-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

WAT FRANKRIJK TERUGKOCHT UIT DE BIBLIOTHEEK VAN LORD ASHBURNHAM.

Het is bekend, dat het Britsch Museum eerst onderhandeld hooft in 1883, om do geheele verzameling van genoemden Lord voor ü 100,000 of 4,000,000 francs over to nomen, waarvan dan 106 handschriften voor 600,000 francs aan do staatsbibliotheek to Parijs zouden worden overgedaan, als zijnde eigenlijk de handschriften welke Libri indertijd uit eenige Franscho bibliotheken had ontvreemd on die Phillip^ op diens aucties had aangekocht. Genoemde onderhandelingen sprongen af, het Britsche Museum kon die grooto som niet geven; maar sedert werden die codices beschouwd door hen, die op den aankoop uit die wetenschappelijke goudmijn aasden, als Fransch eigendom, dat men dus zou overlaten aan Frankrijk.

Do Italiaansche regooring kocht dan ook voor 23,000 £ de geheolo zoogenaamde collectie Libri, met uitzon-doring van do door Frankrijk gereclameerde 166 nummers, terwijl hot Britsche Museum do Stowe-collection voor £ 4-5,000 aankocht. Daarna heeft de boekhandelaar Trübner te Londen de verschillende belangen indiervoogo weten te bevredigen, dat Frankrijk voor 23 nummers uit de bibliotheek van Tours afkomstig, zou afstaan het zoogenaamde Manuscrit Manassó, dat in 1656 uit de Heidelborgsche bibliotheek naar het schijnt wederrechtelijk in die van don koning van Frankrijk was terecht-

Ovcrfiednikt vil de »Nederlandse/te Sfcclatorquot;quot;, ■1888, No. 48.

-ocr page 4-

gekomen; voor de 1 i'-gt; overige nummers zou men 150,000 francs betalen, want het eerst verlangde cijfer van 200,000 bleek veel te hoog te zijn. Men stekle zich te Parijs tevreden met de uitmuntende photographische reproductie van genoemd Heidelbergsch handschrift, op last van den Groothertog van Baden indertijd vervaardigd; de oorspronkelijke hoogst kostbare codex werd afgestaan, Trübner gaf het voor een nog onbekend cijfer, aan den Keizer van Duitschland, die het terugzond aan den Groothertog van Baden voor de bibliotheek te Heidelberg.

De directeur der Bibliothèque Nationale, de heer Leopold Delisle, vertrok met de heeren Paid Meyer en .Tulien Havet naar Londen, om den koop te sluiten en de stukken mede te brengen. Daar werden hun den 7ilcn Februari de handschriften in het kantoor van Trübner overhandigd tegen betaling van 110,000 francs, in April werden 20,000 francs uitbetaald, terwijl do laatste 20,000 francs in April 1889 zullen overgemaakt worden. Beide laatste betalingen geschieden uit de gewone credieten der bibliotheek, terwijl voor eerstgenoemd bedrag gebruikt is geworden het kapitaal van ^000 francs 3 pGt. rente door den hertog van Otrente indertijd zonder bepaalde aanwijzing aan de nationale bibliotheek vermaakt; men meende dat kapitaal voor dezen buitengewonen aankoop te mogen losmaken, waartoe de minister zijne toestemming gaf.

Het bestuur dezer boekerij heeft zoo spoedig mogelijk de 121 fraaiste en merkwaardigste handschriften en brieven in de toonkasten van een der zalen in de rue Bichelieu tentoongsteld en daarvan een beschrijvende lijst laten drukken. Ik was natuurlijk zeer verlangend die voor zulk een groote som teruggekochte Manuscrits des Fonds Libri et Barrois, waarvan ik de vrij wel opgeschroefde beschrijving reeds had ontvangen van den heer Delisle, met eigen oogen te aanschouwen, want eerst dan meende ik over het besteden van al dat geld te mogen oordeelen; liet bleef in mijne oogen een ontzettend hard geld.

