-ocr page 1-
-ocr page 2-

A. qti.

-ocr page 3-
-ocr page 4- -ocr page 5-
-ocr page 6-

I;

■ • -, -
k'nbsp;I

t. • ■■

•k

; v. , :

w

-ocr page 7-

■AS

-ocr page 8-

m

«

-ocr page 9-

SrECIMEN OEOONOMICO-POLITICÜM INAUGURALE

TRIBÜTIS DIEEGTIS,

I'IUESERTIM

DE TEIBUTO REDIÏÜUM,

QOOD,

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

EX ADCTOMTATE RECTOKH MAGNIFICI

TETRI JOHANNIS ISAÄCI de FßEMERIJ,

MATH. JtAO. PHir,. KAT. STEr). ET AET. OEST. DOOT. ET PROF.
KKO NON

a M p n s s IMi SENAÏUS ACADEMICI c o n s e n s u,

Nor.iLissiMAE FACULTATIS JÜRIDICAE decketo,

SUMMISQL'E IN

JORE ROMANO ET HODIERNO HONOEIBÜS AC PEIVILEGIIS,
IN ACADBMIA RHENO-TRAJECTINA,

MTB AC LEÜITJME CONSEQDEKBIS,
PL'BLICO KT SOLEMNI EXAMINI SUBMITTIT

EVERARDUS VAN VOORTHÜYSEN, HENK. FIL.

Amstclodamensïs,

/

MDCCCXLVIII.

lilE XXXI MENSIS OCTOBRIS, ANKI .MDCCCXLVIlr, HOR.

TRAJECTI AD KHENUM,
apüd J. G. B R O E S E. Xjk

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

1909 8593

-ocr page 10-

itpis 1. I. oiobbn.

il

II

-ocr page 11-

DE

DIRECTE BELASTINGEN.

lgt;'20.*fDBBHEID

DIE OP DE

INKOMSTEN.

-ocr page 12-

-

-ocr page 13-

DIRECTE BELASTINGEN,

INZOIÎDERHEID

DIE OP DE

INKOMSTEN.

eene staatshuishoudkundige proeve

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOGTOR IN DE REGTEN,

AAn D8
Dooa

E. VAN VOORTHUIJSEN , Hz.

EEESTE DEEL.

TE UTRECHT,

BIJ J. G. BROESE.
1848.

/

-ocr page 14-

îfe- -

ayuojji/inbsp;itüis

^Y^xioas. 'Ad ¥il v.'-'V. O'l

f-

. quot;IS. . T.quot;.

s^itóuiïrj.-

-Ö .{, ua

-ocr page 15-

VOORBERIGT.

De wel verdiende belangstelling, welke de leer der be-
lastingen in dezen tijd ondervindt, noopte mij op het einde
mijner Academische loophaan dit gedeelte der staatshuis-
houdkunde meer naauwkeurig te onderzoeken, en het gewigt
dezer leer, welker juiste kennis op de welvaart der volken
zoo grooten invloed heeft, nam mij dermate voor hare beoe-
fening in, dat ik weldra besloot haar tot onderwerp mijner
Dissertatie te nemen. Spoedig echter stuitte ik op eene groote
moeijelïjkheid, de mindere geschiktheid namelijk der Latijn-
achetaal voor eene wetenschap, die hij de Romeinen wei-
nig beoefend was. Ik zag mij dus genoodzaakt hierin
van den gewonen regel af te wijken en besloot op aan-

-ocr page 16-

vinbsp;voorbepjgt.

raden vciTi de hoogleeTctveu ackersdijck en den tex in
de Nederduitsche taal te schrijven, terwijl ik daarin ver-
sterkt werd door de bepaling van A . 66 van het Besluit op
het hooger onderwijs, waaruit blijkt dat ook onze regering
overtuigd is van de bezwaren, die het behandelen van oeco-
nomische onderwerpen in de Latijnsche taal medebrengt.

Men verwachtte niet dat ik het in deze eerste proeve
mijner studiën zoude durven wagen mijnen landgenoo-
ten eene nieuwe leer voor te dragen. Onkundig van het
terrein, waarop ik mij hegeven had, zocht ik mij slechts
gemeenzaam te maken met hetgeen anderen omtrent dit
onderwerp onderzocht en geleerd hadden, en trachtte door
eene vlijtige beoefening der beste schrijvers eenig denkbeeld
mn dit gedeelte onzer wetenschap te verkrijgen. Zelf te
heren was mijn eenig doel, en de beschouwing, welke hier-
mms mijnen landgenooten ter lezing aangeboden wordt, is
derhalve de vrucht van een naauwkeurig onderzoek van het-
geen anderen, der zaak meer kundigen dan ik, omtrent de
leer der belastingen voor de wetenschap hebben geleverd.

De werken van smith, buchanan, kicaedo,

m'. cülloch, say, hoffmann, müehaed, gogel m
hogendoep,
waren mij daartoe van veel nut, en het

-ocr page 17-

vookbeeigt.nbsp;vu

is door hun onderrigt dat ik tot de meeste resultaten,
in dit stukje voorgedragen, gekomen hen.

De moeijelijkheid van het onderwerp had evenwel mijne
ijverigste pogingen welligt vruchteloos gemaakt, had ik niet
in den Hoogleeraar
ackeksdijck eenen leermeester ge-
vonden, die mij de voor mijne krachten te zware taak
had helpen verligten. Hem hreng ik derhalve hij deze
mijne opregte hulde, daar hij geene moeite ontzag, wan-
neer hij zijnen leerling met raad en hulp konde bijstaan,
om de zwarigheden, welke zich voor hem opdeden, uit den
weg te ruimen, terwijl hij hem tevens dooi' eene welwil-
lende bescheidenheid het genoegen liet, het werkje, dat
deze der maatschappij wenschte aan te bieden, als het
zijne te kunnen beschouwen, waarover hij derhalve de toe-
gevendheid zijner lezers inroept, aan welke hij als jeug-
dig schrijver zoo zeer behoefte gevoelt.

Ook aan u reken ik mij inzonderheid verpligt, mijne
hooggeachte leeraren
den tex en veeede , voor de
irdichtingen, mij geschonken, voor uwe teregtwijzingen ,
waar ik dwaalde, en voor de hulp, die mij uweboekerijen
verschaften.

U allen, onder mamp;r leiding ik het voorregt had mijne

-ocr page 18-

vinnbsp;VOOKBEKIGT.

studiën te vólhrengen, en van wier toegenegeiJieid ik ge-
durende mijne Academische loophaan zoo véle bewijzen
ontving, hetuig ik hij deze mijnen opregten dank.

Is het voor velen bij hunne bevordering tot Doctor een
treurige pligt hen vaarwel te zeggen, met wie zij de geluk-
kige studie-jaren mogten doorbrengen, mij is het voorregt
vergund van dezen pligt mij vrijgesteld te zien, hopende
nog eenigen tijd in uw midden door te brengen, waarde
Academie-broeders, in wier hooggeschatte vriendschap ik
mij bij voortduring aanbeveel.

ik

-ocr page 19-

INHOUD.

EEKSTE DEEL,
HOOFDSTUK I.

OVER DB BELASTING IN HET ALGEMEEN.

BI.

Wat it .......................................................... '

Nut der belasting................................................ ^

Waaruit in (Ie staatsbehneften te voorzien?.......................... 5

Wordt de belasting uit de inkomsten of de bezittingen opgebragt?....... 7

Belastingen, die het vermogen der natie treilen........................

Grondstellingen voor de leer der belasting van ...................j..-

»nbsp;Jgt; » 1) » Mnbsp;» ........................23

» » 11 11 11 1) 11 .....................26

Op wie drnlt de belasting? ........................................

Leer van qoesnat................................................

11 11 Ml!. ...................................................

..........35

11 11 ............................. • ..........................

11 11 .......................................................

Treft de belasting hem, op wien zij gelegd is ........................37

Waardoor w»rdt de belasting aan de schatpligtigen vergoed?............ 39

Is de belasting goed te keuren, omdat zij het vermogen slechts verplaatst? . 41
Wat moet men in acht nemen, wanneer men onze belastingen met de vroe-
gere vergelijkt................................................* ^^

InTloed der staatsregeling op de belastingen..........................

-ocr page 20-

Xnbsp;INHOUD.

BI.

Budgrts........................................................ 53

Voordeelrn der specialiteit en openbaarheid bij de besturing der geldmiddelen. 55

Verschillende wijzen van administratie.............................. fJI

Billijkheid in de verdeeling der belasting , en oorzaken der klagten...... 62

Vrijwillige opbrengsten................................ • .......... 65

Waarom de mindere klassen het meest opbrengen.................... 68

Ijquot;er van Hoi'fWANN omtrent de grondslagen der belasting,............. —

Zijn nieuwe voorwerpen van belasting eene nieuwe bron voor haar?,.,, 70

Tweederlei wijze van heffing...................................... 72

Vomleelen der indirecte belasting.................................. ««

Welk gevolg heeft het besnoeijen der rijken?........................ 74

Zijn alle de belastingen goed, wanneer zij oud zijn?................75

Aanneming van verschillende grondslagen........................... 77

Vrijstelling der fondsenhouIers.................................... 73

(Ongelijkheid der belasting door ongelijke waarde.................... ftj

Voordeden eener matige belasting.................................. 82

/Vorderingen in het innen der belasting gemaakt..................... gg

Inning door pachters............................................. 90

1) » ambtenaven.......................................... 96

Vergelijking van de belastingen der verschillende landen met elkander •• 97

Bevordert de belasting de voortbrenging?..,,........................ IQI

Dwaling van ................................................... 103

Belemmering van het onderling verkeer............................. 105

Invloed der belastingen op de redelijkheid...................................1Q6

HOOFDSTUK II.

DIRECTE BELASTINGEN.

Grondbelasting................................................................................j',q

Wien treft zij?.................................■...................

Bedi-nkingen tegen het verhoogen der gronilbelasting....................................Hg

Over het voorbehouJ der regering van den eigendom der gronden..............118

Tienden................................................................................................................j20

Vaste natuurlqke opbrengsten..........................................................................j23

De Wnige belasting van .............................................................................125

Vermindering der grondlasten in Engeland....................................................126

Vaststelling der grondlasten..............................................................................127

Maatstaf voor de schatting der gronden...............................................130

Kadaster.........................,,.................................................132

-ocr page 21-

INHOUD.nbsp;XI

ni.

Aflo-ïsing lier grondlastpn......................................... * 36

MoeijelijkheJcn bij het invoeren van'gelijke grondlasten in lanjen, die uit
Terschillenle bestamlileelen zijn zamengesteld
...................... 141

Belasting op de huurwaarde........................ 147

Is de belasting op de huurwaarde een billijke maatstaf?............... —

Wien treft de belasting op de huurwaarde?......................... 150

Belasting op voorwerpen van weelde............155

Ongenoegzaamheid dezer belasting................................... —

Zijn voorwerpen van weelde altijd een bewijs van rijkdom?......................158

Verschillende sooi ten........................................................................................159

Klein zegel on Ier .........................................................................................161

Belasting op bedrijven, (Patenten)................. 163

Bezwaren tegen deze belasting..................................... —

Noodzakelijkheid van juiste grondslagen............................. 164

Kramers....................................................... 1®®

Hoofdelijke belastingen..........................................................167

Vrijstelling van grijsaards en kinderen............................................................168

Bezwaren dezer belastingen................................................................................169

Meening van Hoffmann......................................................................................172

................................................................174

Capitation..........................................................................................................180

Klasiensteuer..................................................183

Hooftgeldt..........................................................................................................191

FajniliegeUt......................................................................................................192

Belasting op werkloonen........................... 193

Waardoor wordt de prijs der loonen geregeld ?...................... —

Meening van .....................................................199

Op wie drukt de belasting op werkloonen?.......................... 203

Van waar de toestand der arbeiders in Engeland?..................... 208

Taxe personelle................................................. 210

Armen-belasting............................................................................—

Behoort het onderhoud der armen tot de bemoeijingen der regering?..........—

Werkhuizen en poor-tax in Engeland..............................214

Op wie drukt de armen-belasting?.................................217

Is zij nuttig voor de armen?.........................................218

-ocr page 22-

XIInbsp;INHOUD.

TWEEDE DEEL.

HOOFDSTUK III.
efxasting op het inkomen.

BI.

Verschillen! oordeel der schrijvers.................................. l

Wat is inkomen ?............................;................... 3

Wat is beter maatstaf voor de belasting, de bezitting of het inkomen?... 6
Wat moet men van de ruwe opbrengst aftrekken om het inkomen te berekenen? 15

Nadeelen eener belasting op de ruwe opbrengst........................

Subjectief en objectief inkomen..................................... jg

Aftrekken der nooddruft........................................... jg

Moet men ook verschuldigile renten aftrekken ?....................... 28

Welke inkomsten moet men verschoonen?............................29

Inkomsten van ambtenaren...........................................

Professionele inkomsten............................................ 33

Renten uit openbare fondsen....................................... 39

Inkomsten uil vreemde landen........................................

Renten aan vreemden verschuldigd..................................44

Oordeel over de inkomen-belasting van behr........................45

quot; quot; »nbsp;quot;nbsp;n ............................52

quot; » » » 1gt; ..............................

quot; quot; » •gt; » ..............................

quot; quot; »nbsp;»nbsp;» chiio........................55

quot; quot; »nbsp;»nbsp;» von .........................—

quot; quot; quot;nbsp;»nbsp;•gt; »artobi0s.....................56

Schatting van het inkomen........................................................................gg

lo. Schatting door derden........................................gg

quot; quot; hen. Jie zelve het inkomen gemeten..............69

30. Vereeniging van de schatting door derden met die door hen, die het

inkomen zelve genieten....................................... 74

Het progressieve stelsel..................................... _ jy

Oordeel over het progressieve stelsel van sat.........................78

quot; quot; »nbsp;■gt;nbsp;» » murhard.....................

quot; quot; quot;nbsp;quot;nbsp;■gt; » aokderer, aükiand, oentz, tub-

cot , noblïsflürre .............79

» » »nbsp;»nbsp;» )) V(t .........................

» » »nbsp;»nbsp;» » mc. ciii.i.och..................81

Is eene inkomen-belasting als éénige belasting mogelijk?...............83

Oordeel hierover ................................................. g^

»nbsp;n M ..........................................85

-ocr page 23-

inhoud.

BI.

Oordeel hierover van ............................................. 86

»nbsp;n » .............................................

»nbsp;mnbsp;11 »e hermes...................................

AQ

IInbsp;IInbsp;II 11». ......................................... quot;quot;

Besluit.........................................................

HOOFDSTUK IV.

de engelsche inkomen-belasting.

BI.

Inkomen-belasting van 1798 tol 1815............................... 101

,1 1842 ...............'....................... 'C

Hoofdzakelijke inhoud der Engelsche wet............................ 108

Regels voor schedule A........................................ ^^^

11nbsp;I.nbsp;1,nbsp;......................................... 124

,1 1, .1 ......................................... »30

............................................... 134

.1 » .. E........................................

Schedule F...................................................

f.nbsp;............................ 159

II ............................*........

Uitkomsten, welke deze belasting heeft opgeleverd................... 163

Verlenging dezer belasting in 1845 en 1848......................... 1®'

Voorstel van den minister ........................................

Ontevredenheid over dit voorstel...................................

171

Voorstel van ...................................................

......175

II II ....................................................

Aanneming van het gewijzigde voorstel van ......................... l'®

HOOFDSTUK V.

DE BELASTING IN BEEN OP VASTE GOEDEREN, KAPITAAL
EN INKOMSTEN.

BI.

Hoofdzakelijke inhoud der Bernsche wet.............................

Belaamp;ting op vaste goederen.......................................

II II kapitalen...........................................

1R1

II 11 inkomsten...........................................

Algemeene bepalingen............................................

Aanmerkingen op deze wet.......................................

T

xiii

-ocr page 24-

XÏVnbsp;INHOUD.

HOOFDSTUK VI.

de heffingen in nederland van de bezittingen en in-
komsten, inzonderheid van
1795 tot 1804.

bi.

Ticnile penning................................................. jgg

Hefifingenna de omwenteling en voor het invoeren der staatsregeling van 1798. 192

Ontwerp van constitutie van 1797 ................................. 200

» » staatsregeling van 1798............................... 203

Regels, welke bij de latere heffingen werden in acht genomen.........206

Heffingen na het invoeren der staatsregeling......................... 211

De heffingen door het stelsel van coow. vervangen......................

ii','
I'

if'
i

i'l

II

!'

! : 'li

-ocr page 25-

Tot gemak van den lezer geven wij hier de
werken op, door ons in deze proeve op on-
derscheidene plaatsen aangehaald.

Ackersdijck, (J.) Bedenkingen over de Korenwetten, Utrecht
183D.

Act for granting to Her Majesty's Duties on Profits arising
from Property, Professions , Trades, and Offices, until
the sixth day of
April one thousand eight hundred and
forty-five.

Annuaire de l'Economie Politique et de la Statistique pour
1848, 5e Année, Paris 1848.

Bastiat, (Fk.) Sophismes Economiques, Paris 1847.

Beiik, (W. J.) Die Lehre von der Wirthschaft des Staats oder
Pragmatische Theorie der Finanz-Gesetzgebung und Fi-
nanz-Verwaltung , mit Rücksicht auf den Gebrauch bei
Academischen Vorlesungen, Leipzig 1822.

Beug, (G. E. J.) Specimen de Vectigalium ac Tributorum in
Hollandia historia tempore comitum, Amstelodami 1834.

■—---------- Specimen de Vectigalium ac Tributorum in

Hollandia historia tempore reipublicae, Amstelodami 1834.

Boekii, (A.) Die Staatshaushaltung der Athener, Berlin 1817.

Bonaparte, (L.) Documens Historiques et Réflexions sur le
Gouvernement de la Hollande, Paris 1820.

BoüRICIus , (L. G.) Gedachten over de Accijnsen en de Di-
recte Belastingen en over eene Belasting op de Inkomsten,
Utrecht 1848.

Bresson, (J.) Histoire Financière de la France depuis l'origine
de la monarchie jusqu'à l'année 1828, Paris 1829.

Buchanan, (D.) Observations on the Subjects treated of in
Dr. Smith's Inquiry into the Nature and Causes of
the Wealth of Nations, Edinburgh 1817.

Compte Général du Trésor Public pour l'an 1806 rendu an
Roi par le Ministre des Finances, la Haye 1808.

D......(Mr.) Over de Belastingen, het Beheer der Geldmid-
delen, de Staatsonkosten, en de Bezoldiging der Amb-

-ocr page 26-

tenaren, staande de Republiek der Vereenigde Neder-
landen, Amsterdam 1837.

Dagverhaal der Handelingen van de Nationaale Vergadering,
en later van het Vertegenwoordigend Lichaam des Ba-
taafschen Volks.

Demosthenis Quae Supersunt ex editione J. J. Keiskii. Ac-
cedunt versio Latina, apparatus criticus et exegeticus
aliorum et suis annotationibus auctus cum indicibus in
Demosthenem, edente
G. H. Schaefero, Londini 1822.

Engels, (P. H.) De Geschiedenis der Belastingen in Nederland
van de vroegste tijden tot op heden, met eenen beknop-
ten inhoud der tegenwoordig in werking zijnde Belasting-
wetten, Rotterdam 1848.

Gaknier, (M.) Recherches sur la Nature et les Causes de la
Richesse des Nations par
A. Smith, Paris 1822.

Gesetz über die Vermögens-und Einkommen-Steuer, Bern 1847.

Goes, (A. van der) Holland onder de Regeering van Keizer
K
aeel V en Koning philips II, Amsterdam 1791.

Gogel, (J. J. A.) Memoriën en Correspondentiën betrekkelijk
den staat van 's Rijks Geldmiddelen in den jare 1820, uitge-
geven door zijnen zoon J. M.
Gogel, Amsterdam 1844.

Groen van Prinsterer , (G.) Handboek der Geschiedenis
van het Vaderland, Leiden 1846.

Hblferich, Ueber die Einführung einer Kapital-Steuer in Ba-
den, Tübingen 1846.

Hoffmann, (J. G.) Die Lehre von den Steuern als Anleitung
zu gründlichen Urtheilen über das Steuerwesen mit beson-
derer Beziehung auf den Preussischen Staat, Berlin 1840.

HoßENDORP, (G. K. van) Lettres sur la Prospérité Publique
addressees a un Belge, Amsterdam 1830.

Jaarboeken der Bataafsche Republiek.

Lötz , (J. T. E.) Handbuch der Staatswirthschaftslehre, Er-
langen 1821.

Malchus, (C. A. von) Handbuch der Pinanzwissenschaft und
Finanzverwaltung, Stuttgardt und Tübingen 1830.

Malthus, (P.) Essai sur le principe de population, traduit
par P.
Peevost, Paris 1828.

-ocr page 27-

XVXI

Mquot;. CuLLocH, (J. R.) A Statistical Account of the British Empi-
re, exhibiting its extent, physical capacities, population,
industry and civil and religious institutions, London 1837.

—-- A Treatise on the Principles and Tracti-

cal Influence of Taxation and the Funding System, Lon-
don ISâ.!).

Mees, (W. C.) de Werk-Inrigtingcn voor Armen uit eenstaats-
huishoudkundig oogpunt beschouwd, Rotterdam 1844.

Meijek (M. H.E.) undScnÖMAKN, (G. Fr.) Der Attische Pro-
cess, Halle 1824.

Meijer, (A. D.) Onderzoek over het Gebruik van een Open-
baar Spel, speciaal toegepast op het Koningrijk der Ne-
derlanden, Amsterdam 1828.

Metelerkamp, (R.) De Toestand van Nederland in vergelijking
gebragt met die van enige andere landen van Europa,
Rotterdam 1804.

Montesquieu, Oeuvres Complètes, Paris 1846.

Moreau de Jonnes, (A.) Eléments de Statistique, Paris 1847.

Mulder , (G. J.) De Voeding in Nederland in verband tot
den volksgeest, Rotterdam 1847.

Murhard, (K.) Theorie und Politik der Besteuerung, ein Hand-
buch für Staatsgelehrte, Volksvertreter und Geschäfts-
männer, Göttingen 1834.

Notulen van het Staats-Bewind.

Prittwitz, (M. von) Theorie der Steuern und Zölle, mit
besonderer Beziehung auf Preuszen und den Deutschen
Zollverein, Stuttgardt und Tübingen 1842.

Publicatiën (Alle de) en Notificatiën betreiFende de Algemeene
Belastingen met de Generale Voordragt, den Haag
1807.

Raumer, (Fr. von) Das Brittische Besteuerungs-System, ins-
besondere die Einkommen-Steuer, dargestellt mit Hinsicht
auf die in der Preussischen Monarchie zu treffenden Ein-
richtungen, Berlin 1810.

Ricardo, (D.) Oeuvres Complètes traduites en Français, aug-
menteés de notes et de commentaires, par A.
Fontey-
raud,
Paris 1847.

Say, (J. B.) Traité d'Economie Politique ou Simple Exposi-

-ocr page 28-

xvur

tion dü kl manière, dont se forment, se distribuent et se
consomment les Richesses, publié par
H. Say, son fils,
Paris 1841.nbsp;'

Say, (J. B.) Cours Complet d'Economie Politique Pratique
publié par H.
Sav, son fils, Bruxelles 1843.

Schön, (J.) Die Grundsätze der Finanz, Breslau 1832.

Schmalz, (M.) Economie Politique, traduit par H. Jouffboy,
Paris 1826.

Schubert, (Fk. W.) Handbuch der Allgemeinen Staatskunde
von Europa, Königsberg 1842.

Seotter, (A. L. von) Die Besteuerung der Völker, rechts-
und geldwisseutschaftlich untersucht, Speyer 1828.

sismondi, (s. de) Nouveaux Principes d'Economie Politique
ou de la Richesse dans ses rapports avec la Population
Paris 1819.nbsp;'

Sloet tot Oldhuis, (B. W. a. E.) Tijdsclirift voor Staat-
huishoudkunde en Statistiek.

Smith, (A.) An Inquiry into the Nature and Causes of the
Wealth of Nations, with notes, bij D.
Buchanan, Edin-
burgh 1817. Onze aanhaling in het Eerste Deel bl. 18
is onjuist: daar staat
I Vol. p. 371, dit moet zijn :
ƒ//, p. 264.

Volledige Verzameling der Publicatiën voor de Ingezetenen
der Bataafsche Republiek.

Yocng, (A.) Travels during the years 1787, 1788 et 1789 ;
undertaken more particularly with a view of ascertaining
the cultivation, wealth, resources and national prospe-
rity of the kingdom of France, Loudon
1794.

Zaciiauiae, (K. S.) Staatswirthschaftslehre, Heidelberg 1832.

De overige werken zijn genoeg bekend, zoodat zij geene na-
dere vermelding behoeven.

-ocr page 29-

HOOFDSTUK 1.

OVER DE BELASTING IN HET ALGEMEEN.

Belasting is hetgeen door de ingezetenen aan het be-
stuur wordt opgebragt, om in de behoeften van den staat
te voorzien. Deze behoeften nu nemen wij in de meest
nitgebreide beteekenis, en verstaan daardoor niet alleen,
wat de staat volstrekt noodig heeft om aan zijne verbind-
tenissen te kunnen voldoen, zijne onafhankelijkheid tegen-
over de andere mogendheden te handhaven, de inwendige
maatschappelijke orde te bewaren, doch ook al datgene,
wat het geluk der ingezetenen verhoogen, aan het al-
gemeene welzijn bevorderlijk zijn kan. Daarom noemt
hofpman haar geldehjke bijdragen tot onderhoud en ver-
betering der inrigtingen, welke de regeringen lt; der staten
en de bestuurders der gemeenten tot vestiging en bevor-
dering der welvaart hunner onderhoorigen verordenen en
leiden. Doch ofschoon tegenwoordig de meeste belas-

-ocr page 30-

tingen in geldelijke bijdragen worden opgebragt, die de
persoonlijke diensten en tienden der middeleeuwen, dank
zij den vooruitgang der maatschappelijke inrigtingen,
hebben vervangen, zoo heeft hij zijne bepaling van het
denkbeeld van belasting hierdoor te veel beperkt, en daar
van al datgene uitgesloten , wat vroeger en later
in na-
tura
door de regeringen van hare onderdanen is afge-
vorderd.

Omtrent het doel der belasting heeft say zich zeer
onjuist uitgedrukt, wanneer hij zoo wel hetgeen door
de regering willekeurig verkwist wordt, als hetgeen zij
tot voorziening in de behoeften van den staat regtmatig
vorderen kan, daartoe rekent. Hij noemt haar dat ge-
deelte van het goed der ingezetenen, hetwelk de rege-
ring aan hare begeerten of de behoeften van het maat-
schappelijk ligchaam opoffert. Maakt de regering nu
zich hieraan schuldig, dat zij de bezittingen der onder-
danen verbi'uikt, om hare eigene inzigten te kunnen na-
volgen, of hare begeerten te voldoen, zoo maakt zij mis-
bruik van het vertrouwen, dat het volk in haar stelt 6n
voldoet niet aan den last, die haar is opgedragen. Het
is dus eene volstrekte miskenning van het doel der be-
lasting.

Ricaedo beschouwt haar als een gedeelte van de voort-
brengselen der aarde en der nijverheid van een land,
hetwelk tot beschikking der regering gesteld wordt.

M*^. cuLtOCH noemt haar een gedeelte, of de waarde

-ocr page 31-

Van een gedeelte van den eigendom of arbeid der inge-
zetenen, welke deze aan de regering afstaan en tot hare
beschikkingstellen. Ook deze bepaling is minder juist,
daar zij hem geenen arbeid, doch slechts de vrucht
daarvan ontneemt. Zij schijnt echter toe te sclirijven aan
het verkeerde denkbeeld, dat sommigen omtrent den arbeid
koesteren, die hem als rijkdom beschouwen, terwijl hij
inderdaad niet meer dan een middel is om zich rijkdom
te verschaffen.

Slaan wij de onbeschaafdste volken gade, zoo vinden wij
schier overal vrijdom van belasting, een voorregt, dat als
het hoogste geluk voor een volk door velen wordt afgeschil-
derd. Doch wie zal hunnen toestand benijden? Hun grond ligt
onbebouwd, want wie verzekert hen, dat zij bij eene nuttige
aanwending daarvan de vruchten van hunnen arbeid zullen
inoogsten? Kunsten en wetenschappen zijn hun onbekend;
het regt van eigendom wordt bij hen niet geëerbiedigd;
slechts de sterke leeft ten koste zijner natuurgenooten en
de zwakken zien zich aan gebrek ten prooi gegeven. Zij
bestaan grootendeels van hetgeen jagt en visscherij hun
met levensgevaar opleveren en ter naauwernood voorziet
de natuur in hunne di-ingendste behoeften. Wanneer men
daarbij den toestand onzer meer beschaafde natiën verge-
lijkt, zoo valt het niet te ontkennen, dat ook deze zich
dikwijls een groot gedeelte van hunne bezittingen zien
ontnomen, om in de behoeften van den
staat te voorzien;

1 »

-ocr page 32-

doch welk een treffend onderscheid biedt ons hun maat-
schappelijke toestand ter beschouwing aan!
De wilder-
nissen zijn hier in welige koornvelden veranderd, die ruim-
schoots den arbeid vergelden aan hen besteed, terwijl men
er geheele streken aan de zee ontwoekerd en in vruchtbaar
land herschapen vindt. Kunsten bloeijen, wetenschappen
worden bevorderd, handel en fabrieks-nijverheid verschaffen
niet alleen wat tot onze nooddruft gerekend wordt, maar
ook al wat het leven kan veraangenamen, en dit alles is groo-
tendeels de vrucht van de bescherming der wetten, waaron-
der wij leven.
Indien ieder, op zich zeiven staande, zich
de voordeden moest verschaffen, welke de bescherming
der wetten en de maatschappelijke orde hem tegen de be-
taling van een klein gedeelte zijner bezittingen aanbieden,
zoo zoude hij zich veel meer opofferingen moeten getroos-
ten, dan de zwaarste belastmg immer van iemand ge-
vorderd heeft.
Wanneer hij zelve zijnen eigendom tegen
de aanvallen zijner naburen moest verdedigen, zelve de
middelen tot vervoer zijner vruchten moest daarstellen en
onderhouden, zelve de rampen moest afkeeren, welke zijne
bezittingen bedreigen, zoo zoude hem dit niet alleen veel
meer kosten, dan wanneer de staat tegen de betaling der
belasting de zorg
Hervoor op zich neemt, doch het zoude
de waarde der vruchten van zijnen arbeid verre overtref-
fen, en
hem zijnen arbeid ten eenenmale doen staken,
daar niemand zich zooveel moeite zoude wille getroosten,
wanneer hij bij voorraad wist, nimmer de vruchten daar-

-ocr page 33-

van te zullen plukken. Wel verre dus van de belastin-
gen als eene ramp voor de volken te beschouwen, re-
kenen wij ons gelukkig, in eene welgeordende maatschappij
te leven, welker bestuur ons tegen de opbrengst van een
gedeelte onzer inkomsten alle die voordeden aanbrengt,
welke wij ons, op ons zelve staande, nimmer zouden
kunnen verschaffen, daar wij onzen eigendom beveiligd,
onze regten gewaarborgd en ons leven veraangenaamd zien,
dopr ongestoord de vruchten van onzen arbeid te kunnen
inoogsten. Zoo lang de menschheid nog niet tot het
ideaal van burgerdeugd is geklommen, waardoor nie-
mand zijn eigen voordeel, maar slechts dat van het al-
gemeen beoogt, zal onze rust en welvaart slechts door
den krachtigen arm der regeering gewaarborgd kunnen
worden. Dat dit evenwel eenige opoffering vereischt,
zal wel geen betoog behoeven.
Qtion ne fait rien de rien
is eene onbetwistbare waarheid. Maar wie zou zich
niet gaarne getroosten, een gedeelte van zijn vermogen
af te staan, zoo hij daardoor zich het geheel verzekerd
zag? wie betaalt niet vrijwillig de premie der assurantie,
om zich tegen een grooter verlies te vrijwaren, en welk
redelijk weldenkend burger zal dan aÉfrzelen, om ook het
zijne bij te dragen tot eene opbrengst, waardoor hij niet
alleen zijne goederen, maar zelfs zyne persoon gewaar-
borgd ziet ?

Hoe men evenwel in de groote staatsuitgaven, welk«

-ocr page 34-

deze bescherming der wetten en het onderhoud der maat-
schappelijke orde voorzien moet, ziedaar een vraagstuk,
hetwelk reeds sedert eeuwen met de meeste zorg en be-
langstelling door de kundigste staatsmannen is behandeld.
Het komt er niet slechts op aan, zich geld te verschaf-
fen, maar vooral ook dient men te weten, welke de bron
zij , uit welke men dit zoude kunnen putten.

Dit geld nu kan alleen verkregen worden of uit de
bezittingen en inkomsten der regering zelve 1), of uit die
der ingezetenen, namelijk uit de vruchten van hunnen
grond, hunne kapitalen 2) of hunnen arbeid; deze drie
elementen der voortbrenging zijn de eenige ware bron,

1)nbsp;Deze eigene bezittingen en inkomsten, die de staat ge-
woonlijk heeft, worden domeinen genoemd.

2)nbsp;Door kapitaal verstaan wij hetgeen de mensch zelve
heeft voortgebragt, en hetwelk hij tot verkrijging van nieu-
wen rijkdom aanwendt, ter onderscheiding van hetgeen hij
tot bevrediging zijner behoeften verbruikt, en hetwelk
door
say fonds de consommation genoemd wordt, terwijl
hij ons
kapitaal met den naam van fonds de reproduction
bestempelt.

Mquot;. cuLLOCH en de meeste Engelsche staathuishoudkun-
digen brengen den grond ook tot het kapitaal, en stellen
derhalve slechts twee bronnen voor de heffing der belasting,
namelijk het kapitaal en den arbeid; volgens onze bepaling
van het kapitaal evenwel behoort de grond niet daartoe, want
deze is niet door menschen voortgebragt, maar gevonden.

-ocr page 35-

waaruit de regering de millioenen tot vervulling der
staatsbehoeften verkrijgen moet. In vroegere tijden be-
stond een groot gedeelte der staatsinkomsten in hetgeen
de veroveraar op eene wederregtelijke wijze zijnen over-
wonnenen afperste. Doch daar dergelijke gruwelen thans
tot de zeldzaamheden behooren, zoo blijven er geene
andere middelen voor den staat over, dan de bovenge-
noemde, om in zijne behoeften te voorzien.

Daar nu de belasting, zoo zij niet uit den eigendom van
den staat bestreden wordt, noodwendig de goederen der in-
gezetenen moet treffen, zoo moeten vfij verder onderzoeken,
welk gedeelte daarvan door haar getroffen wordt, en wel of
zij uit hunne bezittingen, dan wel uit hun inkomen wordt op-
gebragt.
CULLOCH toont het verkeerde der meening aan
van hen, die aannemen, dat eene belasting op kapitaal 1)
gelegd, slechts het kapitaal treft, en dat, zoo zij daaren-
tegen op inkomen gelegd is, dit bij uitsluiting hierdoor
wordt aangetast. „Eene gematigde belastingjquot; zegt hij,
„op kapitaal, wordt meestal uit het inkomen opgebragt,
terwijl eene drukkende belasting op inkomen doorgaans
noodzaakt het kapitaal aan te tasten.quot; Van alle belas-
tingen evenwel verdienen diegenen de minste aanbeve-

1) Wij moeten onze lezers hier nogmaals herinneren aan
de meer uitgebreide beteekenis, welke M^.
otjlloch en ki-
cakdo aan het woord hapitaal hechten.

-ocr page 36-

ling, welke noodwendig het kapitaal treffen, zonder dat
men de gelegenheid heeft haar uit zijn inkomen te be-
strijden: want door aldus de middelen tot wedervoort-
brenging te verminderen, doen zij het toekomend belast-
baar inkomen van het land afnemen.
Eicaedo zegt
hieromtrent het volgende: »Zoo men mij 100 c£ laat
betalen van een jaarlijksch inkomen van 1000 lt;£, zal dit
inderdaad eene belasting op het inkomen zijn, zoo ik
goedvmd slechts de 900 lt;£. te verteeren, die mij overblij-
ven; doch het zal eene belasting op kapitaal zijn, zoo
ik voortga met 1000 o£ te verteeren. Het kapitaal,
waaruit ik dat inkomen van 1000 oC trek, kan 10000 oC
bedragen. Eene belasting van 1 pCt. hierop gelegd, zoude
100 oC bedragen; maar mijn'kapitaal zoude niet aange-
tast worden, zoo ik, na die belasting betaald te hebben,
mij te vreden stelde met slechts 900 cÊ te verteeren.quot;

Vrij algemeen heeft men de belasting afgekeurd, welke
noodwendig op het kapitaal drukt, daar men, zoo als
sat dit uitdrukt, het inkomen slechts als la véritdble ma-
tière imposable
beschouwen moet. Kapitaal is het werk-
tuig, het gereedschap der voortbrenging. Zonder dat kan
aan geene onderneming gedacht worden, daar het als het
ware het voedsel der nijverheid is: wordt het derhalve
verminderd, zoo moet ook eene verflaauwing der nijver-
heid en mindere welvaart er het gevolg van zijn. Doch niet
alle bezittingen zijn kapitaal, een groot gedeelte van haar
wordt ook tot verbruik aangewend, en dit kan dus zon-

-ocr page 37-

der gevaar voor de ontwikkeling der nijverheid bezwaard
worden.

Sat meent dat eene belasting op erfopvolging billijk is,
daai- het kapitaal, dat er door getroffen wordt, nog geene
bestemming heeft, en dus niet aan de nijverheid onttrok-
ken wordt. Doch deze stelling wordt reeds dadelijk gelogen-
straft, wanneer de erfenis bestaat in goederen, waaraan
een bepaalde tak van nijverheid verbonden is, b. v. eene
fabriek, een winkel. Moet de zoon, die zijnen vader in
deze bedrijven opvolgt, een regt van successie betalen,
zoo wordt hem onvermijdelijk een gedeelte van zijn kapi-
taal ontnomen, hetwelk hij anders voortbrengend daar-
in zoude hebben aangewend; en, al laat de vader het
erfdeel in baar geld na, wie verzekert ons dat de zoon
zulks niet in de eene of andere onderneming steken
zal, met het doel om door spaarzaamheid en inspanning
het hem nagelaten gedeelte voortbrengend aan te wen-
den , en daardoor zijn kapitaal te vergrooten ? Al heeft dus
zijn erfdeel bij het overlijden zijns vaders nog geene be-
stemming, al ligt het, als het ware, ter beschikking der
regering, zoo wordt het evenwel voor de toekomst aan de
nijverheid onttrokken, en al wat men aan haar ontneemt
en verbruikt, zonder er iets voor in de plaats te stellen,
is verlies.

Het vermogen moet noodwendig toenemen, wanneer
de eigenaar zich in de gelukkige omstandigheid bevindt,
dat zijne inkomsten zijne verteering overtreffen; doch even

-ocr page 38-

zoo waar is het, dat het verminderen zal, wanneer het
tegendeel plaats heeft. De belasting nu berooft hem van
een gedeelte van het zijne; wordt dit echter door meer
voortbrenging of minder verbruik vergoed, zoo blijft zijn
vermogen hetzelfde: de belasting treft alsdan slechts zijn
inkomen en laat de bezittingen ongemoeid. Is zij echter zoo
hoog, dat hij zelfs bij de meeste inspanning en spaarzaam-
heid, de van hem gevorderd wordende bijdragen niet door
meer voortbrenging of minder verbruik kan te boven ko-
men , zoo vermindert zij onvermijdelijk zijn vermogen, en
dus zijne middelen tot wedervoortbrenging: want zij ont-
neemt den schattingpligtige niet alleen de som door de
regering bepaald, maar nog daarenboven de gelegenheid
om het geleden verlies te herstellen, en armoede moet
er het noodzakelijk gevolg van zijn.

Slechts door den onvermoeiden ijver der Engelsche natie
heeft hare nijverheid de drukkende belastingen kunnen
dragen, welke sedert de Fransche omwenteling van haar
zijn gevorderd, zoodat zij in weerwil daarvan zich meer ont-
wikkeld heeft, en zelfs rijker geworden is. De bevolking is
er toegenomen, de landbouw uitgebreid; handel en scheep-
vaart bloeijen er; nieuwe kanalen , dokken en eene menigte
wegen zijn er aangelegd, en dit alles ten gevolge daarvan,
dat, hoe drukkend de lasten ook waren, zij steeds binnen
de grenzen bleven, en den schattingpligtigen de gelegen-
heid lieten ze steeds uit zijn inkomen te bestrijden, zonder

-ocr page 39-

zijn kapitaal, dat hij tot voortbrenging behoefde, aan te
tasten.

Dit neemt echter niet weg, dat die zware lasten voor
Engeland wel degelijk eene groote schade geweest zijn.
De sommen, toen door de regering verbruikt, waren anders
in de kassen der ingezetenen gevloeid, en zeker met meer
voordeel aangewend dan zulks door het bestuur geschied
is. En al waren die kapitalen niet in de nijverheid aan-
gewend, al waren zij door de natie zonder wedervoort-
brenging verbruikt, zoodat er geene vermeerdering
van vermogen het gevolg van was geweest, ook dan nog
ware dit veel wenschelijker, daar alsdan de natie ge-
durende zoo vele jaren ruimer en beter geleefd en dus
meer genoten had. Er was dan meer overvloed, meer
weelde geweest, en dit had schoone kunsten en weten-
schappen bevorderd. Deze toch kunnen niet bloeijen,
wanneer ieder genoodzaakt is al zijne krachten in het werk
te stellen, om zich het noodige onderhoud te verschaffen,
en zich staande te houden in den stand, dien men bekleedt,
zonder aan vooruitgang of zelfs aan een pligtmatig genot
van het verkregene te kunnen denken. De beoefening der
kunsten en wetenschappen vordert, dat men zich uitslui-
tend daarop toelegge, en diegenen, die zich dezen werk-
kring hebben uitgekozen, kunnen slechts of uit hetgeen
zij reeds vooraf verkregen, of uit den overvloed en weelde
hunner landgenooten hun bestaan vinden.

-ocr page 40-

Belasting vermindert altijd de bezittingen of het inkomen:
doch is zij gematigd, zoo kan zij een spoorslag wezen tot
meerdere nijverheid en spaarzaamheid, daar niemand gaarne
den stand verlaat, waarin hij zich vroeger geplaatst zag,
en de meesten zich liever onvermoeiden arbeid getroos-
ten, da!n dat zij met eene mindere levenswijze zouden te-
vreden zijn.

Sommigen hebben echter beweerd, dat eene belasting,
naarmate zij hooger opgevoerd wordt, in diezelfde mate
den arbeid en de zuinigheid verdubbelt, en daardoor
altijd bevorderlijk aan de nijverheid is. Zij, die derge-
lijke drogredenen beweeren, handelen waarschijnlijk even-
min ter goeder trouw als hij, die eens durfde betoogen,
dat de schuld een land niet verarmt, maar dat elke ƒ1000,
door den staat geleend en verteerd, in het land blijft, en
daarenboven eene obligatie schept van gelijke waarde,
zoodat ƒ 1000 derhalve als door eenen tooverslag tot
ƒ2000 vermeerderd worden.

M°. ctxloch zegt zeer juist, dat eene zware belasting dequot;
zelfde uitwerking heeft voor don staat, als een groot aantal
kinderen voor een huisgezin. Gelijk deze toch den huisvader
tot meerderen arbeid en spaarzaamheid dwingen, opdat
hij de zijnen voor honger en armoede beware, zoo nood-
zaakt ook de belasting tot betrachting dier twee hoofd-
deugden in de algemeene huishouding der volken. Onge-
twijfeld heeft de verhooging der Engelsche belasting in
1793 de ingezetenen tot meerderen ijver en besparing

-ocr page 41-

aangespoord. Zoowel hoop als vrees heeft hen daartoe
uitgelokt. De mensch toch heeft eene natuurlijke neiging
om zijnen stand in de maatschappij te verhoogen en de
schrik voor vernedering, die zijne eigenliefde zoo zeer
kwetst, doet hem het uiterste beproeven. Is echter de
belasting zoo hoog, dat zij de middelen der ingezetenen
te boven gaat, ook dan heeft zij dezelfde uitwerking als
een groot aantal kinderen in een huisgezin: evenmin als
de huisvader aan deze het noodige verschaffen kan, even
zoo min is de natie in staat zooveel op te offeren als de
regering van haar eischt, en zoowel zedelijke als stoffe-
lijke verzwakking en ellende moet er het gevolg van zijn.

Eene geheel tegenstrijdige meening is die van hen, die be-
weeren, dat Engeland thans zoo veel armer is als do opgc-
bragte belasting bedragen heeft, en dat alle geldsommen, die
door de regering verbruikt zijn, zich anders bij het nationaal
vermogen zouden gevoegd hebben.
Smith laat zich hier-
over aldus uit: »Hadden deze oorlogen geene bepaalde
rigting aan dit zoo groote kapitaal gegeven, dan zoude het
grootste gedeelte daarvan natuurlijk tot onderhoud van
voortbrengende handen zijn aangewend geworden, wier
arbeid met voordeel de geheele waarde van hetgeen zij
verbruikt hadden zouden teruggegeven hebben. De waarde

OD O

der jaarlijksche voortbrengselen van grond en arbeid zoude
jaarlijks aanzienlijk zijn toegenomen, en de aanwinst van
elk jaar zoude die van het volgende nog meer verhoogd
hebben. Meer huizen zouden er gebouwd, meer landen

-ocr page 42-

ontgonnen zijn geworden, en die, welke reeds vroe-
ger ontgonnen waren, zouden beter bebouwd zijn ge-
worden. Meer fabrieken zouden zijn opgerigt, en die
reeds vroeger bestonden, zouden meer zijn uitgebreid;
en met moeite kan men zich voorstellen tot welke hoogte
zich de stoffelijke welvaart en de inkomsten van het land
gedurende dezen tijd zouden hebben verheven 1).quot; Doch
ook dit is overdreven. Ongetwijfeld hebben de zware lasten
de Engelschen tot eenen ijver genoodzaakt, welke zij wel-
ligt anders niet aan den dag gelegd hadden. Engeland
ware misschien zonder die zware belastingen niet veel
rijker geweest dan het thans is, doch zijne ingezetenen
hadden gedurende dat tijdsverloop ruimer, overvloediger
geleefd, meer genoten.

Onder de voornaamste belastingen, die het vermogen
der natie treffen, behooren die op erfenissen, en op
overgang van eigendom.

Over de eerste zegt kicardo 2): „Zoo een legaat van
1000' oC onderworpen is aan eene belasting van 100 of,
dan beschouwt hij, die het legaat ontvangt, dit slechts
als zijnde 900 oC, en heeft geehe begeerte om van het

1)nbsp;Wealth of nations, p. 153.

2)nbsp;In Engeland toch bestaat er eene belasting op de be-
wijsstukken der testamentenen op 'de overgang van eigendom
van dooden op levenden.

-ocr page 43-

regt van 100 oC op zijne verteering uit te winnen, en
het gevolg daarvan is, dat het nationale kapitaal vermin-
dert. Maar zoo hij werkelijk 1000 oC ontvangen had,
en men hem 100 cL belasting deed betalen van zijn in-
komen, wijn, paarden, bedienden, dan zoude hij waar-
schijnlijk zijne verteering voor eene gelijke som vermin-
derd, of niet verhoogd hebben, en het nationaal kapitaal
ware hetzelfde gebleven.quot; Men zoude hiertegen kunnen
inbrengen, dat het voor iemands verteering vrij onver-
schillig is, of hij de rente van 900 oC zonder belasting,
dan wel die van 1000 lt;£. met eene belasting van 100 of
verteert; doch van meer belang is het, dat de genoemde
100 oC aan zijne nijverheid wordt onttrokken; dat hij
die niet voortbrengend zal kunnen aanwenden,' en dat
de regering ze voor hem moeijelijk zoo voordeelig zal ge-
bruiken, als hij dat zelve had kunnen doen.

