/
.
/d
ÜG
. È
OP HUT
BEHEER EN DEN DIENST
DEK
TE
s-ti U A V EN 11 A (i E.
ALGEEMENE TLANDSDRUKKERIJ
1884.
\
^NS,
-fi*
op het
der
—-------o-OO^^OO^--------—
Algemeene Bepalingen.
De Koninklijke Bibliotheek omvat de volgende afdeelingen :
a. Boek- en plaatwerken ;
c. Incunabnlen;
d. Handschriften.
Art. 2.
liet beheer der Koninklijke Bibliotheek is opgedragen aan den Bibliothecaris, die voor de bewaring der verzamelingen en voor de handhaving en uitvoering der reglementaire bepalingen aan den Minister van Biimenlandsche Zaken verzint woordelijk is.
Van den Jiibliolkccaris.
Art. 3.
De Bibliothecaris is belast met de zorg voor de veiligheid on de goede bewaring van hot Bibliotheekgebouw, vun bet
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
O
ameublement, van de bmiulbluschmicklelen en van de verzamelingen.
Hij dient aangaande een en ander de noodige voorstellen in aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken.
Art. 4.
Hij is belast met de administratie, de comptabiliteit en de correspondentie. Hij houdt nauwkeurig aanteekening van de inkomsten en uitgaven. Hij bewaart de ingekomen en de minuten der uitgaande stukken.
Hij draagt voortdurend zorg voor de vermeerdering en aanvulling van de verzamelingen en houdt daarbij de hem door den Minister van Binnenlandsehe Zaken gegeven voorschriften in het oog.
Het is hem niet geooi'loofd eenig voorwerp uit de verzamelingen te vervreemden, te vernietigen of te verruilen, zonder voorafgaande machtiging van den Minister van Binnenlandsehe Zaken.
Ten aanzien der ruilingen van dubbelen gedraagt hij zich overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk besluit van 18 Maart 1823, n0. 89.
Art. 7.
Hij draagt zorg dat al de werken die daarvoor vatbaar zijn worden ingebonden.
Art. 8.
Het is hem niet geoorloofd voor zich eene verzameling aan te leggen van soortgelijke voorwerpen als die waaruit de
Koninklijke Bibliotheek bestaat. Hij aanvaardt geene andere betrekking nocli oefent eenigen handel uit zonder verlof van den Minister van Binnenlaudsche Zaken.
Art. 9.
Hij zorgt voor een behoorlijken inventaris, in drie afdee-lingen gesplitst, één van do aanwinsten der verzamelingen, één van het ameublement, en één van de brandbluschmid-delen; hij legt daarvan zoodra mogelijk een dubbel aan den Minister van Binnenlandsche Zaken over.
Hij vult dien inventaris voortdurend aan en zendt jaarlijks vóór 1 Mei aan den Minister een dubbel in van het supplement over het afgeloopen jaar en opgave van de voorgevallen veranderingen.
Hij zorgt dat op den inventaris de voorwerpen, welke in de boekerij gebracht worden, binnen den tijd van veertien dagen volgens volgnummer geboekt en nauwkeurig omschreven worden, met vermelding van den dag van ontvangst, van de namen der verkoopers of der schenkers, van den aankoops-prijs en van den toestand waarin de voorwerpen zich bevinden.
Veranderingen of wijzigingen , die later ontstaan , worden telkens op de lijst vermeld.
Hij legt een register aan van de incompleete werken en teekent daarin de voorkomende veranderingen op.
Hij zorgt voor de vervaardiging van behoorlijke wetenschappelijke catalogussen, afzonderlijk voor elke der afdee-lingen in art. 1 vermeld.
De catalogussen der Incunabnlen en der Handschriften
4
moeten in het latijn geschreven worden , de anderen in de Nederlandsche taal.
Den prijs van den catalogus, voor zoover die wordt verkrijgbaar gesteld voor het publiek, bepaalt de Minister voornoemd.
Art. 13.
