25,4 » 428 15,3 »

3836 68,1 pCt. 1430 25,4 » 308 6,5 »

6847 81,8pCt. 1259 15,0 » 269 i 3,2 »

8359 402 41

94,3 pCt. 5,2 » 0,46 »

Totalen.......

278.1 j

5634

8375

8862

-ocr page 103-

73

4. Suppletnen t-vaccina tiën.

Zooals voren (onder 2.) reeds vermeld werd, had den 7. dag na de vaccinatie eene aanvullings-inonting of „supplement-vaccinatiequot; plaats, indien van de 10 entstookjos minder dan 5 entpokken waren opgekomen. Er werden dan zooveel steekjes gedaan als de eerste maal zonder gevolg waren gebleven.

De aldus verkregen supplementaire entpokken zijn meestal onvolkomen ontwikkeld. Tegenover do „vaccinaquot; mag men deze naar omvang, saprijkheid en uiterlijk meer of minder achterlijk blijvende en spoediger opdrogende entpokken „vaccinoïsquot; noemen; geheel in denzelfden zin als men eene onvolkomen ontwikkelde menschenpok („variolaquot;) als eene „varioloïsquot; aanduidt.

De reden voor do onvolkomen ontwikkeling der „vaccinoïdenquot; is toch in den grond dezelfde als voor de „varioloïdenquot;, namelijk het niet voldoende vatbaar zijn van het individu waarin de pokken opkomen.

Vandaar ook het gewone verschijnsel, wat do supplementaire entpokken aangaat, dat zij te boter en in te grooter aantal opkomen naarmate er bij de eerste vaccinatie pokken in minder aantal eu minder goed ontwikkeld ontstaan waren.

De „supplement-opkomstquot; zou ongetwijfeld in het algemeen meer te beteekencn hebben, als de suppletie van vaccine niet den 7. dag maar, waar noodig, spoediger na do vaccinatie plaats had, aangezien alsdan de invloed der opkomende immuniteit in deze nog geringer zou zijn. Daar staat echter tegenover, dat men in het algemeen den 7. dag beter over den uitslag der vaccinatiën oor-deelen kan dan don 5. of 6. dag; dat het bovendien voor de vaccinatiepraktijk aan eene koepokinrichting een bijzonder groot gemak oplevert voor den geregelden gang der werkzaamheden, als het publiek weet dat het nazien der ingeente kinderen steeds eeno week later, namelijk op denzolfden weekdag als de inenting geschiedt; voorts de overweging, dat het beoogde doel immers ook op den thans gevolgden weg voldoende bereikt wordt.

-ocr page 104-

74

Nu is cr echter in verloop van lijd, ook hier te lande, meermalen twijfel gerezen, of liet streven naar dat doel de daaraan verbonden moeite en omslag wel voldoende rechtvaardigt, of daarvoor namelijk de supplement-vaccinatie wol genoegzaam nut sticht; althans, zoo heet het bij de twijfelaars in deze, wanneer er, niet één of 2, maar 3, ja zelfs 4, pokken opgekomen zijn. Zij meenen dat over het geheel de uitkomst der supplement-vaccinatiën te weinig te beteekenen heeft, tegenover de daartegen zoo dikwijs van de zijde van het publiek rijzende bezwaren, waarop voren, onder 2., reeds gewezen is.

Om in het licht te doen treden, hoe het daarmee gedurende eenige jaren aan de Rijkskoepokinrichting gesteld geweest was, werd in mijn verslag over het jaar 188G (blzz. 16—18) in 4 tabellen afzonderlijk vermeld de uitslag van de supplement-vaccinatiën, die in de 10 jaren 1877—1886, bij opkomst van 1, 2, 3 en 4 entpokken, met resp. 9, 8, 7 en 6 steekjes verricht werden.

Diezelfde statistiek moge thans hier eene plaats vinden over eene reeks van 21 jaren, namelijk 1877—1897. Daartoe dienen de staten Xlll, XIV, XV, en XVI.

-ocr page 105-

75

STAAT XIII.

Uitslag der supplement-vaccination van personen die verkregen hadden: éene entpok.

Totaal supple-nicnt-vaccina-tiën bij 1 ontpok.

Bij de onderstaande getallen personen zijn opgekomen: Geen I 1 j 2 I 3 1 4 ! 5 1 6 of

Jaren.

meer

pokkon. pok. pokken, pokken, pokken, pokken, pokken

1877

11

1

3

1

11

27

1878

32

7

2

4

3

3

14

65

1879

27

4

3

1

1

2

5

43

1880

16

1

2

6

1

9

35

1881

7

7

7

7

1

5

13

47

1882

8

7

8

O

O

0

3

7

52

1883

22

16

8

12

5

3

16

82

1884

31

7

6

5

5

3

19

76

1885

23

5

8

9

4

6

8

63

1886

4

3

2

1

1

2

7

20

1887

14

7

4

7

11

1

16

60

1888

4

3

2

1

2

3

6

21

1889

13

13

8

3

5

2

16

60

1890

10

11

7

5

6

2

18

59

1891

17

14

5

4

5

3

15

63

1892

8

4

1

1

1

1

16

1893

4

—-

1

5

1894

5

1

1

2

1

10

1895

14

o

1

1

1

2

21

1896

2

ï

2

1

3

9

1897

14

4

ï

1

1

3

24

21 Jaren.

296

118

77

70

64

45

188

858

(34,3 pCt.)

