377
|
||||||||||||||||||||||||||
Officieel otgitLtt van de Historische VwöBt*
png Vleutcn-De Mcern-Flaar/uilens. ^ jaargang nr. 1 maart 1986 Q 1986 Ver«ichi](it 4x per jaar Ingeschreven in het veremgingsrcgistcr van
de'K.v.K l.trecht co, onder nr. V 479360 Dagi'lUks. besttiur:
Dr D. W. Cjravendeel, voorzitter 't Zand 35.3451 GE' Vleuten tel, 034()()-61793 W. H. Ücnekamp. sekretari?
litcnhamstraat 5. .^451 BR Vleuten tel. 03407 - 194X P G. de Rooij, penningiJiecster
't Zand 1. 345! C;P Vleuten tel. 03407 - 14K3 A, .1. \an Zoeren. viee-\()üt/.itter
Stationsstraat 34. .U51 BZ Vleuten tel. 03407 - J263 H. I.-. .). van l'vsen. coftrd. werlcgroepcn
Mauritslaan 17, 3454 XP De Meein tel, 03406 ' 62992 Erdld;
Mevi, Prof, Dr C. Fsings, Soest
Redaktie-stkrctariaat:
Mttnjque van }',.s.sen, Hiiuierstemtaan 1,
3451 I V Meuten tel 0.M()7 - 3611 Ledt'nadmmlstratk'/informatit»:
Opgeven \an nieuwe leden, mutaties en
(nalbe^tellmgen bi.f Mw. P, .1 de Rooii-C}oes. 't Zand I. 3451 (,P Vleuten.'lel 03407- 14K3 Kuntrihutie:
De jaarliikse kontubutie beili.tagt voor
I').S6 nnnimaal f ??.- postabonnentent t '^5,- per jaai Donateurs:
Mmtnuiat I ! 2,58 per jaar»
|
||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
||||||||||||||||||||||||||
Op 12 mei 1981 vond in De Brouwerij
te Vleuten een vergadering plaats, waar- voor door Ad van Zoeren, namens de "voorbereidingscommissie ter oprich- ting van een Historische Vereniging" alle belangstellenden waren uitgeno- digd. De vraag of zo'n vereniging er moest
komen werd wèl gesteld, maar even snel weer van de tafel geveegd door degenen die dat een vanzelfsprekende zaak von- den. Hoe vanzelfsprekend die zaak wel zou blijken te zijn, konden zij toen niet bevroeden, maar hun overtuiging werd door de tijd bevestigd. |
Het Stormachtige begin (meteen
maar een clubblad in september en een tentoonstelling in october) behoedde de vereniging voor het gevaar dat veel ini- tiatieven bedreigt, namelijk het verzan- den in de eerste golf van enthousiasme. De branding werd in vliegende vaart genomen en voordat we het goed en wel beseften, zaten we in volle zee. Het ledental — oorspronkelijk 25,
waarvan ieder evenzovele guldens stort- te ter bestrijding van de eerste onkos- ten — schoot omhoog en ons clubblad werd een succes. De statuten met de doelstellingen van
de vereniging: het wekken van belang- stelling voor alle historische goederen, het bevorderen van kennis en studie van zowel de recente als de oude geschiede- nis van de gemeente, en het instellen van een historisch archief, vormden een goed kompas, waardoor wij al vanaf het begin op de juiste koers lagen. Onze vereniging stond al snel bekend
als zeer actief. Er werd dan ook in de voorbije jaren heel wat werk verzet op alle drie bovengenoemde punten. Wij waren op presentaties en braderieën, wij namen deel aan een grote opgraving en verzorgden daarna een expositie van meer dan locaal belang, wij brachten enkele bijzondere uitgaven uit en wij realiseerden een historisch archief in de vorm van een museum voor de regio. Dit jaar bestaat de vereniging vijfjaar
en ik wil daarom onze leden, die haar tenslotte hebben gemaakt tot wat ze nu is, van harte gelukwensen en danken voor hun toegenegen steun. D. W. Gravendeel
voorzitter |
|||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
1981 82 83 64 85
|
||||||||||||||||||||||||||
Öe v«ce«»^ag feeeft rekeniagen bö de vot-
gen<1c tnstetïiagen; RABO X'teuten 36>75.ir574
POSK.IRO 2.689.200 |
||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
||||||||||||||||||||||||||
" Cieheie oi'
tikeien ïiit^fit tfe mkkt je.
|
||||||||||||||||||||||||||
:e övwiame van ar-
v^sremgü^sorgaa» i$ slechts ;e toestemming van |
||||||||||||||||||||||||||
pag.
377 378
379 386 387 389 398
|
||||||||||||||||||||||||||
- Van het bestuur
- Redactioneel, agenda, Uitnodiging
Algemene Ledenvergadering - Ik heb geen rooie duit meer
- Een dorp verandert
- Aardewerk in ons museum
- Water, wonen en een weg (I)
- Ledenlijst, contactavond, wie wat bewaart
die geeft wat |
||||||||||||||||||||||||||
Ulustratïe voort^agiaa:
Öuk v«n dte st«d tltr^ht, I7U.
Jiectie P, I^naer, fe Vtcuten (J. Rodertlsug te Vleulwn |
||||||||||||||||||||||||||
LO$SE NUMMEES f 7^0
|
||||||||||||||||||||||||||
378
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redactioneel
|
Uitnodiging
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste nummer in ons lustrum-
jaar toont enkele kleine aanpassingen, die de lezer misschien nauwelijks zullen opvallen. Wij hebben de grote koppen van vroeger nu definitief afgezworen en de zwarte streep boven aan de pagina laten vervallen. Terwille van de lees- baarheid is het gebruik van de alinea- aanduiding weer ingevoerd. Wij hand- haven de indeling in drie kolommen omdat daardoor de grootte van de illustraties flexibeler is te kiezen. Het is de bedoeling dat binnenkort
een inhoudsopgave wordt samengesteld van de eerste vijf jaargangen; wij bren- gen U op de hoogte wanneer die gereed is. Voor diegenen die de in hun bezit
zijnde serie van ons clubblad wensen aan te vullen, volgen hier de nog voor- radige nummers (X = uitverkocht; in 1981 verschenen slechts twee nummers): |
Algemene Ledenvergadering
Bij deze nodigt het bestuur u uit voor de op Woensdag 16 april 1986 te houden
Algemene Ledenvergadering in ons museum, Thematerweg 17 te Vleuten. Aanvang: 20.00 uur precies. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
1. Opening
2. Notulen vergadering 26 maart 1985
3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Jaarverslag secretaris
5. Jaarverslag penningmeester over 1985 en begroting 1986.
De hierop betrekking hebbende stukken liggen een half uur voor het begin der
vergadering reeds ter inzage 6. Verslag kascommissie
7. Benoeming nieuwe kascommissie
8. Vaststelling contributie 1987
9. Bestuursverkiezing
Volgens het rooster zijn aan de beurt om af te treden de heren W. H. Denekamp
en A. J. van Zoeren. Zij stellen zich beiden herkiesbaar. Namen van eventuele tegencandidaten kunnen (ondersteund door tenminste tien leden) tot uiterlijk drie dagen voor de verkiezing bij het zittende bestuur worden bekend gemaakt 10. Herbenoeming vaste commissies
11. Voorstel tot het in het leven roepen van een Stichting die ten doel zal hebben het
inrichten en instandhouden van een museum (historisch archief) ten behoeve van de regio 12. Rondvraag
13. Sluiting
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De prijs is f7,50 per stuk of f 25,—per
4 stuks (bv. een jaargang) en U kunt Uw bestelling opgeven bij ons contactadres: Mevr. P. J. de Rooij-Goes, 't Zand 1, 3451 GP Vleuten, tel. 03407 - 1483. Tenslotte: hebt U op- of aanmerkin-
gen naar aanleiding van de vorm of de inhoud van ons blad, laat ons dat dan weten! Of nog beter: schrijf zélf eens iets waarvan U meent dat het in het kader van ons blad past en dat wellicht een ander kan interesseren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pauze
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de pauze zullen de leden van onze filmgroep, de heren Th. van den Berg, C. J.
van Es en J. Fokker, een selectie tonen uit de opnamen die zij in de afgelopen vijf jaren hebben gemaakt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag 16 april
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten. Algemene Ledenvergadering. Dinsdag 22 april
20.00 uur in De Schalm te De Meern.
Oude dorpsfilms van De Meern. De eerder aangekondigde contact- avond gaat niet door. Zaterdag 26 en Zondag 27 april
13.00 - 16.00 uur open dag in het
museum, Thematerweg 17 te Vleuten. Woensdag 30 april
Koninginnedag
Wij staan met onze kraam in Vleuten.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dinsdag 13 mei
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten. Algemene contactavond (voor ieder- een met vragen, plannen en ideeën). Zaterdag 24 en Zondag 25 mei
13.00 - 16.00 uur open dag in het
museum, Thematerweg 17 te Vleuten. Dinsdag 17 juni
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten. Algemene contactavond (zie boven). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elke Maandag vanaf 19.00 uur werk-
avond (o.a. schoonmaken en restau- ratie van voorwerpen) in het mu- seum, Thematerweg 17 te Vleuten. Zaterdag 5 april
Kom in de kas.
Wij staan met een kraam in het ge-
bouw van de bloemenveiling. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zie ook biz. 398
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
379
|
|||||||||||||||||
Ik heb geen rooie duit meer
|
|||||||||||||||||
door
D. Purmer |
|||||||||||||||||
Het bovenstaande gezegde kent U ongetwijfeld allemaal, maar is in genen-
dele van toepassing op de collectie munten, die ondergebracht is in ons museum op de Thematerweg. Op één van de open dagen heb ik met plezier gekeken naar de gevonden munten. Wat is er toch met moderne hulpmidde- len nog een hoop in de grond te vinden. In dit artikel wil ik Umet name enige informatie geven over de rooie duiten en andere koperen munten, die in de periode van 1500 tot 1800 in Nederland geslagen zijn. |
|||||||||||||||||
Inleiding
In ons taalgebruik is nog veel terug te
vinden van de koperen muntsoorten uit deze periode. Om er enkele te noemen: hij heeft een dikke duit (zit er warmpjes bij), een duit in het zakje doen (iets te berde brengen), duitendief (vrek), hij kijkt alsof hij zijn laatste oordje ver- snoept heeft (zijn laatste geld uitgege- ven), op de penning zijn (gierig zijn). Vetgedrukt zijn de koperen muntsoor- ten, die nader beschreven worden. Vanaf het begin van de muntslag is
koper of brons (90% koper) naast goud en zilver als muntmetaal gebruikt. Een oud koperen Romeins muntje is in onze bodem nog wel eens te vinden, maar ziet er over het algemeen erg slecht uit. Zil- ver en goud, edele metalen, komen veel beter uit de grond. Onze verre voorouders hadden het
niet zo erg op koper voorzien en in de Middeleeuwen werden in Nederland al- leen gouden en zilveren munten gesla- gen. Aangezien zilver erg kostbaar was, werd veel koper aan het zilver toege- voegd. Uit de 16e eeuw zijn zilveren muntjes bekend, die voor 98% uit koper en voor 2% uit zilver bestaan. Utrecht komt de eer toe in 1523 in
Nederland de eerste volledig koperen muntjes geslagen te hebben en één exemplaar hiervan is te zien in het mu- seum (afb.1). In dit artikel komen vervolgens aan
de orde: - de muntorganisatie
- de productiewijze
- de koperen munttypen
- wat circuleerde in Vleuten
|
|||||||||||||||||
Afb. 1 Duit Utrecht 1523
Vz. stedelijk wapenschild
CIVITAS TRAJECTEN
Kz. ANNO DOMINI 1523 |
|||||||||||||||||
De muntorganisatie
Een ieder kent ongetwijfeld het ge-
bouw van de Rijksmunt in Utrecht, al- waar al onze munten vervaardigd worden. De Rijksmunt is een overheids- bedrijf, dat gezien zijn voor ieder be- geerlijk product, onder strenge controle staat. Honderden jaren geleden was het
|
gesteld, evenals de woning voor de
muntmeester. De muntmeester moest met het door
hem aangestelde personeel en de door hem aangeschafte gereedschappen en hulpmiddelen aan de door het publiek gestelde vraag aan munten voldoen, echter de overheid stelde de condities vast, waaraan de munten moesten vol- doen, zoals gewicht, legering en uiter- |
||||||||||||||||
muntbedrijf niet in overheidshanden.
Het muntrecht was door de koning of keizer (veelal die van Duitsland) ver- leend, echter soms eigenden edelen of stad zich dit recht zelf toe. De muntheer verpachtte het muntrecht aan een vrij en kapitaalkrachtig ondernemer, de munt- meester. De productie vond plaats in een muntatelier of munthuis, dat door de muntheer veelal ter beschikking werd |
|||||||||||||||||
380
|
|||||||||||
lijk van de munt. Zijn inkomen bestond
uit de marge tussen de inkoopprijs van de metalen, de bedrijfskosten, de lonen en salarissen, de vaste afdracht per afge- leverde munt aan de overheid enerzijds en de nominale waarde van de munten anderzijds. De vaste afdracht aan de overheid wordt sleischat of seignoriage genoemd. Het zal duidelijk zijn, dat de overheid
behoefte had aan een goed controlesy- steem om een goede muntslag te bevor- deren en te waarborgen, misbruiken te voorkomen en de sleischat volledig vast te stellen. De belangrijkste medewerkers, de
stempelsnijder, die de muntstempels graveerde, veelal naar een door de cen- trale overheid gegeven model en de essayeur, die de fijnheid van het aange- boden metaal vaststelde, alsmede de fijnheid van de geslagen munt, werden soms door de muntmeester betaald, maar in ieder geval door de overheid aangesteld en beëdigd. Daarnaast was er een volledig van de
muntmeester onafhankelijke waardijn, die op de naleving van de voorschriften moest toezien o.a. of de sleischat goed werd berekend en wel aan de overheid werd afgedragen. Hiertoe werden alle vervaardigde partijen door hem gewo- gen en werden per partij enkele munten voor latere controle in een verzegelde kist, de zg. muntbus gedeponeerd. Deze muntbussen werden op basis van de in 1586 aanvaarde muntreglementen ge- opend door het college, dat zetelde op het binnenhof, het college van Raden en Generaalmeesters van de Munt, samen- gesteld uit o.a. oud-muntmeesters en |
|||||||||||
Afb. 2 Houtsnede uit "Der Weissköning" door H. Burgkmair de Oudere (1473-1531). Links
achter de oven voor het smelten van het metaal en het vormen van de legering, in het midden het op dikte hameren van de gegoten muntplaten, links het afknippen van de vierkante muntplaatjes tot ronde en rechts het slaan van de munten. |
|||||||||||
oud-waardijns, dus een zeer kundig
college. De controle van het college gaf in-
zicht of het juiste gewicht per munt en de juiste, voorgeschreven legering door de muntmeester was gehanteerd. In ge- val van overtreding kon op een forse boete worden gerekend. Zelfs zijn er enkele muntmeesters wegens wanpres- tatie in de kokende olie "gezoden" (zie onder meer de ketel, die aan de Waag in Deventer hangt, waarin een muntmees- ter zijn leven beëindigd heeft). De productiewijze
Omstreeks 1670 deden nieuwe ma-
chines in ons land hun intrede, hetgeen een duidelijke modernisering van de muntproductie inhield. Vóór deze me- chanisatie was het productieproces als volgt: In de oven werd het metaal gesmolten
en door menging werd de juiste legering verkregen. De gegoten muntplaten wer- |
|||||||||||
Afb. 3 De schroefpers, gravure uit de "Encyclopédie" van D. Diderot en J.B. Ie Rond, versche-
nen tussen 1751 en 1752. |
|||||||||||
381
|
|||||||||||||||
maakte — stempels veel onderling
gering afwijkende varianten in beel- tenis en randschrift (Voor een over- zicht van de oude productiewijze zie afb. 2). De mechanisatie, die door het munt-
personeel, gelijk momenteel de automa- tisering, jarenlang werd tegengehou- den, aangezien vrees bestond voor de werkgelegenheid, gaf de volgende ver- betering te zien: - het op de juiste dikte brengen van de
gegoten muntplaten werd uitgevoerd met een door paarden voortbewogen walswerk - het uitknippen van de ronde plaatjes
werd vervangen door een mechanisch in beweging te brengen ronde beitel, waarmee het uitponsen werd uitge- voerd - het aanbrengen van de beeldenaar ge-
beurde met behulp van een zware schroefpers, de zg. balancier (afb. 3). Deze schroefpers gaf iedere twee se- conden een klap. De munter moest nu met de ene hand het gereedgeko- men muntje in een mand werpen en vervolgens met de andere hand het muntplaatje op de onderstempel leg- gen. Dit was niet zonder gevaar en na enige tijd misten alle munters wel één of meer vingers.
Samengevat zijn de voordelen van de. l nieuwe productiewijze: de grotere pre- cisie, beter afgewerkte en moeilijker te vervalsen munten en een hogere pro- ductiesnelheid. De koperen munttypen
Indien voorbij gegaan wordt aan de
zeldzame munten uit Utrecht van 1523 - 1525 en enkele andere incidenteel gesla- gen munten eveneens buiten beschou- wing worden gelaten, vangt de reguliere koperen muntslag in de Noordelijke Nederlanden aan in 1574 in Holland. |
|||||||||||||||
Afb. 4 a. Oord van Holland
Vz. gekroond wapenschild van Holland
PHS. D: G. COM. HOL. Z. ZEL. Kz. maagd in de Hollandse tuin, wijzend naar de zon AVX. NOST. IN. NOM. DOM. |
|||||||||||||||
b. Duit Holland
Vz. gekroond wapenschild van Holland
DOMINVS. MIHI. ADIVTOR.
Kz. Bourgondisch kruis binnen een omheining PHS. D: G. HISPZ. REX. COM. HOL.
|
|||||||||||||||
Penning van Holland
Vz. gekroonde P (van Philips)
PHS. D: G. HISP. Z. REX. COM. HOL.
Kz. Hollandse leeuw binnen een omheining DOMINVS. MIHI. ADIVTOR.
|
|||||||||||||||
den met zware hamers moeizaam op de
gewenste dikte gebracht. Vervolgens knipten de munters met een zware schaar uit de platen de muntplaatjes. Tussen een onderstempel, dat op een aanbeeld bevestigd was en een boven- stempel, legde de munter het munt- plaatje en na een forse slag met een zwa- re hamer op het bovenstempel, ont- stond de munt, Het bovenstempel ging snel stuk, waardoor veel bovenstempels nodig waren. De aldus vervaardigde munten toon-
den de volgende kenmerken: - het muntplaatje was nooit geheel van
gelijke dikte en was tevens nooit ge- heel rond - van elk type munt bestaan door het
toepassen van vele — handmatig ge- |
|||||||||||||||
Afb. 5 Oord Utrecht
Vz./gekroond wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië
THS. D: G. HISPANIA. REX.
Kz. stedelijk wapenschild MON. NOV. CIVI. TRA. |
|||||||||||||||
382
|
|||||||||||||||||
Afb. 6 a. Duit Holland
Vz. leeuw binnen omheining
|
|||||||||||||||||
b. Duit West-Friesland
Vz. gekroond wapenschild van West-Friesland
DEVS. FORTI. ET. SP. NOS. |
|||||||||||||||||
c. Duit Zeeland
Vz. gekroond wapenschild van Zeeland
LUCTOR ET EMERGO |
d. Duit Gelderland
Kz. D. GELRIA 1754 |
||||||||||||||||
f. Duit Overijssel
Vz. gekroond wapenschild van Overijssel
VIGILATE ET ORATE |
|||||||||||||||||
e. Duit Zutphen
Vz. gekroond wapenschild van Zutphen, daarboven
(16) 87 |
|||||||||||||||||
g. Duit Groningen en Ommelanden
Vz. gekroond wapenschild van Groningen en Omme-
landen |
|||||||||||||||||
383
|
|||||||||||||||
De muntmeester kreeg opdracht volle-
dig koperen munten te slaan en wel een oord, een duit en een penning (afb.4). Deze munten waren de eerste door de Noordelijke Nederlanden zelfstandig geslagen munten, doch droegen nog wel de naam van Philips II. De stad Utrecht volgde alras het voorbeeld van Holland, doch sloeg de munten met een iets ge- ringer gewicht, hetgeen door Holland niet gewaardeerd werd. De oord had een waarde van één
vierde stuiver en werd tot ca 1670 gesla- gen in met name Friesland en Zeeland; door de stad Utrecht alleen van 1578 tot 1579 (afb. 5). De belangrijkste koperen munt was
de duit, een halve oord.De duit was het gewone en meest voorkomende geld en is in grote mate geslagen door alle zeven provincies. In een aantal steden, zoals Nijmegen,
Zutphen, Kampen, Deventer en Zwolle werd eveneens gemunt. Het al of niet reële muntrecht wordt geacht verleend te zijn door de Duitse Keizers. Inciden- teel werd gemunt in o.a. Gorinchem, Batenburg, Arnhem, Huissen en Zalt- bommel (Voor enkele voorbeelden zie afb. 6). Rond 1795 werd deze provinci- ale muntslag beëindigd. Het is opval- lend, dat in Utrecht de stad het klein- geld sloeg en de provincie het grote geld. De derde koperen muntsoort, de pen
ning of de halve duit, is in beperkte mate geslagen (afb. 4). Ze zijn erg zeldzaam en worden zelden in verzamelingen aangetroffen. Zo heeft de stad Elburg rond 1620 een reeks halve duiten uitge- geven, die bestemd waren voor het onderhoud van de kerk. Van de stad Utrecht zijn geen penningen bekend. De Staten-Generaal heeft in de loop
van de jaren getracht de decentrale muntslag te standaardiseren, hetgeen eerst in de 18e eeuw goed gelukt is. Vooral Holland heeft hier erg op aange- drongen. De aldaar geslagen munten in de 16e er 17e eeuw waren zwaarder in gewicht dan die van de overige provin- cies. Eerst in de 18e eeuw werd het ge- wicht van alle duiten gesteld op 3,84 gram per stuk. Dit merkwaardige gewicht werd veroorzaakt door het ge- bruik van een ander gewichtenstelsel. Er moesten 64 duiten uit een zgn. Trooyse Mark (246,084 gram) geslagen worden. In de loop van de tijd maken de munten een stylistische ontwikkeling door, waardoor de munten gedetermineerd kunnen worden. Het eenvoudigste echter is, de munten aan het gewicht te herkennen, voor de duiten uit de 16e en 17e eeuw ca. 2 gram, uit de 18e eeuw 3,84 gram per stuk. Afb. 7 geeft enkele voorbeelden van
17e en 18e eeuwse duiten van Utrecht. |
|||||||||||||||
Afb. 7 Duiten van de stad Utrecht, alle met het stedelijk
wapenschild op de Vz. a. Kz. TRAIECTVM 1625 |
|||||||||||||||
b. Kz. UTRECHT 1657
|
|||||||||||||||
c. Kz. CIV. TRAJECT 1657
|
|||||||||||||||
d. Kz. STAD UTRECHT 1711 (het eerste type met
volledig Nederlands opschrift) |
|||||||||||||||
e. Kz. STAD UTRECHT 1739
|
|||||||||||||||
384
|
|||||||||||||
Een bijzonder boeiend facet van de
koperen munten, dat ik U niet wil ont- houden, vormen de noodmunten uit het begin van de tachtigjarige oorlog. Vele steden werden geteisterd door min of meer langdurige belegeringen, die U allen uit de geschiedenisboekjes . kent. Voor de betaling van de aan de verdedi- ging deelnemende huursoldaten was veel geld nodig. Om hierin te voorzien liet de magistraat noodmunten slaan, allereerst van het aanwezige goud en zilver, dat bij kerken en particulieren werd ingezameld en daarna werd over- gegaan op andere grondstoffen, zoals papier, tin en koper. Na afloop van het beleg was het de bedoeling, dat de nood- munten werden omgewisseld in gangba- re munten. Uit ons land zijn bekend koperen
noodmunten van Breda, Deventer, Leiden en Maastricht (afb. 8). Wat circuleerde in Vleuten
Uit muntordonantieën, muntplakka-
ten en muntvondsten is inzicht te ver- krijgen, wat men in Vleuten in die tijd in de portemonnaie — of lieverdebeurs — kon aantreffen. Het meest circuleerde hier het kopergeld van de stad Utrecht. Dit geld werd door de lokale overheid beschermd. Daarnaast gaven de Staten- Generaal zgn. Beeldenaeren of te wel Figurenboeken uit, waarin stond aange- geven, welke munten in de Republiek als goed geld konden worden geaccep- teerd. Voor de waarde van een munt was
toendertijd het gewicht en het gehalte van de munt bepalend. Hierdoor kon men naast de Utrechtse duiten eveneens duiten uit de rest van de Republiek aan- treffen en zelfs munten uit de Zuidelijke Nederlanden, bijv. uit Brabant, Vlaan- deren, Luik en Namen. In het museum is oa. een gevonden Liard of Oord uit Namen te zien (afb. 9). Naast de reguliere munten werden in onze streken eveneens zgn. hagemunten aangetroffen, die geslagen werden in Stevensweert, Gronsveld en vooral in Reckheim, een plaatsje 10 kilometer boven Maastricht gelegen. Deze steden imiteerden op vernuftige wijze de pro- vinciale en stedelijke munten, maar voorzagen de munten wel van een lager gewicht, zodat het slaan een lucratieve zaak was. Als voorbeeld een Reckheim- se imitatie van Utrecht (afb. 10). Alhoe- wel de overheid veelvuldig tegen deze emissies waarschuwde, zijn ze blijkens de bodemvondsten toch veelvuldig in onze streken in omloop geweest. De muntvondsten op het platteland
(in casu het gebied van Vleuten-De Meern) mogen niet zonder meer repre- |
|||||||||||||
Afb. 8 a. Twee stuiver van Breda (eenzijdig geslagen)
Vz. wapenschild van Breda II BREDA OBSESSA 1625
|
|||||||||||||
Halve stuiver Deventer
Vz. adelaar VRGEN NECESS DAVEN 30: OC. 78
Kz. 1/2 S Deze munten hebben vrijwel altijd een instempeling
met een adelaar. Deze instempeling wordt "klop" genoemd. |
|||||||||||||
c. Oord Leiden
Vz. wapenschild van Leiden met daarboven 1573
GEDENCT DEN ARMEN
Kz. gekroond rad |
|||||||||||||
d. Stuiver Maastricht
Vz. gehelmd wapenschild van Maastricht, terzijden
1579
PROTE. D. POPV. TV. PROP. NO. TVI. GLO
Kz. hand met zwaard TRAIEC AB HIS OBSES PROIVS CAVSAE
DEFENSIONE
|
|||||||||||||
385
|
|||||||||||||||||||
sentatief worden geacht voor de inhoud
van de plattelandsbeurs. Tot ver in deze eeuw werd het huisvuil uit de steden met schuiten het omringende land opgeva- ren om daar als mest te worden ge- bruikt. De organische bestanddelen ver- teerden en de metalen, stenen en soms zelfs houten voorwerpen bleven liggen: pijpe-koppen en -stelen, serviesscher- ven, knikkers, bikkels, gespen, messen, lepels, vorken en natuurlijk munten. Anderzijds ligt het natuurlijk voor de hand dat de in de stad in zwang zijnde munten ook op het omringende platte- land zijn gebruikt. |
|||||||||||||||||||
Afb. 9 Liard(oord) van Namen
Vz. gekroond wapenschild van de koning
PHIL V D: G. HISPANIAR ET INDIARVM
REX
Kz. wapenscliilden van Oostenrijk, Bourgondië en Brabant
1710 DUX. BURGUND. ET. BRABANT.
|
|||||||||||||||||||
Tot besluit
Zeer in het kort heb ik getracht Uw
belangstelling te wekken voor de kope- ren munten, zoals die geslagen werden tijdens de Republiek der Zeven Verenig- de Nederlanden. Voor degeen, die hiervan meer wil weten, kan ik de navol- gende 3 boeken aanbevelen: - De Nederlandse Munten, Dr. H.
Enno van Gelder. Aulapocket 213. - Klinkende munt-geschiedenis van
het geld in de lage landen, E. van Beek, H. Jacobi, M. Scharloo. Else- vier. - Munten van de stad Utrecht, F. Pie-
tersen, uitgegeven door het Centraal Museum te Utrecht, alwaar U een fraaie collectie Utrechtse munten kunt bewonderen. Voor de geïnteresseerde kan ik even-
eens het muntenkabinet van de Rijks- munt te Utrecht aanbevelen. |
|||||||||||||||||||
Afb. 10 Reckheimse duit, nagemaakt van een Utrechtse
duit (vergelijk met 7 a) en doelbewust zwak geslagen. Vz. wapenschild van de stad Utrecht, met daaronder het kruis van de graaf Van Lynden
Kz. TRAIECTVA 1634 |
|||||||||||||||||||
PH(ilippvs) D(ei) G(ratia) (hispaniae Z
rex) COM(es) HOL(landiae) Z ZEL
(andiae)
Philips bij de Gratie Gods koning
van de (beide) Spanjes enz. graaf van
Holland en Zeeland
AVX(ilivm) NOST(rum) IN NOM(ine) DOM(ini)
Onze hulp is in de naam des Heren
DOMINVS MIHI ADIVTOR De Heer is mijn Helper
MON(eta) NOV(a) ClVI(tatis) TRA (iectensis)
Nieuwe munt van de stad Utrecht
DEVS FORTI(tvdo) ET SP(es) NOS (tra)
God is onze kracht en hoop
LVCTOR ET EMERGO Ik worstel en kom boven
D(vcatvs) GELRIA(e) Hertogdom Gelderland
VIGILATE ET ORATE Bid en werk
TRAIECTVM Utrecht
|
|||||||||||||||||||
BREDA OBSESSA
Breda belegerd
VRGEN(te) NECESS(itate) DAVEN
(triae) Wegens ernstige nood in Deventer PROTE(ge) D(omine) POPV(lvm) TV
(vm) NO(minis) TVI GLO(riam) Heer, bescherm Uw volk omwille van de eer van Uw naam TRAIEC(to) AB HlS(panis) OBSES
(so) PRO IVS(tae) CAVSAE DE- FENSIONE
Toen Maastricht door de Spanjaar-
den belegerd werd, vanwege de ver- dediging van een rechtvaardige zaak PHIL(ippvs) V D(ei) G(ratia) HISPA-
NIAR(vm) ET INDIARVM REX Philips V bij de gratie Gods koning van Spanje en de Indieën DUX BURGUND(iae) ET BRABANT
(iae) Hertog van Bourgondië en Brabant D
|
|||||||||||||||||||
Bij de afgebeelde munten
Vz = voorzijde; Kz = keerzijde.
De opschriften op de munten weme-
len van de afkortingen. Hieronder volgen de op de afgebeelde munten voorkomende teksten (de Latijnse woorden zijn tussen haakjes aangevuld) met de vertaling. De V moet vaak als U gelezen worden
(bv. in dominvs, devs, dvcatvs, etc). De afgebeelde munten zijn uit de ver-
zameling van de auteur. De foto's wer- den gemaakt door J. Rodenburg te Vleuten. Terwille van de duidelijkheid zijn de
munten bijna tweemaal vergroot afge- beeld. |
|||||||||||||||||||
CIVITAS TRAIECTEN (sis)
Stad Utrecht
ANNO DOMINI In het jaar onzes Heren
|
|||||||||||||||||||
386
|
|||||||||
Een dorp verandert
|
|||||||||
In het nummer van december 1985
publiceerde ik een foto die ik "ooit er- gens in De Meern" had gemaakt. Onze vereniging telt ruim 700 leden en we kre- gen welgeteld drie reacties: één telefoni- sche uit Vleuten (kort en vrij nauwkeu- rig), één telefonische uit De Meern (kort en iets nauwkeuriger) en als derde een heuse brief die we hieronder publiceren. "De foto op blz. 362 van ons vereni-
gmgsorgaan is genomen vanaf de Centrumlaan in De Meern en laat de fundering zien en de "planken" voor het gebouw van de openbare kleuterschool in de'zomer van 1965. De op de foto zichtbare huizen staan
aan de oostzijde van de Meerndijk (van rechts naar links de nrs. 86-88-88 A-88B- 90-90A-90B-90C en 92). Midden boven de school in aanbouw zijn de twee punt- daken te zien van de woningen van H. en J. van Oostrum (nrs. 94 en 96), die afgebroken zijn voor de aanleg van de Laan 1954. Tussen de school en de woningen aan
de Meerndijk is de pas aangelegde Me- reveldlaan te zien. Midden links op de foto is nog iets te zien van de gelijktijdig in aanbouw zijnde christelijke kleuter- school aan de Mereveldlaan. Enkele weken nadat deze foto werd
genomen, is er vanaf ongeveer dezelfde plaats een foto gemaakt die is afgedrukt op blz. 8 van "Onze Gemeente" van oktober 1965 (2e jaargang nr. 1), waarop de bijna voltooide school te zien is". Aan deze reactie heb ik niets toe te
voegen. De fundering en de planken vormden inderdaad het begin van de (tijdelijke) houten openbare kleuter- school. De nummers van de huizen op de achtergrong zullen best kloppen om- dat de schrijver van deze brief, de heer J.W. Schoonderwoerd, zélf aan de .oostzijde van de Meerndijk woont. Tenslotte nog een foto van enkele we-
ken later: de school is bijna klaar. Het is een foto van mij en niet de opname waar de heer Schoonderwoerd op doelt. Klaas B. Nanning
|
|||||||||
Deze luchtfoto van een al gerealiseerd stratenplan is ergens boven onze gemeente gemaakt, rond
twintig jaar geleden. Waar was dat en wat deden al die kinderen die we hier in groepjes zien rond-
slenteren?
De redactie is benieuwd naar uw antwoord. KBN.
|
|||||||||
D
|
|||||||||
387
|
|||||||||||||||
Aardewerk in ons museum
|
|||||||||||||||
Onlangs bedacht T. J. Brouwer in De Meern ons museum met een bruikleen: een gaaf 1 9de eeuws aardewerk kom-
foor van vaderlandse makelij. Wij bezaten reeds twee, uit de Leidse Rijn opgebaggerde soortgelijke voorwerpen: een komfoor en een vuurtest. Ik bracht wat gegevens betreffende dit soort aardewerk bijeen en ik hoopdat dit drietal het begin mag zijn van een uitgebreide en fraaie collectie. |
|||||||||||||||
hjke artikelen. Dit goed is in de 18de en
ook in de 19de eeuw nog gemaakt. Aardewerk dat in ons land is vervaar-
digd van inheemse klei heeft een rode of een geelachtige kern, de "scherf ge- noemd. Deze kleur is afhankelijk van de sporen ijzer in de bodem: een hoog ijzer- gehalte geeft een roodbakkende klei. Aardewerk kan op verschillende ma-
nieren worden gevormd: uit de hand, met behulp van vormen of opeen draai- schijf, welke laatste weer op diverse ma- nieren kan worden aangedreven. Na de vorming worden de voorwerpen ge- droogd. Onderdelen als oren, tuiten en handvaten worden in vorm gekneed en met een natte kleipap aan de voorwer- pen bevestigd. Wanneer het aardewerk helemaal is gedroogd wordt het voor- zien van glazuur. Bij eenvoudig goed is dit loodglazuur, dat bestaat uit een mengsel van loodglit (loodmonoxyde, PbO) en kiezelzand. Tijdens het bakken in de oven, waar-
bij de temperatuur oploopt tot ongeveer 100()"C, smelt het loodglazuur tot een doorzichtige, glasachtige laag, die het ruwe, poreuze aardewerk glad maakt en ondoordringbaar voor vocht. Door toe- |
|||||||||||||||
^m^mmé «'<'f!««mim<^^'if^m«fi»^m^ m^m"-w^mfm^''.«v<m<m
|
|||||||||||||||
Komfoor van roodbakkende klei met loodglazuur, éénworps. Gewicht ca 3500 gram, diameter
bovenrand buitenwerks 28,5 cm, hoogte 15,5 cm. Ongekleurd en onversierd. Voorzien van het Bergen op Zoomse pottenbakkersmerk en één roos. I9de eeuws. Bruikleen T. J. Brouwer, De Meern. Foto J. Rodenbrug, Vleuten. |
|||||||||||||||
In ons land werd al vroeg een bros,
roodbruin aardewerk vervaardigd, met doorzichtig loodglazuur bedekt. Het bestaat tegenwoordig nog: stoofpotten voor peren, etensbakjes voor honden en katten bijvoorbeeld worden ervan ge- maakt. Antieke voorwerpen in dit materiaal zijn zeldzaam; er werd immers met dit toch al broze huis-, tuin- en keukengoed ruw omgesprongen. Enkele vroege kannen en schotels uit de 14de tot 16de eeuw zijn museumstukken geworden. Ook de 17de eeuwse exem- plaren treft men in onze musea aan en een héél enkele maal ook nog wel eens in de handel. Wat dit alzo kan zijn leren ons de keukenstukken en stillevens uit die tijd: kegelvormige kookpotten op drie pootjes, grapen geheten, schotels en kannen, grote platte vergieten oftewel gatenplatielen, vuurtestjes, olielampjes en kandelaartjes, poffertjespannen, merkwaardige knotsvormige doofpot- ten, vuurklokken en andere huishoude- |
|||||||||||||||
Pottenbakkersstempel van het Bergen op Zoomse aardewerk, in gebruik gedurende de 19de
eeuw. Links de drie kruisjes uit het stadswapen en de letters BOZ, rechts één roos, aangevende dat de pot één-worps was. |
|||||||||||||||
388
|
||||||||||||||
voeging van metaaloxyden aan het
glazuurmengsel ontstaan bij het bakken bepaalde kleuren. Zo geeft zwavelanti- moon een gele, koperas een groene en mangaanoxyde een bruine kleur. Omdat het doorzichtige loodglazuur
de meestal ongelijkmatige kleur van het aardewerk niet kan verhullen, dekt men de voorwerpen vaak eerst af met een "engobe" (Frans: pap van witte of ge- kleurde aarde) of sliblaag. Geëngobeer- de voorwerpen hebben na het bakken een egaler, heiderder kleur dan onbe- dekt aardewerk. Veel gebruiksgoed van aardewerk is
afkomstig uit Bergen op Zoom. waar vanaf de 15de eeuw veel pottenbakke- rijen waren gevestigd. Men maakte hier uitsluitend onversierde voorwerpen van roodbakkende klei, die bedekt waren met doorzichtig loodglazuur. Het Ber- gense aardewerk was zeer gewild; het werd naar alle delen van ons land geëxporteerd. Het breekbare aardewerk werd tot
het eind van de 19de eeuw in "potsche- pen" naar de plaats van bestemming ge- bracht. Omdat men hun product elders
steeds weer trachtte te imiteren, zochten de pottenbakkers in Bergen op Zoom |
||||||||||||||
Komfoor van witbakkende klei met loodglazuur. Incompleet. Diameter bovenrand buitenwerks
20 cm, hoogte 13 cm. Groengekleurd en voorzien van een eenvoudige versiering van vertikale groefjes, aangebracht met een radstempel. Import, 19de eeuws. Opgebaggerd uit de Leidse Rijn. Foto J. Rodenburg, Vleuten. |
||||||||||||||
naar middelen ter bescherming. In 1798
besloten zij daarom een stempelmerk in te voeren. Dit bestond uit drie kruisjes |
||||||||||||||
en de letters BOZ: de drie kruisjes uit het
stadswapen en een afkorting van de naam van de stad. Gedurende de 19de eeuw bleef dit merk met kleine wijzigingen in gebruik, tot men. ver- moedelijk aan het eind van de eeuw, er- toe overging "Bergen op Zoom" vol- uit in te stempelen. Het pretentieloze loodglazuur-aarde-
werk is hier te lande eeuwenlang ver- vaardigd: bepaalde vormen en decora- ties bleven soms lang gehandhaafd en merken ontbreken meestal. Gemakke- lijk te dateren is het hierdoor veelal niet. De roosvormige figuurtjes die op de
potten zijn aangebracht geven de maat aan. Deze werd uitgedrukt in "wor- pen": de hoeveelheid klei die werd ge- bruikt voor een bepaalde pot. Op potten uit de 18de eeuw geeft één rozet één worp of meer aan. Eén rozet staat in de 19de eeuw voor één worp, twee rozetten voor anderhalve worp, drie rozetten voor twee worpen. Het gaat altijd om potten van forse afmetingen; de groot- ste is de tweeworpse pot. D. W. Gravendeel
|
||||||||||||||
Zie: Noortje de Roy van Zuydewijn,
Antiek van het Nederlandse Platte- land, Haarlem 1982. Petra Clarijs, Wat is Antiek?, Bus-
sum 1962. |
||||||||||||||
Vuurtest van roodbakkende klei met loodglazuur. Incompleet. Diameter bovenrand buitenwerks
14,S cm, hoogte 11 cm. Bruingekleurd en onversierd. Fabrieksaardewerk, 20ste eeuw. Opgebaggerd uit de Leidse Rijn. Foto J. Rodenburg, Vleuten. |
||||||||||||||
389
|
|||||||||||||||
Water, wonen en een weg(|)
|
|||||||||||||||
Iets over de landschapswor-
ding en vroege bewoningsge- schiedenis van dit gebied naar aanleiding van de grondwerk- zaamheden rondde aanleg van de S-20 ten westen van De Meern. |
|||||||||||||||
Het verleden, voor zover dat tastbaar in de bodem verborgen ligt, ontvouwt
zich zelden in volle uitgestrektheid. Nu eens delft een ploeg een potscherf op, dan weer brengt een bouwput een oude fundering aan het licht, maar slechts bij hoge uitzondering gaat het om meer dan een enkel stukje uiteen legpuzzel zonder eind. Wanneer het bodemarchief in een vriendelijke geste eens guller zijn geheimen prijsgeeft en ons een ruimer blik in vervlogen tijden vergunt, geldt dan ook alarmfase nummer 1. Dat was in 1985 ten onzent het geval bij de grondwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het ten westen van De Meern geprojecteerde gedeelte van de provinciale weg S-20. Bij die gele- genheid openbaarden zich in een notedop de landschapswording en vroege bewoningsgeschiedenis van dit gebied. Waarnemers van onze vereniging waren er als de kippen bij en pikten enkele graantjes mee van de rijkedisvan informatie die daar werd opgediend. |
|||||||||||||||
door
E. P. Graafstal |
|||||||||||||||
schal van goede voornemens en cham-
pageglazen in de nacht van 31 decem- ber, enkele tientallen seconden voor twaalf. In feite geldt deze vergelijking slechts
het lage westen en noorden van Neder- land, onze streek incluis: dit gedeelte is namelijk verreweg het jongst, terwijl uiteraard alleen hier de landsgrenzen — afgezien van wat menselijke scher- mutselingen met de zee — van zuiver natuurlijke oorsprong zijn (die in het hogere oosten en zuiden zijn immers mensenwerk, gevolg van wapengeklet- ter in latere tijd). De lezer zij er derhalve op gewezen dat wij het in onze contreien bij landschapswording hebben over het topje van de geologische ijsberg: wat meer dan een handvol meters onder onze voeten ligt zullen we daarom nu maar niet overhoop gooien. Wij hoeven voor ons doel 'slechts' honderd eeuwen terug, één minuut van ons denkbeeldige geologische jaar. De zo afgemeten periode, waarin Nederland geboren wordt, is door de wetenschap gedoopt tot het Holoceen (ca 8000 v. Chr.- heden). Het Holoceen: een vochtig verhaal
Reeds vóór het Holoceen was Neder-
land, of wat daarvoor door moest gaan, gedurende lange perioden de speeltuin geweest van de tegenstrijdige krachten van rivieren en zee. Tijdens het jongste geologische tijdvak was het al niet an- ders. Een belangrijk gedeelte van laag gelegen Nederland is toen ontstaan als mondingsgebied van grote, daarbuiten ontspringende rivieren. In onze provin- cie behoort tot deze delta het gebied ten westen van de Utrechtse Heuvelrug. |
|||||||||||||||
Vóór verslaggeving daarvan past hier
een oprecht woord van erkentelijkheid voor de vriendelijke coöperatie en royale verstrekking van gegevens van de zijde van de betrokken planners en uit- voerders van Provinciale Waterstaat, de gemeente Vleuten-De Meern en Ko- ninklijke Wegenbouw Stevin B.V.. Het is hier tevens de plaats om althans een klein deel af te lossen van de schuld aan fotograaf en meester van de donkere ka- mer J. Rodenburg, bij nacht en ontij ter beschikking van de Historische Vereni- ging, de stille kracht achter de gestage groei van het beeldarchief en de verluch- ting van Uw lijfblad. Ook voor deze bij- drage kon weer een beroep worden ge- daan op diens vele kwaliteiten, waar- voor mijn welgemeende dank. Water, wonen en een weg
Wervende woorden als opening van
een artikel dienen de lezer te verleiden zich op het veelal aanmerkelijk taaiere vervolg te storten. Uit dien hoofde zul- len zij het bijzondere van het onderwerp niet zelden een weinig aandikken. In het onderhavige geval was dat nauwelijks nodig. Immers, hoe vaak gebeurt het dat met één machtige doorsnede de hoofdlijnen van het ontstaan van het landschap en de vroege menselijke be- woning van een bepaald gebied in één oogopslag aanschouwelijk worden? Het was als gaf de aarde onaangekondigd een eenmalig en samenvattend college over de periode vóór de tijd waarin de geschreven bronnen wat rijkelijker be- ginnen te vloeien, rond de 13e a 14e eeuw. Nogmaals, een unieke kans: doorgaans moeten wij ons behelpen met haar incidentele oprispingen. |
|||||||||||||||
De mens woont graag hoog en droog.
Dat gold zeker in een door water be- laagd land als het onze in een tijd waarin men van waterbouwkundige werken nog geen weet had en zich maar moest schikken naar de uitkomst van de strijd der elementen. Hoe kon de mens in deze streek vaste grond onder de voeten krij- gen, welke landschapsvormende krach- ten bepaalden zijn speelruimte, voordat een koppig volkje van dijkenbouwers en ontginners het lot in eigen hand nam en het water met succes de oorlog verklaar- de? Wij zullen hier de volgorde van de heerschappij aanhouden: eerst nemen wij de macht van de natuur in aanschouw, vervolgens bezien wij het steeds vrijpostiger optreden van de mens. Na beider rol in de wordingsge- schiedenis van dit gebied te hebben be- studeerd, snijden wij hongerig de koek van de S-20 aan en zullen wij de inmid- dels opgedane wijsheid in de praktijk op de proef stellen. Wij sluiten onze ver- kenning af met een tocht in vogelvlucht door de vroegere bewoningsgeschiede- nis van deze streek, met als leidraad de oogst van vondsten die het graafwerk ten westen van De Meern vorig jaar op- leverde. Jong 'Neder'-land
Nederland is, zoals het ons van de
kaart vertrouwd is, geologisch gezien nog maar piepjong. Als wij, om met alledaagse maten te meten, de ouder- dom van de aarde (ruwweg 4,5 miljard jaar) gelijkstellen met één jaar, en ons aller moeder zo in de vroege morgen van 1 januari laten ontstaan, worden vol- gens die verhouding de contouren van ons land pas herkenbaar onder het ge- |
|||||||||||||||
390
|
|||||||||
Voor een goed begrip van de verande-
ringen die zich hier bij de overgang naar het Holoceen voltrokken, moeten wede zaken even in ruimer perspectief bekijken. Het Holoceen is grotendeels het ver-
haal van de grote klimaatsverbetering na de (voorlopig?) laatste ijstijd (ca 70.000 - 10.000 jaar geleden). Aan de vooravond van deze keer ten goede was Nederland een onherbergzame, barre toendra, spaarzaam begroeid met dwergwilgen en -berken en diverse krui- den en mossen. Door de matige ontwik- keling van de vegetatie had de wind vrij spel op het zand van deze onafzienbare, licht zeewaarts afbellende vlakte. Ook in deze streek vormt dit zogenaamde dekzand het fundament van het Holoce- ne pakket dat wij aanstonds zullen be- studeren. In de gemeente Vleuten-De Meern ligt de top van het dekzand, voor zover niet aangevreten door latere rivie- ren, van oost naar west ongeveer 4 tot 6 meter onder NAP. Meer zuidwaarts werd dit landschap doorbroken door voorlopers van de huidige Middenne- derlandse rivieren, die zich vlechtend door de westelijke Betuwe een weg naar zee baanden. Die tocht duurde bij de aanvang van
het Holoceen overigens aanmerkelijk langer. Ontzaglijke hoeveelheden water lagen in vaste vorm opgeslagen in het landijs, dat Noord-Europa toen bedek- te. De zuidelijke helft van het Noordzee- bekken was nog land, een naadloze voortzetting van de Nederlandse vlakte, en voor het bereiken van Engeland was nog geen kunst- en vliegwerk, laat staan een tunnel, nodig: het zat eenvoudig aan het Europese continent vast. Dat alles veranderde ingrijpend omstreeks 8000 V. Chr.: het klimaat sloeg 'definitief om, wat zich in de eerste plaats uitte in een drastische stijging van de gemiddel- de temperatuur. Het Noordeuropese landijs begon af te smelten, het zeeop- pervlak breidde zich dienovereenkom- stig uit. De watercirculatie (verdam- ping-neerslag-verzameling door water- lopen van opklimmende grootte- etc.) nam navenant toe: de rivieren gingen weer drukke tijden tegemoet. Vooral tij- dens de eerste helft van het Holoceen steeg de zeespiegel ongehoord, met een snelheid van maar liefst 2 meter per eeuw. Daarna raakte de vaart er geleide- lijk uit; tegenwoordig bedraagt de stij- ging gelukkig nog slechts 5 cm per eeuw. De Noordzee liep weldra vol, de Britse eilanden ontstonden. De zeereep mar- cheerde aanvankelijk dus in geforceerd tempo op, en rond 5000 v. Chr. begon zich de ons vertrouwde Nederlandse kustlijn af te tekenen. Omstreeks dezelfde tijd deden de
|
|||||||||
regelmaat en onstuimigheid doen.
Daarbij zetten zij een deel van het mee- gevoerde materiaal buiten de bedding af. Het relatief zware zand komt al direct daarnaast tot rust en vormt daar zogenaamde oeverwallen, in wezen natuurlijke dijken. De fijne kleideeltjes bezinken pas later, verder weg in de ondergelopen vlakte (zie afb. 1 ). Een andere eigenschap van een niet
door dijken en kribben beteugelde ri- vier is dat zij haar loop geleidelijk zij- waarts verlegd: aan de buitenbochten, waar de stroom het sterkst is, vreet zij zich in de oever in; aan de binnenboch- ten, waar het water trager voortvloeit, zet zij ongeveer in gelijke tred zandig materiaal af. Hierdoor is de doorsnede van een rivierbedding in de bochten niet symmetrisch. De erosieoever aan de buitenbocht is, door de ondermijnende activiteit van het door de bocht vliegen- de water, steil. Aan de binnenbocht ont- staat een zogenaamde kronkelwaard van licht afbellende zandafzettingen, waarover de rivier zich bij hogere wa- terstanden naar believen kan verbreden, zodat de overgang naar de door over- stromingswater gevormde oeverwallen hier vloeiend is. Bovendien wordt door het verhang van de riviervlakte het benedenstroomse gedeelte van de bui- tenbocht sterker aangevreten dan het bovenstroomse. Hierdoor hebben de uitdijende rivierkronkeis de neiging zich stroomafwaarts te verplaatsen. Zo waaiert een ongetemde rivier in de
loop van haar bestaan dwars op de stroomrichting door het landschap, over een breedte die als regel vele malen groter is dan die van de bedding op een willekeurig moment. De zone waarbin- nen de bedding heen en weer heeft gewandeld, wordt de meandergordel ge- noemd (zie afb. 1 ). Op deze wijze ontstonden in het
gebied tenwesten van de Utrechtse Heu- velrug vanaf omstreeks 5000 v. Chr. brede gordels van zandige afzettingen, zogenaamde stroomruggen^), omgord door kleibanen. Daartussen, in de zoge- naamde kommen, waartoe ook reeds laatstgenoemde kleistroken worden ge- rekend, groeiden de veenpakketten gestaag door (zie afb. 2). Nu is de natuurlijke rivier echter niet
het eeuwige leven beschoren. Omdat zij het nu eenmaal niet kan nalaten zich in de richting van haar buitenbochten te verplaatsen en bovendien haar mean- ders stroomafwaarts als het ware opeen te drukken, neigt zij steeds grilliger te gaan kronkelen. Gevolg: de stroom neemt af, er treedt steeds minder erosie op, meer en meer zand wordt in de bedding afgezet, die zo 'verstopt' raakt. |
|||||||||
gevolgen van dit alles zich ook hier ge-
voelen. Met het oprukken van de zeekust en de monden van de grote ri- vieren was deze streek langzaam maar zeker aan de rand van de grote Neder- landse delta komen te liggen. Daarmee werd ons gebied deelachtig aan een complex van verschijnselen dat zich eerder meer westelijk had gemanifes- teerd. Het grondwater was gedurende al die tijd sterk gestegen, de afvloei van rivier- en kwelwater ging steeds minder van een leien dakje. Het was hier van lie- verlee dus voelbaar natter geworden. In combinatie met de gestegen tempera- tuur had dit aanleiding gegeven tot een uitbundige vegetatie. Met dit alles kon het nu ook hier tot veenvorming komen, zoals eerder meer westwaarts. Veen ont- staat in vochtig milieu, wanneer de resten van afgestorven begroeiing van- wege zuurstofgebrek niet geheel kunnen worden verteerd. In ons gewest vangt deze veengroei aan omstreeks 5500 v. Chr.. Al spoedig openbaarde zich hier ook
het tweede verschijnsel dat de Nederlan- se delta kenmerkte: de uiteenlopende vertakking van de grote rivieren bij nadering van de nu meer nabije zee. Zij- takken van de Rijn verplaatsten zich allengs noordwaarts; ca 5000 v. Chr. kronkelen /ij tussen de inmiddels gevormde veenpakketten door het zui- den van de provincie Utrecht. Riviergedrag
Rivieren maken vreemde kronkels.
Hun meest opmerkelijke gedragingen dienen hier kort te worden belicht'). Allereerst is het van belang te
beseffen dat rivieren waarlijk meer doen dan water naar de zee dragen. Zij vervoeren, als gold het een buiktrans- port, een hele scala van afbraakgesteen- ten in miniatuurformaat, traploos va- riërend van grof grind, via zand in allerlei gradaties van diameter, tot fijne kleideeltjes. Nu bestaat er een direct verband tussen transport en afzetting enerzijds en korrelgrootte anderzijds. Het zware grind geeft al bij een geringe vermindering van de sleepkracht van het water de rit over de rivierbedding op. Zo heeft het deze streken gedurende het Holoceen slechts mondjesmaat bereikt. De lichte kleideeltjes daarente- gen worden haast onopgemerkt meege- voerd en kunnen pas in nagenoeg stil- staand water bezinken. In natuurlijke, onbedijkte toestand
kunnen rivieren vrijelijk buiten hun oevers treden. Naarmate zij hun mon- dingsgebied naderen en als het ware de tegenwaartse druk van de zee voelbaar wordt, zullen zij dat met toenemende |
|||||||||
391
|
|||||||||||
1 . Dwarsdoorsnede en panorama van een oudere rivierloop, bezig met de opbouw van zijn stroomrug. De rivier verlegt zich op de voorgrond naar
reclits, in de richting van een buitenbocht. De vierkante haken a tot en met e hebben betrekking op de doorsnede. 1: dekzand / 2: veen / 3: zand / 4: klei. a: kronkelwaard / b: oeverwal / c: meandergordel / d: stroomrug / e: kom. |
|||||||||||
jes trachten te beantwoorden.