Hij zorgt dat alle voorwerpen der verzamelingen voorzien worden van duidelijke nummers, overeenkomende met die van den inventaris en van den catalogus en dat zij op het titelblad en zoo noodig ook elders gestempeld zijn met een stempel tot omschrift hebbende: „Koninklijke Bibliotheek.quot;'
Van verzamelingen aan de Koninklijke Bibliotheek in bruikleen afgestaan, worden door de zorg van den Bibliothecaris afzonderlijke registers aangelegd en bijgehouden.
Art. 15.
lt;
De Bibliothecaris heeft de politie in het Bibliotheekgebouw, met uitzondering der localen voor het Koninklijk Munt- en Penningkabinet bestemd. Hij regelt de werkzaamheden van alle aan de Bibliotheek verbonden ambtenaren , bedienden en werklieden.
Hij kan den Minister van Binnenlandsche Zaken voorstellen doen tot hun schorsing of ontslag.
Art. 16.
Hij heeft zijne woning uitsluitend in de localen van het gebouw der Koninklijke Bibliotheek, ('aartoe door den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen.
Hij heeft het genot van den tuin en onderhoudt dien uit eigen middelen.
Art. 2G,
De Concierge woont in het onderhuis van het Bibliotheekgebouw en wel uitsluitend in do door den Bibliothecaris aan te wijzen localen.
Het is hem verboden van eenig ander locaal en inzonderheid van de zolders gebruik te maken.
Art. 27.
Hij is bizonder belast met het dagelijksch toezicht over de bezoekers, het gebouw, het ameublement en de brandblusch-middelen en geeft van voorkomende gebreken, aan genoemde voorwerpen ontdekt, onmiddellijk aan den Bibliothecaris kennis.
Art. 28.
Hij zorgt voor de sluiting en ontsluiting van het gebouw en van de localen en voor de verwarming en het schoonhouden daarvan.
Art, 29.
Hij verblijft in het gebouw en mag dit niet verlaten gedurende den tijd dat het voor het publiek is opengesteld en zoo vaak zijne tegenwoordigheid door of namens den Bibliothecaris gevorderd wordt.
Voor afwezigheid des nachts wordt telkens het verlof van den Bibliothecaris vereischt.
Art. 30.
Hij verzekert zich eiken avond in persoon dat alle afsluitingen hebben plaats gehad.
Hij zorgt dat geen ongedekt vuur of licht door het gebouw of een der localen wordt gedragen.
Wanneer herstellingen aan het gebouw, inzonderheid aan de daken of dakgoten, verricht worden, ziet hij streng toe dat geen vuur op de daken of in de goten worde gebracht,
moeten in het latijn geschreven worden , de anderen in de Nederlandsche taal.
Den prijs van den catalogus, voor zoover die wordt verkrijgbaar gesteld voor het publiek, bepaalt de Minister voornoemd.
Art. 13.
Hij zorgt dat alle voorwerpen der verzamelingen voorzien worden van duidelijke nummers, overeenkomende met die van den inventaris en van den catalogus en dat zij op het titelblad en zoo noodig ook elders gestempeld zijn met een stempel tot omschrift hebbende: „Koninklijke Bibliotheek.''
Van verzamelingen aan do Koninklijke Bibliotheek in bruikleen afgestaan, worden door de zorg van den Bibliothecaris afzonderlijke registers aangelegd en bijgehouden. a
De Bibliothecaris heeft de politie in het Bibliotheekgebouw, met uitzondering der localen voor het Koninklijk Munt- en Penningkabinet bestemd. Hij regelt de werkzaamheden van alle aan de Bibliotheek verbonden ambtenaren, bedienden en werklieden.
Hij kan den Minister van Binnenlandsche Zaken voorstellen 'i
doen tot hun schorsing of ontslag.
Hij heeft zijne woning uitsluitend in de localen van het gebouw der Koninklijke Bibliotheek, ('aartoe door den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen.
Hij heeft het genot van den tuin en onderhoudt dien uit /
eigen middelen.
7
T- Art. 2G.
De Concierge woont in liet onderhuis van het Bibliotheekgebouw en wel uitsluitend in do door den Bibliothecaris aan te wijzen localen.
