-ocr page 1-
Mj ' wi ^ hl
Ou(f-Utrecht
-■K^J
Sfi
#
ye^jaargang
2 0 0 3
Register 2003
R.PM. wan Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 CC. Utrecht
fïiy„,i,i;
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
3052 658 O
-ocr page 2-
AUTEURS ARTIKELEN EN SERIES
Bakker, Martine
Scholen als gemeenschapsruimten. Utrechtse schoolgebouwen
in de periode van de wederopbouw, p. 132-135
Blekkenhorst, Tom
Boerderijen in de provincie Utrecht 2. Van ambachtelijk boeren-
huis tot postmoderne boerderette, p. 50-51
Bogaers, Uewellyn
Het Mariatabel inde Buurkerk, p. 17-18
Breij, Mieke
'Nette uitvoering en solide behandeling'. Het succesverhaal van
de Utrechtse drukker Jacobus van Boekhoven, p. 44-48
Douma, C.
Drie historische spoorwegbolwerken langs het Moreelsepark, p.
66-73
Gaag, Paul van der
Bulletje Verboden. Opstand op het Gemeentelijk Atheneum, p.
118-121
Jong, Otto J. de
'De koning waakt'. Protestants protest tegen het herstel van de
bisschoppelijke hiërarchie, p. 144-153
Knoth, Xandra
Een kolonie van Duitsers. Historisch onderzoek als leidraad voor
actuele vraagstukken, p. 40-43
Leeuw, Kees de
Boerderijen in de provincie Utrecht 3. Het boerenerf bedreigd, p.
78-79
Lieshout, Maurice van
'De nette mensch blijft voor mij een absoluut probleem'. De dra-
matische Utrechtse jaren van Jan van Gilse, p. 98-104
Meyere, Jos de
'Pryslyk en verwonderlyk'. Utrechts stadhuis en Stadhuisbrug,
geschilderd door Jan van der Heyden, p. 178-181
Oudheusden, Marion Cornélie van
Een onderdak voor Utrechtse kunstcollecties. De Stichting
Kunstcollecties Utrecht 1900 - 2000, p. 174 -175
Rauws, A. G.
Zondeval en kruisdood. Een glas met religieuze voorstellingen
van de Leidsche Rijn, p. 19-20
Rietveld, Amold
De Engelse kerk in Utrecht. De stichting van Holy Trinity
Church Utrecht, p. 182-XXX
Rijk, Hans de
Bijzondere zonnewijzers in Utrecht, p. 62-65
Santen, Bettina van
Jubilerende monumentenbeschermers, p. 122-123
Schaik, Ton H.M. van
Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool. St. Joannes de
Deo op de Mariaplaats 1896 - 1971, p. 6-11
In een gesloten koets door Utrecht. De terugkeer van een aarts-
bisschop in stad en diocees in 1853, p. 154-159
Rooms vertoon in Utrecht. De Kromstaffeesten van mei 1953, p.
160-165
Stoppelenburg, Nettie
Boerderijen in de provincie Utrecht 5. De hofstede Slangenrode
op de Lage Weide, p. 129-131
Boerderijen in de provincie Utrecht 6. De inventaris van de
hoeve van Gerrit Langerak, p. 187-189
Tigelaar, Erik
Utrechtse straatnamen 1: Oude Kerkstraat, p. 21
Utrechtse straatnamen 2: Zilverstraat, p. 49
Utrechtse straatnamen 3: Nobeldwarsstraat, p. 77
Utrechtse straatnamen 4: Zakkendragerssteeg, p. 97
Utrechtse straatnamen 5: Doelenstraat, p. 128
Utrechtse straatnamen 6: Ridderhofstad, p. 176
Vesters, Paul
Boerderijen in de provincie Utrecht 1. 2003: Jaar van de boer-
derij, p. 12
Vliet, Kaj van
Een standbeeld voor Paul Kruger, p, 124-127
Vugt, Joost van
'Frateronderwijs - beter onderwijs!'. Een beknopte geschiedenis
van de Fraters van Utrecht, 1873 - 2002, p. 34-39
Vugts, Nanette
Boerderijen in de provincie Utrecht 7. De Utrechtse Boerderij
van het Jaar 2003, p. 190-191
Wit, Ingrid de
Boerderijen in de provincie Utrecht 4. Een tweezijdig lint van
boerderijen, p. 106-107
Zijlstra, Hans
Het herwonnen water. Een beknopte geschiedenis van de
Utrechtse singels, p. 90-96
AUTEURS RUBRIEKEN
Antwerpen, R.P.M, van, Register 2002: p. 13-15
Blok, P. A, Van de Bestuurstafel: p. 4, 32, 60, 88, 116,172
Jurritsma, Leny, Literatuursignalement: p. 16,52, 76,105,136, 176
Vroemen, Jacquelien, Cultureel Erfgoed: p. 5, 33,61,89
Werdt, Errol van de. Cultureel Erfgoed: p. 117,173
UTRECHT STAD
6-11 Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool. St. Joannes
de Deo op de Mariaplaats 1896- 1971
17 Het Mariatabel in de Buurkerk
19-20 Zondeval en kruisdood. Een glas met religieuze voorstellin-
gen van de Leidsche Rijn
21 Utrechtse straatnamen 1: Oude Kerkstraat
34-39 'Frateronderwijs - beter onderwijs!'. Een beknopte geschie-
denis van de Fraters van Utrecht, 1873 - 2002
40-43 Een kolonie van Duitsers. Historisch onderzoek als leidraad
voor actuele vraagstukken
44-48 'Nette uitvoering en solide behandeling'. Het succesverhaal
van de Utrechtse drukker Jacobus van Boekhoven
49 Utrechtse straatnamen 2: Zilverstraat
62-65 Bijzondere zonnewijzers in Utrecht
66-73 Drie historische spoorwegbolwerken langs het Moreelsepark
77 Utrechtse straatnamen 3: Nobeldwarsstraat
90-96 Het herwonnen water. Een beknopte geschiedenis van de
Utrechtse singels
%
vereniging Oud'Utrecht
april 2004
-ocr page 3-
144 Haar, Bernard ter, in: 'De koning waakt'
144 Hall, F.A. van, in: 'De koning waakt'
66 Heukelom, G. W. van, in: Drie historische spoorwegbolwerken
langs het Moreeisepark
98 Idem, in: De dramatische Utrechtse jaren van Jan van Gilse
178 Heyden, Jan van der, in: 'Pryslyk en verwonderlyk'
118 Hut, T. P., in: Bulletje Verboden. Opstand op het Gemeentelijk
Atheneum
66 's Jacob, Frederik, in: Drie historische spoorwegbolwerken langs
het Moreeisepark
6 Joannes de Deo, in: Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziek-
school
66 Kamperdijk, N. J., in: Drie historische spoorwegbolwerken langs
het Moreeisepark
118 Koster, M. H. J., in: Bulletje Verboden. Opstand op het Gemeen-
telijk Atheneum
5   Kroes, Peter, in: In memoriam Peter Kroes
124 Kruger, Paul, in: Een standbeeld voor Paul Kruger
44 Leydenroth, A. J., in: 'Nette uitvoering en solide behandeling'
6   Mengelberg, Friedrich Wilhelm, in: Ziekenbroeders op de
Utrechtse Muziekschool
90 Moreelse, Hendrik, in: Het herwonnen water. Een beknopte ge-
schiedenis van de Utrechtse singels
132 Planjer, J. I., in: Scholen als gemeenschapsruimten
98 Pijper, Willem, in: De dramatische Utrechtse jaren van Jan van
Gilse
66 Quack, H. p. G., in: Drie historische spoorwegbolwerken langs
het Moreeisepark
34 Schaepman, Andreas, in: 'Frateronderwijs - beter onderwijs!'
154 Idem, in: In een gesloten koets door Utrecht
144 Thorbecke, J.R., in: 'De koning waakt'
182 Twiss, John & Mary, in: De Engelse kerk in Utrecht
182 Twiss Quarles van Ufford, Eduard Willem, in: De Engelse kerk
in Utrecht
174 Uijtdewüligen, Hans, in: Een onderdak voor Utrechtse kunst-
collecties
174 Versteegh, Jaap, in: Een onderdak voor Utrechtse kunstcollec-
ties
34 Vonk, Antonius, in: 'Frateronderwrijs - beter onderwijs!'
118 Westbroek, Henk, in: Bulletje Verboden. Opstand op het Ge-
meentelijk Atheneum
144 Willem III, in: 'De koning waakt'
90 Zocher, Jan David, in: Het herwonnen vater. Een beknopte ge-
schiedenis van de Utrechtse singels
154 Zwijsen, Joannes, in: In een gesloten koets door Utrecht
97 Utrechtse straatnamen 4: Zakkendragerssteeg
98-104 'De nette mensch blijft voor mij een absoluut probleem'. De
dramatische Utrechtse jaren van [an van Gilse
118-121 Bulletje Verboden. Opstand op het Gemeentelijk Atheneum
124-127 Een standbeeld voor Paul Kruger
128 Utrechtse straatnamen 5: Doelenstraat
129-131 Boerderijen in de provincie Utrecht 5. De hofstede Slangen-
rode op de Lage Weide
132-135 Scholen als gemeenschapsruimten. Utrechtse schoolgebou-
wen in de periode van de v^ederopbouw
144-153 'De koning waakt'. Protestants protest tegen het herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie
154-159 In een gesloten koets door Utrecht. De terugkeer van een
aartsbisschop in stad en diocees in 1853
160-165 Rooms vertoon in Utrecht. De Kromstaffeesten van mei 1953
176 Utrechtse straatnamen 6: Ridderhofstad
178-181 'Pryslyk en verwonderlyk'. Utrechts stadhuis en Stadhuis-
brug, geschilderd door Jan van der Heyden
182-186 De Engelse kerk in Utrecht. De stichting van Holy Trinity
Church Utrecht
UTRECHT PROVINCIE
12 Boerderijen in de provincie Utrecht 1. 2003: Jaar van de
boerderij
50-51 Boerderijen in de provincie Utrecht 2. Van ambachtelijk
boerenhuis tot postmoderne boerderette.
78-79 Boerderijen in de provincie Utrecht 3. Het boerenerf be-
dreigd
106-107 Boerderijen in de provincie Utrecht 4. Een tweezijdig lint van
boerderijen
122-123 Jubilerende monumentenbeschermers
174-175 Een onderdak voor Utrechtse kunstcollecties. De Stichting
Kunstcollecties Utrecht 1900 - 2000
187-189 Boerderijen in de provincie Utrecht 6. De inventaris van de
hoeve van Gerrit Langerak
190-191 Boerderijen in de provincie Utrecht 7. De Utrechtse Boerde-
rij van het Jaar 2003
PERSONEN
182 Bingham, Daniel George Si Jane, in: De Engelse kerk in Utrecht
44 Beekhoven, Jacobus van, in: 'Nette uitvoering en solide behan-
deling'
98 Bolhuis, G. H. van, in: De dramatische Utrechtse jaren van Jan
van Gilse
6 Bosch, Frederik Karel, in: Ziekenbroeders op de Utrechtse Mu-
ziekschool
6 Brom, Gijs, in: Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool
6 Camillus Hill, in: Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool
154 Derks, Jan, in: In een gesloten koets door Utrecht
98 Fockema Andrea, J. P., in: De dramatische Utrechtse jaren van Jan
van Gilse
98 Gilse, Jan van, in: De dramatische Utrechtse jaren van Jan van
Gilse
VERENIGING
Agenda en Berichten: p. 24-25,53,80-81,108-109,137,193
In memoriam Peter Kroes (P.A. Blok): p. 5
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2001 (Tolien Wilmer): p. 74-75
Jubileumtoespraak (P.A. Blok): p. 192
Ledenvergaderingen Vereniging Oud-Utrecht: bijlagen bij nr. 3, bij nr. 6
Oud-Utrecht in 2002 (TolienWilmer): p. 22-23
Utrechtse Geschiedenisquiz: bijlage bij nr. 3,193
Zie ook auteurs rubrieken (Van de bestuurstafel. Cultureel Erfgoed)
%
vereniging Oud-Utrecht
-ocr page 4-
Oud-Utrecht
y
ü..
Jan de Deo, een bijzonder zieicenhuis
Maria-altaar in ketelhok
Zondeval en kruisdood in Leidsche Rijn
Oud-Utrecht in 2002: een terugblik
-ocr page 5-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadluiisbrug 5 * 351 1 KP Utrecht
T. 030-233520(1 * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
^
pLISIMN
&>USMAN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 6-
O^uJr ^ M.;t
Ziekbed met uitzicht op de Domtoren
De twee beelden boven de ingang van de Muziekschool op de Mariaplaats herinneren nog aan de vroegere bestemming
van het gebouw. Tot 1971 was er een bijzonder ziekenhuis gevestigd: het Jan de Deo van de Broeders van Barmhartig-
heid. Over de schutspatronen Joannes en Camillus, oude heren, de humeurige rector Brom en bier in bed.
WÊÊ Altaarstuk in ketelhok
Het mag dan zwaar beschadigd zijn, het Mariaretabel in de Buurkerk
verdient een beter lot dan verstopt te zitten in het verwarmingshok.
Fraai oud glas uit Leidsche Rijn
Reconstructie en interpretatie van een opmerkelijke vondst in een dichtgegooide greppel.
Bootreis, Singeifeest en Jaarboek
Terugblik op enkele hoogtepunten uit het afgelopen verenigingsjaar.
Ton H.M. van Schalk
Paul Vesters
2003: Jaar van de boerderij
Boerderijen in de provincie Utrecht r
Register jaargang 2002
Mteratuursignalement
Het Mariaretabel In de Buurkerk
Zondeval en kruisdood
Een glas met religieuze voorstellingen van de Leidsche Rijn
Utrechtse straatnamen v Oude Kerkstraat
Oud-Utrecht In 2002
Agenda en berichten
Liewellyn Bogaers
A. C. Rauws
Erik TIgelaar
Tollen Wilmer
vereniging Oud Utrecht
februari 2003
-ocr page 7-
Van de bestuurstafel
Tachtig jaar vrijwilligers
P.A. Blok, voorzitter
Het eerste nummer van het tijd-
schrift in het nieuwe jaar leent
zich voor een terugblil<. Wat heeft
2002 onze vereniging gebracht?
Allereerst de zaken, die we heel
normaal zijn gaan vinden. Dat zijn
zeven afleveringen van het tijd-
schrift, tien Historische Cafés, ten
minste vijf excursies, één Van der
Monde-lezing, één Groot Evene-
ment, twee ledenvergaderingen
en één Jaarboek met presentatie.
Ziehier een opsomming van de
producten, die uw vereniging u
elk jaar aanbiedt. Aldus op een rij-
tje gezet mag het er best zijn. En
het kan u alleen geboden worden
dankzij de inzet van een beperkte
groep vrijwilligers. Hen geldt
onze erkentelijkheid..
Onze ledenvergaderingen worden
steeds beter bezocht. Het aantal
leden dat aanwezig is, ligt per ver-
gadering boven de 80. Het bestuur
Is blij dat de nieuwe formule tot
succes leidt: Oud-Utrecht opent
deuren voor een samenzijn op
steeds een andere intrigerende lo-
catie. Dikwijls is het een gebouw,
waarvan je denkt als je er langs
loopt: 'Daar zou ik wel eens binnen
willen kijken' Oud-Utrecht maakt
dat tweemaal per jaar mogelijk,
dankzij de inventiviteit van onze
secretaris en de bereidwilligheid
van de eigenaren. U krijgt zelfs
driemaal per jaar zo'n kans. Ook de
presentatie van het Jaarboek vindt
op een steeds wisselende, bijzon-
dere locatie plaats. Dit jaar werd
het Jaarboek gepresenteerd in het
Centraal Museum, waar ook een
tentoonstelling kon worden be-
zichtigd. Er waren meer dan 100
aanwezigen, onder wie het be-
stuur van het Fonds A.H. Martens
van Sevenhoven. Want het Jaar-
boek ging over één thema: de fa-
milie Martens. Maar er was nog
meer bijzonder aan dit Jaarboek en
het spijt me dat ik daarop bij de
presentatie niet meer de nadruk
heb gelegd. Het was het eerste
Jaarboek dat samen met een an-
der werd vervaardigd. Het was een
coproductie van het Utrechts Ar-
chief en onze vereniging en het
aandeel van het Archief is heel
groot geweest. Reuze bedankt Het
Utrechts Archief.
Maar er waren vorig jaar nog
meer activiteiten. Zo werd de
Oud-Utrecht-stand een aantal
malen opgezet en bemenst. Dat
heeft tot nieuwe leden en de ver-
koop van producten geleid. Ook
noem ik de Singelprijsvraag en de
Singeldag. Daaraan voeg ik toe
de Beleidsvisie op het Singelge-
bied, opgesteld door onze Pro-
jectgroep Singels. Ook de vrijwil-
ligers die zich hiervoor hebben
ingezet bedankt het bestuur
graag. Dat geldt ook voor de be-
zorg(st)ers van het Jaarboek en
de Archeologische Kroniek. Even-
zeer zijn wij de vrijwilligers dank-
baar, die betrokken waren bij an-
dere activiteiten, die ik hier niet
met name noem.
Na deze terugblik, kijk ik graag
vooruit. Ook in 2003 krijgt u weer
geboden wat ik hiervoor opsom-
de. Maar daar komt nog wat bij.
Zo zal de Oud-Utrecht-Prijs weer
worden uitgereikt en, naar het
bestuur hoopt, zal er weer een
witte vlek worden ingevuld.
Maar 2003 is ook een jubileumjaar
voor onze vereniging: we worden
80 jaar. De lustrumcommissie is
druk bezig met een extra festivi-
teit en en het programma ziet er
goed uit. Ik verklap op dit moment
nog niets. Alleen voorspel ik dat
voor u de deuren van een zeer be-
kend Utrechts monument open
zullen gaan. Voor het overige hul
ik mij thans nog in nevelen.
Meermalen heb ik onze vrijwilli-
gers genoemd en geroemd. Daar-
op drijft een vereniging als de
onze. In de vorige Bestuurstafel
heb ik u verslag gedaan van de
eerste heidesessie van het be-
stuur. Ik hoop toen duidelijk te
hebben gemaakt dat de laatste
jaren nieuwe taken zijn opgepakt
en bestaande taken meer aan-
dacht hebben gekregen. Dat
geeft steeds meer werk voor onze
vrijwilligers, die moeilijker te vin-
den lijken. Inmiddels is het be-
stuur nog twee keer de (Utrecht-
se) hei opgegaan. We zijn er nog
niet uit, maar één conclusie staat
voor ons wel vast: het verdient
aanbeveling de activiteiten in
kleinere en dus meer clusters te
verdelen. Dan zijn er weliswaar
meer vrijwilligers nodig, maar die
zullen minder belast worden.
Een ander gevolg van deze ver-
dunning der werkzaamheden
door die over meer mensen te
spreiden is dat de coördinatie
meer aandacht zal vragen. Zou-
den er meer vrijwilligers voor
minder tijdvragende activiteiten
te vinden zijn? En zou er een vrij-
williger te vinden zijn, die het
leuk vindt voor de coördinatie te
zorgen? Die vragen zijn u bij het
toezenden van de acceptgiro voor
2003 voorgelegd. Het bestuur
vertrouwt op positieve reacties.
De vereniging Oud-Utrecht is 80
jaar. Die vereniging bestaat uit u
en uw medeleden, 2.000 in getal.
Laten we met elkaar zorgen voor
meer leden en meer vrijwilligers.
Biedt Oud Utrecht als verjaars-
cadeau een beetje van uw tijd
aan. Oud-Utrecht is het waard, al
Bojaar!
%
vereniging Oud'Utrecht
februari 2003
-ocr page 8-
Cultureel Erfgoed
Perspectieven
Jacouelien Vroemen
De Commissie Cultureel Erfgoed
werkt gestaag aan het verder
ontwikkelen van haar werkwijze
en het afbakenen van haar werk-
terrein. De drie man sterke com-
missie verwelkomt nog steeds
nieuwe leden. Een van hen verte-
genwoordigt Oud-Utrecht in de
Bond Heemschut, een ander zal
binnenkort namens de vereni-
ging deelnemen aan de vergade-
ringen van het Utrechts Monu-
mentenfonds. Bovendien voert
de CCE regelmatig overleg met
medewerkers van de Sectie Mo-
numenten van de Dienst Stads-
ontwikkeling. Wie meedoet met
de CCE krijgt, kortom, alle kansen
verder te kijken dan zijn of haar
neus lang is.
De Projectgroep Singels praat
nog steeds mee met de ge-
meente over de concept Beheer-
visie Singelstructuur, die onder-
houd en bescherming van het
singelgebied beter zou moeten
waarborgen. Tegelijkertijd gaan
de planvorming en de werk-
zaamheden rond de parkeerga-
rage onder het Lucasbolwerk
gewoon door. Een eerste ont-
werp is reeds aan een selecte
In memoriam Peter Kroes
groep omwonenden getoond en
stemt vooralsnog niet tot blijd-
schap. Wij houden dit nauwlet-
tend in de gaten.
Intussen werkt het bestuur aan
de uitvoering van de tweede
prijs van de Singelwedstrijd. Dit
betrof het idee om het Panora-
ma van Utrecht van lithograaf
J. Bos, in 1859 uitgegeven door
P. W. van de Weijer, op locatie
uitte laten voeren.
Een van de doelen van de Singel-
prijsvraag was het mooie en
waardevolle Zocherplantsoen bij
een groter publiek onder de aan-
dacht te brengen. Daarom zien
wij een presentatie op groot for-
maat van (een deel van) het
Panorama het liefst in de buiten-
lucht of op een openbaar toe-
gankelijke binnenlocatie. Wie
hierover ideeën heeft, wordt van
harte uitgenodigd zich te mel-
den bij ondergetekende. Los hier-
van zijn wij ook aan het uitzoe-
ken of het mogelijk is het boekje,
dat in 1987 opnieuw is uitgege-
ven door de Bijenkorf, en reeds
lang is uitverkocht, te laten her-
drukken. Dit zou dan moeten
verschijnen in ons lustrumjaar
Woensdag 18 december sprak ik nog met Peter. Die
avond werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Zes da-
gen later is hij overleden. Hij is 70 jaar geworden.
Peter was een vrijwilliger pur sang. Als er iets gedaan
moest worden, verklaarde hij zich vaak bereid. En hij
deed al zoveel. Hij was niet alleen met veel inzet ze-
ven jaar lang onze zeer deskundige en nauwgezette
penningmeester en ledenadministrator. Ook auto-
matiseerde hij beide administraties, wierf adverten-
ties, organiseerde de verspreiding van de Jaarboeken
en verzorgde de welkomstpakketten voor de nieuwe
leden. Soms leverde hij hen die zelfs persoonlijk af.
Daarnaast had alles in de bestuursvergaderingen zijn
belangstelling en daar had hij ook een mening over.
Die verdedigde hij logisch en praktisch. Kortom, hij
was een zeer betrokker medebestuurder. Steeds meer
werd hij in het bestuur een oude, wijze vriend.
Vaak stelde hij zich streng op. Die rol was nodig en
hij speelde die graag. Maar als je hem duidelijk
maakte dat een uitgave echt nodig was, liet hij zich
overtuigen, mits het in de begroting paste. Geleidelijk
werd hij milder. Wellicht droeg daaraan bij zijn
vreugde over zijn kleinkinderen, het nieuwe leven.
Voor Oud-Utrecht heeft Peter Kroes heel veel gedaan
en betekend. Wij denken daaraan in dankbaarheid
terug en missen hem nu reeds. Ine en de kinderen
wensen wij veel sterkte.
Namens het bestuur, P.A. Blok
Utrecht, 30 december 2002
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 9-
Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool
St. Joannes de Deo op de Mariaplaats 1896-1971
der hun ogen hebben zien veran-
deren.
Van huursoldaten tot
vrome broeders
Het ziekenhuis van 'de barmhar-
tige broeders', leden van een van
oorsprong Duitse religieuze con-
gregatie, werd in ijltempo ge-
bouwd. Voor die tijd stond er een
rijtje burgerhuizen waarvan er
één al als bejaardenhuis/ver-
pleeginrichting door de broeders
in gebruik was genomen. In mei
1895 vond de aanbesteding
plaats en al op 16 juli 1896 werd
het plechtig ingewijd en in ge-
bruik genomen. Het had toen
nog maar een halve voorgevel.
Het gedeelte rechts van de
hoofdingang ontbrak, hoewel de
grond ervoor toen ook al in het
bezit van de broeders was.
Pas in 1928 kreeg de gevel zijn
huidige evenwichtiger aanzien
en kwam door de bouw van de
noordvleugel de ingang in het
midden te liggen.^
Wie er wel vanaf het begin ston-
den, zijn de beide poortwachters
en patroonheiligen van het zie-
kenhuis. Links vinden we Joannes
de Deo,
naar wie de broeders hun
instelling (en zichzelf) noemden.
Rechts staat Camillus de Leilis, de
patroon van alle katholieke zie-
kenhuizen en ziekenverplegers
en in het bijzonder die van broe-
der Camillus Hill. Hill was in 1889
de eerste overste geweest van
de Utrechtse vestiging van de
broeders, en hij was op dat mo-
ment al overgeplaatst naar Fulda
(Duitsland).
De naamgever, Joannes de Deo
(= 'van God', hij leefde van 1495-
1550) was de grondlegger van
een broedercongregatie die zich
toelegde op de verpleging van
vooral arme zieken. Zelf begon
Heiligenbeelden raken niet alleen op drift doordat ze worden verplaatst, maar ook
door te blijven waar ze zijn terwijl alles rondom hen verandert. Dat overkwam de
beide verplegers boven de hoofdingang van de Muziekschool aan de Mariaplaats.
Want de transformatie van een gemoedelijk ziekenhuis alleen voor mannen naar
Mesos Medisch Centrum, locatie Overvecht, mochten zij niet meemaken.
Ton H.M. van Schaik
huis Overvecht, dat nog heel
even Ziekenhuis St. Joannes de
Deo heeft geheten.
Het gebouw aan de Mariaplaats
28 had toen 75 jaar als ziekenhuis
dienst gedaan en opende van
toen af zijn deuren voor de stu-
denten van het Conservatorium.
Maar de twee stenen deurwach-
ters in religieuze kledij bleven,
vroom poserend, op hun post en
sinds ze enkele jaren geleden in
mayonaise-geel werden overge-
schilderd zijn ze duidelijker aan-
wezig dan ooit. Zij kunnen de
vroegere functie van dit grote
huis belichten en als ze spreken
konden, zouden ze heel wat te
vertellen hebben over wat ze on-
Het opvallende neogotische ge-
bouw links van het oude K&W-
gebouw aan de Mariaplaats her-
bergt al jarenlang de Muziek-
school, officieel de Faculteit Mu-
ziek van de Hogeschool voor de
Kunsten Utrecht,
vroeger het
Utrechts Conservatorium. Ook
het ige-eeuwse K&W- gebouw
maakt daar trouwens deel van
uit. Oudere Utrechters kennen
het eerstgenoemde gebouw nog
in zijn oorspronkelijke functie
van {mannen)ziekenhuis St. Jo-
annes de Deo, in de wandeling
'het Jan de Deo' of, nog korter,
'het de Deo'. Het werd als zoda-
nig gesloten in de zomer van 1971
en opgevolgd door het Zieken-
Een patiënt wordt in 1934
per ambulance van de
GG en GD aangevoerd om
opgenomen te worden in
het Joannes de Deo.
Foto: Het Utrechts Archief
-%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 10-
Rond 1600 dienden enkele van
deze broeders op de slagvelden
in Hongarije en Kroatië, waar ze
de eerste 'militaire ambulance-
eenheid' vormden. Daarmee wa-
ren ze de legendarische Florence
Nightingale, die hetzelfde deed
in de Krimoorlog (1853-1856),
voor. Camillus heeft in de ge-
schiedenis van de verpleegkunde
meer primeurs op zijn naam. Zo
was hij een voorstander van fris-
se lucht op de ziekenzalen, van
passende diëten voor zijn patiën-
ten en van het isoleren van be-
smettelijke zieken, allemaal
nieuwigheden in die tijd.
Camillus is op de voorgevel van
het ziekenhuis uitgebeeld als cle-
ricus met mantel en sjerp (hij
werd priester gewijd in 1584) en
een kruisbeeld in de hand. Jan de
Deo draagt een religieus habijt
met scapulier en een rozenkrans
opzij, heeft de ogen opgeslagen
ten hemel en zijn armen gekruist
voor de borst. Camillus houdt de
blik nederig en ingetogen naar
de grond gericht. Voor mannen
die tot hun 40e niet wilden deu-
gen staan ze er wel erg braaf bij.
horen niet tot deze i6e-eeuwse
groepering, maar komen voort
uit een ige-eeuwse Duitse stich-
ting. Ze hadden, in reactie op de
zogenaamde Kulturkampf, Bis-
marcks strijd tegen de katholieke
kerk tussen 1870 en 1890, hun
toevlucht in Nederland gezocht.^
Over Camillus is een soortgelijk
verhaal te vertellen. Hij was af-
komstig uit een dorp in de Abruz-
zen, werd geboren in het sterf-
jaar van Jan de Deo, 1550, en
overleed in 1614. Ook hij werd be-
kend als ziekenhelper, en ook hij
had een militaire voorgeschiede-
nis. Hij vocht in het Venetiaanse
leger tegen de Turken en raakte
net als Jan de Deo in die periode
van zijn leven los van God. Zo
was zijn religieuze bekering rond
1575 te danken aan het feit dat
hij zijn hele bezit tot zijn hemd
toe had vergokt. In die crisissitu-
atie kreeg zijn leven een nieuwe
richting. Hij verzamelde daarna
een groep mannelijke verplegers
om zich heen die naar hem 'Ca-
millianen' werden genoemd, en
die in Rome en Napels naam kre-
gen als helpers van pestlijders.
hij daar pas rond zijn 45e mee na
een tamelijk ruig leven als huur-
soldaat, waarin hij als Spanjaard
tegen de Fransen en de Turken
had gevochten. Zijn bekering, die
zich afspeelde in Granada onder
invloed van de grote boetepredi-
kant Joannes van Avila, ging met
extreme en opzienbarende ac-
ties gepaard. Hij liep als een
zwerver langs de straten, gaf al-
les wat hij had lukraak weg, en
maakte het zo bont dat hij een
tijdje in een gekkenhuis werd op-
gesloten, een ervaring die hem
later als verzorger van krankzin-
nigen goed van pas is gekomen.
In 1539 huurde hij in Granada op
de bonnefooi een huis waarin hij
zieken begon te verplegen, een
onderneming waarvoor zich hel-
pers meldden voor wie later een
regel werd opgesteld. Deze broe-
ders van St. Jan de Deo staan tot
op de dag van vandaag bekend
met hun Italiaanse naam van Fa-
tebenefratelli ('Doet wel, broe-
ders'), de kreet waarmee Jan de
Deo door de straten van de stad
liep en die op den duur zijn bij-
naam werd. Onze Utrechtse zie-
kenbroeders aan de Mariaplaats
De hoofdingang rond
1970 met de beide
heiligenbeelden
Foto: particuliere collectie
Het ziekenhuis in de jaren
dertig. Links de Dotnini-
cuskerk, die in 1940 werd
afgebroken. Op de
achtergrond het hoofd-
gebouw van de NS,
bekend als'de Inktpot'.
Ansichtkaart,
particuliere collectk
Oud-Utrecht
vereniging
februari 2003
-ocr page 11-
leenstaande mannen die niet
meer voor zichzelf konden zor-
gen. Ook het grote huis aan de
Mariaplaats heeft nogjarenlang
die pensionfunctie gehad, en
ontwikkelde zich pas geleidelijk
tot een volwaardig ziekenhuis
met allerlei medische en para-
medische voorzieningen. Die
evolutie was al volop gaande
toen in 1928 de rechtervleugel
in dezelfde stijl werd opgetrok-
ken, wat zo naadloos gebeurde
dat het een scherp oog vraagt
om de twee bouwfasen te on-
derscheiden.
Pas rond 1945 verlieten de laatste
bejaarden het Jan de Deo en be-
gon een periode van voortduren-
de aanpassing, vernieuwing en
modernisering. Vooralsnog nam
het ziekenhuis echter nog alleen
mannen op. De ontwikkeling van
het St. Jan de Deo na de oorlog is
in grote trekken die van oude he-
renpension annex verzorgings-
en verpleeghuis voor bejaarde en
chronisch zieke mannen naar
een volwaardig ziekenhuis voor
mannen en vrouwen. Eind jaren
zestig had het een capaciteit van
125 bedden, ongeveer twintig
specialisten en 100 medewer-
kers. Medio 1967 werden de eer-
ste vrouwelijke patiënten opge-
nomen. Voor hen werd de eerste
etage van het ziekenhuis gere-
serveerd. De polikliniek was al
veel eerder voor vrouwen open-
gesteld, waardoor het voorkwam
dat vrouwen die zich daar meld-
den, voor klinische behandeling
naar een ander ziekenhuis moes-
ten worden verwezen.
Intussen waren al rond 1960 de
directie en het bestuur van de
Broedercongregatie ervan over-
tuigd dat door de nieuwe ont-
wikkelingen in de medische we-
tenschap en de veranderde op-
Zieke heer met uitzicht
op de Mariaplaats,
ongeveer 1955
Foto: particuliere collectie
iets wat niet ongewoon is in de
katholieke iconografie van de 19e
eeuw.3 Deze volgens de conven-
ties van de neogotiek vervaardig-
de beelden zijn van de hand van
de kerkschilder en beeldhouwer
Friedrich Wilhelm Mengelberg
(1837-1919), uit wiens atelier aan
de Maliebaan en masse neogoti-
sche meubels, beelden en schil-
deringen voortkwamen, alle-
maal gemaakt volgens de inzich-
ten van het toen almachtige Sint
Bernulphusgilde. De uit Keulen
afkomstige beeldhouwer, die op
18-jarige leeftijd katholiek was
geworden, werd de vader van de
beroemde dirigent Willem Men-
gelberg. Zo krijgen de zieken-
broeders op het Conservatorium
toch nog een bescheiden muzi-
kale noot mee.
Oude herenpension wordt
basisziekenhuis
Dat het ziekenhuis in zo korte tijd
en zo royaal kon worden ge-
bouwd, was te danken aan één
weldoener, de Utrechtse jurist
Jhr. Mr. Frederik Karel Bosch
(1841-1894). Hij liet bij testament
de broeders het bedrag van
ƒ150.000 na, uitbetaald in 15.000
gouden tientjes, genoeg om het
hele gebouw aan de Mariaplaats
te bekostigen. Deze Bosch was
een puissant rijk en kinderloos
man, die tot de hoogst aangesla-
gen onder de Utrechtse belas-
tingbetalers hoorde. Een marme-
ren plaat met Latijns inschrift,
aangebracht in de vestibule,
hield indertijd de gedachtenis
aan deze schenker levend. Dat
betekende dat de broeders ble-
ven waar ze waren, want al se-
dert december 1892 hadden ze
hun inrichting in een paar huizen
aan de Mariaplaats. Nu werden
daar panden aangekocht voor de
afbraak, waarna op de vrijgeko-
men ruimte de nieuwbouw kon
worden opgetrokken.
De allereerste vestiging van de
broeders lag daar niet ver van-
daan, aan de Lange Nieuwstraat
A 337, nu nr. 99. Van daaruit be-
gonnen ze, op aandringen en
met steun van de aartsbisschop
Petrus Matthias Snickers, met
wijkverpleging en later met het
onderdak bieden aan oude, al-
vereniging Oud'Utrecht
februari 2003
-ocr page 12-
§—-
- o
patiënten gingen in het cafetaria
naast het ziekenhuis rustig een
biertje drinken, of lieten zich dat
door familie tijdens het bezoek-
uur aanreiken.5 De taal en de
omgangsvormen waren volks en
rondborstig, om niet te zeggen
robuust, iets wat bijvoorbeeld
spreekt uit een anekdote uit het
St. Jan de Deo in Haarlem, waar
dezelfde broeders werkzaam wa-
ren. Bij het verschonen van een
patiënt die elementaire lichame-
lijke functies niet meer onder
controle had zei de broeder
steeds weer opgewekt, met een
zinspeling op een tekst van de
apostel Paulus (1 Kor.10, 31): 'Het-
zij ge eet of drinkt, hetzij ge
schijt of stinkt, doe alles ter ere
van God.' Dat was korter dan een
preek en vermoedelijk meer ge-
schikt om een hulpbehoevende
zieke over zijn verlegenheid heen
te helpen. Overigens werden niet
alleen rooms katholieke patiën-
ten opgenomen, in de jaren vijf-
tig was zelfs tweederde van hen
niet-katholiek.
Een fles in het glas
Van de verschillende staffuncties
in het ziekenhuis was die van de
rector, die de zieken en de broe-
ders geestelijk bijstond, specifiek
voor een katholiek ziekenhuis.
Hij was er voor de wekelijkse
preek, de dagelijkse mis en het
zondagse lof. In de beginjaren
van het ziekenhuis was hij inwo-
nend, de torenkamer links was
zijn werk- en woonplek. Die taak,
feitelijk een sinecure, werd toe-
vertrouwd aan een priester die
zijn tijd voor het grootste deel
aan ander werk moest besteden.
De eerste inwonende rector was
de publicist en historicus Gisbert
(Gijs) Brom, die de functie be-
kleedde van 1894-1904. Hij was
De broedercommuniteit
die in 1956 het 60-jarig be-
staan van het ziekenhuis
vierde. Er was bij die gele-
genheid een breed Utrechts
erecomité in het leven ge-
roepen met burgemeester
De Ranitz als voorzitter.
Foto door M. van de
Boom, particuliere collectie
vattingen over verpleging van
zieken de mogelijkheden aan de
Mariaplaats onvoldoende waren.
In de zomer 1971 werd het nieu-
we ziekenhuis in Overvecht in
gebruik genomen. Tijdens de
bouw had het op de borden van
de aannemer nog 'Nieuwbouw
Ziekenhuis St. Joannes de Deo'
geheten. Die historische naam
werd losgelaten en om de ver-
bondenheid met de nieuwe wijk
tot uitdrukking te brengen ver-
anderd in 'Ziekenhuis Over-
vecht'. Aanvankelijk zaten er nog
wel broeders in de leiding. Intus-
sen zijn de religieuzen terugge-
treden en is er een ingrijpende
fusie achter de rug. Sinds 1 juli
1998 maakt Overvecht, samen
met ziekenhuis Oudenrijn, deel
uit van Mesos Medisch CentrumA
Een mannensfeertje
Over de verpleging in het St. Jan
de Deo werd verschillend geoor-
deeld. Er waren er die mopper-
den op de broeders, er werkten
er zo'n vijftien tot twintig in het
ziekenhuis, terwijl anderen hen
de hemel in prezen, en eenmaal
daar opgenomen geweest naar
geen enkel ander ziekenhuis
meer wilden. De clerus, priesters
en seminaristen, werd van bo-
venaf een zekere reserve ten
aanzien van de broederverple-
ging in het algemeen bijgebracht
vanwege een mogelijk risico van
homoseksuele contacten. Overi-
gens is daar nooit iets van geble-
ken. Een uitgesproken standpunt
is overgeleverd van pastoor H.Th.
Mets van de Willibrordparochie
in de binnenstad van Utrecht. Hij
prefereerde de verpleging van
broeders boven die van zusters,
omdat volgens hem de eerste
meer aandacht hadden voor de
patiënt, terwijl de laatste vooral
keken of de lakens nog wel
schoenwaren.
Wel heerste aan de Mariaplaats
tot aan de komst van de eerste
vrouwelijke verpleegkundigen in
1965 een echt mannensfeertje.
Hoewel nogal wat broeders uit
de omgeving van Haarlem en
Den Haag afkomstig waren,
werd dat nog gepreciseerd tot
typisch Brabants, los, niet al te
formeel en creatief met de re-
gels. Zo was het gebruikelijk dat
na het uur van slapen gaan op
zaal de lichten nog een tijdje aan
bleven, met als argument dat de
nachtbroeder dan gemakkelijker
de slaappillen kon uitdelen. In
werkelijkheid was het erom te
doen het ophalen mogelijk te
maken van de sigaretten die de
dankbare patiënten in ruil daar-
voor op hun kastje hadden klaar-
gelegd. Na die tocht langs de
bedden gingen de lichten uit en
trok de nachtwacht zich terug in
het keukentje om in een makke-
lijke stoel de ingezamelde gaven
in rook te laten opgaan. Tot in de
jaren zestig kwam het voor dat
er op de gangen en zelfs in bed
werd gerookt, en wandelende
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 13-
Ziekenbroeders op de Utrechtse Muziekschool
St. Joannes de Deo op de Mariaplaats 1896-1971
ging. Alvorens 'Schaep' de terug-
tocht naar Rijsenburg aanvaard-
de, werd dat glas geledigd.
Gregorius en Caecilia
Op den duur was er geen inwo-
nende rector meer en kwam een
secretaris van het aartsbisdom
dagelijks naar het ziekenhuis om
er de liturgische en pastorale
functies waar te nemen. Met de
verhuizing naar Overvecht is ook
daaraan een eind gekomen. De
kapel waarin die rector optrad, is
overigens nog helemaal intact,
en wordt nog wel benut als repe-
titieruimte. Alleen het altaar is er
weggehaald. Op de eerste steen,
links vooraan in die gewijde
ruimte wordt vermeld dat die ge-
legd is op 24 juni ('VIII Cal. Quinti-
les') 1895. Het interieur van de ka-
pel met de prachtige ramen van
Heinrich Geuer uit 1896, waar
niemand meer naar kijkt, ver-
dient ook weer aandacht vanwe-
ge Joannes de Deo en Camillus,
de twee wachters aan de poort.
Uit (de tweede helft van) hun
veel bewogen levens zijn in die
ramen enkele goed herkenbare
episoden weergegeven. Maar
achter op de zangzolder prijken,
verstopt aan weerskanten van
het reusachtige orgel, in glas en
lood de afbeeldingen van paus
Gregorius de Grote, naar wie het
Gregoriaans, de oudste zang van
de kerk, is genoemd en tegenover
hem Sint-Caecilia, patrones van
de muziek en de musici. In tegen-
stelling tot Jan de Deo en Camil-
lus, die geschiedenis zijn gewor-
den, hebben zij hun actualiteit
behouden. Zij zijn de echte heili-
gen van de Muziekschool.
Glas in bodraampje
boven de ingang: engel met
het wapen van Utrecht
Foto: particuliere collectie
een zoon van Gerard Bartel Brom,
de grondlegger van de befaamde
edelsmederij die toen nog aan de
Springweg was gevestigd, dus
vlakbij de Mariaplaats. Zijn vele,
meest veel jongere broers en zus-
ters liepen dan ook nogal eens bij
hem aan, ook wel onaangekon-
digd. Dat kon de driftige en im-
pulsieve celibatair lastig verdra-
gen, zodat hij hen vaak uitfoeter-
de en heftig verweet dat ze hem
van zijn werk kwamen afhouden.
De volgende ochtend had hij daar
weer spijt van en stuurde hij een
briefje met verontschuldigingen
naar huis, wat zo vaak gebeurde
dat zijn zusters erover spraken
een formulier voor hem te laten
drukken.
Behalve op de geschiedenis was
de belangstelling van Brom, be-
vriend met de sociale priester Al-
phons Ariëns, ook sterk op de ac-
tualiteit gericht. Hun beider oud-
professor op het grootseminarie
Rijsenburg, de dichter en politi-
cus Herman Schaepman, maakte
hem hoofdredacteur van Het
Centrum,
de progressieve katho-
lieke krant die de koers van 'de
doctor', die in zijn fractie nogal
eens alleen stond, ondersteunde.
In verband daarmee kwam de
grote man nu en dan ook krijgs-
raad houden in de torenkamer
van het St. Jan de Deo. Voor de
bezoeken van zijn leermeester
had Brom in zijn kast een wijn-
glas staan, waarin een hele fles
W
Ton H.M. van Schaik is historicus, publi-
cist en oud-redacteur van Oud Utrecht.
%
vereniging Oud«Utrecht
februari 2003
-ocr page 14-
De 'Broeders van
Barmhartigheid van de
H. Joannes de Deo'
tijdens een rustpauze in
de tuin in 1939
Foto: Het Utrechts Archief
Het artikel is blijkens een notitie in deze
vorm voorgelegd aan en goedgekeurd
door broeder provinciaal.
Met dank aan mevrouw M. Doek van
het secretariaat van het ziekenhuis, die
mij deze stukken bezorgde. Archivaris
broeder Probus Bakker te Montabaur
stuurde mij het boekje Ziekenhuis St. Jo-
annes de Deo 1896-1956
(Utrecht, 1956)
5 Een en ander werd mondeling mee-
gedeeld door broeder Leo Brouwers te
Utrecht, die als verpleegkundig direc-
teur de overgang meemaakte van de
Mariaplaats naar Overvecht. De opinie
van pastoor Mets bij: Th.G.A.
Hendriksen, Aan de vergetelheid
ontrukt. Leuke belevenissen in lief en leed
langs Rijn en Lek
(Eigen uitgave,
Utrecht, 1985) 174. Over Gisbert
Brom: J.P.de Valk in Biografisch Woor-
denboek van Nederland 2
(Amsterdam,
1985) 67-68. Diens veel jongere broer
Gerard Brom verteh in zijn Len katho-
liek leven
(Baarn,1987) over Gijs' ver-
blijf in St. Jan de Deo Utrecht (42 en '
54). De anekdote- over Haarlem staat
opp. UI.
St. Jan de Deo Utrecht, waaraan hier
een en ander is ontleend. Zie ook:
E.M. Buxbaum, Peter Lötschert-
broeder Ignatius
(Montabaur, 1995).
3    Over Joannes de Deo en Camillus, zie:
David Hugh Farmer, The Oxford
Dictionary ofSaints
(Oxford/New York,
3e editie. 1992) resp. 263 en 81. Over
de iconografie van beide heiligen:
Stijn van der Linden, De heiligen.
Levens, kalenders, attributen [...].
(Am-
sterdam/Antwerpen, 2002) 459 resp.
160-161.
4    Over de geschiedenis van St. Jan de Deo
is een en ander te vinden in het archief
van het ziekenhuis Mesos-Overvecht,
dat ter plaatse bewaard wordt.
Bijvoorbeeld: S. Joannes de Deo in
Utrecht.
Introductie-boekje voor mede-
werkers Ziekenhuis Overvecht, 1980;
H. Nijland, 'De brug tussen de Maria-
plaats en Overvecht' in: Goed Nieuws.
Personeelsblad St. ]oan de Deo
1967;
typoscript van een artikel in Het Cen-
trum,
gedateerd 6 januari 1961, met als
kop 'Nieuw Ziekenhuis St. Joannes de
Deo gepland in Overvecht'.
Noten
1    A. van Hulzen, Utrecht op oude foto's 2
(Den Haag,1978) 188-191. Over de
ingebruikname van het zieicenhuis en
een beschrijving ervan, zie: Utrechtsche
Courant van vrijdag 17 juli 1896 en
volgende dagen.
2    De eerste vestigingsplaats van drie
Duitse broeders was Kaatsheuvel
(1875). Vandaar gingen ze in 1876
naar Den Bosch, waar ze het zieken-
huis aan de Papenhulst oprichtten.
Daarna volgden Haarlem (1887),
Utrecht (1889), Den Haag (1894) en
Nijmegen (1902). De stichter van de
congregatie was Peter (broeder
Ignatius) Lötschert (1820-1886).
Het moederhuis van de 'Barmhartige
Broeders' bevindt zich in Montabaur
in het Westerwald (Duitsland).
Hun officiële naam is 'Congregatie
van de barmhartige broeders van
Montabaur', afgekort FMM, Fratres
Misericordiae Montabaur.
Het Nederlandse provinciale bestuur
is gevestigd in Berg en Dal. Daar
bevindt zich ook de Huiskroniek van
11
%
vereniging Oud*Utrecht
februari 2003
-ocr page 15-
2003: Jaar van de boerderij
Boerderijen in de provincie Utrecht 1
Gezicht op de hofstede Rhijnauwen vanuit de tuin uit het
oosten, ca. 1920-1930. Fotograaf BUtz en Zn.
Foto: Het Utrechts Archief
30 procent van de historische boerderij-
en die eind jaren tachtig, begin jaren
negentig zijn geïnventariseerd in het
kader van het Monumenten Inventari-
satie Project, inmiddels zijn gesloopt.
Dansen, lezingen en koken
In 2003 is een groot aantal activiteiten
gepland waarmee de verschillende
doelgroepen worden benaderd. Het
landelijk projectbureau organiseert een
culturele estafette met onder andere
dans, toneel, film, kookkunst, circus en
verhalen vertellen. In de provincie
Utrecht is de Hofstede Rhijnauwen de
locatie waar de estafette halt zal hou-
den. Verder wordt in Kasteel Groene-
veld een tentoonstelling over de boer-
derij ingericht. Parallel aan deze ten-
toonstelling wordt een groot aantal le-
zingen en workshops georganiseerd
over boerderij, erf en landschap. In april
verschijnt een activiteitenbrochure
waarin alle evenementen die in de pro-
vincie Utrecht plaatsvinden, staan ver-
meld. De brochure bevat tevens een
kaart met alle bij de Boerderijenstich-
ting Utrecht bekende fiets- en wandel-
routes langs boerderijen.
Veel bestaande evenementen zullen
het Jaar van de Boerderij aangrijpen om
rond dit thema activiteiten te plannen,
zoals de Open Monumentendag, de
Landelijke Fietsdag, de Week van het
Platteland en de Groene Maand.
Voor de brochure is de Boerderijenstich-
ting Utrecht nog op zoel< naar bestaan-
de (lol<ale of regionale) wandel- en fiets-
routes langs boerderijen. Voor meer in-
formatie: Boerderijenstichting Utrecht,
Paul Vesters (030-2343880) en op inter-
net:
www.jaarvandeboerderij.nl
Paul Vesters is verbonden aan de Utrechtse Boerde-
rijenstichting
Het jaar 2003 is uitgeroepen tot het jaar van de boerderij. Er vinden vele pu-
bliekgericht activiteiten plaats op het gebied van cultuur, toerisme en recreatie,
zowel op landelijk als provinciaal niveau. Het tijdschrift Oud-Utrecht besteedt
dit jaar aandacht aan boerderijen, hun gebruik en geschiedenis in de provincie
Utrecht. In de eerste aflevering gaat het over het Jaar van de boerderij.
Paul Vesters
De monumentenzorg heeft een be-
scheiden traditie opgebouwd met the-
majaren. Het Europees Monumenten-
jaar en het jaar van het industrieel erf-
goed zijn bel<ende invullingen uit het -
verleden. De Stichting Historisch Boer-
derij-Onderzoel< (SHBO) heeft 2003 uit-
geroepen tot jaar van de boerderij. Doel
van de initiatiefnemers is het behoud
en zorgvuldig beheer van de historische
boerderijen en erven, en het scheppen
van voorwaarden waarmee aan de lan-
delijke bouwkunst op verantwoorde
wijze een nieuwe toekomst kan worden
geboden. Dit doel wil de stichting berei-
ken door beïnvloeding van beleidsma-
kers en publieke opinie, en informatie-
voorziening aan de direct bij deze cate-
gorie gebouwen betrokken partijen.
Verdwijnen van boerderijen
Historische boerderijen staan onder
druk. Steeds meer agrariërs houden er-
mee op waardoor boerderijen hun agra-
rische functie verliezen. Een groot deel
van deze boerderijen krijgt een nieuwe
functie, bijvoorbeeld als woning of
zorgboerderij. Een deel zal worden ge-
sloopt. Uit een recent onderzoek van de
SHBO blijkt dat de afgelopen zestig jaar
landelijk meer dan loo.ooo historische
boerderijen (van voor 1940) fysiek zijn
verdwenen. Dat is meer dan een halve-
ring. Dit proces gaat onverminderd
door. In de provincie Utrecht zijn zo'n
3.200 historische boerderijen over. In
1910 telde de provincie er nog 5.130
(over de periode 1910-1940 worden in
het onderzoek geen aantallen vermeld).
Opvallend veel van de resterend boer-
derijen hebben nog een agrarische
functie (42 procent met als opmerkelij-
ke uitschieter het veenweidegebied
waar meer dan 70 procent van de histo-
rische boerderijen een agrarische func-
tie heeft. Hiermee scoort dit gebied met
Tholen en de Veenkoloniën landelijk het
hoogst. Zorgwekkend is dat meer dan
12
vereniging Oud>Utrecht
februari 200S
-ocr page 16-
Literatuursignalement
Leny Jurritsma, Het Utrechts Archief
o); [2]: Index (ISBN 90 6550 715 9).
Overzichtswerk van 2.283 Eemnesser fa-
milies en de namen en persoonsgegevens
van ruim 20.000 Eemnessers geboren
tussen 1675 en ca. 1920. Rijk geïllustreerd
met ruim 300 foto's van Eemnessers.
Nieuwegein: geschiedenis en architec-
tuur I
door A.M. Fafianie, R.E.T.M. Rijn-
tjes en M.P. van der Wiel; eindred. Elisa-
beth Stades-Vischer. Zeist: Kerckebosch,
2002; 352 p. (Monumenten inventarisa-
tie provincie Utrecht 30). Uitgegeven in
samenwerking met de Stichting Publi-
caties Oud Utrecht. Met lit.opg. Bijlage:
Territoir Nieuwegein, versterkte hui-
zen/hoeven en buitenplaatsen (i3e-i9e
eeuw) / Alf. lijst samengest. door A.M.
Fafianie; ISBN 90 6720 289 4; €22,50
Beschrijving van de geschiedenis van de
gemeente en meer dan 200 monumen-
tale gebouwen, die alfabetisch op adres
gerangschikt zijn. Bij ieder object is een
waardering gegeven die correspondeert
met het MlP-onderzoek.
IJsselstein, hoe was 't ook al weer? in de
vorige eeuw I
L Murk [eindred. Ko Pee-
ters; fotogr. Bram van Mens]. [Z.p.j:
Stichting Publicatiefonds Historie IJssel-
stein, 2002; 235 p. ISBN 90 8073691 o
Boek met ongeveer 400 foto's van IJs-
selstein en IJsselsteiners uit de periode
1900-2000 uit de privé-verzameling
van de auteur. De foto's geven een
beeld van de bewoners, hun beroepen
en leefgewoonten, scholen en kinderen,
festiviteiten. Daarnaast veel beelden
van verdwenen en veranderde straten.
Rooms in Lombok : 100 jaar Antonius-
kerk Utrecht I
Armand Heijnen, Casper
H. Staal en Gerrit Jan Westerveld ; [eind-
red. Armand Heijnen en Jan Scheffers;
beeldred. Armand Heijnen en Casper
Staal]. Utrecht: Poseidon Pers, 2002; 143
p.; €8,50 (excl. verzendkosten)
Uitgegeven ter gelegenheid van het
100-jarig bestaan van de parochie St.
Antonius en O.L.V. van Goede Raad te
Utrecht. Feiten en gebeurtenissen wor-
den in hun sociaal-economische, maat-
schappelijke en kerkelijke context ge-
plaatst. Ook aandacht voor het kerkge-
bouw en het rijke interieur en de toe-
komstverwachtingen van de parochie.
Het boek is dagelijks tussen 9 en 12 uur
af te halen bij het Parochiecentrum, Ka-
naalstraat 200 of telefonisch te bestel-
len: (030)293 08 79.
Een kolonie van Duitsers: groepsvorming
onder Duitse immigranten in Utrecht in
de negentiende eeuw I
Marlou Schrover.
Amsterdam: Aksant, 2002; 416 p. ISBN
90 5260 066 X; €30,-
Duitse immigranten vormden tot de
Tweede Wereldoorlog de grootste
groep vreemdelingen in Nederland. Als
casus is de stad Utrecht gekozen waar-
bij het gehele bevolkingsregister over
een periode van dertig jaar werd door-
genomen. Het boek geeft levensbe-
schrijvingen van Duitse immigranten in
de tweede helft van de negentiende
eeuw. Bekeken worden hun herkomst,
huwelijken, werken, wonen en sociaal
verkeer.
In kringen van kanunniken: munsters en
kapittels in het bisdom Utrecht 695-1227
I
Kaj van Vliet. Zutphen: Walburg Pers,
2002; [Handelseditie van proefschrift
Universiteit van Amsterdam]; 503 p.
ISBN 90 5730 229 2; €44,95
Deze studie brengt de kanunnikenge-
meenschappen in het middeleeuwse bis-
dom Utrecht in kaart. In opeenvolgende
perioden wordt de geschiedenis van de
diverse munsters en kapittels uiteenge-
zet, waarbij het onderzoek naar de sa-
menhang tussen het ontstaan van nieu-
we stichtingen en het veranderen c.q.
verdwijnen van de bestaande instellin-
gen centraal staat. Essentieel in het on-
derzoek zijn de functies van het kapittel
en de levenswijze van de kanunniken.
Kaj van Vliet, die op 28 november j.l. pro-
moveerde, is werkzaam bij Het Utrechts
Archief en redactielid van Oud Utrecht.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Hans Mengelberg, sierkunstenaar en de
l(erkelijl<e interieurkunst I
Frans van der
Hulst en Josien de Jonge [onder red. van
Inemie Gerards; eindred. Het Tweede
Ambacht (Utrecht)]. Vianen: Optima,
2002; 163 p. ISBN 90 76940 10 X; €32,-
Leven en werk van de veelzijdige kun-
stenaar Hans Mengelberg (1885-1945)
die in 1926 in Utrecht een atelier op-
richtte voor kerkelijke interieurkunst.
Naast een biografische schets gaat het
boek in op de kunstzinnige ontwikke-
ling van zijn werk in relatie tot de kerke-
lijke interieurkunst in Nederland.
Zuilen toen Zuilen nog Zuilen was IIIW.
van Scharenburg. Utrecht: Wim van
Scharenburg, [2002]; 272 p. ISBN 90
80699713
Boek bestaat uit wandelingen door de
straten van oud-Zuilen aan de hand van
talrijke foto's met de geschiedenis van
winkels, gebouwen en markante perso-
nen. Vervolg op het eerste deel, uitge-
geven ter gelegenheid van het 1.250-ja-
rig bestaan van de gemeente Zuilen. In
dit tweede deel zijn correcties en aan-
vullingen opgenomen.
Utrecht, de stad in gedichten I ingeleid
en samengest. door Henk van Zuiden.
Amsterdam: Uitgeverij 521, 2002; 168 p.
ISBN 90 76927 24 3; €12,50
Bloemlezing van negentig gedichten
waarin de stad Utrecht centraal staat of
figureert, door Utrechtse dichters van
vroeger, zoals Gabriël Smit, H. Mars-
man, Jan Engelman en hedendaagse,
zoals Herman Beks, Frank Chapel en
,5 Oeke Kruythof.
Eemnessers door de eeuwen heen: een
uitgave in het kader van het 6so-jarig
bestaan van Eemnes I
samengest. door
Bep de Boer [e.a.]. [Eemnes]: Historische
Kring Eemnes,2002; 2 delen: [ijAlfabe-
tisch overzicht van de genealogieën van
Eemnesser families (ISBN 90 6550 714
vereniging Oud-Utrecht
februari 2003
-ocr page 17-
Het Mariaretabel in de Buuricerk
knielt voor het rustbed, een an-
der kijkt staande toe en de derde
is reeds geknield. Op de achter-
grond zien wij een verhoogde
burcht, het kasteel van koning
Herodes. Een engel sluit dit tafe-
reel aan de rechterzijde af.
Ook het rechtertafereel begint
met een engel. Prachtig zijn de
achterbenen en de staart van de
ezel die Maria met haar kindje
draagt. De contouren van haar
kleed verraden haar gestalte.
Josef leidt de ezel naar een open-
staande poort in de stadsmuur.
Voor de figuren in de lijst boven
het middenpaneel is tot nu toe
geen bevredigende interpretatie
gegeven. Hier moet toch wel een
verheven scène uit het leven van
Maria zijn afgebeeld? Kan het
hier om de rechtsprekende
Christus gaan die geflankeerd is
door Maria en Johannes?
Kalandebroederschap
Het Mariaretabel was een kost-
baar altaarstuk op een promi-
nente plek in de kerk, en wel het
noordtransept. Hier was ruimte
voor een kapel van een broeder-
schap van zekere allure. Ten on-
rechte heeft men gedacht dat
dit de Onze-Lieve-Vrouwe-ter-
Nood-Godsbroederschap was.^
Haar altaar stond vóór 1512 int
cruyswerck aen die noertsyde,
wat slechts aangeeft dat het in
het noordtransept stond.3 Dit
altaar stond links van de triomf-
boog die het hoogkoor scheidde
van het transept, in het verleng-
de van de linkerzijbeuk.
In een eerdere publicatie heb ik
het bewaard gebleven altaar-
stuk al toegedacht aan de Kleine
Kalandebroederschap, een oude
(circa 1360), prestigieuze broe-
derschap van twintig adellijke
heren die in de Buurkerk een ei-
Het ketelhok van de Utrechtse Buurkerk ver-
bergt een zwaar beschadigd altaarstuk. De ge-
plande verbouwing biedt mogelijkheden een
fraai retabel te ontrukken aan de vergetelheid.
Llewellyn Bocaers
waar zwaar beschadigd - be-
waard gebleven. Deze restanten
- zie bijvoorbeeld de zeer fijne
randversiering - verraden een
meesterhand.
Afgeslagen hoofden
Het retabel was een Maria-al-
taar. De twee scènes waarvan de
contouren enigszins behouden
zijn, geven taferelen uit het pril-
le leven van Jezus weer en wel
de aanbidding door de drie ko-
ningen en de vlucht naar Egypte.
De hoofden zijn er afgeslagen,
maar de onderkant is nog goed
herkenbaar. Op het linkerlijst
zien wij het strobed waarop Ma-
ria rust. Het is heel verfijnd
weergegeven. Onder haar hand-
bereik staat een rond tafeltje
met een kannetje en een brood-
je. Op de bank links van haar zit
Josef. Hij draait zich om en kijkt
hoe drie koningen zijn vrouw en
zoon alle eer bewijzen: één
In de Buurkerk, nu Nationaal
Museum van Speelklok tot Piere-
ment, bevindt zich een schitte-
rend laat-middeleeuws altaar-
stuk van Baumberger kalksteen.
Helaas is het niet te bezichtigen:
het staat achteraf, in het hok
met de ketel van de centrale ver-
warming. In de literatuur is dit
altaarstuk niet onopgemerkt ge-
bleven.^ Het is danig beschadigd
tijdens een beeldenstorm, ver-
moedelijk die van 1566. Dit grote
retabel had vijf nissen die met
beeldhouwwerk gevuld waren,
maar dat is allemaal verdwenen.
Alleen in de bovenlijst en zwik-
ken is beeldhouwwerk - welis-
Het Maria-altaar in de
Utrechtse Buurkerk
Foto: Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, Zeist
17
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 18-
gen altaar had.4 Haar bijzondere
naam ontleent deze broeder-
schap aan het feit dat de leden
in principe op de eerste van elke
maand, de Kalande, bijeenkwa-
men om aan hun altaar de mis
te vieren. Dit gebruik hadden zij
al in 1398 losgelaten.5 Van deze
broederschap was Maria de pa-
troonheilige. Eigenlijk kwam al-
leen deze rijke broederschap in
aanmerking als opdrachtgever
van dit altaarstuk. Sinds kort
weet ik het zeker. Bij de verkoop
van een graf in 1524/25 staat in
de kerkmeestersrekeningen ver-
meld dat het ligt int noerdteynde
vant cruysswerck voer dat Clan-
denautaerP
Weer is er een raad-
Detail van de linkerlijst
met aanbidding van de
drie koningen
Foto: Rijksdienst voor de
Monumentenzorg Zeist
Plattegrond Buurkerk
tussen 1457 en 1505 op
basis van Haakma Wage-
naar. Deze plattegrond is
vergelijkbaar met de hui-
dige situatie omdat de ko-
ren in 1586 zijn afgebro-
ken.Het Maria-altaar
stond in het meest linker
deel van het transept.
seltje opgelost. Het laat onverlet Noten
dat wij graag zouden willen we- l
ten wie de beeldhouwer is ge-
weest. Een toeschrijving kan al-
leen op basis van stijlkenmerken
geschieden. Want het archief
van de Kleine Kalande is nage-
noeg verloren gegaan. Het reta- 2
bel dat vooral in de details ver- 3
fijnd gotisch werk laat zien,
wordt rond 1470 gedateerd.
Het Nationaal Museum van
Speelklok tot Pierement reali-
seert nu een ingrijpende ver- 4
bouwing waarbij de mogelijk-
heid bestaat dat het retabel
weer zichtbaar gemaakt wordt.
Via glasplaten zou dit vanaf de
galerij mogelijk zijn. De finan-
ciering vormt nog een struikel- 5
blok. De verbouwing van het 6
De belangrijkste opmerkingen zijn te
vinden in: W. Halsema-Kubes e.a.,
Adriaen van Wesel, een Utrechtse beeld-
houwer uit de late middeleeuwen
('s-
Gravenhage, 1980) 26-27, alwaar litera-
tuurverwijzingen vermeld staan.
Idem, 26.
F.A.L. van Rappard, 'Die bruederscap
van der poerten des hemels, gesticht
anno 1495 op O.L.V. avont assumptio-
nis', in: Archief voor de Geschiedenis van
het Aartsbisdom Utrecht 10
(1882), 2.
Lleweilyn Bogaers, 'Broederschappen
in laatmiddeleeuws Utrecht op het snij-
punt van religie, werk, vriendschap en
politiek', in: Trajecta. Tijdschrift voor de
geschiedenis van het katholiek leven in de
Nederlanden,
8 (1999) dl. 2,105.
Het Utrechts Archief, SBA1,173, f.2.
ldem,SBAlI,47, 1524/25, f. 14.
f^b\
A
)^\
v
v
j. . _ ~~\
^^^ -—%
*«*'^'^\-
^*as^ ^^-''^
*^' ~-^
^Cl \
J^ ^^
^^^
•A ^T 1
B^v -^
museum is natuurlijk een goede
gelegenheid om dit laat-middel-
eeuwse pronkstuk weer in de
openbaarheid te brengen. Het
verdient gezien te worden. Als
beeldhouwwerk en als product
van de beeldenstorm. Het is nu
eenmaal één van de weinige
Utrechtse topstukken uit de
Middeleeuwen die op locatie
bewaard zijn gebleven.
Lleweilyn Bogaers is cultuurhistorica, als
freelancer organiseert en begeleidt ze cul-
tuurhistorische reizen en historische
rondleidingen, onder andere door de
Buurkerk.
18
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 19-
Zondeval en kruisdood
Een glas met religieuze voorstellingen van de Leidsche Rijn
en dergelijke werden verworpen,
bleef enig glasmateriaal over.
Hieronder was een aantal frag^
menten van een kelkglas met ge-
graveerde figuren.
Bij reconstructie bleek helaas
een deel van de conische kelk en
van de stam te ontbreken. De
voet had een omgeslagen rand,
de incomplete stam was pseudo-
gefacetteerd, een zogenaamde
'Silezische' stam. Niettemin kon-
den de maten van het glas gro-
tendeels worden vastgesteld. De
diameter van de voet bedroeg 73
mm en van de kelk 71 mm. De
diepte van de kelk is 6i mm en de
geschatte totale hoogte onge-
veer 160 mm. Uit de meting van
het soortelijk gewicht (3,03 g/ml)
bleek dat het uit loodglas was
gevormd. Dit feit en de vorm van
de stam van het glas maakten
een ruwe datering mogelijk in de
eerste helft van de 18e eeuw.3
Het loodgehalte van het glas was
ook de oorzaak van het ontstaan,
tijdens het verblijf in de afval-
greppel, van loodsulfide aan het
oppervlak. Dit resulteerde in een
vlekkerige zwarting van grote
delen van het glas. Hierdoor
werd het onderzoek van de
graveringen zeer bemoeilijkt.
Voorafgaand aan een recon-
structie met tweecomponenten-
glaslijm, werd daarom het glas
door behandeling met verdund
salpeterzuur weer helder door-
zichtig gemaakt.
De voorstellingen zijn wat primi-
tief uitgevoerd als diamantlijn-
gravure.4 Hierbij worden de figu-
ren met een op een stift gekit
diamantje ingekrast. De voor-
stellingen zijn grotendeels ge-
spaard gebleven. Zij bestaan uit
twee diametraal geplaatste af-
beeldingen. De ene geeft, helaas
onvolledig, de zondeval weer;
In een dichtgegooide greppel in Leidsche Rijn vonden archeologen enkele zwart-
gevlekte, gegraveerde stukjes glas. Zorgvuldige reconstructie leverde een fraai
18e-eeuws glas op versierd met bijbelse taferelen, waarschijnlijk afkomstig uit de
boedel van een welvarende boer.
A.G. Rauws
den bouwpuin is geconcludeerd
dat er stenen bouw is geweest
vanaf het begin van de 14e eeuw.
De kwaliteit van de bouwmate-
rialen, waaronder veel gegla-
zuurde plavuizen en daktegels, is
opvallend goed. Dat is zeer onge-
bruikelijk bij boerderijbouw in de
Middeleeuwen. Mogelijk houdt
dat verband met de status van
de toenmalige grondeigenaren,
dat waren namelijk enkele
Utrechtse kapittels. Of is hier
sprake van hergebruik?
Vlekkerige zwarting
Bij de i6e-eeuwse boerderij werd
ook glas gevonden, en wel in een
pas in 1959 dichtgegooide grep-
pel. Na strenge selectie van de
glasvondsten, waarbij doorge-
brande gloeilampen, jampotten
Het stadsuitbreidingsgebied Leid-
sclie Rijn is goed voor een rijl<e
oogst op arclieologisch gebied.
Het meest tot de verbeelding
sprel<en natuurlijk de vele vond-
sten uit de Romeinse periode.
Daarnaast worden er nog veel
boeiende vondsten gedaan uit
andere perioden, zoals de ver-
moorde man uit de Late Ijzertijd^
en een bijna complete eg uit de
12e eeuw.
Bij een proefonderzoek langs de
Hogeweide in de vroege herfst
van 2001 is gezocht naar sporen
van een middeleeuwse voorgan-
ger van de in 1959 afgebroken
vroeg i6e-eeuwse boerderij De
Hoogeweide.^
Die lijkt te hebben
bestaan. Aan de hand van gevon-
Afbeeldingen van de zonde-
val (fragmentarisch, links)
en de kruisdood (rechts).
foto 's: H.Lagers, Archeob-
gisch en Bouwhistorisch
Centrum Utrecht
19
vereniging Oud'Utrecht
februari 2003
-ocr page 20-
zichtbaar zijn Adam, de stam van
de boom met de staart van de
slang en de benen plus een hand
van Eva met daarin de appel. Aan
weerszijden van de boomkruin
staat gegraveerd: 'De Boom ...
des Doods'. De andere is een
weergave van de kruisdood van
Jezus van Nazareth. Aan weers-
zijden van de gekruisigde Jezus
staan Maria en Johannes de
Evangelist. Aan de voet van het
kruis ligt een schedel. Aan weers-
zijden van het kruis staat de
tekst: 'De Boom ... des Levens'. In
beide teksten zijn de aanwezige
letters hier cursief gezet, de an-
dere letters geven een interpola-
tie weer. De teksten maken dui-
delijk dat in de christelijke visie
de vrucht van de 'boom der ken-
nis van goed en kwaad' de sterfe-
lijkheid van de mens met zich
meebracht en dat de kruisdood
van Jezus van Nazareth voor de
mens de mogelijkheid van het
'eeuwig leven betekende.
Glazen geïllustreerd met deze
kernpunten van het christelijk
geloof waren zeer in trek in de
17e en i8e eeuw, vooral in protes-
tantse kring. De vondst ervan bij
de boerderij De Hoogeweide
suggereert dat de toenmalige
bewoner een redelijk welvarende
boer moet zijn geweest.
Bijbelse prentkunst
Religieuze illustraties op glazen
zijn meestal geen originele af-
beeldingen. Meestal liet de glas-
bewerker zich inspireren door de
rijke bijbelse prentkunst van de
16e en de 17e eeuw. Overigens
zijn ook veel van die prenten
geen zuivere originelen, maar
vaak weer afgeleiden van pren-
ten van bekende grafici als Dü-
rer. Schut en Wierix. Uit vergelij-
kend onderzoek vallen hele
stambomen van zulke prenten te
reconstrueren. De afbeelding
van de kruisdood lijkt, direct of
indirect, te zijn afgeleid van een
prent van Jan Wierix.5 De weer-
gave is overigens zeer ruw. Dat
maakt de vraag gewettigd of
zo'n verband mag worden aan-
genomen, terwijl er toch zo veel
prenten zijn die de kruisdood
weergeven. De enige rechtvaar-
diging hiervoor is dat bij het on-
derzoek is gebleken dat er opval-
lend veel eenduidig verschillen-
de versies bestaan van dit the-
ma: Jezus naar links of naar
rechts hangend, de opstelling
van Maria en Johannes, het al
dan niet aanwezig zijn van Maria
Magdalena, staand of knielend
of het kruis omklemmend, wél of
geen schedel aan de voet van het
kruis en, zo ja, links of rechts, en-
zovoort. Helaas is de afbeelding
van de zondeval te fragmenta-
risch voor een plausibele toe-
schrijving. Overigens bestaan
ook hier veel eenduidig verschil-
lende variaties op dit bekende
thema.
De vondst van dit glas bevestigt
dat het rivierengebied ten wes-
ten van Utrecht een rijke bron
van archeologische informatie is
die ruim 20 eeuwen omspant.
A.G. Rauws is werkzaam bij het Archeolo-
gisch en Bouwhistorisch Centrum van de
Gemeente Utrecht
Veel dank is verschuldigd aan de heer C.
Staal en mevrouw T. Kootte (Museum
Catharijneconvent, Utrecht) en mevrouw
M. Stijkel (Bibliotheek Rijksmuseum, Am-
sterdam) voor hulp en advies bij het zoeken
naar prenten waarvan de afbeeldingen op
het glas zouden kunnen zijn afgeleid; voorts
aan de heer H. Lagers van het Archeolo-
gisch en Bouwhistorisch Centrum voor de
foto's van het gereconstrueerde glas.
iHTWS.
De kruisdood-prent van
Wierix
Collectie: Stedelijk Pren-
tenkabinet Antwerpen
Foto: Peter Maes, Gent
Noten
1     T. Pot T., Op zoek naar de verleden
medemens. Bespiegelingen over
archeologische en bouwhistorische
vondsten uit
ffrec/K (Utrecht, Matrijs,
2002)54-63.
2    J.S. van der Kamp, Archeologisch proef-
onderzoek langs de Hogeweide.
Archeo-
logische Rapporten Gemeente Utrecht
5 (Utrecht, Archeologisch en Bouw-
historisch Centrum, 2002).
3    H.E. Henkes, Glas zonder glans: vijf
eeuwen gehruiksglas uit de bodem van de
Lage Landen,
i300-i800 (Rotterdam
1994) 264-265. Het onderschrift bij
fig.181 op p.265 vermeldt abusievelijk
'17e' in plaats van'18e eeuw'.
4    A. Laméris, 'Het graveren van glas', in:
"KM". Materiaaltechnische informatie
over beeldende kunst
(voorjaar 2002)
36-38.
5    L. Alvin, Catalogue raisonné de l' oeuvre
des trois frères Jean, Jérome etAntoine
Wierix (Bruxelles, Arnold 1866)
nr. 370; M. Mauquoy-Hendrickx, Les
estampes des Wierix. Catalogue raison-
né.
(Bruxelles, Bibliothèque Royal
Albertler, 1978) nr. 156.
20
vereniging Oud*Utrecht
februari 2003
-ocr page 21-
utrechtse straatnamen i: Oude Kerkstraat
De 'stege nae de Santhoff,
de tegenwoordige Oude
Kerkstraat, met rechts de
Steenstraet, de tegenwoor-
dige Biltstraat, en
/infa het
huis Den Santhof op een
plattegrond uit 1642
Foto: Het Utrechts Archief,
Sint-Pieter, inv.nr. 342
Een goed en wetenschappelijk verantwoord straatnamenboek van Utrecht bestaat
nog niet. Toch zijn veel mensen benieuwd naar de geschiedenis en de verklaring
van de naam van hun straat, getuige de talrijke vragen die Het Utrechts Archief
daarover krijgt. Ook voor de stadsgeschiedenis is zo'n boek interessant, want het
brengt veel nieuwe feiten over onder meer de vroege stedelijke topografie boven wa-
ter. Daarom schrijft Erik Tigelaar een straatnamenboek voor Utrecht dat naar ver-
wachting in 2005 zal verschijnen. Oud-Utrecht publiceert alvast enige korte artike-
len over opmerkelijke straten.
straat. Na de verhuizing is men
Den Santhof ook De Oude
Roomse Kerk of kortweg De
Oude Kerk gaan noemen, waar-
door op den duur ook de steeg
van naam veranderde. Vanaf
1761 komt zij uitsluitend nog
voor als Oude Kerksteeg.
Op 16 november 1880 hebben
Burgemeester en Wethouders
de straatnaam op voorstel van
de wijkmeester gewijzigd in
Oude Kerkstraat. De bouw van
'een fraai huis met stal en koets-
huis' in de straat rechtvaardigde
naar zijn mening deze naams-
verandering. Het straatgedeelte
dat ligt tussen de Gildstraat en
de Bollenhofsestraat ontving de
naam in 1890.^
Erik Tigelaar is Unitleider Beeldmateriaal
en Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
Noot
1 Het straatnamenboek van Utrecht zal
worden voorzien van een uitgebreid
notenapparaat.
Erik Tigelaar
Het gedeelte van de Oude Kerk-
straat dat ligt tussen de Bilt-
straat en de Gildstraat was oor-
spronkelijk de toegangsweg naar
een huis dat ten noorden van de
kruising van de tegenwoordige
Oude Kerkstraat en de Gildstraat
stond. Dit huis met bijbehorende
boomgaard wordt in een akte uit
1619 aangeduid als 'den Sandt-
hoff'. De toegangsweg wordt in
deze akte vermeld als St. Jeroni-
musstege. Op een plattegrond
uit 1642 komt de weg voor als
'stege nae de Santhoff'. Vervol-
gens wordt hij in de tweede helft
van de 17e eeuw en in de eerste
decennia van de i8e eeuw Sant-
hoffsteegh genoemd.
Deze steeg heeft uiteindelijk de
naam Oude Kerkstraat gekregen
omdat Den Santhof lange tijd in
gebruik is geweest als roomse
schuilkerk. In 1686 wordt voor de
eerste keer vermeld dat het huis
'wort gebruyckt tot een paepse
kerck'. Het huis heeft nog dienst
gedaan als kerk totdat deze in
1739 verhuisde naar een pand
aan de zuidzijde van de Bilt-
21
-%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2ops
-ocr page 22-
Oud-Utrecht in 2002
2002 was voor de Vereniging Oud- Utrecht een jaar waarin vele
activiteiten plaatsvonden. Naast excursies, lezingen, de ledenver-
gaderingen en de bijeenkomsten in het Historisch Café waren dat
onder andere het Groot Evenement, een feestelijke bijeenkomst
ter afsluiting van de ideeënwedstrijd Beleefde singels! en de
presentatie van het jaarboek in het Centraal Museum.
TOLIEN WiLMER
Groot Evenement
De bootreis van Rhenen naar Culemborg tijdens
het Croot Evenement (25 mei) werd muziloa! opge-
luisterddoor het duo De Casten. Dr. H.P. Deys zorg-
de voor achtergrondinformatie bij het passeren
van interessante locaties (foto 1).
Beleefde singels!
Op 15 september vond in de Leeuwenbergl<erl< een
bijzondere en gevarieerde bijeenkomst plaats met
als thema behoud en herstel
van de cultuurhistorische waar-
de van het Utrechtse Singelge-
bied. Aanwezigen konden hun
visie op het Singelplantsoen uit-
drukken In verf (foto 2), muzi-
kaal werd de bijeenkomst opge-
luisterd door het Binnenstads-
koor
dat delen van de opera Or-
phee
ten gehore bracht (3). De
voorzitter van de jury van de
deeënwedstrijd Beleef de
singels,
Ir. K. Visser, las het
juryrapport voor, geflan-
keerd door Th. van de
Vathorst (links) en prof.
dr. R.E. de Bruin en me-
vrouw Ir. J. van Essen
(rechts, foto 4). De eerste en
tweede prijs gingen naar
Jhr. drs. A.J. Six (5) en mevrouw
dr. Y.M. Donkersloot-de Vrij (6). De
originaliteitsprijs was voor F. Driessen
(7). Het erelid drs. T.J. Hoekstra overhandig-
de de Visie van de Vereniging Oud-Utrecht op het
behoud en het herstel van de cultuurhistorische
waarde van het Utrechtse Singelgebied aan de
burgemeester van Utrecht, mevrouw mr. A.H.
Brouwer-Korf. (8)
Presentatie Jaarboek
In de aula van het Centraal Museum vond op 15 no-
vember de presentatie plaats van het Jaarboek
Oud-Utrecht 2002
dat geheel gewijd is aan de
Utrechtse familie Martens (van Sevenhoven). Het
eerste exemplaar werd overhandigd aan mr.
O.W.A. baron Van Verschuer (foto 9) die herinne-
ringen ophaalde aan jhr. mr. A.H. Martens van
Sevenhoven, de oprichter van de Stichting Fonds
Martens van Sevenhoven.
22
%
vereniging Oud*Utrecht
februari 2003
-ocr page 23-
Colofon
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar: Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,
3584 ER Utrecht.
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr.i,
februari 2003 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 2/2003:25 februari
Uw bijdragen kuntu sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade
199,5572 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of vla e-
mail aan de eindredacteur:
maurice.van.lieshout@hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: P. Blok
Secretariaat: T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht, tel.:
(030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €io,- /
bedrijven €50,-.
Contributie- en ledenadministratie: Postbanknr. 373520,
Utrecht
Redactie: B. van den Hoven van Cenderen, K. van Vliet,
M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pen-
nings, P. Rhoen, B. van Santen, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
23
%
reniging Oud*Utrecht
februari 2003
-ocr page 24-
Agenda en berichten
Gids en workshop over onderzoek
naar verkeer en vervoer
In de serie 'Trajecten door Utrecht' ver-
schijnt begin maart een nieuwe onder-
zoeksgids. Wegwijzer Cids voor onder-
zoek naar verkeer en vervoer in de pro-
vincie Utrecht.
De gids werd geschreven
door Hans Renes, historisch geograaf,
en Douwe Koen, medewerker van Het
Utrechts Archief
Mobiliteit bepaalt ons leven en bepaalt
ook voor een belangrijk deel onze om-
geving. Mensen hebben zich altijd ver-
plaatst, om contact te houden met an-
dere mensen, om goederen te halen en
te brengen en ter ontspanning. Al dui-
zenden jaren zijn voor die verplaatsin-
gen voorzieningen getroffen, zoals we-
gen, kanalen, bruggen, wegwijzers en
pleisterplaatsen. Voor de geschiedenis
van verkeer en vervoer bestaat dan ook
veel belangstelling.
Historisch café
Op vrijdag 14 februari is (onder voor-
behoud) Peter Vermeulen gastspre-
ker in het Historisch Café. De heer
Vermeulen is architect en steden-
bouwkundige en voorzitter van de
Utrechtse Commissie Welstand en
Monumenten en de Welstandskamer
Leidsche Rijn. Een maand later houdt
de heer F. Landzaat, bestuurslid van
de Stichting Historie Grofkeramiek
een inleiding over de Tegelfabriek
Westraven.
Beide bijeenkomsten vinden plaats in
't Weeshuid, Domplein i6 in Utrecht
en beginnen om 17.00 uur. De entree
is gratis.
Rondleiding Sterrenwacht
Sonnenborgh
Op donderdag 27 februari (aanvang
20.00 uur) organiseert de activitei-
tencommissie een bezoek aan de
Utrechtse Sterrenwacht. De rondlei-
ding voor leden en introducés wordt
verzorgd door André van der Lek, me-
dewerker van Museum de Sterren-
wacht. Hij geeft onder andere uitleg
over de Utrechtse Meridiaan, de aan-
wezige sterrenkundige apparatuur
en de indrukwekkende bibliotheek.
Bij heldere hemel bestaat de moge-
lijkheid zelf naar sterren en planeten
te kijken.
Plaats: Zonnenburg 2 Utrecht; Kosten:
€3,-.
Inaugurale rede
Op vrijdag n april 2003 om 16.15 uur
zal prof. dr. R.E. de Bruin als hoogle-
raar Utrecht Studies zijn inaugurele
oratie houden in de aula van het Aca-
demiegebouw aan het Domplein te
Utrecht.
Publieksprijs tijdschriftartikel
niet uitgereikt
De oproep in het decembernummer
om het beste artikel aan te wijzen uit
de jaargang 2002 van het tijdschrift
heeft welgeteld twee inzendingen
opgeleverd. Bovendien hadden beide
inzenders een andere keuze gemaakt,
dus is er geen artikel met meerder-
heid van stemmen gekozen. De prijs
zal dan ook niet worden toegekend.
Oproep auteurs witte-vlekkenplan
De Vereniging Oud-Utrecht stelt zich
ten doel om de kennis en belangstel-
ling voor de geschiedenis van Utrecht
te stimuleren en bevorderen. In dit
kader 'adopteert' de vereniging jaar-
lijks een 'witte vlek' in de geschied-
schrijving over stad en provincie. Uit-
gangspunt vormt een overzicht van
onderwerpen uit de geschiedenis van
Utrecht, waarover weinig of niets is
gepubliceerd. Het bestuur van de
Vereniging Oud-Utrecht nodigt au-
teurs uit om over één van deze on-
derwerpen oorspronkelijk onderzoek
te doen. Het onderzoek dient van we-
tenschappelijk gehalte te zijn en
moet uitmonden in een artikel voor
het Jaarboek Oud-Utrecht van
ongeveer 30 pagina's. De auteurs-
vergoeding bedraagt €3.400,-.
De lijst met onderwerpen in de
Utrechtse geschiedenis waarover
weinig of niets is gepubliceerd is op-
gesteld door de Stichting Stichtse Ge-
schiedenis. Voorbeelden van terrei-
nen waarop zich het onderzoek kan
bevinden zijn landbouw, nijverheid
en bedrijven, criminaliteit, sociale
zorg, cultuur buiten de steden en
stadsuitbreidingen.
Geïnteresseerde auteurs kunnen voor
informatie, een reglement en een vol-
ledige lijst met onderwerpen contact
opnemen met de secretaris van het
bestuur van de Vereniging Oud-
Utrecht, mw. CCS. Wilmer, tel. (030)
286 66 n. Een opzet van het onder-
zoek wordt vervolgens ingediend bij
het bestuur, bij voorkeur vóór 1 mei
2003. Bestuur en Jaarboekredactie be-
palen gezamenlijk hun keuze. Met de
auteur wordt een contract afgesloten.
zBsT w
UTRECHTlS;!
'iNGsa
Uvens Rywielpad/Avyzef.
Een vroeg model wegwijzer van de ANWB (Het
Utrechts Arcliief, collectie beeldmateriaal).
Door haar centrale ligging is Utrecht
door de eeuwen heen steeds een
knooppunt van verkeer en vervoer ge-
weest. Elke tijd kende zijn eigen ver-
voermiddelen. Komen er tegenwoor-
dig vele spoorlijnen en landelijke auto-
snelwegen in Utrecht bij elkaar, in de
17e eeuw was de stad een belangrijke
schakel in een aaneengesloten net-
werk van 415 kilometer trekschuitdien-
sten. Er bestonden verbindingen met
vereniging Oud>Utrecht
februari 2003
-ocr page 25-
kopje informatie. Schriftelijke of telefo-
nische aanmelding bij de receptie kan
ook: Het Utrechts Archief Alexander Nu-
mankade igg - 201 / 030 - 286 66 n. De
kosten bedragen €28,- of €23,- voor
vrienden van Het Utrechts Archief inclu-
sief de hierboven beschreven onder-
zoeksgids.
keer en vervoer, waarbij de gids als lei-
draad zal dienen. De workshop geeft
een handreiking voor het onderzoek
naar de geschiedenis van de wereld van
waterwegen, landwegen, spoor- en
tramwegen, herbergen, tollen en hes-
senwegen. In Het Utrechts Archief aan-
wezige archiefbronnen als kaartmateri-
aal, wegenleggers, oude dienstregelin-
gen, concessies voor tolheffingen en
vergunningen voor stoomdiensten die-
nen daarbij ais hulpmiddel.
Opgave voorde workshop is mogelijk via
de website van I-let Utrechts Archief:
www.hetutrechtsarchief.nl onder het
Amsterdam, Leiden, Den Haag, Delft,
Rotterdam en Schoonhoven. De komst
van de spoorwegen in de 19e eeuw be-
tel<ende het einde van de trekvaart. De
vaarten zelf liggen er vaak nog, en veel
oude jaagpaden zijn de laatste jaren
weer in ere hersteld ten behoeve van
de recreatie. Niet alleen trekvaarten,
maar ook tracés van andere transport-
vormen zijn vaak nog goed herkenbaar
in het landschap.
Op zaterdag 75 maart yan lo.oo tot 12.30
uur geeft Douwe Koen op Het Utrechts
Archief een speciale workshop over ver-
18e Nicolaas van der Monde-lezing
Ir C. Douma: Drie historische 'spoorweg-bolwerken' aan het Moreelsepark
Dinsdag 18 februari 2003, Pieterskerk Utrecht, aanvang 20.00 uur, toegang gratis
dracht voor een groot geza-
menlijk hoofdkantoor. Na een
snel ontwerpproces realiseer-
de een speciaal hiertoe in het
leven geroepen eigen spoor-
wegbouwbedrijf van 1918 tot
1921 een in sobere kubistisch-
expressionistische trant opge-
trokken bakstenen gigant die
een van de meest markante
Utrechtse kantoorgebouwen
zou worden en in de volks-
mond bekend staat als 'de
Inktpot'.
De heer Douma bespreekt de
ontstaansgeschiedenis en de
vormgeving van de drie ge-
bouwen in de context van de
ontwikkeling van de betrok-
ken spoorwegmaatschappijen. Ook zal hij uitvoerig stilstaan
bij het overige spoorwegoeuvre van de drie genoemde archi-
tecten.
Ir. C. Douma is voormalig bouwmeester bij de Nederlandse
Spoorwegen. Hij werkte 38 jaar als hoofdarchitect en hoofd
van de eigen bouwafdeling van de NS. Als nevenactiviteit was
hij belast met het monumentenbeleid van de NS. Hij heeft
veel publicaties op zijn naam staan, waaronder het stan-
daardwerk Stationsarchitectuur in Nederland 1938-1998.
De Nicolaas van der Monde-lezingen worden georganiseerd
door de Vereniging Oud-Utrecht
De drie administratiekantoren
van de Nederlandse Spoorwe-
gen aan het Moreelsepark vor-
men met hun kenmerkende en
karakteristieke architectuur en
in hun chronologische volgor-
de een zeer waardevol ensem-
ble, dat omstreeks 1981 in zijn
geheel werd opgenomen op de
lijst van beschermde Rijksmo-
numenten.
Hoofdgebouw I, in neoclas-
sicistische stijl gerealiseerd in
1870-1871 door de Utrechtse
architect N.J. Kamperdijk, dien-
de als hoofdkantoor van de in
1863 opgerichte Maatschappij
tot Exploitatie van Staats-
NS-Hoofdgebouw II
spoorwegen (MES) die daartoe
in 1870 van Den Haag naar Utrecht verhuisde. Het werd ten
gevolge van expansie al in 1879 met een verdieping uitge-
breid door architect A.C. Vink.
In 1893 volgde het rijk gedetailleerde hoofdgebouw II, ont-
worpen door architect J.F. Klinkhamer en gebouwd in de toen
in zwang zijnde neorenaissancestijl. Het diende eveneens als
administratiekantoor voor de - sterk gegroeide - MES en is in
het exterieur overdadig versierd met decoraties die verwijzen
naar het ontstaan en de ontwikkelingvan stoomtractie.
De malaise tijdens de Eerste Wereldoorlog dwong 'het Staats-
spoor' (MES) en 'Hollands Spoor' (HYSM) tot samenwerking
en uiteindelijk fusering in 1917. In dat jaar kreeg dr. ir. G.W.
van Heukelom, architect in vaste dienst bij de MES, de op-
25
%
vereniging Oud-Utrecht
februari 2003
-ocr page 26-
U kiest uw huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
www.hernnans-schuttevaer. nl
PlantijnCasparie
->Utrecht
Prepublishinq j Drukwerk J Direct marketing
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indiatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huls te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-vol-
le informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij mor een afspraak.
Naam: ...............................................................
H
ERA
Makelaardij Utrecht
Plaats: ...............................................................
Telefoon: ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrcclit.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: Make!aardijUtrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 27-
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor *Oud-Utrecht'
i i • Afln- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
j          ' Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
i
Muus &
IJzerman
               i
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3508 SB Utrecht 030-234 00 08 www.muus-ijzerman.nl
NVM ^"'^
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 28-
/^
Onder meer:
i^enen '
• Het vervaardigen van contracten op diverse
f^\ bedrijtsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
Kantooradres
MrJ.C.V. Geenen
Hooghiemstraplein 132
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3514 AZ Utrecht
t030-273 60 62
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
f 030-233 45 95
• Behandeling én overname van incasso's
Postbus 12062
3501 AB Utrectit
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets mei
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
24
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 28787 87
-ocr page 29-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
Oud-Utrecht
76^jaargang
'Frater Onderwijs - Beter Onderwijsl'
De Fraters van Utrecht 1873 - 2002
Een Itolonie van Duitsers
De successtory van een Utrechtse druldcer
-ocr page 30-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 351 1 KI' Utrecht
T.030-2335200 * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
ép
&>LISIMN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 31-
Afscheid van de zwarte togen
De Fraters van Utrecht hebben decennialang een stempel gezet op het katholieke onderwijs in de
stad. In 1977 nam de laatste frater afscheid als onderwijzer, binnenkort vertrekken de laatste,
bejaarde leden van de congregatie uit hun klooster aan de Herenstraat. Intussen bloeit het frater-
onderwijs opnieuw, maar dan in Indonesië.