(13,8 pCt.)

(9,0 pCt.)

(8.2 pCt.)

(7,5 pCt.)

(5,2 pCt.) 1(21,9 pCt.)

De 15 jaren

1877-!)!

249

106

72

65

61

40

180

773

(31,2 pCt.)

(13,7 pCt.)

(9,i pCt.)

(8,4 pCt.)

(7,9 pCt.)

(5,-2 pCt.)

(23,3 pCt.)

De 6 jaren

1892 — 97

47

12

5

5

Q ')

5

8

85

(55,3 pCt.)

(14,1 pCt.)

(5,9 pCt.)

(5,9 pCt.)

(3,5 pCt.)

(5,9 pCt.)

(9,4 pCt.)

-ocr page 106-

7G

STAAT XIV.

Uilslag der supplemeiit-vaccinatiën van personen die verkregen hadden: twee entpokken.

Jaren.

li ij do onderstaande getallen personen zijn opgei Geen 1 2 3 -4 15

pokken, pok. pokken, pokken, pokken.Ipokken.

tomen:

6 of meer pokken.

Totaal supple-mont-vac-cinatiën bij 2 out-pokkon.

1877

12

1

o

1

1

5

22

1878

22

-4

■4

ï

2

4

5

42

•187!)

25

rr

6

2

1

2

43

1880

23

4

3

6

2

2

4

44

1881

9

7

7

2

4

4

8

41

•1882

30

17

1-4

4

7

5

13

90

4883

43

7

6

4

5

4

7

76

1884

26

13

10

6

5

-4

!J

73

1885

2(5

9

2

5

2

2

10

56

188()

15

5

6

4

2

3

5

40

1887

27

9

5

4

6

3

8

62

1888

8

4

1

o

4

2

8

2!)

-188!»

23

6

5

2

3

2

7

48

1890

18

11

5

9

8

9

liO

1891

21

15

6

3

2

3

8

58

1892

12

3

1

1

2

19

189:3

8

o

1

-

-

11

189-4

7

3

1

_

_

11

1895

14

O

1

1

3

21

1896

5

1

1

7

1897

13

3

4

1

21

21 Jaren

i 1

387 ! 130 | 90 57 [ 47

(44,;J pCt.) (14,lt;,l pCt.) (10,U jiCt.) (6,5 pCt.) (5,4 pCt.)

|

50 113

(5,7 pCl.) (12,(J pCt.)

874

_

784

De 15 jaren 1877- !)1

328

(41,S pCt.)

119

(15,2 pCt.)

80 (10,2 pCt.)

56

(7,1 pCU

45

(5,7 pCt.l

48

(0,1 pCt.)

108 (13,8 pCt.)

De (gt; jaren 1892—97

59

(05,0 pCl.)

11

(12.2 pCt.)

10 (11,1 pCt.)

1

(1,1 pCt.)

2

(2,2 pCt.)

2

(2,2 pCt.)

5

(5,5 pdf.)

90

-ocr page 107-

77

STAAT XV.

Uitslag der supplement-vaccinatien van personen die verkregen hadden: drie entpokken.

Bi' de onderstaande getallen personen zijn opgekomen:

Jaren.

Geen

1

2

3

4

5

6 of

meer

pokken.

pok.

pokken.

pokken.

pokken, pokken, pokken

1877

12

1

1

_

_

4

1878

35

7

1

1

Q 'J

2

4

1879

16

3

O

1

. gt;

1

1880

20

12

ï

2

6

4

2

1881

13

11

12

6

4

2

2

1882

10

14

4

O O

1

2

10

188.1

43

17

5

4

1

2

2

1884

24

14

U

7

5

5

1885

48

20

0

1

2

2

1886

25

7

6

5

1

2

2

1887

20

12

8

4

3

Q O

3

1888

23

11

7

O »)

3

2

6

1880

22

0

0

Q O

3

3

10

1800

22

15

0

5

5

2

6

1801

35

6

3

5

5

4

5

1802

21

7

O •J

2

1

1803

15

5

1

1

1894

11

O «gt;

2

2

1805

25

4

O

1

1806

8

1

1807

20

5

Totaal supplo-ment-vac-ci natiën bij 3 entpokken.

21 Jaren.

477

(50,0 pCl.)