En nu ik die tentoongestelde stukken bob gezien, moet de bekentenis van de lippen: het is verantwoord. Niet

-ocr page 5-

dat ik mij zou durven aanmatigen dit of dat handsclirift op duizend ot tienduizend francs te waardeeren, want de waarde van zulke kostbaarheden, waarvan geen tweede is te koopen, wordt door allerlei bijkomende omstandigheden bepaald; ik bedoel alleen dit: men heeft waar voor zijn geld gekregen. Natuurlijk werd het mooiste brood voor 't venster gelegd, zooals het spreekwoord zegt, maar reeds die honderd boeken en bladen zijn kostbaar, uiterst fraai en hoogst belangrijk.

Was het mij gebleken bij het doorloopen der lijsten van de door Libri gestolen handschriften, dat er nog al wat dunne codices bij waren, soms slechts weinige quaternes, hetgeen nu te Parijs uitgestald lag waren meerendeels grootc en volledige banden. Bovendien zijn daarbij boeken uit de 6e, de 7e en 8e eeuw, natuurlijk met kapitale letters geschreven, een reeks, die men zelden in zoo grooten getale bij een vindt en vooral niet niet zoo vele voor palaeograpliie merkwaardige bijzonderheden.

Hoogstbelangrijk zijn vooral de codices uit Tours, want daar had Libri gebruik gemaakt van de slechte zorg, die het hoofd der stedelijke bibliotheek toen droeg voor de vele codices uit de opgehevene abdijen van deze stad naar die boekerij overgebracht. Uit de abdij van Sint Maarten zag ik ér zeven en deze geven een hoogen dunk van de beschaving, die in die merkwaardige en rijke stad van de zesde eeuw af heeft gebloeid. Is van dat heiligdom nu slechts de toren over, dat logge gevaarte dat hoven op het graf van de aldaar overleden I.uidgarde is gebouwd en nog heden ten dage de Tour do Charlemagne heet, omdat zijne gemalin daaronder te ruste werd gelegd, in die abdij zijn vele en prachtige codices bewaard geweest en afgeschreven; daar moet het door Karei den Groote herstelde onderwijs hebben gebloeid. Eerbiedwekkend is b.v. die foliant, die de 6 laatste boeken van Hilarius over de Drieëenheid bevat, geschreven met kapitale letters in de Oe eeuw; merkwaardig die andere met uittreksels uit Augustinus, omdat daarin zoowel het kapitale als het halfkapitale schrift voorkomt, met geheel

-ocr page 6-

-I

iniriuskel uii ook cui'ciefsclii'ift, dat in do 8c eeuw wordt geplaatst; voor de palaeographie levert dit handschrift vele nieuwe vraagpunten op. Een afschrijver in deze abdij, de beroemdste Fransche calligraaf uit 't begin der 9e eeuw, Adalbaldus geheeten, vervaardigde dien kwartijn met stukken uit Augustinus en andere vaderen. Voor de vrienden der classici is vooreerst een uitmuntende codex van Cicero's Senectus met het Sommium Scipionis en Macrobius uit de 9e eeuw nu te raadplegen, waarin de Grieksche woorden met nette kapitale letters werden geschreven; verder twee keurig fijn geschrevene codices uit de 11e eeuw, een fraaie Virgilius en een Statii Thebaïca met glossen, alsmede een Arati Astro-nomica ook zoo fijn geschreven met groeten afstand tusschen de regels, zoodat de hoofdletters, hetgeen in sommige charters voorkomt, lang uitgehaald konden worden. Deze codex is uit de 9de eeuw en bevat ook de Arithmetica van Boëtius; de teekeningen der sterrebeelden zijn gebrekkig, ik vond daarin geene overeenkomst met die echt Romeinsche afbeeldingen, die in den beroemden codex van Vossius bewaard, reeds in de Groot's uitgave in kopergravure, ofschoon niet geheel juist nageteekend, het licht zagen. Een fraaie Beda uit de 9lt;le eeuw is ook een mooie foliant.

