cfJ3> uAf U UM,
|
|||||||||||
^
|
|||||||||||
HISTORISCHE
VERENIGING VLEUTEN DE MEERN HAARZUILENS |
|||||||||||
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
|||||||||||
MODE
voor
jong en oud
hem en haar
dat is STERK
12-è /ó korting in gratis kopen
|
|||||||||||||||||
PütöTE 1/OMP6T f P^T IaJAS
|
|||||||||||||||||
'T0T»JL/ro5
|
|||||||||||||||||
PlLOFEÓSOlL?
|
|||||||||||||||||
•OfkSav^
|
|||||||||||||||||
^ ;*f\<c uu AL JA2ÊW
|
|||||||||||||||||
en kunnen u een
prachtige collectie tonen. WOLTERS
GOUDSMID JUWELIER HORLOGER
|
|||||||||||||||||
/^
|
|||||||||||||||||
5TATIOM^TliAAT S -v/L-EüTe/vT-
|
|||||||||||||||||
hererikapsalon
ad van zoeven
stationsstraat 34 vleuten tel: 1263
meemdi\k 10 de tneerti tel: 1277 |
|||||||||||||||||
een proper hoofd en een gladde Uinj
daar steekt de man z'n schoonheid in |
|||||||||||||||||
Inleiding van het bestuur.
Voor u ligt de eerste uitgave van de
periodiek die de Historische Ver- eniging voor Vleuten, De Meern en Haarzuilens zal gaan verzorgen. Het is tevens de eerste officiële sch-ifte- lijke presentatie naar buiten van de vereniging. Alhoewel onze vereniging nog jong is, verheugt het het bestuur bijzonder, dat er zoveel mededorps- genoten zijn die van hun enthousi- asme laten blijken, lid zijn geworden en/of zich inzetten voor het doen slagen van de inmiddels ontplooide aktiviteiten. Het is ons gebleken, dat er in onze gemeente op het gebied van historisch onderzoek aan de ene kant een enorm terrein braak ligt, maar dat er anderzijds ook erg veel materiaal, geschriften, akten, foto's, gebruiksvoorwerpen, opgravingsmate- riaal e.d. aanwezig is. Met U als enthousiaste geihteresseerde willen wij graag in die rijstebrijberg van gegevens ordening brengen, zodat er geleidelijk een duidelijk beeld kan ontstaan van de erfenis die onze voorouders op deze plaats in het Sticht aan ons hebben nagelaten. Een erfenis die wij in onze jachtige tijd niet verloren mogen laten gaan, sterker nog, die wij zo moge- lijk als een compleet beeld instand gehouden weer aan de volgende ge- neraties moeten kunnen doorgeven. Bij deze beeldvorming wil het be- stuur zoveel mogelijk dorpsbewoners betrekken. Dit kan bijv. niet alleen door aktief deel te nemen aan de diverse werkgroepen zoals die in dit nummer worden opgesomd, maar ook door de jeugd van onze gemeente te betrekken bij de ge- schiedenis van Vleuten/De Meern. Een initiatief hiertoe met mede- werking van de plaatselijke scholen is in ontwikkeling. In dit eerste nummer laten wij twee dorpsbe- woners aan het woord, m.n. de heer Jac. de Bruijn uit De Meern met een artikel over een moedige pachtboer te De Meern rond het jaar 1600, en de heer A.F. Migo uit Vleuten, die herinneringen ophaalt uit het Vleu- ten vanaf 1923. De heer K.B. Nanning uit Vleuten schreef namens de werkgroep Bottestein een in- leiding over deze ridderhofstad, die in vorige eeuwen een voorname plaats innam onder de riddermatige goederen in deze streek. Het bestuur hoopt, dat met deze uitgave een klein schakeltje uit de lange keten van de dorpsgeschiede- nis aan U wordt geopenbaard. Wel- licht zet e.e.a. U aan ook uw ver- haal eens op schrift te zetten, zo- dat het via ons orgaan gemeengoed kan worden voor allen in ons dorp die de historie een warm hart toe- dragen. Gaarne spreken wij onze dank uit
voor het vele werk, dat verzet is door de werkgroepen om tot de realisatie van dit nummer en de begin oktober 1981 te houden tentoonstelling in De Meern en Vleuten te komen. Het bestuur, september 1981
|
|||||||||||||||||
Officieel Orgaan van de
Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens.
Ie jaargang nr. 1, september 1981
|
|||||||||||||||||
Voorwoord.
Graag schrijf ik ter gelegenheid van
de eerste uitgave van het blad van de Historische Vereniging Vleuten - De Meern in oprichting een voor- woord. Ik juich de oprichting van een ver-
eniging, die zich gaat bezig houden met de historie van onze gemeente, zeer toe. Ik denk dat er onder de inwoners van deze gemeente nog een schat van gegevens over het grijze en meer recente verleden van deze gemeente en haar inwoners te vinden is. Het zal in de eerste plaats de taak zijn van de Histo- rische Vereniging om al die zaken, die bewaard zijn gebleven, te regi- streren en zo mogelijk bijeen te brengen. Verder zal de vereniging zich bezig houden met het houden van lezingen en tentoonstellingen betreffende de geschiedenis van deze gemeente of delen daarvan. Ook zullen lesbrieven voor de scho- len worden samengesteld en spe- ciale studies naar bepaalde ob- jecten worden opgezet. Ik heb begrepen dat de vereniging
zeer geïnteresseerd is in oude docu- menten, geschriften en foto's. Ik doe dan ook een beroep op alle in- woners de Historische Vereniging waar mogelijk behulpzaam te zijn en materiaal aan te dragen. Tevens verzoek ik de inwoners van deze gemeente de vereniging op de hoog- te te stellen als er bepaalde vond- sten worden gedaan, ook als het oude voorwerpen en bouwsels be- treft, die gevonden worden bij sloop- en graafwerkzaamheden binnen deze gemeente. Ik wens de Historische Vereniging,
die binnenkort haar officiële op- richtingsvergadering zal hebben, veel succes toe en een langdurige toekomst op basis van een rijke historie. Dankzij de inspanningen van de Historische Vereniging zal blijken, dat de historie van deze gemeente veel rijker is dan menig- een tot nu toe kon vermoeden. Vleuten, september 1981
De burgemeester van
Vleuten - De Meern,
Mr. H.A.C. Middelweerd
|
|||||||||||||||||
Bestuur:
Dr. B.J. van Vliet, voorzitter
Den Hamstraat 38, Vleuten tel. 03407 - 2673 W.H. Denekamp, sekretaris
Utenhamstraat 5, Vleuten tel. 03407 - 1948 Mw. M. Brits - Oversteegen,
penningmeester Odenveltlaan 29, Vleuten tel. 03407 -1897 J. Schutte, coörd.werkgroepen
Zandweg 138, De Meern tel. 03406 -3216 A.J. van Zoeren,
Stationsstraat 34, Vleuten tel. 03407 -1263 |
|||||||||||||||||
Redaktie-adres:
Leon van Esch
Hindersteinln. 7, Vleuten (3451 EV)
tel. 03407 - 2871
|
|||||||||||||||||
Inhoud:
— voorwoord burgemeester. . .blz. 2
— inleiding bestuur........blz. 2
— bestuursmededelingen;
aktiviteiten v.d. vereniging, .blz. 3 — • expositie in de Meern en
Vleuten..............blz.3
— "een pachtboer met courage
te De Meern" door Jac. de Bruin
uit De Meern..........blz. 4 — "herinneringen van een dorps-
bewoner", door A.F. Migo uit Vleuten..............blz. 8 — "Bottestein", werkgroep
Bottestein, door K.B.Nanning Vleuten.............blz. 12 — "een dorp verandert" .... blz.16
|
|||||||||||||||||
Bankrekeningnrs. van de vereniging:
— RABO, Vleuten, nr. 36.75.17.574
of giro van de bank nr. 195573 + vermelding bankrekeningnummer en — ABN, De Meern nr.55.66.33.040
t.n.v. Historische Vereniging Vleu- ten, De Meern en Haarzuilens. |
|||||||||||||||||
drukwerk: Niek van Kooten,
De Meern
omslag: Peter de Vries, De Meern
LOSSE NUMMERS: t4
|
|||||||||||||||||
als historische vereniging een goede
greep te krijgen op het behoud (en publikatie) van alles wat met recente en oude geschiedenis van Vleuten - De Meern te maken heeft en verder inzicht te krijgen in de geschiedenis van onze gemeente in relatie tot zijn omgeving. Goede kontakten met b.v. de gemeente zouden er in de toekomst toe kunnen leidenf dat de vereniging kan inspringen bij het op orde brengen van het oud-archief en voorhanden zijnde fotomateriaal van de gemeente. Lezingen
Het ligt in onze bedoeUng regel-
matig, al dan niet aan ledenver- gaderingen gekoppeld, lezingen te organiseren. Wij denken hierbij b.v. aan onderwerpen als: genealogie, archeologie (hoge woerd, reijerscop etc), paleologie (handschriftkun- de), archiefkunde en verder wat U als geïnteresseerden als onderwer- pen aandraagt. Foto en film
Er is een film- en fotoclub die ini-
tiatieven gaat ontwikkelen ons dorp voor het nageslacht op de gevoelige plaat vast te leggen, het registreren van dorpsgezichten die gaan ver- dwijnen en een archief aan te leggen van foto's en evt. films, aan de hand waarvan de noodzaak tot het behoud van monumenten en opmerkelijke dorpsgezichten kan worden aangetoond. Verhalen/geluids archief
Ook willen wij komen tot een
archief van o.m. geluidsbanden, waarop zijn vastgelegd gesprekken met dorpsbewoners die ons nog kunnen vertellen hoe het vroeger allemaal was, maar ook die ver- halen die ónze kinderen weer kunnen vertellen wat er nü zo allemaal onder de dorpsbewoners leeft. Werkgroepen genealogie en
paleologie, archeologie e.v. In principe heeft het bestuur be-
sloten tot het instellen van een genealogische en een paleologische werkgroep. Het bestuur roept be- langstellenden op die deze twee werkgroepen van de grond willen helpen tillen. Ditzelfde geldt voor een archeologische werkgroep. Zij die hiervoor tijd beschikbaar willen stellen kunnen zich opgeven bij de sekretaris van de vereniging (zie blz. 2). Het bestuur heeft verder het plan om een werkgroep "Willibrord 100 jaar" in te stel- len. Hierbij willen wij aandacht schenken aan het binnenkort 100- jarig bestaan van de St. Willibrord- kerk te Vleuten. Het plan de geschiedenis van Café De Brouwerij te Vleuten uit te zoeken hebben wij nog even in de wachtkamer gezet. T.z.t. zal dit worden opge- pakt. |
Ledenvergadering:
In principe zal op dinsdag 10 no-
vember om 20.30 in De Meern een ledenvergadering worden ge- houden. De lokaliteit wordt nog nader bekend gemaakt. |
|||||||||||
BESTUURSMEDEDELINGEN EN
AKTIVITEITEN. Een historische vereniging in onze
gemeente is een feit! Zo werd en- kele maanden geleden het resultaat van een initiatief van enige dorps- bev(roners bekend gemaakt. In een vergadering van belangstellenden werd een - voorlopig ■ bestuur ge- kozen, dat als opdracht meekreeg deze vereniging gestalte te geven. Wel, het bestuur heeft niet stil gezeten. Aktiviteiten
Met de uitgave van dit eerste or-