Het is hem verboden van eenig ander locaal en inzonder-quot; heid van de zolders gebruik te maken.
Hij is bizonder belast met het dagelijksch toezicht over de bezoekers, het gebouw, het ameublement en de brandblusch-middelen en geeft van voorkomende gebreken, aan genoemde voorwerpen ontdekt, onmiddellijk aan den Bibliothecaris kennis.
Hij zorgt voor de sluiting en ontsluiting van het gebouw , en van de localen en voor de verwarming en het schoon
houden daarvan.
Hij verblijft in het gebouw en mag dit niet verlaten gedurende den tijd dat het voor het publiek is opengesteld en zoo vaak zijne tegenwoordigheid door of namens den Eiblio-thecaris gevorderd wordt.
Voor afwezigheid des nachts wordt telkens het verlof van den Bibliothecaris vereischt.
i
Hij verzekert zich eiken avond in persoon dat alle afsluitingen hebben plaats gehad.
Hij zorgt dat geen ongedekt vuur of licht door het gebouw of een der localen wordt gedragen.
Wanneer herstellingen aan het gebouw, inzonderheid aan . / de daken of dakgoten, verricht worden, ziet hij streng toe
dat geen vuur op de daken of in de goten worde gebracht,
8
maar dat alle smeltingen van lood en elke andere arbeid , waartoe vuur noodig is, buiten bet gebouw geschieden. Binnen bet half uur na bet vertrek der werklieden, welke zoodanige bewerkingen verricht bebben, doet bij de ronde door het gebouw.
Art. 31.
Hij beeft de bewaring der brandstoffen en de zorg voor bet scboonbonden der kacbels.
Hij maakt dat geen vuur voor bet aanleggen van kacbels anders dan in overdekte ijzeren draagtoestellen worde aan-gebracbt of weggevoerd en dat de vuren beboorlijk worden uitgedoofd.
Art. 32.
Hij is gebouden ten beboeve dor Bibliotheek kosteloos zoodanige diensten als door of namens den Bibliothecaris gevorderd worden , te verrichten.
Art. 33.
Hij beeft bet toezicht op de personen, die in den tuin komen om te arbeiden of anderszins.
Van den pulliokcn dienst.
Art. 34.
De Koninklijke Bibliotheek is, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende christelijke feestdagen, dagelijks kosteloos voor het publiek geopend van 10 ure des voormiddags in de maanden December en Januari tot 3 ure en in de overige maanden tot 4 ure des namiddags.
Aanvragen om boeken en bandschriften ter lezing te bekomen, bebooren schriftelijk tusschen 10 en 1 ure te worden ingediend aan een der in de leeszaal aanwezige ambtenaren.
Art. 35.
Ieder welgekleed en rustig bezoeker wordt in de leeszaal
Art. 17.
Voor eene .afwezigheid van drie dagen geeft hij kennis, voor langer dan drie dagen vraagt hij verlof aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken.
Bij afwezigheid of ziekte geeft hij daarvan kennis aan den Onderbibliothecaris.
Hij is nimmer gelijktijdig met dezen afwezig.
Art. 18
De Bibliothecaris zendt jaarlijks vóór 1 Mei aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken een verslag over het afgeloopen jaar betreffende:
a. den toestand van het gebomv;
1gt;. den toestand der verzamelingen en van het archief;
c. den toestand van het ameublement en van de brand-blnschmiddelen;
d. liet personeel;
e. de financiën;
ƒ. de aankoopen, ruilingen van dubbelen, de aanwinsten en do verliezen;
(]. de catalogussen en inventarissen ;
li. het gebruik van de Bibliotheek door het publiek gemaaakt: en de uitkomsten van het onderzoek bedoeld in art. 52 en hetgeen hij krachtens art. 53 heeft verricht;
7. de maatregelen welke hij in het belang der Koninklijke Bibliotheek wenschelijk acht.
Art. 19.
