-ocr page 1-
,rii- oo ? : Tj o^^ 1^ 0 3
I
'Groot dichter van ruimte en licht'
Pieter Saenredams tekeningen M schilderijen van Utrechtse kerken hingen enkele maanden in
Los Angeles en kregen een enthousiast onthaal bij het Apterikaanse publiek. Versie^ van een expositie
van Utrechts kunstbezit in eei^ijzonder museum.                     \^ j
Heropvoeden tot aangepaste burg^e
In deel vier van de serie Utrechtse gevangenissen: de Rijksopj^edingsgestichten
voor ontspoorde meisjes en jongens in Zeist en Amérsfo^t.
De populariteit van nét ^pél met den co
Van de vele honderden kolfbanen in onsfmd Ziijn tr nog véèrtiertin gebruik waaronder diivan
het St. Eloyen Gasthuis in Utrecht. Beknopte geschiedenis van het colven en zijn vele varianti
' *
XmJi
Inlioud
1 de bestuurstafel
Witureel Erfgoed
'Rechtse kerken op een Californbche heuve'
Saenredam-tentoonstelling in het
Gp"v "'
oeding tot brave burger
ffêcmsegevange:':..'-'': n:Piik;c--:':
fee seminariehelligen op Lombok
^ursignatement
'ionumentendag -n '.••' f > '>•" ^^'^ •?•-'
Iven, het plaisir om skj ir éeit'lvi
Knoptf nc-rh^-r^-r'' vr               •" ' ■»'
Agenda
Renger de Bruin
Joyce Pennings
Jan-Wilm Del^
Ton HM. vaf\
Manon van der i
C.AM. van Woeri
-,i',<:t,<
I
vereniging Oud Utrecht ^^
augustus 2002
-ocr page 2-
6 Kuijper, M., Zes vrouwen op een kast. Het verhaal van de panelen op de
beeldenkast in kasteel Sypesteyn
131     Lieshout, M. van. Dreigende opheffing Geveltekenfonds
174 Meulen, J. van der, 'Uit mededoogen met het lijdende dier'.
Stichts Asyl voor Dieren 100 jaar
90 Pennings, J.: zie R. de Bruin
160 Rhoen R., Twee klappen, een fluittoon en steekvlammen. De ontploffing
van een hogedruktank voor stadsgas in Zeist in 1962
182 Idem, 'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'. Het landhuis
Molenbosch van J.D. Zocherjr. (1791-1870) exact gedateerd
66 Santen, B. van. De charme van regionale geschiedenis. Een interview met
hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
71 Idem, De weldaden der eenzaamheid. Utrechtse gevangenissen 3: het
Wolvenplein
158    Idem, De verschrikkelijke storm van 1911
164    Idem, De brand van restaurant Azië
190    Idem, De sloop van de Stevensfundatie
98    Schaik, T. van. Twee seminarieheiligen op Lombok
187 Seulijn, H., 'Doelmatig, veilig en sober, maar wel humaan'. Utrechtse
gevangenissen 6 (slot): de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
18 Smit, K., De kariatide en de Cadillac. Zeshonderd jaar Stadskraan en
Keulse Kraan
62 Stoppelenburg, N., Een juweel in restauratie. De roerige geschiedenis
van kasteel Amcrongen
132     Idem, Maliebaan 55: de architect, het concept en de opdrachtgeefster
122 Vette, N., De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
5    Vroemen, J., Cultureel Erfgoed: Van sojafabriek tot parkeergarage
33    Idem, Cultureel Erfgoed: Groeiende samenwerking
61     Idem, Cultureel Erfgoed: Aantastingen: een praktijkvoorbeeld
89    Idem, Cultureel Erfgoed: Monumentenzorgen
117    Idem, Cultureel Erfgoed: Gevraagd: visie en beleid
173    Idem, Cultureel Erfgoed: Beleidsvisie Singelgebied
38 Vrugt, M. van de. De Criminele Ordonnantiën en het lot van gevangenen.
Utrechtse gevangenissen 2: het ancien regime
102 Wiel, M. van der. Open Monumentendag in teken van handel en indus-
trie
44 Wilmer, T., Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2001
104 Woerden, C.A.M, van, 'Kolven, het plaisir om sig in dezelve te diverte-
ren'. Beknopte geschiedenis van een spel met vele varianten
AUTEURS
41 Antwerpen, R. van, Register 2001
74 Bakker, M., Hoveniersboerderij trotseert de tijd. Over de dreigende sloop
van een bijzonder Utrechts pand
144 Beek, G.A. van, Veenendalers op de vlucht na doorbraak Grebbedijk
34 Biemans, B., en Bogaers, L, Een leraar in hart en nieren. Een interview
met dr. A. van Hulzen
46 Blaauboer, M., Een zoon naar zijn vaders hart. De korte Utrechtse,
academische carrière van Steven Jan van Geuns (1767-1795)
4    Blok, P.A., Van de bestuurstafel: Vernieuwing
32    Idem, Van de bestuurstafel: Activiteit dankzij vrijwilligheid
60    Idem, Van de bestuurstafel: Prijzen
88    Idem, Van de bestuurstafel: Zomerslaap?
116    Idem, Van de bestuurstafel: Samen sterk
172    Idem, Van de bestuurstafel: Oud-Utrecht waarheen?
34    Bogaers, L: zie B. Biemans
90 Bruin, R. de en Pennings, J., Utrechtse kerken op een Californische heu-
vel. De Saenredam-tentoonstelling in het Getty Museum in Los Angeles
78 Buiter, H., Eigenzinnige bewoners en gebrek aan ruimte. Bespreking
van studie over stadsontwikkeling in Utrecht 1970-2000
95 Delicat, J., Heropvoeding tot brave burger. Utrechtse gevangenissen 4:
Rijksopvoedingsgestichten
50 Eerden, P. van der. Monumenten in vormloze brokken.
Bespreking van een tweedelige beschrijving van buitens en dorpen op de
Utrechtse Heuvelrug
147 Hart, P.D. 't, 'Kerels als boomen worden in een dag door de Griep weg-
gemaaid'. De Spaanse griep 1918-1920
118 Heus, W. de. Park Voorn bedreigd in nieuwe stedelijke omgeving
14 Hoekstra, T., 'Een pacrdeken om de luyden op te pijnegen'. Utrechtse
gevangenissen 1: kasteel Vredenburg
17 Jansen, A., Literatuursignalement
40 Idem, Literatuursignalement
152 Jongerius, R.T., Noodlottige vergissingen. Spoorwegongevallen in en
rond Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog
77    Jurritsma, L,, Literatuursignalement
101     Idem, Literatuursignalement
127     Idem, Literatuursignalement
181
     Idem, Literatuursignalement
128     Koen, D., Tucht en discipline voor Jan Soldaat. Utrechtse gevangenissen
5: het Depot voor Discipline te Nieuwersluis
14
bijl. 2 Kroes, P., Jaarrekening 2001
vereniging Oud-Utrecht
februari 20os
-ocr page 3-
UTRECHT STAD
14 'Een paerdeken om de luyden op te pijnegen'. Utrechtse gevangenissen 1:
kasteel Vredenburg
18 De kariatide en de Cadillac. Zeshonderd jaar Stadskraan en Keulse Kraan
38 De Criminele Ordonnantiën en het lot van gevangenen. Utrechtse gevan-
genissen 2: het ancien regime
71 De weldaden der eenzaamheid. Utrechtse gevangenissen 3: het Wolvenplein
74 Hoveniersboerderij trotseert de tijd. Over de dreigende sloop van een bij-
zonder Utrechts pand (Van Zijstweg)
98 Twee seminarieheiligen op Lombok (Antoniuskerk aan de Kanaalstraat)
104 'Kolven, het plaisir om sig in dezelve te diverteren'. Beknopte geschiedenis
van een spel met vele varianten
118    Park Voorn bedreigd in nieuwe stedelijke omgeving
122    De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
132    Maliebaan 55: de architect, het concept en de opdrachtgeefster
158    De verschrikkelijke storm van 1911
164    De brand van restaurant Azië
174    'Uit mededoogen met het lijdende dier'. Stichts Asyl voor Dieren 100 jaar
190    De sloop van de Stevensfundatie
132 Boekhoven-Leydenroth, Adriana Johanna van, in: Maliebaan 55: de ar-
chitect, het concept en de opdrachtgeefster
98 Borromaeus, Carolus, in: Twee seminarieheiligen op Lombok
66 Bruin, Renger de, in: De charme van regionale geschiedenis. Een inter-
view met hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
122 Cressant, Jacob, in: De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
132 Cuypers, Eduard, in: Maliebaan 55: de architect, het concept en de op-
drachtgeefster
174 Ebeling-Wakker, J-P., in: 'Uit mededoogen met het lijdende dier'. Stichts
Asyl voor Dieren 100 jaar
46 Geuns, Matthias en Steven Jan van, in: Een zoon naar zijn vaders hart. De
korte Utrechtse, academische carrière van Steven Jan van Geuns (1767-1795)
66 Hart, Piet 't, in: De charme van regionale geschiedenis. Een interview met
hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
98 Harzing, Wim, in: Twee seminarieheiligen op Lombok
34 Hulzen, A.van, in: Een leraar in hart en nieren. Een interview met dr. A.
van Hulzen
122 MoUem, David van, in: De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
6 Ripa, Cesare, in: Zes vrouwen op een kast. Het verhaal van de panelen op
de beeidenkast in kasteel Sypesteyn
71 Rooze, de, in: De weldaden der eenzaamheid. Utrechtse gevangenissen 3:
het Wolvenplein
90 Saenredam, Pieter, in: Utrechtse kerken op een Californische heuvel. De
Saenredam-tentoonstelling in het Getty Museum in Los Angeles
174 Sollman, Philippus, in: 'Uit mededoogen met het lijdende dier'. Stichts
Asyl voor Dieren 100 jaar
182 Stoop, Johannes Bemardus, in: 'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'.
Het landhuis Molenbosch van J.D. Zocher jr. (1791 -1870) exact gedateerd
190 Versnel-Schmitz, Machteld, in: De sloop van de Stevensfundatie
182 Zocher, J.D. jr., in: 'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'. Het land-
huis Molenbosch van J.D. Zocher jr. (1791-1870) exact gedateerd
UTRECHT PROVINCIE
6 Zes vrouwen op een kast. Het verhaal van de panelen op de beeidenkast in
kasteel Sypesteyn (Nicuw-Loosdrecht)
38 De Criminele Ordonnantiën en het lot van gevangenen. Utrechtse gevan-
genissen 2: het ancien regime (De Bilt)
62 Een juweel in restauratie. De roerige geschiedenis van kasteel Amerongen
95 Heropvoeding tot brave burger. Utrechtse gevangenissen 4: Rijksopvoe-
dingsgestichten (Zeist, Montfoort, Amersfoort)
128 Tucht en discipline voor Jan Soldaat. Utrechtse gevangenissen 5: het De-
pot voor Discipline te Nieuwersluis
144 Veenendalers op de vlucht na doorbraak Grebbedijk
160 Twee klappen, een fluittoon en steekvlammen. De ontploffing van een ho-
gedruktank voor stadsgas in Zeist in 1962
182 'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'. Het landhuis Molenbosch
van J.D. Zocher jr. (1791-1870) exact gedateerd (Zeist)
187 'Doelmatig, veilig en sober, maar wel humaan'. Utrechtse gevangenissen 6
(slot): de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
RUBRIEKEN
Agenda en Berichten: 24,52,
81,109,137,193
Boekbespreking: 50,78
Cultureel erfgoed: 5,33,61,89,117,173
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2001:44
Ledenvergaderingen Vereniging Oud-Utrecht: bijlagen bij nr. 2, bij nr. 5
Literatuursignalement: 17,40,77,101,127,181
Register 2001:41
Van de bestuurstafel:
4,32,60,88,116,172
15
PERSONEN
98 Gonzaga, Aloysius van, in: Twee seminarieheiligen op Lombok
vereniging Oud-Utrecht
februari 200j
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
Oud-Utrecht
75''jaargang
Zes vrouwen op een kast
Bloei en ondergang van Stads- en Keulse kraan
Utrechtse gevangenissen i: kasteel Vredenburg
-ocr page 6-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
06-241 334 94
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 3511 KP Utrecht
J. ()3()-23352()() * F. 030-2314071
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
Lid Ncd. Antiquairs (iciiooisclui/)
Utrecht
Korte Jansstraat 17-19, 3512 GM Utrecht
Tel. 030-2318266, Fax 030-2316474
Amsterdam
Rokin 46. 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
I.aren
Torenlaan 5. 1251 HE l.aren
Tel. 035-5381454
AANMEMIMCSBEDRIJF
H.J. JURRIËMS BV
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
i^
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
oLISM4N
&>LISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925, 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143, 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030 - 695 66 44
-ocr page 7-
^'Tc
-U>? 'TT och iqo3
De beeldenkast van Sypesteyn
Wat is de betekenis van zes vrouwenfiguren op een monumentale kast in Kasteel-Museum
Sypesteyn? De ontraadseling van het geheim van een meubelstuk barstensvol symboliek.
A
Kranen aan het water
Mi.
1, -
De }jedrijvigheid van havenarbeiders die met behulp van hijskranen goederen laden en
lossen was lange tijd een alledaags tafereel in het centrum van Utrecht. De Stadskraan
aan de Oudegracht en de Keulse Kraan aan de Nieuwekade zijn niet meer, maar wie
goed kijkt ontdekt in de omgeving nog vele sporen van hun bestaan.
,*jrt-*
iV^^
.j**
Nieuw
\
I
Meer kleurenpagina's, een andere openingen twee nieuwe rubrieken (Utrechtse
gevangenissen en Cultureel Erfgoed): de redactie blijft zich inspannen om het
tijdschrift te vernieuwen en te verbeteren. We hopen dat het u bevalt.
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 8-
Van de bestuurstafel
Vernieuwing
P.A. Blok, voorzitter
Wellicht vindt u het een wat
vreemde titel. Vernieuwing Is nu
eenmaal niet de eerste gedachte
die in je opkomt als je aan een
historische vereniging denkt.
Toch, wanneer ik aan het begin
van ons nieuwe verenigingsjaar
terugkijk en mijn oor te luisteren
leg, komt het gevoelen in mij op
dat onze vereniging bezig is zich
te vernieuwen. Van belang is dan
welk ijkpunt je neemt, tot wan-
neer je terugblikt.
Subjectief, maar toch niet wille-
keurig neem ik als referentiepunt
16 juni 1998, de dag van onze
voorjaarsledenvergadering. De
reden daarvoor is eenvoudig.
Toen werd na de pauze gediscus-
sieerd over de brief van drie ver-
ontruste leden. Die brief bevatte
drie kernpunten. Oud-Utrecht
zou stoffig zijn, te weinig jonge
leden hebben. Het Tijdschrift zou
te weinig uitstraling hebben. En
aan de doelstelling het cultuur-
historisch erfgoed te beschermen
zou meer en anders aandacht ge-
geven moeten worden.
Laten we eens zien hoe het se-
dertdien in en met onze vereni-
ging is gegaan.
Het aantal jonge leden is helaas,
voor zover ik kan nagaan, niet be-
langrijk gestegen. In de loop van
dit jaar wordt een nieuw propa-
gandaoffensief ingezet, maar het
bestuur is zo realistisch geen aan-
zienlijke stijging van jeugdige le-
den te verwachten. Wel is sinds-
dien het aantal leden zeer fors
toegenomen, van 1.700 tot 2.000.
Dat is heel verheugend, want het
geeft aan dat onze vereniging, on-
danks relatief weinig jonge leden,
bepaald niet uitsterft, integen-
deel. En het kan niet genoeg ge-
zegd worden, het ledental is zeer
belangrijk. Het bepaalt naar bui-
ten toe een groot deel van de zeg-
gingskracht van onze vereniging.
Daarom blijft het onverkort van
belang dat u, als lid, anderen ertoe
brengt ook lid te worden. Zet u in,
maak Oud-Utrecht een factor van
nog groter gewicht. Oud-Utrecht
stoffig? Bezie ik de activiteiten,
dan zie ik al flink wat stof weg-
dwarrelen. Kan het beter? Altijd.
Dan is er ons Tijdschrift dat te wei-
nig uitstraling zou bezitten. Sinds
1998 hebben zich vier belangrijke
veranderingen voorgedaan. Er zijn
kleurenpagina's verschenen. Het
jaarlijks aantal nummers is recent
van zes tot zeven toegenomen. De
redactie is versterkt met een eind-
redacteur. En het soort artikelen is
veranderd qua onderwerp, inhoud
en toonzetting. Is de uitstraling
toegenomen? Ik meen van wel.
Veel is afhankelijk van schrijvers
die artikelen aanleveren. De redac-
tie doet haar uiterste best, maar
het is niet haar taak zelf het Tijd-
schrift te vullen.
Het bestuur heeft veel waarde-
ring voor het werk van de redac-
tie. Bij de presentatie van ons
Jaarboek sprak ik dat nog uit en
het werd door de aanwezige le-
den met applaus onderstreept.
Van doorslaggevend belang is
het hoge cijfer dat onze leden het
Tijdschrift geven. Meer dan zes-
tig procent kent een acht of ho-
ger toe, slechts vier procent een
onvoldoende. Naast mijn subjec-
tieve mening zijn er gelukkig cij-
fers die een duidelijke taal spre-
ken. Kan het beter? Altijd.
Het derde punt is dat meer en an-
ders aandacht gegeven zou moe-
ten worden aan het behoud van
het cultureel erfgoed. Zo zou een
rubriek van het bestuur in het
Tijdschrift aanbeveling verdienen.
Als goede Nederlandse oplossing
werd vervolgens een werkgroep
geboren: 'De commissie van acht'.
Deze commissie, die geleidelijk
tot een vijftal leden inkromp
heeft zich, zoals eerder in mijn
column vermeld (2000, nr. 2), ook
met de andere twee knelpunten
beziggehouden. Steeds meer
werd echter over het behoud van
het cultureel erfgoed gesproken.
Ik herinner mij pittige discussies
's avonds in het Utrechts Archief,
tot na sluitingstijd. Graag erken
ik dat die gesprekken er in be-
langrijke mate aan hebben bijge-
dragen dat onze vereniging meer
en anders aandacht is gaan ge-
ven aan het beschermen van het
cultureel erfgoed. Het beleids-
plan getuigt ervan, maar het
blijft niet bij woorden alleen. Zo
steunde de ledenvergadering
unaniem het bestuursvoorstel
zich als vereniging te weer te
stellen tegen verdergaande aan-
tasting van het Singelgebied in
de stad Utrecht. En met ingang
van deze jaargang verschijnt de
rubriek Cultureel Erfgoed, waarin
mijn medebestuurslid mevrouw
Vroemen u op de hoogte zal hou-
den van de ontwikkelingen en de
activiteiten van onze vereniging.
Kan het beter? Altijd.
Er is zeker geen aanleiding zelf
voldaan achterover te leunen.
Maar ontegenzeggelijk tekent
zich naar mijn mening een lijn
van vernieuwing af. Oud-Utrecht
stoffig? Neem deel aan het groot
evenement op 25 mei 2002 en
laat u heerlijk uitwaaien.
/
vereniging Oud*Utrecht
februari 2002
-ocr page 9-
Cultureel Erfgoed
Van sojafabriektot parkeergarage
jACqUELIEN VROEMEN
Zoals u waarschijnlijk weet heeft de
gemeente Utrecht de sojafabriek
(Cereol) uitgekocht. De Commissie
Actuele Ontwikkelingen (CAO)
heeft, vooruitlopend op eventuele
verdere stappen van de vereniging,
de situatie ter plaatse bekeken en
informatie verzameld over de histo-
rie van het gebouw. De commissie
is van mening dat het gebouw het
waard is om in ongeschonden staat
bewaard te blijven. Oud Utrecht
heeft reeds contact gezocht met de
Utrechtse Stichting voor het Indus-
trieel Erfgoed. Er is vooralsnog geen
reden voor bezorgdheid, maar
mocht dat nodig zijn dan zullen wij
ons gezamenlijk sterk maken voor
een goed behoud van dit mooie fa-
briekscomplex.
Met de Historische Vereniging Vleu-
ten-De Meern-Haarzuilens voert de
commissie al geruime tijd gesprek-
ken over verschillende onderwer-
pen betreffende het cultureel erf-
goed in het gebied van de Leidsche
Rijn. Oud-Utrecht gaat de mogelijk-
heid onderzoeken de bestaande sa-
menwerking te verdiepen en te ver-
breden naar andere betrokkenen.
De inventarisatie van (monumenta-
le) panden in het stadsgebied bin-
nen de singels is afgerond. De CAO
heeft meer dan twintig ernstig ont-
sierende gevels geteld en bijna ze-
ventig tamelijk ontsierende.
Wie meer wil weten over de gevel-
inventarisatie kan contact opne-
men met de CAO, p/a Hugo de
Grootstraat 10,3581XS Utrecht, tele-
foon 030-2322610. Of mail naar
luit@tolsteeg.demori.nl.
De Stichting Zuilen en Vecht, die in
de berichtgeving rond Daelwyck
tot nu toe ten onrechte niet ge-
noemd is, verblijdde de vereniging
met de mededeling dat zij bezig is
de tuin van Daelwyck in de voor-
malige omvang terug te brengen.
De Vereniging Oud Utrecht steunt
gehoor gegeven. Deskundigen uit
de projectgroep hebben hen gede-
tailleerd geïnformeerd over de be-
dreigingen aan ons cultuurhisto-
risch en ecologisch erfgoed. In ver-
schillende kranten is hiervan uitge-
breid verslag gedaan. Wat dat be-
treft kunnen wij onze actie als ge-
slaagd beschouwen. Wel teleur-
stellend was het, na afloop van de
excursie van enkele raadsleden te
moeten vernemen dat de parkeer-
garage 'ertoch wel komt'.
Op 6 december vond de commis-
sievergadering over de parkeerno-
ta plaats. Twee leden van de pro-
jectgroep hebben hier vier uur lang
zitten wachten om hun zegje te
doen, om vervolgens te horen dat
het ondenwerp parkeergarage
werd doorgeschoven naar half ja-
nuari. De projectgroep zal dan
weer acte de présence geven.
Intussen is een ander deel van het
gemeentelijk apparaat voortvarend
aan de slag gegaan met een nieuw
beheerplan voor het singelgebied.
Diverse (belangen)groepen zijn ge-
vraagd hierover mee te denken. De
Vereniging Oud-Utrecht was geluk-
kig op tijd om zichzelf hierbij uit te
nodigen. Samen met deze vakkun-
dige en zeer betrokken denktank,
zullen wij het komende jaar werken
aan de realisatie van een zo goed
mogelijk beheerplan. Wij hebben er
echter wel op gehamerd dat wij ver-
wachten dat, in ruil voor al dit werk,
het beheerplan politiek gesteund
zal worden. Immers: dezelfde wet-
houder die zich vierkant achter de
parkeergarage in het Lucasbolwerk
heeft geschaard, heeft zijn ambte-
naren op het hart gebonden door te
gaan met een beheerplan, dat het
behoud van het Singelplantsoen
hoog in het vaandel zal hebben
staan. Nadere informatie bij de se-
cretaris van de vereniging of via
e-mail: jvroemen@hotmail.com
de Stichting in dit streven. Zo is
door de CAO, samen met de Stich-
ting Zuilen en Vecht, onderzocht
wat de cultuurhistorische waarde
van de tuin is. Het lijkt dat de wet-
houder zeer positief staat tegen-
over het behouden van een groot
deel van de tuin. Ten slotte be-
steedt de CAO veel aandacht aan
het behoud en de inpassing van
restanten van de middeleeuwse
stadsmuur en verdedigingstoren
Het Paard in het singeldeel aan de
Nieuwekade dat momenteel her-
stel wordt.
Hoewel de plannen natuurlijk al
langer bekend waren, werd de Pro-
jectgroep Singels toch nog enigs-
zins overvallen door de versnelling
van de gebeurtenissen rond de par-
keergarage in het Lucasbolwerk.
Op 17 november kopte het Utrechts
Nieuwsblad: 'Garage kan onder
plein schouwburg'. Wie het artikel
leest, begrijpt dat de betekenis van
het woordje 'kan' hier wel erg moet
worden opgerekt. Na weer een
haalbaarheidsstudie (de vorige was
niet 'positief genoeg) is gebleken
dat een parkeerkelder met zes la-
gen uit bouwtechnisch oogpunt
mogelijk zou kunnen zijn. Dat het
park 'niet ongeschonden uit de
strijd komt' maakt het plan duide-
lijk niet 'onhaalbaar'; het is maar
welke criteria je wenst te gebrui-
ken. De Projectgroep Singels heeft,
namens het bestuur, de leden van
de Commissie voor Stationsgebied,
Leidsche Rijn, Verkeer en Vervoer,
alsmede de fractievoorzitters, uit-
genodigd om op 30 november op
locatie met eigen ogen te komen
aanschouwen wat de desastreuze
gevolgen zullen zijn van een onder-
grondse parkeergarage voor het
Zocherplantsoen. Ook de pers was
uitgenodigd. Aan de uitnodiging
hebben bijna alle commissieleden
vereniging Oud-Utrecht
februari 2002
-ocr page 10-
Zes vrouwen op een kast
Het verhaal van de panelen op de beeldenkast In kasteel Sypesteyn
Zes zinnebeeldige vrouwen sieren een monumentale kast in Kasteel-Museum
Sypesteyn. Wie zijn zij en waaraan heeft de maker hun beeltenis ontleend?
Een reconstructie van een kast met een bijzondere betekenis.
MiEP KurjPER
Loosdrecht is vooral bekend als
centrum van watersport. Die
speelt zich grotendeels af in het
gedeelte dat Oud-Loosdrecht
heet. Het andere deel van het
dorp, Nieuw-Loosdrecht, is veel
rustiger. Grootste attractie daar
is het Kasteel-Museum Sype-
steyn. Jonkheer C.H.C.A. van Sy-
pesteyn (1857-1937), de laatste
telg van zijn geslacht, liet het
kasteel bouwen op basis van
een 18e eeuwse tekening van
zijn stamslot. Dat kasteel zou
gestaan hebben op de door Van
Sypesteyn in Nieuw-Loosdrecht
aangekochte grond. De bouw
begon ruim een eeuw geleden,
maar werd niet volgens de
plannen voltooid. Wegens geld-
gebrek moest de jonkheer de
werkzaamheden in 1927 staken.
Van Sypesteyn, net als veel van
zijn familieleden een verwoed
verzamelaar van oude kunst-
voorwerpen, wilde zijn aanko-
pen onderbrengen in het kas-
teel, zodat hij ze in een geëi-
gende omgeving kon tonen aan
vrienden en bekenden. Daar-
mee kreeg het gebouw al min
of meer een museale functie en
als museum is het dan ook na
de dood van de jonkheer blijven
voortbestaan, tot op de dag van
vandaag. De collectie telt voor-
namelijk voorwerpen uit de 16e
tot 18e eeuw. Behalve uit een
aantal familieportretten en een
grote collectie Loosdrechts por-
selein bestaat ze uit schilderij-
en, beeldhouwwerk, klokken,
waaronder heel bijzondere, zil-
De beeldenkast in de lage zaal van Kasteel-Museum Sypesteyn. Foto: Fotodienst Het Utrechts Archief
%
Iging Oud'Utrecht
februari 2002
-ocr page 11-
Tot nu toe gold als veronder-
stelling dat de vrouw met de
kinderen (paneel 2) de Liefde
(Caritas) voorstelt. De vrouw
met de vogel (4) werd in ver-
band gebracht met onkuisheid,
terwijl de vrouw met de spiegel
(5) een verbeelding van de IJdel-
heid zou zijn. De andere drie
waren nog helemaal niet be-
noemd. Een diepgaandere stu-
die lag voorde hand.
Personificaties
In 1593 beschreef Cesare Ripa
uit Perugia in Iconologia de be-
tekenissen van de personifica-
ties die al bekend waren uit de
Griekse, Romeinse en christelij-
ke literatuur. Hij voegde er nog
veel begrippen aan toe. In Am-
sterdam verscheen in 1644 een
Nederlandse uitgave van Ripa's
editie uit 1603 onder de titel
Iconologia of Uytbeeldinghe des
Verstands.
Dit boek kreeg grote
bekendheid en heeft vrijwel ze-
ker gediend als inspiratiebron
voor de afbeeldingen op de pa-
nelen.
De maker kon de afbeeldingen
in de Iconologia niet zonder
meer overnemen. In het boek
zijn bijna alle figuren staand af-
gebeeld. Vanwege het liggende
formaat van de panelen lag een
zittende houding meer voor de
hand. Daarvan zijn echter
slechts enkele voorbeelden in
het boek te vinden, zoals de
Achterklap (Detrattione, afb.7)
die model lijkt te hebben ge-
staan voor de panelen 1, 2 en 4.
Verder lijkt de maker gestreefd
te hebben naar een zekere uni-
formiteit, zodat hij de Waar-
heid (afb.i), die eigenlijk naakt
behoort te zijn, net als de ande-
re figuren gekleed afgebeeld
heeft. Een ander probleem
verwerk, portretminiaturen en
veel curiositeiten. Tot de objec-
ten die een nader onderzoek
waard zijn behoort de kast die
in dit artikel centraal staat.
De beeldenkast
De beeldenkast staat, samen
met nog enkele andere kasten,
in de zogenaamde lage zaal van
het museum. Beeldenkasten
zijn rijk gebeeldhouwde vier-
deurige kasten die in Nederland
gemaakt werden in de eerste
helft van de 17e eeuw. Hun
naam danken ze aan de drie
vrijstaande beelden in de vorm
van kariatiden die de stijlen sie-
ren van de bovenste helft. In dit
geval zijn het twee mannelijke
en een vrouwelijke figuur. De
laden en friezen zijn versierd
met vazen, bladeren en vruch-
ten en ook staan er kopjes van
cherubijnen en leeuwen op.
Wat echter vooral de aandacht
trekt zijn zes panelen, twee op
de boven- en vier op de onder-
deuren, alle in de vorm van lig-
gende rechthoeken. Op elk er-
van bevindt zich een vrouwen-
figuurtje omgeven door acan-
thusbladeren en granaatappels,
leder figuurtje is voorzien van
een of meer attributen. Van bo-
ven naar beneden en van links
naar rechts zijn dat: paneel 1:
een palmtak en een boek
(afb.i), paneel 2: twee kinderen
(afb.2), paneel 3: een zuil met
banderol (afb.3), paneel 4: een
vogel en een stok met ring
(afb.4), paneel 5: een spiegel
(afb.5), paneel 6: een kan en
een beker (afb.6).
leder paneel lijkt een deugd of
ondeugd voor te stellen, maar
het is op het eerste gezicht niet
helemaal duidelijk om welke
(on)deugden het precies gaat.
afb.2
afb. 6, Foto's: Fotodienst Het Utrechts Archief
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 12-
Zes vrouwen op een kast
afb.7 Achterklap (Detrattione)
afb.8 Waarheid (Verkas)
ajh.9 Vrijheid (Libertaj
vormde het grote aantal attri-
buten dat Ripa bij elk begrip
geeft. De houtsnijder loste dat
volgens Ripa's eigen aanwijzin-
gen op door het minimum aan
voorwerpen af te beelden dat
toereikend is om geen verwar-
ring met andere begrippen te
veroorzakend
Op het eerste paneel draagt de
Waarheid (Veritas) een boek
met een palmtak. Niet alleen
haar naaktheid, maar ook de
zon en de wereldbol van Ripa's
voorbeeld ontbreken (afb.8).
Voor de weergave van het bo-
venlichaam en de rechterarm
viel de keuze op de Vrijheid (Li-
berta, afb.g). Voor het boek dat
door de Waarheid wordt vast-
gehouden was de enige min of
meer bruikbare oplossing te
vinden bij de Wijsheid (Sapien-
za, afb.10). Dat de maker dit
voorbeeld overnam lijkt aanne-
melijk, omdat in zijn versie het
boek ook tegen het lichaam
rust en niet op de schoot ligt.
Dat op het tweede paneel de
Liefde (Caritas) staat, is zonder
meer duidelijk, ook al ontbre-
ken van het origineel (afb.11) de
vlammende haren en zijn er
slechts twee in plaats van drie
kinderen te zien. De voorbeel-
den voor deze twee komen van
Eerste Gedaente Voorbeelde-
lijck Ontwerp (idaea, afb.12) en
Vereeniginge der Liefde (Ricon-
ciliatione d'Amore, afb.13).
Op het derde paneel dat de
Vriendschap (Amicitia) voor-
stelt zien we in vergelijking met
het voorbeeld zowel een ver-
eenvoudiging als een wijziging.
De boom heeft plaats gemaakt
voor een zuil met een banderol
(afb.14). Omdat al eeuwenlang
boom en zuil in betekenis on-
derling verwisselbaar waren.
was dit dé oplossing om het at-
tribuut 'boom' op een aan-
vaardbare manier in het liggen-
de reliëf naast de zittende
figuur te plaatsen.-^ De bande-
rol met streepjes suggereert
een tekst of afbeelding zoals
te vinden op antieke Romeinse
zuilen, bijvoorbeeld die van
Trajanus.
Het voorbeeld voor het vierde
paneel is de Ballingschap (Essi-
lio, afb.15), bij Ripa een van de
weinige mannelijke personifi-
caties. Het kastpaneel leverde
aanvankelijk een groot raadsel
op, want er was geen enkele af-
beelding te vinden van een
vrouw met een vogel en een
stok met een ring eraan. Voor
het vermoeden dat dit beeld
iets met 'vogelen' en dus met
onkuisheid te maken zou heb-
ben, viel geen bevestiging te
vinden. De combinatie van vo-
%
vereniglng Oud'Utrecht
februari 2002
-ocr page 13-
afb.12 Eerste Gedaente Voorbeeldelijck Ontwerp (Idea)
afh. 10 Wijsheid (Sapientia)
afb.11 Liefde (Caritas)
voorzichtigheid rekende Ripa er
ook de zelfkennis toe.4 Door het
weglaten van alle andere attri-
buten valt op het paneel de vol-
le aandacht op de spiegel. Zo'n
afbeelding van de Prudentia, de
wijze voorzichtigheid, was ook
hier te lande begin 17e eeuw ge-
bruikelijk.5 De houding waarin
de vrouw zit valt niet direct te-
rug te voeren op een afbeelding
uit de Iconologia. Het kan een
variatie op verschillende afbeel-
dingen zijn of een navolging
van andere prenten met dit
ontwerp.
Het laatste, zesde paneel levert
een probleem op. Tot nu toe
waren alle begrippen en hun
voorbeelden in de Iconologia te
vinden. Voor dit paneel leek
slechts één van Ripa's prenten,
namelijk de Vrolijckheyt (Ale-
grezza) in aanmerking te ko-
men. Het is de enige waar een
drinkglas op staat maar verder
geen fles, kruik of iets derge-
lijks (afb.17). Meer passend als
voorbeeld bleek echter een gra-
vure van Hendrick Goltzius
(1558-1617) wiens werk grote be-
kendheid genoot. Tot een serie
prenten van christelijke deug-
den van zijn hand behoort een
afbeelding van de Maetigheyt
(Temperanza, afb.18). Deze
prent is gemaakt in de sfeer van
de Italiaanse late renaissance
maar is in de weergave op de
kast geheel in stijl met die van
de andere vrouwenfiguren ver-
werkt. De Maetigheyt in de
Iconologia van Ripa draagt in
haar linkerhand een paarden-
toom en rechts een uurwerk,
terwijl achter haar een olifant
staat. Dit beeld was in de
Nederlanden echter veel min-
der bekend dan dat van de
vrouw met kruik en beker.
gel en stol< is in de Iconologia
van Ripa alleen te vinden in de
afbeelding van een man in pel-
grimskleren met verscheidene
pelgrimstekens, waaronder een
Jakobsschelp, op zijn pelerine.
Kennelijk was er behoefte aan
het weergeven van het begrip
Ballingschap. Het bleef een
raadsel dat er op dit paneel
voor een vrouw en niet voor
een man was gekozen, tot bleek
dat het Nederlandse woord
voor ballingschap vrouwelijk
is.3 Daardoor kon deze personi-
ficatie als 'Ballingschap' gede-
termineerd worden.
Voor paneel nummer vijf koos
de houtbewerker Ripa's voor-
beeld van de Wijsheid of Voor-
zichtigheid {Prudentia, afb.i6).
Naast symbool van de ijdelheid
kan een spiegel meer beteke-
nissen hebben en niet alleen
negatieve. Behalve wijsheid en
vereniging Oud*Utrecht
februari 2002
-ocr page 14-
de betekenis van kracht en
sterkte, van wijsheid en van de
overwinning van de beproevin-
gen die een gelovige in Christus
voor die waarheid moet onder-
gaan. Het open boek verwijst
naar de bijbel waarin we de
waarheid der dingen kunnen
vinden. Het boek is daarom een
oefening in kennis en weten-
schappen. De palm drukt de
kracht van de waarheid uit. Zo-
als de palmboom niet wijkt voor
druk, zo wijkt ook de waarheid
niet voor tegenstrijdige zaken.
Hoewel de palm van veel kan-
ten tegenstand ondervindt, heft
hij het hoofd op naar de hemel
en groeit omhoog. Bovendien
van Ripa is dit een door God ge-
geven bekwaamheid om Hem
boven alles en onze naasten als
onszelf te beminnen.
De zuil van de Vriendschap op
het derde paneel staat bij Ripa
voor sterkte^ en duurzaamheid
in voorspoed en tegenslag. Dit
wordt nog eens extra bena-
drukt door de woorden in zijn
voorbeeld, op het paneel ge-
suggereerd door de lijnen op de
zuil. Bovenaan staan bij Ripa
'winter en zomer', op de band
'verte en nabijheid' en op de
zoom van de rok 'dood en le-
ven'. Volgens de tekst van Ripa
vergaat een echte vriendschap
niet. Of een vriend ver weg is of
dichtbij, of tijd en geluk veran-
deren, zijn niet van belang: dan
nog blijft de vriendschap be-
staan tot in de dood.
Ripa's uitleg van de Balling-
schap (aangeduid door de valk)
op paneel nummer vier komt
erop neer dat iemand buiten
zijn wil met een band is gebon-
den. Zo'n man is door schuld of
door het vermoeden ervan ver-
bannen en veroordeeld om voor
tijdelijk of voor eeuwig buiten
het vaderland te leven. Net zo-
als de twee voorafgaande ver-
sterken ook de afbeeldingen
drie en vier eikaars betekenis.
De spiegel van de Wijsheid/
Voorzichtigheid op het vijfde
paneel geeft onder andere de
zelfkennis weer, die bij de wijs-
heid hoort. Deze betekenis van
de spiegel, waarin de mens ziet
wat zich achter hem bevindt,
was ook in de Middeleeuwen al-
gemeen bekend, namelijk dat
we rekening moeten houden
met ervaringen uit het verleden
om toekomstige gebeurtenis-
sen het hoofd te kunnen bieden.
Andere attributen die de wijs-
afb.13 Vereeniging der Liefde (Ricondliatione d'Amore)
Samenhang en betekenis
De zes begrippen zijn als volgt
op de kast geplaatst:
liefde/sterkte^
.) "'■
vriendschc^A
ballingschap
wijsheid/
voorzichtigheid
' matigheid
10
betekent de palm sterkte en
overwinning.
Bij de Waarheid past het twee-
de paneel met zijn betekenis
van de Liefde. Volgens de uitleg
Al deze voorstellingen voorziet
Ripa in zijn Iconologia van een
uitgebreide toelichting. Bij de
Waarheid met de grote palmtak
(paneel 1) legt hij de nadruk op
%
vereniging Oud<Utrecht
februari 2002
-ocr page 15-
heid dan wel de voorzichtigheid
benadrukken, waren voor een
goed begrip overbodig.
Ripa geeft de volgende uitleg
van de Matigheid die op het
laatste paneel is afgebeeld met
kruik en beker: in de Middeleeu-
wen hield matigheid dikwijls
onthouding van sterke drank in.
Het begrip wordt daarom voor-
gesteld als een vrouw die een
vloeistof overgiet van het ene
vat in het andere: wijn verdund
met water (vergelijk het Latijn-
se temperare mengen én mati-
gen).'' In de i6e en 17e eeuw wa-
ren wijsheid/voorzichtigheid sa-
men met de matigheid de deug-
den die voor christenen bij uit-
stek nastrevenswaard waren.
Opnieuw zien we op deze twee
panelen de wederzijdse betrok-
kenheid tot uitdrukking ge-
bracht.
Andere beeldenkastett
Door literatuuronderzoek en
museabezoek konden negen
andere beeldenkasten opge-
spoord worden. Anders dan de
kast van Sypesteyn dragen zij
op hun panelen afbeeldingen
die één verhaal vormen. Soms is
dat afkomstig uit de antieke
Oudheid zoals de Metamorfo-
sen
van Ovidius, of uit de bijbel,
zoals het verhaal van Suzanna
en de Ouderlingen, het leven
van Johannes de Doper of het
leven van Jozef in Egypte. Heel
opmerkelijk is dat het laatste
onderwerp op liefst vijf kasten
uitgebeeld wordt.^ Veilingcata-
logi vermeldden alleen kasten
met afbeeldingen die meestal
als allegorieën omschreven
werden.9 Bij kolommenkasten,
die afgezien van het ontbreken
van de drie beelden, sterk over-
eenkomen met beeldenkasten
afb.14 Vriendschap (Amiticia)
werd geen relevante informatie
gevonden. Op één kolommen-
kast na, waarvan het program-
ma grote overeenkomsten
toont met de Sypesteynkast,
want het bevat de beelden bal-
lingschap, waarheid, voorzich-
tigheid, matigheid, gerechtig-
heid en sterkte.
Wat het meeste opvalt in voor-
gaande opsomming van de
beeldverhalen is het naar ver-
houding grote aantal beelden-
kasten met de geschiedenis van
Jozef in Egypte. Bijbelse en my-
thologische historiestukken wa-
ren in deze tijd geliefd maar de
variatie in onderwerpen was
niet groot en in veel gevallen
toonden ze overeenkomst met
de eigentijdse geschiedenis.^"
Het is eigenlijk geen toeval dat
de geschiedenis van Jozef (Ge-
nesis
vers 37-50) meerdere ma-
len op de kasten voorkomt,
want zij biedt een geliefd beeld
afb.15 Ballingschap (Essilio)
van de ideale 'wijze' die zich vol-
ledig laat leiden door de godde-
lijke voorzienigheid. Die voor-
keur vinden we ook terug in de
trilogie van treurspelen van
Joost van den Vondel waarvan
de delen Joseph in Dothan
(1640) en Joseph in Egypte (1641)
grote bekendheid kregen en
vele malen uitgevoerd werden.
In die tijd telde ons land zeer
veel immigranten uit landen als
Frankrijk, Engeland, Vlaanderen
en Duitsland, die vanwege hun
geloof naar ons land waren ge-
komen. Anderzijds waren er
veel Nederlanders die om die-
zelfde reden naar elders ver-
trokken. Het boeiende en ken-
nelijk geliefde verhaal van Jo-
zef, zoon van Jacob, over zijn
belevenissen met onrecht, bal-
lingschap en bevrijding uit
nood door Gods hulp, zal velen
hebben aangesproken, getroost
en gesterkt, wanneer zij omwil-
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 16-
bleek, dat op de meest bewerke-
lijke van dit type kasten temid-
den van een overdadige decora-
tie soms gebeurtenissen uit de
antieke oudheid of de bijbel zijn
afgebeeld. Andere, in eenvoudi-
ger uitvoering, zijn over het al-
gemeen van personificaties
voorzien. Bij de kast van Sypes-
teyn was het mogelijk om deze
te identificeren en te vergelij-
ken met andere afbeeldingen
op een kast, die ook vervaardigd
waren naar voorbeelden uit de
Iconologia van Cesare Ripa.
Kasten in het algemeen en zeker
rijk versierde beeldenkasten zul-
len vaak als geschenk hebben ge-
diend en, wat met name kan gel-
den voor de twee kasten met de
geschiedenis van Suzanna, ter
gelegenheid van een huwelijk.
Dat wil echter niet zeggen, dat
alle beeldenkasten als bruidsge-
schenk dienden zoals sommige
auteurs veronderstellen.^3
De beeldenkast van Sypesteyn
heeft weinig weg van een spe-
ciale 'bruidskast', maar lijkt eer-
der een zeer persoonlijke ge-
schiedenis uit te drukken. Met
zijn bijzondere panelendecora-
tie is het een uniek exemplaar
dat goed op zijn plaats is temid-
den van de vele curiositeiten
waar het Kasteel-Museum
Sypesteyn rijk aan is.
Miep Kuijper is kunsthistoricus
Dit artikel kwam mede tot stand dankzij
de belangeloze en zeer gewaardeerde hulp
van drs. A.|. van Run, hoofddocent vak-
groep Kunstgeschiedenis en Archeologie
van de Faculteit der Letteren aan de Uni-
versiteit Utrecht.
afb.U Vrolijkheid (Allegrezza)
afb.16 Wijsheid/Voorzichtigheid (Prudentia)
voor de waarheid en heeft in be-
proevingen stand gehouden,
daarbij steun en hulp ontvan-
gend van vrienden, met als tast-
baar bewijs daarvan wellicht het
geschenk van de beeldenkast.
De veronderstelling lijkt mis-
schien gewaagd maar mogelijk
hebben we hier te maken met
een kerkelijk leidsman. Een be-
vestiging hiervoor, die tevens op
een traditie lijkt te duiden, is te
zien op een familieportret dat in
1772 werd gemaakt van Diederik
van der Kemp, hoogleraar theo-
logie aan de Leidse Universiteit.
Achter hem op de wand is een
grisaille te zien met daarop de
afbeeldingen van de Waarheid
en de Liefde, de deugden die op
de Sypesteynkast de belangrijk-
ste plaats innemen. N. Schadee
zegt hierover in de begeleidende
catalogus: 'Een passender alle-
gorie is nauwelijks denkbaar
voor een predikant die jaren
lang het woord Gods had bestu-
deerd en gedreven door Caritas,
aan zijn naasten uitgelegd.'^^
Persoonlijke geschiedenis
Het onderzoek naar de beelden-
kast van Sypesteyn heeft veel
verrassingen opgeleverd. Het
Ie van hun geloof moesten lij-
den en in een ongewisse situ-
atie terecht waren gel<omen."
De afbeelding van Jozefs ver-
haal op beeldenkasten moeten
we tegen die achtergrond op-
vatten als een bewijs van hun
godsvertrouwen.
De kast van Sypesteyn en ook de
kolommenkast tonen zowel de
sporen van lijden om het geloof
als van godsvertrouwen. Op bei-
de kasten komt immers de bal-
lingschap voor die duidelijk een
belangrijke rol heeft gespeeld.
Bij de kolommenkast staat deze
bovenaan naast de waarheid,
die mogelijk (mede) de oorzaak
is geweest van de ballingschap
en eronder staan de vier belang-
rijke kardinale of zedelijke deug-
den. Het programma van de
beeldenkast van Sypesteyn
draagt echter een persoonlijker
signatuur, die parallellen toont
met het bijbelverhaal van Jozef.
Het wekt de indruk dat deze kast
is gemaakt voor dan wel ge-
schonken aan iemand, die om-
wille van zijn geloofswaarheid
stad of land heeft moeten verla-
ten en mogelijk nog in balling-
schap verkeerde. Deze deugdza-
me persoon is pal blijven staan
12
vereniging Oud*Utrecht
februari 2002
-ocr page 17-
Noten
1.   Cesare Ripa, konologia of Uytbeelding-
hedes Verstands (Amsterdum
1644),
pagina 3 van de Inleidinghe; '|'t| is
daerom niet quad, datmen opmercking
heeft van veele voorgestelde saecken,
aengezien men van veele, het weinige
en beste Ican uytkippen, en die het
meest tot ons voorstel, te passé komen;
[...] Dewijl nu dan blijckt dat dese slagh
van beeldenisse seer licht totte gelijck-
heyt, in haere bepaelinge, konnen wer-
den gebracht, soo sullen wy seggen,
datmen soo [,.. ] uyt dese de hoofd-
stucken, of de voornaamste oorsaec-
ken, kan trecken, waer uyt men de ord-
re kan nemen om dieselve toe te stel-
len.'
2.   Hans Biedermann, Prisma van de Sym-
bolen
(Utrecht 1966) 438; 'Zuilen.....
Ze staan vaak in verband met de sym-
boliek van bomen.'
Gerd Heinz-Mohr, Lexicon der Symbole
(Düsseldorf / Köln 1971) 250; 'Saule
[... ] Mit Basis und Kapitell symboli-
siert die Saule auch den Baum des Le-
bens und die Achse der Welt.'
3.    Van Dak Groot Woordenboek der Ne-
derlandse
rflfl/('s-Gravenhage 1970).
4.   Ripa, a.w., 622: 'Het spieglen bediet de
kennisse zijns zelven, konnende nie-
mand zijn eygene saecken rechten, soo
hy syne eygene gebreken niet kent.'
5.   Zie o.a. de Catalogus van de tentoonstel-
ling Adriaen de Vries, Keizerlijk Beeld-
houwer {Zwo\k\99S)28\.
De tentoonstelling gehouden in het
Rijksmuseum te Amsterdam toonde
bijvoorbeeld een gravure van Jan Mul-
ler (1571-1628), Prudentia, naaktfi-
guur met spiegel, ca. 1597 naar een fi-
guur van Adriaen de Vries.
6.   Ripa, a.w., p.4 van de Inleidinghe;'[...]
by gelijkckenisse van de Sterckheyt, soo
schildert men een Colomne of Pilaer,
om dat dieselve in een gebouw alle de
steenen en het getimmer draeght, dat
daer op gebouwt is, sonder sich te be-
wegen ofte wanckelen; seggende dat
subc is de Sterckheyt in den Mensch,
om de swaerwichtigheyt van alle moey-
lijckheden en swaerigheden, die hem
overkomen, te verdraegen.'
7.   Hall's Iconografisch Handboek (Leiden
1992) 232.
8.   Het verhaal van Jozef in Egypte be-
vindt zich op de beeldenkasten van;
Baron den Beer Portugael te Den
Haag, vermeld in; Ch. de Jong,
Hollandische Möbel und Raumkunst
('s-Gravenhage 1922); het Stedelijk
Museum Het Prinsenhof in Delft; het
Stedelijk Museum in Zwolle; het
Museum für Kunst und Gewerbe in
Hamburg; en het Metropolitan Mu-
seum in New York. De geschiedenis
van Suzanna en de Ouderlingen is
zowel te vinden in het Rijksmuseum
in Amsterdam als op een afbeelding
van een kast in het tijdschrift Origine
1999/1. Die van de Metamorfosen van
Ovidius in het Fries Museum te
Leeuwarden, terwijl de geschiedenis
van Johannes de Doper te zien is in het
Thaulow Museum in Kiel.
9.   De gegevens zijn, voor zover beschik-
baar, ontleend aan veilingcatalogi tus-
sen 1950 en 1985 van Kunstveihngen
Sotheby, Mak van Waay NV en Fred.
Muller &Cie.
10. B. Haak merkt in zijn boek Hollandse
Schilders in de Gouden Eeuw
(Milaan
1987) 78, op, dat ten aanzien van de
keuze van historiestukken in de 17e
eeuw een vrij sterke, nogal beperkte
traditie scheen te heersen. Men zocht
in de antieke oudheid en het Oude
Testament naar parallellen met de ei-
gen tijd.
11. A.Th. van Deursen in de Volkskrant 2S
januari 2000,25, schrijft; 'Onder het
bewind van de raadspensionaris Johan
de Witt zijn meer predikanten uit hun
stad verbannen dan ooit tevoren [...] Je
km beter lakenkoopman zijn dan do-
minee. Nederland anno 1650 was het
land van de staalmeesters.'
12. N. Schadee in: Aangenaam gezelschap,
zes conversatiestukken van Nicolaas
Muys {Abcoude 1992) 35.
13. Zie voor opvatting van het begrip
'bruidskast' de Catalogus van Meubelen
en Betimmeringen
(Rijksmuseum,
Amsterdam 1952) 42-49 en R. Baarsen,
Nederlandse Meubelen 1600-1800
(Zwolle 1993) 9-10. Voor weerlegging
van deze mening zie: A. Hofstede, 'Een
beeld van een kast', Tijdschrift Origine
(Haarlem 2000) nr.6,74-77.
afh.lS Matigheid (Temperanza) volgens Goltzius
13
%
vereniging Oud*Utrecht
februari 2002
-ocr page 18-
'Een paerdeken om de luyden op te pijnegen'
Utrechtse gevangenissen 1: kasteel Vredenburg
De provincie Utrecht kent een rijke geschiedenis van gevangenissen. In deze jaar-
gang van Oud-Utrecht presenteren we, in chronologische volgorde, zes korte profie-
len. Te beginnen met het gevang dat zich ergens in het kasteel Vredenburg bevond.
denburg pas uit 1540 stamt^, mo-
gen we er van uitgaan dat Vre-
denburg vanaf 1530 als 'gevange-
nis' dienst heeft gedaan. In strikt
juridische termen was het een
huis van bewaring, omdat lange
vrijheisstraffen in het toenmali-
ge recht nauwelijks voorkwa-
men, lijfstraffen en verbanning
des te meer. De bronnen gebrui-
ken echter consequent het
woord gevangenis.
Martelwerktuigen
Helaas vermelden - in tegenstel-
ling tot de rentmeestersrekenin-
gen - de zeer gedetailleerde in-
ventarissen geen enkel vertrek
als gevangenis.3 Wel worden in
de poorttoren een examenkamer
en een pijnkamerken genoemd.
In de examenkamer werden de
gevangenen verhoord en als de
functie van het pijnkamertje door
zijn naam al niet duidelijk was: er
stond een pijnbank in. In 1545 was
er ook in de examenkamer een
martelinstrument: een paerdeken
om de luyden op te pijnegen.
Kennelijk was deze ene gevange-
nis op den duur niet voldoende,
want in 1554 kreeg Jan Jansz,
metselaar en burger van Utrecht
yf (= pond) betaald voor 't mae-
cken opte sterckte van Vreden-
burch tUtrecht boven die poorte
aldair een nieuwe gevangenisse
daer men die gevangen leggen
mach.
Airnt Spijcker, koopman
en burger van Utrecht, leverde
daarvoor twintig loep calcx voor
3f (een loop bevat 72 liter). In de
rekening over 1560 is sprake van
't maecken van de tweede gevan-
genisse onder in den toorn
en van
het repareren van de bovenste
gevanckenisse.
Dat het groten-
deels houten 'inbouwen' ge-
weest zijn, blijkt uit de aanschaf
van hout, bakken, plancken, rib-
bestuurlijke taken, vooral een ju-
ridische functie had als opperste
rechtbank in Stad, Steden en
Landen van Utrecht. Het Hof ze-
telde in een paar gehuurde ver-
trekken in het Elisabeths Gast-
huis op de hoek van de Lange Eli-
sabethstraat en het Vredenburg.
Rechtbanken hebben met boe-
ven te maken en die kun je - als
ze eenmaal gearresteerd zijn -,
Taro. Hoekstra
De bouwvan Vredenburg begon in
april 1529 met het doel de Utreclit-
se stadsbevolking na de maclits-
overname door keizer Karel V op 21
oktober 1528 onder de duim te
houden. Daartoe lag er een garni-
zoen van Nederlandse, Waalse en
Duitse soldaten, maar ook het ge-
bouw zelf moest imponerend
In 1530 werd het Hof van Utrecht
opgericht, dat naast politieke en
14
tot hun vonnis het beste opslui-
ten in een 'huis van bewaring'.
Welke plaats was er veiliger en
dichterbij het Hof dan Vreden-
burg? Hoewel de eerste vermel-
ding van een gevangenis op Vre-
Vredenburg omstreeks 1535. Gravure uit 1656 door C. Decker naar een
anoniem schilderij uit omstreeks 1535.
1) De poorttoren, waarin de gevangenen zaten.
2) Het schavot uit 1529.
3) De kruittoren op de voorburcht.
Foto: Het Utrechts Archief
vereniging Oud'Utrecht
februari 2002
-ocr page 19-
ben, platen, etc. voor de somma
van maar liefst ioo£. De mees-
tersmid op Vredenburg, Andries
van Broel<hoven, leverde het bij-
behorende ijzerwerk, dat voor
een bedrag van meer dan iji be-
slist uit meer dan spijkers alleen
bestaan zal hebben. Wat dat
geweest kan zijn, lezen we in
1564 als meester Cornelis van
Aeist, slotenmaker ruim i6£
krijgt voor het maken van ketten,
sloten, sluetelen, hantboeyen
ende anders ... tot bewaernisse
van den gevangens notelick.
An-
dere uitrustingsstukken zijn
evenmin bemoedigend. In de kel-
der (van de poorrtoren?) bevond
zich een stock - 'een werktuig om
de beweging van een gevangene
te beletten' - die in 1556 naar de
gevangenis werd verplaatst.
Acht jaar later werd ook de pijn-
bank uit de kelder gehaald en in
de (verhoor)kamer opgesteld.
Maar ook aan het 'comfort' van
de gevangenen werd gedacht. Zo
was de soldaat Hendrick van
Schalkwijk in 1555 twee dagen be-
zig met het reynigen, schoonma-
ken ende suveren [van] die gevan-
genissen.
Om de boel ook schoon
te houden, werden in het jaar
daarna van honderd voeten plank
vier kackstoelen gemaakt.4 Voor
de verlichting van de donkere
ruimten in de poorttoren werden
jaarlijks vetkaarsen gekocht.
Oproer en ontregeling
Twee keer is er een gevangenis-
oproer aanwijsbaar: in 1557 wer-
den vier soldaten/ambachtslie-
den betaald voor 't maken van 't
gevangenhuys dat bij de gevan-
gens gebrooken was,
zodat het
nodig was die gevangenissen
stercker te maicken mit sloten.
In
1563 was het weer mis, want
meester Gabriel van den Bosch,
steenhouwer, leverde een stuk
Bentheimer steen waarmee gere-
pareert in den toorn dot die ge-
vangen gebroocken hadden.
Vanaf 1568 raakte het leven op
Vredenburg geheel ontregeld.
Naast het gewone garnizoen van
Nederlanders, Walen en Duitsers
kwam er een groot aantal Span-
jaarden te liggen. Zelfs de gevan-
genissen in de poorttoren wer-
den als onderkomen gebruikt, zo-
als blijkt uit de mededeling uit
1572 dat er aan de kruittoren (op
de voorburcht) daer die gevan-
gens nu ter tijt leggen
een tralie
gemaakt werd.
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 20-
'Eenpaerdeken om de luyden op te pijnegen'
cost besteedde, onttrekt zich aan
onze waarneming.
In de afrekeningen met de cipier
worden de gevangenen zeer vaak
bij name genoemd en - uiteraard
- hoeveel dagen ze 'gezeten' heb-
ben. Het aantal gevangenen lijkt
vooral na het midden van de ja-
ren vijftig van de 16e eeuw sterk
toe te nemen. Ook de bouw van
een tweede gevangenis in die tijd
wijst daar op.
Het archief van het Hof van
Utrecht bevat de gegevens over
de juridische zaken met betrek-
king tot de gevangenen op Vre-
denburg. De rentmeestersreke-
ningen gaan vooral over de vaak
hoge kosten van hun arrestatie,
detentie en berechting. Zo heeft
het verblijf van 83 dagen op Vre-
denburg van de ketter Dirck Tho-
mass, kuiper en burger te
Utrecht, lof ys 6d gekost (s=
schelling, d = duit). Voor zijn ar-
restatie, de stadsdokter (die hem
na de tortuur weer mocht oplap-
pen!), de executie (inclusief de
kosten van de biechtvader) en
het hout voor de brandstapel
werd in totaal 2^i 35 betaald.
Kampioen 'zitten' was Adriaen
Gijsbertss van Schoonhoven, die
in 1558 352 dagen opgesloten zat,
wat44£ kostte.
Niet iedereen werd onderhouden
op een bedrag van 2s per dag. Het
kind van Sophia Rijck Vosschen-
dochter kon gedurende hun
detentie van 6i dagen in 1558
kennelijk op is per dag bestaan.
Daarentegen werd Jan Oldryno-
des, des keysers gevangen, voor ys
per dag onderhouden, wat tot de
dag van zijn onthoofding op 10
september 1546 voor 234 dagen
8i£ i8s kostte. Nog duurder was
René van Sint Govaert, edelman
franchois,
wiens kosten van 626£
55 aan Peter Quaribbe, de kapi-
tein van het kasteel, betaald
werd. Hij zal daarom tijdens zijn
gevangenschap in 1556 wel in het
huis van Quaribbe verbleven heb-
ben. Ook de beroemdste gevan-
gene op Vredenburg, Philips van
Marnix, heer van Sint Aldegonde,
werd netjes behandeld. Expliciet
wordt vermeld dat de turf, die in
de eerste maanden van 1574 aan-
geschaft werd, ook moest dienen
om hem warm te houden.
Noten
1.   Zie Tarq. Hoekstra, 'Vredenburg, de
liouw van en liet leven op een zestien-
de-eeuwsc citadel (1529-1532)', in:
Geeske Bakker en Tarq. Hoekstra
(red.), Het stenen geheugen. 25 janr ar-
cheologie en houwltistoric in Utrecht
(Utrecht 1997).
2.   Twee bronnen, die vaak zeer gedetail-
leerde gegevens verschaffen, zijn de Re-
keningen van de rentmeester-generaal
(1529-1564, met helaas vele lacunes) en
bijlagen uil 1572 en 1574, resp. in Het
Utrechts Archief, Financiële Instellin-
gen van de Landsheer, nrs 16-.^7 en 56
en de inventarissen uit 153(1, 1532,
1.536, 1541, 1545 en 1547 in Algemeen
Rijksarchief, Grafelijkheids Rekenka-
mer, Rekeningen, 2e pak M-Z.
3.    De inventarissen werden opgemaakt bij
een wisseling van de kapitein van het
kasteel, zodat de nieuwe kapitein wist
wat hij aanvaardde. De inventarissen
houden in 1547 op; pas daarna werden
de nieuwe gevangenissen gebouwd.
4.   Van dat hout werd ook nog een bril op
een privaet tot Hendrich. Beyers
gemaakt.
Zijdelings met de gevangenis had
het schavot op Vredenburg te
maken. Het was oorspronkelijk in
1529 door de kapitein van het kas-
teel opgericht om de werklieden
van de bouw vrees aan te jagen.
In 1564 geselde de scherprechter
Albert Janss uit Vianen voor de
somma van gf een zekere Corne-
lis Gijsbertss uit Driebergen, die
vervolgens verbannen werd.
Dure gevangenen
De cipier op Vredenburg moest
de gevangenen niet alleen bewa-
ken, maar ze ook a 2 schelling per
dag van voedsel en drank voor-
zien. Of hij dat bedrag - een half
dagloon van een geschoold arbei-
der - ook werkelijk aan de mont-
Oud-Utrecht
vereniging
februari 2002
-ocr page 21-
Literatuursignalement
Anneke Jansen, Het Utrechts Archief
Atelier Limburg en Paul Evenwel]. Doorn:
Nederlandse Hervormde Gemeente
Doorn, 2000; 32 p.
Gids als leidraad bij de bezichtiging van
de kerk. Voorafgaand de geschiedenis
van de kerk in vogelvlucht tot en met de
laatste restauratie in 1996.
De steentjes en het wonen : kroniek van
honderd jaar Woningwet in Utrecht igoi-
20011
[samenst. en red. An Hulshoff Pol
i.s.m. Josée de Jager en Nia Verkoren].
[Utrecht]: Gemeente Utrecht Dienst
Stadsontwikkeling,[2ooi]; 35 p.
Uitgegeven door de Woonadviescom-
missie en de Dienst Stadsontwikkeling
t.g.v. het honderdjarig bestaan van de
Woningwet. De trends in de Utrechtse
woningbouw tussen 1901 en 2001. Met
fietsroutes door verschillende wijken in
de stad.
Honderd jaar schietsportvereniging Prins
Hendrik Veenendaal: een historisch over-
zicht van igoi tot20011
door Wim Kroes-
bergen en Hans Weijers. Veenendaal:
Studio WK, 2001; 99 p.
Jubileumboek beschrijft de geschiedenis
van de oudste sportvereniging van Veen-
endaal. Vanuit het perspectief van de
schietsport geeft het boek een beeld van
de ontwikkeling van Veenendaal van
kleine veenkolonie tot een dynamische
gemeenschap anno 2001.
Rietveld in Utrecht I [Ida van Zijl; eindred.
Milou Halbesma ; fotored. en red. Jaap
Oosterhoff; tekstred. Dorine Duyster; in
het Engels vert. door Donald Gardner].
Utrecht: Centraal Museum, [20oi];[ii8]
p.; Tekst in het Nederlands met daar-
naast de vertaling in het Engels. Omslag- „
titel: Rietveld in Utrecht : burg, straat,
kade, gracht, laan;
ISBN 90-73285-82-8
Wandel- en fietsroutes langs alle door
Gerrit Rietveld ontworpen huizen en ge-
bouwen in de stad Utrecht.
zijn van Staatsbosbeheer. Boek gaat in
op de leefmilieus en hun geologische ge-
schiedenis.
Focus op Bunschoten, Spakenburg en
Eemdijk I
Arie ter Beek. Zaltbommel: Eu-
ropese Bibliotheek, 2001; 84 p.; ISBN 90-
288-2714-5
Boek geeft aan de hand van foto's een
beeld van de stedenbouwkundige en cul-
tuurhistorische ontwikkeling in Bunscho-
ten-Spakenburg en Eemdijk in de periode
tussen 1930 en 1970.
"fr waren een Marokkaan, een Turk en
een Nederlander...": volkskundige en taal-
kundige opstellen over het vertellen van
moppen in de multiculturele wijk Lombok
I
onder red. van Theo Meder. Amsterdam
: Stichting Beheer IISG, 2001; VI, 210 p.;
ISBN 90-6861-215-8
De resultaten van de transcripties van
opnamen van passanten op het multicul-
turele buurtfestival Salaam Lombok vor-
men de basis van dit boek.
De Certrudiskapel I [door J.N. van Dit-
marsch ; onder red. van M. J. Dolfin].
[Utrecht]: Stichting Publicaties Oud-
Utrecht, 2001; 31 p.; ISBN 90-5479-046-6
(Utrechtse Monumenten Reeks 6) Engel-
se editie: ISBN 90-5479-074-4
De muziekschat van Kasteel Amerongen :
aspecten van het muziekleven op een
adellijk huis I
onder red. van Marieke
Knuijt en Clemens Romijn. Amerongen:
Stichting Vriendenkring Kasteel Ameron-
gen, 2001; 96 p.; ISBN 90-803662-3-4
Bundel artikelen gebaseerd op onder-
zoek naar muziekbibliotheek en instru-
menten van het kasteel Amerongen. De
artikelen geven een beeld van het mu-
ziekleven van de bewoners van het kas-
teel en de rol die muziek speelde in het
leven van de adel.
De Maartenskerk .- eeuwenoude ontmoe-
tingsplaats in het hart van Doorn I
[tekst
J.D. Meijer; foto's Stichting Restauratie
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij:
Tien eeuwen Maartensdijk: een landelijke
gemeente in Midden-Nederland I
Paul
Brusse, Piet van Cruyningen en Ronald
Rommes. Utrecht: Matrijs, 2001; 108 p.;
ISBN 90-5345-186-2
Per 1 januari 2001 maken Westbroek,
Achttienhoven en Maartensdijk deel uit
van de gemeente De Bilt. De politieke, re-
ligieuze en economische geschiedenis
van deze drie plaatsen gebaseerd op ar-
chiefonderzoek.
Rijksgebouwen.- gerechtsgebouw Utrecht
I
[tekst Gerard Kerkvliet, Bart van Ratin-
gen en Marieke Elfering ; samenst. en
eindred. Deirdre van Asch ; fotogr. Joop
van Reeken Studio; Andy Mason en Joop
van Reeken]. Rotterdam : oio, 2000; 80
p.; ISBN 90-6450-407-5
Fotoboek met architectonische beschrij-
ving van het ex- en interieur van het
nieuwe gerechtsgebouw aan het Vrou-
we Justitiaplein te Utrecht.
D.O.S. WO jaar igoi 23 maart 2001
[Utrecht]: [Schotanus & Jens], [2001]; 64
P-
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid
van het 100-jarig bestaan van de voetbal-
vereniging DOS op 23 maart 2001
Rehoboth School Veenendaal.- jubileum-
boek 1951-2001
[Veenendaal]: Rehoboth-
SChool, [200l];70p.
Zuilen toen Zuilen nog Zuilen was I W.
van Scharenburg. [Utrecht] : [s.n.], 2001;
255 p. Uitgegeven ter gelegenheid van
het 1250-jarig bestaan van de gemeente
Zuilen.
Von Heuvelrug tot duin .- natuurgebieden
in Zuid-Holland en Utrecht
/ Jan van Gel-
deren ; [onder red. van Paul Asselbergs
e.a.]. Nieuwegein: Staatsbosbeheer,
[2001]; 239 p.; ISBN 90-901-3906-0
Beschrijving van de landschappen in
Zuid-Holland en Utrecht die eigendom
vereniging Oud Utrecht
februari 2002
-ocr page 22-
De kariatide en de Cadillac
Zeshonderd jaar Stadskraan en Keulse Kraan
Ooit stonden er in de havenstad Utrecht twee
grote en meerdere kleine kranen voor het laden
en lossen van goederen. De bekendste waren de
Stadskraan voor de huidige Winkel van Sinkel
en de Keulse Kraan aan de Nieuwekade. In de
loop der eeuwen ondergingen de kranen vele ge-
daanteverwisselingen totdat ze, vrij roemloos,
sneuvelden toen het havengebied steeds verder
westwaarts opschoof.
Kees Smit
op de gedetailleerde
kaart die Jan van Vianen
tekende, en die in 1695
door C. Specht in Utrecht
werd uitgegeven, zijn zo-
wel de Stadskraan aan de
Oudegracht (bij nr. 5),
als de Keulse Kraan bij de
Bemuurde Weerd (bij nr.
48) duidelijk afgebeeld.
Foto: Het Utrechts Archief
In de Middeleeuwen was Utrecht
nog een haven van betekenis. De
stad lag aan de Rijn, al was het vla
de Vaartse Rijn en de Lek, en stond
in verbinding met het Europese
achterland. Bij een middeleeuwse
haven hoorde een stadskraan om
goederen te lossen en te laden. De
eerste vermelding van de Utrecht-
se kraan dateert van precies zes-
honderd jaar geleden. De waag,
die altijd nauw verbonden was
met de kraan, werd al in 1367 ge-
noemd. Tot halverwege de ige
eeuw stonden de waag en de
kraan, het centrum van de
Utrechtse haven dus, bij het huis
Keyserryk, dat nog steeds het
hoekhuis van het stadhuiscom-
plex vormt.
In 1840 verhuisden kraan en waag
naar een nieuw aangelegde ha-
vengebied aan de Nieuwekade.
Daar liep de Keulsevaart die de
Vecht verbond met de Catharijne-
singel.^ De vaart vormde de verbe-
terde verbinding tussen Amster-
dam en de Rijn, om de stad
Utrecht heen. Die geïmproviseer-
de route maakte in 1892 plaats
voor het Merwedekanaal, ook
weer ver om de stad heen. En
sinds vijftig jaar ligt die verbin-
ding, door het Amsterdam Rijnka-
naal, nog verder van het centrum.
Door de bouw van Leidsche Rijn is
\ hKA'::^^'^^^^.^^^
de waterverbinding alweer inge-
haald door de stad. En steeds volg-
de de kraan die nieuwe vaarweg.
Kraankinderen
Het woord kraan was oorspronke-
lijk de naam van de kraanvogel,
maar kon daarnaast zowel hijs-
kraan
als tap betekenen. Die bete-
kenissen zullen wel geïnspireerd
zijn door de lange hals van die vo-
gel. Elke haven, hoe groot of klein
ook, had in de late Middeleeuwen
een kraan. Hoewel de kraan een
stadsaangelegenheid was, komen
we het woord 'stadskraan' niet in
oude woordenboeken tegen.
De stadsbestuurders verpachten
de kraan meestal aan de plaatse-
lijke wijnkopers, omdat hij vooral
nodig was voor het laden of lossen
van vaten wijn. De handelaren
moesten niet alleen craengelt be-
talen, maar ook scrodegelt voor
het vervoeren (schroden) en roede-
geit
voor de wijnroeier. Die ge-
bruikte een roe als peilstok, om
het accijns uit te rekenen. Craen-,
scrode- en roedegelt worden vaak
in één adem genoemd.
Een kraanmeester hield toezicht
op de ploeg mannen die met de
kraan werkten. Het klinkt gek,
maar die heetten 'kraankinderen'.
In geen enkele haven waren het er
meer dan zestien, en hun werk be-
stond niet alleen uit het omhoog-
of omlaag takelen, maar ook uit
het versjouwen van de vrachten.
Antwerpen had in 1263 al een
kraan met een primitief tredrad,
dat steeds werd vervangen door
een verbeterde versie.^ De tredra-
deren waren op den duur zo groot
dat de mannen er in konden lo-
pen, zoals een afbeelding van het
Brugse rad op een schilderij uit
1551 laat zien.
Een eeuw geleden heetten de be-
treffende arbeiders nog steeds
kraankinderen, ook al hadden ze
grijs haar. Dat blijkt bijvoorbeeld
18
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 23-
diening van de kraan; er moesten
meer gezellen en meer werkpaar-
den ingezet worden, vonden ze.
De Stadskraan aan de
Oudegracht
De eerste stadskraan aan de Ou-
degracht werd in 1402 gebouwd
en stond dichtbij de waag. Op de
werf is in 1950 de grondslag van
de kraan in het plaveisel gemar-
keerd.5 Op de plek van de kraan
staat nu een kastanjeboom. Paar-
den sleepten de zware wijntonnen
die door de kraan aan wal gezet
waren, langs het (nog steeds aan-
wezige) wed omhoog. De kraan
zelf werkte met een tred rad dat
kraankinderen draaiende hielden.
Op het bekende schilderij van
Droochsloot uit 1625 is door het
openstaande raampje een stuk
van het rad te zien.
Het huis Kranenborch, dat deel
uitmaakte van het St. Barbara- en
Laurentiusgasthuis aan de Oude-
gracht, stond tegenover de stads-
kraan. Van Hulzen neemt aan dat
de naam erop wijst 'dat hier een
geslacht gewoond heeft, dat uit
het Nederrijnse afkomstig was',
en dat we moeten denken aan
Kranenburg bij de stad Kleef.^ Ik
geloof eerder dat de naam ont-
leend is aan de stadskraan.
Het Raads Dagelijks BoeK vermeldt
de stadskraan op 31 januari 1532,
wanneer de raad bepaalt dat de
kraan verpacht zal worden tegen
betaling van veertien gulden voor
het kraanschip.7 Dat schip zal wel
gebruikt zijn om vrachten naar een
andere plaats in de stad te vervoe-
ren. Zes jaar later wordt bepaald
dat pachters van het wijnaccijns
ook de kraan in pacht krijgen. Als
de kraan gebreken vertoonde, zo
kregen de kraankinderen in 1550 te
horen, dan moesten ze dat doorge-
ven aan het stadsbestuur.
De kraan van Brugge,
met kraankinderen in het
tredrad, detail van het
portret van Jan Ferna-
guut, van Pieter Pourbus
(1524-1584) uit 1551,
Groeningemuseum,
Foto: Kees Smit
uit de herinneringen van een Mid-
delburger opgeschreven in igoo
toen er alleen nog een model van
de kraan in het museum stond:
'Wat heb ik als jongen meermalen
naar de oude mannetjes gekeken,
die men "Kraankinders" noemde
en die als karnhonden de Kraan in
beweging brachten! Die het be-
proefde meè te doen lag spoedig
op zijn neus.'3 wie het beproeven
wil (hetvalt echt niet mee) kan dat
nog steeds in de Koppelpoort in
Amersfoort.
Meestal was hettredrad overdekt,
zodat de mannen beschut waren
tegen regen en kou. Ook het
hijstouw dat aan het eind van de
balk over katrollen liep, was om
die reden beschut, wat op oude af-
beeldingen altijd goed te zien is.
Net als een molen kon ook het bo-
venstuk van de kraan om een as
draaien. De lasten konden dus op-
gehesen en daarna zijdelings ver-
plaatst worden. De kraan aan het
Moriaanshoofd in Rotterdam was
(te oordelen naar een kaart van
1582) waarschijnlijk achtkantig,
met een draaiende kap en een lan-
ge schuin opgaande hals.4 Die bij
de Capersbrug, daar dichtbij, had
(op een kaart uit 1599) een wijde
vierkante standaard en een draai-
ende kap en hals. De nieuwe kraan
had een staartbalk met een wind-
as en een rad met handspaken.
De wip was een eenvoudige kraan
met een verticale paal waaraan
een dwarshout hing dat met een
ketting was vastgemaakt. Een
touw liep over een katrol aan het
ene einde van dat dwarshout en
over een tweede katrol, die onder-
aan vastzat. Een paard trok het
touw langs de straat, waardoor de
last omhoogging. Minder zware
objecten konden havenarbeiders
met de takels van het schip zelf
lossen of laden.
Paarden dienden ook bij andere
kranen voor het verdere vervoer
over straat. In Middelburg (waar in
1365 al een stadskraan wasi) richt-
ten kooplieden uit Andalusië in
1512 een verzoekschrift tot het
stadsbestuur. Ze vroegen om vrij-
stelling van tol en een betere be-
19
vereniging Oiid>Utrecht
februari 2002
-ocr page 24-
De kariatide en de Cadillac
Behalve de grote kranen bij de
Weerd en bij het stadhuis stonden
er op verschillende plekken kleine-
re kranen, waarschijnlijk 'wippen'
(zoals er ook in Rotterdam een te
vinden was). Zo moest "t cleyn
craentgen' op 20 juli 1576 worden
verplaatst van de Beyerbrug naar
de noordzijde van de Gaardbrug.
Op een tekening, toegeschreven
aan Jan Breughel de Oude, circa
1615, zien we hoe er met een kraan
bij de Bakkersbrug biertonnen
worden opgetakeld.^ Twee van
die kranen zijn ook te zien langs de
Oudegracht, op een tekening van
Jan de Beijer, gemaakt omstreeks
1740. Overigens was er al heel
vroeg, in 1244, een kraan in de
buurt van Vreeswijk, de zuidelijke
voorhaven van Utrecht, waar
schepen of ladingen over de IJssel-
of de Lekdijk getild werd.9 Het zal
de oudste kraan in de Noordelijke
Nederlanden geweest zijn, en er
zijn nog vermeldingen bekend uit
de 16e eeuw.
De Keulse Kraan bij de Weerd
In de buurt van de Weerdsluis
heeft ook altijd een kraan gestaan.
Op een i6e eeuwse tekening is de
kraan te zien aan de overkant van
het water. Het is de prachtig gete-
kende vogelvluchtkaart van de
Antwerpenaar Anthonie van den
Wijngaerde, uit circa 1558 en be-
waard in het Ashmolean Museum
in Oxford.^° Op andere oude kaar-
ten uit die tijd zien we wel de be-
kende kraan bij het stadhuis, maar
niet die tegenover het bolwerk
Sterrenburg. Noch de kaart van
Braun en Hogenberg (circa 1572),
noch die van Joan Blaeu uit 1649
laten die kraan zien. Pas op de ge-
detailleerde kaart die Jan van Via-
nen tekende, in 1695 uitgegeven
door C. Specht in Utrecht, zijn bei-
de kranen duidelijk afgebeeld. Net
Zo zag architect j.C.
Meulenhelt in 1986 de
houten Stodskraan weer
op zijn oude plaats aan
de Oudegracht staan
naast het wed naar de
Ganzenmarkt.
In 1573 volgde de aanbesteding van
een nieuwe kraan volgens het be-
stek van Gerrit Claesz van Over-
meer. De aannemer moest de
nieuwe kraan 'zeskant' maken
'ende uyte gront ophalen'. Kort
daarna, op 14 november 1575, vin-
den we de volgende aantekening:
'Overcommen bij den rade dat Ger-
rit Claesz, houtcoper, voirts varen
[haast maken] sall mit het maken
van de raderen in de craen, volgen-
de 't patroen ende besteck hem da-
ervan gelevert. Ende de anderde
[de tweede] cameraer zal deselve
craen boven doen decken mit co-
per als 't anbestaeyt [aanbesteed]
es geweest.' Dat is de kraan gewor-
den met de uivormige draaikop die
we zo goed kennen van diverse te-
keningen en schilderijen.
In zijn studie over de stadskraan
stelt de architect J.C. Meulenbelt
dat de kraan omstreeks 1760 voor
de laatste maal vernieuwd is. De
onderbouw bestond uit metsel-
werk in classicistische stijl. Dat
bleek niet bestand tegen krachten
die er tijdens het hijsen op uitgeoe-
fend werden en daarom moesten
metalen banden de boel bij elkaar
houden. De gemetselde kraan
heeft op een schilderij uit 1764 een
halfronde draaikap, in 1779 vervan-
gen door een spitse kap, zoals aller-
lei afbeeldingen ons tonen.
20
vereniging Oud-Utrecht
februari 2002
-ocr page 25-
als op de kaart van 1558 is de kraan
aan de noordkant van de Weerd-
singel te zien recht tegenover het
bolwerk. De kranen zien er allebei
hetzelfde uit, als ronde torens met
een spits dak en een arm die
schuin boven het water uitsteekt."
Een andere aanwijzing voor het
bestaan van een middeleeuwse of
16e eeuwse kraan aan de Weerd-
singel is de naam van de Kraan-
steeg, nu -straat, recht tegenover
de plek waar de kraan stond. Om-
dat de steeg net buiten de binnen-
stad lag, in de Bemuurde Weerd, is
er weinig over te vinden. Van der
Monde en andere historici hebben
de voorstad links laten liggen. Een
vermelding van de Cranensteech
in de Weerd dateert van 3 juni
1584 en is te vinden in het Utrechts
Archief in de reeks transporten en
plechten (dat zijn overdachten van
onroerend goed en hypotheken
die het stadsbestuur registreerde).
Naar we mogen aannemen was
de steeg, net als het Kraanstraatje
in Middelburg, genoemd naar de
oude havenkraan.
Behalve de steeg vinden we ook
nog het huis de Kraan, Oude-
gracht 17, niet ver van de plaats
waar de oude kraan stond. Het
grachtenhuis heeft in 1994 van de
bewoners een moderne gevel-
steen gekregen die een vat met
een gouden kraan uitbeeldt. Rond
1558 was er in dit huis een brouwe-
rij gevestigd die in 1630 (maar mis-
schien al veel eerder) Die vergulde
Craen heette. Het is het huis waar-
in Trijn van Leemput vanaf 1555
een aantal jaren woonde. Het vat
met de gouden kraan lijkt dus heel
toepasselijk, maar het had mis-
schien toch een hijskraan moeten
zijn. Om het nog verwarrender te
maken, heeft Jeannot Bürgi in de
lantaarnconsole schuin voor dit
huis een kraanvogel, de Craen, uit-
gebeeld (de lange stenen snavel is
ernu afgebroken).
Nog iets verderop ligt Groot en
Klein Cranesteyn, Oudegracht
53/55. een vroeg 14e eeuws huizen-
paar. Volgens Van Hulzen ontleen-
de het huis zijn naam 'Then Craen'
en later Cranesteyn aan Jan die
Craen, die tegen het eind van de
14de eeuw eigenaar van het huis
was.^^ Ook in dit geval blijft de
vraag of die naam ontleend is aan
de kraan die dichtbij stond. 'Then
craen' betekent 'bij de kraan' maar
'ten' of 'in' was ook een gewoon
voorzetsel bij een huisnaam. Bo-
vendien was Crane of Craen een
familienaam die al in de 13e eeuw
of eerder voorkwam, en die dus in
die vroege tijd aan de kraanvogel,
en niet aan een stadskraan ont-
leend zal zijn. Twee huisnamen (én
een steeg) vrij dichtbij de kraan
maken het aannemelijk dat ze ge-
noemd zijn naar de voor die buurt
beeldbepalende havenkraan.
De kraan aan de Weerdsingel
heette eeuwenlang de Keulse
Kraan, maar hoe lang precies? De
eerste vermelding die ik ken komt
uit het Utrechtse begraaf boek. Ie-
mand woonde in 1650 'aen 't Cin-
gel bij de Keulsche Craen.' Een jaar
later lezen we over 'Jan Cleynpen-
ninck, Ceulsche schipper, overle-
den in sijn schip in de Weerdt bij
de Ceulsche Kraen [...] hier geen
woenplaets houdende, ende al-
sulcx hier vrempt.'^^ Rijnaken leg-
den hier aan om hun lading pot-
ten en aardewerk te lossen. Er was
ook een herberg of veerhuis met
dezelfde naam. De kraan was, en
dat is heel merkwaardig, tot dan
toe particulier eigendom.
In een vroedschapsresolutie van 9
september 1644 krijgt Andries
Goesberch toestemming om bij de
'ameide', de sluitboom buiten de
Weerdpoort, een kraantje neer te
zetten. Een halfjaar later moet hij
zijn kraan, die vooral diende voor
het ophijsen van molenstenen,
verplaatsen naar de overkant, tus-
sen de sluis en de westelijke
Weerdgracht. Toen Andries van
Goedesberch (zoals hij nu heet) 25
jaar later was overleden, nam het
stadsbestuur de kraan op 3 juli
1671 van de erfgenamen over voor
200 zilveren rijders.
Uit 1737 dateert van de Keulse
Kraan (was het die van Goedes-
berch?) een nauwkeurige teke-
ning van Jan de Beijer. Rechts is
het bolwerk de Morgenster te
zien, en op de achtergrond de hui-
zen van de Bemuurde Weerd
Oostzijde. Links zien we de kraan,
een lange arm op een zuil, maar
zonder tredrad. Er moest gesjord
worden aan twee raderen met
handspaken.^4 Een gelijksoortige
houten kraan werd in 1858 nog in
Vlaardingen gebouwd.
Op een tekening van T. Verrijk uit
ongeveer 1780 zien we het bol-
werk Morgenster met een kraan,
als een grote luifel met een bal-
kon, en een soort loods met een
hoog schuin dak erachter. Het
gaat hier niet om de Keulse Kraan,
De Keulse Kraan; rechts
het bolwerk de Morgen-
ster en op de achtergrond
de huizen van de
Bemuurde Weerd OZ,
1737. Tekening in Oost-
Indische inkt door Jan de
Beider 1737
Foto: Het Utrechts Archief
21
vereniging Oud*Utrecht
februari 2002
-ocr page 26-
,
^iS^T^^^^^
gjüi:-=.'-i*^ . .' ' -i*^
^^^^■Bj^^^j^ff'"''ïj^ ^^^^E^XÊKIÊW. '\ '^•^ '^99
BMf^èSnpC^ ^ ■ ■_.__ jét^
^B^r^UÉ^''
'*"^ "--^
^IR(^^3b " ^^^^ VlUl^^^^s;^ -
■^ m
—! -*,
V.
l^^^j^^^J«
Ondanks de onderhoudsbeurt
die de kraan kreeg, ging hij toch
weer symptomen van bouwval-
ligheid vertonen, zodat de ha-
vendienst in 1929 voorstelde een
nieuwe elektrische kraan aan te
schaffen met een vermogen van
tien ton. De kraan werd alleen
wat opgeknapt, terwijl aan de
nieuwe Veilinghaven een nieu-
we kraan en een waaggebouw
verrezen. De Keulsevaart had zijn
tijd gehad, het Merwedekanaal
had de toekomst.^^ De Stads-
waag aan de Nieuwekade werd
in 1930 buiten gebruik gesteld,
de kraan had nog maar een be-
perkt belang. In maart 1968 vond
hij een roemloos einde toen de
hele kade afgebroken werd. In
oktober 2000 was de kraan
eventjes in het nieuws. Bij het
uitgraven van de Weerdsingel
Westzijde (waar sinds kort weer
water stroomt) stuitte werklie-
den op de gemetselde fundering
van de 19e eeuwse kraan. Een fo-
tootje in de krant, dat was alles,
meer aandacht kreeg hij niet.
Intussen waren de twee kranen
van het toneel verdwenen en was
een scharnierpunt van de roem-
ruchte Keulsevaart gedempt. Zo
mocht Utrecht toch niet met zijn
geschiedenis omgaan. In 1985 gaf
wethouder W. van Willigenburg
aan architect J.C. Meulenbelt op-
dracht de haalbaarheid te onder-
zoeken van reconstructie van de
oude houten stadskraan bij het
stadhuis. Leuk voor de toeristen
en een verrijking voor de stad,
vond hij. Meulenbelt maakte een
uitgebreide studie van de kraan
en presenteerde de gemeente
twee mogelijkheden: hetzij een
complete herbouw in de oor-
spronkelijke stijl, zodat de kraan
weer kon werken als in de Mid-
deleeuwen, hetzij eenvoudiger.
De Waag en de Stads-
kraan op de hoek van de
Nieuwekade. Anoniem
schilderij getiteld Weerd-
singel, uit 1955, ineen
brochure van drukkerij
Hoonte.
Foto: Het Utrechts Archief
al werd hij wel zo genoemd, en al
was hij in zekere zin de opvolger
van de eerdergenoemde installa-
tie. Het is namelijk een particuliere
hijskraan van de steenhouwer Jan
Verkerk, die in 1754 toestemming
kreeg om 'een machine te mogen
stellen, om steen op te halen'.^5 in
1830 stond die kraan nog steeds
op het bolwerk dat acht jaar later
gesloopt werd.
Een ijzeren kraan
In 1824 werd de Keulsevaart, die
meer scheepvaart door de Weerd-
singel Westzijde bracht, in gebruik
genomen. Daar moest het stads-
bestuur op reageren, en dat was
burgemeester Van Asch van Wijk
wel toevertrouwd. In de jaren 1830
voerde hij een ingrijpende stads-
vernieuwing door. De wallen wer-
den gesloopt en vervangen door
plantsoenen, woningen en fabrie-
ken. Aan de Nieuwekade kwam,
op de plaats van het in 1838 ge-
sloopte bolwerk Morgenster, een
havengebied met een waagge-
bouw en een nieuwe stadskraan,
die de oude kraan en de waag bij
het stadhuis vervingen. De nieuwe
kraan is op talrijke tekeningen,
gravures en vooral foto's te zien.