De grote gangmaker was steeds —
het viel in het voorafgaande al tussen de regels door te lezen — de Holocene zee- spiegelstijging. Laten we eens meer in detail bekijken hoe alles in en rond het mondingsgebied in zijn werk ging. Daarbij, alsook bij het lezen van het vol- gend chapiter, is het nuttig, een tweetal reeds genoemde zaken in het achter- hoofd te houden. Ten eerste: rivieren willen hun water kwijt. Gaat dit niet goedschiks, dat wil zeggen, zoals te doen gebruikelijk, via hun beddingen zeewaarts, dan moet het maar kwaad- schiks, te weten buiten hun oevers, met alle gevolgen van dien in de vorm van afzetting van zand en klei langs hun boorden. Ten tweede: juist de laatste oplossing blijkt, naarmate de opdringe- rige zee naderbij komt, steeds vaker de enige uitweg. Want uiteindelijk is zij de grote tegenstreefster die de druk op de ketel zet. De combinatie van gestremde waterafvoer en verhoogde zand- en klei- lozing wordt vanuit het mondingsge- bied van de rivieren als een in kracht afnemende golfbeweging landinwaarts doorgegeven. Ergens op zijn zeewaartse tocht krijgt het rivierwater het dus be- nauwd. De eerste overstromingsafzet- tingen van de Middennederlandse rivie- ren vindt men ver, zeer ver ten oosten van ons gebied. Als een ander teken van |
|||||||||||
Uiteindelijk vloeit het water zó traag dat
de rivier haar loop niet langer verlegt. Deze evenwichtssituatie wordt bereikt wanneer de totale lengte van een rivier- traject door alle gekronkel ongeveer twee maal zo lang is geworden als de afstand tussen begin en eind hemels- breed. In dit stadium wordt gesproken van een restgeul. Geleidelijk groeit en slibt deze dicht: de restgeul verlandt. Voor deze langzaam wegkwijnt, heeft het water stroomopwaarts van het ziel- togende riviertraject zich al gedwongen gezien zich een andere weg naar zee te banen. Soms weet een rivier die hopeloos
aan het kronkelen is geslagen, deze noodlottige gang van zaken tijdig, maar tijdelijk af te wenden door in een uit- barsting van wanhoop enkele al te gekke lussen af te snijden. Het traject wordt zo weer wat korter, de wateraf- voer gaat dus weer wat soepeler. In de praktijk blijkt dit echter vaak slechts uitstel van executie te zijn: de rivierloop graaft alsnog zijn eigen graf door, onverbeterlijk, opnieuw te gaan kringe- len. Uiteindelijk is de uitkomst dezelfde: door restgeulvorming benedenstrooms moet de bovenloop van de rivier een nieuwe koers naar zee uitstippelen. Dan begint het verhaal weer van voren af aan. |
|||||||||||
De delta wordt dikker
Deze cyclus heeft zich in onze streken
vele malen herhaald, en niet zonder gevolg: onmerkbaar, haast stiekem, werd Nederland hier 'dikker'. Immers, overal waar rivieren vrijelijk stoeiden, zetten zij jaar in jaar uit zand en klei af; in de gebieden die buiten schot bleven, groeide het veen onverstoorbaar welig voort. Tot nu toe hebben we de verschillen-
de Holocene ontwikkelingen, zoals de zeespiegelstijging, de veengroei en de stroomrugvorming, min of meer afzon- derlijk en voornamelijk in de breedte bekeken. Lieten we het daar nu bij, dan zouden we het prachtig uitgebalanceer- de systeem dat de Nederlandse delta ooit was, ernstig tekort doen, en onszelf de lekkerste krenten uit de pap onthou- den. Nu we bij de 'groei in de dikte' zijn aangeland, is het moment gekomen om ons daaraan alsnog tegoed te doen, want juist op dit punt openbaart zich de intrigerende samenhang van de behan- delde verschijnselen. Wat was de drij- vende kracht die de stroomruggen in ons gebied omhoog stuwde, hoe gelijk- matig verliepen de Holocene processen, kon de veenvorming het omhoog krui- pen van de riviervlaktes wel bijbenen? Deze vragen zullen we respectievelijk hier en in de twee volgende hoofdstuk- |
|||||||||||
392
|
|||||||||||||||
^'S
|
|||||||||||||||
CQ
|
|||||||||||||||
\'\^
|
|||||||||||||||
\
|
>i
|
||||||||||||||
'4
|
|||||||||||||||
\^ A-:
|
|||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||
393
|
|||||||||||
erg grove penseelstreken geschilderd; de
heren wetenschappers zouden er kippe- vel van krijgen. Men voelt het al: in werkelijkheid was het een kwestie van verhouding. Toch zijn de contrasten onder de sporen die deze nattere en dro- gere tijden beurtelings in Laag Neder- land hebben nagelaten, overtuigend ge- noeg om onze geleerden het onder- scheid te doen maken tussen zogenaam- de transgressie- en regressiefasen (trans- gressie, naar het Latijn, letterlijk "over- schrijding" ; regressie, evenzo, "terug- treding"). Naar het effect gemeten, zouden we in sommige opzichten kunnen spreken van een getijdenbewe- ging op de lange termijn, met dien ver- verstande dat elke volledige cyclus van 'eb' en 'vloed' ongeveer 500 jaar omvat (afb. 3). Over de oorzaken van de afwisseling
van transgressies en regressies is door de deskundigen steeds hartstochtelijk ge- vochten. We zullen ons niet in de strijd mengen, wel beknopt de voornaamste wapenfeiten in ogenschouw nemen. Sommigen hebben het eenvoudig ge- zocht in langdurige schommelingen in het tempo van de Holocene zeespiegel- stijging. Wat daarvan de gevolgen zijn, kan de lezer zich inmiddels zelf wel voor de geest toveren: zeker hier zou ons beeld van een reuzeneb en -vloed niet geheel misplaatst zijn. Anderen wijzen op meeromvattende klimaatwijzigin- gen. Zo onderscheidt men wel perioden met een overheersend 'Atlantisch' en met een voornamelijk 'continentaal' weertype. Ook hier zullen we maar de grove kwast hanteren. De perioden met een overwegend
'Atlantisch' karakter zouden om te beginnen gekenmerkt worden door een verhoogde frequentie van stormvloe- den. Deze moeten de vorm hebben aan- genomen van agressieve invallen van de zee in de delta, met achterlating van rij- kelijke afzettingen. Allemaal obstakels voor de waterlozing van de rivieren. Tot overmaat van ramp zouden deze juist in een dergelijke periode overuren maken, als gevolg van een gestegen wateraan- bod uit het achterland door toegeno- men neerslag. In zulke tijden ging het achter de zeegaten en in het mondings- gebied van de rivieren dus hard tegen hard. In een 'continentale' periode zou de wind uit een geheel andere hoek waaien. Precies het omgekeerde verhaal zou gelden: de zee hield zich meer ge- deisd en door een verminderde neerslag konden de rivieren uitrusten van alle vermoeienissen. Door de bank geno- men raakten de zaken dus in rustiger vaarwater. Daarenboven zouden de zeegaten in een dergelijke, wat drogere periode gedeeltelijk zijn dichtgesto- |
|||||||||||
genheid. Halen de uitschieters tegen-
woordig al op gezette tijden het nieuws, vóór de machtsgreep van de mens zullen de perioden van hoge rivierwaterstan- den in de Nederlandse delta de meest waterrijke taferelen te zien hebben gege- ven en door haar bewoners met angst te- gemoet zijn gezien. Vooral de combina- tie met hoogwater moet toen borg heb- ben gestaan voor overvloedige rivier- overstromingen en dito afzetting van zand en klei buiten de oevers. Het zullen ook bij uitstek de momenten zijn ge- weest waarop stroomruggen het batig saldo van hun hoogtewinst hebben gere- aliseerd. Omdat wij hier echter met ze- venmijlslaarzen door het verleden den- deren, zullen we deze schommelingen van korte termijn verder maar laten voor wat ze zijn. De vraag die nu bezit van ons neemt, luidt: bestaan er over- eenkomstige verschijnselen van langere duur? Transgressies en regressies
Het antwoord luidt bevestigend. Zo
kende het Holoceen langlopende schommelingen in de aanvalskracht van de zee. En inderdaad was er, mede daar- door meer algemeen sprake van een afwisseling van perioden waarin het water zich nauwelijks een weg wist en overstromingen door zee en rivieren dan ook schering en inslag waren, en van perioden waarin beide partijen zich meer terughoudend opstelden. Op deze wijze zijn de verschillen echter met wel |
|||||||||||
oplopende spanning zou men kunnen
beschouwen het verschijnsel dat rivie- ren zich bij nadering van hun mondings- gebied gaan vertakken: alsof het water het vanwege de ondervonden hinder dan maar via meerdere wegen probeert. Voor de Rijn zou de afsplitsing van de Waal dan de eerste aankondiging van een gevoel van ongemak zijn, dat alleen maar sterker wordt bij nadering van het mondingsgebied. Het was alsof de zee in de confronta-
tie die zich daar onafgebroken voor- deed, steeds nèt een streepje voorhad op het beklemde rivierwater. De zeespiegel kroop gedurende het Holoceen immers langzaam maar zeker omhoog en de ri- vieren leken dus alsmaar op een haar na niet het evenwicht van een bevredigende waterlozing te kunnen bereiken. Wij kennen de onverbiddelijke consequen- tie van deze aanhoudende irritatie van een lichte stremming: verhoogde afzet- ting van zand in de bedding en, in het geval van overstromingen, te zamen met klei buiten de oevers. Met andere woorden, het mondingsgebied van de grote rivieren kon de uitdaging niet anders beantwoorden dan door zelf ook omhoog te kruipen, achter de zeespie- gelstijging aan. Maar dan moest, volgens hetzelfde mechanisme, de bene- denloop op zijn beurt de stijging van de riviermond(-en) wel op de voet volgen: de stroomruggen konden niet anders dan de opwaartse trend gehoorzamen. Ook in ons gebied, maar zelfs nog aan- zienlijk oostelijker, werd het tempo van de verheffing van de riviervlaktes uit- eindelijk gedicteerd door de Holocene zeespiegelstijging. We moeten hier wel goed in onze
oren knopen dat dit proces in werkelijk- heid geenszins gelijkmatig, maar vol- gens een traag opklimmend gemiddelde van ups en downs verliep. De botsing van tegengestelde krachten rond het mondingsgebied is namelijk wederzijds aan niet geringe schommelingen onder- hevig. Zo varieert de obstructie van de riviermonden door de zee dag in dag uit met de getijdenbeweging. Op zichzelf legt dit verschijnsel niet zo veel gewicht in de schaal. Normaliter zal het optreden van vloed aan de benedenloop van de rivieren weliswaar gepaard gaan met een in mindere of meerdere mate belemmerde waterafvoer, maar de eventuele, daaruit voortvloeiende zand- afzetting in de bedding worden bij de keer van het getij door de verhoogde stroomsnelheid gemakkelijk weer opge- pikt. Anderzijds ondergaat het water- aanbod van de rivieren door de afwisseling van droge en natte seizoenen in de loop van het jaar aanzienlijke wij- zigingen. Dit is een serieuzere aangele- |
|||||||||||
3. De opeenvolging van transgressie- en re-
gressieperioden, respectievelijk wit en zwart, naar Zagwijn en Van Staalduinen (1975). |
|||||||||||
394
|
|||||||||||
ven, zodat de zee minder greep op de
delta kreeg. In een volgende fase van toenemende stormvloeden zouden de poorten weer zijn opengebroken voor woeste charges van de zee in de rivier- monden. Hoe pakte dit alles nu uit aan de be-
nedenloop van de rivieren, of concreter, in déze streek? Wanneer we ons de gru- wel van een transgressie voor ogen trachten te toveren, neigen we onwille- keurig een vergelijking te trekken met het eerder beschreven samengaan van hoge rivierwaterstanden en vloed: alsof deze combinatie zich hier tijdens een pe- riode van "overschrijding" aanmerke- lijk veelvuldiger, langduriger en groot- schaliger voordeed dan anders. Het ge- volg kennen we al: de onverbrekelijke twee-eenheid van overstroming en af- zetting. Tijdens een regressie daarente- gen zouden de rivieren zich, onder de af- genomen werklast en bij een minder weerspannige zee, verhoudingsgewijs voorbeeldig hebben gedragen en niet bij het minste of geringste buiten hun oevers zijn getreden. Hier moet wel onze tweede vuistregel
van het vorige hoofdstuk, de wet van de lantlinwaarts afzwakkende schokgolf, in herinnering worden geroepen. Voor- al in het mondingsgebied verhielden de opeenvolgende fasen van 'overschrij- ding' en 'terugtreding' zich tot elkaar als dag en nacht: tijdens transgressies was d'it het strijdperk waar de eeuwige riva- len, zee en rivieren, met verhoogde vechtlust tegen elkaar opboksten. Stroomopwaarts werden de klappen
geleidelijk minder voelbaar. Zo bete- kende het optreden van transgressiever- schijnselen aan de riviermonden niet noodzakelijk dat de hele boel hier om de haverklap onder water stond. De mate waarin men op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd te lijden had van ri- vieroverstromingen, werd, naarmate men verder landinwaarts woonde, zoals in onze streek, meer en meer mede af- hankelijk van de nabijheid van de op dat moment actieve rivieren. Deze hielden er in hun hoogtijdagen immers de verve- lende gewoonte op na de onmiddelijke omgeving met grote regelmaat, zo niet jaarlijks, enige tijd blank te zetten. Het optreden van een fase van 'terugtreding' kon die pesterij nooit geheel verhoeden, hoogstens frequentie, duur en omvang ervan enigszins binnen de perken hou- den. De opeenvolging van transgressie- en regressieperioden is in onze contreien dus niet allesbepalend geweest. Vanwaar dan dit oponthoud? Omdat
dit verschijnsel hier onze warme aan- dacht verdient, daar het, ondanks genoemde beperkingen, de bewoon- baarheid van de Nederlandse delta tot |
|||||||||||
ver landinwaarts, en niet in de laatste
plaats van dit gebied, beslissend heeft beïnvloed, voordat de rivieren door de mens voorgoed aan banden werden gelegd. Later, wanneer we de vroege be- woning van onze streek bekijken, zullen we zien hoe gevoelig de mens hier rea- geerde op de afwisseling van perioden van relatieve wateroverlast en minder natte tijden. We hebben stilgestaan bij het opmer-
kelijk effectieve mechanisme dat de stroomruggen van de Nederlandse delta in staat stelde de Holocene zeespiegel- stijging op de voet te volgen. Ook hebben we gezien dat hun route allerminst volgens een rechte opwaartse lijn verliep: zij kropen met vallen en opstaan langzaam omhoog over een weg vol kronkels, hobbels en kuilen, ge- plaveid met woest natuurgeweld. Maar de delta bestond uit meer dan alleen stroomruggen. Konden de kommen bij al deze tempowisselingen wel in de pas blijven? Kon de veengroei de opgang van de riviervlaktes überhaupt wel bij- benen? |
|||||||||||
beantwoorden. Zo kon zich het geval
voordoen dat een rivierloop zich in een bepaalde periode zeer krachtig ont- plooide of dat er anderszins, bijvoor- beeld meer algemeen door het optreden van een transgressiefase, tijdelijk sprake was van een voortvarende opeenstape- ling van afzettingen in de riviervlakte. Dit betekende dat de direkte omgeving van de rivier regelmatig en langdurig blank stond. Daardoor werd de vegeta- tie aan de rand van de aangrenzende kom in de kiem gesmoord, zodat de veengroei de versnelde stijging van de stroomruggen daar niet langer het hoofd kon bieden. Doch geen nood. De door onderwaterzetting geteisterde de- len van de kom bleven in de race: een evenredige uitbreiding van de kleiafzet- tingen langs de riviervlakte zorgde er- voor dat de kom daar ongeveer gelijk- vloers bleef met de stroomrug. In het minder overspoelde centrale deel van de kom ging de veenvorming gewoon voort. De kommen kregen dus nauwe- lijks de kans achterop te raken bij de stroomruggen. Anderzijds konden ze deze ook niet
boven het hoofd groeien. Dit bleek bij- voorbeeld wanneer zich het omgekeerde geval voordeed. Zo kwam behoorlijk de klad in de opbouw van een stroomrug door de afname van overstromingen en afzettingen wanneer het riviertrajekt in kwestie de doodlopende weg van verlanding was ingeslagen, of ingevolge het optreden van een krachtige regres- siefase. De kommen aan weerszijden werden dan evenwel ook droger, zodat de resten van afgestorven begroeiing te- recht kwamen in een minder vochtig, derhalve zuurstofrijker milieu, waar- door zij evenredig meer verteerd wer- den. De veengroei boette dan aan vaart in. De stijging van stroomrug en kom vertraagde of stagneerde in dit geval dus broederlijk. Als de verschillende rivierlopen in
een groter gebied door verlandingspro- cessen of nieuwe bovenstroomse afsplit- singen werden afgesneden van de water- toevoer, kon het gebeuren dat de stroomruggen en kommen van die streek als geheel achter bleven bij de aanzwelling van de wél dooraderde delen van de delta. Op den duur werd dit wel weer rechtgetrokken: hoe lager het tijdelijk geïsoleerd gedeelte ten op- zichte van de omringende gebieden kwam te liggen, des te aantrekkelijker werd dit voor de bovenloop als afwate- ringsroute. Want: water streeft hard- nekkig omlaag. De geleden schade werd dan spoedig goedgemaakt. We hebben in de laatste hoofdstuk-
ken het nauwe samenspel tussen de ver- schillende landschapsvormende krach- |
|||||||||||
De kommen volgen
Hun suggestieve naam doet het voor-
komen alsof de kommen tegen al het machtsvertoon van zee en rivieren niet opgewassen waren en moesten berusten in de nederige positie van bekkenvormi- ge, moerassige laagtes. Hoe anders was de werkelijkheid! Van nature bestond er in deze streken namelijk geen noe- menswaardig hoogteverschil tussen stroomrug en kom. Dat de kommen in ongerepte toestand niet wezenlijk on- derdeden voor de omringende rivier- vlaktes blijkt al uit liet feit dat we de kleigordels, opgebouwd door overstro- mingswater (dat uiteraard naarstig de laagste punten opzocht), steeds aan hun zoom aantreffen. Kennelijk konden de kommen nog geen aanspraak maken op hun naam: men stelle ze eerder voor als licht opgezwollen, vochtige veenkus- sens. Ook hier had moeder Natuur zorg
gedragen voor een perfecte balans. De belangrijkste veenvormers van dit ge- bied gedijden het best rond en even bo- ven het grondwater, dat gelijke tred hield met de opwaartse beweging der ri- vieren. Wat aan zand en klei op en rond de stroomruggen met een aktieve water- loop onafgebroken werd gedeponeerd, vond zo een tegenhanger in het jaar- lijkse versterf onder de vegetatie van de kommen. Ook was voorzien in een regeling om
eventuele schommelingen in de plaatse- lijke waterhuishouding, en daarmee in de lokale stroomrugvorming. gepast te |
|||||||||||
395
|
||||||||||||
ten van de Nederlandse delta bekeken.
Wat vooral fascineert, is het onverbre- kelijke evenwicht dat de hoofdrolspe- lers in het spektakel van de verheffing van dit landsdeel, in volgorde van oor- zakelijkheid de zee, de rivieren en het veen, onderling wisten te handhaven. Het spel was wellicht in ongewijzigde vorm tot op heden geprolongeerd, ware het niet dat het doek abrupt viel toen de mens als 'waterbouwer' ten tonele ver- scheen en de regie opeiste. Het nieuwe draaiboek zullen we aanstonds doorne- men, Hoe zeer de rollen daarin ook waren
omgedraaid, het podium voor het op- treden van de latere bewoners van de delta was en bleef wat de bedwongen natuurkrachten er hadden achtergela- ten: het Holocene pakket op het dek- zand. In de gemeente Vleuten-De Meern bedraagt de zeewaarts oplopen- de dikte van dit even machtige als com- plexe bouwwerk ruwweg 5 meter. On- der de oppervlakte daarvan gaat een bijna onontwarbaar vlechtwerk van stroomruggen en kommen schuil, waar- van de bovenste laag landschapsaan- zicht, bewoningsgeschiedenis en grond- gebruik tot op heden heeft bepaald. Machtige stromen en nietige rest-
geulen Enkele draden uit dit kluwen kunnen
zich verheugen in onze bijzondere belangstelling. In de eerste plaats is daar natuurlijk 'onze' Oude Rijn. Omstreeks 3500 v. Chr. ontstond een belangrijke Rijntak, die van Wijk bij Duurstede door het Kromme-Rijngebied, vervol- gens via Utrecht, Vleuten, Harmeien en Woerden westwaarts naar zee stroom- de. De imposante verrichtingen van deze rivier in ons gebied kunnen wij bewonderen op afbeelding 2. Wij zien daar, onder de aanduiding A, een onge- veer 1,5 km brede gordel zand: de stroomrug van de Oude Rijn. Rechtsbo- ven (B) is een klein gedeelte zichtbaar van de stroomrug van de Vecht, die vanaf ca 2500 v. Chr. als afsplitsing van de Rijn bij Utrecht noordwaarts stroomde. De Rijn zelf was een glorieuze toe-
komst beschoren: gedurende de Ro- meinse overheersing van dit gebied (ca 50 - ca 250 na Chr.) pronkte hij als noordgrens van een wereldrijk dat alle landen rond de Middellandse Zee om- vatte. De Lek en de Hollandse IJssel kwamen toen net kijken. Hun tijd zou echter nog komen: in de vroege middel- eeuwen ontplooiden zij zich krachtig, ten koste van Vader Rijn, die weldra ineenschrompelde tot een nietige rest- geul. Deze wisseling van de wacht werd |
waarschijnlijk veroorzaakt doordat de
Rijn zijn functie niet langer naar beho- ren vervulde. Geen wonder: vertonen de Kromme Rijn en de Vecht al de meest fantastische kronkels, de Oude Rijn tussen Utrecht en Harmeien heeft zich wel in héél vreemde bochten gewrongen (zie afb. 2, 1). Dat de Rijn tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht met de bijnaam 'Kromme' is gaan prijken, lijkt dan ook een vergissing der geschiedenis te zijn. Want als er één gedeelte daarop aanspraak kan maken, dan is het wel het traject Utrecht-Harmeien: dit spant, waar het op kronkelen aankomt, onbetwistbaar de kroon. Toch had de loop der dingen iets anders voor 'onze' Rijn in petto. Rond 1000 was deze na- melijk, juist door zijn nerveuze gedraai, al in hoge mate verland, met alle gevol- gen van dien voor de afwatering en be- vaarbaarheid. Bij schippers zal dit stuk toen berucht zijn geweest, zo er al geva- ren kon worden. De belangrijkste voortzetting van de Kromme Rijn, ook voor de scheepvaart, was in die tijd de Vecht. Het Rijntraject tussen Utrecht en Harmeien werkte toen als een kurk in een toch al nauwe flessehals. Niet voor niets draagt dit de veelzeggende naam 'Oude Rijn' (zie afb. 4). Lange tijd heeft men, gewend aan in-
middels bedijkte rivieren met een onver- anderlijke loop, dit zielige restant opge- vat als de aloude Rijn ten westen van Utrecht. Wij weten nu beter: het is niet |
meer dan de allerlaatste, onbeduidende
verschijningsvorm van de ooit zo mach- tige stroom, die in steeds wisselende gedaante een enorme gordel zand ter breedte van niet minder dan 1,5 km en ter dikte van vele meters heeft opge- bouwd en deze meermaals heeft door- woeld. |
||||||||||
De mens grijpt in
De nekslag kwam rond 1122'). Toen
werd de Rijn bij Wijk bij Duurstede af- gedamd: de Lek en de Hollandse IJssel konden voortaan alleen het werk opknappen. In die tijd was men druk doende deze rivieren met dijken te be- dwingen, en een gat in dat keurslijf ter- wille van een Kromme Rijn op zijn retour zou de hele onderneming zinloos maken. Vanwaar toch dit rigoureuze ingrij-
pen? Vanwaar de euvele moed de natuur uit te dagen tot een rechtstreeks duel om de heerschappij over de Nederlandse delta? O zeker, al duizenden jaren had de mens zich in dit rijk van het wassende water gewaagd en met wisselend fortuin getracht de elementen daar te trotseren, maar steeds in het nederige besef dat er ook in het aardse leven machten zijn die het menselijk vermogen te boven gaan Het was altijd een kwestie geweest van overleven door aanpassen of, zo nodig, tijdig de aftocht blazen. Hoe kwam het dan dat de mens in de tijd waarin we nu |
||||||||||||
4. Kronkeltvaard van de Oude Rijn. Profiel in de zuidwestelijk wand van een bouwput (1982) aan
de Utrechtse weg (zie afb. 2, IV). De foto toont een opeenvolging van laagsgewijze afzettingen aan de binnenbocht van een Rijnmeander die zich naar rechts heeft verplaatst. Door de afwisse- ling van zand- en kleilagen is de karakteristieke, lichte helling van de kronkelwaard duidelijk zichtbaar. De kleilagen bewijzen dat de Oude Rijn ten tijde van het ontstaan van dit profiel in moeilijkheden verkeerde. Kleideeltjes kunnen immers pas bezinken in nagenoeg stilstaand water. Kennelijk was de afvoer in deze periode regelmatig gestremd (zie ook afb. 11). Opname León van Esch. |
||||||||||||
396
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen van de Nederlandse politiek beroer-
de. Dat de actieve rivieren in een
nauwsluitend keurslijf werden ge- snoerd, had tal van ingrijpende gevol- gen. Zo raakte een aantal verlande of verlandende zijtakken van de hoofd- stromen afgesneden. Daarvan kennen we inmiddels een zeer nabij voorbeeld. Voor zover deze bejaarde waterlopen tot op dat moment hadden voortge- bouwd aan hun stroomruggen, werd dit proces plotsklaps afgebroken. Een on- gestoorde oude dag was voor hen niet weggelegd: hun leven werd voortijdig beëindigd. De riviertrajecten die zich nog wél behoorlijk van hun taak kwe- ten, werden bedijkt. In ons gewest viel dit bewijs van menselijk ontzag slechts de Lek en de Hollandse IJssel ten deel. De bedijking scheidde niet alleen de
zwakke van de sterke generatie, maar rekende ook voor de toekomst af met het verschijnsel van veroudering van waterlopen door verlandingsprocessen en aflossing van de wacht door nieuwe stroomruggen. De bestaande routes naar zee werden voorgoed verankerd: verlanden kwam in het hele stuk niet meer voor. Zo bleef het Nederlandse ri- vierstelsel in zijn laatmiddeleeuwse vorm voor het nageslacht behouden. Maar ook vele andere, door ons juist
zo ijverig bestudeerde regels met be- trekking tot stroomrugvorming verlo- ren alle geldigheid. De rivieren hadden voortaan immers (calamiteiten als dijk- doorbraken daargelaten) slechts binnen bepaalde, naar hun normen zeer nauwe grenzen vrij spel. Daarmee kwam een einde aan de zorgvuldige sortering van de afzettingen buiten hun oevers vol- gens het principe van een komwaarts af- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn aangeland, zo plotseling, en kenne-
lijk niet zonder succes, de strijd aanbond met het water? Het is geen overdrijving om van de
periode van de 11e tot en met de 13e eeuw te spreken als het breukvlak in de bewoningsgeschiedenis van de Neder- landse delta. Om te beginnen is het een tijd van zeer snelle bevolkingsgroei. Tot ruwweg 1000 had men zich, zoals we later zullen zien, moeten zien te bedrui- pen op het schaarse oppervlak van de stroomruggen. Maar men ging heen en vermenigvuldigde zich, en omstreeks de 1 Ie eeuw barstte de samenleving op de stroomruggen uit haar voegen. De knel- lende behoefte aan nieuwe landbouw- gronden en weiden leidde er toe dat men de voordien angstvallig gemeden kom- men in cultuur ging brengen. Die onder- neming zou natuurlijk op niets uitlopen als de rivieren ze jaar in jaar uit met on- derwaterzetting bleven terroriseren. Er zat dus weinig anders op dan de groot- ste boosdoeners uit te schakelen, door hun onophoudelijke euveldaden met dijken binnen de perken te houden. Ontginning en bedijking: twee handen op één buik. We zullen hier niet ingaan op allerlei
details van technische of juridische aard. Laat het hier volstaan op te merken dat de practische uitvoering en organisatie van de hele onderneming uiteraard geen sinecure waren: het was een zeer complex en langdurig project, dat stukje bij beetje ten uitvoer werd gebracht en geheel nieuwe verantwoor- delijkheden en rechtsregels in het leven riep, niet in de laatste plaats op het punt van onderhoud van hetgeen tot stand was gebracht. Later, in de 13e en 14e eeuw, zou hieruit het unieke verschijn- |
sel van de Nederlandse waterschapsor-
ganisatie voortvloeien. We zullen ons hier concentreren op de invloed van de mens op de verdere ontwikkeling van de Nederlandse delta. Want laten we wel wezen, de mens was vanaf die tijd na- tuurlijk een landschapsvormende factor van de eerste orde. Hoe men de zaak ook wendt of keert: de dijkenbouwers en ontginners zetten het mes in het tot dan toe bestaande evenwicht tussen de natuurlijke processen van dit lage lands- deel, die altijd zo in het gelid hadden gelopen. Aan stroomrugvorming en veengroei kwam zelfs abrupt een alge- heel einde. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bedijking
Woeste spelletjes van rivieren werden,
zoals gezegd, niet langer getolereerd. Maar Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Zo gingen er meerdere eeuwen overheen voordat de dijken langs de Middennederlandse rivieren hun uiteindelijke vorm kregen. De be- dijking begon omstreeks de 11e eeuw waarschijnlijk met de aanleg van lage kaden om overstromingswater van het cultuurland te weren. Het sluitende sy- steem van hoge ringdijken dat ons te- genwoordig voor overstromingen be- hoedt, is in de provincie Utrecht pas in de 13e eeuw voleindigd. Zo is de grondslag voor de huidige Noorder Lekdijk, de grote beschermengel van onze streek, omstreeks 1233 aangelegd met de opwerping van een zware dijk tussen Amerongen en Schoonhoven. Dit gebeurde op last van graaf Floris IV van Holland en bisschop Otto III van Utrecht: een sprekend bewijs dat 'de grote onderneming' de hoogste regio- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Schetsmatige doorsnede van het door menselijk ingrijpen veroorzaakte reliëf in de Nederlandse rivierdelta. We zien de doorsneden van de
stroomruggen van twee rivierlopen. De rechter was ten tijde van de bedijking al niet meer actief en werd toen van de hoofdstroom afgekapt. Zijn restgeul is daardoor niet geheel verland. De linker werd wél bedijkt. Zijn afzettingen stapelden zich sindsdien in versneld tempo in de uiterwaarden opeen. De stijging van de riviervlakte beperkte zich daardoor tot het buitendijkse land. Tussen beide stroomruggen een ontgonnen en door water- onttrekking ingeklonken kom. Reeds na enkele eeuwen was bemaling noodzakelijk voor de waterlozing op boezem of rivier. 1: dekzand / 2: zand / 3: klei / 4: veen. a: restgeul / b: rivier / c: dijk / d: uiterwaard / e: boezemwater. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
397
|
|||||||||||
nemende korrelgrootte. De uiterwaar-
den zijn derhalve nauwelijks volwaardi- ge opvolgers van de stroomruggen te noemen: zij kennen een geheel eigen, horizontale opeenstapeling van dunne laagjes van bij overstroming achtereen- volgens bezonken zand en klei. Een geheel andere eigenschap van ri-
vieren werd pas later een halt toegeroe- pen. Aanvankelijk dacht men deze eeuwige lastposten tot beter gedrag te kunnen brengen door ze 'eenvoudig' slechts te bedijken: rivieren waren in de eerste plaats 'overstromers', en dat moest nu maar eens afgelopen zijn. We kunnen de pioneers van de Nederlandse waterbouwkunde nauwelijks verwijten dat zij onze geleerdheid omtrent zij- waartse verplaatsing van meanders misten. Op de lange duur was het verschijnsel van ondermijning van oevers aan de buitenbocht echter le- vensbedreigend voor de dijken zelf, en zover mocht het natuurlijk niet komen. De remedie bleek uiteindelijk even
simpel als doeltreffend: kribben in de buitenbochten hieven de erosie aldaar op. In de vorige eeuw werd de Nederrijn en de Lek door deze kunstgreep de laat- ste speelruimte ontnomen. Strekdammen, om de riviersplitsin-
gen buiten onze provincie vast te leggen, en stuwen, om de waterafvoer te reguleren, zoals bij Hagestein en Maurik uit de 60-er jaren, completeren het beeld van de totale victorie van de mens over de rivieren. Zo is, op de keper beschouwd, het
enige dat na de bedijking nog herinner- de aan de ontstaan.swijze van de stroom- ruggen, de stijging van de, nu weliswaar keurig afgeperkte, riviervlaktes. De opstuwing van de Nederlandse delta ging volgens het inmiddels bekende me- chanisme ononderbroken voort, maar beperkte zich sedertdien tot het buiten- dijkse land. Wat wel weer veranderde was de snelheid waarmee dit geschied- de: die ging drastisch omhoog. De rivieren waren immers in de houdgreep genomen en moesten hun afzettingen in een sterk geslonken territorium zien kwijt te raken. De ophoping van zand en klei in een betrekkelijk smalle zone, niet zoals vanouds naast, maar laagsge- wijs óp elkaar, dreef de uiterwaarden in marstempo omhoog. Die van de Lek steken plaatselijk maar liefst 4 meter boven het binnendijkse land uit (zie afb. 5). De deltabewoners, wier lot zo innig
verbonden was met dat van hun water- keringen, moesten maar zien dat de dijken hierbij niet achterop raakten. Een lange keten van dijkdoorbraken van meet af aan toont dat men daarbij lang niet altijd op rozen ging. Deonder- |
|||||||||||
6. De Bijleveld ten noorden van Harmeien (1985). Opname vanuit het noordoosten (zie afb. 2,
V). Reproductie: J. Rodenburg, |
|||||||||||
waterzettingen die daaruit voortvloei-
den waren onvergelijkbaar groter van schaal en langer van duur dan de 'nor- male", periodieke overstromingen in de natuurlijke toestand vóór de bedijking. Geen wonder: naarmate de riviervlak- tes hoger bo\en het omringende land uitrezen, kwam het meer en meer aan op de bestendigheid van de dijken. Gaven die de geest, dan was het meteen goed raak: de rivier kon al het opgekropte water naar hartelust ontladen op het weerloze land dat een etage lager lag. Ook in deze streek heeft men het bij die gelegenheid meer dan eens moeten ont- gelden. Zo begaf de Noorder Lekdijk het in twee opeenvolgende jaren, 1321 en 1322. op dezelfde plaats bij Vrees- wijk. De westelijke helft van Utrecht en grote delen van Holland kwamen onder water te staan. Nalatigheid of over- macht, de tweede maal was voor onze westerburen de maat vol: de Meerndijk werd opgehoogd teneinde het westelijk gelegen gebied te vrijwaren voor nieuwe watersnoden. Het lag echt niet aan de onervarenheid van beginnelingen. Ook in latere eeuwen werd de lage helft van Utrecht meermaals geplaagd met groot- schalige onderwaterzetting. Zo bezweek in 1747 de Meerndijk onder de druk van een overstroming als gevolg van een ver- zakking van de Noorder Lekdijk ten westen van Wijk bij Duurstede. Het was de prijs die men moest betalen voor de opsluiting van de grote rivieren. On- danks alle, nauwelijks te vermijden te- genslagen blijft de beteugeling van deze eigenzinnige reuzen een waterbouw- kundig hoogstandje. |
Een aardige bijkomstigheid van deze
triomf van menselijk vernuft is dat juist door de afdamming van de Rijn bij Wijk de uitbundige kronkels van zijn restgeul over de gehele lengte landschappelijk bewaard zijn gebleven, voor zover niet naderhand ten slachtoffer gevallen aan andere vormen van 's mensen daden- drang. Door het verbroken contact met de Nederrijn werd er immers geen nieuw materiaal meer aangevoerd om de restgeul volledig te doen verlanden. Daaraan hebben wij de prachtige Vecht te danken, alsmede de fraaie meanders van de Kromme Rijn. Ook de Oude Rijn. hoewel al een eind weegs in het proces van verlanding, werd zo, geluk- kig, voor de algehele ondergang be- hoed. Welbekend zijn de kronkels waar- aan Vleuten zich heeft vastgeregen; de Bijleveld ten noorden van Harmeien is een van de juweeltjes van ons landschap (zie afb. 6). |
||||||||||
Slot volgt.
|
|||||||||||
398
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Contactavond
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ledenlijst
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons werd de vraag gesteld of er op de
contactavond ook aan genealogie werd gedaan. Wel, ook als de vraag een ander onderwerp had betroffen, zou het ant- woord "ja" zijn. Wat begon als een bij- eenkomst van de genealogische werk- groep, is uitgegroeid tot een algemene contact-avond ten huize van de familie de Rooij, 't Zand 1 te Vleuten. Op deze avonden is een ieder wel-
kom, die belang stelt in de historie van onze gemeente, daarover iets te vragen of te melden heeft, of zelf met een be- paald interesse-gebied bezig is; hier worden vaak ideeën geboren voor ar- tikelen in ons blad. De genealogie komt natuurlijk nog
steeds ter sprake, maar ook alle andere facetten van ons werk kunnen ter tafel worden gebracht. Het zijn deze contactavonden waar
de leden elkaar kunnen vinden en waar zij iets van hun actieve belangstelling kunnen tonen. Let echter wel op de agenda; zodra de
temperatuur het gedoogt worden de bij- eenkomsten gehouden in ons museum aan de Thematerweg 17 te Vleuten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F. C. G. M. Besouw, Schoolstraat 55
Vleuten Drie Biedermeier stoelen, kopieën
oude prenten van Utrecht. J. Tukker, van Wanroystraat 16 Vleuten
Gasstel op gasbus Mevr. van Engelen, Meerndijk 19 De
Meern 7 paar houten schaatsen, een bus
Polak 10 kg sprits M. G. van den Bosch-Goes, Hinderstein-
laan 16 Vleuten Devotielampje, schoolhandwerk J. Wieman, Schoolstraat 29 Vleuten
Twee deuren, zes vijzels B. Jongerius, Utrechtseweg 46a Vleuten
Een pomp (kattekop), een hakselma- chine P. W. Voskuilen, Reijerscop 23 De
Meern Een waterfornuis H. van der Kleij, Schoolstraat 85 Vleu-
ten Een Hollandse sleutel, een veeverlos-
tang |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen of bruik- lenen aanvaard van: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mevr. J. G. H. D. Bettink, Prof. Bronk-
horstlaan 31 Vleuten Verzameling vondsten uit het Ro- meins castellum te Zwammerdam L. Griffioen - Rodenburg, Bottenstein-
weg 7 Vleuten Twee bidprentjes G. J. van Schaik, Veldhuizenlaan 5 De
Meern Een hevel A. J. van Zeeren Sr, Stationsstraat 54
Vleuten Drukwerk uit de tweede wereldoor-
log T. J. Brouwer, Zandweg 73 De Meern
19e eeuws aardewerk komfoor, dito kom, onderstel en deksel van kaas- kuip, twee graven, teems met zeven, bascule, haarspit en haarhamer, brandstempel, klein ijzerwerk M. Brits - Oversteegen, Odenveltlaan 29
Vleuten Jaargangen 1966 t/m 1985 van Gens
Nostra |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. W. Schoonderwoerd, Meerndijk 62
De Meern Een melkbus Th. P. J. van Dijk, Schoolstraat 39 Vleu-
ten Staande boormachine B. J. Achterberg, Thematerweg 4 Haar-
zuilens Hooikist K. B. Nanning, Utenhamweg 15 Vleuten
Houten strijkplank Bakkerij Verkerk, Zandweg lil De
Meern Drie broodblikken, twee beschuitrin-
gen, twee bakplaten A. Goudappel, Julianalaan 20bis Vleuten
Twee foto's van rijksveldwachter J. Paul |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
399
|
|||||||||||||||||||
l
|
'ffKte«( orgaan van de Hi.storiicbe Vereni*
pn'j. Vk-iiU'n-Dc Met-m-} laar/uilcn.s. éa jaarganK nr. 2 juni 1986 © 1986 \ erschfjnt 4\ per jaar
Ingeschreven m het verenigingsregister van
ie K.v.K. litrtchi e.o. onder nr. V. 479360 |)ageliiks bestuur:
;|>r D. W. Gravendeel. %<M)r/itter
I Zand 35. 345! GP Vleuten
I e 1.03406-61793
|V, H. Denekamp. sekrelaris
iUienhamstraat 5, 3451 BR Vleuten |el. 03407 - 1948 P. G. de Rooij, penningmeester
II Zand 1. 3451 GP Vleuten i
|cl. 03407 - 1483 |\. J, van Zoeren, vice-voor/itler
kationssfraat 34, 3451 BZ Vleuten iel, 034O7- 1263 |{. E. .1. van Essen, coord. werkgroepen
l^auritslaan 17. 3454 XP t>e Moern |ei. 03406 - 62992 Irelid;
ilMevr. Prof. Dr C. Ismgs. Soest
iiedafetic-sekrctariaat:
i^ionique van Essen, Hindcrstcinlaan 1.
|4S1 EV Vleuten lel. 03407 - 3611 iedenad min istratfe/infoi-tnatie:
ppgeven van nieuwe leden, mutaties en
|na)be«,tellingen bij: Nw. P. ,1. de Rooij-Goe*. 't Zand i, v
ii45! GP Vleuten, 'tel. 03407 - 1483 1 .....mr.. .......nni'i -............ii. . ::':■-■-:-■■
fKontrilnjtié;
Pe jaarlijkse kontributie bedraagt voor
p9K6 minimaal f 25,--:
jpostabonnemcnt f 35,- per jaar . ■s%i::;;*;:;;;:Èx!s
ponateurs:
Minimaal f 12,50 per jaar.
De vereniging heeft rekeningen bij de vol-
gende instellingen; ABN - De Meern 55.66.33.(MO ;||liiili
RABO- Vleuten 36.75.17.574 /^'ÊSmÊlÊ POSTGIRO 2.689.200 ^Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
fikelen uit dit verenigingsorgaan is slechts foegestaan na schriftelijke toestemming van Öe redaktic. |
||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
|||||||||||||||||||
Als je goede en slechte berichten te
melden hebt, is het soms moeilijk te kie- zen waarmee je beginnen zult. Het hangt ook erg af van de "zwaarte" of je het goede nieuws 't eerst vertelt en er dan vervolgens, als het ware mompe- lend en min of meerterloops, in dezelfde zin het slechte op laat volgen. In dit geval gaat die truc niet op,
omdat de gewichtsverhouding dat niet toelaat. Toch wil ik met een verheugende me-
dedeling beginnen. Het blad dat u zojuist, naar ik oprecht hoop, met grote belangstelling hebt opgeslagen, is name- lijk het 20ste nummer van ons tijd- schrift. Bij de start, nu 5 jaar geleden, was het een gok of wij zo'n uitgave wel zouden kunnen volhouden. Nii is dat geen punt van discussie meer, hoewel de redactie er een zware klus aan heeft. Het nog steeds stijgende ledental van de ver- eniging lijkt mij het bewijs dat het blad door zeer velen wordt gewaardeerd. De onplezierige taak die ik vervol-
gens moet vervullen is u te laten weten dat ons museum "op straat staat", zoals u ook al in de plaatselijke en regionale bladen hebt kunnen lezen. Het blijft een moeilijke zaak voordat
museum, of zoals ik liever zeg: histo- risch archief, een passende en liefst per- manente behuizing te vinden. Het bestuur van onze vereniging is van mening dat het realiseren van die huis- vesting een taak is die de krachten van |
|||||||||||||||||||
de vereniging te boven gaat. Daarom
werd op de algemene ledenvergadering van 16 april j.1. het besluit genomeneen Stichting in het leven te roepen, die ten doel zal hebben het inrichten en instandhouden van een museum (histo- risch archief) ten behoeve van de regio. In het stichtingsbestuur zal plaats zijn voor vertegenwoordigers van onze eigen vereniging, van de gemeente, uit het onderwijs, uit de ondernemings- en zakenverenigingen, uit het bedrijfsle- ven, uit de agrarische sector, enz.. Het voordeel van deze constructie is dat het draagvlak groter wordt. Om misverstanden te voorkomen, wil ik uitdrukkelijk vermelden dat onze Historische Vereniging niet in de Stich- ting zal opgaan, en haar eigen gezonde, niet-gesubsidieerde leven zal blijven lei- den. De Stichting zal zich in hoofdzaak bewegen op het vlak van huisvesting en organisatie van het museale gebeuren, de Vereniging stelt haar steeds groter wordende verzameling ter beschikking en verzorgt documentatie en beman- ning. Wij hopen in de komende maanden
de Stichting nader bij u te kunnen intro- duceren, o.a. aan de hand van een aantal berichten in de media. Ik reken erop dat u, door haar te steunen, te ken- nen geeft dat het ook uw wens is dat het museum er komt! D. W. Gravendeel
voorzitter |
|||||||||||||||||||
In dit nummer
|
|||||||||||||||||||
pag.
399
400 404 410 423 424 |
|||||||||||||||||||
- Van het bestuur
- De Hervormde gemeente De Meern (2)
- Water, wonen en een weg (II)
- Een deftige trouwpartij in 1913
- Een dorp verandert
- Genealogie, paleografie, raden maar, agenda
|
|||||||||||||||||||
Illustratie voorpagina; :::;ii||||||ii|||
;f^an van rood aardevverk, gevonden bij de:
pnleg van de S-20 rond De Meern. Ca 1300;i |
|||||||||||||||||||
t^l NUMMERS f 7,50
|
|||||||||||||||||||
400
|
||||||||||||||
De Hervormde Gemeente De Meern (2)
|
||||||||||||||
door
Jac. de Bruijn en Gerrit Jan Bel |
||||||||||||||
In oktober vorig jaar verscheen in dit blad het eerste deel over de
geschiedenis van de Hervormde Gemeente In De Meern. De gegevens waren ontleend aan het boek dat de heer Jac. de Bruijn over het (hervormd) kerkelijk wel en wee in deze plaats had geschreven. Nu wordt de draad weer opgenomen met de tweede aflevering. |
||||||||||||||
Georgius Cock (predikant te Harmeien
van 1639 - 1726) werd ten overstaan van hen op dezelfde dag uit een nominatie van vier personen met algemene stem- men Johannes van Loon gekozen tot de nieuwe herder. Vervolgens werden gedeputeerde sta-
ten op de hoogte gebracht van de keuze. Van die kant waren er geen bezwaren, waarop Ds. Van Loon drie behoorlijke voorstellingen (= er wordt driemaal van de kansel bekend gemaakt dat hij is be- roepen) kreeg en op 18 november werd bevestigd. Johannes van Loon werd in Schalk-
wijk geboren en ging als kandidaat het leger in. Hij was gehuwd met Maria van Paddenburg(h) die op de dag van zijn bevestiging in De Meern met attestatie overkomt. Maria was kennelijk al eer- der getrouwd geweest, want haar doch- ter Christina van Stammen doet op 19 december 1710 belijdenis. Op 5 oktober trouwt zij in De Meern en op 4 april 1762 wordt zij hier begraven. Voor het doodskleed wordt dan f3.3- gegeven en in het diaconiezakje f 5.5-. Verder wordt een zekere Cornelis van
Loon, student, vermeld die op 7 oktober 1725 belijdenis doet. Gezien zijn naam zou hij een zoon kunnen zijn van de do- minee (wiens vader ook Cornelis heet- te). Op de ledenlijst van 13 april 1755 staat achter zijn naam dat hij is overle- den. I
Steun onder voorwaarden Wie tegenwoordig in minder goede
leefomstandigheden verkeert klopt aar bij sociale zaken. Vroeger kon men voor een dergelijke bijstand terecht bij zijn kerk. In beide gevallen wenst(e) de geld- verstrekker niet dat het geld over de balk werd gesmeten. Met het doel dit te voorkomen werd in 1710 door de kerke- raad bepaald dat de bedeelden die var de steun van de diaconie leefden pas een woning mochten huren als zij hiervoor toestemming hadden verkregen van de kerkeraad. Voorts werd besloten dal iemand die van de diaconie leefde zijn bedeling alleen maar voor zichzelf mocht gebruiken. U ziet het: het wal nauwlettender in het oog houden van tweeverdieners of voordeurdelers is echt geen ontwikkeling die pas de laatste jaren de kop heeft opgestoken. |
||||||||||||||
Aanvoelende dat je je met zo'n kan-
didaat moeilijk een buil kon vallen werd Jacobus al op 12 maart (dus nog voor de toestemming van de Staten van Utrecht) beroepen, op 2 juni geëxami- neerd en op 12 juli door de Breukelense predikant ds. Leonard Beels bevestigd. Van vergaderen hield de dominee
kennelijk niet, want uit 1706 is alleen een verslag van de kerkeraadsverkiezing op 10 januari te vinden. Daaruit blijkt dat de schoolmeester Jan Putkamer zijn werkzaamheden als ouderling neerlegt en dat Arien Boers, die diaken was, nu ouderling wordt en Willem Jansz. van der Pauw, afkomstig uit de Utrechtse woonbuurt Jaffa (bij de tegenwoordige Vleutenseweg) tot diaken wordt be- noemd. In 1707 en 1708 vinden er geen veranderingen plaats in de kerkeraad. Jacobus Leusden stelde in zoverre
orde op zaken dat hij nu eens op papier zette wie allemaal lidmaat van zijn kerk waren, iets dat voordien nog nooit was gebeurd. In het totaal bleken er 30 leden te zijn,
waarvan zes echtparen en twee moeder en dochter. Verder woonden er nog vijf leden in Utrecht. De dominee doopte tijdens zijn
Meernse periode 8 jongens en 7 meisjes en voltrok elfmaal een huwelijk. Op 9 oktober 1708 overleed Jacobus Leus- den. 6. Johannes van Loon 1708 -1730
Na het overlijden van Jacobus Leus-
den moest de kerkeraad dus omzien naar een nieuwe dominee (of leraar, zo- als toendertijd ook wel werd gezegd). Vandaar dat op 26 oktober naar gede- puteerde staten van Utrecht — die moesten betalen — werd geschreven met het verzoek of er een opvolger mocht worden beroepen. Blijkbaar wilde de kerkeraad spij-
kers met koppen slaan, want na beraad met de twee naburige predikanten Bar- tholdus van Hattem (predikant te Vleuten van 1671 - 1711) en dominee |
||||||||||||||
Na het overlijden van dominee Adri-
anus van Sijpesteijn in augustus 1704 duurde het bijna een jaar voordat zijn opvolger werd geïnstalleerd. Bij gebrek aan een volledige kerkeraad had in het verleden altijd de classis zich bezigge- houden met het beroep van een nieuwe predikant. Nu werd deze taak echter voor het eerst vervuld door de Meernse kerkeraad die bestond uit de ouderlin- gen Isak Dirksz. van Veen en de school- meester Jan Putkamer, alsmede twee diakonen, namelijk de jonge Jan Putkamer en Arie Boers. 5. Jacobus Leusden 1705 - 1708
Op 10 maart 1705 kreeg men toe-
stemming van de Staten van de provincie om tot een beroepskeuze over te gaan. Dan wordt ten overstaan van de dominees Henricus van Rhenen uit Jut- phaas en Petrus van Veen uit Linscho- ten als naburen een nominatie gemaakt van drie proponenten. Met eenparige stemmen valt vervolgens de keus op Jacobus Leusden. De Staten van Utrecht verlenen op 17 maart hun goedkeuring aan deze keuze. Dominee Leusden staat, als Utrech-
tenaar, beschreven als L. A. M. (= Liberalium Artium Magister = meester in de vrije kunsten), terwijl hij elders Phil. Doet. (= Doctor in de philologie = taal en letterkunde) heet. Al met al dus iemand die er niet te-
genop had gezien in zijn vrije tijd de neus in de boeken te steken. Nu vormde hij wat dat betreft zeker geen uitzonde- ring in de familie, want zijn vader was ongeveer 50 jaar lang professor in het Hebreeuws in Utrecht en zijn broer Ru- dolph was professor in de anatomie en chirurgie. Een andere broer, Johannes Wilhelmus, had zijn jeugdjaren meer op straat doorgebracht. Dientengevolge moest hij een titel ontberen, maar de op die manier gelegde contacten met de plaatselijke bevolking hadden hem uit- eindelijk wel het burgemeesterschap van de stad Utrecht opgeleverd. |
||||||||||||||
401
|
|||||||||||||||||||||||||
*T^B^-
|
|||||||||||||||||||||||||
1^'
|
|||||||||||||||||||||||||
■y^'
|
|||||||||||||||||||||||||
i/Te/-
|
|||||||||||||||||||||||||
^i^ v»A«
|
|||||||||||||||||||||||||
^^ n 4^
|
|||||||||||||||||||||||||
V7ü£
|
|||||||||||||||||||||||||
^ArOi.^U*
|
|||||||||||||||||||||||||
oudste notulen van de kerkeraad.
|
|||||||||||||||||||||||||
402
|
|||||||||
deweekse huwelijk van domheer De
Beer en Hillegonda van Sijpestein. Dit bracht f 106,- en 26 stuivers in het laatje, of liever gezegd: het zakje. 1715 is een mager jaar. Het in ondertrouw gaan van Samuel Moonen en Catharina Bosman levert op 26 april de somma van f 1,- op. Een ondertrouw in april en een huwelijk in mei 1716 zijn goed voor nog eens ruimf 23,-. Toen had men een goede 220 gulden en hiervoor worden aangeschaft een obligatie van 300 gulden, alsmede de beoogde zilveren beker en verruild tin. Dit alles kost bij elkaar f 258,- en vier stuivers. Schoolmeester en koster Samuel Moonen betaalt de rekening en legt bij de kerkeraad de kwitantie op tafel met de mededeling dat hij dus nog 37 gulden, 2 stuivers en 8 penningen ontvangt. Hij vraagt of hij het geld bij de eerste gelegenheid mag ontvangen. Dat blijkt pas 25 mei 1718 te zijn. Boete voor wegblijven
In 1713 wordt er achtmaal kerkeraadj
gehouden. Kennelijk werden deze bij- eenkomsten minder goed bezocht dan was gewenst, want op 10 april werd be- sloten dat alle kerkeraadsleden present moeten zijn. Indien dat niet het geval is krijgen zij een schelling boete. Het geld zal ten goede komen aan de armen. Onze zuinige volkasaard kennende zullen de armen arm zijn gebleven. Fonds voor zilveren beker
Op 29 oktober van dat jaar wordt er
een buitengewone kerkeraadsvergade- ring gehouden. Men bespreekt de wel stand van de kerk en overweegt dat de beker die voor het Heilig Avondmaal wordt gebruikt slecht is. In de plaat: hiervan zou men graag een zilveren kopen. Bovendien worden de wijn en het brood bekostigd uit het armengeld, terwijl in andere plaatsen de overtuiginf heerst dat andere kerkelijke inkomsten hiervoor wat dat betreft eerder in aan merking komen. Het plan ontstaan om een apaii
fonds te stichten, zodat de diaconie niet extra wordt belast. Eerst zullen de 'aan zienlijkste leden' worden verzocht on een vrijwillige contributie. Hiervooi wordt de zilveren beker gekocht en hei nog resterende geld zal worden gereser- veerd voor de aankoop van brood ef wijn. Of het aan de kwantiteit of aan é kwaliteit van de 'aanzienlijkste leden lag vermeldt het verhaal niet, maar wei is duidelijk dat de kerkeraadsleden ziel ook vol realiteitsbesef hebben geboget over de vraag wat te doen als onver- hoopt het benodigde geld niet op dif manier bijeen kon worden gebracht Ook dit vraagstuk wordt opgelost. It dat geval is het de bedoeling dat aan vai^ |
|||||||||
ten uit Montfoort en De Bilt. Ook zij
vernamen de toestand van de gemeente, betuigden hun genoegen en namen eveneens met een zegenwens afscheid. Hetzelfde geldt voor het bezoek dat drie jaar later op 26 mei werd gebracht door de predikant/professor in Griekse talen C. Segaar uit Utrecht en H. van der Burg, predikant uit Vreeswijk (De Vaart). Ook nu heerste er genoegen en klonk bij het afscheid de zegenwens. Idem op 31 juli 1800 toen Colenbran- der, Campen en Stoelendrajer visiteer- den. In mei 1820 schrijft Ds. Brave dat hij
met Ds. Rappard op 14 juni zal visiteren. Op die dag stellen ook deze heren vast dat alles is gebeurd volgens het reglement dat door de Synode is vastgesteld. Er wordt nu niet van een zegenwens, maar van een zegenbede ge- sproken, maar feitelijk zal dat weinig verschil maken. Vanaf 1827 heeft de kerkvisitatie
vaak schriftelijk plaats. Er moeten dan tabellen worden ingevuld. In 1885 komt er naast een predikant ook een ouder- ling mee, maar het betreft dan wel een baron wiens oordeel natuurlijk zwaar- der weegt dan dat van de gemiddelde ouderling. Bij de kerkvisitatie op 8 mei 1894
wordt door de bezoekers een circulaire van de Synode, betreffende beantwoor- de vragen aan het socialisme, overhan- digd. U ziet het; buiten de circulaire die in
1894 werd meegebracht was het een weinig afwisselend geheel. Verder zal — voor de nazaten, zo
staat er bescheiden in de notulen — schriftelijk worden vastgelegd wie door een vrijwillige milde gift heeft bijgedra- gen aan het fonds. De predikant neemt 'gewillig' de inzamelingsactie op zich. Johannes van Loon laat meteen blijken dat hij het in hem gestelde vertrouwen geenszins wil beschamen en start de van hem verlangde activiteiten door direct bij de aanwezigen en de naaste familie rond te gaan. Op die manier wordt door hemzelf, zijn vrouw en zijn dochter en door de ouderlingen Willem Jansz. Pauw en Arie Corn. Boer en de diakens Jan Harmensz. Hoek(e) en Cornelis Schinckel en diens vrouw een bedrag van zestien gulden en veertig stuivers bijeengebracht. Dat jaar komt er in het totaal nog een
bedrag van honderd gulden en 10 stui- vers bij. Ook het domheer (een hoge be- stuurlijke functie in het kapittel) zijn schiep z'n verplichtingen want de dom- heer de Voorn nam hiervan zestien gul- den voor zijn rekening. Op 6 augustus 1714 krijgt het fonds
een aanzienlijke bijdrage door het door- |
|||||||||
Kerkvisitaties
De aandacht voor de onmin waarmee
men met de paus verkeerde mocht uiter- aard niet verslappen. Vandaar dat men verplicht was om tijdens de kerkeraads- vergaderingen van tijd tot tijd de 'Ker- kelijke middelen tot wering van het Pausdom' voor te lezen en vooral als de kerkvisitatie in zicht was werd hieraan aandacht geschonken. Dit temeer daar er bij deze bezoeken — die vooral een controle van de administratie waren — degelijk werd geïnformeerd of men de plichten op dat gebied wel was nageko- men. Regelmatig, bijna ieder jaar, kwa-
men er twee of drie predikanten die de kerkvisitatie hielden. De kerkvisitatie werd over het alge-
meen als een leuk uitje gedurende de zomermaanden (gewoonlijk juni en juli) gezien. Regelmatig, bijna ieder jaar, verschenen er twee of drie predikanten die zich op de hoogte kwamen stellen van het plaatselijk kerkelijk reilen en zeilen. Het waren niet alleen predikan- ten die de visitatie deden; ook professo- ren zagen in dat je op deze manier nog eens op een aangename wijze buiten de deur kon vertoeven. Opmerkelijk kan worden genoemd dat soms de plaatse- lijke predikant deelnam aan de visitatie op de eigen standplaats. In De Meern deed Johannes van Loon dat twee keer (in 1713 en 1724) en controleerde J. P. van Couwenberg in 1761 de eigen boeken. Veel nieuws leverden de visitaties niet
direct op, zo moge blijken uit het nu volgende overzicht van een aantal be- zoeken. Op 23 juli 1750 werd er een buiten-
gewone kerkeraad gehouden, waarin — naast de praeses — de broeders Pieter Naminck en Gijsbert van Leersum (ouderlingen) en Paulus van Leersum (diaken) aanwezig waren. In de verga- dering verschenen de heren De Beveren en Ruijs, predikanten te Utrecht en aan de Vaart, die, na op de hoogte te zijn ge- bracht van de Meernse kerkelijke zaken, lieten weten, dat zij 'niets berispelijks hadden gevonden', en daarom met 'zon- derling genoegen uitgesprokenen zege- ningen vertrokken'. De Utrechtse professor/predikant F.
