-ocr page 1-
377
Officieel otgitLtt van de Historische VwöBt*
png Vleutcn-De Mcern-Flaar/uilens.
^ jaargang nr. 1 maart 1986 Q 1986
Ver«ichi](it 4x per jaar
Ingeschreven in het veremgingsrcgistcr van
de'K.v.K l.trecht co, onder nr. V 479360
Dagi'lUks. besttiur:
Dr D. W. Cjravendeel, voorzitter
't Zand 35.3451 GE' Vleuten
tel, 034()()-61793
W. H. Ücnekamp. sekretari?
litcnhamstraat 5. .^451 BR Vleuten
tel. 03407 - 194X
P G. de Rooij, penningiJiecster
't Zand 1. 345! C;P Vleuten
tel. 03407 - 14K3
A, .1. \an Zoeren. viee-\()üt/.itter
Stationsstraat 34. .U51 BZ Vleuten
tel. 03407 - J263
H. I.-. .). van l'vsen. coftrd. werlcgroepcn
Mauritslaan 17, 3454 XP De Meein
tel, 03406 ' 62992
Erdld;
Mevi, Prof, Dr C. Fsings, Soest
Redaktie-stkrctariaat:
Mttnjque van }',.s.sen, Hiiuierstemtaan 1,
3451 I V Meuten
tel 0.M()7 - 3611
Ledt'nadmmlstratk'/informatit»:
Opgeven \an nieuwe leden, mutaties en
(nalbe^tellmgen bi.f
Mw. P, .1 de Rooii-C}oes. 't Zand I.
3451 (,P Vleuten.'lel 03407- 14K3
Kuntrihutie:
De jaarliikse kontubutie beili.tagt voor
I').S6 nnnimaal f ??.-
postabonnentent t '^5,- per jaai
Donateurs:
Mmtnuiat I ! 2,58 per jaar»
Van het bestuur
Op 12 mei 1981 vond in De Brouwerij
te Vleuten een vergadering plaats, waar-
voor door Ad van Zoeren, namens de
"voorbereidingscommissie ter oprich-
ting van een Historische Vereniging"
alle belangstellenden waren uitgeno-
digd.
De vraag of zo'n vereniging er moest
komen werd wèl gesteld, maar even snel
weer van de tafel geveegd door degenen
die dat een vanzelfsprekende zaak von-
den. Hoe vanzelfsprekend die zaak wel
zou blijken te zijn, konden zij toen niet
bevroeden, maar hun overtuiging werd
door de tijd bevestigd.
Het Stormachtige begin (meteen
maar een clubblad in september en een
tentoonstelling in october) behoedde de
vereniging voor het gevaar dat veel ini-
tiatieven bedreigt, namelijk het verzan-
den in de eerste golf van enthousiasme.
De branding werd in vliegende vaart
genomen en voordat we het goed en wel
beseften, zaten we in volle zee.
Het ledental — oorspronkelijk 25,
waarvan ieder evenzovele guldens stort-
te ter bestrijding van de eerste onkos-
ten — schoot omhoog en ons clubblad
werd een succes.
De statuten met de doelstellingen van
de vereniging: het wekken van belang-
stelling voor alle historische goederen,
het bevorderen van kennis en studie van
zowel de recente als de oude geschiede-
nis van de gemeente, en het instellen van
een historisch archief, vormden een
goed kompas, waardoor wij al vanaf het
begin op de juiste koers lagen.
Onze vereniging stond al snel bekend
als zeer actief. Er werd dan ook in de
voorbije jaren heel wat werk verzet op
alle drie bovengenoemde punten. Wij
waren op presentaties en braderieën, wij
namen deel aan een grote opgraving en
verzorgden daarna een expositie van
meer dan locaal belang, wij brachten
enkele bijzondere uitgaven uit en wij
realiseerden een historisch archief in de
vorm van een museum voor de regio.
Dit jaar bestaat de vereniging vijfjaar
en ik wil daarom onze leden, die haar
tenslotte hebben gemaakt tot wat ze nu
is, van harte gelukwensen en danken
voor hun toegenegen steun.
D. W. Gravendeel
voorzitter
..................'
1981                  82                    83                  64                    85
Öe v«ce«»^ag feeeft rekeniagen bö de vot-
gen<1c tnstetïiagen;
RABO X'teuten 36>75.ir574
POSK.IRO 2.689.200
In dit nummer
" Cieheie oi'
tikeien ïiit^fit
tfe mkkt je.
:e övwiame van ar-
v^sremgü^sorgaa» i$ slechts
;e toestemming
van
pag.
377
378
379
386
387
389
398
-   Van het bestuur
-   Redactioneel, agenda, Uitnodiging
Algemene Ledenvergadering
-   Ik heb geen rooie duit meer
-   Een dorp verandert
-   Aardewerk in ons museum
-   Water, wonen en een weg (I)
-   Ledenlijst, contactavond, wie wat bewaart
die geeft wat
Ulustratïe voort^agiaa:
Öuk v«n dte st«d tltr^ht, I7U.
Jiectie P, I^naer, fe Vtcuten
(J. Rodertlsug te Vleulwn
LO$SE NUMMEES f 7^0
-ocr page 2-
378
Redactioneel
Uitnodiging
Het eerste nummer in ons lustrum-
jaar toont enkele kleine aanpassingen,
die de lezer misschien nauwelijks zullen
opvallen. Wij hebben de grote koppen
van vroeger nu definitief afgezworen en
de zwarte streep boven aan de pagina
laten vervallen. Terwille van de lees-
baarheid is het gebruik van de alinea-
aanduiding weer ingevoerd. Wij hand-
haven de indeling in drie kolommen
omdat daardoor de grootte van de
illustraties flexibeler is te kiezen.
Het is de bedoeling dat binnenkort
een inhoudsopgave wordt samengesteld
van de eerste vijf jaargangen; wij bren-
gen U op de hoogte wanneer die gereed
is.
Voor diegenen die de in hun bezit
zijnde serie van ons clubblad wensen
aan te vullen, volgen hier de nog voor-
radige nummers (X = uitverkocht; in
1981 verschenen slechts twee nummers):
Algemene Ledenvergadering
Bij deze nodigt het bestuur u uit voor de op Woensdag 16 april 1986 te houden
Algemene Ledenvergadering in ons museum, Thematerweg 17 te Vleuten.
Aanvang: 20.00 uur precies.
Agenda
1.    Opening
2.    Notulen vergadering 26 maart 1985
3.    Ingekomen stukken en mededelingen
4.    Jaarverslag secretaris
5.    Jaarverslag penningmeester over 1985 en begroting 1986.
De hierop betrekking hebbende stukken liggen een half uur voor het begin der
vergadering reeds ter inzage
6.    Verslag kascommissie
7.    Benoeming nieuwe kascommissie
8.    Vaststelling contributie 1987
9.    Bestuursverkiezing
Volgens het rooster zijn aan de beurt om af te treden de heren W. H. Denekamp
en A. J. van Zoeren. Zij stellen zich beiden herkiesbaar. Namen van eventuele
tegencandidaten kunnen (ondersteund door tenminste tien leden) tot uiterlijk
drie dagen voor de verkiezing bij het zittende bestuur worden bekend gemaakt
10.  Herbenoeming vaste commissies
11.  Voorstel tot het in het leven roepen van een Stichting die ten doel zal hebben het
inrichten en instandhouden van een museum (historisch archief) ten behoeve
van de regio
12.  Rondvraag
13.  Sluiting
1981
X - 2
1982
1 - X - 3 - 4
1983
X - 2 - 3 - 4
1984
1 - 2 - 3 - 4
1985
1 - 2 - 3 - 4
De prijs is f7,50 per stuk of f 25,—per
4 stuks (bv. een jaargang) en U kunt Uw
bestelling opgeven bij ons contactadres:
Mevr. P. J. de Rooij-Goes, 't Zand 1,
3451 GP Vleuten, tel. 03407 - 1483.
Tenslotte: hebt U op- of aanmerkin-
gen naar aanleiding van de vorm of de
inhoud van ons blad, laat ons dat dan
weten! Of nog beter: schrijf zélf eens iets
waarvan U meent dat het in het kader
van ons blad past en dat wellicht een
ander kan interesseren.
Pauze
Na de pauze zullen de leden van onze filmgroep, de heren Th. van den Berg, C. J.
van Es en J. Fokker, een selectie tonen uit de opnamen die zij in de afgelopen vijf
jaren hebben gemaakt.
Woensdag 16 april
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten.
Algemene Ledenvergadering.
Dinsdag 22 april
20.00 uur in De Schalm te De Meern.
Oude dorpsfilms van De Meern.
De eerder aangekondigde contact-
avond gaat niet door.
Zaterdag 26 en Zondag 27 april
13.00 - 16.00 uur open dag in het
museum, Thematerweg 17 te Vleuten.
Woensdag 30 april
Koninginnedag
Wij staan met onze kraam in Vleuten.
Dinsdag 13 mei
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten.
Algemene contactavond (voor ieder-
een met vragen, plannen en ideeën).
Zaterdag 24 en Zondag 25 mei
13.00 - 16.00 uur open dag in het
museum, Thematerweg 17 te Vleuten.
Dinsdag 17 juni
20.00 uur in het museum, Themater-
weg 17 te Vleuten.
Algemene contactavond (zie boven).
Agenda
Elke Maandag vanaf 19.00 uur werk-
avond (o.a. schoonmaken en restau-
ratie van voorwerpen) in het mu-
seum, Thematerweg 17 te Vleuten.
Zaterdag 5 april
Kom in de kas.
Wij staan met een kraam in het ge-
bouw van de bloemenveiling.
Zie ook biz. 398
-ocr page 3-
379
Ik heb geen rooie duit meer
door
D. Purmer
Het bovenstaande gezegde kent U ongetwijfeld allemaal, maar is in genen-
dele van toepassing op de collectie munten, die ondergebracht is in ons
museum op de Thematerweg. Op één van de open dagen heb ik met plezier
gekeken naar de gevonden munten. Wat is er toch met moderne hulpmidde-
len nog een hoop in de grond te vinden. In dit artikel wil ik Umet name enige
informatie geven over de rooie duiten en andere koperen munten, die in de
periode van 1500 tot 1800 in Nederland geslagen zijn.
Inleiding
In ons taalgebruik is nog veel terug te
vinden van de koperen muntsoorten uit
deze periode. Om er enkele te noemen:
hij heeft een dikke duit (zit er warmpjes
bij), een duit in het zakje doen (iets te
berde brengen), duitendief (vrek), hij
kijkt alsof hij zijn laatste oordje ver-
snoept heeft (zijn laatste geld uitgege-
ven), op de penning zijn (gierig zijn).
Vetgedrukt zijn de koperen muntsoor-
ten, die nader beschreven worden.
Vanaf het begin van de muntslag is
koper of brons (90% koper) naast goud
en zilver als muntmetaal gebruikt. Een
oud koperen Romeins muntje is in onze
bodem nog wel eens te vinden, maar ziet
er over het algemeen erg slecht uit. Zil-
ver en goud, edele metalen, komen veel
beter uit de grond.
Onze verre voorouders hadden het
niet zo erg op koper voorzien en in de
Middeleeuwen werden in Nederland al-
leen gouden en zilveren munten gesla-
gen. Aangezien zilver erg kostbaar was,
werd veel koper aan het zilver toege-
voegd. Uit de 16e eeuw zijn zilveren
muntjes bekend, die voor 98% uit koper
en voor 2% uit zilver bestaan.
Utrecht komt de eer toe in 1523 in
Nederland de eerste volledig koperen
muntjes geslagen te hebben en één
exemplaar hiervan is te zien in het mu-
seum (afb.1).
In dit artikel komen vervolgens aan
de orde:
-  de muntorganisatie
- de productiewijze
- de koperen munttypen
-  wat circuleerde in Vleuten
Afb. 1 Duit Utrecht 1523
Vz. stedelijk wapenschild
CIVITAS TRAJECTEN
Kz. ANNO DOMINI 1523
De muntorganisatie
Een ieder kent ongetwijfeld het ge-
bouw van de Rijksmunt in Utrecht, al-
waar al onze munten vervaardigd
worden. De Rijksmunt is een overheids-
bedrijf, dat gezien zijn voor ieder be-
geerlijk product, onder strenge controle
staat.
Honderden jaren geleden was het
gesteld, evenals de woning voor de
muntmeester.
De muntmeester moest met het door
hem aangestelde personeel en de door
hem aangeschafte gereedschappen en
hulpmiddelen aan de door het publiek
gestelde vraag aan munten voldoen,
echter de overheid stelde de condities
vast, waaraan de munten moesten vol-
doen, zoals gewicht, legering en uiter-
muntbedrijf niet in overheidshanden.
Het muntrecht was door de koning of
keizer (veelal die van Duitsland) ver-
leend, echter soms eigenden edelen of
stad zich dit recht zelf toe. De muntheer
verpachtte het muntrecht aan een vrij en
kapitaalkrachtig ondernemer, de munt-
meester. De productie vond plaats in
een muntatelier of munthuis, dat door
de muntheer veelal ter beschikking werd
-ocr page 4-
380
lijk van de munt. Zijn inkomen bestond
uit de marge tussen de inkoopprijs van
de metalen, de bedrijfskosten, de lonen
en salarissen, de vaste afdracht per afge-
leverde munt aan de overheid enerzijds
en de nominale waarde van de munten
anderzijds. De vaste afdracht aan de
overheid wordt sleischat of seignoriage
genoemd.
Het zal duidelijk zijn, dat de overheid
behoefte had aan een goed controlesy-
steem om een goede muntslag te bevor-
deren en te waarborgen, misbruiken te
voorkomen en de sleischat volledig vast
te stellen.
De belangrijkste medewerkers, de
stempelsnijder, die de muntstempels
graveerde, veelal naar een door de cen-
trale overheid gegeven model en de
essayeur, die de fijnheid van het aange-
boden metaal vaststelde, alsmede de
fijnheid van de geslagen munt, werden
soms door de muntmeester betaald,
maar in ieder geval door de overheid
aangesteld en beëdigd.
