-ocr page 1-
cfJ3> uAf U UM,
^
HISTORISCHE
VERENIGING
VLEUTEN
DE MEERN
HAARZUILENS
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
-ocr page 2-
MODE
voor
jong en oud
hem en haar
dat is STERK
12-è /ó korting in gratis kopen
PütöTE 1/OMP6T f P^T IaJAS
'T0T»JL/ro5
PlLOFEÓSOlL?
•OfkSav^
^ ;*f\<c uu AL JA2ÊW
en kunnen u een
prachtige collectie tonen.
WOLTERS
GOUDSMID JUWELIER HORLOGER
/^^Ji^^iU./^i^
5TATIOM^TliAAT S -v/L-EüTe/vT-
hererikapsalon
ad van zoeven
stationsstraat 34 vleuten tel: 1263
meemdi\k 10 de tneerti tel: 1277
een proper hoofd en een gladde Uinj
daar steekt de man
z'n schoonheid in
-ocr page 3-
Inleiding van het bestuur.
Voor u ligt de eerste uitgave van de
periodiek die de Historische Ver-
eniging voor Vleuten, De Meern en
Haarzuilens zal gaan verzorgen. Het
is tevens de eerste officiële sch-ifte-
lijke presentatie naar buiten van de
vereniging. Alhoewel onze vereniging
nog jong is, verheugt het het bestuur
bijzonder, dat er zoveel mededorps-
genoten zijn die van hun enthousi-
asme laten blijken, lid zijn geworden
en/of zich inzetten voor het doen
slagen van de inmiddels ontplooide
aktiviteiten. Het is ons gebleken, dat
er in onze gemeente op het gebied
van historisch onderzoek aan de ene
kant een enorm terrein braak ligt,
maar dat er anderzijds ook erg veel
materiaal, geschriften, akten, foto's,
gebruiksvoorwerpen, opgravingsmate-
riaal e.d. aanwezig is. Met U als
enthousiaste geihteresseerde willen
wij graag in die rijstebrijberg van
gegevens ordening brengen, zodat er
geleidelijk een duidelijk beeld kan
ontstaan van de erfenis die onze
voorouders op deze plaats in het
Sticht aan ons hebben nagelaten.
Een erfenis die wij in onze jachtige
tijd niet verloren mogen laten
gaan, sterker nog, die wij zo moge-
lijk als een compleet beeld instand
gehouden weer aan de volgende ge-
neraties moeten kunnen doorgeven.
Bij deze beeldvorming wil het be-
stuur zoveel mogelijk dorpsbewoners
betrekken. Dit kan bijv. niet alleen
door aktief deel te nemen aan de
diverse werkgroepen zoals die in
dit nummer worden opgesomd,
maar ook door de jeugd van onze
gemeente te betrekken bij de ge-
schiedenis van Vleuten/De Meern.
Een initiatief hiertoe met mede-
werking van de plaatselijke scholen
is in ontwikkeling. In dit eerste
nummer laten wij twee dorpsbe-
woners aan het woord, m.n. de heer
Jac. de Bruijn uit De Meern met een
artikel over een moedige pachtboer
te De Meern rond het jaar 1600, en
de heer A.F. Migo uit Vleuten, die
herinneringen ophaalt uit het Vleu-
ten vanaf 1923. De heer K.B.
Nanning uit Vleuten schreef namens
de werkgroep Bottestein een in-
leiding over deze ridderhofstad, die
in vorige eeuwen een voorname
plaats innam onder de riddermatige
goederen in deze streek.
Het bestuur hoopt, dat met deze
uitgave een klein schakeltje uit de
lange keten van de dorpsgeschiede-
nis aan U wordt geopenbaard. Wel-
licht zet e.e.a. U aan ook uw ver-
haal eens op schrift te zetten, zo-
dat het via ons orgaan gemeengoed
kan worden voor allen in ons dorp
die de historie een warm hart toe-
dragen.
Gaarne spreken wij onze dank uit
voor het vele werk, dat verzet is
door de werkgroepen om tot de
realisatie van dit nummer en de
begin oktober 1981 te houden
tentoonstelling in De Meern en
Vleuten te komen.
Het bestuur, september 1981
Officieel Orgaan van de
Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens.
Ie jaargang nr. 1, september 1981
Voorwoord.
Graag schrijf ik ter gelegenheid van
de eerste uitgave van het blad van
de Historische Vereniging Vleuten
- De Meern in oprichting een voor-
woord.
Ik juich de oprichting van een ver-
eniging, die zich gaat bezig houden
met de historie van onze gemeente,
zeer toe. Ik denk dat er onder de
inwoners van deze gemeente nog
een schat van gegevens over het
grijze en meer recente verleden van
deze gemeente en haar inwoners
te vinden is. Het zal in de eerste
plaats de taak zijn van de Histo-
rische Vereniging om al die zaken,
die bewaard zijn gebleven, te regi-
streren en zo mogelijk bijeen te
brengen. Verder zal de vereniging
zich bezig houden met het houden
van lezingen en tentoonstellingen
betreffende de geschiedenis van
deze gemeente of delen daarvan.
Ook zullen lesbrieven voor de scho-
len worden samengesteld en spe-
ciale studies naar bepaalde ob-
jecten worden opgezet.
Ik heb begrepen dat de vereniging
zeer geïnteresseerd is in oude docu-
menten, geschriften en foto's. Ik
doe dan ook een beroep op alle in-
woners de Historische Vereniging
waar mogelijk behulpzaam te zijn
en materiaal aan te dragen. Tevens
verzoek ik de inwoners van deze
gemeente de vereniging op de hoog-
te te stellen als er bepaalde vond-
sten worden gedaan, ook als het
oude voorwerpen en bouwsels be-
treft, die gevonden worden bij
sloop- en graafwerkzaamheden
binnen deze gemeente.
Ik wens de Historische Vereniging,
die binnenkort haar officiële op-
richtingsvergadering zal hebben,
veel succes toe en een langdurige
toekomst op basis van een rijke
historie. Dankzij de inspanningen
van de Historische Vereniging zal
blijken, dat de historie van deze
gemeente veel rijker is dan menig-
een tot nu toe kon vermoeden.
Vleuten, september 1981
De burgemeester van
Vleuten - De Meern,
Mr. H.A.C. Middelweerd
Bestuur:
Dr. B.J. van Vliet, voorzitter
Den Hamstraat 38, Vleuten
tel. 03407 - 2673
W.H. Denekamp, sekretaris
Utenhamstraat 5, Vleuten
tel. 03407 - 1948
Mw. M. Brits - Oversteegen,
penningmeester
Odenveltlaan 29, Vleuten
tel. 03407 -1897
J. Schutte, coörd.werkgroepen
Zandweg 138, De Meern
tel. 03406 -3216
A.J. van Zoeren,
Stationsstraat 34, Vleuten
tel. 03407 -1263
Redaktie-adres:
Leon van Esch
Hindersteinln. 7, Vleuten (3451 EV)
tel. 03407 - 2871
Inhoud:
—  voorwoord burgemeester. . .blz. 2
—  inleiding bestuur........blz. 2
—  bestuursmededelingen;
aktiviteiten v.d. vereniging, .blz. 3
—  • expositie in de Meern en
Vleuten..............blz.3
—  "een pachtboer met courage
te De Meern" door Jac. de Bruin
uit De Meern..........blz. 4
—  "herinneringen van een dorps-
bewoner", door A.F. Migo uit
Vleuten..............blz. 8
—  "Bottestein", werkgroep
Bottestein, door K.B.Nanning
Vleuten.............blz. 12
—  "een dorp verandert" .... blz.16
Bankrekeningnrs. van de vereniging:
—  RABO, Vleuten, nr. 36.75.17.574
of giro van de bank nr. 195573 +
vermelding bankrekeningnummer
en
—  ABN, De Meern nr.55.66.33.040
t.n.v. Historische Vereniging Vleu-
ten, De Meern en Haarzuilens.
drukwerk: Niek van Kooten,
De Meern
omslag: Peter de Vries,
De Meern
LOSSE NUMMERS: t4
-ocr page 4-
als historische vereniging een goede
greep te krijgen op het behoud
(en publikatie) van alles wat met
recente en oude geschiedenis van
Vleuten - De Meern te maken heeft
en verder inzicht te krijgen in de
geschiedenis van onze gemeente in
relatie tot zijn omgeving. Goede
kontakten met b.v. de gemeente
zouden er in de toekomst toe
kunnen leidenf dat de vereniging
kan inspringen bij het op orde
brengen van het oud-archief en
voorhanden zijnde fotomateriaal
van de gemeente.
Lezingen
Het ligt in onze bedoeUng regel-
matig, al dan niet aan ledenver-
gaderingen gekoppeld, lezingen te
organiseren. Wij denken hierbij b.v.
aan onderwerpen als: genealogie,
archeologie (hoge woerd, reijerscop
etc), paleologie (handschriftkun-
de), archiefkunde en verder wat U
als geïnteresseerden als onderwer-
pen aandraagt.
Foto en film
Er is een film- en fotoclub die ini-
tiatieven gaat ontwikkelen ons dorp
voor het nageslacht op de gevoelige
plaat vast te leggen, het registreren
van dorpsgezichten die gaan ver-
dwijnen en een archief aan te leggen
van foto's en evt. films, aan de
hand waarvan de noodzaak tot
het behoud van monumenten en
opmerkelijke dorpsgezichten kan
worden aangetoond.
Verhalen/geluids archief
Ook willen wij komen tot een
archief van o.m. geluidsbanden,
waarop zijn vastgelegd gesprekken
met dorpsbewoners die ons nog
kunnen vertellen hoe het vroeger
allemaal was, maar ook die ver-
halen die ónze kinderen weer
kunnen vertellen wat er nü zo
allemaal onder de dorpsbewoners
leeft.
Werkgroepen genealogie en
paleologie, archeologie e.v.
In principe heeft het bestuur be-
sloten tot het instellen van een
genealogische en een paleologische
werkgroep. Het bestuur roept be-
langstellenden op die deze twee
werkgroepen van de grond willen
helpen tillen. Ditzelfde geldt voor
een archeologische werkgroep. Zij
die hiervoor tijd beschikbaar willen
stellen kunnen zich opgeven bij
de sekretaris van de vereniging
(zie blz. 2). Het bestuur heeft
verder het plan om een werkgroep
"Willibrord 100 jaar" in te stel-
len. Hierbij willen wij aandacht
schenken aan het binnenkort 100-
jarig bestaan van de St. Willibrord-
kerk te Vleuten. Het plan de
geschiedenis van Café De Brouwerij
te Vleuten uit te zoeken hebben
wij nog even in de wachtkamer
gezet. T.z.t. zal dit worden opge-
pakt.
Ledenvergadering:
In principe zal op dinsdag 10 no-
vember om 20.30 in De Meern
een ledenvergadering worden ge-
houden. De lokaliteit wordt nog
nader bekend gemaakt.
BESTUURSMEDEDELINGEN EN
AKTIVITEITEN.
Een historische vereniging in onze
gemeente is een feit! Zo werd en-
kele maanden geleden het resultaat
van een initiatief van enige dorps-
bev(roners bekend gemaakt. In een
vergadering van belangstellenden
werd een - voorlopig ■ bestuur ge-
kozen, dat als opdracht meekreeg
deze vereniging gestalte te geven.
Wel, het bestuur heeft niet stil
gezeten.