Een prachtige codex is die uit 'tbegin der 9'le eeuw, een foliant, die de groote Propheten bevat, geheel met kapitale letters keurig geschreven; deze en een andere foliant uit de lOde, die bevat de ïractatus Prisciani op de eerste verzen van elk der 12 boeken van de Aeneïs, heeft behoord aan de abdij van Marmoutier, die even buiten Tours aan de overzijde van de Loire tegen de helling van den bergrug gestaan heeft, want nadat ook dat geestelijke goed na de revolutie geseculariseerd was, zijn de gebouwen als bouwmateriaal te gelde gemaakt door de zwarte bende, zooals mij kort geleden een zuster van het H. Hart van Jezus vertelde, toen zij ons de droeve overblijfselen, zegge anderhalve pilaar van het koor van die grootsche basiliek vertoonde; een meisjeskostschool van genoemde orde is gevestigd op den grond

-ocr page 7-

ö

van de abdij, en zdo wordt aan den bezoeker de pJaats getoond, waar vele handschriften in de vroege middeleeuwen zijn vervaardigd. Wij zagen daar eenige door de monniken in een rots uitgehouwen laatste rustplaatsen, verder zoogenaamde grotten waaraan legenden verbonden zijn als van zeven heiligen die op denzelfden dag tegelijk daar stierven, verder een tot kapel ingerichte holte in de rots, waarvan de wanden erg gebarsten zijn door een hevig onweder, zooals nog zichtbaar is aan de vele spleten, welke gedeeltelijk, voor zoo ver gevaar dreigde, zijn toegemetseld; daar had, volgens het uitdrukkelijk zeggen van de geloovige zuster, de duivel getracht den vroomen Maarten te verpletteren, door de rots op hem saam te drukken, hetgeen evenwel niet gelukte; Sint Maarten placht namelijk te Marmoutier uit te rusten van zijne beslommeringen te Tours, hij noemde die plaats zijn sreposoirquot; en die barsten in de rotsholte zijn tegenwoordig zoo aangevuld met kalk, dat men de sporen van het. hemelsche geweld duidelijk kan zien, maar dat er volstrekt geen gevaar voor ongeluk bestaat, volgens genoemde Cicerone. Ik weet niet of in die ruine de steenen trap nog bestaat, waarvan de duivel moet beproefd hebben den heiligen man te laten afvallen dooier notendoppen op neer te leggen, maar een duidelijke voorstelling van die verraderlijke beproeving zag ik afgebeeld op een der vele oude en merkwaardige miniaturen in een ander handschrift, dat het Leven van Sint Maarten bevat, en nog bewaard wordt in de stadsbibliotheek van Tours. Deze is nog zeer rijk aan oude en merkwaardige codices, al werden door Libri er vrij wat ontvreemd.

Daar heeft hij weggehaald drie buitengewoon kostbare codices, welke aan de Cathedraal van Tours behoord hadden, en wel iu, het allerkostbaarste en alleroudste handschrift met Fransche teekeningen, want die '19 groote afbeeldingen die den Pentateuchus uit de T'te eeuw versieren, zijn boven allen lof verheven; men beweert, dat alleen deze codex de 150,000 francs waard is. Het formaat van het boek doet denken aan het 1 trechtsche

-ocr page 8-

6

psalter, maar de teekening is geheel anders; de ezels en de kameelen van de wegvoering van Joseph, zijn goed van teekening, de vorm van de pakzadels is buitengewoon, er is niets Romeinsch noch By/.antijnscli in, naar mijn oordeel; de kleuren zijn vrij bont, in een woord, dit handschrift zal, nader bestudeerd, veel opleveren voor ■de geschiedenis der oudste illustraties; de waarde aan dezen uncialen codex toegekend, is niet zoo overdreven nis ik eerst had gedacht. Ten tweede een Evangeliarium in zeer groot 4° in de 8ste eeuw door zekeren Holcundus geschreven met zeer groote lersche of Angelsaxische letters, welk soort van schrift in Schotland zeer lang in zwang is gebleven; de Leidsche bibliotheek bezit een keurigen Priscianus van dat schrift.

Het derde handschrift van de hoofdkerk van Tours is een buitengewoon kostbare foliant in de i)cle eeuw vervaardigd met zeer groote initialen en zelfs met volle regels van gouden letters, een weelde, die men zelden aantreft; het is de Historia tripartita Cassiodori.

Voor een of andere kerk van Tours was ook vervaardigd dat Sacramentariuna in folio op prachtig donker purper gekleurd perkament met gouden letters in de 9lt;lc of 10'le eeuw geschreven. Beide laatstgenoemde codices dwingen een kenner eerbied af.

