XT
Vanwege en ten voordeele van de Vereeniging, te Arnhem bij H. B. BREIJER. — 1888,
VAN HET
DOOR
Vanwege en ten voordeele van de Vereeniging, te Arnhem bij H, B. BREIJER. — 1888.
■WAGKKIKGSCHE BOLK- EK MUZIEK DRUKKE RIJ.
i
Hef Bestuur der Vereeniging Christelijk Nationaal Zenclings-feest heeft mij uitgenoodigd, hij gelegenheid van 't houden van het 25ste harer feesten, 't een en ander over den oorsprong en de lotgevallen van deze Vereeniging openhaar te mahen. Omdat ik van den beginne af aan onze Zendingsfeesten een werkzaam aandeel genomen heb, mocht ik deze vereerende opdracht niet afwijzen. Het voornaamste dat meegedeeld kon en mocht worden, heb ik te boek gesteld.
Ik hoop dat mijn vluchtige arbeid, te midden van vele andere bezigheden verricht, een goedgunstig onthaal moge vinden.
DE SCHEIJVER.
IJselstein , Juni 1888.
mm- -
- ■ ' ''''BB'.'
Gedachtenis is een schoon woord, wanneer liet op gedachteniswaardige zaken en gebeurtenissen betrekking heeft.
En nn beweer ik al aanstonds, dat wij alle recht hebben daaronder de viering van ons Vijfentwintigste Christelijk Nationaal Zendingsfeest te rangschikken. Dit nader aan te wijzen acht ik overbodig. Wie met die feesten ingenomen is en hun zegen bij ervaring kent, schenkt mij dit betoog. Wie vraagt bewijs dat de zon licht en warmte geeft? En wie er niet mee ingenomen is, zou ik toch niet kunnen bekeeren. Hem roep ik alleenlijk toe: kom en zie!
Maar mij rest een andere taak, de geschiedenis dier feesten te beschrijven als één bewijs uit talloos vele, hoe God kleine voorvallen in het dagelijksch leven van dezen of genen persoon gebruikt, om groote dingen te voorschijn te roepen tot eer zijns Naams en ten nutte van zijn Rijk. En daarom zeg ik nü reeds, en ik wensch het aan 't einde dezer geschiedenis te herhalen: „Niet ons, o Heer, niet ons, maar uwen Naam geef eer, om uwer goedertierenheid, om uwer waarheid wil!'1
Er is voor mij nog een bijzondere reden om dezen uitroep van den Psalmist met nadruk voorop te stellen. Immers waar ik natuurlijk beginnen moet met het begin,
6
de wordingsgeschiedenis dier feesten, daar ben ik, zal ik aan de waarheid niet te kort doen en 't meest belangrijke niet in de schaduw stellen, genoodzaakt meer over mijzelven te spreken, dan anders oorbaar en welvoegelyk is. Maar de nood is mij opgelegd. Houdt dit, bid ik u, in 't oog. Het kan nu eenmaal niet anders.
Laat me nu zonder verdere inleiding beginnen. Ik heb toch zooveel te zeggen.
Velen uwer kennen de lieflijke Zendingsdagen der door ons hoogvereerde Broedergemeente te Zeist. Het waren vanouds her gezegende samenkomsten, werwaarts menigeen — ook die niet tot die Gemeente behoorde, — met verlangen opging, om er in haar schoongelegen kerkgebouw de groote daden Gods te hooren verkondigen, te genieten van de stichtelijke muziek en van de gulle gastvrijheid dier stillen in den lande, maar allermeest om er saam te bidden: „Heer, uw Koninkrijke kome.quot; Ook ik kwam daar vóór een kwart eeuw geleden zoo vaak ik kon. Die uitgangen blijven mij onvergetelijk.
Zagen de goede Hernhutters ons gaarne op hun feest, men kan van 't goede echter te veel krijgen. Tal van belangstellenden toch uit Amsterdam en Rotterdam kwamen in 1861 en '62 met een afzonderlijken spoortrein naar Zeist, om er den zendingsdag mee te houden, en zich voorts in de daar zoo lieflijke natuur te verlustigen. Vooral in laatstgenoemd jaar was de toevoer zoo groot, dat de kerk de menigte niet bevatten kon, en ook het bekend liefdemaal niet gehouden kon worden. Zulk een toevloed van gasten was der Broedergemeente niet aangenaam; het stichtelijke ging van hun feest af.
Daar moest verandering in komen. Er zat één ding op:
7
den stroom van belangstellenden in een andere richting te leiden. En toen we aan den avond van dienzelfden feestdag in '62 met zeer velen op 't bekend heuveltje dichtbij de uitspanning het Jagertje in 't Zeister-bosch allergenoegelijkst bijeen waren, deelde ik den aanwezigen mijn gedachte raeê, om het volgend jaar op een andere plaats, langs den Rijnspoorweg gelegen, in de vrije natuur saam te komen, en daar, zonder anderen overlast aan te doen, met zoovelen als maar komen wilden, een ganschen dag feest te vieren. Het voorstel werd met gejuich begroet, en men rekende er op, dat ik woord zou houden en daartoe de noodige maatregelen nemen. Later kreeg ik van deze en gene nog schriftelijke aanmaningen, om deze zaak toch niet in 't vergeetboek te schrijven.
Ik vormde toen het volgende plan : ik zou eerst trachten een geschikt terrein te vinden, en dan aan de verschillende zendingsvereenigingen hier te lande voorstellen elk één lid af te vaardigen, welke leden te zamen de hoofdcommissie voor 't feest zouden uitmaken. Een uitgewerkt plan, aanwijzende op welke wijze het feest zon kunnen gehouden worden, zou ik dan aan die commissie voor-leggen, om mij daarna terug te trekken en de uitvoering aan baar over te laten.
Met een uitnemend gelegen terrein was ik spoedig gereed. Twee broeders, de een al boven, Heldring, en de andere nog hier beneden, de bekende Van Rennes, jarenlang agent voor C. N. Schoolonderwijs, vestigden mijn aandacht op Wolfhezen, tusschen Arnhem en Ede aan den Rijnspoorweg gelegen, en toebehoorende aan Mevrouw Douairière Baronnesse Van Brakell Doorwerth. Zij verzekerden mij, dat er goede hope was om Wolfhezen voor jat doel ten gebruike te bekomen.
8
Zóó was het. Toen ik de waardige Vrouwe miin plannen had meegedeeld, antwoordde ze mij op mijn vraag: „Kan ik nn daartoe uw Wolf hezen krijgen ? kort en beslist: „Ja.quot;
Minder goed slaagde ik met mijn aanvraag aan de besturen der Zendingsvereenigingen, om de bedoelde Commissie te helpen vormen. Het plan scheen hun te gewaagd; het zou niet geven; het riekte te veel naar engelsche en duitsche manieren, en vooral: wanneer er eens regen viel! Wat dan met al die duizenden te beginnen ; hoe hun een onderkomen te geven ! In 't kort, ik kreeg geen of een ontwijkend antwoord. En zoo was ik dan nog even ver als toen 't plan in mij opkwam. Er zat dus niets anders op, dan óf de zaak te laten varen, óf te trachten zelf een Commissie te vormen.
Het was vooral onze Looraan, die mij tot bet laatste aanspoorde. De Hoofdcommissie werd toen saamgesteld uit O. G. Heldring, predt te Hemmen, president. P. A. H. Roentgen, predt bij de Broedergemeente, T. M. Looraan, van Amsterdam, Jacob Voorhoeve H.Czn, van Rotterdam, E. R. Verbeek, van Zeist, en schrijver dezes, destijds predikant te Harderwijk, secretaris en thesaurier.
Doch nu kwamen de moeielijkheden eerst aan. De vraag was nog onbeantwoord: Zijn zulke bijeenkomsten in de open lucht, dus buiten een gebouw, volgens de wet geoorloofd ? Ik voor mij twijfelde daaraan geenszins. Immers art. 167 eerste lid der toen vigeerende Grondwet luidde; „Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust.quot; Wij waren voornemens een openbare godsdienstoefening te houden te Wolfhezen, privaat eigendom en van den openbaren weg afgesloten. Het
9
was dus een „besloten plaats.quot; Mijns inziens konden er derhalve vanwege de Regeering des lands geen bezwaren gemaakt worden.
Toch geschiedde dit. In mijn betrekking van secretaris der Hoofdcommissie gaf ik het parket van de rechtbank te Arnhem schriftelijk kennis van ons voornemen, om op Donderdag den 6. Augustus 1863 een Zendingsfeest te Wolfhezen te houden, met verzoek de Hoofdcommissie met de noodige politiemacht bij te staan ter handhaving der goede orde. Het antwoord op die aanvraag bleef tamelijk lang weg, en 't gerucht ging nit, dat men te Arnhem bezwaren maakte, en 't houden van 't feest niet gedoogen zou; en zulks uit kracht van het welbekend artikel, dat het houden van vergaderingen van meer dan 20 personen zonder toestemming der Regeering verbood.
Dat gerucht was niet geheel uit de lucht gegrepen. In een zeer breedvoerig schrijven aan de Hoofdcommissie betoogde de toenmalige Officier van justitie te Arnhem het ongeoorloofde van 't houden van zoodanig feest; tal van artikelen uit verschillende wetten werden daarbij aangehaald, vooral uit de wet op 't houden van vergaderingen.
Wij bleven zijn EdGstr. 't antwoord echter niet schuldig. We kwamen te Wolfhezen niet saam om vergadering, maar om godsdienstoefening te houden, en zulks was volgens art. 167 der Grondwet toegelaten. Het terrein te Wolfhezen was een besloten plaats. En indien dit naar 't oordeel van het parket nog niet voldoende 't geval was, dan had het slechts te zeggen hoe dit nog verder tot een besloten plaats te maken; de Hoofdcommissie zou die aanwijzingen gaarne opvolgen. Maar haar voornemen om op 6 Augustus te Wolfhezen
10
feest te houden gaf ze niet op. Er bestond geen enkele reden, waarom zij van haar grondwettig recht geen gebruik zou maken. Ze verzocht daarom nogmaals eerbiedig maar met aandrang, haar op dien dag met de noodige politiemacht ter handhaving der goede orde bij te staan.
De Hoofdcommissie kon met te meer vrijmoedigheid alzoo schrijven, want er bestond een vonnis van den Hoogen Eaad inzake een beweerde overtreding der wet door een roomsch geestelijke, op een dorp in Noordbrabant, begaan bij gelegenheid van een begrafenis op een kerkhof, slechts door een lagen muur van den openbaren weg gescheiden. De rechtbank te Eindhoven en 't gerechtshof te 's-Hertogenbosch spraken den aangeklaagde vrij, en alzoo ook de Hooge Raad, welke bij die gelegenheid in zijn arrest een „besloten plaatsquot; verklaarde te zijn zulk een, die voor een iegelijk zichtbaar van den openbaren weg is gescheiden, hoe dan ook, bijv. door een hek, heining, wal of wat dies meer zij, ook zelfs wanneer die scheiding in een vervallen staat verkeerde.
Er bestond derhalve geen de minste twijfel, dat, mocht het arnhemsch parket een vervolging instellen, dit met een vrijspraak der Hoofdcommissie zou eindigen.
Het antwoord dat de officier van justitie te Arnhem spoedig liet volgen, kwam hierop neer ; Over de rechts-quaestie schijnt de Hoofdcommissie geen verder debat te verlangen; hij zou er dus ook 't zwijgen aan toedoen. En voorts gaf hij bericht, op den voor 't feest bepaalden dag te zullen zorgen, dat de noodige politie ter handhaving der orde aanwezig was.
Wie echter daaruit mocht opmaken, dat bedoelde ambtenaar ons goed recht om te Wolf hezen feest te
11
houden erkende, scheen het mis te zullen hebben ; althans het gerucht hield aan, dat wanneer wij daar samen kwamen» wij met den sterken arm der openbare macht zouden worden uiteengedreven.
Dit bracht nieuwe ellende. Een lid der Hoofdcommissie trok zich terug. Dit was ook 't geval met dezen en genen spreker; en van verschillende zijden kwam de raad: „Laat het plan varen; de llegoering is er tegen, en waartoe dan moeite te maken en processen uit te lokken.quot;
Wij waren echter volstrekt niet van voornemens dien raad op te volgen. De Regeering had er zich niet tegen verklaard, slechts — en ook dit wist men nog maar bij geruchte — één of twee leden van 't parket te Arnhem.
Maar ook aangenomen, dat de Regeering er tegen was, — welnu, wat zou dat ? We leven in een vrij land, en zijn derhalve niet afhankelijk van het al of niet goedvinden van iets door de Regeering, maar hebben slechts te vragen : Wat zegt de wet ? Deze liet het houden van zoodanig feest toe. Waarom dan geweken, en een goed doel ter bevordering van 't Koninkrijk Gods laten verijdelen op vermoeden van tegenstand van enkele mannen, met openbaar gezag bekleed ?