Aktiviteiten
Met de uitgave van dit eerste or-
gaan gaat een week na elkaar in
de beide dorpskernen Vleuten en
De Meern een tentoonstelling van
start, die gezien kan worden als
de eerste officiële presentatie van
de historische vereniging in Vleu-
ten, De Meern en Haarzuilens.
Dat dit geen tentoonstelling is
die de geschiedenis van onze ge-
meente uitputtend behandelt, valt
te begrijpen.Wij willen hiermee
in eerste instantie aan U, dorps-
bewoners, laten zien dat er veel oud
materiaal in onze gemeente voor-
handen is. En er is zonder twijfel
nog veel meer. Dat bijeen te breng-
en en te catalogiseren is één van de
toekomstige taken van deze ver-
eniging, die dit uiteraard alleen
maar kan realiseren als er mede-
werking verkregen wordt van vele
dorpsbewoners. Het bestuur doet
dan ook graag een beroep op allen
die in het belang van het behoud
van de rijke geschiedenis van onze
gemeente hieraan hun medewerking
willen verlenen.
Bottestein
Inmiddels heeft een werkgroep zich
beziggehouden met de historie van
een, niet meer aanwezige, ridder-
hofstad, n.1. Bottestein. De penne-
vrucht van deze werkgroep treft U
in deze uitgave aan.
Dorpsfilms
Het bestuur heeft zich intensief
bemoeid met de mogelijkheid de
van de dorpskernen aanwezige films
vertoond te krijgen. Voor wat be-
treft Vleuten heeft de vertoning
inmiddels plaats gevonden. De be-
langstelling voor de vertoning van
de films over oud-Vleuten op 23
september j.1. door de heer J.
Fokker was zo groot, dat binnen-
kort nogmaals een vertoning zal
plaatsvinden. De films over De
Meern zijn zo veelomvattend, dat
eerst bepaald moet worden in wel-
ke volgorde en op welke wijze
deze vertoond zullen worden. Hier-
over volgen t.z.t. nadere berichten.
Kontakten
Zowel met de gemeente Vleuten -
De Meern als met historische ver-
enigingen in onze omgeving zijn
goede kontakten gelegd die er o.i.
in de toekomst toe kunnen leiden
Oproep
U begrijpt, dat al deze aktiviteiten
niet alleen veel tijd, maar vooral
ook veel geld kosten. Het is daarom
van veel belang een groot aantal
in beide opzichten ondersteunende
leden te hebben, waardoor deze en
andere te ontwikkelen aktiviteiten
mogelijk worden. Het bestuur doet
dan ook aan alle dorpsgenoten
(Vleuten èn De Meern èn Haarzui-
lens) die belangstelling hebben voor
de geschiedenis van ons dorp het
verzoek de vereniging te steunen
in alle opzichten en zo mogelijk
lid te worden. Bijdragen en/of
kontributie (voor 1981 minimaal
f. 10,-) kunt U storten op bank-
rekening 36.75.17.574 bij de
RABO te Vleuten of op de giro-
rekening van de RABO, nr. 195573
onder vermelding van het bank-
rekeningnummer van de Historische
Vereniging, alsmede bij de ABN te
De Meern, rek.nr. 55.66.33.040.
(giro van de bank: 1412 t.n.v.
ABN -Utrecht).
Met het thema "Wonen, werken
en Omgeving" (Romeinse Tijd tot
heden) organiseert de Historische
vereniging op vrijdag 2 en zaterdag
3 okt. a.s. in De Meern en 9 en 10
okt. in Vleuten een introduktie-
tentoonstelling, waarbij in beide
gevallen, tot ons genoegen, gebruik
kan worden gemaakt van een van
de plaatselijke scholen. In De Meern
is dat de Paus Johannesschool,
V. Heemskerklaan 2 en in Vleuten
de Willibrordschool, J.F.Kennedy-
laan 3. De openingstijden zijn op
vrijdagavond van 19.00 tot 22.00
uur en 's zaterdags van 11.00 tot
16.00 uur. 's Vrijdags overdag is
bedoeld voor de kinderen van de
5e en 6e klassen in onze gemeente.
De officiële opening vindt plaats
op vrijdag 2 oktober in de Paus
Johannesschool, v.Heemskerklaan
2, De meern, om 19.00 uur door
de burgemeester. Mr. H.A.C.
Middel weerd.
De tentoonstelling, samengesteld
uit verzamelingen van leden/dorps-
bewoners heeft een wervend karak-
ter; om alle aktiviteiten, formatie
van werkgroepen etc. mogelijk te
maken zijn meer leden nodig. Er
zal dus niet diepgaand op speci-
fieke onderwerpen worden in-
gegaan, maar de vereniging wil
zich in een fijne sfeer aan de
dorpsbewoners voorstellen. Op de
driedeling in het thema volgt de
driedeling in de tijd, m.n. v.a. de
Romeinse Tijd tot 1580, v.a. plm.
1580 tot 1815, en 1815 tot heden
v.w.b. de drie dorpskernen. Te
zien zijn gebruiksgoederen mbt.
oude ambachten en boerderijen,
kaarten, foto's, krantenknipsels,
etsen, schilderijen, munten, boeken,
documenten en tekeningen, waar-
onder een gedetailleerde tekening
van ruihe de Haar, en enkele voor-
beelden van archeologische vond-
sten, etc.
-ocr page 5-
EEN PACHTBOER MET COURAGE TE DE MEERN
Het archief van het Kapittel van Oudmunster Nr. 604 en 605, in bewaring bij het R.A. te Utrecht, is een rijke bron van in-
formatie voor de geschiedenis van De Meern en zijn bewoners, in zonderheid over de gebeurtenissen rond de oude dorpskerk
(thans de Ned. Herv. Kerk).
Wel is het uiterst moeilijk, door de veelheid van stukken, alle gegevens op hun juiste mérites te beoordelen om een goed beeld
van de werkelijkheid te krijgen.
Ik heb de verschillende stukken als onderdelen van een legpuzzel beschouwd om vandaaruit een sluitend relaas te maken.
Ik begin dan met een pachtbrief van 25 maart 1594, waarvan de eerste bladzijde in het oude schrift hier wordt afgedrukt:
^■J«Jt^<ry^ \o^ ^^^^^
'^X
/^^f- ^^'^^ S^R^rm^^ \oox Q^^S^<?--- 9yvï^^'!^r!»y>'^'^^
""Wp^mn^vTT?^ WT^?jC^<V--">(?v- C^^Zhr-^^^-!^-'^^^-^ <P^
Lpo4- crw4-t^M- ,\9Jhv^ 'h^^ kvnJlt^ e^i^'^é^'if^ry^^fi^ ^^^M------------
rpvwv
In hedendaags schrift luidt de eerste bladzijde:
Wij Walraven van Brederoede Heere tot Brederoede
Vrijheer tot Vijanen ende Ameijde ende als Heer van
Nijvelt patroon ende coUatuer van seeckre Vicarie
van Ste Anthonis aen den Meern bij Utrecht, doen
kondt ende bekennen voor ons ende onsen nacomelingen
bij believen van Mr. Willem Quirijnsen van de Goije
vicaris ende possessuer der selver vicarie in eenen
euwigen erffpacht gegeven te hebben ende geven bij dezen
Alexander Cornelissen wonende aen de Meern voor
hem sijnen erven ende nacomelingen een huijs ende bogaert
staende ende gelegen aen de Meern bij de Meernbrugge
groot ontrent eenen halve mergen lants gemeen met
sestalff(= 5 1/2) mergen lants daer noortwerts achter aenleggende
mede aen de voornoemde vicarie behoorende daer
t convent van de Wittevrouwen oostwerts boven ende
Mr. Jan de Man ofte sljns actie hebbende westwerts
beneden naest gelant sijn sulcx de voorsz. Alexander Cornelissen
ende sijn ouders die van outs altijts tot noch toe gebruijckt
hebben met alle t gunt daerop en in eert ende nagelvast
is/ ende dit in manieren ende op conditien hiernae
volgende om twaelff keijser Carl.gld tot XX st.den
gulden gereeckent off ander goet gevalueert payement (= betaalmiddel)
dier weerde daervoor indertijt der betalinge
des Jaers euwelijk ende erffelijk.....vrijs gelts sonder en
enigerhande offcortinge ofte verminderinge des
-ocr page 6-
Dat we hier al direct in diverse
moeilijkheden zitten kunt u uit-
voerig lezen in mijn boek: "De Her-
vormde Gemeente De Meern".
Doch het gaat ons nu vooral om
Alexander Cornelisse.
Voor twaalf Keizer Carolus gulden
tot 20 stuivers den gulden gerekend
wordt hij pachter van een boer-
derijtje staande nabij de kapel op
De Meern.
Wel zijn in de pachtbrief verschil-
lende condities opgenomen, waar-
van ik dié vermeld, die in het ver-
volg een rol zullen spelen.
a.   de boomgaard, die noordwaarts
grenst aan een perceel bouwland
van sestalff (= 5 1/2) morgen
land, dat eveneens behoort tot
de vicariegoederen van de St.
Anthoniskapel, moet hij van een
heining voorzien en wel zo, dat
de " voorzeide sestalve mergen
lants daar duer niet bescha-
dicht worden".
b.  Op een aangrenzend perceel
grond is vroeger met consent
van de "Heere ende possessuer"
een huisje met "sijn aanbegre-
pen plaatsen" getimmerd en be-
stemd voor een koster, school-
meester of de possessuer zelf (I).
Dit moet blijven staan "nu ende
ten eeuvdgen dagen". Hiermee
mag Sander zich niet bemoeien,
evenmin als met de kapel en het
kerkhof (H), die op dezelfde
grond gelegen zijn.
Doch wat doet Alexander Cornelis-
se, kortweg Sander CorneUsse ge-
noemd.
Hij weet zijn terrein te vergroten
door de limieten (grensafbakenin-
gen) te verzetten. Zijn "noord-
heininge" schuift hij "enkele tre-
den" in de richting van het bouw-
land op. Hoewel hij dit mede graag
in pacht zou hebben, lukt hem dit
niet. Zijn achterhuis, ook bak-
huis of wagenschuur genoemd, gaat
hij vergroten, vernieuwen, en wel
zodanig dat er sprake is van verdub-
belen. Hij stelt daarin "ombehoor-
lijcke lichte met opgaende veijn-
sters". Om aan bouwmateriaal te
komen breekt hij een deel van de
Westgevel van de kapel af (er werd
hierin blijkbaar geen dienst ge-
houden). Ook graaft hij de drie-
kantige fundamenten uit van een
eertijds op het kerkplein gestaan
hebbend huisje. Om zijn bouwsel
zo stevig mogelijk te maken
"hecht" hij de schuur met drie
doorgaande houten ankers vast aan
de Noordmuur van de kapel.
Deze verkeert blijkbaar ook al in
een niet te beste staat, want de
muur lijdt door het overwicht
"merckelijke schade", vooral nadat
Sander nog een en ander met vier
overgaande ijzeren banden verste-
vigt.
En dan heeft Sander nog de bru-
taliteit een "nije woenplaets' te
zetten tussen de kapel en het
voorzeide huiske (is dit het school-
meestershuisje?) op grond die geen
deel van de erfpacht uitmaakt.
willen procederen en had "het
proces gedilayeert (uitgesteld) op
hope dat men alles met soetich-
heit zoude voorkomen", een pro-
ces aan tegen Sander Cornelisse.
Na diens dood tegen Petertgen
Claes, weduwe van Sander Cor-
nelisse en nog later tegen Peter
Willemse als man ende voogd van
Peterchen Cleas zaliger gewesen
huisvrouw van Sander Cornelisse.