gaan gaat een week na elkaar in de beide dorpskernen Vleuten en De Meern een tentoonstelling van start, die gezien kan worden als de eerste officiële presentatie van de historische vereniging in Vleu- ten, De Meern en Haarzuilens. Dat dit geen tentoonstelling is die de geschiedenis van onze ge- meente uitputtend behandelt, valt te begrijpen.Wij willen hiermee in eerste instantie aan U, dorps- bewoners, laten zien dat er veel oud materiaal in onze gemeente voor- handen is. En er is zonder twijfel nog veel meer. Dat bijeen te breng- en en te catalogiseren is één van de toekomstige taken van deze ver- eniging, die dit uiteraard alleen maar kan realiseren als er mede- werking verkregen wordt van vele dorpsbewoners. Het bestuur doet dan ook graag een beroep op allen die in het belang van het behoud van de rijke geschiedenis van onze gemeente hieraan hun medewerking willen verlenen. Bottestein
Inmiddels heeft een werkgroep zich
beziggehouden met de historie van een, niet meer aanwezige, ridder- hofstad, n.1. Bottestein. De penne- vrucht van deze werkgroep treft U in deze uitgave aan. Dorpsfilms
Het bestuur heeft zich intensief
bemoeid met de mogelijkheid de van de dorpskernen aanwezige films vertoond te krijgen. Voor wat be- treft Vleuten heeft de vertoning inmiddels plaats gevonden. De be- langstelling voor de vertoning van de films over oud-Vleuten op 23 september j.1. door de heer J. Fokker was zo groot, dat binnen- kort nogmaals een vertoning zal plaatsvinden. De films over De Meern zijn zo veelomvattend, dat eerst bepaald moet worden in wel- ke volgorde en op welke wijze deze vertoond zullen worden. Hier- over volgen t.z.t. nadere berichten. Kontakten
Zowel met de gemeente Vleuten -
De Meern als met historische ver- enigingen in onze omgeving zijn goede kontakten gelegd die er o.i. in de toekomst toe kunnen leiden |
||||||||||||
Oproep
U begrijpt, dat al deze aktiviteiten
niet alleen veel tijd, maar vooral ook veel geld kosten. Het is daarom van veel belang een groot aantal in beide opzichten ondersteunende leden te hebben, waardoor deze en andere te ontwikkelen aktiviteiten mogelijk worden. Het bestuur doet dan ook aan alle dorpsgenoten (Vleuten èn De Meern èn Haarzui- lens) die belangstelling hebben voor de geschiedenis van ons dorp het verzoek de vereniging te steunen in alle opzichten en zo mogelijk lid te worden. Bijdragen en/of kontributie (voor 1981 minimaal f. 10,-) kunt U storten op bank- rekening 36.75.17.574 bij de RABO te Vleuten of op de giro- rekening van de RABO, nr. 195573 onder vermelding van het bank- rekeningnummer van de Historische Vereniging, alsmede bij de ABN te De Meern, rek.nr. 55.66.33.040. (giro van de bank: 1412 t.n.v. ABN -Utrecht). |
||||||||||||
Met het thema "Wonen, werken
en Omgeving" (Romeinse Tijd tot heden) organiseert de Historische vereniging op vrijdag 2 en zaterdag 3 okt. a.s. in De Meern en 9 en 10 okt. in Vleuten een introduktie- tentoonstelling, waarbij in beide gevallen, tot ons genoegen, gebruik kan worden gemaakt van een van de plaatselijke scholen. In De Meern is dat de Paus Johannesschool, V. Heemskerklaan 2 en in Vleuten de Willibrordschool, J.F.Kennedy- laan 3. De openingstijden zijn op vrijdagavond van 19.00 tot 22.00 uur en 's zaterdags van 11.00 tot 16.00 uur. 's Vrijdags overdag is bedoeld voor de kinderen van de 5e en 6e klassen in onze gemeente. De officiële opening vindt plaats op vrijdag 2 oktober in de Paus Johannesschool, v.Heemskerklaan 2, De meern, om 19.00 uur door de burgemeester. Mr. H.A.C. Middel weerd. De tentoonstelling, samengesteld
uit verzamelingen van leden/dorps- bewoners heeft een wervend karak- ter; om alle aktiviteiten, formatie van werkgroepen etc. mogelijk te maken zijn meer leden nodig. Er zal dus niet diepgaand op speci- fieke onderwerpen worden in- gegaan, maar de vereniging wil zich in een fijne sfeer aan de dorpsbewoners voorstellen. Op de driedeling in het thema volgt de driedeling in de tijd, m.n. v.a. de Romeinse Tijd tot 1580, v.a. plm. 1580 tot 1815, en 1815 tot heden v.w.b. de drie dorpskernen. Te zien zijn gebruiksgoederen mbt. oude ambachten en boerderijen, kaarten, foto's, krantenknipsels, etsen, schilderijen, munten, boeken, documenten en tekeningen, waar- onder een gedetailleerde tekening van ruihe de Haar, en enkele voor- beelden van archeologische vond- sten, etc. |
||||||||||||
EEN PACHTBOER MET COURAGE TE DE MEERN
|
|||||||||||||||||||||
Het archief van het Kapittel van Oudmunster Nr. 604 en 605, in bewaring bij het R.A. te Utrecht, is een rijke bron van in-
formatie voor de geschiedenis van De Meern en zijn bewoners, in zonderheid over de gebeurtenissen rond de oude dorpskerk (thans de Ned. Herv. Kerk). Wel is het uiterst moeilijk, door de veelheid van stukken, alle gegevens op hun juiste mérites te beoordelen om een goed beeld
van de werkelijkheid te krijgen. Ik heb de verschillende stukken als onderdelen van een legpuzzel beschouwd om vandaaruit een sluitend relaas te maken. Ik begin dan met een pachtbrief van 25 maart 1594, waarvan de eerste bladzijde in het oude schrift hier wordt afgedrukt:
|
|||||||||||||||||||||
^■J«Jt^<ry^ \o^ ^^^^^
|
|||||||||||||||||||||
'^X
|
|||||||||||||||||||||
/^^f- ^^'^^ S^R^rm^^ \oox Q^^S^<?--- 9yvï^^'!^r!»y>'^'^^
""Wp^mn^vTT?^ WT^?jC^<V--">(?v- C^^Zhr-^^^-!^-'^^^-^ <P^ Lpo4- crw4-t^M- ,\9Jhv^ 'h^^ kvnJlt^ e^i^'^é^'if^ry^^fi^ ^^^M------------
|
|||||||||||||||||||||
rpvwv
|
|||||||||||||||||||||
In hedendaags schrift luidt de eerste bladzijde:
Wij Walraven van Brederoede Heere tot Brederoede
Vrijheer tot Vijanen ende Ameijde ende als Heer van
Nijvelt patroon ende coUatuer van seeckre Vicarie
van Ste Anthonis aen den Meern bij Utrecht, doen
kondt ende bekennen voor ons ende onsen nacomelingen
bij believen van Mr. Willem Quirijnsen van de Goije
vicaris ende possessuer der selver vicarie in eenen
euwigen erffpacht gegeven te hebben ende geven bij dezen
Alexander Cornelissen wonende aen de Meern voor
hem sijnen erven ende nacomelingen een huijs ende bogaert
staende ende gelegen aen de Meern bij de Meernbrugge
groot ontrent eenen halve mergen lants gemeen met
sestalff(= 5 1/2) mergen lants daer noortwerts achter aenleggende
|
|||||||||||||||||||||
mede aen de voornoemde vicarie behoorende daer
t convent van de Wittevrouwen oostwerts boven ende
Mr. Jan de Man ofte sljns actie hebbende westwerts
beneden naest gelant sijn sulcx de voorsz. Alexander Cornelissen
ende sijn ouders die van outs altijts tot noch toe gebruijckt
hebben met alle t gunt daerop en in eert ende nagelvast
is/ ende dit in manieren ende op conditien hiernae
volgende om twaelff keijser Carl.gld tot XX st.den
gulden gereeckent off ander goet gevalueert payement (= betaalmiddel)
dier weerde daervoor indertijt der betalinge
des Jaers euwelijk ende erffelijk.....vrijs gelts sonder en
enigerhande offcortinge ofte verminderinge des
|
|||||||||||||||||||||
Dat we hier al direct in diverse
moeilijkheden zitten kunt u uit- voerig lezen in mijn boek: "De Her- vormde Gemeente De Meern". Doch het gaat ons nu vooral om Alexander Cornelisse. Voor twaalf Keizer Carolus gulden tot 20 stuivers den gulden gerekend wordt hij pachter van een boer- derijtje staande nabij de kapel op De Meern. Wel zijn in de pachtbrief verschil-
lende condities opgenomen, waar- van ik dié vermeld, die in het ver- volg een rol zullen spelen. a. de boomgaard, die noordwaarts
grenst aan een perceel bouwland van sestalff (= 5 1/2) morgen land, dat eveneens behoort tot de vicariegoederen van de St. Anthoniskapel, moet hij van een heining voorzien en wel zo, dat de " voorzeide sestalve mergen lants daar duer niet bescha- dicht worden". b. Op een aangrenzend perceel
grond is vroeger met consent van de "Heere ende possessuer" een huisje met "sijn aanbegre- pen plaatsen" getimmerd en be- stemd voor een koster, school- meester of de possessuer zelf (I). Dit moet blijven staan "nu ende ten eeuvdgen dagen". Hiermee mag Sander zich niet bemoeien, evenmin als met de kapel en het kerkhof (H), die op dezelfde grond gelegen zijn. Doch wat doet Alexander Cornelis-
se, kortweg Sander CorneUsse ge- noemd. Hij weet zijn terrein te vergroten
door de limieten (grensafbakenin- gen) te verzetten. Zijn "noord- heininge" schuift hij "enkele tre- den" in de richting van het bouw- land op. Hoewel hij dit mede graag in pacht zou hebben, lukt hem dit niet. Zijn achterhuis, ook bak- huis of wagenschuur genoemd, gaat hij vergroten, vernieuwen, en wel zodanig dat er sprake is van verdub- belen. Hij stelt daarin "ombehoor- lijcke lichte met opgaende veijn- sters". Om aan bouwmateriaal te komen breekt hij een deel van de Westgevel van de kapel af (er werd hierin blijkbaar geen dienst ge- houden). Ook graaft hij de drie- kantige fundamenten uit van een eertijds op het kerkplein gestaan hebbend huisje. Om zijn bouwsel zo stevig mogelijk te maken "hecht" hij de schuur met drie doorgaande houten ankers vast aan de Noordmuur van de kapel. Deze verkeert blijkbaar ook al in een niet te beste staat, want de muur lijdt door het overwicht "merckelijke schade", vooral nadat Sander nog een en ander met vier overgaande ijzeren banden verste- vigt. En dan heeft Sander nog de bru-
taliteit een "nije woenplaets' te zetten tussen de kapel en het voorzeide huiske (is dit het school- meestershuisje?) op grond die geen deel van de erfpacht uitmaakt. |
||||||||
willen procederen en had "het
proces gedilayeert (uitgesteld) op hope dat men alles met soetich- heit zoude voorkomen", een pro- ces aan tegen Sander Cornelisse. Na diens dood tegen Petertgen Claes, weduwe van Sander Cor- nelisse en nog later tegen Peter Willemse als man ende voogd van Peterchen Cleas zaliger gewesen huisvrouw van Sander Cornelisse. In 1614 komt de zaak eerst voor het Gerecht van Vleuten. Willem Quirijnse van de Goye, wettelijk possessor van de Capel- lanije van St. Antonius Capel aan de Meern doet naar conscientie zijn klachten jegens Petertchen weduwe van Sander Cornelisse, die zich voor enige jaren verabu- seerde (en) verstout heeft ver- schillende artikelen uit de erf- pachtbrief van 25 maart 1594 te schenden. Uitvoerig worden in het desbetreffende verslag de ons be- kende euveldaden van Sander ge- memoreerd. Het zijn de overtredingen van de