Daarnaast was er een volledig van de
muntmeester onafhankelijke waardijn,
die op de naleving van de voorschriften
moest toezien o.a. of de sleischat goed
werd berekend en wel aan de overheid
werd afgedragen. Hiertoe werden alle
vervaardigde partijen door hem gewo-
gen en werden per partij enkele munten
voor latere controle in een verzegelde
kist, de zg. muntbus gedeponeerd. Deze
muntbussen werden op basis van de in
1586 aanvaarde muntreglementen ge-
opend door het college, dat zetelde op
het binnenhof, het college van Raden en
Generaalmeesters van de Munt, samen-
gesteld uit o.a. oud-muntmeesters en
Afb. 2 Houtsnede uit "Der Weissköning" door H. Burgkmair de Oudere (1473-1531). Links
achter de oven voor het smelten van het metaal en het vormen van de legering, in het
midden het op dikte hameren van de gegoten muntplaten, links het afknippen van de
vierkante muntplaatjes tot ronde en rechts het slaan van de munten.
oud-waardijns, dus een zeer kundig
college.
De controle van het college gaf in-
zicht of het juiste gewicht per munt en
de juiste, voorgeschreven legering door
de muntmeester was gehanteerd. In ge-
val van overtreding kon op een forse
boete worden gerekend. Zelfs zijn er
enkele muntmeesters wegens wanpres-
tatie in de kokende olie "gezoden" (zie
onder meer de ketel, die aan de Waag in
Deventer hangt, waarin een muntmees-
ter zijn leven beëindigd heeft).
De productiewijze
Omstreeks 1670 deden nieuwe ma-
chines in ons land hun intrede, hetgeen
een duidelijke modernisering van de
muntproductie inhield. Vóór deze me-
chanisatie was het productieproces als
volgt:
In de oven werd het metaal gesmolten
en door menging werd de juiste legering
verkregen. De gegoten muntplaten wer-
Afb. 3 De schroefpers, gravure uit de "Encyclopédie" van D. Diderot en J.B. Ie Rond, versche-
nen tussen 1751 en 1752.
-ocr page 5-
381
maakte — stempels veel onderling
gering afwijkende varianten in beel-
tenis en randschrift (Voor een over-
zicht van de oude productiewijze zie
afb. 2).
De mechanisatie, die door het munt-
personeel, gelijk momenteel de automa-
tisering, jarenlang werd tegengehou-
den, aangezien vrees bestond voor de
werkgelegenheid, gaf de volgende ver-
betering te zien:
-   het op de juiste dikte brengen van de
gegoten muntplaten werd uitgevoerd
met een door paarden voortbewogen
walswerk
-   het uitknippen van de ronde plaatjes
werd vervangen door een mechanisch
in beweging te brengen ronde beitel,
waarmee het uitponsen werd uitge-
voerd
-   het aanbrengen van de beeldenaar ge-
beurde met behulp van een zware
schroefpers, de zg. balancier (afb. 3).
Deze schroefpers gaf iedere twee se-
conden een klap. De munter moest
nu met de ene hand het gereedgeko-
men muntje in een mand werpen en
vervolgens met de andere hand het
muntplaatje op de onderstempel leg-
gen. Dit was niet zonder gevaar en na
enige tijd misten alle munters wel één
of meer vingers.
Samengevat zijn de voordelen van de. l
nieuwe productiewijze: de grotere pre-
cisie, beter afgewerkte en moeilijker te
vervalsen munten en een hogere pro-
ductiesnelheid.
De koperen munttypen
Indien voorbij gegaan wordt aan de
zeldzame munten uit Utrecht van 1523 -
1525 en enkele andere incidenteel gesla-
gen munten eveneens buiten beschou-
wing worden gelaten, vangt de reguliere
koperen muntslag in de Noordelijke
Nederlanden aan in 1574 in Holland.
Afb. 4 a. Oord van Holland
Vz. gekroond wapenschild van Holland
PHS. D: G. COM. HOL. Z. ZEL.
Kz. maagd in de Hollandse tuin, wijzend naar de zon
AVX. NOST. IN. NOM. DOM.
b. Duit Holland
Vz. gekroond wapenschild van Holland
DOMINVS. MIHI. ADIVTOR.
Kz. Bourgondisch kruis binnen een omheining
PHS. D: G. HISPZ. REX. COM. HOL.
Penning van Holland
Vz. gekroonde P (van Philips)
PHS. D: G. HISP. Z. REX. COM. HOL.
Kz. Hollandse leeuw binnen een omheining
DOMINVS. MIHI. ADIVTOR.
den met zware hamers moeizaam op de
gewenste dikte gebracht. Vervolgens
knipten de munters met een zware
schaar uit de platen de muntplaatjes.
Tussen een onderstempel, dat op een
aanbeeld bevestigd was en een boven-
stempel, legde de munter het munt-
plaatje en na een forse slag met een zwa-
re hamer op het bovenstempel, ont-
stond de munt, Het bovenstempel ging
snel stuk, waardoor veel bovenstempels
nodig waren.
De aldus vervaardigde munten toon-
den de volgende kenmerken:
-   het muntplaatje was nooit geheel van
gelijke dikte en was tevens nooit ge-
heel rond
-   van elk type munt bestaan door het
toepassen van vele — handmatig ge-
Afb. 5 Oord Utrecht
Vz./gekroond wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië
THS. D: G. HISPANIA. REX.
Kz. stedelijk wapenschild
MON. NOV. CIVI. TRA.
-ocr page 6-
382
Afb. 6 a. Duit Holland
Vz. leeuw binnen omheining
b. Duit West-Friesland
Vz. gekroond wapenschild van West-Friesland
DEVS. FORTI. ET. SP. NOS.
c. Duit Zeeland
Vz. gekroond wapenschild van Zeeland
LUCTOR ET EMERGO
d. Duit Gelderland
Kz. D. GELRIA 1754
f. Duit Overijssel
Vz. gekroond wapenschild van Overijssel
VIGILATE ET ORATE
e. Duit Zutphen
Vz. gekroond wapenschild van Zutphen, daarboven
(16) 87
g. Duit Groningen en Ommelanden
Vz. gekroond wapenschild van Groningen en Omme-
landen
-ocr page 7-
383
De muntmeester kreeg opdracht volle-
dig koperen munten te slaan en wel een
oord, een duit en een penning (afb.4).
Deze munten waren de eerste door de
Noordelijke Nederlanden zelfstandig
geslagen munten, doch droegen nog wel
de naam van Philips II. De stad Utrecht
volgde alras het voorbeeld van Holland,
doch sloeg de munten met een iets ge-
ringer gewicht, hetgeen door Holland
niet gewaardeerd werd.
De oord had een waarde van één
vierde stuiver en werd tot ca 1670 gesla-
gen in met name Friesland en Zeeland;
door de stad Utrecht alleen van 1578 tot
1579 (afb. 5).
De belangrijkste koperen munt was
de duit, een halve oord.De duit was het
gewone en meest voorkomende geld en
is in grote mate geslagen door alle zeven
provincies.
In een aantal steden, zoals Nijmegen,
Zutphen, Kampen, Deventer en Zwolle
werd eveneens gemunt. Het al of niet
reële muntrecht wordt geacht verleend
te zijn door de Duitse Keizers. Inciden-
teel werd gemunt in o.a. Gorinchem,
Batenburg, Arnhem, Huissen en Zalt-
bommel (Voor enkele voorbeelden zie
afb. 6). Rond 1795 werd deze provinci-
ale muntslag beëindigd. Het is opval-
lend, dat in Utrecht de stad het klein-
geld sloeg en de provincie het grote geld.
De derde koperen muntsoort, de pen
ning of de halve duit, is in beperkte mate
geslagen (afb. 4). Ze zijn erg zeldzaam
en worden zelden in verzamelingen
aangetroffen. Zo heeft de stad Elburg
rond 1620 een reeks halve duiten uitge-
geven, die bestemd waren voor het
onderhoud van de kerk. Van de stad
Utrecht zijn geen penningen bekend.
De Staten-Generaal heeft in de loop
van de jaren getracht de decentrale
muntslag te standaardiseren, hetgeen
eerst in de 18e eeuw goed gelukt is.
Vooral Holland heeft hier erg op aange-
drongen. De aldaar geslagen munten in
de 16e er 17e eeuw waren zwaarder in
gewicht dan die van de overige provin-
cies. Eerst in de 18e eeuw werd het ge-
wicht van alle duiten gesteld op 3,84
gram per stuk. Dit merkwaardige
gewicht werd veroorzaakt door het ge-
bruik van een ander gewichtenstelsel. Er
moesten 64 duiten uit een zgn. Trooyse
Mark (246,084 gram) geslagen worden.
In de loop van de tijd maken de munten
een stylistische ontwikkeling door,
waardoor de munten gedetermineerd
kunnen worden. Het eenvoudigste
echter is, de munten aan het gewicht te
herkennen, voor de duiten uit de 16e en
17e eeuw ca. 2 gram, uit de 18e eeuw
3,84 gram per stuk.
Afb. 7 geeft enkele voorbeelden van
17e en 18e eeuwse duiten van Utrecht.
Afb. 7 Duiten van de stad Utrecht, alle met het stedelijk
wapenschild op de Vz.
a. Kz. TRAIECTVM 1625
b. Kz. UTRECHT 1657
c. Kz. CIV. TRAJECT 1657
d. Kz. STAD UTRECHT 1711 (het eerste type met
volledig Nederlands opschrift)
e. Kz. STAD UTRECHT 1739
-ocr page 8-
384
Een bijzonder boeiend facet van de
koperen munten, dat ik U niet wil ont-
houden, vormen de noodmunten uit het
begin van de tachtigjarige oorlog. Vele
steden werden geteisterd door min of
meer langdurige belegeringen, die U
allen uit de geschiedenisboekjes . kent.
Voor de betaling van de aan de verdedi-
ging deelnemende huursoldaten was
veel geld nodig. Om hierin te voorzien
liet de magistraat noodmunten slaan,
allereerst van het aanwezige goud en
zilver, dat bij kerken en particulieren
werd ingezameld en daarna werd over-
gegaan op andere grondstoffen, zoals
papier, tin en koper. Na afloop van het
beleg was het de bedoeling, dat de nood-
munten werden omgewisseld in gangba-
re munten.
Uit ons land zijn bekend koperen
noodmunten van Breda, Deventer,
Leiden en Maastricht (afb. 8).
Wat circuleerde in Vleuten
Uit muntordonantieën, muntplakka-
ten en muntvondsten is inzicht te ver-
krijgen, wat men in Vleuten in die tijd in
de portemonnaie — of lieverdebeurs —
kon aantreffen. Het meest circuleerde
hier het kopergeld van de stad Utrecht.
Dit geld werd door de lokale overheid
beschermd. Daarnaast gaven de Staten-
Generaal zgn. Beeldenaeren of te wel
Figurenboeken uit, waarin stond aange-
geven, welke munten in de Republiek
als goed geld konden worden geaccep-
teerd.
Voor de waarde van een munt was
toendertijd het gewicht en het gehalte
van de munt bepalend. Hierdoor kon
men naast de Utrechtse duiten eveneens
duiten uit de rest van de Republiek aan-
treffen en zelfs munten uit de Zuidelijke
Nederlanden, bijv. uit Brabant, Vlaan-
deren, Luik en Namen. In het museum
is oa. een gevonden Liard of Oord uit
Namen te zien (afb. 9).
Naast de reguliere munten werden in
onze streken eveneens zgn. hagemunten
aangetroffen, die geslagen werden in
Stevensweert, Gronsveld en vooral in
Reckheim, een plaatsje 10 kilometer
boven Maastricht gelegen. Deze steden
imiteerden op vernuftige wijze de pro-
vinciale en stedelijke munten, maar
voorzagen de munten wel van een lager
gewicht, zodat het slaan een lucratieve
zaak was. Als voorbeeld een Reckheim-
se imitatie van Utrecht (afb. 10). Alhoe-
wel de overheid veelvuldig tegen deze
emissies waarschuwde, zijn ze blijkens
de bodemvondsten toch veelvuldig in
onze streken in omloop geweest.
De muntvondsten op het platteland
(in casu het gebied van Vleuten-De
Meern) mogen niet zonder meer repre-
Afb. 8 a. Twee stuiver van Breda (eenzijdig geslagen)
Vz. wapenschild van Breda
II BREDA OBSESSA 1625
Halve stuiver Deventer
Vz. adelaar
VRGEN NECESS DAVEN 30: OC. 78
Kz. 1/2 S
Deze munten hebben vrijwel altijd een instempeling
met een adelaar. Deze instempeling wordt "klop"
genoemd.
c. Oord Leiden
Vz. wapenschild van Leiden met daarboven 1573
GEDENCT DEN ARMEN
Kz. gekroond rad
d. Stuiver Maastricht
Vz. gehelmd wapenschild van Maastricht, terzijden
1579
PROTE. D. POPV. TV. PROP. NO. TVI. GLO
Kz. hand met zwaard
TRAIEC AB HIS OBSES PROIVS CAVSAE
DEFENSIONE
-ocr page 9-
385
sentatief worden geacht voor de inhoud
van de plattelandsbeurs. Tot ver in deze
eeuw werd het huisvuil uit de steden met
schuiten het omringende land opgeva-
ren om daar als mest te worden ge-
bruikt. De organische bestanddelen ver-
teerden en de metalen, stenen en soms
zelfs houten voorwerpen bleven liggen:
pijpe-koppen en -stelen, serviesscher-
ven, knikkers, bikkels, gespen, messen,
lepels, vorken en natuurlijk munten.
Anderzijds ligt het natuurlijk voor de
hand dat de in de stad in zwang zijnde
munten ook op het omringende platte-
land zijn gebruikt.
Afb. 9 Liard(oord) van Namen
Vz. gekroond wapenschild van de koning
PHIL V D: G. HISPANIAR ET INDIARVM
REX
Kz. wapenscliilden van Oostenrijk, Bourgondië en
Brabant
1710 DUX. BURGUND. ET. BRABANT.
Tot besluit
Zeer in het kort heb ik getracht Uw
belangstelling te wekken voor de kope-
ren munten, zoals die geslagen werden
tijdens de Republiek der Zeven Verenig-
de Nederlanden. Voor degeen, die
hiervan meer wil weten, kan ik de navol-
gende 3 boeken aanbevelen:
-   De Nederlandse Munten, Dr. H.
Enno van Gelder. Aulapocket 213.
-   Klinkende munt-geschiedenis van
het geld in de lage landen, E. van
Beek, H. Jacobi, M. Scharloo. Else-
vier.
-   Munten van de stad Utrecht, F. Pie-
tersen, uitgegeven door het Centraal
Museum te Utrecht, alwaar U een
fraaie collectie Utrechtse munten
kunt bewonderen.
Voor de geïnteresseerde kan ik even-
eens het muntenkabinet van de Rijks-
munt te Utrecht aanbevelen.
Afb. 10 Reckheimse duit, nagemaakt van een Utrechtse
duit (vergelijk met 7 a) en doelbewust zwak geslagen.