Bij de aanvaarding zijner betrekking legt hij in handen van den Minister van Binnenlandsehe Zaken den eed af, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 31 October 1828, n0.103.
G
De Bibliothecaris ziet streng toe dat onder geen voorwendsel hoegenaamd petroleum, andere licht ontvlambare stoffen en andere dan zoogenaamde Zweedsche lucifers in de localen van het gebouw der Koninklijke Bibliotheek aanwezig zijn.
Van den Onderbihliolhecaris, de overige ambtenaren en de heamhlen der Koninldijkv Bibliotheek.
De Onderbibliothecaris en de overige beambten zijn aan den Bibliothecaris ondergeschikt en komen diens bevelen stipt na.
Gedurende den tijd dat de Koninklijke Bibliotheek voorliet publiek is opengesteld, en voorts telkens als de Bibliothecaris zulks verlangt, moeten de ambtenaren en beambten in het gebouw aanwezig zijn.
De ambtenaren moeten een kwartier uurs, de beambteneen vol uur vóór het oogenblik waarop het publiek wordt toegelaten tegenwoordig zijn.
Voor een verlof van zeven dagen wenden zij zich tot den Bibliothecaris, voor een langer verlof tot den Minister van Rinnenlandsche Zaken.
Art. 24.
De Onderbibliothecaris vervangt den Bibliothecaris bij diens afwezigheid of ontstentenis.
De Onderbibliothecaris is belast met den dienst van de leeszaal, daarin bijgestaan door den Amanuensis en twee Adsistenten.
wama
ram
toegelaten. In de andere localen niet dan onder geleide van een der beambten.
Art. 36.
In de vertrekken der Bibliotheek, bureaux, leeskamer, gangen , portalen en trappen mag niet worden gerookt en worden geen honden toegelaten.
Art. 37.
Bezoekers die zich wanordelijk gedragen, de hun toevér-trouwde boeken beschadigen of' in strijd mot de bepalingen van het Reglement handelen, worden op last van den Bibliothecaris of die hem vervangt, verwijderd, onverminderd hun gehoudenheid tot het vergoeden der door hen toegebrachte schade.
Art. 38.
Tot bezichtiging of gebruik der handschriften is eene bizon-dere vergunning noodig van den Bibliothecaris of van den Onderbibliothecaris.
Art. 39.
De bezichtiging of het gebruik van handschriften of kostbare plaat- en kaartwerken wordt alleen vergund onder toezicht van den Onderbibliothecaris aan eene afzonderlijke tafel.
Art. 40.
Zij die aanteekeningen maken uit werken, hun verstrekt, mogen hot papier, waarop zij schrijven, niet leggen op het werk hetwelk zij raadplegen.
Daarbij mag niet van inkt gebruik worden gemaakt, wanneer het geldt handschriften, zeldzame drukken, kostbare plaat- en kaartwerken.
Art. 41.
Het calqueeren of doortrekken is verboden zonder uitdrukkelijke vergunning van den Bibliothecaris, welke vergunning
10
alleen gegeven wordt, wanneer daarvan geene nadeelige gevolgen te voorzien zijn voor de boeken of prenten.
Het is niet geoorloofd in de boek-, plaat- en kaartwerken noch in de handschriften vouwen te leggen of iets daaraan te doen, waardoor beschadiging veroorzaakt wordt, noch ook daarin of' daarop iets te schrijven of te teekenen.
De machtiging om een handschrift te copieëren wordt niet verleend, tenzij de aanvrager zich schriftelijk verbinde om , ingeval het afschrift wordt uitgegeven, van die uitgave twee exemplaren aan de Koninklijke Bibliotheek kosteloos af te staan.
De Bibliothecaris is op zijne verantwoordelijkheid gemachtigd aan personen binnen het Rijk gevestigd boeken uit te leenen voor den tijd van ten hoogste twee weken, wanneer zij in 's Gravenhage wonen, en van ten hoogste vier weken wanneer zij elders wonen.