Toch begon de vrees ons te bekruipen, dat tengevolge van dit alles 't feest mislukken zou. Welnu, dachten we, laat het dan mislukken. Gaat gij echter voort; komt, al is 't ook met weinigen, op 6 Augustus te Wolfhezen samen; laat men dan proces-verbaal tegen u opmaken, u zelfs uit elkander drijven ; maar dan brengt ge de zaak voor de rechtbanken, en deze zullen u in 't gelijk stellen, want wat ge deedt is in overeenstemming met art. 167 dei-Grondwet, en derhalve geoorloofd.
12
Midderwi]! hadden we bi] voorname rechtsgeleerden en mannen van aanzien adviezen ingewonnen, en allen raadden aan door te zetten.
Ds Heldring, die in die kritieke dagen buitenslands vertoefde, kwam inmiddels terug en schonk aan alles wat verricht was, zijn goedkeuring.
Toch moest, meenden wij, toen de zaak zoo hachelijk stond, aan mevrouw Van Brakell de gelegenheid worden aangeboden haar gegeven woord terug te nemen. Kwam er toch een proces, dan zou zij als eigenares van Wolfhezen daarin betrokken kunnen worden. Maar mochten wij oorzaak zijn, dat eene vrouw van haar leeftijd en hoogen rang in de maatschappij, al ware 't slechts als getuige, in een proces werd gewikkeld ?
Spoedig kwam haar antwoord in. Het luidde in hoofdzaak dus : „Ik heb eenmaal j a gezegd en doe mijn woord gestand, laat er van komen wat wil.quot;
Dit stak ons een hart onder den riem. Dat de Zendingsfeesten burgerrecht hebben verkregen, moet voor een goed deel dank geweten worden aan de offervaardigheid, de trouw en den moed van deze vrome en voortreffelijke Vrouw, wat schrijver dezes allereerst in dankbare erkentenis houdt.
Om echter zoo mogelijk voorgoed een einde aan deze spanning te maken, werd een schrijven gericht aan den toenmaligen minister van Justitie, den heer Olivier. Vooral werd er op gedrukt, dat wij stille burgers in den lande waren, niet in 't minst gezind om onrust te verwekken, en die er prijs op stelden de Regeering in geen enkel opzicht te bemoeielijken. Edoch wij voelden geen roeping van ons grondwettig recht afstand te doen. En daarom bleven we onherroepelijk vas bij ons besluit, om
13
op den 6den Augustus ons voorgenomen feest te Wolfhezen te houden. We wenschten ecliter dit te doen door de Regeering gesteund en niet, rechtstreeks of zijdelings, door hare ambtenaren bemoeielijkt of tegengewerkt. De Hooge Raad had reeds uitgemaakt, wat in art. 167 dei-Grondwet onder een besloten plaats moest verstaan worden. Meende de Regeering daarmee geen genoegen te kunnen nemen, — ze zou ons dan slechts mededeelen, hoe we het terrein te Wolfhezen behoorden af te bakenen. Tegen de kosten zouden we niet opzien. Maar dit stond vast, het feest ging door, desnoods tegen den zin der Regeering, maar liefst met haar goedkeuring en steun.
Dit hielp. Binnen twee dagen was er antwoord zoowel van den Minister als van 't parket te Arnhem, dat er van de zijde der Regeering geen 't minst bezwaar tegen 't houden van 't feest bestond, en dat ter handhaving der goede orde alle hulpe zou geboden worden.
Wij zijn aan de ware liberaliteit van wijlen den Minister Olivier grooten dank verschuldigd. Uit particulier bericht kwam het ons ter ooren, dat Z. Exc. zeer ontstemd was over de ons aangedane tegenwerking, en dit aan de betrokken personen heeft kenbaar gemaakt
Zoo stond dan 't houden van 't feest niets meer in den weg en werden met haast de noodige toebereidselen gemaakt. Een tent of kraam werd gehuurd om voor cantine dienst te doen. Vrienden boden aan te helpen bedienen. De broodjes werden te Amsterdam door de goede hulp van de familie Höveker en andere vrienden gereed ge. maakt. Aan gasten en brassen werd natuurlijk niet gedacht; het geheele menu bestond uit een zg. kadetje, een krentenbroodje, een kop koffie, een kop thee en een glas bier, elk a 5 cent, te betalen met kaartjes voor
14
mondbehoeften, die toen, en sedert bij ieder feest, op het terrein te bekomen waren. En wat er later ook verbeterd eu vervolmaakt is geworden, de inrichting en regeling van 't feest, zooals die de eerste maal was, is in hoofdzaak gebleven.
Zoo werd dan 6 Augustus met verlangen en toch ook niet zonder vrees te gemoet gezien. Immers er zouden, zoo bleef de straat vertellen, tal van kwaadwilligen komen om 't feest te verstoren. En zóó ernstig werd dit dooide Overheid opgevat, dat te Arnhem op den feestdag de militaire macht in de kazerne geconsigneerd werd, en er van Wolfhezen tot Arnhem posten stonden, zelfs een op den toren der stad, om in den kortst mogelijken tijd die militaire macht te kunnen laten aanrukken.
Toch werd door onze Hoofdcommissie iets van dien aard volstrekt niet verwacht We wisten op de goede gezindheid van de groote meerderheid der feestgangers te mogen vertrouwen.
Wie met de extra-treinen uit Amsterdam, Rotterdam en tusschenliggende plaatsen kwamen, behoorden — daar hadden we voor weten te zorgen — tot de vrienden, die met ons voor de goede orde zouden helpen waken, zoodat het aan eenige kwaadgezinden onmogelijk zou zijn verstoring aan te brengen.
Doch er dreigde een andere vijand, tegenover wien wij geheel en al machteloos stonden; de regen. Het was in dien tijd vóór 6 Augustus bijzonder buiig weer. En nooit zal ik vergeten, hoe angstig ik den dag vóór 't feest, te Utrecht vertoevende, telkens naar de windwijzers zag, of wellicht de wind ook mocht uitschieten en de donkere regenwolken uit elkander jagen. Dat er midderwijl menig stil gebed uit veler hart naar boven steeg, behoeft niet gezegd te worden.
15
;s Nachts om 2 uur, op Doorwertli gelogeerd, opende ik 't raam; de lucht was zwoel en er viel motregen. Donker vooruitzicht! Maar 's morgens begon de wind zich te verheffen en de wolken braken, hoewel zicb aan den noordwestelijken horizon telkens zwarte buien vertoonden, die ons dreigden te overvallen. En toch, den Heer zij dank, vielen er te Wolfhezen dien dag slechts enkele droppelen. En dat niettegenstaande het te Amsterdam, zelfs in 't naburige Arnhem, schier den geheelen dag hard regende. Zóó toonde de Heer zich ook in deze een hoorder der gebeden.
Maar ook in ieder ander opzicht. Te 9 uur 's morgens kwamen de vrienden met de geheel gevulde feesttreinen, ongeveer een 2000tal. Midderwijl was het feestterrein reeds goed bezet door velen uit den omtrek en van 't naburige Arnhem, zoodat het een bont gewoel werd. Op schier aller aangezichten lag vroolijkheid en blijde verwachting. „Nooit, verhaalde ons een vriend, zal ik den indruk vergeten, die 't gezaug der duizenden, begeleid door de muziek der broederen uit Utrecht en van de Hernhutters te Zeist, op mij maakte, toen ik, van den spoortrein komende, dit over de ruime vlakte hoorde weergalmen. Zóó iets was destijds in ons land nog nooit vernomen. Het was me een profetie van de heerlijke toekomst der Gemeente bij de wederkomst van Christus.quot; Wat thans voor ons een gewone zaak is, was destijds iets ongehoords, dat 't hart aangreep.
Ds Heldring, voorzitter der Feestcommissie, hield ten 10 uur de openingsrede. Om half twee gaf de hr T. M. Looman een overzicht van den staat en de werkzaamheden van de in Nederland bestaande Zendingsvereenigingen; een arbeid dien hij nu een kwart eeuw trouw heeft
16
blijven vervullen. Om half 4 werden op 4 verschillende spreekplaatsen korte toespraken gehouden, wat ten 5'/^ uur nogmaals plaats vond. De heeren die zich daartoe bereid verklaard hadden, waren de volgende :
J. W. Ten Bokkel, predt te Ommen,
A. H. W. Brandt, predt te Amsterdam,
J. D. B. Brouwer, predt te Ede,
A. Brummelkamp, leer. a/d. Theol. School te Kampen,
P. Van Eik, van Amsterdam,
D. Gildemeester, predt te Utrecht,
J. H. Gunning-, predt te 's-Gravenhage,
P. J. Helwig-, predt te Amsterdam,
Th. Kousbroek, evangelist te Rotterdam,
W. Lagerweij. van Rotterdam,
P. A. H. Roentgen, predt te Zeist,
C. Schwartz, predt te Amsterdam,
H. J. R. G. Theesing, predt te Rotterdam,
H. C. quot;Voorhoeve, director van het Zendelinghuis te Rotterdam
H. W. Witte veen, predt te Ermelo, ea
W. Zegers, predt te Oosterbeek.
Ten 63/4 uur werd 't feest gesloten door een toespraak van schrijver dezes.
De Hoofdcommissie bestond uit de hh.:
O. G. Heldring, predt te Hemmen, voorzitter,
S. H. Buytendijk, predt te Harderwijk, secretaris en penningm. P* A. H. Roentgen, predt te Zeist,
T. M. Looman, van Amsterdam.
E. R. Verbeek, van Zeist, en
J. Voorhoeve HCzn , van Rotterdam.
De Hulpcommissarissen waren de hh.:
H. B. Breijer, van Arnhem; F. Daubanton, van Amsterdam; H. De Hoogh, van Amsterdam; J. Hulsebos, van Utrecht; H. Jaspers, van Amsterdam; H. J. Van Lummel,
17
van Utrecht; J. H. Den Ouden jr, van Amsterdam; R. F. u.osenstok, van Rotterdam ; Jac. Siblesz, van Arnhem; H. A. Stanze, van Zeist; J. J. Verbrugh, van Utrecht; en 6. Ypenbnrg, van Arnhem.
De heer Van der Dussen, rentmeester van mevrouw Van Brakell, stond de Commissie met raad en daad bij; ook later, op de feesten te \V olfhezen gehouden.
Het wekt voor ouderen van dagen een eigenaardig gevoel op deze namen te lezen. Wat waren de toestanden, waarvan die mannen toen mee de vertegenwoordigers waren, destijds heel anders dan thans. Velen hunner zijn naar betere gewesten heengereisd; enkelen trokken naar 't buitenland; maar de meesten zijn nog in leven en zullen dit allereerste Zendingsfeest, aan welks welslagen zij een zoo belangrijk aandeel namen, wel niet vergeten zijn.
Van de leden der Hoofdcommissie is, behalve schrijver dezes, nog in functie de hr T. M. Looman, en van de hulpcommissarissen de hh. Breijer en Verbrugh, latei-als leden der Hoofdcommissie opgetreden.
En hiermede nemen we van ons eerste Zendingsfeest afscheid. Omdat het de wordingsgeschiedenis van al de Zendingsfeesten in zich bevat, ook van die in 't Noorden en in 't Zuiden des lands, —■ om van de kleinere niet te gewagen — waren we verplicht daarbij eenigszins uitvoerig stil te staan. Van de sedert gevolgde feesten teekenen we slechts enkele bijzonderheden aan.
Op 14 Juli 1864 vierden we wederom te Wolfhezen feest, en werden daar door mevrouw Van Brakell, die we met recht de moeder der Zendingsfeesten mogen heeten, met dezelfde gulle gastvrijheid ontvangen. De openingsrede werd gehouden door ds L. J. Van Rhijn, destijds
o
18
predt te Wassenaar, en die tevens als ondervoorzitter in de Hoofdcommissie was opgetreden. Ds M. Cohen Stuart, predt te Rotterdam, hield de slotrede.
Als een bijzonderheid verdient aanteekening, dat de bekende Matamoros, die wegens zijn geloof langen tijd in den spaanschen kerker gezucht had en er zijn gezondheid bij had ingeboet, 't feest bijwoonde en een toespraak hield.
