-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

OGIER DE DEEN

DE EDELE WRAAK.

-ocr page 6-

Le Commissnire Général de Police, vu les Dé-crets Impëriaux du 2i janvier au 14 et 8 Février 1806, aiitorise la publication et la réprésentation denbsp;la piêce intitulée: Ogier de Deen, traduite de Tal-lemand de F. l. bianchi, par d. onderwater, etnbsp;imprimée ii Leyde chez Herdingh et du Mortier ,nbsp;pour compue des S's. A, et J, Honkoop, Libraires.

Rotterdam le 23 Janvier 1813. nbsp;nbsp;nbsp;. 7-

( Signé )

-ocr page 7-

o G I E R DE DEEN,

o F

DE EDELE WRAAK,

TREURSPEL I N

V IJ F B E D R IJ V E N,

NAAR HET HOOGDUITSCH

VAN

I A N


H I.


L.


F.

D K.


DOOR.

OND ERWATER.



A.

Gedrukt te Leyden, ter Boekdrukkerij van HERDINGH en DU MORTIER.

BIBLIOTHEEK DER

rijksuniversiteit

UTRECHT.

-ocr page 8- -ocr page 9-

VERTOONERSj

tAREL DEGROOTE, Roomsch Keizer, Koning van

Frankrijk,

fRiïfs KAREL, deszelfs Zatn,

NAM o, Hertog van Bei] eren, oud FeleJovcrfle, ver-trouwde van KAREL DEN GR GOTEN.

«GIER, Zoon van godefridus. Korting van Denemarken, Opperbevelhebber des Keizerlijken Legers , Fader vatt b a l d p i N,

SALOP IN, Feldheer in Keizerlijken dienst, verloofd aan mathilde.

MATHILDE, eent Deenfche Princesfe.

Buitenlandfche Ministers,

VAN BALDEN,

WINDHAM,

A D E MIR, Adjudant van balduin,

LEVAL, Adjudant van prins karel,

abreville, gewezen Officier , vertrouwde van PRINS karel.

LA RocHE, oud Krijgsman, Opzigter der Keizerlijke Qevangenis,

Kei-

-ocr page 10-

' Keizerlijke Soldaten, Hidden en Grooten des Rijks^ Eenige Bedienden van o G i £ s.» Een Onderopzigternbsp;der Gevangenis, Folk.

Brujïr., Koning der Saracenen, en Opperbevel, hebber zijner Legers,

ALi, deszelfs Adjudant.

Saraceenfohe Soldaten. nbsp;nbsp;nbsp;i

Gevolg van b R u J £ R.

Het Tooneel is gedeeltelijk in het Koninklijk Pa^ leis te Toulouze,gedeeltelijk in het Legernbsp;der Saracenen, welke die jlad belegerd hebben,

Be handeling begint in den namiddag des eerfien^ en eindigt in den morgenftond des derden dags.

-ocr page 11-

OGIER DE DEEN

DE EDELE WRAAK.

CO^OJ

EERSTE BEDRIJF.

EERSTE T 0 0 N E E L.

Kamer van mathilde. )

BALDUIN. MATHILDE. BALDUIN.

^00 Mathilde mij flechts beminne, dan'kent dit hart op aard geen wenfchen meer.

Mathilde.

Mathilde zal u eeuwig trouw beminnen; doch hare liefde legt een heilige pligt op n.

BALDUIN.

Niet waar, dierbaarst meisje! mij eeuwig deze liefde waardig te toonen? ó Mathilde, de betrachting van zulk een lieve pligt is reeds zaligheid.

A nbsp;nbsp;nbsp;ma-

-ocr page 12-

OGIER DE DEEN,

M A T TI I L D E.

En voor het’ geluk der beminde te zorgen; uw dierbaar leven niet elk oogeiiblik in gevaar te (lellen,

BALDUIN.

Aangebedene Bruid! wie kaïi thans aan eigen veiligheid denken?

M A T H t L D E.

Anne Bruid! met icd’ren morgen fnelt uw Bruidegom onverCchrokken het veeg gevaar te gemoet! gij zult het ondervinden, schoon u het hart vannbsp;bange dood'angst wegkrimpe! hij is ongevoelig voor'nbsp;de Imarte der liefde.

BALDUIN.

ó Mogt gij bedenken . . .

M A T H 1 L D E.

T)at ook mijn Vader, llrijdend voor de glorie van zijnen Keizer, aan eerlijke wonden fneuvelde! Bedenken, hoe getroost de edele man flierf. Hechtsnbsp;in de zoete hoop , dat B a 1 d u i n zijn boezemvriend,nbsp;beftendig gelijk hij beloofd hadt, voor zijne Math il de zorgen zoude, ach! hoe fraartlijk heeft deze vriend hem bedrogen! — Alles heb ik dus verloren, alles! daar Balduin maar al te duidelijk innbsp;ziet, dat zijn dood mijn geheel aardsch geluk vernielen zal, en toch zjin dierbaar leven eiken dag innbsp;gevaar (lelt, en dat gevaar zelfs verachten durft.

B-ALDUIN.

Om uwe liefde, Hemelsch meisje! gevoelt mijn hart het dreigende gevaar diep, fmartelijk diep! —nbsp;iSijf toch regiyaardig! werp een blik op onzen

tee-

-ocr page 13-

tkevaspbl* nbsp;nbsp;nbsp;3

toetod, bedenk wie ik ben, en zeg dan Mat bilde, heb ik wel een andere keuze? — Pijlffiel, verlaat de trotfche Saraceen, de uitgeftrekte wouden van Azië, ftoutmoedig onizeilt hij den breeden Oceaan, en als een, door ftormwind voortgezweeptennbsp;vuurflroora, grijpt hij moordend om zich heen langsnbsp;de geheele Rhone, getuigen Tours en Arlesnbsp;wat gefchiedde daar al niet? Paleizen, Steden,nbsp;Dorpen in ascli en puin verwandeld: ganfche velden vernield en w'oest en van menfchenbloed doorweekt , ontdekt men huiverend, nog overal waarnbsp;zijn vanen wapperen; met onbeteugelde woede isnbsp;hij reeds tot onder onze muren doorgedrongen,nbsp;Toulouze wordt met moord en brand bedreigt. Kannbsp;ik daarbij Ril en gerust zijn? Kan ik daarbij aannbsp;eigen veiligheid denken? Mathilde, kan ik dit?nbsp;Koopt mij de heiligfte der pligten, de glorie van mijnen Keizer niet, zoo veel overmoed paal en perknbsp;te Rellen!

M A T H ï L D E.

¦Hebt gij u niet reeds lofFeliik van uwen pligt gekweten? Nog naauweiijks was de Sartföecn aannbsp;Ca Hens oever geland, als de zoon van den edelennbsp;O gier naar Italië moest vertrekken: daar moestnbsp;hij bet veld des roems voor het eerst betreden;nbsp;daar leeren: hoe een held den ftrijd begint; hoenbsp;kracht door kracht bedwongen; list tegen Hst ge-Reid wordt, hoe hij beleid aan moed paart. — Zichnbsp;verdedigt — eindelijk aanvalt en zegeviert. — ,, Denbsp;kleins beek moge hij in zijnen vaart willen Ruiten

A a nbsp;nbsp;nbsp;zoo

-ocr page 14-

pp


4 nbsp;nbsp;nbsp;OGIER. D® DEEN,

ZOO'dacht men toen, vrij overluid; „ nog was het voor den jongeling veel gewaagd, nu zijn er nognbsp;geen vier maanden verftreken, en reeds is de kleinenbsp;beek tot eenen ftroom geworden; hoe zal dezenbsp;jongeling zich vermeten zijnen fnellen loop te kee-ren? Neen?” — de Helden die hunnen Keizer al.nbsp;toos getrouw omringden, waar zijn zij,toch? Waarom hoort men ze niet meer? Het bloed des jonge-lings heeft gevloeid aan den Tijber, hij heeft ge-ftreden en overwonnen.

BALDUIN.

En zal het nog doen aan de oevers der Garonne zoo Mathilde (lechts zijnen moed aanvuurt, en hem geluk voorfpelt?

MATHILDE.

Zoo Mathi 1 de hem geluk voorfpelt! Ach, Geliefde , weet gij niet hoe onbeftendig, hoe vlugtig ons geluk is?

B ALDINE.

Het lacht mij heden naauwelijks gunftig toe, en Mathildel zonde ik reeds mijn geluk moedenbsp;zijn? dat ik na rust zoude uitzien, daarvoor isnbsp;het nog veel te vroeg. Mijn Vader kan rust vorderen, hij heeft ze verdiend, en echter zoudt gijnbsp;het gelooven? zyn aller oogen op hem gcflagen;nbsp;hem alleen is het, wlen de bedrukte Stad, eennbsp;vast befluit kragt en moed om ons te redden toevertrouwt.

MATHILDE.

Wat begeert men van Ogier?

BAL-

-ocr page 15-

TREURSi-JSZ. nbsp;nbsp;nbsp;5

BALDUIN.

Dit kan ik nog met geene zekerheid zeggen-} doch zijn leven zal en mag hij niet meer wagen!nbsp;zoude hij mij den weg tot roem zoo zorgvuldignbsp;gebaand hebben, opdat ik enkel bewonderend aan-fchouwer zoude blijven, wat dapperheid en moed alnbsp;vermogen! Ik hoor de ftem der natuur luid tot mijnbsp;zeggen: ,, de zoon moet in het gevaar, voor zijnennbsp;vader den dood zelfs onder de oogen durven zien I ’*

M A T H I L D E.

Ik heb nu geene regten meer op u. Lang voor dat Mat hi 1de u tot bruid beftemd was, bezatnbsp;O gier de regten van vader reeds. Eil dus. Balduin! en zoo het uw noodlot zijn moet, eil moedig mijn beste I, vlieg I vlieg! — red uwen vader,...nbsp;verlos, Toulouze .... en fterfl

BALDUIN.

Ja! zoo herken ik mijne aangebedene Mathilde weder, en voel mij door nieuwen móed bezield!

MATHILDE.

Ach! zoo ik u verliezen moest! ....

BALDUIN.

Dan‘kieze u een jongeling tot gade, die evenals uwen Balduin denkt en handelt, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l

MATHILDE.

Zoo fprak de held van Spana weleer tot zijne gade: ging ten Ilrijde en viel! — Gij zijt held alsnbsp;deze, deugdzaam als deze; ga, en wees Hechts gelukkiger!

BAL-

-ocr page 16-

6 nbsp;nbsp;nbsp;OGIER DE DEEN,

balduin.

Mathilde en deugd is mijn woord! vaarwel mijne g'^Iiefde! ik wil mijnen vader 'fpreken.

M A T H I L D E.

Vaarwel, vriend mijner ziel! vaarwel, tot een gelukkig wederzien! (Balduin vertiakt.')

r E E D E T O O N E E L.

MATMILDE, alken.

(Zij ziet Balduin met een oog vol liefde en vee-moed zeer lang na, vervolgens met diepe ontroe. ring.)

Oniii’fprekelijk fchoon en treffend is het te kunnen zeggen: mijn geliefde ftrijdt op het veld der eer voor het geluk van zijnen Vorst! Hem eindelijk,nbsp;met eer en roem overladen, weder te zien, endennbsp;glorierijken held aan het kloppend hart te dj^ukken;nbsp;ja dit is de fcliooiifle vreugde 1 Ik genoot die voornbsp;korten tijd in haar heerlijkften glans! doch voornbsp;de verfchijning van dien fchoonen dag, ó wat heeftnbsp;dit arm bar: geleden! Met kleramenden angst zagnbsp;ik u mijn geliefde in den vernielenden firijd, vannbsp;vijanden omgeven; mi vervvinnaar, dan verwonnen!nbsp;Hoe gij VI met leeuwenmoed redt uit de beftormdenbsp;Had! of op eens met de verbrijzelde muren neder-

ftort! —

1:1


-ocr page 17-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;J

fïon! — Hemel! het is met hem gedaan! riep ik dan met luider ftemme, ontwaakte te gelijk — ennbsp;had gedroomd! — Er ontllaat gewoel; ik luister:nbsp;en een vrolijk vivat weèrgalmt in mijne ooren,nbsp;duizend ftemmen roepen te gelijk: Rome is vrij!nbsp;de zege is ons! en Balduin de Held! ach! mijnnbsp;geliefde, welligt moet gij thans weder uw dierbaarnbsp;leven wagen; ó hoe het in deze borst woelt ennbsp;ftormt!- Ik hoor de vrees met al hare kwellingennbsp;zich reeds weder aankondigen! Hemel, dat mijn gefolterd hart voor nieuwe vreugde moge ontwaken! CZ/jnbsp;vertrekt,)

DERDE T 0 O N E E L.

QKamer van Prins karel.)

PRI;NS karel, WINDHAM, VAN HALDtN, s

PRINS KAREL.

Hei! ons, mijne getrouwe! heil! De groote raad heeft mij eenftemmig in de hand gewerkt, ennbsp;de Keizer befliste eindelijk volftrekt naar mijiiennbsp;werisch!

WINDHAM.

En onze jongeling? ....

P R I N S K A R E L.

Op het oogciblik ga ik bij hem.

W' I N D H A M.

O fpoedt u! verzuim zulks niet, mijn Prins! Nog A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is

-ocr page 18-

OGIER de DEEN,

is zijn vader in ftaat uw geheel plan te verijdelen!

PRINS karel.

Zucht naar roem moet hem nu blindelings in ons net doen vallen.

VAN HA EDEN.

Nog is Balduin aan O gier onderworpen en kan, door hem met ernst en nadruk gewaarfchuwd,nbsp;deze onderneming veel te gewaagd vinden.

PRINS KAREL.

't

Met ernst en nadruk zoude ik hem alsdan voor zijne lafhartigheid weten te ftrafFen.

WINDHAM.

O gier verflaat de kunst om menigen lafFen ftreek te veredelen meesterlijk; zoo zou bij voorbeeld,nbsp;heden Balduin den tweeftrijd weigeren, en juistnbsp;daardoor de fchoonfle daad verrigcen.

PRINS KAREL.

De ftreken van O gier zijn mij maar al te wel bekend, en weet Balduin wat hij met mij ge-gefproken hebbe ... Zoo ik hem flechcs aarzelennbsp;zie (^dreigend^ dan...

WINDHAM.

PRINS KAREL.

Wat? o gier wil mij fchandelijk bedriegen, poogt mij de liefde mijns Vaders te ontrooven. En zoude ik zulks langer dulden? Maar hij heeft zijn doelnbsp;nog niet bereikt! (^Met klimmende woede') Al zoudenbsp;het ganfche Rijk in zijne grondzuilen gefchoktnbsp;worden 1 waggelen.... en vallen! nog voor het eer-

fte

-ocr page 19-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;9

fte morgenrood weder verfcliijnt zal mij geen cim-ber meer in den weg ftaan! — Nu gaat, mijne vrienden! gaat terftond u bij mijnen Vader vervoegen, zijt beide waakzaam, boor ten ziet wat er omgaat, en kotnt fnel en heimelijk te rug bij mij.nbsp;Ik zelve ga naar onzen Jongeling, (//y vertrekt.

FI E R D E T O O N E E L.

VAN HALDRN, WINDHAM.

VAN KALDEN, (Eenigzws zacht.)

Wel nu Vriend, wat dunkt u?

WINDHAM.

Het dondert moorddadig in zijne borst! Zijne oogen fchieten blikfemftralen uit 1 de zwangere wolknbsp;wil baren; de ftorm is daar! de lonten branden,nbsp;de vlam rteigt opwaarts! Ach, mogt zij pp eensnbsp;het geheele Rijk verllinden! Hechts dan ware onzennbsp;Vorsten rust vergund.

VANHALDEN.

De beste krachten des Rijks zijn verlamd; mag-teloos tot hooger vlugt houdt het zich nog op-gerigt, eens fteeg het te hoog, nu moet het eindelijk vallen! Kom, dat wij ons in zijnen val verlustigen 1 (j Beii/e vertrekken.)

AS

-ocr page 20-

lO

OGIER DE DEEN,

F IJ F D E T 0 0 N E E L.

Kamtr van O g i e r, met twee deuren tusfcJten hei~ de, in den muur een nisfc, een voerhangjel bedekt dezelve; zij wordt op zijn behoorlijkennbsp;tijd zigtbaar. In de nisfe is eennbsp;urne geplaatst.

OGIER, BALDUIN.

OGIER.

Getrouw tot mijnen joiigften fuik, zwoer ik voor de welvaart des Rijks te (Irijdcn, zwoer hetzelvenbsp;fteeds te befchermen, en fints dien heiligen eed is,nbsp;naast God, de Keizer alleen de gebieder over mijnnbsp;leven! hem is de zorg aanbevolen, daarover metnbsp;wijsheid te befchikken. Mijn pligt is ’t, blindelings te gehoorzamen. ‘Nog naauwelijks was hetnbsp;eerlle redeücht in uwe ziel ontwikkeld, toen ik unbsp;deze grond-les diep in het hart poogde in tenbsp;prenten. Ik heb dezelve, toen gij opwiest immer krachtiger aangedrongen. Hebt gij ze begrepen, en in uw hart geplant?

balduin.

Zoo vast, zoo diep, gevoel ik ze nog in dit ©ogenblik, mijn Vader! dat ik eerder de ontzet-tendfte gevaren, eerder duizendmaal den dood zoudenbsp;trotferen, dan Toulouze overhaerd zien,

OGIER

-ocr page 21-

II

TREUR SPEL.

O GIER.

Een enkel gevaar, de zege’ of de ‘ dood van flechts ét^n held moet nog dezen dag Toulouzenbsp;redden, of haren val beflisfen. Edel en groot isnbsp;de onderneming; edel en groot het doel.

BALDUIN.

Ja, waai’djk groot en verheven, doch zoo ik uw toeflemmiiig verwerf, dan wordt nog hedennbsp;door mij den tweelirijd beflisc.

» nbsp;nbsp;nbsp;OGIER.

Verlla ik u wel? Gij , B al d ui n! , . .

BALDUIN.

Zonder bedenken! de groote raad heeft mij reeds *an den Monarch voorgedragen, deze, zoo gij ernbsp;Biet tegen zijt, heeft mij alleen die eer toege-flaan, zijn Zoon zelf heeft deswegens in mijn voordeel gefcemd.

OGIER. C Hoogst verwonderd,)

Zulk een ruim veld tot roem en glorie wilde de Prins zelve u openen?

BALDUIN.

„Nooit, zeide hij zelve! werd ik door edeler drijfveer bewogen, om den Keizer eene bewilliging af te fitieeken! Toulouze moge gered worden of vallen! Zou zich eene O gier om haar wagen? hetnbsp;Rijk kan zich op menigen Stad van meer aanbelang beroemen, doch het heeft maar éénen O gier!”

OGIER, ( Stampvoettude, ^

Die verrader! die huichelaar!

B AL-

-ocr page 22-

mm


IS

OGIER DE DEEN,

BALDUIN.

Zon het' mogelijk zijn, wat zegt gij, mijn Vader?

OGIER.

Eene waarheid, welke ik tot heden, om uwe teedere jeugd, zorgvuldig voor u verborgen hield;nbsp;doch 11 thans uit Vaderpligt noodwendig openbaren moet! De eerfte flappen in uwe loopbaannbsp;zijn reeds door verdienften geteekend, en door geluk bekroond. De Prins heeft u gevoelig beleedigd,nbsp;dit zal u duidelijker worden; zijt op uw hoedenbsp;voor hem: hij is uw vijand! doch neem uwe maatregels gewis. Wees kloek en zwijg! Beklaag blootnbsp;in hem den rampzaligen, wien reeds van op dennbsp;fchoot zijner moeder elk kiempje tot deugd onthouden is, even als den blinden het heerlijk daglicht.

