D. vervolging om verfchillende begrippen in het Jluk van Godsdienst is, ten allen tyde, eèn treurige oarsmk geweest van ’t vergieten van veel onfcbuldig bloed onder denbsp;Christenen. Vrankryk heeft ’er in de voorige en in het begin deezer eeuwe eene wonde door gekregen, waaraan hetnbsp;nog kwynt. De laatjle poogingen der Hervormden in de Ce-vennes, om zich van geweetensdwang te bevryden , verfchaf-fen een aandoeyielyk taf reel voor de Nederlanders, wien het,nbsp;door Gods zegen, voor twee eeuwen gelukt is zich daarvannbsp;te ontflaan. Dit is de reden waarom ik deeze Jloffe totnbsp;een onderwerp van het volgende Dichtjluk, de Camifards,nbsp;verkoren heb.
Mogt de herinnering van de elende , door onze Geloofs~ genooten geleden, ons ten klaarften doen befeffen den zegennbsp;die ons dierbaar Vaderland thans geniet!
Mogten liefde en zachtmoedigheid, de waare kenmerken van het Christendom, in hetzelve langs hoe meer toenee-men; opdat menschlievendheid ,lverdraagfaamheid en weldadigheid , zo wel als dapperheid en vryheidzucht, altoos denbsp;trekken van het beeld eens rechtfchapen Nederlanders uitmaakten !
VER.
-ocr page 10-CATINAT, ^
BILLARD. J CHARLES, Vadernbsp;MARIANNE, Moeder (
CADET, Broeder
CASTANET.
. Hoofden’der Camifards.
VALMAL.
LA RLANTE.
GUI.
BENDE VAN CAMISARDS.
BENDE VAN FRANSCHE SOLDAATEN.
EERSTE T O O N E E L.
cavalier en BILLARD, met den degen in de vuist, gevolgd van een bende Camifards, fchielyknbsp;opkomende.
CAVALIËR. nbsp;nbsp;nbsp;(telingen,
irloud ftand! Myn Broeders! (iaat. Wacht hier de vliich-De wreede vyand, die in Nage ons dacht te dwingen, Laat u, in weêrwil van zyn woeste razerny,
’t Cevennesch fteil gebergte en deeze bosfchen vry. Hervat uw’ heldenmoed in fpyt der zwaarfte plaagen.nbsp;De fnoode list mooge u verftrikken in haar laagen,
Het toomeloos geweld baade in uw dierbaar bloed,
Gy zyt in ’s Hoogften hand, en word door hem behoed. BILLARD.
6 Vrankryk, zo geducht voor de omgelegen Landen!
Zult ge eindloos wroeten in uw eigen ingewanden ?
Word door uw dwinglandy, die eindloos flagt of boeit.
Het Waar geloof verdelgd , zyn’ invloed uitgeroeid ?
Neen. Schoon de woede en moord uw blinde dwaaling fterken,
Het fchuldloos martelbloed is ’(zaad van onze kerken.
-ocr page 12-CAVALIER.
’k Befef, hoe juist myn geest de omftandigheden wikt. Nog niet door wat bedrog wy heden zyn verftrikt.
’t Gelukte ons meer dan eens in Nage rust te vinden. De inwooners van die plaats zyn Hugenooten .Vrinden,nbsp;Van wier onkreukbre trouw zich elk verzekerd houd.nbsp;’k Heb echter u noch my hen onbedacht betrouwd.nbsp;Bewust dat Nages muur den vyand niet kon fluiten,nbsp;Zette ik de posten uit, en deed den toegang fluiten.
’k Had op den tooren-zelv’, die ’t omgelegen veld In ’t ronde gadcflaat, een trouwe wacht gefield,
Opdat bet minst gerucht in tyds zou zyn vernomen.
En ach! nog naauwlyks in myn Ouders buis gekomen. Zag ik, den eerften nacht, des vyands list gelukt.
En met het ryzend licht hem in het dorp gerukt. BILLARD.
De Hemel weet alleen door wien wy zyn verraaden. De wreede Montrevel, die door zyn gruweldaadennbsp;Al ’t Land met bloed vervult, heeft overal zyn fpiên;nbsp;Ligt is door een’ van hen ons oogmerk afgeziennbsp;Om in ’t gezegend Nage, in ’t byzyn onzer Vrinden,nbsp;Nu hy naar ’t hof vertrekt, een weinig rust te vinden.nbsp;Eer ons Villars, in ’t kort in zyne plaats verwacht,
Op nieuw alom beflook’ met Vrankryks oorlogsraagt. CAVALIER.
Deeze overrompeling zal onze elend verzwaaren.
BILLARD. nbsp;nbsp;nbsp;(ren?
Hoekwaamt gy op de markt, door’sKonings digtefchaa-
CAVALIER.
’k Was naauw’ op ftraat, of vond me omzet aan alle zy’,
En
-ocr page 13-En zag flechts weinigen van de onzen nevens my.
Wy fchoolden faam, getroost, zo onze hoop mogt faalen, Voor ’t minst ons fchuldloos bloed met bloed te doen be-
taalen.
In deezen ftand vergrootte een nieuwgekonien fchaar’. Die de eerfle bende fterkte, ons dreigend lyfsgevaar.nbsp;Haar Hopman riep haar toe, zyn’ drom vooruit gevlogen:nbsp;„ ’k Zie Cavalier. Schiet toe. Hy is in ons vermogen.”nbsp;Op deeze taal grypt me een dragonder woedende aan;nbsp;’k Zag hem door een’ van ons den arm van ’t ligchaamnbsp;’t Gelukte myne hand een’ zyner rotgezellen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t
Die me aan dekleeders hield, dooreen pistool te vellen ; Een derde viel ’er by, getroffen door myn’ dolk.
Toen zag ik verderaf verfcheiden van ons volk,
En riep: Verzamelt u. Laat ons te faam verëenen. Dringt op de benden aan, en Haat’erftout doorheenen.nbsp;Men volgde dit bevel met onweêrftaanbren moed.
Dus raakte ik op de markt, met myn’getrouwenftoet; Waar ik u vond, aan ’t hoofd van uw beftreden bende.nbsp;BILLARD.
Ik kreeg al vroeg bericht van de opgedaagde elende. En had, zo goed ik kon, een vriendenrei vergaêrd.
En op de dorpmarkt hen in haast ten ftryd’ gefchaard, Of ’t ons gelukken mogt den vyand daar te fluiten;nbsp;Doch ’t viel zyn overmagt niet zwaar ons in te fluiten.nbsp;Wy Waren ’t leven kwyt indien uw onderllandnbsp;Ons niet ten juisten Hond gered had uit zyn hand.
En ons de kans verleend om ’t veege lyf te hoeden. Dan ach ! hoe zal de wraak op onze broedren woeden lnbsp;Hoe veel rampzaligen zyn nog in ’t dorp bezet!
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Hoe
-ocr page 14-Hoe veelen omgebragt! hoe weinigen gered 1 CAVALIER.
Ginds zie ik Catinat, God lof! hy is behouën.
CAVALIER, BILLARD, CATINAT, «ff»
lende Camifards.
CATINAT.
A ch! Broeders ! mag ik u op de aarde nog aanfchouwen ? CAVALIER.
Myn Hartvriend! welk een ramp treft ons in deezen Hond! CATINAT.
6 Bloeijend Languedoc! Nu gaat uw heil te grond! Nu zal het Bygeloof, dat doof is voor uw klagten.nbsp;Uw ongelukkig volk als lammren deerlyk Aagten !
CAVALIER.
Hoe ftaat het in het dorp ?
CATINAT.
Het fchriklyk moordgerucht En jaramerlyk gekerm vervult de ruime lucht.
Wy hebben ’t all’ verricht wat trouw cn moed vermogten; Een’ floet van vrouwen en van kindren vrygevochten;nbsp;Een troostelooze rei, die in het wreedst verdrietnbsp;Gf vader, of gemaal, of broeder achterliet.
De dappre Castanet geleid hen naar de holen,
Waarin,naar uw bevel,de onweêrbren zynverfcholen. Een deel der onzen heeft nog tydig zich gered,
Eer ’s vyands ruitery de dorpbrug had bezet.
Maar ach! by onze vlucht wierd daar reeds post genomen;
Dus
-ocr page 15-Dus heeft geen mensch meer hoop om uit het dorp te ont-
CAVAUER. nbsp;nbsp;nbsp;Cliomen.
6 Vaderlyk Gezin ' hoe treft me uw deerlyk lot!
Tegen Catinat en Billard.
Myn Vrienden! Iaat ons faam het treurig overfchot
Dat nog behouden bleef, voor ’t woên des krygsvolks dekken.
De vyand zal gewis naar dit gebergte trekken,
Opdat hy met den fchrik der neêrlaag voordeel doe. Tegen Catinat.
Bezet het bosch alom, en fluit de paden toe,
Met dit manhaftig volk, totdat wy hulp erlangen.
Clari zal haast Rolland de tyding doen ontfangen Van onzen wreeden ramp, en is alrede op weg.
Zo fluit men ’t verder leed door moed en overleg;
En kan de Camifards, die ’t nog gelukt te vlieden,
In ’t wyken naar dit oord gereeder bylland bieden. CATINAT.
Ik keur uw oogmerk goed, en zal daaraan voldoen. Mogt uw getrouwe zorg ons nog in ’t uiterst hoen'.nbsp;Tegen de bende Camifards.
6 Helden! volgt myn fpoor. Ach! mogt het ons gelukken De vluchtelingen nog aan nood en dood te ontrukken!
DERDE T O O N E E L. CAVALIER, BILLARD.
BILLARD.
Ik fpeur uw bittre fmart, en deel in uw verdriet.
CAVALIER.
Myn diepgetroffen ziel verbergt haar droefheid niet.
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 16-Het krygsvolk zal gewis zyn’ ouden aart betoenen,
En niets dat leven heeft in ’t fchuldloos dorp verfchoonen. Myn waardige Ouders’, ach’ wie zal u byftand biên?nbsp;Hoe zult gy ’t moordend flaal of ’t martellot ontvliên ?nbsp;En gy,myn Zuster!reeds in wanhoopneêrgedompeld,nbsp;Om ’t fmartlyk onheil dat uw’ Gaê heeft overrompeld,nbsp;Wat lot wacht u; wat lot de jeugdige Cadet!
Is niemand van ons huis uit deezen nood gered ?
Ach ! had ik, meer bedaard, door myn getrouwe zorgen, 6 Magen my zo waard! u allen eerst geborgen!
Myn pligt dreef my naar ’t volk dat my bevolen is;
’t Behoud der Godskerk hing aan hun behoudenis. BILLARD.
Vertrouw op ’s Hoogften hulp, in weerwil der gevaaren. Gy zorgde voor Gods huis, hy zal uw huis bewaaren.nbsp;Toon dat ge in’t woön der fmart uw hartstogt meester zyt;nbsp;Denk dat ge u-zelv’ aan ’t heil der kerken hebt gewyd.nbsp;Denk hoe veel duizenden u aanzien als hunn’ hoeder.nbsp;Gy vind in elk van hen een’ Vader of een’ Broeder.
Al ’t Land ,door ’t Bygeloof geftort in ’t aakligstwee, Ziet uit naar ’s Hemels hulp en die van Cavalier.nbsp;CAVALIER.
Myn trouw zal in den nood myn Broedren niet begeeven. BILLARD.
Helaas! wie ziet hen ooit aan hunne elende ontheven ? De gantfehe landBreek is vervuld met brand en moord,nbsp;Sints wreede Chaila ’t eerst den Godsdienst heeft ge-ftoord;
Sints hy, gelyk een wolf, de lammrenkooi beloerde, En ’t Godgetrouwe volk gevangen met zich voerde.
CA-
-ocr page 17-CAVALIER,
Perrier verloste hen ter liefde van zyn Bruid.
B ILL A R D.
’t Is waar; dan ach ! wat heil wrocht die verlosfing uit? Een listig vreêverbond, om ’t volk met wisfer flagen,nbsp;Terwyl ’t den fchroom verbant, in zyn verderf te jaagen.nbsp;Totdat Perrier op nieuw voor hen ten llryde trok,
En zelf het offer wierd van d’opgekropten wrok. CAVALIER.
Nog wierd het Bygeloof geen meester van deeze oorden. La Portes heldenmoed weêrhield het fchriklyk moorden.nbsp;B IL L A R D.
Hy liet het leven in een’ Cngelyken ftryd ?
CAVALIER.
De Hemel heeft nochtans den Hugenoot bevryd.
Rolland trad in zyn plaats, en wist met onze benden Den zieldwang reis op reis kloekmoedig af te wenden.nbsp;En zelfs, fchoon Nages ramp ons hart zo billyk deert;nbsp;Wy zyn verrast, ’t is waar, maar zyn niet overheerd.nbsp;Wy hebben volks genoeg, men kan den kryg verduuren ;nbsp;Wy hebben wapenen, gevulde voorraadfehuuren,
En kledcrkamers in de holen van ’t gebergt’;
Ons gasthuis opent zich voor dien ons byfiand vergt. Rolland zal met Ciari haast volk en voorraad zenden.
B IL L A R D.
Och! of zulks firekken mogt tot fluiting van de elenden! CAVALIER.
Wy rekken ’t leven nog voor ’t minst door tegenfland. Zo die bezwykt is ’t uit met Kerk en Vaderland.
Het Bygeloof is doof voor fmeeken en verraaanen,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 18-En baad zich in het bloed van deugdzaameonderdaanen.
B IL L A R D.
Wat heeft die pest in ’t Ryk al onheils aangerecht! Hoe veele fterkten zyn door zyn geweld gellecht!
Wat Heden deelden niet in de algemeene elende?
Wat dorp bleef vry van moord ? Watkerk bleef overënde, Sints haar ontzinde drift ’t verdrag van Nantes fchond.nbsp;Waardoor de Hugenoot zyn’ Haat verzekerd vond ?nbsp;Gezegend Languedoc, dat in geruster tydennbsp;Uw onbefmet geloof vrymoedig mogt belyden !
Hoe diep hebt gy gedeeld in dit rampzalig lot!
Cevennes hoog gebergt’ behoed het overfchot
Dat in den fpringvloed, dien ge al ’t land zaagt over-
(men.
Het moordrad, zwaard of koord of brandftaahisontko-
CAVALIER.
Dat overfchot, met ons getroffen door ’t gefchrei,
Dat naar den Hemel ftygt uit dorp en uit valei,
Geeft nog den moed niet op zyn Broedren vry te llryden, Die allen zyn gedoemd om ’t martellot te lyden.
BILL ARD.
Algoede Hemel! fluit der boozen overmoed!
Verhoor het M'raakgefchrei van al ’t onfchuldig bloed!
CAVALIER. nbsp;nbsp;nbsp;(gen •
’t Valt braave Rechters zwaar zelfs fchuldig bloed te plen-Zou de Opperrechter dan der vroomen moord geheugen 3 Neen, neen. Men fleune op hem in al ons ongeval jnbsp;Verzekerd dat de ftraf de boosheid volgen zal,
BILL ARD.
Wie zie ik herwaards fpoên ?
CA-
-ocr page 19-CAVALIER.
Gy hebt geen flof tot vreezen; Het bosch is wel bezet, het zullen Vrienden weezen.nbsp;B ILLARD.
Wat heil! ’t Is Ravanel.
CAVALIER, BILLARD, RAVANEL, CAVALIER.
2/yt welkom, waarde Vrind! RAVANEL.
’t Verkwikt my ’t hart, dat ik u beiden leevend vind. CAVALIER.
Hoe zyt gy ’t woên ontvlucht ?
RAVANEL.
Niet zonder flryd en zorgen. Ik hoorde ’t krygsgefchrei by ’t ryzen van den morgen ,nbsp;En zag des Konings volk, gefchaard aan drom by drom,nbsp;Door d’Aygalliers geleid, genaaken van rondom.
’k Begaf my fluks op weg om vrienden op te fpooren,
En fchreeuwde vast; Verraad! waakt op! wyzynverloren I
Terwyl ik byftand zocht, gedacht ik aan de wacht Die ge op den tooren had gezonden voor den nacht;nbsp;En riep hem driftig toe, hy zou de dorpklok trekken,nbsp;En door het noodgeklep al ’t volk in Nage wekken.nbsp;Vergeefs, helaas! hy-zelf, door diepen llaap geboeid.
Hoort niets van ’t krygsrumoer,fchoon ’t onöphoudlyk groeit.
A 5 nbsp;nbsp;nbsp;CA-
-ocr page 20-JO
CAVALIER.
ö Doodelyke rust, die zo veel rampen haarde!
RA VANEL.
Terwyl ik vast ons volk, zo goed ik kon, vergaêrde. En met een deel van hen, op ’t roepen aangefneld.nbsp;Alreeds het woest geweld te keer ging met geweld,nbsp;Wierd ons getal geflerkt door jonge dorpelingen,
Met fpade of zigt of knods, in fteê van fpccr en klingen, Gewapend in den nood. De jeugdige Cadet,
Uw Broeder, had aan ’t hoofd dier bende zich gezet.
