TE U0TTERD.4,M , BIJ
M. WIJT amp; ZONEN,
ffs va„ het Nederlandsche Zendelinggenootschap.
1861,
Driikki
^^J'^ommUteerden van het Nederlandsche Zen-
^-'^^Henootschap tot het opstellen, verzamelen
vannbsp;quot;quot;quot;nbsp;'^^ordering
--'^gelisch^ ken,üs en oodzaligheid, ook
J Wlnnprt^ /gt;____7
ed,ka„t ,, Utrecht, mou., .Tacobz.
quot;'quot;Kaïit te 'o n
^'«'likantnbsp;^«^^^nliage, j. r. BLAAUW
^^ Amsterdam, r. adeiani, .t. j
en e. w. van der
pnbsp;.........van der
anten te Rotterdam , overeenkomstig
-ocr page 4-VOORBKlllGT.
iv
Imn ambt en hunne bediening, (Ui oogmerk
gaarne ^villende levofderen, en in uitzigt op
de» Heeren medewerkenden zegen, lieden hei
nevensgaande Stukje hunnen landgenooten aan;
erkennende intusschen geene uitgave voor echt,
dan tvelke door een hmner of door de drukken:
dezes onderteekend is.
W jl^^^^^^^l'ap - reeds liet woord klinkt
uidend en schoon : wie begeert en waar-
deert niet de zaak? Voorzeker, onder de
■neest uitnemende zegeningen, waarmede eene
ücdnbsp;ons levenspad hier be-
en bekroont, behoort mede het bezit van
vrenT'quot;'^'nbsp;j'^^hen in onze
^^ugd, die treuren bij onzen rouw, die wa-
heilnbsp;belang, die bidden voor het
datnbsp;verwondert ons niet,
oudh^^'^^ '^'''bters en redenaars der heidensche
verhirv^nbsp;®trijd dc waardij dier hemelgave
lijkernbsp;^^^ ^^^ ^^^ bekoor-
den^^dnbsp;verkwikkender,
auw des velds niet weldadiger vonden.
diiii den zegen eener innige vrieudscliap. On-
voorwaardelijk zeggen wij het salomo na:
u olie en reukwerk verblijdt bet hart, alzoo
is de zoetigheid van iemands vriend, van wege
den raad zijner zielequot; (1). Met eerbied spel-
len wij den naam van een jonathan , die
zijnen david getrouw bleef, te midden van
den nijpendsten nood. Met weemoed beklagen
wij den miskenden , die, van aardsche vrien-
den verlaten, zijn eenzaam pad met tranen
besproeit. Met reden noemen wij den rijken
pas rijk, die onder al zijne schatten het on-
vervalscht juweel eener echte vriendschap mag
tellen. En indien wij u allen, die dit blad
in handen zult nemen, op goeden grond
mogten toeroepen: //gij kunt een vriend voor
u winnen, aan wien het hart volkomen genoeg
heeft; die nimmer verlaat, en alles vermag;
die u het gemis van iederen anderen zegen
vergoedt en het bezit van allen anderen zegen
verhoogt,quot; wie uwer zou niet zonder aarzelen
antwoorden : // o, toon ons dien schat, cn
wijs ons den weg, om hem te vinden!quot;
(1) Spreuk. XXVII : 9.
-ocr page 7-Zoudt gij dat waarlijk, mijn lezer, reeds is
liart aanvankelijk gestemd op den tooii,
dien wij iu dit eenvoudig woord wilden aan-
slaan. Eene vriendschap, gelijk wij u zoo
aanstonds met flaauwe kleuren beschreven, zij
's onder zwakke, zondige menschen nergens
Volkomen te vinden. De parel hunner vriend-
schap is bezoedeld met het slijk dezer wereld;
de bloem hunner liefde wordt in stilte door
den worm van zonde en zelfzucht doorknaagd.
^^ch, wat al kwalen der ziel, waarvoor men-
schelijke toegenegenheid en trouw geen raad
of baat weet te vinden! Eene dochter des
hemels heeft meu de vriendschap genoemd,
doch slechts al te vaak is zij de moeder of
^quot;ster der zonde. Ook de hand, die vroeger
onze met warmte gedrukt heeft, boort ons
Cl' soms een dolk in de ziel, en soms
J en wij niet minder onder onze dusgenaamde
^i'ieuden, dan onder onze bitterste vijanden,
j '^■aks scheidt het leven of de dood ons van
Cü, die wij vurigst beminden, en hoe menig
Sraf bier beneden, waarbij geen enkele vriend
®taat te treuren! Eu toch woont er in ons
gemoed eene behoefte aan liefde, die door
elke nieuwe teleurstelling niet uitgedoofd, maai
veeleer aangevuurd wordt. Toch zoudt gij,
bitter beproefde, ufl'e moeite minder gevoelen,
zoo gij in uwe nabijheid één hart vondt,
waaraan gij het moede hoofd onbezorgd ter
ruste kondt leggen. Toch zoudt gij, hoogbe-
voorregte rijke, menig goudstuk gereedelijk
afstaan, zoo gij daarvoor eene liefde kondt
koopen, die niet het uwe, maar u , om uws
zelfs wil en geheel belangeloos zoekt. Nog
eens, zoudt gij dat waarlijk, mijn lezer ?
Komt, schenkt ons dan heden uw^e onverdeelde
belangstelling, waar wij u jezus, als den
vriend bij uitnemendheid zoeken te schet-
sen en aan te prijzen. Het bewijs, dat Hij
waarlijk dien eernaam verdient, wij willen het
ditmaal slechts op één schouwtooneel zijner
aardsche geschiedenis zoeken. Wij slaan den
blik op het welbekende Bethanië, waarvan
dc naam zoo vaak in het Evangelie genoemd
wordt, o. a. door mattheus, als hij het een-
voudig berigt ons doet hooren :
vEnheii verlatende, ging Hij uit de
®tad naar Bethanië, eu vernachtte al-
daarquot; (1).
l^at woord verplaatst ons op eenmaal in dc
laatste week van des Heeren openlijk leven
op aarde, en maakt ons met de stille ver-
blijfplaats bekend, waarin Hij zich eiken avond
terugtrok, nadat Hij een en andermaal den
Werkvollen dag in stad en tempel had door-
gebragt. „Naar Bethaniëquot; - een gevoel van
rust, van welgevallen, van genot vervult on-
willekeurig ons hart, zoo dikwijls ons oog
''ich rigt op dat nederig vlek, onder het lom-
quot;ler der olijven verscholen. Uitwendig schijnt
liet bijna geheel onbeduidend, vergeleken bij
quot;^'e prachtige hoofdstad, waarvan het slechts
ecu half uur gaans is verwijderd. En toch
het geenszins de minste onder dc steden en
dorpen van Juda, want het was voor den
Heer bijna de éénige gastvrije plek op de voor
Hem anders zoo onherbergzame aarde. Betha-
'^'Cj 't is de vruchtbare plek in de woestijn
^t) Matth. XXI: 17.
zijner aardsche vreemdelingschap; 't is zijne
rustige arke op de felbewogen wateren van
zijn onrustig openlijk leven; 't is in zeker
opzigt zijn aardsche te huis geweest, meer dan
Kapernaum, dat anders »zijne stadquot; wordt
genoemd (1). Inderdaad, al had Bethanië
geene andere aanbeveling, dan dat het den
Heer vergoedde, wat Hem overal elders ont-
brak, reeds dan zou het christelijk oog cr
gaarne op rusten : een lievelingsplek van den
cuiustus is tegelijk een aantrekkelijk oord voor
den Christen. Maar Bethanië is meer nog
dan dat; het vertoont ons jtzus, te midden
zijner vrienden, en is tegelijk schouwtoo-
neel en leerschool der betrekking, die nog
heden ten dage tusschen Hem en de zijnen
bestaat. Wij zijn voornemens in dit boekje
alles te vereenigen, vvat wij van Bethanië, uit
dit oogpunt beschouwd, met zekerheid weten
of met genoegzame waarschijnlijkheid aanne-
men , en daaruit één groot tafereel te ontwer-
pen, dat ten onderschrift draagt: jezus, de
vriend bij uitnemendheid. De vriendschap
(1) Matth. IX : 1.
^aii JEZUS wilden wij u alzoo als een heilgoed
doen kennen, dat boven alles begeerlijk, maar
°ok voor allen verkrijgbaar is. Gelijk een
heldere lichtstraal zich breekt in een zevental
kleuren, zoo willen wij de waarde dezer vriend-
schap iii een zevenvoudig opzigt bewonderen.