Uit de kerk van Lyon afkomstig zag ik 5 codices uit de 6'te eeuw; 1°. een kwartijn, Hieronymus in unciaal-schrift, dat iels sierlijkers heeft dan het gewone in den golvend onder de lijn doorgetrokken stok van sommige letters; Üeen foliant doch met een ander karakter van uncialen, die een commentaar van Hilarius op de Psalmen bevat, 3°. een kwartijn met overgang tot de seraiun-cialen, bevattende preeken van Augustinus, 4°. een fragment van de Psalmen, maar met buitengewoon groote kapitale letters geschreven; ik zou zeggen dat ze wel '2 centimeter groot zijn en dus aan den naam van duirn-letters, uncialen, inderdaad beantwoorden: 5°. een commentaar van Origenes op Leviticus, in folio, alle zeer merkwaardige codices.

Vooral geeft de Benedictijner abdij van Saint Fleuri

-ocr page 9-

7

sur Loire met iO coilices een goeden dunk van de ontwikkeling en beschaving der Benedictijnen in de middeleeuwen; lquot;. de in twee stukken gesneden foliant met liomiliae in unciale letters, uit de 7e of 8e eeuw, waarvan ik geneigd ben den oorsprong in Schotland te zoeken om de initialen, die alle uit visschen gevormd zijn , 2quot;. het lersche antiphonarium van de of !)e eeuw pleit ook voor die gissing; want het is bekend hoe de kloosterscholen van de Benedictijnen uit de reeds vroeger beschaafde Britsche eilanden de handschriften ontvingen . om ze af te schrijven; ik vond daarvan op Monte Gassino beslissende bewijzen. :i(). twee codices van Donatus uit de lüe eeuw, i0. een foliant met stukken uit Boëtius, Cicero en Porphyrius over de dialectica van de iidc eeuw, 4°. een foliant uit de eeuw, bevattende uittreksels uit Gregorius Magnus die abt Dodo aldaar liet vervaardigen, 5°. een foliant uit de 9lt;le eeuw met historische en andere stukken van Beda; Libri had het inschrift »Liber Sancti Bene-dicti Abb at is Floriacensis cenobiiquot; uitgekrab-beld behalve de letters Lib en Flor, en was van plan deze aan te vullen tot Lib er sane te Marie Florentine Ec cl es ie. zooals hij het met andere codices gedaan heeft. 6°. Ten slotte noem ik een kwartijn met mathematica, astronomica en astrologica uit de 11 lt;lo eeuw. Een zeer deftig handschrift van Boëtius de Musica uit de S. Bénigne te Dijon bevat ook mathematica uit de 10'le en een in octavo uit de '11 lt;1° eeuw met astronomica is van een kerk uit het aartsbisdom van A ucli. Blijkbaar had Libri, die mathematicus was, en aan de geschiedenis van dat vak in de middeleeuwen met uitmuntend gevolg gewerkt heeft, (men denke aan zijne: Histoire des mathématiques au moven age) deze codices uit liefde voor die wetenschap zich toegeeigend.

Merkwaardig is ook een Latijnsche vertaling van Oribasius uit de 7ile eeuw, welke foliant Francois Pithou bezeten heeft; het is een eerwaardig oud handschrift. Dezelfde geleerde bezat ook den voortrellblijken codex van .lustinus uit de 9''e eeuw. l it de bibliotheek van den Président Boutier is een kleine maar belangrijke

-ocr page 10-

8

codex, namelijk een Psalmboek geheel in notae Tironianae omgezet; zeker kan flit handschrift ten bewijze strekken, hoe het snelschrift in die dagen meer algemeen in gebruik was, dan men dacht; in een artikel over het snelschrift van Paus Sylvester maakte ik onlangs gewag van die gewoonte, en vermeldde ik een ander evenzoo in kortschrift geschreven Psalterium van het Britsch Museum.

Eerbiedwaardig noem ik het handschrift van de Lex Romana Visigothorum uit de Ode eeuw, en dien kleinen foliant met Capitularia, uit de lüde, terwijl de Canonieke codex met de Notitia civitatum Galliae in octavo uit de 9 do doet denken aan den Leidschen foliant, die 't zelfde bevat.