Het derde onzer feesten werd op 6 Juli 1865 te Maars-bergen, op het buitengoed van de hooggeachte familie A. Du Bois gehouden. Noode hadden we — echter tot weerziens — van ons onvergetelijk Wolfhezen afscheid genomen. Maar we voelden, dat het van de welwillendheid van mevrouw Van Brakell te veel was gevergd, om daar telken jare onze tente op te slaan, hoezeer ze daarop ook had aangedrongen. Bovendien oordeelden we 't nuttig 't feest ook in andere oorden van 't land te honden. In 't program van dit derde feest leest men dienaangaande ; „Van het schoone Wolfhezen en de daar genoten gastvrijheid behielden we een lieflijken en onvergetelijken indruk; andere streken mogen in gelijken zegen deelenquot;.
Het feest te Maarsbergen werd geopend door ds Heldring en gesloten door ds J. A. Schuurman Johzn.
Hoe goed en vriendelijk we 't te Maarsbergen ook hadden, zijn we er toch slechts éénmaal geweest. Het terrein was voor een feest, dat door zoovele duizenden bezocht werd, minder geschikt. Ook lag het tamelijk vér van 't station.
In 1866 hadden we wegens het heerschen der cholera geen feest.
In 1867 echter wees alles erop, alsof we onze schade moesten inhalen In dat jaar werd de vijfde Algemeene
19
Vergadering der Evangelische Alliantie in de hoofdstad onzes rijks gehouden van 21 tot 27 Augustus. En nu lag het voor de hand, dat we daarmee ons feest in betrekking brachten, en op Woensdag 28 Augustus de vele gasten uit het buitenland in de gelegenheid stelden te zien en te hooren, hoe wij Hollanders onze Zendingsfeesten hielden
Natuurlijk zochten we een terrein in Holland, niet alleen omdat we in de nabijheid van Amsterdam wensch-ten te blijven, maar ook omdat voor den vreemdeling Haarlem en omstreken een historische aantrekkelijkheid hebben. We slaagden ter laatste ure uitnemend bij de hooggeachte familie Barnaart, die ons 't bekend landgoed de V ogelenzang bereidwillig afstond.
Viel er den dag vóór 't feest veel regen, op 't feest zelf was 't prachtig weêr en heerschte er een opgewekte stemming, zoodat de aanwezige vreemdelingen, onder welke de bekende lord Radstock, opgetogen waren over wat ze hoorden en zagen. Enkele hunner hielden in hun eigen taal korte toespraken. Dat de phlegmatische Hollanders — zoo staan we in 't buitenland bekend — toch opgewekt feest weten te vieren, werd hun toen openbaar.
Ds L. J. Van Rhijn hield de openings-, ds J. P. G. Westhoff, van Amsterdam, de slotrede. De heer Willink van Bennebroek ontving na afloop van 't feest de leden der Hoofdcommissie en eenige sprekers op zijn prachtig buitengoed aan zijn disch.
Schrijver dezes kon echter daaraan niet deelnemen, wijl hij 's morgens vroeg, door een ongeluk, bij het opruimen van het terrein achter de cantine, een zijner enkels gebroken had, wat hem echter niet belette op de hoofdspreekplaats nu en dan een toespraak te houden. Bij wijlen den heer en mevrouw Dijk vond hij op hun villa
20
iu den Haarlemmerhout geruimeu tijd een liefderijke verzorging.
Erger was 't lot van een bejaarden bediende, die een zware beenbreuk bekwam, waarvan hij tot aan zijn dood de nadeelige gevolgen ondervond.
Ons vijfde feest vierden we op 29 Juli 1868 op het oud-adellijke Middachten, gelegen nabij de Steeg en aan den beroemden straatweg van Arnhem naar Zutfen. Mevrouw douairière gravinne Bentinck van Middachten stond ons gaarne een deel der bosschen van haar prachtig landgoed ten gebruike af. Het heuvelachtig terrein bood den feest-genooten een bijzonder genot, niet het minst toen tijdens de pauze een groot deel van 't publiek, in twee afdeelingen gesplitst, een wandeling maakte door die schoone dreven, wat vooral voor de feestgangers uit Holland, die Gelderland slechts bij name kenden, een verrassing was. Een schetsteekening van den plattengrond op den omslag van het program en eenige handwijzers maakten het vinden van den weg op het ruime terrein te gemakkelijker.
De heer Cohen Stuart, remoustrantsch predikant te Rotterdam, hield de openingsrede, en de heer P. Huet; laatst predikant aan de Kaap, sprak het slotwoord.
Werd er in de laatste weken vóór 't feest sterk naar regen verlangd, op den feestdag echter kwam hij. Een verkwikkende bui in den voormiddag hinderde minder, werd zelfs met vreugde onder 't zingen van Ps. 84 vs 3 begroet; doch des avonds viel de regen overvloediglijk, wat ieder zich echter gemakkelijk getroostte.
4 Augustus van 't volgend jaar waren we weer op Middachten. Het was er ons zoo goed bevallen en de hooggeëerde Eigenares ontving ons opnieuw gaarne. Thans hadden we een geheel droogen dag.
21
Aanteekening verdient, dat we, wat de keuze der spreekplaatsen betreft, toen voor de eerste maal een nieuwe wijze van doen volgden: we plaatsten de tribunes voor de sprekers in de diepte, terwijl de hoorders zich langs de glooiing opwaarts schaarden. Dit bleek voor 't beter kunnen verstaan zeer doeltreffend te zijn. Spreekplaats n0 1 bood, vooral toen des middags de dalende zon door een opening in 't loverdak 't publiek bescheen, een treffend gezicht.
De emer.-predt Gr. Barger, van Utrecht, hield de openings-, de heer Buytendijk de slotrede.
Hadden de spoortreinen reeds 't vorige jaar feestgenooten aangevoerd ook uit het Noorden en Oosten des lands, van Almeloo en Heerenveen, — dit jaar werden zelfs Gro--ningen, Leeuwarden en Harlingen met het feest verbonden. Het getal bezoekers was dan ook grooter dan ooit. Dit feest mag een der best geslaagde genoemd worden, een, zooals destijds de naam was. echt Algemeen Evangelisch Nationaal Zendingsfeest.
Eer we van dit feest scheiden, moet nog vermeld worden, dat we aan den vóóravond daarvan voor de eerste maal een bidstond hielden op het terrein Aanleiding daartoe was gegeven door eenige belangstellenden 't jaar te voren, die uit eigene beweging, om een zegen voor ons feest af te smeeken, in een nabijgelegen kapel waren saamge-komen. Sedert zijn aan den vóóravond van elk feest bidstonden gehouden, die voor wie er bij konden tegenwoordig zijn, liefelijk mochten heeten.
In 1870 waren we in een geheel ander gedeelte des lands, op 't landgoed Nijenburg bij Heiloo, in de nabijheid van Alkmaar. Jonkheer mr C. Van Foreest stond het ons gaarne af.
Was het natuurschoon hier minder dan op Middachten,
22
uit een historiscli oogpunt echter won Heiloo het. Daar en in den omtrek had eenmaal de beroemde angelsaksi-sche zendeling der Nederlanden Willebrord zijn hoofdzetel. Eu in 't middaguur werd dan ook door een deel der feestgenooten een wandeling naar den bekenden Wil-lebrordsput gedaan.
Dr Beets, van Utrecht, opende, en ds M. Cohen Stuart sloot het feest, dat — 't was op 22 Juni, dus vroeger in den tijd des jaars dan anders — zeer naar wensch afliep, met prachtig weêr begunstigd.
Van Heiloo trokken we naar Houdringen bij de Bilt, toebehoorend aan jonkheer Fabricius van Leijenburg van Loenen en Wolferen. Het terrein lag niet ver van 't station De Bilt vau den Centraalspoonveg. Het was op den' feestdag, 9 Augustus 1871, een schoone, maar heete dag, wat echter in den namiddag ongerief veroorzaakte^ daar er gebrek aan drinken kwam, dat uit den omtrek zoo niet dadelijk kon aangevoerd worden. Bovendien had de Hoofdcommissie niet op zoo grooten toevloed van feestgangers gerekend. Het was het drukstbezochte van alle feesten. Er liepen negen extra treinen, die 80 stations aandeden, — onder welke De Helder, Harlingen, Kampen, Enschedé en Breda — dus de uiterste deeleu des lands met het feest in betrekking stelden. Wie had vroeger iets van dien aard mogelijk geacht !
Prof. Van Oosterzee hield de openings- en de heer A. Brummelkamp de slotrede.
Het feest te Houdringen zal, door wie 't bijwoonden, niet licht vergeten worden We hadden het er goed, ondanks de weinige schaduw en hoewel de regeling te wenschen overliet
In 1872 trokken we naar ons uitgangspunt terug, naar
23
't onvergeteliik Wolf hezen. Mevrouw Van Brakell was nog in leven en woonde 't feest bij. Maar 't; was voor de laatste maal. Toen we zeven jaar later daar nog eenmaal terugkwamen, was ze reeds opgeroepen om, naar we vertrouwen, een eeuwig feest in den hemel te vieren.
Het was voor hen, die daar de eerste feesten georganiseerd of bijgewoond hadden, een stolfe van vreugde, weer op een plek samen te zijn, waaraan zoovele gewichtige herinneringen verbonden waren.
Prof. Doedes opende en de heer Buytendijk sloot het feest.
Den dag daarna werd er een Zendings-conferentie te Arnhem gehouden onder leiding van een commissie uit het Hoofdbestuur, bestaande uit de hh. Brummelkamp, Cohen Stuart, Looman, Van Lummel en Westhoff. Die Conferentie, welke zeer goed bezocht werd, had ten doel, „de belangen der Christelijke Zending in vrijen, broederlijken geest te bespreken.''
Het daarop volgende jaar had zulk een Conferentie andermaal plaats te Haarlem, den dag na het Zendings-feest op Boekenroode. De hh. N. H. De Graaf en dr .!• Riemens waren de referenten.
Deze Conferenties, sedert gestaakt, zijn ten vorigen jare door eenige broederen weer in 't leven geroepen, en ook dit jaar zal er in Sept. een gehouden worden.
1873 was, zooveel de Zendingsfeesten betreft, een zeer belangrijk jaar. Toen de vrienden uit het Noorden een paar onzer feesten in 't midden des lands hadden bijgewoond, ontbrandde in hen de begeerte om zelf ook zulke feesten in hun meer onmiddellijke nabijheid te hebben. In 1871 werd ;t voornemen een daad. In ;t schoone Asser-bosch werd het eerste Noordelijk Evangelisch Zeu-dingsfeest gehouden, dat bij uitnemendheid slaagde.
24
En op den 4lt;len Juli vau dit jaar vieren ze hun 18de. Wij verheugen ons daar zeer over. We kunnen het Noorder-Zendingsfeest in zekeren zin het kind van het Algem. Evangel. Nationaal Zendingsfeest heeten. De broederen in 't Noorden zullen dit zeker gaarne erkennen.
Maar 't Zuiden bleef nog toeven ook in deze handen aan den ploeg te slaan. Daarom organiseerde onze Hoofdcommissie in vereeniging met eenige vrienden uit het Zuiden daar het eerste Zuider- Zendingsfeest te Kloetinge bij Goes op 2 Juli 1873, dat zeer naar wenscli afliep. Later kwamen deze feesten onder een eigen bestuur. Eerlang wordt daar 't 15de feest gevierd. Zijn de feesten er ten gevolge van de ligging van dit deel onzes lands niet zoo druk bezocht als onze feesten, toch — schrijver dezes bezocht er een paar niet genoegen — brengen zij ook 't hunne toe aan de bevordering van 't Koninkrijk Gods. Onze beste wenschen ook voor de Zuider-Zendingfeesten.
Wijzelven zocliten weder in Noordholland — we hadden 't er reeds tweemaal heel goed gehad — onze teute op te slaan. En we vonden, wat we zochten, niet ver van de Vogelenzang, het liefelijke, lommerrijke lustoord Boeken roode.
Wie, die daar een- en andermaal kwam, vond het er niet heerlijk ? Boekenroode is voor ons feest een tweede tehuis geworden. De hooggeëerde familiën Messchert van Vollenhoven en van Lennep hebben ons steeds met groote sympathie ontvangen, en al gedaan wat kon, om de feesten aldaar zoo goed mogelijk te doen slagen.
Dr Beets, destijds nog predikant te Utrecht, hield de openingsrede, terwijl ds M. Cohen Stuart het slotwoord sprak.
25
Het feest slaagde bijzonder, en 't was in veler hart om er zoo spoedig mogelijk terug te komen. Die wensch is niet onvervuld gebleven.