In 1614 komt de zaak eerst voor
het Gerecht van Vleuten.
Willem Quirijnse van de Goye,
wettelijk possessor van de Capel-
lanije van St. Antonius Capel aan
de Meern doet naar conscientie
zijn klachten jegens Petertchen
weduwe van Sander Cornelisse,
die zich voor enige jaren verabu-
seerde (en) verstout heeft ver-
schillende artikelen uit de erf-
pachtbrief van 25 maart 1594 te
schenden. Uitvoerig worden in het
desbetreffende verslag de ons be-
kende euveldaden van Sander ge-
memoreerd.
Het zijn de overtredingen van de
door mij met Romijnse cijfers
genummerde punten uit de pacht-
brief (I) en (II), waaraan nu wordt
toegevoegd: "noch daer* jegens
u(i)padingen".
En dit zijn redenen - was ook
in de pachtbrief vastgelegd - om
Sander en zijn nakomelingen van
de erfpacht en van alle verleende
rechten en toezeggingen vervallen
te verklaren. En dan wordt geëist
dat hij alles zoveel mogelijk in de
oude staat zal terugbrengen met
schadevergoeding.
De possessor verzoekt den W.E.
Gerechte op zijn kosten de moeite
te willen nemen om "in loco
oculare" (ter plaatse te komen
zien) te zien wat voor truc Sander
heeft uitgehaald t.a.v. de grens-
scheiding boomgaard - bouwland.
Dit is geschied, want ik vind op
1 augustus 1614 deze acte:
"Ten versoecke van Mr. Willem
Acquirijnse van der Goe (men wist
die vreemde naam zeker niet beter
te schrijven), hebben wij Jan Jansz
van Cothen ende Sebastianus An-
driesz van Sijl, Schepenen van
Vleuten, ons laten vijnden aen De
Meern ontrent die Capelle alwaer
wij gesoen hebben seeckre funda-
menten van huijsinge welcke ge-
staen hebben ontrent de voor-
zeyde Capelle sonder wel te weeten
wie die huijsinge toebehoort heb-
ben, daer wij het fundament van
gezien hebben".
Secretaris van Vleuten was toen
Hore van Boxtel.
Het proces voor het Gerecht van
Vleuten heeft Willem Quirijnse
van der Goye geld gekost. De re-
kening van de Secretaris van Vleu-
ten is bewaard gebleven. Er staat
boven: Specificatie van 'tgeen ick
als Secretaris van Vleuten verdient
hebbe in de saecke van Mr. Willem
Aquirijnsse zoo hij heeft géproce-
deert tegens en wegen van Za(liger)
Sander Cornelisse, Het is een hele
doch behoort tot "des capels
kerckhoff" en "affganck van de
cameren des vicarius woenplaetse".
Wel had de possessor hem gunste-
lijk "tot weerseggens" toe toege-
staan, dat hij over de spatie (dus
Kerkegrond) zijn opdrift of wagen-
weg mocht hebben aangaande hij
tot zijn groot bedrijf geen andere
had. Met grote vermetelheid wil
Sander beletten dat de woningen
die er gestaan hebben in de oude
stijl worden hersteld.
En dit alles geschiedt zonder con-
sent van Mr. Willem Quirijnse van
der Goye, wettelijk possesseur van
de vicarie. Hij heeft Sander over
een en ander wel eens onderhouden
maar zonder succes.
Sander's bedrijf schijnt nogal inten-
sief te zijn geweest; hij komt zo nu
en dan ruimte te kort. Maar ook
daarop weet hij raad. Vaak staat het
schoolmeestershuisje - bij gebrek
aan een schoolmeester - leeg en dan
jaagt hij daarin zijn varkens, scha-
pen en kalkoenen.
Verder stelt hij bij de kapel hekken
en andere staketsels, zodat het ker-
keplein door zijn occupatie (weder-
rechtelijke bezetting) steeds kleiner
wordt.
In vele stukken wordt in allerlei
toonaarden over de spatie tussen de
aldaar staande woningen en de ka-
pel gesproken.
Duidelijk blijkt, dat deze woning,
oorspronkelijk bestemd voor de
vicarius of kapelaan, uit twee "be-
kwame" vertrekken, het voorste
zuidwaarts en het achterste noord-
waarts, heeft bestaan.
Elk had een uit- en ingang recht
tegenover de kapel. Blijkbaar kon
de kapelaan zo rechtstreeks over
het kerkepad van 23 voet (1 Rijn-
landse voet = 0,308 meter), dus
ruim zeven meter, naar de kapel ko-
men. De Vicaris Hr.Hendrick Jansz.
Zaliger blijkt tevens schoolmeester
te zijn geweest. Verder komt nog
schoolmeester Hr.Nicolaas Mar-
tijnse of kortweg Claas Mertensz
ter sprake, die dan in het achterste
deel van het complex gewoond
schijnt te hebben. Mogelijk werd
de voorste kamer voor schooUo-
kaal gebruikt. De woningen blijken
nogal oorlogsschade te hebben op-
gelopen. Zijn dit vernielingen van
doortrekkende troepen geweest ?
Toch wordt blijkbaar spoedig na de-
ze ruïnering het voorste gedeelte
weer hersteld en tot schoolhuisje
gepromoveerd. Of dit nu de woning
van de schoolmeester of de school-
lokaliteit is, is onduidelijk.
Ik dateer een en ander rond 1600.
Het kerkvisitatierapport van mid-
den 1593 spreekt van "een verval-
len capelleken,edoch waeraen sove-
le gerepareert is, dat men de schoo-
le daerin houden can".
Was dit een noodmaatregel?
Maar nu terug naar Sander Corne-
lisse.
Mr. Willem Quirijnse van de Goye
spant - na lang aarzelen -, hij "zou
niet geern ad remedium justicio"
-ocr page 7-
rekening, die aanvankelijk sluit met
een totaal van 4 gulden en 12
stuivers, doch nog met een drietal
posten van resp. 26, 18 en 6 stui-
vers wordt aangevuld.
Ook deze acte vond ik:
Ten verzoeke van Mr. Willem
Quirijnsse van der Goye getuigen
Ghijsbert Adriaensz op Velthuysen,
Claes Jacobsz aan de Meern en
Cornelis Willemsz wonende op
Hoochwoerdt, dat zij pachters
zijn van naast aangelegen landen
van Sander Cornelisse, dat het
hun bekend is, dat Sander zijn
noordheining van de boomgaard
heimelijk verzet heeft.
Uit het gerechtelijk verslag blijkt
mede, dat de familie Sanders
nog F.21." gebeurd heeft voor
verkochte iepen (met consent van
de possessor) voorgevende dit geld
te zullen besteden aan noodzake-
lijke reparaties aan de kapel. Deze
vrome voornemens werden echter
niet geëffectueerd, zodat de posses-
sor hiervan restitutie verlangt om
deze gelden alsnog recht te be-
steden. Voor het Gerecht worden
verscheidene getuigen gedagvaard.
Deze verhoren (interrogatoria) zijn
zeer interessant om door te lezen,
doch draaien doorgaans op een aan-
tal punten van gelijke strekking
uit. Ik zal ze uit het verhoor van
Steven Goortsz de With, oud zijnde
48 jaren, kort weergeven en bij de
verdere getuigen alleen aangeven
als er "nieuws" is.
Dan worden aan de volgende
gerechtelijke gedagvaardde getuigen
bovengenoemde vragen voorgelegd:
Cornelis Willemsz, oud 50 jaar,
Cornelis Jacobsz, oud omtrent
50 jaar, Adriaan Goortsz, die ver-
klaart niet anders te weten dan
dat Sander Cornelisse aan de
noordzijde van de Capel getim-
merd heeft een "lootse", zonder
van de ankers te weten.
Claes Jacobsz, oud 43 jaar.
De acte wordt op 11 augustus
1614 opgemaakt en ondertekend
door Hans......, substituut Schout,
Gijsbert Cosijnsz en Gijsbert
Goortsz, Schepenen van Vleuten.
De Secretaris is Hore van Boxtel.
(Vraag: zouden Cornelis Jacobsz en
Claes Jacobsz broers zijn geweest?)
In een ongedateerd (gezien de leef-
tijd van eerste deposant is dit
1614) stuk getiteld:
"Getuijchenisse der Waerheyt be-
leyt ten versouck van Mr. Willem
Quirijnsse van der Goye, possessor
van de Capellanye aan de Meern
over zekere questien tegens
Petertgen Sander Cornelissen we-
duwe nopens d'capelsmuyr/gevel/
mitsgaders van de gelegentheden
der twee cameren daer voortyts
tegen overgestaen tot woninghe
van den Vicarius", komt als eerste
deposant (getuige) de ons reeds
bekende Steven Goortsz de With,
nu woonachtig en geboren aan
De Meern, oud omtrent 48 jaar
(klopt met het eerder vermelde
stuk). Hij doet de verklaring voor
de Notaris en de Secretaris der
Gerechte van Vleuten.
Nu is er sprake van Sander's wagen-
schuur/bakhuis, die hij vergrootte
en wordt het aantal ijzeren banden
op vier gesteld "tot beswijckinge
derselver muyr, soe men tegens-
woordig noch sien mach". Ook
blijkt nu de in punt 7 genoemde
gevel, de westgevel te zijn; er is
hieraan schandelijk "geraseert"
(gesloopt), waardoor de muur
thans veel lager is dan voorheen.
Zeker is dat de door Sander "ver-
zamelde" stenen dienen moeten
ter verhoging en vernieuwing van
zijn bakhuis. De in punt 5 genoem-
de schoolmeester wordt nu Hr.
Claes Martijnse genoemd die daar
woonde en bij zijn huis "tot zijn
playsier een hofken" had. Na-
tuurlijk was dit stukje grond van de
erfpacht van Sander uitgezonderd.
Verder herinnert Steven zich dat er
"twee cameren" waren, waarvan in
één Hr. Henrick Jansz-zaliger, vi-
carius, woonde.
Al metal staat Sander bij zijn
dorpsgenoten niet hoog aangesla-
gen.Gezien zijn houding in zake
de kapel schijnt Sander niet erg
kerks te zijn geweest.
De volgende getuige is Antonis
Adriaan Ghijsbertsen, wonende
mede (je zou zo zeggen dat dan
ook Steven Goortsz de With daar
woonde) aan de Meernbrugge, gebo-
ren op Velthuysen, oud omtrent
54 jaar. Hij verklaart dat alles wat
hem, „voorgelezen" is met de waar-
heid accordeerde. Vervolgens ver-
klaart Cornelis Jacobsz, wonende
mede aan de Meernbrugge omtrent
twee en dertig jaar, hetzelfde.
(Zou hij een ander persoon zijn
geweest dan de eerder vermelde
Cornelis Jacobsz, die omtrent 50
jaar was, hoewel mij dit vreemd
voorkomt?) Evenzo getuigde Claes
Jacobsz, mede woonachtig en
geboren aan de Meern. Van hem
wordt nu geen leeftijd opgegeven.
(Zie ook het eerste verslag).
Adriaan Goyertsz, kleermaker,wo-
nende althans aan de Ouden Rijn,
oud 53 jaar, verklaart " het voor-
geschrevene voor waarachtig". De-
posant voegt er aan toedat hij in
zijn jonkheid " menich nacht jaer
en dagh in de Camer daer wonende
die open plaetse gebleven is, gese-
pareert en geslapen heeft ten tijde
van Heer Henrix".