BALDUIN.

Ik zal weten te zwijgen, mijn Vader! maar het zal mij eene ongeloofelijke overwinning kosten,nbsp;hem aan mijne zijde te moeten dulden, nu ik innbsp;hem den huichelaar heb leeren kennen.

OGIER.

Neem een voorbeeld aan mij. En nu hoor mij verder: naauwelijks had ik mijn Vaders Hof verlaten en Rome bereikt, of wenschte onder de zegevierende Adelaars-banieren van Karei de Groo-te te ftrijden. Het gelukte mij , en de Keizer, zelf,nbsp;werd, zoo dra de helm mijn blonde kruin bedekte,nbsp;voor mij een wijze Mentor, een trouwe Leidsman 1nbsp;Hij zelf toonde mij tot zelfs de geheimfte wegennbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan

-ocr page 23-

*3

treurspel.

aan, waarop voor den krijgsman, zoo het geluk hem aanlacht, de fclioonfte lauweren te verwervennbsp;zijn! Ik was nog baardeloos jongeling, toenik dennbsp;vijand reeds diepe wonden floeg, het leger, hetnbsp;llijk, ja de ganfche wereld noemde mijnen naamnbsp;met eerbied; ik was de lieveling van den grootftennbsp;der Monarchen; alleen zijn Zoon miskende mij.

BALDUIN.

Ónmogelijk, mijn Vader! Gij hebt in uwe mee-* ning gedwaald,

o C IER.

Neen! maar al te dikwijls heeft hij mij op eene lage verachtelijke wijze in mijne eer gekrenkt;nbsp;door hem moest ik meermalen zonder noodzakelijkheid, mij tegen des.vijands overmagt; meermalen tegen een bijna onvermijdelijken dood of fchandelijkenbsp;vliigt verzetten. (Toornig) Ombrengen wilde hijnbsp;mij door fluikmoordenaars! en eindelijk, alle proeven om mij uit den weg te ruimen moede zijnde,nbsp;wat doet de verrader? een zijndr vertrouwden, oranbsp;mij alle argwaan te ontnemen, zich loos verklee-den als bediende van mijnen boezemvriend Nam o,nbsp;en zendt mij uit diens naam een kostbaren dranknbsp;met vergift gemengd!

balduin.

Die booswicht! doch, mijn Vader! hoe gelukt» het u deze helfche list te ontkomen?

o GIER.

De Keizer had mij juist dien morgen heimelijk bij zich ontboden; wij arbeidden in deszelfs kabinet

-ocr page 24-

14

OGIIR DE DEEN,

net, tot lant in den namiddag. Dan, fdioon de moorder zijn doel miste, trof hij mij toch, fchcur-de mij uwe Moeder, dus de beste helft van hetnbsp;hart. — Een gefchenk van den eerlijken Hertognbsp;Nam o, kon haar nooit verdacht voorkomen, zijnbsp;ontving het blijmoedig, en dronk zich den doodtnbsp;balduin.

Den moordenaar toch. . . .

OGIER.

Hertog Nam O zelf ontdekte dat het onze Prins tvas; want hij had zijnen fchandelijkcn medehelpernbsp;cogcnblikkelijk uitgevonden. Slechts deze zit nog,nbsp;offchooH tegen mijnen wil , in de gevangenis. Dochnbsp;Karei ...

BALDUIN.

Is het mogelijk! bleef deze voor zulk een fchand-daad ongeftraft?

OGIER, (^Df gordiin van voor de nhft veegfchuivende.}

Zij, welker dierbaar overfchot, in een hand vol • ssfche opgelost, in deze Urne rust, vatte in hetnbsp;bange uur des doods mijne hand, drukte die metnbsp;onuitfprekelijke liefde en teederheid aan haren boezem, zag mij minzaam aan, en... bad. Zijnenbsp;tranen ftroomen') Ja, hst was bidden: ,, zoo ik unbsp;„ dierbaar ben; zoo gij flechts wenscht de Ir.atflenbsp;„ oogenblikken mijns levens te verzoeten, dan z-weernbsp;,, mij, mijn O gier! en neem den Hemel tot g.3.

„ tnige van uwen eed, ó! zweer mij , aan geene „ wraak .te denken, en zelfs den naam des rarap-

zi-

til

-ocr page 25-

15

TREURSPEL,

„ zaligen moorders te zullen vergeten.” Ik had het vermogen niet de biddende engel te weder-ftaan in zulk een plegcig oogenblik. Ik zwoer t...nbsp;QKorte paufs, vervolgens met vuur') Toch voel iknbsp;heden maar ai te zeer dat ik wankele; daar denbsp;Prins, als een onzinnige, het wagen durft, mij telkens op nieuw te hoonen. toirn.) Dit langer tenbsp;dulden, was beleedigend voor mijne eer! — En tochnbsp;5k zwoer.... QZacht) ó Gij edele ziel, verfterknbsp;de mijne in den plegtig gezworen eed! En gij, mijnnbsp;Zoon! Zoo het geluk nws Vaders 11 lief en waardig is, bekrachtig dan door uwen eed den mijnen,nbsp;hij zal de vrouw, welke u eens liefderijk op dennbsp;fchoot droeg, niet minder dierbaar zijn.

BALD UI w.

Bezielde mij deze Urne met zoo veel eerbied, u.w voorbeeld bezielt mij met zoo veel deugd, datnbsp;ik mij uwer onwaardig zoude achten, indien iknbsp;een oogenblik aarzelen kon, aan uw edeljnoedignbsp;verzoek te voldoen! Vader! Ik, zwoer bij deze as-fche: ja, ik vergeve hem! vergeten zelfs wil iknbsp;den elleudtgen, die de moorder mijner Moeder was lnbsp;o GI E it, ( Hevt om den hals vallende. )

Brave Jongelingl laat ons hoopen, dat eenmaal onze asfclie zoo zacht en fcliuldelooa als die uwernbsp;dierbare Moeder in deze Urne rusten zal.

BALDUIN, (Den Hertog het eerde, befpeurende,)

tl.crtug Nam o komtl

ZES-

-ocr page 26-

l6 nbsp;nbsp;nbsp;OGIER DE BEEN,

ZESDE T 0 O N E E L.

HERTOG NAMO, de Forigeti.

OGIER, C Hij fnelt den Hertog te gemoet.)

Wel nu, Vriend! wat brengt gij?

HERTOG NAMO.

Dat Brnjer, onder dea fchijn eener vriendelijke infchikkelijkheid, ons heden eenen tweeftrijd voor-gefiagen heeft, is mijnen Vriend O gier gewis bekend, en wanneer hij zegeviert, wil hij dat mennbsp;hem de Itad goedwillig overgeve.

OGIER.

Maar hoe zal het gaan met het leger? en wat moet er van de Ingezetenen worden?

HERTOG NAMO.

Het leger moet zich krijgsgevangen geven; de inwoners moeten Brujer terftond als hunnen Vorstnbsp;huldigen; het Keizerlijk Hof, de Ridders en Rijks-grooten kunnen naar verkiezing trekken, waarheennbsp;zij willen.

OGIER,

Maar ingeval Brujer overwonnen wordt?

HERTOG NAMO.

Dan is de ftad vrij; nog meer: met zijnen val trekt het geheele vijandelijk leger te rug, tot aannbsp;de kusten van Afrika.

' nbsp;nbsp;nbsp;«GIEK,

-ocr page 27-

ir

TRZVRSPE Li

OGIER.

En wat heeft de groote Raad befloten? Wat ig daarop door den Monarch beflist?

HERTOG NAM o.

Toulouze aan de gedreigde beftorming te wagen, en hoe zwak ook, tegenweer te bieden; want denbsp;Stad zonder tegenweer den woesten vijand prijs tenbsp;geven, fmart hein ten hoogfte.

OGIER.

Hoel zonder tegenweer? Meent hij misfchien dat de forfche krachten van Brujer, alle zijne dappere helden zoodanig afgefchrikt hebben, dat ernbsp;niet een zoo koen onder zoude zyn, oin zich metnbsp;hem te durven meten?

HERTOG NAM o.

Zoo onregtvaardig, fprak hij, mag ik niet zijn om het te bevelen, èn onder alle mijne heldennbsp;is Hechts één Ogier! die zich zeker vrijwillig totnbsp;den ftrijd zoude aanbieden; doch deze is voor mijnbsp;Zoo onontbeerlijk, dat ik vastelijk befloten heb,nbsp;®«rder Tonlonze op te offeren, dan Ogiers levertnbsp;in de waagfchaal te fiellen.

OGIER. (.Snel invallende.')

Toulouze opofteren, daar voor behoede ons dc hemel I

HERTOG NA MO.

Heeft Ogier dan geen’ dapperen Zoon? riep toen de ganfche Raad! ja, Vader! voegde Prinsnbsp;^^tei er terflotid bij; deze edele jongeling heeftnbsp;reeds zoo veel proeven van zijnen heldenmoed ge-Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 28-

OOIER DE DEEN,

geven, dat ik waarlijk niet weet van wien de Sa-raceen wel het meeste te vreezen mag hebben; want Balduin is gefpierd, vlug, vurig, in dennbsp;volllen bloei der jeugd! en de edele dappere O giernbsp;^eeft toch reeds een halve eeuw achter den rug!

balduin. ( Foor zich zelven,) Dus heeft de prins toch woord gehouden!

HERTOG NAM o.

Welaan! zoo Balduin heden uit eigen vrije keuze zich tegen Brujerftellen wil, en zijn Vader ftemt er in toe, zoo moog het gefchiedeni antwoorddenbsp;de Keizer, vervolgens zich tot mij wendende, fpraknbsp;hij: ,, ga Nam o, en laat O gier op het fpoedigftenbsp;weten, wat mij zoo even door den grooten Raad'nbsp;is voorgedagen, zeg hem, ik onderwerp alles aannbsp;zijnen wil, en begeer dat hij vrij en onbelemmerdnbsp;het lot van Toulouze zal heUisfen.”

o G IER.

Ik zal beflisfen. De Prins zal in zijn plan te leur gelleld worden.

balduin. ( Met vuur, en fmekend,) Vader! hoor mij, eer gij den Hertog uw bellaitnbsp;meldt! Bij de asfche mijner dierbare Moeder, fmeek,nbsp;bezweer ik u, laat heden den ftrijd regen Brujernbsp;door mij beflist worden! Het is geenfins begeertenbsp;naar ijdele roem, welke hier den moed des jonge-lings aanvuurt; . . , doch fteeds te moeten zwijgen, waar helden fpreken! fteeds den feilen haat tennbsp;doel ftaan. Veel liever wil ik mij aan een gewisfennbsp;ten prooi geven I eer moge mij het zwaard

der

-ocr page 29-

lp

TREURSPEL,

des geduchten vijands de borst doorboren, dan dat zwarte nijd... (^Zachter'^ doch waarom geloof iknbsp;niet liever, dat Prins Karei berouw van zijn euveldaad heeft gekregen, dan hij u, mijn Vader! ditnbsp;berouw toonen wil, uwe fmart lenigen, en mij dennbsp;baan tot onfterfelijke eer en roem open ftellen?nbsp;Vergeef het mij, maar ik geloof nooit dat een valschnbsp;doel hem heden zoo handelen doet.

OGIER.

Ons beiden met één flag: met één (lag Vader en Zoon te bederven, zie daar zijn doel. De Prinsnbsp;kan vooruit wel berekenen, indien Brujer u ne-dervelde, dat de fmart van zoo ligt in dezen ftrijdnbsp;bewilligd te hebben, onvermijdelijk aan mijn levennbsp;knagen zoude. Hoogmoedig kon hij dan bovendiennbsp;tot zijnen Vader zeggen: Ogiers blinde hoogmoednbsp;verfpeelde Toulouze!

BALDUIN.

De Keizer, evenwel. . . .

o GIE R.( Op vasten toon.)

Bevelen moet hij, volllrekt bevelen, dat Balduin zich in het ftrijdperk tegen Brujer ftellen dan was het zij n werk, nu is ’t het verachtelijknbsp;knoeiwerk van den Prins en zijne nietswaardigenbsp;Kreatureni Hij wist niet dat ik merken zoude,nbsp;hoe de keuze mij door zijnen Vader overgelaten,nbsp;het verraderlijk weeffel van hem zelven is, ooknbsp;Weet en vermoedt hij niet, dat zijn geheel plan,nbsp;fijn ook doordacht, op niet uitloopen zall

BAL-

é

-ocr page 30-

so

OGIER DE DEEN,

BALDUIN.

Doch wanneer, . . .

o GIER,

Weest gerust, mijn Zooni Vergeet ook iiw Va. (derland niet! Daar het met vreugde reeds geziennbsp;heeft, dat deugd en dapperheid in uw hart wonen5nbsp;zoo vorder: het met regt vruchten van die fchoonenbsp;plant, op den dierbaren grond, waar gij de eerftenbsp;morgenftralen van licht en leven genieten mogt.nbsp;'Dok ten opzigte van uwe toekomftige Bruid hebtnbsp;gij nog pligten te vervullen. Voer haar volgensnbsp;uwe belofte naar het Altaar. Voor het dierbaarnbsp;Vaderiand moet gij alleen in het toekomende uwnbsp;leven veil hebben. — Het tegenwoordig gevaarnbsp;laat gij aan mij over, aan mij, wien geen andernbsp;uitzigt overblijft, dan met rasfche fchreden diennbsp;weg af te leggen, aan welks einde mijne asfche innbsp;zachte rust, met die mijner geliefde Gade, in dezenbsp;Urne verzamelt: mijne ziel met de hare vereenigdnbsp;zal worden,

HERTOG N A M O,

Uw meening derhalve is. . . , o GIER.

Den tweeftrijd aan te nemen I

HERTOG NAMO, ^Met vftugde tot Balduin.)

Heil ons, Jongeling! Bewonder met mij de ver. heven inzigten van uwen Vader! Blinde liefde,nbsp;liefde voor uwen roenl, had hem misleid, hadnbsp;hè!» het doel van den Prins verbergen kunnen.

Doch

-ocr page 31-

21

TRÈURSPELt

Öoch hij doorzag oogenblikkelLik en juist, deszelfs bedriegelijke oogmerken. — Mijn hart voorfpeltnbsp;mij reeds dat uw Vader heden nieuwe lauwerennbsp;bevechten zal. . * Weet gij, Balduin! dat denbsp;Prins met drift naar u zoekt? en nog voor weinignbsp;minuten zich in uwe kamer bevond?

BALDUIN.

Prins Karei in mijne kamer!

o GIER.

Ga bij hem. Balduin! Toef niet!

BALDUIN. Biddend.)

O, mijn Vader! het beeld, dat gij mij zoo eveiï van hem op het haft gelegd hebt, is nog zoonbsp;versch in het geheugen, nog zoo levend tegenwoordig voor mijnen geest, dal ik onmogelijk innbsp;ftaat ben de afkeer, die ik voor hem ontware^nbsp;voorzigtig genoeg te verbergen, indien gij het goednbsp;vond, wenschte ik hem dit oogenblik te mogennbsp;ontwijken.

o GIER.

Öezen wensch kan ik u niet toeltaan. Zoude hij niet terliond argwaan voeden, dat ik u mijn geheim ontdekt had, dus fpoed u dadelijk bij hem,nbsp;deel hem vrijmoedig het befluit mede, dat iknbsp;genomen heb: beklaag er u over: bid hem dat hijnbsp;er mij van te rug brenge, zoo bedriegt men deitnbsp;Mstigen, door list!

BALDUIN.

ïk wil‘het beproeven, doch wanneef bij mij durfde beleedigen, Vader! wie weet dan ...

B 3 nbsp;nbsp;nbsp;odftstie

-ocr page 32-

*2

OGIER DE DEEN,

o GIER. (^Met kracht.)

Heb ik u geen zelfbelieerfching geleerd?

BALDUIN ( Getrofen.)

Vergeving, mijn Vadert ik zal mij zelf beheer-fchen; maar bij uwe liefde bezweer ik u, laat mij niet lang 'met hem alleen! ik moet immers toch innbsp;hem nog altoos de Zoon van den grooten Monarch vereeren en vreezen.

o GIE B. ( Bewogen,)

Ga, mijn Zoon! ik ben fpocdig bij u. (Balduin vertrekt.)

Z E F E N D E T O 0 N E E L.

HERTOG NAMO, OGIER.

HERTOG NAMO, {.Reikt O g\de hand.)

Met welk eene verrukking hoop ik u eerlang, onder het vréugde - gejuich des ganfchen legers, als overwinnaar aan mijn hart te drukken!

OGIER. ( Met nadrttk,)

Gelooft gij het ook vriend?

HERTOG NAMO.

Natinirlijk, men gelooft het allereerfte, dat, waar men vurig naar verlangt, en gij zijt immers mijnnbsp;dappere O gier!

OGIER.

Doch wanneer ik valle. Namol mag ik hoopen dat mijn Baldi^in alsdan in u den trouwen leidi-

man

-ocr page 33-

TREVRSPÉ

man zoo wedervinden zal , gelijk ik eens in u den waren Vriend en’tevens den magiigen befcliermer vond ?

HERTOG NA MO.

De hemel, welke u zoo dikwijls fpaarde, zal «heden, (O, vertrouw geheel op Hem, mijnnbsp;Ogier!) niet ten prooi uws vijands laten, mijnnbsp;hart voorfpelt mij, dat gij zult zegevieren; dochnbsp;ware het uw noodlot, moest dit pad, het pad naarnbsp;uw graf zijn, dan, verlaat er u op; uv/ Balduinnbsp;Zal daarom geen verftootene wees zijn, in mij zalnbsp;hij, zoo lang ik leve, zijnen liefderijken Vader we»nbsp;dergevonden hebben.

OGIER.

Gij giet vertroostende balfem in mijn hart Ga nu Vriend! de oogenblikken zijn kostbaar, deel dennbsp;Monarch mijn verlangen mede, zeg hem dat ik ernbsp;trotsch op ben, mijn leven op zulk een prijs doornbsp;hem gefchat te zien; dat het in mijne oogen alleen de hoogfle waarde heeft, wanneer men hetzelve voor zijnen Vorst in de waagfchaal Hellen durlt,

HERTOG NA MO.

Het is geen vrees, die hem uw beiluit om lieden den tweeMjd zelf te bellisfen, doet afkeuren; neen, maar zijn pligt, de welvaart des Rijks, denbsp;Zorg om uw dierbaar leven niet in gevaar te Hellen, gebieden hem zulks. Dus ziet gij nog eenennbsp;¦^veg open, om u met eere uit dezen Hrijd te wik-^®'en, dan fpreek.

OGIER.

Het is te laat, — veel te ver is het met on» B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;frCquot;

-ocr page 34-

24

OGlEk DE DEEN,

gekomen! En nog kunnen wij ons zeer gelukkig rekenen dat Brnjer ons den tweeftrijd aanbood,nbsp;en fleclits dan, wanneer hij daarin zegeviere, denbsp;overgave der flad begeert: vooral in een tijdiHp,nbsp;dat hij zonder vooraf zijn leven te wagen, flechtsnbsp;behoefde te willen, en de ftad, het leger, ja wijnbsp;allen waren zijn gewisfe buit.

HERTOG NAMO

Zijn hoogmoed is mede in het fpel gekomen. Ain zijn zwaard alleen, wil hij de,overwinning, aan zijnnbsp;zwaard alleen den val des ganfchen rijks te danken hebben.

O GIE R , ( Met waardigheid,')

Hij heeft de zege nog niet bevochten!

HERTOG N A M o.

En fchandelijk zal hij zich bedrogen hebben! doch mijn O gier weet dat hij roem draagt op reuzenkrachten!

o GIER.