Pottenverkopers en moderne winkeliers
In de 19e eeuw vestigden zich honderden Duitse immigranten in de Domstad. De Münsterlanders onder
hen lieten met hun moderne winkels, zoals De Winkel van Sinkel, de meeste sporen na. Marlou Schrover
schreef er een opmerkelijk boek over dat nieuw licht kan werpen op het actuele migrantenvraagstuk.
Succesverhaal van een Utrechtse drukker
Ruim honderd jaar was de drukkerij van Jacobus van Boekhoven gevestigd in de Utrechtse
binnenstad. Wat begon als een 'alleenwerkende, primitieve drukker'groeide uit tot een
groot, modern bedrijf. Reconstructie van een bedrijfssucces.
van de bestuurstafel
Cultureel Erfgoed
'FrateronderwIJs - beter onderwijs!'
Een beknopte geschiedenis van de Fraters van Utrecht, 1873-2002
Een kolonie van Duitsers
Historisch onderzoek als leidraad voor actuele vraagstukken
Joos van Vugt
Xandra Knoth
Mieke Brei]
Erik TIgelaar
Tom Btekkenhorst
'Nette uitvoering en solide behandeling'
Het succesverhaal van de Utrechtse drukker Jacobus van Boekhoven
Utrechtse straatnamen 2: Zilverstraat
Van ambachtelijk boerenhuis tot postmoderne boerderette
Boerderijen in de provincie Utrecht 2
Literatuursignalement
Agenda en berichten
31
vereniging Oud Utrecht
pril 2003
-ocr page 32-
Van de bestuurstafel
Hoe is het met de jubilaris?
P.A. Blok, voorzitter
'De Vereniging dient op te passen
niet aan het eigen succes ten on-
der te gaan: Oud-Utrecht doet het
zo goed, dat steeds meer belang-
stelling ontstaat.' Zo begint het
rapportje dat een bedrijfskundige
schreef over mogelijke aanpassin-
gen in de structuur van Oud-
Utrecht. Nu zult u zeggen: 'Heeft
het bestuur een bedrijfskundige
ingehuurd om advies uit te bren-
gen?' 'Ja en nee', is mijn ant-
woord. Oud-Utrecht is nu een-
maal een vereniging met zulke
aardige en betrokken leden dat
van alles mogelijk blijkt te zijn.
Alweer geruime tijd geleden is
een enquête gehouden onder
onze leden. Daarbij gaven 50 le-
den aan graag wat voor Oud-
Utrecht te willen doen, structu-
reel of incidenteel. Met hen is te-
lefonisch en vaak ook persoonlijk
door leden van het bestuur ge-
sproken. Geïnventariseerd is
waarvoor zij belangstelling had-
den. Zo meldde zich ook een be-
drijfskundige. Hij had geen tijd
zich structureel in te zetten, maar
wilde best af en toe wat doen.
Bij beraad over de toekomst van
Oud-Utrecht diende zich bij het
bestuur een belangrijke vraag
aan: Hoe kun je waarborgen dat
binnen de vereniging voldoende
coördinatie en cohesie blijft be-
staan wanneer je het werk zou
verdelen over meer vrijwilligers
door veel kleine clusters te vor-
men? We hadden daarover wel
ideeën, maar wilden er graag ook
eens met iemand anders over
praten. We dachten toen aan de
bedrijfskundige. Ik maakte een
afspraak en sprak een halve och-
tend met hem. Hij verklaarde
zich bereid in een rapportje zijn
zienswijze neer te leggen en die
in een bestuursvergadering toe
te lichten.
geronde opzet voor een ver-
nieuwde structuur te presente-
ren. In deze rubriek blijf ik u in-
formeren over hoe het is met
onze tachtigjarige vereniging.
Inmiddels zijn ook 30 positieve
reacties ontvangen op onze vra-
gen bij het toezenden van de ac-
ceptgiro voor 2003. Van hen wa-
ren vijftien leden in staat op 17 fe-
bruari een bijeenkomst met het
bestuur bij te wonen. Toen bleek
wie het sterke geslacht is. De
mannelijke bestuursleden moes-
ten wegens ziekte afzeggen, de
vrouwelijke waren allen aanwe-
zig. In een, naar ik hoorde, heel
prettige bijeenkomst werden aan
de hand van voorbeelden de clus-
ters toegelicht. De vijftien aan-
wezigen tekenden in totaal 31
keer in op de clusters, gemiddeld
dus één lid voor twee clusters.
Degenen die afwezig waren, zul-
len alsnog worden benaderd en
in maart zal op de aanmeldingen
worden teruggekomen.
Het bestuur bestaat thans nog
maar uit vijf leden. Het normale
werk en de nieuwe opzet van de
structuur vragen veel tijd van ie-
der van ons. We doen ons best
snel te reageren op alle reacties,
maar dat valt niet mee. We zijn
dan ook bezig met het versterken
van het bestuur. Ook dat is nodig.
Beste leden, er is heel veel gaan-
de. Onze 80-jarige vereniging
maakt het prima. Dankzij onze
enthousiaste leden is er veel elan
en inzet. Dat betekent een veelbe-
lovend toekomstperspectief. Lang
leve Oud-Utrecht! Dat zal lukken!
Hamvraag was voor ons of je als
bestuur in een vereniging met
veel clusters niet zelf de weg
gaat kwijtraken. Hij gaf daarop
aan dat je als bestuur zicht moet
houden op de gebeurtenissen,
maar dat je er geen greep op
hoeft te houden. De clusters
staan onder de paraplu van het
bestuur. Dat geeft het gewenste
eindproduct aan en de financiële
en andere kaders. Daarbinnen
kunnen de clusters hun werk
doen. Hij benadrukte nog eens
dat je öf werk naar je toe haalt
óf werk uitbesteedt. Er is geen
tussenweg. Om op de hoogte te
blijven en gevraagd en onge-
vraagd advies te kunnen geven,
zou je voor een paar clusters een
bestuurslid als contactpersoon
kunnen aanwijzen. Die gaat
niet, zoals nu, de vergaderingen
bijwonen. Nee, de bedoeling is
dat waar nodig, informatie per
e-mail wordt gegeven en bij uit-
zondering per telefoon. Ook zou
het concept-eindproduct met
het betrokken bestuurslid kun-
nen worden besproken. Duide-
lijk moge zijn dat, als deze struc-
tuur wordt ingevoerd, zowel de
bestuursleden als de clusterle-
den zich met vallen en opstaan
zullen moeten aanpassen.
Ook vestigde hij er de aandacht
op dat Oud-Utrecht veel interes-
sante leden heeft met specifieke
kennis en ervaring op velerlei
gebied. Dat kan op een bepaald
moment van belang zijn voor de
vereniging. Die leden, je zou hen
kernleden kunnen noemen, zou
je als bestuur moeten kennen.
Deze gedachte sprak het be-
stuur aan. Duidelijk moge zijn
dat onze bezoeker als eerste
kernlid wordt aangemerkt.
Het bestuur neemt zich voor na
nog enkele heidesessies een af-
vereniging Oud'Utrecht
april 2003
-ocr page 33-
Cultureel Erfgoed
De inspraakhobbel
jACqUELIEN VrOEMEN
Is inspraal< door burgers een
wassen neus of wordt er eclit
naar hen geluisterd door ambte-
naren en politiek? Vele, al dan
niet door de wol geverfde actie-
voerders en insprekers hebben
op dit punt weinig vertrouwen
in de bestuurders. Is dit terecht?
Ik moet zelf vaak denken aan de
ambtenaar die eens in de krant
geciteerd werd met de woorden:
'Eerst nog even die inspraakhob-
bel, en daarna... de schop de
grond in!' Ik noem u twee voor-
beelden van vraagstukken waar
wij momenteel mee geconfron-
teerd worden.
De Vereniging Oud-Utrecht
heeft zich in de zomer van vorig
jaar gemengd in de kwestie van
de hoogbouw aan het Ledig Erf.
Op verzoek van de Commissie
Actuele Ontwikkelingen (nu de
CCE) heeft het bestuur een brief
gestuurd naar wethouder Van
Kleef van Ruimtelijke Ordening
met het verzoek af te zien van de
geplande hoogbouw van acht-
tien meter. In het juninummer
van dit tijdschrift schreef ik dat
wij verheugd waren dat de plan-
nen voorlopig in de ijskast wa-
ren gezet. Dat deze uitdrukking
bijna letterlijk kon worden opge-
vat, konden wij toen niet be-
vroeden. Eind februari van dit
jaar werd ik opgebeld door een
verontruste vertegenwoordiger
van de bewonersgroep Ledig Erf:
de afdeling Juridische Zaken van
de gemeente heeft geadviseerd
om tóch een bouwvergunning af
te geven voor het project. Inder-
daad, hetzelfde project dat wet-
houder Van Kleef al twee keer
eerder getracht heeft door te
drukken. De bewonersgroep was
in alle staten. Er zou nog een
hoorzitting komen voor omwo-
nenden en andere belangheb-
onder het voorplein van het
Spoorwegmuseum. Die was toch
van de baan, want 'er komt al
een garage onder het Lucas-
bolwerk'.
Maar goed, er moet nog worden
ingesproken. Op 4 maart was er
een eerste consultatie-avond.
Belangstellenden konden het
plan bekijken en ter plekke rea-
geren. Opmerkingen zouden
'waar mogelijk' worden 'meege-
nomen'. Oud-Utrecht was verte-
genwoordigd door Theo Haff-
mans, lid van de Projectgroep
Singels. Hij, en enkele andere te-
genstanders, hebben wethouder
van verkeer Van den Bergh zin-
nige vragen gesteld, zoals: hoe
kan het dat dit plan nu met zo-
veel kracht wordt uitgevoerd,
terwijl de parkeernota, die ei-
genlijk voorwaarde is, nog
steeds niet is goedgekeurd? Hoe
zit het met de aan- en afvoer-
routes van en naar de garage?
Wordt deze garage eigenlijk ooit
rendabel? Hoe zit het met de
schade aan het park als gevolg
van de bouwwerkzaamheden?
Naar hun gevoelen hebben zij op
geen van deze vragen een af-
doend antwoord gekregen.
Waar ligt dit aan? Wordt de bur-
ger niet serieus genomen of zijn
die insprekers gewoon een stel
zeurpieten?
Reacties naar jvroemen@hot-
mail.com of de secretaris van
deze vereniging.
benden, maar de uitnodiging
daarvoor kregen ze pas enkele
dagen van te voren binnen, zo-
dat ze nauwelijks tijd hadden
zich goed voor te bereiden. Aan
het verzoek aan Oud-Utrecht om
nog eens een brief naar de ge-
meenteraad te schrijven, kon-
den wij mede door die krappe
tijds 'planning' niet voldoen. Ge-
lukkig loopt dit verhaal voorals-
nog goed af. Burgemeester en
Wethouders hebben besloten de
vergunning niet af te geven.
Maar wat steekt, is de wijze
waarop wordt omgegaan met
de inspraak door de burgers, in
het Utrechts Nieuwsblad van 26
februari staat het zo: 'Het ziet er
daarom naar uit dat het college
volgende week instemt met het
advies van Juridische Zaken. Een
brief daarover aan de raadscom-
missie Stedelijke Ontwikkeling
ligt al sinds 19 december klaar.
Maar het wachten was nog op
de hoorzitting van de belang-
hebbenden die morgen plaats-
vindt.' Oh, ja, die hoorzitting. De
brief is al klaar, maar we moeten
nog even naar de belangheb-
benden luisteren.
De bouw van de parkeergarage
onder het Lucasbolwerk lijkt ook
zo'n project dat allang niet meer
te stuiten is, alle inspraak- en
consultatierondes ten spijt. In
het UN staat, alsof het een uit-
gemaakte zaak is, dat de garage
rond wordt in plaats van vier-
kant, dat de werkzaamheden
volgens planning verlopen en
dat de bouw in 2005 moet be-
ginnen. Een onoplettende lezer
zal denken dat alles al in kannen
en kruiken is en kan zich gaan
verheugen c.q. bij de pakken
neer gaan zitten. Een kennis van
mij zei onlangs geen overlast te
vrezen van een parkeergarage
33
vereniging Oud*Utrecht
april 2003
-ocr page 34-
'Frateronderwijs - beter onderwijs!'
Een beknopte geschiedenis van de Fraters van Utrecht, 1873 - 2002
tigingen in Indonesië en Kenia
(want de congregatie heeft zich
ook met missie beziggehouden).
Een zeer actieve club van ijverige
en toegewijde onderwijzers en le-
raren die zeer veel tot stand heeft
gebracht. Maar zoals voor alle or-
den en congregaties in Nederland
geldt, hebben de laatste decennia
ook voor de Utrechtse fraters ach-
teruitgang en vergrijzing ge-
bracht. Hun gemeenschap in Ne-
derland is ingekrompen tot een
goede tachtig fraters, voor het
merendeel flink bejaard. De con-
gregatie telt in Nederland nog vier
grotere communiteiten, namelijk
in Utrecht (Herenstraat), Arnhem,
Borculo en De Bilt, en enkele hui-
zen waar slechts een of twee fra-
ters wonen. Sinds enkele jaren is
het beleid om de fraters, met
name de oudere en hulpbehoe-
vende onder hen, te concentreren
in het moderne complex aan de
Schorteldoeksesteeg in De Bilt,
waar hun betere verzorging kan
worden geboden. Het bestuur
worstelt regelmatig met de 'wran-
ge problematiek' van oude fraters
die min of meer gedwongen moe-
ten verhuizen.3 Onlangs heeft het
bestuur besloten om binnen enke-
le jaren de huizen in Utrecht en
Borculo op te heffen. Een onver-
mijdelijk besluit, omdat de onder-
houdskosten van het ouderwetse
pand in Utrecht nauwelijks meer
te verantwoorden zijn, maar ook
een moeilijk besluit want het be-
treft hier de oudste communitei-
ten van de congregatie (respectie-
velijk uit 1875 en 1908). Vooral de
opheffing van 'Utrecht' is pijnlijk,
want hier ligt de bakermat van de
congregatie, het 'moederhuis'.
Méér nog dan bij de opheffing van
alle voorafgaande huizen zal met
het afstoten van dit complex een
periode worden afgesloten. Een
Duizenden Utrechters hebben onderwijs gevolgd aan de zestien scholen die de Fraters
van Utrecht sinds 1873 gesticht hebben. Op de scholen die nog resten zijn de fraters al-
lang verdwenen. Binnen afzienbare tijd zullen de laatste fraters ook hun laatste bol-
werk in de binnenstad moeten verlaten. Over opkomst en ondergang van 'Frateronder-
wijs - heter onderwijs!'^ en nieuwe groei en bloei aan de andere kant van de wereld.
'Een wrange problematiek'
De Fraters van Utrecht vormen
een congregatie van fraters of
broeders, dat wil zeggen: een
kloostergemeenschap van man-
nelijke religieuzen die geen pries-
ter zijn. Zij zijn van oudsher gespe-
cialiseerd in ondenwijs en opvoe-
ding van de katholieke jeugd. De
congregatie werd opgericht in
1873. In Nederland beleefde zij
haar bloeitijd tussen 1900 en
1960. Begin jaren zestig bereikte
de gemeenschap haar grootste
omvang: ze telde toen meer dan
400 fraters, verdeeld over een
groot aantal huizen in de provin-
cies Utrecht, Noord-Holland, Gel-
derland, Overijssel, Drenthe en
Groningen en over een aantal ves-
JOOS VAN VUCT
Aan de Herenstraat in Utrecht
staat sinds 1875 een l<loosterge-
bouw, het Sint Gregoriushuis
genaamd. Het gebouw, opge-
trol<ken in de ongenaal<bare 19e-
eeuwse bouwstijl met schoon
metselwerk, hoge ramen en dik-
ke deuren, is eigendom van de
kloostergemeenschap van de
Fraters van Onze-Lieve-Vrouw
van het Heilig Hart,
beter bekend
als de 'Fraters van Utrecht'.^ Er
wonen een kleine twintig fra-
ters. Achter het Gregoriushuis
strekt het terrein zich via een
binnentuin uit tot panden aan
de Nieuwe Gracht en de Krom-
me Nieuwegracht.
Hoogste klas van de Sint
Gregoriusschool, Heren-
straató, circa 1900, rechts
fr. Stephanus Buil
34
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 35-
Zwijsen oordeelde dat Schaepman
zichzelf in moeilijkheden had ge-
bracht: '[...] 't schijnt te Utrecht
een ware knoeiboel te worden; de
zucht om scholen te vermenigvul-
digen brengt ZDH nu in een moei-
lijkheid, dat hij op den duur deze
oprigtingen niet in stand kan hou-
den.'^ Een echte verbetering liet
op zich wachten tot 1889, toen de
Onderwijswet-Mackay de eerste
overheidssubsidie voor bijzondere
scholen introduceerde. Sindsdien
werden in snel tempo nieuwe pa-
rochiële scholen opgericht.
Hoewel er in Utrecht geen gebrek
was aan katholieke onderwijzers
besloot Schaepman rond 1870 om
voor zijn jongensscholen religieu-
zen, broeder-onderwijzers, aan te
trekken die met een lager salaris
genoegen namen dan leken. Mis-
schien hoopte hij met hun hulp
nieuwe armenscholen te kunnen
oprichten. Bovendien zouden reli-
gieuzen meer godsdienstig cachet
geven aan het onderwijs. Het
bleek echter niet gemakkelijk
broeders of fraters te werven.
Zelfs bij zijn mentor Zwijsen, stich-
ter van de congregatie van de Fra-
ters van Onze-Lieve-Vrouw, Moe-
der van Barmiiartigheid
('Fraters
van Tilburg', 1844), ving hij bot.
Daarom besloot hij zelf een broe-
dercongregatie op te richten naar
het model van de Tilburgse fra-
ters, hoewel Zwijsen hem waar-
schuwde voor de daarmee verbon-
den problemen. Hier ligt de oor-
sprongvan de Fraters van Utrecht.
Schaepman ging op zoek op mo-
gelijke kandidaten voor zijn nieu-
we congregatie. In 1871 maakte de
overste van de Zusters van Liefde
in Utrecht hem attent op Antonius
Vonk (1847 -1914), een jongeman
uit Amsterdam. Enige tijd later
kwam hij in contact met nog twee
kandidaten. Hij wist deze drie
mannen voor zijn initiatief te win-
nen en stuurde hen vervolgens
naar het moederhuis van de Fra-
ters van Tilburg om enige kloos-
terlijke vorming te ontvangen en
om kennis te maken met de dage-
lijkse praktijk van een onderwijs-
congregatie. Na hun terugkeer in
Utrecht in 1873 huisvestte hij hen
in een pand aan de Ganzenmarkt
(achter het stadhuls). Deze ge-
beurtenis geldt als de officiële op-
richtingsdatum van de congrega-
tie. Twee jaar later volgde de ver-
huizing naar de Herenstraat waar
goede gelegenheid om terug te
kijken op de geschiedenis van de
Fraters, die jarenlang met hun
zwarte togen en priesterboordjes
het gezicht van katholiek Utrecht
meebepaalden.
'Een ware knoeiboel'
De congregatie van de Fraters van
Orize-Lieve-Vrouw van het Heilig
IHart
werd in 1873 opgericht door
Andreas Schaepman (1815 -1882),
aartsbisschop van Utrecht.4
Schaepman was een protégé van
Joannes Zwijsen, destijds een van
de invloedrijkste mannen in ka-
tholiek Nederland.5 Schaepman
volgde Zwijsen op als aartsbis-
schop van Utrecht in 1868 in een
cruciale fase in de schoolstrijd. In
katholieke kringen bestond des-
tijds veel discussie over de vraag
hoe katholieken zich moesten ver-
houden tegenover het openbare
onderwijs dat onder invloed van
nieuwe wetgeving steeds 'neutra-
ler' van aard werd. In 1868 spraken
de Nederlandse bisschoppen zich
definitief over deze kwestie uit In
een verklaring ('mandement')
waarin zij verklaarden dat het
openbare onderwijs definitief on-
geschikt was voor katholieke kin-
deren en dat waar mogelijk eigen
katholieke scholen moesten wor-
den opgericht. Schaepman was
een van de ondertekenaars van
het mandement. Daarmee kwam
de schoolstrijd in een nieuwe fase
waarin katholieken en protestan-
ten ernaar streefden om over-
heidssubsidie voor hun eigen con-
fessionele scholen af te dwingen.
In de jaren na 1868 wilde Schaep-
man in de lijn van het bisschoppe-
lijk onderwijsmandement de
stichting van nieuwe katholieke
scholen in de stad Utrecht ter
hand nemen, maar hij stuitte al-
gauw op financiële beperkingen.
Daarom besloot hij vooral scholen
te stichten voor kinderen van be-
ter gesitueerde katholieken aan
wie een behoorlijk schoolgeld kon
worden gevraagd. Niettemin was
de financiële basis wankel: de
nieuwe scholen leek aanvankelijk
slechts een kort leven beschoren.
een nieuw gebouw werd betrok-
ken.7 Deze drie fraters waren de
eersten van zo'n 1.200 mannen die
in de loop van 130 jaar lid zouden
worden van de congregatie.
Geen van de drie nieuwbakken
fraters bezat een onderwijsbe-
voegdheid, zodat zij zich moesten
beperken tot het toezicht op de
studie van enkele aankomende
fraters, die voor onderwijzer leer-
den aan de plaatselijke 'normaal-
lessen' (onderwijzerscursus). Pas
na enkele jaren begonnen zij zelf
les te geven op de Sint Cregorius-
sciiooi
(opgericht in 1872). In 1876
begonnen zij, in navolging van
hun Tilburgse collega's, met een
drukkerijtje om hun inkomsten te
vergroten: het begin van de Druk-
l<erij-uitgeverij van liet Sint Crego-
riusiiuis
die in later jaren van groot
belang zou worden voor de con-
gregatie en voor het katholieke
onderwijs in Noord-Nederland. In
1889  startten de fraters met een
eigen kweekschooltje bedoeld
voor de eigen jonge fraters.
Omdat zij tegemoet kwamen aan
een grote maatschappelijke en re-
ligieuze behoefte, vertoonden
veel nieuwe i9e-eeuwse congre-
gaties een flinke groei. Daarvan
was bij de congregatie van
Utrecht echter geen sprake. Rond
1890   had de congregatie drie
scholen onder haar hoede. De Sint
Ganzenmarict Utrecht
1873, rechts vooraan het
eerste klooster van de fra-
ters. Het pand is in 1907
afgebrand en gesloopt
35
vereniging Oud Utrecht
april 200S
-ocr page 36-
i
^"^ 1
■^■'' r . ...J
<"^
It"
"fl
W^-f ,"'»"?■-«Lil
lm^\ï ^^"
rfC -
• n^ri^
»- 1
■ ' .aie«
' 't Gaat hard genoeg'
In jaren die volgden op het vertrek
van Vonk waren er momenten
waarop opheffing van de congre-
gatie niet ver weg meer leek. In
het begin van de 20e eeuw ging
het echter plotseling veel beter
met de gemeenschap, onder meer
omdat de fraters enkele malen
een gelukkige hand hadden in het
kiezen van hun algemeen overste.
Met name fr. Stephanus Buil (1906
-1914) bleek een zeer capabele lei-
der. Het aantal novicen nam toe
en het opleidingsniveau van de
fraters werd langzaam beter. Na
de Eerste Wereldoorlog slaagde de
congregatie erin te profiteren van
de algemene bloei van het kloos-
terleven én van het katholieke on-
derwijsstelsel.
Eén oorzaak van die bloei was de
zogeheten Financiële Gelijkstelling
van het bijzonder (confessioneel)
onderwijs met openbaar (levens-
beschouwelijk neutraal) lager on-
derwijs. In 1917 werd de school-
strijd ten gunste van het bijzonder
(meestal confessioneel) onderwijs
gustlnus en Sint Monica. Deze
school trok vooral kinderen uit de
arbeidersklasse en uit 'verwaar-
loosde gezinnen'. Het lijdt echter
geen twijfel dat het niveau van
het onderwijs dat de fraters in de
eerste twintig jaar gaven bedroe-
vend laag was. Zij hadden te wei-
nig kennis en ervaring in huls en er
was geen geld (en misschien ook
geen bereidheid) om hulp van des-
kundige lekenonderwijzers in te
roepen. Ook als gemeenschap
bleef de congregatie lange tijd
kwakkelen. Vonk, die door Schaep-
man tot overste was gebombar-
deerd, bleek door zijn eigenzin-
nigheid en arrogantie voor die
taak buitengewoon ongeschikt.
De slechte sfeer in de gemeen-
schap was voor nogal wat fraters
een reden om de gemeenschap na
enkele jaren te verlaten. Nieuwe
kandidaten meldden zich slechts
mondjesmaat. In 1891 vertrok
Vonk met stille trom. Zijn vertrek
was een schok voor de kleine ge-
meenschap maartevens een voor-
waarde voor haar voortbestaan.
Het sint Gregoriushuis,
HerenstrMt 6 in 1923. Het
pand dateert van 1875
Cregorlusschool en de S/nï Jozef-
school
(i88o -1918) waren respec-
tievelijk een 'burgerschool' en een
'volksschool'. Beide waren eigen-
dom van de congregatie en geves-
tigd In of bij het klooster aan de
Herenstraat. De Sint Augustinus-
school
(1887 - 1902) was gelegen
aan de andere kant van Utrecht,
aan de Kruisweg, en was eigen-
dom van de parochie van Sint Au-
Lijst van Utrechtse scholen van de Fraters van Utrecht, 1873 - ca. 1970
Naam
Jaren
Onderwijstyp
Sint Gregoriusschool
1873-1988
LO
Normaalschool
1877-1932
Sint Jozefschool
1880-1918
LO
Sint Augustinusschool
1887-1902
LO
Sint Gregorius ULO
1924-heden
ULO»
Sint Hieronymus Aemilianusschool
1927
BLO
Sint Petrus Canisiusschool
1932
LO
Christus Koningschool
1943
VGLO**
Thomas a Kempisschool
1946-1962
LO
Sint Catharinaschool
1952
LO
Sint Bernulphusschool
1953
BLO
Sint Thomas a ViUanovaschool
1956
LO
RK Lagere Technische School voor
1956
ITO
Individueel Onderwijs
School voor RK Basisonderwijs 'Johannes'
1969
Sint Rafaëlschool
1965
BLO
Sint Jozefschool
1965
BLO (meisjes)
Ganzenmarkt, 1875: Herenstraat 6, later Kromme Nieuwe Gracht 34 (bovenbouw) én Hiero-
nymusplantsoen 3 (onderbouw), later alleen Hieronymusplantsoen 3 (huidige Vrije School)
Onderwijzersopleiding Herenstraat 6, vanaf 1910: Sint Jozefkweek school, in 1932 verhuisd naar
Zeist waar zij samen met een technische opleiding de opleiding van de juvenisten verzorgde
Herenstraat 6
Kruisweg 9
Nobeldwarsstraat 9, tegenwoordig: Sint Gregorius College.
Herenstraat 6, ca. 1939 verhuisd naar Lange Nieuwstraat 7 ('Debielenafdeling') en Bladstraat 3
('Afdeling Imbecielen'), later 'Sint Hieronymusschool' en nog later 'De Gagel'
Minstraat 14a
later Prof dr. N.C.A. Perquinschool voor algemeen vormend en individueel gericht voortgezet
onderwijs
M.P. Lindostraat 4, later Vleutenseweg 287
Abstederdijk28
Tamboersdijk 9, later gefuseerd met Sint Jozefschool voor BLO tot 'Kranenburgschool'
Bosboom Toussaintstraat 16
Tamboersdijk 9, per 1966: R.K. Technische School'Gildenburg' voor ITO, Pagelaan 1
Pagodedreef4 (Overvecht-Noord)
afsplitsing van de afdeling van de Hieronymus Aemilianusschool Bladstraat, Vosmaerstraat 1
Nicolaasdwarsstraat 3, overgenomen van de Zusters van Liefde, later gefiiseerd met Sint Ber-
nulphusschool tot 'Kranenburgschool'
/
36
* later HAVO/MAVO ** later AVO, IGVO
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 37-
Een minderheid van de fraters was
actief in het jeugd- en verenigings-
werk, eveneens vooral ten behoe-
ve van de arbeidersjeugd.
In 1928 kwam de bloei van de con-
gregatie tot uiting in het voorne-
men om fraters naar de missie in
Nederlands-Indië te zenden om
aan katholieke scholen in het
aartsbisdom door de fraters was
opgeleid aan de Sint Ludgerus-
l<weel<scliool
in Hilversum. Boven-
dien maakten veel katholieke
scholen gebruik van het lesmate-
riaal dat door de fraters werd ont-
wikkeld en dat werd uitgegeven
beslecht. Vanaf 1920 werden bij-
zondere scholen op dezelfde voet
door de overheid gefinancierd als
het openbare onderwijs. Het ka-
tholieke onderwijs werd in één
keer van alle financiële zorgen ver-
lost. Het breidde zich in enkele ja-
ren tijd zó sterk uit dat het open-
bare onderwijs in katholieke stre-
ken werd gemarginaliseerd en uit-
eindelijk vrijwel alle katholieke
kinderen in Nederland een katho-
lieke school bezochten. Onder-
wijscongregaties profiteerden
daar natuurlijk van. Niet alleen
was er werk genoeg, maar hun on-
derwijzers ontvingen nu hetzelfde
salaris als lekencollega's in plaats
van de veel lagere vergoedingen
die voorheen voor religieuzen ge-
bruikelijk waren. De financiële po-
sitie van de onderwijscongrega-
ties verbeterde daardoor specta-
culair. Bovendien trokken de con-
gregaties in de jaren tussen 1918
en 1940 uitzonderlijk veel nieuwe
leden. Dit alles gold ook voor de
Utrechtse congregatie, die haar
werkzaamheden gestaag kon uit-
breiden. Bovendien verbeterde zij
de kwaliteit van haar werk: de fra-
ters en hun scholen verwierven
een reputatie van deskundigheid
en degelijkheid.
De meeste fraters gaven les aan
een van de talrijke scholen die in
de loop der jaren door schoolbe-
sturen en door het aartsbisdom
aan de congregatie waren toever-
trouwd: lagere scholen, buitenge-
wone lagere scholen voor moeilijk
lerende kinderen, scholen voor uit-
gebreid lager onderwijs, am-
bachtsscholen en kweekscholen.
De congregatie bezat enkele pres-
tigieuze scholen voor leerlingen uit
middenstandsmilieus, zoals de
Utrechtse Sint Gregoriusschool en
de Hilversumse Aartsbisschoppelij-
ke Kweel(sciiool Sint Ludgerus
(op-
gericht 1909).^ Toch lag de nadruk
op scholen en instellingen voor de
arbeidersjeugd, zoals volksscholen
voor lager onderwijs en ambachts-
scholen. Daarnaast werkte een
flink aantal fraters in de Leo-Sticli-
ting,
een opvoedingsinstelling voor
verwaarloosde jongens in Borculo.
Defratergemeensciiap in
de tuin van het Sint Grego-
riushuis, 1899
ook daar katholiek onderwijs te
verzorgen. Aartsbisschop Van de
Wetering, die toestemming moest
geven, zei daarover tegen de over-
ste van de fraters: ' 't Gaat hard
genoeg met de Congregatie - Ben
je nog niet tevreden?'9 De fraters
begonnen met een lagere school
in Malang (Oost-Java), waar ook
nu nog hun hoofdvestiging in In-
donesië is. Na enkele jaren slaag-
den zij erin een aantal Javaanse
jongens als novicen aan te trek-
ken: een bescheiden begin van
een belangrijke ontwikkeling.^^
'Ons onderwijs móét beter zijn'
Hoewel het huis van de fraters
aan de Herenstraat door vele an-
dere huizen werd gevolgd naar-
mate de diensten van de fraters
door het hele aartsbisdom ge-
vraagd werden, is het tot in onze
jaren het bestuurlijke en psycho-
logische centrum van de congre-
gatie gebleven. De fraters hebben
in het katholieke onderwijs in en
om de stad Utrecht een promi-
nente rol gespeeld. Zij oefenden
indirecte invloed uit doordat het
merendeel van alle onderwijzers
door de drukkerij-uitgeverij van
het Sint Cregoriusiiuis. In de twee-
de plaats oefenden zij een directe
invloed uit doordat zij in de loop
der tijd een flink aantal scholen in
de stad onder hun beheer kregen.
De meest prominente school was
ongetwijfeld de Sint Gregorius-
school waarvan de bloeitijd tus-
sen 1920 en 1960 lag. De Sint Gre-
goriusschool was een grote instel-
ling die in de jaren vijftig meer
dan 800 (!) leerlingen telde. Het
aantal klassen was zó groot dat
de school over verschillende pan-
den verdeeld was, met name het
oorspronkelijke gebouw aan de
Kromme Nieuwegracht 34 en het
pand aan het Hiëronymusplant-
soen 3." De school ontleende haar
reputatie vooral aan de goede re-
sultaten die haar leerlingen be-
haalden bij de toelatingsexamens
tot de middelbare school: 'Ons
onderwijs móét beter zijn dan dat
van leken.'^^
Het succes van de school had ech-
ter een keerzijde. Er deden zich in
de loop der jaren, vooral vlak na
de Tweede Wereldoorlog, flinke
conflicten voor, omdat de school,
37
-%
vereniging Oud<Utrecht
april 2003
-ocr page 38-
werd losser, meer naar buiten ge-
richt en democratischer. Dat
bleek een moeilijk proces dat ge-
paard ging met interne wrijvin-
gen en met het uittreden van fra-
ters die hun heil zochten in het le-
kenbestaan. Tussen 1966 en 1974
keerden maar liefst 57 fraters de
congregatie de rug toe.
De tweede verandering was het
uitblijven van nieuwe kandidaten.
Zoals alle orden en congregaties
moesten ook de Fraters van
Utrecht na 1965 constateren dat
jongeren geen animo meer had-
den voor het religieuze leven. De
fratergemeenschap is sindsdien
van jaar tot jaar kleiner en grijzer
geworden. De Nederlandse fra-
ters hebben moeten accepteren
dat hun gemeenschap in Neder-
land op den duur zal ophouden te
bestaan.
De derde verandering was een di-
rect gevolg van het uitblijven van
nieuwelingen: de terugtocht uit
het werk. In de loop der jaren
moesten steeds meer fraters zich
om redenen van leeftijd of ge-
zondheid uit het onderwijs terug-
trekken zonder dat er jongere fra-
ters beschikbaar waren om het
werk over te nemen. Hun plaat-
sen werden ingenomen door le-
ken. Ook op de Sint Gregorius-
school voltrok zich deze ontwik-
keling: in 1977 nam de laatste fra-
ter afscheid van de school, die
toen overigens haar bloeitijd al
achter de rug had. Ten gevolge
van de ontvolking van de Utrecht-
se binnenstad had zij sinds 1960
gestaag minder leerlingen ge-
trokken. Bovendien had haar
functie als degelijke toegangs-
poort naar de middelbare school
aan belang verloren toen in de
loop van de jaren zestig de toela-
tingsexamens voor het middelba-
re onderwijs werden afgeschaft.
In 1988 moest de school na 115 jaar
de poorten sluiten.
De scholen die de congregatie
door heel Noord-Nederland had
bemand en bestuurd - bijna zestig
in getal - werden in een proces
van jaren overgedragen aan be-
staande of nieuwe plaatselijke
Naast de Sint Gregoriusschool
verdienen ook de buitengewone
lagere scholen vermelding. In heel
Nederland zijn broeders en zus-
ters pioniers geweest in het on-
derwijs aan moeilijk lerende kin-
deren. De fraters hebben zich met
name intensief beziggehouden
met ambachtsonderwijs aan
moeilijk lerende kinderen.
'Geen prettig animerend werk'
Tijdens de oorlogsjaren had de
congregatie flink te lijden van
evacuaties en inbeslagnames van
haar gebouwen maar zij herstel-
de zich voorspoedig, zoals de
meeste orden en congregaties in
Nederland. Na 1945 breidde zij
haar werkzaamheden verder uit,
onder meer met een missievesti-
ging in Kenia (1958). Haar moge-
lijkheden werden echter beperkt
doordat de jaarlijkse aanwas van
nieuwe leden verminderde. Toch
bleef de congregatie nog jaren-
lang groeien totdat zij in het be-
gin van de jaren zestig haar groot-
ste omvang bereikte: meer dan
400 fraters. Daarmee behoorde
zij tot de middelgrote broeder-
congregaties in Nederland.^5
Ondanks de uiterlijke successen
hadden de rust en de zelfverze-
kerdheid die haar vóór de oorlog
hadden gekenmerkt, plaats ge-
maakt voor twijfels, althans bij de
fraters die op de een of andere
manier bij het algemene beleid
betrokken waren. Die twijfels be-
troffen het onderwijswerk en de
inrichting van het kloosterleven.
Was de congregatie wel voldoen-
de 'bij de tijd'? Was het niet tijd
voor een voorzichtige koerswijzi-
ging? In de daarop volgende jaren
zou blijken dat er radicalere veran-
deringen op stapel stonden dan de
fraters ooit hadden kunnen voor-
zien. Die veranderingen vonden
plaats op drie fronten tegelijk.
In de eerste plaats veranderde het
kloosterleven in de jaren zestig en
zeventig drastisch van sfeer en
stijl. Het leven van de fraters, dat
altijd gekenmerkt was door so-
berheid, isolement, orthodoxie en
strakke gezagsverhoudingen.
die een zogenaamde 'interpa-
rochiële' school was, de beste
leerlingen uit de omringende
Utrechtse parochies aantrol<. De
pastoors, schoolbesturen en on-
derwijzers van die parochies
trachtten op allerlei manieren een
einde te maken aan deze concur-
rentie.^3 De fraters hebben echter
altijd het been stijf gehouden
waar het de belangen van de Sint
Gregoriusschool betrof, zelfs toen
hun dat in 1950 op een aartsbis-
schoppelijke           waarschuwing
kwam te staan: 'U wordt als con-
currenten beschouwd, en zelfs als
machtige en gevaarlijke concur-
renten! Wij willen U niet verhelen,
dat de huidige situatie ons ver-
ontrust. Laat het zijn, dat de
klachten, die Ons zo nu en dan be-
reiken, onrechtvaardig zijn, min-
stens in sommige gevallen is de
schijn tegen U. En zelfs dat moet
vermeden worden.'^4 |\ja 1960
verloren deze conflicten aan
scherpte omdat de fraterscholen
meer en meer 'gewone' katholie-
ke scholen werden waarvan het
onderwijzerskorps in meerder-
heid uit leken bestond.
Het nieuwe pand van de
Sint Gregoriusschool,
Kromme Nieuwegracht 34
in 1909. Later kreeg de
school een dependance aan
het Hieronymusplantsoen
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 39-
schoolbesturen: 'Het karwei is dus
grotendeels geklaard. Geen pret-
tig animerend werk, maar het
moest nu eenmaal gebeuren.'^^
Door deze terugtocht uit het on-
derwijs veranderde de fraterge-
meenschap van aard. Jarenlang
was haar reilen en zeilen beheerst
door het ritme en de drukte van
het onderwijsbedrijf. Nu evolu-
eerde zij tot een leefgemeen-
schap van ouder wordende religi-
euzen die weliswaar het leven
met elkaar delen maar geen ge-
meenschappelijke werkzaamhe-
den meer hebben.
Een toekomst zonder
Nederlandse fraters
Termen als 'terugtocht', 'achter-
uitgang' of 'vergrijzing' geven
maar één kant van de medaille
weer, want individuele fraters zijn,
voorzover hun leeftijd en gezond-
heid het toelaten, nog op allerlei
manieren actief. Belangrijker is
dat de congregatie zich in Indone-
sië de afgelopen decennia heel an-
ders heeft ontwikkeld dan in Ne-
derland. In de jaren vijftig en ze-
stig nam het aantal Indonesische
fraters flink toe terwijl het aantal
Nederlandse fraters in Indonesië
ongeveer stabiel bleef. Daarna
volgde een periode van relatieve
stilstand. Het aantal Nederlandse
fraters nam door repatriëringen af
tot een handjevol. De congregatie
slaagde er slechts met moeite in
haar bestaande scholen te hand-
haven. In de jaren tachtig raakte
zij echter in een stroomversnel-
ling. Het aantal Indonesische le-
den begon snel te groeien en de
werkzaamheden namen toe in
omvang. Momenteel zijn er in In-
donesië ruim ICO fraters die ge-
middeld half zo oud zijn als hun
medebroeders in Nederland. Zij
zijn werkzaam op Java, Sumatra,
Flores, Timor en Sumba. Hun
werkzaamheden zijn vergelijkbaar
met de vroegere werkzaamheden
van de Nederlandse fraters: scho-
len, internaten, jeugdwerk. De In-
donesische fraters hebben vol-
doende Nachwuchs om de toe-
komst met vertrouwen tegemoet
te zien. Het zwaartepunt van de
congregatie verschuift dan ook
onafwendbaar van Nederland
naar Indonesië. Het algemeen be-
stuur, dat nu nog in De Bilt is ge-
vestigd, zal over een paar jaar naar
Malang verhuizen om recht te
doen aan het gewijzigde perspec-
tief.^7 De toekomst van de congre-
gatie ligt in Indonesië.
Dr. J.P.A. (loos) van Vugt (1953) promo-
veerde in 1994 op een onderzoek naar de
geschiedenis van vijf Nederlandse broeder-
congregaties. Hij is historisch onderzoeker
en als stafmedewerker van het Soeterbeeck
Programma verbonden aan de Nijmeegse
universiteit.
6. J. Zwijsen, bisschop van Den Bosch, aan [zuster
Begga, algemeen overste van de Zusters van Liefde],
30 nov. 1874, in: Archief van het bisdom Den Bosch,
doos: Uitgaande brieven Mgr. Zwijsen 1876, Dagre-
gister nr. 1149. Kopieën in: Archief van de Fraters
van Utrecht.
I.   Gegevens over de bouwgeschiedenis in: 100 Jarig
bestaan van de Fraters van Utrecht, 1873 -1973.
8.   H. Kuitenbrouwer, P. Oomes, fr. Seraphicus (red.),
Vijftig jaren kweekschoolopleiding voor katholieke on-
derwijzers in het aartsbisdom. 1897 Utrecht 1909 St.
Gregoriushuis. 1909 Hilversum 1947 St. Ludgerus-
kweekschool.
[Titel op omslag: Gedenkboek R.K.
Kweekschool voor Onderwijzers in het Aartsbisdom],
Utrecht [1947].
9.   Aartsbisschop H. van de Wetering, 18 november
1922, in: Archief van de Fraters van Utrecht, Kronie-
ken jan. 1922-jan. 1927.
10. Fr. Salesius Jansen, Fraters in het Verre Oosten, 3
dln., [Utrecht 1985-1988].
II. In het laatstgenoemde gebouw huist tegenwoordig
de Vrije School.
12. Verslag over de bestuursperiode 1948 -1954, in: Ar-
chiefvan de Fraters van Utrecht.
13. Zie: J. van Vugt, 'Rangen en standen. De strijd rond
de standenschool in het katholieke onderwijs, 1920
-1960', in: De School Anno. Periodiek van de Vereni-
ging Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum,
15
(1997) nr. l,p.4-ll.
14.  Brief van kardinaal J. de Jong, aartsbisschop van
Utrecht aan de algemeen overste van de Fraters van
Utrecht, 27 mei 1950, in: Archief Fraters van
Utrecht.
15. De grootste broedercongregaties in Nederland zijn
de Broeders van Maastricht (gesticht in Maastricht,
1840) en de Fraters van Ti/bur^ (Tilburg, 1844). De
congregaties van de Broeders van Huijbergen (Huij-
bergen, 1854) en de Broeders van Oudenbosch (Ou-
denbosch, 1840) zijn in omvang vergelijkbaar met
de congregatie van Utrecht: zij hebben alle ooit on-
geveer 400 leden geteld. De overige broedercongre-
gaties die in Nederland gevestigd zijn (geweest), zijn
allemaal kleiner gebleven. Een overzicht is te vinden
in: J. van Vugt en C. Voorvelt, Kloosters op schrift.
Een bibliografie over de orden en congregaties in Ne-
derland in de negentiende en twintigste eeuw
(Nijme-
gen 1992).
16. Verslag over de bestuursperiode januari 1977 - de-
cember 1982, p. 25, in: Archief van de Fraters van
Utrecht.
17. Over de ontwikkelingen in Indonesië: J. van Vugt,
Bapak, Anak, Saudara. Frater Frater Bunda Hati Ku-
dus di Indonesia menuju kemandirian dalamperse-
kutuan, 1928 20001 Vaders, zonen, broeders. De In-
donesische Fraters van Onze Lieve Vrouw van het
Heilig Hart op weg naar zelfstandigheid in verbon-
denheid, 1928 - 2000
(Leende 2000); Van Vugt, In
zorgzaamheid en eenvoud [...].
Noten
1.   Brief van pastoor M. Weller van de Sint Salvatorpa-
rochie in Utrecht aan het bestuur van de congrega-
tie, 27 april 1947, in: Archief van de Fraters van
Utrecht,
Correspondentie 1942 -1948.
2.   Over de geschiedenis van de congregatie: Ter blijde
herinnering aan het vijftigjarig bestaan van de Con-
gregatie der Fraters van O.l. Vrouw van het H. Hart
te Utrecht. 1873 -13 augustus -1923
(Utrecht 1923);
100]arigbestaan van deFraters van Utrecht, 1873 -
1973 (Utrecht 1972 - 76); J.P.A. van Vugt, Broeders
in de katholieke beweging. De werkzaamheden van
vijf Nederlandse onderwijscongregaties van broeders
en fraters, 1840 -1970
(Nijmegen 1994); J.P.A. van
Vugt, In zorgzaamheid en eenvoud. De Fraters van
Utrecht in jaren van verandering en overdracht, 1965
- 2000. Nederland, Indonesië, Kenia
(Budel / Nijme-
gen 2001).
3.   Notulen van het algemeen bestuur, 7 maart 1984,
in: Archief van deFraters van Utrecht.
4.   Een biografie over Andreas Schaepman bestaat nog
niet. Over Schaepmans bemoeienis met de congre-
gatie, zie: h. Bertrandus van den Berg, 'Historica [1-
XXVII): Mgr. A.I. Schaepman', in: Onder Ons, 19
(1951) -34(1966).Over de voorgeschiedenis: H.
Woorts, Andreas Ignatius Schaepman en de kerkop-
bouw in het Aartsbisdom Utrecht vanaf het Herstel
van de Bisschoppelijke Hiërarchie tot aan zijn benoe-
ming tot Aartsbisschop van Utrecht. 1853-1868
(Utrecht, Heino 1990). Scriptie KTU Amsterdam.
Exemplaar in: Archief van de Fraters van Utrecht. In
aangepaste vorm gepubliceerd in: INKO, 43 (1993),
nr. 2-44 (1994), nr. 3. Over Schaepmans eerste acti-
viteiten: P.J.A. van Meegeren, Katholiek Utrecht in de
tweedehelftvan de
JPeeeww(Utrecht 1987. Utrecht-
se Historische Cahiers, 8 (1987), nr. 3/4), p. 67-71.
5.   J.W.M. Peijnenburg, joannes Zwijsen, bisschop, 1794
-i 877 (Tilburg 1996).
/ereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 40-
Een kolonie van Duitsers
Historisch onderzoek als leidraad voor actuele vraagstukken
sterdam, een waardevolle, zij het
bewerkelijke bron van informa-
tie. Schrover probeerde met be-
hulp van die gegevens te achter-
halen op welke manier, hoe snel
en in welke mate een groep im-
migranten met dezelfde etnische
achtergrond integreert In een
'nieuwe samenleving' of en
waarom zij juist als groep bij el-
kaar blijft. Op zoek naar mensen
die buiten Nederland geboren
werden, doorzocht zij bijna
50.000 pagina's van het bevol-
kingsregister. Aangezien het
Utrechtse bevolkingsregister, in
de eerste 62 jaar van zijn bestaan
op adres werd geordend, biedt
het veel informatie. Zo is er uit
op te maken of Immigranten af-
komstig uit hetzelfde land bij el-
kaar in huis of In de buurt woon-
den. Nog bestaande ledenlijsten
van verenigingen geven inzicht
in onder andere de vrijetijdsbe-
stedingvan de Duitsers.
Schrover volgde de migranten tot
1912. Het is de eerste keer dat een
groep druppelsgewijs binnenko-
mende 'vreemdelingen' geduren-
de een lange periode bestudeerd
werd. Eerder onderzoek richtte
zich vooral op vluchtelingen.
Vanaf 1912 werd het bevolkings-
register niet langer op adres,
maar op naam geordend. Dat
maakt het lastiger 'geografische
concentraties' te reconstrueren.
In Een kolonie van Duitsers zet
Schrover de begrippen integratie
en groepsvorming tegenover el-
kaar: 'Immigranten en hun nako-
melingen zijn geïntegreerd als
groepsvorming zich niet (meer)
voordoet.' Daarvan is nog wel
sprake zolang er duidelijke ver-
schillen zijn met de anderen uit de
nieuwe samenleving. Verschillen
voor wat betreft wonen, werken,
trouwen en vrijetijdsbesteding.
In de 19e eeuw vormden de Duitsers helgrootste aantal immigranten in Neder-
land. Zo ook in Utrecht. Tot voor kort was weinig bekend over leven en lotgevallen
van deze vooral economische migranten. Historica Marlou Schrover deed
onderzoek en dat leverde naast een uitgebreide geschiedschrijving nog iets anders
op: een handreiking aan de actuele integratieproblematiek.^
Xandra Knoth
sfeer van dit eerste warenhuis in
de stad. Bovendien levert het, sa-
men met de tegenover gelegen
winkelpanden (tegenwoordig de
huisnummers 147 t/m 167), een
tastbaar bewijs van de aanwe-
zigheid van Duitse immigranten
in Utrecht. Van een bepaald ge-
deelte van deze immigranten
welteverstaan. De grote onder-
nemers, de welgestelden en hun
personeel. Van het overgrote
deel van 'de Duitse gelukszoe-
kers' resten slechts de gegevens
in het bevolkingsregister.
Groepsvorming en integratie
Die gegevens vormden voor Mar-
lou Schrover, verbonden aan het
Internationaal Instituut voor So-
ciale Geschiedenis (IISG) te Am-
Wie op een, bij voorkeur l<ille,
avond de huidige Winkel van Sin-
kel
aan de Oudegracht binnen-
stapt, de ogen sluit en het geroe-
zemoes in zich opneemt, l<rijgt
wellicht een idee van de toenma-
lige grandeur van deze paleis-
winkel. 'Men kan dit niet aanzien
zonder daarbij aan de majestu-
euse paleizen en hangende tui-
nen der antieken te denken',
schreef de Utrechtse Courant in
1839 over de grote zaal met daar-
boven, zonder enige ondersteu-
ning, een gaanderij. Hoewel al-
lang ontdaan van toonbanken
met fraaie uitstallingen bena-
dert het hedendaagse grand café
vermoedelijk als enige nog de
Westwalder pottenverko-
pers op de Bakkerbrug
(ca.mO)
Collectie Beeldmateriaal
HUA
40
%
vereniging Oud«Utrecht
april 2003
-ocr page 41-
Om te voorl<omen dat de bestu-
dering van één groep immigran-
ten in één stad een subjectief
beeld geeft maakte Schrover bij
haar onderzoek gebruik van con-
trolegroepen, waaronder niet-im-
migranten, Duitse Immigranten
in steden als New York en Kopen-
hagen en andere immigranten in
Utrecht in dezelfde periode.
Ongemanierde knorrepotten
In 1853 kreeg de Duitse zilver-
smid Hermann Bauer het ver-
zoek van 'een zekere' Van Kem-
pen uit Utrecht om in diens fa-
briek te komen werken. Bauer
kwam naar Utrecht. De eerste
nacht verbleef hij in hotel Het
Kasteel van Antwerpen
aan de
Oudegracht en was diep onder
de indruk van de stad en de
vriendelijke ontvangst. Jaren la-
ter, eenmaal terug in Duitsland
waren Bauers herinneringen
minder flatteus. Zo vond hij zich-
zelf een beter vakman dan de
Nederlanders. Hij noemde hen
weliswaar behulpzaam, maar
boven alles zakelijk, gereser-
veerd en religieus.
Een voorbeeld dat, volgens
Schrover, de gemiddelde opvat-
ting van de Duitsers over de Ne-
derlanders weergaf. Nederlan-
ders op hun beurt vonden de
Duitsers dom, lomp, en drank-
zuchtig. Het woord 'moffen', af-
geleid van het Duitse muff, was
tot de Tweede Wereldoorlog een
aanduiding voor ongemanierde,
weinig spraakzame knorrepot-
ten. Voor zover ze dat niet wa-
ren, werden Duitsers 'omhoog-
gevallen' genoemd: mannen en
vrouwen die hun afkomst ver-
loochenden.
Dit laatste lijkt kenmerkend voor
Duitsers. De grootste groep
vreemdelingen in Utrecht ge-
droeg zich onopvallend. Terwijl
Franse gouvernantes en Italiaan-
se ijsverkopers zich lieten voor-
staan op hun taal en land van
herkomst, verdoezelden de Duit-
sers waar zij vandaan kwamen.
Associatie met domheid en ar-
moede was toen ook al niet pret-
(nu: Gansstraat) en de huidige
Albatrosstraat. De keuze voor de
locatie, dichtbij de Vaartsche
Rijn, was uitermate geschikt
voor de aanvoer van handels-
waar. Dat was aanvankelijk
vooral het overbekende grijs-
blauwe Keulse steengoed. In de
19e eeuw was dit algemeen In
gebruik voor het bewaren van
onder andere ingelegde groen-
ten en vlees, maar ook bier, wijn
en koolzuurhoudend mineraal-
water. Op zaterdag hadden de
'potverkopers' hun vast stek op
de Bakkerbrug. Daarnaast gin-
gen ze letterlijk en figuurlijk met
hun handelswaar 'de boer op'.
Ze 'mixten' slecht, deze Duitse
pottenverkopers. Nieuwkomers
trouwden met streekgenoten
die al in Utrecht woonden. Het
gevolg was een dichtbevolkte
buurt. In stegen als de Wijde
Steeg en de Lakmoessteeg was
het niet ongewoon dat gezinnen
met zes kinderen op een kamer
en een zolder woonden. Het pri-
vaat moesten ze met elf andere
woningen delen. Tijdens de cho-
lera-epldemie van 1866 vielen
hier dan ook verhoudingsgewijs
de meeste slachtoffers.
Ondanks deze slechte woonom-
standigheden en het feit dat de
katholieke Westerwalders in
Utrecht tot ongeveer 1800 geen
tig. Dat wilde overigens niet zeg-
gen dat alle Duitse Immigranten
(zo snel mogelijk) integreerden
in de Nederlandse samenleving.
Westerwalders, potten-
verkopers
Waar kwamen ze vandaan? De
in Utrecht twee meest herken-
bare groepen die Schrover be-
licht in Een kolonie van Duitsers
zijn de Westerwalders, immi-
granten uit het Westerwald in
Nassau, en de Münsterlanders,
die zich vooral zouden vestigen
als winkelier zoals Hoyng en la-
ter Dreesmann (van Vroom &).
De Westerwalders waren het
talrijkst. Een voorbeeld: tussen
1849 en 1879 woonden er 245 uit
het Westerwald afkomstige
Duitsers in Utrecht. Nog afge-
zien van de 43 in het Wester-
wald geboren kinderen, 452 kin-
deren die in Utrecht of elders
buiten het Westerwald werden
geboren en de nakomelingen
van zo'n 200 migranten die in
het begin van de 19e eeuw al
naar Utrecht gekomen waren.
Zij vormden een hechte groep en
kwamen met name uit de dor-
pen Ransbach en Bambach. In
Utrecht bewoonden de Wester-
walders wat ooit Wijk K was.,
een aantal benauwde stegen
tussen Oosterkade, Ganssteeg
Gezicht op de Oudegracht
ter hoogte van de Bakker-
brug 1928, links het
kledingmagazijn Peek &
Cloppenburg
Collectie Beeldmateriaal
HUA
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 42-
A. H. SCHLüTER & Co.
hebben de Eer, de ontvangst te berichten
van de nieuwste luodellen
Voorjaars- en Zomer-Mantels,
MANTILLE8,
Chales en Doeken, Eobes,
ilOBËS de chaiDbre, PËIG!\OIK$ en ROKKEN.
eene pvaehtige colleetie
Zwarte Xiyonsche Zijde,
6tM ndW tuut Til tt liMWIte
FRANSCHE, DUIT80HB on MGELSCHE
japo^stoffe:^,
OXFORDS, PERCALS en verdere NOUVEAUTÉS.
F. BRüMMER,
Ou«lc;;rncht, BakkerbmfP,
heeft zeer groote keus iii:
JAl'ONSÏOl'KKN.............   «n  «r 15     c
ZKKIl KUNK AU-AWAS..........     ,    , t71   •.
'; l-rcH HII'S. ittln kirnrri..........     ,    , tlX   e,
j , ZWAIIT LUSTKIl..........     ,    , 17}   e.
ZWAIIT MKllIimOd, «1 el lircwi,......     ,    , SS     e.
ZWAllï Tllttr, 2 L'l lifceil.........     ,    ,   1.10
ZtmEttDOBKKS.............     ,    ,    1.»5
; iim-A ai^y.i. dama.st ,........, , to «.
WiauUM MKTÜI.UOKK........., ,       He
MIILTOM VUOIIJUNUKNSPAKJES.I ot JiRiMl, . , ,      711 e.
OKKLEURDB KATOKNEN........., ,      II) c
HEUUKLSITZI'.N...............      11 e.
MANÜrACTröËN,
A. HECK,
Oude Gracht.             Hoek Drieharing»teeg.
GROOTE
Driemaandelijksche Opruiming
VAN
LAPPEN.
imtT* "^ TUjd JiUIAa 6 UI 61 ORUIE MUI Km
Mloinww UU nmn w«r«n TwktokL
eene groote sortccring
WITTE GOEDEBEN,
wel zoons van familie of zakenre-
laties [...] In de allereerste jaren
sliepen deze leerlingen wel onder
de toonbank.'
Voor een aantal van deze jonge-
lui betekende dit dat zij uit-
eindelijk zelf winkelier werden.
Zo kwam de firma Maseland
voort uit de kweekvijver van
Sinkel. De vrouwen die hier naar
toe kwamen bleven winkeljuf-
frouw. Sommigen vertrokken na
verloop van tijd of werden er-
gens anders dienstbode.
Regelmatig switchen van werk-
gever was gebruikelijk voor het
'interne' winkelpersoneel. Toch
had dit geen nadelig effect. In-
tegendeel. De winkeliers waar
het personeel voor bleef werken
behoorden allemaal tot dezelf-
de groep. Het rondtrekkende
personeel verstevigde de band.
Kennis en ideeën werden uitge-
wisseld tussen families in
Utrecht en In andere steden.
De familierelaties waren opval-
lend en bovendien knap ingewik-
keld. 'Huwelijken tussen (ach-
ter)neven en (achter)nichten,
tussen zwagers en schoonzussen
waren gangbaar [...] Huwelijks-
banden overlapten daarbij tot
ver in de twintigste eeuw veel-
vuldig met zakelijke contacten',
schrijft Sch rover.
Moderne verkooptechnieken
Dat de Münsterlanders, net als
de Westerwalders, 'bij elkaar
kropen' blijkt uit de ligging van
de al eerder genoemde winkel-
panden in de bocht van de Oude-
gracht. Voor een deel afkomstig
uit families van Duitse trekhan-
delaren (Todden), zorgden de
Münsterlanders misschien wel
voor een revolutie in het 'middel-
eeuwse winkelbeeld' van het
ige-eeuwse Utrecht. Ze hadden
vaste lage prijzen, vrije toegang
zonder verkoopverplichting en
gebruikten advertenties met lok-
kertjes. Verkooptechnieken die
nu heel gewoon zijn, werden ooit
door 'de Duitsers' geïntrodu-
ceerd. Boodschappen doen was
niet langer een noodzaak. Het
Handelaren hoefden hun bestel-
ling pas bij terugkomst in Duits-
land te betalen. Wanneer de in-
komsten, door wat voor oorzaak
dan ook tegenvielen, kregen zij
hun volgende voorraad alleen te-
gen een onderpand zoals huis of
grond. Onder de Westerwalders
die hier in wijk K in uiterst armoe-
dige omstandigheden leefden,
waren er die in hun geboortedorp
wel degelijk bezittingen hadden.
Aan het einde van de ige eeuw
viel de groep pottenverkopers in
korte tijd uiteen en verdween
hun unieke handelspositie. De
vraag naar Keuls steengoed liep
terug door de opkomst van het
'wecken'. Bovendien konden po-
tentiële nieuwkomers in hun
geboortestreek gemakkelijker
werk vinden dan voorheen. De
meeste al in Utrecht wonende
migranten bleven. Maar aan de
voor de handel broodnodige
concentratie van de groep
kwam een einde. Een enkeling
bleef te boek staan als koop-
man. Het merendeel kwam te-
recht in andere beroepen als
dienstbode of granietbewerker.
Münsterlanders, winkeliers
De tweede opvallende groep be-
stond uit Münsterlanders. Mi-
chael Anton Sinkel was de eerste
in Utrecht in 1839. Later gevolgd
door onder anderen Van der
Sandt, Maseland, Wille en nog al-
tijd bekende namen als Peek &
Cloppenburg. Het waren winke-
liers. En net als de Westerwalders
waren zij overwegend katholiek
en afkomstig uit een, zij het wat
minder geconcentreerd gebied in
Duitsland. Maar er was meer. De
winkeliers kwamen niet alleen.
Zij brachten hun eigen personeel
mee. Mannen en vrouwen die
slechts tegen kost en inwoning
'het vak' leerden. Het personeel
maakte lange dagen en leefde
soms in archaïsche toestanden,
aldus de door huwelijksbanden
met de familie Dreesmann ver-
bonden Gustav Schlatmann: 'Er
waren altijd "jongelui" intern,
vaak niet zozeer bedienden dan
Advertenties van drie burger en geen lid van een gilde
Duitse winkeliers in het konden worden, waren ze toch
Utrechtsch Provinciaal
en Stedelijk Dagblad
van 5 mü 1878
Illustratie uit
besproken boek
steeds teruggekomen. Een deel
van de 'trekhandelaren' vestigde
zich zelfs blijvend. Waarom?
Temidden van alle handel hadden
de Westerwalders een eigen plek.
42
Het populaire Keulse steengoed
werd alleen gemaakt in de streek
waar zij vandaan kwamen. En de
Westerwalders hadden een spe-
ciale (familie)band met de produ-
centen van het aardewerk. Deze
relatie tussen producenten en
handelaren zorgde voor krediet.
%
Oud.Utrecht
vereniging
april 2003
-ocr page 43-
was 'winkelen' geworden. De
grote magazijnen zorgden voor
een attractie waar de kleine win-
kels van mee profiteerden.
Vermoedelijk is dit een van de
redenen waarom de Utrechtse
middenstand zich niet verzette
tegen de katholieke Duitse on-
dernemers. Deze laatsten waren
bovendien zo slim zich niet aan
de verkoop van voedingsmidde-
len te wagen en veelvuldig in lo-
kale kranten te adverteren. Dat
was een bron van inkomsten die
dag- en weekbladen niet graag
zagen verdwijnen.
Behalve de winkeliers en potten-
verkopers waren er nog tal van
anderen die, meestal om econo-
mische redenen, naar Nederland
kwamen. Schrover noemt in
haar boek 'vijlenkappers, stuka-
doors, dienstbodes, spoorbe-
ambten en studenten'. Het wa-
ren groepen die uit alleen man-
nen of vrouwen bestonden. 'So-
listen' die, als zij al trouwden dat
logischerwijs buiten de eigen
kring deden. De meeste van hen
woonden niet bij elkaar op een
plek in de stad. Dienstbodes en
studenten zaten 'overal'. Alleen
de vijlenkappers, die in Duits-
land al een gezamenlijke voor-
geschiedenis hadden, woonden
bij elkaar en in de buurt van de
bedrijven waar zij werkten.
'Woelzieken en onruststokers'
Opvallend tijdens het lezen van
dit boek over de ige eeuw is de
overeenkomst met de (politie-
ke) actualiteit. In 1849 werden
er bij de introductie van de
Vreemdelingenwet in de Tweede
Kamer felle debatten gevoerd.
Verslagen van deze debatten
kwamen uitgebreid in alle grote
Nederlandse kranten. Wat te
denken van de mening van Ka-
merlid Godefroi, afgevaardigde
voor Amsterdam: 'Ik wil geene
gastvrijheid, waardoor Neder-
land een toevlugtsoord zou
worden voor de woelzieken en
onruststokers, die andere lan-
den uitwerpen, -een algemeen
armengesticht voor de behoefti-
H.H. DUITSCHERS.
Bij den ondergeteekende is van af heden
driemaal per week de echte Daitsche BfIK
a 28 et. de IV3 kilogr. verkrijgbaar.
Ganssteeg, K. 216.           C. DE BOUTER.
NB. Desverkiezende wordt dezelve aan
hnis bezorgd.
Advertentie van bakker C.
de Bouter die inspeelt op
de aanwezigheid van vele
Duitsers (Utrechtsch
Provinciaal en Stedelijk
Dagblad 25 mei 1878).
De bakkerij was gevestigd
in het hart van de wijk
waar de Westerwalders
woonden.
Illustratie uit besproken
boek
migranten moet aanmoedigen.
Dat wil zeggen goede scholing
stimuleren in plaats van ooglui-
kend toestaan dat kinderen van
zelfstandige ondernemers 'gra-
tis' in de winkel werken. Een po-
sitie van waaruit zij niet verder
zullen komen, eenvoudigweg
omdat hard werken en een stu-
die niet gemakkelijk samengaan.
Het stimuleren door de overheid
van niet rendabele ondernemin-
gen is op den duur voor de groep
als geheel niet lonend.
Het is 2003. Niemand kijkt meer
op van woorden als winkelen,
turnen en een kerstboom in
huis. Dat de hotel- en koffiehuis-
bediende ooit 'kelner' is gaan
heten zegt genoeg over het aan-
deel van Duitsers in deze be-
roepsgroep. De Duitse immi-
granten hebben blijkbaar veel
invloed gehad op onze taal en
cultuur. Na een aantal genera-
ties leven zij probleemloos in de
Nederlandse samenleving. Wat
de 'Nederlandse' dan ook precies
moge zijn. Schrover gelooft be-
slist dat het onze huidige mi-
granten net zo zal vergaan. Al
lijkt er op dat de benaming 'mi-
grant' tegenwoordig hardnekki-
ger is dan in de 19e eeuw.
Xandra Knoth is freelance journalist.
gen, de bedelaars, de landloo-
pers van alle oorden der wereld.'
Het ging om een andere tijd. Er
was revolutie in Europa com-
pleet met armoede en een voed-
selcrisis in eigen land. Maar
toch klinken Godefrois woorden
nu bekend in de oren.
De uitvoerige beschrijving in
het boek van Duitse migranten
in Utrecht en andere Nederland-
se steden in de ige eeuw biedt
een helder beeld van datgene
wat migranten in hun 'nieuwe'
leefomstandigheden bond: de-
zelfde streek of dorp in Duits-
land, hetzelfde geloof, maar bo-
ven alles hetzelfde beroep. De
doorslaggevende rol van het be-
roep bij groepsvorming is een
aspect dat volgens Schrover in
de huidige debat over integratie
te weinig aandacht krijgt. Bij de
vraag hoe allochtonen het beste
kunnen integreren gaat het
steeds weer over het overne-
men van 'Nederlandse' normen
en waarden en het tegengaan
van gettovorming.
Het gebrek aan belangstelling bij
beleidsmakers voor de uitkom-
sten van historisch onderzoek, de
enkele allochtone beleidsmaker
daargelaten, wijt Schrover vooral
aan de bescheidenheid van de
historici zelf. Het is niet gebrui-
kelijk dat zij zich met actuele on-
derwerpen bemoeien. Op grond
van haar onderzoek vindt Schro-
ver zelf dat de positieve, noem
het gedooghouding, ten aanzien
van allochtone ondernemers op
de lange termijn geen houdbare
zaak is. Ze vindt dat de overheid
echte arbeidsparticipatie onder
43
Noot
1. Marlou Schrover, Een kolonie van
Duitsers. Groepsvorming onder Duitse
immigranten in Utrecht in de negen-
tiende eeuw.
Amsterdam, aksant, 2002;
ISBN 90 5260 066 X, 416 blz. € 30
%
vereniging Oud Utrecht
april 200S
-ocr page 44-
'Nette uitvoering en solide behandeling'
Het succesverhaal van de Utrechtse drukker Jacobus van Boekhoven
wijk H nummer 456. Het achter-
huis kwam uit op de Predikheren-
straat H 455. Ze deelden het pand
aan de Voorstraat, dat meerdere
verdiepingen telde, in die tijd met
de familie Pfeil. Bovendien diende
De Coninck van Poortugael als be-
drijfsruimte. Vanaf 1843 vestigde
de jongste zoon Adrianus Herma-
nus zich er als kapper en winkelier
in parfumerieën. Ook vader Hui-
bertus, die de kost verdiende als
alleen werkende kleermaker en
vrouwenhoedenmaker, had er
zijn atelier. Gegevens over bedrij-
ven in het ige-eeuwse Utrecht
zijn te vinden in de patentregis-
ters. Wie een bedrijf wilde begin-
nen, moest daarop van stadswe-
ge patent aanvragen en jaarlijks
patentbelasting betalen.
'Alleenwerkende, primitieve
drukker'
De oudste zoon, Jacobus trouwde
op lo juli 1844 met zijn drie jaar
oudere buurmeisje Maria Elisa-
beth Pfeil. Het is onbekend waar
of bij wie hij zijn opleiding in het
drukkersvak heeft genoten. Mis-
schien oriënteerde Jacobus zich
in Duitsland en kwam hij daar in
contact met zijn latere zwager
Georg Joseph Fischer, boekdruk-
ker uit Frankfurt. Jacobus van
Boekhoven begon vlakbij zijn
woonadres een kleine drukkerij in
de Breedstraat wijk H 410 (thans
nummer 7/9). Om klanten te
werven plaatste hij in de Utrecht-
sche Provinciale- en Stads Courant
de volgende advertentie:
BOEKDRUKKERI} TE UTRECHT
De ondergetekende met 1. Mei aan-
staande zich alhier als BOEKDRUK-
KER vestigende, neemt bij deze de vrij-
heid, zulks ter kennis zijner geëerde
Stad- en Landgenooten te brengen,
zullende hij zich in alles, door eene
Het huis 'De Coninck
van Poortugael',
nu Voorstraat 14.
Colkctie Beeldmateriaal
HUA
Op 27 juli is het 150 jaar geleden dat Jacobus van Boekhoven aan het Begijnehof een
pand kocht waarin hij ging wonen en een drukkerij begon. In de ruim 100 jaar dat
het bedrijf zijn naam droeg groeide het als kool, onder andere door de snelle invoe-
ringvan nieuwe druktechnieken. Na de Tweede Wereldoorlog werd 'Het Kasteel'
aan de Breedstraat de vestiging van een van de grootste bedrijven in de Utrechtse
binnenstad. De naam Van Boekhoven boven een van de ramen van wat nu apparte-
menten zijn is het enige wat nog herinnert aan de succesvolle drukker en zijn bedrijf.
44
zich in het prachtige lye-eeuwse
huis 'De Coninck van Poortugael'
aan de Voorstraat te Utrecht. Vol-
gens de toen geldende wijklnde-
ling en huisnummering woonde
de familie op het adres Voorstraat
MiEKE BREIJ
Omstreeks 1838 vestigden Huiber-
tus van Boekhoven, zijn vrouw
Gerharda Eggink en hun kinderen
Jacobus, Gerharda en Adrianus
vereniging Oud*Utrecht
april 2003
-ocr page 45-
nette uitvoering en solide behandeling,
hun vertrouwen zoeken waardig te
maken.
Utrecht, 12 april 1844
J. van BOEKHOVEN
Voorstraat Letter H 456
Hij startte als 'alleenwerkende
primitieve boekdrukker'. Dat zal
dan geweest zijn met een hand-
drukpers, aangezien er toen in de
Utrechtse drukkerswereld nog
geen stoomkracht werd ge-
bruikt. Eenjaar later jaar nam hij
twee knechten in dienst. Moge-
lijk was genoemde Georg Joseph
Fischer, die in 1843 met zijn zus-
ter Gerharda trouwde, één van
zijn medewerkers. De zaken gin-
gen kennelijk goed, want in 1846
steeg het personeelsaantal van
twee naar zes knechten.
Het jaar 1847 bracht grote veran-
deringen met zich mee. Moeder
Van Boekhoven Eggink overleed,
vader Huibertus stopte met zijn
kleermakerij en broer Adrianus
Hermanus verplaatste zijn kap-
perszaak naar het achterhuis. Zij
maakten daarmee plaats voor Ja-
cobus, wiens drukkerij aan de
Breedstraat te klein was gewor-
den. In de volgende zes jaar was
zijn bedrijf in zijn ouderlijk huis
gevestigd en nam Jacobus nog
eens drie nieuwe knechten in
dienst.
Op de Voorstraat bood de druk-
kerij werk aan uiteindelijk veer-
tien knechten, maar ook daar
ontstond ruimtegebrek. Op 27juli
1853 kocht Van Boekhoven 'Eene
huizinge aan de westzijde van
het Begijnhof, wijk H nommer
304' als nieuwe bedrijfsruimte.
Meer dan een eeuw zou het be-
drijf op deze plaats gevestigd blij-
ven, inclusief de in 1864 en 1869
aangekochte naastgelegen pan-
den aan de Breedstraat, die bij de
drukkerij werden getrokken.
Nieuwe technieken
Tijdens de 19e eeuw ontwikkelde
de drukkunst zich snel. Nieuwe
technieken en machines deden
hun intrede en kregen ook een
plaats in het bedrijf van Van
Boekhoven. Vijftien jaar na de
stichting van zijn zaak kocht Van
Boekhoven de eerste snelpers.
Waarschijnlijk betrof dit een
handmatig aangedreven pers,
die voornamelijk werd gebruikt
voor het drukken van kranten.
Ook collega drukkers meldden in
deze periode de aanschaf van
snelpersen 'overeenkomstig de
eischen des tijds, zoodat de
voortbrengselen der Utrechtsche
boekdrukkerijen in vele opzigten
te regt worden geprezen'.
De uit Thüringen stammende
Friedrich König (1774-1833) was
aan het begin van de 19e eeuw de
uitvinder van de eerste Schnell-
presse,
die hij in Engeland samen
met Bensley en Bauer bouwde en
vervolgens met Walter verder
ontwikkelde naar de eerste cilin-
derpers. Ter vergelijking: een
handpers leverde ongeveer 300
bedrukte bladen per uur en de
snelpers i.ioo bladen. Bovendien
was de te bedrukken oppervlakte
papier aanzienlijk groter.
Naast de ontwikkeling van
handpers naar snelpers en cilin-
derpers kwam aan het begin van
de 19e eeuw de techniek van de
lithografie op. Aloys Senefelder
te München vond rond 1800 het
principe van de steendruk uit.
Hij ontdekte dat water en vet el-
kaar afstoten en tekende met
vethoudende materialen op
'Soinhofense kalksteen'. Vóór
het betekenen van de steun ont-
zuurt de lithograaf die en maakt
hem vetgevoelig. Hij brengt de
te drukken afbeelding aan met
lithokrijt en tusche (een soort
inkt). Het vette gedeelte van de
vlakke steen neemt drukinkt
aan, de andere delen die nat zijn,
stoten inkt af. Na het inrollen
met inkt kan de afbeelding (die
in spiegelbeeld moet worden
aangebracht) worden gedrukt
met een handlitho-pers of met
een 'lithographische snelpers'.
De techniek van de steendruk
werkt volgens het principe van
de vlakdruk (er is geen hoogte-
verschil, dus geen reliëf tussen
de steen en papier aanwezig).
FEESTZANGEN
TIK TIIBINa TA» HET
OTMCHISCHB IIPOaKAIHISCHE TEKEBBIOIKS
„lUT El GEME6EI."
Titelpagina programma-
boekjefeestavond 10 janu-
ari 1859
Bibliotheek Het Utrechts
Archief
'B'g'W 34-TAL EBBB-ZADZB'.
BOaSHOTBN.
Als boekdrukker heeft Jacobus van
Boekhoven zeer waarschijnlijk ook
van de lithografie-techniek ge-
bruik gemaakt. Daar wijst ook het
groeiende aantal persen in zijn be-
drijf op. In 1863 had Van Boekho-
ven veertien knechten in dienst en
waren er twaalf persen aanwezig.
'Nut en Genoegen'
Langzaam ging Van Boekhoven
tot de grotere drukkers in de stad
horen. Utrecht kende in het mid-
den van de 19e eeuw acht drukke-
rijen, waarvan Kemink op het
Domplein, P.W. van den Weijer
aan de Ganzenmarkt en L.E.
Bosch & Zoon aan de Korte
Nieuwstraat de oudste en groot-
ste waren met gemiddeld vijftien
werklieden in dienst. Die werkten
van 's morgens 6 tot 's avonds
8 uur en verdienden als volleerd
medewerker ƒ 5,- a ƒ 8,- per week.
In 1851 richtten de Utrechtse
drukkers de Utrechtsche Typo-
graphische Vereeniging 'Nut en
Cenoeger}'op,
die onder bescher-
ming van de burgemeester van
Utrecht tot 1913 heeft bestaan.
Alle letterzetters, boekdrukkers
en boekbinders van 17 tot 50 jaar,
die gezond, zonder kwalen en
van onbesproken gedrag waren,
konden lid worden. Na betaling
van 25 cent werd de naam van de
kandidaat op een ballotagelijst
geplaatst, die op de verschillende
drukkerijen rondging alvorens hij
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 46-
deed de stoompers zijn intrede en
wat het noodzakelijk maakte
twee ketelhuizen bij te bouwen.
Sociaal bewogen man
Terwijl het bedrijf steeds groter
werd, kreeg Jacobus van Boekho-
ven in 1879 een groot persoonlijk
verlies te dragen door het overlij-
den van zijn vrouw Maria Elisa-
beth Pfeil. Hij hertrouwde in 1884
met de Haagse Adriana Johanna
Leydenroth (1840-1917). Zij was
een verdienstelijk schilderes en na
haar dood liet ze enkele van haar
doeken na aan het Centraal Mu-
seum te Utrecht.
Van Boekhoven was een maat-
schappelijk actieve man. Naast
zijn functie als patroon van de
drukkersfirma was hij meer dan
vijftien jaar regent van het St.
Eloijengasthuis aan de Boter-
straat. In dit gasthuis was een in
de 14e eeuw door het smedengilde
opgerichte broederschap geves-
tigd. In Van Boekhovens tijd be-
stond dit gezelschap uit 52 heren
die zich vooral bezighielden met
liefdadigheid voor minder bedeel-
den. Daarnaast was Van Boekho-
ven een actief bestuurslid en later
ere-voorzitter van het Boekverko-
pers College De Eendracht.
Jacobus van Boekhoven overleed
na een ziekbed op 14 mei 1897 in
zijn huis aan de Van Asch van
Wijckskade, waar hij sinds 1889
met zijn tweede echtgenote was
gaan wonen. Hun huis aan het
Begijnehof werd toen betrokken
door één van zijn medewerkers,
HendrikJacobus Schouten.
Het Utrechtsche Provinciaal en
Stedelijk Dagblad
nam een ver-
slag op van de begrafenisplech-
tigheid die bijgewoond werd
door familie, vrienden, leden van
de typografische vereniging, ver-
tegenwoordigers van De Een-
dracht en van één van zijn groot-
ste opdrachtgevers, de Staats
Spoorwegen. De aanwezigen
roemden zijn vriendschap met
de mensen uit zijn omgeving en
zijn liefde voor de drukkerij en
zijn personeel. Van Boekhoven
had zich nooit geschaamd te me-
Voorgevel drukkerij], van
Boekhoven, Begijnehof, ca.
1915
Collectie Beeldmateriaal
HUA
Groei en samenwerking
In het laatste kwart van de ige
eeuw kwam de drukkerij van Ja-
cobus van Boekhoven steeds ver-
der tot bloei. Tussen 1876 en 1883
steeg het aantal medewerkers
van 32 naar 60, om daarna nog
verder te stijgen. Het is opmerke-
lijk dat Van Boekhoven door de ja-
ren heen geen of hoogstens vijf
kinderen in zijn drukkerij liet wer-
ken. Drukkerij LE. Bosch & Zoon
had in 1887 62 volwassenen en 22
kinderen in dienst.
Voor zover na te gaan heeft van
Boekhoven steeds een aantal vas-
te grote opdrachtgevers gehad.
Zo verzorgde de drukkerij het
drukwerk van de Staats Spoorwe-
gen, later Nederlandse Spoorwe-
gen geheten, wat varieerde van
treinkaartjes tot spoorboekjes.
Daarnaast had het bedrijf door
het drukken van vele proefschrif-
ten, redevoeringen en bijzondere
uitgaven (onder meer het Album
Studiosorum Academiae Rheneo-
Trajectinae 1636-1886)
een sterke
binding met de Utrechtse Univer-
siteit. Ook verzorgde Van Boekho-
ven adresboeken van de stad
Utrecht, een Advertentieblad en
enkele Utrechtse kerkbladen.
Als gevolg van de groei van het
bedrijf en de daarmee noodzake-
lijke kapitaalbehoefte ging Van
Boekhoven in 1879 een samen-
werking aan met Klaas Kornelis
van Hoffen, die medefirmant
werd. Daarmee ontstond de firma
J. van Boekhoven. In deze periode
l<on worden toegelaten. In 1853
telde de vereniging 75 leden en
ayereJeden.
In de naam Nut en Genoegen vin-
den we de twee belangrijkste ac-
tiviteiten van de vereniging uitge-
drukt: een onderlinge verzekering
en een jaarlijkse feestavond. Le-
den wisten zich verzekerd van een
financiële tegemoetkoming bij
ziekte, een uitkering bij overlijden
en de verzorging van een eervolle
begrafenis. Nadat ze een halfjaar
lang wekelijks 10 cent hadden bij-
gedragen, kregen ze bij ziekte een
uitkering van ƒ 3,- per week, gedu-
rende maximaal drie maanden.
Eén keer per jaar - op Kopper-
maandag,
de eerste werkdag na
Driekoningen - vond er een feest-
avond voor de leden en hun echt-
genotes plaats in 'Buiteniust'
aan de Maliebaan. Aan het begin
van zo'n avond trokken het be-
stuur, de patroons, de ereleden
en de leden van de jaarlijks wis-
selende feestcommissie met hun
vaandei voorop en onder het zin-
gen van een gelegenheidslied de
zaal binnen. Er werden voor-
drachten gehouden, er werd ge-
zongen en gedanst en het eigen
toneelgezelschap 'Laurens Cos-
ter' trad op. Alle aanwezigen
ontvingen het programma met
de teksten van de gelegenheids-
liederen in een keurig verzorgd
programmaboekje, leder jaar
verzorgde één van de Utrechtse
drukkers deze uitgave. In 1859
was dat J. van Boekhoven.
46
verenlging Oud«Utrecht
april 2003
-ocr page 47-
moreren hoe klein en onbeteke-
nend hij in 1844 was begonnen.
De memorie van successie beves-
tigt dat Jacobus van Boekhoven,
hoe klein hij ook was begonnen,
aan het eind van zijn leven be-
paald geen onbemiddeld man
was. Doordat zijn beide huwelij-
ken kinderloos waren gebleven,
erfde zijn weduwe zijn totale
vermogen dat op een waarde
van meer dan ƒ 250.000,- werd
getaxeerd en voornamelijk uit
onroerend goed bestond.
Hoge hoed en stijve boord
Met zijn overlijden kwam een ein-
de aan het tijdperk van stichter en
patroon Jacobus van Boekhoven,
maar de groei van het bed rijf zette
door. De dagelijkse leiding kwam
in handen van zijn weduwe Adria-
na Jacoba van Boekhoven Leyden-
roth en zijn medefirmant Klaas
Kornelis van Hoffen. Hoewel de
drukkerij bleef groeien, brachten
zij de werktijden terug tot 12 uur
per etmaal. In 1899 leidde de aan-
schaf van een aanzienlijk grotere
stoompers en bijbehorende grote-
re stoomketels tot een verbou-
wing van de drukkerij en de bouw
van een grote schoorsteen.
Medewerker Ming haalde bij het
110-jarig bestaan van de drukkerij
in 1954 herinneringen op uit zijn
leertijd rond de eeuwwisseling en
memoreerde dat rond igoo van 's
morgens 7 uur tot 's avonds 7 uur
werd gewerkt. Een leerling ver-
diende in die jaren vijftig cent per
week. De zetters werden gezien
als 'meneren', die men zondags in
de stad zag wandelen met hoge
hoed en stijve boord in gezelschap
van vrouw en kinderen. Een enkele
maal kwam het voor dat er op
zondag gewerkt moest worden en
dat de zetters in pak en met hoge
hoed op hun werk verschenen.
In 1904 was Van Boekhoven met
zijn 87 medewerkers, na de boek-
plaat- en steendrukkerij van P.W.
van den Weijer met 97 medewer-
kers, de grootste drukkerij van de
stad Utrecht geworden.
In 1907 overleed medefirmant
Klaas Kornelis van Hoffen bij
welke gelegenheid Hendrik Ger-
lings (1875-1951) in het bedrijf van
zijn schoonvader werd aange-
steld. Als voormalig bankier hield
hij zich bezig met administratie-
ve en financiële zaken. Een neef,
Willem Leydenroth van Boekho-
ven, werd medefirmant. Zij
stichtten vanaf 1910 verkoopkan-
toren in Amsterdam, 's Graven-
hage, Rotterdam en Groningen.
In 1929 bleef Hendrik Gerlings na
het overlijden van Willem Ley-
denroth van Boekhoven als enige
beherende vennoot over. Door
zijn goede verkooppolitiek volg-
de een periode van expansie tot
het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog. Het aantal mede-
werkers liep op tot 350.
In de nacht van 14 op 15 augustus
1931 werd de firma Van Boekho-
ven door brand getroffen: de zet-
terij en een gedeelte van het pa-
piermagazijn gingen verloren.
De druk van het spoorboekje
mocht echter geen vertraging
oplopen. Drukkerij Bosch BV aan
de Korte Nieuwstraat 5 bood col-
legiale hulp waardoor het spoor-
boekje toch op tijd verscheen. Na
de brand werden de drukkerij en
binderij verbouwd en vond een
uitbreiding aan de kant van de
Breedstraat plaats.
Verdergaande modernisering
Drukkerij Van Boekhoven bleef
ook in de eerste helft van de vori-
ge eeuw met zijn tijd meegaan
blijkens de nieuwe machines die
er in de loop der jaren ingevoerd
werden. Binnen de zettechniek
waren sinds omstreeks 1885 twee
nieuwe varianten mogelijk: de li-
notype
(de matrijzen werden per
regel met lood volgegoten) en de
monotype waarbij de letters af-
zonderlijk werden gegoten. Om-
streeks 1920 bestond de zetterij
van Van Boekhoven uit twee af-
delingen: de oude zetterij en de
smoutzetterij. Op de oude zetterij
werden bijvoorbeeld de spoor-
boekjes van de Staats Spoorwe-
gen voorbereid, terwijl op de
smoutzetterij het kleine zetwerk
werd vervaardigd dat diende
voor briefhoofden, rekeningen,
circulaires en allerlei andere soor-
ten handelsdrukwerk. Een tiental
jaren later werd met de voorloper
van de teletype-zetmachine ge-
werkt, een perforatorachtige
typemachine, die vooral door
vrouwen werd bediend.
Ook voor de voorbereiding van het
drukken van illustraties voerde het
bedrijf nieuwe technieken in: de
autotypie en de stereotypie. Auto-
typie is het procédé waarmee een
cliché wordt gemaakt van een
door een raster opgenomen foto.
Bij de techniek van de stereotypie
worden vaste drukvormen ver-
vaardigd van uit losse lettertypen
en clichés samengesteld zetsel. Bij
het drukken wordt hiervan een lo-
den afgietsel gebruikt.
In 1927 volgde een belangrijke
nieuwe druktechniek: de offset,
net als de oude steendruk geba-
seerd op de afstoting van water
en vet. Ter vervolmaking van
deze techniek had drukkerij Van
Boekhoven later een eigen labo-
ratoriumafdeling met meetin-
strumenten om de pH-waarde
van drukvloeistoffen te kunnen
vaststellen en onderzoek te kun-
nen doen naar papiersoorten,
droogtijden, verkleuringen, re-
flecties, het doorlopen van druk-
inkt en de zwartheid daarvan.
Ter gelegenheid van de uitbrei-
ding in 1931 gaf het bedrijf een se-
rie autotypieën uit onder de titel
Drul<l(erijJ. van Boel<tioven - Kijl<jes
in ons bedrijf.
Daaruit blijkt dat
Van Boekhoven in die tijd beschik-
te over vier drukkerij-afdelingen
Herinnering aan de oude
bestemming van 'Het Kas-
teel' aan de Breedstraat
Foto Mieice Brei]
-%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 48-
straat zijn definitieve omvang. De
gehele vroegere bebouwing werd
afgebroken om plaats te maken
voor het gebouw dat tot 1968 in
gebruik zou blijven. Hier werd in
1961 de eerste offset-rotatiepers
in gebruik genomen. Twee jaar la-
ter volgde de plaatsing van tien
rotatiepersen en de modernise-
ring van de binderij. Na de uitbrei-
ding in 1966 van een rotatiepers
met drie units kon Van Boekho-
ven drukwerk leveren in massa-
oplagen en vierkleurendruk.
De sinds 1921 bestaande com-
manditaire vennootschap werd in
1966 omgezet In de 'Naamloze
Vennootschap J. van Boekhoven',
waardoor investeringskapitaal
makkelijker aan te trekken was.
Het aantal medewerkers bedroeg
in de jaren zestig 430 personen.
Naast een grote veelzijdigheid aan
drukwerksoorten, manifesteerde
Van Boekhoven zich eveneens als
uitgever. Boeken van beroemde
Nederlandse schrijvers zoals Jan
Wolkers, Marnix Gijsen, Harry Mu-
lisch en Midas Dekker verschenen
binnen het uitgeversfonds.
Het verdwijnen van een naam
Na de fusie van 1968 met drukke-
rij Bosch aan de Korte Nieuw-
straat/Oudegracht, verlieten bei-
de bedrijven hun panden in de
Utrechtse binnenstad. De nieu-
we Drukkerij van Boekhoven-
Bosch NV met totaal 800 mede-
werkers betrok een nieuw com-
plex aan de Europalaan op het
Kanaleneiland te Utrecht.
Het laatste decennium van de
20e eeuw volgden nieuwe fusies
en overnames. Zo kwam in 1992
een fusie met Drukkerij De Boer
te Hilversum tot stand en werd
de nieuwe naam Koninklijke De
Boer-Boekhoven NV.
Een jaar la-
ter volgden overnames en fusies
met diverse andere bedrijven.
Met de naamsverandering in
Roto Smeets De Boer NV ver-
dween de naam van Jacobus van
Boekhoven definitief uit de
Utrechtse drukkerijwereld.
Anno 2002 bedroeg de jaaromzet
700 miljoen euro en het aantal
medewerkers 4.000, werkzaam
in vestigingen verspreid over ze-
ven landen. De Utrechtse vesti-
ging, waar 345 personen werken,
werd onlangs onderscheiden met
de Gouden Z Award omdat Roto
Smeets Utrecht, naar het oordeel
van de jury, vooroploopt in de
scholing en ontwikkeling van zijn
medewerkers.
Mieke Breij is medewerker studiezalen bij
Het Utrechts Archief
Geraadpleegde bronnen in Het Utrechts
Archief:
Adresboek van de stad Utrecht
Beeldmateriaal Voorstraat, Begijne-
hof/Breedstraat
Bouwtekeningen van de stad Utrecht,
1853-1978
Burgerlijke Stand van de stad Utrecht,
1844-1897
Bevolkingsregister van de stad Utrecht,
1850-1890
Feestzangen der Typographische Vereeniging
'Nut en Genoegen', 1853-1912
Memorie van Successie kantoor Utrecht
over het jaar 1897, inv. nr. 10/1063
Registers van patentschuldigen in de stad
Utrecht, 1835-1892, Stadsarchief inv.
nr. IV-246enV-246,wijkH
Stadsatmanak, 1870-1890
Utrechtsche Provinciale- en Stads-Courant,
15 april 1844
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad,
15 en 19 mei 1897
Verslag van den toestand der Gemeente
Utrecht, 1851-1898
Historisch Werkmateriaal, toegang 820,
inv. nr. 242
Literatuur
Campen, J.W.C, van, 'Het huis "D'Co-
ninck van Poortugael"', in: Jaarboek
Oud Utrecht 1979,87-112.