Burmannus en de heren Van Waenen en Van der Burg, respectievelijk predikan- ten te Uithoorn en Kudelstaart en te Vreeswijk, bezochten De Meern op 2 juli 1767. Alles was in orde, waarop met genoegen en een hartelijke zegenwens afscheid werd genomen. De professor beviel het hier zeker wel, want op 21 juni 1773 kwam hij terug, nu in gezelschap van D. Pronkert en Klugten, predikan- |
|||||||||
403
|
||||||||||
betalen voor het vuur in de kerk en dit in
het vervolg te blijven doen. Echt naar zijn zin had Samuel het intussen niet meer in De Meern en op 21 oktober 1720 vertrok hij naar Kortenhoef. Nood in Polen
Tijdens de buitengewone vergadering
in juni 1715 waarin Samuel Moonen voor het eerst de beruchte 25 gulden ter sprake bracht buigt men zich ook over het schrijven van de classis over de nood van de kerk in Polen. Men besluit voor dit doel 5 gulden te geven. Huurproblemen
Per 1 mei 1718 loopt de huur van
Salvus Jans de Vries en zijn vrouw af. Men betreurt het dat de oude man eventueel zijn woonplaats moet verla- ten en wil bemiddelen dat Willem Peters van der Eem, die getrouwd is met hun dochter Jannetje Salvus, bij hun komt inwonen om de huur te betalen. Zelfs wordt het plan geopperd om het huis te verbouwen tot twee aparte woningen. Eind april 1720 blijkt Salvus te zijn
overleden, want dan besluit de kerke- raad dokter Steecklenburgh een dukaat te geven voor de visite bij Salvus en het verlenen van medicijnen. Bovendien be- sluit men om voor Salvus' weduwe Metje een bedstee neer te zetten in het huis van haar dochter. Voor vijftig gulden per jaar gaat ze daar in de kost, maar dat bedrag is dan wel inclusief een hemd en een nachtmuts. Rijk zijn de mensen zeker niet ge-
weest, want in december 1719 was al besloten aan Salvus en zijn vrouw voor de wintertijd 50 manden turf te geven, alsmede een scheut (= zesponder) brood en een half pond boter per week en — zo de beurs het lijden kon — een pond kaas. Afschaffing dankdag
In oktober 1722 besluit de classis van
Utrecht dat de Utrechtse dankdag wordt afgeschaft. De animo voor deze afschaffing blijkt redelijk te beteugelen, want nog vele jaren na het besluit worden er collecten gehouden op de Utrechtse dankdag. Het is waarschijn- lijk de bedoeling geweest zich te richten naar de landelijke data voor de bid- en dankstonden voor het gewas, die ook nu nog jaarlijks in vele plattelandsgemeen- ten worden gehouden op de tweede woensdag in maart en de eerste woens- dag in november. |
||||||||||
buiten inkomende leden, die hier belij-
denis doen, een gift wordt gevraagd. Hetzelfde zal gebeuren bij degenen die niet op zondag trouwen. En daarmee wordt weer eens duidelijk gemaakt dat het vroeger toch allemaal anders was, want tegenwoordig is doordeweeks trouwen goedkoper dan in het week- einde. Jarenlang strijd om f 25,-
Nu was dit niet de eerste keer dat de
schoolmeester voor geld aanklopte. Tij- dens de buitengewone kerkeraadsverga- dering die op 19 juni 1715 wordt gehou- den vraagt hij als emolument (= extra bijdrage buiten het normale loon) f25,- uit de diakonie-kas, net zoals zijn voorganger had gehad. Na dit verzoek te hebben aangehoord stuurt men Samuel naar buiten gestuurd zodat uitvoerig kan worden gesproken over deze 'grote aangelegenheid'. Men vreest voor de gevolgen, vooral met het oog op de toekomstige schoolmeesters. Moonen wordt weer binnengeroepen
en krijgt te horen dat hij op een derge- lijke voorwaarde nooit was beroepen. Het emolument was Moonens voorgan- ger enkele weken voor zijn aanstelling toegezegd in het huis van de oude koster zaliger. Allen waren daarbij aanwezig geweest en hoewel meester Putkamer toen 25 gulden armengeld had ontvan- gen moest Samuel er niet op rekenen dat hij dit bedrag in de toekomst ook zou krijgen. De nood was bij de oude koster ken-
nelijk hoog gestegen, want het verhaal vermeldt dat deze met tranen in zijn ogen geslagen naar de hemel betuigde dat het hem leed deed zo lang van het armengeld te hebben getrokken. Meer- inalen had hij al verzocht of er geen an- der fonds was waaruit deze bijdrage kon worden voldaan. Met 'wringing van zijn handen' had hij gezegd dat hij, nu oud zijnde, niets kon missen daar zijn dagen op het laatst liepen. Om alle 'onheilen en verwijdering' te
voorkomen wordt de meester/koster met ingang van 1.1.1715 een bedrag van ' 12,50 geschonken, maar dan moet het voor de toekomst ook uit zijn. Voor niets gaat de zon op en dus wordt er wel een voorwaarde verbonden aan deze gift. Mochten er arme kinderen komen dan moest Moonen hen gratis les geven. Samuel neemt hiermee genoegen en
betuigt zijn dank, maar na twee jaar zoekt hij het toch hogerop. Achter de rug van de kerkeraad om schrijft hij een rekest aan de ambachtsheren van De Meern, de heren van het kapittel van Oudmunster. Als hij van die zijde ant- woord krijgt houdt de Meernse kerke- raad op zijn verzoek op 19 februari 1717 |
weer een aparte vergadering. De kerke-
raadsleden weten geen raad met de situ- atie en proberen de boot af te houden met de mededeling dat het rekest maar een kattebelletje of een simpele kopie is. Daarom verzoekt men de meester om de oorspronkelijke stukken. Op 27 april komt men weer bijeen.
Nu hebben de broeders de originele afschriften van de rekesten en het ant- woord daarop kunnen doornemen. Een en ander is zeker ten gunste van Samuel uitgevallen, want het wordt duidelijk dat men vindt dat hij zich zonder nood- zaak of enige grond tegen zijn weldoe- ners (zo werden werkgevers toen blijk- baar nog omschreven) keert; de mensen aan wie hij zijn bevordering voor het grootste deel heeft te danken. Boven- dien heeft hij sedert zijn aanstelling nog vele gunsten genoten. Moonen brengt in dat de 25 gulden
die meester Putkamer uit de armenkas mocht ontvangen was voor het onder- wijs aan kinderen van behoeftigen, maar de kerkeraad wil daar niet aan. "Sinds mensenheugenis zijn er geen arme lieden geweest", zo zegt men. Bovendien is over 1715 en 1716 de helft van de f 25,- aan Moonen betaald. Het kapittel van Oudmunster wil wel
antwoord van de kerkeraad. Besloten wordt te berichten dat de kerkeraad in het geheel niet in staat zo'n bedrag te missen "omdat de lasten van de armen tegenwoordig zo toenemen dat men jaarlijks tekort komt". En dat was weer een heel ander verhaal dan Moonen kort daarvoor te horen kreeg. Deson- danks vindt de kerkeraad het een goed argument en men besluit maar meteen dat de aanval de beste verdediging is, zodat het kapittel wordt gevraagd of dit misschien een zeker fonds heeft waaruit aan de wensen van Moonen tegemoet kan worden gekomen. Pas eind december 1717 legt Moonen
weer een brief van het kapittel bij zijn weldoeners. Daarin wordt de kerkeraad verzocht op maandag 10 januari 1718 naar Utrecht te komen. De dominee schijnt alleen te zijn gegaan om de zaak uit de doeken te doen. Op 30 januari wordt weer over de zaak vergaderd en dominee Van Loon laat weten dat men op 8 februari in Utrecht de diakoniere- kening moet komen tonen. Er zijn prettiger mededelingen denk-
baar en de broeders verklaren eenparig dat de wegen geheel onbruikbaar zijn en dat het weer te onzeker is om zich aan afspraken te binden. Ze willen wel op normale wijze rekening komen afleg- gen. Verder komen we over de zaak helaas niets te weten. Wel wordt eind 1718 besloten aan de
meester drie achterstallige jaren te |
|||||||||
D
|
||||||||||
404
|
||||||||||||
Water, wonen en een weg
|
||||||||||||
De eerste aflevering van dit tweedelige
artikel verscheen in het voorgaande nummer van deze periodiek, p. 389-397. |
||||||||||||
een groep kolonisten, de boeren in spe
van het te onderwerpen gebied. Als aanvalslinie, de zogenaamde ontgin- ningsbasis, groef men aan de rand van het oude cultuurland een wetering, ge- flankeerd door een weg. Van daaruit begon dan de komwaartse opmars. Deze voltrok zich via de aanleg van een reeks van lange, evenwijdige en betrek- kelijk dicht opeengelegen kavelsloten. Hun grote dichtheid stond borg voor een effectieve ontwatering. De wetering fungeerde als hoofdverzamelaar van het aan het veen onttrokken water. Een daarmee in verbinding staande vliet droeg zorg voor de lozing op waterber- gers van een nóg hogere trap, het zoge- naamde boezemwater, ten dienste van een polder bestaande uit meerdere ont- ginningseenheden, of direct op een rivier. Het op deze wijze 'drooggelegde'
blok was door de kavelsloten zo veel mogelijk in gelijkvormige percelen ver- deeld. Daarbij trad een hoge mate van standaardisering aan de dag. De meeste ontginningen kenden oorspronkelijk, voor zover hun vorm dat toeliet, een re- gelmatige indeling in kavels van 6 voor- ling (gemiddeld ruim 1250 meter) diep en 30 roeden (doorgaans ruim 100 me- ter) breed. Zo ontstonden percelen van als regel 13 a 14 ha, keurig toegesneden op de behoeften van een eengezinsboe- renbedrijf. Na toewijzing van ieders deel moesten de kolonisten hun lange reep wildernis zelf in cultuur brengen. Ondanks alle verstoringen in later
tijd is het oorspronkelijke verkavelings- patroon van de ontginningen in de polders rond de gordel van Rijnafzet- tingen door dit gebied nog steeds in grote lijnen intact. Oorspronkelijk kon de lozing van het
aan de nog betrekkelijk hoge kommen onttrokken water op natuurlijke wijze plaats vinden, dat wil zeggen door vrije afvloei. Aanvankelijk daalde het grond- waterpeil in de ontgonnen gebieden dan ook met rasse schreden. Het gevolg van de wateronttrekking was echter dat de slappe veenkussens aanzienlijk ineen- krompen, terwijl de half vergane planteresten in hun opperste lagen door daling van het vocht- en stijging van het zuurstofgehalte alsnog verder werden verteerd en die aan de oppervlakte daar- enboven door grondbewerking veraard- |
||||||||||||
den of zelfs totaal vergingen. Weldra
trad daardoor een gevoelige bodemda- ling of inklinking op. In de 15e eeuw moest men, wilde men het hoofd boven water houden, dan ook zijn toevlucht nemen tot bemaling door middel van windmolens; 1 a 2 eeuwen later ontkwam men in vele gebieden zelfs niet aan tweetrapsbemaling. Vanaf ca. 1870 maakten stoomgemalen de vitale zaak van een evenwichtige waterhuishouding onafhankelijk van Nederlands onbere- kenbare winden. Later werden zij gelei- delijk vervangen door oliegestookte en na omstreeks 1930, electrische gemalen Door de steeds meer geavanceerde
wateronttrekking gedurende 7 a 9 eeuwen zakten de veenpakketten als een pudding in elkaar. De robuuste zandli chamen van de stroomruggen, gegrond- vest op het solide fundament van het dekzand, zijn daarentegen nauwelijks 'klinkgevoelig'. Door de verschillende eigenschappen van zand en veen ont stond het veelal forse hoogteverschil tussen de stroomruggen en de kommen waaraan beide hun naam ontlenen. La- ter zullen we dicht bij huis een sprekend voorbeeld hiervan tegenkomen. In afbeelding 5 zijn de verschillende
vormen van reliëf die onder invloed van menselijk ingrijpen ontstonden, samen- gevat. In de vorige twee hoofdstukjes
hebben we gezien hoe een vermetel volkje van dijkenbouwers en ontginners in de periode van de 1 Ie tot en met de 13e eeuw de Nederlandse delta aan zich onderwiep en haar maakte tot een land van polders en waterkeringen. De mens had gezegevierd over het water: een opmerkelijk wezen, de zogenaamde Hollander, zag het levenslicht. Hiermee kwam goeddeels een eind aan het prachtige samenspel van de natuurlijke processen die wij eerder afzonderlijk en in onderling verband hebben bestu- deerd. Hiermee komt ook een eind aan ons algemene verhaal over de land- schapswording van deze streek in samenhang met de ontwikkeling van de Nederlandse delta als geheel. Hopelijk komen we nu goed beslagen ten ijs voof de derde etappe van onze zwerftocht Het moment is gekomen om de opgedane kennis eens te toetsen aan de realiteit van een concreet geval. Op naar de S-20! |
||||||||||||
Ontginning
In een van onze, intussen vele om-
zwervingen constateerden we dat de veengroei wonderwel in staat bleek de stijging van de stroomruggen bij te be- nen. Zolang moeder Natuur de delta re- geerde, waren de kommen kennelijk nog geen kommen. Dat werden ze eerst door mensenhand. De bedijking doorbrak de samen-
hang tussen de verschillende Holocene processen. Rivierlopen in de nadagen van hun bestaan werden op non-actief gesteld. De opbouw van hun stroom- ruggen kwam daarmee tot staan. Dit had natuurlijk gevolgen voor de veen- groei: eerder zagen wij dat deze broeder- lijk verbonden was met het wel en wee van het locale rivierstelsel. De wateraf- voer door de rivieren werd bovendien gecentraliseerd. Vooropgesteld dat de dijken het hielden, raakten de kommen verstoken van de regelmatige voorzie- ning van voedselrijk rivierwater. Daar- mee werden de veengroei krachtige prikkels ontnomen. Maar de oorlog van de mens tegen het water omvatte meer dan slechts de gevangenneming van de rivieren. Een minstens zo belangrijk doelwit waren de kommen zelf. Omstreeks de 11e eeuw werd een
grootscheeps ontginningsoffensief ge- lanceerd, waarin men de vochtige kommen successievelijk te lijf ging. Vooral in de 12e en 13e eeuw werd op vele fronten gelijktijdig de aanval in ge- zet en boekte men een enorme terrein- winst: in het centrum van de ontgin- ningsactiviteit vele malen het opper- vlak van het daar tot dan toe bewoonde, oude cultuurland. Ruwweg tussen 1050 en 1300 zijn de uitgestrekte Utrechts- Hollandse veengebieden, waaronder die van onze streek, voor het overgrote deel ontgonnen. De strategie was in essentie steeds
ontwatering, het gehanteerde wapen een ingenieus stelsel van drainage, ge- kenmerkt door een groot aantal meters sloot per oppervlakte-eenheid. Deze vorm van ontginning was uiteraard teamwork. Zij verliep volgens een vast stramien. De verovering geschiedde bloksgewijs en werd uitgevoerd door |
||||||||||||
405
|
|||||||||||
dra te bespreken verschijnselen ruimte-
lijk vast te leggen. Stroomrug en kom
De grootste diepte, ruim 2,5 m, be-
reikte het graafwerk in het midden van de meandergordel. De heren wegenbou- wers hebben aan den lijven ondervon- den wat een stroomrug is: gedurende meerdere maanden reed een karavaan van vrachtwagens af en aan om de weg in wording een enigszins gelijkmatig hoogteverloop te geven, teneinde de toekomstige automobilist voor pijnlijk contact met het dak van zijn voertuig te vrijwaren. Het terrein kent ter plaatse namelijk een fors reliëf in noord-zuid- richting: tussen de 'top' van de Heidammer stroomrug en het 'dal' van de zuidelijk gelegen kom maar liefst twee en een halve meter! Naar de verhoudingen van ons vlakke polder- land hebben wij hier te maken met een waar hooggebergte (zie afb. 9). De be- namingen 'stroomrug' en 'kom' bren- |
gen dit op bescheiden, doch beeldende
wijze tot uitdrukking. De achtergronden van dit hoogtever-
schil zijn ons inmiddels welbekend. Toch is het zinvol ons nog eens goed te doordringen van wat de mens teweeg heeft gebracht met zijn verstoring van de balans van natuurlijke krachten. Het voorbeeld van de S-20 toont dat de da- ling van het maaiveld van de kommen als gevolg van eeuwenlange wateront- trekking makkelijk 2 meter kan bedra- gen. Deze inklinking gaat nog immer voort. Het geeft ons verhaal van de steeds hogere eisen die aan de polderbe- maling werden gesteld, iets meer reliëf. En, zoals we zagen: de klus van het 'af- toppen' van de Heidammer stroomrug en het 'dempen' van de kom ten zuiden daarvan loog er ook niet om. Het zijn slechts twee willekeurige voorbeelden van de vele wijzen waarop een schijn- baar afgesloten hoofdstuk zijn invloed tot op de dag van vandaag doet gevoelen. |
||||||||||
De Heidammer stroomrug
Na al onze kronkelwegen komen we
weer op het rechte pad. De Oude Rijn had tussen ca 1500 v. Chr. en enkele eeuwen na het begin van de jaartelling een jonger broertje, zelfs de naam zijtak onwaardig: even ten oosten van De Meern splitste deze rivier zich eigenwijs af van de (toen nog niet Oude) Rijn, om zich na enkele kronkels rond de latere, gegraven Leidse Rijn ergens ten oosten van Harmeien toch maar weer in het gareel van de hoofdstroom te voegen. Niettemin zag deze waterloop kans om tussen beide plaatsen een niet te veron- achtzamen zandgordel op te bouwen: de zogeheten Heidammer stroomrug (zie afb. 2, C). Bij het monument dat de Rijn zich in onze streek heeft opgericht, valt dit product echter in het niet. Toch is het dat onderdeurtje onder de stroomrug- gen gelukt de hoofdrol te spelen in dit verhaal. We zullen eens gaan zien hoe dat kwam. Werk aan de winkel
Vorig jaar werd de Heidammer
stroomrug bruut in zijn rust verstoord. In voorjaar en zomer 1985 werden ten westen van De Meern omvangrijke grondwerkzaamheden uitgevoerd in het kader van de aanleg van het aldaar ge- projecteerde gedeelte van de provinciale weg S-20 (zie afb. 7). Daarbij werd de Heidammer stroomrug drie maal over zijn volle breedte, van kom tot kom, doorgraven. Een waarlijk unieke gele- genheid zich te ontlasten van alle papie- ren wijsheid, de lezer inmiddels bekend, en de tastbare realiteit ter plaatse met eigen ogen te aanschouwen, als een kleurrijk beeldverhaal van zand, klei en veen. Een wegennet en twee begeleiden- de bermsloten leverden niet minder dan zes profielen dwars door de meander- gordel van de Heidammer stroom op, ter lengte van ongeveer een halve kilo- meter. Evenzovele mogelijkheden om de anatomie van dat machtige zandli- chaam grondig te bestuderen. De eer- lijkheid gebiedt te zeggen dat slechts het bovenste gedeelte daarvan voor onder- zoek vrijkwam: zelfs in het beste geval, waar het graafwerk het diepst reikte, bleef meer dan de helft van de rfeldammer stroomrug onaangeroerd. Het gebied ten zuiden daarvan werd over een lengte van ongeveer 700 m ont- bloot, terwijl aan het andere uiteinde nog net de kom ten noorden van de Heidammer stroomrug werd aangesne- den. Afbeelding 8 toont het tracé van de S-
20 meer in detail. De bij de grondwerk- zaamheden gehanteerde oriëntatiepun- ten zijn hierin overgenomen om de wel- |
|||||||||||
7. Het gebied ten westen van De Meern met het tracé van de S-20. Boven de Leidse Rijn, onder
de rijksweg A12 Den Haag-Utrecht, beide schuin door het beeld. Rechts de oprukkende nieu- bouw van Nijeveld (eerste fase voltooid). 1: meandergordel van de Heldammer stroom / 2: oever- wal-op-kom / 3: ruïne van de ridderhofstad Nyevelt / 4: S-20. |
|||||||||||
8. Tracé van de S-20 ten westen van De Meern met oriëntatiepunten (tussen afstand 50 m). 1: meandergordel van de Heidammer stroom / 2:
oeverwal-op-kom / 3: klei / 4: veen. |
|||||||||
2m
|
|||||||||
315
|
|||||||||
-2m -dJL
|
|||||||||
9. Doorsnede van de Heidammer stroomrug en gedeelten van de aangrenzende kommen langs het tracé van de S-20: reliëf en schetsmatig over-
zicht van de belangrijkste verschijnselen, gezien vanuit het westen. 1: zand / 2: klei / 3: veen. a: stroomrug / b: meandergordel / c: oeverwal-op- |
|||||||||
V.«>n\ / ^-. \t*»wir» / »>■ ro*i«ïit-»«l.
|
|||||||||
407
|
||||||||||||||||
lingsstand van het locale rivierstelsel
een grotere rol gaat spelen bij de opeen- volging van droge(-re) en natte(-re) tij- den. Zo zouden we in ons geval ook kunnen denken aan de afwisseling van een periode waarin de Rijn tussen ruwweg De Meern en Harmeien veel van het door de bovenloop aangeboden water voor zijn rekening nam, door een periode waarin de Heidammer stroom zich breed maakte ten koste van zijn grote broer. We zullen in een ander verband nog
terugkomen op de datering van de be- sproken verschijnselen aan de zuidelijke rand van de meandergordel van de Hei- dammer stroomrug. We zagen al dat vanaf dit punt alle
lagen in het zandlichaam naar het noor- den afliepen. Hier is de Heidammer stroom dus aan zijn laatste, noord- waartse wandeling begonnen. De zuide- lijke oever is dan kennelijk door een ver- legging van de rivierloop buiten het zicht van onze stroomrugdoorsnede overgegaan in een afzettingsoever aan een binnenbocht. De ononderbroken opeenvolging van imposante, statig af- bellende zandpakketten is kenmerkend voor de kronkelwaard van een rivier in topconditie. In deze tijd — we zagen het al aan zijn uitwerpselen in de kom — was de Heidammer stroom een geducht heerschap, dat stevig aan de weg tim- merde. De Heidammer stroom ter ziele
Na ruim 250 meter raakte de vaart er
echter danig uit. Precies halverwege het baanvak 309 - 310 komt abrupt een einde aan de voortvarend opeengesta- pelde zandpakketten (zie afb. 9)'). Plot- seling krijgt het profiel een geheel ander aanzicht: naar verhouding dunne en steil aflopende zand- en kleilaagjes wisselen elkaar zenuwachtig af (zie afb. 11). Dit beeld van een omgevallen pannekoekenstapel zagen we eerder op de foto van de kronkelwaard van de ver- landende Oude Rijn (zie afb. 4). Juist de kleilagen zijn een veeg teken. Wij weten immers dat de fijne kleideeltjes pas in nagenoeg stilstaand water kunnen be- zinken. De kleilagen zijn dus het water- dichte bewijs van periodieke stilstands- fasen. Klaarblijkelijk was de wateraf- voer vanaf hun eerste optreden regelma- tig gestremd. Aan de afwisseling van zand- en kleilagen zullen seizoenschom- melingen in het wateraanbod van de bovenloop niet vreemd zijn geweest. Onwillekeurig denkt men aan de jaarringen in de dwarsdoorsnede van een boomstam. De Heidammer stroom was dus in
ernstige problemen geraakt. Dat deze perikelen in het riviergedrag zelf |
||||||||||||||||
kluisters een weinig te verruimen. Het
zal weinig hebben uitgehaald: de karakteristieke, relatief steile erosie- oever, zo scherp geconserveerd, mar- keert het staken van de aanval op de weerbarstige komklei (zie afb. 10). Ongeveer in dezelfde periode heeft de
Heidammer stroom hier nog een visite- kaartje achtergelaten. Toen zijn buiten- bocht langs de kom scheerde, zijn de zandige oeverafzettingen door overstro- mingswater daarop gedeponeerd. In wezen deed zich hier dus voor wat wij eerder in afbeelding 1 (rechts) zagen. Om een idee te geven van de krachten die hierbij ontketend werden: de zand- laag, in dikte weliswaar afnemend van ruwweg een meter tot luttele centime- ters, is ongeveer 400 meter zuidwaarts te vervolgen, waarbij moet worden be- dacht dat voor het transport van zand een forse stroomsnelheid vereist is (zie afb. 9). In deze tijd ging de Heidammer stroom dus als een wildeman tekeer. In de voorafgaande periode had hij
zich met meer fatsoen gedragen. Daar- van getuigt de donkere laag die het klei- pakket onder de oeverwal-op-kom aan de bovenzijde afsluit (zie afb. 10). Deze duidt op bodemvorming door een toe- genomen vegetatie, als gevolg van een verminderde frequentie van overstro- mingen en een evenredige afname van kleiafzettingen. Een dergelijke 'laklaag' is derhalve de weerslag van een onderbreking of althans van een inzin- king in de overstromingsactivitiet van de nabije rivier(-en). We hoeven de opeenvolging van een
laklaag en een oeverwal-op-kom niet direct toe te schrijven aan de afwisseling van een regressie- door een transgressie- fase. We hebben al gezien dat de golfbe- weging van perioden van 'terugtreding' en 'overschrijding' naarmate men meer landinwaarts komt, geleidelijk minder overheersend wordt, en de ontwikke- |
||||||||||||||||
De Heidammer stroom in actie
Wat bij een eerste, vluchtige beschou-
wing van de profielen door de Heldam- iner stroomrug direct in het oog sprong, was dat de zandlagen over de gehele breedte van de meandergordel van zuid naar noord afdaalden (zie afb. 9)"). Na onze kennismaking met riviergedrag zal de conclusie niemand verbazen: in de laatste fase van zijn bestaan heeft de Heidammer stroom zijn loop ter plaatse van het uiterste zuiden naar de overzijde van het zandlichaam van de stroomrug verlegd. We zullen hier de tijdsvolgorde aanhouden en dus eerst een kijkje nemen aan de zuidelijke rand van de vroegere speelweide van deze ri- vier (zie afb. 10). Wat bedoelen we nu eigenlijk precies
met de zuidelijke grens van de meander- gordel? Laten we het zo concreet moge- lijk definiëren: de meest zuidelijke oever die de Heidammer stroom op die plaats ooit heeft gehad, althans voor zover (of liever: "voor zo diep') dit hier viel na te gaan. Welnu, deze verste zuidwaartse opmars bleek tot op de decimeter nauw- keurig te bepalen. Bij oriëntatiepunt 315 botst het machtige zandlichaam op een stugkleipakket. Wij weten hierintussen alles van: het is de kleizone aan de rand \an de meandergordel, laagsgewijs op- gebouwd gedurende eeuwen van nim- mer aflatende overstromingen. Dit taaie massief omknelt de meandergordel als een ware dwangbuis. 'Dwangbuis', om- dat een rivier veel gemakkelijker haar eigen zandige bedding- en oeverafzet- tingen doorwoelt dan de zware kom- klei langs de boorden daarvan. Het zijn juist deze kleigordels die de stroomrug- gen op hun plaats houden en ze daar- door mede dwingen omhoog te kruipen in plaats van in de breedte uit te dijen. Niettemin heeft een buitenbocht van de Heidammer stroom hier geprobeerd de |
||||||||||||||||
□ lil2lc^
|
ld i^^
|
|||||||||||||||
^<*^i^M^aiQ^^^ia<;ig
|
||||||||||||||||
10. Schetsmatige doorsnede van de Heidammer stroomrug rond de overgang van de
meandergordel naar de oeverwal-op-kom bij oriëntatiepunt 315, gezien vanuit het westen. 1: zand / 2: klei. a: meandergordel / b: oeverwal-op-kom / c: laklaag / d: verspoeld materiaal (hoofdzakelijk aardewerk en botresten) van een inheems-Romeinse nederzetting / e: doorsneden ''an de vulling van greppels uit de latere middeleeuwen (zie ook afbeelding 15). |
||||||||||||||||
408
|
||||||||||||||
besloten liggen, hebben we al gezien: in
natuurlijke, onbedijkte toestand neigen rivieren op den duur hun eigen graf te graven. Wellicht had de Heidammer stroom al te gekke kronkels gemaakt, met onverbiddelijke gevolgen; mogelijk was de benedenstroomse aansluiting op of voorzetting door de Rijn het grote knelpunt. Hoe dan ook, het lot van 'onze' rivier was bezegeld. Toch heeft zij het nog opmerkelijk lang weten uit te zingen: over een afstand van 75 meter vertoonde zich de omschreven 'Engelse drop'-structuur. Toen echter moest de Heidammer
stroom er aan geloven. Ongeveer 10 meter ten noorden van oriëntatiepunt 308 was hij aan het eind van zijn Latijn: daar openbaarden zich de bekkenvor- mige doorsneden van de twee laatste stuiptrekkingen van deze waterloop, de naam rivier al niet meer waardig. De onderste en oudste was niet meer dan een nietige veenpoel; de jongste, iets ho- ger en zuidelijker gelegen en evenals de voorganger slechts een paar meter breed, is geleidelijk dichtgeslibd, (zie afb. 12). Het is een weinig heroïsch levens-
einde dat 'onze' rivier beschoren was. Is de glans van de ooit zo majestueuze Rijn al dof verbleekt, van de Heidammer stroom zijn alle sporen in het landschap uitgewist: tot voor kort werd zijn on- langs ontdekte graf door argeloze koeien met de voeten getreden. Rondom de Heidammer stroomrug
We zullen nog een enkel woordje
wijden aan de situatie buiten de mean- dergordel van de Heidammer stroom. Bij de meest noordelijke grondwerk- zaamheden kondigde zich nog net de door rivierlopen ingekapselde kom tussen De Meern en Vleuten aan, in de vorm van een stug kleipakket (zie afb. 2). Vanwege de nauwe omstrengeling door twee stroomruggen vanaf om- streeks 1500 V. Chr. fungeerde dit ge- bied bij uitstek als een bezinkingsbek- |
||||||||||||||
11. Kronkel waard van een Heidammer stroom op zijn retour, bij oriëntatiepunt 309. Zie ook af-
beelding 4. Westelijke bermsloot. Opname vanuit het westen. Reproductie: J. Rodenburg. |
||||||||||||||
ken voor kleideeltjes, door steeds terug-
kerende overstromingen aangevoerd. Het is daar sedertdien dan ook slechts in beperkte mate tot veenvorming geko- men; alleen ten zuidwesten van Vleuten, in de Vleuterweide, komt in de boven- ste meters een veenpakket van beteke- nis voor. Voor het overige is het alles taaie klei wat de klok slaat. Zij zal in de loop der eeuwen menig ploegend boer een nauwelijks onderdrukte vloek ont- lokt hebben. Wanneer we een meer representatief
voorbeeld zoeken van de uitgestrekte kommen van het zuidwesten van de provincie Utrecht, doen we er beter aan onze blik te wenden naar het gebied dat aan de overzijde van de Heidammer stroomrug werd aangesneden. Daar ligt een kom die zich uitstrekt van het zuiden van de stad Utrecht tot aan Woerden. De eerder genoemde 'Vleu- terweide - kom' valt er bij in het niet. De noordelijke grens wordt gevormd door de stroomruggen van de Oude Rijn en de Heidammer rivier, de zuidelijke door de stroomruggen van een rivierstelsel dat tussen ca 2000 en 500 v. Chr. het Rijntraject Houten-Woerden via Jut- phaas, Montfoort en Linschoten kort- sloot. |
Het leeuwedeel van deze immense
kom bestaat uit een veenmassief met een oppervlakte van enkele tientallen vierkante kilometers, zonder noemens- waardige onderbrekingen in de breedte Dit enorme veenpakket werd bij de zuidelijke grondwerkzaamheden over een lengte van enkele honderden me- ters ontbloot. De kleigordel onder de oeverwal-op-kom ten zuiden van de meandergordel van de Heidammer stroom gaat door een geleidelijk toene- mend gehalte van planteresten traploos over in veen (zie afb. 9). Vanaf omstreeks 5500 v. Chr. (eerst
in het westen, na enkele eeuwen ook ir het oosten) heeft er in dit later door stroomruggen omsloten gebied vrijwel onafgebroken veengroei plaatsgehad, totdat de mens er omstreeks de 11 e eeuw een punt achter zette. We hebben al gezien hoe dat in zijn werk ging. Om- streeks de 13e eeuw zal de ontginning van de reusachtige kom zijn voltooid De dikte van het veenpakket bedraagt heden ten dage, van oost naar west oplopend, nog ongeveer 3,5 tot 5 meter, Aan de vooravond van de ontginning moet deze 1 a 2 meter meer hebben be- dragen. Dit alles betekent dat de onder- havige veenkom in een tijdsbestek van |
|||||||||||||
*'-<^wK,
|
||||||||||||||
12. De twee laatste fasen van de restgeul van de Heidammer stroom, ca 10 m ten noorden van oriëntatiepunt 308. Westelijke bermsloot. Opname
vanuit het westen. Reproductie: J. Rodenburg. |
||||||||||||||
È
|
||||||||||||||
409
|
|||||||||
gaande is steeds beklemtoond hoe fraai
de stroomruggen en de kommen van nature in het gelid liepen. Dit neemt niet weg dat er altijd nog een, zij het gering, hoogteverschil ten gunste van de rivier- vlaktes bestond. En ook al bedroeg dit misschien slechts luttele decimeters, reeds daarmee ware het pleit beslecht geweest. Maar er was meer. De stroomruggen kenden ook in zichzelf reliëf. Vooral oude oeverwallen waren een geliefkoosde vestigingsplaats. Bovendien leefde men van, dus bij de
eigen akker, en juist de zandige bodem van de stroomruggen was een lust om te bewerken. Met de taaie komklei viel niets te beginnen en het veen was veel te drassig. Voorts was de natuurlijke begroeiing
van de stroomruggen meer uitnodigend voor menselijke vestiging. Men trof er een gevarieerd loofbos aan, waarin eiken, essen en iepen domineerden, hun stammen omspeeld door een weelde- rige, hoog opgaande ondergroei. Kom- waarts ging deze vegetatie over in een schier ondoordringbaar elzenbroek. Tenslotte is het niet meer dan aan-
nemelijk dat de nabijheid van een rivier- loop, mits niet al te driest, in het ves- tigingsbeleid van de deltabewoners een bijkomstige overweging ten voordele van de stroomruggen was. Voor het transport van alle meer volumineuze goederen was tot de opkomst van het vervoer per rails in de vorige eeuw de aangewezen, zo niet de enige weg. Hoe zat het met de beperking van de
menselijke bewoning in de tijd? Hier moeten we teruggrijpen op hetgeen eerder is gezegd over transgressie- en regressiefasen. Eerder werd daarbij al de beperking gemaakt dat de mate waarin men gebukt ging onder rivier- overstromingen, naarmate men verder landinwaarts woonde, zoals hier, meer en meer mede afhankelijk was van de nabijheid van de op dat moment actieve rivieren. Het ontwikkelingsstadium van het locale rivierstelsel legde in deze contreien vrij veel gewicht in de schaal. Zo waren de oeverwallen van krachtig ontwikkelde met een verlandende of reeds verlande rivier altijd favoriete stekjes. Evenzeer was het een tijdloze ervaringsregel van de deltabewoners dat men beter eerbiedig enige afstand kon bewaren van rivieren die in hun hoogtijdagen verkeerden. De menselij- ke bewoning was in deze streken dus niet een willoze speelbal van de opeen- volging van transgressie- en regressie- fasen. Het was óók een zaak van grondig overwegen waar neer te strij- ken. Toch is de afwisseling van deze ge-
middeld nattere en drogere perioden |
ook voor dit gebied, en daarmee voor
ons, van eminent belang. Tijdens fasen van 'terugtreding' was het hier verhou- dingsgewijs goed toeven, vooropgesteld dat men niet zo dom was op de lip van een rivier in de kracht van haar leven te gaan zitten. Dat was vragen om gedonder: de actieve rivieren waren nu eenmaal gewoon hun omgeving bij tijd en wijle blank te zetten, in weerwil van eventuele regressiefasen. Trouwens, in dergelijke perioden zullen zelfs de grootste waterdragers niet al te bruut te keer zijn gegaan. Het waren ook bij uitstek de tijden waarin de oudere rivierlopen zich na een veelbewogen leven retireerden en door kalme verlan- ding onopgemerkt insliepen. Juist hün stroomruggen trokken de bevolking naar zich toe. Tijdens perioden van 'overschrijding'
moest men zich daarentegen twee maal bedenken alvorens zich ergens metter- woon te vestigen. Het water wist zich dan vaak nauwelijks een weg. Zo kon het gebeuren dat een voor het oog uitgebloeide riviertak door het beknelde water van de bovenloop nieuw leven ingeblazen kreeg. Dan kon het parool zelfs luiden: inpakken en wegwezen. De grootste rivieren zwollen in zulke tijden aan tot vervaarlijke monsters die met ijzeren regelmaat hun oevers te buiten gingen: men kon dan maar beter helemaal uit hun buurt blijven. Het blijken in de provincie Utrecht ook bij uitstek de perioden te zijn geweest van het ontstaan van nieuwe riviertakken. Omdat deze zichzelf eerst nog met oeverwallen moesten 'bedijken' stond hun verschijnen borg voor uitbundige overstromingen tot in de wijde omtrek. Inheemsen en Romeinen
Na al het voorafgaande kan het haast
geen toeval zijn dat het begin van de min of meer permanente bewoning van dit gebied samenvalt met de aanvang van een periode van 'terugtreding'. Deze, zeer krachtige regressiefase duurde van ca. 200 V. Chr. tot ca. 250 na Chr. (zie afb. 3). Ergens in de loop van de late ijzertijd, die ongeveer de eerste helft van de genoemde periode beslaat, vangt in deze streek een meer dan incidentele bewoning aan. Vanaf dat moment hebben, zonder noemenswaardige on- derbrekingen, wel met aanzienlijke schommelingen in bevolkigsdichtheid, mensen getracht zich hier een bestaan op te bouwen. De voorafgaande periode onttrekt
' zich aan onze waarneming. Het is zeer
wel mogelijk dat voordien enkele
vermetelen het in gunstige tijden hebben
(vervolg op p. 415)
|
||||||||
ongeveer 6500 jaar een hoeveelheid
resten van afgestorven begroeiing wist te produceren van oorspronkelijk 100 a 200 miljoen kubieke meter! Het geeft ons een bescheiden idee van de woeste ! groeikracht die zich daar toen onafge- i ' breken moet hebben gemanifesteerd. Het helpt ons tevens te begrijpen waarom de onherbergzamen wildernis van de veenkommen door de bevolking van deze streken tot omstreeks de 11e eeuw zo behoedzaam is gemeden. Hiermee is het moment gekomen om
ons op te maken voor de finale van onze tocht door de ongeschreven geschiede- nis van dit gebied. We hebben de land- schapsvormende krachten van natuur en cultuur in laag Nederland aan het werk gezien. Vervolgens hebben we een detailstudie verricht aan de hand van de unieke doorsnede die de grondwerk- zaamheden rond de S-20 dwars door een representatief stukje van de Neder- landse delta opleverden. Nu is het decor voltooid voor het optreden van de hoofdattractie der geschiedenis: de mens. Het is geenszins de bedoeling hier een panorama te schilderen van het leven in deze streken door de eeuwen heen: ook bij onze blik op de bewoningsgeschiedenis van dit gebied zullen we de zaken weer overwegend in vogelvlucht trachten te overzien en slechts pas op de plaats te maken bij een aantal aspecten die in nauw verband staan met het eerder behandelde. Wat de nederzettingsgeschiedenis be-
treft, zullen we ons beperken tot de eer- ste 1500 jaar van min of meer perma- nente bewoning van dit gebied. Alleen I bij de eerste fase, van rond het begin van de jaartelling, zullen we langerstilstaan. Ten eerste omdat een algemene schets van het menselijk bestaan in die periode aan het eind van ons tijdvak nog maar weinig aan gelding heeft ingeboet. Ten tweede omdat de bewoningsgeschiede- nis van deze streek vrijwel direct aan- vangt met een eenzaam hoogtepunt: de bloeiende maatschappij van de Romein- se tijd toont ons bij uitstek de mogelijk- heden van, maar ook de grenzen aan de ontplooiing van de menselijke samenle- ving in de Nederlandse delta vóór de be- dijking en de ontginning. Wonen: waar en wanneer?
Terloops is het reeds gezegd: tot om-
streeks de 1 Ie eeuw beperkte de mense- lijke bewoning zich tot de stroomrug- gen. Waarom? Het antwoord is gelegen in een samenstel van factoren. In een land waar het water altijd op
de loer lag, nestelde de bevolking zich zo hoog mogelijk: één decimeter kon beslissen of hoogwater al dan niet tot aan de voordeur reikte. In het vooraf- |
|||||||||
410
|
|||||||||||||||
Een deftige trouwpartij in 1913
|
|||||||||||||||
door
B. O ver kleeft |
|||||||||||||||
Al datgene wat in de dienstverlenende taak ener Bank ligt opgesloten, was in ruime mate in de figuur van "mees
ter Nelle" voorhanden. Voor jong en oud was de man met de bolhoed een vertrouwde dorpsfiguur en de goodwill en burgerzin heeft hij zijn bedrijf in die jaren meegegeven. Men ging, in 't spraakgebruik, niet naar de bank, maar ging voor geldzaken "naar meester Nelle". Het was va nzelfsprekend dat, zowel voor de bouwman die de opbrengst van zijn overvloedige oogst kwam bergen, als voor de schooljongen die zijn gespaarde rijksdaalder bracht, de deur voor allebei even royaal openging. Ook de antieke woning werkte meeaandie vertrouwde sfeer. Zittingsdagen of-uren waren nog niet bekend. Aanvangssalaris van meester Nelle: f 100,- per jaar. "Kom daar nou eris om" zou de heer Kegge hebben gezegd (Camera Obscura van Hildebrand). "Ik heb knechten te paard gezien en vorsten gaande als knechten' (Salomo). Midden in de winter, op 30 december 1913, trouwde te Vleuten de Meernse onderwijzer Willem Karel Eduard
Nelle met Clasina Jannetta van Erkel. Het had gesneeuwd en de op de foto (die immers buiten moest worden ge- maakt) vereeuwigde bruiloftsgasten waren dus goed "ingepakt". |
|||||||||||||||
1. Gijsbert W. van Vulpen
Hij werd geboren 14-12-1868 te Wijk
bij Duurstede en overleed 10-02- 1926 te Oudenrijn. Hij was 22-03- 1906 te Oudenrijn gehuwd met Geer- truida Boshuizen, geboren 27-01- 1869 te Loenen en overleden 19-02- 1944 te Oudenrijn; zij was weduwe van Gerrit Cornelis van Eek, gebo- ren 25-02-1865 te Cothen en over- leed 21-07-1903 te Oudenrijn. Zij woonden op de boerderij "Pa- pendorp" te Oudenrijn; deze stond op de plaats waar thans het zwem- bad "Den Hommel" is gevestigd. De bewoners van "Papendorp", zowel van Eek als van Vulpen, waren be- kend als paardenkenners. 2. Antoon Hamoen
Hij werd geboren 12-11-1873 te
Breukelen en overleed 06-09-1951 te Veldhuizen. Hij was gehuwd met Adriana Francisca van Vulpen, gebo- ren 14-11-1875 te Wijk bij Duurste- de en overleden 21-06-1914 te Utrecht. 3. Gerrit Hamoen (broer van 2)
Hij werd geboren 14-07-1869 te
Breukelen (Oudaen) en overleed 06- 05-1954 te De Meern. Hij was 08-06 1899 te Vleuten gehuwd met Jannig- je Freyers, geboren 16-03-1857 te De Meern en overleden 13-02-1922 te De Meern. Zij woonden op de boerderij "Rijn-
zicht", nu bewoond door hun doch- ter Cornelia Jannigje Elisabeth, ge- huwd met Dirk het Lam. |
|||||||||||||||
4. Andreas Lambertus Corsten
Hij werd geboren 15-06-1871 te Har-
lingen en overleed 04-10-1937 te De Meern. Hij was gehuwd met no. 33. De heer Corsten was vele jaren hoofd van de School met den Bijbel aan de Zandweg. 5. Albertus Johannes du Burck
Hij werd geboren 01-09-1861 te Sluis
en overleed 27-10-1925 te Genemui- den. Hij was gehuwd met no. 32. Du Burck was achtereenvolgens on- derwijzer te Baarn, Maarssen en Ge- nemuiden. |
|||||||||||||||
6. Hendrik van der Vaart
Hij werd geboren 13-01-1861 te
Westbroek en overleed 20-11-1926 te De Meern. Hij was gehuwd met no. 19.
Het echtpaar woonde op de boerde- rij "Mereveld". Boerderij en rente- nierswoning zijn nu verdwenen; al- leen het winkelcentrum herinner! aan de naam. 7. Gerardus Albertus van Dorsten
Hij werd geboren 14-04-1863 te De
Meern als zoon van .Jan Ko van Dor- sten en Elisabeth Hamoen en over- |
|||||||||||||||
Het eerste "bankgebouw" stond op de hoek van de Woerdlaan en de Zandweg. Uit de deur komt
Dirk Overkleeft (1877 - 1966), mijn vader. Foto ca 1930. |
|||||||||||||||
^mmm^-
|
||||||||||||
mmmm —fr j*^i>*p^pi^^*%M W<Mk*«m
|
||||||||||||
"i'
|
||||||||||||
^iT^
|
||||||||||||
-*^
|
||||||||||||
*«*>*''i^' if;*
|
||||||||||||
13^ /^^X ( 16
|
||||||||||||
0
|
||||||||||||
413
|
||||||||||||||
■iwr?'
|
||||||||||||||
Links de boerderij ""Beefland", naar boer Jan Oskam resideerde.
Rechts Jan Oskam met een bekroonde stier, tussen woning en zomerhuis. Foto's ca 1915. |
||||||||||||||
Bemmel Mzn (geboren 26-02-1846 te
Veldhuizen) en Jannigje Davelaar (geboren 11-10-1846 te Vleuten) en overleed 21-07-1964 te De Meern. Hij was 02-03-1911 te Oudenrijn ge- huwd met Sijtje Wilhelmina Lekker- kerker, geboren 02-03-1889 te Ou- denrijn als dochter van Johannes Lekkerkerker (geboren 25-12-1858 te Harmeien) en Wilhelmina Marga- retha Verwey (geboren 11-10-1862 te Vleuten) en overleden 14-06-1950 te De Meern. Zij woonden op de boerderij "Nije-
velt". 15. Geertruida Stoet
Gehuwd met no. 13.
Zij werd geboren 10-07-1865 te Nieuwer Amstel en overleed 19-02- 1915 te Utrecht. 16. Man met bolhoed en snor
Onbekend.
17. Mejuffrouw Rietkerk, onderwijzeres
te De Meern. |
||||||||||||||
leed 30-04-1941 te De Meern.
Hij was gehuwd met no. 18. Het echtpaar woonde op de boerde- rij "Heiena's Oord", hoek Zandweg -Woerdlaan, De van Dorsten's zijn van huis uit stalhouders. 8. Jacoba de Kruijf
Zij werd geboren 19-02-1873 te
Amersfoort en overleed 24-03-1961 ie De Meern. Zij was gehuwd met no. 9 en bracht
bij haar huwelijk "veel geld mee". 9. Jan Oskam
Hij werd geboren 06-03-1869 te Har-
melen en overleed 31-12-1953 te Ou- denrijn. Het echtpaar woonde op de boerde-
rij "Beefland" te Oudenrijn. De heer Oskam was voorzitter van de Land- bouwvereniging "Ons Belang" en later ook voorzitter van de Coöpera- tieve Raiffeisen-Bank te De Meern. 10. Jannetje van Dorsten (zuster van 7)
Zij werd geboren 31-03-1871 te De Meern en overleed 12-10-1959 te De Meern. Zij was gehuwd met no. 11.
11. Herman Dirk Wesseling
Hij werd geboren 01-06-1870 te Har-
melen en overleed 10-03-1942 te De Meern. Hij was de grootvader van H. D. C.
Wesseling, C. D. A.-raadslid Vleu- ten-De Meern. Dit echtpaar woonde op de boerde-
rij naast de Hervormde Kerk (nu verdwenen). J2.Johanna Christina Nelle (zuster van
de bruidegom) Zij werd geboren 01-03-1859 te Ben- |
schop.
Op 01-07-1901 vertrok zij uit De
Meern naar Naarden; zij gaf veel weg en is arm gestorven. 13. Gerrit Veldhuisen
Hij werd geboren 06-03-1865 te Slo-
terdijk en overleed 19-02-1934 te Zeist. Hij was gehuwd met no. 15.
Het echtpaar woonde sinds 1894 op de boerderij "Ter Weyde" waar- naast de laatste jaren het sportpark van die naam bestaat. De ongeveer 40 ha wei- en bouwland, deel uitma- kende van het gebied "De Hoge Weide" bevindt zich tussen Utrecht- seweg, Groenendijk en 't Zand. Een vroeg gestorven zoon (15 jaar) werd in 1918 per splinternieuwe, blank- houten boerenwagen (naar traditie Amstelland?) naar het kerkhof te De Meern gebracht. De familie Veld- huisen had meerdere vroeg gestor- ven kinderen. Van de elf kinderen hebben slechts drie een normale leef- tijd bereikt. Ziekte en dood deinzen ook niet terug voor grote ramen en kapitale hofsteden. Gerrit Veldhui- sen (grootvader van mevrouw Sie- gert te Harmeien) hertrouwde later met Aletta Jansen, zangpedagoge, en woonde tot zijn dood in Zeist. Voor- uitstrevendheid en mogelijk drin- gende noodzaak leidden er toe dat Gerrit Veldhuisen één van de eersten is geweest die telefoon aan huis kreeg (1907!; zie ook: Een telefoon voor Hofstede "Terweide", in ons blad: jaargang 4 nummer 3 septem- ber 1984). 14. Willem van Bemmel
Hij werd geboren 05-04-1886 te
Veldhuizen als zoon van Willem van |
|||||||||||||
Op de middenpagina:
Groepsfoto uit 1913 ter gelegenheid van het
huwelijk van de schoolmeester-kassier Willem Karel Eduard Nelle en Clasina Jannetta van Erkel. Behalve familieleden en collega's wa- ren ook leden van het Bestuur en de Raad van Toezicht van de Coöperatieve Raiffeisen- Bank te De Meern aanwezig. De verhouding kassier - bestuur der bank van die dagen kon blijkbaar niet beter, gezien de voltallige aan- wezigheid van alles wat "bank" was. De opname is gemaakt aan de achterzijde van de boerderij van Herman Dirk Wesseling (no. 11). Deze boerenwoning (nu grasveld en glas- bak) stond naast de Hervormde Kerk te De Meern. Links achter het venster Liesbeth Wesseling, de latere mevrouw Kapteyn. |
||||||||||||||
414
|
|||||||||||
Meern.
Hij was graanmolenaar en directeur
van de Landbouwvereniging "Ons
Belang".
29. Willem Karel Eduard Nelle (bruide-
gom) Hij werd geboren 02-04-1863 te Ben-
schop als zoon van de timmerman Willem Karel Nelle en Wilhelmina Jacoba Johanna van Stuwe en over- leed 08-08-1940 te De Meern. De 50-jarige onderwijzer huwde 30- 12-1913 te Vleuten met 30. Clasina Jannetta van Erkel (bruid)
Zij werd geboren 08-01-1879 te Zait- bommel als dochter van de no's 26 en 28 en overleed 05-01-1940 te De Meern. 31. Maria van den Berg
Zij werd geboren 08-10-1864 te|
Utrecht.
Zij was een zuster van de no's 23 en ^
24.
32. Jacqueline Anna Nelle (zuster van de
bruidegom) Zij werd geboren 16-11-1856 te Ben-
schop en overleed 03-09-1936 te De Meern. Zij was gehuwd met no. 5. 33. Annechien van Bruggen
Zij werd geboren 05-04-1869 tel Slochteren en overleed 18-12-1947 te| De Meern. Zij was gehuwd met no.4. |
|||||||||||
De boerderij "Ter Weyde".