Hij stond recht voor Van Rijn's
Mosterdfabriek.
De oude stadskraan aan de gracht
was in 1837 dramatisch ten onder-
gegaan. Hij bezweek aan de gietij-
zeren vrouwenbeelden die arbei-
ders uit een schip optakelden en
die amper tien meter verderop als
kariatiden voor de Winkel van Sin-
kel moesten gaan dienen. We we-
ten precies de datum, zaterdag 9
september. Maar was die drama-
tiek niet een beetje theater van de
oude kraan? Als het vijftig jaar eer-
der was gebeurd, was hij wel weer
herbouwd, maar de tijden waren
veranderd. Er was al een jeune
premier gevonden, en zelfs de
tweede viool spelen werd de oude
kraan niet meer gegund.
In die tijd werden er niet alleen ij-
zeren beelden gemaakt, ook hijs-
kranen konden voortaan ijzersterk
gefabriceerd worden. Wel veel
sterker, maar lang niet zo mooi als
de oude houten kranen. Geen
wonder dat de nieuwe Stadskraan
het anderhalve eeuw uithield.
Toch heeft die ijzeren kraan, net
als zijn voorganger aan de Oude-
gracht, nog voor een tragikomisch
incident gezorgd. In 1926 was dui-
delijk dat de oude kraan gebreken
begon te vertonen. De Kamer van
Koophandel klaagde dat het hef-
vermogen teruggezakt was van
zes naar vier ton en dat de ouder-
wetse handbediening te lang-
zaam was geworden. Op 14 maart
1927 'brak tydens het ophyschen
van een Cadillac auto uit een vaar-
tuig, de laadketting, waardoor de
auto werd beschadigd'.
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 27-
alleen de buitenkant. Het grote
tredrad en het hijsmechanisme
zouden dan weggelaten worden,
en er kon bijvoorbeeld een thee-
koepel in gevestigd worden. He-
laas verdween het mooie plan in
een archiefkast, want er was
geen geld.^7 Het enige wat er ge-
realiseerd is, is een gevelsteen te-
gen de werfmuur waarop de
kraan uit 1837 te zien is. Het on-
derschrift luidt 'Stadskraan anno
1402 S.d.J. 1999'. De initialen zijn
van de kunstenaar Stef Stokhof
de Jong uit Wijk bij Duurstede.
Maar er is nog hoop. Architect P.L
van Gent, die indertijd met Meu-
lenbelt samenwerkte, ziet nieu-
we kansen voor een reconstruc-
tie. Hij is bestuurslid van de stich-
ting Bouwloods, die het plan op-
gevat heeft na de voltooiing van
het Statenjacht, de Stadskraan te
gaan herbouwen. Meulenbelt is
vorig jaar overleden, maar zijn
ontwerp zal misschien toch nog
uitgevoerd worden. Hopelijk
krijgt die nagebouwde kraan een
plekje aan de Veilinghaven, de
"historische haven" waar Utrecht
van droomt. Of, wat nog mooier
zou zijn, op zijn oude plek aan de
gracht.
Kees Smit was tot zijn pensionering
werkzaam bij Het Utrechts Archief
12. A. van Hulzen, Utrecht: de Oude
Gracht, deel
1 (Amersfoort 1991). 40.
13.  Utrechtse begraafboeknt. 123, p. 364
en p. 395. Een vermelding in hetzelfde
doop-, trouw- en begraafboek, 768
luidt: 'De heere mr. Andreas Allarst,
advocaet 's hoffs van Utrecht, op de
Runnebaen [... ] sijnde het verstorven
lichaem solemnelijck gebracht tot aen
den Craen, alwaer 'tselve lichaem is
gedaen in een schuyt om daermede
naer Maerssen gevoert, ende aldaer
begraven te werden.' (1655). Het kan
hier om de stadskraan aan de Oude-
gracht gaan, maar gezien het vervoer
naar Maarssen ligt de Keulse Kraan
meer voor de hand.. Daar lagen de
schepen die naar Amsterdam afvoeren.
14. Afgebeeld in J.E.A.L. Struick, Utrecht
door de eeuwen.
4e druk (Utrecht 1984)
304. Het bijschrift geeft een verkeerde
interpretatie.
15.  Zie A. van Hulzen, Utrecht op oude
prenten: langs de Singel
(Utrecht 1982)
123.
16.  Het Utrechts Archief: Archief Stads-
bestuur 1814-1969, toegang 704 O,
dossier VI13995 met stukken over de
vernieuwing van de stadskraan (1926-
1929). Het Volksbuurtmuseum in Wijk
C bezit een paar schilderijtjes van Wim
Hagemans uit de jaren zestig, waar de
kraan prominent op staat.
17. J.C. Meulenbelt, De stadskraan van
Utrecht
(Utrecht 1986; aanwezig in
HUA).
Overige literatuur
G. Asaert, 'Scheepsbezit en havens', in
Maritieme geschiedenis der Nederlan-
den. AeeX
1 (Bussum 1976) 180-205.
Matthijs A. Struijs, 'De Vlaardingse stads-
kraan 1625-1939', bijlage in zijn boek:
Om een bevaeren schip te maecken. Ge-
schiedenis van de Vlaardingse scheeps-
werven
(Vlaardingen 1997) 163-176.
Noten
1.   De naam Keulsevaart stond in ieder
geval vast in 1824, maar bestond
vermoedelijk al veel langer.
2.   Albert Himler, Ergonomie in l<raan-
l<abines van Antwerpse havenicranen
vanaf 1263
(Antwerpen 1986; typo-
script aanwezig in het Maritiem
Museum Rotterdam).
3.   P.W, Sijnke, 'De stadskranen van
Middelburg' in: Zeeuws tijdschrift 23
(1982)92-94.
4.   R.H. Krans,' "De kraen subject". De
Rotterdamse stadskraan in het handels-
verkeer tot ca. 1880", in: Rotterdams
jaarboeicje 1994, 150-208.
5.   De jaartallen ontleen ik (met dank aan
Kaj van Vliet) aan E.J. Haslinghuis, De
Nederlandse monumenten [...], deel 2:
Utrecht ('s
Gravenhage 1956) 69.
Helaas geeft dit boek niet aan waar die
'eerste vermelding' te vinden is.
6.   A. van Hulzen, Utrecht: de Oude
Gracht,
deel 2 (Amersfoort 1991) 7.
7.   Het middeleeuwse boek waarin de
besluiten van het stadsbestuur
opgeschreven werden.
8.   Afbeelding in R.E. de Bruin e. a. (red.),
'Een paradijs vol weelde.' Geschiedenis
van de stad Utrecht
(Utrecht 2000) 245.
9.   Kaj van Vliet.'Middeleeuws Utrecht,
een markt in ontwikkeling', in:
Jan Brugman, Hans Buiter en Kaj van
Vliet, Markten in Utrecht. Van de vroege
Middeleeuwen tot nu
[Utrecht 1995]
8-43, aldaar 26.
10. Marijke Donkersloot-de Vrij, Kaarten
van Utrecht [Vlrecht
1989) nr. 1,
schrijft: 'Over het algemeen wordt aan
[zijn] stadskaarten een grote topo-
grafische betrouwbaarheid toegekend.
Hoe dat voor Utrecht ligt moet nog
onderzocht worden.' Tolien Wilmer
van Het Utrechts Achief was, toen ik
haar de plek aanwees, heel stellig dat dit
een kraan was.
11. Donkersloot-de Vrij, a.w. nr. 20, ver-
meldt allerlei nieuwe elementen in deze
kaart, bijvoorbeeld 'enkele molens',
maar niet deze kraan.
23
%
vereniging Oud«Utrecht
februari 2002
-ocr page 28-
Agenda en berichten
Historisch café
Op vrijdag 8 februari is de heer Joos-
ten, amateur-archeoloog gastspre-
ker in het Historisch café, een
maand later, op 8 maart is dat de
heer Munning Smit, voorzitter van
de historische vereniging Nifterlake.
Beide bijeer)komsten vinden plaats
in 't Weeshuid, Domplein 16 in
Utrecht en beginnen om 17 uur. De
entree is gratis.
Excursie Willibrordkerk
Op zaterdag 16 februari 2002 organi-
seert de activiteitencommissie, in
samwerking met het Historisch
Platform, een bezoek aan de
Utrechtse Willibrordkerk. Deze rond
1890 gebouwde neogotische kerk
wordt grootscheeps gerestaureerd.
De restauratiearchitect, ir. Paul van
Vliet, zal de historie van het gebouw
en de verschillende facetten van het
restauratieproces toelichten. Omdat
de restauratie nog in volle gang is, is
mooi het contrast te zien tussen de
opgeknapte en de nog te herstellen
delen van het kerkinterieur. Het be-
zoek dat aanvangt om 11.00 uur
wordt rond 12.30 uur afgesloten met
koffie, thee en een broodje op een
historische locatie.
Plaats: Minrebroedersstraat 21,
Utrecht. Kosten:
5,50 (leden) of
7,00. Aantal deelnemers: max.
20. Opgeven door te bellen naar
(030) 294 76 6j (de heer M. tem-
mens); spreek uw naam, telefoon-
nummer en aantal deelnemers in.
Excursie 'lelijk' Utrecht
2A Op vrijdag 22 maart organiseren
Oud-Utrecht en het Historisch Plat-
form een excursie naar een voor-
beeld van jonge bouwkunst: de
Neudeflat. Door velen gezien als
een van de lelijkste gebouwen van
Utrecht, lijkt de moeite waard dit
zogenaamde monstrum aan een
nadere beschouwing te onderwer-
pen. Toen de flat - ontworpen door
architect H.A. Maaskant - in 1960
werd opgeleverd was het het hoog-
ste kantoorgebouwvan Nederland.
Hij is gebouwd op een vliegervor-
mige plattegrond met betonnen
vloeren om een centrale gesloten
kern waarin zich de toiletten, keu-
kenblokken, het trappenhuis en de
liftschacht bevinden. Een metalen
frame loopt aan de buitenkant
langs de afzonderlijke gevels om zo
de zwevende vloeren te ondersteu-
nen. Omdat onderheien van de
Neudeflat gevaar zou opleveren
voor de omringende bebouwing,
steunt de toren op een grote onder-
grondse betonnen plaat.
De Neudeflat, die momenteel ver-
huurd wordt aan de gemeente,
komt binnen afzienbare tijd leeg
te staan. Hoewel er al een sloop-
vergunning is verleend, is de toe-
komst van het gebouw nog onze-
ker. Reden te meer om er, nu het
nog kan, een kijkje te gaan nemen
(óók van binnen).
Het bezoek aan de Neudeflat
wordt gecombineerd met een uit-
stapje naar wat eertijds het groot-
ste overdekte winkelcentrum van
Nederland was, een in Utrecht zo
mogelijk nog meer verfoeid ge-
bouw: Hoog Catharijne. De gids
zal kort uitleggen wat de oor-
sprong is van het totaalplan, dat,
in tegenstelling tot de hierboven
beschreven hoogbouwplannen
rond de Neude, wél gerealiseerd is.
De excursie eindigt met een drank-
je in, hoe kan het anders. Hoog
Brabant in Hoog Catharijne.
Plaats: Neudeflat, Vinkenburg-
straat 26. Datum en tijd: vrijdag 22
maart van 14 tot 16 uur. Kosten:
8 (leden) 11 (anderen). Aantal
deelnemers: max. 20. Opgeven bij
Jacquelien Vroemen (030) 266 29
14; spreek uw naam, telefoonnum-
mer en aantal deelnemers in.
Oud- Utrecht-prijs 2002
Eind dit jaar wordt voor de vijfde maal de Oud-
Utrecht-prijs uitgereikt. De Vereniging Oud
Utrecht heeft deze prijs ingesteld om historisch on-
derzoek naar de geschiedenis van stad en provincie
Utrecht te stimuleren en om dit onderzoek onder de
aandacht van een breed publiek te brengen. Niet al-
leen professionele historici, maar ook amateur-histo-
rici, journalisten, publicisten en studenten die histo-
risch onderzoek doen kunnen meedingen naar de
prijs die bestaat uit een geldbedrag van € 2.250.
Het onderzoek moet betrekking te hebben op aspec-
ten van de geschiedenis van stad en/of provincie
Utrecht. Dat kan bijvoorbeeld gaan om politieke en
sociale geschiedenis, cultuurgeschiedenis en rechtsge-
schiedenis.
Ingezonden kunnen worden artikelen van minimaal
3.000 en maximaal 20.000 woorden, die geschreven
c.q. gepubliceerd zijn tussen 1 juli 2000 en 1 juli 2002.
Ook andere publicaties via andere media als websites
of CD-Roms kunnen worden ingezonden.
Om mee te dingen naar de Oud-Utrecht-prijs moet
de inzending vóór 1 september 2002 in het bezit zijn
van de jury. Deze zal een potentiële winnaar voordra-
gen aan het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht.
Indien het winnende artikel nog niet eerder gepubli-
ceerd is, neemt de vereniging een inspanningsver-
plichting op zich om het alsnog te doen publiceren.
Potentiële deelnemers kunnen een reglement voor deelname aan de
Oud-Utrecht-prijs aanvragen bij het secretariaat van de vereni-
ging Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht (030)
286
66 1 l,fax (030) 28666 00; e-mail: info@hetutrechtsarchief.nl
Publieksprijs tijdschriftartikel
Een nieuwe prijs die dit jaar wordt
ingesteld is een publieksprijs voor
het beste artikel in het tijdschrift
Oud-Utrecht. In het december-
nummer zullen de lezers van dit
blad worden uitgenodigd een kan-
didaat voor deze prijs te nomine-
ren. Alle artikelen kunnen meedin-
gen naar de prijs. Niet alleen de
winnaar ontvangt een boekenbon
van € 50, ook een van de inzen-
ders maakt door loting die kans.
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 29-
oproep auteurs
witte-vlekkenplan
De Stichting Stichtse Geschiede-
nis heeft een overzicht opgesteld
van onderwerpen uit de geschie-
denis van Utrecht waarover wei-
nig of niets Is gepubliceerd. De
Vereniging Oud-Utrecht heeft be-
sloten voor de komende jaren en-
kele onderwerpen uit dat 'witte-
vlekkenplan' te adopteren. Voor
de komende Jaren komt onder-
zoek over de volgende onderwer-
pen in aanmerking:
•     agrarische geschiedenis, inclu-
sief waterschapsgeschiedenis;
•     cultuurgeschiedenis in de 20e
eeuw;
•     mentaliteitsgeschiedenis;
•     verzuilingsgeschiedenis.
Het bestuur nodigt auteurs uit
om over één van deze onderwer-
pen oorspronkelijk onderzoek te
doen dat van wetenschappelijk
gehalte is en dat moet uitmonden
in een artikel voor het Jaarboek
van circa 30 bladzijden.
Auteurs kunnen zich vóór 7 juni
melden bij het bestuur met een op-
zet van hun onderzoel<. Vervolgens
bepalen het bestuur en de Jaar-
boekredactie hun keuze. Met de
auteur zal een contract worden
afgesloten. De auteursvergoeding
bedraagt
3.400. Het reglement
kan worden aangevraagd bij de se-
cretaris van het bestuur, mevrouw
T. Wilmer (030) 28 66611.
17e Nicolaas van der Monde-Lezing
Catharina L. van Groningen: Het leven op de
Stichtse Lustwarande vanaf de 17e tot de 20e eeuw
Dinsdag 19 februari 2002, Pieterskerk Utrecht, aanvang 20.00 uur, toegang gratis.
De Stichtse Lustwarande, parel van Utrecht, was in het begin van de 20e eeuw de meest be-
zongen landstreek van Nederland, Deze reeks van schitterende buitenplaatsen aan de zuid-
westflank van de Utrechtse Heuvelrug heeft helaas de afgelopen vijftig jaar aan glans inge-
boet. Op sommige plekken dreigt zij zelfs helemaal ten onder te gaan in het geweld van tome-
loze nieuwbouw en een uitdijende infrastructuur.
Het was een aangename plaats om te verblijven, zeker voor een rijke stedeUng die in het voor-
jaar en de zomer de drukke, lawaaierige stad wilde ontvluchten. Naast de bestaande adellijke
huizen en kastelen werd vanaf de 18e eeuw en vooral begin 19e eeuw een gestaag groeiend
aantal nieuwe buitenplaatsen aangelegd. Statige, luxe huizen waren het, alle omgeven met tui-
nen volgens de laatste mode. Het strakke keurslijf van de geometrische, formele tuinstijl
maakte plaats voor de landschapsstijl waarin het huis en de bijgebouwen de stoffering van dat
landschap vormden. Het huis functioneerde als decorstuk, en was licht gepleisterd om zo
fraai mogelijk te contrasteren met het omringende groen van de natuur.
Na de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog werden de kosten van onderhoud aan huis en
park te hoog voor de particulier. Huizen kwamen leeg te staan, vervielen, werden verkocht,
gesloopt of aangepast aan een nieuwe bestemming. Parken verwilderden bij gebrek aan regel-
matig onderhoud. Van de parken en tuinen werden grote stukken afgesnoept voor bedrijfs-
nieuwbouw. Parkbossen maakten plaats voor woningbouw en de straatweg, de ader en rug-
gengraat, werd verbreed. Is dat het definitieve einde van een bijzonder cultuurgoed?
De Van der Monde-lezing gaat in op al deze aspecten en geeft tevens antwoord op vragen als
'Wie waren nu die eigenaren die zich een buiten konden veroorloven? Waar kwamen zij van-
daan? Wat was hun sociale positie? Hoe bewoonden zij hun buitens?'
Catharina L. van Groningen is cultuurhistorica en werkt bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist. Zij is
de auteur van de twee geïllustreerde Beschrijvingen over de Sticht Lustwarande: Buitens in het groen (1999) en
Dorpen en landelijk gebied (2000).
De Nicolaas van der Monde-kzingen worden georganiseerd door de Vereniging Oud-Utrecht. Adres: Alexander
Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht Nadere informatie: mevr. T. Wilmer, (030) 28 66611.
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang nr.1,
februari 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecttt,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de l<ennis der
geschiedenis alsmede het wal(en over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00.
Het Internetadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrecht.nl
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Druk PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 2/2002:24 februari
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de redactie, Alexan-
der Numankade rgg, 3572 KW Utrecht, op si/2 inch flop-
py (in Word of WordPerfect).
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en lite-
ratuur. Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan re-
dactionele aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het
redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt 25 per jaar / voorjongeren tot 26
en U-pashouders ^20/ huisgenootlidmaatschap
€ 10 / in-
stellingen zonder winstoogmerk
€ 25 / instellingen met
winstoogmerk
50
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling con-
tributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Genderen, M. van lieshout
(eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, J. Torenbeek, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
25
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2002
-ocr page 30-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Alngolotcii bl|
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 -233 66 99
NOTARit»A Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
.^ ^^^f. .-f^-Tiir-^-^^^^^^^Jfif^
PlantijnCasparie
^utrecht
be ResuTtive ->
Prepublishing j Drukwerk j Direct marketing
F.plant ij ncasparie.nl
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
BON VOOR GRA TIS WAARDE-INDICA TIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning Bel mij voor een ajipraak.
Naam: ...............................................................
StraM: ...............................................................
Postcode: ...............................................................
PUats: ...............................................................
Telefoon:..............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
358) KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-maÜ: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet:
www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 31-
• Aan- en verkoopbegeleiding
•  Taxaties
•  Hypotheken
•  Verzekeringen
I
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
m o k e I a a r (1 i j
in onroerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
Malieboan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrechl,Telefoon:030 - 234 00 08, Fax:030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-boogaard.nl/info@beaufort-boogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 üM Utrecht
Tel. 030 ' 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 32-
\
'eenen es
Onder meer:
•  Contracten
• Contractsbesprekingen
•  Behandeling én overname van incasso's
bedrijfs/ur/d/sc/7e
d/enstverlening
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
telefoon 030-231 68 40
fax 030-233 45 95
'enencs.myweb.nl
MrJ.C.V. Geenen
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSiNCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets ml
kunst en cultuur. Eerlijk gezego
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 33-
h i8e eeuwse
steven Ja
|riED;vcR; sci.. ■
I OPVOEDING EMOhu
academische carrière in de l<nop gebrolcen
Fm • -^y^
c«&i
I
Utrechtse gevangenissen 2: het ancien regime
C*BS>
Als
N
II
SHHiiMMpiiaaMMHMH«iv''MMi^vv"vpi"vpi''iiilP
_____■^^fcalJBfci^ifcwJimi—lWfchlONi^MlMi^MW^MMifcjJ^I
hart voor historie en c
-ocr page 34-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
irn
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 3511 KI' Utrecht
T. ()30-23352()() * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i?
pLISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 35-
t>- o4- t ^ ^' .•;
Nestor van de Utrechtse geschiedschrijving
'Ik wil bereiken dat mensen niet als een vreemde door hun eigen stad lopen.' Duizenden Utrecht^s
kennen zijn boeken en lezen nog wekelijks zijn rubriek in het Stadsblad. Een interview met dr.
^
Hulzen (1905) over zijn eigen geschiedenis, de Utrechtse Patriottentijd en de Vereniging Oud- Utrecht.
Een zoon naar zijn vaders
Dankzij de connecties van zijn vader Matthias van Geuns èn zijn eigen wetensi
lijke talenten verliep de academische carrière van Steven jan van Geuns voorspoedig.
Tot 1795 toen er een even abrupt als tragisch einde kw^
Verbrolcicelde monumenten
Kritische bespreking van twee kloeke boeken over buitens en dorpen op de Utrechtse heuvelrug.
Van de bestuurstafel
Zuttureel Erfgoed
ten leraar in hart en nieren
Een interview met dr. A. van Hulzen
De Criminele Ordonnantiën en het lot van gevangenen
Utrechtse gevangenissen 2: het ancien regime
Literatuursignalement
Register jaargang 2001
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2001
BIn! Biemans
Uewellyn Bogaers
Marijke van de Vrugt
Marianne Btaauboer
Een zoon naar zijn vaders hart
De korte Utrechtse, academische carrière van Steven Jan van Geuns (^767-1795)
Monumenten in vormloze brokken
Bespreking van een tweedelige beschrijving van buitens en dorpen op de Utrechtse i-ieuvelrug
Agenda en berichten
Peter van der Eerden
vereniging Oud Utrecht
april 2002
-ocr page 36-
Van de bestuurstafel
Activiteit dankzij vrijwilligheid
P.A. Blok, voorzitter
De agenda voor de maandelijkse
bestuursvergadering in de Fun-
datie van Renswoude, familiair
ook wel de Vrijvrouwe genoemd,
mocht er met twaalf punten weer
zijn. Het gevolg was een vergade-
ring, die drie uur duurde. De
meeste tijd werd in verhouding,
zoals gebruikelijk, besteed aan de
mededelingen uit de vereniging.
Dat onderwerp staat standaard
vooral op de agenda om een goe-
de communicatie te waarborgen.
Bovendien kan dan van gedach-
ten worden gewisseld over het
werk in de redacties en de com-
missies en over de recente en toe-
komstige activiteiten. En dat zijn
er nogal wat.
Allereerst werd gesproken over
Tijdschrift en Jaarboek. Hoe is de
stand van zaken, moeten er nog
beslissingen worden genomen en
zien de redacties kans binnen hun
begrotingen te blijven? Ziehier de
vragen die veelal aan de orde ko-
men. Inzicht in het werk van de
Commissie Actuele Ontwikkelin-
gen en dat van de Projectgroep
Singels wordt geboden in de ru-
briek Cultureel Erfgoed die u vindt
tegenover deze pagina.
De organisatie van de Nicolaas van
der Monde- lezing neemt onze se-
cretaris op zich. Voor de goede orde
wordt het draaiboek nagelopen. Er
zal ook een tafel zijn van Oud-
Utrecht met publicaties en formu-
lieren om zich als lid op te geven.
Voor je het weet is het alweertijd in
het bestuur de stukken door te ne-
J2 iTien voor de ledenvergadering van
6 juni aanstaande, te weten de
agenda, de notulen, het jaarverslag
en de jaarrekening 2001. U vindt
drie stukken als bijlage bij- en het
Jaarverslag in dit nummer. Zoals u
ziet is de secretaris er weer in ge-
slaagd een mooie vergaderplaats te
vinden, het vernieuwde stadhuis.
Niet alleen aan de financiën van
de vereniging werd aandacht be-
steed, ook die van onze stichting
kwamen aan de orde. De op-
brengst van de erfenis heeft onze
vereniging in 2001 meer mogelijk-
heden gegeven. Ook dit jaar mag
dat verwacht worden.
De publiciteit is ook een steeds
weerkerend onderwerp. Aan de le-
denwerving moet permanent aan-
dacht worden besteed. Vandaar
het belang van een nieuwe folder.
Het laatste concept werd tijdens
de vergadering binnengebracht
door de ontwerper, de heer Tirion.
De folder ziet er fraai uit. Nog
enkele wijzigingen werden voor-
gesteld en besproken. Ook de web-
site kwam aan de orde.
Het zal u wellicht verbazen, maar
volgend jaar is het zover. Dan zal
Oud Utrecht alweer een lustrum
vieren. Gesproken werd over de
bemensing van de lustrumcom-
missie en de mogelijkheid lustrum
en stichtendag te combineren.
In het vorige nummer stonden
oproepen om mee te doen voor
de Oud Utrechtprijs en het witte-
vlekkenplan. Ook werd de pu-
blieksprijs tijdschriftartikel aan-
gekondigd, waardoor het zinvol is
alle zeven tijdschriften van deze
jaargang te bewaren. Bij alle drie
prijzen werd stilgestaan.
Dan is er nog het werk van de acti-
viteitencommissie. Uitgebreid werd
gesproken over het groot evene-
ment van 25 mei. U leest het aan-
trekkelijke programma in dit num-
mer. Ook passeerden de recente en
eerstkomende Historische Cafés en
excursies de revue. Verheugend is
dat alle excursies snel volgeboekt
zijn. Kennelijk weet de commissie
de goede snaar te treffen.
Ziehier beknopt een overzicht van
wat in onze vereniging omgaat.
Al die activiteiten van zeer diver-
se aard worden georganiseerd
voor u, leden van Oud-Utrecht,
door uw medeleden. Zij zijn vrij-
willigers, aan wie wij heel veel te
danken hebben.
Eerder heb ik u weleens deelge-
noot gemaakt van de moeite die
het kost nieuwe vrijwilligers te
vinden. Vooral de commissie Ac-
tuele Ontwikkelingen, de activi-
teitencommissie en de organisa-
tie van het lustrum en het groot
evenement 2003 kunnen uitbrei-
ding gebruiken.
Geweldig fijn is het dat in het ka-
der van de enquête van vorig jaar
maar liefst 52 leden hebben aan-
gegeven op enigerlei wijze in de
vereniging actief aan de slag te
willen gaan. Allen hebben bericht
ontvangen en worden door be-
stuursleden benaderd. Het zou
een enorme versterking beteke-
nen als een aantal van die en-
thousiaste leden zich op een
plaats van hun voorkeur in en
voor Oud-Utrecht zouden gaan
inzetten.
Want activiteit ten behoeve van u,
leden van Oud-Utrecht, is alleen
mogelijk dankzij vrijwilligheid.
vereniging Oud*Utrecht
april 2002
-ocr page 37-
Cultureel Erfgoed
Groeiende samenwerking
jACqUELIEN VROEMEN
Op 31 januari Is een bestuursdele-
gatie op bezoek geweest bij Jan
van Zanen, wethouder In de stad
Utrecht van onder andere monu-
menten, en Mark Stafleu, hoofd
van de sectie monumenten van de
gemeente. Het eerste onderwerp
dat we bespraken was het niet
meer verschijnen van de Archeolo-
gische en Bouwhistorische Kroniek
van de stad Utrecht. De oorzaak
blijkt een capaciteitsprobleem bij
de medewerkers van het Archeolo-
gisch en Bouwhistorisch Centrum.
Regelmatig verschijnen er overi-
gens nog wel publicaties over af-
zonderlijke monumenten. Ons is
toegezegd dat wij een lijst krijgen
met alle publicaties die tot nu toe
verschenen zijn sinds 1992. Te zij-
ner tijd zult ook u hiervan kennis
kunnen nemen.
Een ander agendapunt betrof het
Singelplantsoen. Van Zanen maakt
zich sterk voor een parkeergarage
onder het Lucasbolwerk. De vereni-
ging is daar geen voorstander van.
Het Lucasbolwerk is een rijksmo-
nument en bovendien onderdeel
van het plantsoen. De Utrechtse
gemeenteraad heeft zich akkoord
verklaard met de bouw. Wethou-
der Van den Bergh heeft bij de raad
de suggestie gewekt dat zij het fiat
heeft van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg. Ons is echter
verzekerd dat deze dienst hierover
nog niet door Utrecht benaderd is.
In verband met het Singelplant-
soen hebben wij ook gesproken
over de bunker op het Servaesbol-
werk. De Commissie Actuele Ont-
wikkelingen (CAO) wil samen met
de Stichting Militair Erfgoed plei-
ten voor behoud van de bunker. De
projectgroep Singels wil de bunker
ook laten staan, omdat sloop van
dit complex en de bouw van ap-
partementen het plantsoen geen
goed zullen doen. CAO, bestuur en
sche Vereniging Vleuten-De Meern
Haarzuilens Is geïntensiveerd. Een
manier om die samenwerking ook
voor de leden duidelijker te maken
Is het opnemen van berichten over
eikaars activiteiten in de tijdschrif-
ten. Over samenwerking gespro-
ken: de Bond Heemschut heeft
zich vierkant achter onze strijd te-
gen de parkeergarage en vóór be-
houd van het Singelplantsoen ge-
schaard. Wij gaan de komende tijd
op allerlei fronten gezamenlijk ac-
tie ondernemen. Ook op andere
terreinen betreffende het cultureel
erfgoed gaan wij voortaan met de
Bond Heemschut structureel sa-
menwerken.
Ten slotte nog iets leuks. Het Sin-
gelplantsoen is door Zocher ont-
worpen als een rondgaande wan-
deling langs de oude verdedigings-
werken van vijfenhalve kilometer
lang. Inmiddels is het plantsoen op
veel plaatsen geheel of gedeeltelijk
onderbroken, zelfs de singel is voor
een deel verdwenen. Daardoor
wordt het park nu niet meer als ge-
heel beleefd. Hoe zou je die erva-
ring weer op kunnen roepen? Hoe
kun je bewerkstelligen dat je de
cultuurhistorische waarde van het
park weer echt kunt beleven? Wij
gaan de Utrechtse bevolking door
middel van een prijsvraag stimule-
ren hierover mee te denken. Wij
verbinden hier een aanzienlijke
prijs aan én de toezegging, dat wij
zullen proberen het idee uitge-
voerd te krijgen. We hopen hier in
het volgende nummer meer over
te kunnen vertellen.
Nieuws of opmerkingen aangaan-
de het Singelplantsoen naar jvroe-
men@hotmail.com, voor de CAO
naar luit@tolsteeg.demon.nl. U
kunt ook schrijven naar de secre-
taris van de vereniging.
projectgroep Singels zullen zich de
komende maanden hiermee blij-
ven bemoeien.
De CAO heeft het bestuur van
Oud-Utrecht de resultaten van de
gevelinventarisatie aangeboden.
Binnenkort hoopt de commissie,
samen met ondergetekende, het
rapport te kunnen bespreken met
de heer Stafleu van de gemeente.
Over de Cereol-sojafabriek is nog
niet zoveel concreets te melden.
De dienst monumenten van de ge-
meente inventariseert de gebou-
wen. Zij heeft ook regelmatig con-
tact met USINE, de Utrechtse Stich-
ting voor behoud van het Cultureel
Erfgoed. De CAO volgt, in overleg
met anderen, de ontwikkelingen
op de voet. Oud-Utrecht houdt zich
beschikbaar voor steun, mocht dit
nodig zijn.
In het vorige nummer berichtte ik
dat de CAO zich bezig houdt met
het behoud en de inpassing van
restanten van de middeleeuwse
stadsmuur en verdedigingstoren
Het Paard in het in herstel zijnde
singeldeel aan de Nieuwekade. De
gemeente deelde mee behoud
daarvan na te streven, maar een
probleem is dat daardoor de door-
gang van de geplande waterloop
mogelijk deels versperd wordt. In-
middels lijkt een voor alle partijen
aanvaardbare oplossing gevonden
te zijn waarover in het volgende
nummer waarschijnlijk meer te
vertellen valt.
Een groep omwonenden van het
Ledig Erf heeft zich met een gedo-
cumenteerd verzoek om steun van
Oud-Utrecht tot de CAO gewend.
Zij zijn zeer verontrust over de
(hoog)bouwplannen aldaar. De
CAO gaat nu na of er voldoende re-
denen zijn om tot bemoeienis van
Oud-Utrecht te adviseren.
De samenwerking met de Histori-
33
vereniging Oud-Utrecht
april 2002
-ocr page 38-
Een leraar in hart en nieren
Een interview met dr. A. van Hulzen
Dr. A. van Hulzen in zijn
werkkamer, 1986
Foto Het Utrechts Archief
Al 70 jaar verhaalt dr. A. van Hulzen over kleine en grote gebeurtenissen uit de
Utrechtse geschiedenis. Nog wekelijks levert de 96-jarige een bijdrage aan het
Stadsblad en zijn nieuwste boek staat op het punt van verschijnen. Bij binnen-
komst in zijn Tuindorpse woning - Van Hulzen is nog eerste bewoner van het in
1936gebouwde huis - liggen zo'n 20 van zijn boeken op de salontafel uitgestald.
'Dan hebt u vast een idee.'
bredere wegen en verhoogde
voetpaden - of op zijn Frans trot-
toirs -, op de plaats van de parti-
culiere stoepen. Maar niet alle
huiseigenaren wilden hun stoep
aan de gemeente verkopen.
Daarom is de oude wegindeling
op verschillende plaatsen in de
binnenstad bewaard gebleven,
onder andere op de Plompeto-
rengracht.'
Twee voorliefdes heeft Van Hul-
zen van huis uit mee gekregen.
Zijn liefde voor de stad Utrecht
en haar geschiedenis - deze zijn
voor hem bijna identiek - komt
van zijn moeder, 'een echte
Utrechtse'. Zijn voorkeur voor
het onderwijs heeft hij van zijn
vader, onderwijzer en later hoofd
kleine steentjes blijven.' Er be-
stonden toen namelijk nog geen
verhoogde trottoirs en de stoe-
pen voor de huizen waren parti-
culier eigendom. Langs deze
stoepen liep een smal pad met
kleine steentjes, dat was het
voetpad. Midden op de weg la-
gen de kinderhoofdjes, het rij-
pad. Door het toenemend ver-
keer ontstond er behoefte aan
BiNI BlEMANS EN LlEWELLYN BOCAERS
Van Hulzen is in 1905 in Bosicoop
geboren, maar hij l<wam al op
jonge leeftijd naar Utrecht. Aan-
vankelijk woonde de familie in
de toenmalige Weistraat, nu
Mgr. van de Weteringstraat, bo-
ven de kruidenierswinkel van zijn
opa. 'Als ik buiten ging spelen,
zei mijn moeder: 'Maar wel op de
34
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 39-
van de Prinses Julianaschool aan
de Amsterdamsestraatweg, een
Protestants Christelijke lagere
school waar ook veel kinderen op
zaten van de Oud Katholieke ho-
veniers uit Pijlsweerd. 'Hun ge-
dachtegoed stond dichter bij de
Protestanten dan bij de Rooms-
Katholieken van die tijd.'
Een scherpe blik
Zelf studeerde Van Hulzen ge-
schiede nis in Utrecht, waar hij in
1932 promoveerde op Utrecht in
1566 en 1567
en vervolgens tot
aan zijn pensioen als leraar ver-
bonden was aan de Rijkskweek-
school. Van Hulzen heeft nooit
een wetenschappelijke carrière
geambieerd. Hij vond het prach-
tig om jonge mensen op te lei-
den, die vervolgens zelf weer les
gingen geven. Zo kon hij veel
mensen bereiken. In zijn geschie-
denisonderwijs lag de nadruk op
het verhaal; daarmee wilde hij
de mensen boeien. 'Mensen heb-
ben inzicht nodig in het verloop
van de geschiedenis. Ook moe-
ten ze verbanden leren zien voor
ze zelfstandig onderzoek kunnen
doen. In het moderne geschiede-
nisonderwijs op de lagere en
middelbare scholen wordt echter
steeds meer nadruk gelegd op
zelfwerkzaamheid. Maar thema-
tisch onderzoek zonder chrono-
logische kapstok leidt al gauw
tot gezwam!' Om de waarne-
ming van zijn leerlingen te scher-
pen en hun nieuwsgierigheid te
prikkelen, organiseerde Van Hul-
zen rondleidingen en speurtoch-
ten door de stad.
Een scherpe blik is ook kenmer-
kend voor zijn eigen publicaties.
Van Hulzen deed veel onderzoek
naar roerige tijden in de Utrecht-
se geschiedenis: de 16e eeuw
(met name de periode 1528 -
1580), de Bataafs-Franse tijd
(1780-1813) en de snelle maat-
schappelijke ontwikkelingen in
de ige en de eerste helft van de
20e eeuw. Vol enthousiasme ver-
telt Van Hulzen over de ontdek-
kingen bij het schrijven van zijn
nieuwe boek over Utrecht in de
Patriottentijd: 'In het begin stre-
ven de patriotten slechts naar
een nieuw stedelijk reglement,
dat de burgerij meer invloed op
het stadsbestuur zou geven. Men
was toen nog erg gericht op het
eigen kleine wereldje, de repu-
bliek was nog een federatie van
zeven soevereine gewesten. En
dan komen in 1787 de Pruisen en
wijken veel patriotten uit naar
Frankrijk. Daar zien zij een land
dat helemaal centraal bestuurd
wordt. Pas dan komen ze tot het
inzicht dat ze niet alleen moeten
streven naar verandering van het
stedelijk reglement, maar vooral
naar verandering van het staats-
bestel. En dan gaan ze de eis stel-
len: we willen een republiek, één
en ondeelbaar!'
In zijn publicaties besteedt Van
Hulzen veel aandacht aan regio-
nale verschillen. Hij licht toe
waarom: 'In de periode 1528-1580
heerst in Utrecht angst voor
overheersing door Holland. Daar-
om willen de Utrechters aanvan-
kelijk Willem van Oranje ook niet
als hun stadhouder erkennen. Hij
is immers al stadhouder van Hol-
land en bovendien beschouwen
ze hem als 'een ketter en een re-
bel'. Als de Spanjaarden Haarlem
innemen, vieren de Utrechters
feest. En bij Leidens ontzet zijn ze
bedroefd en spreken van 'een
kwaad succes'. Nog steeds hopen
ze dat God uiteindelijk de koning
de overwinning zal bezorgen.
Pas als de bewoners van Utrecht
in toenemende mate last krijgen
van het Spaanse garnizoen op
Vredenburg slaat de stemming
langzaam om. Ondanks alle arg-
waan naar Holland en de prins, is
er toch sprake van toenadering
en Holland wil hulp geven met
geschut en met manschappen.
Het geschut wordt geaccepteerd,
maar de manschappen niet. En
als de prins dan na de verdrijving
van de Spanjaarden in 1577 in
Utrecht komt, ontvangen de in-
woners hem met gejuich. Pieter
Bor merkt naar aanleiding hier-
van heel sarcastisch op: "En nie-
mand had van de Prins ooit
kwaad gezegd". In de vader-
landse geschiedenis zijn deze
verschillen door historici te wei-
nig belicht. Ze doen net of het in
heel Nederland 'Oranje boven'
was, maar dat is niet juist. De
Utrechters hadden lange tijd
meer sympathie voor de zuidelij-
ke, katholieke gewesten dan
voor Holland.'
Van Hulzen betreurt het dan ook
dat er niet meer proefschriften
verschijnen over Utrechtse on-
derwerpen. In algemene studies
zag hij graag meer aandacht
voor het Utrechtse perspectief.
Van Hulzens rubriek in
het Stadsblad
35
-%
vereniging Oud«Utrecht
april 2002
-ocr page 40-
Een leraar in hart en nieren
Een interview met dr. A. van Hulzen
'Iedere dag nog een tijdje
aan het werk'
Foto Het Utrechts Archief
sen niet als een vreemde door
hun eigen stad lopen, maar de
opbouw ervan ook een beetje
gaan begrijpen, dat ze weten
waarom de Voorstraat zo krom
loopt. Mensen gaan naar het bui-
tenland, terwijl ze van hun eigen
stad en land niets afweten. En je
kan pas het bijzondere van een
ander land zien als je iets van je
eigen land weet. Pas dan zie je de
verschillen.'
Voor zijn publicaties over
Utrecht heeft Van Hulzen veel
bronnen geraadpleegd. Hij was
een frequent bezoeker van het
gemeentearchief, aanvankelijk
op de Drift, later ook op de Alexa-
nder Numankade. 'Een geweldi-
ge plek waar het ten tijde van
Struick een heel gezellige boel
Te veel en te vaak wordt Holland
gelijkgesteld met de hele Noor-
delijke Nederlanden. Een concre-
te onderzoeksvraag kan Van Hul-
zen al noemen: hij vraagt zich
namelijk al lang af waarom de
steile Leicester in 1586 in Utrecht
zoveel steun kreeg ook van bal-
lingen uit de Zuidelijke Neder-
landen. Leicester was afgezant
van koningin Elisabeth van Enge-
land en in dat jaar de hoogste
ambtsdrager in de Republiek.
Waarom gingen deze ballingen
niet naar de handelsstad Am-
sterdam, maar kwamen zij naar
Utrecht? En hoe kwamen zij hier
vervolgens aan de kost?
Niet alleen aan de inhoud, ook
aan taal en stijl hecht Van Hulzen
veel belang. Die moeten helder
en toegankelijk zijn om het grote
publiek warm te maken voor de
eigen (lands- en stadsjgeschlede-
nis. Hij betreurt het slordige en
nonchalante gebruik van het Ne-
derlands, maar ook de Inconse-
quenties van de nieuwe spelling-
regels. Zelf is hij voorstander van
een eenvoudiger spelling. Van
Hulzen schuwt op dit punt ook de
zelfkritiek niet, de stijl van zijn
proefschrift beoordeelt hij nu als
'te stuntelig'.
26 stukjes in één keer
Toegankelijke kennisoverdracht
is ook het uitgangspunt voor zijn
wekelijkse bijdrage aan het
Stadsblad. Met zijn stukjes wil
Van Hulzen bereiken, dat 'men-
36
!
vereniging Oud'Utrecht
april 2002
-ocr page 41-
Utrecht luidt: 'Dat ze niet ijveren
voor een museum stadsgeschie-
denis, dat begrijp ik niet! Ook
hier kan Utrecht een voorbeeld
nemen aan Amsterdam. In de
Kalverstraat kun je zien hoe zo'n
museum ingericht moet worden.
In het Utrechts museum moet
ook aandacht besteed worden
aan de jongste geschiedenis met
aparte afdelingen voor de 19e en
de 20e eeuw. Er zou ook veel
aandacht moeten zijn voor de
ontwikkeling van het verkeer
met diligences, paardentram,
elektrische tram en de eerste au-
to's. En een zaal met maquettes
over de ontwikkeling van de
stad.' Een geschikte plek weet
Van Hulzen al: midden in het
museumkwartier in de voormali-
ge rechtbank aan de Hamburger-
straat!
In het voorjaar versctiijnt bij uitgeverij Bij-
leveld in Utrecht het nieuwste boek van dr.
A. van Hulzen: Utrecht in bewering. Patri-
otten en Fransen in de Domstad, 1780-1813.
Prijs €14,45.
Bini Biemans is studente cultuur-
wetensctiappen en LIewellyn Bo-
gaers is cultuurhistorica. Beiden
zijn frequente bezoel<ers van Het
Utrectits Archief.
was. De vaste bezoekers kenden
eikaars belangstelling, wat leid-
de tot een levendige uitwisseling
van gegevens.' Dat deze gezellig-
heid en de onderlinge uitwisse-
ling van gegevens ook nu nog
bestaan, had Van Hulzen niet
verwacht.
Op het archief heeft hij veel oude
kranten bekeken. Deze zijn heel
informatief en illustratief over
het dagelijks leven. Rond 1900
zijn in de wijze van berichtgeving
de standsverschillen nog aanwe-
zig. 'Spreekt men over een man,
dan is dat iemand met een pet
en op klompen; is er sprake van
een heer, dan betreft het iemand
met een hoed en op schoenen.'
Eind jaren tachtig zijn de kranten
op fiches gezet. Niet tot Van Hul-
zens plezier: 'Lastig, daar kon ik
niet goed mee overweg. Het eni-
ge voordeel is dat de kranten nu
niet meer kunnen scheuren.'
Van Hulzen werkt nog iedere dag
een poos, 'rustig aan en dan sta
je verbaasd watje nog doet'. Aan
het Stadsblad levert hij 26 getyp-
te stukjes tegelijk en voorziet
deze ook van illustraties. 'Zo hoef
ik me niet te haasten, daar heb ik
een hekel aan en zij weten van te
voren hoe lang de stukjes zijn.'
De samenwerking met het
Stadsblad ervaart hij als uiterma-
te plezierig.
'Euro logische stap'
Een belangrijk nieuwsitem op
het moment van ons gesprek is
de introductie van de euro. Van
Hulzen juicht dit toe als 'een
moedige zet waar ik voor de vol-
le honderd procent achter sta.
Immers, landen met dezelfde
munt voeren onderling geen oor-
log. Op den duur zal Europa zich
wel ontwikkelen tot een federa-
tie, waarvan de leden op zoveel
mogelijk terreinen samenwer-
ken, maar wel met behoud van
eigen taal en cultuur.'
Van Hulzen schetst het histo-
risch perspectief: 'De introductie
van de euro is eigenlijk een logi-
sche stap in een al lang geleden
in gang gezet proces van stan-
daardisatie. In de Middeleeuwen
en de vroeg-moderne tijd had
elke streek zijn eigen maat,
munt, kalender en rechtsge-
woonten. Tot 1909 kende Neder-
land zelfs nog verschillende tijd-
zones. Dit leverde veel proble-
men op onder andere bij het op-
stellen van het spoorboekje. In
1909 kwam hierin eenheid met
de invoering van de Amsterdam-
se tijd. Vervolgens voerden de
Duitsers de Midden-Europese
tijd in, die ook na de oorlog ge-
handhaafd bleef. De volgende
stap werd de introductie van de
euro door twaalf Europese lan-
den op i januari 2002.'
Populair tijdschrift
en museum
Op het einde van ons gesprek wil
Van Hulzen nog twee aanmer-
kingen maken op Oud-Utrecht.
Hij stelt voorop dat de vereni-
ging heel goed werk doet, maar
dat ze zich nog te weinig richt op
de belangstellende leek: 'Want
daar kan je niet eenvoudig ge-
noeg voor schrijven. Ik vind het
jammer dat er naast de gewone
publicaties niet iets is als Ons
Amsterdam,
een populair histo-
risch tijdschrift voor Amsterdam.
In Utrecht is behoefte aan een
tijdschrift goed voorzien van alle
mogelijke illustraties over de
jongste ontwikkelingen, want
dat interesseert de mensen.
Kortom, een heel populair tijd-
schrift O/is Utrecht.'
De tweede aanmerking op Oud-
37
%
vereniging Oud<Utrecht
april 2002
-ocr page 42-
De Criminele Ordonnantiën
en het lot van gevangenen
Utrechtse gevangenissen 2: het ancien regime
ln de eerste aflevering van deze rubriek kwam het kasteel Vredenburg aan de orde.
Vredenburg was een dwanghurcht gesticht door keizer Karel V, nadat hij het we-
reldlijk gezag over Utrecht had verworven van de bisschop. Hij streefde ernaar
Utrecht bestuurlijk en juridisch in te voegen in het steeds groeiende conglomeraat
van 'zijn' Nederlanden. Daartoe voerde hij een vergaande centralisatiepolitiek.
langrijkste verschil was de vraag
of een gerecht zware lijf- en of le-
vensstraffen mocht opleggen.
Was dat zo dan had dat gerecht de
hoge jurisdictie, zo niet dan be-
schikte het slechts over de lage ju-
risdictie. Een gerecht met hoge ju-
risdictie beschikte dan ook altijd
over een executieplaats, liefst zo
zichtbaar mogelijk! Denk aan gal-
genwaarden en galgenbergen. De
executieplaats van het hof is dan
ook terecht afgebeeld in de vorige
aflevering. Bij een executieplaats
hoort ook degene die daar het
werk verrichtte; de beul. Het is een
veel voorkomend misverstand dat
executies aan de orde van de dag
waren. Alle hoge jurisdicties kon-
den eventueel de doodstraf in zijn
vele vormen opleggen. Het kwam
echter zo weinig voor dat er maar
heel weinig mensen het technisch
hoogwaardige en zeer lucratieve,
maar tegelijkertijd zeer veraf-
schuwde beroep uitoefenden. Het
hof was het aan zijn eer verplicht
de beschikking te hebben over een
vonnisvoltrekker. Alle overige ge-
rechten in het gewest die een
'zwaar' vonnis moesten voltrek-
ken, konden een beroep doen op
deze specialist.
Criminele Ordonnantiën
Niet alleen door middel van de
rechtspraak wilde Keizer Karel V
en zijn opvolger koning Philips II
tot rechtseenheid in de Nederlan-
den komen. Ook de wetgeving
werd door hen als een geschikt
middel daartoe gezien. In naam
van koning Philips II zijn dan ook
door zijn landvoogd, de hertog
van Al va, de Criminele Ordonnan-
tiën
uitgevaardigd. Deze wetge-
ving, die voor al zijn Nederlanden
rechtskracht kreeg, omvatte drie
onderdelen; één ordonnantie be-
Marijke van de Vruct
stantie zeker niet populair. Dit
blijkt ook uit het lot van de eer-
ste poging tot appelrechtspraak
in Utrecht. De Schijve, het appel-
college dat bisschop David van
Bourgondië oprichtte. Zodra zijn
macht taande is het door zijn on-
derzaten weer afgeschaft. Zijn
ver familie lid keizer Karel V had
Utrecht overwonnen en hij kon
dus opnieuw centralisatie van de
rechtspraak afdwingen. In eerste
instantie wilde hij Utrecht juri-
disch ondergeschikt maken aan
Holland, maar tenslotte kwam
het tot een compromis. Karel
stemde in met de oprichting van
een eigen hof in Utrecht, dat als
hoogste rechtsprekende instan-
tie in het gewest zou fungeren.
Dit paste overigens naadloos in
zijn systeem, want in al zijn pa-
trimoniale gewesten bestonden
reeds zulke hoven. Zij werden op
hun beurt weer overkoepeld
door het parlement van Meche-
len, een instantie in de toemali-
ge Nederlanden, qua omvang te
vergelijken met de Benelux, met
onze huidige Hoge Raad.
Hoge en lage jurisdictie
Het hof van Utrechttrad op als ap-
pèlrechter, maar ook in eerste
aanleg had het op het platteland
van Utrecht vergaande bevoegd-
heden. In de periode van het an-
cien regime (grofweg midden 15e
tot eind 18e eeuw) was er een be-
langrijk onderscheid tussen de
hoge en de lage jurisdictie. Het be-
Het recht kan op twee manieren
dienstbaar worden gemaal<t aan
zo'n politiële. De eerste methode
is de hiërarchische ordening van
de rechtspraak. Uitgangspunt is
dat een rechtzoekende die niet
tevreden is met de uitspraak die
gedaan is door zijn 'thuisgerecht'
in hoger beroep kan gaan. De uit-
spraken in hoger beroep worden
zo nodig met de sterke hand af-
gedwongen. Het gevolg daarvan
opsluiting verdachte
Illustratie uit M. van de
Vrugt, De Criminele
Ordonnantiën uit 1570.
Zutphen, 1978
is dat daarna de lagere recht-
sprekende organen met die uit-
spraken rekening houden. Waar-
door de gewenste rechtseenheid
wordt bevorderd.
Appelrechtspraak was een wens
van de landsheren. Zij wensten
een grotere eenheid in hun ge-
westen. Onder de bevolking was
deze vernieuwing in eerste in-
38
verenlging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 43-
treffende het materiële strafrecht,
één betreffende het strafproces-
recht en een derde betreffende de
'cypiers'. Deze laatste ordonnantie
Is te beschouwen als een voorlo-
per van de H/et op het gevangenis-
wezen,
zoals we die nu kennen.
Deze ordonnatie heeft als eerste
doel de vele uitbraken tegen te
gaan, maar beoogt daarnaast ook
het lot van de gevangenen te ver-
beteren. Bij de regeling van het
probleem van de gevangenissen
gaat de wetgever van zijn taakge-
bied uit. De kerkelijke gevange-
nissen blijven geheel buiten be-
schouwing. Voor de wereldlijke
gevangenissen geldt als uitgangs-
punt dat gevangenen in de ge-
vangenissen verblijven in afwach-
ting van de behandeling van hun
strafzaak. In moderne terminolo-
gie zitten ze dus in voorarrest,
niet als straf De kapitaalkrachti-
gen dienen de kosten van hun
verblijf zelf te betalen. Kunnen zij
dat, dan kunnen zij in overleg met
de cipier alle luxe krijgen die ze
kunnen betalen. Arme gevange-
nen, die niet in de kosten van hun
onderhoud kunnen voorzien, wor-
den als de kosten nergens anders
kunnen worden verhaald, ver-
zorgd op kosten van de centrale
overheid. Ten strengste wordt
verboden dat deze gevangenen in
de gevangenis aan het 'werk'
worden gezet. De meeste voorko-
mende misstand in dit opzicht
was dat de cipier de gevangenis
tevens exploiteerde als speelhol
en/of bordeel en de gevangenen
daarin gebruikte.
In het verleden werd het grootste
probleem bij het gebruik van de
gevangenis als strafinstelling ge-
vormd door de kosten. Lijflevens-
straffen zijn relatief goedkoop.
Opsluiting van mensen die alleen
maar verzorgd moeten worden,
soms vele jaren lang, en niets op-
leveren is voor de gemeenschap
duur, en was in het verleden vaak
te duur. Dit probleem vindt in de
Republiek zijn eerste doorslagge-
vende oplossing in de rasp- en
spinhuizen. De veroordeelden
werkten daar en leverden meer op
dan zij kostten. Aan deze vernieu-
wing van eigen bodem, die overal
navolging heeft gevonden, is de
naam van Dirck Voickertszoon
Coornhert verbonden.
Opsluiting in herberg
Tot de eerste grondwet van de Ba-
taafse Republiek bestond er een
belangrijk verschil tussen stad en
platteland. Dit kwam onder meer
tot uitdrukking in de jurisdictie.
Alle steden in Utrecht, met uitzon-
dering van Montfoort, hadden de
hoge zowel als de lage jurisdictie.
Dit hield in dat de stedelijke ge-
rechten in alle zaken, ook die
waarin lijf- en levensstraffen op-
gelegd konden worden, bevoegd
waren. De plattelandsgerechten
hadden slechts de lage jurisdictie.
Zij waren bevoegd in burgerrech-
telijke zaken, maar in strafzaken
was hun jurisdictie beperkt.
bachtsheer of zijn vertegenwoor-
diger, en schepenen. Als er zich
ernstige delicten voordeden, wer-
den die opgespoord door de maar-
schalk van het hof van Utrecht.
Deze delinquenten werden direct
naar de gevangenis van het hof in
Utrecht afgevoerd. Waarna ze
door het hof werden berecht en
eventueel op de executieplaats
van het hof terechtgesteld. Plaat-
selijke rustverstoorders, dronken
vechters, dobbelaars en minimale
criminelen, kippendieven en ande-
re kleine criminelen werden lokaal
opgespoord en veelal niet opge-
David van Bourgondië,
Karel V en Philips II,
hervormers van het
strafrecht
Bron Het Utrechts
Archief en Centraal
Museum Utrecht
De Bilt in 1788
Foto Het Utrechts Archief
T'DOSP BE BliT .
De stad Utrecht had hoge en
lage jurisdictie. Het hof had de
appelrechtspraak als ook de
hoge jurisdictie op het platteland
van Utrecht. Hoe verging het nu
verdachten in een kleine platte-
landsrechtskring onder de rook
van de stad?
De Bilt lag net buiten het rechts-
gebied van de stad Utrecht en
vormde een eigen zelfstandige
lage rechtskring. In de lye en i8e
eeuw werd de rechtspraak er uit-
geoefend door schout, de am-
sloten. Daar was geen voorziening
voor. Zij werden in afwachting van
de behandeling van hun zaak ge-
woon thuis afgeleverd. Rest de ca-
tegorie niet belangrijke, maar wel
van buiten de bekende kring ko-
mende delinquenten. Zij werden
'gedetineerd' in de herberg, waar
men dan ook zo snel mogelijk,
liefst de volgende dag, de te-
rechtzitting hield. En met de opge-
legde straf (meestal een boete)
werd dan tegelijk de 'overnach-
ting'afgerekend!
39
-%
Oud.Utrecht
vereniging
april 2002
-ocr page 44-
Literatuursignalement
Hzn.; [tekstred. Henk Pel]. Utrecht: Stich-
ting De Plantage, 2001; 348 p.; ISBN 90
77030-03-4
Overzicht van de winkels, kantoren, be-
drijven, en niet-commerciële instellingen
n.a.v. interviews met voormalige en hui-
dige bewoners van Tuindorp. Het tweede
gedeelte van het boek is een alfabetische
lijst naar straatnaam met huisnummers
en de bewoners vanaf 1930.
Eysink -. van fiets tot motorfiets -. onderne-
men tijdens de opkomst van het gemoto-
riseerd verkeer I
Vincent van der Vinne.
Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2001;
400 p.; Uitgegeven tegelijkertijd met de
tentoonstelling Vrrroemmm.. Een eeuw
Eysink-motoren in Amersfoort van 21 juli
tot 2 december 2001 in Museum Flehite
te Amersfoort; ISBN 90-6707-533-7
Boek over de historie van de Amersfoort-
se Eysink-fabriek en het industriële en
maatschappelijke kader waarin deze fa-
briek heeft gewerkt. Bevat ook beschrij-
ving van de talrijke modellen en daar-
mee gereden wedstrijden.
Bunkers van de Duitse Wehrmacht in de
stad Utrecht -. Atlantikwall I
Hans Sak-
kers, Mare Machielse en Erik Brouwer;
samengest door Johan den Hollander
[et al.]. Amersfoort: Stichting Militair Erf-
goed, 2001; 84 p.; ISBN 90-76396-11-6
Boekje uitgegeven n.a.v. het feit dat de
overgebleven bunkers in de gemeente
Utrecht na een besluit van B&W alsme-
de de Commissie Welstand en Monu-
menten aangewezen zijn als gemeente-
lijke monumenten.
Dertig jaar stadsontwikkeling in Utrecht,
1970-2000: zo'n onbeschrijfelijke stad I
Kees Visser. Utrecht: Matrijs, [2001]; 287
p.; Uitgegeven in samenwerking met de
Stichting Geschiedschrijving Utrechtse
Stadsontwikkeling; ISBN 90-5345-197-8
De auteur was vanaf 1970 achtereenvol-
gens werkzaam als stedenbouwkundig
ontwerper bij de Dienst Stadsontwikke-
ling van de gemeente Utrecht en als
hoofd van de afdeling Stedebouw en
Verkeer. Dertig jaar worden beschreven:
de periode van herbezinning over de in-
richting van de stad, de rol en invloed
van actiecomités, stadsvernieuwing en
de uitvoering daarvan. Het boek eindigt
met de plannen en gedeeltelijke realise-
ring van Leidsche Rijn en de reconstruc-
tie van het Stationsgebied.
U.SM. Elinkwijk door de jaren heen I sa-
mengest. door John van Dijk [et al.].
Heerhugowaard: Giga Media, 2002; 286
p.; ISBN 90-75311-08-7
Fotoboek over ruim 80 jaar geschiedenis
van de Zuilense voetbalclub Elinkwijk.
Cris Agterberg, beeldhouwer en sierkun-
stenaar I
Marcel Brouwer en Joep Haf-
fmans; onder red. van Inemie Gerards,
Dick Adelaar en Jan Gielkens. Vianen:
Optima, 2001; 217 p.(Nobelreeks deel
3)met overzicht van de meest gebruikte
signaturen; ISBN 90-76940-04-5
Cris Agterberg vestigde zich in 1919 in
Utrecht. Het boek geeft een algemene
levensbeschrijving van de kunstenaar en
een overzicht van zijn artistieke en poli-
tieke activiteiten.
Stadhuis. Roman I René Verhulst. Zel-
hem: Arboris, 2001; 224 p.(Stadhuisserie
2); ISBN 90-343 0044-7
Roman, deels op ware gebeurtenissen
gebaseerd, gaat over het eerste jaar van
het nieuwe college van burgemeester en
wethouders in 2001. Een relativerende
blik op de Utrechtse politiek met het
stadhuis als voornaamste decor.
Lombok kookboek: een culinair portret
van een stadswijk I
[onder red. van Hed-
wig Neggers [et al.], [fotogr. Martinique
Potharst [et al.] ; ill. Marjolein van den
Berg]. Aangevulde 8e dr. [S.l.]: Scepter,
2001.128 p.; Met extra recepten en inter-
views (ie dr. 1996)
Wijkgebonden multicultureel kookboek-
je. Inwoners van Lombok bieden hun re-
cepten aan met persoonlijke verhalen.
Alle ingrediënten hiervoor zijn te koop in
de winkels in de wijk.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij:
Renswoude : historie in oude foto's I Eg-
bert Wolleswinkel. Zaltbommeh Europe-
se Bibliotheek, 2001; [140] p.; ISBN 90-
288-2712-9
Portret- en familiefoto's vanaf ca. 1850,
foto's vanaf ca. 1910 van dorpsfeesten,
bruiloften van de kasteelbewoners en
intochten van burgemeesters en
amateuropnamen van de veranderde in-
frastructuur kort na de oorlog.
Loosdreclit op de valreep -. een gemeente
op de grens van Utreclit naar Holland I
onder red. van Ferry Brand [et al.]. [Loos-
drecht]: Historische Kring Loosdrecht,
2001; 112 p.; ISBN 90-803846-3-1
Gedenkboek samengesteld t.g.v. de sa-
menvoeging van de gemeenten Loos-
drecht, 's-Craveland en Nederhorst den
Berg tot de nieuwe gemeente Wijde-
meren met ingang van 1 januari 2002.
Beeldverslag van Loosdrechts heden en
verleden.
Maxima in de provincie Utrecht I [sa-
mengest. door Willem Meuleman ; fo-
to's Jaap de Boer [et al.]; tekst Inge van
den Blink, Maaike Kooistra en Ton van
den Berg; eindred. Gerry van der Lit].
[S.l.]: Utrechts Nieuwsblad /Amersfoort-
se Courant, 2001; 96 p.; ISBN 90-72735-
15-3
Fotoverslag van het kennismakingsbe-
zoekvan Maxima Zorreguieta en kroon-
prins Willem-Alexander op 26 septem-
ber en 14 november 2001 aan provincie
en stad Utrecht.
Coke en gladiolen I Will Jansen. Arnhem:
Eilessy, 2001; 218 p.; ISBN 90-70282-94-1
Politieroman waarin de Utrechtse Nar-
coticabrigade te maken krijgt met een
drugssmokkel die loopt via bloemen-
transporten van Aalsmeer naar het Fran-
se Lyon met Utrecht als tussenstation.
Tuindorp -. een bedrijvige gemeenschap in
de tv/intigste eeuw geschiedenis en bio-
grafisch woordenboek I
door Rob Hufen
40
vereniging Oud>Utrecht
apr\l 2002
-ocr page 45-
de VINEX-locatie Leidsche Rijn en de stads-
archeoloog van Amersfoort, mevrouw drs
F. Snieder, sprak over ontstaan en ontwik-
keling van deze stad. De lunch werd geser-
veerd in restaurant De Marienhof, geves-
tigd in het middeleeuwse klooster-
complex van die naam. Daarna volgde een
stadswandeling in diverse groepen onder
leiding van gidsen van 't Gilde, waarbij
ook enkele monumenten werden bezocht.
De dag eindigde bij de bierbrouwerij De
Drie Ringen, waar een afsluitend drankje
werd geschonken. Van de mogelijkheid
om per bus van Utrecht naar Amersfoort
vervoerd te worden werd volop gebruik
gemaakt.
Er werden nog andere activiteiten door de
vereniging of in samenwerking met ande-
ren georganiseerd:
Het Historisch Café werd weer maande-
lijks georganiseerd, met uitzondering van
de zomermaanden, en bleef goed bezocht.
De jaarlijkse Van der Monde-lezing vond
plaats op 20 februari in de Pieterskerk. Drs
R. de Kam had zijn lezing genoemd: Een
moderne verkeersader als leidraad voor
het verleden. De aanleg van de HOV-bus-
baan werd als uitgangspunt genomen om
de veranderingen in de stad en de archeo-
logische vondsten op plaatsen langs dit
tracé te volgen.
Op 18 maart hield ons Gentse lid de heer L
Humblet een lezing over de overeenkom-
sten tussen de Utrechtse Domtoren en de
Gentse Belforttoren.
Op 15 september leidde ons lid mevrouw
drs N. Stoppelenburg belangstellende le-
den rond door Oudewater met als afslui-
ting een bezoek aan het Touwmuseum.
In samenwerking met de Stichting Zuilen
en Vecht werd op 16 oktober een dubbel-
lezing georganiseerd in het huis Dael-
wijck. Mevrouw drs B. van Santen sprak
over de geschiedenis van Zuilen en de heer
G.J. Esser over de geschiedenis van het
huis Daelwijck. De opkomst was over-
weldigend.
Op 20 oktober werd in Zwolle de derde
Stichtendag gehouden, deze keer geor-
ganiseerd door onze zustervereniging de
Vereeniging tot Beoefening van Over-
ijssels Regt en Geschiedenis. Het program-
ma voorzag in lezingen en stadswandelin-
gen met een bezoek aan het historische
complex Het Vrouwenhuis.
Cultureel Erfgoed
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
heeft zich ondermeer bezig gehouden met
een pandenschouw om verwaarloosde
panden in de Utrechtse binnenstad te in-
ventariseren. Het resultaat bleek minder
ernstig dan verwacht. De plannen voor de
tuin en het park van huis Daelwijk zijn
enigszins in gunstige zin gewijzigd
De samenwerking met de historische ver-
eniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens,
waarbij de ontwikkelingen in Leidsche Rijn
worden gevolgd, werd voortgezet.
De Projectgroep Singels heeft in oktober
een bijeenkomst belegd met andere groe-
peringen en personen die zich met be-
scherming van het singelgebied bezig
houden om waar mogelijk de krachten te
bundelen. Op 1 november leidden de leden
van de projectgroep de Raadscommissie
Verkeer en Vervoer rond op het Lucasbol-
werk om de desastreuze gevolgen van de
aanleg van een parkeergarage in dit be-
schermde rijksmonument aan te tonen.
De secretaris
45
%
vereniging Oud'Utrecht
april 2002
-ocr page 46-
Een zoon naar zijn vaders hart
De korte Utrechtse, academische carrière van Steven Jan van Geuns (1767 -1795)
innemend karakter. Professor Her-
inga, een huisvriend van de fami-
lie, noemt Inem later in zijn Rede-
voering ter gedachtnisse
zijn va-
ders oogappel. Steven Jan is een
onbeschroomd kind, zo verhaalt
zijn vader: 'die hem vriendelijk
toesprak, diens vriend was hij aan-
stonds. Geen slordig kleed van den
geringsten stand, ja zelfs geen
zwarte huid van een' Moor schrik-
te hem af, als hem slechts een
vriendelijk gelaat en open armen
aangeboden werden.'
Groningen is voor vader Van
Geuns echter niet lang aantrek-
kelijk. Hij heeft zijn zinnen gezet
op een academische functie.
Wanneer hij de functie van
hoogleraar in de praktische ge-
neeskunde, chemie, botanie en
obstetrie (verloskunde) aan de
De naam Van Geuns is sinds de 18e eeuw verbonden aan de Universiteit van
Utrecht. Naar Matthias van Geuns, hoogleraar in de geneeskunde, is een groot ge-
bouw inde Uithof vernoemd. Ook zijn zoon. Steven Jan van Geuns, werkte een tijd
als hoogleraar in Utrecht. In de Senaatszaal van het Academiegebouw vinden we
zijn portret naast dat van zijn vader. Steven Jans loopbaan als hoogleraar was ech-
ter van korte duur. Schets van het leven van een zoon die, door zijn vroegtijdige
dood, nooit uit de schaduw van zijn vader kon treden.
In 1782 treedt hij als student toe
tot de Harderwijkse academie.
Hij verdiept zich daar in verschil-
lende vakken als geneeskunde en
botanie. De kennis die hij in de
hortus en in de contreien van
Harderwijk heeft opgedaan,
komt hem in 1787 goed van pas.
De Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen in Haarlem
schrijft dan voor de derde keer
een prijsvraag uit over natuurlij-
ke historie. Het onderwerp be-
treft de planten die nader onder-
zocht zouden moeten worden
om van nut te kunnen zijn voor
het 'Vaderland'. Eerder, in 1780 en
1782, heeft deze prijsvraag geen
winnaars opgeleverd. Wanneer
hem dit onder ogen komt, schrijft
Steven Jan in rap tempo en zon-
der dat zijn vader er weet van
heeft de verhandeling Iniandsciie
Plantgewassen en derzelver nuttig
gebruil<.
Als deze (anoniem) ter
beoordeling wordt voorgelegd
aan zijn vader, kan Matthias niet
anders concluderen dat zijn zoon
de auteur is. We mogen aanne-
men dat die ontdekking hem met
trots vervuld heeft; zeker als de
inspanningen van Steven Jan in
1788 met de gouden erepenning
worden bekroond. Twintig jaar
eerder had vader Matthias een-
zelfde gouden erepenning van de
Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen gekregen voor
zijn verhandeling over slokdarm-
kanker. Steven Jan is duidelijk
een zoon naar zijn vaders hart.
Zijn studies rondt hij in 1789 af
met goed gevolg. Op 20 april van
dat jaar wordt hij meester in de
Vrije Konsten met het traktaat De
corporam iiabitudine, animae hu-
jusque virium indice ac moderatri-
ce
('Over de gesteldheid van het li-
chaam als indicator en bestuurder
van de ziel en haar vermogens').
Marianne Blaauboer
steven Jan van Geuns wordt op i8
november 1767 in Groningen ge-
boren als zoon van Matthias van
Geuns en Sara van Delden. Vader
Matthias is daar arts met een ei-
gen praktijk. Naast stadsarts is hij
archiater, wat betekent dat hij toe-
zicht moet houden op de gezond-
heidszorg op het platteland van
Groningen. Steven Jan is de twee-
de zoon uit een gezin van vier zo-
nen en drie dochters. Hij geldt als
de meest begaafde in het gezin.
Hij lijkt op zijn vader en heeft een
Academie van Harderwijk aange-
boden krijgt, grijpt hij deze kans
met beide handen. Zo verhuist
het hele gezin in 1776 naar Har-
derwijk. Matthias krijgt bij het
reorganiseren van de hortus (die
tijdens zijn hoogleraarschap van
600 naar maar liefst 3.000 ver-
schillende plantensoorten zal
groeien) hulp van Steven Jan, die
alle kennis gretig in zich op-
neemt. Vanaf 1780 maakt Steven
Jan zeer nauwkeurig aantekenin-
gen over de staat van de planten,
de jaarlijkse aanwinsten, en wat
er nog ontbreekt aan de collectie.
Steven Jan van Geuns,
Pastel door Van Geelen
ofAnspach
Collectie Mr. J.J. van
Geelen, Amsterdam
46
vereniging Oud-Utrecht
april 2002
-ocr page 47-
Heiïigenbotten
van een schaap
Na het afronden van zijn studie
gaat Steven Jan voor korte tijd
studeren en reizen in Duitsland.
Hij reist naar Göttingen, een gro-
te en beroemde universiteits-
stad, en woont daar colleges bij
van in die tijd beroemde profes-
soren als Blumenbach (fysio-
logie) en Murray (botanie). In het
gezelschap van de op latere leef-
tijd befaamd geworden natura-
list Alexander von Humboldt
(1769 - 1859), die ook in Göttin-
gen studeert, trekt Steven Jan in
zijn vakantie rond in de om-
geving van Göttingen. In zijn
reisdagboek doet hij uitgebreid
verslag van interessante waar-
nemingen met betrekking tot de
natuurlijke historie, bodem-
gesteldheid en economie. Zijn
dagboek getuigt van zijn weten-
schappelijke geest: het is buiten-
sporig compleet, geeft blijk van
een grondige kennis en een
uiterst precieze, nieuwsgierige
en belezen geest. Dit leidt vaak
tot, misschien onbedoeld, gees-
tige waarnemingen. Zo ziet hij in
de St. Ursulakerk in Keulen 'zeer
duidelijk' dat veel van de botten,
die van de heilige Ursula en de
11.000 maagden zouden moeten
zijn 'van schapen en andere
dieren zijn'.
In de vrije natuur maken Steven
Jan en Von Humboldt veel
wandelingen om gesteenten en
planten nader te kunnen be-
studeren. In universiteitssteden
als Marburg komen zij in contact
met professoren. Dit was niet
een kwestie van simpelweg aan-
kloppen en een bezoekje afleg-
gen. Nee, hiervoor brachten reizi-
gers in die tijd zogenaamde 're-
commendatiebrieven' met zich
mee van hoogstaande personen
die daarmee als het ware garant
stonden voor hun goed gedrag.
Op vertoon van zo'n brief en na
een tevoren gemaakte afspraak
wordt Steven Jan van Geuns met
open armen ontvangen. De be-
kendheid van zijn vader Mat-
thias, ook in het buitenland, zal
daarbij zeker geholpen hebben.
Zo verhaalt Steven Jan dat een
professor in de medicijnen tij-
dens zijn bezoek het proefschrift
van zijn vader uit de kast haalt.
Steven Jan treedt deze hoog-
geleerde heren tegemoet met
een gezonde kritische blik. Voor-
al over botanie laat hij zich niets
wijsmaken. Naar aanleiding van
een bezoek aan de hortus in Hei-
delberg stelt hij dat de professor
'van de Botanie, zoo min als van
historiën zijn hoofdstudie ge-
maakt' heeft. 'Hij verzekerde ons
in allen ernst, dat de Thuia Oc-
cidentalis [de westerse levens-
boom, een groene haagconifeer]
reeds omtrend 400 jaar (en dus
voor de ontdekking van Amerika)
in dezen Hortus gestaan had, en
wilde niet geloven dat America
eerst voor 300 jaar ontdekt was.'
Gelukkig heeft hij tijdens zijn rei-
zen ook wel ontspanning gekend.
Duitse studenten stonden ook
toen al bekend om hun stevige
drinkgewoonten en Steven Jan
voegt zich bij gelegenheid wel
eens bij hen. Ook het theater be-
zoekt hij een enkele keer, al is hij
daarover niet altijd even
enthousiast. Tijdens zijn bezoek
aan Koblenz schrijft hij bij-
voorbeeld: 'Slegter Theater -
slechter Comoedianten - Belach-
lijker speelen zag ik nog nergens
[...] het was niet om uittehouden,
en wij konden, hoegaarne wij ook
wilden, wijl de Erf Prins en Princes
zelf daar waren en door hand
klappen hun genoegen betuig-
den, het niet laten om van tijd tot
tijd luidkeels te lachen.'
Gespreid bedje
Bij terugkomst in de Republiek in
1790 is zijn vader zijn promotor
bij zijn bevordering tot doctor in
de geneeskunst. Zijn proefschrift,
getiteld Quaestiones Academicae
Medici argumenti,
heeft hij hele-
maal tijdens zijn verblijf in Göt-
tingen geschreven. Na zijn pro-
motie vraagt hij het poorterschap
aan van Amsterdam om zich daar
te vestigen als arts. Zijn carrière
daar verloopt voorspoedig. Hij
treedt toe tot de genootschappen
Felix Meritis en Concordia. In 1791
wordt hij ook lid van het Provinci-
aal Utrechts Cenootsciiap van
Kunst en Wetenscliap,
waarvan
hij in later jaren zelfs nog korte
tijd voorzitter zal zijn. Wanneer
de Universiteit van Harderwijk
hem een hoogleraarschap in
Kruid- en Scheikunde aanbiedt,
ziet hij zich genoodzaakt dit te
weigeren. Er is een andere benoe-
ming die aan de horizon lonkt. In
Utrecht, waar zijn vader sinds dat
jaar reeds een professo'aat be-
kleedt, wordt zijn bedje gespreid.
De brief die daartoe de aanlei-
ding gaf, is bewaard gebleven.
De auteur in kwestie is professor
Peter Nahuijs, hoogleraar in de
botanie, geneeskunde en che-
mie. In mei 1791 schrijft hij, zon-
der er doekjes om te winden, aan
collega Matthias van Geuns:
'Amicissime Collegal Zoude het
UwEdHg. playzier doen. Uw zoon
als Professor Botanices & Phijsio-
logie bij U aan deze academie ge-
plaatst te zien'. En vervolgens
Matthias van Geuns
1804, olieverfschilderij
door (A.) de Lelie
Collectie S.H. van Geuns,
Amsterdam
47
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 48-
Een zoon naar zijn vaders hart
De korte Utrechtse, academische carrière van Steven Jan van Geuns (1767 -1795)
nen groten lust, om mij geheel
aan mijne meest geliefde stu-
diën te kunnen toewijden, en om
mijne verkreegene zoowel als
nog te verkrijgene kundigheden,
ten nutte mijner evenmenschen
aan anderen mede te delen,
[heeft] mijne keuze bepaald [...].'
Steven Jan heeft enkele maan-
den voor deze brief, vóórdat zijn
vader het aanbod van een hoog-
leraarschap accepteert, al wat
verkennend onderzoek voor hem
gedaan in Utrecht. Zo brengt hij
op 3 december 1790 aan zijn va-
derverslag uit over de inkomsten
en uitgaven die aan de functie en
het leven in Utrecht gepaard
gaan. Hij is dus goed van de situ-
atie in Utrecht op de hoogte.
Zo begint in 1791 zijn hoogleraar-
schap in de geneeskunde en de
'natuurkennis des menschelijken
lichaams' in Utrecht. Rector mag-
nificus Royaards kondigt de ora-
tie van Steven Jan aan, getiteld
De instaurando inter batavos stu-
dio Botanica
(over het herstel van
de studie in de botanie bij de Ne-
derlanders). Hij krijgt als woning
het huis 'Roozenburgh, Onder de
Linden' (Nieuwegracht 187) toe-
gewezen, waar de hoogleraren
botanie van Utrecht zetelen sinds
1723. Aldaar wordt in 1793 een
Medisch Genootschap opgericht,
waar Steven Jan en zijn vader sa-
men met vier stadsdoctoren bij
betrokken zijn. Dat gezelschap
bestaat nog tot op heden, en
heet inmiddels naar de oprichter
Utrechts Geneeskundig Genoot-
schap 'Matthias van Geuns'.
In 1792 is Steven Jan aangesteld
als academisch geneesheer en
krijgt hij de dagelijkse leiding
over het latere Academisch Zie-
kenhuis Utrecht. Al met al heeft
hij een drukke dagtaak. De eer-
dergenoemde hoogleraar Na-
huijs komt in 1794 te overlijden,
en dan wordt zoals beloofd het
professoraat in de chemie ook
aan Steven Jan toegekend, met
het bijbehorende honorarium.
Noodlottige koorts
Ook zijn gezinsleven belooft ge-
lukkig en voorspoedig te verlo-
pen. Op 27 oktober 1794 trouwt
hij met Klazina Johanna Jacoba
de Vlieger, dochter van advocaat
Joan Hendrik de Vlieger en Anna
Catharina van Royen. Zij is in ver-
wachting van hun eerste kind
wanneer het noodlot toeslaat.
Steven Jan wordt getroffen door
een hevige koorts. Hoogstwaar-
schijnlijk is hij in het ziekenhuis
besmet geraakt met een tyfeuze
infectie of 'zenuwkoorts' zoals
men dat toen noemde. Na vijf
dagen ziekte voelt hij de koorts
verergeren en ziet hij zijn dood
aankomen. Na twintig dagen
ziekbed overlijdt hij op i6 mei
1795-
Op zijn eigen verzoek wordt zijn
lijk 'zonder omslag en in de open
lucht' ter aarde besteld op de be-
graafplaats in De Bilt. Hij kiest
bewust niet voor begraven in de
kerk zoals velen van zijn tijdge-
noten dat nog wel doen. Steven
Jan is net als zijn vader van me-
ning dat begraven in kerken ge-
vaarlijk is voor de volksgezond-
heid. Vooral in tijden van epide-
mieën zorgen de begrafenissen
in kerken voor een aanhoudende
stank. Het vermoeden bestond
dat deze geuren smetstoffen
(miasmen) bevatten en daardoor
meer ziekten in de hand konden
werken. Steven Jan is dan ook
een voorstander van begraven
buiten de kerk.
Zeven maanden later komt zijn
zoon Steven Jan Matthijs ter we-
reld. Vader Matthias krijgt de
ontvouwt hij zijn weldoordachte
plan; hij zou: 'uit genegenheid en
agting voor UwEdHg. en Uw
zoon, en ten beste van de Acade-
mie voor ZijnWelEd. afstand [te]
doen van mijne professio Botani-
ces & Physiologie en van agt
honderd guldens 's jaars van
mijn tractement ten voordele
van ZijnWelEd.' Daarnaast biedt
hij aan, dat hij wil bewerkstelli-
gen, dat na zijn overlijden - wat
naar zijn gevoel niet lang meer
zal duren -, ook het hoogleraar-
schap van de chemie over zal
gaan op Steven Jan. Na dat over-
lijden zal Steven Jan dan het vol-
ledige salaris van 1.400 gulden
ontvangen.
Steven Jan neemt dit aanbod
graag aan: 'het [...] toegezegd
vooruitzigt op een ruimer inko-
men, gepaard met de grote aan-
genaamheid van nevens mijnen
waardigen en zeer geliefden va-
der geplaatst te zijn, en met mij-
olieverfschilderij Steven
Jan van Geuns
Collectie Universiteit
van Utrecht
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 49-
functie van hoogleraar botanie,
verhuist naar het huis wat zijn
zoon voortijdig heeft moeten
verlaten, en wordt in datzelfde
jaar nog aangesteld als Rector
Magnificus. Hij zal de universi-
teit gedurende de volgende roe-
rige jaren trouw blijven. Maar de
onverwachte dood van zijn veel-
belovende zoon is hij nooit hele-
maal te boven gekomen. Na zijn
overlijden in 1835 is hij te ruste
gelegd bij zijn zoon op de be-
graafplaats.
Te goed voor deze wereld
In de Levensschets die J.Provo
Kluit publiceert na Steven Jans
dood wordt hij herdacht als ie-
mand met 'eene regelmatige en
innemende ligchaamsgedaante;
zyn voorkomen was gunstig; de
gestalte welgemaakt, een weinig
beneden de middelmatige groot-
te, welgevoed doch teder. Een le-
vendig, doordringend, oog sierde
het bevallig en van frissche ge-
zondheid bloeiend gelaad, dat al-
tyd vriendelykheid en menschlie-
vendheid uitdrukte. Wat zyn ka-
rakter betreft, hy had by een
aandoenlyk gestel een zeer teder
gevoelig hart, een arnstig naden-
kend gemoed, eenen oprechten
inborst, met welke hy mogelyk,
voor eene wereld, zoo vol arglis-
tigheid als deze, al te vertrou-
wendewas.'
Steven Jan van Geuns 'nam met
zich in het graf de levensvreugde
des vaders en de hoop des vader-
lands', zo getuigde professor B.F.
Suerman, bij het vijftigjarig be-
staan van het hiervoor genoemde
Medicinaal Gezelschap. Kort na
zijn overlijden werd het verbond
tussen de Franse en Bataafse Re-
publieken in Utrecht 'met statige
vreugde gevierd'. Deze verande-
rende en woelige tijden voor de
-TtjC^i^gT:;-^..-^^?*^^'— ■'
]p,oö!eBbwT^ onder de X,indt'ti -na JeHórhi5 Medicy-ii'. i.r ,wiv^<,t
QS'
Republiek en de Utrechtse Univer-
siteit heeft Steven Jan niet meer
meegemaakt. Hij was een veelbe-
lovend persoon, die door zijn kor-
te en drukke leven nog maar wei-
nig had kunnen publiceren. Voor
Utrecht en haar Universiteit is hij
daardoor altijd in de schaduw van
zijn vader blijven staan.
Steven Jans Utrechtse
woning 'Rosenburg' aan
de Nieuwegracht voor de
afbraak in 1724
Collectie beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
Bronnen
Familiearchief Van Geuns, Het Utrechts
Archief.
Haneveld, G.T., P.D. 't Hart, W.J. Mulder,
Matthias van Geuns. Een bijzonder mens
(Utrecht 1993)
Heringa, Jodocus, Redevoering tergedacht-
nisse van Steven Jan van Geuns,
Matth.z.:
uitgesproken voor het
Utrechtsche Departement der Maat-
schappij 'Tot Nut van 't algemeen' op
den 25 van Zomermaand 1795 in de
Pieterskerk (Utrecht 1795).
Provó Kluit, Pieter Willem, en Diederik
Alexander Johan Troulja,
Iets ter nage-
dachtenis van Steven Jan van Geunz,
Mz., hoogleeraar in de geneeskunde te
Wrccftt (Utrecht 1795)
Sypkens Smit, J.H., Leven en werken van
Matthias van Geuns M.D. 1735-1817
(Assen 1953)
49
vereniging Oiid*Utrecht
april 2002
-ocr page 50-
Monumenten in vormloze brokken
Bespreking van een tweedelige beschrijving van buitens en dorpen op de Utrechtse Heuvelrug
De informatie over de
Hervormde Kerk in Zeist
is verspreid over 56 pagi-
na's. Hier als één geheel
opeen tekening van
LP. Serrurier uit 1734.
Collectie beeldmateriaal
van Het Utrechts Archief
Ze zijn met groot enthousiasme gescheven en ze zien er prachtig
uit: de twee delen over de Utrechtse Heuvelrug uit de serie
Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst.
Maar de lezer die alle informatie over één monument bij elkaar
wil hebben, bladert zich suf.
Beschrijving' van de persen rolt.
Die vreugde wordt echter de laat-
ste decennia aanzienlijk getem-
perd, wanneer men de inhoud van
de publicaties onder ogen krijgt. Er
is al enige tijd een tendens gaan-
de, waarbij een complete regiona-
le inventarisatie van de oude be-
bouwing verdrongen wordt door
een selectieve en exemplarische
aanpak. Zo kan de rijksdienst het
publicatietempo enigszins onder-
houden, maar dan wel ten koste
van de bruikbaarheid van de boe-
ken als standaard- en naslagwerk.
Originele presentatie
In de beide voor de provincie
Utrecht zo belangrijke delen die
de Heuvelrug tot onderwerp heb-
ben, is die laatste kwaliteit zelfs
volledig op de achtergrond ge-
raakt. De auteur, Catharina L van
Groningen, heeft helaas besloten
Peter van der Eerden
Wie belang stelt in de oudere ar-
cliitertuur komt vroeg of laat in
aanraking met de tientallen delen
uit de reeks De Nederlandse Monu-
menten van Geschiedenis en Kunst,
in de wandeling ook wel de Geïllu-
streerde Beschrijving
genoemd.
Meer dan enige andere publicatie
vormt de serie het visitekaartje
waarmee de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg zich aan het
geïnteresseerd publiek presen-
teert. Gezien het trage tempo
waarin de reeks verschijnt, moe-
ten grote stukken van Nederland
het stellen met de sterk verouder-
de delen uit de eerste helft van de
vorige eeuw of in sommige geval-
len zelfs nog steeds wachten op
een eerste behandeling. Dan zwij-
gen we nog over de banden die
aan afzonderlijke grote monu-
menten, zoals de Utrechtse Dom
of de Bossche Sint Jan zijn gewijd.
Het aantal lacunes op dit terrein
vormt een veelvoud van dat van
de al uitgegeven delen.
Het is dan ook telkens een mo-
ment van vreugde, wanneer een
nieuw deel van de 'Geïllustreerde
50
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 51-
het door haar verzamelde materi-
aal dermate origineel te presen-
teren dat het raadplegen van de
boeken alleen mogelijk is door
voortdurend tussen registers en
tekst heen en weer te bladeren.
Wellicht was de achterliggende
gedachte, dat koste wat kost een
inventariserende opsomming per
gemeente vermeden moest wor-
den. Die inderdaad wat saaie,
maar o zo prettig hanteerbare in-
deling, die bijna overal in Europa
bij zulke monumentenbeschrij-
vingen gangbaar is, werd hier
vervangen door een wirwar van
tientallen thematische en chro-
nologische indelingen.
Waar dat toe geleid heeft, kan ik
het best met een voorbeeld toe-
lichten. Stel: de lezer wil zich in-
formeren over de oude Hervorm-
de Kerk in Zeist. In de index vindt
u dan 37 verspreide paginaverwij-
zingen voor het gebouw en ne-
gentien voor de inventaris. Dat is
geen wonder want de Zeister kerk
wordt in steeds wisselend gezel-
schap van andere Heuvelrugker-
ken in achttien (!) verschillende
paragrafen en subparagrafen aan
de orde gesteld. De onzin van zo'n
versplintering blijkt nog eens ex-
tra als de arme lezer maar liefst
elf maal in de tekst en zes maal in
de illustratiebijschriften in soms
bijna gelijkluidende termen te-
rugvindt dat schip en koor in 1841-
1843 zijn vernieuwd en de oude
toren ingrijpend verbouwd. Be-
halve dat hij tientallen plaatsen in
de tekst bij elkaar moet zoeken,
blijkt hij ook nog eens te worden
opgescheept met een overvloed
aan overbodige herhalingen.