Blootshoofds en half gekleedjnog wist hy niet van zwichten.
’k Heb in dien bangen ftryd hem wondren zien verrichten. Doch ’s 'Vyands overmagt verftrooide ons van elkaêr;nbsp;En daar ik deinzend vocht rnet myn getrouwe fchaar’,nbsp;Om zo het mooglyk waar’ de naafle flraat te fluiten,
En ’t woeden des foldaats voor’t minst zo lang te fluiten. Totdat die wykplaats, reeds met dorpvolk opgepropt.nbsp;Met pak en zak en kist en kasfen wierd geflopt.nbsp;Ontdekte ik dat die flraat bereids was overrompeld.
En al ’t verlegen volk in ’tfchriklykst wee gedompeld. Toen was het meer dan tyd het veege lyf te hoên.
Ik riep: elk zou met my zich naar de dorpbrug fpoên. Dan ach ! het was te fpaê, de brug W'as ingenomen ,
En alle hoop had uit om ’t woên des moords te ontkomen ,
Die vast ging weiden met een toomeloos gew'eld.
Geen kunne woerd verfchoond; ’t wierd alles neêrgeveld. Verbeeld u onzen fchrik; ons hartlyk medelyden ,nbsp;Daar ’t ons aan magt ontbrak de onnoozlenvry te firyden.
BIL-
-ocr page 21-ïl
BILLARD.
ö Ongelukkig volk!
CAVALIER.
’k Voel dat my ’t harte beeft.
Wie weet wat dcerlyk Jot ons huis getroffen heeft! BILLARD.
Hoe ging ’t u voorts ?
R A V A N E L.
Ik vlood met weinig lotgenooten. Die van myn dapper volk my toen nog overfchooten,nbsp;Tot aan den muur van ’t dorp, en fprong ’er over heen.nbsp;De vyand,wien die fprong te volgen hagchlykfcheen,nbsp;Joeg ons niet yllings na; wy zyn ’t geweld ontkomennbsp;In ’t hoog kastagne-woud, dat met de olyveboomennbsp;Aan Nage fchaduw leent. Hier hoorden we, aan ’tgekryt,nbsp;Het duuren van den moord, en zagen wyd en zyd
Den fchrikkelyken brand, die ’t woedend krygsvolk ftichtte,
En ’t woud met rook vervulde, of door zyn’gloed verlich. Wy dorsten niet te ras uit onzen fchuilhoek treên,nbsp;Doch waagden ’t in het einde, en vlooden herwaarts heen.nbsp;CAVALIER.
Ach 1 hebt ge in Nage van myne Oudren niets vernomen ? Zaagt gy myn Zuster niet? Is geen van hen ontkomen?nbsp;RA VANEL.
’k Liet,tocn ik van hen fcheiddc,uw’ Broeder nog gezond; En weet niet welk een lot uw Moeder ondervond,
Of hoe ’t Charlotte ging. Ik bid u, vraag niet nader. CAVALIER.
tielaas! ’k lees in uw oog den dood van mynen Vader.
RA-
-ocr page 22-R AVANEL.
Hy leeft.
CAVALIER.
En ^, gy zucht, en zwygt wat hem weêrvoer ? s,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R AV ANEL.
Ik zag, in ’t midden van al ’t oorelogsrumoer,
Een deel der Overheên , door’tkrygs volk aangegrepen. Met onbefuisd gefchreeuw gebonden heenen lleepen.nbsp;Uw Vader was ’er by, begruisd van bloed en ftof,nbsp;Beftorven op ’t gelaat. Denk hoe my ’t fchouwfpel trof.nbsp;En welk een deerenis ’t in alle harten baardenbsp;Te denken dat de moord voor wreeder moord hen fpaar-
CAVALIER.
Gevangen !.. Weggefleept!.. 6 Deerniswaardig lot!.. f) Vader! zult ge u ook op ’t heilloos moordfchavotnbsp;Als bloedgetuige door de boosheid zien verpletten ?
iJeen. ’k Zal met ’s Hemels hulp dat gruwelftuk beletten ;
Uw redden van den dood, of nevens u vergaan.
Myn traanen zullen’tRyk, ik zweer’t,op traanenftaan. Ik zocht de moorders-zelf, die ik verwon te hoeden;nbsp;Maar dat zy beeven zo de wanhoop my leert woeden!nbsp;BILLARD.
Bedaar, myn Vriend! ligt dat de Hemel hem nog red, R A V A N E L.
VT F D E T O O N E E L. cavalier, BILLARD, RAVANEL, Ma,
RIANME, CHARLOTTE, CADET.
MARIANNE, in de armen van Cavalier.
Myn Zooa! myn waarde Zoon I
CAVALIER.
6 Myn geliefde Moeder!.., Tegen Charlotte.
Myn dierbre Zuster!
CHARLOTTE, Cavalier omhelzende.
Ach ! myn teerbeminde Broeder! CAVALIER.
Is ’t mooglylc dat gy ’t woên des moords ontkomen zy t!... Heeft myne ziel dien troost te danken aan uw vlyt,nbsp;Gelukkige Cadet? dat u de Hemel hoede!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(^de?
Hoe hebt ge ons dierbaar bloed ontrukt aan’s vyands woe-CADET.
De Algoede Hemel-zelf heeft myn ontwerp bellierd. Toen ik van Ravanel door dwang gefcheiden wierd,nbsp;l^am ik den kerkhof in aan ’t hoofd van myn gezellen,nbsp;Of ’t ons gelukken mogt ons daar te weêr te Hellen ;nbsp;En ons door muur en kerk aan de eene endeandrezy*nbsp;Gedekt te zien voor ’t felst van ’s vyands razerny.
Oe kerkhof ftrekte een wyk voor. mannen en voor vrouwen.
’k Zag daar myn Moeder met Charlotte nog behouên, En beefde op ’t denkbeeld van haar nadrend doodsge
vaar.
Een bende Camifards zocht vast de droeve fchaar’
In
-ocr page 24-In deezen jongden nood des i'yands inagt te ontwringen ; Als ik, genaderd met myn jonge dorpelingen,
Hen toeriep : Broeders! voegt de onweêrbre digt byéén ; Schaart u ter wederzyde, en volgt my brugwaarts heen.nbsp;De helft der mynen zal ten achterhoede u ftrekken,nbsp;En ik met de andre helft kloekmoedig vóór u trekken.nbsp;Verlost uw magen uit dees doodelyke plaats.
Bevryd hen, zo gy kunt, voor ’t woeden des foldaats. Komt. Volgt. De Hemel-zelf beloont het mededoogen.nbsp;Men fchaarde zich terdond ; en wy , vooruit gevlogen,nbsp;'Verdreeven, door de trouw en wanhoop aangezet,
Een woesten hoop, door wien ons ’t vordren wierd belet.
De brug was derk bezet; doch nood leert alles waagen. Myn bende trof alom met doodelyke dagen; (vuurnbsp;Ploegyzer, Ipade en zigt, gederkt door ’t zwaard en ’tnbsp;Der dappre Camifards, deed wondren in dat uur.
De vyand week; en eer, door zyne krygsgenooten, Van alle zyden tot zyn’ bydand toegefchoten,
De dryd hervat wierd, was de brug in onze magt,
En al de onweêrbre fchaar’ daar over heen gebragt.
Wy hielden deeze post, in fpyt van ’s vyands poogen, Totdat de zwakke doet den aandrang was onttoogen ,nbsp;Én deinsden vechtende af toen ik dien veilig zag.
B I L L A R D.
6 Onverwachte troost op deezen bangen dag!
CAVALIER.
Waar is ’t behouden volk ?
«AD ET.
Die hen in ’t hol gebergte een fchuilplaats heeft gegee.
MARIANNE. nbsp;nbsp;nbsp;Cven,
Ach! waar’ niet beter, daar ons elk doodfchiikiig noemt,
Ons gantfche Vaderland door ’t hof reeds is gedoemd, Als lammren onzen hals den beulen toe te fteeken,
Dan ’r woeden van den moord, uitnood, door moord te wreeken ?
Wy vallen toch welhaast in onzer haatren magt.
Myn Schoonzoon is alrede op ’t moordfchavot geflagt; Myn waarde Dochter is wanhoopend om zyn fterven;nbsp;En ach ï dit doodlyk uur doet my myn’ Gade derven;nbsp;Dien vroomen Hugenoot, der onderdrukten troost.nbsp;'Wie weet wat lot hem trof! ó Myn rampzalig Kroost!nbsp;Weet niemand iets van hem ? voldoet aan inyn verlangen.nbsp;Gy allen zwygt ?
Tegen Cavalier.
Gy weent?
cavalier.
Helaas! hy is gevangen.
MARIANNE, hezwykende in de armen van Charlotte. Gevangen!..
CHARLOTTE.
Hemel! ach!
CADET.
Waar berg ik my van rouw! CHARLOTTE.
Ach! Broeders! Moeder fterft! fiut, fint de droeve vrouw! CAVALIER.
Dit leed ontbrak nog aan de grootheid onzer plaagen.
BA-
-ocr page 26- -ocr page 27-EERSTE T O O N E E L.
CHARLOTTE, CATINAT. CHARLOTTE.
’t Ts my onmooglyk die uitmuntendfte aller vrouwen, In ’t aaklig onheil dat haar ziel verfcheurt te aanfchouwen.nbsp;Ik ken haar huwlykstroiiw en tederhartigheid»
Zy ziet ons aan in’tronde, enzwygt,daar alles fchreit; Of flaat haar treurig oog erbarmlyk naar den hoogen.nbsp;Wat menschlyk hart word door dat fchouwfpelnietbe.nbsp;wogen ?
Het myne word door fmart en deerenis verfcheurd.
En daar myn ziel het lot van myn Perrier betreurt. Deelt zy nog in ’t verdriet van myn geliefde magen.
’k Beklaag hen allen j ach ! wien moet ik ’t meest beklaa-c AT IN AT. nbsp;nbsp;nbsp;Cgen.
Uw Broeder is gereed om met een trouwe fchaar’
Van dappre Camifards, in weêrwil van ’t gevaar,
De wreede roovers van zyn’ Vader na te jaagen;
En haalt hy ze in, wy zien dien achtbren man ontflagen. CHARLOTTE.
Vergeefs ontwerp, helaas! de M'^anhoop bragt het voort,, De meesten van zyn volk zyn in ons dorp gefmoord,nbsp;En ’t klein gedeelte dat nog ovrig is geblevennbsp;Weet voor zich-zelv’ naauw’ raad tot berging van het Ie-CATINAT.
Rolland zal ons getal verflerfcen vóór den nacht.
Ook word een groot deel volks dit uur door ons verwacht,
B nbsp;nbsp;nbsp;Om
-ocr page 28-Om hun ftandvastigheid voor ’t waar geloof te toonen, En in de ftille grot den Godsdienst by tewoonen.
Men ziet langs enge paên, al iluipend, drom by drom, Verzeld van gade en kroost, genaaken van rondom.nbsp;Eun y ver groeit zelfs aan,fchoon ze onze neêrlaag weeten.nbsp;De broederliefde kan geen brocdren ooit vergeeten.nbsp;charlotte.
Ach! wierd de Hemel eens bewogen door hun beê!
Zo blaakte ’t yvervuur voorheen in myn’ Perrier;
Een yver die te vroeg den Heid in ’t graf deed daaien. C A T1N A T,
Ik hoorde in Zwitferland verward zyn lot verhaalen :
Ik bid u, zo ’t uw’ druk niet al te zeer vergroot....
CHARLOTTE.
Waar fpreek ik liever van dan van myn’ Echtgenoot ? Hoor zyn rampzalig lot, en deel in mynen rouwe.
’t Verdrag van Nantes was nog naauw’ ter kwaader trouwe
Vernietigd door het Hof, of moord en dwinglandy Verhieven zich alom in deeze heerlchappy;
En deeden ’tfchuldloos bloed der Hugenootenftroomen. Miet verre van Moutvert ryst tuslchen hooge boomennbsp;Een overoud kasteel, ’t welk, door den tyd verfchoond,nbsp;Toen door den wreeden Abt de Chaiila wierd bewoond.nbsp;Deeze onmeêdoogende was een’ dier yveraaren,
Die, naar hunn’ waan,geen bloed van keuren moeten fpnaren.
Hy, by was de eerlle die ons dompelde in clend.
C A '1 I N AT.
Zyn woedende yver was in Siam reeds bekend.
C H A U-
-ocr page 29-CHARI-OTTE.
Hy had door fpiên zo ras de tyding niet vernomen Dat een Hervormde fchaar’ in ’t bosch byéén zou komen,nbsp;Om troost te trekken uit des Hoogften heilig woord,nbsp;Of Hoof met al zyn volk gewapend naar dat oord;
En ach! ’t gelukte hem ons onverwacht te omringen,
Daar niets zyn woede ontkwam dan weinig vluchtelingen.
Hy voerde ons naar’t kasteel, en hing voor ons gezicht Den vroomen Leeraar', die zo trouw ons had gefticht,nbsp;En twintig broedren, Cach! onze eerfte martelaaren,)nbsp;Aan koorden langs den muur, om grooter angst te baaren.nbsp;CAT IN AT.
6 Gruwel!
CHARLOTTE.
Middlerwyl wierd kelder, hol en kluis.
Ons ter gevangenis in dat rampzalig huis.
Hier zagen wy dien beul en zyn gevolg verfchynen Om ons te folteren door uitgezóchte pynen.
Doch al zyn heilloos woên was vruchtloos in dat uur; ’t Geloof behield de zege op fchroef en ftaal en vuur.nbsp;Het deerlyk onheil, dat ons over was gekomen,
Wierd fchielyk in Montvert van ’t vluchtend volk ver^ nomen,
En baarde in ’t gantfche dorp een troostelooze fmart.
’t Verlies van Ouders, Kroost en Broeders grieft het hart. ferwyl elks Vrienden vast het onheil van hun magennbsp;Met akelig gekerm den hoogen Hemel klaagen,nbsp;Genaakt myn Bruidegom, de wakkere Perrier.
Myn Vrienden! roept hy, wat vertoeft ge ? Op deeze fteê B 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valt
-ocr page 30-Valt niets door jammeren en fchreijen uit te rechten. Myn Bruid is in gevaar. Ik zal haar vry gaan vechten,nbsp;Of llerven voor haar oog. Komt, volgt my op het fpoor.nbsp;Bevryd uw dierbaar bloed. Myn Vrienden! ’k trek u vóór.nbsp;Wat wapens voeren kon vloog op des Heids geleide
Naar ’t (lot, daar elk van ons een’ wreeden dood verbeidde.
De dappre bende wderd haast meester van den wal, Drong dóór tot in ’t kasteel, en Buitte ons ongeval.nbsp;Perrier gaf last vooral den wreeden Abt te (paaren;nbsp;Doch eenigen van ons, die ’t meest verbitterd warennbsp;Door de uitgeilaane fmart, verwekten door hun klagtnbsp;Zo groot een gramfchap dat hy haast wierdomgebragt,nbsp;In weêrwil van myn’ Held, en die op’t achterst zagen.
c A T i N A T. riy had dit lot verdiend.
CHARLOTTE.
Ach! ’t baarde ons zwaarer plaagen.
De Roomfchekerkling fchreeuwde om wraak van Chail-gt; laas dood.
Perrier vlood met zyn volk, gedrongen door den nood, Naar’t Heil gebergte, en bleef in bosfchen of in holennbsp;Met zyn getrouwe bende een’ langen tyd verfcholen,nbsp;Terwyl men woeden bleef. Doch ’t hoflietcindlykaf.nbsp;Nadien ’t in fchyn den moord, aan d’Abt gepleegd,vergaf.nbsp;Toen kwam Perrier terug, en wierd aan my verbonden.nbsp;Maar ach ! wy zagen haast den valfchen vreê gefchonden.nbsp;Men had door fchyn-alléén ons in den flaap gefust.
Om ons op ’t onverwachtst te moorden in die rust,
De wreedc Broglio genaakte met zyn bende.
En
-ocr page 31-En dompelde al het land op nieuw in zwaare eiende. Elk riep, wanhoopende, om den dapperen Perrier;
En hy, bewogen door des volks ondraaglyk wee, Verfcheen op nieuw in’t veld om voor hun heil te waaken;nbsp;En dwong den Veldheer haast zyn fchriklyk woên te ftaa-ken.
Hy hield zich op ’t gebergt’ met zyn’ getrouwen lloet, En hoedde dal en dorp vandaar door zynen moed.
Hy wierd, heiaas! in ’t eind, door fnoode list gegrepen, En ffierf... achldaar’t geweld myn’ Vader heen zal flee-Vergeef’c me. Ik kan niet meer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cpsh...
C A ï I N A T.
Weêrhouw, zo ’t mooglyk is, Weêrhouw de hevigheid van uwe droefenis.
Uw Moeder nadert ons.
CHARLOTTE.