Op de foto is het zomerhuis reeds vernieuwd. De boerderij is in 1905 afgebroken en nieuw opge-
bouwd. Foto ca 1904. |
|||||||||||
18. Aaltje Vroege
Gehuwd met no. 7.
Zij werd geboren 10-04-1862 te Har- melen en overleed 06-09-1945 te De Meern. 19. Wijntje van Ravenzwaay
Gehuwd met no. 6.
Zij werd geboren 09-10-1868 en
overleed 15-01-1935 te De Meern.
20.Onbekend, waarschijnlijk een
schooljuffrouw. 21. Maria Petronella Versteeg
Zij werd geboren 15-05-1864 te
Maarssen. Zij huwde 18-04-1884 te Maartens-
dijk met no. 22. 22. Gerrit Marcelis van Bemmel
Hij werd geboren 13-12-1834 te
Snelrewaard. Hij was in 1904 mede-oprichter van
de Boerenleenbank. De familie van Bemmel woonde tot ca 1900 op de boerderij "Papen- dorp". 23. Adriana Maria van den Berg
Zij werd geboren 13-11-1862 te
Utrecht 24. Jan Petrus van den Berg
Hij werd geboren 13-11-1862 te
Utrecht (no's 23 en 24 waren een tweeling) 25. Matthera Jenneke van Erkel (zuster
van de bruid) Zij werd geboren 17-09-1880 te
Beesd. |
26. Jenneke van Gellicum (moeder van
de bruid) Zij was gehuwd met no. 28.
27. Cornelis van den Berg (vader van de
no's 23, 24 en 31) Hij werd geboren 22-04-1824 te
Maarssen.
Hij was caféhouder in "Het Wapen
van Gouda" en tevens stalhouder.
28. Mattlieus van Erkel (vader van de
bruid) Hij was geboren 01-04-1854 te Bra-
kel en overleed 25-12-1931 te De |
||||||||||
Een fietstochtje.
Van links naar rechts: Matthera Jenneke van Erkel (zuster van mevrouw Nelle), Clasin»
Jannetta van Erkel (mevrouw Nelle) en Jacoba de Kruijf (mevrouw Oskam oftewel tante Koos-
je).
Foto ca 1920.
|
|||||||||||
415
|
|||||||||||
(vervolg van p. 409)
|
fijnere stukken waarschijnlijk echter
van vreemde, maar nog altijd locale makelij, vervaardigd door een 'specia- list' die de kneepjes van het vak wat be- ter beheerste (zie figuur 13). De beno- digde klei was alom overvloedig be- schikbaar. Werktuigen en gereedschap- pen maakte men goeddeels zelf, van hout; fijnere instrumenten, zoals naal- den, en zaken als mesheften werden uit been gesneden. Slechts voor enkele levensbehoeften
was men gedwongen uit deze nauwe kring te treden en de kleine wereld van de stroomrug te verlaten. Voor de zo kostbare metalen, waaronder in de eerste plaats ijzer, en de even onmisbare maalstenen van basaltlava uit de Duitse Eifel moest men een beroep doen op de handel. Zout, smaakmaker en conserve- ringsmiddel ineen, betrok men vooral van de Zeeuwse kust. Waarom deze ruime aandacht voor
het schemerige begin van de bewoning van dit gebied, met zoveel luisterrijker perioden in het verschiet? Omdat deze schets, met enkele verschillen in details, evengoed kan gelden voor de tijd rond 1300, waar wij ons overzicht aanstonds zullen beëindigen: er veranderde niet zo heel veel in de tussenliggende 1500 jaar. En de Romeinse tijd dan? Toen
mocht de zuidelijke helft van ons land immers even snuffelen aan het beste wat de menselijke cultuur tot dan toe had voortgebracht. Dat mag zo zijn, maar het meeste bleef toch bij het oude. Zo ook in dit gebied, ondanks het feit dat het gedurende de twee eeuwen tussen ca 50 en ca 250 na Chr. een bijzondere plaats innam in 'bezet' Nederland. We kunnen met gepaste trots zeggen dat de noordgrens van het onmetelijke Ro- meinse imperium toen door onze gemeente liep, langs de grote grensweg op de zuidelijke oever van de Rijn. Het is curieus om te zien hoe zelfs het Ro- meinse leger, dat de hele beschaafde we- reld verpletterend onder de voet had ge- lopen, eenmaal hier aangeland, zich ge- dwee moest onderwerpen aan de wetten van de Nederlandse delta. De geoliede stoomwals moest aan dezelfde regels ge- hoorzamen die de inheemsen bij de keu- ze van hun woonplaatsen altijd in acht hadden genomen: ook de soldateske Romeinse samenleving aan de rijks- grens beperkte zich angstvallig tot de stroomruggen. Wat veranderde hier onder het Ro-
meinse gezag in het leven van de in- heemse bevolking? Voor zover het concrete vernieuwingen betreft, niet veel. Van veel meer invloed was het feit dat gedurende twee eeuwen een onge- veer 500-koppig regiment hongerige magen in een grensfort op de Hoge |
||||||||||
ewaagd hun woonsteden hierheen te
verplaatsen. Zeker is dit echter aller- niinst. Wellicht zullen we dit ook nooit bevestigd krijgen, omdat het niet mag worden uitgesloten dat alle eventuele nederzettingssporen door latere rivier- verplaatsingen zijn opgeruimd. Het kan ook zijn dat er in onze streek vóór de ijzertijd eenvoudig geen sprake is geweest van menselijke bewoning van enige betekenis. Misschien was dit gebied toen nog te onvriendelijk voor de mens. De Rijn was in die tijd nog verre van een bejaarde heer, maar integendeel in volle bedrijvigheid met de opbouw van zijn machtige stroomrug. Waar- schijnlijk stroomde hier toen een van de grotere rivieren van Midden-Neder- land, en we hebben al gezien dat de deltabewoners voor de hoofdstromen van het rivierstelsel groot ontzag koesterden. Hoe dan ook, pas voor de latere
ijzertijd hebben we enig houvast. De nederzettingen 1 tot en met 3 van afbeelding 2 moeten toen zijn ontstaan. Ongetwijfeld zijn zij niet de enige op de stroomrug van de Oude Rijn. Het archeologisch onderzoek hiernaar staat echter nog in de kinderschoenen: voorlopig zullen we het ermee moeten doen*). Hoe zag het leven er hier rond het
begin van de jaartelling uit? De econo- mische basiseenheid, en waarschijnlijk ook de oorsprong van elke nederzet- ting, was het eengezinsboerenbedrijf. Dit kon na enkele generaties uitgroeien tot een klein complex van enkele boer- derijen. Het alles bepalend principe was zelfvoorziening. Elke unit vormde een bijna volmaakt gesloten systeem. De -betekenis van economische uitwisseling itussen de verschillende eenheden was dienovereenkomstig onbeduidend. Bouwmaterialen verschafte de na-
tuur in overvloed: hout voor het ge- raamte van de boerderijen, twijgen voor de vlechtwanden, klei om deze te dichten en riet of stro voor op het dak. We moeten ten aanzien van deze bouwsels beslist niet laatdunkend zijn: het waren solide boerderijen van forse afmetingen, waarbij een grondvlak van 20 bij 7 meter nog geenszins tot de uit- zonderingen behoort. De boerderijen waren door een schei-
dingswand verdeeld in een relatief klein woongedeelte, met een haard onder een opening in het dak, en een groter stalge- deelte, waarin het vee aan weerszijden van een centrale gang in boxen overwin- terde. Mensen en vee koesterden zich gedurende de koude dagen van het jaar onder één dak broederlijk aan eikaars |
|||||||||||
13. Reconstructietekening van een pot van
inheems, handgevormd aardewerk uit de Ro- meinse tijd, gevonden in de oostelijke berm- sloot bij oriëntatiepunt 315. Hoogte: ca 12 cm. warmte.
Hoe voorzag men in het levensonder-
houd? Jacht speelde reeds lang geen rol van betekenis meer, al zal gevogelte nog wel eens op het menu hebben geprijkt. Visserij, hoewel voor de schakering van het voedselpakket niet onbelangrijk (zalm was nog iets alledaags!), was toch ook niet meer dan een nevenactiviteit, uitgeoefend in de resterende uurtjes. Nee, de spil van de economie waren al sedert lang landbouw en veeteelt, in combinatie bedreven. Gemengd bedrijf dus, en wel in een reeds ver gevorderd stadium. De vruchtbaarheid van de akkers
hield men in stand door een uitgekiende afwisseling van gewassen en intensieve bemesting door de schapen en geiten na de oogst op de stoppels te jagen en door de uitwerpselen van het vee gedurende de winterstalling over het bouwland te verspreiden. Paarden en runderen wa- ren naast mestleveranciers ook dierlijke tractoren, onontbeerlijk voor de bewer- king van de akker. Deze bracht een op- merkelijk gevarieerd assortiment van granen en andere gewassen, zoals rapen, bonen en oliehoudende zaden, op. Hooi voor het op stal overwinterende vee kon 's zomers in de drassige gebieden aan de rand van de stroomrug worden verkre- gen. De veestapel was een bijna onuitput-
telijke bron van nuttige diensten en pro- dukten. We zagen al het belang van trekkracht en mest. Andere zegeningen waren melk, vlees, wol en huiden. Voor- al de runderen vormden het mobiele kapitaal van de boer, waarnaar men diens rijkdom mat. Textiel maakte men zelf: de grond-
stoffen, vlas en wol, waren voorhanden en de winters duurden lang. Waar- schijnlijk lag hier een van de bezigheden van de vrouw. Spinnen deed men no^ met de hand (vgl. afb. 19b) en in elke boerderij stond wel een weefgetouw tegen een der wanden van de 'woonka- mer'. Het handgevormde vaatwerk was wellicht deels óók eigen fabricaat, de |
|||||||||||
416
|
|||||||||||
gecombineerde functie van over- en op-
slagplaats van over de Rijn aangevoerde goederen en van kampdorp met allerlei verzorgende taken ten opzichte van het krijgsvolk op de Woerd, van horeca tot ambacht. Voor de inheemse bevolking bracht dit alles veel zaken dichter bij huis en binnen bereik. Dat van deze nieuwe economische betrekkingen een welvaartsverhogende werking uitging behoeft geen betoog. De Romeinen waren tuk op orde en
regelmaat. Hun komst maakte dan ook resoluut een einde aan het wispelturige gewandel van Germaanse stammen over Nederlands grondgebied. Onge- getwijfeld had dit alles een heilzame invloed op de stabiliteit van het be- woningspatroon. Bovendien besloeg de Romeinse
overheersing van dit gebied de tweede helft van de eerder genoemde regressie- fase: het water bleef de mens voorlopig nog vriendelijk gezind. Het samenspel van economische, sociale en waterstaat- kundige factoren gaf aanleiding tot een ware explosie van menselijke vrucht- baarheid. De bevolking groeide in de latere 2e eeuw waarschijnlijk tegen de grenzen van het bewoonbare gebied aan. De Heidammer stroomrug was toen al aan de landhonger van de inheemse boeren ten prooi gevallen. Een nederzetting verzwolgen
Het toeval wilde dat het tracé van de
S-20 de, weliswaar schamele, resten van een inheemse nederzetting aan het licht bracht. Deze moet ongeveer ter plaatse van deze weg in wording op de zuidelijke rand van de meandergordel van de Heidammer stroom hebben gelegen. Deze behoedzame formulering moeten we maar voor lief nemen: veel meer zit er niet in. Om te beginnen dragen de vondsten,
voornamelijk aardewerkfragmenten, een verspoeld karakter. Dat betekent in alledaags Nederlands: de nederzetting is door een verplaatsing van de Heidam- mer stroom van de aardbodem wegge- vaagd. Bovendien zijn de gevonden scherven merendeels van inheems, handgevormd aardewerk. Dit bijna tijdloze fabricaat kost onze archeologen nogal wat grijze haren: het laat zich binnen de Romeinse tijd nauwelijks dateren. Ook de aanmerkelijk schaar- sere Romeinse aardewerkfragmenten vertellen ons in dit geval helaas niet de zo gewenste minimale grenzen van de bewoningsperiode. Niettemin mag de lezer zich op deze plaats in de eerste eeuwen van onze jaartelling een inheem- se nederzetting van het eerder beschre- ven model voor ogen toveren. Veel interessanter is echter de locatie
|
van de vondsten uit deze periode. We
keren even terug naar de situatie rond de zuidelijke rand van de meandergor del van de Heidammer stroom. In een kort intermezzo zullen we ons wagen aan een datering van de laatste verrich- tingen van deze rivier. In afbeelding 10 zien we dat hei
vondstmateriaal verborgen lag in de diepere regionen van de oeverwal-op- kom die we eerder hebben bekeken. De aardewerkscherven traden vanaf de rand van de meandergordel enkele tien- tallen meters zuidwaarts in afnemende concentratie aan de dag. Zij lagen daar zonder enige laagsgewijze samenhang kris-kras verspreid door een zandpak- ket ter dikte van ruwweg een halve me- ter. Daartussen bevonden zich ook de resten van de inheemse pot van afbeel- ding 13. Ruim 100 meter zuidelijker eveneens onder in de komwaartse zand uitstorting, dook een le-eeuwse mantel- speld op (zie afb. 14)'). Vooral een be- langrijk gegeven was het feit dat de aar- dewerkvondsten in noordelijke richtins abrupt ophielden bij de denkbeeldige voortzetting van de schuine scheidslijr tussen het zandlichaam van de mean- dergordel en de aangrenzende komklei oftewel bij de meest zuidelijke oever dit de Heidammer stroom in de onderhavi- ge periode heeft gekend. Hoe praten we dit alles nu aar
elkaar? De gang van zaken is duidelijk Toen de Heidammer stroom op een var zijn zuidwaartse wandelingen aan de rand van de meandergordel (de rester van) een inheemse nederzetting op zijc pad vond, rekende hij daar meedogen- loos mee af. Een deel van het door de be- woners achtergelatene werd te zamer met forse vrachten zand de kom inge slingerd. Vervolgens vrat de Heldam- mer stroom zijn eigen uitwerpselen ge- deeltelijk weer aan, totdat zijn opman naar het zuiden stuk liep op de weerbar stige komklei langs de meandergordel Laten we de exacte volgorde der gebeur- tenissen even goed in ons hoofd pren- ten. Er volgen namelijk twee aardige dingen uit. We zien hier om te beginnen eei
treffend bewijs van de wankelheid vai het toenmalige bestaan op de stroom- ruggen. Wat op een bepaald moment al een veilige woonstee gold, kon ee generatie later door een rivier zijn ver zwolgen. Wie weet hebben de bewoner; van 'onze' nederzetting in aller ijl hui biezen moeten pakken. Laten we er geen drama van maken
Belangrijker voor het vervolg is dat de- ze gewelddadige episode zich moet heb ben afgespeeld na de datum van de jonf ste van de gevonden aardewerkfrag menten. Al weigeren deze hardnekkig |
||||||||||
Woerd ten noorden van De Meern le-
gerde (zie afb. 2,4). Omdat deze leger- plaats reeds vaak, en nog zeer onlangs, in de schijnwerpers heeft gestaan, zullen we hier een omtrekkende beweging ma- ken en de verschillen in aandacht een weinig rechttrekken'). De inheemse boeren zullen er alles aan gedaan heb- ben om een klein overschot te produce- ren en dit aan de 'bezetters' te leveren. Daarvoor kregen ze in klinkende munt betaald, of ontvingen ze direct in natura fel begeerde Romeinse statussymbolen, zoals het veel fijnere, op de draaischijf vervaardigde aardewerk en snuisterijen als een bronzen mantelspeld voor op het 'zondagse pak' (zie afb. 14). Meer alge- meen kan men zeggen dat er met de komst van de Romeinen een grotere economische verscheidenheid ontstond en de uitwisseling van goederen een be- langrijker rol ging spelen. Elke Romein- se scherf die in een inheemse nederzet- ting opduikt,moet een tegenhanger heb- ben gehad in een paar handen graan of een lap vlees, geleverd aan de 'Hoge Woerd'. Men raakte zo ook zijdelings betrokken in een meeromvattend han- delssysteem, met de Rijn als zenuw- streng. Direct daaraan gelegen was on- getwijfeld nederzetting 5 van afbeel- ding 2''). Naar zich laat aanzien, had zij een bijzondere band met de ongeveer 1 km naar het Z. W. gelegen legerplaats. De nederzetting had waarschijnlijk de |
|||||||||||
14. Romeinse, bronzen mantelspeld of fibula,
gevonden in de oostelijke bermsloot halverwe- ge de oeverwal-op-kom. Datering: einde Ie eeuw V. Chr. tot en met het 2e derde van de Ie eeuw na Chr. De meeste fibula's berustten op het principe van de moderne veiligheids- speld. Het onderhavige type kende echter een scharnierende naald. Bij dit ruwweg 2000 jaar oude, sterk verweerde exemplaar is slechts het begin ervan bewaard gebleven (onder het ver- dikte scharnierpunt, rechts). Onder de zoge- naamde voet (links) van de fibula, eindigend in een sierknop, bevond zich ooit een omgebogen lipje, waarachter de naald vastgezet werd. Mantelspelden dienden in de eerste plaats tot het vasthechten van de kleding. Men droeg ze op de schouder, enkel of paarsgewijs, merk- waardig genoeg met de voet omhoog, zodat ze, als ze opensprongen, maar al te gauw verloren werden. Opname: J. Rodenbrug. |
|||||||||||
417
|
|||||||||
eich precies te laten dateren, een flink
5tuk van de 2e eeuw lijkt toch wel ver- tegenwoordigd. Daarmee zou het hele gebeuren op zijn vroegst in de latere 2e seuw hebben plaatsgevonden. Het is verleidelijk de kennelijk toe-
genomen agressiviteit van de Heidam- mer stroom te plaatsen aan het begin van de vroeg-middeleeuwse transgres- siefase, die men over het algemeen rond het midden van de 3e eeuw laat aanvan- gen (zie afb. 3). We zagen al dat ingesla- pen rivierlopen tijdens een dergelijke periode van 'overschrijding' nieuw le- ven ingeblazen konden krijgen. De Hei- dammer stroom zou nog één maal de beest hebben mogen uithangen, met de oeverwal-op-kom als gevolg. Dan zou- den we natuurlijk ook graag de onder- liggende laklaag, zoals we zagen een gevolg van bodemvorming op de komklei in drogere tijden, toeschrijven aan de voorafgaande periode van 'te- rugtreding'. Het blijft echter slechts een hypothese: eerder stelden we vast dat ook een herverdeling van de rollen tussen concurrerende riviertakken op lokaal niveau tot aanzienlijke verande- ringen in hun overstromingsactiviteit kon leiden. De datering van de restgeul.
Hoe het ook zij, op zijn vroegst in de
nadagen van het Romeinse gezag in dit gebied begon de Heidammer stroom ter plaatse van de S-20 aan zijn laatste, noordwaartse tocht, helemaal vanuit het zuiden van de meandergordel. Wat we zo graag willen weten, is wanneer het nu definitief afgelopen was. Hoeveel tijd had de rivier nodig om haar bedding 3ver ongeveer 325 meter te verleggen? Wat nu volgt, grenst aan koffiedikkijke- rij. Er is echter enig houvast. De Kromme Rijn heeft het, vlak voor
zijn afdamming, klaargespeeld zijn loop iet ten noorden van Wijk bij Duurstede in ongeveer 200 jaar over 500 meter te ^'erleggen. We mogen dit als een hoge >core aanmerken. Dan kunnen we voor ie ongestoorde eerste 250 meter van de wandeling van 'onze' rivier redelijker- wijs ten minste een eeuw uittrekken. Dan volgt de periode van het kwakke- len. Hoe we de 75 meter van afwisselend ?and- en kleilagen in tijd moeten verta- en, is onduidelijk. Hoe dan ook, de uit- -'ndelijke verlanding van de Heldam- ner stroom kunnen we nauwelijks vóór ie 4e eeuw plaatsen. Is onze hypothese ''an de opeenvolging van een regressie- -n een transgressiefase juist, dan staan *e zelfs al met één been in de vroege middeleeuwen''). Donkere eeuwen.
Intussen zijn de zaken hier dan on-
|
|||||||||
herkenbaar veranderd. Aan de bloeien-
de inheems-Romeinse samenleving op de stroomrug van de grensrivier was reeds lang een einde gekomen. Door een samenloop van gelukkige omstandighe- den was het een voorlopig hoogtepunt in de bewoningsgeschiedenis van dit gebied geweest. Nu waren alle gunstige factoren van weleer jammerlijk in hun tegendeel verkeerd. Rond het midden van de 3e eeuw
heeft het garnizoen op de Hoge Woerd de aftocht geblazen; de Rijngrens werd door de Romeinen prijsgegeven en zou nooit meer in de oude glorie worden hersteld. Het was de grensbewakers te heet onder de voeten geworden. De Germaanse stammen in het Overrijnse waren namelijk weer eens op drift ge- raakt en hun aanvankelijke speldeprik- ken groeiden uit tot heuse invasies. In de latere 4e en in de 5e eeuw stortten hun horden zich als hongerige aasgieren op het lijk van het Romeinse imperium. Het betrekkelijk grote aantal 4e eeuwse Romeinse munten van de Hoge Woerd ') moet waarschijnlijk worden toege- schreven aan een barbaarse bende die daar toen in naam als bondgenoot het Romeinse gezag handhaafde, maar in feite haar eigen gang ging. Een andere kentering werd reeds genoemd: de vroeg-middeleeuwse transgressiefase, van omstreeks 250 tot ruwweg 600. Tot overmaat van ramp was het hier dus ook nog eens natter geworden. Dit ver- klaart mede waarom de Romeinen na het Germaanse offensief van het midden van de 3e eeuw niet tot elke prijs hebben geprobeerd hun oude Rijngrens te herstellen. Van ons lijstje van gunstige voor-
waarden was zo niet veel meer over: met de Romeinen was een krachtige econo- mische impuls verdwenen, verschillende volksdelen waren op hol geslagen of ge- jaagd, de openbare orde was tot een be- denkelijk dieptepunt gedaald en het wa- ter stond de deltabewoners weer eens tot aan de lippen. Onder deze omstandighe- den kon zich hier natuurlijk geen gezeten boerenbevolking handhaven. Geen wonder dat zich in dit gebied, al
in de tweede helft van de 3e eeuw, een bevolkingsteruggang zonder weerga voordeed. De meeste, zo niet alle boer- derijcomplexen zijn in die tijd verlaten. Agrarische nederzettingen van dit eer- der beschreven type zijn in deze streek voor de laat-Romeinse tijd (ca 250 - ca 400) en de daarop volgende vroege mid- deleeuwen tot op heden niet aange- toond en het is nog maar de vraag of ze er wel zijn geweest. Zo dat al het geval is, dan zal hun aantal in het niet vallen bij dat van de talrijke boerderijen die hier in de voorafgaande periode had moeten |
woekeren met de schaarse ruimte op de
stroomruggen. We kunnen voor onze streek gerust stellen dat de bevolkings- dichtheid van de eerste helft van de 3e eeuw pas ongeveer 800 jaar later weer werd bereikt. Het blijft een hoogst opmerkelijk ver-
schijnsel dat de afwisseling van trans- en regressiefasen zo scherp weerspiegeld wordt in de golfbeweging van de bevol- kingsdichtheid van onze streek. Zeker, ook de 'grote geschiedenis' deed zelfs in deze uithoek haar invloed gelden. We zagen al enkele voorbeelden. Maar haar wendingen kunnen toch niet de kata- strofale bevolkingsafname van de vroe- ge middeleeuwen verklaren. In andere, minder door wateroverlast geteisterde delen van ons land, handhaafde de be- volking zich beter, ook in het hogere, oostelijke gedeelte van de rivierdelta. Al in het Kromme-Rijngebied kan op dit punt niet meer worden gesproken van het gapende gat van de vroege middel- eeuwen dat wij hier kennen. Dat de Hoge Woerd blijkens recente
vondsten althans omstreeks de 4e, 6e en 7e eeuw (wellicht continu) bevolkt is ge- weest en dat ergens in die laatste twee eeuwen enigen zelfs zijn neergestreken op het nabijgelegen terrein van het voormalige kampdorp, verandert aan dit alles weinig. De Woerd bleef een ver- haal apart: zij had iets van een veilige vluchtburg. Door een opeenstapeling van achtereenvolgende legerkampen was het terrein namelijk minstens an- derhalve meter boven het omringende gebied uitgerezen, terwijl de stenen om- walling toen nog redelijk intact moet zijn geweest. Ook de interesse voor de plaats van het oude kampdorp is alles- zins begrijpelijk: nu nog verheft deze zich als een berg boven het omringende gebied. De uitzondering bevestigt de re- gel: het in de Romeinse tijd zo nauw ver- bonden duo vormde in deze donkere eeuwen welhaast letterlijk een eiland in een zee van verlatenheid*). In de loop v'an de 7e eeuw kondigde
zich een nieuwe regressiefase aan (zie afb. 3). Na deze keer van het getij waag- de men zich weer wat dieper in de delta; het aantal nederzettingen in het rivie- rengebied nam weer toe. Het kan nau- welijks toeval zijn dat ons juist uit deze periode voor het eerst sinds eeuwen (afgezien van de Hoge Woerd en de plaats van het Romeinse kampdorp, ter- reinen die ook in dit tijdvak bewoond bleven) weer twee nederzettingen in onze streek bekend zijn. Beide waren gelegen aan de Rijn, een daarvan even ten noorden van Harmeien (zie afb. 2, 6). Deze werd omstreeks de 8e en 9e eeuw bewoond. In dit verband mag de lezer een aardig aspect van de archeolo- |
||||||||
418
|
||||||||||||||
giebeoefening, meer in het bijzonder
van dit gebied, niet onthouden worden. Het is een bedrijf vol verrassingen, waarin het toeval een grote rol speelt, zeker in een streek als de onze, waar de inventarisatie van het bodemarchief nog maar net begonnen is. Dit wordt treffend geïllustreerd door de ontdek- king van een tweede nieuwe nederzet- ting uit de onderhavige periode: deze werd gedaan na publicatie van de eerste aflevering van dit verhaal. Deze verse vindplaats figureert dus nog niet in af- beelding 2: men beelde zich haar ter plaatse in ongeveer 2 cm NNO van nederzetting 3''). Zo was plotseling een, weliswaar klein, aspect van de vroege bewoningsgeschiedenis van dit gebied aan herschrijving toe. Waarvan akte. De grote ommekeer
Opmerkelijk is dat de bewoningsge-
schiedenis tot ca 1000 een verhaal is van individuele nederzettingen hier en daar, nu en dan. Kennelijk verschilde het 'woonklimaat' sterk naar tijd en plaats. We hebben gezien dat de opeen- volging van transgressie- en regressie- fasen daar alles mee te maken had. Met name in de lagere delen van de delta, waartoe we ook ons gebied nog wel mogen rekenen, liepen de schommelin- gen in de relatieve wateroverlast en in de bevolkingsdichtheid hand in hand. De evolutie van het plaatselijk rivierstelsel speelde daar als het ware tussendoor: machtige stromen werden nietige rest- geulen, nieuwe rivierlopen ontstonden, oude stroomruggen werden door de omgeving voorbijgegroeid, jonge werk- ten zich op. Men nestelde zich bij voor- keur op de jongste voor bewoning ge- schikt geworden stroomruggen. Deze waren immers het hoogst. De bevolking volgde dus met enige achterstand de ontwikkeling van het rivierstelsel. Het lot van de inheemse nederzetting op de Heidammer stroomrug illustreert eens te meer de betrekkelijkheid van het begrip bestaanszekerheid in die dagen. De periode van de 1 Ie tot en met de
13e eeuw bracht hierin een totale om- wenteling teweeg. De bedijking ontnam de delta haar dynamiek. De bestaande toestand werd als het ware bevroren: het stelsel van grote rivieren was vastgelegd, de opstuwing van de riviervlaktes en het optreden van transgressieverschijnselen bleven voortaan tot hun uiterwaarden beperkt. De ontginning van de uitge- strekte veengebieden doorbrak boven- dien de grenzen die de stroomruggen voordien aan het cultuurland hadden gesteld. Boeren, in plaats van rivier- overstromingen, stortten zich nu op de kommen. In deze tijd aangeland, houden de archeologen dan ook op elke |
||||||||||||||
handvol scherven fluks op kaart vast te
leggen: zij zou zwart zien. Oppervlakkig gezien zou men kun-
nen concluderen dat de mens zijn ver- ruimde wereld na de uitbanning van het water volledig naar eigen inzicht en niet gehinderd door de oude obstakels kon gaan inrichten. De natuurlijke krachten van de Nederlandse delta, die tot dan toe de ontwikkeling van het landschap en het bewoningspatroon hadden bepaald, waren immers uitge- schakeld en hun invloed tenietgedaan. Dat dit hoogstens de halve waarheid is, bleek ons reeds bij de groeiende proble- men met de ontwatering van de inklin- kende kommen. En ook de mannen van de S-20 konden erover meepraten: zeker zij moesten beamen dat de mens gedwongen is voort te bouwen op ge- steldheid en eigenschappen van de bodem. Laten we tot besluit enkele aspecten
nagaan van de nawerking van de na- tuurlijke krachten die hier ooit de scepter zwaaiden. Oftewel: hoe dood waren de stroomruggen en kommen na de bedijking en de ontginning? Veldhuizen
Voor een eerste benadering van deze
kwestie keren wij terug naar de S-20 en omgeving. Laten we nog eens een blik werpen op afbeelding 7. Bovenin loopt de Leidse Rijn schuin door het beeld. De eerste versie van deze watergang was de wetering vanuit welke men de kom ten zuiden van de Heidammer stroomrug heeft ontgonnen. Zoals we zagen, gebeurde dat nooit in één ruk. |
||||||||||||||
maar bloksgewijs. Waar eindigde di
eerste annexatie? Afbeelding 7 geeft he: antwoord: direct ten zuiden van ds rijksweg A12 Den Haag-Utrecht, links onder in beeld. Daar ligt, precies parallel aan de Leidse Rijn, de Reijers copse wetering, de uitvalsbasis voor de tweede etappe van de zuidwaartss mars. Het zo afgegrensde ontginnings- blok is de geschiedenis ingegaan onde: de naam Veldhuizen. De zijkanter lagen ruim 1 km oostelijk en ruim 2 kir westelijk van onze stroomrugdoorsne de. Deze ontginningsstrook kent ovei haar gehele breedte een diepte van . . inderdaad: 1250 meter, exact de oudi standaardmaat van 6 voorling. De kavelsloten zijn streng evenwijdig
gegraven. Aan de breedte en lengte vat de percelen is in de loop der eeuwen nogal gesleuteld, maar het slotennet- werk geeft plaatselijk nog altijd een goe- de indruk van het drainagesysteem dai het in opzet was. Wie zijn oog over d( kaart laat glijden, ziet dat het sloten- patroon rechtsboven afwijkt: de perce- len hebben niet de karakteristieke vont van smalle strippen, zoals linksonder ii afbeelding 7, maar zijn breder, hier et daar zelfs blokvormig. Wie bovendien een kijkje in het veld neemt, zal zien dai vele van de aangegeven kavelgrenzes daar niet door sloten gevormd worden Vanwaar dit onderscheid? Afbeelding' verraadt het antwoord al: stroomrug et kom. De fijnmazigheid van het sloten netwerk neemt toe volgens de rangorde- zand-klei-veen. De achtergrond van di! verschijnsel is zonneklaar: het zit hem i; de hoogteligging. Deze neemt in dezelf |
||||||||||||||
j»»^
|
||||||||||||||
15. Doorsnede van de vulling van een greppel uit de latere middeleeuwen in de oostelijke wan'
van het wegennet bij oriëntatiepunt 315. Zie ook afbeelding 10, e. De greppel zette zich voort i' de oostelijke bermsloot en bleek vooral daar rijkelijk gevuld met keukenafval uit de perioiif omstreeks 1275 -1350. Hieruit zijn onder meer het aardewerk van afbeelding 16a/b en 17a«' merkwaardig genoeg ook een zilveren munt, ais van afbeelding 18, afkomstig. Reproductie: J Rodenburg. |
||||||||||||||
419
|
|||||||
6a/b.Twee voorbeelden van dé kookpot van de middeleeuwen: de zogenaamde kogelpot, vanaf de late 8e tot ver in de 14e eeuw algemeen in
lebruik. De treffende benaming is uiteraard ontleend aan de bolronde vorm zonder standvlak, die moest voorkomen dat de pot met inhoud omviel tanneer deze in het steeds verzakkend hout- of turfvuur was geplaatst. Vooral het rechter exemplaar, inclusief sterke roetaanslag, geeft een goed dee van vorm en functie van de kogelpot. Alleen de rand van beide potten is gedraaid; de wand is handgevormd en op (zeer geringe) dikte gebracht net behulp van een kamachtig instrument, waarvan de streken nog duidelijk zichtbaar zijn. Gevonden in greppel van afbeelding 15. Datering: icriode rond 1300. Opnamen: J. Rodenburg. |
|||||||
7a/b. Delen van kannen van rood aardewerk. Het linker exemplaar kan men in gedachte aanvullen met het rechter en vice versa. Let op de
elobde standring van de kan rechts, gevormd door zijdelings duimindrukken. De linker kan kende waarschijnlijk 3 of meer afzonderlijke, op J'ergelijkbare wijze aangebrachte standlobben en draagt enkele spatten loodglazuur. Beide exemplaren zijn gevonden in de oostelijke bermsloot, "et linker in de greppel van afbeelding 15, het rechter ongeveer 15 m zuidelijker. Datering: periode rond 1300. Opnamen: J. Rodenburg. |
|||||||
420
|
|||||||||
de volgorde af, overeenkomstig de oplo-
pende klinkgevoeligheid van genoemde grondsoorten. De zuidwaarts geleide- lijk afnemende dikte van de oeverwal- op-kom geeft dit reliëf een vrij vloeiend verloop. De hoger gelegen percelen met een zandige ondergrond hoeven niet systematisch ontwaterd te worden: door hun gesteldheid kennen zij bij het lage polderpeil een grondwaterstand ver be- neden het maaiveld. De dichtheid van het netwerk van sloten en de hoogte van hun wanden vormen handige criteria ter onderscheiding van stroomrug en kom in het veld. Minstens zo opmerkelijk in afbeel-
ding 7 is dat de boerderijen in het gebied waar de Heidammer stroomrug ten zuiden van de Leidse Rijn gelegen is, ver van de Rijksstraatweg langs dat water verwijderd liggen; de lengte van hun op- rijlanen bedraagt vele honderden me- ters. Speelt hier soms een hang naar lan- delijke rust, weg van het geraas van het verkeer? Dat de rüine van de oude rid- derhofstad Nyevelt (zie afb. 7,4) op één lijn ligt met deze boerderijen, geeft te denken. Haar wortels reiken immers tot diep in de middeleeuwen terug. Wat we nu zo graag zouden weten, is of de voor- gangers van de boerderijen ook op deze respectabele ouderdom kunnen bogen. Het antwoord luidt: minstens één.
Alsof een stil gekoesterde wensdroom werd verhoord, kwam bij het graafwerk rond de aanleg van de S-20 precies tus- sen de twee meest nabije boerderijen een nederzetting uit de latere middeleeuwen aan het licht, blijkens de vondsten een exacte tijdgenoot van Nyevelt, zij het niet van die allure. Het oudste aarde- werk dateert op zijn laatst uit het begin van de 13e eeuw'"). Veldhuizen was toen vers ontgonnen. De bewoningssporen openbaarden
zich vanaf de overgang van de meander- gordel naar de oeverwal-op-kom, bij oriëntatiepunt 315, enkele tientallen meters zuidwaarts, keurig ter hoogte van de weinige meters oostelijker gele- gen boerderij en, dooreen merkwaardig toeval, precies boven het zandpakket met de inheems-Romeinse scherven. In de bermsloten van de S-20 vertoonden zich in doorsnede de donkere vullingen van een wirwar van greppels, die het erf van de middeleeuwse boerderij succes- sievelijk hebben omgeven. Eén daarvan bleek rijkelijk gevuld met keukenafval, waarvan vooral de gruzelementen van aardewerk de tand des tijds goed heb- ben doorstaan (zie afb. 15). De scherven zijn te dateren om-
streeks de jaren 1275-1350")- Het hele complex geeft een goede indruk van de belangrijkste typen gebruiksaardewerk in de periode rond OCX) (zie afb. 16a/b |
tóén vond men het maar vreemd. Daar-
van lijkt althans de naam Veldhuizen tt getuigen. Het heeft er namelijk allt schijn van dat we met deze 'in het veld staande huizen' de bron van inspiratit daartoe te pakken hebben'^). Kennelijl achtte men het verschijnsel voldoendf merkwaardig om er een aanduidinj voor het gehele ontginningsblok aan tf ontlenen. Wat ook de oorzaak moge zijn van é
ontkoppeling van boerderijen en om ginningsbasis, de locatie van de zes ob jecten toont hoe goed de ontginners dt terreingesteldheid, het reliëf, de onder grond, de natuurlijke waterhuishoudins kenden. Zij voelden op hun klomper aan wat de wetenschap slechts via minu tieuze kartering door middel van dui zenden diepe grondboringen in afbeel ding 2 heeft bijeengevorst. De 'strategi sche' ligging van de boerderijen in geslo- ten formatie op de rand van het hellené vlak heeft iets van: klaar voor de aanva op de kom, have en goed echter veilig o( het droge. Bodemgebruik
Als er één gebied is waarop de nala
tenschap van de natuurlijke krachter sinds hun uitschakeling door de men' springlevend is gebleven, dan is dat wc! het bodemgebruik. Door hun zo uiteen |
||||||||
en 17a). Een merkwaardigerwijs tus-
sen het huisvuil verzeild geraakte pen- ning van Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen van 1278 tot 1305, past 18)'^). Ongeveer in dezelfde periode hoort het spinsteentje van afbeelding 19 thuis. |
|||||||||
18. Zilveren munt van Gwijde van Dampierre,
graaf van Vlaanderen van 1278 - 1305. De in de greppel van afbeelding 15 gevonden munt vertoont nauwe overeenkomst met dit exem- plaar. Met dit alles beschikken we nu over
het onomstotelijke bewijs dat althans één van de boerderijen in het onderhavi- ge deel van Veldhuizen minstens vanaf kort na 1200 ten opzichte van de ontgin- ningsbasis, de Leidse Rijn, in een voor- uitgeschoven positie gelegen was. Van- daar is het slechts een kleine en vrij veili- ge stap te veronderstellen dat deze ne- derzetting reeds direct na de ontginning van de zuidelijker gelegen kom bestond. Het is niet minder dan aannemelijk
dat de vier huidige boerderijen, die met Nyevelt en onze nederzetting een zo strakke keten vormen, ook tot die tijd terugreiken. Hiervoor spreekt ook het verschijnsel van het conservatisme dat boeren door de eeuwen heen aan de dag hebben gelegd ten aanzien van een een- maal gekozen erf. Nóg duidelijker wordt de samenhang wanneer we zien wat de vier tegenwoordige boerderijen gemeen hebben met Nijvelt en de neder- zetting van de S-20: de ligging aan het begin van de zuidwaarts licht afbellen- de oeverwal-op-kom. Het ziet er naar uit dat de ontginners van dit gedeelte van Veldhuizen bewust op deze grens zijn neersgestreken. Waarom zij zich zo ver op de kavels nestelden, en niet, zoals gebruikelijk, aan de ontginningsbasis, is onduidelijk. Laten we ons troosten: ook |
|||||||||
19. a. Spinsteentje van blauw-grijs aardewerk
uit de latere middeleeuwen, gevonden bij i' gelijktijdige nederzetting ontdekt bij de aanM van de S-20. Diameter: 28 a 29 mm; hoogte 18 a 19 mm. b. Het spinnen met behulp *3' spinklos en spinsteentje. |
|||||||||
421
|
|||||||||
geheel andere bedreiging op voor de ak-
kerbouw op de stroomruggen. Door verbeteringen in de zeescheepvaart konden de onmetelijke landbouwgron- den van grote overzeese landen als de Verenigde Staten en Canada met steeds meer succes gaan concurreren met de relatief kl&inschalige Europese akker- bouw, die vanaf omstreeks 1875 van de ene crisis in de andere viel. In Neder- land, met zijn verhoudingsgewijs ver- splinterde grondbezit, zijn sedertdien regelmatig harde klappen aan de graan- teelt uitgedeeld. Zo ook in deze streek: vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw is de akkerbouw op de stroomruggen hier in betrekkelijk korte tijd verdwe- nen. In dezelfde periode schiep de sterk
toenemende vraag naar zuivel, fruit en groenten als gevolg van de snelle verste- delijking van Nederland nieuwe moge- lijkheden, ter compensatie van de terug- lopende akkerbouw. Voor een deel vond dit zijn weerslag in de uitbreiding van veeteelt, dus gras- en hooibouw, op de stroomruggen. Daarmee vervaagde het onderscheid tussen stroomrug en kom op het punt van bodemgebruik verder. Anderzijds zien we in deze tijd door de verschuivende marktverhou- dingen de opmars van twee nieuwe, bij uitstek met de stroomruggen verbonden specialismen. Veel akkerbouwpercelen veranderden sinds het einde van de vorige eeuw in boomgaarden: fruitteelt stelt hoge eisen aan de waterhuishou- ding van de bodem, waaraan in deze streek slechts de stroomruggen goed kunnen voldoen, en dan alleen voor zover zij niet (al te zeer) zijn gemole- steerd door de noeste kleivletters. Fruit- bomen zijn in dit gebied dan ook bij uit- stek een merkteken van stroomruggen; bovendien markeren zij meestal de niet of in beperkte mate afgevlette delen daarvan. Minstens zo karakteristiek voor de
stroomruggen, maar in tegenstelling tot de fruitteelt een indicator van ingrijpen- de afgraving, is het tweede van de jonge specialismen: de tuinbouw, in het bij- zonder de in deze streek wijd verbreide glastuinbouw. In de zandige bodem van terreinen waar de afsluitende kleilaag is afgevlet, laat zich gemakkelijk een con- stante grondwaterspiegel handhaven. Bovendien is deze grond licht te bewer- ken, een belangrijk voordeel voor de zo arbeidsintensieve tuinbouw. Ook van een geheel andere nalatenschap van de afvletterij kon deze profijt trekken. De tichelaars hadden in gelijke tred met hun meedogenloze opmars talrijke wa- tergangen gegraven ten behoeve van de afvoer van hun zo zware delfstof, zoge- naamde vletsloten (naar de voor trans- |
|||||||||
was dat veelal door tussenkomst van
een geheel andere vorm van bodemge- bruik, die in dezefde periode, voorna- melijk van de 15e tot en met de 19e eeuw, minstens zozeer aan de stroom- ruggen gebonden was en die op onze streek wel een zéér krachtig stempel heeft gedrukt.Gedoeld wordt op het zo- genaamde afvletten. Dit behelsde het af- graven van zandige klei (zavel) onder de humeuze teelaarde, ten behoeve van de steenbakkerij. Juist de bovengrond van de stroomruggen bevatten het vereiste mengsel van verschillende korrelgroot- ten. Vooral Woerden was eeuwen lang een centrum van de fabricage van bak- steen, tegels en dakpannen: in 1724ken- de het maar liefst 26 steenfabrieken. In onze streek heeft het vlettersbedrijf al die tijd welig getierd: met name tussen Utrecht en Harmeien beslaan de stroomruggen van Oude Rijn en Hei- dammer stroom een enorm oppervlak. In dit eldorado voor vletters is het oorspronkelijke stroomrugreliëf, dat, zoals we zagen, makkelijk meer dan manshoog kon zijn, goeddeels geruï- neerd. Normaliter bleef het 'aftichelen' be-
perkt tot de bovenste meter. Bijna steeds ging het afgevlette land met deze 'matige' verlaging ten opzichte van het polderpeil al verloren voor de akker- bouw en was het alleen nog als wei- en hooiland bruikbaar. Meer dan eens echter hebben de kleidelvers zich niet kunnen beheersen en groeven zij het ter- rein uit winstbejag ook voor gras- en hooibouw te diep af. In dat geval ont- stond 'onland': door een al te sterke da- ling van het maailand ten opzichte van het grondwater was het agrarisch onbruikbaar geworden. Er restte weinig anders dan aanplant van griend, hak- hout of opgaand bos. Nog aan het eind van de vorige eeuw bepaalde dit in hoge mate het aanzicht van het landschap rond Harmeien. In de afgelopen twee eeuwen is het oppervlak aan onland echter sterk teruggedrongen: aanhou- dende en verbeterde bemaling vanwe- ge de voortgaande inklinking van de veenkommen deed ook in de stroom- ruggen het grondwaterpeil verder dalen, zodat veel ruïneus afgevlette terreinen alsnog ten behoeve van de veeteelt in gebruik konden worden genomen. Het Vijverbos ten noorden van Harmeien is overgebleven als fraai relict van de niets ontziende kleihonger van de vletters. Pas in het begin van deze eeuw is aan het eens zo bloeiende vlettersbedrijf een einde gekomen. De opkomst van de steenbakkerij op de uiterwaarden van de grote rivieren was daar voor een be- langrijk deel debet aan. Later doemde naast het afvletten een
|
|||||||||
jende eigenschappen hebben stroom-
ggen en kommen namelijk tot op de g van vandaag aanleiding gegeven tot heel eigen exploitatievormen. Het oppervlak van de kommen lag, als wij zagen, aanvankelijk niet veel jcr dan dat van de stroomruggen. Een ede drainage kon het grondwaterpeil n ook aanzienlijk onder het maaiveld engen, zodat de veengebieden als puwland in gebruik konden worden nomen. Inderdaad is op het grootste deelte van het nieuwe cultuurland durende de eerste eeuwen na de ont- nning akkerbouw bedreven, hoofdza- ;lijk graanteelt (met name van gerst en gge). De stripvormige kavels hadden :t bijkomstige voordeel dat het keren in de ploeg en het span trekdieren, elke ■er een hele toer, tot een plezierig mini- urn beperkt bleef. Eerder zagen we wat er op den duur
ibeurde. Door langdurige wateront- ekking en intensieve bodembewerking ;hrompelde het veen ineen, werd het in e 'drooggevallen', hogere lagen alsnog :rder verteerd en veraardde of verging et zelfs rond de oppervlakte. Aan het inde van de middeleeuwen was het ver- kil tussen maaiveld en grondwater ten evolge van inklinking al weer zo klein eworden dat de veenontginningen on- eschikt werden voor akkerbouw. Be- laling door middel van windmolens anaf de 15e eeuw kon de zaken niet leer terugdraaien, hoogstens erger, te /eten teloorgang van de terreinwinst, oorkomen. De vele en vaak langdurige indcrwaterzettingen ten gevolge van lijkdoorbraken van meet af aan hadden Ie kleilaag die de veenpakketten aan de lovenzijde afsloot, dikker gemaakt. De ode was daardoor draagkrachtiger ge- vorden. De veengebieden werden van- vege dit alles vanaf de late middeleen- ven vrijwel uitsluitend gebruikt voor 'eweiding.De kommen veranderden op ieze wijze in het ons zo vertrouwde andschap van onafzienbaar grasland, 'evlekt met grazende koeien. Des te meer moest men sedertdien het
■chaarse oppervlak van de stroomrug- jfin uitbuiten ten behoeve van de akker- bouw. Deze leenden zich daartoe uit- stekend: hun zandige bodem kende een iunstige structuur, was goed doorla- dend en liet zich gemakkelijk bewerken. De spreiding van het bouwland en het ^ei-Zhooiland van dit gebied levert ^oor de periode vanaf deze verschuivin- gen in bodemgebruik tot ver in de vorige eeuw dan ook een kaartbeeld op dat in ërote lijnen een copie had kunnen zijn van dat van de stroomruggen en kom- "len van afbeelding 2. Voor zover de stroomruggen zich
plaatselijk aan deze regel onttrokken, |
|||||||||
422
|
||||||||||
- Z. van Doorn, 'De geschiedenis van het afticheien van
kleiland langs de Oude Rijn en de invloed daarvan opdf ^
landbouw en het landschap' in: Jaarboekje Oud-Utreck \
(1963) 75 - 88. Aardig artikel over verschillende aspecten I
van de afvletterij en haar verreikende gevolgen in on^e j
streek, (Bibliotheek Historische Vereniging Vleuten-[> Meern-Haarzuilens), ^
|
||||||||||
befaamde cultuurhistoricus Johan Hui-
zinga (1872 - 1945), die ooit eens een verband legde tussen Nederlands na- tuurlijke gesteldheid en de daaruit voortvloeiende waterschapsorganisatie enerzijds en een traditie van "zelfbe- stuur in engen kring"'" anderzijds, of men die nu belichaamd wil zien in onze afkeer van tirannie of ziekelijke hang naar commissievergaderingen. Onze kronkelpaden hebben al ver genoeg ge- reikt. Té ver wellicht naar de eisen van een sobere compositie, bij lange na niet ver genoeg echter naar die van volledig- heid. Beide liggen in het onderwerp be- sloten, in de ontelbare kruiselingse ver- banden tussen landschapswording en bewoningsgeschiedenis, met alle nood- zakelijke uitleg van dien, dit alles bo- vendien verweven met de waarnemin- gen rond een unieke opening van feiten door het bodemarchief. Dat een oer- woud zou worden betreden, werd tijdens de eerste schreden op de onbesuisd uitgestippelde route nauwe- lijks beseft. De volhardende lezer is zo meegelokt op een onaangekondigde zwerftocht door afgelegen streken. Moge het voor velen slechts een eerste verkenning blijken van nog vele malen te betreden terrein. Als de lezer iets heeft mogen proeven van de charme van het onbegrensde gebied waar landschap en mens elkaar raken, dan zijn veel onte- vredenheid van de schrijver en nog veel meer geduld van de redactie niet tever- geefs geweest. Verdere literatuur
De literatuur over de behandelde on-
derwerpen is helaas nogal verspreid en grotendeels in meerdere opzichten moeilijk toegankelijk. Enkele positieve uitzonderingen, gericht op een ruimer publiek en minder moeilijk te bemachti- gen, worden de geïnteresseerde lezer hier aangereikt. - L. P. Louwe Kooijmans, Sporen in het land. De Neder-
landse delta in de prehistorie (Amsterdam 1985). Land- schap en bewoning van de verschillende delen van laag Nederland, inclusief het menselijk ingrijpen vanaf de late- re middeleeuwen. Gepopulariseerde wetenschap van de bovenste plank. (Goede boekhandel of bibliotheek). - H. J. A. Berendsen en P. C. Beukenkamp, Eenfysisch-
geograftsche excursie in de omgeving van Utrecht. Berich- ten (uitgegeven vanwege de Vakgroep Fysische Geogra- fie van de Rijksuniversiteit Utrecht) 15 (1983) en H. J. A. Berendsen, R. J. de Boer e.a., Utrechtse Heuvelrug en Kromme-Rijngebied. Een verkenning per ftets. Idem 17 (1984). Voor de mensen van de praktijk: fraaie tochten door het Utrechtse landschap met het oog op al wat zich beweegt tussen wordingsgeschiedenis en bodemgebruik, het rijk geschakeerde terrein dat wij hierboven hebben verkend. Beknopte inleiding, uitvoerige routebeschrij- ving en korte bespreking van interessante verschijnselen. (Geografisch Instituut van de Rijksuniversiteit LJtrecht. 030 - 531369; resp. f 8,- en f 10,- op giro 579700 t.n.v. Utrechtse Geografische Studies, onder vermelding van 'Berichten nummer 15/17'). - J. A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse
Rijn, De afwatering van de gronden in en rondom Vleuten- De Meem in de loop der tijden. Speciale uitgave van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens II (1985). Helder geschreven en rijk geïllustreerd over- ziclit van de regionale ontginnings- en waterschapsge- schiedenis. (Mw. P. J. de Rooij-Goes, 't Zand 1, 3454GP Vleuten, 03407 - 1483; f 20,-). |
||||||||||
port gebruikte vletschuiten; vandaar
ook 'afvletten'). Van lieverlee was hier- door in de wingebieden een wijdvertakt en fijnmazig slotennetwerk ontstaan, dat, zoals wij zagen, voordien bij uitstek een kenmerk van de middeleeuwse ont- ginningen van de kommen was geweest. De tuinders kwam het echter goed van pas: zij konden de oude vletsloten mooi gebruiken voor de aanvoer van de mas- sa's kolen die zij gedurende de koude maanden verstookten, voor de afvoer van hun producten en voor de regulatie van het grondwaterpeil, de bloeddruk van de tuinbouw. Zo fungeerden de vletters in onze streek als de wegberei- ders voor een bloeiende tuinderij, die veel van het resterende onland alsnog een hoogwaardige agrarische bestem- ming heeft gegeven. Het rigoureuze af- tichelen van de stroomruggen heeft het onderscheid met de kommen op het punt van relief, slotenpatroon en, tot een eeuw geleden, bodemgebruik goed- deels vervaagd, maar verschafte ons in- direct, via de tuinbouw, een nieuw en minstens zo scherp criterium voor in het veld: met name kassen kondigen al van verre (weliswaar overmatig afgetichel- de) stroomruggrond aan. Ter afsluiting een zeer recent geval.
Enkelen zal het niet zijn ontgaan dat ons gebied de laatste jaren getuige is van een bescheiden opleving van de akkerbouw. Het betreft hier steeds voedermaïs. De EEG stelt al te grote veestapels niet lan- ger op prijs; de superheffing dwingt vele veeboeren tot inkrimping, ook van hun weiland. Overtollig grasland kan met voordeel worden geëxploiteerd door maïsteelt: zo bespaart men op kracht- voer. Het ei van Columbus, zou men denken. Zeker, maar helaas kunnen slechts die boeren met vrucht van de nood een deugd maken die gezegend zijn met grond op ... de eeuwige stroomruggen. Besluit
Aan de hand van een tamelijk wille-
keurig aspect, het bodemgebruik, heb- ben we de nawerking van de wordings- geschiedenis van onze streek tot op de dag van vandaag bekeken. Evengoed hadden we een blik kunnen werpen op de verspreiding van de menselijke be- woning en inrichtingselementen. Dan hadden we moeten constateren dat het zwaartepunt van het nederzettingspa- troon nog immer op de stroomruggen ligt, zoals althans de oude kernen van (om een greep te doen) Utrecht, Maars- sen, De Meern, Vleuten, Harmeien, Woerden, Linschoten, Montfoort, IJs- selstein en Jutphaas, en vele van hun on- derlinge verbindingen. We hoeven niet zover te gaan als de
|
||||||||||
Verantwoording
Afbeelding 2 is een vereenvoudigde
weergave van het centrale gedeelte van Berendsen (1982) Bijlagen, blad 1 Harmeien. De gegevens van afbeelding 3 zijn ontleend aan W.H. Zagwijn en G.J. van Staalduinen, Toelichting bij Geologische Overzichtskaarten van Ne- derland (Haarlem 1975); de reliëfdoor- snede van afbeelding 9 aan Lengtepro- fiel S20/L 12 van Provinciale Water- staat van Utrecht. Afbeelding 18 is over- genomen uit Gaillard (1852, 1972) pi XVII, 158; afbeelding 19 uit Die Romer an Mosel und Saar. Zeugnisse dei Römerzeit in Lothringen, in Luxemburg, im Raum Trier und im Saarland (2e dr„ Mainz am Rhein 1983) 196. Erratum
In afbeelding 2 is een fout geslopen:
de V dient één rivierbocht stroomop- waarts te staan, ongeveer l'/j cm naar het NNO. Noten
Uitputtende annotatie ligt niet in de
aard van dit verhaal; er is volstaan met een gering aantal betrekkelijk willekeu- rige opmerkingen en verwijzingen. Een enkele bewering die nog niet op de sta- tus van wetenschappelijk gemeengoed kan bogen, is van een noot voorzien. De waarnemingen en het vondstenmateri- aal van de S-20 zijn in illustratieve zin gebruikt: afdoende publicatie is hier niet beoogd. A fortiori geldt dit voor de terloops vermelde nederzettingen bui- ten die van de S-20 en het Romeinse le- gerkamp op de Hoge Woerd. De gege- vens over de Holocene ontwikkeling in onze streken, in het bijzonder die van het rivierstelsel, zijn zonder specifieke annotatie ontleend aan H. J. A. Berend- sen, De genese van het landschap in hei zuiden van de provincie Utrecht. Utrecht- se Geografische Studies 25 (Utrecht 1982). 1) Hier gelden tal van beperkingen. Ten eerste conccii
treren wij ons op de gang van zaken in en rond het moii- dingsgebied, waar in veel opzichten sprake is van c^'i' bijzondere situatie. Ten tweede is riviergedrag aanzien lijk minder algemeen dan het vervolg suggereert. At gezien van enkele universele principes vertoont he' een enorme variatie, afhankelijk van variabelen als d> omvang en schommeling van de waterafvoer (h'i regiem), de aard en hoeveelheid van het meegevoerd" materiaal, de bodemgesteldheid van het doorstroomd'' gebied, het verhang van de riviervlakleen de krachtsver houding tussen rivier en zee in de delta. De invloed van d" zee wordt onder meer bepaald door de golfwerking. g^' tijdenbeweging en zeestromen rond de betreffende rivier- mond. Bovendien is het heersende klimaat, voor zovcrti'' al niet in bovengenoemde factoren doorwerkt, van d' grootste betekenis voor de processen in het stroom-1-'" mondingsgebied. De klimatologische omslag aan het be gin van het Holoceen bracht dan ook een totale verand'' |
||||||||||
423
|
|||||||||||||||||||
vement (Gand 1852. herdr. Handzame 1972) 133 en pi.