Ja, maar ik weet ook dat reuzenkrachten zonder 'beleid zeer zwakke fteunfels zijn. Nu vriend! denbsp;zon neigt ten ondergang, en Koning Brnjer wachtnbsp;op antwoord; onze vertraging kon hem van gedachten doen veranderen, dus ben ik niet bekommerdnbsp;wegens zijne reuzenkrachten, maar voor de lladjnbsp;hij heeft gedreigd dezelve Ibormenderhand in te nemen, zoo ons belluit met zonnen - ondergang hemnbsp;niet bekend gemaakt zal zijn, en dan was onzenbsp;val onvermijdelijk. Dus vriend, fpoed u tot dennbsp;Keizer ! dat hij uur en plaats tot den ftrijd bepale.nbsp;De zorge voor mij mag hij aan den hemel ©veria-

-ocr page 35-

TREVRSPBL. nbsp;nbsp;nbsp;25

laten! de hemel bekroone tot heil des rijks mijnen arm! Zoo ik echter moge vallen, {^Met aandoening')nbsp;dan vriend! , liefderijk vader! zoo als gij beloofdnbsp;hebt! dan troost onzen Keizer, en zeg hem: zoonbsp;hij wil, kan hij in Balduin, in mijnen dierbarennbsp;Zoon, zijn eeuwig trouwen O gier wedervinden.

ACHTSTE T O O N E E L.

A D B MIR, doodsbleek en ademloos, na hem n ï v a L, de vorigen.

A D E MIR.

Spoed u, ongelukkig vader! uw zoon wenschc tot zijne laatfte troost in uwe armen te ilerveulnbsp;Prins Karei heeft hem vermoord!

o G IE R, ( Geheel buiten zich zelven.

Mensch! wat zegt gij. Prins Karei heeft mijn zoon vermoord!! f/Zy ml vliegend vertrekken.)

L E V A L, ( Hem ontmoetende.)

De arme jongeling, geen teeken van leven is er meer bij hen te befpeurenl

A D £ M I R.

Reeds dood?

LEV At.

Ontwijfelbaar dood! (^Ontxettend zwijgen volgt hierop.)

O GIE R.

Nu vriend! Nu kan de jongeling den liefderijken

va-

-ocr page 36-

s.6

OGIER DE DEEN,

vader geheel ontbeerenl Een gruwzaam noodlot heeft op eens voor altijd voor hem gezorgdl — voornbsp;mij zal het ook oogeiibllkkelijk . I. .

HERTOG NAMO.

Gij denkt.....

OGIER.

Dat een laffe fluikmoorder hem omgebragc heeft, en dat ik vader ben.

HERTOG NAMO.

Ongelukkig vader! roep uw denkvermogen te hulpl Gij loopt uwen wisfen dood te gemoet!

OGIER.

Ik wil het lijk van mijnen zoon befcliouwen; daar zal ik troost vinden! dit zal mijn raadgevernbsp;Zijnl

HERTOG NAMO.

AlmagtigeGod! wat zal hier van worden! (Ogier en A d e m i r vertrekken door de eene, Hertognbsp;Nam o en Leva! door de andere deur.')

Linde des eerflen Bedrijft.

TWEE.

-ocr page 37-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;%J

TWEEDE B E D R IJ F.

EERSTE T O O N E E L.

(Op den achtergrond des Tooneels ziet men het leger der Saracenen; de Colisfen vormen tweenbsp;reijen Veldtenten voor de Stad. Bij het ophalen van het gordijn ziet men B r u j e r,nbsp;met zijn gevolg voor zijne tent, te paard,nbsp;de troepen met flormtuig gewapend, defilerennbsp;voor hem, onder krijgsmuzijk ; zij fcharennbsp;zich om hem heen en de Muzijk zwijgt.)

B R u J E R. ( Zijn volk overziende.)

Opf rustig op, ten ftorm, wakkere Saracenen! de Godin der overwinning roept u tot nieuwennbsp;roem! — Uit ware grootmoedigheid, die echternbsp;vergeefscli was, floeg ik den Franken eenen twee-ftrijd voor, hun Koning, die zulk een voorflag nietnbsp;op prijs weet te fchatten, en wel ziet dat geennbsp;zijner krijgslieden het wagen durft met mij alleennbsp;' in het ftrijdperk te treden, denkt zich reeds eennbsp;listig pian uit, wil tijd winnen, fchuift het uurderbe-flisfing immer wijder weg, tot hij het net waar-

)aegt;

-ocr page 38-

a8 nbsp;nbsp;nbsp;Ogièr de deEn,

medé hij ons gaarne vangen zoude, gereed heeft, om ons, het lot dat wij hem toogedacht hebben,nbsp;zelf te doen ondergaan; dus op, ten ftorm! Iaatnbsp;ons heiii in zijn doelwit vootkomen! Zijn euvelmoed voorbeeldeloos ftreng ftralFen, en daar hij nietnbsp;als held, dp het bed van eer wist te fterven, zoonbsp;valle hij als een lafaard onder,de neergeftoi mde ruïne tvelke morgen zijn trotfche ftad begraven! —nbsp;Toch fmart het mij, dat alle mijne helden nognbsp;de gevaren van dezen ftrijd met mij deelen moeten,nbsp;en hoe gewis de zege ook ons zij, zoo wordtnbsp;die te duur gekocht, indien ze ook Hechts hetnbsp;leven van één mijner dapperen zoude moeten kosten. Zoo er nog een enkele onder u mogt zijnnbsp;die voor zijn leven vreesde.

allen.

Niemand!

srujer.

Zoo rust u toe! Voorwaards ten ftorm! {Dt fnuzijk begint terfland, en zwijgt even fchielijk aeo-dra Ali verfchijnt.j

T tv E E D E T O O N E E L.

ALI, de vorigcn.

Mijn Koning! geheel Toulouze is in een Woedend oproer! hier ziet men een zaamgeruide dreigende menigte vólks. Daar verlaten de wachten hunne posten, en geen geweld is in ftaat hun tot

ge-

-ocr page 39-

TREUS.SPE

gehoorzaamheid te dwingen, ¦ luid fchreeuwefid roepen Burgers, vrouwen en foldaten: „ fterve den moor-„ denaar!” wien zij meenen, weet ik niet; te ver-getfsch poogde ik de oorzaak van die volkswoede hit te vorfchen; elk zweeg onwillig; tot ik eindelijk genoodzaakt werd, op hoog bevel de ftad tenbsp;verlaten!

BRUJER,

Op, mijne dapperen! vliegt ten florm! weldra is het uur waarop ik antwoord eischte, verftreken;nbsp;de avondfchemering fliüjert reeds het aardrijk, wijnbsp;Zullen ons de dille fchaduwe van den nacht te nutte maken-. Nog voor^de eerde morgen-dralen vannbsp;den volgenden dageraad befemmen wij des vijandsnbsp;Wrevelmoed: doen hem zelf in de drikken vallennbsp;Welke hij ons zoekt tefpreiden; welaan ten dormj

ALLEN,

Ten dorm!

BRUJER.

Laat ons de trotfche muren dout berennen! ea van het uur af aan, dat gij zegevierend binnen rukt,nbsp;u, ten loon uwer doorgedane gevaren, drie dagen plundering naar welgevallen door de ganfchenbsp;dad geoorloofd! Wie mij O gier den Cimber gevangen levert zal ik Koninklijk beloonen!

allen.

hoofd, krijgimuzijk^')

Leve onze dappere Koning ! Op, ten dormf C marcheren in die orde, waarin zij opgeko-nten zijn, af. B r u j e r met zijn gevolg aan het

DER,

-ocr page 40-

so

OCIIR DE DEEN,

DERDE T 0 0 N E E L.

( Kamer met ten Alcove. B a I d u i n u s lijk ligt op een Sopha, in de Alcove, en blijft totnbsp;den behoorlijken tijd door twee voorhangjelsnbsp;geheel onzigtbaar; om het lijk Jiaan vier bedienden met brandende kaarfen in de han,nbsp;den; O g i e r zit bij het lijk; twee bediendennbsp;ftaan in de Alcove gereed, om de voorhang-fels open te fchuiven, voor de uitkomst vannbsp;O g i e r. Jntusfchen treden binnen:

HERTOG NAMO en ADEM IR.

(^Zij [preken gedurig zeer zacht,')

A DEM IR.

Alles zwijgt! dit fcliijnt nog het oogenblik der nisc, hoe fidder ik voor het toekomende. Allesnbsp;is ftil; zoo zwijgt in bange verwachting de ontzette natuur, wanneer opeengepakte wolken het luchtruim vervullen en de aarde met ftorm en onweèrnbsp;bedreigen.

HERTOG NAMO.

Heeft Ogier wezenlijk reeds den houtmijt voor het lijk zijnes zoons in gereedheid doen brengen?

A D E M I R.

Even zoo als hij die voor het lijk zijner Gade oogenblikkelijk na haren dood vervaardigen liet. In

zijn

-ocr page 41-

31

T R E U R S R E t.

zijn vaderftad, zegt O gier, kan ieder het over-fchot zijner geliefde vrienden veilig aan de moederlijke aarde toevertrouwen. In een vreemd land is mij de houtmijt verkieslijker, en met regt, wantnbsp;de urne, welke de dierbare asfche des geliefdennbsp;bevat, heeft meerder waarde voor het hart dan' denbsp;Grafnaalden die men op vreemden bodem d kvvijlsnbsp;met zoo veel oogverblindende glans en pracht op-gerigt ziet.

HERTOG NAM o.

Waar is O gier, en wat doet hij?

A D E M I R.

Hij zit nog ftom van fmart, bij het lijk van zijn’ zoon, zijne bedaardheid is vreesfelijkl

HERTOG NAM o.

Deze breekt gewis weldra in woede los! Men zorgp, voor dezelve, op onzen vriend te letten.nbsp;Heden volg mij naar onzen Monarch. Zeg hemnbsp;vrijmoedig, gij waart ooggetuige, wat gij van Prinsnbsp;Karei gezien kebc.

A DEM IR.

Ik volg u, vernemen zal hij wat ik zag! hoe de moord gefchiedde; hoe laaghartig, hoe fchan-delijk zich de Prins gedroeg; vernemen zal het onze Keizer , al moest ik zulks met mijn levCQnbsp;boeten!

HERTOG NAM O.

Welaan dan! volg mij! ^Beiden vertrekken.')

VIER.’

-ocr page 42-

sa

OGir, R DE DEEN,

VIERDE T 0 0 N E E L.

^ Ti^ee iedienden fchuiven de «oorhangfeh van voor de Alcove weg, en nu eerst ziet mennbsp;dat, waarvan in het vorige tooneel meldingnbsp;gewaakt is gewerden; O g i e r flaat langzaamnbsp;op, treedt buiten de Alcove, en zet zichnbsp;op eene jloel neder, die in de kamer, aannbsp;de zijde van de deur ftaat, na eene kortenbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;paufe.j

o Gier. Met moeite [prekende, j Nog Wiigeren mi'ne verftijfde lippen mij de klaag-toonenl Nog weigert m'jn oog mij den weldadi-gen vloed der tranen! en dit dart tot marmer ver*nbsp;ftijfd, is naanwelijks bekwaam, de diepe wonde mijnbsp;door den moorder geflagen, te gevoelen l het ligt gevoelloos als dit lijk! dat mij nog zoo kort geledennbsp;aan het kloppend harte lag! ( Sterker, j En gij, mijnnbsp;arm! zult gij mij, wanneer ik den moorder wilnbsp;nedervelleu, ook dezen dienst , ook die krachtnbsp;wreedaardig weigeren. {_Bejlisfend.j Neen dit zultnbsp;gij niet! yOpJiaande.j Voort, voort! nu van hier! —nbsp;Slechts nog een laatst affeheid op zijne lippen gedrukt! ó dat haar huivering wekkend doodsbleeknbsp;(^Immer fterkerj mijne fchier vervlogene krachtennbsp;opwekke! mijn hart tot een feilen wraakgloed ont-fteke 1 (_ Hij gaat in de Alcove, omarmt B a 1 d u i n s

lijk^

-ocr page 43-

33

T R £ U R S P £ it

lijk, en komt dan met een vatten manneltjken tred terug; werpt nog een laatfle blik op het lijkt ennbsp;üegt;') Vaarwel, [myn zooni (j5y het aftrede»nbsp;ontmoet hij,)

y ÏJ FD E Tü O N REU

MATHILDE, de Vorigin.

M A T HIL D E.

Waar ligt mijn Bruidegom?

o GIER, ^ Neemt Mathildc hij de hand ($ houdt haar op zekeren affland terug tnbsp;zoo dat zij het lijk niet zien kan,nbsp;zegt voorts met diepgevoelde fmart s')nbsp;Ook gij hier Ma child ei Wilt gij dit lijdendnbsp;Wc nog dieper wonden! (^Het lijk toonende.') Zionbsp;daar ligt hij I het brandt om hem heen, Mathil-de; doch het is niet Hymens fakkel 1

MATHILDE. (Zy rukt zich van O gier les, jiert in de Alcove en werpt zieknbsp;met kracht ep het lijk.)

O mijn Balduin!

o GIE R. ( Ziet zeer lang op dit fchouwfpel neer,

, vervolgens,)

^quot;Selukkige geliefde! zoo mag dit laatst vaar-'vel Ook uw laatfte troost zijn. (^Tot de bedienden.) * En nu fflija getrouwe kpapen, voort met dit üjkl

e nbsp;nbsp;nbsp;ver*.

-ocr page 44-

34

O (xl% K DE DEEN,

verbrandt hst tcrftond, verzamelt zorgvuldig de asfche en brengt die mij. ( 0lt; bedienden fchuiven de voer-hangfek digt, zoo dat men niets meer gewaar wordtnbsp;van het geen in de Alcove gefchiedtna eene kortenbsp;paufe.') Dezelfde geliei'de Urne, welke nog de dierbare asfche van mijn vermoorde gade bevat, be-flnit ook de asfche van mijnen dierbaren zoon! vannbsp;een jongeling die zoo z^er uwe liefde waardig was.nbsp;Mijne asfche zal er fpoedig mede vereeiiigd worden. — Ach! zij is immers de verblijfplaats dernbsp;onfchnld I en durf ik flechts hopen, heden nognbsp;fchnldeloos te blijven, als deze reine zielen, daarnbsp;een lalFen fluikmoorder mij met geweld tot wraaknbsp;dwingt! — Onmensch! was het u nog niet genoeg,nbsp;mij een gade, het beeld der heinelfche onfchnldnbsp;ontroofd te hebben! Moest gij mij ook nog mijnen zoon, waar mijn ganfche ziel asn hing, hetnbsp;eenigfte dat mij óverblecf, ter nedervellen! Moestnbsp;gij mij dwingen, dat ik met uwe bloedfchuld be*-laden, de zoete hoop, om bij de asfche eenernbsp;trouwe gade, eens veelbclovenden deugdzamen zoonsnbsp;in deze urne vreedzaam te nisten, moet opgeven!nbsp;(^Met kracht.^ of waant gij weiligt dat ik ook uitnbsp;liefde voor hem dien gij vermoord hebt, u elkenbsp;fchanddaad vergeven zoude ? gelijk ik uit liefdenbsp;voor mijne onfchatbare gade, u haren dood vergaf?nbsp;(^met klimmende woede.') Neen! hoop zulks nietnbsp;verraden dit zwaard zal u het eerloos hart doorboren! ongeftraft kan en zal de moorder van mijnennbsp;Balduin niet blijven! Wat bekommer ik mij, waar

mijne

-ocr page 45-

35

TREURSPSL,

mijne asfche rust! — C Hij trekt in vertwijfeling zijn zwaard, en zegt op eenen vreefelijken toon:'jnbsp;Al zoude het ook in den afgrond zijn! (^Hij vertrekt fnel.')

zesde t o o N E E L,

Kamer in 'sKeizers Paleis.')

KAREL I)E GROOTE, HERTOG NAM O,

\ nbsp;nbsp;nbsp;ADEM IR EN LEVAL.

KAREL DE GROOTE.

Doch toen de euveldaad voorviel, zeg mij, was iemand anders tegenwoordig?

A D E M I R.

Niemand dan ik mijn Vorst!

KAREL DE GROOTE.

En Leva 1?

LEVAL.

Ik kwam toen de moord gefchied was: Balduin lag nog te zieltogen!

KAREL DE GROOTE.

En waarlijk, zoo als gij den Hertog gezegd hebt, jongeling viel onfchuldig?

A D E M I R.

mijn Vorst! de jongeling viel onfchuldigI

KAREL DE GROOTE.

Prins Karei zegt gij?

c a nbsp;nbsp;nbsp;ADï'

-ocr page 46-

Slt;5

OGIER de DEEN,

ADEM IR.

Vol ongeduld, ik wist-zell's niet waarom, wachtte Prins Karei langen tijd op Ogiers z-jon, hijnbsp;zeide mij herhaalde keeren: „ ga, Ademir, doenbsp;o ogenblikkelijk Balduin weten, dat ik hem hiernbsp;verwachte; doch laat het maar blijven, hij zal welnbsp;dadelijk komen,” herhaalde hij dan weder, washoogstnbsp;misnoegd , dikwijls zag ik hem door lang wachtennbsp;vertoornd, in het aangezigt gloe^'en. — Vergeef mijnbsp;mijn Vorst! dat ik dit zoo omftandig en vrijmoedignbsp;verbale! ik zag hem gloeijen even als de verradernbsp;gloeit, wanneer jiem de vrees bekruipt, dat zijn eerloos plan welligt zou kunneb verijdeld worden. Iknbsp;hoorde hem afgebroken woorden mompelen i dreigennbsp;en vloeken ! Als nu eindelijk de jongeling verfcliijnt,nbsp;peinzend en treurig hem nadert , roept hem denbsp;Prins met gedwongene vreugde toe; de zege isnbsp;ons, vriend! en zoo uw Vader er zich niet tegennbsp;verzet, zijt gij de, Held aan wien de bange Hadnbsp;heden hare redding zal te danken hebben.

KAREL DE GROOTEN.

E.n Ogiers zoon, wat gaf hij ten antwoord?

ADEMIR.

Ik betuige u mijnen opregten dank, edele Prins! voor zulk een verhevene gunst! doch de eer doornbsp;n mij toegedacht, zal ik niet mogen deelachtignbsp;worden, mijn vader verzet er zich tegen, en zoonbsp;uwe hoogheid hem tot geen andere gedachten kaunbsp;brengen, dan .... (hij verhaalt met toenemendnbsp;yuur^ wat! waaroml vroeg hem de Prins woedend;

-ocr page 47-

37

TK.EURSPE

dend; hoe! zoude ik mij van het ganfche hof, van den grooten raad, dien ik bewogen heb dezenbsp;glorierijhen loopbaan voor n open te Hellen befpotnbsp;moeten zien! zoude ik dulden, dat zich de lafaardnbsp;heden order den fchijn van een listigen tegenftandnbsp;zijns vaders verborg? Neen! fterf, ellendige! riepnbsp;hij, trok den dolk, en lliet den ongelukkigen jon-ffeiing plotfelijk ter neder!

KAREL de groote. (^Met gefmoerdt.

ftemme,')

Moordenaar t

AD EMIR.

Terftond riep ik om hulp. Leval, en vervolgens eenige bedienden van Ogier kwamen toege-fchoten; doch vruchteloos. Balduin lag reed* levenloos, op den grond uitgeftrekt! flechts eennbsp;©ogenblik Haan wij beOuit- en radeloos daar: werpen nu een toornigen blik op den moorder, dan eennbsp;medelijdenden op het onfchuldig offer, als eindelijknbsp;de toorn in ons levendig werd, en de Prins zulksnbsp;bemerkte, verwijderde hij zich met Leval en voorkwam door zijn vlngt de vreesfelijke gevolgen onzer verontwaardiging. De bedienden blijven nutte-looze hulp bieden aan het lijk, en ik vliege om zijnen valer te zoeken. Nu kan de Hertog u mijanbsp;Vorst zeggen, hoe en waar ik Ogier vond.