Vz. wapenschild van de stad Utrecht, met daaronder
het kruis van de graaf Van Lynden
Kz. TRAIECTVA 1634
PH(ilippvs) D(ei) G(ratia) (hispaniae Z
rex) COM(es) HOL(landiae) Z ZEL
(andiae)
Philips bij de Gratie Gods koning
van de (beide) Spanjes enz. graaf van
Holland en Zeeland
AVX(ilivm) NOST(rum) IN NOM(ine)
DOM(ini)
Onze hulp is in de naam des Heren
DOMINVS MIHI ADIVTOR
De Heer is mijn Helper
MON(eta) NOV(a) ClVI(tatis) TRA
(iectensis)
Nieuwe munt van de stad Utrecht
DEVS FORTI(tvdo) ET SP(es) NOS
(tra)
God is onze kracht en hoop
LVCTOR ET EMERGO
Ik worstel en kom boven
D(vcatvs) GELRIA(e)
Hertogdom Gelderland
VIGILATE ET ORATE
Bid en werk
TRAIECTVM
Utrecht
BREDA OBSESSA
Breda belegerd
VRGEN(te) NECESS(itate) DAVEN
(triae)
Wegens ernstige nood in Deventer
PROTE(ge) D(omine) POPV(lvm) TV
(vm) NO(minis) TVI GLO(riam)
Heer, bescherm Uw volk omwille van
de eer van Uw naam
TRAIEC(to) AB HlS(panis) OBSES
(so) PRO IVS(tae) CAVSAE DE-
FENSIONE
Toen Maastricht door de Spanjaar-
den belegerd werd, vanwege de ver-
dediging van een rechtvaardige zaak
PHIL(ippvs) V D(ei) G(ratia) HISPA-
NIAR(vm) ET INDIARVM REX
Philips V bij de gratie Gods koning
van Spanje en de Indieën
DUX BURGUND(iae) ET BRABANT
(iae)
Hertog van Bourgondië en Brabant
D
Bij de afgebeelde munten
Vz = voorzijde; Kz = keerzijde.
De opschriften op de munten weme-
len van de afkortingen. Hieronder
volgen de op de afgebeelde munten
voorkomende teksten (de Latijnse
woorden zijn tussen haakjes aangevuld)
met de vertaling.
De V moet vaak als U gelezen worden
(bv. in dominvs, devs, dvcatvs, etc).
De afgebeelde munten zijn uit de ver-
zameling van de auteur. De foto's wer-
den gemaakt door J. Rodenburg te
Vleuten.
Terwille van de duidelijkheid zijn de
munten bijna tweemaal vergroot afge-
beeld.
CIVITAS TRAIECTEN (sis)
Stad Utrecht
ANNO DOMINI
In het jaar onzes Heren
-ocr page 10-
386
Een dorp verandert
In het nummer van december 1985
publiceerde ik een foto die ik "ooit er-
gens in De Meern" had gemaakt. Onze
vereniging telt ruim 700 leden en we kre-
gen welgeteld drie reacties: één telefoni-
sche uit Vleuten (kort en vrij nauwkeu-
rig), één telefonische uit De Meern (kort
en iets nauwkeuriger) en als derde een
heuse brief die we hieronder publiceren.
"De foto op blz. 362 van ons vereni-
gmgsorgaan is genomen vanaf de
Centrumlaan in De Meern en laat de
fundering zien en de "planken" voor het
gebouw van de openbare kleuterschool
in de'zomer van 1965.
De op de foto zichtbare huizen staan
aan de oostzijde van de Meerndijk (van
rechts naar links de nrs. 86-88-88 A-88B-
90-90A-90B-90C en 92). Midden boven
de school in aanbouw zijn de twee punt-
daken te zien van de woningen van H.
en J. van Oostrum (nrs. 94 en 96), die
afgebroken zijn voor de aanleg van de
Laan 1954.
Tussen de school en de woningen aan
de Meerndijk is de pas aangelegde Me-
reveldlaan te zien. Midden links op de
foto is nog iets te zien van de gelijktijdig
in aanbouw zijnde christelijke kleuter-
school aan de Mereveldlaan.
Enkele weken nadat deze foto werd
genomen, is er vanaf ongeveer dezelfde
plaats een foto gemaakt die is afgedrukt
op blz. 8 van "Onze Gemeente" van
oktober 1965 (2e jaargang nr. 1),
waarop de bijna voltooide school te zien
is".
Aan deze reactie heb ik niets toe te
voegen. De fundering en de planken
vormden inderdaad het begin van de
(tijdelijke) houten openbare kleuter-
school. De nummers van de huizen op
de achtergrong zullen best kloppen om-
dat de schrijver van deze brief, de heer
J.W. Schoonderwoerd, zélf aan de
.oostzijde van de Meerndijk woont.
Tenslotte nog een foto van enkele we-
ken later: de school is bijna klaar. Het is
een foto van mij en niet de opname waar
de heer Schoonderwoerd op doelt.
Klaas B. Nanning
Deze luchtfoto van een al gerealiseerd stratenplan is ergens boven onze gemeente gemaakt, rond
twintig jaar geleden. Waar was dat en wat deden al die kinderen die we hier in groepjes zien rond-
slenteren?
De redactie is benieuwd naar uw antwoord. KBN.
D
-ocr page 11-
387
Aardewerk in ons museum
Onlangs bedacht T. J. Brouwer in De Meern ons museum met een bruikleen: een gaaf 1 9de eeuws aardewerk kom-
foor van vaderlandse makelij. Wij bezaten reeds twee, uit de Leidse Rijn opgebaggerde soortgelijke voorwerpen: een
komfoor en een vuurtest. Ik bracht wat gegevens betreffende dit soort aardewerk bijeen en ik hoopdat dit drietal het
begin mag zijn van een uitgebreide en fraaie collectie.
hjke artikelen. Dit goed is in de 18de en
ook in de 19de eeuw nog gemaakt.
Aardewerk dat in ons land is vervaar-
digd van inheemse klei heeft een rode of
een geelachtige kern, de "scherf ge-
noemd. Deze kleur is afhankelijk van de
sporen ijzer in de bodem: een hoog ijzer-
gehalte geeft een roodbakkende klei.
Aardewerk kan op verschillende ma-
nieren worden gevormd: uit de hand,
met behulp van vormen of opeen draai-
schijf, welke laatste weer op diverse ma-
nieren kan worden aangedreven. Na de
vorming worden de voorwerpen ge-
droogd. Onderdelen als oren, tuiten en
handvaten worden in vorm gekneed en
met een natte kleipap aan de voorwer-
pen bevestigd. Wanneer het aardewerk
helemaal is gedroogd wordt het voor-
zien van glazuur. Bij eenvoudig goed is
dit loodglazuur, dat bestaat uit een
mengsel van loodglit (loodmonoxyde,
PbO) en kiezelzand.
Tijdens het bakken in de oven, waar-
bij de temperatuur oploopt tot ongeveer
100()"C, smelt het loodglazuur tot een
doorzichtige, glasachtige laag, die het
ruwe, poreuze aardewerk glad maakt en
ondoordringbaar voor vocht. Door toe-
^m^mmé «'<'f!««mim<^^'if^m«fi»^m^ m^m"-w^mfm^''.«v<m<m
Komfoor van roodbakkende klei met loodglazuur, éénworps. Gewicht ca 3500 gram, diameter
bovenrand buitenwerks 28,5 cm, hoogte 15,5 cm. Ongekleurd en onversierd. Voorzien van het
Bergen op Zoomse pottenbakkersmerk en één roos. I9de eeuws.
Bruikleen T. J. Brouwer, De Meern. Foto J. Rodenbrug, Vleuten.
In ons land werd al vroeg een bros,
roodbruin aardewerk vervaardigd, met
doorzichtig loodglazuur bedekt. Het
bestaat tegenwoordig nog: stoofpotten
voor peren, etensbakjes voor honden en
katten bijvoorbeeld worden ervan ge-
maakt. Antieke voorwerpen in dit
materiaal zijn zeldzaam; er werd
immers met dit toch al broze huis-, tuin-
en keukengoed ruw omgesprongen.
Enkele vroege kannen en schotels uit de
14de tot 16de eeuw zijn museumstukken
geworden. Ook de 17de eeuwse exem-
plaren treft men in onze musea aan en
een héél enkele maal ook nog wel eens in
de handel. Wat dit alzo kan zijn leren
ons de keukenstukken en stillevens uit
die tijd: kegelvormige kookpotten op
drie pootjes, grapen geheten, schotels en
kannen, grote platte vergieten oftewel
gatenplatielen, vuurtestjes, olielampjes
en kandelaartjes, poffertjespannen,
merkwaardige knotsvormige doofpot-
ten, vuurklokken en andere huishoude-
Pottenbakkersstempel van het Bergen op Zoomse aardewerk, in gebruik gedurende de 19de
eeuw. Links de drie kruisjes uit het stadswapen en de letters BOZ, rechts één roos, aangevende
dat de pot één-worps was.
-ocr page 12-
388
voeging van metaaloxyden aan het
glazuurmengsel ontstaan bij het bakken
bepaalde kleuren. Zo geeft zwavelanti-
moon een gele, koperas een groene en
mangaanoxyde een bruine kleur.
Omdat het doorzichtige loodglazuur
de meestal ongelijkmatige kleur van het
aardewerk niet kan verhullen, dekt men
de voorwerpen vaak eerst af met een
"engobe" (Frans: pap van witte of ge-
kleurde aarde) of sliblaag. Geëngobeer-
de voorwerpen hebben na het bakken
een egaler, heiderder kleur dan onbe-
dekt aardewerk.
Veel gebruiksgoed van aardewerk is
afkomstig uit Bergen op Zoom. waar
vanaf de 15de eeuw veel pottenbakke-
rijen waren gevestigd. Men maakte hier
uitsluitend onversierde voorwerpen van
roodbakkende klei, die bedekt waren
met doorzichtig loodglazuur. Het Ber-
gense aardewerk was zeer gewild; het
werd naar alle delen van ons land
geëxporteerd.
Het breekbare aardewerk werd tot
het eind van de 19de eeuw in "potsche-
pen" naar de plaats van bestemming ge-
bracht.
Omdat men hun product elders
steeds weer trachtte te imiteren, zochten
de pottenbakkers in Bergen op Zoom
Komfoor van witbakkende klei met loodglazuur. Incompleet. Diameter bovenrand buitenwerks
20 cm, hoogte 13 cm. Groengekleurd en voorzien van een eenvoudige versiering van vertikale
groefjes, aangebracht met een radstempel. Import, 19de eeuws. Opgebaggerd uit de Leidse Rijn.
Foto J. Rodenburg, Vleuten.
naar middelen ter bescherming. In 1798
besloten zij daarom een stempelmerk in
te voeren. Dit bestond uit drie kruisjes
en de letters BOZ: de drie kruisjes uit het
stadswapen en een afkorting van de
naam van de stad. Gedurende de 19de
eeuw bleef dit merk met kleine
wijzigingen in gebruik, tot men. ver-
moedelijk aan het eind van de eeuw, er-
toe overging "Bergen op Zoom" vol-
uit in te stempelen.
Het pretentieloze loodglazuur-aarde-
werk is hier te lande eeuwenlang ver-
vaardigd: bepaalde vormen en decora-
ties bleven soms lang gehandhaafd en
merken ontbreken meestal. Gemakke-
lijk te dateren is het hierdoor veelal niet.
De roosvormige figuurtjes die op de
potten zijn aangebracht geven de maat
aan. Deze werd uitgedrukt in "wor-
pen": de hoeveelheid klei die werd ge-
bruikt voor een bepaalde pot. Op potten
uit de 18de eeuw geeft één rozet één
worp of meer aan. Eén rozet staat in de
19de eeuw voor één worp, twee rozetten
voor anderhalve worp, drie rozetten
voor twee worpen. Het gaat altijd om
potten van forse afmetingen; de groot-
ste is de tweeworpse pot.
D. W. Gravendeel
Zie: Noortje de Roy van Zuydewijn,
Antiek van het Nederlandse Platte-
land, Haarlem 1982.
Petra Clarijs, Wat is Antiek?, Bus-
sum 1962.
Vuurtest van roodbakkende klei met loodglazuur. Incompleet. Diameter bovenrand buitenwerks
14,S cm, hoogte 11 cm. Bruingekleurd en onversierd. Fabrieksaardewerk, 20ste eeuw.
Opgebaggerd uit de Leidse Rijn.
Foto J. Rodenburg, Vleuten.
-ocr page 13-
389
Water, wonen en een weg(|)
Iets over de landschapswor-
ding en vroege bewoningsge-
schiedenis van dit gebied naar
aanleiding van de grondwerk-
zaamheden rondde aanleg van
de S-20 ten westen van De
Meern.
Het verleden, voor zover dat tastbaar in de bodem verborgen ligt, ontvouwt
zich zelden in volle uitgestrektheid. Nu eens delft een ploeg een potscherf op,
dan weer brengt een bouwput een oude fundering aan het licht, maar slechts
bij hoge uitzondering gaat het om meer dan een enkel stukje uiteen legpuzzel
zonder eind. Wanneer het bodemarchief in een vriendelijke geste eens guller
zijn geheimen prijsgeeft en ons een ruimer blik in vervlogen tijden vergunt,
geldt dan ook alarmfase nummer 1. Dat was in 1985 ten onzent het geval bij
de grondwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het ten westen van
De Meern geprojecteerde gedeelte van de provinciale weg S-20. Bij die gele-
genheid openbaarden zich in een notedop de landschapswording en vroege
bewoningsgeschiedenis van dit gebied. Waarnemers van onze vereniging
waren er als de kippen bij en pikten enkele graantjes mee van de rijkedisvan
informatie die daar werd opgediend.
door
E. P. Graafstal
schal van goede voornemens en cham-
pageglazen in de nacht van 31 decem-
ber, enkele tientallen seconden voor
twaalf.
In feite geldt deze vergelijking slechts
het lage westen en noorden van Neder-
land, onze streek incluis: dit gedeelte is
namelijk verreweg het jongst, terwijl
uiteraard alleen hier de landsgrenzen
— afgezien van wat menselijke scher-
mutselingen met de zee — van zuiver
natuurlijke oorsprong zijn (die in het
hogere oosten en zuiden zijn immers
mensenwerk, gevolg van wapengeklet-
ter in latere tijd). De lezer zij er derhalve
op gewezen dat wij het in onze contreien
bij landschapswording hebben over het
topje van de geologische ijsberg: wat
meer dan een handvol meters onder
onze voeten ligt zullen we daarom nu
maar niet overhoop gooien. Wij hoeven
voor ons doel 'slechts' honderd eeuwen
terug, één minuut van ons denkbeeldige
geologische jaar. De zo afgemeten
periode, waarin Nederland geboren
wordt, is door de wetenschap gedoopt
tot het Holoceen (ca 8000 v. Chr.-
heden).
