OMTRENT
DOOR
.Rijlcsarcliivaiis in Xjimtovirg.
MAASTRICHT.
Drukk. ii ComiiiKR dh i.a Mnrsn.quot;
1889.
—
/ ' . ■ ' •' ' ■ ' ■ 'p :;v , . :• '■ ,:. ' ■ , .'l/: ■ .'r;'■ ■■\ ,/'V.gt;v.V; /j.' '
£
■ - ,■-'■■■•' • • • V lt; . ■• • : '
•'
' ' / ' ,
'
■
^ ■ (gt; ^ •' ■ •' ■'•• , gt;
\ ■ :quot;lt; . ' •. ■■■ quot; ; , • .y ■ .
I ' . ...................■•.v.■ ■■ quot; ■
OMTUENT
DOOR
Uijlcsarcliiva.ï'is in Xjimtou-x-g.
EENIGE
I
■
■
I
ïjatstoor te Sittai-ci.
-—t-jsses—-
Is Paulus Chimarrlieus, do geleerde pastoor van Sittard, protestant geweest? Heeft hij zooals veelal beweerd wordt in die stad voor hot eerst het Calvinismus gepreekt, zoo dat men hem, als den stichter der protestantsche gemeente aldaar, kan beschonwen ? Of was hij eenvoudig een katholiek priester, die de plichten van zijn staat regelmatig is nagekomen, maar in die tijden van algemeencn strijd en twist op godsdienstig gebied, zonder te willen breken met de orthodoxie soms dingen heeft geleeraard of geschreven, die strijdig waren met de leer en den geest zijner Kerk ?
Deze vragen hebben ons meermalen bezig gehouden en wij zullen die trachten toe te lichten, in het weinige wat wij over dezen man gevonden hebben; wij zeggen het weinige, want veel is over hem niet bekend, maar genoeg evenwel dunkt ons, om over hem een oordeel te kunnen vellen.
Paulus Chimarrlieus (1), een bekende humanist, die te Sittard pastoor is geweest, werd geboren te Beek, bij Randerade, in het land van Gulik (2). Zijn naam, als geleerde, schijnt dan ook niets anders
(1) Chimai'rheus heette niot Petrus, zoo als Habtshkim dit in zijne Bibl. Colon. schrijft en zooals wij op zijn voetspoor hebben gedaan in onze Kcrhcl. Gcsch. van het bisdom Roermond, doel 1, p. 400.
(2) De schrijver der geschiedenis van het Gniiksch 1 'rotcstantismus, von Rf.ckmng-hausen, twijfelt geenszins aan de identiteit van I'aul Winter met Paul ChimarrheiiK : » Zn Sittard — zegt hij — fing 1553 Paul Winter, gcnannt Chimarrlieus, die Rofor-mation an, von dcm 1557 zu üusseldorff schone lateinische Gedichte gedrnckt sind.quot; Zie Rucklinghauskn, Meformaliongeschichtc des Hert). Landcs p. 82 en 184. Van dhr Aa . geogr. woordenboek in voce Sittard , zegt: Do eerste die in deze (protest.) gemeente het leeraarsambt heelt aangenomen, is geweckt Paulus Chi-mawhans (sic), die in het jaar 155(5 (?) herwaarts kwam.
to wezen dan de griekscho vertaling van zijne geboorteplaats; zijn familienaam zal intusschen niet geweest zijn Watersley, zooals Krits-raedt wil, maar Winter zooals anderen vermoeden (1). Eene chroniek geplaatst in den Sittarder Kalender voor het jaar 1823 spreekt van zekeren Paul Winter, geboortig uit Beek, die te Sittard in 1553 de leer van Calvijn zou hebben gepreekt. Dit jaartal 1553 stemt overeen met de komst van Chimarrheus, als pastoor te Sittard, die dan nu ook hier, gelijk vroeger te Roermond, zooals hij zelf zegt, door ingeving van Satan, beschuldigd zal zijn valsche leeringen verkondigd te hebben.