Eei we nu nog enkele woorden over de volgende feesten schrijven, dient medegedeeld, dat in 1874 de samenstelling der Hoofdcommissie een radicale wijziging onderging. Had ik van den beginne af, daartoe door de omstandigheden geleid, nagenoeg alleen mij met de zorg voor alles belast gezien, — toch kon noch mocht dit op den duur zoo blijven. Daarom werd besloten een bestuur of uitvoerende commissie uit de leden van de Hoofdcommissie saam te stellen, en onder de leden van dit bestuur de werkzaamheden te verdeelen. De post van secretaris en thesaurier, van den beginne door mij vervuld, werd gesplitst. En de tegenwoordige functionarissen aanvaardden hunne betrekkingen en bleven die tot op heden vervullen !). Later werden nog twee leden aan 't Bestuur toegevoegd. Dat het nu veel beter gaat dan vroeger, en vooral onze penningmeester, speciaal met de zorg voor 't meubilair en de inrichting van 't feestterrein belast, alles tracht te volmaken, zulks is voor ieder, die de inrichting van de eerste feesten met de laatste vergelijkt, duidelijk in 't oog vallend.
Bij deze gelegenheid werd de naam van Algemeen Evangelisch Nationaal Zendingsfeest in C h r is t e 1 ij k Nationaal Zendingsfeest veranderd, en aan Z. M. den Koning rechtspersoonlijkheid aangevraagd en later verkregen. Een Hoofdcommissie als vroeger bestaat dus niet meer. De leden der Vereeniging — hun getal
1) Behoudens een geringe wisseling in 't personeel door het optreden, maar kort daarna bedanken van den heer I. J. Dermout.
26
bedraagt thans in 1888, 21 — kiezen uit hun raidden een Bestuur; dit doet eenmaal per jaar rekening en verantwoording; de leden treden periodiek af, maar zijn terstond herkiesbaar.
Ons 11de feest vierden we op 1 Juli 1874 weder op Middachten. Het was, nu de vrienden uit het Noorden hun eigen feest hadden, minder druk bezocht dan de beide vorige keeren ter zelfder plaatse. Toen en later kan men 't getal bezoekers op een kleine 10000 begrooten. Daar boven komt het slechts zelden.
De heer Hogerzeil hield de openings-, de heer J. P. (j. Westhoff de slotrede.
Uit Gelderland gingen we in '75 weer naar Boeken-roode, ora er op 7 Juli ons 12de feest te houden. Wat nog nergens geschied was, had hier plaats: een onzer gastheeren, rar J. Messchert van Vollenhoven, destijds lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, heette in hartelijke woorden 't publiek welkom, wat raet groote ingenomenheid werd begroet. De hoogleeraar Lamers hield de openings-, ds De Graaf, van Amsterdam, de slotrede.
Onder de sprekers op dat feest treffen we ook dr A. Kuyper aan, destijds Kamerlid, die over de Brighton-be weging in Engeland met warme ingenomenheid sprak.
Nog teekenen we aan, dat het de laatste maal was, dat de heer Van Lummel op ons feest een spreekbeurt vervulde. Ruim twee jaar later werd hij tot hooger werkkring opgeroepen. Onze feesten zijn veel aan hem verschuldigd. Reeds aan 't eerste nam hij een werkzaam aandeel; de zorg voor 't muziekcorps, destijds bestaande uit eenige leerlingen van zijn school en enkele hernhut-tersche broeders, had hij volvaardig op zich genomen. Het beeld van dezeu eenvoudigen en nederigen, en tevens
27
zoo bij uitstek bekwamen man, zal nooit uit ons geheugen gewischt worden.
In 1876 gingen we naar het landgoed Beeckesteijn, nabij Velzen, dus opnieuw in Noordholland, en toebehoorende aan de hooggeachte familie Boreel van Hoogelanden.
En hier wenschen we even stil te staan, om onzen dank uit te spreken aan de aanzienlijke grondbezitters in ons land, die ons steeds zoo bereidvaardig, een tweetal hunner reeds tot vijfmalen toe, hun buitens en bosschen ten gebruike afstonden, en ons bovendien, waar zich daartoe de gelegenheid bood, als gasten ontvingen, een liefde die wij nooit genoeg kunnen waardeeren.
Toen we in '64 Wolfhezen verlieten, was 't de vraag: waarheen nu? En zie, nooit heeft het ons aan geschikte terreinen ontbroken. Waar we aanklopten, vonden we meestal een opene deur en vriendelijk gestemde harten. Daarvoor brengt het Bestuur bij deze openlijk zijnen dank aan al onze hoogvereerde gastheeren en gastvrouwen, met de bede, dat de Heer der Gemeente het hun moge vergelden, en Hij hun allen eens toevoege: „Wat gij aan deze mijne minste broeders gedaan hebt, dat hebt gij mij gedaan.quot;
Om op Beeckesteijn terug te komen, we waren er op den 5llei1 Juli 1876 liefelijk bijeen. Als naar gewoonte liet het weder niets te wenschen over. Ds Westhoff opende en ds Segers, van Leiden, sloot het feest.
Onze Heldring was toen nog in leven, maar woonde dit feest niet bij. Toch was het de laatste maal, dat zijn naam onder de Bestuurders vernoemd werd. Een jaar later was hij reeds ontslapen en bij Hem, dien hij zoo moedig, zoo volhardend en met zulk een rijken zegen, niet het minst aan diepgevallenen en verwaarloosden, met
———
woord en daad had gepredikt. Heldring was een waarlijk groot man, met een ruimen blik en een warm liart. Ook onze Zendingsfeesten zijn hem veel verschuldigd.
Na tweemaal achtereen in Noordholland saam te zijn geweest, voelden we, dat we weder naar Gelderland terug moesten. En dan lag als altijd Middachten ons 't naast aan 't hart En we wisten, er altijd welkom te zijn.
4 Juli 1877 vierden we er ons l^6 feest. De heer Bronsveld, van Utrecht, hield de openings-, de hr Grerth van Wijk, van 's-Gravenhage, de slotrede.
Laat ons van dit feest nog alleen dit vermelden, dat onze hooggeachte broeder in Christus, baron Van Doorn van Westcappelle, toen voor de eerste maal op onze feesten als spreker optrad, terwijl de tweede zoon van de gravinne Bentinck, graaf William, deze toespraak met gebed eindigde. Sedert de laatste zeven jaren spreekt baron Van Doorn op elk feest. En ons publiek rekent daarop reeds zoo vast, dat het niet meer de vraag is:
zal baron Van Doorn spreken, maar: waar spreekt hij?
Dat het onzen broederen Lócman en Van Doorn nog langen tijd gegeven worde elk jaar opnieuw onzen feest-genooten met den gang van 't Godsrijk over de aarde en in de harten van menschenkinderen bekend te maken.
In 1878 waren we op 3 Juli weer op een nieuw terrein, op 't prachtige Bennebroek, eigendom van vrouwe douairière Willink. Ds De Graaf opende 't feest, 't Was helaas voor gt;
de laatste maal, dat deze hoogbegaafde broeder op ons Zendingsfeest 't woord van veler harte spreken zou. In 1886 ging hij, geheel onverwachts, uit de strijdende in de triompheerende Kerk over.
Onder de sprekers op dat feest vinden we nog den naam van een begaafden broeder vermeld, M. Sjoers, predt
29
te Dordrecht. Hij sprak er voor de eerste en laatste maal; de Heer riep hem spoedig daarna tot hooger werkkring.
Prof. Cassel, hoogleeraar te Berlijn, een groote in 't Koninkrijk des Heeren uit Israël, handelde over: „Paulus auf dem Wege nach Damascus.quot;
De slotrede werd gehouden door ds Hoog, van Haarlem. Hoewel we slechts éénmaal op Bennebroek samen waren, behouden we van dat schoone landgoed en de ontvangst aldaar een liefelijken indruk.
In '79 trokl ïen we opnieuw naar de plek, waar eens de wieg der Zendingsfeesten stond, naar Wolf hezen. De Zoon en Schoonzoon van de waardige Overledene vonden er een welbehagen in nogeens een feest te doen vieren op de plek, waar de Geliefde aan onzen strijd had deelgenomen.
In liet program van dit ons feest, gehouden op 2 Juli, staat dan ook met treffende woorden 't volgende vermeld :
„In 1863 of' mi, de openbare meening is gedurende dien tijd ten opzichte van onze Zendingsfeesten vrij wat veranderd. Nu kan men zeggen, dat zij een zeker burgerrecht verkregen hebben; toen werd er druk mee gespot, en zelfs mannen, den arbeid der Zending niet ongenegen, vroegen bedenkelijk; „Hoe zal dat afloopen?quot; Het is door Gods goedheid uitnemend afgeloopen, niet het minst tot vreugde en dankzegging aan God van haar, die later nog tweemaal haar schoon Wolfhezen voor zulke samenkomsten openstelde. Wordt eenmaal de geschiedenis van de Zendingsfeesten in Nederland beschreven, dan moet, dan zal haar naam het eerst genoemd worden; een naam, dien de vrienden der zending niet zullen vergeten.quot;
Schrijver dezes herdacht haar dien dag in 't bijzonder
30
in zijne rede, „Gedachtenis ' getiteld. Het stemt zoo weemoedig, wanneer men zoo telkens opnieuw hen, met wie God ons op onzen weg in eenigheid des geestes samenbracht, ziet heengaan. Gelukkig, dat die scheiding niet voor eeuwig is.
Nog een andere geliefde doode werd op dat feest herdacht ; het gold onzen vriend Coheu Stuart. Hem aangaande leest men in 't program :
„Zijn dood, hij was een trouw lid der Hoofdcommissie, is ook voor de Zendingsfeesten een verlies. Altijd was hij bereid om te spreken, en hij sprak goed. Zijn woord greep aan en bezielde; waar hij sprak, verzamelde zich altijd een groote menigte rondom hem. Men hoorde den man gaarne, die het zoo duidelijk en goed kon zeggen. Hij had de Zending lief en geloofde aan de wereldover-winnende kracht van het Evangelie der genade Dit sprak uit zijn woord en daarom trok het zoovelen aan. God trooste ziju bedroefde weduwe, en zijn dood zegge tot ons: „In Gods kracht de handen aan den ploeg, terwijl het nog tijd is.quot;
De openingsrede werd gehouden door ds J. A. Schuurman, predt te Batavia, — nu ook reeds enkele jaren in de rust van Gods volk ingegaan, en van wien in 't bijzonder mag getuigd worden; „Zijne werken volgen hem.quot;
Ook de moedige, origineele en onvermoeide Esser, die vijfmaal op onze Zendingsfeesten zijn aangrijpend woord hooren liet, sprak toen voor 't laatst. Ook hij rust van zijn arbeid.
Van de slotrede, aan prof. Kruijf, van Groningen, opgedragen, kwam niet veel te recht. Was het in die dagen erg regenachtig, op het feest ging 't echter vrijgoed. Alleen bij 't slot werd het hemelvocht ons te machtig.
31
Aan den goeden indruk van 't geheel van 't feest deed dit evenwel geen schade.
Uit Gelderland weer naar Holland, en natuurlijk naar Boekenroode, waar we sedert 1875 niet geweest waren en men ons toch zoo gaarne ziet, wat we steeds in dankbare erkentenis houden. Weder bracht onze gemeenschappelijke vriend, de heer Messchert van Vollenhoven, ons zijn sympathetischen „Welkomstgroetquot;. Helaas, het was voor de laatste maal, dat hij zulks doen kon. Toen we op Boekenroode in 1884 terug kwamen, was hij er niet meer. Zijn stof rust op 't kerkhof van 't naburige vriendelijke Heemstede. Groot was voor onze Zendingsfeesten het verlies van zulk een man, die de gave had om niet alleen iu de raadzalen des lands onze algemeene belangen met groote wijsheid en in echt christelijken geest voor te staan en te bepleiten, maar die zich even gemakkelijk onder de eenvoudigen bewoog en 't woord van hnn hart wist te spreken. Hij was allen alles. Zijn heengaan naar beter gewesten heeft echter op Boekenroode een ledige plaats achtergelaten. Wat zullen we zeggen ? Gods doen is altijd majesteit en heerlijkheid. En werd onze Van Vollenhoven aan onze feesten ontnomen, zijn waardige Echtgenoote, zijn eenige, onze feesten zoo sympa-thetisch gezinde Dochter en ons hooggeacht medelid mr J. F. Van Lennep, medeëigenaar van Boekenrode, bleven ons. Goddank, gespaard. Dat we ons in dat voorrecht nog langen tijd mogen verheugen!
Dit 17de feest, waarop ds Brummelkamp, van Amsterdam, de openings- en ds Van der Flier, van 's Gravenhage, de slotrede hielden, liep evenals de vorige naar wensch af. In 't middaguur echter hinderde de regen wel een weinig.