Het Holoceen: een vochtig verhaal
Reeds vóór het Holoceen was Neder-
land, of wat daarvoor door moest gaan,
gedurende lange perioden de speeltuin
geweest van de tegenstrijdige krachten
van rivieren en zee. Tijdens het jongste
geologische tijdvak was het al niet an-
ders. Een belangrijk gedeelte van laag
gelegen Nederland is toen ontstaan als
mondingsgebied van grote, daarbuiten
ontspringende rivieren. In onze provin-
cie behoort tot deze delta het gebied ten
westen van de Utrechtse Heuvelrug.
Vóór verslaggeving daarvan past hier
een oprecht woord van erkentelijkheid
voor de vriendelijke coöperatie en
royale verstrekking van gegevens van de
zijde van de betrokken planners en uit-
voerders van Provinciale Waterstaat, de
gemeente Vleuten-De Meern en Ko-
ninklijke Wegenbouw Stevin B.V.. Het
is hier tevens de plaats om althans een
klein deel af te lossen van de schuld aan
fotograaf en meester van de donkere ka-
mer J. Rodenburg, bij nacht en ontij ter
beschikking van de Historische Vereni-
ging, de stille kracht achter de gestage
groei van het beeldarchief en de verluch-
ting van Uw lijfblad. Ook voor deze bij-
drage kon weer een beroep worden ge-
daan op diens vele kwaliteiten, waar-
voor mijn welgemeende dank.
Water, wonen en een weg
Wervende woorden als opening van
een artikel dienen de lezer te verleiden
zich op het veelal aanmerkelijk taaiere
vervolg te storten. Uit dien hoofde zul-
len zij het bijzondere van het onderwerp
niet zelden een weinig aandikken. In het
onderhavige geval was dat nauwelijks
nodig. Immers, hoe vaak gebeurt het
dat met één machtige doorsnede de
hoofdlijnen van het ontstaan van het
landschap en de vroege menselijke be-
woning van een bepaald gebied in één
oogopslag aanschouwelijk worden? Het
was als gaf de aarde onaangekondigd
een eenmalig en samenvattend college
over de periode vóór de tijd waarin de
geschreven bronnen wat rijkelijker be-
ginnen te vloeien, rond de 13e a 14e
eeuw. Nogmaals, een unieke kans:
doorgaans moeten wij ons behelpen met
haar incidentele oprispingen.
De mens woont graag hoog en droog.
Dat gold zeker in een door water be-
laagd land als het onze in een tijd waarin
men van waterbouwkundige werken
nog geen weet had en zich maar moest
schikken naar de uitkomst van de strijd
der elementen. Hoe kon de mens in deze
streek vaste grond onder de voeten krij-
gen, welke landschapsvormende krach-
ten bepaalden zijn speelruimte, voordat
een koppig volkje van dijkenbouwers en
ontginners het lot in eigen hand nam en
het water met succes de oorlog verklaar-
de? Wij zullen hier de volgorde van de
heerschappij aanhouden: eerst nemen
wij de macht van de natuur in
aanschouw, vervolgens bezien wij het
steeds vrijpostiger optreden van de
mens. Na beider rol in de wordingsge-
schiedenis van dit gebied te hebben be-
studeerd, snijden wij hongerig de koek
van de S-20 aan en zullen wij de inmid-
dels opgedane wijsheid in de praktijk op
de proef stellen. Wij sluiten onze ver-
kenning af met een tocht in vogelvlucht
door de vroegere bewoningsgeschiede-
nis van deze streek, met als leidraad de
oogst van vondsten die het graafwerk
ten westen van De Meern vorig jaar op-
leverde.
Jong 'Neder'-land
Nederland is, zoals het ons van de
kaart vertrouwd is, geologisch gezien
nog maar piepjong. Als wij, om met
alledaagse maten te meten, de ouder-
dom van de aarde (ruwweg 4,5 miljard
jaar) gelijkstellen met één jaar, en ons
aller moeder zo in de vroege morgen van
1 januari laten ontstaan, worden vol-
gens die verhouding de contouren van
ons land pas herkenbaar onder het ge-
-ocr page 14-
390
Voor een goed begrip van de verande-
ringen die zich hier bij de overgang naar
het Holoceen voltrokken, moeten wede
zaken even in ruimer perspectief
bekijken.
Het Holoceen is grotendeels het ver-
haal van de grote klimaatsverbetering
na de (voorlopig?) laatste ijstijd (ca
70.000 - 10.000 jaar geleden). Aan de
vooravond van deze keer ten goede was
Nederland een onherbergzame, barre
toendra, spaarzaam begroeid met
dwergwilgen en -berken en diverse krui-
den en mossen. Door de matige ontwik-
keling van de vegetatie had de wind vrij
spel op het zand van deze onafzienbare,
licht zeewaarts afbellende vlakte. Ook
in deze streek vormt dit zogenaamde
dekzand het fundament van het Holoce-
ne pakket dat wij aanstonds zullen be-
studeren. In de gemeente Vleuten-De
Meern ligt de top van het dekzand, voor
zover niet aangevreten door latere rivie-
ren, van oost naar west ongeveer 4 tot 6
meter onder NAP. Meer zuidwaarts
werd dit landschap doorbroken door
voorlopers van de huidige Middenne-
derlandse rivieren, die zich vlechtend
door de westelijke Betuwe een weg naar
zee baanden.
Die tocht duurde bij de aanvang van
het Holoceen overigens aanmerkelijk
langer. Ontzaglijke hoeveelheden water
lagen in vaste vorm opgeslagen in het
landijs, dat Noord-Europa toen bedek-
te. De zuidelijke helft van het Noordzee-
bekken was nog land, een naadloze
voortzetting van de Nederlandse vlakte,
en voor het bereiken van Engeland was
nog geen kunst- en vliegwerk, laat staan
een tunnel, nodig: het zat eenvoudig aan
het Europese continent vast. Dat alles
veranderde ingrijpend omstreeks 8000
V. Chr.: het klimaat sloeg 'definitief
om, wat zich in de eerste plaats uitte in
een drastische stijging van de gemiddel-
de temperatuur. Het Noordeuropese
landijs begon af te smelten, het zeeop-
pervlak breidde zich dienovereenkom-
stig uit. De watercirculatie (verdam-
ping-neerslag-verzameling door water-
lopen van opklimmende grootte- etc.)
nam navenant toe: de rivieren gingen
weer drukke tijden tegemoet. Vooral tij-
dens de eerste helft van het Holoceen
steeg de zeespiegel ongehoord, met een
snelheid van maar liefst 2 meter per
eeuw. Daarna raakte de vaart er geleide-
lijk uit; tegenwoordig bedraagt de stij-
ging gelukkig nog slechts 5 cm per eeuw.
De Noordzee liep weldra vol, de Britse
eilanden ontstonden. De zeereep mar-
cheerde aanvankelijk dus in geforceerd
tempo op, en rond 5000 v. Chr. begon
zich de ons vertrouwde Nederlandse
kustlijn af te tekenen.
Omstreeks dezelfde tijd deden de
regelmaat en onstuimigheid doen.
Daarbij zetten zij een deel van het mee-
gevoerde materiaal buiten de bedding
af. Het relatief zware zand komt al
direct daarnaast tot rust en vormt daar
zogenaamde oeverwallen, in wezen
natuurlijke dijken. De fijne kleideeltjes
bezinken pas later, verder weg in de
ondergelopen vlakte (zie afb. 1 ).
Een andere eigenschap van een niet
door dijken en kribben beteugelde ri-
vier is dat zij haar loop geleidelijk zij-
waarts verlegd: aan de buitenbochten,
waar de stroom het sterkst is, vreet zij
zich in de oever in; aan de binnenboch-
ten, waar het water trager voortvloeit,
zet zij ongeveer in gelijke tred zandig
materiaal af. Hierdoor is de doorsnede
van een rivierbedding in de bochten niet
symmetrisch. De erosieoever aan de
buitenbocht is, door de ondermijnende
activiteit van het door de bocht vliegen-
de water, steil. Aan de binnenbocht ont-
staat een zogenaamde kronkelwaard
van licht afbellende zandafzettingen,
waarover de rivier zich bij hogere wa-
terstanden naar believen kan verbreden,
zodat de overgang naar de door over-
stromingswater gevormde oeverwallen
hier vloeiend is. Bovendien wordt door
het verhang van de riviervlakte het
benedenstroomse gedeelte van de bui-
tenbocht sterker aangevreten dan het
bovenstroomse. Hierdoor hebben de
uitdijende rivierkronkeis de neiging zich
stroomafwaarts te verplaatsen.
Zo waaiert een ongetemde rivier in de
loop van haar bestaan dwars op de
stroomrichting door het landschap,
over een breedte die als regel vele malen
groter is dan die van de bedding op een
willekeurig moment. De zone waarbin-
nen de bedding heen en weer heeft
gewandeld, wordt de meandergordel ge-
noemd (zie afb. 1 ).
Op deze wijze ontstonden in het
gebied tenwesten van de Utrechtse Heu-
velrug vanaf omstreeks 5000 v. Chr.
brede gordels van zandige afzettingen,
zogenaamde stroomruggen^), omgord
door kleibanen. Daartussen, in de zoge-
naamde kommen, waartoe ook reeds
laatstgenoemde kleistroken worden ge-
rekend, groeiden de veenpakketten
gestaag door (zie afb. 2).
Nu is de natuurlijke rivier echter niet
het eeuwige leven beschoren. Omdat zij
het nu eenmaal niet kan nalaten zich in
de richting van haar buitenbochten te
verplaatsen en bovendien haar mean-
ders stroomafwaarts als het ware opeen
te drukken, neigt zij steeds grilliger te
gaan kronkelen. Gevolg: de stroom
neemt af, er treedt steeds minder erosie
op, meer en meer zand wordt in de
bedding afgezet, die zo 'verstopt' raakt.
gevolgen van dit alles zich ook hier ge-
voelen. Met het oprukken van de
zeekust en de monden van de grote ri-
vieren was deze streek langzaam maar
zeker aan de rand van de grote Neder-
landse delta komen te liggen. Daarmee
werd ons gebied deelachtig aan een
complex van verschijnselen dat zich
eerder meer westelijk had gemanifes-
teerd. Het grondwater was gedurende al
die tijd sterk gestegen, de afvloei van
rivier- en kwelwater ging steeds minder
van een leien dakje. Het was hier van lie-
verlee dus voelbaar natter geworden. In
combinatie met de gestegen tempera-
tuur had dit aanleiding gegeven tot een
uitbundige vegetatie. Met dit alles kon
het nu ook hier tot veenvorming komen,
zoals eerder meer westwaarts. Veen ont-
staat in vochtig milieu, wanneer de
resten van afgestorven begroeiing van-
wege zuurstofgebrek niet geheel kunnen
worden verteerd. In ons gewest vangt
deze veengroei aan omstreeks 5500 v.
Chr..
Al spoedig openbaarde zich hier ook
het tweede verschijnsel dat de Nederlan-
se delta kenmerkte: de uiteenlopende
vertakking van de grote rivieren bij
nadering van de nu meer nabije zee. Zij-
takken van de Rijn verplaatsten zich
allengs noordwaarts; ca 5000 v. Chr.
kronkelen /ij tussen de inmiddels
gevormde veenpakketten door het zui-
den van de provincie Utrecht.
Riviergedrag
Rivieren maken vreemde kronkels.
Hun meest opmerkelijke gedragingen
dienen hier kort te worden belicht').
Allereerst is het van belang te
beseffen dat rivieren waarlijk meer doen
dan water naar de zee dragen. Zij
vervoeren, als gold het een buiktrans-
port, een hele scala van afbraakgesteen-
ten in miniatuurformaat, traploos va-
riërend van grof grind, via zand in
allerlei gradaties van diameter, tot fijne
kleideeltjes. Nu bestaat er een direct
verband tussen transport en afzetting
enerzijds en korrelgrootte anderzijds.
Het zware grind geeft al bij een geringe
vermindering van de sleepkracht van
het water de rit over de rivierbedding
op. Zo heeft het deze streken gedurende
het Holoceen slechts mondjesmaat
bereikt. De lichte kleideeltjes daarente-
gen worden haast onopgemerkt meege-
voerd en kunnen pas in nagenoeg stil-
staand water bezinken.
In natuurlijke, onbedijkte toestand
kunnen rivieren vrijelijk buiten hun
oevers treden. Naarmate zij hun mon-
dingsgebied naderen en als het ware de
tegenwaartse druk van de zee voelbaar
wordt, zullen zij dat met toenemende
-ocr page 15-
391
1 . Dwarsdoorsnede en panorama van een oudere rivierloop, bezig met de opbouw van zijn stroomrug. De rivier verlegt zich op de voorgrond naar
reclits, in de richting van een buitenbocht. De vierkante haken a tot en met e hebben betrekking op de doorsnede. 1: dekzand / 2: veen / 3: zand / 4:
klei. a: kronkelwaard / b: oeverwal / c: meandergordel / d: stroomrug / e: kom.
jes trachten te beantwoorden.
De grote gangmaker was steeds —
het viel in het voorafgaande al tussen de
regels door te lezen — de Holocene zee-
spiegelstijging. Laten we eens meer in
detail bekijken hoe alles in en rond het
mondingsgebied in zijn werk ging.
Daarbij, alsook bij het lezen van het vol-
gend chapiter, is het nuttig, een tweetal
reeds genoemde zaken in het achter-
hoofd te houden. Ten eerste: rivieren
willen hun water kwijt. Gaat dit niet
goedschiks, dat wil zeggen, zoals te
doen gebruikelijk, via hun beddingen
zeewaarts, dan moet het maar kwaad-
schiks, te weten buiten hun oevers, met
alle gevolgen van dien in de vorm van
afzetting van zand en klei langs hun
boorden. Ten tweede: juist de laatste
oplossing blijkt, naarmate de opdringe-
rige zee naderbij komt, steeds vaker de
enige uitweg. Want uiteindelijk is zij de
grote tegenstreefster die de druk op de
ketel zet. De combinatie van gestremde
waterafvoer en verhoogde zand- en klei-
lozing wordt vanuit het mondingsge-
bied van de rivieren als een in kracht
afnemende golfbeweging landinwaarts
doorgegeven. Ergens op zijn zeewaartse
tocht krijgt het rivierwater het dus be-
nauwd. De eerste overstromingsafzet-
tingen van de Middennederlandse rivie-
ren vindt men ver, zeer ver ten oosten
van ons gebied. Als een ander teken van
Uiteindelijk vloeit het water zó traag dat
de rivier haar loop niet langer verlegt.