Ach ! waartoe dient ons ’t leven J TWEEDE T O O N E E L.
CHARLOTTE, CATINAT, CAVALIER, MARIANNE.
CHARLOTTE, Marianne omhelzende.
¦M yn Moeder!..
MARIANNE, Charlotte omhelzende.
Ach ! myn Kind!..
CATINAT, tegen Cavalier.
Hoe! zyt gy hier gebleven ? Ik waande dat gy u alrede op weg bevond,
En u de redding van uw’ Vader onderwond.
Zo ’t moordziek rot zyn’prooi in Ninies wal kan bergen, B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dan
-ocr page 32-Dan is de togt vergeefs.
CAVALIER.
Laat af inyn fman te tergen. Myn dierbre Moeder-zelf herinnert my myn’ pligt.
’t Behoud der Camifards hangt, in dit tydsgewricht. Aan eenen zyden draad. Ik kan hen niet verlaaten.nbsp;CHARLOTTE.
Ach! laat ge uw’ Vader dan aan woedende foldaaten . Ten prooije in zyncn ramp ?
CAVALIER,
Myn Broeder jaagt hen na Met onze ruitery; doch, zo ik zorg, te fpaê.
Zy zyn gewislyk reeds in Niines aangekomen.
CH AR LOTTE.'
Och ! of ik met Cadet dien togt hadt ondernomen!
De wanhoop is geheel meestresfe van myn hart.
De rouw om myn Perrier flaat, door de wreede fmart Die rnynen Vader dreigt,met dubble kracht aan ’t woeden.nbsp;MARIAN N E.
Myn Kind! draag met geduld het Jukdertegcnfpoeden. En eischt de hoogfte Magt ons aller dierbaarst pand,nbsp;Hoe zwaar ons ’t offer vall’ ? geef, geef het in zyn hand.nbsp;Gy zult niet lang Perrier noch uwen Vader derven.
Wy allen zullen haast op de eigen flagtbank fterven. Ons vonnis is geveld; hier baat geen tegenweer.
De Hemel duld ons leed; men onderzoek’ niet meer. CHARLOTTE.
Helaas!..
CAVALIER.
Ik zal, ik zweer ’t, den braaven Man bevryden.
Of
-ocr page 33-Of al de Geestlykheid doen lyden om zyn lyden.
’k Verliet met Catinat Geneve, op ’t naar bericht Van ’t onheil van Perrier; toen heb ik naar myn’ pligtnbsp;Al de ongelukkigen, door zyn getrouwe zorgennbsp;Gered uit hunnen ramp, in ’t hol gebergt’ geborgen;nbsp;En zou ik duiden dat de woede van het Hof,
Door Priesters aangeftookt, myn’ vroomen Vader trof? Eer zal myn wraak...
MARIANNE.
Helaas! laat af van wraak te fpreeken ? Een Christen lyde en zwyge;een Hooger zal ons wreeken.nbsp;CAVALIER.
Myn ziel, beftreên door toorn en fmart en deerenis, Weet naauwlyks wat zy wil, of wat thansoorbaarstis.nbsp;Hier trekt myn Vader my, en daar de onnoozle fchaaren,nbsp;Die thans zo yvr:g langs het hoog gebergt’ vergaêrennbsp;Om troost in hunnen nood te vinden door ’t gebed.
Is hunne komst befpied; wie bergt, helaas! wie red Deeze ongelukkigen uit hunner haatren laagenlnbsp;Myn meeste benden zyn in Nage neèrgeOagen,
En 't overfchot is klein, en nog vervuld met Ichrik. Nooit dreigde ons meer gevaars dan in dit oogenblik.nbsp;Tege?i Marianne.
Ach! waart gy verr’ van hier met myn geliefde Zuster. M A R I A N N E.
hertrouw op ’s Hemels hulp, en ftel u hart geruster. Behaagt het-ijem, hy zal ons ’t onheil doen ontvliên.nbsp;Zo niet; wy zullen ’t eind van al ons lyden zien.nbsp;Herftel uw’ geest, teflcrkdoor fchokop fchokbewogen.
CA-
-ocr page 34-ï4
CAVALIER.
Welaan. Men kwytezich,en lleune op’t Alvermogen. 6 Hartekenner, die myn trouw en yver weet!
Vergeef de zwakheid die myn ziel te fterk beftreed!
’k Beveel de fchikking van myn lot in uwe handen; Maar fpaar ’t geloovig volk en myn geliefde panden!nbsp;MARIANNE.
Vaar voort....
CHARLOTTE.
Ik zie Cadet. Helaas! hy keert alleen. DERDE T O O N E E L.
CAVALIER, CATINAT, MARIANNE, CHARLOTTE, CADET.
CADET.
Ik kwam te fpaê. Men was ons lang voorüitgereên.
Ik had myn ruitery van ’t hoog gebergt’ doen daalen, In zag van verre, in ’t oost, reeds Nimes toorens praaien jnbsp;Wy naderden met fpoed het einde der valeinbsp;Dat aan de vlakte paalt; wanneer ons uit de weinbsp;Wierd toegeroepen: Staat! Ik wende fchieiyk de oogennbsp;Daar heen, en zag terftond een’ Leeraar aangevlogen,nbsp;In ’t kleed van een’ foldaat. Myn Broeder! riep by: Keer;nbsp;Alle uw gevangnen zyn in Nimes. Denk niet meernbsp;Aan hun behoudenis; maar tracht voor ’t heilloos woedennbsp;De Hugenooten in Vaunages dal te hoeden.
AI ’s Konings benden zyn in ’t landfchap op de been. Een deel trekt naar Vaunage, een ander bergwaarts heen,nbsp;Om daar de Camifards wreedaartig te overromplen,
En
-ocr page 35-En al ’t Hervormde volk in ’t aakligst wee te domplen. Zy worden door La Lande en d’Aygalliers geleid.nbsp;Verfcheiden hoopen zyn nog wyd en zyd verfpreid.nbsp;Dees loeren op Rolland, of op de voorraadkluizen.
Men legt u laagen in de bosfchen, in de huizen.
Al ’t landfchap is in roer. Ach! waarfchouw Cavalier. Ik keerde fluks, en bragt den trouwen Leeraar meê.
Hy denkt dat binnen ’t uur het onweêr op zal daagen. MARIANNE.
Nu zien wy door den dood het eind van onze plaagen*
C ATINAï.
Wat best beftaan ?
CAVALIER.
Myn Vriend! men wapen’ zich ten ftryd. Roep al de Hoofden faam; ’t is hier geen marrens tyd.
C ATINAT.
Daar zyn ze.
VIERDE T O O N E E L.
CAVALIER, CATINAT, CADET, MARIANNE,CHARLOTTE, BILLARD,RAVA NEL,
’ C A ST ANET, VA LMAL, LA PLANTE,
GUI.
BIL L A R D , tegen Cavalier.
H ebt gy reeds ons groot gevaar vernomen ? Men ziet de vlakte alom van krygsvolk overflroomen.nbsp;Dragonders, ruitery ; ’t is alles in ’t geweer.
Zy voegen zich byéén, en nadren meeren meer.
Men poog’ hen op ’t gebergt’ met allen fpoed te ontvlie-
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;R A-
-ocr page 36-25
R A V A N E L.
Hoe redden we in den nood de weereiooze lieden ?
Of zullen we al den hoop als lammren laaten d. ón? Hoe word aan kind en oude in’tklautren hulp gehoon.nbsp;Daar elke firuikeling hun leven kan verkorren,
Hen van de Ileilte in meirofafgrond neêr doen Horten ? W'at Ichouwfpel voor een hart als ’t onze 1
BILLARD.
Ik ben den dood
Voor hun behoud getroost.
CAT IN AT.
Men neeme in deezen nood
Een kort befluit.
CAVALIER.
Myn Vriend! het myne is reeds genomen. Het woest geweld wil ons al faamen om doen komen.
Men berg’ de onweêrbre Ichaar’ op ’t fpoedigst waar men kan,
En vecht’ hen vry, of valT tot aan den laatllen man. Geliefde Broedren ! is um' hart daartoe genegen,
Zo antwoord door’t geweer. Ontbloot al t’faam den de-De Camifards trekken allen hunne degens.
De Hemel loone uw deugd, en redde u in dit uur;
Of fchcnkc uw ziel een heil van eindeloozen duur! CHARLOTTE.
Myn Vrienden! zou Charlotte u allen overleeven?
Het Bygeloof doemde ons zo wel als u tot fnecven. Helaas! de vrouwenfchaar’ valt dartle wraak ten roof;nbsp;Of word in kloosters, om ’t belyden van ’t geloof,nbsp;Door fchande en fmart geperst de waarheid af tezweeren.
Neen.
-ocr page 37-Neen. Dat de vrouwenzoet den aanval af help’keeren. Ik gaa hen rustig vóór. Wys ons een Zandplaats aan;nbsp;Wy zullen, nevens u, verwinnen of vergaan.
CAVALIER.
Ik zal uw’ eisch voldoen, en prys uw loOyk poogen. MARIANNE.
ê Hemel! toon uw magt, en Zerk ons onvermogen! cavalier;
Riyn Vrienden ! hoort naar my.Gy kent dit gantfche Land. Tracht aan het einde van dit bo.sch, aan d’oosterkant.
Naar de engte van ’t gebergt’ des vyands magt te trekken.
Laat Castanet in fchyn den mond dier engte dekken. Kort buiten de engte zyn.aan de eene endcandrezy’.nbsp;Begroeide hoogten ;¦ dat de helft der ruiterynbsp;Zich onder Ravanel-cn mynen Broeder fchaare,
Die hoogte wc! bezette, en , hoe ’t ook gaa , bcwaare; Rien kan daar ’s vyands oog in ’t loof geheel ontgaan.nbsp;Valmal blyv’ met zyn volk in de engte, herwaarts aan,nbsp;In ’t laagZe kreupelbosch, en hou zich in de haagennbsp;Ter linkezyde fchuil. Dat Catinat zyn laagennbsp;Op de eigen wyze vorm’, doch aan de rechtehand.nbsp;Men plaatfe,boven hen, aan d’een’ en d’andren kant,nbsp;De fchaar’ der vrouwen, om ^e laagen hulp te leenen;nbsp;Zodra die ryzen werp’ ze een hagelbui van Zoenen.
’k Zal, rnet La Plante en Gul , het grootst geweld weêrZaan.
Wy zullen ons aan ’t eind der engte nederflaan. Billard zal onder my den middentogt bewaareiLnbsp;’k Zal ’t ovrig paardenvolk aan bei’de vleugels fchaaren.
Dar
-ocr page 38-Dat niets zich roere. En valt de vyand, by ’t begin , Te fterk op Castanet! hy deinze, en lokk’ hem in,nbsp;Totdat hy ons genaake en de engte is ingetoogen.
Tegen Ravanel en Cadet.
Verlaat uw heuvels dan: fnyd, fchielyk aangevlogen, Snyd hem den heitogt af, en fluit fluks de engte toe.nbsp;Dat alles dan gelyk de fterkfte werking doe;
Zo vair hy in den ftrik dien hy ons dacht te fpreiden. Tegen La Plante.
Cy zult myn Moeder by de onweêrbrefchaar’geleiden. Tegen Gui.
’k Beveel myn Zuster en de Vrouwen aan uw vlyt: Plaats haar op ’t fteil gebergte, en fchaar ze tot den ftryd.
Tegen alle de Hoofden der Camifards. nbsp;nbsp;nbsp;.
Vaartwel, mynBroeders! gaat; gyzult uw’pligt betrach-Gy hebt een wisfe zege, of korte dood te wachten.
CADET, Marianne omhelzende.
Myn Moeder! uw behoud ftrekt my de fcherpfte fpoor.
Tegen Charlotte.
Myn Zuster! ftry met ons.
Tegen Cavalier.
’k Stel me u ten voorbeeld vöór. Tegen de Hoofden der Camifards.
Myn Helden! laat ons gaan.
-ocr page 39-29
CAVALIER, MARIANNE, CHARLOTTE, BILLAKD, LA PLANTE, GUI.
MARIANNE.
Kom , laaten we in der yl ons naar deonweêrbren fpoe-den,
Om daar, fchoon krachtloosheid het ftryden ons belet, Te kampen voor uw heil door ’t yverig gebed.
Vaart wel, myn Kindren !
CHARLOTTE, Marianne omhelzende.
Ach! vaar eeuwig wel, myn Moeder! Tegen Gui.
Gelei ons naar ’t gebergt’.
Zy omhelst Cavalier, en vertrekt met Gui. CAVALIER, Marianne omhelzende.
De Algoedheid zy uw hoeder! Terwyl Marianne met La Plante vertrekt, ziet Cavalier haar met aandoeningen van droefheid na.
ZESDE T 0 O N E E L. CAVALIER , BILLARP.
CAVALIER.
Ivlyn waarde Vriend ! gy ziet hoe’t hier gefchapen Haat. ’k Acht u, naast’s Hemels hulp, myn’ jongflen toeverlaat;nbsp;En wacht dat my uw deugd myn laatftebeê zal gunnen.
B I L L A R D.
Wat zoude ik Cavalier in nood ontzeggen kunnen ?
CA-
-ocr page 40-CAVALIER.
Ik hield u by my in de fchikking van den hryd,
Doch eisch van uwe trouw dat gy ’t gevecht vermyd. BILLARD.
Ik, in het aakligst uur, voor myn geloofsgenooten, Tot wier behoud myn bloed zo dikwerfwierd vergoten.nbsp;Niet ftryden ?
CAVALIER.
’k Smeek ’t als vriend; en eischt ’t als Opperhoofd. Men fpiir geen’tyd. Volbreng de trouw aan my beloofd.nbsp;Begeefu op ’t gebergte, om ’t eind des ftryds te aanfehou-wen;
En zo dés Konings magt het flagveld mogt behouên. Zo ge onze neêrlaag zaagt; zorg dan met allen fpoednbsp;Dat gy myn dierbaarst pand, myn vroome Moeder hoed.nbsp;Tracht by Rolland, kan ’t zyn,de droeve vrouw te bergen.nbsp;Zeg haar dat ik u koos om u deez’ dienst te vergen;nbsp;Dat Cavalier, daar hem de dood waart voor ’t gezicht.nbsp;Dit jongst bewys haar geev’ van liefde en kinderpligt.nbsp;BILLARD.
De Hemel zegene u! Gy zult uw’ wensch verwerven, Of’s vyands hand zal voor haareoogen my doen llerven.
CAVALIER.
Hoe dier verpligt ge my! Vaarwel, myn waarde Vrind! Gaa, kies voor u een plaats, waar ge u verzekerd vind.
ZEVENDE T O O N E E L.
CAVALIER.
6 Heilloos Bygeloof, dat uit dees vreedzaame oorden
De menschlykheid verbant, en door uw fchriklyk moorden
Ons, tegen dank, ’t geweld doet met geweld weêrllaan! De bloedfchuld valle op u van elk dien wy verHaan!
Knielende.
Alweetsnde Opperheer! getuige van ons lyden!
Gy weet dat wy alleen voor ’t veege leven (Iryden. Befcherin de onnoozelheid, die op uw’ byftand wacht!nbsp;Verweer ons heilig recht, en flerk ons door uw kracht.nbsp;Opdat de vyand-zelf voortaan zyn wreedheid doeme.nbsp;En ’t vrygevochten volk u zyn verlosfev nneme!
Of duld uw wysheid dat de woede ons overmant,
Gun ons dan rust by u, in hooger Vaderland!
Eblde van het tweede Bedryf.
VILL A RS, LA LANDE.
Beiden, met den degen in de hand, langfaam en verlegen opkomende.
VILLARS,
Vertoef een oogenblik, en gun my aêm te haaien, La Lande! Ik ben vermoeid van’tonöphoudlykdwaalennbsp;En zwerven door dit bosch, langs zo veel kronkelpaênnbsp;En wegen zonder einde.
LA LANDE.
Ach! laat ons hier niet ft^an. Misfchien zal’t gindfche pad naar eenig dorp ons leiden.nbsp;Gewis, geen menscli ontvlood de flagting dan wy beiden;nbsp;En vielen we in de hand der Kettren, wat vermaaknbsp;Verfchafte ’t hen, Villars op te offren aan hun wraak!nbsp;Hoe ons de neêrlaag trelf’.men kan nieuw krygsvolk wer-
’ nbsp;nbsp;nbsp;(ven.
Maar ^tRyk fchud opzyn’ grond wanneer het u moet der-
’t Is hier geen toevens tyd. Ligt zyn wy reeds befpied, VILLARS.
Tndien men ons verrast, ik bid ontdek my niet.
Wy zyn toch levenloos; en ’t zou my meer bezwaaren Myn’ rang befchimpt te zien door deeze woeste fchaaren,nbsp;Dan door hun moordgeweer te fterven op dees fteê.nbsp;Geef my, op myn verzoek, den naam van d’Aygalliers.
-ocr page 43-33
Cden.
LA LANDE.