Van Boekenroode trokken we den IJsel over naar den
32
zoogenaamden Achterhoek, naar Ampsen bij Lochem. Reeds lang had men uit die streken er bi] ons op aangedrongen daar ook eens ons feest te honden. En de baron en baronnesse Van Nagell van Ampsen waren wel zoo vriendelijk hun prachtig landgoed op 6 Juli 1881 ter onzer beschikking te stellen. Toch voelden we na den overigens gunstigen afloop van 't feest, dat we niet meer zóóver ons uit het middelpunt van ons land moeten begeven. Het was voor onze amsterdamsche en rotterdamsche vrienden te ver. En 't mag bij deze niet verzwegen worden, dat zij om den rechten feesttoon aan te geven, niet gemist kunnen worden. Eere aan wie eere toekomt.
De heer Westhoff, van Amsterdam, hield er de openings-en de heer Barger, destijds predt te Haarlem, nu te Amsterdam, de slotrede.
In 1882 weer naar Heiloo, waar we in 1870 zoo gezegend waren saam geweest. Het weêr liet zich op den 6'len Juli des morgens zeer droevig aanzien. Toch werden, wie deswege bekommerd waren, beschaamd gemaakt. Ook ons tweede feest op Nijenburg liep zeer naar wensch af. De heer Gronemeijer, destijds predt te Apeldoorn, opende, en de heer Snethlage, predt te Haarlem, sloot.
De vriendelijke gastheer echter van 1870, de welbekende jonkheer mr C. Van Foreest, vele jaren lid der Tweede Kamer, was er niet meer; hij was ontslapen. Zijn zoon, jonkheer mr P. Van Foreest, nam op waardige wijze zijn plaats in.
Daar we sedert 1871 de provincie Utrecht niet bezocht hadden, voelden we de noodzakelijkheid om in 1883 dat verzuim te herstellen.
De bekende vriend der Zending, de ijverige penningmeester van de ütrechtsche Zendingsvereeniging, mr J. A.
Grotlie en zijne kinderen, stelden ons gaarne daartoe in de gelegenheid. Voordaau, bij Blauw-Kapel, slechts een uur gaaus van de grijze bisschopsstad gelegen, opende ons op 4 Juli zijn schoone lanen en dreven. We hadden het er heel goed, en hopen er weer te komen. Prof. Va-leton, van Utrecht, opende, ds Gispen, van Amsterdam, sloot. Ds De Koe, lid van onze Vereeniging, destijds predt te Utrecht, en later nog eenigen tijd hoogleeraar te Groningen, sprak er zijn woord ten gunste van „de kinderen der zendelingenquot;. Ook deze broeder is tot hooger arbeid ingegaan. Het bezielend woord, dat de duitsche oudzendeling Zimmer over zijne ervaringen en gevaren op Borneo sprak, zal mede niet licht door hen die 't hoorden, vergeten worden.
Ons 21ste feest vierden we op Boekenroode; op 18 Juni 1884. We herdachten in ons program nog den onver-getelijken Van Vollenhoven, hoe hij — gelijk we reeds zeiden — op 't vorig feest in 1880 zijn zoo ,pittigquot; woord gesproken had over het „zich vermakenquot;, dat daarin bestaan moet om zich in Gods kracht toe te rusten tot nieuwen strijd en arbeid.
De heer Pierson, opvolger van onzen grooten Heldring, hield de openings-, schrijver dezes de slotrede.
De heer A. Brummelkamp, van Kampen, sprak op dit feest voor 't laatst, en wel over den dood van Prins Willem I. Nu is hijzelf dood. Neen, hij leeft voor eeuwig. Dezer dagen is de man, die reeds op ons eerste feest zoo krachtig de bazuin blies voor zijn Heer en Heiland, blijde de zalige ruste der kinderen Gods binnengegaan. Hij was een goed en vroom man, een strijdbaar held met een hart vol liefde.
In 1885 weer naar Middachten, dat mocht wel; we
3
34
waren er sedert 1877 uiet geweest. Graaf Beutinck van Middachten opende met een welkomstgroet. Dat doet het harte goed, wanneer ook de jongere leden van onze oud-adellijke geslachten zich den Christus en zijn Gemeente niet schamen. De hr van Gheel Gildemeester hield de openingsrede, en de voorzitter van ons Bestuur, ds Ho-gerzeil, sloot het feest. We hadden er weer een zonnigen dag, de Heer was in ons midden.
Datzelfde mag gezegd worden van ons 23s,e feest, dat wij op Beeckesteijn op den 7. Juli 1886 vierden. Bijzonderheden zijn echter dienaangaande niet te melden. Ds Knottnerus, van 's-Gravenhage, hield de openingsrede, ds Van Gheel Gildemeester de slotrede.
In 1887 trokken we naar 't oostelijke punt van de provincie Utrecht, naar de Grebbe bij Rhenen. Dat is, vooral wat de vergezichten betreft, die men daar heeft over de Betuwe, terwijl de oude Rijn zich vriendelijk als een zilveren lint voortkronkelt, een aanvallige plek. De tegenwoordige eigenaren van den beroemden Heijmenberg, de Weledele heeren gebroeders Copijn, stonden ons hem gaarne ten gebruike af. Ds Westhoff, ons ijverig Bestuurslid, die der Zending zulk een warm hart toedraagt en daarom altijd tot spreken bereid is, opende, en ds Gerth van Wijk, van 's Gravenhage, sloot het feest.
En nu ben ik aan 't einde van mijn ietwat kroniekmatig overzicht van onze Zendingsfeesten. Ik zou echter om volledig te zijn, nog het 25ste feest moeten bespreken en 't merkwaardigste daarvan aanteekenen. En in zóóverre zou ik 't kunnen doen, dat het programma vóór mij ligt. Er komt echter een m aar bij: 't feest is nog niet gehouden. En nu is nog nooit een geschiedschrijver, groot of klein, opgestaan, die een geschiedenis beschreef, waaraan
35
't voornaamste ontbrak, nl. dat ze nog geen geschiedenis was. Men zal mij het dus ten goede moeten honden, dat ik mij achter die groote en kleine voorgangers verschuil.
Toch mag ik wel melden wat ons voornemen is. En onze trouwe Heer en Heiland, die ons 24maal zulk een overvloedigen zegen verleende, zal het — we smeekea er hem eiken dag om — ons ook nu aan zijn hulp en nabijheid niet doen ontbreken.
We zullen dan volgens ons voornemen op Woensdag 4 Juli 1888 op Boekenrode samenkomen Op Boeken-rooe, en niet, wat velen verwacht hadden en wij ook gewenscht, te Wolf hezen. Edoch het terrein is daar, voor een feest als nu staat gehouden te worden, te klein. Ons meubilair is niet alleen gaandeweg zeer uitgebreid, maar er moet ditmaal ook een afzonderlijke plaats zyn voor een zangerscorps uit 600 a 700 personen bestaande. Later echter hopen we weer bij de geachte Eigenaren van Wolfhezen om vrijen toegang aan te kloppen.
Nu Wolfhezen niet in aanmerking komen kan, lag het voor de hand, dat we logies gingen vragen op Boeken-roode. En ... we worden er met open armen ontvangen. God geve er ons, als zoo vaak, de ervaring van zijn lieflijke nabijheid, een blauwen hemel en een vroolijk, dankbaar gestemd harte.
De Voorzitter van ons Bestuur, ds Hogerzeil, spreekt eerst zijn openingswoord en dan geef ik uit de rijke geschiedenis dezer 25 jaren 't een en ander. Ik zal natuurlijk maar eenige grepen uit den ruimen voorraad kunnen doen. Ds Van der Flier, van 's-Gravenhage, die vroeger als predt van Heemstede de tweede pastor loci van Boekenrode was, zal de slotrede honden.
36
Het was voor ons Bestuur een verrassing, toen een bestuurder van den Bond van Christelijke Zangvereenigin-gen er op wees, dat deze wel genegen zijn zou op 't feest zich te laten hooren. En zulks zal nu geschieden. Het zal voor velen, die anders nooit gelegenheid hebben, van zulke muziek te genieten, een dubbel genot zijn. Wij zijn voor deze hulp zeer dankbaar
Laat me nu nog met eenige algemeene opmerkingen eindigen.
Wanneer we na 25 jaar een blik op 't geheel werpen, dan vervult dankbare vreugde onze ziele. Het in 1868 geplante stekje is tot een boom geworden, die zipi takken wijd en zijd uitbreidt. Wij hebben gunst gevonden bij God en menschen. Wat eerst, zoo niet met minachting, dan toch schouderophalend begroet werd, heeft thans burgerrecht verkregen. Spoedig na 1863 hadden we ook de pers op onze hand. De Standaard en Heraut, en ook eenige groote bladen, zonden destijds hunne verslaggevers, en deze waren vol lof voor de uitnemende regeling, de voorbeeldige orde en den goeden toon, die er op onze feesten heerschten. Ze hadden veel te prijzen en weinig te laken. Van sommige toespraken werd de hoofdinhoud meegedeeld. In één woord, ook de pers heeft krachtig meegewerkt, om aan onze feesten goeden ingang bij ons volk te geven.
Er wordt dan thans ook niet meer gevraagd, noch door ons Bestuur, noch in 't Noorden of Zuiden: Zullen we thans niet eens een jaar overslaan, want men zal van onze feesten verzadigd worden? neen, het staat vast: minstens 3, 4 feesten moeten gehouden worden. Het is zoo, de rijen der vele nieuwsgierigen, die in den beginne
de feesten bezochten, zijn erg gedund. Maar instede van dit te bejammeren, zijn we er dankbaar voor. Ik ben het met den steller van 't program van 1884 eens: „Die nieuwsgierigen komen om den „boelquot; eens op te nemen, en zeggen er dan 't hunne van. Wij hopen hartelijk, dat liet getal van zulke bezoekers steeds kleiner mag worden.quot; Om de belangstelling in de komst zij die daaraan mee wenschen te arbeiden, van 't Koninkrijk der hemelen is 't ons te doen. En hebben op onze feesten nooit ontbroken.
Het mag dan ook met vreugde worden vermeld, dat in die 25 jaar geen enkele ongeregeldheid van eenig belang plaats vond. En we danken dit niet alleen aan de goede organisatie van de feesten; niet alleen aan 't voortdurend streng toezicht van commissarissen, dienend personeel en politie, maar bovenal aan de goede gezindheid van de groote meerderheid der feestgangers. Zij zijn allen de ware rustbewaarders. En wanneer soms de een of ander eens lust scheen te voelen om dingen te doen, die niet betamen, dan was daar altijd iemand in de nabijheid, die op vriendelijken toon zei: „Dat moest mijnheer nalaten, dat voegt hier niet.quot; Bijna nooit was 't noodig de tusschenkomst van een commissaris of politiedienaar in te roepen.
Vooral de strenge handhaving van 't verbod om sterken drank op 't feest te gebruiken, heeft uitnemend gewerkt. Wij bestuurders der Zendingsfeesten hebben praktisch de vraag opgelost: „Hoe kunnen we 't volk een uitgaansdag bereiden, zonder dat het zich in een of ander opzicht te buiten gaat?quot; En dit is zoo waar, dat reeds op 't eerste feest overheidspersonen ons er hun verbazing over kwamen betuigen, hoe 't mogelijk was een geheelen dag
38
met duizenden uit alle rangen en klassen der maatschappij samen te zijn, zonder dat er een enkele ongeregeldheid plaats greep, en toch allen aan hun vrooliikheid den vrijen teugel konden vieren.
Evenzeer is een andere vraag opgelost: „Hoe in de lichamelijke behoeften van die velen te voorzien?quot; We komen — we hebben 't reeds opgemerkt — niet saam om lekker te eten en te drinken. En toch kan ieder voor kleinen prijs bekomen, wat hij tot voeding en verkwikking behoeft. Men sla maar eens een oog in 't Programma van dit jaar, waar op blz 13 over „Mondbehoeftenquot; wordt gehandeld. Een ieder kan bekomen, wat men billijk wenschen kan. De duizenden worden geregeld en spoedig bediend. Al-lengskens is dit al beter en beter geworden. Eerst stond de cantine onder 't rechtstreeksch beheer van 't Bestuur. Sedert vele jaren echter wordt de cantine verpacht aan een man, die zyne moeielijke betrekking met trouw en ijver vervult.
Ook in andere behoeften wordt naar behooren voorzien. Zoo is er gelegenheid om zich te reinigen en goederen in bewaring te geven. En komen er kranken, dan is voor hen een afzonderlijke tent ingericht en staan geneeskundigen bereid om hulp te verleenen; zelfs op onverhoopt zware ongevallen is gerekend. Aan die heeren geneeskundigen, die steeds zonder bezoldiging hun op zoo'n feestdag niet al te aangename taak trouwelijk vervullen, onzen oprechten dank.