183

(19,2 pCt.)

08 (10,3 pCl.)

56

(5,7 pCt.)

45 31 64

(4.7 pCt.) (3,3 pCt.) ((-.,7 pCt.)

1 1

054 814

De 15 jaren 1877—91

377

(40,3 (jCL)

150

(li),quot;. pCt.)

00 (11,1 pCt.)

51

(0,3 pCt.)

43

(5,3 pCt.)

31

(3,8 pCt.)

63

(7.7 pCt.)

De 6 jaren 1.892- 97

100 (71,4- pCt.)

24

(17,4 pfU.)

8

(5,7 pCt.)

5

(3,0 pCt.)

2

(1,4 pCt.)

1

(0,7 pCt.)

140

-ocr page 108-

78

STAAT XVI.

Uitslag der supplement-vaccinatiën van personen die verkregen hadden: vier entpokken.

Jaren.

Bij do Geen pokken.

onderst; 1

pok.

ande ge 2

pokken.

allen po 3

pokken.

rsonen z 4

pokken.

ijn opgei 5

pokken.

comen:

G of meer pokken.

Totaal supplo-mont-vac-ci natiën bij 4 entpokken.

■1H77 1878 187!) 1880 1881 1882 1883 ' 1884

1885

1886

1887

1888

1889

1890

1891

1892

1893

1894

1895 189G 1897

19 27

7 27 18 17

42 31

43 23 31

20 2!) 30 20 20 11

9 29 7 20

1

2

12

10 10 G 13 8 10 10 4 9 11 6 2 4 2 4

2

5

8

6

G . gt;

7 0 0 11 3 2 ï

2

Q

O 2

1

O

0

4

3 2 G

1 2 1

4

5 4 1 2

3

O

0

3

1

2 2 ,4 5 2 2

4

3 _

2 _

1

1 1

1

1

5 2 2

2 -

1

-

3

1

1

0 »)

5

12

4 7

1

22 34 7 54

39

45 GO 59 G2

46

64 38

65

66

40 27 19 13 36

7 24

21 Jaren

480 ' 12G

(58,0 pCl.) (15,2 pCt.)

88 1 30

(10,0 pCt.) (4,7 pCt.)

1

3G

(4,4 pCt.)

18

(2,2 pCt.)

40

(4,8 pCt.)

827

Do 15 jaren 1877-91

384

(54,C pCt.)

112

(l(i,0 pCt.)

78

(11,1 pCt.)

37

(5,3 pCt.)

34

(4,9 pCt.)

17

(2,4 pCt.)

39

(5,6 pCt.)

701

De G jaren 1892—97

9G

(76,2 pCt.)

U

(11,1 pCt.)

10

(s,o pCt.)

2

(1,6 pCl.)

2

(1,6 pCt.)

1

(0,8 pCt.)

1

(0,8 pCt.)

126

-ocr page 109-

79

Uit do staten XIII, XIV, XV on XVI blijkt, dat in do 21 jaren 1877—1897 de supplement-vaccinatiën (mot rcsp. 9, 8, 7 en G steekjes verricht) zonder govolg gebleven zijn:

1°. bij 34,3 pGt. van 858 personen met 1 ontpok;

2n. ïï 44,3 i * 874 » » 2 entpokken;

3°. » o0,0 » B 9a4 » »3 »

4°. » 58,0 , , 827 » » 4

Wat betreft liet stroven om de te vaccinoeron personen althans 5 entpókken te doen verkrijgen, volgt uit die slaton dal, waar dit doel door de (lsto) vaccinatie niet bereikt werd, do supplementvaccinatie or aan beantwoord heeft (of nog meer lieeft opgeleverd):

1°. bij 34,0 pGt. van 858 personen met 1 entpok;

C)0

» 30,5 *

. 874

n

w 2 entpokken

3°.

v 30,7 »

« 954

*

» 3 rt

4°.

n 42,0 »

. 827

»4 »

Do meermalen gestolde on besproken vraag, of het wel do moeite loont om, inzonderheid na eeno opkomst van 4 entpokken, nog eene supplement-vaccinatie te verrichten, vindt mede een antwoord in de cijfers dier staten.

Immers, bij 42,0 pGt. van 827 dergelijke vaccination werden één of moer pokkon (meestal vaccinoïden) op die wijze verkregen; en wel:

bij 15,2 pGt. 1 pok;

n 10,G » 2 pokken;

n 4, / » 3 b ï» 4.4 »4 n » 2,2 * 5 J?

» 4,8 * G of moer pokkon.

42,0 pGt.