Voor de gekozen aanpak had wel
een deugdelijk argument kunnen
gelden, namelijk een indeling die
belangrijke samenhangen aan
het licht brengt. Niets daarvan
echter. Eerder het tegendeel. Wat
heeft het voor zin om de typolo-
gisch maar beperkt verwante to-
rens van de Heuvelrug bijeen te
zetten, losgekoppeld van de rest
van de gebouwen? En waarom
zouden in weer andere losse para-
grafen 'materiaal' en 'constructie'
behandeld moeten worden, zon-
der dat daar enig inhoudelijk ar-
gument voor pleit? En als een pa-
ragraaftitel al een zekere thema-
tiek suggereert, dan wordt de le-
zer juist op het verkeerde been
gezet. De paragraaf 'De gevolgen
van de reformatie voor de kerkge-
bouwen' bespreekt bijvoorbeeld
die gevolgen nauwelijks, maar be-
handelt hoofdzakelijk protestant-
se kerkelijke nieuwbouw van de
17e tot en met de 20e eeuw.
Het meest treurig stemmend is
misschien nog het opdelen van
alle kastelen en buitenplaatsen,
die in het eerste deel aan de orde
komen, in paragrafen die aan af-
zonderlijke eeuwen zijn gewijd.
Aangezien daarnaast ook nog ge-
bouw, interieur en park uit elkaar
gehaald zijn, krijgt de lezer stelsel-
matig elke buitenplaats in volko-
men vormloze brokken opge-
diend. Want van alle bedenksels is
een indeling in perioden van hon-
derd jaar wel de meest willekeuri-
ge en armoedige die historici of
kunsthistorici kunnen verzinnen.
Fraaie illustraties
Over de betrouwbaarheid van de
informatie vormt de lezer zich bij
dit soort boeken pas een goed
oordeel bij intensief en langdurig
gebruik. Enkele steekproeven we-
zen uit dat de schrijfster niet
steeds consequent dateert. Ook
hiervan een voorbeeld: de zeer
belangrijke boerderij Schevicho-
ven
in Leersum bevat een intrige-
rende stenen kamer die jammer
genoeg na een brand in 1911 ste-
vig gerestaureerd is. Prins-Schim-
mel die het object vrijwel gelijk-
tijdig beschreef in het deeltje
Leersum van de Monumenten-In-
ventarisatie Provincie Utrecht,
meent dat de kern nog laat-mid-
deleeuwse en i6de-eeuwse ele-
menten bevat. Van Groningen
deelt die opinie kennelijk niet,
maar het bevreemdt enigszins
om haar het gebouw op twee
bladzijden achtereenvolgens als
'eerste helft van de 17de eeuw',
'vroeg i7de-eeuws' en ten tijde
van Van Wassenaar (dat wil zeg-
gen na 1662) te zien dateren.
Is er dan niets positiefs over de
boeken te zeggen? Dat zou te ver
gaan. Zo zijn er de veelal zeer goe-
de foto's en de buitengewoon
toegankelijke en illustratieve
bouwkundige tekeningen van A.
Reinstra en A. Viersen. Alleen om
die reden zouden geïnteresseer-
den de boeken al dienen aan te
schaffen. En er is de geestdrift van
de auteur die op sommige punten
zo duidelijk uit de tekst straalt,
dat men geneigd is de ergernis
over de presentatie te vergeten.
Het blijft niettemin vurig te ho-
pen dat met de Geïlllustreerde Be-
schrijving weldra weer de weg te-
rug wordt ingeslagen naar de ou-
derwetse degelijkheid, waarin ob-
jectbeschrijvingen centraal staan
en een beperkt gebied zo uitput-
tend mogelijk behandeld wordt.
CL. van Groningen, De Utrechtse Heuvelrug.
Deel I De Stichtse Lustwarande, Buitens in het
groen.
De Nederlandse Monumenten van
Geschiedenis en Kunst/Geïllustreerde Be-
schrijving. Zwolle/Zeist, 1999; 343 blz., ISBN
90-400-9407-1, € 43,50; Deel 2 Dorpen en
landelijk gebied.
Ibidem, 2000; 388 blz., ISBN
90-400-9429-2, € 43,50.
%
iging Oud'Utrecht
april 2002
-ocr page 52-
Agenda en berichten
Historisch Café
Op vrijdag 12 april is de heer Van
Herwijnen gastspreker in het
Historisch café. Hij is veldwerk-
coördinator van de archeologi-
sche werkgroep 'Leen de Keyzer'.
Zijn lezing gaat over archeologie
in Houten en omgeving. Een
maand later, op 10 mei vertelt de
heer Rosendaal van de firma Lek-
kerkerker iets over de geschiede-
nis van deze bekende Utrechtse
winkel aan de Lijnmarkt.
Beide bijeenkomsten vinden plaats
in 't Weesliuis, Domplein 16 in
Utreciit en beginnen om ij uur. De
entree is gratis.
Voorjaarsledenvergadering
Op donderdag 6 juni vindt de
voorjaarsledenvergadering plaats
in het Utrechtse stadhuis, ingang
Minrebroederstraat. De vergade-
ring begint om 19.30 uur. Na af-
loop houden medewerkers van
het Archeologisch en Bouwhisto-
risch Centrum een inleiding over
de geschiedenis van het stadhuis
en de vondsten gedaan tijdens de
recente verbouwing en is er gele-
genheid het gebouw te bekijken.
De stuki<en voor de ledenvergade-
ring worden meegestuurd met dit
nummer van het tijdschrift.
Expositie reclame in Utrecht
Nog tot en met 37 mei is in
Volksbuurtmuseum Wijk C de
tentoonstelling 'Koopt Utrecht-
se Waar!!!' te zien. Deze exposi-
tie over 150 jaar reclame in de
Domstad laat zien hoe grote en
minder grote Utrechtse bedrijven
reclame maakten voor hun pro-
ducten. Door middel van recla-
meborden, affiches, visitekaart-
jes, emaillen borden, blikken en
vele andere voorwerpen prezen
de mosterdfabriek (Van Rijns
Mosterd), de bakker, de orgel-
draaier en andere ondernemers
hun waren aan. Wildplakken en
protesten tegen oprukkende
commerciële boodschappen blij-
ken een oude geschiedenis te
hebben. De Koninklijke Jaarbeurs
was in Utrecht een van de eerste
bedrijven die gebruik maakten
van grote affiches en landelijke
geneesheer, Aderlating of duivel-
uitbanning
organiseert Het
Utrechts Archief op donderdag 18
april een
workshop historisch on-
derzoek naar ziekte en gezond-
heid in de provincie Utrecht.
Deelnemers leren onder andere
de behandelmethoden van art-
sen en andere ziektebestrijders
in verschillende historische pe-
rioden beter te begrijpen. Verder
maken ze kennis met origineel
bronnenmateriaal en leren ze
hoe zelf onderzoek te doen naar
bijvoorbeeld de geschiedenis van
verschillende ziekten en epide-
mieën, betrouwbare en malafide
genezers en gast- en ziekenhui-
zen in de provincie.
In de workshop wordt gebruik ge-
maakt van de onlangs versche-
nen onderzoeksgids Gepokt en
gemazeld: Gids voor historisch on-
derzoek naar ziekte en gezondheid
in de provincie Utrecht
die toege-
stuurd wordt na aanmelding.
De workshop vindt plaats in het
archief, Alexander Numankade
igg- 201 in Utrecht, en duurt van
ig tot 21.30 uur. Kosten: € 27,- (in-
clusief onderzoeksgids en koffie /
thee); Vrienden en vrijwilligers
van Het Utrechts Archief betalen
€ 22,-. Opgave: zo spoedig moge-
lijk bij de receptie van het archief,
telefonisch (030 - 286 66 11) of via
de website
www.hetutrechtsar-
chief.nl. Nadere informatie op
voornoemd telefoonnummer bij
mevrouw F. Tuinstra of mevrouw
N. Stoppelenburg.
Vernieuwde website
Utrechts Archief
De website van Het Utrechts Ar-
chief Is sinds februari geheel ver-
nieuwd en biedt enkele nieuwe
mogelijkheden. Bezoekers kun-
nen on line onder andere een
overzicht vinden van de aanwe-
^..............lllTülll.i.l
TENTOONSTELLING
VAN
RECIAMEBIIJETTEN
VAN 26 JUNI TOT EN MET II JULI
IN DE AMBACHTSSCHOOL
"-r." UTRECHT
Oa
irrti
reclame.
Het Volksbuurtmuseum Wijk C be-
vindt zich in de Waterstraat 27 in
Utrecht (10 minuten lopen vanaf
het Centraal Station). Het is van
maandag tot en met vrijdag geo-
pend tussen 11.30 en 16.30 uur.
Workshop historisch
gezondheidsonderzoek
Onder de sprekende titel Gepokt
en gemazeld, Van piskijker tot
Herstel
In het vorige nummer zijn twee foutjes geslopen in
de bijschriften bij de illustraties van stadskranen.
De tekening op p.2i is niet van Jan de Beider, maar
Jan de Beijer, de afbeelding van het schilderij op
p.22 komt niet uit Het Utrechts Archief, maar uit
het Volksmuseum Wijk C.
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 53-
zige archieven en collecties, ze
kunnen zoeken in duizenden fo-
to's die sinds 1970 zijn gemaakt
in Utrecht en omgeving (en deze
bestellen) en in geografisch ge-
ordende databases. Uittreksels
en scans van notariële akten van
de Stad Utrecht (1663-1783) zijn
on line in te zien en een tijdbalk
biedt informatie over verschil-
lende momenten uit de Utrecht-
se geschiedenis.
De informatie wordt regelmatig
uitgebreid en geactualiseerd.
Adres:
www.hetutrecht5archief.nl
Restauratoren aan het werk
Tot en met 26 april kunnen be-
zoekers van het Museum Catha-
rijneconvent in Utrecht de res-
tauratie volgen van de vier evan-
gelistenportretten (Lucas, Mat-
theus, Marcus en Johannes) in
1621 geschilderd door de Utrecht-
se caravaggist Hendrick ter Brug-
ghen. De vier portretten komen
uit het bezit van Historisch Mu-
seum de Waag in Deventer en
zijn nu te zien in het Catharijne-
convent. Op dinsdag, donderdag
en vrijdag van io tot 12 en van 14
tot 16 uur kan het publiek de vor-
deringen zien van het werk van
de restauratoren Milko den
Leeuw en Ingeborg de Jongh.
Museum Catharijneconvent, Lange
Nieuwstraat 38, Utrecht is geopend
van dinsdag tot en met vrijdag van
lo tot 17 uur, op zaterdag, zon- en
feestdagen van 11 tot 17 uur.
Van Rhenen tot Culemborg
op zaterdag 25 mei 2002 organiseert de vereniging Oud- Utrecht de jaarlijkse dagexcursie.
Programma
09.00 Vertrek met bussen vanaf het Stadionplein Utrecht
10.00 Aankomst in Rhenen. Ontvangst met koffie in het Oude Raadhuis
10.15 Welkomstwoord doordevice-voorzittervan Oud-Utrecht
10.45 Rondleidingen o.l.v. een gids langs het Gemeentemuseum, de Cunerakerk en
-toren en het gemeentehuis
12.30 Inschepen op het splinternieuwe schip de MS Prins Claus met ontvangst en koffie
13.00 Vertrek MS Prins Claus naar de Crebbeberg en vervolgens stroomafwaarts naar
Culemborg met onderweg een lunchbuffet en uitleg over de bezienswaardig-
heden langs de route
16.30 Aankomst MS Prins Claus in Culemborg waar de bussen klaar staan voor de te-
rugtocht naar Utrecht
Vervoer
Voor het vervoer kunt u gebruik maken van een speciaal voor Oud-Utrecht gereserveerde
touringcar die op het Stadionplein in Utrecht klaar staat en om 09.00 uur zal vertrekken.
Tegen 17.30 is de bus daar weer terug.
Wie geen gebruik wil maken van de bus, dient bij betaling 'eigen vervoer' te vermelden.
Inschrijving
Door overmaking van €30 (leden) of € 6o(niet-leden)opPostbanknummer56o66t.n.v.
Vereniging Oud-Utrecht, Utrecht o.v.v. 'Rhenen 2002'. Na overmaking wordt een toe-
gangsbewijs toegestuurd dat op de dag zelf meegenomen moet worden. Gezien het aan-
tal beschikbare plaatsen verdient het aanbeveling snel in te schrijven.
wijzigingen voorbehouden
Colofon
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Druk PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 3/2002:26 april
Uw bijdragen kuntu toesturen aan de redactie, Alexan-
der Numankade
199,3572 KW Utrecht, op 31/2 inch flop-
py (in Word of WordPerfect).
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en lite-
ratuur. Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan re-
dactionele aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het
redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang nr.2,
april 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de l(ennis der
geschiedenis aismede het walten over het behoud van het
cuitureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Vooriitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00.
Het Internetadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrecht.ni
U l(unt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76, 3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt 2$ per jaar / voor jongeren tot 26
en U-pashouders €20/ huisgenootlidmaatschap € to / in-
steiiingen zonder winstoogmerl( €25/ instellingen met
winstoogmerii € 50
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling
contributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Cenderen, M. van Lieshout
(eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, J. Torenbeek, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
53
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2002
-ocr page 54-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Aitiftltottn bil
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 - 233 66 99
SSrAiiiiiiN Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
PlantijnCasparie
■^utrecht
Prepublishing j Drukwerk j Direct marketing
m
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogsrwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, ^atis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afipraak.
Naam:      ...............................................................
Straat:      ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:       ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
M
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet:
www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 55-
• Aan- en verkoopbegeleiding
•  Taxaties
•  Hypotheken
•  Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
goederen
Muus &
rc^
IJzerman
«9M2e
Maliebaan 48,Postbus 14014,3508 SB Utrecht,Teiefoon:030 - 234 00 08,Fax:030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 56-
/ Seemn es /
£ ~m                                               bedrijfs/ivr/rf/sc/ïe
^^^                                        \ d/ensfverlening
Onder meer:
• Het vervaardigen van contracten
op diverse rechtsgebieden
• Contracten maken
• Contractsbesprekingen
• Behandeling én overname van incasso's
MrJ.C.V. Geenen
Kantooradres
Vondellaan 4
3521 GD Utrecht
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
1030-281 9615
f
030-233 45 95
jcvgeenen@geenenbedrijfsjuristen.nl
wwwgeenenbed rijfsjuristen,nl
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
3IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
1
De Rabobank heeft iets me
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd
we zijn er gek op. En onze         I
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek.
Cobra of impressionisme, vaan
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten var
kunst en cultuur.            ^^B
-ocr page 57-
Ijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
recht
75=jaargan
Utrecht Studies: interview met hooglerar
1
Piet 't Hart en Renger de Bruin
*N-^l"
c^aJ
/
De lusten en lasten van stadsontwikkeling
Utrechtse gevangenissen 3: het Wolvenplein
c^
:
HHnijM
*m
m
fflS
^lg
"
^^7^^B
•-M l
lüwB
' ^-ij.j
if.fl ; 1 /
Ü iüi.
'^& ■■■'ia,'^
,^0-mmm.:
rfgoed in de provincie Utrecht
-ocr page 58-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug S * 3511 KI' Utrecht
T. ()3()-23352(K) * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i^
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AG ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 59-
De charme van regionale geschiedenis
Sinds 1996 bestaat er aan de Universiteit Utrecht een leerstoel Utrecht Studies. Een intet vte
Het 't Hart en Renger de Bruin, respectievelijk de eerste en de huidige hoogleraar over de rol
imateur-historici en het belang van onderzoek naar en onderwijs in regionale geschid
-^ ^V-*^
Dalcloze herders en heroïheverslaafderii
In deel drie van de serie Utrechtse gevangenissen: het Wolvctiplein,
de oudste, nog bestaande cellulaire gevangenis in ons land (Ij.
.ust en last van stadsontwikkeling
p^t mag gesloopt? Wat moet bewaard blijven? Martine Bakker pleit voor behoud van een
bijzondere hoveniersboerderij. Hans Buiter wijdt een kritische bespreking aan Hans Vissers
studie over de laatste dertig jaar stadsontwikkeling in Utrecht.
Van de bestuurstafel
Cultureel Erf goed
Een juweel in restauratie
De roerige geschiedenis van kasteel Amerongen
Wedstrijd Beleef het plantsoen!
Tijd- en ruimtewandeling langs de singels
Nettie Stoppelenburg
De charme van regionale geschiedenis
Een interview met hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
De weldaden der eenzaamheid
Utrechtse gevangenissen 5: het Wolvenplein
Hoveniersboerderij trotseert de tijd
Over de dreigende sloop van een bijzonder Utrechts pand
Literatuursignalement
Eigenzinnige bewoners en gebrek aan ruimte
Bespreking van studie over stadsontwikkeling in Utrecht igjo - 2000
Agenda
Bettina van Santen
Bettina van Santen
Martine Bakker
59
Hans Buiter
vereniging Oud UtrechtJ
juni 2002
-ocr page 60-
Van de bestuurstafel
Prijzen
P.A. Blok, voorzitter
In het vorige nummer heb ik ver-
heugd kunnen melden dat maar
liefst 52 leden in het kader van de
enquête van vorig jaar hebben
aangegeven in de vereniging actief
te willen worden. Met een flink
aantal van hen is door bestuursle-
den contact opgenomen en daar-
mee wordt doorgegaan. Ik prijs me
gelukkig u te kunnen melden dat
een drietal vrijwilligers reeds aan
de slag is gegaan. Het bestuur
hoopt dat zij hun activiteiten met
veel plezier zullen verrichten.
Aan nog een heel speciale vrijwil-
lig(st)er bestaat grote behoefte. In
ons Jaarboek vindt u sinds jaar en
dag de Kroniek over het vooraf-
gaande jaar. De laatste Kronieken
werden verzorgd door mevrouw
Th.A.M. Claerhoudt- van Helfte-
ren. Wij zijn haar erkentelijk dat
zij indertijd bereid was de fakkel
over te nemen van mevrouw
C.A.C. Geijskes. Thans heeft me-
vrouw Claerhoudt helaas te ken-
nen gegeven aan het einde van
het jaar te willen stoppen. Zo is er
opnieuw een brandende fakkel
die wacht op overname. Wie, o
wie zou dat willen doen?
Ik weet niet hoe het u vergaat,
maar wanneer ik een oud Jaar-
boek ter hand neem, kijk ik steeds
even in de Kroniek. Het is altijd
weer boeiend te lezen wat er toen
speelde in stad en provincie. Zo
werd op i8 oktober 1972 dankzij de
oplettendheid van een voor-
bijganger een nieuwe bomaan-
slag, nu gericht op het nieuwe ge-
go bouw van de Zwolsche Algemee-
ne Verzekerings Maatschappij aan
de Oudenoord, verijdeld en werd
op 16 oktober 1976 de uit 1544
daterende Commanderije van Sint
Jan in Montfoort geheel gerestau-
reerd. Wie nu geïnteresseerd is
geraakt en het voelt kriebelen,
wordt verzocht contact op te ne-
men met de secretaris. De vereni-
ging zal zich gelukkig prijzen hem
of haar te verwelkomen als kro-
niekschrijver.
Binnen Oud-Utrecht wordt steeds
meer gelegenheid geboden voor
interactie en bestaat de mogelijk-
heid daadwerkelijk deel te hebben
aan de activiteiten. Zo kunt u mee-
dingen naar de Oud-Utrecht-prijs
(graag inzenden voor 1 september
aanstaande) en een prijs winnen
in het kader van het witte-vlekken-
plan. Daarnaast werd in het febru-
arinummer de publieksprijs tijd-
schriftartikel aangekondigd. Lees
dan ook de tijdschriften nóg beter
dan anders, bewaar alle nummers,
reageer op de oproep in het de-
cembernummer en kies het beste
artikel van 2002. Ook is er nog de
prijsvraag over Zochers Singel-
plantsoen, waarover u elders in dit
nummer alle gegevens aantreft.
Zoals u ziet biedt Oud-Utrecht u
vier mogelijkheden tot actieve par-
ticipatie, met prijzen als bekro-
ning. Maak er gebruik van en laat
van u horen. Ook horen wij graag
van u, wanneer u een nieuw lid
aanmeldt. Het is de laatste tijd he-
laas wat rustig aan dat front. Maar
het moet toch mogelijk zijn en niet
al te veel moeite kosten in uw om-
geving iemand de weg te wijzen
naar een zo levendige, boeiende
en attractieve vereniging als Oud-
Utrecht? Laat van u horen en be-
zorg Oud-Utrecht ook een prijs, als
snel groeiende historische vereni-
ging. Bovendien is het voor het
nieuwe lid en u altijd prijs, te we-
ten een speciale CD met het
Utrecht Te Deum van Handel.
Ik ga er vanuit dat u in het vorige
nummer het interview hebt gele-
zen met een leraar in hart en nie-
ren, dr. A. Van Hulzen. Namens
het bestuur bezochten de secreta-
ris en ik de heer Van Hulzen en we
hadden een boeiend gesprek met
hem. Aanleiding daarvoor was het
bestuursbesluit de heer Van Hul-
zen het erelidmaatschap van de
Vereniging Oud-Utrecht aan te
bieden. Reden daarvoor vormt zijn
zeer langdurige en onverflauwd
enthousiaste zending, zijn missie
om kennis over stad en provincie
Utrecht uit te dragen. Het aantal
boeken dat hij heeft geschreven
over Utrecht is groot, het aantal
artikelen legio. Als weinig ande-
ren heeft hij jaar in jaar uit ge-
daan wat in de doelstelling van
onze vereniging staat vermeld,
het beoefenen en verspreiden van
de kennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht. Velen
heeft hij liefde voor Utrecht bijge-
bracht. Dat hij nog steeds produc-
tief is roept respect en bewonde-
ring op. Nog steeds is hij voorne-
mens voort te gaan met schrijven,
met het overdragen van kennis,
het opwekken tot enthousiasme.
Met overtuiging heeft het bestuur
de hoogste prijs van de vereni-
ging, het erelidmaatschap van
Oud-Utrecht, aan dr. Van Hulzen
toegekend.
In deze aflevering is heel wat ke-
ren het woord 'prijs' gevallen. Het
zou zeer prijzenswaardig zijn in-
dien u, waar u zich gelukkig prijst
lid te zijn van Oud-Utrecht, ook an-
deren daarin wilt laten delen. Be-
toon u royaal en gun ook anderen
het lidmaatschap; meld hen aan.
vereniging Oud'Utrecht
juni 2002
-ocr page 61-
Cultureel Erfgoed
Aantastingen: een praktijkvoorbeeld
jACqUELIEN VROEMEN
Op advies van de Commissie Ac-
tuele Ontwikkelingen heeft het
Bestuur van Oud-Utrecht een
brief gestuurd naar w/ethouder
Van Kleef met het verzoek af te
zien van hoogbouw aan het Le-
dig Erf. Wij zijn verheugd dat de
plannen in ieder geval voorlopig
in de ijskast zijn gezet. Wij delen
de mening van de bewoners-
groepen rond het Ledig Erf dat de
geplande nieuwbouw een aan-
tasting vormt van het monu-
mentale karakter van het Singel-
gebied. Het massieve en hoge
bouwvolume past niet bij de be-
lendende bebouwing en bederft
het uitzicht vanaf het plein.
Met bijgaand kaartje wil ik u een
concreet voorbeeld geven van de
sluipende aantasting van het
Singelplantsoen. Met dank aan
Theo Haffmans.
U ziet hier de meest recente door
de gemeente gebruikte kaart.
Het door ons gearceerde gebied
is - in tegenstelling tot wat de
verkeer ten behoeve van de
schouwburg, dat, als het zo uit-
komt, in het plantsoen wordt ge-
parkeerd. Eén rand van het gras-
veld tegenover de schouwburg is
intussen bestraat, terwijl dit vol-
gens de kaart nog groen is. De
boom ter plekke zal dit waar-
schijnlijk niet overleven, omdat
zijn wortels nu niet genoeg lucht
meer krijgen en zijn takken door
vrachtwagens worden aangere-
den. Steken wij over en bekijken
wij het park vanaf de bloemen-
stal, dan zien wij dat de door
Zocher bedoelde zichtas richting
Wittevrouwenbrug verknoeid
wordt door het uitzicht op het
permanent geparkeerde blik,
want ook langs de toerit naar de
schouwburg zijn parkeerplaat-
sen ontstaan.
Een verslaggeefster van de radio,
die enige tijd geleden met ons op
locatie was, noemde dit stukje
rijksmonument een 'rafelig plant-
soentje'. Niet bepaald iets om
trots op te zijn.
gemeentelijke kaart laat zien -
geasfalteerd en kan nu dus ei-
genlijk niet meer tot het plant-
soen gerekend worden. Langs de
straat Lucasbolwerk zijn in de
loop der tijd steeds meer par-
keerplaatsen in het groen aange-
legd, waardoor het plantsoen
sterk versmald is en je hier niet
meer aangenaam kunt wande-
len. Tegenover Unitas (huisnum-
mer 8) wordt het plantsoen ge-
bruikt voor permanente opslag
van bouwmaterialen en een
bouwkeet. Hiervoor is nooit een
vergunning afgegeven. Hierach-
ter ligt een rond (voormalig)
bloemperkje, met een pad erom-
heen dat in de loop der tijd
steeds breder geworden is. De
halfronde bank is zo kapot en
verwaarloosd dat alleen zwer-
vers er nog plaats op willen ne-
men. Aan het rondlopende pad
grenst een (voormalig) grasperk,
dat is omgeploegd maar nooit
meer ingezaaid. De weg hier-
naast wordt gebruikt voor zwaar
61
reniging Oud'Utrecht
juni 2002
-ocr page 62-
Een juweel in restauratie
De roerige geschiedenis van kasteel Amerongen
^^^VVW^I^B
©au ^ si •. ■ : .ü ■
Ü H i il ,^V:>\-
■^^^^^Ë" kjjb
~ ■ ü -^3 111111 .^_^
^^^^^^^^^^^"^^^^^Ei^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^B
Huis Amerongen aan het
eind van de 20e eeuw
foto: Het Utrechts Archief
Twisten tussen het Sticht en Gelre, ruziënde familieleden, branden, verbouwingen
en uitbreidingen lieten diepe sporen na in huis Amerongen. Onlangs ging een
grootscheepse restauratie van het interieur van start.
luk en dat had Amerongen wel
nodig: het kasteel werd meerdere
malen de inzet van de grensoorlo-
gen tussen het Sticht en Gelre.
In 1557 kwam het kasteel in bezit
van Goert of Godard van Reede
van Saesveld (1516-1585). Door zijn
huwelijk met Geertruid van Nijen-
rode (1525-1605), erfdochter van
Zuilenstein, werd deze Overijssel-
se edelman lid van de Utrechtse
ridderschap. Dat was nog geen ga-
rantie dat Goerts kinderen onge-
stoord van hun erfgoed konden
genieten. Zijn zoon Frederik (1550-
1611) zou volgens de familie een
huwelijk beneden zijn stand ge-
sloten hebben met Cornelia van
Oostrum en was dus Amerongen
niet waard. Zijn broer Adriaan pro-
beerde Amerongen in bezit te krij-
gen, maar Frederik liet zich niet
verdringen. Het huwelijk van zoon
Cerrit was aanleiding voor Goert
Nettie Stoppelenburg
want het kasteel is de komende
jaren wegens een ingrijpende res-
tauratie gesloten voor publiek.
Familievetes
De geschiedenis van Amerongen
gaat terug tot de 13e eeuw. In
1286 werden Borre en Diederic
van Amerongen genoemd als
leenmannen van graaf Floris V
van Holland voor het 'huyse' dat
zij In Amerongen bouwden. Van
een simpele woontoren groeide
dat 'huyse' uit tot een kasteel met
meerdere torens, zalen, een brede
gracht, en, als we de tekening van
Roelant Roghman uit 1647 mogen
geloven, zelfs een ooievaarsnest
op het dak. Ooievaars brengen ge-
De provincie Utrecht is bezaaid
met kastelen, als juwelen in een
kroon. Eén van de diamanten in
de kroon is het huis Amerongen:
kamers waar de kasteelheer nog
elk moment kan binnenkomen,
een keuken waar de keukenmeid
nog steeds de scepter lijkt te
zwaaien, een grote trap waar de
baljaponnen van de jonkvrouwen
nog ruisen. En een rijke geschie-
denis die tot in details gerecon-
strueerd kan worden uit het om-
vangrijke archief van het huis
Amerongen. Voorlopig moeten de
vele bewonderaars van Ameron-
gen het daar ook even mee doen,
62
vereniging Oud'Utrecht
juni 2002
-ocr page 63-
om het huis Zuilenstein niet aan
hem maar zijn dochter Aleid na te
laten. Maar Aleid verkocht huis
Zuilenstein in 1609 en dat leverde
een langdurig juridisch steekspel
op. De nieuwe eigenaar, Johan van
Renesse van der Aa, werd door
Frederik en zijn zoon bestookt met
rechtszaken totdat stadhouder
Frederik Hendrik in 1630 van beide
partijen de rechten opkocht.
Brandende takkenbossen
Goerts kleinzoon Godard van Ree-
de (1593-1641) huwde in 1612 Anna
van Boetzelaer (1584 1650), maar
hij kon zijn bruid pas in 1615 het
kasteel binnenleiden. Amerongen
was na het overlijden van zijn va-
der voor vier jaar verhuurd aan
Het wapen van Godard
van Reede in het album
amicorum van zijn vrouw,
Anna van Boetzelaer
Foto: Het Utrechts Archief
Alexander de Coninck. Godard en
Anna kregen zeven kinderen. Hun
zoon Godard Adriaan (1621-1691)
vestigde de naam van de familie
op het politiek toneel van Neder-
land. Hij was lid van de Raad van
State en reisde als buitengewoon
ambassadeur van de Republiek
der Verenigde Nederlanden naar
Zweden, Polen, Spanje, Denemar-
ken en Duitsland. Ook in het
rampjaar 1672 verbleef hij in het
buitenland. Het volgende jaar
omsingelden de Franse troepen
het kasteel en eisten van zijn
echtgenote Margaretha Tumor
onderwerping en een losgeld van
3.000 gulden. Margaretha wei-
gerde zich aan de Franse troepen
te onderwerpen en probeerde te
onderhandelen over de losprijs.
Maar er viel niet te onderhande-
len: de Franse soldaten vulden het
middeleeuwse kasteel met tak-
kenbossen en staken het in brand.
De herbouw van Amerongen
kostte heel wat meer dan 3.000
gulden, hoewel de Staten-Gene-
raal het genereuze bedrag van
40.000 gulden bijdroegen. Go-
dard Adriaan en Margaretha lie-
ten Amerongen herbouwen in de
strak classicistische stijl die in die
tijd mode was. Op de ontwerpte-
keningen in het archief van Ame-
rongen staat de naam \^an de ar-
chitect niet vermeld. Gezien de
bouwstijl én Godard Adriaans in-
tensieve contact met het Haagse
hof is het waarschijnlijk dat de
Haagse hofarchitect Maurits Post
de ontwerpen maakte. De uitvoe-
ring van de bouw was in handen
van de Amsterdamse meester-
timmerman Hendrick Geurtsz
Schut en meestermetselaar Cor-
nelis Rietvelt, maar Margaretha
schroomde niet om de bouwlie-
den hoogstpersoonlijk op de huid
te zitten. Haar dagelijkse weder-
Het rosarium bij de
oranjerie van Amerongen
maakt deel uit van
de tuinaanleg van Hugo
Poortman in 1901
Foto: Het Utrechts Archief
%
vereniging Oud«Utrecht
juni 2002
-ocr page 64-
Een juweel in restauratie
De roerige geschiedenis van kasteel Amerongen
waardigheden vonden hun neer-
slag in de brieven die ze aan haar
immer reizende echtgenoot
schreef. Godard Adriaan bewaar-
de ze trouw. In het archief zijn
490 brieven aan haar 'heer en
liefste hartje' bewaard gebleven.
Met de nieuwbouw van het huis
werden ook de tuinen opnieuw
aangelegd. Rond het huis, op het
voorplein en tussen de binnen- en
buitengracht, lagen de siertuinen
met een indeling in rechte vak-
ken. Ten noorden van het kasteel,
buiten de grachten, lag de moes-
tuin. Margaretha's dagelijks leven
had veel weg van dat van de
vrouw van een hereboer: toezien
op de voedselvoorziening van de
huishouding, toezien op de slacht,
beheren van de landerijen.
Een beroemde gast
Margaretha's kleinzoon Frederik
Christiaan van Reede, de tweede
graaf van Athlone en heer van
Amerongen, trouwde in 1715 met
Henriette van Nassau-ZuyIestein
(1688-1759). Het jonge paar leef-
de afwisselend in Den Haag en
op Kasteel Middachten. Toen
Frederik Christiaan in 1719 stierf,
vestigde Henriette zich met haar
drie jonge kinderen op Ameron-
gen. Haar sociale leven, de jeugd
van de kinderen en de huishou-
ding op het kasteel zijn te re-
construeren uit de compleet be-
waard gebleven boekhouding en
de vele brievenverzamelingen.
Veel meubilair, porselein, wand-
tapijten en portretten die Hen-
riette voor Amerongen aanschaf-
te, zijn nog steeds aanwezig.
Henriëttes kleinzoon Frederik
Christiaan Reinhard van Reede
van Athlone trouwde in 1765 met
'Annebetje' van TuyII van Seroos-
kerken, een nicht maar ook de
dierbaarste vriendin van Belle
van Zuyien. Belle was te gast op
Amerongen, Frederik en Anne-
betje bezochten Belle na haar
huwelijk in Colombier.
In 1795 vluchtte de heer van
Amerongen naar Engeland. Ame-
rongen stond leeg en bleef leeg,
want de Van Reedes bleven in
Engeland wonen. In 1879 erfde
Godard John Charles George,
graaf van Aldenburg Bentinck
het kasteel van zijn tante Elisa-
beth Maria van Reede, lady Child
Villiers. De graaf liet Amerongen
restaureren en voorzien van
elektriciteit en telefoon. Ame-
rongen werd nu het hele jaar
door bewoond en steeds verder
verfraaid. Petrus J.H. Cuypers
ontwierp de decoratie voor de
bovenhal, de zogenaamde galerij
en zijn zoon Josephus Theodorus
ontwierp een nieuwe eetzaal.
Bloeiende rozen
Sinds 1982 is de Stichting Kasteel
Amerongen eigenares van het
huis. Bijgestaan door de Vrienden
van Amerongen zijn inmiddels al
restauraties aan het exterieur en
aan delen van de inboedel uitge-
voerd. In de winter van 2001-2002
bleek dat restauratie van het inte-
rieur van het kasteel niet langer
uitgesteld kon worden. Voorlopig
is het kasteel daarom gesloten
voor publiek. De bijgebouwen, zo-
als de museumwinkel en de tui-
nen zijn wel toegankelijk. En zoals
ieder jaar zullen in juni de rozen
van Amerongen weer bloeien.
Wie zelf actief bezig wil zijn met
de geschiedenis van Amerongen,
kan bij Het Utrechts Archief on-
derzoek doen in zo'n 100 meter
archiefstukken. Wie virtueel van
de geschiedenis van Amerongen
wil genieten, kan terecht op de
site van Het Utrechts Archief
(www.hetutrechtsarchief.nl).
Nettie Stoppelenburg is medewerker
public relations en educatie bij Het
Utrechts Archief. Ze schreef dit artikel
op persoonlijke titel.
Bronnen
Archief van het huis Amerongen in Het
Utrechts Archief,
A.W.J. Mulder, mmv Slothouwer, Het kas-
teel Amerongen en zijn bewoners.
Maastricht 1949.
Het middeleeuwse kasteel
Amerongen, in 1647
getekend door Roelant
Roghman. Zo zag
Amerongen er uit toen het
in 1673 door de Fransen
in brand werd gestoken
Foto: Het Utrechts Archief
64
vereniging Oud-Utrecht
juni 2002
-ocr page 65-
Wedstrijd Beleef het plantsoen
Tijd- en ruimtewandeling langs de singels
Het Utrechtse singelgebied is als
een oase waarin je even los komt
van de drukte en volte van de stad.
Je wordt uitgenodigd voor een
stadswandeling. Een tijd- en ruim-
tewandeling, want je wordt gecon-
fronteerd met het verleden van het
gebied. Oude bomen en nog oude-
re bebouwing in verschillende stij-
len. Op het bolwerk Zonnenburg,
de oude sterrenwacht, kun je het
heelal inkijken en wordt het begrip
tijd nog relatiever.
Het stuk stadsmuur dat opduikt
vlakbij het Lucasbolwerk brengt je
terug naar de Middeleeuwen, toen
muren nog daadwerkelijk bescher-
ming boden tegen alles wat van
buiten kwam. Die geborgenheid
maakte in de loop der tijd plaats
voor een gevoel van benauwing.
Aan de voet van de wallen leefden
mensen in de duisternis in kleine
huisjes. De ommuring, vroeger de
trots en het belangrijkste voorrecht
van de stad, zagen de ige-eeuwers
als een 'stenen corset'. De stad
moest uitbreiden. Licht en lucht
wilde men binnenlaten! In 1831 be-
gon de gemeente met het slopen
van de vervallen verdedigingswer-
ken. Op de vrijgekomen grond kwa-
men volgens de plannen van tuin-
architect J.D. Zocherjr. plantsoenen
en voorname huizen. In die tijd
wandelden mensen graag over de
stadswallen, waarvandaan je een
mooi uitzicht had over het land bui-
ten de stad. Het plantsoen dat Zo-
cher aan liet leggen was een uit-
breidingvan de wandelmogelijkhe-
den zoals die op verschillende bol-
werken al bestonden.
In 1861 was het werk voltooid. De
wal werd niet geheel afgegraven,
en van de bolwerken werd goed ge-
bruik gemaakt. Zo ontstond een
langgerekt, geaccidenteerd park,
met kronkelende paden langs ga-
zons, verrassende doorkijkjes - de
zichtassen -, omzoomd door de
slingerende stadsbuitengracht.
De stadswandeling - zo werden
plantsoenen op de plaats van de
oude stadswallen in die tijd ge-
noemd - is door Zocher aangelegd
in de toen in zwang zijnde Engelse
landschapsstijl. Inmiddels is het
een rijksmonument en beschermd
stadsgezicht. Veel is er al geschre-
ven over deze en andere singelpar-
ken, en er is nog steeds veel te ont-
dekken. Maar cultuurhistorie moet
geen sufmakende opstapeling van
feiten en jaartallen zijn. Het is een
confrontatie met wat levende
mensen voor ons bewogen heeft,
wat ons beweegt en wat mensen
na ons zal bewegen. En dat onder
steeds andere omstandigheden en
met andere (technische) mogelijk-
heden.
Er is sinds 1861 veel veranderd. Bo-
men die nu monumentaal zijn, wa-
ren in Zochers tijd dunne stamme-
tjes. Het park is in die zin méér
waard geworden. Zocher zelf had
maar weinig eerbied voor cultuur-
historische waarden. Voortvarend
liet hij alle stadspoorten slopen en
van de stadsmuur is bijna niets
meer over. Nog maar enkele decen-
nia geleden werd het dempen van
de singels gezien als vooruitgang.
En nu wordt weer hard gewerkt
aan het opengooien van het ene
verdwenen gedeelte. Intussen
knabbelen parkeerplaatsen en op-
dringend asfalt steeds meer stukjes
van het park af. Op verschillende
plaatsen, bijvoorbeeld het Lucas-
bolwerk en het Ledig Erf, is de rond-
wandeling doorbroken, zodat je
daar niet meer kunt ervaren dat het
park ooit één geheel was.
Wedstrijd Beleef het plantsoen!
We kunnen de geschiedenis niet
bevriezen en een punt aanwijzen
waarop het plantsoen volmaakt
was en behouden moet worden.
Wat Oud-Utrecht wel wil doen is:
kijken of we de cultuurhistorie van
het gebied voelbaarder kunnen
maken, of met andere woorden:
hoe kun je de geschiedenis van het
gebied meer beleven? Vandaar de
wedstrijd Beleef het plantsoen!
Bedenk iets - in welke vorm dan
ook - waarmee je de rijke geschie-
denis van het plantsoen voor ande-
ren meer tot leven kunt brengen.
Een voorbeeld kan zijn: het 'herstel-
len' van de onderbrekingen in de
rondwandeling - visueel, ruimtelijk,
of alleen gevoelsmatig.
De hoofdprijs bedraagt 500 euro én
de belofte dat wij zullen proberen
het idee daadwerkelijk op locatie
uitgevoerd te krijgen. Dit houdt in
dat het idee uitvoerbaar moet zijn,
zowel in praktisch als in financieel
opzicht. Er is een speciale prijs voor
het meest originele of verrassende
maar niet concreet uitvoerbare
plan. Zie voor de voorwaarden en
voor meer informatie: www.oud-
utrechtnl.
De jury bestaat uit Theo van de Vat-
horst, beeldend kunstenaar. Dr.
Renger de Bruin, conservator stads-
geschiedenis van het Centraal Mu-
seum en bijzonder hoogleraar
Utrecht-Studies, Kees Visser, ste-
denbouwkundige, auteur van Der-
tig jaar stadsontwikkeling in
Utrecht,
Ingmar Heytze, dichter, Ro-
land Schier, beeldend kunstenaar,
Ir. Janet van Essen, hoofd coördina-
tie van het Utrechts museumkwar-
tier bij het Utrechts Bureau voor
Toerisme en manager bij het Be-
zoekerscentrum voor cultuurhisto-
rie RonDom.
Voor serieuze belangstellenden, die mee wil-
len doen met de wedstrijd wordt er in de
maanden juni, juli en augustus op elke tweede
zondag een excursie georganiseerd langs de
singels (zie de agenda in dit nummer).
vereniging Oud*Utrecht
juni 2002
-ocr page 66-
De charme van regionale geschiedenis
Een interview met hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
op 1 december 1996 trad de eerste hoogleraar Utrecht Studies aan. Ruim vijfjaar
later is het tijd een voorlopige tussenbalans op te maken van wat de leerstoel teweeg
heeft gebracht en hoe de twee eerste hoogleraren invulling hebben gegeven aan hun
leeropdracht. Een interview met Piet 't Hart en Renger de Bruin, respectievelijk de
eerste en de huidige hoogleraar Utrecht Studies.
Bettina van Santen
Studies geboren. Daarvoor is toen
door Oud-Utrecht en het Provinci-
aal Utrechts Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen een
stichting in het leven geroepen.
Vervolgens was er nog een lange
weg te gaan. De eerste vraag gaat
naar de Universiteit van Utrecht,
wil die zo'n speciale leerstoel? In de
universitaire commissie die zich
met dat soort vragen bezighield,
zat ook de toenmalige rector Van
Ginkel. Hij beijverde zich ervoor dat
zo'n leerstoel zich zou richten op
het heden en verleden van de stad
in het algemeen en de gehele re-
gio. Het College van Bestuur van
de universiteit heeft toen in 1996
de leerstoel ingesteld.'
Was je de gedoodverfde kandidaat?
'Voor Oud-Utrecht was ik in-
derdaad de kandidaat en tijdens
het oprichtingsproces begonnen
steeds meer vingers in mijn rich-
ting te wijzen. Maar dat zat me niet
zo lekker en daarom heb ik me op
een gegeven moment bewust een
tijdje in de luwte gehouden. Ik was
immers 63 jaar en wilde ik nog wel
aan zoiets als een hoogleraarschap
beginnen? Dat had niets te maken
met de inhoud. Integendeel: het
gegeven dat je vanuit de geschie-
denis naar andere disciplines kijkt,
trekt me enorm aan. Het probleem
zit echter in de tijd die zoiets gaat
kosten. Het vergt veel meer tijd dan
mensen zich realiseren.'
'Toen ik benoemd werd, wilde de
universiteit me maar aanstellen
tot mijn 55e. De Universiteit
Utrecht is daar zeer principieel in.
Op mijn 65e mocht ik toch voor
twee jaar bijtekenen en dat heb ik
toen gedaan. Ik had toen natuurlijk
kunnen stoppen, maar ik behoor
nu eenmaal tot die generatie van
ouden/vetse gereformeerde figu-
ren die iets netjes willen afmaken.'
Piet 't Hart en Renger de
Bruin (links) in de kloos-
terhofvan de Dom
Foto: Het Utrechts Archief
Piet 't Hart: 'Ik kwam in elk lokaal radio-
en tv-programma dat mij uitnodigde'
66
Was je actief betrokken bij de op-
richting van de leerstoel?
'Ik vond destijds wel dat we iets
moesten doen met de lokale en re-
gionale geschiedenis van Utrecht.
Ik heb er de toenmalige voorzitter
van de Vereniging Oud-Utrecht,
Herman Kernkamp, op aangespro-
ken en uit die gedachtewisseling is
het idee voor een leerstoel Utrecht
%
vereniging Oud>Utrecht
juni 2002
-ocr page 67-
't Hart en De Bruin
wericten beiden mee aan
een 'nieuwe', in 2000
verschenen geschiedenis
van de stad Utrecht
Wat stelde je jezelf ten doel als
hoogleraar?
'Er stond nergens geschreven wat
Utrecht Studies precies in moest
houden. Utrechts Studies is gelijk
aan (=) Utrecht Studies, zo zou je
het kunnen omschrijven. Natuur-
lijk had ik wel enige ervaring toen
ik er aan begon en ik dacht "ik zie
het wel". Kijk, het allerbelangrijk-
ste was om de leerstoel op de kaart
te zetten. Ik wilde de leerstoel
vooral ook buiten die universitaire
wereld bekendheid geven. Daarom
draafde ik in elk radio- en televisie-
programma op dat mij maar heb-
ben wilde. Ik liep alles en iedereen
af, archieven, congressen, je kon
het zo gek niet verzinnen of ik ging
op de uitnodiging in. En ik hoopte
dan maar dat, als de mensen mij
weer zagen aankomen, dat ze niet
dachten "daar heb je Piet ook
weer", maar "daar heb je de leer-
stoel Utrecht Studies". Of het heeft
geholpen? Als er nu nog leden van
een historische vereniging zijn die
niet weten dat er een Leerstoel
Utrecht Studies bestaat, dan heb-
ben ze echt niet op zitten letten.'
Wat komt er dan zoal op je af?
'Er komtvan allesopje af en ik pak-
te alles aan om de leerstoel maar
onder de aandacht te brengen. Het
opmerkelijke is dat je wordt ge-
vraagd voor de meest vreemde
klussen die niets met Utrecht Stu-
dies te maken hebben, maar met
het feit dat er zoiets is als een hoog-
leraar is die iets met Utrecht doet.
Zo werd ik gevraagd om te spreken
bij het 750-jarig bestaan van de ge-
meenteraad van Utrecht. Dat vond
het gemeentebestuur blijkbaar
leuk, zo'n professor Utrecht Stu-
dies, maar de politieke geschiede-
nis van Utrecht was natuurlijk niet
mijn ondenwerp. Je wordt voor van
alles gebeld, want mensen be-
schouwen je ook als een soort wan-
delende encyclopedie.'
'Wat ik heel belangrijk vond is dat
met name bij amateur-historici de
vraag bleek te leven "wat kan de
universiteit voor ons betekenen".
Zij konden tot dan toe met vragen
niet bij de universiteit terecht.
Daar beijverde ik mij voor. Zo kon
je een hele dag bezig zijn met ie-
mand te helpen een antwoord te
vinden op een vraag. Ik had het
antwoord niet, maar ik wist wel
hoe en wie ik moest gaan bellen
om uiteindelijk uitte komen bij ie-
mand die de vraag wel kon beant-
woorden.'
Wat organiseerde je binnen de uni-
versiteit zelf?
'Als sociaal historicus heb ik me als
het ware als hoogleraar aange-
meld bij colleges van doctoraalstu-
denten en werkgroepen van de
vakgroep. Zo kon ik enkele docto-
raalstudenten met relevante on-
derwerpen gaan begeleiden. Na-
tuurlijk bood ik ook elk jaar een
cursus aan, zowel aan de studen-
ten als voor het Hoger Onderwijs
voor Ouderen (HOVO).'
'Er zijn veel leuke dingen te beden-
ken, maar je kunt niet altijd alles
tot een goed einde brengen. Zo
had ik met een aantal collega's uit
verschillende vakgroepen en met
Renger de Bruin een werkgroep op
willen zetten over de geschiedenis
van de cultuur in de eerste helft
van de 20e eeuw. Helaas stopte
het Centraal Museum (waar Ren-
ger de Bruin werkt) voortijdig en
ook andere partijen bleken uitein-
delijk om diverse redenen geen tijd
te hebben. Ik zelf vond dwarsver-
banden met andere universitaire
richtingen heel belangrijk en met
name met sociale wetenschappen
heb ik geprobeerd die verbanden
in het leven te roepen. Toch blijkt
dat in de praktijk van de universi-
taire wereld niet altijd zo eenvou-
dig. De meeste studieprogram-
ma's zitten behoorlijk vol, krijg
daar nog maar eens iets tussen.'
'Samen met Fred Vogelzang - con-
sulent regionale geschiedenis die
ondersteuning geeft aan iedereen
die in de provincie lokale en regio-
nale geschiedschrijving beoefent -
ben ik een onderzoek gestart naar
gemeenteraden in de 19e en 20e
eeuw. Dat was speciaal bedoeld
voor amateur-historici in de provin-
cie. Dit onderzoek naar maatschap-
pelijke elites wordt nu gelukkig on-
der mijn opvolger voortgezet.'
'Ik vond en vind de cursus Utrecht-
kunde ook erg leuk. Daarin vertel-
len specialisten op diverse locaties
in de provincie interessante dingen,
zoals Hans Janssen over Utrechtse
kastelen in Wijk bij Duurstede en
Hans Renes over de verschillende
Utrechtse landschappen in Ame-
rongen. Deze cursus heb ik destijds
opgezet samen met Bram van den
Hoven van Genderen.'
'Ik heb ook geprobeerd om een
speciale Utrecht-beurs in het leven
te roepen: een flinke som geld om
speciaal onderzoek te doen. Ieder-
een die je daarover spreekt vindt
het een geweldig idee, maar ze
wachten tegelijkertijd allemaal af
of de ander mee doet. Zowel de ge-
meente als de provincie waren te-
rughoudend in het financieren van
dit soort onderzoek. Gelukkig is het
idee dat ik destijds voor ogen had
nu toch in het leven geroepen met
het zogeheten 'witte-vlekkenplan'
van Oud-Utrecht. Mogelijk ge-
%
verenlglng Oud-Utrecht
juni 2002
-ocr page 68-
De charme van regionale geschiedenis
Een interview met hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
een wetenschappelijk medewer-
kerschap bij de vakgroep geschie-
denis. Ik kon me bezig gaan hou-
den met historische demografie
en gaf een keer een college over
de cholera. Het intrigeerde me in
hoeverre die ziekte zijn uitwer-
king moet hebben gehad in een
stad. Ik gaf studenten opdracht
om in hun eigen omgeving daar
onderzoek naar te doen. Vervol-
gens zou ik er een artikeltje over
schrijven. Het resultaat mag be-
kend verondersteld worden.'
'Mijn carrièreverloop is vervolgens
eigenlijk vooral gestuurd door toe-
val en allerlei overheidsmaatrege-
len. Zo ben ik gepromoveerd, om-
dat een toenmalige minister be-
dacht dat wie niet gepromoveerd
was, een groot aantal uren les
moest gaan geven. Om dat te
voorkomen heb ik mijn promotie
met flinke vaart ter hand geno-
Beide hoogleraren delen
interesse in de invloed
van de burgers op het
stadsbestuur eind 18e,
begin 19e eeuw. Burgers
pleiten in 1783 hij de
vroedschap voor politieke
hervormingen
Toto: Het Utrechts Archief
maakt door een schenking, gewel-
dig dat dit soort dingen toch nog
gebeurt.'
Het lijkt er op datje zelf bepaalde
watje deed, was dat ook zo?
'Zoals ik al vertelde was de inhoud
van Utrecht Studies nergens exact
omschreven. Maar je dient natuur-
lijk wel jaarlijks verantwoording af
te leggen over wat je doet. Elke
leerstoel heeft een curatorium, een
soort Raad van Bestuur die bekijkt
of de activiteiten voldoen aan de
verwachtingen. En als dat zo is,
mag je weer een jaar verder. Je
moet ook bedenken dat je tijd zó
vol is. Ik had 52 dagen In het jaar
voor dat hoogleraarschap. Wan-
neer je doctoraalscripties bege-
leidt, ben je zo al een flink aantal
van die dagen bezig. Mijn doelstel-
ling om de studie bekendheid te
geven binnen en zeker ook buiten
de universitaire wereld vergde ook
enorm veel tijd.'
'Ik moet nu weer nee leren zeggen,
want Ik word nog veel gebeld en
gevraagd. Maar Ik wil nu eindelijk
weer die boeken en onderzoeken
gaan afmaken die me die vier jaar
lang verwijtend lagen aan te kij-
ken, omdat ik geen tijd voor ze
had.'
Hoe was het om hoogleraar te zijn?
'Ach, het was nooit mijn speciale
ambitie. Het is meer zo gelopen in
Piet(P.D.)'tHart
1933: geboren op 6 november in De Lier (onder Delft)
1957 -1961: studie geschiedenis aan de Universiteit Utrecht
1966: wetenschappelijk medewerker vakgroep geschiedenis aan dezelfde universiteit
1979: verhuist naar Utrecht
1983: promotie op het proefschrift De stad Utrechten haar inwoners 1771 -1825.
1988: aanstelling bij het Universiteitsmuseum (tot 1998)
1996: bijzonder hoogleraar Utrecht Studies (tot 2001)
bibliografie (o.a.):
1990: Utrecht en de Cholera. 1832-1910. Stichtse Historische Reeks deel 15. (Utrecht).
1996: Stakers en onruststokers in de Domstad. Uit de beginjaren van arbeidersbeweging
en socialisme in Utrecht tussen 1870 en 1895. Historische Reeks Utrecht 21.
(Utrecht, Matrijs).
1998: 'Een eisch van dwingende noodzakelijkheid'. Uit de geschiedenis van de gemeente-
lijke jeugdgezondheidszorg in de stad Utrecht 1907-1997 (Utrecht, GG en GD).
68
mijn leven. Na de studie geschie-
denis in Utrecht, begin jaren ze-
stig, werd Ik leraar. Dat gaf me
echter onvoldoende uitdaging.
Het Is heel leuk om aan kinderen
les te geven, maar het is ook snel
meer van hetzelfde. Om die reden
ben ik destijds overgestapt naar
men. In 1988 deed minister Riet-
kerk allerlei uitspraken over het
wachtgeld voor ambtenaren. Als
Ik niet tot mijn einde op dezelfde
plek wil blijven, bedacht ik me,
moet Ik nu maar eens wat anders
gaan doen en dus reageerde Ik op
een advertentie van het Universi-
verenlging Oud-Utrecht
juni 2002
-ocr page 69-
teitsmuseum. En daarna werd het
hoogleraar Utrecht Studies. En zo
is het allemaal gelopen. Ik heb
nooit expliciet de ambitie gehad
om in die toga te lopen. Een toga
is voor mannen ook nog een ui-
terst ongemakkelijk kledingstuk.'
Wat zou je nog kwijt willen over
Utrecht studies?
'Utrecht Studies is verschrikkelijk
leuk. Ik heb zelf altijd graag over de
grenzen van mijn vak heengeke-
ken en dat is ook een van de essen-
tiesvan deze leerstoel.'
Renger de Bruin: 'Ik wil studenten laten zien
hoe ontzettend leuk regionale geschiedenis is'
ook de Utrecht Studies te
internationaliseren. Momenteel
ben ik met collega's uit Bonn, Na-
men en Roskilde bezig met het
opzetten van een tentoonstelling
over de Vikingen in het gebied
van de Rijn, de Maas en de Schel-
de. Daarnaast loopt er ook een sa-
menwerking met de Denen rond-
om het Utrechts schip. Dit soort
contacten zijn prima om wellicht
in de toekomst ook de leerstoel
naar een hoger niveau te tillen.'
'Maar voorlopig heb ik komend
jaar eerst een werkgroep in de
aanbieding over de politieke rol
die Utrechtse kunstenaars de af-
gelopen eeuwen hebben ge-
speeld. Ik begin met Jan van Sco-
rel en Karel V, dwaal langs kunste-
naars als Bloemaert, de schilder
die bewust rooms-katholiek bleef
en eindig met Pyke Koch en zijn
keuze voor het nationaal-socialis-
Had je ooit gedacht hoogleraar
Utrecht Studies te worden?
'Toen de advertentie verscheen,
enige maanden na het afscheid
van Piet 't Hart, zeiden verschillen-
de mensen in mijn omgeving
"Kom, reageer eens", onder wie
ook mijn directe baas Sjarel Ex, di-
recteur van het Centraal Museum.
Ik aarzelde wel om het te doen,
vooral vanwege de tijdsdruk. Ik
heb een volledige baan bij het mu-
seum en wil thuis gewoon een
leuke vader kunnen zijn. Een groot
aantal uren boven op mijn baan
als conservator wilde ik dus niet. Ik
heb dit uitgebreid besproken met
mijn werkgever, de selectiecom-
missie en met het bestuur van de
Stichting Leerstoel Utrecht Stu-
dies. De verschillende partijen be-
grepen dat volkomen en zagen
het voordeel van twee functies die
in eikaars verlengde liggen. Dat
bood goede mogelijkheden tot
een optimaal resultaat te komen
zonder dat er een 8o-urige werk-
week nodig is.'
Is het hoogleraarschap te combine-
ren met je baan als conservator in
het Centraal Museum?
'Ja, dat gaat prima, want er is een
grote overlap met mijn werk voor
het Centraal Museum. Ten eerste
houd ik me in beide gevallen be-
zig met de geschiedenis van
Utrecht en ten tweede - dat ik
moet ik mijn werkgevers nageven
- krijg ik een grote mate van vrij-
heid over de invulling van het
werk. Zo kan ik bijvoorbeeld mijn
internationale contacten via het
Centraal Museum inzetten om
me. Het is een machtig interes-
sant onderwerp en ik hoop dat
het de studenten net zo boeit als
het mij doet.'
'Ik ben me ervan bewust dat het
accent niet teveel op de stad
Utrecht mag liggen en daarom sti-
muleer ik nu vooral ook Amers-
foort als onderzoeksgebied. Over
enkele jaren wil ik met de histo-
risch geograaf Hans Renes een
werkcollege over de Langbroeker
Wetering geven.'
Abraham Bloemaert
(1564-1651), aan wie
De Bruin aandacht zal
besteden in zijn
werkgroep over de politie-
ke rol van Utrechtse
kunstenaars
Foto: Centraal Museum
Utrecht
Renger (R.E.) de Bruin
1956: geboren op 1 januari in Utrecht
1974 -1979: studie geschiedenis aan de Universiteit Utrecht
1977 -1985: docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht
1986: promotie aan dezelfde universiteit
1987 -1994: medewerker afdeling wetenschapsstudies Universiteit van Leiden
1994: aanstelling als conservator bij het Centraal Museum Utrecht
2001: bijzonder hoogleraar Utrecht Studies                                      ■ - • ,'i'^ .
bibliografie (o.a.):
1986: Burgers op het kussen. Volkssoevereiniteit en bestuurssamenstelling in de stad
Utrecht 1795-1813. Dissertatie Utrecht.
2000: 'Ein Ausschnitt aus der Stadtgeschichte. Utrecht 1940-1945', in: Franz Sonnen-
berger e.a. (red.), DieZukunft der Vergangenheit. Wiesolldie GeschichtedesNatio-
nalsoziakmus in Museen und GedenkstUtten im21. Jahrhundert vermittelt werden?
(Nürnberg 2000) 43-64.
2000: Medeauteur en mederedacteur van: Een paradijs vol weelde. Geschiedenis van de
stad Utrecht {Utrecht, Matrijs, 2000).
%
iging Oud*Utrecht
juni 2O02
-ocr page 70-
De charme van regionale geschiedenis
Een interview met hoogleraren Utrecht Studies Piet 't Hart en Renger de Bruin
'Mijn afstudeeronderwerp betrof
Utrecht ten tijde van de Bataafse
Republiek (1795-1798). Via allerlei
onderzoeksbaantjes kwam ik In
1987 in Lelden terecht, bij de af-
deling Wetenschapsstudies. Daar
analyseerden we de productie
van zeer uiteenlopende vakge-
bieden, van sociale geschiedenis
tot moleculaire biologie en geo-
fysica. We onderzochten het aan-
tal publicaties, de mate waarin
die geciteerd werden en het pres-
tige van de tijdschriften waarin
de artikelen verschenen. Het
praktische doel was evaluatie
(voor het Ministerie van Onder-
wijs en Wetenschappen of de Eu-
ropese Commissie) of marketing
(voor Elsevier Science Publishers).
Ik was daarmee wel heel ver van
het geschiedenisvak afgedwaald.
Door een gasthoogleraarschap In
1992 in Grelfswald in de voorma-
lige DDR realiseerde ik me weer
dat ik toch niet voor niets ooit ge-
schiedenis was gaan studeren.
Dat was toch wat ik echt leuk
vond. Eenjaar later heb ik gesolli-
citeerd bij het Centraal Museum
en werd conservator van de his-
torische afdeling. Maar de
Utrechtse geschiedenis Is door al-
les heen altijd wel mijn passie ge-
weest. Je hebt van nature nu een-
maal een emotionele binding
met je geboorteplaats.'
Je bent nu sinds i augustus 2001
hoogleraar Utrecht studies. Hoe be-
valt het?
'Ik ben blij dat Ik mijn aarzeling
destijds overwonnen heb. Het is
ontzettend leuk om op weer een
andere wijze invulling te geven
aan mijn passie voor Utrechtse ge-
schiedenis. En om deze liefde over
te dragen. Leiden was destijds echt
een onderzoeksbaan, maar Ik merk
dat ik onderwijs geven toch wel
heel erg leuk vind. Ik wil als hoogle-
raar graag inspirerend bezig zijn en
mensen enthousiast maken voor
dit soort onderzoek.'
Bettina van Santen is werl<zaam bij de sector
Monumenten van de gemeente Utrecht en
redactielid van Oud-Utreciit
Komen studenten speciaal op de
Utrechtse onderwerpen af?
'Dat valt wel mee, het Is meer dat
Utrechtse voorbeelden als een
soort case study behandeld wor-
den. Zo begeleid Ik nu studenten
die graag iets wilden doen met
vrouwen en de 19e eeuw en ze zijn
uitgekomen bij een onderzoek
naar de huishoudschool aan de
Laan van Puntenburg. Ik vind het
erg belangrijk dat algemene histo-
rische problematiek bij uitstek op
lokaal en regionaal niveau bestu-
deerd kan worden. Juist een stad
als Utrecht biedt een continue ge-
schiedenis van bijna 2000 jaar en
dat Is een ongekend rijke bron
vooronderzoek.'
Is dat ook wat je wilt overdragen
met Utrecht studies?
'Toen ik in de jaren zeventig ge-
schiedenis studeerde was het erg
in om dit soort case studies te
doen, om onbekend materiaal te
bestuderen en met nieuwe gege-
vens en ideeën te komen. Daarna
is de aandacht sterk verschoven
naar de internationale betrekkin-
gen. Het is natuurlijk allemaal
steeds een golfbeweging, maar
het zou mijn doel zijn om het en-
thousiasme voor de lokale ge-
schiedenis en het bronnenonder-
zoek weer te doen herleven. Ik wil
de studenten graag laten zien hoe
ontzettend leuk regionale ge-
schiedenis Is. Die laat juist zo goed
zien hoe de zaken in het verleden
gelopen zijn.'
'De aandacht voor regionale histo-
rie Is niet typisch voor Utrecht. Er
zijn Inmiddels ook regionale leer-
stoelen In Maastricht en Gronin-
gen. In Lelden Is een leerstoel
stadsgeschiedenis in oprichting.
Met deze collega's wisselen we
ook regelmatig uit. Het Centrum
voor Volkscultuur organiseert deze
onderlinge contacten. Dat zijn nut-
tige bijeenkomsten al is het maar
om te merken dat sommigen toch
andere prioriteiten leggen. Zo
vindt niet iedereen de relatie met
de amateur-historici even belang-
rijk, maar dat vind ik bijvoorbeeld
weer wel. Om die redenen loopt er
nog steeds het project samen met
Fred Vogelzang over de elites in de
provincie in de 19e en 20e eeuw.
Dat project wordt helemaal uitge-
voerd door amateur-historici.'
Wat bindt jou aan Utrecht?
'Ik ben geboren en getogen in
Utrecht. Mijn moeder had een tex-
tielzaak op de Steenweg, op de
hoek met de Donkerstraat. De
naam van de zaak was Succes, oor-
spronkelijk een filiaal van een win-
kelketen van de gebroeders Ver-
wey. Deze zijn later vooral bekend
geworden als de oprichters van de
radiozender Veronica. Toen ze al
hun tijd gingen besteden aan deze
zendpiraat, heeft mijn moeder het
filiaal van hen overgenomen.'
'Ik studeerde in 1979 af op een
Utrechts onderwerp, maar dat Is
min of meer toevallig zo gelopen.
Tijdens mijn kandidaats volgde ik
een werkcollege over de verkiezin-
gen tussen 1840 en 1848. Als stu-
denten werden we naar huls ge-
stuurd met de opdracht om In onze
vakantie maar In onze eigen woon-
plaats onderzoek te doen naar dit
onderwerp. Dat idee van onderzoek
In de eigen woonplaats had een
hele pragmatische achtergrond: er
was namelijk geen relsgeldvergoe-
dlng beschikbaar. Vervolgens werd
Ik gevraagd om over deze periode
te publiceren In het Tijdschrift voor
Geschiedenis,
die rondom de toen-
malige verkiezingen met een speci-
aal nummer over het thema verkie-
zingen wilden uitkomen ... en zo
rolt het balletje dan verder.'
70
Oud>Utrecht
iging
juni 2002
-ocr page 71-
De weldaden der eenzaamheid
Utrechtse gevangenissen 3: het Wolvenplein
Midden 19e eeuw veranderden de opvattingen over misdaad en
straf. Van de nieuwe gebouwen die nodig waren om gevangenen
een heilzame opsluiting te bezorgen is de Utrechtse gevangenis
aan het Wolvenplein het oudste nog bestaande voorbeeld in ons
land. De gestraften kregen een individuele cel om 'met de beste
voornemens bezield' terug te keren in de samenleving.
Bettina van Santen
vak leren dat hem (of haar) bij vrij-
komen op het rechte pad zou hou-
den. Die arbeid kon bestaan uit
het maken van kleren of meubels
tot en met het bekende 'zakjes
plakken'. Op het Wolvenplein
plakten de gevangenen bijvoor-
beeld zakjes voor de papierwaren-
Toen op i juli 1856 de gevangenis
aan het Wolvenplein officieel in
gebruik genomen werd, spraken
sommige Utrechters hun verwon-
dering uit over het luxe verblijf dat
de gevangenen daar wachtte. Op
elke cel was verwarming, stro-
mend water, licht en een water-
closet. Dat waren voorzieningen
die voor veel Utrechters in 1856
nog lang niet waren weggelegd.
Wat men er niet bij vertelde, was
dat de gevangene dag en nacht
opgesloten zat in deze 'luxueuze'
cel en er niet uitkwam, behalve
voor een half uurtje per dag luch-
ten in een individuele luchtkooi.
Inkeer en genezing
Het Wolvenplein was een zoge-
naamde cellulaire gevangenis,
waar de gevangenen opgesloten
werden in individuele cellen. Dit
was een nieuw en revolutionair
principe van straffen dat in de ige
eeuw vanuit Amerika in Europa
geïntroduceerd werd. Tot dan toe
werden mensen meestal alleen in
afwachting van hun strafvoltrek-
king of vanwege schulden. Er be-
stonden wel lijf- en doodstraffen,
eventuele verbanning of deporta-
tie, dwangarbeid of het tuchthuis.
Het opsluiten van misdadigers om
hen tot inkeer te brengen was
echter een geheel nieuw idee. De
gedachte was dat isolatie van de
gevangene zou leiden tot peniten-
tie: inkeer en 'genezing'. Directeur
De Rooze van het Wolvenplein (di-
recteurvan 1866 -1883) omschreef
het als volgt: 'Ik heb het meerma-
len zien gebeuren dat de gevange-
nen de weldaden der eenzaam-
heid wisten te prijzen en te waar-
deren, (gevangenen) die een-
zaamheid tot overpeinzing van
hunnen weg schenen te benutten
en met de beste voornemens be-
zield in de maatschappij zijn terug
getreden'. Vanwege die heilzame
en genezende werking van de op-
sluiting kregen cellulaire gevange-
nissen de eerste decennia van hun
bestaan de benaming 'gesticht'.
Overigens mocht de gevangene
wel op cel werken, want experi-
menten in Amerika en Engeland
hadden geleerd dat eenzame op-
sluiting gecombineerd met niets
doen kon leiden tot gestoord ge-
drag of zelfs zelfmoord. Bovendien
kon de gevangene zo een nuttig
fabriek Wahrendorff en maakten
ze kleding voor Kreymborch.
Toezicht van alle kanten
Het principe van eenzame opslui-
ting vereiste ook een geheel
nieuw type gebouw: de cellulaire
gevangenis. Ook hiervoor kwa-
men de voorbeelden uit Amerika
(de Eastern Penitentiary Prison in
Pennsylvania, 1823) en Engeland
(de Pentonville Prison in Londen,
1842). De eerste cellulaire gevan-
genissen in Nederland (Amster-
dam Weteringschans, 1850 en
Utrecht Wolvenplein, 1856) had-
den een vergelijkbare opzet:
straalsgewijs geplaatste vleugels
die elkaar ontmoeten in een cen-
trale hal, van waaruit toezicht ge-
houden werd.
Het Wolvenplein had twee man-
nenvleugels en een vrouwenvleu-
gel, waarin totaal 117 mannen en
De gevangenis gezien van-
af de Wittevrouwensingel
in 1943. Naar K. Braak
Foto: Het Utrechts Archief
%
iglng Oud'Utrecht
juni 2002
-ocr page 72-
0\Vv\ft\v« TO.«\»<1 U(««vli SVo\««\VlHlV(\ tt«l\ ^nöï« ft«U.»<N)#
men nog al eens buitenlanders
voor, zoals de Amerikaanse zee-
man John Farnham uit New York
en de Zwitserse schoorsteenveger
Pieter Paintoni, beiden opgesloten
vanwege een vechtpartij. De jong-
ste mannelijke gedetineerde was
de 10-jarige Anthonie van der Sluis
met een maand eenzame opslui-
ting vanwege diefstal. In de winter
gebeurde het nogal eens dat her-
ders de gevangenis bevolkten. Ve-
len van hen hadden in de winter-
maanden geen werk en werden
opgepakt wegens landloperij. En
wellicht dat sommigen de warme
cel en het regelmatige eten prefe-
reerden boven een dakloos be-
staan.
Een klassieke zeurpiet
Bewaking, voeding en controle
van de gevangenen gebeurde
door het gevangenispersoneel.
Dat was verplicht op het terrein te
wonen. De directeur mocht bo-
vendien zonder toestemming van
het gevangenisbestuur noch het
terrein noch de stad verlaten. Een
streng huishoudelijk reglement
gold dan ook zowel de gevange-
nen als het personeel. Met name
de functie van directeur van het
gesticht was zwaar. Vanaf 1866
deed directeur De Rooze in jaar-
verslagen uitgebreid kond van al
zijn frustraties.
De directeur was verantwoordelijk
voor het welzijn van de gedeti-
neerden - zo diende hij elke gevan-
gene regelmatig te bezoeken en
indringend te spreken - hij moest
het reilen en zeilen van personeel
goed in de gaten houden, hij dien-
de elke nacht de gevangenis te in-
specteren en al dergelijke zaken,
maar zijn grootste zorg - zo leek
het wel - was de inspecteur der ge-
vangenissen. Deze bracht met re-
gelmaat bezoek aan gevangenis-
derne waterclosets raakten bij
voortduring verstopt. Toen dit niet
te verhelpen bleek, werd in i88i de
wc vervangen door de ton.
Zeker zo belangrijk was het pro-
bleem dat gevangenen via de bui-
zen met elkaar konden communi-
ceren. En communicatie tussen
gevangenen onderling was ten
strengste verboden. Om die reden
mochten de gevangenen niet bui-
ten hun cel en droegen bij hun
gang naardeluchtkooi een zwarte
kap over het hoofd, zodat zij ook
dan elkaar niet konden zien. De
wekelijkse godsdienstoefening
vond plaats door de voorganger
vanuit de centrale hal, waarbij de
gevangenen op cel bleven en elke
celdeur op een kier open ging zo-
dat de bewoner de preek kon ho-
ren. In igo3 zou een aparte kerk
gebouwd worden, maar ook hier
moesten de gevangenen plaats
nemen in aparte hokjes van waar-
uit zij de dominee of priester kon-
den zien, maar niet elkaar.
Warmte voor dakloze herders
Op het Wolvenplein kwamen lie-
den die veroordeeld waren tot
eenzame opsluiting bij straffen
tot tenminste een jaar, in i88i uit-
gebreid naar gestraften tot een
maximum van vijfjaar. Het betrof
met name plegers van delicten als
diefstal, vechtpartijen en onzede-
lijk gedrag. Ernstiger misdadigers
werden in andere gestichten in
het land ondergebracht.
In het eerste jaar van de ingebruik-
name was de 58-jarige Kaatje de
Rue de oudste vrouwelijke gevan-
gene. Zij kreeg vier dagen eenza-
me opsluiting vanwege een vecht-
partij. De jongste vrouwelijke ge-
vangene was het 13-jarige dienst-
meisje Berendina Cubus die zes
weken moest zitten vanwege een
diefstal. Onder de mannen kwa-
Mt
ig vrouwen werden onderge-
bracht. De vleugels waren drie ver-
diepingen hoog met gietijzeren
galerijen langs de cellen. Op de
kruising van de vleugels lag de
centrale hal die toezicht bood op
alle cellenvleugels. Op de koppen
van de vleugels lagen de individu-
ele luchtkooien. Aan de stadszijde
waren de administratiegebouwen
en de woningen van het personeel
gesitueerd. Een zware ringmuur
omsloot het hele complex.
De 'luxueuze' voorzieningen op de
cellen waren mogelijk door de bij-
zondere bouwkundige opzet van
het gebouw. Warmwaterketels in
de kelder verwarmden lucht die
kanalen in de binnenmuren naar
elke cel voerden. Op een vergelijk-
bare manier werd water - verza-
meld in drie grote bekkens op het
terrein - via buizen naar de cel ge-
leid en via het toilet op cel weer af-
gevoerd en op de singel geloosd.
Dit moderne systeem zorgde ech-
ter ook voor problemen. Helemaal
perfect werkte het nooit, zodat de
gevangenen altijd wel klaagden
over te koude of juist te warme
cellen. Ook de buizen van de mo-
Wolvenburg met de gevan-
genis op een schets uit 1856
Foto: Het Utrechts Archief
vereniging Oud>Utrecht
juni 2002
-ocr page 73-
atie in Nederland was toen echter
ingrijpend gewijzigd vanwege de
bezetting door Nazi-Duitsland. De
geschiedenis van het Wolvenplein
tijdens de Tweede Wereldoorlog
omvat te veel aspecten om in een
klein artikel als dit recht te doen.
Dat geldt ook voor de decennia na
de oorlog, waarin het principe van
verbetering door isolatie plaats
maakte voor het accent op de re-
socialisatie van gevangenen. Het
moeizame proces van het 'gezellig
samenzijn' tussen gedetineerden
en het personeel leidde op het
Wolvenplein in 1949 al direct tot
de spectaculaire ontsnapping (tij-
dens een kaartavondje) van Ne-
derlands beruchtste inbreker 'Cer-
rit de Stotteraar'. In de jaren zestig
en zeventig kende iedere Utrech-
ter het Wolvenplein als de plaats
waar de overtreders van de We-
genverkeerswet (dronken auto-
mobilisten) werden opgeborgen.
Het verhaal neemt voorlopig een
einde met de verbouwing in 2001
van de gevangenis om een nieuw
justitieel experiment mogelijk te
maken: de strafrechtelijke opvang
van verslaafden. De gevangenis is
sinds 2000 ook een officieel rijks-
monument, want het is de oudste
nog in tact zijnde cellulaire gevan-
genis van Nederland en los van de
boeiende geschiedenis alleen
daarom al een Utrechts gebouw
van betekenis.
Bettina van Santen is werkzaam bij de sector
Monumenten van de gemeente Utrecht en
redactielid van Oud-Utrecht
Overzicht van een van de
vleugels. De kasten wer-
den door gevangenen ge- .
maakt ten behoeve van
andere gevangenissen
Foto: Het Utrechts Archief
Van isolatie naar resocialisatie
De geschiedenis van de gevange-
nis aan het Wolvenplein is exem-
plarisch voor die van vele andere
cellulaire gevangenissen in Neder-
land. Rond 1900 kregen de vrou-
wen een eigen gevangenis aan de
Gansstraat en bevolkten alleen
nog mannen het Wolvenplein. In
1917 volgde eindelijk een versoepe-
lingen van de strenge isolatiere-
gels, mede doordat vanwege de
Eerste Wereldoorlog er zoveel
zwarthandelaren opgesloten za-
ten dat er noodgedwongen meer-
dere gevangenen op een cel opge-
sloten moesten worden.
In 1929 raakte het Wolvenplein
buiten gebruik vanwege een cel-
lenoverschot. Maar toen een pro-
jectontwikkelaar zijn oog liet val-
len op het gebouw, schrok het Mi-
nisterie van Justitie wakker en be-
sloot de gevangenis na een ingrij-
pende modernisering weer in ge-
bruikte nemen.
Deze ingebruikneming vond
plaats op 16 oktober 1940. De situ-
sen in het land en rapporteerde
zijn bevindingen aan de minister
van Justitie. Helaas voor directeur
De Rooze waren zijn rapporten
over het Wolvenplein nogal eens
vernietigend en werd De Rooze op
het matje geroepen.
'Het haar van de gedetineerden
was niet kort genoeg', 'er waren
kleurenprentjes op cel' ('stichtelij-
ke!', repliceerde de Rooze), 'de
stoelen in de administratiegebou-
wen waren niet gelijk gestoffeerd'
(de stof van 1856 is niet meer te
krijgen aldus De Rooze in i88o),
kortom de inspecteur was een
klassieke zeurpiet. In i88o schreef
hij over De Rooze: "blijkbaar is hij
niet meer berekend voor zijne taak
en mist hij de kracht en den tact
om op eene flinke plichtsvervul-
ling van de onder hem gestelde
beambten toe te zien (...) waar-
door ook bij deze ene slapheid
ontstaat". De negatieve rapporten
leidden er in 1883 toe dat De Rooze
- wellicht tot zijn opluchting - met
pensioen werd gestuurd.
73
Literatuur
H. Franke, Twee eeuwen gevangen. Misdaad
en straf in Nederland
(Utrecht 1990)
Bettina van Santen, De gevangenis aan het
Wolvenplein.
Stichting (Utrecht, De
Plantage, 2001)
%
vereniging Oud*Utrecht
juni 2002
-ocr page 74-
Hoveniersboerderij trotseert de tijd
Over de dreigende sloop van een bijzonder Utrechts pand
Dankzij het stugge verzet van één familie tegen stads- en projectontwikkelaars is
tussen de havens en de Jaarbeurs in het westen van de stad Utrecht één boerderij
bewaard gebleven. Aan het interieur is 75 jaar lang nauwelijks iets veranderd. In
herinrichtingsplannen voor het gebied is voor het pand aan de Van Zijstweg geen
plaats. Een pleidooi om een uniek stukje Utrechtse bebouwing overeind te houden.
de teloorgang van de industrie
worden voor dit gebied nieuwe
plannen ontwikkeld; woning-
bouw aan de voormalige havens
en op het industrieterrein, exten-
sie van de Jaarbeurs, verbetering
van de verkeerscirculatie rond de
Jaarbeurs en een traject voor de
HOV-busbaan naar LeidscheRijn.
Toega ng geweigerd
Tot nog toe bleef de boerderij ge-
spaard, mede dankzij de stugge
bewoners. In 1927 gaf de juist
onteigende tuinder, De Groot,
opdracht tot verbouwing. In de
nieuwe Indeling Is de voormalige
functie nog te zien. Twee opka-
mers met bedsteden, een grote
kelder en een grote zolder vor-
men de voorkant van het huis of-
wel het voormalige woongedeel-
te van de boerderij. Achterin zijn
in de voormalige stal twee ka-
mers gebouwd op de begane
grond en twee op de verdieping.
In het portaal is een nieuw trap-
penhuis aangebracht. In de keu-
ken bevindt zich een schouw die
waarschijnlijk stamt uit de voor-
ganger van deze boerderij of een
oudere boerderij in de buurt.
Martine Bakker
Vroeger was alles beter. Toen
kweekten de hoveniers de groente
en het fruit nog In tuinderijen aan
de rand van de stad en ze trokken
met hun waar op karren door de
wijken. Er was vroeg in de ochtend
een markt bij de Jacobikerk met ie-
dere dag lokale, verse producten.
Echter: industrie en woningbouw
namen langzaam bezit van de
weinig lucratieve, kleinschalige
boomgaarden en tuinen. Vers was
niet langer gerelateerd aan af-
stand. Grootschaligheid en mono-
productie vlakten de eeuwenoude
hovenierstraditie uit.
Vanwege de bodemgesteldheid
bevond het meeste hoveniersland
van Utrecht zich aan de oostkant
van de stad. Aan het begin van de
2oe eeuw kreeg dit land een nieu-
we bestemming voor de woning-
bouw. In het westen van de stad
lagen de hovenierstuinen en
boomgaarden tussen het Merwe-
dekanaal en de Kruisvaart bij het
spoor. Dit gebied werd gereser-
veerd voor industrie en in 1927
startte de aanleg van havens, spo-
ren en veilinghallen. Al eerder wa-
ren ook hier enkele woningen ge-
bouwd, zo ontstond Dichterswijk.
Met de hoveniersgronden ver-
dwenen niet alle bijbehorende
boerderijen. Vooral in het oosten
van de stad zijn er verscheidene
bewaard en inmiddels be-
schermd. Ook in het westen Is een
boerderij bewaard gebleven. Deze
bevindt zich aan de Van Zijstweg,
tussen de Jaarbeurs en de havens.
Het bouwjaar is circa 1875. Vanaf
de vestiging van de Jaarbeurs en
74
vereniging Oud Utrecht jfijl
juni 2002
-ocr page 75-
Aan de Van Zijstweg, vroeger het
Kleine Lijnpad genaamd, staat al
eeuwen bebouwing. De weg komt
al vroeg voor op kaarten van
Utrecht. De boerderij werd tot het
einde van de vorige eeuw be-
woond door leden van de familie
De Groot. De laatste bewoner was
dochter Mien. Op het erf stond
lange tijd een rijtje kleine wonin-
gen pal tegen de Bernhardhal, die
later dienst deden als opslagruim-
te. De familie De Groot was niet
benaderbaar voor deals om te ver-
huizen ten gunste van de Jaar-
beurs. Bovendien weigerden ze
medewerkers van de monumen-
tendienst de toegang. De waarde
van het pand bleef daardoor lang
onbekend. Bestemmingsplannen
voor het gebied gingen daarom
niet uit van behoud van de boer-
derij. Toen Mien overleed, leek de
weg vrij voor sloop. Het leegko-
men van de boerderij maakte dui-
delijk dat dankzij de inertie van de
familie een interieur met histori-
sche waarde bewaard was geble-
ven. Sinds 1927 lijkt er in de wo-
ning nagenoeg niets veranderd.
Stadstimmerlieden en
scharrelaars
Weinig gebieden in Utrecht veran-
derden gedurende de afgelopen
eeuw grondiger dan de omgeving
van het Kleine Lijnpad. Alleen al de
aanleg van het Merwedekanaal in
1882 betekende een enorme ge-
daanteverwisseling. In 1927 wer-
De boerderij aan de Van
Zijstweg
Foto: Het Utrechts Archief-
den de havens aangelegd, de Vee-
markthaven
bij de Veemarkthal en
de Veilinghaven bij de groente- en
fruitveilinghal, die vanaf 1941 de-
finitief de functie overnam van de
markt bij de Jacobikerk. De vee-
markt verhuisde eind jaren zestig
naar het huidige terrein aan de
Kardinaal de Jongweg om plaats
te maken voor de Jaarbeurs.
Karaktervolle bouwkundige en
industriële elementen kenmerk-
ten het gebied: de Hojelkazerne
en Jaarbeursgebouwen aan de
Graad van Roggeweg en Croese-
laan, kleine bedrijfjes aan de
Groenendaalstraat, de stadstim-
merwerf aan de Jekerstraat, de
veilinghal in de Bolksbeekstraat,
het depot van grof afval aan de
Van Zijstweg en de daarbij beho-
rende gebouwtjes van scharre-
laars. Hoewel het spoor niet
meer in gebruik was, bleef de
hefbrug tussen de twee havens
lange tijd bestaan. Aan de kop
van de Jekerstraat torenden de
zuigers en kraan van het daar ge-
vestigde zand- en grintbedrijf
hoog boven alles uit.
Trappenhuis, keuken en
kamer met bedsteden
Foto's: Het Utrechts Archief
%
Oud'Utrecht
vereniging
juni 2002
-ocr page 76-
zouden unieke kansen tot een
goede oplossing worden ver-
speeld. Desondanks zijn inmid-
dels de kenmerkende objecten uit
het gebied verwijderd en is de
Veemarkthaven compleet ge-
dempt. In de nieuwe steden-
bouwkundige plannen komt de
boerderij niet voor. De zandzui-
gers worden gereconstrueerd
voor kunstzinnige doeleinden op
de kade tegenover het voormali-
ge bedrijf. De Veilinghaven wordt
een anachronisme. In de tekenin-
gen heerst een sfeer van zeilsche-
pen, zilvervloot en scheurbuik.
Historie creëren in plaats
van bewaren?
In dit gebied vol roerige stads-
ontwikkeling staat dus nog altijd
de boerderij van familie De
Groot, compleet met hoogstam
perenbomen. Hoewel de bebou-
wing op het erf is gesloopt, trot-
seert het hoofdhuis fier de tijd.
Dit wordt benadrukt door het
modern rode fietspad, dat van de
weg af om het pand heen slin-
gert: de krachten van het huis
deden het pad buigen!
Natuurlijk was het vroeger even
roerig als nu - niet slechter, niet
beter. Het heden en de toekomst
hebben echter geen baat bij uit-
vlakking van een verleden. In de
hoveniersboerderij aan de Van
Zijstweg is alles geconserveerd.
Niet alleen de tegels van de oude
schouw, de bedsteden en het art
deco
houtwerk van de trap, maar
ook de geschiedenis van dit ge-
bied. Zijn de betrokken partijen zo
rigide en zelfgenoegzaam dat ze
wel een historische haven kunnen
aanleggen, maar geen historisch
pand kunnen behouden?
Martine Bakker is architectuurhistoricus,
tekstschrijver en redacteur van Post Planjer
Anno 2002 is hiervan nagenoeg
niets over. De Veemarkthaven
werd gedempt, Het grootste deel
van de veilinghaven had al eerder
plaats gemaakt voor de timmer-
werf. Het afvaldepot verhuisde en
de hefbrug verdween evenals de
zandzuigers en kraan, hoewel
deze laatste als industrieel erf-
goed was opgenomen in het Mo-
numenten Inventarisatie Project.
Van de fruitveiling rest alleen het
entreegebouw. Over het Merwe-
dekanaal werd in 1998 een nieuwe
brug gelegd. De bebouwing op het
erf van de boerderij werd toen ge-
sloopt, om de straat recht te kun-
nen trekken. Tot die tijd had de
Van Zijstweg met een bocht langs
het water gelopen, op de plaats
van het huidige fietspad.
Bruut getrokken grens
De bebouwing aan de Groenen-
daalstraat wordt binnenkort ge-
sloopt. Het hele terrein rond de Je-
kerstraat en de Heycopstraat
wordt woongebied. De plannen
van het gebied rond de Heycop-
straat zijn gemaakt door Culikers
Architecten
in opdracht van Bouw-
fonds Fortis. Deze noemt het ge-
bied, een ontwikkelaar eigen.
Parkhaven. Voor het andere deel
van het terrein tekent het Vlaam-
se bureau 41/l/C (Bob van Reeth).
Reeds in de jaren tachtig was er
sprake van woonbebouwing. Het
bewonerscomité van Dichters-
wijk ontwikkelde in 1984 zelf een
plan samen met het architecten-
bureau De Kleine Stad. Zij ageer-
den daarmee tegen de claim die
de Jaarbeurs legde op het gebied
rond de havens. Veel huizen had-
den al moeten wijken voor
grootschalige bebouwing en er
was op brute wijze een grens ge-
trokken tussen de woonwijk en
deze grootschalige bebouwing,
die feitelijk een voortzetting is
van HoogCatharijne.
De Kleine Stad stelde vast dat de
grens met de Jaarbeurs verzacht
werd door de bestaande, versprin-
gende havens en hallen. Als vier
belangrijke elementen van deze
grens noemt het plan: 'de havens
als natuurlijke grens en kwaliteit
voor het wonen, de Van Zijstweg
als duidelijke woonstraat die op
de havens aansluit, de terugsprin-
gende Irenehal op de kop van de
Veemarkthaven, visueel losgehou-
den van de Bernhardhal, en het
vrijstaande huis op de kop van de
Bernhardhal'.
Volgens De Kleine Stad zijn deze
vier elementen samen wezenlijk
voor een goede overgang van
jaarbeurs- naar woonactiviteit.
Met elke demping van havens
Luchtfoto van KLMAero-
carto uit 195i met links
aan het Merwedekanaal
de Bernardhal van de
Jaarbeurs. Daaronder de
Van Zijstweg en de boer-
derij langs de ingang van
de Veilinghaven. Rechts
daarvan is de hefbrug over
het spoor te zien.
Foto: Het Utrechts Archief
vereniging Oud«Utrecht
juni 2002
-ocr page 77-
Literatuursignalement
Leny Jurritsma, Het Utrechts Archief
Utrecht actief waren. Ook waren zij
verbonden als leraar aan de Vrije Aca-
demie Artibus te Utrecht.