Chimarrheus was achtereenvolgens rector der latijnsche scholen te Roermond, te Heinsberg (1552) en te Duren. In eene opdragt van eenige gedichten aan den Gulikschen kanselier Gogreve, te Dussel-dorff, gedagteekend uit Heinsberg den 8 April 1552, zegt hij: dat hij te Roermond vertoevende „ Mem catholicamquot; voorstond, maar dat hem de Satan toen van ketterij beschuldigde en valschelijk aan de inquisitoren had overgeleverd. Welle nadeel deze aanklacht aan zijn fortuin en zijnen goeden naam hadden veroorzaakt, zou de kanselier, toen hij te Roermond verkeerde, wel zelf hebben vernomen. „Sed Satan me insimulat hsereseos, falsissimeque apud inquisitores tradu-cit. Quantum hoc damni quantumque, cum rei tum nominis fecerim jacturam, tua huraanitas, quum Rura3munda3 ageret, clare didicit.quot;
Volgens Recklinghausen was hij eon vriend van Monheim, den toenmaligen rector der latijnsche scholen te Dusseldorf (2). Na den dood zijner vrouw, wier verlies hij in zijne gedichten betreurt, werd hij priester en in 1553 pastoor te Sittard (3). Deze laatste betrekking schijnt hij met eere bekleed te hebben, want op het einde des jaars 1558 benoemden hem de in synode vergaderde pastoors, bij stemming, tot landdeken van het gulden concilie van Susteren, een eerepost onder de geestelijkheid, dien hij nog bekleedde toen hij in 1560 tot kanonik werd benoemd van het collegiaal kapittel van Sittard.
In een stuk van 24 October 1559, klaagt Chimarrheus, dat hij als pastoor te Sittard veel last en arbeid heeft en door geen kapellaan wordt bijgestaan. Zijn pastoreel huis was bouwvallig en diende hersteld te worden; hij verzocht daarom bij zijne overigheid dat de
(1) Zie hierna p. 358.
(2) Rbcki.inghaijsbn, p. 8ï.
(3) Foppens Bibl. Bel;/, p, 941 en Hartsheim Hihl. Colon, p. 354.
renten der altaren van de HU. Eligius en Magdalona in do paroclue-kerk te Sittard, voortaan aail hem en eenen toekomstigen kapellaan zouden toegekend worden. Vorder klaagt hij over de karigheid van zijn pastoreel inkomen (1). De revenuen der kerk zijn volgens een stuk van dezelfde dagteekening, geïncorporeerd bij het kapittel; als pastoor geniet hij niet meer dan 26 malder rog en 20 malder haver; hij heeft daarenboven presentiegeld, wanneer hij in het koor de getijden helpt zingen, namelijk 10 malder rog; voor kerkebrood ontvangt hi) 8 malder rog. Te zamen 44 malder rog en 20 malder haver. (Zie Bijlage I).
Het was wellicht ter verbetering van zijn inkomen dat Willem IV, hertog van Gnlik, die de patronaatrechten bezat over hot kapittel van S1 Pieter te Sittard, hem benoemde tot oene prebende, opengevallen, ten gevolge van het bedanken van den kanonik Willem Harpen-schlegers. In zijn brief aan voormeld kapittel van 23 Juni 1560 zegt de hertog: „ dilectum nobis Paulum Chymarrheum concilii Sus teren-sis decannm, tanquam idonoum in Dei nomine vobis per has nostras litteras duximus prsesentandnra et in iis pnesentamns.quot; (Zie Bijlage II).
Chimarrheus bleef dezen nieuwen post niet lang bekleeden; hij overleed te Sittard, in den loop des jaars 1563, nadat hij in 1561 het nieuwe bisdom Roermond had zien oprichten, eone gebeurtenis, die hem ongeveer de helft van zijn dekenaat ontnam (2).