KAREL DE groot E.

Getrouwe N a m o I welk een hai ttreffende flag (

HA-

-ocr page 48-

38

OGIER DE DEEN,

N A M O.

De zwaarfte die het vijandig noodlot ons in dit tijddip ooit toebrengen kont Hechts een enkel puntnbsp;bleef ons nog tot redding open, en dit is ons nunbsp;door des Prinfen euveldaad geheel afgelloten: doornbsp;hem, wien Toulouze thans voor alles na aan hetnbsp;harte moest leggen; door Prins Karei, wien Hechtsnbsp;de gedachte aan het gevaar, waarmede het rijk,nbsp;waarmede hij zelf bedreigd werd, eene dringendenbsp;beweegrede had moeten zijn, om eerder met toegevendheid zeer veel te verdragen, dan tegen dennbsp;zoon van den edelen O gier den dolk te trekken.nbsp;kaREL de groote.

Houdt gij den Prins dus wezenlijk voor zoo fchuldig?

HERTOG NAM O.

Voldrektl zonder eenigen twijfel. Ca zelf bedaard alles in uwe gedachten na; poog hem uit te vorfchen, vraag wat hem tot dezen moord bewegennbsp;kon, en gij zult u zelven overtuigen.

KAREL DE GROOTE.

Dan heeft mijne Vaderliefde afgedaan! Zij fpre-ke niet meer in dit hart voor hem! daar hij zich aan zulke euveldaden fchuldig maakte. — Men doenbsp;onderzoek! men ondervrage hem terftond! en kannbsp;hij zich niet met nadruk verdedigen, dan moge hijnbsp;even als andere misdadigen, de ftrengheid der wetten gevoelenI Ga dus, Leval! en laat den Prinsnbsp;oogenblikkelijk voor mijnen troon verfchijnen. _

-ocr page 49-

T R E U R 5 P S 1-,

ZEFENDE T O O N E E L.

(,Pii!ts KAREL t^oor OGiiVJvervólgd, de Varigèi.')

PRINS KAR EL, ( Ztch achter- zijn Vader-verbergende.

Hulp! hulp! mijn Vader!

o GIE R, ( Den Prins met ontbloten degen vervolgende.)

Verdedig u, moorder!

KAREL DE GROOT E. ( Zlch voor zijnen Zoon plaatfende, Ogier, N,tmo, .Ademir ennbsp;Leval hem te rug houdende, j

Ogierl

OGIER. (0/ den Prins aandringende.)

Verrader! uw laatfte oogenblik is daar!

KAREL DE GROOT E.

Wacht'! (De Wacht verfchijnt en vormt een kring om den Keizer. Ogier, welke de onmogelijkheid befeft zijn voornemen ten uitvoer te brengen,nbsp;valt in een foort van magteloosheid. N a ui O meiaktnbsp;van dezen toejland gebruik, om hem zachtkens wegnbsp;te leiden, met de woorden Vriend! wat wilt gij?nbsp;(Ad emir volgt den Hertog.)

Leval ( Blijft bij den Keizer. De Wacht vormt een kalven cirkel tegen het parterre; men zietnbsp;I'vins Kar dl knielend voor zijnen Vader, die hem,

Cf nbsp;nbsp;nbsp;m

-ocr page 50-

40

OCIER DK DX£l7gt;

tui een kort nadenken opheft, .vervolgens diep getroffen te gemoet voert:} Onwaardige t wie kan de flappen berekenen, waar uwe euveldaad mij hedennbsp;nog toe brengen kan!

KAREL DE GROOT E. (_ Gaat door dezelfde deur «eg, «elke Prins Karei en Ogier zijn ingeko*nbsp;men, De Wacht trekt op haar post te rug. Doornbsp;denzelfden uitgang zijn Ogier, Namo en Ads-»ir vertrokken.j


-ocr page 51-

PRINS KAREL , WINDHAM, VAN KALDEN, WINDHAM.

Frisfchen moed gevat, mijn Prins I nog één Hap, en alle uwe vijanden ftorten als van den dondernbsp;getroffen, in het ftof.

, nbsp;nbsp;nbsp;PRINS KAREL.

Kunt gij mij onder alle mijne vrienden er één noemen, die moeds genoeg bezit, om dezen flapnbsp;te wagen.

WINDHAM.

t Zeer zeker! Abreville is u nog trouw gebleven, en zijn moed tot onderneming is u volkomen bekend.

. nbsp;nbsp;nbsp;PRINS -KAREL.

twijfel zeer of hy zich tegen O gier zal ^urvea wage*.

C 5 nbsp;nbsp;nbsp;WIN»*

-ocr page 52-

OGIER DE DEEH,

WINDHAM.

Wie zich, zoo als Abreville om een eerpost te verkrijgen, zoo ligt tot gifbrenger liet gebruiken, zal zeker, nn zijne misdaad ontdekt is, en hijnbsp;die voor zijn ganfche leven in een kerker boetennbsp;moet, voor het verkrijgen zijner vrijheid met vreugde zijn laatlle droppel bloeds veil hebben.

V A N H A L D E N.

En deze zij de eenigfte belooning niet, welke hem toegezegd moet worden Gij belooft hem onbepaald de_ eerde post in het gelieele koningrijk.

PRINS KAREL.

Al zoude hij zich door de hoop op zoo iets laten verblinden, dan nog kan hij'mij in dit gevalnbsp;niét van dienst zijn; tot een flap, waartoe Abreville zou berekend zijn, wordt rijp overleg ennbsp;tijd vereischt, daar mij naauwelijks oogenblikkennbsp;overfchieten, om aan de redding der ftad te denken.

VAN HALDEN.

Toulonze is niet meer te redden! Ook is dit verlies een groote winst, een wezenlijk geluk voornbsp;u; de vanen der Saraceenen zullen niet lang opnbsp;hare torens wapperen, of de ftad wordt u wedernbsp;afgeftaan, ware zij in tegendeel heden door hetnbsp;zwaard van O gier verlost geworden, dan was denbsp;ftad voor eeuwig voor u verloren geweest.

WINDHAM.

En wat iiog meerder te duchien is . . .

PRINS karel.

Wel nu, wat?

WIND-

-ocr page 53-

43

TREURSPEL,

WINDHAM.

Dat de Ci mb er eerst Toulouze, vervolgens het geheele rijk u met geweld ontrooven zal.

V A N H A L D E N.

Zoo dra uw Vader maar eerst overleden is.

PRINS KA REL.

Ik ben verloren, dit gevoel ik; doch wat zal ik doen?

VAN IIALDEN.

Zorg dat de tweeftrijd geen voortgang hebbel hier aan ligt u alles gelegen. Laat eerder de Hadnbsp;ten prooi des vijands, ten prooi der vernielingnbsp;zelfs worden, dan dat de tweeftrijd tot ftand home! Zoo dra O gier op de kampplaats verfchijnt...nbsp;of kent gij de geestdrift des ganfehen legers voornbsp;hem nog niet?

PRINS KA REL.

Gelooft gij dan in ernst, dat O gier heden nog met Brujer zou willen ftrijdep?

WINDHAM.

Ik geloof zelfs dat dit thans zyn eerfte, grootfte en vurigfte wensch is!

PRINS KAREL.

Waarom toch?

WINDII AM.

Alleen daarom, mijn goede Prins! wijl dit voor hem de fchoonfte gelegenheid is, zoo hij tot mvnbsp;®ngeJuk de zege bevocht, om zijner geliefde Ga-•Jö —rzijnes dierbaren Zoons moord, eenen wisfen.nbsp;Cn gedtichten wraak verfchalFenl dus handen aan ’t

' werk

-ocr page 54-

44

OGIER. DE DEEN,

werk, mijn Prins! er blijft nu geene keuze, geen bedenken meer over.

PRINS RARER. ( een vast hefluit.)

Ik wil na A b r e V i 11 e! volg mij, Windham! wij moeten nog nader hierover fpreken. En gijnbsp;Vriend, gij doorziet intusfchen de gedachten vannbsp;O g i e r, ( Allen vertrekken.)

TJVEEDE T 0 0 N E E l.

(Diepe gevangenis. In de eene hoek hangt brandende lamp: in de andere zit Abrevillenbsp;ep eene tafei leunende. Een lange zwarenbsp;keten fluit hem den regter voet aannbsp;de flinke hand vast.^

abreville.

Rseds voor de vijfdemaal heeft de zonne-God met zijne gouden llralen de jonge bloeijende Meinbsp;begroet; welke thans weder, en heuvels en dalennbsp;en beemden en velden en akkers, met duizendvoudige vreugde bezielt! Ten vijfdemale reeds weergalmt op nieuw, uit de fchaduwrijke dalen innbsp;zachtfmeltende melodien het verrukkend lied desnbsp;nachtegaals. — Ook zoo lang krast en wederkrast.nbsp;Voor mij, enkel het ondragelijk rammelen der ketens, die met elke fchrede zwaarder'drukken, metnbsp;iedere ademhaling mijn hart meer en meer beklem^nbsp;'' quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;menl

-ocr page 55-

45

trevkspel.

men! Mijn zonne is een zeldzaam verfchijnfel, do donkere fluijer, welke zij hierin werpt, zijn denbsp;lentebloemen, die mijn noodlot in het beeld de*nbsp;jammers op deze treurige wanden fchildert! (///gt;'nbsp;merkt dat de deur der gevangenis geopend wordt')nbsp;Wat mag dit beteekenen, het is naauwelijks middernacht, en reeds iemand in mijnen kerken

derde t o o n e e l.

(Een Onder ¦ opzigter der gevangenis opent de deur^ La Roche treedt binnen. Ab re vi 11c fiaatnbsp;op en loopt hem te gemoet.)

ABREVILLE.

Wat brengt gij mij, of liever wat voen n in dit hur herwaarts?

LA R o c H E.

Zeer mogelijk ziet ge mij heden voor de laatfie maal hier. Uw noodlot ondergaat gewis fpoedignbsp;verandering, of het verbetering zijn zal, mijt»nbsp;Vriend! hieraan twijfel ik zeer!

ABBEVILLE.

Mogt dan de dood mijne boeijen nu maar (laken i zij zijn mij te zwaar, hun gewigt langer meè te liepen, gaan boven mijn vermogen.

LA R o c H E.

Uw toekomftig lot lliugert op de baren van ee»

oa.

-ocr page 56-

46

o G I E R. DE DEEN,

oiigewisfe zee. Wanneer de zon haren loop driemaal zal yolbragt hebben, en niemand heeft u voor dien tijd uit uwen kerker verlost, zijt gijnbsp;in de verfchrikkelijkfle onzekerheid.

ABREVILLE.

. Zoude 'uwe verdere hulp, zoude de weldadige hand, die piij tot heden zoo liefderijk onderfteunde,nbsp;van mij afgetrokken worden? fpreek!

L A R o C H E.

Neen, wel verre van u in eenen hagchelijken en hopeloozeii toeftand aan u zelven over te laten,nbsp;poogt diezelfde hand edelmoedig het drukkend lotnbsp;^at u wellig't boven het hoofd hangt, voor te komen.

ABREVILLE.

Vreest ge dan nog iets ergers voor mij 7 LA R OC II E.

Met reden. De dag van gisteren was zoo vruchtbaar in gewigtige gebeurtenisfen. Er heerschte zulk een verfchrikkelijk misnoegen in het ganfclie Leger,nbsp;dat ware het iiitgebarsten, dan.... doch (lil!' hetnbsp;is op doodftraffe verboden, van zoo iets te fpre-ken; evenwel, dit mag ik u vrij zeggen, datnbsp;de Keizer, door nood gedrongen, befloten heeft,nbsp;nog heden met het aanbrekea van den dag, zelvenbsp;de' overgave van Toulouze den vijand voor te liaan.nbsp;Deze neemt dien voorflag gewis aan, en wordtnbsp;dus uw beheerfcher; of hij u de vrijheid fchenke,nbsp;in boeijen fraachten, of van gebrek laten omkoipennbsp;zal, Is eene vraag, die de tijd alleen kan oplosfen.

ABRE-

-ocr page 57-

47

TRUURSPEl.

A B R. E V IL L E.

En zoo hij mij ini al in dezen kerker liet, zoo wreed echter zal hij mij niet behandelen, om tenbsp;verbieden, dat iemand zich mijner aantrekke; mijnbsp;hulp en troost coebrenge! Wanneer ik als bediende van Hertog Na m o verkleed , Ogier dennbsp;gifdrank bragt, was het toch Prins Karei, dienbsp;mij hiertoe verleid had. Gij weet het la Roche!

LA ROCHE.

Ik weet het, ook weet ik dat de Prins door vreemde raadslieden geleid werd, toen hij die fchand-daad beging! vijandeljjke list alleen deed den haatnbsp;die hij beftendig tegen Ogier heeft, geboren worden, heeft die gekweekt, gevoed en aangezet, ennbsp;wist hem zoo gevaarlijk voor den Prins, vooralnbsp;zins uw vader hem tot opperbevelhebber over zijne legers verhief, af te fchilderen , dat Prinsnbsp;Karei voorzeker niet rusten zal, voor hij dennbsp;Cimber, of welligt de Cimber hem uit dennbsp;weg geruimd heeft.

ABREVILLE.

Wat'vreemde list toch gevaarlijk kan zijn!

LA roghe.

Den getrouwen Ogier, die onwankelbare fteun lt;Ies Koningrijks, pogen zij den Keizer te ontrnk-hen; pogen dit te doen door de hand van desnbsp;keizers zoon zelf, om dezen bij het volk, ja bijnbsp;h®t ganfche leger veracht en gehaat te maken.

ACREVILLE.

Met Welk oogmerk toch?

LA

-ocr page 58-

OGIER DE DEEN,

LA ROCHE.

Om het rijk, door burgertwist beroerd, verdeeld, verzwakt, des te gemakkelijker te kunnen bevechtennbsp;en vernietigen.

ABREVILLl.

En heeft de Keizer geen doorzigt hierin?

LA ROCHE.

liet fchijnt des Hemels wil te zijn, dat hij van dit alles niets inziet, diens wil was het, dat geennbsp;zijner zonen hunnen vader in eenig opzigt gelijkt,nbsp;en hij ze toch allen even zoo zeer bemind, alsnbsp;zij van hem in aard en neiging zeer onderfcheidennbsp;zijn. — Ongelofelijk , volflrekt ongelofelijk isnbsp;het voor hem, dat Prins Karei zoo verwaten,nbsp;zoo blind en dwaas zoude zijn, om zijne vijandennbsp;tot zijn eigen val en ondergang zelf in de handnbsp;te werken.

ABREVILLE.

Doch'die ....

' nbsp;nbsp;nbsp;LA ROCHE.

Ik zag dit alias reeds, toen ik nog onder des Keizers Vanen diende; doch laten wij hier afftap-pen, en terug keeren tot ons gefprek! Prinsnbsp;Karei dus beeft u verleid, ik weet en zie datnbsp;gij toch niet zoo geheel, zonder ecnige bepalingnbsp;ftrafbaar zijt, en als Brujer dit eens vernemennbsp;mogt, zoude zulks uw lot gewis niet harder doennbsp;worden; ik vreeze Hechts vooru, vermits de weldoener die u tot heden hulp verleende, Toulouzenbsp;almede zal moeten verlaten.

Ai rat-

-ocr page 59-

49

TREUS.SI’eL,

ABREVILLE.

Wanneer hij de ftad verlaat, dan fterf ik ongetwijfeld den hongerdood in dezen kerker.

LA R o C H Ë.

Ook uw weldoener vreest zulks, en daar hij het u niet aan tegenmiddelen wil laten ontbreken, zendtnbsp;hij u deze beurs tot een gefchenk: Qhij overreiktnbsp;hem een beurs met geld.)

ABREVILLE. ( De bettrs nannemende.

Zoo veel medelajden had ik hem gewis niet toevertrouwd. — Daar ik n, mijn vriend, gelijk gij zoo even gezegd hebt, wel ligt niet weder zien zal,nbsp;zoo laat mij toch in geene dwaling! Niet waar,nbsp;het is immers Prins Karei welke mij deze beursnbsp;gezonden heeft.

LA ROCHE.

10 Abreville! Hoe zeer dwaalt gij thans! doch waartoe nog langer te zwijgen? Neen, neennbsp;mijn vriend, het is de Cimber die u dit geldnbsp;gezonden heeft.

ABREVILLE.

O gierü

LA ROCHE.

O gier zelf, uw vijand, die wel verre va» den moordenaar zijner aangebedene gade te willennbsp;ftralFen, niet alleen grootmoK'dig vergeet, dat Prinsnbsp;^arel de Moorder' en gij zijn werktuig waardt;nbsp;®'’3r u op den duur nog blijft onderfteunenl opnbsp;duur al zijn vermogens aanvvendt om uwenbsp;hoeijen te flakcn, en u ook gewis reeds uit dezen kerkernbsp;Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zou--

-ocr page 60-

OGIER DE DEEN,

zoude bevrijd hebben, zonder de wederlland van Prins Karei.

ABREVIÏ.LE. ( Hevig ontroerd.)

Hemel! hemel! Prins Karei verzec zich tegen mijne verlosfing,

LA R o CHE.

Natuurlijk! Prins Karei wil de geheele fchuld des misdrijfs op u werpen: wat fchoot hem dusnbsp;anders over? maar het bleef daar niet bij. Om denbsp;ganfche wereld van zijne onfchuld krachtig tenbsp;overtuigen, drong hij er fterk op aan, dat men unbsp;ter dood veroordeelde!

ABRiviLLE. (Stampvoetend.)

Hel en verdoemenis!!

LA ROCHE.

Nog veel zwaarder misdrijf heeft de Prins weder begaan, en nog gruwelijker zal hij begaan, indien de Keizer zijne valfche vrienden niet weet te ontdekken en derzelver raadllagen weet te verijdelen: ik hoop zulks nog en wel fpoedig; ten rais-fle er wordt op zekere lieden een wakend oognbsp;gehouden, — doch, vriend, het is bijna middernacht;nbsp;voor het tegenwoordige weet gij alles, vaarwel!nbsp;de tijd roept mij elders heen. (//y vertrekt.')

FIER-

-ocr page 61-

mij toch b..drogen 1 • Prins Karei, die mij ten minfte moest trachten te befeliermen, werpt mijnbsp;in dezen kerker; en wil zelfs zijn zwarte gruwelen in mijn bloed afwasfchen. En Ogier, ó dienbsp;edele! wiens regtvaardige wraak ik zoo geducht tenbsp;¦Vreezen had, reikt mij grootmoedig de liefderijkenbsp;hand, en redt mij zelfs van den dood!! Ach, datnbsp;ik hem eenmaal de dankbaarheid, welke mijne ge-heele ziel doorgloeit, betoonen konde! (^Hij hoortnbsp;de deur des kerkers openen.') Wat mag dit nunbsp;weder zijn? wie komt reeds weder in mijne gevangenis?

FAJ F D E T O 0 N E E L.

PRINS KAREL, de Vorige.

(^Een onderopzigter der gevangenis opent de deur ^ Prins Karei treedt binnen, en fluit zelf ienbsp;deur -weder toe, A b r e v i 11 e hefchouwt hem metnbsp;afgrijzen en verwondering.')

A B R E V I L L

I* het een droom, of wezenlijkheid? Prins Karei in mijnen kerker!

D a nbsp;nbsp;nbsp;PRINS

-ocr page 62-

52

OGIER DE DEEN.