Dolfm, M.J.e.a., Utrecht. Dehuizen binnen
de singe/s ('s-Gravenhage, 1989).
Evers, G.A., 'Nut en Genoegen te Utrecht',
in: De Tampon, orgaan voor leerlingen
en oud-leerlingen der School voor de
Grafische Vakken te Utrecht
(1942/1943)136-151.
Hulzen, Dr. A. van, 'Alleen de naam herin-
nert nog aan het Begijnhof, in:
Utrechts Nieuwsblad, 10 februari 1979.
Van 't Begijnehof, huisorgaan van de druk-
kerij}, van Boekhoven N.V.,
1951 1968.
(ondere andere voor steendruk en
lithografie), vier zetterijen, een
lettergieterij, een stereotypeer-in-
richting, verschillende papierma-
gazijnen, een binderij annex kan-
toorboeken-fabriek, een machine-
kamer en een stoomketelhuis.
In 1933 kwam daar een koperdiep-
drukkerij bij en in 1937 volgde een
eigen cliché afdeling. Bij de koper-
diepdruk worden afbeeldingen in
een koperen plaat gegraveerd,
waarbij de inkt wordt vastgehou-
den in de ontstane groeven.
Het Kasteel aan de Breedstraat
Net voor het begin van de Tweede
Wereldoorlog werd het gebou-
wencomplex uitgebreid met een
nieuwe vleugel aan de Breed-
straat, waarbij het eerste deel van
Het Kasteel (zo genoemd vanwe-
ge zijn uiterlijke vorm) ontworpen
door J.F. Berghoef te Aalsmeer tot
stand kwam. In 1946 verscheen
het eerste nummer van het huls-
orgaan Van 't Begijnehof, nu een
interessante bron voor de naoor-
logse geschiedenis van het be-
drijf. Op 6 mei 1949, ter gelegen-
heid van het 105-jarig bestaan,
stichtte Hendrik Gerlings een per-
soneelsfonds, dat later zijn naam
kreeg. Het personeel vormde een
hechte gemeenschap, waarvoor
diverse activiteiten buiten werk-
tijd werden georganiseerd. Zo be-
stond er een eigen fanfare-orkest.
Met de grote verbouwing van
1951, eveneens onder leiding van
architect Berghoef, kreeg de druk-
kerij van de Firma J. van Boekho-
ven aan het Begijnehof/Breed-
Dezetterijin 1931
Collectie Beeldmateriaal
HUA
48
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 49-
utrechtse straatnamen 2: Zilverstraat
Van straat tot steeg tot straat. Veel straatnamen ondergaan in de
loop der eeuwen (kleine) wijzigingen alvorens ze de naam krijgen
zoals wij die nu kennen. Hoe een sociaal vooroordeel na zes eeu-
wen van een steeg weer een straat kan maken. ^
den we meestal de benaming
ZilversteegQe).
In 1950 verzochten enkele bewo-
ners van de Zilversteeg aan Bur-
gemeester en Wethouders om de
naam Zilversteeg te wijzigen in
Zllverstraat Op hun verzoek werd
afwijzend beschikt omdat de di-
recteur van de Bouw- en Woning-
dienst en de gemeentearchivaris
van mening waren dat noch het
karakter noch de breedte van de
Zilversteeg deden denken aan
een straat. In 1963 ondernamen
de bewoners van de Zilversteeg
een nieuwe poging. Ditmaal voer-
den zij aan dat hun kinderen bij
sollicitaties 'terugslag' ondervon-
den van het woord 'steeg'. Hierop
hebben B&W de Zilversteeg als-
nog omgedoopt tot Zilverstraat.
Erik Tigelaar is Unitleider Beeldmateriaal
en Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
Noot
1. Dit artikel is gebaseerd op het in wording
zijnde straatnamenboek voor Utrecht dat
naar verwachting zal verschijnen in 2005.
ErikTicelaar
eerst aangetroffen. Al kort daar-
na, in 1389, wordt de straat in het
buurspraakboek voor de eerste
maal vermeld als Zulverstrate.
Vervolgens wordt zij in het reste-
rende deel van de 14e eeuw en in
de 15e eeuw afwisselend aange-
duid als Jan Meynaertsstege of
Jan Meynaertsstrate en als Sulver-
straet. De verklaring van de bena-
ming Sulverstraet kan gezocht
worden in het feit dat de jaarlijkse
pacht van de percelen in de straat
deels bestond uit 'goetfijn sulver'.
Ongebruikelijk was dit niet.
In de eerste helft van de 16e
eeuw wordt de straat doorgaans
Silverstraet(gen) genoemd. In de
tweede helft van de 16e eeuw en
in de eerste helft van de 17e
eeuw komt zij afwisselend voor
als Silverstraet(gen) en als
Zilversteech(gen). Daarna vin-
Het kapittel van Oudmunster gaf
op 14 februari 1386 een hofstede
aan 'den Ouden Sprincwijc', de te-
genwoordige Springweg, in eeuwi-
ge erfpacht aan de koopman Johan
Meynaert Johanssoen. Dit perceel
strekte zich uit tot 'den wech die
aen der stat muere leyt'. Als grens
wordt vermeld 'die steghe die Jo-
han voerscreven daer ghesleghen
heeft'. Dit is de eerste vermelding
van de latere Zilverstraat. Johan
Meynaert Johanssoen had het be-
lendende perceel waarover hij de
straat had aangelegd op 24 januari
1386 venA/orven. De straat moet
dus zijn aangelegd tussen 24 janu-
ari en 14 februari 1386.
Aanvankelijk werd zij Jan Mey-
naertsstege genoemd. In een akte
uit 1387 is deze benaming voor het
De Zilverstraat omstreeks
1910
Collectie Beeldmateriaal
HUA
vereniging Oud*Utrecht
april 2003
-ocr page 50-
gebintplaten en gordingen. Zijde-
lingse krachten werden geneutra-
liseerd door diagonaal tussen hori-
zontale en verticale onderdelen be-
vestigde schoren. Alle onderdelen
werden met pen- en gatverbindin-
gen aan elkaar bevestigd. Over die
basisconstructie - in feite een
groot, houten bouwpakket - wer-
den de ronde dennenhouten spo-
ren, de rietlatten en tot slot het
rietdek aangebracht. De lage zij-
wanden droegen slechts een klein
gedeelte van het totale dakge-
wicht. De voor- en achtergevel
hadden vrijwel geen draagfunctie.
Op deze wijze ontstond een drie-
beukige binnenruimte, waar in
vroeger tijden mens en dier samen
onderdak vonden. Het midden-
deel, de potstal, herbergde oor-
spronkelijk het vee. Later verhuisde
het vee naar de zijbeuken en fun-
geerde het middengedeelte als
werkplek. De deel was breed ge-
noeg om een kar met een lading
graan of hooi naar binnen te rij-
den, zodat dit op de zolder kon
worden opgetast, 's Winters dorste
de boer hier het graan.
Deze oorspronkelijk geheel houten
constructie, waarbij de gevels en
de zijwanden bestonden uit een
houten vakwerk, opgevuld met
een met leem bestreken vlecht-
werk van wilgentenen, ontwikkel-
de zich in de loop der eeuwen. Na
de Middeleeuwen begon een ge-
leidelijke verstening van de buiten-
wanden en tegelijkertijd voltrok-
ken zich wijzigingen in het interi-
eur onder invloed van veranderin-
gen in productiewijze en welvaart.
Aan de voorzijde van de boerderij
werden ruimten afgescheiden
waar het gezin woonde en sliep.
Dit voorhuis werd van het werkge-
deelte gescheiden door een ge-
metselde muur. Achter die brand-
gevel ontstonden later ruimten
voor speciale doeleinden, zoals een
karnkamer of een spoelkeuken.
Nieuwe woonwensen
Aan het begin van de 20e eeuw
was deze traditionele bouwvorm,
vanuit zijn ambachtelijke en func-
tionele ontwikkeling geheel uitge-
Van ambachtelijk boerenhuis
tot postmoderne boerderette
Boerderijen in de provincie Utrecht!
Dat er in 2003, het Jaar van de Boerderij, op allerlei manieren aandacht wordt be-
steed aan boerderijen is in het licht van de geschiedenis geen vreemde zaak. Neder-
land was immer tot voor kort een overwegend agrarisch land.
Tom Blekkenhorst
op de klei en in het veen onder-
scheiden. De grondsoort bepaalde
niet alleen sterk de vorm van het
erf en de plaats van de gebouwen,
maar ook de mate van welvarend-
heid. De arme zandgronden lever-
den nu eenmaal minder op dan de
vruchtbare klei. Hoewel de hoofd-
vorm van de meeste gebouwen on-
geveer gelijk is, zien we wel grote
verschillen in formaat en bouw-
kundige verfraaiingen.
Ankerbalkgebinten
Het belangrijkste constructieve
element van het boerenhuis - en
vaak ook de bijgebouwen -, wordt
gevormd door de gebinten. De
dorpstimmerman vervaardigde
deze jukvormige houten portalen
in zijn werkplaats en vervolgens
werden ze op de bouwplaats plat
op de grond geassembleerd en op
regelmatige afstanden achter el-
kaar overeind gezet. Meestal gaat
het daarbij om zogenaamde an-
kerbalkgebinten, waarop het drie-
hoekige spant geplaatst werd. In
de lengterichting verbonden door
Boeren hebben ons land vorm ge-
geven. Zij deden dat vanuit hun
boerderij, die daardoor een centra-
le plaats had in de totstandkoming
van het landschap. Wat ooit een
ambachtelijk gebouwde verblijf-
plaats was voor mens, dier en voor-
raden, kreeg de laatste vijftig jaar
allerlei gedaanten die vaak niets
meer met het oorspronkelijke cul-
turele erfgoed te maken hebben.
Een 'boerderij' omvat niet alleen
het hoofdgebouw maar het gehele
complex: hoofd- en bijgebouwen,
erf en beplanting. Het betreft een
cluster van gebouwen, bomen,
struiken en hagen, in een duidelijke
samenhang met de omgeving. Sa-
menstelling en plaatsing van de
verschillende elementen hangen af
van de wijze waarop vaak eeuwen-
lang het bedrijf werd uitgeoefend.
En die bedrijfsuitoefening was op
haar beurt weer afhankelijk van de
grondsoort van de streek waar een
boerderij zich bevond. Ruwweg
kunnen we bedrijven op het zand,
Boerderij aan de Utrechtse
Vechtdijk die verbouwd
wordt tot twee woningen
Foto Bettina van Santen
50
%
Oud.Utrecht
verenigmg
april 200S
-ocr page 51-
kristalliseerd. Enkele tientallen ja-
ren werd hier en daar geëxperi-
menteerd met varianten die meer
aan de smaak van de tijd zijn aan-
gepast, maar die de hoofdvorm na-
genoeg ongemoeid lieten.
Pas na de Tweede Wereldoorlog is
er sprake van een echte doorbraak.
De moderne tijd heeft eindelijk ook
in Nederland het agrarisch gebied
bereikt. Tot dan toe vond alles op
puur ambachtelijke wijze plaats.
Nu werden spierkracht van mens
en dier in vrij korte tijd vervangen
door de pk's van machines. De ver-
anderende productiemethoden, de
reeds genoemde schaalvergroting,
maar ook de woonwensen van de
bewoners deden hun invloed gel-
den. Het traditionele boerenge-
bouw en de inrichting van het erf
voldeden niet meer.
Waar vroeger mens, dier en voor-
raden een plek hadden onder één
dak, werden nu woon- en bedrijfs-
functie gescheiden. Nadat veel
boerderijen in de jaren zestig wer-
den voorzien van nieuwe raampar-
tljen die geen enkele relatie meer
hadden met het oorspronkelijke
bouwkundige karakter, maar
slechte een imitatie waren van de
doorzonwoning in dorpen en ste-
den, verschenen hier en daar op
het erf woningen zoals je die aan-
treft in een gemiddelde woonwijk.
Aanvankelijk was dat vaak de wo-
ning van de rustende boer die zijn
bedrijf aan de volgende generatie
had overgedaan.
De deel van de boerderij gebruikte
de boer alleen nog voor wat jong-
vee. Grote loopstallen verschenen
achter op het erf. De kapberg waar
hij vroeger het hooi of het graan
opsloeg, raakte in verval, net als
bijgebouwen, bijvoorbeeld bak-
huisjes en wagenschuren. Kuilgras
werd eerst in grote betonringen
geperst. Later werd het opgesla-
gen onder met autobanden ver-
zwaard landbouwfolie. Het is alles-
zins begrijpelijk dat het boerenbe-
drijf met zijn tijd mee moet, maar
het totaalbeeld van het boerderij-
complex maakt een verandering
door die bepaald geen visuele
winst oplevert.
Daarnaast zijn er de vele boerderij-
en die bewoond worden door de
'nieuwe ruralen'. Vervuld van ro-
mantische gedachten over het lan-
delijke leven, maar meestal niet ge-
hinderd door kennis van de traditie,
hebben deze bewoners hun best
gedaan boerderij en erf op te smuk-
ken tot iets dat nog slechts gezien
kan worden als een karikatuur. En
dan hebben we het nog niet gehad
over de nieuwbouw in 'landelijke'
stijl. Deze bouwwerkjes die in vak-
kringen al worden aangeduid met
'boerderette', vertonen aan de bui-
tenzijde enkele aan echte boerde-
rijen ontleende kenmerken, zoals
een wolfseind aan het voor- en ach-
tereinde van het dak, een roedever-
deling in de ramen en soms een rie-
ten dakbedekking. Vorm en materi-
aal en zeker de basisconstructie
hebben meestal niets met werkelij-
ke landelijke bouwkunst te maken.
Karakteristiek erfgoed
Geen wonder dus dat instellingen
als de Stichting Historisch Boerde-
rij-Onderzoek, het Nationaal Con-
tact Monumenten, de diverse
boerderijenstichtingen en veel le-
den van historische verenigingen
zich zorgen maken over deze ont-
wikkeling. Want met de aantas-
ting van dit karakteristieke erfgoed
verandert het voor Nederland zo
kenmerkende landschap. Het Jaar
van de Boerderij is dan ook be-
doeld om daar aandacht op te ves-
tigen. In de landelijke pers was tot
dusver nog niet veel te merken van
dit initiatief, maar gelukkig heb-
ben bladen zoals Landleven en Sea-
sons
er al regelmatig aandacht aan
geschonken. En dat is zeker niet
onbelangrijk, want juist deze life-
style-bladen bereiken een groot
deel van de nieuwe boerderijbe-
woners.
In de loop van dit jaar zullen nog
wel meer publicaties verschijnen.
Bij Het Utrechts Archief staat in de
reeks van onderzoeksgidsjes een
nieuwe uitgave op stapel, die In
het kader van dit themajaar gewijd
is aan de boerderij. Daarin wordt
de bouwkundige geschiedenis van
de boerderij meer gedetailleerd en
in een breder kader weergegeven.
De presentatie daarvan zal In juni
plaatsvinden.
Provincie Utrecht voorop
In het vorige nummer deed Paul
Vesters al in het kort uit de doeken
wat de bedoeling is van het Jaar
van de Boerderij en welke activitei-
ten er in de komende maanden te
verwachten zijn. Eén van de voor
2003 geplande activiteiten was de
vervaardiging van een soort
ideeënboek dat boerderijbewoners
ertoe moet aanzetten om op ver-
antwoorde wijze met de karakte-
ristieke verschijningsvorm van hun
bezit om te gaan. Voor de provincie
Utrecht betekent dat echter een
doublure met een reeds gereali-
seerd project. Want toen het plan
voor 'Het Jaar' werd geopperd, was
het boekje Behoud het Beeld, lei-
draad voor herbestemming van
agrarische gebouwen,
dat mede
door de Provincie Utrecht werd ge-
financierd, al door de Boerderijen-
stichting Utrecht gepubliceerd.
Het mag best nog eens benadrukt
worden dat het Utrechtse provin-
ciebestuur zich in de afgelopen ja-
ren op het gebied van de zorg voor
het cultureel erfgoed van een posi-
tieve kant heeft laten zien. Andere
provincies keken lange tijd met
enige afgunst hoe de Utrechtse
Boerderijenstichting (onder de pa-
raplu van de Federatie Stichts Cul-
tureel Erfgoed) zich niet alleen ac-
tief kon opstellen als adviesorgaan
voor boerderijbezitters, maar te-
vens de ene na de andere relevante
publicatie het licht kon doen zien.
Tom Blekkenhorst was tot zijn pensioen me-
dewerker van de Boerderijen Stichting Utrecht
Laanwijk, dwarshuisboer-
derij op de Lopikerweg
Oostl02inlopik.De
voorgevel vermeldt het jaar
1614. Het huis Laanwijk
wordt echter al eerder ver-
meld en is waarschijnlijk
eind 16e eeuw gesticht
door een officier van het
Staatse Leger.
Foto Nanette Vugts
51
vereniging Oud>Utrecht
april 2003
-ocr page 52-
Literatuursignalement
Leny Jurritsma, Het Utrechts Archief
het Heilige Land vertrokken om deel te
nemen aan de strijd tegen de heidenen.
Markt & muze : een gouden koppel: 50
jaar kunstmanifestatie Utrecht I
Hans
Lutz. Utrecht: Matrijs, 2002; 112 p. ISBN
90 5345 208 7; €12,95.
Geschiedenis van de Kunstmanifesta-
tie, een markt voor Utrechtse kunste-
naars die sinds 1953 gehouden wordt
op het Janskerkhof (en later in de Jans-
kerk) op initiatief van de Stichting
Stadsontspanning. Bevat ook een selec-
tie van zestien portretten van 'markt-
kunstenaars'. Deze selectie wordt te-
vens tentoongesteld in de Janskerk als
geïntegreerd onderdeel van de 50e
Kunstmanifestatie.
Kunstaardewerkfabriek St. Lukas [igog -
^933]-1
Michel Karis [onder red. van Ine-
mie Gerards]. Vianen: Optima,
2003(Nobe!reeks 7); 205 p. ISBN 90
7694012 6; €41,-.
De geschiedenis van de kunstaarde-
werkfabriek en beschrijving van het
productieproces. De fabriek was van
1909 - 1927 gevestigd aan de Stroo-
steeg te Utrecht en vanaf 1927 tot het
faillissement in 1933 in Maarssen. Bevat
een uitgebreide modellencatalogus,
gebaseerd op de verzameling van de fa-
milie Messchaert, plus een overzicht
van decors, merken en signaturen.
Gedenkboek Stedelijk Gymnasium Jo-
han van Oldenbarnevelt 1376 - 2001 I
[onder red. van Katja Groenendal, Ma-
rije Osnabrugge en Corry Samson ; met
bijdr. van Katja Groenendal e.a.].
[Amersfoort]: [Johan van Oldenbarne-
veltgymnasium], [2002]; 134 p., €18,-;
te bestellen bij de schooi (033) 461 39
44-
Gedenkboek uitgegeven t.g.v. het 625-
jarig bestaan van het Johan van Olden-
barneveltgymnasium te Amersfoort in
2001. De artikelen zijn Ingedeeld op on-
derwerp, gesorteerd op examenjaar
van de auteurs, en geven o.a. de erva-
ringen weer uit verschillende periodes
van de vorige eeuw.
Lopikerwaard 7955 - 2003: landinrich-
ting voor boer en burger I
Lyanne de
Laat. Utrecht: Matrijs, 2002; Uitgege-
ven i.s.m. de Landinrichtingscommissie
Ruilverkaveling Lopikerwaard met on-
dersteuning van de Dienst Landelijk
Gebied in de Provincie Utrecht t.g.v. de
passering van de ruilverkavelingsakte
in november 2002; 120 p. ISBN 90 5345
2214; €14,95-
In 50 jaar is de Lopikerwaard door ruil-
verkaveling heringericht in gebruik van
percelen, geformaliseerd bij de akte-
passering van de landinrichting Lopi-
kerwaard. Boek gaat in op de beperken-
de maatregelen voor de landbouw, de
problemen bij de ingrijpende renovatie
van de waterhuishouding en de stimu-
lerende overheidsplannen voor meer
natuuren recreatie.
Uti porta latina stat: Hieronymusschool
en Utrechts Stedelijk Gymnasium van
1474 - 2000 I
O.J. de Jong en J.Th. K.
Marcelis [ill. J.A. Visser]. Utrecht:
Utrechts Stedelijk Gymnasium, 2002.
Met lijst van rectoren en een overzicht
van aantallen leerlingen tussen 1950 en
2000; 160 p. ISBN 90 9016458 8; €15,-;
verkrijgbaar bij de boekhandel of bij de
school (030) 212 2199.
De bijdragen van oud-leerlingen en rec-
tor Marcelis in deze bundel beschrijven
de geschiedenis vanaf 1474 met nadruk
op de periode vanaf 1940.
Groene voetstappen in Utrecht: twee
wandelroutes langs groene plekken in de
Utrechtse binnenstad I
[Elke Boesewin-
kel en Fenneke Thors; fotogr. Fenneke
Thors e.a.; cartogr. Paul Mouwes].
[Utrecht]: Milieucentrum Utrecht, 2002;
[16 p.] ISBN 90 80734519; €3,-.
In het centrum van de stad Utrecht Is in
oude parken en (binnen)tuinen onver-
wacht veel groen aanwezig. Twee wan-
delroutes voeren hierlangs, de een met
als startpunt het Centraal Station, de an-
dere met als startpunt de Mariaplaats.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Sterl( water: de (Hollandse Waterlinie I
Chris Will [onder red. van Bert van den
Berg e.a.].Utrecht: Matrijs, 2002; 180 p.
ISBN 90 5345 204 4; €19,90.
Geactualiseerd cultuurhistorisch over-
zicht van de Nieuwe Hollandse Waterli-
nie geplaatst in de context van de Oude
Hollandse Waterlinie en de Stelling van
Amsterdam. Met uitleg over de gevol-
gen voor de infrastructuur en het land-
schap van Midden-Nederland.
Cérard Grassère, leven en werk I onder
red. van Inemie Gerards; met bijdr. van
Dick Adelaar, Hanneke Matthijsen en
Josien de Jonge. Den Bosch: Stichting
Kunstwerken Cérard Grassère, 2003
(Nobelreeks deel 8). Met tijdsbalk en
lijst van exposities samengesteld door
Hans Uijtdewilligen. 166 p. ISBN 90
7694013 4; €29,-.
De kunstenaar Gérard Grassère (1915 -
1993) woonde gedurende een korte pe-
riode in Doorn en verhuisde begin jaren
vijftig naar Utrecht. Hier komt hij in con-
tact met Otto van Rees, die van grote In-
vloed op de ontwikkeling van zijn artis-
tieke kwaliteiten zal zijn. De auteurs be-
schrijven Grassères vroege werk, zijn
fascinatie voor geluiden en muziek en
zijn opvattingen over het primitivisme.
'Vleest ritter ende guet man ende hout
ridderlijcke oerde': portretten van broe-
ders uit de Balije Utrecht van de Ridder-
lijke Duitsche Orde I
Menno Koopstra
[onder red. van Annesietske Stapel].
Utrecht: Ridderlijke Duitsche Orde Ba-
lije van Utrecht, 2002 (Bijdragen tot de
geschiedenis van de Ridderlijke Duit-
sche Orde Balije van Utrecht 2); 67 p.
.j ISBN 90 805816 2 3; Verkrijgbaar in be-
perkte mate bij de boekhandel of bij de
Balije Utrecht (030) 231 32 76; €9,50.
Portretten van de twee belangrijkste
categorieën ordebroeders, de ridder-
broeders en de priesterbroeders. Be-
schreven worden de ridderbroeders die
binnen de Balije Utrecht (land)com-
mandeur werden, maar ook zij die naar
■%
vereniging Oud'Utrecht
april 2003
-ocr page 53-
Domplein te Utrecht. De leerstoel is
mede door de Vereniging Oud-Utrecht in
het leven geroepen. Titel van de oratie is
'Ingelijste regenten. Een museale collec-
tie als onderzoeksterrein voor bestuurs-
geschiedenis'.
Thetnawandelingen 't Gilde
Op 9 april 19.00 u: Tussen Kerk en Kunst;
i6 april 21.00 u: Licht in de binnenstad; 23
april
19.00 u: Oudwijk. Kosten voor deze
wandelingen in Utrecht zijn €2,50, U-
pas €1,25. Opgeven: (030) 234 32 52, ma.
t/m vr. 14.00 - 16.00 u. ledere zondag
start er om 14.15 u een stadswandeling
bij Domplein 9 waarvoor opgave vooraf
niet nodig is.
Oproep Holy Trinity Church
In 2003 bestaat de Engelse kerk in
Utrecht, de Holy Trinity Church aan het
Van Limburg Stirumplein 90 jaar. De
bouw van de kerk in 1911 en 1912 was voor
een belangrijk deel te danken aan de
financiële steun van de families Bing-
ham en Twiss.
Leden van de kerk zijn nu bezig met het
beschrijven van de geschiedenis, leder
die informatie heeft over de Engelse kerk
en belangrijke figuren in zijn historie
(bijvoorbeeld tijdens de oorlog) wordt
verzocht contact op te nemen met
J.G. Rietveld, St. Ludgerusstraat 119,
3553 CV Utrecht (030) 262 49 59, e-mail:
postbus@jg-rietveld.demon.nl
Herstel
De foto op pag. 6 van nr. 1 (ambulance
voor de hoofdingang van Joannes de
Deo) dateert niet van 1934, zoals het bij-
schrift vermeldt, maar van zo'n tien jaar
daarvoor.
Agenda en berichten
Historisch café
Op vrijdag n april is Suzanne Weide gast-
sprel<er in het Historisch Café. Zij houdt
een korte inleiding over het Geveltel<en-
fonds. Een maand later, op vrijdag g mei
spreekt Henk Lammertink over de
Utrechtse Rederij Schuttevaer. In juni, op
vrijdag de 13e, is oud-hoogleraar Utrecht
Studies en kennis van de Utrechtse ge-
schiedenis, Piet 't Hart, de gastspreker.
Het Historiscli Café vindt iedere derde vrij-
dag van de maand plaats in 't Weeshuis,
Domplein i6 in Utrecht Aanvang 17.00 u,
entree gratis.
Crone Wandeling
Op donderdag 22 mei organiseert de acti-
viteitencommissie een wandeling onder
leiding van Freek Bos, medewerker van 't
Gilde. De wandeling staat in het teken
van CCS. Crone (1914-1951), de bekende
Utrechtse kroniekschrijver wiens verha-
len zijn gebundeld in De schuiftrompet.
De wandeling begint om 19.00 u bij het
Academiegebouw, Domplein en neemt
ongeveer 1,5 uur in beslag.
Maximaal 20 personen kunnen zich tot 16
mei aanmelden bij Hans Collard (030) 293
12 25. Deelname kost €2,50.
Lezing Diaconessenwezen
Op woensdag 28 mei houdt prof. dr. M.J.
van Lieburg een lezing over het Neder-
landse diaconessenwezen. Dat gebeurt
in het Utrechtse Diakonessenhuis (aan-
vang 19.30U, entree €3,-) dat in 1844 op-
gericht werd als eerste in zijn soort. Met
behulp van vele dia's wordt een schets
gegeven hoe het diaconessenwezen
(evangelisatie en geneeskundige hulp)
zich tot de Tweede Wereldoorlog ont-
wikkelde.
Voorjaarsledenvergadering
Deze vindt plaats op donderdag ig juni.
Nadere gegevens in het volgende num-
mer.
Lustrumdag Oud- Utrecht 80 jaar
Oud-Utrecht is opgericht in 1923 en viert
dit jaar dus haar 16e lustrum. De viering
van het 80 jarig bestaan vindt hoofdza-
kelijk in het najaar plaats. Hoogtepunt
van de feestelijkheden vormt de dagex-
cursie op zaterdag n oktober. Op deze
dag vindt een programma plaats met als
thema 'Het herstel van de bisschoppelij-
ke hiërarchie in Nederland in 1853'.
Utrecht heeft een belangrijke rol ge-
speeld bij de gebeurtenissen van 150 jaar
geleden. Naast lezingen over dit thema
maakt een bezoek aan een bijzondere
tentoonstelling in Museum Catharijne-
convent onderdeel uit van het program-
ma. In volgende nummers verschijnt
meer informatie over de excursie zoals
een uitgebreid programma, prijzen en
wijze van aanmelden.
Inaugurale rede
Op vrijdag n april om 16.15 u zal prof. dr.
R.E. de Bruin als hoogleraar Utrecht Stu-
dies zijn inaugurele oratie houden in de
aula van het Academiegebouw aan het
Colofon
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Drult: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 3/2003:28 april
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg,
3572 KW Utrecht, op 3T/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur:
maurice.van.lieshout@hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr.2,
april 2003 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis aismede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: P. Blok
Secretariaat: T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00
internet: www.oud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchiefnl
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt €25,- perjaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,- /
bedrijven €50,-.
Contributie- en ledenadministratie: Postbanknr. 575320,
Utrecht
Redactie: 8. van den Hoven van Genderen, K. van Vliet,
M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pen-
nings, P. Rhoen, B. van Santen, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
53
vereniging Oud*Utrecht
april 2003
-ocr page 54-
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
U kiest uw/ huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
W^IA
j^»- ^
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
r.
aa \i
h
' f '"^f^*
)lray^^^B^
7i
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
www.hernnans-schuttevaer.nl
PlantijnCasparie
->Utrecht
Prepublishing j Drukwerk J Direct marketing
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maat hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken modetniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-vol-
le informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATÏE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam: ...............................................................
Straat: ...............................................................
na
ERA
Makelaardij Utrecht
Plaats: ...............................................................
Telefoon: ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.ni
Internet: www.era.nl/Maketaardij Utrecht
-ocr page 55-
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
i i • Aan- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
1          • Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
j'
Muus &
IJzerman ,_
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3508 SB Utrecht 030-2340008 www.muus-ijzerman.nl
y
# VERBOUW
m NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 56-
^^r ^
Onder meer:
t^eenen
• Het vervaardigen van contracten op diverse
£^\ bedrijfsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
Kantooradres
Hooghiemstraplein 132
MrJ.C.V. Geenen
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3514 AZ Utrecht
1030-273 60 62
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
• Behandeling én overname van incasso's
3501 AB Utrecht
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
"Als je 't ni^TLOoi vinéfj
kijk Han m ~
naar iets anders.'1^
Rabobank
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 57-
Symbool van 'bliksemende wielen'
De NS-hoofdgebouwen I, II,
Een stad vol zonnewijzers
Het boerenerf bedreigd
Jaarverslag Oud-Utrecht 2002
* *
-i«|P**
ie provincie Utrecht
-ocr page 58-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-2413115
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 351 1 KI' Utrecht
T. ()3()-23352()() * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i^
&>LISIt4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 59-
<Z^ uAr ^ ^
Een stad vol zonnewijzers
De stad Utrecht bezit enkele zeer bijzondere zonnewijzers. Die aan dejacobikerk is de oudste ter
wereld voor de moderne tijdmeting. De moderne zonnewijzer - naar historisch model - in het
plaveisel van het Janskerkhof is zelfs te gebruiken als de zon schuil gaat achter een dik wolkendek
Sober, pronkzuchtig, mysterieus
'Zie langs zijn tweelingslijn dien feilen salamander!' De drie hoofdgebouwen van de Nederlandse
Spoorwegen langs het Moreelsepark vertegenwoordigen verschillende fasen van een halve eeuw
architectuurgeschiedenis én van de spoorweghistorie. De bouwgeschiedenis en de monumenten die
er het resultaat van zijn dwingen nog steeds respect en bewondering af.
Het boerenerf bedreigd
Ooit vormden boerderij en erf een functionele en harmonische een-
heid. Modernisering is niet tegen te gaan. Een pleidooi om dat te doen
op basis van historische kennis en gevoel voor identiteit.
Inhoud
m de bestuurstafel
Cultureel Erfgoed
Bijzondere zonnewijzers in Utrecht
Drie historische spoorwegbolwerken langs het Moreelsepark
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2002
Literatuursignalement
Utrechtse straatnamen 3: Nobeldwarsstraat
Hans de Rijk
C. Douma
Erik Tigelaar
Kees de Leeuw
Het boerenerf bedreigd
Boerderijen in de provincie Utrechts
Agenda en berichten
vereniging Oud Utrechtï
juni 2003
-ocr page 60-
Van de bestuurstafel
Panorama voor moeder op de heide
P.A. Blok, voorzitter
Wanneer je jarig bent, tral<teer
je en l<rijg je cadeautjes. Dat
gaat nog meer op wanneer je
jubileert. Ool< Oud-Utrecht
lioudt zich aan deze gebruiken.
De traktatie bestaat uit de fees-
telijke iustrumviering, waarover
u in dit nummer meer kunt le-
zen. Het is een boeiend pro-
gramma met onder meer een
ontvangst door de Commissaris
van de Koningin in het prachti-
ge Paushuize.
Cadeautjes aan onze vereniging
kunt u, leden, geven door nieu-
we leden te werven. Dit jaar zijn
er al meer dan 50 aangemeld.
Dat lijkt veel en dat is het ook.
Toch is het zaak niet te verslap-
pen. Elk jaar vallen helaas meer
dan 100 leden af. Opzegging,
overlijden en wanbetaling, zie-
hier de oorzaken. Willen we niet
achteruitgaan, dan zijn elk jaar
ruim IOC nieuwe leden nodig.
Willen we groeien, dan is een
aanwas van meer dan 150 no-
dig. De groei van uw vereniging
ligt in uw handen.
Onverwacht kregen we al een
fraai cadeau. U zult zich herin-
neren dat we vorig jaar de prijs-
vraag 'Beleef de Singels' uit-
schreven. Op 15 september reik-
te de burgemeester de prijzen
uit. De tweede prijs won me-
vrouw Donkersloot- de Vrij. Zij
opperde het plan het Panorama
van Utrecht, uitgegeven in 1859,
op groot formaat op locatie in
het Zocherplantsoen te verwe-
5q zenlijken. We zijn nog bezig te
onderzoeken of en zo ja hoe dat
plan, ook financieel, gereali-
seerd kan worden.
Maar... dat boek, laatstelijk her-
uitgegeven in 1987, is reeds
lang uitverkocht. Een heruitga-
ve zou een goede eerste stap
zijn. Wat een geweldige geste
was het dat de Stichting Publi-
caties Oud-Utrecht (SPOU) sa-
men met de Stichting Geschied-
schrijving Utrechtse Stedelijke
Ontwikkeling (GUSTO) het pa-
norama opnieuw uitbrengt. De
SPOU is, zoals u weet, door on-
ze vereniging 25 jaar geleden
opgericht. Met deze bijzondere
uitgave viert onze ook jubile-
rende dochter het 80-jarig be-
staan van haar moeder. Je zal
als moeder maar zo'n dochter
hebben! Het prachtig uitgevoer-
de boek (ISBN 90 5479 055 5)
verschijnt deze maand.
Met het boek is nog wat bijzon-
ders aan de hand. Aan een bre-
de verspreiding draagt niet al-
leen de uitvoering mee, maar
ook de prijs. Subsidies van de
Stichting K.F. Hein Fonds en het
Prins Bernhard Cultuurfonds
Utrecht hadden een sterk neer-
waartse invloed op de prijs.
Maar ook vrijwilligers van Oud-
Utrecht droegen daaraan bij.
Het Panorama, toegelicht door
mevrouw Wilmer, tevens onze
secretaris, bestaat uit tien aan-
eengeplakte, zigzag gevouwen
bladen, met een lengte van
bijna zes meter. Het toont de
stad zoals men er indertijd van-
af de buitenkant van de singels
tijdens een rondwandeling te-
genaan keek. De seizoenen
worden in wisselende kleuren
weergegeven.
Omdat vrijwilligers van onze
vereniging met welwillende
medewerking van de binder Ter
Horst het plakken voor hun re-
kening namen, konden de
kosten behoorlijk dalen. Aldus
kon de verkoopprijs op €io,-
gebracht worden. De oplaag is
2.000 stuks, een gelijk aantal
als ons ledenbestand. Haast u
derhalve!
Na de laatste heidesessie pre-
senteert het bestuur de nieuwe
structuur voor de vele activitei-
ten van onze vereniging. Niet
vermeld worden de structurele
activiteiten die behartigd wor-
den door ad-hoc-commissies, zo-
als de projectgroep Singels. We
zullen de nieuwe opzet geleide-
lijk invoeren. Dit zijn de clusters:
1  Activiteiten: verdeeld in
a) Historisch Café en:
b) excursies en lezingen.
2  Cultureel Erfgoed.
3  Organisatie ledenvergaderin-
gen, presentatie Jaarboek,
Oud-Utrecht prijs en de Van
derMonde-lezing.
4  Organisatie jaarlijks groot
evenementen lustra.
5  Public Relations en ledenwer-
ving.
6  Advertentiewerving Tijdschrift
en sponsoring.
7  Bemensing, bevoorrading en
vervoer Oud-Utrecht stand.
8  Voorraadbeheer en archief.
9  Fotografie en fotobeheer.
10 Ondersteuning administratie
en incidentele werkzaamhe-
den.
11  Ledenadministratie.
12  Distributie Jaarboek.
Als coördinatoren van de clus-
ters zullen soms bestuursleden,
maar meestal leden functione-
ren. De vrijwilligers zijn enthou-
siast. Ook u kunt zich nog opge-
ven voor clusters. Verder kunt u
zich aanmelden als kernlid (zie
pagina 80 in dit nummer).
Ik sluit af met een verzoek en
een advies. Biedt Oud-Utrecht
als lustrumgeschenk een nieuw
lid en/ of een beetje van uw
tijd aan. Ga naar de boekhandel
en koop het Panorama van
Utrecht. Het boek mag u niet
missen en uw lustrumgeschenk
eigenlijk ook niet.
%
vereniging Oud>Utrecht
juni 200s
-ocr page 61-
Cultureel Erfgoed
Kwaliteitsimpuls
Jacouelien Vroemen
Precies een jaar geleden schreef
ik in deze rubriek over de verloe-
dering van het Lucasbolwerk.
Over de bestrating die oprukt
ten koste van het groen, de half-
ronde bank van Dudok die zo
verwaarloosd is dat er alleen
nog zwervers op willen zitten,
de permanente opslag van
bouwmaterialen, de vertrapte
veldjes. Deze ellende zal bin-
nenkort verleden tijd zijn. Het
Zocherplantsoen krijgt ter
plaatse namelijk een kwaliteits-
impuls. Er hoeft alleen een par-
keergarage onder gebouwd te
worden, en de zo noodzakelijke
opknapbeurt - het herstel van
de historische parkstructuur -
volgt vanzelf.
De gemeente doet het in haar
glanzende brochure voorkomen
of de bouw van de parkeergara-
ge welhaast de voorwaarde is
voor het herstellen van het
plantsoen, waar zij overigens
zélf de afgelopen jaren niet
goed voor heeft gezorgd. Maar
daar moeten we ons ook weer
niet al te veel over verbazen. De
'garantie dat het mooier wordt
dan ooit tevoren' is gewoon
'wisselgeld voor de tegenstan-
ders' zoals het Utrechts Nieuws-
blad
opmerkte, en zo werken die
dingen nu eenmaal. (Overigens:
het verdwijnen van boven-
grondse parkeerplaatsen, wat
het stadsbeeld ten goede zal ko-
men, is ook als 'wisselgeld' in de
strijd gegooid, maar in hoeverre
dit echt zal gebeuren is nog
steeds niet duidelijk).
Wat ons wél verontrust, is dat
de Rijksdienst voor de Monu-
mentenzorg deze terminologie
blijkt over te nemen. De Rijks-
dienst schrijft op 30 januari aan
het college: 'Door de herinrich-
ting van het Lucasbolwerk
krijgt dit gebied de zo noodza-
kelijke kwaliteitsimpuls. In gro-
te lijn hebben wij waardering
voor het plan.' Het woordje
'door' valt op. Het plantsoen
moet sowieso worden opge-
knapt. De gemeente ziet de her-
inrichting van het Lucasbolwerk
en de bouw van de garage heus
niet losvan elkaar.
De Rijksdienst wilde in januari
overigens nog wel argumenten
ontvangen waarom een par-
keergarage op deze plaats
noodzakelijk is. Inmiddels
schijnt het definitieve advies
van de Rijksdienst al te zijn uit-
gebracht. Oud-Utrecht is zeer
benieuwd naar de argumenten
vóór die noodzakelijkheid die de
Rijksdienst gekregen zou heb-
ben. Onlangs is bekend ge-
maakt dat de openbare parkeer-
garages in de stad alleen op
koopavond en op zaterdag vol
staan (behalve die op het Jaar-
beursplein - te ver weg? - onge-
veer net zo ver weg van het cen-
trum als een garage onder het
Lucasbolwerk). Het UN schrijft:
'Op werkdagen blijven overdag
gemiddeld 1.300 parkeerplaat-
sen onbezet. Volgens de samen-
stellers van de monitor ver-
zwakt de restcapaciteit van de
centrumgarages de concurren-
tiepositie van het transferium
(Westraven). Woon- werkver-
keer rijdt met andere woorden
liever door tot in de binnenstad,
omdat het daar de auto nog
best kwijt kan.' Het lijkt mij dui-
delijk dat hiermee nogmaals is
aangetoond dat de bouw van
parkeergarages aan de rand van
de binnenstad alleen maar meer
verkeer zal trekken, en het
krachtig doorvoeren van échte
oplossingen in de weg staat. Zo
was het transferium een wapen
in de strijd tegen het dichtslib-
ben van de stad met auto's.
Vaak wordt beweerd dat dit
nooit kan en zal werken, want
'de mensen willen het niet.'
Maar zo zit het niet: de mensen
hóeven het niet.
Een ander deel van onze stad
dat wel een kwaliteitsimpuls
kan gebruiken is, zoals wij allen
weten, het stationsgebied. De
Commissie Cultureel Erfgoed
zal zich in de komende tijd gaan
bezighouden met het volgen
van de ontwikkeling van dit ge-
bied. Zaken die kunnen rekenen
op bijzondere belangstelling
zijn de bebouwing aan en de in-
richting van het Vreeburg, de in-
richting van de nieuwe Catharij-
nesingel en de eventuele ver-
binding met de Leidsche Rijn. De
CCE heeft contact met de Werk-
groep Bevaarbare Leidsche Rijn.
De inbreng van de CCE hierbij
kan zijn het benadrukken van de
waarde van de strook aan
weerszijden van de Leidsche
Rijn 'van gevel tot gevel' en van
een historische hoofdstructuur
van water en weg die weer ge-
accentueerd moet worden met
de daaraan gelegen waardevol-
le objecten (natuur en oude en
nieuwe architectuur).
De CCE is uitgebreid met een
flink aantal nieuwe leden en is
momenteel bezig met het ver-
delen van de taken over de ver-
schillende aandachtsgebieden.
Reacties graag naar de secre-
taris van deze vereniging.
61
vereniging Oud-Utrecht
juni 2003
-ocr page 62-
Bijzondere zonnewijzers in Utrecht
verdeeld in twaalf uren, wat be-
tekende dat de daguren 's zo-
mers behoorlijk langer waren
dan '5 winters. In de winter wa-
ren de nachturen langer en slie-
pen de mensen ook langer.
Waar zonnewijzers gebruikt
werden om de uren aan te dui-
den, waren deze dan ook aange-
past om deze ongelijke uren, die
langzaam met de seizoenen
mee veranderden, aan te geven.
Rond 1350 kwam de omslag en
werd geleidelijk het systeem
van gelijke uren ingevoerd dat
wij nu gebruiken. Die revolutie
werd in de hand gewerkt door
het gebruik van mechanische
uurwerken: torenklokken. Deze
klokken hadden echter een zeer
onregelmatige gang en moes-
ten voortdurend bijgesteld wor-
den met behulp van zonnewij-
zers. Maar zonnewijzers die ge-
lijke uren aangaven bestonden
nog niet. Dit leidde tot een nieu-
we vinding: de poolstijlzonne-
wijzer.
Deze had een stijl die gericht
was naar de hemelnoordpool.
De schaduw achter deze stijl
draait dan elk uur precies 15 gra-
den. Dit type zonnewijzers, dat
overigens nog allerlei vormen
kan aannemen (als er maar een
naar de noordpool gerichte stijl
aanwezig is) heeft alle andere
typen verdrongen.
Belangrijk minimonument
Hoe komt het dat Utrecht zo'n
vroeg exemplaar van de pool-
stijlzonnewijzer bezit? We heb-
ben een kleine aanwijzing: in
1441 was de Nederlander Johan-
nes de Laet in Erfurt en hij ko-
pieerde daar enige verhandelin-
gen over de poolstijlzonnewij-
zer. De eerste verhandeling was
tien jaar eerder in Neurenberg
Weinig bewoners zullen het zich bewust zijn, maar de stad Utrecht bezit een aantal
zeer bijzondere zonnewijzers. Daaronder niet alleen de oudste uit de moderne tijd-
meting, maar ook een opmerkelijk recent exemplaar. Dit artikel leert u waar u om-
hoog dan wel naar de grond moet kijken.
Hans de Rijk
Nederland heeft 928 geregis-
treerde openbare zonnewijzers,
waarvan 84 in de provincie
Utrecht.^
Het gaat hier niet om de talloze
zonnewijzers die in particuliere
tuinen te vinden zijn, maar om
de inventarisatie gepubliceerd
in het boek Zonnewijzers in
Nederland
(1984) van J. Cittert
en M. Hagen.^ De gemeente
Utrecht telt 20 zonnewijzers, al-
leen Amsterdam heeft er met 34
meer. In Utrecht bevinden zich
twee unieke zonnewijzers: de
oudste ter wereld aan de Jacobi-
kerk, en een zeldzaam type in
het plaveisel voor de Janskerk.
Revolutie in de tijdmeting
Dat de zonnewijzer aan de Jaco-
bikerk de oudste ter wereld is,
zal velen ongelofelijk voorko-
men. Er zijn toch Griekse en Ro-
meinse zonnewijzers bekend en
hadden de Babyloniërs niet al
lang voor onze jaartelling de
zonnewijzer uitgevonden? Het
betreft echter het type 'moder-
ne' zonnewijzer dat wij nu ken-
nen en dat onlosmakelijk ver-
bonden is met onze manier van
tijdmeting.
In de Middeleeuwen en daar-
voor leefden de mensen in het
ritme van de natuurlijke tijd. De
dag en nacht werden elk onder-
De oudste zonnewijzer
aan de zuidmuur
van de lacobikerk.
Foto's: Zonnewijzerkring
«3
vereniging Oud«Utrecht
juni 2003
-ocr page 63-
geschreven en snel volgden er
andere. Jammer genoeg is er
geen direct bewijs dat Johannes
de Laet betrokken was bij het
maken van de zonnewijzer aan
de Jacobikerk uit 1463.
Deze zonnewijzer trekt een
groot aantal individuele bezoe-
kers uit binnen- en buitenland.
Vaak komen ze als groep tijdens
een excursie georganiseerd
door een van de buitenlandse
zonnewijzerverenigingen. We
kunnen dan voor de zuidmuur
van de Jacobikerk een druk foto-
graferend gezelschap aantref-
fen zonder dat meteen duidelijk
is wat hen zo fascineert. Aan de
zonnewijzer, naast de kleine
zuiderpoort van de kerk, loopje
makkelijk voorbij.
De uurlijnen en de gotische cij-
fers zijn gekapt in een blok
roodbruine zandsteen. De uren
lopen van VI via XII tot VI. Na
enig puzzelen is binnen de mid-
delste cirkel het jaartal 1463 en
links en rechts onderaan een
metselaarsteken te onderschei-
den. Vanuit het centrum van de
cirkel steekt een koperen staaf
(de stijl), die in de richting van
de hemelnoordpool wijst. De
schaduw van de stijl wijst de
tijd aan. De zonnewijzer steekt
aan de westkant iets in de
muur, omdat de zuidmuur enige
graden uit het zuiden staat.
Er zijn in de tweede helft van de
15e eeuw natuurlijk veel meer
'moderne' zonnewijzers ge-
maakt en verloren gegaan.
Utrecht bezit nu de enige geda-
teerde poolstijlzonnewijzer uit
de beginperiode van de moder-
ne westerse tijdmeting. Dat
Utrecht dit belangrijk minimo-
nument nog bezit is te danken
aan mevrouw J.G. van Cittert-
Eymers (van 1955 tot 1968 direc-
teur van het Universiteitsmuse-
um). Toen zij deze zonnewijzer
in de jaren zeventig van de vori-
ge eeuw in deplorabele toe-
stand aantrof, realiseerde ze
zich dat het ging om een uitzon-
derlijk 'historisch document in
de geschiedenis van de tijdme-
ting'. Zij zorgde ervoor dat de
zonnewijzer gerestaureerd en
herplaatst werd en bij de toen-
malige restauratie van de Jaco-
bikerk niet op de schroothoop
terechtkwam.
17e eeuwse Utrechtse
zonnewijzers
Pas in de 17e eeuw werd het
aantal zonnewijzers op Utrecht-
se kerken flink uitgebreid. De
Utrechtse Vroedschap (gemeen-
tebestuur) besloot in 1625 dat er
op de Dom, de Jacobikerk, de Ni-
colaaskerk, de Geertekerk en
het stadhuis nieuwe zonnewij-
zers geplaatst moesten worden.
Deze zonnewijzers waren nodig
om de torenuurwerken gelijk te
zetten. Die liepen toen nog zo
onregelmatig, dat de tijd die ze
aangaven van klok tot klok ver-
schillend was. Uit het luiden van
De opvallende zonnewijzer
aan de Jacobikerk.
De oorspronkelijke plaat is
uit 1626. Wat we nu zien
is een latere restauratie.
De 'Brou-zonnewijzer'
op het plein voor de
ingang van de Janskerk
%
vereniging Oud'Utrecht
juni 2003
-ocr page 64-
het komt niet meer voor in de
resolutie van 1626. De Dom-
toren had natuurlijk wel een
zonnewijzer, maar die was
waarschijnlijk niet meer in zo'n
goede staat. De vroegste afbeel-
ding van een zonnewijzer aan
de toren vinden we op een re-
constructietekening van Haak-
ma Wagenaar die de situatie in
1525 weergeeft. Aan de zuidzij-
de zien we een grote stijldrie-
hoek die ongeveer 50 centime-
ter buiten de toren uitsteekt ter
hoogte van de Egmondkapel
(onder de eerste omgang). De
nieuwe zonnewijzer is, waar-
schijnlijk door verwaarlozing,
verloren gegaan, in 1838 was hij
in ieder geval verdwenen. Op
het twee meter hoge model van
de Domtoren dat L. Koentz toen
maakte (en dat zich nu in het
depot van het Centraal Museum
bevindt) treffen we een andere
zonnewijzer aan: een kleine
horizontale ter hoogte van de
Egmondkapel, waar de toren-
wachter zijn woning had. Deze
zonnewijzer was van beneden
af niet waar te nemen. Het was
waarschijnlijk deze zonnewijzer
die in 1966 voor het laatst
gezien is. Nu is ook deze spoor-
loos ondanks alle navraag die
ernaargedaan Is.
Nieuw, naar een model
uit 1506
Sinds de jaren zeventig is er we-
reldwijd veel aandacht voor zon-
newijzers, voor een belangrijk
deel gestimuleerd door zonne-
wijzerverenigingen. De eerste
werd in 1971 in Duitsland opge-
richt, gevolgd door een Franse.
Op het ogenblik zijn er in 17 ver-
schillende landen zulke vereni-
gingen.
In 1978, nu 25 jaar geleden, werd
in Utrecht De Zonnewijzerkring
opgericht. Deze vereniging houdt
zich bezig met het catalogiseren
en restaureren van zonnewijzers
in ons land, het maken van nieu-
we zonnewijzers en het bevorde-
ren van de kennis van zonnewij-
zerkunde. De Zonnewijzerkring,
de klokken kon niemand meer
wijs en daaraan wilde de vroed-
schap een einde maken. Er
moesten betrouwbare zonne-
wijzers komen om de mechani-
sche uurwerken regelmatig bij
te kunnen stellen.
Uit de vroedschapresolutie van
1626 blijkt dat er vijf zonnewij-
zers klaar, maar nog niet ge-
plaatst waren. Bij de opgave ont-
breekt de Dom en wordt wel de
Buurkerk genoemd. De kerken
vonden de zonnewijzers en het
plaatsen ervan te duur. Daarom
besloot de vroedschap in de kos-
ten bij te dragen, maar dan
moest het werk wel binnen veer-
tien dagen klaar zijn. En aldus
geschiedde het waarschijnlijk,
want in de jaren daarna wordt er
niets meer over vermeld. Twee
van deze zonnewijzers zijn nog
op hun plaats: die van de Jacobi-
kerk en van de Nicolaaskerk.
Uit de rekeningen van de Nico-
laaskerk kunnen we opmaken,
dat daar in 1586 al een zonne-
wijzer aan de kerk was. Waar-
schijnlijk zelfs twee: één aan de
kerkmuur en één voor de orga-
nist Meester Peter Augustijns-
zoon, 'omme uyrwerck naer te
stellen'. In 1588 kreeg hij 12 gul-
den uitbetaald voor dit werk.
Blijkens de vroedschapresolutie
uit 1625 zijn deze zonnewijzers
zo in verval geraakt of mogelijk
zelfs verdwenen, dat er een
nieuwe moet komen.
De koperen plaat waarop de
zonnewijzer was aangebracht,
was in 1981 zodanig verweerd
dat de uurlijnen en uurcijfers
niet meer te zien waren. Dankzij
sponsoring kon de restauratie
bekostigd worden en nu prijkt
hij weer in volle glorie aan de
kerktoren. Hij zit op grappige
wijze ingeklemd tussen een
console, waarop een apin met
jongen is gebeeldhouwd en een
bovenstuk waarop vader aap de
zonnewijzer vasthoudt.
Waarom de Jacobikerk in 1625
ook een nieuwe zonnewijzer
moest aanbrengen is niet hele-
maal duidelijk: die uit 1463 was
toch nog intact? Waarschijnlijk
vond men deze te klein om er de
tijd nauwkeurig genoeg op af te
lezen. De nieuwe zien we nu nog
rechts boven aan de zuidgevel.
Het jaartal op deze zonnewijzer
is echter 1772 en geen 1626.
Vreemd is dat niet; de beschilde-
ring van de koperen plaat is
sterk onderhevig aan weersin-
vloeden en moest van tijd tot
tijd vernieuwd worden. Het jaar-
tal 1772 is er gewoon bij een res-
tauratie in dat jaar op gezet.
Opvallend is dat de zonnewij-
zers op de Nicolaaskerk en de
Jacobikerk qua grootte en vorm
vrijwel gelijk zijn. Dat versterkt
het vermoeden dat we hier te
maken hebben met de platen
uit 1626, die waarschijnlijk uit
dezelfde werkplaats kwamen.
De zonnewijzer op de
Domtoren
De vroedschapresolutie van 1625
verordonneerde ook het aan-
brengen van een nieuwe zonne-
wijzer aan de Dom. Aan dat ver-
zoek is kennelijk voldaan, want
De vroedschapresolutie
van 16 mei 1626
Bron: Het Utrechts Archief
vereniging Oud^Utrecht
juni 2003
-ocr page 65-
een wiskundig bewijs van de
juistheid) kwam pas meer dan
een eeuw later (1640, M. de
Vaulezard). Lange tijd was Brou
de enige plaats waar dit type
zonnewijzer was uitgevoerd. De
afgelopen 25 jaar is hij, mede
door de oplevende belangstel-
ling voor de zonnewijzerkunde,
erg populair geworden in Euro-
pa en de Verenigde Staten.
De plaats voor de ingang van de
Janskerk is ideaal: het is een van
de weinige plaatsen in de bin-
nenstad die lang door de zon
beschenen wordt. Bovendien
komt er veel publiek. De eerste
uitvoering was geen lang leven
beschoren door het slecht geko-
zen materiaal (kunststofplaten).
In 2001 is de zonnewijzer geheel
vernieuwd. De kunststofplaten
werden vervangen door hard-
steen, dat veel beter bestand is
tegen weersinvloeden.
Nieuwe zonnewijzers
Om te vieren dat de Zonnewij-
zerkring 25 jaar bestaat zijn in
Utrecht verschillende manifes-
taties gepland. Zo krijgt de
Domtoren weer een zonnewij-
zer op de plaats waar die op het
model van L. Koentz uit 1838 te
zien is. Bovendien komt er aan
de zuidzijde boven de ingang
van de Buurkerk een zonnewij-
zer naar een model dat achter
een gevel van een huis aan de
Springweg gevonden is.
Verder wordt er in de oude hor-
tus botanicus achter het Univer-
siteitsmuseum een nieuw zon-
newijzer geplaatst op een
prachtig i8e eeuws voetstuk dat
aanwezig was op het Archeolo-
gisch en Bouwhistorische Cen-
trum. Het wordt een bolvormige
poolstijlzonnewijzer van het
type dat ook in de Emmalaan te
zien is. Deze zonnewijzer wordt
vervaardigd door een van de le-
den van De Zonnewijzerkring.
Hans (J.A.F.) de Rijk is gepensioneerd
wis- en natuurkundeleraar. Van zijn vele
boeken kregen vooral die over M.C. Escher
veel (internationale) belangstelling.
die nu ongeveer 160 leden telt,
heeft in Utrecht zijn sporen ach-
tergelaten.
Utrecht was de eerste stad in Ne-
derland waar een zeer bijzondere
zonnewijzer gerealiseerd werd.
De 'gewone' zonnewijzer heeft
altijd een schaduwgever (de
gnomon) die naar de hemel-
noordpool wijst. Zo'n zonnewij-
zer is niet zo geschikt voor een
drukbezocht openbaar plein,
want de gnomon kan gemakke-
lijk beschadigd worden. In 1983
stelde het bestuur van De Zon-
newijzerkring de gemeente voor
om een zonnewijzer te ontwer-
pen waarbij geen gnomon no-
dig is. Deze zonnewijzer, naar
een ontwerp van de auteur van
dit artikel, is in 1983 bij gelegen-
heid van het lustrum van De
Zonnewijzerkring gerealiseerd
op het Janskerkhof.
In het plaveisel voor de Janskerk
ligt nu een grote ellips (van tien
bij acht meter) waarop de uurcij-
fers zijn aangebracht. Op de kor-
te as van de ellips ligt de datum-
plaat. Wie de tijd wil aflezen,
moet op de datumplaat op de
juiste datum gaan staan. Zijn
schaduw of het verlengde daar-
van zal dan op de ellips de tijd
aangeven. Na het ingaan van de
zomertijd moet er een uur bijge-
teld worden. De zonnewijzer is
ook te gebruiken als het zwaar
bewolkt is. Dan is het mogelijk te
bepalen waar de zon staat. Dat
kan door op de juiste datum van
de datumschaal te gaan staan,
op een horloge te kijken hoe laat
het is en vervolgens de richting
op te zoeken waar deze tijd op de
ellips te vinden is. Dat is ook de
richting waarin de zon staat.
Het prototype van deze zonne-
wijzer vinden we in het Franse
stadje Brou op het plein voor de
kerk. Hij is waarschijnlijk in 1506
gemaakt en in de loop der eeu-
wen enige malen gerestaureerd.
De ellips heeft een lange as van
elf meter en een korte van acht
meter. De uitvinder van dit type
zonnewijzer is niet bekend en
de eerste publicatie erover (met
Het voetstuk voor de
zonnewijzer die in de
hortus botanicus, achter
het Universiteitsmuseum,
geplaatst wordt
Noten
1.   Voor dit artikel is naast het in noot 2
genoemde overzichtswerk gebruik ge-
maakt van de Bulletins van de Zonne-
wijzerkring
1978 - 2002 en Bruno
Ernst (pseudoniem van J.A.F, de Rijk),
25 eeuwen tijdmeting (Amsterdam,
Aramith, 1988); idem, De zon als klok
(Z.p. 1983).
2.   J.G. van Cittert publiceerde in 1972
Zonnewijzers aan en bij gebouwen in
Nederland en enige astronomische
(toren)uurwerken,
in 1984 volgde
samen met M. Hagen een sterk uitge-
breide uitgave onder de titel Zonne-
wijzers in Nederland
(Zutphen, De
Walburg Pers, Zutphen, 1984). Zij
was in 1978 ook een van de oprichters
van De Zonnewijzerkring.
65
vereniging Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 66-
Drie historische spoorwegbolwerlcen
langs het Moreelseparlc
landsch IJzeren Spoorweg Maat-
schappij (HYSM), zetelde van
meet af aan in Amsterdam, in
een prachtig gebouw aan de
Droogbak ten westen van het
huidige centraal station. De
Nederlandsche Rhijnspoorweg-
Maatschappij (NRS) had haar
hoofdkantoor aanvankelijk ook
in Amsterdam, net als (tot 1874)
de Nederlandsche Centraal-
Spoorweg-Maatschappij (NCS).
De directie van de door de rege-
ring na i86o opgerichte Maat-
schappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen (MES) of wel
'het Staatsspoor' (SS) verbleef in
Den Haag, om vervolgens in 1871
naar Utrecht te verhuizen. Zo be-
stonden er nog meerdere afwij-
kende locaties, zeker voor de pe-
rifere ondernemingen en de vele
lokale spoorwegmaatschappijen.
Kwaad van overdaad
Het monumentale vlagvertoon
uit de spectaculaire beginperiode
van de Nederlandse spoorweg-
maatschappijen tussen 1840 en
1860 riep al snel het nodige wan-
trouwen op bij geldschieters en
aandeelhouders. De HYSM moest
zich in het jaarverslag van 1848 al
verweren tegen vermeende ver-
spillingen door de vaste bedrijfs-
architect Cornelis Outshoorn bij
diverse stationsgebouwen langs
de lijn Amsterdam - Haarlem -
Rotterdam. Maar het kwaad van
overdaad strafte zichzelf: in hun
luxueuze strijd om de klant waren
de diverse spoorwegmaatschap-
pijen druk bezig elkaar letterlijk
dood te concurreren.
Kapitaalgebrek bedreigde in hoge
mate de verdere uitbreiding van
het spoorwegnet. De ontwikke-
ling stokte, de waarborgen van
koning Willem I bij geldleningen
waren ontoereikend en de rege-
Middenrisalietvan
NS-Hoofdgebouw II
De 'Inktpot' is het derde en bekendste van de hoofdgebouwen van de Nederlandse
Spoorwegen. In Hgb I, II en III, zoals ze in alle soberheid door het leven gaan, is
niet alleen een halve eeuw architectuurgeschiedenis, maar ook een halve eeuw
spoorweghistorie terug te lezen. Van neoclassicistische soberheid via pronkarchitec-
tuur naar een aards gebouw vol mystieke schemering.
66
IR. C. DOUMA
Het is een chauvinistisch misver-
stand dat Utrecht niet alleen al-
tijd het centrale spoorweg-
knooppunt van ons land is ge-
weest, maar tevens het hoofd-
kwartier en het centrale zenuw-
stelsel van de betrokken spoor-
wegmaatschappijen. De directie
van de oudste spoorwegonder-
neming In Nederland, de Hol-
vereniglng Oud-Utrecht
juni 2003
-ocr page 67-
Links: Waterstaat-station
klasse UI in Harlingen
Foto: C. Douma
Rechts: NCS-station van
architect Kamperdijk
Foto: C. Douma
schreef in een biografie: 'Wie hem
in die eerste jaren aan het hoofd
van de Staatsspoorwegen zag
werken en toezien, kreeg den in-
druk van een harmonisch mens.
Utrecht was een stad van orde,
rangen en standen en zulks was
een eigenschap die den heer s' Ja-
cob buitengewoon voegde. Hij
waardeerde nu eenmaal geen be-
wegingen die tot excentriciteit of
tot een buiten den band springen
konden leiden. Kracht lag voor
hem in zelfbeperking.'
Welnu, het was misschien wel
deze mengeling van gestreng-
heid, saaiheid, soberheid en be-
kwaamheid, die beide heren be-
woog om de neoclassicistische ar-
chitect N.J. Kamperdijk, eveneens
woonachtig te Utrecht, uit te no-
digen voor het ontwerp van hun
nieuwe MES hoofdkwartier aan
deMoreelselaan.
In die twintig jaar echter verzes-
voudigde het Nederlandse spoor-
wegnet en de gehele achterstand
ten opzichte van het buitenland
was door keihard werken op in-
drukwekkende wijze ingehaald.
Miserabel was en bleef echter het
gebrek aan vervoersintegratie en
onderlinge samenwerking: sepa-
rate stations voor de concurreren-
de ondernemingen (ook in
Utrecht!), lange loopafstanden,
slechte onderlinge aansluitingen.
Kamperdijk: Hoofdgebouw I
De Spoorwegwet van i86o leid-
de niet alleen tot de aanleg van
een uitgebreid spoorwegnet van
overheidswege, maar ook tot de
oprichting van de MES, die vanaf
1862 haar vleugels uitsloeg in
Den Haag. Dit geschiedde onder
de bekwame en eenhoofdige lei-
ding van de oud marineofficier
Frederik s' Jacob, die tot eerste
Directeur-generaal was be-
noemd. Hij zou later een be-
faamd Utrechter worden en zijn
domicilie kiezen op een klein bui-
tengoed in het parkje Nieuwer-
oord (nu het terrein van NS
Hoofdgebouw III, maar toen zijn
particulier bezit). Secretaris ge-
neraal van de nieuwe onderne-
ming was eveneens een bekende
Utrechter: H.P.G. Quack. Na zijn
benoeming in i868 tot hoogle-
raar Staatswetenschappen aan
de Universiteit van Utrecht ging
hij in de Westerstraat wonen. Zij
waren het, die samen In 1869 be-
sloten om de MES naar het meer
centraal gelegen Utrecht te ver-
huizen en aldaar een nieuw
'hoofdbureel' te bouwen.
Prof. Quack was zijn spoorse op-
perbaas zeer toegenegen en
ring zag zich al in 1860 via een
Spoorwegwet gedwongen om in
te grijpen. Er werd een - wat wij
nu zouden noemen - infrafonds
opgericht, waaruit alle rail infrast-
ructuur zowel wat betreft nieuw-
bouw als instandhouding door de
rijksoverheid zou worden gefi-
nancierd, inclusief alle gebouwen
en stations. De exploitatie van de
diverse bestaande lijnen bleef
echter in handen van die particu-
liere maatschappijen, zij het dat
de Staat der Nederlanden vele
daarvan later alsnog overnam.
Aldus waren het vooral anonieme
Waterstaatsingenieurs die in het
hele land de stations ontwierpen.
Ze waren in dienst bij het ministe-
rie van Binnenlandse Zaken, dat
voor de stations een streng ge-
normaliseerd systeem van vijf
klassen kende. De klasse was af-
hankelijk van de importantie van
de plaats waarin zo'n exemplaar
werd opgericht. We vinden ze nu
nog bij tientallen terug In ons
land, zoals in: Zwolle en Dor-
drecht (klasse I), Alkmaar (klasse
II), Harlingen (klasse III), Oister-
wijk (klasse IV) etcetera.
Gestandaardiseerde calvinisti-
sche (en classicistische!) sober-
heid sloeg als een grauwsluier toe
In het hele land en instructies uit
die periode luidden onder meer:
'iedere vorm van decoratiën dient
te worden uitgebannen [...]', zo-
dat weldra zelfs een gekartelde
dakrand al als een frivoliteit werd
beschouwd. Kortom: Waterstaat
is wat-er-staat. Dit gestandaardi-
seerde systeem van normalise-
ring en kostenminimalisatie zou
bijna twintig jaar ons land be-
heersen en een stroom van iden-
tieke stations opleveren.
Boven: Hoofdgebouw I ge-
zien vanuit het oosten
Foto: HUA, 1878
Onder: Hoofdgebouw I
met door C. Vermeijs
ontworpen derde
verdieping uit 1879
Foto: HUA 1973
67
vereniging Oud>Utrecht
juni 20os
-ocr page 68-
Die keuze blijft curieus, omdat
Kamperdijk in voorgaande jaren
van 1863-1867 uitsluitend voor
een geduchte concurrent had ge-
bouwd namelijk de Nederland-
sche Centraal-Spoorweg-Maat-
schappij. Deze NCS werkte met
Duidelijk is zichtbaar dat deze neo-
classicistische bouwsels minder
saai, iets gevarieerder en speelser
zijn dan de eerder getoonde Wa-
terstaatsexemplaren, maar even-
eens lijden onder strenge normali-
satie (en onder noodgedwongen
wit pleisterwerk wanneer regen-
doorslag het onderliggende met-
selwerk bedreigde!). Hier ligt de
relatie met het weinig opwinden-
de Hoofdgebouw I (Hgb I), dat -
om Quack nog eens te citeren -
'geen bewegingen vertoont welke
tot excentriciteit of tot een buiten
den band springen kon leiden'.
Voornaam en ingetogen
Op een deel van de hiertoe ge-
dempte Kruisdwarsvaart verrees
in 1870-1871 het ietwat voorname,
ingetogen blokvormige gebouw in
neoclassicistische stijl met vleug-
jes eclecticisme. Het rust op een
hardstenen plint, waarboven een
gepleisterde bel-etage en vervol-
gens twee en later drie verdiepin-
gen kantoren. In verticale zin
wordt het geleed door midden- en
hoekrisalieten, de laatsten be-
kroond met een gestuct driehoe-
kig fronton. De middenrisalieten
bestaan aan de stadszijde uit een
ingangsportaal met drie rondbo-
gen en gietijzeren hekjes op de
bel-etage en een balkonhek op de
eerste verdieping. Ze worden be-
kroond met opzetstukken met een
boogvormig fronton met voluten
en obelisk. Daarop is de allegori-
sche voorstelling van het gevleu-
gelde wiel met bliksemschichten
aangebracht, dat allerwege werd
gebruikt om de snelheid van de
nieuwe stoomtractie uit te beel-
den. Van het zeer sobere interieur
is alleen de monumentale trap
vermeldenswaard, met alterne-
rend dubbele en enkele opgangen.
De strenge symmetrische opzet
van het gebouw is puur classi-
cisme. De mengeling van stuc-
werk en gewoon metselwerk, de
rustica-uitvoering van de bel-
etage, de genoemde opzetstuk-
ken met renaissance-elementen
en dergelijke vertonen ook
eclectische trekjes.
Het gebouw bleek voor de snel
groeiende MES al na acht jaar te
klein en in 1879 zette stadsarchi-
tect C. Vermeijs er een extra ver-
dieping met dakbalustrade op.^
Hij voegde bovendien vele fron-
tons en raamomlijstingen toe,
waardoor de gevels aan voor-
naamheid hebben gewonnen.
Waarom Kamperdijk zijn schep-
ping niet zelf heeft mogen uit-
breiden en voltooien, wordt in
geen enkel archief vermeld.
Beminnelijk vakman
Kamperdijk bouwde in zijn leven
vele kerken en pastorieën, zowel
voor de Nederlandse Hervormde
kerk als voor rooms-katholieke pa-
rochies. Ook het aartsbisschoppe-
lijk paleis Maliebaan 40 uit 1868
komt uit zijn veelzijdige koker en
werd als particuliere villa ontwor-
pen voor nota bene de president-
directeur van de Nederlandsche
Rhijnspoorweg-Maatschappij (!)
en later verkocht aan aartsbis-
schop mgr H. v.d. Wetering.
Zo vinden wij - in nog geen twin-
tigjaar tijds - deze particuliere ar-
chitect Kamperdijk terug in de di-
rectiekamers van drie verschillen-
de spoorwegondernemingen, die
eikaar flink naar het leven ston-
den: de NCS, de NRS en de MES.
Het kan er alleen maar op duiden
dat Kamperdijk een bekwaam en
beminnelijk vakman was, die met
vele opdrachtgevers door één
deur kon. Twintig jaar lang, van
1850 tot 1870 was hij overigens
ook betrokken bij een ingrijpende
restauratie van de Domkerk, alvo-
rens aan Hgb I te beginnen.
Klinkhamer: Hoofdgebouw II
In 1890 ging de failliete NRS ter
ziele. Haar lijnen werden ver-
deeld tussen MES en HYSM,
waarna de hoofdlijnen van ons
spoorwegnet in hoofdzaak wer-
den geëxploiteerd door deze
twee grootste resterende onder-
nemingen. De grote monopolie-
bloeitijd, die vanaf 1890 volgde,
is een belangwekkende periode
van hoogtepunten uit onze
spoorwegarchitectuur.
Station Groningen in neo-
renaissance stijl uit 1893
Foto: C. Douma
Station Maastricht een soortgelijke klassenindeling
(1913) van architect en Standaardplattegronden als
VanHeukelom het Staatsspoor, zij het met
Foto:C. Douma slechts drie klassen. Bij de aanleg
van de NCS-lijn Utrecht - Amers-
foort - Zwolle - Kampen kreeg
Kamperdijk de opdracht om de
gevelaanzichten te ontwerpen, te
beginnen bij Amersfoort Smalle-
pad (thans Rijksmonument), Nij-
kerk, Hulshorst, Putten, Ermelo,
Nunspeet (later vervangen). Har-
derwijk en 't Harde (onlangs ver-
vangen) tot aan Zwolle. Dit laat-
ste station was in eerste aanleg
weliswaar een Waterstaatstation
van de MES, maar nadat de NCS
hier bij in kwam wonen, kreeg
Kamperdijk de speelruimte om in-
vloed op het uiterlijk uit te oefe-
nen. Dat is zichtbaar in de uitzon-
derlijke middenrisaliet met classi-
cistisch fronton, gedragen door
gekoppelde pilasters boven de in-
gang, een element dat bij overige
Waterstaatstations niet of nau-
welijks voorkomt.
68
vereniging Oud*Utrecht
juni 200S
-ocr page 69-
grafie' met zinnebeeldige reliëfs,
tableaus en cartouches waarin de
triomf van de spoorwegen wordt
begroet als de 'Nieuwe Tijd'.
De middenrisaliet, met elemen-
ten van de vroege Franse Renais-
sance, valt op door de ramskop-
pen als klauwstukken en de bran-
dende toortsen in de topgevel. Je
raakt eigenlijk niet uitgekeken op
de rijke decoratie, die enkele be-
kende thema's uit genoemde
spoorwegiconografie behandelt.
Van boven naar beneden: beelden
van Handel en Nijverheid in de
nissen, reliëfs met stoom-uitbeel-
dingen en tussen de drie gekop-
pelde boogvensters de medail-
lons met koppen van drie stoom-
pioniers Watt, Papin en Stephens-
on. De in lichte natuursteenblok-
ken uitgevoerde entreepartij op
bel-etage niveau bevat de hoofd-
ingang onder een overwelfd por-
taal met ter weerszijden getralie-
de vensters met rijk gesneden
omlijstingen en lantaarns.
Links: Hoofdgebouw II
gezien vanuit het
noordoosten met rechts
verbindingspoort naar
Hoofdgebouw I
Foto: HUA, 1895
Rechts: 'Velodtas' (Snel-
heid), reliëf door Elisée van
den Bossche op de oostkant
van de verbindingsbrug
Foto: HUA, 1955
gebreidelde groei allang uit haar
Hgb I-jas gegroeid en kocht een
bouwterrein, waarop vroeger het
buitenhuis Puntenburg had ge-
staan. De bekende Amsterdamse
particuliere architect Jacob F.
Klinkhamer kreeg de opdracht
voor dit tweede administratiege-
bouw van de MES. Dat is opval-
lend omdat hij tot dan toe geen
enkele relatie had met welke
spoorwegmaatschappij dan ook.
Pas na de voltooiing van Hgb II
ontwierp Klinkhamer in 1896 in
een vriendelijke villastijl nog enige
stationsgebouwtjes voor het boe-
meltje Utrecht - Baarn van de
Utrechtse Locaalspoorweg Maat-
schappij (UU\A). Het betreft de sta-
tions Soest (nu een architectenbu-
reau), Soestdijk (leegstaand) en
Baarn Buurtsporen (verheugend
voorbeeld van hergebruik als res-
taurant), alle drie zijn ze momen-
teel beschermd rijksmonument.
Lust voor het oog
Ook voor wie geen adept van 19e
eeuwse neostijlen is, zijn de har-
monische verhoudingen en de
fraaie detailleringen van dit
prachtige brok zuivere neorenais-
sance indrukwekkend. Door mid-
del van een luchtbrug in dezelfde
stijl werden Hgb I én II tot één ad-
ministratief geheel gekoppeld.
Wat het gebouw ook gemeen
heeft met de praalstations uit die
tijd is een rijke 'spoorse icono-
Omdat de spoorwegen weinig of
geen invloed ondervonden van
concurrentie van het overige ver-
voer, waren de financiële midde-
len van dien aard dat men zich
fraaie gebouwen met een exclu-
sief en weelderig aanzien kon ver-
oorloven. Die bleven in rijkdom
niet achter bij stadhuizen, musea,
postkantoren en andere openbare
gebouwen uit die tijd. De MES
sloot de periode van Waterstaats-
tations definitief af en particuliere
architecten van naam en faam
kregen opdracht om in een ro-
mantische mengeling van neo-
gotiek en neorenaissance een
scala van indrukwekkende sta-
tions te bouwen. Voorbeelden
daarvan zijn: P.J.H. Cuypers (Am-
sterdam Centraal Station, 1889),
Eduard Cuypers, ('s Hertogen-
bosch, 1896), Rijksbouwmeester
C.H. Peters (Nijmegen, 1892),
I. Gosschalk (Groningen, 1893) en
vele anderen.
De HYSM deed hier niet voor on-
der, maar had weer zijn eigen ar-
chitect in vaste dienst: D.A.N. Mar-
gadant. Hij ontwierp onder meer
het fraaie tweede station Den
Haag Hollands Spoor (1893) in
neorenaissance-stijl.
In die context van een onbedreig-
de bloeitijd en een overdadige
pronkarchitectuur moeten we het
fraaie neorenaissance-gebouw
Hoofdgebouw II (Hgb II) uit 1895
plaatsen. De MES was in haar on-
Bouwkundige termen
bas-reliëf: halfverheven beeldhouwwerk
bossering: blokken natuurstenen met een ruw behakt uiterlijk
cartouche: een sierlijk omlijst vlak waarin een opschrift staat
cassetteplafond: plafond met verdiepte panelen/vlakken
console: draag-/kraagsteen, draagt iets, vaak fraai vormgegeven
fronton: driehoekige bekroning van een gevel
klauwstuk: zit vaak aan weerszijden van een bekroning, bij-
voorbeeld in de vorm van een (dieren) klauw
pilaster: platte kapiteel/zuil of muurpijler
risaliet (midden- en hoekrisaliet): vooruitspringend bouwdeel
speklaag: natuurstenen band in de gevel
voluut: spiraalvormige (gekrulde) versiering
69
vereniging Oud«Utrecht
juni 20os
-ocr page 70-
Ook dit onderkelderde gebouw
heeft een natuurstenen plint
met kelderramen en telt drie vol-
ledige verdiepingen, maar de
twee omlopende hoekrisalieten
van de voorgevel zijn voorzien
van een extra verdieping met
de siert. Hij maakte onder meen
-  de beide leeuwen onder balda-
kijn met schild, respectievelijk
het wapen van Utrecht en het
Nederlandse wapen, beiden te-
gen de middenzuil van de brug;
-  aan parkzijde ter weerszijden
een natuurstenen reliëf resp. de
KRACHT (Hercules bedwingt de
Kretenzische stier en temt de
Nemëische leeuw) en de SNEL-
HEID (Velocitas op een door de
lucht voortijlende wagen, be-
spannen met vogels, schitte-
rend uitgevoerd in bas-reliëf
met mooie details)
-  aan de Laan van Puntenburg
twee plaquettes met elk een
deel van een vers van Isaac da
Costa uit 1840, geïnspireerd
door de eerste trein in ons land.
De plaquettes tonen slechts wat
gerangschikte strofen. Het volle-
dige gedicht - vol ronkende pa-
thetiek - luidt als volgt:
'Zie langs zijn tweelingslijn dien fei-
len salamander!
Vuur sist het uit zijn buik, die ram-
melt over d'aard
Hij voert bevolkingen en legers in zijn
staart,
metalen tenten, die met bliksemende
wielen
wat stand houdt, waar hij schreeuwt,
verplettren en vernielen.
Hij runt, hij vliegt, hij rukt, verwaten
en verwoed.
afgronden in 't gezicht, en bergen te-
gemoet
die wijken, of-doorboord- een open
heirbaan laten.
De steden naadren tot elkander, vol-
ken, staten,
doorkruisen en mengen zich. Eén
zelfde stoomkrachtvaart
sleept heel ons menschdom voort en
effent heel onz' aard!'
Van Heukelom:
Hoofdgebouw III
Ongekende verschillen in archi-
tectuuropvattingen zijn in het en-
semble van de drie spoorwegbol-
werken aan het Moreelsepark
waar te nemen, terwijl ze een
tijdsbestek van nog geen vijftig
jaar omvatten. In zijn boek over
2000 jaar stedenbouwkundige
ontwikkeling in Utrecht schreef
de architectuur-recensent R. Blijs-
tra hierover: 'Karakterloosheid,
fantasieloze onmacht èn een
nieuw ontwaken naast elkaar.
Hgb I toont de karakterloze neo-
klassieke stijl van de negentiende
eeuw als een periode van neer-
gang van ons volk. Daarnaast ver-
rees het tweede gebouw, dat in
zijn mengeling van Hollandse en
Franse neo-renaissance onmacht
en kopieerlust toont, maar....dan
volgt daarop de herleving van de
Nederlandse bouwkunst en de
hergeboorte van het aloude, eer-
lijke, sobere en stoere nationale
materiaal: de baksteen.'
Het moge in grote lijnen waar zijn
- de 20e eeuw genereerde nu een-
maal vanaf het begin veel meer
nieuwe bouwstijlen en innoveren-
de ontwikkelingen dan de 19e -,
feit blijft dat het ook hier geprezen
Hgb lil in die tijd aan veel negatie-
ve kritiek onderhevig was. Wie bij-
voorbeeld het enige jaren eerder
gereed gekomen Scheepvaarthuis
uit 1916 in Amsterdam nauwkeu-
rig beschouwt - als vroeg product
van de Amsterdamse School -
ervaart dat er in die periode al
een heel wat joyeuzere en uitbun-
diger gedecoreerde baksteen-
architectuur in ons land bestond
dan die van de strenge, sobere, in-
getogen, introverte kloosterachti-
ge Utrechtse kantoorkolos.
Perronkappen en
stationsgebouwen
Van Heukelom, geboren in 1870,
studeerde al in 1891 in Delft af als
civiel ingenieur, waarna hij hij in
vaste dienst trad bij de MES. Om-
dat hij een opleiding tot construc-
teur had gevolgd, werd hij belast
met het ontwerp van enige spraak-
makende perronkappen, zoals die
van Utrecht CS uit 1895 (die con-
structief thans tot ondergang ge-
doemd zijn) en de zeer lange over-
kappingen van 's-Hertogenbosch
uit 1896. De laatstgenoemde zijn
vijfjaar geleden zorgvuldig geres-
taureerd en op de lijst van Rijksmo-
numenten geplaatst.
boogvensters en een torenachti-
ge bekroning met gebeeldhouw-
de natuurstenen klokgeveltjes
met driehoekige frontons en
fraai opengewerkte zuilenkoe-
peltjes met windvaan. Dit alles is
zo weinig Hollandse Renaissan-
ce, dat we voor deze onderdelen
beter van invloed van de Franse
renaissance kunnen spreken.
Het geheel van levendige bak-
steenarchitectuur, met details
als speklagen, blokken, bosserin-
gen, banden, obelisken, vazen,
lantaarns, boognissen, uitkra-
gende pijlers, allegorische voor-
stellingen, blijft ook voor de toe-
schouwer van vandaag een lust
voor het oog. Het opschrift In
gouden letters 'STAATSSPOOR-
WEGEN ANNO 1895' onder-
streept het zelfbewustzijn en de
triomf van het bloeiende staats-
spoorin die periode.
'Bliksemende wielen'
Opvallend is dat de decoratie van
de verbindingsbrug tussen ge-
bouw I en II - ondanks de utilitaire
functie een koppeling tussen twee
gescheiden administraties - nog
uitbundiger is dan op het hoofd-
gebouw zelf Hiervoor werd de
Belgische beeldhouwer Elisée van
den Bossche ingeschakeld, wiens
werk diverse stations uit die perio-
Belgische trekpaarden
met slede in de bouwput
van Hoofdgebouw UI
Foto: HUA, 1918
70
%
vereniging Oud-Utrecht
juni 200S
-ocr page 71-
Links: Hoofdgebouw III
van de NS
Foto: HUA, 1921-1925
Rechts: Interieur
Hoofdgebouw lil De 'lege'
56 meter hoge toren.
Foto: NS, ca. 1947-1952
Maar vanaf igoo kreeg de archi-
tectuur zijn volle aandacht. Tot
zijn ontwerpen horen de stations
van: Hengelo (1901, verwoest in
de Tweede Wereldoorlog),
Roosendaal (1906, met uitzonde-
ring van de voorgevel die door
Knuttel ontworpen werd), Baarie
Nassau (1906, een gigantisch
maar onbenut gebleven grenssta-
tion en douanekantoor). Voeren-
daal (1913, in een totaal afwijken-
de villastijl), Eindhoven (1912,
eveneens een oorlogsslachtoffer).
Weert en Geldrop (1912, met to-
rentje en klokgevel), station Schin
op Geul (1913) en tenslotte Maas-
tricht (1913 in pseudo-Maasrenais-
sance en met gebrandschilderde
ramen van Jan Schouten, conform
het latere Hgb III).
Vanaf 1918 kwam er echter een
einde aan deze overdadige sta-
tionsarchitectuur. Door verschil-
lende oorzaken kwamen de spoor-
wegen in een crisis terecht. De
concurrentie van andere vervoer-
middelen was een van de belang-
rijksteoorzaken. Er was sprake van
een stormachtige groei van het
particuliere autobezit en een toe-
nemend gebruik van vrachtwa-
gen, bus en tram, waarvoor de
overheid een uitgebreid wegennet
begon aan te leggen. De spoorwe-
gen hadden ook steeds meer last
van de ongunstige, want excentri-
sche ligging van stations buiten de
stad. In het besef dat de sociaal én
economisch belangrijke spoorwe-
gen in stand moesten worden ge-
houden, zij het in herziene vorm,
greep de overheid opnieuw in.
In die zware jaren zochten MES
en HYSM ook steun bij elkaar en
in 1917 richtten ze een samenwer-
kingsverband op, dat uiteindelijk
in 1938 zou leiden tot het staats
bedrijf 'N.V. Nederlandse Spoor-
wegen' met de Rijksoverheid als
enige aandeelhouder.
Van Heukelom werd benoemd
tot Chef van de Dienst van Weg
en Werken (wat nu directeur In-
fra zou heten) waarna hem in
1917 een eredoctoraat aan de
Technische Hogeschool in Delft
werd verleend wegens zijn grote
verdiensten als civiel ingenieur.
Hierbij werd gememoreerd dat
ten gevolge van zijn benoeming
tot genoemde hoge functie bij
de MES 'het hem wel niet meer
zou zijn vergund om zich aan zijn
lievelingsarbeid, de schone
bouwkunst, te wijden omdat
zich een gans nieuw en uitge-
breid arbeidsveld had geopend
[...]'. Welnu, die voorspelling
kwam niet uit.
Opdoemend in een droom
De fusie tussen Staatsspoor en
HYSM in dat zelfde jaar 1917 had
voor de huisvesting van de beide
administraties grote gevolgen:
i.6oo werknemers dienden een
nieuwe huisvesting te krijgen.
Daartoe werd het aardige parkje
Nieuweroord aangekocht. Dit
idyllisch oord met vijvertjes,
boogbruggetjes en het buiten-
goed van oud-directeur s' Jacob
werd vrijwel geheel opgeofferd
aan Hgb III, een kolos van 100 bij
86 meter. Boze lokale kranten
schreven in die dagen: 'Hebt ge
het al gehoord, / van 't parkje
Nieuweroord / Dat liefelijke Oord
/ dat bruutweg werd vermoord.'
Ondanks zijn zware manage-
mentfuncties aarzelde Van Heu-
kelom geen ogenblik, toen de
hoofddirectie hem begin 1918
polste voor ontwerp en bouw-
leiding van dit nieuwe grote ad-
ministratiekantoor, dat binnen
drie jaar gerealiseerd diende te
zijn. Het schetsontwerp ont-
stond in een halve dag, het uit-
gewerkte definitieve ontwerp
binnen vier weken...
Bekend is de beschrijving die me-
vrouw Van Heukelom geeft in het
gedenkboek van haar man over de
totstandkoming van zijn inspira-
tie: 'terwijl hij een bespreking had
met zijn ingenieurs, zag hij het op-
eens voor zich en tekende, al pra-
tende met en luisterende naar den
ander - op een vloei, dat daar toe-
vallig voor hem lag - in grote con-
touren het gebouw, zoals hij het
innerlijk als in een droom zag op-
doemen: de grote blokken met de
verticale lijnen, de toren die er uit
oprees, heel het machtige com-
plex, de voorlopige visie waaruit
later het geweldige monumentale
gebouw zou uitgroeien'.
Maar wie kennis neemt van het
winnende ontwerp uit 1908 van
de Finse architect Saarinen voor
het nieuwe Parlementsgebouw in
Helsinki, komt tot andere conclu-
sies. Saarinen won de eerste prijs,
maar realisatie bleef uit, waarna
hij in 1915 gefrustreerd en verbit-
terd naar Amerika emigreerde,
waar hij in Chicago bakstenen
kantoorkolossen als de Tribune
Tower realiseerde..............
vereniging Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 72-
wat hij tot nu toe gewrocht had.
Dat ogenblik kwam, toen hij - hun-
kerend naar scheppend werk - zich
mocht uiten in zijn volle kracht, in
omhoog strevende lijnen, in
machtige blokken stapelingen, in
kleurige baksteenbouw, in mys-
tiek Rembrandt-licht, in alles wat
hem innerlijk vervulde, in even-
wicht van hart en hoofd.'
Ondanks deze verheven taal kun-
nen we stellen dat Hgb III een zeer
aards gebouw is geworden, dat
ondanks de sterke verticale gele-
ding veeleer indruk maakt door
zijn zware massaliteit dan door
zijn verticaliteit. Aards zijn ook de
gebruikte kleuren: donkere bruin-
rode baksteen met zwarte voe-
gen, in het interieur aangevuld
met gangwanden van geglazuur-
de donkergele en donkergroene
baksteen, als een wandeling in
een vochtige herfstmiddag. Zo'n
wandeling door de onderliggende
souterrains en de trappenhuizen
met vleermuizen roept herinne-
ringen op aan de spookachtige
'Kerkers' van Piranesi. Is dit wel-
licht het ingewand van de aarde?
Het gebouw is niet hemelstre-
vend, de verticaliteit is een opge-
tilde horizontaliteit, het is in geen
enkel opzicht een wolkenkrabber
die als een raket de aarde wil ver-
laten, maar eerder een massief
bergplateau waar sinds een paar
jaar een echte vliegende schotel
onverwacht is neergedaald.
Mystieke schemering
Fascinerend is de aanblik van het
loze interieur van de 56 meter
hoge toren, in feite de meest tot
de verbeelding sprekende ruimte
van het bouwwerk. De architect
heeft deze ruimte optisch verkort
door de doorsnede van de schacht
naar boven toe geleidelijk te ver-
wijden. Pilasters en wanddikte
versmallen geleidelijk, de afname
van het gewicht onderstrepend,
wat een bijzonder effect oplevert
voor een waarnemer met oog
voor detail. Het lampornament
van opaalglas bovenaan in het
cassetteplafond vormt een licht-
gevend baken in de mystieke
Met name de verbluffende gelij-
kenis met het Parlementsgebouw
ontwerp doet ons afvragen of
Van Heukelom zijn visioen niet op
andere wijze kreeg ingegeven, na-
melijk via de talloze eerdere publi-
caties in de Europese vakpers over
zijn beroemde Finse collega. We
zullen het nooit weten. Wat we
wél weten is het feit dat Van Heu-
kelom een buitengewoon goed
organisator was. 8 Februari 1918
werd het ontwerp goedgekeurd,
in april stemde de gemeenteraad
in met de verkoop van park Nieu-
weroord en twee dagen later
stond de schutting om het bouw-
terrein. Vanaf dat moment ont-
popte Van Heukelom zich als een
ongelooflijk inventieve ontwerper
en bouwprojectleider.
De schaarste aan bouwmaterialen
was ten gevolge van de Eerste We-
reldoorlog groot, de rantsoenering
onontkoombaar en het gebrek
aan staal funest. Er moesten 22
miljoen bakstenen worden ver-
werkt, waarvan er gemiddeld
400.000 stuks per week moesten
worden aangevoerd, naast 4.000
kubieke meter eikenhout. Van
Heukelom 'vorderde' twee steen-
fabrieken in Schijndel en Houten,
die uitsluitend voor de spoorwe-
gen mochten bakken, mits hun
ovens zouden worden gestookt
met nog bruikbare cokes uit de lo-
comotiefsintels van diezelfde
spoorwegen. Ontroerend is het
om daarbij te realiseren wat een
kinderarbeid daar in die tijd nog
aan te pas kwam: langs lange rijen
tafels en schragen stonden 13-jari-
ge jongens die sintels stuk voor
stuk te schiften en te selecteren.
Van Heukelom lobbyde bij minis-
ters in Den Haag voor extra rant-
soenen steenkool, hij richtte een
eigen timmerfabriek op in Mo-
lenheide, hij liet een compleet
Limburgs bos opkopen voor het
eikenhout, hij bracht zes eigen
schepen en sleepboten in de
vaart voor de dagelijkse trans-
porten van bouwmaterialen en -
last but not least - hij richtte een
eigen aannemingsbedrijf op als
dochteronderneming van de
spoorwegen: het Spoorweg-
bouwbedrijf, dat later zou uit-
groeien tot het huidige Strukton.