Natuurlijk wordt het Bestuur op den feestdag niet alleen door de leden der Vereeniging — zie al hunne namen hier achter in Bijlage II — bijgestaan, maar ook door tal van hulpcommissarissen, die mede een betrekkelijk zware taak te vervullen hebben, hetzij bij de ingangen
39
van 't feestterrein, hetzij in de teut voor den verkoop van kaartjes voor mondbehoeften, hetzij bij het honden dei-collecten. En toch heeft het ons nog nooit aan broeders ontbroken, die bereidwillig waren deze diensten te vervullen. Ook hun brengen we onzen hartelijken dank.
Hier voegt ook een woord bij over de muziek en den zang. Zang zonder begeleiding vau muziekinstrumenten zou .in de open lucht weinig effect maken en tot verwarring en disharmonie aanleiding geven. Daarom waren we van den beginne af er op bedacht een muziekcorps te engageeren. Toen we echter onze feesten elders dan op terreinen langs den Rijnspoorweg gelegen, gingen houden, was het ondoenlijk van den dienst der broederen uit Utrecht en Zeist langer gebruik te maken. We bezigen tlians vaste en goed geoefende muziekcorpsen. Nu en dan komt echter het rotterdamsche fanfare-corps belangeloos onze feesten opluisteren, waarvoor aan deze vrienden bij deze ook dank wordt toegebracht. Daardoor laat, over 't geheel genomen, de zang niet veel te wen-schen over. Niet alleen onze Psalmen en Gezangen worden met opgewektheid gezongen, ook andere liederen, soms zelfs op min bekende wijzen. Zóó wint ook door onze feesten het kerkgezang min of meer in gehalte.
Bovendien is het verkwikkend den geheelen dag mi hier, dan daar, groepen aan te treffen^ die hun blijdschap en vroolijken zin lucht geven in 'tt anhefifen van verschillende liederen. Velen zingen van dat ze 's morgens vroeg in de feesttreinen plaats nemen, totdat ze die 's avonds verlaten. Op zulk een dag zou men zeggen, dat de beschuldiging: „Ons volk is geen zingend volkquot;, geheel uit de lucht was gegrepen.
In onze programma's worden ook liederen gevonden.
40
voor onze feesten opzettelijk vervaardigd. Dank daarvoor aan onze dichters Beets, Hasebroek en anderen. Zij hebben vele duizenden tot in lengte van dagen aan zich verplicht.
Tot het wélslagen der feesten werken ook de Spoorwegmaatschappijen krachtig mede. Het heeft, vooral voor onzen even ijverigen als bekwamen Penningmeester, heel wat in, om met de besturen dier maatschappijen 't getal en den loop der extra-treinen zóó te regelen, dat de feest-genooten allen tijdig op 't feestterrein komen en dat ze des avonds niet al te vroeg behoeven te vertrekken. Dienaangaande zouden wij uit onze vroegere ervaring veel interessants kunnen meedeelen, dat we echter thans moeten laten rusten. Laat ons alleen dit er bijvoegen: ook van de besturen der spoorwegmaatschappijen hebben we menigmaal veel steun en welwillendheid ondervonden, wat we bij deze gaarne openlijk erkennen.
Aan 't houden onzer feesten zijn groote onkosten verbonden, meer zelfs dan 't groot publiek denkt. En hoe worden die gevonden? De voorname bron van inkomsten is natuurlijk de opbrengst der programma's. Voorts levert de verpachting der cantine een gewenschte bijdrage. Daaruit — eenige kleinere baten buiten aanmerking gelaten — moet alles bekostigd worden. Maar dit kan bij nauwkeurige administratie dan ook zóó goed, dat we ons meubilair telkens hebben kunnen herstellen, verbeteren en uitbreiden, en zelfs in de laatste jaren nog een steeds aangroeiend batig slot hebben overgehouden. Aan dit batig slot hebben we nu echter een speciale bestemming gegeven. Er wordt een som van f 5000 vastgesteld als, naar we hopen, eerste bijdrage voor een fonds, om weduwen van zendelingen uit te ondersteunen. Zouden er onder de belangstellenden in onze feesten niet zijn,
41
die dit goede doel gaarne in de hand willen werken door schenkingen en erflatingen? Wie weet, welke verrassingen ons ten deze nog geworden.
\ an onze geldmiddelen handelend, teekenen we tevens aan, dat er op elk feest een collecte ten behoeve dei-Zending gehouden wordt, die telkens een vrij aanzienlijke som oplevert, en door de Vereeniging op de najaarsvergadering, onder de verschillende Zendingsgenootschappen wordt verdeeld.
Na nu een blik op ;t uiterlijk samenstel van onze leesten geworpen te hebben, nog ten besluite een woord over 't geestelijk element, over wat we daar eigenlijk komen doen.
Men noemt onze bijeenkomsten Zendingsfeesten. Hoe zijn we aan dien titel gekomen? We waren, gelijk we hebben medegedeeld, in 1861 en 1862 te Zeist op 't hernhuttersche Zendingsfeest. 's Middags aan tafel werd het bejammerd, dat er zoovelen waren gekomen, wie 't eigenlijk toch niet om de Zending te doen was, maar om eens een uitgaansdag te hebben, pret te maken. Hier tegen kwamen T. M. Looman en ik in verzet. Wel gaven we toe, dat niet al die feestgangers alleen door belangstelling in de Zending gedreven werden, maar ook om eens een vrijen dag te hebben, en in de heerlijke bosschen van Zeist zich te vermeien. Toch, ware het hun alleen of hoofdzakelijk om pretmaken te doen geweest, dan hadden ze den vorigen dag voor minder geld van den pleiziertrein van Amsterdam en Rotterdam naar Arnhem gebruik kunnen maken. Neen, deze menschen wenschten twee zaken met elkander te vereenigen: uiting te geven aan hun belangstelling in de dingen van 't Koningrijk der hemelen, en tevens om in vereeniffinjï
O o
42
met geestverwanten van Gods lieerljike schepping te genieten.
En dit stond ons voor den geest, toen wy onze feesten in 't leven riepen. Want al heeft onze Van Lummel het eens wat al te sterk uitgedrukt, toen hij, dit onderwerp besprekende, zeide : , Wij zijn ondernemers van publieke vermakelijkhedenquot;, — toch staat het vast: de eerste ontwerpers der Zendingsfeesten wenschten aan wie niet van de Jan-en-allemans-treinen en kennis-uitgangen gebruik wilden maken, de gelegenheid te bieden, om onder Gods heerlijken hemel in liefelijke landouwen voor weinig geld een sfanschen dag zich te verlustigen.
o O ~
Maar aan deze uitgangen moest tevens een geestelijk doel worden verbonden. En nu sprak het vanzelf, dat dit de Zending gelden moest. Zóó was het te Zeist geweest, en in dien geest wenschten ook wij voort te gaan. Natuurlijk sloot het spreken over de Zending de prediking van het Evangelie niet uit maar in. Toch moest die prediking niet de hoofdzaak zijn, omdat de groote meerderheid van wie daar kwamen haar in hun eigene gemeenten konden hooren.
Waarbij nog kwam, dat, vooral vóór 25 jaar, de Zending eene zeker soort neutraal terrein was, waarop menschen van verschillende richtingen zich konden vereenigen, aan welker bevordering ze allen konden samenwerken.
We hebben echter Zending opgevat in den uitgebreid-sten zin, zoowel de zg. inwendige als uitwendige omvattende. En wie nu de lijst der Sprekers en de door hen behandelde onderwerpen in onze programma's even inziet, merkt terstond, dat wij al die jaren aan ons hoofddoel zijn getrouw gebleven.
En dit moet ter eere van onze mannen van 't woord
43
liier bijgevoegd worden, wie wij uitnoodigden om op onze feesten te spreken, voldeden bijna allen, zoo 'fc hun slechts eenigszins mogelijk was, aan onzen wensch. En ik ben zeker de tolk van al onze feestgangers, wanneer ik ook namens hen, bij deze daarvoor hun hartelijk dankzeg.
De lijst van al die sprekers en de jaren waarin zij op onze feesten optraden, vindt men hier achter in Bijlage 111.
En nu nog deze ééne vraag even aangeroerd: „Welk is de zegen die onze Zendingsfeesten hebben afgeworpen?quot; Maar wie ter wereld zal die vraag voldoende kunnen beantwoorden? Wie weet waar het vruchtbaar zaadje, door den wind dwarrelend in de lucht opgenomen, in de aarde nedervalt, ontkiemt, opwaarts schiet en vruchten draagt? We zaaien in geloof, en bouwen op 's Heeren belofte, dat Zijn Woord nooit ledig tot Hem wederkeert.
Toch zouden we, wilden we in bijzonderheden afdalen, menige proef van rijken zegen kunnen meedeelen. Honderden zijn tot ons Bestuurders gekomen om in eenvoudige, maar hartaangrijpende bewoordingen hun dank te brengen voor onze goede zorgen, voor den zegen door hen genoten. Nieuwsgierigen zijn in belangstellenden veranderd en geloovigen opgebouwd in hun geloof en aangevuurd om met te meer volharding voor de allerhoogste belangen te ijveren. Ons Zendingsfeest is de plek, waar ieder zijn bijzondere inzichten en kerkelijk standpunt op non-activiteit stelt, om zich over te geven aan 't zoete gevoel van met broeders en zusters in Christus samen te zijn, de dingen van 't Koninkrijk der hemelen te bespreken en den lof van den grooten God en Zaligmaker te verkondigen. En al brachten onze feesten geen anderen zegen dan deze, zouden ze dan toch niet hun volle reden van bestaan hebben ?
44
Wat de toekomst ons nog brengen zal, weet niemand, en profeteeren is voor gewone menscbenkinderen een gevaarlijk werk. Maar dit durven we toch wel uiten: zoolang onze Zendingsfeesten hun tegenwoordig karakter behouden, zullen ze blijven bestaan en voortdurend zegen afwerpen.
En eens, dan houden ze op, dan wanneer 't Koninkrijk van Christus in zijn vollen luister blinken zal, en heel de aarde vol zal zijn van de kennisse Gods gelijk de wateren bedekken den bodem der zee.
SOLI DEO GLORIA.
De Vijfentwintig Zendingsfeesten ziju gehouden als:
In 1863, 6 Augustus, te Wolfhezen, landgoed van Mevimw Douairière Baronnesse vanBrakell ü o o r w e r t h.
„ 1864, 14 Juli, te Wolfhezen, als boven. „ 1865, 6 Juli, te Maarsbergen, landgoed van
den Heer A. Dubois.
, 1867, 28 Augustus, te Vogelenzang, landgoed
van de Familie B a r n a a r t.
„ 1868, 29 Juli, te Mi dd ach ten, landgoed van Mevrouw Douairière Gravinne Bentinck van Middachten.
, 1869, 4 Augustus, te Middachten, als boven. „ 1870, 22 Juni, op het landgoed Nijenburg van Jhr Mr C. Van For eest, te Heiloo. 1871, 9 Augustus, op het landgoed Hou dringen van Jhr J. C. W. Fabricius van Le ij en-burg van Loenen en Wolfe ren, bij De Bildt.
„ 1872, 3 Juli, te Wolfhezen, als boven. , 1873, 23 Juli, te Bo eken ro ode (bij Haarlem), landgoed van de Familiën Messchert van Vollenhoven en van Lennep.
46
11. In 1874, 1 Juli, te Mid dacht en, als boven.
12. „ 1875, 7 Juli, te T? o ek e nr o o d e (bij Haarlem),
als boven.
13. , 1876, 5 Juli, te Beeckesteijn (nabij Velzen),
landgoed van de Familie Bore el van Hooge-lande n.
14. „ 1877; 4 Juli, te Middachten, als boven.
15. „ 1878, 8 Juli, te Benneb roek (bij Haarlem^
landgoed van Mevrouw Douairière Willink van Benneb roek.
16. „ 1879^ 2 Juli, te Wolfhezen, als boven.
17. , 1880, 7 Juli, te Boekenroode (bij Haarlem),
als boven.
18. „ 1881, 6 Juli, op het landgoed A m p s e n, van de Fami
lie vanNagell van Ampsen,teLochem.
19. „ 1882, 5 Juli, op Nijenburg, als boven.
20. „ 1883, 4 Juli, op Voor daan, te Blauw-Kapel,
landgoed van de Familie G r o t h e, te Utrecht.
21. , 1884, 18 Juni, te Boekenroode (bij Haarlem),
als boven.
22. „ 1885, 2 Juli, te Middachten, als boven.
23. „ 1886, 7 Juli, te Beeckesteijn (nabij Velzen),
als boven.
24. „ 1887, 20 Juli, te Grebbe (nabij R h e n e n), eigendom
van de HH. G e b r. Co pijn, te Maartensdijk.
25. , 1888, 4 Juli, te Boekenroode (bij Haarlem),
als boven.