XVH. no. 158.
13)Storm van Leeuwen (1985) 35.
14)J. Huizinga. Nederlands beschaving in de zeventiende
eeuw (2e dr.. Haarlem 1956) 12.
|
|||||||||||||||||||
riiiü icwceg in het Nederlandse rivierpalroon: pas toen
opisumden, onder andere door de ingrijpende wijziging in de watercirculatie en door de zeespiegelstijging, uit pilhg vlechtende rivieren, die 's zomers enorme hoeveel- ^ei,kn smeltwater afvoerden, de ons vertrouwde. iTiLMiuicrcnde regenrivieren met een veel gelijkmatiger ftiiiLin, welker gedrag hier bij uitsluiting wordt bespro- ken Hel zal inmiddels duidelijk zijn dat hierbij strenge re-ciM-s gelden: in teite is elke rivier, in het bijzonder elke [jciKi uniek. Vgl. I.ouwe Kooijmans (I9K5) 22-24. 2i licier is het in zijn algemeenheid te spreken \an
Slroonigordels: slechts wanneer deze niet door jongere foniialics zijn overdekt en derhalve op grond van hel relict /\\n te onderscheiden, zoals die van afbeeld ing 2. ge- brii'lsi men de term stroomrug. Zie Berendsen (1982) 96. 3i /ic C. Dekker. 'De dam bij Wijk' in: Scrinium el scrip-
t'wo Opstellen betreffende de Nederlandse geschiedenis aciii'choden aan professor dr. J.L. van der Gouw bijzijn af- sihcid als buitengewoon hoogleraar in de archiefwelen- scluip en in de paleografie van de veertiende tol de zeven- ticiuh' eeuw aan de Universiteit van Amsterdam. C. van der Kicli. Cl. van Herwijnen e.a.. ed. (Groningen !980) 248- 26''.
4) Icn noorden van de restgeul bij oriëntatiepunt 308
wlhI van de Heidammer stroomrug alleen de kleiige b('\ciilaag aangesneden: dit gedeelte onttrok zich vrijwel gthccl aan de waarneming. Om die reden is daar in alhci.kling9 slechts schetsmatig de kartering van Berend- sci! (1982) Bijlagen, blad 1 Harmeien, coördinatievlak 130455, overgenomen. 5l Do eindfase van de Heidammer stroom is hier
btsLliaven naarde profielen van de westelijke bermsloot. 61 in 1984 nog stond de legerplaats welhaast letterlijk in
dl sihiinwerpers, tijdens de tentoonstelling '150 jaar grauri naar Romeins castellum in De Meern" (gelijk- namige gids onder redactie van CA. Kalec en C. Isings). Zi: \oor een recente samenvatting van de stand van de ktniiis dienomtrent vóór de jongste opgravingen (1982- |
|||||||||||||||||||
198.'^) ter plaatse en de belangrijkste tol dan toe ver-
schenen literatuur CA. Kalee.'Opgravingen op de Hoge Woerd in De Meern. 1830-1973' in: Historische Vereniging Vleuten-De Mcern-Haarzuilens 2 (1982) 59-80. 7) Zogenaamde Aucissa-flbula. Het onderhavige exem-
plaar vertoont de klassieke, nog platte beugel. De bloeiperiode van deze vorm valt van het einde van de Ie eeuw V. Chr. tot 1 a 2 decennia na het midden van de Ie eeuw na Chr.. Zie Tilmann. Römische h'iheln des I. und2. .lahrhunderts n. Chr.. Funde aus Asciburgium 1 (Duis- burg-Rheinhausen 1973) 12-13 en 30-39. Tafel 1-5. 8) Berendsen (1982) 168 geeft slechts een vage. indirecte
einddatering. met een ruime marge rond het begin van de jaartelling. Idem, 147, fig. 8.2. plaatst de eindfase in de eerste eeuwen na het begin van de jaartelling, getuige de asterisk, die wijst op archeologische informatie, kennelijk (mede) op grond van de bevindingen van de opgraving aan de zuidelijke rand van de Hoge Woerd in 1960. waarbij een waterloop werd doorsneden die in de Romeinse tijd tegen zijn eind liep. Zie J.H. Jongkees en C Isings. Opgravingen op de Hoge Woerd bij De Meern (1957. 1960). Archaeologica Traiectina V (Groningen 1963) 41-5! en plaat III. Het kan hier echter niet gaan om de eigenlijke Heidammer stroom. Zo gold tot nu toe in teite dus slechts de ruwe datering in de laatste eeuwen vóór en de eerste eeuwen na Chr.. 9) Op enki^le oude vondsten (1927) van nederzetting 5
van aibeelding2na. betreft het in alle gevallen ongepubli- ceerd materiaal van de 80-er jaren. 10) Eén fragment zogenaamd Pingsdorf - aardewerk
(bloeitijd IIe-12e eeuw; niet later dan de vroege 13e eeuw). l!)Datcring R. de Zwarte, verbonden aan het
archeologisch depot Voctiusstraat. Utrecht. 12) Determinatie F.A.M. Pietersen. verbonden aan het Centraal Museum. Utrecht: Victor Gaillard./^ecAfrcAfi sur les monnaies des comtes de Flandre depuis les lemps les plus reculés jusqu'au règne de Robert de Béihune inclusi- |
|||||||||||||||||||
Kaart van Berendsen
Door een royale offerte van de heer
Dr H. J. A. Berendsen is de Historische Vereniging in de gelegenheid de onver- zadigbaren onder de lezers voor een zeer billijke prijs het onze streek betreffende blad van diens geomorfogenetische kaart aan te bieden. Met als ondergrond de topografische kaart 1 : 25000 en ver- gezeld van legenda en korte uitleg geeft dit deel een zeer gedetailleerd en veel- kleurig beeld van aard en ontstaanswij- ze van de bodem in het gebied tussen Utrecht en Woerden, de Hollanse IJs- sel en Maarssen; afbeelding 2 toont daarvan slechts een mager aftreksel. Te bestellen bij Mevr. P. J. de Rooij-Goes (zie boven; f 2,50). Deze unieke aan- bieding geldt zolang de voorraad strekt. |
|||||||||||||||||||
Een dorp verandert,
|
|||||||||||||||||||
Inmiddels begin ik mij af te vragen of
ik met dit rubriekje door moet gaan. Het aantal reacties is zó gering dat op grond hiervan, wanneer we "kijkcij- fers" zouden gaan geven, de andere redactieleden ogenblikkelijk zouden be- sluiten om de rubriek te laten vervallen. Toch vind ik dat we "Een dorp
verandert......" voort moeten zetten. De
reacties die wèl binnenkomen zijn vaak
heel uitgebreid en geven soms informa- tie die ons onbekend was. Bovendien publiceren we langs deze weg in elk nummer een "oude" foto, die, ook al lokt ze geen reactie uit, vaak met be- langstelling zal worden bekeken. Ook ditmaal breng ik weer een foto uit Vleuten die aan de rechterkant zó is afgesneden dat een markant herken- ningspunt niet zichtbaar is. Ik maakte de foto medio september 1961. Wie weet waar deze huizen stonden en wie weet iets over de bewoners te vertellen? We zijn benieuwd naar uw antwoord.
|
|||||||||||||||||||
Klaas B. Nanning
|
|||||||||||||||||||
Op bladzijde 386 van ons vorig num-
^r publiceerde ik een luchtfoto van een al gerealiseerd stratenplan" en de ^ag luidde: "Waar was dat en wat de- en al die kinderen die hier in groepjes fondslenteren?". '^ijn verhaal is eentonig. Onze vere-
"'ging telt ruim 750 leden en we kregen "'tniaal precies één reactie. Nauwelijks ^as het Maartnummer bij de leden ^>ndgebracht of mevrouw A. Migo- Kiuyswijk — die ik al 24 jaar ken — |
|||||||||||||||||||
belde me op: "Ja hoor, dat weet ik wel.
Dat is Odenvelt in Vleuten, je kunt het zien aan die straat aan de bovenkant van de foto die niet doorloopt. Dat is de Valkenierslaan. En die kinderen? Die waren aan het straattekenen in de week van de vakantieontspanning. Ik heb daar toen ook nog rondgelopen. Het was énig, ieder kind kreeg zo'n vierkan- te meter. Het was toen ook een stralende dag". Tot zover mevrouw Migo die het volkomen bij het rechte eind had. |
Oproep
|
||||||||||||||||||
We krijgen voor deze rubriek langza-
merhand gebrek aan oude(re) foto's van De Meern. Wie kan ons van dienst zijn met (amateur-) foto's die zo'n twintig jaar of meer geleden in of rond De Meern zijn gemaakt? Prentbriefkaarten zijn welkom (ook in bruikleen), maar het gaat ons vooral om totaal onbeken- de foto's uit privé-albums of privé-ver- zamelingen. |
|||||||||||||||||||
424
|
||||||||||||||||||
Genealogie Paleografie Raden maar
|
||||||||||||||||||
De genealogie (van Grieks: genealo-
gia = geslachtsregister), ook geslachtre- kenkunde, sibbekunde of familiekun- de, is een hulpwetenschap der geschie- denis die zich bezighoudt met het onder- zoek naar de af- en herkomst van de fa- milie, het geslacht. Het bijeengebrachte en gerangschikte materiaal van zulk een onderzoek, voor zover dit alle levende en dode leden van een geslacht betreft die in den bloede met elkaar verwant zijn en meestal dezelfde familienaam dragen, noemt men ook genealogie. In het kader van het Kursusprojekt,
waarvan het programma vrijdag 22 augustus zal worden gepresenteerd, zullen twee avonden aan de genealogie worden gewijd. Op donderdag 2 okto- ber zal mevrouw P. W. C. Scholten - Wijnen uitleggen hoe de basisgegevens voor een genealogie kunnen worden verkregen uit de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken en de acten van de burgerlijke stand. Op donderdag 9 oktober zal Dr D. W. Gravendeel spre- ken over de "aankleding" van die basis met gegevens uit de rechterlijke, notari- ële, weeskamer en andere archieven. Voor aanmelding of nadere inlichtin-
gen kan men zich wenden tot mevrouw E. van Leeuwen - Wuite, van Zuylen- straat 44, 3454 EV De Meern, tel 03406 - 62752. |
De paleografie (van Grieks: palaios
= oud; graphoo = schrijven is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van oude schriftvormen, het ontcijferen van oude teksten en het on- derzoek naar tijd en plaats van ontstaan van manuscripten. Bij voldoende belangstelling, min-
stens 15 deelnemers, zal de Historische Kring Maarssen voor de vierde maal een cursus paleografie organiseren. Behalve voor de eigen leden bestaat ditmaal ook voor leden van de Historische Kring Breukelen en van de Historische Vereni- ging Vleuten-De Meern-Haarzuilens de mogelijkheid aan deze cursus deel te ne- men. De cursus omvat 16 lessen, die vanaf
september/oktober '86 eenmaal per veertien dagen worden gegeven door mevrouw A. Hogenhout - Hofman, in het zaaltje van het voormalige Wit Gele Kruisgebouwtje aan de Breedstraat in Maarssen. Waarschijnlijk zal dit op dinsdagavond gebeuren en zo als het er nu uitziet zal het lesgeld voor de hele cursus f 45,— bedragen. De bedoeling van de cursus is dat
men in één winter oude handschriften zoals brieven, acten, doopboeken e.d. leert ontcijferen. Voor een ieder die iets wil gaan doen
aan archiefonderzoek, bv. om naspeu- ring te doen naar zijn of haar genealo- gie is het volgen van een dergelijke cursus zeer aanbevelenswaardig. Men komt daarbij nl. al gauw tot de ontdek- king dat oude handschriften zonder oefening vooraf nauwelijks of slechts zeer moeilijk te lezen zijn. Dit komt, behalve door een ander taalgebruik en slecht schrijfgereedschap, ook dikwijls door een andere schrijfwijze van som- mige letters en cijfers. Voor aanmelding of nadere inlich-
tingen kan men zich wenden tot de cur- susleidster mevrouw Hogenhout, Nieu- weweg 5,3612 AR Tienhoven, tel. 03469 - 1374. Vrijdag 5 september
Wij staan met onze kraam op de
markt te De Meern. Dinsdag 16 september
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond. Zie boven. |
|||||||||||||||||
Op woensdag 30 april, koninginnij
dag, hadden wij in onze kraam te Vlc i ten traditiegetrouw weer een raads; voorwerp (zie foto). |
||||||||||||||||||
Er kwamen 65 antwoorden binnc
Hoge prioriteiten hadden: disteltrekke werktuig van hoefsmid om hoefijzci^ smeden resp. van de paardehoef te ire ken. Verder zag men er een voortrctl lijk instrument in om: banden te klcii men, hoepels te leggen, gloeiende kliii: nagels mee op te gooien, stoepranden leggen, leer te looien, spijkers of kic/^ te trekken, hoeven af te nijpen, zakkf op te hijsen (zg. luitang), prikkeldraa te spannen, kogels te pakken, kolen t 't vuur te halen, te merken ofte wasse' Enkele wellustelingen wilden er stie
tjes mee vangen en ze er vervolgens nï castreren. Een goed probeersel was: een "hee:
hangijzer. Dit alles was dus niet de ware aat
van 't beestje. Het instrument werd door de vecn^
loskundige gebruikt; bij een onmogel' ke verlossing zaagde hij inwendig n* een soort lintzaag de vrucht in stukb en die stukken werden vervolgens ni; de tang naar buiten gehaald. C. J. Wieman, Utenhamstraat 8
Vleuten, kwam het dichtst bij de op'"- sing; wij hebben hem als prijs toebf dacht een exemplaar van onze twee^ speciale uitgave "Van Oude Rijn ' Leidse Rijn", geschreven door Ir. J- ■ Storm van Leeuwen. |
||||||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||||
Hoewel het museum gesloten is, gaat
elke maandag vanaf 19.00 uur de werk- avond (o.a. schoonmaken en restauratie van voorwerpen) in principe gewoon door. De plaats van handeling staat nog niet vast en deze zal ook wellicht niet steeds dezelfde zijn. Wilt u meedoen, neem dan even contact op 's maandags tussen 17.00 en 18.00 uur met mevrouw P. J. de Rooij-Goes,'t Zand 1, 3451 GP Vleuten, tel 03407 - 1483. Dinsdag 17 juni
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor ieder- een met vragen, plannen of ideeën. Zaterdag 30 augustus
Wij staan met onze kraam op de bra-
derie te Vleuten. |
||||||||||||||||||
In dit nummer kon helaas de aanvullende ledenlijst niet opgenomen worden. Hetzelfde
geldt voor de zeer lange lijst van schenkingen. Beide krijgen de volgende maal de volle aandacht! |
||||||||||||||||||
425
|
||||||||||||||||||||||
Officieel orgartn van de Historische Vereni-
iïiiig VIciitcn-Dc Meern-llaar/.uiit'ns. 6e jaargang nr. 3 september 1W6 O l^Sé Verschijnt 4x per jaar |
||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
||||||||||||||||||||||
Ingeschreven in het vereriiginisregister van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr. V. 479.160 Qp donderdag 10 juli j.l. - het was
.——----------------------------------------------— midden in de vacantietijd - presenteerde
Dagelijk.s bestuur: het bestuur van uw vereniging onze bur-
Dr D. W. (Jravendeel. voor/ittcr gemeester. Mr H.A.C. Middelweerd,
't Zand X"!, 34.MGP Vleuten museumnota. Dat moest wel op
tel 0.^406 - 61793 - ■ . . .■ .-a .■ u
zo n ietwat ongunstig tijdstip gebeuren,
„ ,, ,, . b , ■- want de burgemeester stond op het punt
W, }1. Denekamp, sekretitris p *^ t^
UenhantMraai 5, .^51 BR %'leutcn met vacantie te gaan en het ambtelijk
tel 034U7 - 1948 apparaat maakte de eerste toebereidse-
:;:|;;;:;;;:;||i||ïï len om te gaan werken aan de begroting
P, G. de Rooij, penningmeester ;||;i;||||||||;; voor het volgend jaar. Het was dus zaak
't Zand L 3451 OP Vleuten;::|;|:||;:|;:i;i;;;|;;;||;;||||;::; ons op de valreep te melden, wilden we
tel. 0^407 - I4S3__________'"''•"'^■""^^''"'^".......'"'■""" aanspraak kunnen maken op een
plaatsje op die begroting.
\ .} van Zoeren. vite-voor/ittei i j . .. •• •» u
. IA TAe\ nr \m ►.. I" de uota Zetten wij uiteen hoe onze
Stationsstraat 34, .14.^1 B/. Vleuten ,. . , ..-"..
I f)34()7 . J2ft3 historische vereniging en de door haar
bijeengebrachte verzameling een bij-
H, [•„ .1, van l;ssen, cootd weikgroepcn drage kunnen leveren aan het culturele
Maiintslaaii 17, 34.*i4 XP De Mcern leven in onze dorpsgemeenschap. Het,
icl 03406 - 62W2 mede opgenomen beleidsplan voor een
. ,., museum geeft beschouwingen over
Meïr.' Prof Dr C'. Is.ngs. Soest huisvesting, collectie, publiekstaak, be-
stuur en medewerkers en tenslotte laat ■ ■ ' ' ' een hoofdstuk "financiën" zien om
Redakti«-sekretariaat; welke grootte van bedragen het gaat.
Monique van l-.sscn, Hindersteinlaan l. Vanzelfsprekend kon de heer Middel-
34S1 jv Vleuten weerd op dat moment geen toezeggin-
lel. 03407 - M,] I________________________ g^" doen, maar hij beloofde wèl dat de
... . ,. r ,. gemeente, bij het uitstippelen van haar
Ledenaommistratit'/informattc: , •• , i ■ ■ ■ j j
n„ II, s„,..,.,.i .,, welziinsbeleid, de door ons aangedra-
Opjtcven van nieuwe leden, ntiJiaiies en ■> ' ■ ,, .j-
(naibcMolt.ngcn bi). ge" gegevens en suggesties zorgvuldig
Mw. P, I de Rooij-Uues. 't Zaïui 1. m haar overwegingen zou meenemen".
■*451 CiP Vleuten, tel. 0l4t)7 - J483 Deze puur diplomatieke taal, hoezeer
-----------.............__'.---------------------------------- ook welgemeend, behoort ons niet te
Kontributie: verleiden tot het aannemen van een
r>c iaarli|ksc kontributic bedraagt voor houding van zalig afwachten. Over de
I9S6 niinimdal 1 25.-- budgettaire mogelijkheden van de ge-
po^tabonnenH-nt f 35.~ per jaar meente wil ik hier geen oordeel uit-
------------—----------------------------------------- spreken; over de besteding ervan beslist
Donad'iirs: in hoge mate de politiek. Het is o.a. deze
Minimaal t 12.50 per laai laatste omstandigheid die u, als lid van
|
||||||||||||||||||||||
onze vereniging, in staat stelt uw
bijdrage te leveren aan de verwerke- lijking van ons streven. Praat met uw politieke vertegenwoordiger in de Raad en tracht hem of haar ervan te overtuigen dat steun aan ons werk slechts tot verrijking van de cultuur- beleving kan leiden. Wij moeten er overigens rekening mee
houden, dat het realiseren van een museum of historisch documentatie- centrum in optima forma wel eens een zaak van lange adem zou kunnen zijn. Het is daarom van het grootste belang dat onze vereniging, vooruitlopende op de activiteiten van de in ons vorig nummer aangekondigde Stichting, zo spoedig mogelijk de beschikking krijgt over een behoorlijke werkplaats, waar de van alle kanten binnenstromende oude gebruiksvoorwerpen kunnen wor- den gerestaureerd en geconserveerd. Erg prettig is het derhalve, dat van
verschillende kanten mogelijkheden zijn geopperd, die ons doen vertrouwen dat, wat dit betreft, een oplossing binnen bereik ligt. Dat is trouwens ook wel nodig, want onze harde kern van maandagavond-werkers moet echt weer aan de slag! Tenslotte nog een bijzonder verheu-
gende mededeling; op de Meernse markt van 5 september j.l. mochten wij ons 800-ste lid inschrijven: mevrouw J. Schuckink Kool-Been, Korenmolen 21 te Harmeien. Van harte welkom! |
||||||||||||||||||||||
D.W. Gravendeel
voorzitter |
||||||||||||||||||||||
Oc vereniging, betft rekeninpen bii de vol-
gende insteltingeti: ABN - De Mcern 55.66 33.MO R\ÖO - Vleuten 36*75.17,574 POSTGIRO 2.é«&.200 **"
- ciehelc of gedeelteUjke ovtjrimme v*rt ar-
tikelen uit dit v«re»i||B3;^orgaan is slechts uiegeitaan na 5Chr»ft«ïi^l{«toesteK)niing van de redaktie. |
||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
||||||||||||||||||||||
pag.
425 426 427 428 429 438 441 454 |
||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
Wie wat bewaart die geeft wat
Speciale uitgave over Kees Valkenstein
Raden maar
Een dorpsbewoner vertelt (W.J.S. Hoogstraten)
Een dorp verandert
Onze burgemeesters
Agenda, nieuwe leden
|
||||||||||||||||||||||
'HustratK! voorpagijaa:
Gevest van de staatsiede]^»* wbwcbm wj
het ambtscö$tuvi» va» de tmi^etneester, "^aker: P. Mansvelt en Zoor. '&*Crav«öha* ge.
|
||||||||||||||||||||||
LOSSE NUMMERS f 7,50
|
||||||||||||||||||||||
426
|
||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
||||||||||||
Leon van Esch, Hindersteinlaan 7
Vleuten Caféstoel, tafelmangel, Duitse pijpe-
kop, divers klein ijzerwerk. Mevrouw E. M. Staal-de Goey, Alen-
veltpark 1, Kamer 36 Vleuten Spinnewiel. E. L. P. van Kippersluis, Blokland 74
Willeskop Twee-paards maaimachine, hooi-
schudder, diverse onderdelen van een houten kar. J. de Bruin, Rijksstraatweg 84 De
Meern De jaarboekjes 1913 - 1983 van het
oudheidkundig genootschap "Niftar- lake" (70 jaargangen!). Reeds lang geleden geschonken, maar door een omissie nog niet vermeld. C. J. Koetsier, Anker 47 Veenendaal
13 Foto's van het onafhankelijkheids- feest te Vleuten in 1913. C. Ekema, Multatulistraat 23 Vleuten
Het boek "Keesie Oranje" door Kees Valkenstein. Th. G. Peek, Zandweg 184 De Meern
Houtschaven. A. H. van den Berg, Spinsterlaan 8
De Meern Rugspuit. J. Mefjaard, Camphuysenstraat 70
Vleuten Familiefoto, boezcmschop, kruiwa-
genwiel. E. A. van Dyk, Talmastraat 7 Maarssen
Een 20-tal oude acten (waaronder perkamenten); de oudste van 1647, de jongste van 1897. Chr. M. Jongerlui, Castellumlaan 3
De Meern, Wringerbok met wringer, wasstam-
per, knopenhaakje, J. Chriitiaanie, Bronkhorstlaan 44
Vleuten. Orgaan van de Historische Krini
Maarssen jaargangen V - XII (1978 - 1985), vier exemplaren "Kijk op Maarssen" (1972, 1974. 1975 en 1978). |
||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen of bruik- lenen aanvaard van: |
Familie Buijs, Rijksstraatweg 11 De
Meern Mangel. A. van der Linden, Mandenmakerslaan
68 De Meern Prof. Dr E. H. ter Kuile: Kastelen en
Adellijke huizen. N. van Engelen, Rijksstraatweg 104 De
Meern Slijpsteen. L. Lemmens, Simplonbaan 220 Utrecht
Onderdeel van een bakkersoven, drie ijzeren wagenwielbanden, deurhang. N.N.
Molleklem. E. van Maanen-Geutselaar, Touwsla-
gerslaan 114 De Meern 44 afleveringen "Onze Gemeente".
J. Wieman, Schoolstraat 29 Vleuten
Invalidewagen. F. G. de Rooy, 't Zand 1 Vleuten
Twee eikehouten schilderijlijsten. A. J. van Zoeren, Stationsstraat 54 Vleu-
ten Stoofpotje van rood aardewerk. J. H. F. de Rooy, Adm. Helfrichstraat
23 De Meern Moderne brievenweger. A. W. van 't Klooster, Hindersteinlaan
97 Vleuten Tomatenhobbcl, pleeplank, pluk-
standaard voor aardbeienbakje. Mevrouw Oskam-Hoogenboezem,
Dorpsstraat 68 Vleuten
Koekjesijzer ca 1900, meelzakje. L. B. de Wit, Stationsstraat 35 Vleuten
Wringerbok. F. J. Scheepens, Den Hamstraat 30
Vleuten Zijn boek Utrechtse Hoveniersge-
slachten (genealogieën van ca 1600 tot 1900). Nlevrouw van KIeinwee<van Dtjssel, Ju-
lianaweg 44 Utrecht
Genealogie Familie van Kleinwee.
J. W. Mandijes, Dorpsstraat 44 Vleuten
Strohaak, oliespuitje, haarhamer, bietenkoppensneller. |
|||||||||||
J. Fokker, Schoolstraat 70 Vleuten
Maandblad Oud-Utrecht jaargangen 1973 t/m 1982. Jaarboeken Oud-Utrecht 1973 t/m
1981. Utrecht in beeld 1979. G. Braat, Louis Pasteurlaan 8 Vleuten
Vijf jaargangen van het "Orgaan van de Bond Heemschut". S. van Bemmel, Woerdlaan 6 De Meern
Wasstamper ("Waschfips"). Zimmerman brillen, Mereveldplein 34
De Meern Knijpbrilletje (pince-nez). E. T. Mélotte-Bos, ten Veldestraat 71
De Meern Kolenkit, benzinetrechter, zinken
wasteil, paar Brabantse klomp- schaatsjes, portret Koninklijke Fa- milie( Koningin Wilhelmina, Prins Hendrik, Prinses Juliana). A. M. A. Schuurs, Pastoor Ohllaan 35
Vleuten Benodigdheden van de "apotheek-
houdend arts": recepteertafel, ba- lans, weegschaal, twee blokken met gewichten (oudste ijk 1896), pillen- planken, vijzel, zalfpot, pillendozen, medicijnflessen, flessen met chemica- liën, waterbadje, infuuspot. Boven- dien: babykruikje, blauw geémail leerde drinkfles, kepie, molleklem. J. S. Schutte, Zandweg 138 De Meern
Van der Aa, Aardrijkskundig woor- denboek der Nederlanden, 14 delen. A. Goudappel, Julianalaan 20 bis Vleu-
ten Nederland in vroeger tijd deel VIII,
IX, X en XI, Utrecht in prent. Foto's van een locomotief en van de stati- onsbouw in Vleuten. F. C. G. M. Besouw, Schoolstraat 55
Vleuten 6 Exemplaren Oude Latijnse woor-
den en uitdrukkingen. K. B. Nanning, Utenhamstraat 15 Vleu-
ten Wit emaille lepelrek, twee recepten-
boekjes. |
||||||||||||
D
|
||||||||||||
427
|
||||||||||||
Speciale uitgave over Kees Valkenstein
|
||||||||||||
Hij was ongetwijfeld een van de markantste bewoners die Vleuten de laatste
100 jaar heeft gehad: Kees Valkenstein. Een veelzijdig kunstenaar, want hij schreef, tekende en schilderde en maakte poppen van bekende dorpsfiguren. Maar hij kwam de Vleutense dorpsgemeenschap binnen als onderwijzer en gaf hij meer dan 20 jaar les op de openbare lagere school. |
mensen hier hangen liefst 'n half dozijn
van die dingen tegelijk voor ieder raam. Da's 'n liefelijk gezicht voor de mensen op straat, en je leeft toch ook voor 'n groot deel van de bewondering der buren. Doch de bewoner voelt zich achter al die voor- hangsels enigszins als iemand, die in 'n nieuwe doodkist verpakt in 'n muffe kelder is neergezet om 'n luchtje te scheppen. De enige zwarigheid voor 'n stadsmens,
die hier en pension z'n zomermaanden zou wensen door te brengen is 't drink- water We hebben voortreffelijk water en plenty. Ik drink zelf nooit water in de Vleutense polder, doch dat is meer een kwestie van smaak. D'r zijn goeie pom- pen hier. De dorpspomp o.a. levert goed- gekeurd water, 't Komt heel diep uit de grond en 't is mooi geel. Die kleur doet 't op in 'n ijzermijn, die we onderweg aan- geboord hebben en 't water is dientenge- volge heel versterkend, maar de meeste mensen hier halen er toch de neus voor op. We voelen niet veel voor versterkende middelen en we drinken toch ook maar liever slootwater. Da's gewoonlijk helder en 't bezorgt bij gelegenheid 'n typheuse aandoening van je buikingewanden, wat natuurlijk minder onaangenaam is, dan iedere dag dat rare gele pompwater te drinken. Met 'n filter was 't helder te maken, doch toen 't gemeentebestuur 'n grote filter naast de pomp geplaatst had, keek geen mens naar dat ding om. 't Is dan ook al lang weer verdwenen. De man die ons gefiltreerd water leert drinken moet nog geboren worden. De particuliere pompen zijn ten dele
uitstekend geschikt om iemand 'n dood- schrik op 't lijf te jagen, zonder dat ie 'n druppel uit zo'n pomp gedronken heeft. Daar is natuurlijk weinig tegen te doen, ik bedoel tegen de slechte kwaliteit van zulk drinkwater. Je huisbaas heeft 'n gaatje in de grond gegraven en daar 'n paar cementringen ingezet. Da's'nput. Water is er altijd genoeg in, je hebt maar even te pompen en je emmer is vol. Soms stinkt het 'n beetje bij wijze van waarschuwing, maar je hebt toch 'npomp in huis en daar mag je blij mee zijn. Als stadsmensen zich in onze polder
komen vestigen, wat 'n enkele maal voor- komt, dan staan ze met z'n allen wan- hopig rondom de eerste emmer water, die ze uit hun pomp gezwengeld hebben. De man wandelt hogelijk verbolgen met 'n glas vol naar z'n huisbaas en verklaart, dat ie 'n huis met zulk water niet bewonen kan. De huisheer zegt: ,,Wat wou u |
|||||||||||
niet zo geliefd was bij de dorpsauto-
riteiten, want die zagen met lede ogen hoe de spot werd gedreven met hun handel en wandel. Ook vandaag de dag zou hij als columnist een gevreesde tegenpartij zijn. Om alvast een voorproefje te geven
publiceren wij hierbij het stukje „Drink- water in de Vleutense polder" dat in augustus 1907 werd gepubliceerd in het Algemeen Handelsblad. Een heerlijk tijdsbeeld, zoals al de andere stukjes die in de speciale uitgave zijn opgenomen. Drinkwater in den Vleutenschen
polder. Stadsmensen, die de Medische Kro-
niek ,,'s Zomers buiten" gelezen hebben en nu van angst niet meer weten waar ze in 't vervolg hun vakanties veilig kunnen doorbrengen, zullen zich voor 't volgende wel interesseren. Onze polder is tot nog toe vrij gebleven
van vakantiemensen, ik bedoel mensen die ,,en pension" gaan d f 3 p.d. en p.p. We hebben geen tuintjes vóór onze huizen met 'n pensionbordje op 'n paaltje aan 't hek. 't Is bij ons nog 't echte maagdelijke platteland. Maar als ze eens beginnen te komen, want het overige gedeelte van ons vaderlandse platteland is nu zowat overal met die paaltjes bespikkeld, dan kunnen de uit hun evenwicht gehaaste stede- lingen gerust gehoor geven aan onze verlokkende pensionbordjes. De Vleu- tense polder is de gezondste streek van onze aardbol. De koeien zijn er vet en de mensen blozend. Ik woon er al langer dan twintig jaar, winter en zomer, en ben zo gezond als 'n vis. M'n kamers zijn zinde- lijk, m'n vensters nacht en dag open. M'n medepolderbewoners, die 'n hekel aan open vensters hebben en toch blozend zijn, hebben me voorspeld, dat ik van- daag of morgen wel sterven zal aan rheumatiek. Ik zal 't maar afwachten: 'n mens moet toch ergens aan dood en bovendien hebben deze profeten mèt hun gesloten vensters geloof ik meer onder- vinding van rheumatiek dan ik. De zon heeft ook altijd vrije toegang bij me. Ik heb 'n hekel aan gordijnen, wat wel een beetje tegen onze poldermode is. De |
||||||||||||
In 1983 besteedden wij in dit blad al
uitgebreid aandacht aan Kees Valken- stein. Een artikel waarop veel reacties kwamen. Hoewel hij in 1952 was overleden bleek menig (oudere) Vleu- tenaar nog levendige herinneringen te hebben aan Kees. Dat ook nu zijn naam velen nog bekend in de oren klinkt komt onder meer doordat de openbare basis- school aan de Pastoor Ohllaan in 1969 naar hem werd vernoemd. In het gemeentearchief bevinden zich
nog vele (papieren) zaken uit de nala- tenschap van de Vleutense onderwijzer zoals foto's, tekeningen en publicaties van zijn hand. Een speciaal onderdeel daarvan kunnen worden genoemd de stukjes die hij als correspondent in de jaren 1906 - 1909 publiceerde in het Algemeen Handelsblad onder de titel „Uit den Vleutenschen Polder". Hierin wordt op heerlijke wijze een brokje geschiedschrijving van het Vleutense dorpsleven uit die jaren weer gegeven. Onderwerpen als het drinkwater in Vleuten, de aanschaf van een nieuwe brandspuit, wonderdokters uit de om- geving, muziek in de Vleutense polder en de benoeming van een vuilnisman in Vleuten (een post die men hem zelf wilde aansmeren) komen daarin op sappige wijze aan de orde. Al geruime tijd leefde bij de histo-
rische vereniging het plan om al deze verhalen eens te bundelen en uit te geven. Dat gaat nu gebeuren. In na- volging van de speciale uitgaven over het l(X)-jarig bestaan van de Willi- brordkerk in Vleuten en over de Oude en de Leidse Rijn die vorig jaar verschenen zal nu in november een „special" uitkomen over Kees Valken- stein. Hierin zijn opgenomen een ver- nieuwde en aangevulde versie van het artikel over zijn leven dat wij in 1983 publiceerden en de verhalen die hij over Vleuten in het Algemeen Handelsblad publiceerde. Een unieke gelegenheid om kennis te maken met het dorpsleven uit die periode gezien door de ogen van een tijdgenoot die hierover met humor kon schrijven. Ook met een scherpe pen en van beide talenten maakte hij regel- matig gebruik. Reden waarom hij vaak |
||||||||||||
428
|
||||||||||||||||||
eigenlijk? U hebt 'n huis gehuurd met
drinkbaar water, 't Ziet er niet mooi uit, doch 't is goedgekeurd'. Dat is het ook. Voor de gezondheid is 't niet schadelijk. Maar 't oog wil ook wat hebben en de naar onze polder verdwaalde stadsbe- woner, gewend aan kristalhelder leiding- water, brengt in godsnaam iedere avond uit de stad, waar ie z'n zaken heeft, 'n paar flessen „leiding" onder z'n arm mee voor z'n vrouw. Ik zal maar niet zeggen van wie deze forens z'n huis huurt, want dan krijg ik 't hele gemeentebestuur aan de hals. Om onze toekomstige zomergasten
tevens op 'n ander punt gerust te stellen, wil ik ook nog even meedelen, dat we tegenwoordig heel nette privaten bouwen zonder ,,bad smells". 't Schikt tenminste nog al. In onze ouwere huizen, er zijn er nog van A. D. 1500, vind je somspleetjes zo leukjes primitief, dat je er haast voor buiten zoudt gaan wonen om die dingen |
||||||||||||||||||
eens te kunnen bestuderen, ofschoon ik
grif toegeef, dat 't geen tijdpassering is voor zomermensen met hygiënische bevliegingen, ,,'t Huisje" (wij noemen zo'n inrichting ,,het huisje", waaruit 'n folklorist zou kunnen afleiden, dat we in oeroude tijden steeds van de blote hemel gebruik gemaakt hebben) op de kant van de wetering met 'n tonnetje door 'n stevig dammetje van 't water afgescheiden ter wille onzer dierbare gezondheid, dat is alles, 'n Eind verder drinken we weer lustigjes weteringwater. Wij zeggen: als water over drie steentjes loopt is 't weer schoon. Zo komt 't ook, dat 'n dooie kat in 't water ons weinig hindert. Als er van ,,hoger hand" geen aanmaning komt, schommelt poes vele dagen op de golven. We verdrinken echter zelden 'n kat vanwege de waterratten. De toekomstige zomergasten behoeven
dus uit onze polder niet weg te blijven om die narigheid met het drinkwater. D'rzijn |
||||||||||||||||||
enkele goeie particuliere pompen en de
publieke watervoorziening uit de Norton is voortreffelijk. Doch als dit voor sommige fijnproevers nog niet voldoende is (je hebt van die kristal-helder-water- zuchtige mensen, dan zit er voor hen niets anders op dan iedere dag even per fiets oj per trein naar de stad te gaan en met 'n liter of wat waterleiding terug te komen. Da's 'n gezonde beweging. In de regel worden stadsmensen, die hun zomer- vakantie buiten doorbrengen, veel te dik en te lui. In verband met de speciale uitgave over
Kees Valkenstein zoeken wij nog foto's waarop hij voorkomt. Mensen die deze hebben en ze ter beschikking willen stellen voor publicatie (uiteraard krijgt u de foto's zo snel mogelijk weer terug!) worden verzocht contact op te nemen met Gerrit Jan Bel, Marketentsterlaan 65, 3454 WP De Meern, tel. 03406 - 63396. |
||||||||||||||||||
Raden maar!
|
||||||||||||||||||
hulster, een wartel, rietdekkersgereed-
schap, gereedschap om netten te boeten, om de manen van een paard te draaien, om te roeren, een spanhaak, een weeg- schaal. Degenen die dachten dat het iets te
maken had met het bundelen van koren- schoven en strobalen of het dicht- binden van zakken, kwamen er heel dicht bij, maar een exacte besschrijving werd gegeven door Th. M. J. van Klein- wee, Brinkstraat 6 te Haarzuilens: om met een ijzerdraad met twee ogen zakken dicht te maken. Informatie leerde ons dat de firma
Endra te Oss destijds een dergelijk apparaat in de handel bracht onder de naam: draaddrilapparaat; het werd ook wel "wurgapparaat" genoemd. Op de markt te De Meern op vrijdag 5
september was ook iets moeilijks te zien (zie foto). Men raadde: gewichten, iets om gewichten te ijken, munten, licht- muntjes, gewichtjes voor bij 't weven, idem voor bij 't vissen, knopen, mallen van knopen, breipenhouders, jojo-spel. |
||||||||||||||||||
Het te raden voorwerp in onze kraam
op de braderie te Vleuten op zaterdag 30 augustus j.1. (zie foto), leverde weer merkwaardige taferelen op. Men vatte het op met een gezicht van "dat heb ik dagelijks in de hand", manipuleerde er wat mee en schreef vervolgens de vreemdste dingen op: de meerderheid van de 55 dapperen dacht dat het iets met de touwmakerij te maken had. Ver- der: draadspanner, apparaat om een koord vast te draaien of om een koord door te trekken voor het vastzetten van een binnenvulling, een soort mixer, om slakken uit de kachel te halen, om een pan boven het vuur te hangen, een |
||||||||||||||||||
belastingpenning, fietsplaatje in de
oorlog (van de steun). Van de 29 "in- schrijvers" hadden er 6 het bij het rechte eind. Het zijn loodjes die vroeger in de zoom van gordijnen, rokken e.d. werden genaaid, om die mooi recht te laten hangen (zgn. zoomloodjes). Deze maal moest de winnaar door loting worden aangewezen: C. M. Oude Wan- sink-Brinkhof, Nijeveltstraat 8 te De Meern. |
||||||||||||||||||
Wij hebben beide prijswinnaars een
verzamelband voor ons tijdschrift toe- gedacht. |
||||||||||||||||||
429
|
||||||||||||||||||
/ /
|
||||||||||||||||||
i I
|
||||||||||||||||||
Een dorpsbewoner vertelt
|
||||||||||||||||||
Willem J.S. Hoogstraten, schilder en kunstschilder, een vaardig verver
met kwast, een kunstenaar nnet penseel. Het eerste was zijn vak en bracht brood op de plank, het tweede zijn hobby..........en in beide heeft hij faam
behaald.
Op de Brink te Haarzuilens aangekomen valt zijn Anton Pieck-achtige
huisje direct in het oog. Geen bel, maar een heuse deurklopper kondigt ons aan. Even later in zijn niet minder sfeervolle huiskamer, hebben wij hem eindelijk aan de praat. Dat heeft geruime tijd geduurd, want hij hield de boot wat af. Na maanden kregen wij groen licht en dag en uur werden bepaald. Nu kunnen wij aan voornoemde vaardigheden, die van causeur toevoegen, want wat kan die man vertellen. |
||||||||||||||||||
door
Monique van Essen |
||||||||||||||||||
gewonnen, zelfs als ik mijn "menner"
moest voortslepen. Ook deden we "petjeballen", een zelf verzonnen spel dat als volgt ging. Wij jongens droegen allemaal een pet. Die petten werden tegen een muurtje aangezet en je moest proberen een tennisbal in één van de petten te rollen. De eigenaar van de pet moest dan een van de andere eigenaren met de bal raken en deze laatste was dan "af.....enz; om de beurt mocht men 'n
poging doen totdat de winnaar over-
bleef. Wij voetbalden met onze klompen
vaak in het grind, waardoor er geregeld klompen sneuvelden. Omdat nieuwe klompen er niet altijd af konden, werd er door onze ouders een metalen krammenbandje omheen gedaan, waar- door de kapotte klomp in model werd gehouden. Het was voor mij niet zo'n probleem, want ik was links en in het klompenrek was altijd voldoende keus in eenzame linker-klompen. Voor de jeugd was het altijd een beetje
feest als er in het dorp iemand trouwde. Na het aantekenen werd er 's avonds voor familie een klein feestje gegeven. We namen karbiedbusjes met water en gingen het huis beschieten. Met een beetje geluk mocht je dan binnen komen om te delen in de feestvreugde. Als het kerkelijk huwelijk had plaatsgevonden, maakten het bruidspaar en familie met paard en wagen en versierde zwepen een rondrit door het dorp. Wij kinderen, vonden dat een prachtig gezicht en wij zorgden er altijd voor op tijd langs de weg te staan, want het pas getrouwde paar strooide bij het langsrijden heer- lijke bruidssuikers. Na schooltijd werd er door de Haarse
jeugd natuurlijk ook gespeeld en kattekwaad uitgehaald, zoals ruiten tikken. In de schoolvakanties probeer- den we een centje bij te verdienen bij de boeren. Vroeger hadden die overwe- |
||||||||||||||||||
gend bouwland, nu allemaal grasland.
Wij moesten dan, met deksels slaand, door het land wandelen om de spreeu- wen te verjagen. Dat noemden we "vinken heuen". Voor het geval het zou gaan regenen, maakten we altijd een hut op die akkers; een paar stokken in de grond, daarover een dak van gevlochten wilgetenen en het geheel afgedekt met riet en lies uit de sloten. En als we tussendoor trek kregen, dan
stalen we een appeltje uit de boom- gaard. Als jongen vond ik het altijd prachtig als het dorstijd was. Dan kwam er een zogenaamde loondorser met een stoommachine om het graan te dorsen. Dat vond ik zo'n indrukwekkende machine. Het kaf van het koren werd gebruikt om beddezakken mee te vullen. Voornamelijk voor kinderbed- jes, want die moesten nog wel eens worden verschoond. We gingen ook vaak vissen, soms al
om 04.00 uur 's-morgens, of wilde eendeëieren zoeken in de knotwilgen in de polder en in het bos van kasteel De Haar. Mans Woudenberg was daar boswachter. Op zondagmorgen hielden we in de gaten wanneer hij naar de kerk ging. Dan konden we zonder betrapt te worden eieren gaan zoeken op de eilandjes in het Haarse bos, tenminste dat dachten we! Lange tijd ging het ook goed, maar op een gegeven moment stond Woudenberg ineens voor ons. Hij kon duidelijk zien dat we her en der in onze kledij eieren hadden verstopt, dus hij vroeg ons of we eieren hadden geraapt. Onschuldig kijkend antwoordden we: "Nee hoor, we hebben niks gevonden". Waarop de boswachter, terwijl hij tegen onze kleding aantikte, zei: "En wat hebben jullie daar dan?" De eieren braken natuurlijk en de smurrie droop langs onze benen. Sindsdien gingen we nog voorzichtiger te werk! |
||||||||||||||||||
Schooltijd
Ja, ik ben geboren en opgegroeid in de
Heggestraat in Haarzuilens, in een gezin met acht jongens, waarvan ik de tweede was. We waren niet al te ruim behuisd. Vader en moeder sliepen in de bedstee. Dat moet achteraf beschouwd vrij krap geweest zijn, want in die bedstee zat nog een plank waarop de po stond en ook hing er de krib waarin de kleinste sliep. Een deel van de kinderen sliep in de opkamer en de rest boven op zolder. Ik doorliep de lagere school op de
Haar. In de eerste en tweede klas kreeg ik les van juffrouw Leentje Brauw, waarvan ik, omdat ik graag viste een driehaak kreeg. Zij liet mij wel eens nablijven, als ik onder de lessen bijvoorbeeld had zitten praten. Dat vond ik natuurlijk erg vervelend, dus zodra zij haar hielen had gelicht, klom ik via het wc-raampje naar buiten, op de pomp en nam de benen. Dat ging een paar keer goed, maar later bleef zij me nauwlettend "bewaken". In de derde en vierde klas had ik juffrouw Anna van Eijk, waaraan ik eigenlijk geen speciale herinneringen heb. Het hoofd van de school was meester Tennissen en met hem kon ik het goed vinden. Dat was de vader van Piet, Theo, Wout, Jan en Harry, die later als missionaris in Brazilië is terechtgekomen. Met Piet zat ik in de voetbalclub en Wout zat bij mij in de klas. Op het schoolplein deden we spelletjes
als voetbal, knikkeren, tollen, hoepelen, touwtje springen en paardje spelen. Bij dit laatste spel maakten we een tuig van touw en we hadden een houten bit in de mond. De boerenjongens brachten appels en peren mee, om als prijs uit te reiken aan de kinderen, die "als paard" het hardst of het mooist liepen. Kennelijk was ik een goed "paard", Want diverse keren heb ik zo'n prijs |
||||||||||||||||||
430
|
|||||||||||
opgeladen. Thuis werd het hout vervol-
gens op stookformaat gezaagd. Door deze sprokkeltochten raakte ik aardig thuis in dat bos. Er stond geen boom of ik kende hem: zo wist ik precies waarde tamme kastanjes, de hazelnootbomen, etc. stonden. Wilde boskip
Tijdens één van die sprokkeltochten
was ik samen met Cees Oostrom. We zullen zo'n jaar of acht geweest zijn, denk ik. In het bos, bij het rode hek bij de Wel, hoorden we een hoop lawaai. We zagen een kip, die bekneld zat tussen het hout en het beestje liet duidelijk horen dat het hem daar niet beviel. Al gauw kwamen we tot de conclusie dat dit een gevaarlijke, wilde boskip was. Het angstzweet brak ons uit. Nu schaam ik me diep, want we hebben met een stuk hout net zolang op de boskip geslagen tot hij morsdood was. Achter- af bleek het natuurlijk een "gewone huiskip" van Hannes Scheepens, die destijds aan de Wel woonde. Op zondag werd twee keer de kerk
|
|||||||||||
bezocht, 's-morgens naar de mis en 's-
middags om 16.00 uur naar het lof. De kerstdagen, in ieder gezin altijd drukke dagen, waren bij ons thuis extra feestelijk, want op 23 december was mijn, helaas overleden, broer Gerard jarig, op de 24e m'n moeder en op de 26e ikzelf. Op moeders verjaardag werd 's-avonds gekaart tot het tijd was om naar de nachtmis te gaan. Die begon om 4.00 uur en weer of geen weer, om 3.30 uur gingen we altijd lopend via het Haarpad naar de kerk in Vleuten. Op zondagmorgen ging moeder na de
kerk, altijd koffiedrinken bij Lubach de kruidenier in Vleuten en nam dan wat boodschappen mee, of bij mevrouw Batenburg aan het Haarpad. Ik mocht dan vaak met haar mee. Moeder zei altijd dat ik een meisje had moeten zijn. Ik moest dan ook vaak de vloer vegen met stoffer en blik, stoffen en de vloer dweilen (ik was vroeg geëmancipeerd!) Wij moesten thuis, met zo'n groot gezin, natuurlijk allemaal wel een handje meehelpen. Zo moesten mijn broer Toon en ik een keer de kachel |
|||||||||||
Hout sprokkelen
Na schooltijd moesten we ook vaak
hout sprokkelen in het Haarse bos. Hout stoken was namelijk goedkoper dan kolen. Van de rentmeester, de heer De Greef (na zijn overlijden opgevolgd door zijn dochter Tonia), hadden we speciale permissie om het dode hout uit het bos te halen. Wij waren niet de eni- gen die dat deden, dus kwam het wel eens voor, dat er een "gevecht" ont- stond om een mooi stukje hout. We sprokkelden het hout wat op de grond lag en haalden de dode takken uit de bo- men. Dat deden we met een stuk touw met aan het uiteinde een blok hout. Dat werd om de dode tak geslingerd en dan kon je die eruit trekken. Alles werd op een kruiwagen geladen en zodra die vol was gingen we naar huis. Dan moesten we door het kleine toegangshek van het kasteel, want het grote was voor ons altijd op slot. Om door dat kleine hek te kunnen moest de kruiwagen eerst worden geleegd, dan ermee door het hek en aan de andere kant weer worden |
|||||||||||
De Ambachtsschool te Utrecht in de Schoolstraat. Links op de foto de schilderleraar Antoon Meeuwissen, die later directeur werd van de
R.K. Avondvakschool aan de Herenweg te Utrecht. Willem heeft een zgn. "daskwast" in de hand. Foto uit 1926. |
|||||||||||
431
|
|||||||||||
was hij verzekerd van een bekwaam
opvolger in de zaak. Dat was een door- slaggevend argument en zo kwam het dat ik in het nieuwe schooljaar, weliswaar met tegenzin toch weer in de schoolbanken zat. Later ben ik vader natuurlijk dankbaar geweest, dat hij me heeft laten doorleren. Ik behaalde het diploma; dezelfde
meester Meeuwessen adviseerde me toen naar de avondvakschool te gaan, en zo geschiedde. Overdag werkte ik bij mijn vader tot 18.00 uur (op zaterdag tot 13.00 uur) en reed vervolgens op de inmiddels aangeschafte fiets naar de Herenweg in Utrecht, waar de lessen om 18.45 uur begonnen. Dat was altijd een race tegen de klok, want je hoorde op tijd in de klas te zitten. Boven de schooldeur stond immers: "Op tijd zijn is uw eerste plicht". Later, toen deze tekst door de tand des tijds was vervaagd, heb ik die opnieuw boven de schooldeur moeten aanbrengen. Na het behalen van dit diploma heb ik nog een tweejarige vervolgcursus gedaan, waar ik veel heb geleerd over hout, marmer, materiaalkennis, stijl- en ornamentleer |
|||||||||||
ouders besloten mij ter overbrugging
van die twee jaar naar de (driejarige) ambachtsschool in Utrecht te sturen. Die dagen zagen er als volgt uit: om 7.30 uur vanuit Haarzuilens lopend naar Vleuten en met de trein naar Utrecht. Vanaf station Utrecht ± 20 minuten lopen naar school. De school ging uit om 17.00 uur, de trein vanaf Utrecht vertrok om 18.00 uur, dus rond 18.45 uur kwam ik pas weer thuis. In de schoolvakanties werkte ik al bij
vader in de zaak en dat beviel vader goed, er moesten tenslotte 8 kinder- mondjes worden gevuld. Dus zodra ik 14 jaar werd moest ik van school af om te gaan werken. Vader schreef netjes een brief aan de direkteur van de ambachts- school met daarin vermeld de reden waarom ik van school werd gehaald. Twee dagen later zocht m'n leraar schilderen, meester Meeuwessen, mijn vader op, die juist aan het werk was bij Thomas van Leeuwen (nu De Vier Balken). Thomas gaf ze allebei een borreltje en meester Meeuwessen pro- beerde vader ervan te overtuigen dat hij mij verder moest laten Ieren, want dan |
|||||||||||
aanmaken. We dachten dat hij uit was,
dus gooiden er wat petroleum op. Een oorverdovende knal volgde en de ravage van roet etc. was niet te overzien. Vier generaties schilder.........