Op de rails gezet
Als we ons proberen voor te stel-
len wat deze grandioze organisa-
tie en improvisatie moet hebben
betekend voor een man, die te-
vens als directeur belast was met
alle grote infrastructuurwerken
en daarbij ook als architect bij di-
verse grote bouwwerken optrad,
dan past slechts bewondering.
Immers, naast dit gigantische
project bouwde hij tegelijkertijd
in het hele land locomotief-
loodsen, goederenloodsen, em-
placementen, spoorbruggen, be-
tonviaducten, perronkappen en
dienstwoningen.
Het grote respect geldt ook voor
de uitvoering: in de diepe bouw-
put moesten grote lagen zand
worden ingetrild, omdat op de lo-
catie vroeger vestingwerken had-
den gestaan. Omdat trilmachines
ontbraken, liet men drie zware
Belgische paarden met sleden
weken lang door het zand stam-
pen, net zo lang tot een smalle ij-
zeren staaf er niet meer in weg
zakte. Nieuwsgierige Utrechtse
omstanders noemden dat 'het
Heukelomse paardenmiddel'.
Die stalen staaf inspireerde tot
een ingenieuze vorm van herge-
bruik en recycling. Bij gebrek
aan staal gebruikte Van Heuke-
lom 21 kilometer oude spoorsta-
ven voor een sterke wapening
van de fundering. Wat ook de
toekomst van dit gebouw moge
worden, we kunnen dus stellen
dat het 'op het spoor en voor
het spoor is gebouwd'. Het werd
letterlijk op de rails gezet,
ledere twee maanden groeide een
verdieping. Foto's uit het Utrechts
Archief laten zien hoe onvoorstel-
baar veel bouwvakkers daar ston-
den te zwoegen in een uiterst
knap gepland en geleid bouwpro-
ces. Zijn vrouw schreef later: 'De
tijd was genaderd dat hij - tot volle
rijpheid gekomen - zijn grootste
levenswerk zou volbrengen, het-
welk de kroon zou zetten op alles
72
%
vereniging Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 73-
Link: Inrichting van de
commissarissenzaal in
Hoofdgebouw III
Foto: NS, ca 1920-1945
Rechts: Vogelvluchtgezicht
op de drie NS-hoofd-
gebouwen
Foto: HUA, 1938
schemering. De brede trappen
van het hoofdtrappenhuis, die
zich om deze schacht heen slin-
geren, leveren in overhoekse
perspectieven welhaast Esscher-
achtige taferelen op.
Diverse ramen van dit trappen-
huis zijn, evenals de commissa-
rissenzaal, voorzien van decora-
tieve monumentale glas-in-
lood ramen van ir. Jan Schou-
ten. Zij vormen, samen met de
vier gestileerde koppen boven
de hoofdingang, in feite de eni-
ge toegevoegde decoratie. Het
lijkt bijna alsof de sober opere-
rende spoorwegdirectie zich
heeft laten leiden door de uit-
roep 'das Ornament ist ein Ver-
brechen' van de Weense archi-
tect Loos. Die hoofdingang met
zijn monumentale vijftien tre-
den hoge toegangstrap is overi-
gens een straf voor slecht ter
been zijnde bezoekers.
Innoverend voor die tijd zijn de in
het zicht gelaten gewapend be-
tonbalken met consoles, die hier
en daar in het interieur zijn toe-
gepast. Versierd met eenvoudige
keramische blokjes vormen zij
een levendige afwisseling met
de dominerende gemetselde
boogconstructies die in het inte-
rieur overheersen. Prachtig en
Berlagiaans is ook het fraaie
smeedwerk van het bouwbeslag
op de houten toegangsdeuren
waarje uren naar kunt kijken.
Verdwenen is het authentieke,
door Van Heukelom zelf ontwor-
pen meubilair van stoer eiken-
hout, waaraan ik zelf in de jaren
zestig nog met plezier tien jaar
heb gewerkt. Heel bijzonder wa-
ren de interieurdetails, waaruit
grote zorg en aandacht voor het
personeel bleek. Zo zorgde Van
Heukelom voor wastafels in apar-
te kastjes op elke kamer (inkt-
vingersl), een centraal gestuurde
klok in houten omlijsting op ie-
dere kamer en voor rustbanken
voor ingenieurs na nachtarbeid.
Verdwenen is ook de binnenhof,
die volgens oude foto's prachtig
moet zijn geweest: daktuin,
grindpaden, heesters in sierpot-
ten en mooie smeedijzeren
lantaarns. Het is verworden tot
een ordinaire los- en laadplaats
annex opslag en rijwielstalling.
Onder het wakend oog van de
Rijksdienst voor Monumenten-
zorg is dit rijksmonument in de
afgelopen twee jaar zorgvuldig
en grondig gerenoveerd en qua
interieur aan moderne kantoor-
eisen aangepast met behoud van
alle hiervoor opgesomde karak-
teristieke elementen. Het wordt
verhuurd aan taakorganisaties,
die zich hebben losgemaakt van
NS. De hoofddirectie zelf heeft
duidelijk te kennen gegeven er
niet meer in te willen...
Tekenend voor dit 'afstand ne-
men tot' én 'afstand doen van' is
het feit dat Hgb III thans één van
zijn vele bijnamen heeft gekre-
gen: het mag uitsluitend nog de
'Inktpot' worden genoemd. Dat
impliceert dat het sterke chrono-
logische ensemble nu een inter-
ruptie vertoont en respectievelijk
Hgb I, Hgb II, de Inktpot en Hgb
IV heet. Een treurig makende in-
breuk op een zeer waardevol en-
semble, waar in de volgorde voor
kenners de hele ontwikkelings-
geschiedenis van onze spoorwe-
gen is terug te vinden. Maar een
greintje historisch besefis helaas
bij de huidige bestuurderen niet
terug te vinden.
Ir. C. Douma is voormalig bouwmeester
bij de Nederlandse Spoorwegen. Hij
schreef o.a. Stationsarchitectuur in Neder-
land
J938-i998(Zutphen 1998).
Bronnen
Bakker, M. en J.G. Roding, George Willem
van Heukelom (1870-1952). Innovatieve
constructies en sobere monumentaliteit
(Rotterdam 2000)
Blijstra, R., 2000jaar Utrecht Stedebouw-
kundige ontwikkeling van castrum tot
centrum
(Utrecht, Antwerpen 1969)
Broeke, W. van den, e.a. (redactie), Bron-
nen op het spoor. Gids voor onderzoek
naar de geschiedenis van de spoorwegen
in Nederland.
2e dr. (Utrecht 2000).
Heukelom - van den Brandeler, Henriëtte
van, Dr. ir. G. W. van Heukelom. De
ingenieur - de bouwmeester - de mens
(Utrecht 1953)
Hulzen, A. van, Utrecht bij gaslicht (Den
Haag 1976)
Jaarverslagen Maatschappij tot Exploitatie
van Staatsspoorwegen
(MES)
Noten
1.   Dit is een enigszins bewerkte versie van
de gelijknamige lezing die ir C. Douma
op 18 februari van dit jaar hield in
Pieterskerk te Utrecht. Het betrof de
achttiende Nicolaas van der Monde-
lezing, georganiseerd door de
Vereniging Oud-Utrecht.
2.   De Rijksdienst voor Monumentenzorg
vermeldt vreemd genoeg A. Vink als
architect.
vereniging Oud'Utrecht
juni 2003
-ocr page 74-
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 2002
Algemeen
Bestuur, redacties en commissies
De samenstelling van bestuur, redacties en
commissies was in 2002 als volgt:
Bestuur
mr P.A. Blok, voorzitter
mw drs CCS. Wilmer, secretaris
P. Kroes, penningmeester, leden-
administratie
mwdrs M.E.C. Dirven, lid (publiciteit,
ledenwerving)
drs P. Leonhart (tot 6 juni)
drs J.L Torenbeek lid redactie Tijdschrift
(6juni-14 november)
mw drs J. Vroemen, lid (cultureel
erfgoed)
J.H. de Wit, lid (activiteitencommissie)
Redactie Tijdschrift
dr A.H.B, van den Hoven van Genderen
drs M. van Lieshout, eindredacteur
mw drs M.C. van Oudheusden
mw drs J.C.M. Pennings
P. Rhoen
mwdrs B.van Santen
drs J.L. Torenbeek, namens het bestuur (juni -
november)
mw dr M. van de Vrugt
mwdrsM.A. Vugts
Redactie Jaarboek
mw drs M.A. van der Eerden-Vonk
dr P.D.'t Hart, voorzitter
drs H.L.Ph. Leeuwenberg
drsA. Pietersma
dr J. Renes
drsM.H.Stafleu
mwdrsE.Tobé
Activiteitencommissie
P.J.M.Collard
MwL. Oudshoorn
mw drs P.M. Stoppelenburg
mwN.VIot-Werner
J.H. de Wit, namens het bestuur, voorzitter
Commissie Actuele Ontwikkelingen
D. van Batenburg (tot 6 juni)
irJ.N.M. deCrood
2003). Eerstgenoemde werd aan het eind
van het jaar opgevolgd door de heer K. van
Vliet, een opvolger voor mevrouw Van San-
ten werd nog niet gevonden.
De heer Luijsterburg trok zich terug uit de Ac-
tiviteitencommissie.
In de voorjaarsvergadering nam de heer D.
van Batenburg afscheid van de Commissie
Cultureel Erfgoed, destijds Commissie Actu-
ele Ontwikkelingen genoemd, waarvan hij
initiatiefnemer is geweest.
Ter voorbereiding van het 80-jarig bestaan
van de vereniging in 2003 werd een lustrum-
commissie gevormd die als taak kreeg een
gecombineerde lustrumviering en Stichten-
dagte organiseren.
De heer Blok trad op i juli aan als bestuurslid
van de Stichting Steunfonds Oud-Utrecht,
een van de twee statutair vereiste zetels van-
uit het bestuur van de vereniging.
De vereniging telde in 2002 1.910 betalende
leden. Dit aantal is als volgt verdeeld: 1.618
gewone leden, 76 huisgenootleden, 52
jeugd- en U pasleden, 76 instellingen met
winstoogmerk en 1 sponsor. Daarnaast telt
de vereniging een aantal leden dat om ver-
schillende redenen het lidmaatschap krijgt
aangeboden. Helaas waren er enkele tiental-
len leden die ondanks twee aanmaningen
aan het eind van het jaar hun contributie nog
niet hadden betaald. Daarmee blijft het aan-
tal leden van de vereniging rond de 2.000
schommelen.
Publiciteit
Er werd een nieuwe folder uitgebracht die
ruim werd verspreid en waarmee een aantal
nieuwe leden werd geworven. Dat gebeurde
ook via de herziene website. De heer Tirion
zorgde voor de vormgeving van de folder en
de website. Met vergrote teksten van de fol-
der en foto's die de verenigingsactiviteiten
moeten illustreren werd de vouwwand op-
getuigd die onderdeel vormt van de stand
waarmee de vereniging zich bij culturele ma-
nifestaties presenteert.
Tijdschrift
Het Tijdschrift verscheen zeven keer. Het ze-
vende, extra nummer was een themanum-
LA. vanderTuuk
mw drs J. Vroemen, namens het bestuur
Projectgroep Singels
drsC.H. Abrahamse
ir CA. Bos
drsTh.P.F. Haffmans
mw drs J. Vroemen, namens het bestuur
Lustrumcommissie
mw drs M.E.C. Dirven, namens het bestuur
mwM.I.Y. Idsinga
dr H. Muller
drs J.J. Smit, voorzitter
mwN. Vlot-Werner
Oud-Utrecht op Internet
J.Tirion
Stichting Steunfonds Oud-Utrecht
mr P.A. Blok, namens het bestuur (v.a. 1 juli)
drs J.D. Carrière
P. Kroes, namens het bestuur
Het bestuur vergaderde negen keer op de
vaste vergaderplaats, de Fundatie van Rens-
woude, een keer ten huize van de voorzitter,
een keer bij de secretaris en een keer, samen
met de Activiteitencommissie, bij de pen-
ningmeester. Verder was een delegatie van
het bestuur aanwezig bij een vergadering
van de Jaarboekredactie.
In het bestuur werd de vacature die was ont-
staan na het vertrek van mevrouw Van de
Vrugt opgevuld door de heer drs J.L Toren-
beek. Deze zag zich wegens onverwachte uit-
breiding van zijn werkzaamheden helaas ge-
noodzaakt zijn bestuursfunctie na enkele
maanden weer neer te leggen. De heer Leon-
hart, vorig jaar benoemd als opvolger van de
heer De Bruin, moest wegens het aanvaar-
den van een andere functie zijn bestuurslid-
maatschap vroegtijdig opgeven.
Aan het eind van het jaar overleed de heer
Kroes plotseling. Hij was ruim zeven jaar
penningmeesteren beheerder van de leden-
administratie van de vereniging geweest.
In de Tijdschriftredactie kondigden de heer
Van den Hoven van Genderen en mevrouw
Van Santen hun vertrek aan (in de loop van
74
verenlging Oud*Utrecht
juni 200i
-ocr page 75-
mer, gewijd aan rampen en catastrofes. Er
werden in de vormgeving kleine veranderin-
gen doorgevoerd. Door een andere indeling
van de drukveilen kon het aantal kleurenpa-
gina's met vier worden uitgebreid. Een ru-
briek over Utrechtse gevangenissen en de
geschiedenis van sancties op criminaliteit
liep het hele jaar door. De rubrieken Van de
bestuurstafel, Cultureel Erfgoed en Litera-
tuursignalement werden voortgezet.
Jaarboek
Het Jaarboek 2002, een coproduct van de
vereniging en Het Utrechts Archief, was ge-
heel gewijd aan de Utrechtse familie Mar-
tens (van Sevenhoven), waarvan het familie-
archief bij Het Utrechts Archief berust en de
inboedel van het huis aan het Janskerkhof en
de portretten bij het Centraal Museum. In ze-
ven artikelen worden diverse onderwerpen
in relatie met deze familie belicht. Extra kleu-
renafbeeldingen waren mogelijk door de fi-
nanciële steun van de Stichting Fonds Mar-
tens van Sevenhoven.
Vanwege het exclusieve karakter van het
Jaarboek als themanummer, dat ook los in de
boekhandel te koop is, ontvingen de leden de
Kroniek over 2001 als los katern.
De presentatie van het Jaarboek vond plaats
op 15 november in het Centraal Museum
waar een bescheiden tentoonstelling was
gewijd aan de collectie Martens van Seven-
hoven. De heer A. Pietersma, die samen met
de heer R.E. de Bruin de eindredactie van dit
bijzondere Jaarboek had gevoerd, gaf een
uitgebreide toelichting op alle artikelen in
het Jaarboek, geïllustreerd met een power-
point presentatie. Het eerste exemplaar
werd aangeboden aan mr O.W.A. baron Van
Verschuer, voorzitter van de Stichting Fonds
Martens van Sevenhoven, die in zijn dank-
woord herinneringen ophaalde aan de op-
richter van de stichting, jonkheer drs A.H,
Martens van Sevenhoven.
Ledenvergaderingen en
andere activiteiten
De voorjaarsledenvergadering vond plaats
op 6 juni in het stadhuis van Utrecht, waar
de heer J. van Zanen, wethouder van onder
andere monumenten, het gezelschap wel-
kom heette. Na afloop gaven de heren R. de
Kam en B. Klück, medewerkers van het Ar-
cheologisch en Bouwhistorisch Centrum, een
toelichting op de verbouwing van het stad-
huis en een rondleiding.
De najaarsledenvergadering werd op 14 no-
vember gehouden in het 'Berlagepand' op de
hoek van de Wittevrouwensingel en de
Nachtegaalstraat, een gebouw dat onlangs
op de Monumentenlijst is geplaatst. Na de
vergadering hield mevrouw B. van Santen
een inleiding over de bescherming van jonge
monumenten. De opkomst was bij beide ver-
gaderingen groot; de ongeveer tachtig be-
schikbare zitplaatsen waren alle bezet.
Het groot evenement vond dit jaar op 25 mei
op meerdere locaties plaats. Per bus begaven
de deelnemers zich naar Rhenen waar zij
konden kiezen uit drie rondleidingen, ver-
zorgd door Cunera-gidsen. Een partyboot
met lunchbuffet vervoerde het gezelschap
naar de Grebbeberg en vervolgens stroomaf-
waarts naar Culemborg. Onderweg gaf de
heer H.P. Deys uitleg over de bezienswaar-
digheden die werden gepasseerd en zorgde
het duo 'De Gasten' voor muziek en zang. In
Culemborg stonden bussen klaar voor de te-
rugreis naar Utrecht.
Er werden nog andere activiteiten door de
vereniging of in samenwerking met anderen
georganiseerd:
Het Historisch Café werd weer maandelijks
georganiseerd, met uitzondering van de zo-
mermaanden, en bleef goed bezocht.
De zeventiende Van der Monde-lezing vond
plaats op 19 februari in de Pieterskerk. Me-
vrouw drs CL van Groningen, auteur van de
twee delen over de Stichtse Lustwarande in
de reeks van de Geïllustreerde Beschrijving,
hield deze jaarlijkse lezing onder de titel: Het
leven op de Stichtse Lustwarande vanaf de
77e
tot de 20e eeuw.
Op 13 januari vond een rondleiding in het
Catharijneconvent plaats, georganiseerd in
samenwerking met het Historisch Platform.
De Activiteitencommissie organiseerde op 17
januari een bezoek aan de Steenkolen Han-
dels Vereniging (SHV).
Op 16 februari werd in samenwerking met
het Historisch Platform een bezoek aan de
Utrechtse St. Willibrorduskerk gebracht on-
der leiding van de restauratiearchitect ir P.
van Vliet.
Op 26 februari konden belangstellenden een
bezoek brengen aan drukkerij PlantijnCaspa-
rie, de drukkerij die onder andere het Tijd-
schrift en het Jaarboek van Oud-Utrecht ver-
zorgt.
Op 22 maart was er, in samenwerking met
het Historisch Platform, een gecombineerd
bezoek aan de Neudeflat, waar de buiten-
kant uitgebreid werd beschreven, en aan
Hoog Catharijne met verrassende informatie
over het gebouw en een onverwacht uitzicht.
Op 17 juni vond een rondleiding in de Jacobi-
kerk plaats waarbij ook de toren kon worden
beklommen.
Op 22 september werden belangstellenden
ontvangen in Vianen waar een ontvangst en
rondleiding in het Historisch Museum en een
stadswandeling op het programma stonden.
Cultureel Erfgoed
De Commissie Cultureel Erfgoed heeft zich
onder meer beziggehouden met de gebou-
wen op het Cereol-terrein, het opmetselen
van de waltoren het Paard en de geplande
hoogbouw op het Ledig Erf. Daarnaast is een
inventarisatie gemaakt van ontsierende ge-
vels in de Utrechtse binnenstad. Deze is on-
der de aandacht gebracht van de Sectie Mo-
numenten van de Dienst Stadsontwikkeling
waarmee regelmatig overleg werd gevoerd.
De commissie hield zich ook bezig met be-
leidsmatige zaken, met name het bestude-
ren van de nieuwe Monumentenwet.
De samenwerking met de Historische Ver-
eniging Vleuten-De Meern, Haarzuilens,
waarbij de ontwikkelingen in Leidsche Rijn
worden gevolgd, werd voortgezet.
De heer De Grood werd de vaste vertegen-
woordiger van de vereniging bij de Utrechtse
afdeling van de Bond Heemschut.
Projectgroep Singels
Het werk dat achter de schermen werd ver-
zet door de leden van de Projectgroep Singels
werd op 15 september zichtbaar tijdens een
feestelijke bijenkomst in de Leeuwenberg-
kerk. Door het erelid T.J. Hoekstra werden
aan de burgemeester van Utrecht en de
voorzitter van de raadscommissie Algemene
Zaken de eerste exemplaren aangeboden
van de beleidsvisie, getiteld Het Utrechts
Singelgebied. Visie van de Vereniging Oud-
Utrecht op het herstel van de cultuurhistori-
sche waarde van het Utrechtse singelgebied.
De beleidsvisie werd vergezeld van een lijst
met namen van ongeveer tachtig personen
die hieraan adhesie hebben betuigd.
Tevens werden de prijzen uitgereikt aan de
winnaars van de ideeënwedstrijd Beleef de
Singels!
Oud-Utrechtprijs
De jury van de Oud-Utrechtprijs 2002 heeft
een winnaar aangewezen. De prijsuitrei-
king vond niet in het verslagjaar plaats
maar werd uitgesteld tot de voorjaars-
ledenvergadering in 2003.
De secretaris
vereniging Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 76-
Literatuursignalement
Leny Jurritsma, Het Utrechts Archief
worden. De indeling is thematisch naar
de verschillende typen wegen: water-
wegen, landwegen en spoor- en tram-
wegen. Bijgevoegd is een herdruk van
de provinciekaart 'Nieuwe kaart van
den lande van Utrecht'.
De Utrechtse wijken .- Overvecht I Mieke
Heurneman en Bettina van Santen ; on-
der red. van Fred Vogelzang. [Utrecht]:
Stichting Publicaties Oud-Utrecht &
Het Utrechts Archief, 2002. 132 p. (De
Utrechtse wijken). ISBN 90 5479 053 9;
€12,50.
Boek beschrijft hoe de Utrechtse
nieuwbouwwijk Overvecht in de jaren
zestig volgens de modernste inzichten
van die tijd tot stand kwam. Ook aan-
dacht voor de oudere geschiedenis van
het gebied: van de ontginning van het
moerasgebied tot landbouwgebied en
de vestiging van kooplieden die enkele
buitenplaatsen aanlegden.
Veenendaal voltooid verleden : foto's en
verhalen
.- deel 11 Martin Brink. Veenen-
daal-Ederveen: Kool Boeken, 2002.199
p. (Veense Historie Reeks 2) ISBN 90
6423163 X; €30,-.
Fotoboek met niet eerder gepubliceer-
de foto's uit het Veenendaalse verleden
over de laatste zestig jaar. De foto's
hebben als onderwerp de verschillende
facetten van industrie en handel, het
volksleven en de cultuur en gaan verge-
zeld van korte of langere teksten.
Kek eiges maor .- verhalen van en door
oude en jonge Rhenense midden-
standers I
[A.A. Udo ; onder red. van
Th.C. Wernsen]. Rhenen: Aart Anton
Udo, 2003.106 p. Verkrijgbaar bij A.A.
Udo, Paardenveld 11, 3911 XG Rhenen,
Aart.Udo@12move.nl; €11,-.
Verhalen en anekdotes van Rhenense
middenstanders, de zgn. 'kleine zelf-
standigen', uit de periode van voor, tij-
dens en na de Tweede Wereldoorlog.
Dit in eigen beheer uitgegeven boek
bevat niet eerder gepubliceerde foto's
en een beperkte Rhenense dialecti-
sche woordenlijst.                             ■
Pontje over: heen en weer tussen Culem-
borg en Schalkwijk I
fotografie Gerda
Junge. Utrecht: De Graaff, 2002. 39 p.
ISBN 90 77024 04 2; €15,-.
Uitgegeven gelijktijdig met de ten-
toonstelling van de fotograaf Gerda
Junge van 7 april tot 1 juli 2002 in het
Museum Elisabeth Weeshuis te Cul-
emborg. Fotoreportage van de veer-
pont over de Lek tussen Culemborg en
Schalkwijk waarin een dagelijks beeld
wordt gegeven van het leven op en
rond het pontje. De inleiding schetst
het ontstaan en de ontwikkeling van
het pontje.
Dopers in de Domstad .- geschiedenis
van de Doopsgezinde Gemeente
Utrecht 1639-1939 I
door A.M.L Haje-
nius; m.m.w. van R. Hofman. Hilver-
sum: Verloren, 2003. 303 p. ISBN 90
6550 740 X; €20,-
Geschiedenis van de Doopsgezinde
gemeente in de stad Utrecht, vooraf-
gegaan door een kort overzicht van de
Nederlandse doopsgezinden. In the-
matische hoofdstukken komen o.m.
aan de orde de leden van de gemeen-
te, de organisatie, de doperse beginse-
len en gebruiken, armenzorg en de rol
van de gemeente in de Utrechtse sa-
menleving.
Crebbellnie 1940 I E.H. Brongers. 10e
geh. herz. dr. Soesterberg: Aspekt,
2002. 288 p. [ie dr.: Baarn: Hollandia,
1971JISBN 90 5911 083 8; €24,98.
Standaardwerk over een van de belang-
rijkste slagen van mei 1940. Deze her-
ziene druk is geactualiseerd en voorzien
van nieuwe documenten en bronnen.
Opgenomen zijn nog niet eerder gepu-
bliceerde bijzonderheden over execu-
ties van krijgsgevangen door de SS
Standarte 'Der Führer'. Verder de
nieuwste gegevens omtrent de Duitse
verliezen bij de strijd om de Grebbelinie.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Cero: zilver voor het volk I Rosalie van
Egmond [tekstred. Marjan Groot; vert.
samenvatting in het Engels John Kirk-
patrick ; fotogr. Tom Haartsenj. Rotter-
dam: OIO, 2002.112 p. ISBN 90 6450 473
3; €29,50.
Bedrijfsgeschiedenis van Gero tot de
sluiting van de fabriek in 1974 in Zeist
met o.a. aandacht voor de technische
ontwikkeling en de fabricage van de
producten, diverse kunstenaars die
voor Gero ontwerpen maakten en de
samenwerking van de fabriek met de
plateelbakkerij Zuid-Holland in de jaren
1930-1933.
'W\] en onze opvolgers zullen iedereen
recht doen' -. het Utrechtse provinciebe-
stuur in historisch perspectief I
Renger
de Bruin. Utrecht: Centraal Museum,
2003.160 p. ISBN 90 73 285 941; €19,50
(Ook uitgegeven in het Engels).
Boek geeft een overzicht van de ont-
wikkelingen die het gewestelijk be-
stuur in het gebied dat nu de provincie
Utrecht is, vanaf 1375 heeft doorge-
maakt. Het functioneren en de samen-
stelling van het bestuur, maar ook de
ontwikkelingen van buiten die tot ver-
anderingen hebben geleid komen aan
de orde. Bevat ook een overzicht van de
zetelverdeling van 1927-2003 en lijsten
van de Utrechtse bisschoppen en hun
opvolgers, landsheren en stadhouders.
Wegwijzer: gids voor historisch onder-
zoek naar verkeer en vervoer in de pro-
vincie Utrecht I
D.T. Koen en J. Renes.
Utrecht: Het Utrechts Archief i.s.m. de
-g Stichting Stichtse Geschiedenis, 2003.
64 p. -H Kaart. (Trajecten door Utrecht
deel 7). ISBN 90-76366-12-8; Verkrijg-
baar bij Het Utrechts Archief en Boek-
handel Broese, €9,-.
De gids geeft uitleg over de bronnen
met informatie over dienstregelingen,
routes en passagiers en een richtlijn
hoe het onderzoek aangepakt moet
/ereniging Oud>Utrecht
]ur\'\ 2003
-ocr page 77-
Utrechtse straatnamen 3
Nobeldwarsstraat
ste helft van de 19e eeuw de
naams Achter de Wal. Sinds 1850
werd dit straatgedeelte even-
eens Lollestraat genoemd.
Omstreeks 1875 is de straatnaam
Lollestraat veranderd in Cellebroe-
der(s)straat. In 1912 verzochten
eigenaars en bewoners van wo-
ningen in de straat de naam te
wijzigen in HIëronymusstraat,
Nobeldwarsstraat of Regout-
straat. Als reden voerden ze aan
dat 'de personen welke sedert tal
vanjaren in genoemde straat hui-
zen van ontucht exploiteerden,
deze hebben verlaten, zoodat de
straat geheel en al van dit erger-
nisgevend bedrijf gezuiverd is; dat
echter de slechte reputatie dezer
straat zooals te voorzien is, nog
lang zal blijven bestaan en de
naam der straat nog vele perso-
nen met kwade bedoelingen,
vooral buiten de stad, zal blijven
lokken; dat voorts op den naam
Cellebroedersstraat vanouds een
odium ligt... dat er nog lang op kan
blijven rusten, indien deze naam
blijft voortbestaan'. Desgevraagd
adviseerde gemeentearchivaris
Muller B&W de naam van deze
dwarsstraat van de Nobelstraat te
wijzigen in Nobeldwarsstraat,
hoewel hij van mening was dat
'de naam Cellebroedersstraat, die
de herinnering aan eene bepaalde
soort van Utrechtsche liefdadig-
heid levendig houdt, behoort te
blijven bestaan en ook niemand
aanstoot geven kan, al hebben
toevallig in deze buurt later perso-
nen van minder liefdadig gedrag
zich gevestigd'. Maar van de drie
voorgestelde straatnamen was de
benaming Nobeldwarsstraat naar
zijn mening het minst bezwaarlijk,
hoewel hij de naam nietszeggend
achtte. Hierop hebben B&W de
Cellebroedersstraat omgedoopt
tot Nobeldwarsstraat.
Erik Tigelaar is Unitleider Beeldmateriaal en
Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
Noot
1. Dit artikel is gebaseerd op het in wording
zijnde straatnamenboek voor Utrecht dat
naar verwachting zal verschijnen in 2005.
In het recente verleden streden de eigenaren van nieuwbouwwoningen aan de be-
oogde Mgr. Lagerweijhof voor de sjieker klinkende straatnaam Mariaplaats.
Ontevredenheid over de naam van de eigen straat is niets nieuws. Met name in
de periode 1860-1950 werden B. en W. bestookt met verzoeken om wijziging van
een straatnaam. Meestal vormden de negatieve associaties die de naam opriep
de reden van zo'n verzoek. Zeldzaam zijn de verzoeken om naamsverandering
vanwege de slechte reputatie van een straat.^
ErikTicelaar
ten van deze straat een klooster.
Daarom kreeg de straat de naam
Lollaertstrate, die we voor het
eerst tegenkomen in een akte uit
1399. In de eerste helft van de 15e
eeuw wordt de straat vermeld
als Lollaert(s)strate en Lollert-
straet, in de tweede helft van de
15e eeuw en in de 16e eeuw vin-
den we de variant Lollerstraet.
Weer een eeuw later is de naam
verder verbasterd tot Lollestraet.
Deze naam is lange tijd aan de
straat verbonden gebleven. In
het begin van de 17e eeuw komt
zij ook een enkele keer voor als
Lollebroedersstraet.
De zuidelijke helft van de huidige
Nobeldwarsstraat had in de eer-
De noordelijke helft van deze
straat bestond reeds in 1346 en
heette toen Zuutstrate. Deze
naam dankte zij aan het feit dat
zij was aangelegd op het zuidelij-
ke deel van het terrein dat Sint-
Janskamp werd genoemd. Glo-
baal genomen besloeg de Sint-
Janskamp het gebied aan weers-
zijden van deze Zuutstrate en de
huidige Lange Jufferstraat. Ook
in het resterende deel van de 14e
eeuw was Zuytstrate de meest
gangbare naam.
Voor 1400 bouwden de Celle-
broeders, in de Middeleeuwen
ook Lollaerts genoemd, ten wes-
De Nobeldwarsstraat
omstreeks 1955
Foto: G.I.C.A. Smilda;
Collectie beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
77
%
vereniging Oud*Utrecht
juni 200}
-ocr page 78-
Het boerenerf bedreigd
Boerderijen in de provincie Utrecht 3
' >j^p
^^^^BHk r''^^ ^i-.* »''4-^^ 'V"^ **^^^'^■V•'
sSI ti^
verre verleden waren dat vaak
niet meer dan enkele sierhees-
ters. Deze perkjes lagen veelal in
het grind of gazon.
De belangrijkste consumptieve
groenelementen waren de
moestuin en de fruitbomen in de
boomgaard. De moestuin, met
zorg onderhouden door de boe-
rin, lag dicht bij de keuken. De
groenten, aardappelen, krulden
en zachtfruit werden geteeld op
zaaibedden die van elkaar ge-
scheiden werden door aange-
stampte grondpaadjes (foto i).
Een deel van de oogst was be-
stemd voor direct gebruik, terwijl
de rest, al dan niet geconser-
veerd, werd opgeslagen. Om de
moestuin stond een haag om vee
te weren en de wind te breken. In
de loop der jaren zijn ook veel
van de moestuinen omgevormd
tot siertuin. Een fraaie tussen-
vorm is 'de versierde nutstuin'
waarin bedjes van groenten,
kruiden en bloemen elkaar af-
wisselen.
Op overhoekjes in de tuin werden
wat pruimenbomen geplant of
een notenboom, waar de bewo-
ners in de zomer onder konden
zitten zonder veel last te hebben
van muggen en vliegen. Heel ka-
rakteristiek zijn ook de kleine per-
ceeltjes nabij het erf waar de
boer hoogstamvruchtbomen
plantte, allerlei appel- en peren-
rassen met verschillende ge-
bruikstijd en eigenschappen.
Groot voordeel van hoogstam-
bomen is dat deze teeltvorm
gecombineerd kon worden met
begrazing door vee. Over meer-
voudig ruimtegebruik gesproken.
Een ander karakteristiek element
met een duidelijke functie is de
leiboom, waarvoor meestal de
linde werd gebruikt {foto 2). Eeu-
1 - Moestuin aan de Tiend-
wegin Willige Langerak
met aangestampte paadjes
Foto's Kees de Leeuw
Boerderij en erf vormden ooit een functionele
en harmonische eenheid. Door verwaarlozing
van het eigene van het boerenerf zijn inmiddels
veel monumentale boerderijen een dissonant in
eigen omgeving geworden. Een pleidooi voor in-
richting van het hoerenerf op basis van kennis
van de historie en gevoel voor identiteit.
Kees de Leeuw
Al heel lang wordt er aandacht
besteed aan de monumentale
waarde van boerderijen. Veel
van deze, voor het landelijk ge-
bied, zo karakteristieke gebou-
wen zijn terecht Rijksmonumen-
ten. Helaas betreft deze be-
schermde status in veel gevallen
slechts het hoofdgebouw, 'de
boerderij'. Te vaak staat een
prachtig gerestaureerde boerde-
rij er bij als een vlag op een mod-
derschuit bij, dissonerend in de
veranderde groene omgeving.
Een boerderij betreft het geheel
van woning en bedrijfsgebou-
wen, zeer functioneel gerang-
schikt op een daarvoor gereser-
veerd stuk grond, het erf. Ook de
niet- bebouwde delen van het
erf, waaronder de tuin en de be-
planting, hebben een duidelijke
functie. Het geheel vormt een
ensemble. De oorspronkelijk in-
deling van het erf is vaak niet
meer terug te vinden door aller-
lei invloeden van de moderne
tijd. In de Lopikerwaard is nog
een aantal zeer karakteristieke
boerderijen te vinden, gelegen in
harmoniserend groen. Door
dichtbij de oorspronkelijke be-
groeiing te blijven komt het erf
met bebouwing het beste tot
zijn recht.
Consumptief, gebruiks-
en siergroen
Eeuwenlang zijn de boerenbe-
drijven in grote mate zelfvoorzie-
nend geweest. Het grootste deel
van de beplanting had daarbij
een functie, waarbij we een on-
derscheid kunnen maken in con-
sumptief groen en overig ge-
bruiksgroen. Slechts een zeer be-
scheiden deel, vaak de ruimte
grenzend aan de openbare weg,
had een zekere sierfunctie. In het
78
-%
vereniglng Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 79-
helwit geverfde omheiningen in
plaats van puntdraad, groenblij-
vende heesters en coniferen in
plaats van sering of boerenjas-
mijn, hoge hardhouten beschoei-
ingen in plaats van een natuurlij-
ke slootkant. Deze hebben met
elkaar gemeen dat ze geen
streekeigen karakter hebben en
er daardoor voor zorgen dat het
hoofdgebouw, het monument,
een dissonant is in zijn omgeving.
Ondanks het feit dat er in toene-
mende mate belangstelling is
voor historische boerenerven,
zijn de gevaren nog legio. Na-
tuurlijk moet er ruimte zijn voor
2 - Boerderij aan de Lek-
dijk in Lopik met leibomen
wenlang fungeerde de leiboom
als natuurlijke zonnescherm
voor kelder en kaaskamer. Deze
bleven zo voldoende koel, wat
wel handig was in het pre-koel-
kasttijdperk. Ook het gebruiks-
groen was vaak multifunctio-
neel. Zo werden essenbomen bij
bruggenhoofden geplant ter ver-
steviging van de oevers, maar le-
verden ze tegelijkertijd na het
knotten eerste klas gereedschap-
stelen. Elzen of eikenhakhout
werd langs de rand van het erf
geplant en leverden niet alleen
balken en planken maar zorgden
ook voor het breken van de wind.
De vele knotwilgen langs de
sloot zorgden voor schaduw voor
het vee. Het hout was in grote
hoeveelheden nodig als brand-
stof onder andere om dagelijks
water te koken voor de reiniging
van het melkgerei. De fijne tak-
ken gooiden de boer niet achte-
loos weg, maar voerde hij aan
het jongvee. Oudere boeren be-
weren stellig dat de dieren daar
sterke botten van krijgen.
Bouwmarkt en tuincentrum
Het is niet verwonderlijk dat na
het verlies van de gebruiksfunc-
tie veel beplanting langzaam
maar zeker verdween. De bewo-
ners van de boerderij waren
maar wat blij niet meer afhanke-
lijk te zijn van dit zeer arbeidsin-
tensieve werk. Gevolg was wel
dat de oorspronkelijke Inrichting
van het boerenerf in veel geval-
len plaats moest maken vooreen
a-historisch allegaartje.
De boerderij aan de S.L van Alte-
renlaan (foto 3) in Lopik staat
vlak naast een typerend boog-
brugje. Dat soort bruggetjes wa-
ren hoog zodat je er makkelijk
onder door kon varen. De nieuwe
3 - Voorbeeld van minder
geslaagde moderne
vernieuwing
beschoeiing is naar verhouding
veel te hoog. Bij deze boerderij
zou een glooiend aflopende
slootkant een veel passender ge-
heel vormen.
De toegenomen welvaart en de
daarmee gepaard gaande invloe-
den van buitenaf hebben geleid
tot een sterke achteruitgang van
lokale verschijningsvormen. Zo-
wel veel bewoners uit de streek
als stadsmensen van buitenaf
konden de druk van bouwmarkt
en tuincentra niet aan. Schuttin-
gen in plaats van beukenhaagjes,
nieuwe ontwikkelingen, maar
dat vraagt wel om kennis van de
historie, gevoel voor identiteit en
ondersteuning bij planvorming.
Organisaties als boerderijen-
stichtingen of Landschapsbeheer
Nederland spelen daarbij een be-
langrijke rol. Een Jaar van de
Boerderij is een belangrijk mid-
del om het belang van boerderij
en erf onder de aandacht van
een breed publiek te brengen.
Kees de Leeuw is coördinator natuur en
landschap van de gemeente Lopik.
79
vereniging Oud-Utrecht
juni 2003
-ocr page 80-
in alle deelnemende tuinen en alle acti-
viteiten vermeld staan. De informatie is
ook te vinden op internet:
www.tui-
nenmaand.nl
Op internet zijn vanaf 20 juni ook alle ge-
gevens te vinden over de kerken- en kas-
telenmaanden die juli tot en met septem-
ber omvatten:
www.kastelenmaand.nl
Expositie Waterleidingmuseum
Tot eind juni is in het Nederlands Water-
leidingmuseum onder de titel'Voor's rij-
ken goed, door kunst en kracht' een ten-
toonstelling te zien van schilderijen, te-
keningen en prenten uit de collectie van
het museum. Uiteraard hebben alle
stukken, die enkele eeuwen omspannen,
betrekking op drink- en leidingwater. Op
sommige is de watertoren afgebeeld
waarin het museum gevestigd is.
De ingang van het museum bevindt zich
aan de Lauwerhof
29 in Utrecht (bij
Breedstraat en Predikherenkerkhof). Ope-
ningstijden:
75.50 tot 17.00 uur, op zater-
dag 11.00 tot 16.00, gesloten op maan-
dag. Toegang: €2,-, met korting €1,-
houders museumjaarkaart gratis.
Agenda en berichten
oproep voor kernleden
Het bestuur van de Vereniging Oud-
Utrecht is op zoel< naar leden die be-
schikken over specifieke kennis of vaar-
digheden. Regelmatig wordt de vereni-
ging benaderd met vragen over historie
of monumenten of verzoeken om on-
dersteuning op het gebied van Cul-
tureel Erfgoed. En vaak initiëren we zelf
projecten of acties waarbij bepaalde
kennis of ervaring behulpzaam kan
zijn. De vereniging kent vele leden die
vanuit hun beroep of uit interesse over
kennis beschikken die wellicht op ad
hoc basis aangesproken kan worden.
Kennis over historie, architectuur of
monumenten, juridische kennis, of
vaardigheden als lobbyen of het aan-
sturen van teams van vrijwilligers. Bent
u een lid met een specialisme en wilt u
uw kennis indien nodig inzetten voor de
vereniging? Dan kunt u zich opgeven als
kernlid. U verricht geen reguliere werk-
zaamheden, maar wordt benaderd in-
dien nodig. Voor meer informatie kunt
u contact opnemen met Monique Dir-
ven, (030) 230 00 87 (overdag) of (030)
236 8217 ('s avonds) of mailen naar oud-
utrecht@hetutrechtsarchief.nl
Voorjaarsledenvergadering
Deze vindt plaats op donderdag ig juni.
Zie voor tijd, plaats en agenda de losse
bijlage bij dit nummer.
Historisch Café
Op vrijdag 13 juni houdt Piet 't Hart, oud-
hoogleraar Utrecht Studies en kenner
van de Utrechtse geschiedenis, een kor-
te inleiding.
Het café wordt zoals altijd gehouden in 't
go Weeshuis, Domplein 16, Utrecht. Aan-
vang 17.00 uur, entree gratis.
Stadswandeling Woerden
Op zaterdag 27 juni organiseert het His-
torisch Platform in samenwerking met
Oud-Utrecht een stadswandeling door
het historisch centrum van Woerden.
De geschiedenis van Woerden gaat
2000 jaar terug; al in de Romeinse tijd
was er een fort gevestigd langs de oever
van de Vecht, als onderdeel van de Ro-
meinse verdedigingslinie. In de Middel-
eeuwen was het een belangrijke markt-
plaats, waarvan nu nog bouwkundige
getuigen zijn, zoals het fraaie Waagge-
bouw en de 14e eeuwse Petruskerk. Het
imposante kasteel aan de rand van de
stad verrees in 1410. Ook in later eeuwen
bleef Woerden een welvarende handels-
stad, wat aan de gebouwen in het cen-
trum ook nu nog duidelijk valt af te zien.
Piet Brak, amateur-historicus en kenner
van de Woerdense geschiedenis, zal ons
door de stad leiden en over haar geschie-
denis vertellen. De wandeling zal onge-
veer vijf kwartier duren en wordt afge-
sloten met koffie en gebak.
Vertrekpunt is de hoofdingang van het
Centraal Station in Woerden. De wan-
deling begint om 12 uur, duurt onge-
veer vijf kwartier en wordt afgesloten
met koffie en gebak. Kosten: €6,- (le-
den) of €7,- (niet leden). Opgeven kan
telefonisch (030) 294 76 6i of via e-
mail:
maarten_lemmens@hotmail.com
Vermeld uw naam, telefoonnummer
en aantal personen. Er is een maximum
van 20 deelnemers.
Tuin-, kerken- en kastelen-
maanden 2003
Van mei tot en met oktober vinden in
de provincie de, inmiddels traditionele,
tuinmaanden plaats. Kasteel-, beelden-,
thee- en botanische tuinen, maar ook
normaal ontoegankelijke privé-tuinen
zijn dan te bezoeken. Bovendien wor-
den er uiteenlopende activiteiten in de
tuinen georganiseerd, zoals concerten
(vooral in juli), exposities, en work-
shops. Langs verschillende particuliere
tuinen zijn fietstochten uitgezet. De
maand juni is uitgeroepen tot kinder-
tulnmaand met allerlei activiteiten
speciaal voor jonge bezoekers.
Bij alle VVV's en bibliotheken in de pro-
vincie en bij de deelnemende tuinen is
een gratis brochure verkrijgbaar waar-
Restauratie kassen Oude Hortus
Tot de oude Hortus Botanicus van de
Utrechtse Universiteit (nu onderdeel
van het Universiteitsmuseum) behoort
een complex van vijf kassen uit 1906-
1907, daarmee de oudste hortuskassen
in Nederland. De kassen zijn dringend
aan restauratie toe en daarom is het
Universiteitsmuseum op 18 mei gestart
met een actiejaar 'Bouw mee aan de
vereniging Oud>Utrecht
juni 2003
-ocr page 81-
kassen van de Oude Hortus'. Activitei-
ten die het hele jaar doorlopen zijn een
foto- en tekenwedstrijd, concerten en
(onder voorbehoud) rondleidingen.
Bezoekers van het Universiteitsmuseum
en de website (
www.museum.uu.nl)
kunnen zich op de hoogte stellen van de
restauratieplannen, de voortgang, ver-
dere activiteiten en de fondsenwerving.
Gids voor onderzoek naar
verkeer en vervoer
Opnieuw heeft Het Utrechts Archief
een gids uitgebracht die (amateur )his-
torici behulpzaam wil zijn bij hun ar-
chief- en literatuuronderzoek. Thema is
dit keer historisch onderzoek naar ver-
keer en vervoer in de provincie Utrecht.
De gids schetst in kort bestek de ont-
wikkelingen van vervoermiddelen en
verkeerstrajecten en geeft uitleg over
informatiebronnen over dienstregelin-
gen, routes en passagiers. De auteurs
D.T. Koen en J. Renes geven adviezen
over de aanpak van een onderzoek en
over het gebruik en de betrouwbaar-
heid van oude kaarten. Bij de gids is een
reproductie van een provinciekaart uit
1743 gevoegd.
De gids Wegwijzer. Gids voor historisch
onderzoek naar verkeer en vervoer in de
provincie Utrecht is voor €g,- te koop bij
Het Utrechts Archief en boekhandel
Broese. De reproductie van de kaart is
ook los te verkrijgen voor €5,-.
Bij het archief zijn ook eerder uitgegeven
onderzoeksgidsen verkrijgbaar over de
thema's genealogie, kerkgeschiedenis,
biografisch onderzoek, migranten, en
ziekte en gezondheid. De uitverkochte
gids over huizenonderzoek is digitaal te
raadplegen op
www.hetutrechtsarchief.nl
Oud- Utrecht viert 16e lustrum
Sinds 1923 zet de Vereniging Oud-Utrecht zich in voor de geschiedenis van stad en provincie
Utrecht Dit jaar bestaat de vereniging tachtig jaar. Uiteraard wordt het 16e lustrum uitge-
breid gevierd! Het programma bevat activiteiten voor leden en voor niet-leden. De festiviteiten
concentreren zich met name in het najaar. Er zijn drie programmaonderdelen: een grote ex-
cursie, een quiz over de geschiedenis van Utrecht en een heruitgave van het Panorama van
Utrecht (zie over het laatste Van de bestuurstafel).
Excursie
Op zaterdag n oktober vindt de be-
langrijkste viering van het lustrum
voor leden van Oud-Utrecht plaats.
Dan is er een bijzondere dagexcur-
sie, waarvan het thema aansluit bij
een andere herdenking: 150 jaar her-
stel van de bisschoppelijke hiërar-
chie. Hierin heeft Utrecht een be-
langrijke rol gespeeld. Niet zonder
slag of stoot kon in 1853 de eerste
bisschop sinds de 80-jarige oorlog
zijn ambt aanvaarden in de weer aan
de rooms-katholieke kerk terugge-
geven Catharijnekerk aan de Lange
Nieuwstraat. Deze dag is tevens
Stichtendag en zal ook bijgewoond
worden door een aantal geïnteres-
seerden uit het Oversticht.
De dag start in de Senaatszaal van het
Academiegebouw van de Universiteit
Utrecht aan het Domplein te Utrecht.
Twee prominente kerkhistorici, dr.
A.H.M. van Schalk en prof.dr. O. de
Jong, lichten het thema toe van ener-
zijds de rooms-katholieke en ander-
zijds de hervormde kant. Het pro-
gramma wordt voortgezet met een
korte wandeling naar Paushuize, waar
in de Spiegelzaal de lunch genoten zal
worden. Na de lunch volgt een bezoek
aan de tentoonstelling Pracht en Praal
van de Paus
in Museum Catharijne-
convent. Deze expositie toont zo'n
honderd unieke Vaticaanse schatten,
die voor het eerst buiten het Vaticaan
getoond worden en nog nooit eerder
voor het publiek toegankelijk waren.
Een feestelijke borrel in de Pieterskerk
sluit de dag af.
De dag bevat ook nog enkele verras-
singen. In het tijdschrift van augus-
tus volgt meer informatie over
plaatsen en tijden en aanmelden
voor deelname.
Grote Geschiedenisquiz
Oud-Utrecht stelt zich al tachtig jaar
ten doel de belangstelling voor de
geschiedenis van stad en provincie
Utrecht te stimuleren. Tijdens de lus-
trumviering wordt deze doelstelling
tot uitdrukking gebracht door de or-
ganisatie van een quiz over de ge-
schiedenis van Utrecht. Alle inwo-
ners van de provincie kunnen deelne-
men. De quiz wordt georganiseerd in
samenwerking met het Utrechts Mo-
numentenfonds, dat dit jaar zijn 70-
jarig bestaan viert. Meer informatie
volgt in het augustusnummer en op
de website.
Colofon
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Druk: PlantIjnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht
Tweemaandelijkstijdschrift, 76e jaargang nr. 3,
juni 2003 / ISSN 1380-7137
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: P. Blok
Secretariaat: T. Wiimer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00
internet: www.oud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchief.nl
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,- /
bedrijven €50,-.
Contributie- en ledenadministratie: Postbanknr. 575520,
Utrecht
Redactie: B. van den Hoven van Genderen, K. van Vliet,
M. van Ueshout (eindredactie), M. van Oudheusden, J. Pen-
nings, P. Rhoen, B. van Santen, M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 4/2003:20 juni
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg, 35J2 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur. maurice.van.lieshout@hccnetnl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
81
vereniging Oud>Utrecht
juni 200S
-ocr page 82-
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
U kiest uw huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
J^-^ _
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
Ü^'X
BpSi^S^^^^f^
^,^ ^'
^B£|^^i»t|^^BIli
Tl
i^4^t^B|
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
www.hermans-schuttevaer.nl
•^>^y^;
' .^ ^:::-4^-4W,
PlantijnCasparie
-^utrecht
Prepublishing j Drukwerk j Direct marketing
ww.plantijncasparie.nl
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-voi-
le informatie op.
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijlc meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden,
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
BON VOOR GRATIS WAARDE-ÏNDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:     ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Pkats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht. Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
H3
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrechtê'era.nl
Internet:
www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 83-
Il 1/
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
i ; Aan- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
• Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
Muus &
IJzerman
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3508 SB Utrecht T 030 - 234 00 08 www.muus-ijzerman.nl
ffl #
NVM ^f<^
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
w w w. beaufort-bogaard. nl/info @ beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 84-
Onder meer:
  Het vervaardigen van contracten op diverse
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
  Het verlenen van advies én bijstand op deze
rechtsgebieden
  Behandeling én overname van incasso's
venen
bedrijfsjuristen
MrJ.C.V. Geenen
Kantooradres
Hooghiemstraplein 132
3514 AZ Utrecht
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
1030-273 60 62
f 030-233 45 95
jcvgeenen@geenenbedrijfsjuristen.nl
www.geenenbedrijfsjuristen.nl
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Julhe zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzw/aaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
-ocr page 85-
c^2> <^r 1/ ^^
. Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
-ocr page 86-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 351 1 KP Utrecht
T. ()3()-23352()0 * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i^
oAiliyKlnJN
&9LISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 87-
f^c
r
Open, dichty open
Over enkele jaren moet de Catharijnebaan weer singel zijn, waarmee de demping van dertig jaar ge-
leden ongedaan gemaakt is. Het is voorlopig slechts de laatste fase in een geschiedenis van negen
eeuw graven, dempen en doorbreken van de Utrechtse singels.
'Verraden en verlaten^
Twee maal vervulde Jan van Gilse een hoofdrol in de Utrechtse muziekgeschiedenis. Twee
maal keerde hij de stad verbitterd de rug toe. Twee maal - ah dirigent van het Utrechtsch
Stedelijk Orkest (19171922) en als directeur van het conservatorium (1933-1937) - liepen
zijn ambities stuk op een kleinsteedse belangenstrijd en weinig competente bestuurders. Nu
is er een initiatief om Van Gilse in Utrecht alsnog de eer te geven die hem toekomt.
Lustrumfeest
op 11 oktober wordt met een uitgebreid programma gevierd dat de Vereniging Oud- Utrecht 80 jaar bestaat
■■■■HHBBi^HHHHaiHHHH
Van de bestuurstafel
Cultureel Elfgoed
Het herwonnen water
Een beknopte geschiedenis van de Utrechtse singels
Utrechtse straatnamen 4: Zakkendragerssteeg
'De nette mensch blijft voor mij een absoluut probleem'
De dramatische Utrechtse Ja ren van Jan van Gilse
Literatuursignalement
Een tweezijdig lint van boerderijen
Boerderijen in de provincie Utrecht 4
Agenda en berichten
Hans Zijlstra
Erik Tigeiaar
Maurice van Lieshout
Ingrid de Wit
vereniging Oud Utrecht
augustus 2i
-ocr page 88-
Van de bestuurstafel
Was u er maar geweest!
P.A. Blok, voorzitter
Indien u deze rubriek af en toe
leest, zult u zich wellicht afvra-
gen of het bestuur van uw ver-
eniging door de hitte bevangen
Is. Want het opschrift hierbo-
ven lijkt niet bepaald aardig be-
doeld. Toch, wie deze rubriek
echt pleegt te lezen, zal er zon-
der meer vanuit gaan dat het
opschrift zeker niet overdrach-
telijk, maar letterlijk is bedoeld.
Immers, heel vaak is het belang
van meer leden in deze rubriek
bepleit en is u verzocht leden te
werven. Nee, de intentie is dui-
delijk. Bedoeld is tot uitdruk-
king te brengen dat het jammer
is dat leden een bepaalde bij-
eenkomst hebben gemist.
Ik doel dan op de ledenvergade-
ring van 19 juni. Niet dat die
slecht werd bezocht, helemaal
niet. Ruim 80 leden gaven acte
de présence en dat is - gelukkig -
het gebruikelijke aantal van de
laatste jaren. Maar het was zo'n
plezierige avond dat tegen die
achtergrond het opschrift boven
deze rubriek is komen te staan.
Allereerst deed de ontvangst
mij denken aan een congres. Bij
de entree stonden achter een
balie een meneer en mevrouw
die op hun laptop nagingen of
degenen die zich meldden wel
leden waren. Dat waren de heer
en mevrouw Bosch-Everaerd
die onze ledenadministratie en
alles wat daarmee samenhangt
verzorgen. Zij zijn de zwager en
schoonzuster van onze helaas
gg overleden penningmeester, de
heer Kroes. Overigens was om
zo'n check gevraagd door For-
tis, omwille van de veiligheid.
Per slot van rekening is Fortis
naast een verzekeraar en vast-
goedbedrijf ook een bank. De
directie van Fortis Vastgoed
was onze gastheer.
Verder verliep de ledenvergade-
ring in het schitterende audi-
torium opgewekt en in een goe-
de sfeer. Bij de mededelingen
uit de vereniging werd onder
andere gemeld dat voor het
Panorama van Utrecht, uitge-
geven door SPOU en GUSTO ter
gelegenheid van ons 80-jarig
bestaan, grote belangstelling
bestaat, ja dat het een dave-
rend succes is. Veel boekhande-
laren waren in twee weken al
uitverkocht en tot een herdruk
van 1.000 exemplaren is reeds
besloten. Dat aan dit succes
onze vrijwilligers in belangrijke
mate hebben bijgedragen door
het plakken voor hun rekening
te nemen en zo de verkoopprijs
laag te houden, vermeld ik
graag nog eens met nadruk.
Toen sommige plakkers te ho-
ren kregen dat voor de herdruk
geen beroep meer op hen zou
worden gedaan, steeg een ge-
mor op. Zij zouden die i.ooo
boekjes best nog even geplakt
willen hebben. Dat zijn nog
eens leden! Beide uitgevers en
met name de heer Hogervorst
hebben ervoor gezorgd dat het
boekje veel publiciteit heeft ge-
kregen, waarbij onze vereni-
ging nadrukkelijk zeer positief
was betrokken. Wij zijn de uit-
gevers erkentelijk.
Na de vergadering volgde de
uitreiking van de Oud-Utrecht-
prijs. Het artikel van de prijs-
winnaar, de heer Alberts, droeg
als titel 'De stedelijke financiën
van Amersfoort in de 15e eeuw',
een onderwerp dat niet op
voorhand bij alle aanwezigen
de sluizen der begeerte open-
zette om meer daarover te we-
ten te komen. Maar wat een
leuk verhaal hield de prijswin-
naar. Het beeld van een middel-
eeuwse stadsrekening transcri-
berende heer Alberts onder een
parasol aan de Costa Brava te-
midden van medezonnebaders
maar met gans andere lectuur
zal velen bijblijven. Dat geldt
ook voor de verrassende verkla-
ring dat in zijn belangstelling
voor bier zijn primaire motive-
ring gelegen was. Dat hij toe-
zegde dat we nog meer van
hem zullen horen, belooft veel.
En dan was er nog de rondlei-
ding met de vele kunstwerken,
waaronder een groot raam van
Karel Appel. De reis per buiten-
lift naar de 16e verdieping leek
als je ernaar keek op de lance-
ring vanaf Cape Canaveral,
maar was in die lift zijnde goed
te doorstaan. Vandaar was het
uitzicht fantastisch, vooral ook
bij de vallende duisternis. Ook
was het heel boeiend de discus-
sies aan te horen als weer een
silhouet werd herkend en van-
daar verder werd gegaan met
het determineren van belang-
rijke bouwwerken, zoals de
nieuwe Prins Clausbrug.
De avond eindigde met een ge-
zellig samenzijn met een hapje
en een drankje. Dat verliep bij-
zonder geanimeerd en had wel
wat weg van een familiereünie.
Ook de vrijwilligers van Fortis,
die ons rondleidden, vonden
het een fijne avond met een
zeer geïnteresseerd publiek.
Twee van de drie zijn inmiddels
lid van Oud-Utrecht geworden.
Ik hoop dat ik, na de lustrum-
viering en de najaarsledenver-
gadering, als opschrift boven de
rubriek in het Tijdschrift van fe-
bruari 2004 zal kunnen schrij-
ven: 'Fijn, u bent er geweest'.
/
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2003
-ocr page 89-
Cultureel Erfgoed
Alvast beginnen - of gewoon doorgaan
JACOUELIEN VrOEMEN
Ik vind het bijzonder aardig dat
de omstandigheden mij, voor
dit laatste erfgoedstukje, in de
gelegenheid stellen terug te
blikken op mijn begindagen bij
de vereniging. De recente hoog-
bouwpiannen van de gemeente,
onder andere in het Stationsge-
bied, gaven mij aanleiding in
mappen en ordners uit de vori-
ge eeuw te duiken. Het was mei
1997. Een spannende tijd, voor
een erfgoed hoeder. 'Iedereen'
liep te hoop tegen de plannen
van stedenbouwkundige Riek
Bakker om een kantoortoren
van maar liefst 140 meter hoog
te bouwen in het te vernieuwen
stationsgebied. Oud-Utrecht or-
ganiseerde het debat 'Mag je
hoger bouwen dan de Dom?' -
de Dom is, voor wie het nog niet
weet, 112 meter hoog.
Er waren wel enkele voorstan-
ders: Utrecht moest maar eens
durven, vonden zij, en het min-
derwaardigheidscomplex van
uit de krachten gegroeide pro-
vinciestad van zich afschudden.
Maar de meesten waren fel te-
gen de 'monstrueuze kantoor-
kolos', die het uitzicht op de
Dom zou ontnemen en de sky-
line
van Utrecht voorgoed ver-
pesten. Voorbeelden uit het ver-
leden, 'waar nu iedereen spijt
van heeft', waren er genoeg.
Denk aan de Neudeflat in het
centrum (62 meter) en het VSB-
gebouw (nu Fortis) in Rijns-
weerd (87 meter).
Het stadsbestuur schrapte de
ambitieuze toren uit de UCP-
plannen en vervolgens lag het
UCP - in ieder geval voor de bui-
tenwacht - helemaal stil. In
1998 beloofde de gemeente met
een hoogbouw-nota te komen.
In die nota zou, kort gezegd,
moeten staan hoe boogje waar
fenis aardig op de kaart weten
te zetten, samen met al die an-
deren die het park aan het hart
gaat. Of dat gaat helpen bij het
voorkomen van de bouw van
een parkeergarage onder het Lu-
casbolwerk, zal de tijd leren. In-
tussen is de gemeente ook hier
doodleuk 'alvast begonnen' (of
gewoon doorgegaan), in dit ge-
val met de voorbereidende
werkzaamheden voor het ver-
plaatsen van de (deels monu-
mentale) bomen die de geplan-
de parkeergarage in de weg zul-
len staan. Terwijl de raad haar
goedkeuring nog niet gegeven
heeft aan het herinrichtingsplan
en er volgens de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg nog vele
kritische noten te kraken zijn.
Als de plannen straks echt door-
gaan is het nu al verplaatsklaar
maken van de bomen natuurlijk
nodig. Maar waarom zijn omwo-
nenden en andere belangheb-
benden toch weer zo laat geïn-
formeerd? Om de te verwachten
protesten voor te zijn en ieder-
een voor een voldongen feit te
plaatsen? Met deze 'werkwijze'
worden wij zo vaak geconfron-
teerd, ik schreef er al eerder over
in verband met de plannen voor
het Ledig Erf, dat het welhaast
op een bewuste tactiek van de
plannenmakers lijkt. Laten we
hopen dat dat toch niet zo is.
Hierbij dank ik de Vereniging
Oud-Utrecht die mij in staat
heeft gesteld om mij op vele ma-
nieren in te zetten voor Utrechts
erfgoed, en iedereen die samen
met mij heeft gewerkt aan het
behoud ervan. Mijn opvolger
voor de portefeuille cultureel erf-
goed wens ik niet alleen veel suc-
ces, maar vooral ook veel plezier.
Reacties graag naar de secretaris
van deze vereniging.
mag bouwen en waarom. Hier-
bij hoort onder andere een ver-
handeling over zichtlijnen - de
Dom domineert, als het goed is
(of niet?), het silhouet van de
stad. De nota is er nog niet,
maar het schijnt er eind dit jaar
toch van te komen.
De Commissie Cultureel Erfgoed
maakt zich intussen wel een
beetje zorgen. Zolang er geen
samenhangende visie is op
hoogbouw in Utrecht, kun je de
plannen die op het moment
ontwikkeld worden hier ook
niet aan toetsen. Mag bijvoor-
beeld de Rabobank haar hoofd-
kantoor gaan uitbreiden met
een toren van 105 meter hoog-
te? En dan het Stationsgebied.
Dit krijgt volgens de op 24 juni
gepresenteerde plannen 'torens
van 80 meter en hoger'. Hoe
veel hoger? Op de impressie uit
het Masterplan zien we 'een
slanke toren', die net zo hoog is
als de Domtoren(!). Slik. Mag
dat nu ineens wel?
De Vereniging Oud-Utrecht is
niet principieel tegen iedere
vorm van hoogbouw in de stad.
Wij zijn geen kloostermoppen-
brigade die elke vorm van ver-
nieuwing wil tegenhouden.
Maar het lijkt ons wel verstan-
dig om met zulke uitgebreide
hoogbouwplannen te wachten
tot er inderdaad een afgewogen
standpunt Is ontwikkeld op
hoogbouw in de stad.
Ik had graag gezien dat de
Utrechters zich over het Singel-
plantsoen net zo druk gemaakt
hadden als over het uitzicht op
de Dom. Daar heb ik me in ver-
gist. De middeleeuwse toren is
hen duidelijk dierbaarder dan
het ige-eeuwse park. Toch heb-
ben we Zochers waardevolle er-
89
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2003
-ocr page 90-
Het herwonnen water
Een beknopte geschiedenis van de Utrechtse singels
Eindelijk is het zover. Er zit weer water in het gedempte stuk singel tussen de
Bemuurde Weerd en het Paardenveld. En ook de Catharijnebaan zal over niet
al te lange tijd tot het verleden behoren. Bijna dertig jaar na dato wordt het
dempen ongedaan gemaakt. Een beknopte historie van veranderde functies
van en visies op de Utrechtse singels.
aanlegsteigers bij het Paarden-
veld zo druk dat schepen uren
moesten wachten voor zij hun
lading groenten konden lossen.
Verderop vormde de Oude-
gracht een belangrijke aan- en
afvoerroute. De werfkelders
dienden voor de opslag van de
goederen. Begin 19e eeuw wa-
ren aan de grachten nog talloze
bedrijven en instellingen geves-
tigd, zoals leerlooierijen, steen-
houwerijen, pottenbakkerijen,
bierbrouwerijen, ziekenhuizen
en kazernes. Aan de Ganzen-
markt bevond zich de stads-
kraan waarmee de goederen op
de kade werden getakeld. Pas in
1843 verhuisde de kraan naar de
Bemuurde Weerd, zodat het
overladen buiten de Weerdpoort
en dus buiten de oude binnen-
stad plaatsvond.
Ook de Catharijnesingel was een
belangrijke vaarweg. De singel
maakte deel uit van een handels-
route die van Keulen via de Rijn,
de Leidsche Rijn, de Catharijne-
singel en de Vecht naar Amster-
dam liep. Deze route werd onder
andere gebruikt om grote hout-
vlotten van Keulen naar Amster-
Hans Zijlstra
Met de heropening van de
Weerdsingel komt voorlopig een
einde aan een discussie die zo-
wel de gemeente als de Utrecht-
se bevolking decennialang heeft
beziggehouden. Vanaf de jaren
vijftig hielden voor- en tegen-
standers van demping en asfal-
tering elkaar jarenlang in de
houdgreep. Kort na de demping
van het westelijke singelgedeel-
te, voltooid in 1970, klonken al
de eerste geluiden om herope-
ning. De voorstanders van dem-
ping benadrukten vooral de eco-
nomische voorspoed die het de
stad zou brengen, de tegenstan-
ders wezen vooral op het verlies
aan monumenten en natuur-
schoon. Aan de discussie van
toen gaat bijna duizend jaar sin-
gelgeschiedenis vooraf. Die laat
zien dat de functie en betekenis
van de singels en andere
Utrechtse binnenwateren steeds
veranderd is. De recente dem-
ping en de nieuwe ontgraving
zijn voorlopig de laatste hoofd-
stukken in dat verhaal.
Transport over water
Net als andere steden beschikte
ook Utrecht van oudsher over
een stelsel van binnenwateren.
Vanaf de Middeleeuwen vormde
het water in feite de belangrijk-
ste transportweg in en naar de
stad. Tijdens de jaarmarkten, die
al rond noo werden gehouden,
was het op en langs het water
een drukte van belang.
De vele markten in de stad, on-
der andere op het Vredenburg en
het Paardenveld, werden groten-
deels over het water bevoorraad.
Tot rond 1900 was het rond de
90
verenlglng Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 91-
dam te transporteren. De zoge-
naamde Keulse Vaart had echter
als nadeel dat de schippers on-
derweg veel tolgelden moesten
betalen. Bovendien belemmer-
den de vele bochten in de Vecht
een snelle voortgang. Goederen-
keer zijn dat een Utrechtse be-
stuurder grootse plannen be-
raamde om de economie van de
stad op peil te houden.
Moreelse stelde voor om in wes-
telijke richting enkele grachten
en kanalen te graven en de stad
men daar nog eens vijf aarden
bolwerken bij, waaronder het
Lepelenburg en Wolvenburg,
waar zich tegenwoordig de ge-
vangenis bevindt. Eind 17e eeuw
was de stad volledig omwald en
door bastions omgeven.
Gezicht op de Catharijne-
singel met links het nog
bestaande pand aan Het
Vredenburgwaarnu
Stajfhorst is gevestigd
Fragment van het
Panorama in 1859
uitgegeven door drukker
P. W. van de Weijer
Collectie Beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
De plannen van Moreelse
Al in de 17e eeuw gingen er stem-
men op om deze gordel te door-
breken. In 1664 ontwierp de
toenmalige burgemeester Hen-
drik Moreelse een plan voor uit-
breiding van de stad. Niet alleen
was de omgeving van de Oude-
gracht zo langzamerhand volge-
bouwd, maar, zo betoogde Mo-
reelse, stadsuitbreiding was
vooral van belang voor de
Utrechtse handel en daarmee de
welvaart. Het zou niet de laatste
verkeer met Leiden verliep via de
Leidsche Rijn, een in de 17e eeuw
gegraven kanaal. Daarnaast had-
den de Kromme Rijn en de Vaart-
sche Rijn tot ver in de 19e eeuw
betekenis als aanvoerroutes over
het water. Langs deze routes be-
vonden zich onder andere steen-
fabrieken, houtzagerijen en ho-
veniersterreinen.
Besloten binnen de singel
De Singel of Stadsbuitengracht
was begin 12e eeuw gegraven en
maakte oorspronkelijk deel uit
van de verdedigingswerken rond
de stad. Vier poorten vormden
de entree tot de stad: de Weerd-
poort, de Wittevrouwenpoort,
de Tolsteegpoort en de Catharij-
nepoort. Er bevonden zich verde-
digingstorens onder andere bij
de latere Bijlhouwersstraat, de
Bijlhouwerstoren, en ter hoogte
van de huidige Lange Smee-
straat: de Smeetoren. In de i6e
eeuw volgde de aanleg van vier
stenen bolwerken, Zonnenburg,
Manenburg en Sterrenburg aan
de zuidkant van de stad en Mor-
genster aan de noordkant. Te-
gen het eind van die eeuw kwa-
'uit te leggen' tot een symme-
trisch geheel. Zijn plannen wa-
ren zeer ambitieus en kwamen
in feite neer op een verdubbe-
ling van het bebouwde opper-
vlak. Uiteindelijk werd slechts
een klein deel uitgevoerd. Er
werden drie kanalen gegraven
evenwijdig aan de Catharijne-
singel en drie kanalen loodrecht
op de singel. Van de geplande
bouw van herenhuizen met aan-
zienlijke stukken land langs deze
kanalen kwam echter niets te-
Uitbreidingsplan van
Hendrik Moreelse
Manuscriptkaart door
H. Ruysch, 1664
Collectie Beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
91
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 92-
in Utrecht deed hij in bouwkun-
dig opzicht van zich spreken. Een
deel van de oorspronkelijke sin-
gelbebouwing hebben wij aan
hem te danken. Zocher had in Pa-
rijs gestudeerd aan de Ecole des
Beaux Arts
en hij verloochende
zijn Franse leermeesters niet. Hij
was doorkneed in de neo-classi-
cistische architectuur en pleister-
de er lustig op los. Dat is nog te
zien aan enkele door hem rond
1840 ontworpen statige heren-
huizen aan de Van Asch van Wlj-
ckskade. De huizen waren be-
doeld als organisch onderdeel
van het hele singelproject, dat
zowel huizenbouw als herinrich-
tingvan de bolwerken omvatte.
Engelse landschapsstijl
Het totale singelproject besloeg
een periode van bijna 42 jaren.
Tussen 1830 en 1872 werden vrij-
wel de gehele stadsmuur en de
laatst overgebleven stadspoor-
ten gesloopt. Ook de door Paulus
Moreelse, de vader van Hendrik,
ontworpen Wittevrouwenpoort
sneuvelde. Het gebouw zat het
verkeer richting de drukker wor-
dende Blitse Steenweg teveel in
de weg. Van de stadsmuur ble-
ven slechts enkele fragmenten
bewaard, zoals de deels in de
omwalling verscholen bogen bij
het Lucas Bolwerk. Die werden
gehandhaafd als romantisch ele-
ment in het toekomstige singel-
park. De grachten die de bolwer-
ken van de stad scheidden wer-
den gedempt. Omdat de eige-
naars onteigend moesten wor-
den, duurde het jaren voordat de
bolwerken zelf konden worden
afgegraven. Het bolwerk Lepe-
lenburg kon pas in 1859 tot park
worden omgevormd.
Volgens het plan dat Zocher in
1829 aan de gemeenteraad voor-
legde, was de oostelijke helft van
de singel, van Wittevrouwen-
poort tot Mariaplaats, bestemd
als park. Aan de noord- en de
westzijde moest ruimte komen
voor economische activiteiten,
onder andere door het aanleg-
gen van kades bij de aansluiting
Handelsactiviteit aan de recht. Het idee om rijke handela-
Oudegracht, ca. 1890 ren naar de stad te trekken bleef
Collectie Beeldmateriaal dan ook grotendeels in goede
Het Utrechts Archief bedoelingen Steken. Tegen-
woordig rest ons nog de tussen
station en Croeselaan verborgen
Kruisvaart als stille getuige van
de plannen van Moreelse.
'Uitbreiding en verfraaiing'
Het verval van de Middeleeuwse
verdedigingswerken en de be-
hoefte aan stadsuitbreiding leid-
den eind i8e eeuw tot de roep
om afbraak van de stadsmuren.
De ruimte binnen de omwalling
was grotendeels volgebouwd.
Bovendien was de militaire be-
tekenis van de verdedigingswer-
ken achterhaald, met name door
de aanleg van de forten van de
Nieuwe Hollandse Waterlinie,
zoals Fort De Bilt en Fort Rhij-
nauwen. Tegelijkertijd drong de
stedelijke burgerij aan op ver-
fraaiing van de stadsrand en ver-
ruiming van het uitzicht. Een en
ander leidde tot de eerste 'ingrij-
pende stadsvernieuwing', onder
het bewind van burgemeester
Van Asch van Wijck in de jaren
1827-1839. Hij stelde een Com-
missie tot Uitbreiding en Ver-
fraaiing der Stad Utrecht
in die
een plan moest ontwikkelen
voor meer woningbouw, een
mooier aanzien van de stad en
stimulering van de handel. De
geest van Moreelse was niet ver
weg. De verfraaiing van de stad
was het extra lokkertje om rijke
handelaren te verleiden zich in
Utrecht te vestigen.
In 1829 werd een begin gemaakt
met de sloop van de stadsmuren
en de aanleg van plantsoenen op
de plaats van de verdedigings-
werken. Daarmee kregen de sin-
gels deels reeds het uiterlijk dat
wij tot op vandaag kennen: een
wandelpark met bomen en
bankjes. De architect achter deze
transformatie was de Haarlem-
mer Jan David Zocher.
Zocher is vooral bekend gewor-
den door de aanleg van stadspar-
ken, zoals het Vondelpark in Am-
sterdam. Hij maakte plannen ter
verfraaiing van de omwalling
van Haarlem, Alkmaar en Amers-
foort en voerde die plannen voor
een deel ook zelf uit. Daarnaast
was hij werkzaam als architect
en in die functie onder andere
verantwoordelijk voor de bouw
van de Amsterdamse Koopmans-
beurs, op de plek van de tegen-
woordige Beurs van Berlage. Ook
92
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2003
-ocr page 93-
die kant ging de stad zich vanaf
1840 overigens wel op grote
schaal uitbreiden. De welgestel-
de Utrechters die de drukte, het
lawaai en de stank in de oude
stad wilden ontvluchten bouw-
den villa's en herenhuizen in de
langrijk deel van deze oorspron-
kelijke bebouwing bewaard ge-
bleven. De door de afbraak van
de omwalling vrijgekomen
ruimte was deels benut om
openbare gebouwen neer te
zetten, zoals universiteitsge-
van de WeerdsingeJ op de Vecht.
Bij de parl<aanleg kon Zocher
voor een deel voortborduren op
reeds bestaande mogelijkheden,
want op de bolwerken waren
sinds de 17e eeuw al zogenaam-
de 'wandelingen'. De gegoede
burgerij had vanaf deze 'officieu-
ze' wandelroutes, dankzij het
kunstmatige hoogteverschil, een
goed zicht op het platteland aan
de overzijde van de singel.
De omvang van Zochers plannen
en de wijze waarop zij werden
uitgevoerd, waren zeker voor
Utrechtse begrippen echter ge-
heel nieuw. Voor de parkaanleg
op de geslechte wallen maakte
Zocher gebruik van de zoge-
naamde Engelse landschapsstijl,
een romantisch geheel van
boomgroepen, waterpartijen en
heuveltjes. Die stijl vormde een
contrast met de geometrische
Franse tuinarchitectuur. Door
het gebruik van verschillende
landschapselementen ontston-
den verrassende doorkijkjes en
veranderde de omwalling com-
pleet van gedaante. Het park
sloot aan bij de agrarische omge-
ving, zodat stad en land naad-
loos in elkaar overgingen.
Hoewel Zocher de singel als ge-
heel aanpakte, richtte hij een
groot deel van zijn energie op de
oostzijde: het gedeelte van de
Wittevrouwensingel van het Lu-
cas Bolwerk tot de Bemuurde
Weerd, de Tolsteegsingel en het
oostelijk deel van de Catharijne-
singel. Door de reeds bestaande
'wandelingen' en de geringere
bebouwing was het eenvoudi-
ger om de oostelijke singelhelft
om te vormen tot een park. Aan
buurt van de Maliebaan, die tot
dan toe in landelijk gebied lag.
Aan de west- en de noordzijde
van de stad bevond zich van-
ouds meer bedrijvigheid.
Op een door P.W. van de Weijer
gedrukt panorama uit 1859 (on-
langs heruitgegeven) is in grote
lijnen te zien hoe de singel er na
de ingrepen van Zocher uitzag.
Op de litho's is de huidige Van
Asch van Wijckskade goed te
herkennen. Het beeld van de sin-
gelbebouwing ter hoogte van
het huidige Centraal Museum en
de Fundatie van Renswoude is in
essentie gehandhaafd. Bij de
Wittevrouwenbrug zijn een dou-
anehuis, de in 1829 gebouwde
Willemskazerne en de gevange-
nis op het Wolvenplein te zien.
Andere singelgedeelten zijn voor
de moderne kijker echter onher-
kenbaar veranderd, zoals de be-
bouwing op het Paardenveld. De
stad lag rond 1850 nog groten-
deels binnen de begrenzing van
de singel. Het panorama maakt
duidelijk dat het een illusie is om
de singel terug te willen brengen
in de oorspronkelijk door Zocher
bedoelde vorm.
Rond 1900 was het aanzien van
de singels reeds aan verande-
ring onderhevig. De bebouwing
langs de singels, met name wo-
ningbouw, was vrijwel voltooid.
Langs de Catharijnesingel en de
Tolsteegsingel is nog een be-
bouwen en een gevangenis. Zo
verrees in 1877 ter hoogte van
het Ledig Erf het Fysisch Labora-
torium en werd in 1856 op het
bolwerk Wolvenburg de nog be-
staande gevangenis voltooid.
Daarnaast breidde de stad zich
aan meerdere kanten buiten de
stadsbuitengracht uit, met
name in oostelijke richting. Eind
ige eeuw waren de rijken gevor-
derd tot de Ramstraat en de Em-
malaan. In 1898 werd het Wil-
helminapark aangelegd. De sin-
gel vormde niet langer de be-
grenzing van de stad, maar
werd meer en meer een stads-
park. De relatie tussen het park
en de agrarische omgeving was
rond de eeuwwisseling reeds
volkomen verdwenen.
Voorrang voor autoverkeer
Het dempen van grachten begon
in ons land in de 19e eeuw. In ste-
den als Rotterdam en Amster-
dam werden diverse grachten
volgestort en verdedigingswer-
ken afgegraven. De redenen voor
het dempen waren divers. Het
belang van de vaarroutes nam
af, de omwallingen hadden als
verdedigingsmiddel hun langste
tijd gehad, de bolwerken zaten
stadsuitbreiding in de weg en
het water in en rond de oude bin-
nensteden verspreidde een on-
draaglijke stank. Utrecht was de
enige grotere stad die zowel de
Gezicht op de Maliesingel
met de nog bestaande
Maliebrug en rechts het
voormalig bolwerk
Lepelenburg
Fragment uit Panorama
de Weijer 1859
Collectie Beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
93
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 94-
zich hier en daar genoodzaakt
zag om maatregelen te nemen,
zoals de aanleg van de tweede
Catharijnebrug. Elders in het land
gingen gemeentebesturen al tot
verdergaande ingrepen over.
De verkeersdrukte op het Am-
sterdamse Rokin begin jaren
dertig leidde in 1936 tot dem-
ping. In Utrecht zou de verkeers-
drukte pas in de jaren vijftig zo-
danig toenemen dat de cingul-
um een knellende gordel begon
te worden.
In 1954 presenteerde de gemeen-
te voor het eerst een stedelijk
structuurplan. Dat was in eerste
instantie bedoeld als antwoord
op de bevolkingsgroei. Het ge-
meentebestuur moest een oplos-
sing zoeken voor de woningnood
én voor de toegenomen ver-
keersdrukte. Het autobezit nam
tussen 1954 en 1956 met bijna 38
procent toe (van 29 naar 40 au-
to's per 1.000 inwoners). Het ge-
brek aan woningen werd met
name in de jaren na 1950 aange-
pakt door de bouw van groot-
schalige nieuwe wijken als Kana-
leneiland en Overvecht, en door
de aanpassing van bestaande
wijken als Hoograven. De oplos-
sing van het verkeersprobleem
was nauw met de bevolkingstoe-
name verbonden. Kernpunt was
de bereikbaarheid van de oude
binnenstad.
Utrecht was vanouds een regio-
naal handels- en winkelknoop-
punt, maar door de trek van de
welgesteldere inwoners naar de
dorpen in de omgeving dreigde
de stad een deel van haar aan-
trekkingskracht te verliezen. Het
gemeentebestuur besloot de
vraag hoe de binnenstad uit eco-
nomisch oogpunt aantrekkelijk
te houden voor te leggen aan
een adviseur, de Duitse verkeers-
kundige Feuchtinger. Hij kreeg in
1956 opdracht om een verkeers-
plan te maken als uitvloeisel van
het twee jaar daarvoor vastge-
stelde stedelijk structuurplan.
Zelden hebben de plannen van
een adviseur zoveel tegenstrijdi-
ge reacties opgeroepen.
Feuchtinger benaderde het pro-
bleem van de bereikbaarheid van
de stad geheel vanuit de optiek
van het verkeer. Zijn oplossing
was tamelijk radicaal: demping
van de volledige singel en aanleg
van een rondweg rond de bin-
nenstad. Zijn plannen behelsden
meer dan deze rondweg, maar
waren zo ingrijpend dat ze in la-
tere jaren volledig met het idee
van de demping zijn vereenzel-
vigd. De gemeenteraad was het
overigens in grote lijnen met
hem eens, al werd na de presen-
tatie van zijn rapport direct ge-
opperd dat het verkeersplan wel
in een nog op te stellen steden-
bouwkundig plan moest passen.
Ingrijpen van rijksoverheid
Hoewel er een flinke discussie
ontstond - dempen of niet -, was
het aan de landelijke overheid te
danken dat het niet tot volledige
demping kwam. De gemeente-
raad had het plan Feuchtinger in
1959 al op hoofdlijnen aangeno-
men. Ingenieur Kuyper kreeg de
opdracht om het plan Feuchtin-
ger op zijn stedenbouwkundige
merites te beoordelen en advi-
seerde vervolgens om de hele
noordkant en een deel van de
westelijke singelloop te dempen.
Kort daarna werden eerst de bol-
werken en de omwalling op de
monumentenlijst geplaatst, en
in 1966 verbood minister Klompé
van het toenmalige ministerie
van Cultuur, Recreatie en Maat-
schappelijk Werk het dempen
van een deel van de singel. Van
de Weerdsluis tot de Mariaplaats
mocht gedempt worden, de rest
niet. En zo geschiedde. Ondanks
forse protesten werd in 1968 be-
gonnen met de demping van het
westelijk singelgedeelte.
De demping van de singel maak-
te deel uit van een groter plan
om de Utrechtse binnenstad aan
te passen aan de eisen van de
moderne tijd. De planvorming
rond de bouw van het winkel-
centrum. Hoog Catharijne be-
vond zich reeds in een vergevor-
derd stadium. In 1962 lanceerde
bolwerl<en, die reeds in de i8e
eeuw een vervallen indruk maak-
ten, als de singel of stadsbuiten-
gracht ongemoeid liet.
Ook in Utrecht veranderde de
functie van het water door de
economische ontwikkelingen. De
industriële ontwikkeling van de
stad raakte rond i88o in een
stroomversnelling, zodat ingre-
pen nodig waren om de aanvoer
van grondstoffen te regelen. De
Catharijnesingel vormde niet
langer een doorgaande route.
Met de opening van het Merwe-
dekanaal In 1892 was de Keulse
Vaart in één klap overbodig ge-
worden. Door toenemende con-
currentie van elders en door de
komst van de spoorwegen nam
bovendien het belang van de
vaarroutes als geheel rond 1900
snel af. De spoorwegen namen
een steeds groter gedeelte van
het goederenvervoer voor hun
rekening. Rond 1900 fungeerde
Utrecht al als spoorwegknoop-
punt. Met de afnemende econo-
mische betekenis van de scheep-
vaart op de kleinere binnenwate-
ren heeft het water zich als het
ware uit de stad teruggetrokken.
Tot de Tweede Wereldoorlog
nam de verkeersdrukte in de
Utrechtse binnenstad zodanig
toe dat het gemeentebestuur
Verkeersplan Feuchtinger
met ringweg, doorbraken
en wegverbredingen
Tekening Maarten Sloves
overgenomen uit Buiter,
HoogCatharijne(l993)
94
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
ÜI
-ocr page 95-
Kr*, '■
\ ^ wÊKÊ
de firma Bredero een plan voor
vernieuwing van het stationsge-
bied, waarin veel plaats was in-
geruimd voor kantoorbouw. Een
jaar later besloot de gemeente-
raad om een modern overdekt
winkelcentrum aan te leggen,
waarvan de realisering in han-
den kwam van de NV Maat-
schappij voor Project Ontwikke-
ling, een dochteronderneming
van Bredero. HC leek het ei van
Columbus. In 1968 ging de eerste
paal de grond in en vijfjaar later
werd het winkelhart van Neder-
land officieel geopend. Hoofdfi-
nancier van de bouw was het Al-
gemeen Burgerlijk Pensioen-
fonds, dat voor 80 procent eige-
naar werd. Financieel gezien had
de stad Utrecht daarmee een
buitengewoon lucratieve deal
gesloten. Tegelijk was de ge-
meente de zeggenschap over het
stationsgebied echter voor een
groot deel kwijtgeraakt.
Het dempen van de Catharijne-
singel tussen Paardenveld en
Mariaplaats paste bij het groot-
schalige project Hoog Catharijne.
Tussen het winkelcentrum en
het Vredenburg ontstond een
snelweg van 800 meter, die met
de weg over het Amsterdamse
Museumplein kon wedijveren
om de titel 'kortste snelweg van
Nederland'. De tegenstanders
van het dempen hadden het pleit
verloren en het leek een kwestie
van tijd tot de singel verder aan-
getast zou worden. Volledige
demping was weliswaar van de
baan, maar met de aanleg van
HC raakte het historische beeld
van de singel op de achtergrond.
Rommelig parkbos
Met het onderhoud van de sin-
gel was het inmiddels droevig
gesteld. De gemeente oordeelde
zelf in haar beheersplan Groen-
singels langs de stadsbuiten-
gracht
{1988) dat het karakter
van de singel door verkeerstech-
nische ingrepen was aangetast.
Door de verbreding van de Ca-
tharijnesingel waren bomen in
de knel geraakt en door de aan-
leg van toegangswegen naar de
binnenstad was de continuïteit
van de singel geweld aan ge-
daan. Bovendien was het singel-
park zelf niet meer wat het ge-
weest was. Het park kenmerkte
zich oorspronkelijk door een
grote variatie in bomen en hees-
ters en door contrasten tussen
gesloten boomgroepen en open
plekken. In de loop van de 20e
eeuw was het park echter dicht-
gegroeid, waardoor een wat
rommelig parkbos was ont-
staan. Daardoor was wel de di-
versiteit aan vogels en andere
dieren toegenomen.
Terecht vroegen de opstellers
van het beheersplan zich af wat
het toekomstig beleid ten aan-
zien van de singel zou moeten
inhouden. Herstel van het door
Zocher ontworpen aanzien was
geen optie, aangezien het uit-
zicht op het omringende land
een belangrijk onderdeel was
van Zochers plan. Bovendien wa-
ren de behoeften van de moder-
ne stedelingen niet te vergelij-
ken met de wensen van de wel-
gestelde klasse van rond 1840.
Volledig loslaten van het idee
van een stadspark door vrij baan
te geven aan recreatie in de
vorm van sportparken leek geen
geschikt alternatief. De auteurs
pleitten daarom voor een derde
richting: herstel van de natuur-
lijke waarden van het park, met
de ideeën van Zocher in het ach-
terhoofd, zonder te streven naar
een historisch juiste reconstruc-
tie van het park van Zocher. Die
derde optie is in later jaren het
meest realistisch gebleken.
Binnen de gemeente was overi-
gens al direct na de demping in
1970 een discussie op gang ge-
komen over de verdere ontwik-
keling van de oude binnenstad
en de rol van de stadsbuiten-
gracht in dat geheel. De over-
heersende rol die denkbeelden
over verkeer en infrastructuur
tot dan toe hadden gespeeld,
kwam daarbij onder vuur te lig-
gen. Maar de krachtigste oppo-
sitie tegen de demping kwam
toch van buitenaf.
De in 1970 opgerichte Werkgroep
Herstel Leefbaarheid Oude Stads-
wijken
ijverde vanaf de oprich-
ting voor een structuurplan voor
de aanpak van de problemen
rond de stadsbuitengracht. De
werkgroep gaf daarbij niet alleen
blijk van zin voor historie, maar
ook van begrip voor de eisen van
de moderne tijd. De aansluiting
van de singel op elementen uit
Protestmars tegen het
verkeersplan Feuchtinger,
10 december 1959
Foto:'t Sticht
Collectie Beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
95
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus ?oo3
-ocr page 96-
2002 gehouden referendum we-
ten we al hoe de singel er daar
ongeveer gaat uitzien. Met
glooiende groene oevers. Een
beetje zoals het geweest is,
maar ook weer niet. Er staat
geen gasfabriek meer op het
Vredenburg en de ruïnes van
kasteel Vredenburg liggen niet
meer langs het water. Alleen het
water zelf is onveranderd. Het
heeft slechts tijdelijk onder een
dikke laag zand en asfalt verbor-
gen gelegen. Het dempen was
nooit definitief: de singel lijkt
nooit weggeweest.
Hans Zijistra studeerde geschiedenis in
Utreclit. Momenteel werkt hij als mede-
werker personeelszaken.
Literatuur
Bals, Ton, e.a. (redactie) Utrechts Singel-
boek, Natuur, geschiedenis en bebouwing
van de Utrechtse singels
(Utrecht 1988).
Beheersplan Groensingels langs de Stadsbui-
tengracht (Utrecht,
DOW afdeling
openluchtrecreatie en groenvoor-
ziening, 1988).
Blijstra, R., 2000jaar Utrecht. Stedenbouw-
kundige ontwikkeling van castrum tot
centrum
(Utrecht/Antwerpen 1969).
Bruin, R.E. de, e.a. (redactie) 'Een paradijs
vol weelde', Geschiedenis van de stad
Utrecht (Vtrechx 2000).
Cremers, E., F. Kaayen C.M. Steenbergen,
Nederlandse stadswandelingen in de
19e en 20e eeuw (De\ftl%\)
Panorama van Utrecht, Herdruk van een
panorama uit 1859 ter gelegenheid van
de opening van het Utrechts filiaal van
de Bijenkorf in 1987, van tekst voor-
zien door drs. CCS. Wilmer (2e her-
druk Utrecht 2003).
Utrechts Nieuwsblad, diverse artikelen,
1987
Vries, Marie-Louise de, Nederland
Waterland, Een nieuw leven voor ge-
dempte grachten, vaarten, havens en be-
ken (DeT\ Haag 1996).
Wandelingen van Davidjan Zocher in
Utrecht 1829-1861,
tentoonstellingsca-
talogus Gemeentelijke Archiefdienst
(Utrecht 1973).
Wilmer, C.C.S., Historisch groen. Tuinen
en parken in de stad Utrecht
(Utrecht
1999).
officieel het startsein gegeven
tot herstel van de singelstruc-
tuur. Waarmee we terug zijn
aan het begin. Inmiddels zit er
weer water in de singel tussen
de Bemuurde Weerd en het
Paardenveld. Er zijn kloeke kades
en aanlegsteigers aangelegd en
de contouren van een uit bak-
steen opgetrokken bastion zijn
zichtbaar. De nieuwe Monica-
brug verbindt de Jacobsstraat in-
middels met de Oudenoord. Op
29 augustus 2001 is de brug offi-
cieel geopend.
Intussen is het singelgebied zelf-
hef geheel van water, park en om-
ringende straten en ruimtes - vol-
gens de Vereniging Oud-Utrecht
sterk verwaarloosd. In de vorig
jaar uitgebrachte visie Het
Utrechtse Singelgebied
pleit de
vereniging voor een heldere visie
op het gebied, en een integraal
gemeentelijk beleid dat de huidi-
ge versnippering en het gebrek
aan controle tegen moet gaan.