Zijn verklaring omtrent de vermoe-
delijke standplaats van die "Noort-
sche ofte afterste muyr ter stede
daar nu wederomt "fundament be-
grepen is", is me niet recht duide-
lijk. En dan komt een zeer merk-
waardige verklaring, die blijkbaar
van te voren is afgelegd, want in de
marge staat: Deze persoon is thans
absent en ergo voor deze tijd niet
gehoord. Het is Marechen Claes
dochter. Haar leeftijd is helaas niet
ingevuld. Zij woonde met haar ou-
ders. Het ligt voor de hand hier te
denken aan de schoolmeester Hr
Claes Martijnse en zijn vrouw
Bij haar heugenisse was daar "te
gens Sanders Bogaerts" een verval
len murage. De woning van haar ou
ders met bijbehorende hofken was
met "filerende andersints" afge-
heind.
De jaren dat ze daar woonde had ze
van Sander geen " opspraak off be-
let " gehad. Dan komt Marchgen Ja-
cobs, huisvrouw van Ott Jacobs,
geboren in de Oudenrijn, "van haer
kyntsche dagen off stadich aen de
Meern" heeft gewoond, oud om-
trent 60 jaar. Een verklaring van
haar staat niet genoteerd. Hier ter-
zijde staat: Ende Marie, nu huis-
vrouw van Gerrit Jansz, oud " om-
trent bij de honderd jaren".
(Als dit waar is, kon ze wat verha-
len).
De getuigenrij wordt gesloten door
Gereghen Tonis Jansz, weduwe,
huisvrouw van Arien, omtrent 57
jaar. Zij weet nog al wat.
En dat komt omdat zij altijd
omtrent De Meern heeft gewoond
Gevraagd aan hem werd:
1.  Heeft hij met zijn vader-zaliger
zekere tijd geleden gezien dat
Sander Cornelisse-zaliger bezig
was met het uitrooien vanze-
kere fundamenten van huizen
die aan de vicarie behoren?
2.  Heeft zijn vader Goort Luytensz
Sander daarover berispt door te
zeggen "Sander, Sander, mag dat
alzo bestaan?"
3.  Heeft Sander toen geantwoord:
"het is toch crijgh en een quadt
papenjaar", doorgaande met zijn
werk?
4.  Is hem bekend dat de wagen-
schuur van Sander met houten
ankers aan de noordmuur van de
kapel is vastgehecht, de schuur
verdubbeld en door ijzeren ban-
den verstevigd?
5.  Was de spatie tussen de kapel en
het huisje met hofje van Heer
Claes, schoolmeester, afgeheind
van de boomgaard?
6.  Heeft Sander het schoolhuis -
als het leeg stond - gebruikt om
daarin zijn varkens, schapen en
kalkoenen te jagen?
7.  Is de gevelmuur van de kapel
eertijds niet hoger geweest?
Op al deze vragen verklaarde de
getuige onder ede bevestigend.
De substituut Schout (naam on-
leesbaar) en Gijsbert Cosijnsz en
Gijsbert Goortsz, Schepenen van
Vleuten, ondertekenen de acte
11 augustus 1614.
Het verhoor sluit af met de mede-
deling dat hij dit alles onder eede
deed voor het volle Gerecht van
Vleuten, dat, in loco, aan De Meern
vergaderd was ten huize van Dirck.
** (onleesbaar)
Enkele malen wordt deze verkla-
ring onderbroken met de woorden
"zoals ook al de geburen (buren,
bewoners) notoir (bekend) is ".
-ocr page 8-
en bij Heer Henrick Jansz. school
heeft gegaan. (Dit moet dan dezelf-
de persoon zijn, die Steven Goortsz
de With,"zaliger vicarius" noemt).
Zij is nog wel indachtig dat er twee
"camerens" waren en dat "die sel-
ven ongelijcks naeder ande Capel
stonden metten Oostmuyre alwaer
men u(i)t en in ghonck".
Hieruit krijg ik de indruk, dat de
twee "camerens" toch gescheiden
optrekjes waren en de een dichter
bij de kapel stond dan de andere.
Verder verhaalt ze dat er een vrije
beheinde doorgang was voor de
passanten, en tevens dienende om
een lijk ten tijde van een begrafe-
nis daarover naar het kerkhof te
brengen. Dit kerkhof lag tussen de
kapel en de dijk. Haar is ook nog
wel bekend dat er in de buurt van
Sander's boomgaard een muur
heeft gestaan, op de plaats waar
men nu de fundamenten vindt.
Ze weet zeker dat Sanders's ouders
vanuit de boomgaard geen wagen-
weg hadden. Hun uitweg schijnen
ze gemeen gehad te hebben " met-
ten tapperije ". Zij wil alles onder
eede verklaren. Het stuk is onder-
tekend door Wilm Quirijnssz van
der Goye.
Op 11 augustus 1614 is er een
"Copie van zeeckere Acte: gelicht
u(i)t Gerechts Boeck".
Het meest is ons bekend. Wel valt
op dat op 11 aug. 1614 voor den
gerechte van Vleuten compareerde:
Ghijsbert Adriaensz van Velthuy-
sen die we eigenlijk nog niet eerder
leerden kennen of hij zou de eerder
genoemde Antonis Adriaen Ghijs-
bertssen, mede wonende aan de
Meerbrugge, geboren op Velthuysen
oud omtrent 54 jaar moeten zijn.
Met Claes Jacobsz en Cornelis Wil-
lemsz verklaarde hij onder eede, dat
Sander Cornelisse in zijn leven, bij-
na " een paer treden uitgesteecken
heeft van zijn boomgaart seekere
poten/ en daer beneffens noch zij-
nen Noortheyninge uitgesteecken
heeft onder zekere gruppels"!
Daar zij landen in gebruik hebben,
gelegen naast het bedoelde per-
ceel hebben zij daarvan goede ken- ■
nisse. Mr. Willem Quirijnsse van de
Goye heeft het blijkbaar hoger op
gezocht, want in 1618 vinden we de
"Eijsch den E. Hove van Utrecht
overgegeven u(i)t den naem ende
van wegen Mr. Willem Quirijnsse
van der Goye, als possessor van
Sinte Antonis Capelle aen de Meern
op ende tegens Peter Willemsz als
man ende voocht van Peterchgen
Claeszaliger gewesene huisvrouw
van Cornelisse aen de Meern".
Nu zal ik alleen uit dit stuk rele-
veren wat ons tot nog toe onbekend
was. Had ik het kaartje maar gevon-
den, waarover in een ongedateerd
stuk sprake is: " Hierbij ghaet het
caertgen van de afgemeten sess
marchen lants aen welken Sander
en niet comp(eteert); die Capell mit
zijn aengelegentheyden enz.," dan
kon de juiste situatie beter bekeken
worden. Nu is het soms gissen wat
er wordt bedoeld.
Mijn constructie is tot op heden
aldus:
-Vtronrr^^ ccojTct
4/c ,
rUvxf^t-yn^t.u-1^
,
K cyA>^^L
->
^f^^ixr^t^-*l+i.
Jl.*^
SiX.r^'r^JizM^^
--LyJi
Ook uit dit stuk zullen we alleen
het belangrijkste lichten. Het moet
duidelijk zijn dat hij, Impetrant,
als possesseur van de vicarie, pro
sine interesse gequalificeert is om-
die goederen tot de capellanie be-
horende voor te staan, en mits-
dien niet lijden kan dat iemand
anders dezelve incorporeert (in-
lijft).
Dat des gedaagden voorzaat (Sander
Cornelisse) het kerkengoed via
factie (metterdaad) heeft geoccu-
peerd kan hem als successur (op-
volger) niet verschonen. Aan des
gedaagden voorzaat was precarie
(recht verschuldigd wegens gebruik
van andermans goed) et ad revo-
catie (tot intrekken) hem toege-
staan een uitpad van tien of elf
voeten te gebruiken.
Leuk is het te lezen dat het hofje
van de schoolmeester met een
doorn (meidoorn) en flierhegge
was afgeheind. Ook is er sprake
van een toegemetselde dexu: aan
de westzijde van de kapel (was
er een andere ingang gemaakt of
was de kapel in onbruik?). De
gedaagde wordt beschuldigd de
waarheid te verdonkeren wat het
stellen van heiningen betreft. De
gedaagde schijnt enige beloften
gedaan te hebben, die hij echter
niet effectueert, want de Impe-
trant had willen eviteren (ver-
mijden) dat hij zijn recht zou
moeten zoeken "ad remedium
justicia" (door middel van het
gerecht). Wel had hij niet alles
"met goede ogen aangezien",
maar het proces gedilayeert
(uitgesteld) op hope dat men
alles
        met "soetichheit" zoude
voorkomen.
Impetrant vraagt opmeting van het
in erfpacht uitgegeven land en
In 1618 wordt verteld dat het
schoolhuis vervallen is en dat de
Impetrant uit goede affectie (be-
doeling) die hij tot die gemeente
was dragende,
         wederom een
schoolhuis wilde oprichten. Het
lijkt of hij nu maar tegelijkertijd
de "twee kameren" laat herstellen.
Later wordt dit direct teruggeno-
men met de woorden "Doch en
heeft hij Impetrant door belet van
de voorschreven actie van de ge-
daechde tselve niet connen doen".
Dan blijkt nog eens duidelijk
dat "sijluyden" (Sander en zijn
erfgenamen) het oude hofke van
de schoolmeester, mitsgaders het
"erff of spacie" liggende tussen
" 't voorschreven school en des
possesseurs huys ende die capelle
hebben schandelick misbruikt ende
occupeert (in bezit genomen)".
De conclusie luidt dat hij alle
wederrechtelijk in bezit genomen
grondgebied moet teruggeven en
het nu wederom vernieuwde school-
huis dadelijk mpet evacueren en alle
hekken en andere beletselen daar
wegnemen.
De heining bij de boomgaard moet
anderhalve tree terug en de
gedaagde wordt gecondommeerd
(veroordeeld) om alle onrechtmatig
in bezit genomen stenen te betalen.
Het eerst volgende stuk is van juli
1619 (Oldenbarnevelt onthoofd) en
is getiteld:
"Repliek den E. Hove van Utrecht
overgegeven uit naam ende van-
wege Heer Willem Quirijns en van
der Goye so hij procedeert Im-
petrant (eiser) op ende jegens die
finale antwoord denselven Hove
geexhibeert (overleggen) vanwege
Peter Willemsen zo hij geroepen is
gedaagde".
-ocr page 9-
stelt al zijn papieren in handen van
de Heer Van Aelst, secretaris van
Oudmunster
         en Schout van
Vleuten. Hij zal hem voor den
Hove "procuratie ad legitimus"
geven. Hij tekent: "U.L.alder
Dienstwillighe vrunt en Dienaer
Wilm van der Goye. Indertijt
Capellaan aen de Meern.
En dan komt de slotacte, 23.8.1631
De boerderij, vroeger in erfpacht
uitgegeven aan Alexander Corne-
lisse en zijn nakomelingen blijkt nu
in handen te zijn van Cosijn
Adriaensz, possesseur ende Eyge-
naer, voortijds behoord hebbende
in eigendom van de St.Anthonis-
vicarie. Door bemiddeling van de
Heren Capittularen van Oudmun-
ster is men overeengekomen, dat
er vanaf de boerderij een uitweg
zal komen van 18 voeten breed;
naar mijn mening een bestrating.
Verderop zal de breedte 13 voeten
bedragen en mocht blijken dat
dit te smal is, dan moeten de sta-
ketsels staande aan het kerkhof
zover worden ingetogen dat men
er bekwamelijk met een geladen
koren wagen door kan rijden. De
kosten van aanleg en onderhoud
zijn voor de vicarie. Van dit be-
sluit worden twee eensluidende
accoorden gemaakt en door beide
partijen ondertekend.