PRINS KAREI,. (Ontboeit Abreville m fmijt de ketens ver

Zijt nu getroost, mijn vriend! eindelijk is het mij toch gelukt uwe boeijen te verbreken.

ABREVILLE.

Welke verrasfing! ware ik flechts in ftaat de gunst, die gij mij heden bewijst, te vergelden!

PRINS KAREL.

Wilt gij nu waarlijk dankbaar zijn? Is n dit ernst? dan toon zulks aan denKeizerI hem moet gij uwe erkentenis bewijzen, want door hem zijn uwe boeijen geflaakt.

ABREVILLE.

liet leven, de vrije lucht die ik zal mogen inademen, alles is zijn gefchenk, en zoude ik nog ondankbaar kunnen zijn? Neen J zoo dit leven mijnen Keizer van nut kan zijn, dan heelt uwe hoog.nbsp;heid over hetzelve te befchikken.

PRINS KAREL.

Uw leven kan ook zijne zonen van nut zijn.

ABREVILLE.

Wien?

PRINS KAREL.

Mij.

ABREVILLE.

. U, mijn Prins! en op welk eene wijze?

P R I N S K A R E L,

Tegen Ogier, die mij den dood gezworen heeft.

ABREVILLE.

Hos ware dit mogelijk?

PRINS

-ocr page 63-

53

TRSURSfEU

PRINS KAREL.

Sinds hij overtuigd is geworden dat ik het was, die hem door uwe hand vergif toereiken liet, fpeeltnbsp;hij listig de grootmoedige, om mij daardoor des tenbsp;'vlsfer en geduchter te kunnen ftraffen! Hij hadtnbsp;doorzigt genoeg, om te begrijpen, dat openlijkenbsp;toorn, mïgtelooze woede was, en zijn wraak dennbsp;tengel te willen vieren, gevaarlijk voor hem wor.nbsp;den kon. Ook beken ik u gaarne, dat de last zijner grootmoedigheid mij geheel ter neder drukte! —nbsp;Waar zich Ogier fleclits vertoonde, was het mijnbsp;Ónmogelijk een vrijen blik opwaards te liaan. Opnbsp;aller aangezigten las ik, met verkropte fpijt, hoogachting, liefde en toegenegenheid voor hem ; haat,gt;nbsp;wrevel en verachting voor den ongelukkigeii Prinsnbsp;Karei!

A B R E V I L L E. '

Oij hadt toch al de fchande des misdrijfs geheel op uwen Abreville geworpen 1

PRINS KAREL.

Opdat ik, vrij van fchnld en fchande, krachtda» diger voor u werken konde.

ABREVILLE. {Ter zijde.') nbsp;nbsp;nbsp;'

Nu herkenne ik u, huichelaar!

PRINS KAREL.

Ik had vervolgens ook geen oogenblik rust. — Evenwel de tijd lenigde van langzamerhand mijnenbsp;Brieven en fmart, en ik zoude nog weder rust gesmaakt hebben, zoo Balduin dezelve niet op nieuwnbsp;gfiicoord had»

' nbsp;nbsp;nbsp;D 3

-ocr page 64-

54

OGIÏR DE DEEN,

A B R E V I L L E.

En waardoor kon toc'i dia moedige jongeling u op nieuw beleedigen?

PRINS KAPEL.

irj was‘ afwezig , toen zijne moeder, tot mijn'] verdriet, aan de vergiftiging, voor Ogier beftemd,nbsp;den dood dronk. Kort hierna, juist toen gij in denbsp;gevangenis werd gefmeteii, zag Balduin zich tornbsp;dien aanzienlijken eerpost, welken ik u toegedachtnbsp;had, en dien gij hadt moeten verkrijgen, verheven! Toen mij dit plan mislukte, liet ik ter-flond den nieuwen veldoverfle naar Rome bij hetnbsp;Leger trekken, waar het zwaard des vijands hem,nbsp;volgens mijne hoop, wel treffen zoude. Hoe fmar-telijk , Abreville, zag ik mij hier weder in mijnenbsp;verwachting te leur gefield! als op Adelaarsvleiige-len .hief zich Balduin plotfelijk opwaarts! ver-rigtte, in den eerften bloei der jeugd, daden, welke in den oorlog grijsgeworden helden naatiwelijksnbsp;in Haat waren met zwijgende verbazing en klemmende angst te bewonderen! daden, waarvan zijnbsp;.de mogelijkheid der onderneming niet befeffen konden i .

ABREVIliLE.

En deze waren?

PRINS KAREL.

Rome was gered!! O g i e r, de gebate O g i e r, fchoon hij met een geducht leger derwaarts getrokken was, wilde zich geene de minde verdiendennbsp;yau deze krijgsoperatie, geen’ den geringden lof voor

de

-ocr page 65-

55

TREURSPE

redding van Rome toegezwaaid hebben! Hij zflf riep even zoo inid ais het geheele leger:nbsp;Balduin alleen was de verlosfer van Rome! ónbsp;Abrevllle! vorm u, zoo gij kunt, een denkbeeldnbsp;vaa zijne trotsheid, eer en roem! . . . in,-’t kort,nbsp;dezelve was mij onverdragelijk!

ABREV1LI.E.

Welke plaats heeft Balduin heden verworven?

P l; I N S KAREL.

Het graf!

A B I! T v I L L E.

Hoe, is Balduin dood!

P R I N S K A R E L.

Door mijne hand !

ABREVILLE.

Waarom ?

PRINS KAREL. ,

Voor het tegenv oordige niet verder! — dat nit Ogier mij deswegens w edend na het leven Haat,nbsp;Zult gij ligtelijk begrijpen.

ABREVILLE.

Maar mijn Prins! wat moet ik doen?

PRINS KAREL. (JFoont hcm een dolk.')

Met dezen dolk, dezelfde welke het hart van zijnen zoon doorboorde, velt gij hem ter neder,nbsp;opdat mijn eigen leven beveiligd zij;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

ABREVILLE.' (Fat dcri dolk aan.)

Hemel, Gij hoort heden mijn gebed!

PRINS KAREL.

Waar over peinst gij, Abreville?

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;a»re-

-ocr page 66-

OGIKR DE DEEN,

A B R E V n. L E.

Ik most toch over het hoe en waar en wanneer nadenkeu!

PRINS KAREL.

Over niets moet gij nadenken: ik zelf heb reeds alles voor u nagedacht! inv’ getrouwen arm alleennbsp;heb ik maar noodigl — Wanneer uw hart nog dennbsp;edelen wenscli koestert, u in een oogenblik uit invennbsp;kerker verlost te zien, en het volgende oogenblik,nbsp;de fchitterendfte eerepost in het ganfehe koningrijknbsp;te verdienen, dan, 'volg mij! (^Hij gaal, in hetnbsp;denkbeeld dat A b r e v i 11 e volgt, tot aan het eindenbsp;des Tooneels, deze ziende aarfelen, blieft hij fiaan )nbsp;wat houdt u nog te rug?

ABRE VILLE,

¦Vergeef mij, mijn Prins! ik vreeze, wanneer ik zoo blindeling uwe begeerte volvoeren zoude . . .

PRINS KAREL.

Stelt gij zoo weinig vertrouwen in mij?

ABREVILLE.

Ik heb u eenmaal al te blind vertrouwd, en daarvoor fmachtte ik vijf jammerjaren in dezen kerker.

PRINS KAREL.

Maar heden 'is het geval van eenen anderen aard. 7k ben het niet, Abreville! dié uwen arm ver-lange: het is mijn Vader! en wanneer gij het bevel van uwen Keizer trouw vervult, wie zou hetnbsp;dan wagen durven, u misdadig te noemen? O giernbsp;is reeds van ai zijne waardigheden ontzet: heeftnbsp;giph zoo dol vergrepen, dat hij het behoud zijns

Ic-

-ocr page 67-

57

TREURSPei.

levens alleen aan Hertog N a m o te danken heeft. En toch zoude hij zijn misdrijf met zijn levennbsp;geboet hebben, wanneer de toeftand, waarin hetnbsp;Rijk zich bevindt, niet zoo bedenkelijk geweestnbsp;ware.

AB REVILLE.

Wat heeft Ogier misdreven?

P 11 .M S KAREL.

Voor het aangezigt mijns Vaders, tot voor den voet des troons vervolgde hij mij! dadr zelfs wilde hij mij het zwaard in de borst floten, ennbsp;zou de daad gewis volbragt hebben, indien oogen-blikkelijke hulp mij niet gered had! Kan en magnbsp;zulk een misdaad ongeftraft blijven?

ABREVILLE.

Evenwel, mijn Prins! indien Ogier het leven verbeurd heeft, waarom veroordeelt, waarom flraftnbsp;de wet hem niet? En wat beweegt den Keizer van jennbsp;gewonen weg der regten in dit geval af te gaan?

PRINS KAREL

Ach, mijn getrouwe Abrevillel hoe juist is uwe aanmerking, maar flaat het aan mij, zijn von-nis uit te fpreken? — De Monarch vreest, daarnbsp;den Ci mb er van het ganfche leger vereerd ennbsp;aangebeden wordt, dat zijne veroordeeling het Rijknbsp;aan onvermijdelijk gevaar kon blootflellen, en daarom verlangt hij eenen getrouwen arm . • .

ABREVILLE.

Waardoor Ogier valle?

PJlIXï

-ocr page 68-

58

OOIER DE DEEN,

PRINS KAREL.

En rekent op den tnvenl

ABREVILLE.

Het zij zoo!.... Derhalve, mj'n Prins' zoodra een fchriftelijk bevel, door den Keizer eigenhandignbsp;onderteekend, mij tot een waarborg ter hand ge.nbsp;fteld worde, ben ik oogenblikkelijk bereid.

PRINS KAREL. •

Waarvan de inbond bevatten moet? . . .

ABREVILLE.

In weinige woorden, den wil van mijnen Vorst; „ de koene Cimber wil dat Prins Karei, mijnnbsp;Zoon, als een offer zijner woeste wraak fnenvele,nbsp;mijn pligt als Vader gebiedt mij dit onheil voor tenbsp;komen. Abreville weet op welk een wijze; ennbsp;wat deze. onderneemt, is mijn volftrekt bevel, datnbsp;niemand, op ftraffe des doods, zich verftoute hemnbsp;te wederftrevenl”

PRINS KAREL,

Tot welk een einde kan dit gefchrift ii dienen?

ABREVILLE.

Om mij ten minde voor elk onvoorzien toeval te beveiligen. Of ik O gier geheel alleen aantreffen zal, is zeer onzeker, en waar ik hem ook ontmoete, wil ik hem iiederftoten! Zonde nn niet elknbsp;zijner vrienden denken, dat eigen wraak mij hiertoe aangedreven had? en terftond ...

PRINS KAREL.

Maar dit kan, (£«« oogenblik nagedacht hebben^ de') Doch volg mij, gij zult het hebbenl QBei-den vertrekken,)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZES-

-ocr page 69-

59

TREURSPEL,

ZESDE T O O N E E L.

(^Ecn prac'itig \er’ic'ite taal in het Keizerlijk Paleiz, vaarin dé groot e Raad vergaderd is:nbsp;op den achtergroi d een troon, waarop Kareinbsp;de G r o o t e zit. Regts ef links een rij zetels voor de gr ooien des Rijks. Hertog Na-¦ m o zit ter regter zijde na aan den troon,nbsp;De Secretaris aan een tafel, waarop fchrijf-behoeften, j

ka REL DE GROOT E.

Daar onze ftad niet kan verdedigd worden, en de ouillandigheden zoo ongelukkig zamenloopen,nbsp;moeten wij aan opoiferingen denken. De hemelnbsp;fchiint haren val benoten te hebben. Men gevenbsp;haarden Saraeeenen over, doch onder voorwaarde,nbsp;dat zij van plundering bevrijd blijve, gelijk bedongen was, wanneer Koning Brujer in den twee-ftrijd zegevieren zonde. Heeft iemand van u, edele Ridders! nog iets hierbij te voegen?

ALLEN.

Niets!

KAREL DE GROOT E.

Zal dus Toiilouze morgen met het aanbrelcea Nan den dag den vijand overgegeven worden?

ALLEN,

Ja.

EA-

-ocr page 70-

6o

OGIER DR DEEM,

lAREL DE GROOT E. Reikt den Heftig

een papiei' over.') Met dit gefchrift eile da edele Hertog iNainonbsp;terftond iu het vijandelijk leger. .

ZEVENDE T O O N E E L.

LEV AL, de vorigen.

LEVAL.

Te wapen, mijn Keizer! te wapen! de Saracee-nen, door ons hoogst verdacht ftilzwijgen in he-vigen toorn ontftoken, hebben zich met onbefchtij-felijke fnelheid tot den ftorm uitgerust, en zijn reeds tot voor de ftad genaderd!

karel DE GROOT E. ( Stijgt Van den troon, trekt den degen, allen fiaan op, trekkennbsp;insgelijks, en'yormen een kalven cirkel omnbsp;den Keizer, die gansch bedaard totnbsp;Nam o zegt:')

Vlieg, Namo!/en poog dit onheil van mijn volk af te wenden. Breng, behalve Toulouze, zoo hetnbsp;zijn moet, nog grootere offers; zorg dat onze eernbsp;ongefchonden blijve.... fpoed ii, mijn getrouwe!nbsp;( N a m o vertrekt.)

KAREL DE GROOT E.

Zoo het zijn moet,, mijne vrienden, en het gevaar ons dwingt de wapens aan, te grijpen, dan

be-

-ocr page 71-

6i

TKEVKSPEt,

beniosdige ons de hoop op ’s hemels zegent Niemand uwer zal aarfelen, hiervan ben ik zeker; doch zweer vooraf met mij, indien wij heden denbsp;ondergang der Had niet voorkomen kunnen, dezelvenbsp;zoo la: g, zoo dapper te verdedigen, tot wij onder hare neergeftorte muren ons graf vinden.

ALLEN.

Wij zweeren Toulouze tot onzen laatften fuik te verdcdigent

KAREL DE GROOTE,

Kn, volgt mij, mijne Vriendenl

Einde dei derden Bearijfs.

VIER.

-ocr page 72-

T o o N E E L.

{Kamer van Prins ka rel.)

{Prins Karei zit in eene peinzende heading,

Zoodra AbreviUe in officiers montering hin^ nen treedt, reikt hij hem een befchreven papier ever,)

PRINS KAREI,.

Hier, vriendl hebt gij ingevolge uwe begeerte, het fchriltelijk bevel! Bevleugel-uwe voeten, want denbsp;Cimber maakt toebereidfels tot zijn vertrek. Hijnbsp;reist nog heden, en reist gansch alleen, ¦.ir' Om denbsp;waakzaamheid des vijands te ontfnappen, moet hijnbsp;eenzame ongebaande wegen kiezen; dflar volgt gijnbsp;hem onbemerkt op de hielen; daar overvalt gij hemnbsp;onverhoeds, floot hem den dolk in ’t hart, brengtnbsp;mij (Vliegend de blijde boodfehap van zijnen dood lnbsp;en dan .

A B R E'

-ocr page 73-

TREÜRSPBL,

ABREVILLE.

Mijn Prins! binnen weinige oogenblikken ziet gij “Uj mijner waardig, weder voor u verfchijnen.

PRINS KAREL.

Zie, ik verlaat mij geheel op nwe trouw!

A B R E V I L L E.

En ik mij geheel op de uwe. Hij vertrekt,')

T rV E E D E T O O N E E L.

PRINS KAREL. (^Alleen.)

Reis maar! wat houdt u nog te rug, gehate Ciffl-^^erl Eindelijk zal ik toch uwen trots vernederd zien! Reis maar, vermetele! Even buiten de ftad.nbsp;Waar men uw voornemen reeds in tijds verradennbsp;heeft, wacht u de flavenketen der Saraceenen! —nbsp;Of vervolg rustig den weg, waar langs gij reddingnbsp;Zoekt; vervolg die, en gij vindt den dood! — Hoenbsp;hlopt mij het hart zoo vrolijk? Zou het de nabijheid der vervulling zijn van dien wensch doornbsp;Zoo vurig, zoo lang gekoesterd? Het voorwerpnbsp;''zn mijn haat zoo na aan den rand des afgronds!nbsp;Elk o'genblik dreigende neer te Horten! — Ennbsp;toch ben ik als een gejaagde; zoude het welligtnbsp;de vrees zijn, dat ook ditmaal mijn plan verijdeldnbsp;tt’t'gt Worden? —t Hoe! zoo' mijn Vader eens ont-dekte dat ik, om mij te wre';en, het bevel gefchre-vsn en met zijnen naain oLder-.ee,kend liadl Kon

ik

-ocr page 74-

64

OOI E R DE DEEN,

ik wel ooit vergeving; van hem verwachten ? Neen! zijne heilige ftrengheid, of ^liever zijne blindheidnbsp;is mij maar al te wel bekend! Hij ziet volftrektnbsp;niet in, dat Ogiers roem juist Ileigt naar evenredigheid dat zijne eigene glorie verduisterd wordt,nbsp;en blijft hardnekkig weigeren het voorbeeld dernbsp;Grieken na te volgen, welke Aristides uit Athee-nen verbanden, alleen omdat hem de Burgers dennbsp;regtvaardigen noeindcnl — Doch reis maar, O gier!nbsp;Toulouze zal ii niet lang meer den eenigen, dennbsp;onvergelijkelijken noemen hooren. — Doch wanneernbsp;Abrevi’lle mij verraadde! wanneer mijn Vader innbsp;toorn... Ha! eer de Monarch mij flralFe! eer mijnnbsp;vijand zich, tot mijnen troon verheffel zal dezenbsp;dolk mij van een gehaat leven en van fchande tevens verlosfen. ( Hij vertrekt. )

DER D E ¦ T 0 0 N E E L.

' ( Kamer als in 'l vijfde Teoneel des eeerjlen Be^ drijft; doch in de thans geopende Nisjenbsp;i.iet men de Urne niet meer.') ,

OGIER, matiiilde, ademir.

OGIER.

Nu, vriend, verhaal en ftel mij ggt;erustl

AD E'


-ocr page 75-

ADtMIR.

Ingevolge uw bevel, heb ik voor'Abrevil 1 e rèeds gezorgd. Verder, onder begnnftiging van dennbsp;donkeren nacht, de urne aan den beftemden oordnbsp;begraven.

OGIER.

Dank, dpregten vurigen dank, mijn Ademir, Het dierbaar overfchot van gade en zoon zijn dnsnbsp;'Voor moedwillige heiligfcliendende handen in veiligheid. En niets houdt mij hier langer terug.

M A T H I L D E.

Mijn vader! zal ik mij dan. hier in zulk een tijd van fchrik en ontzettende angst, van de geheele wereld verlaten, zonder u blijven ophouden?

OGIER.

i^Hjne tegenwoordigheid, ongelukkig meisje! kan r* volftrekt niets dan nadeel doen.

ADEMIR.

Vergeef mij O gier! maar uw misnoegen verbergt gewis voor uw zelven, het gevaar dat u bedreigt, zoodra gij deze muren verlaat! En is het geoorloofd te vragen: wat toch noodzaakt iinbsp;rot dezen flap? zoo de Monarch u in de eerftenbsp;hitte des toorns, verboden heeft aan zijn hof tenbsp;Verfchynen, floot Eniks dan tevens het verbod in,nbsp;r'ffl u hier in deze ftad te blijven ophóuden? Ennbsp;heden wilt gij vertrekken, daar ons de vijandnbsp;^oo eng ingefloten houdt, dat het u volftrekt on-quot;quot;-ogeliji-

is hem te ontgaan. Ook is de Hertog ffifids afgezonden met den bepaalden last, om Bru-Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jer

-ocr page 76-

66

o (?//R DE DEEN,

j e r, onder zekere voorwaarde, de overgave der ftad aan te bieden: dus toef nog een’ korten tijd,nbsp;en gij kunt vrij en onverhinderd gaan, waarheennbsp;gij wilt.

o GIER.