Deze evenwichtssituatie wordt bereikt
wanneer de totale lengte van een rivier-
traject door alle gekronkel ongeveer
twee maal zo lang is geworden als de
afstand tussen begin en eind hemels-
breed. In dit stadium wordt gesproken
van een restgeul. Geleidelijk groeit en
slibt deze dicht: de restgeul verlandt.
Voor deze langzaam wegkwijnt, heeft
het water stroomopwaarts van het ziel-
togende riviertraject zich al gedwongen
gezien zich een andere weg naar zee te
banen.
Soms weet een rivier die hopeloos
aan het kronkelen is geslagen, deze
noodlottige gang van zaken tijdig, maar
tijdelijk af te wenden door in een uit-
barsting van wanhoop enkele al te
gekke lussen af te snijden. Het traject
wordt zo weer wat korter, de wateraf-
voer gaat dus weer wat soepeler. In de
praktijk blijkt dit echter vaak slechts
uitstel van executie te zijn: de rivierloop
graaft alsnog zijn eigen graf door,
onverbeterlijk, opnieuw te gaan kringe-
len. Uiteindelijk is de uitkomst dezelfde:
door restgeulvorming benedenstrooms
moet de bovenloop van de rivier een
nieuwe koers naar zee uitstippelen. Dan
begint het verhaal weer van voren af
aan.
De delta wordt dikker
Deze cyclus heeft zich in onze streken
vele malen herhaald, en niet zonder
gevolg: onmerkbaar, haast stiekem,
werd Nederland hier 'dikker'. Immers,
overal waar rivieren vrijelijk stoeiden,
zetten zij jaar in jaar uit zand en klei af;
in de gebieden die buiten schot bleven,
groeide het veen onverstoorbaar welig
voort.
Tot nu toe hebben we de verschillen-
de Holocene ontwikkelingen, zoals de
zeespiegelstijging, de veengroei en de
stroomrugvorming, min of meer afzon-
derlijk en voornamelijk in de breedte
bekeken. Lieten we het daar nu bij, dan
zouden we het prachtig uitgebalanceer-
de systeem dat de Nederlandse delta
ooit was, ernstig tekort doen, en onszelf
de lekkerste krenten uit de pap onthou-
den. Nu we bij de 'groei in de dikte' zijn
aangeland, is het moment gekomen om
ons daaraan alsnog tegoed te doen,
want juist op dit punt openbaart zich de
intrigerende samenhang van de behan-
delde verschijnselen. Wat was de drij-
vende kracht die de stroomruggen in
ons gebied omhoog stuwde, hoe gelijk-
matig verliepen de Holocene processen,
kon de veenvorming het omhoog krui-
pen van de riviervlaktes wel bijbenen?
Deze vragen zullen we respectievelijk
hier en in de twee volgende hoofdstuk-
-ocr page 16-
392
^'S
CQ
\'\^
\
>i
'4
\^ A-:
1
-ocr page 17-
393
erg grove penseelstreken geschilderd; de
heren wetenschappers zouden er kippe-
vel van krijgen. Men voelt het al: in
werkelijkheid was het een kwestie van
verhouding. Toch zijn de contrasten
onder de sporen die deze nattere en dro-
gere tijden beurtelings in Laag Neder-
land hebben nagelaten, overtuigend ge-
noeg om onze geleerden het onder-
scheid te doen maken tussen zogenaam-
de transgressie- en regressiefasen (trans-
gressie, naar het Latijn, letterlijk "over-
schrijding" ; regressie, evenzo, "terug-
treding"). Naar het effect gemeten,
zouden we in sommige opzichten
kunnen spreken van een getijdenbewe-
ging op de lange termijn, met dien ver-
verstande dat elke volledige cyclus van
'eb' en 'vloed' ongeveer 500 jaar
omvat (afb. 3).
Over de oorzaken van de afwisseling
van transgressies en regressies is door de
deskundigen steeds hartstochtelijk ge-
vochten. We zullen ons niet in de strijd
mengen, wel beknopt de voornaamste
wapenfeiten in ogenschouw nemen.
Sommigen hebben het eenvoudig ge-
zocht in langdurige schommelingen in
het tempo van de Holocene zeespiegel-
stijging. Wat daarvan de gevolgen zijn,
kan de lezer zich inmiddels zelf wel voor
de geest toveren: zeker hier zou ons
beeld van een reuzeneb en -vloed niet
geheel misplaatst zijn. Anderen wijzen
op meeromvattende klimaatwijzigin-
gen. Zo onderscheidt men wel perioden
met een overheersend 'Atlantisch' en
met een voornamelijk 'continentaal'
weertype. Ook hier zullen we maar de
grove kwast hanteren.
De perioden met een overwegend
'Atlantisch' karakter zouden om te
beginnen gekenmerkt worden door een
verhoogde frequentie van stormvloe-
den. Deze moeten de vorm hebben aan-
genomen van agressieve invallen van de
zee in de delta, met achterlating van rij-
kelijke afzettingen. Allemaal obstakels
voor de waterlozing van de rivieren. Tot
overmaat van ramp zouden deze juist in
een dergelijke periode overuren maken,
als gevolg van een gestegen wateraan-
bod uit het achterland door toegeno-
men neerslag. In zulke tijden ging het
achter de zeegaten en in het mondings-
gebied van de rivieren dus hard tegen
hard. In een 'continentale' periode zou
de wind uit een geheel andere hoek
waaien. Precies het omgekeerde verhaal
zou gelden: de zee hield zich meer ge-
deisd en door een verminderde neerslag
konden de rivieren uitrusten van alle
vermoeienissen. Door de bank geno-
men raakten de zaken dus in rustiger
vaarwater. Daarenboven zouden de
zeegaten in een dergelijke, wat drogere
periode gedeeltelijk zijn dichtgesto-
genheid. Halen de uitschieters tegen-
woordig al op gezette tijden het nieuws,
vóór de machtsgreep van de mens zullen
de perioden van hoge rivierwaterstan-
den in de Nederlandse delta de meest
waterrijke taferelen te zien hebben gege-
ven en door haar bewoners met angst te-
gemoet zijn gezien. Vooral de combina-
tie met hoogwater moet toen borg heb-
ben gestaan voor overvloedige rivier-
overstromingen en dito afzetting van
zand en klei buiten de oevers. Het zullen
ook bij uitstek de momenten zijn ge-
weest waarop stroomruggen het batig
saldo van hun hoogtewinst hebben gere-
aliseerd. Omdat wij hier echter met ze-
venmijlslaarzen door het verleden den-
deren, zullen we deze schommelingen
van korte termijn verder maar laten
voor wat ze zijn. De vraag die nu bezit
van ons neemt, luidt: bestaan er over-
eenkomstige verschijnselen van langere
duur?
Transgressies en regressies
Het antwoord luidt bevestigend. Zo
kende het Holoceen langlopende
schommelingen in de aanvalskracht van
de zee. En inderdaad was er, mede daar-
door meer algemeen sprake van een
afwisseling van perioden waarin het
water zich nauwelijks een weg wist en
overstromingen door zee en rivieren
dan ook schering en inslag waren, en
van perioden waarin beide partijen zich
meer terughoudend opstelden. Op deze
wijze zijn de verschillen echter met wel
oplopende spanning zou men kunnen
beschouwen het verschijnsel dat rivie-
ren zich bij nadering van hun mondings-
gebied gaan vertakken: alsof het water
het vanwege de ondervonden hinder
dan maar via meerdere wegen probeert.
Voor de Rijn zou de afsplitsing van de
Waal dan de eerste aankondiging van
een gevoel van ongemak zijn, dat alleen
maar sterker wordt bij nadering van het
mondingsgebied.
Het was alsof de zee in de confronta-
tie die zich daar onafgebroken voor-
deed, steeds nèt een streepje voorhad op
het beklemde rivierwater. De zeespiegel
kroop gedurende het Holoceen immers
langzaam maar zeker omhoog en de ri-
vieren leken dus alsmaar op een haar na
niet het evenwicht van een bevredigende
waterlozing te kunnen bereiken. Wij
kennen de onverbiddelijke consequen-
tie van deze aanhoudende irritatie van
een lichte stremming: verhoogde afzet-
ting van zand in de bedding en, in het
geval van overstromingen, te zamen met
klei buiten de oevers. Met andere
woorden, het mondingsgebied van de
grote rivieren kon de uitdaging niet
anders beantwoorden dan door zelf ook
omhoog te kruipen, achter de zeespie-
gelstijging aan. Maar dan moest,
volgens hetzelfde mechanisme, de bene-
denloop op zijn beurt de stijging van de
riviermond(-en) wel op de voet volgen:
de stroomruggen konden niet anders
dan de opwaartse trend gehoorzamen.
Ook in ons gebied, maar zelfs nog aan-
zienlijk oostelijker, werd het tempo van
de verheffing van de riviervlaktes uit-
eindelijk gedicteerd door de Holocene
zeespiegelstijging.
We moeten hier wel goed in onze
oren knopen dat dit proces in werkelijk-
heid geenszins gelijkmatig, maar vol-
gens een traag opklimmend gemiddelde
van ups en downs verliep. De botsing
van tegengestelde krachten rond het
mondingsgebied is namelijk wederzijds
aan niet geringe schommelingen onder-
hevig. Zo varieert de obstructie van de
riviermonden door de zee dag in dag uit
met de getijdenbeweging. Op zichzelf
legt dit verschijnsel niet zo veel gewicht
in de schaal. Normaliter zal het
optreden van vloed aan de benedenloop
van de rivieren weliswaar gepaard gaan
met een in mindere of meerdere mate
belemmerde waterafvoer, maar de
eventuele, daaruit voortvloeiende zand-
afzetting in de bedding worden bij de
keer van het getij door de verhoogde
stroomsnelheid gemakkelijk weer opge-
pikt. Anderzijds ondergaat het water-
aanbod van de rivieren door de
afwisseling van droge en natte seizoenen
in de loop van het jaar aanzienlijke wij-
zigingen. Dit is een serieuzere aangele-
3. De opeenvolging van transgressie- en re-
gressieperioden, respectievelijk wit en zwart,
naar Zagwijn en Van Staalduinen (1975).
-ocr page 18-
394
ven, zodat de zee minder greep op de
delta kreeg. In een volgende fase van
toenemende stormvloeden zouden de
poorten weer zijn opengebroken voor
woeste charges van de zee in de rivier-
monden.
Hoe pakte dit alles nu uit aan de be-
nedenloop van de rivieren, of concreter,
in déze streek? Wanneer we ons de gru-
wel van een transgressie voor ogen
trachten te toveren, neigen we onwille-
keurig een vergelijking te trekken met
het eerder beschreven samengaan van
hoge rivierwaterstanden en vloed: alsof
deze combinatie zich hier tijdens een pe-
riode van "overschrijding" aanmerke-
lijk veelvuldiger, langduriger en groot-
schaliger voordeed dan anders. Het ge-
volg kennen we al: de onverbrekelijke
twee-eenheid van overstroming en af-
zetting. Tijdens een regressie daarente-
gen zouden de rivieren zich, onder de af-
genomen werklast en bij een minder
weerspannige zee, verhoudingsgewijs
voorbeeldig hebben gedragen en niet bij
het minste of geringste buiten hun
oevers zijn getreden.
Hier moet wel onze tweede vuistregel
van het vorige hoofdstuk, de wet van de
lantlinwaarts afzwakkende schokgolf,
in herinnering worden geroepen. Voor-
al in het mondingsgebied verhielden de
opeenvolgende fasen van 'overschrij-
ding' en 'terugtreding' zich tot elkaar als
dag en nacht: tijdens transgressies was
d'it het strijdperk waar de eeuwige riva-
len, zee en rivieren, met verhoogde
vechtlust tegen elkaar opboksten.
Stroomopwaarts werden de klappen
geleidelijk minder voelbaar. Zo bete-
kende het optreden van transgressiever-
schijnselen aan de riviermonden niet
noodzakelijk dat de hele boel hier om de
haverklap onder water stond. De mate
waarin men op een bepaalde plaats en in
een bepaalde tijd te lijden had van ri-
vieroverstromingen, werd, naarmate
men verder landinwaarts woonde, zoals
in onze streek, meer en meer mede af-
hankelijk van de nabijheid van de op dat
moment actieve rivieren. Deze hielden
er in hun hoogtijdagen immers de verve-
lende gewoonte op na de onmiddelijke
omgeving met grote regelmaat, zo niet
jaarlijks, enige tijd blank te zetten. Het
optreden van een fase van 'terugtreding'
kon die pesterij nooit geheel verhoeden,
hoogstens frequentie, duur en omvang
ervan enigszins binnen de perken hou-
den. De opeenvolging van transgressie-
en regressieperioden is in onze contreien
dus niet allesbepalend geweest.
Vanwaar dan dit oponthoud? Omdat
dit verschijnsel hier onze warme aan-
dacht verdient, daar het, ondanks
genoemde beperkingen, de bewoon-
baarheid van de Nederlandse delta tot
ver landinwaarts, en niet in de laatste
plaats van dit gebied, beslissend heeft
beïnvloed, voordat de rivieren door de
mens voorgoed aan banden werden
gelegd. Later, wanneer we de vroege be-
woning van onze streek bekijken, zullen
we zien hoe gevoelig de mens hier rea-
geerde op de afwisseling van perioden
van relatieve wateroverlast en minder
natte tijden.
We hebben stilgestaan bij het opmer-
kelijk effectieve mechanisme dat de
stroomruggen van de Nederlandse delta
in staat stelde de Holocene zeespiegel-
stijging op de voet te volgen. Ook
hebben we gezien dat hun route
allerminst volgens een rechte opwaartse
lijn verliep: zij kropen met vallen en
opstaan langzaam omhoog over een
weg vol kronkels, hobbels en kuilen, ge-
plaveid met woest natuurgeweld. Maar
de delta bestond uit meer dan alleen
stroomruggen. Konden de kommen bij
al deze tempowisselingen wel in de pas
blijven? Kon de veengroei de opgang
van de riviervlaktes überhaupt wel bij-
benen?
beantwoorden. Zo kon zich het geval
voordoen dat een rivierloop zich in een
bepaalde periode zeer krachtig ont-
plooide of dat er anderszins, bijvoor-
beeld meer algemeen door het optreden
van een transgressiefase, tijdelijk sprake
was van een voortvarende opeenstape-
ling van afzettingen in de riviervlakte.