Dit zijn de bizonderheden, die wij over het leven en bedrijf van Chimarrheus hebben ontdekt. Het eenige wat ons daarin vreemd voorkomt is, dat hij in 1553 te Sittard „ in het geheim quot; zou hebben gepreekt, terwijl wij elders vinden dat hij toen katholiek pastoor was en in die hoedanigheid tot het preeken en het leeraren in het openbaar was geroepen. Maar wij bemerken hier bij, dat van dit haag-preeken alleen een paar schrijvers van onzen tijd gewagen, terwijl de kronijk in den Kalender van 1823 uitgegeven, alleen het volgende zegt: „ Anno 1553 hat Paul Winter geburtig von Beek, bei Sittard, hiezelbst znm ersten mahl die Lelire des Dr Calvin oder die E,efor-
Mededeeling van wijlen don Heer Straubon, notaris t-e Dusseldorp.
mation hervorgebracht quot; (1). Dezo chroniek werd in 1823 door Augus-tinus Dunckel afgeschreven en uitgegeven uit een lijvig handschrift over Gangelt en Sittard, samengesteld door den Pater Jesuiet Jacob Kritsraedt en waarvan het origineel zich te Bonn bevindt. Daar dit handschrift de bron is, waaraan de latere schrijvers putten, hebben wij de zaak nader doen onderzoeken en het is ons gebleken, dat ook hier niet van „ geheime preekenquot; wordt gesproken.
Chimarrheus heeft voornamelijk onder het bestuur van twee Gu-liksche hertogen geleefd, Jan III en Willem IV. Jan III, die in 1524 het bewind aanvaarde en tot in 1539 regeerde, was op godsdienstig gebied de richting der humanisten toegedaan, doch bleef in weerwil zijnor liberale richting tot op het einde zijner regeering aan de moederkerk getrouw. Zijne gemalin, de hertogin Maria, die als erfdochter van Kleef en Berg veel invloed op de regeering uitoefende en bij de inwoners in hoog aanzien stond, ging door voor eene streng katholieke vrouw. Onder de ambtenaren der kroon waren de meesten aan de oude Kerk gehecht, maar enkelen, zooals de graaf van Rennenberg, die ambtenaar was van Born en Wassenberg, begunstigden de nieuwe leer in het geheim, en waren voor een groot deel de oorzaak, dat in die streken de wederdoopers zeer talrijk werden.
Jan's zoon en opvolger, hertog Willem IV, was een leerling van den humanist Heresbach. Toen hij in 1539 don hertogelijken troon beklom, trad hij in de voetstappen van zijn vader en bleef de liberale richting toegedaan; hij ging zelfs een stap verder, door dat hij, zonder zelf protestant te willen worden, de nieuwe leer op allerhande wijze beschermde en trachtte te be voordoelen. Hieraan kwam in 1543 een einde. Keizer Karei V, die hem door de verovering van het land van Gulik en Gelder, in het nauw had gebracht, deed hem in het tractaat van Venloo, den 7 Sept. 1543, de volgende verklaring afleggen: Dat hij voortaan in zijn geheel gebied de katholieke religie zou bewaren, geene nieuwigheden toelaten, en danr waar nieuwigheden waren ingedrongen, die uit zou rotten en alles tot den ouden toestand terug brengen. Aldus luidt het eerste artikel van voormeld tractaat (2). Aanvankelijk kon zich de hertog naai- dit besluit, wat hem
(1) A. Dunckhl, Sittarder Stadts und Kroisos Kalender anf das .Talir 1823, p. 62.
(2) Brosins, Annales .lulite III, p. 60.
door den overwinnaar was opgedrongen, maar slecht schikken. De uitvoering daarvan nam hij alleen ter hand, wanneer de Keizer, de Paus of zijne katholieke onderdanen hem daaraan herinnerden. Maallater volgde hij eene meer katholieke richting, en liet niets onbeproefd om den katholieken godsdienst te herstellen, overal waar dit zonder gewetensdwang kon geschieden. Daarom liet hij in 1550, in 1559, in 1560 en 1582 kerk visitation houden, om de misbruiken, die in het kerkelijk leven waren ingesloopen, uit te roeien. Daarom trad hij in 1551 in onderhandeling met paus Paulus III om in zijn hertogdom de scholen, de godsdienst en het kloosterwezen, zelf te mogen regelen, zonder vreemde tusschenkomst (1).