Wij zouden te uitvoerig worden, indien wij onder-
zoeken wilden, welke bijzondere gevolgen eene belas-
ting op verkoopingen en de onkosten der registratie
met zich brengen, en vergenoegen ons derhalve met
aan te merken, dat alle deze belastingen op over-
gang van eigendom dit gemeen hebben, dat zij het
fonds, hetwelk tot voortbrengenden arbeid bestemd was,
verminderen: „Allen zijn zij,quot; zegt
smith, „min of
meer verkwistende belastingen, die het inkomen van
den souverein vermeerderen. Deze nu onderhoudt over
bet algemeen slechts arbeiders, die niets voortbrengen,

-ocr page 44-

ten koste van het kapitaal des volks, dat van zijnen
kant niets dan voortbrengende arbeiders onderhoudt.quot;
Doch zij hebben nog meer nadeelen: zij verhinderen
ook het nationaal vermogen, om zich zoo voordeelig mo- ■
gelijk onder het volk te verdeelen. »Pourquoi,quot; zegt
say,
»eet homme veut-il vendra sa terre? C'est parce qu'il
a en vue l'établissement d'une industrie dans laquelle
ses fonds lui rapporteront davantage. Pom-quoi cet au-
tre veut-il acheter la même terre ? C'est pour placer
des fonds qui lui rapportent trop peu, ou qui sont
oisifs, ou bien parce qu'il la croit susceptible d'amélio-
rations. La transmutation augmente le revenu général,
puisqu'elle augmente le revenu des deux contractants. Si
les frais sont assez considérables pour empêcher l'affaire
de se terminer, ils sont un obstacle à cet accroissement
du revenu de la société.quot;

Zij zijn evenwel ligtelijk in te vorderen, en dit heeft
haar door velen en vooral van den kant der regering de
voorkeur doen geven.
Young vermeldt, dat de belasting
der zegels in Engeland, die aan de schatkist 1,330,000 oC
oplevert, slechts 5,691 lt;£ aan invordering kost, hetgeen
dus nog geen ^ ten honderd bedraagt.

Velen hebben getracht de leer der belasting op eenige
vaste regelen te bouwen, welke haar tot grondslag zou-
den kunnen verstrekken. Hoe moeijelijk het evenwel is,
eene juiste theorie te leveren voor een onderwerp van

-ocr page 45-

bestuur, dat aan zoo vele wijzigingen onderhevig is,
naar gelang van den stand der personen, die door de
belasting getroffen worden, en van de behoeften van den
staat, die deze noodzakelijk maken, zoo is men evenwel
geslaagd in het bepalen van zekere grondstellingen, welke
als onontbeerlijk bij de beoefening daarvan zijn aangeno-
men, en in de meeste gevallen geene uitzondering toelaten.
Vooral zijn de grondstellingen van
sjhth als zoodanig
merkwaardig; zij zijn door de meeste staathuishoudkun-
digen als beginselen voor hunne theorie aangenomen, en
schoon velen ze van onvolledigheid beschuldigende, getracht
hebben aan te vullen, weinigen hebben het durven wa-
gen ze te verwerpen, en door betere te doen vervangen.

Zij zijn de volgende:

1. „De onderdanen van iederen staat zijn verpligt tot
ondersteuning der regering, zooveel mogelijk in evenre-
digheid van hun vermogen 1) bij te dragen, dat is, in
evenredigheid van de inkomsten, welke ieder hunner on- ^
der de bescherming van den staat geniet 2). De uitgaaf der '

1)nbsp;Wij bedoelen hier door vermogen, het Engelsche aUlity,
het in staat zijn der ingezeten tot het dragen der belasting,
daar ons woord geschiktheid of bekwaamheid dit niet juist
uitdrukt. —
Fit beteekent geschikt of bekwaam.

2)nbsp;»11 faut que tous les individus contribuent au trésor,
selon leurs facultés.quot;
(Hogendokp , Lettres sur la prospérité
publique).

-ocr page 46-

regering is voor de individuen eener groote natie, gelijk
de uitgaaf van het bestuur voor de gezamentlijke huurders
of gebruikers van een groot landgoed, welke verpligt zijn
bij te dragen naar verhouding van hun bijzonder belang
bij dat landgoed. In de beoefening of het verzuim van
deze grondstelling is gelegen, hetgeen men de gelijkheid
of ongelijkheid der belasting noemt 1).quot;

II. „De belasting, welke ieder verpligt is te betalen, moet
vast bepaald en niet willekeurig zijn. De tijd, do wijze
en de hoegrootheid der betaling, moeten alle klaar en
duidelijk zijn, zoowel voor den belastingschuldige, als voor
ieder' ander'. Waar dit het geval niet is, wordt iedereen,
die aan de belasting onderworpen is, min of meer on-
der de magt gesteld van den ontvanger, die of de belas-
ting op eenigen belastingschuldigen verhoogen, of, door

1) 10. »The subjects of every state ought to contribute
towards the support of the government as nearly as possible
in proportion to tTieir respective abilities; that is, in pro-
portion to the revenue which they respectively enjoy under
tlie protection of the state. The expense of government to
the individuals of a great nation is like the expense of mana-
gement tothejonit tenants of a great estate, who are obliged
to contribute in proportion to their respective interests in the
estate. In the observation or neglect of this maxim consists
what is called the equality or inequality of taxation.quot; (
Smith,
Wealth of nations, 1 vol. p. 371).

-ocr page 47-

de vrees voor eene dergelijke verhooging, eenig geschenk
of voordeel voor zich zeiven vorderen kan. De on-
bepaaldheid der belasting moedigt den overmoed aan, en
bevordert de omkooping van eene soort van menschen i
die, al zijn zij noch overmoedig, noch omkoopbaar, even-
wel bij het volk minder bemind zijn. Het is van zooveel
belang, dat de som die ieder verschuldigd is, vast be-
paald zij, dat eene groote mate van onbillijkheid, naar
het blijkt uit de ondervinding van alle volken, mijns in-
ziens, een veel minder kwaad is, dan eene geringe on-
bepaaldheid 1).quot;

1) 2». »The tax which each individual is bound to pay ought
to be certain and not arbitrary. The time of payment, the
manner of payment, the quantity to be paid , ought all to
be clear and plain to the contributor and to every other
person. Where it is otherwise, every person subject to the
tax is put, more or less, in the power of the tax-gathe-
rer , who can either aggravate the tax upon any obnoxious
contributor, or extort, by the terror of such aggravation,
some present or perquisite to himself. The uncertainty of
taxation encourages the insolence and favours the corruption
of an order of men who are naturally unpopular even when
they are neither insolent nor corrupt. The certainty of what
each individual ought to pay is , in taxation, of so great
importance , that a very considerable degree of inequality,
it appears, I believe, from the experience of all nations, is not
near so great aa evil as a very small degree of uncertainty.quot;

2*

-ocr page 48-

Dit laatste komt ons wel eenigzins overdreven voor:
want ofschoon de onzekerheid (onbepaaldheid) eener wet,
die door hen, die met de inning belast zijn, en bij eene
hoogere opbrengst hun voordeel hebben, zoo zelden in het
belang der schattingpligtigen wordt uitgelegd, als zeer
nadeelig voor de ingezetenen te beschouwen is, zoo is eene
onbillijkheid evenwel, naar het ons toeschijnt, in eene wet
nog meer af te keuren: deze toch benadeelt onvermijdelijk
den schattingpligtigen, daar de wet letterlijk gebiedt hem
te verongelijken, terwijl daarentegen eene onzekerheid altijd
nog eenigen twijfel overlaat, en den ontvanger ten minste
de gelegenheid geeft, haar zoo gunstig mogelijk uit te leggen.

III. „Iedere belasting moet geheven worden op den tijd,
en op de wijze, welke voor den belastingschuldigen het
meest geschikt schijnen te zijn om daaraan te voldoen.
Eene belasting op de pacht van landerijen of de huur
van huizen, betaalbaar op denzelfden tijd, waarop de
pacht of huur gewoonlijk wordt betaald, wordt gehe-
heven op eenen tijd, die waarschijnlijk voor den belas-
tingschuldigen geschikt is om te betalen, of wanneer hij
de middelen daartoe in handen heeft. Belastingen op zulke
voorwerpen van verbruik, welke men als voorwerpen van
weelde beschouwt, worden alle eindelijk door den verbrui-
ker betaald 1), en gewoonlijk op eene wijze, die voor hem
zeer geschikt is. Hij betaalt ze bij kleine sommen te gelijk,

1) In hoe verre dit juist is zullen wij later onderzoeken.

-ocr page 49-

wanneer hij de gelegenheid heeft om de goederen zelve
te koopen; en daar het hem vrijstaat, ze al of niet te
koopen, naar zijn goedvinden, zoo heeft hij het alleen
aan zich zeiven te wijten, wanneer deze belasting hem
eenige moeijelijkheid van aanbelang veroorzaakt 1).quot;

Uit dien hoofde heeft men ook vooral de belasting op
erfenissen en die op alle voorwerpen van verbruik als
bijzonder regtvaardig aangeprezen, als werden zij dan
slechts van den schattingpligtigen geëischt, wanneer deze
of het geld in handen had, of zich altijd aan de betaling
daarvan kon onttrekken, wanneer hij zich slechts het
zich voorgestelde genot ontzeide. Doch deze vrijheid, om
zich het verlangde al of niet aan te koopen
{liberty to buy

1) 3°. »Every tax ougt to be levied at the time and in
the manner in which it is most likely to be convenient for
the contributor to pay it. A tax upon the rent of land, or
of houses, payable at the same term at which rents are usual-
ly paid, is levied at the time when it is most likely to be
convenient for the contributor to pay, or when he is most
likely to have wherewithal to pay. Taxes upon such con-
sumable goods as are articles of luxury are all finally paid
by the consumer, and generally in a manner that is very
convenient for him. He pays them by little and little, as he
has occasion to buy the goods; and as he is at liberty, too,
either to buy or not to buy as he pleases, it must be his
own fault if he ever suffers any considerable inconveniency
from such taxes.quot;

-ocr page 50-

or not to huy), welke hij aan voorwerpen van weelde toe-
schrijft, kan volstrekt niet op nooddruft worden toegepast:
aan deze toch kan men zich op geene wijze hoegenaamd
onttrekken: want die zich het gebruik van koorn of andere
voedingsmiddelen zoude willen ontzeggen, zoude deze ont-
houding weldra met het leven moeten boeten.

IV. „Iedere belasting behoort zoo ingerigt te worden, dat
zij zoo weinig mogelijk aan de kassen der ingezetenen
ontneme en onthoude, boven hetgeen daarvan in de alge-
meene schatkist vloeit 1).quot;

Dit is van het hoogste belang. De kosten van invor-
dering zijn vooral schadelijk, daar zij den schattingplig-
tigen een gedeelte van zijn vermogen aan zijne nijverheid
ontnemen, waarvoor hij niet het minste genot heeft.
Een slecht bestuur der geldmiddelen is voor de ingeze-
tenen eene aanzienlijke verzwaring der belastingen, terwijl
de schatkist van de hoogere opbrengst niet het minste
voordeel heeft.

De Engelsche regering heeft in dit opzigt steeds een
navolgenswaardig voorbeeld opgeleverd. Het grootere ver-
trouwen, dat zij haren onderdanen en ambtenaren toedroeg,
maakte een minder aantal opzieners noodzakelijk, terwijl

1) 4°. »Every tax ought to be so contrived as both to take
out and to keep out of the pockets of people as little as
possible over and above what it brings into the public
treasury of the state.quot;

-ocr page 51-

daarentegen in Frankrijk, zelfs nog onder napoleon, de
vrees voor ontduiking der scliattingpligtingen, zoovsrel als
voor schelmerij der ambtenaren, de kosten van inning tot
eene zoo aanzienlijke hoogte bragten, dat jaarlijks oen
aantal millioenen hierdoor verloren gingen, terwijl daar-
enboven de vervolging, waaraan men door dit heirleger
van beambten gedurig bloot stond, de belasting gehaat
en ondragelijk maakten.

Steeds hebben deze vier grondstellingen van smith de
welverdiende bewondering tot zich getrokken der meeste
staathuishoudkundigen. Doch ofschoon zij aldus steeds ten
grondslag voor latere theoriën gelegd zijn, zoo hebben ech-
ter anderen het niet overbodig geacht haar verder uit te
breiden en tot grootere naauwkeurigheid te brengen. On-
der dezen behoort
sismondi, wiens stellingen hieromtrent
onze aandacht verdienen, en die de bovengenoemde grond-
stellingen van
smith door de volgende heeft aangevuld:

1°. „Tont impôt doit porter sur le revenu et non sur le
capital. Dans le premier cas l'état ne dépense que ce que
les particuliers devraient dépenser ; dans le second, il
détruit ce que fait vivre et les particuliers et l'état.quot;

Boven hebben wij reeds gezien, dat het drukken der
belasting, hetzij op kapitaal, hetzij op inkomen, slechts
daarvan afhangt, of de belasting zwaar is of niet, en
geenszins op welke van beide zij gelegd is: weshalve
zich ook
sismondi van het woord porter sur bediend
heeft, hetwelk men zich moet wachten van door
gelegd

-ocr page 52-

— —

worden te vertalen, en beteekent, dat zij daarop drukt,
ten laatste nederkomt.

2». „Dans l'assiette de l'impôt, il ne faut point con-
fondre le produit brut annuel avec le revenu: car le pre-
mier comprend, outre le second, tout le capital circulant ;
et une partie de ce produit doit demeurer pour mainte-
nir ou renouveler tous les capitaux fixes, tous les travaux
accumulés et la vie de tous les ouvriers productifs.quot;

^ Wanneer wij later meer opzettelijk de inkomen-belas-
ting zullen beschouwen, zullen wij dit verschil tusschen
de jaarlijksche voortbrengst en het inkomen nader ont-
wikkelen.

3». „L'impôt étant le prix que le citoyen paye
pour des jouissances, on ne saurait le demander à celui
qui ne jouit rien; il ne doit donc jamais atteindre la
partie du revenu qui est nécessaire à la vie du contri-
buable.quot;

/

/

/

SiSMONDi heeft hier een geheel verkeerd beginsel ten
grondslag genomen, waarom hij de onbemiddelden van
het ondersteunen der staatsbehoeften wil vrijstellen. Wan-

1) Het kapitaal is vast of omloopend : het eerste blijft in
denzelfden vorm bestaan, terwijl het tweede door de nij-
verheid menigvuldig van vorm veranderd. Zoo zijn b. v. de
gebouwen, magazijnen, en werktuigen eener fabriek vast,
de werkloonen en de te verwerken grondstolFen omloopend
kapitaal.

-ocr page 53-

neer men van hen geene belasting afvordert, is zulks
niet, omdat zij niets genieten, doch eenvoudig omdat
zij niets hebben en men dus van hen niets verkrij-
gen kan. Het is derhalve geene menschlievendheid, wan-
neer men van hen niets afeischt, doch slechts eene on-
vermijdelijke noodzakelijkheid, omdat de regering haar
regt verliest, wanneer zij, bij wie zij dit wil uitoefenen,
niets bezitten, om daaraan te voldoen.

Daarenboven : wie is er, die volstrekt niets geniet ?
weinigen toch zijn zoo arm, dat zij in het geheel niets
bezitten, en juist dat weinige, wat hun toekomt, te be-
houden door de bescherming der regering, is voor hen
van hoog belang. En al waren er menschen, die vol-
strekt van alle bezitting verstoken waren, zoo volgt
daaruit nog niet, dat eene belasting op de inkomsten der
minvermogenden onbillijk zijn zoude, zoo lang zij nog
door hunnen arbeid iets verdienen kunnen, waarvoor zij
zich eenig genot kunnen verschaffen; terwijl eindelijk ook
het leven wel degelijk als een genot moet worden aan-
gemerkt, en zoolang de bescherming der regering hun
dit verzekert, is er niets billijker, dan dat zij ook hier-
voor een gedeelte hunner inkomsten afstaan, welke niet
onvermijdelijk tot onderhoua van hun leven noodzake-
lijk zijn.

4°. „L'impôt ne doit jamais mettre en fuite la richesse
qu'il frappe; il doit donc être d'autant plus modéré que
cette richesse est d'une nature plus fugitive. Il ne doit

-ocr page 54-

jamais atteindre la partie du revenu qui est nécessaire,
pour que ce revenu se conserve.quot;

Deze aanmerking is zeer belangrijk. Ontneemt ons de
belasting datgene, waaruit wij haar betalen moeten, zoo
droogt hare bron spoedig uit, en er bestaat geen middel
om hierin verder te voorzien. Dit maakt ook het groote
bezwaar uit, waarmede men eene trapsgewijze verhoogde
belasting heeft zoeken te bestrijden: want geen rijk-
dom is vlugtiger
{plus fugitive) dan van hen, die over
groote schatten beschikken kunnen. Zij toch kunnen zich
met der woon vestigen waar zij willen, daar hun vermo-
gen hen in staat stelt om zich overal niet slechts het
noodige, maar ook het overvloedige in ruime mate te ver-
schaffen, en daar de vreemdeling tegenwoordig in de
meeste landen bijna gelijke regten heeft met den inboor-
ling , zoo is de vrees om het vaderland te verlaten, en
de gehechtheid aan den geboortegrond zeer verminderd.

Alcide fonxeyeaud zwaait in zijne vertaling van ei-
caedo
aan deze stellingen van sismondi eenen uitbun-
digen lof toe en noemt ze de inblazing der verhevenste
democratische ideeën 1). Evenwel meent ook hij, dat zij
nog niet geheel voldoende en dus voor verdere uitbreiding
vatbaar zijn, zoodat hij er de volgende heeft bijgevoegd.

1quot;. „L'impôt, pour être régulièrement et solidement assis.

1) Oeuvres complètes de d. bicardo, par a. fonteykaud,
p. 149.

-ocr page 55-

doit atteindre sur tous les revenus fixes, les propriétés,
les différentes branches du travail industriel et commer-
cial, par les contributions directes, les patentes et une
application judicieuse de l'income-tax (taxe sur les reve-
nus)quot; 1).

20. „L'impôt, pour être éguitalle, doit ne s'adresser aux
revenus incertains, variables de l'employé, de l'artiste, de
l'ouvrier, qu'après avoir ëpuisé toutes les autres sources
de recettes.''

Wij erkennen volgaarne de moeijelijkheden van eene
belasting op onzekere, afwisselende inkomsten, en zul-
len deze later bij de behandeling der
inkomen-belasting
meer breedvoerig aantoonen; doch zulks geeft nog geen
regt om deze geheel te verschoonen, totdat alle andere
bronnen van ontvangsteç zijn uitgeput. Zoo toch zoude
men eene bijzondere klasse van burgers tegen alle regt
bevoordeelen ten nadeele der overigen: want voor zoo
veel men hen onbelast laat, voor zoo veel te meer moet
men de anderen bezwaren.

30. „L'impôt, pour être réellement proportionnel, doit
effleurer seulement les objets de consommation nécessaire
pour peser lourdement sur les matières de luxe et d'os-
tentation. De même une taxe sur les revenus devra tenir

1) Zoude de schrijver de patenten en de inkomen-belas-
ting niet onder de directe belastingen rangschikken, of heeft
hij
contributions directes in eenen anderen zin opgevat?

-ocr page 56-

compte non seulement du chiffre des revenus, mais encore
de leur destination et ne pas demander 5 pour cent à un
pauvre rentier de 500 fr., comme au Nabab, qui reçoit
annuellement 500,000 fr.quot;

Dit is dus eene wijziging van de derde grondstelling
van
sismondi: deze wil de voorwerpen van volstrekte
nooddruft geheel onbelast laten, doch
fonteyeaud wil ze
slechts even aanraken. In een land, hetwelk zulke groote
budgets heeft als het onze, zal men deze wel nimmer ge-
heel kunnen ontbeeren, daar zij over het algemeen die
belasting is, welke het meeste opbrengt, omdat niemand
zich daaraan kan onttrekken. Eene zware belasting op
weelde en uiterlijk vertoon kan in zoo verre aanprijzing
verdienen, als zij strekken moet om eene ondeugd te be-
teugelen en de ingezetenen tot spaarzaamheid en zedig-
heid aan te sporen ; maar uit een finantiëel oogpunt be-
schouwd, heeft de ondervinding geleerd, dat er geene
belasting is, die minder aan de schatkist oplevert, de-
wijl men al zeer spoedig zich 'geneigd gevoelt om zich
een genot te ontzeggen, hetwelk aan den anderen kant
eene al te groote opoffering zoude kosten. De moeije-
lijkheden, welke het progressive stelsel bevat, hetwelk
fontetkadd- in de laatste zinsnede dezer grondstelling aan-
prijst, en de onbillijkheden, waartoe het aanleiding geeft,
kunnen wij hier slechts in het voorbijgaan opnoemen, daar
wy later daarover meer opzettelijk handelen zullen. Zij
zijn namelijk: willekeur in het bepalen der trapsgewijze

-ocr page 57-

verhooging, en van den maatstaf, die daarbij tot grond lig-
gen moet; hardheid door het bepalen der grenzen binnen
welke men eene hoogere of lagere klasse van inkomen
brengt, en het gevaar waaraan de nationale rijkdom zich
blootgesteld ziet van naar elders verplaatst te zullen wor-
den, waar de meervermogenden voor de verdelging van hun
vermogen minder
vrees behoeven te koesteren. — (Men ver-
gelijke hierbij de vierde grondstelling van
sismondi, welke
fonteyeaud heeft aangeprezen en zijne theorie volkomen
wederspreekt).

4o. „L'impótpoiir «Ve;)?-otZMClt;ï7doit-êtremodéré, etl'être
d'autant plus, qu'il atteindra des objets de consommation
générale, qui s'adressent surtout auxhumbles, aux pauvres.quot;

Het is ontwijfelbaar dat eene belasting niet in dezelfde
mate meer opbrengt als zij verhoogd wordt. Hare gema-
tigdheid is zeker eene groote weldaad voor de volken en
kan niet genoeg worden aangeprezen; doch de meeste
landen zijn tegenwoordig onder eenen zwaren last van
schulden gebukt, en hebben eene uiterst kostbare huishou-
ding. Hoe zalmen dan gematigd kunnen zijn in het eischen
van hetgeen in deze behoeften zal moeten voorzien?

Hoewel ook deze regelen derhalve nog voor veel ver-
betering vatbaar zijn, zoo bevatten zij echter veel goeds
en ware het te wenschen geweest, dat zij in de huishou-
ding der staten reeds vroeger in acht waren geno-
men. Dan zagen zich de vertegenwoordigers der vol-
ken thans niet genoodzaakt, om dikwijls hunne stem aan

-ocr page 58-

eene wet te geven, welke alleen de dringende nood re'd-
vaardigen kan. De finantiëele toestand is in vele landen
zoo drukkend, dat zelfs de beste grondregelen voor een
nieuw in te voeren belastingstelsel onuitvoerbaar schij-
nen, en men zich tevreden moet stellen met de bestaande
zoodanig te wijzigen en te verbeteren, dat hieruit eenige
verligting voor de ingezetenen geboren worde. Zelfs al
konden deze regelen terstond in uitvoering gebragt wor-
den door eene geheele omverwerping van het bestaande,
en de invoering van een geheel nieuw belastingstelsel,
zoo zoude de beste uitkomst, die wij hierdoor zouden
kunnen verkrijgen, toch nooit meer zijn, dan hetgeen sis-
MONM zeer juist aldus uitdrukt: „Observant ces règles,

si on ne saurait faire que l'impôt soit un bien, on fera
du moins qu'il soit un moindre mal 1).quot;

Ook hogendoep erkende, dat het onmogelijk was alle de
regelen, welke eene volkomene billijke verdeeling der be-
lasting voorschreef, gestreng op te volgen. „Elles ne peu-
vent pas être rigoureusement appliquées, il
suffit d'y tendre •
et de nous en approcher le plus près possible 2).quot;

\é:

Thans staat ons eene moeijelijke vraag te beantwoor-
den, namelijk: op wie de belasting drukt. Er zijn wei-
nige punten in onze wetenschap, waaromtrent de gevoelens

1)nbsp;SiSMONDI II. VI. chap. 8.

2)nbsp;Ijettres sur la prosp. publ.

I ■ î;
li

tlit;;

-ocr page 59-

der schrijvers zoo zeer uiteenloopen, als omtrent dit, of-
schoon het ons zeer eenvoudig toeschijnt.

Bij den eersten aanblik zoude men meenen, dat hij,
die de belasting betaalt, hierdoor eene vermindering in
zijne inkomsten lijdt, en dus door haar gedrukt wordt.
Doch deze meening is verkeerd, want zoo b. v. een her-
bergier eene belasting betalen moet, zoo draagt hij haar
echter niet, daar hij zich door hen, die zijne herbergbe-
zoeken , schadeloos laat stellen door den prijs te verhoo-
gen van hetgeen deze bij hem komen verbruiken 1).

De physiocraten, quesnat en zijne volgelingen, die in
de tweede helft der vorige eeuw zoo veel bijval vonden,
en wier theoriën vele staatsmannen in dien tijd mis-
leid hebben, meenden de oplossing van het raadsel ge-
vonden te hebben, door te stellen, dat alle belasting
in het einde op de voortbrengselen van den grond ne-
derkwam. Zij oordeelden, dat alleen de natuur iets waar-
lijk nieuws voortbrengt; dat de handel het bestaannde

1) quot;Wij hebben dit voorbeeld gekozen, omdat de herbergier
geene mededinging zijner buitenlandsche ambtgenootente vree-
zen heeft. De voorbeelden toch, welke door andere schrijvers
tot staving dezer stelling worden aangevoerd, die daar-
voor doorgaans fabriekanten nemen, kwamen ons minder
geschikt voor, omdat deze den prijs hunner waren niet ver-
hoogen kunnen, zoolang geene verbodswetten alle buitenland-
sche mededinging hebben uitgesloten.

-ocr page 60-

slechts verplaatst, en de fabrieksnijvei-heid daaraan slechts
Inbsp;eene andere gedaante geeft, doch dat alleen de vruchtbare

aarde, die somtijds honderdvoud den graankorrel teruggeeft,
die aan haren koesterenden schoot wordt toevertrouwd,
!;nbsp;nieuwe waarden schept. Daar nu de belasting elk jaar op

:|nbsp;nieuw wordt gevorderd, zoo zoude zij eindelijk het fonds,

?nbsp;waaruit men haar betaalde, geheel uitputten, tenzij dit op

eene andere wijze weder werd aangevuld, en omdat, volgens
!;'nbsp;hunne leer, de aarde het eenig kapitaal was, hetwelk

■|jnbsp;voor wederaangroeijing vatbaar zijn kon, daar zij alleen

1]nbsp;nieuwe waarden voortbrengt, zoo moest de belasting nood-

wendig hierop nederkomen, dewijl de ondervinding leer-
de, dat het belastbaar kapitaal nimmer werd uitgeput,
maar elk jaar op nieuw de verschuldigde sommen wer-
den opgebragt.

Doch hunne leer, dat handel en fabrieksnijverheid niets
nieuws voortbragten, was geheel ongerijmd. De handel
ijnbsp;geeft wel degelijk eene geheel nieuwe waarde aan een

'■«1;nbsp;voorwerp, door het van de eene plaats, waar het onnoo-

dig of minder gezocht is, naar eene andere overtebren.
gen, waar men daaraan behoefte gevoelt en het schaars
gevonden wordt. Het ijs b. v. heeft in IJsland niet de
Jïnbsp;minste waarde, men denkt slechts aan middelen om het

zoo veel mogelijk te verdrijven; doch in warme landen

s..

worden schatten verspild om zich door ijs de dranken te
'verkoelen. De rijst heeft in onze Indische bezittingen eeno
|:nbsp;mindere waarde, daar zij met weinig moeite in groote

1'

-ocr page 61-

hoeveelheid geteeld wordt, en de vruchtbare doch weinig
bevolkte grond geenen hongersnood doet vreezen; ons
daarentegen is zij veel meer waard, daar onze bodem
in de levensbehoeften eener te veel zamengedrongene be-
volking bezwaarlijk voorzien kan.

En zouden wij er nog aan kunijen twijfelen, of de fa-
brieksnijverheid aan de grondstoffen eene nieuwe waarde
geeft, wanneer men slechts die grondstoffen met de uit
haar voortgebragte^waren vergelijkt?

M^ CULLOCH daarentegen meent, dat iedere belasting,
hetzij direct of indirect, op eenig voorwerp, waarnaar
eenige navraag van aanbelang bestaat, gelegd, ten laatste
op de verbruikers valt 1). „Eene belasting op hoeden,
bij voorbeeld,quot; zegt hij, „verhoogt den prijs der hoeden,
en eene belasting op leder, verhoogt den prijs der schoe-
nen : want indien het anders ware, zoo zoudea de wins-
ten der hoeden- en schoenmakers beneden den algemee-
nen maatstaf afdalen; en daar zij niet met mindere

1) «The truth is, that every burden, laid directly or in-
directly on any article for which there is any considerable
demand, falls ultimately on its consumers.quot; (Mquot;.
culloch ,
on Taxation p. 17).

Ook bastiat deelt zijn gevoelen: »N'est ce point,quot; zegt
hij, »un axiome incontestable en économie politique que les
impôts , à la longue , retombent sur le consommateur.quot;
(Fr.
bastiat
, Sophismes Economiques , p. 74.)

-ocr page 62-

winsten dan hunnen naburen zouden tevreden zijn, zoo
zouden zij hun beroep laten varen, dat hun zoo weinig
voordeel aanbrengt, tot dat door de verminderde voort-
brengst van hoeden en schoenen de prijs dier waren tot
eene hoogte gestegen was, welke aan de voortbrengers
hunne vroegere winsten zoude verzekeren, en de som der
belasting hun zoude vergoeden.quot;

Say beweert evenwel dat, ofschoon de belasting den
prijs der waren verhoogt 1), zij daarom nog niet bij uit-
sluiting op den verbruiker behoeft te vallen. Want wan-
neer de prijs der waren door de belasting verhoogd is,
zoo zijn er minder menschen in de gelegenheid zich deze
aan te schaffen; en wanneer zij geene voorwerpen van vol-
strekte nooddruft zijn, zoo zal men zich liever het gebruik
daarvan ontzeggen, dan dat men zich genoodzaakt zie, daar-
voor voortbrengselen van meer belang op te offeren. De
belasting toch, welke het genot der verbruikers vermindert.

1) »La richesse est en proportion de la valeur des choses
bu'on possède , et la valeur est en proportion de la quantité
des choses consommables, qu'elles peuvent acquérir.quot; Wij
zijn dus rijker naarmate wij voor hetzelfde
fonds meer ver-
krijgen kunnen, en onze rijkdom hangt af van de goed-
koopte onzer benoodigheden, zoodat de belasting ons nood-
wendig moet verarmen, daar zij ons zoo wel direct een
gedeelte van ons inkomen ontneemt, als te gelijker tijd de
voorwerpen van ons gebruik duurder maakt.

-ocr page 63-

vermeerdert aan den anderen kant hunnë inkomsten niet,
zoodat een hoogere prijs bij gelijk vermogen der verbrui-
kers minder navraag geven moet. Is bet daarentegen een
voorwerp van volstrekte behoefte, welks genot men zich
niet ontzeggen kan, zonder zich aan gebrek blootgesteld
te zien, zoo blijft de navraag hiernaar wel dezelfde, doch
dan moet noodwendig die naar een minder noodzakelijk
voorwerp verminderen. Aldus lijdt niet alleen de ver-
bruiker dier voorwerpen, daar hij zich met minder te ver-
bruiken moet te vreden stellen, maar daarenboven wordt
de voortbrenger van dat andere minder noodzakelijke voor-
Werp door de belastmg gedrukt, van hetwelk hij óf min-
der zal afleveren, of hij zal tegen eenen lageren prijs zijne
voortbrengselen moeten verkoopen, opdat hij hierdoor het
evenwigt, door de belasting verbroken, tusschen de voort-
brenging en de middelen om zich het voortgebragte te
Verschaffen, herstelle. In het eerste geval, namelijk wan-
neer het een voorwerp van geene volstrekte behoefte be-
treft, wordt zoowel de voortbrenger als de verbruiker
van dezelfde zaak er door getroffen: de eerste, door dat
hij zich met eene g'eringere winst zal moeten te vrede
stellen, en de tweede, door dat hij zich het genot daarvan
tegen eenen hoogeren prijs zal moeten verschaffen. Zelden
toch zal de fabriekant er in kunnen slagen, het geheele
bedrag der belasting door meer zuinigheid of verbeterde
Werktuigen uit te winnen.

Het voorbeeld, door cuixoch aangehaald, kan slechts

3quot;

-ocr page 64-

dan als zekare maatstaf dienen, wanneer de fabriekant de
eenige in zijn vak van nijverheid is. Dan kan hij, zoo
als men zegt, de markt dwingen, en zoo hij niet met
eene mindere winst verkoopen wil, dan vermindert hij
zoo lang zijne voortbrenging, totdat het evenwigt tusschen
navraag en voorraad hersteld is; doch is dit het geval
niet, en heeft bij eenen mededinger, die, om hetzelfde de-
biet te blijven behouden, zich met eene mindere winst te
vrede stelt, zoo zal hij ook den prijs van zijn fabriekaat
moeten verminderen, en wordt dus noodwendig door de
belasting getroffen.

Ricardo meent, dat de navraag dezelfde blijven moet,
daar de staat door de opgebragte sommen zoo veelmeer ver-
teeren kan, als de ingezetenen daartoe minder gelegenheid
hebben; dat het verbruik slechts veranderd is, en daarom
aan de nijverheid geen groot nadeel is toegebragt. Wij
erkennen, dat door die verandering enkele takken van
nijverheid, met name dezulke, die in de staatsbehoeften
voorzien, eene grootere welvaart kunnen bekomen, doch
dit is altijd ttn nadeele der overigen: dezen ontneemt men
een gedeelte hunner voordeden om de opbrengst daarvan
op eene andere en doorgaans minder nuttige wijze aan te
wenden; en al ware het, dat de regering de haar toever-
trouwde sommen even nuttig als de ingezetenen verbruik-
te, ook dan nog blijft het eene onregtvaardigheid, daar zij
door niemand geroepen is, om eene wijziging in de wins-
ten der ingezetenen daar te stellen, terwijl er eind^elijk

-ocr page 65-

niets nadeeliger voor den bloei der nijverheid kan worden
uitgedacht, dan wanneer men hare vrijheid stremt en aan
hare bewegingen eenen anderen loop zoekt te geven, dan
de natuur haar aanwees.

Dikwijls ook treft de belasting, al is zij op eenige be-
paalde personen gelegd, evenwel geheel andere, wanneer
deze zich reeds buitendien in eenen eenigzins gedrukten
toestand tegenover hunne medemenschen bevinden.

Wanneer b. v. een rijk man zijn huis verkoopen wil,
zoo wordt hij door de belasting op den overgang van
eigendom weinig getrofFen: want biedt de kooper hem
uit dien hoofde eenen lageren prijs, dan hij er voor
verlangt, zoo verkoopt hij het eenvoudig niet, maar
wacht tot dat zich eene betere gelegenheid opdoet, daar
hij niet om geld verlegen is. Vindt daarentegen een
behoeftig man zich genoodzaakt van zijne woning afstand
te doen, zoo valt de belasting op hem in hare volle zwaarte,
Want de kooper biedt hem slechts wat hij er voor ge-
ven wil, en de andere moet er uit geldgebrek genoegen
mede nemen. Even zoo drukt eene belasting op ver-
bindtenissen altijd hen, die zich in eenen minder welvaren-
den toestand bevinden, daar de meer vermogende partij
slechts het beloop der belasting aan zijne eischen behoeft
toe te voegen, om zich schadeloos te stellen,

Vooral evenwel bij de verbruikers doet de verschillen-
de drukking eener belasting zich gevoelen. Al wordt eene

-ocr page 66-

belasting op verbruik ook nog zoo verhoogd, zoo zal zij
voor eenen millionair geen bezwaar opleveren: want al
moet hij eenige genoegens opofferen, om jaarlijks de-
zelfde som zijner renten als overschot bij zijne bezittingen
te kunnen voegen, als voor de invoering der belas-
ting, zoo zal hem echter nog genoeg overblijven, om in
weelde en overvloed te kunnen voortleven; doch den
armen daglooner, die naauwelijks in zijne meest drin-
gende behoeften voorzien kan, ontneemt iedere penning
verhooging een gedeelte van datgene, wat hem onont-
beerlijk is.

De vraag nu, op wie de belasting in het einde neder-
komt, kan niet algemeen beantwoord worden. Men moet
dit bij elke belasting afzonderlijk onderzoeken, daar iedere
eene op zich zelve staande uitwerking heeft, en deze
uitwerking dikwijls van geheel verschillende omstandighe-
den afhankelijk is. Eene belasting op grondeigendom,
b. V., treft bij uitsluiting de grondeigenaren, terwijl
die op den invoer van koren daarentegen alleen door
de verbruikers gedragen wordt.

Doch op wie de belasting dan ook drukken moge, zoo-
veel is althans zeker, dat zij op iemand drukt, en dat
zij dus altijd als iets schadelijks moet beschouwd wor-
den , zoodat de regeringen nooit haren pligt uit het oog
moeten verliezen, dit noodzakelijk kwaad zooveel moge-
lijk door eene spaarzame aanwending van 'slands geld-

-ocr page 67-

middelen te lenigen, daar toch van alle belastingstelsels
datgene de meeste aanbeveling verdient, hetwelk de in-
gezetenen het meeste genot voor de minste opoiferingen
verschaft.

Hetgeen de belasting] aan den schatpligtigen ontneemt
wordt hem in zoo verre vergoed, als de regering dit aan-
wendt om zijnen eigendom te verzekeren en hem in vrede
en welvaart onder de bescherming der wetten te doen leven.
Doch elke andere theorie, welke ons tracht in den waan
te brengen, dat de sommen, aan de regering opgebragt, op
de eene of andere wijze tot de ingezetenen terugkeeren, is
ten eenenmale valsch, tenzij de regering daarvoor inrigtin-
gen van algemeen nut daarstelle, of de reeds bestaande
verbetere door het aanleggen van wegen en kanalen,
waardoor hunne welvaart bevorderd en hun geluk ver-
hoogd wordt.

Verkeerd hebben sommige gemeend, of althans be-
weerd, dat de belasting het vermogen der ingezetenen geens-
zins verminderde, doch hunne opbrengst hun op de eene
of andere wijze, nadat zij door verschillende handen was
gegaan, terug bezorgd werd. Zij stelden tot voorbeeld,
eenen bakker, die jaarlijks ƒ 50 belasting betaalde. „Deze
f 50quot; zeiden zij, „wordt door hem wel aan de regermg af-
gestaan, doch zij zijn voor hem niet verloren: want zij
bezoldigt er hare ambtenaren voor, en zoo deze slechts
voor ƒ 50 aan brood hij hem koopen, zoo heeft hü zijn

-ocr page 68-

geld reeds weder terug.'' Doch het ongerijmde dezer stel-
ling valt dadelijk in het oog, daar hij wel is waar de
door hem betaalde som weder in handen heeft, doch in-
tusschen voor ƒ 50 aan brood armer geworden is. De re-
den echter, waarom dergelijke drogredenen eenigen in-
gang gevonden hebben, schijnt men te moeten toeschrij-
ven aan de dwaze meening van het grootste gedeelte der
ingezetenen, dat
geld alleen waarde is, en dat hij dus alleen
rijk is, die veel geld heeft..

De diensten, welke ons door de regering bewezen wor-
den , zijn de eenige vergoeding voor de sommen, welke
jaarlijks door ons worden opgebragt; doch deze diensten
zijn voor ons van geene geringe waarde, zoo als zulks
dikwijls door onvergenoegden en onruststokers wordt voor-
gesteld. Zij toch verschaft ons veiligheid voor onze per-
sonen en goederen, onderhoudt een aantal ambtenaren,
die de openbare orde handhaven en zorgt voor de uit-
oefening der regtspleging, waardoor ieder zich het zijne
gewaarborgd en voor de verkrachting zijner regten be-
veiligd ziet. Zij beschermt niet slechts het reeds bestaan-
de, verzekert niet slechts den rijkdom, dien de ingeze-
tenen zich reeds verschaft hebben, doch geeft ook door
het daarstellen van nuttige inrigtingen, welke de nijver-
heid bevorderen, de gelegenheid om nieuwen rijkdom aan
te kweeken. Wel verre van aan de ingezetenen meer te
ontnemen, dan de waarde harer diensten bedraagt, gééft
zij doorgaans veel meer terug dan zy van hem afvor-

p

-ocr page 69-

dert, wanneer men zich de veel grootere opoiferingen
voorstelt, welke de ingezetenen zich zouden moeten ge-
troosten, zoo zy , ieder op zich zeiven, alle die menig-
vuldige behoeften vervullen moesten, waarin thans van
regeringswege voorzien wordt. •

Hoe goedkooper zij ons evenwel die diensten bewijze
des te beter, evenals het voor eene huishouding ontwijfel-
baar voordeelig moet zijn , wanneer zich een huisvader
bedienden weet te verschaffen, die zich met een gering
loon voor hunnen arbeid laten tevreden stellen. Doch
wanneer de regering voor hetgeen zij jaarlijks verspilt,
geene diensten bewijst en niets nuttigs daarstelt, dan is
hare verteering volstrekt verlies. Zij wachte zich derhal-
ve voor de misdadige verspillingen, waaraan zich de ij del-
heid van sommige regeringen heeft schuldig gemaakt,
en welke vooral die van eenen
lodewijk xiv geschand-
vlekt hebben, wiens gunstelingen zich met hoog bezol-
digde eerposten begiftigd zagen, wiens hovelingen in
ongebondenheid en verregaande weelde millioenen door-
bragten, wiens feesten dikwijls in eenen nacht de opbrengst
van geheele landstreken verteerden, en wiens prachtige
paleizen en kunstige'doch smakelooze
parcs een bedroe-
vend schouwspel opleveren van de spilzucht, waartoe
een vorst, en de slaafsche onderworpenheid, waartoe een
volk zich vernederen kan.

Even ongerijmd is de meening van hen, die hooge belas-

-ocr page 70-

tingen daarom verdedigen en goedkeiuren, dat zij het ver-
mogen der ingezetenen slechts verplaatsen en geenszins
onnut verbruiken, omdat door haar een aantal ambtenaren
gevoed worden, die anders zonder brood zouden zijn;
immers is het eene groote onbillijkheid, wanneer zij den
eenen zijne inkomsten ontnemen om er eenen anderen
mede te voeden en hierdoor in eene gedwongene verdee-
ling van het vermogen ontaarden. Aldus toch neemt de
regering den post van armenverzorger op zich, eene be-
trekking, waartoe niemand haar geroepen heeft. En ware
dit nog eenigzins te verontschuldigen, wanneer zij, wie
men aldus tot onderhoud hunner medemenschen dwingt,
allen rijk waren, zoo vervalt dit thans geheel, daar zij
over het algemeen minder rijk zijn, dan de ambtenaren
die ten hunnen koste leven.

Te regt heeft sat hieromtrent aangemerkt 1): »Quand
les peuples ne jouissent pas des avantages que l'impôt peut
leur procurer, quand le sacrifice auquel il les soumet n'est
pas balancé par l'avantage qu'ils en retirent, il y a iniquité.quot;
De regering toch moet hare bescherming zoo goedkoop
mogelijk door de ingezetenen doen genieten, en geene lasten
heffen van datgene, wat ieder mensch kosteloos verkrij-
gen kan. »De même que le prix d'une marchandise, lorsqu'il
est fondé sur un monopole, et, en vertu de ce privilège,
supérieur aux frais de production, est une atteinte à la

1) Cours complet d'oec. pol. p. 492,493.

-ocr page 71-

propriété de l'acheteur, un impôt qui s'élève plus haut que
les frais
nécessaires pour donner au contribuable la sécu-
rité dont il a besoin, est un attentat contre la propriété
du contribuable.quot; Zoodra dus eene belasting meer afeischt
dan de bescherming der regering behoeft te kosten, is
zij onregtvaardig, zoowel wanneer zij is aangenomen door
de vertegenwoordigers van het volk, als wanneer zij de
uitvoering is eener ukase van den Keizer aller Russen, of
den wil van den Sultan van Turkije.

» Ce n'est point à ce que le peuple peut donner qu'il
faut mesurer les revenus publics, mais à ce qu'il
doit
donner
1).quot;

Hoogst onbillijk is de voorstelling van velen, die be-
weren, dat de thans bestaande belastingen veel drukkender
zijn, dan die, welke voor drie of vier eeuwen geleden
geheven werden, omdat de tegenwoordige begrootingen
van veel grootere sommen gewagen dan de toenmalige.
De zwaarte der belasting toch hangt niet zoo zeer van
den omvang (het volumen), als wel van de waarde af,
welke van ons gevorderd wordt. Wanneer men eene
belasting in koren moet opbrengen en de prijs vermindert
tot op de helft, dan is het duidelijk, dat men tweemaal
zooveel koren even gemakkelijk zal kunnen opbrengen.
Evenzoo is het gelegen met het geld, dat de tegenwoor-

1) Montesquieu, Esp. de Lois, XIII, 1-

-ocr page 72-

dige waarde is, waarin de belastingen worden opgebragt;
en daar de waarde van het geld sedert dien tijd zoowel
in verhouding tot de waarde der overige voortbrengselen
verminderd is, als de sommen der begrootingen zijn ver-
meerderd, zoo is het duidelijk, dat daarnaar hare druk-
king niet kan worden afgemeten.

Van dit verkeerde beginsel uitgaande, hebben velen van
den tegenwoordigen staat onzer opbrengsten een veel te
donker tafereel opgehangen en daarentegen den toestand
onzer voorouders te gunstig afgeschilderd, daar zij slechts
de sommen en niet hare waarde in aanmerking namen.
Doch in eenen tijd, toen het dagelijksch arbeidsloon slechts
weinige penningen bedroeg, viel het even zwaar eene
kleinere som op te brengen, als thans het verbazende
budget van 70 millioenen. De meerdere welvaart toch,
welke nu over het algemeen in ons vaderland gevonden
wordt, logenstraft hunne bewering volkomen.

Wil men eene vergelijking maken, tusschen de tegen-
woordige en vroegere zwaarte der belastingen, zoo lette
men daarbij op de volgende drie punten. Vooreerst vrage
men, hoeveel werd er toen door de ingezetenen van ons
vaderland opgebragt en hoe groot zijn de sommen, waarvan
onze tegenwoordige begrooting gewaagt? en wij gelooven,
dat tegenwoordig welligt meer dan vroeger van hen wordt
afgevorderd. Doch vervolgens vergelijke men ook het
toenmalig bedrag van den nationalen rijkdom met het te-
genwoordige, en alsdan meenen wij dat wij tot de over-

-ocr page 73-

tuiging zouden komen, dat zijne vermeerdering naar ver-
houding aanzienlijker geweest is, dan de betrekkelijke
verhooging der belastingen. En wanneer men ten derde
de voordeelen in rekening brengt, welke de toenmalige
en de tegenwoordige belastingen aan hen hebben opgele-
verd, die ze hebben opgebragt, zoo lijdt het geen twijfel
of wij moeten ons gelukkig rekenen, onder de tegen-
woordige te mogen leven. Wij zouden te breedvoerig
worden, wanneer wij eene getrouwe vergelijking tusschen
den toestand van ons vaderland wilden daarstellen, zoo
als die in de vorige eeuwen gevonden werd, en dien, waarin
wij ons thans verheugen kunnen, en vergenoegen ons der-
halve met de aandacht te vestigen op de ontelbare wegen
en kanalen, die thans onzen handel en fabrieksnijverheid
begunstigen; op de veiligheid, waarin zelfs de meest af-
gelegene landhoeven deelen; op de zorgen, welke de re-
gering voor de openbare rust draagt, terwijl onze voor-
ouders zoo weinige middelen van onderling verkeer bezaten,
en ook de veiligheid dikwijls veel te wenschen overliet,
zoodat men zich niet dan behoorlijk gewapend of onder
sterk geleide op reis durfde te begeven.