Jac. de Bruijn
wel zoals voor alle landen daar
omtrent gelegen geldt: tot in de
halve lijn.
Dan zal wel blijken dat des ge-
daagdes erf groter is dan een
halve morgen. Het verschil moet
dan toebehoren aan de capellanie.
(Jammer dat aan dit stuk vele
bladzijden ontbreken).
Dan is er nog een stuk: Aen de
Edele Hove provinciaal van Utrecht.
Ik dateer dit stuk ca. 1618. Ik word
hier weinig wijs uit. Alleen het
zinnetje: hoe dat hij suppliant voor
jaren bij authoriteit en toedoenen
van zijnen patroon, die E(dele)
Heer van Brederode, loflicke me-
morie, enz., acht ik van groot be-
lang. Hieruit blijkt nog eens dui-
delijk dat Willem Quirijnssz van der
Goye door Brederode is beleend
geweest met de vicarie. Verder is
er sprake van het op zijn kosten
optimmeren van een school "tot
oeffeninghe van de ontwetende".
En tenslotte wil hij de zaak nog
bij zijn leven geregeld hebben.
Dan wordt het mei 1631.
Vanuit welke plaats Willem Qui-
rijnssz van der Gooye schrijft
blijft in het duister. Zijn schrijven
begint met: "Goede ghebuyren aen
de Meern". Het komt hem niet
gelegen bij het verkiezen van Ca-
pell-meesters (kerkvoogden?) in mei
present te zijn. Zijn advies is om
i.p.v. Jan Adriaensz Adrianus
Ghysbertsen en voor Claes Jacobsz
Herman Corn(elisse) te stellen.
Dan volgt: "Mitsoock om redene
mij moveren (bewegen) in den ge-
woonlicke Dienst ende toezicht te
behouden Cornelis Willemse!
Er rijzen allerlei vragen:
Is de kapel weer voor de eredienst
in gebruik? Wat doen de kapel-
meesters? Is Cornelis Willemse
koster? Hij woonde op de Hoch-
woert en was in 1614 vijftig jaar,
dus nu 55 +17 = 72.
Verder is Willem Quirijnssz van der
Goye van mening dat het achter-
ste deel van het voormalige school-
huis degelijk moet worden opge-
timmerd en raad dan aan om een
en ander met de schout Jan
Ghijsbertsz van Schayck te accor-
deren in overleg met Willem Claesz
Molenaarsz inzake "houtwerk als
muragayen". Planken en stijlen
staan daartoe in de kapel, (wie
meer van de timmerman-aannemer
Willem Claesz Molenaarsz wil weten
leze pag. 23 van mijn boek).
Het slot van het briefje is echt een
geestelijke waardig: "Dit doende
blijft Gijlieden den Heere bevolen.
In gezondheid tot zalig en Amen".
17 augustus 1631
Willem Quirijnssz van der Goye is
thans oud en amechtig, gaende op
zijn 84ste jaar en onbekwaam om
in eigen persoon nog te procederen,
der inhield dan was voorgelezen,
tekende hij toch, zij het aarzelend,
doch hij smeet mij de pen voor de
voeten.
Op een dag kwamen twee nogal
sjofel geklede mannen op het Ge-
meentehuis om een z.g. vent-
vergunning te vragen. Op mijn
vraag waarmede zij ventten, liet
een der mannen mij een sigaren-
doosje met een handjevol motten-
ballen zien om die aan de man te
brengen, waarop ik de vergunning,
a raison van een kwartje uitschreef.
Op mijn vraag aan de tweede man
naar zijn negotie, antwoordde hij
tot mijn verbazing: "Me doene
samen, meheer". De tragiek van
dit verhaal bereikte zijn hoogte-
punt toen na een paju: uur twee
laveloze mannen op een handwagen
werden aangevoerd, die langs de
Joostenlaan in kennelijke staat
waren aangetroffen; de een vol-
komen buiten westen, terwijl de
ander een fles in de hand hield,
daarvan dronken uitriep :"Hé,
wat lekker". Ze hadden van het
ingezamelde geld een fles spiri-
tus gekocht en die tesamen sol-
daat gemaakt, waardoor zij al
spoedig in bovenvermelde toestand
waren geraakt. De politie wist
niet beter te doen dan ze over te
brengen naar het arrestantenlokaal
onder de gemeentetoren om hun
roes uit te slapen en ze de vol-
gende dag na een stevige maaltijd
en wat mee voor onderweg, goeds-
moeds verder te laten trekken.
HERINNERINGEN VAN EEN DORPSBEWONER
Als stadsmens in 1923 te Vleuten
gekomen, moest ik aan het buiten-
leven wel even wennen. Ik meende
niet beter te doen dan de mensen in
hun eigen omgeving zelf op te zoe-
ken en een praatje te maken. Maar
ik vt^as nu eenmaal een "stadse", dus
buitenstaander. Niettemin ging ik
door en bracht bezoek aan boeren
om te gaan "bouwen", d.w.z. land
en vee te bewonderen. Daarbij viel
het mij op hoeveel arbeid men ver-
richtte en hoeveel men van zijn vee
hield. Ik hoorde tot mijn vreugde
een boer zelfs spreken van een
"lieve" koe; later bleek dat het
beest de voor die tijd hoge hoe-
veelheid melk van 24 liter per dag
procuceerde. Dit stemde wel tot
nadenken.
In den huize Pleijsier was het een
vrolijke boel. Men deed de naam
werkelijk eer aan. Er werd vaak
pleizier gemaakt en vrolijk ge-
lachen. Vader Jan was een pientere
baas; zijn vrouw en zonen Jan en
Willem en een dochter niet minder.
Moeder en dochter hielden de
boel binnen bij, vader en zonen
zorgden voor het bedrijf. Het ge-
zin leefde van de paardenfokkerij
met uiteraard in- en verkoop
daarvan, benevens een fourage-
handel. Ze woonden in een ruim
huis ter plekke waar thans de
bejaardenwoningen aan de Dorps-
straat, hoek Camphuysenstraat zijn
gebouwd. Op een dag moest vader
P. op het Gemeentehuis zijn en hij
vroeg de burgemeester te spreken
voor een verbouwingsvergunning,
welke hem geweigerd werd. Daarop
ontstond een discussie, waarop de
burgemeester hem hogal vinnig be-
jegende. De heer P. liep rood aan
en ik als jong maatje vreesde het
ergste. Wie schetst mijn verbazing
toen de heer P. repliceerde: bur-
gemeester, ik ben nu kwaad, ik
zal niet antwoorden, maar ik kom
een dezer dagen terug! Dit trof
mij zeer en ik nam mij voor dit als
leefregel aan te houden. Of mij dit
gelukt is, laat ik aan anderen ter
beoordeling over.
Bij een geboorte-aangifte kwam een
man een kind aangeven. Zoals nor-
maal werd een akte opgemaakt, die
"door den comparant en de getui-
gen" moest worden ondertekend
na voorlezing door de ambtenaar
van de burgelijke stand. Toen ik
hem de pen toereikte, weigerde hij
die zeer beslist onder de uitroep:
"Tekenen meneer, nooit van z'n
leven. Ik heb eens getekend voor
mijn grootjes versterf en toen
hebben ze mij belazerd, ik doe
het niet meer". Het kostte mij
heel wat overredingskracht de man
aan het tekenen te krijgen, maar
door met hem de pen vast te hou-
den en na hem verzekerd te hebben
dat de akte niet meer en niet min-
8
-ocr page 10-
^
Ze hadden in tijden niet 'zo lekker
geslapen en gegeten. Men ziet,
de tijden zijn niet zoveel veranderd.
Kees Valkestijn, alias Kees de Kik-
ker, op wien veel adjectieven van
toepassing waren, was zowel be-
roemd als berucht om zijn literaire
bijdragen in een Utrechtse krant en
in het bijzonder om zijn rubriek
"van de Vleutense torentrans'*,
waarin hij niemand spaarde, vooral
de hoger geplaatsten als burgemees-
ter, pastoor en dominee, maar zijn
milde humor maakte veel goed en
de doorsnee burger, die niet viel
onder het mikpunt van zijn snedig-
heden, genoot er kostelijk van.
Kees was onderwijzer aan de open-
bare school onder meester Schip-
per die wel eens moeite had met
zijn zeer geavanceerde opvattingen
over het onderwijs. Montessori en
Jan Ligthart zouden van hem
genoten hebben.
Hij was ook lid van de soos, tesa-
men met burgemeester Hondelink,
die hij niet goed kon zetten. Als de-
ze, zoals gewoonlijk, wat later aan-
kwam, riep Kees, "Jongens, pas op,
het grote licht gaat aan". Dit kwam
de burgemeester ter ore, die op zijn
beurt revanche nam. Ook de plaat-
selijke overheid mocht Kees niet en
de hiervoren genoemde daad was
o.m. aanleiding, dat, door toedoen
van de burgervader. Kees werd ont-
heven van zijn post als onderwijzer,
maar waar men hem niet kon of
durfde ontslaan, moest men hem in
een andere functie bij de gemeente
tewerkstellen en zo werd hij be-
noemd tot ophaler van as en vuilnis.
Uiteraard nam Kees dit niet en hij
nam ontslag, waarna hij zich met
volle inzet aan zijn literaire arbeid
, wijdde, o.a. als medewerker aan de
destijds zo beroemde revues van
Henri ter HaU en Buziau. Op latere
leeftijd is hij teruggekomen in Vleu-
ten, na gehuwd te zijn met Mej. van
Eijk op Haarzuilens, waar hij in
1952 overleed.
Volgens de destijds vigerende Vo-
gelwet, was het verboden te schie-
ten op kraaien en spreeuwen. De
boeren zaten echter met hun koren,
waarvan het opschietende zaad ter
hoogte van 8 a 10 cm. boven de
grond door de kraaien werd uitge-
trokken en alleen het zaadje werd
genuttigd, waardoor veel schade
werd ondervonden. De pachters van
kersenboomgaarden hadden last van
de spreeuwen, die bij hele horden
op de bomen neerstreken en daar
de lekkerste vruchten aanpikten.
De Vogelwet voorzag hierin door de
betrokkenen een z.g. schietvergun-
ning uit te reiken, welke op aan-
vraag door de burgemeester werd
verstrekt. We kenden onze klanten,
dus konden wij de vergunning zo
uitschrijven. Een boer, wiens zooh
zijn woorden wel eens "vast" hield,
als U begrijpt wat ik bedoel, stuur-
de die zoon voor het gewenste
briefje. Hem, èn zijn gebrek ken-
nende,vroegen wij vriendelijk wat
hij kwam doen. Welnu, hij moest
ligheid. Ook de zorg voor de jeugd
ging hem ter harte. Zo was het de
gewoonte, dat de jonge mensen op
"de beurs", t.w. de veranda van het
oude raadhuis, vlak voor de Herv.
kerk, de wederwaardigheden van de
dag en de nieuwtjes van het dorp
uitwisselden, waarbij menig voorbij-
ganger het ontgelden moest. Dien-
der Jansen kwam dan om 9 uur uit
zijn huisje aan het Haarpad, in
vol ornaat en de knuppel aan een
touwtje op zijn rug bungelend,
enkele malen op en neer lopend,
om plots stil te staan en een der
bengels te vragen: Vriendje, kan
je mij ook zeggen hoe laat het is?