De Keizer verwijderde mij plotfelijk van zijn hof: ontnam mij alle mijne waardigheden en ecre-téekenen, waarmede hij zelf mij eenmaal in beterenbsp;dagen zoo plegcig verfierdell — Eereteekenen,nbsp;(^Met edele waardigheid') niet door laffe vleijerijnbsp;verworven, of fchandelijk afgebedeld; neenl zij waren de belooningen voor heldendaden! Karei denbsp;G r o o t e had ze mij , met eigen handen, op de borstnbsp;en om den hals gehangen. Heden ontnam hij ze mij tnbsp;hem zonde ik mijne vrijheid te danken hebben!nbsp;hem zoude ik iets verpligt zijn! Neen, Ad emir!nbsp;dit zwaard, waardoor ik waardigheden en eereteekenen verwierf, 'dit zwaard moet mij den weg,nbsp;die na mijn Vaderland voert, nog heden banen.nbsp;Zoo niet, mij met roem den dood geven! Geennbsp;Saraceen, ook zijn Vorst niet, krijgt Ogier gevangen! Waar deze ten ftrijd verfchijnt — waar hijnbsp;het zwaard aangordt, moet hij Kerven of overwinnen.

MATHILDE.

Kan de Monarch niet tot andere gedachten komen? U weder bij zich verlangen? U zijne gan. fche genegenheid en alle uwe waardigheden en eere-teekenen wederfchenken?

OGIER.

Voor eeuwig heb ik hiervan afgezien! en op zijne

-ocr page 77-

6t

TREURSPEL,

genegenheid mag ik niet meer hopen I (Tot hti-En nu, laat ik mij tot mijne afreize gereed ®akent welligt verlaat ik. de ftad niet vergeefs.

VIERDE T 0 0 N E E L,

H£RTOG NAMO, de vorigen.

N A M o. ( Hij heeft de laatjle woorden van O gier gehoord.')

Gij wilt ons verlaten vriend?

o GIER,

Dat wil ik; doch vooraf eene heilige pligt ver-''üllen, eene hoogstbelangrijke ongelukkige aan Uwen vriend aanbevelen, (^Tot Ademir) niet waar,nbsp;gij Zorgt voor Math 11de?

ADEMIR.

goed en bloed.

OGIER.

Nu dan wacht mij in deze kamer, ik ben fpoe-dig hij ü. (Math i 1 d e Ademir vertrekken.)

y IJ FD E T 0 O N E E L. HERTOG NAMO, OGIER.

— nbsp;nbsp;nbsp;NAMO.

^ Waarom toch verlaat gij ons, O gier?

E * nbsp;nbsp;nbsp;oef ER.

-ocr page 78-

68 OGIER. DE DEEN,

O G I E R'.

Ik moet! Mijn blijven verflrekt de (ïad of het rijk, of mijne vrienden of mij zelven voortaannbsp;?an geen het allergeringfte nnr.

N A M o.

Üwe vrienden zeer veel, het rijk, alles; en wat de ftad betreft, zij hoopt en verwacht van uwenbsp;hand alleen nog hare redding!

OGIER.

Waart gij dan niet reeds afgezonden om den Sa-raceenfchen Koning de overgave der Stad voor te flaan ?

NAM o.

Ik heb dien voorflag werkelijk reeds gedaan; doch Brujer weigert dezelve, vermits wij op den bepaalden tijd geen ftellig antwoord afgezonden hebben.

OGIER.

Maar nu , wat wil, wat verlangt hij eigenlijk nog meer?

N A M o.

Dat de Monarch zich met alle zijne Ridders en edelen gevangen geve, tot zoo lang dat hemnbsp;de fomme zal uitbetaa'd zijn , waarmede hij zijnnbsp;geheel leger fchadeloos wil Hellen, voor het ge- [nbsp;mis der plondering, welke hij reeds vooraf aan !nbsp;zijne foldaten bij het veroveren van Toulouze had ;nbsp;beloofd. Ook wil hij de hoeveelheid dezer fomnbsp;zelfs niet bepalen, dan nadat ons hof en cfe groo- tnbsp;te raad' zich gevangen zullen hebben gegeven. !

OGIER.

-ocr page 79-

69

TREURSPEL.

O GIE R. ( Verontwaardigd. )

Gruwzame, fchandelijke, ongehoorde voorvv'aarde! tl AM o.

Uw Keizer kan mij niet ontkomen, zegt hij, en Wanneer de ftorm begonnen is, lt; a i blijft er voornbsp;hem en voor zijne Ridders volflrekt geen reddingnbsp;fileer te hopen,

¦ o G I E R.

De toeftand der Had is ontwijfelbaar bedenkelijk! Evenwel kon Drnjer zijn doel nog wel eens ziennbsp;fiiislnkken; maar is er geheel geen middel meernbsp;fiiu hem te bevredigen?

N A M o.

Slechts één, dat hij zelf yoorHaat.

o GIER.

En dat zoude zijn?

N A M o.

Een middel daar hij driftig naar verlangt. Mijne verontwaardiging wegens de lage , verachccliike wijzenbsp;Waarop hij van ons leger fprak, deed het geborennbsp;Worden; want in vol- vertrouwen op mijnen O gier,nbsp;was ik het eigenlijk zelf, die hem dit middel aannbsp;ds hand gaf.

OGIER.

Spreek duidelijker vriend! want ik verlta u niet.

N A M o,

Erujer is nog bereid bij de ecrfte bepaalde voorwaarde te blijven, wanneer O gier met hemnbsp;den tweeftrijd wagen durft! En onze Monarchnbsp;zendt mij daarom tot u, met last u alle uwe waar-

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;dig-

-ocr page 80-

70

OGIER DE DEEN,

digheden en eereteekenen weder te geven, u zijne Vorftelijke gunst zelfs aan te bieden, indien gij heden met Briljer den tweeftrijd aanvaardt.

OGIER. Q Hoogit misnoegd.')

Indien ik heden met Brujer den tweeftrijd aanvaard! (^niet nadruk en gevoel.') heb ik dan nu in de oogen van luten Keizer wezenlijk elke andere verdien-fte verloeren? Immer fterker.) verblindt hem eenenbsp;kwalijk geplaatfte liefde voor zijnen onwaardigennbsp;Zoon dan zoo geheel en al, dat hij vergéten kan,nbsp;hoe dikwijls mijn bloed voor hem en voor zijne glorienbsp;gevloeid heeft? herinnert hij zich dan maar alleen,nbsp;dat ik in de hitte van een regtvaardigen toorn,nbsp;zijnen troon beleedigde; en niet dat een dubbelenbsp;moord hiertoe aanleiding had gegeven? (^Zachter)nbsp;Is dan een vader zóó fchuldig, wanneer hij in tegenwoordigheid des Keizers, een oogenblik de ge-ftrenge pligt aan zijnen Vorst verfchuldigd, uit hetnbsp;oog verliest, een oogenblik zich zelf vergeten kan.

NAM o.

Bedenk toch, Ogier! de Vorst is ook vader!

OGIER. ( Bitter.)

Door zijnen Zoon ben ik het reeds niet meer! (^N’a-denkend) Brujer wil dus.... Welaan, vriend Nam o! vindt de Keizer het rechtvaardig, dat iknbsp;niet levensgevaar, zeer mogelijk wel met 'mijnennbsp;dood, mijne misdaad boeten zal; dan kan hij hetnbsp;ook niet anders dan regtvaardig vinden, zoo ik opnbsp;de wel verdiende ftraffe van eenen dubbelen moordenaar met kracht en ernst aandringe.

NA’

-ocr page 81-

71

N A M O.

Prins Karei zonde reeds zijn ftraf ondergaan ÏJebben, wanneer gij zelf, in blinde woede, geen poging gedaan bade, om, met eigen handen, eenevrees-felijke wraak aan hem te nemen.

o G IE R.

Ook moet aan dit monller geen ander, dan ik, zijne handen flaanl de hand van O gier moetnbsp;hem llralien. Hoe, ben ik niet de gruwzaam be-leedigde? en weet mijn vriend Nam o niet, datnbsp;O g i e r gewoon is met dit zwaard alleen beleedl-gingen te wreken.

N A M o.

Wat is nu eigenlijk uwe meening?

OGIER.

Slechts onder voorwaarde den tweeftrijd aan te Rcracu, gelijk uw. Keizer mij heden onder voor-rvaarde weder tot zich roept.

N A M o.

En wat vordert gij in de eerlle plaats?

OGIER.

Oogenblikkelijk den kerker voor den Prins, als laffe fluikmoorder, en als moorder van mijnennbsp;Zoon! Bij den tweeftrijd vordere ik zijne tegen^»nbsp;Woordigheid, en over hem volkomen magt vergun-’'ing, om, zoo ik zegevierend te rug keere, aannbsp;hem zoodanigen wraak te nemen, alsikzelfverkieze.

N A n o.

vordert onmogelijkheden!

OGIER.

-ocr page 82-

72

OGIER DE DEEN,

OGIER.

Onder geen andere voorwar,rden bevecbt ik Bru?

NAM o.

Hoe, O gier! kunt gij dulden dat de beste der Monarchen zich aaii de Saraceenen gevankelijk zalnbsp;overgeven!

OGIER.

Heeft hij zelf mij,niet bevolen, hem en zijn hof te verlaten? ontfloeg hij zelf mij niet van alle mijne verbindtcnisfen en eeden? AVas hij zelf het niet,nbsp;die mij van zich afgeftooteii heeft?

N A M o.

Is hij zelf het niet, die u weder tot zich te rug roept?

OGIER.

Ja; maar onder voorwaarden 1 dus alleen onder voorwaarden keer ik weder.

N A M o.

Kunt gij begeeren dat de vader zelf zijnen eigen Zoon, als een offer uwer wraak, zal overgeven?

OGIER. ( /« toorn.')

Ik begeer en fpreek alleen van den moordenaar, tegen wicn de wetten reeds lang hadden behoorennbsp;te fpreken, wier onbetamelijk zwijgen hem in zijne fpoorloosheden ftijft, waardoor hij, flout, zonder fehaamte, verwaten, zonder berouw, van denbsp;eene wandaad tot de andere voortgezweept wordt!nbsp;den moorder alleen begeer ik, wiens dood, behalve dat hij dien reeds dubbel aan mij verdiend

heeft.

-ocr page 83-

?3

Iiceft, mijne eigen veiligheid volftrekt vordert! — Zeg mij, N a m o! zal ik, wanneer ik op B r u j e rnbsp;zegevieren moge, nog in gedurige vrees blijvennbsp;Voortleven? om eindelijk door gif of dolk, waarmede hij mijne dierbare Gade en Zoon ombragt,nbsp;ook eenmaal zijn flagtoffer te worden!

N A M o.

Gij wijkt dus van uwe vorderingen niet?

o GIER.

Volflrekt niet! vruchteloos poge mijn beste vriend! poge mij de gaiifche wereld hier van af tenbsp;brengen! Mijn beHuit is onveranderlijk!

N A M o.

Ten gevalle van uwen vriend Nam o, en ter liefde van uwen Keizer, wilt gij uwe afreize tochnbsp;wel uitilellen, tot ik weder gekeerd zal zijn?

o GIER.

Tot heden avond, langer niet! En bij onze vriend-fchap bezweer ik u, mij te melden, of de Monarch flechts aarfelt; want de minfte aarfeling is bij mijnbsp;bepaalde weigering! en zonder de uitdrukkelijkenbsp;toeilemming van mijne voorwaarde, vecht ik niet!

NA MO.

Voor den avond ziet gij mij weder. QHij vertrekt. )

o G I E R.

Ik wacht u!

ZES-

-ocr page 84-

74

OGIER, DE DEEN,

zesde T o o NE E L.

OGIER, alleen.

’t Is of mij het hart verftaald is geworden! Maar wie ook ooit eenig gevoel van Vaderliefde in zijnen boezem ontwaar werd, wie ooit die hemelfchenbsp;aandrift wist te befeffen en te eerbiedigen, zoudenbsp;in Haat zijn grooter offer van het hart eenes vadersnbsp;te vorderen? Achi mijn ganfche leven is eea aan-eeafchakeling van de zielverfclieurendfte, treffendllenbsp;rampen! de eerfte bloei mijner jeugd was naauwe-lijks ontloken, toen ik reeds het zwaard moest aangorden. — Ha, hoe de trotfche moedige jongelingnbsp;daar Haat! Hoe hem het heldenvuur uit de oogenfchit-tertl Hoe de vertfaagde vijand voor zijnen arm beeftnbsp;en vlugt, of zoo hij fland houdt en flrijden durft, o-verwonuen wordt, en alleen tusfchen ketens en doodnbsp;te kiezen heeft! Heerlijk fchoone dagen! hoe pijlfiielnbsp;zijt gij vervlogen! hoe wreedaardig hebben gif ennbsp;dolk mij gade en zoon van dit bloedend hart gefcheurdlnbsp;Hoe roofgierig heeft mij de tijd het vuur der oogen,nbsp;de kracht mijner fpieren ontnomen! Hoop, dochter der Godheid , verlaat mij thans niet! fchenk krachtnbsp;aan mijnen arm, om den opgeblazen Saraceen hedennbsp;den laatllen, geduchten flag toe te brengen! en-dannbsp;nog eenmaal krachttreffend, flreelend denkbeeld, het welk alleen in Itaai zoude zijn, mij

den

-ocr page 85-

75

TREVRSPEt.

flrijd te doen ondernemen I Indien het noodlot jn dit gevaar mij de levensdraad niet affnijdt, dannbsp;'vensch ik nog eenmaal voor het laatst vernieuwdenbsp;kracht in dezen arm, om aan den moorder mijne*nbsp;dierbaren zoons den welverdienden llraf te voltrekken! Nadenkend.') Wanneer het noodlot nu mij-lien wensch bekroont, mag ik er mij op verheugen? moet ik niet blozen op de gedachten datnbsp;-de kracht mijner jeugd, gedurig met mijne begeertenbsp;naar roem, in even zulk een graad aanwiesch, alleen om door dit zwaard ellende, dood en vernielingnbsp;te veroorzaken! doch waarom bloozen? Was dienbsp;kracht mijner jeugd niet een gefchenk der natuur?nbsp;heeft niet de hemel zelf mijn zwaard gevoerd? evenwel wie verzekert mij hiervan I welligt vleije iknbsp;mij hiermede, enkel omdat bij mij elke ftrijd metnbsp;zege bekroond werd, omdat mijn zwaard immernbsp;trof! maar heeft de dolk van Prins Karei ooknbsp;niet getroiien ? hoe veel flagtoffers heeft hij reedsnbsp;doen vallen, en toch heeft'de Hemer gewis zijnnbsp;zwaard niet gevoerd! de Hemel liet Hechts dennbsp;moord gcfchieden! daar ik nu van deze waarheid overtuigd ben, waarom dorst ik dan zoo zeer naar wraak?nbsp;waarom fleept mij die hartstogt zoo onweerftaan-baar mede? Ja ik gevoel het: Zij alleen voert mijnbsp;ten ftrijdel ó Hemel! nooit ontftond er voorheennbsp;zulk een wensch in mijne ziele! dat hij ook hedennbsp;zwijgeu moge ? fchenk kracht aan mijnen arm: ennbsp;zoo (Je trotfche SarCceen vallen moet, dan vallenbsp;bij alleen daarom, opdat het rijk in zijnen Keizer

eenen

-ocr page 86-

76

OGIER DE DEEN,

eenen nieuwen en onwankelbaren fteun verkrijgel 'en niet opdat ik mij wraak verfchafFe aan dennbsp;rampzaligen die mij door den moord mijns dierbaren zoons eene wonde floeg welke nog bloedt! —nbsp;Ach hoe kookt mij het bloed! hoe brand op nieuw,nbsp;bij de gedachten aan hem, het wraakvuur in mijnenbsp;borst! en welk een ftemme roept mij als uit dennbsp;afgrond toe: Ha Ogier! (Irijd! zegevier! en llootnbsp;hem neder! {Hij wil met drift voert, bij de Cou- ¦nbsp;lisfe ontmoet hem A d e m i r.)

ZEVENDE T O 0 N E E L.

ADEMIB., OGIER.

A D E MIR, ( Overreikt Ogier een dolk.)

Abreville zendt u dezen dolk.

OGIER.

Hoe! wat! zendt Abreville mij dezen dolk, en waarom?

A D E M I R.

Hij heeft denzelven op het oogenblik van Prins Karei ontvangen ora u te vermoorden!

OGIER. {Neemt den dolk, befchouwt dien oplettend, eene fiddering grijpt hem aan; zijn fiem is diep, gefmoord en bevende.)nbsp;Ach hij is nog bebloed en dit is het bloed van mijnen

-ocr page 87-

77

treurspel.

nen Zoon! Weg l weg van hier, gij maakt mij krankzinnig! — doch neen; zijt welkom! het razendmon-fter, dat u ten moordtuig beftemd heeft, zal n

zien en____ fterven! ( Hij wil vertrekken en blijft

peinzend ftaan.j doch dit gefchenk is een ge-fchenk van het berouw, en zal ik dit bloed met bloed afwasfchen? (^Korte paufe ') Regtvaar-dige Hemel, geeft mij raad in dezen; de keuze isnbsp;ontzettend zwaar voor een mensch, en ik ben tochnbsp;ook flechts mensch. (^Hij vertrekt. Ad emir volgt.')

ACHTSTE T 0 0 NE E L.

( Keizerlijke Zaal.)

KAREL DE GROOTE , HERTOG NAMO, LEVAL.

KAREL DE GROOT E.

Ik befelre maar'al te duidelijk, in welk eenen toeiiand Prins Karei mij heden gebragt heeft;nbsp;en dat zijn dood zeer mogelijk alleen in ftaat zij denbsp;bange Stad te redden. Ja Hertog, ik ben er zeker , volftrekt zeker van, dat hij flrafbaar is, en alnbsp;zonde dit hart van weedom breken, indien hij dennbsp;dood verdiend heeft, zal hij fterven! evenwel zoonbsp;or.inenfcheiiik wreed kan ik niet zijn, om hem aannbsp;de vreesfeiijke wraak van Ogier over te leveren.

NA-

-ocr page 88-

OOIER BE DEEM,

N A M O.

Laten we ons dan maar oogenblikkelijk gereed houden, om den ftorm des Saraceens weerftandnbsp;te bieden, hij maakt reeds toebereidfelen.

KAREL DE GROOT E.

Dat toch deze arm nog de krachten des jonge-lings bezat! ó hoe zoude Briijer weiligt zijn doel misfen! doch de last der jaren drukt mij tenbsp;zeer ter neder! en fchoon wij heden de wapensnbsp;aangorden, Toiilouze’s ondergang is maar al te gewis. — Dan Namo, kan ik mijnen zoon...

N A M o.

Mijn Keizer! zijt gij ook niet de Vader uwer onderdanen? deze zijn onfchuldig. Karei integendeel is misdadig, ook heeft O gier nog niet overwonnen; doch gefield, dar hij, waar mijn hartnbsp;vurig naar wenscht, zegevierend terug keere, heeftnbsp;dan uw zoon van hem wel meer te vreezen, dannbsp;wij van den Saraceen te vreezen hebben, als wijnbsp;ons aan hem gevangen overgeven Zal Brujernbsp;ons niet zoo veel kwellingen en verdrietelijkhedennbsp;op den hals laden, dat wij den dood als eene'we-zenlijke genade kunnen befchouwen? daarom mijnnbsp;Keizer, aarzel geen oogenblik! het aarfelen Hortnbsp;ons allen in het verderf, en kan toch heden uwennbsp;Zoon onmogelijk redden!