Gepokt en gemazeld: gids voor histo-
risch onderzoek naar ziekte en gezond-
heid in de provincie Utrecht I
Piet 't
Hart, Gerard Pouw en Ronald Rommes.
Utrecht: Het Utrechts Archief i.s.m. de
Stichting Stichtse Geschiedenis, 2002
(Trajecten door Utrecht 6); 64 p.; ISBN
90-76366-09-8
Bevat o.m. een overzicht van de belang-
rijkste medische theorieën in de loop
der tijd, verschillende ziekten en hun
oorzaken, beroepsbeoefenaren op het
terrein van de gezondheidszorg en in-
formatie over gasthuizen en ziekenhui-
zen. Met onderzoekstips en suggesties
voor mogelijke onderzoeksthema's.
Muurreclames in Utrecht I Gemeente
Utrecht Werkgroep Directe Voorzie-
ningen. Utrecht: Gemeente Utrecht,
2002.; 48 p.
In deze brochure staan bewaarde
muurreclames van winkels en bedrij-
ven in de stad met tekst en foto opge-
nomen. Bevat bovendien een platte-
grond met een wandelroute langs de
oude reclames in de binnenstad en een
plattegrond voor een fietsroute langs
de muurreclames In de buitenwijken.
Op zoek naar de verleden medemens:
bespiegelingen over archeologische en
bouwhistorische vondsten uit Utrecht
I
Tjeerd Pot. Utrecht: Matrijs, 2001 ;
64 p.; ISBN 90-5345-203-6
Bloemlezing van artikelen van stads-
archeoloog Tjeerd Pot van de afgelo-
pen twintig jaar waarin hij verschillen- ^^
de archeologische en bouwhistorische
vondsten belicht.
liere verzameling en de collectie van
het Gemeentearchief Zeist. Nadruk
ligt op de jaren vijftig en zestig, de
tijd waarin het gezicht van Zeist dras-
tisch veranderde.
Het verhaal van mijn ouders: kleurrijke
geschiedenissen van allochtone Amers-
foorters opgetekend door hun kinderen
I
[samenst. Samira Karimi en Fauouzzia
Zaghdoud ; eindred. Connie de Neef en
Joyce de la Croix]. [Amersfoort]: Ge-
meente Amersfoort, 2001.; 47 p.; ISBN
90-806776-1-2
Boekje is uitgegeven in het kader van
de campagne 'Amersfoort, kleurrijke
stad' en voortgekomen uit de schrijfop-
dracht 'Portretteer je ouders'. Jonge
Amersfoortse allochtonen interview-
den hun (groot)ouders over het verle-
den waarin de immigratie naar Neder-
land centraal staat. De verhalen zijn ge-
bundeld in dit boekje.
Rechten in Utrecht.- de academische stu-
die in verleden, heden en toekomst I
on-
der red. van W.M.J. Bekkers, R.H. Ko-
ning en N.J. Vette. Deventer: Kluwer,
2002 (Recht te Utrecht dl. 4) ; 47 p. ;
ISBN 90-268-3932-4
Bundel met bijdragen over de geschie-
denis van de rechtenfaculteit, de invul-
ling van de rechtenstudie in het verle-
den, het heden en de toekomst, het
Willem Pompe Instituut, het Molen-
graaff Instituut en de gevolgen van de
Bachelor-Masterstructuur.
Het vergeten hoofdstuk: over leven en
werk van Henk Bellaard, Mar Diemèl en
Harmen Post I
Josien de Jonge, Inemie
Gerards en Hanneke Matthijsen ; onder
red. van Dick Adelaar e.a. Vlanen: Opti-
ma, 2002 (Nobelreeks 6); Gelijktijdig uit-
gegeven bij de tentoonstelling van het
Genootschap Kunstliefde te Utrecht ;
154 p.; ISBN 90-76940-07-X
Studie over leven en werk van de kun-
stenaars Bellaard, Diemèl en Post, die
in het midden van de 20e eeuw in
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij:
Mijne waarde vrindin : een Cents jour-
naal (1790-1791) I
door Clara Cornelia
van Eijck ; ingeleid en van commentaar
voorzien door Joost Rosendaal. Hilver-
sum: Verloren, 2000 ; 234 p.(Egodocu-
menten; deel 22); ISBN 90-6550-175-4
Uitgave van het dagboek van de
Utrechtse regentenvrouw Clara Corne-
lia van Eijck waarin zij in 1790-1791 haar
belevenissen beschrijft tijdens haar ge-
dwongen verblijf in Vlaanderen. In de
inleiding worden de achtergronden van
de patriottenbeweging, de ballingschap
en de Brabantse revolutie beschreven.
Een buurt in beweging .- talen en cultu-
ren in het Utrechtse Lombok en Trans-
vaal I
onder red. van Hans Bennis e.a.
Amsterdam: Aksant, 2002 ; 373 p.; ISBN
90-5260015-5
Boek bevat essays gebaseerd op vier
jaar onderzoek in de multi-etnische
wijk Lombok door de onderzoeksgroep
Talen en Culturen in het Utrechtse
Lombok en Transvaal. Centraal staat de
vraag welke aspecten allochtonen en
autochtonen van elkaar overnemen en
welke juist niet.
Een Bunschoter VOC-chirurgijn I 'Dage-
lijkse aantekeningen' Van de reis naar
Oost-lndië in 1654 door Cijsbert Heeck
(1619-1669); ingel. en bew. door O. Dek-
kers. Bunschoten: Historische Vereni-
ging 'Bunscote', 2001; 142 p.; ISBN 90-
70708-14-0
Gijsbert Heeck werd in 1619 in Bunscho-
ten geboren. Hij maakte in dienst van
de VOC reizen naar Oost-lndië als
scheepschirurgijn. Bewerking van het
dagboek dat Van Heeck van zijn derde
reis in 1654 heeft bijgehouden.
focus op Zeist I L Visser. Zaltbommel:
Europese Bibliotheek, 2001. ; 84 p. ;
ISBN 90-288-3568-7
Fotoboek met foto's van Zeist uit
de periode 1930 tot 1970 uit particu-
vereniging Oud>Utrecht
juni 2002
-ocr page 78-
Eigenzinnige bewoners en gebrek aan ruimte
Bespreking van studie over stadsontwikkeling in Utrecht 1970 - 2000
Woekeren met ruimte, rekening houden met actie- en buurtcomités, proberen
historische monumenten te behouden: stedenbouwkundige vernieuwing is geen
sinecure. Kees Visser beschrijft in zijn boek de laatste dertig jaar van stadsontwik-
keling in Utrecht. Hans Buiter vindt dat hij Utrecht te veel als eiland behandelt en
weinig oog heeft voor de regio, het rijksbeleid en ruimtelijke ontwikkelingen.
Dertig jaar
stadsoBtwikkeliag
'Je moet de stad niet aan een stel
halzen over laten. Stedenbouw en
architectuur moetje niet aan be-
woners en ook niet aan de politiek
overlaten. Je hebt een stel geïnspi-
reerde mensen nodig en daar
moet je geld voor uittrekken.'
(Aart Oosting)
'Bouwen voor de buurt is een do-
delijk mislukt experiment. Daar is
veel idealisme van een hele gene-
ratie architecten op gesneuveld.
Architecten mochten niet tekenen,
zij moesten altijd maar praten.'
(Ubbo Hylkema)
Twee citaten uit het enl<ele
maanden geleden verschenen
Zo'n onbeschrijfelijke stad. Dertig
jaar stadsontwikkeling in Utrecht,
igjo - 2000.
Bouwkundig Ingeni-
eur Kees Visser pakt daarin de
draad op waar Rein Blijstra in zijn
2oooyflarütrec/7t deze dertig jaar
geleden liet liggen. Blijstra had
voor 2000 jaar stadsontwikkeling
428 bladzijden nodig, Visser
'doet' dertig jaar in 278 pagina's.
Dertig of 2000 jaar: het verschil
in reikwijdte is evident. Blijstra's
boek rangschikte zijn onderwer-
pen chronologisch. Visser doet
een poging tot chronologisch-
thematische ordening waarbij hij
'herbezinning' (1970-1980), 'uit-
breiding' (1970-1983), 'herstel'
(1972-1993), 'vernieuwing' (1982-
2000) en 'ontwikkeling' onder-
scheidt.
De auteur maakt duidelijk dat in
1970 stedenbouwkundig gezien
Hans Buiter
een nieuwe periode begint. De
bouw van grootschalige uitbrei-
dingswijken als Kanaleneiland en
Overvecht is praktisch afgeslo-
ten, terwijl het stoutmoedige vi-
sioen van de ontwerpers van
Hoog Catharijne zich materiali-
seerde. Visser constateert dat be-
gin jaren zeventig een herbezin-
ning op gang kwam. De gemeen-
te liet geleidelijk het streven naar
singeldemping en verkeersdoor-
braken los en realiseerde in de
vorm van Lunetten een uitbrei-
dingwijk die belangrijk afweek
van de door industriële bouwwij-
ze gekenmerkte Kanaleneiland
en Overvecht: laagbouw, bakste-
nen afwerking en grachtjes be-
paalden er het patroon. De
idealen van de modernistische
stedenbouw werden verruild
voor wat nu inmiddels de 'nieu-
we truttigheid' is gaan heten.
Kenmerkender dan het bouwen
van nieuwe wijken - Utrecht was
inmiddels praktisch tot aan het
grenzen volgebouwd - was ech-
ter het verbeteren van de be-
staande woningvoorraad. Meer
dan bij het ontwerpen van de
nieuwbouwprojecten hadden
ontwerpers en bouwers hierbij
voortdurend te maken met de ge-
bruikers van hun producten en
78
Renovatie en nieuwbouw
in de Tuinstraat. De
gemeente wilde de kleine
huisjes slopen, de
bewoners kwamen met
succes in verzet
Foto uit besproken boek
vereniging Oud>Utrecht
jur)i 2002
-ocr page 79-
diensten: de bewoners. Voor ste-
denbouwkundigen en architec-
ten was dit wennen, zoveel wordt
wel duidelijk uit Zo'n onbeschrij-
felijke stad.
Bouwen voor de buurt
Eén van de eerste stadsvernieu-
wingsprojecten vond plaats in de
Sterrenwijk, een Utrechtse volks-
buurt met huizen die in 1920 oor-
spronkelijk gebouwd waren als
noodwoningen. Bewoners dron-
gen er in het begin van de jaren
zeventig bij de gemeente op aan
de buurt op te knappen. Dat lag
politiek moeilijk zolang plannen
om een invalsweg dwars door de
wijk aan te leggen nog niet van
tafel waren. In 1973 vernam wet-
houder Theo Harteveld van mi-
nister van Volkshuisvesting Hans
Gruyters dat het rijk forse subsi-
dies beschikbaar stelde voor re-
novatie van zulke wijken. Voor-
waarde was wel dat er binnen
een maand een plan opgesteld
werd. De gemeente ging hier op
in en zette een uitgebreid reno-
vatieproject voor de wijk op.
'Bouwen voor de buurt' werd het
uitgangspunt met als doel wo-
ningen meteen lage huur te bou-
wen voor de zittende bewoners,
die door middel van inspraak in-
vloed konden uitoefenen op het
bouwproces. Mogelijkheden om
de bewoners te herhuisvesten
bepaalden de fasering van de
sloop en de ruimte voor de
nieuwbouw. Het bestaande stra-
tenpatroon werd onder invloed
hiervan gehandhaafd en er werd
louter laagbouw opgetrokken.
Volgens Visser zette dit plan de
toon voor de projecten hierna in
de stad toegepast. 'Bouwen voor
de buurt' was het motto en ge-
stechel over de hoogte van de
huurprijs was een telkens terug-
Woekeren met ruimte
Behalve met bewoners worstel-
den stedenbouwkundigen en ar-
chitecten ook permanent met
een tekort aan ruimte. Na Lunet-
ten kon de stad slechts beschik-
ken over kleine stroken grond
aan de stadsranden als Over-
vecht-Noord en Voordorp om
nieuwe woonwijken op te trek-
ken. Daarnaast ontstond ruimte
met het vertrek van het Acade-
misch Ziekenhuis, het Antonius
Ziekenhuis, grote delen van de
universiteit, talrijke fabrieken en
andere instellingen uit de stad of
naar de stadsranden. Soms sneu-
velde de bestaande bebouwing
om plaats te maken voor wonin-
gen of kantoren, soms werd ze
hergebruikt. Woningbouw in een
deel van het Van Boekhoven-
Bosch
complex aan de Breed-
straat was een vroeg (1975) voor-
beeld van dergelijk hergebruik
van bestaande bebouwing. Het
Veeartsenijterrein aan de Bilt-
straat, het Antoniusdorp en de-
len van het AZU-complex zijn an-
dere zeer succesvolle projecten.
In de voormalige Veevoederfa-
briek Hooghiemstra werd een be-
drijfsverzamelgebouw voor star-
tende ondernemers opgezet.
Meer nog dan menig nieuw-
bouwproject vormen deze herge-
bruikte gebouwen zeer karakte-
kerend fenomeen. Niet lang na
de Sterrenwijk volgde renovatie
van de Riemstaat en omgeving -
door de bewoners zelf veelbete-
kenend het Verdomhoekje ge-
noemd. De bewoners zelfstelden
in samenwerking met een aantal
Rotterdamse architectuurstuden-
ten het renovatieplan op. De ont-
worpen huizen werden met de
rug naar de Vleutenseweg ge-
bouwd ondanks de bezwaren van
de schoonheidscommissie. Sloop
of renovatie van de bestaande
bebouwing was een kwestie die
de gemoederen soms hoog deed
oplopen. In geval van de Tuin-
straat of de Oosterstraat leidde
strijd tussen bouwers en bewo-
ners ertoe dat achter oude gevels
nieuwe woningen werden opge-
trokken. De hoogte van de be-
bouwing in de stadsvernieu-
wingswijken bleef beperkt, an-
ders dan in de in de jaren vijftig
en zestig gebouwde wijken. Ver-
scheidene in het boek geciteerde
deskundigen klagen over het ge-
ringe 'stedelijke' karakter van
deze renovatieprojecten. Visser
sluit zich bij de kritiek aan en con-
stateert tevreden dat er in
Utrecht de laatste tien jaar spra-
ke is van een herwaardering van
architectuur en stedenbouw en
van de autonomie van de steden-
bouwer en architect.
De nieuwe wijk Voordorp
omsloten door spoorlijnen
endeA27
Foto uit besproken boek
79
vereniging Oud-Utrecht
juni 2002
-ocr page 80-
ristieke elementen in de be-
staande bebouwde omgeving.
De scliaal van de (voorlopig?) al-
lerlaatste uitbreidingswijk Leid-
sche Rijn met zijn 30.000 wonin-
gen is een totaal andere dan van
deze projecten. Visser - zelf be-
trokken bij de totstandkoming
van deze laatste wijk - doet be-
knopt de ontstaansgeschiedenis
van het stadsdeel uit de doeken
waarbij hij zeer diplomatiek de
ruzies tussen Utrecht, Vleuten-De
Meern en de provincie behandelt.
Nog duidelijker dan Leidsche Rijn
tonen de projecten in Utrechts
stadshart hoe betwist ingrepen
in stedelijke ruimte kunnen zijn.
Ook op basis van Vissers beknop-
te en ingehouden presentatie
van de plannenmakerij rond het
Utrechtse stationsgebied zoals
die zich sinds 1986 ontvouwde,
kan de lezer niet anders dan con-
cluderen dat deze lijdensweg
een aaneenschakeling van ge-
miste kansen is. De aangehaalde
woorden van architectuurhisto-
ricus Rob Dettingmeijer ('Ik snap
niet hoe een stad die zo'n groot
infrastructureel knooppunt zou
kunnen zijn, er eigenlijk hele-
maal niets mee doet') spreken
boekdelen.
Vissers schets van het beetje bij
beetje schrappen van Schaech-
terles tangentenstelsel in de
jaren zeventig zonder dat er een
nieuw verkeers- en vervoerbeleid
voor in de plaats kwam, is over-
tuigend. Het waarom van de
moeizame geschiedenis van
sneltram en busbanen wordt
echter niet helemaal duidelijk,
wat ook komt door de behande-
ling ervan op twee verschillende
plaatsen in het boek.
Vlakke tekst, sappige citaten
Vissers presentatie is ingehou-
den. Zijn perspectief is die van
een beleidsmaker die de ontwik-
kelingen op een rijtje zet. Het
proza van het boek doet vermoe-
den dat hij eerder de auteur van
menig ambtelijk rapport was.
Net als zulke rapporten dekt ook
Vissers tekst de exacte gang van
zaken vaak toe, zodat we niet ho-
ren wie er nu over wat beslist.
Wie Vissers boek met dat van
zijn voorganger vergelijkt, ziet
hoeveel kleurrijker Blijstra's be-
handeling is.
In dit kader is het een zeer geluk-
kige keuze om het boek rijkelijk
te voorzien van interviewfrag-
menten waarin betrokkenen hun
zienswijze geven op de recente
stadsontwikkeling. Waar de lo-
pende tekst wat vlak is, bieden
de toelichtende verhalen van ar-
chitecten, stedenbouwkundigen,
bestuurders, projectontwikke-
laars en bewoners een boeiend
caleidoscopisch beeld van
Utrechts ontwikkeling geduren-
de de afgelopen dertig jaar. Fas-
cinerend is het om te lezen hoe
verschillend direct betrokkenen
bepaalde zaken soms beleefden.
Overigens maken de fragmenten
ook duidelijk hoe feilbaar het
menselijk geheugen is, getuige
Wim van Willigenburg die de
Utrechtse activiteiten van Feuch-
tinger en Kuiper in de jaren ze-
ventig plaatst. Ook de vele foto's
van verdwenen en gerealiseerde
stadsgezichten zijn een welkome
concretisering van de geschetste
ontwikkelingen en projecten.
Utrecht als eiland
Vissers Utrecht is meer een op
zichzelf staand verschijnsel dan
de stad voor Blijstra was. Waar
Blijstra in geval van bijvoorbeeld
de spoorwegperikelen rond igio
en de grenswijziging van 1954 de
nationale context behandelde of
een vergelijking met andere ste-
den maakte om ontwikkelingen
te duiden, beperkt Visser zich
meestal tot de stedelijke ontwik-
kelingen zonder meer. Af en toe
steken wel buiten-Utrechtse fac-
toren de kop op, een minister die
iets doet, een buurgemeente die
meewerkt of juist dwars ligt of
een verschenen nota, maar de
auteur duidt de context van der-
gelijke zaken meestal niet. Zo
krijgt de lezer ondanks aange-
haalde nota's of bestuurders
geen inzicht in de plaats en func-
tie van Utrecht in de na 1970
sterk verstedelijkte regio. Ook
werkt Visser de nauwe samen-
hang tussen het stedelijke en het
rijksbeleid niet uit en besteedt
hij weinig aandacht aan de ster-
ke afhankelijkheid van het stads-
bestuur van Haagse beslissin-
gen. En hij legt geen relatie tus-
sen ruimtelijke ontwikkelingen
als het wegtrekken van instellin-
gen uit de stad en het mobi-
liteitsinfarct. Zo wordt de lezer
onthouden dat de rond 1970 op
het toneel verschijnende snel-
tram ook in de andere grote
steden in dezelfde periode op-
geld deed en uitvloeisel was van
een beleidswijziging van het
ministerie van Verkeer en Water-
staat. In de paragraaf 'de Rand-
stad, de stad' in het laatste
hoofdstuk krijgt de lezer in enige
mate zicht op het stedelijke net-
werk waarvan de Domstad deel
uitmaakt, maar al snel wordt ook
in deze paragraaf de blik weer op
Utrechtse nota's gericht.
De notie van Utrecht als eiland
overtuigt niet in een periode dat
de stad steeds hechter onderdeel
is van één verstedelijkt gebied
met buurgemeenten als Nieuwe-
gein, IJsselstein en Houten - al
suggereren bestaande gemeen-
tegrenzen misschien anders. Het
overtuigt ook niet, omdat de
speelruimte van het stadsbe-
stuur in sterke mate bepaald
wordt door de koers van de ho-
gere bestuurslagen waarbij Den
Haag ondanks alle decentralise-
ringstendensen nog steeds de
marsroute bepaalt.
Vissers boek als kroniek van in de
stad Utrecht uitgevoerde steden-
bouwkundige projecten in de af-
gelopen dertig jaar is deson-
danks als blader- en naslagboek
zonder meer een aanwinst voor
de Utrecht-bibliotheek.
Hans Buiter is liistoricus
Kees Visser, Zo'n onbeschrijfelijke stad.
Dertig jaar stadsontwikkeling in Utrecht,
1970-2000.
Utrecht: Uitgeverij Matrijs, 2002;
287 blz., € 29,95; ISBN 90 5345 1978,
8o
vereniging Oud>Utrecht
juni 2002
-ocr page 81-
en 9 juli van 14.15 tot 16 uur of woens-
dag 19 en 26 juni, 3 en 10 juli van 19.15
tot 21 uur.
-  Op 26 juli start de zesdelige serie Ker-
ken Kijken
in Utrecht. De eerste wan-
deling vindt plaats in de Domkerk en
heeft als thema de begraafcultuur.
Memorietafels worden belicht in de
tweede wandeling door de Pieters- en
Janskerk op 2 augustus. Beide wande-
lingen duren van van 14.15 tot 16 uur.
Meer informatie over de overige kerk-
bezichtigingen vindt u in het volgende
nummer.
-  De zondagse wandelingen hebben als
thema vrouwen door de eeuwen heen
(16 juni), het Museumkwartier ( 7 juli)
en Springweg en het nieuwe Recht-
bankkwartier (28 juli).
-  Rondleidingen door de Buurkerk vin-
den plaats op 29 juni en 3 augustus
van 10.15 tot 11.45 uur.
Losse wandelingen kosten € 14,- / voor U-
Pashouders € n,-; de serie Buurt en Kerk
€ 50,-, resp. € 42,-; de serie Kerken Kijken
€ 75,-, resp. € 63,-. De Buurkerk-rondlei-
ding kost € 8,-. Opgeven bij Levend Verle-
den / LIewellyn Bogaers (030) 27
75 705.
Daar is ook een folder aan te vragen met
het volledige programma voor zomer en
najaar 2002. Voor de Buurkerk-excursie
moet u zich aanmelden bij (030) 23127 8g.
Agenda
Ledenvergadering
De voorjaarsledenvergadering vindt
plaats op donderdag 5 juni 19.30 uur in
het Utrechtse stadhuis. Zie voor de agen-
da en de stukken het vorige nummer.
Historisch café
Op vrijdag 14 juni spreekt Theo van
Soest, bestuurslid van het Utrechts Klok-
kenluiders Gilde, over de huidige en toe-
komstige activiteiten van het gilde.
Plaats: 't Weeshuis, Domplein i6, Utrecht
vanaf 17.00 uur (gratis entree).
Excursie Jacobikerk
Op maandag 17 juni organiseert de acti-
viteitencommissie een torenbeklim-
ming en rondleiding in de Jacobikerk.
Deze middeleeuwse parochiekerk is in
de 12e eeuw gesticht in een wijkje langs
de rivier de Vecht. De huidige gotische
kerk is in de 14e en 15e eeuw herhaalde
malen verbouwd en werd zwaar be-
schadigd tijdens het beleg van Vreden-
burg in 1576 - 1577. Bezienswaardighe-
den in de kerk zijn onder meer het
prachtige koperen koorhek uit de 16e
eeuw, de kleurrijke gewelfschotels en
het kamertje of kluis waarin vanaf 1492
een vrome kluizenares leefde. De ex-
cursie begint met de beklimming van
de Jacobitoren onder leiding van Adrie
Onnelink van het Utrechts Klokkenlui-
ders Gilde. Daarna verzorgt Biem Liep
een rondleiding in de kerk.
Plaats: Jacobikerk, Sint Jacobsstraat,
14.00 tot i6.oo uur. Kosten: € 4,- voor le-
den en € 6,- voor niet-leden. Opgave bij
Hubert Luijsterburg (030) 24416 49.
Singelexcursies
Voor belangstellenden die mee (willen)
doen aan de wedstrijd Beleef het plant-
soen!
(zie pagina 65) vinden wandelin-
gen plaats op 16 juni, 14 juli en 11 augus-
tus van 10.00 tot 11.30 uur. De vertrek-
plaats wordt nader bekendgemaakt.
Deelname uitsluitend na telefonische op-
gave bijJ. Vroemen (030) 266 2g 14.
Wandelingen Middeleeuws Utrecht
In de zomermaanden organiseert Levend
Verleden
een groot aantal wandelingen
door middeleeuws Utrecht onder leiding
van cultuurhistorica LIewellyn Bogaers.
De wandelingen zijn ondergebracht in
vier series die u in zijn geheel of als losse
wandelingen kunt meelopen:
-  Van de reeds gestarte serie Het dage-
lijks leven in de middeleeuwen
kunt u
nog meedoen aan de derde en vierde
wandeling op dinsdag 4 en 11 juni van
14.15 tot 16.00 uur of woensdagavond
5 em2 juni van 19.15 tot 21 uur.
-  De middeleeuwse wijken staan cen-
traal in de serie Buurten kerk, een serie
van vier wandelingen door het cen-
trum, de oostelijke binnenstad. Wijk C
en het gebied rond de Twijnstraat.
Data en tijden: dinsdag 18 en 25 juni, 2
Herstel
In het aprilnummer wordt het over-
lijdensjaar van Matthias van Geuns
op pagina 49 onjuist vermeld. Hij
overleed niet in 1835, maar in 1817.
Colofon
Vormgeving Jeroen TIrion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Drul<
PlantijnCasparle Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maai per jaar
Deadline agenda nummer 4/2002:27 juni
Uw bijdragen kuntu toesturen aan de redactie, Alexan-
der Numankade tgg,
3572 KW Utrecht, op 31/2 inch flop-
py (in Word of WordPerfect).
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en lite-
ratuur. Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan re-
dactionele aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het
redactieadres,
iilustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang nr. 3,
juni 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de fiennis der
geschiedenis alsmede het wal<en over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 66 11 / fax: (030) 286 66 00.
Het interr}etadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrechtnl
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt € 25 per jaar / voorjongeren tot 26
en U-pashouders €20/ huisgenootlidmaatschap €10/ in-
stellingen zonder winstoogmerk €25/ instellingen met
winstoogmerk € 50
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling
contributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Genderen, M. van Lieshout
(eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen. J. Torenbeek, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
81
vereniging Oud-Utrecht
juni 2002
-ocr page 82-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Ain|ciIot*a bi)
utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 - 233 66 99
SSrARitHN Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
-v'V?"^
PlantijnCasparie
^utrecht
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indieatie
van mijn woning. Bel mij voor een ajspraak
Naam:      ...............................................................
Straal:      ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:      ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-maii: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 83-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
/1so^
» 9002 $
Maliebaan 48. Postbus 14014,3508 SB Utrecbl.Tclefoon: 030 - 234 00 08, Fox: 030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
# ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoeien.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nI
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 84-
^T
Onder meer:
tieenen
• Het vervaardigen van contracten op diverse
f^\ becJri|tsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
Kantooradres
Vondellaan 4
MrJ.C.V. Geenen
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3521 CD Utrecht
1030-281 96 15
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
• Behandeling én overname van incasso's
3501 AB Utrecht
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
JulHe zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
-ocr page 85-
-ocr page 86-
Van de bestuurstafel
Zomerslaap?
P.A. Blok, voorzitter
In Oud-Utrecht gaat het soms an-
ders toe dan in de grote wereld
daarbuiten. Nu ik deze zin her-
lees, realiseer ik mij dat ik me niet
goed heb uitgedrukt. Ook onze
vereniging maakt immers duide-
lijk deel uit van de grote wereld.
Wij blazen op het terrein van
onze doelstelling onze partij mee
en worden serieus genomen. Een
achterban van 2.000 leden en een
deskundige inbreng van actieve
vrijwilligers zorgen daarvoor. Ook
werken we sinds kort meer sa-
men met de Bond Heemschut, af-
deling Utrecht. Een lid van onze
commissie Cultureel Erfgoed
woont de vergaderingen daar bij
en uitwisseling van informatie is
groeiende. Dat is nodig, omdat
het cultureel erfgoed in stad en
provincie bedreigd blijft.
Ik bedoelde echter met mijn eer-
ste, wat mislukte, zin iets anders.
Bij veel organisaties breekt na mei
een rustige periode aan. De activi-
teiten sudderen op een lager pitje
tot begin september de branders
weer opvlammen. Je zou van een
zomerslaap kunnen spreken.
Ook in Oud-Utrecht kennen we
een rustige periode, maar die
duurt veel korter. Juist in juni en
juli gebeurt er nog van alles in
onze vereniging. Hoe dat komt?
Daarvoor zorgen allereerst onze
voorjaarsledenvergadering en de
bestuursvergadering daarna ter
evaluatie. Daarnaast draagt daar-
aan bij dat het bestuur graag het
contact onderhoudt met de vaste
gg commissies en redacties. Wij vin-
den het belangrijk dat we betrok-
ken blijven bij het werk dat daar
gebeurt. Zeker, we kennen het
linking- pin-systeem, zodat in de
meeste commissies een bestuurs-
lid meedraait, maar toch vinden
we van belang dat (een delegatie
uit) het bestuur rechtstreeks ken-
kunnen. Je moet nu eenmaal niet
te snel tevreden zijn. Hij vertelde
me vroeger bij een vakbond te
hebben gewerkt en daar zou men
met een opkomst van 15 op 5.000
leden van zo'n score likkebaar-
den. Hoe het ook zij, het bestuur
heeft in zijn evaluatie vastgesteld
dat de ontwikkelde formule
steeds beter gaat aanslaan: bij-
eenkomen op telkens een andere
bijzondere plaats (Oud-Utrecht
maakt deuren voor u open) met
na de vergadering een bezichti-
ging met toelichting. Wij gaan
daarmee door, suggesties zijn
welkom. Ten tweede deed het uw
bestuur heel goed dat na de rap-
portage over de Projectgroep Sin-
gels de leden spontaan hun adhe-
sie uitten. Ten derde zijn er de
mededelingen vanuit de vereni-
ging. Omdat de vergadering wat
uitliep en de mededelingen de
meeste tijd in beslag namen,
werd besloten iets beknopter te
rapporteren. Toch bleef de opvat-
ting ongerept dat juist de mede-
delingen het hart van onze ver-
eniging, onze core business ra-
ken. Daarover met de leden te
communiceren is, naast de for-
mele onderwerpen, de belangrijk-
ste rechtvaardiging van de leden-
vergadering.
Ten slotte, de teller is gedaald
naar 1.972 leden. Er is een prachti-
ge brochure. Die is uitgedeeld in
de ledenvergadering. Was u daar?
Werf daarmee dan een nieuw lid!
Dat zou de stand op 2.055 leden
brengen. Was u daar niet? Vraag
dan een paar brochures aan en
werf daarmee nieuwe leden! Dat
zou de stand op 3.944 leden bren-
gen! De zeggingskracht van Oud-
Utrecht wordt mede bepaald door
de omvang van ons ledenbe-
stand. Werf! Werf! Werf! Drie-
werf werf!
nis neemt van de ideeën en wen-
sen die daar leven. Dat gebeurt
eens per jaar en daarvoor lenen
zich bij uitstek de wat rustiger
maanden juni en juli, waardoor
die toch ook druk gaan worden.
Zo ontstaat de situatie dat alleen
in augustus Oud-Utrecht nage-
noeg in ruste gaat. Ik schrijf 'na-
genoeg', omdat sommige activi-
teiten gewoon door moeten
gaan. Als voorbeeld noem ik de
werkgroep, die de wedstrijd 'Be-
leef het plantsoen!' organiseert.
Met een sluitingsdatum van 1
september en een Singeldag op 15
september kun je je niet permit-
teren in augustus niets te doen.
Bovendien wordt ook op de twee-
de zondag in augustus voor seri-
euze belangstellenden een excur-
sie langs de singel georganiseerd.
Ook voor de Oud Utrecht-Prijs en
het Witte-vlekkenplan is de da-
tum van 1 september bepalend.
Nu ik dit schrijf (22 juni) zijn er
nog weinig reacties binnengeko-
men op onze wedstrijden: 'Beleef
het plantsoen!', de 'Oud-Utrecht-
Prijs' en 'Werk een wit vlekje
weg'. Doe mee vóór 1 september,
laat de kansen op forse prijzen
niet onbenut.
Weer terug naar het betoog dat
de maanden juni en juli toch vrij
druk zijn. Ik tel dan al acht bijeen-
komsten en daar komt nog een
paar keer overleg over de con-
cept-begroting 2003 bij. Dan
blijkt nog slechts een korte zo-
merslaap mogelijk.
Nog drie opmerkingen over onze
voorjaarsledenvergadering. Aller-
eerst was de opkomst met meer
dan 80 bezoekers heel goed. Te-
gen één van de leden, die dat tij-
dens de pauze tegen me zei,
merkte ik op dat het met 80 op
2.000 leden toch nog beter moest
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 87-
Cultureel Erfgoed
Monumentenzorgen
jACqUELIEN VROEMEN
Wie zorgt er in Utrecht eigenlijk voor
de monumenten en wat kan onze ver-
eniging daaraan bijdragen? De leden
van de Commissie Cultureel Erfgoed
(voorheen Commissie Actuele Ont-
wikkelingen) en van de Projectgroep
Singels hebben de afgelopen tijd met
diverse vertegenwoordigers van in-
stanties gesprekken gevoerd over dit
onderwerp.
De CCE heeft haar licht opgestoken bij
medewerkers van de sectie monu-
menten van de Dienst Stadsontwikke-
ling van de stad Utrecht. Zij zijn ver-
antwoordelijk voor de gemeentelijke
monumenten. De monumentenzorg
bestaat eigenlijk uit twee secties: de
sectie monumenten en de sectie cul-
tuurhistorie. Samen beheren en be-
schermen zij de monumentale en cul-
tuurhistorische waarden in de ge-
meente Utrecht. Het Archeologisch en
Bouwhistorisch Centrum (ABC) - de
sectie cultuurhistorie - doet ook on-
derzoek op het gebied van bouwhisto-
rie, architectuur en archeologie.
Dan is er nog de gemeentelijke Com-
missie voor Welstand en Monumen-
ten, die een onafhankelijk adviesor-
gaan zegt te zijn, maar die wij (en niet
alleen wij) ervan verdachten een club-
je van architecten te zijn dat zich voor-
namelijk bezighoudt met de uiterlijke
vorm van dakkapelletjes en aanbouw-
sels. In de commissie zitten echter ook
kunst- en architectuurhistorici en zij
wordt bovendien geadviseerd door
een medewerker van het ABC. Wij zijn
op dit punt dan ook gerustgesteld. Dit
betekent echter niet dat er geen
plaats meer is voor onafhankelijke
waakhonden, integendeel. Ten eerste
is er het probleem van de handhaving.
Zo kan een eigenaar van een monu-
ment uit onwil of uit onkunde illegale
bouwactiviteiten ontplooien. Monu-
menten heeft zelf geen opsporingsbe-
voegdheid en het is vaak een kwestie
van toeval en geluk als een medewer-
ker van Monumenten, al fietsend of
de Monumentenwet staat dat monu-
menten gebruikt moeten kunnen wor-
den. En het is nadrukkelijk ook de taak
van monumentenbeschermers zoals
de rijksdienst, om meerdere belangen
tegen elkaar af te wegen bij het geven
van adviezen over rijksmonumenten.
De fervente erfgoedbeschermer vindt
dit natuurlijk jammer en misschien
zelfs onjuist. Want betekent dit eigen-
lijk niet dat de monumentale belan-
gen van een monument dat econo-
misch interessant is (zoals het Zocher-
plantsoen) door zijn enige beschermer
(de rijksdienst) minder goed behartigd
zullen worden dan die, van een econo-
misch minder aantrekkelijk monu-
ment? De directeur van de dienst ver-
zekerde ons dat de cultuurhistorische
waarde voor hen altijd prevaleert. Ver-
der is uit het gesprek nogmaals geble-
ken dat er over de parkeergarage geen
positief advies is uitgebracht. De rijks-
dienst heeft twee jaar geleden alleen
overleg gevoerd over een garage van
twee lagen (en niet de huidige vijf of
zes, waar nu sprake van is) en de ge-
meente gevraagd te onderzoeken of
er geen andere oplossing voor het par-
keerprobleem gevonden kon worden.
Sindsdien is er geen overleg meer ge-
weest over deze kwestie.
Ten slotte benadrukt ook de heer As-
selbergs dat het van belang is dat
plaatselijk mensen in de gaten hou-
den hoe het staat met de monumen-
ten. De rijksdienst kan pas optreden
als er vergunning wordt aangevraagd
en het is vaak nodig al in een veel
vroeger stadium aan de bel te trekken.
Dus ook hiervoor geldt dat het parti-
culier initiatief van levensbelang is
voor het beschermen van ons erfgoed.
Reactles?yvroeme/7@^otmo;7.com.
wandelend, onregelmatigheden con-
stateert. Hier ligt dus ook een belang-
rijke taak voor eenieder die houdt van
het erfgoed in deze stad! Het heeft
wel degelijk zin om op te letten en
eventuele verstoringen onmiddellijk
te melden aan de bevoegde instanties.
U moet dan vaak wel over het nodige
geduld beschikken, want met een te-
lefoontje naar het wijkbureau kunt u
verdwaald raken in een bureaucra-
tisch doolhof waarvan u pas na maan-
den de uitgang weet te vinden.U kunt
natuurlijk ook de CCE een tip geven.
Een tweede probleem is dat Monu-
menten alleen advies uitbrengt aan
het college van B&W. Het college be-
slist uiteindelijk over vergunningen
betreffende monumenten. Bovendien
kan het stadsbestuur natuurlijk ook
zelf plannen hebben met een monu-
ment, en ook dan heeft de raad uitein-
delijk - na het verplichte inwinnen
van advies - het laatste woord. Bij-
voorbeeld betreffende de parkeerga-
rage op het Lucasbolwerk (een rijks-
monument). Het spreekt voor zich dat
het stadsbestuur met meer belangen
te maken heeft dan alleen de monu-
mentale waarden.
Over het Lucasbolwerk gesproken. Le-
den van de Projectgroep Singels zijn,
samen met onze voorzitter, gaan pra-
ten met de heer Asselbergs, de direc-
teur van de Rijksdienst voor de Monu-
mentenzorg. Wij waren vooral erg be-
nieuwd naar de houding en de positie
van de rijksdienst ten opzichte van de
plannen rond de parkeergarage. Heeft
de dienst nu wel of niet een positief
advies uitgebracht, en als het laatste
het geval is, waarom dan? Is het niet
zo dat de rijksdienst alleen het monu-
mentale belang moet dienen en het
afwegen van andere belangen moet
overlaten aan het stadsbestuur? Dat
laatste is, zo is ons gebleken uit ge-
sprekken met diverse monumenten-
deskundigen, in ieder geval niet zo. In
89
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2002
-ocr page 88-
utrechtse kerken op een Californische heuvel
De Saenredam-tentoonstelling in het Getty Museum in Los Angeles
borah Gribbon, toesprak tijdens de
opening bevond zich een Utrecht-
se delegatie bestaande uit de bur-
gemeester, de wethouder van cul-
tuur, medewerkers van Het
Utrechts Archief en het Centraal
Museum en de voorzitter van de
museumcommissie. Burgemees-
ter Annie Brouwer en museumdi-
recteur Sjarel Ex beantwoordden
het complimenteuze welkomst-
woord van de gastvrouw.
De tentoonstelling was eerder te
zien in het Centraal Museum en
trok toen 30.000 bezoekers. Sa-
mensteller Liesbeth Helmus, con-
servator oude kunst van het mu-
seum, had het grootste deel van
Saenredams Utrechtse werk bij-
eengebracht uit tal van collecties
in binnen- en buitenland zoals de
National Callery in Londen en het
Rijksmuseum in Amsterdam. Ook
enkele particulieren stelden hun
stukken ter beschikking. Grootste
bruikleengever was Het Utrechts
Archief met 32 tekeningen.
Meten en tekenen
Aan de tentoonstelling in het Cen-
traal Museum ging een langdurig
onderzoek vooraf De door Lies-
beth Helmus geredigeerde catalo-
gus, waaraan specialisten als ar-
chitectuurhistoricus Arie de Groot
hebben meegewerkt, vormt daar-
van de blijvende weerslag. Ook de
bijdragen aan een in Utrecht ge-
houden internationaal symposi-
um over de restauratie van Saen-
redams werk zijn gepubliceerd.
Pieter Jansz. Saenredam (1597-
1665), geboren in Assendelft en
het grootste deel van zijn leven
woonachtig in Haarlem, legde
zich vanaf 1628 toe op het schilde-
ren van kerken. Financiële onaf-
hankelijkheid stelde hem in staat
dit weinig populaire genre te be-
oefenen. Hij kon de tijd nemen
Aankondiging 'Sacred
Spaces' in Los Angeles
Foto: loyce Pennings
'Een dichter van ruimte en licht', zo karakteriseerde de New York Times Pieter Saen-
redam wiens Utrechtse teken- en schilderwerk dit voorjaar te zien waren in de Ver-
enigde Staten. Een ooggetuigenverslag van de expositie, de openingen van de verschil-
len met de tentoonstelling die vorig jaar gehouden werd in het Centraal Museum.
Rencer de Bruin en Joyce Pennings
90
verblijf in Utrecht tientallen te-
keningen gemaakt die voldoen-
de materiaal opleverden om de
rest van zijn leven Utrechtse ker-
ken te kunnen schilderen.
Onder de aanwezigen die de direc-
teur van het Getty Museum, De-
Op 15 april van dit jaar vond in
het J. Paul Getty Museum in Los
Angeles de opening plaats van
een tentoonstelling over het
Utrechtse werk van Pieter Saen-
redam. Deze bekende kerken-
schilder heeft in 1636 tijdens zijn
%
Oud-Utrecht
veren igi ng
augustus 2002
-ocr page 89-
Utrechters G.M.J. Engelbrecht en
J.B.A. Terlingen, gaven een mooi
beeld van de kerken. In de ten-
toonstelling zelf hingen de schil-
derijen aan de wand, terwijl de bij-
behorende tekeningen te zien wa-
ren in speciaal gemaakte tafelvl-
trines die bij de schilderijen ston-
den opgesteld. Daardoor konden
de bezoekers voorstudies en eind-
resultaat steeds goed vergelijken
en de bijzondere werkwijze van
Saenredam tot in detail volgen.
Twintig weken in Utrecht
Saenredam werkte veel in zijn
woonplaats Haarlem of de directe
omgeving. De Grote of Sint Bavo-
kerk heeft hij op verschillende
schilderijen vastgelegd. Hij heeft
echter ook in andere Nederlandse
steden kerken getekend om die
later te schilderen. In augustus
1636 vertrok hij naar Utrecht. Hij
zou er maar liefst twintig weken
blijven, mogelijk omdat hij van-
wege een pestepidemie niet eer-
der naar Haarlem durfde terugke-
ren. Zijn tocht door Utrecht is
goed te volgen, omdat Saenre-
dam zijn tekeningen meestal da-
teerde. Zijn favoriete kerkgebouw
was de Mariakerk. Deze Romaan-
se schepping uit de late ne eeuw
werd op dat moment niet meer
voor de eredienst gebruikt en was
al ernstig in verval. De koster van
de kerk. Jan Jansz. van Ermelo,
werd als herinnering aan de sa-
menwerking door Saenredam ge-
portretteerd.
Behalve in de Mariakerk werkte Sa-
enredam in deze tijd in de Dom, de
Jacobikerk, de Buurkerk, de Jans-
kerk, de Pieterskerk en in de Catha-
rlnakerk. In totaal zijn 21 schilderij-
en bewaard gebleven die hij van
Utrechtse kerken gemaakt heeft.
Van de tekeningen die eraan ten
grondslag liggen, zijn er nog 42 be-
kend. Daarvan zijn er 32 In bezit
van Het Utrechts Archief. Van de
schilderijen zijn twee In Utrechts
bezit, bij het Centraal Museum.
Deze stukken, een interieur van de
Mariakerk en een van de Janskerk,
zijn respectievelijk In 1937 en 1949
door het museum aangekocht.
7^"S .*t««'« ft-itj M'^
zijn schilderijen met uitgebreide
tekenstudies voor te bereiden. Hij
was de eerste die kerkinterieurs
weergaf zoals ze indertijd op de
bezoeker inwerkten. Om tot zo'n
correct 'kerkportret' te komen
ontwikkelde Saenredam samen
met de landmeter Pieter Wils een
methode die gebaseerd was op
metingen ter plekke. Deze metin-
gen verwerkte de kunstenaar in
gedetailleerde tekeningen van
het kerkgebouw. Met deze uit-
voerige schetsen, apart uitge-
werkte details en plattegronden
keerde hij terug naar zijn atelier.
Saenredam bracht zijn ter plekke
gemaakte schets met behulp van
een zogeheten constructieteke-
ning over op een paneel en begon
daarna te schilderen. Daarbij ma-
nipuleerde hij de ruimten zodanig
dat ze monumentaler leken dan
ze in werkelijkheid waren. De
werkwijze van Saenredam wordt
uitvoerig beschreven In de catalo-
gus en ook in de Utrechtse ten-
toonstelling Is deze uitgebreid
aan het publiek getoond.
In de door Wim Crouwel, oud-di-
recteur van Museum Boijmans
Van Beuningen, vormgegeven
tentoonstelling kregen de bezoe-
kers als Inleiding een gedetailleer-
de beschrijving van de techniek
aan de hand van foto's, schetsen
en beschrijvingen. Gedetailleerde
maquettes, gemaakt door de
Pieter Saenredam,
interieur van de Dom
vanuit het schip naar
het koor (1636)
Foto: Het Utrechts Archief
91
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 90-
Het verwerven van de Saenre-
damtekeningen door de stad
Utrecht Is al vroeg begonnen, in
1754. De laatste aankoop was in
1900, een interieur van de Catha-
rinakerk voor het indertijd aan-
zienlijke bedrag van 346,50 gul-
den. Een aantal tekeningen is
geëxposeerd geweest in het Ste-
delijk Museum van Oudheden,
dat tussen 1838 en 1890 op de
tweede verdieping van het stad-
huis was ingericht. Zij hingen
daar beschermd tegen licht ach-
ter groene gordijntjes die de be-
zoeker opzij kon schuiven.
De tekeningen van Pieter Saenre-
dam vormden een onderdeel van
de 'archieven en verzamelingen'.
Deze op de geschiedenis van de
stad betrekking hebbende collec-
tie bestond uit duizenden en nog
eens duizenden documenten, pu-
blicaties, prenten, tekeningen,
schilderijen, beeldhouwwerken,
bouwfragmenten, meubels en
andere voorwerpen. De in 1874
aangetreden archivaris en muse-
umdirecteur S. Muller Fzn. begon
met ongekende energie de hete-
rogene verzameling systematisch
te beschrijven. Van de verschillen-
de categorieën die hij aanbracht,
publiceerde hij binnen enkele ja-
ren catalogi. De Saenredam-teke-
ningen kwamen in de catalogus
van de Topografische Atlas van de
stad Utrecht {}878).
De collectie Saenredam-tekenin-
gen behoort tot de topstukken
van Het Utrechts Archief. Zij zijn
voorafgaand aan de Utrechtse
tentoonstelling uitgebreid bestu-
deerd en beschreven. Voor het
transport naar Los Angeles zijn ze
met digitale apparatuur vastge-
legd door de Fotodienst van Het
Utrechts Archief.
'Wij gaan een film met
jou maken'
Toen de Saenredam-tentoonstel-
ling in het Centraal Museum
stond, wist Liesbeth Helmus
de hoofdconservator tekeningen
van het Getty Museum, Lee
Hendrix, te interesseren voor de
tentoonstelling. Lee Hendrix, die
»3 Jnafftn
Saenredam, Westgevel van
de Mariakerk (1636)
Foto: Het Utrechts Archief
in de jaren zeventig aan de Vrije
Universiteit in Amsterdam heeft
gestudeerd en goed Nederlands
spreekt, heeft al jarenlang grote
belangstelling voor de Neder-
landse tekenkunst uit de Gouden
Eeuw. Na in Amerika de catalo-
gus al grondig te hebben gele-
zen, heeft ze begin vorig jaar de
tentoonstelling bekeken. Ge-
sprekken met het Centraal Mu-
seum en Het Utrechts Archief re-
sulteerden in een overeenkomst
om de tentoonstelling naar het
Getty te halen.
Liesbeth vroeg haar collega stads-
geschiedenis Renger de Bruin om
Lee Hendrix de door Saenredam
geschilderde kerken te laten zien.
Op een prachtige winterdag voer-
de de tocht langs de plekken,
waar de Haarlemse kunstenaar
had staan tekenen, te beginnen
op de Mariaplaats. Daar staan de
silhouetten van Dom- en Buurto-
ren nog net steeds zo als op het
schilderij in het Boijmans, maar
dan met het gele gebouw van
Kunsten & Wetenschappen op de
voorgrond. Lee was zo enthou-
siast over de wandeling, dat ze
uitriep: 'Renger, wij gaan een film
met jou maken. Onze bezoekers
weten niet eens waar Utrecht ligt
en jij moet ze vertellen waarom
Saenredam in deze prachtige stad
gingtekenen!'
Het duurde een tijdje voor het
budget geregeld was, maar eind
mei belde Lee op met de medede-
ling dat het rond was en dat er be-
gin juli gefilmd ging worden. In de
weken eraan voorafgaande werd
al e-mailend, faxend en bellend
met Lee Hendrix, educatief mede-
werkster Tina Olsen en regisseur
Deborah Liekkio een script in el-
kaar gezet. Een punt van zorg was
het weer: er waren drie dagen uit-
getrokken voor de opnamen en
grauwe luchten met constante re-
gen zou niet zulke attractieve
filmbeelden hebben opgeleverd.
In Utrecht is kans daarop aanzien-
lijk groter dan in de Sunshine Sta-
te. Het viel echter mee: een week
met zon, droog, boven de dertig
graden. De dames uit Californië
voelden zich helemaal thuis, ter-
wijl de Britse cameraploeg en de
92
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 91-
het testament dat alleen Europe-
se kunst van voor 1900 mag wor-
den aangekocht. Het enige wat
daarbuiten valt is fotografie. Het
museum voert ondanks de ruime
fondsen een voorzichtig aankoop-
beleid, gericht op het verwerven
van individuele topstukken en
niet van complete collecties. Zo
bezit het museum drie Rem-
brandts, een Frans Hals, een Ter
Brugghen, maar geen rijen van
minder bekende kunstenaars zo-
als in veel musea het geval is.
Tweederde van de schilderijen uit
de collectie hangt op zaal, terwijl
bij de meeste musea zo'n 90 pro-
cent in depot hangt. Het grote
verschil is dat de grotere Europese
musea oude instellingen zijn met
organisch gegroeide collecties en
een bewaarfunctie van stedelijk
of nationaal erfgoed.
Het kunstbezit van het Getty is een
met smaak en terughoudendheid
samengebrachte privé-collectie,
beheerd door een gespecialiseerde
staf die ruim de tijd krijgt voor de
werkzaamheden en ruim in de fi-
nanciële middelen zit. De collega's
uit het Getty werken onder om-
standigheden die bewondering en
een beetje jaloezie opwekken.
Heilige ruimten
De ne september van het vorig
jaar leek het doorgaan van de ten-
toonstelling in Los Angeles even
in gevaar te brengen. De stijgen-
de transportkosten en de verzeke-
ringspremies maken internatio-
nale tentoonstellingen de laatste
jaren toch al steeds moeilijker en
in de paniek na de aanslagen in
New York en Washington werd
alles onzeker. Door het betrekke-
lijk snel normaliseren van de situ-
atie dreef de dreiging over. De
voorbereidingen konden gewoon
doorgaan. In maart van dit jaar
zijn medewerkers van archief en
museum met de objecten meege-
reisd naar Los Angeles om daar
mee te werken aan de opbouw
van de tentoonstelling en erop
toe te zien dat alles netjes werd
uitgepakt en veilig opgehangen.
Dat is een gebruikelijke procedure
zoeken. Zo is het hele gebouw be-
kleed met dikke platen, uit Italië
aangevoerd travertijn. Zelfs de
vloeren van de liften zijn uitge-
voerd in deze steensoort. Vooral
bij zonsondergang, zoals tijdens
de opening op 15 april, is de war-
me gloed op de ruw gehouwen
Italiaanse steen fantastisch.
De bezoekers komen het complex
binnen aan de voet van de berg.
Bovenop de parkeergarage is een
halte voor het trammetje dat voor
het transport naar boven zorgt.
Tijdens de rit ontvouwt zich de
blik op het gebouwencomplex.
Centraal staan de ontvangsthal
en de vier paviljoens met exposi-
tiezalen, die onderling met elkaar
verbonden zijn door loopbruggen.
Behalve uit het museum bestaat
het Getty Center uit een onder-
zoeksinstituut met een uitgebrei-
de bibliotheek, een restauratie-
atelier, depots, kantoorruimten,
een vergaderruimte voor het be-
stuur en verschillende bezoekers-
restaurants. De gebouwen wor-
den omzoomd door tuinen, waar-
voor het Getty maar liefst 32 tuin-
lieden in dienst heeft. Daarom-
heen ligt het natuurlandschap
van de berg die het Getty voor de
bouw heeft aangekocht.
Het moge duidelijk zijn dat deze
instelling niet de geldzorgen
heeft die in museumland gebrui-
kelijk zijn. Het kapitaal is afkom-
stig van oliemagnaat J. Paul Getty
(1892-1976). Tijdens zijn leven leg-
de hij een kostbare kunstcollectie
aan met als zwaartepunten Griek-
se en Romeinse oudheden en
Franse schilderijen en meubelen
uit de 18e eeuw. Zijn privé-muse-
um bracht hij in 1974 onder in een
speciaal ontworpen gebouw in
Malibu, een kopie van een Ro-
meinse villa. Bij testament be-
paalde Getty dat de collectie ei-
gendom zou worden van een
stichting. Deze J. Paul Getty Foun-
dation kreeg bovendien de be-
schikking over een fors kapitaal
om het museum te runnen, aan-
kopen te doen en cultuurhisto-
risch onderzoek te doen. Ten aan-
zien van de aankopen bepaalde
utrechtse commentator het een
beetje warm hadden.
Het werken met een professionele
filmploeg is een inspannende be-
zigheid, ledere opname moet tien
keer over. De informatie moet ver-
strekt worden in simpele one-li-
ners. Als het er dan eindelijk in kor-
te bewoordingen zonder haperen
uit is, komt er een blaffende hond
langs: take elf. Uiteindelijk hebben
veertien uur opnamen geresul-
teerd in een filmpje van bijna tien
minuten. Een van de gebruikte op-
namen is van de Domtoren met
het commentaar 'The Dom tower
has always been a landmark for
Utrecht as the Empire State Buil-
ding is for New York City'. Wan-
neer een ander karakteristiek ge-
bouw dat toen in New York stond,
genoemd was, had deze passage
geknipt moeten worden.
Een tempel van travertijn
Het museum waarin het werk
van Saenredam tot begin juli ge-
toond werd is diens heilige ruim-
ten meer dan waardig. Het impo-
sante gebouw, dat in 1997 na
veertien jaar plannen en bouwen
zijn deuren opende, is ontworpen
door de bekende architect Ri-
chard Meijer, in Nederland be-
kend vanwege het Haagse stad-
huis. De bouw van het Getty Mu-
seum heeft 1,2 miljard dollar ge-
kost. Dat is inclusief de proces-
kosten die nodig waren om het
complex op een berg in de voor-
stad Bel-Air door te kunnen zet-
ten. De bewoners van deze wel-
gestelde wijk (naast Beverly Hills
gelegen) wilden vanuit hun tui-
nen met zwembad naar de onge-
repte natuur op de berg blijven
kijken en huurden legers advoca-
ten in om de bouwplannen te
dwarsbomen. Aangezien het Get-
ty zich nog betere advocaten kon
permitteren, is het museum er
toch gekomen. Een concessie was
wel dat er geen kubieke meter
grond van de berg af mocht, wat
nogal kostenverhogend werkte.
Maar er hoefde ook niet echt be-
knibbeld te worden en Meijer kon
de kostbaarste materialen uit-
%
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 92-
betreffende kerk. Voor wie meer
wilde weten, was er een kleine
(gratis) brochure en voor de echte
liefhebbers natuurlijk de catalo-
gus, die al voor de Utrechtse ten-
toonstelling in het Engelse ver-
taald was en nu van een Getty-
logo was voorzien.
Opmerkelijk is dat het schip van
de Catharinakerk (de tekening uit
Het Utrechts Archief en het schil-
derij van de National Trust) in Los
Angeles als het hoogtepunt van
de tentoonstelling werd gepresen-
teerd, waar in Nederland de Ma-
riakerk altijd in het middelpunt
van de belangstelling staat. Deze
verschuiving in aandacht komt
vooral doordat twee schilderijen
van de Mariakerk, die wel in de
Utrechtse tentoonstelling te zien
waren, nu niet waren uitgeleend.
'Indirecte zelfonthulling'
De expositie van Saenredams
werk kreeg in de Amerikaanse
pers een enthousiast onthaal en
leek net op het juiste moment te
komen. Lee Hendrix, geciteerd in
het artikel in de Los Angeles Times,
ging zelfs zo ver te stellen dat
deze tentoonstelling voorzag in
de behoefte aan rust en sereniteit
bij de Amerikanen na n septem-
ber. Een verband dat de recensent
van de New York Times herhaalde:
'The Getty show [...] persuasively
conveysthis Vision of architecture
as an existential emblem, some-
thing we have become especially
sensitive to since September, and
of arts as an actof obliqueselfdis-
closure and painstaking self-
transcendence.' De auteur van
het stuk hoopt dan ook zeer dat
de tentoonstelling met het werk
van 'one of the great poets of
space and light' ook nog te zien
zal zijn in andere Amerikaanse
steden.
Renger de Bruin is conservator stadsge-
schiedenis bij het Centraal Museum
Joyce Pennings is sectorhoofd behouden en
benutten van Het Utrechts Archief
bij tentoonstellingen met kostba-
re en kwetsbare voorwerpen. Ook
controleren de meegereisde koe-
riers lichtsterkte, luchtvochtig-
heid en temperatuur en stellen ze
met de restauratoren van het ont-
vangende museum eventuele be-
schadigingen vast. Aan het eind
van de tentoonstelling worden de
stukken aan de hand van foto's en
aantekeningen opnieuw bekeken,
zodat kan worden vastgesteld of
er tijdens het bruikleen beschadi-
gingen zijn opgetreden.
Wat allereerst opviel aan de ten-
toonstelling in Los Angeles, was
de poëtische titel: 'The Sacred
Spaces of Pieter Saenredam'. Deze
titel, die via banieren en affiches
op verschillende plekken in de
metropool te zien was, geeft pre-
cies aan wat de Amerikanen trekt
in deze lye-eeuwse schilder. De
Los Angeles Times, die daags na de
opening een groot artikel aan de
tentoonstelling wijdde, om-
schreef het als volgt: 'the site dra-
wings are atmospheric and evoca-
tive.' De krant legde hierbij een
verband tussen het Nederlandse
protestantisme met zijn nadruk
op een vrije en individuele ge-
loofsbeleving en de manier waar-
op Saenredam de Utrechtse ker-
ken schilderde: 'he approaches
the spiritual subject from a dis-
tinctly secular perspective.'
Het Getty Museum heeft gekozen
voor een andere wijze van presen-
teren dan het Centraal Museum.
De tekeningen lagen er niet op ta-
fels, maar waren opgehangen
naast de schilderijen. Hierdoor
waren ze prominenter aanwezig,
maar een vergelijking tussen bei-
de was wat lastiger. Een nadeel
was bovendien dat de schilderijen
wat minder licht kregen dan in
Utrecht, omdat men om behouds-
redenen gebonden is aan het lage
lichtniveau dat de tekeningen
mogen hebben.
Het Getty ging minder uitvoerig
in op de werkwijze van Saenre-
dam. Deze werd toegelicht aan de
hand van tekeningen en een schil-
derij van de Bavo in Haarlem. Het
Getty bezit daar zelf een tekening
van. Ook de maquettes ontbra-
ken. De informatie over de kerken
werd gegeven in de film, die con-
stant draaide. Ook op de tekstbor-
den konden bezoekers daar ken-
nis van nemen. De tentoonstel-
ling was ingedeeld per kerk en
een inleidend tekstbord gaf in het
kort een beschrijving van de des-
Saenredam, Catharijne-
kerkgezien vanuit het
schip naar het koor (1636)
Foto: Het Utrechts Archief
94
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 93-
Heropvoeding tot brave burger
Utrechtse gevangenissen 4: Rijksopvoedingsgestichten
Ontspoorde jongeren werden vanaf het einde
van de 19e eeuw geplaatsts in zogenaamde Rijks-
opvoedingsgestichten (ROG's). In de provincie
Utrecht gebeurde dat onder andere in Zeist en
Amersfoort^ Doel van de ROG's was jongeren
door een streng pedagogisch regiem voor te berei-
den op een maatschappelijk aangepast bestaan.
Dat lukte maar mondjesmaat.
Jan-Wilm Delicat
Jeugdige criminelen verdwenen
in de vorige eeuw in de meeste
gevallen niet achter slot en gren-
del, maar in van de buitenwereld
afgeschermde inrichtingen. Dat
gebeurde en gebeurt nog vanuit
de idee dat deze jongeren een
maatschappelijk aangepast le-
ven kunnen gaan leiden als ze tij-
delijk geïsoleerd worden in een
professioneel-pedagogische om-
geving. De nieuwe Kinderwetten
(1905) bepaalden dat de Rijksop-
voedingsgestichten - voorlopers
van de gesloten Rijksbehandelin-
richtingen - alle jeugdige crimi-
nelen op moesten nemen, ook
als die niet in aanmerking kwa-
men voor milde vormen van be-
handeling. Aan de opname
kwam pas een einde als de her-
opvoeding voltooid was, formeel
op 21-jarige leeftijd als de jonge-
re meerderjarig werd.
'Ontspoorde meisjes'
voor de ingang van het
Rijksopvoedingsgesticht
in Montfoort
Foto: Het Utrechts Archief
sticht op basis van de nieuwe Ge-
stichtenwet de naam Rijksop-
voedingsgesticht. Ook na de in-
voering van de Kinderwetten in
december 1905 bleef het dienst
doen als ROG, hoewel het niet
meer voldeed aan de nieuwe ei-
sen die kinderbeschermers aan
heropvoedingsgestichten stel-
den. 'De romantische sfeer' van
het kasteel nam niet weg dat een
ruimtelijke scheiding van ver-
schillende leeftijdscategorieën
onmogelijk was, dat veel verblij-
ven te klein waren en dat moder-
ne hygiënische technieken, zoals
waterleidingen, ontbraken. Kin-
derbeschermers vonden deze si-
tuatie ontoelaatbaar. In 1909
verhuisde het ROG uiteindelijk
naar het gebouw van de tucht-
school in Zeist.
De nieuwe tuchtschool werd in
1905 gebouwd volgens moderne
pedagogische opvattingen. Tot
1950 diende het gebouw als Rijks-
opvoedingsgesticht voor meisjes.
De architectuur van de tucht-
school was gebaseerd op het idee
dat geslaagde heropvoeding
Moderne inzichten
Het kasteel van Montfoort was
het eerste gebouw dat in 1854
een functie kreeg in de opslui-
ting van zogenaamde 'opvoede-
lingen'. Dat waren meisjes die op
grond van een rechterlijke uit-
spraak niet waren veroordeeld
tot gevangenisstraf maar wel
'opvoeding en verbetering' nodig
hadden. In 1887 kreeg dat ge-
95
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 94-
en voor het aanleren van waar-
den en normen. De gestichten
probeerden door middel van een
uitgebreid onderwijsaanbod
schoolachterstanden te verhel-
pen. Meestal zonder succes. Ook
na ontslag had de gemiddelde
gestichtspupil niet het schoolni-
veau van een niet-ontspoorde
leeftijdgenoot bereikt. Vakoplei-
ding was gescheiden naar sekse.
Gestichtsjongens moesten een
basis krijgen voor een leven als
handwerker of fabrieksarbeider.
In de gestichten bestond een uit-
gebreid opleidingsstelsel. Meis-
jes werden onder andere door
kooklessen voorbereid op hun le-
ven als huisvrouw.
Meisjes in opstand
Disciplinaire straffen, variërend
van het verbieden van de deelna-
me aan vrijetijdsactiviteiten tot
opsluiting in het donkere cachot
voor meerdere dagen, hoorden
vanouds bij het gestichtsleven.
Hoewel er van begin af aan kri-
tiek was op harde, onpedagogi-
sche sancties, was het voor de
orde in het gesticht toch nodig
zo nu en dan pedagogisch onge-
nuanceerd op te treden. Dit be-
treurden veel gestichtsopvoe-
ders maar in noodgevallen tra-
den ook zij hardhandig op.
Een extreem voorbeeld van zo'n
optreden is de Zeister gestichts-
revolte in december 1924.^ Toen
ontspoorde een ruzie tussen drie
meisjes in een opstand tegen de
gestichtsdirectie. Zelfs de politie
kon pas na hard ingrijpen de rust
weer enigszins herstellen. Deze
revolte was voor de hervormings-
gezinde directrice Honcoop Beek-
veld reden voor een ingrijpende
herziening van het sanctiestelsel.
In het vervolg ging zij ertoe over
goed gedrag door beloning te sti-
Dagelijkse dwangopvoeding
De typische gestichtsjongere
was een jongen uit een lager so-
ciaal milieu van 14 jaar of ouder,
met een gebrekkige schooloplei-
ding en zonder een vaste baan.
Meestal waren diefstal en ou-
ders die de opvoeding niet kon-
den bolwerken voor een rechter
de voornaamste redenen om de
jongen ter beschikking te stellen
aan de regering tot hij de meer-
derjarigheid bereikt had. Meisjes,
die een minderheid vormden on-
der de rijkspupillen, weken van
dit patroon in zoverre af dat bij
hen vaak 'onzedelijkheid' een re-
den tot opname was.
Opname in een gesticht beteken-
de leven veraf van vrienden en fa-
milie. Het voornaamste verschil
met het vrije leven was het ver-
blijf in groepen. Categorisering
naar leeftijd, intelligentie en 'ver-
dorvenheid' was een belangrijk
instrument voor de gestichtsop-
voeding. Onderwijs, vakopleiding
en straffen waren de middelen.
Voor de jongere resulteerde dit
leven in constante omgang met
anderen. Gelegenheid tot alleen-
zijn ontbrak bijna volledig.
Het lager onderwijs in de ge-
stichten diende, net als het regu-
liere onderwijs in Nederland, ter
voorbereiding op het latere werk
kleinschaligheid vereiste. Niet al-
leen was de maximale bezetting
met circa zestig pupillen lager
dan in traditionele gestichten,
ook bestond de mogelijkheid de
gestichtsbevolking verder onder
te verdelen in kleine groepen.
Ondersteund door gestichtsdirec-
teuren en vooraanstaande kinder-
beschermers kwam er in 1910 een
ROG voor jongens in Amersfoort.
Het instituut, dat na de Tweede
Wereldoorlog bekendheid kreeg
onder de naam Op de Berg, werd
geopend door de toenmalige mi-
nister van justitie E.R.H. Regout.
Ook dit gesticht werd in die tijd
bejubeld als het resultaat van de
verwerkelijking van nieuwe peda-
gogische inzichten op het gebied
van de gestichtsopvoeding. Het
betekende in de ogen van Regout
het einde van massale, kazerne-
achtige opvoeding en het begin
van een individuele behandeling
in relatief kleine groepen van
maximaal zestien pupillen.
Maar in de loop van de jaren bleek
dat ook aan het Amersfoortse ge-
sticht de oude problemen van
massaliteit en onpersoonlijkheid
kleefden die het voor de opvoe-
ders moeilijk maakten een per-
soonlijk band met de pupillen op
te bouwen om zo pedagogische
leiding en gezag te bevorderen.
De meisjes werkend in de
moestuin van het ROG
Foto's: Het Utrechts Archief
96
verenlging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 95-
muleren. Meisjes die zich goed
gedroegen mochten met een be-
geleidster bijvoorbeeld een dagje
winkelen in Utrecht.
Ook voor jongens in Amersfoort
veranderde in de loop der jaren
het strafsysteem. Directeur Vis-
ser was van mening dat conflic-
ten eerst door een goed gesprek
van de groepsleider met de jon-
gere moesten worden opgelost.
Voor degenen die dan nog niet in
het gareel liepen had hij volgens
eigen zeggen bij wijze van 'thera-
pie'vanaf 1930 een nieuwe oplos-
sing. Jongens die nadrukkelijk de
rust in de gestichtsgroep ver-
stoorden kwamen In isolatiecel-
len terecht die alleen uitzicht bo-
den op een ommuurde tuin
waarin een duiventil en nestkast-
jes waren geplaatst. Deze setting
zou volgens Visser bij de pupil
een 'innerlijke rust' teweegbren-
gen, hem het verkeerde van zijn
gedrag laten inzien en zo tot een
'rehabilitatie' leiden.
Moeizaam contact met de
samenleving
Het doel van alle heropvoeding
was uiteindelijke de maatschap-
pelijke reïntegratie van de ont-
spoorde jongere. Onderwijs en
vakopleiding moesten voorberei-
den op een maatschappelijk aan-
gepast leven op het niveau van
de sociale afkomst. Maar deze,
overwegend gestichtsinterne,
onderdelen waren opvoedkundig
onvoldoende. Vanaf het interbel-
lum won het idee terrein dat tij-
dens de recreatie-uren het con-
tact met de samenleving gezocht
moest worden om vroegtijdig de
gestichtspupil te laten wennen
aan de vrije maatschappij. Hier-
voor dienden onder andere voet-
bal-en wandelclubs.
Een bijzondere plaats was vanaf
de jaren twintig weggelegd voor
confessionele jeugdverenigingen
en padvinderij zoals de Neder-
landse Christelijke Studenten-
vereeniging en het Meisjesgilde.
Net als de rest van opvoedkundig
Nederland zagen ook de ge-
stichtsdirecties in het stimuleren
van onderling contact in jeugd-
verenigingen een middel om de
gevaren van de puberteit het
hoofd te bieden. Bovendien
betekende de deelname aan
jeugdbeweging en padvinderij
doorbreking van de dagelijkse
gestichtssleur en de mogelijk-
heid tot ongedwongen contact
met leeftijdgenoten. Meisjes van
de padvindersafdeling van het
ROG Zeist waren volgens hun be-
geleidster blij verrast: 'Telkens
hoorde je "wat fijn ze [de bur-
gers, JWD] zien heelemaal niet
dat we gestichtsmeisjes zijn".'
Ondanks deze concrete activitei-
ten bleef de voorbereiding op
een leven na het gesticht proble-
matisch. Het ging mis op het mo-
ment dat de jongere het gesticht
verliet. Niet alleen was het moei-
lijk om een geschikte arbeids-
plaats te vinden, omdat veel
jongens ondanks de pogingen
van de vakleiders met een rela-
tief geringe vakkennis het ge-
sticht verlieten. Ook het feit dat
een jongere een tijd in een ROG
had gezeten leidde tot stigmati-
sering. De maatschappij zat niet
te wachten op voormalig ont-
spoorde jongeren.
Jan-Wiim Delicat is historisch pedagoog
Noten
1.   Zie J.W. DeHcat, Van ijzeren vuist naar
zachte hand? Idee en praktijk in de rijks-
opvoedingsgestichten in Nederland
(1901-1961)
Dissertatie KU Nijmegen
2001 voor een uitgebreide bronnen- en
literatuurlijst. Het onderzoek naar de
Utrechtse gestichten is deels gebaseerd
op de archieven van de ROG's, die be-
rusten in Het Utrechts Archief (toegang
20). Voor vragen, opmerkingen of be-
stelling van het boek kunt u contact met
de auteur opnemen: (0483) 31 59 20 of
J.Delicat@socsci.kun.nl
2.   Zie voor een uitgebreide beschrijving
van de rel en zijn gevolgen: J.W. Deli-
cat, 'De excessen van een tiental meis-
jes', in: H, de Frankrijker e.a.. (red.)
Gezin, morele opvoeding en antisociaal
gedrag (Utrecht 2000), 198-205.
97
%
Oud.Utrecht
vereniging
augustus 2002
-ocr page 96-
Twee seminarieheiligen op Lombok
Zonder aureool
De beelden, waaraan de meeste
jongens die met hun zware
koffer naar binnen zeulden maar
weinig aandacht besteedden,
waren vervaardigd door de Drie-
bergense beeldhouwer Wim
Harzing (1898-1978), in de jaren
twintig en dertig een van de hof-
leveranciers van het Rijke Room-
se Leven, later ook maker van
meer profaan werk.
Voor leden van Oud-Utrecht Is
het interessant om te weten dat
hij ook nogal eens publiceerde In
Maandblad en Jaarboek, altijd
over zijn geboorteplaats Drleber-
gen-Rijsenburg, waarover hij
zelfs enige boeken schreef.^ Har-
zing was een groot ijveraar voor
de restauratie van twee belang-
rijke monumenten ter plaatse,
het buitenhuis Sparrendaal en
het complex van de neo-classi-
clstische parochiekerk van St.
Petrus Banden aan het karakte-
ristieke pleintje met verdere be-
bouwing uit het begin van de ige
eeuw. Dat hij voor deze opdracht
werd gevraagd is niet verwon-
derlijk gezien de aanwezigheid
van het grootseminarie Rljsen-
burg, waarmee hij zeker contac-
ten zal hebben gehad.
Over de kwaliteit van zijn twee
heiligenbeelden voor Apeldoorn
kan men van mening verschillen.
Ze zijn routineus maar tamelijk
sober uitgevoerd en de geijkte
neogotische zoetelijkheid, die
van een aureool bijvoorbeeld. Is
duidelijk losgelaten. Wel staan
ze er bij in een uitrusting en een
pose, die door de klassieke icono-
grafie en de smaak van de mees-
te katholieken in die tijd als
'vroom' werden gecodeerd.
Het Italiaanse duo uit de 16e
eeuw, de een geboren aan het
Gardameer de andere aan het
Aloysius (linh) en Carolus
Borromaeus als bescherm-
heiligen van het seminarie
Foto: Spaamestad
Sinds 1977 staan twee niet erg relevante heili-
genbeelden opgesteld aan de voorgevel van de
Antoniuskerk aan de Kanaalstraat. Met de pa-
rochie of de wijk Lombok hebben ze niets te ma-
ken. Van relevante beschermheiligen degradeer-
den ze tot opvulling van plekken die al 75 jaar
leegstonden. Hun lotgevallen illustreren een
omslag in de katholieke cultuur.
Ton H.M. VAN ScHAiK
In de late zondagmiddag van 27
april 1958, het einde van de Paas-
vakantie, betrad ik met enige
schroom de middelbare school
waar Ik eindexamen zou doen:
het kleinseminarie van het aarts-
bisdom Utrecht aan de Arnhem-
seweg 348 in Apeldoorn. Iedereen
die deze burcht door de hoofdin-
gang In- of uitging werd gadege-
slagen door twee heiligenfiguren
die aan weerszijden boven de mo-
numentale deur stonden opge-
steld. Het waren de stenen beel-
den van wie geacht werden de bij-
zondere schutspatronen van dat
huis te zijn: Carolus Borromaeus
(rechts) en Aloysius van Gonzaga.
Ze fungeerden tevens als eens
soort schlldhouders voor het inge-
wikkelde wapen van de aartsbis-
schop J.H.CJansen. Onder zijn be-
stuur was in de jaren 1932- 1935
dit Indrukwekkende gebouw, een
monument uit de periode dat in
Nederland de zuilen tot in de he-
mel reikten, neergezet. In de pa-
rochies van het gehele aartsbis-
dom was door de plaatselijke
geestelijkheid huis aan huis ge-
collecteerd, zodat men uit een
royale beurs kon bouwen.
98
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 97-
Met Carolus Borromaeus (1538 -
1584), aartsbisschop van Milaan en
net als Aloysius van aristocrati-
sche afkomst, komen we in de
sfeer van het kerkelijk beleid. Hij
was de heilige modelbisschop van
na het Concilie van Trente, de man
van de katholieke hervorming, die
zich volgens hem om te beginnen
moest richten op de hervorming
van de clerus. Daartoe richtte hij
seminaries op, waar toekomstige
priesters een degelijke intellectu-
ele en spirituele vorming zouden
moeten krijgen. Dat alles spoorde
met de besluiten van Trente, die
door Borromaeus zo voorbeeldig
werden uitgevoerd, ook bijvoor-
beeld wat betreft de herhaalde vi-
sitatie van zijn parochies tot de
meest afgelegene toe, dat zijn
type seminarie overal in Europa,
ook in Nederland, werd nage-
volgd. Dat hij de patroon werd van
de seminaries over de hele wereld
valt dan ook niet te verwonderen.^
Harzing heeft de beide heiligen
afgebeeld in hun kerkelijke
ambtskleding, Aloysius als cleri-
cus in toog en superplie en met
gevouwen handen, Carolus als
bisschop in toog, rochet (kort wit
koorhemd met nauwe mouwen)
en schoudermanteltje met daar
overheen de priesterstool, en op
zijn hoofd de solideo, het kleine
paarse kalotje dat elke bisschop
nog steeds draagt. In zijn hand
heeft hij een boek, misschien de
Catechismus Romanus uit 1566
die onder zijn leiding is samenge-
steld, misschien de besluiten van
Trente. De kunstenaar heeft er
van afgezien Carolus af te beel-
den met zijn hoge rug of met zijn
karakteristieke haviksneus. Dat ze
zo broederlijk bij elkaar staan is
ook daarom opvallend omdat
naast de jezuïetenorde ook Caro-
lus nog zijn best heeft gedaan om
Aloysius heilig verklaard te krij-
gen, een operatie die overigens
pas haar beslag kreeg in 1726.
De beide schildwachten bij de se-
minariepoort stonden daar nog in
hun functie van contrareforma-
torische strijdbaarheid, maar ook
als modellen van strenge vroom-
Lago Maggiore, had als marke-
ring voor de seminaristen en hun
opvoeders, docenten en verzor-
gers een hoge graad van relevan-
tie. Aloysius voor de persoonlijke
heiligheid, Borromaeus ook voor
de meer institutionele kanten
van de opleiding.
Twee voorbeeldige
schildwachten
De eerste, Aloysius van Gonzaga
(1568 - 1591), eigenlijk van Gon-
zaga Castiglione, stamde af van
een van de machtigste vorstelij-
ke geslachten van Noord-ltalië,
maar stierf op 23-jarige leeftijd
als een onaanzienlijke klooster-
ling, lid van de pas gestichte
Sociëteit van Jezus. Hij werd la-
ter uitgeroepen tot de patroon
van de (mannelijke) katholieke
jeugd. Die positie had hij te dan-
ken aan het feit dat hij als adel-
lijke jongeman aan het hof van
de Medici's in Florence en dat
van Philips II in Madrid zijn
'deugd', bedoeld werd: zijn kuis-
heid, had bewaard, en daarna
ondanks heftig verzet van zijn
vader was ingetreden bij de je-
zuïeten in Rome. Daar stierf hij
als gevolg van een besmetting
opgelopen bij het verzorgen van
pestlijders. De jezuïeten zetten
direct alle hun ter beschikking
staande middelen in om hem
heilig verklaard te krijgen, waar-
na op hun colleges overal ter
wereld hun eigen Aloysius aan
de leerlingen als toonbeeld van
jongensheiligheid, lees: kuisheid
en wereldverachting, werd op-
gevoerd tot op de huidige dag.
Karakteristiek voor de wereld-
vreemdheid die ermee gepaard
ging is het veel vertelde verhaal
dat het prinsje ooit weigerde bij
een kinderspel de schaduw van
een meisje te kussen. Zoiets werd
als voorbeeldig gepresenteerd.
Dat voorbeeld gold ook op het
Utrechtse kleinseminarie, dat in
1906 immers van de jezuïeten
was overgenomen, en waar bij-
voorbeeld de 'Aloysiuszondagen'
voorafgaand aan zijn feest op 21
juni nog in ere gehouden werden.
heid en vlucht uit een verdorven
wereld. Met Aloysius en Borro-
maeus als voorsprekers en voor-
beelden moest het allemaal wel
goed gaan. Dat ging het ook. Tot
1973, toen het contrareformatori-
sche kerkbeeld was ingestort, en
als gevolg daarvan het seminarie
zijn poorten moest sluiten.
Het hele complex werd voor de
som van 8,25 miljoen gulden
verkocht aan de Rijksgebouwen-
dienst, waarna het ter beschik-
king kwam van de stichting lan-
delijke politieopleiding. Het ge-
bouw bleek op die nieuwe functie
wonderlijk goed berekend, maar
het was wel duidelijk dat Aloysius
en Borromaeus waren uitgediend.
Aangezien niemand wist wat hun
functie nog zou kunnen zijn, en er
ook niet een, twee, drie een an-
dere plek voor hun was, ver-
dwenen ze in de opslagplaats van
'Apeldoorn', waar ze enige jaren
werkeloos bivakkeerden.
Vulling voor twee lege
staanplaatsen
Intussen is hun positie aan de Ka-
naalstraat (als je voor de kerk
staat: Aloysius links en Carolus
rechts) ook alweer 25 jaar oud. Ze
kregen hun plaatsje aan de voor-
gevel van de Antoniuskerk in 1977,
De beelden in de pastorie-
tuin van de Antonius,
klaar voor een tweede
leven (1977)
99
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 98-
Borromaeus 'langs de Heiligen-
weg' is vergaan: van een eens
bloeiend seminarie naar een ont-
volkte en priesterloze parochie-
kerk.4 Hun degradatie is illustra-
tief voor de omslag die er in de
jaren zeventig van de 20e eeuw
in de katholieke cultuur van ons
land plaatsvond. Ooit waren
Aloysius en Carolus Borromaeus
post-Tridentijnse bewakers van
de roomse rechtzinnigheid en de
seminaristenkuisheid, nu staan
ze erbij als uitgediende toe-
schouwers in een moslimbuurt
waar niemand hen meer kent.
Ton H.M.van Schaik is historicus, publicist
en oud-redactcur van Üud-Utrecht
De Antoniuskerk in Lom-
bok metAloysius links en
Borromaeus rechts
Foto: het Utrechts Archief
Noten
1.    Harzing is door CU.. Toniniinck Ciroll
en j.W.C;. van C^anipen herdacht in
Mmmdhltul()iid-Utrecht3\ (1987)97.
Daar is een beknopte bibliografie aan
toegevoegd.
2.   Voor Aloysius en Carolus: zie David H.
Farmer, The Oxford Diclionury of Saints
(3e dr. 1992) 209 en 63. Borromaeus
kreeg in niet-katholicke kringen
naamsbekendheid door de zogenaam-
de Horroinaeiis-encychek uit 1910,
waarin paus Pius X bij het derde eeuw-
leest van Borromaeus' heiligverklaring
beledigende uitspraken deed over de
reformatoren uit de 16e eeuw. In
Duitsland wekte dat hevige beroering
met uitlopers in Nederland, waar bii-
voorbceld koningin Wilhclmina zich er
over opwond.
3.   Mondelinge informatie in maart 2002
van de heren Pim Perdon en Gerard
Wellen te Utrecht en pater Ben Mulder
te Nijmegen. In 1977 verscheen ook een
jubileumboek met veel foto's en weinig
tekst, getiteld Een parochie onderweg.
Beelden uit het 75-jarig bestaan van de
Sint Antonius Parochie te UtrechtmtX
een voorwoord van A. Graafhuis, ad-
junct-gemeente-archivaris van Utrecht.
Op p.71 staat een foto van de beide
beelden in de tuin van de pastorie.
4.   Dit ondanks het feit dat de parochie
met ingang van 1990 werdsamen-
gevoegd met de O.L.Vrouw van
Goede Raad aan de overkant van de
Vleutenseweg.
toen zowel het interieur van de
kerk als haar buitenkant een gron-
dige opknapbeurt kregen. De bei-
de consoles op de hoeken en de
daarboven aangebrachte balda-
kijntjes waren era! vanaf 1903, het
jaar waarin de kerk, nog zonder to-
ren, gereed kwam. Oude foto's la-
ten die lege staanplaatsen over-
duidelijk zien. Misschien waren ze
ooit bestemd voor de franciscaan
Antonius van Padua, de parochie-
patroon, en Franciscus, stichter
van de orde der franciscanen, of
Dominicus, patroon van de moe-
derparochie aan de Walsteeg.
Maar er kwam niemand. Tot de
kerk haar 75-jarig bestaan vierde,
in een Lombok dat intussen van
een voornamelijk katholieke ar-
beidersbuurt was veranderd in
een moslimwijk, toen al voor 70
tot 80 procent bewoond door
Turken en Marokkanen.
In het kader van de algehele op-
knapbeurt begon men zich af te
vragen: zijn er niet ergens een
paar beelden te vinden voor die
lege staanplaatsen? De toenmali-
ge pastoor en dominicaan B. Mul-
der kwam op het idee contact te
zoeken met de diocesane advi-
seur en inventarisator van het
kerkelijk kunstbezit, dr. G.A.Wel-
len, later de oprichter van de
Stichting Kerkelijk Kunstbezit in
Nederland. Deze herinnerde zich
de beide van hun functie onthe-
ven seminarieheiligen en zei: 'Ik
heb wel twee beelden om jullie
nissen te vullen. Prijs nader over-
een te komen.' En die overeen-
komst was mondeling snel be-
reikt. De toenmalige kerkmeester
Pim Perdon was er indertijd bij en
vertelt: 'Die beelden zijn niet uit
het parochiebudget, maar recht-
streeks uit de pastoorskas be-
taald. In het parochiearchief
heeft die transactie geen enkel
spoor achtergelaten.' De heer
Wellen vond nog wél een aante-
kening: 'In februari 1977 gingen
die beelden voor in totaal 500
gulden uit het depot van Apel-
doorn naar de Antoniuskerk in
Utrecht.' Pater Ben Mulder weet
het ook nog: 'We hadden met die
twee heiligen geen enkele relatie,
maar de open plaatsen werden
eindelijk bezet en we waren er
heel tevreden mee.'3
Zo komt het dat twee uiterst
functionele patroonheiligen bin-
nen enkele jaren degradeerden
tot opvulling van twee lege con-
soles. Wie er langs komt, kan zich
realiseren hoe het Aloysius en
100
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2002
-ocr page 99-
Onderzoek naar de lotgevallen van de
Amersfoortse joden tijdens de nazi-pe-
riode 1940-1945. Er wordt een beeld ge-
schetst van de joodse gemeenschap in
Amersfoort in de vooroorlogse jaren,
waarna een overzicht volgt van de regis-
tratie, de isolatie, gevangenneming en
de deportatie van de joden. Met per-
soonlijke ervaringen van overlevenden.
Water in de Gelderse Vallei en het Eem-
land I
Kim Slaats e.a. [tekst]; eindred.
Kim Slaats ; m.m.v. Ron Martens e.a.; III.
H. Verhorst e.a. Z.p.: Koninklijke BDU
i.s.m. Waterschap Vallei & Eem, [2002];
63 p. Uitgegeven ter gelegenheid van
het eerste lustrum van het Waterschap
Vallei & Eem. ISBN 90-70150-48-4
Gedenkboekje over de rol van het water
in de Gelderse Vallei en het Eemland en
de organisatie en functie van de water-
schappen.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie I Nico-
laas Matsier, Carl de Keyzer en Selma
Schepel ; [samengest. door Brigitte van
der Sande ; eindred. Anna de Haas].
Zwolle/ z.p.: Waanders / Stichting Ford
Asperen, 2001; 151 p. Uitgegeven n.a.v. de
zomermanifestatie Eort Asperen 2001
'Waterproof: Kunstenaars verkennen de
toekomst van de Hollandse Waterlinie,
van 23 juni t/m 30 september in Fort As-
peren en op een aantal locaties langs de
waterlinie. ISBN 90-400-9553-1
Nadere kennismaking met het gebied
van forten, lunetten, sluizen en kades
met een vroegere militaire functie en als
samenbindend element het landschap.
Met als onderdeel 'Panorama's van de li-
nie' , 21 foto's van vestingen en forten
van Carl de Keyzer.
Van Diermen in Amersfoort & Spaken-
burg : kroniek van een vissersgeslacht en
de complete genealogie van tak
C / Arian
van Diermen; [m.m.v. Zeger van Dier-
men e.a.]; [foto's Peter Wolters e.a.].
[Wageningen]: [A. van Diermen], 2002;
352 p. ISBN 90-803026-3-5
Boek beschrijft de ontwikkeling van de
familie Van Diermen die sinds 1800 met
Arian van Diermen in Spakenburg is ge-
vestigd, voorafgegaan door een over-
zicht van wetenswaardigheden van vóór
1600. Bevat veel door personen zelf ge-
schreven levensverhalen en complete
stamboomgegevens.
Literatuursignalement
LENY JURRITSMA, HeT UTRECHTS ARCHIEF
Urk, de Veluwe, Gelderse Vallei (inclusief
Eemland en het Gooi) en stad en provin-
cie Utrecht. Naast geschiedenis, woor-
den en klanken komt ook de literatuur
over de dialecten aan bod.
landschap van mensen: 25 jaar land-
schapsbeheer in de provincie Utrecht
/ Jac-
ky Nieuwstraten [foto's] Martine Busz en
Frans ter Maten [tekst]; samenst. en
coörd. Hélène Hine e.a.. De Bilt: Land-
schapsbeheer Utrecht, [2002]; 95 p.; Uit-
gegeven ter gelegenheid van het 25-jarig
bestaan van Landschapsbeheer Utrecht
in 2002. Omslagtitel: Landschap van
mensen met passie. ISBN 90-9015725-5
Portretten van grondeigenaren en vrij-
willigers die zich inzetten om samen het
landschap in de provincie Utrecht aan-
trekkelijk te houden en te maken voor
mens, plant en dier. Met kleurenfoto's
van de diverse landschappen in de vier
seizoenen.