Men hoefde alleen maar het hoofd
op te heffen om op de torenklok
de juiste tijd te zien en gaf ten
antwoord: "Het is kwart over
negen, Jansen", waarop prompt
het antwoord kwam: "wil jullie
dan als de mieter zorgen dat je
bij je ouwe moer komt". En weg
waren ze.
Bij de overgang van oud naar nieuw
jaar werd er vaak duchtig geschoten
(vuurwerk kende men toen nog
niet) maar het schieten was wel
verboden. De jonge luiden hadden
(met vergunning dan wel klandes-
tien) geweren, dus moest er op
oudjaar geschoten worden. Men
voerde de veldwachter, die "hem"
buiten dienst gaarne lustte, zo
dronken, dat deze laveloos op
een wagen naar moeder de vrouw
werd vervoerd, die hem te bedde
bracht. Veldwachter Jansen had
nog wel zoveel plichtsbesef, dat
hij alsmaar uitriep: "jongens, niet
schieten". Men schoot er duchtig
op los.
De gebr. Koren waren kundige
vakmensen, maar leefden zeer
zuinig. Zo vertrouwde de timmer-
man mij eens toe, dat, als hij per
fiets naar de stad reed, hij op de
heenweg rechts reed (de wegen
waren toen bol aangelegd voor het
afstromen van het regenwater) en
dus sleet zijn band aan de linker
kant af. Op de terugweg ging hij
echter links rijden om zijn rechter-
kan af te slijten. Werd hij daarvoor
aangehouden, dan was zijn repliek:
"ik ben maar een eenvoudig buiten-
mens en heb geen verstand van het
verkeer". •
Zijn broer was metselaar en moest
eens aan de buitenzijde van het
Gemeentehuis een klein karweitje
op knappen. Het Gemeentewapen
boven de ingang was wat afge-
brokkeld en moest worden bij-
gesmeerd. De burgemeester gaf in
eigen persoon aanwijzingen, de
metselaar zakte wat door de knieën
om het goed te bekijken, trok zijn
pet naar het achterhoofd, waarbij
hij verbluft opmerkte: "maar bur-
gemeester, die leeuw hep geen
kont", (sic). De burgemeester wist
zich geen raad, maar ik kon mijn
lachen niet inhouden.
A.F. Migo
een v-v-vergunning hebben. Zo, en
wat voor een vergunning. Een s-s-
schietvergunning. En wat wilt U
schieten, waarop het antwoord met
achterover gegooid hoofd luidde
"ki-ki-ki-kraaien ".
Tegenover de geestelijkheid werd
de gepaste eerbied in acht genomen,
hoewel "men ze ook wel eens in het
ootje nam".
Zo is van Ds.Wartenaar het volgen-
de bekend.
Op de Utrechtseweg, halverwege,
was een café "Het Zwaantje", waar-
heen zich een eerzaam timmerman
spoedde met zijn gereedschapskist
op de schouder, voor een karweitje
bij een der naast bij gelegen huisjes.
De zieleherder liep op 20 meter af-
stand achter hem aan om hem van
zijn vermeend bezoek af te houden
onder het roepen van "pst, pst".
De timmerman hield zich O.I. doof
en maakte vlak voor het café een
hoek van 90° en lachte in zijn
vuistje.
Pastoor Ohl leidde met straffe hand
zijn parochie, waarvan hij op zijn
wijs veel hield, maar men moest wel
doen wat hij wenste. Zijn jaarlijks
huisbezoek werd wel eens gevreesd.
Hij fietste tot op hoge leeftijd door
het dorp en als hij halverwege be-
merkte, dat hij iets vergeten was,
keerde hij midden op straat zijn
fiets om en toog terug.
Niets en niemand ontging zijn al-
ziend oog. Wie des zondangs niet in
de kerk was geweest kon erop reke-
nen op maandag bezoek te ontvan-
gen om zijn reprimande in ont-
vangst te nemen en beterschap te
beloven.
Stukadoor Hopman was één der
zulken, die na op zaterdagavond
wat al te diep in het glaasje te heb-
ben gekeken, weleens wilde uitsla-
pen, maar de pastoor was hem voor
en kwam hem vóór kerktijd thuis
ophalen met de uitnodiging:'Hop,
hop. Hopman, naar de kerk. En de
man ging.
De Heren van het R.K. zangkoor
hadden één uitgaansdagje per jaar.
De voorkeur ging uit naar Zuid-
Limburg en België, waar naast veel
moois te zien ook veel pleizier te
beleven was. Op een tentoonstelling
.hingen enkele platen van dames in
schaarse kleding, die voor de preut-
se Hollanders nogal gewaagd waren,
maar waaraan zij zich en masse ver-
gaapten. Echter niet zo lang, Mmnt
pastoor Ohl zag zich genoodzaakt
in te grijpen met de opmerking:
"Hebben de heren voldoende geno-
ten ?", waarna men zich beschaamd
terugtrok en de grotten van Han in
kroop. Daarna verlustigde men zich
in de lachspiegels. EA ervan was
echt; de pastoor zag, meende hij,
de plaatselijke zieleherder en stelde
hem aan zichzelf voor met de mede-
deling "Je suis Ie Curé de Vleuten"
(Ik ben de pastoor van Vleuten).
Tableau !
De oude veïdwachter Jansen had de
zorg voor de openbare orde en vei-
9
-ocr page 11-
er enkele genoemd; aan het eindt
van het artikel volgt een complete
literatuuropgave. Deze schets is
een eerste aanzet tot iets dat,
naar wij hopen, ooit zal uitgroeien
tot een gedegen studie over de
ridderhofstad die eeuwen lang,
samen met de oude dorpskerk,
het monumentale gezicht van
Vleutens dorpscentrum heeft be-
paald.
Ligging
De ridderhofstad Bottestein (een
enkele maal ook gespeld Botte-
steyn, maar nooit Bottenstein zo-
als het gemeentelijke straatnaam-
bord ons meedeelt) was gelegen
350 meter ten zuiden van de
Vleutense dorpskerk op de plaats
van de woning Stationsstraat 44 -
46, achter het huis Stationsstraat
48 en achter de werkplaats van
Wieman en Sluijs, Stationsstraat
52.
Volgens een anonieme afbeelding
uit plm. 1570 (waarover straks
meer) lag het huis met de voor-
zijde naar wat nu Botte(n)stein-
weg heet. We zien op de afbeelding
de spits van de kerktoren rechts
achter het kasteel. In 1570 bezat
de Vleutense kerk nog een hoge
spits, doch deze is in 1674 om-
gewaaid tijdens hetzelfde nood-
weer dat het schip van de Utrecht-
se Domkerk verwoestte.
Het kaartje van de gemeente
Vleuten dat voorkomt in de
"Kuiper-atlas" uit 1867 (uitgave
Hugo Suringar te Leeuwarden)
noemt een huis Bottestein aan
wat thans de Wilhelminalaan heet,
pal naast het zogenaamde "Appel-
laantje". Dat Appellaantje is nu
nog herkenbaar als een iets ver-
hoogd dijkje dat van de Wilhel-
minalaan naar het "Huis te
Vleuten" loopt. Tot voor een aan-
tal jaren was het nog een echt
laantje met een dubbele rij appel-
bomen. Nu is daar nog maar één
rij van over.
Misschien was er omstreeks 1867
inderdaad iemand die zijn huis
naast het Appellaantje "Bottestein"
noemde, maar de eeuwenoude
ridderhofstad heeft hier beslist
niét gelegen.
BOTTESTEIN - EEN
VERDWENEN RIDDERHOFSTAD
Inleiding en aanleiding
Tijdens de oprichtingsvergadering
van de oudheidkundige vereniging
Vleuten - De Meern op donderdag
26 maart 1981 werd o.a. een werk-
groep in het leven geroepen die
zich zou gaan bezighouden met het
naspeuren van de geschiedenis van
de ridderhofstad "Bottestein". De
aanleiding hiertoe was dat iedereen
op die vergadering van het vroegere
bestaan van het huis afwist, maar
dat er in de laatste vijftig jaar
nooit veel zinnigs over was gepu-
bliceerd. Het stukje in het "Kas-
telenboek Provincie Utrecht" uit
1966 en van de hand van Ir. J.D.M.
Bardet was nog het meest uitge-
breide van recente datum.
De werkgroep heeft éénmaal ver-
gaderd, waarbij al direct drie
oude gedrukte bronnen op tafel
kwamen. Voor zover ons bekend
hebben deze nog nooit geleid
tot één publicatie waarin de oude
gegevens met elkaar werden verge-
leken of elkaar aanvulden.
In de hierna volgende schets gaan
we dat doen, maar niet nadat we
nog andere bronnen hebben ge-
raadpleegd. In de tekst worden
1. Bottestein "in welstand" anno
1570. In de tekst zijn we er-
van uit gegaan dat de afbeel-
ding ook werkelijk uit dat
jaar dateert om de zaak een-
voudig te houden. Maar dat is
helemaal niet zeker. De ano-
nieme afbeelding kan bijvoor-
beeld een wat primitieve copie
zijn van het niet meer te
achterhalen origineel van Roe-
land Roghman en uit veel
latere jaren dateren.
12
-ocr page 12-
».* ' Aanzien van het huis
Oude afbeeldingen hebben het
risico dat ze niet altijd even be-
trouwbaar zijn. We zien dat bij-
voorbeeld duidelijk aan de vele
prenten die van "Den Ham" zijn
gemaakt. Er zijn twee gravures
bekend die weliswaar de hand van
een vakman verraden, maar waarop
de donjon - de hoge toren die ons
nu nog rest - veel te laag en te dik
is afgebeeld.
Van het huis Bottestein "in wel-
stand" kennen we voorlopig maar
één anonieme afbeelding, uit om-
streeks 1570 zoals reeds gezegd.
Vergelijkingsmateriaal is er niet
zodat we op dit ogenblik op die
ene afbeelding aangewezen zijn.
Een afbeelding overigens die iets
primitiefs heeft: we kijken van
enige hoogte op het huis néér,
we kijken over de muur om het
voorplein een beetje op de bin-
nenplaats en zien de vaste brug
nogal van boven. Een dergelijk
onwaarschijnlijk perspectief komt
bij de afbeeldingen van bijvoor-
beeld Roeland Roghman of Jan de
Beyer en zijn tijdgenoten niet
voor.
We moeten het er voorlopig maar
mee doen.
Wat zien we?
Het kasteel bestond uit een woon-
vleugel van twee verdiepingen hoog
achter een smal ommuurd voor-
plein. De woonvleugel had een ge-
kanteelde borstwering, het hoge
zadeldak bezat twee kleine dak-
kapellen en twee schoorstenen
van ongelijke hoogte. Aan de linker-
zijde van het voorplein en aan de
achterkant aansluitend aan de
woonvleugel stond het onmisken-
baar oudste gedeelte van het kas-
teel: een rechthoekige woontoren,
twee verdiepingen boven een sou-
terrain met gekanteelde borstwe-
ring, uitgekraagde hoektorentjes
en gedekt door een hoog zadel-
dak met twee windwijzers, dwars
op de woonvleugel.
In de binnenhoek was een slanke,
waarschijnlijk vierkante traptoren
gebouwd, hoger dan de woontoren
en bekroond door een slanke, zeer
hoge spits met vier dakkapellen.
De muur om het voorplein had geen
kantelen maar was wel zo hoog
dat een toegangspoort nodig was
om het voorplein te betreden.
Vlak voor de poort lag een ophaal-
brug aan het einde van een vrij
lange vaste brug over de aan de
voor- en rechterzijde brede gracht.