’k Zal u voldoen, Mynheer; doch ftaa niet. Laat ons fpoe-
Hy ziet Cavalier.
6 Hemel! ’t is te fpaê, te Ijsade om ons te hoeden.
tweede t o o N E E L.
VILLARS,LA LANDE,CAVALIER,MARIANNE, BILLARD, LA PLANTE, GUI, CASTANET.
CAVALIER.
Wat zie ik ?
LA LANDE, tegen Fillars.
Wyk dit in. 6 Doodlyk oogenblik! . CAVALIER, tegen de Hoofden der Camifards.nbsp;Voorkomt hen. Trekt dit om. Zy vluchten in den ftrik.nbsp;De Hoofden der Camifards trekken hunne degens, ennbsp;vervolgen Fillars en La Lande.
Tracht hen te kluistren, maar verfchoont hun beider le-
DERDE T O O N E E L.
CAVALIER, MARIANNE. CAVALIER.
ö Ja, wy zyn gered. De zege is ons gebleven.
De Hemel llreed voor ons.
MARIANNE.
Zyn’ naam zy eeuwige eer!
CAVALIER.
Wy waren naauw’ naar eisch gefchikt tot tegenweer,
C nbsp;nbsp;nbsp;Of
-ocr page 44-S4
Of’s Konings ruitery, tot de engte voortgetoogen, Trok die kloekmoedig in, door Castanet bedrogen;
Die zich met oordeel kweet van zyn’ ontfangen last.
En niet dan deinzend vocht, als vond hy zich verrast, Des vyands voetvolk volgde op ’t fpoor derruiterfchaa-ren;
Niets roerde zich by ons vóórdat ze in de engte waren. Terwyl door Ravanel van de eene, door Cadetnbsp;Van de andre zy’, den mond der engte wierd bezet,nbsp;Wierd door de vrouwenfchaar’, als door één’ geest gedreven ,
Ter weêrzy’ van’tgebergt’-, denftrydpsalm opgeheven ; En daar des Konipgs heir, verbaasd, dees klanken hoort,nbsp;Geraakt het ftrajcs ten doele aan’t woeden van den moord.nbsp;Die lood en yzer braakt uit kreupelbosch en haagen.nbsp;De fteenen van ’t gebergt’ verflerken ’t vuur der laagen.nbsp;De paarden fleigren door den fchrik, pf ftorten neêr,nbsp;En leevren, door Imnn’ val, den ruiter aan ’t geweer.nbsp;Een deel dringtacjiterüitop’tvoetvolk,andrentrachtennbsp;Den dood te ontrennen, en verdubblen hunne krachtennbsp;Om zich ,te ontwikkelen uit de engte, maar myn ftoetnbsp;Vliegt yllings op hen in , met onvertzaagden moed.
’t Was toen vergeefs,het zy men vordren wilde of M'yken. Al de engte wierd geflopt .met heuvelen van lyken.
Jk acht dat niemand van het heir ontkpmen is.... MARIAN N K.
Rampzalig volk! uw lot treft my met deerenis 1
CAVALIER. nbsp;nbsp;nbsp;(kiezen;
’tWas hier geen fpaarens tyd. Men moest, door nood, ver-,Den vyand yellen,, pfjipt .leven zelf verliezjen.
De
-ocr page 45-De zege voerde alom de dankbre vreugde in top:
Men hief, als met één ftem, een heilig loflied op.
Tot eer van ’s Hemels hulp, die ons deed zegcpraalen.
VIERDE T O O N E E L.
CAVALIER, MARIANNE, CADET.
N„
CADET.
moogen wy in ’t eind weêr ruimer adem haaien. Myn Broeder! welk een heil beftraalt ons in dit uur!nbsp;CAVALIER.
Ach ! was na deez’ triomf de rust van langen duur! Gy kost den hertogt dan aan ’s vyands volk beletten ?nbsp;CA DET.
Nadat het voetvolk zich van achtten zag bezetten,
Zwenkte een gedeelte, en zocht, om ’t ongeval te ontgaan
Dat reeds zyn makkers trof, door de onzen heen te Haan. Wy poogden met geweld in de engte hen te fluiten jnbsp;Doch ons gering getal kon zich zo digt niet fluitennbsp;Of eenigen van hen ontkwamen uit het pad.
Naby de plaa'ts daar ik me in ’t eerst verborgen had, Wierd door het volk, dat uit het bergpad was ontkomen ,nbsp;Een wynberg, laag bemuurd, ons ondanks ingenotnen.nbsp;Wy vielen ’er op aan, en onze ruiterynbsp;Greep by den ingang post; terwyl van de andre zy*nbsp;Egt;e dappre vrouwen, die dit fcherp gevecht vernamen,nbsp;Ons van het fleil gebergt’, vol moeds, te hulpe kwamen.
t Scheen of iets godlyks haar bezielde in’thagchlyk uur. Zy
ten.
zwaaiden zwaard of knots, en vloogen op den muur, En dwongen ’s vyands volk voor haaren moed te zwich
Ik
-ocr page 46-Ik heb Charlotte-zelf daar wondren zien verrichten. Dragonder of foldaat, ’t vlood all’ waar zy veri'cheen.nbsp;De trouwe Ravanel fpoedde yllings derwaarts heen,nbsp;Om met zyn yvrend volk de vrouwen te onderlchraagen,nbsp;Dewyl wy eenigen op ’t flagveld vallen zagen.nbsp;MARIANNE.
Ach! mooglyk is Charlotte ook doorbet woest geweld.... C A DE'I'.
6.Neen. Zy leeft. Men was reeds meester van bet veld. Toen ik een tiental dier verwonnen oorlogslieden,
Al Hopliên, aan ons volk nog wederftand zag bieden; Ik bood hen ’t leven aan; doch hun verwocuc haatnbsp;Verachtte deeze gunst, en loonde my met fmaad.
Die trotsheid ftond hen dier; zy wierden llraks vcrllagen. CA VA L IE K.
’t Voegde o, als Christen, voor uw’ vyand zorg te draagen. Verfmaadde hy die zorg, gy hebt uw’pligt betracht.
V r F D E T O O N E E l.
CAVALIER, MARIANNE, CADET,
B I L L A R D.
B I L L A R D.
La Lande en d’Aygalliers zyn beiden in uw magt. CAVALIER.
Wat heil!.. Gelei hen hier. Ik wil terftond hen fpreeken.
ZESDE T O O N E E L. CAVALIER, MARIANNE, CADET.nbsp;CAVALIER, tegen Cadet.
Ik zond reeds naar Rolland en naar Vaunages ftreeken Bericht van ’t onheil dat de vyand hen bereid.
En tevens van de ‘zege ; opdat hun waakzaamheid Zich niet misleiden laat’ door loosverdichte niaaren.
En wy den Hugenoot bevryden van gevaaren.
CADET.
De vyand loert vergeefs als elk gewaarfchouwd is. ZEVENDE T O O N E E L.
CAVALIER, MARIANNE, CADET, CHARLOTTE, CATINAT.
C A TIN A T, tegen Charlotte.
Ue Hemel zy gedankt voor uw behoudenis!
charlotte.
Wy kunnen nooit genoeg zyn hulp en goedheid pryzen.
CATINAT,
De rykdom van den buit doet aller blydfchap ryzen. Twee honderd paarden zyn door’t volk reeds op'gebragt.nbsp;Een fchat van buskruid en geweer viel in uw. magt.
Een menigte van geld, en een geheele wagen Met ryke kleedren, die alleen ’sRyks Grooten draagen.nbsp;Veel Ridderorden en lieraên en kostbaarheên.
Men brengt den ryken roof van allen kant byéén.
En voert die naar de grot, tot dat gy zult beveelen....
CAVALIER.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;CHAR“
-ocr page 48-CHARLOTTE.
De mededoogenheid der vrouwen flaat de hand Aan ’t ligtgewonde volk, en bied het onderftand.
MARIANNE, tegen Charlotte.
Laat ons, myn Kind ! haar in die pooging ondeifchraagen.
CAVALIER, tegen Catinat.
Waak voor den buit, myn Vriend!
c AT IN A T.
Ik zal ’er zorg voor draagen. AG T S T E T O O N E E L.
CAVALIER, CADET.
CADET.
oe groot de zege zy, zy baart geen ander nut
Dan dat ze ons opdeez’dagvoor’twoêndesmoordsbe-fchut.
De kans is te ongelyk om ’t onheil af te keeren.
CAVALIER.
Men poog’, zo lang men kan.geweetensdwang te weeren. Wie weet hoe fel die thans op onzen Vader woed!...nbsp;Of in dit oogenblik ons dierbaarst hartebloed!...nbsp;Helaas! wat zal de wraak hem foltren onder ’t Aagten I...nbsp;Ik voel myn ziel verfcheurd op de enkele gedachten!,..nbsp;Is dit, myn Vader! ’t loon voor uw verheven deugd;nbsp;Voor al uw liefde en zorg hefteed aan oiize jeugd;nbsp;Voor uwe oliwrikbre trouw,die uw vervolgde Vrindennbsp;Een ftille wykplaats in uw gastvry huis deed vinden,nbsp;Of Leeraars of Gemeente in eenig heimlyk oordnbsp;Met zo veel zorg verftak voor’t woeden van den moord!
CA-
-ocr page 49-CADET.
Wat baat het datwy hem met bittren rouw beklagen? Geef my verlof, ik zal den togt naar Nimekwaagen,nbsp;En zien of hem myn trouw kan redden.
CAVALIER.
Neen, ó neen.
Die onbedachte togt gaf ftof tot nieuw geween.
Gy redde uw’Vader niet,en zoud-flechts met hem fterven. Wy kunnen, zo hy leeft, zyn redding niet verwervennbsp;Dan door een wisfling voor La Lande en d’Aygalliers.nbsp;Hun hechtnis baart my hoop: men dóe ’er voordeel meê.nbsp;Ik fchenk hen tot dien prys de vryheid met het leven.nbsp;Wat zou myn teder hart niet voor myn’ Vader geeven Inbsp;Ik bood het grootst gebied der waereldheerfchappynbsp;Voor zyn behoudenis, indien het ftond aan my.nbsp;CADET.
DeHoofdliênnaadren. Mogt uw voorflag hen bekooren ! NEGENDE T O O N E E L.
C A V A LI E R, C A D E T, R A V A N E L, B IL L A R D,V I L. LARS,LA LANDnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Camifards in ’t verfchiet.
LA LANDE, tegen Billard, in ’t opkoriietu Is deeze uw Veldheer?
BILLARD.
LA LANDE, tegen Cavalier.
Wat lot hebt ge ons befchoren ? CAVALIER.
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;U-zelv’
U-zelv’ in myne plaats, en ik me in de uwe vond’
40
I!; -
VILLARS.
Men zou misfchien, indien ge uw dwaalingkost verzaa-
£n knielde voor ’t altaar, uit gunst uw boeijen flaaken,
CAVALIER,
En zo ik vasthield aan ’t geloof dat ik beleed ?
Na een weinig Jiilzwygens,
Gy beiden zwygt ? Spreekt op.
LA LANDE.
Gy vraagt naar ’t geen gy weet. CAVALIER.
Gy fprcekt uw vonnis uit.
LA LANDE.
Hoe! waant gy dat wy denken Dat ge aan gevangenen alswy zyn’ilyfzoud fchenken ?nbsp;Wy kennen al te wel der kettren razernynbsp;En hoe ze woed en moord in deeze heerfchappy.
Wat hebt gy,aan het hoofd van uwe vloekgcnooten, Al dorpen afgebrand en ftroon'ien bloeds vergooten,nbsp;Gewyde priesters zelfs voor ’t outer omgebragt!
CAVALIER.
Ons fchuldloos hart heeft aan die gruwlen nooit gedacht. Jk-zelf heb Montrevel in brief op brief gebedennbsp;Dat hy zich fpaanen zou van zyne onmenschlykheden;nbsp;En op het ernliigst hem gewaarfchouwd dat we, in ’t endnbsp;Door wanhoop aangefpoord , tot fluiting der elend.nbsp;Genoodzaakt zouden zyn tot w'ettig fchaêverhaalen,nbsp;Tenzy hem myn gefchrift zyn gruwlen deed bepaalen.nbsp;Heeft hierdoor eenig dorp geleden, ’t heeft my meer.nbsp;Veel meer gefmartdanu. Maar, zonder tegenweer,
Godvruchte onnoozelheid alom te zien vernielen ;
Of haar geperst te zien voor ’t Roomsch altaar te knielen /, In weêrwil van haar hart, door ’t folterend geweld.nbsp;Betaamt geen ziel die in de deugd haar glon Relt.
V ILL ARS.
Men zou wanhoopigen de noodweêr Mgt vergeeven;
Maar heeft die nood'wéêr ook Saint Conieop weg doen . fneeven,
En ’t bloed vergoten van Mevrouw de Miramaii ?
CAVALIER. nbsp;nbsp;nbsp;(fpan
Wyt ge ons die gruwlen ? Wytzc aan ’t heilloos vloekge-Der roovren ,die tefnoodons onzen naam ontvremden. En op ons voorbeeld zich bekleên met overhembden,nbsp;Maar dwaas met kruis by kruis gemerkt van wit of zwart.nbsp;Dees zwerven door al’t land. Wat zyn, tot onze fmart,nbsp;Door dit roofgierig volk al euveldaên bedreven,
Die ons , onfchuidigen, als fchuid zyn toegefchreven! Dat heilloos rot ontzag gewyd noch ongewyd ; (^bevryd.nbsp;Noch Roomsch noch Onroomsch bleef van hun geweldnbsp;Men zag het firafloos aan, om ons gehaat te maaken.nbsp;Tot ik in ’t eind befloot voor onzen naam te waaken.nbsp;Myn dapper voJkheeftzelfs uw kerken wraak verfchaft.nbsp;En ’t plondrend rooversrot naar billykheid gellraft.
LA LANDE.
Gy zocht door deeze daad ligt voor uw volk veifchooning Voor ’t oproer dat het Rookt.
CAVALIER.
Wy ceren onzen Koning. ’t Is geen oproerigheid die ons te wapen prest jnbsp;Maar ’t is de jammerkreet van ons verdrukt gewest.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Wie
-ocr page 52-Wie word door ’t noodgefchrei niet in de ziel bewogen ? En wierd de Koning niet door Priesterlist bedrogen,nbsp;Hy zelf befchreiddé ons lot en hoopeloos verdriet.
Dan ach! meh houd hem blind. Hy kent ons onheil niet. Men toont hem week aan week de lysten der bekeerden.nbsp;Die, door de pyn geperst, het rein geloof onteerden.nbsp;Wat zeg ikJneen. Hun.hart,.wat ook de mond belyd,nbsp;Blyft, jammrende in zich zelv’,aan ’t waar geloof gewyd.nbsp;Indien de Koning zich door Priesters niét omringen ,nbsp;Noch zich misleiden zag door fnoode hovelingen,nbsp;Wier ziel geen vroomheid kent,hy deed aan allen rechtnbsp;Die, op zyn voorbeeld,aan hunn’ Godsdienst zyn gehecht.nbsp;Dan had men aan zyn’eed den Vorst getrouw bevonden.nbsp;Dan waar’ ’t gePaafd verdragvanNantesnooitgefchon-
L A LANDE. nbsp;nbsp;nbsp;C^en,
Wie is zo flout dat hy des Vorsten wil weêrfpreekt, tgt;ie, tot het heil des volks, de wetten maakt en breekt ?
CAVALIER.
Het voegt geen’ wettig’ Vorst de Rykswet aan te randen; Die te ondermynen is het werk van dwingelanden.
De groote Henrik lag den grond tot dit gebouw,
En eerde door die daad der Hugenooten trouw. . Zyn Zoon befnoeide alléngs ’s volks dier bezworen rech-Maar ach! zyn Kleinzoon durft die openlyk bevechten,nbsp;En trapt ze met den voet, en levert ons ten roofnbsp;Aan al de woede van ’t onzalig Bygeloof,
Dat ons den Godsdienst door dragonders tracht te leeren, Én ons al foltrend moord door averechts bekeeren.
LA LANDE.
Had nooit waanwysheid en gevloekte hovaardy
U
-ocr page 53-U van de kerk vervreemd, gy allen zoud , als wy.
Het heil van uwm ziel aan haare zorg beveelen.
Nu laagt gy-zelf den grond tot deeze ftaat'skrakeelen. Uw nutloos onderzoek van ’t geen gy niet verftaat;
Uw afkeer van de kerk, die ge onbedacht verfinaad; Uw dwaaze dweepery.die M^y metfinartbefchouwen.
En die reeds zo veel ramps aan Vrankryic heeft gebrouwen ,
Doorgrieven’s Konings hart. Zyn naauwgezetgemoed. Dat voor de keuren zelfs een teedre deernis voed,nbsp;Heeft nimmer iet verzuimd dat tot hun heil kon flrekken,
En wil, zelfs tegen dank, hen uit hun blindheid trekken.
CAVALIER.