Dwars door het groene hart: landschaps-
verkenningen door tijd en ruimte I
Frans
Buissink en Toon Fey [tekst] Huub Sme-
ding [foto's]; samenst. en eindred. Ma-
rieke Bemelman. Abcoude: Uniepers,
2001; 159 p. ISBN 90-6825-263-1
Hoe het landschap van het Groene Hart
is ontstaan en hoe het in de loop der
eeuwen door mensenhanden werd ge-
vormd. Met kritische kanttekeningen
over de wijze waarop politiek en over-
heden met dit gebied zijn omgegaan.
Met foto's waarin alle facetten van het
landschap in alle stemmingen zijn vast-
gelegd.
'Zullen wij nog terugkeeren...': de joden-
vervolging in Amersfoort tijdens de Twee-
de Wereldoorlog I
Kees Ribbens. Amers-
foort: Bekking, 2002.176 p. (Amersfortia
Reeks deel 13). Aangevuld met het dag-
boek van de Amersfoorter Jules Frank,
die in 1943 vermoord werd in Sobibor.
Met lijst van alle gedeporteerde en om-
gekomen joodse inwoners van Amers-
foort. ISBN 90 6109-550-6
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij:
Ceschiedenis van de Joodse Gemeen-
schap in Stichts en Gelders Veenendaal I
onder red. van M.Brink e.a. Veenen-
daal/Ederveen: Kool, 2ooi; 375 p. ISBN
90-64235023
De geschiedenis van deze gemeenschap
vanaf de eerste vestiging omstreeks
1640 tot aan de opheffing ervan in 1972.
Boek beschrijft de integratie van het
joodse volksdeel met behoud van de ei-
gen religieuze cultuur in de Veenendaal-
se gemeenschap en de gevolgen van het
nationaal-socialistische bewind tijdens
de Tweede Wereldoorlog.
Eemdijkers apart : geschiedenis van de
Gereformeerde Kerl< te Eemdijl< I
Willem
Ruizendaal. Bunschoten-Spakenburg:
[W. Ruizendaal], 2001; 248 p. Uitgegeven
ter gelegenheid van de 60-jarige zelf-
standigheid van de Gereformeerde Kerk
(1944 vrijgemaakt) te Eemdijk op 1 au-
gustus 2001.
Dit gedenkboek schetst een beeld van het
kerkelijk leven in de kleine dorpsgemeen-
schap op basis van de kerkenraadsnotu-
len. In bijlagen zijn een samenvatting,
een chronologie, het ledenverloop, een
overzicht van de financiële geschiedenis
en zestien stambomen opgenomen.
in de schaduw van de Dom : overleven in
de stad van de NSB
/Jan Willem Regen-
hardt. Z.p.: Bas Lubberhuizen, 2002; 247
p. ISBN 90-76314-926
Willemien Temming stelde zich ten doel
haar geliefde, Bernard Snatager van de
vervolgingen te redden. Een exempla-
risch verhaal van het joodse gezin Snata-
ger in Utrecht tijdens de Tweede We-
reldoorlog.
Utrechts, Veluws en Flevolands I H.
Scholtmeijer. Den Haag: Sdu, 2002; 122
p. (serie Taal in stad en land) ISBN 90-12-
09008-3
Boek beschrijft de taalvariëteiten die ge-
sproken worden In de IJsselmeerpolders,
vereniging
101
Oud-Utrecht
augustus 2002
-ocr page 100-
Open Monumentendag in teken
van handel en industrie
Fabrieksterrein U.M.S.
Pastoe tijdens de weder-
opbouw na een brand, ca.
1940. Foto: F. van der Werf
Bron: Het Utrechts Archief
Zoals ieder jaar zullen ook nu weer, in het hele land, op 14 en 15 september monu-
menten opengesteld worden in het kader van Open Monumentendag met dit jaar als
thema 'Koopmansgeest, monumenten van de handel'. De directe aanleiding voor
deze keuze was de oprichting 400 jaar geleden van de Verenigde Oost-Indische Com-
pagnie. In Utrecht wordt het landelijke thema verbreed naar 'handel en industrie'.
Die bedrijvigheid door de eeuwen heen geldt in Utrecht als leidraad voor de openstel-
lingen van de panden en tevens voor te organiseren activiteiten.
moest Utrecht zijn leidende han-
delspositie afstaan aan Dordrecht
vanwege het afnemende belang
van de Vecht, tot die tijd een van
de belangrijkste handelsroutes.
Befaamde werfkelders
Eigenlijk is het tegenwoordige cen-
trum van de stad één fysieke herin-
nering aan deze glorietijd. De oud-
ste en voornaamste handelsneder-
zetting, met haar markten, bevond
zich op de plaats waar nu ook het
winkelend publiek bijdraagt aan
de Utrechtse economie, namelijk
het gebied rond de Steenweg.
Een bijzondere en unieke erfenis
van het handeldrijven zijn de zo
typerende werven met hun kel-
ders. In de 13e eeuw werd het wa-
terpeil gestabiliseerd. Het hoogte-
verschil tussen water en land
werd op inventieve wijze over-
brugd. Het leidde tot intensief
grondgebruik en goede bereik-
baarheid van de omringende be-
bouwing voor handel, overslag en
opslag. De meeste werfkelders
Manon van der Wiel
Utrecht heeft met name in de Mid-
deleeuwen gefloreerd daniczij de
handel. De aanleg aan het eind van
de loe eeuw van het noordelijk ge-
deelte van de Oudegracht als ver-
binding tussen de Rijn en de Vecht
had een gunstige invloed op de
ontwikkeling van een handelsne-
derzetting. Dat Utrecht In de ne
eeuw uitgroeide tot het centrum
van de handel in de noordelijke Ne-
derlanden was onder andere te
danken aan de strategische lig-
ging. Kooplieden passeerden met
hun waren de Domstad als ze zich
vanaf de Zuiderzee verder landin-
waarts wilden verspreiden.
Naast de gunstige geografische
ligging droeg ook de politieke be-
tekenis van Utrecht in hoge mate
bij aan een sterke marktpositie. De
aanwezigheid van de bisschopsze-
tel leidde tot grote economische
activiteit, waar de profane wereld
haar vruchten van plukte. Ook
trokken de kerkelijke machten een
diversiteit aan ambachtelijke be-
drijvigheid aan wat weer ten gun-
ste kwam van het handelsklimaat.
Aan het einde van de 13e eeuw
102
%
vereniging Oud«Utrecht
augustus 2002
-ocr page 101-
stammen uit de 14e en 15e eeuw
vanwege de nieuwbouw en ver-
bouw van huizen in steen. Daar-
voor was stenen bebouwing al-
leen het voorrecht van de rijke pa-
triciërs met hun stadskastelen en
van de vermogende kloosters en
kapittels. De befaamde werfkel-
ders hebben de eeuwen met glans
overleefd, zijn wat betreft gebruik
aangepast aan de tijd en zijn re-
centelijk op grote schaal gerestau-
reerd. Dit grote restauratieproject,
gestart in 1993, zal tijdens de Open
Monumentendag officieel worden
beëindigd met een publicatie van
de uitvoerende gemeentelijke
dienst (Dienst Stadsbeheer). Enke-
le representatieve werfkelders zul-
len worden opengesteld.
Industriële schatten
Voor de periode van de mechani-
satie aan het einde van de 19e
eeuw lagen de meeste bedrijven
binnen de singels, bij voorkeur
aan het water vanwege het ver-
voer van grondstoffen. Voorbeel-
den hiervan zijn bierbrouwerijen
(De Rooster, Oudegracht 279) en
sigarenmakerijen. Ondernemin-
gen die leidden tot overlast be-
vonden zich buiten de stad, zoals
smederij De Horst aan de Lauwe-
recht. Aan alle doorgaande water-
wegen trof men bedrijvigheid aan
zoals de houtzaagmolen (De Ster)
aandeLeidscheRijn.
Een van oudsher belangrijke vaar-
route, de Vaartsche Rijn, is vanaf
haar aanleg altijd aantrekkelijk ge-
weest voor handelslustigen. Het
kanaal werd aan het begin van de
12e eeuw gegraven om de Rijn met
de Hollandse IJssel te verbinden.
De van oudsher gunstige handels-
locatie aan de Vaartsche Rijn, rond
Rotsoord, is nog steeds nog in ge-
bruik als bedrijventerrein waar de
Utrechtse geschiedenis van han-
del en industrie nog overduidelijk
aanwezig is. Op Open Monumen-
tendag zal speciale aandacht be-
steed worden aan dit gebied, on-
der meer door de openstelling van
UMS Pastoe (Rotsoord 3).
De vroegindustriële ontwikkeling
van Utrecht wordt gerepresen-
teerd door de sojafabriek aan het
Merwedekanaal: een fabriek die in
1906 is opgericht en vanwege zijn
fantastische ligging tot april dit
jaar als zodanig heeft gefunctio-
neerd. Delen van de fabriek zijn als
rijksmonument aangewezen, het
onderzoek naar de mogelijkheden
voor herbestemming zijn momen-
teel in volle gang (openstelling
vooralsnog onder voorbehoud).
Ook de Leidsche Rijn heeft als
oude waterweg nog zijn industrië-
le schatten: bijvoorbeeld een me-
taalfabriek onder een zogenaamd
'Hammerbeamroof in een voor-
malige neogotische kerk (METAK
bv).
De afhankelijkheid van water
geldt vanzelfsprekend niet altijd
alleen vanwege het transport;
voor een wasserij maakt water
een essentieel onderdeel uit van
het productieproces zoals bij Was-
serij Aurora bv aan de Kromme
Rijn (Koningsweg 104).
Na 1880 maakte Utrecht een ster-
ke economische groei door. Er
werden nieuwe kantoren geves-
tigd, warenhuizen werden geo-
pend en fabrieken in en om de
stad werden opgericht. Restanten
van stedelijke handel in de 19e en
20e eeuw zijn in het centrum nog
te herkennen aan bijvoorbeeld
voormalige detailhandel als wa-
renhuizen en winkelinterieurs.
Het pand waar het eerste waren-
huis van Utrecht in was gevestigd
(1840), heeft inmiddels zijn detail-
handelsfunctie verloren, maar
staat nog trots aan de gracht en is
een bezoek waard (Oudegracht
158, De Winkel van Sinkel). Ook en-
kele winkelinterieurs verdienen
een bezichtiging en doen oude tij-
den herleven zoals op De Vlijt
(1860) aan de Lijnmarkt 48.
De aansluiting bij de landelijke
VOC-viering wordt in Utrecht niet
vergeten. Op de Monumentendag
is het mogelijk de werf van het
Utrechtse Statenjacht te bezoe-
ken, een VOC-schip in herbouw.
Vele informatiebronnen
Over de openstellingen en activi-
teiten (muziek, poëzie, kinderacti-
viteiten), die georganiseerd wor-
den in het kader van Open Monu-
mentendag, kunt lezen in het de
Open Monumentendagkrant. Zo-
als ieder jaar staan hier ook de
wandelroutes met achtergrondin-
formatie in, uitgezet in het kader
van het thema. De Open Monu-
mentendagkrant verschijnt op 4
september als bijlage in het Stads-
blad. De krant wordt huis-aan-
huis verspreid in Utrecht en omge-
ving, en is ook verkrijgbaar bij het
Gemeentelijk Informatie Centrum
gevestigd in het Stadhuis, VW of
bij Bezoekerscentrum RonDom.
Tijdens de Open Monumentendag
kunt u voor informatie terecht bij
het centrale informatiepunt op
het Domplein. Op internet:
www.openmonumentendag.nl
De Leidsche Rijn met de
zaagmolens De Bijgeval
(links) en De Ster tussen
1900 en 1910
Foto Het Utrechts Archief
103
iging Oud'Utrecht
augustus 2002
-ocr page 102-
'Kolven, het plaisir om sig in dezelve
te diverteren'
Beknopte geschiedenis van een spel met vele varianten
van het huidige gilde, die de ge-
woonten van het oude smedengil-
de nu voortzetten. Eén van de as-
pecten daarvan is de nu bijna drie
eeuwen oude kolftraditie.
Naast het gasthuis bezat het gilde
eertijds onder andere ook de aan-
palende herberg De Hollandsche
Tuyn.
Bij die herberg werd, zoals
destijds zeer gebruikelijk, in 1730
een open kolfbaan aangelegd die
korte tijd later moet zijn overkapt.
De herberg maakte in 1884 plaats
voor woningen aan de Alendorp-
straat. De kolfbaan werd verlegd
en bij het gasthuis getrokken. Tot
op de dag van vandaag wordt
door de broeders van het St. Eloy-
en Gasthuis op die baan gekolfd.
Sinds ijanuari 1902 doen ze dat in
een aparte vereniging, waar al-
leen de broeders van het Gasthuis
lid van kunnen zijn. De leden zijn
in de eerste plaats gildenbroe-
ders, met alle verplichtingen van
dien. Slechts een veertiental broe-
ders kolven op de wekelijkse
werkavond van het gilde. Ande-
ren kolven niet, maar vermaken
zich onder meer met het zoge-
naamde schutjassen, een oud
Hollands kaartspel.
Door de beugel kunnen
Het is vandaag de dag bijna niet
voor te stellen hoe populair het
kolven eertijds in onze streken
was. In de Middeleeuwen was
naast kaatsen en klootschieten
het 'spel met den colve' een zeer
geliefde volkssport. Daarmee
werden echter verschillende
spelvormen bedoeld. Zo bestond
bijvoorbeeld het kolven 'door
den ring', ofwel het kolven 'door
den beugel', waaraan we de uit-
drukking 'het kan niet door de
beugel' danken. Een spel dat wij
nu beugelen zouden noemen.
Door die onbegrepen verzamel-
Detail van de gravure uit
1656 door C. Decker van
het Vredenburg ruim een
eeuw eerder, waarop
prominent een baan is
afgebeeld waar door een
beugel werd 'gekolfd'.
Foto: Het Utrechts Archief
Kolven was ooit een van de populairste volkssporten. Naast het spel op straat of in
het veld over lange afstanden - voorloper van het huidige golf- bestonden er een
korte-baan variant en het ijscolven. Tegenwoordig wordt er alleen nog gekolfd op
(overdekte) banen waarvan er twee te vinden zijn in de stad Utrecht. Een korte his-
torie van kolf en colf, sporten die onze taal verrijkten met uitdrukkingen als 'een
kolfje naar zijn hand' en 'niet door de beugel kunnen'.
C.A.M. VAN Woerden
In 1798 werden in de Bataafse Re-
publiek de gilden afgeschaft, een
maatregel die koning Willem I in
i8i8 nog eens bevestigde. Een van
deze gilden was het Utrechtse
smedengilde, dat zeker al in 1304
bestond en waarschijnlijk zelfs ou-
der is. In de praktijk werd deze
maatregel in Utrecht nogal eens
ontdoken. Zo werd het 'Utrechts
Smede Cildt' ingeschreven in de
voorloper van de Kamer van Koop-
handel en voortgezet als Handels-
huis der Smeden. Tot de dag van
vandaag is het gilde blijven be-
staan en worden tradities en ge-
bruiken in ere gehouden. In de
strikte zin van het woord is het
echter geen gilde meer, maar een
broederschap waar onderlinge
banden worden 'gesmeed'.
Kolven en schutjassen
Sinds 1644 bezat het smedengilde
een eigen gildenhuis aan de Boter-
straat: het St. Eloyen Gasthuis. Dit
gasthuis is nog steeds het 'vereni-
gingsgebouw' van de broeders
104
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 103-
naam staat een ets van zo'n beu-
gelaar van de hand van Rem-
brandt nu ten onrechte bekend
als de 'the golf player'.
De echte voorloper van golf is
het colf, hier voor het gemak met
een c geschreven om het te on-
derscheiden van het in de i8e
eeuw in zwang gekomen kolf,
dat op een overdekte korte baan
wordt gespeeld. 'Colf' is een lan-
ge afstandsspel met vrijwel de-
zelfde regels en etiquette als het
huidige golf. Loodrecht op de
spellijn staande sloeg de speler
de bal in zo min mogelijk slagen
van een bepaald punt naar een
vooraf bepaald doel. Dat kon een
deur, boom of steen zijn. Wan-
neer er niets voorhanden was,
werd ook wel een kuiltje in de
grond gebruikt, waarin een stok
gestoken werd om het van af-
stand beter te kunnen zien.
Sommige colvers sloegen wel
400 roeden ver, al naar gelang
de gebruikte maat een afstand
van meerdere honderden me-
ters. Er waren echter nog geen
'golflinks'. De colvers speelden
op straat en in het vrije veld,
meestal met een groepje van
drie of vier spelers. De stand hiel-
den ze bij op een kerfstok. De on-
derlinge afrekening vond door-
gaans plaats in de herberg. Colf
is niet alleen de voorouder van
golf, maar kan ook voor het jon-
gere kolf als voorloper worden
beschouwd.
Vandalisme en overlast
Dankzij de 'excessen' bij het colf
en de daarop uitgevaardigde
keuren (verboden) van de stads-
bestuurders kunnen we een aar-
dig beeld krijgen van deze tak
van sport. Zo verbood het Am-
sterdamse stadsbestuur in 1617
het colfspel in de hele stad, een
l'c ml
S'
ter
■'/
yrunt
"i
niit'iiin
O
C III'SIIf, et pcr
'Ilt> us" lil b r'ir/T i>rcvü<?t ih^-
verbod dat tot i686 nog tien keer
werd herhaald. In 1651 motiveer-
de het bestuur een verbod op het
spel rond de Beurs bijvoorbeeld
met de klacht dat de spelers de
straten in beslag namen en dat
'goede luyden beseert, glaesen
uytgesmeten, questingen comen
te ontstaen, slick ende vuyinis
met haere colven tegens de huy-
sen te smyten'.
De om de kerken gelegen kerk-
hoven waren een geliefd colfter-
rein. In 1587 verbood de Utrecht-
se vroedschap het colven tijdens
de predikatie, vanwege het ra-
zen en tieren van spelers en toe-
schouwers. Colven was op vele
plaatsen verboden, soms zelfs
op straffe van 'verbeurte van ha-
ere klederen die zij an hebben'.
Soms werden overtreders uit de
stad verbannen.
Ook buiten de muren van de stad
was een verbod niet ongewoon.
Het Utrechtse Buurspraakboek
van 1401 vermeldt 'voorts verbiet
de Raet [...] nochte kolven en spe-
len nochte teneyzen (tennissen)'
op het Oudwijkerveld. Ruim twee
eeuwen later werd daar de Malie-
baan gecreëerd voor een jonger
en chiquer Frans neefje van colf,
het Pallemaille ofwel Maliespel.
Colven op het ijs
In de literatuur vinden we vaak
de vermelding dat de oudste colf-
partij plaats zou hebben gevon-
den in Loenen aan de Vecht. Daar
zouden de mensen met een colf-
toernooi in 1297 op Tweede Kerst-
dag de terechtstelling hebben
willen herdenken van Gerard van
Velzen, één van de moordenaars
van de Hollandse graaf Floris V.
Tot ten minste 1831 zou dit toer-
nooi jaarlijks zijn gespeeld. Deze
traditie is echter pas in 1870 'uit-
gevonden' om het oeroude Hol-
landse verleden luister bij te zet-
ten. De populariteit van het colf
Gezicht op de Wittevrou-
wensingel en Wittevrou-
wenpoort door Herman
Saftleven uit 1650. Op de
voorgrond links ijscolfspe-
lers. Vertaling van het on-
derschrift: De koude winter
komt wanneer het ijs de
loop van de wateren beteu-
gelt en het gladde ijs een
weg maakt voor de voeten.
Foto: Het Utrechts Archief
105 i
%
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 104-
'Kolven, het plaisir om sig in dezelve te diverteren'
Beknopte geschiedenis van een spel met vele varianten
Kolfie naar zijn hand
Het kolf is zeker familie van het
colf, maar het wordt niet over
grote afstand gespeeld. Het is
een kort spel op een speciale kolf-
baan. Het gaat er niet om in zo
weinig mogelijk slagen de doelen
te raken, maar om met een drie-
ledige slag zo zuiver mogelijk te
spelen op beide palen aan begin
en uiteinde van de baan. Er werd
nog steeds om streepjes op een
kerfstok om het 'gelach' ge-
speeld. De huidige puntentelling
dateert pas van 1883 en is dankzij
de kort daarop opgerichte kolf-
bond gebruik en later regel ge-
worden. Herbergiers hebben veel
bijgedragen aan de populariteit
was toen allang over haar climax
in de Gouden Eeuw heen. Begin
1700 begon namelijk het hier met
een 'k' gespelde kolven zijn oude-
re zusje colf te verdringen.
Er is geen harde overgang van colf
naar kolf. In het overgangstijdvak,
klimatologisch de zogenaamde
Kleine IJstijd, is het ijscolf zeer
populair en ook op vrijwel alle ge-
schilderde Hollandse winterland-
schappen vereeuwigd. Uit die ge-
detailleerde afbeeldingen valt op
te maken dat het ijscolf het mid-
den houdt tussen colf en het later
haast nog populairdere kolf. De
spelers dragen vaak nette kleding
en hebben dikwijls geen schaat-
sen onder. De ballen zijn groter en
ook de slagtechniek wijst op een
kort spel. Het risico de colfstok op
het harde ijs stuk te slaan is daar-
voor een plausibele verklaring.
Dat er vooral 's winters werd ge-
colfd is in een agrarische maat-
schappij niet zo verwonderlijk. Bo-
vendien stond de Nederlandse
opstand (Tachtigjarige Oorlog) 's
winters op een laag pitje. Volwas-
senen lieten zich in die tijd niet
graag spelende portretteren,
maar gaven de voorkeur aan een
heldenrol, bijvoorbeeld op een
schutterijstuk. De vele kinderpor-
tretten uit die tijd metcolfattribu-
ten betekenen dan ook geenszins
dat het toen uitsluitend om kin-
derspel zou gaan.
IJsgezkh t met colfspekrs
van HendrkkAvercamp
(1585-1634)
Coüectk Edward en Sally
Speelman, Engeland
106
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2002
-ocr page 105-
van de l<olfsport. Zij hielden de
spelers bij het kolfspel dicht bij
huis, wat voor hen profijtelijker
was dan het colf over grote af-
standen. Zij bouwden niet alleen
de banen, maar organiseerden
ook wedstrijden en stelden prij-
zen beschikbaar.
Het spelmateriaal dat de spelers
eerder voor het colf gebruikten,
werd gaandeweg aan dit 'moder-
nere' kolfspel aangepast. In
plaats van de ballen gemaakt van
een kluwen haar en omwonden
met leer of sajet, kwamen er gro-
tere exemplaren. Meer massa
rolt of, zoals kolvers zeggen,
loopt beter. Sajet is een tot garen
gesponnen wol die wel is ge-
kaard, maar niet gekamd. De stof
is daardoor minder vast en glad.
De kolf, een stok met verzwaarde
slof waarmee de speler slaat,
wordt als klanknabootsing van
het geluid bij het kolven wel kliek
genoemd, of als klinkervarianten
daarvan ook wel klik of klak. Net
als de colfstok was de kolf 'tailor
made'. De hand van de speler be-
paalde de lengte en het gewicht
ervan. Er zijn bij scheepswrakken
zowel links- als rechtshandige
colfstokken aangetroffen. Als ge-
volg van dit maatwerk kennen
wij, van de vele aan het kolfspel
ontleende uitdrukkingen, van-
daag nog steeds het gezegde 'het
is een kolfje naar zijn hand'.
De kolfbaan van het
St. Eloyen Gasthuis
In 1792 telde de stad Utrecht 21
kolfbanen, waarvan er tien over-
dekt waren. Twee daarvan be-
staan nog steeds. Allereerst de
baan bij het St. Eloyen Gasthuis
in de Boterstraat, die al die tijd in
gebruik is gebleven. Daarnaast
de hervonden baan van herberg
De Drie Dorstige Harter) aan de
Dorstige Hartsteeg, die lang als
verloren werd beschouwd, maar
nu gerestaureerd is en als verga-
derruimte deel uitmaakt van het
Vechthuis aan het Jagerspad.
Van de vele honderden banen in
de noordelijke en zuidelijke Ne-
derlanden waren er in 1911 nog
110 over. Op dit moment zijn nog
slechts veertien banen in gebruik,
op de Utrechtse kolfbaan in het
St. Eloyen Gasthuis na, allemaal
in Noord-Holland gelegen. Het is
niet aardig de horeca-uitbaters
VBRHANDELINO
K Ö'l'vE N, ^
TitelUad van de anonieme
verhandeling over de
oorsprong van liet kolven,
uitgegeven in 1769 te
Amsterdam en in 1792
bijgewerlit en herdrulct.
Beide besproken Utrechtse
banen worden hierin ver-
meld.
(Archief Kolfclub Utrecht
St. Eloyen Gasthuis)
Br J A Ü KOOS. au
QSatRAN D KOOt,
Mtetx e I h
^1
van de teloorgang de schuld te
geven, maar feit is wel dat zij in
toenemende mate de ruimten
van hun kolfbanen inruimden
voor activiteiten waarbij zij meer
klanten tegelijk aankonden. De
opkomst van het biljart eiste haar
tol en ook dans- en filmzalen
werden lucratiever geacht.
Kolven in de 21e eeuw
De Noord-Hollandse banen,
waarvan de jongste net vijf jaar
oud is, worden door een dertigtal
verenigingen bespeeld. Zij hou-
Kolfbaan bij 'De Olifant'
in Maarssen, aquarel uit
ca 1820 van J.H. Verheyen
(1778-1846)
Foto: Het Utrechts Archief
107
vereniging Oud>Utrecht
augustus 20.02
-ocr page 106-
boardplafond aan en een limba-
lambrisering. Gelukkig werd de
kolfbaan in 1987 in oude luister
hersteld en is hij weer het bekij-
ken waard. Het Gasthuis en dus
ook de kolfbaan zijn uitsluitend
op Open Monumentendag open-
gesteld voor publiek. Dit jaar zal
daarbij extra aandacht worden
geschonken aan het kolf, met de-
monstraties en een expositie van
antieke kolftegels, samengesteld
uit de unieke collectie van J.A.
Brongerssr.
Zowel een bezoek aan het St.
Eloyen Gasthuis (Boterstraat 22)
op Open Monumentendag, als
een kijkje op het kolftoernooi in
het Vechthuis (Jagerskade 13-15)
zijn aanbevolen om nader ken-
nis te maken het kolfspel, waar-
op onze voorvaderen zo verzot
waren dat er tegen al te veel fa-
natisme gewaarschuwd moest
worden, omdat jongelieden 'na
het middagmaal anders te laat
en bezweet op hun werk zouden
geraken', zoals de Amsterdamse
arts C.J. Nieuwenhuys het in 1816
formuleerde.
C.A.M, van Woerden is bouwkundige en pr-
adviseur. De laatste paar jaar ook beheerder
van Kasteel Loenersloot. Hij is tevens voor-
zitter van de kolfclub 'Utrecht St. Eloyen
Gasthuis' en tweede huismeester van het
gasthuis.
Gravure van Henry Brown
uit 'De Nederlanden' uit-
gegeven in 1841 meteen
kolfspeler in karakteristie-
ke houding en kleding. Jas
uit, hoed op en de pijp
dwars in de mond om met
beide handen zijn bal te
kunnen slaan.
(Archief Kolfclub Utrecht
St. Eloyen Gasthuis)
Boekje en jubiïeumtoernooi
Ter gelegenheid van het eeuw-
feest van de Kolfclub 'Utrecht St.
Eloyen Gasthuis' is begin dit jaar
een fraai geïllustreerd boekje
verschenen met dezelfde titel
als dit artikel heeft. Het nieuwe
kolfboekje verhaalt over de rijke,
maar tamelijk onbekende histo-
rie van de eens zo populaire colf-
en kolfsport en aanverwante
spelen. Daarnaast vormt de his-
torie van de Utrechtse kolfbaan
en kolfclub een belangrijk on-
derdeel, te meer omdat het se-
cretariaat van de Koninklijke Ne-
derlandsche Kolfbond ruim 25
jaar bij deze kolfclub in het St.
Eloyen Gasthuis was gehuisvest,
in de persoon van gildenbroeder
en bondssecretaris A.P.L Spuy-
broek. Het boekje Kolven 'Het
plaisirsig in dezelve te diverteren'
(ISBN 90 5479 051 2) is aan te
vragen bij SPOU (030) 234 38 80
of bij de auteur van dit artikel.
Ook wordt in dit jubileumjaar op
zaterdag 5 oktober aanstaande
een landelijk kolftoernooi geor-
ganiseerd op de eigen baan en
op de voor deze gelegenheid
eenmalig in gebruik genomen
kolfbaan bij het Vechthuis. Tij-
dens dit ochtend- en middag-
toernooi is uitsluitend de geres-
taureerde kolfbaan bij het Vecht-
huis voor publiek toegankelijk.
den een jaarlijkse competitie
waaraan de broeders van het
Utrechtse Gasthuis - in 1907 nog
landsl<ampioen - al geruime tijd
niet meer deelnemen. De
Utrechtse kolfbaan in het St.
Eloyen Gasthuis is in meer op-
zichten uitzonderlijk. Het is niet
alleen een van de oudste nog in
gebruik zijnde banen, het is zeker
de charmantste en met 4,25 bij
14,40 meter ook de kleinste baan.
Als gevolg daarvan heeft deze
baan een afwijkende gebogen
belijning, die met messing in de
terrazzovloer is aangebracht.
In de jaren vijftig van de vorige
eeuw werd de baan naar de in-
zichten van toen gemoderni-
seerd. Men bracht een verlaagd
108
Gravure van HenryBrown uit 'De Nederlanden' uit-
gegeven in 1841 die laat zien hoe de halfopen kolfba-
nen bij de herbergen er gewoonlijk uitzagen. Soms
kon de open zijde met bsse ramen worden dichtge-
maakt. Dit was onder andere zo bij de kolfbaan in de
Dorstige Hartsteeg. De hek constructie is nu bij het
Vechthuis nog goed te herkennen.
(Archief Kolfclub Utrecht St. Eloyen Gasthuis)
vereniging Oud«Utrecht
augustus 2002
-ocr page 107-
colaaskerk (9 aug. 14.15 -16.00 uur), de
Jacobikerk (23 aug. 14.15 -16.00 uur), de
Lutherse kerk en de synagoge (31 aug.
11.00 - 12.45 uur) en de Gertrudis- en
Willibrorduskerk (7 sept. 11.00 - 12.45
uur). Steeds wordt één thema speciaal
belicht.
- De zondagse wandelingen van 14.15 tot
16.00 uur hebben als thema de Maria-
plaats en omgeving (18 aug.). Armen-
zorg door de eeuwen heen (1 sept.),
Stegen (8 sept.), en Merktekens van
KarelV(22sept.).
-Rondleidingen door de Buurkerk vin-
den plaats op 24 augustus, 14 septem-
ber en 5 oktober van 10.15 tot 11.45 ^^'^■
De wandelingen kosten € 14,-, voor U-
Pashouders ii, de Buurkerk-rondleiding
kost €8,-. Opgeven bij Levend Verleden /
Uewellyn Bogaers (030) 27 15 705. Voor
de Buurkerk-excursie moet u zich aan-
melden bij (030) 23127 8g.
Kerken-, kastelen- en tuinmaanden
In de provincie Utrecht zijn t/m septem-
ber vele monumentale kerken en kaste-
len te bezichtigen. Alle informatie hier-
over is te vinden op de website
www.kerkenmaand.nl Aan Kerken Kij-
ken in de stad Utrecht, een initiatief dat
dit jaar zijn 20e verjaardag viert, is een
speciale, gratis brochure gewijd die te
verkrijgen is bij alle provinciale WV's.
T/m oktober openen vele (prlvé)tuinen
in de provincie hun poorten. Ook zijn er
allerlei activiteiten zoals concerten,
markten en exposities. Ook hierover is
alle informatie te vinden in een gratis
bij de WV's verkrijgbare brochure en op
internet: www.tuinenmaand.nl
Kluit die de deelnemers meeneemt naar
onder andere de verdedigingswerken,
de poorten, het stadhuis, het woonhuis
van de bekende schrijfster Ina Boudier-
Bakker en uiteraard ook naar de Neder-
lands Hervormde kerk. Hier bevindt zich
de indrukwekkende grafkapel van de fa-
milie Van Brederode. Als de weersom-
standigheden het toestaan, kan de
kerktoren beklommen worden om te
genieten van een zeer fraai uitzicht over
Vianen en omstreken. De rondwande-
ling eindigt waar deze begint: in het
Stedelijk Museum Vianen. Na een af-
scheidsdrankje wordt de excursie om
16.00 uur afgesloten.
Opgeven bij Roel Mulder: (030} 289 g8
46, uitsluitend tussen 20.00 en 22.00
uur. Kosten zijn € g,- voor leden van de
vereniging en het Historisch Platforn),
€ 10,- voor niet-leden. Het bedrag wordt
geïnd op het verzamelpunt van de excur-
sie, waar deelnemers om 13.00 uur aan-
wezig moeten zijn. Verzamelpunt is de
de bushalte Centrum in Vianen waar lijn
116 uit Utrecht stopt (vertrek 12.21 uur
vanaf het busstation bij Utrecht CS). Wie
met de auto komt kan deze kwijt op de
parkeerplaats P2 daar vlakbij. Er kunnen
maximaal 20 mensen deelnemen.
Wandelingen Middeleeuws Utrecht
In augustus en september organiseert
Levend Verleden nog een aantal wande-
lingen door middeleeuws Utrecht onder
leiding van cultuurhistorica LIewellyn
Bogaers:
-Van de zesdelige serie Kerken Kijken in
Utrecht kunt u nog meedoen aan de
wandelingen in respectievelijk de Ni-
Agenda
Beleefde Singels
Op io augustus vindt van io tot 11.30
uur onder deskundige leiding de laatste
singelexcursie plaats door het Zocher-
plantsoen voor iedereen die mee doet
of wil doen met de ideeënwedstrijd Be-
leefde Singels. Op 15 september worden
op de Singeldag de prijzen uitgereikt
voor het winnende en het meest ludie-
ke idee om de Singels (be)leefbaarderte
maken. De uitreiking wordt gedaan
door wethouder Jan van Zanen.
Opgave voor de excursie bij Jacquelien
Vroemen: (030) 266 2914.
Excursie naar Vianen
Sinds januari van dit jaar is de provincie
Utrecht uitgebreid met de voormalige
Zuid-Hollandse gemeente Vianen. Deze
uitbreiding is voor de vereniging Oud-
Utrecht aanleiding om in samenwer-
king met het Historisch Platform op
zondagmiddag 22 september een excur-
sie te organiseren. Geïnteresseerden
kunnen dan kennis maken met deze
plaats, die omstreeks 1335 stadsrechten
kreeg en die aangelegd is volgens een
streng geometrisch plan. De bekende
adellijke familie Van Brederode zwaaide
ongeveer twee eeuwen lang de scepter
in Vianen.
De excursie begint om 13.15 uur met een
ontvangst in en bezichtiging van het
Stedelijk Museum. Daarna volgt een
stadswandeling onder leiding van Hans
Colofon
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Druk PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 5/2002:27 augustus
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de redactie, Alexan-
der Numankade igg,
5572 KW Utrecht, op 37/2 inch flop-
py (in Word of WordPerfect).
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en lite-
ratuur. Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan re-
dactionele aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het
redactieadres.
Illustratlesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang nr. 4,
augustus 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht
Voorzitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 66 11 / fax: (030) 286 66 00.
Het internetadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrecht.nl
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt € 25 per jaar / voor jongeren tot 26
en U-pashouders €20/ huisgenootlidmaatschap €10/ in-
stellingen zonder winstoogmerk € 25 / instellingen met
winstoogmerk € 50
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling
contributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Genderen, M. van Lieshout
(eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, J. Torenbeek, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
109
-%
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2002
-ocr page 108-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Aanicfliottn bl)
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 • Tel. 030 - 233 66 99
HOTtüüttH Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
PlantijnCasparie
^utrecht
Prepubtishing j Drukwerk 1 Direct marketing
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveelf Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:      ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65, 3581 KN Utrecht.
H]
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65.
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.nI
Internet:
www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 109-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
Muus &
makelaardij
in onroerende
goederen
m
IJzerman
%mms
Maliebaan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrecht.Telefoon: 030 ~ 234 00 08, Fax: 030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.ni
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 110-
\
^Y
Onder meer:
/''
tienen
• Het vervaardigen van contracten op diverse
y^% bedr
ijfsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
Kantooradres
Vondellaan 4
MrJ.C.V. Geenen
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3521 GD Utrecht
1030-281 9615
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
f 030-233 45 95
jcvgeeneniggeenenbedrijfsjuristen.nl
• Behandeling én overname van incasso's
3501 AB Utrecht
www.geenenbed rijfsjuristen,nl
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
xaam
BIJ KONIMKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek.
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver- M
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 111-
r
.chiedenis van stad en provincie Utrecht
ud-Utrecht
argang
orn itlem tussen stad en snelweg
c»^
De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
ry'
Utrechtse gevangenissen 5:
Depot voor Discipline Nieuwersluis
C^kJ
.! pronlcstul< van
architect Eduard Cuypers
cv^
^
^t^
s^rie en cuiti){eel erfgoed irfTre provincie Utrecht
hart
-ocr page 112-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 3511 KP Utrecht
T. ()30-23352()() * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i^
pLISM4N
ePUSMAN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 113-
C^^A^'A"* oJi '<ao>
ff Park en oprukkende bulldozers
Een snelweg die verplaatst moet worden en een uitdijend verkeersknooppunt
bedreigen Park Voorn en enkele monumentale panden aan de Leidsche Rijn.
Over de cultuurhistorische waarde en wat er nog van te redden valt.
^^
OP
00
00
00
oo<
^B ^ ^u%e Justltia op drift
<S
Ze sierde het Uirechtsë^^huis en de rechtbank, maar raakte in ongenade.
In 1964 verhuisdehetbeeldgan Vrou\yeJustitjan^^^derechtbanki^ Groning
zen.
Hoe ze in Utrci
wam, waar:
e verbleef en waaróm ze terug moefUéfen.
00
Villa vtoor dame van stand ^ülil t||.
oO(
»■«
In 1905 betrok mevrouw Van Boekhoven-Leydenroth haar nieuwe villa aan de Maliebaan. Ex- en,
interieur waren ontworpen door Eduard Cuypers die streefde naar fraaie doelmatigheid en ultieme
eenheid tussen huis en inrichting.
S^'i
U'
J
'a^y
Inhoud
Van de bestuurstafel
Cultureel Erfgoed
'ark Voorn bedreigd In nieuwe stedelijke omgeving
De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
Literatuursignalement
Tucht en discipline voor Jan Soldaat
Utrechtse gevangenissen 5; het Depot voor Discipline te Nieuwersluis
f eigende opheffing Ceveltekenfonds
Maliebaan 55: de architect, het concept en de opdrachtgeefster
Agenda
Wouter de Heus
Nienke Vette
DouweKoen
Maurice van Lieshout
Nettie Stoppelenburg
115
-ocr page 114-
Van de bestuurstafel
Samen sterk
P.A. Blok, voorzitter
De vorige keer schreef ik dat de
zomerslaap van onze vereniging
slechts kort duurt. Alleen augus-
tus verloopt rustig, op enkele tele-
foontjes na. Die strekken zich uit
van de voorbereidingen op de lus-
trumviering volgend jaar tot infor-
matie over de bereikbaarheid per
e-mail van de eindredacteur van
het Tijdschrift. Maar in juni en juli
is er toch nog wel het nodige ge-
beurd. Naast de acht bijeenkom-
sten van het bestuur en van be-
stuursleden met commissies en
redacties was er nog onverwacht
een bijeenkomst, naar aanleiding
waarvan ik u iets meer wil vertel-
len en waarop de titel van deze ru-
briek slaat, 'Samen sterk'.
Op de agenda van de extra be-
stuursvergadering op 12 juli ston-
den als onderwerpen: de begro-
ting 2003, de bestuurssamenstel-
ling, het nieuwe e-mailadres van
Oud-Utrecht, de toekomst van de
jaarlijkse kroniek in het Jaarboek,
de tot dan helaas nog geringe
respons op de drie prijsvragen en
de organisatie van de Singeldag.
Toen ging plots de telefoon.
Voorzitter Schenk van de Histori-
sche Vereniging Vleuten, De
Meern, Haarzuilens legde me een
verzoek voor dat ik meteen in ons
bestuur aan de orde kon stellen.
Eerder in de vergadering was dat
verzoek al met een concept-tekst
via onze Commissie Cultureel Erf-
goed ter sprake gekomen. Het
bestuur stemde In met het ver-
zoek. Vervolgens kwam de onver-
wachte ontmoeting. Op een war-
me middag kwamen de heer en
mevrouw Schenk per fiets bij me
langs om de brief te laten teke-
nen. We wisselden ervaringen
uit, lichtten elkaar in over ieders
activiteiten en daarna fietsten
beiden weer naar Vleuten terug
met de getekende brief.
op prijs. Aldus onze brief, een po-
ging in dit geval Elsschot geen
gelijkte laten krijgen.
Wie zijn wij? Dat zijn de Histori-
sche Vereniging Vleuten, De
Meern, Haarzuilens, de Provincia-
le Commissie Utrecht van de
Bond Heemschut en de Vereni-
ging Oud-Utrecht. Zij vertegen-
woordigen bijna 4.000 leden,
van wie velen zich vrijwillig actief
inspannen voor studie en behoud
van het cultureel erfgoed. Ge-
drieën zetten zij zich in en maken
zij zich sterk voor de goede zaak.
Steeds vaker weten zij elkaar te
vinden om gezamenlijk op te
trekken voor het behoud van het
cultureel erfgoed. Ik roep in her-
innering dat we samen met onze
zustervereniging Vleuten, De
Meern, Haarzuilens voor het
Groenedijkje opkwamen en dat
de Bond Heemschut samen met
onze vereniging stelling heeft ge-
nomen tegen het voornemen on-
der het Lucasbolwerk een par-
keergarage aan te leggen.
Ten slotte. Degenen, die deze ru-
briek meer lezen voelen 'm al
aankomen. Immers ook nu weer
blijkt het belang van een grote
achterban. De bijna 4.000 leden
van de drie organisaties hebben
veel zeggingskracht. Beste leden,
zorg er dan ook voor dat de ver-
eniging Oud-Utrecht ruim boven
de 2.000 leden komt en haar zeg-
gingskracht blijft behouden in
het belang van ons cultureel erf-
goed. Laat Oud-Utrecht een fac-
tor van belang blijven, een steeds
grotere factor worden. Blijf wer-
ven, met of zonder onze fraaie
brochure.
Hoe meer leden, des te meer sa-
men sterk voor de goede zaak.
Waar ging die brief over? De
Ontwikkelingsvisie Leidsche Rijn
wordt na de zomer geactuali-
seerd. Bij het begin van de plan-
vorming voor de grootste Vinex-
locatie in ons land heeft het Cul-
tureel Erfgoed een belangrijke
rol gespeeld. Op basis van de
Cultuurhistorische Effectrappor-
tage is in het Masterplan Leid-
sche Rijn
en vervolgens in het
Ontwikkelingsplan Rijnsche Park
in de hoofdstructuur recht ge-
daan aan dat thema. Bij de ini-
tiatie van het Belvedère pro-
gramma is dan ook Leidsche Rijn
genoemd als voorbeeld waar van
het begin af aan het cultureel
erfgoed gelijkwaardig aan ande-
re thema's is opgenomen.
Echter, helaas lijkt ook nu weer
Willem Elsschot gelijk te gaan
krijgen met zijn vaststelling dat
tussen droom en daad wetten in
de weg staan en praktische be-
zwaren. Want bij de uitwerking is
het cultureel erfgoed steeds meer
uit het zicht verdwenen. Dat be-
gon al met de Ontwikkelingsvisie
van 1997 waarin geen hoofdstuk
of paragraaf is gewijd aan de
vraag hoe het rijke verleden in de
nieuwe stad zou kunnen worden
geïntegreerd. In de actualisatie
van 1999 is zulks eveneens het
geval. Ook in twee fotoboeken
met prachtige opnamen komt het
ontbreken van oog voor één van
de centrale uitgangspunten bij de
opzet van Leidsche Rijn tot uiting.
De beelden hadden in elke Vinex-
locatie geschoten kunnen zijn.
Die ontwikkeling moet worden
gestopt en het cultureel erfgoed
moet weer bij de actualisatie van
de Ontwikkelingsvisie betrokken
worden. Wij zijn bereid daarin
mee te denken en daaraan bij te
dragen. Overleg daartoe met het
gemeentebestuur stellen wij zeer
116
-%
vereniging Oud<Utrecht
oktober 2002
-ocr page 115-
Cultureel Erfgoed
Gevraagd: visie en beleid
jACqUELIEN VROEMEN
Onder de kop 'Plantsoen beter be-
schermen' meldt het Utrechts
Nieuwsblad
van 29 september
2001 dat Leefbaar Utrecht-raads-
lid Van Oldenborg een bouwcoör-
dinator wil aanstellen bij wie alle
bouwwerkzaamheden binnen de
gemeente worden gemeld. 'De
coördinator moet vervolgens con-
troleren of het groen in de omge-
ving niet onder de werkzaamhe-
den lijdt.' Dat dit laatste regelma-
tig het geval is, weet iedereen die
rondkijkt in het Singelplantsoen.
Niet alleen op het Lucasbolwerk;
ook bijvoorbeeld het gedeelte
achter Studentensociëteit Veritas
is lange tijd opslagplaats geweest
van bouwmateriaal, waarbij het
groen te lijden heeft gehad. Een
goed voorstel dus, vinden wij, van
Raadslid Van Oldenborg.
De aanleiding tot zijn voorstel:
'klachten van omwonenden van
het Zocherplantsoen in de binnen-
stad. Zij wezen de gemeenteraad
de afgelopen jaren meermaals op
schade die wordt aangericht door
bouw- en onderhoudswerkzaam-
heden [...]'. Het is verheugend te
lezen dat er soms toch geluisterd
wordt naar dit soort signalen uit
de burgerij. De Projectgroep Sin-
gels gaat een klachtenonderzoek
(laten) uitvoeren: wij roepen ie-
dereen, die ooit geklaagd heeft
over schade aan het plantsoen, op
dit aan ons te melden, en ook, wat
er met de klacht gebeurd is. Te-
vens gaan wij Inventariseren wat
er de afgelopen tien jaar in het
Utrechts Nieuwsblad geschreven
is over het plantsoen. Zowel kriti-
sche artikelen als ingezonden
brieven zullen worden meegeno-
men in het overzicht. Wij voor-
spellen dat de oogst aan klachten
en kritiek groot zal zijn, en de po-
sitieve reacties en acties vanuit de
gemeente klein.
ming op democratische wijze (zo-
als in het Plan ter Verdediging
van het Utrechtse Singelgebied
staat: 'een publiek zichtbare af-
weging van belangen'), zodat de
coördinator weet waarop hij zich
kan beroepen als een aanvrager
betwist dat er sprake is van 'over-
last', van 'verkeerd geplaatst
bouwmateriaal' en 'schade aan
het groen'.
Zo zou er ook nu al duidelijk ge-
maakt moeten worden: waar de
ontzaglijke hoeveelheid puin, die
vrijkomt als de betonnen bunker
gesloopt wordt, opgeslagen moet
worden, waar de bouwketen ko-
men te staan, waar het zware ver-
keer zal moeten rijden en keren
en wat er gebeurt als tijdens de
werkzaamheden blijkt dat er
schade aan het groen wordt toe-
gebracht. Ook vinden wij dat van
te voren moet worden nagedacht
over vragen als: Wat als de toe-
komstige bewoners van het ap-
partementencomplex een stukje
van het park willen inrichten als
privé-tuin? Wat als zij in de toe-
komst over meer dan één par-
keerplaats willen beschikken?
Sluiten wij van te voren uit dat
deze behoeften ten koste mogen
gaan van het plantsoen? Of laten
we de dingen op zijn beloop en
zien we straks wel hoe we daar-
mee omgaan? Ook hier geldt
weer: maak van te voren duidelijk
hoe met het plantsoen omgegaan
dient te worden en creëer de mo-
gelijkheden om dit waar te ma-
ken. De projectgroep Singels en
de Erfgoedcommissie zullen de
bunker en wat daarmee gebeurt
de komende tijd scherp in de ga-
ten houden. Reacties naar jvroe-
men@hotmail.com of naar de se-
cretaris van Oud-Utrecht.
Inmiddels dient zich een nieuw
groot project aan in het plant-
soen: de sloop van de bunker op
het Servaesbolwerk en de bouw
ter plaatse van een appartemen-
tencomplex. De aannemer heeft
ons een mooi rapport gestuurd
waarin wij kunnen zien en lezen
hoe fraai het complex in het
plantsoen zal worden opgeno-
men. Maar dat is toekomstmu-
ziek. Wat gebeurt er met het
groen tijdens de sloop van het be-
tonnen gevaarte en de bouw van
het complex? Een bouwcoördina-
tor is er een jaar na de aanbeve-
ling van Leefbaar Utrecht nog
steeds niet. Een beleidsvisie over
hoe met het plantsoen omgegaan
dient te worden, ontbreekt. Ook
is het niet duidelijk welke status
de aanbevelingen hebben, die
volgens de gemeente in acht
moeten worden genomen tijdens
de bouw. Toen wij wethouder
Van Zanen tijdens ons laatste ge-
sprek vroegen hoe het plantsoen
beschermd wordt indien de bun-
ker gesloopt zou worden, zei hij
dat dit niet onder zijn jurisdictie
viel en hij raadde ons aan een
oogje in het zeil te houden! Dat
dit een goed advies is, weten wij
uit ervaring.
Alle aanbevelingen ten spijt blijkt
in de praktijk telkens weer dat
aannemers enorme schade aan
kunnen richten aan het groen.
Door de politiek wordt dit soort
misstanden steevast afgedaan als
incidenten, als uitzonderingen
die de regel (van het goede be-
heer) bevestigen. Het wordt tijd
dat men toegeeft dat zulke 'inci-
denten' onvermijdelijk zijn als er
geen integrale visie, geen cen-
traal toezicht en geen eindverant-
woordelijke is. Wij pleiten daar-
om voor meer coördinatie, op ba-
sis van een beleid via planvor-
117
%
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2002
-ocr page 116-
Park Voorn bedreigd in nieuwe
stedelijice omgeving
Ridderhofstad Voorn op
een anoniem schilderij uit
het midden van de 17e
eeuw.
Foto: Centraal Museum
Utrecht
De houw van Leidsche Rijn heeft voor de directe omgeving ingrijpende gevolgen.
De verlegging van de A2 en de aanpassing van verkeersknooppunt Hooggelegen be-
dreigen een groot deel van het historische Park Voorn en monumentale gehouwen
aan de Leidsche Rijn. Er zijn echter alternatieven om zoveel mogelijk van de cul-
tuurhistorische waarde van het gebied te behouden.
als stichter van de Oudwijker ab-
dijkerk wordt vermeld en een
hoeve land schonk aan de Meern,
nabij de Rijn. In de 13e eeuw is
het land rond Voorn in eigendom
van het kapittel van Oudmun-
ster. Oudmunster bezat erg veel
grond en rechten In de gemeente
Vleuten. Tot 1395 werd Voorn (in-
clusief acht morgen land) in leen
gehouden door Cerrit van Voorn.
In 1539 werd Voorn toegevoegd
aan de lijst van erkende ridder-
hofsteden.
Vanaf de 14e eeuw heeft er een
huis of kasteel gestaan. De basis
daarvan werd blootgelegd tij-
dens opgravingen in de jaren
1952 - 1953. Een gravure uit 1615
laat zien hoe het huis er toen uit
zag (zie pagina 121). De toenma-
lig eigenaar Cornelis van Resand
liet dat jaar, zo vertelt de tekst bij
de prent, het huis met landerijen
en de 'vermaerde Herberghe met
den Bomgaert daeraen staende
aen den Voornschen Dam' vei-
len. Rond 1635 is het kasteel
Wouter de Heus
Park Voorn maakt sinds de
grenscorrectie van 1995 deel uit
van de gemeente Utrecht. Tot
die tijd lag het park in het dorp
Vleuten-De Meern en daarvoor
in het gerecht Vleuten (waarvan
het deel boven de Leidsche Rijn
'Aan de Meern' werd genoemd).
Park Voorn ligt ten westen (of
liever: op de zuidoever) van de
verzandde restgeul van de Oude
Rijn en direct ten noorden van de
Leidsche Rijn. Die gaat in de zuid-
oost-punt van het park onder de
A2 (Utrecht - Amsterdam) door.
Ridderhofstad Voorn is een van
de vele ridderhofsteden die ooit
het gebied ten westen van
Utrecht domineerden. Andere
waren bijvoorbeeld Den Engh,
Grauwaart, Den Hoed, Hof ter
Weijde, Nijeveld, Den Ham, Bot-
testein. Ter Mey, Huis te Vleuten
en De Haar. De ontstaansge-
schiedenis van Voorn is pas van-
af de 15e eeuw goed gedocumen-
teerd. Hoewel de families Van
Voorn en Taetse van Voorn al in
de 12e en 13e eeuw voorkomen, is
een band met het huis onzeker.
Onbewezen, maar zeer waar-
schijnlijk, is dat Willem van
Voorn al in de 12e eeuw een boer-
derij had op de plek van de huidi-
ge ridderhofstad. Het zou deze
Willem geweest zijn, die in 1173
118
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 117-
^1^^^
rSl^SHB^3^^HK>:.-... «•,
■■^.'>-^£s&-^'^SS^Sfl!lÊmXÊ^M
w^'^w
wmm^""
■^^^^^-.
— _ ■
- ,z,iMÊÊÊ
r*r* '■
-«Hip
1 -
grondig verbouwd en daarna be-
hield het grotendeels de vorm
zoals die te zien Is op een ano-
niem geromantiseerd schilderij
uit het midden van de lye eeuw.
In 1851 werd het huis gesloopt.
Het kasteelelland met de ruïne
bestaat echter nog steeds, even-
als de twee dulventorens. In het
begin van de 19e eeuw werd een
groot deel van het terrein aange-
legd In landschapsstijl. Henrl
Willem Meertens liet in 1873 een
herenhuis bouwen op het zuid-
westelijk deel van het landgoed,
tegen de Leldsche Rijn. Dit heren-
huis wordt sinds 1952 bewoond
door de familie Van Seumeren.
Oprukkende snelwegen
Op dit moment wordt Park
Voorn bedreigd door de toekom-
stige verlegging van de A2 en de
noodzakelijke aanpassingen aan
Knooppunt Hooggelegen. Om
een beeld te krijgen van deze be-
dreigingen zijn de op de volgen-
de pagina's afgedrukte illustra-
ties relevant. Die op pagina 120
bestaat uit twee luchtfoto's en
een getekende impressie van de
toekomstige situatie. De schet-
sen op pagina 121 tonen een serie
aanpassingen aan Knooppunt
Hooggelegen en geven een goed
De zuidzijde van Park
Voorn, gezien vanaf de
Leidsche Rijn, december
200]. Deze parkaanleg is
van rond 1800.
Foto: W. de Heus
beeld van de bedreiging voor de
Leldsche Rijn en de monumenten
langs de Rijksstraatweg. De
meest linkse luchtfoto (1936)
toont de omgeving die nog een
volledige verbinding had met de
stad Utrecht. De tweede luchtfo-
to is uit 1956 en laat de huidige
A2 en Knooppunt Hooggelegen
zien. De tekening komt uit de A2-
Integratiestudle Licht aan het
eind van de tunnel.
Het valt op dat de auteurs van
deze studie niet verwijzen naar
de Cultuurhistorische Effectrap-
portage Leidsche Rijn
(1995). Dit
terwijl in deze rapportage slechts
vijf gebieden, waaronder Park
Voorn, de hoogste status mee-
krijgen van 'zeer belangrijk te be-
schermen structuur. Kijkend
naar de toekomstschets zal er,
ondanks de effectrapportage,
een groot deel van het park ver-
vallen. Ook de andere gebieden
met de hoogste status in deze
rapportage komen er in de plan-
nen nogal bekaaid vanaf. Het ge-
bied rondom Huis te Vleuten ver-
dwijnt deels onder de spoorver-
dubbeling van het tracé Utrecht-
Woerden en onder de Noordelij-
ke Stadsas. Bij Ridderhofstad
Den Engh komt Stroomweg De
Tol en de oostelijke bebouwing
dichtbij. De Heldammerstroom-
rug en Ridderhofstad NIjevelt te
Veldhuizen hebben al zeer grote
klappen opgelopen. Van de
prachtige stroomrug (waarlangs
de in 1997 ontdekte Romeinse
weg Is gelegen) is weinig over en
de bebouwing benadert het kas-
teelterrein vanuit het westen tot
op enkele meters. Voorts is daar
het maaiveld fors verhoogd
waardoor het kasteelterrein In
een soort kuil is komen liggen.
Natuurlijk ontstaan er problemen
In een gebied waar 30.000 wo-
ningen, vele kantoren en honder-
den kilometers nieuwe Infrastruc-
tuur moeten komen. Park Voorn
heeft de grote pech dat ooit direct
ten oosten ervan het Amsterdam
Rijnkanaal en de A2 zijn aange-
legd. Door de steeds toenemende
mobiliteit moet de A2 worden
verbreed en voor de verbinding
met Leldsche Rijn komen er nieu-
we op- en afritten. Het is jammer,
maar het Is niet anders.
In principe is er voldoende ruim-
te om al deze ingrepen te plegen
zonder Park Voorn aan te tasten.
Echter: een belangrijk uitgangs-
punt van het Masterplan Leidsche
Vanuit Park Voorn
richting het zuiden.
Zichtbaar zijn de panden
Rijksstraatweg 8a en 9
(direct aan de zuidzijde
van de Leidsche Rijn).
Foto: W. de Heus
119
%
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2002
-ocr page 118-
-
- '
:'--
'M
f' '"'"ü
■__ .^.-:»-^''- _
BBkk' «
---------■ , m
-*-^
*—
-
..."^
Hhss^;^
Vanaf het huidige Huis
Voorn loopt een pad naar
het noorden. Aan het eind
van dit pad doemt het
kasteeleiland op met de
twee overgebleven
duiventorens zichtbaar.
Foto: W. de Heus
varianten werden ontwikkeld die
van Park Voorn nagenoeg niets
overlieten. De meest linkse va-
riant heeft tevens een verwoes-
tende uitwerking op een rij mo-
numentale huizen, gelegen aan
de zuidkant van de Leidsche Rijn,
aan de westzijde van de A2-door-
snijding. Er is nog een belangrijk
argument tegen deze variant
met zijn groot aantal fly overs
over de Rijksstraatweg en de
Leidsche Rijn. Die leiden namelijk
tot sociale onveiligheid voor fiet-
sers van en naar het centrum van
Utrecht.
Er wordt meer dan 500 miljoen
euro uitgegeven voor het verleg-
gen en 'inpakken' van de A2 (ver-
betering van de integratie Leid-
sche Rijn - bestaande stad), ter-
wijl er op het punt waar de be-
staande stad en Leidsche Rijn el-
kaar het dichtst raken (de loop
van de Leidsche Rijn wordt
slechts onderbroken door het
Amsterdam-Rijnkanaal) slechts
vernietiging plaats vindt. De
tweede schets, waarin een klei-
ner deel van Park Voorn wordt
Verwoestende uitwerking
Bij een verlegde A2 hoort ook een
aanpassing aan het ten zuiden
van de Leidsche Rijn gelegen
Knooppunt Hooggelegen. Direct
ten westen van de verlegde A2 is
een stadsweg geprojecteerd die
bedoeld is om het verkeer uit
Leidsche Rijn te vervoeren naar
Knooppunt Hooggelegen en vice
versa. Rijkswaterstaat en het
Projectbureau Leidsche Rijn
Utrecht hebben in de afgelopen
periode een fors aantal studies
uitgevoerd om Knooppunt Hoog-
gelegen zodanig aan te passen
dat alle vervoersstromen tech-
nisch juist op elkaar konden wor-
den afgestemd (illustratie onder-
aan pagina 121). Het wekte flinke
verbazing dat ondanks het ge-
stelde in de Cultuurhistorische
Effectrapportage Leidsche Rijn,
Rijn (1995) is de wens om de be-
staande stad en Leidsche Rijn tot
een eenheid te smeden. Daartoe
is het besluit genomen ruimte te
creëren tussen het Amsterdam-
Rijnl<anaal en de A2 om woning-
bouw aan het Icanaal mogelijk te
maken. Om die reden moet de A2
een stuk naar het westen - dat
wil zeggen richting Park Voorn -
opschuiven. Bovendien kan er al-
leen woningbouw plaatsvinden
aan het kanaal, als het geluid en
de vervuiling van de A2 terugge-
drongen worden. Dat kan door
de snelweg ter plaatse te over-
kappen. Na een enorm aantal
problemen werd pas in juli van
dit jaar gekozen voor de in de ge-
tekende impressie weergegeven
variant en werd er een financie-
ringsconvenant gesloten met
alle partijen.
120
Drieluik van de omgeving rond Park Voorn. Links een luchtfoto uit 1936. De Ad en het Amsterdam-Rijnkanaal bestaan nog niet, maar de voorbereidende
werkzaamheden zijn zichtbaar De middelste foto is uit 1956 en laat de nog actuele hop zien van A2, Knooppunt Hooggelegen en het Amsterdam Rijnka-
naal Park Voorn is nog ongemoeid gebleven. De rechter illustratie laat zien hoe de A2 naar het westen opschuift en een deel van Park Voorn doet verdwij-
nen. Op deze illustratie is niet aangegeven hoeveel van Park Voorn zal verdwijnen door de aansluiting op het meer naar het zuiden gelegen knooppunt
Hooggelegen. Foto 's: Topografische Dienst Emmen, illustratie uit 'Licht aan het eind van de tunnel' (december 2001)
%
vereniging Oud«Utrecht
!t
oktober 2002
-ocr page 119-
Het is te hopen dat het besef de-
finitief is doorgedrongen dat een
zo waardevol gebied met Park
Voorn, de Leidsche Rijn en de mo-
numentale lintbebouwing aan de
Rijksstraatweg, maximale be-
scherming verdient. Om een ver-
gelijking te maken: iedereen zou
het toch onverteerbaar vinden als
door het Utrechtse Wilhelmina-
park een weg wordt aangelegd.
Om ook de formele status van
Park Voorn te versterken hebben
de huidige eigenaren onlangs
een aanvraag ingediend het park
en landhuis de status van Rijks-
monument te geven. Het kasteel-
eiland en de ruïne van de oude
Ridderhofstad bezitten die al. Ei-
genlijk zou deze 'stok achter de
deur' niet nodig hoeven zijn. Toch
geeft het wellicht het laatste zet-
je om mogelijke financiële be-
zwaren (hoewel het verlies aan
uitgeefbare grond zal worden ge-
dekt door het niet te hoeven aan-
kopen van enkele monumenten
aan de Rijksstraatweg) minder
zwaar te laten wegen dan de evi-
dente cultuurhistorische waar-
den.
Wouter de Heus is redacteur van het
kwartaalblad van de Historische Vereni-
ging Vleuten-De Meern-Haarzuilens
en columnist over Leidsche Rijn voor
De Brug. Is als amateur-archeoloog sinds
1997 betrokken bij Leidsche Rijn, waar hij
tevens woont en werkt.
Bronnen
H. van Essen en J. Kits Nieuwenkamp,
De gemeente Vleuten-De Meern, toen
en nu.
Ljubljana, Van Geyt, 1994.
E. Graafstal, 'Limes en landschap', in:
Oud-UtrechtlA (2001) nr.6,145 -158.
H. de Groot (redactie), Cultuurhistorische
Effectrapportage Leidsche Rijn.
Gemeente Utrecht, dienst Volkshuis-
vesting, sector monumenten, 1995.
J. Kuyper, Gemeenteatlas van de provincie
Utrecht.
Leeuwarden, Hugo Suringar,
1868 [herdruk Groningen, BV Foresta,
1986].
F.W. Brouwer en K. Rijnboutt, Licht aan
het eind van de tunnel.
Utrecht,
Arcadis / Projectbureau Leidsche Rijn,
december 2001
B. OldeMeierinke.a. (redactie), Kastelen
en Ridderhofsteden in Utrecht.
Utrecht,
Stichting Utrechtse Kastelen, 1995.
J.A. Storm van Leeuwen, 'Utrechtse
zandpaden in de zeventiende eeuw',
in: faarboek Oud- Utrecht 2000,5-51.
J.A. Storm van Leeuwen, 'Het zandpad
tussen Utrecht en Harmeien', in:
Kwartaalblad Historische Vereniging
Vleuten-De Meern-Haarzuilens 2
1
(2001) nr. 3,55-58.
O. Wttewaall, Vleuten-De Meern geschie-
denis en historische bebouwing.
Zeist,
Uitgeverij Kerkebosch BV, MIP, 1994.
SJÏÏÏSS!S2ï.'Jï?i53 5'>wi'5)«W»«l«Eanl»/ouicb«6qoitiil»onlttt
wtbupflnscttcdtnocRi^
ntt«iiffinimibtttmuibli»nW>i/waptn/U'
ltiiaiimtW'9<<<f#>n(itaiv«iv(tnrimUtt;
laiiaiaKaaa)lliin4l<nagint||itttq«autt;
aoi utmoiM/mn cm tRtt Kntu Mn rcotlni
aainpii/B<Mlieiljtii*inbrtO><>><>i>l>> MCI affift'
IxilcpaijWMRtVagmXiniranu/omlcpiiiin'
1in«mc6tttMn»lunni/tiit»tiipai«>mi»oi<iii-
0(t>lUMl-
■maitiDlitalilnatKMalinttnfi/Mtcaim op
VocnnatV Dmbnoc Dot actMOni JkMmlötf ttc-
ramaninaDiiioataKttil/ miclimaititKiiDaina
Dalunffl>ailUll/bt0utiioiiwlnlRilun/ (oi
OoTf wm aan nam ban Mum/ Vmt Inac
in»ant«odi;aidfcimaan»limlttocwniioi».
•mMowDinlIi'aparatininlliltcniuwiMniinRiilnilucaopillliittaapiaiullnlliUralMfIa
EUaiaaUDanapIlaaiM/IUdualleiniwtrXnti: niibcconniunbnimiiinfWMianMopoaiuoi-
gkiMKnlugtMMilltiaanuneuMmunlbi/ rctliwn»iii>filMnl(i<»;n,'gRtli|)bnunmnn(iai
QdmmcRitraitanbauuaffamobantftutDt'op 3an]ltltm RimaritrnpttttUlihiiailtitIcbrptoan
bcnouBoiKUn/ mttnocQOtDtipftnBt' mctmi)tcm..t]Qnart)Mrnraiisojbm.
Dtn ntun bsBliit Ota nMtni M«)f.
Aanplakbiljet van de open-
bare verkoop in 1615. Huis
Voorn werd ontsloten naar
de Voornse Steeg in plaats
van naar de Leidsche Rijn
(gelegen op de achter-
grond). Op de plek van het
zichtbare gebouw tegen de
Leidsche Rijn ligt nu het
huidige Huis Voorn.
Foto: Het Utrechts Archief
aangetast, biedt een iets aange-
namer beeld.
Om verbeteringen te bereiken
dienden bewoners en belang-
hebbenden verschillende alter-
natieve studies in bij het Project-
bureau Leidsche Rijn. De derde
schets (tweede van rechts) is
daar een voorbeeld van. Door
een bepaalde A2-afrit te verleg-
gen ontstaat er een smallere
bundel van wegen over de Leid-
sche Rijn en worden enkele mo-
numenten aan de Rijksstraatweg
gespaard. Door deze alternatie-
ven is het Projectbureau Leidsche
Rijn dermate geïnspireerd ge-
raakt dat er in samenwerking
met Rijkswaterstaat is gewerkt
aan een nieuwe variant (de
meest rechtse schets). Deze va-
riant moet nog worden doorge-
rekend op financiële haalbaar-
heid (het geeft een verlies aan
uitgeefbare grond in deelgebied
Strijkviertel), maar is technisch
uitvoerbaar.
Vierluik van Knooppunt
Hooggelegen. De linker
twee illustratie zijn studies
van Rijkswaterstaat.
De twee rechtse varianten
zijn de in het artikel
besproken alternatieven.
%
vereniging Oud'Utrecht
oktober 2002
-ocr page 120-
De omzwervingen van een Vrouwe Justitia'
van Vrouwe Justitia aan de gevel
van het stadhuis was een verwij-
zing naar de rechtsprekende taak
van het stadsbestuur. Bij resolu-
tie van 10 juli 1730 gaf de vroed-
schap toestemming 'het Justitie-
beeldt dat voor het Stadthuis zal
worden geplaetst te doen maken
volgens het nieuwe model'. Op
dat moment was er reeds een
Justitia beeld van de hand van
ene Verkerk, maar de vroedschap
oordeelde in 1729 dat dit beeld
'zeer lomp (is) en gantsch niet
voldoedt'.
Uit een latere resolutie, namelijk
die van 19 maart 1731, blijkt dat
de opdracht voor het maken van
het nieuwe Justitia-beeld is ver-
strekt aan de beeldhouwer Jacob
Cressant. Voor zijn werkzaamhe-
den ontving hij een bedrag van
ƒ300,- en nog eens ƒ100,- voor
verdere bemoeiingen. Op 8 fe-
bruari 1731 kreeg de beeldhouwer
hiervan alvast ƒ200,- uitbetaald,
het restant ontving hij ruim een
maand later, op 19 maart. Blij-
kens de resolutie van 2 januari
1731 was het beeld op dat mo-
ment reeds voltooid.
Jacob Cressant
Volgens sommige auteurs van de
voor deze bijdrage geraadpleegde
bronnen is de beeldhouwer Jacob
Cressant afkomstig uit het Noord-
Franse Abbeville, volgens anderen
kwam hij uit Antwerpen. Vast-
staat dat hij zich omstreeks 1728 in
Utrecht vestigde, waar hij in 1736
toetrad tot het Sint Lucasgilde.
Om lid te kunnen worden van dit
gilde moest volgens de statuten
eerst een proeve van bekwaam-
heid worden afgelegd. Vanwege
'zijne groote kunst en kundigheid
van Beeldhouwen' werd Cressant
bij wijze van uitzonderingtoegela-
ten tot het beeldhouwersgilde
Vrouwe Justitia in een nis
aan de voorgevel van het
stadhuis in Utrecht op een
aquarel van P. van Oort
1824
Foto: Het Utrechts Archief
Zij begon haar loopbaan in de stad Utrecht in 1731, maar heeft inmiddels haar
standplaats in Groningen: het Justitia-beeld van de beeldhouwer Jacob Cressant.
Vrouwe Justitia is echter zodanig verbonden met de stad en het arrondissement
Utrecht dat een terugkeer niet uitgesloten moet worden.
NiENKE Vette
even in beeld. Hoezeer deze
Vrouwe Justitia echter aan
Utrecht verbonden is, blijkt uit
de hiernavolgende schets van
haar levensloop tot heden.
De opdracht
De Vrouwe Justitia is in 1730 uit
zandsteen vervaardigd in op-
dracht van het Utrechtse stads-
bestuur. Zij was bestemd voor de
gevel van het (oude) stadhuis
aan de Stadhuisbrug. Een beeld
Het verblijf in Groningen heeft
het uiterlijl< en de carrière van
deze Utrechtse Vrouwe goed
heeft gedaan. Zij l<reeg in Gro-
ningen een nieuwe arm aange-
meten en werd voorzien van een
nieuwe verflaag. Dankzij het
NOS-journaal verwierf ze zelfs
nationale bekendheid, want ie-
dere keer als er aandacht wordt
geschonken aan een spraakma-
kende rechtszaak verschijnt de
Vrouwe Justitia van Cressant
122
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 121-
Het beeld op zijn oude
plek in de Rechtbank te
Utrecht in 1906
(links; foto: W.G. Boer,
Het Utrechts Archief)
en op zijn huidige plek in
de Groningse Rechtbank
(foto: J. Spanjers,
Oosterhout).
zónder proef te doen. Aan deze
vrijstelling werd wel de voorwaar-
de verbonden dat Cressant het gil-
de een bedrag van ƒ25,- betaalde.
Cressant genoot in de stad
Utrecht meer privileges. Toen hij
- eveneens in 1736 - verzocht om
toekenning van het burgerrecht,
werd hem dit om niet verleend.
In de betreffende resolutie wordt
hij aangeduid als 'voornaem con-
stenaar' en wordt voorts mel-
ding gemaakt van zijn 'zonder-
linge kunst' en zijn 'goed gedrag,
handel en wandel'. Waarom
Cressant zich in 1728 in Utrecht
vestigde, is onbekend. Niet on-
waarschijnlijk is dat zijn komst
naar deze stad verband hield
met de nabijheid van kunstlief-
hebber David van Mollem, van
wie hij veel opdrachten kreeg.
David van Mollem (1670 - 1746)
was een zeer succesvol zijdehan-
delaar en -fabrikant. Hij impor-
teerde ruwe zijde uit onder meer
India, Italië en Perzië, en ver-
werkte deze tot garens die ge-
schikt waren om te weven en te
verven. Zijn fabriek lag in Utrecht
buiten de Weerdpoort aan de
Vecht. Naast de fabriek lag zijn
woonhuis met daarachter een
grote tuin. Het gehele complex
heette Zijdebalen, naar de balen
waarin de ruwe zijde over de
Vecht werd aangevoerd.
De fabriek van Van Mollem trok
veel bezoekers, zowel uit binnen-
als buitenland. Een van hen was
tsaar Peter de Grote. Maar ook de
naastgelegen tuin was in die tijd
een bezienswaardigheid. Van
Mollem had deze laten omtove-
ren tot een waar 'lusthof' met
niet alleen bijzondere planten en
bloemen, maar ook vijvers, fon-
teinen en watervallen, beelden-
groepen en vazen, een labyrint,
een openluchttheater, enzovoort.
Voor het beeldhouwwerk scha-
kelde Van Mollem verschillende
kunstenaars in, waaronder met
name Cressant. Van zijn hand be-
vonden zich in het lusthof onder
meer beelden van de Tijd en de
Eeuwigheid, de Hemel en de Aar-
de, Bacchus, Flora, Neptunus, en
verder diverse tuinvazen.
Ook toen de tuin van Zijdebalen
voltooid was, waarschijnlijk in
1739, bleef Van Mollem Cressant
bestellingen doen. Zo vervaar-
digde Cressant in 1740, ter gele-
genheid van de 70e verjaardag
van Van Mollem, twee portret-
bustes van terracotta: een buste
van Van Mollem zelf met als
pendant een buste van diens
goede vriend admiraal Hendrik
Grave. Voorts gaf Van Mollem
Cressant kort voor 1745 opdracht
de portretbustes van vier
Utrechtse hoogleraren te ver-
vaardigen. Van Mollem schonk
deze terracotta beelden in 1745
aan de stad Utrecht om ze te
plaatsen in de stadsbibliotheek.
%
vereniging Oud<Utrecht
oktober 2002
-ocr page 122-
De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
Utrecht buiten de prijzen viel,
was er in Utrecht dus een heus
Paleis van Justitie. De verbou-
wing van dit Paleis werd uitge-
voerd volgens een ontwerp van
architect Christiaan Kramm.
Tijdens de verbouwing werden
enkele, vermoedelijk laat-Ro-
maanse kapitelen en basemen-
ten gevonden. Op 6 juni 1838
zond Kramm deze aan het colle-
ge van B&W van Utrecht ten be-
hoeve van het stadsarchief. In
zijn begeleidende brief schreef
Kramm erop te vertrouwen dat
'wanneer het Stedelijk bestuur
in het bezit moge zijn van voor-
werpen welke aan de Provincie
van nut kan zijn' hij daar weder-
kerig op mocht hopen.
De reactie van het college van
B&W kwam reeds de volgende
dag: in een brief van 7 juni 1838
antwoordde het college Kramm
als volgt: 'Volgaarne gebruik ma-
kende van het aanbod, ons bij
uwen brief van gister gedaan,
hebben wij de daarbij toegezon-
dene voorwerpen van Oudheid
bij onze verzameling van dien
aard, ten stadhuize doen over-
brengen. Onder dankzegging
voor dat bewijs van attentie, ver-
klaren wij ons gezind, om, in het
bezit zijnde van voorwerpen wel-
ke der provincie van nut zoude
kunnen Zijn, dezelve daar aan af
te staan, en hebben de eer als nu
reeds een bij ons nog voorhan-
den beeld der Gerechtigheid,
hetwelk vroeger in den gevel van
het Stadhuis geplaatst was, bij
zoo ver hetzelve nog dienstbaar
is, ten behoeve van het Hof van
Justitie aan te bieden'
Hoewel zulks niet direct volgt uit
de brief van Kramm en de reactie
van het college van B&W zoals
hiervoor weergegeven, is het mo-
gelijk dat Kramm de gevonden
Het vertrek van Cressant uit
Utrecht - vanaf ongeveer 1742
woonde hij in Amsterdam - lijkt
samen te hangen met de voltooi-
ing van het lusthof van Van Mol-
lem. Hoewel deze hem ook na-
dien enkele opdrachten gaf en
Cressant in 1741 nog een op-
dracht kreeg van het Utrechtse
stadsbestuur, was het aanbod
van werk in Amsterdam waar-
schijnlijk groter.
Justitia daarentegen kunnen wij
zonder moeite verder volgen in
de tijd.
Van stadhuis naar het
Paleis van Justitie
Na meer dan honderd jaar de ge-
vel van het Utrechtse stadhuis te
hebben opgesierd, moest Justi-
tia in 1824 een ander onderko-
men zoeken; in dat jaar werd be-
gonnen met de afbraak van een
Vrouwe Justitia kijkt uit
over de bijzondere terecht-
zitting inzake oorlogstnis-
daden 9 december 1948
Foto: F. van der Werf, Hel
Utrechts Archief
deel van de gebouwen die te-
zamen het stadhuis vormden,
waaronder de voorgevel van
Huis (Groot) Lichtenberch en
Huis Hasenberch.
Enkele jaren na de start van de
verbouwing van het stadhuis -
de werkzaamheden begonnen in
1824 en waren voltooid in 1846 -
onderging in Utrecht ook het
complex aan de Hamburger-
straat 28 - 30 een grondige ver-
bouwing. Sinds 1596 was daar
het Hof Provinciaal gevestigd. In
1838, met de invoering van de
Wet op de Rechterlijke Organisa-
tie, werd dit een Provinciaal Ge-
rechtshof met daaraan toege-
voegd een Arrondissements-
rechtbank. Tot 1877, toen het
aantal hoven in Nederland naar
vijf werd teruggebracht waarbij
De gegevens over Cressant na
zijn vertrek uit Utrecht zijn sum-
mier. Zeker is dat hij nadien wer-
ken maakte voor verschillende
Amsterdamse kerken, een hou-
ten vrouwenfiguur voor het Sint
Lucasgilde in Amsterdam en een
schoorsteen voor het Amster-
damse stadhuis. Ook maakte hij
beelden voor een kasteel in de
buurt van het Duitse Kassei en
een preekstoel voor de Grote
Kerk te Dordrecht. In 1753 en 1756
werden beelden van hem ge-
toond op tentoonstellingen van
de Académie de Saint Luc te Pa-
rijs. Verder zou Cressant in 1757
nog twee bronzen beelden heb-
ben vervaardigd voor de Franse
markies de Marigny. Hierna ont-
breekt van hem ieder spoor.
Het spoor van Cressants Vrouwe
124
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 123-
Opmerkingen en Mededelingen
Tbemis vermist
Levensgroot heeft Zij gestaan op het podium van de gerechtszaal voor
strafzaken in het Paleis van Justitie te Utrecht, wakend over rechters en
justitiabelen. In naam spraken de rechters recht „in naam des Konings",
maar in feite deden zij dat namens Themis, die, achter hen staande, met
vaste blik hun hoofd én hart leidde. Waarom had het Utrechtse Gerecht
de eer van Haar lijflij ke tegenwoordigheid? Waarom had Zij zich geen
blinddoek voorgebonden? Waar kwam Zij vandaan? Wij weten het niet.
Het enige wat wij weten, is, dat Zij is verdwenen. Zonder afscheid, zonder
bedankje zelfs is Zij afgedankt toen men met de thans aan de gang zijnde
vernieuwing van het Paleis begon'. Haar Paleis, het Paleis van Vrouwe
Justitia. In boeien heeft men Haar geslagen als ware Zij weerbarstig,
en zo heeft men Haar naar buiten getakeld en op een open vrachtwagen
weggevoerd. Zonder vorm van proces is Zij opgesloten, nog wel in een
door de artillerie afgedankte donkere stal, achter het Centraal Museum.
Als een ordinaire gevangene heeft men Haar ontwapend en Haar Haar
ornamenten afgenomen. Het zwaard heeft men Haar hand ontwrongen,
de weegschaal heeft men Haar andere hand ontruict. Geen schande heeft
men Haar bespaard. Als een stout kind heeft men Haar in de hoek
gezet met het gezicht naar de muur.
Alvorens deze jammerklacht te uiten, wilde ik Haar nog eens bezoeken
om Haar verlof tot publicatie te vragen, in de hoop Haar tevens in Haar
verlatenheid wat te kunnen troosten. Hoe schrok de suppoost van hel
museum, die de staldeur voor mij opende, toen Zij er met meer stond.
Schuchter keek hij in de andere hoeken of Zij zich soms even had terug-
getrokken, maar nergens was zij te ontwaren. Voor mij, mij van Haar
goddelijke oorsprong bewust, was dit niet vreemd, maar de suppoost
wilde er niet aan. Zij bleek naar een andere stal te zijn overgebracht en
daar staat Zij nu temidden van een aantal karren tot spot, met bevallig
opgeheven arm als een mislukte wagenmenster. Wreekt dan niemand
deze verregaande, steeds verdergaande beledigingen van onze hoogste
Ambtenaar in functie?
H. J. Marius GERLINGS.
Tussenstop: Centraal Museum
Voor deze verbouwing werd als
binnenhuisarchitecte Betty Rod-
bard uit Amsterdam aangetrok-
ken. In haar concept voor het in-
terieur van de verbouwde recht-
bank was geen plaats voor een
vroeg i8e eeuws Justitia beeld.
Cressants Vrouwe Justitia moest
dus het veld ruimen. Of, zoals
het in het rapport 'Bouwhistori-
sche documentatie en waarde-
bepaling' staat omschreven: 'De
stelling, dat nieuwbouw belang-
rijker was dan het bewaren van
oude restanten is typerend voor
die tijd [...]'.
Op verzoek van het Ministerie
van Justitie is het beeld in 1957
ondergebracht in het depot van
het Centraal Museum te Utrecht.
Het vertrek van Vrouwe Justitia
uit het gebouw aan de Hambur-
gerstraat ging aan in ieder geval
één advocaat in het Utrechtse
arrondissement niet onopge-
merkt voorbij; mr H.J. M. Gerlings
bezocht de Vrouwe Justitia in
haar nieuwe verblijfplaats, waar-
na hij zich in Het Nederlands Juris-
tenblad
beklaagde over het feit
dat zij - Gerlings noemt haar bij
haar Griekse naam: Themis -
zomaar, zonder vorm van proces,
aan de kant is geschoven. Zijn
'jammerklacht' staat hier inte-
graal afgedrukt. De hartekreet
van Gerlings ten spijt, Cressants
Vrouwe Justitia keerde niet terug
naar de Hamburgerstraat. Toen
zij het museumdepot uiteindelijk
in 1964 verliet, was dit om naar
Groningen te gaan.
Van Utrecht naar Groningen
Het was op initiatief van mr
C.J.J.W. van Groeningen, destijds
President van de Groningse
Rechtbank, dat de Vrouwe Justi-
tia in 1964 van Utrecht naar Gro-
voorwerpen aan de stad Utrecht
aanbood met het vooropgezette
doel de Vrouwe Justitia van Cres-
sant te verwerven voor het ge-
bouw aan de Hamburgerstraat.
Dit kan wél worden opgemaakt
uit de beschrijving van de ruil
door Kramm zelf. In 1857 schreef
hij: 'Een [van Cressants; NV] voor-
naamste werken is wel het meer
dan levensgroote beeld der Ge-
rechtigheid, dat in eene nis in den
voorgevel van het laatst gesloop-
te stadhuis, te Utrecht, heeft ge-
pronkt, en thans nog op eene
doelmatige plaats, in de groote
audiëntiezaal van het Paleis van
Justitie, te Utrecht, als een blij-
vend aandenken, bewaard wordt.
Mijn doel was, dit Beeld weder
eene eigenaardige bestemming
te geven, en ik wendde dus po-
gingen aan bij de stedelijke Rege-
ring, om het tot dat einde af te
staan, zoo als ik bij die der Provin-
cie, in mijne betrekking als Pro-
vinciaal Architect, voorstelde, om
wederkeerig een paar Bijzantijn-
sche kapiteelen en bassementen,
die in de oude Abdij van St. Pau-
lus aanwezig waren, in het Stede-
lijk Museum van Stichtsche Oud-
heden te doen plaatsen, welke
een en ander, door mijne zorgen,
toen ik als architect met den
bouw van gezegd Paleis van Jus-
titie belast was, ook tot stand is
gekomen [...]'.
Vooropgezet doel of niet, dank-
zij Christiaan Kramm verhuisde
de Vrouwe Just'tia naar de Ham-
burgerstraat. Kramm, die haar
'in zijn soort fiks gebeiteld, goed
gevormd en vol uitdrukking'
vond, gaf Vrouwe Justitia een
plaats in een absis in een grote
zaal op de begane grond. Zij
stond daar tot de volgende ver-
bouwing die begon in 1954 en
zou duren tot 1965.
ningen verhuisde. Van Groenin-
gen herinnerde zich haar uit de
tijd dat hij substituut-griffier
was in Utrecht. Blijkbaar heeft
zij toen een onvergetelijke in-
druk op hem gemaakt.
Het beeld, 1.500 kilo zwaar, werd
eind maart 1964 met een vracht-
auto vanuit Utrecht naar Gro-
ningen getransporteerd. Vol-
gens een krantenberichtje uit
die tijd gebeurde dit 'met een
gematigd vaartje van 40 kilome-
ter per uur'. Na een paar dagen
in een houten kist op het bin-
nenplein te hebben gestaan,
werd de Utrechtse Vrouwe op 1
april 1964 'door vier potige
werklieden' geplaatst in een nis
in de grote zittingszaal van de
Rechtbank in Groningen, toen
nog gevestigd aan de Oude Bo-
teringestraat 36 en 38.
Enkele dagen nadat Vrouwe Jus-
titia haar nieuwe nis had betrok-
ken schreef Van Groeningen aan
de toenmalige directrice van het
Centraal Museum te Utrecht:
'Het beeld past wat stijl betreft
prachtig in de zittingszaal van
mijn rechtbank. De stijl van deze
zittingszaal is, evenals die van
het beeld, van de eerste helft
van de achttiende eeuw'.
In diezelfde brief vroeg Van
Groeningen of de sokkel, waar
het beeld oorspronkelijk op had
'Jammerklacht' van de
Utrechtse advocaat mr
H.J. Marius Gerlings in
Het Nederlands Juristen-
blad 1957, p.364
%
vereniging Oud«Utrecht
oktober 2002
-ocr page 124-
De omzwervingen van een Vrouwe Justitia
op met forse voluten versierde
koof, alles 1754. In een der nissen
Justitiabeeld'.
In artikel ii van de Monumen-
tenwet is onder meer bepaald
dat het verboden is om zonder
vergunning een beschermd mo-
nument 'in enig opzicht te wijzi-
gen'. Door de Vrouwe Justitia uit
de zittingszaal te verwijderen, is
het gebouw aan de Oude Bote-
ringestraat gewijzigd. Tenzij
hiervoor een vergunning was
verkregen, hetgeen gelet op de
ongewijzigde omschrijving in
het Register van beschermde
monumenten niet waarschijnlijk
is, kan degene die de Vrouwe
Justitia heeft verplaatst ingevol-
ge artikel 56 van de Monumen-
tenwet worden gestraft met een
gevangenisstraf van ten hoog-
ste een jaar of een geldboete
van de vijfde categorie (thans
€45000,-).
Nog een laatste verhuizing?
Op grond van bovenstaande kan
in ieder geval worden geconclu-
deerd dat de Utrechtse Vrouwe
Justitia nu niet is waar zij hoort.
Volgens het Register van be-
schermde monumenten zou zij
in de oude zittingszaal van de
voormalige rechtbank in Gronin-
gen moeten staan. Echter, nu
deze zittingszaal niet meer als
zodanig in gebruik is, zou zij ook
daar niet meer op haar plaats
zijn.
Volgens Utrechtse rechters en
advocaten, waaronder de
schrijfster dezes, hoort de
Utrechtse Vrouwe Justitia über-
haupt niet in Groningen thuis.
Zij menen dat haar standplaats
Utrecht behoort te zijn, de stad
waar zij in 1730 werd gehouwen
en waar zij haar eerste 234 jaren
doorbracht. En wat zou voor
deze Vrouwe Justitia nu een
mooiere plek zijn om naar terug
te keren dan de nieuwe recht-
bank aan de Catharijnesingel in
Utrecht?
Nienke Vette studeerde Nederlands Recht
en Kunstgeschiedenis. Zij is nu bedrijfs-
jurist bij Petroplus International NV in
Rotterdam.
* Dit artikel verscheen oorspronkelijk in
W. Bekkers, A. Gommers en A. van Hoog-
straten (redactie), Hamburgerstraat28.
Z.p., Kluwer, 2000 | Deel 3 in de serie Recht
te Utrecht]. Omdat deze bundel (vrijwel)
uitverkocht is en niet bij veel lezers van
Oud-Utrecht bekend zal zijn, stelt de re-
dactie de mogelijkheid op prijs het artikel
hier opnieuw te publiceren. Het oorspron-
kelijke, zeer uitvoerige, notenapparaat is in
te zien op de website van de vereniging
[onder'Tijdschrift']; www.oud-utrecht.nl
Literatuur
J. Knoef, T)e beeldhouwer lacobus Cresant',
in: Ourf-Ho/lfl«rf 58 (1941) 169-177.
C. Kramm, 'Zijde Balen te Utrecht', in:
Utrechtsche Votks-almanak, Utrecht
1851,50.
C. Kramm, De levens en werken der Hol-
landsche en Vlaatnsche kunstschilders,
beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters
van den vroegsten tot op onzen tijd.