Bij het Paardenveld, eens de
plaats van de groenteveiling,
verdwijnt het water onder het
wegdek. Het zal nog wel even
duren voor het water bij het
Smakkelaarsveld weer boven
komt. Maar dankzij het in mei
de stedelijke omgeving - de Be-
muurde Weerd, de Leidsche Rijn -
vormde een belangrijk actiepunt.
Om het verkeersprobleem aan te
pakken pleitte de werkgroep
voor goedkoop openbaar vervoer
in de binnenstad.
Medewerkers van de Utrechtse
biologiewinkel stelden onder-
tussen een boek samen over de
singel dat aandacht besteedt
aan historie, ecologie en bebou-
wing. Dit Utrechts Singel boek
droeg bij aan de bewustwording
over de plantkundige en histori-
sche waarde van het singelpark
en de directe omgeving daarvan.
De Werkgroep Utrecht weer om-
singeld
nam de singelproblema-
tiek op in het bredere perspec-
tief van de leefbaarheid in de
binnenstad. De singel werd na-
drukkelijk betrokken in het
beeld van de oude stad. Het her-
stel van de singel zou niet alleen
de leefbaarheid moeten vergro-
ten, maar ook werkgelegenheid
moeten opleveren.
Mede onder invloed van de ge-
noemde initiatieven besloot het
College van B&W in 1989 de mo-
gelijkheid van heropening van
de singel te onderzoeken. Tien
jaar later, in maart 1999, werd
Drooglegging van de
Catharijnesingel,
januari 1971
Foto:'t Sticht
Collectie Beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2003
-ocr page 97-
Utrechtse straatnamen 4
boveneinde, het zuidelijke deel
van de stad, en die van het bene-
deneinde, het noordelijke deel
van de stad. Vanaf 1637 moesten
de zakkendragers van het bene-
deneinde iedere morgen in dit
wachtlokaal, inmiddels 'sacke-
dragershuysken' genoemd, bij-
eenkomen om het werk te ver-
delen door erom te dobbelen.
Bovendien gingen sommige zak-
kendragers in de steeg wonen.
Het is dan ook niet verwonder-
lijk dat de steeg na verloop van
tijd ook Sackedragerssteechien
werd genoemd. In een besluit
van de vroedschap uit 1619 is
deze benaming voor het eerst
aangetroffen.
Gedurende het resterende deel
van de 17e eeuw komt de steeg
vaak voor als 'Sinte Catarijnen in
de wandelinge het Sackedragers-
steechgen'. Ook wordt de steeg
in de 17e eeuw een enkele keer
aangeduid als Kleyne Catha-
rijnestraet, terwijl de toenmalige
Catharijnestraat, de tegenwoor-
dige Willemstraat, soms wordt
vermeld als Groote Sinte Catrij-
nenstraet. De benaming Zakke-
dragerssteeg{je) wordt in de 18e
eeuw de meest gangbare naam
voor de steeg.
Erik Tigelaar is Unitleider Beeldmateriaal
en Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
Noot
1. Dit artikel is gebaseerd op het Utrechtse
straatnamenboek in wording dat naar
verwachting zal verschijnen in 2005.
Zakkendragerssteeg
De Zakkendragerssteeg in
1933. Foto: A. C Thomann
Collectie beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
Straatnamen werden totin de 19e eeuw doorgaans niet gegeven door het stadsbestuur;
ze ontstonden vanzelf. Zo kon de naam van een beroep of ambacht aan een straat wor-
den verbonden omdat beoefenaars er bijeenwoonden of op een andere wijze hun stem-
pel op de straat drukten. Een bekend voorbeeld daarvan is de Zakkendragerssteeg. ^
Aan de zuidzijde van de steeg
liet het stadsbestuur in 1580 of
1581 een wachtlokaal bouwen
voor 'de sackedragers ... vant be-
nedeneynt'. Zakkendragers wa-
ren door de stad aangestelde
sjouwers. Zij waren in twee
groepen verdeeld: die van het
ErikTicelaar
Deze steeg wordt in een akte
uit 1425 voor het eerst genoemd
als Sinte Catrijnensteege. Zij
danl<te haar naam aan het feit
dat zij aan de westzijde uit-
kwam op het Catharijneveld,
een open ruimte om het Catha-
rijneklooster, die evenals het
klooster zelf verdween bij de
bouw van het kasteel Vreden-
burg in 1529.
In de 16e en in het begin van de
Een zakkendrager aan het
werk in de omgeving van
de Bijthouwerstoren.
Detail van een rond 1600
vervaardigde tekening
(door een kunstenaar uit
de omgeving van Abraham
Bloemaert)
Collectie beeldmateriaal
Het Utrechts Archief
17e eeuw komt de steeg niet al-
leen voor als Sunte Katrijnen-
stege, maar ook als 'Sinte Ca-
thrinensteech bij het Vreeden-
borch'. De toevoeging 'bij het
Vreedenborch' had tot doel de
steeg te onderscheiden van de
'Sinte Catherijnenstege bij de
Nyeuwstraet', de huidige Ca-
tharijnesteeg.
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2003
-ocr page 98-
'De nette mensch blijft voor mij een absoluut probleem'
De dramatische Utrechtse jaren van Jan van Gilse
<
• k i •
A
0*
'^Wïsss
'flHMlf
« • • •
- • • •
• * •
• •
• - • •
■ •
mm
'-'M
^ m • • " • * *
^^. m » •
-i ■■!■
m •
m

Jan van Gilse voor het
VSO met Hendrik Rijn-
bergen en Frands Coenen
als concertmeesters op het
podium van het gebouw
voor Kunsten en Weten-
schappen in Den Haag
1921
Foto Nederlands Muziek
Instituut, Den Haag
Er is weinig of niets wat in de stad Utrecht nog herinnert aan Jan
van Gilse, dirigent van het Utrechtsch Stedelijk Orkest van 1917
tot 1922 en directeur van het Conservatorium en de Muziek-
school tussen 1933 en 1937. Een initiatief om een gedenkteken op
te richten moet daar verandering in brengen. Over noodzaak en
vorm daarvan valt echter nog te twisten.
laten vallen, de politiek hield zich
afzijdig en de vileine pen van Wil-
lem Pijper deed de rest.' Was Jan
van Gilse (i88i 1944) te groot voor
het provinciestadje Utrecht en
werd hij het slachtoffer van een
persoonlijke vete, gevoed door de
'pathologische haat' van de mu-
ziekredacteur van het Utrechtsch
Dagblad? Poging tot een her-
waardering.
'Eenzijdig Duits-georiënteerd'
Toen de 35-jarige Van Gilse in fe-
bruari 1917 aantrad als dirigent
van het USO had hij al een be-
hoorlijke staat van dienst. Na het
conservatorium in Keulen ver-
volgde hij zijn opleiding aan de
Akademische Meisterschule in
Berlijn waar hij gold als een 'ge-
niale leerling'. In 1905 werd Van
Gilse repetitor en dirigent aan
Maurice van Lieshout
Muziekdocent en oud-conserva-
toriumstudent Sjef van Hellen-
berg Hubar is de initiatiefnemer
om Van Gilse eerherstel te be-
zorgen. Want, zo zegt iiij: 'Jan
van Gilse heeft met name voor
de ontwikkeling van het orkest
enorm veel betekend. Als con-
servatoriumdirecteur was hij
zijn tijd ver vooruit, maar kon hij
door geldgebrek weinig plan-
nen realiseren. Hij heeft prach-
tige muziek gecomponeerd,
stond aan de wieg van organisa-
ties die de belangen van compo-
nisten behartigen, zoals het Bu-
reau voor Muziekauteursrecht
(BUMA), en hij was later actief
in het verzet.'
Van Hellenberg Hubar is een
campagne gestart die moet lei-
den tot plaatsing van een ge-
denkplaat of borstbeeld in het
huidige conservatorium. 'Van Gil-
se verdient eerherstel. Zijn toen-
malige werkgevers hebben hem
98
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 200^
-ocr page 99-
het Stadttheater van Bremen.
Enl<ele jaren later volgde een
soortgelijke functie bij de Noord-
Nederlandsche Opera.
Als componist had hij in het be-
gin van zijn carrière veel succes.
Duitse prijzen voor zijn eerste en
derde symfonie (toegekend in
1902 en 1909) leverden hem pu-
bliciteit én geld op. De Michael
Beer Preis
van de Preussischer
Kunstakademie stelde hem in
staat twee jaar lang in Rome te
wonen en te werken. Van Gilse
voelde zich er echter niet thuis
en de stad had hem op muzikaal
gebied weinig te bieden. Voortij-
dig keerden hij en zijn vrouw Ada
Hooijer - met wie hij kort voor de
Rome-reis getrouwd was - in 1911
terug in Nederland. Al na enkele
maanden verhuisden ze naar
München waar hun beide zonen
Janric en Maarten werden gebo-
ren en waar ze tot eind 1916 zou-
den blijven wonen.
In Nederland trad Van Gilse in
die jaren regelmatig op als gast-
dirigent, vaak met eigen werk op
het programma. Maar wat hij
graag wilde, dirigent worden van
een de Nederlandse orkesten,
lukte hem aanvankelijk niet.
Door zijn langdurige verblijf in
Duitsland en door de invloeden
die in zijn muziek aanwijsbaar
zouden zijn (Wagner, Mahler,
Strauss, Reger) kreeg Van Gilse
de reputatie van een 'eenzijdig
Duits georiënteerd' dirigent.
Hoewel hij zich hevig verzette te-
gen die karakterisering, raakte
hij die de rest van zijn leven niet
meer kwijt. Dat hij veel Franse
werken zou dirigeren en dat in
zijn composities ook invloeden te
horen zijn van Stravinsky, Bartók,
Debussy en Ravel wilden zijn te-
genstanders niet horen. Toen
Van Gilses naam werd genoemd
als nieuwe tweede dirigent voor
het Concertgebouworkest boor-
de Matthijs Vermeulen in twee
artikelen zijn muziek en zijn di-
rectie de grond in. Net als de
meeste andere Nederlandse mu-
ziekjournalisten en vele compo-
nisten was Vermeulen sterk pro-
Frans en derhalve anti-Duits. Het
zou niet de laatste keer zijn dat
Van Gilse geconfronteerd werd
met uiterst vijandige kritieken.
Veel positiever waren de reac-
ties op een andere activiteit van
Van Gilse. Toen Nederland zich
in 1910 aan leek te gaan sluiten
bij de Berner Conventie, die de
auteurs- en uitvoeringsrechten
van literatuur en andere kunst-
werken regelde, nam hij het ini-
tiatief tot de oprichting van het
Genootschap van Nederlandse
Componisten (GeNeCo). In 1912
werd de conventie in ons land
van kracht en initieerde Van Gil-
se de oprichting - door GeNeCo
en de Vereniging voor Muziek-
handel en -uitgeverij - van het
Bureau voor Muziekauteurs-
recht (BUMA). Van Gilse werd
voorzitter en zou dat blijven tot
eind 1941, kort voordat de bezet-
ter de organisatie ophief. Het
opkomen voor de belangen van
(Nederlandse) componisten en
de promotie van Nederlandse
muziek vormen constanten in
Van Gilses loopbaan. Het wekt
geen verbazing dat hij in de ja-
ren 1935-1936 ook de initiatief-
nemer was van de Stichting Ne-
derlandsche Muziekbelangen,
die de (arbeids)positie van Ne-
derlandse componisten wilde
versterken en van de Manifesta-
tie Nederlandsche Toonkunst ter
Van Gilse en zijn vrouw
Ada Hooijer in 1909
Foto uit Van Dijk 1988
99
vereniging Oud'Utrecht
augustus 200S
-ocr page 100-
zetten: 'de taak een orkest zo-
wel in aanzien als in gehalte
omhoog te brengen kon niet an-
ders dan mij aantrekken [...] en
ik wist dat de eigenlijke moei-
lijkheden geheel ergens anders
scholen.' Hoe groot die moeilijk-
heden zouden zijn, kon Van Gil-
se toen nog niet vermoeden.
Tot de officieuze sollicitatiepro-
cedure hoorde een rondgang
langs Utrechtse notabelen, zoals
burgemeester mr. J.P. Fockema
Andrea. In zijn mémoires schetst
Van Gilse een weinig vleiend
portret: 'Deze was een zonderlin-
ge verschijning. Dadelijk opval-
lend was het uitgesproken clow-
neske in zijn wezen, in zijn habi-
tus, in zijn lichaamsbouw en op-
treden [...] Van zijn karaktervast-
heid kreeg ik spoedig een niet
zeer hoogen dunk; dat hij zich
voor een muzikale autoriteit
hield was natuurlijk meer scha-
delijk dan nuttig.' Dat Fockema
Andrea positief over Van Gilse
oordeelde was vooral te danken
aan een aanbevelingsbrief van
Willem Mengelberg, die als diri-
gent de sterrenstatus bereikt
had en derhalve voor de burge-
meester een autoriteit vertegen-
woordigde waar hij moeilijk aan
voorbij kon gaan.
Met meer sympathie beschrijft
Van Gilse de voorzitter van het
orkestbestuur, mr. G.H. van Bol-
huis: 'Deze oude heer was een
bekende figuur in Utrecht, oud-
voorzitter van het Hoog Militair
Gerechtshof [...] Het was zijn ge-
woonte op een uiterst barschen
toon zeer scherpe en dikwijls ook
zeer juiste opmerkingen te ma-
ken en [...] bij de wetenschap dat
zijn bruuske optreden de meeste
menschen volkomen intimideer-
de, had hij deze eigenschap zeer
gecultiveerd, zoodat hij de schrik
zijner omgeving was [...] Uit den
aard der zaak maakte deze wijze
van intimideeren op mij niet de
minste indruk, zoodat wij voort-
durend over en weer waakzaam
waren om scherpe en agressieve
uitingen onmiddellijk te ripos-
teeren. Daarbij imponeerde de
man mij stellig - hij is een der
weinigen, van wien ik uit mijn
Utrechtsche tijd een gave herin-
nering heb behouden - en ik
weet dat hij mij in den grond ge-
negen was.'
Wie van Cilses mémoires leest
zal Fockema Andrea en Bolhuis
herkennen als vertegenwoordi-
gers van de mensentypen die
hem steeds anti- dan wel sympa-
thiek waren: de slappe, mee-
gaande 'nette menschen', en de
krachtige, principiële persoon-
lijkheden die voor hun mening
uitkomen en daarnaar handelen.
Hij zelf, het zal duidelijk zijn,
hoorde tot het tweede type.
Kroegbazen versus imbecillen
In februari 1917 volgde Van Gilses
benoeming tot dirigent van het
USO. Hij kwam in een merkwaar-
dige organisatie terecht. Het
USO was niet zelfstandig, maar
werd gepacht door de Sociëteit
Tivoli die beheerder was van de
concertzaal aan de Kruisstraat.
Daar speelde het orkest tijdens
het winterseizoen, terwijl het 's
zomers in de gedaante van een
harmonie-orkest in de tuin van
Tivoli of elders in de stad marsen
en populaire muziek ten gehore
bracht. Hetzelfde Tivoli organi-
seerde daarnaast, met name
voor de Utrechtse notabelen, de
Mengelberg-concerten, gegeven
door het Concertgebouworkest,
zij het lang niet altijd onder lei-
ding van de beroemde dirigent.
De situatie waarin Van Gilse zijn
werk begon, was, in zijn eigen
woorden, tamelijk hopeloos:'[...]
een gedeclasseerd orkest, ont-
moedigd door het beperkte aan-
zien, dat het genoot, moeizaam
in het leven gehouden, ploete-
rend door een overdaad aan
werkzaamheden - tallooze con-
certen en even tallooze verhurin-
gen - om boven water te blijven,
in zijn bestaan afhankelijk van
een telken jare hooger wordende
gemeentesubsidie, waarvan de
toekenning steeds twijfelachtig
was. Afhankelijk ook van de
maatschappij Tivoli, die het be-
JanvanGike,ca.i920 bevordering van de uitvoering
Foto Nederlands Muziek van Nederlandse muziek. Al die
Instituut, Den Haag organisaties bestaan, soms on-
der andere naam, nog steeds.
Zondagmiddagpubïiek in
overjassen
In 1917 vertrok Wouter Hut-
schenruyter als dirigent van het
Utrechtsch Stedelijk Orkest. Van
Gilse solliciteerde op de vacatu-
re en ging, op uitnodiging van
de scheidende dirigent, een kijk-
je nemen in de concertzaal, het
oude Tivoli aan de Kruisstraat.
Zijn indruk was weinig positief:
'[Tivoli] in de vaalgrijze Zondag-
middagstemming slecht ver-
licht, voor een kwart gevuld met
Zondagmiddagpubïiek aan ta-
feltjes, In overjassen, rocken en
'consumerende', vertoonde de
toendertijd misschien slechtste
groote concertzaal van ons land
zich op zijn allerongunstigst [...]
Een zondagmiddagprogramma
op de grens van tuinconcertallu-
re, grof en plomp geleid, slordig
en ruw uitgevoerd. Dat ik met
een In den grond zeer behoorlijk
orkest te doen had, werd ik mij
evenwel dadelijk bewust.' Die
observatie motiveerde Van Gil-
se om zijn sollicitatie door te
100
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 101-
Interieur van de concert-
zaal van Tivoli aan de
Kruisstraat, ca. 1910-1920
Foto collectie Het Utrechts
Archief
neden ell<e redelijl<e verhouding
betaalde, die, ook al ontmoedigd
en noodlijdend naar bronnen
van inkomsten uitzag teneinde
zelf niet roemloos door liquidatie
te eindigen. In de macht van
deze Maatschappij, die over de
eenige mogelijke groote zaal-
ruimte beschikte. Een indifferen-
te gemeenteraad, in kunstzaken
bekrompen, benepen [...] een
burgemeester, misschien koppig,
maar zonder doorzettingsvermo-
gen [...] en bij wien weinig nei-
ging was het plaatselijke mu-
ziekleven werkelijk te helpen be-
vorderen. Een moeilijke, zo niet
gevaarlijke situatie!'
Van Gilses plannen om de kwali-
teit en positie van het USO te ver-
beteren waren strijdig met de be-
langen van het Tivoli-bestuur.
Dat had geen behoefte aan een
concurrent van de Mengelberg-
avonden en verzette zich dan ook
hevig tegen Van Gilses voorne-
men het orkest van Tivoli los te
weken. Van zijn eigen bestuur
kreeg Van Gilse weinig steun. Het
USO bestuur stond zwak tegen-
over Tivoli en de relatie tussen
beide besturen en de voorzitters
was vaak vijandig. Voor het USO
golden de Tivoli-bestuurders als
'kroegbazen' en 'proleten', omge-
keerd sprak het Tivoli-bestuur
over de 'imbecillen' van het USO.
Ondanks alle tegenwerking zou
het Van Gilse uiteindelijk wel luk-
ken om het USO zelfstandig te
maken en de orkestkwaliteit aan-
zienlijk te verbeteren. Bij de
orkestleden kreeg hij bovendien
veel krediet door het instellen
van een pensioenfonds en het
ijveren voor hogere salarissen.
Kleine verwoestingen
Een 'wilde, ja pathologische
haat jegens mij'. Daarvan be-
ticht Van Gilse zijn grootste
kwelgeest uit de jaren dat hij di-
rigent van het USO was: Willem
Pijper (1894-1947), componist en
in die jaren muziekredacteur van
het Utrechtsch Dagblad. Pijper,
die in het begin van Van Gilses
dirigentschap zeer positief over
hem schreef, heeft in de loop der
jaren vaten vol gif over hem uit-
gegoten. Niets deugde er vol-
gens hem: noch Van Gilses reper-
toirekeuze (uiteraard 'te Duits'),
noch zijn interpretatie van de
muziek, noch zijn dirigeertech-
niek. Gesteund door een briljan-
te stijl en een alles van hem ac-
cepterende hoofdredacteur (P.H.
Ritter) schreef Pijper een eindelo-
ze stroom uiterst negatieve kri-
tieken, die geen enkel mens on-
beroerd kon laten. Hij had, zo
schreef Simon Vestdijk ooit, de
gave om met zijn mond en pen
'kleine verwoestingen aan te
richten'. Daarvoor schroomde hij
niet de waarheid geheel of ge-
deeltelijk geweld aan te doen. Hij
maakte bijvoorbeeld geen mel-
ding van het enthousiasme van
het publiek, besprak alleen de
Duitse werken die op het pro-
gramma stonden en schreef dat
de zaal slecht gevuld was terwijl
die barstensvol zat.
Tussen Van Gilse en Pijper ging
het eind 1917 voorgoed mis. Van
Gilse had Pijper toegezegd de
première te dirigeren van diens
eerste symfonie en daarvoor re-
petitiedagen ingeruimd. Pijper
had daarna echter ook Mengel-
berg en het Concertgebouwor-
kest benaderd. Toen Mengel-
berg positief reageerde, frus-
treerde Pijper de voorbereiding
van het USO en draaide om de
feiten heen toen Van Gilse hem
om opheldering vroeg. Het vol-
gende jaar trouwde Pijper met
Annie Werker, halfzuster van de
voorzitter van Tivoli en niet veel
%
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2003
-ocr page 102-
krachtdadige, hem steunende
voorzitter die Van Gilse ver-
wachtte, ontpopte Van Heuke-
lom zich als een nogal wispeltu-
rige en weifelende bestuurder
die conflicten liever uit de weg
ging. Van Gilse, op het eind van
het concertseizoen 1920-1921
flink overspannen, had de be-
stuursleden zover gekregen dat
ze zich uitspraken voor een zaal-
verbod voor Willem Pijper. Al-
thans dat dacht hij, want in de
notulen van de desbetreffende
vergadering was dat besluit later
niet terug te vinden. Het bestuur
bleek genoegen te hebben geno-
men met de belofte van UD-
hoofdredacteur Ritter dat hij de
toon van zijn muziekredacteur
zou matigen. Daarvan was de
volgende maanden weinig te
merken. Natuurlijk was Van Gil-
ses eis dat Pijper een zaalverbod
moest krijgen onhaalbaar - con-
certen zijn openbare bijeenkom-
sten -, zijn gevoel dat het bestuur
hem in de steek liet lijkt achteraf
gerechtvaardigd.
Op 16 februari 1922 schreef Van
Gilse zijn bestuur dat hij zich ge-
noodzaakt zag 'om persoonlijke
en artistieke redenen' elk contact
te verbreken. Hij voelde zich
'schaakmat gezet door de nette
menschen'. Bestuur en orkest lie-
ten vervolgens, een uitzondering
daargelaten, niets meer van zich
horen. 'Bedrogen en verloo-
chend', 'ziek, naar lichaam en
geest uitgeput', stond Van Gilse
op 29 april 1922 geheel alleen op
het perron, wachtend op de trein
die hem naar beter oorden zou
voeren. In zijn mémoires schreef
hij: 'Mijn taak, mijn werk, mijn
leven te Utrecht was geëindigd.'
Toch zou hij elf jaar later in de
Domstad terugkeren.
Gebroken man
Tussen 1922 en 1933 woonden
Van Gilse en zijn vrouw in Laren,
Zürich en Berlijn. Van Gilse ver-
vulde verschillende gastdirecties,
maar hij slaagde er niet in een
vast dirigentschap te verwerven.
In Nederland leek de affaire met
het U50 steeds de doorslagge-
vende reden hem niet voor een
vacature uit te nodigen. Bij de or-
kestbesturen stond Van Gilse
voor altijd te boek als een lastig
man die je maar beter buiten de
deur kon houden.
De boycot tegen de joden in 1933
was voor Van Gilse reden Duits-
land meteen te verlaten. In okto-
ber van hetzelfde jaar aanvaard-
de hij de benoeming tot direc-
teur van het Utrechts Conserva-
torium en de Muziekschool. Hoe-
wel hij zelf twijfelde aan zijn ge-
schiktheid voor die functie, nam
hij die baan bij gebrek aan ande-
re inkomsten en perspectieven.
Hij slaagde erin de voornamelijk
uit strijkers bestaande orkestklas
te ontwikkelen tot een volwaar-
dig orkest. De andere projecten
die hij wilde realiseren lijdden in
die crisisjaren schipbreuk. Een
opleiding oude muziek, een
radio-microfoonklas en een cur-
sus oude muziek zouden pas
tientallen jaren later van de
grond komen. Toen Van Gilse bij
de gemeente keer op keer nul op
het rekest kreeg, besloot hij aan
het einde van het studiejaar
1936-1937 op te stappen.
Waarschijnlijk omdat hij bekend-
heid genoot in het Duitse mu-
ziekleven kreeg hij in 1938 van de
Keulse uitgever Tischer en van
een, niet met naam genoemde,
hoge Duitse functionaris het
aanbod 'leider der Nederlandse
muziek' te worden. Als officieel
adviseur zou hij dan zeggen-
schap krijgen over alle uitvoerin-
gen van Nederlandse muziek in
Duitsland en in de gelegenheid
worden gesteld zijn eigen mu-
ziek uit te voeren met een Duits
toporkest. Van Gilse weigerde re-
soluut, volgens zijn vrouw met
woorden van de strekking: 'In
een land waar de kunst niet naar
waarde, maar naar ras wordt ge-
schat, wens ik mijn werken niet
uitgevoerd te hebben'. Eerder
had hij al zijn medewerking
geweigerd aan een met nazi-pro-
paganda toegelichte tentoon-
stelling over Nederlandse mu-
later werd hij adviseur van Ti-
voli en redacteur van De Tivoli-
gids.
Kortom: als recensent ver-
keerde hij alles behalve in een
onafhankelijke positie.
In zijn mémoires schrijft Van
Gilse dat het niet de onophou-
delijke stroom van venijnige Pij-
per-recensies is geweest die
hem uiteindelijk nekte en begin
1922 deed besluiten zijn ontslag
in te dienen. Pijper had hij nog
kunnen negeren, te meer om-
dat het publiek steeds openlij-
ker en massaler liet blijken hem
te steunen. Nee, het was het
'laffe' gedrag van zijn bestuur
dat de doorslag gaf en vooral
van de voorzitter, dr. ir. George
W. van Heukelom, in Utrecht
vooral bekend als de architect
van het derde hoofdgebouw (de
'Inktpot') van de Nederlandse
Spoorwegen.
Het was Van Gilse zelf geweest
die Van Heukelom, na het ver-
trek van Van Bolhuis, het USO-
bestuur in had gehaald. Achteraf
noemde hij dat 'mijn meest ver-
keerde, meest noodlottige daad
in Utrecht'. In plaats van de
Willem Pijper op een
tekening uit ca. 1918
Foto Gemeentearchief Zeist
102
vereniglng Oud*Utrecht
augustus 2003
-ocr page 103-
ziek in Frankfurt én aan de her-
haling daarvan in Den Haag.
Tijdens de bezetting boycotte
Van Gilse alle pogingen van de
Duitsers om de Nederlandse
muziekorganisaties waar hij
voorzitter van was te nazifice-
ren. Als invaller-dirigent bij de
Arnhemsche Orkestvereeniging
stapte hij op toen de joodse or-
kestleden verwijderd werden en
joden de toegang tot de concer-
ten ontzegd werd. Van Gilse
weigerde niet alleen op alle ma-
nieren om met de bezetter mee
te werken, in 1942 sloot hij zich
actief aan bij het verzet, onder
andere door oprichting van het
blad De Vrije Kunstenaar. In au-
gustus van dat jaar werd zijn
werk in de ban gedaan en uit
openbare bibliotheken verwij-
derd. Van Gilse en zijn vrouw
moesten onderduiken en zou-
den tot september 1944 verblij-
ven op achttien verschillende
adressen. Hun beide zonen
moesten in die jaren hun ver-
zetswerk bekopen met liquida-
tie door de nazi's. Van Gilse was
een gebroken man en toen zich
voorjaar 1944 een slopende
ziekte openbaarde, was het snel
gedaan. Hij overleed op 8 mei
1944 in Oegstgeest. Op initiatief
van Sjef van Hellenberg Hubar
heeft het gemeentebestuur van
die plaats het fietspad dat naar
de begraafplaats leidt, Jan van
Gilse-pad gedoopt. De ironie wil
dat de straat die op dit pad
doodloopt al eerder vernoemd
was naar Willem Pijper.
Utrechtse 'voornaamdoenerij'
Het wespennest waarin Van
Gilse in Utrecht terecht kwam
is door hemzelf en anderen uit-
voerig beschreven. Op basis van
dat materiaal is een roman a la
Voskuils Het Bureau, een veel-
delig tv-drama, een soap of een
Hollywood-film vol bad and
good guys
te maken. Volgens
een van Van Gilses bewonde-
raars, professor B.J.H. Ovink,
waren de ruzies. Intriges, be-
stuurscrises en lastercampag-
PROGRAMMA
VAN HET ELFDE
VOLKS-CONCERT
TE GEVEN DOOR HET
UTRECHTSCH STEDELIJK ORCHEST
OP MAANDAG 20 JANUARI 1919 ACHT UUR, IN
DE GROOTE ZAAL VAN HET PARK TIVOLI
ONDER LEIDING VAN DEN HEER JAN VAN GILSE.
PROGRAMMA'S
TEVENS PLAATSBEWIJZEN ZIJN i 10 CENTS VERKRIJGBAAR OP WERKDAGEN VANAF
DONDERDAG 16JANUARI AAN DE KIOSKEN OP DE STADHUISBRUG EN LEIDSCHEN
WEG
EN AAN TIVOLI, INGANG GROOTE ZAAL.
KINDEREN BENEDEN 16 JAAR WORDEN ZONDER GELEIDE NIET TOEGELATEN.
ER WORDEfvI NIET MEER PROGRAMMA'S UITGEGEVEN DAN ER PLAATSEN ZIJN IN DE
ZAAL. SORTIE'S WORDEN NIET AFGEGEVEN.
              ' \
HET IS VERBODEN:
3». PLAATSEN IN TE NEMEN WELKE KEN.
NELIJK VOOR ANDEREN BESTEMD
ZIJN.
V. TE ROOKEN BEHALVE IN DE. KOFFIE.
KAMER.
STOELEN MET KLEEDITE BELEGGEN.
VOOR DE UITGANGENGANGPADEN PLAATS T
DEZE TE VERSPERREN.
DE POLITIE IS BEVOEGD OVERTREDERS ONMIDDELLIJK TE VER.
WIJDEREN. DE ZAAL IS GEOPEND TE HALF ACHT UUR.
nes typisch Utrechts: 'Een der-
gelijke loop van zaken is alleen
mogelijk in Utrecht door de hier
bestaanden geestvan lauwheid
en de zucht naar voornaamdoe-
nerij.' Waarschijnlijk zal Van
Gilse het daar niet mee eens ge-
weest zijn. Hij had ook elders
meegemaakt hoe meelopers, de
schijn-ophouders, de pappen-
en-nathouden-bestuurders, de
met-a lle-winden-meewaa Iers
je het leven zuur kunnen ma-
ken. Misschien dat zulke 'nette
menschen' sterker vertegen-
woordigd waren in een relatief
kleine provinciestad waar ie-
dereen uit de hogere klasse el-
kaar kende en voor reputatie en
macht van elkaar afhankelijk
was. Van Gilse miste eenvoudig
het geduld en de diplomatie om
in zo'n milieu mee te doen zon-
der schade op te lopen.
Eerherstel en gedenkteken?
Terug naar de actie van Sjef van
Hellenberg Hubar die nu een
stichting gaat oprichten om zijn
doel te bereiken. Hoe gerecht-
vaardigd is dat doel: eerherstel
en een gedenkteken?
Dat Van Gilse eerherstel ver-
dient, lijkt alleszins gerecht-
vaardigd. Zijn grote verdiensten
als dirigent en conservatorium-
directeur staan buiten kijf. Dat
Utrecht hem geen fatsoenlijk
afscheid heeft gegund en zijn
verdiensten in beide functies
Titelpagina program-
maboekje concert 20
januari 1919
Collectie Het Utrechts
Archief
103
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 104-
se muziek zijn sporen meer dan
verdiend. En als zodanig erken-
ning gekregen, onder andere
door de Jan van Gilse-lezing en
de Jan van Gilse-prijs van het
GeNeCo (inmiddels omgedoopt
in GeNeCo-prijs).
Bij gebrek aan film- en geluids-
opnamen kunnen we niet meer
beoordelen of Van Gilse een
goede dirigent is geweest. Er
schijnt slechts één geluidsopna-
me bekend (of overgebleven)
met het Arnhems Orkest uit
1941. Gezien de waardering van
orkestleden, het publiek en een
deel van de recensenten en het
feit dat hij regelmatig als gast-
dirigent gevraagd werd, mogen
we aannemen dat hij, aldus Van
Dijk en Van Hellenberg Hubar,
op zijn minst 'een behoorlijke,
vakbekwame' dirigent moet zijn
geweest.
Nog lastiger is het een oordeel te
vellen over Van Gilse als com-
ponist. Slechts een beperkt aan-
tal werken is vastgelegd op lp of
cd en zeer sporadisch staat een
werk van Van Gilse op het con-
certprogramma. Van Dijk noemt
hem 'een goed vakman die al vrij
snel een eigen stijl ontwikkelde'.
Van Hellenberg Hubar spreekt
over 'enkele meesterwerken' en
zegt over de Citanjali-liederen
(1915) dat wie ze niet mooi vindt
wel 'een gevoelloze hond' moet
zijn. Hoewel Duitse invloeden
niet te loochenen zijn, maken die
liederen en de treurmuziek uit
Thijl (1940) zeker indruk en ver-
dienen ze een regelmatiger plek
in de Nederlandse concertpro-
gramma's. Als muzikaal vernieu-
wer legt Van Gilse het af tegen
zijn opponent Pijper. De laatste
was als componist moderner en
eigenzinniger en heeft als leraar
in Amsterdam en vooral Rotter-
dam een hele generatie van Ne-
derlandse componisten beïn-
vloed. Of het verschil groot ge-
noeg is om te rechtvaardigheden
dat er wél een Utrechtse straat
naar Pijper en géén naar Van Gil-
se vernoemd is, is daarmee nog
niet beantwoord (over de aan Pij-
per gewijde postzegel en diens
borstbeeld in het Utrechste Mu-
ziekcentrum hebben we het dan
nog niet).
Wat Jan van Gilse uniek en een
gedenkteken gerechtvaardigd
maakt, zijn uiteindelijk toch zijn
rol als belangenbehartiger van
de Nederlandse musici, compo-
nisten en muziek en zijn bijdrage
aan het (kunstenaars)verzet tij-
dens de Tweede Wereldoorlog.
Door zijn vele verhuizingen is er
geen enkele plaats die bij uitstek
als 'Van Gilse lokatie' kan gelden.
Gezien de tegenwerking in de
Domstad en de resultaten die hij
er desondanks bereikte, is
Utrecht een voor de hand liggen-
de plaats voor een Van Cilse-ge-
denkteken. Resteert tot slot de
vraag of dat een statisch en nog-
al ouderwets iets als een beeld of
plaquette moet zijn. Past het niet
meer bij Van Gilse en bij deze tijd
te kiezen voor een jaarlijks con-
cert, festival of debat over het
Nederlandse muziekleven? Of
toch liever een dramaserie geba-
seerd op zijn boeiende persoon-
lijkheid en tragische leven?
Met danl< aan Sjef van Hclicniierg Hubar
en Hans van l)ijl<
Maurice van Lieshout is werl<7,aam als pu-
blicist en projectleider jeugdzorg en jeugd-
beleid en hij is daarnaast eindredacteur van
Oud-Utrecht.
PUBLICATIE MÉMOIRES
Op 28 december 1931 schreef Jan van GItse aan
Ernst Bonebakker: 'U begrijpt, mijn boek kan ik
nu nog niet laten verschijnen, daarvoor is het
veel te openhartig. Wellicht zal ik het moeten
nalaten'. Met het openhartige boek doelde Van
Gilse op zijn uitvoerige beschrijving ('dat ik in
druk op een 6 a 700 pagina's schat') van zijn ja-
ren als dirigent van het U50. Van Gilse legde
zijn mémoires vast in de jaren 1930 -1931 om de
voor hem pijnlijke Utrechtse periode van zich af
te schrijven en eindelijk achter zich te laten. Zo-
wel de biografie waarop Van Dijk in 1979 pro-
moveerde als Ada van Gilses boek over de strijd
tussen haar man en Willem Pijper (1963) is voor
een belangrijk deel op deze mémoires geba-
seerd. Hoewel beide boeken vele lange citaten
bevatten, is driekwart van het materiaal nog
ongepubliceerd. Van Dijk: 'Van Gilse schreef
over veel meer dan alleen de Utrechtse affaire.
De mémoires gaan over het Nederlandse en
Duitse muziekleven tussen 1900 en 1932, over
kunst, over politieke en maatschappelijke za-
ken'. Ze hadden onderdeel moeten worden van
een autobiografie waarvoor Van Gilse eerder
zijn jeugdherinneringen op papier zette. Van
die autobiografie is het verder nooit gekomen.
Een echt nieuw beeld van Van Gilse komt vol-
gens Van Dijk uit de mémoires niet naar voren,
wel een vollediger. Van Dijk: 'Ze maken duide-
lijk hoe veelzijdig en maatschappelijk geënga-
geerd hij was. Ze bevestigen dat hij er strikte
principes op na hield, daar direct conclusies
uittrok en daardoor nogal eens in botsing
kwam met anderen. Hij had duidelijk socialisti-
sche en misschien ook wel communistische
ideeën, al noemde hij zichzelf niet zo en was
hij geen partijlid'. En, zoals de al geopenbaarde
fragmenten laten zien. Van Gilse wist zijn ge-
voelens en ervaringen, doorspekt met vele
anekdotes, op een heldere en meeslepende
manier op te schrijven.
Volgende maand, 72 jaar na voltooiing, gaan
Van Gilses mémoires alsnog verschijnen, 640
pagina's dik en bezorgd en toegelicht door
Hans van Dijk. Uitgever is de Walburg Pers in
Zutphen.
Bronnen
Hans van Dijk, Jan van Gilse. Strijder en
idealist. Een bijdrage tot de kennis van de
Nederlandse Muziekgeschiedenis in de
periode 1900 - 1944
(Z.p., Frits Knuf,
1988)
Ada van Gilse-Hooijer, Pijper contra Van
Gilse. Een rumoerige periode uit het
Utrechtse muziekleven
(Utrecht, Bruna,
1963).
Sjef van Hellenberg Hubar (samenstelling),
Chronologisch memorandum Jan van
Gilse
(Utrecht, eigen beheer, 2003).
Wouter Paap, Muziekleven in Utrecht tus-
sen de heide wereldoorlogen
(Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum,
1972).
104
nauwelijks heeft erkend, is dui-
delijk en kwalijk. Lastiger is het
antwoord op de vraag of Van
Gilse een gedenkplaat of borst-
beeld verdient.
Van Gilse heeft als belangenbe-
hartiger van Nederlandse com-
ponisten, musici en Nederland-
Oud>Utrecht
vereniging
augustus 2003
-ocr page 105-
Literatuursignalement
LenyJurritsma, Het Utrechts Archief
2003.155 p.; te bestellen door overma-
king van €13,- (incl. porto) op giro
56.16.02 tn.v. W. Smit, Johan de Witt-
straat 4,1215 GW Hilversum.
Na het overlijden van zijn oudste broer
Hendrik op 18 december 2001 blikt de
auteur terug op de jeugd van de ge-
broeders Smit in een Utrechts gerefor-
meerd gezin in de wijk Oog in Al. Een
belangrijk hoofdstuk is gewijd aan het
verblijf in Spijk (Groningen), waarheen
de broers met veel andere Utrechtse
kinderen uitgezonden werden tijdens
de hongerwinter in 1944-1945.
Een droom wordt werkelijkheid: leven
en werk vanjhr. C.H. CA. van Sypesteyn
I
[teksten Marijke de Vries; foto's Josee
Bruna e.a..]; eindred. Marijke de Vries.
Nieuw-Loosdrecht: Van Sypesteyn-
Stichting, 2002. 104 p.; Uitgegeven
t.g.v. van het 100-jarig bestaan van de
Van Sypesteyn Stichting in 2002. ISBN
90 807 141; O.a. verkrijgbaar in de mu-
seumwinkel van Sypesteyn, €17,50.
Jubileumuitgave met bijzonder foto-
materiaal van jonkheer C.H.CA. van Sy-
pesteyn (1857-1937) en het levenswerk
dat hij in Loosdrecht volbracht. Het fo-
toboek bevat naast portretfoto's van de
jonkheer en zijn familie vooral beelden
uit de beginjaren van kasteel, tuinen en
collectie.
ieugd in het Beetsenhuis: herinneringen
van de jongste dochter van Nicolaas
Beets Ada Ceertruide Went-Beets I
be-
zorgd door Peter van Zonneveld. Lei-
den: Athenae Batavae, 2003. 80 p. ISBN
90 71398 05 6; te bestellen bij de Uni-
versiteit Leiden, Postbus 9501, 2300 RA
Leiden, t.a.v. K. van Ommen, €12,-.
Jeugdherinneringen van de jongste
dochter van Nicolaas Beets Ada Geer-
truide (1871-1955), waarin zij beschrijft
hoe het was om als dochter van een be-
roemde vader op te groeien in het huis
aan de Boothstraat in Utrecht. Ze tonen
tevens een beeld van alle facetten van
het leven in de laatste decennia van de
19e eeuw. In het boek zijn de originele
notities van Ada Beets opgenomen,
met daarin o.a. de letterlijke conversa-
ties met haarvader.
N\art van Schijndel: kleurrijk architect I
Marijke Kuper; [tekstred. Els Brinkman].
Rotterdam : NAi, 2003. 166 p. ISBN 90
5662 2714; €36,-.
Leven en werk van de Utrechtse archi-
tect Mart van Schijndel (1943-1999). Be-
schrijving van de hoogtepunten uit zijn
oeuvre zoals de verbouwing van het
Centraal Museum (1987) en zijn eigen
woonhuis in Utrecht waarvoor hij de
Rietveldprijs in 1995 ontving.
Kamp Amersfoort I Geraldien von Frij-
tag Drabbe Künzel; [tekstcorr. Sjoerd de
Jong]. 2e dr. Amsterdam: Mets & Schilt,
2003. 269 p. ISBN 90 5330 367 7; €25,-.
Boek beschrijft de volledige geschiede-
nis van het Kamp Amersfoort vanuit
verschillende gezichtspunten. Op basis
van niet eerder geraadpleegd archief-
materiaal en vele getuigenissen wordt
duidelijk waarom het kamp werd opge-
richt en hoe het leven in gevangen-
schap eruit zag.
Oudewater uit de oude schoenendoos I
Jacob Boele Sr. ; [samengest. en geïll.
door Jan Blom]. [Z.p.]: 2003. 96 p. ISBN
90 806342 7 1; Verkrijgbaar bij Boek-
handel Karssen, Korte Havenstraat 22,
3421 AG Oudewater; €10,-.
44 korte verhalen en anekdotes over
Oudewater in de periode 1916 tot 1931
opgetekend door Jacob Boele Sr (1909-
1978). De verhalen op basis van het na-
gelaten manuscript zijn postuum uit-
gegeven en geïllustreerd met tekenin- ,0-
gen door de samensteller Jan Blom.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Montmartre aan de Oudegracht: 25 jaar
Werftheater igj8-20os I
Robert van 't
Wout. Utrecht: Stichting GUSTO (Ge-
schiedschrijving Utrechtse Stadsont-
wikkeling) i.s.m. het Werftheater, 2003.
139 p. ISBN 90 77348 01 8; €15,-.
Jubileumboekje over de geschiedenis
van het Werftheater aan de Oude-
gracht beschreven aan de hand van de
verschillende activiteiten die er hebben
plaatsgevonden, met het accent op de
cabaretvoorstellingen en het kinder-
theater. Met bijdragen van gastschrij-
vers die vanuit hun eigen cabaret-ach-
tergrond terugkijken op de afgelopen
periode.
Galerie Kapelhuis: dertig jaar vernieu-
wing in de toegepaste liunst ig6o-iggo
I
onder red. van Andre Koch; met bijdr.
van Marjan Groot e.a., Rotterdam: 010,
2003. 160 p. ISBN 90 6450 473 3;
€34,50.
De geschiedenis van de toonaangeven-
de Amersfoortse galerie voor vormge-
ving beschreven tegen de achtergrond
van de ontwikkelingen van de discipli-
nes textiel, sieraden keramiek en indus-
triële vormgeving.
Tussen weiden en water onderweg: pa-
rochie Onze Lieve Vrouw Tenhemelopne-
ming te Kockengen, igs2-2002 I
Ton
H.M. van Schalk. [Kockengen]: R.K. Pa-
rochiebestuur te Kockengen, [2002]. 84
p. ISBN 90 9016503-7; te koop in de pas-
torie Voorstraat 25, Kockengen, ma, wo,
vrij 9.00-11.00 uur (0346) 2412 07. €11,-.
Jubileumboekje uitgegeven t.g.v. van
het 150-jarig bestaan van genoemde
parochie beschrijft de geschiedenis van
de laatste vijftig jaar, waarbij ook de al-
gemene ontwikkelingen in de rooms-
katholieke kerk aan de orde komen.
Oog in Al: Utrechtse jeugdherinneringen
bij een afscheid I
Willem Smit. Altneu-
land: De Duyff op verre Terebinten,
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2003
-ocr page 106-
Een tweezijdig lint van boerderijen
Boerderijen in de provincie Utrechte
enkele villa. De kavels waarop de
boerderijen staan, zijn stuk voor
stuk ongeveer 1.200 meter lang
en 110 meter breed en ze worden
van elkaar gescheiden door een
afwateringssloot. Deze een-
heidsmaat van circa 14 hectare
stamt nog uit de tijd van de
'Grote Ontginning', die om-
streeks 1100 in dit als 'Wilde
Westen' bekend staande veen-
gebied van start ging.
Cope-ontginning
Dat Benschop is ontstaan uit
een zogenaamde cope-ontgin-
ning valt af te leiden uit de
naam. In de oudst bekende
schriftelijke vermelding - die
van 1275 - wordt zij nog Ben-
scoep genoemd, en in akten van
iets jongere datum Benscop,
Benscope en Bendscop. Het suf-
fix -coep (later verworden tot -
cop) verwijst naar de manier
waarop de gronden bij nieuwe
ontginningen werden verwor-
ven, namelijk door middel van
een cope, dat is een overeen-
komst tussen landheer en een
concessiehouder. De cope legde
zaken als de omvang van het te
ontginnen gebied en de later
daarover te betalen belasting
vast. Uit de naam van Benschop
valt verder af te leiden dat de
concessiehouder naar alle
waarschijnlijkheid ene Benno of
Benne betrof.
Van de vroegste geschiedenis
van de ontginning zijn nauwe-
lijks schriftelijke bronnen over-
geleverd. Een belangrijke uit-
zondering is de akte van 1155
waarin de bisschop van Utrecht
aan de parochianen in Lopik be-
vestigt dat zij een stuk grond in
Polsbroek, toen Pulsbroch ge-
naamd, in eigendom hebben.
Het feit dat de Benschopperwe-
Luchtfoto met rechts
het boerderijlint tussen
Pokbroek (boven) en
Benschop (onder).
De plaats links is Lopik
Foto Gemeente Lopik
Een van de fraaiste voorbeelden van boerderijen in het Utrechtse landschap is te
vinden tussen Benschop en Polsbroekerdam. Aan weerszijden van de wetering vin-
den we een lint van boerderijen waarvan de oudste dateert uit de 16e eeuw.
Incrid de Wit
'O, dat nietig dorp Benschop,
dat daar leeft in mijn lierinne-
ring als een stilbloeiende bloem,
hoe vind ik woorden om ervan
te kunnen getuigen zo een de-
voot kind past.' Sinds Herman
de Man in 1923 deze dichterlijke
woorden over zijn dorp schreef,
is er veel veranderd. Een van de
meest ingrijpende veranderin-
gen was de aanleg van twee, in-
middels drukke provinciale we-
gen. Die hieven niet alleen het
betrekkelijke isolement van het
gebied in een klap op, maar ze
doorsneden ook op twee plaat-
sen het acht kilometer lange
boerderijenlint, waaruit Ben-
schop van oudsher bestond.
Met name het oostelijk deel
heeft daardoor veel aan herken-
baarheid ingeboet. Dat is het
gebied waar de provinciale weg
van IJsselstein over Lopik naar
Schoonhoven langs de wetering
loopt ('Boveneind Zuidzijde'; de
indeling noord en zuid duidt de
ligging aan ten opzichte van de
wetering).
Een beter beeld van Benschop
uit vroeger tijden krijgen we in
het deel ten westen van de M.A.
Reinaldaweg, oftewel het Bene-
deneind (= beneden de kerk).
Vanaf dit punt tot aan Polsbroe-
kerdam ligt aan weerszijden van
de wetering een weg met daar-
aan gelegen een onafgebroken
lint boerderijen, afgewisseld
met daggelderwoningen en een
106
%
Oud*Utrecht
vereniging
augustus 2003
-ocr page 107-
eeuw werd nauwelijks meer aan
hennepteelt gedaan.
Ondanks de verschillende oude
cultuurelementen in het land-
schap en de merendeels uit
boerderijen bestaande bebou-
wing, heeft ook hier de tijd niet
tering zijn naam behoudt in het
gebied van Polsbroel<, en dat de
verl<avelingen van beide dorpen
naadloos in elkaar overgaan
doet veronderstellen dat beide
nederzettingen als één ontgin-
ningtot stand zijn gekomen. Dit
zou betekenen dat ook het ge-
bied van Benschop al voor 1155
ter ontginning was uitgegeven.
De ontginners van een veenge-
bied, zoals de Lopikerwaard
was, maakten veelal gebruik
van veenstroompjes als ontslui-
ting en plaats van vestiging.
Maar in het geval van Benschop,
waar een natuurlijk water ont-
brak, moesten ze eerst een we-
tering graven. Dit gebeurde met
eenvoudige middelen zoals spa-
de, vork en draagberd. De krui-
wagen kende men toen nog
niet. De hierbij vrijgekomen
grond werd gebruikt voor opho-
ging van de wegen aan weers-
zijden van de wetering en rond
de te bouwen boerderijen. Zulke
terpachtige verhogingen zijn
nog steeds zichtbaar aan het
Boveneind Noordzijde. Met
name bij de boerderijen op de
nummers 221, 211, 203, 189, 177
en 127 ga je echt tegen een
hoogte op.
Authentiek houtskelet
Van de vroegste bebouwing op
deze terpachtige verhogingen is
weinig anders bekend dan dat
hiervoor de materialen werden
gebruikt die in dit gebied ruim
voorhanden waren, zoals leem,
hout, riet en stro. Het zou tot de
16e eeuw duren voordat men de
boerderijen vrij algemeen in
baksteen zou gaan optrekken.
De oudste, nog bestaande boer-
derij in Benschop (Benedeneind
Zuidzijde 279) dateert uit 1561.
Dit jaartal staat te lezen op de
gevelsteen, Hoewel deze boer-
derij in de loop der eeuwen is
aangepast aan de eisen van de
tijd, zijn de voor- en achtergevel
nog grotendeels authentiek. Zo
bevinden zich in de voorgevel
gotische driepasversieringen in
de ontlastingsbogen boven de
deur en vensters, wat heel bij-
zonder is. Ook in het interieur
komen nog veel oude elemen-
ten voor, zoals een 17e eeuwse
brandgevel met betegelde
schouw, het balken plafond met
sleutelstukken, de plavuizen
vloer in de voorkamer, een spits-
vormige nis in een tussenmuur
en een nog in vrijwel oorspron-
kelijke staat verkerende deel.
Een boerderij van dezer ouder-
dom is uitzonderlijk. Veruit de
meeste panden aan het Be-
nedeneind hebben in de twee-
de helft van de 19e eeuw en het
eerste kwart van de 20e eeuw
een ingrijpende facelift onder-
gaan Inwendig bleef het oude
gebouw vaak grotendeels be-
waard. Met name het dragende
houtskelet, oftewel het gebint-
werk, is veelal aanzienlijk ouder
dan de buitenkant doet ver-
moeden. Voorbeelden hiervan
zijn te vinden aan het Beneden-
eind Noordzijde 408 en 416 en
aan de Zuidzijde 419. Laatstge-
noemde boerderij is een van de
weinige in Benschop voorko-
mende T-huis- of dwarshuis-
boerderijen. Bij dit type boerde-
rij staat het voorhuis haaks op
het bedrijfsgedeelte, in tegen-
stelling tot het veelvuldiger
voorkomend type van de lang-
huisboerderij die woon- en be-
drijfsgedeelte verenigt onder
één doorlopende kap.
Het pand nummer 408 is vooral
bijzonder, omdat zich achter en
naast de boerderij nog door
rootsloten verdeelde (hennep)
akkers met bijbehorend braak-
eiland bevinden. In deze sloten
lag vroeger de hennep te roten
of rotten, die in dit gebied in de
16e en 17e eeuw geteeld werd en
een belangrijke bron van inkom-
sten voor de boeren vormde. Op
het braakeiland werden de hen-
nepstengels vervolgens gebro-
ken zodat houtpijp en vezel
werden gescheiden. Overstro-
mingen in de tweede helft van
de 17e eeuw brachten de hen-
nepteelt een zware klap toe. En
tegen het einde van de 18e
stilgestaan. Zo had de verbre- Zijkant boerderij Beneden-
ding van de weg aan de zuidzij- eind Noordzijde 408
de tot gevolg dat de voortuinen FotoNanetteVugts
en bermsloten verdwenen,
waardoor de boerderijen pal
aan de weg grenzen. En moder-
nisering van landbouw heeft
gezorgd voor een aantal nieuwe
artefacten die over het alge-
meen geen verrijking voor het
dorpsbeeld te noemen zijn. Het
is dan ook de vraag of Herman
de Man in het huidige Benschop
nog zijn 'stilbloeiende bloem'
zou herkennen.
Literatuur
Gaasbeek, F., en T. Winkelman, Lopik,
Geschiedenis en architectuur (Zeist
1996)
Haan, D. de, Plattelandsgebouwen in de
Lopikerwaard (hopik
1980)
Linde, H. van der, De Cope. Een bijdrage
tot de rechtsgeschiedenis van de open-
legging der Hollands Utrechtse laag-
vlakteiAssm
1956) (lierdrukt 1981)
Stoppelenburg, N., 'De hennepwerven van
Lopik', in: Oud-Utrecht (74) 2001, nr.
3,68-71.
Uyl, W.F.J. den. De Lopikerwaard. Deel 1:
Dorp en Kerspel tot 1814
(Utrecht 1960)
Vries, A. de, Benschop, een milieugeografi-
sche skriptie. Amsterdam 1976
(kandi-
daatsstudie sociale geografie aan de
VU Amsterdam)
107
%
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2003
-ocr page 108-
Agenda en berichten
Historisch Café
Op vrijdag 12 september houdt Renger
de Bruin, hoogleraar Utrecht Studies
een inleiding over 150 jaar herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie.
Een maand later, vrijdag 70 oktober,
spreekt LJ. Dorsman, bijzonder hoog-
leraar universiteitsgeschiedenis onder
de titel 'Een hippopotamus in toga en
andere hooggeleerde Utrechtse profes-
soren tussen 1815 en 1940'.
Het café wordt zoals altijd gehouden in
't Weeshuis, Domplein i6, Utrecht. Aan-
vang 17.00 uur, entree gratis.
Bezoek Duitsche Huis
De activiteitencommissie organiseert
op zaterdag 27 september van 10.30 tot
12.30 uur een ontvangst in het Duitsche
Huis aan de Springweg 25 te Utrecht.
Het bezoek bestaat uit een ontvangst
met koffie en thee, een geschiedenis
met lichtbeelden over de Ridderlijke
Duitsche orde en een rondleiding door
het gebouw. Gastheer is de Mr. J. C. van
Hasselt, secretaris van de Ridderlijke
Duitsche Orde Balije van Utrecht.
Deelnemers kunnen zich opgeven bij de
heer J. van Laar (030) 233 44 40 of me-
vrouw P. Vlot-Werner (030) 220 26 08.
Deelname is gratis.
Grote Geschiedenisquiz
In september en oktober organiseren de
Jubilerende verenigingen Oud-Utrecht,
het Utrechts Monumentenfonds en het
Utrechts Geveltekenfonds een quiz in
de provincie Utrecht over de lokale ge-
schiedenis. De prijsuitreiking zal plaats-
vinden op 18 november a.s. ter gelegen-
heid van de opening van een historische
fototentoonstelling in de hal van het
Stadhuis van Utrecht.
Documentaire Oudegracht 245
Op Hemelvaartsdag zond Regio TV
Utrecht de historische documentaire
'Levende Stenen' uit, een film over de -
vaak roerige - geschiedenis van het
pand Oudegracht 245, dat onder ande-
Lustrum Oud-Utrecht 80 jaar
Feestdag 11 oktober
Voor de viering van haar 16e lustrum organiseert de Vereniging Oud Utrecht op za-
terdag 11 oktober een feestdag. Deze zal in het teken staan van een ander kroonjaar:
dat van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853, 150 jaar
geleden. Voor het eerst sinds 1580werd Utrecht door pauselijk besluit weer zetel van
een aartsbisdom. Deze ontwikkeling stuitte op een fel verzet van de conservatieve
protestantse elites die zich in de Aprilbeweging van 1853 uitten. De houding van ko-
ning Willem III leidde tot een crisis van het prille grondwettelijke bestel van 1848 en
het kabinet-Thorbecke trad uit protest af. De lustrumdag op 11 oktober zal tevens
dienen als Stichtendag, en ook belangstellenden uit het Oversticht zullen deelnemen.
Het programma luidt als volgt
10.30 u Ontvangst in de Senaatszaal van de Universiteit, Domplein.
10.50 u
11.00 u
Opening door de voorzitter mr. P.A. Blok.
Tweeluik van lezingen over de betekenis van het herstel van de
bisschoppelijke hiërarchie door de kerkhistorici prof. dr. O.J. de
Jong en dr. A.H.M, van Schalk, die de protestantse respectievelijk
katholieke aspecten belichten.
Carillonconcert vanaf de Domtoren door de heer A. Abbenes,
stadsbeiaardier, te beluisteren in de Pandhof.
Wandeling naar Paushuize.
Ontvangst in Paushuize door de Commissaris der Koningin mr.
B. Staal en aansluitende lunch in de Spiegelzaal en de salons met
muzikale omlijsting.
- Toelichting op het schilderij (1856) van N. Pieneman, dat de
aanbieding van een huldealbum aan koning Willem III op 17
september 1853 in Paushuize uitbeeldt door tegenstanders van
het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
-  Hedendaags tableau vivant van het afgebeelde gezelschap.
- Toelichting van drs. C.H. Staal op de tentoonstelling 'Pracht en
Praal van de Paus. Schatten van het Vaticaan' in Museum Catha-
rijneconvent.
- Wandeling over de Nieuwegracht naar het Catharijneconvent,
onder andere langs de woning van de eerste nieuwe aartsbis-
schop Mgr. J. Zwijsen .
Middagexcursie ter keuze:
- Bezoek aan de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent of
Rondleiding langs binnenstadskerken van verschillende gezindten,
onder andere de Lutherse-, Doopsgezinde- en Willibrorduskerk.
Feestelijke borrel in de Pieterskerk ter afsluiting
12.00 u
12.15 u
12.30 u
14.00 u
14.30 u
16.30 u
Het maximaal aantal deelnemers aan de lunch is honderd. U kunt zich opgeven
voor deze dag door overmaking van €25,- op giro s6o66 t.n.v. Vereniging Oud-
Utrecht o.v.v. zowel 'Lustrumdag n oktober' als uw keuze voor de middagexcur-
sie ('tentoonstelling' of 'kerken').
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2003
-ocr page 109-
re ooit klooster, NS-vakbondsgebouw
en kraakpand was en nu Utrechts be-
langrijkste tempel voor popmuziek.
Deze boeiende en onderhoudende film
is nu te bestellen door €10,- over te
maken op Postbanknummer 7166466
t.n.v. Blik Documentaire Producties,
Utrecht. Vergeet niet te vermelden of u
een VHS of u een DVD wilt.
Romeinse vondsten
In samenwerking met Cultuurhistorie
Gemeente Utrecht zal het Centraal Mu-
seum de komende jaren regelmatig
een selectie exposeren van de grote
verzameling Romeinse vondsten die de
afgelopen jaren zijn opgegraven in
Leidsche Rijn. Een grote tentoonstelling
waarin alle aspecten van de opgravin-
gen aan bod komen is pas te verwach-
ten in20io(!).
Tot 24 augustus is in projectkamer 3
van het museum een eerste, kleine pre-
sentatie te zien rond drie belangrijke
vondsten: die van een grensweg, het
schip (nu in behandeling in Lelystad) en
de wachttorens.
Het Centraal Museum bevindt zich aan
het Nicolaasl<erkhof 10 te Utrecht en is
van dinsdag tot en met zondag geopend
tussen 11.00 en 17.00 uur.
Inventarissen Utrechts Archief
op internet
Sinds kort zijn de eerste 30 van de
ruim 1.000 inventarissen van de ar-
chieven van Het Utrechts Archief in
hun geheel in te zien op www.hetu-
trechtsarchief.nl Het gaat om inventa-
rissen van veel geraadpleegde archie-
ven, zoals die van het huis Ameron-
gen, de familie Martens, de Utrechtse
Brandweer, het Ooglijdersgasthuis, de
Alliance Francaise, de Meent van de
Leusderberg, psychiater Westerman-
Holstein en de parochies Kockengen,
Cabauw en Wijk bij Duurstede. Onder-
zoekers kunnen nu thuis hun onder-
zoek in de studiezaal voorbereiden.
Het Utrechts Archief streeft optimaal
gebruik na van de mogelijkheden voor
digitaal onderzoek. Daarom bevat zijn
website databases met beeldmateriaal
en notariële archieven, onderzoeksin-
formatie en lesbrieven. De uitbreiding
van de website met de inventarissen
van de archieven is een belangrijke
stap voor het digitaal toegankelijk ma-
ken van de 17 kilometer archieven en
collecties die bij het archief in beheer
zijn. Elk kwartaal zullen er inventaris-
sen bij geplaatst worden totdat alle ar-
chieven bij Het Utrechts Archief op
deze maniertoegankelijk zijn.
Dit jaar werd de website uitgebreid
met de database van de 17e eeuwse
Monumenta van Van Buchel die in-
middels meer dan 25.000 bezoekers
heeft getrokken. De 'Monumenta pas-
sim in templis ac monasteriis Traiecti-
nae urbis atque agri inventa' van de
Utrechtse oudheidminnaar Aernout
van Buchel is één van de topstukken in
de collectie van Het Utrechts Archief.
Tussen 1610 en 1640 vervaardigde Van
Buchel een manuscript met tekenin-
gen in kleur en zwart/wit met beschrij-
vingen van de grafzerken, wapenbor-
den, inscripties en andere bijzonderhe-
den in de Utrechtse kerken. Zijn 'Mo-
numenta' is geschreven in het Latijn
en telt 300 bladzijden. Het is een be-
langrijke en veel geciteerde bron: veel
van wat Van Buchel nog aantrof is in-
middels verloren gegaan. Vanwege het
grote belang van de Monumenta is er-
voor gekozen dit manuscript via de
website toegankelijk te maken. Vrij-
willigers van Het Utrechts Archief heb-
ben de Latijnse tekst getranscribeerd,
vertaald en voorzien van toelichtende
noten en inleidingen.
Gids onderzoek boerenbedrijf
In de reeks 'Trajecten door Utrecht' is
als deel 8 verschenen: Doorploegen.
Gids voor historisch onderzoek naar het
boerenbedrijf in de provincie Utrecht.
De
gids, opgesteld door Het Utrechts Ar-
chief in samenwerking met de Stich-
ting Stichtse Geschiedenis, is een hand-
leiding voor het bestuderen van de ge-
schiedenis van de landbouw in de pro-
vincie Utrecht. Aan de orde komen as-
pecten als: Welke invloed had het land-
schap op de bedrijfsvoering? Hoe speel-
de de boer in op de vraag naar specifie-
ke producten? Wie waren de grondei-
genaren en wat was de positie van de
boer? Hoe was de relatie tussen platte-
land en stad? Welke bouwhistorische
ontwikkelingen deden zich voor?
De gids 'Doorploegen' is geschreven
door T.W.B. Blekkenhorst, J. Renes en
R.N.J. Rommes en voor €4,50 te koop
bij onder andere Het Utrechts Archief
en boekhandel Broese in Utrecht. In
het najaar van 2003 organiseert het
archief aan de hand van deze gids
een workshop over historisch onder-
zoek naar het boerenbedrijf (zie voor
details: www.hetutrechtsarchief.nl).
Colofon
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr.4,
augustus 2003 / ISSN 1380-7137
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het v</aken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: P. Blok
Secretariaat: T. WiJmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: {030) 286 66 n / fax: {030) 286 66 00
internet: w/ww.oud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchief.nl
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,- /
bedrijven €50,-.
Contributie- en ledenadministratie: Postbanknr. 575520,
Utrecht
Redactie: M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oud-
heusden, J. Pennings, P. Rhoen, B. van Santen, K. van Vliet,
M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 5/2003:18 augustus
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg, 3S7^ K^ Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur:
maurice.van.lieshout@hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
109
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2003
-ocr page 110-
U kiest uw huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
www.hermans-schuttevaer.nl
PlantijnCasparie
^utrecht
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
waarde-indiatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levett u waarde-vol-
le infotmatie op.
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik! Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een ajipraak.
Naam:     ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
«a
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: Makelaardi]Utrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 111-
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
'            Aan- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
Muus &                 I
IJzerman
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3 508 SB Utrecht 030-234 00 08 wvvw.muus-ijzerman.nl
M
^^
VERBOUW
van Zoelen bv
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
aannemersbedrijf
ONDERHOUD
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 112-
1
rv ^
Onder meer:
/
iceenen '
• Het vervaardigen van contracten op diverse
£^\ bedrijfsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
Kantooradres
MrJ.C.V. Geenen
Hooghiemstraplein 132
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3514 AZ Utrecht
1030-273 60 62
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
f 030-233 45 95
• Behandeling én overname van incasso's
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
«oagnsoa»
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van_
1
kunst en cultuur.
-ocr page 113-
Iid-Utrech
n
q
1
76^jaargang ,
1' ^^H
»ii
».
-ocr page 114-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 3511 KV Utrecht
T. ()3()-23352(K) * F. 03()-2314()71
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
éF
r^LISIMN
&>LISIt4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 115-
Scholieren in opstand
Een futiele aanleidingen een ovetrokken reactie leidden in 1970 tot een opstand op het Utrechtse Ge-
meentelijk Atheneum. Het spektakel dat volgde - een bezetting, ontruiming door de politie, heftige
raadsdebatten - hield de Utrechtse media en burgerij wekenlang bezig. Een terugblik aan de hand
van schoolkrant Bulletje en interviews met enkele hoofdrolspelers.
Ooit vereerd, nu verguisd
Paul Kruger is een van die politieke leiders die in hun eigen tijd bewierookt werden, maar
inmiddels als 'verkeerd' naar de zwarte pagina's van het geschiedenisboek zijn verbannen.
Utrecht, waar Kruger een tijd woonde, haalde hem feestelijk in en wilde hem na zijn dood
eren met een standbeeld. Het liep allemaal heel anders.
Licht, lucht en ruimte
Na de Tweede Wereldoorlog waren er in Utrecht veel nieuwe schoolgebouwen nodig. Architecten voelden zich meer
aangesproken door ideeën van de school als veilige gemeenschapsruimte dan veel onderwijsgevenden zelf. Het leverde
een aantal bijzondere gebouwen op waarvan er nog slechts weinige resten. Een inventarisatie.
Van de bestuurstafel
Cultureel Erfgoed
Bulletje verboden
Opstand op het Gemeentelijk Atheneum
Jubilerende momumentenbeschermers
'en standbeeld voor Paul Kruger
Utrechtse straatnamen 5: Doelenstraat
De hofstede Slangenrode op de Lage Weide
Boerderijen in de provincie Utrechts
Paul van der Gaag
Bettina van Santen
Kaj van Vil
Erik Tigelaar
Nettie van Stoppelenburg
Martine Bakker
'cholen als gemeenschapsruimten
'trechtse schoolgebouwen in de periode van de wederopbouw
Literatuursignalement
Agenda en berichten
%
vereniging Oud Utrecht
nltinhfit j nn -j
-ocr page 116-
Van de bestuurstafel
Diversimento
P.A. Blok, voorzitter
Binnen Oud-Utrecht is het in de
zomermaanden wat stiller, maar
een zomerslaap heerst er niet. In
een grote vereniging als de onze
moet nu eenmaal altijd wel wat
geregeld en besloten worden.
Zo is de presentatie van de Be-
heervisie Singelgebied door wet-
houder Van Zanen niet goed
denkbaar zonder een reactie van
Oud-Utrecht. Immers reeds lang
hebben wij ons ingezet voor be-
houd en herstel van de cultuur-
historische waarde van het
Utrechtse Singelgebied. Onze vi-
sie van april 2002 en de door ons
georganiseerde Singelprijsvraag
vormen daarvan de meest recen-
te getuigen. Dus werd een brief
aan de wethouder gezonden.
Wat staat daarin?
Over de inzet voor het tot stand
komen van de Beheervisie spre-
ken wij onze waardering uit. Dat
geldt ook voor het voorstel een
wezenlijk geldbedrag, te weten
ruim €1,5 miljoen, beschikbaar
te stellen. Vooral in de huidige
omstandigheden zal dat veel
overtuigingskracht en volhar-
ding hebben gekost. Die blijven
echter ook nodig voor de nabije
toekomst. Voor het volledig uit-
voeren van de Beheervisie zal im-
mers daarenboven nog €3,5 mil-
joen nodig zijn. Kortom, we zien
een belangrijke keer ten goede,
maar blijven bezorgd over het re-
aliseren van alle voorgestelde
maatregelen. Overigens zien we
daarin niet volledig terug de in
„6 onze visie aangedragen oplossin-
gen. Derhalve aanleiding tot
vreugde, maar niet tot volledige
tevredenheid.
Verder werd overleg gevoerd
over onze lustrumviering en de
productie van ons Jaarboek. Ook
werd aandacht besteed aan het
ledenbestand. Ik schreef dat we
de contributie verdubbeld moe-
ten worden en dan zouden, vrees
ik, veel leden gaan afhaken. In-
dertijd hebben we als vereniging
besloten het vermogen in stand
te laten teneinde de continuïteit
van onze vereniging te kunnen
waarborgen. Interen, al is het al-
leen maar door inflatie, is dan uit
den boze. Toentertijd kon op een
vrij hoog rendement worden ge-
rekend. Thans ligt het rende-
ment beduidend lager. Zo lang
dat zo is, zullen we nog kritischer
naar de uitgaven moeten kijken.
Dat heeft het bestuur deze zo-
mer gedaan bij het opstellen van
de begroting. Die zal u met de
overige vergaderstukken voor de
najaarsledenvergadering op 20
november worden aangeboden.
In afwachting van betere tijden
zal de rem benut moeten wor-
den.
Nog vestig ik er de aandacht op
dat ik een nieuwe buurman heb
gekregen. Buurvrouw Vroemen
heeft tijdens de voorjaarsleden-
vergadering het bestuur verla-
ten. Haar plaats op de pagina
hiernaast is ingenomen door
buurman Van de Werdt, hoofd
collecties en onderzoek van het
Centraal Museum. In de najaars-
ledenvergadering zal hij, evenals
mevrouw Den Daas, kandidaat
worden gesteld voor het lid-
maatschap van het bestuur. Dat
zal dan weer op sterkte kunnen
komen.
Graag wens ik u een goede lus-
trumviering toe. De lustrumcom-
missie heeft er hard aan getrok-
ken. Het belooft een goede dag
te worden.
een grote vereniging zijn. Dat is
gelukkig nog steeds zo. Tot me-
dio augustus zijn dit jaar 102
nieuwe leden aangemeld. Dat is
een heel mooi aantal. Maar in
een eerdere column wees ik erop
dat altijd weer leden afvallen
door opzegging, overlijden en
wanbetaling. Willen we niet ach-
teruitgaan dan zijn elk jaar ruim
IOC nieuwe leden nodig, voor
groei zo'n 150. De ledenthermo-
meter staat nu op 2008, een net-
to winst van zo'n 20 leden.
Maar.... er gaan nog leden afval-
len en er zijn 51 leden, die hun
contributie nog steeds niet be-
taald hebben. En alleen leden,
die betaald hebben zijn leden,
zoals ik van de vorige penning-
meester en zijn vrouw heb ge-
leerd. Nog één aanmaning en
dan zullen de nalatigen van de
lijst worden geschrapt. Tot hen
richt ik het verzoek alsnog snel te
betalen. En u allen vraag ik het
laatste kwartaal nog zo'n 50 le-
den te werven.
Het ledental bepaalt voor een
heel groot deel de inkomsten
van de vereniging. Met de nieu-
we penningmeester hebben we
in het kader van het opstellen
van de begroting 2004 stil ge-
staan bij onze financiële positie.
Die is niet echt gezond. De drie
belangrijkste inkomsten van
onze vereniging te weten contri-
buties, advertenties en donaties
/subsidies en veel meer baten
hebben wij niet - gaan volledig
op aan de kosten van Tijdschrift
en Jaarboek. Alle andere uitga-
ven zijn in feite niet gedekt. Ge-
lukkig hebben we de Stichting
Steunfonds Oud-Utrecht. De op-
brengst van het vermogen van
die Stichting wordt benut om al
de overige uitgaven mogelijk te
maken. Zonder die Stichting zou
vereniging Oud>Utrecht
oktober 200S
-ocr page 117-
Cultureel Erfgoed
Behoud door ontwikkeling
Errol van de Werdt
In haar laatste column geeft mijn
voorgangster, Jacquelien Vroe-
men, een terugblik op haar perio-
de als bestuurslid dat zich bezig
houdt met cultureel erfgoed.
Voor mij ontstaat een beeld van
een strijdbare en kritische vereni-
ging die opkomt en vecht voor
behoud van cultureel erfgoed.
Strijd is, denk ik, nog steeds hard
nodig. Het is geen vanzelfspre-
kende en ook lang niet altijd een
breedgedragen zaak. Op alle be-
stuursniveaus moeten overheden
uiteenlopende en soms tegen-
strijdige belangen dienen. He-
laas, zo leert de praktijk wordt be-
houd van erfgoed vaak onderge-
schikt gemaakt aan het economi-
sche belang. Het artikel van Hans
Zijlstra in het vorige nummer,
'Het herwonnen water', over de
geschiedenis van de Utrechtse
singels, geeft daar een goede illu-
stratie van.
De taak van Oud-Utrecht is in ie-
der geval eenduidig, ze houdt de
vinger aan de pols en is soms een
luis in de pels daar waar het gaat
om het bewaken van cultureel
erfgoed in de ruimste zin van het
woord. De vraag is alleen hoe je
het beste resultaat kunt halen.
Gaat het de vereniging vooral
om het informeren over zaken
van cultuurhistorische waarde of
om het vragen van aandacht
voor het herstel van de contextu-
ele omgeving van het cultureel
erfgoed? Of denken we aan meer
praktische zorg voor conserveren
en ontsluiten van erfgoed? In
mijn nieuwe rol als erfgoedhoe-
der zal ik in deze rubriek hierover
enkele gedachten formuleren.
Belangrijk is ervoor te zorgen dat
het cultureel erfgoed maatschap-
pelijk voldoende ingebed wordt.
De gedachte dat cultuurhistorie
een kwalitatieve rol kan spelen
bij de ruimtelijke ontwikkeling,
heeft namelijk nog lang niet bij
iedereen voldoende weerklank
gevonden. Daar ligt in de infor-
matieve sfeer een taak voor de
vereniging.
De traditionele strategie van erf-
goedhoeders richt zich over het
algemeen op behoud door be-
scherming. Cultuurhistorie ver-
sterkt de kwaliteit van de ruim-
telijke inrichting en nieuwe
ruimtelijke functies bieden op
hun beurt een plek waarin het
cultureel erfgoed opgenomen
wordt en waardoor er betere ga-
ranties zijn voor behoud. Deze
werkwijze wordt ook wel behoud
door ontwikkeling genoemd.
De bovengenoemde aanpak is
uitgewerkt in een nota van de
rijksoverheid, de Nota Belvedère.
Deze beoogt een voorbeeld te ge-
ven voor een nieuwe benadering
van de cultuurhistorie. Uit een
evaluatie is echter gebleken dat
met name gemeenten, water-
schappen en ontwerpers in veel
mindere mate rekening houden
met deze aanpak. Daarom heeft
het Rijk voor de ontwikkeling van
nieuwe initiatieven ideeën en
plannen een subsidieregeling
(voorbeeldprojecten) in het leven
geroepen. De Belvedère-regeling
is gericht op het mogelijk maken
van de uitvoering van deze pro-
jecten. Deze regeling, die ik van
harte toejuich, kan echter alleen
succesvol zijn bij een goede sa-
menwerking op alle bestuursni-
veaus, dus ook op gemeentelijk
niveau, met alle andere belang-
hebbenden. Tot nu toe verloopt
dat nog erg stroef. Verandering
daarin begint bij het erkennen
van eikaars verantwoordelijkhe-
den en belangen. Voor de ge-
meente dient Oud-Utrecht een
vanzelfsprekende en volwaardige
gesprekspartner te zijn daar waar
het gaat om behoud van cultu-
reel erfgoed. De vereniging heeft
niet alleen een waakhondfunctie,
maar beschikt ook over veel
know how op dit terrein. Het gaat
daarbij niet alleen om een pro
forma erkenning door de lokale
overheid, maar eerder om het in-
zicht bij de gemeente dat Oud-
Utrecht een zinvolle bijdrage kan
leveren bij de uitwerking van
plannen op het gebied van ruim-
telijke ordening daar waarbij cul-
tureel erfgoed betrokken is.
Werken aan het klassieke concept
van alleen behoud en ontsluiting
blijft nodig, maar is op zich zelf
niet van voldoende gewicht als
tegenhanger voor economische
belangen. Daarnaast dient het
cultureel erfgoed voortdurend
onder de aandacht te worden ge-
bracht. Inzake erfgoedkwesties
dient ook de Vereniging Oud-
Utrecht een reëel standpunt in te
nemen afhankelijk van de tijd en
omstandigheden waarin wij ver-
keren. Een volledige reconstructie
van de Singels naar het ontwerp
van Zocher is in deze tijd immers
zinloos, maar er zijn talloze va-
rianten te bedenke.1 waarin dit
cultureel erfgoed wel goed kan
worden ingebed in de ruimtelijke
ontwikkeling zonder dat dit ten
koste hoeft te gaan van allerlei
economische of andere belangen.
Het geheel is immers meer dan
de som der delen. Erkenning en
respect over en weer van eikaars
verantwoordelijkheden en het
vooral tijdig voeren van een open
dialoog zijn belangrijke voor-
waarden voor een succesvol be-
houd van cultureel erfgoed. Ik
hoop in mijn periode daaraan een
bijdrage te kunnen leveren.
%
Oud.Utrecht
vereniging
oktober 2003
-ocr page 118-
Bulletje Verboden
Opstand op het Gemeentelijk Atheneum
„ . ^ ,,, Eind jaren zestig en begin jaren zeventig eisten studenten en
Bezetting (jemeentehjK                       ■'                       e>             o j                             o
Atheneum, 12 maart 1970 scholieren democratisering van de veelal nog autoritair geleide
Collectie Beeldmateriaal
HUA F 'tSti ht           onderwijsinstituten. Die strijd ging gepaard met vele acties,
demonstraties, bezettingen én confrontaties met de politie.
In Utrecht waren het leerlingen van het Gemeentelijk Atheneum
die het eerst in opstand kwamen.
mengaan van de Rijks HBS en
de MMS (Middelbare Meisjes-
school) -, die als eersten in op-
stand kwamen. Hun acties leid-
den uiteindelijk in het voorjaar
van 1970 tot de eerste school-
bezetting van Nederland. Tot
de bezetters behoorden enke-
len nu nog bekende Utrechters,
zoals de zanger, cafébaas en
diskjockey Henk Westbroek,
NOS Journaal-redacteur Har-
men Roeland, Leefbaar Utrecht-
raadslid Rob Kok en Cees Ey-
rond, eigenaar van de Winkel
van Sinkel.
Verplicht kleumen
Het begon allemaal in septem-
ber 1969, ten tijde van de
Maagdenhuisbezetting, met de
oprichting van de onafhankelij-
Paul VAN oer Gaac
Na Parijs 1968, Amsterdam
1969 volgde Utrecht 1970. In Pa-
rijs namen studenten de uni-
versiteit in bezit en gingen ze
de straat op, in Amsterdam
werd het Maagdenhuis bezet
en nog geen jaar later had
Utrecht de primeur van de eer-
ste scholierenbezetting. Zo'n
bezetting was onafwendbaar in
een tijd waarin de vanzelfspre-
kende autoriteit van ouders, le-
raren en oom agent overal ter
wereld werd aangetast. Dat on-
der scholieren de bom het eerst
barstte in Utrecht komt volgens
toenmalig scholier, Henk West-
broek, 'omdat zoiets nu een-
maal gebeurt op de plek waar
het het ergst is.' En op het Ge-
meentelijk Atheneum was het
'heel erg', volgens hem.
Het waren leerlingen van die
school - net ontstaan uit het sa-
118
%
Oud-Utrecht
vereniging
oktober 2003
-ocr page 119-
M.Ü-b
\<9 cga»
WETHOUDER WIL „SPANNINGE F' VOORKOMEN
Vergaderen leraren
atheneum met hun
leerhngen verboden
Nieuw Utrechts Dagblad
W februari 1970
ColkctieRobKok, Utrecht
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT, dinsdag. — Leraren aan het Gem. Atheneum mogen
zich op school alleen maar bezighouden met lesgeven en met acti-
viteiten die daarmee ten nauwste samenhangen. Ze moeten zich bij
het lesgeven beperken tot het vastgestelde leerplan en over school-
organisatorische vraagstukken — in de ruimste zin — mag niet
worden gesproken. Ook buiten de school en het schoolverband mo-
gen geen bijeenkomsten van leraren met leerlingen plaatsvinden.
Dit heeft de Utrechtse wethou-1            • ......-----------......" '
der van onderwijs, de heer H. |
ke schoolkrant Bulletje. Alle bij-
dragen van de scholieren wer-
den ongecensureerd geplaatst.
Er was geen hoofdredacteur en
zelfs geen officiële redactie, al-
leen een coördinatieteam dat
zorg droeg voor de verschijning.
Bulletje was een gestencild
blaadje, qua vormgeving duide-
lijk geïnspireerd door andere al-
ternatieve uitgaven uit die tijd
zoals Hitweek. De inhoud was in
eerste instantie nog vrij on-
schuldig. Naast tekeningen, ge-
dichtjes en recensies van pop-
muziek vond de lezer ook nog
het voor schoolkranten gebrui-
kelijke interview met de con-
ciërge en de wiskundeleraar.
Maar daar kwam al gauw ver-
andering in. Het strenge regime
op de school werd op de hak ge-
nomen, waarbij vooral rector
Hut en conrector Koster het
moesten ontgelden. Uit Bulletje
nummer 20 (30 mei 1970):
'Mijn Gebed'
Meneer Hut die op de kade zijt
Uw naam worde geheiligd
Uw wil geschiede
Geef ons heden ons dagelijks les-
voer
En vergeef ons onze actie
Zoals wij anderen hun acties
vergeven
En leid ons niet in een parlement
Maar verlos ons van Bulletje
Amen
tf
van der Vlist, bepaald. Hij wil
met deze maatregelen „spannin-
gen als gevolg van ongerichte
communicatie" op school voorko-
men, en bevorderen dat de op-
bouw van het schoolparlement op
het Atheneum in rustige sfeer zal
verlopen.
De wethouder heeft er geen be-
zwaar tegen dat de rector een lokaal
van de school beschikbaar stelt, waar-
in de leerlingen desgewenst met el-
kaar kunmen discussiëren over de de-
mocratisering van het Atheneum,
raaar de leraren mogen daarbij dan
niet aanwezig zijn.
Het schoolparlement op het Athe-
neum zal op korte termijn worden op-
gericht Bet
zal een experimenteel ka-
rakter hebben, omdat de gemeente-
raad over dit onderwerp nog een be-
sitllt moet nemen. Gestreefd zal wor-
den naar een zo groot mogelijke open-
heid.
Bij de opbouw van het schoolparle-
ment zul'en de leerlingen contact on-
derhouden met een „driemanschap"
det uit het lerarencorps is gevormd.
Aangewezen zijn mevrouw M. G. T.
Waalwijk-van Rijn en de heren P.H.
Donck en W. K. Sprij.
mETii
gen voorbereiden om dat te be-
reiken, bleek er nog veel meer
onvrede te bestaan. Resultaat:
een oproep tot actie en een ulti-
matum aan de directie:
'Vanaf vandaag begint de school
niet om half negen, maar om vijf
over half negen. Het hele lespro-
gramma schuift dus vijf minuten
op. Stoor je niet aan de bel. Wij
gaan door tot onze rechtvaardi-
ge eisen zijn ingewilligd. En onze
eisen zijn:
- uitspraak over het binnenblijven;
- openbaarheid van de lerarenver-
gaderingen;
-  en instelling van een structuur
waarin alle belanghebbenden
zijn vertegenwoordigd.
Deze eisen dienen voor vrijdag te
worden ingewilligd. Zo niet dan
zal Aksiegroep 52 zwaarder ge-
schut in stelling brengen.'
De aanleiding voor de uitbar-
sting van de onvrede was eigen-
lijk vrij klein. Het was januari
1970 en het was koud buiten. De
leerlingen stonden te kleumen.
Verplicht te kleumen, want in
de grote pauze moesten ze naar
buiten, weer of geen weer. Daar
moest een einde aan komen
vonden ze. Toen ze acties gin-
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 120-
Hut later verslag moest doen van
de gebeurtenissen beschreef hij
die als volgt: 'Een groep leerlin-
gen drong het gesloten gebouw
binnen, enige materiële schade
ontstond. Leuzen zingend ston-
den ze in de deuropening van de
vergaderzaal. Er ontstond een
korte discussie tussen de voorzit-
ter en de leerlingen.
buiten te krijgen en gingen ze in
optocht naar Kasino om daar
nieuwe acties te bedenken. Nog
achttien andere leraren kozen
ook de kant van de leerlingen en
gingen mee. Volgens conrector
Maarten Koster was het zelfs zo
dat die kritische leraren de oor-
zaak van alles waren: 'Wij waren
van mening dat die leerlingen
opstandig gemaakt zijn, maar
dat nooit zelf begrepen hebben.
De eisen kwamen niet van de
leerlingen, maar van bepaalde
leraren.'
Henk Westbroek erkent dat dat
gedeeltelijk waar is. De leraren
fluisterden hun zo nu en dan wel
een ideetje in. 'Maar het is beslist
niet zo dat we alles deden wat zij
zeiden. We stonden er kritisch
tegenover. Natuurlijk brachten
ze ons wel eens op een idee. Daar
waren we blij om. Als we ons iets
aan lieten praten, dan lieten we
ons dat graag aanpraten.'
Kritische leraren
Hoogtepunt van alle acties was
de bezetting van de school op 13
maart 1970. Aanleiding was dat
dertien Bulletje-activisten voor
drie dagen geschorst werden.
Als reactie hierop bezetten zo'n
200 leerlingen 's ochtends vroeg
de school. Ze waren voorbereid
op een langdurige bezetting.
Maar het liep allemaal anders.
Actievoerder Rob Kok: 'Ik geloof
dat we nog geen twee uur bin-
nen geweest zijn, toen werden
we door de politie alweer met
harde hand verwijderd.'
Actievoerders Henk Westbroek
en Trees Roose werden vervol-
gens door de directie als hoofd-
schuldigen aangemerkt en voor
acht dagen geschorst. Maar daar
bleef het niet bij. De bezetting
mocht dan snel beëindigd zijn,
maar de pers was erdoor wakker
geschud. Niet alleen de plaatse-
lijke pers, maar ook de landelij-
ke. En door al die commotie ging
ook de gemeenteraad zich er-
mee bemoeien en stelde een on-
derzoekscommissie in, de Com-
missie-Van Dam.
Voorzitter: 'Wat zijn jullie van
plan?'
Antwoord: 'Wij willen stencils
uitdelen.'
Voorzitter: 'Als ik dat toesta, ver-
laten jullie dan daarna dit ge-
bouw?'
Antwoord: 'Ja.'
De stoet werd daarop de verga-
derzaal binnengelaten, de sten-
cils werden uitgereikt, toegelicht
en een korte discussie volgde.
Daarna verzocht de rector de
leerlingen het gebouw te verla-
ten. De meeste leerlingen zwe-
gen, doch enige eisten op hoge
toon schorsing van de vergade-
ring. Zij wilden discussiëren. Op
de vraag van de voorzitter of
schenden van enen belofte een
goede basis is tot samenwerking,
antwoordde leerling Westbroek:
'U hebt ons al zo vaak bedon-
derd, nou doen wij dat ook eens'.
De rector gaf conrector Koster in
het geheim het teken de politie
te waarschuwen en sloot de ver-
gadering.'
Een van de leraren die In de ga-
ten had dat de politie op komst
was, was leraar Nederlands
Robért Bollen. Hij sympathiseer-
de met de eisen van de leerlin-
gen en op het moment dat con-
rector Koster de politie ging bel-
len, wist hij de leerlingen naar
AI<siegroep 52 was geen groep
van 52 anonieme leerlingen,
maar een naam verzonnen door
de groep rond Bulletje. Aan die
groep deed naast de leerlingen
ook een enkele kritische leraar
mee. Bulletje werd de spreekbuis
van de opstandige leerlingen en
werd daarom door de schooldi-
rectie verboden. Maar het resul-
taat was averechts. Op het hoog-
tepunt van de scholierenacties
verscheen het blad zelfs dage-
lijks. Het actiecentrum waar de
scholieren samenkwamen was
het jongerencentrum Kasino,
waar ze gratis hun pamfletten
mochten stencilen.
Politie-ontruiming
Dat het allemaal zo uit de hand
liep, was vooral te wijten aan de
starre houding van de schooldi-
rectie, die vanaf het eerste mo-
ment weigerde op de eisen van
de scholieren in te gaan. Sterker
nog: toen een grote groep leer-
lingen op vrijdagochtend 30 ja-
nuari 1970 de lerarenvergadering
binnendrong met de bedoeling
over hun eisen te praten werd de
politie ingeschakeld. Toen rector
Ontruiming Gemeentelijk
Atheneum, 12 maart 1970
Collectie Beeldmateriaal
HUA Foto't Sticht
120
%
Oud>Utrecht
vereniging
oktober 2003
-ocr page 121-
W •Vtm.XK.i
deed aan het gemeentebestuur
de aanbeveling om de voorman
van de kritische leraren, Robért
Bollen, te ontslaan. Drie anderen
die nog geen vast contract had-
den, waren toen al ontslagen.
Even leek het er op of de school-
directie, na een turbulent jaar,
uiteindelijk toch als overwinnaar
uit de bus kwam. Maar in de ge-
meenteraad waren de meningen
intussen gaan schuiven. Leerlin-
gen en leraren hadden de linkse
partijen, met name de toen al-
machtige PvdA, weten te winnen
voor hun standpunt. De meer-
derheid van de raad nam de
conclusies en aanbevelingen van
zijn eigen commissie niet over.
De kritische leraar Nederlands
Robért Bollen mocht blijven en er
werd besloten het Algemeen Pe-
dagogisch Studiecentrum in te
schakelen om tot een oplossing
te komen.
Teleurgesteld door deze uit-
komst meldden rector Hut en
conrector Koster zich ziek en hun
grote tegenstrever Bollen werd
benoemd in de tijdelijke nieuwe
schoolleiding. De democratise-
ring ging door. Er kwam een
schoolparlement en bij regen
mochten de leerlingen voortaan
tijdens de pauze binnen blijven.
Maar dat maakten de meeste ac-
tievoerders niet meer mee, want
het was inmiddels wel een
schooljaar verder. Henk West-
broek en consorten hadden toen
al examen gedaan en hebben
daarna ongetwijfeld nog een
enerverende stud'etijd gehad.
Het was tenslotte het begin van
de roerige jaren zeventig.
Paul van der Gaag is journalist en werkt
voor de VPRO-radio. Hij is redacteur en
presentator van het programma Onvol-
tooid Verleden Tijd (OVT).
Bronnen
Dit artikel is gebaseerd op materiaal van
een uitzending van het radioprogramma
OVT. Daarvoor heeft de auteur de belang-
rijkste betrokkenen geïnterviewd en de
persoonlijke archieven ingezien van hoofd-
rolspelers Koster, Bollen en Roose.
ezet Atheneu
vrij ruw door
pol:
tie ontruimd
Nieuw Utrechts Dagblad
13 maart 1970
Collectie Rob Kok, Utrecht
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT, vrijdag. — De Utrechtse politie heeft gistermiddag
de hal ontruimd van het gemeentelijk Atheneum aan de Witte-
vrouwenkade. De schoolleiding had politiehulp gevraagd omdat
ongeveer driehonderd leerlingen het gebouw niet wilden verlaten.
Zij hadden de hal ruim twee uur hezet gehouden uit protest tegen
het voor drie dagen naar huis sturen van dertien leerlingen. Ook
eisten zij pamfletten terug die de directie de vorige dag in beslag
had genomen.