KAREL DE GROOT E.

Het zij dan zoo! Moest mij een hart van toorn ontgloeid tot zulk een wreedaardig befluit dwingen Inbsp;de vader verbleekt, beeft terug op de enkele ge-

daeh»

-ocr page 89-

treurspel. nbsp;nbsp;nbsp;7^

dachte! de Monarch moet voor de belangen van ^'jn volk denken en handelen. (,Nog befiuiieloos.')nbsp;Volg mij Nam o. (Op het oogenblik dat hij vertrekken wil flort zich Abreville voor de voetennbsp;des Keizers, )

NEGENDE T O O N E E L.

ABREVILLE, de vorigen.

ABREVILLE.

Laat mij aan uwe voeten!

EAREL DE GROOTE.

Wie zijt gij?

ABREVILLE.

Lie Abreville, welke gij eens met regt tot ®cnen diepen kerker gedoemd hebt, om daar zijnnbsp;wandaden, door tranen van berouw af te wasfchen

a nbsp;nbsp;nbsp;KAREL DE GROOTE.

Wie verbrak uwe kluisters?

ABREVILLE.

Prins Karei, uw Zoon!

KAREL DE GROOTE.

Prins Karei, mijn Zoon!.... Doch wie heeft

^ 'veroorloofd om zonder mijn bevelen hier te ver-fciiijnen?

ABRBgt;

-ocr page 90-

So

OGIER DE DEEN,

ABREViLLE. (£«« gtfch'ift vertoonendc,')

Alleen dit fchriftelijk bevel, da: ik van Prins Karel ontvangen heb. Het was, wel is waar, vermetel genoeg van mij, dat ik het aanvaardde, dewijl ik niet voornemens was u tot deze daad mijnen arm te leeneii; doch vertoorn ü niet, mijnnbsp;Keizer! de wensch alleen om vergeving van u afnbsp;te fmceken, gaf mij deii moed daartoe: 6, verwaardig u mij die genade te vergunnen! — En nu, denbsp;grootmoedige O gier heeft mij alles vergeven!nbsp;heeft zelfs bij uwe Majefteit om mijne bevrijdiugnbsp;aangehouden! heeft mij weldadig in mijnen l^erkernbsp;de liefderijke hulp-hand tosgereikt! zonder hem wanbsp;re ik reeds ellendig van honger omgekomen! en vordert gij nu van mij, dat ik den edelen man, cerbeloo-ning zijner weldaden vermoorden zal! dan, tnijn Keizer! hergeef ihij mijne ketens: en ik geef u nwnbsp;bevel te rug! (////’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Keizer het gefchrift.}

KAREL DE GROOTE. \^Het gcfchrift aan-

nemende.)

Hoe, mijn bevel! nbsp;nbsp;nbsp;gelezen te hehhen') AI-

tnagiige! wat zie, wat lees ik dsar! Mijn Zoon heeft dit bevel durven fchrijven, eii zelfs met mijnen naam oaderteekenen, {_Tot Leva Ij men roepenbsp;Prins Karei hiér!

LEV AL.

Prins Karei nadert reeds, mijn Vorst[

-ocr page 91-

it

tREÜRSPJSii

TIENDE T O O N Ë E L,

PRiHs KARÊL, rit Forigmgt;

(Prins Karei, AbreviUe aan de voeten' da keizers ziende, merkt dat hij verraden is. Hijnbsp;blijft getroffen (laan, en treedt op zijn Kaders bevel langzaam voorwaarts. N a m onbsp;en L e V a 1 houden zich eenigzins opnbsp;den achtergrond.')

KAREt DE GROOTE. QDen Prins het gefchrift vertoonende.)

Treed nader! en zeg mij wie dit blad gefchre-en met mijnen naani onderteekend heeft? wie Abreville uit zijnen kerker heeft' gelaten? ant*nbsp;'Voord mij kort, opregt en naar waarheid! — Gijnbsp;zwijgt] — Kunt gij li niet beter verdedigen!nbsp;Wacht 1 (^De wacht verfchijnt.') Voert oogenblik-Itelijk den Prins in denzelfden kerker, waar Abre-lang in gezeten heeft; dan zult gij vannbsp;O gier die ftraffe ontvangen, welke gij verdiendnbsp;hebt! Ga nu tot Ogier, Nam o! en zeg hemsnbsp;mijn befluit genomen is; hij moge ftrijden, hijnbsp;™cgt;ge overwinnen, en dan (0/» Prins Karei wijzende) dezen, zoodanige wraak nemen, als hemnbsp;goeddunkt! ja, dit vcroorlove ik hem! en bij denbsp;’ Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e«

-ocr page 92-

OGIBR DE DEEN,

eer mijnes troons, zweer ik hem heilig woord te houden!

PRINS KAREL.

Vader!

KAREL DE GROOTE.

Wte, gelijk gij, zijn pligt als mensch, zijn pligi als Zoon zoo fchandelijk durfde fchenden, heeftnbsp;geen vader meert QTot Abrcville) Gij zijtnbsp;vrij. (Thr Namo) Ga, Hertog! ga terftond innbsp;het vijandelijk leger, doe Koning Brujer op hetnbsp;allerfpoedigsc weten: dat morgen, met het opgaannbsp;der zonne, Ogicr op de kampplaats verfchijnennbsp;zall (^Hij gaat in zijn kabinet te rug. De overige vertrekken langt verjchillende zijden,quot;)

Einde des vierden Bedrijft.

VIJF-

-ocr page 93-

83

VIJFDE BEDRIJF.

EERSTE T O O N E E L.

(Gevangenis als in het eerfle Tooncel des derden Bedrijfs.)

PRINS KAREL. (^Zit diep ter nedergeflagen, met het ho«fd in de hand,nbsp;op een tafel leunende.')

^’’elk eene tegenftrijdfgheid van fchiikkelijke ge-^achten, die in de korte tijd-ruimte van eenen bangen nacht, in mijne ziel rondwaren! Iknbsp;voele eene matheid in mij, gelijk de koortfige dienbsp;S^voelt, wanneer hij na de woede eener langdu-|'’genbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koorts-hittenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doorgeftaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te hebben, waarin

ij door monfters verfchrikt wordt, fiddert, ftrijdt, n een diepen doodflaap verzinkt, maar die in eennbsp;lachte fluimering overgaat, tot hij eindelijk, ver-door al zijne leden, weder ontwaakt: evenalsnbsp;* fnakt mijne tong naar eenen verkoelendennbsp;fanknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter verkwikking.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ach! de koortfige vindt

sn nbsp;nbsp;nbsp;nognbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eej)5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hand,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hem met liefderijke

F nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wï!'

-ocr page 94-

84 welwillendheid den vriendelijken Neftar annbiedt!nbsp;Maar wie zal IfliJ difti üit ffiedelijden fchenken?nbsp;De hemel? Ach! heb quot;^ik op dien wel ooit mijnnbsp;venronwen gevestigd? mijn Vader! Is hij zelf hetnbsp;niet, die mij zoo onmenfchelijk wreed in dezennbsp;kerker wierp ? — Of Zal hij, wiens Gade ik vergiftigd, wiens Zoon ik Jöét eigen handen vermoordnbsp;heb, mij den laafdrank weldadig toereiken? Zou ifenbsp;hem van zijne hand, van de hand van O gier weinbsp;eeiis ontvangen? — luister: (B/j hoort in de vertenbsp;tenen marsch blazen j zooira dezelve ophoudt, vervolgt h'j.') Daar treedt hij, van het ganfche legernbsp;plegtig begeleid, de kampplaats binnen! Daar trektnbsp;hij het zwaard vol ongeduld, en als zeker van zijnen triumf! daar veldt hij koning Briijer ter neder! daar nadert hij de ongelukkige Prins Karei!nbsp;en nu ... . Ha! nu zal de ganfche wereld weten,nbsp;op welk eene wijze O gier zich aan eenen moor-der wreekt! (^Hij haalt eenen dolk ten voorfehijn.'}nbsp;Zoo kome gij mij ter hulpe, getrouw ftaall en rednbsp;mij van fchande! (^Ilij heft den dolk opwaards omnbsp;zich te door floten, - verandert plotfelijk van befluit,

, en vervolgt wijders met mannelijke gelatenheid,) Doch, neen! zoo llerft de lafaard, die geen moedsnbsp;genoeg heelt om de onheilen te verduren, die hemnbsp;zijn wreed noodlot bellemd heeft I ( /lis met zich zelfnbsp;in flrijd,') Standvastig wil ik het droevig pad mijn*nbsp;levens geheel doorwandelenI de trotfehe Cimbernbsp;moet zich baden over het hoogde geluk zijns le-VSflS verheugen kunnen! Met eigen handen het bar^

zijj

-ocr page 95-

TREVKSPE

zïines dood-vijands voor het aangezigt der ganfche Wereld te doorboren! (^Bitter') Immers zoo wUnbsp;mijn Vader! — Eene dwaasheid heb ik begaan,nbsp;ik mij zelf in eeuwigheid niet vergeve: als eennbsp;bloodaard viiigtte ik voor het zwaard vannbsp;Ogier! Verfoeijelijk denkbeeld! Trots had ik hemnbsp;®oeten bieden I Ter neder had ik hem moeten vel-of onder zijn woedende (lagen als een mannbsp;bezwijken! Eene tweede dwaasheid drukt mij nognbsp;fterker ter neder, dat ik Ogier vruchteloos poog-te doen vallen! hier voor heb ik tuchtigingnbsp;Verdiend, en die wil ik kloekmoedig verduren!nbsp;met u, verachtelijk Haal! werp den dolk

Weg.)

tweede t o o n e e l.

ROCHE, Wachten, prins karel,

la roche.

Mijn Prins, uw Vader verlangt met u te fprekeni

PRINS KAREL.

nu, dan voer mij bij hem! Ik volge ul

F3

DEK*

-ocr page 96-

8^ nbsp;nbsp;nbsp;o GIER 0E DEEN^

E R D E T O O N E E L, Keizerlijke Zaal,

KAREL DE GROOTE, HERTOG N A M O, KAREL DE GROOTE,

Waar toeft Prins Karei? Ik heb reeds bevel gegeven!

HERTOG NAM o.

Hij zal op het oogenblik voor u verfchijr.en, KAREL DE GROOTE.

Ach, Nam o! kost gij in mijne ziel lezen, dierbare getrouwe vriend! kóst gij den wrecden firijd zien, tusfchen vaderliefde en vorsteiipligt! met toegevendheid zondt gij. dan mijn ongeduld verdragen,.nbsp;Onophoudelijk roept mij de regtvaardigheid metnbsp;luider liemme toe: ,, ftraf den booswigt! doe hemnbsp;de Itrengheid der wetten in volle kracht gevoelen!” — Maar dan, de Item der Natuur, die zoonbsp;zacht, en toch zoo doordringend, met onweerftaan-bare kracht, tot op den bodem van het hart doordringend , roept: ,, Karei is uw Zoon l! ”nbsp;hertog nam o.

En dan wilt gij nog door den aanblik van uwen Zoon, uw bepaald befluit, uw gegeven vorstelijknbsp;woord doen wankelen! Gij hebt ondervonden watnbsp;};et uw hart kostte, om zijn vonnis uit te fpre-

ken.

-ocr page 97-

97

T R E V R S P E Z,

op het oogenblik toen gij alleen in hem den [chrikkelijken misdadiger befchouwdet.

KAREL DE GROOT E.

Dien moest ik waarlijk (leclits, alleen in hem be-fchonwen, wanneer ik aan den zoon gedacht had, 2ou het mij niet mogelijk geweest zijn, eejj.oordeelnbsp;uit te fpreken, waar het nagellacht, niet dan meenbsp;ontzetting aan denken zal, waar de verloopene eeu*nbsp;quot;ten ons naauwelijks een voorbeeld van toonen kunnen i

HERTOG NAMO.

Sprak het M a n t i u s nie: uit ? Heeft Brutus, ®et dien vasten moed, die alleen groote zielen ei-.ëon is, het vonnis dat beide zijne zonen ter doodnbsp;doemde, riet iiitgefproken? Ja, hij zelf zag metnbsp;onafgewenden blik het fchrikkelijk fchouwfpel dernbsp;quot;oltrekking aan!

KAREL DE groot E.

De Zonen des Romeins vielen als verraders des quot;nderlands,, en hun dood moest dat vaderland redden; maar ik ftraf wegens perfonelijke misdaden inbsp;On ftraf met de wreedheid van eenen Tijger! (^Sterk')nbsp;Ik geef heden mijnen eigen zoon zijnen bloeddor-üigen vijand ten prooi! Vuur zelf de woede diensnbsp;foduchten vijafids nog aan! roep hem als ’t warenbsp;^00! „ Moedig, OgierI vat den dolk aan! flootnbsp;®ijnen zoon ter neder! en bekoel iu zijn bloednbsp;brandende wraak!”

HERTOG NAM o.

Ed red aldus uwe getrouwe onderdanen, di? hun-

F 4 nbsp;nbsp;nbsp;nea

-ocr page 98-

S8

OOIER DE DEEN,

nen Keizer zoo hartelijk beminnen, grootmoedig, van vuur, zwaard en verwoestingl

KAREL DE GKO GTE,

Deze gedachte alleen konde ook zulk een vonnis van mijne lippen doen vloeijen: welaan, niija Hertog! Ik ben onwankelbaar in mijn befluit! Mennbsp;fpsre het bloed mijner onderdanen, dit volk, datnbsp;zijnen Vorst met kinderlijke liefde, als een vadernbsp;bemint, ben ik een offer fchuldig, al zou ik ditnbsp;offer met geweld van mijn hart fcheuren! Maar,nbsp;getrouwe N a m o ,1 vordert thans de vader - pligtnbsp;niet van mij, om daarvoor te zorgen, dat mijnnbsp;zoon met een ziel vol berouw, zijn borst den oprnbsp;gehevenen dolk aanbiedel Kan ik mij zelven gerust ftelleii, wanneer het laatfte woord van mijnennbsp;zoon een vloek, QRillend^ ha! een vloek tegennbsp;zijnen Vader warei

(^De Wacht, met La Roche aan het hoofd, hegt-ièiden den Prins tot in het midden der zaal,

¦ vervolgens rigt ze zich naar den achtergrond. Hertog Namo gaat in het kabinet des Keizers,')

jcAREL DE GROOT E. QOp het zien van zijnen zaou, met fmartelijk gevoel.')nbsp;flemel! welk een ontzettende aanblikl

-ocr page 99-

PEL.

TREUR

PRINS KAREL.

Gij ziet mij dan in den afgrond, waar nw baat wraakzucht mij onmeiifchejijk hebben nederge--ftorc,

KAREL DE GROOT E.

Neen, Kar el i geen haat of wraakzucht. De flrengheid, waarmede ik u veroordeelen moest, wasnbsp;Piist, offchoon ik tevens uw vader bleef; wanneernbsp;Keizers zoon ftrafbsar geworden is, fpreekt denbsp;Wet even zoo tot hem, als zij tot elke andere mij^nbsp;’’er onderdanen fpreekt. Het hart des vaders bloedtnbsp;Wel daarbij; doch mag zijn pligt niet overtreden.

6 Dat gij gevoelen mcgt wat ik heden lijde! En wenscht gij uwe nagedachtenis door de tranen van uwen vadernbsp;vereerd te zien, dan llerf, mijn zoon! indien gijnbsp;Kerven moet, met'een hart vol rouw'over uwenbsp;euveldaden! fterf met mannelijke fiandvastigheid ennbsp;demoedige onderwerping, opdat ik in ftaat mógenbsp;2ijn, te vergeten dat gij als misdadiger ilierf! Iknbsp;mij dan nog met de zoete hoop troosten, unbsp;aan geene zijde des grafs niet verloren te hebben.,nbsp;PRINS KARiiL, QMet ijskoude verachting^)nbsp;^ees onbekommerd mijn Keizer! Gij volgt uwenbsp;®eeningi Gij bewandelt uwen eigen Veg! ik dennbsp;wtjneni En den vader zullen we maar daar laten!nbsp;^^ij willen ook niet eens onderzoeken, of de hoo-6^ gunst, waarmede gij O g i e r op den duur ver-®®rdet, regtvaiudig, billijk en wclvoegelijk was!nbsp;zoo Veel evenwel kan ik u zeggen: dat ieder eer^nbsp;bewijs, eiijj waai'digheid, door u zoo verkwisten^-F 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«S'S

-ocr page 100-

90

OGIER DE DEEW,

aan dien gunsteling weggefchonken, een dolkfteek voor mijn hart was! en het zelve op den duurnbsp;roet nieuwen haat ontvlamde!

K A R U n DE o R o o T E.

Ondankbare! was ik hem dit niet rerfcbuldigd! eenen man, die immer onvermoeid, immer trouw,nbsp;met heldenmoed in duizenden gevaren, zijn levennbsp;voor mij en mijnen roem wagen dorst: kon iknbsp;minder erkentelijk zijn? Noem mij flechts een oordnbsp;waar mijne aadelaarsbanieren, onder de befchermingnbsp;der Godheid wapperen, dat niet met het bloednbsp;des dapperen Ogiers gedrenkt werd. Tel zijnenbsp;wonden, zoo gij ze tellen kunt! tel de velddagennbsp;die hij geleverd en gewonnen heeft! En heden,nbsp;daar mvj den last der jaren zoo diep ter neder drukt,nbsp;wie befchermt mijne kroon?

PRINS KAREL. (Sc/iamper.')

Wie befchermt uwe kroon, Vader! Laat toch maar eens door eenen valfchen bode de tijdingnbsp;van uwen dood verfpreiden, en gij zult den C i m-ber beter leeren kennen! Het is noch deugd nochnbsp;dankbaarheid, welke hem thans aan u verbindt: alleen de vrees, zich bij het leger, bij het volk, datnbsp;uwe dad(m nog met verrukking roemt, gehaat tenbsp;zullen maken, doet hem zijne ware meening verbergen ; en. drukt de wenfehen van zijn hart in des-zelfs diep% fchuilhoeken te rug. Doch naauwe-lijks zulle®:u de oogeii toegedrukt zijn, of hetnbsp;masker valtfj het hart ligt open voor het oog desnbsp;kloeken waarnemers, en de grootmoedige held laat

in

-ocr page 101-

9*

TKEVKSP EL,

Jn den diep ver chtelijkenpoelzijmerlistigellaatkunde, nw door en doorkijken! Ha! mij dunkr ik zie het reeds,nbsp;hoe hem da: zelfde volk, drt zelfde leger ilechts gewoon aan krijg cn verwoesting, dat niets dan oorlognbsp;*demc, niet dan van veldllagen droomt, en alleen dennbsp;Migsman weet te fchatten naar de lauweren die hijnbsp;''erwierf, — hoe hem dat zelfde volk, dat zelfde le-gfir in (latigen triumf plegtig begeleidt naar den troon,nbsp;dien hij zoo dapper verdedigd heeft.,., om er zichnbsp;of zijnen Zoon op te plaatfen! — Èén wezenlijkenbsp;troost blijft mij toch over, dat ik hem zijne groot-fte vreugde verbitterd heb! Ja, daar zoude ik nognbsp;om juichen kunnen, dat ik zijnen trots vernietigde,nbsp;dat zijn Zoon niet meer leeft!

KAREL DE GROÖTE,

Waardoor had u de jongeling, die zoo ongemeen veel beloofde, aanleiding gegeven, om hem naar het leven te ftaan.

PRINS KAREL.