Eerste deel A - C. Amsterdam 1857,298.
J.N. van der Meulen, 'David van Mollem
(1670-1746) eigenaar van zijdefabriek
en buitenplaats Zijdebaleri, in: Utrecht-
se biografieën 3.
Utrecht 1996,136 -140.
S. Muller Fz., Zijdebalen. Utrecht 1912.
F. Talstra, 'Justitia en Libertas in Gronin-
gen', in personeelsblad van de Arrondis-
sementsrechtbank te Groningen
1998.
CCS. Wilmer, 'Christiaan Kramm (1797 -
1875)', in: Utrechtse biografieën 3.
Utrecht 1996,96-101.
Zijdebalen - lusthof aan de Vecht; tuin- en
tekenkunst uit het begin van de 18e
eeuw.
Tentoonstellingscatalogus Cen-
traal Museum. Utrecht 1981,78 - 79.
gestaan, zich nog in het depot
van het Centraal Museum be-
vond; deze was namelijk niet
meegekomen naar Groningen,
waardoor 'het beeld nog provi-
sorisch en veel te laag is opge-
steld', aldus Van Croeningen. In
antwoord op zijn vraag berichtte
de directrice van het Centraal
Museum hem dat, toen het
beeld van de Rechtbank in
Utrecht naar het museum werd
vervoerd, de sokkel niet is mee-
genomen.
En zo kwam Vrouwe Justitia in
Groningen op een veel lager
voetstuk te staan dan zij in
Utrecht, aan de gevel van het
stadhuis en in de rechtbank, ge-
wend was. Echter, in april 1998
verhuisde de Arrondissements-
rechtbank in Groningen naar
een nieuw gebouw en de 'im-
port-dame', zoals de archivaris
van deze rechtbank Vrouwe Jus-
titia noemt, verhuisde mee. In
het nieuwe gebouw staat zij in
de hal op een aan de muur be-
vestigde sokkel, wederom hoog
verheven boven de rechters en
justitiabelen.
Overigens is het de vraag of het
Justitia-beeld wel verplaatst had
mogen worden van de oude Gro-
ningse Rechtbank aan de Oude
Boteringestraat naar de nieuwe
rechtbank aan het Guyotplein.
Het gebouw aan de Oude Bote-
ringestraat 36 - 38 is namelijk
een Rijksmonument; sinds 9 no-
vember 1971 staat het als zoda-
nig ingeschreven in het Register
van beschermde monumenten.
In de omschrijving van het ge-
bouw, zoals deze in voornoemd
register is opgenomen, staat on-
der meer: 'In de zittingszaal be-
timmering en balies met gesne-
den spijlen, deur en pijlerbekro-
ningen; eenvoudig stucplafond
126
%
iglng Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 125-
Literatuursignalement
LeNY JURRITSMA, HeT UTRECHTS ARCHIEF
in 2002. Het boek is in belangrijke mate
gebaseerd op het Archief van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken voor
Utrecht en Omstreken. Centraal staan
vooral de naoorlogse economische ont-
wikkeling van de regio Utrecht en de
rol van de Utrechtse Kamer daarin,
maar ook belangrijke gebeurtenissen
uit de eerste eeuw van het bestaan van
de Kamer komen aan de orde.
Achter de Dom 7; de geschiedenis van
een middeleeuws huis I
[tekst door J.A.
van der Hoeve; tek. van o.a. H. Hundert-
mark; onder red. van M.J. Dolfin; foto's
Fotodienst Het Utrechts Archief (G. van
der Haar) en J.A. van der Hoeve].
[Utrecht]: Stichting Publicaties Oud-
Utrecht, 2002; 32 p. ISBN 90 5479 0490
{Utrechtse Monumenten Reeks 7)
Historische aspecten en bouwgeschie-
denis van het huis Achter de Dom 7 te
Utrecht. Oorspronkelijk was het huis ei-
gendom van één van de kanunniken in
het kapittel van de Dom. In 1998 is het
gerestaureerd t.b.v. de Faculty Club.
In dit boekje worden nieuwe gegevens
gepresenteerd die bij de bouw- en
kunsthistorische onderzoeken aan het
licht zijn gekomen.
Rondje Utrecht: fietsen rond het histo-
risch hart van Nederland I
Wim van der
Ende en Kees Volkers; [fotogr. Wim van
der Ende]. Amsterdam : Buijtenen &
Schipperheijn, 2001; ISBN 90 5881 007 o
Fietsroute van 280 km in zes themati-
sche etappes langs restanten van Mid-
deleeuwse staatsgrenzen, langs kaste-
len, oude handelssteden en fortenlinies
in de provincie Utrecht. De gids richt
zich met name op de cultuurhistorie ,2-
van het landschap. Als extra een losse
routekaart met toeristische informatie.
teninventarisaties van de gemeenten
Soest en Baarn.
Holland in touw: hennepteelt en touw-
fabricage in het Croene Hart I
B.R. Fels,
H. Hoogendoorn en P.M. Stoppelen-
burg. Woerden: Groene Hart Produc-
ties, [2002]; 118 p.
In dit boek, uitgegeven t.g.v. het 25-ja-
rig bestaan van de Stichting Werkgroep
Behoud Lopikerwaard, behandelen de
auteurs de geschiedenis van het ont-
staan van de hennepteelt en touwfa-
bricage in het Groene Hart en in de Lo-
pikerwaard (met veel aandacht voor
Oudewater), en de ondergang van de
Hollandse touwfabricage met een
speurtocht naar restanten van de ver-
dwenen touwindustrie.
Pneutax: over Zonnegloren en Molen-
dael I
Geke van de Merwe-Wouters.
Huizen: Lorelax Productions, 2002; 203
p. ISBN 90 76 254 36 2
De geschiedenis van het verdwenen sa-
natorium en later ziekenhuis Zonneglo-
ren / Molendael in Soest vanaf 1927 tot
heden. Met veel persoonlijke herinne-
ringen van de schrijfster - zelf zowel
oud-patiënt als oud-verpleegster - en
vele andere betrokkenen wordt een le-
vendig beeld geschetst van de bijzon-
dere sfeer in Zonnegloren. Ook uitge-
breide aandacht voor de verwikkelin-
gen rond de geleidelijke overgang van
sanatorium naar ziekenhuis. De titel
van het boek is ontleend aan het huis-
blad van Zonnegloren.
Utrecht in bedrijf: de economische ont-
wikkeling van stad en regio en de Kamer
van Koophandel, 1852 - 2002 I
Floribert
Baudet. Utrecht: Matrijs, 2002; 143 p.
ISBN 90 5345 209 5
Uitgegeven in opdracht van de Kamer
van Koophandel Utrecht i.s.m. Onder-
zoeksinstituut voor Geschiedenis en
Cultuur Universiteit Utrecht t.g.v. het
150-jarig bestaan van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Utrecht
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Utrecht in beroering: patriotten en fran-
sen in de Domstad 1780 -1813 I
door A.
van Hulzen. Utrecht: J. Bijleveld, 2002;
191 p. ISBN 906131 361 9
Utrecht in de periode waarin achter-
eenvolgens de patriotten en de Fransen
het bestuur van de stad in handen had-
den. Vooral de jaren 1787 -1795 waren
voor Utrecht van bijzonder belang.
Vóór die tijd streefden de Utrechtse pa-
triotten naar hervorming van het
stadsbestuur en na 1787 naar hervor-
ming van het staatsbestuur. Boek geeft
een overzicht van de overgangstijd
waarin de Republiek (1588 - 1795) zich
ontwikkelde naar een democratie.
De Blauwe Kamer: nieuwe natuur langs
de Nederrijn I
Arend van Dam; met fo-
to's van Renk Ruiter e.a ; [eindred. An-
nemarie van Gijn]. Abcoude: Uniepers ;
[z.p.] : Stichting Het Utrechts Land-
schap, 2002; 96 p. ISBN 90 6825 2844
Uitgegeven t.g.v. het 10-jarig bestaan
van De Blauwe Kamer, het rivieroever-
reservaat dat begrensd wordt door de
Nederrijn, de Grebbeberg en de Gelder-
se Vallei. Een aantal mensen vertelt
vanuit verschillende disciplines over
hun bijzondere band met De Blauwe
Kamer en hoe de inrichting ervan tot
stand kwam. De sfeerbeelden van foto-
graaf Renk Ruiter tonen flora en fauna
van het natuurgebied in alle seizoenen.
De duiven kennen het koren niet meer:
feiten en verhalen uit het boerenleven
van Soest en Baarn I
Hans Kruiswijk;
[algem. coörd. Jan Wessels; foto's Pa-
trick van Emst en Hans Kruiswijk).
[Soest]: Boekhandel Van de Ven, 2002;
96 p. ISBN 9077112022
Boek is gebaseerd op interviews van
auteur met bewoners van boerderijen
in Soest en Baarn over het gewone boe-
renleven en de geschiedenis van hun
boerderij. De boerderijen zijn geselec-
teerd aan de hand van de Monumen-
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2002
-ocr page 126-
Tucht en discipline voor Jan Soldaat
Utrechtse gevangenissen 5: het Depot voor Discipline te Nieuwersluis
De Koning Willem UI -
kazerne bij
Nieuwersluis, 1935
Foto: Sectie Luchtmacht-
historie, Den Haag
Binnen het Nederlandse gevangeniswezen nam Depot voor Discipline te Nieuwersluis
(1950 -1997) een bijzondere positie in. Als enige militaire gevangenis in Nederland
zaten hier met name dienstplichtigen hun straf uit. Een verblijf in Nieuwersluis stond
garant voor veel tucht en discipline. Zo werd Jan Soldaat weer in het gareel gebracht,
om daarna weer terug te keren naar zijn onderdeel. Maatschappelijke ontwikkelingen
leidden tenslotte tot de opheffing van dit door militairen gerespecteerde instituut.
DouwE Koen
De Straf- en Tuchtinrichting
Met het oprichten van het Alge-
meen Depot voor Discipline als
landelijke militaire gevangenis te
Medemblik in 1850 konden ver-
oordeelden hun straf in een mili-
taire omgeving ondergaan. Na
enkele standplaatswijzigingen
werd het Algemeen Depot in 1912
opgeheven. Tijdens de mobilisa-
tieperiode 1914-1918, waarin gro-
te aantallen militairen op de
been waren gebracht, moest de
krijgsmacht het weer noodge-
dwongen stellen met locale voor-
zieningen, omdat een centrale
gevangenis ontbrak. Een reorga-
nisatie van de krijgsmacht begin
jaren twintig voorzag daarom in
een nieuw instituut.
Als opvolger van het Algemeen
Depot besloot defensie in 1922 de
straf- en tuchtinrichting in het le-
ven te roepen, ressorterend on-
der het Depot Politietroepen, met
als standplaats Nieuwersluis. In
dit kleine dorp aan de Vecht tus-
sen Loenen en Breukelen lag een
Net als in de burgermaatschappij
veranderden ook in de krijgs-
macht in de loop van de ige
eeuw de opvattingen over crimi-
naliteit en straf. Binnen de krijgs-
macht kwamen toen vanzelf-
sprekend ook algemene delicten
voor, zoals diefstal en moord,
waarvoor militairen tot een cel-
straf in een civiele gevangenis
werden veroordeeld. Typisch mi-
litairwaren echter overtredingen
als het negeren van een dienst-
bevel, ondisciplinair gedrag en
misdrijven zoals opruiing en in-
subordinatie. Overtreders kregen
doorgaans een aantal dagen vrij-
heidsstraf en ze zaten die meest-
al in een cel binnen de kazerne of
op de legerplaats uit. Voor het
ondergaan van een langere straf
wegens een militair misdrijf wa-
ren de locale accommodaties
echter minder geschikt. In dat
geval werden de veroordeelden
opgesloten in een civiele gevan-
genis. Hier kwamen deze militai-
ren echter in contact met crimi-
nelen uit de burgermaatschap-
pij. Dit werd in toenemende
mate ongewenst geacht, te meer
omdat vele soldaten na het uit-
zitten van hun straf terugkeer-
den in militaire dienst.
128
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 127-
/>^.
-..jÜfe^-V
Wm:~
w^
!!l^
n 1
ll
1 d
0-' i^
-^
i
r
1
m
1/^^
**" "—-.'-j II „, XJ»
■ '■ i-i-™«-Ji.»-^ -rrr w 'tJ^^^^^^^B ____
É
mi
■i' '" ,
*
^ '^■ssigr:-
1
^W^:-.:.,
belangrijk fort, een arsenaal en
een middelgrote kazerne. Beide
legeronderdelen werden onder-
gebracht in de uit 1877 -1881 da-
terende kazerne. Het gebouwen-
complex omvatte toen een lo-
gies- en lesgebouw en een twee-
tal exercitieloodsen, die in een
carrévorm waren gesitueerd en
een exercitieplein omsloten.
Voor de bestemming als gevan-
genis werd een exercitieloods tot
cellengebouw ingericht, terwijl
er in 1930 twee houten cellenba-
rakken werden bijgebouwd. Be-
halve als gevangenis voor de
straf- en tuchtinrichting fun-
geerde de kazerne in 1935 enkele
maanden als interneringskamp
voor politieke vluchtelingen uit
Duitsland. Tijdens de bezettings-
jaren 1940 -1945 bood het com-
plex huisvesting aan het uit
Amersfoort afkomstige Rijksop-
voedingsgesticht met de daar-
aan verbonden tuchtschool.
Het Depot voor Discipline
In 1945 maakte de krijgsmacht
een nieuwe start met het opzet-
ten van legereenheden voor de
landsverdediging en de Expeditio-
naire Macht in Nederlands-Indië.
Opnieuw kwamen grote aantal-
len militairen onder de wapenen.
Als voortzetting van de vooroor-
logse straf- en tuchtinrichting,
werd op i september 1946 het De-
pot en Detentiekamp opgericht.
De opzet voor deze instelling was
ontleend aan de Engelse 'Deten-
tion Barracks'. De Depotafdeling
was gedurende korte tijd be-
stemd voor dienstweigeraars, in
die periode voornamelijk de zoge-
heten Indiëgangers, terwijl in de
Detentieafdeling veroordeelde
militairen van de Landmacht wa-
ren opgenomen. Bij een reorgani-
satie werd per 1 oktober 1950 het
Depot voor Discipline voor de drie
krijgsmachtonderdeien Land-
macht, Luchtmacht en Marine op-
gericht, waarbij de samenwerking
onder meer tot uitdrukking kwam
in de gemeenschappelijke perso-
neelsvoorziening, bestaande uit
militairenen burgers.
Müitairen van de straf-
klasse in het gelid, 1%1
Foto: Sectie Militaire
Geschiedenis van de
Landmacht, Den Haag
groepsverband plaats. Ook de
huisvesting in de straf- en tucht-
klasse was ingericht voor groeps-
verband, terwijl voor gezamenlijk
gebruik een recreatiezaal, film-
zaal en een bibliotheek beschik-
baarwaren.
Sterk vertegenwoordigd in de
straf- en tuchtklasse waren de
dienstplichtige militairen. Door
allerlei oorzaken konden zij zich
niet goed aanpassen aan het des-
tijds vrij strenge regiem binnen de
krijgsmacht. Relatief kleine ver-
grijpen en conflicten met een
meerdere resulteerden vaak in
een - doorgaans - kort verblijf in
Nieuwersluis. In de periode 1950
tot 1970 verbleven er per jaar ge-
middeld 300 tot 400 gestrafte
militairen.
In 1957 kreeg het complex een jus-
titiële status als huis van bewa-
ring waarmee het complex mede
onder het gezag van het ministe-
rie van Justitie kwam. Een taakuit-
breiding tot justitieel erkende ge-
vangenis volgde in 1964. Die was
bestemd voor militaire veroor-
deelden wegens burgerlijke of mi-
litaire misdrijven met een maxi-
mum straf tot zes maanden. Bij
een langere strafduur volgde ont-
slag uit de militaire dienst en
overbrenging naar een civiele ge-
vangenis. Afgezien van de taak-
stelling en de aanwezigheid van
enkele cellengebouwen, onder-
scheidde het Depot voor Disci-
Binnen het Depot voor Discipline
bestond er een onderscheid tus-
sen de militaire detentie voor mi-
litaire misdrijven en de straf- en
tuchtklasse voor overtredingen
van de krijgstucht. Bij plaatsing in
de strafklasse ging het vaak om
eenmalige zaken, zoals het niet
op orde hebben van de uitrusting
na aankondiging (vier dagen licht
arrest), het niet opvolgen van een
dienstbevel (tien dagen ver-
zwaard arrest), 50 uur ongeoor-
loofde afwezigheid (twaalf dagen
streng arrest) enzovoorts. In geval
van het bij herhaling begaan van
dit soort overtredingen volgde
plaatsing in de tuchtklasse, waar
een strenger regiem van toepas-
sing was. De doorgebrachte tijd in
Nieuwersluis telde vanzelfspre-
kend niet mee als dienstplichttijd.
Een zwaar dagprogramma
De straf- en tuchtklasse had als
doel de gestrafte militair de nodi-
ge discipline en krijgstucht bij te
brengen voor een correcte vervul-
ling van zijn resterende dienst-
plichttijd. Deze doelstelling
trachtte de gevangenisleiding te
bereiken door de invulling van
een verplicht en vrij zwaar dag-
programma met veel exercitie,
marsen van vijftien tot twintig ki-
lometer, roeien op de Loosdrecht-
se Plassen, oefeningen op de hin-
dernisbaan enzovoorts. De mees-
te van deze activiteiten vonden in
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 128-
duur onvermijdelijk zijn. Gezien
deze ontwikkeling en het cellen-
tekort in het civiele gevangenis-
wezen, werd in 1984 besloten tot
het beschikbaar stellen van cel-
capaciteit aan het ministerie van
Justitie. Onder het beheer van
Justitie zijn er daarna nog enkele
cellengebouwen bijgebouwd.
De inkrimping van de krijgs-
macht begin jaren negentig en
de afschaffing van de dienst-
plicht in 1996 verminderden de
instroom van gestrafte militai-
ren nog meer.
Per 1 april 1997 droeg het minis-
terie van Defensie de Koning
Willem Hl-kazerne officieel over
aan het ministerie van Justitie.
Defensie huurde een klein ge-
deelte van het complex vervol-
gens als Militair Penitentiair
Centrum in afwachting van de
oplevering van een klein, nieuw
complex in Stroe in maart 1999.
Na een forse en goed ingepaste
uitbreiding doet het kazerne-
complex nu dienst als Peniten-
tiaire Inrichting voor Vrouwen
(PIV), met een capaciteit van 180
cellen, terwijl de oorspronkelijke,
fraai gerestaureerde kazerne-
gebouwen in gebruik zijn als lan-
delijk vergadercentrum van het
ministerie van Justitie.
Douwe Koen is werkzaam op de Afdeling
Beeldmateriaal van het Utrechts Archief.
Hij publiceert regelmatig over de Nieuwe
Hollandse Waterlinie en andere militaire
onderwerpen.
De kazerne met uit-
breidingen, l%7
foto: Militair Penitentiair
Centrum Nieuwersluis
een militaire tegenactie veegde
een legergroen busje, dat plotse-
ling vanaf het kazerneterrein
kwam aanrijden, de surprise bijna
de Vecht in. Volgens een kranten-
bericht 'stopte een officier een
jongetje bovendien een doosje lu-
cifers in handen en zou hem heb-
ben aangezet, de reuzenschoen in
de fik te steken'.
In de loop van de jaren zeventig
was ook binnen de krijgsmacht
duidelijk geworden dat de tijden
veranderd waren. Het regiem in
Nieuwersluis werd langzamer-
hand minder streng en in 1974
werd detuchtklasse afgeschaft. In
de jaren daarna verschoof
bovendien het accent in het dag-
programma van de gestraften
van zware lichamelijke training
naar sportbeoefening en studie in
militaire vakken en vaardigheden.
De naamswijziging van Depot
voor Discipline in Militair Peniten-
tiair Centrum in 1981 symboliseer-
de dan ook de afsluiting van een
tijdperk, waarin 'Nieuwersluis'
voor veel militairen een bijzonde-
re reputatie had gekregen.
Inkrimping, opheffing en
doorstart
Het kazernecomplex had toen
een capaciteit van ongeveer 100
plaatsen, waarvan er als gevolg
van het teruglopen van het aan-
tal gedetineerden, gemiddeld
slechts 20 tot 30 bezet waren. Als
gevolg van deze terugloop zou de
opheffing van het Militair Peni-
tentiair Centrum op de lange
pline zich nauwelijl<s van enige
andere Nederlandse Icazerne. Er
was een administratieve en ge-
neeskundige dienst, een l<eul<en,
een transportdienst, sportfacili-
teiten enzovoorts.
Straftucht = Ontucht!
De maatschappelijke democrati-
seringsgolf in de periode na 1965
ging ook aan de krijgsmacht niet
ongemerkt voorbij. De af-
schaffing van de groetplicht en
het toelaten van de vrije haar-
dracht zorgden voor een vermin-
dering van het aantal zaken, op
grond waarvan militairen in Nieu-
wersluis geplaatst konden wor-
den. Het waren roerige tijden,
waarin het Depot voor Discipline
meermalen de voorpagina's van
kranten haalde en aanleiding gaf
tot vragen in de Tweede Kamer.
En soms waren er demonstraties
van de Vereniging van Dienst-
plichtige Militairen (WDM) bij de
ingang van de kazerne. Op mee-
gevoerde spandoeken stonden
leuzen als 'Straftucht = Ontucht!'
Typerend voor die tijd is ook de
'ludieke aktie' van de WDM op 3
december 1971. Toen plaatsten ac-
tievoerders bij de ingang van de
kazerne een twee meter lange
kartonnen schoen met wortel bij
de ingang van de kazerne. Deze
reuzenschoen was bedoeld als
Sinterklaassurprise voor twee re-
dacteuren van het blad Alarm van
de WDM, die drie maanden straf
moesten uitzitten wegens een
vermeend opruiend artikel. Bij
Literatuur
J. Cloosterman en E. Stastra, Militair
Penitentiair Centrum Nieuwersluis.
Bre-
da, KMA, 1983.
M.R. van Gils, De militaire straf- en tucht-
klasse in het Depot voor Discipline te
Nieuwersluis.
Diss. Meppel, 1963.
D.T. Koen, (red. C.J. van der Peet), Bouw-
historische aantekening Nieuwersluis,
Zandpad v.m. Koning Willem Ul-kazerne
c.a.
Den Haag, Rijksgebouwendienst
(Bureau Rijksbouwmeester), 1998.
D.T. Koen, Nieuwersluis: van Starreschans
totStrafbastion.
Houten, Phoenbc
Publishers, 1998.
130
vereniging Oud*Utrecht
oktober 2002
-ocr page 129-
Dreigende opheffing Geveltekenfonds
Wie zijn ogen goed de kost geeft, ziet vooral in de oude binnensteden vele gevelte-
kens. Die stenen of figuren op de gevels vertellen iets over de geschiedenis van een
pand en/of de eigenaar. De Utrechtse stichting die zich al 25 jaar inspant om deze
tekens te inventariseren, te behouden en te restaureren dreigt te verdwijnen.
Noodkreet
'Die activiteiten en vooral een
schat aan kennis dreigen nu te
verdwijnen', aldus Luuk Water-
man, die namens de Vereniging
Oud-Utrecht zitting heeft in het
bestuur. 'Ook het geplande sym-
posium om het 25-jarig bestaan
luister bij te zetten, hebben we
voorlopig uitgesteld. Realiseren
van onze plannen om de activitei-
ten uit te breiden naar andere ge-
meenten in de provincie lijkt hele-
maal ver weg.'
Om verschillende, dringende re-
denen zullen drie bestuursleden
binnenkort aftreden en daarmee
verdwijnt de ruggengraat van de
stichting. Het bestuur heeft voor-
alsnog niet overwogen te fuseren
met of op te gaan in een andere
historische organisatie. Water-
man: 'We vinden geveltekens be-
langrijk genoeg om een eigen
stichting in stand te houden.
Onze Amsterdamse zusterorgani-
satie laat zien dat het een heel ac-
tief en bloeiend bestaan mogelijk
is. Wat we dringend nodig heb-
ben, zijn nieuwe bestuursleden.
Die moeten uiteraard interesse in
het onderwerp hebben en als er
een bij is die vrijwilligers kan
coachen bij de inventarisatie is
dat helemaal mooi'.
uithangborden kennen wij uit de
late Middeleeuwen, zoals de her-
bergen op schilderijen van Jeroen
Bosch of Pieter Brueghel illustre-
ren. Later kwamen er steeds meer
wapenschilden, niet alleen op
herbergen, maar ook op (stads-)
kastelen en openbare gebouwen.
Huizen aan de voorname straten
en grachten hadden veelal een ei-
gen naam (belangrijk bij het ont-
breken van huisnummers) en een
eigen gebeiteld of geschilderd ge-
velteken. Van bijna ieder huis aan
de Utrechtse Oudegracht is be-
kend welke naam het had (en
vaak nog heeft). Huisnamen ver-
wezen vaak naar de bewoners
(bijvoorbeeld Drakenborch) of
naar ambachten (De Dri Kalckdra-
gers, In de Vetten Os).
Vooral in de
19e eeuw zijn in Utrecht vele te-
kens gesneuveld bij de moderni-
sering van de gevels van huizen
binnen het Singelgebied.
Al eind 17e eeuw verschenen in
ons land de eerste uitgebreide in-
ventarisaties van geveltekens. De
Utrechtse stichting voegde daar
in 1990 en 1991 twee boekjes aan
toe met wandelroutes langs de
geveltekens in het oostelijk en
westelijk deel van de binnenstad.
De stichting beschikt niet over ei-
gen kapitaal - er zijn geen dona-
teurs -, maar kon de boekjes fi-
nancieren met subsidies en spon-
sorgelden. Een derde boekje, over
geveltekens buiten de singels, is
in voorbereiding. Het Gevelte-
kenfonds droeg verder bij aan het
behoud en de restauratie van ver-
schillende geveltekens en voor-
zag bewoners van informatie
over de naam van hun pand en
de mogelijkheden een nieuwe
gevelsteen aan te brengen.
Maurice van Lieshout
Stichting Het Utrechtse Gevelte-
kenfonds is een kleine organisa-
tie die zich bezighoudt met een
'klein', maar daarom niet minder
interessant onderwerp: zoge-
naamde geveltekens. Daaronder
vallen gevelstenen, uithangbor-
den en figuren en afbeeldingen
op of aan gevels en balken van
een pand. De stichting kent een
vijfkoppig bestuur en daarnaast
een wisselende groep vrijwilli-
gers die geveltekens inventari-
seerten beschrijft.
In de Vetten Os
Geveltekens kennen een lange
geschiedenis die teruggaat tot de
Romeinen. De eigenaars van wijn-
en posthuizen en herbergen had-
den al de gewoonte reclame te
maken voor hun ambacht door
middel van kleine stenen reliëfs of
uithangborden. Het gebruik van
Gevelsteen !7e/18eeeuw,
Oudegracht 235
Foto: Het Utrechts Archief
Moderne gevelsteen 2001,
Oudekamp 3
DE LETTER LEEFT
WAAR DEN D^AAS
HET PAPIER KUST
Wie interesse heeft in een bestuurslid-
maatschap van de stichting kan contact
opnemen met Suzanne Weide, Teugelhof 9,
351IVR Utrecht, (030) 232 17 97,
e-mail: suzawei@worldonline.nl
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 130-
Maliebaan 55: de architect, liet concept en
de opdrachtgeefster
Ultieme eenheid
Cuypers bracht de theorie achter
zijn ontwerpen naar buiten in
zijn tijdschrift Het Huis Oud en
Nieuw,
dat voor het eerst ver-
scheen in 1903. Het tijdschrift
was ongetwijfeld niet alleen een
medium om zijn theorieën te ver-
spreiden, maar ook om klanten te
winnen. In de latere jaargangen
werden regelmatig foto's gepu-
bliceerd van uitgevoerde ontwer-
pen. Hoewel Cuypers maar een-
maal een opdracht voor een
woonhuis in Utrecht heeft uitge-
voerd, wil het geval dat juist van
die Utrechtse opdracht genoeg
documentatie bewaard is geble-
ven om de theorieën van de ar-
chitect duidelijk te illustreren.
In de visie van Cuypers is het van
het grootste belang dat zowel
het ontwerp van het huis als de
inrichting door één persoon wor-
den uitgevoerd. Het is een reden
voor hem om het huren van een
huis af te keuren. In zo'n geval
wordt namelijk gekozen voor
meubels die ook op andere plaat-
sen tot hun recht moeten komen
en de ultieme eenheid tussen
huis en inrichting ontbreekt. Een-
heid is Cuypers' ideaal. Daarmee
sloot Cuypers zich aan bij het
ideeëngoed van William Morris
die met The Firm zijn klanten de
mogelijkheid bood om huis en in-
richting in één stijl te laten uit-
voeren. Het bezwaar dat de per-
soonlijke smaak van de bewoner
niet tot uiting kan komen als de
architect alles bepaalt, wuifde
Cuypers weg. Een architect die
zijn taak goed begrijpt, zal reke-
ning houden met de wensen van
zijn opdrachtgever. En als de
meubels speciaal voor de op-
drachtgever worden ontworpen,
heeft die toch meer kans een
meubilering te krijgen die aan
Voor- en zijgevel Malie-
haan
55 ten tijde van de
oplevering
Een van de opmerkelijkste panden aan de Utrechtse Maliebaan is de villa op de
hoek van de Burgemeester Reigerstraat. Architect Eduard Cuypers ontwierp niet
alleen het pand, maar ook alle meubels en de tuin. Door een uitvoerig geïllustreer-
de beschrijving in zijn eigen tijdschrift probeerden hij en de fabrikant van de meu-
bels nieuwe klanten te winnen.
eerste grote opdracht was in
1896 het ontwerp voor het sta-
tion van de Staatsspoorwegen in
's-Hertogenbosch. Andere voor-
beelden van zijn werk zijn het
Rode Kruisziekenhuis te 's-Gra-
venhage (1916), het Sint Canisius-
ziekenhuis te Nijmegen (1913,
1920, 1926), het Kennemer Ly-
ceum te Bloemendaal (1923) en
bankgebouwen zoals het bijkan-
toor van de Amsterdamsche Bank
aan de Sarphatistraat (1911) en
het kantoor van Lippmann Ro-
senthal's Bank (1906), beide in
Amsterdam. In Utrecht verbouw-
de hij in 1906 de kapel aan de
Nieuwegracht, nummer 14 (het
huidige Ottone). Maar de woon-
huisontwerpen bleven een be-
langrijk deel van zijn oeuvre vor-
men, vooral omdat Cuypers hier-
in veel van zijn ideeën en theo-
rieën kwijt kon.
Nettie Stoppelenburg
Onder het grote publiek is de
naam van de architect Eduard
Cuypers niet zo beleend. De naam
Cuypers zal ongetwijfeld P.J.H.
Cuypers in gedachten brengen,
de bouwer van vele neo-gotische
kerken, van kasteel De Haar en
van het Rijksmuseum en het Cen-
traal Station in Amsterdam. Ja-
wel, ze waren familie: Eduard
was een neef van de grote Cuy-
pers en heeft ook enige jaren in
het atelier van zijn beroemde
oom gewerkt.
Al op 21-jarige leeftijd, in i88i, be-
gon Eduard Cuypers voor zichzelf.
Zijn allereerste opdracht betrof
de bouw van een fabriek. Vervol-
gens ontwierp hij enkele woon-
huizen in Amsterdam, aan de
Weesperzijde, de Sarphatistraat
en de Nicolaas Witsenkade. De
13a
%
Oud.Utrecht
vereniging
oktober 2002
-ocr page 131-
zijn verlangens voldoet dan wan-
neer hij of zij in een meubelzaak
een keus moet maken.
Elk meubelstuk moet volgens
Cuypers doelmatig zijn. Een rust-
bank moet zo lang zijn dat je je er
op uit kunt strekken, een fauteuil
mag niet onverplaatsbaar zwaar
zijn, een stoel mag geen scherpe
versieringen op de bovenranden
hebben. Cuypers keurde, in na-
volging van Morris, ook het ge-
dachteloos kopiëren van antieke
meubelstukken af, omdat een
meubel binnen de zeden en ge-
woonten van de tijd moet pas-
sen. Hij citeerde in dit verband
een uitspraak van Morris: 'Zelfs
de oorspronkelijkste kunstenaar
is niet in staat een meubelvorm
te tekenen, die iets anders zou
zijn dan een ontwikkeling of ont-
aarding van eeuwenoude motie-
ven'. Ook in zijn afkeuring van
schijn-luxe en gekunsteldheid
sloot Cuypers zich bij Morris aan.
De illustraties bij zijn artikelen in
jaargang 1903 van Het Hu/s tonen
lichte meubelen, sierlijk maar
zonder overdaad. Zowel op de
meubels als in het verdere inte-
rieur is veel gebruik gemaakt van
gestileerde bloem- en bladmotie-
ven en ook daarin kunnen we de
invloed van Morris zien.
Eduard Cuypers zorgde ervoor
dat de meubels en decoratieve
objecten die hij ontwierp ook
daadwerkelijk werden uitge-
voerd. In 1904 richtte hij het-Ate-
lier voor Decoratieve Kunst Het
Huis
op in de trant van William
Morris en zijn navolgers, zoals de
Darmstadter Künstlerkolonie en
de Wiener Werkstatte. In het ate-
lier waren een koperslagerij, een
gieterij, een vlechterij, een schil-
derswerkplaats, een beeldhou-
werswerkplaats en een atelier
voor kunstnaaldwerk opgeno-
men. Er was ook een bescheiden
meubelmakerij, maar de meeste
meubelontwerpen werden door
fabrieken uitgevoerd. Cuypers
stelde zich in dit opzicht vrij prag-
matisch op, zolang de afwerking
en soliditeit van zijn ontwerpen
maar niet in het geding was. In
1905 ging hij in een naamloze
vennootschap een samenwer-
king aan met de meubelfabriek
C.H. Eckhartte Rotterdam.
'Steedsch buitenhuis'
In 1905 wijdde Cuypers een arti-
kel aan 'Het moderne landhuis'.
Een villa of een zomerhuis op het
platteland dient in zijn visie gelei-
delijk over te gaan in de buiten-
omgeving. Balkons, serres, wa-
randa's, erkers en glazen deuren
zijn de architectonische middelen
om dat te bereiken en om bin-
nenshuis te genieten van 'het
buiten'. Een tuin is bij zo'n ont-
werp natuurlijk onontbeerlijk.
Cuypers greep hiermee terug op
het concept dat door de Arts &
Crafts beweging was ontwikkeld:
de natuurlijke overgang van het
huis via grote terrasdeuren naar
de tuin. Bij de indeling van de
plattegrond moet rekening ge-
houden worden met de windstre-
ken. Als voorbeeld noemde Cuy-
pers zijn ontwerp voor een villa in
Aerdenhout, waar het terras van
de woonkamer op het zuidoosten
ligt om zo min mogelijk last te
hebben van regeninslag. De keu-
ken ligt op het noorden om de
zon te mijden. Het huis dient zich
ook aan te passen bij zijn omge-
ving. Een rieten dak of een leven-
dig rood pannendak juicht hij toe,
een leien dak zou te stedelijk van
karakter zijn. De grote ramen,
een absolute noodzaak naar zijn
mening, kunnen een landelijk
aanzien krijgen door een roede-
indeling. Bij villa's in de buiten-
wijken van de steden, de 'steed-
sche buitenhuizen', hoeft dat lan-
delijke karakter minder sterk
doorgevoerd te worden.
Zo'n 'steedsch buitenhuis' bouw-
de Cuypers aan de Maliebaan in
Utrecht, in opdracht van me-
vrouw Van Boekhoven-Leyden-
roth. Adriana Johanna Leyden-
roth (geboren 12 november 1840
te 's-Gravenhage, overleden 17
oktober 1917 te Utrecht) was de
tweede echtgenote van de druk-
ker Jacobus van Boekhoven. In de
eerste jaren van haar huwelijk
woonde zij in het pand Begijnhof
5, waar haar man in 1844 zijn be-
drijf was begonnen. Nadat Van
Boekhoven in 1897 was over-
leden, verhuisde zij naar Van
Wijckskade (later Van Asch van
Wijckskade) 19. Zij zou daar
slechts enkele jaren wonen. In
1900 was, na het overlijden van
Pauline Madeleine Duim, de we-
duwe J.A.A. Kam, het huis Malie-
baan 55 leeggekomen. Het pand,
op de hoek van de Maliebaan en
de Baanstraat, werd aangekocht
Van boven naar beneden:
eetkamer, badkamer,
woonkamer Ie verdieping
(met gewijzigd meubilair).
Foto's: Het Utrechts Archief
133
-%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 132-
ken zien met een serre, balkons
en loggia's. Het grote oppervlak
van de ramen is optisch verkleind
door het gebruik van roedes. In
beide gevallen is voor het base-
ment en voor de drempels en la-
teien (bovendrempels) natuur-
steen gebruikt. Voor de Amster-
damse villa noemt Cuypers Mu-
schel-kalksteen voor het base-
ment en zandsteen voor de drem-
pels en lateien, voor de villa aan
de Maliebaan respectievelijk la-
vasteen en Medarder-zandsteen.
Diverse aantekeningen in het be-
stek van de villa aan het Muse-
umplein zijn zonder meer ook
voor de Utrechtse villa toepas-
baar. Zo werden voor het dak
'Belgische leien in een mooie
paarsche toon' gebruikt. De spe-
cie diende gemengd te worden
met wat kleurstof Verder wordt
het souterrain omschreven: hier
zijn de keuken, de provisie, de
'service', de knechtskamer, de
wijnkelder, een bergplaats en een
closet. Het aanrecht in de keuken
is voorzien van een marmeren
blad, voor het aanrecht in de pro-
visie staat niets vermeld. Of de
keuken aan de noordzijde van het
huis ligt, is door het ontbreken
van plattegronden van het sou-
terrain onduidelijk. Op diverse
plaatsen in het Amsterdamse be-
stek wordt gesproken over inge-
bouwde kasten: in de eetkamer.
door mevrouw Van Boekhoven
en gesloopt. Hoe mevrouw Van
Boekhoven in contact kwam met
Eduard Cuypers is onbekend,
maar mogelijk behoorde zij tot de
lezers van Het Huis. In ieder geval
kreeg Eduard Cuypers de op-
dracht voor het ontwerp van een
villa op deze plaats.
De Maliebaan was in de tweede
helft van de 19e eeuw van een
landelijke laan met koepels, bui-
tenhuizen en kwekerijen veran-
derd in lommerrijke villalaan.
Rond 1900 woonden hier burge-
meester dr. B. Reiger, sigarenfa-
brikant G. Ribbius Peletier, rijks-
en gemeentearchivaris mr. S.
Muller Fzn., beeldhouwer F.W.
Mengelberg, de douairière O.M.
Strick van Linschoten, de baro-
nesses Taets van Amerongen,
jonkheer de Geer van Oudegein,
uitgever A.W. Bruna en hoogle-
raar dr. K. Heilbronner. Aan de
oostzijde van de Maliebaan werd
in deze tijd nog heel wat bijge-
bouwd en verbouwd. Tekenend
voor de uitbreidingen in deze
wijk is de vernummering van de
panden: het huidige pand Malie-
baan 55 was in 1900 nog nummer
27 maar in 1907 al nummer 55.
Villa aan het Museumplein
Voor zover bekend, zijn er geen
bestek en definitieve bouwteke-
ningen voor Maliebaan 55 be-
waard gebleven. Bij Het Utrechts
Archief bevinden zich niet uitge-
voerde ontwerpen uit 1903 waar-
in de basisvorm van het huis al
zeer herkenbaar aanwezig is. In
het archief van Eduard Cuypers,
dat zich bij het Nederlands Archi-
tectuur Instituut in Rotterdam be-
vindt, zijn wel het bestek en een
ingekleurde tekening van een ver-
gelijkbare villa aan het Museum-
plein in Amsterdam bewaard. Het
ontwerp voor deze villa werd in
1904 gemaakt voor de heer Al-
berg, in hetzelfde jaar dus dat
Cuypers werkte aan de villa voor
mevrouw Van Boekhoven. Net als
Maliebaan 55 laat de villa aan het
Museumplein een speelse inde-
ling van gevelpartijen en dakvlak-
in de woonkamer en in een slaap-
kamer. Verder wordt de basis
voor de tuin aangelegd. Er is een
omheining met een ijzeren hek
voorzien en er moeten prielen
worden gebouwd. De totale kos-
ten voor de bouw van het huis
bedragen ƒ66.680,80. Voor de
basale tuinaanleg wordt nog
eens ƒ8.000,- extra berekend.
Een interessant item in het be-
Details entree
Foto's: N. Stoppelenburg
Achtergevel met tuin
Foto: Het Utrechts Archief
134
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2002
-ocr page 133-
um. Maar Cuypers kopieert niet:
hij past de concepten van Morris
in een geheel eigen stijl toe.
Uit de foto's blijkt ook dat de in-
richting van de woonkamer op de
verdieping is gewijzigd. Zo zijn
een tafel en stoelen met veel spij-
len vervangen door een lichtere
tafel en met geruite bekleding
uitgevoerde stoelen. Ook het oor-
spronkelijke bureau is vervangen
door een damesschrijfbureau. De
enige conclusie kan zijn dat me-
vrouw Van Boekhoven niet tevre-
den was met de eerste meubile-
ring en dat Cuypers, getrouw aan
zijn filosofie dat de ontwerper re-
kening moet houden met de ver-
langens van de opdrachtgever, de
meubels heeft vervangen.
De meubels in het huis Maliebaan
55 zijn zonder twijfel door de meu-
belfabriek C.H. Eckhart vervaardigd.
In advertenties voor de fabriek,
opgenomen in Het Huis Oud en
Nieuw,
worden interieurfoto's van
dit pand gebruikt, met onder ande-
re een foto van de woonkamer op
de bovenverdieping. Rond 1900
was het nog vrij normaal om meu-
bels op bestelling te laten maken.
De klant kon dan kiezen uit ver-
schillende modellen stoel- en tafel-
poten, afmetingen van tafelbladen
en kasten aangeven en natuurlijk
de houtsoort bepalen. Daarnaast
werden in de meubelfabrieken ook
meubels naar vaste modellen ge-
maakt, die vervolgens in de meu-
belmagazijnen te koop werden
aangeboden. In 1905 was in
Utrecht het bedrijf van F. de Kievit
op deze manier werkzaam. De
meubelfabriek was gevestigd aan
de Van Wijckskade, het bijbehoren-
de meubelmagazijn aan de Munt-
straat. Er waren ook meubelzaken
die niet gebonden waren aan een
bepaalde fabriek. Het meubelma-
gazijn Hoogenstraaten en Voorn,
gevestigd aan de Oudegracht bij de
Bezembrug, verzorgde ook be-
hangen en stofferen, maar had
geen eigen meubelfabriek. Dat was
wel een tamelijk nieuwe ontwik-
keling: in het adresboek staan alle
meubelbedrijven onder de cate-
gorie 'meubelmakers'.
een rustige dag boven zou willen
doorbrengen. Hier staat ook een
bureau, zodat aangenomen mag
worden dat ze zich hier kon wij-
den aan privé-zaken als corre-
spondentie en boekhouding.
Haar eigen vertrekken zijn ruim
van opzet. Behalve de slaapka-
mer is er een toiletkamer met kle-
dingkasten, een badkamer en
een aangrenzend watercloset.
Met een ruime logeerkamer is
het oppervlak van de verdieping
tenslotte compleet ingevuld.
In september 1905 is de fotoserie
gemaakt die Cuypers in de derde
en vierde jaargang van Het Huis
Oud en Nieuw
publiceerde. Uit zijn
toelichting wordt duidelijk dat het
interieur en de inrichting van Ma-
liebaan 55 geheel van de hand van
de architect zijn. Eerder in dat jaar
heeft hij ook de ontwerptekenin-
gen voor de schilderijenzaal en de
schoorsteenwand in het boudoir
op de begane grond van het huis
gepubliceerd. De beschrijvingen bij
de foto's geven de nodige uitleg. In
de woonkamer staan meubels van
mahoniehout met een bekleding
van groen-gele tapisserie. De meu-
belen in de eetkamer zijn uitge-
voerd in eiken met een groene mo-
quette bekleding. De lambrisering
in deze kamer is eveneens groen
geschilderd, de gepleisterde wand
daarboven deels rood en wit met
een fries langs het plafond. Op de
vloer ligt vloerbedekking, een 'vast
Deventer tapijt' met rode orna-
menten op een gele ondergrond.
Uit de foto's en de beschrijvingen
blijkt dat de inrichting van de villa
bijzonder kleurrijk was. Hal en
trappenhuis waren in rood betim-
merd en de wanden daarboven
waren groen geschilderd, met ge-
sjabloneerde versieringen. De
badkamer van mevrouw Van
Boekhoven is wit geschilderd met
gele tegels langs de wand, rode te-
gels op de vloer en een groen mar-
meren blad op de wastafel. Dit ge-
bruik van uitgesproken kleuren
doet denken aan de ontwerpen
van de kunstenaars rond William
Morris zoals de 'Green dining
room' in South Kensington Muse-
stek is de premie: voor iedere dag
dat het huis na de afgesproken
datum nog niet is opgeleverd zal
ƒ25,- van de begroting afgaan;
voor iedere dag eerder zal de be-
steder ƒ25,- premie betalen.
Kleurrijk interieur
In de zomer van 1905 diende Cuy-
pers nog een bouwaanvraag in
voor de aanleg van de riolering
voor het huis van mevrouw Van
Boekhoven. Op 7 september 1905
werd mevrouw Van Boekhoven-
Leydenroth ingeschreven als be-
woonster van Maliebaan 55. Het
personeel bestond uit twee
dienstbodes en een juffrouw van
gezelschap, Suzanna Zoutendijk.
Voor juffrouw Zoutendijk en haar
opvolgsters is op de eerste ver-
dieping een appartement be-
schikbaar: een eigen zitkamer en
een slaapkamer. De zitkamer
komt uit op de extra woonkamer
op deze verdieping, die grenst
aan de slaapkamer van mevrouw
Van Boekhoven. Mevrouw, die in
1905 65 jaar zou worden, heeft
kennelijk ingecalculeerd dat ze
gezien haar leeftijd ook wel eens
%
Oud-Utrecht
vereniging
oktober 2002
-ocr page 134-
Geurige rozengang
Net als bij de villa aan het Am-
sterdamse Museumpark werd
ook bij de villa aan de Maliebaan
een tuin aangelegd waarin de
hand van de architect te herken-
nen is. De tuin ligt op het zuiden
dat tegen de zijgevel van een huis
aan de Baanstraat staat. Cuypers
diende voor deze 'tuinhut' in juni
1905 een bouwaanvraag in.
Cuypers sloot zich in dit tamelijk
symmetrische ontwerp aan bij
heersende ideeën, die vanuit En-
geland in Nederland zijn overge-
nomen. Kunstenaars, architecten
en landschapsarchitecten als
William Morris, John Sedding, Sir
Reginald Blomfields en Theodore
Mawson propageerden een re-
gelmatige tuinaanleg, gebaseerd
op de Engelse renaissancetuin.
Het idee dat het huis een geheel
moet vormen met de tuin was in
Nederland in 1899 voor het eerst
verkondigd. Het tuinontwerp bij
Maliebaan 55 is consistent met
de ideeën die Cuypers op basis
van deze invloeden ontwikkelde:
geen tuin die overgaat in de na-
tuur maar een tuin die past bij
een 'steedsch buitenhuis'.
Cuypers bouwde aan de Malie-
baan te Utrecht een villa voor een
alleenstaande dame van stand. Hij
paste zijn ontwerp aan de op-
drachtgeefster aan. Het huis is be-
doeld voor een teruggetrokken
maar uiterst gerieflijk leven. Het
huis van de heer Alberg aan het
Museumplein in Amsterdam is
meer gericht op een gezin dat re-
gelmatig gasten ontvangt. Het
heeft dubbele deuren die van de
hal naar de woonkamer leiden,
een lange tafel in de eetkamer,
een wijnkelder in het souterrain
en vanzelfsprekend kinderkamers.
Mevrouw Van Boekhoven heeft
twaalf jaar lang van haar huis
kunnen genieten. In 1917 over-
leed ze. Tegenwoordig wordt het
pand gebruikt als kantoorge-
bouw en van de inrichting is
niets meer terug te vinden. De
tuin achter het huis is verdwe-
nen door de bouw van een win-
kelpand, de tuin naast het huis
en het hek zijn opgeofferd aan
de verbreding van de Baanstraat
tot Burgemeester Reigerstraat.
Javasche Bank
In het architectenbureau van
Eduard Cuypers werkten diverse
jonge architecten die later naam
zouden maken in de Amsterdam-
se School, zoals Michel de Klerk
(1884 - 1923), Pieter Lodewijk
Kramer (1881 - 1961) en Johan
Melchior van der Mey (1787 -
1949). Gezamenlijk ontwierpen
deze drie architecten het Scheep-
vaarthuis aan de Prins Hendrik-
kade in Amsterdam. Kramer
ontwierp ook het gebouw van de
Bijenkorf in Den Haag.
Eduard Cuypers ondernam in
1909 een studiereis naar Java en
Bali en vestigde vervolgens ook
in Nederlands-Indiëeen architec-
tenbureau. Naar zijn ontwerpen
werden onder andere de gebou-
wen van de Javasche Bank in Ba-
tavia, Medan, Semarang en Soe-
rabaja gebouwd. In Soerabaja
werd in 1926 ook een woonhuis
naar zijn ontwerp gebouwd. In
igio werkte hij aan zijn grootste
opdracht op het gebied van bui-
tenhuizen in Nederland: het
landhuis De Hoge Vuursche in
Baarn. In de jaren die volgden
werd zijn roem overschaduwd
door jongere architecten, maar
er kwamen nog steeds grote
opdrachten. In 1927 overleed
Eduard Cuypers, 67 jaar oud.
Ncttic Stoppelenburg is medewerker
public relations en educatie hij het
Utrecht.s Archief.
MVMEUBElPABRiEK
ms9s^
ONDER ARTI5TrEK£ LEIDINGVAN HET
ATELIER VOOR ÖECORATIEVE KUM5T
. - ROTTERDAM
COMPLETE UiOniriGmmCHTIMGEM
KAMER.EMSCHEEPSBEimMERmGEri
BOUlüKUnDIGEVERSIEffinGEnmCARTonRERRE
VOOK ARCHITECTEtI tUORLIEn GEMEELEMEUBILEERIMGEtt MMR HUMME
E ICEfliCHAALTEEKEniliGEH op DEIUARE GROOTTE CEPETAlUEEPOEnUnCEïOlltD
en de belangrijkste zichtas is ge-
pland vanuit de serre aan de eet-
kamer. Een prieel en een gemet-
selde basis voor het ijzeren hek,
zoals in Amsterdam, zijn ook in
Utrecht aangelegd. Langs de
buurtuin is een 'laube', een per-
goia-achtige constructie met aan
weerszijden een koepel ge-
bouwd. Het open latwerk doet op
de foto's uit 1905 nog vrij kaal
aan, maar hier heeft Cuypers on-
getwijfeld Morris' uitspraak 'in
the garden were trellises covered
over with roses' geprojecteerd.
Mevrouw Van Boekhoven zal en-
kele jaren later hebben genoten
van een kleurige en geurige ro-
zengang. De indeling van de tuin
is vrij formeel: er zijn drie lange
vakken. Het middelste vak is in-
gevuld als gazon, voorzien van
een sierhek en een zonnewijzer.
De vakken aan weerszijden heb-
ben bloemperken beplant met
rozenstruiken. Het middelste vak
wordt afgesloten met een prieel
Advertentie uit Het Huis
Oud en Nieuw 1906
Foto: het Utrechts Archief
Bronnen
Archief E. Cuypers'm Nederlands Architec-
tuurinstituut te Rotterdam (code
CUYZ)
Het Utrechts Archief: bevolkingsregisters,
burgerUjke stand, adresboeken, bouw-
tekeningen
G. Fanelli, Moderne architectuur in Neder-
land
;«90 - ;940 ('s-Gravenhage 1978).
G.W. van Heukelom, 'Ter herdenking van
Eduard Cuypers', in: De Ingenieur
(1927) p.646-647.
Het Huis en Het Huis Oud en Nieuw, jaar-
gangen bevinden zich gedeeltelijk in de
Universiteitsbibliotheek van Utrecht en
gedeehelijk in het Nederlands Architec-
tuurinstituut in Rotterdam.
www.dutcharchitecture.com
136
%
Oud-Utrecht
vereniging
oktober 2002
-ocr page 135-
Agenda
Ledenvergadering
De najaarsledenvergadering vindt plaats
op donderdag 14 november ^g.^o^i in het
door Berlage ontworpen pand op de
hoek van de Wittevrouwensingel en
Nachtegaalstraat (ingang Nachtegaal-
straat). Na afloop zal Bettina van Santen,
specialist jongere bouwkunst bij het Ar-
cheologisch en Bouwhistorisch Centrum
van de gemeente Utrecht, een inleiding
houden over de bescherming van jonge
monumentenen. Zie de losse bijlage in
dit nummer voor de agenda en de stuk-
ken van de vergadering.
Presentatie jaarboek
Het jaarboek 2002 van Oud-Utrecht
wordt op vrijdagmiddag 15 november ge-
presenteerd in het Centraal Museum. In
het volgende nummer vindt u nadere
gegevens over het tijdstip en het pro-
gramma.
Historisch café
Op vrijdag n olitober spreekt Toine Maas
van Uitgeverij Matrijs over het uitgeven
van historische boeken. Een maand la-
ter, op vrijdag 8 november, is Chris van
Deventer te gast die vertelt over de Sint
Maartensviering in Utrecht.
Plaats: 't Weeshuis, Domplein i6, Utrecht,
17.00U (gratis entree).
Expositie stadspompen
Loop naar de pomp is de titel van een
tentoonstelling over stadspompen in
Utrecht in het Waterleidingmuseum.
Rondleiding tentoonstelling
Martens van Sevenum
Op zondag 27 oktober zal Renger dè
Bruin, conservator bij het Centraal Mu-
seum en hoogleraar Utrecht Studies,
voor leden van de vereniging en intro-
ducés een rondleiding verzorgen door
de tentoonstelling over de familie Mar-
tens van Sevenum, een bekend Utrecht-
se geslacht van o.a. bestuurders en
rechtskundigen. Aanvang: i4.oou, ver-
zamelen bij de hoofdingang, Agnieten-
straat. Kosten: de normale entreeprijs
van het museum. Bij grote belangstel-
ling volgt een uur later een tweede
rondleiding.
Wandelingen
Onder leiding van cultuurhistorica Lle-
wellyn Bogaers vinden in het najaar de
volgende wandelingen plaats: Jugendstil
in Utrecht {75 oktober, 14.15U - i6.oou),
beeldende kunst {3 november, 14.15U -
i6.oou). Deze wandelingen kosten €14.-
(U-pas €n,-), opgeven: (030) 27157 05.
Verder zijn er rondleidingen door de
Buurkerk (5 oktober, 2 november en 14
december
van 10.45U - 11.45U, kosten
zijn €8,-, opgeven: (030) 231 27 89 en
door het Duitse Huis (nu Grand Hotel
Karel V), inlichtingen: (030) 233 75 55 of
www.utrechtmuseumkwartier.nl
Op de expositie is ook een nieuwe
aanwinst van het museum te zien: een
15e eeuwse lavabo, een pot met aan
weerszijden een tuit die onder andere
gebruikt werd om (drink)water te
bewaren (zie afbeelding).
De tentoonstelling is te zien tot en met
i6 november. Adres: Lauwerhofzg. Ope-
ningstijden: di t/m vr en zo van 13.30U -
ij.oou, za van n.oou - iS.oou. Meer in-
formatie:
www.waterleidingmuseum.nl
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandeiijl<s tijdschrift, 75e jaargang nr. 5,
ol<tober 2002 / ISSN 1380-7137
Oud~Utreciit is een uitgave van de Vereniging Oud-Utreci^t,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de l<ennis der
geschiedenis alsmede het wal<en over het behoud van het
rultureei erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter P. Blol<
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numanltade 199 - 201,3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 5611 / fax: (030) 286 56 00.
Het irrtemetadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrecht.nl
Ul(unt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendril<iaan 76, 3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt €25,- per jaar I voor jongeren tot
26 en U-pashouders €20,- / huisgenootlidmaatschap
€to,- / instellingen zonder winstoogmerti
€25,- / instellin-
gen met winstoogmerk
€50,-.
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling
contributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Cenderen, M. van Lieshout
(eindredactie), iV\. van Oudheusden, J. Pennings. P. Rhoen,
B. van Santen, J. Torenbeelt, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numanicade 199.3572 KW Utrecht.
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijl<x
Druk PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nr. 7/2002:25 oktober
verschijningsdatum nr. 6 (themanummer): 1 november
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de redactie, Alexan-
der Numankade
199,5572 KW Utrecht, op 31/2 Inch flop-
py (in Word of WordPerfect). Maximale omvang: 3.000
woorden incl. noten en literatuur Auteurs wordt ge-
vraagd zich te houden aan redactionele aanwijzingen.
Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratlesuggestles zijn zeer welkom.
vereniging Oud«Utrecht
oktober 2002
-ocr page 136-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Atnitilotsn bl)
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 - 233 66 99
NOTAKidiN Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 6117
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
.-. ,;;;-4-tJ^
PlantijnCasparie
-»Utrecht
Prepubtishinq j Drukwerk j Direct markol
casparie.nl
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Groüg wil ik een vrijblijventU, ^atis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een ajipraak.
Naam:...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de hort uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
EH
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 137-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
flocderen
Muus &
m
IJzerman
? 9002 £
Maliebaan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrechl,Telefoon: 030 - 234 00 08, Fax:030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.ni
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 138-
\
fX
Onder meer:
/
hceenen
• Het vervaardigen van contracten op diverse
£^\ bedrijtsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
Kantooradres
Vondellaan 4
MrJ.C.V. Geenen
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3521 CD Utrecht
t030-2819615
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
f 030-233 45 95
• Behandeling én overname van incasso's
3501 AB Utrecht
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
•smtBmm^sammmMmi^ÊeimtmimÊMÊÊtam.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 139-
en catastrofes
-ocr page 140-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 35 1 1 KI' Utreclit
T. ()30-23352()() * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
00
ff
oLISIMN
&>LISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
^
-ocr page 141-
M'lop :T/ (^U <1'^3
Rampen en catastrofes
A5-XC
Ze komen bijna altijd onverwacht. Ze laten meestal een spoor van vernieling na.
Zijn ze ver afin tijd en plaats, dan raken ze snel in vergetelheid. Ze beitelen zich
echter vast in de herinnering van wie slachtoffer of getuige was.
Rampen en catastrofes vertonen zich in vele gedaanten. Explosies en botsingen zijn
kwesties van seconden waarin de wereld een ander aanzien krijgt. Branden duren
uren en trekken toeschouwers die de spectaculaire beelden niet willen missen.
Stormen treffen grote gebieden en wie rondvliegende dakpannen probeert te ont-
wijken heeft nog geen idee of er elders schade is, laat staan wat de omvang zal zijn.
Overstromingen voltrekken zich veelal in drie fasen. Na de woeste of geleidelijke
doorbraak van het water, die mensen, dieren en huisraad meesleurt valt de stilte.
Landschap, dorpen en steden veranderen in watervlakten van een vaak poëtische
schoonheid. Pas als het water zich heeft teruggetrokken, de derde fase, wordt de
ware omvang van de ramp duidelijk. En dan zijn er nog de sluipende catastrofes,
zoals epidemieën die hun slachtoffers één voor één maken, gedurende weken,
maanden en soms jaren.
Stad en provincie Utrecht zijn ook vele malen getroffen door grote en kleine rampen
en catastrofes. Enkele daarvan -met opzet niet de bekendste- worden beschreven in
dit themanummer.
De redactie
Inhoud
Veenendalers op de vlucht na doorbraak Crebbedijk
'Kerels als hoornen in één dag weggemaaid'
De Spaanse griep 1918-1920
Noodlottige vergissingen
Spoorwegongevallen in en rond Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog
De verschrikkelijke storm van igii
Twee klappen, eenfluittoon en steekvlammen
De ontploffing van een hogedruktank voor stadsgas in Zeist in 1962
De brand van restaurant Azië
GertA. van Beek
P.D.'tHart
R.T.Jongerius
Bettina van Santen
R.P.M. Rhoen
Bettina van Santen
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar Oud-Utrecht, Pr Hendriklaan
76,3584
ER Utrecht.
De contributie bedraagt €25,- per jaar/voor jongeren tot
26 en U-pashouders €20,-/ huisgenootlidmaatschap
€10,- /instellingen zonder winstoogmerk €2$,- /instellin-
gen met winstoogmerk
€50,-.
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling contri-
butie op giro S7S520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Cenderen, M. van Ueshout
(eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade
199,3572 KW Utrecht
Cotofon
Oud-Utrecht, tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang
nr. 6, ol<tober 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de Itennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Witrver
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht, tel.:
(030) 286 6611 /fax: (030) 286 66 00
Het internetadres van Oud-Utrecht is: www.oud-utrecht.nl
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Drulc PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maai per Jaar
Deadline agenda nummer 1/2003: 28 december
nummer 7/2002 verschijnt 2 december
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg, 3S72 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur:
maurice.van.lieshout@hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres,
lllustratiesuggesties zijn zeer welkom.
143
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 142-
Veenendalers op de vlucht na doorbraak Grebbedijk
«sas*:^:i^--- ^5?i^.^SS.
Toen in 1855 de Neder-Rijn buiten haar oevers trad veranderde Veenendaal in een
binnenzee. Dertien bewoners verdronken en velen van de godvruchtige bewoners
werden opgevangen in, hoe kan het anders een Godshuis: de Utrechtse Geertekerk.
'Het zijn de goedertierenheden des heeren, dat wij niet vernield zijn.'
Veerweg, Plassenwaard). Er
werd een gat geslagen van 100
tot 150 meter breed waar ijs en
water met geweld naar binnen
spoelden. De boerenhofsteden
'Het Verdriet' en 'Croote Doove'
werden terstond met de grond
gelijk gemaakt. In de Nude te
Wageningen braken de bomen
als lucifershoutjes af, en vanaf
de Seinpost op de Bergrand
klonken kanonschoten.
Een renbode hoog gezeten op
zijn paard vertrok met spoed
naar het wolkammersdorp
Stichts (300 inwoners) en Gel-
ders (1.700 inwoners) Veenen-
daal en De Klomp, met achter
hem het aanstormende rivier-
water van de Neder-Rijn. Aange-
komen bij de grens van het dorp
gelegen in de provincies Utrecht
en Gelderland (de laatst twee
genoemde plaatsen vielen onder
de gemeente Ede) schreeuwde
hij de bevolking toe: 'Vlucht,
vlucht, het water komt!'
Gert A. van Beek
Op 5 maart 1855 werden onder
andere Veenendaal en De Klomp
zwaar getroffen door een
watersnoodramp. Oorzaak van
deze catastrofe was een winter
met veel sneeuw en ijs gevolgd
door plotse dooi. De winter van
1854-1855 blijkt zowel in Duits-
land als in Nederland een echt
land de dooi in en ontstond er
voor de Rijn een kritieke situatie.
Door de aanvoer van veel smelt-
water vanuit de bergen in Zwit-
serland en krakend ijsmassa's
trad de rivier buiten haar oevers
en braken de dijken. Zo kreeg de
plaats Bingen aan de voet van de
Hunsrück het zwaarte verduren.
'Vlucht! Het water komt!'
Ook de Grebbedijk tussen de
steden Wageningen en Rhenen
liep groot gevaar, vrijwel on-
middellijk kwam er dijkbewa-
king. Helaas kon men het tij niet
keren, en de Wageningse/Creb-
bedijk brak op maandag 5 maart
rond de klok van 15.30 uur door
bij Landgoed 'De Doove' in de
Plassenwaard (Blauwe Kamer,
Gezicht op de over-
stromingbij Veenen-
daal, 24 maart 1855.
Staalgravure door
N. Sörensen,
naar een tekening
doorLEd. Taurel
Illustratie: Het Utrechts
Archief
ouderwetse winter te zijn ge-
weest. De KNMI-gegevens van
beide jaren vermelden 90, re-
spectievelijk 94 vorstdagen, 18
en 33 ijsdagen en 7 respectieve-
lijk 24 zeer koude dagen. Na we-
ken zacht kwakkelweer werden
zelfs temperaturen gemeten tot
20 graden onder nul. Vrij plotse-
144
ling viel eind februari in Duits-
%
vereniging Oud'Utrecht
l
november 2002
-ocr page 143-
Terwijl de noodklok van de grijze
- nu witte - Oude Kerk begon te
luiden, en het gebulder van het
water in de verte al te horen
was, baande God zelf door de
woeste baren en brede stromen
voor de vluchtelingen een pad.
De eersten van hen stroomden
het kerkgebouw en de Stichtse
Molen (in i86o door een orkaan
verwoest) binnen. De consisto-
riekamer van de Oude Kerk werd
ingericht als noodhospitaal, kin-
deren werden geboren, ouderen
stierven. Rampzalig moet het er
geweest zijn, als we bedenken
dat de vluchtelingen 's nachts op
de kerkbanken sliepen en nau-
welijks voedsel hadden.
Verschillende mannen, vrouwen
en kinderen zochten een veilig
heenkomen naar de buurge-
meenten Bennekom, Ede Barne-
veld, Eist en Amerongen. De laat-
ste twee stelden tabaksschuren
beschikbaar. Deze vluchtelingen
sliepen 's nachts in de holen van
de bossen op Prattenburg, Dik-
wijls hoorde je hen zuchten: 'Hier
scheen ons 't water t' overstroo-
men.' Dertien Veenendalers kon-
den zich niet bijtijds in veiligheid
brengen en stierven de verdrin-
kingsdood. Het overstroomde ge-
bied strekte zich uit over vier pro-
vincies: Gelderland, Noord-Bra-
bant, Utrecht en Zuid-Holland.
Op de morgen van 6 maart leek
Veenendaal herschapen in een
binnenzee. Het Post & Telegrafie
Jaarverslag
van 1855 vermeldt dat
door de overstroming in maart en
de stuk geslagen dijk van de
Rhijnspoorweg nabij Veenendaal
de telegraaflijn werd beschadigd.
Door enkele ellen noodlijnen aan
te leggen kon de verbinding weer
hersteld worden.
't Geweld onttogen
Vrijwel onmiddellijk na de ramp
vertrok koning Willem III vanaf
Paleis Het Loo in Apeldoorn naar
de         Wageningschen         (of
Grebbe)dijk. Op woensdag 7
maart overzag hij vanaf de
Grebbe de vloed, vertrok naar
het Veen, waar hij op zaterdag
Gezicht op de markt
te Veenendaal met
op de achtergrond
de Ned. Herv. kerk
Pentekening door
Chr. Schut, 1984
Illustratie: Het Utrechts
Archief
io maart opnieuw arriveerde.
Komende vanaf station Veenen-
daal-De Klomp voer men hem
per aak naar het marktplein.
Burgemeester H. van de Poll en
wethouder H.C. van der Poel
vingen hem op.
Gezamenlijk werd een bezoek ge-
bracht aan het al reeds genoem-
de Godshuis, waar de toestand
steeds verder verslechterde. Di-
rect werd ook een commissie in
het leven geroepen waarin onder
andere predikant C.J. Kraft zitting
nam. Omdat de Veenendalers
geëvacueerd moesten worden
naar de stad Utrecht, was ook
daar een commissie benoemd be-
staande uit onder andere Mr.
J.G.J. Baron van Ittersum en A.G.J.
Baron Taets van Amerongen.
Deze twee moedigden de ruim
450 vaders, moeders met hun
zuigelingen plus kinderen en ou-
den van dagen aan te vertrekken
naar de warme Ned. Herv. Geer-
tekerk (nu Remonstrants).
En zo vertrok op zondag 11
maart vanaf de Emminkhuizer-
berg (Zwarte Brug) een speciale
trein met vluchtelingen, die
daar met schuiten naar toe wa-
ren gevaren, naar de stad. Der-
tien inwoners konden niet meer
mee. Zij waren verdronken in
het ijskoude water. Na uitge-
stapt te zijn, vertrok de stoet lo-
pende vanaf de Jeremiabrug
naar het Geertekerkhof, aange-
gaapt door de Utrechters. Wie
een (gratis) bewijs van toegang
tot de Ceertekerk had en deze
afgaf bij binnenkomst mocht de
Veense vluchtelingen bekijken
en bewonderen. Giften aan de
hulpbehoevenden was verbo-
den, maar bij de kerkdeur was
een bus geplaatst.
Op zondag 18 maart 1855 open-
de Ds. J.H. Bösken uit Utrecht de
dienst in de Geertekerk door na
het votum en groet psalm 66:6
('Door 's Hoogsten arm 't ge-
weld onttogen') te laten zingen.
De tekst uit de bijbel die de pre-
dikant had gekozen, kwam uit
de Klaagliederen van Jeremia,
hoofdstuk 3:21-23: 'Dit zal ik mij
ter harte nemen, daarom zal ik
hopen. Het zijn de goedertieren-
heden des HEEREN, dat wij niet
vernield zijn, dat Zijn barmhar-
tigheden geen einde hebben. Zij
zijn allen morgen nieuw. Uw
trouw is groot.' Voor de zegen-
bede zong de gemeente nog het
Gebed des Meeren: 10.
Veenendaal-De Klomp
In Veenendaal was de situatie
inmiddels catastrofaal. Het wa-
ter in de huizen stond 2,5 tot 3
meter hoog, terwijl het huisraad
door de straten van het dorp
ronddreef. Tot overmaat van
ramp brak op vrijdag 9 maart bij
station De Klomp ook de spoor-
dijk van de Nederlandsche Rhijn-
145
%
Iging Oud-Utrecht
november 2002
-ocr page 144-
In het Veenendaals Historisch
Museum 'Het Kleine Veenloo'
zijn enkele watersnoodschilderij-
en en prenten te bewonderen, en
een zilveren inktpot met de in-
scriptie: 'Aan Mr. S. Baron van
Heemstra, Commissaris des Ko-
nings in de Provincie Utrecht.
Aangeboden door de Commissie
voor de noodlijdenden door den
watersnood te Veenendaal. Uit
erkentelijkheid voor verleende
hulp en bijstand gedurende den
watersnood van 1855.'
In de provincie Utrecht of net
daarbuiten (provincie Gelder-
land) zijn in verschillende plaat-
sen nog gedenkstenen te vin-
den met daarop watersnoodtek-
sten (Amerongen, Renswoude,
Leusden en Dreumel) of over-
blijfselen van de watervloed zo-
als het Spinnemeer in Ederveen
en het water achter het station
Veenendaal-De Klomp. Wielen
vindt men in de uiterwaarden
van Lienden/Wageningen. Ook
in de Utrechtse Geertekerk
moet nog een gedenkplaquette
te vinden zijn.
140 jaar na deze watersnood-
ramp leek de geschiedenis zich
te herhalen. Tijdens de hoogwa-
terperiode van 1995 dreigde de
Grebbedijk op hetzelfde punt
stond door te breken als op 5
maart 1855. Een uur lang heerste
een lichte paniek in de Gelderse
Vallei totdat bleek dat er een
foutief bericht was doorgegeven
aan de radionieuwsdienst.
Gert A. van Beek is amateur-historicus en
actief lid van de Historische Vereniging
'Oud Veenendaal'
spoorweg Maatschappij. Niet al-
leen de telegrafie kwam stil te
liggen, maar ook het treinver-
keer en het postverkeer. Dus
moest P&T voor een goed alter-
natief gaan zorgen, welk zij niet
had. Door de ramp in de Gelder-
se Vallei was het lange tijd niet
of bijna onmogelijk post te be-
zorgen. Slechts een enkele brief
of pakje met daarop een 5 cent
(donker tot lichtblauw), 10 cent
(karmijn tot rood) of 15 cent
(donker tot geeloranje) zegel
met daarop koning Willem III be-
reikte de eindbestemming.
In april verlieten tal van Vee-
nendalers de Utrechtse Geerte-
kerk om naar hun huis terug te
keren - als dat niet verslonden
was door het water -, de verbro-
ken spoorwegverbinding te her-
stellen of te gaan werken. Na-
dat de Oude Hervormde Kerk
grondig was gereinigd, vond de
eerste dienst er weer in plaats
op zondag i8 maart. Ds. C.J.
Kraft preekte uit psalm 124. Een
landelijke collecte kwam op-
gang en bracht veel geld op.
Deze werd nog zeer lang jaar-
lijks herdacht op 5 maart met
een herdenkingsdienst in het
bedehuis. De laatste vond
plaats in 1955. Sprekers waren
toen Ds. A. Wisgerhof (Neder-
lands. Hervormd), burgemees-
ter A. Bakker, hoofdonderwijzer
Dr. J.G. Thoomes en de Ds. J.
Overduin (Gereformeerd.). De
heer C.M. Bos sprak een decla-
matie over 'De Watervloed' uit.
Aan de uitgang was de collecte
bestemd voor de restauratie van
de Geertekerk te Utrecht.
Gedenktekens
Deze zelfde dag onthulde Gerrit
van Wijk, wiens familie op de
rampdag vijf kinderen en een
oude vader verloren, en Herman
Jansen op de hoek Kerkewijk /
Stationssingel in een plantsoen
een monument. De tekst daar-
van luidt:
WATERSNOOD
5 MAART
1855
Ontembaar brak het water
Door de dijken: Van huis
En hof en have moest men
Wijken. De Bovenkant van
Deze zuil wijst aan, hoe
Hoog hier toen het water
Heeft gestaan.
Naast dit monument bestaat
ook nog een gedenksteen met
de inscriptie:
Hoogte van de vloed op
Den 10 Maart 1855,
H. van Schoonhoven Iz.
Verpleging in de Utrechtse
Geertekerk van de door de
watersnood verdreven
Veenendalers
Tekening in gekleurd krijt
door W.C. van Dijk, 1855
Illustratie: Het Utrechts
Archief
Bronnen
Huibers, J., Toen het water kwam...
(Overberg 1955)
Jaarverslag 1855 P&T (Nederlands PTT
Museum, Den Haag)
Scheur, Martin van, Watersnoodramp
1855. Scriptie, (z.p. 1998)
Valkenburg, Rik, Toen de vloed over het
land raasde (Veenendaal 1995)
146
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 145-
Kerels als boomen worden in één dag
door de Griep weggemaaid'^
De Spaanse griep 1918-1920
enzavirus - en we weten dat deze
ziekteverwekker zich in vele ge-
daanten kan vermommen. Toch
kost het telkens weer tijd om een
nieuw vaccin te bereiden om
hem te bestrijden. Intussen kan
hij zijn gang gaan, net als toen.
En ondanks alle deskundigheid,
weten we nog steeds niet hoe
het zich toen had vermomd. On-
langs meldden de media dat ge-
leerden van plan zijn om in Alas-
ka en op IJsland lichamen op te
graven van mensen die in 1918-
1920 aan de griep gestorven zijn.
Ze hopen dan de boosdoener te
kunnen ontmaskeren.
Als je dat allemaal weet, lees je
met andere ogen het berichtje
dat onlangs in de krant stond.
'Rare ziekte doodt al 374 Mala-
gassiër.' De ziekte veroorzaakt
griepachtige verschijnselen en
treft vooral kinderen en
ouderen.4 Hebt u er wakker van
gelegen?
Hoe het begon
In 1918 meldden de kranten dat
er in het buitenland veel mensen
ziek werden en stierven aan een
geheimzinnig kwaal. Op io juli
1918 stond in de rubriek Ge-
mengd Nieuws van het
Utrechtsch Nieuwsblad - naast
spannende verhalen over een
paard dat op hol was geslagen in
Arnhem en over een inbraak in
Rotterdam - het volgende be-
richtje:
'Spaansche ziekte (?)
In de gemeente Losser, moeten twee
arbeiders uit Essen zijn terugge-
keerd, die verschijnselen vertoon-
den, van aangetast te zijn door de
Spaansche ziekte.'^
Er bestond dus geen zekerheid
en voorlopig was er veel interes-
Canadese hoeren met
mondmasker tegen de
Spaanse gt^ep, 1918
Foto: Nationaal Archief
Canada
De Spaanse griep die wereldwijd miljoenen
slachtoffers maakte ging ook aan Utrecht niet
ongemerkt voorbij. Vele duizenden mensen
werden ziek, van wie er enkele honderden aan
de ziekte bezweken. Over oorzaak en bestrijding
tastte men in het duister.
P.D. 't Hart
Mensen die het kunnen weten,
waarschuwen dat de wereld elk
ogenblik een ernstige aanslag
kan verwachten door het influ-
enzavirus 'misschien wel het
meest onderschatte virus ter we-
reld'. 'De uitbraak van een nieu-
we griepepidemie die wereld-
wijd toeslaat, is slechts een
kwestie van tijd' schreef een van
hen kortgeleden.^
Ach, denken we hoopvol als we
zo'n bericht lezen, het zal alle-
maal wel meevallen. Maar die-
zelfde deskundigen waarschu-
wen dat zo'n nieuwe aanval wel
eens net zoveel doden kan eisen
als de Spaanse griep die tussen
1918 en 1920 heerste, dat wil zeg-
gen tussen de 20 en 40 miljoen.3
Het zijn schattingen, want in al
te veel landen is niet of nauwe-
lijks bijgehouden hoeveel men-
sen er in die jaren aan gestorven
zijn. In elk geval waren het er
veel meer dan de 10 miljoen die
de Eerste Wereldoorlog eiste.
Terwijl de schoolboekjes - al-
thans in mijn tijd - vol stonden
met informatie over politieke en
militaire aspecten van die oorlog
en nauwelijks aandacht besteed-
den aan de Spaanse griep. Vol-
gens even onnauwkeurige schat-
tingen is de helft van de wereld-
bevolking toen ziek geweest en
dus moet in veel gebieden het
maatschappelijk leven een tijd-
lang ontregeld geweest zijn. De
Spaanse griep trof mensen wier
weerstand was verminderd door
de oorlogstoestand. Maar ook in
gebieden waar de oorlog niet of
nauwelijks was doorgedrongen,
zoals in het neutrale Nederland,
sloeg de ziekte toe.
Wij kennen de vijand - het influ-
147
vereniging Oud*Utrecht
november 2002
-ocr page 146-
De SpesBBolie ziekt*. T«
Siajen (IXr.) doen zich To^ezs de 'nr-
Ubanosai' tvb den gaae^beet waarK
•ciiiioi^ z«edB drie gBT&Hen roor ma,
'ia zoogenaamde Spnooob^ aeldte.
Ta ^Losser
éoac de SpasicEche ne^ scmgelinlt.
Id hei EngeiBcSie intamteaTHji^mp.
te 0«auiig«ii is u?tgebrcii:«o d|K spoge-
naamde Spae'ii6c3>3' ^/cKf. .Er e^ on-
geveer 100 g«ivjiJi!cn. De 'toeaUod' i»
niet eioetig. M«n lioopjb dtt dejilftiën.
tem fcimnen 2 ctogea ge<i€z<<tndfed. sljq
Te Sluis, in ZaMiwach-Vbaodten '
isiaeii aaintal milita!tt.-a piolBéliafniiick,
gewonden. Mea vreest, dat het di «00-
gpoaamdiür SjMisiieoibc- zjekt« '»'.
De verloven zijn gfscihoiBt. ' "
een wist dat er in het buitenland
veel mensen aan diezelfde ziekte
waren gestorven.
De symptomen waren bekend:
'onuitstaanbare hoofd- en rug-
pijn, onbeschrijfelijke moeheid in
de beenen, groote onrust, slech-
te smaak in den mond, een lasti-
ge, prikkelden drooge hoest.' ^
Maar rust, goed eten, frisse
lucht, een glas goede wijn en
reinheid zouden helpen. Dan
kreeg het lichaam voldoende
weerstand om het virus en dode-
lijke complicaties zoals longont-
steking aan te kunnen.
Maar het hielp niet. Nederland
werd overspoeld door de ziekte
die zich 'met een door geen an-
dere ziekte geëvenaard snelheid
over de wereld verspreidde [...]
De ziekte heeft zich, wat Neder-
land betreft, niet tot een enkelen
aanval bepaald. Na van Juli tot
September een overgroot deel
der bevolking te hebben aange-
tast, is zij in de laatstgenoemde
maand voor korten tijd terugge-
gaan, om in October, thans met
ongekende virulentie, den aan-
val te hervatten. In Juni 1919
scheen zij geheel geweken; he-
laas stak zij echter in Januari
1920 voor de derde maal het
hoofd op, al heeft deze, naar wij
hopen, laatste, aanval het sterf-
tecijfer niet zoo ontstellend ver-
groot als dat in het najaar van
1918 het geval was.' Aldus het of-
ficiële rapport over de gang van
zaken dat in 1921 verscheen. 7
'Een bijzonder iets'
Bij ernstige epidemische ziekten
waarvan de veroorzaker onbe-
kend is, vragen de mensen zich
bijna altijd angstig af of het om
de pest gaat, de zwarte dood die
in de Middeleeuwen heeft huis-
gehouden. De wetenschap was
13 juli bij twaalf militairen in
Sluis en bij 800 mijnwerkers bij
de staatsmijn Emma. Op 17 juli
kwam het bericht dat veel Ne-
derlandse arbeiders uit de grens-
streek die in Duitsland werkten,
voor de Spaanse griep naar huis
vluchtten. Op i8 juli bleek dat er
in het hospitaal in Amersfoort
twintig manschappen met
Spaanse griep opgenomen wa-
ren. 'Om het weerstandsvermo-
gen te verhoogen wordt zooveel
mogelijk melk toegediend.' Die-
zelfde dag werd gemeld dat er in
het Utrechtse militair hospitaal
enkele patiënten opgenomen
waren. De vraag rees of het lang-
zamerhand geen tijd werd om de
verloven van militairen in te trek-
ken? Dan konden zij tenminste
de ziekte niet verspreiden. De le-
gerleiding besloot ook later dat
middel niet toe te passen, want
de Centrale Gezondheidsraad
had gemeld 'dat er geen maatre-
gelen bekend waren, die tegen
een zóó besmettelijke en zich
zóó snel verbreidende aandoe-
ning met kans op slagen te ne-
men waren'.
Op 24 juli meldde de krant dat
het bezoek van de koningin aan
Den Helder was uitgesteld in ver-
band met de Spaanse griep. De
volgende dag probeerde de direc-
teurvan de Utrechtse GGD de on-
gerustheid te sussen. Hij meldde
dat de ziekte in Nederland goed-
aardig was. 'Zij vertoont zich on-
geveer in den vorm van influen-
za, met dezelfde grillige afwijkin-
gen in het verloop als deze ziekte.
Het beste is, de ziekte als zooda-
nig te beschouwen, dat wil zeg-
gen, zich niet noodeloos ongerust
te maken, op tijd zijn geneesheer
te raadplegen en geen buiten-
sporigheden te verrichten.' Het
klonk geruststellend, maar ieder-
Berichten uit het Utrechts
Nieuwsblad over de
Spaanse griep onder
'Gemengd Nieuws',
iijuums
santer en belangrijker nieuws,
zoals de verkiezingen voor de
Tweede Kamer en natuurlijk het
verloop van de Eerste Wereldoor-
log. Bovendien wilden de kran-
ten geen onnodige onrust oproe-
pen, want men was ervan over-
tuigd dat daardoor de weerstand
ondermijnd werd. De Spaanse
griep bleef daardoor Gemengd
Nieuws. Maar iedereen kon in-
tussen wel weten dat de ziekte
snel om zich heen greep. Op n
juli meldde de krant dat er 38
personen waren aangetast in
Losser, waarschijnlijk drie geval-
len van 'de zoogenaamde Spaan-
sche ziekte' in Dalen waren en
100 in het interneringskamp
voor Engelse krijgsgevangenen
in Groningen.
Op 12 juli werden gevallen ge-
meld uit Laren en Rotterdam. Op
Advertentie uit hetzelfde
nummer
148
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 147-
Over im coraiaeD cija irij b«ter f
ing'dlieU ands <le ódlaaaübaoeil ge- j
vonden is, t>em-ijl bet tot hedai ii^g '
slet vaststaat Aat de ziekteverwekker :
van de Spaanscbe griep geheel mstj
deze giveteealKimt.
                              j
Kog Bteeds is men geneaed «]lerlei'|
andere oorzaken te zoeken en vordt j
het vermoeden genit' d»t de nekte zd |
samenkfljtgco met si de ro4;tise>kiB- j
men, ran de vele lijken,'die de siaefat-
veldec bedekken, terwijl bet pubbek j
geneigd ie de schuld te geven aan bet
stedite brood «n wordt onttervoeding
gBSTse sonsegexcii sis de oeizssk
vsn deze bezoddcg, nxsale men allee
«h sog ifst gaan» san asxe gawqzigde
Toedisg T^.
Taak ia ixtt geheele geaa'amgetaeb,
oboboon ook nier vaak slechts een
det leden van bet huis de nekte door-
maakt «D yéütaat hipt voor de bae-
c31eiL' Dat da xvmkkea bet eemt
iSeo aangetast, komt niet orereea met
de maamemmg, dat de ziekte zijn in-
<2«de be^ gedaan bij de soldaten, en
cak zal dé Isomng van Spanje oog wel
iuc4 aan ondervoeding geleden hebben.
OfMbocm men haer overal spreekt van
de gevsaesds ziekte, verloopt z^ tot
faediéa zeer mUd, zonder nog tot com-
piieatie aanletding te geven, uifgeeon-
dtrd eok^ gevallen, vraai bet hart
en bei hehaaxa teveel faebben geleden
cm direct iwer voor hun arbeid ge-
schikt te wezen. Waar bet verloop zoo
gnastie is, is bet in de meeste geval-
len roidoeiide enkele ^agen te 'hed te
bleven om de ziekte goed uit te vie-
ren en niet weer in te storten. Wanne
chsoJcen om bet zvreeteo te bevntde-
ren en frisscbe lucht in de 6Üapkam«B
zijn gnn^age fcetoreo, terw^I in do
meeste gevaU«[i medicqnen niet h».
iioeven te worden aangewend.
Zoo befaoeft er dus geen augEi te
bestaan voor deze ziekte, aJs tenmin-
ste later niet het karakter van de
kwaal kwaadaardiger wadt, faeigeen
niet is te hepen.
In 1918 ver genoeg gevorderd om
te kunnen vaststellen dat dit niet
het geval was. In het sputum van
patiënten werden weliswaar
bacteriën aangetroffen die 'ang-
stig veel' op de veroorzaker van
longenpest leken. Maar gelukkig
waren het andere. En dus bleef
de vraag onbeantwoord wat de
griep dan wel was. Geloof maar
dat er in talloze laboratoria over
de hele wereld koortsachtig naar
de 'griepbacil' is gezocht. Maar
eerst moest in 1931 de elektro-
nenmicroscoop worden ontwik-
keld. Toen duurde het nog tot
1933 voordat het griepvirus was
ontmaskerd en men althans wist
waardoor de 'grootste medische
holocaust in de geschiedenis'^ is
veroorzaakt.
Geleerden meenden in 1918 dat
er 'een bijzonder iets' was waar-
door het lichaam minder weer-
stand had tegen organismen die
er al in aanwezig waren. Dat
'iets' zou bijvoorbeeld giftige
lucht kunnen zijn. En zo dook de
oude theorie van het miasma
weer op. Die ziekteverwekker
kon onder bepaalde omstandig-
heden ontstaan in en door be-
dorven lucht. Het moest wel via
de lucht gaan, want hoe kon je
anders verklaren dat de versprei-
ding zo snel ging, sneller dan de
snelste trein en ook naar gebie-
den waar de ziekte niet door rei-
zigers heen gedragen kon zijn? Je
kon dus hopen datje zo'n ziekte
voorkwam en verdreef als je er-
voor zorgde dat de lucht niet
'bedorven' raakte. Dat beteken-
de met open ramen slapen en
vuil en stof verwijderen. Tegelijk
nam men waar dat er ook men-
sen waren die door contact met
anderen werden besmet. Er wa-
ren geleerden die vermoedden
dat er sprake was van een virus
dat zich razend snel kon verme-
nigvuldigen. Men was deze ziek-
teverwekkers rond 1900 op het
spoor gekomen. Maar bij influen-
za had onderzoek geen duidelijk
en ondubbelzinnig resultaat. De
theorieën verklaarden bovendien
niet waarom niet alle inwoners
Uit een ingezonden brief
van de arts FJ. ten Cate in
het Utrechts Nieuwsblad
van I augustus 1918. Vol-
gens Ten Cate hoefde men
niet ongerust te zijn, zo-
lang de ziekte niet ernstiger
werd...
van kleine en overvolle huizen
ziek werden. En hoe kwam het
dat het tegenovergestelde ook
en vaker voorkwam?
Er waren natuurlijk ook veel ver-
klaringen voor de ziekte die niet
op wetenschappelijk onderzoek
berustten. Op 4 november 1918
stond er bijvoorbeeld een inge-
zonden brief in het Utrechtsch
Provinciaal en Stedelijk Dagblad
(UD).
De schrijver meende dat
veel mensen aan obstipatie le-
den door het slechte voedsel.
Daardoor konden giftige gassen
het lichaam niet op de normale
manier verlaten en zochten ze
een uitweg via de longen. Ande-
re mensen werden ziek als ze die
giftige adem binnenkregen. Als
ze bedlegerig werden, zou de ob-
stipatie alleen maar erger wor-
den. Er zullen best mensen ge-
weest zijn die zulke onzin geloof-
den. En natuurlijk waren er ook
mensen die beweerden dat de
epidemie een straf van God was
voor ongeloof en andere zonden.
Mondmaskers en zweetkuren
De onzekerheid over de oorzaak
van de ziekte maakte het ook
niet makkelijk - misschien wel
onmogelijk - om een sluitende
verdedigingslinie te bouwen. Een
aantal gemeentebesturen heeft
de lagere scholen gesloten, maar
dat kwam ook doordat er zoveel
docenten ziek waren. De Univer-
siteit van Leiden en de Techni-
sche Hogeschool van Delft zijn
een poosje gesloten. In Den Haag
werden de tramwagens met ly-
sol ontsmet. De Centrale Ge-
zondheidsraad adviseerde om
vooral contact te vermijden met
mensen die de eerste sympto-
men van de ziekte vertoonden.