De zware opbrengsten, waaronder de meeste volken
thans gebukt gaan, en die op hunne welvaart eenen zoo
nadeelio-en invloed hebben, zijn grootendeels voortgespro-
ten uit de verspillingen, waaraan zich vroegere regeringen
hebben schuldig gemaakt, en waardoor zij do staatsschul-

-ocr page 74-

den tot cene zoo aanzienlijke hoogte hebben opgevoerd,
dat er aan hare aflossing niet te denken valt, en zelfs de
grootste Inspanning noodig is, om de renten te betalen,
waartoe zij zich bij het aangaan der leeningen verbonden
hebben. Deze verspillingen waren meestal het gevolg van
de despotieke magt der vorsten, die door hunne onderdanen
zoo niet aangebeden, ten minste vereerd en gevreesd waren,
en aan hunnen lust tot verteering geene grens gesteld za-
gen, zoolang zij nog de eene of andere bron van welvaart
konden uitputten, waardoor zij zich geld en door geld sol-
daten verschaften, welke hunne magt ondersteunden en met
de wapenen eiken kreet naar vrijheid en eene billijkere
verdeeling der lasten verdoofden; terwijl zij door hunne
onophoudelijke oorlogen, die doorgaans slechts tot bevre-
diging hunner heerschzuchtige plannen werden aangegaan
dezen
schuldenlast niet v/einig vergrootten. Zij vonden
eenen magtigen steun in de grooten, die hen omringden,
en die hen de schatten, aan den nijveren arbeid ontwoe-
kerd, in weelde en ledigheid hielpen doorbrengen , en vooral
ook bij de
geestelijkheid, die bij de instandhouding van een
spilziek hof, welks leden tot afkooping van de zonden
hunner jeugd, in hunnen ouderdom de kloosters en andere
geestelijke gestichten met aanzienlijke geschenken begiftig-
den, groot belang hadden, en alles in het werk stelden
om don minderen man in eene slaafsche afhankeHjkheid
en diepe onkunde te houden, opdat hem de kracht, de geest-
drift en het verstand zouden ontbreken, om zich aan de

-ocr page 75-

oiiregtvaardige aanmatigingen des dwingelands te onttrek-
ken. De geschiedenis van Frankrijk levert ons hiervan
een trefifend voorbeeld op. Schrikkelijk waren de afpersin-
gen, waaraan zich
lodewijk xiv en zijn opvolger schuldig
maakten: zij dompelden hun vaderland in eenen poel van
schulden, waaruit noch het beleid van eenen
neckek, noch
«Ie wijze maatregelen van eenen
tükgot het redden konden.

Gelukkig moeten wij ons derhalve beschouwen, dat
ons het voorregt te beurt viel eene eeuw te beleven,
Waarin het despotismus voor een vertegenwoordigend be-
stuur heeft plaats gemaakt. Men vertrouwt den vorsten
de eervolle roeping
van voor het geluk hunner onderdanen
te waken, doch welke zij zoo dikwijls voorbij zagen, niet lan-
ger bij uitsluiting toe, maar heeft hun eene andere magt
tegenovergesteld, welke de regten der burgers tegen hunne
aanmatigingen handhaaft.

Men zoude evenwel te ver gaan en zich met eene te
hooge verwachting van de voordeden eener constitutio-
nele regering vleijen, zoo men meende, dat zij altijd
eenen stelligen waarborg opleverde voor een rigtig be-
stuur der geldmiddelen 1). Zoowel de hoop op aanzienUj-
ke betrekkingen, als de vrees van aan hen ongevallig te
zijn, op wier gunst men prijs stelt, noopt niet zelden
tot eene te groote toegefdijkheid en doet de roeping,

1) Men denke slechts aan hetgeen gedurende de jaren 1813
tot 1840 in ons land verspild is geworden.

-ocr page 76-

om tegen de verkeerdheden, waaraan het bestuur zich
schuldig maakt, te waken, vergeten. En wanneer dit het
geval is, wanneer én regering én vertegenwoordigers beide
zich vereenigen, om elkanders magt onderling te schra-
gen, dan houden wij eene constitutie voor nog gevaar-
lijker dan eene alleenheersching, daar men alsdan niet
aan eenen, maar aan vele heerschers te gehoorzamen
heeft, die elk hunne gunstelingen hebben, welken zij op de
eene of andere wijze door winstgevende en uitgedachte
betrekkingen eenen dienst trachten te bewijzen. Hunne be-
langen worden wederzijds met de meeste zorg en voor-
komendheid behartigd, slechts die van het volk, tot welker
handhaving zij geroepen zijn, worden vergeten. Een des-
poot staat altijd in eene eenigzins vijandige houding te-
genover zijne onderdanen; hij vreest hen en wil ze daarom
sparen, opdat zij zijne verkeerdheden niet moede worden
en hem de gehoorzaamheid opzeggen. Hem toch alleen
zullen zij al hetgeen hun hatelijk en drukkend voorkomt,
toerekenen; doch de betrekking tusschen volk en verte-
genwoordigers is eene soort van vriendschapsband Het ziet
in hen zijne beschermers en twijfelt er niet aan of zij zul-
len met de meeste getrouwheid zijne belangen voorstaan,
zijne regten verdedigen, tot dat eens de treurige gevolgen
zijner zwakheid zich openbaren, en de ontdekking van
eene ledige schatkist en eenen toenemenden achteruitgang
der nijverheid hem den sluijer van de oogen rukt, en hem,
doch te laat, doet inzien, dat de gewaande controle, waar-

SHtquot;

IIh

-ocr page 77-

aan de regering door de vertegenwoordigers onderworpen
was , slechts een middel was in de hand der eerste, om
door eene bedriegelijke gematigdheid en geveinsde zacht-
heid zich bij wijze van verzoek van die sommen meester
te maken, welke het doel van haar streven waren, en
die een despotiek bestuur welligt nooit had durven
eischen.

Een spaarzaam en ordelijk bestuur is de eenige waar-
borg voor het heil der volken, onder welken naam he
overigens besta. Eene vertegenwoordiging geeft even
zoo min de zekerheid, dat de geldmiddelen van den staat
behoorlijk zullen worden aangewend, als de willekeur
van eenen despoot noodwendig het ongeluk van zijne
onderdanen ten gevolge heeft. Welken vorm een bestuur
dan ook hebben moge, zoo zal het volk, dat zijne belan-
gen kent, steeds daarvoor moeten zorgen, dat het nim-
mer de zoo noodzakelijke waakzaamheid uit het oog ver-
lieze, geenen maatregel van het bestuur onbeoordeeld late,
en zich overal krachtdadig verzette, waar zijne regten
Worden verkort. Hiertoe nu geeft het de vrijheid van
drukpers een geschikt middel in handen.

Spaarzaamheid toch kan bij het bestuur der finan-
tiën nooit genoeg worden aangeprezen. Spilzucht leidt tot
die verderfelijke fiscale uitvindingen, waarvan de geschiede-
nis van Frankrijk zulk een bedroevend voorbeeld oplevert in
bet systema van
JOHN LAW, die eene denkbeeldige waarde

een onverdiend crediet zocht daar te stellen, waar-

4

-ocr page 78-

van het onvermijdelijk gevolg was, dat hondorde familiën
tot armoede vervielen.

Sat heeft uit de geschiedenis van zijn vaderland vele
voorbeelden aangehaald om te bewijzen, dat het een des-
potiek bestuur niet gemakkelijker valt, om zware belas-
tingen te heffen, dan bij eene vertegenwoordiging. —
Lodbwijk xv geene gelegenheid meer ziende om zich
geld te verschaffen, was genoodzaakt dit bij zijne bedien-
den te leenen.
Cai.onne opende eene inschrijving tot op-
rigting van hospitalen, doch deed het geld, door de ingeze-
tenen opgebragt tot ondersteuning hunner hulpbehoevende
medemenschen, door het hof verkwisten, en trachtte zelfs
de som, welke eene voorstelling in de opera had opgeleverd,
uit hare kas te ligten. Twee brieven, ons door
sat mede-
gedeeld, van den bestuurder der koninklijke schatkist onder
het ministerie van den abt
terkaï , aan den bankier
necker, bewijzen volkomen de geldelijke verlegenheid
waarin zich
lodewijk xvi bevond. In de eersten name-
lijk lezen wij: „Nous vous supplions, de nous secourir
dans la journée. Daignez venir a notre aide pour une som-
me dont nous avons un besoin indispensable.quot; En in den
anderen: „On est à la veille du départ pour Foiitainebleau;
mais les passeports ne sont pas expédiés ; ils sont entre vos
mains. Le moment presse, vous êtes notre seule ressource.quot;

Montesquieu ging zelfs zoo verre, dat hij zich eens
aldus uitliet: „On peut, lever des tributs plus forts a
proportion de la liberté des sujets.quot; Dit is echter onge-

J

-ocr page 79-

twijfeld overdreven, want een volk, dat waarlijk vrij
is, zal geene onregtmatig hooge belasting verdragen ,
en een volk , dat door zijne vertegenwoordigers misleid
en door zijne regering onderdrukt wordt, kan men be-
zwaarlijk als vrij beschouwen.

Vooral ook moet de natie hen weten te waardeeren,
die haar welzijn waarlijk bëoogen en hare regten te-
genover de regering waardiglijk handhaven. Hadden
de Franschen hunne belangen beter gekend, zij zou-
den het ontslag van SULLT geenszins hebben gedoogd,
noch den spaarzamen
necker door den spilzieken en weel-
derigen
calonne laten vervangen, wiens eenige aanbeve-
ling was, dat hij aan het hof nieuwe bronnen van geld
beloofde, om zijne laakbare verkwistingen ongestoord
te kunnen voortzetten, terwijl
necker als een man, die
zijne wereld niet kende, en niet wist wat aan de hoo-
gere standen toekwam, zich bij het hof gehaat en mis-
kend zag.

Hebben wij door het voorgaande getracht aan te too-
ien , dat eene vertegenwoordiging niet altijd eenen vasten
Waarborg oplevert voor de behoorlijke aanwending van
'slands geldmiddelen, wanneer zij namelijk hare roeping ver-
geet, zoo is zij ook niet altijd eene vrijwaring tegen hooge
belastingen, zelfs dan, wanneer zij zich van hare pligten be-
hoorlijk kwijt. Het is er verre af, dat onder de Europesche
®taien diegene de meeste belastingen zouden te dragen

hebben, wellie onder een despotisch bestuur zuchten; doch

-ocr page 80-

het groote voorregt, dat eene vertegenwoordiging in dit
opzigt aan de ingezetenen door de naauwgezette vervulling
harer pligten verschaffen kan, bestaat daarin, dat zij zorg
draagt, dat de sommen, welke door het volk worden op-
gebragt, inderdaad tot zijn nut worden aangewend, en
dat zij, door alleen tot nuttige belastingen hare goedkeu-
ring te geven, de ingezetenen waarborgt tegen die onnoo-
dige afpersingen, welke vaak onder een despotisch bestuur
plaats grijpen. In ßnsland b. v. wordt de zwaarte der
belastingen aanzienlijk vermeerderd door het misbruik der
ambtenaren, welke zich op eene onwettige wijze voordee-
len trachten te verschaffen, door van de ingezetenen voor
het bewijzen van diensten belooningen te vergen, waar-
toe zij niet goregtigd zijn. Wil men aldaar aan de kan-
toren der ambtenaren eenige informatiën omtrent het een
of ander inwinnen, zoo ziet men zich genoodzaakt zijne toe-
vlugt te nemen tot het uitreiken van fooijen aan lieden,
die ze kosteloos verschaffen moesten. Dit nu is inderdaad
eene onwettige verzwaring der belastingen, waartegen eene
vertegenwoordiging moet waken.

Het is voor eene natie ook niet altijd voordeelig, wan-
neer zij laag belast is, indien zij namelijk daardoor de
voordeelen moet missen, welke de belastingen haar ver-
schaffen. In Spanje b. v. bedroegen deze onder de laatste
koningen slechts zeer weinig; doch intusschen werden de
wegen verwaarloosd, en alle middelen tot bevordering der
welvaart over het hoofd gezien, waardoor aan het volk

-ocr page 81-

veel meer schade werd toegebragt, dan de zwaarste belas-
tingen hadden kunnen te weeg brengen.

Toen de regeringen het vertrouwen der volken verloren,
lieten deze aan hare willekeur de besturing der geldmid-
delen niet langer over, maar eischten opgaven van al wat
er inkwam en uitgegeven werd. In Engeland zijn de ta-
bellen, waarin de zoogenaamde
ways and means vermeld
■vverden, onder den naam van
budgets het eerst in gebruik
geweest, en eerst later bij de andere natiën ingevoerd.
Deze werden ook vooral noodzakelijk door de toenemende
hoogte 1) der belastingen, daar de natie niet gelooven
quot;Wilde, dat zij noodig waren, voordat haar een behoorlijke
staat werd voorgelegd, waaruit zij over de wezenlijke staats-
behoeften konde oordeelen. De invoering der budgets was
voorzeker eene groote verbetering en scheen den ingezetenen
te verzekeren, dat de door hen opgebragte sommen voort-
aan minder nutteloos zouden verspild worden; ofschoon het
Ook later de regeringen nimmer aan voorwendselen ontbroken

1) Onder richblieu waren do jaarlijksche uitgaven 100
nwllioenen franken, onder
lodewijk xiv 330 millioenen, tij-
dens de revolutie 531,533,000 livres tournois, in 1830
millioenen en in 1847 1446 millioenen franken.

In Engeland onder elisabeth 600,000 lt;£, onder willem
en maria 4 millioenen, onder geokge i 7^ millioenen, on-
geokge ii 12 millioenen en in 1847 53i millioenen

-ocr page 82-

it^nbsp;heeft, wanneer zij zich geld verschaffen wilden: lodewijk xiv

gaf daartoe voor, dat hij de stüabts, de voorstanders der
Katholieke kerk in Engeland, op den troon wilde herstel-
'nbsp;len, en de kroon, welke
elisabeth eenmaal, tot groot na-

deel der kerk, zich op het hoofd had gedrukt, aan de toen
regerende kettersche dynastie ontweldigen.
Napoleon
'inbsp;eischte ontzettende geldsommen en 600,000 krijgslieden,

Inbsp;om de eer van Frankrijk te herstellen, die door Rusland

;nbsp;beleedigd was, dewijl dit rijk zich niet aan het continen-

;inbsp;taal stelsel onderwerpen wilde.

De waardigheid der natie, gekrenkte eer, veiligheid en
vrees voor vreemde overheersching, zijn doorgaans de
leuzen, welke de schatkist de grootste sommen doen toe-
vloeijen, en zeer aardig is de volgende aanmerking van
montesquieu : » Les édits des princes affligent même avant

quot;1»

qu'on les ait vus, parcequ'ils y parlent toujours de leurs
besoins, et jamais des nôtres 1).quot;

Als een bewijs, hoe weinig het Fransche bestuur zich
vroeger verpligt rekende van zijne uitgaven rekenschap
aan het volk te geven, kan dienen, dat het den man, die
voor allen aan eene contrôle moest onderhevig zijn, den
minister namelijk,
controleur général noemde. Het be-
schouwde dan ook steeds hem als den besten bestuurder
'nbsp;der flnantiën, die, op welke wijze ook, slechts nieuwe bron-

nen wist te ontdekken, welke door de belasting nog niet

1) Esprit des lois , XHI. c. 15.

-ocr page 83-

waren uitgeput, en de meeste klinkende munt in de schat-
kist stortte, terwijl een man als
neckee, die met angs-
tige bezorgdheid den aanwas der schuld, de drukking
der nijverheid en den achteruitgang der middelklasse be-
schouwde, en hieraan door gematigdheid en ingetogenheid
zocht te gemoet te komen, de gunst van zijnen vorst
verbeurde.

De zoogenaamde cour des comptes in Frankrijk dient
slechts om te onderzoeken of een ambtenaar, die met de
administratie van eenige gelden belast is, inderdaad de
sommen heeft uitbetaald, welke als zoodanig worden op-
gegeven; doch zij onderzoekt niet of het bestuur eenige
uitgaaf verordend heeft, welke onnoodig was, en is dus
slechts een contrôle van minder belang. „C'est Ie controle
des
ordonnateurs des dépenses qui est l'essentiel 1).quot;

Het budget bestaat uit twee groote afdeelingen, waar-
van de eene de inkomsten van den staat, en de andere
zijne uitgaven behelst. De laatste is de meest gewigtige
«n moet daarom vooral aan de beoordeeling der vertegen-
woordigers onderworpen worden, omdat zij de maatstaf
is , waarnaar de eerste geregeld wordt. Zijn de uitgaven.
Welke de regering voorstelt, als noodzakelijk aangenomen,,
zoo rust op haar en de vertegenwoordigers verder de moei-
jelijke verpligting om met onpartijdigheid en billijkheid den

1) Say , Cours cquip. d'occ. pol. p. 488.

-ocr page 84-

- 56 -

last te verdeelen, die door deze uitgaven op de schou-
deren des volks rust. Deze pligt is door despotieke be-
sturen meestal schandelijk veronachtzaamd, want evenmin
als zij zich verbonden rekenden, de opofferingen der me-
nigte tot haar nut aan te wenden, en ze te verantwoorden,
evenmin rekenden zij zich gehouden hare opbrengst door
eene gelijkmatige verdeeling dragelijker te maken. Som-
mige lieten de onderlinge verdeeling aan de plaatselijke
besturen over, en voorzagen daarin slechts in zoo verre
als noodig geoordeeld werd om oproer voor te komen.
Het ,was hun genoeg, waimeer de schatting slechts, op
welke wijze dan ook, werd opgebragt, zoo zij slechts de
genoegens der verkwisting aan zich behielden.

Bij de opgave der vertering dringt say vooral op spe-
cialiteit aan. „La nonspecialité,quot; zegt hij, „est synonime de
l'arbitraire.quot; Zij toch is inderdaad van het hoogste belang.
Bepaalt men slechts eene zekere som voor een uitge-
breid veld van administratie, zoo laat men daardoor
aan de ambtenaren eene wijde deur voor misbruiken open,
terwijl hun de gelegenheid gegeven wordt, de schuld der
verkeerde aanwending op elkander te schuiven. Voor een
groot rijk evenwel gaat deze specialiteit, zoo als ligtelijk
blijkt, met groote bezwaren gepaard, daar zij bij de ver-
tegenwoordiging , die haar beoordeelen moet, eene groote
mate van praktische kennis vereischt, welke bij haar
niet altyd evenzeer gevonden wordt. Doch hierin kan
de vrije drukpers en de openbaarheid der administratie

r

-ocr page 85-

van onberekenbaar nut zijn. Is ieder, zelfs de gering-
ste burger, in staat, de sommen te beoordeelen, welke
door den staat verbruikt worden, zoo heeft hij daar-
door de gelegenheid, omtrent die uitgaven, waarvan hij
eene practische kennis heeft, zijne aanmerkingen aan de
vertegenwoordigers in te dienen; en wanneer ieder zich
aldus bepaalt bij datgene, wat onder zijn bereik valt, zoo
kunnen zij te zamen tot het groote doel van verbetering
medewerken, en de aandacht der regering op een aantal
zoogenaamde kleinigheden vestigen, welke aan haar oog lt;
ontsnapt zijn.

Men heeft wel eens beweerd, dat het gevaarhjk was
aan
de burgerij de verteringen van het bestuur bekend
te maken: want dat zij, geene genoegzame kennis dragende
Van de groote behoeften der maatschappelijke huishouding
en slechts het oog vestigende op de ontzettende sommen,
quot;Welke van haar werden opgeëischt, daardoor tot onte-
vredenheid gestemd werd. Maar wettigt deze vrees de
achterhoudendheid der regering? Kan zij over de goede-
ren der ingezetenen naar willekeur beschikken, zonder
rekenschap af te leggen van de wijze, waarop zij deze be-
steed heeft, of is zij slechts de lasthebber des volks, de
nitvoerder zijner belangen, die verantwoording schuldig
is van den hem opgedragen last? Daarenboven heeft
een regtvaardig bestuur geene openbaarheid te vreezen.
Wanneer het aan het algemeen de besteding der
toevertrouwde gelden openlegt, en het inlieht omtrent

-ocr page 86-

de behoeften, wanneer het de redenen opgeeft, waarom
het die gelden aldus, en niet anders heeft aangewend,
dan is het volk zoo onredelijk niet, om zich daardoor tot
ontevredenheid te laten stemmen. Doch wanneer het op-
zettelijk zijne handelingen verzwijgt, en er slechts op uit
is om het algemeen aan zijne bemoeijingen geheel buiten
te sluiten, dan verwekt het achterdocht bij hen, die wel
in de kosten der staatshuishouding willen voorzien, doch
die met alle regt eischen, dat hun verklaard worde, waar-
om en waartoe zij zulks doen moeten 1).

m

Al geeft ons nu het budget geene volkomene zeker-

1) Deze openbaarheid kan integendeel dikwijls strekken
om de valsche beschuldigingen der regering te wedersproken.
Voor eenigen tijd werd in een onzer dagbladen beweerd, dat
de verteering der stad Amsterdam tegenwoordig veelhooger
was dan ten tijde der BataafscLe republiek, en ten bewijze
hiervan het budget voor een dier jaren aangehaald.
De Boscn
kemper evenwel wederlegde dit door eene openlegging der
toenmalige en tegenwoordige uitgaven dezer stad en toonde
aan, dat wel is waar het budget toen lager was dan nu, doch
dat de verteering dier jaren dit verre overtroffen had; en uit
de openlegging der tegenwoordige verteeringen bleek het,
dat er in vele posten eene veel grootere spaarzaamheid werd
aan den dag gelegd dan vroeger, en dat slechts aan inrig-
tingen van hoog nut en menschlievendheid, de gasthuizen
bij voorbeeld, thans eene ruimere hoeveelheid gelden werd
toegelegd.

-ocr page 87-

heid, dat de regering niet meer verteeren zal dan daarin
wordt voorgeschreven, zoo blijft het echter zeer nuttig,
daar de beraadslagingen der vertegenwoordigers dikwijls
vele verkeerdheden in de besturing der geldmiddelen aan
den dag brengen en verbeteringen aanwijzen.
Say meent,
dat bij despotieke regeringen de belastingen minder hoog
zullen zijn, omdat daar de geheele verantwoordelijkheid
op de ministers ligt, en deze, uit vrees voor het volk, haar
niet onmatig durven te verhoogen. Hij voert als bewijs daar-
voor aan, dat onder de constitutioneele besturen over het al-
gemeen meer dan onder de monarchale moet worden opge-
bragt. Doch wij hebben reeds vroeger aangetoond, dat lage
belastingen geen voordeel zijn, indien de ingezetenen daar-
door de voordeelen missen moeten, welke zij anders op-
leveren, en wanneer de monarchale besturen deze lage
belastingen verkwisten, zoo is dit veel schadelijker, dan
Wanneer door de constitutioneele de hooge belastingen
tot nut der ingezetenen worden aangewend. Daaren-
boven heeft de geschiedenis, en met name die van Frank-
'^ijk, geleerd, hoe weinig invloed deze vrees op zijne mi-
nisters gehad heeft, en hoe schandelijk zij de magt, hun
toegekend, meermalen misbruikt hebben. Wij erkennen
dat de opgebragte sommen toen minder groot waren, doch
dit was slechts daar het geld minder waarde had, en er
daarenboven eene aanzienlijke waarde in
corvees en an-
dere persoonlijke diensten werd opgebragt, en vooral om-
dat er veel minder nuttige inrigtingen bestonden tot be-

-ocr page 88-

vordering van de quot;welvaart en het geluk der ingezetenen.
Ook zal een land, dat aan de willekeur van eenen alleen-
heerscher is overgelaten, doorgaans minder welvaart be-
zitten dan een ander, welks belangen door hare verte-
genwoordigers behoorlijk worden voorgestaan, en waar
minder welvaart woont, kan ook natuurlijk zooveel niet
door de regering worden geèischt, als waar het volk
zich in voorspoed kan verheugen.

Men beschouwe het dus geenszins als het gevolg der
constitutionele regering, wanneer een volk te zwaar belast
is. Eene vrije vertegenwoordiging toch, die der regering
niet uit eigenbelang onderworpen is, zal elk budget ver-
werpen, waarin van het volk ineer geëischt wordt, dan
hetgeen tot zijn nut volstrekt noodzakelijk is, en de ge-
trouwe vervulling van dezen pligt zal voor de welvaart
des volks de gunstigste uitkomst leveren. Wie zal den
voorspoed berekenen, waarin het door de natuur zoo ge-
zegende Frankrijk had kunnen verkeeren, zoo eene con-
stitutie aan
lodewijk xiv de gelden ontzegd had, welke
hij in weelde verspilde, of zoo zij aan
napoleon de hef-
fing der schattinge n verboden had, welke hem in staat
moesten stellen, om den Russischen Czar te bestrijden,
waardoor de vijandelijke legers tot binnen de muren der
hoofdstad gevoerd werden? Teregt heeft
sat aangemerkt,
dat vele volken hun ongeluk, behalve aan de natuurlijke
rampen, waaraan zij onvermijdelijk waren blootgesteld,
vooral ook aan hunne eigene zwakheid te wijten hebben,

-ocr page 89-

welke zij dikwijls tegenover hunne bestuurders aan den
dag legden. Verlichting toch en standvastige kloekmoedig-
heid zyn de grondslagen, waarop het gebouw der natio-
nale welvaart moet opgerigt worden.

Wij moeten hier nog melding maken van de verschil-
lende wijzen, waarop de administratie der geldmiddelen van
den staat gewoonlijk geschiedt. In Frankrijk zijn de zoo-
genaamde
comptes par exerdces in gebruik, dat is, de re-
gering beschouwt de administratie van elk jaar afzonder-
lijk en laat hare rekening niet doorloopen, doch brengt
ook die posten, welke eerst in een volgend jaar geïnd
of uitbetaald worden, op de rekening van het vorige jaar.
Waarvoor zij waren aangenomen en goedgekeurd. Deze
wijze van administratie, die ook nog -bij ons plaats vindt,
leidt tot vele verwarring en omslagtigheid, daar het on-
mogelijk is, de invordering en uitbetahng der gelden in
den loop van het jaar geheel af te doen, en er op het
einde des jaars altijd nog eenige posten te innen of te be-
talen overblijven. Men heeft daarom zijne toevlngt tot sup-
plementaire rekeningen genomen, welke het onvermijdelijk
nadeel hebben, dat zij eene dubbele boekhouding vereischen.
Veel eenvoudiger en natuurlijker is derhalve de Engelsche
administratie, welke, even als een koopman, telkens hare
re^ning met het einde van het jaar I) afsluit, en het

1) In Engeland geschiedt dit eigenlijk in het begin van
het volgend jaar en wel met den 5 Januarij.

-ocr page 90-

overblijvende op de rekening van het volgende jaar
brengt.

Het verdient ook daarom goedkeuring, dat de regering ve-
le materialen bezit, welke onmogelijk op het einde des jaars
juist geheel verbruikt kunnen zijn, en dus, al konden
alle geldelijke posten afgedaan worden, eene overbrenging
op de nieuwe rekening noodzakelijk maken. Het valt
eehter niet te ontkennen, dat de eerste wijze verkieslijk
is voor de controle. Wil men zich gestreng aan de be-
grooting houden, welke juist voor een jaar, van den eer-
sten January tot den laatstenDecember, wordt vastgesteld,
zoo is het moeijelijk na te gaan, in hoeverre de nog te innen
posten of te bestrijden uitgaven daarmede zullen over-
eenkomen, wanneer men namelijk de rekeningen der twee
op elkander volgende jaren op de Engelsche wijze laat
inéén vloeijen.

Het volk eischt eene billijke verdeeling van den last,
dien de staat op de schouders legt van hen, die onder
zijne bescherming leven; en zijn eisch is regtmatig voor
zoo verre het verlangt, dat niemand om zijnen stand of
betrekking daarvan ontheven worde , maar allen te zamen
daartoe het hunne bijdragen. Doch wenscht het eene be-
lasting, welke ieder individu naar zijn persoonlijk ver-
mogen treife, zoodat ieder juist zooveel opbrenge, dat
zijne opoffering volkomen geëvenredigd is aan het genot,
dat zij verschaft, zoo is zijn wensch, ofschoon niet on-

-ocr page 91-

regtvaardig, evenwol onuitvoerbaar, want hij gaat de prac-
tische mogelijkheid te boven 1).

De verdeeling der belasting blijft intusschen een onder-
^ejquot;? van het hoogste gewigt, en op de regering rust
de moeijelijke verpligtmg om zooveel mogelijk aan den
bovengenoemden wensch des volks te voldoen, die,
al schijnt het doel niet volkomen te bereiken, haar steeds
een ideaal van regtvaardigheid moet voor oogen zwe-
den, daar iedere schrede, waardoor zij tot dit doel
öieer genaderd is, voor hare onderdanen van groot nut
kan wezen.

Alvorens evenwel tot eene nadere behandeling van dit
onderwerp over te gaan, willen wij eenige redenen ver-
ïöelden, die doorgaans de klagten van het algemeen over
eene onbillijke verdeeling veroorzaken. Zij toch ontstaan 1°.
door eene verkeerde wijze van heffing, wanneer de staat
Zich groote opolferingen moet getroosten, om slechts
Üeine sommen te mnen, en de belasting door het be-

1) »Le principe que j'ai posé (c'est a dire, que les indivi-
dues contribuent au trésor selon leurs facultés), est non seu-
lement favorable à la prospérité publique, il est encore do
plus stricte justice. Je suis loin de penser néanmoins qu'il
PUïsse être rigoureusement appliqué. L'art do l'administra-
tion n'est pas encore parvenu à un assez haut dégré de per-
fection.quot; (HoGEîfDOEP, Lettres sur la prosp. publ. p. 116.)
Vergelijk hiermede p. 123. ib.

-ocr page 92-

drag dier opoiïeringen nog aanzienlijk verhoogd wordt;
2». door den zucht der schatpligtigen om zich aan de
opbrengst zoo veel mogelijk te onttrekken, die een
hatelijk en gestreng onderzoek, een indringen in de huis-
selijke betrekkingen noodzakelijk maakt; 3quot;. en wel voor-
namelijk door de onkunde des volks, dat de noodzakelijk-
heid en het nut der belastingen niet inziet of door zijne
vooroordeelen die niet
wil inzien. Men beklaagt zich,
dat men geen uur ver langs den straatweg iets vervoe-
ren kan, zonder genoodzaakt te zijn eenen zekeren tol
te betalen; doch men vergeet, dat die opoffering veel
kleiner is dan die, welke men zich zoude moeten getroos-
ten, wanneer men dezelfde hoeveelheid goederen langs
eenen ongebaanden weg had moeten vervoeren. Men mort
over de drukkende lasten, waaraan het verblijf in de ste-
den onderhevig is; doch men zoude zich daarmede weldra
verzoenen, wanneer men zich slechts op eene heide met
der woon vestigde, waar het verblijf door geene belas-
tingen bezwaard was, doch waar men een aanzienlijk
vermogen zoude moeten bezitten, om zich slechts die genoe-
gens te verschaffen, welke ieder welgesteld burger zich in
de stad verwerven kan. Het is opmerkelijk, dat juist de
armere klassen, die derhalve het meest tegen de druk-
kende stads-lasten zouden moeten opzien, bij voorkeur zich
in de steden vestigen, omdat hun verblijf aldaar het dra-
gelijkst is. Voor eene regtvaardige regering, die van hare
landgenooten niet meer dan het volstrekt noodige afvor-

-ocr page 93-

dert, is het derhalve van hoog belang, dat de burgers meer
en meer verlicht en beschaafd worden, en ook zij door
dagbladen als anderzins eenige kennis van de huishouding
van den staat verkrijgen, opdat zij de voordeden lee-
ren inzien, die hun van de zijde der regering door de
opbrengst der belastingen verschaft worden.

De edelste -wijze, waarop in de behoeften van een land
Voorzien kan worden, is wanneer de inwoners uit eigene
beweging het hunne afzonderen, om zooveel tot de in-
standhouding der bestaande orde en de bescherming
der regten bij te dragen, dat daardoor de uitgaven van
den staat kunnen bestreden worden. Doch de baatzuch-
tigheid , die de meeste ingezetenen bezielt, houdt hen

Van dezen edelen burgerpligt terug. Men draagt veelal

ongaarne tot de welvaart zijner medemensehen bij en
koestert steeds de vrees, meer wel te doen dan een
ander en aldus zijn eigen voordeel voor dat zijner naasten
op te offeren. Ten bewijze hiervan kunnen strekken de
geringe sommen, die de zoogenaamde
dons gratuits in het
Jaar 1846 hebben opgeleverd. Had men aan eene edel-
aardige zelfopoffering de belangen der schatkist alleenlijk
aanbevolen, zoo ware het met haar deerlijk gesteld ge-
quot;weest, en het bestaande
deficit waarschijnlijk nimmer aan-
gevuld. Alleen de vrees voorde invoering eener nieuwe
l^elasting, welke hen zoude treffen, die zich aan de ver-
vulling van hunnen burgerpligt onttrokken hadden, en niet

5

-ocr page 94-

naarmate van hun vermogen tot de behoeften van den
staat hadden bijgedragen, heeft onze landgenooten aange-
spoord om in de geldelijke verlegenheid der regering te
voorzien. Moge ook al eens eene kortstondige geestdrift
aanzienlijke bijdragen opleveren, zoo zouden evenwel op
den duur de vrijwillige opofferingen der menigte veel te
gering wezen, om haar als een voldoend' middel tot
voorziening in 's lands uitgaven toe te passen. Slechts in
zeer kleine republieken, waar een dweepachtige ijver
voor vrijheid en vaderland allen bezielt, waar de staatsbe-
hoeften uiterst gering zijn en de inwoners ongeveer op eene
gelijke hoogte van beschaving en ontwikkeling staan, kan
men verwachten, dat aan dezen pligt eenigzins getrouw en
genoegzaam voldaan zal worden, doch in grootere staten,
waar de onderlinge betrekkingen der inwoners te zeer
verwikkeld zijn, en derhalve de mogelijkheid tot ontdui-
king te gemakkelijk is, schijnt men eene vrijwillige op-
brengst onder de idealen te moeten rangschikken.

Hoffjiann heeft getracht dit door een voorbeeld duide-
lijk te maken. Hij zegt namelijk in zijne
Lehre von den
Steuern^.
15: „Sedert dat de Pruissische regering inden
loop van het jaar 1820 van hare huishouding een overzigt
gegeven heeft, worden er in de verzameling staten van hare
inkomsten en uitgaven ingediend, welke tot hiertoe op vijf-
tig millioenen thaler (ƒ90,000,000) of iets daarboven neder-
kwamen. Zij bevatten echter noch de middelen tot onder-
hondvan het huis des konings, noch do heffingskosten der

-ocr page 95-

belastingen, noch de geregtskosten en verscheidene uit-
gaven voor de gewapende magt en de politie, welke door
de bijzondere provinciale, districts- en plaatselijke op-
brengsten bestreden worden, ofschoon zij minder geraeen.
telijke dan staatsbehoeften zijn. Wanneer intusschen de
gemeentelijke behoeften ook in alle twijfelachtige gevallen
onder de algemeene staatsbehoeften gerekend worden,
dan zouden zij toch nog bezwaarlijk op zeventig millioe-
nen thaler te staan komen, hetwelk gemiddeld voor
lederen mensch, bij eene bevolking van 14 millioenen,
5 thaler jaarlijks of 5 pfennige dagelijks bedraagt. Eene
familie van 5 personen had alzoo gemiddeld jaarlijks
25 thaler of 25 pfennige daags op te brengen. In groote
steden en levendige handelsplaatsen, waar de familie
Van eenen daglooner bij drukken arbeid 4 thaler in de
Week verdient, bedraagt deze belasting een achtste ge-
deelte van hare geheele verdiensten, en geen staathuis-
houdkundige zal de opbrengst daarvan aan zulk eene
familie overlaten, daar het onmogelijk schijnt, dat zij be-
vredigd zal worden.quot; Wanneer het nu in een land van
Veertien millioenen inwoners reeds onmogelijk geoordeeld
■^^ordt, dat deze belasting in vrijwillige bijdragen zal
Worden opgebragt, hoe ongerijmd zoude het dan niet
■Wezen, zulks te vooronderstellen in een land, waar een
budget van ruim /70,000,000 door drie millioenen men-
sehen moet worden opgebragt.

-ocr page 96-

Het valt niet te betwijfelen, dat het grootste gedeelte
der belastingen door de mindere klassen wordt opgebragt,
en vele volksleiders hebben zich deze omstandigheid ten
nutte gemaakt, om de menigte in den waan te brengen,
dat de hoogere klassen onbillijkerwijze verschoond wer-
den en om haar met wantrouwen en haat jegens de regering
en de hoogere standen te vervullen. Doch de reden hier-
van ligt niet zoozeer in eene onregtvaardige verdeeling
van den last, dien de staat ons oplegt, doch grootendeels
hierin, dat de minvermogenden veel talrijker zijn dan de
rijken, zoodat de sommen, door de laatsten opgebragt,
al zijn zij elke afzonderlijk veel aanzienlijker dan die der
mindere klassen, door hun gering aantal minder beduidend
worden in verhouding van die, welke door de groote
meerderheid der eersten gestort worden.

IIoprMANN 1) heeft getracht voor de hefSng der belasting
een
factum uit te vinden, waarop de onderscheiding van
de soorten der belasting gegrond is, en als zoodanig de
twee volgende grondslagen aangenomen, welke hij als de
beweegredenen voor hare heffing beschouwt. Zij zijn
namelijk het
hezit of de handeling der ingezetenen, en
hiernaar meent hij dat de verschillende wijze van inning
plaats heeft, te weten, onmiddellijk van het
hezit en mid-
dellijk ter gelegenheid eener
handeling. Kan iemand, b. v.,

1) Die Lehre von den Steuern, p. 62.

-ocr page 97-

een zeker voorwerp als het zijne beschouwen, en wenscht
hij ongestoord in het genot zijner vruchten te blijven,
zoo éischt de regering voor hare bescherming van hem
als bezitter eenigs vergoeding, en zoo ontstaat de belas-
ting op grond, huizen, meubelen, enz.. Heeft hij daaren-
tegen geene bezittingen, doch ziet hij zich door de bescher-
ming der regering in staat gesteld, om, hetzij door handel,
of fabrieksnijverheid, of landbouw, zich een levensonder-
houd te verschaffen, zoo vordert de staat eene zekere
opbrengst voor die handeling 1), en daaruit zijn de be-
lastingen op invoer, uitvoer, verbruik, enz. voortgesproten.

Hoe men de belastingen ook verdeele, zoo meent hij
dat zij altijd op deze twee grondslagen moeten nederko-
men. Doch het is dikwijls zeer moeijelijk eene juiste grens-
lijn tusschen beide te trekken, en verscheidene belastingen
schijnen zoowel tot de directe als indirecte gebragt te
kunnen worden, dewijl het niet altijd duidelijk is, of de
aanspraak der regering zich op eene handeling, dan wel
op een bezit grondt. De patenten, b. v., worden door hem
als directe lasten beschouwt, omdat hij, die eenigen
tak van koophandel uitoefent, daartoe het regt
hezit;
doch men zoude het ook aldus kunnen uitleggen, dat
de koopman een gedeelte van zijne winsten aan den
staat afstaat, wegens zijn bedrijf, dat eene
handeling be-

1) Deze handeling is alzoo volgens hem het aanschaffen en
verteeren der voorwerpen.

-ocr page 98-

vat. Die eenig voorwerp verbruikt, handelt daarmede,
doch is tevens in het
hezit van datgene, wat door hem
verbruikt wordt.

Wij kunnen de dwaling dier staatslieden niet genoeg af-
keuren , die door de uitvinding van nieuwe voorwerpen tot
hefiing eener belasting, een nieuw fonds meenden te ont-
dekken, hetwelk zich hun ter uitputting aanbood, daar zij
hierdoor slechts den vorm, waarin de belastingen vroeger
opgebragt werden, veranderden en hare zwaarte vermeer-
derden, doch geenszins eene nieuwe bron daarvoor open-
den, omdat de nationale rijkdom, die het eenige fonds is,
waaruit zij wordt opgebragt, daardoor niet vermeerderd
werd. Daar ieder schatpligtige den last, die hem drukt,
van zich op een' ander, zoekt te schuiven, zijn de be-
lastingen als van zelve door den loop der omstandigheden
over alle burgers van den staat verdeeld, en het zoude
hoogst ongerijmd wezen, zoo men meende, dat eene belas-
ting op deze of gene voorwerpen drukte, omdat zij op
het budget daarvoor zijn aangeslagen. Wij hebben deze
dwaling reeds vroeger door het voorbeeld eener belas-
ting op herbergiers getracht duidelijk te maken en te
wederleggen. De voortbrenger zoekt door verhoogde
prijzen zich door den verbruiker het bedrag der belasting
te doen vergoeden; doch de meerdere duurte vermindert
dikwijls zijn debiet, en bij gevolg ook zijne winst, zoodat
beide voor een gedeelte bij de heffing der belasting
schade lijden.

-ocr page 99-

Ricardo 1) beweert, dat eene belasting op manulaotui'en
alleen door de verbruikers betaald wordt, omdat de kapi-
talen zich in de meest winstgevende vakken van nijverheid,
trachten aan te wenden, en de fabriekant, indien hij den prijs
zijner waren niet zooveel verhoogen kan, dat deze hem
voor het beloop der belasting schadeloos stelt, zijnen
tak van nijverheid zal vaarwel zeggen en zich op eenen
anderen, die hem meer winst belooft, toeleggen. Dit nu
zoude eene mindere voortbrenging ten gevolge hebben,
Waardoor de prijzen zouden verhoogd, en derhalve bij
uitsluiting de verbruikers getroffen worden. Doch hoe
logisch deze redenering ook schijne, zoo wordt zij even-
Wel door de ondervinding wedersproken, wegens de moei-
jelijkheid, welke de fabriekant ondervindt, van uit den
eenen tak van nijverheid tot eenen anderen over te gaan,
omdat hij zijne kapitalen niet altijd naar willekeur kan
Verplaatsen, en daarenboven dikwijls jaren van studie en
ondervinding behoeft, om zich tot een nieuw en voor hem
onbekend vak te bekwamen. Eindelijk zoude wel het
evenwigt hersteld worden, doch in den beginne zoude zij
Vooral den fabriekant benadeelen 1).

1)nbsp;Ooeuvres complètes de d. eicardo p. 217.

2)nbsp;Say zegtinzijn C. C. d'Ec. P. p. 497, «Le tort de cette
école
(de ricabdo) est de considérer chaque principe trop
absolument ; et, après l'avoir énoncé sous la forme d'un theo-
reme, d'en tirer des conséquences rigoureuses , qui, très-sou-

-ocr page 100-

De wijze nu, waarop de heffing der belastingen plaats
vindt, is, gelijk wij reeds boven meteen woord vermeld
hebben, tweeërlei, namelijk regtstreekseh en middelijk,
welke wij voortaan met de meer gewone benaming van
directe en indirecte bestempelen zullen.

De laatste zijn in de meeste beschaafde landen de tal-
rijkste en ook die, welke het meest in de staatskas doen
vloeijen. Hare invordering is, ofschoon kostbaar, even-
wel zeer gemakkelijk, en dit is de voorname reden, waarom
zij door de regeringen tot zulk eene aanzienlijke hoogte
hebben opgevoerd kunnen worden. Terwijl zich het volk
ontevreden betoont, wanneer de staat het een hoofdgeld
oplegt, zoo betaalt het gedwee en schier onwetend de
lasten, welke op zout en granen gelegd zijn, daar het
weet, dat het zich deze anders niet verschaffen kan.
Zij zijn evenwel in den laatsten tijd door vele staatshuis-
houdkundigen als hoogst onregtvaardig afgeschilderd, die
het deden voorkomen alsof zij slechts uitgedacht waren
om het volk te misleiden omtrent den last, die het drukt.
Deze nu wilden eene algemeene directe belasting, opdat ieder
weten zoude, wat hij opbragt, en zich met kracht zoude

vent, ne cadrent pas avec les faits. II est très vrai que les
capitaux cherchent à s'employer dans les occupations, qui
rendent le plus, et il n'est pas moins vrai que les capitaux
rendent des profits très-divers. Les profits industriels sont
plus divers encore, quoiqu'on soit libre, en thèse générale,
d'appliquer son industrie à la production la plug lucrative.quot;

I

-ocr page 101-

kunnen verzetten, wanneer de een meer dan de ander
gedrukt werd. . Doch deze eisch was overdreven,
daar men onmogelijk het juiste inkomen van ie-
mand weten kan, gelijk wij later zullen aantoonen, en
aldus eene volkomene gelijkheid onder de vrome wen-
schen schijnt te behooren. Daarenboven hebben indirecte
belastingen een zeer groot voordeel, namelijk, dat zij
Vrijwillig worden opgebragt: want men behoeft zich slechts
het genot van de belaste voorwerpen te ontzeggen, om
zich daarvan vi^gesteld te zien, en wanneer men zich die
opoffering niet v/il getroosten, dan is het duidelijk, dat
men meer voordeel ziet in het betalen der belasting, dan
in de opoffering van het genot, dat men zich heeft voor-
gesteld. Slechts dan, wanneer voorwerpen van volstrekte
nooddruft, als graan, zouten brandstoffen hoog belast zijn,
kan men de belasting als onregtvaardig en drukkend be-
schouwen, omdat niemand zich het gebruik daarvan ont-
zeggen kan, en de arme er eene even zoo groote hoe-
veelheid tot zijn levensonderhoud van noodig heeft als de
Vermogende, zoodat deze in eene onbillijke verhouding
m de behoeften van den staat voorziet. Zijn de minver-
mogenden daarentegen van de opbrengst van directe be-
lastingen verschoond, zoo is het ook billijk, dat er indi-
recte belastingen op die voorwerpen gelegd worden, welke
ook door de lagere klassen 1) worden gebruikt, opdat

1) II est odieux de leur demander directement de l'argent.
Hogendobp. Lettres sur la prosp. pub.'^I. p. 164.

-ocr page 102-

hierdoor het evenwigt zieh eenigermate herstelle, daar
toch de rijke, behalve dat hij ook voor zijn aandeel in
de indirecte belastingen mede draagt, daarenboven nog
door vele en dikwerf zware directe belastingen getroffen
wordt 1).

Wij mogen deze gelegenheid niet voorbij laten gaan,
zonder melding te maken van hen, die meenen dat eene
verhoogde belasting volstrekt geen nadeel doet, indien
zij slechts de rijkere standen treft en de minvermo-
genden verschoond worden. Zij beweeren dat het eenige
gevolg hiervan zijn zal, dat de rijken hunne schatten niet
meer in weelde en vadzigheid kunnende verteeren, tot
meer ingetogenheid en spaarzaamheid zullen gedwongen
worden, en dat het beter is, dat de regering het door
hen opgebragte aanwende tot spijziging van werkende
ambtenaren, dan dat zij hun het ongestoord genot late
van hunnen rijkdom. Ware dit inderdaad het gevolg,
dan zouden wij tegen hunne stellmg niet veel in te bren-
gen hebben; doch de ondervinding heeft geleerd, dat het
bijna onmogelijk is, de rijken tot het opbrengen der be-
lasting te dwingen, met opoffering hunner eigene genoe-
gens , zonder dat dit allernadeeligst op de mindere klassen
terugwerkt.