Ëethanië zal ons achtereenvolgens doen zien,
hoe de Heer zijne vrienden onderkent, op-
leidt, beproeft, vertroost, verheft, bij-
blijft, vereen igt. Alzoo worden wij van
Zelve gestemd om ten slotte een ernstigen
blik naar binnen, in het ronde en in de
toekomst te slaan. Och of menig onzer van
Zich en zijn huis naar waarheid verklaren
^nogt: „ Heere jezus ! hier is uw Bethanië,
'i'er zijn de lazarussen, de marïua's , de
quot;^I'^RIa's, die Gij onuitsprekelijk liefhebt!quot;
Onze gewijde verbeelding kan zich gemak-
'^elijk in cle schoone dagen verplaatsen, waarin
Gods menschgeworden Zoon het land goed-
doende en genezende doorging. „ De vossen
'ebben holen, de vogelen des hemels nesten,
maar de Zoon des menschen lieeft niets,
\?aarop Hij het hoofd kan nederleggen.quot; Dus
heeft Hij eenmaal gesproken op diep weemoe-
digen toon (1), en zijn moeite vol, zwervend
leven bevestigt die uitspraak volkomen. Als
Hij zich uit Galilea naar Judea begeeft, dan
moge het Samaritaansche Sichar Hem twee
dagen herbergzaamheid bieden (2), Jeruzalem
heeft wel steenen om zijn hoofd mede te drei-
gen, maar geen dak, waaronder Hij ten allen
tijde rustig kan toeven. Toch kent dc Heer
in de nabijheid althans ééne uitgelezene plek,
waar zijne verschijning niet als een last, maar
als een lust wordt beschouwd; een drietal, dat
Hem hooger schat dan de duizendtallen daar
op gindsche straten en pleinen; een gezin,
waar zijn vredegroet met den blijden toon
wordt beantwoord: Gezegend zij Hij, die
daar komt in den naam des Heeren.quot; Wat
de eerste aanleiding tot de naauwere verbindte-
nis van den Heer met dit gezin is geworden,
de geschiedenis zegt het ons even weinig, als
zij dc vraag naar de vroegere lotgevallen
(1) Matth. VIII: 20.nbsp;(2) Joh. IV: 40.
^•tjuer leden beantwoordt. Men heeft wel eens
gegist, dat eene of andere bijzondere weldaad
deze harten met de banden der innigste danlj-
baarheid aan jezus verbonden heeft. Maar
het Evangelie geeft daarvan geen enkelen zeke-
i'en wenk, en doet ons veeleer vermoeden, dat
het stil, heilbegeerig verlangen van zusters
en broeder naar de zegeningen van het ko-
ningrijk Gods hen tot den Heer heeft getrok-
ken. De Heer heeft, verbeelden wij ons, in
den welsprekeuden blik van maria de bede
gelezen: //Heer, geef mij dat water, opdat
'»ij niet dorstequot; (1). Hij heeft in maetha,
onder al het schuim der aardschgezindheid,
het goud ontdekt van een hart, dat smachtte
naar de vertroostingen Israëls; en al is ons
^'an LAZARUS geen enkel woord door de Evan-
gelisten bewaard, wie twijfelt of de man, wien
'^^^xis de vriendenhand drukte, in het spoor
der simeons en zachaeiassen trad ? Hoe het
^'J gt; allen hebben zij Hem reeds korter of
banger tijd de hulde eener stille vereering ge-
^'quot;agt, en de Heer, die weet wat in den mensch
Joh. IV: 15.
is, lieeft lien onderkend als de zijnen, en
vriendelijk zich tot hen nedergcbogen. En als
Ilij nu de hoofdstad bezoekt, Ilij gaat de
paleizen van een kajaphas of annas voorbij;
Ilij treedt over den dorpel der schroomvallige
NicoDEML'SSEN niet; Hij wandelt de Waterpoort
uit, het Olijvenpad langs, Bethfage door,
het verblijf dier godvruchtigen tegen, wier
innige vriendschap Hem zoeter verkwikking
bereidt, dan de keur van Bethanië's vijgen of
dadels. Zoo onderkent de goede Meester de
zijnen, en slaat zelfs het flaauwste beginsel
van behoefte aan of ingenomenheid met Hem,
ook in het verborgene gade. De wereld door-
ziet het van niemand uwer met zekerheid, lezers,
of gij één zijner vrienden of één zijner vijan-
den zijt. Maar de Heer trekt in uw midden
een onuitwisbare grenslijn, en zegt van velen:
deze behooren in den geest tot het Mij vijan-
dig Jeruzalem, en van anderen: deze zijn
naar den inwendigen mensch verwant aan het
gezin van Bethanië. Als Hij langs onze stra-
ten wandelde om zijne opregte vrienden te
zoeken, ik geloof, Ilij zou 66k menige trot-
^che woning voorbijgaan, gelijk toen geheele
wijken der hoofdstad, omdat men Hem vreemd
acht of vijand, en zich wenden tot meer dan
een eenvoudig of schamel verblijf, waar, ver-
borgen voor het oog der wereld, de harten
Verlangend Hem tegenkloppen, de lippen dank-
baar Hem prijzen. Neen, li noemt Hij zijne
vrienden nog niet, uitwendige belijders zijns
naams, die u wel niet openlijk tégen Hem
kant, maar volstrekt niets vóór Hem gevoelt,
'^ven weinig als Hij zijn vertrouwen reeds
Schonk aan de jubelende menigte, die met een
Vrolijk Ilozanna zich rondom zijne schreden
Verdrong. Aan u geeft Hij enkel dien eer-
quot;•'»ain, die het gevoelt, dat heel de wereld te
en te ledig is om uw rusteloos hart te
Vervullen; die het in waarheid verklaren kunt:
quot; ®ijne ziele dorst naar den Heer, gelijk een
'hert naar de stroomen;quot; die als dit drietal
'len moed iiebt, om als vrienden van jezüs
hekend te willen staan bij de wereld, al vin-
dlen de wijzen in eigen schatting u dwaas, en
'l' zouden magtigen of edelen u ook de broe-
•^rliand weigeren, omdat gij hand en hart aan
JEZUS gewijd hebt. Leeft dat gevoel in uw
harte, de Heer vraagt niet of het reeds krach-
tig, maar allereerst of het opregt is en zui-
ver; niet of gij Hem reeds vele blijken van
liefde gegeven hebt, maar of gij zoudt ver-
langen Hem meerdere, ja alle te geven; niet,
of gij Hem een rein hart len offer kunt bren-
gen, maar of gij Hem uw onrein gemoed ter
reiniging toe wilt vertrouwen. En is dät uwe
heerschende stemming - neen, zoo vergeten
kan uw naam bij de wereld niet zijn, dat de
Heer u zou voorbijzien, als Hij zijne discipie-
len optelt. Wat Hij eenmaal aan de gemeente
van Pergamus schrijven liet: n Ik weet
uwe werken, en waar gij woontquot; (1), Hij
herhaalt het aan allen, die Hem in onver-
derfelijkheid liefhebben. Het Boek des levens
is de vriendenrol van den verhoogden Verlos-
ser: zalig gij, zoo uw naam op die vrienden-
rol geschreven mag staan !
Immers, in Hem, die u kent, vindt gij
tevens een vriend, die u wijs en liefderijk
(1) Openb. II: 13.
opleidt. Niet waar, gij verwacht van den
echten vriend, dat zijn omgang u niet slechts
aangenaam liezig houden, maar nuttig opleiden
Zal, en noemt dan eerst zijn bezit voor uzelven
onschatbare winst, wanneer gij in zijn geest
en hart verborgen' schatten ontdekt hebt,
waarmede hij de nwen verrijkt? Gaat dan
andermaal naar Bethanië henen, en bewon-
«lert de waardij der vriendschap van jezus!
De Heer heeft zijn aangezigt gerigt om naar
Jeruzalem henen te reizen, en is reeds digt
bij de meest geliefkoosde plek. Wat beteekent
at woelig gedruisch onder dat anders zoo
'■'istige dak? Waarom die oogen zoo vol
^i'eugde, die handen zoo vol dienens, die
®eliotels zoo spoedig met tal van spijzen bek-
en? Het is feest in het kleine gezin, on-
verwacht is de Meester gekomen; wat vreugd
Voor martha om het den geliefden leeraar te
toouen, dat het kostbaarste in huis en hof
Voor Hem niet te kostelijk is! Gij herinnert
^^ dat tooneel vol blijde bedrijvigheid (1), op
''eninaal tot ruste gebragt door het ernstig
T,uk. X: 38-42 verg. H. TX; 51.
IR
woovd van den Heer: ,/martha, martha, gij
bekommert en ontrust u over vele dingen.quot;
Gij ziet daar in den geest mama aan jezüs'
voeten gezeten, als een veelbelovende bloem-
knop, die het vriendelijk zonnelicht zoekt,
terwijl de stralen der waarheid steeds dieper
hare ziele doordringen en bij het behartigen
van het ééne, dat noodig is, haar de uren
als minuten daarheen snellen. Gij bewondert
de diepe wijsheid des Heeren, die de eene
minzaam bestraft en de andere vriendelijk aan-
moedigt, en zoudt, indien het wèl met u is,
er alles voor geven willen, om óók van zulke
lippen het onschatbaar woord te vernemen:
„ deze heeft het goede deel uitverkoren, dat
van haar niet weggenomen zal worden.'