-ocr page 110-

so

Aangezien het gebruiken van glyceriue-vaccine, gedurende de G jaren 1892—97, op de uiLkomsten van het entwerk in het algemeen van bijzonder gunstigen invloed geweest is, komt het mij gewenscht voor, de be teekenis dor supplement-vaccinatiën afzonderlijk onder cijfers te brengen ten opzichte van de ervaring aan de inrichting gedurende de 15 jaren 1877—91, toen dc inentingen plaats hadden met uitgekrabd, onvermengd, verscli of tusschen glazen plaatjes bewaard pokweefsel, en de G jaren 1892—97, liet tijdvak der glycerine-vaccine.

Vandaar de beide opgaven aan den voet van eiken der vier staten. Deze opgaven leiden tot do volgende vergelijking:

A. De supplement-vaccinatie bleef zonder gevolg:

1°. Bij personen met céne entpóli

in de 15 jaren 1877—91, bij 31,2 pGt. van 773 (= 249) personen; » b G » 1892—9/, » 5ö,3 » « 85 (— 4/) »

2°. Bij personen met twee entpokken

in de 15 jaren 1877—91, bij 41,8 pGt. van 784 (= 328) personen; „ „ G » 1892—97, „ G5,6 » » 90 (= 59)

3°. Bij personen met drie entpokken

in de 15 jaren 1877—91, bij 4G,3pCt van 814 (= 377) personen; „ , G , 1892—97, , 71,4 » » 140 (= 100)

4°. Bij personen met vier entpokken

in de 15 jaren 1877—91, bij 54,G pGt. van 701 (= 384) personen; „ , G , 1892—97, » 7G,2 . . 12G(= 9G)

B. Door de supplcinent-vaccinatio werd het getal entpokken tot 5 of meer opgevoerd :

1°. Bij personen met ééne entpok

in de 15 jaren 1877—91, bij 3G,4 pGt. van 773 (= 281) personen; jj » G v 1892—97, » 18,8 » » 85 (— ^^) n

-ocr page 111-

81

Bij personen met twee entpohlcen

in de 15 jaren 1877—91, bij 32,7 pGt. van 784 (= 257) personen; jt » G n 1892—97, » 11,0 n j) 90 (= 10) »

3°. Bij personen met drie entpolcken

in de 15 jaren 1877 — 9!, bij 34,2 pGt. van 814 (= 188) personen; » » G i) 1892—97, » 11,4 » „ 140 (= 16)

4°. Bij personen met vier entpolcken

go

in de 15 jaren 1877—91, bij 45,4 pCt. van 701 (= 317) personen; „ , G , 1892—97, « 23,8 » , 12G(= 30)

C. Wat betreft de personen met 4 entpokken, die eene supplement-vaccinatie ondergingen en bij wie, in de 15 Jaren 1877—91 bij 45,4 pCt. van de 701 (= 317) en in de 6 jaren 1892—97 bij 23,8 pGt. van de 120 (= 30), daardoor één of meer pokken verkregen werden, heeft do supplement-opkomst bestaan uit:

In 1877—91:

bij 1G,0 pGt. 1 pok;

»11,1 v 2 pokken;

, 5,3 » 3

» 4,9 n 4 «

» 2,4 »5 »

» 5,G * C of meer pokken.

45,4 pGt.

In 1892—97: bij 11,0 pGt. 1 pok ;

2 pokken;

3

4

rr

8,0 1,6 1.6 0,8

ö It

0,8 » 6 of meer pokken. 23,8 pGt.


Het zal overbodig zijn, de onder A, B en G gedane opgaven nog nader toe te lichten. Daarvoor toch zijn de cijfers te sprekend.

De groote waarde der glycerine-vaccine voor de practijk der vaccinatie treedt ook hier duidelijk aan het licht.

-ocr page 112-

82

III. Revaccinatiën.

1. Uitslag der revaccinatiën.

De uitslag van revaccinatiën is1, behalve van de entstof en do wijze van aanwending, van zoo vele en in zeer verschillenden graad werkende factoren afhankelijk, dat eene leerzame statistiek daaromtrent vrij wel tot de onmogelijkheden gerekend mag worden.

Het aantal entpokken bij de vaccinatie ontstaan; de omvang en het verloop dezer pokken, ten deele uit de vaccinatie-litteekens af te leiden; de leeftijd waarop de vaccinatie plaats had; de tijd tusschen deze en de revaccinatie verloopen; het reeds ondergaan hebben van een of meer revaccinatiën en de leeftijd of leeftijden waarop deze plaats hadden; deze alle liggen reeds voor de hand als omstandigheden, die op den uitslag van revaccinatiën hun invloed meer of minder sterk doen gelden.

Wat dit onderdeel van het overzicht betreft, meen ik derhalve mij te moeten beperken tot enkele mededeelingen en opmerkingen, die verband houden met hetgeen ten deze in de vaccinatie-practijk het meest ter sprake komt.

Daarbij staan op den voorgrond het aantal en de graad van ontwikkeling der door revaccinatie ontstane pokken; beide afhankelijk van de reeds aangeduide en wellicht nog andere geheel onbekende invloeden.