1) »Souvenons nous toujours de deux règles, la première
de faire contribuer
toiiies les classes, même la dernière, la se-
conde d'observer une proportion le'gale.
(Hogendoiîp, Lett,
sur la pr. publ. II- 6).

-ocr page 103-

Iemand b. v., die voor de invoering der belasting ge-
woon
was twaalf dienstboden te houden, zal, indien men
eene zware belasting op dienstboden legt als voorwerpen
van weelde, zich al spoedig genoopt voelen dit getal tot
ep de helft te verminderen, en wanneer dit algemeen plaats
vindt, zoo zal het gevolg hiervan zijn, dat een aantal men-
schen broodsgebrek lijdt, zonder dat de rijke hierdoor
zich eenige opoffering van belang behoeft te getroosten.
Door zes dienstboden kan men even goed en welligt nog
beter dan door twaalf gediend worden.

quot;Wordt nu de belasting zoo hoog opgevoerd, dat de
Vermogenden zich werkelijk eenige opofferingen zou-
den moeten getroosten, zoo verlaten zij het land hun-
eer geboorte, om onder de beschei-ming der vreemde
betten, die hunne kapitalen met mindere lasten bedrei-
gen, hunne weelderige levenswijze te kunnen voortzetten,
terwijl alleen zij zullen moeten achterblijven, die geene
quot;niddelen hebben om hun onderdrukt vaderland te verla-
En wanneer het belastbaar fonds door het vertrek der
vermogenden aanzienlijk verminderd is, zal de rege-
^^ng zich meer en meer genoodzaakt zien ook de minver-
mogenden onmiddelijk tot de opbrengst der zware lasten
aan te spreken 1).

Er zijn, die beweeren, dat elk belastingstelsel goed

1) Les impôts rendent moins à mesure que la prospérité

-ocr page 104-

is, mits het oud en door lengte van tijd gewettigd zij,
omdat allengskens het onderscheid tusschen belasten en
niet belasten vereffend wordt, daar de eerste meestal
een gedeelte van den last, die hun drukt, op de schou-
deren der laatsten zullen laden, door den prijs hunner
voortbrengselen te verhoogen. Doch dit middel zouden
zij alleen dan in werking kunnen brengen, wanneer de ge-
heele wereld op dezelfde wijze belast werd, of in hun
vaderland die takken van nijverheid werden uitgeoefend,
welke door de overige natiën verwaarloosd werden. Ge-
steld b.
v., dat in ons vaderland het vervaardigen van pa-
pier van oudsher zwaar belast was, zoo zoude deze tak
van nijverheid evenwel met winst kunnen gedreven wor-
den, zoo lang wij in zijn uitsluitend bezit waren, zoo-
dat de fabriekant zich door eenen hoogeren prijs de opbrengst
der belasting konde vergoeden. Doch zoodra andere na-
tiën hierin onze mededingsters worden en dezelfde voorwer-
pen voor eenen minderen prijs kunnen' vervaardigen en uit-
voeren, moet hij ongetwijfeld te gronde gaan.

Daarenboven zijn er belastingen, wier onregtvaardigheid
of ongeschiktheid haar voor altijd onraadzaaoi maken, al
waren zij ook sedert eeuwen in gebruik. Niemand
toch zal ooit de
corvees of tienden terugwenschen, op
grond, dat zij bij ouds in zwang waren.

publique est décroissante. Hosendorp , Lettres sur la prosp.
publ. L p. 116.

-ocr page 105-

Il

Men heeft verscheidene grondslagen voor de heffing der
belastingen aangenomen, daar men in den waan verkeer-
de, dat, wanneer men slechts eene eenige belasting
(un impôt unique) invoerde, deze alsdan slechts op en-
'^ele inkomsten drukken zoude en de anderen hier-
door onbillijkerwijze geheel zouden verschoond blijven,
terwijl men daarentegen wilde, dat allen gelijkelijk daar-
toe zouden bijdragen. Wij hebben reeds vroeger de ver-
keerdheid dier meening aangetoond en bewezen, dat eene
belasting onmogelijk op enkele inkomsten bij uitsluiting
drukken kan, zonder dat ook andere hiervan op de
®ene of andere wijze de nadeelige gevolgen ondervinden.
I^och terwijl men er op uit was om te zorgen, dat nie-
®iand der ingezetenen zich aan de belasting konde ont-
trekken, opdat daardoor eene meer billijke verdeelino-
^oude kunnen plaats vinden, zoo bekommerde men zich
weinig om voor te komen, dat door opeenhooping
d® eene boven den anderen bezwaard werd. Indien men
talrijke grondslagen tot heffing der belasting aanneemt,
kunnen er zich verscheidene bij eene persoon ver-
^^nigen, en wordt deze daardoor veel zwaarder gedrukt
tij, die het geluk heeft dat slechts weinige daar-
^an op hem van toepassing zijn.

Het aannemen van vele grondslagen was ook veeltijds
middel in handen der regering om den last, die de
'ögezetenen drukte, onophoudelijk te verzwaren. Wanneer
''J eenen schijnbaar nog onbelasten tak van nijverheid of

-ocr page 106-

voorwerp van verbruik konde uitvinden, dan was haar
eerste werk hierop eene belasting te leggen, en, om het
volk een hoog denkbeeld van hare billijke bedoelingen te
geven, zoo verminderde zij veelal eenigermate den last,
die op andere voorwerpen drukte, doch zelden in verhou-
ding van hetgeen zij aan den anderen kant meer deed
opbrengen, zoodat het totaal der opgebragte sommen
gedurig vermeerderd werd. Sommige inkomsten zijn even-
wel in schijn nog onbelast gebleven, en inzonderheid die,
welke uit de renten van den staat getrokken worden, op
welke men, volgens
de tracy, voor alle andere eene be-
lasting leggen moest, ofschoon hij niet kan ontveinzen
dat zulks inderdaad een staatsbankroet zoude wezen.
Sat
ziet hierin echter geen bezwaar, daar hij de staatsfond-
sen als eene geldplaatsing gelijk elke andere beschouwt.
„C'est pour un capitaliste un placement comme tout autre,quot;
zegt hij, » que les rentes de l'état. Et quel est le capitaliste
qui, en faisant un placement avantageux, n'est pas exposé
à voir le fisc venir prendre part à ses revenus? Certes ce
serait justice que les créanciers de l'Angleterre payas-
sent une portion du revenu qu'ils reçoivent du trésor
public: ils ont reçu, d'après le budget de 1827, pour la
dette consolidée, la rente de la caisse d'amortissement
déduite, une somme de 27,245,750 (fr. 681,143,750)
et en outre pour la dette flottante 831,207 c£, (fr.
20,780,175). Une taxe d'un dixième devrait paraître aux
rentiers modérée en comparaison de ce que payent tous

-ocr page 107-

les autres revenus, et il pourrait en résulter un allége-
ment de plus de soixante et dix millions de francs pour
tous les autres contribuables qui se plaignent avec grande
raison d'être trop imposés.quot; 1).

Anderen daarentegen beschouwende staatsfondsen als een
Wederzijdscbe verbindtenis tusschen den burger als geld-
schieter en den staat als geldleener. De eerste, zeggen zij,
heeft zich verbonden om eene zekere som te leveren en heeft
aan deze verpligting voldaan, en de andere heeft zich verbon-
den daarvoor jaarlijks eene zekere rente te betalen. Vol-
doet deze laatste aan zijne verpligting niet ten volle, zoo
hegaat hij eene onregtvaardigheid, die daarom te verfoei-
jelijker is, omdat hij de magt in handen heeft, en de geld-
schieter tegen hem zich niet kan verzetten. Deze zoude de
Verbindtenis niet tegen eene mindere rente hebben aan-
gegaan. Hij zoude zijn geld voordeeliger hebben kunnen
plaatsen, en de mededinging zijner medeburgers heeft hem
tet de laagst mogelijke rente, of, wat hetzelfde is, tegen
den hoogst mogelijken koers doen inschrijven. Legt de
®taat nu eene belasting van lOVo» welke
sat als ge-
■^atigd beschouwt, op de renten, dan onttrekt hij zich
jaarlijks voor een tiende gedeelte aan zijne verpligting,
^ïiar hij de renten, welke hij tegen 50/0 heeft aangegaan,
öu op 4ioyo teruggebragt heeft. Indien hij echter deze belas-
'•quot;»g oplegt, zoodi-a hij de verbindtenis aangaat, zoo heeft

1) Say, Cours Complet d'Ec. pol. p. 499-

-ocr page 108-

zij niets onbillijks, maar mist ook gebeel haar doel: want
de geldschieters zullen slechts voor zooveel minder in-
schrijven als noodig is, om zich de schade der belasting
te vergoeden; doch voert h,ij haar later in, zoo is zij
eene volstrekte schending van het regt, en eene snoode
ontduiking van de verpligting, waartoe hij zich heeft ver-
bonden. Daarenboven is het er wel verre van af, dat
zij, wier inkomen uit staatsrenten bestaat, eene bevoor-
regte klasse zouden uitmaiken, die ten nadeele der overige
ingezetenen, van alle bijdragen tot ondersteuning van
den staat \?erschoond blijven, daar zij even als iedere
andere door de indirecte belastingen gedrukt worden, en
indien hun inkomen niet even als dat der nijverheid on-
middelijk getroffen wordt, zoo missen zij daarvoor ook de
voordeelen, welke die nijverheid oplevert, en welke door-
gaans meer bedragen dan de renten, die de regering aan
hare geldschieters betaalt.

quot;VVij zullen thans de redenen, waarom zij de fondsen-
houders wülen verschoonen, niet wederleggen , doch later
bij de beschouwing der inkomen-belasting de gronden
aanwijzen, op welke de staat ook hen met alle regt
tot voorziening in zijne behoeften aanspreekt.

Door eene belasting op de renten, verliest de staat
ongetwijfeld zijn crediet.
Sat 1) meent, dat dit wenschelijk
zijn zoude, omdat hij daardoor tevens de middelen ver-

1) Cours comp. d'Éc. pol. p. 493.

-ocr page 109-

liest om gold to leenen en zigne schuld te vergroo-
ten. Doch wij houden dit integendeel voor hoogst
nadeelig, daar hij altijd nog speculanten genoeg vinden
''al, die of door eene hooge rente, of door de hoop van
Iß tijds zich met winst van hunne obligatien te kunnen
ontdoen, hem geld zullen verschaffen. Hierdoor toch wordt
^ijne schuld evenzeer vermeerderd, en dit is zooveel te
Schadelijker, daar hij voor de hooge renten, waartoe hij
Zich verbindt, evenwel minder kapitaal ontvangt, dat tot
lut der ingezetenen wordt aangewend. Eene vermeer-
dering van schuld is voor eene natie ook altijd geen
®f^deel, wanneer namelijk voor de door haar opgebragte
Sommen nuttige inrigtingen en verbeteringen worden daar-
Sesteld, die het geluk der ingezetenen kunnen bevorderen.

öe ongelijkheid der belasting wordt ook dikwijls ver-
oorzaakt door de ongelijkheid der geldswaarde, en door
®ene gelijke belasting te leggen op voorwerpen, die aan-
^enlijk in waarde verschillen. Dit heeft vooral plaats
y de belasting op wijn en tonnémaat van schepen,
toch een schip eene kostbare lading, spece-
quot;^yen b. V., zoo is de belasting op tonnémaat weinig be-
duidend; doch op eene lading rogge, rijst of katoen is zij
■^an Veel belang en een wezenlijk bezwaar voor den han-
Zoo is ook eene belasting op wijn van weinig be-
'■eekenis bij den invoer van kostbare wijnen, doch aan-
Zienlijk bij eene lading wijn van de minste soort, welker
'quot;'aarde dikwijls geen tiende gedeelte van die der vorige

6

-ocr page 110-

bedraagt; namelijk, wanneer zij naar de hoeveelheid en niet
naar de waarde geheven wordt.

Bij de verdeeling der belastingen, kan de regering niet
voorzigtig genoeg te werk gaan, opdat zij niet zichzelve
bedriege door sommige voorwerpen te veel te bezwaren,
en in dezelfde dwaling vervalle, als hij, die den boom
velde om er de vruchten van te plukken. Wanneer eene
belasting den prijs der waren aanzienlijk verhoogt, zuUen
vele verbruikers zich genoodzaakt zien zich het genot daar-
van te ontzeggen. Hierdoor wordt natuurlijk de hoeveelheid
der voorwerpen, die in de belasting vallen, minder en zal
deze alzoo minder opbrengen. Het tegendeel is evenzeer
waar, namehjk dat de belasting doorgaans evenveel opbrengt,
wanneer zij gematigd wordt, omdat meer gebruik het aan-

I

tal der belastbare voorwerpen vermeerdert. De geschie-
denis levert daarvoor onloochenbare bewijzen.
Tukgot
bragt de belasting van den zeevisch, die jaarlijks in Pa-
rijs werd ingevoerd, op de hcKt, en het gevolg was, dat
er nu ruim tweemaal zooveel visch verbruikt werd. De
opbrengst der belasting bleef dus dezelfde, en de inwo-
ners dier hoofdstad waren intusschen beter gevoed gewor-
den, zoodat deze maatregel van den wijzen minister hun
groot voordeel had aangebragt.

Sat geeft ons een treffend voorbeeld van het tegenover-
gestelde 1). Toen namelijk
napoleon zijn continentaal stel-

1) Coui's complet d'Oec. pol. p. 501.

n

-ocr page 111-

sei invoerde, werd daardoor de invoer van suiker van 50
®iUioenen ponden tot op 14 millioenen ponden vermin-
derd, zoodat de belasting bijna viermalen verzwaard had
moeten worden, voordat zij hetzelfde zoude hebben opge-
^'■agt. De Fransche keizer bereikte hierdoor zijn doel,
daar zijn oogmerk niet zoozeer was om de schatkist te
stijven, dan wel om den Engelschen handel te benadeelen.
Doch als finantieële maatregel, zal de verhooging der belas-
ting meestal haar doel missen, zoolang de belasting niet op
Voorwerpen van volstrekte nooddmfl gelegd wordt, aan
Melker betaling de menigte zich niet onttrekken kan, om-
quot;^^t zij de belaste voortbrengselen niet kan ontbeeren.
ßiCAEDO meent, dat de waarde dier 36 millioenen pon-
toen op eene andere wijze is gebruikt en belast ge-
worden, omdat de voortbrenging volgens hem altijd even-
quot;■quot;^dig is aan het kapitaal.

Doch ofschoon deze stelling geenen twijfel overlaat, zoo
's het echter niet waarschijnlijk, dat deze Waarde op
eene wijze is aangewend, waardoor zij zoodanig onder
bereik der belastingen viel, dat van den eenen kant
de schatkist vergoed werd, wat aan deze van den an-
^deren kant ontviel. Het valt zeer te betwijfelen, dat,
mdien een kapitaal van eenige millioenen aan eenen tak
'''an nijverheid ontrukt wordt, omdat de belasting haar
sterk drukt, diezelfde sommen in andere takken van
Nijverheid zullen aangewend worden, welke evenzeer on-

haar bereik vallen. Doch al ware dit mogelijk, zoo

ß '

-ocr page 112-

moet men dezen maatregel echter als hoogst onstaatkun-
dig afkeuren, omdat een gedwongene loop der nijver-
heid haar altijd ten sterkste benadeelt.

Sat voert hiervan nog eenige voorbeelden aan, welke
ons evenwel niet allen even juist voorkomen. Hij ver-
haalt dat de belasting op den invoer van boom-olie in En-
geland, tot bevordering der walvischvangst, het branden
van lampen in Engeland driemaal zoo duur als m Frank-
rijk maakt; doch dit bewijst alleen het nadeelige en dwaze
van een verbodstelsel, doch heeft op ons onderwerp min-
der betrekking. „Een werkman,quot; zegt hij verder, „die de
gewoonte had des avonds bij licht te arbeiden, verdiende
daarbij 4
sous per dag, daar de waren, die hij voort-
bragt, hem 8
sous opleverdsn en hij 4 sous aan licht
moest ten kosten leggen; doch nu werd er eene belas-
ting op de vervaardiging van kaarsen gelegd, zoodat zijn
licht hem des avonds op 9
sous in plaats van op 4 sous te
staan kwam. Nu kon hij derhalve de onkosten van zijn
fabrikaat uit zijne winsten niet langer bestrijden en zag
zich genoodzaakt zijne nijverheid te laten varen. Het ge-
volg hiervan was, dat hij van een gedeelte van zijn bestaan
beroofd werd, zonder dat de schatkist hiervan het ge-
ringste voordeel had.quot; Dit was zeker zeer hard voor den
ongelukkigen arbeider, die aldus verstoken was van de mid-
delen om door ijver zijnen stand te verbeteren; doch het
bewijst niet dat, omdat één werkman hierdoor des avonds
niet meer werken kon, het verbruik van licht algemee»

-ocr page 113-

dermate was afgenomen, dat eene verhoogde belasting
hierop gelegd, geene meerdere sommen aan de schatkist
zoude opbrengen. Het gebruik van lamp- of kaarslicht is
zoo algemeen, dat men het bijna onder de eerste behoeften
kan rangschikken; verreweg de meeste handwerken moe-
en kunnen bij daglicht verrigt worden, en zij, die tot
^ertoe de gewoonte hadden hunne huizen des avonds be-
^^orlijk te verlichten, zullen niet ligt door eene hoogere
belasting genoopt worden, om voortaan den avond in duis-
ternis door te brengen.

^leer afdoende is het laatste bewijs, dat hij tot staving
^Dier meening aanvoert. In 1792 bragten namelijk de
'ransche posterijen 12 millioenen franken en in 1821 naau-
10 millioenen franken op, doordien het tarief
^eel verhoogd was. Deze vermindering nu moet ons des
ttieer verwonderen, daar het onderling verkeer gedu-
dien tijd aanhoudend was toegenomen, en het over-
'^rengen van tydingen dus veel talrijker zoude geworden
Wanneer niet de verzwaarde belasting hiervoor een
groote hinderpaal geweest ware. Men zal ons welligt te-
§®nwerpen, dat de Engelsche posterijen sedert de verla-
^quot;'S Van hun tarief, veel minder dan vroeger hebben
°Pgebragt; doch wij meenen dit slechts daaraan te moe-
toeschrijven, dat de regering dit tarief op eens zoo
Onzienlijk minder dan het vorige gesteldheeft. Het is toch niet
^''arschijnlijk, dat door de vroegere duurte der briefpor-
de noodwendige tijdingen zullen achterwege zijn ge-

-ocr page 114-

bleven, en door eene goedkoopere overbrengst te gelijker
tijd de behoejfte aan het zenden en ontvangen van tijdingen
op eens eenige malen zoude verdubbeld zijn. De brief-
wisseling toch is geene weelde, waaraan men zich naaf
willekeur zonder schade kan onttrekken.

Zeer wenschelijk is het, wanneer men voor de heffing
der belasting zulke artikelen vinden kan, welke, ofschoon
zij niet tot de nooddruft kunnen gerekend worden, ech-
ter tot die voorwerpen van weelde behooren, wier ge-
bruik eene gewoonte is geworden, die men niet dao
ongaarne vaarwel zegt. Als zoodanig schijnt in
Frank-
rijk de belasting op snuif en tabak onze aanbeveling te
verdienen, hoewel zij zeer hoog is en bijkans 100 quot;/o
bedraagt. Men zoude zich echter deerlijk te leur
gesteld
zien, zoo men b. v. meende, dat door de belasting op
foelie en noten-muscaat op een derde te verminderen, het
verbruik dier vruchten verdriedubbeld zoude worden.

Eene der belangrijkste onderwerpen voor onze be-
schouwing is de invordering der belasting, omdat hare
drukking daarvan voor een groot gedeelte afhangt, eö
de wijze van invordering op de vrijwillige opbrengst e»
de tevredenheid der ingezetenen eenen gewigtigen i»'
vloed heeft.

De vierde grondstelling van smith verdient hier voor»'
onze opmerking, die ons leert, dat eene belasting
weinig mogelijk het beloop moet te boven gaan van dat'

-ocr page 115-

gene, wat zij in de schatkist brengt 1), dat is met andere
woorden, dat de opbrengst der belasting zooveel mogelijk
in de schatkist moet gestort worden. Zij moet gemak-
kelijk en zonder groote onkosten ingevorderd worden,
namelijk zonder een kwellend onderzoek en afpersingen der
ingezetenen, en zonder een te groot aantal van ambtenaren
te onderhouden, die niets voortbrengen en slechts verbrui-
ken ten koste hunner landgenooten. In deze kunst nu van de
besturing der geldmiddelen zijn groote vordermgen gemaakt.
Wij vinden in de geschriften van eenen monnik van St.
Denis 2), die de Annalen der regering van
kakel vn in 1404
geschreven heeft, dat
philips de Goede, Hertog vanBour-
gondië,de finantiën van Frankrijk wiUende verbeteren,
daartoe eene belasting wilde invoeren, die op de volgen-
de berekening steunde. Hij schatte het aantal steden,
burgten en dorpen van Frankrijk op 1,700,000 (een ge-
tal, hetwelk destijds voor iedere plaats 10 bewoners
zoude opleveren); hiervan trok hij 7,000,000 af, welke hij
meende door den oorlog verwoest te zijn, en wilde nu
de overbhjvende ieder met 20 ecMS belasten. Deze zouden
alzoo 20,000,000
éms moeten opbrengen, van welke hij
berekende, dat, na aftrek van alle onkosten van invorde-
ring, 3,000,000
éms in de schatkist zouden vloeijen.

De kosten van invordering zouden alzoo 566| quot;/o be-

1)nbsp;Wealth of nations III, p. 266.

2)nbsp;Zie a. M0EEAU DE JONNJSS, Elémons de Statistiquep. 146.

-ocr page 116-

bedragen hebben, hetwelk ons, zoo niet onmogelijk,
evenwel hoogst overdreven toeschijnt. Doch wij zullen
ons hierover niet meer verwonderen, wanneer wij uit de
Mémoires van sullt 1), die 200 jaren later leefde, ver-
nemen, dat zij, toen hij aan het bestuur kwam, nog
400 bedroegen, dewijl van elke 500
écus, die door
de pachters geheven werden, er naauwelijks 100 in de
schatkist van
hendeik iv vloeiden. Door zijn wijs en
spaarzaam bestuur wist hij een aantal misbruiken uit den
weg te ruimen, waardoor hij niet alleen zijnen meester groo-
tere geldsommen verschafte, maar ook de ingezetenen van

gt;

de meest drukkende lasten onthief, en zich de welverdiende
achting van vorst en volk verwierf. Nadat evenwel onder
lodewijk xiv en lodewijk xv in het bestuur der geld-
middelen wederom groote verkeerdheden waren ingeslo-
pen , werden deze door
neokee grootendeels weggenomen
en verbeterd, zoodat onder hem de kosten tot invor-
dering van 557 millioenen slechts 58 millioenen be-
droegen. In Engeland heeft men het daarin het verst
gebragt en de heffingskosten door het afschaffen van
overtollige ambtenaren, en vooral door veel a^in de goede
trouw der schatpligtigen over te laten, op 6 quot;/„ ge-
bragt. In Frankrijk is men op verre na nog zoo ver niet
gevorderd. De finantiéle administratie van
bonapabte,
welke men, zoo als sat dit uitdrukt, ndans tout ce qyUH
avait de mauvais,quot;
behouden heeft, is veel te hoog gepre-
1) Zie Say, Traité d'Ec. pol. p. 511.

-ocr page 117-

zen geworden. Hennet, eerste commies der finantiën, ver-
haalt m eene zijner memorien, dat er in 1813, toen Frank-
rijk uit 130 departementen bestond, door de schatpligti-
gen 240 millioenen aan registratie en domeinen wer-
betaald, waarvan slechts 170 millioenen in de schat-
kist kwamen, zoodat er 41 quot;/„ aan inningskosten ver-
loren gingen 1).

In ons vaderland heeft men ook nog veel van het Na-
poleontisch stelsel behouden, dat zich vooral door kost-
baarheid en omslagtigheid kenschetst, doch het is aan-
®ierkelijk gewijzigd en verbeterd. De registratie heeft
®^enwel in dit opzigt niet gewonnen.

In Frankrijk zijn thans de inningskosten ruim 11
bij ons 7| Vo 2).

Sat betreurt dat de natiën van dezen vooruitgang zoo
Geinig voordeel hebben getrokken, daar de regeringen,
betgeen eene betere administratie voor de schatkist be-
spaarde, slechts hebben aangewend om hunne verteerin-
Sen te kunnen vergrooten, en de les van den voor-
'■•effelijken Montesquieu te weinig behartigden : „Ce n'est
point à ce que le peuple peut donner, qu'il faut mesu-
les revenus publics, mais à ce qu'il doit donner.quot;
^och dit neemt niet weg dat wij dit verbeterd bestuur als

Zie SAY, Cours complet d'Ec. pol. p. 503.
2) Staatcourant. 26 Julij, 11 Dec. 1841.

-ocr page 118-

eenen wezenlijken vooruitgang moeten beschouwen. Indien
wij toch dezelfde sommen opbrengen, is het ons gansch niet
onverschillig, of zij worden gebezigd
om eenige nuttelooze
ambtenaren te voeden, dan wel of zij tot verbetering van
den toestand des lands en tot meerdere veiligheid worden
aangewend. Het valt niet te ontkennen, dat wij thans
voor de door ons opgebragte belastingen oneindig meer
genieten dan de ongelukkige onderdanen van eenen
hbN-
deik ii
of kabel ix.

De invordering der belastingen geschiedt op tweederlei
wijze, namelijk door pachters of door ambtenaren. De
eerste wijze is de oudste, doch is in lateren tijd wegens
de knevelarijen, waaraan de pachters zich schuldig maak-
ten, in de meeste landen afgeschaft. Deze zijn
nu door
van staatswege aangestelde ambtenaren vervangen. De
haat, waaraan de pachters zich door hunne gewelddadig-
heden blootstelden, maaite hunne schandelijke, doch winst-
gevende betrekking dikwijls zeer gevaarlijk. De geschie-
denis levert talrijke voorbeelden, dat zij hunne woeker-
achtige winsten met het leven geboet hebben. In 1747
zijn zij in ons vaderland bijna overal geplunderd geworden-
Doch terwijl de menigte op deze wijze aan hare regtma-
tige woede lucht gaf, verergerde zij het kwaad hierdoor
te meer, daar da vrees om geplunderd en vermoord te
worden de onderHnge mededinging der pachters vermin-
derde , en hen daardoor in staat stelde om door nog groo-
tere afpersingen zich voor de geledene verliezen schadeloos

-ocr page 119-

te stellen. Ofschoon men thans bijna algemeen de pachters
door ambtenaren vervangen heeft, en wij niet aarzelen, zulks
als eene groote verbetering aan te merken, zoo vinden
wij bij de vroegere en latere schijvers hieromtrent zeer
verschillende gevoelens.
Montesquieu keurt de heffing
door pachters ten eenenmale af en vindt ze volstrekt onge-
schikt voor vrije staten. Ook
süllt 1) is er een hevig be-
strijder van, waarschijnlijk ten gevolge der onmenschelijke
wreedheden, waaraan zij zich in zijnen tijd schuldig maak-
ten. Zijn koning
hendeik iv daarentegen beschouwde
ze als zeer geschikt, om zonder vele moeite aanzienlijke
sonmien voor zijne schatkist te verzamelen.
Smith 2) wilde
geene hefiSng dan door ambtenaren toelaten, opdat de
pachters zich niet ten koste van staat en ingezetenen zou-
den verrijken; doch
bentham 3) vond haar zeer geschikt
om die ontduikingen tegen te gaan, welke zoo ligt aan
het oog der regering ontglippen.

culloch 4) ziet in de heffing door pachters geen be-
zwaar. Hij vindt haar volstrekt niet drukkend, mits de
belasting slechts overeenkome met de tweede grondstel-
ling van
smith, namelijk dat zij juist bepaald zij, en
geene aanleidmg tot wiUekeur of schadelijke uitleggmg

1)nbsp;Mémoires XXIV. Zie say, C. C.nbsp;d'Ec. p. p. 504.

2)nbsp;Wealth of nations p. 266.

3)nbsp;Theorie des peines et récompenses II. p- 203.
•i) On Ta.xation p. 33.

-ocr page 120-

geve. Zij brengt voorzeker meer op, daar zij, die voor
hun eigen belang zorg dragen, dit doorgaans met meer
ijver behartigen dan zij, aan vrie de zorg voor het
welzijn van het algemeen is opgedragen. Zij is evenwel
hoogst gevaarlijk bij eene belasting, welke niet een zeker
en zigtbaar voorwerp tot grondslag heeft, zoo als b. v.
huizen en vensters, of, indien er geene duidelijke be-
wijzen voor de sehatpligtigheid geleverd kunnen wor-
den, gelijk pachtbrieven of huurcedullen: want laat men
aan den pachter eenige navorsching over in de huis-
selijke of geheime betrekkingen der schatpligtigen , ge-
lijk bij eene inkomen-belasting, zoo stelt men vooreerst
eene wijde deur open aan willekeur en knevelarij, en
maakt ze daarenboven drukkend en gehaat. Is men
reeds weinig genegen, zijne zaken open te leggen voor
hen, die van staatswege met de invordering der geldmid-
delen tot nut van het algemeen zijn aangesteld, nog veel
minder zal men zulks willen doen voor lieden, in wier
belang het is de ingezetenen zooveel mogelijk af te
persen. Ofschoon het verkeerd is, al wat aan eenen
pachter wordt opgebragt, als afpersing te beschouwen,
daar hij slechts de uitvoerder der wet is, zoo is dit voor-
oordeel evenwel zoo algemeen, dat men het eenigzins
schijnt te moeten ontzien.

Om onze lezers eenig denkbeeld te geven van de ver-
keerdheden, waarmede de administratie der geldmiddelen
in vroegeren tijd dikwijls gepaard ging, znllen wij hun

-ocr page 121-

kortelijk eenige bijzonderheden mededeelen omtrent het
beheer der finantiën in Frankrijk vóór de omwenteling,
die in het laatst der vorige eeuw plaats vond.
Richelieu
zelve erkende reeds in ziin Testament politique. „Le peuple
n'est pas taxé, il est pillé, les fortunes ne se font pas par
l'industrie, mais par la rapine,quot; en
mazaein, fodquet
®n CALpOTE, ofschoon zij voorzigtiger waren in hunne
uitdrukkingen, betoonden zich echter niet billijker in hunne
handelingen 1).

Deze uitspraak van den geldgierigen kardinaal zal ons
échter niet overdreven voorkomen, wanneer wij de wijze
Van heffing in Frankrijk vóór de omwenteling nader be-
schouwen. Het koningrijk was in generaliteiten verdeeld,
over welke een intendant was aangesteld, die de hoogste
finantiëele magt had, en de belasting naar zijn goed-
vinden verdeelde, mits hij slechts den adel en de geeste-
lijkheid, de rijksten derhalve, daarvan verschoonde. Zijne
Vrienden, en zij, door wien hij hopen kon zijn aanzien te
Vergrooten, of vreesde betrapt en beschuldigd te zullen wor-
•^en, werden ontzien. Het te kort komende werd door
uitzuiging der mindere klassen aangevuld, die door eene
menigte drukkende belastingen, onder de verschillende be-
namingen van
taille, capitation en vingtièmes geheel wer-
den uitgeput, zoodat de drukking der belastingen des-
tijds in verhouding stond met de heerschzucht, het aantal
Vrienden, of de misdaden der intendanten. De
tiers état
Zie say, Cours. Comp. d'Ec. pol. p. 483.

-ocr page 122-

was alleen tot de taille, de corvées en de krijgsdienst ver-
pligt, van welke laatste slechts de gehuwden werden vrij-
gesteld.

Het baart derhalve geene verwondering, dat het lang
geteisterde volk de onderdrukking eindeUjk moede werd,
en zich op het laatst der vorige eeuw zoo vreesselijk je-
gens zijne overheerschers gelden deed, toen de derde stand
als het grootste en gewigtigste deel der natie, zich het
regt tot wetgeving toeeigende en aan de willekeur der
ambtenaren en pachters een einde maakte.

Ongetwijfeld was eene heffing door pachters bij de
voormalige onbepaaldheid der belasting een geessel voor
de ongelukkige schatpligtigen, die aan hunne onbetame-
lijke geldzucht waren ten prooi gegeven, terwijl de re-
gering, vreezende voor de regtmatige woede der me-
nigte, te vergeefs door de instelling van
chambres arden-
tes, étoilées et de justice,
of door de pijnbank hunne on-
gehoorde knevelarijen zocht tegen te gaan: daar, gelijk
sat dit uitdrukt, „slechts de kleine en weinig vermogende
pachters er door gevangen werden, tervrijl de grootste
vampyrs door hunnen veelvermogenden geldelijken invloed
doorgaans aan het
zwaard der geregtigheid ontsnapten 1).quot;'
In Turkije staat het belastingstelsel nog altijd op den-
zelfden lagen trap, waarop de staatkundige ontwikkeling
van het Ottomanische rijk zich geplaatst ziet. De belas-

1) Say, Cours. Comp. d'Ec. pol. p. 504.

-ocr page 123-

ting is aldaar volstrekt onbepaald en ieder ambtenaar
handelt naar -welgevallen. De sultan bepaalt slechts de
som, welke hij verlangt, en laat h^ geheel aan de wille-
keur van den pacha over, hoe hij deze zoekt te verkrijgen,
terwijl de getrouwheid van dezen wordt afgemeten naar de
sommen, waarmede hij de schatkist weet te verrijken.
Het regt van eigendom wordt er niet geëerbiedigd, en
de nijverheid, welke voorheen die vruchtbare landen tot
hooge welvaart bragt, is nu geheel verwaarloosd en
aan slaven overgelaten. De ing',lt;etenen worden tot ze-
Wen openbaren arbeid gedwongen, en nog daarenboven
door de pacha's en hunne gewetenlooze handlangers op
de gruwelijkste wijze uitgezogen. Ontvolking en armoede
^Ün de noodwendige gevolgen van een despotismus, dat
zijne ontbinding meer en meer nadert en zich slechts
zoolang zal kunnen staande houden, totdat de overige
''aagten van Europa het over de verdeeling van het rijk
zullen zijn eens geworden.

De belasting is er tweeledig, namelijk: de hazné, welke
als het onmiddelhjk eigendom van den grooten Heer be-
schouwd wordt, en de
miri, die voor de schatkist wordt
opgebragt, onder het voorwendsel, dat zij ten algemeenen
»utte wordt aangewend. In hoe verre dit onderscheid wordt
geëerbiedigd in een land, waar de wil des heerschers de
eenige wet is, en in hoeverre het algemeen de vruchten
Van zijne opbrengsten trekt, zal niet zwaar vallen te be-
slissen, wanneer men zich herinnert hoe naauwgezet de

-ocr page 124-

Romeinsche keizers waren, wanneer het de verschillende
belangen van den
fiscus en het aerarium gold.

In 1839 gaf de sultan een decreet Qiatti sheriff) uit,
waarin hij eenige beperkingen aan de misbruiken der
beambten stellen wilde. Wat baat evenwel het verbod van
eenen despoot, die van zijne vasallen afhankelijk is 1)?

Wij hebben de nadeelen eener heffing door pach-
ters eenigzins nader leeren kennen, doch ook die door
middel van ambtenaren heeft hare gegronde bezwaren.
Vooreerst levert zij doorgaans minder op, dan wanneer
de mededinging der pachters deze tot het aanbieden
der hoogst mogelijke sommen noodzaakt, en is veel
kostbaarder wegens de uitgebreide controle, waaraan men
de ambtenaren moet onderwerpen, wü men niet dat deze
zich ten koste der schatkist verrijken. Om hunnen ijver
aan te moedigen hebben vele staten hun een salaris toe-
gelegd in evenredigheid der gelden, die zij in de schatkist
storten, doch hierdoor hebben zij eenigzins den aard van
pachters bekomen, dewijl het alzoo in hun belang is
hunne landgenooten te bezwaren. Zij zijn dan ook niet veel
minder dan dezen gehaat, hetgeen vooral nog ver-
meerderd wordt door de vijandelijke houding, welke
velen van hen tegenover het volk aannemen. Den schat-
pligtigen, die in de termen der belasting valt, be-
schouwen zij niet als iemand, wiens lasten zij, zoo veel
zij kunnen, dragelijk moeten maken, maar zien in heffl

1) Zie Mquot;. CULLOCH, on Taxation p. 25.

-ocr page 125-

hunnen vijand, wien zij zoo veel mogelijk zoeken af-
breuk te doen. Hoort men lagere ambtenaren der belas-
ting met elkander spreken, zoo is veelal hun geliefkoosd
gesprek over de aanhaling van geslokene goederen, de
ontdekking eener geheime zeepziederij en dergelijke. Zelfs
hoog geplaatste ambtenaren hebben zich niet zelden be-
roemd , dat zij door huimen ijver en kwellende nasporin-
Sen faillissementen veroorzaakt en geheele familiën in ar-
•noede gedompeld hebben. De waardigheid en het gezag,
■»daarmede vele hunne ophelderingen geven, schrikken niet
belden onkundige schatpligtigen af van hun regt tot klagt
gebruik te maken. Het is derhalve wenschelijk dat er eene
''egtbank van onafhankelijke regters besta, waarvoor de
geschillen tusschen ambtenaren en belastingschuldigen be-
slist worden, en dat de beoordeeling daarvan niet aan de
'^'spraak van eenen hoogeren ambtenaar worde overgela-
'^^n. In Engeland wordt dit onderzoek niet alleen aan amb-
'enaren, maar ook aan andere deskundige personen toever-
trouwd, wier uitspraken openlijk bekend gemaakt wor-
om zoowel aan de menigte als aan de ambtenaren
betere inzigten te geven. Het is onbillijk de klagten der
belastingschuldigen onverhoord te laten, en eene boete
ongegronde klagten is een genoegzame waarborg te-
gen misbruik van dit regt.

Veelal is men geneigd de belastingen der onderschei-
•^ene landen met elkander te vergelijken, en door de ver-

-ocr page 126-

houding, welke tusschen de bevolking en het bedrag der
opbrengsten bestaat, tot hare meerdere of mindere zwaarte
te besluiten, terwijl deze beschouwing bij ons dikwijls
misbruikt wordt tot een middel, om de ontevredenheid der
ingezetenen op te wekken en aan hunne klagten over on-
derdrukking voedsel te geven.
Lowe, een Engelsch sta-
tisticus, heeft in 1822 eene tabel opgemaakt van de bevol-
kingen en de begrootingen der voornaamste staten van
Europa, welke door j.
b. sat in zijn Cours, complet êEc.
pol.
is overgenomen, en volgens welke men omtrent tot
de volgende verhouding zoude kunnen besluiten.

Turkije . . .
Spanje . . .
Denemarken
Oostenrijk .
Beijeven . .

KerkelijkeStaat»nbsp;»

Groot-Brittanje»nbsp;34 »
Wurtemberg . » Sj »
Rusland . . . « 6 »

Zweden .... ƒ 6 p.hoofd.

»nbsp;»

»nbsp;»

nnbsp;10 »

»nbsp;n

.)nbsp;Si »

Polen ....f5 p.hoofd.

Portugal. . . »10nbsp;1)

Zwitserland . » 3nbsp;»

Pruissen ...» 85nbsp;»

Napels ...» 5nbsp;»

Frankrijk . . »15nbsp;»

Ierland ...»nbsp;»

Saksen . . . » 9nbsp;»
Nederl.enBeIg.

vereenigd . »18nbsp;»

De geldelijke behoeften der meeste staten zijn intusschen
zoodanig veranderd, dat deze opgave voor den tegenwoor-
digen tijd onbruikbaar is geworden. De volgende verge-
lijking zal dit duidelijker maken.

-ocr page 127-

In 1822.nbsp;In 1848.

bijnanbsp;ruim

Budg.v.Frankrijk . . . ƒ500,000,000.nbsp;/ 700,000,000.

» » Groot-Brittanje »500,000,000.nbsp;» 650,000,000.

» B Nederl.enBelg.

vereenigd . . . »100,000,000.

» » Nederl.afeonderl.nbsp;» 70,000,000.

» » Pruissen . . . . » 85,000,000.nbsp;» 120,000,000.

» » KerkelijkeStaat » 10,000,000.nbsp;» 20,000,000. 1).

Uit deze opgaven blijkt, dat door de ingezetenen van
den eenen staat veel meer dan door die van eenen ande-
'■en wordt opgebragt, docb het zoude hoogst verkeerd en
onbillijk wezen, wanneer men daaruit wilde besluiten, dat
diegenen het meest gedrukt werden, die in verhouding de
hoogste sommen opbrengen. De drukking der belas-
tingen staat niet in betrekking met de grootte der be-
volking, maar met den rijkdom van een land: want indien
door weinigen worden opgebragt, zoo worden deze
daardoor niet meer verdrukt, wanneer zij slechts een groo-
ter vermogen bezitten dan hunne meer talrijke naburen,
^een Engelschman zal zijnen toestand met dien van eenen
^apolitaan willen verwisselen, ofschoon hij zes malen meer

t) Wij hebben de onderscheidene geldswaarden in Neder-
'andsche guldens uitgedrukt, en, dewijl de koers van het geld
quot;liet altijd dezelfde blijft, slechts ronde sommen opgegeven,
^en kan de opgaven naauwkeuriger vinden in de Annuaire
d'Ec. pol. 1848.

-ocr page 128-

dan deze aan de schatkist moet opbrengen. Men ver-
gete ook niet, dat het budget van den staat niet de eenige
belasting uitmaakt, maar bedenke dat bovendien nog veel
aan gemeentelijke en stedelijke besturen wordt opgebragt,
hetwelk men dus ook in berekening zoude moeten brengen.

Daarenboven moet men niet alleen vragen, wat de re-
gering van hare onderdanen vordert, maar ook vooral
wat zij hun daarvoor teruggeeft. Vele inrigtingen tot
openbaar nut, welke hier aan de zorg der regering wor-
den toevertrouwd, en als zoodanig onder de uitgaven op
het budget voorkomen, worden elders aan bijzondere perso-
nen overgelaten. Het onderhoud der wegen, b. v., dat in En-
geland door afzonderlijke maatschappijen wordt verzorgd,
behoort in Frankrijk tot het bestuur der regering. En
wanneer men eindelijk den toestand van Nederland,
Frankrijk en Engeland, die, door de zwaarste belastingen
gedrukt worden, met dien dor overige landen van Europa
vergelijkt, zoo zoude men al zeer onregtvaardig moeten
wezen, wanneer men niet erkende, dat de opoiferingen,
welke van de ingezetenen uit genoemde staten worden
gevorderd, grootendeels door de weldaden eener betere
staatshuishoudmg worden opgewogen 1).

1) Het valt echter niet te ontkennen, dat in sommige lan-
den, zelfs in verhouding van hunnen rijkdom, de belastingen
tot eene aanzienlijke hoogte zijn gestegen. Vooral zijn
de Boomsch-Katholieken in Engeland op eene onbillijke

-ocr page 129-

De belasting verhoogt de kosten der voortbrenging, doet
Venprijs der waren stijgen, vermindert het verbruik en werkt
door de daaruit volgende verminderde navraag ook nadeelig
®P de voortbrenging terug. Het is derhalve eene dwaalleer,
dat zware belastingen deze zouden bevorderen. Men moet
is waar toegeven, dat de nijverheid gedurende de laat-
s'e jaren in Engeland zelfs onder de zwaarste heffingen
Aanzienlijk is toegenomen; doch dit is niet als een gevolg
dier belastingen te beschouwen, maar men moet zichveel-
bevreemden, dat zij desniettegenstaande zulke vor-
deringen gemaakt beeft. Slechts aan de geestkracht en
bet vindingrijk vernuft der Engelsche natie, die alle be-
^■^^aren heeft weten te overwinnen, moet men zulks toe-
schrijven. De verhoogde belasting moge den nyveren man,

lieke

de
diei

^'Jze bezwaard. De Episcopale kerk heeft aan de Katho-

hare goederen ontnomen en heft bovendien nog

^gt;500,000 lt;£. aan tienden. Deze moeten de Katholieken
evenzeer als de Episcopalen opbrengen, en dewijl de regering
geestelijken der andere gezindheden, welke niet als goda-
■nst van den staat erkend zijn, niet bezoldigt, zoo zijn de
^^tholieken genoodzaakt zelve hunne priesters te onderhou-
den.
zegj. aardig aegt say hieromtrent : » C'est ainsi que les
quot;malheureux catholiques d'Irlande, après avoir payé le clergé
papiste pour qu'il entretienne leur ignorance et leurs
préjugéSj
P'myent les dîmes au clergé Anglican pour qu'il les persécute.quot;
(^ows Comp. d'Ec. pol. p. 490.)

-ocr page 130-

dwingen alles in het werk te stellen, ten einde het
verUes, dat zij hem
veroorzaakte, zich te vergoeden,
inaar dit is nog geen bewijs, dat de hoop op meer wmst
bij hem niet hetzelfde zoude uitgewerkt hebben als de
,,ees voor verlies, en dat Hj buiten de invoering der be-
lastin- niet dezelfde uitvindingen in het belang der mj-
verhJd zoude gedaan hebben. Had hij alsdan het geheim

.yner uitvinding voor zich behouden, zoo zouden aanzien-
lijke winsten zijn kapitaal hebben doen aangroeijen, het-
welk bij wedervoortbrengend had kunnen aanwenden.
Ware zij het
algemeen bekend geworden, zoo had de me-
dedinging zijne winsten wel verminderd, maar aan den
anderen kant den prijs der voortbrengselen verlaagd.
Er ware dus meer voortgebragt, en gevolgelijk meer
en door meerderen genoten, en in beide gevallen ware
het nationaal vermogen met zoo veel vermeerderd, als na
door de belasting
niet voortbrengend is verbruikt geworden.

Wij meenen derhalve de leer van john bkisted i; te moe-
ten bestrijden, die het volk zware belastingen wil leeren
dragen, opdat het land behoorlijk zoude kumien ver-
ledigd worden, en de regering in staat gesteld wierd
de instellingen te verbeteren, de kunsten en wetenschap-
pen te bevorderen. Zijn toch de verbeteringen, door
de regering daargesteld, overeenkomstig in waaxde met
de opofferingen, door het volk gedaan, zoo kan men de
belastingen niet zwaar noemen, omdat hun eene gelyke
Cours Comp, d'Ec. pol. p. 508.

-ocr page 131-

Waarde tegen eene andere wordt ingeruild; doch is dit
bet geval niet, zoo kan men haar van verkwisting niet
vrijpleiten. Heeft zij die gelden nuttig aangewend, de bur-
ger, wien zij ze ontnomen heeft, had ze welligt nog nutti-
ger kunnen aanwenden, en in alle geval heeft zij bem
^ zijne vrijheid gekrenkt, daar zij hem onnoodig het
bestuur over een gedeelte van het zijne ontnomen heeft.

GtAeniek 1) staat eene nog dwazere meening voor, na-
®»elijk dat de arbeidende klasse, nadat zij in hare be-
hoeften voorzien heeft, ook arbeiden moet voor hen,
die door de belastingen onderhouden worden, zoodat hij
den nijveren man eene gedwongene aalmoes oplegt, en
de regering als armenverzorger doet optreden. Eenen
ambtenaar, die onnoodig is, op kosten van den staat te
enderhouden, is onregtvaardig. Men ontneemt de waarde
fijner bezoldigmg aan de burgerij, en geeft haar niets daar-
door terug; men vermindert daarenboven het voortbren-
gend kapitaal en ontrukt eenen burger aan de maatschappij.
Een onnoodig ambtenaar is dood voor de maatschappij,
^are hij niet aangesteld geweest, zoo ware hij vóórhaar
behouden gebleven, daar hij genoodzaakt was geweest
2ieh door landbouw of nijverheid het genot van het leven
de bescherming der wet waardig te maken. quot;Welk huist-
boudkundig e zal eenen arbeider onderhouden, voor wien hij
geene nuttige bezigheid heeft? Wanneer hij het belang
zoowel van zijn huisgezin, als dat van dien arbeider wel
Zie
a. smith, traduit par gabniee, Préface p. 68.