Maar, zegt mij, hebt gij in dit overschoone
verhaal, tegelijk het beeld niet herkend van
de wijze, waarop de Heer, die gister en heden
en eeuwig dezelfde is, nog voortdurend in de
hoogere, geestelijke behoeften zijner opregte
vrienden voorziet? Opleiding voor den he-
mel — ach, hoe zelden is zij het doel, hoe-
veel zeldzamer nog de vrucht der meeste
vriendschapsbetrekkingen! Eigenbelang is de
stilzwijgende voorwaarde, waaronder meestal
de een aan den ander de hand der broeder-
®e!iap reikt; elkander te vermaken was de
eerste eisch van menig gezellig verkeer, waar
®eu louter zingenot zoekt, om enkel verveling
vinden; afleiding - blijkt het niet de
g^^oote wensch, waarmede zich velen verëenen,
ye slechts daarin te zamcn stemmen, dat zij
Volslagen vreemdelingen zijn in elkanders en
lun eigen gemoed? Hoe geheel anders daar,
^'■^ar JEZUSnbsp;de plaats van: „den
J^'ei'd die als onze ziele isquot; (1) heeft in-
genomen! Bij deze vriendschap is het de
stilzwijgende voorwaarde: het e'éne,
/it noodig is, altijd en overal op den voor-
Sh-ond! Aan een iegelijk, die in Hem gelooft,
j^^'vult de Heer de schoone belofte: ,, dié
zal van mijnen Vader geliefd
JJ^len, en wij zullen tot hem komen, en
^^en woninge bij hem makenquot; (2). Door zijn
die'Tfnbsp;'»J
tlem niet vruchteloos aankloppen liet en
XIII: 0.nbsp;(2) Joh. XIV: 23.
2*
-ocr page 20-overal, waar jezus woont, daar ontbreekt bet
nimmer aan spijs voor de ziel, al ontbrak
liet zelfs aan voedsel des ligcbaams. Gelijk
de Heer te Bethanië deed, zoo voedt Hij nog
zijne vrienden voor de eeuwigheid op en vormt
ze, ieder op hunne onderscheiden' wijze en
na'ar hunnen verschillenden toestand. Met de
stille MAMAharten gaat hij een geheel anderen
weg, dan met de onstuimige MAUTHAZielen.
U, ligtbewogene, prikkelbare, voortvarende,
roept Hij, te midden van het wereldseh ge-
druisch, gedurig tot luisteren, tot stilstaan,
tot peinzen. Wat er zinnelijk en aardsehge-
zind in u is. Hij bestraft het met ernst en
getrouwheid, want de hemelsche Yriend beeft
u veel te lief om u te vleijen, waar gij veel-
eer berisping behoeft. Nu door eene krachtige
prediking, dan door eene diepe teleurstelling,
straks door een ontzettenden schok rukt liij
u uit den maalstroom uwer wereldsgezinde he-
moeijingen los en 't mag u daarbij zijn, als
hoordet gij Hem zeiven met opgeheven vinger
een martha, mauthaquot; u toeroepen. V,
heilbegeerige, als ma.ta, doet Hij telken^
Woorden des eeuwigen levens vernemen, en
nooit slaat gij met peinzenden geest een
Evangelieblad op, of gij vindt nieuwe schat-
ten voor uw diepst en innerlijkst leven.
Hoe meer men als maria leeft in persoonlijke
gemeenschap met Christus , terwijl anderen
kloven en zwoegen, des te beter leert men
de hoogte van Gods goedertierenheid meten,
en de diepte van het eigen' harte doorgronden,
l^ij elke vordering op den weg des levens
spreekt zijn goede Geest ons dan in stilte
Woorden van aanmoediging en goedkeuring toe,
elke dag, in zijne nabijheid gesleten, is
te gelijk een dag van opleiding voor eene hoogere
Wereld. Bij het gedurig nederzitten aan zijne
boeten wordt van lieverlede de kennis uitge-
breider . het geloof eenvoudiger, de blijdschap
grooter, de hoop overvloediger. Zoo leert men
eiiidelijt aan zijne hand zelfs de MAimiAtaak
het leven met een MARiAstcmming vcr-
^^gten, en vordert men op den eeuwigen weg,
door en onder datgene, wat de wereld
belemmering en hinderpaal acht. Wie vriend
JEZUS is, wordt tevens kweekeling der
opperste Wijsheid, en leert van lieverlede ver-
staan, wat voor wijzen en verstandigen in eigen
oog door eigen schuld is verborgen. Mijn
lezer, trekt u zulk eene vriendschap niet aan?
//Maar,quot; zegt gij, //de kweekeling der
opperste Wijsheid kan toch ook van tijd tot
tijd een kweekeling worden in de school der
bangste beproeving!quot; Gij hebt regt, mijne
vrienden, de vriend van den Heer wordt door
Ilem niet slechts onderkend en opgeleid, maar
ook, als het noodig is, niet zelden pijnlijk
beproefd. Doch terwijl aardsche vrienden
onze genegenheid somtijds op proeven brengen,
die onze krachten verre te boven gaan, is
in dit vriendschapsverbond juist de beproeving
des geloofs veel kostelijker, dan die des gouds,
dat vergaat (1). Een nieuwe blik op Bethanië!
Wat is er veel veranderd, sints dien vrolijken
feestdag, dien wij zoo even aanschouwden.
De Pleer, die marïha's schotels terugwees,
heeft aan haar en mauia in plaats daarvan eeu
kelk vol alsem gereikt, en de beddekens, toen
(1) 1 Petr. 1: 7.
gespreid rondom den gastvrijen discli, zijn door
ontrustend ziekbed vervangen. De ziekte
klimt, de hope daalt. De benaauwdheid is
nabij, de helper is verre. De doodsengel treedt
binnen, de levensvorst laat zich vruchteloos
Wachten. De uitgezonden bode keert weder;
de meesier blijft in Perea vertoeven (1). Dat
Waren donkere uren voor uw hart, bekommerde
zusters; uren, waarin een drievoudige nacht
Voor u daalde, nacht van twijfel voor uw ver-
stand, nacht van zorg op uw hart, nacht des
doods over het dierbaar hoofd van den broe-
der. Daar ligt reeds de doode in de sombere
sterfkamer neer, maar de stem, die in jaïrus'
Woning gehoord werd: ,/het dochterke is niet
•^ood, maar het slaapt,quot; klinkt niet bij lazaiuis'
Sponde. Daar wordt reeds het overschot uit-
gedragen, maar buiten het vlek komt men
geen discipelstoet tegen , met den Meester zeiven
aan 't hoofd, gereed om, als aan Naïn's poort,
een troostend //ween nietquot; te doen hooren.
t Is avond geweest, en 't is morgen geweest,
'^e eerste, de tweede, de derde dag na laza-
(t) Joh. XI: 1-6.
rus' sterven, en het schijnt als moet men
twee verliezen beweenen, het verlies van den
gestorven broeder, en het verlies van den
nog levenden vriend, die de stem der vriend-
schap vergat. Had de Meester het slechts niet
vernomen, niet geloofd, niet bedacht, dat de
nood zoo hoog was gerezen ! Maar neen, Hij
weet het en spreekt er van tot zijne jongeren;
Hij is er onzigtbaar getuige van, hoe aan gene
zijde der Jordaan de wateren der smart het
zusterlijk hart overstelpen en de stroomen des
doods den bezwijkenden lazarus medevoeren,
en - Hij blijft twee dagen op de plaats, waar
Hij is, als gekluisterd door eene onzigtbare
magt. — En gaat het nog niet meermalen
zoo met opregte vrienden van jezus? O, de
wereld weet het niet, op wat harde pijnlijke
proeven vaak hun geloof wordt gebragt, en
hoe menig bange twijfel zich daarbinnen in
het hart des Christens verheft, terwijl men
zich voor het uitwendige dwingt, regt kalm
en rustig te - schijnen. Soms verheffen zich
de stormen des tegenspoeds, en het gevaar
groeit ieder oogenblik aan; //Heere, bekommert
het II niet, dat wij vergaan,quot; zoo roepen de
bevreesde discipelen, maar de meester slaapt
iu liet scliip; straks slaan de golven er over,
eu wij dreigen schipbreuk te lijden aan ons
allerheiligst geloof. Daar staat gij, treurende
discipelin van den Heer, bij het ziekbed van
gade en kroost, met wier aanzijn het uwe
als werd zamengeweven door tallooze onzigt-
hare draden. De menschen geven geen hoop
meer, maar nog is uw harte gesterkt, want
gij hebt immers jezus; jezus, die uit zoo
luenigen hangen nood heeft gered, jezus, die
Wel nergens op aarde te spreken, maar toch
ook nergens verre is van het hart, dat Hem
zoekt. Uwe gebeden gaan als zoovele boden
Uit tot den Heer; gij zoudt meenen, dat Hij
den nood slechts te kennen heeft om aanstonds
l'iilpe te schenken, ijdele hoop, die u ieder
oogenblik wisser, te gelijk met het ebbend
leven des veegen kranken, ontvliedt! Ballasten
de maatschappij ziet gij sparen, maar
l^i'oouen aan uwe hoofden ontrukken; daar
Wordt de laatste levensvonk in den kranke,
laatste sprank der hoop in uwe ziele ge-
blusclit. . . . //Heer, waart Gij hier geweest,quot;
zoo krijt het geschokte gevoel, maar de Heer,
Hij bleef verre, flij schijnt onbeschrijfelijk
verre! Ginds - maar waartoe andere voor-
beelden, daar wij ze toch niet allen optellen
kunnen, en het een in den grond der zaak
zoo volkomen aan het ander gelijk is? O,
zoo ik hier uw beeld heb geteekend, beproefde
vrienden van jezus, ziet hier uwe lotgenooten
in het gezin, dat Hij boven anderen liefhad,
en laat u hun aanblik versterken! Nooit ge-
denkt de Heer trouwer aan zijne bekommerde
vrienden, dan waar Hij hen schijnt te ver-
geten. Nooit werkt Hij krachtiger aan de
loutering en volmaking huns geloofs, dan waar
Hij hen roept om te wachten. Nooit zijn
onze tranen en gebeden kostelijker in zijne
heilige oogen, dan waar het al den schijn heeft,
of Hij de eersten niet telt en de laatsten ten
eenenmale versmaadt. Hij beproeft, maar uit
liefde, en de wonden, die Hij slaat, zijn slechts
weldaden van eene andere soort, dan de bal-
semdroppelen, die Hij daarop mildelijk sprenkelt.