Dit betekende dat de direkte omgeving
van de rivier regelmatig en langdurig
blank stond. Daardoor werd de vegeta-
tie aan de rand van de aangrenzende
kom in de kiem gesmoord, zodat de
veengroei de versnelde stijging van de
stroomruggen daar niet langer het
hoofd kon bieden. Doch geen nood. De
door onderwaterzetting geteisterde de-
len van de kom bleven in de race: een
evenredige uitbreiding van de kleiafzet-
tingen langs de riviervlakte zorgde er-
voor dat de kom daar ongeveer gelijk-
vloers bleef met de stroomrug. In het
minder overspoelde centrale deel van de
kom ging de veenvorming gewoon
voort. De kommen kregen dus nauwe-
lijks de kans achterop te raken bij de
stroomruggen.
Anderzijds konden ze deze ook niet
boven het hoofd groeien. Dit bleek bij-
voorbeeld wanneer zich het omgekeerde
geval voordeed. Zo kwam behoorlijk de
klad in de opbouw van een stroomrug
door de afname van overstromingen en
afzettingen wanneer het riviertrajekt in
kwestie de doodlopende weg van
verlanding was ingeslagen, of ingevolge
het optreden van een krachtige regres-
siefase. De kommen aan weerszijden
werden dan evenwel ook droger, zodat
de resten van afgestorven begroeiing te-
recht kwamen in een minder vochtig,
derhalve zuurstofrijker milieu, waar-
door zij evenredig meer verteerd wer-
den. De veengroei boette dan aan vaart
in. De stijging van stroomrug en kom
vertraagde of stagneerde in dit geval dus
broederlijk.
Als de verschillende rivierlopen in
een groter gebied door verlandingspro-
cessen of nieuwe bovenstroomse afsplit-
singen werden afgesneden van de water-
toevoer, kon het gebeuren dat de
stroomruggen en kommen van die
streek als geheel achter bleven bij de
aanzwelling van de wél dooraderde
delen van de delta. Op den duur werd dit
wel weer rechtgetrokken: hoe lager het
tijdelijk geïsoleerd gedeelte ten op-
zichte van de omringende gebieden
kwam te liggen, des te aantrekkelijker
werd dit voor de bovenloop als afwate-
ringsroute. Want: water streeft hard-
nekkig omlaag. De geleden schade werd
dan spoedig goedgemaakt.
We hebben in de laatste hoofdstuk-
ken het nauwe samenspel tussen de ver-
schillende landschapsvormende krach-
De kommen volgen
Hun suggestieve naam doet het voor-
komen alsof de kommen tegen al het
machtsvertoon van zee en rivieren niet
opgewassen waren en moesten berusten
in de nederige positie van bekkenvormi-
ge, moerassige laagtes. Hoe anders was
de werkelijkheid! Van nature bestond er
in deze streken namelijk geen noe-
menswaardig hoogteverschil tussen
stroomrug en kom. Dat de kommen in
ongerepte toestand niet wezenlijk on-
derdeden voor de omringende rivier-
vlaktes blijkt al uit liet feit dat we de
kleigordels, opgebouwd door overstro-
mingswater (dat uiteraard naarstig de
laagste punten opzocht), steeds aan hun
zoom aantreffen. Kennelijk konden de
kommen nog geen aanspraak maken op
hun naam: men stelle ze eerder voor als
licht opgezwollen, vochtige veenkus-
sens.
Ook hier had moeder Natuur zorg
gedragen voor een perfecte balans. De
belangrijkste veenvormers van dit ge-
bied gedijden het best rond en even bo-
ven het grondwater, dat gelijke tred
hield met de opwaartse beweging der ri-
vieren. Wat aan zand en klei op en rond
de stroomruggen met een aktieve water-
loop onafgebroken werd gedeponeerd,
vond zo een tegenhanger in het jaar-
lijkse versterf onder de vegetatie van de
kommen.
Ook was voorzien in een regeling om
eventuele schommelingen in de plaatse-
lijke waterhuishouding, en daarmee in
de lokale stroomrugvorming. gepast te
-ocr page 19-
395
ten van de Nederlandse delta bekeken.
Wat vooral fascineert, is het onverbre-
kelijke evenwicht dat de hoofdrolspe-
lers in het spektakel van de verheffing
van dit landsdeel, in volgorde van oor-
zakelijkheid de zee, de rivieren en het
veen, onderling wisten te handhaven.
Het spel was wellicht in ongewijzigde
vorm tot op heden geprolongeerd, ware
het niet dat het doek abrupt viel toen de
mens als 'waterbouwer' ten tonele ver-
scheen en de regie opeiste. Het nieuwe
draaiboek zullen we aanstonds doorne-
men,
Hoe zeer de rollen daarin ook waren
omgedraaid, het podium voor het op-
treden van de latere bewoners van de
delta was en bleef wat de bedwongen
natuurkrachten er hadden achtergela-
ten: het Holocene pakket op het dek-
zand. In de gemeente Vleuten-De
Meern bedraagt de zeewaarts oplopen-
de dikte van dit even machtige als com-
plexe bouwwerk ruwweg 5 meter. On-
der de oppervlakte daarvan gaat een
bijna onontwarbaar vlechtwerk van
stroomruggen en kommen schuil, waar-
van de bovenste laag landschapsaan-
zicht, bewoningsgeschiedenis en grond-
gebruik tot op heden heeft bepaald.
Machtige stromen en nietige rest-
geulen
Enkele draden uit dit kluwen kunnen
zich verheugen in onze bijzondere
belangstelling. In de eerste plaats is daar
natuurlijk 'onze' Oude Rijn. Omstreeks
3500 v. Chr. ontstond een belangrijke
Rijntak, die van Wijk bij Duurstede
door het Kromme-Rijngebied, vervol-
gens via Utrecht, Vleuten, Harmeien en
Woerden westwaarts naar zee stroom-
de. De imposante verrichtingen van
deze rivier in ons gebied kunnen wij
bewonderen op afbeelding 2. Wij zien
daar, onder de aanduiding A, een onge-
veer 1,5 km brede gordel zand: de
stroomrug van de Oude Rijn. Rechtsbo-
ven (B) is een klein gedeelte zichtbaar
van de stroomrug van de Vecht, die
vanaf ca 2500 v. Chr. als afsplitsing van
de Rijn bij Utrecht noordwaarts
stroomde.
De Rijn zelf was een glorieuze toe-
komst beschoren: gedurende de Ro-
meinse overheersing van dit gebied (ca
50 - ca 250 na Chr.) pronkte hij als
noordgrens van een wereldrijk dat alle
landen rond de Middellandse Zee om-
vatte. De Lek en de Hollandse IJssel
kwamen toen net kijken. Hun tijd zou
echter nog komen: in de vroege middel-
eeuwen ontplooiden zij zich krachtig,
ten koste van Vader Rijn, die weldra
ineenschrompelde tot een nietige rest-
geul. Deze wisseling van de wacht werd
waarschijnlijk veroorzaakt doordat de
Rijn zijn functie niet langer naar beho-
ren vervulde. Geen wonder: vertonen de
Kromme Rijn en de Vecht al de meest
fantastische kronkels, de Oude Rijn
tussen Utrecht en Harmeien heeft zich
wel in héél vreemde bochten gewrongen
(zie afb. 2, 1). Dat de Rijn tussen Wijk
bij Duurstede en Utrecht met de
bijnaam 'Kromme' is gaan prijken, lijkt
dan ook een vergissing der geschiedenis
te zijn. Want als er één gedeelte daarop
aanspraak kan maken, dan is het wel het
traject Utrecht-Harmeien: dit spant,
waar het op kronkelen aankomt,
onbetwistbaar de kroon. Toch had de
loop der dingen iets anders voor 'onze'
Rijn in petto. Rond 1000 was deze na-
melijk, juist door zijn nerveuze gedraai,
al in hoge mate verland, met alle gevol-
gen van dien voor de afwatering en be-
vaarbaarheid. Bij schippers zal dit stuk
toen berucht zijn geweest, zo er al geva-
ren kon worden. De belangrijkste
voortzetting van de Kromme Rijn, ook
voor de scheepvaart, was in die tijd de
Vecht. Het Rijntraject tussen Utrecht en
Harmeien werkte toen als een kurk in
een toch al nauwe flessehals. Niet voor
niets draagt dit de veelzeggende naam
'Oude Rijn' (zie afb. 4).
Lange tijd heeft men, gewend aan in-
middels bedijkte rivieren met een onver-
anderlijke loop, dit zielige restant opge-
vat als de aloude Rijn ten westen van
Utrecht. Wij weten nu beter: het is niet
meer dan de allerlaatste, onbeduidende
verschijningsvorm van de ooit zo mach-
tige stroom, die in steeds wisselende
gedaante een enorme gordel zand ter
breedte van niet minder dan 1,5 km en
ter dikte van vele meters heeft opge-
bouwd en deze meermaals heeft door-
woeld.
De mens grijpt in
De nekslag kwam rond 1122'). Toen
werd de Rijn bij Wijk bij Duurstede af-
gedamd: de Lek en de Hollandse IJssel
konden voortaan alleen het werk
opknappen. In die tijd was men druk
doende deze rivieren met dijken te be-
dwingen, en een gat in dat keurslijf ter-
wille van een Kromme Rijn op zijn
retour zou de hele onderneming zinloos
maken.
Vanwaar toch dit rigoureuze ingrij-
pen? Vanwaar de euvele moed de natuur
uit te dagen tot een rechtstreeks duel om
de heerschappij over de Nederlandse
delta? O zeker, al duizenden jaren had
de mens zich in dit rijk van het wassende
water gewaagd en met wisselend fortuin
getracht de elementen daar te trotseren,
maar steeds in het nederige besef dat er
ook in het aardse leven machten zijn die
het menselijk vermogen te boven gaan
Het was altijd een kwestie geweest van
overleven door aanpassen of, zo nodig,
tijdig de aftocht blazen. Hoe kwam het
dan dat de mens in de tijd waarin we nu
4. Kronkeltvaard van de Oude Rijn. Profiel in de zuidwestelijk wand van een bouwput (1982) aan
de Utrechtse weg (zie afb. 2, IV). De foto toont een opeenvolging van laagsgewijze afzettingen
aan de binnenbocht van een Rijnmeander die zich naar rechts heeft verplaatst. Door de afwisse-
ling van zand- en kleilagen is de karakteristieke, lichte helling van de kronkelwaard duidelijk
zichtbaar. De kleilagen bewijzen dat de Oude Rijn ten tijde van het ontstaan van dit profiel in
moeilijkheden verkeerde. Kleideeltjes kunnen immers pas bezinken in nagenoeg stilstaand water.
Kennelijk was de afvoer in deze periode regelmatig gestremd (zie ook afb. 11). Opname León van
Esch.
-ocr page 20-
396
nen van de Nederlandse politiek beroer-
de.
Dat de actieve rivieren in een
nauwsluitend keurslijf werden ge-
snoerd, had tal van ingrijpende gevol-
gen. Zo raakte een aantal verlande of
verlandende zijtakken van de hoofd-
stromen afgesneden. Daarvan kennen
we inmiddels een zeer nabij voorbeeld.
Voor zover deze bejaarde waterlopen
tot op dat moment hadden voortge-
bouwd aan hun stroomruggen, werd dit
proces plotsklaps afgebroken. Een on-
gestoorde oude dag was voor hen niet
weggelegd: hun leven werd voortijdig
beëindigd. De riviertrajecten die zich
nog wél behoorlijk van hun taak kwe-
ten, werden bedijkt. In ons gewest viel
dit bewijs van menselijk ontzag slechts
de Lek en de Hollandse IJssel ten deel.
De bedijking scheidde niet alleen de
zwakke van de sterke generatie, maar
rekende ook voor de toekomst af met
het verschijnsel van veroudering van
waterlopen door verlandingsprocessen
en aflossing van de wacht door nieuwe
stroomruggen. De bestaande routes
naar zee werden voorgoed verankerd:
verlanden kwam in het hele stuk niet
meer voor. Zo bleef het Nederlandse ri-
vierstelsel in zijn laatmiddeleeuwse
vorm voor het nageslacht behouden.
Maar ook vele andere, door ons juist
zo ijverig bestudeerde regels met be-
trekking tot stroomrugvorming verlo-
ren alle geldigheid. De rivieren hadden
voortaan immers (calamiteiten als dijk-
doorbraken daargelaten) slechts binnen
bepaalde, naar hun normen zeer nauwe
grenzen vrij spel. Daarmee kwam een
einde aan de zorgvuldige sortering van
de afzettingen buiten hun oevers vol-
gens het principe van een komwaarts af-
zijn aangeland, zo plotseling, en kenne-
lijk niet zonder succes, de strijd
aanbond met het water?
Het is geen overdrijving om van de
periode van de 11e tot en met de 13e
eeuw te spreken als het breukvlak in de
bewoningsgeschiedenis van de Neder-
landse delta. Om te beginnen is het een
tijd van zeer snelle bevolkingsgroei. Tot
ruwweg 1000 had men zich, zoals we
later zullen zien, moeten zien te bedrui-
pen op het schaarse oppervlak van de
stroomruggen. Maar men ging heen en
vermenigvuldigde zich, en omstreeks de
1 Ie eeuw barstte de samenleving op de
stroomruggen uit haar voegen. De knel-
lende behoefte aan nieuwe landbouw-
gronden en weiden leidde er toe dat men
de voordien angstvallig gemeden kom-
men in cultuur ging brengen. Die onder-
neming zou natuurlijk op niets uitlopen
als de rivieren ze jaar in jaar uit met on-
derwaterzetting bleven terroriseren. Er
zat dus weinig anders op dan de groot-
ste boosdoeners uit te schakelen, door
hun onophoudelijke euveldaden met
dijken binnen de perken te houden.
Ontginning en bedijking: twee handen
op één buik.