door mij met Romijnse cijfers genummerde punten uit de pacht- brief (I) en (II), waaraan nu wordt toegevoegd: "noch daer* jegens u(i)padingen". En dit zijn redenen - was ook
in de pachtbrief vastgelegd - om Sander en zijn nakomelingen van de erfpacht en van alle verleende rechten en toezeggingen vervallen te verklaren. En dan wordt geëist dat hij alles zoveel mogelijk in de oude staat zal terugbrengen met schadevergoeding. De possessor verzoekt den W.E. Gerechte op zijn kosten de moeite te willen nemen om "in loco oculare" (ter plaatse te komen zien) te zien wat voor truc Sander heeft uitgehaald t.a.v. de grens- scheiding boomgaard - bouwland. Dit is geschied, want ik vind op 1 augustus 1614 deze acte: "Ten versoecke van Mr. Willem Acquirijnse van der Goe (men wist die vreemde naam zeker niet beter te schrijven), hebben wij Jan Jansz van Cothen ende Sebastianus An- driesz van Sijl, Schepenen van Vleuten, ons laten vijnden aen De Meern ontrent die Capelle alwaer wij gesoen hebben seeckre funda- menten van huijsinge welcke ge- staen hebben ontrent de voor- zeyde Capelle sonder wel te weeten wie die huijsinge toebehoort heb- ben, daer wij het fundament van gezien hebben". Secretaris van Vleuten was toen
Hore van Boxtel. Het proces voor het Gerecht van
Vleuten heeft Willem Quirijnse van der Goye geld gekost. De re- kening van de Secretaris van Vleu- ten is bewaard gebleven. Er staat boven: Specificatie van 'tgeen ick als Secretaris van Vleuten verdient hebbe in de saecke van Mr. Willem Aquirijnsse zoo hij heeft géproce- deert tegens en wegen van Za(liger) Sander Cornelisse, Het is een hele |
||||||||
doch behoort tot "des capels
kerckhoff" en "affganck van de cameren des vicarius woenplaetse". Wel had de possessor hem gunste- lijk "tot weerseggens" toe toege- staan, dat hij over de spatie (dus Kerkegrond) zijn opdrift of wagen- weg mocht hebben aangaande hij tot zijn groot bedrijf geen andere had. Met grote vermetelheid wil Sander beletten dat de woningen die er gestaan hebben in de oude stijl worden hersteld. En dit alles geschiedt zonder con- sent van Mr. Willem Quirijnse van der Goye, wettelijk possesseur van de vicarie. Hij heeft Sander over een en ander wel eens onderhouden maar zonder succes. Sander's bedrijf schijnt nogal inten- sief te zijn geweest; hij komt zo nu en dan ruimte te kort. Maar ook daarop weet hij raad. Vaak staat het schoolmeestershuisje - bij gebrek aan een schoolmeester - leeg en dan jaagt hij daarin zijn varkens, scha- pen en kalkoenen. Verder stelt hij bij de kapel hekken en andere staketsels, zodat het ker- keplein door zijn occupatie (weder- rechtelijke bezetting) steeds kleiner wordt. In vele stukken wordt in allerlei
toonaarden over de spatie tussen de aldaar staande woningen en de ka- pel gesproken. Duidelijk blijkt, dat deze woning,
oorspronkelijk bestemd voor de vicarius of kapelaan, uit twee "be- kwame" vertrekken, het voorste zuidwaarts en het achterste noord- waarts, heeft bestaan. Elk had een uit- en ingang recht tegenover de kapel. Blijkbaar kon de kapelaan zo rechtstreeks over het kerkepad van 23 voet (1 Rijn- landse voet = 0,308 meter), dus ruim zeven meter, naar de kapel ko- men. De Vicaris Hr.Hendrick Jansz. Zaliger blijkt tevens schoolmeester te zijn geweest. Verder komt nog schoolmeester Hr.Nicolaas Mar- tijnse of kortweg Claas Mertensz ter sprake, die dan in het achterste deel van het complex gewoond schijnt te hebben. Mogelijk werd de voorste kamer voor schooUo- kaal gebruikt. De woningen blijken nogal oorlogsschade te hebben op- gelopen. Zijn dit vernielingen van doortrekkende troepen geweest ? Toch wordt blijkbaar spoedig na de- ze ruïnering het voorste gedeelte weer hersteld en tot schoolhuisje gepromoveerd. Of dit nu de woning van de schoolmeester of de school- lokaliteit is, is onduidelijk. Ik dateer een en ander rond 1600. Het kerkvisitatierapport van mid- den 1593 spreekt van "een verval- len capelleken,edoch waeraen sove- le gerepareert is, dat men de schoo- le daerin houden can". Was dit een noodmaatregel? Maar nu terug naar Sander Corne- lisse. Mr. Willem Quirijnse van de Goye
spant - na lang aarzelen -, hij "zou niet geern ad remedium justicio" |
||||||||
rekening, die aanvankelijk sluit met
een totaal van 4 gulden en 12 stuivers, doch nog met een drietal posten van resp. 26, 18 en 6 stui- vers wordt aangevuld. Ook deze acte vond ik: Ten verzoeke van Mr. Willem Quirijnsse van der Goye getuigen Ghijsbert Adriaensz op Velthuysen, Claes Jacobsz aan de Meern en Cornelis Willemsz wonende op Hoochwoerdt, dat zij pachters zijn van naast aangelegen landen van Sander Cornelisse, dat het hun bekend is, dat Sander zijn noordheining van de boomgaard heimelijk verzet heeft. Uit het gerechtelijk verslag blijkt mede, dat de familie Sanders nog F.21." gebeurd heeft voor verkochte iepen (met consent van de possessor) voorgevende dit geld te zullen besteden aan noodzake- lijke reparaties aan de kapel. Deze vrome voornemens werden echter niet geëffectueerd, zodat de posses- sor hiervan restitutie verlangt om deze gelden alsnog recht te be- steden. Voor het Gerecht worden verscheidene getuigen gedagvaard. Deze verhoren (interrogatoria) zijn zeer interessant om door te lezen, doch draaien doorgaans op een aan- tal punten van gelijke strekking uit. Ik zal ze uit het verhoor van Steven Goortsz de With, oud zijnde 48 jaren, kort weergeven en bij de verdere getuigen alleen aangeven als er "nieuws" is. |
||||||||||||
Dan worden aan de volgende
gerechtelijke gedagvaardde getuigen bovengenoemde vragen voorgelegd: Cornelis Willemsz, oud 50 jaar, Cornelis Jacobsz, oud omtrent 50 jaar, Adriaan Goortsz, die ver- klaart niet anders te weten dan dat Sander Cornelisse aan de noordzijde van de Capel getim- merd heeft een "lootse", zonder van de ankers te weten. Claes Jacobsz, oud 43 jaar. De acte wordt op 11 augustus 1614 opgemaakt en ondertekend door Hans......, substituut Schout,
Gijsbert Cosijnsz en Gijsbert
Goortsz, Schepenen van Vleuten. De Secretaris is Hore van Boxtel. (Vraag: zouden Cornelis Jacobsz en Claes Jacobsz broers zijn geweest?) In een ongedateerd (gezien de leef- tijd van eerste deposant is dit 1614) stuk getiteld: "Getuijchenisse der Waerheyt be- leyt ten versouck van Mr. Willem Quirijnsse van der Goye, possessor van de Capellanye aan de Meern over zekere questien tegens Petertgen Sander Cornelissen we- duwe nopens d'capelsmuyr/gevel/ mitsgaders van de gelegentheden der twee cameren daer voortyts tegen overgestaen tot woninghe van den Vicarius", komt als eerste deposant (getuige) de ons reeds bekende Steven Goortsz de With, nu woonachtig en geboren aan De Meern, oud omtrent 48 jaar (klopt met het eerder vermelde stuk). Hij doet de verklaring voor de Notaris en de Secretaris der Gerechte van Vleuten. Nu is er sprake van Sander's wagen- schuur/bakhuis, die hij vergrootte en wordt het aantal ijzeren banden op vier gesteld "tot beswijckinge derselver muyr, soe men tegens- woordig noch sien mach". Ook blijkt nu de in punt 7 genoemde gevel, de westgevel te zijn; er is hieraan schandelijk "geraseert" (gesloopt), waardoor de muur thans veel lager is dan voorheen. Zeker is dat de door Sander "ver- zamelde" stenen dienen moeten ter verhoging en vernieuwing van zijn bakhuis. De in punt 5 genoem- de schoolmeester wordt nu Hr. Claes Martijnse genoemd die daar woonde en bij zijn huis "tot zijn playsier een hofken" had. Na- tuurlijk was dit stukje grond van de erfpacht van Sander uitgezonderd. Verder herinnert Steven zich dat er "twee cameren" waren, waarvan in één Hr. Henrick Jansz-zaliger, vi- carius, woonde. |
Al metal staat Sander bij zijn
dorpsgenoten niet hoog aangesla- gen.Gezien zijn houding in zake de kapel schijnt Sander niet erg kerks te zijn geweest. De volgende getuige is Antonis Adriaan Ghijsbertsen, wonende mede (je zou zo zeggen dat dan ook Steven Goortsz de With daar woonde) aan de Meernbrugge, gebo- ren op Velthuysen, oud omtrent 54 jaar. Hij verklaart dat alles wat hem, „voorgelezen" is met de waar- heid accordeerde. Vervolgens ver- klaart Cornelis Jacobsz, wonende mede aan de Meernbrugge omtrent twee en dertig jaar, hetzelfde. (Zou hij een ander persoon zijn
geweest dan de eerder vermelde Cornelis Jacobsz, die omtrent 50 jaar was, hoewel mij dit vreemd voorkomt?) Evenzo getuigde Claes Jacobsz, mede woonachtig en geboren aan de Meern. Van hem wordt nu geen leeftijd opgegeven. (Zie ook het eerste verslag). Adriaan Goyertsz, kleermaker,wo- nende althans aan de Ouden Rijn, oud 53 jaar, verklaart " het voor- geschrevene voor waarachtig". De- posant voegt er aan toedat hij in zijn jonkheid " menich nacht jaer en dagh in de Camer daer wonende die open plaetse gebleven is, gese- pareert en geslapen heeft ten tijde van Heer Henrix". Zijn verklaring omtrent de vermoe- delijke standplaats van die "Noort- sche ofte afterste muyr ter stede daar nu wederomt "fundament be- grepen is", is me niet recht duide- lijk. En dan komt een zeer merk- waardige verklaring, die blijkbaar van te voren is afgelegd, want in de marge staat: Deze persoon is thans absent en ergo voor deze tijd niet gehoord. Het is Marechen Claes dochter. Haar leeftijd is helaas niet ingevuld. Zij woonde met haar ou- ders. Het ligt voor de hand hier te denken aan de schoolmeester Hr Claes Martijnse en zijn vrouw Bij haar heugenisse was daar "te gens Sanders Bogaerts" een verval len murage. De woning van haar ou ders met bijbehorende hofken was met "filerende andersints" afge- heind. De jaren dat ze daar woonde had ze
van Sander geen " opspraak off be- let " gehad. Dan komt Marchgen Ja- cobs, huisvrouw van Ott Jacobs, geboren in de Oudenrijn, "van haer kyntsche dagen off stadich aen de Meern" heeft gewoond, oud om- trent 60 jaar. Een verklaring van haar staat niet genoteerd. Hier ter- zijde staat: Ende Marie, nu huis- vrouw van Gerrit Jansz, oud " om- trent bij de honderd jaren". (Als dit waar is, kon ze wat verha- len). De getuigenrij wordt gesloten door