Wat den graad van ontwikkeling dezer pokken aangaat, zooals die zich in haar uiterlijk openbaart — of zij namelijk als gewone entpokken, vaccinae, aangemerkt moeten worden, of voor onvolkomen ontwikkelde entpokken, vaccinoïdes, zijn te houden — hebben de revaccinatiën aan de inrichting in verschillende jaren zeer uiteenloopende uitkomsten opgeleverd. In den regel waren de revaccinatie-pokken echter voor de meerderheid of do groote meerderheid vaccinoïden.

Omtrent het jaar 1894 bevat het jaarverslag eene nauwkeurige opgaaf dienaangaande van 215 revaccinatiën, in verband met het aantal vaccinatie-litteekens en den leeftijd der gerevaccineerde personen. Bij 03 (= 20,3 pCt.) der gerevaccineerden waren

-ocr page 113-

toen vaccinae opgekomen; bij 152 (— 70,7 pGt.) hadden zich slechts vaccinoïden ontwikkeld. In vele andere jaren week de verhouding niet aanzienlijk daarvan af.

Ten opzichte van het aantal der pokken, na 10 steekjes ontstaan, viel zoo groot verschil waar te nemen, dat het geen nut heeft daaromtrent in bijzonderheden te treden.

In elk der jaarverslagen over de 10 jaren 1888—1.897 is eene tabellarische opgaaf geplaatst van het aantal revaccinatiön, die „met gevolgquot; en die „zonder gevolgquot; verricht waren.

Deze tweeledige opgaaf geschiedde voorts afzonderlijk: 1°. voor de gerevaccineerden beneden den leeftijd van 10 jaar, voor die van 10—20, van 20—30 en boven 30 jaar; 2°. voor elke dezer categoriën ook weer afzonderlijk voor de gerevaccineerden die 5 of meer, 4, 3, 2, 1 of geene vaccinatie-litteekens hadden.

Een dergelijk overzicht voor de 10 jaren 1888—1897 vindt men, in beknopter vorm, in de staten XVII en XVI11. De gerevaccineerden zonder vaccinatie-litteeken zijn daarbij buiten beschouwing gebleven. De overigen zijn in twee groepen vereenigd, namelijk zij die 4, 5 of meer en zij die slechts 1, 2 of 3 vaccinatie-litteekeus hadden.

Eensdeels is daarbij niet gelet op het verschil in uiterlijk (omvang en diepte) dier litteekens; anderdeels evenmin gelet op het aantal ontstane pokken, of verschil gemaakt tusschen vaccinae en vaccinoïdes, wat den uitslag aangaat. „Met gevolgquot; wil dus zeggen, dat de gorevaccineerde persoon één of meer pokken door de revaccinatie verkreeg; ,,zonder gevolgquot;, dat die enting volstrekt niets opleverde.

-ocr page 114-

84

S T A A T XVII.

Uilslag der revaccinatien vun personen met vier, vijf of meer vaccinatie-litteekens, in de 10 jaren 1888—1897.

Jaren.

Aantal revaccinatien van personen met 4. 5 of meer litteekens.

Leeftijd der gerevaccineerde personen.

Samen.

Beneden 10 jaar.

10—20 jaar.

-I. i 1 Zon-

quot; ire-vol°- | volg.

20—30 jaar.

Boven 30 jaar.

: 'Ti

voli 1 Se-

'o1S- volg.

Mot

ge-volg.

Zonder gevolg.

Met gevolg.

Zonder ge

vuig.

Met ge-vulg.

Zonder

volg.

1888

1889

1890

1891

1892

1893

1894

1895

1896

1897

13 19 25 74 107 31 149 7 46 9

8 9 5 10 12 7 23

3

4

1 1

3 7 7 o

7

5 2

1

5 9 29 21 5 50 5 27 2

1

2 1

3 15 2 8

10 1

i

2 2 7 18 15 25 2 1

i

5 9

3

1 1

3 5 12

19

1

8 13

4

li 17 19 51 63 27 127 7

31 6

•2 2 6

23

24 4

22

15

3

10 Juren.

480 In pCt.

81 35

70,0 30,0

|

154 | 43 78,2 21,8

173! ^ 80,0 20,0

1 1

41 61,2

26 38,8

359 121 74,8j 25,2

Uit staat XVII blijkt, dat het aantal revaccinatien, „met gevolgquot; verricht, grooter was bij oudere dan bij jongere personen; in zoover namelijk, dat het stijgt van 70 pGt. bij de categorie „beneden 10 jaarquot; tol 78 pGt. op „10—20 jaarquot; en 80 pGt. op ,,20—30 jaarquot;. Maar bij de gerevaccineerden, „boven 30 jaarquot; bedroeg het slechts G1 pGt.