Het lijdt geen twijfel ot de pastoor van Sittard heeft onder den invloed dezer halfslachtige godsdienstpolitiek gestaan en zal het trekkende voorbeeld zijner vorsten gevolgd hebben, of aan hunne wijffe-lende houding hebben toegegeven.
Chimarrheus, die, zooals wij hierboven hebben gezien, in zijne jeugd getrouwd was geweest, had een zoon Jacobus Chimarrheus, die gelijk zijn vader den geestelijken staat aanvaardde en in de geschiedenis voorkomt als een uitmuntend toonkunstenaar. Deze Jacobus was geboren te Roermond, terwijl zijn vader aldaar het rectoraat der latijnsche scholen bekleedde. Later werd hij almoezenier des Keizers, ridder, palatijnscho graaf en proost der kerk van St. Severijn te Keulen. Volgens eenige schrijvers overleed hij te Praag en volgens anderen te Leitmaritz, in 1614(2).
In de zoo evengemelde kerk van St. Severinus te Keulen bevindt zich in het noordelijk zijschip een monument van steen en koper, met het wapen der familie Chimarrheus. De proost is daarop afgebeeld in knielende houding; op den achtergrond de Verlosser en de H. Maagd. Daaronder staat:
Supplex in medio positus solatia posco.
Rondom zijn 16 afbeeldingen geplaatst uit de lijdensgeschiedenis
(1) Koch : Die Reformation im Hcrt/ogtlmm Julich, p. 16, en Lacomhi.kt, Archiv fiir die Gesel lichte des Niederrheins V, p. 63 en 77.
(2) De Navorschcr XXII p. 511 die .lacobus Chimarrheus onder do Ncderl. toonkunstenaars noemt, laat hem in 1500, tijdstip, waarop /ijn vader reeds lang nit. Roermond vertrokken was, geboren worden.
van Christus en claartusschen de Verheerlijking van don Heiland op den berg Tabor. Het onderschrift luidt:
adm: reverendvs et illvstris dominus dom; jacobus chimarrheus rurernvndanvs s. r. e. protonotarivs: comes palatinvs apostolicvs et imperialis, eques auratae militiae s. c. m. per mvltos annos eleemosynarivs maior, huius ecclesiae praepositvs: solatii spei m. e. p.
Dat is; De Zeer Eerwaarde en Edele Heer, de Heer Jacobus Chimarrheus, uit Roermond, protonotaris der heilige Eoomsche Kerk, palatijnsch graaf, zoowel van wege den Paus als van wege den Keizer, ridder en hoofdalmoezenier zijner Keizerlijke Majesteit gedurende vele jaren, proost dezer kerk enz. plaatste dit monument tot troost en hoop.
Boven dit inschrift bevindt zich het familiewapen van Jacobus Chimarrheus, zijnde een lind of snoer vormende krullen, die een kruis nabootsen. Het wapen is gedekt door den kenschetsenden hoed van Protonotaris.
Na deze kennismaking met den zoon, keeren wij tot den vader terug, om over zijne geschriften te spreken.
Over de nagelaten werken van den pastoor van Sittard handelen in het kort Hartsheim, Foppens, Valerius Andreas en Jöcher, die allen de Bibliotheca Colon, van Hartsheim naschrijven. Een zijner pennevruchten kwam op den Index librorum pvohibitorum, door den hertog van Alba in de Nederlanden uitgevaardigd. Dit werkje had voor titel: Catechismus Latino ■ Germanicus in ecclesia Sittardiensi, per Pallium Chimareum. „Deze Catechismus, in het Latijn en in het Duitsch (1), — zegt Dr Sepp — heeft zeker (ook nu wêer) zijne rechtzinnigheid en goeden naam op het spel gebracht quot; (2).