-ocr page 132-

inziet, zoo is hij verpligt hem uit den dienst te ontslaan.
Is dit nu de pligt van hem, die zijne eigene goederen be-
stuurt, hoe veel meer is de regering daartoe verbonden,
die niet over hare eigene goederen kan beschikken,
maar slechts verantwoordelijk bestuurder van de goederen
des volks is?

quot;Wanneer men eenen onnoodigen ambtenaar daarente-
gen ontslaat, en hem evenwel zijne bezoldiging geheel of
gedeeltelijk doet behouden, zoo is dit geschenk, dat men
hem toekent, een verlies voor de natie, daar zg het
even als eene aalmoes weggeeft zonder er iets voor terug
te ontvangen. Doch dit schaadt nog minder dan zijn
onnuttig dienstbetoon: want een onnoodig beambte, be-
halve dat hij geheel op kosten der natie leeft, is ook
daarom nadeelig, dat hij door zijne nuttelooze admini-
stratie niet zelden de vrije handelingen der burgerij be-
lemmert en tegenwerkt.

De leer der vroegere Fransche regering was: „dat de
loeren arm moesten laezen, opdat zijniet lui werdenquot;
Doch
is er wel een meer uitlokkend middel tot werkeloos-
heid, dan wanneer men den nijveren landman de gele-
genheid ontneemt van zijnen arbeid beloond te zien, wan-
neer men hem als het ware deze les voor oogen houdt:
werk zoo hard gij kunt, doch niet opdat gij zelve do
vruchten van uwen arbeid zoudt plukken, doch opdat de
regering, hetgeen gij zoo zuur verdient, onbelemmerd
zoude kunnen verspillen?

-ocr page 133-

Gclijk de belastingen eenen nadeeligen invloed uitoefe-
'len op de voortbrenging, zoo belemmeren zij vooral ook het
onderling verkeer, die groote weldaad voor de menschheid,
Waardoor ieder in de gelegenheid is, zich voor het on-
ooodige, waarvan hij zich zoekt te ontdoen, het noodige,
Waarnaar hij verlangt, te verschaffen. Grenskantoren
tollen zijn wezenlijke rampen voor ons geslacht, en
schijnen slechts uitgevonden om het weldadige streven
natuur te verhinderen. Dit vrees, dat goederen
zou.-
den verbruikt worden, welker invoerverboden was, daar
®ien ze liever duur en slecht van eenen inlandschen fabrie-
kant dan goedkoop en deugdzaam van het buitenland
Ontving, heeft men zelfs in sommige landen den doorvoer
goederen verboden, die aan een land steeds zooveel
Vertier en voordeel oplevert, omdat de nijverheid van den
doorvoer gedeeltelijk met vreemd kapitaal gedreven wordt.

Say 1) geeft als voorbeeld van den nadeeligen invloed der
dat in Engeland de invoer van Noordsche
dennen verboden was ten behoeve der kolonie Canada,
^elke insgelijks dennen aan het moederland aflevert. Ten
^oordeele der kolonie noodzaakte men aldus de inwoners
het moederland slechte en dure dennen te gebruiken,
terwijl men ze van vreemden goed en goedkoop bekomen
kon. Uet gevolg hiervan was, dat de kooplieden, daar
de prijs der Noordsche dennen aanmerkelyker lager dan

Cours Comp. d'Ec. pol. p. 510.

-ocr page 134-

dan die der Canadasche was, de eerste dikwijls eene
reis naar Canada lieten maken, om ze vervolgens vandaar
naar Engeland te vervoeren, en als voortbrengselen uit
de kolonie te laten doorgaan. De Engelsche regering
heeft dan ook later het verkeerde daarvan leeren inzien,
en deze verbodswet opgeheven.

Nog schadelijker evenwel is de maatregel der Fransche
regering, welke den invoer van suiker zwaar belast,
en daardoor de ingezetenen op tweeërlei wijze benadeelt:
zij dwingt hen dure en slechte suiker te gebruiken, en
ontneemt hun door den beetwortel-bouw, welke door het
verbod der vreemde suiker bevoordeeld wordt, eene me-
nigte gronds, die aangewend wordt tot voortbrenging
van een artikel, dat men beter en goedkooper uit de ko-
loniën ontvangt.

Zware belastingen hebben ook dikwijls op de zedelijk-
heid van een volk eenen nadeeligen invloed, daar zij tot
bedrog en meineed uitlokken, omdat ongeoorloofde wins-
ten het loon van hem zijn, die ze weet te ontduiken,
terwijl hij, die naauwgezct aan zijne verpligtingenjegens
het vaderland voldoet, zich niet zelden genoodzaakt ziet
de mededinging met zijne ambtgenooten op te geven.

Uit het oogpunt der zedelijkheid heeft men vooral ook
de loterijen afgekeurd, welke, ofschoon zij geene eigen-
lijke belasting uitmaken, evenwel tot de middelen behooren,
waardoor in de behoeften van den staat wordt voorzien-

-ocr page 135-

Say vooral heeft ze ten sterkste bestreden, en wilde ze
volstrekt niet toelaten, al waren zij ook voor de schat-
kist onmisbaar, daar zij tot werkeloosheid, verkeerde spe-
cnlatiën, armoede en misdaden aanleiding geven : „II a'est
auemi prétexte de dépense,quot; zegt hij, „qui anthorise Ia pro-
vocation au crime 1).quot; Doch dit zag vooral op de speelhuizen
in Parijs, die voor hare bewoners zoo schadelijke gevolgen
hebben gehad. Bij ons evenwel hebben zij in
meijer2) eenen
Verdediger gevonden. Behalve toch dat zij aan onze schat-
^^ist aanzienlijke sommen opleveren, schijnen zij ook nog
daarom eenige verontschuldiging te verdienen, dat, wan-
neer de staat eene loterij oprigt, deze de particuliere on-
dernemingen van dien aard doorgaans veel afbreuk doet.

werd de koninklijke Nederlandsche loterij opgeheven,
Zoo zoude daarom nog de zucht tot spelen, welke velen
landgenooten bezielt, niet worden uitgedoofd, maar
Zouden deze zich waarschijnlijk naar buitenlandsche of
geheime inlandsehe loterijen wenden, om daarin hun geluk
^ beproeven, waarbij zij echter doorgaans aan bedrog
^ich zullen zien blootgesteld. In Engeland en Frankrijk
althans, waar de staatsloterijen zijn opgeheven, hebben
^e geheime loterijen zich meer en meer ontwikkeld, en
de zedelijkheid niet minder schadelijk gewerkt. Daar-

1)nbsp;Say, Cours Comp. d'Ec. pol. p. 511.

2)nbsp;Mr. a. d. meijeu, Onderzoek over het gebruik van ccn
openbaar spel.

-ocr page 136-

enboven worden de gelden, die de loterij aan onze rege-
ring verschaft, tot algemeen nut aangewend, terwijl zij
daarentegen bij particuliere loterijen slechts dienen, om
eenige weinigen , die op het ongeluk hunner medemen-
schen hunne speculatiën bouwen, te verrijken ten koste
van hen, die de slagtoffers hunner ongeoorloofde onder-
nemingen zijn.

Het ware evenwel te wenschen, dat de regering de-
ingezetenen niet tot het spel uitnoodigde, maar hen veel-
eer daarvan trachtte terug te brengen. De loterij toch
ontneemt niet alleen jaarlijks aanmerkelijke geldsommen
aan de mindere klassen, doch onttrekt ook dikwijls den
nijveren man aan den arbeid, die alleen waren rijkdom
kan verschaffen, en lokt hem door het uitzigt op eene
winst, welker verkrijging geene moeite of inspanning
vordert, uit, om zijne spaarpenningen aan de kansen der
fortuin op te offeren. Als zoodanig meenen wij het uit-
venten en splitsen van loterijbrie^es, waardoor hem de
gelegenheid tot spelen gemakkelijk wordt gemaakt, tea
sterkste te moeten afkeuren.

-ocr page 137-

HOOFDSTUK IL

DIRECTE BELASTINGEN.

Tot dusverre hebben wij de belastingen steeds in het
®^gemeen beschouwd, hare bronnen aangewezen, en vooral
getracht de verkeerde meeningen omtrent hare drukking,
hare billijkheid en den invloed, dien de vorm der regering
•^P hare zwaarte hebben kan, te wederleggen. Het is
evenwel van het hoogste belang ook hare onderscheidene
®oorten nader te leeren kennen, daar deze op de welvaart
de tevredenheid der volken dikwijls eene zeer ver-
sehillende uitwerking hebben kunnen. Terwijl wij
eene
benige belasting, welke door velen als wenschelijk wordt
Voorgesteld, als onvoldoende voor de staatsbehoeften
en derhalve als onaannemelijk meenen te moeten afkeu-
ren, zoo zien wij ons evenwel aan den anderen kant
genoopt te erkennen, dat eene belasting, welke in te
Veel afdeelingen gesplitst is, door de bezwaren en kos-

-ocr page 138-

ten harer inning weinig aanbeveling verdient. Het ver-
langen naar eene verandeing van het thans bestaande
belastingstelsel, begint hoe langer zoo meer veld te winnen,
en vooral openbaart zich schier overal de wensch, om
de indirecte belastingen, welke men als zeer ongelijk
verdeeld en drukkend afschildert, door directe te zien
vervangen. Eene betere kennis der laatste evenwel zal,
naar wij vertrouwen, hare voorstanders veel van de ach-
ting, welke zij haar toedragen, ontnemen, en hen doen
inzien, dat ook zij groote bezwaren, zoo wat hare ver-
deeling als invordering aangaat, opleveren.

GRONDBELASTING.

Deze heeft men algemeen als de zekerste opbrengst voor
den staat aangenomen, daar het bezit van den grond moei-
jelijk aan de kennis der regering kan ontgaan 1). Zoo lang
deze in wezen blijft, zal ook de belasting daarop gelegd
der regering een zeker middel tot voorziening in hare be-
hoeften verschaffen. Daar echter de grond voor verbete-
ring en vermindering vatbaar is, zal ook eene belastmg,
welke met het inkomen, dat hij oplevert, in naauwe be-

1) Zij is tevens eene gewigtige ondersteuning der staats-
behoeften. By ons brengt zij jaarlijks ƒ 10,000,000 op.

-ocr page 139-

trekking staat, zich daarnaar moeten regelen. Hoff-
Makn 1) meent derhalve, dat men haar slechts als zeker
beschouwen moet, wanneer de veranderingen in de waarde
^an den grond langzaam en trapsgewijze voortgaan, zoo-
dat men ze bijna berekenen kan. Maar terwijl over-
®'roomingen dikwijls geheele streken aan den landbouw
daardoor ook aan de belasting ontnemen,
zoo wor-
niet zelden voor heen onbebouwde landen door het
®^leggen van kanalen in vruchtbare streken veranderd,
leveren eene nieuwe bron voor de behoeften der
^'aatskas op, zoodat, ofschoon de grondbelasting als
eene zekere opbrengst kan worden aangemerkt, die niet
met het verlies van den grond zeiven kan te niet
men op de berekeningen omtrent hare opbrengst
de waarde van den grond voortgesproten niet altijd
zal kunnen maken,
^e grondbelasting treft uitsluitend den grondeigenaar.
SMITH 2) zag dit in, zeggende: dat de pacht
zooveel minder zal opleveren als de belasting be-
^^■öt. Anderen daarentegen beweren, dat de opbrengst
' belasting vergoed wordt door den hoogeren prijs, die
j grondeigenaar of de pachter voor zijne voortbrengse-
^al kunnen bedingen. Het ligt evenwel niet in zijne
^gt dezen prijs naar willekeur te verhoogen, en het on-

^^ Igt;ie Lehre von den Steuern, p. 94.
Wealth. of Nat. III. 268.

-ocr page 140-

gegronde dier stelling zal ons weldra blijken, wanneer
wij meer naauwkenrig nagaan, aan welke oorzaken de
rijzing of daling der prijzen is toe te schrijven. Even
als alle andere waren worden ook de voortbrengselen
van den landbouw door middel van kapitaal en arbeid
daargesteld, welke hunne vergoeding vorderen en den
natuurlijken prijs regelen. Doch de opofferingen van
kapitaal en arbeid, welke hunne voortbrenging noodzake-
lijk maakte, verschillen aanmerkelijk naarmate van de
vruchtbaarheid en ligging van den grond 1). Terwijl
een vruchtbare grond, welks voortbrengselen gemakkelijk
en zonder groote kosten naar de marktplaats vervoerd
kunnen worden, weinig kapitaal en arbeid vereischt, zoo
vordert de bebouwing van eenen afgelegen en onvrucht-
baren grond zware opofferingen. Doch het is niet
altijd deze natuurlijke prijs, die voor de vruchten
van den landbouw besteed wordt. De kooper vraagt
niet
of hare voortbrenging veel of weinig gekost heeft, doch
hij regelt den prijs, welken hij daarvoor aanbiedt, naar
den voorraad en de navraag dier voortbrengselen. Deze
prijs nu is de zoodanige, welke voor die voortbreng-
selen vereischt wordt, die onder de ongunstigste om-
standigheden zijn voortgebragt. Het spreekt van zelve,
dat men bij voorkeur dien grond zaj bebouwen, die he'
vruchtbaarst en gunstigst gelegen is, en derhalve de min*

1) Zie Ackersdijck, Bedenkingen over de korenwetten, p-

I

Ä

-ocr page 141-

stG opolFeringcn vordert. Doch wanneer dc bevolking en
dus ook de behoefte toeneemt, ziet men zich genoodzaakt
tot minder vruchtbare en verder afgelegene gronden zijne
toevlugt te nemen, en daar niemand iets zal willen voort-
brengen, tenzij hij berekenen kan zijn kapitaal en arbeid,
daarvoor besteed, beloond te zien, zoo zijn het juist deze
gronden, welke den marktprijs regelen, omdat men met
hunne ontginning en bebouwing slechts zoo lang voortgaat
^■is zij den voortbrenger eene genoegzame winst opleveren.

eigenaars van vruchtbaardere en beter gelegene gron-
•^en evenwel bekomen ook die hoogere prijzen, ofschoon
geene meerdere opofferingen behoeven te doen. Op deze
®ieerdere winsten nu is de pacht of huurwaarde gegrond,
daarvan door den eigenaar belasting betaald wordt.

Hangt de prijs der waren van de bovengenoemde oor-
^^en af, zoo is het duidelijk, dat dc grondeigenaar ze
'^et naar willekeur zal kunnen verhoogen om zich voor
door hem betaalde belasting schadeloos te stellen, maar
genoodzaakt wordt deze geheel alleen te dragen.

Cülloch beweert dat de grondbelasting den eigenaar
quot;^iet benadeelt 1). De landeigenaar, zegt hij, is niet alleen
®^genaar van den grond, maar ook van het kapitaal, dat hy
daarop geplaatst heeft, nameüjk, door de verbeteringen, welke
op zijnen grond heeft daargesteld, en de pacht, welke hem

betaald

43.

wordt, is eene interest van beide deze kapitalen.

cuLLoon, on Taxation, p.

-ocr page 142-

Ontneemt hem de belasting een gedeelte van zijne renten,
zoo zoekt hij zich hiervoor schadeloos te stellen, door
het kapitaal, dat hij anders tot verbetering zoude hebben
aangewend, zich zeiven als rente toe te eigenen, tot dat
de prijs van het koren zooveel verhoogd is, dat hij we-
der zijne vroegere rente ontvangt, en dus een gedeelte van
zijn kapitaal tot verbetering kan aanwenden.

Doch de'grondeigenaar, die zijnen grond niet verbetert,
benadeelt daardoor zich zeiven het meest. Zijn toch
de prijzen van oorzaken boven zijne magt afhankelijk,
zoo zal hij alle mogelijke verbeteringen moeten aanwen-
den, om zooveel mogelijk vruchten van zijnen grond te
trekken, opdat het voordeel, dat zijn betere grond hera
tot nog toe heeft opgeleverd, niet verloren ga, doordien
er minder vruchtbare gronden bebouwd worden, die het
aanbod zullen vermeerderen en bij gevolg den prijs ver-
lagen. Slechts dan, wanneer de grootte der bevolking den
landbouw genoodzaakt heeft ook de minst vruchtbare
gronden te bebouwen, en de invoer van buitenlandschc
voortbrengselen daarenboven door zware inkomende reg-
ten wordt verhinderd, meenen wij dat deze belasting den
prijs zal kunnen verhoogen, omdat de meerdere navraag
door geen meerder aanbod zal worden opgewogen, en de
natuurlijke prijs, die door de opoffering van arbeid eo
kapitaal wordt geregeld, tevens de marktprijs
zal worden-

De grondbelasting is als het ware eene soort van mode-
eigendomsregt, dat de staat op den grond heeft, en waar-

-ocr page 143-

voor hij eene zekere rente eischt. Heeft zij vroeger niet
bestaan en wordt zij op eens ingevoerd, dan is zij onge-
twijfeld eene belasting op de eigenaren; doch heeft zij yan
ouds bestaan, gelijk in de meeste landen van Europa het geval
zoo is zij voor hen niet bezwarend, omdat hij, die
^ich den grond heeft aangekocht, er zooveel minder voor
betaald heeft wetende dat hij aan den staat als mede-
®igenaar een gedeelte van zijne vruchten moet afstaan 1).

1) » Quand je veux acheter une terre ou un bâtiment, je
•^'informe du montant de l'impôt foncier et je règle en

«oaséquence le prix que je me propose d'offrir..........

Quand j'acquiers des terres et des bâtimens par héritage.
Sont évalués dans la masse de succession comme tous les
^''tres effets, et le partage se fait en conséquence entre les

''Entiers..... L'impôt foncier est devenu un prélève-

sur les rentes que l'état fait tous les ans. l'État est
®aisi d'une partie de la rente et par conséquent du capital
''«présenté par elle. C'est une espèce de domaine acquis par
^ Etat pour employer la rente au service public.

• • ■ • l'Etat est devenu propriétaire d'un tantième de la
Vîileur de toutes les terres et de tous les bâtimens.

en serait autrement si un impôt foncier était introduit
^''yourd'hui. D'abord la charge ne serait point nationale, mais

® seuls propriétaires de bâtimens et de terres en seraient
grevés ......

On ferait la même injustice en doublant l'impôt foncier
primitif. Car les cent pour cent qu'on ajouterait, seraient es-

8-

-ocr page 144-

Wordt zg nu afgeschaft, dan ontvangt de grondeigenaar
van staatswege een geschenk, welks waarde geUjk staat
met een kapitaal, waarvan de rente zooveel als de vroe-
gere belasting bedraagt, omdat hij alsdan den grond bo-
neden zijne waarde betaald heeft.

Tegen het verhoogen evenwel der belasting op grond-
eigendom, welke eens gevestigd is, en als zoodanig geen
bezwaar heeft, zijn
gewigtige bedenkingen ingebragt.

De pacht, welke den grondeigenaar wordt uitbetaald,
is niet alleen de zuivere rente van zijnen grond, maar zij
is daarenboven «ene gedeeltelijke vergoeding voor het ka-
pitaal, dat hij aan gebouwen en verbeteringen daarop ,
geplaatst heeft. Hij kan dus slechts datgene als de rente
van zijnen grond aanmerken, wat hem overblijft, na af-
trek van den interest van genoemd kapitaal en hetgeen
die gebouwen door slijting in waarde verminderd zijn.
Bij pas ontgonnen land is het zeer gemakkelijk deze
twee bestanddeelen van elkander te onderscheiden; doch
wanneer de gebouwen en verbeteringen door den tijd
als het ware één met den grond zijn geworden, zoo
wordt dit schier onmogelijk. Vandaar dat de belas-
ting op pacht gelegd met vele moeijelijkheden
gepaard
gaat;' want legt men haar op het bruto-bedrag, zoo als
dit meestal het geval is, dan wordt de uitbreiding va»

sentiellement un nouvel impôt foncier.quot; (Hogendorp, Lettres
sur la prosp. publ.
I, p- 185).

-ocr page 145-

den landbouw daardoor tegenwerkt, omdat die gronden,
''Vier pacht grootendeels aan kosten van bebouwing ver-
loren gaat, en wier belasting, wanneer zij van haar bruto-
bedrag geheven wordt, aldus slechts voor een klein ge-
deelte van de winsten wordt opgebragt, door het geringe voor-
quot;^eel, dat hunne bebouwing aanbiedt, onbebouwd zullen
'blijven liggen.

Doch zelfs wanneer men die twee bestanddeelen be-
hoorlijk onderscheiden konde, zoude toch eene verhoo-
Swig lt;Jer grondbelasting altijd de ontwikkeling van den
Wdbouw in den weg staan, daar zij aan den eigenaar
gedeelte van het kapitaal ontneemt, dat hij tot zijne
Vérbetering zoude hebben kunnen aanwenden, omdat hij,
als wij boven zagen, buiten de gelegenheid is, om
' ^oor hoogere prijzen zijner waren zich schadeloos te
®teUen.

I^ikwijls worden de landeigenaars als geldgierige rijken
®%eschUderd, die in weelde en ledigheid de vruchten van
arbeid van anderen plukken, en derhalve voor alle
ónderen door zware belastingen getroffen moeten
wov-
Doch aldus schijnt men te vergeten, dat de grond-
®'genaars, zoo als eicakdo zeer juist aanmerkt, niet
belden vroegere kooplieden of fabriekanten zijn, die de
kapitalen, welke hunne nijverheid hun heeft opgeleverci,
^ landerijen hebben geplaatst, zoodat zij wel degelijk

vruchten van hunnen eigenen, doch vroegercn arbeid in-
°°gsten.

-ocr page 146-

CUtLOCH 1) wederlegt de meening van hen, die
beweren, dat in een land gelijk Noord-Amerika, hetwelk
nog zoo vele onbebouwde streken bevat, de regering zich
den eigendom dier streken moest voorbehouden en ze
Openlyk verhuren. Deze huurders toch zouden veel min-
der kapitaal tot droogmaking, beplanting en verbetering
aanwenden, wanneer zij zich slechts als kortstondige be-
zitters moesten beschouwen, dan wanneer het als eige-
naars in hun belang is hunnen eigendom zooveel mo-
gelijk te verbeteren. Zij zouden er slechts van trekken
zooveel zij konden en zich weinig bekommeren in welken
staat zij den grond aan hunne opvolgers achterlieten. Men
kon wel is waar opzieners aanstellen, die hen tot een be-
ter onderhoud van den grond noodzaakten, doch dit zoude
groote kosten en bezwaren medebrengen en eene wijde
deur voor bedrog en voorkeur van de zijde der ambte-
naren openstellen. Daarenboven zoude het alle gehecht-
heid aan den grond benemen, dien men aldus slechts
voor korten tijd bezat, en zijne bebouwers de toekomst
met onbezorgdheid doen te gemoet gaan. Het regt van
eigendom is derhalve ook in landen bij hunne eerste ont-
wikkding onmisbaar: het maakt den mensch
verknocht
aan den grond, dien hij als zijnen eigendom mag beschou-
wen. Zonder dat regt is geene geregelde zamenleving
mogelijk. De eerste stap, waardoor de wildste volken tot

1) CULLOCH, on Taxation, p. 49.

-ocr page 147-

eenige beschaving kunnen gebragt worden, is de invoe-
ring van het regt van eigendom, daar het den mensch uit-
öoodigt, om zijne krachten aan den arbeid te wijden,
zoodra hij berekenen kan daarvan eenmaal de vruchten
te zullen inoogsten.

De nadeelige gevolgen, welke de voorbehouding der
legering van het regt van eigendom medebrengt, zien
^j reeds in de Engelsche koloniën van Hindostan, waar
de regering eigenaar is van den grond, en zij, die hem
hehouwen, hem slechts zoo lang bezitten als zij de belas-
ting betalen. Dit is echter reeds eene groote toenade-
ring. Niemand wordt van het bezit verstoken, ten zij
zich dit door eene slechte betaling der belasting
den hals hale; maar dewijl dit door hare drukkende
zwaarte veeltijds het geval is, zoo is dat bezit niet veel
Zekerder dan een gewoon huurcontract, Eene armoe-
dige en slechte bebouwing is hiervan het onvermijde-
mk gevolg.

ly^en kan evenwel niet ontkennen, dat het eigendoms-
'^^gt der regering ook eenig voordeel heeft, daar zij na-
quot;^elijk de verbeteringen van den grond op eene grootere
®lt;ïhaal kan bewerkstelligen, dan zulks door kleine ei-
genaren met vrucht geschieden kan.

Uit een geschiedkundig oogpunt beschouwd staan de
tienden met de grondbelasting in verband en verdienen
dis ook hier eenige vermelding, ofschoon daarbij een
geheel verschillende maatstaf tot grondslag ligt. De

-ocr page 148-

tienden toch worden van de ruwe opbrengst, de grond-
lasten daarentegen slechts van de winst der grondeigena-
ren geheven. Daar echter de tienden bijna overal als in-
komsten
van den staat zijn afgeschaft, en nog slechts als
heerlijke regten, of wel tot onderhoud van de geeste-
lijkheid geheven worden 1), meenen wij hierbij niet lang
te moeten stilstaan.

De oudste belastingen werden in natuur-voortbrengse-
len opgebragt, en eerst in lateren tijd kwam men op
het gelukkig denkbeeld, ze door geldelijke bijdragen te
doen vervangen. Eeeds in de vroegste oudheid bragten
de landbouwers tienden van hunne vruchten der godheid
ten offer, die door de priesters opgelegd, en met weinig
moeite opgebragt werden, daar zij niet als een hun op-
gelegde last, maar als een bewijs van dankbaarheid
voor de weldaden hun door den god bewezen, be-
schouwd werden. Niemand durfde zich daaraan ont-
trekken, daar hij zijne geduchte wraak vreesde. Naar
mate evenwel in de meeste landen de priesterregering
door een koninklijk bestuur vervangen werd, ontaardde
ook weldra de strekking der tienden, die nu niet langer
aan de tempels werden geheiligd, maar weldra als eigen-
dom des konings beschouwd werden en in zijne schatkist

1) In Engeland wordt nog van ieder quarter koren , welk®
waarde ongeveer 4 £ bedraagt, 8 shilling aan de geestelijk-
heid betaald.

-ocr page 149-

vloeiden 1). De bijgeloovige verpligting tot de opbrengst
der tienden verdween spoedig meer en meer, en de
Vorsten zagen zieb genoodzaakt, tot handhaving van hun
regt tot harde en drukkende maatregelen hunne toevlugt
te nemen. Zoo werd de tiende zeer gehaat, en hetgeen
quot;len vroeger met blijdschap en dankbaarheid ten offer bragt,
Werd nu met groote moeite door de hardste dwangmid-
delen ingevorderd, daar men ze niet langer als een ge-
schenk, maar als eenen eisch der dwingelandij beschouwde.

De tiende komt ons als belasting daarom vooral ver-
werpelijk voor, dat zij de bruto-opbrengst van den grond
treft, zonder op de kosten te letten, welke de voortbren-
ging der vruchten den landbouwer gekost hebben. Zij is
Schijnbaar gelijk, daar men van meer vruchten ook meer
belasting moet betalen, doch inderdaad is zij hoogst on-
billijk. Een vruchtbare grond kost slechts zeer weinig

1) Volgens het Mozaïsch regt, genoot de stam van levi
de tienden van den landbouw, omdat aan dezen bij de ver-
deeling van het land Kana'an in twaalf stammen geen grond-
gebied was toegewezen.

Veel zwaarder dan de tiende der natuurlijke vruchten
den grond, was de zoogenaamde bloed-tiende, welke
■'■an het vee werd opgebragt, daar dit door zijne sterfelijk-
beid meer aan vermindering onderhevig is dan de grond-
vruchten. De opbrengst der eerstelingen, welke de Mozaï-
sebe wet voorschrijft, was nog drukkender, daar vele die-
ren geen tien jongen voortbrengen.

-ocr page 150-

aan arbeid en bemesting, en levert echter meer vruchten op
dan eene pas ontgonnene heide, welke meer dan het dubbel
van bemesting en arbeid behoeft. Wel is waar, dat die
vruchtbare grond den eigenaar ook meer bij inkoop gekost
heeft, en dat dit doorgaans tegen de meerdere kosten van
bebouwing der slechtere gronden opweegt; doch er bestaat
hiervoor een
minimum. Zoolang de kosten van bebou-
wing slechts even door de waarde der vruchten overtroffen
worden, gelijk dit bij heidegronden doorgaans het geval
is, zal de landbouwer geene moeite ontzien, om den tot
hiertoe onbebouwd gebleven, grond vruchtbaar te maken-
Ontneemt hem echter de tiende een tiende gedeelte zijner
vruchten, zoo moet de waarde der vruchten de kosten
van bebouwing meer dan 10 ten honderd overtreffen, en
is dit het geval niet, zoo blijven zg onbebouwd, en wor-
den een aantal gronden aan de menschheid onttrokken,
die, wel bebouwd zijnde, aan velen voedsel en
welvaart
konden verschaffen.

De arbeid en de vruchten van den landbouw staan
in geene doorgaande verhouding tot elkander: viermalen
zoo veel arbeid levert naauwelijks tweemalen zoo veel
vruchten op.

De tiende is ook zeer ongelijk met betrekking tot de
ligging der gronden. Vruchten op gronden geteeld, die aan
een kanaal liggen, en daardoor gemakkelijk naar de markt-
plaats kunnen vervoerd worden, zijn op den aliker bijna
evenveel waard als op de plaats waar zij te koop wor-

-ocr page 151-

den aangeboden, terwijl zij, die verre van deze gekweekt
Worden, oneindig minder waarde hebben, omdat zij eerst
de kosten van vervoer dragen moeten, eer zij met de
andere kunnen wedijveren. Zoo doende kan het gebeu-
ren dat de overblijvende negen tienden niet voldoende
z'ün om de kosten van de voortbrenging en het vervoer
goed te maken.

Zeer algemeen waren ook vaste natuurlijke opbrengsten,
die uit de vruchten van den grond geheven werden en als
het ware een overgang waren van de tienden tot de thans
bestaande grondlasten. Zij waren beter dan de tienden,
daar zij de verbeternig van den landbouw minder tegen-
werkten , van geene misgewassen afhankelijk waren, en
den landman bewaarden voor het hatelijk opzigt der re-
gering, betwelk de invordering der tienden noodzakelijk
®iaakte. Daar de boer geene vrees behoefde te koesteren,
dat de staat zich een deel der meerdere vruchten van zijnen
aiheid zoude toeëigenen, was het in zijn eigen belang zijnen
Srond door bemesting en arbeid te verbeteren, en te on-
derzoeken welke vruchten hij met het meeste voordeel op
zïjnen akker telen kon. Daar evenwel ook deze belastin-
grootendeels uit natuurvoortbrengselen bestonden, le-
gerden zij zoowel voor den staat als voor den schatplig-
tigen groote bezwaren op. Hunne waarde was dikwijls
^eeijelijk te bepalen, en de ambtenaren waarborgden zich
Voor verlies door eene zoo laag mogelijke schatting.
Hiui vervoer naar de staatsmagazijnen was niet zelden

-ocr page 152-

kostbaar, vooral betrekkelijk kostbaar voor de kleine op-
brengsten. Het bestuur, dat de kosten der bewaring droeg,
leed bovendien geene geringe verliezen door het bederf,
waaraan de opgebragte goederen waren blootgesteld, wan-
neer het deze niet spoedig kon verkoopen. In lateren tijd'
werden zij derhalve door geldelijke opbrengsten vervangen
en slechts in kleine gemeenten, waar de kosten van vervoer
naar de plaats der bestemming minder waren, en geen ver-
schil in maten of gewigten bestond, is de oude wijze van
opbrengst nog lang behouden en heeft ook minder be-
zwaren opgeleverd IJ.

De gelijke verdeeling der belasting in natura kon

1) Deze opbrengsten in natara kunnen alleen daar eenig
voordeel opleveren, waar geene markten of.handel gevonden
worden. In Rusland b. v. en ook in Oostenrijk vindt men
streken, waar meer koren groeit dan tot onderhoud der be-
woners noodzakelijk is, doch waar in deze voortbrengselen
geen handel gedreven wordt. Het is derhalve gemakkelijker
voor deze lieden een gedeelte van hunne vruchten op te offe-
ren dan geldelijke bijdragen te leveren, wegens de schaars-
te van geld, die bij hen gevonden wordt. In Oostenrijk
wordt dan ook nog eene dergelijke natuurlijke belasting ge-
vonden, welke daarin bestaat, dat de regering sommige
gedeelten van het leger in die landen verspreidt, welke in
de geldhuishouding het meest ten achter zijn, en hunne
bewoners oplegt om deze troepen van levensmiddelen te
voorzien.

-ocr page 153-

sleclits zoo lang behoorlijk geschieden, als ieder lid det
gemeente denzelfden grond op dezelfde wijze bebouwde,
de landbouw nog in zijne eerste beginselen was. Zoo
^ang de grond niet bezaaid was, diende hij voor ge-
nieenschappelijke weide, en zoowel voor de bezaaijing als
Voor den oogst hield men zich aan dezelfde tijden en ge-
woonten. Hiervan was het gevolg, dat hij bijna overal
gelijke vruchten opleverde, en dat eene mindere opbrengst
quot;Meestal aan verwaarloozingmoest worden toegeschreven,
terwijl verbeteringen door bemesting of arbeid bij de me-
nigte weinig ingang vonden, die steeds aan hare oude
Vooroordeelcn gehecht bleef. De meerdere of mindere
Vruchtbaarheid der akkers werd intusschen eenigermate
het heffen der belasting in achtgenomen.

Als een gevolg van de valsche leer, dat de grond al-
leen nieuwe waarden voortbrengt, en dat dus aUe beläs-
tig in het einde daarop moet nederkomen, wilde
quesnat,
tot voorkoming van de moeijelijkheden en groote kosten
Van invordering, welke het thans bestaande ingewikkelde
belasting -stelsel inhoudt, slechts eene eenige belasting, na-
quot;^elijk die op den grond aannemen. Doch hij begreep
(Jat de stof op zich zelve geen nut aanbrengt, en
d'^t het aUeen de arbeid is, die aan de aarde hare
Voortbrengselen ontlokt. Het ongegronde zijner mee-
valt terstond in het oog, wanneer men de geringe
opbrengst der grondlasten beschouwt in vergelijking

ontzettende sommen, welke jaarlijks door de natiën ten

van

de

-ocr page 154-

behoeve harer schatkist worden opgebragt, en die in
sommige landen bijna de geheele pacht, welke van alle lan-
derijen te
zamen betaald wordt, evenaren, zoodat zij omtrent

het geheele inkomen der natie zouden verzwelgen 1).

Even zoo verkeerd is de meening, dat alleen de land-
bouw op de mildheid der natuur gegrond zoude zijn.
De wind, die de schepen van den handelaar over den oceaan
voortstuwt, de magneet, waardoor de zeeman zijnen koers
rigt, het vuur, dat de mineralen voor den smid vloeibaar
maakt , de uitzettende kracht van het water, die de groot-
ste stoomwerktuigen in beweging brengt, zijn even zoo
zeer gaven der milde natuur, als de groeikracht der aarde,
die het graan op onze akkers doet ontkiemen.

In onbeschaafde landen, waar handel en fabrieksnijverheid
nog
slechts weinig uitbreidinghebben bekomen, zijnde grond-
lasten de zwaarste, omdat aldaar geen ander inkomen dan

1) Neckek heeft aangetoond dat in Frankrijk, wanneer
men het stelsel van
quesnay wilde doordrijven, achtentwintig
mngtièmes van den grond zouden moeten gelieven worde»
om de staatsbehoeften te kunnen bestrijden.

Ten tijde van a. yoüNG 1) bedroegen de renten van dei»
Engelschen landbouw
20,000,000 en de staatsbegrooting
vorderde 17,000,000 lt;£., zoodat vier vijfden van hetnationa»'
inkomen aan belasting zouden moeten opgebragt worden.

1) Zie YOtJNQ, Travels in France, I, p. 591.

-ocr page 155-

dat van den grond bestaat. In hot oosten en ton tijde van de
nadeelige werking van het leen-stelsei in Europa waren
ZIJ hijna de eenige bron voor de inkomsten van den staat.
Onder het bestuur van
ceomwell werden zij in Enge-
land gedeeltelijk door accijnsen en subsidiën vervangen,
doch bij de herstelling der koninklijke waardigheid kreeg
d®ze ook hare regten van leenheer terug. Weldra echter
Werden haar deze weder door Act. 12. Ch. II c. 24 ge-
deeltelijk ontnomen, en werd de schade, welke zij hierdoor
^®ed, door eene verhooging der accijnsen vergoed. In 1692
Werden de grondlasten op 4 sh. per o£ huurwaarde vast-
gesteld , en tot 1798 bleven zij aldus behouden naar de schat-
^hig van ruim eene eeuw vroeger, met vergunning tevens
aan de landeigenaars, ze tegen eene bepaalde waarde
te koopen. Uit dit voorbeeld der Engelsche geschiede-
nis kunnen wij derhalve zien, dat zij in dezelfde mate
Verinijjijgj.^ zijn, als de nijverheid zich langzaam ont-
wikkeld en nieuwe bronnen tot voorziening in de staats-
behoeften geopend heeft. Thans bedragen zij nog slechts
's jaars. In Pruissen daarentegen, waar de
®^)verheid minder vorderingen gemaakt heeft dan in En-
geland, maken de grondlasten nog een aanzienlijk gedeelte
der staatsinkomsten uit. Zij bedragen aldaar 9,790,859
thaler, terwijl het geheele budget tot slechts 66,034,697
thaler stijgt.
Wij

hebben reeds vroeger melding gemaakt van het na-
deel, dat er voor den landbouw in gelegen is, wanneer

-ocr page 156-

de belastmg geëvenredigd wordt aan de renten, welke dc
grond oplevert. Is toch de grondbelasting onverander-
lijk, zoo is zij slechts eene rente, -welke den staat als
medeëigenaar toekomt. Doch is zij veranderlijk, dan
wordt
zij eene belasting op de aanwending van het kapitaal»
dat in de verbeteringen bestaat, die op den grond wor-
den aangelegd. Zij houdt alsdan den landman van hot
maken dier verbeteringen terug en laat den landbouw
in eenen staat van onvolkomenheid, waardoor hij niet
alleen met het buitenland niet kan wedijveren, maar ook
voor de behoeften der ingezetenen onvoldoende wordt.
Men heeft dit bezwaar getracht voor te komen door de
innerlijke waarde van den grond te schatten na aftrek
van de daarop aangebragte verbeteringen, en deze inner-
lijke waarde tot maatstaf voor de belasting te nemen; doch
deze onderscheiding is hoogst moeijelijk en zoude in de thans
bestaande waarde der landerijen eene groote omwenteling
veroorzaken, daar deze door een lang tijdsverloop en door
de mededinging, welke steeds het evenwigt bewaart,
grootendeels gewijzigd is. M°.
CULLOCH 1) stelt derhalve
een ander middel voor, dat zich door zijne eenvou-
digheid en practische mogelijkheid aanbeveelt. Hij wil
namelijk de landerijen naar hare wezenlijke waarde
schatten en deze onveranderlijk bewaren tot maatstaf
der grondlasten:
„the tax Ie proportioned to a valmtioV'

1) Mquot;. CULLOCH, on Taxation, p. 66.

-ocr page 157-

ihat camothe cmgnhented.quot; Hierdoor toch wordt devorbcto-
'quot;ig der landerijen aangemoedigd, daar men ongestoord de
Vruchten van zijnen vermeerderden arbeid en het groo-
tere kapitaal daarbij aangewend zal kunnen genieten.
Ook verder wil hij aan de eigenaren van gronden, die zonder
k'mne schuld eene mindere waarde verkregen hebben,
^et regt tot aanvrage eener nieuwe schatting en daardoor
Verminderde lasten toekennen.
I^och ook dit plan heeft een bezwaar, namelijk dat hier-
allengkens de opbrengst der grondlasten zoude vermin-
deren. Er zijn toch landerijen, welker waarde onvermgdelijk
tijd tot tijd of door overstroomingen, of door eene
der algemeene markt, of door welke oorzaak
vermindert. Deze nu zouden volgens het plan van
■ CüLLOCH eene vermmdenng van lasten erlangen, en
een verlies voor de staatskas opleveren, hetwelk niet
de hoogere waarde der verbeterde landerijen zoude
worden. De eenige wijze evenwel, waarop men
nadeel zoude kunnen voorkomen, zoude, naar het ons
'beschijnt, daarin kunnen bestaan, dat men het te kort ko-
•^de door

eenen gelijken omslag van eenige opcenten over
gronden te zamen zocht te vereffenen. Hierdoor toch
^ quot;^de hij^ ^jg ^^^^ ^.jjjj, fijnen eigendom eene hoogere waar-
^ trachtte te geven, minder lijden, dan wanneer de belasting
dezelfde mate verhoogd werd als de waarde van zijnen
Was toegenomen, terwijl ook zijne minder ijverige nabu-
evenzeer door die verhooging zouden getroffen worden.

9

ren

-ocr page 158-

Men heeft ook wel den inkoopsprijs der gronden
tot maatstaf der belasting willen nemen, omdat men
meende dat ieder voor zich zeiven hunne waarde het
best zoude berekenen; doch
hoffmann 1) beschouwt
eene grondbelasting, waarvoor de inkoopprijs tot maat-
staf is, als eenen slechten vorm van belasting, daar
deze prijs niet altyd het vermogen van den eigenaar
tot het dragen van lasten bepaalt, omdat de betrekking
tusschen den grond en zijne bebouwers niet altijd de-
zelfde is. Het is toch de doode grond niet, die de be-
lasting moet opbrengen, maar de levende en werkende
mensch, die dezen bebouwt, en het inkomen, dat hij op-
levert, hangt zoowel van des landmans persoonlijke om-
standigheden als van de grootte en vruchtbaarheid der
landerijen zelve af. De prijs, dien een verstandig landman
voor een stuk gronds besteedt, kan slechts in zooverre
dienen om het inkomen daarvan te schatten, als hij de
waarde berekent, welke het voor zyne persoon heeft, en
hy voor zich zeiven best weet, hoeveel kapitaal, geest-
en ligchaamskrachten hij behoeft om zich dat inkomequot;
te verwerven. De toekomst kan hij niet voorzien en nog
veel minder regelen, doch hij kent zijne krachten, zÖquot;
vermogen of zijn crediet, waardoor hy zich voordeelcquot;
verschaffen of nadeelen afwenden kan. Indien men ech-
ter den prys naar het inkomen berekent, komt

1) Die Lehre von den Steuern, p. 105.

-ocr page 159-

persoon des koopers niet in aanmerking, en de openbare
Veiling, waarop zoowel waaghalzen en gelukzoekers als ver-
standige huishoudkundigen hun voordeel zoeken, kan ons tot
geenen vasten maatstaf verstrekken. De prijs, welke voor een
goed geboden wordt, verschilt dikwijls aanmerkelijk van de
baarde, waarop de verkooper dat geschat heeft. De pacht
een zekerder maatstaf voor de schatting van het inko-
dan de inkoopsprijs, daar op hare hoogte de per-
van den pachter minder invloed uitoefent wegens
^aren korteren duur, welke minder onvoorziene omstan-
quot;^igheden toelaat. Ook is het doel van den pachter alleen
zich voordeelen uit den grond te verschaffen, terwijl
den anderen kant voor landgoederen dikwyls hooge
^^ijzen besteed worden, omdat zij voor sommige familiën
eigendommen harei* voorouderen of als gezochte bui-
tenverblijven hoogere waarde hebben. De maatstaf der
l'acht blijft evenwel nog zeer onvolkomen, en wordt
^'^Ornamelijk geregeld door de mededinging, welke de
of minder talrijke bevolking eener provincie ver-
oorzaakt.

zegt verder dat pachten meestal onder de waarde
schatting blijven, daar de pachters zoo weinig
®^°gelijk bieden en de verpachter een te hoog aanbod
quot;^'strouwt. In weinig bevolkte landen is zulks moge-
Üj^» doch bij ons heeft de mededinging de pachten zeer
°g opgevoerd, en het aantal pachters, die zich jaarlijks
^en stand van arbeiders vernederd zien, omdat hunne

-ocr page 160-

winsten de hooge pachten niet bestrijden kunnen, leveren
hiervan een treurig bewijs op.

Ten einde de grondlasten met grootere naauwkeurigheid
te verdeelen en aan de regering een duidelijk overzigt der
belastbare gronden te geven, heeft men het kadaster uit-
gedacht, eene uitvinding, welke voor de inwendige admi-
nistratie van den staat allerbelangrijkst is. Het
behoort
wel is
'waar tot de kostbaarste en moeijelijkste onderne-
mingen der regeringen, doch de uitkomst vergoedt alle die
kosten en moeiten, daar het eene vrij volledige kennis van al-
len grondeigendom der ingezetenen
geeft. Het Fransche ka-
daster, onder het bestuur van
lodewijk philips groo-
tendeels voltooid, bevat zoowel de natuurlijke als staat-
kundige verdeeling van den grond, de landbouwkundig®
topographie, en de verdeeling der bevolking en der be-
lasting. HoFFMAira stelt als grondslagen voor het ka-
daster 1): 1®. De grootte der landerijen, welke door de
meetkunst tot de hoogste naauwkeurigheid kan gebragt wor-
den, terwijl hare opneming vroeger slechts bij gissing
wel door afstappen of omrijden geschiedde. 2®. De vrucht'
baarheid of geschiktheid van den grond, welke door des-
kundigen moet bepaald worden, hetgeen wel is waar nu
dan tot willekeur
aanleiding kan geven, doch tevens de onregt-
matige klagten over onvruchtbaarheid en de deswegen mß'
nigvuldige aanzoeken om verschooning van belasting buitc'''

1) Die Lehre von den Steuern, p. 101.

-ocr page 161-

sluit. 3'. De wijze, waarop de grond bebouwd of ge-
bruikt wordt, namelijk tot weiden, akkers, boomgaarden,
''Rijnbergen, moesgronden, tuinen of bosschen.
Dit gedeelte
Veroorzaakt minder moeijeUjkheden dan het vorige, daar
dadelijk in het oog valt tot welk einde de grond ge-
bruikt wordt; doch dit is tevens aan vele veranderinquot;
onderhevig, welke eene telkens herhaalde herzie-
noodzakelijk maken. De hoeveelheid der vruchten
bij berekenen naar de gewone opbrengst, namelijk,
als de grond gemiddeld voortbrengt, wanneer de
^^^ ou^jjjg voortdurend op dezelfde wijze geschiedt, en waar-
JJ de opbrengst der naburige landen dient in aanmer-
te worden genomen. 40. De kosten, die voor de
^bouwing van den grond vereischt worden, en welke
Uit die van vroegere jaren kan leeren kennen. 'Wan-
^ ^ nien deze twee verschillende wijzen van kadas-
met elkander wilde vereenigen, zoude men
^ gedeelte der huishouding van den staat tot eene-
Volkomenheid kunnen brengen, daar het ons eené'
domnbsp;schilderij van den landbouwkundigen rijk-

2oude verschaffen. Men zoude echter tot eene vol-
«aaakte t

^^ Kennis daarvan nimmer kunnen geraken, daar
ennbsp;gedurige veranderingen is blootgesteld,

tennbsp;kadaster tot in het oneindige zoude moe-

jjnbsp;en verbeterd worden.