Ik had hemel en aarde bewogen, om het daar heen te brengen, dat hij tegen Brujer ftrijdennbsp;zonde: zijn vader verzettede zich er tegen, en hijnbsp;begeerde dat ik dien tot andere gedachten wildenbsp;brengen. Achter dit listig masker had zich de lafaard verborgen, ik ontdekte zulks; deed het hemnbsp;vrij levendig bemerken, hij gevoelde zich' belee-•^'Sd, en was reeds voornemens het zwaard tegennbsp;te trekken; doch ik kwam hem voor, en hijnbsp;ftierf den dood, dien hij voor mij beftemdnbsp;had,

earei^

-ocr page 102-

pa

OGIER DE DEEN,

KAREL DE GROOT E,

Wee u! gij zijt verloren! Slechts te laat ontdek ik dat uwe valfche vrienden u verleid, en in eenen afgrond geilort hebben, waaruit de hemelnbsp;alleen u redden kan, maar die eer zullen zij tochnbsp;niet genieten, om zich over uwen val te verbinden!

PRINS KAREL. (IVantrouwtnii.)

Yermoedelijk zijn mijne vrienden reeds om hals gebragt ?

KAREL DE GROOT E.

De regtvaardigheid heeft hen veroordeeld.

PRINS KAREL.

Dat dan die zelfde regtvaardigheid, mijn Keizer! zich ook maar verwaardige, om mij de draf, welkenbsp;zij mij in hare verhevene wijsheid toegedacht heeft,nbsp;fpoedig te doen ondergaan, dit is alles wat Ik vannbsp;hare, alles wat ik van uwe gunst verlange!

karel DE grootE. ^ Op eenen zachtmoe^

digen toon. )

Gevoelt gij nog niet, hoe hoogst gruwzaam ea wreed ....

PRINS KAREL. (^Èitter.')

Ik gevoel alleen dat ik mij uwer waardig toonen moet: met ftandvastigeu moed hebt gij mijnen doodnbsp;gedeind! met ceii dandvastig hart wil ik hem ooknbsp;ondergaan! Befpoedig flechts de zege van O gi ernbsp;nog meer! wakker hem aan! roep hem toe; „ daar,nbsp;neem ijlings dezen dolk, vel hem neer! lesch uwennbsp;vvraakdorst met het bloed van mijnen Zoon!” Hal

in«

-ocr page 103-

eene vaste mannelijke gelatenheid wil ik de trotsch van den Cimher, den moed van mijnennbsp;Vader navolgen en bewonderen!!

KAtiEL DÉ GRÓÓTE. (tlevig oUtfcerd.)

Mijn God! welk een taal!! Wat heb ik daar gehoord! voort, Wacht) voort, met hem! {^Tot den Hertog') Hij is verloren! Mijn laatfte hoop is verdwenen. (^De Wacht met Prins Karei vertrekken, )

V IJ F H E T 0 0 N É Ê L.

Beiden de legers fcharen zich kampplaats, en verzoeken alleen om uwe tegenwoordigheid, mijn Keizer! opdat de ftrijd beginne!

HERTOG N A M o

Dns gaan wij derwaarts. Moed, mijn Keizer! ®oed! de hemel zal ons heden gewis niet verladen ! Q Allen vertrekken.)

-ocr page 104-

Sgt;4

OGHR DE DEEN,

ZESDE T O O N E E L.

( Keizerlijke tuin j met een menigte paden, drie van dezelve zijn aanmerkelijk breed} aan hitnbsp;einde van het middelpad' ziet men de poort,nbsp;welke den circus tot kampplaats btflemd, affuit} van het pad ter linker zijde komen denbsp;Saraceenfche Troepen, die den tweejirijd be-fchouwen zullen, door Turksch mtizijk begeleidnbsp;binnen. Zij formereji één gelid, hetwelk^ tot denbsp;poort van den circus zich uitflrekt, De 'Keizer^nbsp;lijke Troupeu komen van het pad ter regter zijdenbsp;onder krijgs - muzijk op , en formeren insgelijksnbsp;één gelid, regt tegen over de Saraceenen. Vervolgens verfchijnen Brujer en O gier tenbsp;paard met eenig gevolg. Bij hunne aannade-ring zwijgt de muzijk. j

o GIER.

¦Reik mij de hand, dappere held! — Dit ftrek-ke ons weerkeerig ten waarborg, dat we geen haat tegen elkander voeden! dat het verlangen omnbsp;verwoesting, ellende en wanhoop te weren, hetnbsp;bloed onzer krijgslieden te fparen, alleen de drijfveer is, die ons heden den tweeMjd ondernemennbsp;doet.

BRUJER.

Bij mij is het altijd het gebruik, wanneer

twee

-ocr page 105-

95

trevrspsl.

twee vijanden zich zoo geheel nabij elkander bevinden, om terftond, zonder veel woorden te verfpillen cfennbsp;ftrijd aan te vangen, derhalve grijp uw zwaard ennbsp;verdedig u l het is mij niet mogelijk om hier nognbsp;. langer op uwen Keizer te wachten! ( Men hoort uitnbsp;de poort des circus trompetten - gefchal; alles luistert.)

ZEGENDE T O O N E E L.

( L e V a 1 komt' te paard door de poert van den circus, de Vorigen.')

LEVAU

Op, dappere helden! alles is gereed. De] Gijzelaars zijn reeds behoorlijk gewisfeld. Nu kan de Krijd beginnen.

ALLEN.

Op ten ftrijd I nbsp;nbsp;nbsp;Allen trekken onder krijgsmuzijk

den tircus binnen.')

ACHT-

-ocr page 106-

OGtE*. DÉ BÏEN,

‘achtste t o o N E E L, (^Afgelegene eenzame tuin, nevens eenen boom zietnbsp;men een pijrutnide van marmer, waaronder denbsp;bewuste urne met 13 a 1 d u i n s asfehe begraven' ligti')

MATHILDE. Zij nadert met wankelendé fchreden zeer langzaam totnbsp;aan de pijramide.')

Ó, Almagtige! vergun mij toch de ftille rust, welke mijn geliéfde iiu in dit graf reeds geniet!nbsp;Waarom mag ik mij zelf den weg niet banen, dienbsp;mij zeker tot den jongeling, , waar mijn ganfehenbsp;ziel aan hangt, heen voert! Ach, men komt immersnbsp;alleen door de donkere poorten des doods tot het vaderland der rust! en het hart fmaakt dan ook eerstnbsp;zachte kalme rust, wanneer het niet meer feloptJ —nbsp;O, mijn geliefde! neem mij toch fpoedig tot U!nbsp;bange treurige dagen doorleeft uwe getrouwe Bruid;nbsp;hare nachten brengt zij doof in weenen en waken,nbsp;en met klemmeilden angst ¦ fchouwt zij in de toekomst.—Wanneer van deboordendesTijbers, de vrolijke boden fnel als des Parthers pijlen zullen komennbsp;aanrennen, door hunne tijdingen van bevochten zege op de vijanden, de Had met vreugde vervullen, zal het juichende volk de glorie der dapperennbsp;verbreiden; in triumf.liederen buunc namen ver-

eeu-

-ocr page 107-

TREUR5PB

97

i!*

eeuwige»! de namen der glorierijke helden, welke in den (Irijd onfterfelijken roem verwierven;nbsp;maar den naam van mijnen Balduin za! ik onder dennbsp;”**1» dier helden niet meer hooren noemen I — Denbsp;*'®ve lente zal wederkeeren; met kruid en bloemennbsp;*3l zij op nieuw de velden verfieren Al het gefcha-pEne nieuw leven en levensgenot mededeelen: voornbsp;®quot;j alleen bloeit zij niet! voor mij heeft de lentenbsp;SSen bloemen meer! — in deze urne ligt mijn alles!nbsp;1'gt de bloei en bloem mijns levens! Heerlijkenbsp;^choone bloem! naauwelijks ontloken en alreeds ver-'velkt! (Zij treedt met fchrik en ijzing te rug.)nbsp;¦Almogende God! wat klopt daar zoo tegen dezennbsp;fleen? Ach, jal het is de kracht der liefde, hecnbsp;de natuur, die deze koude doode asfehe nieuwnbsp;^*ven en nieuwe kracht fchenkt! de trouwe Gade,nbsp;dierbare Zoon gevoelt zelf in deze urne hetnbsp;^Ogenblikkelijk levensgevaar des beminden Vaders!nbsp;fievoelt het, en wil met geweld uit het graf, omnbsp;^em aan des vijands zwaard te ontrukken! — Ver-66efsciji o gier wankelt en beeft! daar ftort hijnbsp;•¦oeds neder 1 ( Zij fiaat roerloos , en ziet de fijramidenbsp;^^nen tijd lang als verjleend ann.) Nu is het we-ftill — Doch wat raast en ruischt heden zoonbsp;vreesfeiijk om mij heen? Onverzoenfjke, zijt gijnbsp;13, het is Eris, de godin der wraak! Zijnbsp;•^magt kennis dat Ogicr reeds de zege beroch-heeft, en begeert dat hij aan de asfehe vannbsp;en Zoon denken zal, om onverwijld dennbsp;®oorder ter neder te IIoowkI en zich een bhoedige

wraak

-ocr page 108-

ps nbsp;nbsp;nbsp;o G I E R DE DEEN,

wraak te verfcliafFen! (^Zij kopt ah een ijlhoofdige eenige fchreden voorwaarts,') Laat af, O giert laatnbsp;af! vergeving! QZick herjlellende, na een oogenbliknbsp;¦nadenkens') Wat droom ik? Wat fprak ik daar vannbsp;bevochten zege, van vergeving? Ach, mogelijk ligtnbsp;de held zelf reeds in zijn eigen bloed te vventele»!nbsp;En wat vertoeve ik dan nog langer hier! fpoedu,nbsp;Mathildel fpoed u naar den circus! En wanneernbsp;mijn Vader in den llrijd gevallen is, dan moge denbsp;Saraceenfche Vorst van mij vernemen, dat ook hetnbsp;bloed der Cimberen door mijne aderen vloeit!nbsp;dat ik de getrouwe bruid van den edelen Balduinnbsp;was, en eerder dan mij onteerd te zien, te derven weet! iZij fnelt voort tot aan de Coulisfe,nbsp;hier ontmoet zij A d e m i r, en keert in bange verwachting te rug.') Ach, het is reeds te Iaat, daarnbsp;is Ad emir!

NEGENDE T 0 O N E E L. ADEMiK, de vorigen.

MATHILDE.

Spreek, Vriend! maar bij al wat heilig is! fpreek getrouw naar waarheid en vrijmoedig! Wat brengt gijnbsp;voor tijding?

A D E M IR.

Heil en zegen, Mathildel Ogier heeft ovar-

won-

-ocr page 109-

99

TREURSPEL.

Wonnen [ Het ganfche leger voert liem reeds in *numf voor den troon van zijnen Èieizer. Ik ko-u afhalen, wij gaan derwaarts. (^Beiden ver-

TIENDE T O O N E E L.

C ^fgefoten ruimte, waarin de tweeflrijd geltoU‘ den is geworden. Op den achtergrond ziet mennbsp;Karei de Gxoote op zijnen troon zittende.nbsp;De omtrek van den circus vormt een Amphitheater, met eene groot e menigte volks bezet.nbsp;iVanneer het gordijn opgehaa'd wordt, hoortnbsp;tnen het volk in de handen klappen, terwijlnbsp;O £ i e r, door Keizerlijke Troepen onder eennbsp;Vrolijken marsch, in triumf voor den troon desnbsp;Keizers geleid wordt. Zoodra O g 1 e r tot voornbsp;den troon genaderd is, zwijgt de muzijk.1

o G IE R. nbsp;nbsp;nbsp;( Zich tot den Keizer wendende. )

heb ik mijne belofte geheel en al vervuld. Wel met gelukkiger uitflag, dan ik had durvennbsp;J*°open. Vervul gij nu de uwe, mijn Keizer! ennbsp;®^®el dat Karei uwen Zoon voor mij verfchijne!

KAREL DE GROOT E.

^evalj voer Prins Karei herwaarts.

ELF-

-ocr page 110-

lOO

OGIER. DE DEEN,

ELFDE T O 0 N E E L.

MATHiLDE, ADEMiR, de vorigen.

ADEMIR.

Hier is de held, die ons heden van moord en vernieling gered beeft.

MATHILDE. (^JVil hem omhelzen.')

Ach, mijn Vader 1 laat mij den zege .... nbsp;nbsp;nbsp;•

OGIER. ( Haar neerhoudende.)

Deze is nog niet volkomen verworven! eerst moet den lafhartigen moorder geftraft zijn! Toef nognbsp;een oogenblik, en de aangebedene Moeder, denbsp;dierbare Zoon en de getrouwe Bruid zullen gewroken zijn! (Hij bi-engt langzaam eenen dolk tenbsp;voorfchijn, wend zieh met denzelven in de hand totnbsp;Karei dc Groote) Zie, dit is de dolk, waarmede uw Zoon mijnen Balduin verraderlijk vermoord heeft» deze zelfde dolk moest ook op zijnnbsp;oninenfchelijk bevel, door de hand van Abrevil-Je beftuurd, een einde aan mijn leven maken! —nbsp;4-Vergeef het mij, mijn Keizer! die zelfde dolk moetnbsp;mij heden, op eens, voor altijd, voor zijn woedenbsp;beveiligen! Zoo ver heeft zijne boosaardigheid hetnbsp;^ -gcbragt, dat ik zijn moorder worden moet.

Jfi'AALF,

-ocr page 111-

lOl

TRXVRSfe

tjvaalfde to o nee l.

(Prins Karei door ïVachten omgeleid,)

DE VORIGE W.

o GIER. (^Hevig ontroerd op het zien van Prins Karei ')

Hemel! hemel! daar is hij! mijn bloed ftolt mij de aderen! (Met opgeheven dolk op den Printnbsp;^^^ijlende') Nu, fterf onmensch!

(Op het oogenblik dat O g i e r den arm op--geheven heeft om den doodelijken poot te volbrengen , bezwijken moed en ftandvastigheid bij Karei den Grooton', hij kan den wree-den prijd tusfchen regtvaardigheid en ' vader-lifde niet uithouden; wend zijn gezigt; bedekt het met beide zijne handen, en roeptnbsp;tip den toon des diepjen weêdoms uit:)

KAREL DE GROOTE.

^od! God! — o gier!!

O GIE R. ( Den dolk opgeheven houdende.)

Hoei mijn Keizer! Gij fiddert reeds! — Gij fid-bij bet zien. van het wrekend ftaal, dat her uws Zoons nog maar bedreigt; — Heil mij Inbsp;ben gewroken) Nu hebt gij kunnen gevoelen,nbsp;C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoe

-ocr page 112-

10»

OOICR DE DEEN,

hoe fmartelijk den moord eenes dierbaren zoons, diep, diep in het vaderhart doordringt! — Neemnbsp;wwen Karei van myne hand, ik fchenk hem u;nbsp;mijn toorn is bevredigd!

KARKL DE GROOTE. (Tegen zulk eene ver-rasfing niet hejland, flaat op van zijnen troon en wil O gi c r o?n den hals vatten.)

Hoet gij geeft mij mijnen Zoon te rug?

o GI E R. ( Hem zacht te rug werende.)

Mijn Keizer! (^Hij neemt den Prins bij de hand $n fiuwt hem minzaam tot zijnen Fader, voorts op dennbsp;toon des hoogjlen geveels') Daar hebt gij hem weder! Ach, dat de wreede mij ook nog eene lievenbsp;Gade, eenen dierbaren Zoon kon weder geven!nbsp;C/fy wischt een traan uit zijne oogen) deze nognbsp;hunne nagedachtenis ter eere! {Geheel kalm totnbsp;Mathilde) Nu is mijne zege volkomen! Komnbsp;Mathildel kom ongelukkige en belangrijke Bruid!nbsp;{Hij breidt zijne armen uit; zij zijgt aan zijne borst, jnbsp;MATHILDE. { Uefcliouwt hem met bewondering en eerbied, j

Groote man! welk eene wraak hebt gij u uitgekozen?

OGIER.

De eenigfte die geen naberouw met zich voert!

PRINS KAREL. (Hoogst verbaasd )

Regtvaardige God! Is dat nu de man, die mij den dood gezworen had! Die mij van den croonnbsp;zoude floten? fchandeiijk, fcliandclijk heeft mennbsp;mij bedrogen!

OGlïR.

-ocr page 113-

103

treurspel»

oGiER. (TVr Prins Karei.) Zoude u nog eenige twijfel overblijven? Kan al.nbsp;mijn dood u gerust Hellen? Welaan! daar isnbsp;®'ju zwaard! hier is mijn borst!

PRINS KAREL. CSiddert te rug,) Wee, wee mij! Ach, edele man! ftel zoo veelnbsp;en grootmoedigheid niet tegen over aan denbsp;^^rfoeijelijkfle, zwartfte ondeugd. (^Hij zinkt plot'nbsp;op zijne knien') O gier, neem dit zwaard ennbsp;ood mij 1 ik zal u daarvoor danken!

OGIER. (^Terwijl hij Prins Karei opheft.')

heeft O gier zijn zegepraal geheel mogen

genieten!

PRINS KAREL.

quot;^ot op dezen oogenblik hield ik nog de deugd ^oor een’ ijdelen droom; gij hebt mij den blind-des eigenwaans van voor de oogen wegge-

Worde het leven te genieten, dat dit alleen 5 opdat ik den edelen edelen O gier zoude

’ en ik gevoel reeds, zoo het mij nog vergund zoo

_eogachten en beminnen, zoo zeer beminnen, als ^ hem tot dus verre gehaat en vervolgd heb.nbsp;venwel moet niets de regtvaardigHeid der Wettennbsp;^iaedigen; dus, mijn VaderI ik heb den dood ver-*®^d, en wil die ook gaarne en geduldig ondergaan!

KAREL DE CROOTE.

^gier alleen i@n over uw dood cn leven be« flisfenl

OGIER,

-ocr page 114-

104

OGIER DE DEEN,

O GIER.

Ik heb hem zijnen Vader wedergegeven. Hij leve om den weg te bewandelen, dien gij, myn Keizer, hem gebaand hebt.

ALLEN. nbsp;nbsp;nbsp;'

God zegene den edelen O gier!

KAREL DE GROOTE.

O, gij getrouwe vriend van uwen Keizer! welk een berg van fchuld hebt gij mij op het hart gelanbsp;den! Ach! waarom kan ik u niet naar mijn wenschnbsp;beloonen! doch de Prins zal voortaan uwe rust nietnbsp;weder verderen ; hier voor zal zijn Vader, uwnbsp;vriend, weten te zorgen! —• En dit mijn volk, datnbsp;gij heden van moord en vernieling gered hebt, unbsp;bedendig de naaste aan mijnen troon, een plaats,nbsp;dien gij zoo zeer verdiend hclgt;t, ziende bekleeden,nbsp;zal u in het toe^comende, even als mij hoogachten, eerbiedigen en beminnen!

ALLEN.

Leve, leve onze^beminde Keizer! leve de dap. pere, edelmoedige O gier! (£e« vrolijk muzijknbsp;heft aan en het gordijn valt.j

¦Einde van het vijfde en laatjle Bedrijf.

-ocr page 115- -ocr page 116- -ocr page 117- -ocr page 118-

. 'k

- .y . •





-#â– â– 





■'■' lt; nbsp;nbsp;nbsp;if’’

'il' '



‘^•

V5 'â– â– ;


-c'; -• ‘7

-'â– â–  'â– 






t•4'quot; quot;


' V ’.-V/' nbsp;nbsp;nbsp;'■ ‘

. ,.’V'- nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .f .


e -. nbsp;nbsp;nbsp;. -i S,

â€77



gt;» -. '' 1; ., „