Hij beproeft, maar ondersteunt ook onzigtbaar;
zijii Geest spreekt in stilte tot de strijdende
Maiua's van vrede, en bewaart de wankelende
^iartha's voor moedeloos neder te zinken. Hij
beproeft, maar geene ure te lang, en waar
de twijfelmoedige het heimelijk waagt over zijne
leiding te twisten, is Hij reeds in stilte op
Weg om rouw in vreugd te herscheppen!
Ja, Hij, die beproeft, vertroost ook zijne^
Vrienden, gelijk niemand anders kan troosten.
Ach, mijne lezers, zoo immer de magteloosheid
Van aardsche vriendschap ons blijkt, het is wel
dan, wanneer het rouwgewaad om onze leden
geplooid is, en ons werkelijk de langgevrecsde
slag heeft getroffen. Ik spreek nog niet een-
maal van ontrouwe vrienden, die even spoedig
eiize zijde verlaten, als wereldvreugd en eer
eiis ontvlood; gij kent en veracht ze als wij,
maar schat zulken te laag, om ze zelfs een
oogenblik naast jezüs te plaatsen. Ik voor-
onderstel, dat uwe vrienden u bijblijven; dat
ZIJ, als het viertal vrienden van job, zich
opmaken om u te troosten, nadat zij uwen
jammer vernamen, zonder dat gij hen van
liefdeloosheid beschuldigeu kunt; ik neem aan,
dat zij, als de Joden naar Bethanië, komen
om met de bedroefden te weenen (l). Daar
staan dau die moeijelijke vertroosters, met
woorden op de lippen, die in uwen toestand
met het minste veranderen; met tranen in het
oog, die slechts te meer doen gevoelen, hoe
oimitsprekelijk veel gij verloren hebt; gereed,
noo gij wilt, om met u te gaan tot het graf,
maar volstrekt buiten staat om aan het graf
zijne kostbare prooi te ontrukken. En dat is
dan alles, wat Triendschap aau den mensch
heeft te geven, die zooveel behoeft, en zoo
weinig bij menschen kan vinden? Neen, dan
nog eens het oog naar Bethanië, om iets
eindeloos hoogers te vinden (2). Vier dagen
zijn reeds verlooijen, sints lazarus in zijne
laatste woning is nedergelegd, en toch, welk
eene verandering al weder, veroorzaakt door
de komst van éénen enkelen vriend. Daar
staat een kleine groep rondom het geslotene
graf, waarbij twee koningen hunne magt tegen-
o\'er elkaar zullen meten, de Vorst des levens
(1) Joh. XI: 19.nbsp;(2) Joh. XI: 17 cn verv.
ter eene, de koning der verschrikking ter
anderer zijde. Maar neen, hier zal niet een-
maal gestreden worden; zonder tegenstand legt
de laatste vijand den sleutel des grafs aan
de voeten van ' zijnen Gebieder ter neder.
Jezus weent, waar Hij de tranen zijner
vriendinnen ziet vloeijen, en reeds die tranen
storten in de pijnlijke wonde een verzachtende
olie, die de volkomen genezing voorafgaat,
^ij zijn gebiedend woord: //neemt den steen
Weg,quot; is het, of reeds een deel van liet pak
der smart het bekneld gemoed der zusters
ontvalt, en het beneveld oog ziet met klim-
mende verbazing het licht der heerlijkheid Gods,
Verrezen over de woning der dooden. //Lazarus,
knm uit,quot; is het eindelijk, en o wonder, de
gestorvene rust binnen weinige oogenblikken,
niet meer in het harte der aarde, maar aan
het harte der zijnen, en staat daar, niet langer
door grafdoeken, maar door zusterlijke armen
omkneld. Ik beschrijf die verrassing, die ver-
rukking, die overstelping van dankbaarheid niet.
ft vrage alleen, is het geen welgelijkend bedd
Van den troost, dien de hemelsche vriend nog
gedurig aan zijne treurende vrienden bereidt?
Een ongeloovige van vroeger eeuw heeft ver-
klaard, dat hij zijnen twijfel afzweeren en den
christus aanbidden zou, zoo hij slechts het
elfde hoofdstuk van johannes als waarheid kon
aannemen, maar, ik bid u, valt de waarheid
niet iederen onbevooroordeelden blik van zelve
in 't oog, en herhaalt zich nog niet gedurig
in andere vormen, wat hier te Bethanië plaats
had? Ik weet het, geen wonder der Almagt
geeft ons onze dooden terug, maar ik weet
ook dat de Heer, zelfs zonder dat, het ge-
moed zijner treurende vrienden met een hoogen
troost kan vervullen, die alle verstand over-
treft. Gelijk daar, komt Hij in den Geest
nog telkens tot u, bitter beproefde, en wijst
n op de heerlijkste heilbeloften, die in Hem
allen Ja zijn en Amen, en herhaalt gedurig
de groote vraag, die Hij der droeve martha
deed hooren: „Gelooft gij dat?quot; „De Heer
heeft meer dan dit om u te gevenquot; (1), ge-
looft gij dat? „Ik zal u niet begeven, Ik
7-0,1 u niet verlatenquot; (2), gelooft gij dat? „De
(1) 2 Chron. XXV: 9.nbsp;(2) Hebr. XIII: 5.
i
dag komt, dat gij mij niets meer zult vragenquot; (1),
gelooft gij dat? Zoo spreekt Hij door Woord
en Geest tot al zijne vrienden, die Hij tot
^ijne volgelingen op den lijdensweg maakt.
En waar gij nu met martha kunt antwoorden:
// Ja Heer, ik heb geloofd, dat gij de Christus
^-'Jt, de Zone Gods,quot; en er bij kunt voegen:
quot;de Vriend mijner ziele,quot; daar stort Hij zelf
een' diepen, heiligen vrede u in, te midden van
den strijd dezes levens. Daar verzekert u
^ijn Evangelie, dat Hij, die op aarde weende
quot;ij lazarus' graf, in den hemel leeft als de
barmhartige Hoogepriester, en medelijden met
t'we zwakheden toont. Daar beveelt Hij, als
gij smeekend voor zijn' troon ligt gebogen,
zijne engelen: neemt den steen weg, die
quot;P dat hart is gewenteld, en ruimer schept
giJ adem, omdat uw hart zijne digte nabijheid
gevoelt. Daar wijst Hij u vooruit op eene
'^^■e, dat Hij al de zegelen van uw levensboek
treken, en al de grafsteenen der dooden af-
drentelen zal, en waar gij beeft voor uw eigoi
Ufderend sterfuur, doet Hij u verstaan wat
e^) •Tob. xvi: 23.
\
het zegt: #Tk ben de Opstanding en het Leven,
die in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwig-
heid!quot; O mijn beproefde broeder of zuster,
laat het u zijn, alsof gij bij iederen steen des
aanstoots op uw pad de blijde boodschap ver-
naamt: //de Meester is daar, en Hij roept u.quot;
Staat op als maria en martha, om aan zijnen
voet de ruste te vinden, die gij overal vrachte-
loos zoekt; reeds hier op aarde zal voor n,
als voor haar aanvankelijk, het licht uit de
duisternis rijzen. Gelooft alleenlijk, en gij
aanschouwt de heerlijkheid Gods ook in dat-
gene, waarin gij tot nog toe niets dan hardheid
en willekeur zaagt. O, als gij den Heer slechts
tot vriend hebt, gij kunt als het wezen moet,
den troost van menschen ontbeertn, gelijk de
zusters straks de Joden getroost naar de stad
zagen wederkeeren, zonder dat zij er iets het
minste aan mistten!