M'n vader was als schildersknecht
begonnen bij een baas in Utrecht en startte in 1923 voor zichzelf. Ons oude schuurtje van ± 3 x 3 m, werd ingericht als werkplaats. De helft van het schuurtje was ingeruimd als varkens- stal. Daarin werden twee varkens gehouden, één voor de verkoop en één voor eigen consumptie. Boven het varkensgedeelte was de opslagruimte voor stro, verfpotten etc, de rest van de ruimte was voor hout, turven, kolen en de fiets van vader. Voordat ik als schilder bij mijn vader in het bedrijf kon gaan werken, moest er natuurlijk eerst wat geleerd worden. Een vak leren
Ik kwam van de lagere school toen ik
12 jaar was en was nog te jong om te mogen gaan werken. Je kreeg pas een arbeidskaart als je 14 jaar was. Mijn |
|||||||||||
W^iff*:jA»»:T*&iBÏ'*i«^*«»;A4'ïwtó^ ."^^
|
|||||||||||
De familie Hoogstraten-Kragten bij gelegenheid van het huwelijk van de oudste zoon Jan. Deze trouwde op 31-05-1938 te Harmelen met Cathrien
Ekelschot, wier vader eigenaar was van café "Kortjak"; zijn naam is te lezen, naast de voordeur, onder "Verlof A". Van links naar rechts: Cor (Cornelis Gerardus), Joost (Joseph), Gerard (Gerrit Johannes), vader Lucas Hoogstraten, Willem (Wilhelmus 'lohannes Stephanus), Lucas (Lucas Johannes), de bruidegom Jan (Johannes Wilhelmus), moeder Cornelia Hoogstraten-Kragten, Joop (Johannes) en Toon (Antonius). |
|||||||||||
432
|
||||||||||
etc. Dat kwam later maar wat goed van
pas. Mijn leraar gaf me daarna het advies om naar de HTS in Delft te gaan voor een opleiding tot leraar. Ik was blij dat hij kennelijk zoveel in me zag, maar ik had een te grote liefde voor het vak om met de praktijk te stoppen. Boven- dien werd er ook toen al zoveel rottig- heid door de leerlingen uigehaald, dat ik mijzelf niet voor de klas zag staan! Eindelijk echt aan het werk
Met al die diploma's op zak kon ik
eindelijk echt aan de slag. Het bedrijf was inmiddels met een grotere werk- plaats met winkel uitgebreid en ook mijn broers Toon, Joost en Geert werkten er als schilder. Mijn vader was toch wel blij dat hij mij had laten door- leren, want nu kon ik de moeilijke klusjes, waar hij te weinig kennis voor had, voor hem doen. Vader overleed in 1952, bijna 68 jaar oud en de zaak werd onder moeders naam voortgezet door mijn broer Toon en mijzelf. Mijn broer Joost bleef bij ons werken
en mijn jongste broer Geert ging naar de politie in Wateringen. Eigenlijk was hij daarvoor volgens de norm 1 cm te klein, maar door de relaties die hij had opgebouwd tijdens zijn werkzaamhe- den bij de ondergrondse, werd hij toch aangenomen. Mijn oudste broer Jan was als timmerman opgeleid door Eef Baars, aannemer in ons dorp. Uit liefde voor het vak en wetend dat niet iedereen een vakopleiding kon betalen, gaf hij vele jongens uit het dorp jarenlang gratis les in bouwkundig tekenen. Ik bleef ook na het overlijden van
mijn vader, op papier althans als knecht bij mijn moeder in dienst. Dat was beter dan de zaak van haar overnemen en zelfstandig voort te zetten, want mijn vrouw was invalide geworden en als zelfstandige kon ik voor haar geen ver- zekering afsluiten. Loon-classificatie
In de naoorlogse jaren bestond de
zogenaamde loon-classificatie van de vakbonden. De klassebepaling ge- schiedde aan de hand van het aantal inwoners. Zo was Haarzuilens 4e klasse tot aan de Vleutense Wetering en 2e klasse aan de andere kant van de Wete- ring. Utrecht was Ie klasse. Men rede- neerde zo, dat mensen die werkten in zo'n klein 4e klasse dorp, niet in de verleiding kwamen naar een bioscoop of kroeg te gaan en bovendien wel een volkstuintje zouden bezitten, waardoor ze minder geld uitgaven en dus ook minder geld nodig hadden. Het was daardoor soms moeilijk het personeel tevreden te houden, want in een dorp verderop konden ze vaak meer ver- |
||||||||||
Woonhuis, voorheen smederij, daterend uit 1896, van Willem J. S. Hoogstraten, Brink 12 te
Haarzuilens. |
||||||||||
Getrouwd
In mijn huis was vroeger de smederij
van Staal gevestigd. Deze laatste zette zijn woonhuis met bedrijfsruimte te koop, bij gebrek aan opvolging. Van Dijk, smid in Vleuten, was waarschijn- lijk bang dat het verkocht zou worden aan een nieuwe concurrent en besloot het hele pand te kopen. Hij verkocht vervolgens het woonhuis aan Rijntjes en de smederij liet hij ombouwen tot woon- huis. Smid Van Dijk was tevreden, hij was er nu van verzekerd, dat hij bij- voorbeeld voor het kasteel het smeed- werk mocht doen. Als de baron naar Nederland kwam, bracht hij meestal een stuk of twintig paarden mee. Die kwamen per trein vanuit Parijs en moesten in Haarzuilens dan beslagen worden. Nadat de smederij was verbouwd tot
woonruimte, werd die ons te huur aangeboden. Nu konden mijn verloofde Martina van Eijk en ik een trouwdatum vaststellen. Nee, over mijn ontmoeting met haar kan ik geen spannend verhaal vertellen, ik kende haar al van de lagere school. Mijn vrouw had tot ons trouwen gewerkt bij kruidenier Tinus van Eijk (later de zaak van mevrouw Van Zijl, beter bekend als "tante Sien"). De zaak was gevestigd in het pand "Onder de groene linden" (nu antiquair). Daarbij had ze natuurlijk veel contact met andere mensen. Ze ging ook met de pak de weg op, toen Van Eijk dat zelf niet meer kon. En die contacten zou ze natuurlijk wel gaan missen. Daarom besloten we zelf een kruidenierszaakje aan huis te beginnen. |
||||||||||
dienen. Stiekem extra betalen was bijna
onmogelijk, want de controles waren nog streng ook. Waar ons schildersbedrijf zoal aan het
werk is geweest? Tja, dat is nogal wat. Monumentenzorg bijvoorbeeld was een geregeld terugkerende klant, ook nu nog. Wij hebben in Utrecht bijvoor- beeld gewerkt aan de restauratie van de Jacobikerk, Janskerk, Buurkerk en Pieterskerk. In Naarden aan de Vitus- kerk en in Haarlem in de St. Bavo. Mijn zoon is nu bezig in de Domkerk. Ook bij de restauratie van de Utrechtse grachten en werfkelders zijn wij aktief geweest. Monumentenzorg als opdrachtgever hadden we te danken aan ons werk voor het kasteel. Daar werden eens alle electrische leidingen afgekeurd, dus dat moest gerenoveerd worden. Een hele klus, want na het wegwerken van de nieuwe bedradingen, moesten de muren weer netjes worden afgewerkt. Eerst moesten er sjablonen worden gemaakt om de oorspronkelijke motieven te kunnen aanbrengen, alvorens we het konden schilderen. In 1978 nam mijn zoon Lucas de zaak
over en zette deze om in L. Hoogstraten Schildersbedrijf B.V. te Haarzuilens en het bedrijf groeit nog steeds. Het voort- bestaan van het bedrijf is ook gewaar- borgd, want mijn kleinzoons Wim en Paul zijn beiden met lof geslaagd voor het examen meesterschilder. Daarmee zijn zij de vierde generatie die met hart en ziel voor het schildersvak heeft gekozen. Ik kan wel zeggen, dat ik trots ben op het resultaat wat met generaties lang hard werken is bereikt. |
||||||||||
433
|
|||||||||
zaak hadden. Ook nu nog houdt het be-
drijf van mijn zoon het kasteel goed in de verf. Eén klusje daar is me altijd bijgebleven. In de kapel is een graf- kelder met gewelven. Wij hadden van de baron opdracht gekregen één proef- gewelf te schilderen met bloemmotie- ven, bladgoud, etc. Een ontiegelijk karwei. En hij wilde zo snel mogelijk het resultaat zien. Dag en nacht hebben we daaraan gewerkt, onze "hele ziel en zaligheid" erin gelegd. Toen kwam de baron met een bevriende leverancier van glas in lood ramen een kijkje nemen en deze vond de drukke motieven niet passen bij de sfeer van een grafkelder. Daar moest de baron (en wij ook hoor) hem wel gelijk in geven en hij gaf opdracht er maar de witkwast overheen te halen! Vreselijk vond ik dat. Mijn enige troost is nog dat het, misschien over een eeuw, bij een restauratie, als "ontdekking" onder de kalklaag van- daan zal komen. "Naar de pomp lopen"
Het grasveld rond de waterpomp op
de Brink, was vroeger slechts kale veen- grond. Er stonden vele grote iepen, die door de voetballende jeugd als doel- palen werden gebruikt. De bevolking, nog verstoken van electriciteit en water- leiding, was voor de watervoorziening aangewezen op de rood-wit geschilder- de gietijzeren pomp, waarmee het water uit de daaronder gelegen wel werd ge- pompt. Deze pomp was hét ontmoe- tingspunt in het dorp, waar de laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en af- spraakjes werden gemaakt. Het kwam wel voor dat een volle emmer thuis werd leeggegooid, om een reden te hebben "naar de pomp te lopen". Voor de verlichting waren we aangewezen op pe- troleumlampen. Rond de Brink stonden vier petroleum-lantarens, met rode en groene ruitjes. Deze werden 's-avonds ontstoken door Willem Tienhoven en later door Cees Mandjes. Zij beschik- ten daarvoor over een fiets met daar- achter een karretje met ladder. Met de komst van de electriciteit kwamen er modernere en vooral méér lantaren- palen. Ik ben blij, dat die sinds kort weer zijn vervangen door, weliswaar elec- trische, maar voor het oog tenminste oude, sfeervolle lantarenpalen. Nieuwe Haarse kleuren
Dat de meeste toeristen het dorp zo
ontzettend mooi vinden, daar ben ik persoonlijk ook een beetje trots op. Waarom? Dat zal ik uitleggen. Onge- veer tweederde van de huizen in Haar- zuilens is eigendom van het kasteel en destijds was de rentmeester, juffrouw De Greef, belast met het laten uitvoeren |
van het nodige onderhoud. De deuren
van de huizen waren roodbruin ge- schilderd, de kozijnen donkerbruin met groen en de ramen roodbruin. Ik vond dat als schilder zo'n armoedige kleuren- combinatie, dat ik aan juffrouw De Greef ben gaan vragen of ik ons huis naar eigen inzicht mocht opschilderen. Dat zou immers een goede reclame zijn voor mijn schildersbedrijf. Ik kreeg toestemming, onder voorwaarde dat ik het zelf zou betalen. Ons huis was klaar en ik maakte een afspraak met juffrouw De Greef om naar het resultaat te komen kijken. Zij was helemaal enthou- siast en gaf direct opdracht om alle kasteelhuizen in diezelfde kleuren te schilderen. Dat was niet mijn opzet geweest, maar mooi meegenomen. De winst was net groot genoeg om de kosten van ons eigen huis eruit te halen. Het onderhoud van de kasteel- huizen is nu nog in handen van de rentmeester. De baron is daarvoor, samen met andere grootgrondbezitters, aangesloten bij het Schoutenhuis, waar deskundigen werken. In de huidige huurcontracten is nog steeds een clausule opgenomen, waarin staat dat de huizen uitsluitend in die kleuren geschilderd mogen worden, die ik destijds heb uitgezocht. Dat ik op die wijze een bijdrage heb kunnen leveren aan ons dorp, daar ben ik best een beetje trots op. De Haarse Kermis
Sinds 1898 (!) vindt iedere derde
maandag en dinsdag in september de beroemde Haarse Kermis plaats. Het was altijd de één na laatste, want het seizoen eindigde met de kermis van Vinkeveen. Al snel was de Haarse Ker- mis wijd en zijd bekend. Men kwam van heinde en ver om aan dit feest deel te nemen. Iedereen spaarde het hele jaar, om van dit Haarse feest optimaal te kunnen genieten, want naast de dans- avonden, die twee keer per jaar werden georganiseerd, hadden we niet veel anders om echt naar toe te leven. De boerenknechts en- meiden, kregen voor de kermis vaak een voorschot op hun eens per jaar uit te betalen loon. Tijdens de beide kermisdagen kon er tegen betaling van f 1,~ gedanst worden in de uitspanningen van "In 't Wapen van Haarzuilens" en "Zomerlust" (thans De Vier Balken), traditioneel op de muziek van een accordeonist en "De Veermannen", een Utrechtse stads- kapel. Zij speelden om beurten de ene avond in "In 't Wapen" en de andere avond in "Zomerlust". De uitspannin- gen werden bij die gelegenheid door de tuinmannen van het kasteel versierd met sparretakken en gekleurde dahlia's. |
||||||||
Kruidenierszaak
De ruimte, die we voor de winkel
beschikbaar hadden was niet groot, maar toch wilden we graag een etalage hebben. Daarom hebben we toen de kleine, vierkante ruitjes aan de onder- zijde van de ramen vervangen door één grote ruit. Mijn vrouw runde de winkel grotendeels en ik schilderde gewoon bij vader verder. Eigenlijk was het ook wel nodig om allebei te werken, want ik ver- diende als schilder maar f 12,-- in de week (f 3,~ per dag). Op maandag schil- derde ik niet, dan was ik kruidenier. Maandag was de dag van "horen en thuisbezorgen". Ik bracht boekjes rond bij onze klanten in Haarzuilens en omgeving, die opschreven wat ze nodig hadden. Tussen het "horen" door, bracht ik wat boekjes terug bij mijn vrouw, die dan vast de boodschappen klaarmaakte voor het thuisbezorgen. Verder hielp ik in de winkel mee op vrijdag en zaterdag. Al met al een druk bestaan, zeker voor mijn vrouw, die ook voor de kinderen moest zorgen. In de oorlog kwam daar nog het plakken van de bonnen bij, die op maandag naar het distributiekantoor in Vleuten moesten worden gebracht. Maar je zag veel men- sen, je kletste eens wat; het was toch wel een gezellige tijd. Na ± 10 kruideniers- jaren zijn we kort na de oorlog gestopt. Ik had er liever al eerder mee opgehouden, want mijn hart ging uit naar het schildersvak, terwijl nu flink wat van mijn tijd werd opgeslokt door de winkel. Bewust echter zijn we niet tijdens de oorlog gestopt, want met de winkel beschikten we tenminste over gewilde ruilgoederen, waardoor mijn gezin (vijf dochters en twee zoons) geen echte honger heeft hoeven lijden. Kasteel De Haar
Een groot deel van de toenmalige be-
volking van Haarzuilens verdiende zijn brood bij het kasteel. In de tuin en kwekerij van het kasteel, werkten zo'n man of 20, onder leiding van de heer Voortman. Deze zat ook in de gemeen- teraad. In de kasteeltuin stond een grote schuur. Als je wilde weten of het goed of slecht weer was, kon je net zo goed die schuur in de gaten houden, want bij goed weer was er niemand en bij slecht weer was iedereen daarbinnen, bijvoor- beeld hout aan 't zagen. Er werden destijds bloemen, druiven, etc. ge- kweekt en die produkten gingen ook naar de veiling. De kwekerij is er nog, maar wordt nu verpacht. Ook wij mochten onze diensten aan
het kasteel verlenen. Sinds 1923, toen vader voor zichzelf begon als schilder en later in de jaren dat we de kruideniers- |
|||||||||
434
|
||||||||||
De "Veermannen-traditie" eindigde in
1985, vanwege de ouderdom van diverse muzikanten. De kermis werd altijd feestelijk
geopend 's-morgens om 10.00 uur, met een rondgang van B&W, met een muziekkorps en daarachter een grote stoet kinderen. Na de opening werden de schoolkinderen door Jan Uiterwaal (boerderij Rijndijk) getracteerd op chocolademelk (wèl zelf beker mee- nemen!), waarbij het "lang-zal-ze- leven" werd gezongen. Na de opening druppelde iedereen de kroeg in. Een mooie gelegenheid voor de bewoners van Haarzuilens om wat informele gesprekken met B&W aan te knopen. Zo is in 1985 ook de aktiegroep *^Paal" opgericht, die er uiteindelijk voor ge- zorgd heeft dat rond de Brink nieuwe, bij de sfeer van het dorp passende lantarenpalen werden geplaatst. Ook ik mag mij nu eigenaar noemen van een met familienaam gegraveerde pracht- paal. Het kermiscomité
Van 1927 tot 1983 heb ik deel
uitgemaakt van het Kermiscomité. De kermisexploitanten werden door mid- del van een advertentie in hun vakblad uitgenodigd in te schrijven voor een standplaats op de kermis. Geregeld terugkerende attracties waren de zweef- molen, luchtschommel, schiettent, ge- bakkraam, hoeplatent (ringwerpen) en cake-walk. Dat vond plaats op de toe- gangslaan naar het kasteel. De exploi- tanten kwamen met paard en wagen. Op de Brink was toen nog geen gras, alleen kale veengrond. Na afloop van de kermis was de Brink dan ook vaak veranderd in één grote modderpoel, waardoor het een zwaar karwei was met paard en wagen weer weg te komen. Naast de speciale kinderspelen, orga-
niseerde het Kermiscomité ook ringste- ken per tilbury, hardrijden op onge- zadelde paarden en schoonrijden te paard. Een herinnering aan het ring- steken: iedere deelnemer mocht drie keer een poging wagen de ring aan de pen te steken, en wie aan de beurt was werd omgeroepen. Grote hilariteit ont- stond eens toen de omgeroepen Jaap Sprong en Annie Versteeg niet kwamen opdagen en in geen velden of wegen waren te bekennen. Nu nog vraagt men zich in brede kring af, waar dit tweetal zich toen bevond! (Voor de nieuws- gierigen: het duo is nog steeds gelukkig getrouwd!). In de loop van de jaren zijn oudere
bestuursleden vervangen door jongere maar net zo aktieve mensen, met nieuwere ideëen, die ervoor zorgen dat de feestprogramma's met de tijd blijven |
||||||||||
Op dinsdagavond 24-10-1972 kreeg Willem J.S. Hoogstraten de eremedaille, verbonden aan
de Orde van Oranje-Nassau, in zilver, opgespeld door burgemeester J.H. van der Heide. |
||||||||||
straalpijpen, een haspel met twee
slangen en het opzetstuk voor aanslui- ting op de waterleiding. Het ergste waren altijd brandende hooibergen. Als een boer het vermoeden had dat de berg hooi aan het broeien was, kon hij de Onderlinge Brandverzekering bellen, die stuurden dan iemand met een peil- ijzer. Dat was een metalen staaf van ± 1 1/2 meter lengte, met aan het uiteinde een thermometer. Als de temperatuur dan te hoog was opgelo- pen, moest het hooi onder toezicht van de brandweer er worden uitgehaald. Gedurende ongeveer 15 jaar ben ik ook nog werkzaam geweest bij de brand- verzekering als bestuurslid en taxateur. Toen ik in 1972 40 jaar lid van de brandweer was, ontving ik uit handen van burgemeester Van der Heide de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau in zilver. Een mooi moment om als brandweerman afscheid te nemen. IJsclub De Haar
In mijn jongere jaren was ik vrij actief
in de vele verenigingen die het dorp rijk was. Zo hadden we een ijsclub, waarvan het bestuur in mijn tijd bestond uit: Jo Versteeg, Henk de Greef, Hannes Vulto, Leen Broekhuyzen en Herman van Rooijen. 's-Winters, na voldoende vorst, kon er worden geschaatst op de kruisvijver in de kasteeltuin, onder het toeziend oog van de gebeeldhouwde Adam & Eva. Tegen betaling van ± f 0,50 aan Mans Woudenberg, kreeg je een dagkaartje voor de ijsbaan. Uit de verre omtrek kwamen jong en oud er |
||||||||||
meegaan. Het was en is een jaarlijks
terugkerend feest voor de bevolking van Haarzuilens en wijde omgeving, waar- van iedereen geniet, van groot tot klein, van hoog tot laag. Van één van de kermissen herinner ik
mij nog een motorrijder, die in een stalen ton rondreed. Op een gegeven moment kwam de motorrijder te vallen en de motor vloog in brand. Reden voor de brandweer om met de brandweerfiets uit te rukken. Deze keer reed ik op de fiets. In vliegende vaart kwam ik de Brink oprijden en remde (te) krachtig af bij de plaats des onheus, waardoor ik tot grote hilariteit van de omstanders, met fiets en al in de heg terecht kwam. Brandweer
Met dit verhaal komen we bij het
Haarse brandweerkorps terecht, dat in de tijd dat ik ondercommandant was, bestond uit Co v.d. Berg (comman- dant), Teunis en Gert Veenbrink (Ie spuitgasten), Herman van Rooijen, Gert Versteeg, Jan v.d. Meer, Jaap Dijkers en Jan Bogaard. Zo'n vier keer per jaar moest er een oefening worden gehouden. Die stond dan onder leiding van Jo Versteeg, Gemeente-secretaris. Van hem kregen we een vergoeding van f 0,75 koffiegeld, wat we vervolgens aan een borrel besteedden. Zodra er een brand uitbrak, werd direct de brand- weer van Vleuten gewaarschuwd en rukten wij uit om vast met het bluswerk te beginnen. Wij beschikten toen over een kar, die
achter een fiets gehangen moest wor- den. Daarop zat een bel, een houweel. |
||||||||||
435
|
||||||||||
er over en weer vaak flink gescholden.
Gelukkig bleef het meestal daarbij en liep het zelden uit de hand. Wij van de Haar hadden het altijd over de "Vleu- tense bottenkluivers", maar je moet me niet vragen waarom. Zij hadden over ons zelfs een heel rijmpje: "Haarse poepers kunnen niet bijten, kunnen niet schijten, kunnen nog niet eens olie- bollen bijten". Je begrijpt, dat de voet- balwedstrijden tussen de "Vleutense bottenkluivers" en de "Haarse poe- pers", bij voorbaat al bijzonder span- nend waren. Eén wedstrijd is mij altijd bijgebleven. Die hebben wij namelijk gewonnen, ondanks dat Thijs van Dijk uitviel. In het heetst van de strijd brak hij namelijk zijn arm. Pastoor Ohl
Op één van de twee jaarlijkse dans-
avonden in Haarzuilens, hadden we met twee muzikanten Bart Monnée en Wim Cornelissen (van de latere Utrechtse dansschool) afgesproken een wedstijd te spelen tussen het team van De Haar en het "Muzikanten-team". Nu mocht er op zondagen pas na 12.00 uur gevoet- bald worden, i.v.m. het "verplichte" kerkbezoek. De meeste muzikanten echter moesten op zondagmiddagen werken. Daarom werd uit pure nood- zaak een afspraak gemaakt voor een zondagochtend, 10.00 uur. Inzet: twee vaatjes bier. De wedstrijd werd gespeeld en gewonnen door de muzikanten. Een zeer geslaagde sportieve ontmoeting, die jammer genoeg ter ore was gekomen van de Vleutense Pastoor Ohl. Dat bleek de eerstvolgende zondag, toen we in de kerk zaten. Aan het slot van zijn preek wees Pastoor Ohl de aanwezigen er nog eens nadrukkelijk op dat dergelijke festiviteiten pas na 12.00 uur mochten plaatsvinden. Hij eindigde op kwade toon met: " ... en waar werd om gestreden? ... Om twee vaatjes bier!!!... In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, Amen!" Toneelvereniging "Ons genoegen"
Dat Pastoor Ohl een invloedrijk man
was, blijkt ook uit het volgende verhaal. Ik ben gedurende ± 25 jaar lid geweest van de Vleutense herentoneelvereniging "Ons genoegen", waarvan 10 jaar als voorzitter. Leden waren o.a. Meester Staal, Ries van Dijk en Wout van Gies- bergen (alledrie regie). Hannes, Ries en Co v.d. Bilt, Henk de Rooij, Tinus Telkamp, Tinus Versteeg, Nico Boeijen, Toon Brandsen, Hannes Spithoven (penningmeester). Toon Berkensteijn, Gert v.d. Tempel, Hannes Verhoef, Henk Brouwer. De verlichting werd verzorgd door Cees Mandjes, later door Jo Schipperijn. De generale repetities en |
||||||||||
Een andere Vleutense ster en één van
de trouwste bezoekers was mevrouw Verder, echtgenote van de toenmalige burgemeester van Vleuten en Haar- zuilens. Menig maal nodigde zij goed schaatsende jongemannen uit een baan- tje met haar te zwieren! De ijsclub De Haar bestaat nog steeds en organiseert als de weergoden dat toelaten nog ieder jaar een schaatsfestijn bij het kasteel. "Vleutense bottenkluivers" contra
"Haarse poepers" In onze kleine gemeenschap beschik-
ten we niet over een officieel voetbal- veld. Voor dit doel stelde Arie Versteeg een stuk van zijn land beschikbaar, bij de hooibergen. Een uur van tevoren moesten dan wel eerst de koeievlaaien worden opgeruimd. Hoewel we geen officiële club waren en ook geen compe- titie speelden, werden er wel eens wedstrijden georganiseerd, o.a. tegen de verenigingen Roda uit Harmeien en PVM uit Maarssen. Verder herinner ik mij een wedstrijd tegen een team uit Woerden, dat zich "De wilde bokken" noemde. Zoals de naam van die club al doet vermoeden, is dat een flinke harde wedstrijd geworden, die werd gewonnen door ons team. Er heeft altijd een soort rivaliteit
bestaan tussen Vleuten en Haarzuilens. In mijn kinderjaren bijvoorbeeld werd |
||||||||||
om te schaatsen. Er werden ook wed-
strijden gehouden, in hardrijden, maar vooral in schoonrijden. O.a. tante Sien (van Zijl) en Henk de Greef uit Zeist, waren hierin zeer bedreven. Ook de lagere-school-kinderen hadden hier jaarlijks hun wedstrijden. Het ijs werd schoongeveegd door de baanvegers, Toon de Klein, Hein Sprang en Janus Glissenaar. Als dank voor hun gratis inzet, kregen ze van de schaatsers klein- geld toegestopt. Er waren echter mensen die, zelfs na wat hinten, nog geen "blijk van waardering" toonden. Dan werd er tijdens het vegen geroepen: "denk om de baanveger" en prompt gebeurde het dan, dat deze "ondank- baren" met hun schaatsen "per onge- luk" achter de brede bezems bleven hangen, met alle gevolgen van dien. De inwendige mens kon worden
verzorgd bij de koek en zopie-tent van Thomas van Leeuwen en Gert Versteeg. Alcohol mocht niet worden verkocht, maar was wel verkrijgbaar voor die- genen die de code kenden. Bestelde iemand "cats-cats", kwam er prompt van onder de toonbank een borreltje te- voorschijn. Ware kunstenaars op de schaats waren de gebrs. Geert en Jan Geelen uit Vleuten. Geert was een expert in het schaatsen van een pirouette en Jan presteerde het om op stelten rond te rijden. |
||||||||||
De voetbalclub "de Haar".
Staand van links naar rechts: meester Witmer (scheidsrechter), Tinus Versteeg (van Tinus),
Tinus Versteeg (van Arie), Ries van de Tempel, Nic. Borst, Herman van de Tempel, Willem
Hoogstraten.
Zittend van links naar rechts: Cor van den Bos (rietdekker), Jo Versteeg (gemeentesecretaris),
Arie van de Tempel, Hein Versteeg. Foto ca 1950.
|
||||||||||
436
|
|||||||||||
heb ik nog wel vaker wat meegemaakt.
Op een avond zouden we gaan vissen. Daarvoor moesten we weleens over een sloot springen. Bij brede sloten, klom- men we zo mogelijk in een knotwilg, die scheef over het water hing, zodat de sprongafstand wat kleiner was. Of we zochten een polsstok. Om daarmee te springen waren er verschillende moge- lijkheden, o.a. "stok-tussen-beentje". U kunt zich van deze techniek wel een voorstelling maken, denk ik. Wel, die Drikus sprong "stok-tussen-beentje" en ja hoor, de stok brak, Drikus ging met een gil te water; het kroos zat tot op zijn kruin. Op zondag kregen wij van moeder één
cent. Met een rijk gevoel gingen we daarmee naar Arie Verhoef, die samen met zijn moeder Stein een klein kruide- nierswinkeltje had, om er zorgvuldig iets lekkers uit te zoeken. Deze Arie Verhoef deed eigenlijk van alles en nog wat. Hij had een petroleum- en klom- penhandel en zorgde ook als hem daartoe opdracht was gegeven, voor de verspreiding van nieuw grind op de wegen rond Haarzuilens. Dat grind werd door de schippers Van Rijnsoever aangevoerd via de Wetering, die tot Haarzuilens doorliep. Arie Verhoef ver- spreidde het grind met een driewielige kiepkar. Waarschijnlijk om kosten- besparende redenen, werd in plaats van grind ook wel eens basalt gebruikt. Dat was een doffe ellende, want daar zaten zulke scherpe stukken tussen. Ik heb wat lekke banden moeten plakken! Sinterklaas
Bij het zoeken naar foto's ter illu-
stratie bij dit interview, stuitten we op diverse foto's met daarop een statige Sinterklaas. Daar moesten we tot slot van dit verhaal nog wat meer over weten: Nadat ik als ± 18-jarige eens was
uitgenodigd als Sinterklaas te verschij- nen bij het gezin van rentmeester De Greef, leek het mij leuk om ook voor de Haarse kinderen eens iets te doen, want zoveel feestelijke gelegenheden hadden die kinderen niet. Bij niet-katholieken werd geen Sinterklaasfeest gevierd en dat vond ik zo zielig voor die kindertjes, dat ik mijn uiterste best heb gedaan hun ouders zover te krijgen, hun kinderen die plezierige spanning van dat feest te geven. Ik vond dat gewoon bij de op- voeding horen! Al gauw had ik op Sinterklaasavonden een drukbezette agenda, met daarop zowel adressen van katholieken als niet-katholieken. In het begin had ik één van mijn broers die als Zwarte Piet meeging, later één van mijn kinderen. Ik zie me nog gaan, op de fiets met die lange jurk aan. Als het regende. |
|||||||||||
De toneelvereniging "Ons Genoegen".
Van links naar rechts: Jos van Schaik, Henk de Rooy (pastoor), Cor van Kooten, Hannes van der
Bilt, Herman van de Tempel, Wil Spithoven, Nico Boeijen, Lena Middelkoop, Willem Hoog- straten, Wout van Gisbergen (bekend als Wout Giesbergen), Tinus Telkamp, Jan Tennissen, Bart van der Bilt en Frans Colijn. Foto uit de jaren veertig. |
|||||||||||
jaarlijkse uitvoeringen vonden plaats in
het R.K. Verenigingsgebouw, thans Ikarus in Vleuten. De zaalhuur bedroeg ± f 40,-- voor een uitvoeringsavond en ± f 15,-- voor de repetitie-avonden. Om kosten te besparen, werden de gewone repetities bij de leden thuis gehouden. Tijdens de generale repetitie en de uit- voeringen verzorgde mevrouw H. Boeij- en, vrouw van de kosten, voor de toneel- spelers een kopje koffie. Pastoor Ohl was geestelijk adviseur van de vereni- ging. Hij wilde de door het bestuur uitgekozen stukken altijd eerst keuren en onderstreepte met een rode pen de stukken tekst, die hij niet verantwoord achtte. Want het was dan wel heren- toneel, maar er zaten toch wel degelijk dames in de zaal. De uitsluitend mannelijke leden van
de vereniging, vonden de door hun gebrachte toneelstukken vaak erg onna- tuurlijk, want alle in het normale dagelijks leven voorkomende vrouwen (moeders, echtgenotes), waren in de toneelstukken altijd overleden of om vreemde redenen langdurig afwezig. Na lang aandringen stemde pastoor Ohl erin toe, dat er per toneelstuk wisselen- de dames konden worden uitgenodigd een rol te spelen. Maar hij bleef erbij dat ze géén lid van de vereniging mochten worden. Sindsdien konden ook stukken worden gespeeld, waarin vrouwelijke rollen voorkwamen. Al onze toneel- stukken hadden een sociale boodschap, waarbij de meestal serieuze rollen niet door iedereen gespeeld konden worden. Om toch alle leden een kans op het |
toneel te geven, werd er als toegift een
korte klucht ingestudeerd. De belang- stelling voor onze uitvoeringen was altijd erg groot: gemiddeld 250 mensen per avond. Daarbij werd de muzikale omlijsting verzorgd door Lena Kerste (piano) en Cees van Dijk (viool). Jammergenoeg daalde de belangstelling met de komst van de televisie, wat uit- eindelijk leidde tot de opheffing van de vereniging. Dronken
Ondanks dat Haarzuilens zo'n klein
dorpje was, kon je er van alles kopen. Er was de bakkerij "In het gezegende brood", die onlangs is overgegaan in handen van de vierde generatie van de bakkers Van Dommelen. Vroeger werd daar hoofdzakelijk brood gebakken, want alleen bij speciale gelegenheden werd banket verkocht. Bakker Van Dommelen deed de bezorging met een tweewielige kar, getrokken door hon- den. Aan de kar hing keurig een drink- schaal voor de hond, zoals wettelijk was voorgeschreven. Met onze kapotte voetballen konden
we terecht bij schoenmaker Co van de Berg. Drikus van der Linden was er als knecht in dienst. Ik herinner mij nog goed de viering van de 21e verjaardag van Drikus. Jong als ik was, had ik nog nooit één druppel alcohol gedronken. Maar op deze verjaardag moest ik er toch aan geloven. Gevolg was dat ik na korte tijd dronken was. Vreselijk, als ik er nog aan terug denk, wat ben ik daar toen beroerd van geweest. Met Drikus |
||||||||||
437
|
|||||||||||||||||||||||||||||
over hun gedrag. In sommige gezinnen
kreeg ik briefjes met uitsluitend nega- tieve punten, waarover ik het kroost maar eens flink moest onderhouden. Na afloop moest ik zeker niet aarzelen ze de stuipen op het lijf te jagen, door de spruiten daadwerkelijk in de zak te stoppen. Braaf deed ik ook zo'n briefje in mijn grote boek. Vervolgens deed ik tegen die, vooraf al doodsbang gemaak- te zieltjes, juist overdreven aardig. In andere gevallen trad ik wel corrigerend op. Dat was dan bij gezinnen waar niet alle kinderen meer in mij geloofden. Die voelden zich te groot natuurlijk en gingen het feest voor die kleintjes een beetje verzieken, maar ze bonden wel in, zodra ik ze naar voren riep, vermanend toesprak en een liedje liet zingen. Ik ben wel eens bij gezinnen geweest, waarvan de ouders nog op mijn Sinterklaasknie hadden gezeten; die blije kindersmoel- tjes gaven mij zoveel voldoening, dat ik het ruim 25 jaar heb volgehouden. |
|||||||||||||||||||||||||||||
St Nicolaas Willem bij de familie Geelen. Gastheer Willem Geelen was timmerman op het kas-
teel. Cor Geelen assisteerde als Zwarte Piet. Foto uit 1942. |
|||||||||||||||||||||||||||||
De heer Hoogstraten heeft ons in twee
avonden ontzettend veel verteld. Zoveel zelfs, dat we wel een heel boekje hadden kunnen vullen! Wij hebben door zijn verhalen een goede indruk gekregen van een mensenleven in Haarzuüens. Wij danken hem voor de gastvrije ontvangst en voor de openheid, waarmee hij ons zijn levensverhaal heeft verteld. |
|||||||||||||||||||||||||||||
blijven, dus zei ik altijd: "Nee, dank u,
geef maar aan Piet". Het kwam dan weleens voor, dat ik bij een volgend adres een inmiddels onbekwame Piet buiten moest laten staan. De ouders gaven bij binnenkomst een briefje met gegevens over de kinderen. Dat schoof ik in mijn grote boek en ik deed de kleintjes versteld staan van mijn kennis |
|||||||||||||||||||||||||||||
moest je je in een hal of keuken eerst
opnieuw schminken, voor je weer toon- baar was. Overal werd je enthousiast binnengehaald door kinderen, maar ook door ouders, die gelijk een borreltje aanboden. Natuurlijk moest ik nuchter |
|||||||||||||||||||||||||||||
.Vier generaties Hoogstraten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
I
Jan Hoogstraten, slotbewaarder op het kasteel de Haar.
Zoon van Johannes Hoogstraten en Lena Verschoof.
Geboren 27-11-1859 te Werkhoven.
Overleden 12-03-1944 te Haarzuüens.
Gehuwd 09-11-1883 te Vleuten met
Wilheltnina Schoenmakers Dochter van Lucas Schoenmakers en Anna Veenbrink.
Geboren 03-04-1859 te Haarzuüens.
Overleden 21-02-1933 te Haarzuüens.
Kinderen: |
|||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen:
Johannes Wilhelmus geb. 08-09-1910 Haarzuilens Wilhelmus Johannes Stephanus
geb. 26-12-1911 Haarzuüens
|
|||||||||||||||||||||||||||||
geb. 21-05-1913 Haarzuilens
geb. 22-05-1916 Haarzuilens geb. 22-04-1918 Haarzuilens geb. 23-12-1919 Haarzuüens geb. 09-01-1924 Haarzuilens geb. 18-07-1926 Haarzuüens |
|||||||||||||||||||||||||||||
Antonius
Cornelis Gerardus
Lucas Johannes Gerrit Johannes Joseph Johannes |
|||||||||||||||||||||||||||||
geb. 08-09-1884 Haarzuüens
geb. 16-10-1885 Haarzuüens geb. 08-12-1886 Haarzuüens geb. 27-12-1888 Haarzuüens geb. 16-08-1891 Haarzuüens geb. 21-09-1893 Haarzuüens geb. 04-06-1895 Haarzuüens geb. 25-12-1896 Haarzuüens geb. 15-09-1899 Haarzuilens geb. 19-09-1901 Haarzuilens geb. 13-03-1904 Haarzuüens |
|||||||||||||||||||||||||||||
Lucas
Johannes
Lena
Johanna
Johanna
Antonia
Anna
Wühelmina
Johannes
Maria
Janna
|
|||||||||||||||||||||||||||||
III
Wilhelmus Johannes Stephanus Hoogstraten, schilder
Zoon van II.
Geboren 26-12-1911 te Haarzuilens.
Gehuwd 11-06-1936 te Haarzuilens met
Martiena van Eijk Geboren 31-07-1910 te Haarzuilens.
Overleden 21-07-1978 te Utrecht.
Kinderen: Cornelia Martiena geb. 09-06-1937 Haarzuilens
Martiena Cornelia geb. 19-03-1939 Haarzuüens
Lucas Martinus geb. 23-03-1940 Haarzuilens
Catharina Adriana Maria
geb. 17-11-1943 Haarzuilens
Wilhelmus Martinus Maria
geb. 08-08-1946 Haarzuilens
Maria Jacoba Johanna geb. 30-01-1949 Haarzuilens
Wühelmina Cornelia Josephina
geb. 29-03-1950 Haarzuilens
Jozef Gerardus Maria
geb. 04-02-1954 Vleuten-De Meem
|
|||||||||||||||||||||||||||||
II
Lucas Hoogstraten, schilder
Zoon van I.
Geboren 08-09-1884 te Haarzuilens.
Overleden 13-05-1952 te Haarzuilens.
Gehuwd 15-10-1909 te Maarssen met
Cornelia Kragten Dochter van Wilhelmus Kragten en Cornelia van Schaik.
Geboren 24-12-1883 te Jutphaas.
Overleden 28-05-1970 te Haarzuilens.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
438
|
||||||||||||||||||
IV
|
||||||||||||||||||
Lucas Martinus Hoogstraten, schilder
Zoon van III. Geboren 23-03-1940 te Haarzuilens.
Gehuwd 16-05-1963 te Harmeien met Anna Geertruida Gijsberta Buts Geboren 08-01-1940 te Kockengen.
Kinderen: Wilhelmus Johannes Stephanus geb. 03-03-1964 Vleuten-De Meern
Paulus Lucas Martinus geb. 06-07-1966 Vleuten-De Meern
Martinus Coenradus geb. 25-05-1969 Vleuten-De Meern
Anna Martina Wilhelmina Maria geb. 24-04-1971 Vleuten-De Meern
|
||||||||||||||||||
Vier generaties Hoogstraten.
Van links naar rechts: Willem (26-12-1911), Corrie
(09-06-1937), Lucas (08-09-1884), en Jan (27-11-1859). Foto uit 1938. |
||||||||||||||||||
De zoons Wim en Paul zijn gediplomeerd meesterschilder.
|
||||||||||||||||||
Een dorp verandert
|
||||||||||||||||||
gaan op een "Vrouw De Vos" die hier
had gewoond. Maar wannéér hebben we nog niet kunnen achterhalen. De reacties kwamen van mevrouw
Graafland (weduwe van schilder Chris), mevrouw Van Eyk (weduwe van de kruidenier bij het Torenplein), een mij onbekende postbode die z'n leven lang al in Vleuten woont, Kees Griffioen uit Haarlem en de heren Cor Bransen en Th. v.d. Brink uit Vleuten. Ditmaal opnieuw een foto uit Vleuten
en wc zijn weer benieuwd! |
||||||||||||||||||
Familiekiekjes
Vrij onnozele familiekiekjes kunnen
voor ons als historische vereniging soms zeer waardevol zijn. Ik geef daarvan een voorbeeld. Bijna 50 jaar geleden ben ik voor ons
huis in Enschede trots op m'n nieuwe step (autoped) gefotografeerd. Het was toen niet meer dan een leuke familie- kiek. Maar op de achtergrond zijn enke- le winkelpanden zichtbaar die in de tweede wereldoorlog tijdens een bom- bardement verloren zijn gegaan. Van deze winkels blijken in het gemeentear- chief geen foto's te bestaan. Dat fami- liekiekje geeft dus voor de historicus on- verwacht veel informatie. Zo kan dus ook ïiw familiefoto voor
ons als Historische Vereniging van belang zijn. Kijk er uw verzameling of albums nog eens op na. U kunt er ons misschien een groot plezier mee doen. Klaas B. Nanning
|
||||||||||||||||||
de rentenierswoning ernaast ging wo-
nen waarvan we op de foto nog het pan- nendak zien. Op Gijs Bos kom ik in een volgend ar-
tikel nog terug. Vele inzenders wisten ook te vertellen
dat langs de witte huisjes — die door twee gezinnen werden bewoond — een voetpad liep tussen de Dorpsstraat en het verdwenen deel van het Haarpad dat destijds algemeen bekend was als "'t Vosje". Over de bewoners van de witte huis-
jes waren de informaties zó verschillend dat ik er voorlopig geen touw aan vast kon knopen. Ze schijnen door de jaren heen — en dan nog alleen maar in de jaren die in de herinnering leven — door heel wat gezinnen te zijn bewoond. Ik kreeg een hele reeks namen waarvan het echtpaar (Geert) Goes en (Mina) Baten- burg meer dan eens werd genoemd. De naam "'t Vosje" scheen terug te |
||||||||||||||||||
Boos worden heeft zin
In het maartnummer van dit jaar be-
klaagde ik me er over dat op de toen ge- publiceerde foto in deze rubriek maar drie reacties kwamen; in het juninum- mer overwoog ik — overigens niet se- rieus gemeend — om met deze rubriek te stoppen omdat er maar één reactie was binnengekomen. Ik publiceerde dus toch maar weer een
raadselfoto die ditmaal niet minder dan zès reacties opleverde waarvan zelfs één per post uit Haarlem. Alle inzenders hadden de plek her-
kend; de witte huisjes stonden aan de oostzijde van het gemeentehuis aan de Dorpsstraat in Vleuten. Achter de lei- linden rechts was — dat wisten ze alle- maal! — de kruidenierswinkel van Gijs Bos die eerder werd gedreven door Gert (Gerrit zegt een ander) Koren die later, toen Bos de winkel wilde overnemen, in |
||||||||||||||||||
439
|
|||||||
440
|
|||||||
£en tweepaards maaimachine, zoals wij die ten geschenke kregen van E.L.P. van Kippersluis te Willeskop. De foto toont vader en kinderen
Vermeulen aan het werk op een perceel, tegenwoordig bekend als Spengen 32 te Kockengen. Van links naar rechts: Theo (geb. 19-07-1901), Piet (18-11-1903), Johannes (19-08-1873), Gonnie (08-04-1916), Klaasje (29-11-1912), Arie
(31-10-1909) en Jo (02-04-1905). Foto uit ca 1920, in bezit van mevrouw Smorenburg te Vleuten. Gegevens van mevrouw G.A. Kok-Vermeulen te Vleuten. |
|||||||
441
|
||||||||||||
Onze burgemeesters
|
||||||||||||
door
Dr D. W. Gravendeel |
||||||||||||
van den Heer der plaats; zullende deHee-
ren der plaatsen bevoegd zijn zich zelv' daartoe aan Zijne Majesteit voortedra- gen. In de gemeente van deze provincie, welke geene Heerlijkheid is, geschiedt de benoeming van den Schout, buiten eenige voordragt onmiddelijk door den Koning. Tot Schout en leden van den Gemeente- raad, zullen de vroedste en gegoedste in- gezetenen bij voorkeur genomen worden. Zij moesten o.a. in de gemeente wonen- de, en met hunne huisgezinnen aldaar ge- vestigd zijn; van deze bepaling kon ech- ter om goede redenen door de Staten van de Provincie dispensatie worden ver- leend. De Schout zal de noodige bekwaamheden moeten bezitten om dien post waartenemen; het was hem ver- gund, indien hij de bovenbedoelde dis- pensatie had verkregen, om in de ge- meente eenen Substituut of Plaatsvervan- ger tot de waarneming van zijnen post te hebben. De Schout legde in handen van de Gouverneur de volgende eed af: Ik zweer (beloof), dat ik in den mij op-
gedragen post van Schout, de belangen en welvaart van mijne gemeente, met al mijn vermogen zal trachten te bevorderen, en mij van alle pligten, mij in die betrekking opgelegd, eerlijk en opregtelijk zal kwij- ten, overeenkomstig de grondwet, de al- gemeene landswetten, alsmede hetgeen bij het reglement van het bestuur van het platte land van Utrecht is voorgeschre- ven. Zoo waarlijk helpe mij God Almag- tig / Dat beloof ik. De nieuwe gemeente-indeling was op
1 januari 1818 voltooid. De gerechten De Haar, Themaat, de
Hegge op Themaat en Themaat Engsge- recht werden weer losgemaakt van Vleuten; zij vormden voortaan samen de nieuwe gemeente Haarzuilens. Oudenrijn, Galecop, Papendorp en
Heicop werden gescheiden van Jut- phaas en zo ontstond de nieuwe ge- meente Oudenrijn. Veldhuizen, Bijleveld, Rosweide,
Reijerscop-Ligtenberg, Reijerscop- Meerlo en Reijerscop-Kreuningen ver- lieten Harmelen en gingen samen verder als de nieuwe gemeente Veldhuizen. Vleuten (inclusief De Meern) had zijn
oude omvang weer terug. Even tevoren waren bij K. B. de
nieuwe schouten aangesteld en op 2 januari 1818 werden de namen door Ge- |
||||||||||||
Burgemeesters kennen wij hier op het
platteland eigenlijk pas officieel sinds 1825, maar omdat enkelen van de te be- spreken heren hun functie al geruime tijd vóór dat tijdstip uitoefenden — zij het onder een andere titel — zullen we ons verhaal wat vroeger moeten begin- nen. Voor de geschiedenis van de groei van
onze tegenwoordige gemeente uit de oude gerechten en het voorspel van de gemeentelijke herindeling die op 1 ja- nuari 1954 haar beslag kreeg, verwijs ik naar mijn artikel in ons verenigings- blad, jaargang 3, nummer 1, blz. 84: De geschiedenis van onze gemeentegrens sinds ca 1800. Zoals u weet, werden bij de wet van 8 october 1953 de tot dan toe zelfstandige gemeenten Vleuten, Haar- zuilens, Oudenrijn en Veldhuizen sa- mengevoegd tot de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern. Die zelfstandigheid dateerde niet voor
alle partners uit hetzelfde jaar; eigenlijk bereikte alleen het gerecht Vleuten (in- clusief De Meern) ongeschonden als ge- meente Vleuten het midden van de twin- tigste eeuw. Hoewel al eerder, voortvloeiende uit
de staatsregeling van 1798, een poging was gedaan om te komen tot een samen- voeging van gerechten tot grotere een- heden, moet toch wel als belangrijkste periode in de "gemeentevorming" wor- den beschouwd de tijd dat ons land was ingelijfd bij Frankrijk (9 juli 1810 tot 17 november 1813); bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij "Ie grand empire". Het land was verdeeld in zeven depar-
tementen — wij vielen onder het depar- tement van de Zuiderzee, ongeveer om- vattende het tegenwoordige Noord- Holland en Utrecht —, onder leiding van de gouverneur-generaal Ch. F. Lebrun. De departementen waren weer verdeeld in arrondissementen en deze in mairieën. Een mairie (Frans: gemeente) had een plaatselijk bestuur (de munici- pale raad) met aan het hoofd een maire (Frans: burgemeester). Deze verdeling werd voorbereid in 1811 en kreeg haar beslag op 1 januari 1812. De gerechten De Haar, Themaat, de
Hegge op Themaat en Themaat Engsge- recht werden bij Vleuten gevoegd, waar- toe De Meern vanouds behoorde. |
Oudenrijn, Heicop, Papendorp en
Galecop met meer andere kwamen bij Jutphaas. Veldhuizen, Bijleveld, Rosweide,
Reijerscop-Ligtenberg, Reijerscop- Meerlo en Reijerscop-Kreuningen gin- gen met meer andere naar Harmelen. Bij besluit van 19 december 1811 wer-
den door de prefect van het Departe- ment van de Zuiderzee de maires be- noemd voor deze nieuwe mairieën.Dat waren voor Vleuten J. H. J. van Bijle- velt, voor Harmelen G. N. Buddingh en voor Jutphaas J. A. van Cortenberghe. Het Koninkrijk der Nederlanden
Na de val van Napoleon en de procla-
matie van prins Willem VI tot souverein vorst (Koning Willem I), werd op 29 maart 1814 een nieuwe grondwet bekrachtigd, die de samenstelling van het gemeentebestuur aan de vorst over- liet. Dit zou nader worden geregeld in zogenaamde "reglementen van bestuur ten platten lande". Eerst werd echter bij K.B. van 1 no-
vember 1815 no. 68 goedkeuring ver- leend aan een voorstel van Gedeputeer- de Staten waarin het platte land van de provincie Utrecht in gemeenten verdeeld is of nog nader zoude mogen verdeeld worden. Omdat echter dit alles tijd kostte en
intussen de gemeenten toch moesten worden bestuurd, had het "Provisio- neel Provinciaal Bestuur van Utrecht" op 30 november 1813 de maires en mu- nicipale raden ontslagen en bedankt voor de dieswegens gedane diensten, maar de heren tezelfder tijd verzocht provisioneel de belangens hunner ge- meente tot nader order waar te nemen. Zij werden voorts geïnviteerd een schrif- telijke verklaring in te sturen houdende dat zij onder solemnele eede beloofden aan het Vaderland en aan zijne Hoogheid den Heer Prince van Orange en Nassau gehouw en getrouw te zijn. Het Reglement van Bestuur van
1816
Bij K. B. van 29 juni 1816 no. 9 werd uit-
gevaardigd het "Reglement van bestuur ten platten lande van de Provincie Utrecht": De benoeming van den Schout in de gemeenten. Heerlijkheden zijnde, geschiedt door den Koning, op voordragt |
|||||||||||
442
|
||||||||||||
Na fl. UTRECHT, den %ofien Nêvmber \%i%.
Het provisioneel PROVINCIAAL
BESTUUR VAN UTRECHT AAN
*/ian den Heere Maire, Adjunct - Maires
en Municipaien Raden der Gemeente van yyy/^,/^^^y' '
|
||||||||||||
MYNE H. EERENI
|
||||||||||||
A.
|
||||||||||||
zo dit Gewest door de Franfche Krijgsbenden verlaten, en door God^ goed-
|
||||||||||||
heid wederom (ot de vorige Vrijheid is terug gekeerd, en wij het Provifioneel Be-
ftuur daarom op ons hebben genomen, tot dat het aan Zijne Dootl. Hoogh. den Prins WILLEM den VI. zal hebben behaagd daaromtrent nadere voorzienin* gen te doen, gelijk aan UEd. blijken zal uit den inhoud eener Publicatie, waar- .van een Exemplaar hiernevens gaat, door den Heer Commandant der alhier ia Gar- nifoen liggende Nederlandfche Krijgsbenden, den Volke bekend gemaakt; zo heb- ben wij nodig geoordeeld. UEd. uit derzelver Beftuur bij deezen te Qntflaao, en voor de dieswegens gedane dienden te bedanken; Terwijl wij UE. verder en op nieuws verzoeken en qualificeeren, om Provifioneel
de belangens uwer Gemeente, en alzo de Regering uwer Stad tot nader order waa^ te nemen, UEd. voorts inviteerende ons eene fchrifielijke verklaring te doen ge- worden , houdende, dat Gijlieden ondpr Solemnele ^lede beloofd .aan het Vader- land en aan Zijne Hoogheid den Heer PRINCE van ORANGE kn NASSAU gehouw en getrouw 'te zijn. Authorirerende éri'gelastende wij UEd. hiervan aan UEd. Gemeente opemlijké
kennisgeving te doen, en te helpen bevorderen, dat ook bij provifie niet alleen de Stedelijke maar ook de gemeene Lands Inkomften ( Contrikutien ), op den voec als dit het laatst is èèregeld, worden gevorderd en ontfengen. . Wij zijn Uw Lieden Goedwillige
W. N. PESTERS,
Prefideot, Ontslag van de maires en verzoek om voorlopig aan te blijven.
|
||||||||||||
443
|
||||||||||||||
Titel III (van den burgemeester) vinden
we o.a.: Art. 65 De burgemeester wordt door
Ons, voor den tijd van zes jaren, benoemd; Art. 66 Hij kan te allen tijde door Ons
worden ontslagen, enz.; Art. 71 Alvorens zijne betrekking te
aanvaarden, wordt door den burgemees- ter, in handen van Onzen commisaris in de provincie dezelfde eed of belofte afge- legd, als in artikel 45 is voorgeschreven. Deze eed, die ook door de nieuwe raadsleden moet worden afgelegd, luidt: Ik zweer (beloof) trouw aan de Grond-
wet en aan de wetten des Rijks, en dat ik de belangen der gemeente met al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig/ Dat beloof ik. Hij wordt hiertoe niet toegelaten, dan
na, mede in handen van Onzen commissa- ris in de provincie, den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering te hebben afgelegd: Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot
burgemeester benoemd te worden, direc- telijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd afgegeven heb. Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aanne- men zal, directelijk of indirectelijk. Zoo |
||||||||||||||
deputeerde Staten gepubliceerd: Voor
De Haarzuilens Th. Keetell, voor Oudenrijn D. Rother, voor Veldhuizen G. N. Buddingh en voor Vleuten J. H. J. van Bijlevelt. Ik moet er hier even op wijzen dat,
hoewel de gemeenten tot 1954 volledig zelfstandig waren, het meermalen is voorgekomen dat één burgemeester hoofd was van meer dan één gemeente (soms zelfs van vier!) Het Reglement van Bestuur van
1825
Bij K.B. van 23 juh 1825 no. 132 werd
opnieuw een "Reglement op het Be- stuur ten Platten Lande" vastgesteld, waarbij voor het eerst wordt gesproken over "de burgemeester" inplaats van over "de schout". Burgemeesters zullen ingezetenen moeten zijn van de Gemeen- te, waar zij fungeren, of, voor zoo veel betreft eenen Burgemeester, die, wegens bijzondere redenen, over meer dan eene Gemeente mogt zijn benoemd, van eene dier Gemeenten. Ontheffing van deze bepaling kon slechts de Koning verle- nen. De Burgemeesters worden benoemd door den Koning, voor een termijn van zes jaren, zoo echter dat zij telkens weder verkiesbaar zullen zijn. De eigenaar van het "Heerlijk regt" kon een voordracht doen, maar: Voor zoo verre de Heeren geregtigd mogten zijn om voor het regt van voordragt eenige recognitie (= beta- ling) te heffen, zal zulks niet te boven gaan tien ten honderd van het bedrag der vaste bezoldiging, aan de bediening ver- bonden, en gelijke tien ten honderd van den opbrengst, of waarschijnlijken op- brengst der emolumenten, die er in de be- trekking volgens dit reglement, of eenige stellige latere bepalingen, bevoegdelijk zouden kunnen genooten worden; en zullen ook de Heeren, of Eigenaren, zich zelven niet tot de bediening kunnen voor- dragen. Alvorens in bediening te treden, beloven de Burgemeesters bij Eede, in handen van den Gouverneur: Dat zij de Bediening, waartoe zij zijn
geroepen, met ijver en getrouwheid zullen vervullen, overeenkomstig de Grondwet, de algemeene lands-wetten, en hetgeen hun bij het Reglement van Bestuur is voorgeschreven; dat zij de vergadenngen getrouwelijk
zullen bijwoonen, en voorts alles, wat in hun vermogen is, tot het welzijn der Ge- beente zullen aanwenden, alsmede dat ^ij, om iets hoegenaamd in hunne ambts- betrekking te doen, of te laten, van nie- nand eenige beloften, of geschenken aan- genomen hebben of aannemen zullen, in ^enigerlei maniere. Indien een gemeente een heerlijkheid
Was, moesten de burgemeesters daaren- boven verklaren dat zij, om tot de voor- |
dragt of benoeming van hun Persoon te
geraken, geene uitkering, recognitie oj genot, gifte of gave onder welke benaming ook, aan, of ten behoeve van den Eigenaar van het Heerlijk regt, di- rectelijk, of indirectelijk, hebben be- loofd, of gegeven, of hebben doen belo- ven of geven, noch verder ook ten gevol- ge van hunne plaats gehad hebbende benoeming beloven of geven, doen belo- ven of geven zullen, te bovengaande tien ten honderd van het bedrag van de vaste bezoldiging, aan hunne bediening ver- bonden, en gelijke tien ten honderd van den opbrengst, of den door hen voor waarschijnlijk gehouden wordende op- brengst der Emolumenten, welke er vol- gens het Reglement op het Plattelandsch Bestuur, of eenige stellige latere bepa- ling, bevoegdelijk in hunne bediening mogten kunnen genooten worden, (zie boven). Blijkbaar moesten alle zittende bur-
gemeesters "voor alle zekerheid" de bovengenoemde eden toch ook maar afleggen. In het Archief van het Pro- vinciaal Bestuur (bewaard in het Rijks- archief te Utrecht) bevindt zich in in- ventarisnummer 6406 een desbetreffend stuk; onder de 57 ondertekenaars komen we de namen tegen van D. Rother (van Oudenrijn), G. N. Bud- dingh (van Veldhuizen) en J. H. J. van Bijlevelt (van Vleuten en De Haarzui- lens). |
|||||||||||||
^^j8s/f^^. ^SMé£.
|
||||||||||||||
De handtekeningen van G.N. Buddingh, J.H.J. van Bijlevelt en D. Rother onder de eed van 1825.
|
||||||||||||||
waarlijk helpe mij God almachtig / Dat
verklaar en beloof ik. Art. 77 Hij heeft zijn vaste woonplaats
binnen de gemeente, enz.; Art. 83 Hij draagt de onderscheidings-
teekenen, door Ons te bepalen. De zuiveringseed
Ik ben met opzet wat dieper ingegaan
op de af te leggen eden. Dat iemand be- looft de hem opgedragen taak nauwge- zet en volgens de daarvoor geldende re- gels te zullen vervullen, is niet zo ver- wonderlijk. Wèl opmerkelijk is dat nog heden ten
dage de zogenaamde "zuiveringseed" — die overigens in Nederland door alle hoge ambtenaren moet worden afgelegd |
||||||||||||||
De Gemeentewet van 1851
Op 29 juni 1851 werd door publicatie
in Staatsblad no. 85 de Gemeentewet van kracht, zoals wij die nu kennen; zij werd sindsdien herhaaldelijk gewijzigd. De wet, ontworpen door minister J. R. Thorbecke, regelt in een 300 artikelen de samenstelling van het gemeentebe- stuur, de bevoegdheden van de be- stuursorganen, het toezicht op de ge- meentebesturen, de gemeentelijke be- groting en de gemeentelijke belastingen. Voor een bespreking van de in dit
kader voor ons belangrijkste artikelen, de burgemeester betreffende, ga ik uit van de meest recente editie van de Ge- meentewet, waarin dus alle bovenbe- doelde wijzigingen zijn verwerkt. Onder |
||||||||||||||
444
|
||||||||||||||||
velen, die hij ter handhaving van de open-
bare orde of ter beperking van gemeen gevaar nodig acht, te geven. Hij laat tot maatregelen van geweld niet overgaan, dan na het doen der vereischte waarschu- wingen. Het ambtscostuum
|
||||||||||||||||
—, betreffende de giften, gaven, belof-
ten of geschenken, zo'n belangrijke plaats inneemt. Het is begrijpelijk, maar het verleden wordt wel heel lang meege- dragen. Immers, vóór 1795 werd het schout-
ambt veelal gepacht en soms zelfs gekocht. De persoonlijke inkomsten, aan het ambt verbonden, rechtvaardig- den het betalen van een recognitie en soms de investering van enig "smeer- geld", dat af en toe goede diensten be- wezen zal hebben op de weg naar een benoeming. De inkomsten van de schout werden gevormd door een percentage van de opgelegde boeten, inkomsten uit het overstaan bij trans- porten of het optreden als vendumees- ter, e.d. terwijl hij ook kon optreden als secretaris en gadermeester. Daar stond tegenover dat er van een vast salaris geen sprake was. Het is typerend dat in het reglement
van 1816 nog niet wordt gerept van een zuiveringseed. In dat van 1825 komt hij wèl voor en dan acht men blijkbaar een "commissie" van 10% nog wel toelaat- baar. In 1851 is het definitief afgelopen met elke vorm van "inkoop". De "onderscheidingsteekenen"
Bij K. B. van 16 november 1852 no.