Nog is bekend; Epistolae dominicales carmine elegiaco reddüae, ad usum scholae Marcodurensis per Paulurn Chimarrheim, eiusdem
scholac moderator em. Colon, excuclebat Jaspar Gennep in 8° zonder jaargetal.
Dit werk in twee deelen verdeeld, begint met eene toewijding aan Johan Blomendaell, ambtman te Lulsdorp, in het land van Gulik, dan volgt eene voorrede en eindelijk p. 11 tot 85 de tekst der Epistolae. De tweede afdeeling bevat andere latijnsche gedichtjes van Ohimarrheus en eene toewijding, in proza, aan den Gulikschen kanselier Gogreve te Dusseldorp, gedagteekend uit Heinsberg den 8 April 1552. In deze toewijding verhaalt hij zijne lotgevallen met de inquisitie te Roermond, waarvan wij hierboven gesproken hebben. Een exemplaar van dit werk bevindt zich in de stads bibliotheek te Antwerpen (1). Zijne verzen, zegt Foppens, zijn vloeiend en sierlijk: quaedam carmine conscripsit, eoque ut facili, ita nee ineleganti (2).
Dit zijn de bizonderheden die wij over Chimarrheus kunnen me-dedeelen. Zijn levensloop, dunkt ons, is uit het vorenstaande genoegzaam bekend, om de volgende conclusie te trekken. Het is niet gebleken dat hij ooit protestant is geweest, maar wel dat hij een katholiek was, die eerst als onderwijzer en daarna als pastoor, deken, en ka-nonik, volgens de voorschriften van de Katholieke Kerk heeft geleefd en is gestorven; hij was een humanist, die gelijk Heresbach, hertog Jan III van Gulik en honderd anderen, de richting van Erasmus was toegedaan. Die man is wel met de inquisitie en den Index in aanraking geweest, heeft wel eens kettersche gevoelens aangekleefd, maar is daarom nog niet ketter geworden, want het is ons nergens gebleken dat hij geweigerd heeft de leer der Kerk te volgen.
Wij zijn dan ook van gevoelen dat de gereformeerde gemeente te Sittard wel wat ver gaat, indien zij Chimarrheus als haren stichter blijft beschouwen, en verder dat in het jaar 1853 geene genoegzame gronden aanwezig waren, om een jubelfeest ter eere van dezen man, die nu 300 jaren geleden, aldaar voor het eerst „ als geheimer Pre-diger, wissenschafbliche und reine Religionskentnisse quot; zou verspreid hebben, aan te richten (3).
(1) Miïrtkns : Catalogue do la Bibliothèquo d'Anvers I, p. 154, nquot; 1416.
(2) Foppkns : Bibl. belgicii 1, p. 940.
(3) Gustav Höukkku : üesoliiolito de reibrmirten Gemoinde zn Sittafd, zutn drei-hundertjüluigen Feïer der erston Vorkiindigung dos rcineu Kvangeliums. In 12 van 18 bladz. Van dit boekje werd in jaargang 1881 p. 585 der Maasgouw een verkorte inhoud uitgegeven, getrokken uit do nagelaten papieren van wijlen den Heer Martin Jansen.
— 10 —
Wel zou men hoogev op klimmende geheime en openbare predikanten van het nienw Evangelie kunnen aantreffen, maar dan zou men stoten op Anabaptisten en volgelingen van Jan van Leiden, den befaamden koning van Sion (1).
Wij bekennen overigens gaarne, dat het buitengewoon moeielijk is in die verwarde tijden te onderscheiden wie Katholiek of wie Protestant was. Het godsdienstbegrip der twee partijen was nog niet algemeen gevestigd, bizonder in het land van Gulik, waar de regeering eene middenpartij dulde, die voorgaf het met de leer van Rome te houden, maar feitelijk in menig punt daarvan afweek.
Intusschen zou het ons genoegen doen, indien voortaan het aandenken van den geleerden en humanen Chimarrheus, bij Katholieken en Protestanten, in gelijke eer en achting bleef.