Of grieft u welligt de haat en miskenning»
die gij om jezus' wil vroeger of later in dc
wereld om u heen zult ervaren? Komt e»
ziet dan in .sezus nogmaals een vriend, die
'''Jne vrienden nimmer miskent, maar integen-
fleel vereert en verheft. Eenige weken zijn
na t,azaiius' opwekking daarheen gespoed voor
quot;et beweldadigd gezin. Weder wordt te Bethanië
een maaitijd gevierd, zes dagen voor het Paasch-
am geslagt wordt (1). ïs het thans in liet
nns van siMOgt;^, die vroeger melaatsch was
geweest, genoeg, het drietal vrienden van
JSzus, wederom met elkander vereenigd, is
quot;ok aan dezen disch tegenwoordig. Maar thans
toch de Meester niet komen, die immers
reeds gereed staat het tranenbrood des lijdens
e eten, en in den vollen zin des woords eene
^quot;dere spijze heeft, die niemand te Bethanië
■ent? Ja waarlijk. Hij heeft zijnen vrienden
e verrassende onderscheiding bereid, dat Hij
den laatsten Sabbath zijns levens in Imnne
^abbatsvreugd deelt, en aan den merkwaar-
'gsten feestdisch op aarde, die immer stond
■quot;angerigt^ zit een opgewekte uit den doode
egenover den Levens vorst aau. Daar treedt
^'abja naar binnen om in kostbare Nardus-
^ti'oomen het reukoffer harer erkentenis op de
.Toll. XII: 1-8.
voeten des Heeren te plengen, maar van alle
zijden verheffen zich stemmen, die de weelde,
der liefde voor kwistige overdaad schelden.
A.rme mama, die het schoonst bedrijf van uw
leven hoort veroordeelen als onverantwoordelijk
misdrijf; neen, rijke makia, die in jezus' lof-
spraak tiendubbele vergoeding ontvangt voor
den hoon, door den laster van judas u aan-
gedaan. Hef het hoofd omhoog, getrouwe
vriendin van den Heer, op uwe ontsnoerde
vlechten heeft de Meester eeu eerkroon gedrukt,
die de hand van alle judassen der aarde er
nimmer afrukken zal! „Zij heeft een goed werk
aan Mij gewrocht,quot; zoo spreekt Hij, die met
oufeilbaren blik wat waarlijk goed is door-
schouwt, en terwijl het gansche huis met den
geur der zalve vervuld wordt, spelt zijn vrien-
delijke mond haar een eere, die haar nog
bij elke lijdensprediking in het midden der
gemeente wordt toegebragt. »Overal, waar het
Evangelie verkondigd wordt, zal gesproken
worden tot hare gedachtenis.quot; O, hoe de Heer
weet te eeren, die Hem eeren en liefhebben,
cn hunne vaak misk(!ndc zaak weet te hand-
haven voor cle oogen der menschen! Nog
g«'bcurt het niet zeMen, helaas, dat de gezind-
heid van anderen jegens ons even dubbelzinnig
e» hatelijk is, als die, welke judas ten aanzien
van ifARu betoonde. Waar wij, als zij, voor
O'izen Heer willen uitkomen en de offers onzer
J'efde Hem wijden, klaagt de wereld niet zelden
^aghartig onze beginselen en bedoelingen aan,
zoekt ons de kroon der opregtheid voor
'od en menschen te rooven, of verdenkt onze
'neest wclmeenende daden, waarvan wij' vreugd
voldoening gewacht hadden. Daar is op
^•■irde zoo menigeen, die met een judas-
'^liwheid ons, zelfs in het kortzigtig oog onzer
quot;^'edediscipelen, in een licht weet tc plaatsen,
^vaarby het werkelijk schijnt, als hadden wij
oiiïegt gedaan of bedacht, trrwijl toch onze
Consciëntie getuigt, dat wij waarlijk het goede
hebben. Pijnlijk kunnen zulke ervarin-
^•^n vallen, allermeest wanneer zij van zijden
quot;US treffen, van waar wij dit, even weinig
® maiua van de andere discijielen, verwacht
^'quot;«den hebl)en. Maar, Gode zij dank, er is
Vriend in den hemel, die ook dat kw.iad
YOor de zijnen, als voor haar, wil doen mede-
werken ten goede, en die - vergunt ons het
woord - het op zijnen tijd voor hen opneemt.
Hij kent u beter, miskende, dan zoovele
menschen u kennen, die alleen wat voor
oogen is aanzien en vaak naar den bekrompen-
sten maatstaf hun oppervlakkig oordeel bepalen.
Zijt gij van zijne vrienden, Hij heeft, als
Koning van het Godsrijk verhoogd, ontelbare
middelen om den vloek der boosheid te ver-
keeren in onschatbaven zegen. Hij versmaadt
ook het nederigst offer niet, dat de hand dci'
liefde Hem wijdt, en voor al, wat het geweten
getuigt, dat gij waarlijk om zijns naams wil
verrigt hebt, biedt Hij u het genadeloon zijner
volkomen' goedkeuring aan. Op zijnen tijd
laat Hij, waar men u grievend onregt heeft
aangedaan, uw regt als de middagzon voort-
komen, en vergeet in geen geval den arbeid
der liefde, die in zijnen naam werd bewezen.
Eene hoogere onsterfelijkheid, dan die Hij voor
deze wereld aan den naam van maria verbond,
zegt Hij voor eeuwig zelfs aan den gering.«ti'
uit zijne vriendenrei top. Onder zijne liesclier-
uiiiig gedekt als met eeu ondoordringbaar
sc'liild, moogt gij gerust uwen weg gaan, al
Ware liet zelfs onder een regen van giftige
pijlen der boozen. En ontmoet gij Hem een-
Waal aan den liemelsclien maaltijd daarboven,
het dankoffer voor uwe verlossing in handen,
gij moogt er op rekenen. Hij zal u als de
zijnen belijden voor den Vader en de Engelen
Gods!
Onschatbare vriendschap van jezus dan,
^^eldadiger, naarmate wij haar oplettender gade-
slaan ! Slechts ééne vrees zou haar genot
kunnen stooren, de vrees, dat zij vergankelijk
zijn kon. Maar dat zij het althans van
■ifizus' zijde niet is, hoe blijkt het, wanneer
Wij wederom in het huisgezin van Bethanië
quot;pmerken, hoe Hij zijne vrienden onwankel-
baar bijblijft. De maaltijd bij simon is af-
geloo^ )en, de intogt in Jeruzalem gehouden,
de laatste week van des Heeren vernederd
leven begonnen. Dagelijks is Jeruzalem het
«ehouwtooneel van een strijd tusschen Hem
•'11 zijne vijanden, die zijne ziele bedroeft.
Dagelijks - maar wat aanschouwt gij tegen
den avoud? Ziet, als de nacht zijnen sluijer
over het aardrijk gespreid heeft, dan ontmoet
gij dag aan dag een dertiental Israëlitische
mannen, die langs den stillen landweg altijd
iu dezelfde rigting zich uit de hoofdstad ver-
wijderen. Gij hebt reeds den Heer met de
twaalve herkend, die in Bethanië, en waar
anders dan onder het gastvrij dak van lazarus,
inkeeren, om daar den nacht te vertoeven.
Nog zijne laatste rustige uren verdeelt de
Heer tusschen het eenzaam gebed op den
Olijfberg eii den kleinen kring zijner vrien-
den (1). Den woensdag voor zijnen dood
brengt Hij, naar het schijnt, geheel te Betha-
nië door; Hij verlaat het niet, eer Hij dc
Paaschzaal in, den lijdensnacht tegengaat. Met
maria's zalve besproeid, ziet Hij de ure der
begrafenis tegen, en wat van zijne discipelen
geldt, het kan, zonder eenige beperking ook
van dezen vriendenkring gelden: ,/ gelijk Hij
de zijnen, die in de wereld waren, liefgehad
heeft, zoo had Hij ze lief tot den eindequot; (.2).
(1)nbsp;Matth. XXI: 17. Mare. XI: 19 , 20. Luc. XXI: 37.
(2)nbsp;Joh. XIII: 1.