Gereghen Tonis Jansz, weduwe, huisvrouw van Arien, omtrent 57 jaar. Zij weet nog al wat. En dat komt omdat zij altijd omtrent De Meern heeft gewoond |
|||||||||||
Gevraagd aan hem werd:
1. Heeft hij met zijn vader-zaliger
zekere tijd geleden gezien dat Sander Cornelisse-zaliger bezig was met het uitrooien vanze- kere fundamenten van huizen die aan de vicarie behoren? 2. Heeft zijn vader Goort Luytensz
Sander daarover berispt door te zeggen "Sander, Sander, mag dat alzo bestaan?" 3. Heeft Sander toen geantwoord:
"het is toch crijgh en een quadt papenjaar", doorgaande met zijn werk? 4. Is hem bekend dat de wagen-
schuur van Sander met houten ankers aan de noordmuur van de kapel is vastgehecht, de schuur verdubbeld en door ijzeren ban- den verstevigd? 5. Was de spatie tussen de kapel en
het huisje met hofje van Heer Claes, schoolmeester, afgeheind van de boomgaard? 6. Heeft Sander het schoolhuis -
als het leeg stond - gebruikt om daarin zijn varkens, schapen en kalkoenen te jagen? 7. Is de gevelmuur van de kapel
eertijds niet hoger geweest? Op al deze vragen verklaarde de
getuige onder ede bevestigend. De substituut Schout (naam on- leesbaar) en Gijsbert Cosijnsz en Gijsbert Goortsz, Schepenen van Vleuten, ondertekenen de acte 11 augustus 1614. |
||||||||||||
Het verhoor sluit af met de mede-
deling dat hij dit alles onder eede deed voor het volle Gerecht van Vleuten, dat, in loco, aan De Meern vergaderd was ten huize van Dirck. ** (onleesbaar) Enkele malen wordt deze verkla-
ring onderbroken met de woorden "zoals ook al de geburen (buren, bewoners) notoir (bekend) is ". |
||||||||||||
en bij Heer Henrick Jansz. school
heeft gegaan. (Dit moet dan dezelf- de persoon zijn, die Steven Goortsz de With,"zaliger vicarius" noemt). Zij is nog wel indachtig dat er twee "camerens" waren en dat "die sel- ven ongelijcks naeder ande Capel stonden metten Oostmuyre alwaer men u(i)t en in ghonck". Hieruit krijg ik de indruk, dat de twee "camerens" toch gescheiden optrekjes waren en de een dichter bij de kapel stond dan de andere. Verder verhaalt ze dat er een vrije beheinde doorgang was voor de passanten, en tevens dienende om een lijk ten tijde van een begrafe- nis daarover naar het kerkhof te brengen. Dit kerkhof lag tussen de kapel en de dijk. Haar is ook nog wel bekend dat er in de buurt van Sander's boomgaard een muur heeft gestaan, op de plaats waar men nu de fundamenten vindt. Ze weet zeker dat Sanders's ouders vanuit de boomgaard geen wagen- weg hadden. Hun uitweg schijnen ze gemeen gehad te hebben " met- ten tapperije ". Zij wil alles onder eede verklaren. Het stuk is onder- tekend door Wilm Quirijnssz van der Goye. Op 11 augustus 1614 is er een
"Copie van zeeckere Acte: gelicht u(i)t Gerechts Boeck". Het meest is ons bekend. Wel valt op dat op 11 aug. 1614 voor den gerechte van Vleuten compareerde: Ghijsbert Adriaensz van Velthuy- sen die we eigenlijk nog niet eerder leerden kennen of hij zou de eerder genoemde Antonis Adriaen Ghijs- bertssen, mede wonende aan de Meerbrugge, geboren op Velthuysen oud omtrent 54 jaar moeten zijn. Met Claes Jacobsz en Cornelis Wil- lemsz verklaarde hij onder eede, dat Sander Cornelisse in zijn leven, bij- na " een paer treden uitgesteecken heeft van zijn boomgaart seekere poten/ en daer beneffens noch zij- nen Noortheyninge uitgesteecken heeft onder zekere gruppels"! Daar zij landen in gebruik hebben, gelegen naast het bedoelde per- ceel hebben zij daarvan goede ken- ■ nisse. Mr. Willem Quirijnsse van de Goye heeft het blijkbaar hoger op gezocht, want in 1618 vinden we de "Eijsch den E. Hove van Utrecht overgegeven u(i)t den naem ende van wegen Mr. Willem Quirijnsse van der Goye, als possessor van Sinte Antonis Capelle aen de Meern op ende tegens Peter Willemsz als man ende voocht van Peterchgen Claeszaliger gewesene huisvrouw van Cornelisse aen de Meern". Nu zal ik alleen uit dit stuk rele- veren wat ons tot nog toe onbekend was. Had ik het kaartje maar gevon- den, waarover in een ongedateerd stuk sprake is: " Hierbij ghaet het caertgen van de afgemeten sess marchen lants aen welken Sander en niet comp(eteert); die Capell mit zijn aengelegentheyden enz.," dan kon de juiste situatie beter bekeken worden. Nu is het soms gissen wat |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er wordt bedoeld.
Mijn constructie is tot op heden
aldus:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Vtronrr^^ ccojTct
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^f^^ixr^t^-*l+i.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jl.*^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SiX.r^'r^JizM^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
--LyJi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook uit dit stuk zullen we alleen
het belangrijkste lichten. Het moet duidelijk zijn dat hij, Impetrant, als possesseur van de vicarie, pro sine interesse gequalificeert is om- die goederen tot de capellanie be- horende voor te staan, en mits- dien niet lijden kan dat iemand anders dezelve incorporeert (in- lijft). Dat des gedaagden voorzaat (Sander
Cornelisse) het kerkengoed via factie (metterdaad) heeft geoccu- peerd kan hem als successur (op- volger) niet verschonen. Aan des gedaagden voorzaat was precarie (recht verschuldigd wegens gebruik van andermans goed) et ad revo- catie (tot intrekken) hem toege- staan een uitpad van tien of elf voeten te gebruiken. Leuk is het te lezen dat het hofje van de schoolmeester met een doorn (meidoorn) en flierhegge was afgeheind. Ook is er sprake van een toegemetselde dexu: aan de westzijde van de kapel (was er een andere ingang gemaakt of was de kapel in onbruik?). De gedaagde wordt beschuldigd de waarheid te verdonkeren wat het stellen van heiningen betreft. De gedaagde schijnt enige beloften gedaan te hebben, die hij echter niet effectueert, want de Impe- trant had willen eviteren (ver- mijden) dat hij zijn recht zou moeten zoeken "ad remedium justicia" (door middel van het gerecht). Wel had hij niet alles "met goede ogen aangezien", maar het proces gedilayeert (uitgesteld) op hope dat men alles met "soetichheit" zoude voorkomen.
Impetrant vraagt opmeting van het
in erfpacht uitgegeven land en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1618 wordt verteld dat het
schoolhuis vervallen is en dat de Impetrant uit goede affectie (be- doeling) die hij tot die gemeente was dragende, wederom een schoolhuis wilde oprichten. Het
lijkt of hij nu maar tegelijkertijd de "twee kameren" laat herstellen. Later wordt dit direct teruggeno- men met de woorden "Doch en heeft hij Impetrant door belet van de voorschreven actie van de ge- daechde tselve niet connen doen". Dan blijkt nog eens duidelijk dat "sijluyden" (Sander en zijn erfgenamen) het oude hofke van de schoolmeester, mitsgaders het "erff of spacie" liggende tussen " 't voorschreven school en des possesseurs huys ende die capelle hebben schandelick misbruikt ende occupeert (in bezit genomen)". De conclusie luidt dat hij alle wederrechtelijk in bezit genomen grondgebied moet teruggeven en het nu wederom vernieuwde school- huis dadelijk mpet evacueren en alle hekken en andere beletselen daar wegnemen. De heining bij de boomgaard moet
anderhalve tree terug en de gedaagde wordt gecondommeerd (veroordeeld) om alle onrechtmatig in bezit genomen stenen te betalen. Het eerst volgende stuk is van juli
1619 (Oldenbarnevelt onthoofd) en is getiteld: "Repliek den E. Hove van Utrecht
overgegeven uit naam ende van- wege Heer Willem Quirijns en van der Goye so hij procedeert Im- petrant (eiser) op ende jegens die finale antwoord denselven Hove geexhibeert (overleggen) vanwege Peter Willemsen zo hij geroepen is gedaagde". |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelt al zijn papieren in handen van
de Heer Van Aelst, secretaris van Oudmunster en Schout van Vleuten. Hij zal hem voor den
Hove "procuratie ad legitimus" geven. Hij tekent: "U.L.alder Dienstwillighe vrunt en Dienaer Wilm van der Goye. Indertijt Capellaan aen de Meern. En dan komt de slotacte, 23.8.1631 De boerderij, vroeger in erfpacht uitgegeven aan Alexander Corne- lisse en zijn nakomelingen blijkt nu in handen te zijn van Cosijn Adriaensz, possesseur ende Eyge- naer, voortijds behoord hebbende in eigendom van de St.Anthonis- vicarie. Door bemiddeling van de Heren Capittularen van Oudmun- ster is men overeengekomen, dat er vanaf de boerderij een uitweg zal komen van 18 voeten breed; naar mijn mening een bestrating. Verderop zal de breedte 13 voeten bedragen en mocht blijken dat dit te smal is, dan moeten de sta- ketsels staande aan het kerkhof zover worden ingetogen dat men er bekwamelijk met een geladen koren wagen door kan rijden. De kosten van aanleg en onderhoud zijn voor de vicarie. Van dit be- sluit worden twee eensluidende accoorden gemaakt en door beide partijen ondertekend. Jac. de Bruijn
|
|||||||||||||||||
wel zoals voor alle landen daar
omtrent gelegen geldt: tot in de halve lijn. Dan zal wel blijken dat des ge-
daagdes erf groter is dan een halve morgen. Het verschil moet dan toebehoren aan de capellanie. (Jammer dat aan dit stuk vele bladzijden ontbreken). Dan is er nog een stuk: Aen de
Edele Hove provinciaal van Utrecht. Ik dateer dit stuk ca. 1618. Ik word hier weinig wijs uit. Alleen het zinnetje: hoe dat hij suppliant voor jaren bij authoriteit en toedoenen van zijnen patroon, die E(dele) Heer van Brederode, loflicke me- morie, enz., acht ik van groot be- lang. Hieruit blijkt nog eens dui- delijk dat Willem Quirijnssz van der Goye door Brederode is beleend geweest met de vicarie. Verder is er sprake van het op zijn kosten optimmeren van een school "tot oeffeninghe van de ontwetende". En tenslotte wil hij de zaak nog bij zijn leven geregeld hebben. Dan wordt het mei 1631.