De verklaring dezer schijnbare tegenstrijdigheid is vermoedelijk te zoeken in de omstandigheid, dal onder die oudere personen er meer behooren die reeds, vroeger of later, eens of meermaals gerevaccineerd waren. De inlichtingen daaromtrent laten dikwijls

-ocr page 115-

85

zeer veel te wenschen over. Waarschijnlijk ligt daarin ook de reden voor het gering verschil in den uitslag tusschen de categoriën ,,10—20 jaarquot; en »20—30quot; jaarquot;.

STAAT XVIII.

Uitslag van revaccinatiën van personen met één, twee of drie vaccinatie-litteekens in de 10 jaren 1888—1897,

Jaren.

Aantal revaccinatiën van personen met 1, 2 of 3 litteekens.

Leeftijd der ^erevaccineerde personen.

Samen.

Beneden 10 jaar.

10—20 jaar.

20—30 jaar-

Boven 30 jaar.

Met

ge-

volg.

Zonder gevolg.

Met Zonquot; ■uet 1 der

6t ! Re-vo1- | volg.

Met gevolg.

Zonder go-volg.

Met

gp-

TOlg.

Zonder gevolg.

Mol z?n-der

quot;V go-VülK- volg.

1888

1889

1890

1891

1892

1893 189-4

1895

1896

1897

10 11

34 47 96 39 79 7 18 10

2 1 6 1 9 4 12 3 12 5 8 3

4 12

5 1 1 1 4 1

_ : ^2

2 1

13 2 15 3 17 2

14 2 13 18

1 — 13 1 3 | —

1 2

5 3 30 10 8 2 2 13

2 i _

— 1 -1

1 1 1 —

5 — 2 4

12 8 1 1

6 II

1 —

1

41 6 9 2 28 i 6 34 13 71 25 31 8 25 54 6 1 16 2 8 2

10 Jaren.

351 In pCt.

63 I 32 66,3 33,7

91 31 74,61 25,4

48 ! 31 1 29 : 25 60,8 39,2 53,7 46,3

' i li 1

232 119 66,1 33,9

i

Terwijl van 480 personen met 4, 5 of meer litteekens er 3/4 (74,8 pet.) gerevaccineerd werden „met gevolgquot; (staat XVII), was dit van 351 personen met 1, 2 of 3 litteekens slechts met 2/3 (66,1 pet.) het geval (staat XVIII). Hier zou men, in plaats van een lager, een hooger percentcijfer venvacht hebben.

In elke der vier leeftijds-categoriën is het percentcijfer der revacci-

-ocr page 116-

8G

natiën „met gevolgquot; geringer bij de personen met 1, 2 of 3 litteekens dan bij die met 4, 5 of meer litteekens, maar inzonderheid in de cutegoriün „20—30 jaarquot; en boven 30 jaarquot;.

In de 10 jaren 1888—97 werden 367 personen gerevaccineerd die 5 of meer litteekens hadden.

Van deze werden gerevaccineerd „met gevolgquot; 269 = 73,3 pet. Van de 269 behoorden:

64 van 94 = 68,1 pet. tot de categorie „beneden 10 jaarquot;;

111 „ 145 = 76,5 „ „ „ „ „10—20 jaarquot;;

64 „ 80 = 80.0 „ „ „ „ „20—30 jaarquot;;

30 „ 48 = 62,5 ,, „ „ „ „boven 30 jaarquot;.

269 367

Het is zeker opmerkelijk, dat zelfs van de 94 kinderen „beneden 10 jaarquot; die 5 of meer vaccinatie-litteekens hadden, er bij meer dan 2/3 (68,1 pet.) door revaccinatie nog een of meer pokken ontstonden.

Zooals uit staat XVI blijkt, was dit het geval bij 7/10 (70,0 pet.) van de 116 kinderen met 4, 5 of meer litteekens.

Tal vau malen hadden in verloop van jaren de twee feiten mijne aandacht getrokken: 1°. dat de vatbaarheid om entpoJcken te krijgen door revaccinatie, bij de personen „beneden 10 jaarquot; niet veel geringer bleek dan bij die van hoogeren leeftijd; 2°. dat de graad van vatbaarheid voor plaatselijke vaccine-werking — voor zoover in het karakter der ontstaande entpokken die graad zich openbaart — insgelijks bij revaccinatiën beneden den leeftijd van 10 jaar niet geringer bleek dan op lateren leeftijd.

In het jaarverslag over 1894 (blzz. 31 — 37), waarheen hier verwezen moet worden, zijn deze twee hoogst merkwaardige vaccino-logische eigenaardigheden uitvoerig behandeld, mede naar aanleiding van de waarnemingen, gedurende hetzelfde jaar bij de revaccinatiën van 243 personen aan de inrichting gedaan.