                                                                                                   ,
Van de dertig onder leiding
van inspecteur J. Wiarda opere-
rende politiemannen verloren en-
kelen af en toe hun zelfbeheer-
sing. Scholieren die niet wilden
lopen werden op ruwe wijze de
stenen treden voor het gebouw af
naar buiten gesmeten.
Er werden vier leerlingen gearres-
teerd, onder wie de veertienjarige zoon
van het Utrechtse PSP-raadslid, me-
vrouw Hoepelman. Hij en een vijf-
tiienjarige medeleerling hadden naar
de politiemannen in aotie „fascisten"
geroepen. De arrestanten konden later
door de oudlers worden opgehaald.
         l
Dat directeur T. P. Huit zijn gezag I
met hulp van de politie heeft willen
handhaven wordt door enkele leraren j
„een tragisch blijk van onvermogen";
genoemd. Als er een beroep op een
paar leraren was gedaan de leerlingen
toe te spreken, waren ze er rustig uit-
gegaan", zei een leraar ons. Ondeirdi- I
reöteur dirs M. H. J. Koster bevestigde
dat niet aan leraren is gevraagd te be-
middelen. „We hebben al zo lang ge-
praat", zei hii.
Schoolblad
De dentien geschorste scholieren ko-
men allen uit dezelfde klas. Zij had-
den woensdag vergadering waar een
schoolparlement werd voorbereid en
op straat reclame gemaakt voor het
door de directie verboden schoolblad
„BuUetje". Zij verzuimden hierdoor
een natuuirkundeles, wat volgens de
schoolleiding de redién van de schor-
sing is. Maar veel leerlingen uit an-
dere klassen hebben hetzelfde lesuur
verzuimd en liepen géén straf op.
Uit protest tegen de maaJtregel tegen
de deiiaen leerlingen trokken na de
pauze enkele honderden leerlingen
van het Atheneunschoolgebouw in de
Kruisstraat naar het gebouw aan de
Wittevrouwenkade en bezetten om-
streeks half één de hal. Zij eisten ook
stencils terug met de tekst van een
„Bulletje"-li«d, die onderdirecteur
Koster de vorige dag in beslaig had
genomen. Om ongeveer drie uur be-
gon de politie met de ontruiming.
Binnen de school zelf stonden In-
tussen twee groepen steeds on-
verzoenlijker tegenover elkaar:
leerlingen, kritische leraren en
een deel van de ouders aan de ene
kant, de rest van de ouders, lera-
ren en de directie aan de andere.
Conrector Maarten Koster denkt
niet dat de directie door een cou-
lantere houding de escalatie had
kunnen voorkomen: 'Het doel
was actie voeren. Als wij hadden
toegegeven, waren ze wel met
een volgend punt gekomen.'
En daarmee heeft Koster een
punt, want in het in datzelfde
jaar verschenen Rode boekje voor
scholieren
valt te lezen: 'Als ze
toegeven, waren je eisen niet be-
langrijk genoeg om actie voor te
voeren. Als ze weigeren ben je
waar je wezen moet: met praten
is niets te bereiken.' En dat Rode
boekje is geschreven door de or-
ganisatie van Kritiese Leraren.
Het is dus geen wonder dat de
directie die kritische leraren als
de hoofdschuldigen zag en bij
de door de gemeente ingestelde
commissie pleitte voor hun ont-
slag of overplaatsing, terwijl het
andere kamp juist verwijdering
van de directie wilde.
De uit drie rectoren van andere
scholen bestaande Commissie-
Van Dam koos uiteindelijk de zij-
de van collega rector Hut, en
1ZI
%
Oud'Utrecht
vereniging
oktober 2003
-ocr page 122-
Jubilerende monumentenbeschermers
gemeente aan de gemeenteraad
voorgesteld om in de Bouwveror-
dening naast een welstandsbe-
paling ook een monumentenbe-
paling op te nemen. Die wel-
standsbepaling was ook nieuw,
maar waarborgde niet 'dat ge-
bouwen welke het stadsschoon
verrijken of welke vanuit histo-
risch oogpunt voor de stad van
belang zijn, in stand blijven'. De
eigenaar kon nog steeds naar ei-
gen wens een gebouw slopen of
het historisch karakter ongedaan
maken. Eigenlijk zou deze zorg
vanuit het Rijk moeten komen.
Die was weliswaar al een paar
jaren bezig met het opstellen
van een Monumentenwet, maar
erg opschieten deed dat niet.
Ook om die reden vonden Oud-
Utrecht en de gemeentelijke
commissie dat de gemeente zijn
verantwoordelijkheid moest ne-
men. De schrijnende gevallen
van aantasting van monumen-
ten maakten de noodzaak daar-
van duidelijk.
De ontwerp-verordening van 1925
week niet veel af van de huidige
verordening. De essentie was en
bleef hetzelfde: het was en is ver-
boden zonder een vergunning
van B&W een gebouw of kunst-
werk, dat uit het oogpunt van ge-
schiedenis of kunst van belang is,
geheel of gedeeltelijk te slopen of
te veranderen. De gebouwen en
objecten waarvoor dit gold, wer-
den op een lijst geplaatst. B&W
stelde die lijst vast na advies ge-
vraagd te hebben aan een specia-
le Monumentencommissie. De
plaatselijke verenigingen die zich
hadden bekwaamd op het gebied
van geschiedenis en kunst moch-
ten de leden voor deze advies-
commissie leveren. Ook Oud-
Utrecht leverde een lid aan de
Monumentencommissie.
Dit jaar vieren verschillende Utrechtse monumentenbeschermers hun jubilea:
Oud-Utrecht bestaat 80 jaar en het Utrechts Monumentenfonds 60 jaar.
Bovendien voerde de gemeente Utrecht 75 jaar geleden de Monumenten-
verordening in. Die verordening kwam vooral tot stand dankzij inspanningen
van de vereniging Oud-Utrecht.
Slopen naar eigen wens
Midden jaren twintig bestond er
binnen de gemeente Utrecht
geen bestuurlijke regeling voor de
bescherming of instandhouding
van het 'stadsschoon'. Uitzonder-
lijk was dat overigens niet, want
het besef dat cultuurhistorisch
erfgoed bescherming behoefde,
ging in heel het land pas enigszins
leven in het derde kwart van de
19e eeuw. De eerste officiële lijs-
ten van te beschermen gebouwen
en objecten (waaronder ook schil-
derijen, orgels en dergelijke) op
landelijk niveau werden pas rond
1900 samengesteld.
Op 12 november 1924 schreef het
bestuur van Oud-Utrecht een ver-
zoek aan B&W om een gemeen-
telijke monumentenverordening
op te stellen. Dat viel in goede
aarde. Al in 1925 werd door de
rechtskundige commissie van de
Bettina van Santen
Het was het toenmalige bestuur
van Oud-Utrecht dat zich l<ort na
de oprichting van de eigen vereni-
ging bekommerde om het in het
leven roepen van een 'wettelijke
bescherming van zoowel de mo-
numenten van geschiedenis en
kunst als over het stadsschoon'
(notulen 6 november 1924). De
aanleiding was de in zijn ogen
schandalige verminking van de
gevel van Janskerkhof n bij de ver-
bouwing tot magazijn en het
doorbreken van een rijk versierde
muur in het interieur van het
hoekhuis Janskerkhof - Drift. Ook
toen konden interieurdoorbraken
de gemoederen al verhitten, wat
een troost kan zijn voor Monu-
mentenzorg nu, dat nogal eens
verweten wordt dat ze zich niet
met het interieur moet bemoeien!
Janskerkhof 12 waarvan
beginjaren twintig een rijk
versierde binnenmuur
gesloopt was. Tekening
A.E. Grolman, 18%.
Collectie beeldmateriaal
HUA
122
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 123-
De lijst werd ter inzage gelegd
bij de gemeentelijke secretarie
en het desbetreffende gebouw
kreeg een merkteken, zodat ook
andere belanghebbenden dan
de eigenaar wisten dat het ge-
bouw op de lijst stond. Als de ei-
genaar zijn pand wilde verbou-
wen, dan moest hij daarvoor
een vergunning aanvragen 'on-
der overlegging van de noodige
tekeningen'.
De toelichting op de concept-
Monumentenverordening be-
klemtoonde dat het natuurlijk
niet de bedoeling was, elke ver-
andering van een beschermd
monument onmogelijk te ma-
ken. Door een vergunningspro-
cedure kon B&W elke aanvraag
apart beoordelen en besluiten
of er op grond van (kunst)histo-
rische overwegingen bezwaren
bestonden of voorwaarden aan
een verbouwing gesteld moes-
ten worden.
Historische waarde
waarborgen
Zo helder als het allemaal leek
in het voorstel, bleek het toch
niet. Het duurde nog tot 1928
voordat de verordening realiteit
werd. Allereerst moest er nog
een en ander aangescherpt wor-
den. In 1926 werd nadrukkelijk
toegevoegd dat B&W een ver-
gunning enkel en alleen kon
weigeren uit oogpunt van het
geschiedkundig en historisch
belang. Maar ook dat amende-
ment was nog niet voldoende
om de verordening in 1926 aan
te nemen.
Bij de behandeling van de ont-
werp-verordening in de ge-
meenteraad een jaar later ble-
ken er nog steeds bezwaren te
bestaan. De raadsleden Van Lier
en Swane wilden een schadever-
goeding opnemen in de verorde-
ning. Hun redenering luidde:
stel dat het plaatsen van een ge-
bouw op de monumentenlijst
schade berokkent, dan kan die
door drie deskundigen vastge-
steld worden en heeft de eige-
naar recht op een vergoeding.
De voorgevel van Jans-
kerkhof U tijdens de
verbouwing (1922) en als
MaisonIPAinI944
Foto's: Collectie
beeldmateriaal HUA
ste vijf jaar met gemeentelijke
subsidie zijn opgeknapt. Het is
een zeer diverse reeks van ge-
bouwen en objecten, variërend
van boerderijen tot enkele
schoorstenen in Leidsche Rijn.
Utrechts Monumentenfonds
Niet alleen de gemeente en het
rijk bekommerden zich om de
bescherming, ook particuliere
organisaties als de Vereniging
Oud-Utrecht bleven dat doen.
Samen met de gemeente was de
vereniging in 1943 mede-oprich-
ter van het Utrechts Monumen-
tenfonds (UMF). Om het voor-
naamste doel te bereiken - be-
houd van de schoonheid van de
monumentale oude stad -, gaf
het UMF financiële steun aan
particuliere restauraties en ver-
zorgde het fonds tentoonstel-
lingen en publicaties. Toen er
in de jaren zestig in Utrecht
grootscheepse plannen beston-
den om monumenten te slopen,
begon het UMF zelf panden te
kopen, te restaureren en vervol-
gens meestal te verhuren. In-
middels bezit het fonds onge-
veer IOC gerestaureerde panden
van monumentale waarde.
Bettina van Santen is werkzaam bij de sec-
tor Monumenten van de gemeente Utrecht
en redactielid van Oud-Utrecht.
Bronnen
Archeologische en Bouwhistorische kro-
niek 1926-1972
Utrechts Documentatie Systeem
Het argument dat men schade
lijdt als eigenaar van een monu-
ment, wordt ook vandaag de dag
nog wel eens gehanteerd door
bezwaar makende eigenaren.
Maar net als in 1927 luidt het ant-
woord nog steeds: het is nauwe-
lijks vast te stellen dat men scha-
de op loopt, laat staan dat de
hoogte van die schade berekend
kan worden. De verordening
heeft niet ten doel 'elke verbou-
wing te beletten, als wel waar-
borgen te scheppen, dat bij ver-
bouwing de historische waarde
of de kunstwaarde daarvan zoo
min mogelijk wordt geschaad'.
Er bestond wel een voorziening
'uitgaven ten behoeve van het
historisch aanzien des stad en ter
bevordering van het artistiek
bouwen'. Wie extra kosten moest
maken om het historisch of artis-
tiek karakter van een gebouw te
bewaren, kon daarvoor een tege-
moetkoming krijgen. Deze voor-
ziening is later omgezet in een
officiële subsidie waar een eige-
naar van een monument recht op
heeft als hij elementaire zaken
van het monument herstelt.
De Monumentenverordening
werd een feit op 12 december
1928. De Monumentencommis-
sie werd ingesteld op 9 oktober
1928 en Oud-Utrecht had daarin
een vertegenwoordiger. Ter ge-
legenheid van dit jubileum geeft
de afdeling Monumenten van de
gemeente dit najaar een boek
uit met een overzicht van ge-
bouwen en objecten die de laat-
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2003
-ocr page 124-
Een standbeeld voor Paul Kruger
Paul Kruger tijdens zijn verblijf in Utrecht. In sep-
tember 1900 was de president van Transvaal naar
F.uropa gekomen om steun te verwerven voor de
moeizaam verlopende strijd tegen de Engelsen voor
het voortbestaan van de Boerenrepublieken Trans-
vaal en Oranje Vrijstaat in Zuid-Afrika. Nadat hij
zich vergeefs tot de Franse en de Duits regering had
gewend en ook een bezoek aan de Duitse keizer zonder
resultaat bleef kwam hij in december naar Neder-
land. Na een kort verblijf in Den Haag, waar hij fees-
telijk werd onthaald en grote indruk maakte op de
jonge koningin Wilhelmina, logeerde hij van 22 janu-
ari tot 6 april in hotel Des Pays-Bas aan het janskerk-
hof te Utrecht. Daarna woonde hij enige tijd in villa
Casa Cara in Hilversum. Op 11 december keerde hij
terug naar Utrecht en nam hij zijn intrek in huis
Oranjelust, een statig buitenhuis uit begin 19e eeuw
aan de Maliebaan. Hel was in de maanden daarna
dal de strijd tegen de Engelsen moest worden gestaakt
en dat met de vrede van Vereniging (31 mei 1902) het
lot van de Boeren werd bezegeld.
Foto: HUA, Archieven Paul Krugcr-CAmiité en Stich-
ting Paul Kruger Gedenkteken.
ter. In Tivoli werd een groot her-
denkingsfeest georganiseerd en
er werd geld ingezameld voor de
oprichting van een standbeeld.
Het feest was een succes. De op-
richting van het standbeeld ver-
liep echter minder fortuinlijk.
Een geslaagd feest
Initiatiefnemer voor de herden-
king in Utrecht was de heer F.
Kroon, voorzitter van de afdeling
Utrecht van het Algemeen Ne-
derlands Verbond. Op 23 maart
1925 kwam het in het Jaarbeurs-
restaurant aan het Vredenburg
tot de oprichting van een Paul
Kruger-comité. Kroon zelf nam
de voorzittershamer ter hand.
Daarnaast telde het Comité nog
elf andere leden uit diverse or-
ganisaties, waaronder de Ge-
meenteraad en de Provinciale
Staten van Utrecht, de Neder-
landse Zuid-Afrikaanse Vereni-
Ooit vereerd, nu verguisd. Zo vergaat het menig politiek leider die de toets der
moderne democratische kritiek niet langer kan doorstaan. Met het verlies van een
reputatie verdwijnen ook straatnamen, gedenktekens en standbeelden. En - na
verloop van tijd - de herinnering, tenzij die tijdig wordt vastgelegd. Zoals in het
geval van Paul Kruger en Utrecht.
denkingsactiviteiten. Zo ook in
Utrecht. Het feit dat Kruger na
zijn ballingschap uit Zuid-Afrika
in 1900 enige tijd (van n decem-
ber 1901 tot en met 14 oktober
1902) in het huis Oranjelust aan
de Maliebaan (nummer 89) had
gewoond, gaf zijn nagedachtenis
in deze stad een bijzonder karak-
124
Kaj van Vliet
De honderdste verjaardag van
Paul Kruger (1825-1904), presi-
dent van de Zuid-Afrikaanse Re-
publiek (Transvaal), op 10 okto-
ber 1925 gaf in tal van plaatsen in
Nederland aanleiding tot her-
vereniging Oud*Utrecht
oktober 200^
-ocr page 125-
ging, de Vlaams-Hollandse Ver-
eniging, het Utrechtse Studen-
tencorps, de Zuidafrikaanse Stu-
denten Vereniging en de Chris-
telijke Kweekschool. Tal van pro-
minenten namen zitting in het
erecomité.
De viering van de Krugerdag op
10 oktober werd ingeleid door
een carillonspel van de Dom. In
de grote zaal van Tivoli hield
P.H. Ritter, hoofdredacteur van
het Utrechtsch Nieuwsblad, een
feestrede. Daarnaast leverden
ook dr. W.J. Leyds, prof. dr.
C.M.A.R. van Roy uit Gent en de
Zuid-Afrikaanse schrijver L. Pen-
ning een bijdrage aan het pro-
gramma. Met medewerking van
het gemeentebestuur werden
op alle scholen in de stad boek-
jes over het leven van Paul Kru-
ger uitgereikt.
Was het herdenkingsfeest op 10
oktober een groot succes, de
doelstelling van het comité om
Kruger in Utrecht te eren met
een standbeeld werd vooralsnog
niet gehaald. De opbrengst van
de inzamelingsactie bleek niet
toereikend. Een tweede poging
om dit plan te realiseren volgde
in 1938. Het comité, inmiddels
teruggebracht tot vier leden,
ontving diverse giften, onder an-
deren van koningin Wilhelmina,
maar desondanks werd ook dit-
maal het benodigde bedrag niet
gehaald. Wel kwam het in 1940
tot de aankoop van een bronzen
plaquette met het portret van
Kruger. Die was gemaakt door
mejuffrouw Isabella van Beeck
Calkoen voor de Nederlands-
Zuidafrikaanse Vereniging, die
ook bij de actie was betrokken.
Voor 80 gulden, oftewel de prijs
van het brons, kwam de pla-
quette in het bezit van het Kru-
ger comité.
Het gedenkteken voor Paul
Kruger, 1952.
Foto door].]. Swartsr.,
Beeldcollectie HUA
Het gedenkteken onthuld
Om te voorkomen dat de NSB de
plaat voor politieke doeleinden
zou misbruiken, werd deze ge-
durende de oorlogsjaren verbor-
gen in de Utrechtsche Provincie-
Bank (later Slavenburgs Bank).
Directeur van die bank was de
heer H.G. Hammacher, de pen-
ningmeester van het comité. Na
de oorlog werd besloten de pla-
quette een plaats te geven bij
het huis Oranjelust aan de Ma-
liebaan. Dit in de plaats van het
beoogde standbeeld, waarvan
de realisatie als gevolg van de
geldontwaarding geen haalbaar
plan meer scheen. De architecte
mevrouw ir. H.E. Hulst Alexan-
der ontwierp, geheel belange-
loos, een kalkstenen sokkel voor
de plaquette. Die werd vervol-
gens met medewerking van het
bestuur van de Christelijke
Kweekschool 'Rehoboth', eige-
naar van het eertijds door Kru-
ger bewoonde huis aan de Ma-
liebaan, op het voorterrein van
dit huis geplaatst.
Op 10 oktober 1952, op de ge-
boortedag van Kruger, in het her-
denkingsjaar van de stichting
van de Nederlandse kolonie aan
de Kaap door Jan van Riebeeck in
1652, werd het gedenkteken
plechtig onthuld door de ambas-
sadeur van Zuid-Afrika. Secreta-
ris K. Braak schrijft hierover later:
'Van Nederlandse en Afrikaanse
zijde werden bloemstukken bij
het monument gelegd [...] Het
was omhangen met de vlaggen
van Nederland, Zuid-Afrika en
'die ou-vierkleur' van Transvaal,
zoals we dat ook bij latere her-
denkingen doen. De plantsoen-
dienst der gemeente Utrecht had
voor die dag voor een bloemen-
beplanting bij het gedenkteken
gezorgd en doet dat nadien ieder
jaar opnieuw; het carillon van de
domtoren speelde Afrikaanse
liedjes; het electriciteitsbedrijf
van de heer G. Müldner leverde
om niet, toen en volgende jaren
(tot 1957) de geluidsinstallatie en
's avonds de verlichting met
schijnwerpers. Na een diner in
het Hotel des Pays-Bas, ook een
huis met herinneringen aan Paul
Kruger, was er een Afrikaanse
cultuuravond in het Gebouw
voor Kunsten en Wetenschap-
pen, waar de grote zaal geheel
vol was en waar talrijke studen-
ten uit Zuid-Afrika, versterkt,
door een contingent uit Gronin-
gen, volksdansen vertoonden en
een toneelstuk opvoerden. De
studenten hadden hier juist op-
gericht het nu nog bestaande
'Genootskap van Suid-Afrikaners
in Utrecht' [...]. De leerlingen van
de Christelijke Kweekschool
stichtten de nog steeds bloeien-
de schoolvereniging 'Paul Kru-
ger'. En de Utrechtse padvinders-
groep 'Paul Kruger', nog altijd
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2003
-ocr page 126-
7 .; 'i « l|'
J' ^
Beneden f 1.
BOEREN-GENERAALS IN UTRECHT.
TOEGANGSBEWIJS
tot de plechtige samenkomst In de Domkerk
op Vrijdag 10 October 1902, des voormtddags
te ïl*/a ure.
I)K HlïSTI'RKN \AN :
De iHnlInK lilricM du Niderlaiticli Zuld-Mrlkaansclie Virtinltlng
i;\ !i[-,T
Clflitilljk Nillgnial Bsiriinnlte.
^emek van de Boerengeneraals De Wet, Botha en De la Rey aan
Utrecht op de verjaardag van Paul Kruger, 10 oktober 1902. Na aan-
komst van de generaals op het Centraal Station om 9.39 uur volgde een
feestelijke rijtoer door de stad. Aan het eind van de ochtend was er een
samenkomst in de Domkerk, waar na de predikanten jonker en Fern-
hout ook Paul Kruger (op de foto op de voorste rij, temidden van de ge-
neraals) het woord voerde. Aansluitend werd er geluncht in hotel Des
Pays-Bas, waarna de toer werd voortgezet en ook huis Oranjelust aan
de Maliebaan, de woning van Kruger, werd bezocht.
De dag werd afgesloten met een grootse huldiging van de generaals in
het gebouw van Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats. Deze
feestdag markeert tevens het einde van Krugers verblijf in Utrecht Drie
dagen later vertrok hij naar Zuid-Frankrijk. Nog geen twee jaar daar-
na, op 14 juli 1904, stierf hij, sterk verouderd, doof en bijna blind, in
Zwitserland aan een longontsteking.
Foto's: HUA, Bibliotheekcollectie en Beeldcollectie
yiJ3LUST.
_              -
V'oorojerech't.
Kippen bowi Uon .
(sebakken Zectongcn.
3lii boon-tjcs.
Gïebracien Pairijien.
Jn_0c m«ak-ke Vrwchben,
JPiplomaten Taart
1J5.
Vl-uchten .
|S|aqerecKt
126
vereniging Oud-Utrecht
oktober 200S
^i
-ocr page 127-
^^^^^^^Hp#
^^^^^B'
ii_^^^B
Hi^f WM
^^^ÊÊÊÊÊj^^^^y^^^^^^^M
^^^^^^^^^fc^Ë ~ ''^- .!§.... ..7. '::^%.]^^^^^^^^^Ê
een grote troep van tachtig jon-
gens, heeft die dag aan de fees-
telijkheden meegewerkt. De
plaatselijke dagbladpers, door
een interview en een communi-
qué ingelicht, leverde uitvoerige,
geestdriftige verslagen en arti-
kels met foto's.'
Overigens waren niet alle kran-
ten even lovend over het nieu-
we gedenkteken. Het Utrechts
Nieuwsblad
sprak een dag na de
onthulling zelfs van 'een mis-
lukking'. Noch het portret noch
de sokkel konden de toets der
kritiek doorstaan: 'Helaas kun-
nen wij na de bezichtiging [...]
moeilijk een gevoel van teleur-
stelling bedwingen. Ronduit ge-
sproken: het isfoei-lelijk!'
Herdenken aan de Maliebaan
Na de onthulling van het ge-
denkteken werd het Paul Kruger-
comité in 1953 omgevormd tot
de Stichting Paul Kruger Gedenk-
teken Utrecht. De zorg voor het
gedenkteken en de organisatie
van een jaarlijkse herdenkings-
bijeenkomst bij het gedenkteken
op Krugers geboortedag vorm-
den de belangrijkste doelstellin-
gen van deze stichting. Meer
algemeen wilde de stichting zich
inzetten voor het onderhouden
van de vriendschapsbetrekkin-
gen tussen Zuid-Afrika en Neder-
land. Daarbij leefde aanvankelijk
ook de gedachte om het huis
Oranjelust aan de Maliebaan uit
te bouwen tot Krugerhuis, een
museum gewijd aan leven en
werken van Paul Kruger en een
centrum voor contacten tussen
Nederland en Zuid-Afrika. Deze
plannen gingen echter in de ijs-
kast op het moment dat het huis
in 1962 eigendom werd van de Al-
batros Superfosfaatfabrieken BV,
ter vergroting van haar kantoor
Huis Oranjelust aan de
Maliebaan, met links voor
het gedenkteken voor Paul
Kruger. Ansichtkaart, uit-
gegeven door de stichting
Paul Kruger Gedenkteken,
ca. 1960.
Foto: HUA, Archieven
Paul Kruger-Comité en
stichting Paul Kruger
Gedenkteken
UrHii M .in^>.<..n tf». wmm Vtirnkm kimfa.....«Jt «m U. XH IWI mm I*. X IWt
tie en het stichtingsbestuur, be-
sloten dat de bijeenkomsten niet
meer op het terrein van het be-
drijf konden plaatsvinden omdat
de aanhoudende demonstraties
de goede naam van het bedrijf in
het geding brachten. Waar de
plaquette nadien is gebleven, is
onduidelijk. In ieder geval is zij
niet meer op haar oude plaats te-
ruggekeerd. Met het verdwijnen
van de plaquette kwam er ook
een einde aan de activiteiten van
de stichting. Anno 2003 staat al-
leen de sokkel nog overeind,
voorzien van de naamplaat van
de tegenwoordige bewoner van
het pand aan de Maliebaan: the
Continuity Company.
Kaj van Vliet is mediëvist en als unitleider
Inventarisatie en Indicering werkzaam bij
Het Utrechts Archief. Daarnaast is hij re-
dactielid van het Tijdschrift Oud-Utrecht.
aan de Maliebaan nummer 81. De
nieuwe eigenaar verleende welis-
waar alle medewerking aan de
jaarlijkse herdenkingsbijeen-
komst, maar daarbij bleef het.
Werden de herdenkingsbijeen-
komsten in de jaren 1960 nog
druk bezocht, met alle aandacht
van pers en radio van dien, in de
jaren 1970 liep de belangstelling
sterk terug als gevolg van de toe-
nemende kritiek op het apart-
heidsregime in Zuid-Afrika. Eind
jaren 1970 groeide de herden-
kingsbijeenkomst aan de Malie-
baan uit tot mikpunt van de anti-
apartheidsbeweging in Utrecht.
Tijdens de bijeenkomsten deel-
den demonstranten pamfletten
uit en hieven ze spreekkoren aan.
Zij beschouwden Kruger als voor-
loper van het Zuid-Afrikaanse
apartheidssysteem.
Wonderbaarlijke verdwijning
In 1982 kwam er vrij onverwacht
een einde aan deze confrontatie,
toen op 15 oktober tot verrassing
van de demonstranten bleek dat
de plaquette van de sokkel was
verwijderd en de stichting de bij-
eenkomst naar Hilversum had
verplaatst. Een en ander was ge-
beurd op instigatie van de direc-
tie van de Unie van Kunstmestfa-
brieken BV, rechtsopvolger van
Albatros Superfosfaatfabrieken
BV en derhalve eigenaar van Ma-
liebaan 89. Deze had, zo blijkt uit
een briefwisseling van de direc-
Archieven
Het Utrechts Archief, archieven Paul Kru-
ger-Comité te Utrecht en Stichting Paul
Kruger Gedenkteken Utrecht.
Literatuur
K. Braak, Het Krugerhuis te Utrechten de
Krugerherdenking
(Amsterdam 1966)
(overdruk uit: Maandblad Zuid-Afrika).
A. Graafhuis, artikelen over Paul Kruger,
zijn verblijf in Utrecht en de jaarlijkse
herdenking aan de Maliebaan, in drie
afleveringen verschenen in het Utrechts
Nieuwsblad,
1964.
vereniging Oud*Utrecht
oktober 2003
-ocr page 128-
Utrechtse straatnamen 5
Doelenstraat
klank' van deze straatnaam.
Daarom verzocht men gemeen-
tearchivaris Muller in dat jaar
om een nieuwe 'aan de geschie-
denis der stad ontleende' straat-
naam te bedenken. Vanaf onge-
veer 1910 tot de instelling van
een ambtelijke commissie voor
straatnaamgeving in 1967 advi-
seerde de gemeentearchivaris
van Utrecht B&W over het ge-
ven van nieuwe namen aan stra-
ten en over het veranderen van
bestaande namen. Zijn adviezen
waren echter niet bindend.
Toenmalig archivaris Muller
achtte in dit geval naamsveran-
dering echter ongewenst: 'welk
bezwaar er kan bestaan er aan
te herinneren dat in die straat
vroeger het Tuchthuis gelegen
heeft, zooals er thans het Arm-
huis ligt, begrijp ik inderdaad
niet. Op die wijze zullen alle his-
torische namen, vooral de merk-
waardigste, slecht begrepene,
spoedig verdwijnen, allereerst
het Janskerkhof, dat wel spoe-
dig aan de beurt zal zijn als bij-
zonder griezelig, enz.' Hierop
besloten B. en W. van naams-
verandering af te zien.
Enkele jaren later werd de straat-
naam echter alsnog veranderd.
In 1917 werd de Tuchthuissteeg
zonder overleg met de gemeen-
tearchivaris omgedoopt tot Doe-
lenstraat. Met deze naam is aan-
sluiting gezocht bij de namen
van de nabijgelegen Schutter-
straat en Wijde Doelen.
Erik Tigeiaar is Unitleider Beeldmateriaal
en Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
De Doelenstraat rond 1955
met rechts de poort van het
voormalige tuchthuis.
Foto: G.Smilda, Collectie
beeldmateriaal HUA
Waarschijnlijk vanwege de 'niet zeer deftigen klank' wilden B&W de Tuchthuis-
steeg een andere naam geven. De gemeentearchivaris werd om advies gevraagd.
Erik Ticelaar
De Doelenstraat liep In de Mid-
deleeuwen van de Twijnstraat
naar de Sint-Nicolaaskerk en
werd in die tijd Sinte Nyclaesste-
ge genoemd. In een akte uit 1425
wordt zij voor het eerst vermeld.
Ook de huidige Nicolaasstraat
verbond de Twijnstraat met de
Sint Nicolaaskerk en werd vanaf
het eind van de 14e eeuw aange-
duid als Sinte Nyclaesstege. Bei-
de straten komen in de 15e en de
16e eeuw onder deze naam voor.
In de eerste helft van de 17e
eeuw worden zij aangeduid als
St. Niclaessteechgen, St. Niclaes-
kercksteechgen of Nicolaisteech.
In de jaren 1615-1619 werd het
Nicolaasklooster dat op de
noordoosthoek van de huidige
Doelenstraat stond, verbouwd
tot tuchthuis. Na verloop van
tijd ging men deze straat dan
ook Tuchthuyssteechgen noe-
men. In een transportakte uit
1647 is deze benaming voor het
eerst aangetroffen. Vanaf het
midden van de 17e eeuw wordt
de straat in de regel aangeduid
als TugthuyssteegQe), hoewel
zij in een akte uit 1770 nog voor-
komt als 'Tugthuyssteegje of Ni-
colaisteegje'. De huidige Nico-
laasstraat wordt vanaf het mid-
den van de 17e eeuw vermeld als
Nicolaisteeg, Klaassteeg en Ni-
colaasstraat.
In 1913 werd in de vergaderingen
van het college van B&W meer-
malen de wens uitgesproken om
de Tuchthuissteeg een andere
naam te geven, waarschijnlijk
vanwege de 'niet zeer deftigen
De binnenplaats van het
Stadsarmenhuis (gevestigd
in het voormalige
tuchthuis) in 1931.
Foto: E.A. van Blitz, Col-
lectie beeldmateriaal HUA
128
Noot
Dit artikel is gebaseerd op het Utrechtse
straatnamenboek in wording dat naar ver-
wachting zal verschijnen in 2005.
%
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2003
-ocr page 129-
Boerderijen in de provincie Utrechts
De hofstede Slangenrode op de Lage Weide
gen, ongeveer 2,5 hectare). In de
jaren 1432-1434 werd de grond
verkocht, zowel aan particulieren
als aan kloosters en kapittels. Zo
is in het archief van het kartuizer-
klooster Nieuwlicht een over-
drachtsakte uit 1505 opgenomen
van de tiend van 4 morgen land
met een hofstede en een boom-
gaard in de 'Zoegecuyl' in de Lage
Weide. De 'Zoegecuyl' of 'Sogh-
kuil' was van oorsprong een veld-
naam die hier voor het eerst voor
een boerderij werd gebruikt. Aan
het einde van de 17e eeuw was
Gijsbert Willemsz. alias Floxop
boer op de 'Soghkuil'. Hij pachtte
de hoeve maar had wel land in de
omgeving in eigendom. In 1618
kocht zijn weduwe de hofstede
met boomgaard en 4 morgen (ca.
2,5 hectare) land van Willem van
Gent, heer tot Gent. Haar kinde-
ren moesten de boerderij kenne-
lijk weer verkopen: in 1664 be-
hoorde de hofstede tot de erfenis
van Debora Weyers, weduwe van
Johan Gerrits Meyen. De nieuwe
eigenaar was de familie Servaas.
Maar blijkens een pachtcontract
uit 1682 werd de boerderij nog
steeds verpacht aan de familie
Floxop: nu aan Gijsbert Claasz.
Floxop. Er hoorde in dat jaar 12
morgen (ca. 7,5 hectare) land bij.
'Slangenrode'
Door het huwelijk van Mechteld
Jacoba Servaes van Limborgh
met Daniel de Milan Visconti
kwam de 'Soghkuyl' in het bezit
van de familie De Milan Viscon-
ti. Dat had allereerst tot gevolg
dat de boerderij een nieuwe
naam kreeg: 'Slangenrode'. De
familie De Milan Visconti voer-
de in haar wapen twee slangen.
Hun buitenhuis langs de Vecht
was om die reden al gedoopt tot
'Slangevecht'. De nieuwe naam
•MIIIPMI
-ü-
v#-
Vit archieven valt vaak een eeuwenlange geschiedenis te reconstrueren van
eigenaars en pachters van boerderijen. Zo ook van de 15e-eeuwse hofstede
Soghkuil, later Slangenrode, waaraan anno 2003 slechts een 18e-eeuwse kaart
en een 20e-eeuws nostalgisch fotoalbum herinneren.
Nettie Stoppelenburg
In de 2oe eeuw zijn veel boerde-
rijen gesloopt voor stadsuitbrei-
dingen. Dat lot trof ook het me-
rendeel van de boerderijen op de
Hoge en Lage Weide ten westen
van Utrecht. De wijken Lombok
en Oog in Al verrezen daar al in
het begin van de 20e eeuw. Veel
boerderijen, zoals Knotsenburg
en Elzenburg en het buiten Jaffa,
dat begon als boerderij-herberg,
zijn nauwelijks gedocumenteerd.
In de tweede helft van de vorige
eeuw werd het industrie- en ha-
venterrein Lage Weide aange-
legd. De eerste plannen daar-
voor stamden al uit 1916 maar de
boeren bleven nog lange tijd ho-
pen dat het allemaal niet door
zou gaan. Al in 1892 had de aan-
leg van het Merwedekanaal hen
afgesneden van de stad Utrecht.
Ze konden met een pontje over-
varen of stiekem via de spoor-
brug oversteken. Vanaf de jaren
vijftig moesten de boeren ver-
trekken. Eén van de boerderijen
die bij de aanleg van het indus-
trieterrein sneuvelde, was de
hofstede Slangenrode.
'De Soghkuil'
De Hoge en Lage Weide werden
vanouds aangeduid als 'de stads-
weide van Utrecht', maar ge-
meenschappelijk gebruik, als een
soort 'meent', is op basis van ar-
chief niet te bewijzen. Uit de oud-
ste bronnen blijkt dat de stad de
grond verhuurde in 'hoeven' van
16 tot 20 morgen (circa 10 tot 12,5
hectare) of in 'viertalen' (4 mor-
129
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 130-
Het album Lage Weide van mr. W.H.A. Elink Schuurman. Van hoven naar beneden (bijschriften zoals
in het album): 'Boerderij Slangenrode', 'Boomgaard Hendrikhof: 'luttepeer' en 'De oogst'en 'Sofia's
Hoeve': 'Populier en linden'. Ook de laat-middeleeuwse Sophiahoeve op Lage Weide behoorde tot het
bezit van de familie Elink Schuurman. De naam 'Sophiahoeve' was gegeven door Sophie de Heus, echt-
genote van Hendrikus Elink Schuurman. De Sophiahoeve werd in 1976 door brand verwoest. Op dat
moment was de boerderij at niet meer in gebruik en werd ze bewoond door kraakwachten. De sloopver-
gunning werd vrijwel gelijkertijd afgegeven.
Beeldcollectie HUA
van Jaffa) stonden boomgaar-
den. Bij Strijland op de Hoge
Weide was in 1738 zelfs sprake
van een 'oude' boomgaard en
een 'jonge' boomgaard. Burgers
die het zich konden veroorloven
hadden een eigen boomgaard
aan de Daalsedijk met fantasie-
rijke namen als de 'Perecater'.
Pachtheren en pachtboeren
Hoe het met pachtboer Van
Werkhoven is afgelopen, is on-
duidelijk, maar pachtschuld was
niet altijd een reden om de pacht
op te zeggen. In 1734 verlengde
Daniel de Milan Visconti het
pachtcontract met Jan Teunissen
van Maarschalkerweerd, waarbij
de laatste een schuldbekentenis
tekende van 4.458 gulden en 8
stuivers vanwege achterstallige
pacht. Na het overlijden van Da-
niel viel Slangenrode toe aan zijn
zoon Gijsbert Franco de Milan
Visconti, heer van Hindersteyn. In
1761 kwam er weer een nieuwe
pachter: Cornelis Schalkwijk. De
familie Schalkwijk zou het onder
diverse pachtheren meer dan
honderd jaar op Slangenrode uit-
houden. Na het overlijden van
Gijsbert Franco en zijn zuster en
huisgenote Alexandrina kwam
Slangenrode in het bezit van hun
huishoudster, de predikantsdoch-
ter Jacoba Johanna Guitton. De
nieuwe vrouwe van Hindersteyn,
zelf al op leeftijd, trouwde met de
85-jarige graaf Picot de La Mein-
taye. Na het overlijden van de
gravin viel het bezit van de Milan
Visconti's toe aan haar nicht, Wil-
helmina Elizabeth Henrietta van
Flodorp. Zij was zelf als kind nog
te gast geweest bij Gijsbert Fran-
co en Alexandrina in hun huis
aan het Utrechtse Begijnhof.
was het bedrijf niet: in 1717 ble-
ken Augustijn van Werkhoven
en zijn vrouw Teuntje Peek een
pachtschuld van 1900 gulden te
hebben opgebouwd. Zij ver-
kochten hun vee en gewas aan
de pachtheer in mindering van
deze schuld.
'Gemeten ende gecaerteert'
In 1718 liet Daniel de Milan Vis-
conti zijn bezit in kaart brengen
door W. de Roy. In de cartouche
met de opdracht staan zijn titels
vermeld: 'Baron des Hijligen
Roomschen Rijks, Heere van Ni-
velt, Ambachtsheer vant Ge-
recht van den Ouden Rijn met de
Buerschap ende landen van Hey-
cop, Raad in de Vroedschap der
Stadt Utrecht'. Inmiddels hoorde
er 37 morgen (ca. 24 hectare) bij
de hofstede. De kaart geeft ook
informatie over het gebruik van
de grond: voor de helft als
bouwland en voor de helft als
weiland. Bij het huis lag een gro-
te boomgaard. Een boedelinven-
taris of een boedelscheiding, die
meer informatie verschaft over
de bedrijfsvoering, is tot nu toe
niet gevonden en misschien ook
wel nooit gemaakt. Toch is wel
een inschatting van te maken
van het boerenbedrijf op Slan-
genrode. Omdat de boerderij
dichtbij de stad lag, werd er
waarschijnlijk geen kaas ge-
maakt maar werd de verse melk
uitgevent in de stad. Op het
bouwland zal vooral graan ver-
bouwd zijn, dat bij de bakkers in
de stad aftrek vond. Ook het
fruit uit de boomgaard kon daar
verkocht worden. Fruit was een
populair product op de Lage
Weide: ook bij de Coehoorn en
bij Knotsenburg (in de omgeving
130
werd voor het eerst gebruikt in
de paclital<te van 1701, waarin
de hofstede met de boomgaard
van 1 morgen groot en in totaal
24 morgen wei- en bouwland
werd verpacht aan Augustijn
van Werkhoven. Winstgevend
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 131-
Pb 23, kaart van de hof-
stede Slangenrode uit 1718
De familie Elink Schuurman
In de 19e eeuw veranderde Slan-
genrode enkele malen van eige-
naar. In 1832 was Slangenrode
eigendom van de Rotterdamse
makelaar Gerrit Duuring, net als
de nabijgelegen Maria's Hoeve.
Uiteindelijk werd de hoeve ei-
gendom van de familie Elink
Schuurman, die grote delen van
Lage Weide in bezit had. Vanaf
1892, nadat de laatste Schalk-
wijk was vertrokken, was Slan-
genrode verpacht aanWijnand
Vossestein. Ondanks de plannen
voor de aanleg van het indus-
trieterrein liet de familie Elink
Schuurman de boerderij goed
onderhouden. In 1926 werd het
stalgedeelte geheel vernieuwd.
Het woongedeelte bleef staan.
Het was verdeeld in vijf vertrek-
ken: linksvoor een zijkamer, in
het midden de voorkamer en
rechts de opkamer boven de kel-
der. Achter de zijkamer en de
voorkamer lag de woonkamer,
achter de opkamer het wring-
huis. De familie Elink Schuur-
man woonde in 's-Gravenhage,
maar Elink Schuurman kwam
wekelijks - sportief in knicker-
bocker met groene kousen ge-
kleed - de pacht ophalen. Na de
Tweede Wereldoorlog werd dui-
delijk dat de plannen voor het
industrieterrein doorgezet zou-
den worden. Elink Schuurman
diende in 1947 een bezwaar-
schrift in bij de Kroon. Als docu-
mentatie voegde hij een album
bij met zelfgemaakte foto's van
de Lage Weide. Met het be-
zwaarschrift en het album wilde
hij de waarde van het agrarische
gebied aantonen en voorkomen
dat het landschap zou verdwij-
nen. Het was tevergeefs. Slan-
genrode werd in 1960 gesloopt.
Nettie Stoppelenburg is medewerker
public relations en educatie bij Het
Utrechts Archief
Bronnen
Het Utrechts Archief: Archief kartuizer-
klooster Nieuwlicht, inv.nr. 139; Stads-
archief Utrecht 11, Buitengerecht Catha-
rijne en de Lage en Hoge Weide, inv.nrs.
3480-1 tot 3480-5 (uittreksels in de collec-
tie Historisch Werkmateriaal); Notarieel
archief van de stad Utrecht, diverse inven-
tarisnummers; Volkstellingen en bevol-
kingsregisters van de gemeente Utrecht;
Kadaster 1832 ; Bouwtekeningen van de
gemeente Utrecht; Collectie Beeld,
verzameling 170: album Lage Weide van
mr. W.H.A. Elink Schuurman, met de
bijbehorende correspondentie.
Literatuur
'Elink Schuurman', in: Nederland's Patri-
ciaat 4 [1913)348-362.
Kits Nieuwenkamp, J.F.K., en H.L.Ph.
Leeuwenberg, 'Gijsbert Franco de Mi-
lan Visconti (1693-1780), heer van
Hinderstein, Nijeveld, Veldhuijsen, Bij-
leveld, Rosweijde, Reijerscop, Lichten-
berg en Snellenburg', in: Langs de Oude
Rijn. Levensbeschrijvingen van bekende
en onbekende mensen uit Vleuten-De
Meern, Harmeien en Woerden
(Utrecht-
se biografieën) (Utrecht 1999) 87-91.
Maris, A.J., 'Van gemeene weide tot water-
schap. Over de Hooge en Lage Weide
bij Utrecht', in: Jaarboek Oud-Utrecht
(1942)134-160.
Vey Mestdagh, J.H. de, 'Jacoba Johanna
Guitton en Samuel Hendrik Mathour-
né, Maastrichtse huisgenoten van de
familie De Milan Visconti', in: De Ne-
derkndscheLeeuwS\
(1964) 241-264.
In de tijdbalk op www.hetutrechtsarchief.nl
is nog meer informatie over boerderijen in de
provincie Utrecht te vinden.
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 132-
Scholen als gemeenschapsruimten
Utrechtse schoolgebouwen in de periode van de wederopbouw
Hervormde Basisschool
aan de Maasdijkstraat in
Zuilen, ontworpen door
stadsarchitect Vf.C. van
Hoorn, kort na de houw
in 1955.
Foto: NPF Photography,
Beeldcollectie HUA
In de decennia die volgen op de Tweede Wereldoorlog, wordt onderwijs gezien als
een belangrijke schakel naar een veilige toekomst. Leerlingen krijgen daarom niet
alleen rekenen en taal, maar ook onderricht in vrije ontplooiing en gemeenschaps-
zin. Hiervoor zijn schoolgebouwen nodig met ruime, lichte lokalen en aula's. Door
de grote vraag naar nieuwe gebouwen moet, ook in Utrecht, de ideale onderwijsar-
chitectuur algauw wijken voor goedkope productiemethoden.^
ren veertig en vijftig echter niet
besteed, mede vanwege de on-
toereikende voorzieningen. De
architectenwereld buigt zich wél
enthousiast over de vraag naar
nieuwe schoolgebouwen, onder
meer met een themanummer
van het vakblad Bouw. De ont-
werpen in de bladen wijken nog-
al af van de feitelijke bouwprak-
tijk, omdat de architecten be-
perkt worden door een bouwbe-
sluit dat nog stamt uit 1920.
Onderwijzer 'temidden van
de klas'
Toch wordt geprobeerd om, bin-
nen de marges van het bouwbe-
sluit, aan het nieuwe onderwijs
passende schoolgebouwen te le-
veren. Er komen experimenten
Martine Bakker
Ook de gemeente Utrecht geeft
de scholenbouw pas midden ja-
ren vijftig prioriteit, nadat eerst
enigszins is tegemoet gel<omen
aan de woningnood. Tot die tijd
laat de gemeente schoolgebou-
wen provisorisch opknappen of
houten noodscholen plaatsen.
Meteen na de Tweede Wereld-
oorlog ontstaat er in ons land
een discussie over de praktijk van
het onderwijs. Er worden vraag-
tekens gezet bij de bestaande
strenge discipline en eenzijdige
leerdoelen.
De starre opstelling in het klaslo-
kaal met vaste banken zou de be-
wegingsvrijheid van kinderen in
het schoolgebouw, bijvoorbeeld
om taken uit te voeren, te veel
beperken. Deze ideeën zijn aan
de meeste onderwijzers in de ja-
13a
%
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2003
-ocr page 133-
hoewel er aan twee zijden licht
moet zijn, ook wandruimte voor
de hiervoren omschreven doel-
einden niet gemist kan worden.
Ook overigens eist de school, dat
ze in haar geheel - inbegrepen
alle ruimte binnen zowel als bui-
ten - een gemeenschapsgebouw
is, waarin het gehele schoolleven
zich als gemeenschap kan ont-
wikkelen. Nodig is dan ook een
ruimte, waarin de gehele school-
bevolking als gemeenschap kan
bijeengeroepen worden, een hal
of een zaal, waarin b.v. de week-
opening, herdenking van belang-
rijke feestdagen (ook ouderavon-
den) plaats kunnen vinden. Een
toneel of podium zal eventueel
daarvan een onderdeel moeten
uitmaken.
Nog veel meer zou over de in-
vloed van het onderwijs op de
gebouwen zijn te zeggen. Vol-
doende blijkt echter, welke hoge
eisen aan de ontwerper worden
gesteld. Maar ook blijkt, dat
waar het sterk programmatische
is verdwenen, dat de architect
houvast gaf, thans teamwork
van hem met onderwijs- en me-
met haltypes, paviljoenscholen
en andere variaties op de tradi-
tionele gangscholen. In een ge-
meentelijk periodiek houdt J.l.
Planjer, het Hoofd Gemeente-
werken in Utrecht, in 1954 een
pleidooi voor progressief onder-
wijs. Hij gaat gedetailleerd in op
de consequenties daarvan voor
de inrichting van het schoolge-
bouw en voor de werkwijze van
de architect. Zijn artikel geeft en
passant een sprekend beeld van
het onderwijs zoals dat tot dan
wordt gegeven:
'[...] Wat zijn nu de gevolgen van
de nieuwe onderwijsmethoden
voor de schoolgebouwen. In de
eerste plaats zal deze moeten lei-
den tot een losser klasseverband,
waardoor de vorm van het lokaal
vrijer zal kunnen zijn en de ver-
lichting ook niet meer gebonden
is aan één zijde. Het meubilair
behoeft een sterk gewijzigde op-
stelling en zal in groepen bijeen-
gevoegd moeten kunnen wor-
den, waarvoor het aan de eis
moet voldoen gemakkelijk ver-
plaatsbaar te zijn, dus tafels en
stoelen, steeds naar behoefte te
rangschikken.
Wij begrijpen nu ook de nood-
zaak van meerzijdige verlichting
van het lokaal. De bordwand ver-
liest het dwingende karakter, de
onderwijzer staat of zit niet meer
'voor' de klas, maar 'temidden'
van de klas. Vaak zal het grote
wandbord vervangen kunnen
worden door één of meer ver-
plaatsbare eenheden. De belang-
stelling van het kind is dan ook
niet langer gericht naar één zijde
(de bordwand), maar naar alle
wanden, waarlangs kasten met
werkmateriaal, opprikborden,
met platen, werk van leerlingen
en dergelijke zijn aangebracht.
Hieruit volgt echter weer, dat
dische autoriteiten noodzakelijk
is om tot een synthese van ge-
bouw en onderwijs te kunnen
komen met de architect als orde-
naar en creatieve medewerker,
maar niet als alleenheerser. Hier-
door wordt de taak van de archi-
tect niet verlicht. Integendeel.
Doch het stelt hem in staat func-
tioneel te bouwen in die zin, dat
zijn gebouwen de gemeen-
schapsruimte kunnen scheppen,
waar het kind zich kan ontwikke-
len tot een volledig mens, die
zijn juiste plaats in de maat-
schappij kan innemen.'
Hal- en paviljoenscholen
In de tweede helft van de jaren
vijftig is er in Utrecht inderdaad
even vernieuwend gebouwd,
daarna krijgen financiële argu-
Een voorbeeld van een
Paviljoen-type in Hoog-
raven: 'Het Rotsoord',
Prol Chr. School voor
kinderen met hoor en/of
spraak- en taalmoeilijk-
heden, 1961.
Foto: Beeldcollectie HUA
Een voorbeeld van het
'Muwi-systeem' op
Kanaleneiland: de
Da Costaschool aan de
Bontekoelaan.
Foto: Beeldcollectie HUA
133
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 134-
Muwi-scholen
Tot 1960 is baksteen het voor-
naamste materiaal bij de scho-
lenbouw, eventueel met varia-
ties in beton of hout bij de dak-
lijsten en rond de ramen. In de
jaren zestig verandert niet al-
leen het bouwmateriaal, maar
ook de bouwmethode. Gestimu-
leerd door de rijksoverheid - die
tot 1968 de scholenbouw be-
paalt en bekostigt - worden vele
tientallen scholen opgeleverd
die in serie kunnen worden ge-
bouwd. In Utrecht wordt vanaf
1961 het Muwi-systeem toege-
past, dat midden jaren vijftig is
ontworpen door J.R.A. Koops
(hoofdarchitect bij de Dienst Ge-
meentewerken van Rotterdam)
en het aannemersbedrijf Muys
en De Winter. De Gemeente
Utrecht is enthousiast over de
Muwi-scholen, met name door
de snelle productiemogelijkhe-
den (6i weken) en de geringe
kosten. Er worden tussen 1961 en
1968 vier series gebouwd met
scholen in Hoograven, Tuindorp
Oost, Welgelegen, Kanalenei-
land en Overvecht.
De plattegrond van de meeste
van deze Muwi-scholen is H-vor-
mig. In de lange vleugels bevin-
den zich de lokalen, het tussen-
stukje is de circulatieruimte met
de trappartij. Van de acht lokalen
is er één bedoeld als schoolzaal,
maar door de grote aantallen
kinderen in de wederopbouwwij-
ken, is dit vrijwel nergens het ge-
val. Een ander minpunt is, dat de
leerlingen afgeleid worden door
het zicht op eikaars lokalen. De
gebouwen kennen een acht- en
een vijftien-klassige variant, van
beide zijn nog voorbeelden te
vinden in ondermeer Hoograven
(Duurstedelaan) en in Tuindorp
Oost (Winklerlaan). Bij de derde
menten de overhand. Het meest
vernieuwende type uit deze jaren
is de halschool, waarbij de loka-
len zijn gerangschikt rond een
zaal, vaak met een verdieping.
Een ander kenmerk van de hal-
school is de afwezigheid van gan-
gen. In Krommerijn is een mooi
exemplaar, de Kohnstammschool
(D.J. Schenk, 1955), bewaard ge-
bleven. Aan de Noordse Parklaan
staan drie schoolgebouwen (H.
Dam, 1954 en J.P. Middag, 1955)
waarvan de plattegrond is afge-
leidvan het haltype.
Ook het paviljoentype komt in
Utrecht voor. Hierbij zijn de lo-
kalen meestal geschakeld in een
niet-rechthoekig patroon, leder
lokaal heeft eigen voorzienin-
gen, zoals kapstok, portiekje en
toiletvoorziening. Het voor-
naamste voordeel is de lichttoe-
treding van alle zijden en de en-
kele bouwlaag. Kritiek op de pa-
viljoenbouw is dat het de con-
centratie op de eigen klas be-
vordert en zo het gemeen-
schapsgevoel torpedeert. Bo-
vendien kost het veel grond. In
Utrecht vond men in de weder-
opbouwperiode alleen bij de
bouw van scholen met een wel
heel specialistische functie vol-
doende aanleiding voor een der-
gelijke losse indeling: het me-
disch kinderdagverblijf aan de
Koningsweg (N. Spronk, 1956)
en de school voor dove en
slechthorende kinderen aan het
Rotsoord (A. Salvatore, 1961).
Voorzijde van deKohn-
stammschoot aan de Breit-
nerlaan, de enig overgeble-
ven halschool in Utrecht
Balkon Kohnstammschool
Foto's: Maurice van Lieshout
PBBjptuijB""" ^^^^^R
t-:^3r;n;:^^AlBfe; '^^^^^^Kl ■ 1
^^B ^K^^^r
134
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2003
-ocr page 135-
Zijgevel Kohnstammschool
Foto: Maurice van Lieshout
Lelijk is geen argument
Vanaf september start de reizende tentoon-
stelling 'Lelijk is geen argument. Toonbeel-
den van de wederopbouw in Nederland
1940-1965'. Aan de hand van tien thema's
en vijftig illustraties wordt een bijzonder
tijdsbeeld van de jaren vijftig en zestig ge-
toond. In de wederopbouwperiode deden
nieuwe woningtypen, zoals de galerijflat en
de duplexwoning, hun intrede en werden er
bijzondere projecten als de Euromast, de
Eftelingen de Velsertunnel gerealiseerd.
Veel van de naoorlogse gebouwen, met name
schoolgebouwen, flats en woonhuizen, worden
nu met sloop bedreigd. Een projectteam van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg is bezig
te onderzoeken welke gebouwen uit de weder-
opbouw in aanmerking komen voor bescher-
ming. Met het Nederlands Architectuurinsti-
tuut heeft het projectteam vorig jaar het boek
Toonbeelden van de Wederopbouw gepubli-
ceerd die ook de basis vormt voor de reizende
tentoonstelling.
In ieder van de twintig plaatsen waar deze te
zien is wordt die aangevuld met lokale 'toon-
beelden'. In Utrecht zullen dat onder andere
voorbeelden van naoorlogse scholenbouw zijn.
De tentoonstelling is in maart-april 2004 te zien
in Aorta, Achter de Dom 14, Utrecht.
Het onderzoek richtte zich op
het in kaart brengen van de res-
terende scholen en het opteke-
nen van hun architectonische
waarde. In serie gebouwde
scholen, vormen echter een pro-
bleem bij het bepalen van de ar-
chitectonische waarde. Uniciteit
speelt geen rol en als er slechts
één geconserveerd wordt, ver-
dwijnt het aspect van herhaling
dat juist cruciaal is in het ont-
werp. Bovendien vormt de sys-
teemschool hierdoor een ken-
merkend element in het straat-
beeld van de naoorlogse wijken.
Uit de inventarisatie valt op te
maken dat er van de ongeveer
honderd resterende onderwijs-
gebouwen uit de wederopbouw-
periode weinig onaangetast zijn
gebleven. De schoolgebouwen
die opvallen qua plattegrond en
gevelontwerp, blijken bijna alle-
maal uit de jaren vijftig te stam-
men. Naast de eerdergenoemde
gebouwen zijn dat bijvoorbeeld
de huishoudschool aan de Ou-
denoord (1955), het scholenclus-
ter aan de Vaartsche Rijn in
Hoograven (1959), de Mgr.
Ariënsschool in Hoograven
(1956) en de Panda in Kanalenei-
land (1959). De laatste, een mooi
voorbeeld van wederopbouwar-
chitectuur, moet helaas plaats-
maken voor nieuwbouw. De on-
derwijzers van de Panda zijn daar
overigens zeer over te spreken -
het gebouw is namelijk ontoerei-
kend voor de onderwijsmetho-
den van déze tijd.
serie worden, naast gewone la-
gere scholen, kleuterscholen en
gymlokalen opgeleverd, die ont-
worpen zijn door de Utrechtse
gemeente-architect N. Spronk.
Ook worden er in deze tijd gym-
lokalen gebouwd voor scholen
uit de jaren vijftig.
De gemeentelijke lagere scholen
van de vierde serie wijken dras-
tisch af van de voorgaande sys-
teemscholen. De plattegrond
wijzigt en er wordt een schoolhal
toegevoegd. Van deze serie zijn
alleen voorbeelden te vinden in
Overvecht. In stedenbouwkun-
dig opzicht is de bouw vaak wat
ruimer opgezet: de lagere school
vormt dan een ensemble met
plein, schuurtje, kleuterschool en
gymlokaal. Ook details als de
brievenbus en vlaggenmast zijn
inbegrepen bij het ontwerp.
Hedendaagse monumenten
Utrecht kampt evenals andere
grote steden met problemen in
de naoorlogse wijken. Eén van
de oplossingen wordt gezocht
in sloop en nieuwbouw. Hierbij
sneuvelen niet alleen wonin-
gen, maar ook gebouwen met
voorheen         maatschappelijke
functies, zoals kerken en scho-
len. Met name na de sloop van
twee bijzondere halscholen in
de wijk Zuilen, vond de Ge-
meentelijke Dienst Monumen-
ten het raadzaam om een in-
ventarisatie uit te voeren van de
naoorlogse schoolgebouwen.
Martine Bakker is architectuurhistorica
Noot
1 Dit artikel is een bewerkte en uitgebrei-
de versie van 'Scholen voor gemeen-
schapszin' dat Viierd gepubliceerd in de
bijlage Utrecht van het tijdschrift Mo-
numenten
van december 2002.
-%
Oud>Utrecht
vereniging
oktober 2003
-ocr page 136-
Literatuursignalement
informatie over de geschiedenis van het
slot, daterend uit de 13e eeuw, en zijn be-
woners. Belle van Zuyien woonde er van
1740 tot 1770. De vele in- en exterieurfo-
to's (van o.a. de befaamde slangenmuur)
bieden een kijkje in het leven van een
adellijke familie door de eeuwen heen.
Botanische tuinen Universiteit Utrecht:
Fort Hoofddijk, Utrecht Von Gimborn Ar-
boretum, Doorn I
Miranda Baas ; fo-
togr. Walter Herfst. Amsterdam [etc.]:
Ludion, 2002. 112 p. (Ludion Gids) ISBN
90 76588 43 O; €12,50.
De geschiedenis van Fort Hoofddijk in
De Uithof in Utrecht en het Von Gim-
born Arboretum in Doorn, de twee bo-
tanische tuinen die behoren tot de Uni-
versiteit Utrecht. De gids geeft een
overzicht van de bijzondere flora in
woord en beeld.
Tussen de Lek en de l-lollandsche IJssel: le-
vensbeschrijvingen van bekende en on-
bekende mensen uit Oudewater, Mont-
foort, Linschoten, IJsselstein, Nieuwegein
en Lopik I
onder red. van H.L.Ph. Leeu-
wenberg en Fred Vogelzang. Utrecht:
SPOU, 2003. 208 p. Een project van Het
Utrechts Archief en de Stichting Sticht-
se Geschiedenis, i.s.m. het Streekarchief
Rijnstreek, het Gemeentearchief Nieu-
wegein, de Historische Kring Nieuwe-
gein en de Stichts-Hollandse Histori-
sche Vereniging. ISBN 90 5479 056 3;
€11,30 (Ook - in beperkte voorraad - ver-
krijgbaar bij Het Utrechts Archief).
In dit deel van de Utrechtse biografieën
komen de levensgeschiedenissen van
bekende en onbekende mensen aan de
orde. Eenvoudige ambachtslieden en
boeren naast adellijke bezitters van
buitenplaatsen, in het gebied de Lopi-
kerwaard gelegen tussen de rivieren de
Lek en de Hollandsche IJssel.
Wandelingen door Oud-Utrecht I A. van
Hulzen. Utrecht: Bijleveld, 2003. 176 p.
ISBN 90 6131 362 7; €14,95.
Een wandeling door het oude Utrecht
aan de hand van tekeningen en foto's
met veel anekdotes over het verleden
van de stad. De tekst is gebaseerd op
een reeks artikelen door dr. A. van Hul-
zen in het Stadsblad geschreven, die in
deze uitgave zijn herzien, bijgewerkt en
gebundeld.
LenyJurritsma, Het Utrechts Archief
sultaten van dertig jaar archeologisch
en bouwhistorisch onderzoek in het
boek verwerkt.
Panorama van Utrecht: herdruk van een
panorama uit
7859 ter gelegenheid van
het 80-jarig jubileum van de Vereniging
Oud-Utrecht I
begeleidende tekst en ver-
antw. Tollen Wilmer. Utrecht: SPOU;
Stichting GUSTO, 2003. Leporelio (=zig-
zag gevouwen boekje) uitgegeven ter ge-
legenheid van het 80-jarig jubileum van
de Vereniging Oud-Utrecht in 2003. Facsi-
mile herdr. van de oorsponkelijke uitgave:
Utrecht: P. W. de Weijer, 1859. €10,-.
De bladen met een totale lengte van
5.82m laten de Utrechtse binnenstad
zien zoals men er van buiten af, vanaf de
singels, tegenaan keek tijdens een rond-
gang om de stad, beginnend en eindi-
gend bij de Wittevrouwenbrug. Hierbij is
de stad ook in vier seizoenen weergege-
ven. Een eerdere herdruk werd uitgege-
ven ter gelegenheid van de opening van
het Utrechtse filiaal van Magazijn De Bij-
enkorf B.V. in 1987. Het origineel bevindt
zich in de Topografisch-Historische Atlas
van Het Utrechts Archief.
De historie van een touwtje I Nettie
Stoppelenburg ; fotogr. (tenzij anders
vermeld) Nettie Stoppelenburg ; pigr. L.
Morsinkj. Oudewater: Touwmuseum
'De Baanschuur', 2003. 64 p. €4,95
(Verkrijgbaar bij het Touwmuseum De
Baanschuur, Reijersteeg te Oudewater).
Gidsje gebaseerd op de tekstpanelen
van het touwmuseum 'De Baanschuur'
in Oudewater. Het biedt daarnaast ex-
tra informatie over de geschiedenis van
Oudewater en de productie van touw.
Met o.a. een fotoreportage waarin Piet
Oosterom, de lijndraaier van het muse-
um, het productieproces toont.
Slot Zuyien Oud-Zuilen I tekst Karin
Verboeket; fotogr. Walter Herfst en
Sjaak Henselmans. Amsterdam [etc.]:
Ludion, 2003.112 p. (Ludion Gids) ISBN
90 76588 42 2; €12,50.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
Jagtlust: van middeleeuwse l<looster-
boerderij tot eigentijds gemeentehuis I
wetenswaardigheden over het ge-
meentehuis Jagtlust en het adminis-
tratiegebouw werden geschreven
en/of bijeengebracht door Karel Bee-
semer; [co-auteur R. Rommes]. Hui-
zen: Lorelax Productions, 2002. 144 p.
ISBN 90 76254 35 4; €28,-.
De geschiedenis van het gemeentehuis
van De Bilt. Uitvoerige beschrijving met
vele ex- en interieurfoto's van het huis,
het administratiegebouw en het om-
ringende park. Ook wordt ingegaan op
de dramatische gebeurtenissen in en
rond 'Jagtlust' in de periode 1940-1945.
Universitaire journalistielc tussen on-
aftiankelijldieid en informatievoorzie-
ning: een geschiedenis van het U-blad I
Kees Ribbens. Utrecht: Matrijs, 2003.
224 p. Uitgegeven in opdracht van de
voormalige Stichting Utrechts Univer-
siteitsblad i.s.m. het Onderzoeksinsti-
tuut voor Geschiedenis en Cultuur Uni-
versiteit Utrecht. ISBN 90 5345 232 X;
€17,95-
In deze studie over de geschiedenis van
het Utrechts universiteitsblad staat het
spanningsveld tussen journalistieke
onafhankelijkheid en universitaire in-
formatievoorziening centraal. Het on-
derzoek omvat de bestaansperiode
vanaf de oprichting van het weekblad
in 1969 tot aan de overgang van de
Stichting Utrechts Universiteitsblad
naar de Dienst U-blad in 1999.
Dwars door Utrecht: opgravingen langs
de HOV-busbaan I
René de Kam.
Utrecht: Stedenbouw en Monumenten,
sectie Cultuurhistorie; Matrijs, 2003.
160 p. ISBN 90 5345 230 3(Utrechtse
stadsgeschiedenissen 1); €14,95.
De geschiedenis van de stad met als
uitgangspunt het archeologisch onder-
zoek voorafgaand en tijdens de aanleg
van de HOV-busbaan. Tevens zijn de re-
136
-%
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2003
-ocr page 137-
Agenda en berichten
omdat het water uit rivieren en grach-
ten te smerig was. Voor dat bier was
wel schoon water nodig en voor
Utrecht en Amsterdam vormde de
Vecht de belangrijkste toeleverings-
bron. Voorzover er waterleidingen be-
stonden werden die gebruikt om
schoon water naar brouwerijen te
transporteren. Op de tentoonstelling is
daarvan een uniek houten voorbeeld
te zien. Ook aan wonderbaarlijke bron-
nen besteedt de expositie aandacht.
Het Waterleidingmuseum, Lauwerhof
2g, Utrecht is geopend van dinsdag t/m
vrijdag en zondag van
73.50 tot 17.00
uur, op zaterdag van n tot i6 uur.
Tentoonstelling barokschilder
Rundt
Hans Hinrich Rundt (ca. i66o - na 1724)
was schilder aan het hof van de graven
van Lippe in Detmold. Vianen behoor-
de in de 17e en 18e eeuw tot het bezit
van deze Duitse graven. Voor het eerst
in eeuwen is nu te zien welke Duitse
heren in het Vianense kasteel Baten-
stein zetelden. Op de tentoonstelling
'Vianen en Lippe' in het Stedelijk Mu-
seum Vianen zijn niet alleen Rundts
portretten van de adellijke familie te
zien, maar ook burgerportretten en
schilderijen met bijbelse taferelen. Bij
de tentoonstelling, die nog duurt tot
en met 2 november,
is een Nederlands-
talige catalogus verschenen met
Rundts volledige oeuvre.
Het Stedelijk Museum Vianen is geves-
tigd aan de Voorstraat 97 in Vianen en
geopend woensdag t/m vrijdag van
13.30 tot
77 uur en op zaterdag en zon-
dag van 12 tot 16 uur.
Jubileumfeest
De feestdag ter gelegenheid van het
8o-jarig bestaan van de vereniging
Oud Utrecht vindt plaats op zaterdag n
oktober. Zie voor het programma het
vorige nummer.
Historisch café
Op vrijdag lo ol<tober, spreekt LJ. Dors-
man, bijzonder hoogleraar universi-
teitsgeschiedenis onder de titel 'Een
hippopotamus in toga en andere hoog-
geleerde Utrechtse professoren tussen
1815 en 1940'.
Het café wordt zoals altijd gehouden in
't Weeshuis, Domplein 16, Utrecht. Aan-
vang 17.00 uur, entree gratis.
Najaarsledenvergadering
De najaarsledenvergadering vindt
plaats op donderdag 20 november. De
uitnodiging en agenda ontvangt u als
inlegvel bij het novembernummer.
Heemschutdag in Utrecht
Heemschut, vereniging tot bescher-
ming van cultuurmonumenten, orga-
niseert op zondag 25 november in
Utrecht een programma rond het 150-
jarig herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie. Dat gebeurt in samenwer-
king met de Stichting Catharijne Con-
certen en Museum Catharijneconvent.
Op het programma staan een inlei-
ding door Casper Staal, een bezoek
aan de tentoonstelling 'Pracht en
Praal van de Paus. Schatten van het
Vaticaan' en de uitvoering van 'Motet
voor de kardinaal', een nieuwe com-
positie van Daan Manneke op tekst
van Theun de Vries. Naast beide kun-
stenaars zal ook kardinaal A. Simonis
deze uitvoering bijwonen.
Meer informatie en aanmelding bij
Heemschut, NZ Kolk 28,1012 PVAmster-
dam 020 - 622 S2 92, e-mail:
info@heemschut.nl
Bezoek atelier Paulus Reinhart
De beeldend kunstenaar Paulus Rein-
hart ontvangt op zaterdag 13 december
om 16.00 uur leden van Oud-Utrecht
in zijn atelier, Wijde Doelen 27 te
Utrecht. Er is tevens werk te zien van
een restaurateur van kerkramen en
daarnaast krijgen deelnemers uitleg
over het bolwerk Manenburg, gevolgd
door een bezichtiging.
Deelname is gratis, aanmelding tevoren
is niet nodig.
Liever bier dan water
Onder die titel organiseert het Neder-
lands Waterleidingmuseum tot en met
16 november een tentoonstelling over
drinkwatervoorziening in de Middel-
eeuwen. Middeleeuwse stedelingen
dronken toen gewoonlijk (licht) bier,
Colofon
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr. 5,
oktober 2003 / ISSN 1380-7137
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht, Leiwater 67, 2715 BB Zoetermeer.
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cultureel erfgoed van stad en provincie Utrecht
Voorzitter: P. Blok
Secretariaat: T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: {030) 286 66 n / fax: (030) 286 66 00
internet: www.oud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchief.nl
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,- /
bedrijven €50,-. Contributie- en ledenadministratie: Post-
banknr. 575520, Zoetermeer.
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 7/2003:25 oktober
verschijningsdatum nr. 6 (themanummer): 1 november
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg, 3572 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur: maurice.van.lieshout@hccnetnl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Redactie: M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oud-
heusden, J. Pennings, P. Rhoen, B. van Santen, K. van Vliet,
M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
vereniging Oud •Utrecht
oktober 2003
-ocr page 138-
U kiest uw huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
vwvw.herma ns-schuttevaer.nl
PlantijnCasparie
^utrecht
Prepublishing J Drukwerk J Direct marketing
plantijncasparie.nl
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw iiuis
is hoogsrwaarschijniijk meer waard geworden.
Maar iioeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-vol-
le informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, ^atis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:
Straat:
Postcode:
Pkats:
Tele^on:
BH
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakclaardijUtrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Maketaardij Utrecht
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,358! KN Utrecht
-ocr page 139-
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor *Oud-Utrecht'
Aan- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
Muus &
IJzerman
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3508 SB Ulrechl 030-2340008 www.muus-ijzerman.nl
Bï] (^
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
• ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 140-
rv
Onder meer:
tienen
• Het vervaardigen van contracten op diverse
£^\ bedrijfsjuristen
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
Kantooradres
MrJ.C.V. Geenen
Hooghiemstraplein 132
• Het verlenen van advies én bijstand op deze
3514 AZ Utrecht
1030-273 60 62
rechtsgebieden
Correspondentie uitsluitend
f 030-233 45 95
• Behandeling én overname van incasso's
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Juüie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
i
kunst en cultuur.
Rabobank
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 141-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
trecht
ye^jaargang
2 0 0 3
brie en protestants protest
Roo
llhx>m JL4
150 jaar herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
hart voor historie iInWtureel e
J^.-^-^.. ■^.^„S:..^^^.^»^»^.. ■
-ocr page 142-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 ♦ 3511 K\' Utrecht
T. ()3()-23352()() * F. ()3()-2314()71
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
éF
&>LISU4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 143-
j ^ A»**"
Roomse victorie en protestants protest
ben de paus in 1853 het plan bekend maakte weer bisdommen in ons land in te stellen en
bisschoppen te benoemen leidde dat tot felle protesten van protestantse kant. Die richtten
zich allereerst op het kabinet van Thorbecke dat het Roomse streven niet tegenging zich
':\          beroepend op de nieuwe grondwet van 1848 en de scheiding van kerk en staat. De
standers van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie - dit jaar 150 jaar geleden
- vreesden het einde van Nederland als protestantse natie. Hun appèl aan de koning
ontmoette bij Willem UI veel begrip, maar verleidde hem niet tot ingrijpen. Terwijl
\ de koning in Utrecht gehuldigd werd door de anti-papisten, reed mgr.Zwijsen,
ieuw benoemde aartsbisschop incognito door de stad in een gesloten koets.
_J
1^0 jaar herstel van de bisschoppelijke hiërarchie was ook het thema van de feestdag
ter gelegenheid van het 80-jarig bestaan van de Vereniging Oud- Utrecht.
Van de toen gehouden lezingen - over de katholieke en de protestantse zienswijze -
,.dt u hier uitgebreide versies plus een terugblik op de luisterrijke viering in 1953,
ïogte- en keerpunt van het Rijke Roomse Leven.
JTé-fêï
'De Koning waakt'
OttoJ.de Jong
Protestants verzet tegen het herstel van de bisschoppeliJkeWfrarchie
In een gesloten koets door Utrecht
De terugkeer van een aartsbisschop in stad en diocees In 1853
Ton H.M. van Schalk
De Kromstaffeesten van mei 1953
Ton H.M. van Schalk
Colofon
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Codewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrech
door te schrijven naar:
Oud-Utrecht. Leiwater 67,2715 BB Zoetermeer.
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr. 6,
november 2003 / ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging OudUtrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de f<ennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud von het
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 1/2004:20 december
verschijningsdatum nr. 7/2003:2 december
Uw bijdragen l<unt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg,
5572 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur:
maurice.van.lieshout@hccnet.nl
Maximale omvang: 3.000 woorden inci. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 21
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,
bedrijven €50,-. Contributie- en ledenadministratie: Post
banknr. 575520, Zoetermeer.
Voorzitter: P. Biok
Secretariaat: T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: (030) 286 66 n / fax: (030) 286 66 00
internet: www.Qud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchief.nl
Redactie: M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oud-
heusden, J. Pennings, P. Rhoen, B. van Santen, K. van Vliet,
M. vande Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht.
-ocr page 144-
'De koning waakt'
Protestants protest tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
Intocht van Willem lil in
Utrecht, 14 september
1853. De stoet bij het
gouvernementsgebouw
(hetPaushuize). Litho
door P.W. van de Weijer
Beeldcollectie HUA
De protestantse bezwaren tegen het herstel van de roomse bisdommen culmineer-
den in de Aprilbeweging van 1853. Die richtte zich allereerst tegen hetkabinet-
Thorbecke, dat de roomsen niet tegenhield en deed vervolgens een beroep op ko-
ning Willem III om het verzet te steunen. Reconstructie van een woelige periode.
getuige heeft die zaterdagmid-
dag nog iets meer meegemaakt.
'Dien middag te twee uur ston-
den op den Leidschen Straatweg
te Utrecht een honderdtal bur-
gers Z.M. op te wachten. We ver-
sperden den weg, zoodat zijn rij-
tuig moest stilhouden.' Die weg-
versperring moet wel tot onrust
bij de inzittenden hebben geleid.
Weer een toespraak, weer een
hulde-album, en vooral: dan
weer een onvoorbereid ant-
woord van de koning? De oogge-
tuige wist het na een halve eeuw
nog precies ook al was hij inmid-
dels 85 jaar. Het rijtuig 'moest
stilhouden. En daar hieven we uit
volle borst het "Dat 's Heeren Ze-
gen" aan.' Toch een zanghulde?
De koning had er al heel wat
moeten aanhoren, meest van
schoolkinderen die geweldig hun
best deden. Maar dit? Meer thuis
In het operette-genre had de ko-
ning niet zo gauw door wat die
honderd mannen daar aanhie-
ven. 'Toen de Koning van baron
Otto J. DE Jong
Het bezoek dat koning Willem III
aan Utrecht bracht in de nazomer
van 1853 is vaak beschouwd als
afsluiting van de Aprilbeweging
van dat jaar en is bijna van dag
tot dag beschreven door de Nij-
meegse hoogleraar Rogier in zijn
'Schrikbeeld van een staatsgreep
in 1853'. Bij die mogelijke staats-
greep is vooral gedacht aan dat
bezoek van 14 tot 17 september
en de bezorgdheid bleef tot het
einde toe. Gezien de impulsiviteit
van deze koning was niemand ze-
ker van wat hij in het openbaar
zou doen of zeggen. Maar in dit
geval bleef het goed gaan. Lees
Rogiers beschrijving: 'De koning
verliet in de namiddag van deze
bewogen zaterdag de stad
Utrecht. Omstreeks vier uur
wachtte hij aan het station de
trein uit Arnhem af, waarmee zijn
uit Rusland terugkerende moe-
der, koningin Anna Paulowna,
aankwam. Na haar te hebben be-
geleid naar het met vier schim-
mels bespannen rijtuig, waarmee
zij zich naar Soestdijk begaf, stap-
te hij zelf in het hofrijtuig, dat
hem naar Den Haag zou brengen.
Bij het afscheid betuigde hij bij
herhaling zijn warme erkentelijk-
heid. Met hem kon heel het va-
derland tevreden zijn over het
verloop van een bezoek, waarte-
gen althans sommigen met be-
zorgdheid hadden opgezien. Er
was reden tot verademing.'
Maar de koning was nog niet van
Utrecht af, al vermeldde Rogier
daar verder niets over. Een oog-
144
%
vereniging Oud'Utrecht
november 2003
-ocr page 145-
Van Ittersum, van wien 't plan
uitgegaan was, had vernomen
wat we zongen, ontblootte hij
eerbiedig 't hoofd.' Iets anders
dan een zanghulde was dit im-
mers, het toewensen, het zin-
gend toe bidden van de nabij-
heid van de Eeuwige, met woor-
den van een oud-testamentische
psalm en op een vertrouwde, ge-
reformeerde zangwijs.
Er werd van de koning niets ge-
vraagd, geen reactie verwacht.
'En nauwelijks was de laatste
toon weggestorven, of de cirkel
opende zich en we bogen stilzwij-
gend ten afscheidsgroet. Utrecht
had een feestweek beleefd, eenig
in zijn geschiedenis.'. Na het offi-
ciële afscheid hier een anoniem
afscheid in protestantse stijl. En
wie in die sfeer wilde blijven kon
de volgende dag ter kerke bij de
hervormde dominee L Dibbits en
diens preek ook later nalezen:
'Leve de Koning! Godsdienstoefe-
ning ...in de Garnizoensbeurt 28
september 1853 na het heugelijke
bezoek des Konings.'
Voorgeschiedenis
De Utrechtse protestanten en
trouwens ook de 'roomskatholle-
ken der oud-bisschoppelijke cle-
rezij van Utrecht' voelden zich
voorjaar 1853 overvallen door het
bericht uit Rome dat Utrecht ze-
tel van een aartsbisschop zou
worden. Op dit geschenk zaten
ze bepaald niet te wachten.
Nooit tevoren was openlijk de
naam van deze stad genoemd
voor het invoeren een bisschop-
pelijke organisatie in Noord-
Nederland. In 1827 was er na ja-
renlang onderhandelen concor-
daat gesloten voor het gehele
toenmalige koninkrijk der Neder-
landen. Het leek toen vooral de
bedoeling van Rome om in het
Anonieme spotprent over
de dreigende opheffing van
de Utrechtse universiteit.
Onder leiding van een tor
(=Thorbecke) halen
agenten van het ministerie
van Binnenlandse Zaken
samen met een eindeloze
rij bisschoppen de
universiteit neer.
BeeldcollectieHUA
geestelijke overheid' zouden
worden verspreid. Willem I liet de
kwestie verder rusten; de strijd
om België vroeg alle aandacht.
Zijn zoon wilde in 1840 meteen
laten zien hoe welgezind hij de
rooms-katholieken was. Hij hief
direct allerlei beperkingen voor
de kloosterorden op en kondigde
aan dat hij het concordaat wilde
afwerken. Maar nu begon het
protestantse bezwaarschriften
te regenen met als boodschap:
als Oranjevorst, als constitutio-
neel monarch én als hervormd
kerklid zou Willem II zoiets niet
mogen doen.
Onder zo'n protest zette ook de
jonge jurist Groen van Prinsterer
zijn handtekening. Een concor-
daat was immers een 'verbond
met een vreemde mogendheid' -
de paus als Italiaans vorst - ter-
wijl de verhouding van kerk en
staat een binnenlandse zaak was
'naar den geest onzer Grondwet'.
Zorgvuldig op elkaar afgestemd
waren de adressen van de theo-
logische faculteiten: Leiden ar-
gumenteerde wetenschappelijk
(de kerk is in de staat), Gronin-
gen praktisch (de rechtsongelijk-
heid wordt bevorderd) , Utrecht
historisch (concordaten zijn een
verouderd middel). Groningen en
Utrecht wezen ook op het vader-
lands karakter van de Cleresie. In
april 1841 maakte de koning be-
kend dat er in de oude zeven pro-
vincies geen nieuwe bisdommen
zouden komen.
zuiden de situatie die was ont-
staan na het Napoleontisch con-
cordaat van 1801 ordentelijk in te
passen in het jonge koninkrijk.
Voor de noordelijke provincies
zouden er twee bisschoppen ko-
men, een In Den Bosch voor
Noord-Brabant, Gelderland en
Zeeland, en een in Amsterdam
voor de beide Hollanden,
Utrecht, Overijssel, Drenthe,
Friesland en Groningen. Haagse
ambtenaren vonden het lastig
dat de Cleresie, hoe klein ook,
een eigen aartsbisschop van
Utrecht en bisschoppen van
Haarlem en van Deventer kende.
Waren daarom die plaatsnamen
in het concordaat vermeden?
Voorlopig gebeurde er in het
noorden verder niets, maar de
Utrechtse professor Royaards
zette zich aan een studie van de
concordaten en van de vraag hoe
dan de rechtspositie van andere
kerken in andere staten was ge-
worden. Hij begon er in 1829 uit-
voerig over te publiceren. Toen in
1830 in Brussel de opstand uit-
brak die tot de afscheiding van
België leidde, verviel voor protes-
tanten iedere reden om aan zo'n
concordaat mee te werken. Het
kon immers zonder. Voor contac-
ten met de pauselijke diplomatie
gaf het 'recht van placet' (vooraf-
gaande goedkeuring van bekend-
making van pauselijke besluiten)
voldoende waarborg dat zonder
regeringsverlof geen bestuurs-
teksten van een 'buitenlandse
145
%
vereniging Oud-Utrecht
november 2003
-ocr page 146-
Aanbieding van een hui-
dealbum aan Willem lil
op 17 september 1853 op
de binnenplaats van het
Paushuize. Namens de
Utrechtse burgerij, de anti-
katholieke elite, biedt rec-
tor magnificus prof. G.J.
Mulder het adres aan. De
hiermee vergulde koning
gaf opdracht aan Nicolaas
Pieneman om de gebeurte-
nis vast te leggen en schonk
het schilderij in 1856 aan
de Gemeente Utrecht.
Centraal Museum, foto
HUA
Nieuwe verhoudingen
De herziening van de grondwet in
1848 veranderde schijnbaar niet
veel aan de artikelen 'Van de
Godsdienst': vrijheid van belijden,
gelijke bescherming, gelijke rech-
ten. Op twee punten kwam er
wat meer tekst. De 'openbare
godsdienstoefening binnen ge-
bouwen en besloten plaatsen'
bleef als vanouds toegestaan als
ze niet de 'openbare orde en rust'
raakten, en 'onder dezelfde bepa-
ling blijft de openbare gods-
dienstoefening buiten de gebou-
wen en besloten plaatsen geoor-
loofd waar zij thans naar de wet-
ten en reglementen is toegelaten'
(art. 167 lid 2). Dit betekende con-
creet dat processies op straat al-
leen gehouden mochten worden
waar dat voor november 1848 al
het geval was. Deze toevoeging
ging in tegen bepaalde verlan-
gens in rooms-katholieke kring.
Een andere belemmering werd
echter weggenomen door een
nieuw artikel 170: 'De tusschen-
komst der Regering wordt niet
vereischt bij de briefwisseling
met de hoofden der onderschei-
dene kerkgenootschappen, noch
[...] bij de afkondiging van kerke-
lijke voorschriften'. Concordaten
waren dus voortaan overbodig en
ongewenst. De kerkelijke leiding
te Rome kon daaruit opmaken
dat de verdere afspraken uit 1827
vervielen en dat zij vrij was om
haar organisatievorm in het ko-
ninkrijk van Willem II te herzien.
De meeste veranderingen in de
grondwet hadden de merendeels
conservatieve Utrechtse kiesge-
rechtigden en hun relaties ver-
rast: zij hadden nooit om zulke
grote ingrepen gevraagd. En
Utrecht kreeg redenen om het
bewind in Den Haag te wantrou-
wen. Al meteen betrof dat de uni-
versiteit. Tien dagen na de afkon-
diging van de nieuwe grondwet
lieten de ministers aan Willem II
weten waarop kon worden bezui-
nigd: 'Op de kosten der hooge-
scholen zal, hetzij door vernieti-
ging van eene derzelve, hetzij
door verdeeling der faculteiten
onder dezelve, hetzij door veran-
dering van inrigting kunnen wor-
den uitgespaard 70.000 gulden.'
'Groningen beefde, en Utrecht
beefde ook', zo formuleerde Hui-
zinga later. Zo'n maatregel zou in
een nieuwe wet op het onderwijs
moeten komen en de dreiging
bleef onverminderd, ook toen de
ministers ander werk in Den
Haag lieten voorgaan. De verant-
woordelijke en in alle opzichten
leiding gevende minister Thor-
becke, die sinds 1 november 1849
aan het bewind was, gold niet als
vriend van Utrecht. Het lekte uit
dat hij in november 1850 gezegd
zou hebben: 'die wet wordt bear-
beid, de academie van Groningen
blijft, maar Utrecht moet vallen.'
Zo verklapte een Leids hoogleraar
het aan Groen van Prinsterer. In
augustus 1850 had Thorbecke bo-
146
vereniging Oud>Utrecht
noverr)ber 2003
-ocr page 147-
vendien de woede van de
Utrechtse elites opgewekt door
het ongevraagd ontslaan van de
commissaris des konings Van de
Poll, omdat die te oud werd.
Buiten de Utrechtse politici, pro-
fessoren en misschien zelfs de
rooms-katholieke geestelijkheid
om werd intussen overlegd over
de bisschopsorganisatie. Wat in
Rome binnenkwam aan verzoe-
ken en adviezen pleitte voor her-
stel van de structuur van 1559,
met dus Utrecht als aartsbis-
schoppelijk centrum. Engeland
kreeg in 1850 een nieuwe hiërar-
chie maar daar wees Rome geen
plaatsen aan waar de kerk van
Engeland zelf een bisschop had.
Zulke gevoelens hadden de pau-
selijke adviseurs niet Jegens de
Cleresie-bisschoppen want die
golden als aanhangers van het
afgewezen 'jansenisme'.
De beslissingen en de
bewoordingen
Van de voornemens van de paus
kwamen de ministers in januari
1853 wel in grote lijnen op de
hoogte, maar niet officieel en
niet aangaande de precieze vorm
en de mogelijke datum. Thorbec-
ke stelde zich formeel op en wilde
geen invloed uitoefenen aan-
gaande plaats of personen. Wat
er vanuit Rome werd mee-
gedeeld, bleef binnen de Haagse
diplomatie en werd niet naar
Utrecht of Haarlem doorgegeven.
Begin maart maakte de paus zijn
beslissing bekend. Er zou een
aartsbisschop komen in Utrecht,
een bisschop in Haarlem, en de al
met exotische titels werkzamen
in het Zuiden zouden voortaan
bisschop zijn van Breda, Den
Bosch en Roermond. Dat waren
de feiten. Maar de bewoordingen
waarin de paus de Nederlandse
situatie schilderde, waren niet te
vergoelijken als retoriek van een
Italiaan en maakten duidelijk dat
de daaraan voorafgaande maan-
den een adviseur over Nederland
in Rome had ontbroken. Uitspra-
ken als 'calvinistische ketterij',
'het jansenisme als monster en
pest', 'het strooien van onkruid
tussen de tarwe door een vijan-
dig mens', droegen er niet echt
aan bij dat de nieuwbenoemden
in de Nederlandse samenleving
welkom zouden zijn. Gevolg was
dat alle achterdocht zich richtte
op deze nieuwe opstelling van de
rooms-katholieke kerk, dit 'ultra-
montanisme', de machtsbegeer-
te van een sterk op het pauselijk
hof van Rome gericht katholicis-
me. Die was al gebleken bij de re-
cente burgeroorlog in Zwitser-
land, bij het conflict tussen de
Pruisische staat en de aartsbis-
schop van Keulen en bij de be-
noemingen in Engeland. Breed
werden de voorbeelden uit-
gemeten van protestantse fa-
milies die in een door het katho-
licisme beheerste staat haast
geen bestaansmogelijkheid kre-
gen en gehinderd werden bij sa-
menkomsten en begrafenissen.
Speciaal richtte de achterdocht
zich op de jezuïeten om hun pre-
diking, hun 'gemakkelijke' biecht-
praktijk, hun onderwijsinstellin-
gen en hun actieve zielzorg.
Protestants Nederland en
Utrecht in het bijzonder waren
geraakt. Maar wat was er nog te-
gen te doen dat dit pauselijk be-
sluit werd uitgevoerd, dat de al
aangewezen bisschoppen echt
kwamen, en dat de organisatie zo
werd uitgebouwd? De niet-stem-
gerechtigden, die de grote meer-
derheid van de volwassen man-
nelijke bevolking vormden, had-
den hun antwoord vlot klaar: de
koning moest dat tegenhouden
en aan de paus laten weten hoe
beledigend zijn woorden waren.
Maar diezelfde koning had een
eed afgelegd dat hij 'de Grond-
wet van het Rijk steeds' zou 'on-
derhouden en handhaven'. Die-
zelfde grondwet belette hem nu
om zich te bemoeien met kerke-
lijke correspondentie en gaf de
kerkgenootschappen de vrijheid
om zich te organiseren. De kies-
gerechtigden, en die vormden
immers de kleine maar gegoede
bovenlaag, konden via de Kamer-
leden van hun kiesdistrict de mi-
nisters tot actie aansporen, even-
tueel tot grondwetswijziging,
maar wat als die ministers von-
den dat de paus in zijn recht
stond? Die ministers hadden in
de afgelopen maanden naar bui-
ten niet laten blijken dat zij had-
den geprobeerd, iets bij te sturen,
af te raden of te beletten, juist
terwiile van de openbare orde en,
vooral, rust.
Toch moest er wat worden ge-
zegd en gedaan. Dat kon alleen
op gang komen met het beproef-
de middel van adressen aan de
koning, net als in 1841 was ge-
daan. Omdat de grondwet stelde
dat de koning onschendbaar was
en de ministers verantwoordelijk
waren, zouden die adressen ech-
ter worden afgehandeld door de
ministers. En dan, wat moest er
worden gedaan, in welke vorm,
met welke argumenten en voor-
al: door welke personen of in-
stanties? De algemene synode
van de hervormde kerk was door
de uitspraken van Rome even
verrast als elk kerklid en op snel
handelen niet voorbereid. Boven-
dien had die synode zich in aller-
lei inhoudelijke kwesties zo for-
meel opgesteld dat het meren-
deel van het hervormde kerkvolk
zich niet door haar vertegen-
woordigd voelde. Van de Tweede
Kamer, in meerderheid bestaan-
de uit geestverwanten van de mi-
nisters, was even veel of weinig
te verwachten als van die minis-
ters zelf. Voor het opnieuw wijzi-
gen van de grondwet voelde daar
niemand. Bovendien zou een par-
lementaire behandeling altijd
eerst moeten wachten op nadere
informatie langs diplomatieke
weg en daar zou veel te veel tijd
mee heengaan.