201 kwam Koning Willem III zijn belof- te na betreffende de door Hem te bepa- len "onderscheidingsteekenen": Art. 1 De onderscheidingsteekenen,
door den burgemeester te dragen, bestaan in een zilveren penning, hebbende eene middellijn van veertig strepen (= 40 mm) en vertoonende aan de eene zijde het wapen des Rijks, aan de andere dat der gemeente, of, zoo de gemeente geen wapen heeft, den naam der gemeente; de penning hangende op de borst, hetzij aan eene zilveren keten, hetzij aan een oranje zijden lint; de keten of het lint op beide schouders aan den rok of het opperkleed vastgehecht. Art. 2 De burgemeester draagt de on-
derscheidingdteekenen, wanneer hij: voorzit in de vergadering van den Raad; ingeval van brand, of van oproerige be- weging, van zamenscholing of andere stoornis der openbare orde zich in het openbaar vertoont; uit krachte van art. 188 der gemeente-
wet, of van eenige andere wet persoonlijk in het openbaar bevelen geeft; bij plegtige gelegenheden namens de ge- meente opkomt. Het genoemde artikel 188 is waar-
schijnlijk het huidige artikel 219: In geval van oproerige beweging, sa-
menscholing of andere stoornis der open- bare orde of van ernstige rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daar- van, is de burgemeester bevoegd alle be- |
Het costuum der Burgemeesters za\
bestaan in een zwartlakenschen gesloten rok met witte {= witmetalen) knoopen, waarop het gemeentewapen of de burger- kroon (= niet-adelijke kroon); de kraag en de opslagen in het zilver geborduurd met eikentakken ter breedte van drie duim {= 7,5 cm); zwarten broek, staande degen, driekanten hoed met zwarte lig. gende pluimen, zilveren lis en knoop, ab aan den rok, en oranje cocarde. Sedert de 15de eeuw was de degen in
Italië en Spanje het heupwapen van de edelman. Het dragen van de zgn, galanteriedegen was tot aan de Franse revolutie het voorrecht van de adel; daaruit is de statiedagen, o.a. voor di- plomaten, voortgekomen. Vermoedelijk heeft na de tweede
wereldoorlog niet één burgemeester dit pak nog gedragen! |
|||||||||||||||
Ons bestuurslid H.E.J. van Essen toont het
ambtscostuum van burgemeester J.A. Verder. Dit costuum werd ons geschonken door mevrouw M. Verder-Liesker. Kleermaker: Croiset van der Kop en Zoon, den Haag. Een andere manier waarop de burge-
meester zich van de gewone burger kon onderscheiden, was gelegen in de keuze van zijn kleding. Ik zeg met opzet "keu- ze", want hieromtrent was niets voorge- schreven in de Gemeentewet. Op 21 februari 1853 bood minister
Thorbecke de Koning aan een voordragt omtrent het costuum, hetwelk de Burge- meesters, des verkiezende, bij plegtige gelegenheden zullen kunnen dragen. Hij ging daarbij uit van het in 1849 door de Koning vastgestelde costuum voor Bur- gemeester en Wethouders van Amster- dam, maar daar de maatregel niet alleen voor den Burgemeester der hoofdstad, maar voor die van alle gemeenten geno- men wordt verdiende een eenvoudiger en minder kostbaar costuum de voorkeur. 'Koning Willem III sprak het laatste woord bij K. B. van 24 Februari no. 65: Overwegende, dat het nodig is, het cos-
tuum te bepalen, hetwelk de Burgemees- ters, indien zij dit verlangen, bij plegtige gelegenheden kunnen dragen; Hebben goedgevonden en verstaan:
|
||||||||||||||||
Witmetalen knoop met burgerkroon.
|
||||||||||||||||
De opslag van de mouw "in het zilver gebor-
duurd met eikentakken ter breedte van drie duim". |
||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HAARZülLEINfS
|
VLEUTEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.H.J. van Bijlevelt 1811-1820
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder Vleuten 1811-1818
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1818 - 1820
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Th. Keetell
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.H.J. van Bijlevelt 1820 - 1834
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G.H.J. van Bijlevelt 1834 - 1851
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G.H.J. van Bijlevelt 1851 - 1870
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1870 - 1879
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W.H. de Beaufort
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.W.A. Barchman Wuytiers 1879 - 1901
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G. Hondelink
|
1901 - 1915
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1915 - 1946
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.A. Verder
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.H. van der Heide
|
1946 - 1954
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1954 - 1973
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.H. van der Heide
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.A.C. Middelweerd 1974
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
446
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens, Oudenrijn, Veldhuizen en
Vleuten hebben gediend. Uit de rechterlijke archieven (be-
waard op het Rijksarchief te Utrecht), daterend uit de vóór-Franse tijd, leren wij de namen kennen van de laatste schouten "van de oude stempel". In De Haar (en Themaat) was dit Abraham van Toll, in Oudenrijn Daniël Rother, in Veldhuizen Gerrit Nicolaas Bud- dingh en in Vleuten Mr Philibert Jose- phus Wilhelmus van Odenhoven; de laatste was getrouwd met Johanna Cornelia Maria van Bijlevelt, een zuster van de man die hem zou opvolgen. Deze archieven lopen tot 1811. In datzelfde jaar beginnen de registers
van de burgerlijke stand en hieruit zijn de namen van hun opvolgers te halen; zij waren immers ook ambtenaar van de burgerlijke stand. We moeten daarbij wèl rekening houden met de eerder ge- noemde samenvoegingen, die tot 1818 hebben geduurd. We vinden dan voor Haarzuilens Theodorus Keetell (m.i.v. 1818), voor Oudenrijn Daniël Rother (m.i.v. 1818), voor Veldhuizen Gerrit Nicolaas Buddingh (m.i.v. 1818) en voor Vleuten Johannes Hendrikus Jo- sephus van Bijlevelt (m.i.v. 1811). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De burgemeestersbenoeming
De burgemeestersbenoeming ge-
schiedt tegenwoordig nog steeds bij Koninklijk Besluit. De benoemde moet in handen van de Commissaris der Koningin de voorgeschreven eden afleggen en vervolgens kan in een plech- tige raadsvergadering de installatie plaatsvinden. De raad heeft in de benoemingspro-
cedure geen recht van voordracht, maar maakt op verzoek van de Commissaris der Koningin zijn gevoelens kenbaar met betrekking tot de aan de te benoe- men burgemeester te stellen eisen van bekwaamheid en geschiktheid. De Commissaris doet voorstellen. Voor- drachten voor burgemeesters van pro- vinciale hoofdsteden en voor gemeen- ten boven 50.000 zielen passeren de ministerraad. Herbenoeming na 6 jaren is regel. Behalve voorzitter van de raad en van
het college van Burgemeester en Wet- houders is de burgemeester de autoriteit die de gemeente bij allerlei gelegenhe- den vertegenwoordigt. Hij is verder verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en hij heeft bij |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Driekanten hoed met zwarte liggende
pluimen, zilveren lis en knoop, als aan den rok, en oranje cocarde". brand het opperbevel. Hij is belast met
de uitvoering van allerlei wetten en dat geldt ook voor raadsbesluiten en beslui- ten van B. en W. Hij zal die besluiten echter niet uitvoeren als hij ze in strijd acht met de wet of het algemeen belang; in dat geval moet hij schorsing of ver- nietiging bevorderen. Onze burgemeesters
In het volgende geef ik een overzicht
van alle burgemeesters die sinds het begin van de 19de eeuw de gemeenten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 03-01-1872 no. 22; ontslag bij K.B. van 24-03-1879 no. 5. Het echtpaar vertrok op 19-05-1879 naar Apeldoorn.
Hij was Nederlands Hervormd.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Epke Adema
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1872 - 1879
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Mr Lollius Adema, officier van justitie
te Heerenveen, en Tetje Bienema. Geboren 01-06-1813 te Oranjewoud en overleden 26-03-1883 te Apeldoorn. Huwde in eerste echt 26-04-1839 te Oranjewoud met
Sara Susanna Ypey, dochter van Mr Eco Ypey en
Petronella Adriana Bienema. Geboren 23-01-1819 te Leeuwarden en overleden 21-11-1866 te Rauwerd. Kinderen uit dit huwelijk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jhr Jan Willem Antonie Barchman Wuijtiers
1879
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1901
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huwde in tweede echt 01-08-1868 te Kleef met
Eleonora Christina Susanna Bouricius, dochter van Louis Gerard Bouricius, eerste luitenant infanterie, provinciaal hoofdinspecteur directe belastingen te Utrecht, en Bodina Buma. Geboren 09-10-1820 te Leeuwarden en overleden 24-11-1888 te 's-Gravenhage. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. Hij en zijn tweede vrouw vestigden zich te Harmeien op
19-02-1872, komende uit Rauwerderhem waar hij burge- meester was. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Jhr Hendrik Jan Marie Barchman
Wuijtiers, ontvanger der registratie, en Antonia Elisabeth van Meurs. Geboren 13-02-1847 te Harderwijk en overleden 03-06-1926 te Vleuten. Huwde 07-05-1874 te Utrecht met Jkvr. Suzette (Susanna) Amelia Martens, dochter van
Jhr Jacob Carel Martens, zonder beroep, en Johanna Francoise Henriette Meertens. Geboren 05-01-1851 te Zeist en overleden 14-11-1920 te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
447
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen uit dit huwelijk: '
Cornelia Catharina Jansje geb. 22-10-1896 Oegstgeest
Anthonie Albertus Herman Karel geb. 09-10-1898 Edam
Hij en zijn echtgenote vestigden zich op 16-12-1907 te
Harmeien, komende van Watergraafsmeer. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 18-09-1907 no. 94; ontslag per 01-01-1920. Het echtpaar vertrok op 31-12-1919 naar Amsterdam.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen uit dit huwelijk:
Hendrik Jan Marie geb. 04-02-1875Loosdrecht
Johanna Francoise Henriettegeb. 23-05-1876 Arnhem
Jacqueline Caroline geb. 30-11-1879 Vleuten + 14-03-1881 Vleuten
Het echtpaar vestigde zich op 24-04-1879 te Vleuten,
komende uit Wadenoyen. Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 12-04-1879 no. 11; ontslag bij K.B. van 21-09-1901 no. 37 wegens benoeming tot burgemeester van Amersfoort. Beiden vertrokken naar Amersfoort, maar kwamc-n
vandaar weer terug naar Vleuten op 21-08-1918. Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: B. Overkleeft te De Meern.
Jhr Mr Willem Hendrik de Beaufort 1870 - 1879
Was een zoon van Jhr Mr Pieter de Beaufort, lid Gedepu-
teerde Staten van Utrecht, en Catharina Johanna van Eijsinga. Geboren 14-09-1844 te Utrecht. Huwde 03-07-1868 te Tietjerksteradeel met Jkvr. Boudina Lucia Ebella van Sminia, dochter van
Jhr Mr Hobbe Baerdt van Sminia, burgemeester van Tietjerksteradeel, en Jkvr. Wiskje Coehoorn van Scheltinga. Geboren 11-12-1844 te Bergum. Kinderen uit dit huwelijk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1850 - 1866
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Care! de Bruyn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Jan Wouter de Bruyn, koopman, en
Willemina Romeyn. Geboren 13-02-1803 te Kockengen en aldaar overleden 13-02-1866. Huwde in eerste echt 02-12-1832 te Kockengen met Neeltje van Schaardenburg, dochter van Jan van
Schaardenburg, bierbrouwer, en Geertje de Vries. Geboren 26-11-1808 te Kockengen en aldaar overleden 21-08-1840. Kinderen uit dit huwelijk: Jan Gerard geb. 24-10-1836 Kockengen
Gerarda Willemina geb. 11-04-1838 Kockengen
Huwde in tweede echt 17-12-1841 te Kockengen met
Adriana Maria Repelius, dochter van Marinus Repelius en Maria Romeyn. Volgens haar huwelijksacte werd zij 19-04-1813 te Haarlem geboren, maar zij is in de registers van de burgerlijke stand te Haarlem niet te vinden. In het lidmatenregister van de Nederlands Hervormde kerk te Kockengen vond ik dat zij aldaar inkwam met kerkelijke attestatie van Amsterdam d.d. 28-03-1844. Kinderen uit dit huwelijk: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geb. 03-07-1869 Zeist
+ 04-10-1869 Zeist
geb. 02-08-1872 Vleuten
geb. 26-06-1874 Vleuten
geb. 28-03-1877 Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter Benjamin
Catharina Johanna
Pieter Benjamin Clara Maria |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geb. 22-12-1842 Kockengen
geb. 10-10-1849 Kockengen geb. 02-09-1851 Kockengen geb. 08-09-1853 Kockengen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrianus Marinus
Maria Willemina Jan Wouter |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het echtpaar vestigde zich op 01-07-1870 te Vleuten,
komende uit Utrecht. Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 05-05-1870 no. 18; ontslag bij K.B. van 08-04-1879 no. 6. Het echtpaar vertrok op 25-04-1879 naar Driebergen.
Hij was Nederlands Hervormd.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Carel de Bruyn was bierbrouwer te Kockengen.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien, Veldhuizen,
Kockengen en Laag Nieuwkoop bij K.B. van 01-01-1850 no. 40. Zijn overlijden maakte een einde aan zijn burge- meesterschap. Zijn tweede vrouw vertrok 05-07-1870 naar Ubbergen. Hij was Nederlands Hervormd.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1907 - 1919
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albertus Blankestijn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Nicolaas Buddingh
|
1818 - 1850
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Nicolaas Wilhelmus Buddingh, notaris,
en Johanna Jacoba Knel. Gedoopt 02-06-1782 in de Jans- kerk te Utrecht en overleden 25-05-1850 te Harmeien. Huwde 05-08-1819 te Utrecht met Andrietta Petronella Heynsius, dochter van Cornelis
Heynsius, koopman en reder te Rotterdam, en Maria van Schaak van El. Geboren 18-07-1792 te Rotterdam en overleden 18-10-1827 te Harmeien. Kinderen uit dit huwelijk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nicolaas Wilhelmus
Bartha Maria Maria Johanna Jacoba Cornelia Maria Johanna Gerrit Andries Francina Wilhelmina |
geb. 16-06-1820 Utrecht
geb. 02-11-1821 Harmeien
geb. 04-05-1823 Harmeien
geb. 09-10-1824 Harmeien
geb. 26-02-1826 Harmeien
geb. 10-10-1827 Harmeien
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Cornelis Blankestijn, gemeenteveld-
wachter, en Cornelia van de Kolk. Geboren 10-12-1865 te Amerongen. Huwde 27-04-1893 te Lienden met Hermina van Doorn, dochter van Antonie van Doorn,
boomkweker, en Catharina van Hattem. Geboren 19-03-1870 te Lienden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij was notaris.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van Harmeien
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
448
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Veldhuizen 02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van
Utrecht; ontslag bij K.B. van 01-01-1850 no. 40. Hij was Nederlands Hervormd.
N.B. Gerrit Nicolaas Buddingh was in 1811 schout van het gerecht Veldhuizen en tevens gadermeester van Maarssen- broek en Rosweide. Hij werd bij besluit van de prefect van het Departement van de Zuiderzee van 19-12-1811 benoemd tot maire van Harmeien, waarbij Veldhuizen was gevoegd. |
van J.H.J. van Bijlevelt tot maire van Vleuten, met het
verzoek zijn eed schriftelijk in te zenden. Publicatie van zijn benoeming tot schout van Vleuten
02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van Utrecht, berus- tend op het K.B. van 16-08-1817. Benoemd tot schout van De Haarzuilens bij K.B. van
27-06-1820 no. 42, als opvolger van Theodorus Keetell. Zijn overlijden maakte een eind aan zijn loopbaan als
burgemeester van Vleuten en Haarzuilens. Hij was Rooms-Katholiek.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus Johannes Henricus van Bijlevelt
1834
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1870
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodoor Petrus Jan Eisen
|
1920 - 1927
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Johannes Hendrikus Josephus van
Bijlevelt, burgemeester van Vleuten en Haarzuilens, en Geertruida van Schalkwijk. Geboren 13-10-1811 te Vleuten en aldaar overleden 02-04-1870. Huwde 20-04-1836 in eerste echt te Vleuten met Comelia Catharina Johanna Kipp, weduwe van Gerard
Groen, dochter van Antonius Kipp en Catharina Tuijlen. Gedoopt 20-05-1794 te Gorinchem en overleden 06-02-1858 te Vleuten. Kind uit dit huwelijk:
Willem Hendrik Antonie geb. 22-11-1838 Utrecht
Huwde 06-09-1860 in tweede echt te Wehl met
Johanna Maria Wilhelmina Melchers, dochter van
Gerhardus Melchers, burgemeester van Wehl, en Agnes Emestina Voss. Geboren 03-03-1831 te Wehl. Kinderen uit dit huwelijk:
Agnes Ernestina Maria Geertruida
geb. 20-12-1861 Vleuten
Philibertus Joannes Simon geb. 26-08-1863 Vleuten
Henricus Bemardus Gerardus geb. 04-07-1865 Vleuten
Zijn tweede vrouw vestigde zich op 31-10-1860 te Vleuten,
komende uit Wehl; na de dood van haar man vertrok zij op 09-05-1871 naar Zevenaar. Hij was landbouwer en woonde op Groot Zand.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 23-09-1834 no. 71 en van Oudenrijn bij K.B. van 31-12-1851 no. 80. Zijn dood maakte een einde aan zijn burgemeesterschap. Hij was Rooms-Katholiek.
Johannes Hendrikus Josephus van Bijlevelt
1811 - 1834
Was een zoon van Willem Hendrik van Bijlevelt, brouwer
en schepen te Vleuten, en Aleijda Odilia van Rietveld. Geboren 02-01-1781 te Vleuten en 11-09-1834 aldaar overleden. Huwde 02-01-1803 in de Rooms Katholieke kerk aan de Stadsdam te Oudenrijn met Geertruida van Schalkwijk, dochter van Gerardus van
Schalkwijk en Maria Peek. Geboren 18-12-1776 te Vleuten en 06-11-1866 aldaar overleden; zij was bij haar overlijden bierbrouwster. Kinderen uit dit huwelijk:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Nicolaas Gijsbertus Eisen, landbouwer,
en Margaretha Theodora de Leeuw. Geboren 28-01-1887 te Wamel. Huwde 10-06-1914 te Wamel met Maria Theodora Binnendijk, dochter van Wilhelmus
Lambertus Binnendijk, opzichter Rijkswaterstaat, en Maria Helena Willemsen. Geboren 23-06-1885 te Wamel. Kinderen uit dit huwelijk:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geb. 02-10-1803 Vleuten
geb. 08-03-1805 Vleuten geb. 13-10-1811 Vleuten geb. 25-10-1813 Vleuten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wilhelmus Henricus Antonius
Maria Aleijda Odilia
Gerardus Johannes Hendricus
Johannes Franciskus Josephus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij vestigden zich te Harmeien op 17-02-1920, komende
van Montfoort; hij was burgemeester van Montfoort en Willeskop. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 12-12-1919 no. 177; ontslag bij K.B. van 04-02-1927 no. 7 wegens benoeming tot burgemeester van Naaldwijk, waarheen het echtpaar op 05-05-1927 vertrok. Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philibertus Josephus Wilhelmus geb. 09-03-1816 Vleuten
Hermanus Paulus Martinus geb. 29-09-1819 Vleuten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij was bierbrouwer.
In het oud-archief van Vleuten bevindt zich in inventaris-
nummer 6 het besluit van 19-12-1811 van de prefect van het Departement van de Zuiderzee, betreffende de benoeming |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
449
|
||||||||||||||||
1915 - 1925 Hendrik Philip Jacob baron van Heemstra
1895-1907
|
||||||||||||||||
Eduard Constantijn Erzeij
|
||||||||||||||||
Was een zoon van Mr Willem Hendrik Johan baron van
Heemstra, burgemeester van Jutphaas, en Wilhelmina Cornelia de Beaufort. Geboren 04-09-1867 te Jutphaas. Huwde 30-09-1896 te Doorn met Anna Maria Cornelia Roosmale Nepveu, dochter van
Louis Reinier Jan Anthonie Roosmale Nepveu, kapitein, adjudant van prins Frederik, en Cornelia Hermina Anna baronesse Bentinck van Schoonheten. Geboren 15-11-1865 te 's-Gravenhage. Kinderen uit dit huwelijk:
Cornelia Hermina Anna geb. 24-10-1897 Harmeien
Wilhelmina Louise Marie geb. 05-07-1899 Harmeien
Hij vestigde zich op 14-11-1895 te Harmeien, komende
uit Driebergen, en zij op 31-12-1896, komende uit Doorn. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 04-11-1895 no. 21; ontslag bij K.B. van 13-07-1907 no. 13 wegens benoeming tot burgemeester van De Bildt. Het echtpaar vertrok op 01-10-1907 naar De Bildt.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
|
||||||||||||||||
Was een zoon van Pompeus Alexander Erzeij, kolonel
der dragonders, en Henriette Johanna Oldenburg. Geboren 17-03-1860 te Arnhem. Huwde 26-10-1905 te Bussum met Maria Petronella Kleijn van Willigen, dochter van Francois
Corneiis Kleijn van Willigen, koopman, lid van de Delftse gemeenteraad, en Maria Petronella van der Willigen. Geboren 06-11-1855 te Delft. Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend.
Hij was burgemeester van Jutphaas, waar hij en zijn
vrouw zich vestigden op 08-05-1914, komende van Baarle Nassau. Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
16-04-1915 no. 29, ontslag bij K.B. van 23-03-1925 no. 68. Vertrokken op 31-03-1925 naar Oudenrijn en vandaar
op 28-12-1926 naar Utrecht. Hij was Evangelisch Luthers, zij Nederlands Hervormd.
Foto: Streekarchivariaat ZW Utrecht te Benschop.
|
||||||||||||||||
1946 - 1974
|
||||||||||||||||
Johannes Hillarius van der Heide
|
||||||||||||||||
Willem Frederik Hendrik Greup
|
||||||||||||||||
1839 - 1851
|
||||||||||||||||
Was een zoon van Pieter Greup en Dirkje van Lutterveld.
Bij het huwelijk van hun zoon was Pieter reeds overleden; zijn weduwe was toen directrice van het postkantoor van Schoonhoven. Geboren 01-02-1802 te Schoonhoven. Huwde 04-06-1835 te Utrecht met Antoinetta Diena Maria Clasina Coets, weduwe van
Jan Hendrik van Teijlingen Thielen, dochter van Corneiis Christianus Coets en Johanna Cornelia van Baggen. Gedoopt 01-07-1804 te Oosterhout. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Hij was commis der Brieven Posterij te Utrecht.
Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
12-04-1839 no. 106 en zulks met vrijstelling van de bepalingen van art. 3 lid c van het reglement op het plattelandsch bestuur voor zoo veel het vereischte nopens de inwoning betreft, zoo lang hij in zijne tegenwoordige woonplaats Utrecht zal zijn gevestigd; ontslag bij K.B. van 31-12-1851 no. 80. Hij was Nederlands Hervormd.
|
||||||||||||||||
450
|
|||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Gerrit van der Heide, drogist, en
Marijke de Jager. Geboren 09-05-1913 te Haskerland en overleden 23-06-1983 te Zeist. Huwde 29-06-1946 te Montfoort met Maria Agatha Ida Kemme, dochter van Joannes Bernardus
Kemme, burgemeester van Montfoort, en Maria Rosa Robben. Geboren 04-05-1922 te Montfoort. Kinderen uit dit huwelijk:
|
Hij en zijn eerste echtgenote vestigden zich op 07-05-1879
te Harmeien, komende van Wijk bij Duurstede waar hij burgemeester was. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 29-03-1879 no. 5; ontslag bij K.B. van 12-10-1895 no. 24. Hij en zijn tweede echtgenote vertrokken op 18-11-1895
naar Rheden. Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: naar een geschilderd portret (olieverf op doek,
63 X 49 cm) in de "grote" commissiekamer van het gemeen- tehuis te Harmeien, in 1928 aan die gemeente geschonken door Mevr. G.A. Gerlings-Hasselman te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||
Gerard Bernard Johan Maria geb.
Bernard Michael Clemens Mariageb.
Rosa Maria Theresia Bernadettegeb.
Michael Frans Joseph Maria geb.
|
21-07-1947 Vleuten
28-11-1948 Vleuten 02-05-1950' leuten 01-02-1952 Vleuten |
||||||||||||||||||||||
Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 18-11-1946 no. 15 en tot burgemeester van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern bij K.B. van 27-10-1953 no. 17; ontslag bij K.B. van 07-11-1973 no. 13. Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
|
|||||||||||||||||||||||
Johannes Wilhelmus Henderson
|
1927 - 1939
|
||||||||||||||||||||||
Daniël Ocicer Heldewier
|
1879 - 1895
|
||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Willem Henderson, militair (ten tijde
van het huwelijk van zijn zoon sergeant-majoor), en Maria Theresia Hillegonda Jansen. Geboren 03-05-1874 te Gorinchem. Huwde 06-10-1903 te Amersfoort met Emma Maria Hubertina Hamers, dochter van Petrus
Josephus Hamers, winkelier in manufacturen, en Marie Hubertine Philomène Botti. Geboren 24-09-1881 te Amers- foort. Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend; wèl een
pleegdochter:
Cornelie Maria Hubertine geb. 12-08-1909 Nijmegen
Hij had een militaire loopbaan achter de rug en was o.a.
tweede luitenant kwartiermeester te Amersfoort. Het echtpaar vestigde zich 17-02-1920 te Harmeien,
komende van Montfoort. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 05-05-1927 no. 18; ontslag bij K.B. van 24-02-1939 no. 52. Beiden vertrokken op 04-05-1939 naar Vught.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
|
|||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Charles Daniël Heldewier, brander in
wijnen, en Francoise Clara Susanna van Kerchem. Geboren 26-10-1840 te 's-Gravenhage. Huwde in eerste echt 10-03-1870 te Utrecht met Maria Henrietta Amoldina Coerman, dochter van Gijsbertus Johannes Coerman, eerste luitenant artillerie, en Henriette Francoise Charlotte de Favange. Geboren 02-04-1840 te Breda en overleden 16-03-1884 te Harmeien. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. Huwde in tweede echt 30-10-1886 te Zoelen met Caroline Suzette Hasselman, dochter van Catharinus Johannes Hasselman, landeigenaar, en Charlotte Catharina van Son. Geboren 12-03-1852 te Zoelen. Uit dit huwelijk zijn evenmin kinderen bekend. |
|||||||||||||||||||||||
451
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
geb. 18-07-1817 Utrecht
+ 17-02-1818 Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodorus Paulus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
1901 - 1915
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Hondelink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabetha Maria
|
geb. 22-03-1820 Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
-I- 15-05-1820 Utrecht
Wilhelmus Johannes Henricus Gregorius geb. 04-09-1822 Utrecht
Maria Alexandrina geb. 09-12-1825 Utrecht
Hij was commies bij het Utrechtse stadsbestuur en
woonde te Utrecht. De ouders van zijn vrouw woonden in 1813 (ten tijde van het huwelijk van hun dochter) te Warmond. Publicatie van zijn benoeming tot schout van De
Haarzuilens 02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van Utrecht; ontslag bij K.B. van 27-06-1820 no. 42. Hij was Rooms Katholiek.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendricus Alexander Joseph Marie
van Koningsbruggen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
1939 - 1951
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Jan Willem Hondelink, sociëteithou-
der, en Engelina ter Weeme. Geboren 04-04-1857 te Neede en overleden 03-01-1915 te Losser. Huwde 29-04-1880 te Vleuten met Cornelia Davelaar, dochter van Teunis Davelaar, vee-
houder, en Grietje Doornbal. Geboren 13-12-1850 te Vleuten. Kinderen uit dit huwelijk:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Margaretha Engelina
|
geb. 24-04-1881 Vleuten
+ 02-08-1882 Vleuten geb. 25-06-1882 Vleuten geb. 27-10-1883 Vleuten -I- 27-10-1883 Vleuten geb. 09-03-1886 Vleuten geb. 23-07-1887 Vleuten |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna Willemina Antonia
Antonie Margaretha Engelina
Jan Willem |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij vestigde zich op 10-06-1876 te Vleuten, komende
van Neede, en was achtereenvolgens ambtenaar ter gemeen- tesecretarie en gemeentesecretaris. Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 04-11-1901 no. 8; hij overleed vóór het einde van zijn ambtstermijn. Zijn weduwe vertrok op 03-06-1915 naar Bodegraven.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: C.J. Koetsier te Veenendaal.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Theodorus Petrus van Koningsbrug-
gen, winkelier in groente en fruit, en Bernardina Catharina Maria Hubers. Geboren 13-03-1909 te 's-Gravenhage. Huwde 06-09-1939 te Harmeien met Maria Hendrika Elisa Huppertz, dochter van Johannes
Franciskus Julius Huppertz, apotheker, en Elizabeth Maria Franciska van der Velden. Geboren 04-03-1910 te Heerlen. Kinderen uit dit huwelijk: Elisabeth Walburga Liduina Maria geb. 18-10-1941 Harmeien
Bernardina Theresia Adelheid Maria geb. 26-02-1943 Harmeien
Willibrordus Theodorus Johannes Maria geb. 24-06-1944 Harmeien
Theodorus Willibrordus Stephanus Maria geb. 06-11-1945 Harmeien
Julius Servatius Joseph Maria geb. 05-11-1947 Harmeien
Maria Cunera Catharina Monica geb. 26-01-1949 Harmeien
Bernadette Monica Maria geb. 31-10-1950 Harmeien |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodorus Keetell
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
1818 - 1820
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Theodorus Henricus Keetell,
Medicinae Doctor, en Berta Nieuwenhuys. Gedoopt 22-11-1791 in de R.K. kerk aan de Herenstraat te Utrecht. Huwde 07-07-1813 te Utrecht met Anna Isabella Maria van Steenhardt, dochter van Joannis
Alexander van Steenhardt en Maria Adriana Wilmers. Gedoopt 26-03-1791 in de R.K. kerk aan de Varkenstraat te Arnhem. Kinderen uit dit huwelijk:
Theodora Henrietta Maria geb. 04-06-1814 Utrecht
Maria Alexandrina geb. 1816 Warmond
+ 24-06-1825 Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
452
|
||||||||||
Hij vestigde zich op 16-05-1939 te Harmeien, komende
uit Wateringen. Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 04-05-1939 no. 14; ontslag bij K.B. van 28-11-1950 no. 14 wegens benoeming tot burgemeester van Culemborg. Het echtpaar vertrok op 18-10-1951 naar Culemborg.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Mr Hermanus Antonius Cornelis Middelweerd
1974 -
|
Charles Francois de Roo van Alderwerelt
1952 - 1954
|
|||||||||
Was een zoon van Charles Francois de Roo van Alder-
werelt, koopman, en Margaretha Sophia Diemont. Geboren 20-09-1901 te Bloemendaal. Huwde in eerste echt 02-04-1942 te Utrecht (echtscheiding 21-11-1947) met Margaretha Johanna van Luyn, gescheiden echtgenote
van Ferdinand Touw, dochter van Gerrit van Luyn, handelsagent, en Jannetje van Ruiswijk. Geboren 19-04-1911 te Utrecht. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Huwde in tweede echt 30-07-1954 te Maarssen met
Henriette Francoise Margaretha barones van Tuyil van
Serooskerken, dochter van Ir Frederik Christiaan Constantijn baron van Tuyll van Serooskerken, landbouw- kundig ingenieur, en Lucile Agnes barones van Lynden. Geboren 04-05-1926 te Zuilen. Uit dit huwelijk:
Daniël Egbert Hendrik geb. 15-04-1956 Oudenrijn
Was hoogheemraad van het Hoogheemraadschap Lek-
dijk Bovendams, secretaris-penningmeester van het Water- schap Heycop genaamd de Lange Vliet, lid van de gemeenteraad van Oudenrijn. Tengevolge van het vertrek van de burgemeesters Taets
van Amerongen (van Oudenrijn) en van Koningsbruggen (van Harmeien en Veldhuizen) en de in gang zijnde herin- delingsprocedure, moest tijdelijk in het burgemeester- schap worden voorzien. Hij werd door de commissaris der Koningin in Utrecht
met ingang van 01-01-1952 tot nader order belast met de vervanging van het ambt van burgemeester in de genoemde gemeenten. Zijn ontslag viel samen met de benoeming op 01-01-1954 van van der Heide als burgemeester van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern. Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Mevr. H.F.M, de Roo van Alderwerelt-van Tuyll
van Serooskerken te Amersfoort. |
||||||||||
Is een zoon van Cornelis Gaugericus Middelweerd,
landbouwer, en Wilhelmina Adriana Vernooij. Geboren 19-08-1920 te Cothen. Huwde 22-08-1950 te Huissen met Theodora Jacoba Maria Vermeulen, dochter van Gijs- bertus Henricus Maria Vermeulen, landbouwer, en Anna Maria Mathilda Bus. Geboren 22-08-1920 te Huissen. Kinderen uit dit huwelijk: Cornelis Hermanus Joseph Maria geb. 08-12-1951 Cothen
Gijsbertus Everardus Joseph Maria geb. 17-06-1953 Cothen
Hermanus Antonius Joseph Maria geb. 30-03-1956 Cothen
Kwamen in 1974 van Montfoort; hij was burgemeester
van Montfoort en Willeskop. Benoemd tot burgemeester van Vleuten-De Meern bij
K.B. van 10-06-1974 no. 12; ontslag bij K.B.Van 13-03-1985 no. 3. Bij besluit van de Commissaris der Koningin van 06-05-1985 belast met de waarneming van het burgemees- tersambt, hangende de procedure van de gemeentelijke herindeling. Hij is Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
|
||||||||||
453
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genote van Jhr Wilco Julius van Sminia, dochter van
Mr Jan Bieruma Oosting, advocaat en procureur, ambte- naar O.M. en grootgrondbezitter, en Adriana Janke barones van Harinxma thoe Slooten. Geboren 20-04-1899 te Leeuwarden. Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend. Hij en zijn eerste vrouw vestigden zich te Oudenrijn op
20-09-1926, komende van Utrecht. Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
27-04-1925 no. 23, ontslag bij K.B. van 14-12-1951 no. 17 wegens benoeming tot burgemeester van Driebergen. Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1818 - 1838
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daniël Rother
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Johan Frederik Rother, en Anna
Catrina Drinkgern. Gedoopt 26-09-1756 in de Evangelisch Lutherse kerk te Utrecht en overleden 02-03-1839 te Utrecht. Huwde 12-05-1794 in de Evangelisch Lutherse kerk te Utrecht met Catharina Zuijger, dochter van Anthony Christiaan
Zuijger, pasteibakker, en Catharina Visser. Gedoopt 11-01-1766 in de Lutherse kerk te Amsterdam. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Daniël Rother was notaris te Utrecht.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van Oudenrijn
02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van Utrecht; afgetreden 02-01-1838. Hij was Evangelisch Luthers.
N.B. Daniël Rother was in 1811 schout van het gerecht Oudenrijn, maar raakte deze post kwijt toen Oudenrijn opging in de mairie Jutphaas m.i.v. 01-01-1812. Willem Hendrik baron Taets van Amerongen
1925 - 1952
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1915 - 1946
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes Anthonius Verder
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Hendricus Verder, landeigenaar en
rentenier, en Christina Zaal. Geboren 18-10-1884 te Vinkeveen, overleden 08-02-1975 te Vleuten. Huwde 05-08-1915 te Haarlem met Marie Liesker, dochter van Anthonius Marie Jozef
Liesker, chemisch ingenieur, en Maria Theresia Stephania Graffner. Geboren 12-08-1892 te Licrs (België). Kinderen uit dit huwelijk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was een zoon van Jan Karel baron Taets van Amerongen,
burgemeester van Renswoude, en Louise Henriette van Eeghen, Geboren 21-05-1895 te Renswoude. Huwde in eerste echt 05-07-1921 te Utrecht (echtscheiding 09-08-1933) mêt Agath* ó^ertruida Wllhëlmina de Bordes, dochter van
Cornelis Eliza Jan dê Bordes, commissionair in effecten, en Henrietta Antoinetta van Walré, Geboren 08-01-1899 te Utrecht. Kinderen uit dit huwelijk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henricus Antonius Joannes
Maria Theresia Stephania
Antonius Justus Wilhelmus
Joannes Antonius Henricus
|
geb.
geb. geb. geb. |
17-01-1917
11-02-1918 16-10-1920 07-07-1922 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
Vleuten Vleuten Vleuten Vleuten Vleuten Vleuten Vleuten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wilhelmus Henricus Joseph
Christina Maria
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geb. 05-03-1924
geb. 03-11-1925 ■V 10-05-1929 geb. 30-11-1931 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andreas Franciscus
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij vestigde zich op 21-05-1915 te Vleuten, komende uit
Castricum, en zij op 05-08-1915, komende uit Haarlem. Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 16-04-1915 no. 29; ontslag op 18-05-1946. Hij was Rooms-Katholiek.
Foto: Mevr. M. Verder-Liesker te Vleuten.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maehteld Sophie Henriette
Cornelie Eliane Jeanne
|
geb. 09-04-1922 Amerongen
geb. 21-11-1925 Utrecht + 05-09-1932 Oudenrijn geb. 22-07-1929 Oudenrijn 12-07-1934 te Baarn met |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helwig Louise Ernestine
Huwde in tweede echt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelia Charlotte Bieruma Oosting, gescheiden echt-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
454
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mr Pieter Anthony Walland
|
1866 - 1871
|
Was een zoon van Mr Pieter Carel Walland, advocaat,
en Margaretha Henriette Jacoba Hinlopen. Geboren 20-05-1836 te Zeist en overleden 20-10-1871 te Utrecht. Hij was ongehuwd. Hij kwam van Veldhuizen.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien, Veldhuizen,
Kockengen en Laag Nieuwkoop bij K.B. van 14-06-1866 no. 52; hij overleed vóór het einde van zijn eerste ambts- termijn. Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Bronnen
Vele gemeente-secretarieën en- archieven.
Bijzondere dank aan: de heer Beets (archief provinciaal
bestuur Utrecht), mevrouw van Eijk (gemeentesecretarie Kockengen), de heer Janssen (streekarchivariaat ZW Utrecht), mevrouw van der Meulen (gemeentelijke archief- dienst Utrecht), de heer Noordam (gemeentearchief Nieuwegein), de heer Schenk (gemeentesecretarie Har- melen), de heer Temminck (gemeentelijke archiefdienst Haarlem) en de heer van der Zandt (gemeentearchief Vleuten-De Meern). Foto's en reproducties voor het merendeel: J. Rodenburg
te Vleuten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
Dinsdag 14 october
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor iedereen met vragen, plannen of ideeën. Dinsdag 18 november
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond; zie boven. Aan diegenen, die onze agenda, in
vergelijking met die van andere histo- rische verenigingen, wat magertjes vinden, geeft het bestuur het volgende in overweging. Het is geen kunst een excursie te
organiseren naar een of ander kasteel of museum om daar een boeiend ver- haal te horen en een interessante rond- leiding mee te maken. Dergelijke moge- lijkheden zijn er te over en het is de vraag of onze vereniging zich daar nu ook mee moet gaan bezighouden. Onze eigen (locale en regionale) historie komt er namelijk veelal nauwelijks aan te pas. Een andere mogelijkheid, de lezing,
is eveneens een teer punt. Goede sprekers, die echt iets te zeggen hebben over wat ons in eerste instantie interes- seert, zijn er niet veel. Anderen kunnen wel een goed verhaal houden, maar dat is dan van algemene aard of het onder- werp ligt weer buiten onze regio. In beide gevallen echter durven wij zo'n spreker slechts te vragen als we er |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25 september 1986,
zeker van kunnen zijn dat er ook vol-
doende belangstelling is te verwachten. M.a.w.: het bestuur van uw vereniging nodigt u uit uw wensen in deze kenbaar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te maken. Wat wilt U? Toch een ex-
cursie en, zo ja, waarheen? U dorst naar een lezing? Zo ja, waarover? U hebt iets geheel anders op 't oog? Wat dan? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
455
|
|||||||||||||||||||||||||
Officieel orgaan vüfi de Historische Veretti-
ging Vleutcn-De Mecrn-Haarzutiens, 6e jaargang nr. 4 december 1986 Q 19M Verschijnt 4x per jaar |
|||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
|||||||||||||||||||||||||
Ingeschreven in het vereniging'.rcgistcr van
de K V K. IJtrechi e.o, onder ur. V 479360 Dagelijks bestuur:
Dr D. W. Oravendeel. voorïUter
't Zand 35,3451 CJP Vieuien tel. 03406-61793 W. H. Denck;m)p, sekretart*.
Uicnhcinistraat 5. 3451 BR Vleuten tel, 0J407 - 194K P. G. de Rooi), pennirtgmeeMei*
'l Zand !, 3451 GF Vleuten tel. 03407 - 1483 A- J. van Zocren, vice-voor/itter
Stations.straat 34, 3451 8Z Vleuten tel, 034Ü7 - 1263 H l . J van Fbsen, cwrd werkgroepen
Mauriislaan 17, 3454 XP De Meern tel. 03406 - 62992 Erelid;
Mevr. Prof Dr C. Isings, Soest
|
|||||||||||||||||||||||||
De gemeentebegroting
Ik weet niet hoe 't li is vergaan, toen
duidelijk werd in welke toonaard onze gemeentebegroting was gezet; onze te- leurstelling, in ieder geval, was groot! Er was reeds in october 1983 — dus 3
jaar geleden! — een diepgaand gesprek met één der toenmalige wethouders, over de huisvesting van onze verenging. Ook toen is duidelijk gesteld dat het niet ging om een ruimte voor een hobby- club, maar om een onderkomen voor in het algemeen belang werkzame dien- sten. Onze doelstellingen leken bij het ge-
meentebestuur weerklank te vinden en in de zomer van 1984 werd ons ,,om niet" de boerderij aan de Thematerweg tijdelijk ter beschikking gesteld. Ons geloof in een goede toekomst leek
alzo niet op loze gronden gebouwd en het werd nog versterkt doordat de in de loop van 1985 met diverse bestuurderen gevoerde gesprekken eveneens als posi- tief werden ervaren. Ook de door ons in onze museumnota aangedragen gege- vens en suggesties zouden ,,zorgvuldig in de overwegingen worden meegeno- men". En nu dit!
Toegegeven, er werd ons nimmer iets
toegezegd, maar dat men nu nóg geen principe-uitspraak over de lippen kan krijgen, waarom onze museumnota dringend vroeg, is veelbetekenend. Ronduit verontrustend is weer de let-
terlijk negatieve benadering van bij- voorbeeld ,,kunst en oudheidkunde". Men heeft daar nog een paar centen méér per inwoner op weten te bezuini- gen en is zodoende kennelijk van plan er f 8,- per inwoner minder aan te beste- den dan met ons vergelijkbare gemeen- ten. Is dat nu echt iets om trots op te zijn? De begroting 1986 had er een post van
f 28.000,- voor over. Als we ons inwo- nertal stellen op 15.000, dan betekent dat, dat een uitgave van f 120.000,- méér per jaar aan kunst en oudheidkunde (en dat zou dan neerkomen op ca |
|||||||||||||||||||||||||
f 150.000,-), ons nog maar in de grijze
middenmoot zou doen belanden. Dit alles in vergelijking met wat gemeenten met 10.000 tot 20.000 inwoners gemid- deld voor dit onderdeel op hun begroting hebben uitgetrokken. Monumenten
Er is grote beroering in de monumen-
tenwereld. Het Rijk wil de zorg voor onze monumenten voor een groot deel in handen van de gemeenten leggen. In de gemeenten worden monumenten- commissies gevormd, met o.a. de opdracht, naast de bestaande lijsten van rijksmonumenten, ook lijsten van ge- meentelijke monumenten op te stellen. Dat is natuurlijk allemaal prachtig,
maar dan moet het wèl duidelijk zijn dat de gemeente van plan is zich de haar toe- vertrouwde zorg waardig te tonen. M.a.w. er is weereen principe-uitspraak nodig, waaruit blijkt dat de daarvoor vereiste mentaliteit aanwezig is. De bij de monumenten-inventarisatie
behorende documentatie zal voorname- lijk moeten worden aangedragen door de Historische Vereniging (zie ook het artikel over de Oude Rechterlijke Ar- chieven in dit nummer). Deze bezit bo- vendien een steeds groeiende verzame- ling oude gebruiksvoorwerpen, die zij wil onderbrengen in een museum of his- torisch archief ,,ten algemenen nutte". Ziedaar enkele zaken die in eikaars
verlengde liggen of, zo men wil, elkaar aanvullen: geschiedvorsing, monumen- tenzorg en historisch archief; zij beho- ren thuis onder „kunst en oudheid". De in dit verband alles overheersende
vraag is: is in onze toch welvarende ge- meente de juiste mentaliteit aanwezig om diegenen die zich de zorg aantrek- ken voor onze cultuur-historische waar- den, de kans te geven daar daadwerke- lijk iets aan te doen! Uw bestuur wenst u van harte alle
goeds toe voor 1987. D. W. Gravendeel
voorzitter |
|||||||||||||||||||||||||
Redaictie^sekretariaat:
Monique van hssen, HMldei<.teinlaan 1.
345! i \ Vleuten tel. 03407 - 361 I Lcdenadministratie/infarmatie:
Opgc\cn van nicuv^e loden, mutaties en
(na)be*.lellingen bi|; Mw P. .1 de Rooi|-Goes. 't Zand 1, 3451 CjP Vleuten, tel 03407 - 1483 Kontributie:
De taarhikse kontnbntie bedraagt voor
1986 minimaal f 25.-. po.siabonncment 1 35,—per jaar |
|||||||||||||||||||||||||
Donateurs:
Minimaal [ 12.50 |»rjaw.
|
|||||||||||||||||||||||||
De vereniging h«êft rdeeojng^o ^| 4e vol-
gende in&tellmgen: Am - De Mmti 55,6$J3,040 RABO - Vleuten 36,?111?.5'?4 POSICIRO 2 689.20» *****-^—
- Gehele oi pedeeltdijfce ovema«*s v«ft ftr**
tikelen uu dit vef«!nii^»gS0r|8«ö» |$ steeitts toegestaan na !>chnltel|keto«S!t«R3tnititg.ii^rli <l6ii r«<laktfe. |
|||||||||||||||||||||||||
MM*MU*UMMéÉÉ*UMMMÉ«M«**MM*M*M*MMMM
|
|||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
- Van het bestuur
- Valkenstein, gravures van Voorn
- Burgemeester en raadslid, contributie, agenda
- De oude rechterlijke archieven
- Een dorp verandert
- Een opvallend schilderij
- Mensen op een klein stukje grond
- Het burgerlijk register
- Nog maar 25 jaar geleden
- Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||||||||
pag.