In de muur om het voorplein zijn
links en rechts van de toegangs-
poort nog twee kleine ramen
zichtbaar van dezelfde afmeting
als die van het souterrain (kelder-
verdieping?) van de woontoren.
Rechts van de woonvleugel zijn
nog twee aangebouwde, bijna tot
het dak reikende steunberen her-
kenbaar. Rondom de gracht ten-
slotte loopt een aan twee zijden
door hoog geboomte omzoomd
wandel weggetje.
Als we de afbeelding mogen ge-
loven, was het kasteel vanuit het
dorpscentrum nabij de kerk vrijwel
onzichtbaar door omringende be-
groeiing.
Is deze tekening compleet? Het kan
haast niet. In de onmiddellijke
nabijheid moet op z'n minst een
dienstgebouw of een boerderij
gelegen hebben. Bovendien zal
het huis in de loop der eeuwen
veranderingen hebben ondergaan.
Het zal begonnen zijn - na mis-
schien een nog simpeler voor-
ganger - met een eenvoudige woon-
toren. Een stadium dat, zoals be-
kend, het "Huis te Vleuten"
nooit heeft overschreden. We ko-
men hier, wat Bottestein betreft,
nog op terug.
Overigens blijkt volgens Bardet in
het "Kastelenboek Provincie
Utrecht" op bladzijde 359, dat
Bottestein in welstand ook door
Roeland Roghman is getekend.
Onjuist is evenwel dat de afbeelding
die in dat kastelenboek voorkomt,
van de hand van Roghman is.
Bardet is hier even in de war.
Die afbeelding van Bottestein door
Roghman is in particulier bezit
terecht gekomen en schijnt niet
meer te achterhalen.
Tot zover Bottestein "in wel-
stand".
In het Koninklijk Huisarchief te
Den Haag zijn twee afbeeldingen
van Bottestein aanwezig die niet
meer te zien geven dan een recht-
hoekig gebouw van ruim één ver-
dieping hoog, gedekt door een
afgewolfd zadeldak met op de nok
twee vazen. Op enige afstand ligt
een boerderij.
Het zijn respectievelijk een teke-
ning in O.I. inkt van Cornelis Pronk
uit 1731 en een ongedateerde
aquarel van Dirk Verrijk.
Merkwaardig is dat het standpunt
van deze twee afbeeldingen vrijwel
overeenkomt. Verrijk stond iets
meer naar rechts, zodat bij hem
iets meer van de voorgevel van de
boerderij te zien is. Bovendien
beeldde hij Bottestein iets meer
"in groothoek" af, zodat de bomen,
die op de tekening van Pronk een
schaduw over het huis werpen, ook
te zien zijn. Er ligt weinig tijds-
verschil tussen beide afbeeldingen.
- Dat bij Pronk twee en bij Verrijk
drie ramen in de rechter zijgevel
van de boerderij zijn afgebeeld
laten we maar even rusten. -
Het ontbreken van het kapje op
de schoorsteen en de iets hogere
en vollere bomen rechts naast de
boerderij zouden er op kunnen
wijzen dat de afbeelding van
Verrijk iets jonger is dan die van
Pronk.
Of het eenvoudige rechthoekige
gebouw van deze afbeeldingen een
restant van het kasteel uit 1570
is of een op laatstgenoemde af-
beelding niet voorkomend bijge-
bouw, is voorshands niet duidelijk.
Tenslotte nog dit:
De afbeeldingen van Pronk en
Verrijk zijn volkomen in tegen-
spraak met wat de hierna geci-
teerde "Geheymschrijver" vertelt.
Oude beschrijving van het huis
De oudste beschrijving van Botte-
stein die ons tot op dit ogenblik
bekend is is die van de "Geheym-
schiijver van Staat- en Kerke der
Vereenigde Nederlanden", uitgege-
ven bij Jacob Cornelis ten Bosch,
boekverkoper in de Choorstraat
te Utrecht in 1760.
Nadat deze Geheym-schrijver iets
meegedeeld heeft over achtereen-
volgens het Huys te Vleuten, Huys
den Eng, Huys ten Ham en Huys te
Voorn schrijft hij - en het klinkt
ons bijna ongeloofwaardig in de
oren - "Maar boven deese alle is de
Riddermatige Hofstad Bottestein
aanzienlijk, en ook hier te vinden,
geene de minste, en mag van wegen
de bezittinge van de Hoog Mogende
Heer Jacob van Utenhove, Gecom-
miteerde ter Vergadering van de
Heeren Staaten Generaal, gepresen
worden....."
We herhalen een beetje in de taal
van nu: "Maar boven deze alle is de
ridderhofstad Bottestein aanzien-
lijk geene de minste en mag .....ge-
prezen worden".
We zullen naar 20-e eeuwse normen
maar niet aannemen dat Jacob van
Utenhove de Geheym-schrijver
heeft betdSld voor een extra gunsti-
ge beschrijving van zijn bezit. We
mogen er dus gerust op vertrouwen
dat volgens die "Geheym-schrijver"
Bottestein, in vergelijking met de
andere Vleutense en Meernse Rid-
derhofsteden, een opvallend fraai
kasteel geweest.
Waarom geen bekende gravure ?
Ja, dat is vreemd. Iedereen die
zich ook maar een beetje heeft geih-
teresseerd in de geschiedenis van
Vleuten, De Meern en Haarzuilens,
kent de gravures die van Vleuten,
Meeren, de Haar en omliggende rid-
derh of steden en kasteeltjes door
Jan de Beyer (1703 - na 1773) zijn
gemaakt;alle gedateerd 1744.
Bottestein ontbreekt in deze serie
hoewel de Geheym-schrijver nog in
1760 Bottestein "boven deese alle
aanzienlijk" noemt. "De teegen-
woordige Staat der Vereenigde
Nederlanden", twaalfde deel pro-
vincie Utrecht, verscheen in 1772.
Daarin staat op bladzijde 197 te
lezen ".....doch het huis zelf is reeds
voor eenige jaren weggebroken."
"Het Verheerlijkt Nederland of
Kabinet van Hedendaagsche Ge-
zigten", waaruit de genoemde gra-
vures van Jan de Beyer afkomstig
zijn, is uitgegeven "Dienende tot
Opheldering der Beschrijvinge van
den Tegenwoordigen Staat der
Vereenigde Nederlanden". Aan de
hand van wat we gelezen en gezien
hebben kunnen we de volgende
13
-ocr page 13-
conclusie trekken: De Geheym-
schrijver heeft zijn verhaal al
geschreven, tientallen jaren voor-
dat het in 1760 werd uitgegeven.
Cornelis Pronk (1691 - 1759) zag
in 1731 slechts een eenvoudig huis
dat hij plichtmatig in beeld bracht.
Dirk Verrijk deed enkele jaren later
hetzelfde. Maar ....... de gravures
van Jan de Beyer zijn gemaakt naar
tekeningen van Hendrik Spilman
(1721-1784). Wat hun beider leer-
meester Pronk op eigen initiatief
tekende stond buiten de opdracht
die uitgever Isaak Tirion aan zijn
tekenaar Spilman en graveur De
Beyer had gegeven. Spilman zag
niets bijzonders en tekende Botte-
stein niet; Jan de Beyer heeft er dus
nooit een gravure van kunnen ma-
ken.
Een aanvechtbare conclusie? Mis-
schien, maar het is een mogelijke
verklaring voor het feit dat van Bot-
testein geen 18e eeuwse gravure be-
kend is.
Eigenaren en bewoners
Eerst een algemene opmerking.
Bij geschiedschrijvingen komt het
veelvuldig voor dat bepaalde gege-
vens die vroeger zijn gepubliceerd,
in latere publicaties vrijwel ongewij-
zigd terug te vinden zijn. Zo'n 'la-
tere publicatie" bevat dan vaak on-
juiste mededelingen omdat de
schrijver geen rekening heeft gehou-
den met nieuwe ontdekkingen die
in de tussenliggende periode zijn
gedaan en die héél ergens anders
zijn te lezen.
Voor het weergeven van een zo be-
trouwbaar mogelijk stuk geschiede-
nis is het dus nodig om over zoveel
mogelijk oude bronnen te beschik-
ken. Voor dit hoofdstuk hebben we
vier oude gedrukte bronnen naast
elkaar gelegd en met elkaar vergele-
ken. Ze dateren uit 1760, 1772,
1840 en 1912. Vooral deze laatste
is belangrijk:"Bijdragen tot de Ge-
schiedenis der Utrechtsche Ridder-
hofsteden en Heerlijkheden" door
Jhr. Mr. E.B.F.F.Wittert van Hoog-
land, tweede deel, uitgegeven te
's Gravenhage in 1912 . "Wittert" is
een erg belangrijke informatiebron
waar je niet omheen kunt. Maar
"Wittert" was vóór alles een genea-
loog: hij schrijft uitsluitend over
families, verervingen en dergelijke.
Over hoe het huis er uit zag en of
het "überhaupt" nog bestond
schrijft hij niets.
Over de families die Bottestein ooit
hebben bezeten schrijft hij erg uit-
gebreid. Hij noemt uit elk gezin alle
kinderen en aanverwanten,hoewel
hij in het algemene voorwoord zegt
"dat hij niet volledig is en zich
heeft moeten beperken".
Wij hebben ons in deze beschrijving
van Bottestein nog meer beperkt en
al die kinderen uit de meestal gro-
te gezinnen niet genoemd. Wie er
meer over wil weten slaat er "Wit-
tert" - ter inzage op het Rijksar-
chief te Utrecht - maar op na.
Een tweede opmerking.
De gegevens over de eigenaren zijn
rechtsstreeks of via-via afkomstig
uit (eeuwen) oude ambtelijke stuk-
ken.
Achtergrondinformaties staan daar
niet in; anecdotes al helemaél niet.
De opsomming van eigenaren kan
dus nauwelijks meer zijn dan een
droge lijst van familierelaties en
transacties. Excuses dus voor de
hierna volgende saaie mededelingen.
Toch nog even een derde opmer-
king vooraf.
De eerste regel van de hierna vol-
gende eigendomsverhoudingen en
familiebetrekkingen kan al moei-
lijkheden geven; "Het huis Botte-
stein was leenroerig aan het huis
Den Ham". Wat dit betekent
vinden we omschreven in het boek
"Ridderschap" door Jkvr. Dr. J.M.
van Winter. Op bladzijde 10 schrijft
ze: "De normale verhouding tussen
vrije mensen van verschillend so-
ciaal niveau was immers in de mid-
deleeuwen de leenverhouding.
waarbij de zwakkere partij de eed
van trouw aflegde aan de ster-
kere en daarvoor in ruil een stuk
land kreeg als leen".
Hoewel de verhouding tussen leen-
heer en leenman in de loop der
decennia veel soepeler werd, moet-
en we allerlei transacties in die
tijd toch zien in een bepaalde
"leen "-verhouding.
        "Leenroerig
aan" is dus min of meer synoniem
aan "leenman van". En "over-
dragen ten behoeve van" kan
worden vertaald in "mijn rechten
en plichten geven aan".
We zeggen het te eenvoudig, dat
weten we. Maar over die ingewik-
kelde rechtsverhoudingen in de
middeleeuwen en vele jaren daar-
na is het laatste woord beslist nog
niet gesproken.
Hierna dus eindelijk de "Eige-
naren en bewoners".
Het huis Bottestein was leenroerig
aan het huis Den Ham. Op 3 sep-
tember 1469 wordt als eigenaar
genoemd Jan (Johan) Utenham.
(Van vroegere jaren is tot nu toe
niets bekend). Jan's dochter
Mechteld trouwde met Godert
de Coninck waardoor het huis
aan het geslacht De Coninck
kwam.