-ocr page 39-herschijnt llij ook na zijne opstanding niet
opzettelijk aan dat enkel gezin, wie betwijfelt
1'et, of ook zij waren mede bedoeld in den
lastbrief: // zeg aan mijne broederen, dat Ik
opgestaan ben van de doodenquot; (1), cn zc zijn
straks mede, op zijn bevel, naar Galilea ge-
reisd, om daar op den berg met meer dan
vijfhonderd broederen Hem in den glans zijns
nieuwen levens te zien (2)? - Gij ziet het,
'nijn lezer, de vriendschapstrouw van den Heer is
onwrikbaar, en evenmin zijn naderend lijden
als zijn heerlijk herleven kou de banden ver-
scheuren, die Hem aan dezen vriendenkring
hechtten. Kunt gij hetzelfde ook van uwe vrien-
den beweeren, dienaars der wereld? Ja, in
den tijd des voorspoeds zijn zij talrijk en
trouw, maar komen voor u nood en gevaar,
Uwe vrienden snellen op dezelfde vleugelen
^^'eg, waaioj) uw aardsch geluk is verdwenen.
1-^oen men te Jeruzalem beraadslaagde, of moi
mogelijk ook lazaeus dooden zou (3), toen
(1)nbsp;Joh. XX: 17 verg. Matth. XII: 50.
(2)nbsp;Matth. XXVIIl: 7 en 16, verg. 1 Cor. \V: 6.
Beidenbsp;verschijningen zijn hoogstwaarschijnlijk dezelfde.
(3)nbsp;.Toh. XII: 10.
-ocr page 40-lees ik niet, dat er wederom Joden kwamen
om maria en martha te troosten. Niet ten
onregte lieeft men de vriendschap der wereld
vergeleken bij het muildier van absalom, dat
zijn meester verlaat in den nood, waar zijn
hoofd tusschen de takken beklemd was (1).
Maar al blijft u ook de ervaring van zoo
grievende ontrouw gespaard, ach, hoe arm is
de mensch, die slechts menschen tot zijne
vrienden bezit! Tijd en afstand scheuren wel-
dra de banden van één, door gevoel of ge-
woonte geknoopt; een verbond, dat voor jaren
gesloten scheen, wordt vaak na weken ver-
nietigd, en al blijft het ook levenslang vast,
wie door geen hoogere banden vereenigd
waren, zien elkander gewis ééns voor het
laatst, dan, wanneer de verstijfde hand tot
een sprakeloos afscheid gereikt wordt. Daar
staat gij dan alleen, vriend dezer wereld; dik-
wijls dan het minst ondersteund, als gij aan
een warme vriendenhand de meeste behoefte
zoudt voelen; alleen, zonder veerkracht in u
zei ven, zonder raad van de menschen, zonder
(i) 2 Sam. XVlII: 9.
hope op God - neen, niet zonder hope op
^od, als JEZUS uw vriend is geworden! Hij
hlijft bij, wat ook voor en rondom, ja zelfs wat
ook vau tijd tot tijd in de zijnen verandert,
l-® het, omdat zij zoo trouw, zoo volkomen,
zoo onverbrekelijk zich met Hem vereenigd be-
toenen? Dat weet gij beter, mijti christen,
die gedurig de aanklagt van uw geweteui ver-
neemt over zooveel zwakheid en struikeling,
als ook bij de innigste verkleefdheid aan dezen
vriend u ontsiert. Neen, uiet omdat laz.wius
Zoo braaf, en omdat maiua zoo vroom, en
omdat marïha zoo altijd dienstvaardig was,
blijft de Heer woord en trouw aan hen
houden, maar omdat Hij de Onveranderlijke
en Waarachtige is, die niet laat varen het
^'erk zijner handen. Niet omdat Hij vau u
Zoo veel vreugde beleeft, opregte, maar zwakke
discipelen, blijft Hij uw vriend zich betoonen,
niaar integendeel, omdat Hij in u zooveel
Verkeerdheid en ellende ontdekt, waarvan Hij
^^eet, dat gij nimmer verlost worden zoudt.
Hij de hand van u aftrok. En juist
omdat de grond der betrekking niet in uwe
verdieustc, maai in zijne genade gelegen is,
moogt gij ook voor de toekomst verwachten,
geloovigen, dat Hij, die u hier tot zijne
vrienden verhief, u nimmer het woord zal
doen hooren: //ik heb u nooit gekend.quot; Hij
bewaart de zijnen in en door het geloof, en
telkens komt Hij bij vernieuwing tot hen,
gelijk Hij in die laatste week dagelijks naar
Bethanië ging, om die zwakke, teedere plant
aan wasdom en kracht te doen winnen.
Scheidde Hij eenmaal ligchamelijk van lazaeus,
JIAKIA en MARTHA, weiuigc uren eer zij Hem
aan het kruis zouden zien bloeden en sterven,
1/ naar zijne Godheid, majesteit, genade en
Geest wijkt Hij nimmermeer van ons (1).quot;
En op de groote vergadering van alle ver-
losten op dien berg, waar jezüs al de zijnen
te zamen bescheiden heeft, wordt niemand ge-
mist, wien in waarheid de getuigenis gold:
,/ zij hadden jezus lief, omdat Hij hen eerst
liefgehad heeft.quot;
Een laatste trek, cn de bekoorlijke schil-
(1) Heidelb. Catech. antw. 47.
-ocr page 43-derij is voltooid. Nog eeimiaal zien wij den
Heer in Bethanië, het is in de ure der hemel-
vaart. ,/Hij leidde heu uit tot aan Betha-
niëquot; (1) zoo lezen wij van den Heer met du
en wij gevoelen het, hooger kon Hij de
Woonplaats zijner vrienden niet eeren, dau
door juist haren omtrek tot schouwtoone.el te
maken zijner heerlijke, hemelsche krooning.
^let wat oog mag Hij toen het nederig dak
l'ebhen aangestaard, dat Hem zoo vaak tot
Verblijf-en schuilplaats verstrekt had?' Gewis
kon Hij ook daarvan scheiden met onverdeelde
Voldoening en vrede, want wat er ook in die
^voning was gebeurd en veranderd, sints Hij
Cl' den eersten voetstap gezet had, de bewoners
even juist in en door Hem onafscheidelijk
bl
te
ssamen en met al de zijnen vereenigd.
en martha, wat geheel onderscheiden'
karakters! Het petrus- en het johankus-
karakter in twee zusters vereenigd in al zijne
diepte in kracht, en naast deze weder lazarus,
ongetwijfeld dierbaar aan beide, en toch weer
Van heide verschillend. Maar waarin zij ook
O) .Luc. XXIV: 50.
verre vau, ja tegenover elkander staau, de
CHRISTUS is liet middelpunt, waarin zich alle
verscheidenheid oplost, en zoo voortaan dc
liefde bestendig onder dat vreedzaam dak heeft
gewoond, zij was te reiner en rijker, omdat
het natuurlijk gevoel was geheiligd door ge-
meenschappelijk geloof iu den Heer. De ge-
schiedenis meldt ons verder van Bethanië
niets; de wolk van den hemel vaartsmorgen
neemt ook dat plekje weg uit ons oog. Niet
onmogelijk is het, dat lazarus, als toonbeeld
van des Heeren levenwekkende kracht, nog
een langen tijd heeft geleefd, en ongetwijfeld
zijn jiauia en martha ten einde toe aan de
beste keuze getrouw gebleven. Maar het zij de
aardsche band, die hen aan elkander verbond,
roeds vroeg of eerst spade geslecht is, zeker
zijn zij thans daarboven nog even innig,
neen, eindeloos veel vaster vereenigd, dan
toen zij hier te zamcn rondom den Meester
zich schaarden. Dit is toch de gezegende
kracht der vriendschap van jezus, dat zij ook
de incest verschillende karakters verzustert,
611 dc zijnen zamen voegt tot één geestelijk
huisgezin, waarvan Hij het levende hoofd is.
Zijt gij, leden van één geslacht, te zamen
Vrienden van jezüs, gij hebt dan één punt,
Waarin bij alle verschil van gaven, gedachten,
bedoelingen, uwe harten elkander ontmoeten;
gij reikt elkaar, als aan den voet van zijn
kruis, de hand der broederschap toe, en
ligter valt het u, nevens elkander den weg
'loor het leven tc gaan, omdat gij niet slechts
Voelt, waarin gij verre uiteenloopt, maar ook
Weet, waarin uwe ziele te zaam stemt. Ja
Waarlijk, de vriendschap van en met jezüs,
zij is, ,/dat krachtige cement, dat harten
bindt als muren breken, tot puin in 't end.quot;
Ach, hoe vaak worden wij weemoedig gestemd,
als wij op zoovelen het oog slaan, die tot
^cn Heer in ééne betrekking des geloofs zijn
geplaatst, en toch, om strijd van meeningeu,
quot;iet slechts over ondergeschikte punten, maar
ook over belangrijke w-aarheden gedurig verder
uiteenloopen, in plaats van tot elkander te
naderen. Doch, wanneer wij dan vragen,
^^aar dc hoogere overeenstemming bij zoo groote
Verscheidenheid nog eindelijk gevonden kan
worden, dan zien wij alleen in de liefde van
JEZUS den tooversiaf, die eenmaal toch dc
schapen vau zoo verschillende stalling tot ééne
kudde vergaderen zal. En aan allen, die ons
naar het groote geneesmiddel vragen tegen
verdeeldheid en verwijdering, die groote kwaal
onzer eeuw ook onder geloovige christenen,
weten wij, met het oog op Bethanië, slechts
dezeu raad te doen hooren: staat er naar
om allen te zamen door een levend geloof
vrienden van jezus te worden, en laat er
voorts onder u geen andere naijver zijn, dan
wie het innigst met Hem verbonden blijven
en het meest Hem zijne liefde zal toonen.