Vej^g^j^^^®^®^' waarvan zich onze regering nog bij de
S der grondlasten bedient, is reeds in het jaar

-ocr page 162-

1808 onder het bestuur van koning lodbwijk napoleon
fiangevangen en onder zijnen broeder gedurende onze in-
lijving met Frankryk voortgezet. De omwenteling van
het jaar
1813 deed vooreerst deze werkzaamheden sta-
ken; ^oßh in April
1817 werden zy weder hernieuwd,
tot dat men na eenen langdurigen en moeijelijken arbeid
zich in de lente van
1830 in zijne voltooijing konde ver-
heugen. Terwijl er echter in de Zuidelijke provinciën
nog eenige wyzigingen en verbeteringen werden aange-
bragt, brak intusschen in September van hetzelfde jaar do
Belgische omwenteling uit, die het in werking stellen vaU
het kadaster weder vertraagde, tot dat het eindelijk in Oc-
tober
1832 voor do Noordelijke provinciën werd ingevoerd.

Ons kadaster onderscheidt zich vooral door de sierlijke
bewerking en uitvoerigheid der kaarten, waarop de ei-
gendommen zyn aangewezen. Er bestaan hiervan twee
soorten, namelijk: de zoogenaamde
sectie-hladen, welke
gedeelten van gemeenten voorstellen, en waarop ieder per-
ceel, behoorlijk genummerd, met de meeste naauwkeu-
righeid staat uitgedrukt, en de
verzameling-haarten die
zamengevoegd zijn uit een aaatal
sectie-hladen op eene
kleinere schaal en dus een meer oppervlakkig overzig'
van eene grootere uitgestrektheid geven 1).

1) Bij het vervaardigen dezer kaarten heeft onze regerio?
eenen misslag begaan, die het kadaster veel kostbaarder g^'
maakt heeft dan zulks noodzakelijk was. Zij betaalde o«-

-ocr page 163-

Tot verdoeling nu der grondlasten heeft men een regls-
ter opgemaakt, hetwelk ÜQ'pamp;rmlsgeiwijzi genoemd
Wordt. Deze bevat den naam van den eigenaar
dan het perceel; 2°. de vermelding van alle de percelen,
die aan denzelfden eigenaar in de gemeente (iedere ge-
''leente heeft haren afzonderhjken perceelsgewijzen legger)
toebehooren; 3quot;. het nummer van het perceel; 4°.
^ÜQe hoedanigheid, of het namelijk een huis, een ak-
eene weide is, enz.; 5quot;. do inhoudsgrootte; 6.
approximatief inkomen, dat het jaarlijks oplevert
^doch deze opgaven zijn meestal onjuist, daar zij ge-
^®§eld zijn naaj. jg gemiddelde huurwaarde, die het van
''^quot;^jaar 1812 tot 1826 heeft opgebragt); 7». wat het per-
jaarhjks aan polder- of dijklasten moet opbrengen;

'Ie veranderingen, welbo het van tijd tot tijd ondergaat,
daarenboven bestaat er nog een register, dat de zoo-

ie aanwijzende tafels bevat, welke eenen index
^'i^aken, die op de artikelen van het andere register te-

^it deze opgaven kunnen wij eenigzins over de uitvoe-
^gheid van ons kadaster oordeelen. Doch hoewel voor
tegenwoordige alles met groote naauwkeurigheid is

de ambtenaren naar het aantal percelen, dat zij af-

^'^ten, ennbsp;^^^nbsp;belang was het land in

^^^ percelen te splitsen als mogelijk waa, he
^^ verdeeling dikwijls veel te uitvoerig gemaakt.

-ocr page 164-

afgemeten en bepaald, zoo vreest men evenwel, dat de
groote versnippering, waaraan onze landerijen bij ver-
koop of erfopvolging zijn blootgesteld, na eenige jaren
tot verwarringen zullen aanleiding geven.

Daar het in het belang van den eigenaar is de grondlasten

af te lossen, welke door hare verhooging de verbetering van
den landbouw kunnen benadeelen, zoo is het wenschelijk, dat
den ingezetenen de gelegenheid worde aangeboden, zich
van dien last
te bevrijden, zonder dat daardoor de staats-
kas evenwel aanmerkelijk benadeeld wordt, i Gelijk tocb
ieder verstandig huishoudkundige zijne goederen zal trach-
ten te bevrijden van de stremmende drukking, welke eene
hypotheek daarop uitoefent, zoo moet ook
ieder landbou-
wer naar de gelegenheid uitzien, zich van de betaling
der grondlasten te ontheffen.'

Teregt heeft daarom de Engelsche regering besloten
de grondlasten aflosbaar te stellen, en den landeig®'
naar aldus de gelegenheid te geven van zich op eens tege»
de betaling eener zekere som van de opbrengst der grond'
lasten vrij te koopen, om dus meer onbelemmerd met d®
bebouwing zijner gronden te kunnen voortgaan. Ander®
regeringen daarentegen, vreezende een middel te verli®'
zen, waardoor zij zich van een vast inkomen voor d®
schatkist konden verzekeren, en dat zij des noods nB^
willekeur zouden kunnen verhoogen, hebben de grondl»®'
ton willen behouden en geene aflossing toegelaten, welt®
haar echter twee belangrijke voordeelen aanbiedt. Vool'

-ocr page 165-

eerst toch ontheft zij den staat van .de zware onkosten,
Welke de schatting der landerijen, de omslag en de in-
der grondlasten medebrengen, en ten tweede biedt
^ij haar de gelegenheid aan, de sommen, welke haar
tot aflossing worden uitbetaald, tot vermindering der
staatsschuld aan te wenden, een voordeel, dat bij de thans
bestaande zware schulden, waaronder de meeste natiën
gebukt gaan, niet te hoog gewaarderd kan worden. Daar-
enboven is de vrees van door de aflossing der grondlas-
ten zich verstoken te zien van een middel om de belastingen
^^■ter te kunnen verhoogen, geheel ongegrond: want het-
geen men alsdan niet meer onder den vorm van grond-
lasten zoude kunnen heffen, kan altijd onder den vorm
eener belasting op de inkomsten van alle ingezetenen,
dus ook op die der landeigenaren, vergoed worden.
Sommigen hebben evenwel deze aflosbaarheid ten sterkste
^«streden, vooral op grond, dat de staat alzoo niet al-
leen zijne inkomsten verteert, doch ook nog daarenboven
^yn kapitaal aantast, dat hem die inkomsten verschaft,
^'t is echter slechts toepasselijk wanneer de regering
sommen, waarvoor de belastingen der landerijen zijn
^gekocht, terstond tot bestrijding der staatsbehoeften
®^nwendt; doch wanneer zij haar daarentegen bezigt tot
vermindering der staatsschulden, zoo vermindert zij daar-
door hare behoeften in dezelfde verhouding als hare

inkomsten,;

Zeer verkeerd was intusschen het streven van eenige

-ocr page 166-

Duhsche regeringen, om zieh het regt tot heffing van
grondlasten aan te koopen van die landerijen, welke
vroeger lastvrij waren. Hierdoor toch vermeerderden zij
hare schulden, haalden zich onnoodige kosten op den hals
en offerden eene zekere en reeds bestaande waarde tegen
eene onzekere en toekomstige op. Men trachtte alzoo alle
bebouwde gronden en dus ook de domeinen stelselmatig en
gelyk te belasten. quot;Waar nu de inkomsten der domeinen
in dezelfde kas vloeiden, bleef de uitwerking dezelfde, daar
de pachters dier domeinen terstond zooveel minder
pacht
betaalden, als de opbrengst der nieuwe grondlasten be-
droeg, behalve dat de staat nu kosten van invordering
moest bestrijden, waarmede hij vroeger niet te maken
had. Doch het maakte een groot verschil, wanneer die
goederen de uitsluitende eigendom der landheeren uitmaak-
ten , terwijl de belastingen van de bewilliging der stenden
afhankelijk waren, en deze beide magten in den staat alzoo
in eene eenigzins vijandelijke houding tegenover elkander
gesteld waren.

De bezittingen der geestelijkheid en instellingen van open-
baar nut en liefdadigheid bleven echter van grondlasten ver-
schoond. Werden deze nu van staatswege onderhouden,
voor zooverre hare goederen niet in hare behoeften voor-
zagen, zoo was haar vrijdom slechts in naam; doch mees-
tal overtroffen de inkomsten, vooral der geesteligke goe-
deren, verreweg de behoeften, en werden zij. alzoo op
eene onbillijke wijze ten koste der overige bevoorregt. 1quot;

-ocr page 167-

lateren tijd zga vele kloosters opgeheven, en hunne goe-
deren belast geworden, voor zooverre zij niet, gelijk
dooral in Engeland het geval was, in andere meer nut-
tige instellingen van liefdadigheid werden herschapen. Wan-
iieer deze dus op kosten van den staat onderhouden worden,
Zoo late men ze onbelast; doch zijn zij op zich zelve staande
^'edelijkeligchamen, die uit hunne eigene goederen onderhou-
den worden, zoo moeten zij, even als ieder ander, in de
behoefte van den staat mede bijdragen, omdat niemand ten
'^este van een' anderquot; mag bevoorregt worden, en het daar-
enboven dikwijls moeijelijk is te bepalen, welke stichtingen
®^en als nuttig en liefdadig moet beschouwen.

Hoffmann 1) wil de grondeigenaren door eenen lagen af-
^oopsprijs (b. v, 20 malen de waarde der grondlasten,
Wanneer daarentegen de gewone renten slechts 4 ten hon-
derd bedragen) tot het aflossen hunner belasting uitnoo-
digen, om den geheelen vrijdom van alle eigendommen
spoedig tot stand te brengen. Doch zulks kan moeijelijk
geschieden, zonder dat de regering zich aan onregtvaardig-
heid schuldig maakt: want stelt zij de grondlasten tegen
®®ne 20 malen hoogere waarde aflosbaar, terwijl de gewone
renten slechts 4 ten honderd bedraagt, en het kapitaal aldus
malen grooter dan de rente is, zoo geeft zij bij elke
•^100,000, die zij wil aflossen, /^25,000 aan denafkooper ten
Sesehenke, en deze ƒ 2^,000 moet derhalve op eene andere

Die Lehre von den Steuern, p. 116.

-ocr page 168-

wijze door de overige ingezetenen worden opgebragt. Al-
dus begunstigt zij den eenen onderdaan boven den anderen
en misbruikt de gelden, welke baar tot bestrijding
der staatsbehoeften zijn toevertrouwd, tot het uitreiken
van premiën. Daarenboven komt ons elk middel tot aan-
moediging der aflossing overbodig voor, daar het voor
den landman reeds een voldoende spoorslag is 1), wan-
neer hij geheel vrij en onbelemmerd de vruchten van zijnen
arbeid zal kunnen plukken, en het verwondert ons des
te meer, zulk een middel door
hoffmann te zien aanbe-
volen , nadat hij kort te voren betoogd had, dat elk ver-
standig landman zijnen grond van schulden en hypotheken
zal trachten te bevrijden, en de werking der grondlasten
als gelijk met die der hypotheken beschouwd had. Ook
zien wij met hem niet in, dat de aflossing der grondlasten
slechts als eene hersenschim te beschouwen is, en dat het
nog wel eene eeuw duren kan, eer zij algemeen bij de
landeigenaren ingang vindt. Dat zij in Engeland over
het algemeen zooveel bijval vindt, is niet omdat de re-
gering den afkooper eene premie uitlooft, ten einde '
hem tot het aflossen der grondlasten uit te noodigen,

1) Hij zal dit althans zelden verzuimen, wanneer hij over
eenig kapitaal beschikken kan, dat hij op geene meer voor-
deelige wijze kan aanwenden, omdat hij aldus zich waarborgti
dat de lasten, op zijnen grond gelegd, nooit zullen kunnen ver-
hoogd worden.

-ocr page 169-

doch omdat de landgoederen in Engeland zich veelal
handen van bemiddelden en zelfs rijke ingezetenen
bevinden, die zonder groote moeite de som tot af-
lossing voldoen kunnen; terwijl die van het vaste land
quot;^eer ïq yeine deelen versnipperd zijn en aan kleine
landeigenaren toebehooren, wien het zwaar zoude vallen
eens de vereischte som af te doen, zonder een gedeelte
'^'^öner goederen te verkoopen. De reden der vrijwillige
®'flossing in Engeland is vooral ook gelegen in het ver-
trou-yven, dat de onderdanen aldaar hunne regering toe-

dnbsp;O O

quot;■^gen, dewijl zij niet vreezen dat, wanneer zij eens hun
^'^'id hebben vrijgekocht, hun later nog eene belasting
Worden opgelegd.

^e voorstelling, dat de staat als opperleenheer zijn

land

afstaat tegen eene aflosbare erfpacht, is niet on-

te noemen; doch het denkbeeld dat de grond slechts
® kracht van den staat zoude zijn, en de mensch slechts

XI Pf

^ Werktuig om dien te bebouwen en vruchtbaar te ma-
IS eene volstrekte miskenning van de waarde van den
welke de kracht der stof ten onregte boven de
van den geest verheft. De menschelijke arbeid
geeft waarde aan hetgeen de aarde voortbrengt,
^'i^deze is slechts het werktuig, waarvan de mensch zich
om die waarde daar te stellen.
® groote staten, zoo als b. v. Pruissen en Oostenrijk,
O Uit een aantal kleinere landen en daardoor uit zeer
^''Schillende bestanddeelen zijn zamengesteld, bieden de

-ocr page 170-

grondlasten dikwijls eenige moeijelijkheid aan, doordien
zij in de meeste dier kleine staten reeds voor hunne ver-
eeniging bestonden, en niet dan met groote bezwaren
veranderd kunnen worden. Ook in ons vaderland, dat
vroeger uit zeven provinciën bestond, Waren de grond-
lasten aanmerkelijk verschillend, en gelukte het nimmer
hierin eene gelijkvormigheid in te voeren 1). Der re-
gering nu moet het uiterst moeijelijk vaUen, deze ver-
scheidenheden uit den weg te ruimen, daar zij eene
provincie hare eigendommelijke regten bezwaarlijk ont-
nemen kan, om willekeurig haar doel, de naauwere
vereeniging der verschillende bestanddeelen, te bereiken,
terwijl zij aan den anderen kant in een welgeordend be-
stuur geene ongelijkheden dulden kan. In
dit geval dus meent
HorPMANN vooral de aflosbaarheid als aanbevelenswaardig
te moeten voorstaan, daar zij eene volkomene gelijkheid
aan de eigenaren voorstelt, waarvan ieder
des ver-
kiezende gebruik kan maken. Doch tenzij de regering
tot het onregtvaardige middel zijne toevlugt neme, van
door het uitloven van premiën de ingezetenen daartoe
uit te noodigen, meenen wij dat zij door deze voorge'
stelde aflosbaarheid haar doel niet altijd zal kunnen be-
reiken, wanneer de landeigenaren zich niet tegelijkertijd

1) Over het vereenigen van onze grondbelastingen tot
hetzelfde stelsel vergelijke men
hogbndokp , Lettres sur
prosp. publ. I. 187.

iJ

-ocr page 171-

in staat gesteld zien daarvan gebruik te maken. Deze
ongelijklieid der grondlasten evenwel moge voor de ad-
quot;^istratie eenige bezwaren medebrengen, doch overigens
geeft zij yggj minder belemmeringen dan eene ongelijkheid
der accijnsen, welke het onderling verkeer in den weg
staat.

Ten bewijze van de moeijelijkheden, welke de verdee-
der grondlasten oplevert in een land, hetwelk uit
Verschillende kleine staten is zamengesteld, kan de vol-
gende geschiedenis der grondlasten in Pruissen sedert
den Vrede van Tilsit dienen, die ons door
hoffmann 1)
^ordt medegedeeld, en waarvan wij den hoofdzakelijken
inhoud zullen vermelden. De vrede van Tilsit in 1807
Veranderde geheel de Pruissische staatshuishouding en
*^eed sterk naar eene wijziging en verbetering van het
belastingstelsel verlangen. Hiertoe diende het edict van
dat het geheel omwerkte en allen vrijdom van las-
'^eOj zelfs dien der domeinen, afschafte. Doordien meer
alzoo door de lasten gedrukt werd, zoo werden zij
Voor ieder afzonderlijk ligter: want zelfs in dien tijd van
dingende behoefte aan geld, durfde men ze wegens hunne
reeds zware drukking niet verhoogen. Aan een
Volledig kadaster evenwel was wegens den onzekeren
toestand des lands nog niet te denken. De gelegenheid
'liertoe bood zich aan na 1813, toen voor het lang ge-

0 Die Lehre von der Steuern, p. 123.

-ocr page 172-

schokte Europa een tijd van vrede scheen te zullen aan-
breken; doch de bijvoeging van twee geheel nieuwe pro-
vinciën , die in zeden, gewoonten en staatsinrigting zoo-
zeer van de anderen verschilden, verzwaarde niet weinig
deze onderneming. De vervaardiging van een volledig
kadaster vorderde een tijdsverloop van een aantal jaren
en hoe meer intusschen de nijverheid zich in het land
ontwikkelde, des te moeijehjker en gevaarhjker werd eene
geheele omwerking van het toen bestaande belastingstelsel»
op hetwelk reeds zoovele berekeningen van handel gt;
landbouw en fabrieksnijverheid gegrond waren.

De wet, die den 30 Mei 1820 werd uitgevaardigd, diende
niet zoo zeer om het belastingstelsel behoorlijk te rege-
len, als wel om eenige middelen aan te wijzen, welke in
den bestaanden finantiëelen nood zouden kunnen voor-
zien. Zij liet te veel onbepaald en behield de verschillen-
de inrigting voor iedere provincie, terwijl de verbetering der
belastingen werd opgedragen aan de provüiciale staten,
welke daarover verschillende wetten uitvaardigden tot het
jaar
1827. Er werd intusschen vastgesteld dat de grond-
lasten, in 1789 opgelegd, één vijfde der zuivere opbrengst,
en die der voorheen lastvrije domeinen één zesde daarva»
zouden bedragen. Doch men was hiermede niet te-
vreden , en vooral de westelijke provinciën
verlangden
eene nadere en betere verdeeling, welke haar in 1833
werd toegestaan, mits zij zelve de kosten
d'r opmeting
en schattmg dragen wilden, terwijl de vroeg vastgesteld®

-ocr page 173-

opbrengst dezelfde bleef. Tot dus verre toch had men als
maatstaf eene belasting gebruikt, welke in den Franschen
omwentelings-oorlog voorloopig was opgelegd geworden.
De nieuwe verdeeling bevredigde evenwel de wenschen der
^gezetenen nog in geene deele. Zij slechts, die daardoor zich
eenigzins verligt gevoelden, berusten daarin met vreugde;
doch zij, die, al was het ook regtvaardig, hunne opbrengst
Vermeerderd zagen, klaagden onophoudelijk, vooral over
de onregtvaardige schatting der ambtenaren, wanneer zy
®P de nieuwe wijze van verdeeling geene aanmerking ma-
ken konden
1).

De verhouding der grondlasten tot het aantal der in-
woners is in- de verschillende provinciën dikwijls zeer
Onderscheiden; doch men zondezeer verkeerd handelen,
Wanneer men daarnaar de meerdere of mindere drukking
belasting wilde afmeten, daar zij voornamelijk van
grootere of geringere vruchtbaarheid van den bodem
afhangt, en het verschil dus op het vermogen berust om
Waarde voort te brengen en dien ten gevolge lasten te dra-

De Pruissische grondlasten bedroegen gedurende de jaren
^®2ltot 1838, jaarlijks gemiddeld 10,049,241 thaler of omtrent
t®)088,634, hetwelk bij eene bevolking van 12,626,379 in-
Woners, op eene belasting van 23 sgr. en 10,52 pf. of ƒ 1,42
per hoofd nederkomt, terwijl zij voor elke vierkante mijl,
Waarvan Pruissen er 5077,41 bevat, 1979 th. 6 sgr. 2 pf.,
' ƒ 3562,57 bedraagt.

-ocr page 174-

gen. Zoo is de gemiddelde grondbelasting per hoofd in
de provincie Pruissen 11 sgr., in Saksen daarentegen
35 sgr.

In Oostenrijk ondervond de regeling der grondlasten
niet minder tegenkanting. Ook daar waren zij zeer on-
regelmatig, zoodat
joseph ii besloot hen tot een gere-
geld stelsel te brengen. Doch deze maatregel verwekte bij
het algemeen, vooral bij de vroeger bevoorregte standen,
de adel en de geestelijkheid, zooveel ontevredenheid, dat
zijn opvolger
leopold zich weldra genoodzaakt zag, aan
de vele deswegen aangehevene klagten gehoor te geven
en het door zijnen voorganger ingevoerd stelsel te herroe-
pen. Later evenwel begon men het verkeerde hiervan
in te zien, en werd het stelsel van
joseph weder tot
grondslag eener nieuwe regeling der grondlasten gelegd 1)-

Ten laatste moeten wij nog melding maken van den
invloed, dien de ligging der landerijen op hare
waarde
heeft. Hierbij komt vooral de digtheid der bevolking in
aanmerking, welke hare waarde aanzienlijkt verhoogt,
omdat hare voortbrengselen alsdan terstond kunnen verbruikt
worden, en er geene middelen van vervoer noodig zijn, om
hetgeen de grond meer dan de behoeften zijner inwoners
oplevert, naar elders over te brengen. Vandaar oot
de hoogere waarde der landerijen in de nabijheid van groote

1) Schubert, Handbuch der Allgemeine Staatskunde von
Europa. II. 1. p. 457.

-ocr page 175-

steden, als Londen en Amsterdam, welke thans even-
wel begint af te nemen, nu de spoorwegen het ver-
voer veel gemakkelijker gemaakt hebben en ook meer
afgelegene landen in de gelegenheid stellen , hunne voort-
brengselen daarheen te zenden.

BELASTING OP DE HUURWAARDE.

De directe belastingen zijn reëel of personeel. Tot hier-
toe beschouwden wij slechts de eerste, de verponding na-
of grondlasten, en gaan nu over tot de behandeling
der laatste, die meestal naar de vertering geëvenredigd
^y'i) en waartoe die op de huurwaarde en de voorwer-
pen van weelde behooren.

tgt;e belasting op huurwaarde is, wanneer zij geëven-
n^edigd of zelfs trapsgewijze verhoog4 is naar de meerdere
'^''ürwaarde, niet onbillijk, daar de woning meestal een
'kenmerk is van de hoogere of mindere welvaart der be-
woners. De huurwaarde is een bühjker maatstaf voor
belasting dan het aantal van deuren en vensters, hetwelk
®iet altijd het aanzien der huizen en de weelde hunner be-
woners bepaalt, daar de geringere huizen dikwijls naar
^denredigheid ruimer van deuren en vensters voorzien zijn
dan die der aanzienlijke ingezetenen. Eene belasting hierop
S'^legd heeft ook op de gezondheid eenen nadeeligen invloed,
^'ndat zij noopt tot het bouwen van donkere en dompige huizen

10*

-ocr page 176-

en deze van den weldadigen invloed van licht en lucht
berooft.

Ten onregte heeft de Engelsche regering de huizen-belasting
afgeschaft en haar door eene inkomen-belasting vervangen.
Zij heeft dit gedaan om aan het volk genoegen te geven, dat
zijne stem luide tegen haar verhief, en zich beklaagde dat
de belasting naar de huurwaarde en niet naar de wezenlijke
waarde der huizen geregeld werd, waardoor herbergen 1)
somtijds evenveel als de prachtige woningen der lords
moesten opbrengen. Men had deze zwarigheid evenwel
kunnen vermijden, door beide deze waarden in aanmerking
te nemen. Het bestuur heeft nu alle reden om zich over de-
zen maatregel te beklagen, daar het volk met de inkomen-
belasting, welke haar vervangen heeft, nog veel minder
tevreden is. Er bestond inderdaad geene grondige reden
voor de afschaffing eener belasting, die voor de ontwik-
keling der nijverheid geene nadeelige gevolgen had, moei-
jelijk te ontduiken was, en wat hare schatting betrof,
weinig moeijelijkheden opleverde, daar ieder huur-contract
de hoogte der huurwaarde bewees, en men het vindeO

1) Ook bij ons beklaagden zich dikwijls de herbergiers over
de zware drukking der belasting op huurwaarde. Zij reken-
den het onbillijk, dat hunne herberg, weUce slechts tot uitoefe-
ning van hun beroep diende, even als een woonhuis belaft
■werd, terwijl zij reeds van hun beroep genoodzaakt warequot;
een patent te betalen.

-ocr page 177-

der wezenlijke waarde door onderlinge vergelijking der
Pereelen
tot groote naauwkeurigheid konde brengen,
e mindere klasse had vooral geene reden om zich tegen
^r te verzetten, daar alle huizen, welker huurwaar-
de nog geen 10 cC bedroeg, daarvan verschoond bleven ,
alleen de meer aanzienlijke getroffen werden,
ï^eze vrijstelling der kleinere woningen was echtereen
^°orregt aan de mindere standen toegekend ten nadeele der
■^eer gegoeden, daar naauweHjks een vijfde gedeelte der
estaande huizen eene huurwaarde hadden, welke 10 dC
® boven ging. Men zag tegen de moeijelijkheden derin-
ordering op, welke de belasting der mindere woningen
^'^'Jde medebrengen; doch deze had men ligtelijk uit den
^ S kunnen ruimen, wanneer men ze niet doordehuur-
maar door de eigenaren had laten opbrengen, die
^eestal gegoede burgers zijn en zich door eene verhoogde
schadeloos konden steUen. In 1836, het jaar vóór
afschaffing, bragt de belasting op huizen 1,262,754 oC
zennbsp;wanneer zij ook de mindere hui-

^^_®^etroffen had, zoo zoude, daar de som der gezamen-

bellst-^quot;'quot;'^^'''quot;'^®''nbsp;23,386,401 oC bedroeg, eene

van 10 »/„ daarop gelegd, 2,338,640 oC

righei'*^^^'^®quot;^ bebben opgebragt 1). De groote zwa-
« eid, .„.elke zich tegen het belasten der mindere wo-

zJejj thnbsp;gedegen, dat de lagere klassen

reeds genoodzaakt zien tot sléchte en onge-
^^ Zie Mc. CTILLOCH, on Taxation, p. 71.

-ocr page 178-

zonde woningen hunne toevlugt te nemen, welk nadeel
door eene verhooging der huurwaarde, het noodwendig
gevolg dier belasting, zoude bevorderd worden.

Bij eene belasting op de huurwaarde lette men op het ver-
schillend gebruik, dat van de huizen gemaakt wordt, en
vooral of zy tot uitoefening van eenen tak van nijverheid of
alleen tot woning dienen. In winkelhuizen, fabrieken of
magazijnen belaste men derhalve dat gedeelte, wat tot
woonhuis, en dat, wat tot uitoefening van een bedrijf ge-
bezigd wordt, afzonderlijk. Eene matige trapsgewijze
verhooging der belasting naarmate van de meerdere huur-
waarde komt ons niet onbillijk voor, daar hem, die in
de gelegenheid zich gesteld ziet, een prachtig huis te be-
trekken en van huisraad te voorzien, de middelen ook
niet
ontbreken zullen, om eene meer dan naar evenredigheid
verhoogde belasting te betalen.

Men heeft wel eens beweerd, dat eene belasting op de
huur van huizen bij uitsluiting de eigenaren treft, daar zij
als het ware eene bygevoegde huur uitmaakt, en door
hare verhooging de navraag naar huizen vermindert, ter-
wijl hun aantal daardoor niet verminderd wordt en dus het
aanbod even groot blijft. Wanneer nu,zeide men, de navraag
vermindert en het aanbod hetzelfde blijft, zoo moethet gevolg
daarvan zijn, dat de eigenaar zich genoodzaakt ziet zijne
huizen tegen eene mindere huur af te staan.

Deze redenering zoude juist zijn voor het oogenblik dat d®
belasting wordt ingevoerd, of wanneer het aanbod van huiz®quot;

-ocr page 179-

quot;lüjd hetzelfde bleef. Doch zoodra de navraag naar huizen
Vermindert, wordener van de bestaande huizen wel niet ter-
s'ond afgebroken en wordt daardoor het evenwigt hersteld,
doch de eigenaren zullen ze verwaarloozen, allengs in waarde
doen verminderen en eindelijk geheel slechten, zonder er
iweuwe voor in de plaats te stellen, tot dat de huur zoo-
Veel verhoogd is, dat
zij met vrucht ze weder verhuren
kinnen, en de kosten van aanbouw en onderhoud bestrijden.
Hierdoor zouden wij met smith tot het besluit komen,
da' het inderdaad de huurder is, die door deze belas-
^^S getroffen wordt, om dat hij zich aldus genoodzaakt
ten gevolge van het mindere aanbod meer huur te
betalen.

Is toch de belasting op huurwaarde laag, zoo zal hij
deze betrekkelijk kleine uitgave gaarne getroosten,
bet huis, waaraan hij dikwijls gehecht is, te kunnen
blijven bewonen, daar hij tegen de nog grootere kosten
Van verhuizing opziet; doch is zij hoog, zoo ziet hij zich
gedwongen eene mindere woning te huren, en dus
^'ordt hij, hetzij in zijn geldelijk vermogen, hetzij in zijn
g^iiot, benadeeld.

Doch tusschen het oogenblik van de invoering der be-
lasting en den tijd, dat de huizen zullen worden verwaar-
loosd en afgebroken, bestaat een lang tijdsverloop, hetwelk
bare drukking tusschen den eigenaar en den huurder
Verdeelt. De eigenaar zal zich liever met eene mindere
huur tevreden stellen, dan dat h^j zijne huizen verlaten
en aan eenen zekeren teruggang in waarde blootgesteld ziet.

-ocr page 180-

terwijl de huurder niet altijd de gelegenheid heeft
zijne woning willekeurig te veranderen, en ook de
huizen van minderen rang bezet zal vmden. Noopt nU
de hoogte der belasting iederen huurder zijnen stand

te vermindoren, zoo daalt deze vermindering van de prach-
tigste tot de armoedigste woningen af; doch eindelijk heeft
men eene grens bereikt, en tenzij de laagste klasse zich
vergenoege om voortaan den blooten hemel tot haar dak te
kiezen, zoo is eene voortdurende afdaling van
betere tot
slechtere woningen onmogelijk. Het belang derhalve van
den eigenaar, dat medebrengt zijne huizen niet onbe-
woond te laten, en de bezwaren, die de huurder zal on-
dervinden in het verlaten zijner woning, zal beide nope»
het verschil onderling te deelen, en elkander alzoo
van beide kanten, al kunnen zij elkander niet geheel scha-
deloos stellen, evenwel te gemoet te komen.

De belasting op huizen drukt echter gewoonlijk op de
eigenaren van den grond, waarop zij gebouwd zijn, D®
waarde van dien grond is zeer verschillend naar de digt'
heid der bevolking, en bedraagt in groote en sterk be-
volkte steden dikwijls tien malen zoo veel als op het land»
terwijl ook de mode en de zucht om een gezocht oord t®
bewonen daartoe het hunne bijdragen. Indien nu d®
huurders door eene belasting op de huurwaarde tot meer-
dere spaarzaamheid gedwongen worden, dan zullen de huis-
gezinnen zich meer ineen dringen, en, al worden er oo^
nog geene huizen geslecht, zoo zal de aanbouw van
nieuW®

-ocr page 181-

koningen echter ongetwijfeld worden tegengehouden, waar-
door eene mindere behoefte aan grond ontstaat.
Smith 1)
keurt het zeer goed, wanneer de grondeigenaren door
taar gedrukt worden, omdat de rijkdom en de nijverheid
een land er niet door lijden, en zij slechts voordeelen
S®Dieten, zonder zich daarvoor eenige zorg of moeite te
getroosten. Doch eicaedo heeft hem wederlegd door de
®3JHaerking, dat het altijd onregtvaardig is, wanneer eene
^quot;zondere klasse van menschen door de belasting gedrukt
^^rdt, waarin aUen gezamenlijk behooren te deelen. De
^''ondeigenaren zijn ook niet altijd, zoo als wij reeds vroe-
ger zeiden, rijke lieden, die zonder arbeid zich schatten
Verzamelen. Meestal hebben zij zich door arbeid een ka-
Pïtaal verworven, waarvoor zij later gronden aankoch-
en de rente, welke deze opleveren, zijn derhalve het
van hunnen vroegeren arbeid. Het maakt echter een
g'^oot verschil, of deze gronden reeds sedert langen tijd
die Voorkeur hebben genoten, dan wel of hunne waarde
door de eene of andere omstandigheid op eens aanzienlijk
Verhoogd is geworden. In het eerste geval hebben de
eigenaren voor den grond, waarvan zij eene hooge rente
genieten, ook eenen hoogen koopprijs besteed; doch in
het tweede genieten zij onverwacht aanzienlijke winsten,
en IS het dus niet onbillijk wanneer de staat op een ge-
deelte hunner voordeelen aanspraak maakt.

1) Zie Oeuvres complfetes denicAKDO, p. 172.

-ocr page 182-

De Assemhlée constituante voavAsin 1791 in Frankrijk de
contribution mohiliere in, grootendeels bestaande in eene
belasting op de bewoners van huizen in
evenredigheid
hunner huurwaarden. Zij stond tegenover de contribution
foncière,
welke op landerijen en andere vaste goede-
ren gelegd werd. De eerste kwam derhalve met onze
belasting overeen, welke insgelijks door den huurder van
de huurwaarde betaald wordt. Op deze wijze nu werd er
van de huizen, even als nog bij ons, eene dubbele belasting ge-
vorderd, namelijk van den eigenaar als
contribution fon-
ciere
en van den gebrniker of huurder als contribution
mohiliere.
De Assemblee verklaarde in het rapport, dat
daarover werd uitgebragt, dat zij de jaarlijksehe huur-
waarde der huizen als het beste practieale kenmerk
beschouwde voor den rijkdom der bewoners en hun ver-
mogen om de lasten van den staat te dragen. In 1831
wilde de regering de
contribution mobilière brengen op
6 % van alle woningen; doch de kamers wijzigden
zulks door voor haar en voor de
contribution personelU
eene vaste som te bepalen van 34,000,000 fr., welke over
de departementen zoude verdeeld worden; en deze, met
inbegrip der later bijgevoegde opcenten, bedroeg in 1842
56,235,340 fr. Hierdoor echter drukt zij niet overal ge-
lijk , en ofschoon zij om de tien jaren op nieuw voor de
departementen gewijzigd wordt, zal zij toch nooit over
alle ingezetenen gelijk kunnen verdeeld worden.

De belasting op de huurwaarde heeft geene schadelijke ge-

-ocr page 183-

Volgen. Zij leidt slechts tot spaarzaamheid, daar hij, die
huur van / lOOmet/lO bezwaard ziet, trachten zal zich
eene woning van ƒ90 te verschaffen, of deze ƒ10 op eene
andere wijze in de uitgaven zijner huishouding te bezuini-
gen. In Frankrijk, Oostenrijk en Pruissen wordt zij
als bij ons geheven en vindt in het algemeen wei-
nig Wederstand.

Belasting op voorwerpen vaït weelde.

Ofschoon vele dezer voorwerpen op zich zelve belast
^'J») en de lasten, welke daarop drukken, door den ver-
bruiker indirect worden opgebragt, zoo wordt zij ook van vele
direct geheven, en dus meenen wij daarvan op deze plaats
quot;leiding te moeten maken. Zij is misschien de meest regt-
Vaardige van allen, doch tevens ook diegene, welke het
Glinst in de schatkist stort. Schier overal hoort men den
^enseh uiten, dat men toch de weelderige levenswijze
grooten door belastingen treffe, daar deze toch nie-
quot;land het noodige onthouden,
maar slechts een gedeelte
Van datgene doen afstaan, wat anders in overvloed en
Vermaken zoude verkwist worden. Men meent in eene
belasting op voorwerpen van weelde eene rijke bron voor
de behoeflen der staatskas te zullen vinden, en wenscht
den minvermogenden van alle opbrengst te ontslaan, ver-
^vachtende dat de rijke dit gemis ruimschoots zal vergoe-

-ocr page 184-

den. Doch de ondervinding heeft geleerd dat zij slechts
eene schrale te gemoetkoming is in de behoeften van de»
staat, en dat de vs^eelde voor zware belastingen
onvat-
baar is, daar niets ligter dan zij aan de eischen der re-
gering ontsnapt.

De voorwerpen van weelde zijn geheel onnoodig. Al-
leen de gewoonte, de smaak, en de zucht om eenen hoo-
geren stand uiterlijk te vertoonen doen hun gebruik JO
stand blijven. Zoodra evenwel eene belasting daarop ge-
legd wordt, die hun genot bezwaarlijk maakt en deU
schatpligtigen in zijnen maatschappelijken toestand
zonde
doen teruggaan, zegt deze het gebruik dier voorwerpen
vaarwel, welker genot hem eene te groote opofiering aa»
den anderen kant veroorzaakt, daar zij niet voor zijn on-
derhoud noodzakelijk zijn. Wel is waar, dat velen uit
eene valsche schaamte niet ligt eenen mmderen rang i»
de maatschappij voor het uiterlijke zullen innemen, doch
wanneer de belasting op alle weelde drukt, zoo hebben
zij dat met allen gemeen, met wie zij vroeger tot den-
zelfden stand behoorden, en hunne vermindering is duS
slechts met betrekking tot diegenen, boven wie zij zich
eertijds verheven rekenden. Daarenboven is het getal
van hen, die in weelde leven , zoo uiterst gering in ver-
houding tot hen , die zich in meer bekrompene omstandig-
heden bevinden, dat hunne opbrengst die der laatsten
vele malen moet overtreffen, zal zij eenigermate het
verlies vergoeden, dat de schatkist hjdt, wanneer zij vao

-ocr page 185-

de opbrengst der minvermogenden verstoken blijft. Wan-
neer dit geschiedt, zoo kan de weelde niet lang een
Voorwerp van belasting blijven: want binnen korten tijd
zullen de vermogende standen zoodanig zijn uitgeput, dat
bijna geene weelde meer gevonden wordt, en alzoo de
•heeste ingezetenen buiten het bereik der belasting vallen.

Het is niet te ontkennen, dat het bezitten en gebrui-
ken van voorwerpen, die niet tot onze behoeften be-
'^ooren, doch slechts strekken moeten, óf om onze ge-
■^eegens te verhoogen, ons eene gemakkelijke levenswijze
e bezorgen, óf een vertoon van pracht aan den dag te leg-
den, eenen hoogen trap van welvaren en voorspoed te
keinen geven, die den belastingschuldigen in staat stellen

^en last der staatsbehoeften gemakkelijk te dragen. Doch
het

Ontoereikende van de opbrengst eener belasting daarop

Selegdj maakt ze ongeschikt om geheel in de staatsbe-

'^eeften te voorzien, zoodat zij slechts als een bijvoegsel,

eene geringe ondersteuning der overige belastingen kan

^'^''den aangemerkt. Uitgaande van de leer, dat die be-

^®tingen de beste waren, welke op voorwerpen rustten,

Melker prjjg ujet geregeld werd door den arbeid, die

^^raan besteed werd, maar veeleer door den smaak en
het

Vermogen van hen, die ze zich wilden aanschaffen,

heeft

nien als zoodanig ook de voorwerpen van weelde
eer geschikt voor het heffen eener belasting aangeno-
Verkeerd heeft men echter gemeend, dat zij alleen
P den rijken verbruiker drukte en daardoor de nijverheid

-ocr page 186-

niet belemmerde. Men hield het er namelijk voor, dat de
fabriekant de prijzen 'der voorwerpen slechts zooveel be-
hoefde te verhoogen, dat hij daardoor zijn uitschot aan
belasting zich vergoed zag; doch er is niets, welks navraag
spoediger vermindert, wanneer de prijs er van verhoogd
wordt, dan juist die voorwerpen van, weelde, welke vol-
strekt onnoodig zijn en welker genot men zich zonder
wezenlijke opoifering ligtelijk kan ontzeggen. Wanneer
nu de behoefte daaraan vermindert, zoo zal de fabrie-
kant genoodzaakt zijn ze voor eenen minderen prijs
te vervaardigen, wil hij zijn debiet niet aanmerkelijl'
verminderd zien, en zoo doende ondervindt hij door
de mindere winst, die zijnen arbeid beloont, onvernUJ'
delijk een gedeelte van de drukking der belasting. D®
staathuishoudkundigen van de zeventiende en achttiende
eeuw, wier begrippen omtrent dit onderwerp nog weinig hel-
der waren, en die niet inzagen, dat het belasten der weelde
en het bevorderen der nijverheid twee plannen waren»
die elkander volkomen tegenwerkten, zochten onvermoeilt;l
om nieuwe voorwerpen van weelde uit te vinden, welk®
zij als zoodanig konden belasten; doch sedert de me®^
verlichte denkbeelden der wetenschap in de laatste jarequot;
ingang hebben gevonden, zijn deze belastingen meer equot;
meer gematigd.

Het gebruiken van voorwerpen van weelde, is oo^
niet altijd een bewijs van grooten rijkdom. De stan^'

die

waarin men. zich verplaatst ziet, en de betrekking;

-ocr page 187-

«len vervult, vorderen dikwijls een uiterlijk vertoon van
^zien en vermogen, dat door een nader onderzoek
zelden gelogenstraft wordt. De hoogste posten
^Jn doorgaans naar evenredigheid van de uitgaven,
zij noodzakelijk maken, te laag bezoldigd, en het
ermogenj dat de vader zijnen zoon nalaat, is dilcwijls in
verhouding van den hoogen stand en naam, waar-
^ hij tevens erfgenaam is. Vele kooplieden en fabrie-
daarentegen, wier betrekking geen bedriegelijk
van grootheid en rijkdom vereischt, leven in over-

ofschoon de voorwerpen van hun genot niet tot die-

^^ behooren, welke men als het kenmerk der hoogere
beschouwt, en als zoodanig onder den naam van
quot;quot;''■herpen van weelde door belastingen zoekt te treffen,
''veelde-belasting heeft ook nog dit bezwaar, dat zij

^aamvkeurig onderzoek der huisselijke omstandighe-

^oodzakelijk maakt en daardoor voor de ingezetenen

^^ en hatelijk wordt. Het is b. v. dikwijls moeijelijk

^ gaan, In hoeverre bedienden voor het beroep of

'quot;de huisselijke diensten hunner meesters gebruikt
borden

1 quot;/i- ' daardoor tot veel misbruik en twijfeling aan-
Wordt gegeven.

hedquot;nbsp;van weelde worden vooral beschouwd

«elen^*^*^quot;'nbsp;^londen, rijtuigen, huisraad en versier-

Van goud of zUver 1). Vroeger bragt men er ook

^ personeel is grootendeels eene belasting op voor-

vloed

Vo

De

een
den

Wti

-ocr page 188-

kleedingstukken toe; doch thans blijven deze meestal van de
belasting verschoond, behalve voor zoo verre daartoe het
dra-
gen van versierselen behoort, welke belast zijn door de daar-
op geslagene stempels. Deze schijnt ons toe de billijkst®
van alle belastingen op voorwerpen van weelde te zij»'
want indien zij de nijverheid der goud- en
zilversmeden
al eenigermate in den weg staat, zoo kan dezelfde hoe-
veelheid goud en zilver al ligt op eene nuttigere
worden aangewend, dan wanneer men ze tot veelal oO'
bevallige en onnatuurlijke sieraden misbruikt 1).
overige daarentegen hebben over het algemeen eenen loiJ'
of meer nadeeUgen invloed. Eene zware belasting op he'
dienden berooft vele menschen der meer afhankelijl««
klassen van brood; eene zware belasting op paard«^
benadeeld de aanfokking van deze schoone en
nuttig«
dieren ; eene zware belasting op rijtuigen en huisraad b®'
lemmertde nijverheid der rijtuigmakers en schrijnwerker^'

werpen van weelde: te weten het mobilair, de dienstbode»
en de paarden. Ook de huurwaarde is, wanneer zij hoog
veelal een bewijs van eene ruimere levenswijze, en het a»»^
tal deuren, vensters en haardsteden, ofschoon het niet aW^
een maatstaf Is om er de pracht der woningen naar af te O®'
ten, geeft echter in de meeste gevallen eene betere Inrigt»quot;

der huizéh te kennen.nbsp;^^

1) Zij brengt evenwel weinig op. Bij ons bedraagt
regt op den waarborg van goud en zilverwerk naauweÜj
ƒ 140,000.

-ocr page 189-

^elfs die op deuren, vensters en haardsteden kan, wan-

zij hoog is, eene schadelijke uitwerking hebben op

doelmatige inrigting der huizen, die voor de ge-

^Oödheid der bewoners van groot belang is. Eene belas-

op honden evenwel, al is zij onbeduidend wat hare

Pbrengst aangaat, komt ons aanbevelenswaardig voor, wan-
neer

namelijk op diegene gelegd wordt, die geen werk

Véi*ïi*

'gten, daar zij de maatschappij van een aantal onnut-
^S® schepselen bevrijdt, die voor het leven en de gezond-
der menschen gevaarlijk zijn kunnen.
Personeel, dat eene vrij hooge opbrengst is en vele
'gebreide artikelen omvat, is evenwel nog slechts eene
^ '^''ale tegemoetkoming voor de staatsbehoeften. Het
jaarlijks geen ƒ 6,000,000 op, terwijl de accijnsen
^arentegen ruim ƒ 19,000,000 opbrengen.
^ quot;^öder de voorstanders van belastingen op weelde be-
e
^de ook gogel, doch het ontoereikende harer opbrengst

^ '^igde ook hem weldra van hare ondoelmatigheid 1).

^ ^Werden onder zijn bestuur onder den naam van Uein zegel

®ven, -(ygjij 2egel aan alle zoogenaamde voorwerpen van

en overtolligheden, als hoeden, zijden kousen, an-
dere •■

zijden waren, vesten, galanteriën, parfumeriën en der-
gelijke

moest worden vastgehecht, wanneer zij verkocht
■'^erden

' quot;terwijl dit zegel ook op alle entrée-billetten tot

^^^ ''»nire sur les objets de commerce et de luxe bragtin

slechts/ 104,857—18—0 op (zie Compte gén. du trésor
180S).

-ocr page 190-

openbare vermaken, eoraedien, concerten, bals, societeite»
enz. gedrukt -vverd 1).

Daar het evenwel onmogelijk was over de^e voorwerpen»
wanneer zij verkocht werden, eene voldoende controle te
houden, zoo werd de belasting meestal ontdoken, omdat de
winkeliers ze aan de verbruikers zonder zegel afleverden, e»
de regering bij iederen verbruiker onmogelijk konde nagaa»
of de kleedingstukken
b. v., waarvan hij zich bediende,
wel behoorlijk van zegel voorzien waren.

De moeijelijke omstandigheden, waarin de Pruissische re-
gering in het jaar 1810 zich bevond, deed ook haar tot een»
belasting óp voorwerpen van weelde, en wel op dienstboden»
paarden
en honden, de toevlugt nemen. Zij was gematigd e»
trapsgewijze opklimmende naar het aantal dienstboden, paar'
den of honden, dat men in gebruik had, en zoude welligt
oen model voor eene dusdanige belasting hebben kunneO

dienen. Niemand dan alleen de zeer vermogenden moeste»

groote sommen opbrengen, en evenwelwas zij zoo gehaßt»
en ondervond hare invordering zoo groote bezwaren, ^^
de regering reeds na 4 jaren besloot, hare geringe op'
brengst, welke naauwelijks 160,000 thaler jaarlijks bedroeg'
liever op te offeren, dan hare ingezetenen langer d»af'
mede te kwellen. Alleen de belasting op honden bic®
in werking, niet
zoo zeer als inkomst voor den staat, ra»^
als politie-maatregel 2).

1)nbsp;Publ. en Notlf. betr. de alg. Bel. I. p. 48.

2)nbsp;Hoffman, die Lehre von den Steuern, p. 226.