Voor het uitleenen van een boek aan iemand buiten het Rijk gevestigd, en van een handschrift aan wien ook, wordt altijd de machtiging van den Minister van Binnenlandsche Zaken vereischt, die tevens den tijd bepaalt, waarvoor het gevraagde mag worden uitgeleend.
Geen werk wordt uitgeleend dan voor een bepaalden tijd en tegen een ontvangstbewijs, waarin vermeld worden de titel en het nummer van het werk, de staat waarin het zich bevindt, de dagteekening van de afgifte en de termijn van uitleening, en waarin een door den leener onderteekende verklaring voorkomt, waarbij hij zich verbindt tot naleving van het Reglement der Bibliotheek, op straffe van verstoken te worden van het voorrecht om werken ter leen te ontvangen , onverminderd zijne gehoudenheid tot vergoeding van eventueele schade.
11
In dit ontvangbewijs wordt gewezen naar de arti 40-43 en 46- 49 en worden deze artikelen op de keerzijde van dat bewijs afgedrukt.
Art. 40.
Het uitgeleende werk moet binnen den gestelden termijn door den leener vrachtvrij worden terugbezorgd.
Art. 47.
Ook vóór het verstrijken van den gestelden termijn is de leener verplicht, op de schriftelijke aanvrage van den Bibliothecaris, het aan hem uitgeleende onverwijld en vrachtv.ij terug te bezorgen.
Art. 48.
Hij die een werk uit de Koninklijke Bibliotheek ten ge-bruike had tijdens dit te loor ging of beschadigd werd, is tot schadevergoeding gehouden.
Hij die deze schadevergoeding niet ten genoege van den Bibliothecaris voldoet, wordt uitgesloten van het voorrecht om boeken ter leen te bekomen.
Art. 49.
Alle kosten op het gebruik van uitgeleende werken vallende komen ten laste van den gebruiker.
Art. 50.
De Bibliothecaris wijst de werken aan, die hetzij om hunne kostbaarheid, hetzij omdat zij dagelijks in de boekerij noodig zijn , niet dan bij hooge uitzondering buiten de Bibliotheek mogen worden in leen gegeven.
Art. 51.
Van de uitgeleende werken wordt aanteekening gehouden in een register.
Het uitleenen en de terugbezorging der werken wordt binnen vier en twintig uren in dit register aangeteekend.
Romans, losse dramatische werken, politieke en gelegen-heidsbrochuren in de laatste 10 jaren voor het eerst uitgegeven,
-12
worden niet uitgeleend dan voor zoover blijkt dat zij ten behoeve van letter- of geschiedkundige studiën gevraagd worden.
Art. 52.
Jaarlijks wordt door of van wege den Bibliothecaris in de maand Februari nagegaan welke werken in strijd met de bepalingen van het Reglement zich nog buiten de Bibliotheek mochten bevinden, en worden de houders schriftelijk aangemaand die binnen acht dagen terug te bezorgen.
Art. 53.
Zoo het den Bibliothecaris blijkt dat iemand overleden is, die een ot meer werken in de Bibliotheek belioorende in zijn bezit had, of dat werken, in de Bibliotheek belioorende, zich in eene auctie of ineen erfhuis bevinden, doet bij onmiddellijk de noodige stappen om die terug te bekomen.
Art. 54.
Al de bepalingen, in dit Reglement vastgesteld op het nit-leenen van werken, gelden ook voor de ambtenaren en beambten aan de Koninklijke Bibliotheek verbonden. *
Art. 55.
Dit Reglement is geldig zoowel voor de eigenlijke Koninklijke Bibliotheek als voor de werken die, in bruikleen afgestaan , daarin bewaard worden.
Ai-t. 5G.
Een afschrift van dit Reglement wordt door den Bibliothecaris aan ieder der ambtenaren uitgereikt, alsmede voor zooveel de artt. 34—50 betreft in de leeszaal opgehangen.
Behoort bij de beschikkingen van den Minister van Binnen-landsche Zaken van 21 October en 6 November 1884 , n0. 1467 en nn. 2G87, afdeeling K. W.
Mij bekend , De Sccrelaris-Generaal, {gt;v. g) HÜBRECHT.