Dan, het kan niet anders, christenen, dan
ontmoet gij elkander op een grondgebied,
waarop gij gelijkelijk te huis zijt; dan neemt
zijn Geest, die in allen leeft, de giftige zaden
van twist en wantrouwen en verwijdering weg;
dan kiint gij elkander niéli meer verdenken en
verdoemen, omdat één heilige broederband u
aan elkander en aan den Eerstgeborene onder
vele broederen hecht. O kom nader, zalige
Ufe, dat geheel de gemeente der verlosten w'^n
huisffezin van Bethanië wordt!
Als een zevenkleurige liclitstraal heeft de
vi'iendschap van jezüs voor onze oogen ge-
sehitterd. Waar, meent gij, dat die lichtstraal
doordringen moet? Zij moet haar glans ver-
spreiden over hart, huis en hemel. Met
l^ethanië voor den geest zal het ons niet
'öoeijelijk vallen, ten slott« ook in deze een
blik te slaan.
Ij^w hart, mijne lezers, wat heeft het ge-
legd bij de voorstelling der naauwe betrek-
king, waarin de Heer tot Bethanië stond? Niet
moeijelijk kan het ons vallen, een oordeel
o^er ons zeiven te vellen, waar wij ons tegen-
over dit huisgezin plaatsen. Ziet, allen be-
lijden wij dien hooggezegenden naam, die voor
i'AZAiUTs en zijne zusteren het Avelluidendst
klonk van alle namen op aarde. Wij weten
ineer van den chkistüs dan zij, die gewis
V'in aardschgezinde verwachting niet vrij waren
en slechts een deel zijner geschiedenis kenden.
Scjinmigen onzer rijken hebben meer aan zijne
armen gegeven, dan de driehonderd penningen,
die MAMA mogelijk voor haren Nardus betaald
had. En toch, zou de vrees zoo geheel on-
natuurlijk zijn, dat onder de groote schare,
die naar den naam van jeztjs zich noemt,
het aantal zijner opregte vrienden betrekkelijk
klein is? Maar ach, hoe groot is het onder-
scheid tusschen de gezindheid, die wij iu dit
huisgezin waarnemeu, en die wij bij velen om
ons henen, indien maar niet bij ons zeiven
ontdekken! Dat drietal, het heeft in waarheid
God lief boven alles, want het eert Hem,
dien de Vader gezonden heeft. En gij dan,
die u in de dienst van zonde en wereld zoo
regt op uwe plaats kunt gevoelen, al leeft gij
noa: seheel buiten Hem, in wien alleen de
fontein van leven en zaligheid is? Dat drietal
het heeft .jezüs lief met eene innigheid, die
hen getrouw doet blijven aan Hem en zijne
zaak, al staat tegen Hem schier geheel Jeru-
zalem op. En gij dan, die nog niet zeggen
kunt, dat uw harte heentrekt naar Hem; die
u zijner schaamt, zoodra de wereld zijn Evan-
gelie bespot; die wel om eigen voordeel of
naenscheneer, maar nooit om zijnentwil iets
doet of iets laat? Dat drietal, het heeft
elkander lief met eene tcederheid, die even-
•nin door martha's voorbarigheid als door
Lazarus' dood wordt verbroken. En gij dan,
die elkander belaagt, beleedigt, belastert, en
reeds in uwe kille liefdeloosheid het blijk
,^oont, dat gij nog in geenen deele uit den
dood zijt overgegaan in het leven (1)? Dat
'^quot;etal, het heeft zichzelven te lief, om zich
'''aii de gemeenschap met den Heer te ont-
trekken, en alzoo zich eeuwige schade te doen:
geen lazarus had jezus en kajaphas gelijk-
tijdig in zijne woning ontvangen. Eu gij dan,
'e op twee gedachten blijft hinken, en nog
^^'einig oogen hebt voor uw waaraclitig
geluk, dat gij telkens weer de vriend,schap
wereld boven de goedkeuring van ciikis-
verkiest? Helaas, hoe staan daar die drie
eenvoudige vlekbewoners als getuigen op tegen
(t) l.Toh. ni:u,
honderden onzer, en kwam lazauus ten tweeden
male weer uit zijn graf, aan hoeveleu zou hij
het kunnen boodschappen: gij zijt nog geen
vrienden van den besten vriend, dan in naam!
Die mijne geboden heeft en dezelve bewaart,
die is het die mij liefheeftquot; sprak jezus (1),
maar - is ook het tegendeel niet even waar-
achtig? Verstaat ons wel, wij beweeren niet,
dat gij door de voetstappen van dit drietal
te drukken, de vriendschap van den Heer
kunt verdienen. Zij is en blijft eeuwig eene
vrije genadegave, maar hoe zoudt gij vatbaar
zijn om haar te ontvangen, zoo gij haar niet
eenmaal ernstig begeert, en in alles het tegen-
overgestelde vertoont van den geest, die in
het huisgezin van Bethanië heerschte? Och
of de aanblik van dit voortreffelijk drietal
veler gemoed met eene heilige jaloersheid ver-
vuld had, om deelgenooten van hun onschatbaar
voorregt te worden! En, welk een voorregt,
wat voor allen onmisbaar is, het is ook voor
allen verkrijgbaar. Wij mogen het verkon-
(1) Joh. XIV: 21.
Jl
'Ilgen, niet slechts aan den uitnemeudsten,
maar ook aan den diepstgezonkeneu ouder u :
JRzira biedt u al die vriendschap en liefde,
die Hij aan dit drietal betoonde; Hij wacht
'liet, tot gij u zijne vriendschap eerst zult
hebben waardig gemaakt. Hij begint met te
vragen naar u; Hij heeft u lief, u, zondig
quot;nensch, die zoo dikwijls uzelven verachten
'noet. En liet groote bewijs, neen, het is
niet in dit huis te Bethanië, het is in zijnen
digten omtrek te vinden. Daar, op weinige
'^-hreden afstands van l.izaihs' dak, was de
quot;lijvenliof, waar zijne ziele geperst werd voor
iets verder daarbuiten Golgotha, waar Hij
den dood gegaan is voor u; iets digter
nabij de Olijfberg, waar Hij verhoogd is aan
des Vaders regterhand om te leven en te bid-
den voor u! Dat alles wist nog het huisge-
^'n van Bethanië niet, toen het voor den
eer het hart ontsloot: zult gij het weten,
let zeggen te gelooven zelfs, en echter koud
^'oor Hem blijven? De Heer eischt niets van
dan dat gij de hand , die Hij u uit den
4«
-ocr page 52-hemel toereikt, zult aangrijpen, en zonder
aarzelen geheel het hart daarin leggen. Uw
hart, kent gij iets onreiners, en iets onrustigers
tevens? En dat bezoedelde hart wil Hij aan-
nemen, dat onstuimige hart met zijnen vrede
vervullen. Zult gij het Hem nog langer, zult
gij het Hem nog één oogenblik weigeren?
Weigeren, gij kunt het, helaasj gij deedt het
welligt reeds lang, maar wat geeft het n
anders, dan eene onrust, eene ledigheid, eene
armoede daarbinnen, die onbeschrijfelijk is?
Mijn medezondaar, het is nu eenmaal niet
anders. Uw hart is voor CHRisTrs geschapen,
en zoolang het niet aan cheistiis gegeven is,
zwerft het overal als een bedelaar om, hier
vragende om verstrooijing, daar om vertroosting,
elders om liefde, en - overal vergeefs naar
lust en geluk. Schenkt het vrijelijk weg aan
het dierbaarst schepsel op aarde, na het zaligst
genot zal een namelooze ledigheid wederkeeren,
en dat gevoel zal de zucht u ontlokken: ddt
is toch het ware nog niet, mijn hongerig
hart vraagt andere, betere spijze. Welnu,
dat andere, dat betere, dat ware, dat gij
behoeft, het is in jezus te vinden, die met
Goddelijke vUmagt, liefde cn trouw de schat-
kameren uwer ziel alleen en geheel kan ver-
vullen. Jonge menschen, men zegt, dat gij
meer dan anderen gevoelig zijt voor liefde en
vriendschap; ziet, hier is de ziele vriend, wien
g'J alles kunt vertrouwen en vragen; Plem
moet gij als uwen vriend en vertrouwde be-
vitten, of - de profetie uwer toekomst is in
een drietal woorden begrepen; eerst bedwel-
'mng, dan teleurstelling, eindelijk wanhoop,
Kiest dan, kiest allen het goede deel, dat
'^cthanie's huisgezin koos: het is het éénige,
dat niet weggenomen zal worden, als de aarde
iiiet al hare vriendschap voorbijgaat. Kiest,
quot;'iverwijld, onverdeeld, onberouwelijk, en -
bidt den Heer, dat Hij zelf uw hart veroveren
quot;^oge door de zachte kracht zijner liefde!