-ocr page 117-

87

Daarbij werd het feit in het licht gesteld, dat blijkens de ervaring van vaccinatoren, na vaccinatie op zeer jeugdigen leeftijd, namelijk in de eerste levensmaanden, veelvuldig de revaccinatie, eenige jaren later b.v. op den leeftijd van 5 —10 jaar verricht, entpokken voortbracht, die in aantal en uiterlijk aan de uitwerking eener eerste vaccinatie deden denken.

De vatbaarheid voor plaatselylce vaccme-iverking schijnt bijgevolg na de vaccinatie, inzonderheid op zeer jeugdigen leeftijd, dikwijls binnen weinige jaren weder op te treden.

In genoemd jaarverslag werd er echter tevens nadrukkelijk op gewezen, hoe reeds naar het op waarneming en proefneming steunend oordeel van Jenner, aangehaald uit zijne eerste verhandeling over de koepokken (An Inquiry into the causes and effects of the Variolae vaccinae, a disease discovered in some of the icestern counties of England, particularly Gloucestershire and hiown hy the name of Coiv Fox, London, 1708. Biz. 21), de vatbaarheid voor plaatselylce vaccine-werking, en aldus ook de ontwikkeling van entpokken door revaccinatie, geen zekere maatstaf is ter beoordeeling van de vatbaarheid voor de pokziekte (variolae). Eene meening, die stellig niet algemeen gedeeld wordt.

Jenner's hoogst merkwaardig getuigenis meen ik hier nogmaals te moeten mededeelen, met dezelfde woorden ais dat reeds in het 22ste jaarverslag der inrichting (1894) op biz. 3G geschied is. Hot luidt daar als volgt:

Jenner zelf, in zijne eerste verhandeling over de koepokken (1798), zegt: „Ofschoon de koepok het lichaam tegen de menschenpok „beveiligt, en de menschenpok een beschuttingsmiddel is tegen haar „eigen gif voor het vervolg, komt het niettemin voor, dat het. „menschelijk lichaam herhaaldelijk vatbaar blijkt voor de smetstof „der koepok.quot; En hij staaft vervolgens dat oordeel door voorbeelden mee te deelen van personen, bij wie tweemaal of driemaal de vaccinatie koepokken voortbracht, ofschoon zij onvatbaar waren voor de inenting van menschenpokken en evenmin in het verkeer met poklijders door de pokziekte werden aangetast.

-ocr page 118-

88

2. Uitslag van inentingen van personen die aan de pokziekte (variolae) geleden hadden.

In het jaarverslag over 1894 is een overzicht opgenomen van den uitslag der vaccinatiën, die gedurende de 22 jaren 1873—1894 aan de inrichting plaats hadden bij personen, welke korter of langer tijd te voren aan de pokziekte (variolae) geleden hadden.

Inzonderheid tengevolge van het heerschen der pokziekte te Utrecht in de jaren 1871 — 72 was dat aantal vrij aanzienlijk. Het bedroeg 51. In de drie jaren 1895—97 heeft geene vaccinatie bij een gewezen poklijder meer plaats gehad, zoodat voor dit 25-jarig overzicht in deze verwezen kan worden naar de mede-deelingen op blzz. 37—40 van het 22ste jaarverslag (1894).

Hier kan volstaan worden met de volgende opmerkingen.

Van de voren bedoelde 51 ingeente personen, bleef slechts bij 17 O/g deel) de inenting zonder gevolg ; niet minder dan 34 {2I3 deel) verkregen daardoor een kleiner of grooter aantal entpokken (vacci-noïden of vaccinae). Van 37 dezer inentingen, op den leeftijd van 41/2—9 jaar, geschiedden er 28 (ruim 75 pet.) met gevolg en 9 zonder gevolg.

Van 41 dezer personen was bekend geworden, hoeveel tijd er verloopen was tusschen het lijden aan pokken en de inenting aan de inrichting. Ten aanzien van deze is gebleken, dat de uitkomsten der inentingen zich naar dien tusschentijd verhielden als volgt:

Van 29 inentingen, 1 —5 jaar na de pokziekte ,8 , 6—9 , , ,

, 3 , H —13 , , ,

nl « ^ n n n n

41 27 14

Ook omtrent deze verhouding van aan de pokziekte geleden hebbende menschen tegenover de vaccine-werking heeft eene eeuw geleden Jenner zijn oordeel duidelijk uitgesproken.