Vanuit welke plaats Willem Qui- rijnssz van der Gooye schrijft blijft in het duister. Zijn schrijven begint met: "Goede ghebuyren aen de Meern". Het komt hem niet gelegen bij het verkiezen van Ca- pell-meesters (kerkvoogden?) in mei present te zijn. Zijn advies is om |
i.p.v. Jan Adriaensz Adrianus
Ghysbertsen en voor Claes Jacobsz Herman Corn(elisse) te stellen. Dan volgt: "Mitsoock om redene mij moveren (bewegen) in den ge- woonlicke Dienst ende toezicht te behouden Cornelis Willemse! Er rijzen allerlei vragen: Is de kapel weer voor de eredienst in gebruik? Wat doen de kapel- meesters? Is Cornelis Willemse koster? Hij woonde op de Hoch- woert en was in 1614 vijftig jaar, dus nu 55 +17 = 72. Verder is Willem Quirijnssz van der Goye van mening dat het achter- ste deel van het voormalige school- huis degelijk moet worden opge- timmerd en raad dan aan om een en ander met de schout Jan Ghijsbertsz van Schayck te accor- deren in overleg met Willem Claesz Molenaarsz inzake "houtwerk als muragayen". Planken en stijlen staan daartoe in de kapel, (wie meer van de timmerman-aannemer Willem Claesz Molenaarsz wil weten leze pag. 23 van mijn boek). Het slot van het briefje is echt een geestelijke waardig: "Dit doende blijft Gijlieden den Heere bevolen. In gezondheid tot zalig en Amen". 17 augustus 1631
Willem Quirijnssz van der Goye is
thans oud en amechtig, gaende op zijn 84ste jaar en onbekwaam om in eigen persoon nog te procederen, |
||||||||||||||||
der inhield dan was voorgelezen,
tekende hij toch, zij het aarzelend, doch hij smeet mij de pen voor de voeten. Op een dag kwamen twee nogal
sjofel geklede mannen op het Ge- meentehuis om een z.g. vent- vergunning te vragen. Op mijn vraag waarmede zij ventten, liet een der mannen mij een sigaren- doosje met een handjevol motten- ballen zien om die aan de man te brengen, waarop ik de vergunning, a raison van een kwartje uitschreef. Op mijn vraag aan de tweede man naar zijn negotie, antwoordde hij tot mijn verbazing: "Me doene samen, meheer". De tragiek van dit verhaal bereikte zijn hoogte- punt toen na een paju: uur twee laveloze mannen op een handwagen werden aangevoerd, die langs de Joostenlaan in kennelijke staat waren aangetroffen; de een vol- komen buiten westen, terwijl de ander een fles in de hand hield, daarvan dronken uitriep :"Hé, wat lekker". Ze hadden van het ingezamelde geld een fles spiri- tus gekocht en die tesamen sol- daat gemaakt, waardoor zij al spoedig in bovenvermelde toestand waren geraakt. De politie wist niet beter te doen dan ze over te brengen naar het arrestantenlokaal onder de gemeentetoren om hun roes uit te slapen en ze de vol- gende dag na een stevige maaltijd en wat mee voor onderweg, goeds- moeds verder te laten trekken. |
|||||||||||||||||
HERINNERINGEN VAN EEN DORPSBEWONER
|
|||||||||||||||||
Als stadsmens in 1923 te Vleuten
gekomen, moest ik aan het buiten- leven wel even wennen. Ik meende niet beter te doen dan de mensen in hun eigen omgeving zelf op te zoe- ken en een praatje te maken. Maar ik vt^as nu eenmaal een "stadse", dus buitenstaander. Niettemin ging ik door en bracht bezoek aan boeren om te gaan "bouwen", d.w.z. land en vee te bewonderen. Daarbij viel het mij op hoeveel arbeid men ver- richtte en hoeveel men van zijn vee hield. Ik hoorde tot mijn vreugde een boer zelfs spreken van een "lieve" koe; later bleek dat het beest de voor die tijd hoge hoe- veelheid melk van 24 liter per dag procuceerde. Dit stemde wel tot nadenken. In den huize Pleijsier was het een
vrolijke boel. Men deed de naam werkelijk eer aan. Er werd vaak pleizier gemaakt en vrolijk ge- lachen. Vader Jan was een pientere baas; zijn vrouw en zonen Jan en Willem en een dochter niet minder. Moeder en dochter hielden de boel binnen bij, vader en zonen zorgden voor het bedrijf. Het ge- zin leefde van de paardenfokkerij met uiteraard in- en verkoop daarvan, benevens een fourage- handel. Ze woonden in een ruim huis ter plekke waar thans de bejaardenwoningen aan de Dorps- straat, hoek Camphuysenstraat zijn |
|||||||||||||||||
gebouwd. Op een dag moest vader
P. op het Gemeentehuis zijn en hij vroeg de burgemeester te spreken voor een verbouwingsvergunning, welke hem geweigerd werd. Daarop ontstond een discussie, waarop de burgemeester hem hogal vinnig be- jegende. De heer P. liep rood aan en ik als jong maatje vreesde het ergste. Wie schetst mijn verbazing toen de heer P. repliceerde: bur- gemeester, ik ben nu kwaad, ik zal niet antwoorden, maar ik kom een dezer dagen terug! Dit trof mij zeer en ik nam mij voor dit als leefregel aan te houden. Of mij dit gelukt is, laat ik aan anderen ter beoordeling over. Bij een geboorte-aangifte kwam een
man een kind aangeven. Zoals nor- maal werd een akte opgemaakt, die "door den comparant en de getui- gen" moest worden ondertekend na voorlezing door de ambtenaar van de burgelijke stand. Toen ik hem de pen toereikte, weigerde hij die zeer beslist onder de uitroep: "Tekenen meneer, nooit van z'n leven. Ik heb eens getekend voor mijn grootjes versterf en toen hebben ze mij belazerd, ik doe het niet meer". Het kostte mij heel wat overredingskracht de man aan het tekenen te krijgen, maar door met hem de pen vast te hou- den en na hem verzekerd te hebben dat de akte niet meer en niet min- |
|||||||||||||||||
8
|
|||||||||||||||||
^
|
||||||||||
Ze hadden in tijden niet 'zo lekker
geslapen en gegeten. Men ziet, de tijden zijn niet zoveel veranderd. Kees Valkestijn, alias Kees de Kik- ker, op wien veel adjectieven van toepassing waren, was zowel be- roemd als berucht om zijn literaire bijdragen in een Utrechtse krant en in het bijzonder om zijn rubriek "van de Vleutense torentrans'*, waarin hij niemand spaarde, vooral de hoger geplaatsten als burgemees- ter, pastoor en dominee, maar zijn milde humor maakte veel goed en de doorsnee burger, die niet viel onder het mikpunt van zijn snedig- heden, genoot er kostelijk van. Kees was onderwijzer aan de open- bare school onder meester Schip- per die wel eens moeite had met zijn zeer geavanceerde opvattingen over het onderwijs. Montessori en Jan Ligthart zouden van hem genoten hebben. Hij was ook lid van de soos, tesa-
men met burgemeester Hondelink, die hij niet goed kon zetten. Als de- ze, zoals gewoonlijk, wat later aan- kwam, riep Kees, "Jongens, pas op, het grote licht gaat aan". Dit kwam de burgemeester ter ore, die op zijn beurt revanche nam. Ook de plaat- selijke overheid mocht Kees niet en de hiervoren genoemde daad was o.m. aanleiding, dat, door toedoen van de burgervader. Kees werd ont- heven van zijn post als onderwijzer, maar waar men hem niet kon of durfde ontslaan, moest men hem in een andere functie bij de gemeente tewerkstellen en zo werd hij be- noemd tot ophaler van as en vuilnis. Uiteraard nam Kees dit niet en hij nam ontslag, waarna hij zich met volle inzet aan zijn literaire arbeid , wijdde, o.a. als medewerker aan de destijds zo beroemde revues van Henri ter HaU en Buziau. Op latere leeftijd is hij teruggekomen in Vleu- ten, na gehuwd te zijn met Mej. van Eijk op Haarzuilens, waar hij in 1952 overleed. Volgens de destijds vigerende Vo-
gelwet, was het verboden te schie- ten op kraaien en spreeuwen. De boeren zaten echter met hun koren, waarvan het opschietende zaad ter hoogte van 8 a 10 cm. boven de grond door de kraaien werd uitge- trokken en alleen het zaadje werd genuttigd, waardoor veel schade werd ondervonden. De pachters van kersenboomgaarden hadden last van de spreeuwen, die bij hele horden op de bomen neerstreken en daar de lekkerste vruchten aanpikten. De Vogelwet voorzag hierin door de betrokkenen een z.g. schietvergun- ning uit te reiken, welke op aan- vraag door de burgemeester werd verstrekt. We kenden onze klanten, dus konden wij de vergunning zo uitschrijven. Een boer, wiens zooh zijn woorden wel eens "vast" hield, als U begrijpt wat ik bedoel, stuur- de die zoon voor het gewenste briefje. Hem, èn zijn gebrek ken- nende,vroegen wij vriendelijk wat hij kwam doen. Welnu, hij moest |
||||||||||
ligheid. Ook de zorg voor de jeugd
ging hem ter harte. Zo was het de gewoonte, dat de jonge mensen op "de beurs", t.w. de veranda van het oude raadhuis, vlak voor de Herv. kerk, de wederwaardigheden van de dag en de nieuwtjes van het dorp uitwisselden, waarbij menig voorbij- ganger het ontgelden moest. Dien- der Jansen kwam dan om 9 uur uit zijn huisje aan het Haarpad, in vol ornaat en de knuppel aan een touwtje op zijn rug bungelend, enkele malen op en neer lopend, om plots stil te staan en een der bengels te vragen: Vriendje, kan je mij ook zeggen hoe laat het is? Men hoefde alleen maar het hoofd op te heffen om op de torenklok de juiste tijd te zien en gaf ten antwoord: "Het is kwart over negen, Jansen", waarop prompt het antwoord kwam: "wil jullie dan als de mieter zorgen dat je bij je ouwe moer komt". En weg waren ze. Bij de overgang van oud naar nieuw
jaar werd er vaak duchtig geschoten (vuurwerk kende men toen nog niet) maar het schieten was wel verboden. De jonge luiden hadden (met vergunning dan wel klandes- tien) geweren, dus moest er op oudjaar geschoten worden. Men voerde de veldwachter, die "hem" buiten dienst gaarne lustte, zo dronken, dat deze laveloos op een wagen naar moeder de vrouw werd vervoerd, die hem te bedde bracht. Veldwachter Jansen had nog wel zoveel plichtsbesef, dat hij alsmaar uitriep: "jongens, niet schieten". Men schoot er duchtig op los. De gebr. Koren waren kundige
vakmensen, maar leefden zeer zuinig. Zo vertrouwde de timmer- man mij eens toe, dat, als hij per fiets naar de stad reed, hij op de heenweg rechts reed (de wegen waren toen bol aangelegd voor het afstromen van het regenwater) en dus sleet zijn band aan de linker kant af. Op de terugweg ging hij echter links rijden om zijn rechter- kan af te slijten. Werd hij daarvoor aangehouden, dan was zijn repliek: "ik ben maar een eenvoudig buiten- mens en heb geen verstand van het verkeer". • Zijn broer was metselaar en moest
eens aan de buitenzijde van het Gemeentehuis een klein karweitje op knappen. Het Gemeentewapen boven de ingang was wat afge- brokkeld en moest worden bij- gesmeerd. De burgemeester gaf in eigen persoon aanwijzingen, de metselaar zakte wat door de knieën om het goed te bekijken, trok zijn pet naar het achterhoofd, waarbij hij verbluft opmerkte: "maar bur- gemeester, die leeuw hep geen kont", (sic). De burgemeester wist zich geen raad, maar ik kon mijn lachen niet inhouden. A.F. Migo
|
||||||||||
een v-v-vergunning hebben. Zo, en