’t Ts dan die deernis, die, in dit rampzalig oord,
AU’ wat ’er adem fchept gedoemd heeft tot den moord; En ongeboome jeugd zo min als gryze hairen,
Hoe fchuldeloos, verfehoont;en last geeft niets te fpaaren; Die ’t gantfche Languedoc vervuld nret moordgefchrei;nbsp;Een enkle kerkhof maakt van berg en van valei;
Door de uitgezochtfte fmart der wi-eedfte foltertuigen ’t Gemoed durft d wirrgen zich naar Romes wil te buigen ?nbsp;Gevloekte deernis, die geen’ Christen Vorst betaamt.nbsp;En die het Heidendom zich mooglyk hadt gefchaamd.
Neen. Schoon de wreedheid zich op ’s Konings last durft gronden,
Men M^yte ons lot hem niet ,-’t zyn Romes looze vonden.
De Hartekenner, die de bitterheid befchouwt
Der wreede Geestlykheid, die al dees gruwlen brouwt,.
Zal eens haar rekenfchap van’tfchuldloos bloed doengee-ven.
h'Iyn
-ocr page 54-Myn ziel bedoelt geen wraak. Ik fchenk u beiden ’t leven. VIL LARS.
Is ’t mooglyk!
LA LANDE.
Hemel! hoe!
CAVALIER.
Vertrouwt u op myn woord. Wy zyn niet als uw volk, dat wapenloozen moord.
De ftem der menschlykheiü eischt dat we onweêrbren hoeden,
En ’t voegt den Christnen niet op doolenden te woeden,
V nbsp;nbsp;nbsp;I L L A R s.
Deeze edelmoedigheid wekt myne erkentenis.
Indien ik iets vermag dat u tot voordeel is,
Ontdek u ongeveinsd. Myn ziel wenscht ii te toonen Dat ik genoten gunst grootmoedig zoek te lodnen.nbsp;CAVALIER.
Ii/dien gy waarlyk my verpligten wilt. Mynheer, Geef Nages Overheen ons door uw voorfpraak weêr.nbsp;Eer wreede Montrevel hen jammerlyk doefneeven;nbsp;Verwacht voor deezen dienst de vryheid by het leven.
V nbsp;nbsp;nbsp;I L L A R S.
Wierd onze toeftand door den Landvoogd fleehts verbaan. Ligt zaagt ge aan uwen wensch op ons verzoek voldaan.nbsp;Maar zal men aan uw volk de vryheid doen erlangennbsp;Als niemand weet of wy geveld zyn of gevangen?nbsp;Indien gy een’ van ons vergunde op ’t woord van eernbsp;2ich naar de Stad te fpoên...
CAVALIER.
Gy fpreekt gegrond, Mynheer.
Tegen La, Lande.
Geef my uw woord dat gy ons volk, op myn begeeren, Verlosfen zult, of bier gevangen wederkeeren.
Ik zweer voor al myn heir dat fmaad noch ongeval In uwe afweezendheid uw’ Vriend bejeegnen zal.
LA LANDE, Villors aanziende.
Zoude ik, terwyl gy hier ?...
VI LL ARS.
Voldoe zyn’ eisch , La Lande I Ontrust u niet om my, en geef uw woord te pandenbsp;Voor uwe wederkomst.
LA LANDE, tegen Cavalier.
Ik neem uw’ voorllag aan. CAVALIER.
Als ik myn Vrienden zie, zal ik u ftraks ontflaan.
Tegen Cadet, op La Lande wyzende.
Doe deezen Hoofdman fluks naarNimes vest vertrekken. Laat twintig uit ons volk hem ten geleide ftrckken.nbsp;Tegen La Lande.
Uw^ trouw ftaa voor hen in.
LA LANDE.
Verlaat u op myn woord. CAVALIER, tegen Cadet.
Waak zelf voor d’Aygalliers. Verzel hem in dit oord. Tegen Fïllars.
Vrees geen gevaar,Mynheer!’k Beveel u aan myn’Broedcr. Gy kunt uw hart door rust verkwikken by myn Moeder.
TIEN-
-ocr page 56-TIENDE r O O N E E L.
CAVALIER, BILLARD, RAVANEL.
R A V A N E L.
D c Hemel zy gedankt voor hun gevangenis,
Die de oorzaak van ’t behoud van uwen Vader is! c A V A L I ER.
Och, dat de vroome man gcfpaard waare in het leven ! Hoe vrolyk zoude ik hen de vryheid wedergeeven!
R A V A N E L.
La Lande zal gewis all’ wat hy kan beftaan Om Wages Overheen terftond te doen ontflaan.
CAVALIER. nbsp;nbsp;nbsp;(;ken,
’k Hield d’Aygalliers, dewyl me, uit kleed en ordentee-Den rang dien hy bekleed gelukkig is gebleken.
Men winn' hem,zo men kan, door vriendelykonthaal. Opdat hy onzen Haat het Hof naar waarheid maal’.
RA VAflEL.
Ach! dat de vyand uit uw loflyk voorbeeld leerde,
En ’t fchuldelooze bloed op hooger prys waardeerde!
BILLARD.
Ik W'acht dien zegen niet. Het woedend Bygeloof Is voor de traanen blind en voor de klagten doof.
En zal nooit rusten voor ’t ons allen heeft doen fneeven. Men vleij’zich niet vergeefs; ons is geen hoop gebleven.nbsp;Schoon de overwinning ons beklaaglyk eind vertraagt.nbsp;Schoon thans een blik van heil voor uwen Vader daagt.nbsp;Ik zie geene uitkomst voor de elend der Hugenooten.nbsp;De Koning zal in ’t kort zyn leger weêr vergrooten;
Dan zien wy ons op nieuw in zwaarder ramp geftort Naarmaate ons klein getal geftadig dunner word.
R A V A N E L.
Indien de Koning, nooit geraakt door onze klagten,
De elende van zyn volk niet kan of wil verzachten,
En onze wanhoop vreest, die zo veel weêrftand bied. Waarom vergunt hyons voor’t minst het vluchten niet?nbsp;EILLARD.
Schoon wy die vryheid al verwierven, wat zou ’t baaten ? Wie van pns allen wil zyn have of erf verlpaten,
Indien by niet den troost in zyne elend verwerft.
Dat hy ten minden Kroost noch Echtgenoote derft ? Maar ach !na dat de list,door duizend fnoodetreeken,nbsp;Ons van de onroerbre have en roerbre heeft verfteeken ,nbsp;Rukt ze op het laatst, in fpyt van’t weenen en gekerm,nbsp;De droeve kindren wreed den oudren uit deit arm ;
En maakt ze afvalligen door folterende pynen.
Of fluit ze in kloosters op, daar zy van rouw verkw'ynen. R AVANEL.
Och! of, gelyk men ons zo dikwerf hoopen deed, firitanje nog in tyds met Holland voor ons flreed!
-Och ! landden ze aan deez’ kust met faamverëendè vlooten!
Dan zag ik redding voor de droevh Hugenontej], Maar neen; men geeft ons hoop,en houd zich van dees ree.nbsp;CAVALIER.
IVIen wanhoop’ niet; ligt zyn die vjooten reeds in zee. Hy,die ons, hoven hoop,deez’ dag deed triomfeeren,nbsp;Jjeeft duizend middlen o.ra ons onheil af te weeren,nbsp;Zyn ^Ihefchouwend oog giet onzer has.tren wrok;
En
-ocr page 58-En al ’t onfchuldig bloed van ’t jammrend Languedoc. Men fteune op hem-alléén in ’t barnen der gevaaren :nbsp;Hy fpaarde ons in dit uur, hy kan ons langer fpaaren.
ELFDE T O O N^E E L.
CAVALIER, EILLARD, RAVANEL,
C A TI N A T.
C A T I N A T.
CTlari is van Rolland gelukkig weêrgekeerd, Metkrygsvolk en behoefte, en all’ wat wierd ontbeerd
Van kleeders, fchietgeweer, en kruid en lood en zwaarden,
,En zelfs een’ onderftand van driemaal vyftig paarden. Hy brengt ons tyding dat Rolland korts op Tournon,nbsp;Niet verre van Andufe , een groote zege won,
Waarin zyn volk Courville en Viala deed fneeven;
En dat Tournon met hen op ’t flagveld is gebleven; Dat ’s Konings volk alom gevloón is op die maar’.
En ’t hoog gebergte thans bevryd is van gevaar. Rolland maakt zich gereed naar ’t Vivarees te trekken -,nbsp;Terwyl we Alez, Vaunage en ’t Gevaudanfche dekken.nbsp;RAVANEL.
Dit wekt den moed.
C A TI N A T.
En ’t geen nog grooter blydfchap baart, Savoije heeft niet Hechts dit Ryk den kryg verklaard,nbsp;In fpyt des echts die hem tot Vrankryks hulp verpligtte;nbsp;Maar, zo het vlug gerucht de waarheid ons berichtte.nbsp;Heeft onlangs Marlbourg, van Eugenius verzeld,
49
TREÜRSPE
fy Hochfted, ’s Konings heir geheel ter ueèr geveld.
CAVALIER.
Myn Vrienden ! welkeen heil! laat ons met dankbreklan-Jn de overwelfde grot, de gunst des Hemels danken. 13at al het volk,’t welk lints den morgen hier verfcheen.nbsp;En reikhalst naar de kerk, zich nevens ons vereen’;nbsp;De Godheid nedrig fmeeke om eindlyk rust te erlangen,nbsp;En haar befcherming roeme in dankbrepsalmgezangen.
Einde van het derde Bedryf.
VIER.
-ocr page 60-JO D E C A M I S A R D S.
EERSTE T 0 Ö N E E L.
MARIANNE , VILLARS , CADET. MARIANNE.
Mynheer! iktwyfelniet of uw meêdoogend hart Keemt edelmoedig deel in onze elende en fmart.
Uw oog vertoont hoc fterk uw geest is neergellagen. Zou ’t my geöorlofd zyn de reên daarvan te vraagen ?nbsp;De GodsdienstÖefFening, waarin ge ons hebt verzeld,nbsp;Heeft nuttig u gefticht, of zonder reên ontfteld.
Wat ook uw ziel ontroere,u ftond geen leed te vreezet) Van ongel ukkigen , reeds tot den dood verwezen.
V T L L A R S.
Myn diepgetroffen hart fmoort zyn verwondring niet. Nog is het of myn oog uw fomber berghol ziet,nbsp;Siechts bier en ginds verlicht door aangeftoken lampen.nbsp;En opgepropt met volk, de fchrikkelyklle rampen.
Ja zelfs den wreedften dood om zyn geloof getroost.
’t Is of ik nog aanfehouw dat zy met gade en kroost Zich, op des Leeraars fpoor, in ’t ftof ter neder boogen.nbsp;’k Zie nog hunn’ eerbied voor ’t ontzagchlykAlvermogen;nbsp;Hunn’ yver voor ’t geloof dat hunne ziel belyd,
En dat de Roomfehe Kerk misfehien vergeefs beftryd. Hoe kweet de Lceraar zich in ’t bidden en vermaanen !nbsp;Hoe blonk 's volks Godvrucht uit in ongeveinsde traanen!nbsp;Maar ’t geen my tot dit uur de meeste ontzetting baart.nbsp;Uw Leeraar achtte zelfs ons krygsvolk deerniswaard’.nbsp;Hoe wierd myn ziel ontroerd toen ik hem in het midden
Der zynen voor ons heil zo hartlyk hoorde bidden! Hoe Vorst en Vaderland zyn liefde tevens trok;
Hy ’t heil des Konings paarde aan’t heil van Languedccj En toen ’t vervolgde volk, mettraanen op de •«'’angen ,nbsp;Des Hoogden naam verhief in Franfche Kerkgezangen!nbsp;Indien myn ziel niet is bewogen door uw leer,
’k Ben die, na deezen dag, voor ’t minst geen vyand meer. MARIANNE.
De Godsdiensteischt het hart. Gelukkig zo de waarheid Zich aan het uwe ontdekk’met onbezwalkteklaarheid.nbsp;Ken, ken de Christenfehaar’ die gy zo fel beftryd;
In ’t midden van al ’t leed en ’t onrecht dat zy Jyd, Leert de Euangeliewet haar voor haar beulen fmeeken.nbsp;De liefde is van ’t geloof een onbetwistbaar teeken.nbsp;Dic eischt dat ons elk mensch, elk Christen dierbaar zy.nbsp;Dw volk zynmenschen,ach!’tzyn Christenen, als wy.nbsp;Wy dienen éénen God , fchoon op verfeheiden wyzen.nbsp;Wy trachten ’t zelfde heil de zielen aan te pryzen.
Het nieiny Verbond verbind ons allen door één’ band. Uw Vorst is onze Vorst, uw Land ons Vaderland.
Hoe willig zouden we u als onze Broeders hoeden!
gygt; gy haat niet af van moorden en van wmeden; Welk een verJehil! helaas!
V ILL ARS.
’k Beklaag uw ongeval.
En ZW'eer u dat ik ’t aan den Verst ontdekken zal.
MARIANNE.
Ach ! zo ge ons deerlyk lot den Vorst naar eisch Wilt maa-Laat dan van dit gebergte uw oog in ’t ronde dSalen Op,dertig dorpen in dit voormaals bloeijend oord,
D a nbsp;nbsp;nbsp;Door
-ocr page 62-5®
Doör ’t onbefuisd geweld verwoest en uitgemoord,
Of mededoogenloos door ’s krygsmans toorts ontdoken; Hier liggen ze in hunne asch, ginds zyn ’er die nog rooken.nbsp;Zie al de kerken, eer den Hugenoot vergund,
Zo ver gy van ’t gebergte al ’t land befchouwen kunt,
In weêrwil van ons recht gefloopt en neêrgeworpen; Geen één bleef over einde in deden noch in dorpen.
Tel, tel de duizenden door ’t woedend daal geOagt;
Tel de ongeboornen met de moeders omgebragt.
Zie onzen vruchtbren grond gemest met bloed en rraanen. Bezaaid met lyken van onfchuldige onderdaanen.nbsp;Befchouw, als gy van daar de zon in ’t zuiden ziet,
En zy haar draaien langs de Rhone nedcrfchiet,
Hoe die rivier, geverfd door ’t bloed van onze magen, Haar ’t leed desHugenoots al murmlend fchynt te klaagcn.nbsp;Of wend ge uwe oogen mar de Middelandfche zee.nbsp;Die voert de lyken in haar holle golven meê;
Of gunt ze een graf aan ’t ftrand der andre waereldJeelen, En maalt aan ’tlleidendom der Christnen bloedkrakeelcn.
V I L L A R S.
Men heeft uwzaakaan’thofnaar waarheid niet gemeld ; Uw volk als eenen hoop van roovers voorgefteld,
Die, vlammende op djCn buit,dien zoekt langs alle wegen; MARIANNE.
Dip fnoode laster fpreekt zich-zclv’in’t aanzicht tegen. Wy roovers! Hemel! ach! wy vinden, hoofd voor hoofd inbsp;Van have en huis en erf ons jammerlyk beroofd.
Dit is nog ’t minst, helaas! men rooft onzeechtgenooten En zoons en vaders, die we, in ketenen gefloten,nbsp;Zien heenen deepen naar een fchandlykmoordfchavot.
Om
-ocr page 63-Om daar ten doel te Haan aan een erbarmlyk lot.
Ik zoek vergeefs voor, u myn hartewee te fmooren : bus heeft myn dochter reeds haar’echtgenoot verloren.nbsp;En ach , den mynen, al inyn heil_^n heifl en troost.nbsp;Die aangebeden wierd door my en door ons kroost,nbsp;Den jongden nacht, helaas! door’t krygsvolk overvallennbsp;Dreigt ügt den zelfden ramp deez’dag in Nitnes wallen.nbsp;V ILL ARS.
Wat zegt ge? Hemel!
CADET.
Ken de vrucht van onze leer. : Daar reeds myn Zusters Gaê gemarteld is,Mynheernbsp;Daar wy voor ’t groot gevaar des besten Vaders beeven ,-Daar ons zyn fterfiot moord, daar fpaaren we u in ’t leven,nbsp;VIL L A R s , tegen Marianne.
Indien myn hulp uw’ Gat*...
MARIANNE.
’k Verfmaa uw' by (Tand niet ,' Doch wacht van hoogerMagt myn’troost in dit verdriet.nbsp;De algoede Hemel zal myn’ Egaas ramp bepaalen,
Of, zo hy derft, my baast met hem in’t graf doen daalen. Doch zo uwe eedle ziel het woên der wreedheid wraakt;nbsp;Indien gy over ons met deernis zyt geraakt,
Red onze Broeders dan, die ’t licht des hemels mfslen , En derven van gebrek in hun gevangenisfen;nbsp;ïn duistre kuilen, daar de menschlykheid vanyst.