Toen hun zoon Frederik het huis in
bezit had, werd het in 1538 erkend
als "Riddermatige Hofstad" = "Rid-
derhofstad".
Frederik's zoon, Beernt de Coninck
droeg op 28 april 1568 het goed
(huis met bijbehorende landerijen)
op ten behoeve van Mr. Gelijn
Schrijvers. Op 25 februari 1584
kwam het in het bezit van Gerbrand
Verduin en op 11 of 13 februari
1611 in het bezit van Henrica van
Schoordijk, gehuwd met Florens
van Meyerden van de Ven, heer van
Zegwaard.
Na haar overlijden in 1629 kwam
het goed in het bezit van hun zoon
Adolf van Meyerden van de Ven.
De voogd over de minderjarige kin-
deren van deze Adolf heeft het
goed op 24 februari 1640 opgedra-
gen aan Herman Valkenaar. Drie
dagen later ging het goed over naar
zijn broer Hendrik Valkenaar.
Op 25 juli 1670 werd Hendrik's
zoon Carel eigenaar van Bottestein.
Zijn erfgenamen droegen het goed
op 17 oktober 1685 over aan Pieter
Hendrik van Ravenswaay.
Deze overleed kinderloos in 1703
en op 20 oktober 1705 kwam Bot-
testein in het bezit van zijn broer
Arnold IJsbrand van Ravenswaay.
Bottestein in 1731, tekening
van Cornelis Pronk.
14
-ocr page 14-
-' -
overdracht", volgens oude
stukken, kwam daarna Bottestein
op 27 juli 1709 in het bezit van
Hendrik van Utenhove, heer van
Amelisweerd.
Deze Hendrik Baron van Uten-
hove was een belangrijk man:
president van de Heeren Edelen
en Ridderschappen in het land
van Utrecht en Luitenant-Generaal
der Infanterie van de Staat der
Verenigde Nederlanden. Hendrik
van Utenhove deed op dezelfde
27 juli het goed over aan zijn zoon
Maurits Filibert van Utenhove, die,
volgens van der Aa, de eerste was
die de naam "Utenhove van Botte-
stein" aannam. Hij was "Majoor
en Kapitein van hét Regiment zijns
vaders". In november 1709 werd
hij in de Ridderschap van Utrecht
opgenomen. Dat was ook het gevel
met zijn zoon Jakob van Utenhove
van Bottestein in 1734.
In 1767 wordt ook nog Jakob's
zoon Maurits Karel van Utenhove
van Bottestein met het goed be-
leend, maar "het huis zelf" is dan
"reeds voor eenige jaaren wegge-
broken".
De oudste zoon van Maurits Karel,
Maximiliaan Louis Baron van
Utenhove van Bottestein is de
laatste eigenaar van het Vleutense
goed uit dit geslacht.
Tijdens zijn leven verschijnt in 1840
het "Aardrijkskundig Woordenboek
der Nederlanden" door A.J.van der
Aa, waarin over Bottestein o.a. valt
te lezen dat van het kasteelcomplex
nog een bouwhuis over is en dat het
grondgebied een oppervlakte van 3
bunder en 46 roeden beslaat.
Op 29 september 1855 verkoopt
Maximiliaan Baron van Utenhove
het goed Bottestein aan Jhr. Willem
Eliza Ram. Deze is rentenier, oud-
wethouder van Utrecht, woont al-
daar, is 69 jaar oud en koopt het ge-
heel voor f. 6.200,". Maar Jhr. Wil-
lem Ram overlijdt al op 16 juni
1856 in zijn landhuis "Het Hooge-
land" dat nog steeds bestaat: het in
1830 gebouwde huis ten zuidoos-
ten van de kruising Biltstraat -
spoorlijn.
Op 26 november 1861 wordt per
acte van scheiding het uitgebreide
bezit van wijlen Jhr. Willem Ram
verdeeld onder zijn weduwe en de
kinderen. Het grondgebeid van Bot-
testein blijkt in 1855 door voor-
gaande verkopen al te zijn inge-
krompen tot 1 bunder, 37 roeden
en 97 ellen. Het overgebleven
bouwhuis met zo'n 1 1/2 hectare
grond wordt geërfd door de tweede
zoon Jhr. Karel Jacob Adriaan
Hendrik Ram, 32 jaar oud. Zijn
vrouw, Pauline Madeleine Rosé
verwacht dan haar tweede kind.
Deze eerste zoon wordt geboren op
7 december 1861 en zal, voorzover
wij nu weten, de laatste "Heer van
Bottestein" worden. Nog op 1
oktober 1911 wordt hij zo ge-
noemd. Hij is met zijn 50 jaar dan
al gepensioneerd kapitein van het
Regiment Grenadiers en Jagers.
Het Wapen van Bottestein
De ridderhofstad Bottestein heeft
- natuurlijk - een wapen gehad,
maar welke familie dit wapen voer-
de is ons voorlopig nog onbekend.
Eigenlijk weten we ook niet precies
hoe het wapen er uit zag. We ken-
nen namelijk twee verschillende be-
schrijvingen :
Van der Aa in 1840: "Het wapen
van Bottestein bestaat uit een wit
veld, waarop twee roode botten
(visch) naast elkander en regtstan-
dig op den staart staande".
Wittert van Hoogland in 1912 en
Bardet in 1966: "Wapen: in rood
een zilveren bot".
Voer voor genealogen........
Nogmaals de ligging van het huis
met omgeving
In de verkoopacte van 29 septem-
ber 1855 worden de grenzen van
het grondgebied van Bottestein -
destijds voor iedereen duidelijk -
aangegeven: "Ten oosten door de
Alendorperwetering, ten zuidoosten
door de heer P.M. van Bijlevelt, ten
zuiden den spoorweg, ten westen de
erven van de heer E.P. van Nes van
Meerkerk en ten noordwesten Hen-
drikus Muyterman en de weduwe
en kinderen van de heer J.H.J. van
Bijlevelt".
Van deze grenzen zijn nu nog di-
rect herkenbaar de spoorlijn ten
zuiden en de Alendorper (nu: Vleu-
tense) wetering ten oosten.
Wanneer we de oppervlakte van
rond 11/2 hectare ten noordwesten
van deze grenzen uitzetten komen
we tot de redelijk aanvaardbare
veronderstelling dat de westgrens
ongeveer wordt gevormd door de
huidige Stationsstraat en dat Pun-
tenburg er niet meer bijhoorde.
3. Bottestein, ongedateerd, aqua-
rel door Dirk Verrijk.
15
-ocr page 15-
6.  Periodiek "Onze Gemeente",
contactorgaan tussen overheid
en inwoners, uitgave gemeente
Vleuten - De Meern. Zesde
jaargang, nr. 4, juli 1970, blz.
10.  In het bezit van de schrijver
Gemeente-archief en vermoe-
delijk vele ingezetenen van
Vleuten - De Meern.
7.   Jaarboek Oud-Utrecht 1949,
blz. 91. In de voetnoten van
het artikel door Dr. W. van
Iterson - voor ons onbelang-
rijk - wordt o.a. gewezen op
het nog bestaan van archieven
van Huis Den Ham, waarin
Bottestein vaak wordt ge-
noemd. Deze bron hebben wij
voor het voorgaande artikel
niet geraadpleegd, maar wel
even opgezocht omdat ze in
het "Kastelenboek Provincie
Utrecht", 4e druk op blad-
zijde 35 wordt genoemd.
8.   Ridderschap door Jkvr. Dr.
J.M. van Winter. Fibulareeks
11,    uitgave van C.A.J. van
Dishoeck, Bussum, 1965. In
het bezit van de schrijver.
9.   Verkoopacte d.d. 29 septem-
ber 1855. Lichtdruk van het
origineel in bezit van A.J.
van Zoeren te Vleuten.
10.   Acte van scheiding en verde-
ling van de boedel van wdjlen
W.E. Ram d.d. 26 november
1861. Lichtdruk van het ori-
gineel in het bezit van A.J.
van Zoeren te Vleuten.
11.   Nederland in de Prentkunst
door P.T.A. Swillens. Heem-
schutserie deel 43, uitgave van
Allert de Lange, Amsterdam,
1945. In het bezit van de
schrijver.
Bosch, Boekverkoper in de
Choorstraat, 1760. Blz. 196.
Lichtdrukken van het origineel
in het bezit van A. Goudappel
te Vleuten.
2.   Tegenwoordige Staat der Ver-
eenigde Nederlanden. Te Am-
sterdam bij de Wed. Isaak
Tirion. 1772. Twaalfde deel
blz. 197.
Opnieuw uitgegeven door de
Europese Bibliotheek te Zalt-
bommel in 1965. Deze her-
uitgave o.a. in het bezit van
A. Goudappel en de schrijver.
3.   Aardrijkskundig Woordenboek
der Nederlanden. A.J. van der
Aa, 1840. Gebruik gemaakt
van een uittreksel van A.I.J.M.
Schellart, oud-directeur van de
Nederlandse Kastelenstichting,
gericht aan A.J. van Zoeren te
Vleuten. Het origineel is te
raadplegen in het Rijksarchief
te Utrecht.
4.   Bijdragen tot de Geschiedenis
der Utrechtse Ridderhofsteden
en Heerlijkheden door Jhr.
Mr. E.B.F.F. Wittert van Hoog-
land, Tweede deel, 1912 te
's-Gravenhage. Blz. 292 - 302
Rijksarchief te Utrecht.
5.   Kastelenboek Provincie U
trecht door Jhr. Mr. Dr. J.R
Clifford Kocq van Breugel
4e druk, herzien en uitge
breid door Ir. J.D.M. Bardet
Uitgave van Kemink en Zoon
Domplein 2, Utrecht, 1966
Vierde druk o.a. in het bezit
van A. Goudappel en de
schrijver. Vijfde druk uit 1975
lag enkele jaren geleden bij
"De Slegte". Vierde druk blz.
34-35.
Deze oude boerderij moet dan in
1855 in het bezit zijn geweest van
P.M. van Bijlevelt. - Hoe dat precies
zat kunnen we op ons gemak
bekijken en opmeten op de nieuwe
plattegrond van Vleuten - De Meern
die dit voorjaar is verschenen.
Na 1861 wordt van het grondge-
bied van Bottestein regelmatig
een perceeltje verkocht. Het bouw-
huis schijnt zelfs nog te hebben
bestaan tot na 1900. Bij het kadas-
ter en in het Gemeente-archief
zal daar nog wel het een en ander
over te vinden zijn. Maar van het
riddermatige goed Bottestein zal
dan wel nauwelijks meer worden
gesproken.
Tot besluit
In de voorgaande schets hebben we
een aantal verspreide informaties
bijeengebracht en met elkaar ver-
geleken. We hebben hierdoor een
veel completer beeld van de ridder-
hofstad Bottestein kunnen geven
dan ooit tevoren werd gepubliceerd.
Als enig tastbaar bewijs zijn enkele
bakstenen bewaard gebleven die bij
tuinwerkzaamheden in juni 1981
naar boven kwamen.
Vleuten, juli 1981
Klaas B. Nanning.
Geraadpleegde bronnen
1. Geheym-schrijver van Staat- en
Kerke der Vereenigde Neder-
landen, Beginnende met die
van de Provincie Utrecht. Te
Utrecht bij Jacob Cornelis ten
EEN DORP VERANDERT
Waar?
(Reaktie s.v.p.
bij de redaktie !)
Foto:K. B. Nanning,
Vleuten
16