Jl

-ocr page 191-

belasting op BEDEIJVEN (PATENTEN).

patenten hebben de gilden en het verlof, dat vroo-
door de regering aan hen werd toegekend, die eenigen
Van nijverheid wenschten uit te oefenen, vervangen,
deze door de omwenteling in het laatste der vorige
snjn afgeschaft. Wanneer men nu in aanmerking
^ de groote kosten, welke zij zich getroosten moes-
die in het gild wenschten opgenomen te worden, en
waarmede het verlof verkregen werd, zoo
iien de invoering der patenten als een' waren voor-
spogen eene verbetering voor de nijverheid beschouwen.
J zijn evenwel door velen afgekeurd, die ze als eene
voor de nijverheid en als eene boete be-
'^iwden, aan den nijveren man opgelegd, wien men
e®!quot; eene premie tot belooning der gewigtige diensten,

die

^ ijn ijver aan de maatschappij bewijst, moest toe-

''quot;en. Om een bedrijf te kunnen uitoefenen, is men
dus

^ s®noodzaakt aan den staat eene zekere som op
^igen, voor dat men nog met eenige zekerheid weet,
^ ^ ® Winsten dat bedrijf zal opleveren, en of het wel
de kosten der belasting vergoeden zal. Velen mee-
^iJ dat daardoor zullen worden afgeschrikt, daar men
ëlt;arne eene zekere bezitting voor eene onzekere
^ ^ opofferen, terwijl aan hen, die geen vermogen
5 tevens de mogelijkheid ontnomen wordt, het

Indrijf

• ' Waarop zij zich welligt met ijver hebben toc-

11

-ocr page 192-

gelegd, en aan hetwelk zij nuttige verbeteringen zoud^®
kunnen aanbrengen, uit te oefenen. Een aantal bekwame h®
den zouden alzoo aan de nijverheid ontrukt worden, d'®
misschien haren vooruitgang en hare ontwikkeling
zoude®
bevorderd hebben.

Anderen daarentegen hebben ze verdedigd en als biHö''
voorgesteld, daar velen uit hunne bedrijven zoo groot®
winsten trekken, dat zij zonder eenige moeite de somffl®quot;
kunnen opbrengen, welke de staat van hen vordert. Do®''
het valt niet te ontkennen, dat men deze door eene hela''
ting op winsten of inkomsten dikwijls beter had
kunn®quot;
treffen, daar de grondslagen, welke men voor de heffiquot;^
der patenten heeft aangenomen, en waaruit men tot b®'
vermoedelijk inkomen van het bedrijf meent te kunnen h®
sluiten (zoo als b. v. het aantal werklieden , waarvan i»®'
zich in de uitoefening van zijn bedrijf bedient) , niet altij
een juiste maatstaf daarvoor zijn, maar tot verkeerde ui''
komsten leiden, en tot het genot van winsten doen beslf
ten, die de belastingschuldige nooit verkregen heeft.
steld b.
v., dat een fabriekant eene aanneming
publieke werken gedaan had, tot voldoening van welk® ^^
een grooter aantal knechts had aangenomen, doch
bij hij in plaats van gewonnen een aanzienlijk verlies ë^
leden had, zoo zoude volgens den aangenomen maats'''
zijn patent verhoogd worden, ofschoon hij zich ia ^
der gunstige omstandigheden dan vroeger bevond.

Het vaststellen van juiste grondslagen voor de heffiquot;^

-ocr page 193-

ang is derhalve van het hoogste gewigt, op-

laannbsp;quot;«'elke de regering van den nijveren

^^ l'^dus vordert, evenredig zijn aan de middelen, wel-
^ tot ondersteuning van den staat bezit. Is men
geslaagd, zoo meenen wij dat de patenten

öU
bi

daa

llj

i-eed^^quot;^ quot;^^tige hoogte op de nijverheid-, welke zich
der ''^quot;'Sermate naar hen gewijzigd heeft, eenen min-
öiognbsp;invloed zullen hebben, en althans wei-

Ver^vnbsp;beoefening zullen afschrikken, wanneer- zij

Wehten kunnen dat de regering slechts op een gedeelte

quot;Her -nrquot;

^ quot;insten aanspraak zal maken.

moe-nbsp;belasting op bedrijven is het echter dikwijls

dgfnbsp;bepalen, tot welke soort men het eene of an-

rekenen te behooren, en onder welken

. derhalve moet worden aangeslagen. Eene groote

di»nbsp;vooral daarin, of men den belastingschul-

als t

^ Koopman dan wel als werkman,belasten moet:
'«ut ),•

^oopnbsp;betgeen zij vervaardigd hebben, ver-

kunnen nog met regt als kooplieden beschouwd

«eh • 'nbsp;veelal op aan te onder-

v„ ,nbsp;de vervaardiging der voorwerpen, dan wel het

eopen j

^eknbsp;quot;'^arvan zijne voornaamste bezigheid uitmaakt,

ko .nbsp;moeijelijkheden, waartoe de bepaling van

^ O in ons handelsregt aanleiding heeft gegeven,
de ^ enmerk, waarnaar men den aard van een bedrijf zou-
denbsp;beoordeelen, heeft men ook wel een aantal b.epaal-

'güngen gedurende eenen zekeren tp aangenomen;

belast

«lat de

-ocr page 194-

daar echter deze verrigtingen meestal bezwaarlijk door d®

ambtenaren kunnen worden nagespoord, zoo heeft dit wiW®

keuren onzekerheid ten gevolge. Het belang van den wer^'

man zeiven brengt evenwel mede, dat hij de voortbrengs®quot;

len zijner nijverheid niet voor het algemeen verborg®quot;

houde, maar ze veeleer aanbiede, opdat hij daarvoo'

koopers vinde. Wanneer hij derhalve zijn werk niet »a»

Aet

biedt, maar het in stilte vervaardigd, zoo ligt hij on»

de verdenking van daarmede oneerlijke bedoelingen

koesteren, en stelt zich aan een onderzoek deswege biquot;®''

De mededinging intusschen van hen, die hetzelfde vak I'®

oefenen, levert een geschikt middel op, om voor te koi»®quot;

.. . d®

dat eenig badrijf onbekend en daarom onbelast blijve:
naijver toch van eenen mededinger, die met
wangunst
voordeelen beschouwt, die zijn buurman geniet door
aan den pligt te onttrekken van het zijne tot onderst®quot;'
ning van den staat bij te dragen, is veelal een beter
del tot ontdekking «Jer waarheid dan een aantal koD^^
zen, die hierbij minder belang hebben.

Er zijn bedrijven, welke sommige regeringen naar
redigheid
zwaarder dan de overige belast hebben, oi®
zij zo als nadeelig voor het algemeen beschouwden. ^^^

toe behooren vooral de kramers in Duitschland. De P'^

jet

sisehe regering meende namelijk dat de landlieden
van de voorwerpen, die hun door de
kramers werden
geboden, even goed uit de winkels der groote steden,
heen zy zich doorgaans wekelyks ter markt begeven, ^^

-ocr page 195-

quot;'OU konden, en dat aldus aan de nijverheid der winkeliers

de kramers een gevoelig nadeel werd toegebragt,

zij voor de landbewoners onnuttig waren. Doch

Voorwerpen, door de kramers aangeboden, zijn meestal

zoodanige, die voor het landelijk bedrijf het meest ge-

zijn, en de weinig kostbare wijze, waarop zij wor-

1 'ondgebragt, maakt dat de kramers voor den boeren-
stanrl

u een groot gemak opleveren. Meestal ook staan dc

^lüers met de winkels in verband, uit welke zij of de ge-

°®öide voorwerpen zich aanschatfen, of door welke zij dik-

yls zelve uitgezonden worden 1). Daarenboven ware het

grove onbillijkheid den winkelier ten nadeele der

quot;^aiUers te willen ondersteunen en bevoordeelen, daar toch

® kaatsten even veel regt hebben als do eersten, hunne

'J^erheid onder de bescherming der wetten uit te oe-
fenen 2).

HOOFDELIJKE BELASTINGEN.

^^eeds vroeger hebben wij de leer van hoffmann, die
®ent dat elke belasting eene bezitting of eene handeling tot

2ie sloet, Tijdschr. voor Staatsh. 1. iv. 71.
^ -) Over de patenten vergelijke men nog gogel, Mdm.on
^ i'esp. bl.
47. iiogendorp, Lettres sur la prosp. pub. i.
• l^OtiKiciys, Gedachten over dc accijnsen en dir. bel. bl. -18.

-ocr page 196-

grondslag hebben moet, bestreden, op grond dat het dik-
wijls moeijelijk is te bepalen, tot welke van beide iets be-
hoort, wanneer het zoowel tot de eene als tot de andere
soort
kan gebragt worden. Doch er zijn ook belastingen, welk®
zoo min eenige bezitting als eenige handeling vooronderstelleii»
die haar tot maatstaf zoude kunnen verstrekken. quot;Wij be-
doelen hiermede de zoodanige, welke onder den naam vaO
hoofdehjke belastingen bekend zijn, en die de ingezetene^
allen zonder onderscheid treffen, dewijl hierbij geene be-
zitting of handeling vereischt wordt.

De hefSng dezer opbrengsten grondt zich op het denk-
beeld, dat ieder staatsburger door zijn bestaan reeds iquot;
de gelegenheid is door arbeid en onder de bescherming
der regering in zijne behoeften te voorzien. Hieruit
volg'
dus dat men daarvan hen moet uitzonderen, die, h®'
zij wegens hunnen jeugdigen leeftijd, hetzij wegens hunneö
ouderdom, buiten staat zijn hieraan te voldoen. De Pruis-
sische regering stelt iederen grijsaard van zestig jareO
van de opbrengst der
Klassensteuer vrij. Doch minder g®'
makkelijk schijnt men te kunnen vaststellen, op welk®quot;
leeftijd de mensch in staat wordt voor zich zeiven te zorgequot;'
wanneer hij als het ware zijne intrede in de maatschappij do®'
en als zoodanig aan de belasting moet onderworpen
wordcD-
Het verdient intusschen te worden opgemerkt dat, naar m»'®
een land meer beschaafd is, men dien leeftijd later hee^^
gesteld, en den tijd voor des menschen ontwikkeHng en vor-
ming ruimere grenzen heeft toegekend. De sultan van Tur*

J

-ocr page 197-

Mie vordert van zijne Joodsche en Christelijke onderdanen
een hoofdgeld van hun twaalfde jaar af. In Pruissen werd
Vroeger dezelfde leeftijd daarvoor aangenomen, doch al
Spoedig zag de regering het verkeerde hiervan in, en ver-
l®ögde den vrijdom van lasten tot aan het veertiende jaar,
dat eene wet van het jaar 1827 hier nog twee jaren bij-
voegde.
Hoffmann 1) keurt die grens nog J^melijk beperkt,
met regt, daar de hoogere kunde, welke tegenwoordig
Voor de meeste vakken van nijverheid vereischt wordt, eene
'^®gere voorbereiding noodzakelijk maakt,
^et maakt hierbij nog een groot verschil, welke betrek-
hij, die aldus de maatschappij intreedt, later wenscht te
Terwijl men den leeftijd van achttien jaren b. v.
den werktuigelijken arbeid van landbouw en fabrieken
Voldoende tot voorbereiding zoude kunnen aannemen,
Wordt er voor eene meer wetenschappelijke ontwikkeling
''orzeker een rijper leeftijd vereischt. Hoffmann meent
Onderscheid ook bij hoogbejaarden te moeten aannemen,
^ terwijl hij eenen grijsaard van zestig jaren, die met han-
'i'arbeid in zijne behoeften voorziet, van de belasting
®nscht Vrijgesteld te zien, wil hij eenen zestigjarigen ge-
®rden daarvan niet verschoonen, omdat zijne geestelijke

®^®ogens veelal de ligchamelijke krachten van den arbeider
overleven.

hoofdeUjke

belastingen waren veelal gehaat, omdat men

O Lgt;ie Leiji-j. ^^^nbsp;142.

-ocr page 198-

ze beecliouvvde als van de zoodanigeu geheven wordemle,
die niets bezaten, en op wie de regering derhalve wegens
de bescherming hunner bezittingen geene aanspraak maken
kon, terwijl zij hen, die onder haar bereik vielen, tot
den rang van
proletarii vernederde. Doch deze zooge-
naamde
prolelarii, al hebben zij geene goederen , bezitten
daarentegen in Jiunne natuurlijke krachten een vermogen,
dat zijne vruchten oplevert. Het is waar, dat hunne stof-
felijke krachten zonder eene hoogere geestelijke leiding niets
vermogen, doch evenmin kan het meest verheven genie
iets ten uitvoer brengen, waaraan zij niet ten dienste staan-
En dit is nog maar alleen toepasselijk op die ongelukkigen,
die bij het gemis van rijkdom tevens alle zedelijke ontwikke-
ling ontberen; doch het is er wel verre van af, dat eene
hoogere zielsvorming het uitsluitend eigendom der meer
vermogenden zoude uitmaken.
De eüyxeu toch dreef in
zijne jeugd het rad eener lijnbaan. Terwijl het bezit van
stoffelijke goederen ons do gelegenheid, onzen geest te be-
schaven, gemakkelijker maakt, zoo is het dikwijls ook eenquot;
hindernis voor hoogere ontwikkeling van ziels- en ligchaaniSquot;
krachten, welke door meervermogenden niet zelden
overbodig beschouwd worden.

Eene hoofdelijke belasting kent don waarborg niet, welken
eene belasting op stoffelijke goederen oplevert, daar roequot;
door deze in beslag te nemen zich van hare
opbrengs'
verzekeren luin. Eene inbeslagneming der personen zelV
kan niet anders dan eene gevangenzetting zyn, welk''

-ocr page 199-

den staat slechts meer onkosten zoude veroorzaken, zon-
jr hem eenige zekerheid voor de meer getrouwe op-
jengst der andere belastmgsehuldigen te
geven, daar zij,
'e geene bezittingen hebben, en geene kracht genoeg
«zitten om hunnen onafhankelijken toestand in de maat-
® ®Ppij te kunnen handhaven, zich wemig zouden bekla-
den, wanneer hunne kommervoUe vrijheid door eene zaeh-
slavernij verwisseld werd. Hare heffing is uiterst
quot;^^eijelijk, daar het bestuur eene menigte kleine sommen
^jet invorderen, voor welke het iederen burger onmid-
moet aanspreken, en die het niet, gelijk bij de accijn-
in grootere hoeveelheden kan innen, welke door het
mik over de schatpligtigen verdeeld worden. In la-
tijd heeft men dan ook de hoofdehjke belastingen,
^e'ke in Frankrijk vooral zoo vele moeijelijkheden op-
^eleverd en het volk verbitterd hadden, grootendeels
indirecte belastingen of grondlasten doen vervangen,
e laatste vooral op de meer vermogenden bij uit-
^quot;'«ng schijnen te drukken , terwijl de rijken de armen
^'erdoor inderdaad slechts bij de betahng der belasting
^^quot;^tegenWoordigen: want hetgeen zij als schatting aan
^ staat voor het bezit hunner landerijen opbrengen, vin-
® zij terug in de lagere loonen, welke zij aan hunne
ers moeten uitkeeren, en welke ongetwijfeld hooger
del-'t ° wanneer de arbeider genoodzaakt was eene hoof-
^^ e belasting aan den staat op te brengen, weUser be-
eerst moest verdienen, voordat hü iets van ryn

-ocr page 200-

loon tot onderhoud van zich en zijn huisgezin zoude kun-
nen gebruiken 1).

Hoffmann 2) keurt eene matige hoofdelijke belasting
goed, daar zij, naar zijn gevoelen, de zelfstandigheid der
arbeidende klasse bevordert, en haar een meer ■werkzaam
aandeel geeft aan de maatschappij, waardoor zij zich als
minder afhankelijk van de aanzienlijken kan laten gelden,
en eischen dat aan hare regten voldaan worde. Doch of-
schoon zij daardoor in schijn eene meerdere zelfstandig-
heid verkrijgt, wanneer ieder als persoon, als medelid van
den staat het zijne bijdraagt, dan wanneer de belasting
van het groote aantal verbruikers gezamenlijk geheven
wordt, zoo wordt hare wezenlijke onafhankelijkheid daar-
door weinig bevorderd. Gelijk het kapitaal der vermogen-
den niets voorbrengt zonder dat de physieke krachten der
arbeidende klasse haar ten dienste staan , even zoo min
vermogen deze iets zonder het kapitaal der vermogenden.
Zij zijn wederzijds van elkander afhankelijk, en al konde
de betrekking, welke tusschen beide bestaat, opgeheven
worden, zoude ons dit nog geenszins wenschelijk voor-
komen, daar deze wederzijdsche afhankelijkheid de twee
groote bestanddeelen der menschheid vereenigt, en een ge-
heel vormt, krachtig en weldadig, welks deelen zwak en
onvruchtbaar wezen zouden. Ten onregte worden derhalve

1)nbsp;Zoo -wordt in Rusland b. v. het hoofdgeld der lijfeige-
nen nog door de eigenaren van den grond betaald.

2)nbsp;Die Lehre von den Steuern, p. 150.

-ocr page 201-

forden vermogenden en behoeftigen niet zelden als elkan-
ders vijanden voorgesteld: want indien beide hunne belangen
Wel inzien, zullen zij elkander wederzijds ondersteunen en
Vrienden zijn, daar zij elkander niet kunnen ontberen.

Nadat hoffmaxn verder de Pruissische hoofdelijke be-
lasting, op welke wij later zullen terugkomen, beschreven en
beoordeeld heefi, gaat hij voort met te betoogen, dat, of-
Sehoon zij voor alsnog aan de verwachting niet beantwoordt,
^Ü Voor de toekomst echter de meest verblijdende uitzigten
Seeft. Wanneer de beschaving, zegt hij , meer zal zijn
quot;doorgedrongen, zal ook de arbeidende klasse het nut der
belastingen leeren inzien, en zal men gaarne in de be-
hoeften van den staat als in zijne eigene willea voorzien,
hatelijke afpersingen en dwangmiddelen zullen overbo-
Worden, wanneer de ingezetenen zullen begrijpen, dat,
Wanneer zij zich onttrekken, zij zich aan andere nog meer
belastingen zullen blootstellen, welke hunne
'Nijverheid zullen ondermijnen. Naarmate de gewillige
opbrengsten toenemen, zullen de belemmeringen ver-
N^mderen, welke er vereischt worden om zich van de be-
boorlijlse inning der belastingen te verzekeren. De zwa-
quot;■'gheden, welke eene billijke verdeeling medebrengt, znllen
Verminderen, wanneer de onderlinge betrekkingen der in-
g®zetenen zi h meer zullen ontwikkelen. Eene progressieve
Verdeeling van den last, die op de ingezetenen drukt, naar
gelang van hun grooter of kleiner aandeel in de bescher-
quot;^mg van den staat, is in naauw verband met hunne per-

-ocr page 202-

sonnlijko vrijlioid on zelfstandigheid. Valsche sehanmto cn
een ongepast eergevoel zullen daardoor worden voorge-
komen, daar zij als het ware ieder zijne plaats in de maat-
schappij aanwijst. Er bestaat behoefte aan eene volkomene
ontwikkeling der levensbetrekkingen, en al werkt eene val-
sche mcnschenliefdo haar tegen, zoo mag men van de toe-
nemende beschaving hopen, dat zij ons van eene valsche
schaamte bevrijde 1).

Van welke eeuw hoffmann deze heerlijke vooruitzigten
van onbaatzuchtige vaderlandsliefde, verlichting en voor-
uitgang verwacht, kunnen wij echter niet berekenen.

Gedurende de laatste tijden is de lust, uit eigene be-
weging in de behoeften van den staat te voorzien, eer ver-
minderd dan toegenomen, en wanneer wij de klagten ver-
nemen , welke dagelijks over de drukking der belastingen
worden aangeheven , zoo bestaat er weinig grond om voor-
eerst te verwachten, dat men haar weldra uit eigene be-
weging , uit een gevoel van burgerpligt zal voldoen.
De
moeijelijkheden, welke eene hoofdelijke belasting zoowel
voor de regering, die haar moet invorderen, als voor de
ingezetenen, die haar moeten opbrengen, in zich bevat, zijn
zoo groot, dat zij steeds eene der meest gehate en
minst
opleverende wijze van belasting zal blijven.

Tot de hoofdelijke belastingen behoorde de taille in Frank-
rijk; welke geheven werd van allen, die niet tot den adel of de

1) IIoFFMANjr, die Lrhro von den .Stouern. p. 18quot;.

-ocr page 203-

^quot;.^^^^'^-'^beidbdioordeii, of om do oone of andere reden oenen

jJ^*^quot;® van belasting hadden verkregen. Zij was twee-

g. nameUjk de taüle reelle, welke van den grond of

^l'dere bezittingen werd opgebragt, ornie taüle personelle,

alle zoogenaamde taillaUes gelegd werd. Eene af-

^g zijnde, die in de middeleeuwen was opgekomen

® door de grondheeren geheven werd, verviel zij weldra

** de kroon, toen de Fransche koningen de magt der ba-

quot;quot;lei en groote vasallen verminderd en zich alzoo het

tot hare heffing toegeëigend hadden. In het begin

^ _ ZIJ slechts van tijd tot tijd opgebragt om in de

quot;'gendste behoeften te voorzien, doch kaeel vn voer-
do h

aar Jn 1440 als eene voortdurende belasting in tot
^''derho

(li

''gde.

and

gt;iid der staande legers, welke hij het eerst bezol-

® wijze, waarop zij geheven werd , onderging vele ver-
®i'«igon. In sommige provinciën werd zij alleen op de

^®rende goederen gelegd en naar een kadaster verdeeld;
m het grootste gedeelte van het rijk werd zij gehe-
®aar den staat der personen, en alsdan geschiedde
VerdeeUng naar het vooronderstelde vermogen of wel
h bquot;quot; aantal landerijen, dat de onadelijken als pachters
^ °lWden. De edellieden, die hunne goederen zelve
^ tuurdejj ^ hadden regt op vrijstelling, doch onder zekere
'Ogen 1). Deze verschooning der edellieden nu vond

doch

Ven
hare

1) Zi

^le bresson, Ilist. Fin. de Ia France. 1. 8.

-ocr page 204-

haren oorsprong uit de omstandigheid, dat de taille was lö'
gevoerd om den vorst in staat te stellen, een
staand
leger te onderhouden, hetwelk de legers der leenmannequot;
zoude vervangen , en de landbouwers van den last, dat «'J
hunne beeren in den oorlog moesten ten dienste staan, ver-
schoonde. De onmiddelijke leenmannen van de kroon bleve»
hiertoe evenwel verpligt, doch waren daarentegen van d®
betaling der
taille bevrijd. Toen echter de staatsbehoeftequot;
aanzienlijk vermeerderden, werd in deze door eene ver-
hooging der taille voorzien, zoodat het voorregt van vrij'
dom veel grooter werd, en de verschooning van tot h®'
onderhoud der staande legers bij te dragen, tevens eeD®
vrijstelling van andere belastingen werd.
De vermogendst®
klasse bleef aldus geheel van de opbrengst der belasting
bevrijd, die nu met hare volle zwaarte op de minder®''
drukte. Dit voorregt was voor de mindere klasse o»'
dragelijk, vooral toen het niet meer uitsluitend
voord®quot;
ouden adel bestemd was, tegen wien het volk altijd n®?
met eerbied opzag, maar later ook aan
diegenen werd to®'
gekend, die zich voor geld brieven van adeldom verschaf
hadden. Voor hen, die van hare opbrengst verschoond -ff®'
ren , had dit voorregt evenwel weinig waarde ; doch dit naquot;quot;
niet weg dat het in de oogen der minder
vermogend®quot; !
eene grove onbillijkheid bleef, daar juist zij, die ze lO®' ,
de minste bezwaren hadden kunnen voldoen,
daarvan vnj
gesteld waren. Hare drukking verschilde aanmerkelijk'quot;
onderscheidene provinciën, en zelfs in onderscheidene pi«quot;' ^

-ocr page 205-

maar zelfs waar zg het ligtst was, bleef zij wegens de
°amogelijlsheid, haar met juistheid te verdeelen, eene
groote grief.

tiet geheele land was in een aantal géneralitéa, en ie-
géneralité weder in een aantal élections verdeeld,
1 de Verhouding, waarnasff de som voor iedere dezer
epaald werd, hing af van de verschillende rapporten',
aan de vergadering omtrent het beter of minder
van den oogst en andere omstandigheden, waar-
de ingezetenen tot hare opbrengst in staat waren,
^^'^den ingediend.

_ was dezer vergadering evenwel onmogelijk eene
Verdeeling in te voeren, daar zij zoowel door on-
quot;^deals door verkeerde waarnemingen en opgaven dik-
ttusleid werd. De verhouding van hetgeen iedere
en iedere persoon afzonderlijk schuldig was, ver-
'derde jaarlijks naar de omstandigheden, en deze wer-
'loor ambtenaren onderzocht, die altijd min of meer
den intendant afhankelijk waren, waardoor niet alleen
'^'^de, maar ook dikwijls vriendschap of partijdigheid
billijke

verdeeling in den weg stonden. Men was niet

^ onzeker omtrent hetgeen men moest opbrengen, voor-

verdeeling had plaats gehad, maar ook dan nog,

®eer zij reeds was bepaald: want, indien iemand be-
ast
■n,

^ as, die reden tot vrijstelling had, of te hoog was
öSslagen^ of indien een der schatpligtigen insolvent werd,
® indien zulks het geval was met hem, die door de

12

ék

-ocr page 206-

gemeente als inzamelaar was aangesteld, en voor wien
zy aansprakelijk was, zoo had er eene nieuwe verdeeling
plaats. Viel het den ontvanger nu wat moeijelijk, het te
kort komende over de geheele gemeente te verdeelen, zquot;quot;
wees hij slechts vijf of zes van de meest gegoede schatplig'
tigen aan, die verpligt waren daarin te voorzien, en oiö
deze schadeloos te stellen, had er weder eene nieuwe vef'
deeling plaats, welke derhalve altijd hooger was danhetgeequot;
de
taille bedroeg in het jaar, waarin zij was opgelegd.

Bij de verdeeling nu nam men niet de pacht in aaU'
merking, welke door de landlieden werd opgebragt, ma^f
de vooronderstelde waarde der landerijen , waardoor
werden uitgelokt, al konden zij deze verbeteren, dieren eo
gereedschappen van eene mindere soort te gebruiken, eo
alzoo eene armoede voor te wenden, die den last hun opquot;
gelegd wel is waar een weinig verminderde, doch op de
ontwikkelingen verbetering van den landbouw eenen hoogs*
nadeeligen invloed had 1),

1) »As the taille,quot; zegt a. young, »was professedly levied
according to every one's substance, it had the mischievous effec'
of all
equal land-taxes, even when levied with honesty ;
a farmer's profit, his success, his merit was taxed exact')'
in proportion to the quantum ; a sure method of putting ®
period to the existence of either profit, success, or meri'-
The farmers are really poor, or apparently poor, since quot;
rich man will affect poverty to escape the rise of a tax,

-ocr page 207-

Daar z^ den landbouw aldus benadeelde, vreesdé men
dat vele landlieden hunne akkers zouden verlaten, zich
eenen anderen tak van nijverheid toeleggen, en derhalve
bedrag der belasting zouden doen verminderen. Om dit
enwel voor te komen, zoo waren zij gehouden, wanneer
y zich naar eene andere minder belaste provincie of ook
^ Oaar de stad met der woon begaven, gedurende ze-
tijd na hun vertrek de
taille der verlatene hoeven
® blijven betalen; doch de armoede waartoe de landbou-
®rs Vervielen, ontnam aan deze wet hare uitwerking: want
^ hen, die uit armoede hunne hoeven hadden verla-
kon men niets meer verwachten. Aldus nu geraakten
^®beele streken onbebouwd, en bragten bij gevolg ook
^^^'le belasting op.
Daar de
taille slechts van die landerijen geheven werd,
__^de mindere standen toebehoorden, zoo lag er in de

professes to be in proportion to his power of bearing
biiice poor catle, poor implements and poor dunghills, even
the farms of men, who could afford the best. TOat a ruinous
detestable system; and how surely calculated to stop the
public wealth 1).quot; (Travels in France, vol. I.
p. 405).

^^ ' euLiT, COIBERT, vAUBAN On TDEGOT zagen hct nadeelige

' '^'ïlasting in, doch hnnne moer verlichtodeok wijze vond bii
^^ïie hnbsp;'

Big •nbsp;landgenooten en de hebzuchtige edelen wei-

Sang, en er was eene omwenteling noodig, die het volk met

Vernbsp;quot;quot;«gten zich deed toeëigenen, waarom het vroeger te

verzocht had.

-ocr page 208-

mene juistheid hierin te geraken, werd er besloten tot de
vervaardigmg van een kadaster, dat 30,000,000 franken aan
den staat kostte, doch voor als nog onvoleindigd is ge-
bleven, vooral tengevolge der tegenkantingen,
welke het
ondervindt van de zijde van hen, die bij de thans be-
staande verdeehng minder zwaar dan de overige getroffen
worden, en voor wie eene betere verdeeling derhalve
geenszins wenschelijk te beschouwen is. Voor zooverre
het evenwel is afgewerkt, zijn de verschillende waar-
den der landgoederen mot meer naauwkeurigheid bekend
geworden, en ziet de regering zich in staat gesteld, de»
last der ingezetenen met meer billijkheid te verdeelen. I»
1821 bepaalde zij dat er voortaan geene verandering mecT
in de verdeeling tusschen de verschillende departemente»
zoude worden toegelaten, en dat het kadaster strekkc»
zoude, om de door ieder departement verschuldigde quota
met meer naauwkeurigheid over de inwoners te verdee-
len. De invoeripg der
contrihutionfonoière was voo? Frank-
rijk eene wezenlijke weldaad, daar zij den last der staats-
behoeften meer gelijk deed dragen, aan de schatkist meer
dan de gehate
taille opleverde, de kosten van invor-
dering tot op de helft verminderde, en een einde
maakte
aan den naijver, waarmede de lagere klassen de bevoor'
regte beschouwden. De hoofdsom dezer belasting
vastgesteld, en wordt alleen gewijzigd door de
zooge'
naamde centimes additiomels, wellve van deze hoofdsoJquot;
worden afgetroldien of er bijgevoegd. Het ia even^^el

-ocr page 209-

te betreuren, dat dit billijk stelsel niet geheel is ten uit-
Voer gelegd: want, ofschoon de som voor het departe-
^ Vastgesteld, zoo blijft die voor iedere persoon
vergelaten aan het goedvinden der plaatselijke besturen,
zij onzeker is en aanleiding geeft tot willekeur
ï^sbruiken 1).
I'ruissen 2) werd ook reeds vroeger een hoofdgeld
^ de ingezetenen geheven, doch dit was van weinig be-

Utitt

-Ue steden hieven accijnsen van byna aUe levens-
'quot;^delen, en aan het platte land werden grondlasten opge-
terwijl het ook in de stadsbelastingen deelde, voor zoo
boeren uit de stad hunne benoodigdheden haalden.
gt; die op het land stads-ambachten uitoefenden, moesten
Ervoor

een' vasten accijns (Fix-accise) opbrengen, tot ver-
^'^^diog hetgeen daardoor aan de stad ontviel. Na den
^^da Van Tilsit werd zonder onderscheid over het geheele

^^ In 1837 was de hoofdsom, waarop de con-

'^^'^ition foncière bepaald was.......fr. 155,200,083

de belasting op landerijen.....» 123,005,340

^^ die op huizen en gebouwen.......» 32,194,743

®droeg. j^et bijvoeging der centimes additionnels beliep de

opbrengst..............fr. 263,239,06»

belasting gelegd zijnde op 49,621,769 bunders landy

^as zij voor ieder bunder...........fr. 4,20

d^ar zij over 6,775,236 gebouwen verdeeld was,
Voor iedej. gebouw..................fr- 8,0a

^is hoffmann die Lehre von den Steuern. p. 150—185.

-ocr page 210-

mene juistheid hierin te geraken, werd er besloten tot de
vervaardiging van een kadaster, dat 30,000,000 franken aan
den staat kostte, doch voor als nog onvoleindigd is ge-
bleven , vooral ten gevolge der tegenkantingen, welke het
ondervindt van de zijde van hen, die bij de thans be-
staande verdeeling minder zwaar dan de overige getroffen
worden, en voor wie eene betere verdeeling derhalve
geenszins wenschelijk te beschouwen is. Voor zooverr»
het evenwel is afgewerkt, zijn de verschillende waar-
den der landgoederen mot meer naauwkeurigheid
bekend
geworden, en ziet de regering zich in staat gesteld, den
last der ingezetenen met meer billijkheid te verdeelen. In
1821 bepaalde zij dat er voortaan geene verandering meer
in de verdeeling tusschen de verschillende
departementen
zoude worden toegelaten, en dat het kaxiaster strekken
zoude, om de door ieder departement verschuldigde quot»
met meer naauwkenrigheid over de inwoners te verdee-
len. De invoeripg der
contribiUionfoncière was voor Frank'
rijk eeno wezenlijke weldaad, daar zij den last der staats'
behoeften meer gelijk deed dragen, aan de schatkist mecr
dan de gehate
taille opleverde, de kosten van invor'
doring tot op de helft verminderde, en een einde maakt®
aan den naijver, waarmede de lagere klassen de bevooquot;quot;
regte beschouwden. De hoofdsom dezer belasting
vastgesteld, en wordt alleen gewijzigd door de
zoog®'
naamde centimes additiomels, wellie van deze hoofdsquot;®'
worden afgetroldsen of er bijgevoegd. Het ia even^*'®

-ocr page 211-

te betreuren, dat dit billijk atelsel niet geheel is ten uit-
doer gelegd: want, ofschoon de som voor het departe-
quot;^ent is vastgesteld, zoo bhjft die voor iedere persoon
Adergelaten aan het goedvinden der plaatselijke besturen,
Waardoor zij onzeker is en aanleiding geeft tot willekeur
^^^ Diisbruiken 1).

Pruissen 2) werd ook reeds vroeger een hoofdgeld
^^ de ingezetenen geheven, doch dit was van weinig be-
O* De steden hieven accijnsen van bijna alle levens-
middelen , en aan het platte land werden grondlasten opge-
terwijl het ook in de stadsbelastingen deelde, voor zoo
de boeren uit de stad hunne benoodigdheden haalden.
' die op het land stads-ambaehten uitoefenden, moesten
'^^rvoor een' vasten accijns
{Fix-accise) opbrengen, tot ver-
^®eding van hetgeen daardoor aan de stad ontviel.
Na den
^ede vau Tilsit werd zonder onderscheid over het geheele

^^ In 1837 was de hoofdsom, waarop de con-

'quot;^^Wion foncière bepaald was.......fr. 155,200,083

^^^ïvan de belasting op landerijen.....» 123,005,340

die op huizen en gebouwen.......» 32,194,743

bedroeg. bijvoeging der centimes additionnels beliep de

geheele opbrengst..............fr- 263,239,065

^e belasting gelegd zijnde op 49,621,769 bunders land,

ZQq

^^S zij voor ieder bunder...........fr. 4,20

daar zij over 6,775,236 gebouwen verdeeld was,

ieder gebouw..................fr. 8,05

hopfmann die Lehre ven den Steuern. p. 150—185.

-ocr page 212-

land eene gelijke belasting ingevoerd, waaronder die op bet
gemaal gelegd vooral belangrijk was. De molens
werden
daarbij onder het opzigt der regering gesteld, en een streng
verbod werd op het gebruik van den handmolen gelegd. Pi'
verbod was reeds vroeger ingevoerd, doch zeer slecht nage*
komen, vooral op plaatsen, welke ver van de molens gelege»
waren, en waar dus de landman minder tijd verloor door ziJ®
graan met den handmolen te malen, dan wanneer hij het heequot;
en terug naar de molen moest zenden. De strengheid
vb^
het verbod en het voordeel, dat zijne ontduiking aanbragt»
deden de boeren nieuwe middelen uitvinden, het koren f
vijzels te stampen of het met water tot deeg te weeken;
hetgeen aanleiding gaf, dat de lastige en gehate belasting op
het gemaal eindelijk werd afgeschaft en door eene hoofdelijk®
werd vervangen. Deze werd op een' halven
thaler (ƒ0,90)
voor iederen mensch boven de twaalf jaren bepaald, en W«®
voor alle ingezetenen gelijk, uitgenomen de
minvermogen-
den, waartoe een vierde der bevolking boven de twaai^
jaren gerekend werd, dat van hare opbrengst verschooniJ
bleef 1).

De kostbare en langdurige oorlogen, waarin de Pruiss»'
sche staat na dien tijd tot aan het jaar 1815
gewikkelquot;!
werd, hadden de staatsschulden met 200,000,000 tAaZer vef'
meerderd, terwyl de toegenomene beschaving en het stao''
kundig gewigt van den staat eene meer kostbare staat®'
huishouding noodzakelijk maakten.

1) Hoffmann, die Lehre von den Steuern. p. 152.

-ocr page 213-

De meest verschillende belastingen -werden nu uitgedacht,

op allerlei wijzen trachtte meü de behoeften der rege-

te gemoet te komen.

In 1818 werd er eene belasting op den invoer van vreemde

Waren gelegd, welke tevens dienen moest om de inlandsche

quot;Nijverheid te bevorderen. In 1819 werden de dranken be-

® • In 1820 werd het zout-monopolie ingevoerd, benevens'

belasting op beroepen, terwijl de grondlasten voor

®dere streek afzonderlijk geheven werden. In 1822 kwam
daarb

'ij nog eene belasting op de zegels. Doch alle deze

quot;^^tregelen waren ontoereikend, daar de behoeften van
den

Staat zijne inkomsten nog wel 8,000,000 thaler over-
Joffen, en het eenige middel, om zich uit deze ongelegen-
^ te redden, scheen daarin gelegen te zijn, dat men de
'quot;^^delijke belasting ook tot de nieuwe provinciën uit-
®trekte. Deze telden in 1820 11,250,000 inwoners, waar-
er bijna 8,000,000 boven de 12 jaren oud waren, zoo-

dat p

^ eene belasting van eenen halven thaler per hoofd,
'•^00,000
thaler (ƒ 7,000,000) zoude moeten opbrengen,
^eboon nu vele armen wel niet in staat zouden zijn haar
^ te brengen, zoo meeiide men evenwel door eene pro-
^essieve belasting, die vooral op de meervermogenden zoude

^en, zijn doel te kunnen bereiken.
^ ^let drukke verkeer in de groote steden maakte hare
S evenwel hoogst bezwaarlijk, zoodat zij aldaar door
W belasting op het geslagt en het gemaal vervangen
' Waarin het volk genoegen nam, omdat het aan eene

-ocr page 214-

belasting op verbruik gewoon was en de hoofdelijke be-
lasting wegens hare nieuwheid vreesde. Hoewel
slechts
een zevende gedeelte der bevolking in de belasting op het
geslagt en het gemaal deelde, zoo bragt deze echter wel
een vierde gedeelte der benoodigde gelden op, wegens d®
meerdere welvaart, welke er in de steden gevonden
werd-
Zoo veel zulks doenlijk was, trachtte men ook de druk-
king der belastingen meer gelijkmatig te verdeelen, docb
reeds vier vijfde gedeelten daarvan waren vastgesteld, en
de hoofdelijke belasting kon dit verschil moeijelijk weg-
nemen, ten zij ieder zooveel minder aan deze betaalde,
als hij door gene meer gedrukt werd.

De bezwaren echter, welke deze gelijkmatige verdeeling
moest medebrengen, lagen nog versch in het geheugen,
daar men ze zoowel bij de buitengewone belastingen in
PruiS'
sen als in Engeland ten tijde van den oorlog had leerequot;
kennen. De vermogenden waren door de hoofdelijke be'
lastingen reeds daarom hooger belast, dat zij aan hunn®
arbeiders hoogere loonen moesten uitkeeren, en men z^
zich derhalve genoodzaakt vooral den middel-stand daftf
voor aan te spreken. In aanmerking nemende dat de wel'
vaart der huisgezinnen geenszins in verhouding van h®'
aantal hunner leden toeneemt, zoo besloot men de nieu^^®
belasting niet bij ieder hoofd, doch bij ieder huisgezin t®
verdeelen, maar verkreeg bij een naauwkeurig onderzoek
slechts een aantal van 3,500,000 huisgezinnen, waardoo*
men, volgens den vroeger aangenomen maatstaf, nquot;®

-ocr page 215-

2)000,000 thaler jaarlijks te kort kwam. Deze nu trachtte
bij de meervermogenden te vinden, daar er geen an-
der middel overbleef.

•'■ot maatstaf der nieuwe belasting werd niet, gelijk in

F

quot;geland, het wezenlijk of vermoedelijk inkomen, maar het
quot;^'erlijk leven, de stand, dien ieder ingezeten in de maat-
^ehappij vervulde, genomen. Ofschoon het laatste ligter
^ati het eerste in het oog valt, zoo was het der rege-
'8 tüch nog zeer moeijelijk, vaste kenteekenen aan te
''^'iien, waarnaar de stand kon worden beoordeeld,
bij de meer vermogende klassen, waar eene
°°gere -wijze van leven zich op zoo vele verschilleadè
kan openbaren. Willekeurige en onzekere bepa-
daaromtrent veroorzaken onbillijkheid, terwijl eene

al t

® uitvoerige onderscheiding der kenteekenen ligtelijk tot

^^jfelingen en ongegronde klagten aanleiding geeft. - -Meo.
gaf

even-wel op de talrijke verschillende betrekkingen, welke
de tv,

'maatschappelijke zamenleving oplevert, te weinig acht,
^ lette slechts op de groote afdeelingen, die zy aan

OJiä

quot;Og vertoont, doch welke geene naauwkeurige gren-
hebben, zoodat het dikwijls moeyelijk te bepalen is,
^ Welke de eene of andere persoon behoort. Het is dus
^^^-arlijk, vaste cijfers tot afbakening der verschillende
®'^den aan te nemen.

^ ^e Verteeringen, welke. ieder zich veroorlooft te ma-
' of Welks hij tot instandhouding van zijn huisgezin
°o3weadig keurt, naauwkeurig te berekenen, is vol-

rio

-ocr page 216-

strekt onmogelijk, en wanneer zulks bij een naanwlettend
onderzoek, waaraan niets ontglippen kon, mogelijk was,
zoo zouden eindelijk de kosten van administratie meer da»
de opbrengst der belasting zelve bedragen.

De wet, welke door de Pruissische regering den 30
Mei 1820 werd ingevoerd, was veel te oppervlakkig
willekeurig. Zij stelde slechts vier klassen, waarin all®
ingezetenen verdeeld werden. In de eerste klasse moest
elk huisgezin maandelijks
iioee, in de tweede ééi\ in d®
derde
een' derden, in de vierde een' vierentwintig sten thal^
opbrengen, terwijl in deze laatste klasse nooit meer da»
drie personen uit hetzelfde huisgezin iets behoefden
betalen, en kinderen onder de veertien jaren vrij wareH;
omdat deze doorgaans vóór dien tijd het ouderlijk hiu'
gerekend werden te verlaten, tenzij hunne gebreken
die hunner ouders hen daaraan langer gebonden houdeO'
Al spoedig liet zich de behoefte aan eene meer naaui*quot;
keurige verdeeling gevoelen, doch de bijvoeging van eeo®
hoogste klasse van
vier thaler 'smaands en eene midd®^
ste van
een' zesden thaler bleef onvoldoende. Groot war®quot;
de klagten over deze belasting. De vermogenden h®'
schouwden zich als te veel gedrukt, terwijl de regeriöS
hen nog zwaarder belasten wilde. Eerzucht spoorde d®
ingezetenen aan om in eene hoogere klasse te lev®»'
doch hunne geldelijke belangen deden hen met wect^
den last dragen, die aan deze hoogere wijze van
verbonden was. Velen uit eenen lageren stand werd®quot;

-ocr page 217-

verkwisters, velen uit hoogeren stand als gierigaards

^eschoüwd, ofschoon de eersten vermogend, de laatsten

waren. De wijze van leven toch is niet altijd

wekere maatstaf, waarnaar men kan afmeten, of iemand
tot het H

^^ aragen der belastingen in staat is, omdat dikwijls

betrekking, waarin men zich geplaatst ziet, of de fa-

' Waartoe men behoort, iemand nopen om op eenen

de ^ voet te leven, dan zijne geldmiddelen hem in-

^ad toelaten. De wet van 1820, welker overgangen
»Ooj» j ,

ie middelste klassen veel te groot waren, werd dan

Ok

eeds door die van 5 Sept. 1821 gewijzigd, welke

en
sel

Ver

^^ euwe klassen invoerde met drie onderafdeelingen;
Verzoek der Rhijnprovinciën, het progressieve stel-

quot;Nog verder uit te breiden, werd er voor deze acht-
o^derafdeelingen in 1830 ingevoerd, terwijl door de
ordeningen van 21 April 1827 en 18 Junij 1828 be-
Werd, dat allen boven de zestip; en onder de zes-

tlfin •nbsp;_

Pernbsp;laagste klasse, even als alle militairen en

iii liefdadige gestichten, van de opbrengst der
^sting bevrijd zouden zijn.

deelt^^^ hoofdelijke belasting, welke door zes zevende ge-
der bevoUdng, dat is door 11,000,000 menschen,
^^ opgebragt, bedroeg 7,000,000
thaler, weshalve zij
j. ^oder' ingezeten' 0,6
thaler ongeveer gemiddeld be-
klaa'nbsp;verhouding van de opbrengst der vier

de ^'^•dorfing voor de eerste 3|, voor de tweede 17,
O 36, de vierde 43 quot;/o bedroeg; zoodat de laag-

-ocr page 218-

ste klasse, niettegenstaande dat z^ zoo aanzienlijk min-
der dan de andere belast was, en er zoo vele pers®'
rien van waren vrijgesteld, evenwel bijna de lielft
belasting opbragt. Hare opbrengst neemt nog jaarlij^^
toe door de aanhoudende vermeerdering der bevolking'
en, ofschoon die der hoogere klassen eer vermindert da®
toeneemt, zoo levert de belasting evenwel jaarlijks ffl®®'
en meer op, doch niet in dezelfde verhouding als de be-
volking, welke in
18 jaren 22 Vo is vermeerderd, ter-
wijl de opbrengst der belasting slechts met ®/o
verhoogd.
Hoffmann meent dit verschijnsel niet aftquot;
mindere welvaart, maar aan de vrijstellingen der reg®-
ring omtrent de mindere klassen te moeten toeschrijvefl'
Doch wanneer de opbrengst der hoogere klassen afneei»''
die der minderen verrjieerdert, moet dit ongetwijfeld eequot;
gevolg zijn, óf van de onevenredige vermeerdering der lager®
klassen, welke tot armoede leidt, óf van de
verminderingequot;»
die men aan de hoogere klassen inwilligt, en welke zy tequot;
koste hunner meer behoeftige landgenooten verkrijgen.

Met regt had men meer naauwkeurige en takijke
deelingen gewenscht, doch verkeerd had men gemeend, d»'
daardoor de vermogen den zwaarder belast, de behoeftig®quot;
verligt, en de opbrengsten der belasting meer product»®
zouden geworden zijn, daar de uitkomst juist het tegende®'
geloerd heeft. In de Ehijn-Provinciën, waar de mees'^
afdeelingen waren, betaalde de vierde klasse naar eve»
redigheid een grooter aandeel dan in de andere provinciequot;'

-ocr page 219-

d® gemiddelde opbrengst was daar voor ieder hoofd stechta
thaler, terwijl die in de overige streken 0,6 thaler
bedroeg, betgeen een verschil maakt van 9|. quot;/jj. De
A^rzaak hiervan ligt daarin, dat door het grootere aan-
afdeeUngen ook meer menschen in de vierde klasse
gebragt waren, en ofschoon van de rijken veel meer werd
^%evorderd, zoo woog dit niet genoegzaam op tegen het
aantal personen, die in hunne klasse vielen.
Werkelijke opbrengst der belasting blijft altijd min*
dan zij te voren geschat is geworden. Er komen
eiken dag nieuwe belastingschuldigen bij, doch ook
®elijks wordt hun getal door sterfte of armoede ver-
^derd, en het laatste komt doorgaans Ugter tot ken-
er regering dan het eerste, daar ieder zich zoekt te
j °'^''®eliuldigen, en weinigen zich vrijwillig aanbieden.