We zullen hier niet ingaan op allerlei
details van technische of juridische
aard. Laat het hier volstaan op te
merken dat de practische uitvoering en
organisatie van de hele onderneming
uiteraard geen sinecure waren: het was
een zeer complex en langdurig project,
dat stukje bij beetje ten uitvoer werd
gebracht en geheel nieuwe verantwoor-
delijkheden en rechtsregels in het leven
riep, niet in de laatste plaats op het punt
van onderhoud van hetgeen tot stand
was gebracht. Later, in de 13e en 14e
eeuw, zou hieruit het unieke verschijn-
sel van de Nederlandse waterschapsor-
ganisatie voortvloeien. We zullen ons
hier concentreren op de invloed van de
mens op de verdere ontwikkeling van de
Nederlandse delta. Want laten we wel
wezen, de mens was vanaf die tijd na-
tuurlijk een landschapsvormende factor
van de eerste orde. Hoe men de zaak
ook wendt of keert: de dijkenbouwers
en ontginners zetten het mes in het tot
dan toe bestaande evenwicht tussen de
natuurlijke processen van dit lage lands-
deel, die altijd zo in het gelid hadden
gelopen. Aan stroomrugvorming en
veengroei kwam zelfs abrupt een alge-
heel einde.
Bedijking
Woeste spelletjes van rivieren werden,
zoals gezegd, niet langer getolereerd.
Maar Keulen en Aken zijn niet op één
dag gebouwd. Zo gingen er meerdere
eeuwen overheen voordat de dijken
langs de Middennederlandse rivieren
hun uiteindelijke vorm kregen. De be-
dijking begon omstreeks de 11e eeuw
waarschijnlijk met de aanleg van lage
kaden om overstromingswater van het
cultuurland te weren. Het sluitende sy-
steem van hoge ringdijken dat ons te-
genwoordig voor overstromingen be-
hoedt, is in de provincie Utrecht pas in
de 13e eeuw voleindigd. Zo is de
grondslag voor de huidige Noorder
Lekdijk, de grote beschermengel van
onze streek, omstreeks 1233 aangelegd
met de opwerping van een zware dijk
tussen Amerongen en Schoonhoven.
Dit gebeurde op last van graaf Floris
IV van Holland en bisschop Otto III
van Utrecht: een sprekend bewijs dat 'de
grote onderneming' de hoogste regio-
• ■ 1
c
.■■■■; 2
^W'^J^-7~.^.-..^-....^Xl^
a
->.
M'
%m Wf^^
y
/^
U'
4:v:^;^;;>:fX/^
y
r^
-!'J'-':':V:Vvï-i:-v-'^-'--;>-; •'■■•/■ ':■.'■■''.'}':':':■■- ■■;■■ \ l \
5. Schetsmatige doorsnede van het door menselijk ingrijpen veroorzaakte reliëf in de Nederlandse rivierdelta. We zien de doorsneden van de
stroomruggen van twee rivierlopen. De rechter was ten tijde van de bedijking al niet meer actief en werd toen van de hoofdstroom afgekapt. Zijn
restgeul is daardoor niet geheel verland. De linker werd wél bedijkt. Zijn afzettingen stapelden zich sindsdien in versneld tempo in de uiterwaarden
opeen. De stijging van de riviervlakte beperkte zich daardoor tot het buitendijkse land. Tussen beide stroomruggen een ontgonnen en door water-
onttrekking ingeklonken kom. Reeds na enkele eeuwen was bemaling noodzakelijk voor de waterlozing op boezem of rivier. 1: dekzand / 2: zand /
3: klei / 4: veen. a: restgeul / b: rivier / c: dijk / d: uiterwaard / e: boezemwater.
-ocr page 21-
397
nemende korrelgrootte. De uiterwaar-
den zijn derhalve nauwelijks volwaardi-
ge opvolgers van de stroomruggen te
noemen: zij kennen een geheel eigen,
horizontale opeenstapeling van dunne
laagjes van bij overstroming achtereen-
volgens bezonken zand en klei.
Een geheel andere eigenschap van ri-
vieren werd pas later een halt toegeroe-
pen. Aanvankelijk dacht men deze
eeuwige lastposten tot beter gedrag te
kunnen brengen door ze 'eenvoudig'
slechts te bedijken: rivieren waren in de
eerste plaats 'overstromers', en dat
moest nu maar eens afgelopen zijn. We
kunnen de pioneers van de Nederlandse
waterbouwkunde nauwelijks verwijten
dat zij onze geleerdheid omtrent zij-
waartse verplaatsing van meanders
misten. Op de lange duur was het
verschijnsel van ondermijning van
oevers aan de buitenbocht echter le-
vensbedreigend voor de dijken zelf, en
zover mocht het natuurlijk niet komen.
De remedie bleek uiteindelijk even
simpel als doeltreffend: kribben in de
buitenbochten hieven de erosie aldaar
op. In de vorige eeuw werd de Nederrijn
en de Lek door deze kunstgreep de laat-
ste speelruimte ontnomen.
Strekdammen, om de riviersplitsin-
gen buiten onze provincie vast te leggen,
en stuwen, om de waterafvoer te
reguleren, zoals bij Hagestein en
Maurik uit de 60-er jaren, completeren
het beeld van de totale victorie van de
mens over de rivieren.
Zo is, op de keper beschouwd, het
enige dat na de bedijking nog herinner-
de aan de ontstaan.swijze van de stroom-
ruggen, de stijging van de, nu weliswaar
keurig afgeperkte, riviervlaktes. De
opstuwing van de Nederlandse delta
ging volgens het inmiddels bekende me-
chanisme ononderbroken voort, maar
beperkte zich sedertdien tot het buiten-
dijkse land. Wat wel weer veranderde
was de snelheid waarmee dit geschied-
de: die ging drastisch omhoog. De
rivieren waren immers in de houdgreep
genomen en moesten hun afzettingen in
een sterk geslonken territorium zien
kwijt te raken. De ophoping van zand
en klei in een betrekkelijk smalle zone,
niet zoals vanouds naast, maar laagsge-
wijs óp elkaar, dreef de uiterwaarden in
marstempo omhoog. Die van de Lek
steken plaatselijk maar liefst 4 meter
boven het binnendijkse land uit (zie afb.
5).
De deltabewoners, wier lot zo innig
verbonden was met dat van hun water-
keringen, moesten maar zien dat de
dijken hierbij niet achterop raakten.
Een lange keten van dijkdoorbraken
van meet af aan toont dat men daarbij
lang niet altijd op rozen ging. Deonder-
6. De Bijleveld ten noorden van Harmeien (1985). Opname vanuit het noordoosten (zie afb. 2,
V). Reproductie: J. Rodenburg,
waterzettingen die daaruit voortvloei-
den waren onvergelijkbaar groter van
schaal en langer van duur dan de 'nor-
male", periodieke overstromingen in de
natuurlijke toestand vóór de bedijking.
Geen wonder: naarmate de riviervlak-
tes hoger bo\en het omringende land
uitrezen, kwam het meer en meer aan op
de bestendigheid van de dijken. Gaven
die de geest, dan was het meteen goed
raak: de rivier kon al het opgekropte
water naar hartelust ontladen op het
weerloze land dat een etage lager lag.
Ook in deze streek heeft men het bij die
gelegenheid meer dan eens moeten ont-
gelden. Zo begaf de Noorder Lekdijk
het in twee opeenvolgende jaren, 1321
en 1322. op dezelfde plaats bij Vrees-
wijk. De westelijke helft van Utrecht en
grote delen van Holland kwamen onder
water te staan. Nalatigheid of over-
macht, de tweede maal was voor onze
westerburen de maat vol: de Meerndijk
werd opgehoogd teneinde het westelijk
gelegen gebied te vrijwaren voor nieuwe
watersnoden. Het lag echt niet aan de
onervarenheid van beginnelingen. Ook
in latere eeuwen werd de lage helft van
Utrecht meermaals geplaagd met groot-
schalige onderwaterzetting. Zo bezweek
in 1747 de Meerndijk onder de druk van
een overstroming als gevolg van een ver-
zakking van de Noorder Lekdijk ten
westen van Wijk bij Duurstede. Het was
de prijs die men moest betalen voor de
opsluiting van de grote rivieren. On-
danks alle, nauwelijks te vermijden te-
genslagen blijft de beteugeling van deze
eigenzinnige reuzen een waterbouw-
kundig hoogstandje.
Een aardige bijkomstigheid van deze
triomf van menselijk vernuft is dat juist
door de afdamming van de Rijn bij Wijk
de uitbundige kronkels van zijn restgeul
over de gehele lengte landschappelijk
bewaard zijn gebleven, voor zover niet
naderhand ten slachtoffer gevallen aan
andere vormen van 's mensen daden-
drang. Door het verbroken contact met
de Nederrijn werd er immers geen nieuw
materiaal meer aangevoerd om de
restgeul volledig te doen verlanden.
Daaraan hebben wij de prachtige Vecht
te danken, alsmede de fraaie meanders
van de Kromme Rijn. Ook de Oude
Rijn. hoewel al een eind weegs in het
proces van verlanding, werd zo, geluk-
kig, voor de algehele ondergang be-
hoed. Welbekend zijn de kronkels waar-
aan Vleuten zich heeft vastgeregen; de
Bijleveld ten noorden van Harmeien is
een van de juweeltjes van ons landschap
(zie afb. 6).
Slot volgt.
-ocr page 22-
398
Contactavond
Ledenlijst
Nieuwe leden.
Amstel, A.J. van
Rosweydelaan 26
3454
EN
De Meern
Ashouwer, B.
W.de Withstraat 10
3454
XK
De Meern
Balkestein, CA.
IJsseldijk 28
8194
LE
Veessen
Bemmei/ S. van
Woerdlaan 6
3454
VK
De Meern
Besouw, F.C.G.M.
Schoolstraat 55
3451
AB
Vleuten
Blom, Mevr. J.E.
Prof.Bronkhorstlaan 10
3451
ES
Vleuten
Boekwijt, Ir. H.A.M.
Meentweg 82
3454
AV
De Meern
Dam, C. van
Zandweg 2 23
3454
HE
De Meern
Deibel, B.
Meentweg 103
3454
AR
De Meern
Dierael, J.G.J.
Hermelijnweide 4
Nieuwegein
Gonzales, Mr.Drs. I.E.W.
Stationsstraat 36
3451
BZ
Vleuten
Groot, K. de
Dorpeldijk 7
3451
RD
Vleuten
Hagenouw, M.H.
Koningshof 4 5
3481
HR
Harmeien
Hamoen, T.
Rijksstraatweg 59
3454
JD
De Meern
Herremans, J.L.
Odenveltpark 9
3451
XA
Vleuten
Hoffland, Fam. A.B.
de Ruyterstraat 6
3454
XL
De Meern
Kerkhof, J.G.J.
de Ruyterstraat 16
3454
XL
De Meern
Kerste, J.
Breudljk 64
3481
LR
Harmeien
Kleinwee, Mevr. A. van
Dorpsstraat 3 3
3451
BJ
Vleuten
Kleinwee, C.J. van
Pr.Hendrikweg 60
3451
CP
Vleuten
Laan, J. v.d.
Rldderhoflaan 59
3451
XC
Vleuten
Leeuwen-Plomp, Mevr. C, van
Breudljk 5
3481
LM
Harmeien
Linden, A.C.D. van de
Strijlandweg 1
3541
BD
Utrecht
Mol, R.
Multatulistraat 15
3451
AP
Vleuten
Oostrom, J.A. van
Zandweg 12 a
3454
JS
De Meern
Oostrom-Peek, Mevr. van
Trompstraat 5
3454
XJ
De Meern
Peek, J.H.W.
Melkmeisjeslaan 28
3454
WV
De Meern
Pos, J.
H.Elconiusstraat 63
3553
VB
Utrecht
Reincing, Mevr. E.
Camphuijsenstraat 37
3451
BB
Vleuten
Rijst, W.M.B, van der
Dorpsstraat 42
3451
BL
Vleuten
Rooi jen, W.E. van
Hackfort 55
7006
JB
Doetinchem
Ruigrok, J.J.
Ten Veldestraat 75
3454
EK
De Meern
Schalk, N. van
De Gildekamp 1155
6545
LG
Nijmegen
Schijf, M.
Groenedijk 4
3454
PC
De Meern
Siebers-v.Pinxteren, Mevr. E.
Zeilmakerslaan 11
3454
DJ
De Meern
Smaal, Fam. A.
Rosweydelaan 108
3454
BR
De Meern
Swart, R.
Marketensterlaan 42
3454
De Meern
Verkerk, A.
't Zand 1/1
3451
GP
Vleuten
Versteege, J.A.
Ten Veldestraat 70
3454
EN
De Meern
Zuijlen, R.S.S. van
Kastanjelaan 2
3471
CR
Kamerlk
1 maart 1985.
Ons werd de vraag gesteld of er op de
contactavond ook aan genealogie werd
gedaan. Wel, ook als de vraag een ander
onderwerp had betroffen, zou het ant-
woord "ja" zijn. Wat begon als een bij-
eenkomst van de genealogische werk-
groep, is uitgegroeid tot een algemene
contact-avond ten huize van de familie
de Rooij, 't Zand 1 te Vleuten.
Op deze avonden is een ieder wel-
kom, die belang stelt in de historie van
onze gemeente, daarover iets te vragen
of te melden heeft, of zelf met een be-
paald interesse-gebied bezig is; hier
worden vaak ideeën geboren voor ar-
tikelen in ons blad.
De genealogie komt natuurlijk nog
steeds ter sprake, maar ook alle andere
facetten van ons werk kunnen ter tafel
worden gebracht.
Het zijn deze contactavonden waar
de leden elkaar kunnen vinden en waar
zij iets van hun actieve belangstelling
kunnen tonen.
Let echter wel op de agenda; zodra de
temperatuur het gedoogt worden de bij-
eenkomsten gehouden in ons museum
aan de Thematerweg 17 te Vleuten.
Wie wat bewaart die geeft wat
F. C. G. M. Besouw, Schoolstraat 55
Vleuten
Drie Biedermeier stoelen, kopieën
oude prenten van Utrecht.