Maar protestants Utrecht voelde
zich onjuist en onheus aange-
sproken en wilde dat laten mer-
ken. In de hervormde kerkenraad
was de maatschappelijke boven-
laag nog duidelijk vertegenwoor-
digd. Zo kon die kerkenraad snel-
ler en meer inhoudelijk reageren
dan de hervormde synode en
zelfs de Tweede Kamer. Goed
147
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2003
-ocr page 148-
was hij rector magnificus en dus
in universiteit en stad bekleed
met al het aanzien dat dit ambt
toen nog had. Door afkomst en
huwelijk was hij bovendien een
vertegenwoordiger van de oude
en de nieuwe Utrechtse adel.
Een heel andere jurist was de ad-
vocaat Drieling, die zich ai had
opgewonden over Thorbeckes
plannen om de armenzorg te re-
organiseren en dan de kerkelijke
fondsen aan overheidstoezicht
te onderwerpen, iets wat juist
strijdig was met de vrijheid die
dezelfde Thorbecke aan alle ker-
ken zei toe te kennen. Drieling
was blijkens zijn brochures en
artikelen veel meer een staat-
vechter dan De Geer.
twee weken na de pauselijke toe-
spraak had de Utrechtse kerken-
raad een tekst klaar voor een pe-
titie waarbij de koning werd ver-
zocht, om tegen de nieuw be-
noemde bisschoppen maatrege-
len te nemen (21 maart). Hij han-
teerde daarvoor een grondwette-
lijk argument uit het hoofdstuk
'Van den Koning', artikel 65 lid 2:
'In geen geval mogen de onder-
danen des Konings vreemde or-
detekenen, titels, rang of waar-
digheid aannemen, zonder zijn
bijzonder verlof.' Die tekst stam-
de uit de grondwet van 1815,
waarbij destijds meer aan militai-
re dan kerkelijke waardigheden
was gedacht. De paus kon, als
buitenlands staatshoofd beslui-
historische beschouwingen over
de positieve betekenis van het
protestantisme lieten zij met ge-
rust hart over aan Montijn, die al
twintig jaar in Utrecht stond en
over gedetailleerde kennis van de
Nederlandse kerkgeschiedenis
beschikte. Maar in het Utrechtse
adres was het juridische aandeel
ongebruikelijk groot.
Instemmende handtekeningen
kwamen er meteen bij honder-
den. Welsprekende en zelfbewus-
te medestanders waren vooral de
professoren Mulder, een chemi-
cus, en Vreede, een jurist. Het trof
bijzonder dat Mulder nu juist aan
de jaarbeurt voor het rectoraat
toekwam. Bij hem waren de argu-
menten minder tegen Rome ge-
y
'' .j^'
#• -"
r
■','
" n'
••'
•^,tr^
•*
A
1
/*
M
.«.*i..- >'
Schets doorNkotaas Piene-
man voor het schilderij van
de aanbieding van het hui-
dealbum; v.ln.r. koning
Willem lil; W.H. baron
van Aylva van Pallandt
van Waardenburg en Nee-
rijnen, opperkamerheer des
konings; baron van Heems-
tra, commissaris des ko-
nings in de provincie
Utrecht; J.M. graaf van
Lynden, stalmeester en
adjudant des konings;
kapitein A. Schönstedt,
idem; mr jonkheer de
Koek, kamerheer en
secretaris des konings;
baron van Hardenbroeck,
ordonnansofficier des
konings; V/.C. baron
Snouckaert van Schauburg
idem.
BeeldcolkctieHUA
ten wat hij wilde, maar dit artikel
ging over de Nederlandse koning
en Nederlandse onderdanen. Ook
wees de Utrechtse kerkenraad op
zinsneden in de bisschopseed, die
zouden verplichten om alle ket-
ters, scheurmakers etcetera naar
vermogen te vervolgen.
Protestants Utrecht had deskun-
digen genoeg om zo'n tekst op
te stellen. De meest veelzijdige
was de juridische hoogleraar
Lintelo baron de Geer van
Jutphaas, gepromoveerd zowel
in de klassieke letteren als in de
rechten maar ook in staat om
colleges Hebreeuws voor theolo-
gen te geven. Hij was politiek en
maatschappelijk actief, een
geestverwant van Groen van
Prinsterer, en werd door de stu-
denten zeer bewonderd en
graag gevolgd. Al op zijn 34e
Tot de universitair gevormde
kerkenraadsleden hoorde ook de
boekhandelaar en uitgever Ke-
mink, gepromoveerd in de let-
teren, en schrijver van ettelijke
studies op oud-testamentisch
gebied, alleszins professorabel
maar welbewust kiezend voor
het ouderlijk bedrijf. Kemink was
academievriend en jaargenoot
van De Geer, en gaf in deze jaren
ook Groens blad De Nederlander
uit. Zo had hij al een netwerk van
belijdende en politiek-bewuste
protestanten gevormd. Hij had
het in 1845 aangedurfd om te
starten met Jaarboeken voor we-
tenschappelijke theologie,
geredi-
geerd door hemzelf. De Geer en
twee toekomstige hoogleraren,
Doedes en Van Oosterzee.
Aan het kerkenraadsstuk hadden
ook predikanten meegewerkt. De
richt en meer tegen Den Haag. In
zijn vak was Mulder zeker een van
de inspirerende docenten die stu-
denten aantrok. Hij wist de snelle
vooruitgang van dat vak ook voor
leken begrijpelijk te maken en
had al een groot onderzoeksnet-
werk binnen Europa opgezet. Hij
hield zich aan wat hem thuis aan
geloof en gedrag was bijgebracht.
Van de nieuwe politieke visies
moest hij niets hebben. Hij wilde
een rechtstreeks regerende ko-
ning met deskundige adviseurs,
geen volgers van een toevallige
kamermeerderheid.
De juridische hoogleraar Vreede,
in 1845 rector, was er zich van be-
wust dat zijn grootvader ooit als
patriottisch voorman actief was
geweest. Misschien nog impul-
siever dan deze had hij zich tegen
de politiek van Willem I aangaan-
148
:%
iging Oud-Utrecht
november 2003
-ocr page 149-
de België gekeerd, maar na 1848
was Thorbecke zijn grote vijand
geworden. Dat liet hij tijdens zijn
colleges horen als hij tot vreugde
van de studenten allerlei actuele
beschouwingen invlocht. Latere
beoordelaars constateerden dat
hij meer meeslepend dan over-
tuigend was, maar hij was er wel
populair door, ook om zijn feno-
menale kennis en werkkracht. Hij
zag de mogelijkheden van de
krant en ging die als medium be-
nutten, beginnend op 27 maart
met 'Wacht op onze daden, Thor-
becke!' Onvervaard gaf hij overal
een mening over, ook ver buiten
de grenzen van zijn vak. De meer-
waarde van de professorstitel gaf
hem die toegang. Wat hij voor de
de drie bisschoppen van de Clere-
sie van Utrecht - of is het woord
'razend' hier onjuist vertaald? Die
Cleresie klaagde in een adres aan
de koning over de aangedane
hoon en vroeg om officiële erken-
ning van de eigen bisschopstitels.
De Aprilbeweging op gang
Eind maart verzond de Utrechtse
kerkenraad afschriften van het
adres aan alle hervormde kerken-
raden met het verzoek die ter on-
dertekening neer te leggen. Niet
iedere predikant was het daar-
mee eens. In een kring waartoe
ook Heldring en Beets behoor-
den, werd geopperd dat er met
de president van de synode
moest worden overlegd of die
sterdam het Utrechts initiatief
over. De predikant-dichter Ber-
nard ter Haar - hij was bovendien
een goed kerkhistoricus - wist de
hersteld-luthersen en zelfs de re-
monstranten zover te krijgen dat
zij zo'n petitie ter ondertekening
legden en meededen aan de aan-
bieding. Op zondag 10 april ging
in bijna het hele land de hervorm-
de preek over de dreiging van
Rome, en over het hoofd van de
kerkgangers heen werd de paus
eens goed de waarheid gezegd.
In het gebruik van woorden die
een ander konden grieven deed
nu menig predikant voor de paus
niet onder, getuige de vele ge-
drukte preken die de Rijsenburg-
se professor en latere kardinaal-
Mem, schets van enkele
Utrechtse notabelen.
In het midden met ambts-
keten mr. N.P.J. Kien,
burgemeester van Utrecht,
derde van rechts G.J.
Mulder, hoogleraar
natuurkunde en rector-
magnificus van de
Utrechtse universiteit.
Beeldcollectie HUA
Utrechtse regio schreef, raakte
ruimer bekend doordat Groen dat
in De Nederlander overnam, daar-
mee de indruk wekkend dat hij
Vreedes inzichten deelde - wat
niet zo was.
Voorlichting was wel nodig, want
de kerkelijke, politieke en per-
soonlijke motieven gingen nu
door elkaar lopen. Bij Vreede voor-
al tegen Thorbecke, bij Mulder en
Drieling vooral tegen het rege-
ringsmodel, bij De Geer en Kem-
ink tegen het kerkelijk opdringen
van Rome. Koningin Sophie
schreef op 29 maart aan een En-
gelse vriendin: 'Het katholicisme
wint terrein. Net als in Engeland
krijgen wij hier ook een aartsbis-
schop. De bisschoppen, en na-
tuurlijk ook alle bigotte protes-
tanten, zijn razend.' Begreep zij de
situatie helemaal en bedoelde zij
misschien een bededag kon uit-
schrijven en een protest bij de ko-
ning kon indienen. Heldring stel-
de: de paus is in zijn recht om zo
te handelen maar hij deed het
niet handig, met manifestaties
wint niemand iets. Beets wilde
een 'ernstig en getrouw getuige-
nis tegen eiken leugen, met lief-
de jegens de personen'. Dus niet
de inhoud van het Utrechts adres
en zeker niet de al begonnen ac-
tie. Maar die ging wel door en
verhevigde. De tijd drong. Half
april immers zou de koning zijn
jaarlijks bezoek aan Amsterdam
brengen. Allerlei adressen die
naar Den Haag waren gestuurd,
waren daar opzij gelegd volgens
aanwijzing van de ministers,
maar in Amsterdam zou Willem
III de gebruikelijke openbare au-
diëntie verlenen. Dus nam Am-
aartsbisschop De Jong voor een
apologetische brochure over de
aprilbeweging in 1926 nog eens
doornam. Zijn brochure kreeg de
vragende titel Rome een gevaar
voor Nederland?
en wie zijn kerk-
historische en andere werk kent,
weet het antwoord: nee dus.
Maar in Amsterdam vond men
toen van wel. Het koninklijk be-
zoek viel precies samen met de-
batten in de Tweede Kamer.
Woensdag 13 april interpelleerden
daar twee leden over de pauselij-
ke daden en woorden. Er werd
veel stoom afgeblazen maar
Thorbecke hield staande dat ook
de ministers zich door Rome ge-
passeerd voelden en dat de ge-
zant intussen daartegen al had
geprotesteerd. De interpellatie
liep uit op een motie dat de Ka-
mer 'gehoord hebbende dat
149
^
vereniging Oud'Utrecht
november 2003
-ocr page 150-
krachtige vertoogen aan het hof
van Rome zijn of zullen worden
gedaan' overging tot de dagorde.
Er kwam geen motie van wan-
trouwen tegen het kabinet. Stem-
ming over die motie zou zijn op
maandag 18 april. Maar Willem III
was intussen te Amsterdam.
Thorbecke liet hem op 14 april we-
ten wat hij behoorde te antwoor-
den aan de aanbieders van het
adres: pauselijke besluiten had-
den geen koninklijke goedkeuring
nodig (anders dan voor 1848)
maar hijzelf als koning - dus de
groep verantwoordelijke minis-
ters - zou erop letten dat n ie-
mands rechtte kort werd gedaan.
Ter Haar kwam met een veelzijdi-
ge delegatie op vrijdag 15 april
het adres aanbieden. Net zo op
de koninklijke persoon spelend
als in 1841 schriftelijk was ge-
beurd, kwam zijn toespraak hier-
op neer: Nederland had een pro-
testants karakter, de nationale
geschiedenis wees een andere
richting dan de paus meende, de
koning moest dus niet zijn goed-
keuring hechten aan de vestiging
van een bisschoppelijke rooms-
katholieke hiërarchie. De blik van
de spreker reikte niet verder zui-
delijk dan de Moerdijk. Willem III
liet het antwoordadvies van
Thorbecke terzijde, sprak over
treurige ogenblikken in zijn rege-
ring maar dat de manifestatie
van deze dag 'den band tusschen
het huis van Oranje en het Vader-
land nog hechter vastgesnoerd'
had. Ter Haar kreeg niet te horen
waarop hij stond te wachten, na-
melijk een belofte van ingrijpen
of in elk geval van afwijzing. Zeer
tegen het protocol in zei hij nog
wat terug maar daarop bleef de
koning zwijgen.
Het koninklijk antwoord was in
deze situatie meesterlijk. Willem
III bleef ditmaal strikt binnen de
grenzen van de grondwet, toon-
de wel begrip en sympathie maar
liet het geloof er duidelijk buiten,
noemde geen enkele kerk maar
toonde zich dankbaar voor de be-
moediging die 'de kinderlijke lief-
de' van zijn volk hem schonk. De
goede verstaander kon inzien dat
hij niet kon of mocht ingrijpen.
Voordat de kerkelijke adressanten
konden overleggen welke stap zij
nu nog konden doen, trokken de
politieke ontwikkelingen alle aan-
dacht naar zich toe. De ministers
vernamen wat de koning had ge-
zegd. Thorbecke liet hem de vol-
gende dag meteen weten dat hij
alle onduidelijkheid moest weg-
nemen 'door eene ronde, openba-
re verklaring' of zijn ministers
maar moest ontslaan. Op diezelf-
de zaterdag ontving Willem lil in
het paleis op de Dam de Amster-
damse oud-minister Van Hall. Een
kleine tien jaar eerder had die de
vorige koning uit financieel parle-
mentaire problemen geholpen.
Op maandag stemde de Tweede
Kamer over de eerder vermelde
motie en Thorbecke behield zijn
parlementaire meerderheid. Maar
de volgende dag kregen hij en
nog drie andere ministers ontslag.
Drie van zijn zevental waren bin-
nenskamers bereid gevonden om
aan te blijven in een ploeg met
Van Hall en enkele nieuwelingen.
Tot de degenen die totaal door
dit alles verrast werden, hoorde
ook koningin Sophie. Aan haar
vriendin schreef ze op 20 april:
'Ons kabinet is gevallen, en er
komt nu een stel aan bod! De ko-
ningin-moeder [dus Anna Pau-
lowna] heeft niet gerust voor zij
dit voor elkaar had. Er waren ver-
raders onder de ministers zelf. Zo
is nu het evenwicht in de enige
werkelijk liberale regering op het
vasteland van Europa verstoord.
Ou'en adviendra-t-il? Degenen
die weggaan hebben macht, zij
zullen misschien proberen een
omwenteling te veroorzaken, en
als er sprake is van dezelfde
meerderheid staat ons een
staatsgreep te wachten.' 'Schrik-
beeld van een staatsgreep' dus?
De uitgevers van deze brief ver-
moeden dat er in hofkringen ge-
ruchten waren dat Thorbecke een
republikeinse coup voorbereidde.
Er was dus ineens een nieuwe mi-
nistersploeg, en dit had als eerste
taak om, zoals de koning wilde.
bevrediging, apaisement te bren-
gen. Deze ministers rekenden er
alvast niet op dat de zittende
Tweede Kamer hen zou steunen,
en ontbonden die dus binnen een
week zodat er snel verkiezingen
moesten komen. Landelijk over-
leg was met de toenmalige mid-
delen vrij traag, partij-organisa-
ties bestonden nog niet, het dis-
trictenstelsel met het beperkte
aantal kiezers maakte dat kleine
verschuivingen per district een
geheel veranderde kamermeer-
derheid konden opleveren. In de
bekendmaking over de kamer-
ontbinding lieten de ministers te-
vens weten wat hun plannen wa-
ren. Daartoe hoorde ook een wet-
telijke regeling van het toezicht
op de kerkgenootschappen.
Utrechtse zomer
Wat viel er voor de opstellers van
het Utrechtse adres nog te doen?
Een herderlijk schrijven van de
algemene synodale commissie
der hervormde kerk verscheen op
vrijdag 22 april, dus toen Thor-
becke al was ontslagen. Het stuk
ademde een vermanend-verzoe-
nende toon en had misschien
enige uitwerking kunnen heb-
ben als het drie weken eerder
was gepubliceerd. Nu liep het
achter de feiten aan en waren de
harde woorden op de kansels al
gesproken. De niet-theologische
activisten zagen het als een taak
de ministers politiek te onder-
steunen, te meer omdat die voor
Financiën, Van Doorn, al tiental-
len jaren in Utrecht woonde en
werkte. Professor Mulder, die de
dingen en zichzelf graag groot
zag, ging vanaf begin mei haast
al zijn tijd steken in een nieuwe
kiesvereniging 'ter bevordering
van Protestantsche belangen on-
der de zinspreuk Koning en Va-
derland'. Hij wilde een eigen,
groot-protestantse koers uitzet-
ten naast, maar niet samen met
Groen van Prinsterer. Professor
Vreede zette zijn artikelen voort.
De verkiezingen half mei werden
nog sterk beïnvloed door de ge-
beurtenissen een maand eerder.
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2003
-ocr page 151-
ducht weerden, kwam de gewij-
zigde tekst er op 24 augustus door
met 41 tegen 28 stemmen. De Eer-
ste Kamer volgde op 8 september
met 22 tegen 16. En zaterdag de
10e tekende de koning. Er was een
wet, er was reden tot tevreden-
heid, Willem III kon nu de Utrech-
ters recht in de ogen kijken.
Wat behelsde de wet? Alle kerk-
genootschappen waren vrij voor
wat 'in hunnen eigen boezem'
bleef. Ze moesten wel hun be-
stuursregelingen aan de overheid
voorleggen. Die overheid moest
het goedvinden als vreemdelin-
gen hier een kerkelijke bediening
wilden aanvaarden - dat raakte
dus meer de Waals-hervormde
predikanten dan enige bisschop.
Kerkelijke titels gaven geen we-
reldlijk recht, geen voorrang op
andere, geen zeggenschap over
een plaats of streek. Nieuwe ge-
bouwen voor eredienst moesten
op zijn minst 200 ellen uit de
buurt van andere blijven, tenzij
het gemeentebestuur geen be-
zwaren zag - in de praktijk kwam
zulke nabuurschap al vaak voor.
Klokgelui mocht niet storend zijn
voor die anderen. Met twee arti-
kelen hielden de rooms-katholie-
ken moeite: voor de vestigings-
plaats van een bestuurder was
overheidstoestemming nodig, en
het dragen van 'het gewaad der
kerkelijke plegtigheden' mocht
buiten gebouwen alleen waar
dat volgens de grondwet van
1848 toen geoorloofd was, dus
een vastlegging van het proces-
sieverbod.
Angst voor staatsgreep
Het koninklijk bezoek aan Utrecht
vormde de afsluiting van vijf in
politiek opzicht bewogen maan-
den. Bij sommige rooms-katholie-
ken bestond nog steeds het
'schrikbeeld van een staatsgreep',
nu niet meer van de kant van
Thorbecke, zoals koningin Sophie
had gedacht, maar van de kant
van haar echtgenoot. Maar Van
Hall had er alles aan gedaan om
de spanningen weg te nemen, en
er in zijn adviezen steeds op gelet
en leverden een versterking op
van de conservatieve en confes-
sionele elementen ten koste van
de liberalen. Nogmaals koningin
Sopliie als briefschrijfster op 25
mei: 'Onze verkiezingen zijn zo
reactionair geweest als maar
mogelijk is. De wind van staats-
grepen waait door Europa: een
dezer dagen word ik misschien
wel op transport gesteld naar Si-
berië - hetgeen after all niet er-
ger kan zijn dan mijn huidige be-
staan'. In dat laatste had ze he-
laas gelijk tot haar dood toe.
Van Halls kabinet kon nu rekenen
op een meerderheid, maar wilde
het regeringsspel niet anders
spelen dan volgens de regels van
de grondwet. Het was voor hem
altijd meer spel dan het ooit voor
Thorbecke was. Dus kwam hij nu
direct met een wetsontwerp voor
het toezicht op de kerkgenoot-
schappen, voor hem gereed ge-
maakt door de kerkhistorici Kist
uit Leiden en Royaards uit
Utrecht, die zich ook al in 1841
hadden geweerd, Royaards zelfs
in 1829 over het concordaat.
Al te duidelijk voor maar één spe-
cifieke kerk bedoeld mocht die
wet niet worden, doch als ze op
alle kerken van toepassing zou
zijn, mochten die er niet slechter
van worden. Zo onderging het
ontwerp allerlei amendementen.
Van Hall verbond zijn toekomst
als minister aan geen enkele regel
- dit bleef inderdaad echt spel
voor hem -, maar het was hem
welkom als rooms-katholieke en
liberale kamerleden krachtig op-
positie voerden. Dan konden im-
mers de aprilbewegers, hoewel
teleurgesteld dat de bisschoppen
er intussen allemaal waren geko-
men, gaan menen dat met zo'n
wet die bisschoppen en hun ge-
loofsgenoten helemaal aan ban-
den werden gelegd. Er was Van
Hall veel aan gelegen dat de wet
er snel kwam, ongeacht de in-
houd. De Tweede Kamer werkte
mee: ondanks of dankzij alle
amendementen, waarbij Groen
van Prinsterer en zijn nu grotere
groep geestverwanten zich ge-
dat koning en paus, ministers en
bisschoppen ruim door de bocht
konden - al was die fietsbeeld-
spraak toen nog onbekend en vol-
stond men met de woorden 'tact-
vol' of 'handig', juist het enige ta-
lent dat Thorbecke niet had en
waarom hij Van Hall minachtte
als opportunist.
Vier dagen zou de koning aan
Utrecht besteden, met als zijn
voornaamste gastheren burge-
meester Kien en rector magnifi-
cus Mulder. Was het toeval of ty-
pisch Utrechts dat die twee ook
academievrienden waren, met
een week tussenruimte in maart
1825 in de Domstad gepromo-
veerd? Het bezoek vooraf aan
het militaire kamp van Zeist had
de koning in een goede stem-
ming gebracht, en Utrecht deed
er met illuminaties en aubades
alles aan om dat zo te houden. In
allerijl werd er nog iets officieels
en plechtigs georganiseerd: de
koning zou op zijn tweede be-
zoekdag, donderdag 15 septem-
ber, aanwezig zijn bij het leggen
van de eerste steen voor de nieu-
we sterrenwacht op Zonnen-
burg. De eigenlijke handeling
Ontwerptekening voor een
ereboog op de Neude voor
de Voorstraat, op te rich-
ten ter gelegenheid van het
bezoek van koning Willem
UI aan de stad Utrecht op
U september 1853
Beeldcollectie HVA
151
vereniging
Oud.Utrecht_ Ö»
■^1 november 2003
-ocr page 152-
schreef het in zijn autobiografie
nog met aandoening. 'Aan den
morgen van den zaterdag van 's
Konings vertrek bood een schaar
van vierhonderd burgers [Rogier
vermeldt zevenhonderd] met den
rektor magnificus, professor Mul-
der, aan 't hoofd - een schoon
man met een statige figuur - den
vorst een album ten geschenke
aan. Deze ontving ons op het bin-
nenplein van Paushuize. Daar
hoorde ik hem zeggen: "[...] wat
men in den jongsten tijd gepoogd
hebbe om de geschiedenis van 't
Huis van Oranje van die van Ne-
derland te scheiden dat zal nim-
mer gelukken. Beiden zijn onver-
brekelijk één! Mijne Heeren ik zie
tranen in uwe oogen; gij ziet ze in
de mijne." 't Was een onvergete-
lijk ogenblik. En professor Mulder
sprak bij ons uiteengaan 't woord
van ieders hart: "Is het u als mij,
dan hebt ge behoefte u huis-
waarts te spoeden, om in de bin-
nenkamer God voor zulk een Ko-
ning te danken". De zegslieden
van Rogier gaven een iets andere
tekst, maar over de koninklijke
tranen en de slotwoorden van
Mulder waren ze het eens. Het
werd wel niet helemaal een 'Te
Deum-gebeuren' zoals Boogman
het later aanduidde - juist die
kerkhymne klonk hier nergens,
want met opzet was alle kerken-
bezoek vermeden - maar toch een
met recht - Stichtse afsluiting.
Het huidewoord van Mulder was
uitgelopen op de zin: 'Dankbaar
zijn wij, geliefde Koning, want
Oranje waakt en zal waken'. Ro-
gier vond dit een 'hoogdravende
peroratie' en zag er het restant in
van een oorspronkelijk andere,
dat wil zeggen agressieve redac-
tie. Maar louter retoriek van Mul-
der was dit toch niet. Hij gaf een
variant van het enige grondwets-
verrichtte Kien, nadat hij eerst
aan de koning toestemming
daarvoor had gevraagd.
Op diezelfde donderdag schreef
Groen van Prinsterer een brief
over historische bronnenuitgaven
aan de Utrechtse rechter A.M.C,
van Asch van Wijck. Hij wist uiter-
aard nog niets over het verloop
van het koninklijk bezoek, had
wel een vermoeden welke groe-
pen ditmaal de koning zouden
omringen en had daarover zo zijn
zorgen. Hij schreef: 'Hartelijk
wensch ik dat te Utrecht alles in
goede orde moge afgeloopen zijn;
en dat de liefde voor het Huis van
Oranje, vereenigd moge geweest
zijn met de gehechtheid aan de
constitutionele en parlementaire
vormen welke, van vrijzinnige
wanbegrippen ontdaan, als de ge-
wijzigde voortzetting van den Ne-
derlandschen         regeringsvorm
moeten worden beschouwd.' Was
Groen bezorgd over wat de ko-
ning eventueel zou zeggen of
over wat Mulder te berde zou
brengen? Diens gehechtheid aan
de constitutionele en parlemen-
taire vormen was bepaald niet
groot. En waarop doelde Groen
met 'van vrijzinnige wanbegrip-
pen ontdaan'? Moest er volgens
hem toch weer een grondwets-
wijziging komen? Of waren de
wanbegrippen datgene waarvoor
de liberale kant in de discussies
opkwam? Maar waarom dacht hij
dan daarbij aan de Utrechters? Zo
duidelijk dat zijn geestverwanten
er iets concreet mee konden be-
ginnen, was Groen nooit. Daarom
kon Lintelo de Geer zich later ook
veel beter vinden in wat Kuyper
zei en organiseerde.
Koninklijke tranen
Tot de geschenken die Willem III
in Utrecht ontving, behoorde
vermoedelijk ook de bijgewerkte
plattegrond van de stad, een
nieuwe afdruk van die uit 1839
van Van der Monde, nu voorzien
van een kroon en degens. Het
kaartbeeld was natuurlijk aange-
vuld met het station 'van den
Rijnspoorweg' en zoiets zal de
koning meer geïnteresseerd heb-
ben dan de lijstjes van de kerken.
Maar ook die lieten zien dat er in
Utrecht tussen 1839 en 1853 wat
veranderd was. Bij de Hervormde
kerken stond in 1839 nog de 'St.
Catharinakerk, thans R.C. Garni-
zoenskerk'. Nu, in 1853, was de
lijst op die plek leeg maar werd
de Catharina vermeld bij de
'Roomsch-Kathol(ieke) kerken',
en was op de kaart zelf de nieu-
we Augustinus aan de Oude
Gracht toegevoegd. De Cathari-
nakerk, waarin ooit Voetius was
begraven, was sinds 7 juni offi-
cieel de kathedraal van het aarts-
bisdom geworden. Minister Ligh-
tenvelt uit het kabinet-Van Hall
had nog wel in Rome geprobeerd
de aanwijzing van de steden
Utrecht en Haarlem veranderd te
krijgen, maar dat was niet ge-
lukt. Het enige waartoe de Ne-
derlandse overheid de bisschop-
pen kon verplichten was overleg
te plegen over de vestigings-
plaats voor hun bestuurstaken
'in het belang der openbare orde
en rust'. Dat zij hun beslissingen
in een andere plaats moesten
uitvaardigen, maakte wel een
vreemde indruk, maar alle bis-
schoppelijk gebruik van de ka-
thedraal kon gewoon doorgaan.
De betuiging van hulde, die Mul-
der had willen organiseren, bleef
buiten het officiële programma
maar sterk in de Utrechtse herin-
nering door het schilderij ervan
dat de koning aan de stad cadeau
gaf. Een 33-jarige deelnemer be-
%
vereniging Oud-Utrecht
november 2003
-ocr page 153-
Bronnen
De Aprilbeweging is behandeld door
H.P.H. Jansen in de 12-delige Algemene
Geschiedenis der Nederlanden
(red. J.A.
van Houtte e.a.) deel X (Utrecht 1955)
en door J.C. Boogman in de gelijknamige
15-delige serie (red. D.P. Blok e.a.) deel
12 (Bussum 1977). Verder in P.J. Oud,
Honderd jaren, 1840-1940 {2e di. Assen
1954) en in L.J. Rogier, Katholieke Herle-
WnjCs-Gravenhage 1956).
Voor het herdenkingsjaar 2003 redigeer-
den J. Vis en W. Janse de bundel Staf en
storm
(Hilversum 2002), waarin J.D.
Snel 'een keuze uit de literatuur' geeft
met aandacht voor wat er sinds 1953
verschenen is.
In dit artikel is bovendien geciteerd uit de
volgende boeken en artikelen:
S.H. Buytendijk, Bladen uit mijn levensboek
(2edr.,Nijkerkl911).
M.Donkersloot- de Vrij, De plattegrond
van Utrecht verschenen bijN. van der
Monde J839 (Utrecht 1983).
J.L. van Essen (red) Groen van Prinsterer,
Schriftelijke Nalatenschap., Briefvi/isse-
lingdt.SKGP
175, ('s-Gravenhage
1980).Hieruitblz. 11(1841),225
(1850) en 273 (1853).
Hella S. Haasse en S.W. Jackman (red), Een
vreemdelinge in Den Haag. Uit de brieven
van Koningin Sophie der Nederlanden
aan Lady Mallet (Amslerdum
1984).
J. Huizinga, 'Geschiedenis der universiteit
[Groningen]' (1914), opgenomen in
Verzamelde werken VIII (Haarlem
1951)214.
J. de Jong, Rome een gevaar voor Neder-
land? De April-beweging{'s
Hertogen-
bosch 1926).
J. Lindeboom, 'Protesten tegen de concor-
daatsonderhandelingen van 1841', in:
Nederlands Archief voor Kerkgeschiede-
nis XVI {'s-Gravenhage 1921).
A.W. Reinink en l.A. Schuur (red), Bouwen
voor Utrechts universiteit {Vtrecht
1985) 74-75.
L.I. Rogier, 'Schrikbeeld van een staats-
greep' (1959), opgenomen in Terugblik
en uitzichtI{Hihenum
1964).
H.1. Royaards, 'Vergelijking der nieuwe
[...] concordaten', in: Archief voor Ker-
kelijke Geschiedenis
I (Leiden 1829) en
III (Leiden 1831).
Teksten van de Grondwet en van de Wet
van den lOden September 1853, S.102,
tot regeling van het toezigt op de onder-
scheidene kerkgenootschappen.
artikel (169) dat sprak van 'De Ko-
ning waakt', namelijk 'dat alle
kerkgenootschappen zich houden
binnen de palen van gehoor-
zaamheid aan de wetten van den
Staat.' Het was in 1848 zelfs nog
wat aangescherpt volgens de
Franstalige versie van de grond-
wet van 1815 die driemaal 'Le Roi
veille' had waar toen in de Neder-
landse grondwet 'De Koning
zorgt' had gestaan (artikel 195-
196). De tekst van 1848 bleef ge-
handhaafd tot 1982. Het was niet-
juristen niet aan te rekenen dat zij
in de grondwettelijke 'Koning'
juist de persoon bedoeld zagen,
zeker met een zo menselijk werk-
woord als 'waken', en dat Mulder
dit nog eens aanscherpte door
'Oranje', ook persoonlijk bedoeld,
toe te voegen. Het was het grond-
wetsartikel dat duidelijk maakte
waarom Willem lil probeerde bo-
ven de kerkverschillen te staan en
ook de gedachten van minderhe-
den recht te doen. Het artikel ver-
dween uit de grondwet in 1982,
onder andere om dit - volgens ju-
risten - persoonlijk misverstaan.
Nu, twintig jaar later, is de vraag
toch geoorloofd of de Nederland-
se samenleving er niet bij gebaat
was geweest wanneer het als af-
zonderlijk aandachtspunt was ge-
handhaafd: 'de regering waakt
dat alle kerkgenootschappen en
geloofsgemeenschappen zich
houden aan de gehoorzaamheid
die zij aan de wetten van de staat
verschuldigd zijn.' Het concrete
verstaan, ook door ingezetenen
die in andere culturen en rechts-
stelsels zijn groot geworden, zou
er bij winnen.
Oranje en de katholieken
Terug naar de Leidseweg op de za-
terdagmiddag van 17 september
1853. Voor wie was de winst? Niet
voor de rooms-katholieken, wier
nieuwe bisschoppen na de onhan-
dige introductie vanuit Rome ui-
terst behoedzaam moesten han-
delen en nu zelfs geen mogelijk-
heid hadden hun wijding of de in-
gebruikneming van de kathedraal
tot iets openbaar feestelijks te
maken. Niet voor de protestanten
die hadden getoond hoe begrensd
hun begrippen van verdraag-
zaamheid en gelijkwaardigheid
waren. Niet voor de politici van
wie Thorbecke te tactloos en Van
Hall te vlot en te buigzaam leken
te zijn, en die allen nog moesten
leren hoeveel ruimte er voor een
koning nog was binnen de struc-
turen van een grondwet met ver-
antwoordelijke ministers.
De volle winst was voor de ko-
ning, die katholieken niet verder
van zich vervreemdde, die zijn
zelfstandigheid tegenover politi-
ci had bewaard en voor teleurge-
stelde protestanten begrip toon-
de. Men kon zeggen: de prote-
stantse kinderhand van Utrecht
was gauw gevuld, maar gevuld
was ze.
De koning had nog een lange te-
rugweg naar Den Haag voor de
boeg. Langer nog zou in tijd de
weg zijn die 'Oranje' moest gaan
om ook bij de katholieke onder-
danen respect en vertrouwen te
verwerven. Toch kwam het mo-
ment dat voor de dochter van
deze koning na de hoogmis het
'Domine salvam fac reginam no-
stram et exaudi nos in die qua in-
vocaverimus te' werd gezongen
of gebeden, en dat er dan bij ka-
tholieken dezelfde gedachten je-
gens Oranje leefden als ooit die
zwarte mannen op de Leidseweg
hadden gehad.
Otto J. de Jong is emeritus-hoogleraar
geschiedenis van het Christendom.
153
5k
vereniging Oud«Utrecht
november 2003
-ocr page 154-
In een gesloten koets door Utrecht
De terugkeer van een aartsbisschop in stad en diocees in 1853
Met het pauselijk besluit van Utrecht opnieuw bisschopszetel te maken claimde de
katholieke gemeenschap haar deel van het nationale verleden. Dat ging verder
terug dan de 16e eeuw. Die pretentie wekte de ergernis van de 'protestantse natie'.
De eerste aartsbisschop, Joannes Zwijsen, bleef daarom liefst weg uit Utrecht.
ling van het verhaal te staan met
veel draperieën, een Victoriaans
bed en een suikeren Jezus. Aan
de keerzijde stonden de wapens
van de vijf bisdommen met dat
van Utrecht prominent in het
midden, stuk voor stuk overdekt
met de bisschopshoed met de
overvloedige kwasten, en de da-
tering met de dankbare vermel-
ding van 'het herstel der bis-
schoppelijke hiërarchie onder
het pausschap van Pius IX en in
het vijfde regeringsjaar van de
doorluchtige koning Willem 111'.^
Katholiek 'historische coup'
Van die wapens en die hoeden
zal niemand hebben opgekeken,
maar het dochtertje van de syna-
gogebestuurder zal behalve de
professoren van Warmond ook
andere Nederlanders, katholiek
of niet-katholiek, wel te denken
hebben gegeven. Het niet dode
maar slapende meisje moest vol-
gens Thijms idee de Nederlandse
kerk voorsteilen. Door het ver-
dwijnen van de bisschoppelijke
Ton H.M .van Schaik
standers gerust door te zeggen:
'Het kind is niet gestorven, het
slaapt.' Daarna sprak hij het kind
zelf aan: 'Talita koemi' ('Meisje
sta op'). 'Meteen stond het meis-
je op en liep rond.' Thijms idee
werd uitgetekend door Louis Roy-
er, de toenmalige directeur van
de Koninklijke Academie van
Beeldende Kunsten en Leopold
Wiener sneed de penning, waar-
na de firma Langenhuysen in Am-
sterdam zich met de uitgifte er-
van belastte. Op het grootsemi-
narie Warmond werden er bijbel-
kundige bezwaren tegen het ont-
werp van 'dat dochtertje' inge-
bracht en hoewel men negatieve
zakelijke gevolgen van die kritiek
verwachtte, zetten de initiatief-
nemers toch door.
Op de voorkant van de penning
kwam een traditionele voorstel-
In het najaar van 1853 was het
protestantse protest tegen het
herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie, opgestookt door de
voornamelijk vanuit Utrecht ge-
orkestreerde Aprilbeweging, gro-
tendeels weggeëbd. Bij enkele
Amsterdamse katholieken rees
toen het idee om ter herinnering
aan het herstel een gedenkpen-
ning te laten slaan die in heel Ne-
derland zou moeten worden ver-
spreid. Het ontwerp ervoor kwam
van de bekende zakenman en
schrijver J. Alberdingk Thijm. Hij
ging uit van de passage uit het
evangelie over de opwekking van
het twaalfjarige dochtertje van
Jaïrus (Marcus 5, 35 - 43). Nadat
Jezus haar huis was binnenge-
gaan, stelde hij de rouwende om-
'enkpenning 1853
met de opwekking van het
dochtertje van Jaïrus.
Aan de keerzijde de
wapens van de heropge-
richte bisdommen. Alleen
Breda werd voor het eerst
zetel van een bisschop.
Foto: Ruben den Heer
Collectie Museum
Catharijenconvent
154
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2003
-ocr page 155-
Behalve deze onmiskenbare
boodschap aan de 'protestantse
natie', was er nog een ander mo-
tief om Utrecht en Haarlem als
bisschopszetels aan te wijzen.
Dat was om de kleine oud-katho-
lieke kerk en haar bisschoppen
de doodsteek toe te brengen.
Deze zich uitdrukkelijk nog als
rooms-katholiek beschouwende
groep had uit onvrede met het
Romeinse beleid in 1723 eigen-
machtig een bisschop gekozen
en de band met de paus verbro-
ken. Successievelijk had zij daar-
op bisschoppen gewijd van
Utrecht, Haarlem en Deventer,
alle drie zetels van het concor-
daat van 1559. Ook de oud-katho-
lieken, veelal aangeduid als 'de
Cleresie' en door de Rome-ge-
trouwen ten onrechte als 'janse-
nisten' gebrandmerkt, hadden
met die vestigingsplaatsen blijk
gegeven van historisch bewust-
zijn, zij het in de ogen van Rome
een vals bewustzijn. De paus
bracht deze oud-katholieken een
harde slag toe en zette hen in
1853 voor het dilemma zich te
schikken onder de door hem be-
noemde bisschoppen of verder
te gaan als minuscule 'schisma-
tieke' kerk.
Naast de rol die deze beide gods-
dienstig-confessionele motieven
speelden, was er met de nieuwe
organisatie ook een maatschap-
pelijke keus gemaakt. De Ro-
meinse beslissing maakte duide-
lijk dat het zwaartepunt van de
nieuwe Nederlandse kerkprovin-
cie kwam te liggen waar de
meest strijdbare, de meest zelf-
bewuste en de meest ontwikkel-
de katholieken woonden: niet in
Brabant en Limburg, maar boven
de rivieren. Hans de Valk wijst
erop dat die keus voor Utrecht
als aartsbisdom en niet voor 's-
organisatie in de laatste decen-
nia van de i6e eeuw, was ze in
een toestand van sluimering ge-
raakt en leek het zelfs alsof ze
dood was. Totdat de hand van
God (en die van de paus) haar uit
die schijndood opwekte en ze di-
rect weer haar leven opnam. In
deze voorstelling wordt voor de
goede verstaander duidelijk dat
het niet om een oprichting maar
om een 'herstel' gaat van de
oude zetels van de hiërarchie van
1559. Vooral Utrecht als zetel van
de aartsbisschop moest dat her-
stel en die continuïteit symboli-
seren. Utrecht was ook voor de
roomsen 'meer dan een plaats'^,
het was de residentie van de
aartsbisschop Schenk van Tou-
tenburg, die op 30 augustus 1580
onder demonstratief protestants
psalmgezang in de Dom was be-
graven. Het was vooral ook de
plek waar Willibrord zijn eerste
kerkjes had gebouwd en waar hij
als bisschop met instemming
van de paus zijn vaste missiepost
had betrokken. De keuze van
Utrecht als zetel van de nieuwe
aartsbisschop, waartoe men in
Rome in december 1852 had be-
sloten, was een bewuste greep
naar de geschiedenis, een 'histo-
rische coup' van katholieke zijde.
De paus en zijn Nederlandse ad-
viseurs wilden ermee zeggen dat
er behalve het protestantse ver-
leden van de stad (en van heel
Nederland) nog een andere ge-
schiedenis was, die veel verder
terugging dan die van de Refor-
matie, de Opstand tegen Spanje
en de Unie van Utrecht in de 16e
eeuw. Er was een nationaal-ka-
tholiek verleden dat zijn wortels
had in de 8e eeuw, bij Willibrord
en Bonifatius en de vele andere
geloofsverkondigers van elders
en uit onze eigen streken.
Hertogenbosch van vérstrekken-
de betekenis is geweest voor het
Nederlandse katholicisme en
voor de Nederlandse samenle-
ving als geheel.3 De katholieken
gingen in ons land actief mee-
doen, anders dan de conformisti-
sche en weinig actieve katholie-
ken in het zuiden zouden hebben
gedaan. In het noorden zouden
de katholieken zich laten horen
en op alle mogelijke manieren
van hun aanwezigheid blijk ge-
ven. Zo zouden zij al doende het
denkbeeld van Nederland als
'protestantse natie' van zijn van-
zelfsprekendheid ontdoen.
Liefst niet in Utrecht
Wie vanaf het begin van de on-
derhandelingen zich tegen
Utrecht als aartsbisschoppelijke
zetel had uitgesproken, was de-
gene die in 1853 als eerste die ze-
tel zou gaan bekleden, de autori-
taire apostolisch vicaris van Den
Bosch, bisschop Joannes Zwijsen.
Hij wilde niet alleen om persoon-
lijke redenen liever in Brabant
blijven, hij hield ook zijn hart
vast voor de reactie van protes-
Mgr. Joannes Zwijsen.
Foto naar een staalgravure
van F. Molenaar uit 1856.
155
vereniging Oud*Utrecht
november 2003
-ocr page 156-
blijvend getuigenis van het
Utrechts-stedelijke antipapisme
en de vereeuwiging van het his-
torische moment waarop de
hoogleraar natuurkunde en
vooraanstaande groot-protes-
tant Gerrit Jan Mulder (1802-
i88o) koning Willem III toe-
spreekt, terwijl recht achter hem
een gedienstige secondant een
tweetal cassettes gereed houdt
waarin de lijsten met handteke-
ningen zijn geborgen. Het to-
neeltje speelt zich af op de ook
nu nog goed herkenbare binnen-
plaats van Paushuize - destijds
zetel van de gouverneur des ko-
nings - op de namiddag van de
derde dag van het geruchtma-
kende koninklijk bezoek aan
Utrecht, 16 september 1853.5 LJ.
Rogier heeft uitgerekend dat op
dezelfde dag en op ongeveer
hetzelfde uur de nieuwe aarts-
bisschop incognito in een dili-
gence van Van Gend & Loos door
Utrecht reed, op reis van Den
Bosch naar Den Haag.^ Hij ging
daar met de minister van r.-k.
Eredienst, Lightenvelt, overleg
voeren over de praktische uitvoe-
ring van de Wet op de Kerkge-
nootschappen, die acht dagen
eerder door de Tweede Kamer
was aangenomen.
Er heerste al een paar dagen een
geladen Oranjestemming in de
stad. Op straat werden liedjes
gezongen die de koning in over-
weging gaven een staatsgreep te
plegen: 'Ontneem de macht /
Aan 't volk met kracht.' Bakker
Wegerif in de Zadelstraat had
een hor voor zijn raam staan
waarop een bakker te zien was
die een schietschop voor de oven
houdt met daarop een naakt
mannetje, waaronder te lezen
stond: 'Wie zijn vorst niet wil be-
minnen,/ Schuift men zo de oven
tantse zijde op de keuze voor
Utrecht. De pauselijke internun-
tius graaf Cario Belgrado was het
van harte met hem eens. Zwijsen
wilde zonder problemen zo snel
mogelijk bisschop worden, wat
hem ook gelukt is.
Ook de Nederlandse regering
vond dat het zwaartepunt van de
rooms-katholieke kerkelijke or-
ganisatie in het zuiden zou moe-
ten liggen en liefst niet in
Utrecht. Die organisatie, waarin
de kerkelijke instanties als ge-
volg van de nieuwe grondwet
van 1848 volledig vrij waren, zou
er anders uitzien dan men in Den
Haag voor wenselijk hield. De
paus besloot tot het oprichten
van een Utrechtse kerkprovincie,
en niet van een Bossche. Op aan-
drang van velen, vooral van pro-
minente katholieke leken, kwa-
men er boven de rivieren twee
bisschopszetels: Haarlem, waar
F.J. van Vree bisschop werd, en
Utrecht met Zwijsen als aartsbis-
schop, zeer tegen zijn zin. Dat wil
zegen: niet tegen zijn zin aarts-
bisschop, maar wél tegen zijn zin
in Utrecht. Er restte hem echter
niets dan zich in gehoorzaam-
heid naar de beslissing van Rome
te voegen. De politiek religieuze
onrust van de Aprilbeweging, die
haar epicentrum in Utrecht had,
moet hem wel de tot weinig te-
vredenheid stemmende gedach-
te hebben ingegeven dat hij met
zijn angstige voorgevoelens ge-
lijk had gehad.4
Een geladen Oranjestemming
Sinds jaar en dag hangt in het
Utrechtse stadhuis het monu-
mentale schilderij met de aan-
bieding van de handtekeningen
tegen de komst van een aartsbis-
schop, geschilderd door N. Piene-
mann, net als zijn vader bekend
om een voor vorst en vaderland
warm kloppend hart. Het is een
Huize Gerra, de Brabantse
residentie van de aartsbis-
schop van Utrecht
156
vereniging Oud*Utrecht
november 2003
-ocr page 157-
binnen.' Onder de gegeven om-
standigheden koos Zwijsen er-
voor zo stilletjes mogelijk
Utrecht te passeren. De enige die
hem onderweg herkende, was de
Brabantse conducteur, die ooit
door de bisschop was geholpen.
Uit dankbaarheid gaf hij hem
een gesloten koets, waarin de
bisschop, gekleed in het simpele
zwarte 'statiepak' van de toen-
malige Noord-Nederlandse cle-
rus, nog veiliger zijn weg kon
gaan. De onderwerpen waarover
hij ging praten zouden de
Utrechtse demonstranten zeker
hebben geïnteresseerd, dat wa-
ren onder meer de erkenning van
de bisschoppen, hun salaris en
de portvrijdom die zij zouden ge-
nieten.
Op zijn gemak in Brabant
Een gevoelig punt, misschien het
gevoeligste van alle, was de ves-
tigingsplaats van de nieuwe bis-
schoppen. Zeker in Utrecht was
dat een heet hangijzer. Zwijsen
gaf de minister de verzekering
dat de bisschoppen de regering
op de hoogte zouden stellen van
hun plaats van vestiging, van de
indeling van de bisdommen in
dekenaten en parochies, en van
degenen die als dekens en pas-
toors zouden worden benoemd.
Op 3 november kwam het Ko-
ninklijk Besluit af dat als aange-
geven residenties van de bis-
schoppen waren erkend: Haaren
voor Zwijsen, Sassenheim voor
Van Vree, Hoeven voor de bis-
schop van Breda en Roermond
voor de bisschop van die stad. In
Utrecht, waar Zwijsen voor 1853
vermoedelijk nooit was geweest,
en waar hij zich ook later nauwe-
lijks zal vertonen, werd de zetel
niet persoonlijk door hem in be-
zit genomen, maar door een
bleef daar toen hij in 1860 hulp-
bisschop werd. Toen Zwijsen
achtjaar later tot zijn opluchting
mocht bedanken voor Utrecht -
hij bleef wel bisschop van Den
Bosch - en Schaepman hem op-
volgde, werd diens standplaats
direct 'geschikt' verklaard. Daar-
mee woonde er vijftien jaar na
het herstel van de hiërarchie ge-
ruisloos weer een aartsbisschop
in Utrecht. Er klonk geen enkel
protest en in het voorjaar van
i868 kon mgr. Schaepman aan
zijn voorganger schrijven dat hij
even ongemoeid over straat ging
als vroeger.^
Hij en zijn opvolger Petrus Mat-
thias Snickers, aartsbisschop van
1883 tot 1895, woonden in de
oude pastorie van de St. Cathari-
na, dat daarmee de weidse titel
van 'bisschoppelijk paleis' droeg.
In 1899 verhuisde aartsbisschop
Van de Wetering naar het huis
Maliebaan 40, dat tot op de dag
van vandaag het adres van de
rooms-katholieke bisschop is,
herkenbaar aan het wapen van
de bewoner dat boven de hoofd-
ingang is aangebracht. De laat-
ste decennia Is de gangbare be-
naming ervan vereenvoudigd tot
'bisschopshuis'. Terecht, want je
kunt veel van deze deftige patri-
ciërswoning zeggen, maar een
paleis is het niet. De verhuizing
van de Nieuwegracht naar de
Maliebaan had zelfs geen April-
briesje tot gevolg. Zestig jaar eer-
der, rond 1840, hadden protes-
tantse stadgenoten elkaar opge-
wonden verhalen verteld over de
neo-classicistische Winkel van
Sinl<el
aan de Oudegracht met
zijn reusachtige gietijzeren ka-
riatiden. Dat werd zo'n indruk-
wekkend gebouw, dat moest wel
het paleis worden van de met
vrees en beven tegemoet gezie-
zaakgelastigde, zijn secretaris en
latere hulpbisschop J.P. Deppen.
Deze nam 'per procuratie' de
door de nuntius Belgrado voor-
gelezen benoemingsbrief in ont-
vangst, en legde namens Zwijsen
de geloofsbelijdenis en de eed
van trouw aan de paus af. In de-
cember van dat jaar is de aarts-
bisschop in de stad het vormsel
gaan toedienen, maar hij deed
dat alleen op nadrukkelijke aan-
sporing van zijn vertrouweling
en hoofdredacteur van De Tijd
Judocus Smits, de enige man in
Nederland van wie Zwijsen ooit
adviezen opvolgde. Zwijsen bleef
wonen in Haaren, aan de straat-
weg tussen Den Bosch en Til-
burg, in het door hemzelf ge-
bouwde Huize 'Gerra', zo ge-
noemd naar het bisdom 'in parti-
bus infidelium' ('in het gebied
van de ongelovigen', in dit geval
in de Egyptische woestijn) dat
hem in 1842 was toegewezen. La-
ter logeerde hij ook wel op het
landhuis Sparrendaal in Drieber-
gen, waar hij de bouw van het
grootseminarie Rijsenburg kon
volgen. Maar hij keerde liefst zo
snel mogelijk weer terug naar
Brabant, waar hij zich veel meer
op zijn gemak voelde.
Van de Nieuwegracht
naar de Maliebaan
Na Zwijsen is voor zijn opvolgers
op de Utrechtse zetel de vesti-
gingsplaats nooit meer een pro-
bleem geweest. Zijn vicaris-gene-
raal (plaatsvervanger van de bis-
schop) Andreas Ignatius Schaep-
man was tevens pastoor aan de
kathedrale kerk van St. Catharina
en deken van de stad Utrecht. Als
zodanig woonde hij op de pasto-
rie aan de Nieuwegracht, het
huis Hogerhorst op de hoek van
de Catharijnesteeg.7 Schaepman
157
vereniging Oud*Utrecht
november 2003
-ocr page 158-
van het aartsbisdom en de ga-
rantie voor het voortbestaan er-
van was de bouw van het al ge-
noemde grootseminarie Rijsen-
burg.
Dat zou de theologische
opleiding van de toekomstige
priesters gaan verzorgen en
opende in 1857 zijn poorten."
De kerkrechtelijk vereiste oprich-
ting van een kathedraal kapittel
kreeg haar beslag aan het eind
van 1858. Zwijsen had moeite ge-
had om daarvoor geschikte he-
ren te vinden en was verder van
menig: 'hoe minder leden hoe
liever.'^^ Het werden tenslotte
negen kanunniken, met Andreas
Ignatius Schaepman, die al heel
wat andere functies had, als
proost (voorzitter). De taak van
dit waardige college was de bis-
schop op diens verzoek van vrij-
blijvend advies te voorzien, en na
zijn dood voor Rome een al even
vrijblijvende voordracht van drie
bisschopskandidaten te maken,
de zogenaamde terna.
Zo werd 1853 behalve het jaar
van de bisschoppen ook het jaar
waarin de organisatie van de
rooms-katholieke kerk in stad,
bisdom en land haar beslag
kreeg, waarbij aartsbisschop Jo-
annes Zwijsen in het Utrechtse
bij verstek als de krachtige orga-
nisator optrad. Dat schiep duide-
lijkheid allereerst voor de katho-
lieken zelf, maar ook, soms tot
hun schrik, voor de niet-katholie-
ken. Ze merkten dat de roomsen
niet alleen nooit weg waren ge-
weest, maar dat ze zich ook nog
eens publiek manifesteerden.
Protestants Utrecht heeft tijd no-
dig gehad om met die situatie te
leren leven.
Van enige opwinding over een
aartsbisschop in Utrecht is na 150
jaar niets meer te merken. Reed
de eerste aartsbisschop in een
neaartsbisschop.9
Organisatie van bovenaf
Utrecht werd niet alleen katho-
liek opgewaardeerd als bisschop-
pelijke residentie, ook de ge-
meenschappen van katholieke
gelovigen, tot dan toe 'staties'
genoemd, kregen de hogere kerk-
rechtelijke status van parochies.
De reorganisatie aan de top had
gevolgen voor de basis. Op 10
april 1854 werd een Algemeen Re-
glement voor de Parochiale Kerk-
besturen
afgekondigd. De oude
'staties'en de oude regionale in-
deling van 'aartspriesterschap-
pen' behoorden tot het verleden.
Voortaan waren er parochies en
dekenaten met welomschreven
grenzen, met pastoors en dekens
aan het hoofd, die in alles onder
bisschoppelijk toezicht stonden.
Zo werd de Utrechtse binnen-
stad, met een uitloper in Witte-
vrouwen, bij bisschoppelijk be-
sluit van 21 augustus 1855 in zes
parochies verdeeld. Dat waren:
de St. Dominicus, gevestigd aan
de Mariaplaats, de St. Augusti-
nus aan de Oudegracht, de St.
Willibrordus aan de Herenstraat
(vanaf 1877 aan de Minrebroe-
derstraat), de St. Catharina aan
de Lange Nieuwstraat (vanaf
1853 tevens kathedrale kerk), de
St. Martinus aan de Achter
Twijnstraat en tenslotte, buiten
de singels, de Onze Lieve Vrouw
Tenhemelopneming aan de Bilt-
straat.^° Voor elk van die pa-
rochies kwam er een kerkbe-
stuur, dat de tijdelijke en stoffe-
lijke belangen voor zijn rekening
kwam. Dit college van 'kerk-
meesters' stond onder het voor-
zitterschap van de pastoor, die
benoemd werd door de aartsbis-
schop en die in zijn parochie fei-
telijk alleenheerser was. Voor de
armenzorg werd per parochie
een afzonderlijk lichaam in het
leven geroepen, het parochiale
armbestuur, samengesteld uit
een aantal 'armmeesters.'
De bekroning van de organisatie
Het grootseminarie te
Rijsenburg te Driebergen
kort na de oplevering. Het
complex werd in de jaren
1856-1859gebouwd naar
een ontwerp van architect
H.J. van den Brink.
Tekening door P.l. Lutgers,
lithografie door J.D. Steu-
erwald, ca. 1860.
HUA, Collectie Beeld.
HUA, Collectie Beeld (Fo-
todienst).
158
-%
vereniging Oud*Utrecht
november 2003
-ocr page 159-
afgesloten koets en een angst-
vallig incognito door de Utrecht-
se straten, anno 2003 fietst zijn
opvolger frank en vrij van de Ma-
liebaan naarde binnenstad. Daar
zijn intussen van die zes pa-
rochiekerken van weleer er nog
maar drie in gebruik: de Willi-
brordkerk aan de Minrebroeder-
straat, die in 1967 door het bis-
dom werd gesloten, maar vier
jaar later door pater Winand Kot-
te en de zijnen liturgisch werd
gekraakt. En verder de Augusti-
nus en de Catharina, die sinds
1974 samen één katholieke bin-
nenstadsparochie vormen.^3
Ton H.M. van Schalk is historicus, publi-
cist en oud-redacteur van Oud-Utrecht
Noten
1.   Albers, Geschiedenis van het herstel
der hiërarchie in de Nederlanden dl.2
(Nijmegen, 1904) 565-570,
2.   Hans de Valk, 'Meer dan een plaats. De
keuze van Utrecht als aartsbisdom in
1853', in: Jurjen Vis en Wim )anse
(red.) Staf en Storm (Hilversum, 2002)
37-63.
3.   Idem, 63.
4.   W.M. Peijnenburg, Joannes Zwijsen,
bisschop (lühmg,
1996) 133,138. Ook
bij De Valk, a.w., 54-59.
5.   Andere bronnen dateren deze gebeur-
tenis op 17 september. Zie het artikel
van De Jong in dit nummer.
6.   L.J. Rogier en N. de Rooy, In vrijheid
herboren
('s-Gravenhage, 1953) 119;
Peijnenburg, Zwijsen, 147-148; Albers,
a.vi'., 506-507. De laatste vertelt in noot
2 op p.507 dat eerder bij het bericht dat
mgr. Zwijsen zich in Utrecht zou be-
vinden gevreesd werd voor een aardbe-
ving. Bovendien schetst hij de situatie
in de stad gedurende het koninklijk be-
zoek en vermeldt hij de geruchten over
een coup d'état. Of die praatjes enige
grond hadden wordt door historici ver-
Het aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan (nr. 40), 1991. Het pand werd in 1868 gebouwd naar een ontwerp van
architect N.J. Kamperdijk als woonhuis voor mr. H. Ameshof, president-directeur van de Nederlandsche Rhijnspoorweg-
Maatschappij. Nadat deze woning in 1898 door aartsbisschop Van de Wetering was aangekocht, werden enkele
uitbreidingen en verbouwingen uitgevoerd om het geschikt te maken voor zijn nieuwe bestemming. De voornaamste ingreep
betrof de aanbouw van een privé-kapel in neogotische stijl voor de aartsbisschop en zijn huisgenoten.
schillend beoordeeld. Zie: J.C. Boog-
man, Rondom 1848. De politieke ont-
wikkelingvan Nederland 1840-1858
(Bussum, 1978) 139.
7.   Corjan van der Peet, 'Het aartsbis-
schoppelijk paleis aan de Maliebaan',
in: Paleizen in Utrecht (Utrecht, 1986)
19-27. Over het huis 'Hogerhorst', de
pastorie en bisschoppelijke residentie
aan de Nieuwegracht: Inventarissen der
parochies in de stad Utrecht,
112 (zie
ook noot 9).
8.   P.J.A. van Meegeren, Katholiek Utrecht
in de tweede helft van del 9e eeuw
(Utrecht, 1987)21.
9.   Sible de Blaauw, 'De kathedralen van
1853' in: Staf en Storm, 237 en noot 16
aldaar.
10.  Inventarissen van de archieven van de in
1855 opgerichte r.k. parochies in de stad
Utrecht {Vtrecht, GAU, 1993) 22-23.
11. G.A.M. Abbink, Honderd jaar Rijsen-
burg{z.p.,l957)7-S.
12.  Peijnenburg, a.w., 229-230. Zie ook:
M.Chr.M. Molenaar en G.A.M. Abbink,
Dertienhonderd jaar bisdom Utrecht
(Baarn, 1995). 57. Daar wordt foutief
1859 als jaar van heroprichting van het
metropolitaan kapittel genoemd.
13.  Per parochie werden in 1855 een pas-
toor en twee kapelaans aangesteld. Met
de kapelaan die er bleef aan de bijkerk
van St. Martinus aan de Herenstraat
zijn dat 19 priesters die full time in de
zielzorg werkzaam waren. Op dit ogen-
blik werken er twee priesters en één
diaken in het pastoraat in de binnen-
stad, de beide priesters van het Opus
buiten beschouwing gelaten.
159
%
iging Oud-Utrecht
november 200S
-ocr page 160-
Rooms vertoon in Utrecht
De Kromstaffeesten van mei 1953
op weg van het Catharijneconvent naar de kathedrale kerk. Onder de baldakijn de kardinaal-legaat J.E. van Roey. Voor hem de kardinalen Frings (Keulen), links, en Griffin (Wes(-
minster). Verder v.l.n.r. de nuntius mgr. Paoto Giobbe en de bisschoppen Huibers (Haarlem) men naast hem coadjutor Alfrink (Utrecht), Mutsaerts (Den Bosch), met naast hem,
nauwelijks zichtbaar hemmens (Roermond), Baeten (Breda), A. Albers, karmeliet (apostolisch vicaris van Matang) en Hanssen (hulpbisschop van Roermond). De belangstelling aan
de hange Nieuwstraat is groot, katholieke zeeverkenners vormen een erewacht. Foto M. van Bommel, particuliere collectie
De nationale herdenking van 100 jaar herstel van de bisschoppelijke hiërarchie had
haar brandpunt in het Utrechtse stadion. De kleurrijke optochten, vol historisch
hints voor jong en oud, staken de katholieken een hart onder de riem. De Kromstaf-
feesten waren zowel hoogte- als keerpunt van het Rijke Roomse Leven.
ciale pauselijke gezant ('legatus
a latere'), de toen 79-jarige Jozef
Ernest kardinaal Van Roey (1874-
1961). Deze boerenzoon uit Vor-
selaar In de Belgische Kempen,
specialist in het kerkelijk recht en
een solistisch bestuurder, bracht
veel purperen geweld en een
charmant Vlaams accent mee,
maar weinig charisma en inspi-
ratie.^ Dat was geen echt pro-
bleem, want zijn taak was zuiver
representatief. Hij moest inge-
haald, toegesproken, verwel-
komd en bewierookt, eerbiedig
beluisterd, omstuwd door allerlei
andere autoriteiten en tenslotte
uitgeleid worden.
Ton H.M. van Schaik
Op zaterdag i6 en zondag 17 mei
1953. het zonnige weel<end na
Hemelvaartsdag, vierde de l<a-
tholiel<e gemeensciiap in Neder-
land de grote 'Kromstaffeesten'
ter herdenking van het herstel
der bisschoppelijke hiërarchie in
1853. De naam van de demon-
stratieve en kleurrijke manifesta-
ties, 'Honderd Jaar Kromstaf,
was bedacht door mr. Jan Derks,
voor de oorlog bekend om zijn
rechts-radicale denkbeelden, op
dat ogenblik hoofdredacteur van
het katholieke dagblad De Tijd en
voorzitter van de Stichting 1853-
1953. De festiviteiten speelden
zich voor het grootste deel af in
Utrecht, immers zetel van de
aartsbisschop, en wel in het oude
stadion Galgenwaard.^ Het mid-
delpunt van de feest was de spe-
160
vereniging Oud>Utrecht
november 200J
-ocr page 161-
^^^^^^^^pl^P^K
^^BpP -f^^, VH ^^^Ê^^jMk
^^B ' "''^^..
^H
Een krans voor Wtllibrord
Die zaterdag was de kardinaal-
legaat rond 10.30 uur verwel-
komd aan de Nederlandse grens
bij Goirie, waarna hij rond het
middaguur zijn entree deed in de
Domstad. Op het Stadionplein
maakte burgemeester De Ranitz
zijn opwachting en zong een
koor van enkele honderden
schoolkinderen de hoge gast toe.
Daarna reed de auto stapvoets
de Adriaan van Ostadelaan uit,
langs het Wilhelminapark en
door de Ramstraat naar zijn lo-
geeradres Maliebaan 40, het
aartsbisschoppelijk paleis, waar
coadjutor B.J. Alfrink zijn gast-
heer zou zijn. Op de Maliebaan
hing de pauselijke vlag uit het
bovenste raam, geflankeerd door
die van België en Nederland, ter-
wijl een overhuiving bij de voor-
deur de begroeting 'ten paleize'
extra feestelijk maakte.
De keuze van Van Roey als pau-
selijk legaat verwees voor de
goede verstaander rechtstreeks
naar de bisdommenindeling van
1559. 'hersteld' in 1853, waarbij
de aartsbisschop van Mechelen,
de gehate Granvelle, als primaat
der Nederlanden werd benoemd.
De persoon van de pauselijke ge-
zant in 1953 belichaamde dus een
historische hint. En dat was niet
alles, misschien niet eens het be-
langrijkste. Nog verder terug
ging de herinnering aan Willi-
brord, de Engelse missionaris en
de eerste bisschop met Utrecht
als thuisbasis. Hij kreeg dan ook
nog diezelfde zaterdagmiddag
een krans bij zijn ruiterstand-
beeld op het Janskerkhof. Het
was een druk programma dat
moest worden afgewerkt, want
rond de klok van 19 uur kwamen
regeringsautoriteiten de legaat
van de paus begroeten. Zo kwam
de oudste Nederlandse bisschop,
mgr. Lemmens van Roermond.
Dit was het enige onderdeel van
de viering waarbij ook de zieke
kardinaal De Jong in persoon
aanwezig was. Gezeten in een
leunstoel opzij in het priester-
koor volgde hij de korte plech-
tigheid. De beide andere gepur-
perde heren belichaamden weer
een ander deel van het verleden.
Kardinaal Bernard Griffin, aarts-
bisschop van Westminster, ver-
tegenwoordigde het land van
Willibrord en de andere Engelse
missionarissen, en kardinaal Jo-
seph Frings was aartsbisschop
van Keulen, waarvan het mid-
deleeuwse bisdom Utrecht tot
1559 suffragaan (onderhorig)
bisdom was geweest. De histo-
rische reminiscenties in de vie-
ring waren talrijk en duidelijk,
tenminste voor wie de geschie-
denis een beetje kende. Hier
trad een volksdeel naar buiten
met een sterk historisch be-
wustzijn, waaraan het ook aan-
spraken voor het heden en ver-
wachtingen voor de toekomst
wilde ontlenen.
Voorspel van het Mandement
Later in de zaterdagavond was er
een grote en romantische de-
monstratie in het stadion die een
soort troepenschouw inhield van
katholieke organisaties op maat-
schappelijk en cultureel gebied.
minister-president Willem Drees
een minzaam glimlachende kar-
dinaal de hand drukken, evenals
de KVP-minister van Binnenland-
se Zaken, Louis Beel, die zich aan
de Maliebaan heel wat meer op
zijn gemak voelde. Het toneeltje
speelde zich af tegen de achter-
grond van een reusachtig schil-
derij met een afbeelding van de
Piëta, dat niet echt paste bij dit
deftige protocollaire vertoon.3
Veel meer dan een beleefdheids-
gebaar van beide kanten was die
receptie niet, want er was maar
een half uur voor uitgetrokken.
Nog meer historische
verwijzingen
Tegen half acht werd het tijd
voor de liturgische ontvangst,
die plaatsvond in de kathedrale
kerk aan de Lange Nieuwstraat.
In het daarnaast gelegen Catha-
rijneconvent, toen nog onderdak
van het Museum van Nieuwe Re-
ligieuze Kunst en het Goud- en
Zilvermuseum,
verzamelde zich
een indrukwekkend aantal hoge
prelaten, onder wie twee kardi-
nalen en alle Nederlandse bis-
schoppen. Onder een door Malt-
hezer ridders in groot gala ge-
dragen baldakijn betrad de le-
gaat via de Lange Nieuwstraat
de kathedraal. Daar nam hij
plaats op de bisschopstroon van
kardinaal De Jong om de begroe-
tingstoespraak te aanhoren van
Receptie voor de ministers
op de Maliebaan. Vin.r.
kardinaal Van Roey, mgr.
Alfrink, premier W. Drees
en minister L Beel. Achter
hem ambassaderaad mgr.
Jo Damen. Alles verloopt
volgens schema, de klok
wijst tien over zeven.
Foto: ANP
161
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2003
-ocr page 162-
slotwoord van kardinaal De Jong,
met veel moeite op de band op-
genomen, vla luidsprekers ten
gehore gebracht en door de radio
uitgezonden, had als thema de
eenheid van de Nederlandse ka-
tholieken, niet alleen kerkelijk,
maar ook politiek en maatschap-
pelijk. 'Dierbare gelovigen van
Nederland, blijft één, één', klonk
het door het stadion. De ontker-
stening, die zich in Europa en ook
in ons land aankondigde, kon het
beste worden tegengegaan door
de eigen confessionele organisa-
ties. Dat was niet alleen het
standpunt van kardinaal De Jong,
maar van het gehele episcopaat,
zoals een jaar later uit het ge-
ruchtmakende Mandement zou
blijken. Deze toespraak prelu-
deerde daarop. Toen de schijn-
werpers uitgingen en honderden
fakkels het stadion werden inge-
dragen, werd een gedicht van Al-
bert Welling gedeclameerd: 'Blijf
bij ons Heer'. De bedenkers van
de manifestatie wisten hoe ze de
emoties moesten bespelen.
Eerste misviering
op de televisie
De volgende dag deed het sta-
dion dienst als openluchtkathe-
draal. De kardinaal-legaat droeg
er voor tienduizenden mensen
100 JAAR.
KROM5TAF
Toegangskaan en
programmaboekje met
omslag van de Utrechtse
kunstenaar Lambert
Simon. De grote staf in het
midden symboliseert het
aartsbisdom Utrecht.
Particuliere collectie
19 3 3
UT RECHT
-v*<^
f"
Vertegenwoordigers van de mi-
nisterraad, deze keer niet alleen
Drees en Beel, maar ook Algera,
Cals, Donker en Witte volgden
vanaf een apart podium deze
triomfantelijke parade die 'Mani-
festatie van Nederlanderschap'
was gedoopt. Prof. LJ.Rogier, de
Nijmeegse historicus die het gro-
te gedenkboek In vrijheid herbo-
ren
voor het grootste deel voor
zijn rekening had genomen,
mocht uitleggen waarom het al-
lemaal te doen was: 'trouw aan
het vaderland en zijn beste tradi-
ties, bovenal die van gewetens-
vrijheid, en een eerbied vol war-
me genegenheid voor de draag-
ster van de kroon', koningin Julia-
na.4 Veel vlaggen en wimpels,
uniformen, emblemen en heral-
fr '
ZONDAG
17 MEI
MORGEN
ITTöTaAR
KROMSTAF
162
F-'^AN 16—17 MEI 1953
dische werkstukken gaven de
plechtigheid de allure van een
vooroorlogse happening uit het
Rijke Roomse Leven, waarvan het
in zekere zin een bekroning en in
elk geval de afsluiting was. Het
een pontificale mis op met alle
pomp and circomstance, die daar,
tot stichting van velen en tot er-
gernis van sommigen, voor het
Tweede Vaticaans Concilie bij
hoorden. De celebrant preekte
%
vereniging Oud>Utrecht
november 2003
-ocr page 163-
weinig verrassend over het bis-
schopsambt en het uitdelen van
de communie door tientallen
priesters verliep ordelijk. Een
schola cantorun) bestaande uit
alle studenten van de Nederland-
se grootseminaries zong de wis-
selende gezangen en de vaste ge-
zangen van de gregoriaanse
Paasmis. Het was de eerste mis-
viering die op de Nederlandse te-
levisie werd uitgezonden, onder
regie van Jan Castelijns en met
commentaar van de franciscaan
Cilbertus Lohuis, een bekende
volkspredikant die om zijn in-
drukwekkende stemgeluid ook
wel Lobertus Cilhuis werd ge-
noemd. De gelovigen hadden in
hun katholieke krant kunnen le-
zen: 'Door het kijken naar de tele-
visie-uitzending van ene heilige
Mis voldoet men niet aan de ver-
plichting tot mishoren, daar hier-
toe ieders persoonlijke aanwezig-
heid vereist is'.5 Het katholieke
geloof was een geloof van duide-
lijke verplichtingen en strikte ei-
sen, ook als het feest was.
Een speelse historische
presentatie
Met de plechtige mis was het
spektakel nog niet ten einde,
want 'Meer dan 5.000 kinder-
voetjes staan aan de buitenkant
van het stadion te trappelen van
ongeduld. De jeugd wil op ge-
heel eigen wijze tonen wat 100
jaar Kromstaf voor haar bete-
kent'. Ook dit onderdeel, omlijs-
ting voor de aanbieding van het
Huldeblijk was weer bedacht
door Jan Derks, in samenwerking
met zijn collega Albert Welling,
terwijl de regie in handen was
van Anton Sweers (1903-1969),
de oprichter van Ons Lekenspel
(1934). De laatste had ervaring
met het stadion en met kinde-
ren, want in 1948 had hij op de-
zelfde plek bij het 40-jarig pries-
terfeest van kardinaal De Jong
het spel Als gij niet wordt als zij
(namelijk kinderen), opgevoerd,
dat ook weer bedacht was door
Jan Derks. Sweers was een druk
baasje met heftige gebaren en
Beschermd door parasols
luisteren de kerkelijke au-
toritéten (v.ln.r. Giobbe,
Frings, Van Roey, Grijfin
en Alfrink) in liet Utrecht-
se stadion naar Dr. F.
Houben die het 'Hulde-
blijk' aanbiedt.
Foto M. van Bommel, par-
ticuliere collectie
een dwingende stem, die er alles
aan deed om de groepen te laten
marcheren langs de door hem
geplande en gebaande wegen.
Over de kinderpresentatie van 17
mei 1953 had hij geen klagen, zo-
als overvloedige foto's van het
schouwspel, onder meer lucht-
opnames, aantonen. Allerlei his-
toriserende en allegoriserende
groepjes jongens en meisjes van
de zesde klas paradeerden langs
het glazen paviljoen van de kar-
dinalen, de podia van de lagere
autoriteiten en langs de volge-
pakte tribunes met de tiendui-
zenden belangstellenden, die
hier op een speelse manier hun
geschiedenis zagen voorbijko-
men. Voor de schoolkinderen be-
tekende deze opvoering met de
bijbehorende verkleedpartijen
ook een lichtvoetige, maar blij-
vende kennismaking met de ge-
schiedenis van hun katholieke
voorouders, met wie ze zich even
konden identificeren. De eerste
geloofsverkondigers Servatius,
Lambertus, Willibrord en Bonifa-
tius draafden op en de velen die
later vanuit Nederland in hun
voetspoor zijn gevolgd. Een voor-
naam accent lag op de school-
strijd in de 19e en het begin van
de 20e eeuw, waarin de katholie-
ke bevolkingsgroep (en de prote-
stantse, maar die was niet te
zien) de voor Europa unieke ge-
lijkstelling van openbaar en bij-
zonder onderwijs had bevochten.
De maquette van de geplande
medische faculteit van Nijme-
gen, waarvoor de feestgave van
een miljoen gulden bestemd
Miniatuur-paus wordt het
stadion ingedragen. Er was
duidelijk gezocht naar een
zesdeklassertje dat een
beetje op Pius XII leek.
Fotograaf onbekend, parti-
culiere collectie
163
vereniging Oud'Utrecht
november 2003
-ocr page 164-
Reith schreef dat er geen mees-
ters van wereldformaat te zien
waren of resultaten voor de eeu-
wigheid, maar wel respectabele
pogingen. Het galaconcert in Ti-
voli met Hans Ponten en Her-
man Strategier als dirigenten
was met composities van Strate-
gier zelf en het Te Deum van Zol-
tan Kodaly origineler.
Op een groter publiek van jong
en oud afgestemd was een klein
gebouwtje op het Janskerkhof,
waarin in een donkere ruimte
veertien kijkvensters stonden
opgesteld. Daarin waren even
zoveel taferelen te zien uit de ge-
schiedenis van de katholieke ge-
meenschap in Nederland. De
Dordtse kunstenaar Lou ten
Bosch had de poppen, de interi-
eurs en de buitenlocaties ervan
ontworpen. Schaepman was er
te zien op het spreekgestoelte
van de Tweede Kamer, Pierre
Cuypers achter zijn tekenbord en
Nuyens onderweg in zijn dok-
terskoetsje. Maar meteen in de
eerste kijkdoos liep, met een pa-
raplu in de hand, Thorbecke over
het Binnenhof, de grote man van
de grondwet van 1848.^ De be-
denkers van dit historisch panop-
ticum hadden zich heel goed ge-
realiseerd dat 1853 daarvan niet
losgemaakt kon worden. Ook de
meeste toeschouwers moeten
dat anno 1953 nog hebben begre-
pen. Het werd althans bekend
verondersteld, een situatie die in
2003 wel drastisch is veranderd.
Het roomse feest in Utrecht
werd dankbaar gevierd als de
kroon op de katholieke herle-
ving, met alle fanfare en vertoon
die daar in die tijd, vlak na de
oorlog, nog bij hoorden, Bor-
newasser heeft erop gewezen
dat '1953' ook het begin van een
kentering laat zien.^ Daarvoor
moest men echter wel achter de
schermen kunnen kijken, in de
commissies die een en ander op
touw zetten. Binnenskamers
werd er inderdaad enige reserve
geuit en gewaarschuwd voor
triomfalisme, maar voor de be-
zoekers van de plechtigheden
was, vormde een soort apotheo-
se. Maar ook Nederlandse mis-
sionarissen als Ferdinand Hamer,
Peerke Donders en zuster Adolp-
hine, Kaatje Dierix, uit Ossen-
drecht hadden een plaats in de
stoet. De laatste werd zelfs in
een draagstoel vervoerd door
'haar Chineesjes', terwijl ook een
miniatuur-Pius XII in dezelfde
setting maar in een iets luxueu-
zere uitvoering het veld van Gal-
genwaard werd opgedragen,
omringd door de Zwitserse gar-
disten en twee, gezien de zomer-
se hitte uiterst functionele. By-
zantijnse waaierdragers. Het is
duidelijk dat de bekende en al ja-
ren overal op touw gezette
Kindsheidoptochten voor de mis-
sie hier een schat aan ervaring
hadden te bieden. En kostuums
natuurlijk. De fraters van Utrecht
hadden de praktische uitvoering
van een en ander voor hun reke-
ning genomen, en ook zij konden
's avonds op een geslaagde on-
derneming terugzien.
Thorbecke in een kijkdoos
Een serieuze afsluiting vormde
de aanbieding van de feestgave
voor de R.K. Universiteit van Nij-
megen. De oorkonde daarvan
werd overhandigd door de pas-
toor van de door de waters-
noodramp van 1 februari zwaar
getroffen West-Brabantse pa-
rochie van St. Jan de Doper in
Klundert. Het was alles bijeen
een grote en geslaagde show,
werk van het roomse drieman-
schap Derks, Welling en Sweers,
zoals die kort na de oorlog, voor
de opkomst van de televisie, nog
werden georganiseerd. De in-
houd van de redevoeringen cir-
kelde steeds om de grote daden
uit het verleden, maar waar-
schuwde ook dat resultaten uit
het verleden geen garantie ga-
ven voor de toekomst. Wat die
garantie wél kon geven was
volgzaamheid jegens het kerke-
lijk gezag en een gesloten front
van de katholieken. De tentoon-
stelling Honderd jaar religieuze
kunst in Nederland 1853-1953,
verdeeld over het Centraal Mu-
seum en het Catharijneconvent,
ademde als geheel dezelfde te-
vreden sfeer.^ Het was een leer-
zaam en eerlijk overzicht, er was
veel moois te zien, maar opzien-
barend was het nergens, en ze-
ker niet gedurfd. De gewaar-
deerde kunstcriticus van de bra-
ve Katholieke Illustratie, Bernard
Twee Buitengewoon Ge-
heim Kamerheren van de
paus volgen de pontificale
hoogmis in het stadion; op
de stoel rechts een onbe-
heerd programmaboekje
Fotograaf onbekend, uit
M. van der Plas en J. Roes,
Dekerkgaatmt(1973)
164
vereniging Oud*Utrecht
november 2003
-ocr page 165-
KIJKVENSTER gxpOSItie
Op 28 April verrijst op het Janskerkhof te Utrecht een kleiu
gebouwtje, waarbinnen in een donkere ruimte veertien verlichte
kijkvensters zijn geplaatst, die karakteristieke momenten weer
geven uit het leven van enige belangrijke katholieke figuren uit
de geschiedenis der laatste honderd jaar.
Zij betreffen :
Thorbecke Le Sage ten Broek Broere Van Son Mgr
Zwijsen Schatpmon Pater van den Eisen Ariëns Poeh
Alberdingk Thym ISnyens Cuypers — Ruv.s de Beerenhrouck
Kard. de Jong.
De poppen en de interieurs zijn ontworpen door Lou Ten Bosch
Dordrecht.
De tentoonstelling blijft geopend tot 19 Mei. VUe dagen van
9.00-21.00 UUT. ENTREE ƒ0.40. KINDEREN ƒ0.20.
(troepen reductie. Catalogus verkrijgbaar
was benoemd om in Rome zijn
canonieke achterhoede te verzekeren.
Als primaat van België stelde Van
Roey zich moedig en principieel op te-
genover het nazisme. Tenslotte rekent
Suenens het nog tot Van Roeys ver-
diensten dat hij een beslissende rol
heeft gespeeld bij de verkiezing van
paus Johannes XXIII in het conclaaf
van 1958.
3.   Een beeldverslag in het themanummer
van de Katholieke Illustratie 87 (\95i)
nr. 21 (22 mei).
4.   Alle brieven en toespraken bij de
herdenking zijn te vinden in Eeuwfeest
van het herstel der bisschoppelijke hiër-
archie in Nederland
(Utrecht / Antwer-
pen, 1953) en in Katholiek Archief S
(1953) 437-472. In de laatste uitgave
zijn ook foto's en een verslag van de
festiviteiten opgenomen.
5.   A. F. Manning, Zestig jaar KRO.
Uit de geschiedenis van een omroep
(Baarn, 1985)231.
6.   De catalogus van de tentoonstelling
was getiteld Honderd jaar religieuze
kunst in Nederland 1853-1953
(z.p.,
1953). Hij bevat onder meer een
artikel van Jan Engelman, 'De
religieuze beeldende kunst', 30-39.
7.   Foto's van de veertien kijkvensters in
het feestnummer van de Katholieke
Illustratie
(zie noot 3) 814-815.
8.   HansBornewasser,'1953: Honderd
laar Kromstaf. Kentering binnen de
katholieke subcultuur', in: Staf en
Storm
(Hilversum,2002) 313-333.
9.   De huidige aartsbisschop van de
oud-katholieke kerk, Joris Ver-
cammen, heeft in 2003, bij de her-
denking van 150 jaar r.k. hiërarchie,
nog dezelfde overtuiging: 'Ik feliciteer
de rooms-katholieke kerk met de
viering van het 150-jarig herstel van
het bisschopsambt in Nederland, maar
formeel klopt het niet, want de kerke-
lijke hiërarchie is nooit verbroken ge-
weest. Eigenlijk zouden we het 1200-
jarig bestaan van de katholieke kerk in
ons land moeten vieren' (Geciteerd in
Volzin. Opinieblad voor geloof en sa-
menlevingvsn
6 juni 2003).
Aankondiging 'Kijkvenster
Expositie' in het program-
maboekje.
Pater van den Eisen, nor-
bertijn, grondlegger van de
katholieke boerenvakbond
Particuliere collectie
was het een ongecompliceerd
groot rooms feest. En oecu-
menisch kwam er al helemaal
niets van de grond. Van katholie-
ke kant is het wel voorzichtig ge-
probeerd, maar de Generale Sy-
node van de Nederlandse Her-
vormde Kerk gaf niet thuis. De
kleine oud-katholieke kerk orga-
niseerde een eigen kerkhistori-
sche tentoonstelling met de
veelzeggende titel '1250 jaar
Kromstaf.9 Het is duidelijk dat
het oecumenische gesprek en de
oecumenische openheid nog niet
aan een eerste begin toe waren.
Voor de Nederlandse rooms-ka-
tholieken was 'Honderd Jaar
Kromstaf een feest van dank-
baarheid om wat bereikt was en
een bevestiging van de eigen
identiteit, een hoogtepunt en
tegelijk een keerpunt. Dat laat-
ste werd echter maar door wei-
nig feestvierders in Utrecht ver-
moed, laat staan dat iemand
dat vermoeden met zoveel
woorden uitsprak.
Ton H.M. van Schaik is historicus, publi-
cist en oud-redacteur van Oud-Utrecht.
Noten
1.   Een gedetailleerd overzicht van de
feestehjkheden is te vinden in het on-
gepagineerde programmaboekje 100
JaarKromstaf.1953 Utrecht,
gedrukt
bij Spin & Zoon te Amsterdam.
2.   Zijn opvolger, kardinaal L.J.Suenens,
vertelt in zijn memoires Terugblik en
Verwachting
(Tielt, 1991) 51-53 dat
Van Roey indertijd door de onder-
nemende kardinaal Mercier tot vicaris
165
%
vereniging Oud-Utrecht
november 2003
-ocr page 166-
BIJ WELKE NOTARIS VOELT U
ZICH THUIS?
U kiest uw huis met uiterste zorg. Daar wilt u
zich helemaal op uw gemak voelen. Alles moet
bij u passen. De ligging, de uitstraling, de indeling
w.
en de mogelijkheden. En dan, na uitgebreid
wikken en wegen, blijft er nog maar één keus
over... De notaris! Niet zomaar een notaris,
maar één waar de deur wijd voor u openstaat.
Waar alles draait om persoonlijke aandacht en
advies. Om zorgvuldigheid tot in het kleinste
detail. Stap daarom gerust bij ons binnen.
En voel u thuis.
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
ALTIJD EEN OPEN HUIS.
Maliebaan 81, Utrecht, T. 030-233 66 99. Pastoor Ohllaan 25, Vleuten, T. 030-233 66 99
www.hermans-schuttevaer.nl
' ^ -, ^-' -t ^-J-J
,:::mm
PlantijnCasparie
^utrecht
ublishing j Drukwerk j Direct marketing
.plantijncasparie.nl
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en ge-
heel vrijblijvend een waarde-indiatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-vol-
le informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, ^atis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:     ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:       ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht
cn
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E- mail: M akelaard i] Utrech t@era. nl
Internet:
www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 167-
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor *Oud-Utrecht'
Aan- en verkoopbegeleiding van historische woonhuizen
Taxaties voor hypotheken, nalatenschappen en boedelverdelingen
Muus &
IJzerman
Makelaardij in onroerende zaken BV Maliebaan 48
Postbus 14014 3508 SB Utrecht 030-234 00 08 www.muus-ijzerman.nl
NVM ^^
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-263 11 11
fax: 030 - 262 32 74
ONDERHOUD
e-mail: info@vanzoelen.nl
website: www.vanzoelen.nl
Makelaars in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting
Maliebaan39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
www.beaufort-bogaard.nl/info@beaufort-bogaard.nl
BEAUFORT
MAKELAARS
-ocr page 168-
Onder meer:
  Het vervaardigen van contracten op diverse
rechtsgebieden waaronder het vennootschaps- en
ondernemingsrecht, het arbeidsrecht én huurrecht
  Het verlenen van advies én bijstand op deze
rechtsgebieden
  Behandeling én overname van incasso's
^eenen /
bedrijfsjuristen
MrJ.C.V. Geenen
Kantooradres
Hooghiemstraplein 132
3514 AZ Utrecht
Correspondentie uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
1030-273 60 62
f 030-233 45 95
jcvgeenen@geenenbedrijfsjuristen,nl
www.geenenbedrijfsjuristen.nl
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak Is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
-ocr page 169-
Oud-Utrec
-ocr page 170-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Begijnekade 20
3512 VV Utrecht
Tel. 030-241 31 15
Mob. 06-24133494
Fax 030-666 14 41
Hoofdvestiging: Stadhuisbrug 5 * 351 1 KI' Utrecht
1.030-233520(1 * F. 030-2314071
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN BV
UTRECHT
®
i^
&>LISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 2925 3706 AK ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7
3526 AR UTRECHT
Tel 030-288 24 64. Fax 030-288 57 33
-ocr page 171-
'Nieuw' schilderij van stadhuis
In de hal van het Utrechtse stadhuis hangt sinds enige tijd een nieuwe aanwinst: het schilderij dat Jan van der
Heyden rond 1700 maakte van stadhuis en Stadhuisbrug. De schilder, beter bekend als uitvinder van de
brandspuit, creëerde een sfeervolle fantasie die de toeschouwer ter plekke kan vergelijken met het heden.
HolyTrinityChurch
Vanaf de 15e eeuw wonen er in Utrecht Britse migranten van wie de meesten behoren tot de Anglicaan-
se kerk Pas sinds 1912 heeft deze gemeenschap een eigen 'Engelse kerk': de Holy Trinity Church, ge-
sticht door de echtparen Bingham en Twiss. De gouvernantes van voor de oorlog hebben inmiddels
plaats gemaakt voor Engelstalige studenten en contractarbeiders én steeds meer Nederlanders.
Jaar van de boerderij ten einde
Ter afsluiting van het Jaar van de boerderij twee afleveringen van 'Boerderijen in
de provincie Utrecht': Wat deed en bezat een rijke boer anno 1788? En: Welke
boerderij werd Boerderij van het jaar in Utrecht en waarom?
Van de bestuurstafel
Cultureel Erfgoed
Een onderdak voor Utrechtse kunstcollecties
De Stichting Kunstcollecties Utrecht igoo - 2000
Literatuursignalement
Utrechtse straatnamen 6: Ridderhofstad
Marion Cornélie van Oudheusden
Erik Tigelaar
Jas de Meyere
Arnold Rietveld
Nettie Stoppelenburg
Nanette Vugts
'Pryslyk en verwonderlyk'
Utrechts stadhuis en Stadhuisbrug geschilderd door Jan van der Heyden
De Engelse kerk in Utrecht
De stichting en geschiedenis van Holy Trinity Church Utrecht
De inventaris van de hoeve van Cerrit Langerak
Boerderijen in de provincie Utrecht 6
De Utrechtse boerderij van het jaar 2003
Boerderijen in de provincie Utrecht 7
Jubileumtoespraak
Agenda en berichten
171
vereniging Oud Utrecht
december 2003
-ocr page 172-
Van de bestuurstafel
Lustrumviering en een dure dame
P.A. Blok, voorzitter
Begunstigd door fraai weer heb-
ben we ons lustrum kunnen vie-
ren. Van menig lustrumganger
hebben bestuursleden begrepen
dat opzet, inhoud en uitvoering
van het lustrum zijn gewaardeerd.
Met name de beide lezingen en de
ongedwongen lunch in het fraaie
Paushuize werden genoemd, maar
daarmee doe ik de andere onder-
delen te kort. Dat het programma
aansprak bleek ook wel uit het
grote aantal belangstellenden, dat
de capaciteit van Senaatszaal en
Paushuize overschreed. De grens
moest bij 124 deelnemers worden
gelegd en dat betekende dat he-
laas niet alle aanmeldingen kon-
den worden gehonoreerd. Onze
dank geldt de lustrumcommissie,
die het programma samenstelde,
de organisatie verzorgde en de re-
gie voerde. Van beide lezingen
hebben al onze leden gelukkig
kennis kunnen nemen, nu die in
het vorige nummer van het tijd-
schrift zijn afgedrukt.
Voor de toen aanwezigen ga ik
nog kort in op een spijtig voorval
rond één der lezingen, waarvoor
wij de inleider mondeling en
schriftelijk onze verontschuldigin-
gen hebben aangeboden. Het was
zaak geweest op een andere wijze
aandacht te vestigen op het ver-
streken zijn van de tijd en boven-
dien gelegenheid tot afronden te
bieden. Ter toelichting diene dat
tijdsdruk was komen te liggen op
het ochtendprogramma vanwege
later ontstane verplichtingen van
,„ de commissaris van de Koningin.
Dat neemt evenwel niet weg dat
er gehandeld had dienen te zijn,
zoals aan de inleider en hierboven
beschreven.
Het slot van dit lustrumjaar wordt
op 7 december gevormd door de
presentatie van ons Jaarboek. Die
doopplechtigheid vindt plaats in
de Domkerk en zal in het teken
staan van het nakende Domjaar
2004. Ook de Van der Monde-le-
zing op 17 februari zal de gotische
bisschopskerk als thema hebben,
ai zal die worden uitgesproken op
de traditionele locatie, de romaan-
se Pieterskerk.
Een jaar geleden is in onze leden-
vergadering gesproken over de
Kroniek. Voorwaarde om verder te
gaan was onder andere dat die
een representatief beeld zou bie-
den van wat in de loop van een
jaar in stad en provincie is voorge-
vallen. Dat nu blijkt in de praktijk
niet haalbaar. Te veel edities van
kranten en bladen en een te grote
afhankelijkheid van derden ma-
ken het vervaardigen van een echt
representatieve Kroniek niet mo-
gelijk. Daarom heeft het bestuur
helaas moeten beslissen de Kro-
niek in den vervolge te beperken
tot de stad.