^''hjks was in Pruissen deze opbrengst gemiddeld 3 %
^e hoo.

binnen een Maent naer de publicatie van desen,
°Pteyckenen de Namen van hare eygen Hoofden,

og berekend.

Bii

D ons worden thans geene hoofdelijke belastingen meer
ragt, en zelfs in vroegere tijden waren zij hoogst
^ aam. Wij vinden evenwel gewag gemaakt van een
dat in het jaar 1622 is vastgesteld om in de

ehoeftp

j en van den oorlog tegen Spanje te voorzien. Wij

. tamelijk in het placaat van 29 September van dat
Jaar.
y.

Ȁ00 ist, dat wy by desen eenen yegelyk, by zy

Present o.

datnbsp;absent, expressehck ondonneren ende lasten,

kl,
der

t»e

do,

en

-ocr page 220-

mitsgaders de Hoofden van hunne Huysvrouwen ende Kin-
deren , Boden, Dienaren, ende alle andere Persoone»»
daerover sy ghesach ofte administratie hebben, op peyne»
indien sy 't selve binnen de Maent niet doen, van t®
verbeuren op elck Hooft vier gulden ende een Maoo'
langer wachtende, te verbeuren op elck Hooft vyfentwm'
tich gulden 1).quot;

Veel overeenkomst met de Pruissische Klassensteuer ha'^
het
Familie-geldt, welke belasting den 28 Mei 1715 is i»'
gevoerd, nadat men haar reeds vroeger onderscheiden®
malen had voorgesteld. Hierbij werd ook de
verteering
aanmerking genomen, en het progressieve stelsel ingevoeld'
De Familim ofte taxable Persoonen werden geformeert ^
neegen distincte classes
2).

Namelijk:nbsp;gulden.nbsp;gulden.nbsp;gulden.

Eerste classis van 10,000 en daarboven .... 200—

Tweede classisnbsp;»nbsp;7,500nbsp;totnbsp;10,000 ..........150—0-^quot;

Derde classisnbsp;»nbsp;5,000nbsp;»nbsp;7,500 ..........100—

Vierde classisnbsp;»nbsp;4,000nbsp;»nbsp;5,000 ..........80—0-^

Vijfde classisnbsp;» 3,000nbsp;«nbsp;4,000 ..........60—O-quot;

Sesde classisnbsp;» 2,000nbsp;»nbsp;3,000 ..........40—0^quot;

Seevende classisnbsp;»nbsp;1,500nbsp;»nbsp;2,000 ..........20—0-''quot;

Aghtste classisnbsp;»nbsp;1,000nbsp;»nbsp;1,500 ..........10—Oquot;'

Necgende classisnbsp;»nbsp;500nbsp;»nbsp;1,000nbsp;.....nbsp;5—

1)nbsp;G. Placaat Boek. I. bl. 1540.

2)nbsp;G. Placaat Boek. V. bl. 1015. Zie verder engels , g«^®quot; '
der Bel. in Ned. bl. 1C3.

-ocr page 221-

BELASTING OP WERKLOONEN.

wij tot de beschouwing eener belasting op werk-

lo,

Oöen overgaan, is het noodzakelijk te onderzoeken, door

^elke oorzaken de prijs der loonen geregeld wordt.

namelijk is tweeërlei. Hij ia QennatuurlijTcejprijs,

bedraagt zooveel als de arbeider noodig heeft om

^^ zeiven en zijn huisgezin te onderhouden, of wel een

eerste regelt zich alleen naar den prys der

doch de laatste, die tegelijk de werkelyke

' Verschilt daarvan veelal aanzienlijk, en is dikwyls lager,

^ruit zich de ellendige toestand en de merkbare teruggang

Arbeidende klassen in vele landen laat verklaren.

® marktprijs nu regelt zich aanvankelijk naar de na-

en het aanbod van werklieden, en is derhalve hoo-
ier of u

lager naarmate hun aantal in verhouding tot het werk
of overvloedig is. Doch hij staat ook met den prüs

er lö

^ Vensmiddelen in verband 1). Puchanan beweert dat
^ ^iaatste hierop geenen invloed heeft, en dat het alleen de
^nbsp;-werklieden is, welke den prijs van hun loon

Al stijgen de levensmiddelen in pry s, zegt hij,

^ heeft echter slechts betrekking op die werklieden,

genoodzaakt zijn voor een minimum te arbeiden. Door-
gaang ^

n wordt de arbeid wegens zijne kunst of onaange-
^^ eid hooger beloond dan de nooddruft vereischt.

'It is clear that the price of laboar has no necessary

13

Voordat

-ocr page 222-

zoo wordt de fabriekant daardoor nog niet in staat g®
steld om aan zijne werklieden een hooger loon oit te kce
ren. Hij geeft hun de keus van óf uit zijne werkpl»»''
ontslagen te worden, óf voor hetzelfde loon hunne diens*
te blijven
vervuUen, en de ongelukkige arbeider is welg®'
noodzaakt het laatste te kiezen, wü hij niet geheel zonde'
werk en dus ook zonder verdiensten blijven, en aldus
zeiven met zijn huisgezin aan armoede zien
blootgesteld'
Daar toch het loon van den werkman nooit is boven b®'
geen hij
volstrekt noodig heeft, zoo moet de verhoogd®
prijs der behoeften hem een gedeelte van het noodige o»''
houden en dus gebrek doen lijden.

Deze redenering is echter onjuist. Wanneer de
beidende klasse
in eenen toestand van gebrek aan
noodige verkeert , moet zij onvermijdeHjk
vermindlt;'
ren: want , indien zij niet vermindert, zoo is
een bewijs dat zij van minder bestaan kan, dan zij
hiertoe gedaan heeft, en dat dus de vroegere mindquot;'
dure levensmiddelen haar meer genot verschaften, d»®
zy tot haar onderhoud behoefde. Wanneer nu het aan
werklieden vermindert, zoo vermeerdert de behoefte

connexion with the price of food, since it depends enti
on the supply of labourers compared with the demand.quot;
CHANAN, Observations on the subjects treated in Dr. sJdi'^

Inquiry etc. p. 59.
Zie verder
malthus, Essai sur le principe depopulat'

I, 34. ni. 201.

-ocr page 223-

liei, en deze verhoogt wederom den prijs hunner loonen.

dan, wanneer de verhoogde prijs der levensnüd-
delen de arbeiders slechts in zoo verre drukt, dat zij
noodzaakt zich in hunne uitgaven te bekrimpen,
beeft dit ook nog geene vermindering door sterfte ten
wordt de prijs der loonen hierdoor verhoogd:
^ant, ofschoon hunne daghuur niet verhoogd wordt, zoo
®taalt hij, die hen in zijn werk heeft, hunnen arbeid
lirder door het slechtere werk, dat zij hem daarvoor
®Veren. Het lijdt geen twijfel, dat de Engelsche werklie-
Heer en beter werk verrigten dan de onze^ en de loom-
Waarvan men de laatsten beschuldigt, is gewis gedeel-
toe te schrijven aan het mindere voedsel en de meer
^°öipene levenswijze, waarmede zij zich moeten tevre-

stellen.

UUrte van levensmiddelen is dus altijd eene wezen-

® ramp, daar zij een aantal werklieden aan nijpende

bloede blootstelt en voor de nijverheid minder ge-

'^'kt maakt. Is deze duurte der levensmiddelen slechts

jdelijkj zoo zullen de arbeiders zich voor eenigen

hetzelfde loon tevreden stellen, en trachten

®ene bekrimping hunner dagelijksche behoeften hun
leven

® rekken, totdat een ruimere voorraad hunne vroe-

quot;'velvaart herstelt; doch is zij voortdurende, zoo moe-
ten zii

J onvermijdelijk uitsterven: want die door het druk-

kended,

de

armoede niet aanstonds bezwijken, derven evenwel
Middelen om hunne kinderen behoorlyk op te voeden,

13^

-ocr page 224-

waarvan de meeeten door gebrek aan onderhoud en ver-
zorging weldra hun graf vinden.

De verschillende wijze, waarop het loon aan de werk-
lieden wordt uitbetaald, heeft Herop ook eenen gewigti'
gen invloed. Worden zij namelijk bij den dag of bij lt;1®
week betaald, zoo is het hun onmogehjk, zelfs bij ver-
dubbelden ijver, de verhouding tusschen hun loon en de»
pr^s hunner behoeften te herstellen; doch wordt het looquot;
hun uitgekeerd naarmate van de voorwerpen, welke
vervaardigen, 200 zal het hun dikwijls door
toenemend®
vlyt en inspanning of ook wel door nuttige uitvinding®»
gelukken , meer voort te brengen en zich daardo®'
eene ruimere belooning te verschaffen. Doch ook hier'
voor bestaat eene grens: want, wanneer de loonen t®'
hunnen laagsten trap zijn afgedaald, zoodat de
werkli®'
den zich niet langer verschaffen kunnen hetgeen tot e»'
derhoud hunner krachten noodwendig is, dan wordt hlquot;
ten eenemale de gelegenheid benomen van hunne armo®d®
te boven te komen. Onze hoogleeraar
müldek toch he®^
op natuurkundige gronden bewezen, dat het den
menS®''
onmogehjk is, eenen arbeid te verrigten, die met
voeding niet evenredig is 1).

Wonen de arbeiders niet afzonderhjk, maar maken ^^

1) »Ik noem het schrale dieet van onze polyphagen e®quot;^
der oorzaken van gebrek aan physieke en intellectuele kra®''*'
Mulder, de Voeding in Nederland, p. 61.

-ocr page 225-

gedeelte van het huisgezin huns meesters uit, zoo treft

dnurte der levensmiddelen alleen hunne meesters: -want

^'houden deze hun datgene, -wat zij tot onderhoud hunner

^ ^ en behoeven, zoo kunnen zij zich verzekerd houden

ook minder werk zullen kunnen verrigten. Onze

gestelde boerenlieden althans, die hunne belangen wel
lözien ••

bell ' ^^ doorgaans op gesteld dat hunne knechts
°°rlijk gevoed worden.
Öet •

•^artnbsp;treurig verschijnsel van onzen tijd, dat de

prijs der loonen dikwijls lager is, dan hij behoorde
om in de nooddruft der werklieden te voorzien,
van het koren kan in den tijd van eene maand
^ ïds verdriedubbeld worden, doch die der loonen

Vele jaren noodig om zich in dezelfde mate te
Het is wel niet te ontkennen dat de werkloo-

langzamerhand even als de prijzen der nooddruft
■verhoogd, en dat zij nu veel hooger zijn dan

Vroeger

dezejf ' * dezelfde inspanning thans nagenoeg met
ders ^ Waarde beloond wordt als ten tijde onzer voorou-
Bcl, 'nbsp;geweldige schokken, welke eene plotselijke

^^^nbsp;verhoogde loonen werd opgewo-

de

denbsp;maatschappij gegeven heeft, hebben dikwijls

of 1,nbsp;tooneelen van armoede opgeleverd. En
ehoon

prijsnbsp;eenigen tijd het evenwigt tusschen den

hnbsp;en dien der loonen zich herstelde,

.nbsp;tijdsverloop van schaarschte intusschen dui-
ellende gedompeld.

-ocr page 226-

Kon men met juistheid bepalen, welke levensmiddel®quot;
' volstrekt noodzakelijk waren om het bestaan der arbei'
ders te verzekeren, dan zoude de prijs van het loon nooi'
onder den prijs dier voorwerpen kunnen dalen, zonder d»'
een gedeelte der arbeidende klasse werd uitgeroeid. Dquot;quot;''
er bestaat daarvoor geen vaste maatstaf, en het wekt di^
wijls onze verwondering , wanneer wij meenen dat
behociften der armen reeds tot hare uiterste geringheid «r
gebragt, te zien, hoe zij ook dan nog hun leven
rekken k«®
nen, ofschoon de duurte zelfs deze geringe nooddruft
mindert. De behoeften zijn echter zeer verschiU®quot;^
naar de luchtstreek, de gewoonten en welvaart der
gezetenen. Men vergelijke slechts de behoeften van ees
Engelschen arbeider, die het gebruik van brood en vlees«quot;
als onmisbaar voor zijn onderhoud beschouwt, bij die ^
eenen Ier, die zich met aardappelen, of van eenen ^
diaan, die zich met rijst tevreden stelt. Een Sicili*'quot;
zoude zich rijk en gelukkig achten, wanneer hij dagelÜquot;^
deel konde nemen aan den disch, die door onze ax^^
ders als naauwelijks toereikend wordt aangezien.

Zelfs wordt in de onderscheidene provinciën van

vaderland dit verschil waargenomen. Terwyl de

beider der Veluwe zich niet schaamt barrevoets

• Tl®'quot;

akker te bebouwen, ziet men in de provincie ^
land weinig arbeiders, die niet van kousen en scb»®quot;

Jut.

voorzien zijn. Het verdient intusschen onze opmerking» ^
terwyl de arbeidende klasse tegenwoordig beter gekle®

-ocr page 227-

dan vroeger, en haar toestand in dit opzigt derhalve ver-
beterd is, zij daarentegen over het algemeen minder goed
^evocd wordt. Wij meenen dit verschijnsel vooral daaraan
® »loeten toeschrij ven, dat de fabrieks-nijverheid in de laatste
■'^'quot;en zui]jg aanmerkelijke vorderingen gemaakt heeft, waar-
de prijs der kleedingstukken aanzienlijk gedaald is,
^quot;quot;wijl daarentegen de landbouw zich niet in die mate ont-
^''^keld heeft, als voor de vermeerdering der bevolking

Ver,

eïseht werd.
E

en overvloedig aanbod van werklieden doet in het begin
quot;^leloonen in prijs verminderen, alheeft ook dehoogere prijs
er levensmiddelen hunne behoeften vermeerderd; doch wij
o^g bedriegen, zoo wij aan den anderen kant meen-
uat de verhooging der loonen het aanbod van werk
zoodanig vermeerdert, dat daardoor het verhoogde
zoude opgewogen worden. Wanneer de meerdere
der werklieden hunne huwelijken bevordert en
quot; aantal doet toenemen, zoo duurt het nog achttien of

Werkli

terstond

deli

de

ze»,

tw

'S jaren, eer de nieuwgeborenen met de bestaande
bieden kunnen wedijveren. Hun aanbod wordt dus niet

Vermeerderd, tenzij door den aanvoer van vreem-

®gen, die, uitgelokt door den hoogen prijs, -waarmede

arbeid elders beloond wordt, hun vaderland vaarwel

'^Sen. om zich bij vreemden eene grootere welvaart te ver-
zekeren •

quot;' in de behoefte aan werklieden voorzien worde.
i-THtis oordeelt dat de vermindering der loonen

slechts

aan de arbeiders zelve te wijten is , daar zij, wan-

-ocr page 228-

neer zig elkander onderling wel verstonden, den prijsde''
loonen zeer wel konden regelen, door slechts zooveel miD
der arbeid aan de markt te brengen, totdat de behoeft®
aan handwerksUedön hunne loonen tot eenen
bepaald®''
pr^s verhoogde. Doch dit handwerkslieden-verbond zou3®
zich niet alleen tot eene zekere stad of tot een zeker laquot;^
bepalen, maar zich over de geheele aarde uitbreiden fflquot;®'
ten: want, zoodra de loonen in ëën land aanmerkelijk v®'
hoogd waren, zoude z^ne nijverheid met de overige 1®quot;
den niet langer kunnen wedijveren, geheel te niet ga^O'
en de bron van' werk uitdroegen. Daarenboven
eene geregelde vereeniging van onbeschaafde lieden,
naijverig jegens elkander, omdat zij denken dat hö®
jie belangen wederzijds in strijd zyn, elkander dageÜj^
eenig voordeel zoeken af te vangen, ondenkbaar. le^®'
van hen denkt en handelt slechts voor zich zeiven, en
offeren zij dikwijls zich ten behoeve van het algemeen eP'
wanneer dit door hunne schrale belooning zich lig'®'
de voortbrengselen van hunnen arbeid kan verschaffen.
nood dwingt hen hunne diensten zoo goedkoop mogelijk ^
te staan, en de vrees voor volslagen gebrek is de oo^
zaak van de armoede, waarin zij zich gedompeld zien, da®'
zy, om maar iets te verdienen, hun werk doorgaans teg®quot;
een te laag loon aanbieden. Dewijl zij niet in de toeko»®®'
vooruitzien , maar slechts voor den dag van heden zorg®quot;'
overspannen zij zich en gaan daardoor achteruit.

Zelfs al konden zij eene dergelijke vereeniging tot st«quot;'^

-ocr page 229-

brengen, zoo bleef hun toestand toch altijd nog ongunstig
tegenover den kapitalist, dien zij tot het uitreiken van hoo-
gere dagloonen zouden willen dwingen. Ziet deze dat hij
nijverheid door de hoogte der loonen niet langer met
Wmstkan voortzetten, zoo houdt hij daarmede op, totdat
de arbeiders hem hunne dienst weder tegen een lager loon
komen aanbieden. Hij kan wachten met het voortzetten van
bedrijf, omdat hij buitendien de middelen bezit, waar-
Mi zich, voor eenigen tijd althans, zijn onderhoud kan
quot;'^'-schaffen. Doch de arbeider kan niet wachten: want
^^Oedra hij ophoudt met werken, verdient hij niets, en zoo
'J zich niet aan plundering of diefstal overgeeft, moet hij
van gebrek omkomen.
Ofschoon nu de laagte der werkloonen voor de arbeidende
Verschrikkelijke gevolgen kan hebben, daar zij deze
'N'^enuwt, zedeloos maakt, en eindelijk door armoede
8ebrek| doet omkomen, zoo is het evenwel niet te voor-
^derstellen^ dat eene verhooging der werkloonen altijd
®iiddel is om hare welvaart te bevorderen. Doorgaans
zullen zij, die zich aan die armoedige levenswijze ge-

^e'^d hebben, en tot nog toe nooit iets hebben overgehou-
den

^ gt; even zorgeloos voor de toekomst blijven als voorheen,
o®Wel hun de gelegenheid wordt aangeboden, hunnen toe-
quot;^^d Voor het vervolg te verbeteren. Veelal zullen hunne
^ eerdere verdiensten verkeerd worden aangewend, en eer
bunne verdere ontaarding dan tot verbetering hunner
strekken.

hi

-ocr page 230-

Kunnen wij echter van eene verhooging der looneo
niet altijd even gunstige uitkomsten verwachten, zeker
is het dat het lot der arbeidende klassen bij den te-
genwoordigen lagen prijs der loonen, in de meeste landcO
beklagenswaardig is, en dat het allezins wenschelijk is da'
daarin eenige verandering plaats vinde. Is het niet zeker
dat zij het hoogere loon tot haar nut zullen aanwenden;
zoo hebben zij daartoe althans de gelegenheid. De mog®'
Ujkheid bestaat dat zij hare belangen wel inziende, d®
hoogere loonen tot eene betere voeding en tot voorziening
in de toekomst zullen aanwenden; en is dit het geval)
zoo zullen zij krachtiger worden, beter
werk verrigten)
cn voor het vervolg mindere bezorgdheid verwekken. De zor*
geloosheid der arbeidende klasse, die bij den tegenwoordigequot;
prijs der loonen voor het vervolg niets meent te kunnen over'
houden,doet voor de toekomst de grootste rampen verwachten-
Verkeerd heeft men gemeend dat deze hoogere loonen de
kosten van voortbrenging zullen verhoogen, en daardoor
velen van het genot der voortbrengselen van nijverhei'J
zullen verstoken blijven: want men heeft voorbijgezien da'
men van hen, wier arbeid hoog beloond wordt, beter equot;
meer werk verwachten kan dan van hen, vrier verzwak®
Hgehamen naauwelijks in staat zijn eenen ligten arbeid
verrigten.

Nadat wij aldus de natuur der werkloonen, de oorzake»
hunner rijzing en daling en hunnen invloed op het lot de'^
arbeidende klassen eenigzins getracht hebben op te helde

-ocr page 231-

zullen wg verder pogen na te gaan, welke uitwer-
^eene belasting op werkloonen heeft, weUc gedeelte
maatschappij door haar het meest gedrukt wordt, en
®verre zij dus als verwerpelijk of aanbevelenswaardig
Worden aangemerkt.
^icaedq 1) eu hebben lang getwist over de vraag of
belasting op werkloonen gelegd, deze al of niet verhoogt,
iiiet uitvoerige vertoogen getracht elkander wederzijds te
^ ®rreden. Ricaedo namelijk beweerde dat deze belasting
''Prijs der werkloonen moest verhoogen, omdat de behoefte
^verk, die hem anders regelt, dezelfde blijft. Sat be-
'Jfelde dit laatste, en betoogde dat de hoogere prijs der
Velen buiten de gelegenheid stelde van te laten

twi

lo,

all,

ar-

en daardoor de navraag naar arbeiders verminderde.

Ui,

•^-^liDo hernam, dat, indien zij den prijs der loonen niet
'^ogde even als dien van alle andere waren, de bevol-
O zich niet zoude kunnen staande houden. Doch
^ocht hem te overtuigen dat zijn betoog te absoluut
_ ' en dat de werking eener belasting zich in vele
° Igen verspreide, zoodat men daarover geen bepaald
'^deel konde vellen. Wordt er b. v. eene belasting
ejjd op de vervaardiging van hoeden, dan zal deze noch

een

op den verbruiker, noch alleen op den fabriekant,
alleen op den arbeider vallen; doch allen zullen haar

O Zie Oeuvres Complètes de kicardo , Principes de l'Ec.
chap. XVI.

-ocr page 232-

voor een gedeelte dragen. De verbruiker zal zijn hoofd-
deksel iets duurder betalen, de fabriekant zich met een®
kleinere winst tevreden stellen, en de arbeider zijn wer^
door eene germgere belooning betaald zien. Even zoo iS
bet ook met eene belasting op de werkloonen. Hare drok
king zal eenigermate over de verschillende klassen der maat-
schappij worden verdeeld; doch daar deze belasting e®quot;
grooter kapitaal tot de uitoefening der nijverheid vereiscb''
omdat zij als eene verzwaring van de kosten tot
voort-
brenging moet worden beschouwd, zoo wordt hierdoof
een gedeelte van het kapitaal, dat voor de nijverheid be-
stemd was, aan haar onttrokken, dewijl het kapita»'
niet op eens vermeerderd kan worden.

Ricabdo beweert verder dat de navraag naar werk dezetf'
de blijven moet, omdat de
regering hetgeen de belastmg op-
brengt , tot betaling van andere werklieden gebruik''
Slechts dan, wanneer het werk, dat de regering vraag*»
door vreemdelingen verrigt wordt, erkent hij dat zij quot;
de loonen niet verhoogen zal, omdat de mededmging door
het grooter aantal werklieden wordt opgewogen. Docb
de werklieden, die door de regering gebruikt worden,
geheel andere dan die, van wie de belasting geheven word''
Zij ontneemt de som der belastmg aan het voortbrenge»
kapitaal der nijverheid en onderhoudt er hovelingen, a®^
tenaren of soldaten voor.

Mquot;. CULLOCH heeft aangetoond dat de invloed der belastio^

op de werkloonen grootendeels afhangt van de wijze, v?aaroP

-ocr page 233-

® opbrengst wordt aangewend. Zoo er b.v. moer troepen
Worden aangenomen, wordt daardoor meer werk ge-
en de loonen zullen stijgen in prijs; doch wordt zij ge-
om de soldaten beter te voeden en te kleeden, en laat zij
^ aantal als voorheen, zoo ontstaat er geene meerdere
^ boefte aan werk, en het loon zal hetzelfde blijven, terwijl
betere voeding en kleeding der soldaten zooveel meer
den Voorraad van levensmiddelen ontneemt, als deze
de arbeidende klasse vermindert.

sjiiTn beweert dat deze belasting de werkloonen
) en dat zij de voordeelen van den fabriekant zoude
^ blinderen, zoo deze niet het regt had en verpligt was
® drukking op den verbruiker over te dragen 1). Doch
•^n niemand hem dit regt zal betwisten, zal echter de

gele

genheid daartoe zich niet altijd voor hem opdoen;
niaar jj--

^ y zal zich tevreden moeten stellen met de schade

belagtjjjg grootendeels tusschen zich en zijne werk-
®den H

^ aoor eene lagere bezoldiging te verdeelen, terwijl
'teerdere duurte, welke zijne waren kunnen verkrijgen,

oindat

Welligt eenige zijner mededingers ten gevolge der
°ogde loonen hunne nijverheid zullen vaarwel zeggen,
ook eenigzins de geledene schade zal vergoeden.

bestrijdt de leer van smith op grond, dat

) »The master manufacturer would both be entitled and
obhgeij t

o charge it, with a profit, upon the price of his goods.quot;
of nations, HI. p. 337.

-ocr page 234-

de fabriekant en de arbeider alzoo beide van de belastiog
bevrijd zouden blijven, de een door hooger werkloon, d®
ander door hoogeren prijs zijner waren , doch dat zulks
nimmer zoude kunnen geschieden, tenzij alle
hunne voort'
brengselen door anderen verbruikt werden. Daar zij ec^
ter ook zelve hunne voortbrengselen verbruiken, zuUenook
zij van de belasting het hunne dragen: want de pr'J^
hunner eigene behoeften wordt evenzeer door eene bel»'
ting op de werkloonen verhoogd.

De fabriekant en de werkman worden hier evenfl^®'
door
eicaedo in een verkeerd licht gesteld. wanne®'
zij op deze wijze tot de belasting het hunne bijdragequot;'

alle

zoo doen zij dit als verbruikers en staan daarin met

andere verbruikers gelijk, doch als arbeiders en fabriek»quot;
ten zouden zij daarvan bevrijd zijn, zoo zij door een®quot;
verhoogden prijs hunner voortbrengselen in staat wa''®quot;
hunnen last op de verbruikers te schuiven.

Smith 1) betoogt verder, dat eene belasting op de werk'
loonen van hen, die het land bearbeiden, het gevolS
heeft, dat de pachter, die hen gebruikt, zich genoodz»®^'
ziet van zijnen landheer eene vermindering der pacW^
vorderen, en dat zij dus geheel op den grondeigen»®^
nederkomt. Naar het ons evenwel voorkomt ,
deze belasting dikwijls tusschen den grondeigenaar , d®quot;
pachter en den arbeider verdeeld worden. De arb®'

1) Wealth of nations III. p. 337.

-ocr page 235-

der zal zich weüigt met eene geringere bclooning zij-
quot;er vlijt tevreden stellen; de pachter zal trachten door
''enige opofferingen en meerdere spaarzaamheid zooveel mo-
aan de eischen van zijn
huur-contract te vol-
opdat niet het verlaten van den grond, dien hij
, voor eenen nieuwen, die hem kan tegenvallen, hem
grootere schade veroorzake, terwijl de grondeigenaar
gedeelte van zijne bedongene huur zal ten beste geven,
goeden en getrouwen pachter voor zijnen grond

beho

bebben

do

ten

louden.

erinneren wij ons nu wat wij in het begin dezer afdeeling
aangetoond, dat namelijk het
minimum der werkloonen

^^ geene andere omstandigheden geregeld wordt dan voor-
door de navraag en het aanbod van werk, en ver-

door de volstrekte nooddruft der arbeiders, bui-

^elke zij niet bestaan kunnen of althans zoodanig

en, dat hierdoor de waarde van hetgeen zij

^ardigea moet verminderen, zoo is het duidelijk
^^^^ belasting op werkloonen wel degelijk aanvanke-
quot;^quot;or de arbeiders gedragen wordt; en, wanneer zelfs
°Uder deze belasting het lot der arbeidende klasse alle-
te betreuren is, zoo lijdt het geenen twijfel, dat wij

maatregel, die haren toestand nog drukkender ma-
^oude, onvoorwaardelijk moeten afkeuren,
^^'er zal zij evenwel op den kapitalist nederkomen,

Manneg ••nbsp;rnbsp;r

®ch •nbsp;namelijk op alle werkloonen zonder onder-

gelegd wordt. Op de arbeiders kan zij niet blij-

vervj
dat

eenen
ken

-ocr page 236-

ven drukken, omdat deze, gel^k w^ vroeger aantoonden,
zullen uitsterven, totdat de loonen zooveel verhoogd
zijn, dat de belasting hierdoor vergoed, en dus de
vroegere verhouding tusschen de verdiensten en benoo-
digdheden hersteld wordt. De kapitalist zal alzoo de
vroegere werkloonen betalen, vermeerderd met het bedrag
der daarop gelegde belasting; en daar hij voor het hoo-
gere loon niet meer voortbrengselen zal verkrijgen, zoo
is hij eindelijk de eenige, die door de belasting
gedruk'
wordt.

Smith meende dat aan de belasting op werkloonen
achteruitgang van vele fabrieken was toe te schrijven, doc''
eicardo 1) beweert dat eene belasting op de loonequot;
dien nadeeligen invloed op de fabrieken niet
hebben zal»
omdat de hoogere prijs der manufacturen, door de hooge^®
kosten van voortbrenging veroorzaakt, slechts tijdelijk
zijn, en dat alleen,wanneer de belasting op eenige ma»»'
facturen drukt, zij den uitvoer daarvan vermindert, do®'*
niet, zoo alle gelijk daardoor getroifen worden.
Sat he®^
echter zijn betoog wederlegd door de aanmerking, d®^
wanneer de kosten van voortbrenging vermeerderd
den, het dan onmogelijk is de mededinging met ande^®
natiën vol te houden.

Het is niet te ontkennen, dat de toestand der a^b®'
dende klasse in Engeland, hetwelk overigens tot een ho^

1) Oeuvres comp. p. 107.

-ocr page 237-

trap van welvaart is geklommen, tegenwoordig groote

^orgdiieia verwekt, ofschoon die aan geene drukking

eene belasting op werkloonen kan worden toege-

^ breven. De voorname oorzaak hiervan schijnt gezocht

Kloeten worden in den grooten toevoer van werklieden

jnbsp;die de Engelsche werklieden aan eene mindere

e'iswijze gewend heeft en de mededinging zoodanig heeft

^ oenemen, dat het onmogelijk werd alle zich aanbie-

W^erklieden te plaatsen, en vervolgens ook in de
Plotselj;!

^^ JKe uitbreiding der fabrieks-nyverheid. Deze toch
stj- ^^^^'Nke^Ji^ de werkloonen tot eene ongewone hoogte
daa ^oodigde daardoor iedereen uit om zijne diensten
'oe aan te bieden. Zelfs vrouwen en Idnderen wer-
^ et vreugde als arbeiders aangenomen, en een groot

hnbsp;huisgezinnen voordeèlig.

'oen zij eenigzins tot staan kwam, was de bevol-
We k .^'quot;^^^eben bovenmate toegenomen. Het aanbod van
arm overtrof verreweg de navraag naar werk, en
p^ Waarmede zedelijke ontaarding doorgaans ge-
gaat, en ontevredenheid waren daarvan een onver-
gevolg.

Voornbsp;evenwel zelden tot eenen maatstaf

ét heffen van belastingen genomèn, hetwelk vooral
Me ^^ schrijven, dat hare invordering met zoo-
Werki*^^^^^'^quot; vergezeld gaat. Daar het bedrag der
^oonen doorgaans moeijelijk te berekenen was, zoo
en zij meestal in hoofdelijke belastingen, waarbij de

14

-ocr page 238-

vermoedelijke verdiensten der werklieden eenigzins, doc^'
dikwijls zeer willekeurig in aanmerking werden
genomen-

In Frankrijk bestaat nog eene opbrengst, welke als een®
belasting op de werkloonen kan worden aangemerkt.

be'
di«

is de zoogenaamde taxe personelle, welke bestaat m
bedrag van drie dagen loon, jaarlijks geheven van hen.

niet als armen beschouwd worden. De conseü gen'
ieder departement bepaalt de waarde van het 1°®®'

van

dat als maatstaf dienen moet, en hetwelk niet minii

dan 50 centimes en niet meer dan 1,50 frank daags b®

dragen mag. Door de centimes additionnels kan men
belasting evenwel naar willekeur verhoogen, wanneer ^^^
noodig wordt bevonden.

voof'

ARMEN-BELASTING.

Deze behoort tot de belastingen, die in Engeland ^
reet door de ingezetenen worden opgebragt, en b®'
daarom dat wij meenen van haar te moeten gewaê®quot;
waar wij over directe belastingen spreken, te meer,
zij
in de laatste tijden ook in ons land dikwijls bare
standers gevonden heeft bij lieden, die uit eene
vene
philanthropie naar middelen zochten om het lo* ^
rnkdere klassen te verbeteren, doch daarin meestal tot i
ongeschikte maatregelen hunne toevlugt nemen ^^
De zoogenaamde
poor-tax is een uitvloeisel va®

-ocr page 239-

d^aze stelsel, dat de staat verpligt zoude zijn, aan iederen

h'^ger arbeid en onderhoud te versehaffen. Telkens is
meening op nieuw voorgestaan, en was vooral bij
°®iTveutelingen een middel in de hand der volksleiders om
nimdere klassen tegen hare regeringen in het harnas
jagen, en met de hoop op eene betere toekomst, die
'J haar beloofden, te vleijen. Openhjk werd zij op het
der vorige eeuw in de Bataafsche republiek gepro-
^aineerd 1) en nog onlangs zagen wij hetzelfde door het
'^erloopig bewind in Frankrijk beloven, doch na drie

'len weder intrekken 2). Deze gewaande verpligting
^^n^Wel vervalt terstond, wanneer men op de onmogelyk-

heidlet,
aan

die

het

is beloofd en voorgestaan, zoo heeft tot nog toe
^ e^i enkel dier opgeworpeno besturen aan zijne beloften
eeden voldaan.

doorzien in de behoeften der armen is eene zaak,
eigenhjk buiten het bereik der regering ligt, en aan

, Welwillendheid

der ingezetenen moet worden overge-
'aten -n

quot; Van haar te volvoeren. Te verlangen dat de regering
lederen arbeider onderhoud verschaffe, is even dwaas ,
Wanneer men van haar vorderde dat zij alle rampen,
de Volken treffen kunnen, zoude afwenden. En ofschoon
dikwijls met veel ophef door onruststokers en volks-

ïe

Welke

de

■ue vermogende mensch is verpligt zijnen behoef-

gt; Staatsregeling van 1798. Alg. Beg. a. 47.
^^ Zie Handelsblad. 3 Maart 1848.

-ocr page 240-

tigen broeder te ondersteunen, doch deze verpligting
zedelijk. Hare beoefening moet het gevolg zijn van eene lO'
nerlijke overtuiging, over welke de regering niet beschik
kcQ kan. Slechts zij, die in de dienst van het vaderla»
ongelukkig zijn geworden, die hunne krachten en gezoB'^
heid voor het welzijn hunUer landgenooten hebben opg®
offerd, kunnen met volkomen regt op de mededeelzaam®
heid hunner medeburgers aanspraak maken. Deze io'^
hebben niet alleen regt op het medelijden en de wel^
lendheid hunner landgenooten, doch kunnen hun
onderbo»
en hunne verzorging van den staat vorderen, omdat zij buuquot;
belangen voor die van het vaderland hebben ten beste g®
geven. Ergerlijk is het derhalve, wanneer de zoodamS''''
van staatswege niet behoorlijk verzorgd worden, en
zijne toevlugt moet nemen tot het doen van collecten lang»
huizen om de behoeften te gemoet te komen van hen, die r®^
op ondersteuning hebben, en dus van de meerdere oi^
dere mededeelzaamheid hunner medeburgers niet afha»^^
lijk zijn moesten. Zij daarentegen, wier ongelukkige
stand het gevolg is of van hunne eigene onvoorzigtig''
en verspillingen, of die hunner ouders of ook wel vaoquot;quot;*
standigheden, welke niemand had kunnen verhoeden,
ben geen regt hoegenaamd op eenig onderhoud van sta»'®
wege. De regering verdedige slechts de regten der burg®'^
in het algemeen en besture de geldmiddelen,nbsp;^^

haar hebben toevertrouwd om ten algemeenen
Avorden aangewend.

-ocr page 241-

De rampen van zijnen natuurgenoot en medeburger te le-
gt; ie smarten te verzachten, die hem drukken, ziedaar
de pligt van iederen regtgeaarden medebrengt, en hem
Wezenlijk genoegen zal opleveren. Doch de sommen,
^^raan de nijverheid zoo dringende behoefte heeft, aan
®'jveren arbeider te ontrooven om er eenige on-
iikkigen door te voeden en te kleeden, die aan de

van het algemeen niets toebrengen, dit is een
■maatregel

, die met de grondbeginselen eener gezonde
'quot;üshoudkunde strijdig is. De regering trachte
zoo-

Veel

hogelijk door een wijs bestuur de welvaart te ver-
eren en de armoede te keeren, en wanneer deze
Aanwezig is, door verbeteringen voor landbouw, handel
^ ^^'brieks-nijverheid hare toeneming te verhinderen; doch
quot;^^Onddelijke zorg voor de voeding en kleeding der be-
^de armen late zij aan de weldadigheid der overige
^^gezetenen over. Zoowel vrees voor hunne tot het uiter-
g®bragte ontevredenheid als medelijden met hunnen
zal hen dezenpligt vrijwillig doen volbrengen; doch
Van regeringswege uitgaande verzorging der behoef-
^ maakt den arbeider traag en onvoorzigtig, wanneer
Weet dat hij in zijne armoede op de ondersteuning der
rekenen kan.

y kunnen echter niet ontkennen, dat er somtijds om-
en kunnen plaats hebben, waardoor de nood der
klassen zoo dringend wordt, dat de weldadigheid
overige ingezetenen voor hun onderhoud te kort schiet,

eene
«gen

der

-ocr page 242-

en dat de regering maatregelen tot hare onderstenning d«'
men moet, om nog grootere onheilen, ontvolking of oproer r
voor te komen. Doch zulks moet niet dan slechts z®®'
zelden plaats vinden, en nimmer in eene voortdurende ve^'
zorging der armen ontaarden.

Nergens is de armen-belasting meer uitgebreid en
een drukkender last voor de ingezetenen geworden da®
in Engeland, waar het groote aantal der armen, dat
dezelfde verhouding toenam, naarmate hunne
ondersteuniquot;?
aanzienlijker werd, niet alleen zeer nadeelig is voor d®
welvaart van het algemeen, op welks kosten het lee^'
maar daarenboven nog als hoogst gevaarlijk voor de J®'
wendige rust van den staat moet worden aangemerkt.

Bewogen met het ongelukkig lot van velen harer ondeiquot;
danen, wilde reeds
elisabeth hen in hunne behoeften
gemoet komen en beval de inrigting van werkhuizen, vf^
de arbeider, die geen werk vinden kon, zijne dienst
aanbieden, en door arbeid zich zeiven en zijn huisgezin
eenig onderhoud verschaffen.

Later had de uitreiking van ondersteuning aan de ^
hoeftigen op eene andere wijze plaats. Zij geschiedde nam®
lyk aan de familiën der armen zelve, die men in hnquot;®®
eigene huizen liet wonen, en wien men zelfs eene
tot verkrijging van onderhoud tegen de regering toesto^^'
Zij behoefden slechts aan te geven dat zij arm en zono

werk waren, om bedeeld te worden. Doch hierdoor
hun aantal zoo aanzienlijk, dat de regering zich in

-ocr page 243-

genoodzaakt zag tot andere maatregelen hare toevlugt te
Zij bepaalde namelijk dat ieder de verlangde on-
dersteuning kon verkrijgen, mits dat hij zich in het werk-
® begaf en aJdus zijne vrijheid opofferde. Wegens den
prijs nu^ ^ien zelfs de Engelsche armen op hunne

stellen, hebben velen voor deze ondersteuning be-

dankt

^ ^ verminderd. De werkhuizen ge^en den ledigloopen-

arbeider alleen dan werk, wanneer hij dit in de fa-
- lt;

•^riekei
^eldac

^eldad:

der,

Volstrekt niet vinden kan, opdat deze instelling van
gheid voor de armen de voor iederen burger zoo
'ge nijverheid niet belemmere. Zij zijn alzoo minder

quot;^^ehg dan de openbare werkplaatsen, welke men voor
tijd te Parijs had ingesteld, en die, door aan den
eider hooger loon te geven en minder werk van hem te
dan waartoe hij in de fabrieken verpligt was, de

'eden als het ware nitnoodigden om zich aan de nii-

^erheidt

^ te onttrekken. Zoodra de fabrieks-nijverheid weder

gint

ho d ^^ '^er^even en den arbeider een genoegzaam onder-
hmnbsp;wordt de Engelsche arbeider uit het werk-

^^ Ontslagen. Zoowel mannen, als grijsaards en kinderen
^ en er geplaatst worden, en vinden er eenen arbeid
bunne krachten geëvenredigd. De klagten, welke over
^Werkhuizen door onvergenoegden dikwijls zijn aan-

de:

geheven ■■

bfiz jj ' quot;n^^^tal ongegrond of overdreven. Zij, die ze
en }j h®bben, geven daarvan de gunstigste berigten,
quot;quot;gen overal orde, zindelijkheid en overvloed van

^Üheid

en daardoor de kosten van onderhoud tot op de

-ocr page 244-

het noodige'te hebben aangetroffen i;. De arbeid, di®
van de werklieden gevorderd wordt, is zeer matig en gaa'
hunne krachten niet te boven, het voedsel, dat hun word'
toegedeeld, is meer dan toereikend, en voor de zieken word'
met vele menschlievendheid gezorgd. Velen zelfs bewerequot;
dat het lot dergenen, die tot deze inrigting van
weldadig'
heid hunne toevlugt nemen moeten, te gunstig is,
daardoor velen uitlokt, om liever van de ondersteunin?
van den staat gebruik te maken, dan zich door
fabriek«'
arbeid een onderhoud te verschaffen. Zij blijven derhal^®
voor den staat uiterst kostbaar, en zoo niet het verhes def
vrijheid, en de scheiding der familiën 2) nog velen terO?
hielden, zoo zoude de regering zich spoedig genoodzaa^'
zien, wegens de ontzaggelijke onkosten deze inrigtingen ^
te schaffen 3).

Iedere gemeente {parish) is verpligt voor hare eige®®
armen te zorgen, en de belasting, welke dient om in b®quot;

ver-

1)nbsp;Zie onder anderen: Oeuvres comp, de kioardo. p.

2)nbsp;Mannen, vrouwen en kinderen worden namelijk in
zonderlijke klassen verdeeld, naarmate van hunne geschiktbe'^
tot het werk, dat zij verrigten moeten.

3)nbsp;Ofschoon het aldus schijnt dat de Engelsche

regeri®«

geheel in de behoeften der armen voorziet, zoo

bhjktheteve»'

wel uit de groote armoede, welke in Engeland op ond®'
scheidene plaatsen gevonden wordt, dat deze inrigti
ontoereikend zijn om aan alle armen onderhoud te
schaffen.

-ocr page 245-

onderhoud te voorzien, wordt zooveel mogelyk regelmatig
Ver hare inwoners verdeeld. Hierdoor zijn sommige ge-

aanzienlijk hooger dan de andere door de poor-tax

gedrukt, en het gevolg hiervan is, dat ieder van haar zoo
^ogelijk den last, die haar drukt, op hare naburen tracht
^ Schuiven. Zij laten geene middelen onbeproefd om te
^y'zen dat een arme, die voorgeeft tot haar te behoo-
' tot eene andere gemeente behoort, zoodat er velen
®'llen onderstand verstoken blijven.
Oaedo 1) heeft met üver den invloed der armen-belas-
^ Op de verschillende takken van nijverheid nagespoord.

tot het besluit gekomen, dat zij op de verbruikers
voortbrengselen en de fabriekanten drukt.
J Wordt, zegt hij, niet geëvenredigd aan de pacht,
pachter aan den grondeigenaar werkelijk betaalt,
schnbsp;jaarlijksche waarde, waarop de grond ge-

^ Wordt, zoodat zij niet gelijk drukt, en de verbetering
landbouw tegenwerkt. Wanneer toch iemand de

Waard

® Van zijnen grond verhoogt, zoo wordt hij hooger
®last •

^^ gt; en zoekt hij dit te ontgaan door hem in denzelf-

^'«'at te laten, zoo zal het graan niet beter en niet

ooper Worden, en de verbruiker er eindelijk het
bij

e^i bedenke evenwel dat eicaedo dit schreef voor-
de k

^eenten

tlQ

en

der

«oornwet werd afgeschaft, waardoor bet mono-

Oe

«vroscomp. Prina. del'Ec. pol. chap. XVIII.

-ocr page 246-

polie der Engelsche landeigenaren is opgeheven, en h®'
buitenland hun mededinger is geworden. Velen hebben d®
koornwet verdedigd als eene tegemoetkoming aan de land'
eigenaren, wegens de zware lasten, die zij door de;quot;quot;quot;quot;
tax te dragen hadden, weshalve ook peel de armequot;'
belasting voor hen verminderd heeft, zoodra de ko orn-W®'
is afgeschaft.

Doch dit is niet het eenige nadeelige gevolg der armen'

belasting, dat zij aan den grondeigenaar of den fabriekan'

een gedeelte van zijn kapitaal ontrooft, dat hij nuttig®'

had kunnen aanwenden. Ook voor de armen zelve, t®quot;

behoeve van wie zij is ingevoerd, heeft zij eene hoog='
*
ig
treurige uitwerking gehad. quot;Wel verre van hunne armoequot;

te lenigen, en den vooruitgang van het pauperisme

stuiten, heeft zij dit grootendeels bevorderd. Naarm»'®

zij verhoogd werd, daalde aan den anderen kant depr'J'

der werkloonen, daar de mededinging, welke een na^

de behoeften niet geëvenredigd aanbod van werklieden ve'

oorzaakte, dezen prijs in dezelfde verhouding deed afnem®quot;
als de gedwongene weldadigheid der overige ingezeten®quot;
de middelen tot hun onderhoud vermeerderde. Daar gt;®
der buitendien door de regering gedwongen werd,
gedeelte van het zijne ten behoeve zijner verarmde la®^^
genooten af te staan, zoo werd daardoor de weldadigb®'
tegengewerkt, en leden zij, die inderdaad behoeftig en oquot;
gelukkig waren, en daarop wezenlijk aanspraak

konden; terwijl aan den anderen kant de zorgeloosb®'

-ocr page 247-

mindere klassen, die, wanneer zij hare verdiensten
geheel verteerden, later door de armen-belasting zich van
bet noodige zagen voorzien, ten sterkste werd in de hand
Sewerkt. Spaarzaamheid beschouwden zij slechts als eene
^eugd, die voor haar alle waarde verloren had, dewijl hier-
de staat slechts van den last, voor haar onderhoud te
werd 1).

Over de ongenoegzaamheid eener armen-belasting tot
®rziening in den nood der mindere klassen zie men vooral
^•^tSüs, Essai sur le princ. de pop. III. en
mees, DeWerk-
voor Armen.

-ocr page 248-

M

çs -.mstiswit.' «ast^i-^xasKi^n ,'V:
ttiÄti'd^vi-^iiileBiai'rscrat;
ah -.cob-ioM.. iVé'i^oit-.^

-o绫nbsp;(jsnbsp;tiwijssfiÂïc^iÇÛ',

-»«iii^'û't-ii çisaiïcîKokov 'Jruuiv t^j^Â ï'-yv amp;j«gt;
si Issoêsciiasa rxBft ioov.nbsp;tdiamp;x's

.nbsp;. • \H .Jnäw ■beoodof.wT

vtt -ili:'.

' •'■ïl

y ^ -nbsp;- ; - ■ - ■.• -. wis

... ■ '