En daar men dag op dag ter foltring hen verwyst,
Tot hen de felle fmart de waarheid doet verzaaken. Geef aan uw kloosters last dat zy haare offers (laaken ,nbsp;Die jeugdige offers, wier gevaar ons hart ontroert,
. nbsp;nbsp;nbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 64-!?4
Die door geweeténsdwang hunne oudren zyn ontvoerd. Verlos de onnoozien, die, uit dorpen en valeijennbsp;Als roovers heengefleurd, ten dienlle der galeijen,
De ketens fleepen der ondraagbre flaverny.
VILLARS.
Hoe! die gedoemden ?----
MARIANNE.
Ach! ’t zyn Christenen als wy; Godvruchte Christiien , die geen euveldaaden kenden,nbsp;En die geen eind zien aan hun duldelooze elenden.nbsp;Hun leven is een dood van eindeloozen duur,
Die hen veel wreeder moord dan ’tbJaakend martelvuur. Hoe fterk de moedwil cok hun iyden moog’vergrooten,nbsp;Hun ziel !yd eindloos meer van hunne lotgenooten,nbsp;Van fnoode fchepilen, tot de zelfde elend gedoemd.nbsp;Wier hart in misdaên groeit, cn in de gruwlen roemt.nbsp;En die, als de onzen in ’tgebed deAlgoedheidzoeken,nbsp;Haar’ nooit volprezen naam uit fnooden moedwil vloeken.
VlkRARS.
Gy maalt eenTchouwtooneel waarvan ikbillyk fchrik. ’k Heb nooit uw lot befeft dan in dit oogenblik.
Doch ’t waare onbillyk u met ydle hoop te voeden.
Gy zult geen einde zien aan uwe tegenfpoeden Tenzy ge uw kerk verzaakt. Geen één van ons ten hoofnbsp;Die deernis toonen durft met die van uw geloof;
Men vreest by de yveraars te fierk in ’t oog te raaken, En zich van kettery verdacht te zullen maaken.
’t Is echter noodig dat de Aoning alles weet’....
TWEEDE T O O N E E L.
MARIANNE, VILLARS, CADET, CAVALIER, GUI, met een bende Camifards.
CAVALIER, tegen de Camifards, in ’t opkomen.
A'l yn Vrienden! gaan we daar ge u flus zo loüyk kweet. Tegen Fillars.
Vind ik u hier, Mynheer, by myn geliefde magen? MARIANNE.
Laat deeze ontmoeting in dit uur u niet mishaagen.
Wy kwamen uit de grot waarvan gy d’Aygalliers Den toegang hebt vergund op zyn herhaalde beè.nbsp;CAVALIER.
Gy hebt een kerk gezien ons door natuur gefchonkea. Zy bied ons, by gebrek van tempels, bergfpelonken,nbsp;VILLARS.
Ja., ’k zag die kerk ; ik zag uw’ Godsdienst, en beken Dat ik door dat gezicht in ’t hart getroffen ben.
Wie had zieh ooit verbeeld zo veel Hervormdgezinden Uit liefde tot Gods wet vereend te zulJen vindennbsp;In duistre holen, waar de zon nooit lichtftraal fchiet ?nbsp;CAVALIER.
De duisterheid is licht voor ’t oog dat alles ziet;
Voor hem die de aarde vormde is niets op aard verCcbolen.
Hy hoort zyn volk, daar’them uit bergklove en uit holen
Om zyn befcherming (Ineekt, en aanfchreit onder ’t kruis. De ruime waereld is zyn kerk en bedehuis.
Geen opderaardsch gewelf kan onze weeklagt fmooren; Zy dringt de rotfen dóór tot in de hemelchooren.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;VIL-
-ocr page 66-5lt;5
VILLARS.
Tk ben een krygsman en geen kerkgefchil gewoon: Maar zoud ge niet, zo u de vree M'ierd aaiigeboón-.nbsp;Tot onderwerping aan den Vorst belluiten kunnen ?nbsp;CAVALIER.
Zo ’t hof ons vryheid van geweeten M'ilde gunnen ;
Zo ’t oude vreêverdrag van Nantes wierd berfteld ;
En Languedoc bevryd van ’s krygsvolks woest geweld , Wie van ons allen zou den vree dan niet begeercn ?nbsp;Doch zo men om den vreê de waarheid afmoet zweercn ;nbsp;liidien hy ons berooft van Gods geheiligd woord,
Dan heeft zyn heil, hoe groot, niets dat ons hart bekoort. V1 r, L A R s.
quot;Ik wilde, zo ik kon, uw verdre rampen fluiten.
Uw aller tyd is kort; tenzy gy kunt beduften Naar ’t aanbod van genaê te liiistren op myn’ ra-sd.
Gy weet te weinig hoe ’t aan Vorsten hoven gaat.
De waarheid ligt veeltyds daar in een’hoek verfchoven. De magt bepaait ’er’t recht, en’t grootst gezagdryftbo-De gantfchc'gccstlykheid is tegen u gekant.
De Koning fteunt op haar: zy is zyn rechtehand,
En zal nooit dulden dat uw leer word’ toegelaaten.
Zy noemt die leer een pest, een wis bedcrfderflaaten, En maait u ais een rot van fnoode kettren af,
JDat waardig is gedoemd tot de ailerftrengfle flraf.
Jk zie lints doezen dag u aan met gunflige oogen.
’k Beklaag inv lot. Heb met u zelv’ toch mededoogen. Vc'-gun my dat ik aan den Vorst....
CAVALIER. nbsp;nbsp;nbsp;^
Hou op,'Mynheerr. ' Span
-ocr page 67-Span, onze onnoozelheid en deugd geen ftrikken meer. Wy allen zyn bereid ten koste van ons levennbsp;Den Koning en het Ryk bewys van trouw te geeven.nbsp;Zo ver ’t beftaan kan met des Opperften gebod.
Ons lyf’ behoort den Vorst, de ziel behoort aan God.
V1L L A R s. nbsp;nbsp;nbsp;(belooning*
’k Heb aehting voor uw volk. ’k Wensch aan uw deugd Hy werpt een, beurs met goud voor de voeten dernbsp;Camifards,
Aanvaart dit gul gefchenk ter liefde van den Koning.
Hy zwygt een ogenblik en vervolgt :
Verfinaad gy zyne gunst en myn goedhartigheid ?
C A V A L 1 B R.
Hun hart is zonder loon tot ’s Konings dienst bereid. Herneem,herneem uw goud: het kan hier niets verrichten.nbsp;Een ziel,dieGodsdienst mint,betracht altoos haar pligten.
VtLLAKS
Dat dan myn gift tot nut der kwynende armoê ftrekk’ Die ge onderhouden moet.
CAVALIER,
Zy lyd hier geen gebrek.
En weet waar ze in den nood haar onderhoud kan vinden. Terwyl Cadet, op den wenk van Cavalier, de beursnbsp;opneemt en Villars aanbied, vervolgt hy:
Doch zo ge ons allen aan uw goedheid wilt verbinden. Schenk ons een eedler blyk van uwe deerenis:
Doe aan den Koning zien dat hy bedroogen is;
En fmeek hem dat hy ons eerlang een’ vreê wil geeven Waarby de Hugenoot zyn’ Godsdienst moog’beleeven.
D 5 nbsp;nbsp;nbsp;VIT-
-ocr page 68-(niet;
VII. l-ARS, de beurs aanvaardende.
Schoon gymyn gift verfniaad, verfmaad myne achting Ligt dat gy tot uw heil daarvan nog blyken ziet.nbsp;CAVALIER.
Een eedle ziel kan op der braaven achting hoopen;
Zy volgt de deugd van zelf,doch laat zich nimmer koopen.
DERDE T O O N E E L.
CAVALIER, VILLARS, MARIANNE,CADET, CHARLOTTE, GUI, met een bende Camijards.
CHARLOTTE.
De bergvvacht meld dat hyaand’ingangvan het woud, Met Nagcs Overheen, La Lande reeds aanfchouwt.
CAVALIER.
(den ,
Ach! fmaakte ons hart den troost van, by die dierbre Vrin.. Den besten Vader die ooit leefde weer te vinden!
MARIA NNE.
6 Hemel! geef dat heil!
^ nbsp;nbsp;nbsp;CAVALIER, tegen Gui.
Myn waarde Vriend! maak fpoed. Trek, tot aan ’t eind van ’t bosch, La Lande te gemoet’.nbsp;Dat zyn gevolg daar wachtt’, tot dat zy hem zien keeren •,nbsp;En geef ben gyzelaars indien zy die begeeren.
Beveel de vrienden , die zyn byfland heeft gered,
Zo lang ik hier vertoef, de zorg van Castanet.
En zo myn Vader is gefpaard door ’t Alvermogen, Gelei hem fpoedig met La Lande voor onze oogen.
Cui vertrekt, met een gedeelte der Camijards.
VIER-
-ocr page 69-vierde t o o n e e l.
CAVALIER, VTLLARS, MARIANNE, CHARLOTTE, CADET.
CHARLOTTE.
Ach! Broeder! vlei u niet met die behoudenis.
Indien Bavilie bleek wie onze Vader is,
Heeft die ontmenschte hem ontwyfelbaar doen flagten. Ach! had hy beter lot dan myn Perrier te wachten ?
VILLARS.
Wat lot ook uw Perrier voorheen hcbbe ondergaan.
Ik denk niet dat Bavilie een hand zal durven flaan Aan iemand, eer Villars in Nimes is gekomen.nbsp;CHARLOTTE.
Een ongelukkig mensch zal altoos ’t ergfte fchroomen. De droeve Hugenoot weet tot zyn fmart te welnbsp;Wat hy moet wachten van Bavilie en Montrevel.
VILLARS.
De nieuweLandvoogd zal geen fpoorloos woên gedoogen; Doch ’t fpaaren van uw volk is niet in zyn vermogen,,nbsp;Tenzy ’t zyn kerk verzaake op ’t Koningkiyk gebod.nbsp;CH A RLOTTE.
Veeleer wyde onze ziel haar' jongden zucht aan Go.i! CAVALIER.
InJien de Hugenoot,door ’t woeden of door't vleijen, Zich van den weg des hei/s rampzalig af liet Icièn,nbsp;Wierd dan ooit billyk op zyn vroomheil (laat gemaakt ?nbsp;Wat trouw bezit een hart dat zyn geloof verzaakt?
De Koning-zslf zal dit wat vroeger of wat fpader....
F r F.
-ocr page 70-cavalier, VILLARS, MARIANNE, CHARLOTTE, CADET, LA LANDE, CHARLES, BILLARD, CATINAT, GUI, m de Cami-fards.
MARIANNE, met het hoofd op de horst van Charles vallende, die met den linker arm haar op zyn hartnbsp;drukt.
Myn Charles!
CAVALIER, terwyl Charles zyti’ rechter arm naar hm uitjleekt, eh hy zyn’ linker arm Charles om de fchou-deren Jlaat, en met zyn rechtehand de rechtehandnbsp;van Charles aangrypt.
Welk een heil!
CADET, voor Charles knielende.
Myn Vader! charlotte.
Ach! myn Vader!
C H A RiL E S.
Myn dierbre Gaê! myn Kroost!
LA LANDE, tegen Villars.
Wat hejl! gy zyt gefpaard ! VILLARS.
Ach! die rampzaalgen zyn ons mededoogen waard’. Befchouw die blydlchap , die verrukkingen, die traanen.nbsp;Wat menschlyk hart zou zich van deernis kunnen fpaa-Tegen Cavalier.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen ?
’t Is uw geluk dat ons uw krygsvolk heeft bezet.
Nu onze hechtenis uw’ Vader heeft gered ,
öi
CHARLES.
Zo gy ’t genoegen kent van een grootmoedig harte. Dat een’ rampzalig’ niensch verlost van angst en frnarre.nbsp;Smaak, fmaak dan menigwerf dat b!y geluk, Mynheer.nbsp;Geef honderden, als my, aan hunne vrienden weêr.nbsp;De Hartekenner ziet uw daaden uit den hoogen.
Een inededoogend hart verwerft zyn mededoogen. CAVALIER.
Ja, ’t grootfte heil dat ooit myn ziel bejegend is, Dank ik, naast ’s Hemels gunst, uw beider hechtenis.nbsp;Gy hebt ons allen met myn’ Vaders dierbaar levennbsp;Een’ onwaardeerbren fchat, u onbekend, gegeeven.nbsp;De grootftc Vorst, die ooitzyn’voetzetteopden troon.nbsp;Zou glori Hellen in den eernaam van zyn’ Zoon.
Een deugdzaam Kroost mag op Godvruchtige Oudren büogen:
Wy eeren in hun deugd het beeld van ’t Alvermogen. Opdat dees dag, als ons, u eeuwig dierbaar zy,
Keer veilig naar uw volk.
Fillars onthoeijende.
Jk Hel u beiden vry.
Denk, denk fomtyds aan ons en aan onze ongelukken. VILLARS.
Ik wenschte u allen aan uw ongeval te ontrukken. Doch nu gy vasthoud aan der Hugenooten leer,
Kan ik uw deeriyk lot beklaagen, en niets meer. CAVALIER.
De algoede Hemel kan ons redden uit de elende.
Tegen Gui, op de Camifards wyzende.
Gelei met deezen Iloet de Heiden naar hun bende.
-ocr page 72-ZESDE T O O N E E L.
CAVALIER, CHARLES, MARIANNE, charlotte. CADET, BILLARD, CATINAT.
(troost
MARIANNE. i\^yn waarde Charles! welk een blydfehap, welk eennbsp;Baart uw behoud aan my en aan ons dierbaar Kroost!nbsp;Het leven zonder u was ons, helaas! geen leven,nbsp;CHARLES.
De Alwysheid heeft niy aan uw traanen weêrgegeeven, En iny van ’t lot bevryd dat iny befchooren fcheen.nbsp;Men dank’ haar dierbre gunst, en fteune op haar alléén.nbsp;BILLARD.
Duld dat we ons in uw hed met uw gezin verblyden.
CATINAT.
Uw decriyk ongeval trok aller medelyden.
•Hoe ging ’t u in de Stad ?
CHARLES.
Men fleepte ons uit ons oord Met veel mishandlens tot in Nimes wallen voort.
Daar menigte van volk op ons kwam aangevlogen.
De woede blikfemde uit der meesten dreigende oogen. Meiï fchimpte en vloekte en fchold : Zomoet het rooversnbsp;Villars zal haast al’t land van dar gefpuisontflaan. Cg^an.nbsp;Een klein gedeelte, dat met hen was toegefchoten,nbsp;Sprak fluistrend tot elkaêr! Helaas ! ’t zyn Hugenooten!nbsp;En hield zyn ztchten en zyn traanen naauw’ in dwang.nbsp;Inmiddels wierden wy in ’t midden van den drangnbsp;Al fchimpend voortgefleiird,naar duistre moordfpelonken.nbsp;En daar doorj’t Bygcloof aan ketens'vastgeklonken.
Wy zagen de yslykheid van ons toekomend lot Met fiddring te gemoet, en gaven ’t op aan God.
En toen wy waanden dat de Rechters ons ontbooden Om ons,door koord of vuur.op ’t moordfchavot te dooden.nbsp;Verder tegen Cavalier.
Wierd ons bericht dat geons gered had dooruw trouw. En dat men op ’t gebergte ons aan u leevren zou.nbsp;CAVALIER.
ö Heilryke ommekeer na doodlyke oogenblikken!
Myn waardige Ouders! laat de rust uw hart verkwikken.
Myn Zusters voorzorg zal----
CHARLOTTE.
Verlaat u op myn vlyt.
CHARLES.
Vaar wel.
CAVALIER.
Ik zie u weêr na eenen korten tyd.
ZEVENDE T O O N E E L.
CAVALIER. CADET, EILLARD, CATINAT. CAVALIER.
H oewe! dit groot geluk myn blydfchap doet Iierleeven, Vind echter zich myn hart aan argwaan niet ontheven.nbsp;De vyand ligt geveld, die aanviel op dit oord.
Doch van zyn ovrig volk heeft niemand iets gehoord, ’t Is echter zonder reên niet in het veld gekomen;nbsp;Dus ftaat Rolland of ons een nieuw gevaar te fchroomen,
BILLA UD.
Hy is gewaarfchouwd van hunu’ togt door uw bericht.
CA-
64
CAVALIER.
’k Acht dat we, als hy,onsindithagchlykfydgewricht Vour allen overval zorgvuldig moeten dekken.
C A TI N A T.
Hy zond ons volk genoeg om ’t leger uit te ftrekken. CAVALIER.
Bat Catinat aan ’t hoofd van driemaal vyftig man De heuvels dekke van Florae tot la Vignan.
Billard bewaake Uzes. Gui trachte Alez te hoeden. Cadet zal met Valma! zich naar Andufe fpoeden.
Saint Hippolite zy betrouwd aan Castanet;
En Ravanel hou’ Iterk Bagnoles brug bezet.
Stel de andre Hopliên meteen wacht aan de uiterfteoor-Van uwelegering,in’twest’,in’tzuid’,in ’t noorden ,Cdeii Op ’t hoogfle van ’t gebergte; opdat ze aan allen kantnbsp;De heuvels overzien zo wel als ’t vlakke land.