wat voor een vergunning. Een s-s- schietvergunning. En wat wilt U schieten, waarop het antwoord met achterover gegooid hoofd luidde "ki-ki-ki-kraaien ". Tegenover de geestelijkheid werd
de gepaste eerbied in acht genomen, hoewel "men ze ook wel eens in het ootje nam". Zo is van Ds.Wartenaar het volgen-
de bekend. Op de Utrechtseweg, halverwege,
was een café "Het Zwaantje", waar- heen zich een eerzaam timmerman spoedde met zijn gereedschapskist op de schouder, voor een karweitje bij een der naast bij gelegen huisjes. De zieleherder liep op 20 meter af- stand achter hem aan om hem van zijn vermeend bezoek af te houden onder het roepen van "pst, pst". De timmerman hield zich O.I. doof en maakte vlak voor het café een hoek van 90° en lachte in zijn vuistje. Pastoor Ohl leidde met straffe hand
zijn parochie, waarvan hij op zijn wijs veel hield, maar men moest wel doen wat hij wenste. Zijn jaarlijks huisbezoek werd wel eens gevreesd. Hij fietste tot op hoge leeftijd door het dorp en als hij halverwege be- merkte, dat hij iets vergeten was, keerde hij midden op straat zijn fiets om en toog terug. Niets en niemand ontging zijn al- ziend oog. Wie des zondangs niet in de kerk was geweest kon erop reke- nen op maandag bezoek te ontvan- gen om zijn reprimande in ont- vangst te nemen en beterschap te beloven. Stukadoor Hopman was één der
zulken, die na op zaterdagavond wat al te diep in het glaasje te heb- ben gekeken, weleens wilde uitsla- pen, maar de pastoor was hem voor en kwam hem vóór kerktijd thuis ophalen met de uitnodiging:'Hop, hop. Hopman, naar de kerk. En de man ging. De Heren van het R.K. zangkoor
hadden één uitgaansdagje per jaar. De voorkeur ging uit naar Zuid- Limburg en België, waar naast veel moois te zien ook veel pleizier te beleven was. Op een tentoonstelling .hingen enkele platen van dames in schaarse kleding, die voor de preut- se Hollanders nogal gewaagd waren, maar waaraan zij zich en masse ver- gaapten. Echter niet zo lang, Mmnt pastoor Ohl zag zich genoodzaakt in te grijpen met de opmerking: "Hebben de heren voldoende geno- ten ?", waarna men zich beschaamd terugtrok en de grotten van Han in kroop. Daarna verlustigde men zich in de lachspiegels. EA ervan was echt; de pastoor zag, meende hij, de plaatselijke zieleherder en stelde hem aan zichzelf voor met de mede- deling "Je suis Ie Curé de Vleuten" (Ik ben de pastoor van Vleuten). Tableau ! De oude veïdwachter Jansen had de
zorg voor de openbare orde en vei- |
||||||||||
9
|
||||||||||
er enkele genoemd; aan het eindt
van het artikel volgt een complete literatuuropgave. Deze schets is een eerste aanzet tot iets dat, naar wij hopen, ooit zal uitgroeien tot een gedegen studie over de ridderhofstad die eeuwen lang, samen met de oude dorpskerk, het monumentale gezicht van Vleutens dorpscentrum heeft be- paald. Ligging
De ridderhofstad Bottestein (een
enkele maal ook gespeld Botte- steyn, maar nooit Bottenstein zo- als het gemeentelijke straatnaam- bord ons meedeelt) was gelegen 350 meter ten zuiden van de Vleutense dorpskerk op de plaats van de woning Stationsstraat 44 - 46, achter het huis Stationsstraat 48 en achter de werkplaats van Wieman en Sluijs, Stationsstraat 52. Volgens een anonieme afbeelding
uit plm. 1570 (waarover straks meer) lag het huis met de voor- zijde naar wat nu Botte(n)stein- weg heet. We zien op de afbeelding de spits van de kerktoren rechts achter het kasteel. In 1570 bezat de Vleutense kerk nog een hoge spits, doch deze is in 1674 om- gewaaid tijdens hetzelfde nood- weer dat het schip van de Utrecht- se Domkerk verwoestte. |
||||||||||||
Het kaartje van de gemeente
Vleuten dat voorkomt in de "Kuiper-atlas" uit 1867 (uitgave Hugo Suringar te Leeuwarden) noemt een huis Bottestein aan wat thans de Wilhelminalaan heet, pal naast het zogenaamde "Appel- laantje". Dat Appellaantje is nu nog herkenbaar als een iets ver- hoogd dijkje dat van de Wilhel- minalaan naar het "Huis te Vleuten" loopt. Tot voor een aan- tal jaren was het nog een echt laantje met een dubbele rij appel- bomen. Nu is daar nog maar één rij van over. Misschien was er omstreeks 1867
inderdaad iemand die zijn huis naast het Appellaantje "Bottestein" noemde, maar de eeuwenoude ridderhofstad heeft hier beslist niét gelegen. |
||||||||||||
BOTTESTEIN - EEN
VERDWENEN RIDDERHOFSTAD |
||||||||||||
Inleiding en aanleiding
Tijdens de oprichtingsvergadering
van de oudheidkundige vereniging Vleuten - De Meern op donderdag 26 maart 1981 werd o.a. een werk- groep in het leven geroepen die zich zou gaan bezighouden met het naspeuren van de geschiedenis van de ridderhofstad "Bottestein". De aanleiding hiertoe was dat iedereen op die vergadering van het vroegere bestaan van het huis afwist, maar dat er in de laatste vijftig jaar nooit veel zinnigs over was gepu- bliceerd. Het stukje in het "Kas- telenboek Provincie Utrecht" uit 1966 en van de hand van Ir. J.D.M. Bardet was nog het meest uitge- breide van recente datum. De werkgroep heeft éénmaal ver-
gaderd, waarbij al direct drie oude gedrukte bronnen op tafel kwamen. Voor zover ons bekend hebben deze nog nooit geleid tot één publicatie waarin de oude gegevens met elkaar werden verge- leken of elkaar aanvulden. In de hierna volgende schets gaan we dat doen, maar niet nadat we nog andere bronnen hebben ge- raadpleegd. In de tekst worden |
||||||||||||
1. Bottestein "in welstand" anno
1570. In de tekst zijn we er- van uit gegaan dat de afbeel- ding ook werkelijk uit dat jaar dateert om de zaak een- voudig te houden. Maar dat is helemaal niet zeker. De ano- nieme afbeelding kan bijvoor- beeld een wat primitieve copie zijn van het niet meer te achterhalen origineel van Roe- land Roghman en uit veel latere jaren dateren. |
||||||||||||
12
|
||||||||||||
».* ' Aanzien van het huis
Oude afbeeldingen hebben het
risico dat ze niet altijd even be- trouwbaar zijn. We zien dat bij- voorbeeld duidelijk aan de vele prenten die van "Den Ham" zijn gemaakt. Er zijn twee gravures bekend die weliswaar de hand van een vakman verraden, maar waarop de donjon - de hoge toren die ons nu nog rest - veel te laag en te dik is afgebeeld. Van het huis Bottestein "in wel-
stand" kennen we voorlopig maar één anonieme afbeelding, uit om- streeks 1570 zoals reeds gezegd. Vergelijkingsmateriaal is er niet zodat we op dit ogenblik op die ene afbeelding aangewezen zijn. Een afbeelding overigens die iets primitiefs heeft: we kijken van enige hoogte op het huis néér, we kijken over de muur om het voorplein een beetje op de bin- nenplaats en zien de vaste brug nogal van boven. Een dergelijk onwaarschijnlijk perspectief komt bij de afbeeldingen van bijvoor- beeld Roeland Roghman of Jan de Beyer en zijn tijdgenoten niet voor. We moeten het er voorlopig maar
mee doen. Wat zien we? Het kasteel bestond uit een woon-
vleugel van twee verdiepingen hoog achter een smal ommuurd voor- plein. De woonvleugel had een ge- kanteelde borstwering, het hoge zadeldak bezat twee kleine dak- kapellen en twee schoorstenen van ongelijke hoogte. Aan de linker- zijde van het voorplein en aan de achterkant aansluitend aan de woonvleugel stond het onmisken- baar oudste gedeelte van het kas- teel: een rechthoekige woontoren, twee verdiepingen boven een sou- terrain met gekanteelde borstwe- ring, uitgekraagde hoektorentjes en gedekt door een hoog zadel- dak met twee windwijzers, dwars op de woonvleugel. In de binnenhoek was een slanke,
waarschijnlijk vierkante traptoren gebouwd, hoger dan de woontoren en bekroond door een slanke, zeer hoge spits met vier dakkapellen. De muur om het voorplein had geen kantelen maar was wel zo hoog dat een toegangspoort nodig was om het voorplein te betreden. Vlak voor de poort lag een ophaal- brug aan het einde van een vrij lange vaste brug over de aan de voor- en rechterzijde brede gracht. In de muur om het voorplein zijn links en rechts van de toegangs- poort nog twee kleine ramen zichtbaar van dezelfde afmeting als die van het souterrain (kelder- verdieping?) van de woontoren. Rechts van de woonvleugel zijn nog twee aangebouwde, bijna tot het dak reikende steunberen her- kenbaar. Rondom de gracht ten- slotte loopt een aan twee zijden |
|||||||||
door hoog geboomte omzoomd
wandel weggetje. Als we de afbeelding mogen ge-
loven, was het kasteel vanuit het dorpscentrum nabij de kerk vrijwel onzichtbaar door omringende be- groeiing. Is deze tekening compleet? Het kan
haast niet. In de onmiddellijke nabijheid moet op z'n minst een dienstgebouw of een boerderij gelegen hebben. Bovendien zal het huis in de loop der eeuwen veranderingen hebben ondergaan. Het zal begonnen zijn - na mis- schien een nog simpeler voor- ganger - met een eenvoudige woon- toren. Een stadium dat, zoals be- kend, het "Huis te Vleuten" nooit heeft overschreden. We ko- men hier, wat Bottestein betreft, nog op terug. Overigens blijkt volgens Bardet in
het "Kastelenboek Provincie Utrecht" op bladzijde 359, dat Bottestein in welstand ook door Roeland Roghman is getekend. Onjuist is evenwel dat de afbeelding die in dat kastelenboek voorkomt, van de hand van Roghman is. Bardet is hier even in de war. Die afbeelding van Bottestein door Roghman is in particulier bezit terecht gekomen en schijnt niet meer te achterhalen. Tot zover Bottestein "in wel- stand". In het Koninklijk Huisarchief te
Den Haag zijn twee afbeeldingen van Bottestein aanwezig die niet meer te zien geven dan een recht- hoekig gebouw van ruim één ver- dieping hoog, gedekt door een afgewolfd zadeldak met op de nok twee vazen. Op enige afstand ligt een boerderij. Het zijn respectievelijk een teke-
ning in O.I. inkt van Cornelis Pronk uit 1731 en een ongedateerde aquarel van Dirk Verrijk. Merkwaardig is dat het standpunt van deze twee afbeeldingen vrijwel overeenkomt. Verrijk stond iets meer naar rechts, zodat bij hem iets meer van de voorgevel van de boerderij te zien is. Bovendien beeldde hij Bottestein iets meer "in groothoek" af, zodat de bomen, die op de tekening van Pronk een schaduw over het huis werpen, ook te zien zijn. Er ligt weinig tijds- verschil tussen beide afbeeldingen. - Dat bij Pronk twee en bij Verrijk drie ramen in de rechter zijgevel van de boerderij zijn afgebeeld laten we maar even rusten. - Het ontbreken van het kapje op de schoorsteen en de iets hogere en vollere bomen rechts naast de boerderij zouden er op kunnen wijzen dat de afbeelding van Verrijk iets jonger is dan die van Pronk. Of het eenvoudige rechthoekige
gebouw van deze afbeeldingen een restant van het kasteel uit 1570 is of een op laatstgenoemde af- beelding niet voorkomend bijge- |
bouw, is voorshands niet duidelijk.