455 457 458 459 462 463 464 467 471 476 |
|||||||||||||||||||||||||
IHuMtatie voojpagisB'
Tttelbiiad v&a het eerste «chei^mboek van
Vleuten. i527.
|
|||||||||||||||||||||||||
LOSSK NtMMERS f IM
|
|||||||||||||||||||||||||
456
|
||||||
Een kleine expositie geeft een indruk van het werk van Kees Valkenstein. Foto's: K. B. Nan
|
||||||
nmg.
|
||||||
457
|
|||||||||||||||
Gravures van Voorn
|
|||||||||||||||
Valkenstein
|
|||||||||||||||
Tussen 1739 en 1772 bracht de uitge-
ver Isaak Tirion te Amsterdam de „He- dendaagsche Historie of Tegenwoordi- ge Staat der Vereenigde Nederlanden" op de markt, een werk van 23 delen vol wetenswaardigheden over de steden en dorpen der lage landen. De uitgave was mager geïllustreerd en dat werd alom als een bezwaar gevoeld. Er werd daarom een tweede uitgave gestart, die min of meer parallel met de eerste loopt: ,,Het verheerlijkt Nederland of Kabinet van hedendaagsche gezigten van steden, dorpen, sloten, enz.,,. De 9 delen hier- van kwamen uit tussen 1745 en 1774; zij bevatten geen tekst doch uitsluitend il- lustraties, die werden geleverd door tal van kunstenaars. Hun tekeningen wer- den op de koperplaat overgebracht door |
|||||||||||||||
Hendrik Spilman. Eén van hen was Jan
de Beijer, een ijverig en nauwgezet teke- naar van het bouwkundig en stedelijk schoon van de lage landen. Voor de topografie is zijn artistieke arbeid van grote waarde, maar niet minder door zijn knappe en kunstzinnige uitvoering. Twee tekeningen, door Jan de Beijer
in 1749 gemaakt van de ridderhofstad Voorn (no.95 van ter zijde en no. 96 van voren) en door Spilman in koper gegra- veerd, lieten wij in samenwerking met Assurantiebedrijf J. van Gooi in kunst- druk uitvoeren. De bijzonder fraaie reproductie is,
inclusief envelop, te koop voor f 2,50 (5 stuks voor f 10,-) bij mevrouw P. J. de Rooij-Goes, 't Zand 1, 3451 GP Vleu- ten, tel. 03407 - 1483. |
|||||||||||||||
Donderdagavond 20 november pre-
senteerden wij in de Kees Valkenstein- school te Vleuten onze derde bijzondere uitgave. Voor een vereniging die nu bijna zes jaar bestaat een aardig gemid- delde. Het lijkt nauwelijks nodig de inhoud
van het boekje nader aan te prijzen; de smaak ervan werd al eerder aangegeven in ons blad (1983 blz. 109 en 1986 blz. 427): pure plattelandsverhalen uit de Vleutense (en dus ook Meernse!) polder en een levensschets van de vermaarde onderwijzer-auteur Kees Valkenstein. Het boekje kost f 17,50 en is te koop
bij mevrouw P. J. de Rooii-Goes, 't Zand 1, 3451 GP Vleuten, tel. 03407 - 1483 en bovendien bij de boekhandels van Rooijen te Harmeien, van Kooten te De Meern en Wortel te Vleuten. Wij hebben overwogen dergelijke bij-
zondere uitgaven aan de leden voor een lagere prijs beschikbaar te stellen, maar de marge tussen kostprijs en verkoop- prijs is al zó klein dat daar niet veel muziek in zit. Leden, die onze special kopen, krijgen echter tóch een attentie, in de vorm van een fraaie reproductie van twee gravures van de ridderhofstad Voorn. |
|||||||||||||||
_2)e^ S-IBBES. HOrSTAB VOORIT to» ta-xyJe- .
|
|||||||||||||||
^sj:
|
|||||||||||||||
:a^ x.xj>i)EB. HorsTAj) voomf, >w>t ■ürwm,.
|
|||||||||||||||
458
|
|||||||||||||||||
ieder geval pas op 55-jarige leeftijd (15 -
07 - 1879) tot lid van de gemeenteraad van Veldhuizen gekozen. Zijn benoe- ming volgde op 21 - 08 - 1879 en zijn be- ëdiging op 02 - 09 - 1879. Hij hield het wèl lang vol; tijdens de raadsvergade- ring van 26 - 11 - 1918 trad hij af. Hoewel de gemeentesecretarie van
Veldhuizen in die jaren te Harmeien was gevestigd, verhuurde Cornelis aan de gemeente de lokaliteit bestemd tot het houden der vergaderingen van de raad en het sluiten der huwelijken. Hij overleed 20 - 03 - 1921 te Veldhui-
zen, bijna 97 jaar oud. D. W. G.
|
|||||||||||||||||
Burgemeester en raadslid
|
|||||||||||||||||
Contributie
|
|||||||||||||||||
U vindt bij ons laatste nummer van dit
jaar gewoontegetrouw weer een accept- giro-formulier gevoegd. Het echtpaar de Rooij, dat de financiën en de leden- administratie verzorgt voor méér dan 800 leden, zal het bijzonder op prijs stellen als u per kerende post uw contri- butie voor 1987 voldoet. Uitstel uwer- zijds betekent voor deze mensen veel extra werk; de tijd die zij moeten beste- den aan „herinneringen" kunnen zij voor massa's andere clubzaken nuttiger gebruiken! |
|||||||||||||||||
Agenda
Maandag 12 januari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor iedereen met vragen, plannen of ideeën. Maandag 16 februari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven) Maandag 16 maart
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven) Het is de bedoeling in het eerste kwar-
taal van het komende jaar weer eens wat oude dorpsfilms van De Meern te draai- en. Let voor nadere datum en plaats op de aankondiging in de doorloopagenda in de media en op onze affiches. Volgens artikel 9 van onze Statuten moet tenminste éénmaal per jaar een algemene ledenvergadering worden ge- houden en wel uiterlijk drie maanden na afloop van het verenigingsjaar. Ge- tracht zal worden een en ander te reali- seren in de laatste week van maart; u kunt de desbetreffende agenda ver- wachten in ons maart-nummer. |
|||||||||||||||||
Burgemeester Albertus Blankestijn en raadslid Cornelis van den Berg op de Meernbrug. Op de
achtergrond de smederij (met schoorsteen) en het café „De Meernbrug" (met trapgevel). Rechts, achter de kinderen, een zoon van Cornelis, Marinus Adriaan, ook al een man op leeftijd. Blankestijn was burgemeester van Veldhuizen van 1907 tot 1919 en de opname zou best in dat laatste jaar gemaakt kunnen zijn. Foto: P. C. de Vries te De Meern. |
|||||||||||||||||
Hij huwde met Rachel Pleune, gebo-
ren 21 - 11 - 1826 te Tholen als dochter van Marinus Pleune en Adriana Ver- meulen. Zij overleed 01 - 08 - 1909 te Veldhuizen. Het echtpaar kreeg 4 kinderen:
geboren Adriana Maria 13-11-1862 te Utrecht Jan Petrus 13-11-1862 te Utrecht Maria 08-10-1864 te Utrecht
Marinus Adriaan
17-10-1866 te Oudenrijn
Ik weet niet of Cornelis al vroeg geïn-
teresseerd was in de politiek; hij werd in |
|||||||||||||||||
Als reactie op mijn artikel „Onze bur-
gemeesters" kreeg ik de hierbij afgebeel- de foto toegestuurd. Hoofdpersoon is echter niet burgemeester Albertus Blan- kestijn (links), die naar zijn stand ge- kleed en getuigd gezag staat uit te stra- len. Onze aandacht gaat geheel naar de
martiale figuur in het midden. Cornelis van den Berg, Nederlands
Hervormd, bloemist, wonende Straat- weg no. 2 te Veldhuizen, werd 22 - 04 - 1824 te Maarssen geboren als zoon van Jan Petrus van den Berg en Maria Saai. |
|||||||||||||||||
459
|
||||||||||||||||||
De oude rechterlijke archieven
|
||||||||||||||||||
door
|
||||||||||||||||||
Dr D. W. Gravendeel
|
||||||||||||||||||
Inleiding
De dorpsgerechten, zoals zij tot het
einde der achttiende eeuw in de provin- cie Utrecht bestonden, hadden een ver- schillende herkomst. In verreweg de meeste gevallen kan hun rechtsmacht worden afgeleid van de bisschop van Utrecht. De koninklijke schenkingen aan de bisschop van de immuniteit voor zijn eigen domeinen (sinds de 8ste eeuw) en de verlening van grafelijk gezag over gebieden buiten zijn domeinen (in de 11de eeuw) leidde via een lang proces tot het ontstaan van de bisschoppelijke landsheerlijkheid over het Nedersticht en het Oversticht, in grote lijnen samen- vallend met de huidige provincies Utrecht, Overijssel, Drente en de stad Groningen. Eén van de aspecten van de landsheerlijkheid was de rechtsmacht, zowel de hoge in lijfstraffelijke zaken als de lage in boetstraffelijke zaken. De hoge rechtsmacht werd over het alge- meen in regionaal kader uitgeoefend, de lage in lokaal kader. Bespreking van de hoge rechtsmacht
kan in onze beschouwing achterwege blijven daar deze in 't algemeen op het platteland niet werd uitgeoefend en in 't bijzonder niet binnen de gerechten die later de gemeente Vleuten-De Meern zouden vormen. Wèl trad er sinds het midden van de 13de eeuw in het Neder- sticht een bisschoppelijk functionaris op ter uitoefening van de hoge rechts- macht: de maarschalk, maar allengs wisten de steden de criminele jurisdictie, ook over het platteland, aan zich te trekken, tot het in 1530 opgerichte Hof van Utrecht de criminele rechtspraak over het gehele platteland van Utrecht inclusief de stad Montfoort kreeg toe- gewezen, met uitzondering van de andere steden en de Proosdijlanden. Het Hof behandelde ook civiele zaken, maar fungeerde bovendien als beroeps- instantie voor de plaatselijke gerechten. Sinds de 12de eeuw bevond de lage
rechtsmacht in het Nedersticht zich in velerlei hand: in die van de bisschop, de kapittels, abdijen en ministerialen (dienstmannen). Zij allen lieten de uit- oefening ervan op den duur over aan een schout. |
||||||||||||||||||
plaatsvond van de burengerechten in
schepengerechten, in grote lijnen echter pas in de 16de en een enkele maal niet eerder dan in de 17de eeuw. Schepenrecht
Schepenrecht werd aan Vleuten en de
Harmelerwaard verleend in 1527 door bisschop Hendrik van Beieren en Deken en Kapittel van Oudemunster, in 1530 aan Oudenrijn en Heicop en Veldhui- zen, De Meern, Reijerscop, Bijleveld en Rosweide door Karel V en in 1632 aan de Haar door de Staten van Utrecht. De eerste te Vleuten onder dit recht
vigerende schout was Loeff Pelgrumsz., de eerste schepenen waren Frederick Evertsz., Joris Jorisz., Evert Dircxsz., Thonis Herbertsz., Jacob Aelbertsz., Eybert Gerritsz. van Wel en Gerrit Wil- lemsz.; kerkmeesters waren toen Splin- ter Huygensz. en Henrick Claesz., de pastoor was Johan van Goer, terwijl als maarschalk van het Nedersticht fun- geerde Frederick Utenham. De schepenen moesten zijn mannen
met eere van goede name ende fame, zij werden aangesteld door de gerechts- heer, gerecruteerd uit de geërfden en zij konden hun benoeming niet weigeren. Hun functie was overigens gelijk aan die van de vroegere buren. Het was gebruikelijk dat de schout,
zeker al in de 15de eeuw, zijn ambt pachtte en borgen moest stellen of een borgsom storten. Dit laatste vooral om- dat zijn bevoegdheden en werkzaamhe- den de rechterlijke sfeer ver te buiten gingen en zich ook op fiscaal terrein uit- strekten. Zoals de gerechtsheer behalve de jurisdictie ook bestuursmacht had, een aantal heerlijke rechten bezat en bovendien meestal grondbezitter in het gerecht was, zo bewoog de aktiviteit van de schout, als hij de gerechtsheer inte- graal verving, zich op de terreinen van de jurisdictie, het bestuur, de belastin- gen en de behartiging van de privé-be- langen van de heer. Het bestuur had op de dorpen tijdens het Ancien Régime nog niet zo heel veel te betekenen, maar het innen van belastingen was een ge- wichtige taak voor de schout, evenals soms het behartigen van de waterstaats- |
||||||||||||||||||
Het gebied waarbinnen iemand de
rechtsmacht bezat, werd in Utrecht gerecht genoemd; uit deze gerechten zijn de latere gemeenten voortgekomen. Met het woord gerecht werd echter ook aangeduid het geheel van schout en buren c.q. schepenen, dat aan de gerechtszitting deelnam. Huurrecht was oudtijds de naam voor
een rechtspleging, waarin de buren (ge- kwalificeerde ingezetenen) van een ge- recht als oordeelvinders optraden, d.w.z. het oordeel vonden, het vonnis wezen, op vordering van de schout. De gang van zaken bij de burenrechtspraak werd op den duur als onbevredigend er- varen, door partijdigheid, een te grote of een te geringe opkomst en ruzies. Een vast aantal schepenen, op termijn benoemd en beëdigd door de maar- schalk, zou in dit euvel kunnen voor- zien. Vandaar dat allengs omzetting |
||||||||||||||||||
[Ge
f^tè» ^^tfUl-t (ZiZ*tu
|
||||||||||||||||||
Titelblad van het eerste schepenboek van
Vleuten. Dit is der Schepenen boeck ofte Register in
Vloeten ende in Hermelreweerdt in des Eer- baren Heren Gherechte des Decken ende Ca- pittel van Oudemunster te Utrecht, beghin- nende mitten yersten Schepenen recht. Anno 15 hondert ende soevenendetwintich den yersten dach in Mey. |
||||||||||||||||||
460
|
||||||||||||||||||||||
belangen. Dit laatste was echter van
gerecht tot gerecht verschillend, omdat er hier en daar waterschappen beston- den, die een eigen bestuur hadden met vergaande bevoegdheden, zodat daar de waterstaatstaak voor het grootste deel onttrokken was aan de schout. Een vrij groot aantal gerechten was zo
klein, dat er geen functionarissen te vin- den waren om een rechtbank, tevens bestuurscollege te vormen. In alle gevallen was er een gerechtsheer, soms ook een schout, die immers niet binnen het gerecht hoefde te wonen. Waren er rechtszaken aan de orde, dan moesten zij in een naburig gerecht worden be- handeld. De belanghebbenden konden- dan hun rechtbank kiezen. Alle gerechten waren bevoegd in boet-
straffelijke zaken en daarnaast in civiele zaken, geschillen tussen particulieren betreffend. Men kon van het vonnis in beroep gaan bij het Hof van Utrecht, dat overigens deze civiele zaken in toe- nemende mate ook in eerste aanleg behandelde. Naast de taak als rechtbank in geschil-
len vonden de dorpsgerechten een andere taak in het op rechtsgeldige wijze vastleggen van rechtshandelingen door derden. Dit aspekt van hun werkzaam- heid, de zg. voluntaire jurisdictie of vrij- willige rechtspraak, kostte hun heel wat meer tijd dan de contentieuze recht- spraak, dus de rechtspraak in geschil- len. Weliswaar hadden de gerechten op dit terrein concurrentie van de openbare notarissen, maar enkele veel voorko- mende rechtshandelingen, als de over- dracht van onroerend goed en de vesti- ging van zakelijke rechten daarop, kon- den slechts voor het plaatselijk gerecht geschieden. Op grond van de ordonnantie van de
Staten van Utrecht van 6 oktober 1584 kregen de gerechten er op het terrein van de vrijwillige rechtshandelingen een taak bij, die zij vroeger nooit hadden ge- had. Aan de katholiek geblevenen werd voortaan de mogelijkheid gegeven ten overstaan van het plaatselijk gerecht te trouwen. Op 1 maart 1811 werden de schepen-
rechtbanken, zowel in de steden als op de dorpen, afgeschaft en werden er, evenals in de andere gebieden van het Franse keizerrijk waarvan Utrecht toen deel uitmaakte, rechtbanken per kanton en per arrondissement ingevoerd. Er waren diverse decreten en circulai-
res en niet minder dan drie Koninklijke Besluiten (van 8 maart 1879, 9 oktober 1883 en 20 juni 1919) voor nodig om de oude gerechtsarchieven te krijgen waar zij zich uiteindelijk nu bevinden: de rijksarchiefbewaarplaatsen in de pro- vincie. Dit met uitzondering van de |
||||||||||||||||||||||
tf
|
||||||||||||||||||||||
^/^r *y^
|
||||||||||||||||||||||
Eerste bladzijde van het eerste schepenboek van Vleuten.
Anno 15 hondert ende 27 den yersten dach in Mey. |
||||||||||||||||||||||
archieven van die gemeenten die over
een gemeentearchivaris en een doelma- tige archiefbewaarplaats beschikten; de betreffende gemeenten konden bedoel- de archivalia in bewaring krijgen. Gegevens
De archivalia die nu in het Rijksarchief
te Utrecht bewaard worden, werden in 1985 opnieuw geïnventariseerd door D. T. Koen (Inventaris 49 Dorpsgerech- |
||||||||||||||||||||||
ten); ik maakte voor het bovenstaande
een dankbaar gebruik van de in die inventaris opgenomen inleiding. Van alle taken, die de dorpsgerechten
hebben gehad, interesseert ons het meest die betreffende de vrijwillige rechtspraak. In de daarop betrekking hebbende archivalia kunnen we name- lijk gegevens vinden over overdrachten, hypotheken, taxaties, heffing van de 20ste en 40ste penning, procuraties, tes- |
||||||||||||||||||||||
461
|
||||||||||||||||||
tamenten, boedelscheidingen, publieke
verkoop van roerende en onroerende goederen, verpachtingen en verhuur. Ik geef een overzicht van de bewaard
gebleven archivalia van de gerechten, waaruit tenslotte onze gemeente Vleu- ten-De Meern is ontstaan, met globaal het tijdvak dat wordt bestreken: |
||||||||||||||||||
Galekop
Haarzuilens
Oudenrijn en Heikop
Papendorp
Reierskop-Creuningen
Reierskop-St Pieters
Themaat
Themaat-Den Eng
Veldhuizen, Bijleveld,
Rosweide en Reierskop-
Lichtenberg
Vleuten en De Meern
|
1714- 1811
1631 - 1811 1693- 1811 1702- 1811 1714- 1810 1640- 1809 1736- 1811 1684- 1753 |
|||||||||||||||||
1631 - 1810
1527 - 1811 |
||||||||||||||||||
Opvallend is dat de Vleutense archi-
valia terugreiken tot de dag waarop al- daar het schepenrecht werd ingevoerd; dit wordt trouwens vóórin het eerste "schepenboeck" ook vermeld. Er zijn niet veel plaatsen waar de historici zich er op kunnen verheugen de beschikking te hebben over zo'n oud archief. Het Kadaster, in gebruik genomen in 1832, kan, wat betreft de laatste 150 jaar, onze honger stillen naar gegevens over grond en opstallen in onze gemeente. Bestu- dering van de boven besproken archi- valia brengt ons nog eens 300 jaar verder terug in de tijd. Raadpleging van de stukken kan kos-
teloos geschieden in de leeszaal van het Rijksarchief, maar het is een moeizaam werk. Klappers op naam of object ont- breken veelal en als men dan, op zoek naar een enkel gegeven, bij herhaling eindeloze stapels papier moet doorbla- deren, begint toch de gedachte zich op te dringen of dat niet anders kan. Uw bestuur heeft daarom, mede geba-
seerd op ervaring mijnerzijds elders, besloten de voor ons van belang zijnde archieven op kleinbeeld-film te doen zetten. Deze films kunnen thuis op een schermpje worden geprojecteerd en ge- lezen, en vervolgens kan men de belangrijkste gegevens uit de acten sy- stematisch rangschikken. Op deze wijze het gehele materiaal doorwerkend, ver- krijgt men tenslotte een kast vol koste- lijke gegevens, waarmee te kust en te keur geschiedkundig onderzoek kan worden gedaan. Fonds
Ter gelegenheid van de feestelijke
opening van het nieuwe kantoor van Van Gooi Assurantiën aan de Zandweg 116b te De Meern, had het echtpaar van Gooi zijn zakenrelaties gevraagd, in- |
||||||||||||||||||
De fllmrollen.
Foto: K. B. Nanning. plaats van bloemen of cadeau's geld
over te maken voor een cultureel doel. Op 2 oktober j.1. bleek welk doel zij voor ogen hadden, want toen mocht uw da- gelijks bestuur een bedrag van f 1000,- in ontvangst nemen om te besteden aan het bovenomschreven project. Project
De eerste 8 films (5.527 opnamen = ca
10.000 bladzijden) zijn inmiddels gereed en het eigenlijke werk kan beginnen. Nu is dit een klus die bij voorkeur niet door één man of vrouw moet worden ge- klaard; het zou te lang duren, controle ontbreekt en de animo kan verflauwen, evenzovele factoren die in hun tegendeel verkeren als er een ploegje de schouders onder zet. Ik mag toch aannemen dat er onder u zijn die op een kans hebben ge- |
||||||||||||||||||
wacht nu eens iets écht belangrijks voor
hun vereniging te kunnen doen; dat zij zich bekend maken! Het benodigde materiaal (film en
aangepaste projector) zal door de ver- eniging beschikbaar worden gesteld en op mijn goede raad en daadwerkelijke steun kunt u rekenen. Weest niet bang dat het oude schrift wellicht moeilijkhe- den oplevert, verreweg het grootste deel van de acten is vlot te lezen en bovendien, al doende leert men. Ik nodig diegenen die deze uitdaging
aandurven uit zich bij mij te melden: Dr D. W. Gravendeel, 't Zand 35 te Vleuten, tel. 03406 - 61793. Bedenk dat ook üw huis en grond een geschiedenis hebben, die dankzij dit onderzoek aan het licht kan worden gebracht! |
||||||||||||||||||
Opstelling van projector, projectiescherm, schrijfmachine en „aandachtige lezer".
Foto: K. B. Nanning. |
||||||||||||||||||
462
|
||||||||||||||||
Een dorp verandert,
|
||||||||||||||||
De foto op bladzijde 438 van het vori-
ge nummer leverde me vier reacties op. Twee mensen wisten mij — mondeling — „precies" te vertellen waarde huizen stonden: „Dat waren de huizen van .... en .... aan het Haarpad. Ze hadden het allebei fout. |
||||||||||||||||
De eerste schriftelijke reactie kwam
van Arie Goudappel die het bij het rech- te eind had: „Het huisje op de foto is het nu gerenoveerde huis van Kees Mand- jes, in de vooroorlogse jaren onder- houdsman van de openbare straatver- lichting in Vleuten. Achter het huisje is nog te zien het vroegere café van Piet Bos". |
||||||||||||||||
De tweede schriftelijke reactie was af-
komstig van To (ze zal best wel met een andere naam zijn gedoopt!) van der Sande-Mandjes die in het huis links op de voorgrond is geboren en ons een uniek levensverhaal toezond. We publi- ceren het met veel genoegen. |
||||||||||||||||
De raadselfoto uit het vorige nummer nóg een keer, maar nu met wat meer omgeving. Zondag-
middag 16 september 1961. |
||||||||||||||||
Rectificatie
In het vorige nummer heb ik één van
de mensen die reageerden op de foto in de rubriek „Een dorp verandert . . . ." mevrouw Graafland genoemd met als toevoeging „weduwe van schilder Chris". Ze belde me op en vertelde dat Chris een broer was van haar man: „Kijkt U maar in het gemeentehuis naar de schilderijen!" En die bleken alle ge- signeerd met Jac(ob) Graafland. Ik heb haar mijn excuses aangeboden
en ook gezegd dat ik er nog even schrif- telijk op terug zou komen. Bij deze dus. |
||||||||||||||||
Hetzelfde punt 25 jaar later op 19 november 1986. Het houten schuurtje werd in 1962 vervangen
door een stenen exemplaar. Wim Vermeent stalt er onder andere zijn auto in. De oude percelen zijn nog volkomen intact. Opgeschoten bomen en aanbouwsels maken de herkenning een beetje moeilijk. |
||||||||||||||||
K. B. N.
|
||||||||||||||||
463
|
|||||||||||||
Een opvallend schilderij
DE WILLIBRORDKERK TE VLEUTEN van Kees Valkenstein
|
|||||||||||||
Tenslotte zien we nog twee herkenba-
re gebouwen. Dat is in de verte — op deze reproductie in zwart-wit niet zo herkenbaar — de witte boerderij aan de smalle Thematerweg en aan de horizon de toren van de Katholieke kerk uit 1885 in Maarssen die, voordat de wijk Hinderstein werd gebouwd, vanaf dit punt duidelijk zichtbaar was. Al met al is het schilderij niet op alle
punten even betrouwbaar maar het is toch bijzonder plezierig dat het van de pastoriezolder naar beneden gekomen is. Niemand van de thans in fuctie zijnde pastores of parochiebestuurders had het ooit gezien. „Het kan best zijn dat pastoor Beutener het eigenhandig na het overlijden van Kees in 1952 op zol- der gezet heeft" veronderstelt Wil de Frankrijker, die er voor gezorgd heeft dat wij het schilderij mochten expose- ren en fotograferen! K. B. N.
|
|||||||||||||
Nu komen we aan een merkwaardig-
heid. Vanaf het station zijn de voorge- vels van de broederschapshuisjes abso- luut niet te zien en hadden we een vrij uitzicht op de zijgevel van het grote wit- gepleisterde kerkgebouw dat op dit schilderij helemaal niet voorkomt. Ook buigt de weg hier weer precies anders- om. Wèl zien we dat de toren van de Hervormde kerk al een spits had zoals we die nu nog kennen. Op oudere gravures en tekeningen is de kerk altijd afgebeeld met een veel lagere „spits". Links naast het bruggetje op de voor-
grond moet volgens mij al in 1889 het witte huisje met rieten dak hebben ge- staan (Massop?) dat pas in het begin van de jaren zestig is verdwenen. De oude huizen, de winkel van Lubach (Broek- huyse, nu woning van Léon van Esch) en het complex van ,,De Brouwerij" vallen buiten de compositie van dit schilderstuk. |
|||||||||||||
Tijdens de presentatie van onze derde
speciale uitgave ,,Kees Valkenstein en de Vleutense polder" in de Kees Valken- steinschool was ook een kleine expositie ingericht van enkele bewaard gebleven creaties van deze veelzijdige kunste- naar. Naast een groot aantal boeken en een aantal poppen uit particulier bezit waren enkele tekeningen en oude publi- caties te zien, afkomstig uit het Ge- meentearchief. Het meest opvallende stuk was even-
wel een schilderij van 115 x 89 cm, voor- stellende de Willibrordkerk te Vleuten, gesigneerd K. Valkenstein, aug.'89. Op het eerste gezicht ziet de omgeving
er nogal gefantaseerd uit maar bij nadere beschouwing blijkt dat niet zo te zijn. Goed, er is met de perspectief niet al te zorgvuldig omgegaan maar onge- veer alles wat we op het schilderij zien is er ook in dat jaar geweest! Kees heeft de Willibrordkerk recht
van voren geschilderd zodat hij voor cTit aanzicht met de rug naar het huidige station heeft gestaan. De Vleutense we- tering op de voorgrond is wel erg breed uitgevallen en ook loopt de bocht precies andersom maar die vrijheid gun- nen we hem. De praam is wel weer een stukje werkelijkheid want de wetering heeft nog tot ver in deze eeuw een func- tie gehad bij het vervoer van kwekers- producten naar de veiling in Utrecht. Het slootje dat van de wetering aftakt
en in noordelijke richting verdwijnt heeft er echt gelegen. Het liep waar nu ongeveer het woonhuis van Wolters se- nior staat en kwam in de wetering uit tegenover de achtertuin van fotograaf Hans Nijman. Er bestaat nog een oude prentbriefkaart waarop de brugleunin- gen te zien zijn. Hoewel het driehoekige perceeltje tus-
sen slootje, wetering en Dorpsstraat veel te klein is uitgevallen, is het waar- schijnlijk juist dat hier geen huizen zijn afgebeeld. Het verenigingsgebouw (Ica- rus), het huis van bakker Van Munster, het huis van dokter Schuurs (Max Mij- derwijk) en het trapgevelhuis van de familie Goes dateren alle van latere jaren; van na 1889 dus. De twee boerderijachtige huizen met
de hooiberg geven onmiskenbaar de plaats aan van de voormalige boerderij „Hinderstein" die, qua bouwtrant, heel goed van rond 1900 kon dateren. Echt oud was de boerderij, die in 1961 werd gesloopt, beslist niet. |
|||||||||||||
?««S3i» iiS«t^«s»t4w^a<s:a«^iiSfc
|
|||||||||||||
Op deze reproductie hebben wij een stuk van de hoge hemel boven de torenspits laten vervallen.
|
|||||||||||||
464
|
||||||||||||
MENSEN OP EEN KLEIN STUKJE GROND
|
||||||||||||
Een golf van herinneringen overspoelt
mij bij het zien van de foto op bladzijde 438 van Uw — voortreffelijk — blad onderde kop: „Een dorp verandert....". Huis, schuur en tuin waren respectie-
velijk Parkweg A 95, Parkweg 2 en zijn nu Dorpsstraat 26 te Vleuten. In 1930 ben ik er geboren en tot en met
1961 ook getogen als jongste dochter uit het gezin van Kees Mandjes en Tonia Mandjes-Stigtenaar. Dit huis bestond tot 1930 uit twee woningen. Vlak vóór mijn geboorte werd er één huis van ge- maakt. Op dit plekje woonde mijn moeder
reeds met haar ouders; na hun huwelijk in 1909 trokken mijn ouders bij opoe Stigtenaar in en werden er in de loop der jaren twaalf kinderen geboren. Vijf kin- deren stierven jong; één broer, Wim, op 16-jarige leeftijd. Moeder stierfin 1958, vader in 1961. De overige kinderen zijn: Riek Mandjes Bejaardencentrum Vleuten
Jan Mandjes Den Bosch Grada Peek-Mandjes Harmeien
Truus Vermeent-Mandjes Vleuten
(woont in het ,,oude" huis)
Bep Bakker-Mandjes Nieuwegein To van der Sande-Mandjes Haarlem
|
In de 50er jaren heeft mijn zwager
Wim Vermeent huis en grond gekocht van de O. L. V. Broederschap met de bedoeling er zelf te gaan wonen. Begin 60er jaren (waarschijnlijk het moment waarop deze foto gemaakt is) (Dat klopt: de foto dateert van 16 september 1961. KBN.) moest hij zijn huis op de Strijkviertel verlaten en diende serieuze plannen in voor de verbouwing van het oude huis aan de Parkweg. Wie schets onze verbazing, toen bleek dat het stulpje niet meer voorkwam in het be- stemmingsplan! (Ook hier heeft To van der Sande gelijk: toen ik in de Utenham- straat kwam wonen kreeg ik te horen dat de huizen tussen Vleutense wetering en de Parkweg zouden gaan verdwijnen. Gelukkig is dat niet gebeurd! KBN.) Vanwege de woningnood echter werd het bestemmingsplan gewijzigd en mocht er toch gebouwd worden. Goed dat het niet gesloopt is! In de loop van de jaren is het alsmaar mooier gewor- den. Alleen de huidige schuur is nieuw. Nu nog iets over de oude schuur, de
„blikvanger" op de foto. Mijn vader heeft deze in z'n jonge jaren zelf ge- bouwd. In de schuur had hij een werk- bank van wel vier meter lang van mas- sief eikenhout, zo'n 8 cm. dik. Hij |
knutselde namelijk graag met electri-
sche apparaten en was daar héél handig in. Een derde deel van die werkbank met de zware bankschroef heb ik geërfd en siert nu ons kleine stadsschuurtje in Haarlem. In die schuur gebeurde van alles. Ik
had daar een schommel van ,,koeien- touwen" aan een dikke balk, Truus had er een winkeltje. Riek bakte er op oude- jaarsdag en vastenavond oliebollen op een petroleumstel, enzovoort. En de be- roemde ladder op fietswielen voor de lantaarnpalen hing er. Naast de schuur was de ,,plee". Lekker in de zomer, een beetje fris in de winter. In de oorlog hebben we zo ongeveer
alles, wat de schuur kon missen zonder in te storten, opgestookt, evenals de be- schoeiing langs de wetering. We waren altijd bang dat de boel bij storm zou omwaaien. Over het huis en zijn familie is veel te
vertellen. Hoe de eindjes aan elkaar ge- knoopt moesten worden, over ziekte, dood en narigheid. Gelukkig viel er af en toe ook best nog wel wat te lachen. Een verhaal over mensen op een klein
stukje grond in Vleuten. To van der Sande-Mandjes
|
||||||||||
Voor het vierde nummer in 1986 heb-
ben we gelukkig weer eens een foto uit De Meern. Koeien in een weiland en nieuwbouwwoningen op de achter- grond. Wie weet waar? Klaas B. Nanning
|
||||||||||||
De „Bouwkundige Teekencursus 1930 - '31 te Vleuten".
De cursus werd gegeven door Eef (Everardus Gerardus) Baars, aannemer. Eef werd 02-04-1899 te Vleuten geboren als zoon van Johannes Fran-
ciscus Josephus Baars en Anna Cornelia van Dijk. Hij overleed 03-11-1985 te Vleuten-De Meern. Hij huwde 27-01-1927 te Haarzuilens met Elisa- 19-!o S te'°C"en-Df Meern '' Haarzuilens als dochter van Hubertus Adrianus Broekhuijse en Margaretha Vergeer. Zij overleed HÏun W^Jll' f h ^^r • "^n^? 'T " o ' "'^'' ''''''*! ^' """'''"*" "''"'' ""J"' ^'^' Steenbrink, Jan van Breukelen, Piet van den Bosch, Alfons
«, I u r ^ ' "' ■''*" "«"gstraten, Anton van den Berg, Cor van Vliet. Rechts kapelaan Mientjes. De foto werd gemaakt bij de Willibrordkerk te Vleuten.
Zie ook Een dorpsbewoner vertelt . . . ." (Willem J. S. Hoogstraten in ons blad van september 1986, biz. 432)
Foto: H. W. Heijn te Leiden. |
|||||
*4|I|$V^'^^'^'
|
|||||
467
|
|||||||||||||
Het Burgerlijk Register
|
|||||||||||||
door
Dr D. W. Gravendeel |
|||||||||||||
overigens niets nieuws, want vóór 1800
was dat ook al zo. Nog even herleefde de sfeer van „vrij-
heid, gelijkheid en broederschap" tijdens de inlijving bij Frankrijk (9 juli 1810 - 17 november 1813), waarover hieronder meer. Onder kiesrecht verstaat men het
recht aan verkiezingen deel te nemen. Te onderscheiden zijn actief kiesrecht, d.i. de bevoegdheid zijn stem uit te bren- gen bij de verkiezingen voor de verte- genwoordigende lichamen, en passief kiesrecht, d.i. de bevoegdheid gekozen te worden. Wat betreft het actief kies- recht, onderscheidt men algemeen (d.w.z. aan ieder, boven een bepaalde leeftijd, toekomend) en beperkt (d.w.z. aan bepaalde categorieën voorbehou- den) kiesrecht. Vóór 1848 was het kies- recht in Nederland zéér beperkt. Ook daarna was het grootste deel van de bevolking ervan verstoken. Tot de Grondwetherziening van 1887 was het kiesrecht verbonden aan een bepaalde hoogte van het bedrag dat men aan belasting moest betalen. De Grondwet van 1887 voorzag in een uitbreiding van het kiesrecht tot diegenen die ,,de nodi- ge geschiktheid of welstand bezaten" (de zogenaamde belasting-, woning-, loon-, spaar- en examenkiezers). Onder dit stelsel was in 1916 slechts 70% van de Nederlandse mannen kiesgerechtigd. De Grondwetwijziging van 1917 voerde het algemeen kiesrecht voor mannen in en dat voor vrouwen werd mogelijk ge- maakt. In 1922 werd dat laatste in de Grondwet vastgelegd. De democratie in 1811
Tijdens de inlijving bij Frankrijk gold
hier het wetboek van Napoleon. Niet zo vreemd, wij waren immers Fransen! Toen Napoleon in 1811 ons land be- zocht, werd hij overal met veel eerbe- tuigingen ontvangen; hij verklaarde zich zeer voldaan en beweerde dat de Hollanders meer verfranst waren dan andere ingelijfde volken. Op 19 april 1811 schreef de Prefekt
van het Departement van de Zuiderzee, de Belg Antoine Philippe Fiacre Ghis- lain de Visscher, graaf de Celles, een brief aan de maires van alle gemeenten, betreffende de constitutionele verkie- |
zingen. Hij zette daarin uiteen dat vóór
alles een lijst moest worden opgemaakt van die genen, welke regt hebben om in het Burgerlijk Register van het ArrondiS'- sement te worden ingeschreven. Alle per- sonen, 21 jaren oud, die van hunne Bur- gerlijke of Staatkundige Regten niet verstoken zijn, of van welken het genot hunner Burgerlijke of Staatkundige Reg- ten niet is opgeschort geweest, moeten voor de eerstemaal op deze Lijst worden ingeschreven. Hij noemde de artikelen van het wet-
boek van Napoleon, die de voorwaar- den regelden aan welke het genot der Burgerlijke Regten verbonden is, alsme- de de artikelen, die bepaalden waardoor men zijne Burgerlijke Regten komt te ver- liezen. De Burgerlijke Regten verliest men ook
ten gevolge van Regterlijke Vonnissen. Die genen, welke tot correctionele straf- fen verwezen zijn, moeten niet op de even- gemelde Lijst geplaatst worden, ten min- sten niet eerder dan na dat het vonnis deszelfs geheele en volkomene executie zal gehad hebben. Ondertusschen kan men eenig onderscheid maken tusschen hen die deze correctionnele straffen on- dergaan hebben uit hoofde van onteeren- de misdaden, en de zoodanigen welke zich dergelijke straffen hebben op den hals gehaald door misdaden welke geene schande met zich brengen. De maire moest de lijst opmaken,
aanplakken en na 14 dagen toezenden aan de Prefekt. |
||||||||||||
Vóór de omwenteling van 1795 had-
den de mannen in de Republiek der Ver- enigde Nederlanden niets te kiezen dan een vrouw. Nadat de Bataafse Repu- bliek was uitgeroepen zette ons volk de eerste schreden op het pad der verkie- zingen van een modern vertegenwoor- digend lichaam in Nederland tegen het einde van januari 1796. De 18de eeuwse democratie ging uit van gegoedheid als basis van politieke rechten. Aangezien echter in het gewestelijke belastingstel- sel daarvoor geen criterium was te vin- den, had het reglement een andere op- lossing gekozen. Alle mannelijke perso- nen (de gedachte, dat ook vrouwen zou- den kunnen en willen stemmen, kwam niet op in de verlichte geesten!), die niet van een of andere vorm van bedeling leefden en die de leer van de volkssouve- reiniteit aanvaardden, werden toegela- ten tot de zogenaamde grondvergade- ringen. Het land was verdeeld in 124 kiesdis-
tricten van 15.000 personen en ieder district in grondvergaderingen van 500 personen. Elke grondvergadering koos een kiezer en elke groep van 30 kiezers wees een lid van de Nationale Vergade- ring aan. Zo werd door getrapte verkie- zingen de eerste werkelijke volksverte- genwoordiging in Nederland samenge- steld. De meeste afgevaardigden be- hoorden tot de gegoede burgerij. Bij de Staatsregelingof Grondwet van
1798 bleef het kiesrecht ongeveer gelijk, maar iedere kiezer moest een eed van afkeer afleggen van het stadhouder- schap, het federalisme (= de provinciale zelfstandigheid) en de regeringloosheid. De Grondwet van 1801 deed de eed
van afkeer vervallen, maar beperkte het algemeen kiesrecht aanmerkelijk door de invoering van de „census" (Latijn : = schatting, nl. van het vermogen). Het censuskiesrecht is een verkiezingssy- steem, waarbij het kiesrecht alleen toe- gekend wordt aan burgers, die aan de staat jaarlijks een zeker bedrag aan be- lasting betalen. Dit systeem, waarbij alleen de zittende klasse het politieke leven beheerste, bestond gedurende het grootste gedeelte van de 19de eeuw in alle westerse landen, zodat toen een grote kloof bestond tussen het „wettelij- ke" en het „werkelijke" land. Dit was |
|||||||||||||
In het oud-archief van onze gemeente
vond ik de Naamlijst van de Persoonen binnen de Gemeente van Vleuten en de Meern, welke zich in het Burgerlijk Re- gister hebben laten inschrijven, geda- teerd den 15 Meij 1811 en ingezonden den 24Junij 1811 door de maire P. J. W. van Odenhoven. Er staan 116 namen op (die ik gemakshalve alfabetisch rang- schikte), met beroepen en geboortedata, van oude inwoners die kennelijk geen ,,onteerende misdaden" hadden be- gaan. Waarom Hendrik van Schevik- hoven junior is opgenomen, is niet dui- delijk; de jongen was nog geen 20 jaar, maar misschien wilde hij erg graag. |
|||||||||||||
468
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten, dochter van Willem Hendrik
van Bijlevelt, brouwer en schepen te Vleuten, en Aleyda Odilia van Rietveld. Hij was in 1811 schout/maire van Vleuten, doch in datzelfde jaar volgde zijn zwager, Johannes Hendrikus Josephus van Bijlevelt, hem als maire op, waarna hij nog van 1815 tot 1829 notaris was te Boxmeer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot ca 1800 als rechtsgeleerden en doc-
tores in de medicijnen, maar het ge- slacht is veel ouder en afkomstig uit het graafschap Horne. In 'n oorkonde van 13-07-1297 wordt voor het eerst een Johan van Odenhoven vermeld. Philibertus trouwde op 18-11-1800 in
de Rooms Katholieke kerk te Vleuten, als Magister Juris (Meester in de rech- ten), met Joanna Cornelia Maria van Bijlevelt, gedoopt op 06-08-1779 te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philibertus Josephus Wilhelmus van
Odenhoven was een belangrijk man. Hij werd op 04-01-1796 als student in- geschreven aan de Utrechtse Universi- teit, in de juridische faculteit, afkomstig van Boxmeer. Hij werd aldaar gedoopt op 01-04-1772 als zoon van de advocaat en raadsheer Engelbertus Godefridus Josephus van Odenhoven en Maria Ca- tharina Hoctin. De van Odenhovens kwamen te Boxmeer voor van ca 1600 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'/^z/^f^'^l^^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-éZa^TVl^i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'^'ïT^VWz:^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<^7^'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-2^4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vl AJ ■.*!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
~>'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achternaam
|
Beroep
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voornaam
|
Geboortedatum
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landeigenaar
Landman, boerderij Boerderijtje Kleedermaaker |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Angelkot
van den Berg van Berkestein Beukers |
Herman
Jan Hendrik
Anthonie |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 - 09 - 1759
02-03- 1746 18-04- 1755 27- 11 - 1755 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
469
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Bommel
van Bommel
Borski Nzn
Boshoff
Boursse
Bouwman
van Breukelen
van Breukelen
van Breukelen
van Breukelen
van den Brink
van Bijlevelt
van Bijlevelt
van Bijlevelt
Cordes
Damen
Dorrestein
Dorresteijn
van Druten
van Dijk
van Dijk
van Dijk
van Dijk
van Eijk
van Ewijk
Gerssen
Gussenkloo
Hacfort
van Hengstum
van Hengstum
Heus
Hoedemaker
den Holder
Hollaar
Homburg
Homburg
van Huijsen
van Huijsen
Kerkwijk
Kerkwijk
Kok
van Leersum
van Leeuwen
Ligterink
Ligterink
Ligterink
Muijs
Muijs
Nelle
Nelle
van Nes
van Niekerk
van Oosterom
van Oostrum
van Oostrum
Overzee
Pauw
Pauw
Pauw
Pauw
Peek
Peek
Peek
van Peer
Rebos
Rentinck
van Rhijn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
470
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
09 - 03 -
01-06- 18- 11 - 26 - 07 - 11 - 06 -
06 - 03 - 07- 11 - 12 - 04 -
01-10- 03-12- 26 - 08 - 03 - 09 - 20 - 05 - 31 -08 - 06 - 06 -
26 - 07 -
03 - 08 - 02-01 - 29 - 10 - 29 - 12 - 08 - 05 - 15-07- 02 - 06 - 01-02- 21-09- 10-01 - 07 - 05 -
02 - 03 - 02 - 05 - 24 - 08 - 28 - 04 - 04-12- 02 - 11 -
08 - 03 -
24 - 04 - 06 - 06 - 27 - 09 -
03 - 10 -
05 - 08 - 26 - 07 - 09 - 10 -
19-05 - 17-05 - 18-06- 05 - 04 - |
1786
1761 1776
1756 1779 1734 1780 1770 1749 1772 1775 1766 1731 1779 1786 1745 1791 1776 1771 1768 1785 1761 1776 1768 1772 1747 1767 1749 1741 1782 1786 1781 1748 1750 1788 1779 1762 1783 1752 1758 1759 1771 1774 1786 1773 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
Archiefdienst „Land van Cuijk". |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
471
|
|||||||||||||||||||
Nog maar 25 jaar geleden ...
|
|||||||||||||||||||
door
Klaas B. Nanning |
|||||||||||||||||||
In een tweetal artikeltjes, het eerste in
dit nummer, wil ik iets schrijven over mijn herinneringen aan de tijd dat ik nèt in Vleuten was komen wonen, dit jaar 25 jaar geleden. Dat was voor ons beiden, mijn vrouw en ik, een onzeker avontuur. Mijn vrouw, opgegroeid in Nederlands-Indië en de Jappentijd goed doorgekomen, leefde in haar tienerjaren in Amsterdam-zuid, nabij de Beetho- venstraat. Met vrienden en vriendinnen bezocht zij in het Concertgebouw de op- tredens van Louis Armstrong, Lionel Hampton en Ella Fitzgerald. Dat waren in de jaren '50 haar uitgaansavondjes. Ik zwierde als joche van negen op m'n
rolschaatsen over de pas geasfalteerde straten van de binnenstad van Ensche- de, de vele fietsers en spaarzame auto's uit 1938 omzeilend. In de jaren vijftig, toen ik in de binnenstad van Haarlem woonde, was ik, redacteur-fotograaf van het fototijdschrift,,Focus", o.a. ac- tief in de Haarlemse Smalfilmliga. In 1960 hebben wij elkaar in De Bilt,
bij onze gezamenlijke werkgever Gront- mij n. V., ontmoet. |
|||||||||||||||||||
«Witte ^° -.j PE O'^y HOöEL'J,'*
|
|||||||||||||||||||
"CoP50HHEf1v.;;fy
|
óül^tï=o-1.Vr
|
||||||||||||||||||
Vleuten bij toeval
Het is eigenlijk nogal toevallig dat wij
in Vleuten onze woonplaats vonden. Ik weet natuurlijk nog precies hoe het gegaan is. Als bedrijfsfotograaf van de Grontmij kreeg ik de opdracht om op 30 juni 1961 enkele foto's te maken van het plaatsen van een belangrijk onderdeel van de waterzuiveringsinstallatie aan de Zandweg, welke installatie door mijn werkgever was ontworpen. Dat ,,be- langrijke onderdeel" arriveerde wat later dan was gepland en ik doodde de wachttijd door wat in de omgeving rond te toeren. Puur toevallig kwam ik in Vleuten terecht waar ik in een tuin tus- sen Parkweg en de Vleutense wetering een groot bord aantrof (toevallig is ook dat het hier de tuin van Jan Mandjes be- trof en dat het houten schuurtje ook op de foto voorkomt: zie het verhaal van To van der Sande). Op dat bord werden woningen te koop aangeboden en na het maken van de foto's bij de waterzuive- ring ben ik naar makelaar Umaco aan de Maliebaan gereden. Ik maakte m'n verlangens kenbaar: „hoekhuis met ga- rage" en tot mijn verbazing kreeg ik een |
|||||||||||||||||||
Het bord in de tuin van Kees Mandjes dat me naar Vleuten heeft gelokt. Mijn huis staat precies
in het midden. De foto is gemaakt toen we er al woonden: er hangen gordijnen. |
|||||||||||||||||||
optie van vijf dagen op „bouwnummer
24 van plan Hamweg". Het huis was bijna voltooid; een vorige gegadigde had zich teruggetrokken. Nog diezelfde avond, 30 juni 1961
dus, zijn mijn verloofde en ik naar het huis gereden dat het onze zou kunnen worden. Vijf dagen later hebben we het gekocht en twee maanden later woon- den we er, getrouwd en wel. Met onze stadse ervaringen was het op
maandag 28 augustus 1961 in Vleuten wel even wennen. Voor onze eerste in- kopen gingen we allereerst op zoek naar een kruidenier: het begrip supermarkt of zelfbedieningszaak bestond hier nog niet. Kruidenier dus. |
|||||||||||||||||||
We hadden een ruime keuze. Achter
de Hervormde kerk was de royaal ge- sorteerde winkel van Van Eyk geves- tigd. Dan had je Griffioen in de Stati- onsstraat, Bos en Broekhuyse aan de Dorpsstraat, Steenbeek „achter het Spoor" en Ram in één van de Broeder- schapshuisjes. De zuivelwinkels van Van Zuylen en Fokker; de bakkerijen van Van Munster, Van Dijk en Floor Oskam leverden brood. Bij Pos aan het Haarpad kon je bijna alles kopen watje bij de anderen niet kon krijgen. Van Zoeren en Blom waren de meest in het oog springende slagers, groente en fruit kon je alleen maar kopen bij Jan Bos, fietsen bij Van Oyen en Griffioen had |
|||||||||||||||||||
472
|
|||||||||
De winkel van Van Eyk op het Torenplein. Links zien we de dorpstoren en rechts de Hervormde kerk. In 1971 is de oude situatie weer hersteld en
is de kerk weer aan de toren vastgebouwd. Het monumentale pand van Van Eyk (ooit School met den Bijbel) was toen al gesloopt. |
|||||||||
een beperkte sortering drogisterijarti-
kelen. Als ik een aantal neringdoenden uit
rond 1961 vergeten heb moeten de naza- ten me niet in de nek springen: ik schrijf alleen maar m'n herinneringen op en geef geen volledige inventarisatie. De meeste hierbovengenoemde win-
kels hebben me „in den beginne" als klant gehad. Van de kruideniers leek „Van Eyk" ons de meest complete en precies zoals ik na tien jaar wonen in Haarlem gewend was, plaatste ik hier m'n bestellingen. Zeker tien hoofden van oudere Vleutense dames draaiden zich in mijn richting en er viel een — voor mij — irritante stilte. Je zag ze den- ken: „Da's d'r een uit de nieuwbouw". Na deze ervaring ben ik nooit meer bij Van Eyk in de winkel terug geweest. Na onderling overleg kozen we Grif-
fioen voor onze dagelijkse inkopen en Bos — iets dichterbij — voor de paniek- gevallen. In onze eerste winter in ons nieuwe
huis was het vaak kamperen geblazen. |
Rond de Kerstdagen gingen we enkele
dagen bij familie logeren en toen we te- rugkwamen was het water, dat in een beker op de slaapkamer was achterge- bleven, bevroren. Onze oliekachel in de kamer — dat was toen al heel modern: een oliekachel — kon onze kamer pas na enkele uren op temperatuur brengen. Vijf flessen Schilletje
Terug naar de plaatselijke midden-
standers. In die eerste winter 1961 -1962 ontdekten wij de zwak-alcoholische drank „Schilletje" als een leuke borrel voor het weekend. Regelmatig kochten we van deze drank een fles bij kruidenier -{Gijs) Bos die op een zeker moment voor ons zelfs een voorraadje aanlegde: wanneer wij hem erom vroegen greep hij met een achteloos gebaar één van vijf flesssen die hij voor ons had ingekocht! Toen ik eens een attentie voor iemand nodig had en Bos vroeg om een doos' bonbons of zo bleek hij zoiets helemaal niet in z'n winkel te hebben. Ergens in |
||||||||
een hoek lag nog wel een niet helemaal
frisse doos platte chocolaadjes: in 's he- melsnaam die dan maar!. Twee bussen beits
Vleuten was ook nog lang niet inge-
steld op de vragen van beginnende doe- het-zelvers. Bij ons in de straat woonde iemand die niets voelde voor kamer- breed tapijt op z'n huiskamervloer maar de planken wilde beitsen. Hij toog naar de plaatselijke verfwinkel en kocht daar twee bussen wasbeits, donker eiken. Hij bleek daar niet genoeg aan te hebben en ging de volgende dag terug om nóg twee bussen te halen maar die vlieger ging niet op. De beits was uitverkocht en — volgens de betrokken buurman Kees — kreeg hij op hoogst verbaasde toon te horen: „Het lijkt wel of de hele nieuw- bouw z'n vloeren gaat beitsen. Gisteren was er ook al één!" Niet boos worden beste familie Van den Tempel! Ergens vragende om een zeem, kreeg
ik van de Vleutense neringdoende het |
|||||||||
473
|
|||||||||||
De Schoolstraat in 1965 met prille boompjes die om één of andere reden alweer jaren verdwenen zijn. De etalage van Griffloenis leeg. Hij ging
verbouwen en aanzienlijk uitbreiden. Zijn noodwinkel stond op het voorpleintje van de boerderij „Odenvelt" die toen al vele jaren bij Gemeente- werken in gebruik was. Die boerderij met naastgelegen schuur is inmiddels óók alweer verdwenen en vervangen door de grote garage voor brand- weer- en vuilnisauto's. In de grote winkel die GrifHoen liet bouwen is nu al vele jaren de dierenspeciaalzaak van Sam Weller gevestigd. |
|||||||||||
gehad op de Hamtoren.
Nee, niets negatiefs. We moesten ge-
woon nog aan elkaar wennen. Wij, ver- wende stedelingen aan de dorpssfeer; de Vleutense ingezetenen aan de soms wat arrogant overkomende bewoners van de nieuwbouw. Misverstanden over en weer. Veel positiefs
Iemand ventte langs de deuren, maar
liet onze anderhalve straat links liggen. Ik vroeg een keer aan een oud-Vleute- naar die mij al een beetje kende: „Waar- om komt die man bij ons niet langs?" en ik kreeg het eerlijke antwoord: „O, hij zegt dat die mensen allemaal een huis hebben gekocht en op zulke hoge lasten zitten dat ze je niet contant kunnen be- talen en je eindeloos laten lopen om je geld". Mijn vraag en zijn antwoord was een eerste stap op de weg die wij beiden moesten gaan om elkaar te leren begrij- pen. Ook veel positiefs. In de herst van
|
|||||||||||
advies om naar Utrecht te gaan: „Die
verkopen we hier niet". En voor verf- verdunner moest ik het maar eens bij aannemer Geelen proberen. Het was al 1964 geworden toen ik een
week van huis moest en bij boekhandel Hiltrop nog snel even een romannetje wilde kopen om in het vliegtuig wat te lezen te hebben. Eisen durfde ik nauwelijks te stellen en het was Hiltrop himself die uit z'n boekenvoorraad van zo'n 50 pockets iets voor me uitzocht. De titel ben ik vergeten; wèl weet ik dat ik het boek helemaal heb uitgelezen. Begrijp me goed. Het is zeker niet
mijn bedoeling negatief over onze eer- ste ervaringen in Vleuten te schrijven. Maar „Plan Hamweg" (als U het nog niet begrepen hebt: de Van Wanroy-, Utenham-, Van Woerden- en Bernard van Hamstraat) was met zijn 64 wonin- gen het eerste uitbreidings-nieuwbouw- wijkje van Vleuen. En ik betrok bouw- nummer 24, het laatste huis van de eer- ste „bouwstroom". Ik heb vanuit mijn huis nog enkele weken een vrij uitzicht |
1961 werd iedere vrijdagavond bij ons
aangebeld. Dan stond daar een wat oudere grijze man met enkele bossen bloemen in de arm. Lang heeft het niet geduurd, maar voorzover ik weet hebben we bijna iedere vrijdag een bos van hem gekocht. Hoewel wij een auto voor de deur
hadden staan was Gijs Bos toch altijd bereid de bij hem gedane bestellingen op de fiets bij je thuis te brengen. Na een paar maal vond ik dit dienstbetoon zo gênant dat we onze boodschappen in het vervolg zelf meenamen. Groenteman Jan Bos reed met paard
en wagen het hele dorp door om z'n wa- ren aan de man te brengen, ook in de „nieuwbouw"-straten. Een paard in je straat! Wanneer had ik dat voor het laatst meegemaakt? |
||||||||||
Voorlopig besluit ik hiermee m'n her-
inneringen aan Vleuten rond I96I. |
|||||||||||
474
|
||||||
De Dorpsstraat in september 1961. Links zien we achtereenvolgens het schitterende huis van houthandelaar Van Dijk, dezuivelwinkel met woon-
huis van Van Zuyien, de verfwinkel van Van den Tempel, hef altijd sombere en gesloten woonhuis van schilder Van Lent met daarnaast het hoge woonhuis van slager Mastwijk. Aan de rechterkant zien we allereerst de boerderij „Ken U ZelF' van Van Dijk die in datzelfde jaar naar de nieuwe ruilverkavelingsboerderij aan de
smalle Thematerweg vertrok. Ken U Zelf werd gesloopt, maar óók de nieuwe boerderij kreeg onlangs een andere bestemming. Verderop in de Dorpsstraat zien we het huisje van Koren, het winkeltje van Gijs Bos en het hoge dak van het gemeentehuis. |
||||||
De Dorpsstraat op 1 oktober 1986, hetzelfde
punt dus. Zuiveiwinkel Van Zuyien is twee- maal zo hoog geworden maar heeft dezelfde breedte gehouden als vroeger de winkel met woonhuis. De zaak heet nu „Attent", najaren- lang „A & O" te zijn geweest. Van den Tem- pel heeft al in de winter van 1962 - 1963 het huis van buurman Van Lent bij het zijne ge- trokken. |
||||||
475
|
|||||||||
- ^^Hniib '--1
|
|||||||||
>^<^
|
|||||||||
De Broederschapshuisjes in de winter van 1961 - '62. Helemaal links zien we dat het kleine raampje vervangen is door een groter exemplaar. Dat
was de etalage van kruidenier Henk Ram. |
|||||||||
Foto aan ommezijde:
De zuivelhandel van Dirk Fokker enkele
maanden voor de sloop in 1969. Toen de zaken midden jaren vijftig wat beter gingen werd de naastgelegen woning van de familie Husen verbouwd tot spoelhok en magazijn. Eind ja- ren vijftig wilde Fokker zijn winkel moderni- seren door de etalage en winkelruimte langs de hele voorgevel door te trekken maar daarvoor kreeg hij geen toestemming van ... de Schoon- heidscommissie. Tien jaar later werd het pand in enkele dagen tot de grond toe gesloopt. Op deze plek is nu de ingang van de Rabobank. |
|||||||||
476
|
||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoe-
ve van onze bibliotheek en onze verza- meling, de volgende schenkingen en bruiklenen aanvaard van: |
||||||||||||
A. J. van Zoeren, Stationsstraat 34 Vleu-
ten Vliegende Hollander 2 januari 1945 nr
10 J. A. C. van Maanen, Julianalaan 13
Vleuten Drie grote prenten A. van der Wens, Utenhamstraat 1 Vleu-
ten Jaargangen Algemeen Handelsblad
1940 - '44 en 1946 - '47 Th. van den Berg, Glazenierslaan 21 De
Meern Twee kachels B. de Groot, Wilhelminalaan 14 Vleuten
Metselmouw Korfbalvereniging Fiducia
Electrisch comfoor
E. T. Mélotte-Bos, ten Veldestraat 71
De Meern Tuingieter, kachel, stookattributen,
geëmailleerde emmer |
||||||||||||
A. J. Vervaart, Lichtenberglaan 58 De
Meern Messenslijpplank, attribuut uit de
oorlog om roggebrood mee te stomen Drogisterij Sprong, Hindersteinlaan 17
Vleuten Twee vitrines J. M. Rodenburg, Schoolstraat 52 Vleu-
ten Boerenwagenkrik L. M. Mossink, Karel Doormanstraat
15 De Meern Lange profielschaaf, nietpistool, twee
schuifdeurrollen (vroeg 19de eeuws) John Kerste, Breudijk 64 Harmeien
Wringerbok K. B. Nanning, Utenhamstraat 15 Vleu-
ten Gietijzeren pomp N. N.
Twee stukken zeep (Sunlight en Gastel-
la) |
||||||||||||
Assurantiebedrijf J. van Gooi, Zandweg
116b De Meern f 1.000,- H. Ploeger-Meyers, Odenveltlaan 28
Vleuten Munt (duit van de Stad Utrecht 1789) A. J. Verhoef-Snoek, Europaweg 8 Vleu-
ten Twee munten (waaronder een duit
van de Stad Utrecht 1789) J. J. Griffloen-Hoogenboezein, Botten-
steinweg 2 Vleuten Gehaktmolen C. J. A. Schalkwijk, Jacob Catsstraat 15
Vleuten Aardappelrasp, twee haarzeven |
||||||||||||