Voor de studie der klassieke schrijvers verwacht ik wel wat van het fraaie Horatius-handschrift der i2 do en den voortreflelijken codex van Lucanus uit de 9 de, minder van den Orosius en Paulus Diaconus uit de 12 de-eeuw, in zwaar Gothisch schrift, welk boek aan de Grande Chartreuse heeft behoord, en niet de andere codices overgegaan was aan de stadsbibliotheek van Grenoble, waar ik ze onlangs heb gezien en bewonderd; Libri had dit handschrift gestolen en er met 15de eeuwsche letters ingeschreven: Est S. Joannis in Yalle, en toch had prof. Zangemeister dit valsche inschrift ontdekt.

Ik noem verder de Provencaalsche handschriften die behoord hebben aan de machtige familie Lesdiguières te Grenoble, in de geschiedenis van welke stad zij een groote rol speelde; het zijn gedichten en preeken: alsmede een werk over de valkenjagt; vervolgens een Cata-laansche vertaling van het N.-Testament en gedichten in die taal; voorts liet Privilegieboek der Picardiers aan de universiteit te Orleans, en een bul op papyrus van 995 uit Dijon door een falsaris gebruikt om er een bul van Johannes V van 685 op te schrijven.

Zeer merkwaardig vond ik de twee kwarto schrijfboeken van Leonardo da Vinei. het een bevat allerkeurigst geteekende opstanden en plattegronden van kerken, het andere met tekst en berekeningen is geheel in spiegelschrift vervaardigd, zooals die geniale man gewoon was te schrijven: op liet Britsch Museum en in Frankrijk

-ocr page 11-

9

zijn verscliilleiKlo boukoii door dezen kunstenaar aldus

geschreven.

Wilde ik een bewijs geven van het belang dor talrijke brieven van koningen en geleerden, die ik daar nog zag, ik zou een dor lijstje van namen moeten afschrijven of wol de 40 laatste nummers van 't catalogusje laten afdrukken ; genoeg zij het to verzekeren dat ook dio stukken van groote historische waarde zijn zoowel om den inhoud als om de verdiensten of beroemdheid der schrijvers. Ik sta alleen stil bij het Latijnsche gedicht van Salmasius op den brand van de Fransche kerk op hot Binnenhof te 's üravenhage. Op 1 Februari 1044 brandde namelijk liet dak af van de kapel van den Prins, triduo post natalom Principis, zooals Constantijn Huygens schroef boven het voertienregeligo Latijnsche vers, dat hij daarop vervaardigde. Hot werd door Barlaeus opgenomen in zijne Momenta Desultoria, Poematum. Libri XI, mot een vierregelig vors van denzolfden ad Pontificios oxultantes, deze, zoo spreekt de dichter, moesten zich niet zoo verheugen in dien brand, want de Kerk roes telkens schooner uit Rome's vlammen. Hot Latijnsche gedicht door Salmasius eigenhandig geschreven, schijnt niet uitgegeven te zijn; om dit nader te onderzoeken, voeg ik de twee eerste regels hierbij:

Quid vesaua furls. Quo te rapit impia flamma,

Jmpctus? An nesois Principis esse domuin ?

Merkwaardig is het overigens, dat hot eerstgenoemde vers van Huygens met eenige andere brieven van dien staatsman-dichter ook onder de aangekochte papieren zijn; eenige daarvan die tot de briefwisseling van Chris-tiaan Huygens behooren benevens een paar brieven van dezen worden reeds door de welwillendheid van den Parijschen bibliothecaris opgezocht en afgeschreven voor de uitgave van de Correspondanco Huygens, welke Prof. liierons do Haan c. s. bewerkt. Dat Constantijn Huygens zijn harteleed over dien brand heeft uitgestort in een paai' verzon, kan ons niet verwonderen, want door zijn toedoen was het eerste orgel ter begeleiding van het psalm

-ocr page 12-

10

gezang aangebracht in die kerk, welke onder Frederik Hendrik den bijnaam had van Pruilkerk in tegenoverstelling van de Scheurkerk, zooals de Remonstranten de Kloosterkerk hadden genoemd.

De hulde door de Société de l'Ecöle des Chartes onlangs aan den heer Delisle betoond, als dankbewijs voor zijne bemoeienissen in dezen aankoop, acht ik allezins verdiend.

Dr. W. N. du Rieu.

Leiden, 3 October 1888.

-ocr page 13-
-ocr page 14-
-ocr page 15-