Verder is het voor het bestuur zaak
nog wat meer stil te staan bij de
lengte van onze financiële pols-
stok. In mijn vorige column gaf ik al
aan dat het rendement van het
vermogen van onze Stichting
thans lager is dan driejaar geleden
verwacht mocht worden. Daar
komt nog Sabine bij. Wat, u kent
haar niet? Ik doel hier niet op de Sa-
bijnse, noch op de martelares, die
circa 126 in Umbrië of te Rome
werd onthoofd. Neen, ik bedoel
met Sabine heel prozaïsch Stichts
Algemeen Bibliografisch Netwerk.
Die Sabine biedt een database van
bijna 20.000 titels van boeken en
artikelen. Die titels kan men thuis
vinden, maar voor de inhoud moet
men naar bibliotheek of archief.
Daarom komt nu als volgende fase
het rechtstreeks thuis kunnen op-
roepen van de artikelen. Voor het
pilot-project is onder andere Oud-
Utrecht gekozen 'met name van-
wege de hoge kwaliteit, het lange
bestaan en de provinciale beteke-
nis van uw vereniging'. U ziet dat ik
citeer en mij niet aanmatigend op-
stel. Ongeveer 2.700 pagina's van
tijdschrift en jaarboek, te beginnen
vanaf het einde der registers, zul-
len in de pilot gratis gescand wor-
den en later op de website worden
gezet. Oud-Utrecht produceerde
tot dusverre echter ruim 25.000
van die bladzijden. Voor het scan-
nen van de resterende 22.500 pagi-
na's worden kosten berekend. Ook
al zal het mogelijk verkrijgen van
een substantieel subsidie werke-
lijkheid worden, dan nog blijft het
eveneens resterend substantieel
bedrag voor onze rekening.
Het bestuur heeft in principe de be-
reidheid uitgesproken om na het
pilot-project verder te gaan met
het ontsluiten van onze rijkdom-
men. Zeer duidelijk ligt dat in lijn
met het eerste deel van onze doel-
stelling: het beoefenen en versprei-
den van de kennis der geschiedenis
van stad en provincie Utrecht. Met
de thans nog niet bekende kosten,
die waarschijnlijk wel gespreid
kunnen worden over meerdere ja-
ren, moet echter nu al rekening
worden gehouden. Ja, Sabine is een
aantrekkelijke, doch dure dame.
Oud-Utrecht blijft ook in het nieu-
wejaar een actieve vereniging, die
u, leden, heel veel weet te bieden.
Daarvoor zetten de vele vrijwilli-
gers en het bestuur zich in. Wan-
neer dat wordt gewaardeerd, ver-
heugt zulks hen, die voor de orga-
nisatie tekenen.
Het bestuur wenst de vrijwilligers
en de overige leden graag een ge-
zond en voorspoedig 2004 toe. Bo-
vendien wensen wij Oud-Utrecht
dankzij u in 2004 veel nieuwe le-
den toe. Vast dank voor uw inzet!
U gunt het anderen toch ook!
vereniging Oud'Utrecht
december 2003
-ocr page 173-
Cultureel Erfgoed
Erfgoed en de nieuwe cultuurnota
Errol van de Werdt
Deze zomer stuurde de nieuwe
staatssecretaris van Onderwijs, Cul-
tuur en Wetenschappen, mevrouw
M. van der Laan, een nieuwe Cul-
tuurnota 2004-2008
naar de Twee-
de Kamer. De nota neemt ool< het
cultureel erfgoed, waaronder monu-
mentenzorg, archeologie, land-
schapsarchitectuur en stedenbouw,
onder de loep. Belangrijk verschil
met vorige nota's is dat de staatsse-
cretaris deze keer niet weer met
nieuwe prioriteiten aan komt zet-
ten. Hierdoor zou dat wat in de vori-
ge beleidsperiode is opgebouwd en
soms al ten uitvoer is gebracht
slechts een kort leven zijn bescho-
ren. Dat Is weinig effectief. Beleids-
inflatle heet dat. Dat betekent In le-
der geval dat de in de vorige column
genoemde Nota Belvedère, waarin
de actuele bouwpraktijk en cultuur-
historie samen worden gebracht,
verder ter hand kan worden geno-
men. Dat Is belangrijk, omdat het
behoud en benutting van het cultu-
reel erfgoed kwaliteit toevoegt aan
de culturele dimensie van de ruim-
telijke ordening. Daardoor worden
de kansen op een draagvlak In de sa-
menleving en op financiële onder-
steuning ook groter.
Wat wil de staatssecretaris verder?
Ze wil de regelgeving en bureaucra-
tie terugbrengen en de eigen ver-
antwoordelijkheid van burgers en
samenleving vergroten. Het is haar
overtuiging dat de kwaliteit van
kunst en ander erfgoed alleen goed
tot zijn recht komt wanneer zij in
vrijheid kunnen gedijen. Zij erkent
het belang van een kwalitatief
hoogwaardig cultureel leven. Wat
het cultureel erfgoed aangaat,
spreekt zij over het samenbindend
vermogen van culturele erfgoed
voor de samenleving. Voor haar is
het echter niet een veilige haven om
je nostalgisch In beschermd te we-
ten. Kennis van dit erfgoed draagt
volgens Van der Laan bij aan een
cultureel zelfbewustzijn dat onmis-
baar is in een multiculturele samen-
leving. In die toegevoegde waarde
voor de samenleving ziet zij een
rechtvaardiging voor ondersteuning
van kunst en cultuur in het alge-
meen en erfgoed in het bijzonder.
Haar uitdaging zoekt zij niet in het
formuleren van nieuwe beleidsdoe-
len maar in de verbreding van het
cultuurbeleid. Zij pleit voor verster-
king van de samenhang met het on-
derwijs, (cultuureducatie) ruimtelij-
ke ordening (kwaliteit van leefom-
geving en architectuur) en econo-
mie (vormgeving). Zij wil ook meer
samenwerken met andere partijen.
Het zijn allemaal lovenswaardige
uitgangspunten maar hoe wordt
het vertaald naar de dagelijkse prak-
tijk? Uitwerking volgt in een aanvul-
lende nota die zij dit najaar aan de
kamer zal aanbieden. Sleutelwoor-
den zijn samenhang tussen de actu-
ele bouwpraktijk en cultuurhistorie,
minder regelgeving, verbreding van
het cultuurbeleid en het delen van
verantwoordelijkheden tussen de
verschillende overheden. Opmerke-
lijk is wel dat de nota, ondanks deze
mooie voornemens, de cultuursec-
tor in 2004 een bezuiniging van 1,2
miljoen in vooruitzicht stelt en van-
af 200519 miljoen.
Verantwoordelijkheid voor monu-
mentenzorg wordt ten dele naar la-
gere overheden en het particulier
Initiatief doorgeschoven. De enige
winst die ik zie is een vereenvoudig-
de regelgeving en bureaucratie bij
subsidieaanvragen, maar dan moet
er wel wat te verdelen zijn. Daarbij
komt nog dat er sinds het aanne-
men van de Monumentenwet van
1988 veel is veranderd. Na de Twee-
de Wereldoorlog was het de lande-
lijke overheid die vanuit één hand
de wederopbouw regisseerde en
uitvoerde, nu lijkt het of ineens ie-
dereen en daardoor misschien nie-
mand zich meer primair verant-
woordelijk voelt en dat alles onder
de vlag van de behoefte aan decen-
tralisatie. Meer afstand nemen als
rijksoverheid is zeker een goede
zaak, maar die mag niet leiden tot
een situatie waarin de rijksoverheid
zich niet meer eindverantwoorde-
lijk voelt voor die gedelegeerde zorg
voor monumenten.
Nederland kent meer dan 50.000
rijksmonumenten en 300 bescherm-
de stads- en dorpsgezichten. Het
aantal aanvragen om in aanmer-
king te komen voor de status van
rijksmonument neemt nog steeds
toe. Er is sprake van een uitbreiding
van meer dan 200 rijksmonumen-
ten per jaar. Het begrip monument
wordt tegenwoordig breder gehan-
teerd waardoor de reikwijdte voor
de zorg en de kosten groter worden.
Om die taak naar behoren te kun-
nen blijven uitvoeren zal de rijks-
overheid, In een tijd van bezuinigin-
gen, de criteria om in aanmerking
te komen voor een rijksmonument
alleen nog maar verder aanscher-
pen. Gevolg is waarschijnlijk dat
monumenten die in het oude regi-
me op lokaal en regionaal niveau
nog wel In aanmerking kwamen
voor rijksbijdragen, buiten de boot
gaan vallen. Zeker op lokaal niveau
zal hergebruik en herbestemming
van monumenten belangrijker wor-
den bij behoudsplannen. Gezien
deze ontwikkelingen lijkt de rol van
de Vereniging Oud-Utrecht en een
goede samenwerking met de lokale
overheid van steeds groter belang,
zeker in een stad als Utrecht met
een naar verhouding groot aantal
monumenten en potentiële monu-
menten op een betrekkelijk klein
stukje openbare ruimte.
tB
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 174-
Een onderdak voor Utrechtse kunstcollecties
De Stichting Kunstcollecties Utrecht 1900 - 2000
vuld met enkele belangstellen-
den. Met hen besprak hij hoe ver-
schillende lokale en regionale
kunstcollecties, die binnen de be-
staande openbare collecties bui-
ten beschouwing bleven, toch
voor de toekomst bewaard zou-
den kunnen blijven.
Uijtdewilligen gaf onder de se-
rietitel de Nobelreeks bij zijn ei-
gen uitgeverij Optima in Vianen
enkele monografieën uit over
Utrechtse kunstenaars uit de 20e
eeuw. Hij had ontdekt dat er op
meerdere plaatsen in en rond
Utrecht collecties beeldende
kunst lagen te verstoffen die, als
de eigenaren zouden komen te
overlijden, dreigden te verdwij-
nen.
In navolging van de Stichting
Schone Kunsten rond igoo,
ooit
opgericht door de nazaten van
Nederlandse kunstenaars die
rond de vorige eeuwwende ac-
tief waren, besloten de aanwezi-
gen tot de oprichting van een
stichting die zich over deze be-
dreigde collecties kon ontfer-
men. Omdat niemand kans zag
als voortrekker op te treden,
kwam het er echter niet van. Pas
in het voorjaar van 2003 werd
het project nieuw leven ingebla-
zen.
Uijtdewilligen, voor wie kunst
een echte passie is, kwam tijdens
de voorbereiding van een nieuw
deel in de Nobelreeks, een mono-
grafie over de Utrechtse beeld-
houwer Steph Uiterwaal in con-
tact met de schrijver van dit
boek, de beeldend kunstenaar en
kunsthistoricus Jaap Versteegh.
Die had in het verleden geruime
tijd als kunstrecensent voor het
Utrechts Nieuwsblad geschreven,
als beeldend kunstenaar ver-
schillende malen in Utrecht
geëxposeerd, als docent vele ja-
Jaap Versteegh
Foto: Joke van Veen
Het is het angstvisioen van menig kunstliefhebber: een boeiende
kunstverzameling, vaak een nalatenschap, wordt weggegooid,
simpelweg omdat niemand weet wat de waarde is of wat er mee
te doen. De Stichting Kunstcollecties Utrecht 1900-2000, geestes-
kind van uitgever Hans Uijtdewilligen, wil onderdak bieden aan
bedreigde kunstvoorwerpen uit stad en provincie Utrecht.
MARrON CORNÉLIE VAN OUDHEUSDEN
Werken van bekende Utrechtse
schilders als Pyke Koch, Mondri-
aan of Moesman of een meubel-
stuk van Gerrit Rietveld vinden
hun weg wel naar de diverse
openbare collecties. Hun status
is 'erkend' en daarmee is hun lot
relatief zeker. Dit geldt niet zo
vanzelfsprekend voor het kwali-
tatief goede en vaak bijzonder
interessante werk van tal van
minder bekende kunstnaars, zo-
als de sierkunstenaar Hans Men-
gelberg of de beeldhouwer Cris
Agterberg. Om te voorkomen dat
hun werk verloren gaat bij het
uiteenvallen van meest particu-
liere collecties Is de Stichting
Kunstcollecties Utrecht igoo-
2000 (SKU) in het leven geroe-
pen.
Vergeten collecties
Het initiatief voor dit project da-
teert al uit 2000. Toen nodigde
uitgever Hans Uijtdewilligen een
aantal vertegenwoordigers uit
van verschillende culturele en
wetenschappelijke instellingen
zoals Museum het Catharijne
Convent, het Utrechts Archief en
de Universiteit Utrecht, aange-
174
vereniglng Oud*Utrecht
december 2003
-ocr page 175-
ren les gegeven aan verschillen-
de kunstvakopleidingen en hij
had als kunsthandelaar een ge-
degen kennis van de kunstmarkt.
Gezien zijn kennis van verschil-
lende aspecten van de beeldende
kunst vroeg Uijtdewilligen aan
hem of hij als voorzitter van de
op te richten stichting wilde pro-
beren het project vlot te trekken.
Na ampele overwegingen stem-
de Versteegh hierin toe en toog
hij aan het werk.
Ambitieuze doelstellingen
Jaap Versteegh: 'De statuten van
de 5KU spreken meerdere doe-
len: het bijeenbrengen, beheren,
conserveren, restaureren en ex-
poseren van kunstvoorwerpen,
het verrichten van onderzoek,
het doen uitgeven van monogra-
fieën, studies en andere publica-
ties en tenslotte het onderbren-
gen van de kunstvoorwerpen in
een openbaar toegankelijke in-
stelling. Het spreekt voor zich
dat je voor de realisering van
zo'n ambitieus project een gede-
gen netwerk binnen cultureel
Utrecht moet hebben.'
Versteegh startte dan ook met
het formeren van een bestuur.
Daarin zijn nu niet alleen organi-
saties als het Catharijne Con-
vent, het Utrechts Archief en de
universiteit vertegenwoordigd
(de laatste met liefst drie kunst-
historici), maar ook de bekende
Utrechtse galeriehouder André
Jas (voor de contacten met de
Utrechtse kunstenaars), een no-
taris en een bedrijfseconoom.
Versteegh: 'De stichting biedt
geen betaling voor een op te ne-
men collectie en we gaan dus
ook geen concurrentie aan met
de gevestigde kunsthandel.
Daarvoor in de plaats bieden we
een heel repertoire aan andere
Enkele 20e eeuwse
Utrechtse kunstwerken.
V.l.n.r.: 'Madonna met
kind' (rozenhout) door
Steph Uiterwaal, aarde-
werk wijwaterkarafdoor
Wint Harzing in opdracht
van Van Rossum Utrecht,
vaas doorStLukas
(Maarssen) en 'Hanna le-
zend' (terra cotta) door
Klaas II Mobach die ook
het olieverfschilderij
maakte. Daartussen enkele
delen uit de Nobelreeks
van uitgeverij Optima,
Vianen.
Foto: Jaap Versteegh
'zorg' voor de veelal kwetsbare
stukken: onderzoek naar het
werk zelf en de maker, conserve-
ring van het stuk, het verzorgen
van goed onderdak en het moge-
lijk maken van publicaties.'
Geen eigen museum
Nadrukkelijk stelt de stichting
dat zij geen eigen museum wil
beginnen. Versteegh: 'Als een
aangeboden stuk eigenlijk het
best op zijn plek is in de collectie
van een museum of archief, dan
proberen we het daar ook te-
recht te laten komen. Immers:
het behoud en de conservering
van het stuk staan voorop, niet
het eventueel vormen van een
eigen stichtingscollectie. Een
aparte selectiecommissie ziet
toe op de kwaliteit van de collec-
tie. We nemen niet zomaar alles
aan wat aangeboden wordt. Het
gaat trouwens niet alleen om
collecties, maar natuurlijk ook
om losse kunstwerken, die voor
opname in de collectie in aan-
merking komen. Denk bijvoor-
beeld aan een enkel beeldhouw-
werk of gevelsteen, geïncor-
poreerd in een gebouw dat op
de nominatie staat te worden
gesloopt.'.
Tot de startproblemen waar de
nieuwe stichting nog mee kampt
hoort het vinden van een veilige
depotruimte om Je werken in
onder te brengen en het werven
van voldoende financiën voor de
aanloopkosten. Wie dit initiatief
wil ondersteunen of meer infor-
matie wenst, kan zich wenden
tot het secretariaat van de Stich-
ting Kunstcollecties Utrecht
1900 - 2000, Prins Hendriklaan
71,3583 EG Utrecht.
Marion Cornélie van Oudheusden is direc-
teur van Watteyn Kunstproducties en
kunstliistorica. Daarnaast is ze lid van de
redactie van liet Tijdsclirift Oud-Utrecht.
175
vereniging Oud-Utrecht
december 2003
-ocr page 176-
Utrechtse straatnamen 6 (slot)
Ridderhofstad
Wie bij de straatnaam Ridderhofstad denkt
aan een kasteel of goed van ridders, heeft het
mis. Waarschijnlijk dankt de straat zijn naam
aan Johan Ridder, stichter van een aantal
vrijwoningen.
Erik Ticelaar
In een akte uit 1367 is sprake van
dertien hofsteden aan de zuid-
zijde van 'der Heren strate', de
huidige Herenstraat, welke hof-
steden zich uitstrekten tot 'den
afterwech'. Met deze achterweg
is de tegenwoordige Ridderhof-
stad bedoeld. In de 15e eeuw en
de eerste decennia van de i6e
eeuw wordt de straat 'den after-
wech', Beghijnenstege of Bagij-
nenstraete genoemd.
Als Riddershoffstede wordt zij
voor het eerst vermeld in een
akte uit 1521. Deze akte maakt
melding van 'die arme gootsca-
meren op Riddershoffstede'.
Deze godskameren, vrijwonin-
gen voor arme personen, beston-
den reeds in 1435 en werden toen
'Johans Ridders cameren' ge-
noemd. Dit complex vrijwonin-
gen was blijkbaar de belangrijk-
ste bebouwing in de straat want
in een akte uit 1444 wordt de
straat omschreven als 'den after-
wech dair Johan die Ridders ca-
meren in staen ende hem toe
plaghen te behoiren'. Vermoede-
lijk had deze Johan Ridder de vrij-
woningen gesticht. Het voor de
bouw van de woningen bestem-
de perceel (hofstede) zal hij in ei-
gendom gehad of in erfpacht ge-
houden hebben. Het is dus waar-
schijnlijk dat de straat de naam
Riddershoffstede dankte aan
deze Johan Ridder. Een verband
met het begrip ridderhofstede in
de betekenis van een ridderma-
tig goed is niet te leggen.
De Ridderhofstad in 1896
Tekening: A.E. Grolman,
Collectie heeldmatertaal
HUA
Vanaf de jaren twintig van de
i6e eeuw tot het eind van de
17e eeuw komt de straat meest-
al voor als Riddershoffstede. In
een akte uit 1695 wordt zij voor
het eerst Riddershoffstad ge-
noemd. Vanaf het begin van de
18e eeuw wordt de straat
meestal met deze naam aange-
duid. Daarnaast komt zij rond
1710 een enkele keer voor als
Ridderhoffsteeg en Ridderhoff-
straat. Waarom de straatnaam
veranderde van Riddershoffste-
de in Ridderhofstad, is onduide-
lijk. Ridderhofstede en ridder-
hofstad waren weliswaar iden-
tieke begrippen, maar als
straatnaam had men ze tot het
eind van de 17e eeuw nooit door
elkaar gebruikt. Wellicht ont-
leende de straat haar gewijzig-
de naam aan het huis Ridder-
hoffstad. Dit huis - in 1704 om-
schreven als 'vanouds ge-
naempt Ridderhoffstad' - stond
op de zuidwesthoek van de
straat. Het huis kan de straat
echter niet de naam Ridders-
hoffstede bezorgd hebben,
want het droeg deze naam in
de 16e eeuw nog niet.
Erik Tigelaar is Unitleider Beeldmateriaal
en Bibliotheek bij Het Utrechts Archief.
Noot
Dit artikel is geba.seerd op het Utrechtse
straatnamenboek in wording dat naar ver-
wachting zal verschijnen in 2005.
176
%
Oud-Utrecht
vereniging
december 200S
-ocr page 177-
Literatuursignalement
LeNY JURRITSMA, HET UTRECHTS ARCHIEF
Het land van Woerden I [Adriaan Haart-
sen; interview en tekstbijdr. Marina
Laméris ; onder red. van Henk Baas e.a.]
eindred. Gemeente Woerden ; fotogr. en
tek. Roel van Norel ; luchtfoto's Henk
Bol]. [Woerden]: Gemeente Woerden,
2003.119 p. ISBN 90 806942 2 3; €19,50
(verkrijgbaar bij verschillende boekhan-
dels, de WV en het Stadsmuseum in
Woerden)
Ontstaansgeschiedenis van het land-
schap rond Harmeien, Kamerik, Woer-
den en Zegveld. Veel aandacht wordt
besteed aan de grootschalige ontginnin-
gen in de Middeleeuwen en de geschie-
denis van bodemdaling en waterhuis-
houding. Daarnaast komen de vaar- en
waterwegen en het agrarische leven aan
bod.
Tussen Crift en Kromme Rijn. fragmenten
uit de geschiedenis van Utrecht-Oost:
Oudwijk, Abstede, Wilhelminapark I
Frank Chapel. Utrecht: Stichting De Plan-
tage, 2003. 158 p. ISBN 90 77030 08 5;
€i6,-.
Beschrijving van de oude en nieuwste
geschiedenis van het gebied aan de
oostkant van de stad Utrecht. Hierbij ko-
men bewoners, bedrijven en gebouwen
in fragmenten en foto's voorbij.
Het Baarnsche Bosch: een zeldzaam mo-
nument I
tekst M.A. Romijn ; historische
geografie J.W.A.A. van der Laan. [Baarn]:
Archeologische Werkgroep van de Histo-
rische Kring 'Baerne', 2002.17 p. €2,50
(uitsluitend verkrijgbaar bij de Archeolo-
gische Werkgroep van de Historische
Kring Baerne, J.W.A.A. van der Laan, De
Schoener 12,3742 HD Baarn)
Beschrijving van de geschiedenis van het
publiek toegankelijke Baarnsche Bosch,
het enige 18e eeuwse barokke parkbos in
de provincie. Met onderwerpen als de fa-
milie Bleker, Baarn en omgeving in de
tijd dat de familie Bleker zich hier vestig-
de, hoe het parkbos tot stand kwam en
de relatie tussen de bewoners van Soest-
dijk en die van landgoed De Eult.
Een eeuw Doorns dorpsleven I door
Fred van Burken. Driebergen-Rijsen-
burg: Stichting Kleine Geschiedenis
van de Heuvelrug, 2003.160 p. ISBN 90
80790117; €10,-.
Geschiedenis van Doorn vanaf 1900
tot heden met accent op de eerste
helft van de 20e eeuw. De verhalen zijn
geschreven op basis van berichtgeving
in de krant Doornsch Weekblad De
Kaap en op interviews gehouden met
inwoners van Doorn.
HKL-periodiek igj4 - 2003 [CD-Rom] /
[samenst. en vormgeving Eric Luijer en
Ferry Brand]. Loosdrecht: Historische
Kring Loosdrecht, 2003. CD-Rom;
€12,50 (verkrijgbaar bij de Historische
Kring Loosdrecht, Acacialaan 2,1231 BT
Loosdrecht, telefonisch bij Mw. A.C.
Mol Roodhart (035)582 48 41 of door
overmaking van €15,- op rek. 3132756
tnv de penningmeester Hist. Kring
Loosdrecht ovv 'CDROM-periodiek'
Deze CD-Rom bevat de inhoud van alle
periodieken die zijn uitgegeven door
de Historische Kring Loosdrecht van
1974 tot 2003.
De Nieuwe Kerk van Wittevrouwen I
[onder red. van Gerda van de Haar en
Kees Jan Rodenburg]. Utrecht: Nieuwe
Kerk, 2002. Uitgegeven in opdracht
van het beraad van de Nieuwe
Kerk/Tuindorpkerk, Bollenhofsestraat
te Utrecht t.g.v. de renovatie van de
kerk in 1996/97 en het 90-jarig be-
staan van de kerk in 2000. 175 p.(uit-
sluitend te bestellen via e-mail: kos-
ternk@cs.com en door €17,25 over te
maken op giro 3520008 tnv Wijkco-
mité NK ovv 'boekje NK'.                               ,_
Kroniek van bijna een eeuw wijkkerk in
Utrecht. Herinneringen, documenten
en interviews betreffende de geschie-
denis van de Nieuwe Kerk aan de Bol-
lenhofsestraatte Utrecht.
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij
De stenen mijter: Utrechtse stadsgedich-
ten I
Frank Chapel [tek. Arne Zuidhoek].
Utrecht: Stichting De Plantage, 2003;
32 p. ISBN 90 77030 09 3; €5,-.
Gedichtenbundel van de Utrechtse
dichter Frank Chapel (pseudoniem van
Frans Dekkers) waarin deze zijn impres-
sies neerlegt van de stad Utrecht, de ge-
bouwen en de mensen.
Wilhelmina, mijn buurvrouw / f rank Cha-
pel ; met ill. van Ciano Siewert en Wim
van Willigenburg. Utrecht: Stichting De
Plantage, 2003. Uitgegeven i.s.m. de
Stichting Wilhelminapark en omgeving
t.g.v. het lo-jarig bestaan van deze stich-
ting. 31 p. ISBN 90 77030 077; €5,-
Frank Chapel woonde vele jaren in de
nabijheid van het Wilhelminapark. Bij
zijn vertrek uit zijn geliefde omgeving in
2003 legde hij bij wijze van afscheids-
groet zijn liefde voor 'Wilhelmina' vast
in twintig gedichten.
Verleden en heden van de Treeker eil< en
zijn omgeving I
Wim Schipper e.a. [sa-
menstelling en eindredactie]; foto's en
ill. Janus Visser e.a. Z.p.: BDU, [2003].
Uitgegeven t.g.v. de 150-jarige Treeker
eik. 112 p. ISBN 90 70150 54 9; €10,-
Beschrijft de ontstaansgeschiedenis, be-
woningen bosbouw vanaf de voorlaatste
ijstijd,, via de eerste vermelding van het
landgoed Den Treek in 1334, tot aan de
huidige tijd. In deze geschiedenis speelt
de Treeker Eik achter hotel Den Treek
langs de Treekenweg een belangrijke rol.
hAaarn: geschiedenis en architectuur I
Hans Lagers en Karen Veenland-Heine-
man. Zeist: Kerckebosch, 2003. Uitgege-
ven i.s.m. de Stichting Publikaties Oud-
Utrecht. 232 p. ISBN 90 6720 316 5;
€22,50 (Monumenten-inventarisatie
provincie Utrecht 31)
In deze uitgave worden de geschiedenis
van de gemeente en circa 100 monu-
menten en andere objecten beschreven.
%
vereniging Oud>Utrecht
december 200^
-ocr page 178-
'Pryslyk en verwonderlyk'
Utrechts stadhuis en Stadhuisbrug, geschilderd door Jan van derHeyden
Jan van der Heyden, Stadhuis en Stadhuisbrug te
Utrecht, circa 1700
Utrecht, Stadhuis (bruikleen van de Stichting
K.F. Hein Fonds)
onder op het doek het mono-
gram 'VDH' voorkomt. Dat mo-
nogram is inderdaad ook duide-
lijk zichtbaar en bovendien ook
origineel. Het verbaast nogal
dat Zeno Kolks, die het schilderij
catalogiseerde, dat monogram
niet nader heeft bestudeerd.
Het authentieke monogram is
namelijk onmiskenbaar dat van
de schilder Jan van der Heyden.
Zijn stijl verschilt bovendien
nogal van die van Storck en al in
1959 noemt Van Luttervelt Van
der Heyden 'de veel begaafdere
stadsgenoot' van Johannes en
Abraham Storck. Extra vreemd
is dat de Kolks zich kennelijk
niet verdiept heeft in de eigen-
domsgeschiedenis van het schil-
derij. Het bewuste doek kwam
namelijk op de veiling van 28-29
mei 1969 in het Palais des Con-
gres te Versailies onder num-
mer 202 onder de hamer onder
de correcte naam van de schil-
der Jan van de Heyden!
Deftige Amsterdamse burger
Jan van der Heyden werd op 5
maart 1637 te Gorinchem gebo-
ren als derde kind van Jan Goris
Claesz. en Neeltje Jansdr. Mun-
ster. De familie, die doopsgezind
was, gebruikte toen nog niet de
achternaam Van der Heyden.
Het huwelijk tussen Jan Goris
Claesz. en Neeltje Jansdr. Mun-
ster vond te Utrecht plaats op 3
september 1631. De eerste twee
van hun acht kinderen werden
ook in de Domstad geboren. Vijf
- onder wie Jan van der Heyden -
zagen het levenslicht in Gorin-
chem, een in Amsterdam.
Sinds enige tijd hangt in de hal van het Utrechts stadhuis een schilderij dat de gevel
van datzelfde complex laat zien vóór het in 1824-1826 werd verbouwd. Niet Abra-
ham Storck, zoals de veilingcatalogus vermeldde, maar Jan van derHeyden blijkt
dit doek te hebben geschilderd.
178
het Utrechtse stadhuis zoals het
er rond 1700 uitzag. Het schilde-
rij werd gepresenteerd als werk
van Abraham Storck. In de toe-
lichting in de veilingcatalogus
werd echter vermeld dat rechts-
JOS DE MEYERE
Op 6 november 2001 werd bij
Sotheby's te Amsterdam onder
nummer 76 een schilderij ge-
veild met de voorstelling van
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 179-
dersvak leerde is onbekend.
Jan van der Heyden geniet meer
bekendheid als uitvinder van de
brandspuit dan als schilder, on-
danks het feit dat hij in die laat-
ste hoedanigheid een niet onbe-
langrijke plaats inneemt in de
geschiedenis van de Nederland-
se schilderkunst.
In zijn dagelijkse werkzaamhe-
den werkte Jan van der Heyden
nauw samen met zijn broer Ni-
colaes. Samen ontwikkelden ze
in i668 een scheprad om vlot
grote partijen water te trans-
porteren. Drie jaar later kregen
ze octrooi op hun scheprad
evenals op de pomp die brand-
spuiten voorzag van water. In
1673 werden ze door het Am-
sterdams stadsbestuur be-
noemd tot opzichters van het
materiaal van de brandweer, in-
clusief de brandspuiten. Zij reor-
ganiseerden dat bedrijf en gin-
gen daar, wat nogal voor de
hand ligt, gebruik maken van de
apparaten die ze zelf ontwik-
keld hadden. In 1677 verwierven
ze octrooi op de slangenbrand-
spuit die ze gefabriceerd had-
den.
Na het overlijden van Nicolaes
van de Heyden werd hij in zijn
functies in de stad Amsterdam
opgevolgd door de oudste zoon
van Jan van der Heyden, Jan ju-
nior. Vader en zoon werkten
nauw samen en in 1690 gaven
een imposant brandspuiten-
boek uit. In of rond 1692 droeg
Jan van der Heyden de officiële
functies die hij in Amsterdam
bekleedde over aan Jan junior.
Topografisch werk
Als schilder hield Jan van der
Heyden zich voornamelijk bezig
met topografie. Van zijn be-
waard gebleven werk vallen er
ongeveer 120 onder die catego-
rie, terwijl de overige ongeveer
90 schilderijen vooral land-
schappen en stillevens tonen.
Toen Van der Heyden de 70 ge-
passeerd was, legde hij zich
voornamelijk toe op interieurs
met stillevens. Ook in zijn teke-
ningen komt topografie aan
bod, maar ook andere genres,
zoals portretten.
Een kwart van zijn topografi-
sche schilderijen zijn voorstel-
lingen van Amsterdam. Voor
het overige zijn het taferelen
van Haarlem, Delft, Veere, Den
Haag - onder meer enkele ma-
len Huis ten Bosch -, langs de
Vecht en, zoals het hier gepre-
senteerde schilderij duidelijk
maakt, Utrecht. Daarnaast be-
staat ook een aantal topografi-
sche schilderijen van buiten-
landse locaties. Behalve naar
Brussel ging zijn aandacht voor-
al uit naar Duitsland: Xanten,
Emmerich, Kleve, Düsseldorf en
Keulen. De echtgenote van Jan
van der Heyden had verwanten
in die contreien, waar het echt-
paar Van der Heyden regelma-
tig op bezoek ging.
Het stadhuis geschilderd
Zowel de familie van Jan van
der Heyden als die van zijn
vrouw hadden banden met
Utrecht. In zijn schilderkunstig
oeuvre heeft de Domstad, voor
zover nu bekend, geen rol ge-
speeld, met uitzondering van
het schilderij met de voorstel-
ling van het stadhuis. Wat de
aanleiding was om dit tafereel
te schilderen, wie de eventuele
opdrachtgever was, voor wie of
wat het bestemd was, blijven
open vragen.
Vanaf de 12e eeuw kwam de
Utrechtse raad (die uit en door
In 1646 liet Jans vader zich te Am-
sterdam inschrijven als graan-
handelaar. Voorheen bezat hij
een oliemolen en later was hij ac-
tief als makelaar. Hij overleed in
1651. Vijfjaar later huurde Jan van
der Heyden met zijn moeder en
zijn oudste broer een huis aan de
Dam. Vanaf 1 mei 1657 waren ze
daar waarschijnlijk apart actief
met handel of bedrijf Goris
maakte en verkocht er in ieder
geval spiegels.
Op 26 juni i66i huwde Jan van
der Heyden te Amsterdam met
de zes jaar oudere, uit Utrecht af-
komstige Sara ter Hiel. Twee
broers van Jan trouwden respec-
tievelijk in 1660 en 1664 met zus-
ters van Sara.
Vanaf i68i woonde Jan van der
Heyden in de Amsterdamse Koe-
straat. Hij had daar in 1679 grond
gekocht en liet er een woonhuis
en een brandspuitenfabriek bou-
wen. Jan van der Heyden stierf in
zijn woning op 28 maart 1712. Zijn
vrouw overleed kort daarna, op
i6 april. Het echtpaar Van der
Heyden behoorde tot de deftige
Amsterdamse burgerij.
Uitvinder van de brandspuit
Bij zijn huwelijk in 1661 gaf Jan
van der Heyden op dat hij schil-
der was. Zijn vroegst gedateer-
de schilderij stamt echter, voor
zover dat althans is na te gaan,
uit 1664. Ondanks het feit dat
Jan van der Heyden zich offi-
cieel als schilder liet registreren,
beoefende hij dat vak toch ken-
nelijk niet als hoofdvak. Bij zijn
overlijden bevonden zich nog
meer dan zeventig door hem
vervaardigde schilderijen in zijn
woning. Het lijkt er op dat hij
niet veel werk verkocht. Om den
brode hoefde hij dat in elk geval
niet te doen. Bij wie hij het schil-
17»
%
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 180-
balkon aangebouwd. Het toren-
tje op Hasenberch, met uurwerk
en carillon, werd in 1582 ge-
plaatst. In deze toestand werd
het Utrechtse stadhuis om-
streeks 1700 geschilderd door
Jan van der Heyden.
Centraal op Van der Heydens
schilderij staat het huis Hasen-
berch, met rechts daarvan een
doorkijk op het Oudkerkhof. Ge-
heel rechts is nog een gedeelte
van het hoekhuis Oudkerkhof-
Vismarkt weergegeven. Links
van Hasenberch de huizen
Groot- en Klein Lichtenberch.
Aan de linkerrand van het schil-
derij is nog net iets te zien van
het huis De Gulden Arend. Op
het plein voor het stadhuiscom-
plex, 'die Plaetse', is de wind-
roos te zien die daar in sierste-
nen in het plaveisel is gelegd.
Sfeervolle entourage
Opvallend in de schilderijen van
Jan van der Heyden is de gede-
tailleerde uitwerking, op het
priegelige af. Dat betekent ove-
rigens niet dat die minutieus
geschilderde details een exacte
weergave zijn van de bestaande
situatie. Fantasie en idealise-
ring, maar ook het creëren van
een sfeervolle entourage spelen
een rol. In dit verband is het in-
teressant om te lezen wat de
schilder en kunstenaarsbiograaf
Arnoldus Houbraken schrijft in
diens De Croote Schouburgh
(Den Haag 17532, 80-82): 'want
hy gewoon was, alles naar 't le-
ven af te teekenen, om het na-
derhand op paneel te brengen,
't welk hy dan zoodanig uitvoe-
rig bewerkte, dat zyns gelyk in
uitvoerig schilderen, maar zel-
den gezien is: want hy schilder-
de ider steentje in de gebou-
wen, zoo wel die op den voor-
burgers werd gekozen) met de
oudermannen (de gekozen lei-
ders van de gilden) samen in het
zogenaamde Schoonhuis. Dat
eigenlijke raadhuis lag aan de
Massegast, een steegje tussen
de Steenweg en de Oudegracht.
Het Utrechtse stadsbestuur be-
stond echter niet alleen uit de
raad. Naast de raad waren er
ook schepenen, die door de
landsheer werden aangesteld.
Zij kozen één van de twee bur-
gemeesters; de raad koos de an-
dere. Vanaf 1178 zetelden de
schepenen in het 'Stadtrecht-
huys', dat aan het Buurkerkhof
lag, ten westen van de Buur-
kerk. In 1343 verhuisden de sche-
penen naar het huis Hasenberch
aan de Oudegracht. In diezelfde
periode werd het pleintje vóór
het nieuwe onderkomen van de
schepenen de 'Plaetse' ge-
noemd. In werkelijkheid gaat
het om een brug over de Oude-
gracht, of beter gezegd: om
twee bruggen (Broodbrug en
Huidenbrug), die tot één brug
(Stadhuisbrug) werden verbon-
den.
De raad bleef nog geruime tijd
vergaderen in 'der stad raedt
huys', in de Massegast. Karel V
besloot in 1528 dat de Utrechtse
raad en schepenen in één ge-
bouw zouden worden onderge-
bracht. Om die reden werden in
1537 de naast het huis Hasen-
berch gelegen huizen Groot- en
Klein Lichtenberch aangekocht.
In 1546 werden de drie panden
door stadsarchitect Willem van
Noort verbouwd. De gevel van
Hasenberch werd geheel in Re-
naissance-stijl uitgevoerd, maar
aan de gevels van Groot- en
Klein Lichtenberch veranderde
weinig. Slechts de toegang
werd verbouwd en er werd een
Adriaen Honkh, Stadhuis
en Stadhuisbrugte
Utrecht, 1663
Utrecht, Centraal Museum
180
%
vereniging Oud'Utrecht
december 2003
-ocr page 181-
bekijken en bestuderen.
Jos de Meyere is kunsthistoricus en
directeur van het Nederlands
Waterleidingmuseum te Utrecht.
grond stonden, als die hy in af-
stand vertoonde, zelf zoo, dat
men de kalk tusschen de groe-
ven der zelve duidelyk kon zien;
en wel zoo dat het geen hinder
aan het werk deed, of eenige
hardigheid veroorzaakte, wan-
neer men de stukken met een
generaal oog in wat afstant be-
schoude. Daar by nam hy ook de
vermindering der steenen, naar
mate van de verkleining der ge-
bouwen in agt. Waar omtrent
men nu nog gelooft, dat hy een
byzondere konstgreep, of mid-
del heeft uitgevonden gehad,
om dat het aan allen die het ge-
bruik van 't penceel kennen, on-
mogelyk schynt dat het op de
gewone wyze van schilderen ge-
schieden kan. Dog het zy daar
meê zoo 't wil, 't is pryslyk en
verwonderlyk.'
Een ander stadhuis-schilderij
Het is interessant om het schil-
derij van Jan van der Heyden te
vergelijken met een verwante
voorstelling die door de Utrecht-
se kunstenaar Adriaen Honich
werd geschilderd. Honich werd
blijkens de Utrechtse stadsreke-
ningen van 1662-1663 betaald
voor zijn schilderij dat bestemd
was voor de Raadkamer van het
stadhuis. De kunstenaar was
toen ongeveer 19 jaar.
Adriaen Honich is, ondanks de
matige artistieke kwaliteit van
zijn werk, gedetailleerder te
werk gegaan dan de veel vlot-
ter, maar minder precies schil-
derende Jan van de Heyden.
Waar Van der Heyden het in elk
geval wint van Honich, is in de
weergave van verhoudingen,
ruimte en perspectief. Waar
Van der Heyden ook sterker in
is, is de wijze waarop hij op ge-
raffineerde manier hier en daar
een kleurrijk accent weet te leg-
gen. Mede daardoor laat hij het
statige en statische van de ar-
chitectuur contrasteren met de
mensen rondom het stadhuis
die levendigheid en dynamiek in
het schilderij brengen. Overi-
gens is in deze context ook het
lichtspel boeiend. Te oordelen
naar de schaduwvlakken op het
schilderij zit de zon in het wes-
ten. Dat draagt er in hoge mate
toe bij om de voorgevel van het
stadhuis in het volle licht en
daarmee tegelijk in zijn volle
glorie weer te geven. De be-
wolkte hemel en de schaduw-
strook op de voorgrond dragen
op hun beurt hun steentje bij
aan het theatrale effect.
Schilderij in stadhuis
De huidige directie van het
Utrechts Centraal Museum
geeft geen prioriteit aan het
verwerven van topografische
schilderijen. Daardoor was het
aankopen van Jan van der Hey-
dens 'De Stadhuisbrug met het
Stadhuis te Utrecht' voor de his-
torische collectie van de stad
Utrecht niet aan de orde.
Enkele Utrechtse (kunst)histori-
ci wierpen zich in de ring om
desondanks het schilderij voor
Utrecht te verwerven. Dat is ge-
lukt: de Stichting K.F. Hein
Fonds kocht het schilderij aan.
Bovendien liet deze stichting
het schilderij op deskundige wij-
ze restaureren door een expert
op dat gebied. Peter Dik te La-
ren. Daarmee was de kous niet
af. De Stichting K.F. Hein Fonds
gaf het schilderij in langdurig
bruikleen aan de stadhuis: een
grootse geste. Daar hangt het
nu in de hal, waar iedereen die
dat wil deze aanwinst van het
Utrechts kunstpatrimonium kan
Literatuur
Catalogus Brand in de 17e eeuw (Delft,
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
1976-1977)
Catalogus Jan van der Heyden (Amster-
dam, Amsterdams Historisch Muse-
um en Sint Anthonies Waag, 1937)
P. Greven in Kindiers Malerei Lexikon
deel 6 (München /Zürich 1976) 75-77
B. Haak, Hollandse schilders in de Gouden
Eeuw
(Amsterdam 1984)
R. van Luttervelt, 'Een schilderij van
Johannes en Abraham Storck',
in: Oud Holland (1959) 21
J. de Meyere, Utrecht op schilderijen
(Utrecht 1988)
L. de Vries, Jan van der Heyden
(Amsterdam 1984)
ltl
vereniging Oud*Utrecht
december 2003
-ocr page 182-
De Engelse kerk in Utrecht
De stichting en geschiedenis van Holy Trinity Church Utrecht
Eerste steenlegging van de
Engelse Kerk aan het
Van Limburg Stirumplein,
november 1911
Alle foto's bij dit artikel:
Archief Holy Trinity
Church, Utrecht
Britse spoorwegarbeiders, gouvernantes, welgestelde Engels-Nederlandse echtpa-
ren, studenten, hedendaagse contract-arbeiders: de Anglicaanse gemeenschap en
kerk in Utrecht heeft in de loop van haar geschiedenis vele verschillende leden ge-
trokken. De afgelopen 90 jaar vormde de Holy Trinity Church, gebouwd op initia-
tiefvan de echtparen Bingham en Twiss, het middelpunt van de gemeente die nu
voor ruim een derde uit Nederlanders bestaat.
voor het calvinisme. Deze ge-
meenschap stichtte in 1622 de
Engelse en Schotse kerk en sloot
zich aan bij de Nederlands Her-
vormde Kerk. Zij koos haar eigen
voorgangers waarvan de benoe-
ming goedgekeurd moest wor-
den door de Staten-Generaal.
Deze gemeenschap zou door de
eeuwen heen een vrij onafhan-
kelijke koers innemen ten op-
zichte van de Anglicaanse kerk
in het moederland.
Van 1622 tot i8n kwamen de le-
den van deze gemeenschap bij-
een in de Pieterskerk, St. Cathari-
nakerk, en tenslotte de Maria-
kerk. Met de Franse bezetting
van 1799 tot 1813 en de sloop van
de Mariakerk in i8i6 kwam de
gemeenschap uiteindelijk zon-
der voorganger en kerkgebouw
Arnolo Rietveld
In de 15e eeuw was er al sprake
van een Britse migrantenge-
meenschap in Utrecht. In 1463
kregen Britse kooplieden toe-
stemming van het stadsbestuur
om handel te drijven in de stad
Utrecht. Over het geestelijk le-
ven van deze gemeenschap is
bekend dat zij waarschijnlijk een
eigen kapel en een eigen pries-
ter had in een van de Utrechtse
kerken. In 1532 scheidde de
Engelse Kerk zich definitief af
van Rome en werd een staats-
kerk, de Anglicaanse kerk. Toch
zou de Anglicaanse kerk pas
vanaf einde 17e eeuw enige voet
aan de grond krijgen in Utrecht.
De Britse gemeenschap bestond
tijdens de 80-jarige oorlog
gedeeltelijk uit Schotse huursol-
daten die wantrouwig stonden
tegenover de Engelse staatskerk
en veel sympathie koesterden
182
vereniging Oud'Utrecht
december 2003
-ocr page 183-
derlandse assistent Hendrik Adri-
aan van Beuningen (1841-1908),
de latere directeur van de Steen-
kolenhandelsvereniging, zorgde
Bingham er voor dat er de onder-
neming winstgevend werd. In
1860 volgde Binghams promotie
tot generaal-agent voor het goe-
derenvervoer. Het echtpaar Bing-
ham vestigde zich in Utrecht,
waar Daniel George en Jane al
snel bekend stonden vanwege
hun financiële steun aan liefda-
digheidsprojecten als het Neder-
lands Gasthuis voor Ooglijders
en het Volkssanatorium voor
'minvermogende borstlijders in
Nederland'. In 1910 liet het echt-
paar Bingham een architect on-
derzoeken of het mogelijk was
een kerk te bouwen aan de over-
zijde van hun woning aan de
Catharijnesingel 29. Omdat dit
niet uitvoerbaar bleek, moest
Bingham elders geschikte bouw-
grond vinden.
Het tweede echtpaar dat aan de
wieg stond van de Engelse Kerk
werd gevormd door jonkheer
meester John Edward Willem
Twiss (1852-1917) en zijn Britse
vrouw Mary Sarah Twiss-Aubin
(1849-1940). Twiss was vanaf
1886 lid van de gemeenteraad en
van 1894 tot 1911 wethouder in
De Bilt. Jarenlang, tot 1910, was
Twiss er formeel notabel van de
Nederlands Hervormde Kerk.
Van 1908 tot 1915 bekleedde
Twiss de functie van Engelse
vice-consul in de stad Utrecht.
Verder was hij hoogheemraad
van de Lekdijk-Bovendams, en
watergraaf van de Biltsche en
Zeister Grift. De voorvaderen van
Twiss waren afkomstig uit Enge-
land en hadden zich in de 18e
eeuw als kooplieden gevestigd in
Rotterdam.
Waarschijnlijk raakte Twiss door
te zitten. Na 1841 hield het gees-
telijk leven van deze gemeen-
schap zelfs helemaal op te be-
staan.
In 1856 werd Utrecht tijdelijk een
zendingsgebied van de Angli-
caanse kerk toen het zendings-
genootschap Colonial and Inter-
continental Church Society
dien-
sten verzorgde voor de vele Brit-
se spoorwegarbeiders in de re-
gio. Vanaf 1870 groeide de Britse
gemeenschap door de komst van
gouvernantes die werkzaam wa-
ren voor de rijke en aristocrati-
sche families in en om Utrecht.
Over hun geestelijk welzijn
maakte de Britse bisschop Bury
van de Anglicaanse kerk in
Noord- en Centraal-Europa zich
nogal zorgen. Hij vermoedde dat
de veelal jonge en soms onerva-
ren gouvernantes het minder ge-
troffen hadden bij hun nieuwe
werkgevers.
De stichters: Bingham
en Twiss
In 1910 namen twee vooraan-
staande echtparen in de regio
het initiatief om een eigen kerk-
gebouw voor de Anglicanen in
Utrecht te stichten. Ten eerste
waren dat Daniel George Bing-
ham (1830-1913) en zijn vrouw
Jane Bingham (1832-1922). De Brit
D. C. Bingham kwam in 1858 aan
in Nederland. Op voordracht van
zijn leermeester, mr James
Staats Forbes, van de Engelse
Great Western Railways was hij
aangesteld als agent voor het
goederenvervoer van de Neder-
landsche Rhijn Spoorwegmaat-
schappij te Rotterdam. De vele
Britse aandeelhouders zonden
Bingham naar Nederland om
orde op zaken te stellen in de
verliesgevende spoorwegmaat-
schappij. Met hulp van zijn Ne-
toedoen van zijn vrouw steeds
meer betrokken bij de Anglicaan-
se gemeente in Utrecht. Vanaf
1910 volgde hij, op voordracht
van de voorganger van de Angli-
caanse kerk in Amsterdam, Reve-
rend Joseph Chambers, een op-
leiding tot prediker voor de An-
glicaanse gemeente. In 1911 liet
hij zich uiteindelijk vormen in de
Anglicaanse kerk.
Het was J.E.W. Twiss die namens
Bingham in 1911 bemiddelde bij
de aankoop van een perceel
bouwgrond in de Prinssenstraat
in de Utrechtse wijk Oudwijk.
Twiss overtuigde Bingham ervan
het beheer van de kerkgebou-
wen over te dragen aan de Colo-
nial and Intercontinental Church
Society.
De bouw van Holy Trinity
Church
Als architect werd de destijds
beroemde Utrechtse architect
P.J. Houtzager (1857-1944) aan-
getrokken die het kerkgebouw
en (later) de pastorie ontwierp in
een laat-neogotische stijl. Hout-
zager liet zich inspireren door de
traditionele Engelse plattelands-
kerkjes. De eerste steen werd ge-
legd in november 1911 en op 24
november 1912 kon de eerste
dienst worden gehouden in de
Holy Trinity Church. De belang-
stelling daarvoor was zo groot
John Edward Willem
Twiss en Mary Sarah
Twiss-Aubin in 1911
1S3
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 184-
w*- '"'^''^ ^^Vb
wSt^ÊÊ&ÊÊM^^
Crisis- en oorlogsjaren
Toen John Twiss op 7 januari 1917
plotseling overleed aan de gevol-
gen van een longontsteking ver-
loor de Anglicaanse gemeente
haar eerste kerkvoogd. Zijn
vrouw werd daarna de belang-
rijkste financier van de gemeen-
te. Daarnaast spande zij zich in
voor de Britse gemeenschap en
in het bijzonder voor de gou-
vernantes in en om Utrecht. Zij
werd de eerste voorzitter van de
British Women's Club afdeling
Utrecht en in juni 1938 ontving
zij voor haar verdiensten een
hoge Britse koninklijke onder-
scheiding, the Order of the British
Empire.
De inmiddels hoogbejaarde we-
duwe schoof haar petekind, John
Eduard Willem Twiss Ouarles
van Ufford (1889-1942), naar vo-
ren als beschermheer van haar
geestelijke erfgoed. Twiss Ouar-
les van Ufford, substituut-offi-
cier van justitie te Utrecht en re-
serve-majoor van de Nederland-
se artillerie, was afkomstig uit
het geslacht Ouarles van Ufford.
Als eerbetoon aan zijn peetoom
veranderde hij, wat officieel
werd bevestigd in een koninklijk
besluit van 24 augustus 1917, zijn
naam in Twiss Ouarles van Uf-
ford. In tegenstelling tot zijn
peetoom liet hij zich niet vormen
in de Anglicaanse kerk maar
bleef hij lid van de Nederlands
Hervormde Kerk. Vanwege de
toenemende oorlogsdreiging en
de afwezigheid van de Britse
geestelijke trad Twiss Ouarles
van Ufford in april 1940 op als tij-
delijk voorganger voor de Angli-
caanse gemeente. Tijdens de
meidagen diende hij als reserve-
majoor bij de Nederlandse artil-
lerie en was hij betrokken bij de
poging om het vliegveld Valken-
De kerk en de pastorie, dat gasten en belangstellenden
ca. 1920 in de kerkbanken moesten
staan. Op 2 juni 1913 werd het
kerkgebouw ingewijd door An-
glicaanse bisschop Bury van
Noord- en Centraal-Europa.
Bingham zou deze plechtigheid
niet meer meemaken. Op i
maart van dat jaar was hij over-
leden na een langdurig ziekbed.
In 1913 moest de kerk al worden
uitgebreid. Omdat de voorgan-
ger van de Anglicaanse gemeen-
te in Amsterdam niet meer kon
officieren in Utrecht, moest er
een vaste voorganger voor de
nieuwe gemeente gevonden
worden. De stichters van de kerk
in Utrecht bepaalden dat hij een
'Protestant gentleman' moest
zijn afkomstig van de theologi-
sche opleiding aan de universi-
teiten van Oxford of Cambridge.
De weduwe Bingham stelde
geld beschikbaar voor de bouw
van de pastorie. In 1914 werd de
Britse geestelijke, Reverend Al-
ban Blakiston, benoemd tot
voorganger van de kerk. Sinds-
dien heeft de kerk alleen maar
voorgangers uit het Britse Ge-
menebest gekend.
Vanaf 1912 tot 1925 werd het
eenvoudige interieur van de
kerk verfraaid met glas-in-
loodramen ontworpen door de
neef van mevrouw Twiss-Aubin,
de Britse kunstenaar Henry Tho-
mas Bosdet (1856-1934). In een
stijl die herinnert aan de Engelse
Pre-Raphaelites verbeeldde hij
het leven van Christus. De kos-
ten voor de ramen werden voor-
namelijk gedragen door het
echtpaar Twiss, Jane Bingham
en enkele gegoede Utrechtse fa-
milies. Soms waren het Engelse
gouvernantes die zorgden voor
de connectie tussen de Engelse
kerk en Utrechtse burgers. Zo
liet het echtpaar W.G.Th.H. van
Sorgen (1881-1956) en mevrouw
van Sorgen-Duyvis (1885 1956)
een glas-in-loodraam maken ter
nagedachtenis van hun vader en
schoonvader, de Utrechtse
schrijver W.G.F.A. van Sorgen
(1844-1898).
184
vereniging Oud-Utrecht
december 2003
-ocr page 185-
pen, afgezien van een bestor-
ming van de pastorie door Duitse
soldaten die diezelfde dag de
voordeur met een handgranaat
hadden opgeblazen uit woede
over het uitsteken van de Engel-
se vlag.
Comtnon Worship
Al voor de Tweede Wereldoorlog
fungeerde de Engelse kerk voor
Utrechtse scholieren als officieus
taleninstituut. Leerlingen van
caanse gemeente naar de pasto-
rie. De gemeente bestond des-
tijds uit 28 leden, onder wie en-
kele Britse vrouwen die met Ne-
derlanders getrouwd waren. Pro-
fessor de Vrijer trok zich het lot
van deze gemeente zo aan dat
hij voorganger werd. Eind 1944
hielden de leden zich vooral be-
zig met de inzameling van geld
en voedsel voor de Britse krijgs-
gevangenen die na de slag om
Arnhem in de Utrechtse zieken-
burg te heroveren op de Duitse
luchtlandingstroepen.
De weduwe Twiss-Aubin had tij-
delijk de wijk moeten nemen
naar de pastorie van de kerk, na-
dat zij door de Nederlandse mili-
taire autoriteiten was gesom-
meerd haar huis bij het stadsver-
dedigingswerk Criftensteyn aan
de Utrechtseweg te verlaten. Na
de Duitse inval in 1940 werd de
kerkgebouwen gesloten, maar
door toedoen van Twiss-Aubin
bleven ze behouden voor de An-
glicaanse gemeente. Zij verze-
kerde protectie door het Ameri-
kaanse consulaat en liet de pas-
torie bewonen door dr. Paul S.
Breuning van de Utrechtse uni-
versiteitsbibliotheek en diens ge-
zin. Op 9 oktober 1940 stierf Jane
Twiss-Aubin. De avondwake en
de uitvaartdienst werden gehou-
den in de kerkgebouwen: de
Union Jack en de Order of the Bri-
tish Empire
sierden haar kist.
Voorganger was professor M.J.A.
de Vrijer (1881-1969), hoofd van
de theologische faculteit van de
Utrechtse universiteit.
Na de dood van Twiss-Aubin
eindigde de actieve betrokken-
heid van Twiss Ouarles van
Ufford bij de Anglicaanse ge-
meente. Hij maakte deel uit van
de landelijke verzetsorganisatie
de Ordedienst en werd plaatse-
lijk commandant van het gewest
Utrecht. Op 28 augustus 1941
pakten de Duitsers hem in
Utrecht op en op 3 mei 1942
werd hij gefusilleerd in het con-
centratiekamp Sachsenhausen.
Het gezin Breuning moest het
kerkgebouw verhuren aan de Ge-
reformeerde Kerk in Hersteld
Verband, omdat anders de bezet-
ters de gebouwen dreigden in te
nemen. Het gezin verplaatste
daarop de diensten van de Angli-
huizen verpleegd werden. Het
gezin Breuning toonde grote
moed door twee ontsnapte Brit-
se krijgsgevangenen enige
maanden te laten onderduiken
in de pastorie.
Toen eenheden van het Reco-
naissance Regiment
van de 49e
Britse West Riding Division op 7
mei 1945 Utrecht bevrijdden,
troffen zij tot hun verbazing een
Anglicaanse gemeente aan. De
kerkgebouwen hadden in de oor-
log geen grote schade opgelo-
het Utrechtse Gymnasium wer-
den door hun leraar naar de zon-
dagsdiensten gestuurd om het
'echte' Engels te horen praten.
Na de oorlog sloten meer en
meer Nederlanders zich bij de
Anglicaanse gemeente aan, vaak
omdat ze veel sympathie hadden
voor de liturgie en de Engelse
koortraditie binnen de Angli-
caanse kerk. Die bleef echter
vooral een belangrijk ontmoe-
tingspunt en plaats van culturele
evenementen voor de Britse ge-
Interieurgezien vanaf
hetiioor,ca.l920
185
%
vereniging Oud-Utrecht
december 2003
-ocr page 186-
Bronnen
Archieven:
-     Het Utrechts Archief; Index Perso-
neelsregister Nederlandse Spoorwegen
-     Idem, Bevolkingsregister Wijk L 1890-
1899inHUA
-     Archief Engelse kerk, Holy Trinity
(;hurch
Over de geschiedenis van de congregatie:
-     C.M. Breuning-Williamson, Holy
Trinity Church 1913-1963
(Wage-
ningen \9bi)
-     C;.H.D. Oimes, The Early Story of the
English Church at Utrecht
(Chambery
1930)
H. Mol en P.l.J. van Mackelcnbergh,
Front 'Pieterskerk' to 'Holy Trinity
Church': a short history of the English
church and congregation in Utrecht
M63-;98S (Amersfoort 1988)
Over het echtpaar Van Sorgen:
-     Bert Staal, Villa Blanda Zwart op Wit
(Zeist 1989).
Over het echtpaar Bingham:
The Cheltenham Chronicle and Glou-
cestershire Graphic,
8 maart 1913
Utrechts Nieuwsblad, 18 december 1922
en 1 maart 1913
Utrechtsch Provinciaal en Stedetijk Dag-
blad,
9 oktober 1905 en 23 oktober 1908
Over het echtpaar Twiss:
Interview met jhr.mr. lohn Twiss
Quarles van Ufford, 27 oktober 2002
-     Bilthovensche Courant, 24 juni 1938
-     Utrechts Nieuwsblad, 12 oktober 1940
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk
Dagblad,
8 januari 1917
Over de opening en consecratie van de
Engelse kerk:
T/ie£ven!n^Po5f, 12 juni 1913
The Greater Britain Messenger,
december 1911 en juh 1913
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dag-
blad,
9 november 1911 en 23 november
1912
Over het geslacht Twiss en Twiss Quarles
van Ufford:
-     Nederland'sAdelboeklè {\9S5) 121-164
-     Nederland'sPatriciaat33 (1947) 278-295
Anglicaanse kerk vernieuwd in
de Common Worship die voor
alle christenen een herkenbare
liturgie en leesrooster heeft.
De samenstelling van de Angli-
caanse gemeente is geleidelijk
veranderd door de komst van En-
gelstalige studenten en mensen
die in de regio Utrecht op con-
tractbasis werken. Naar schat-
ting 35 procent van de gemeente
bestaat anno 2003 uit Nederlan-
ders. De Anglicaanse gemeente
van Utrecht valt onder het her-
derlijke gezag van de bisschop in
Europa. De regio Utrecht maakt
deel uit van de Kerkprovincie van
Canterbury en nog steeds wor-
den geestelijken uit het Britse
gemenebest tot voorganger be-
noemd. Wereldwijd zijn er ruim
70 miljoen Anglicanen, van wie
er zo'n 250 naar de kerk komen
op het Van Limburg Stirumplein
in Utrecht-Oost.
Arnold Rietveld studeerde Engels taai-
en letterkunde. Hij is lid van de Angli-
caanse congregatie en archivaris van
de Engelse kerk.
Naoorlogse dienst meenschap in utrecht.
indekerk Vanaf de jaren zestig trad er een
geleidelljl<e kentering op. De
voorganger verzuchtte bij de vie-
ring van het 50-jarige bestaan
van de l<eri<: 'Our church has
many friends, to a great extent
of Dutch nationality, but we do
wish that the British people, for
whom this Church was built in
the first place, would show more
interest and take a more active
part in it.' Eind jaren zeventig
steunde de kerkenraad het voor-
stel waarbij voortaan wekelijks
Holy Communion-v\enngen ge-
houden werden. Voor deze dien-
sten nodigde de kerk mensen
van andere gezindten uit om
deel te nemen aan het Heilig
Avondmaal. Ook kwamen er oe-
cumenische Evensongs die voor-
gegaan werden door geestelij-
ken uit andere gezindten. Door
die activiteiten profileerde de
Anglicaanse kerk in Utrecht zich
steeds meer als het milde mid-
den tussen de verschillende
christelijke stromingen. Sinds
enige jaren is de liturgie van de
i86
vereniging Oud-Utrecht
december 2003
-ocr page 187-
Boerderijen in de provincie Utrecht 6
De inventaris van de hoeve van Gerrit Langerak
Welke producten verbouwde een boer ruim twee eeuwen geleden,
wat stond er in zijn huis en wat bracht zijn bedrijf op? Dankzij een
boedelscheiding en boedelinventaris uit 1788 zijn die vragen voor
een boer uit Linschoten precies te beantwoorden. Gerrit Langerak
had goed geboerd en zijn erfgenamen sponnen er zijde bij.
Eén van die oude boerderijen in
de Lange Linschoten is Zuid Lin-
schoterzandweg 30. De huidige
boerderij is gebouwd in de 17e
eeuw en dat Is aan de voorgevel
nog duidelijk te zien. Tussen de
bovenramen bevindt zich een te-
gelmozaïek, vergelijkbaar met de
tegelmozaïeken in de bogen bo-
ven de ramen van de i7e-eeuwse
huizen in Oudewater. De boer gaf
daarmee aan dat hij net zo rijk
was als de heren in de stad. De ra-
men van de opkamer en de kelder
van Zuid-Linschoterzandweg 30
zijn voorzien van sierlijk gemet-
selde bogen met een verdiept
hoogveld. De kaaskelder heeft
een gewelf met kruisbogen.
Voor het huis staan twee oude
taxusbomen. De taxus kan dui-
zenden jaren oud worden en
gold al voor de Kelten en de Sak-
sen als een heilige boom. Voor de
boer op deze boerderij dienden
de taxusbomen twee doelen: ze
hielden de zon tegen zodat de
kaaskelder koel bleef en ze hiel-
den de boze geesten weg.
Van 1760 tot 1788 was deze boer-
derij eigendom van Gerrit Klaas-
zoon Langerak. Langerak was ge-
trouwd met Baartje Willems-
dochter van Hoof. Samen kregen
zij vijf kinderen: één dochter, Ma-
ria, en vier zonen, Willem, Klaas,
Jan en Ary. Na het overlijden van
Baartje hertrouwde Gerrit in 1765
met de weduwe Maria Bou-
wensdochter Meltland. Om het
erfdeel van de kinderen veilig te
stellen, werden huwelijkse voor-
waarden opgemaakt. De boerde-
rij, met 31,5 morgen land, de have
en het vee, het bouwgereed-
schap, het 'molkengoed', de in-
boedel van het huis en het con-
tant geld vormden het deel van
de bruidegom en daarbij wordt
een totaalwaarde van 1.625 gul-
Nettie Stoppelenburg
De Lange Linschoten is een veen-
riviertje dat tussen de Hollandse
IJssel en de Oude Rijn loopt, van
Oudewater tot Woerden. Het
land aan weerszijden van de ri-
vier werd al in de iie of 12e eeuw
ontgonnen en is bekend als de
'Snelrewaard'. De oudste stenen
boerderijen langs de Linschoten
dateren uit de 17e eeuw.
In 1788 werd Mattheus van Rooyen de nieuwe eigenaar.
Na zijn overlijden kwam de boerderij in handen van
Cornelis Straver. De familie Straver bleef tot 1933 eige-
naar en verkocht in dat jaar de boerderij aan het Aarts-
bisdom Utrecht. Vanaf 1927 is de familie Van Winden
boer op Zuid Linschoterzandweg 30, vanaf 1983 ook ei-
genaar. De boerderij is nog steeds in bedrijf er worden
koeien en geiten gemolken en de kaas wordt in de eigen
boerenlandwinkel verkocht. Voor informatie:
www.groenehartlandwinkel.nl
W
^^^^ '^
KF**
^jXn-^ifc.
mg^^f. '^'
■"^l
^' ■ ^ '
9HH
In de 17e eeuw was de boerderij eigendom van Cornelis
Jacobsz Benschop. Zijn erfgenamen verkochten de hoeve
met 15 morgen land in 1691 voor 3.730gulden aan
Gijsbert Claesse van Cats. Van Cats bezat meerdere
boerderijen aan de zuidzijde van de Linschoten, waar-
onder de boerderij ten westen van nummer 30, bij de
Vrouwenbrug. Bij de verdeling van de boedel na zijn
dood, in 1735, bleek de hoeve verpacht aan Zaars Hend-
rickse. De nieuwe eigenaren waren Dirck van Cats en
het echtpaar Arien van Beek en Adriana van Cats. Zij
verkochten de boerderij met 18 morgen land in 1760
voor 2.500 gulden aan Gerrit Claasse Langerak.
187
%
vereniging Oud'Utrecht
december 2003
-ocr page 188-
Aan weerszijden van de Lange Linschoten lopen smalle wegen, over de dijk. Er is
maar beperkt autoverkeer toegestaan. Tot in de 20e eeuw was er druk scheep-
vaartverkeer over de Linschoten. De beurtveren van Oudewater naar Amster-
dam en van Oudewater naar Woerden kwamen elk twee keer per week langs.
Boeren brachten hennep, vlas, boter, kaas en fruit naar de handelaren in de ste-
den. De 'kwakels', de hoge bruggetjes, vormden daarbij geen belemmering en de
Vrouwenbrug, een ophaalbrug al evenmin. Er mocht niet worden gezeild op de
Linschoten, vanwege de vele bochten. Aan de noordzijde was het jaagpad: daar
stonden toen dus geen wilgen. Er zijn nog steeds veel 17e-eeuwse boerderijen en
hoogstamboomgaarden in de Linschoten.
den genoemd. Ook de bruid
bracht have en vee, bouwgereed-
schap, 'molkengoed', inboedel
en geld mee. Haar deel werd op
1.300 gulden gesteld.
In 1788 overleed Cerrit Langerak
en omdat er enkele minderjarige
erfgenamen waren, werden door
de notaris een boedelinventaris
en een boedelscheiding opge-
maakt. Aan de hand van de be-
schrijving in deze notariële stuk-
ken kan de boerderij worden geï-
dentificeerd als Zuid Linschoter-
zandweg 30: ze ligt namelijk ten
oosten van een molenvliet aan
de zuidzijde van de Linschoten
en het land strekt tot de Snelre-
waardse wetering.
Vijf vette varkens
Uit de boedelinventaris en de
boedelscheiding is veel op te ma-
ken over de bedrijfsvoering van
de boerderij. De inventaris ver-
meldt zestien koeien. De melk
werd verwerkt tot kaas en uit de
boedelscheiding blijkt dat de
complete jaarproductie - hooi-
kaas, meikaas, zomerkaas en
herfstkaas - werd opgekocht door
de Oudewaterse koopman Aal-
bert van Wijngaarden. Het ging
om 7.310 pond kaas, wat neer-
komt op een minimale melkgift
van 2.284 liter per koe per jaar. In
de boedelscheiding wordt ook
boter genoemd, wat kan wijzen
op een hogere melkgift. Het Is na-
tuurlijk mogelijk dat de wei - het
restant van de kaasproductle -
werd verwerkt tot boter, maar
een deel van de wei ging onge-
twijfeld naar de varkens.
Behalve melkvee was er ook
slachtvee op de boerderij. De
drie stierkalfjes die in de inven-
taris worden genoemd, waren
bestemd voor de slacht. Slager
Aland van Oudenallen uit de
Leeuweringerstraat in Oudewa-
ter was nog 11 gulden schuldig
voor een vet kalf, en de Joodse
slager Hartog Levl uit de Peper-
straat zelfs 14 gulden. Pieter
Ou Ik moest voor vijf vette var-
kens met een totaal gewicht van
1.093 pond 129 gulden, 2 stuivers
en 14 penningen betalen plus
nog eens 13 stuivers waaggeld.
De boer slachtte ook zelf. Onder
de eetwaren die in de boedelin-
ventaris zijn opgesomd, waren
pekelvlees en pekelspek in de
kuip, vier zijden rookspek, vijf-
tien 'hijssen' rookvlees en een
gerookte koetong.
Bij het bouwgereedschap wor-
den een wanmolen, dorskleden,
dorsknuppels en een 'koorn-
schop' genoemd. Uit de boedel-
schelding blijkt, dat op het be-
drijf spelt (een tegenwoordig
niet meer zo bekende graan-
soort) werd verbouwd, terwijl in
188
vereniging Oud-Utrecht
december looj
-ocr page 189-
Op deze I8e-eeuwse kaart zijn ook de boerderijen aangegeven. Het tegenwoordi-
ge Zuid-Linschoterzandweg 30 ligt tussen de Vrouwenhrug en de molenvliet van
de watermolen die tussen de 'zuiderdijk' en de 'watering' ligt.
bank: de boer wilde kennelijk ook
wel eens uitrusten na gedane ar-
beid. In ieder geval deed het boe-
rengezin in welstand niet onder
voor de gegoede burgerij van Ou-
dewater: met 97 Delftse borden,
36 kop en schotels, 6 thee- of kof-
fieketels, 2 koffiekannen en een
koffiemolen was er aan servies-
goed geen gebrek. Ook het
'stanghorologie' - een staande
klok - wijst op welstand.
Behalve met het maken van kaas
en boter, het verwerken van de
groenten en het slachtvlees en de
huishouding was de boerin ook
belast met het verwerken van
vlas. Hoewel Langerak kennelijk
geen vlas verbouwde - het is niet
genoemd bij de inschulden of bij
de opsomming van aanwezige
veldproducten -, kwam dat elders
langs de Lange Linschoten wel
voor. Bij de inboedel staat een
spinnewiel genoemd, 6,5 pond
gesponnen garen, 3,5 pond vlas
en een 'webbe linnen'.
De hele inboedel van de boerde-
rij werd tijdens een boelhuis, een
openbare veiling, verkocht. Ook
de boerderij zelf veranderde van
eigenaar: Mattheus van Rooyen
kocht de hoeve met i8 morgen
land voor 5.575 gulden.
Nettie Stoppelenburg is medewerker pu-
blic relations en educatie bij Het Utrechts
Archief. Daarnaast is zij bestuurslid van het
Touwmuseum in Oudewater en doet zij
onderzoek naar de geschiedenis van Oude-
water en de hennepteelt rondom het stadje.
wagens, maar de ploeg deelde
hij met zijn broer Klaas.
Eenentwintig stoelen
Hoe het woongedeelte van de
boerderij precies was ingedeeld, is
uit de boedelinventaris niet op te
maken. Vertrekken worden niet
genoemd, maar er zijn wel wat
aanwijzingen. Zo waren er vijf
'bedden', waarmee matrassen
worden bedoeld, en vier bedstee-
gordijnen: er moeten er dus vijf
bedsteden zijn geweest waarvan
één met houten deuren. Met elf
wollen dekens en een katoenen
deken waren er per bedstee twee
tot drie dekens beschikbaar. Er
waren vier schoorsteenkleden dus
waarschijnlijk ook vier stookplaat-
sen. De aantallen van stoelen en
tafels zijn moeilijker te duiden:
negen tafels, eenentwintig stoe-
len en één leunstoel. Het gebruik
van de tafels en het formaat zijn
niet aangegeven. Behalve de
leunstoel was er ook een voeten-
de inventaris ool< boel<weit, ha-
ver en bonen zijn genoemd. In
1788 werd nog veel hennep ver-
bouwd in de Snelrewaard: de
hennepbraal< ontbreekt dan ool<
niet op deze boerderij, evenals de
opsomming van verkochte schil-
hennep en beut, terwijl in de
boedelscheiding zelfs de hennep
genoemd wordt die nog op het
veld stond. Jan van der Stek uit
Oudewater was aan de boer nog
44 gulden en 4 stuivers schuldig
voor schilhennep en beut. Twee
'appelenmandens' in de inventa-
ris wijzen op de aanwezigheid
van fruitbomen. Omdat er in de
boedelscheiding geen uitstaan-
de schulden voor de levering van
fruit genoemd worden, waren de
fruitbomen bij de boerderij ken-
nelijk alleen voor eigen gebruik.
De notaris maakte een lange lijst
van al het gereedschap: emmers,
spaden, vorken, rieken, tobbes
en zelfs een leeuwerikkenkooi.
Boer Gerrit Langerak bezat drie
Bronnen
Notarieel Archief van Oudewater,
inv.nr. 1972
Dorpsgerecht Snelrewaard,
diverse inventarisnummers
Kadaster 1832
Volkstelling Snelrewaard 1837
Lia de Vries, 'De boerderij staat centraal
in 2003', in: De IJsselbode. Nieuws en
advertentieblad voor de IJsselstreek,
5 augustus 2003.
189
%
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 190-
Boerderijen in de provincie Utrecht 7 (slot)
De Utrechtse Boerderij van het Jaar 2003
Een brede middenbeuk diende
voor voederopslag, voederwerk-
zaamheden en wonen. De twee
smalle zijbeuken werden ge-
bruikt voor het stallen van het
vee, het bewerken van de zuivel
en het opslaan van alles wat een
boer nodig had. Deze driedeling
vinden we terug in de voorgevel
van de meeste boerderijen in de
Lopikerwaard.
De boerderij heeft vaak een kel-
der voor de zuivelbereiding. Door
de hoge grondwaterstand ligt de
kelder meestal niet helemaal on-
der het huis. In de gevel zien we
daarom een kelderraam met
daarboven een hoger raam van
de zogenaamde 'opkamer'.
Boerderijen zijn in de eerste
plaats bedrijfsgebouwen. Dat
neemt niet weg dat de architec-
tuur vaak fraaie details kent.
Soms gaat het om vooral prakti-
sche onderdelen als een vloed-
stoep, die de boerderij moet be-
schermen tegen hoog water of
luiken die dienen om de tempe-
ratuurte regelen.
Andere details hebben vooral
een esthetische functie en geven
de boerderij een 'stadser' of 'chi-
quere' uitstraling. Denk aan het
fraai besnijden van de overstek-
ken, het aanbrengen van een
'engelenvenster' of het plaatsen
van hekken.
De woonfunctie van de boerderij
was heel lang ondergeschikt aan
de bedrijfsvoering. Aanpassin-
gen aan het gebouw kwamen
vooral voort uit veranderingen in
het bedrijfsproces zoals uitbrei-
ding van de veestapel en de zui-
velbereiding. Pas in de 19e eeuw
kregen woonfuncties als wonen,
eten en slapen meer en aparte
ruimtes. In de 20e eeuw werd de
boerderij hoofdzakelijk een wo-
ning en werd het bedrijf naar an-
Boerderij van het Jaar 2003
in de provincie Utrecht
Foto: Utrechtse
Boerderijenstich ting
Romantisch, stijlvol, het cultureel erfgoed respecterend. Aan die
kwalificaties voldoet de boerderij Lopikerweg 91 in Cabauw (ge-
meente Lopik) die in dit Jaar van de Boerderij in de provincie
Utrecht is uitgeroepen tot Boerderij van het Jaar.
Nanette Vucts
De bekroonde boerderij aan de
Lopikerweg 91 is net als veel an-
dere boerderijen aan dezelfde
weg een rijksmonument en daar-
mee beschermd tegen sloop.
Omdat ze in particulier bezit zijn,
zijn de meeste van die boerderij-
en niet te bezichtigen. Maar ook
aan de gevels en erfbebouwing
kunnen we de geschiedenis van
het pand aflezen.
In de Lopikerwaard zijn de boer-
derijen gebouwd volgens het
langhuistype. Dat betekent dat
alle functies van het boerenbe-
drijf te vinden zijn onder één
(lang) dak. De boerderijen wer-
den vroeger gebouwd met mate-
rialen uit de streek zelf. In de Lo-
pikerwaard waren dat vooral
hout en riet die we terug vinden
in het houten draagskelet met
lage muren en een rieten dak.
De boerderijen zijn er driebeukig.
igo
vereniging Oud<Utrecht
december 200S
-ocr page 191-
dere gebouwen op het erf ver-
plaatst. In de tweede helft van de
vorige eeuw ontstonden onder
Invloed van de mechanisatie van
het boerenbedrijven steeds gro-
tere, los staande ligboxstallen en
veevoersilo's.
Lopikerweg West 91
De kern van de langhuisboerderij
aan de Lopikerweg West 91 da-
teert uit 1575. Goed herkenbaar
zijn de driebeukige opzet, het lan-
ge rieten dak en de erg lage zijmu-
ren. De boerderij wordt op dit mo-
ment geheel bewoond en de deel,
het stalgedeelte, is betrokken bij
het woongedeelte. Dat heeft, in
tegenstelling tot bij veel andere
boerderijen, niet geleid tot het he-
lemaal verdwijnen van authentie-
ke en monumentale elementen.
Met veel zorg heeft de eigenaar de
karakteristieke elementen en de
indeling van de boerderij weten te
behouden of weer hersteld.
Met de restauratie is hij meer dan
vijftien jaar bezig geweest. Aan de
restauratie ging een onderzoek
vooraf naar het driebeukige basis-
plan van de boerderij, de karakte-
ristieke elementen en de te ge-
bruiken kleuren. Het toen als op-
slag gebruikte pand was in zeer
vervallen staat en moest helemaal
worden opgeknapt. De muren zijn
opnieuw opgetrokken met de ori-
ginele stenen, de kozijnen en het
rieten dak zijn vervangen.
Zoals de geschiedenis van het
pand aan de buitenkant is af te le-
zen is ook de binnenkant een ge-
schiedenisboek. Er is gestreefd de
elementen uit verschillende tijden
in stand te houden. Zo zijn er bal-
ken met renaissance- maar ook
met gotische kenmerken te ont-
dekken. De bedstede en de origi-
nele schouwen zijn nog aanwezig.
Ter vervanging van de verdwenen
plavuizen zijn tegels gebruikt zo-
als die bij andere boerderijen in de
buurt nog te vinden zijn.
De deel is in zijn waarde gelaten.
De goten waarmee het vee werd
gevoerd zijn nog aanwezig, net als
de 'til', de verhoging in de deel
waarop de knechten en de meiden
sliepen. Ook de originele achter-
deuren (drie stuks) zijn behouden
gebleven. Het resultaat van al
deze inspanningen is een prachti-
ge woonboerderij waaraan zijn
geschiedenis mooi af te lezen valt.
Nanette Vugts is werkzaam bij de gemeente
Lopik en is daarnaast redactielid van het
Tijdschrift Oud-Utrecht
Originele bedstede in de
boerderij
Foto: Nanette Vugts
Raampartij met haken
Foto: Nanette Vugts
Colofon
U kunt zich opgeven als lid van de vereniging Oud-Utrecht
doorte schrijven naar:
Oud-Utrecht, Leiwater 67,2715 BB Zoetermeer,
De contributie bedraagt €25,- per jaar / voor jongeren tot 26
jaar en U-pashouders €15,- / huisgenootlidmaatschap €10,- /
bedrijven €50,-. Contributie- en iedenadministratie: Post-
banknr. 575520, Zoetermeer.
Vormgeving: Jeroen Tirion [BNO], Utrecht
Ontwerp cover: H. Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht verschijnt zeven maal per jaar
Deadline agenda nummer 1/2004:20 december
verschijningsdatum nr. 1/2004: i februari
Uw bijdragen kunt u sturen aan de redactie, Alexander Nu-
mankade igg, SS72 KW Utrecht, op 31/2 inch floppy of via e-
mail aan de eindredacteur: maurice.van.lieshout@hccnetnl
Maximale omvang: 3.000 woorden incl. noten en literatuur.
Auteurs wordt gevraagd zich te houden aan redactionele
aanwijzingen. Deze zijn te verkrijgen bij het redactieadres.
Illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift, 76e jaargang nr. 7,
december 2003 / iSSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht,
vereniging tot beoefening en verspreiding van de kennis der
geschiedenis alsmede het waken over het behoud van het
cuitureel erfgoed van stad en provincie Utrecht
Voorzitter: P. Blol<
Secretariaat: T. Wilmer
p/a Alexander Numankade 199-201,3572 KW Utrecht,
tel.: (030) 286 6611 / fax: (030) 286 66 00
internet: www.oud-utrecht.nl
e-mail: oud-utrecht@hetutrechtsarchief.nl
191
Redactie: M. van Lieshout (eindredactie), M. van Oud-
heusden, J. Pennings, P. Rhoen, B. van Santen, K. van Vliet,
M. van de Vrugt en M. Vugts.
Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572 KW Utrecht
%
vereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 192-
Jubileumtoespraak
P.A. Blok, voorzitter
Op 11 oktober vierde de Vereniging Oud-Utrecht haar 80-jarig bestaan. Na
de aanwezigen, onder wie kardinaal Simonis en leden van onze zustervereniging
in het Oversticht, welkom te hebben geheten hield voorzitter, mr. P.A. Blok
een korte toespraak. Daarna volgden de lezingen van dr. Ton van Schaik en
prof. dr. Otto de Jong en die gepubliceerd zijn in het themanummer over 150
jaar herstel bisschoppelijke hiërarchie (Oud-Utrecht november 2003).
ten-De Meern met Utrecht? De
expositie, die een groot succes
werd, komt in de volgende notu-
len terug: 'De tentoonstelling
heeft een schadepost opgeleverd,
doordat de parapluie van de heer
Lulofs is zoekgeraakt en daarover
een bedrag van ƒ io,- is vergoed'.
Dat was twee jaar contributie en
zou nu dus €50,- zijn geweest.
Ook lees ik dat het plan om de
Tolsteegpoort als een bolwerk te-
gen opstootjes te herbouwen
niet in de lijn onzer vereniging
ligt. En de juffrouw die vroeg wat
Oud-Utrecht van de verlichte wij-
zerplaten van de Domtoren vindt
'verdient tot antwoord dat ze
naar onze mening wel zeer vol-
doen en niet in strijd met de his-
torische waardigheid van het ge-
bouw worden geacht'.
Vóór ik afrond nog één citaat dat
u, Eminentie, deugd zal doen. Na-
dat in het oprichtingsjaar een ge-
kozen bestuurslid bedankte 'we-
gens vele andere werkzaamhe-
den', volgt deze volzin: 'Getracht
zal nu worden deze vacature zo
mogelijk door een ander katho-
liek te doen vervullen'. Het werd
pastoor Van der Heijden. En dat
brengt me tot de conclusie dat de
tegenstellingen in 1923 niet meer
zo hevig waren als in 1853. Of
deze conclusie van een amateur
- archivaris Mulder zou het maar
niets vinden - juist is, zullen we
horen van de beide inleiders."
"Op een avond in maart 1923 wa-
ren een kleine twintig mannen in
Utrecht bijeen. Waarover spra-
ken zij? Wellicht over het spoor-
wegongeluk bij Blauwkapei,
waardoor de lijn Utrecht-Hilver-
sum maar liefst drie dagen ge-
stremd was. Misschien ook wel
over de rede die de rector magni-
ficus op de dies natalis zou uit-
spreken, in het Latijn. Daar werd
druk over gesproken en geschre-
ven. Of over de aanstaande uit-
breiding van het aantal paarden-
markten? Maar het kon ook best
gegaan zijn over onderwerpen
buiten Utrecht, zoals de moord
op de Duitse Minister van Bui-
tenlandse Zaken, de nieuwe re-
gering van Italië, de aardbeving
in Japan, de Nobelprijswinnaar
scheikunde of de nieuwe paus.
Wij weten niet of over déze on-
derwerpen is gesproken, maar
zeker weten we dat centraal
stond de oprichting van Oud-
Utrecht op 12 maart 1923. Alle ne-
gentien aanwezigen werden lid
en er werd een bestuur gevormd.
Dankzij hen en heel veel trouwe
leden nadien kunnen wij nu op
80 jaar Oud-Utrecht terugzien
en zien wij de toekomst met ver-
trouwen tegemoet.
Dat lijkt heel wat, een vereniging
van 80 jaar oud. Maar tot be-
scheidenheid stemt dat in ons
oprichtingsjaar het Provinciaal
Utrechtsch Genootschap al zijn
150-jarig bestaan vierde. Boven-
dien bestonden onder andere in
Amsterdam, Haarlem en Leiden
al lang historische verenigingen.
Waarom dan in Utrecht zo laat?
Dat kwam omdat archivaris Sa-
muel Muller het maar niets vond
dat een stelletje amateurs zich
met geschiedenis zou gaan bezig
houden. Op 5 december 1922
overleed Muller en precies twee
maanden later werd op uitnodi-
ging van de burgemeester al een
commissie gevormd, die heel
snel tot de oprichting van Oud-
Utrecht zou leiden. In het 'In Me-
moriam' in ons eerste Jaarboek
wordt het veel omzichtiger ge-
formuleerd: 'Onder degenen, die
in de loop der laatste eeuwen ge-
werkt hebben' - neen, niet in Het
Utrechts Archief maar - veel
mooier: 'in de wijngaard van
Utrechts verleden, heeft Muller
een eerste plaats bekleed' en dan
komt de fraaie volzin: 'Tijdens
zijn leven hebben zij, die thans
gepoogd hebben een vereniging
als de onze levensvatbaar te ma-
ken dit nagelaten, omdat zij be-
grepen hem niet met hen mee te
zullen krijgen, terwijl zij het aan-
matigend zouden gevonden heb-
ben zonder hem te handelen'.
In de eerste bestuursvergadering
werd allereerst besloten samen
met het gemeentearchief een
tentoonstelling te organiseren
om stil te staan bij het loo jaar
geleden samensmelten der bui-
tengerechten met de stad
Utrecht. Doen we dat over 97 jaar
over het samensmelten van Vleu-
192
/ereniging Oud>Utrecht
december 2003
-ocr page 193-
Agenda en berichten
Uitslag historisch quiz
De afgelopen maanden organiseerde
de Vereniging Oud-Utrecht in het ka-
der van haar 80-jarig bestaan samen
met haar beide jubilerende dochters
Het Utrechts Monumentenfonds en
de Stichting Utrechts Gevelteken-
fonds een quiz over de geschiedenis
van Utrecht. Vijftig meerkeuzevragen
over de geschiedenis van stad en pro-
vincie Utrecht werden gepubliceerd in
het Tijdschrift Oud-Utrecht en op de
website van de Vereniging Oud-
Utrecht. Bijna zeventig liefhebbers
van de historie van stad en provincie
hebben een poging gedaan één van
de prijzen in de wacht te slepen. De
prijzen verwezen naar de verjaar-
dagen van de drie organiserende
clubs: de hoofdprijs bestond uit een
boekenbon van €80,- (Oud-Utrecht
bestaat 80 jaar), de tweede prijs was
een boekenbon van €60,- (Utrechts
Monumentenfonds) en de derde prijs
één van €25,- (Stichting Utrechts
Geveltekenfonds).
Een deskundige jury heeft zich over de
inzendingen gebogen. Tarq Hoekstra
zat in de jury vanwege zijn onover-
troffen kennis van de geschiedenis
van de stad Utrecht. Deskundige op
het gebied van de provinciale geschie-
denis was Ria van der Eerden, streekar-
chivaris Kromme-Rijngebied - Utrecht-
se Heuvelrug. Chris van Deventer ver-
tegenwoordigde het Utrechts Monu-
mentenfonds in de jury.
Over enkele antwoorden bleek discus-
sie mogelijk. Bijvoorbeeld vraag 20,
'Waar woonde Marijke Meu tot haar
dood in 1765?' De jury heeft op basis
van de bron Merkwaardige kastelen in
Nederland,
van J. van Lennep en W.J.
Hofdijk uit 1854, zowel antwoord a als
c goed gerekend. Zij stellen namelijk
dat Marijke Meu in 1765 in Leeuwar-
den in het Princessehof stierf, maar
dat ze zich 'van tijd tot tijd' in kasteel
IJsselstein ophield. Vraag 30, over de
Romeinse Keizers die de Provincia Ger-
mania Inferior bezochten, bleek geen
goed antwoord te bieden. Antwoord c
is echter goed gerekend. De naam van
één van de keizers in dit antwoord
klopte niet (Tiberius is Trajanus), maar
in a en b werd Caesar genoemd, en zo-
als bekend is hij nooit keizer geweest.
Bij vraag 35 over de herkomst van de
naam Jacobijnenstraat is zowel ant-
woord a (St. Jacob de Meerdere) als b
(Jacobijnenklooster) goed gerekend.
De St. Jacobsstraat ontleent zijn naam
aan het Jacobijnenklooster. Het Jaco-
bijnenklooster is genoemd naar St. Ja-
cob de Meerdere.
Uiteindelijk bleek de heer Martens
van Vliet de onbetwiste winnaar. Hij
had slechts één vraag niet goed be-
antwoord. Hij was ook de enige inzen-
der die het juiste antwoord had op de
eerste vraag, over de reden waarom
er een bocht in de Voorstraat zit. Dat
is namelijk onbekend.
Er waren drie inzenders met slechts
twee fouten. Na loting kwam de heer
Galama ais tweede prijswinnaar uit
de bus. Vervolgens is besloten twee
derde prijzen uit te reiken: aan de
heer van der Meer / mevrouw van
Binnendijk en aan de heer Luijt. De
prijzen zijn inmiddels uitgereikt.
Historisch café
Op vrijdag u december spreekt Yvon-
ne Messchaert over 'St. Lukas aarde-
werk in de Stroosteeg 1909 -1934. De
spreker voor 9 januari is bij het ter
perse gaan van dit nummer nog niet
bekend.
Het café wordt zoals altijd gehouden
in 't Weeshuis, Domplein 16, Utrecht.
Aanvang 17.00 uur, entree gratis.
Uitreiking Jaarboek Oud-
Utrecht
Het jaarboek wordt ten doop gehou-
den op zondag 7 december om 15.30
uur in de Domkerk.
De toegang (alleen voor leden) is gratis.
Bezoek atelier Paulus Reinhart
De beeldend kunstenaar Paulus Rein-
hart ontvangt op zaterdag 13 decem-
ber
om 16.00 uur leden van Oud-
Utrecht in zijn atelier, Wijde Doelen
27 te Utrecht. Er is tevens werk te
zien van een restaurateur van kerkra-
men en daarnaast krijgen deelne-
mers uitleg over het bolwerk Manen-
burg, gevolgd door een bezichtiging.
Deelname is gratis, aanmelding tevo-
ren is niet nodig.
Extra rondleiding Duitsche Huis
Vanwege de grote belangstelling or-
ganiseert de activiteitencommissie
opnieuw een ontvangst in het Duit-
sche Huis aan de Springweg 25 te
Utrecht en wel op woensdag 21 janu-
ari
van 14.00 tot 16.00 uur. Het be-
zoek bestaat uit een ontvangst met
koffie/thee, een geschiedenis met
lichtbeelden over de Ridderlijke Duit-
sche orde en een rondleiding door het
gebouw. Gastheer is de Mr. J. C. van
Hasselt, secretaris van de Ridderlijke
Duitsche Orde Balije van Utrecht.
Deelnemers kunnen zich opgeven bij
de heer J. van Laar (030) 233 44 40
(niet per voicemail) of mevrouw
P. Vlot-Werner (030) 220 26 08. Deel-
name is gratis.
Voor iedereen die zijn inzending wil nakijken of de quiz thuis heeft ingevuld
volgen hier de goede antwoorden:
17 b
i8 b
19  c
20  a
21  b
22  b
23 c
24  a
1 C
2 a
3C
4b
sa
6c
7c
8b
9c
10 aofc
n a
12 b
BC
14  c
15  b
16  b
49  a
50  c
25 c
26  b
27 a
28 b
2g a
30 c
31b
32 a
33  c
34  b
35aofb
36  a
37 b
38  b
39  b
40  c
41  a
42  b
43  b
44a
45  c
46  c
47 a
48  a
vereniging Oud>Utrecht
december 2003