Maar ja, je kon je gezin toch niet
in de steek laten als er een kind
begon te hoesten?!
Je kon besmetting ook voorko-
men door een masker voor mond
en neus dragen. Maar de geleer-
den waren het er niet over eens
of dat nu echt wel zin had. De
een beweerde datje net zo goed
een paar plukjes watten in je
neusgaten kon doen. Een ander
toonde aan dat bacteriën er
doorheen konden dringen. Er
waren maskers die je als een kap
over het hoofd moest dragen.
Een ander model bestond uit het
montuur van een stofbril waar-
aan een lap verbandgaas hing.
Verpleegkundigen vonden dat
maar lastig en werkten het liefst
zonder. Andere modellen wer-
den niet gebruikt, omdat de
mensen ze te benauwd vonden
of omdat ze het zicht belemmer-
den. Om te voorkomen dat pa-
tiënten hun omgeving besmet-
ten, werden er in ziekenhuizen
wel hele schermen van verband-
gaas om de bedden gezet. Het
hielp allemaal niet en in elk geval
niet afdoende en dus moest tel-
kens de vraag worden beant-
woord, wat er misgegaan was.
Als iemand ziek werd ondanks de
voorzorgsmaatregelen, konden
149
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 148-
m
m
'•■
"
0tfa^,m'"»M
Wf
1
f
1
de informatie over aantallen pa-
tiënten en zelfs overledenen zijn
niet meer dan een benadering. De
Spaanse griep viel niet onder de
wet op de besmettelijke ziekten
en dus hoefde er niet over te wor-
31.000. Hoeveel mensen er ziek
zijn geweest, kunnen we zelfs
niet schatten. Maar als we be-
denken dat patiënten een tijd-
lang uitgeschakeld waren, kun-
nen we ons indenken hoezeer de
Spaanse griep het maatschappe-
lijk leven heeft ontwricht.
Opvallend Is dat de ziekte op het
platteland en in de kleinere ge-
meenten In het algemeen pro-
centueel meer slachtoffers
maakte dan in de steden. In
Jaarsveld bijvoorbeeld 18 doden
op een bevolking van 1.642, In
Wijk bij Duurstede 38 op 3.241.
De Spaanse griep in Utrecht'
Ook in Utrecht konden de kran-
ten aanvankelijk berichten dat
de Spaanse griep goedaardig
was. De eerste gevallen werden
gemeld op 18 juli. Op 4 augustus
1918 schreef het UD: 'Cijfers zijn
uiteraard moeilijk te geven, maar
wel Is kenmerkend voor de nog
niet zoo schrikbarende omvang
dat de gemeentebedrijven geen
stagnatie hebben ondervonden.
Evenwel is het heel goed moge-
lijk dat binnenkort die stagnatie
wel ontstaat; de ziekte heeft hier
haar hoogtepunt nog niet gehad
en er zijn enkele gevallen onder
het gemeentepersoneel.' Tot
midden oktober stierven er In
Utrecht tien mensen waaronder
zes militairen.
Er zullen best burgers geweest
zijn die God dankten omdat Hij
de stad had gespaard. Maar ze
waren voorbarig, want in de vol-
gende maanden werd het ernst.
Het UD bleef er op hameren dat
men niet overdreven angstig
moest zijn omdat daardoor de
ziekte meer kansen kreeg. De in-
specteur van de volksgezond-
heid schreef op 4 november 'De
meest waarschijnlijke, blijkbaar
wel juiste verklaring Is dan ook,
dat we te maken hebben met
een echte Influenza-epidemie bij
menschen, die om den slechten
gemoeds- en voedingstoestand
waarin Europa verkeert, zeer ge-
voelig zijn voor bijkomende be-
smetting met kiemen, waarte-
]}• Spaaacetia grup.
Wij hebben oai bcdenniiddag nog
<.'''n& '^wfoi lol dm directeur run d<Mi
Gein. Gcneeshundigto 0iei:6t om di |ii
<iiK'óte\ l«n aanzkn van de griep-epi-
deniie, wi-jke ook hier Ier *ted« haar
.'Ischloflerg niaakl.
Dr. Scbuekink Kool stelde voornp.
dat er alisnluui geen reden tut bn^'u>t
heid i&; de lueïlsnd bier is bij lange
na niet te vcrgclijM.i bij die ia 't Oos-
lAii des laiidï Uijvoorlxrcid oF te Am-
sleidsni en anderi; plaalsen. W«l zijn
hier lai v»n gevalle» ƒ— evenalü eldei«
v<«ritam«liik onder ^ oudere kinderen
i'n personen in de kracht van hun le-
VKii — iocU. hoewel de aard der ziekt*
knaadainJlKT in da» van den zomer,
it Im-i aantal slcrf^' vallt^n zeer gering.
Die Mcrlgevailcn rï\n ook hier 't gevolg
V9II longaandoeningen. Vooral perso-
nen, di? d')air ci|i kwaal oF andere om-
slüiidigiiedVn |ji!L-\ocliger zijn dan gt-
innih-
menMhcn. moeten opps»«^t, /ij
lO'/kcii voiral 7.00 mjn mogelijk contict
met andere m>.-n«chen. Ihiurcjn is '1
r/ok jjèwi-nsclil. dat er zoo min moge-
lijk' votksverumclingen gehouden «or
dtji «ord^h. als ticrgadcringen en der
Ovöp hrt Slatislisch verloop d«r ziek-
te, d.w.z. oF zij baar hoogtepunt reed«
hcroiki heeft of niet. kon dr. Seh. Eopl
7icli ii(^ niet uitlaten. Dat was nog
niet Ie zegjjm.Op sommige" «chnlen is
<<enijie toenanx!, np> andfre afname.
Hei aantal paliJ^nlen' onder de gcincen-
lewei'klicdon on de armlastigen i» ge-
ring.
Dij het wejiïaan herhaalde de direc-
teur ndg eenu, dat er volstrekt geen ro-
den lol ongerustheid is. Do menwhen
nootoi maar zooveel mog(>lijk hun ge
wone gung gaan, doch vooral er steeds
bij denken, dal frisscha lucht de b?-
ümctting kon voodtomen.
de dokters weinig anders doen
dan symptomen bestrijden, na-
zlekten behandelen en proberen
te voorkomen dat het erger
werd. Ze werkten met bacterie-
dodende middelen, koude om-
slagen, zweetkuren, Inwrijven
met geurige olie, ze lieten pa-
tiënten scherpe dampen Inade-
men, ze spoten serum van her-
stelden In en schreven verster-
kende middelen voor. Soms
meldde er een dat een bepaald
middel had geholpen, maar an-
deren ontdekten dan dat het niet
werkte.
In de kranten verschenen adver-
tenties waarin de heilzame wer-
king van allerhande gorgeldrank-
jes, poeders, tabletten en smeer-
sels werd aangeprezen. Zelfs
werd geprobeerd de lezers fles-
jes 'rode electricltelt' aan te sme-
ren, want kwakzalvers en alter-
natieven zijn van alle tijden.
Militairen en vluchtelingen
Alles bijeen weten we veel over
Spaanse griep in Nederland, maar
Dr. Schuckink Kool (1873-
1956) was directeur van de
Utrechtse Geneeskundige
en Gezondheidsdienst toen
de Spaanse griep heerste.
Foto: Het Utrechts Archief
den gerapporteerd aan de autori-
teiten. Over het leger zijn de ge-
tallen nog het nauwkeurigst. In
verband met de oorlog was dat
gemobiliseerd en daardoor waren
de omstandigheden waarin de
militairen verkeerden Ideaal voor
besmettelijke ziekten. In overvolle
kazernes en kampementen zaten
ze op eikaars lip. Datzelfde gold
voor de vluchtelingenkampen
waar de hygiënische omstan-
dighedenbedroevend waren. Tus-
sen 14 juli en 2 september 1918
tastte de ziekte 43.350 manschap-
pen aan. Maar hoeveel in de vol-
gende maanden?
De schattingen van het aantal
doden dat de ziekte In Nederland
eiste, lopen uiteen van 21.000 tot
150
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 149-
gen ze in normale tijden een
grooteren weerstand bezitten.
Ook het meer veelvuldig heer-
schen van andere besmettelijke
ziekten als roodvonk, diphtherie,
febris typhoidea e.a. wijst op een
verminderden weerstand.' Veel
zullen de lezers er niet mee op-
geschoten zijn.
De GGD adviseerde het Utrecht-
se gemeentebestuur om alle
scholen een extra lange herfst-
vakantie te geven, ook omdat er
mazelen heersten en er een nij-
pend tekort aan brandstoffen
was. Maar B&W vroegen zich af
of de ziekte zich niet even snel
zou verspreiden als de kinderen
thuis zaten of op straat speelden.
Zou de vakantie niet veel langer
moeten zijn? Als de scholen te
snel geopend werden, zouden de
mensen denken dat de ziekte
voorbij was en het gemeentebe-
stuur verwijten maken als dat
niet het geval bleek te zijn.
De stadsbestuurders vonden
ook dat bij een ziekte die zo be-
smettelijk was, zulke maatrege-
len nauwelijks of geen zin had-
den. Je kon toch niet ook alle
bioscopen, kerken, schouwbur-
gen en cafés sluiten? Dat zou
immers de onrust onder de be-
volking alleen maar aanwakke-
ren. Vandaar dat het college be-
paalde dat scholen pas gesloten
zouden worden als de helft van
de leerlingen absent was.
Een tijdlang leverden de school-
hoofden op verzoek absentie-
lijsten in bij de GGD en die kon
op grond daarvan tot sluiting
adviseren. Maar ze waren niet al
te regelmatig en nauwkeurig,
sommigen noteerden alleen ab-
senten die griep hadden, ande-
ren ook leerlingen die uit voor-
zorg thuis werden gehouden. En
als een school gesloten was,
kwamen er helemaal geen ge-
gevens meer over binnen. In to-
taal heeft de directeur van de
GGD 53 adviezen tot sluiting ge-
geven, waarvan er vier niet wer-
den opgevolgd.
In sommige scholen werd gedu-
rende een paar maanden het
speelkwartier vervangen door
een half uur wandelen, terwijl
de lokalen intussen goed wer-
den gelucht. De leerlingen kon-
den dan niet bezweet raken en
kou vatten. In die scholen kwam
aanmerkelijk minder griep voor.
Maar kwam dat door het wan-
delen, doordat ze niet speelden,
door het luchten of door wat
anders?
Op verzoek van de GGD hebben
47 van de 57 artsen een tijdlang
vrijwillig informatie verstrekt
over hun bevindingen met de
Spaanse griep. Op 5 november
1918 hadden ze ruim 3.400 pa-
tiënten in behandeling. In totaal
zijn er in 1918 meer dan 200
mensen gestorven aan de griep
en zijn complicaties. Maar de re-
gistratie was ook in dit geval
niet compleet of ondubbelzin-
nig. Zo werden mensen die long-
ontsteking hadden gekregen na
griep en daaraan stierven, in de
statistieken opgenomen onder
longziekten. Voor mensen met
hartkwalen kan de Spaanse
griep het einde hebben bete-
kend, terwijl daarvan in de sta-
tistieken geen spoor terug te
vinden is. Er heersten in die tijd
ook in ernstige mate mazelen en
difterie en dat kan de weerstand
grondig hebben aangetast.
Er is over de Spaanse griep in
Utrecht weinig bekend. Het lijkt
wel alsof de autoriteiten de ziek-
te op een zijspoor hebben geran-
geerd. Van een echte ramp was
geen sprake. Het dagelijks leven
ging zijn gewone gangetje, al
was het ziekteverzuim onder ge-
meentepersoneel hoog: 70 pro-
cent van de ambtenaren jonger
dan 35 jaar was in 1918 gemid-
deld twintig dagen ziek. Maar
het ziekteverzuim was ook al
hoog geweest in 1917 en toen
was er nog geen Spaanse griep
geweest. In het gemeentelijke
slachthuis was de administratie
wat achterop geraakt doordat
zoveel personeelsleden griep
hadden. Maar we weten niet
precies hoeveel mensen er in de
stad aan de ziekte hebben gele-
den en eraan zijn gestorven. We
weten ook niet of de ziekte ern-
stig heeft huisgehouden in
Utrechtse bedrijven. Misschien
dat diepgravend onderzoek nog
meer aan het licht kan brengen.
De situatie van toen wordt
treffend getypeerd door de uit-
spraak van de Inspecteur van de
Volksgezondheid in de krant van
4 november 1918: 'Onder de vele
gesels van dezen tijd is zeker
deze epidemie een striemende,
rouw brengend in een groot
aantal gezinnen. Wij moeten
moed houden, trachten onze
kalmte en geestkracht te bewa-
ren en niet te bevreesd te zijn;
dat is toch een der beste be-
schermingsmiddelen.'
Piet 't Hart is historicus. Hij werkte aan de
universiteit, bij het Universiteitsmuseum
en was van 1996 tot 2001 de eerste bijzon-
der hoogleraar Utrecht Studies.
Noten
1.   Uit een advertentie voor Abdijsiroop,
zie A.C. de Gooijer, De Spaanse Griep
van '18. De epidemie die meer dan
20.000.000 levens eiste
(Amsterdam
1978) p. 94.
2.   Bijvoorbeeld A. Osterhaus in het
Utrechts Nieuwsblad, 13 juli 2002.
3.   Zie. bijvoorbeeld K.G. Nicholson,
R.G. Webster en A.). Hay, Textbook of
influenza {Oxford 199S).
4.    Utrechts Nieuwsblad, 10 augustus
2002.
5.   Stichtsche Courant. Dagelijks verschij-
nend nieuwsblad,
10 juli 1918.
6.   J. Voorhoeve, J., Influenza (Zwolle
z.j.),p.5.
7.   A.A. J. Quanjer, De griep in Nederland
in 1918 tot 1920
(Uitgegeven met
machtiging van den Minister van Ar-
beid, z.p. 1921).
8.   GW. Potter, 'Ghronide of influenza
pandemics' in: Nicholson, Textbook,
p. 4 e.v.
9.   Ik heb aan M.J.T. van Loon, De
Spaanse Griep in Utrecht
(Doctoraal-
scriptie Universiteit Utrecht 1989)
veel ontleend over de gang van zaken
in Utrecht. Ik deel haar sombere con-
clusie dat we daar nog maar bar weinig
over weten.
%
iglng Oud'Utrecht
november 2002
-ocr page 150-
Noodlottige vergissingen
Spoorwegongevallen in en rond Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog
•*%
f:
-■^ j«^' '■^^È^tÊÊÊ^'
"■Wt*ft*i»i'«—.--- . «SatM- #1111^ 1' ■ ---^fl^*r<'^.**>..f-^a^- - .■.TT-W.-*':'-*m».
^^P^^^Hte^LT^
^, ^-^
^^H. ^^S^^^^^K^'^^-
^^^^^^EZ^KI'«1H BHj^^^KaH^^^^^^^^H
p^H9
m^^^^mÊ^M
^^^^^L ^^^^I^^^D
'^91^ ^^-r
^S^HP^i^^^^
".T ^ "^ •'^"~T!l' T**»^ ^*F>«»-'-
" -K' -.f- « "■
■ :■: 't
plaats in de provincie Utrecht,
waarvan zes in en rond de stad
Utrecht (zie tabel i). Merkwaardi-
gerwijs vonden vijf van de zes
Utrechtse ongevallen plaats tij-
dens de Tweede Wereldoorlog.
Nu deden zich tijdens de oorlog
door de moeilijke omstandighe-
den waaronder toen gewerkt
moest worden relatief veel ern-
stige ongevallen voor (19 van de
120 - gemiddeld vier per jaar)
maar deze Utrechtse opeenho-
ping is toch wel opvallend. In dit
artikel beschrijf ik de toedracht
van vier van deze ongevallen.
Spoorisolatie
Het spoorwegbedrijf in de jaren
rond de Tweede Wereldoorlog
(en tot in de jaren zeventig van
de vorige eeuw) werd geken-
merkt door het grote aantal sein-
huizen en bedieningsposten dat
nodig was voor de regeling van
de treinenloop. Dat geldt ook
voor Utrecht en omgeving. Ver-
moedelijk waren er rond 1940 de
seinhuizen als vermeld in tabel 2.^
Dit nog afgezien van de vele
overwegposten en blokposten
langs de tussengelegen en aan-
sluitende spoorlijnen. Van ge-
noemde seinhuizen bestaat al-
leen nog post H, zij het niet de
oorspronkelijke maar een opvol-
ger uit 1965. Post K, eigenlijk niet
meer dan een hut met daarnaast
enkele losse wisselhandels, werd
in 1982 vervangen door de huidi-
ge post OZ. Voor het overige
wordt de treinenloop in Utrecht
en wijde omgeving tegenwoor-
dig beheerst vanuit het 'Seinpa-
leis'bij Utrecht CS.
De veiligheid van het treinver-
keer stond of viel bij een zorg-
vuldige bediening van de appa-
ratuur door de seinhuiswachter
en het opvolgen van de seinen
n , , ,, ,     Tussen 1868 en 1962 vielen er bij Spoorwegongevallen in en rond
De restanten van net ach-                                                                   ^ •- a o
terste rijtuig van treinstel    Utrecht 105 doden, van wie het merendeel (93) bij de grote ramp
636 nadat het van stoom-
1 3927 f tr kk         -^ Harmeien. De meeste ongevallen vonden plaats tijdens de
Foto:A. Goudappel    Tweede Wereldoorlog. Een minutieus verslag van menselijke
vergissingen met fatale gevolgen.
was er alleen materiële schade.
Een enkele keer waren de gevol-
gen ernstiger. Tot op heden heeft
zich 120 keer een spoorwegramp
met dodelijke slachtoffers voor-
gedaan; minder dan één per jaar.
Daarbij vielen zo'n 420 doden en
rond de 1.000 gewonden. TIen
van deze 120 ongevallen vonden
R.T. JONCERIUS
In de 163 jaar sinds de opening
van Nederlands eerste spoorlijn,
van Amsterdam naar Haarlem op
20 september 1839, hebben zich
heel wat ontsporingen en botsin-
gen van treinen voorgedaan.
Meestal liepen die goed af en
15»
vereniging Oud>Utrecht
I
november 2002
-ocr page 151-
BLAUWKAPEL... y| ^^„^
^,^^^l\
y^'^ 1 \
/ £j
il 3il
É
•JcJ
^"'^^M .
k
\
UTRECHT CS >r^
. UTRECHT 1
£f-^-MALIEBAAN
UTRECHT V>r\
^^^ ^^^ LU N ETTE N
door de machinist. De seinhuis-
wachter moest vooral de bezet-
ting van de stationssporen en de
wissels goed in de gaten hou-
den. Sinds de eeuwwisseling
was daarvoor weliswaar een
hulpmiddel beschikbaar, de zo-
genaamde spoorisolatie, maar
dat werd maar mondjesmaat
toegepast. Zonder spoorisolatie
kon een seinhuiswachter in een
moment van onoplettendheid
een trein laten binnenkomen op
bezet spoor of een wissel omzet-
ten onder een trein. De machi-
nist moest de seinen goed in de
gaten houden. Het was bijna on-
vermijdelijk dat van tijd tot tijd
een machinist een sein 'miste'.
Het rijden door onveilig sein was
dan ook een belangrijke oorzaak
van ongevallen. In de hierna te
beschrijven ongevallen zien we
afwisselend seinhuiswachters
Plattegrond van stations
en spoorwegknooppunten
rond Utrecht circa 1940.
Tekening: R. T. Jongerius
dige sporen 7-12) en de twee zo-
genaamde buurtspoorperrons
(met de huidige sporen 1-4, toen
nog kopsporen die liepen tot de
Noordelijke voetgangerstunnel).
De sporen vanaf Lunetten tot
Utrecht CS waren in 1937-1938
omhoog gebracht, waarbij de
overwegen werden vervangen
door onderdoorgangen. Voor de
sporen vanaf Utrecht CS richting
Amersfoort tot voorbij de Vecht-
brug kwam dit in september 1941
gereed. De sporen richting Vleu-
ten en Maarssen werden pas in
de jaren 1960 omhoog gebracht.
tabel 1 spoorwegongevallen in de provincie Utrecht met dodelijke slachtoffers
datum                        plaats/baanvak                      slachtoffers (*)
doden gewonden
2junli868
nabij Breukelen
1(0)
4(1)
25 mei 1871
Schalkwijk
1(1)
3(3)
15 novembengzo
Breukelen
1(0)
7(0)
7oktoben932
Utrecht CS
1(1)
-
29 september 1941
Utrecht Lunetten
2(0)
26(1)
21 december 1941
Utrecht CS
1(1)
•12(2)
20 januari 1942
Utrecht Blauwkapel
1(1)
3(1)
25 januari 1942
tussen Vleuten en Utrecht
2(1)
12(2)
19 novemben943
Utrecht Lunetten
2 (o)
3(0)
8 januari 1962
Harmeien
93(2)
52(0)
(*) tussen haakjes: waarvan spoorwegpersoneel
en machinisten noodlottige ver-
gissingen maken.
De sporensituatie in en rond
Utrecht zag er in die periode ove-
rigens veel eenvoudiger uit dan
vandaag de dag. Het station
Utrecht kende maar drie perrons
met doorgaande sporen (de hui-
tabel 2 (vermoedelijke) seinhuizen Utrecht rond 1940
Utrecht CS                                                     P, A, B, C, D en K
Utrecht V (het goederenemplacement)       H, R
Utrecht Blauwkapel                                      Krp, BIn, Blo, BIz, Blw
Utrecht Maliebaan                                        P, I, II
Utrecht Lunetten                                          T, I
vereniging Oud>Utrecht
riovember 2002
-ocr page 152-
kracht uit het zicht stond, merkte
machinist Bouman van trein 609
deze te laat op. Bij de botsing wer-
den de kopwanden van de beide
treinen verbrijzeld. Machinist
Bouman kwam om het leven. Van
de hulpmachinisten Bregonje en
De Puit op de trekkracht raakte de
eerste gewond aan hoofd en
hand en liep de tweede een her-
senschudding op. Vijftien reizi-
gers raakten licht gewond. Hulp
werd verleend door de soldaten
van de post van het Rode Kruis op
het eerste perron en door dr. H.P.
ten Cate uit de Stationstraat 19.
Het spoor Utrecht-Lunetten was
versperd. Vijf treinen richting Den
Bosch kregen vertraging. Om
16.30 uur was de versperring weer
opgeheven. Seinhuiswachter Jan-
sen kreeg een straf van twee dag-
lonen opgelegd.
Utrecht Blauwkapel 1942
In de nacht van maandag 19 op
dinsdag 20 januari 1942 werd
trein 4642 van Utrecht naar Hil-
versum om ongeveer half vijf
door seinhuis P te Utrecht CS
per telefoon aan de treindienst-
leider Vreeken van Blauwkapel
Kruispunt aangekondigd. Even
later kreeg hij het kloksein^ van
Bilthoven als aankondiging van
trein 4300 van Amersfoort naar
Utrecht. Hij besloot voorrang te
geven aan de trein naar Hilver-
sum en gaf toestemming aan de
posten Blauwkapel West en
Noord om de wissels goed te
leggen en de seinen voor trein
4642 op veilig te stellen. Terwijl
deze trein zich in de richtingvan
de wissels bij Blauwkapel West
bewoog hoorde Vreeken nog
een trein naderen. Hij keek naar
buiten en zag in de richting
Blauwkapel Oost een licht, dat
zich verplaatste. Hij besefte dat
dit het frontsein moest zijn van
trein 4300 die voorbij het onvei-
lig tonende afstandssein reed.
Hij spoedde zich naar buiten om
een gevaarsein aan trein 4300
te tonen. De trein was toen ech-
ter al vlakbij zodat dit geen ef-
fect meer had.
Utrecht CS 1941
Op zondag 2i december 1941 om
8.22 uur 's ochtends botste de
vertrekkende trein 609 Utrecht-
Den Bosch pal ten zuiden van het
station op een op het vertrek-
spoor staande zogenaamde elek-
trische trekkracht. Om 7.40 uur
was uit Amsterdam op spoor VB
(het huidige spoor 11b) de elektri-
sche trekkracht^ E2 binnengeko-
men; deze zou later op de och-
tend door moeten naar Rotter-
dam Zuid. Om 7.49 uur kwam op
spoor VA (thans spoor na) trein
1355 Amsterdam-Arnhem bin-
nen. Om trein 1355 te kunnen la-
ten vertrekken moest de elektri-
sche trekkracht naar een ander
spoor worden opgerangeerd.
Treindienstleider Van Gend in
post P op het tweede perron gaf
om 7.50 uur via de telefoon aan
seinhuiswachter Jansen op post
C (bij de wissels aan de zuidzijde
van de perrons) opdracht om de
trekkracht om te rangeren naar
spoor VI (thans spoor 12) achter
de daar staande treim303.
Seinhuiswachter Jansen had
sinds 22 uur de vorige avond
dienst gehad en zou om 8 uur
worden afgelost door seinhuis-
wachter Van Dalen. Of het nu
was door vermoeidheid of eigen-
wijsheid, Jansen meende dat het
materieel van trein 1303 eerst
nog naar het opstelterrein bij
post K moest (wat helemaal niet
het geval was) en bovendien dat
er op spoor VI voor de trekkracht
achter trein 1303 geen plaats was
(ook dat was niet het geval). Ei-
genmachtig en zonder toestem-
ming van de treindienstleider
vroeg hij aan de wachter van post
K of het materieel van trein 1303
kon komen. Toen daar geen ruim-
te was, besloot hij de trekkracht
zolang op het uitrijspoor naar
Den Bosch te zetten zodat trein
1355 naar Arnhem kon vertrekken.
Hij beweerde later dat hij dit
ook zo aan zijn aflosser Van
Dalen en aan de wachter op
post P had gemeld. Die hadden
echter iets anders begrepen. In-
middels was er op aankomst-
spoor van Den Bosch een twee-
de elektrische trekkracht aange-
komen, zodat Van Dalen de
wachtende trekkracht op het
vertrekspoor niet kon zien. Zo
bleef het misverstand onopge-
merkt. Toen om 8.21 uur door
post P opdracht werd gegeven
om trein 609 te laten vertrek-
ken, zette hij zonder bedenkin-
gen het uitrijsein op veilig.
Juist omdat de wachtende trek-
Drukte op het 3e perron
van het station UtrechtCS,
ergens tijdens WO II. De
trein rechts zal om 13.53
uur naar Amsterdam ver-
trekken.
Foto: Het Utrechts Archief
154
-%
vereniging Oud*Utrecht
november 2002
-ocr page 153-
stig ongeval plaats. Trein D m
Den Haag Staatsspoor-Utrecht-
Bentheim botste tussen Vleuten
en Utrecht in diepe duisternis en
dichte sneeuwval achterop de
elektrische trein 605 Rotterdam
Maas-Utrecht. Trein D m werd
getrokken door loc 3927, het
zwaarste type stoomlocomotief
van NS, en telde zes rijtuigen.
Trein 605 bestond uit de elektri-
sche driewagenstellen 6i8 en
636. Treinstel 618 was afgeslo-
ten, alle passagiers zaten in het
achterste treinstel 636. Loc 3927
boorde zich in het achterste rij-
tuig en ontspoorde, de loc was
geheel omgeven door de wan-
den van het rijtuig. Een passa-
gier was op de tender terecht
gekomen, zat daar beklemd en
moest worden uitgezaagd. Het
middelste rijtuig kwam vernield
naast de baan terecht. De neu-
zen van het voorste rijtuig van
treinstel 636 en het achterste
van treinstel 6i8 waren in elkaar
gedrukt. Conducteur Witkamp
en postbeambte Houthuis wer-
den gedood. Zeven passagiers
en vijf personeelsleden raakten
gewond; daarvan werden er vijf
naar het Academisch Ziekenhuis
en twee naar het Militair Hospi-
taal vervoerd.
De hulpverlening na het ongeval
kwam maar langzaam op gang.
Aanvankelijk kwam in Utrecht
alleen het bericht door dat de loc
van trein D m was ontspoord en
de bovenleiding naar beneden
was gekomen. Hoofdconducteur
Korevaar had dit doorgegeven.
Toen hij even later zag dat er do-
den en gewonden waren, lukte
het hem niet om station Utrecht
weer aan de lijn te krijgen. Zo-
doende werd er eerst alleen een
hulplocomotief met ongevallen-
wagen naar de gestrande trein
gestuurd. Hoofddepotchef Van
der Want was aan boord van
deze hulptrein. Ter plaatse geko-
men zag hij wat de aard en om-
vang van de ramp was. Pas toen
werd met succes om geneeskun-
dige hulp getelefoneerd. Om on-
geveer 9.30 uur was geneeskun-
dige hulp uit Utrecht ter plaatse.
Inmiddels waren ook doktoren
uit Vleuten gewaarschuwd die
de gewonden eerste hulp ver-
leend hadden. Die werden met
het nog vervoerbare gedeelte
van trein 605, getrokken door de
hulploc, naar Utrecht vervoerd,
waar zij om n.43 uur aankwa-
men. Inmiddels was de ongeval-
lenkraan uit Eindhoven ontbo-
den om de wrakstukken op te
ruimen. Het duurde tot 28 janu-
ari om 21.00 uur voor dat beide
sporen weer vrij waren.
De toedracht van dit ongeval
was bepaald merkwaardig. Het
leek erop dat machinist Dekkers
van trein D 111 bij Vleuten door
onveilig sein was gereden en
achterop de voor bloksein 8 stil-
staande trein 605 was gelopen.
Wagenvoerder Eckhard van
trein 605 beweerde dat hij in de
sneeuwstorm nauwelijks zicht
op de seinen had gehad. Het
licht van het voorsein van sein 8
was gedoofd, desondanks had
hij bij het passeren gezien dat
dit voorsein de stand 'langzaam
rijden' toonde, zodat hij had af-
geremd en op ongeveer 150 me-
ter van sein 8 was gestopt. Hij
was naar dit sein toegelopen,
had gezien dat ook dit onver-
licht was en onveilig toonde.
Daarop had hij getelefoneerd
met Utrecht en ten antwoord
gekregen dat hij wel normaal
veilig zou krijgen. Vervolgens
was hij teruggelopen naar zijn
trein en wilde hij de hoofdcon-
ducteur meedelen dat hij ging
optrekken naar het sein. Daarop
was hij naar achteren langs de
trein gelopen. Bij het tweede
stel aangekomen realiseerde hij
zich dat de hoofdconducteur
wel eens helemaal achterin kon
zitten en was hij weer terugge-
lopen. Weer in de cabine geko-
men had hij de trein in bewe-
ging gebracht. Kort daarna had
de achteroprijding plaats ge-
vonden. Een merkwaardig ver-
haal! Waarom zou een be-
kwaam wagenvoerder op 150
meter van een seinpaal stop-
De trein reed op volle snelheid
voorbij en kwam op de kruising
bij Blauwkapel West in aanrij-
ding met het vierde voertuig van
achteren van trein 4642. Dit
voertuig, een bagagewagen,
ontspoorde doch werd nog eni-
ge honderden meters door het
voorste deel van de trein voort-
getrokken. Het daarop volgende
postrijtuig kantelde en verloor
zijn beide draaistellen, de beide
laatste rijtuigen ontspoorden.
Van trein 4300 ontspoorden de
locomotief 6107 en vier wagens.
Arbeider-remmer Van Dijk raak-
te zwaar gewond en overleed
onderweg naar het ziekenhuis.
Vermoedelijk zat hij in het
remmershuisje van de vierde
wagen van trein 4300. Van het
personeel in het postrijtuig raak-
ten drie personen gewond. De
hoofdsporen naar Amersfoort en
Hilversum werden versperd. De
reizigerstreinen naar Amers-
foort werden omgeleid over
Utrecht Maliebaan-Lunetten. De
treinen van en naar Hilversum
reden naar en van Utrecht Ma-
liebaan. Tussen Utrecht en
Baarn werd een autobusdienst
gereden. De versperde sporen
waren op donderdag 22 januari
om 9.45 uur weer berijdbaar.
Machinist Salemink van trein
4300 kon niet verklaren waarom
hij zowel de baak (een waar-
schuwingsbord), het voorsein en
het afstandssein van Blauwka-
pel gemist had. Het weer was
helder en koud geweest. Zijn lo-
comotief had stoomlekkage ge-
had waardoor hij geregeld met
het hoofd uit het raam had moe-
ten hangen om voldoende te
kunnen uitzien. Te Bilthoven
had hij zelfs even stoom moeten
afsluiten om de seinen goed te
kunnen waarnemen. Toch was
dit onvoldoende excuus; hij
kreeg een straf van drie daglo-
nen opgelegd.
Vleuten-Utrecht 1942
Vijf dagen later, zondag 25 janu-
ari 1942 om ongeveer 7.20 uur 's
ochtends vond er weer een ern-
155
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 154-
pen? Langzaam rijdend had hij
gemakkelijk veel dichter bij sein
8 kunnen stoppen. Het kon ge-
woon niet kloppen.
Sinds 6 oktober 1930 was er tus-
sen Vleuten en Utrecht automa-
tisch blok4, de derde installatie
van die soort in Nederland. De
installatie was zo ingericht dat
de blokseinpaal B2 bij Vleuten
door de wachter aldaar alleen op
veilig kon worden gesteld nadat
de voorgaande trein met zijn
laatste as loo meter voorbij de
eerste automatische seinpaal
(met nummer 8) was gekomen,
dan wel het blok achter die sein-
paal geheel door die vooraf-
gaande trein ontruimd was. De
installatie bleek bij nameting
geheel in orde. Trein 605 moest
voorbij de onveilige bloksein 8
tot stilstand zijn gekomen en
daarna zijn teruggereden tot
voor sein 8; daardoor was het
voorgaande blok vrijgekomen en
kon sein B2 voor trein D m op
veilig worden gezet.
Dit werd ook bevestigd door ge-
tuigenverklaringen van verschil-
lende passagiers. Die hadden
een spoorman langs de trein
zien lopen, zien telefoneren bij
een seinpaal aan de andere kant
van het spoor (dit moet bloksein
5 geweest zijn) en weer terug
zien lopen naar de voorkant van
de trein. Passagier Jongsma was
zelfs naar een balkon gelopen en
had de deur geopend om beter
te kunnen zien wat er buiten ge-
beurde. Hij had de langslopende
spoorman schertsend toegeroe-
pen 'of we een lekke band had-
den' en had wat gebrom terug-
gehoord. Vervolgens had hij be-
merkt dat de trein weer lang-
zaam terugreed in de richting
Vleuten, waarna de botsing
plaatsvond.
Eckhard was dus door onveilig
sein 8 gereden, wat onder de
slechte weersomstandigheden
best begrijpelijk was. Hij had
geprobeerd die fout te camou-
fleren door eerst bij bloksein-
paal 5 met een argeloze vraag
Utrecht te bellen en vervolgens
de trein terug te zetten. Dit laat-
ste was een gevaarlijke en abso-
luut verboden manoeuvre. Eck-
hard werd dan ook niet gestraft
met de inhouding van enkele
twee of drie dagen salaris maar
met de terugzetting in de rang
van wagenpoetser.
Utrecht Lunetten 1943
Op vrijdag 19 november kwam 's
avonds goederentrein Amf 184
vanuit de richting Maliebaan
binnen op de zijsporen bij Lunet-
ten. Nadat de loc was omgere-
den vertrok de trein naar
Utrecht. De trein reed slecht en
bleef hangen tegen de helling
naar post D (ter hoogte van de
Westerkade). De achterste wa-
gens stonden nog tot in de zij-
sporen bij Lunetten. Er moest
een hulplocomotief uit Utrecht
komen. Om ongeveer 19.45 uur
kwam de trein weer in bewe-
ging-
Intussen naderde uit de richting
Culemborg de trein 666 Eindho-
ven-Amsterdam, bestaande uit
de elektrische stroomlijnstellen
605, 310 en 630. Treindienstlei-
der Slik te Lunetten had aanvan-
kelijk het inrijsein op onveilig
gehouden. Toen hij afgaande op
de tijd dacht dat de trein wel stil
zou staan voor het inrijsein, stel-
de hij dit op veilig om trein 666
te laten oprijden naar het uitrij-
sein, waar die vervolgens nog
wel enige tijd zou moeten wach-
ten, totdat trein Amf 184 Utrecht
had bereikt. Toen trein 666 het
stationsgebouw Lunetten na-
derde, merkte Slik aan het ge-
raas dat de snelheid te groot
was. Hij liep naar buiten en
zwaaide, staande in het licht dat
door de geopende deur naar bui-
ten viel met de armen om de
aandacht van de wagenbestuur-
der te trekken. Een lantaarn had
hij niet snel genoeg bij de hand.
Hij hoorde toen de trein hem
voorbij reed remmen en zag ook
een vonkenregen, ten teken dat
er krachtig geremd werd.
Slik had verkeerd ingeschat dat
trein 666 al stilstond toen hij
het inrijsein op veilig stelde.
Wagenbestuurder Polderman
zag toen hij Lunetten met een
snelheid van ongeveer 110 kilo-
meter per uur naderde duidelijk
dat zowel het voorsein als het
inrijsein veilig toonden. Hij
overzag het voorsein van het
uitrijsein (dit voorsein was aan-
gebracht onder het inrijsein).
Even twijfelde hij. Maar hij had
uit het veilige inrijsein zo stellig
de indruk gekregen dat hij kon
doorrijden dat hij niet de bij
twijfel enig juiste maatregel
nam, te weten: de trein tot stil-
stand brengen. Pas toen hij on-
der het viaduct door het onvei-
lig tonende uitrijsein zag, remde
hij zo krachtig mogelijk.
Ter hoogte van de uiterste wis-
sels botste trein 666 op de laat-
ste wagens van trein Amf 184.
Het voorste elektrische treinstel
605 ontspoorde en drong in de
bij het Houtensche Pad gelegen
woning nummer 2, bewoond
door wegwerker Van der Velden.
Diens 18-jarige zoon Nicolaas
werd gedood, zijn vrouw ge-
wond. De woning werd geheel
vernield. Van de passagiers in
trein 666 werd er één zo ernstig
gewond dat hij spoedig over-
leed. Twee reizigers raakten ge-
wond. De treinstellen 310 en 630
drongen met de neuzen tegen
elkaar. Van trein Amf 184 wer-
den drie wagens min of meer
vernield en drie andere bescha-
digd.
Vanwege de versperring van de
hoofdsporen reden de treinen
van Culemborg bij Lunetten via
de zijsporen de lijn naar het Ma-
liebaanstation op, staken terug
de Arnhemse lijn op en reden
vervolgens verder naar Utrecht
CS. Omgekeerd werd het zelfde
parcours gereden. De oprui-
mings- en herstelwerkzaamhe-
den duurden tot 21 november;
die dag was om 9.45 uur het
hoofdspoor naar en om 15.20 uur
het hoofdspoor van Culemborg
weer berijdbaar.
Zowel treindienstleider Slik als
wagenbestuurder Polderman
156
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 155-
hadden schuld aan dit ongeval.
Polderman had beter op het
voorsein van het uitrijsein moe-
ten letten en toen hij twijfelde
over de stand had hij onmiddel-
lijk moeten remmen. Anderzijds
was hij wel op het verkeerde
been gezet. Slik had - zolang het
uitrijsein op onveilig stond - het
inrijsein niet op veilig mogen
zetten zonder de absolute zeker-
heid te hebben dat trein 666
eerst daarvoor tot stilstand was
gekomen. Onder normale om-
standigheden gold dat al zo voor
doorrijdende treinen vanuit Cu-
lemborg. Sinds januari 1943
mocht 's nachts sowieso geen
trein rechtstreeks meer tot een
onveilig tonend uitrijsein wor-
den binnengenomen; dit omdat
de lichtsterkte van de seinlich-
ten was teruggebracht (ter ver-
mindering van het gevaar van
luchtaanvallen) en er dus een
verhoogd risico bestond dat een
machinist een sein zou missen.
Slik en Polderman kregen beide
een geldboete van twee daglo-
nen opgelegd.
Uniek voorval
Na de Tweede Wereldoorlog
startte de NS met een moderni-
sering van het Nederlandse
spoorwegnet. Daaronder ook
grootschalige invoering van au-
tomatische blokstelsel en voor
de beveiliging van stations de
invoering van relaisbeveiliging.
De koppeling tussen wissels en
seinen geschiedt bij deze beveili-
ging door middel van relais; de
bediening vindt elektrisch
plaats. Bij de relaisbeveiliging
worden de belangrijkste sporen
geïsoleerd. De seinhuiswachter
behoeft niet meer zelf te kijken
of sporen en wissels onbezet
zijn. De controle hierop is opge-
nomen in de relaisschakelingen.
Zo werd de seinhuiswachter als
bron van ongevallen gaande-
weg5 uitgeschakeld.
De treinramp bij Harmeien in
1962 gaf de stoot tot de invoe-
ring van de ATB, de Automati-
sche Treinbeïnvloeding, maar
door allerlei problemen zou de
invoering zich tot in de jaren
1990 voortslepen. De huidige
ATB sluit ongevallen als gevolg
van het rijden door onveilig sein
overigens niet onder alle om-
standigheden uit. Maar ernstige
ongevallen als gevolg hiervan
zijn tegenwoordig toch een zeld-
zaamheid.
Eigenlijk zou alleen het ongeval
Vleuten-Utrecht 1942 zich op-
nieuw kunnen voordoen. In de
spoorweghistorie was dit echter
een uniek voorval. Dat ooit nog
eens een machinist zijn trein zo
ondoordacht in een voorgaand
blok zal terugzetten is bijna niet
voorstelbaar.
R.T. longerius is directeur planning en
control van de Universiteit Leiden. Hij is
zoon van een spoorman en houdt zich in
zijn vrije tijd bezig met de geschiedenis
van het spoor, met name de beveiliging
en ongevallen.
Het interieur van post T
Lunetten op 24 juni 1974,
enkele maanden voordat
deze gesloten werd en de
taken werden overgeno-
men door de verkeerslei-
dingspostop Utrecht CS.
In de deuropening rechts
probeerde treindienstleider
Slik de aandacht van
wagenbestuurder Polder-
man te trekken.
Foto: R. T. longerius
Noten
1.   Dit is een inschatting op basis van be-
dieningsvoorschriften van vóór 1920 en
na 1970, enkele Aanschrijvingen Bedie-
ningsvoorschiften (ABV's) uit de tus-
sengelegen periode en berichten in het
tijdschrift Spoor- en Tramwegen uit de
periode 1930-1945.
2.   Wegens het kolentekort was een aantal
elektrische motorwagens - de welbe-
kende 'Blokkendozen' - aan de reizi-
gersdienst onttrokken. Hieruit waren
enkele combinaties van drie motorwa-
gens geformeerd die in het goederen-
vervoer dienst deden ter vervanging van
stoomlocomotieven, de zogenaamde
elektrische trekkrachten.
3.   Een belsignaal dat drie minuten voor
vertrek van de trein aan het eerstvol-
gende station en de tussengelegen over-
wegen werd gegeven.
4.   Automatisch blokstelsel, dat wil zeggen
blokstelsel dat door middel van spoor-
isolatie en relais door de trein zelf
bediend wordt waardoor er geen blok-
wachters meer nodig zijn.
5.   'Gaandeweg' want de klassieke beveili-
gingen verdwenen pas geleidelijk aan en
haalden zelfs de 21e eeuw: De Utrechtse
post H is de laatst overgebleven elektro-
mechanische beveiliging. Op Utrecht V
staan ook de laatst overgebleven arm-
seinen.
157
Bronnen
Huurman, C, Het Spoorwegbedrijf in oor-
logstijd, 1930-1945
('s-Hertogenbosch
2001)
Jongerius, R.T., Spoorwegongevallen in Ne-
derland,
1839-; 993 (Haarlem, 1993)
Archief Dienst van Vervoer (Het Utrechts
Archief inventarisnr. 963)
vereniging Oud-Utrecht
november 2002
-ocr page 156-
De verschrikkelijke storm van 1911
Nederland is gewend aan stormen die van tijd tot tijd over het land razen. Die van
1953 staat nog het sterktst in het geheugen gegrifd. Ook begin vorige eeuw eiste
natuurgeweld tientallen slachtoffers. In Utrecht bleef de schade voornamelijk be-
perkt tot honderden geknakte bomen.
de week kwamen berichten uit
andere delen van Nederland
door. Zo snel ging het immers
nog niet en de bestaande com-
municatiemiddelen als telefoon
en telegraaf hadden juist veel
geleden onder de storm. In de
scheepvaart en de zeevisserij ble-
ken de meeste slachtoffers ge-
vallen te zijn.
Stilstaande trams
In Utrecht was de storm nog
geen kwartier op volle sterkte
toen zij op het Janskerkhof een
zware iep ontwortelde. Deze
boom viel op het dradennet van
de elektrische tram. De draden
hielden de boom niet, bogen
door en de iep zakte vervolgens
met zijn kruin tot op het Stede-
lijk Gymnasium. Voorbijgangers
wisten zich ternauwernood in
veiligheid te brengen.
De politie was snel ter plekke en
telefoneerde met de tramcentra-
Ie, die de stroom op het hele net
onmiddellijk uitschakelde. Het
moet een opmerkelijk gezicht
geweest zijn: de verlichte trams
in de stad werden abrupt in duis-
ter gehuld, gleden nog enkele
meters door en stonden vervol-
gens stil. De Zeistertram (die zijn
elektriciteit ook van het stedelijk
net haalde) stond stil halverwe-
ge de Biltstraat, lijn 8 vlak voor
de Boothstraat enzovoort. Maar
er werd snel gehandeld, want
technisch personeel onder lei-
ding van de even snel gearriveer-
de directeur Smits van de tram-
maatschappij verhielpen het eu-
vel binnen drie kwartier en toen
konden alle trams hun weg weer
vervolgen! Wat maar weer be-
wijst dat het een onmiskenbaar
voordeel is als directeuren en
personeel in de omgeving van
hun werk wonen.
Bettinavan Santen
deze laatste Septemberdag de
eerste jaren wel niet zal worden
vergeten'. De storm riep herin-
neringen op aan de Pinkster-
storm van i86i 'toen in de Catha-
rijnesingel de scheepvaart was
gestremd door de hoeveelheid
omgewaaide bomen'.
Een onschuldige depressie
De 29e september waarschuwde
het weerbericht voor een storm-
achtige zuidwestenwind met re-
gen en hagelbuien. De als on-
schuldig begonnen uitloper van
een depressie bij Noorwegen
kreeg precies boven het midden
van ons te land te maken met
een kern waar koude noordelijke
lucht en warme zuidelijke lucht
elkaar ontmoetten. De snelheid
waarmee de barometer daalde
nam bedenkelijke vormen aan en
rond 10 uur 's avonds ging de
voorspelde stormachtige wind
over in een zeer zware storm. De
grootste windstoot werd in Bilt-
hoven even voor 11 uur gemeten
en bedroeg 29,5 meter per secon-
de (106 km per uur).
De ochtend- en middageditie
van de Utrechtsche Courant van
zaterdag 30 september waren
nog gewijd aan de politieke
storm in Zuid-Europa, waar Italië
die dag Turkije de oorlog had
verklaard. Maar op 2 oktober (1
oktober was immers een zondag)
was er alle ruimte voor de storm.
Uit de grote steden kwamen
vooral berichten over vele, zeer
vele ontwortelde bomen, ver-
nielde huizen en stilgelegde trei-
nen en trams. Pas in de loop van
De bekendste storm in Utrecht
en omstreken is ongetwijfeld de
'zwaren ende geweldigen Storm
wint' van 1674 waarbij het mid-
denschip van de Domkerk in-
stortte. Deze storm is vele malen
beschreven door auteurs vari-
ërend van historici tot KNMI-
medewerkers en kinderboeken-
schrijvers. Maar wie kent nog de
storm van 30 september 1911?
Toch woedde er ook toen een
storm over Nederland die zo hef-
tig was dat de krant schreef 'dat
158
vereniging Oud-Utrecht
november 2002
-ocr page 157-
Geknakt als lucifershoutje
Zoals op vele andere plekken, wa-
ren ook in Utrecht de bomen het
belangrijkste slachtoffer van de
zware storm. Met name langs de
Oudegracht waren vele bomen
ontworteld. Bij de Weesbrug
waren twee linden als het ware
uit de grond gelicht door de wind
en bij het neerkomen had de ene
een straatlantaarn kapotgesla-
gen en de andere een tweede
straatlantaarn geheel kromgebo-
gen. Aan de Maliebaan waren
drie oude bomen als waren het
pelseweg waren twaalf populie-
ren omgegaan en daarbij hadden
ze soms de helft van het wegdek
aan hun wortels meegenomen.
Wonder boven wonder waren
nergens slachtoffers gevallen
ten gevolge van omwaaiende
bomen. De omvallende iep op
het Janskerkhof had door vallen-
de takken wel enige omstanders
verwond en aan de Weerdsingel
was een boom zo aan het wan-
kelen gebracht dat er een agent
bij postte die voorbijgangers
maande afstand te houden.
volgde op een lange discussie
over het lot van de toren, waar-
bij zelfs stemmen waren opge-
gaan om hem maar te slopen.
Gelukkig was de doorslag gege-
ven aan behoud en restauratie.
Op de avond van de 30e septem-
ber 1911 stond nog een deel van de
toren in de steigers. Al snel bleek
dat de storm delen van de steiger
en ook stenen en hout (gelegen
op de steiger ten behoeve van de
restauratie?) in het rond deed
vliegen. De politie moest ook hier
kordaat optreden en zette het
Domplein en enkele omringende
straten af voor het publiek.
Verdronken vissers
Utrecht is goed weggekomen bij
deze storm. Dat gold voor de
meeste grote steden, die vooral
veel bomen te betreuren had-
den. De echte slachtoffers waren
gevallen aan de kust. Op maan-
dag 2 oktober kwamen de be-
richten binnen uit Zeeland, waar
op vele plekken langs de kust
tientallen lijken aanspoelden.
Overal waren de vissers de bevol-
kingsgroep die het zwaarst ge-
troffen was door de storm. In
Bruinisse was de vissersvloot ge-
lukkig al binnen gevaren toen de
storm losbrak. Maar diezelfde
storm sloeg om zeven uur de ha-
vendijk over de totale lengte weg
en de gehele vloot van 104 sche-
pen werd op de golven meege-
sleept. Sommige schepen wer-
den totaal vernield, de meeste
zwaar gehavend. De getroffen
vissers van Bruinisse kregen als
troost de volgende ochtend ko-
ningin Wilhelmina op bezoek. Zij
was al om tien voor zeven die
ochtend opgestaan - zo meldde
de Utrechtsche Courant - om per
trein en auto het Zeeuwse
plaatsje te kunnen bezoeken.
Bettina van Santen is werkzaam bij de sec-
tor Monumenten van de gemeente
Utrecht en redactielid van Oud-Utreciit
Bron
de Utrechtsche Courant, 30 september,
2 en 3 oktober 1911
DeZonstraatvóóren lucifershoutjes tegen de vlakte
nadestorm van gegaan. Een had in zijn val nog
30september 1911 wat ruiten van de bebouwing in-
Foto's: Het Utrechts Archief
geslagen. In de Frans Halsstraat
bleken alle acacia's omgegaan te
zijn, terwijl de iepen waren blij-
ven staan. Dit leverde het vreem-
de beeld op dat er om en om per
huis een boom was gesneuveld.
In de Hortus aan de Lange
Nieuwstraat was de reuze bonte
iep geveld. Naderhand bleek dat
zijn wortels al deerlijk aangetast
waren. Maar jammer was het
wel, want deze iep gold als een
levend monument van de Hor-
tus. Daarom liet men de boom
nog enkele dagen liggen, zodat
velen afscheid konden nemen.
Net buiten de (toenmalige) ge-
meentegrens aan de Blauwka-
Het dichtste bij een ernstig on-
geluk was ongetwijfeld de schip-
persfamilie aan boord van een
turfschip aan diezelfde Weerd-
singel. Een grote kastanje viel
boven op het scheepje en de fa-
milie kon alleen met hulp van de
politie uit hun benarde positie
bevrijd worden.
Rondvliegende stenen
De Dom had natuurlijk de mees-
te pijnlijke herinneringen aan de
storm van 1674. Maar ook dit-
maal liet de wind de Dom niet
geheel onbeschadigd uit de
strijd komen.In 1903 was er be-
gonnen met een restauratie van
de Domtoren en toen acht jaar
later de storm woedde was die
bijna voltooid. Deze restauratie
%
vereniging Oud>Utrecht
riovember 2002
-ocr page 158-
Twee klappen, een fluittoon en steekvlammen
De ontploffing van een hogedruktank voor stadsgas in Zeist in 1962
Eén dode en een ernorme ravage waren het
gevolg van een gasontploffing in de binnen-
stad van Zeist. Dat er niet meer slachtoffers
vielen op het bedrijfsterrein en in de directe
omgeving was te danken aan het tijdstip van
de ramp: zondag rond het middaguur.
De klap klonk echter in de hoofden van vele
Zeistenaren nog lang na.
R.P.M. Rhoen
Foto's:Gemeente- Vraag aan een 50-plusser wat
archiefZeist hij deed op het moment dat hij
,gQ                                     hoorde dat president Kennedy
was vermoord. Waarschijnlijl<
l<an hij je vertellen waar hij op
die bewuste 22 november 1963
mee bezig was of waar hij zich
toen bevond. Zo is het ook met
veel Zeistenaren, wanneer je
aan hen vraagt wat ze op zon-
dag 12 augustus 1962 deden
rond half twee 's middags. De
gebeurtenis die toen in Zeist
plaats vond, heeft bij velen van
hen een onuitwisbare indruk
achtergelaten.
Op die zondag om precies 13.39
uur werden de inwoners van
Zeist en omstreken opgeschrikt
door een tweetal explosies. Het
juiste ogenblik is bekend, om-
dat de explosies door de seis-
mograaf van het KNMI in De
Bilt werden geregistreerd. De
explosies deden huizen schud-
den alsof er een aardbeving
plaats vond. Velen dachten in
eerste instantie dat een straal-
jager van de nabijgelegen vlieg-
basis Soesterberg door de ge-
luidsbarrière ging. Eigenlijk was
dat uitgesloten, want op zon-
dag werd er niet gevlogen. Na
de explosies bleef een angst-
aanjagende fluittoon hoorbaar.
De Zeistenaren vroegen zich na-
tuurlijk af wat er gebeurd was
en waar het gebeurd was. Voor
de bewoners van de Steynlaan
was het direct duidelijk, want
daar hadden de explosies zich
voorgedaan. Ze dachten meteen
aan het gasbedrijf.
Het gemeentebestuur van Zeist
had in 1887 een gemeentelijke
gasfabriek opgericht. De fa-
briek was oorspronkelijk om
veiligheidsredenen buiten de
kom van de gemeente gesitu-
eerd. Door de groei van de be-
volking was op den duur het
terrein om de fabriek volge-
bouwd en lag het fabriekscom-
plex in de kern aan de drukke
Steynlaan en vlak in de buurt
van een drukke winkelstraat, de
Slotlaan. Na de beëindiging van
de gasproductie in 1959 ging
het gasbedrijf verder als Gas-
distributiebedrijf Zeist en om-
streken (GZO).
vereniging Oud-Utrecht
november 2002
-ocr page 159-
Tientallen brandweerlieden
Bij de gemeentelijke brandweer
kwam de melding van de ramp
om 13.42 uur binnen. Twee minu-
ten later rukte de eerste bluseen-
heid al uit en vier minuten later
was deze al op de plek van het
onheil gearriveerd. Binnen enke-
le minuten werd de eerste blus-
eenheid versterkt door man-
schappen van het eigen brand-
weerkorps. In verband met de
omvang van de ramp werd hulp
verleend door brandweerkorp-
sen uit de omgeving. De brand-
weer van De Bilt arriveerde om
14.06 uur, de brandweer van de
vliegbasis Soesterberg om 14.11
uur en van Driebergen-RIjsen-
burg om 14.44 uur. De na de ex-
plosies uitgebroken brand werd
door 66 brandweerlieden bestre-
den. Tot 's avonds acht uur zijn
ze in de weer geweest.
De politie werd meteen na de ex-
plosie telefonisch gewaar-
schuwd door een bewoner van
de Steynlaan, die tegenover het
gasbedrijf woonde. Maar ook de
hulpverlening kwam snel op
gang. De Rode Kruiscolonne, 25
in getal, was snel ter plekke.
Spoedig waren ook enkele auto-
riteiten, onder wie de burge-
meester, het hoofd van de Bur-
gerbevolking, de officier van jus-
titie te Utrecht en de bestuurs-
voorzitter en de directeur van
het GZO, op de rampplek aanwe-
zig. De buurtbewoners en kijkers
die van andere kanten toe-
stroomden, werden door de poli-
tie op een afstand gehouden.
De lucht in geslingerd
De oorzaak van de ramp was
gelegen in het exploderen van
een van de vijf gasvoorraad-
tanks, die opgesteld stonden
achter het kantoorgebouw en de
^^^^^^M|" 1 ^^^^^^B
^^^^^^p -'-'-^^^^^H
V^^iHE'': '^^^^1
ws^ ^H
^^^^^^^iiïii^^^- - """'^W^^
^^"^^^^^^^^^^^^^^^
^^^^^^Ife*'-'' '^.M^ ~> ^^^^^^^^^^^^1
^^^^^^BSkÉliw-Bddl^'' '^^^^^^^^^^^^1
161
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 160-
Verstoorde zondagsrust
Bij de ramp kwam de dienstdoen-
de machinist, Stijn Wilhem van
Butselaar, om het leven. De hulp-
verleners gingen meteen naar
hem op zoek. Men verwachtte
hem in zijn kantoor te vinden.
Het kantoor, dat niet beschadigd
was, was echter verlaten. Waar-
schijnlijk heeft hij wat gehoord
en is hij poolshoogte gaan ne-
men. Hij was sinds 1949 in dienst
van het gasbedrijf. Voor die tijd
had hij bij de Koninklijke Neder-
landse Marine gewerkt. De func-
tie van machinist vervulde hij
vanaf augustus 1955. Hoewel
hem met ingang van 1 januari
1961 eervol ontslag was verleend,
verrichtte hij blijkbaar nog steeds
werkzaamheden voor het bedrijf.
Om 14 uur zou de dienst voor
Van Butselaar erop zitten en zou
een collega het werk overnemen.
In verband met de werkover-
dracht had die collega al aanwe-
zig moeten zijn, maar die dag
had hij zich juist verlaat! Dat niet
meer slachtoffers gevallen zijn, is
waarschijnlijk te danken aan het
feit dat het op een zondagmid-
dag gebeurde en het omstreeks
dat uur uiterst stil op straat was.
Een tijdstip dat veel Zeistenaren
aan tafel zaten.
Half miljoen schade
Om veiligheidsredenen en door
het uitvallen van de elektrici-
teitsvoorziening moest de gas-
voorziening van Zeist maar ook
van de gemeenten De Bilt, Drie-
bergen-Rijsenburg en Doorn om
14.15 uur worden gestaakt. De in-
woners van de vier gemeenten
werd door middel van rondrij-
dende geluidswagens opgeroe-
pen hun gaskranen te sluiten.
Nadat men er in was geslaagd de
gasvoorziening de volgende
gen. De explosie van deze tank
werd waarschijnlijk veroorzaakt
door een scheur aan de achter-
onderzijde rondom een afvoer-
stomp. Een vrij onbekende vorm
van corrosie, de zogenaamde
spanningscorrosie, had het gele-
geerde staal 'bros' gemaakt. Bin-
nen een tijdsfractie volgde nog
een gasexplosie.
De vier andere nog gevulde
tanks werden van hun funda-
menten gedrukt, waardoor de
verbindingsleidingen afbraken.
Zij waren door de explosies ern-
stig beschadigd. Enkele uren
lang bestond er een groot explo-
siegevaar. De enorme afkoeling
door het inzetten van twaalf a
dertien stralen heeft dat waar-
schijnlijk voorkomen Het uitstro-
mende gas van twee van deze
tanks vatte onmiddellijk vlam.
De brand sloeg ook over naar de
belendende gebouwen. In de
machinehal stond bijvoorbeeld
een dieselelektrisch aggregaat.
Het duurdetwee uur voordat alle
vier de tanks - vaak met enorme
steekvlammen - leeg waren.
showroom van het GZO aan de
Steynlaan. Het vijftal cilindervor-
mige drul<vaten was bestemd
voor de berging van stadsgas en
diende vooral gedurende de zo-
mermaanden als reserve. De va-
ten hadden een doorsnede van
drie meter en een lengte van 22,2
meter. De cilinderwand had een
dikte van 13,5 mm en de bodems
van 25 mm. Elke tank woog 27
ton. De onderlinge tussenruimte
bedroeg circa een meter. De
tanks waren in december 1955
door de firma Borsig te Berlijn -
een op dat gebied gerenom-
meerd bedrijf-geleverd.
Van deze tanks was de middelste
geëxplodeerd en de lucht in ge-
slingerd en over zijn lengteas te-
rechtgekomen op het dak van
het badhuis aan de Steynlaan.
Het achterfront van deze tank
was door de explosie weggeslin-
gerd en ongeveer 200 meter ver-
der op het bedrijfsterrein terecht
gekomen. Het gebouw aan de
Steynlaan waarop de geëxplo-
deerde tank terecht was geko-
men, was direct in brand gevlo-
162
vereniging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 161-
heden. Het jaarverslag 1962 is
wat uitvoeriger hierover. Daar-
entegen is het opmerkelijk dat
het National Nuclear Corporation
Limited
in 1985 nog geïnteres-
seerd was in deze explosie en
een exemplaar van het rapport
opvroeg.
R.P.M. Rhoen is gemeentearchivaris in
Zeist en redactielid van Oud-Utrecht.
Bronnen
Archief Gasdistributie Zeist en omstreken
(Gemeentearchief Zeist).
Dijk, J.A. van, en J.G. de Voogd, 'Explosie
van een drukvat met stadsgas te Zeist',
in: Het Gas, december 1962, nr. 12.
Nieuwe Zeister Courant, 13 augustus 1962.
Utrechts Nieuwsblad /NZC, 11 augustus
1982.
morgen om 7 uur te hervatten,
werden de inwoners - weer door
middel van geluidswagens, maar
ook via de radio - gevraagd bij
het onsteken van het gas voor-
zichtig te zijn, omdat mogelijk
lucht in de gasleiding binnenge-
drongen zou kunnen zijn. Bij de
hervatting van de gasvoorzie-
ning hebben zich echter geen
moeilijkheden voorgedaan.
Als gevolg van de ramp waren
verschillende gebouwen op het
terrein van het GZO verwoest of
ernstig beschadigd. Van de hui-
zen en de winkels in de straten in
de omgeving van het bedrijf wa-
ren de ruiten gesprongen. De
schade werd op meer dan een
half miljoen gulden geschat.
In de notulen van de maandelijk-
se vergaderingen van het be-
stuur van Gasdistributie Zeist en
omstreken (GZO) van de verga-
deringen die na de gasexplosie in
1962 werden gehouden, wordt
163
summier aandacht aan de ramp
geschonken en dan betreft het
alleen nog de herstelwerkzaam-
%
Oud-Utrecht
vereniging
november 2002
-ocr page 162-
De brand van restaurant Azië
zelfs een nachtclub, genaamd
Limburgia. In 1969 was Vreden-
burg nog niet het lege plein met
de dichte winkels die het tegen-
woordig 's avonds is. Niet dat
het een optimaal gebruikt plein
was, want een deel was inge-
richt als parkeergelegenheid en
een ander deel was bebouwd
met de grote bakstenen Jaar-
beursgebouwen. Maar er was
nog genoeg leven rondom het
plein om een brand niet onop-
gemerkt te laten.
Groot alarm
Op 8 augustus om twaalf minu-
ten voor twaalf 's avonds kreeg
de brandweer een melding van-
uit restaurant Noord-Brabant en
direct daarop volgden nog een
aantal meldingen: er was brand
op het Vredenburg. De brand-
weer arriveerde met materiaal
voor een middelgrote brand,
maar dat was het ondertussen
al niet meer. De brand, die
waarschijnlijk in de keuken van
het restaurant Azië was ont-
staan, had zich razendsnel door
het gebouw verspreid en vol-
gens ooggetuigen sloegen bin-
nen enkele tellen de vlammen al
uit het dak. Brandmeester
Straub sloeg direct groot alarm.
Er kwamen een derde auto-
spuitwagen bij en een extra lad-
derwagen. Aangezien het res-
taurant al volledig in brand
stond, werd de eerste taak nu
'de belendende percelen nat-
houden'. Dit belendend perceel
was met name hotel-restaurant
Noord-Brabant. Het personeel
van Noord-Brabant had al enige
voorzorgsmaatregelen getrof-
fen. Zo was een kostbare piano
naar de andere kant van het ge-
bouw verplaatst en de tafeltjes
van het restaurant aan de Drie-
Het was niet de grootste brand in de geschiedenis van de stad, er vielen slechts twee
lichtgewonden, maar hij trok wel een massa toeschouwers. Plaats van handeling:
het Vredenburg, augustus 1969.
den'. Al deze aspecten speelden
een rol bij een minder bekende
brand in het hartje van Utrecht
in de nacht van donderdag 8 op
vrijdag 9 augustus 1969.
Vredenburg als uitgaans-
centrum
Op de hoek van het Vredenburg
en de Drieharingstraat bouwde
de Twentsche Bank aan het be-
gin van de 20e eeuw een indruk-
wekkend gebouw in een men-
geling van neostijlen en opval-
lende gevelbekroningen. Toen
de bank uit het pand vertrok
wisselde het diverse malen van
eigenaar om uiteindelijk in ge-
bruik te worden genomen als
Chinees restaurant, genaamd
Azië. Dat er zich uiteindelijk een
restaurant vestigde was niet
vreemd, aangezien het Vreden-
burg en directe omgeving lange
tijd de plek bij uitstek was in
Utrecht om uit te gaan. Er wa-
ren aardig wat hotels, restau-
rants en bars, een bioscoop en
Bettina van Santen
De vlammen slaan uit het De Utrechtse binnenstad heeft
dak van restaurant Azië in de 2oe eeuw een aantal spec-
Foto: Het Utrechts Archief taculaire branden gekend, zoals
de brand van het huis Zouden-
balch (n augustus 1903), de Ga-
lerie Modernes (13 maart 1939),
het Centraal Station (december
1938) en de brand van het con-
servatorium (K&W) op de Ma-
riaplaats (12 maart 1988). Hoe
vernietigend en angstaanja-
gend branden ook kunnen zijn,
tegelijkertijd is het fascinerend
om naar te kijken. Een brand
trekt altijd kijkers.
Een brand in de binnenstad be-
tekent vuur in een dichtbe-
bouwde omgeving en gevaar
voor het overslaan van het vuur
naar de naastgelegen gebou-
wen. Zo portretteerde Godfried
Bomans ooit in zijn boek Kop-
stukken
een brandweerman, die
zijn werk als volgt samenvatte:
'de belendende panden nathou-
164
-%
vereniging Oud<Utrecht
L
noverriber 2002
-ocr page 163-
Ling Li en Li Mey Su bij niemand
bekend. Zij werden dan ook niet
op de hoogte gebracht en zullen
vreemd opgekeken hebben toen
zij de volgende dag naar hun
werk dachten te gaan.
Ramptoerisme
De brand trok al direct een enor-
me massa mensen. Zoals ver-
meld liepen de gasten van
Noord-Brabant meteen de zaak
uit om buiten te kijken. Al snel
stonden er zo'n 1.500 toeschou-
wers op het Vredenburg. Hoe
het bericht zich zo snel door de
stad verspreidde in een tijd zon-
der mobiele telefoon mag nu
een raadsel lijken, maar ook de
auteur van dit stuk herinnert
zich dat de hele familie die late
avond in de auto stapte om naar
de brand te gaan kijken. Wel-
licht dat het geluid van brand-
weersirenes en zwarte rookwol-
ken aan de horizon mensen op
het spoor bracht. Gevaarlijk was
het ramptoerisme natuurlijk
wel, want op een gegeven mo-
ment dreigde één van de muren
van Azië in te storten. Dit kon
maar net door de brandweer
voorkomen worden.
Ook de dag erna trok het pand
nog veel bekijks en moesten
hekken geplaatst worden om
het publiek enigszins op veilige
afstand van het uitgebrande ge-
bouw te houden. Het verkeer
dat via het Vredenburg en Lan-
ge Elizabethstraat ging (dat kon
toen nog), werd gedeeltelijk
omgeleid vanwege de vele men-
sen.
Overigens liet niet iedereen zich
verleiden tot ramptoerisme: ter-
wijl de brandweer vanaf het dak
van bar Extase de brand bluste,
bleven de klanten van de bar
rustig hun drankje nuttigen ter-
wijl de brandweer achter hun
rug heen en weer liep.
Gewonden
De brand brak na sluitingstijd
uit en boven het restaurant
stonden de verdiepingen leeg,
met enkel wat opgeslagen meu-
haringstraat werden afgehaald.
Over de eigen klanten hoefde
het personeel zich niet druk te
maken: die waren allemaal naar
bulten gelopen om naar de
brand te kijken.
Ondanks alle zorg kon de brand-
weer niet voorkomen dat de
muur van het restaurant van
Noord-Brabant aan de Drleha-
ringstraat door de brand zwaar
werd beschadigd. Maar blijk-
baar was de brandweer toch op
een gegeven moment gerust
over het belendende pand
Noord-Brabant en kon er serieus
overgegaan worden tot het
blussen van de brand in Azië. In
totaal waren er 27 spuitgasten
bezig de brand onder controle
te krijgen. Uiteindelijk ging het
blussen ook nog snel, want om
00.35 uur kwam het sein brand
meester, maar daarna werd er
nog tot in de vroege uren van de
vrijdagochtend nageblust. Het
resultaat van de brand was een
zwart geblakerd gebouw, waar-
van alleen de buitenmuren nog
overeind stonden. Binnen was
alles door het vuur verteerd.
Triest beeld
Er waren Utrechters die vrees-
den dat de eigenaar boven het
restaurant woonde en slacht-
offer was geworden van het
vuur. Wat zij vergeten waren,
was dit de vorige eigenaar gold:
de heer Y. Ma. Toen deze vier
jaar daarvoor het restaurant ex-
ploiteerde woonde hij inder-
daad met zijn gezin boven de
zaak. De nieuwe eigenaar J. Ra-
man woonde echter met zijn
vrouw in De Bilt. Raman hoorde
om kwart over twaalf van de
brand en kwam per taxi naar
Utrecht om het trieste beeld
van het afbranden van zijn zaak
met eigen ogen te aanschou-
wen. Zijn vier compagnons wis-
ten nog van niets. Zij hadden de
zaak rond elf uur 's avonds ver-
laten en hoewel bekend was dat
zij in de Singelstraat woonden,
was het exacte adres van de he-
ren P.Y Shou, Te Shih We, Tsong
bilair. Toch vielen er twee ge-
wonden. Toen de brand net be-
gonnen was, poogde een voor-
bijganger de deur van het res-
taurant in te trappen. Dit lukte,
maar bezorgde hem wel een ge-
broken middenvoetsbeentje.
Een tweede gewonde viel toen
een kelner van restaurant
Noord-Brabant een markies
naar beneden trok uit voorzorg
tegen de rondvliegende vonken.
De kelner kon na verzorging in
het ziekenhuis met een pleister
op de wonde weer naar huis
vertrekken. Het belangrijkste
slachtoffer was het gebouw
zelf. Dat kon niet meer gered
worden en werd naderhand ge-
sloopt.
Het uitgebrande gebouw
Foto: Het Utrechts Archief
165
Bron
Utrechts Nieuwsblad 8 en 9 augustus 1969
%
Iging Oud>Utrecht
november 2002
-ocr page 164-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
AangcflottH bit
Utrecht: Hemians & Schuttevaer • Maliebaan 81 • Tel. 030 - 233 66 99
NorARitiiM Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
,\ ,:;:-rv^%
. • • V ■*^^7- ■^^^■^^^^"'4*7'^
PlantijnCasparie
->Utrecht
Prepublishing j Drukwerk j Direct marketing
jncasparie.nl:
■■-'^■-■'' ......■J.-.AKgr.ww'a-^n.
-.'■M..:i.~.:.'t./-:.:>,ir.:^
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op. -«---'■■■-— .....•
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:      ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Pkats:      ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
BH
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet:
www.cra.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 165-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
Muus &
makelaardij
in onroerende
goederen
m
IJzerman
It 9002 I
Maliebaan 48,Poslbus 14014,3 508 SB Utrccht,Telefoon:030 - 234 00 08, Fox:030 - 232 19 70
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
■MAKELAARS
-ocr page 166-
,,■
Qeenen es
bedrijfs/uf
dienstver
dische
ening
Onder meer:
• Het vervaardigen van contracten
Kantooradres
MrJ.C.V. Geenen
op diverse rechtsgebieden
Vondellaan 4
3521 CD Utrecht
• Contracten maken
Correspondentie uitsluitend
t 030-273 60 62
f 030-233 45 95
• Contractsbesprekingen
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
• Behandeling én overname van incasso's
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
JuUie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
I
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis IVIuseumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
jltuur.            __^B i
kunst en cu
Rabobank
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 167-
-ocr page 168-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 3511 KP Utrecht
T. ()3()-23352(K) * F. 030-2314071
'beeldbepalend In bouwen
Utrecht*
ik.
' A
Amsterdam
Groningen
w^
Delft
.^n
1 ( H^ I^B
Zeist
R'«'!
»F,; f '^
Maarssen
fi
11II f E
1
* hoofdvestiging Utrecht
Tel. 030 - 2412912
Fax 030 - 2413934
AAMNEMIMCSBEDRIJF
H . J .
3 V
ü
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
1^
&>LISIMN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 169-
'Uit mededoogen met het lijdende dier'
Dekatten kregen erin 1919 melk met havermout en aardappelen metgehakt. Wat tijdens de 100-jarige geschiedenis
van het Utrechtse dierenasiel wél hetzelfde bleef: hoe sommigen honden en katten verwaarloosden en mishandelden
en anderen ze liefdevol opnamen, verzorgden en soms noodgedwongen af moesten maken.
SIS Hard verblijf in mooi gebouw
Zesde en laatste deel in de serie Utrechtse gevangenissen: de Penitentiaire Inrichting
in Nieuwegein. Het strenge regime in een high tech gebouw op historische grond.
Het einde van een woonidylle
De'sïemensjunda tie, ooit gebouwd voor protestantse ambachtslieden, werd in de jaren zestig voor-
namelijk bewoond door studenten. Totdat de slopershamer hen wegoeg. Verslag van een ooggetuige.
Van de bestuurstafel
Cultureel Erf goed
'Uit mededoogen met het lijdende dier'
Stichts Asyl voor dieren 100 jaar
Literatuursignalement
'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'
Het landhuis Molenbosch van J.D. Zocherjr. (ijgi-iSjo) exact gedateerd
'Doelmatig, veilig en sober, maar wel humaan'
Utrechtse gevangenissen 6: de Penitentiaire inrichting Nieuwegein
De sloop van de Stevensfundatie
Agenda en berichten
Jetlie van derMeüJën
R.P.M. Rhoen
Has Seulijn
m
Bettina van Santen
:aLt£:-.-ia?,;
vereniging Oud Utrecht
ecember 2002
-ocr page 170-
Van de bestuurstafel
Oud-Utrecht waarheen?
P.A. Blok, voorzitter
Niet vanwege het komende lus-
trum of het ten einde neigen van
het jaar is het bestuur op een mid-
dag in oktober de hei opgegaan.
Die hei bestond overigens uit de
met heideplantjes gesierde woning
van onze secretaris. Doel was zich
te bezinnen op de toekomst. Waar-
om? In onze vereniging wordt het
relatief kleine aantal actieve leden
steeds zwaarder belast. Dat leidt
ertoe dat het steeds moeilijker
wordt nieuwe bestuurs-, commis-
sie-, redactie- en werkgroepleden
te vinden. Over die problematiek
ging de heidesessie.
Eerst stelden we vast dat het met
Oud-Utrecht naar buiten en naar de
leden toe best aardig gaat. Juist die
omstandigheid zorgt grotendeels
voor de geschetste problematiek.
Het gaat vrij goed, mede omdat
steeds nieuwe dingen ter hand wor-
den genomen en de bestaande ta-
ken meer aandacht krijgen. Een
paar voorbeelden. Dat bestuursle-
den bepaalde aandachtsvelden, zo-
als activiteiten. Cultureel Erfgoed of
het Tijdschrift in hun portefeuille
hebben zorgt voor een goede com-
municatie. Voor hen betekent het
echter een verdubbeling van het
aantal vergaderingen. Ook het pe-
riodiek contact met de redacties van
Jaarboek en Tijdschrift en de Activi-
teltencommissie kost extra tijd. Het
opkomen voor het cultureel erfgoed
is meer actief aangepakt.
Ik wijs op het verbreden van de ta-
ken van de Commissie Cultureel
Erfgoed en het instellen van de
„2 Projectgroep Singels. Naar wij er-
varen wordt dat door de leden ge-
waardeerd, zoals bijvoorbeeld uit
een spontaan applaus in twee le-
denvergaderingen blijkt. Echter,
het betekent wederom meer
werk, allereerst voor de leden van
Commissie en Projectgroep, maar
ook voor het betrokken bestuurs-
lid. Ook het meer en beter samen-
werken met onze zustervereni-
ging Vleuten, De Meern, Haarzui-
lens en met de Bond Heemschut is
zeer nuttig maar kost meer tijd.
Dat geldt ook voor de periodieke
contacten met de Utrechtse wet-
houder voor monumenten en de
contacten op ambtelijk niveau. Er-
bij kwamen ook het groot evene-
ment en de Van der Monde-lezing.
Deze extra en verdiepte activitei-
ten vragen ook meer van onze
portefeuillehouder public rela-
tions, die zich voorts heeft ingezet
voor de fraaie, nieuwe brochure
en voor ledenwerfacties.
Kan het anders, was de volgende
vraag. Vergelijking met een andere
historische vereniging levert stof
op voor verdere discussie. Het com-
missiewerk zou wellicht in meeren
dus kleinere clusters kunnen wor-
den onderverdeeld. Want ook voor
de commissieleden geldt dat hun
hooivork steeds meer beladen
raakt. Bovendien wordt elders wel
gewerkt met een administrateur
en met een intendant, die het werk
van de clusters stimuleert en
coördineert. Afgesproken is dat de
bestuursleden een lijstje maken
van hun werkzaamheden en aan-
geven welke door iemand anders
gedaan zouden kunnen worden
met daarbij vermeld de geschatte
tijdwinst. Die lijstjes worden in de
vervolgdiscussie besproken.
Ziehier beknopt de problematiek,
die zich voordoet. We moeten
daarover overigens niet drama-
tisch doen, want de vrijwilligers en
dus ook de bestuursleden doen het
werk met plezier. Dat is ook een
deel van het probleem. Uit betrok-
kenheid zeggen ze niet snel neen
en 'doen ze het er wel even bij'.
Voorkomen moet echter worden
dat sommige schouders gaan door-
buigen. De continuïteit van onze
vereniging mag niet in gevaar ko-
men omdat nieuwe vrijwilligers
bijna niet meer te vinden zijn.
Ook wordt in de discussie betrok-
ken of het verantwoord is bepaalde
activiteiten te verminderen of te
staken. Zo is er de Kroniek. Tegen
opname in het Jaarboek worden
vier aansprekende argumenten
aangevoerd. Het Jaarboek is geëvo-
lueerd van een verenigingsboek
met ledenlijst en Kroniek tot een
zelfstandige wetenschappelijke pu-
blicatie, waarin de Kroniek een laat-
ste rudiment vormt. Ten tweede is
een Kroniek in november van het
jaar daarna wel erg laat. De Kroniek
is verder onevenwichtig, vanwege
de vele edities van het Utrechts
Nieuwsblad en de verscheiden re-
gionale bladen. Bovendien vraagt
de Kroniek veel extra redigeerwerk
van de redactie. Opname in het
Tijdschrift levert voor die redactie
weer vrij veel extra werk op. Boven-
dien zou dan de winst van het ex-
tra, zevende, nummer goeddeels
ongedaan worden gemaakt.
Het overleg met de beide redacties
leidt tot het volgende. In deze co-
lumn leg ik u, leden, het bestuurs-
voorstel voor het uitgeven van de
Kroniek te staken, tenzij zich vol-
doende vrijwilligers bereid verkla-
ren die voortaan geheel te verzor-
gen en te redigeren. De Kroniek
zou dan als apart product kunnen
worden vervaardigd. Dan zouden
bovendien criteria moeten worden
geformuleerd om te bepalen wat
het waard is voor het nageslacht
vast te leggen. Ook zou dan de fi-
nanciële haalbaarheid moeten
worden onderzocht.
Oud-Utrecht waarheen? Met over-
tuiging luidt mijn antwoord en,
naar ik vertrouw, van u allen: naar
het zestiende lustrum in 2003 en
nog vele lustra daarna!
vereniging Oud-Utrecht
december 2002
-ocr page 171-
Cultureel Erfgoed
Beleidsvisie Singelgebied
Jacouelien Vroemen
'Beleef de Singels!' was het motto
van de prijsvraag die de vereni-
ging enkele maanden geleden had
uitgeschreven. Er waren 28 inzen-
dingen. De jury heeft de eerste
prijs toegekend aan het voorstel
van de heer Jhr. A. Six om een be-
ter maaibeleid te realiseren. En
daarbij hoort wat hem betreft ook
een terugbrengen in oorspronke-
lijke staat van het plantsoen. Wij
hebben deze aanbeveling doorge-
geven aan onder andere de heer L.
Koops, directeur van de Dienst
Stadsbeheer van de gemeente
Utrecht. De tweede prijs was voor
mevrouw Y.M. Donkersloot-de
Vrij, met het plan het Panorama
van Utrecht, uitgegeven door P.W.
van de Weijer in 1859, op groot
formaat op locatie in het plant-
soen te verwezenlijken. Momen-
teel zijn wij aan het onderzoeken
waar en hoe dit idee gestalte zou
kunnen krijgen. De prijs voor de
meest originele inzending (een
ballonvaart boven de provincie)
was voor het plan van F. Driessen
om alle gevels rond het singelge-
bied wit te schilderen.
Tijdens de feestelijke uitreiking op
15 september in de Leeuwenbergh-
kerk is tevens de Beleidsvisie van
de Vereniging Oud-Utrecht op het
behoud en herstel van de cultuur-
historische waarde van het
Utrechtse Singelgebied uitgereikt
aan onze burgemeester en aan de
voorzitter van de raadscommissie
Algemene Zaken. Ruim 70 perso-
nen en instellingen hebben adhe-
sie betuigd aan onze beleidsvisie.
U heeft hem ontvangen samen
met dit nummer van Oud-Utrecht.
Wij zijn zeer geïnteresseerd in uw
reacties op dit rapport.
De gemeente is thans bezig met
het opstellen van een beheerplan
voor het singelgebied. Wij, de le-
den van de Projectgroep Singels,
vinden dat dit plan niet ver genoeg
gaat en komen daarom met onze
eigen beleidsvisie. Tegen de tijd
dat het beheerplan in de gemeen-
teraad zal worden besproken zul-
len wij ervoor zorgen dat ook onze
beleidsvisie geagendeerd wordt.
De burgemeester heeft ons ge-
vraagd om tegen die tijd ook de le-
den van het college in het park
rond te leiden. De Projectgroep
Singels zal dat zeker doen.
De Projectgroep wil met behulp
van kaarten aanschouwelijk ma-
ken hoeveel 'groen' er in de afge-
lopen tijd al is opgeofferd aan par-
keerplaatsen en andere verhardin-
gen. Wij zoeken iemand die kaar-
ten uit drie 'ijkjaren' (ongeveer
eind jaren zestig, circa 1980 en nu)
kan vergelijken en daarvan een
kaart kan maken waarin de over-
gang van 'groen' naar 'rood' goed
te zien is. Wilt u ons helpen met
het inkleuren van deze kaarten,
dan kunt u zich hiervoor aanmel-
den bij ondergetekende.
Tenslotte nog een nieuwe para-
graaf in het vervolgverhaal over de
Rijksdienst voor de Monumenten-
zorg en de parkeergarage in het
Lucasbolwerk. Wij hebben een tijd
geleden naar buiten gebracht dat
de Rijksdienst ons gemeld had dat
hij niets weet van de plannen voor
de parkeergarage en daarom ook
zijn mening niet kan geven. Dit
terwijl de wethouder van verkeer
mevrouw Y. van de Bergh had ge-
zegd dat de Rijksdienst zo goed als
akkoord was met de plannen. Dit
kwam in de landelijke pers, waar
mevrouw Van den Bergh niet ver-
heugd over was. Later heeft de di-
recteur van de Rijksdienst ons in
een persoonlijk gesprek nogmaals
verzekerd dat zijn dienst niets over
de plannen kon zeggen omdat ze
aldaar niet bekend waren. De heer
Stafleu, hoofd van de Sectie Monu-
menten van de gemeente heeft
mij onlangs verteld hierover ver-
baasd te zijn. Monumenten heeft
namelijk wel degelijk regelmatig
overleg over deze kwestie met de
Rijksdienst. Het 'officiële' stand-
punt van de Rijksdienst strookt
dus niet met wat er in feite ge-
beurt. Wij van Oud-Utrecht weten
niet wat we hiervan moeten den-
ken. We hopen dat het ons zeer
binnenkort duidelijk mag worden.
Uw reacties graag naar jvroe-
men@hotmail.com of schrijf naar
de secretaris van de vereniging.
m
vereniging Oud-Utrecht
december 2002
-ocr page 172-
'Uit mededoogen met het lijdende dier'
Stichts Asyl voor Dieren 100 jaar
zLe-^:M?',
csze^iy
Zy^azy
tl'
Getekende kattenkop bij
presentielijst ledenvergade-
ring 20 maart 1925
Foto: Het Utrechts Archief
/-TUi^
^
C^/z^^yn^x. ,
'i-a£^ , óC€€€^>Aé,
't^'^^'Z^- cf'C^
Voor het Utrechtse dierenasiel aan het Oude Houtensepad is 2002 een gedenk-
waardig jaar: een eeuw geleden vond de oprichting plaats en na jarenlange vertra-
gingging eindelijk de eerste paal de grond in van de dringend noodzakelijke nieuw-
bouw. Het verwerven door Het Utrechts Archief van de bewaard gebleven archief-
stukken maakt het mogelijk voor het eerst een beknopte geschiedenis te schrijven
van deze 'sterke uiting van particulier initiatief'.
Jellie van der Meulen
tief van negen dames, die een
'Voorloopig Comité' vormden. Op
donderdagavond 10 april 1902 or-
ganiseerde dit comité een verga-
dering in het gebouw Irene aan
de Keistraat om een vereniging in
het leven te roepen. 26 personen
woonden de vergadering bij en al
zo'n 400 mensen hadden toege-
zegd lid te zullen worden. Voor-
zitster van de bijeenkomst was
mevrouw H.W.J. de Feyfer-van
Tussenbroek. In haar inleidend
woord wees zij erop hoe ook uit
de bijbel bleek dat het dier de be-
scherming van de mens nodig
had, maar ze waarschuwde wel
voor 'ziekelijke overdrijving'. Wel-
licht speelde zij daarbij in op ge-
voelens van onbegrip die in de
stad heersten: was het wel nodig
dieren een luxe leventje te bezor-
gen, dat voor het gros van de
mensen niet eens weggelegd
was? De oprichters van het asiel
hadden echter niet de illusie dat
zij de asieldieren konden vertroe-
In de 19e eeuw ontstond geleide-
lijk belangstelling voor de be-
scherming van dieren. Tot die
tijd waren huisdieren vooral be-
schouwd als nuttige 'werktui-
gen'. Zo werden honden onder
nneer gebruikt voor het trekken
van karren. Er waren ook veel
straathonden, die een ellendig
bestaan hadden. Steeds meer
mensen kwamen in verzet tegen
het misbruiken en mishandelen
van dieren. In 1864 werd in Den
Haag de eerste Vereeniging tot
Bescherming van Dieren
opge-
richt en al een jaar later werd dat
voorbeeld in Utrecht gevolgd. In
1877 kwam er een landelijke ver-
eniging tot stand. Aan het begin
van de 20e eeuw ontstonden er
allerlei verenigingen die zich spe-
cialiseerden op een terrein van
dierenbescherming, zoals de op-
vang van dieren. Na Den Haag en
Amsterdam was Utrecht de der-
de stad waar burgers een dieren-
asiel oprichtten.
Negen praktische dames
De oprichting van een 'toe-
vluchtsoord voor noodlijdende
dieren' in Utrecht was het initia-
174
-%
verenlging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 173-
Het nieuwe complex aan
het Oude Houtensepad
Foto: Het Utrechts Archief
telen. Zij wilden op een prakti-
sche en zakelijke manier de pro-
blematiek van de talloze zwerf-
honden en -katten proberen op
te lossen en ze brachten in korte
tijd veel tot stand.
De instelling kreeg de naam
Stichtsch Asyl voor Dieren en de
vergadering koos bij acclamatie
het voorlopige comité tot definitief
bestuur van de vereniging. Tijdens
hun eerste vergadering, op 10 mei
1902, verdeelden de bestuursleden
hun functies opnieuw. Presidente
werd nu mevrouw J.F. Ebeling-
Wakker, die in het voorlopige co-
mité eerste secretaresse was ge-
weest. Zij zou het bestuur ruim 40
jaar lang leiden.
Al vanaf mei 1902 werden dieren
opgevangen op de zolder van de
woning van mevrouw Ebeling
aan de Ramstraat nr. 9 en in het
huis van de toekomstige beheer-
der, Philippus Sollman, aan de
Hovenstraat. Het ging om huis-
dieren van leden van de vereni-
ging én om zwervende dieren.
Natuurlijk was dit een noodop-
lossing en moest er een afzon-
derlijk gebouw komen. De be-
stuursleden gingen ijverig op
zoek naar een geschikte locatie
en ze lieten hun oog vallen op
een terrein aan de Abstederdijk
op de hoek van de Markstraat.