Tenslotte nog dit: De afbeeldingen van Pronk en
Verrijk zijn volkomen in tegen- spraak met wat de hierna geci- teerde "Geheymschrijver" vertelt. Oude beschrijving van het huis De oudste beschrijving van Botte-
stein die ons tot op dit ogenblik bekend is is die van de "Geheym- schiijver van Staat- en Kerke der Vereenigde Nederlanden", uitgege- ven bij Jacob Cornelis ten Bosch, boekverkoper in de Choorstraat te Utrecht in 1760. Nadat deze Geheym-schrijver iets meegedeeld heeft over achtereen- volgens het Huys te Vleuten, Huys den Eng, Huys ten Ham en Huys te Voorn schrijft hij - en het klinkt ons bijna ongeloofwaardig in de oren - "Maar boven deese alle is de Riddermatige Hofstad Bottestein aanzienlijk, en ook hier te vinden, geene de minste, en mag van wegen de bezittinge van de Hoog Mogende Heer Jacob van Utenhove, Gecom- miteerde ter Vergadering van de Heeren Staaten Generaal, gepresen worden....."
We herhalen een beetje in de taal
van nu: "Maar boven deze alle is de ridderhofstad Bottestein aanzien- lijk geene de minste en mag .....ge- prezen worden". We zullen naar 20-e eeuwse normen
maar niet aannemen dat Jacob van Utenhove de Geheym-schrijver heeft betdSld voor een extra gunsti- ge beschrijving van zijn bezit. We mogen er dus gerust op vertrouwen dat volgens die "Geheym-schrijver" Bottestein, in vergelijking met de andere Vleutense en Meernse Rid- derhofsteden, een opvallend fraai kasteel geweest. Waarom geen bekende gravure ?
Ja, dat is vreemd. Iedereen die
zich ook maar een beetje heeft geih- teresseerd in de geschiedenis van Vleuten, De Meern en Haarzuilens, kent de gravures die van Vleuten, Meeren, de Haar en omliggende rid- derh of steden en kasteeltjes door Jan de Beyer (1703 - na 1773) zijn gemaakt;alle gedateerd 1744. Bottestein ontbreekt in deze serie hoewel de Geheym-schrijver nog in 1760 Bottestein "boven deese alle aanzienlijk" noemt. "De teegen- woordige Staat der Vereenigde Nederlanden", twaalfde deel pro- vincie Utrecht, verscheen in 1772. Daarin staat op bladzijde 197 te lezen ".....doch het huis zelf is reeds
voor eenige jaren weggebroken."
"Het Verheerlijkt Nederland of Kabinet van Hedendaagsche Ge- zigten", waaruit de genoemde gra- vures van Jan de Beyer afkomstig zijn, is uitgegeven "Dienende tot Opheldering der Beschrijvinge van den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden". Aan de hand van wat we gelezen en gezien hebben kunnen we de volgende |
||||||||
13
|
|||||||||
conclusie trekken: De Geheym-
schrijver heeft zijn verhaal al geschreven, tientallen jaren voor- dat het in 1760 werd uitgegeven. Cornelis Pronk (1691 - 1759) zag in 1731 slechts een eenvoudig huis dat hij plichtmatig in beeld bracht. Dirk Verrijk deed enkele jaren later hetzelfde. Maar ....... de gravures
van Jan de Beyer zijn gemaakt naar
tekeningen van Hendrik Spilman (1721-1784). Wat hun beider leer- meester Pronk op eigen initiatief tekende stond buiten de opdracht die uitgever Isaak Tirion aan zijn tekenaar Spilman en graveur De Beyer had gegeven. Spilman zag niets bijzonders en tekende Botte- stein niet; Jan de Beyer heeft er dus nooit een gravure van kunnen ma- ken. Een aanvechtbare conclusie? Mis-
schien, maar het is een mogelijke verklaring voor het feit dat van Bot- testein geen 18e eeuwse gravure be- kend is. Eigenaren en bewoners
Eerst een algemene opmerking.
Bij geschiedschrijvingen komt het veelvuldig voor dat bepaalde gege- vens die vroeger zijn gepubliceerd, in latere publicaties vrijwel ongewij- zigd terug te vinden zijn. Zo'n 'la- tere publicatie" bevat dan vaak on- juiste mededelingen omdat de schrijver geen rekening heeft gehou- den met nieuwe ontdekkingen die in de tussenliggende periode zijn gedaan en die héél ergens anders zijn te lezen. Voor het weergeven van een zo be-
trouwbaar mogelijk stuk geschiede- nis is het dus nodig om over zoveel mogelijk oude bronnen te beschik- ken. Voor dit hoofdstuk hebben we vier oude gedrukte bronnen naast elkaar gelegd en met elkaar vergele- ken. Ze dateren uit 1760, 1772, 1840 en 1912. Vooral deze laatste is belangrijk:"Bijdragen tot de Ge- schiedenis der Utrechtsche Ridder- |
|||||||||||
hofsteden en Heerlijkheden" door
Jhr. Mr. E.B.F.F.Wittert van Hoog- land, tweede deel, uitgegeven te 's Gravenhage in 1912 . "Wittert" is een erg belangrijke informatiebron waar je niet omheen kunt. Maar "Wittert" was vóór alles een genea- loog: hij schrijft uitsluitend over families, verervingen en dergelijke. Over hoe het huis er uit zag en of het "überhaupt" nog bestond schrijft hij niets. Over de families die Bottestein ooit
hebben bezeten schrijft hij erg uit- gebreid. Hij noemt uit elk gezin alle kinderen en aanverwanten,hoewel hij in het algemene voorwoord zegt "dat hij niet volledig is en zich heeft moeten beperken". Wij hebben ons in deze beschrijving van Bottestein nog meer beperkt en al die kinderen uit de meestal gro- te gezinnen niet genoemd. Wie er meer over wil weten slaat er "Wit- tert" - ter inzage op het Rijksar- chief te Utrecht - maar op na. Een tweede opmerking. De gegevens over de eigenaren zijn rechtsstreeks of via-via afkomstig uit (eeuwen) oude ambtelijke stuk- ken. Achtergrondinformaties staan daar
niet in; anecdotes al helemaél niet. De opsomming van eigenaren kan dus nauwelijks meer zijn dan een droge lijst van familierelaties en transacties. Excuses dus voor de hierna volgende saaie mededelingen. Toch nog even een derde opmer- king vooraf. De eerste regel van de hierna vol-
gende eigendomsverhoudingen en familiebetrekkingen kan al moei- lijkheden geven; "Het huis Botte- stein was leenroerig aan het huis Den Ham". Wat dit betekent vinden we omschreven in het boek "Ridderschap" door Jkvr. Dr. J.M. van Winter. Op bladzijde 10 schrijft ze: "De normale verhouding tussen vrije mensen van verschillend so- ciaal niveau was immers in de mid- deleeuwen de leenverhouding. |
waarbij de zwakkere partij de eed
van trouw aflegde aan de ster- kere en daarvoor in ruil een stuk land kreeg als leen". Hoewel de verhouding tussen leen- heer en leenman in de loop der decennia veel soepeler werd, moet- en we allerlei transacties in die tijd toch zien in een bepaalde "leen "-verhouding. "Leenroerig aan" is dus min of meer synoniem
aan "leenman van". En "over- dragen ten behoeve van" kan worden vertaald in "mijn rechten en plichten geven aan". We zeggen het te eenvoudig, dat weten we. Maar over die ingewik- kelde rechtsverhoudingen in de middeleeuwen en vele jaren daar- na is het laatste woord beslist nog niet gesproken. Hierna dus eindelijk de "Eige-
naren en bewoners". Het huis Bottestein was leenroerig
aan het huis Den Ham. Op 3 sep- tember 1469 wordt als eigenaar genoemd Jan (Johan) Utenham. (Van vroegere jaren is tot nu toe niets bekend). Jan's dochter Mechteld trouwde met Godert de Coninck waardoor het huis aan het geslacht De Coninck kwam. Toen hun zoon Frederik het huis in
bezit had, werd het in 1538 erkend als "Riddermatige Hofstad" = "Rid- derhofstad". Frederik's zoon, Beernt de Coninck
droeg op 28 april 1568 het goed (huis met bijbehorende landerijen) op ten behoeve van Mr. Gelijn Schrijvers. Op 25 februari 1584 kwam het in het bezit van Gerbrand Verduin en op 11 of 13 februari 1611 in het bezit van Henrica van Schoordijk, gehuwd met Florens van Meyerden van de Ven, heer van Zegwaard. Na haar overlijden in 1629 kwam
het goed in het bezit van hun zoon Adolf van Meyerden van de Ven. De voogd over de minderjarige kin- deren van deze Adolf heeft het goed op 24 februari 1640 opgedra- gen aan Herman Valkenaar. Drie dagen later ging het goed over naar zijn broer Hendrik Valkenaar. Op 25 juli 1670 werd Hendrik's zoon Carel eigenaar van Bottestein. Zijn erfgenamen droegen het goed op 17 oktober 1685 over aan Pieter Hendrik van Ravenswaay. Deze overleed kinderloos in 1703 en op 20 oktober 1705 kwam Bot- testein in het bezit van zijn broer Arnold IJsbrand van Ravenswaay. |
||||||||||
Bottestein in 1731, tekening