En zo de vyand waagt zyn benden aan te voeren,
Laat ze op het oogenblik trompet en trommen roeren. Elk uwer fnelle, als hy dat blyk van onraad hoort,nbsp;De bergen op of om naar ’t aangevochten oord.
Zo dwing’ men ’s Konings volk den togt eerlang te ftaa-Ik zal op deeze plaats voor uw behoudnis waaken. BILLARD.
Wat jaagt hier Ravanel dus fchichtig en ontfteld ?
CAVALIER, CADET, BILLARD, CATINAT, RAVANEL.
RAVANEL.
Wy zyn een’ wisien prooi van bloeddorst en geweld,
c A-
-ocr page 75-CAVALIER.
Wat is ’er gaans, myn Vriend ?
RAVANEL.
6 Doodlyklle aller uuren f
Rolland!..
CAVALIER.
Rolland! Wat zegt ge ?
RAVANEL.
Alle onze voorraadfchuuren,
Ons gast- en wapenhuis...
CAVALIER.
Viel ’t air in ’s vyands magt ? RAVANEL,
Wy zyn verraên.
CAVALIER.
Door wien ?
RAVANEL.
Al de onzen zyn geflagt.
CAVALIER.
C Hemel 1
CATINAT.
Welk een ramp!
CADET,
Helaas 1 billard.
Wy zyn verloren! CAVALIER.
Geefons meer licht. Spreek op.
RAVANEL.
’k Zal alles u doen hooien. Terwyl de vyand hier zyn oogmerk wierd belet,nbsp;Verzaamde ’t grootfte deel zyns heirs zich by Jouzet.
E nbsp;nbsp;nbsp;Hem
-ocr page 76-66
Hem was bericht, helaas! wat holen en wat kluizen Ons dienden in ’t gebergt’ tot ruime voorraadhuizen.
CAVALIER.
Wie kon dit melden? ’t Was aan weinigen bekend.
RA VANEL.
Saint Chatte en Boucaru zyn ftichters dier elend.
Wy achtten hen geveld in Nage; doch die fnooden Zyn uit dat dorp van ons naar Montrevel gevloden;
Zy hebben ons verraên ten dienfte van het Hof.
Ze ontdekten Montrevel all’ wat Rolland betrof.
CAVALIER.
Saint Chatte en Boucaru!
BILLARD.
Is ’t mooglyk!
C A TI N A T.
Die verraders!
CADET.
Zy, zy zyn de oorzaak van het deerlyk ongeval Dat ons door eenen flag al t’faam verpletten zal.nbsp;Rolland was in ’t kasteel van Castelneau gebleven,
Van de Opperften verzeld; en had bevel gegeeven Al ’t land te veiligen door legerpost en wacht.
Helaas! zo min als wy op fnood verraad verdacht, Ziet hy by d’uittogt zich van allen kant befloten.
Hy ftelde zich te weer met zyne togtgenooten In ’t zwaar Kastanjewoud, dat Castelneau omringt.
En dekt zich tegen ’t woên, dat hem alom befpringt, Van achter door ’t geboomt, met zyn getrouwe fchaaren.nbsp;En fchoon hun dapperheid hen’t leven niet kan fpaaren.
Nog
-ocr page 77-¦Nog moedigen ze elkaêr, getroosten zich een lot Dat hen beveiligt voor het martlénd mo'ordfchavot.nbsp;Rblland ziet om hem heen zyn’ Volk ter aarde ploffen,nbsp;En word in ’t einde door een doodlyk lood getroffen.nbsp;Hy zwymt, hy geeft den geest, en laat zyn lyk ten roof.nbsp;CAVALIER.
Ach! met hem fterft de hoop op vryheid van geloof. Rolland!..
R AVANEL.
Toen vloogen fluks dragonders en foldaateil Tot in het diepst van ’t bosch, in moordzucht uiigelaaten ;nbsp;Daar de onzen hen den grond betwisten voet voor voet.nbsp;Doch eereloos verraad vertrapt den flerkllen moed.
All’ wat zich niet in tyds kon redden, wierd verflagen.
Een deel van hen, die voorzich-zelv’geene uitkomstza-gen,
Vlood jammrend hier en ginds, om zich in hol of grot Te bergen ; doch, helaas ! hier trof hen ’t fchriklykst lot;nbsp;Dewyl ze door die vlucht de vrouwen ook ontdekten.nbsp;Die een’ gewisfen prooi der felle woede ftrekten.
De weerelooze jeugd wierd deerlyk omgebragt;
De magtloozc ouderdom op ’t jammerlykst geflagt.
Ons gasthuis, opgepropt met zieken en gewonden , Aan ’t moordend rot ontdekt,wierd ook.helaasigevonden.nbsp;Niets wierd door hen gefpaard op berg en in valei;
En al dat oord vervuld met deerlyk mcjprdgefchrei. CATINAT.
6 Hemel! is ’er dan geen einde aan onze clenden!
RAV ANEL.
Toen zond de vyand fluks vier onderfcheiden benden Maar al de kluizen waar de voorraad wierd bewaard.
E 2 nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AU’
-ocr page 78-All’ wat met zo veel zorg door de onzen was vergaêrd. Viel hem in handen. Ach! ’t was alles hem gewezen.nbsp;CADET.
Wat raad ? helaas!
CAVALIER.
Ons ftaat het zelfde lot te vreezen. Hier baat noch kloek beleid, noch moed, noch tegenweer.nbsp;Ons blyft, na deezen ramp, noch troost noch uitkomstnbsp;De tyd is kort en dient zorgvuldig waargenomen, (meer.nbsp;Myn Vrienden ! doet terftond de Hoofden faamenkomen,nbsp;Met de oudflen van het volk 5 opdat men in de grotnbsp;Beraam’ wat oorbaar zy in ons rampzalig lot.
C Hemel! ’k eer uw’ wil. Het past geen ftervelingen, Hoe hen uw weg ontzette, in uw geheim te dringen.
Einde van liet vierde Bedryf.
CHARLES, CAVALIER, M ARIANNE, CHA RLO T-TE, CADET.
CAVALIER, in diep gepeins opkomende.'
Wat best beftaan?
CHARLES.
Myn Kroost! myn dierbaare Echtgenoot’l Elk onzer fchikk’ zich tot een’ Christelyken dood.
Gy ziet dat ons geen hoop meer ovrig is gebleven. Waartoe vergeefs getracht ons lot te wederftreeven ?nbsp;Men geev’ het op, en wacht den dood geduldig af.
Der Christnen heil is niet befloten in het graf. MARIANNE.
Ach ! dacht ik, toen men u de vryheid deed verwerven, Dat ik nog deezen dag ...
CHARLES,
Wy zullen faamen fterven. CHARLOTTE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Uw lot verfcheurt myn ziel en baart my ’t fchriklykst Doch ’t myne flreelt myn hoop: ’t heréént my met Perrier.nbsp;CADET.
Myn Ouders! moet ik u voor myn gezicht zien fneeven ! Ach! of ik uw behoud kon koopen voor myn leven 1nbsp;Kan ik Charlotte en u niet hoeden in ’t verdriet!
Ach! Broeder! geef my raad.
CAVALIER.
Helaas! ik weet dien niet. Indien het ftrekken kon tot redding myner Magen,
’k Zou over’t flci! gebergt’ hen op myn fchoudren draa-En voeren, veilig, hen tot aan het flrand der zeé. ' Dan ach! waartoe? Wy zien geen fchepen op de ree.nbsp;Ook deed de Koning, die ons ’t vluchten wil beletten,nbsp;Al overlang het ftrand door benden flerk bezetten.
De dood waart overal; hier is geen hoop altoos.
Ach ! vergt ge raad van my? Ik-zelf ben raadeloos. CHARLES.
Wy zullen in het kort ons leed te boven ftreeven.
Dc dood baant ons een’ weg tot een onfterflyk leven. MARIANNE.
My dunkt myn ziel gevoelt een’ Herken onderfland.
Al zinkt de levenshulk, wat nood, wy zien reeds land; Gelukkig land , waar ons dc woede niet zal deeren.nbsp;Wy allen zullen haast, verhcerlykt, triomfeeren.
C AVA1.1E R.
Ach ! die ge'aatenheid fcheurt my bet hart vanéén. ^ o Hemel I geef my licht in deeze duisterheên!
De wanhoop is geheel meestresfe myner zinnen.
CADE T.
Men firyde als flus.
CAVALIER.
Hier is geen hoop van overwinnen. CADE T.
Men heeft nog krygsbehoefte en paarden by de hand. En onze posten zyn alom thans welbemand.
cavalier.
Ons weêrbaar volk kan faam geen negen honderd haaien. Men telt in ’svyands heir, op bergen en in dalen.nbsp;Ruim twintigmaal zo veel; en ’t geen den angst verzwaart,nbsp;Is dat hem ’t fnood verraad gewislyk heeft verklaard
Waar
-ocr page 81-Waar al de holen zyn die ons ten fchuilpiaats ftrekken-Wyl ’t ons onmoogiyk is ons aan ’t gevaar te onttrekken, Getroost ik niy ’t geweid, vol moeds, te keer te gaan.nbsp;Geen moordzucht zal de hand hier aan de onweêrbrennbsp;flaan,
Of air wat wapens voert, van de onzen, zal bezwyken. De trouw des Camifards zal tot het uiterst blyken.
Hy fterve op ’t bed van eer indien hy fterven moet, En blyve in zynen dood voor ’t moordfchavot behoed.nbsp;Kom.BroederÜlreef met my voor’t laatst den vyand tegen.
Tegen zyne Oudren, terwyl hy voor haar knielt. Verhoort myn jongfte bede, en geeft my uwen zegen!nbsp;Charlotte en Cadet knielen ter wederzyde van hem,nbsp;MARIANNE.
Helaas!
CHARLES.
De Hemel ¦ zelf vergelde uw trouw» myn Kroost! Gy ftrekte van uw jeugd, naast hem , myn fteun en troost:nbsp;En roept zyn wysheid langs dit fpoor u uit het leven,nbsp;Hy wille u ’t eeuwig heil, de hoop der Christncii geeven lnbsp;MARIANNE.
De Hemel zegene u, myn Telgen! Ach ! de fmart.... Mym traanen zyn de taal van ’t moederlyke hart.
TWEEDE T O O N E E L.
CAVALIER, CHARLES, MARIANNE. CHARLOTTE, CADET, BILLARD, CATINAT.
BILLARD, tegen Catinat, in ’t opkomen. Helaas! zie Cavalier pp de aarde ncêrgebogennbsp;Aan zyner Oudren knicn.
E 4 nbsp;nbsp;nbsp;CA-
-ocr page 82-CATINAT.
Wat ziel word niet bewogen, Tot deernis met hun lot! royn hart bezwykt van druk.nbsp;CAVALIER, opjiaande.
Nu troost ik my den dood; nu tart ik ’t ongeluk. CATINAT.
Gy ziet, 6 Cavalier! wat lot ons ftaat te duchten.
’t Is met ons allen.uit.tenzy we op’tfpoedigst vluchten.
CAVALIER
Hoe! vluchten? Werwaart heen? Wat hebt gy uitgedacht? CATINAT.
Een kans te waagen met de gantfche ruitermagt;
En midden door ’t gevaar van vuur en fpeer en klingen, Metonweêrftaanbrevaart, op ’tonverwachtst te dringenjnbsp;En zo dees togt ons tot de Rhone toe gelukt,
Dan fluks met allen fpoed door ’t Daufineesch gerukt j Totdat wy in ’t Vaudois, by onze trouwe vrinden,.
’t Waldensch Hervormde volk, in ’t einde een fchtiilplaats CAVALIER.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vinden.
En al ’t onwcêrbaar volk dat hier den dood verbeid ? BILLARQ.
Helaas!
CATINAT.
Ach 1 vraag niet meer.
CAVALIER.
Gy beiden ^wygt en fchreit»
CATINAT.
Waant ge ons in ftaat te zyn om hen te kunnen hoeden ?
CAVALIER.
Ach ! red uw voorllag ons uit onze tegenfpoeden ?
Kan een vier honderd tal al Vraokryksmagt wcêrftaan?
Zal
-ocr page 83-Zal zulk een handvol volks door zo veel benden flaan ? En onderftel dat u dit Hout beftaan kost baaten,
Dat gy den vyand dwongt uw b^nde dóór te laaten, ¦Zal uw meêdoogend hart, tot aan uw’ jongden fnik.nbsp;Niet fiddren van berouw ? Zal ’t niet elk oogenbliknbsp;U ’t jammerlyk gekerm, het naar gekryt doen hoorennbsp;Van zo veel honderden, door deeze vlucht verlooren ?nbsp;Wie vveet wat uitkomst ons het Alvermogen geeft ?nbsp;Zyn magt is niet verkort. Wie weet waartoe gy leeft?
CHARLES.
Ik roem uw trouw, myn Zoon! en zal die nooit vergeeten: Gy hebt u van uw’ pligt voor God en ons gekweten.nbsp;Doch zo uw Vriendenftoet een blik van uitkomst ziet.nbsp;Voor u en voor zich-zelv’, verwerp dien voorflag niet.nbsp;Gy kunt noch ’t volk noch ons verlosfing doen verwerven.nbsp;Of gy hier toeft of niet, de onweêrbren moeten derven.nbsp;Verminder het getal der moorden door uw vlucht,
En fchep een ruimer aêm in een gewenschter lucht. CAVALIER.
Zou ik, daar mooglyk hen myn byzyn nog kan baaten, Myn dierbre Magen aan de wraak ten prooie laaten ?nbsp;MARIANNE.
Myn waarde Cavalier! uw byzyn red ons niet.
Als ’t ouderlyke hart zyn kroost beveiligd ziet.
Dan valt het fchriklykst lot min moeielyk te draagen. CHARLOTTE.
Ach! laat de voordag van uw Vrienden u behaagen. Heb ik om myn’ Perrier geen leeds genoeg geleên*
Is ’t niet genoeg dat ik het deerlyk lot beween’ . Het welk myn Oudren, ’t.welk my-zelf hier ftaat te wach-E snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Moet
-ocr page 84-Moet ik myn Brocdren voor niyne oogen nog zien Aagten ? C AVA LIER.
Zou ik ’t rampzalig volk, ’t welk my bevolen is.
Uit fpoorelooze zucht tot zelfsbehoudenis Verlasten in den nood; en my op losfe gronden ?...nbsp;MARIANNE.
’t Behoud der Kerke is niet aan ons behoud verbonden. Ds Hugenoot, door ’t Ryk by duizenden verfpreid.nbsp;Oogt, naast des Hemels hulp, alleen op inv beleid.nbsp;Wie weet tot welk een heil uw nutte vlucht kan flrekken?nbsp;CAVALIER.
Myn Vrienden! ’t ftaat aan u;gy kunt terllond vertrekken, ’k Dwing niemand om met ons den dood hier te onder-Gy hebt ons tot dit uur trouwhartig bygeftaan ; Cgaaquot;*nbsp;Doch nu uw moed bezwykt door onze tegenfpoeden,nbsp;Behoud u zo gy kunt. De Hemel wille u hoeden!nbsp;Myn lot is hier bepaald, ’k Zal fterven op dees lleênbsp;Voor ’t Godgeheiligd volk.
BILLARD.
Neen. Braave Cavalier!
Wy zullen in den nood de onweêrbren niet begeeven. CA TI NAT.
Wy hebben niets bedoeld dan ’t redden van uw leven. Gy zyt ons Opperhoofd ; en ’t heil der Godskerke is.nbsp;Naast ’s Hoogflen magt, bepaald aan uw behoudenis.nbsp;Zo gy befluiten kunt u zelv’ voor haar te fpaaren.
En vluchten wüt aan ’t hoofd der jonge ruiterfchaaren. Dan zweert elk Hopman u dat hy op deeze plaatsnbsp;De onweerbren zal behoên voor’t woeden des foldaats»nbsp;Zo lang een droppel bloeds hem ovrig is gebleven.
CA-
-ocr page 85-PEL.
S
CAVALIER.
En ik, ik zweer ’t voor God, ik zal u nooit begceven. Ter goeder uur vind ik inyn trouwe Broeders weêr.nbsp;Myn dierbre Magen, vergt myn kwynend hart niet meer.nbsp;BILLARD.
Welaan, men llerve.
CATINAT.
Ach! weet uw moed niets uit te rechten ?
CAVALIER.
Hier is geen troost dan zich verëenigd dood te vechten. Wy hebben ’t air be/laan wat trouw en vJyt vermag;nbsp;En ’t M'aar geloof bcfchermd tot onzen jongden dag.nbsp;Myn Broeders! laat uw’ moed in ’t uiterst niet bezwyken.nbsp;Geen van ons allen kan het llerflot toch ontwyken.
Dat elk zich kwyte, en tot den laatften droppel bloed De weerelooze fchaar’ voor doodlyk onheil hoed’,
CATINAT.
Weliian.
BILLARD.
Ik ben ’t getroost.
CADET.