Jos. HABETS.
(1) Publ. etc. du Limb., Jaargang IHIT.
— 11 _
Bij la-Q-e I.
Chiiiiarrhcus klaagt bij lt;Ie Guliksche rcgecring over het karig inkomen zijner pastorie.
Bericht der pastoriën zu Sittart und ihrer Renthen, furstlichen Ver-ordenten am 24 October 1559, zu Sittart, uberantwortet durch Paulum Chymarrheum.
Item die parochial-Kirch zu Sittart ist dem collegio incorporiert sampt allen sicheren Renthen, so dass ein Pastor gar nit eigens hait, sonder wirt ihm vom Capittel vur sein Underhalt geben, jiihrlichs 26 malder roggen und 20 malder haveren.
Item hat er noch in pra3sentiis, so er mit dem Chorgange die horas zu singen verdienen muss, umbtrint zehn Malder roggen.
Item vur den Kirchbrode bat er acht Malder roggen, haben die Burger belacht.
Summa bat der Pastor in all: 44 Malder roggen und 20 Malder haver.
Altaria in ecclesia.
Altare Joannis Baptietse. Rector Joannes Schulken, presens.
Al tare Mariae Virginis. Rector Nicolaus Daelen, presens.
Altare Georgii. Petrus Tesscbenmecber, rector (1).
Altare S1' Joannis Evangelistae. Tbeodoricus Scapens, rector.
Altare Catharinac. Rector Bartholomeus Diies, presens.
Altare Nicolai. Rector Bartholomeus Nyss, absens.
Altare Crispini. Rector Otto, canonicus Visetensis, absens.
Altare Eligii. Caret rectore.
Altare Magdalenae. Caret rectore.
Werden diese Renthen (2) gebrauebt zum unterhalt des Pastors in Abkurtzing seiner abgeschreven summen.
Die Renthen und inkumst der Altaren in gemein sindt mir gar un-bewust Es sind auch zwei Bruderschafften der Collegiatkircbe zu Sittart, Mariae et Petri, welcher Renthen mir unkimdigh, werden edoch under canonicos, capellanen, pastoren und den dienern der Kirche in praesentiis ausgetheilt.
Deze Tesschenniechor werd pastoor to Milieu oa doken van hot Concilie van Siisteren. Zio mijne Geschicd. van het Bisdom Roermond I, p. 405.
— 12 —
4
llenocuiing van Paulns Chiniarrheus tot kanonik der Kapittelskcrk van den II. Petrus te ^Sittard.
Dei gratia Guilielmus Juliacensis, Cliviensis et Montensis (lux, comes Marchiae et Ravensbergi, dominus in Ravensteyn etc. honarabilibns nobis dilectis decano et capitulo ecclesiae nostrae collegiatae sancti Petri apóstoli in civitate nostra Zittardiensi salutem.
Ad canonicatum sive prebendam per dimissionem Guilielmi Harpen-schlegers postremi possessoris vacantem, cuius prsesentatio dura et quo-ties vacare contigerit ad nos et heredes nostros duces Juliacenses et dorainos in Born, jure patronatus pertinere et spectare dinoscitur, di-lectum nobis Paulum Chymarrheum concilii Susterensis decanum tan-quam idoneum, in Dei nomine, vobis per has nostras litieras duximus prtesentandura et in iis pmsentamus; hortantes vos, quatenus eundem in dictum canonicatum recipiatis et admittatis, illi quoque do universis et singulis fructibus, redditibus et obventionibus responderi facialis, contrariis non obstantibus quibuscumque.
In quorum fidem et testimonium priesentes litteras sigillo nostro fe-ciraus comrauniri. Datura ex arce nostra Juliacensi anno Domini quin-gentesimo sexagesimo, die vicesima tertia mensis Junii.
De mandato domini ducis
VLAÏÏEN
Gerardus Juliac (1).
(1) .1 oli.m Vlattcn was kansollcr van hertog Willem en Gerard van Gulik zijn secretaris.