Wegens het verband met zijne meening aangaande de vatbaarheid

21 niet gevolg, 8 zonder gevolg. T) fl 3 „ „ . . . . 3 ,

1

-ocr page 119-

van reeds gevaccineerclon voor do vaccine-werking, verdient hier tevens herhaald te worden wat daaromtrent in hot verslag over 1894 werd aangetoekend. Op biz. 3G van dat verslag luidt hot als volgt:

Waar Jennor in zijne dordo verhandeling (A continuation of fads and observations relative to the variolae vaccinae, or Cow Vox. Londen, 1S00.) don uitslag dor vaccinatie bespreekt van bon die aan de pokziekte geleden hebben, maakt hij de volgende opmerking; «Ofschoon bij de meesten van hen, die aan de pokziokte ngeleden hebben, de vatbaarheid voor de koepok niet meer «bestaat, zijn er toch eenigen bij wie die vatbaarheid slechts is «verzwakt on andoren bij wie zij niot in het minst is verminderd. «Bij do proefnemingen daaromtrent bleek de groote meerderheid «dier personen onvatbaar (voor koepok); ik trof er echter eonigen «aan bij wie de vaccinatio-pok zich volkomen ontwikkelde, maar «zonder de gewone roodheid in don omtrek on zonder onwelzijn, «en andoren bij wie de entziekte geheel op de gewone wijze was «opgetredenquot;.

In oen brief aan Boddington [Baron. The life of Edward Jcnner. London, 1838.) heeft Jenner ten aanzien van de vatbaarheid voor variola hetzelfde beweerd als ten aanzien van de vatbaarheid voor vaccina; namelijk in dezen zin, dat iemand die gevaccineerd was of wel do menschenpokkon doorgestaan had, en nadien daarvoor onvatbaar bleek, niettemin voor plaatselylce variola-werlcing vatbaar kon zijn, immers door inoculatie (variolatie) oen variola-puist kou krijgen.

Daar ter plaatse (Vol. I, blz. 445) luidt het als volgt: «Bij «ieder mensch, die eene moor dan gewone mate van prikkelbaar-»heid bezit, zal de inenting van variola-smotstof (onverschillig of «hij te voren koepokkon gehad of de menschenpokkeu doorgestaan «heeft) hetzij een puist, hetzij een blaasje voortbrengen, die ahet vermogen hebben besmetting met pokziekte (variolae) te «veroorzaken en die dikwijls vergezeld gaan van uitgebreide «ontsteking.quot;

-ocr page 120-

90

Doze meeningen van Jenner, aangaande de vatbaarheid van reeds gevaccineerde en van aan de pokziekte geleden hebbende menschen voor do vaccine-werking, hebben in verloop van tijd meermalen instemming ontmoet; inzonderheid in Engeland. En zij hebben aanleiding gegeven tot de gevolgtrekking, dat het nut en de noodzakelijkheid der revaccinatie niet opgemaakt kunnen worden uit hetgeen aan de entplaatsen individueel daardoor wordt voortgebracht, maar dat zij hun grondslag moeten hebben in waarneming en proefneming op ruime schaal.

Zooals reeds werd opgemerkt, zijn voorzeker niet alle vaccinologen het daarmee eens, en blijft voor zeer velen hunner de maat der vatbaarheid voor vaccine tevens de maatstaf der vatbaarheid voor de pokziekte (variolae).

-ocr page 121-

INHOUD.

lila'

Inleidinc;............

I. De opkomst der Animale Vaccinatie . .

A. De Vaccinatie mei Retrovaccinc. .

15. De Animale Vaccinatie......

C. De Animale Vaccinatie in Nederland .

II. De Rijksinrichting tot kweeking van Koepoks

in de eerste 25 jaren van haar bestaan 1873—i S97.

Oprichting..............

Personeel...............

Werkzaamheden............

A. De kweeking van Koepokstof........

I. De kalveren.............

1. Wijze van aanschaffing der kalveren.

2. Aantal gebezigde kalveren......

■ gt;. Geslacht der kalveren........

•4. Voeding der kalveren vóór hunne aankomst 5 Voeding der kalveren aan de inrichting

II. De 'nenting dor kalveren. De opkomst van pokken, tiet verzamelen en bewaren der koepokstof . . .

1. Do inenting der kalveren......

2. De opkomst van pokken.......

3. Het verzamelen en bewaren der koepokstof

III. De afkomst van de koepokstof voor de inenting der kalveren

B. De verstrekking van Koepokstof. De uitslag van vaccinal irn met verstrekte Koepokstof . . .

f (Pare vaccinogt

ne

U

-ocr page 122-

92

Bladz

I. De verzending van koepokstof..........44

1. Wijze van verzending............44

2. Verzonden hoeveelheden...........44

II. Uitslag van vaccinatiën met verstrekte koepokstof. . . . 52 C. De inenting van personen aan do inrichling......59

I. Aantal inentingen...............59

II. Vaccinatiën.................60

1. Leeftijd der gevaccineerde personen.......00

2. Methode van vaccinatie...........02

3. Uitslag der vaccinatiën. Werkzaamheid der entstof . 07

4. Supplement-vaccinatiën...........73

III. Revacci natiën................S2

•1. Uitslag der revaccinatiën...........82

2. Uitslag van inentingen van personen die aan de pok-

ziekte (variolae) geleden hadden........88

i

-ocr page 123-
-ocr page 124-

I

I