Of zegt gij: ik beu een vriend van den
Heer? ïeri tweedenmalc een blik in den
spiegel, maar tegelijk een oog op uw huis,
mijne vrieiidcu! Immers, de vrieudscliap met
JEZUS, wij hebben het heden gezien, maakt
de woningen, waarin zij zetelt, tot eene
woonstede des H. Geestes. Ik stel mij voor,
dat de Heer andermaal op aarde verscheen,
en het land goeddoende doorging. Gewis,
't zou Hem m% niet ontbreken aan stemmen,
die tot zijne eere weerklonken, aan volgelin-
gen, die zijne voetstappen drukten. Maar,
wanneer Hij nu eindelijk eene plek wilde uit-
lezen, waar Hij, als vertrouwde huisvriend,
een weinig kou uitrusten, zou Hij er vele
woningen toe geschikt en ingerigt vinden ?
Wat al verblijven, waarvan Hij het slof
weder van de voeten zou schudden, nadat Hij
pas den dorpel betreden had! flier zou Hij
een huis zien geopend, waar men heet prijs
te stellen op zijne gemeenschap, maar Hij zou
opmerken, dat de bewoners op den rustdag
des morgens godsdienstige opleiding, des avonds
dartele afleiding. zochten, of in de dagen d( f
week den eenen avond aan ernstige overpein-
zingen, den anderen aan dartel zingenot
■)Ó
Hier kau ik niet blijven/'' zou
llij zeggen, // liier dient men God en de we-
reld openlijk of heimelijk zamcn.quot; Daar zou
Hij een huisgezin vinden, waarvan verschil-
lende leden Hem zouden toeroepen: # Heer,
gij weet dat wij u liefhebben,quot; maar waar
de een zegt: ik ben van paülus , en de an-
der : ik van APOi.LüS, en de derde; ik van
'^kphas, en de vierde: ik meer dan die allen,
Van cHiiisïus, en waar de dochter tegen de
moeder, de zuster tegen de zuster tweedragtig
„ Hier kan ik niet blijveuzoo zou Hij
lierhalen, ,/ hier wordt de liefde, de band der
volmaaktheid gemist.quot; Ginds weder zou Hij
eene nijvere huismoeder aantreffen, bezig met
'^ecl dienens, maar voor gasten, die alles eer,
dan zijn bijzijn begeeren zouden, en nogmaals
Zou Hij moeten opstaan en zuchten: // hier
l^an Ik niet blijven, want Ik vond wel mau-
i'Ha's zorgen, maar geen iiARiAgeloof!quot; El-
ders .— maar ik ga niet verder voort op dien
toon. Aan uw geweten laat ik de taak, om
u op zooveel iu uw dagelijksch leven te wij-
zen, dat u niet aanbeveelt, maar aanklaagt
bij Hem. In zijnen naam roepen wij een
iegelijk op, die ziek onder zijne vrienden wil
scharen, om niet slechts uit zijn hart, maar
ook uit zijne naaste omgeving alles te verwij-
deren , wat zich, als een onreinen zuurdeessem
met CHKisTüs, het hemelsche brood onmogelijk
vereenigen laat. Met aandrang wekken wij u,
om ook bij de kleinste dagelijksche taak niet
tc vergeten, wiens oog onzigtbaar u gade-
slaat, en ook in de grootste huisselijke zorg
tot jEzu.s de toevlugt te nemen, gelijk dc
zusteren Hem uit Perea ontboden (1). O
zalig wij, zoo ons huisgezin eene kleine huis-
gemeente mag heeten, waar de vader priester
en aller hart een altaar der dankzegging is.
Zalig wij, indien onder onze huisvrienden de
Heer in waarheid eene eerste plaats heeft ver-
kregen, en wij voorts in ziinen naam met
woord en daad ons verzetten tegen een onhei-
ligen tijdgeest, die alle huisselijke vroomheid
voor dvveeperij, en alle stichtelijk gesprek voor
(1) Joh. XI: 4.
-ocr page 57-Oiiverdragelijk kwezelen uitmaakt! Vrieiulen
van .JEZUS, laat liet in vollen nadruk uw
zinspreuk zijn: „aangaande mij en mijn huis,
Wij zullen den Heer dienen.quot; Ach, indien het
daartoe niet komt, indien uw dagelijksch le-
ven in dagelijksche tegenspraak is met wat
UM'e lippen belijden, voorwaar, voorwaar, al
Werdt gij door de wereld als vaders der ge-
loovigen of Engelen des hemels begroet, inv
geloof is een klinkend metaal, eene luidende
schelle geworden. Hemel en aarde zullen
Voorbijgaan, maar dit woord zal geenszins
Voorbijgaan: h gij zijt mijne vriendenzoo gij
doet, wat Ik u gebiede!quot; (1)
Onvolkomen en bezoedeld, ik weet iiet,
'^al het hier wel tot den einde toe blijven.
Maar van Bethanië rigt zich het oog des
Ghristens hoopvol ten hemel, waar hetgeen
ten deele was, geheel zal te niet gedaan zijn.
Waarbij toch zouden «'ij het Vaderhuis in den
heniel beter kunnen vergelijken, dan bij eeu
C'-) Joh. XV: 14.
-ocr page 58-Bethanië des vredes en der liefde, waarover
de zegenende handen des Heeren onophoudelijk
uitgebreid zijn? Ja, daar is het groote huis-
gezin, waar Hijzelf huisvriend en dischgenoot
is en zijne verlosten onthaalt, gelijk Hij zich
hier door zijne vrienden onthalen liet, maar
een Bethanië, zonder grafspelonk er nabij,
zonder Getsemaué in het somber verschiet,
zonder jxidas aan den gastvrijen disch. Een
Bethanië, waar tallooze maiua's zijne voeten
dankbaar omknellen, waar de maütha's hare
zorgen vergeten zijn, en de lazamsse.n door
geen ziekte bedreigd, dooi geen dood meer
van de hunnen gescheiden worden. Lezers,
wenscht ook gij lid te worden van dat vol-
maakte, hemelsche huisgezin? Nog is er
plaats; de Heer is heengegaan om den zijnen
plaats te bereiden; waar Hij henen ging,
Aveet gij, en den weg weet gij, indien gij
zijn Evangelie gelooft. De weg naar het he-
mclsch Bethanië loopt voor u regelregt langs
Golgotlia's kruis. Komt dan, gij allen, die
derwaarts henen wilt gaan, als zondaars daar
iiedergekiiield, opdat gij als gevegtvaardigden
opstaat; daar uwe natuurlijke vijandschaj)
tegen God, uwe ingewortelde liefde tot de
^vereld beleden en den Heer gesmeekt, dat
Hij zelf door zijnen Geest tot zijne echte
vrienden u vorme! Zijn Evangelie bepeinsd,
'lan zijne erkende vrienden u aangesloten,
afgelegd en bestreden wat uw omgang met
Hem nog maar al te zeer in den weg staat,
en waar gij veel uit liefde tot Hem moet
Verzaken, alles van zijne genade eu de liefde
des Vaders verwacht! In het geloof en de
1'efde volhard, waaraan zijne vrienden vooral
onderkend worden en toegezien, dat er steeds
quot;Under stof zij om aan u het beschamend
herwijt te doen hooren: //is diït uwe w'elda-
'liglieid aan uwen vriend?quot; (1) Als gij dan
'Op Uwe laatste sponde ligt uitgestrekt, jucn
ook voor u kunnen bidden: //Heer, ziet,
dien gij liefhcbt, is krank,quot; en is de krank-
''eid ten doode, dc Heer zal ook vau u gc-
'quot;'ligeu kuniieii, dat het zijn \riend, zijne
'•') 3 Sam. XVI; 17.
vriendin is, die slaapt.. Ook u zal Hij op-
wekken, maar als zijn oog het uwe ontmoet,
die aanblik zal u geen bange vrees, maar
onbeschrijfelijke zaligheid instorten. Het zal
voor u, gelijk voor Hem, in den vuisten zin
des woords, een ander Bethanië wezen,
maar geen Bethanië, waarin men, als de
Heer in het aardsche, overnacht, want ——
aldaar zal geen nacht zijn!
Nooit kan 't geloof te veel verwachten,
Des Heilands woorden zijn gewis;
't Faalt aardschen vrienden vaak aan krachten ,
Maar nooit een' vriend als Jezus is:
Wat zou ooit zijne magt beperken ?
't .Heelal staat onder zijn gebied,
Wat zijne liefde wil bewerken.
Ontzegt Hem zijn vermogen uiet.