Van deze Zendingsfeesten hadden er dus j)laats in Noord-Holland elf, als
op Boekenroode 5, in 1873, 1875, 1880, 1884 en 1888; , N ij e n b u r g 2, in 1870 en 1882;
47
op B e e c k e s t e ij ii 2, in 1876 en 1886;
Vogelenzang in 1867;
„ Benneb roek in 1878.
In Gelderland tien, als
op Middachten 5, in 1868, 1869, 1874, 1877 en 1885 „ Wolfhezen 4, in 1863, 1864, 1872 en 1879; , Ampsenin 1881.
En in Utrecht vier, als
op Maar sb er gen in 1865;
, Houd ringen in 1871;
„ Voor daan in 1883;
„ Heijmenberg aan de Grebbe in 1887.
LEDEN DER VEREENIGING „CHRISTELIJK NATIONAAL ZENDINGSFEESTquot; VAN 1863 TOT 1888.
O. Gr. H e 1 d i'i n g, in leven predt te Hemmen, voorzitter van 1863 tot 1868; eere-voorzitter van 1869 tot 1876. Overleden.
S. H. B u y t e ii d ij k, destijds predt te Harderwijk, thans te IJselstein, secretaris en penningmeester van 1863 tot 1873; onder-voorzitter van 1874 tot 1888.
T. M. L o oman, te Amsterdam, van 1863 tot 1888.
P. A. H. Roentgen, predt bij de Hernliuttersche Wemeente te Zeist, van 1863 tot 1869. Naar't buitenland vertrokken.
E. R. Verbeek, te Zeist, van 1863 tot 1861. Naar 't buitenland vertrokken.
Jacob Voorhoeve H.Cz , te Rotterdam, van 1863 tot 1868. Overleden.
L. J. Van R h ij n, destijds predt te Wassenaar, later emer.-predt, onder-voorzitter van 1864 tot 1868; voorzitter van 1869 tot 1873 ; gewoon lid van 1874 tot 1886. Overleden.
W. Z e g e r s, destijds predt te Oosterbeek, thans te Gorin-chem, van 1864 tot 1882.
M. Cohen S t u a r t; destijds predt te Rotterdam, lid van 1864 tot 1868; onder-voorzitter van 1869 tot 1873; gewoon lid van 1874 tot 1878. Overleden.
49
H. B. B re ij er, te Arnhem^ lid van 1865 tot 1873, tweede secretaris van 1874 tot 1877, eerste secretaris van 1878 tot 1888. Hij was echter als hulpcommissaris ook retds in 1863 en 1864 werkzaam.
H. J. Van Lummel, te Utrecht, van 1867 tot 1877. Ook op de vroegere feesten, van den beginne af, bood hij goede hulpe als directeur van 't muziekcorps Overleden.
A. Brummelkam p, in leven docent aan de Theologische School te Kampen, van 1870 tot 1887. Dezer dagen overleden.
Ad. Fur ter, te Zeist, van 1870 tot 1872.
P. H u ë t, destijds predt te Nunspeet, thans te Goes, van 1870 tot 1874.
J. P. G. W es tb off, predt te Amsterdam, lid van 1870 tot 1877, tweede secretaris van 1878 tot 1888.
J. J. V erbrugh, te Velp, tweede secretaris van 1871 tot 1873, penningmeester van 1874 tot 1875, eerste secretaris in 1876, penningmeester van 1877 tot 1888. Hij was echter als bulpcommissaris ook reeds op de eerste feesten werkzaam.
K. F. Greutzberg, predt te Arnhem, van 1872 tot 1888.
H. V. Hoger zeil, predt te Amsterdam, lid van 1872 tot 1873, voorzitter van 1874 tot 1888.
H. C. Voorhoeve, thans emer.-predt, van 1872 tot 1877.
H W. Greutzberg, destijds predt te Schiedam, van 1873 tot 1882. Overleden.
J. J, D e r m out, destijds predt te Scheveningen, lid in 1873, eerste secretaris in 1874, 1875 en 1877, penningmeester in 1876.
J li r J. L. D e J o n g e, te Zierikzee, van 1873 tot 1879. Overleden.
J li r Mr J. J. P o m p e van M e e r d e r v o o r t, te Middelburg, van 1873 tot 1877.
4
50
J. J. B i c h a r d, destijds predt te Vlissingen, thans te Hoogland, van 1873 tot 1878.
J. W. Vader, te Cortgene, van 1873 tot 1875.
Ed. W e n c k, destijds predt bij de Hernhuttersohe Gemeente te Zeist, van 1873 tot 1879.
W. J J. K o o 1 e, te Middelburg, van 187-1 tot 1875.
W. De Liefde, te Goes, van 1874 tot 1875.
G. J. Vos Azn., destijds predt te Middelburg, thans te Amsterdam, van 1874 tot 1875.
A. W. Bronsveld, destijds predt te Haarlem, thans te Utrecht, van 1876 tot 1888.
Mr J. F. Van L e n n e p, te Amsterdam, van 1S76 tot 1888.
E. C. S e g e r s, predt te Lsiden, van 1876 tot 1888.
T. De Bruin, te Assen, in 1878.
J. A. Gerth van Wijk, predt te 's-Gravenhage, van 1878 tot 1888.
C. F. G r o n e m e ij e r, predt te Amsterdam, van 1878 tot 1888.
L. J. Heldring, eervol ontslagen predt van Lienden, van 1878 tot 1883.
W. H o v y, te Amsterdam, van 1878 tot 1883.
J. I d e n b u r g, te Utrecht, van 1878 tot 1888.
S. S. D e K o e, destijds predt te Utrecht, van 1878 tot 188-1. Overleden.
A. F. W. Monnik, te Vorden, van 1878 tot 1886.
J. R i e m e n s, destijds predt te Driebergen, thans te Bot terdam, van 1878 tot 1880.
L. Van der Valk, predt te Delft, van 1878 tot 1888,
J h r E. V a n W e e d e van D ij k v e 1 d, te Utrecht, lid van 1878 tot 1882, lid van 't Bestuur van 1883 tot 1888.
J. A. W o r m s e r, te Amsterdam, van' 1878 tot 1885.
51
G J. V a n L i n d o ii k, destijds predt te Heemstede, thans te Voorburg, van 1879 tot 1888.
D. L. Van W e 1 y, te 's-Gravenliage, van 1879 tot 1881. M. Kemp, te Dordrecht, van 1880 tot 1881. Overleden. P. K ö 1 b i n g, predt bij de Hernhuttersche Gemeente te
Zeist, van 1881 tot 1885.
A, Langeveld, te Kampen, van 1881 tot 1882. H. C. Voorhoeve J.A.Cz., te Rotterdam, gewoon lid van 1881 tot 1882, lid van 't Bestuur van 1883 tot 1888, P. Van W ij k j r, destijds predt te Enkhuizen, thans te
Rotterdam, van 1881 tot 1888.
C. Vermeule n, A.Dz. destijds te Apeldoorn, thans te
Ermeloo, van 1884 tot 1887.
L, Heldring, destijds predt te Zandvoort, thans te Mid
delburg, van 1885 tot 1887.
A. J. 't H o o f t, te Rotterdam, van 1885 tot 1888. A. J. Kan, predt te Velp, van 1885 tot 1888.
E. N ij 1 a n d, te Utrecht, in 1888.
De leden van 't Bestuur zijn thans de heeren ; H. V. Hogerzeil, voorzitter, S. H. Buytendijk, onder-voorzitter, H. B. Breijer, le secret., J. P. G. Westlioff, 2e. secret., J. J, Verbrugh, penningmeester, H. C. Voorhoeve J.Azn en Jhr E. Van Weede van Dijkveld;
en voorts zijn leden der Vereeniging de heeren: A. W. Bronsveld, K. P. Creutzberg, J. A. Gerth van Wijk, C. P. Gronemeijer, A. J. 't Hooft, J. Idenburg, A. J. Kan, mr J. F. Van Lennep, G. J. Van Lindonk, T. M. Looman, E. Nijland, E. C. Segers, L. Van der Valk en P. Van Wijk jr.
LIJST DER SPREKERS, DIE IN DEZE 25 JAREN VOLGENS DE PROGRAMMA'S i) ZIJN OPGETREDEN.
A. C. Adler, predt te Amsterdam, in '79. '80, '84, quot;86.
B. J. Adriani, predt te Amsterdam, in '80.
M. A. Adriani, predt te Maarssen, in '81.
C. Albers, zendeling, in '76.
J. van Andel, predt te Leeuwarden, in '76.
J. D. van Arkel, predt te Bloemendaal. in '80, '8-4.
G. van Asselt, oud-zendeling, in '77, '84, '88. W. H. J. Baart de la Faille, predt te Amstelveen, in '64, '69, '78.
P. E. Barbas, predt te Delden, in '79.
G. Barger, predt, overleden, in '64, '69.
E. Barger, predt te Amsterdam, in '81, '83, '88.
N. Beets, oud-lioogleeraar te Utrecht, in '70, '73. L. R. Beijnen, te 's Gravenhage, in '73
1) „Volgens de programma'squot;, want het is wel eens geschied, dat een spreker onverwachts verhinderd werd. Bijna altijd, zoo niet altijd, is dan een ander voor hem opgetreden. Van zulke veranderingen is echter geen aanteekening gehouden.
De woonplaats achter den naam van iederen spreker vermeld — altijd voor zoover we daarmee bekend zijn —is die van zijn tegenwoordig verblijf.
Het getal overledenen kan grooter zijn dan vermeld is. We teekenden slechts aan wat we weten.
53
William Graaf Bentinck van Middachten, in '85.
H. 0. Bervoets, predt, overleden, in '64, '71.
C. De Best, zendeling, in '65.
W. F. Betz, zendeling, in '71.
H Beuker, predt te Leiden, in '80.
R. Bieger, zendeling, in '85.
J. W. Ten Bokkel, predt, overleden, in '63.
A. H. W. Brandt, predt, overleden, in '63, '67, '70
C. J. Brijce, predt te 's-Gravenhage, in '69.
M. Bromet, zendeling, in '74.
A. W. Bronsveld, predt te Utrecht, in '72, '73, '74, '77,
'79, '80, '82, '84.
J. D. B. Brouwer, em -predt te Leiden, in '63.
T. De Bruin, godsdienstonderwijzer te Assen, in '71, '73. 76. A. Brummelkamp sr, predt en docent, overleden, in '63 '68,
'69, '71, '74, '«3, '84.
A. Brummelkamp jr, em.-predt, in '78.
J. Brummelkamp, predt te Amsterdam, in '79, '80. J. P. Bulens, predt te Varseveld, in '81.
S. H. Buytendijk, predt te IJselstein, in '63, '69, '72, '75,
77, '79, '80, '82, '84, '85, '88.
A. Capadose, overleden, in '65, '69, '70, '71, '73.
C. Cassel, hoogleeraar te Berlijn, in '78.
S. Coolsina, zendeling, in '77, '79.
A. Couvee, predt te Zeist, in '68.
K. P. Creutzberg, predt te Arnhem, in '71, '78, '82. H. W. Creutzberg, predt, overleden, in '76, '80.
H. E. Daubanton, predt te Heemstede, in '88.
P. Deetman, predt te Amsterdam, in '85.
I. J. Dermout, em.-predt, in '74, '80, '83, '85.
K. B. van Diemen, predt te Bodegraven, in '69.
J. van Dijk Mzn, predt te Doetinchem, in '68,
54
A. Dijkstra, zendeling, in '82.
J. I. Doedes, oud hoogleeraar te Utrecht, in '73
G. Doedes, predt, overleden, in '75.
P. Doedes, predt te Zutfen, in '74.
J. H. Donner, em.-predt, in '75, '83.
W. baron van Doorn van Westcapelle, in '77, 79, '82, 83,
'84, '85, '86, '87, '88 A. E. van der Dussen, predt te Amsterdam, in '81, '83,'84, '85, '87.
P. van Eik, te Amsterdam, in '63.
A. S. Entingh, predt te Rotterdam, in '67.
D. G. Escher, predt te Haarlem, in '85.
Z. T. Esselen, zendeling, in '68.
J. Esser, overleden, in '64, '71, '72, '77, '79.
H. E. Paure, predt te Doesburg, in '68.
G. J. van der Flier, predt te's Gravenhage, in '75, '80, '84, '88-
H. Gann Dun, predt, overleden, in '64.
L. De Geer, em.-predt, in '77, 87.
J. A. Gerth van Wijk, predt te 's-Gravenhage, in '65, '71, '76, '77, '87.
B. Gewin, predt, overleden, in '64.
E. E. Gewin, predt te Utrecht, in '76, '78.
D. Gildemeester, predt, overleden, in '63.
P. Van Gheel Gildemeester, predt te 's Gravenhage in '81, '82, '85, '86.
W. H. Gispen, predt te Amsterdam, in '72, '79, '82, '83, '86, '88.
J. Van Goor, predt te Lutten, in '73.
N. H. De Graaf, predt, overleden, in '71, '73, '75, '78. J. H. Gravenstein, em.-predt, in '71.
J. Groenewegen, predt te Delft, in '86.
C. F. Gronemeijer, predt te Amsterdam, in '77, '82, '86
P. Groote, predt te Utrecht, in '86.
H. Gunning jr, hoogleeracar te Amsterdam, in '63, '72, '83, quot;85. J. W. Gunning, hoogleeraar te Amsterdam, in '80. C. H. Ten Harmsen van der Beek. predt te Valburg, in tio. A. H. De Hartog, em.-predt, in '80.