Ja. Laat ons faamen fneeven.
CAVALIER.
Ons ligchaam keer’ tot dof, de ziel zal eeuwig leeven. Doch nu elk oogenblik ons de overrompling dreigt.
En onze levenszon allengs ten avond neigt,
Betaamt het ons op ’t lot dat ons genaakt te denken; Èn nog een’ korten tyd aan’t jongst gebed te fchenken.nbsp;Geleid hen naar de grot die gy verzaamen kunt.
Ligt word ons na dit uur geen ander uur vergund. BILLARD.
Ginds zie ik Ravanel.
CHARLOTTE.
Ik voel myn leden beeven. CATINAT.
Ach! mooglyk is hy van Bagnoies brug verdreven.
derdetooneel.
cavalier,charles,marianne,charlotte, CADET, BILLARD, CATINAT, ravanel.
CAVALIER.
Hoe ftaat het, waarde Vriend f
RAVANEL.
La Lande en d’Aygalliers
Zyn , met een groot getal van ’s Konings volk, alreê Genaderd tot aan ’t bosch ; en hebben ons doen vraagen ,nbsp;Dewyl ze ons Opperhoofd iets hebben vóórtedraagen.nbsp;Om twintig gyzelaars voor hen en voor hunn’ ftoet.nbsp;CAVALIER.
Hoe! zy?’t Is vreemd. Ik zorg dat hier weer onraad broed, ’t Verbystert my. Hoe komt u dit geval te vooren ?nbsp;BILLARD.
Wy kennen ’s vyands list.
CATINAT.
Gy zoud hen kunnen hooren. ravanel.
Hun voorflag dekt misfchien een nieuw gefmeed verraad. Den vyand is beticht hoe ’t hier gefchapen ftaat.nbsp;CAVALIER.
Hy tracht ons moogelyk door zyn gefprek te noopen. Ten prys van ons geloof, ons leven vry te koopen;
En
-ocr page 87-En fpant den Hugenoot, door valfche deerenis , • Een’ ftrik, die in den nood voor hem gevaar]yk is.
CHARLES,
De Hugenoot zal door geen loos gevlei bezwyken.
Hy heeft voor ’t waar geloof zyn trouw te fterk doen blyl Doch keurt gy best den eisch des vyands af te flaan.nbsp;Ontzegt gy hem gehoor, wy allen zyn voldaan.nbsp;BILLARD,
Indien hy ons verftrikt ?..
CA Tl NAT.
Dit moet men hem beletten , En (fingang van het bosch zo fterk men kan bezetten.nbsp;Terwyl ge, 6 Cavalier! naar ’s vyands voorflag hoort,nbsp;Vertraagt gy voor het minst het woeden van den moord.nbsp;De krygsliên zullen zich niets hagchlyks onderwindennbsp;Zo lang hun Hoofden zich in onze magt bevinden.
C AVA LIER.
Welaan. Opdat men zich van geen verzuim beklaag’. En tevens in dit uur niets onbedachtzaam waag’.
Tegen Ravanel.
Geleid hen hier, myn Vriend! en geef hen gyzelaaren. Doch houd,opdat op nieuw geen rampen ons bezwaaren,nbsp;Den ingang van het bosch met kracht van volk bezet.nbsp;Zorg dat gy d’aandrang op Bagnoles brug belet.
Ziet gy beweeging by de vyandlyke drommen, nbsp;nbsp;nbsp;.
Geef fluks de krygsleus door trompetten en door trom-Wy zullen by u zyn zo ras zulks mooglyk is.
Elk fmoor’, zo goed hy kan, zyn hartsgefteltenis. Tegen Catinat.
Geleid hier twintig van de dapperüe foidaaten:
Men
-ocr page 88-Men moet niet roekioos op een’ vyand zich verlaateri; C A ï I N A T.
Ik keer terftond met hen.
K A V A N E L.
Verlaat u op myn trouw.
VIERDE T O O N E E. L.
CAVALIER, CHARLES, MARIANNE, CHAR-LOT T E , C A D E T , B IL L A R D.
CAHET.
Dit geeft een blik van troost in onzen bitiren rouw. CAVALIER.
Ach ! vlei u niet vergeefs ! ’tzyn niet dan oorlogstreeken. De vyand veinst, en zal niisfchien van vredefpreeken,nbsp;Opdat zyn moedwil ons te ligter nederflaa,
V/anneer we ontwapend zyn. Wy kennen zyn genaê. Ily vreest de wanhoep der Hervormden aan je fpobferi.
CHARLES.
Laat nooit zyn vleijen ons verftrikken noch bekooren. ’t Is voor den fterveling een onwaardeerlyk goed.
Dat hy God vrylyk dien’, naar de infpraak van’t gemoed. Dit heil gaat al ’t geluk der aarde ver te boven.
Geen niensch heeft recht door dwang ons iets te doen ge-’t Geloof bepaalt zich niet naar wufte zinlykheên.
’t Gemoed erkent geen W'et dan die van. God-alléén. Zyn goedheid, die voor ons zo glansryfc heeft geblonken,nbsp;Heeft met zyn heilig woord ons eeuwig heil gelchonken:nbsp;En zou ons hart die gift verfmaaden om ’t genotnbsp;Van weinig dagen rust in ’s levens overfchot ?
Neen.
-ocr page 89-Neen. Schoon men geen van ons het leven wilde fpaaren, Wy moeten, onbefmet, ons hart voor God bewaaren.
CAVALIER.
Eer onze ziel bczwyk’ voor Jist of vleijery.
Getroosten we ons den dood.
V T F D E T O O N E E L.
CAVALIER, CHARLES, MARIANNE, CHARLOTTE, CADET, BILLARD, CATINAT.ffjft een bende Cmnifards.
CATINAT, tegen de Camifards.
Schaart u aan deeze zy*.
Tegen Cavalier.
Zo krygstrom of trompet u ’t minst verraad doet vreezen, Een oogwenk zal genoeg tot uw befcherming weezen.nbsp;Schoon ons goedwillig hart met vreugd zyn haaters fpaart,nbsp;'Die ’t goed vertrouwen fchend is’t levenslicht onwaard’.nbsp;CAVALIER geleid zyne Ouderen voorwaarts op het Too-neel, en plaatst hen tusfchen den ry der Camifards.nbsp;Myn waardige Ouders! voegt, met myn geliefde Zuster,,nbsp;U by deez’ Heldenfioet, myn hart is dan geruster.nbsp;Tegen Billard en Catinat, die hy aan 't einde van hetnbsp;Tooneel plaatst, zo, dat ze aan ’t begin van den rynbsp;der Camifards Zyn.
Myn Broeders! plaats u daar.
Tegen Cadet, hem voor naar het Tooneel wyzende.
En gy, aan deezen kant.
-ocr page 90-ZESDE T O O N E E L.
CAVALIER , CHARLES , MARIANNE, CHARLOTTE, CADET, BILLARD, CATInAT, VILLARS, LA LANDE, RAVANEL, eennbsp;lende Camifards, Gevolg van Franfche Officieren.
La Lande geeft in ’t opkomen zyn gevolg een’ 'wenk om
zich tegen over de
'' te plaatfen.
VILLARS,
Wy keeren, op ’t bericht der neêrlaag van Rolland, Om, zo ’t ons mooglyk is, u-w ongeval te fluiten,
En met uw volk en u een’ vasten vreê te fluiten.
Wy eeren uwe deugd, roemwaarde CavalierI Verfinaa ons aanbod niet.
CAVALIER.
Wat heil baart ons de vreê? Hoe dikwerf heeft men niet zyn broosheid ondervonden!nbsp;Hy is nog naauw’ gemaakt, of word terftond gefchonden.nbsp;Hy, die den vrede floot, ontlast zich voor ’t altaarnbsp;quot;Van zyn’ gezworen eed; en ftort de droeve fchaar’,nbsp;Die op den eed vertrouwde, op nieuw in aakligheden.nbsp;VILLARS,
Waartoe dit fcherp verwy t ? Men denk’ niet aan ’t VQorle-Zeg of gy op Villars u-zelv’ verlaaten zoud;
Of hy u reden gaf om ooit te zyn mistrouwd.
CAVALIER.
Villars word door al ’t Ryk om zyne deugd geprezen; Maar zou hy van den vreê wel meester kunnen weezen?nbsp;Indien het Hof niet flenide in zyn gemaakt verbond;
Zo
-ocr page 91-Zo ’t met den Hugenoot den vreê niet oorbaar vond; Wat zou ons dan het woord des Maarfchalks kunnen baa-V I L L A R S.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ten ?
Ten minden zult ge u-zelv’op’sKonings woord verlaaten. Hy gaf my voile magt in deeze Landvoogdy.
Verban uwe achterdocht, en ken Villars in my. CAVALIER.
In u, Mynheer! kan ’t zyn !
CADET, tegen Ravanel, ter zyde.
Wie kon dit ooit vermoeden! villars,
’t Fs my niet eigen op rampzaligen te woeden.
Ik ken den Hugenoot door myne hechtenis.
Ik acht uw deugd, en weet wat my betaamlyk is.
Zeg op wat voowaarde ik den vrede aan u kan geeverL
CAVALIER.
De vryheid van ’t gemoed is ons meer waard’ dan ’t leven. Verban geweeiensdwang voortaan uit Languedoc.
Richt onze kerken op, die de onverzoenbre wrok Der geestlykheid vernielde in deden en in dorpen.
’t Verdrag van Nantes zy geen fchennis onderworpen. Geef al ’t onfchuldig volk, van berg en uit valeinbsp;Gevangen weggefleept naar kerker of galei.
Of kloosters, of waar ’t zy, terug aan hunne vrinden;
Kn doe, met ons, hen ’t heil der vryheid ondervinden.
Zo ge op dien voet.Mynheerlden vrede ons toe kunt Haan, Dan word door deeze gunst aan onzen wcnsch voldaan.
V I L L A R S.
Ik heb dien eischverwacht.doch zal rondborstig fpreeken. • De wil des Konings, die ons duidlyk is gebleken ,
F nbsp;nbsp;nbsp;Eischt
-ocr page 92-Eischt dat de Hugenoot nooit weer naar kerken tracht’. Aan Nantes oud verdrag zy nimmer weèr gedacht.nbsp;Doch ’t word u tocgeftaan naar uw geloof te loeven.nbsp;Uw Goüsdienstücfhing zal men ftooren noch weêrliree-Indien uw yver niet door hevigheid verdwaalt, ''.''cn.nbsp;En zich die oefning aan een dille plaats bepaalt.
Men zal uw rust voortaan door geen vervolging krenken, En al ’t gevangen volk de vryheid wederlchenken;nbsp;Opdat zich ’t gantfehe land in’s Koningsgunst veibly’.nbsp;CAVALIER
Bewys ons grooter gunst; laat ons den iiirtogt vry. Men zou ons, nu men ons geen kerken wil vergunnen;nbsp;Die Godsdienstöel'ning ook eerlang betwisten kunrgt;cn.nbsp;Gy b'yft niet altoos hier. Jn weerwil van uw hartnbsp;Wiord ligt de Hugenoot op nieuW geftort in fmarr.nbsp;Vergun dat wc ons ontdaan van goedren die ons hindren ;nbsp;Dat elk van ons, met Gade en Ouderen en Kindrcnnbsp;In ballingfchap vertrekk’ naar een geruster oord,
Daar ’t vreedzaam Christendom geen Chnstnen boeit of V ILL ARS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mourt.
Hoe groot fchat gy ’t getai dat Vrankrykzou verlaaten?
CAVALIER.
Tien duizend menfehen.
VILLARvS.
Hoe ! tien duizend onderzaaten Tc zien vertrekken uit des Konings hecrfchappy ?
Dus wierd gantsch Languedoc welhaast een woesteny. ’t Waar’ veel indien men u twee duizend kon vergunnen.nbsp;Zelfs zou dit volk het Ryk tot fleun verftrekken kunnen.nbsp;De Koning draagt u gunst. Hy kent uw’ heldenmoed,
En
-ocr page 93-treurspel. 83 En wenscht dat gy met ons het Vaderland behoednbsp;Jn d’oorlog die ons drukt. Laat ii myn raad bchaagen,nbsp;En doe den Hugenoot uw’ yver onderfehraagen.nbsp;Verzaain een regiment; ’t IHa onder uw bevel.
Ik fthenk u, met dit fchrift, den rang van Colonal. CAVALIER.
Geen grootheid of gezag zal ooit myn zinnen ftreelen. ’k Wil liever in het lot van rayne B.roedrcn deelcnnbsp;Dan in het prachtigst Hof in ’s Konings gunst te Haan,nbsp;Al bood hy my de helft van zpmi zetel aan.
CHARLES, ter syde.
Myn Zoon!
Tege7^ Marianne.
Zyn deugd houd proef in voorfpoed en in lyden! CAVALIER , tegen Villars.nbsp;Mynlieeriindien ge ons hart wilt door den vrcê vcrblyden,nbsp;Verleen dan vryheid van geloofsbelydcnis ;
Ontflaa den Hugenoot daar hy gc'.'angen i. ;
En gun aan my den troost om, met twee duizend vrinden, In 't gastvry Zwitferland voortaan verblyf te vinden.
VILLARS, na zich een weinig bedacht te hebben.
Uw deugd, ó Cavalier! bekoort my meer en meer. Ach! waarom zyt gy blind voor Romes nchthre leer?
Ik ftcm uw bede toe. Leef naar uw wcibehaagen.
’k. Zal voor den Hugenoot gotroutve voorzorg draagen. Geneve ftrekke uw volk en u een veilgc wyk.
Bemin, waar ge u bevind, den Koning cn het Ryfc.
’k Omhels u als myn’ Vriend, en zal, zo ras wy fcheiden, De maar’van onzen vrede op’t fpoedigst doen verfpreiden.
CA-
-ocr page 94-84
CAV ALIER, tegen de Camijards.
Geluk, myn Vrienden! legt voortaan uwwapens neêr. Vergeeft ’t geleden leed. Gy hebt geen’ vyand meer.nbsp;Doe uw goedwillig hart thans uit uw daaden blyken.
V I L L A R S.
Geen mensch zal na deez’ dag u meer veröngelyken. Myn Vriendenlfmaakt al t’faam de zoetheid van den vrcê;nbsp;En paart in uw gebed Villars met Cavalier,
Gelyk ik in het myne u allen zal gedenken.
De Hemel wil ons t’ftam een eindloos heillot fchenken!
MARIANNE.
6 Heilrykst uur dat ooit voor ons verfchenen is! CHARLES.
Zo fchept de Alwysheid licht uit naare duisternis. CHARLOTTE.
Ach! had myn Gaê met ons dien zegen moogen fmaaken, Wat zou zyn vreugd myn hart dit uur gelukkig maaken!nbsp;6 Myn Perrier!..
LA LANDE.
Hoe! is ’t Perrier dien gy befchreit?
Ely leeft.
CHARLOTTE.
Befcbimp my niet in myn rampzaligheid. la LANDE.
Ik ken Perrier zeernTl, en heb hem zelf gevangen. En om zyn’ moed ontflag van halsfiraf doen erlangen.nbsp;Ily wierd , met al zyn volk, gevonnist ter galei.
VILLARS, tegen Charlotte.
Gy zult hem wederzien met uwen Vriendenrei;
Ik zul hen allen aan hun Magen vredergceven.
c ii A R-
-ocr page 95-CHARLOTTE.
6 Hemel! kan het zyn! Zou niyn Perrier nog leeven! MynOuderslwelk een vreugd! Ach!hoortgy’t.mynCadet'.nbsp;Wyn Cavalier! wat hei!! gy hebt Perrier gerednbsp;CAVALIER, tegen Villars.
Mynheer! de Hugenoot zal fteeds uw goedheid roemen, En,naast de hoogflc Magt, u zyn befchermernoemen.nbsp;Tegen zjne Vrienden.
Myn dierbre Magen! en gy, Helden, door wier vlyt ’t Hervormd geloof wierd van zyn’ ondergang bevryd !nbsp;Zo ge u getroosten kunt van huis cn erf te fcheiden,nbsp;Zal ik cp ’t fpoedigst u naar Zwitferland geleiden.
Hoe bly, myn Ouders! grypt uw Zoon u by de hand I Al de aard’ behoort aan God, en is ons Vaderland.nbsp;Vaar wel, ó Languedoc! 6 Bergen ! 6 Valeijen!
Mogt gy den Hugenoot voortaan nooit hooren fehreijen ! Men dank’ de Al wysheid, die door wondren ons behoed!
Geen magt op aard’ heeft recht van dwang op’tvry gemoed.
V %'
,*.*A.
'j
.;■•'. .X: â–
.....
â– lt;»;* '• â–
ik
« «
X-
. ~K
■■■■quot;껫'
. I, ■.•..'■■gt;,• nbsp;nbsp;nbsp;•,.• JlTiïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;••' , ,•?■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j : .....
■^- ƒ■gt;' 'i nbsp;nbsp;nbsp;' *,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. » ;“■,