van Cornelis Pronk. |
|||||||||||
14
|
|||||||||||
-' -
|
overdracht", volgens oude
stukken, kwam daarna Bottestein op 27 juli 1709 in het bezit van Hendrik van Utenhove, heer van Amelisweerd. Deze Hendrik Baron van Uten-
hove was een belangrijk man: president van de Heeren Edelen en Ridderschappen in het land van Utrecht en Luitenant-Generaal der Infanterie van de Staat der Verenigde Nederlanden. Hendrik van Utenhove deed op dezelfde 27 juli het goed over aan zijn zoon Maurits Filibert van Utenhove, die, volgens van der Aa, de eerste was die de naam "Utenhove van Botte- stein" aannam. Hij was "Majoor en Kapitein van hét Regiment zijns vaders". In november 1709 werd hij in de Ridderschap van Utrecht opgenomen. Dat was ook het gevel met zijn zoon Jakob van Utenhove van Bottestein in 1734. In 1767 wordt ook nog Jakob's zoon Maurits Karel van Utenhove van Bottestein met het goed be- leend, maar "het huis zelf" is dan "reeds voor eenige jaaren wegge- broken". De oudste zoon van Maurits Karel,
Maximiliaan Louis Baron van Utenhove van Bottestein is de laatste eigenaar van het Vleutense goed uit dit geslacht. Tijdens zijn leven verschijnt in 1840
het "Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden" door A.J.van der Aa, waarin over Bottestein o.a. valt te lezen dat van het kasteelcomplex nog een bouwhuis over is en dat het grondgebied een oppervlakte van 3 bunder en 46 roeden beslaat. Op 29 september 1855 verkoopt |
||||||||||
Maximiliaan Baron van Utenhove
het goed Bottestein aan Jhr. Willem Eliza Ram. Deze is rentenier, oud- wethouder van Utrecht, woont al- daar, is 69 jaar oud en koopt het ge- heel voor f. 6.200,". Maar Jhr. Wil- lem Ram overlijdt al op 16 juni 1856 in zijn landhuis "Het Hooge- land" dat nog steeds bestaat: het in 1830 gebouwde huis ten zuidoos- ten van de kruising Biltstraat - spoorlijn. Op 26 november 1861 wordt per
acte van scheiding het uitgebreide bezit van wijlen Jhr. Willem Ram verdeeld onder zijn weduwe en de kinderen. Het grondgebeid van Bot- testein blijkt in 1855 door voor- gaande verkopen al te zijn inge- krompen tot 1 bunder, 37 roeden en 97 ellen. Het overgebleven bouwhuis met zo'n 1 1/2 hectare grond wordt geërfd door de tweede zoon Jhr. Karel Jacob Adriaan Hendrik Ram, 32 jaar oud. Zijn vrouw, Pauline Madeleine Rosé verwacht dan haar tweede kind. Deze eerste zoon wordt geboren op 7 december 1861 en zal, voorzover wij nu weten, de laatste "Heer van Bottestein" worden. Nog op 1 oktober 1911 wordt hij zo ge- noemd. Hij is met zijn 50 jaar dan al gepensioneerd kapitein van het Regiment Grenadiers en Jagers. Het Wapen van Bottestein
De ridderhofstad Bottestein heeft
- natuurlijk - een wapen gehad, maar welke familie dit wapen voer- de is ons voorlopig nog onbekend. Eigenlijk weten we ook niet precies |
|||||||||||
hoe het wapen er uit zag. We ken-
nen namelijk twee verschillende be- schrijvingen : Van der Aa in 1840: "Het wapen
van Bottestein bestaat uit een wit veld, waarop twee roode botten (visch) naast elkander en regtstan- dig op den staart staande". Wittert van Hoogland in 1912 en Bardet in 1966: "Wapen: in rood een zilveren bot". Voer voor genealogen........ Nogmaals de ligging van het huis
met omgeving In de verkoopacte van 29 septem-
ber 1855 worden de grenzen van het grondgebied van Bottestein - destijds voor iedereen duidelijk - aangegeven: "Ten oosten door de Alendorperwetering, ten zuidoosten door de heer P.M. van Bijlevelt, ten zuiden den spoorweg, ten westen de erven van de heer E.P. van Nes van Meerkerk en ten noordwesten Hen- drikus Muyterman en de weduwe en kinderen van de heer J.H.J. van Bijlevelt". Van deze grenzen zijn nu nog di-
rect herkenbaar de spoorlijn ten zuiden en de Alendorper (nu: Vleu- tense) wetering ten oosten. Wanneer we de oppervlakte van rond 11/2 hectare ten noordwesten van deze grenzen uitzetten komen we tot de redelijk aanvaardbare veronderstelling dat de westgrens ongeveer wordt gevormd door de huidige Stationsstraat en dat Pun- tenburg er niet meer bijhoorde. 3. Bottestein, ongedateerd, aqua-
rel door Dirk Verrijk. |
|||||||||||
15
|
|||||||||||
6. Periodiek "Onze Gemeente",
contactorgaan tussen overheid en inwoners, uitgave gemeente Vleuten - De Meern. Zesde jaargang, nr. 4, juli 1970, blz. 10. In het bezit van de schrijver
Gemeente-archief en vermoe- delijk vele ingezetenen van Vleuten - De Meern. 7. Jaarboek Oud-Utrecht 1949,
blz. 91. In de voetnoten van het artikel door Dr. W. van Iterson - voor ons onbelang- rijk - wordt o.a. gewezen op het nog bestaan van archieven van Huis Den Ham, waarin Bottestein vaak wordt ge- noemd. Deze bron hebben wij voor het voorgaande artikel niet geraadpleegd, maar wel even opgezocht omdat ze in het "Kastelenboek Provincie Utrecht", 4e druk op blad- zijde 35 wordt genoemd. 8. Ridderschap door Jkvr. Dr.
J.M. van Winter. Fibulareeks 11, uitgave van C.A.J. van
Dishoeck, Bussum, 1965. In het bezit van de schrijver. 9. Verkoopacte d.d. 29 septem-
ber 1855. Lichtdruk van het origineel in bezit van A.J. van Zoeren te Vleuten. 10. Acte van scheiding en verde-
ling van de boedel van wdjlen W.E. Ram d.d. 26 november 1861. Lichtdruk van het ori- gineel in het bezit van A.J. van Zoeren te Vleuten. 11. Nederland in de Prentkunst
door P.T.A. Swillens. Heem- schutserie deel 43, uitgave van Allert de Lange, Amsterdam, 1945. In het bezit van de schrijver. |
|||||||||||||
Bosch, Boekverkoper in de
Choorstraat, 1760. Blz. 196. Lichtdrukken van het origineel in het bezit van A. Goudappel te Vleuten. 2. Tegenwoordige Staat der Ver-
eenigde Nederlanden. Te Am- sterdam bij de Wed. Isaak Tirion. 1772. Twaalfde deel blz. 197. Opnieuw uitgegeven door de
Europese Bibliotheek te Zalt- bommel in 1965. Deze her- uitgave o.a. in het bezit van A. Goudappel en de schrijver. 3. Aardrijkskundig Woordenboek
der Nederlanden. A.J. van der Aa, 1840. Gebruik gemaakt van een uittreksel van A.I.J.M. Schellart, oud-directeur van de Nederlandse Kastelenstichting, gericht aan A.J. van Zoeren te Vleuten. Het origineel is te raadplegen in het Rijksarchief te Utrecht. 4. Bijdragen tot de Geschiedenis
der Utrechtse Ridderhofsteden en Heerlijkheden door Jhr. Mr. E.B.F.F. Wittert van Hoog- land, Tweede deel, 1912 te 's-Gravenhage. Blz. 292 - 302 Rijksarchief te Utrecht. 5. Kastelenboek Provincie U
trecht door Jhr. Mr. Dr. J.R Clifford Kocq van Breugel 4e druk, herzien en uitge breid door Ir. J.D.M. Bardet Uitgave van Kemink en Zoon Domplein 2, Utrecht, 1966 Vierde druk o.a. in het bezit van A. Goudappel en de schrijver. Vijfde druk uit 1975 lag enkele jaren geleden bij "De Slegte". Vierde druk blz. 34-35. |
|||||||||||||
Deze oude boerderij moet dan in
1855 in het bezit zijn geweest van P.M. van Bijlevelt. - Hoe dat precies zat kunnen we op ons gemak bekijken en opmeten op de nieuwe plattegrond van Vleuten - De Meern die dit voorjaar is verschenen. Na 1861 wordt van het grondge-
bied van Bottestein regelmatig een perceeltje verkocht. Het bouw- huis schijnt zelfs nog te hebben bestaan tot na 1900. Bij het kadas- ter en in het Gemeente-archief zal daar nog wel het een en ander over te vinden zijn. Maar van het riddermatige goed Bottestein zal dan wel nauwelijks meer worden gesproken. Tot besluit
In de voorgaande schets hebben we
een aantal verspreide informaties bijeengebracht en met elkaar ver- geleken. We hebben hierdoor een veel completer beeld van de ridder- hofstad Bottestein kunnen geven dan ooit tevoren werd gepubliceerd. Als enig tastbaar bewijs zijn enkele bakstenen bewaard gebleven die bij tuinwerkzaamheden in juni 1981 naar boven kwamen. Vleuten, juli 1981
Klaas B. Nanning.
Geraadpleegde bronnen 1. Geheym-schrijver van Staat- en
Kerke der Vereenigde Neder- landen, Beginnende met die van de Provincie Utrecht. Te Utrecht bij Jacob Cornelis ten |
|||||||||||||
EEN DORP VERANDERT
|
|||||||||||||
Waar?
(Reaktie s.v.p.
bij de redaktie !) |
|||||||||||||
Foto:K. B. Nanning,
Vleuten |
|||||||||||||
16
|
|||||||||||||