C. Hattink J.Pzn, predt te Apeldoorn, in '87. H. A. E. Heinecken, predt te Amerongen, '81, '85. O. G. Heldring, predt, overleden, in '63, '65, L. J. Heldring, em.-predt, in '77.
L. Heldring, predt te Middelburg, in '86.
P. J. Helwig, predt, overleden, in '63.
H. Herbst, predt, overleden, in '68 '69.
G. Van Herwaarden, predt te Bennebroek, '81.
Ph. J. Hoedemaker, predt te Nijland, in '65, '68, '71, '74, '76, '80.
H. V, Hogerzeil, predt te Amsterdam, in '65, '74, '77, '78, '79, '80, '81, '82, '84, '85, '88.
G. A. Hoog, predt te Haarlem, in '64, '67, '73, '78.
J. Van den Hoorn, godsdienstonderwijzer, in '64, '68. S. A. Van den Hoorn, pi'edt te Tie), in '87.
W. Hovy, te Amsterdam, in '79.
P. Huët, predt te Goes, in '68, '70, '76.
H. J. James, predt te Warnsveld, in '81.
W. L. Jens, Zendeling, '87.
A. J. Th. Jonker, predt te Ellecom in '82, '83. '84, '86.
A. J. Kan, predt te Velp, in '77, '82, '84,
J. G. Knottnerus, predt te 's Gravenhage, in '82, '86.
S. S. De Koe, laatst hoogleeraar, overleden, in '75, '83.
J. Kooij, predt, overleden, in '67.
W. Koopmann, predt, overleden, in '65, '74.
Th. Kousbroek, evangelist, in '63, '67.
J. Kraijenbelt, pi'edt te Rotterdam, in '71.
56
J. Kromsigt, predt te Dordrecht, in '84.
E. F. Kruyf, hoogleeraar te Groningen, in '79.
J. Kruyt, zendeling-leeraar, in '72, '73.
A, Kuyper, em.-predt te Amsterdam, in '75.
C. L. Laan, predt te Rotterdam, in '88.
W. Lagerweij, overleden, in '63, '70.
G. H. Lamers, hoogleeraar te Utrecht, in '73, '75.
C. J. Lammerink, predt te Scheveningen, in '87.
J. F. Van Lennep, te Boekenroode, in '74, '84, '88.
F. Lijndrajer, te Arnhem, in '78.
D. J. Van der Linden, zendeling, overleden, in '72. Joh. Van 't Lindenhout, te Neerboscli, in '68, '80, '87.
G. J. Van Lindonk, predt te Voorburg, in '75.
H. C. Van Lindonk, predt te Oosterbeek, in '72, '79.
E. P, L. C Van Lingen, voormalig Herv. predt, in '69. J. H. Van Linschoten, in '68.
M. Lion Cachet, voormalig herv. predt, in '74, '82. A. Loeff, predt te Dordrecht, in '79.
T. M. Looman, te Amsterdam, in '63, '64, '65, '67, '68, '70, '71, '72, '78, '74, '75, '76, '77, '78, '79, '81, '82, '83, '84, '85, '86, '87, '88.
H. W. Van Loon, voormalig herv. predt, in '83.
H, J. Van Lummel, overleden, in '65, '70, '75.
A. C. J. Van Maasdijk, predt te Frinsenhage, in '70. H. Malcomesius, predt te Rotterdam, in '77, '80, '88. J. H. Meeuwig, zendeling, in '70.
H. Meijer, oud-onderwijzer, in '76.
J. Posthumus Meijes, predt te Amsterdam, in '69 M. Van Minnen, predt te Utrecht, in '85.
C. G. De Moen, predt, overleden, in '64.
A. J. Molenaar, predt, overleden, in '69.
J. 0. Montijn, predt te Schiedam, in '86,
57
M. Mooij, predt te Dordrecht, in '87.
H. J. P. Moquette, predt te Sneek, in '73, '81, '87.
B. Mossel, predt, overleden, in '72.
P. J. Muller, predt te Nijmegen, in '86.
Y. D. Muller Massis, predt te Groningen, in '77.
T. H. Nahuys, predt te Zeist, in '76, '80.
F. C. Neuman, in '87.
6- Nijland, zendeling, in '85.
J. L. Nommensen, zendeling, in '81.
J. P. Nonhebei, predt, overleden, in '64.
C. B. Oorthuys, predt te Katwijk a/Z., in '85.
W. Van Oosterwijk Bruin, te Zeist, in '75.
J. J. Van Oosterzee, hoogleeraar, overleden, in '71.
P. C. Van Oosterzee, predt te Enschedé, in '78.
H. Pierson, predt te Zetten, in '78, '79. '84, '87.
P. N. Pikaar, predt te Ehenen. in '87.
J. J. A. Ploos 'van Amstel, voormalig herv. predt, in '71.
H. H. M. Rappard, em.-predt, in '69.
J. C. Reesse, predt te Vlissingen, in '81.
C. H. Van Rhijn, hoogleeraar te Groningen, in '80.
J. L. Van Rhijn, predt, overleden, in '64, '67, '75, '7
'79, '80, '81.
J. Riemens, predt te Rotterdam, in '75, '80, '83. D Rrjnders, predt, overleden, in '70.
N. Rinnooy, zendeling, in '74.
P. A. H. Roentgen, hernhuttersch predt, in '63, '65.
A. J. Ruys, predt te Scherpenzeel, in '87.
F- L. Rutgers, em. predt, in '68.
C. J. Du Saar, predt. overleden, in '64.
P. D. Schouw Santvoort, predt, overleden, in '64, '69.
A. O. Schaafsma, oud-zendeling, in '71.
J. Scharten, predt te Amsterdam, in '71,
58
C. S. Adama van Scheltema, em.-predt, in '64, '70, '71, A. Van Schelven, em. predt, in '65, '70.
J. Schlitt, zendeling, in '65.
0. Gr. Schot, oud-zendeling, overleden, in '67, '68.
J. E. Schroder, predt te Arnhem, in '81, '84:, '85.
L. C. Schuller tot Peursum, predt te Amsterdam, in '79,
'80, '82, '84.
J. A. Schuurman, predt, overleden, in '65, 79.
G. Schwartz, predt, overleden, in '63.
E. C. Segers, predt te Leiden, in '73, '76, '83.
W. Sijpkens, predt te Groningen, in '64.
M. Sjoers, predt, overleden, in '78.
A. H. Duval Slothouwer, predt te Utrecht, in '83.
H. Smeding, predt te Haarlem, in '72.
W. G-. Smitt, predt, overleden, in '70.
J. Gr. Smitt, predt, te Amsterdam, in '70.
J. M. Snethlage, predt te Haarlem, in '82.
F. W. H. Van Straaten '65.
H. P. W. Van Straaten, voormalig predt, in '69.
M. Cohen Stuart, predt, overleden, in '64, '68, '70, '73, '74, '75.
F. W. Stutterheim, predt te Grinneken, in '81.
B. Swaan, predt te Gouda, in '74, '80, '84.
H. J. R. G. Theesing, em.-predt te Rotterdam, in '63.
A. Van Toorenenbergen, predt, overleden, in '72, '75.
S. Ulfers sr, zendeling, in '67.
S. Ulfers jr, predt te Rotterdam, in '87.
J. J. P. Valeton sr, oud-hoogleeraar, te Amersfoort, in '64, '69.
J J. P. Valeton jr, hoogleeraar, in '76, '78, '88, '88.
L Van der Valk, predt te Delft, in '81.
H. Verbeek, te Zeist, in '64.
J. G. Verhoelf, predt te Bodegraven, in '81.
59
J. Vermeer, predt te Zwolle, in ''69, '86.
J. Th. De Visser, predt te Rotterdam, in '85, '86. J. Messchert van Vollenhoven, te Boekenrode, overleden, in '75, '80.
Jacob Voorhoeve H.Czn, overleden, in '64.
H. C. Voorhoeve, em. predt, in '63, '65, '72.
A. Voorhoeve, predt te Amsterdam, in '78, '85.
G. J. Vos Azn, predt te Amsterdam, in '83.
G. J. Vos F.Lzn, predt te Rotterdam, in '76, '86. P, Wagemaker, predt te Hilversum, in '76, '82.
J. Van Walsem, predt te Alphen a/d. Rijn, in '72.
A. Wartena, pred. te Amersfoort, in '82.
Jhr E. Van Weede van Dijkveld, te Utrecht, in '74, '78, '81,
'82, '83, '86.
E. Weiss, pred. te Haarlem, in '71, '73 C. L. W. Westhoff, predt, overleden, in 64. J. P. G. Westhoff, predt te Amsterdam, in '67, '70, '73, 74,
'76, '78, '81, '83, '84, '85, '86, '87, '88.
J. H. Wiersma, predt te Amsterdam, in '79, '84, '88. P. van Wijk jr, predt te Rotterdam, in '81, '82, '84.
H. Wildeboer, predt te Oudewater, in '88.
W. Wilkens, evangelist te 's Gravenhage, in '81. H. W. Witteveen, predt, overleden, in '63, '71. W. Woelders, zendeling, in '79, '80.
Jhr Von Wrangel auf Lindenberg, te Utrecht, in '82. J. L Zegers, zendeling, in '69, '82, '83.
W. Zegers, predt te Gorinchem, in '63, quot;67.
A G Zigeler, thans predt in N.-Amerika, in '70. G. Zimmer, zendeling, in •'83,
Op de 25 feesten zijn door 216 sprekers 451 beurten vervuld.
STATUTEN DER VEREENIGING
ONDER DEN NAAM VAN
CHRISTELIJK NATIONAAL ZENDINGSFEBST.
Goedgekeurd hij besluit van Z. M. den Koning, dd. 14 Maart 1875.
Artikel 1. De Vereeniging draagt den naam van Chris telijk Nationaal Zendingspicicst en is gevestigd in de gemeente Utrecht.
Art. 2. Het doel der Vereeniging is: het organiseeren en leiden van Zendingsfeesten in Nederland.
Art. 3. De Vereeniging wordt aangegaan voor den tijd van negenentwintig jaren en elf maanden en wordt gerekend haren wettelijken aanvang te nemen met den dag waarop de goedkeuring des Konings op hare Statuten zal zijn verkregen.
Art. 4. De Vereeniging verkrijgt de noodige gelden door: a) giften en legaten; b) collecten en c.) andere inkomsten.
Art. 5. Leden der Vereeniging zijn: a.) de oprichters en bestuurders en b.) zij die op voordracht van een der leden door twee derden der stemmenden ter algemeene vergadering, als zoodanig worden aangenomen.
61
Art. 6. Het Bestuur bestaat uit minstens drie personen. Het wordt bij vrije keuze benoemd door de volstrekte meerderheid der op de vergadering stemmende leden.
Art. 7- Het aantal bestuurders, hun tijd van zitting, hunne herkiesbaarbeid en de bepaling hunner onderscheidene werkzaamheden worden geregeld bij huishoudelijk reglement.
Art. 8. In de maand September of October wordt eene algemeene vergadering der leden gehouden, waarop het Bestuur verslag van zijne werkzaamheden uitbrengt en rekening en verantwoording doet van zijn financieel beheer. Het Bestuur is bevoegd, bovendien tegen andere tijden de leden tot eene vergadering op te roepen.
Art. 9. Het batig saldo der jaarlijksche rekening zal worden besteed of belegd, op de wijze door de leden op de algemeene vergadering te bepalen. De eigendommen der Vereeniging staan onder beheer van het Bestuur.
Art. 10. Mochten de leden der Vereeniging te eeniger tijd tot hare opheffing besluiten, dan beschikken zij tevens over de aanwezige eigendommen en gelden. — onverminderd het bepaalde bij art. 1702 van het Burgerlijk Wetboek.
Akt. 11. Veranderingen in deze Statuten kunnen gemaakt worden door de stemmen van twee derden der op de vergadering aanwezige leden, doch treden eerst in werking, nadat daarop de goedkeuring van den Koning zal verkregen zijn.
Wageningsche Boek- en Muziekdrukkerij.