De algemene ledenvergadering
van n augustus machtigde het
bestuur tot het huren van dat
terrein en van het aangrenzende
huisje Markstraat 1, dat als wo-
ning voor de 'bewaarder' kon
dienen. Sollman werd in die
functie aangesteld en hij ver-
huisde in december naar het
nieuwe adres. In en bij zijn huis
kon hij, vooruitlopend op de
bouwvan het asiel, noodlijdende
of in bewaring gegeven honden
en katten herbergen.
In het eerste jaar traden 317 per-
sonen toe als lid van de vereni-
ging en werden ruim lOc giften
ineens ontvangen. Contributies
en giften vormden een belangrij-
ke bron van inkomsten, naast de
vergoedingen voor het verzorgen
van dieren die tijdelijk in de kost
waren. De vereniging kreeg geen
subsidie - dat zou pas veel later
gebeuren - en was geheel zelf-
standig. De Vereeniging tot Be-
schermirig van Dieren
sympathi-
seerde uiteraard wel met de
nieuwe instelling en zou in de
loop van de jaren geregeld (fi-
nanciële) hulp bieden.
Verstikkingstoestel
Architect W.M. Reyerse te Blauw-
kapel, die lid van de vereniging
was, maakte geheel belangeloos
een bouwplan voor het op te
richten asiel. Op i6 oktober 1902
vroeg het bestuur bij B&W de
vergunning aan. Het ging om
een gemetseld gebouw voor 60
katten en een inrichting met
houten wanden voor ongeveer
50 honden. Hoewel de 'inspec-
teur over het bouwen' zich met
een vooruitziende blik afvroeg of
het oprichten van een bewaar-
plaats voor dieren in de onmid-
dellijke nabijheid van een be-
woonde buurt geen bezwaren
zou opleveren door stank en la-
waai, werd de vergunning al na
twee weken verleend. De ope-
ning van het gebouw vond
plaats op 12 mei 1903.
In het eerste jaar verzorgde het
asiel 238 kostdieren en 478
zwerfdieren. Het was dus steeds
goed bezet en er moesten zelfs al
acht kennels bijgebouwd wor-
den. Vanaf 1906 was het ook mo-
gelijk honden tegen betaling in
het asiel te laten wassen. Een
van de leden had voor dat doel
een badkuip cadeau gedaan.
Voor de zwerfdieren zocht het
asiel zoveel mogelijk een goed
tehuis.
Toch was het nog steeds noodza-
kelijk dieren af te maken. De Ver-
eeniging tot Bescherming van
Dieren had daarvoor een verstik-
kingstoestel in bruikleen gege-
ven, dat later geschonken werd.
De beheerder gebruikte het toe-
stel niet alleen voor zieke of ge-
wonde asieldieren, maar ook
voor dieren die op verzoek van de
175
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 174-
'Uit mededoogen met het lijdende dier'
Stichts Asyl voor Dieren 100 jaar
eigenaren afgemaakt werden en
voor honden die bij de politie be-
land waren. Deze zwerfhonden
waren bij een politiepost afgege-
ven of door speciale hondenvan-
gers opgepakt, omdat zij geen
belastingpenning droegen. Vroe-
ger werden deze stakkers ver-
dronken of in kratten 'verpakt'
naar Den Haag vervoerd om daar
afgemaakt te worden. Nu kon-
den ze snel en pijnloos op het
terrein van het asiel door middel
van gas worden gedood. Hieruit
blijkt dat de dames bestuursle-
den met beide benen op de
grond stonden, al waren zij van
mening dat voor sommige van
de af te maken honden nog wel
een goed tehuis gevonden had
kunnen worden. Het publiek
kreeg het advies om loslopende
honden bij het asiel af te leveren
en niet bij de politie, waar zij
haast altijd ter dood veroordeeld
werden. In 1907 kregen de be-
stuursleden het na lang aandrin-
gen voor elkaar, dat deze 'politie-
honden' voortaan in het asiel op
hun einde mochten wachten.
Omdat de taak voor de bewaar-
der daardoor zwaarder werd - al-
leen al in 1907 droeg de politie
355 honden over! - werd een
tweede oppasser aangesteld.
De zwerfdieren die het asiel op-
nam, kregen een proeftijd van
veertien dagen, waarin de be-
stuursleden probeerden een
goed tehuis te vinden. Na het
verstrijken van die periode was
er geen andere keuze dan het af-
maken van de dieren, al werd die
termijn bij gezonde levenslustige
exemplaren vaak overschreden.
Voor de honden die door de poli-
tie aangeleverd werden, bedroeg
het uitstel van executie slechts
drie dagen. Als zich dan geen ei-
genaar gemeld had, was er geen
genade meer. Deze honden ble-
ven eigendom van de gemeente,
zodat de bestuursleden daarover
niets te zeggen hadden. Zij
mochten tot hun verdriet geen
nieuwe baas zoeken, maar hoog-
uit proberen de eigenaar op te
sporen. Soms lukte dat en kon de
eigenaar zijn huisdier op de val-
reep ophalen. Katten stond de
gemeente wel af aan het asiel,
omdat voor deze dieren geen be-
lasting verschuldigd was.
Dramatische verhalen
Het dierenasiel bleek in een be-
hoefte te voorzien. Het aantal
verenigingsleden nam toe en er
werden steeds meer dieren ver-
zorgd. Naast zwerfdieren en die-
ren die aan de vereniging waren
afgestaan, waren er doorlopend
kostdieren aanwezig, die voor in-
komsten zorgden. Als voor een
asielhond een tehuis gevonden
was, kon de nieuwe eigenaar het
dier in de beginjaren gratis mee-
nemen, al werd gehoopt op een
vrijwillige gift. In 1909 kreeg de
bewaarder toestemming om
voor elk weggegeven dier een
bijdrage van minstens 25 cent te
vragen. Er werd ook een vergoe-
ding gevraagd voor het afmaken
van dieren op verzoek van de ei-
genaren. Deze macabere vorm
van dienstverlening nam in de
loop van de jaren toe, terwijl het
aantal zwerfhonden afnam. De
bestuursleden vonden dit een
treurige ontwikkeling, maar zij
troostten zich met de gedachte
dat de dieren beter een pijnloze
dood konden vinden dan dat ze
de straat op werden gejaagd,
waar zij ten prooi vielen aan ge-
brek of mishandeling.
In mei 1910 verleenden B&W ver-
gunning voor het vergroten van
het kattenhuis, het maken van
een houten paviljoen met aan-
grenzend schuurtje en het aan-
brengen van een omheining
langs de Markstraat en de Abste-
derdijk. De verbouwing zorgde
voor een grote verbetering en
het bestuur constateerde verge-
noegd dat het asiel nu 'keurig in
orde' was. In 1914 liep het huur-
contract af van het terrein waar-
op de gebouwen stonden. De
vereniging was in de gelegen-
heid de grond aan te kopen. De
schuld die ze daarvoor moest
aangaan, kon ze al in 1915 aflos-
sen door een legaat van 10.000
gulden. Het volgende jaar werd
ook het huisje naast het asiel,
waarin de beheerder woonde, ei-
gendom van de vereniging.
De bestuursleden voelden zich
nauw betrokken bij het reilen en
zeilen in het asiel. Eens per week
bezochten zij beurtelings de in-
stelling om toezicht te houden
en soms tekenden de dames
daarbij dramatische verhalen op
die hen niet onberoerd hadden
gelaten. Zo kwam er in 1913 een
hond binnen van een oude afge-
leefde man die een zelfmoordpo-
ging had gedaan. De man had
het dier gebruikt om zijn karretje
te trekken, 'wat niet belette dat
beiden zeer aan elkaar gehecht
waren en hun sober en moeilijk
verdiend stukje brood broederlijk
deelden'. In een wanhopige bui
had hij de hond losgemaakt en
was hij met karretje en al het
water ingereden. Het kwam toch
nog goed: de drenkeling werd
gered en naar een instelling in
Groningen gebracht en de hond
kreeg via het asiel een nieuwe
baas. Een echte tranentrekker
was het verhaal over een wit
doeshondje, dat achter de ruitjes
van het verstikkingstoestel nog
mooi ging opzitten...
176
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 175-
bouwen aan het
Oude Houtensepad m
1930; v.l.n.r. huis van de
opzichter, gebouwtje voor
zwerfdieren, kennel voor
honden, autogarage en
verbUjfvoor katten
Foto: Het Utrechts Archief
Havermout voor de katten
Hoewel het asiel binnen de be-
bouwde kom gevestigd was,
klaagden vele Utrechters dat het
te afgelegen lag. Ze moesten
vaak een lange tocht onderne-
men om een gevonden hond of
kat te brengen. Daarom verzocht
het asiel in 1910 negen stalhou-
ders verspreid in de stad om de
zwerfdieren tijdelijk op te ne-
men. De stalhouders, die de be-
schikking kregen over een hals-
band met ketting voor een hond
en een gesloten mand voor een
poes, telefoneerden naar het
asiel als er een dier afgegeven
was. De opzichter van het asiel
ging de zwerver vervolgens op-
halen. Grote honden vervoerde
hij lopend, kleinere dieren op een
fiets met een mand voorop en
zwakke of gewonde dieren met
een handkar. In 1922 schafte het
asiel een motorfiets met een ge-
sloten bak aan, waarin de dieren
tochtvrij opgeborgen waren. Na
drie jaar werd de motor vervan-
gen door een kleine auto, waar-
op naar aanwijzingen van het
bestuur een bovenbouw van
lichtgeel hout aangebracht
werd. Op deze bovenbouw wa-
ren naam en adres van het asiel
geschilderd, zodat de auto voor
een goede reclame zorgde. Ook
op andere manieren deed de ver-
eniging aan publiciteit, bijvoor-
beeld door reclamebiljetten te
laten drukken en in de stad op te
hangen. Met de auto konden ook
dieren buiten de stad worden op-
gehaald, waardoor het asiel voor
de hele provincie nuttig werd. De
bekendheid van het asiel groei-
de, maar de geldelijke steun
hield daarmee geen gelijke tred.
Gelukkig kwam er wel zo nu en
dan een gift of legaat, want er
was veel geld nodig voor het
aanbrengen van verbeteringen
en vernieuwingen.
In de Eerste Wereldoorlog droeg
het asiel zijn steentje bij door
huisdieren die met Belgische
vluchtelingen meegekomen wa-
ren, gratis op te nemen. Vooral in
de oorlogsjaren was het moeilijk
om aan voedsel voor de dieren te
komen. Er bestond ook nog geen
speciaal honden- en kattenvoer,
zoals tegenwoordig. In 1919 kre-
gen de katten bijvoorbeeld drie
keer per dag melk ('s morgens
met havermout) en 's middags
aardappelen met gehakt.
De bestuursleden, die maande-
lijks vergaderden, hielden plichts-
getrouw toezicht en stonden
open voor adviezen en klachten.
Zij vroegen wel om begrip:
'Mocht een ieder toch bedenken,
dat het Asyl een inrichting is, niet
in 't leven geroepen uit winzucht,
maar opgericht uit mededoogen
met het lijdende dier.' Dat de
sfeer onder bestuursleden en
werknemers goed was, bleek wel
uit het feit dat op 1 december
1927 het 25-jarig jubileum gevierd
werd van de bewaarder, inmid-
dels opzichter genoemd. Het vol-
tallige bestuur wachtte Philippus
Sollman en zijn familie op in het
versierde kantoortje. De presi-
dente hield een toespraak en
bood de jubilaris een elektrische
hanglamp en een gratificatie
aan. Tijdens een receptie getuig-
den vele bloemen en geschenken
177
%
vereniging Oud«Utrecht
december 2002
-ocr page 176-
als het terrein aan al deze ei-
schen beantwoordt, mag het
niet te hoog in prijs wezen...' In
1928 werd dan toch het ideale
terrein gevonden: in oktober
sloot het bestuur de voorlopige
koop van een stuk grond van
4.341 m^ aan het Houtensche-
pad. Er konden nu plannen ge-
maakt worden voor een 'model-
inrichting'. De algemene leden-
vergadering van 12 april 1929
keurde het bouwplan goed,
waarna architect Chr. Stoffels de
opdracht kreeg het plan met de
tekeningen gereed te maken. Op
9 juli 1930 vond onder grote be-
langstelling de opening plaats
van de nieuwe gebouwen op het
adres Houtenschepad (later
Oude Houtensepad) 2a (vernum-
merd tot achtereenvolgens 26 en
46). In de kranten verschenen lo-
vende artikelen over het com-
plex: 'En daar staat me dan nu
het fonkelnieuwe Asyl aan het
Houtenschepad, als een kostelijk
juweel uitglanzend boven het
oude kavalje aan de Markstraat.'
Het hoofdgebouw was ingericht
als opzichterswoning, met een
kantoor, een bestuurskamer en
een onderzoeksruimte voor de
dierenarts die als adviseur aan het
asiel verbonden was. Bij de gara-
ge voor de asielauto bevonden
zich het dierenbad en bergruim-
ten. Links en rechts van de garage
lagen de ruime kennels voor hon-
den en katten, die voorzien waren
van dag- en nachtverblijven. Er
was ook een apart gebouwtje
voor zwerfdieren. Het bestuur,
dat nog steeds geheel uit vrou-
wen bestond, werd geprezen om
zijn daadkracht en doorzettings-
vermogen: 'Ziedaar een sterke ui-
ting van particulier initiatief, een
sterke daad van een betrekkelijk
kleinen kring, aan wien het is mo-
HET STICHTSCH ASYL VOOR DIEREN
Ben sympathieke Utrei'htsche instellini; is het Stichtsch Asyl voor Dieren, dat d« dieren
tot tijdelijk kosthuis dient, terwijl het ook iorg:t voor het — waar noodlg ~ pijnloos af-
maken der beesten. Wanneer we ome viervoeters, honden of katten, in de vacantie bij
't Asyl onder dak brengen, dan kan men leker rijn van een uitstekende en liefderijke
behandeling; zwervers en dieren waarvan men zich wenschl te ontdoen brenge n\en
eveneens naar h«t Asyl, waardoor men ze in de gelegenheid stelt weder een goed te-
kuis te kragen. Gedurende J925 kwamen er 5410 dieren in, waarvan 854 kostdieren- Op
verxoek warden er 75 begraven; aan 20S beesten «erd een goed kosthuis bezorgd.
___________________Onze foto geeft een aardig kijkje in 't Asyl. '_______________
(onder andere afkomstig van een
hond die meermaals in het asiel
vertoefde) van waardering en
vriendschap. Sollman was al op
22-jarige leeftijd bij het asiel ko-
men werken en hij zou er tot zijn
pensioen blijven. Een makkelijk
man was hij niet en er kwamen
nogal eens klachten binnen over
zijn barse optreden. Hij was nu
eenmaal 'inniger verknocht' aan
dieren dan aan mensen!
'Model-inrichting'
De gebouwen die in 1910 nog zo
'keurig in orde' waren, voldeden
in de jaren twintig niet langer.
Het asiel groeide uit zijn jasje en
er waren ter plaatse geen uit-
breidingsmogelijkheden. Om
een indruk te geven van de be-
drijvigheid: in 1925 kwamen er
3.410 dieren, waarvan er 834 als
kostdier verzorgd werden; 2.145
dieren moesten worden afge-
maakt en voor 295 geluksvogels
kon het asiel een nieuw tehuis
vinden. Niet alleen de sterke
groei van het asiel, maar ook de
geluidsoverlast zorgde voor pro-
blemen. In 1902 lag de Mark-
straat aan het eind van de Abste-
derdijk nog in een landelijke om-
geving, maar intussen werd het
terrein door een groot stadsdeel
ingesloten. Al in 1917 klaagden
omwonenden over het hinderlijk
blaffen van de honden geduren-
de de nacht. In 1926 besloot het
bestuur in beginsel tot uitbrei-
ding en dus verplaatsing, waarbij
men gebruik wilde maken van de
nieuwste inzichten op hygië-
nisch gebied. Door enkele lega-
ten én het zuinige beheer van de
penningmeesteresse durfde het
bestuur deze plannen te maken,
maar het lukte nog niet een ge-
schikt terrein te vinden: 'We zoe-
ken dan ook wel eenigsints het
"schaap met vijf pooten". Het
Asyl toch moet ver genoeg van
de bebouwde kom der stad lig-
gen om geen last te bezorgen
door hinderlijk leven en toch ook
weer dichtbij genoeg om gemak-
kelijk bereikbaar te zijn, zoowel
te voet als per autobus of tram.
Ook moet er gas aanwezig zijn
en water (liefst leidingwater). En
Het asiel aan de Mark-
straat. Uit: Utrecht in
woord en beeld, 1926
Foto: Het Utrechts Archief
178
%
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 177-
De in 1947 aangekochte
asielauto
Foto: Het Utrechts Archief
gen gelukl<en, méér dan een halve
ton aan geld bijeen te brengen
om dezen nieuwbouw naar mo-
dernen eisch mogelijk te maken.'
De tijd dat het bestuur geheel uit
dames bestond, was trouwens al
snel voorbij. In 1931 kwam er voor
het eerst een mannelijk bestuurs-
lid en het aantal mannen in het
bestuur zou in de loop van de ja-
ren toenemen.
Cavia's, konijnen
en papegaaien
Kort na de verhuizing, in 1931,
ontving de vereniging een bij-
zondere gift: een bedrag van 50
gulden afkomstig van prinses Ju-
liana. De kas werd ook gespekt
door bazaars en een loterij, die in
de tweede helft van de jaren der-
tig georganiseerd werden. In
1936 kon dan ook een nieuwe
auto worden aangeschaft.
In 1942 bestond het asiel veertig
jaar. Als jubileumdatum werd
niet de oprichtingsdatum van de
vereniging of de openingsdatum
van het eerste asiel aangehou-
den, maar 1 december, de datum
waarop de opzichter aan de
Markstraat met zijn werkzaam-
heden begonnen was. Door de
oorlog kon er van een viering
geen sprake zijn, maar het be-
stuur kwam bijeen voor een 'so-
bere maar fleurige plechtigheid'.
De presidente memoreerde in
haar toespraak dat het asiel in de
loop van de jaren 'een uitkomst
werd voor wie zich tijdelijk of
eeuwig van zijn huisdier wensch-
te te ontdoen, en een reddende
toevlucht voor de baas- en dak-
loozen'. Zij sprak ook haar grote
waardering uit voor de heer Soll-
man en zijn vrouw, die al die ja-
ren met zoveel toewijding in het
asiel hadden gewerkt. Het was
voor mevrouw Ebeling de laatste
werd weer een auto aange-
schaft, de dierenverblijven wer-
den gerepareerd en verbeterd en
het afmaaktoestel werd geres-
taureerd. Vooral in 1947 moest
het bestuur veel kosten maken,
maar de inkomsten stegen door
een tariefverhoging en door een
stijging van het aantal leden. Bo-
vendien verstrekte de gemeente
Utrecht in dat jaar voor het eerst
een subsidie van i.ooo gulden,
naast de jaarlijkse vergoeding
voor het afhalen en vervoeren
van zwerfhonden.
Hoewel het asiel in de eerste
plaats bestemd was voor honden
en katten, verzorgden de mede-
werkers incidenteel ook andere
dieren, zoals cavia's, konijnen en
papegaaien. De naam van het
asiel bleef ongewijzigd, al ging
men 'Stichtsch' enkele jaren na
de oorlog als 'Stichts' schrijven.
In 1949 bracht burgemeester jhr.
C.J.A. de Ranitz met zijn vrouw
een bezoek aan het asiel en me-
vrouw De Ranitz werd bij die ge-
legenheid beschermvrouwe van
de vereniging. In het jubileum-
jaar 1952 stelde het bestuur met
trots vast dat het Stichts Asyl een
van de grootste inrichtingen op
dat gebied in Nederland was.
'Laat uw dier niet stikken'
In 1975 werd de vereniging ont-
bonden en de Stichting Stichts
Asyl voor Dieren opgericht. Er
was een exploitatietekort en vol-
gens het bestuur belemmerde de
toespraak als presidente, want
per 1 januari 1943 legde zij haar
functie neer. Zij werd met recht
erelid van de vereniging evenals
een ander bestuurslid van het
eerste uur, mevrouw S.E. Jenny
Weijerman-Dirks.
De oorlogsjaren waren moeilijk
voor het asiel. Het was steeds
een puzzel hoe men aan eten
voor de dieren moest komen, de
binnengebrachte honden waren
in slechte conditie, de auto werd
in beslag genomen en de huis-
vesting werd steeds gebrekkiger.
De belangstelling voor het asiel
nam natuurlijk ook af. De alge-
mene ledenvergadering van 1943
werd door geen enkel lid bijge-
woond. Het bestuur reageerde
laconiek: 'Wij danken de dames
en heeren zeer voor dit bewijs
van vertrouwen.' Terugkijkend
op 1944 verzuchtte de secreta-
resse: 'Waar was de charme, de
sport, de sfeer, die ons Asyl tot
Asyl maakten, wei-bekend en be-
mind bij zoo menigeen, stad of
dorpeling onzer gewesten?...
Waar al de leutige frischheid van
weleer, als we kennel of verblijf
betraden? Waar de pracht-exem-
plaren, vacantie-gasten in vroe-
gere zomers?' Toch bleef het
asiel voor grote rampen ge-
spaard en men ging na de bevrij-
ding vol goede moed verder:
'Wat ook is gevallen, niet de lief-
de voor het dier, wat ook verlo-
ren ging, niet de vriendschap van
onzen viervoetigen makker.' Er
179
vereniging Oud*Utrecht
december 2002
-ocr page 178-
'Uit mededoogen met het lijdende dier'
Stichts Asyl voor Dieren 100 jaar
verenigingsconstructie de slag-
vaardige uitvoering van een effi-
ciënt beleid. Het doel bleef gelijk:
'noodlijdende en onbeheerde
dieren tijdelijk op te nemen en te
helpen en eventueel de verzor-
ging en bewaring van dieren, op
verzoek van hun eigenaren, op
zich te nemen.' Toch vermeldde
het jaarverslag over 1976 nog als
een van de werkdoelen: 'Het
pijnloos laten inslapen van zowel
zwerf- als daartoe door hun eige-
naar afgegeven dieren, nadat
e.e.a. door het Stichts Asyl als on-
afwendbaar wordt geacht.' Er
ontstond veel commotie over dit
afmaakbeleid en vooral ook over
de manier waarop de dieren wer-
den gedood. Er verschenen kran-
tenartikelen en er werden actie-
groepen opgericht. In de nacht
van 6 op 7 mei 1978 probeerde de
actiegroep Laat uw dier niet stil<-
ken
de gasklok in het asiel te ont-
vreemden en de actievoerders
dreigden zelfs het apparaat met
een bom op te blazen. Zover
kwam het niet en de actiegroep
bood zijn excuses aan: het bom-
dreigement was voortgekomen
uit een emotionele opwelling en
het was nooit de bedoeling ge-
weest het uit te voeren. Het be-
stuur was van mening dat de bij
het asiel toegepaste methode
'humaan en pijnloos' was en dat
gewaakt moest worden voor een
aan het publiek opgedrongen
dierenbezlt. De Nederlandse Ver-
eniging tot Bescherming van Die-
ren
dacht daar anders over. In
1977 besloot de algemene leden-
vergadering van deze vereniging
om het doden van dieren in de
asielen alleen toe te staan door
de dierenarts vla een injectie. De
Dierenbescherming bood het
Stichts Asyl voor Dieren in 1980
financiële steun aan, onder voor-
waarde dat het asiel de gasklok
op korte termijn zou afbreken.
Het bestuur moest bovendien
een 'euthanaslecommissie' In-
stellen die besliste over het wel
of niet afmaken van dieren. De
stichting voldeed aan beide voor-
waarden. De euthanaslecommis-
sie bestond uit de behandelend
dierenarts, de beheerder en een
bestuurslid.
Het aantal zwerfhonden en -kat-
ten werd teruggedrongen door
castratie- en sterilisatieacties.
Bovendien verbeterde de ge-
zondheid van de dieren door de
ontwikkeling van de diergenees-
kunde. Door de groeiende wel-
vaart waren ook steeds meer
mensen in de gelegenheid een
huisdier te onderhouden. In 1985
hoefde men nog slechts 35 hon-
den en 8 katten te laten insla-
pen.
Blaffende honden
In de laatste decennia van de 20e
eeuw speelden nieuwbouwplan-
nen een belangrijke rol. Net als
aan de Markstraat kwamen er
aan het Oude Houtensepad
klachten van omwonenden over
geluidsoverlast, voldeden de ge-
bouwen niet meer aan de eisen
en was er veel te weinig ruimte.
In 1990 leek de kogel door te
kerk: de gemeente stelde 1,6 mil-
joen gulden beschikbaar voor de
bouw van een nieuw asiel. De
omwonenden, die al jarenlang
actie hadden gevoerd om het
asiel uit de woonwijk weg te krij-
gen, reageerden zeer verheugd,
maar afwachtend. Hun argwaan
was terecht, want het bleek
moeilijk te zijn het resterende
bedrag bij elkaar te krijgen en
een geschikte locatie te vinden.
Pas in 1996 werd besloten
nieuwbouw te plegen op een ter-
rein aan de Koningsweg, in de
hoek van de A27 en de spoorlijn
Utrecht-Arnhem. Per 1 januari
1998 moest het nieuwe gebouw
in gebruik zijn, maar er ontstond
opnieuw vertraging, onder meer
door bezwaren van bewoners
van de Koningsweg. Tijdens vele
juridische procedures, die tot
maart 2002 duurden, gedoogde
de gemeente het asiel aan het
Oude Houtensepad. Om tege-
moet te komen aan de klachten
over het geblaf, werden honden
tijdelijk elders in de regio opge-
vangen. Sinds 1 mei 2002 zijn er
geen honden meer in het asiel
aanwezig.
Op 22 april ging dan toch de eer-
ste paal van het nieuwe gebouw
de grond in. Het Stichts Asyl voor
Dieren zal de tweede eeuw van
zijn bestaan dus beginnen met
een verhuizing. Inmiddels zijn bij
het asiel naast de beheerder vier
betaalde krachten werkzaam en
wordt er In drukke periodes ge-
bruik gemaakt van de diensten
van 20 tot 30 vrijwilligers. Er is
veel veranderd sinds 1902, maar
er zijn gelukkig nog steeds men-
sen die zich willen inzetten voor
de opvang van dieren in Utrecht.
lellie van der Meulen is werkzaam bij
Het Utrechts Archief, onder meer als
inventarisator.
Bronnen
Archief van het Stichts Asyl voor Dieren,
1902 - ca. 1980 (nog niet geïnventari-
seerd), aanwezig in Het Utrechts Archief
Archief van het gemeentebestuur van Utrecht
na 1813
(bouwtekeningen met bijbeho-
rende stukken; stukken betreffende het
verstrekken van subsidie aan het Stichts
Asyl voor Dieren), aanwezig in Het
Utrechts Archief
diverse kranten, idem
180
vereniging Oud<Utrecht
december 2002
-ocr page 179-
foort t.g.v. honderdjarig bestaan in
2002; 144 p. ISBN 90 288 3630 5; €25,-.
Boekhandel Veenendaal is in 2002 pre-
cies honderd jaar gevestigd in het histo-
rische hart van Amersfoort. Medewer-
kers van het Museum Flehite en van de
drie historische diensten van de ge-
meente Amersfoort tonen hun betrok-
kenheid bij opmerkelijke monumenten,
waarbij tevens een levendig beeld on-
staat van hun werkzaamheden. Boek
bevat als extra een herdruk van een
plattegrond van Blaeu uit 1649 waarop
alle besproken monumenten zijn aan-
gegeven en met behulp waarvan men
een stadswandeling kan maken.
Verborgen wereld aan de werf: Utrechtse
werf kelders gerestaureerd I
met bijdr.
van Tarq Hoekstra, Rini van Veen en Pe-
tra van Werven. Utrecht: Matrijs, 2002;
Uitgegeven i.s.m. de Dienst Stadsbe-
heer van de Gemeente Utrecht; 59 p.
ISBN 90 534518 70
Boekje over het grootscheepse project
'Herstel en Waterdicht maken Werfkel-
ders', waarbij In de periode 1993-2002
de 700 Utrechse werfkelders werden
gerestaureerd. Het doel van het project
was het gebruik van de kelders te sti-
muleren en deze daarmee voor de toe-
komst te behouden. De ontstaansge-
schiedenis van de werven en de histori-
sche zowel als de bouwtechnische kant
van de restauratie komen aan bod. De
foto's laten zien voor welke doeleinden
de kelders momenteel gebruikt worden.
CA. van Kalveen: Bernold Bisschop van
Utrecht (1027-1054): twee studies over de
vorming van het Sticht Utrecht I
[onder
red. van H.L.Ph. Leeuwenberg; beeldred.
P.M. Stoppelenburg]. [Utrecht]: Het
Utrechts Archief, 2002; Met lijst van ge-
schriften van de auteur. Bundel uitge-
geven door Het Utrechts Archief als eer-
betoon aan dr. CA. van Kalveen t.g.v.
zijn 65e verjaardag; 98 p. (voor €4,50 te
koop bij de receptie van Het Utrechts
Archief, Alexander Numankade 199)
Dr. van Kalveen is sinds 1980 als partti-
me en vanaf 1987 als fulltime vrijwilli-
ger werkzaam bij Het Utrechts Archief.
Deze gelegenheidsbundel bevat twee
studies door hem geschreven in 1990
over Bisschop Bernold van Utrecht en
de stichting van Groningen, die tijdens
het episcopaat in 1040 plaatsvond.
Literatuursignalement
Leny Jurritsma, Het Utrechts Archief
uitgave schetst een veelzijdig beeld van
een polder in verandering, met veel fo-
to's, verhalen en anekdotes.
Op ontdekkingstocht door Krimpener-
waard en Lopikerwaard: topografisch,
cultuurhistorisch en recreatief handboek
voor streekbewoners en toeristen I
Frank
van den Hoven, Hans van Embden en
Nieko Jongerius [hoofd- en eindred.
Frank van den Hoven; taalk. adv. Gerrit-
ta van den Bergh]. Leerdam: Filatop,
[2002]; 288 p. ISBN 90 803027 5 9.
Deze reisgids geeft een representatief
beeld van alle steden, wijken, dorpen, na-
tuurgebieden, landgoederen en waterlo-
pen in de Krimpenerwaard en Lopiker-
waard. Ook komen de vijftig kleine dorp-
jes en buurtschappen in de betreffende
gebieden uitgebreid voor het voetlicht.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan
naamsverklaringen en gemeentelijke her-
indelingen. Bovendien zijn de meeste ker-
ken uit de regio beschreven.
Lombok bedrijvengids: ondernemer-
schap uit de wijk I
[productcoörd. Janny
Nieboer; fotogr. Eut van Berkum].
Utrecht: Thubalo Advies, [2002]; 104 p.
Deze (tweede) gids toont een mix van
bedrijven en winkels met een lange ge-
schiedenis in de Kanaalstraat, Damstraat
en elders in de wijk Lombok. Hiernaast
ook creatieve dienstverleners en mensen
met een verrassend aanbod. (De eerste
gids geeft een overzicht van onderne-
mers die vanuit hun woonhuis opereren)
Amersfoort binnen de poorten: een ei-
genzinnige kijk op de historische binnen-
stad I
onder red. van Manon Mesdag en
Gerard Raven; m.m.w. van Cor van den
Braber e.a.; fotogr. Jan en Bep van de
Nieuwegiessen. Zaltbommel: Europese
Bibliotheek, 2002. Uitgegeven met me-
dewerking van het Bureau Monumen-
tenzorg, Gemeentearchief Amersfoort,
de Gemeentelijke Archeologische Dienst
en het Museum Flehite Amersfoort
i.s.m. Boekhandel Veenendaal te Amers-
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Opvallend anders: de Amersfoortse Phoe-
nix brouwerij 1873-1970 I
Onno Kleefkens
[onder red. van Wim Maas en Mathieu Ja-
cobs]. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw,
2001; 112 p. ISBN 90 6707 518 3
Geschiedenis van de Amersfoortse fami-
liebrouwerij Phoenix, die in de wil tot
overleven steeds met vernieuwingen
kwam en zich hiermee onderscheidde als
pionier op marketing en technisch gebied.
Na een inleiding van het ambachtelijk
proces van bier tot industrieel product vol-
gen de bepalende periodes in de geschie-
denis van het bedrijf Boek bevat veel
beeldmateriaal van de opvallende vorm-
geving van huisstijl en reclame-uitingen.
De Swillenscollectie: de icunsthistorische
verzameling van het Kunsthistorisch In-
stituut te Utrecht I
met bijdr. van Wilma
van Giersbergen e.a. onder red. van An-
nemieke Hoogenboom en Inemie Ge-
rards. Vianen: Optima, 2002 (Nobelreeks
deel 5). Met als bijlagen: De samenstel-
ling van de Swillens-collectie in 1940 /
Jolande Prudon; Bibliografie van de be-
langrijkste publicaties van P.T.A. Swil-
lens / Roman Koot. ISBN 90 76940 09 6.
Deze collectie omvat de verzameling
voorwerpen en documentatie over de ge-
schiedenis van de kunsttechnieken in be-
zit van het Kunsthistorisch Instituut van
de Rijksuniversiteit Utrecht. De collectie is
bijeengebracht door P.T.A. (Piet) Swillens
(1890-1963), als technisch tekenaar en
amanuensis aan het Instituut verbonden.
Daarnaast speelde Swillens een actieve
rol in het Utrechtse kunstleven.
De Bethune: van het verleden naar het
heden I
[De Bethune Commissie]. Z.p.:
De Bethune Commissie, 2002; 132 p.
De Bethunepolder is een beeldbepalend
gebied binnen de gemeentegrenzen
van Maarssen. Het gehele poldergebied
zal op termijn een verandering doorma-
ken van landbouwbestemming naar na-
tuurgebied en recreatie. Deze speciale
181
vereniging Oud«Utrecht
december 2002
-ocr page 180-
'De uitzichten zeer mooi en het huis solide'
Het landhuis Molenbosch vanJ.D. Zocher jr. (1791-1870) exact gedateerd
'Lieve Anni. De kap is nu op het huis en gisteren zijn er 2 vlaggen opgehezen.'
Dat schrijft J.B. Stoop in de zomer van 1850 aan zijn dochter over de bouw van het
landhuis op zijn buitenplaats Molenbosch. Volgens de literatuur was het huis
echter al tien jaar daarvoor voltooid. Hoe een foutieve interpretatie van een late
creatie van (tuin)architect Zocher een vroege schepping maakte en hoe familiebrie-
ven nieuw licht op oude zaken werpen.
R.P.M. Rhoen
Familiearchieven bevatten vaak
gegevens die ergens anders niet
te vinden zijn. Zo bevinden zich
in het archief van de familie De
Beaufort brieven van de bouw-
heer van het landhuis op de bui-
tenplaats Molenbosch waarin
hij, zij het fragmentarisch, de
bouwgeschiedenis beschrijft. Op
zoek naar archiefstukken over
Molenbosch zullen de meeste
onderzoekers de index op de in-
ventaris van dit familiearchief
gebruiken. Daarbij zien zij dan
over het hoofd dat in andere in-
ventarisnummers ook gegevens
over Molenbosch kunnen zitten,
zoals de correspondentie tussen
familieleden en vrienden. Hoe-
veel tijd dat ook moge kosten,
een onderzoeker die kwaliteit wil
leveren, moet zulke bronnen ook
bestuderen.
die in haar studie over architec-
tuurtekeningen van vader en
zoon Zocher het landhuis dateert
tussen 1836 en 1840 {Architectuur
als sieraad van de natuur [...].
Rot-
terdam 1991). Al deze auteurs ba-
seren zich op bestaande litera-
tuur. Moes verrichtte daarnaast
archiefonderzoek, zij het met
een zekere beperking, omdat
haar onderzoek anders te om-
vangrijk dreigde te worden.
De meeste publicaties over de
buitenplaats Molenbosch aan de
Driebergseweg in Zeist noemen
steevast 1837 als bouwjaar van
het landhuis. Roland Blijdenstein
vermeldt dat jaar in zijn naslag-
werk van Zeister monumenten
Zeist, groei en bouw (Zeist 1984),
wat herhaald wordt in Monu-
menten in Nederland. Utrecht
(Zeist/Zwolle 1996). Iets voor-
zichtiger is Constance D.H. Moes
De vroegstbekende afbeel-
ding van Molenbosch uit
1869 van Lutgers uit
^g2
              'Gezigten in de om-
streken van Utrecht'
Illustratie: Gemeente-
archiefZeist
-%
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 181-
'Heerenhofstede'
In 1835 verkociit de weduwe Mar-
garetha van Oostliuyse van Rij-
senburg de Jongh aan Joliannes
Bernardus (ook wel Jan Bernard)
Stoop voor 8.000 gulden een bos.
Het perceel, bijna 17 hectaren
groot, werd begrensd door de
Driebergseweg, de Molenweg, de
Arnhemse Bovenweg en een ge-
deelte van de Heideweg. Het
stond bekend als Het Molenbosch.
Dat bos was volgens de notariële
akte beplant met 'opgaande den-
nenbomen als met kaphout'. Vol-
gens het kadaster bestond twee-
derde uit dennenbos en het overi-
ge deel uit ander bos.^
De koper J.B. Stoop (1781-1856)
woonde in Amsterdam. Hij was
firmant van het bankiershuis
Hope & Co. Hij was al jong we-
duwnaar geworden van Marga-
retha Laurentia Brender a Bran-
dis (1790-1815). Uit het huwelijk
met haar had hij één dochter
Anna Aleida (1812-1885), die hij in
zijn brieven steeds Anni noemt.
Zij trouwde in 1841 met Arnoud
Jan de Beaufort (1797-1866).
Dat het landhuis op Molenbosch
in 1837 gebouwd zou zijn, is
steeds aangenomen op gezag
van J.B. Christemeijer. In zijn
boek Het lustoord tusschen Am-
stel en Grebbe en elders in het
Sticht van Utrecht
(Schoonhoven
1837) schrijft hij: 'Zoo even kwa-
men wij nog voorbij eene plaats,
het Molenbosch genaamd, al-
waar op nieuw eene heerenhof-
stede wordt aangelegd.' Die zin
heeft meer dan honderdvijftig
jaar de mensen op het verkeerde
been gezet. Ze namen aan Chris-
temeijer hiermee het landhuis
bedoelde. Doch dat is onjuist.
Christemeijer had het over een
'heerenhofstede' waarmee hij de
tuinmanswoning bedoelde die
toen gebouwd werd. Een beves-
tiging hiervan vinden we in het
kadaster van dat jaar.^
De eerste tuinman die deze wo-
ning bewoonde, was Jacobus
(van) Achterbergh (Zeist 1794-?).
Volgens het volkstellingsregister
van 1839 woonde hij op het adres
Stoetwegen 12. In de eerste helft
van de 19e eeuw werd voor de
nummering van de huizen de
oude indeling volgens de dorpsge-
rechten waaruit Zeist bestond, ge-
bruikt. Molenbosch lag in het
voormalige gerecht Stoetwegen.
In maart 1835 woonde Achter-
bergh nog op Nooitgedacht, in die
tijd 'Nieuw Zeyst' genoemd. In een
notariële akte uit 1841 die Achter-
bergh liet opmaken, staat: 'wo-
nende op de plaats genaamd het
Molenbosch.' In verschillende ak-
ten van de burgerlijke stand wordt
hij tot 1829 aangeduid als dag-
Johannes Bernardus Stoop
(1781-1856) op een
schilderij van vermoedelijk
Ch. H. Hodges
Foto: Het Utrechts Archief
Foto van het landhuis
Molenbosch, afkomstig uit
het fotoalbum dat Anna
Aleida Stoop en Johannes
Bernardus de Beaufort
aangeboden kregen bij hun
zilveren bruiloft in 1895
Iconografisch Bureau
Den Haag, Foto: Het
Utrechts Archief
183
vereniging Oud -Utrecht ^EJi
december 2002
-ocr page 182-
de oranjerie (genummerd Drie-
bergseweg 7A) afgebroken.
Voor Stoop ontbrak de nood-
zaak om binnen enkele jaren na
aankoop van Molenbosch een
landhuis te laten bouwen. Hij
bezat immers al een buitenhuis
aan de Utrechtseweg, vlakbij de
huidige Montaubanstraat. Het
huis staat afgebeeld in de Atlas
van Mourot Cezigten van bui-
tenplaatsen en gebouwen gele-
gen tusschen de Stad Utrecht en
rfe Grebbe (Utrecht i829).3
In de bevolkingsadministratie
van Zeist wordt Stoop twee keer
op dit adres vermeld. De eerste
keer in het register van de volk-
stelling die in 1839 gehouden
werd, waarin zijn naam als be-
woner wordt vermeld. De vol-
gende keer was in 1851. Bij de in-
voering van het bevolkingsregis-
ter in 1851 werden de bewoners
per huis vermeld. Omdat Stoop
in Amsterdam woonde, kon hij
niet in het bevolkingsregister
van Zeist worden opgenomen en
daarom staan in het bevolkings-
register bij zijn huis geen bewo-
ners vermeld. Wel heeft men
met potlood aangetekend 'de
Heer Stoop'. Hij bewoonde begin
1851 dus nog steeds zijn buiten
aan de Utrechtseweg.
'Lieve Anni'
De brieven die Stoop schreef aan
zijn dochter Anni werpen een
nieuw licht op de bouwgeschie-
denis van het landhuis. In acht
van de 64 bewaard gebleven
brieven schreef hij over het nieu-
we huis dat hij op Molenbosch
liet bouwen.
De eerste keer dat Stoop iets
over het nieuwe huis schrijft, is
in zijn brief van woensdag 2 mei
1849: 'Ik heb nu te Zeist de lig-
ging van het huis bepaald en
men was maandag [=30 april]
aan het graven van de funda-
menten. Ik denk dat er nog vrij
wat te praaten misschien te has-
pelen zal zijn voor dat de romp
gereed Is, maar door de opzichter
zal nog al veel gedaan kunnen
worden. Het zal mij aangenaam
Bouwtekening met huurder. In 1832 is hij hovenier en
plattegrond aanzichten en in 1835 wordt hij tuinman ge-
doorsnee van het landhuis noemd. Jan Hendrik Struve (Leus-
Molenbosch, ca. 1849 den 1820-Zeist i88i) is hem in 1846
Bronenfoto: als tuinman opgevolgd en be-
Het Utrechts Archief woonde ook de tuinmanswoning.
De tuinmanswoning is thans Drie-
bergseweg 7C genummerd.
Koetshuis en oranjerie
Op grond van stijlkenmerken
wordt J.D. Zocher jr. als architect
van het tuinmanshuis genoemd.
In opdracht van Stoop zou deze
ook de aanleg van de buiten-
plaats hebben uitgevoerd. De
enige bron daarvoor is P.J. Lut-
gers die in Cezigten in de omstre-
ken van Utrecht
(1869) schrijft:
'Het Molenbosch mede aan den
Straatweg, dankt zijn schoonen
aanleg weder aan het talent des
Heeren Zocher [...].'
Stoop heeft met het oog op de
aanleg opzettelijk een aantal ja-
ren gewacht eer hij dit landhuis
liet bouwen. Op 11 juli 1850
schreef hij aan zijn dochten 'Maar
de groote zorg was nu over het
,8-                                     plantsoen. Gelukkig dat ik er veel
oude boomen heb en mij de nieu-
we niet zoo zwaar aantrek, maar
men ziet wat het geweest zou zijn
indien het plantsoen tegelijk met
het huis had moeten komen.'
De landschappelijke parkaanleg
met de slingervijver heeft Stoop
in 1837 laten uitvoeren. Op 27 de-
cember 1836 verleenden Gedepu-
teerde Staten van Utrecht aan
hem een vergunning tot het leg-
gen van een duiker onder de Drie-
bergseweg. Stoop schrijft in zijn
rekest: 'Dat hij het voornemen
heeft, op een kortlings door hem
aangekocht stuk grond [...] eeni-
ge uitgravingen tot het verkrij-
gen van water te doen bewerk-
stelligen.' Stoop heeft het hier
over het graven van de vijver.
Als architect voor de bouw van
het landhuis heeft hij in 1849 Zo-
cher aangetrokken. Als de bewe-
ring van Lutgersjuist is, zal Stoop
die keuze gemaakt hebben op
grond van zijn eerdere contacten
met hem, die trouwens al terug-
gaan tot 1831.
Stoop heeft ook nog een koets-
huis annex stalgebouw (thans
genummerd Driebergseweg 7B)
neergezet. Volgens de gegevens
van het kadaster is dat gebouw
in 1854/1855 gebouwd. Mogelijk
moeten we dit werk toeschrijven
aan een plaatselijke aannemer.
De buitenplaats bezat ook een
oranjerie. Die stond aan de rech-
terkant van de oprijlaan komen-
de van Zeist, dichtbij de Drie-
bergseweg. De oranjerie werd in
1873 gebouwd in de periode dat
Stoops dochter Anna Aleida de
Beaufort Stoop Molenbosch be-
woonde. Rond 1962 toen de ge-
meente Zeist eigenaresse was, is
%
iglng Oud'Utrecht
december 2002
-ocr page 183-
waarin hij over het nieuwe huis
schrijft is te dateren vóór n juli
1850. Sinds de laatst bewaarde
brief waarin hij haar informeer-
de over zijn nieuwe huis, is ruim
een jaar verstreken.
Hij schrijft haar: 'De kap is nu op
het huis en gisteren zijn er 2
vlaggen opgehezen, maar ik heb
gezegd dat zij ze gisterenavond
wel konden inhaalen. Er is nog
een en ander aan de kap te doen,
maar men zal deze week tog
reeds beginnen met het beschie-
ten van het dak, waarvoor de
planken reeds gereed zijn, en
men verwacht deze week ook de
leien voor het dak, zoo dat het nu
nog al beter gaat als men ge-
dacht had. Nu zal de steen ge-
reed gemaakt moeten worden,
maar nu komt de vraag moeten
de namen voluit of enkel J.B. -
W.H. en W.C. de Beaufort? En
moeten ze in die volgorder om-
dat ze zoo de steenen gelegd
hebben? Of moeten zij naar de
jaaren volgen en dan gezegd
worden dat de 3 eerste steenen
gelegd zijn door.... Het kan nu al-
les nog gemaakt worden zoo als
gij het het liefs hebt.'
In deze ongedateerde brief
schrijft hij ook over het leggen
van de leien op het dak. In zijn
brief van 11 juli 1850 heeft hij het
er over dat het werk van de lei-
dekker een aanvang kan nemen.
De hiervoor geciteerde brief moet
dan voorafgaan aan de brief van
11 juli 1850. De initialen J.B. staan
voor Johannes Bernardus (1847-
1924), W.H. voor Willem Hendrik
(1845-1918) en W.C. voor Wilhel-
mina Cornelia (1843-1927).
In zijn brief van donderdag 11
juli 1850 schrijft hij: 'Met het
werk op het Moolenbosch be-
gint het nu te vorderen. Maan-
dag zou de lijdekker beginnen.
Boven was men bezig met de
planken voor de zolder. In een
van de zijkamers waren die
reeds gelegd en aan de andere
kamers zou men maandag be-
ginnen. Maar de groote zorg
was nu over het plantsoen. Ge-
lukkig dat ik er veel oude boo-
zijn wanneer het eens zoo ver is,
dat wij ons alleen met het in-
wendige bezig t[e] houden zul-
len hebben. Voornamentlijk bo-
ven zullen wij misschien nog wat
te veranderen en te verschikken
hebben maar er is groote ruimte.
Er is dus plaats.' Uit deze brief
blijkt ook dat de bouwplannen
nog niet helemaal vast stonden.
Brief van zondag 6 mei 1849: 'Ik
heb gisteren gesproken over het
leggen van de eerste steen. Hier
doed [sic] men het als het metse-
len begind, maar het komt mij
voor dat het beginnen moet met
de eerste steen die in den grond
gelegd word. In dat geval zou
men woensdag de jeugd kunnen
afwachten. Maar met de eerste
metzelsteen zal het nog eenige
dagen kunnen duuren. Wanneer
gij het nu met mij eens zijt dan
kunnen de kinderen woensdag
komen en ieder kan dan wel een
steen leggen. Wij willen dan [als]
zij komen dan hier coffij drinken,
of eeten, zoo als zij het verkiesen.
Hebt dan de goedheid het waar
en tijd te laten weeten.' De eer-
ste steen zoals Stoop dat zag,
werd op 9 mei 1849 gelegd. Het
graven van de fundering heeft
ruim een week geduurd.
Brief van woensdag 23 mei
[1849]: 'Ik hoop dat het weder
dan goed zal zijn, zoo dat de kin-
deren buiten kunnen zijn. Zij
kunnen dan ook eens naar het
Molenbosch gaan en zien dat er
al vrij wat meer steenen liggen,
maar er zal nog vrij wat nodig
zijn voor dat men boven de
grond is, maar wij zijn nu aan de
lijn en gaan voort.' Bij deze brief
staat geen jaartal vermeld. Gelet
op de inhoud moet hij in 1849 ge-
schreven zijn. Verder bevat hij
geen informatie die van belang
is voor de bouw van het huis.
'Ruimte genoeg'
Een groot aantal van zijn brieven
aan Anni heeft Stoop niet geda-
teerd. Op één brief na, bevatten
de ongedateerde brieven geen
informatie over het nieuwe huis.
Die ene ongedateerde brief
men heb en mij de nieuwe niet
zoo zwaar aantrek, maar men
ziet wat het geweest zou zijn in-
dien het plantsoen tegelijk met
het huis had moeten komen.'
De leidekker is met zijn werk-
zaamheden op 8 juli begonnen.
Op maandag 5 augustus 1850 la-
ten hij zijn dochter weten: 'Met
het huis gaat het nu vrij goed
vooruit. Het is bijna geheel aan
de omzijde gevoegd en deze
week zou het restant van de stei-
ger geheel weg genomen kun-
nen worden. De meeste ramen
en glazen zijn er in, maar de trap
moet nog gemaakt. Er is een
noodtrap maar ik weet niet of
die blijft staan.'
Brief van woensdag 14 augustus
1850: 'De h[ee]r Willink heeft het
huis op het Moolenbosch van be-
neden af tot boven op de zolder
gezien. Zij vonden de uitzichten
zeer mooi en het huis solide. Ik
hoop dat gij het ook spoedig zult
kunnen komen zien. De nood-
trap is voldoende tot de 2e ver-
dieping. De andere is maandag
gereed. Maar het zal u ook niet
interesseeren hoe het daar is. Er
is ruimte genoeg.'
J.B. Stoop enkele jaren
voor zijn dood (ca. 1854)
Foto: Iconografisch Bureau
Den Haag
185
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 184-
De laatste brief waarin hij over
het nieuwe huis schrijft is van
maandag 16 september 1850: 'Ik
heb Montauban zondag nog
eens aangemaand. Hedenmor-
gen heb ik een brief van Zocher
[ontvangen] die mij ten 3 uuren
komt spreken. Hij had het wel
even kunnen laten vragen, maar
ik kan hem nu niet wel onver-
richter zake naar huis laten gaan
en zal alzo in plaats van een
[stuk] te wandelen eene lange en
misschien onaangenaame con-
versatie hebben. Enfin het moet
er nu door. Ik blijf er maar bij dat
het huis aanst[aand]e voorjaar
betrokken moet kunnen wor-
den.' In een postscriptum schrijft
Stoop: 'De conferentie met Z (=
Zocher, schr.) is nog al redelijk
spoedig afgeloopen [...] Het was
de oude klagt tegen M (=Mon-
tauban, schr.) en dat ik er aan-
staande jaar niet in zou kunnen.
Ik heb hem gezegd dat hij maar
moest zorgen dat de anderen ge-
reed waren en dat ik wel zorgen
zou dat het binnenwerk ook ge-
reed kwam, hetzij dan met een
of meer timmerlieden, ledere ka-
mer kan dan desnoods afzonder-
lijk behandeld worden.'
Het ging hier over de plaatselijke
timmerman Johannes Montau-
ban (1782-1876). Stoop had dus
onenigheid met Zocher over de
oplevering van het landhuis.
Stoop heeft in deze kwestie ge-
lijk gekregen.
De opzichter waar Stoop in zijn
brief van 2 mei 1849 over spreekt,
was de architect Willem Gerrit
de Bruijn ('s Gravenhage 1823-?).
Hij woonde in bij Struve, de tuin-
man van Molenbosch. Op 7 mei
1851 is De Bruijn naar Utrecht ver-
trokken. Rond die datum moet
de bouw van het landhuis zijn
voltooid en kon Stoop zijn nieuw
landhuis betrekken.
Molenbosch, een late Zocher
Volgens Moes moeten we het
landhuis Eikenrode in Loosdrecht
uit 1846 beschouwen als een va-
riant op Molenbosch. Zoals hier-
boven aangetoond, is Molen-
bosch echter gebouwd in 1849-
1850  en kon de eigenaar het in
1851   betrekken. Daarom is het
juist andersom: Molenbosch is
een variant op Eikenrode.
De auteurs van het deel over
Loosdrecht uit de MlP-reeks (Mo-
numenten inventarisatie provin-
cie Utrecht),
Hans Lagers en Ma-
rije Seraing, zeggen over Eikenro-
de dat er verschillende meningen
bestaan wie de ontwerper ervan
is. Zij schrijven: 'Het landhuis
doet zeer sterk denken aan het
landhuis Molenbosch in Zeist,
dat in 1838 door (tuin)architect
J.D. Zocher jr. werd ontworpen.
Vandaar dat het landhuis nogal
eens aan hem wordt toegeschre-
ven. Volgens de "eerste steen"
was de "bouwmeester" echter de
Loosdrechtse timmerman Jan
Streefkerk. Het omringende park
is na 1845 volgens familieleden
door J.D. Zocher jr. ontworpen.'
De tekst op die eerste steen luidt:
'De eerste steen gelegd 11 maart
1845 door mevr. J.C.S. Hacke, geb.
Elias. Voltooid 1 nov. 1846. Bouw-
meester J. Streefkerk.' Nu dringt
zich de vraag op of de grote Zo-
cher jr. zich bij het ontwerpen
van Molenbosch heeft geïnspi-
reerd op het Eikenrode van een
plaatselijke bouwmeester.
Moes geeft in haar onderzoek een
chronologisch overzicht van de
uitgevoerde ontwerpen van Zo-
cher. Haar opgave bevat 42 bouw-
werken. Vijf stuks kan zij niet
exact dateren. Molenbosch be-
hoort tot de categorie die wel te
dateren valt. Dat landhuis staat in
haar overzicht op de 20e plaats.
Zij gaat er immers uit van uit dat
Molenbosch tussen 1836-1840 ge-
bouwd werd. Nu de bouwperiode
precies bekend is, schuift dit
bouwwerk op in het overzicht van
het oeuvre van Zocher. Het komt
dan op de 36e plaats en komt
voor het landhuis Middenhoek in
Loenen aan de Vecht uit 1854.
Daarmee behoort het tot een van
de latere werken van Zocher.
R.P.M. Rhoen is gemeentearchivaris in
Zeist en redactielid van Oud Utrecht
Noten
1.   Moes (1991, p. 121) doet het voorko-
men alsof de buitenplaats Molenbosch
met het landhuis en de tuinmanswo-
ning een onderdeel vormen van een
uitgestrekt landgoed. Dat is echter niet
juist. Stoops bezittingen onder Auster-
litz behoorden niet tot Molenbosch. Zij
vormden geen aaneengesloten geheel.
2.   In de opgave van het gemeentebestuur
van Zeist aan het kadaster uit 1837 van
de van 1 mei 1836 tot 1 mei 1837
nieuw gebouwde of vergrote
gebouwen komt onder nummer 10
voor 'Eene tuinmanswoning, geheel
nieuw gesticht'. De woning was
gebouwd op het perceel kadastraal
bekend sectie E nummer 111, waarmee
het bosperceel Molenbosch kadastraal
werd aangeduid. Als eigenaar wordt
.Stoop opgegeven. Als aanmerking staat
hierbij: 'Wel voltooit doch nog niet
betrokken.' Als bouwjaar wordt
daarbij 1837 opgegeven.
3.   Omdat het landhuis geen naam droeg,
wordt het in de Atlas aangegeven met
een tak. Stoop had dit huis op 8 no-
vember 1823 gekocht van Matthijs
Verdonk en zijn echtgenote lohanna
Hijkamp.
Bronnen
Archief van de familie De lieaufort, 1556-
1976, inv.nrs.654,657en 1763; Het
Lltrechts Archief
Anhief der gemeente Zeist, 1599-1905,
inv.nrs. 156 (ag.nr. 94), 157 (ag.nr.
110), 158 (ag.nr. 88), 159 (ag.nr. 94),
172(ag.nr. 365), 174 (ag.nr. 1149), 435
(volkstellingsregister 1829), 436 (volk-
stellingsregister 1839), 450 (bevol-
kingsregister nr. 1, deel 2, f. 640v,-642)
en 452 (bevolkingsregister nr. 2, deel 2,
f 24V.-248); Gemeentearchief Zeist.
J.B. Christemeijer, Het lustoord tusschen
Amstel en Grebbe en elders in het Sticht
van
(7frec/i( (Schoonhoven 1837).
Hans Lagers en Marije Seraing, Loosdrecht,
geschiedenis en architectuur. Monumen-
ten-inventarisatieprovincie Utrecht
(Zeist 1998).
P.j. Lutgers, Gezigten in de omstreken van
Utrecht {z.p.
1869).
Constance D.H. Moes, Architectuur als sie-
raad van de natuur. De architectuurte-
keningen uit het archief van J.D. Zocher
jr. (1791-1870) en LP. Zocher (1820-
/9i5j (Rotterdam 1991).
i86
vereniging Oud<Utrecht
december 2002
-ocr page 185-
'Doelmatig, veilig en sober, maar wel humaan'
Utrechtse gevangenissen 6 (slot): de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
Het ziet er uit als een modern, high tech bedrijfspand, maar het is
een huis van bewaring. In Nieuwegein staat een van de nieuwste
penitentiaire inrichtingen in ons land. Het regime is sober - wie
tv wil kijken moet betalen - en binnenkort zitten de gedetineer-
den waarschijnlijk met zijn tweeën in één cel. Laatste aflevering
van de serie over Utrechtse gevangenissen.
Has Seulijn
en tegelbakker Adriaen van Oort
daar een buitenplaats die hij naar
het stuk land De Liesbosch noem-
de. In de 18e eeuw kwam er een
steenbakkerij op het landgoed en
werd het huis ingrijpend ver-
bouwd. De naam De Liesbosch
ging geleidelijk over op het hele
weilandengebied achter de
steenbakkerij. Na de sluiting van
de steenbakkerij in 1939 kwamen
huis en fabriek leegtestaan en in
1947 werden de inmiddels verval-
len gebouwen afgebroken.
Ten zuiden van de steenbakkerij
werd in 1903 aan het kanaal een
scheepstimmerwerf opgericht,
die ook De Liesbosch werd ge-
noemd. In 1935 kwam deze werf
in bezit van de Amsterdamsche
Ballast Maatschappij
die later op-
ging in het bouwbedrijf Ballast
Nedam.
De werf werd in de loop
der jaren aanzienlijk uitgebreid
naar het oosten, maar kende een
neergang in de jaren tachtig.
Waar de buitenplaats, de steen-
bakkerij en de eerste scheeps-
werf stonden, is nu het hoofd-
kantoor van Ballast Nedam ge-
bouwd. Niets in het uitzicht van
de gevangenis herinnert nog aan
deze vroegere bestemmingen.
Maar daarvoor is een levendig
beeld in de plaats gekomen met
bouwnijverheid, diverse bedrij-
ven en het immer voortrazende
verkeer op de A12.
Terugkeer van de
vleugelgevangenis
De Penitentiaire Inrichting Nieu-
wegein is de laatst gebouwde ge-
vangenis van de vorige eeuw. In
de 20e eeuw werden er in Neder-
land aanvankelijk nauwelijks nieu-
we gevangenissen gebouwd maar
vanwege een explosieve stijging
van de criminaliteit moesten van-
af 1985 grote bouwplannen wor-
'ü^
|*f- i^^^s^Sü»^
^^^^^^B\
1 "M'^Sfl; MllHHH'
m
Kk
ülifl
Wm
1». * mi
c
Interieur van een van de
vleugels
Foto: Sjaak Delpeut
De Penitentiaire Inrichting Nieu-
wegein, voltooid in 1999, is ge-
bouwd op het bedrijventerrein
De Liesbosch in Nieuwegein, aan
de oostzijde van het Merwedeka-
naal. Tot 1970 maakte deze wijk
deel uit van de gemeente
Jutphaas. Het gebied waar nu de
inrichting staat behoorde lang
tot het uitgestrekte bedrijfster-
rein van de scheepswerf van Bal-
last Nedam. Na de teloorgang
van de werf stootte het bouwbe-
drijf het terrein in de jaren ne-
gentig grotendeels af, maar be-
hield een strook land langs het
kanaal voor de nieuwbouw van
het eigen hoofdkantoor. Op het
vrijgekomen gebied was de ge-
vangenis een van de eerste
bouwwerken en na de voltooiing
stond de inrichting aanvankelijk
eenzaam en afgelegen op een
grote zandvlakte. Nu zijn er vele
bouwactiviteiten rond de gevan-
genis. De Liesbosch wordt inmid-
dels beschouwd als 'toplocatie
aande A12'.
Buitenplaats en scheepswerf
Voor de aanleg van het Merwe-
dekanaal maakte dit gedeelte
van het kanaal deel uit van de
Vaartsche Rijn. In de 17e eeuw lag
aan de oostzijde hiervan een
drassig gebied in de polder
Laagraven. Bij het kanaal ging dit
over in een moerasachtig terrein
dat De Liesbosch werd genoemd,
omdat er bosschages waren en er
de rietsoort Lies groeide. In 1659
bouwde de rijke Utrechtse steen-
187
vereniging Oud>Utrecht
december 2002
-ocr page 186-
stijging van de criminaliteit. Mede
onder druk van de publieke opinie
legden de rechters niet alleen veel
meer, maar ook steeds langere
straffen op. In een hoog tempo
moesten nieuwe inrichtingen
worden gebouwd. In het laatste
decennium van de 20e eeuw werd
het aantal cellen in Nederland vrij-
wel verdubbeld.
De nuchterder kijk op vrijheids-
straf had gevolgen voor de bouw
van de nieuwe inrichtingen. Doel-
matigheid, veiligheid en sober-
heid kwamen nu op de voorgrond
te staan. De ontwerpers grepen
sinds de tweede helft van de jaren
tachtig terug op het aloude con-
cept van de vleugelgevangenis,
waarin een beperkt aantal per-
soneelsleden veel cellen kunnen
overzien. De P.I. Nieuwegein is
ook volgens dit model gebouwd.
Vanuit de lucht is er zelfs een op-
merkelijke gelijkenis met 19e
eeuwse vleugelgevangenissen als
Het Wolvenplein in Utrecht (zie
Oud-Utrecht 2002, nummer 3).
Het Wolvenplein heeft van boven
gezien de vorm van een enkel
kruis en de P.I. Nieuwegein ziet er
uit als een verdubbeling daarvan.
Toch heeft de inrichting, ondanks
de sobere en doelmatige bouw,
geen grimmige uitstraling. Waar
veel 19e eeuwse inrichtingen, zo-
als bijvoorbeeld in Scheveningen,
nog een afschrikwekkend voorko-
men moesten hebben, kenmer-
ken de laat 20e eeuwse inrichtin-
gen zich door een verhullend
vriendelijk uiterlijk.
Ook de P.I. Nieuwegein is vanaf de
A12 nauwelijks herkenbaar als ge-
vangenis. De zwarte, grijze en wit-
te stenen en zachtgele ringmuur,
in combinatie met de afwisselen-
de bouw van de vleugels geven
het gebouw zelfs een aantrekkelij-
ker aanzien dan sommige grof
neergezette bedrijfspanden in de
omgeving. Inwendig zijn er ruim
opgezette gedetineerdenafdelin-
gen die dankzij grote bovenlichten
verrassend licht zijn. Ook de cellen
zijn voorzien van grote ramen en
hebben een vaste kastenwand en
vaste tafel, een toilet en in de
voormalige vrouwenunit zelfs een
douche. In totaal zorgen 130 peni-
tentiair inrichtingswerkers voor de
dagelijkse begeleiding van de ge-
detineerden. Hoewel het gebouw
meestal gemakshalve 'de gevan-
genis' wordt genoemd, is de in-
richting formeel gezien een huis
van bewaring, waar gedetineer-
den preventief zijn ingesloten in
afwachting van hun veroordeling.
In een gevangenis verblijven al-
leen veroordeelden.
Televisie in ruil voor werk
De gedetineerden volgen in de in-
richting een strak geordend pro-
gramma dat voor 20 uur per week
uit arbeid bestaat. In een huis van
bewaring is arbeid niet verplicht,
maar wie niet gaat werken, moet
gedurende die tijd op cel blijven.
Met inpak- en montagewerk-
zaamheden kunnen de gedeti-
neerden 64 eurocent per uur ver-
dienen. Hiervan kunnen ze bij-
voorbeeld een televisie huren of
rookwaren bestellen. Naast ar-
beid is er één uur bezoek per
week, één uur per dag luchten,
anderhalf uur sporten per week
en zes uur gezamenlijke recreatie.
den uitgevoerd. De laatste inrich-
tingen die voor deze grote bouw-
golf werden gerealiseerd, waren
Overmaze in Maastricht (1975) en
Over-Amstel ofwel de Bijlmerbajes
in Amsterdam (1978). Deze gebou-
wen maken aan de buitenkant
weliswaar een grootschalige in-
druk, maar zijn inwendig verdeeld
in geheel gescheiden kleine afde-
lingen. In de jaren zeventig waren
de inzichten over gevangenisstraf
ingrijpend gewijzigd. Humanise-
ring van de detentie was de be-
langrijkste drijfveer geworden. Er
kwamen methodieken om in klei-
ne leefgroepen aan resocialisatie
te werken. De optimistische visie
uit de jaren zeventig werd echter
al snel achterhaald door economi-
sche teruggang en een enorme
De buitenplaats De
Liesbosch in de oor-
spronkelijke opzet
Ets door J.C. Philips naar
D. van den Burg, 1754
Foto: Het Utrechts Archief
^^^^^^
1
f^ r" 't inil
1^ w ^Bt 1
Links: De drie
beveiligingsringen
Foto: Sjaak Delpeut
Rechts: Entree van
de P.I. Nieuwegein
Foto: Sjaak Delpeut
188
vereniging Oud*Utrecht
december 2002
-ocr page 187-
Aanvankelijk was de inrichting in-
wendig verdeeld in twee strikt ge-
scheiden units voor twee verschil-
lende gedetineerdenpopulaties:
mannen en vrouwen. Daarom zijn
alle voorzieningen voor de gedeti-
neerden, zoals zalen voor sport,
arbeid en bibliotheek, dubbel aan-
gelegd. Een kantoorvleugel en
een loopbrug werden zo tussen
de twee units gesitueerd, dat de
gedetineerden uit de twee onder-
delen elkaar zelfs niet kunnen
zien. Bij de opening in 1999 had-
den de units ieder i68 cellen en de
gevangenis behoorde met haar
336 plaatsen tot de grotere
nieuwbouwinrichtingen van het
land. De units hebben ieder één
afdeling van 72, één van 48 en
twee van 24 cellen. De spectacu-
laire loopbrug die tevens de toe-
gang tot de inrichting vormt, be-
gint aan de zuidzijde in een aardig
toegangsgebouwtje met een por-
tiersloge op de eerste verdieping.
De brug loopt over de transpor-
thof heen en maakt het zo moge-
lijk deze ten volle te benutten.
Snelle veranderingen
In 2001 werd de vrouwencapaci-
teit verplaatst naar de inrichting
in Nieuwersluis. Die locatie werd
daartoe meer geschikt geacht (zie
Oud-Utrecht 2002, nummer 5). De
P.l. Nieuwegein behoort tot de in-
richtingen met een zware beveili-
ging, wat voor vrouwendetentie
niet nodig is. De omtrekbeveili-
ging bestaat voor beide units nu
uit drie ringen. Er is een hoge ring-
muur met alarmdraden en came-
rabeveiliging, daarbinnen staat
op afstand een hoog hekwerk
met fijnmazig gaas, een omklap-
mechanisme en een alarmbeveili-
ging en daarbinnen nog een lager
hek. Alle ramen zijn ten overvloe-
de voorzien van zwaar traliewerk.
De dubbele gedetineerdenvoor-
zieningen en ruime opzet van het
gebouw maakten het mogelijk
nog enkele uitbreidingen te reali-
seren. In 2002 werd een nood-
voorziening met 24 cellen op de
transporthof bijgebouwd. Een ex-
tra vleugel met 30 cellen wordt
thans bijgebouwd in de Noord-
westelijke hoek van het terrein en
zal in maart 2003 gereedkomen.
De onveranderd hoge druk op de
celcapaciteit zal mogelijk al in
2003 leiden tot een gedeeltelijke
dubbele celbezetting. Ongetwij-
feld zal de inrichting in de toe-
komst nog vele malen worden
aangepast aan de zich steeds wij-
zigende visie op detentie en aan
de vooralsnog toenemende vraag
naar cellen.
Has Seulijn is unitdirecteur in de P.l.
Nieuwegein
Literatuur
M.A. Petersen, Gedetineerden onder dak
(Den Haag 1978).
W. Rothuizen, Gezichten van Justitie {Den
Haag 1998).
G.H.P. de Waard, 'Van buitenplaats tot
steenbakkerij, de historie van De Lies-
bosch', Cronyckde Geyn, juli 1988.
G.H.P. de Waard, 'Scheepswerf en machi-
nefabriek De Liesbosch', Cronyck de
Geyn, januari 1990.
C.C.S. Wilmer, Buitens binnen Utrecht
(Vianen 1982).
De gedetineerden worden vier
avonden per week om 20 uur in-
gesloten voor de nacht en de an-
dere drie dagen al om 17 uur. Wie
een regel overtreedt krijgt een
straf, waarbij hij al gauw drie da-
gen zonder televisie op cel moet
blijven. Bij ernstige overtredin-
gen, zoals bedreigingen of ge-
weld tegen personeel, kan een ge-
detineerde tot veertien dagen in
een kale strafcel worden ingeslo-
ten. Toen in 1999 - bij wijze van
generale repetitie voor het perso-
neel - enkele tientallen 'gewone'
burgers de kans kregen om twee
dagen te komen 'proefzitten', be-
stond daarvoor een overweldi-
gende belangstelling. Maar zon-
der uitzondering was een ieder na
minder dan een weekend in de cel
ervan overtuigd dat het leven in
een huis van bewaring helemaal
niet lijkt op het verblijf in een ho-
tel, zoals zo vaak wordt beweerd.
Dubbele voorzieningen
De inrichting werd in opdracht
van Rijksgebouwendienst in on-
geveer 20 maanden voor 55 mil-
joen gulden gebouwd door
hoofdaannemer Ballast Nedaiv
ICB.
De ingebruikname vond
plaats in juli 1999. De totale
stichtingskosten kwamen uit op
71 miljoen gulden. Het ontwerp is
van Archivolt Architecten uit Die-
men. Nieuwegein was de laatste
inrichting uit een kleine reeks:
eerder werden volgens hetzelfde
recept de inrichtingen in Almelo,
Almere en Zoetermeer gebouwd,
maar deze gebouwen zijn kleiner
dan Nieuwegein.
Links: Luchtfoto van het
complex kort voor de ople-
vering 1999
Foto: De Jong Luchtfoto-
grafie, Zeist
Rechts: Luchtplaats /
sportterrein
Foto: Sjmk Delpeut
189
%
Oud.Utrecht
vereniging
december 2002
-ocr page 188-
De sloop van de Stevensfundatie
Hoofdgebouw van de Ste-
vensfundatie op de hoek
Bihstraat / Kruisstraat. Dit
deel van het hofje is be-
waard gebleven.
Alle foto's: Machteld Versnel
Machteld Versnel (toen nog: Machteld Schmitz) woonde in de jaren zestig
samen met vele andere studenten in het hofje van de Stevensfundatie aan de
Bihstraat/ Kruisstraat in Utrecht. In een terugblik vertelt ze over de bewoners,
het bijzondere karakter van het hofje en vooral de acties in 1967 en 1968 tegen
de voorgenomen sloop. Die vormden de opmaat voor haar latere bemoeienis
met de Utrechtse politiek.
meeste studenten nog bij een
hospita woonden en wij niet.
Het was een apart stel. Ik weet
nog dat op de hoek een student
woonde die een Harley Davidson
had, en die had hij helemaal uit el-
kaar gehaald. Alle onderdelen hin-
gen door zijn hele huis heen.
Al snel kwam mijn vriend Hans
(Versnel) ook in het complex wo-
nen. Maar er was wel onder-
scheid tussen de gedeelten waar
meisjesstudenten woonden en
waar de jongens zaten. Dat was
bewust zo gedaan en op de over-
gang woonde dan het studen-
tenechtpaar. Die man en vrouw
hielden toezicht op het complex.
Zij hadden ook de enige telefoon
van het complex. Als je wilde bel-
len moest je dat bij hen vragen
en ook als je gebeld werd, ging
dat via hen. Nu hadden we wel
allemaal een loper, dus je kon zo
naar binnen lopen als je wilde. Ik
hockeyde op zondag en dan wil-
de ik wel tevoren weten of de
wedstrijd doorging. Dan hing ik
daar de hele ochtend bij dat
huisje rond om te horen of er te-
lefoon voor me zou zijn.'
Bettinavan Santen
Machteld: 'Ik ben in 1960 op de
Stevensfundatie komen wonen. In
1959 was ik geschiedenis gaan stu-
deren vanuit Bilthoven, waar mijn
ouders woonden. Na een jaar op
en neer reizen wilde ik wel op ka-
mers. Ik had gehoord dat er ruimte
was in een hofje en dat leek me
wel leuk. Dus bij de Studenten
Huisvesting geïnformeerd en daar
bleek dat ik het wel samen met ie-
mand anders moest huren. Samen
met een vriendin hebben we toen
zo een heel huisje in de Stevens-
fundatie toegewezen gekregen.
Blijkbaar kwamen we op het juiste
moment, want we konden er zo
in. We betaalden ieder 30 gulden
voor een etage, samen dus 60 gul-
den voor het hele huisje. Wij zaten
in het gedeelte aan de Biltstraat,
dat er nu nog staat. Het hofje was
eigendom van de gemeente en die
vroeg 15 gulden per huisje nota
bene. De SSH maakte dus per huis-
je zo'n 45 gulden winst, maar het
aardige was dat we er als bewo-
ners van die extra guldens dingen
voor mochten laten doen aan de
woningen. Ik heb er toen een dak-
raam bij laten maken.
Hoewel er nog wel een enkele
oorspronkelijke bewoners woon-
den, waren het bijna allemaal
studenten. Wat heel bijzonder
was dat er studenten zaten van
alle verenigingen door elkaar:
Veritas, SSR, het Corps, de UVSV,
Unitas, een NVVSU-meisje. Alle-
maal door elkaar en dat was niet
zo gebruikelijk. En de vrijheid die
je er had: je moet nagaan dat de
190
%
iging Oud'Utrecht
december 2002
-ocr page 189-
met actievoeren. Prins Claus leek
ons wellicht wel bevattelijk voor
dit soort dingen, veel meer dan
prins Bernard. We hebben wel
antwoord gekregen van zijn se-
cretaris, waarin erkenning sprak
voor onze zaak, maar hij kon he-
laas niets voor ons doen.
Bij wie we wel gehoor vonden was
bij Pieter Singelenberg die archi-
tectuurgeschiedenis doceerde aan
de universiteit van Utrecht. Ik ken-
de hem via D'66. Pieter kwam bij
ons kijken en sloeg bijna steil ach-
terovertoen hij de huisjes van bin-
nen zag. "Dat zijn Philibert Delor-
me-spanten", zei hij.^ Inderdaad
was de kapconstructie van de huis-
jes wel apart. Bleek het een hele
bijzondere constructie te zijn. Pie-
ter heeft toen ook nog een brief
geschreven aan de gemeente
manak lazen we dat het hofje in
1859 gebouwd was voor prote-
stantse ambachtslieden. Architect
wasVanLunteren, telg van een be-
kende tuindersfamilie in Utrecht.
Het complex was heel modern
voor zijn tijd, het had bovenlichten
die je open kon zetten voor vrije
doorstroming van de lucht en
'geen hatelijke bedsteden', zoals
de Volksalmanak stelde.
Ook kwamen we erachter dat het
hofje een wonder van hygiëne was
geweest in de tijd van de grote
cholera-epidemie van i866. De
Gasthuisstraat die achter het hofje
liep had een enorm hoog sterftecij-
fer, maar in de Stevensfundatie
was maar één bewoner overleden.
Deze woonde in het huisje dat aan
de singelzijde stond en dus uit-
kwam op de Gasthuisstraat. Nu
Machteld Schmidt voor het
hojje. Nummer 66 was niet
haar huisnummer, maar
refereert aan haar Ud-
maatschap van D'66.
Prins Claus
'Toen ik er in 1960 kwam wonen,
was al bekend dat het complex
gesloopt ging worden. Maar dat
werd telkens uitgesteld totdat in
1967 aangekondigd werd dat het
nu toch echt ging gebeuren. Toen
zijn we daartegen in protest ge-
gaan. Niet dat er al zon alge-
meen besef was dat die 19e-
eeuwse hofjes bijzonder waren.
Maar wat ons vooral stak was dat
er een parkeerplaats voor terug
zou komen. Aanvankelijk was er
nog sprake van een muziekcen-
trum op de plek. Voor een culture-
le functie hadden we nog wel be-
grip, maareen parkeerplaats...
We hebben vooral veel brieven
geschreven om tegen de sloop te
protesteren. We spraken raadsle-
den aan en hebben zelfs nog een
brief aan prins Claus geschreven.
Waarom precies aan prins Claus?
Iemand zal het wel geopperd heb-
ben, want eigenlijk hadden we
geen flauw benul hoe je nu actie
moest voeren voor zoiets. Er was
in die tijd nog bijna geen ervaring
Het hojje gezien vanaf de
Kruisstraat. De geit was
van een van de bewoners.
waarin hij zijn verontwaardiging
uitsprak over de sloopplannen en
ook vanuit stedenbouwkundig
oogpunt aanmerkte dat je aan de
Biltstraat als belangrijke invalsrou-
te van de stad toch geen gat kon
maken. Dat laatste argument
heeft de gemeente er toen uitein-
delijk toe aangezet om ieder geval
de huisjes aan de Biltstraat te laten
staan, maar ja dat was natuurlijk
helemaal niet wat Pieter beoogde.
Om onze argumenten kracht bij te
zetten zijn we het archief ingedo-
ken en hebben we allemaal gege-
vens opgezocht over de fundatie
en het complex werd steeds meer
bijzonder. In de Utrechtse volksal-
werd het hofje gescheiden van de
Gasthuisstraat door een muur, dus
dat leidde tot de conclusie dat de
beestjes - die de cholera zouden
veroorzaken - niet over muren kon-
den komen. In werkelijkheid had
Van Lunteren een heel modern en
hygiënisch hofje gebouwd. Ik sprak
al over de bovenlichten die voor
frisse lucht zorgden. Maar ook de
privaten en de watervoorziening
waren gescheiden. In de tuin ston-
den de waterpompen.
De tuininrichting was trouwens
ook bijzonder. Van Lunteren, wiens
familie Flora's Hof bezat, een kwe-
kerij achter de Domtoren, had in de
tuin een variatie aan bloeiende
Bewoners bezig met tuin-
onderhoud. Aehter de
muur de zijgevel van de
aangrenzende fabriek.
191
vereniging Oud«Utrecht
december 2002
-ocr page 190-
les tegen de grond. Men deed nog
niet aan het bewaren van bepaal-
de materialen uit het oogpunt
van duurzaamheid. Alles werd ge-
woon als puin behandeld. Behal-
ve het lood en zink natuurlijk, dat
leverde geld op. Ik heb er nog
vloerdelen gekocht van de slo-
pers. Van die mooie vloerdelen
heb ik een kast laten maken.'
Dat kan beter...
'Ik zei al: we hadden nog nauwe-
lijks ervaring met protestacties.
Krakers bestonden nog niet. De
eerste echte kraakactie kwam in
1970 in de Burgemeester Reiger-
straat. Maar ik weet wel dat ik
dacht: "Als de gemeente zo be-
stuurd wordt, dan kan ik het be-
ter." Ik was al een jaar politiek ac-
tief voor D'66 en we hebben toen
in Utrecht een werkgroep ge-
meentepolitiek opgericht in het
vooruitzicht van de gemeente-
raadsverkiezingen in 1970. Jan
Terlouw was voorzitter en we
hebben het eerste partijpolitieke
programma gemaakt dat echt op
de stad was geschreven. De
meeste politieke programma's
voor de gemeenteraadsverkiezin-
gen waren altijd algemeen, maar
wij wilden echt wat schrijven dat
op de stad van toepassing was.
Daarna is het allemaal al snel in
een stroomversnelling gekomen
met de singeldempingen zo. Maar
de Stevensfundatie was voor mij
toch een soort opmaat voor alle
dingen die gingen volgen. Niet al-
leen in de stad Utrecht, maar ook
later, in de provinciale en landelij-
ke politiek, ben ik me altijd inten-
sief blijven bemoeien met het
ruimtelijk, cultuurhistorisch en
volkshuisvestingsbeleid.'
Bettina van Santen is werkzaam bij de sector
Monumenten van de Gemeente Utrecht en
redactielid van Oud-Utreclit.
Desloop in 1968 waarbij
de bijzondere kapspanten
zichtbaar worden.
heb geen konijn." En de student
ging dan voor een konijn zorgen.
Vervolgens ging Hansje naar een
andere student en zei: "Ik heb een
konijn gehad, maar geen konijnen-
hok. Kun jij dat voor me maken?"
We hoorden dat natuurlijk alle-
maal van elkaar. Er woonden trou-
wens nog al wat studenten van de
Veeartsenijschool, die verderop
aan de Biltstraat zat. Een van hen
hield een geit in onze tuin.'
Sloop
'Hoeveel brieven we ook schreven
en raadsleden we aanspraken,
het mocht niet baten. Het hofje
zou gesloopt worden, op dat ge-
deelte aan de Biltstraat na, waar
ik trouwens zelf woonde. Een van
de bewoners, wiens vader plano-
loog was, had nog een voorstel
gedaan om de benodigde par-
keergelegenheid aan het Griftter-
rein te maken. Dat terrein van
gasfabriek en Vaalt kwam ook
leeg en daar kon je toch ook prima
aan de rand van de binnenstad
een parkeergelegenheid maken.
Maar de gemeente vond ons ter-
rein toch een veel beter idee.
In augustus 1968 begon het dicht-
planken. De bewoners gingen al-
lemaal ergens anders heen, voor
vervangende woonruimte werd
niet gezorgd, daar moest je zelf
gewoon achter aan. Het ging heel
snel. Ik heb veel foto's gemaakt
van de sloop, uit een soort nostal-
gisch idee. Maar ook om alles vast
te leggen. Binnen een week lag al-
planten gezet, zodat er vanaf mei
tot september telkens nieuwe
planten in bloei stonden. We had-
den Japanse kers, meidoorns en ro-
zen. Die tuin was prachtig.
Overigens waren er geen dou-
ches, natuurlijk. Douchen deden
we in OZEBI (Openbare Zwem- en
Badinrichting) aan de overzijde.
Konijnenhok
'Achter ons was de Gasthuisstraat
met echt slechte bebouwing, veel
slechter dan de onze. Naast ons
stond een broodfabriek (fabriek
Het Anker) en direct achter de
muur was een soort metaalfa-
brjekje METABO. Die had de grond
nog flink vervuild achtergelaten.
De broodfabriek werd eerder ge-
sloopt en was in 1967 al een par-
keerterreintje. Aan de oostzijde
was de Kruisstraat met de Rijks-
HBS. En dan was er de Biltstraat,
toen nog een heerlijke winkel-
straat. Je had er De Cruyter, een
uitstekende slageren groenteboer
en allerlei andere handige winkels.
De buurt Wittevrouwen was toen
nog een echte volksbuurt. Met van
die slimme jochies, zoals Hansje,
acht jaar oud. Die kwam dan bij
een van de studenten van de Vee-
artsenijschool en zei: "Och ik heb
van mijn ome een konijnenhok ge-
had voor me verjaardag. Maar ik
192
Noot
1. Philibert Delorme-spant ofPhilibert-
spant: een houten boogspant ontwikkeld
in 1561 door Philibert Delorme,
bouwmeester te Lyon.
%
Oud'Utrecht
vereniging
december 2002
-ocr page 191-
Agenda en berichten
Middeleeuwse abdijen en kapittels
Op 12 januari houdt de historica Char-
lotte Broer een lezing over de Utrechtse
Sint-Paulus abdij, die in de Middeleeu-
wen niet alleen in de stad Utrecht maar
ook in het hele bisdom vele goederen
en rechten bezat.
Op 9 maart verzorgt haar collega Mar-
tin de Bruijn een lezing over de prela-
ten en kanunniken van de Utrechtse
kapittels, een soort projectontwikke-
laars avant la lettre. Hun bijdrage aan
de ruimtelijke ontwikkeling van de stad
Utrecht is op verschillende plaatsen
nog herkenbaar.
Beide lezingen worden geïllustreerd
met dia's. Ze beginnen om 14.00 uur en
vinden plaats in de voormalige Geerte-
school. Alkhof 56 b (bij het Ledig Erf) in
Utrecht. Kosten: €7,50 (U-pas: €6,-)
incl. koffie of thee. Voor een uitgebreide
folder en opgave voor deelname kunt u
contact opnemen met C. Broer, Stadion-
laan 41,3583 RB Utrecht (030) 25419 94.
Tentoonstelling Embryoloog
Hubrecht
Onlangs geopend en te zien tot eind
augustus 2003: de tentoonstelling 'Een
kwartje voor een embryo'. De evolutio-
naire zoektocht van Hubrecht (1853-
1915). Deze tentoonstelling toont, aan
de hand van een groot aantal dierkun-
dige en embryologische preparaten,
het werk van de markante Utrechtse
Historisch café
Op vrijdag 75 december spreekt (onder
voorbehoud) P. Hogervorst, ex-directeur
van boekhandel Broese. Een maand later,
op vrijdag lo januari, is Casper Staal, con-
servator van het Catharijneconvent te
gast. Onder de titel 'Rooms in Lombok'
gaat hij o.a. in op het 100 jarig bestaan
van de St. Antoniuskerk in die wijk.
Plaats: 't Weeshuis, Domplein 16, Utrecht
17.00 uur (gratis entree).
Van der Monde-lezing
Op dinsdag i8 februari vindt in de Pieters-
kerk Utrecht de jaarlijse Nicolaas van der
Monde lezing plaats georganiseerd door
de Vereniging Oud-Utrecht. De lezing
wordt gehouden door ir. C. Douma, voor-
malig bouwmeester bij de Nederlandse
Spoorwegen. Onderwerp zijn de drie his-
torische, tussen 1870 en 1921 gebouwde,
NS-administratiekantoren aan het Mo-
reelsepark. Meer informatie in het febru-
arinummer.
Verhuizing
De Federatie Stichts Cultureel Erfgoed is
met ingang van 19 november gehuisvest
in de Herenstraat 28, 3512 KD Utrecht
(030) 234 38 80. In de federatie zijn zeven
stichtingen verenigd die zich bezighou-
den met bestudering en bescherming
van het cultureel erfgoed in de provincie.
Voor meer informatie zie de uitgebreide
website: www.erfgoed-utrecht.nl
embryoloog en Darwinist Prof. A.A.W.
Hubrecht, die van 1882 tot 1915 hoogle-
raar dierkunde en embryologie in
Utrecht was. Plaats: Universiteitsmuse-
um, Lange Nieuwstraat 6, Utrecht. Ge-
opend di t/m za van 11 tot 17 uur.
Publieksprijs beste artikel
Oud-Utrecht
Dit jaar looft het bestuur van de
Vereniging Oud-Utrecht voor het
eerst een prijs uit voor het beste
artikel in het Tijdschrift. De prijs-
winnaar wordt gekozen door de
leden. U kunt uw keuze van het
beste artikel uit de jaargang 2002
tot 18 december inzenden. Vermeld
daarbij de naam van de auteur, het
artikel en het desbetreffende num-
mer van Oud-Utrecht. Inzendingen
per e-mail: oud-utrecht@hetu-
trechtsarchief.nl of per post: secre-
tariaat Oud Utrecht, p/a Het
Utrechts Archief, Alexander Nu-
mankade 199, 3572 KW Utrecht.
I-let artikel met de meeste stemmen is
uiteraard de winnaar; de auteur ont-
vangt een boekenbon ter waarde van
€50,-. Ook onder de inzenders wordt
een boekenbon van €50,- verloot Bei-
de winnaars worden bekend gemaakt
in het nummer van februari 200^.
Colofon
Vormgeving Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover H. Lodewijkx
Druk PlantiJnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per Jaar
Deadline agenda nr. 1/2003: 28 december
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander
Numankade
199,3572 KW Utrecht, op} 1/2 inch floppy of via
e-mail aan de eindredacteur: maurice.van.lieshout&hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden inclusief noten en lite-
ratuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voorjongeren tot
26 en U-pashouders €20,- / huisgenootlidmaatschap
€10,-
/ instellingen zonder winstoogmerk €25,- / instellin-
gen met winstoogmerk €50,-.
Contributie- en ledenadministratie P. Kroes, betaling
contributie op giro 575520, Utrecht
Redactie B. van den Hoven van Genderen, K. van Vliet,
M. van Lieshout (eindred.), M. van Oudheusden, J. Pennings,
P. Rhoen. B. van Santen, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 75e jaargang nr. 7,
december 2002 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de l<ennis der
geschiedenis alsmede het wal<en over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter P. Blok
Penningmeester P. Kroes
Secretariaat T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199 - 201,3572 KW Utrecht,
tel: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00.
Hef internetadres van Oud-Utrecht is: wwv\/.oud-utrecht.nl
193
vereniging Oud-Utrecht
december 2002