J. Tukker, van Wanroystraat 16 Vleuten
Gasstel op gasbus
Mevr. van Engelen, Meerndijk 19 De
Meern
7 paar houten schaatsen, een bus
Polak 10 kg sprits
M. G. van den Bosch-Goes, Hinderstein-
laan 16 Vleuten
Devotielampje, schoolhandwerk
J. Wieman, Schoolstraat 29 Vleuten
Twee deuren, zes vijzels
B. Jongerius, Utrechtseweg 46a Vleuten
Een pomp (kattekop), een hakselma-
chine
P. W. Voskuilen, Reijerscop 23 De
Meern
Een waterfornuis
H. van der Kleij, Schoolstraat 85 Vleu-
ten
Een Hollandse sleutel, een veeverlos-
tang
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame-
ling, de volgende schenkingen of bruik-
lenen aanvaard van:
Mevr. J. G. H. D. Bettink, Prof. Bronk-
horstlaan 31 Vleuten
Verzameling vondsten uit het Ro-
meins castellum te Zwammerdam
L. Griffioen - Rodenburg, Bottenstein-
weg 7 Vleuten
Twee bidprentjes
G. J. van Schaik, Veldhuizenlaan 5 De
Meern
Een hevel
A. J. van Zeeren Sr, Stationsstraat 54
Vleuten
Drukwerk uit de tweede wereldoor-
log
T. J. Brouwer, Zandweg 73 De Meern
19e eeuws aardewerk komfoor, dito
kom, onderstel en deksel van kaas-
kuip, twee graven, teems met zeven,
bascule, haarspit en haarhamer,
brandstempel, klein ijzerwerk
M. Brits - Oversteegen, Odenveltlaan 29
Vleuten
Jaargangen 1966 t/m 1985 van Gens
Nostra
J. W. Schoonderwoerd, Meerndijk 62
De Meern
Een melkbus
Th. P. J. van Dijk, Schoolstraat 39 Vleu-
ten
Staande boormachine
B. J. Achterberg, Thematerweg 4 Haar-
zuilens
Hooikist
K. B. Nanning, Utenhamweg 15 Vleuten
Houten strijkplank
Bakkerij Verkerk, Zandweg lil De
Meern
Drie broodblikken, twee beschuitrin-
gen, twee bakplaten
A. Goudappel, Julianalaan 20bis Vleuten
Twee foto's van rijksveldwachter
J. Paul
-ocr page 23-
399
l
'ffKte«( orgaan van de Hi.storiicbe Vereni*
pn'j. Vk-iiU'n-Dc Met-m-} laar/uilcn.s.
éa jaarganK nr. 2 juni 1986
            © 1986
\ erschfjnt 4\ per jaar
Ingeschreven m het verenigingsregister van
ie K.v.K. litrtchi e.o. onder nr. V. 479360
|)ageliiks bestuur:
;|>r D. W. Gravendeel. %<M)r/itter
I Zand 35. 345! GP Vleuten
I e 1.03406-61793
|V, H. Denekamp. sekrelaris
iUienhamstraat 5, 3451 BR Vleuten
|el. 03407 - 1948
P. G. de Rooij, penningmeester
II  Zand 1. 3451 GP Vleuten i
|cl. 03407 - 1483
|\. J, van Zoeren, vice-voor/itler
kationssfraat 34, 3451 BZ Vleuten
iel, 034O7- 1263
|{. E. .1. van Essen, coord. werkgroepen
l^auritslaan 17. 3454 XP t>e Moern
|ei. 03406 - 62992
Irelid;
ilMevr. Prof. Dr C. Ismgs. Soest
iiedafetic-sekrctariaat:
i^ionique van Essen, Hindcrstcinlaan 1.
|4S1 EV Vleuten
lel. 03407 - 3611
iedenad min istratfe/infoi-tnatie:
ppgeven van nieuwe leden, mutaties en
|na)be«,tellingen bij:
Nw. P. ,1. de Rooij-Goe*. 't Zand i, v
ii45! GP Vleuten, 'tel. 03407 - 1483
1                                     .....mr..                          .......nni'i -............ii. . ::':■-■-:-■■
fKontrilnjtié;
Pe jaarlijkse kontributie bedraagt voor
p9K6 minimaal f 25,--:
jpostabonnemcnt f 35,- per jaar . ■s%i::;;*;:;;;:Èx!s
ponateurs:
Minimaal f 12,50 per jaar.
De vereniging heeft rekeningen bij de vol-
gende instellingen;
ABN - De Meern 55.66.33.(MO ;||liiili
RABO- Vleuten 36.75.17.574 /^'ÊSmÊlÊ
POSTGIRO 2.689.200
^Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
fikelen uit dit verenigingsorgaan is slechts
foegestaan na schriftelijke toestemming van
Öe redaktic.
Van het bestuur
Als je goede en slechte berichten te
melden hebt, is het soms moeilijk te kie-
zen waarmee je beginnen zult. Het
hangt ook erg af van de "zwaarte" of je
het goede nieuws 't eerst vertelt en er
dan vervolgens, als het ware mompe-
lend en min of meerterloops, in dezelfde
zin het slechte op laat volgen.
In dit geval gaat die truc niet op,
omdat de gewichtsverhouding dat niet
toelaat.
Toch wil ik met een verheugende me-
dedeling beginnen. Het blad dat u
zojuist, naar ik oprecht hoop, met grote
belangstelling hebt opgeslagen, is name-
lijk het 20ste nummer van ons tijd-
schrift. Bij de start, nu 5 jaar geleden,
was het een gok of wij zo'n uitgave wel
zouden kunnen volhouden. Nii is dat
geen punt van discussie meer, hoewel de
redactie er een zware klus aan heeft. Het
nog steeds stijgende ledental van de ver-
eniging lijkt mij het bewijs dat het blad
door zeer velen wordt gewaardeerd.
De onplezierige taak die ik vervol-
gens moet vervullen is u te laten weten
dat ons museum "op straat staat", zoals
u ook al in de plaatselijke en regionale
bladen hebt kunnen lezen.
Het blijft een moeilijke zaak voordat
museum, of zoals ik liever zeg: histo-
risch archief, een passende en liefst per-
manente behuizing te vinden. Het
bestuur van onze vereniging is van
mening dat het realiseren van die huis-
vesting een taak is die de krachten van
de vereniging te boven gaat. Daarom
werd op de algemene ledenvergadering
van 16 april j.1. het besluit genomeneen
Stichting in het leven te roepen, die ten
doel zal hebben het inrichten en
instandhouden van een museum (histo-
risch archief) ten behoeve van de regio.
In het stichtingsbestuur zal plaats zijn
voor vertegenwoordigers van onze
eigen vereniging, van de gemeente, uit
het onderwijs, uit de ondernemings- en
zakenverenigingen, uit het bedrijfsle-
ven, uit de agrarische sector, enz.. Het
voordeel van deze constructie is dat het
draagvlak groter wordt.
Om misverstanden te voorkomen, wil
ik uitdrukkelijk vermelden dat onze
Historische Vereniging niet in de Stich-
ting zal opgaan, en haar eigen gezonde,
niet-gesubsidieerde leven zal blijven lei-
den. De Stichting zal zich in hoofdzaak
bewegen op het vlak van huisvesting en
organisatie van het museale gebeuren,
de Vereniging stelt haar steeds groter
wordende verzameling ter beschikking
en verzorgt documentatie en beman-
ning.
Wij hopen in de komende maanden
de Stichting nader bij u te kunnen intro-
duceren, o.a. aan de hand van een
aantal berichten in de media. Ik reken
erop dat u, door haar te steunen, te ken-
nen geeft dat het ook uw wens is dat het
museum er komt!
D. W. Gravendeel
voorzitter
In dit nummer
pag.
399
400
404
410
423
424
-   Van het bestuur
-   De Hervormde gemeente De Meern (2)
-   Water, wonen en een weg (II)
-   Een deftige trouwpartij in 1913
-   Een dorp verandert
-   Genealogie, paleografie, raden maar, agenda
Illustratie voorpagina; :::;ii||||||ii|||
;f^an van rood aardevverk, gevonden bij de:
pnleg van de S-20 rond De Meern. Ca 1300;i
t^l NUMMERS f 7,50
-ocr page 24-
400
De Hervormde Gemeente De Meern (2)
door
Jac. de Bruijn en Gerrit Jan Bel
In oktober vorig jaar verscheen in dit blad het eerste deel over de
geschiedenis van de Hervormde Gemeente In De Meern. De gegevens waren
ontleend aan het boek dat de heer Jac. de Bruijn over het (hervormd) kerkelijk
wel en wee in deze plaats had geschreven. Nu wordt de draad weer
opgenomen met de tweede aflevering.
Georgius Cock (predikant te Harmeien
van 1639 - 1726) werd ten overstaan van
hen op dezelfde dag uit een nominatie
van vier personen met algemene stem-
men Johannes van Loon gekozen tot de
nieuwe herder.
Vervolgens werden gedeputeerde sta-
ten op de hoogte gebracht van de keuze.
Van die kant waren er geen bezwaren,
waarop Ds. Van Loon drie behoorlijke
voorstellingen (= er wordt driemaal van
de kansel bekend gemaakt dat hij is be-
roepen) kreeg en op 18 november werd
bevestigd.
Johannes van Loon werd in Schalk-
wijk geboren en ging als kandidaat het
leger in. Hij was gehuwd met Maria van
Paddenburg(h) die op de dag van zijn
bevestiging in De Meern met attestatie
overkomt. Maria was kennelijk al eer-
der getrouwd geweest, want haar doch-
ter Christina van Stammen doet op 19
december 1710 belijdenis. Op 5 oktober
trouwt zij in De Meern en op 4 april
1762 wordt zij hier begraven. Voor het
doodskleed wordt dan f3.3- gegeven en
in het diaconiezakje f 5.5-.
Verder wordt een zekere Cornelis van
Loon, student, vermeld die op 7 oktober
1725 belijdenis doet. Gezien zijn naam
zou hij een zoon kunnen zijn van de do-
minee (wiens vader ook Cornelis heet-
te). Op de ledenlijst van 13 april 1755
staat achter zijn naam dat hij is overle-
den.
I
Steun onder voorwaarden
Wie tegenwoordig in minder goede
leefomstandigheden verkeert klopt aar
bij sociale zaken. Vroeger kon men voor
een dergelijke bijstand terecht bij zijn
kerk. In beide gevallen wenst(e) de geld-
verstrekker niet dat het geld over de
balk werd gesmeten. Met het doel dit te
voorkomen werd in 1710 door de kerke-
raad bepaald dat de bedeelden die var
de steun van de diaconie leefden pas een
woning mochten huren als zij hiervoor
toestemming hadden verkregen van de
kerkeraad. Voorts werd besloten dal
iemand die van de diaconie leefde zijn
bedeling alleen maar voor zichzelf
mocht gebruiken. U ziet het: het wal
nauwlettender in het oog houden van
tweeverdieners of voordeurdelers is echt
geen ontwikkeling die pas de laatste
jaren de kop heeft opgestoken.
Aanvoelende dat je je met zo'n kan-
didaat moeilijk een buil kon vallen
werd Jacobus al op 12 maart (dus nog
voor de toestemming van de Staten van
Utrecht) beroepen, op 2 juni geëxami-
neerd en op 12 juli door de Breukelense
predikant ds. Leonard Beels bevestigd.
Van vergaderen hield de dominee
kennelijk niet, want uit 1706 is alleen
een verslag van de kerkeraadsverkiezing
op 10 januari te vinden. Daaruit blijkt
dat de schoolmeester Jan Putkamer zijn
werkzaamheden als ouderling neerlegt
en dat Arien Boers, die diaken was, nu
ouderling wordt en Willem Jansz. van
der Pauw, afkomstig uit de Utrechtse
woonbuurt Jaffa (bij de tegenwoordige
Vleutenseweg) tot diaken wordt be-
noemd. In 1707 en 1708 vinden er geen
veranderingen plaats in de kerkeraad.
Jacobus Leusden stelde in zoverre
orde op zaken dat hij nu eens op papier
zette wie allemaal lidmaat van zijn kerk
waren, iets dat voordien nog nooit was
gebeurd.
In het totaal bleken er 30 leden te zijn,
waarvan zes echtparen en twee moeder
en dochter. Verder woonden er nog vijf
leden in Utrecht.
De dominee doopte tijdens zijn
Meernse periode 8 jongens en 7 meisjes
en voltrok elfmaal een huwelijk. Op 9
oktober 1708 overleed Jacobus Leus-
den.
6. Johannes van Loon 1708 -1730
Na het overlijden van Jacobus Leus-
den moest de kerkeraad dus omzien
naar een nieuwe dominee (of leraar, zo-
als toendertijd ook wel werd gezegd).
Vandaar dat op 26 oktober naar gede-
puteerde staten van Utrecht — die
moesten betalen — werd geschreven
met het verzoek of er een opvolger
mocht worden beroepen.
Blijkbaar wilde de kerkeraad spij-
kers met koppen slaan, want na beraad
met de twee naburige predikanten Bar-
tholdus van Hattem (predikant te
Vleuten van 1671 - 1711) en dominee
Na het overlijden van dominee Adri-
anus van Sijpesteijn in augustus 1704
duurde het bijna een jaar voordat zijn
opvolger werd geïnstalleerd. Bij gebrek
aan een volledige kerkeraad had in het
verleden altijd de classis zich bezigge-
houden met het beroep van een nieuwe
predikant. Nu werd deze taak echter
voor het eerst vervuld door de Meernse
kerkeraad die bestond uit de ouderlin-
gen Isak Dirksz. van Veen en de school-
meester Jan Putkamer, alsmede twee
diakonen, namelijk de jonge Jan
Putkamer en Arie Boers.
5. Jacobus Leusden 1705 - 1708
Op 10 maart 1705 kreeg men toe-
stemming van de Staten van de
provincie om tot een beroepskeuze over
te gaan. Dan wordt ten overstaan van de
dominees Henricus van Rhenen uit Jut-
phaas en Petrus van Veen uit Linscho-
ten als naburen een nominatie gemaakt
van drie proponenten. Met eenparige
stemmen valt vervolgens de keus op
Jacobus Leusden. De Staten van
Utrecht verlenen op 17 maart hun
goedkeuring aan deze keuze.
Dominee Leusden staat, als Utrech-
tenaar, beschreven als L. A. M. (=
Liberalium Artium Magister = meester
in de vrije kunsten), terwijl hij elders
Phil. Doet. (= Doctor in de philologie =
taal en letterkunde) heet.
Al met al dus iemand die er niet te-
genop had gezien in zijn vrije tijd de
neus in de boeken te steken. Nu vormde
hij wat dat betreft zeker geen uitzonde-
ring in de familie, want zijn vader was
ongeveer 50 jaar lang professor in het
Hebreeuws in Utrecht en zijn broer Ru-
dolph was professor in de anatomie en
chirurgie. Een andere broer, Johannes
Wilhelmus, had zijn jeugdjaren meer op
straat doorgebracht. Dientengevolge
moest hij een titel ontberen, maar de op
die manier gelegde contacten met de
plaatselijke bevolking hadden hem uit-
eindelijk wel het burgemeesterschap
van de stad Utrecht opgeleverd.
-ocr page 25-
401
*T^B^-
1^'
■y^'
i/Te/-
^i^ v»A«
^^ n 4^
V7ü£
^ArOi.^U*
oudste notulen van de kerkeraad.
-ocr page 26-
402
deweekse huwelijk van domheer De
Beer en Hillegonda van Sijpestein. Dit
bracht f 106,- en 26 stuivers in het laatje,
of liever gezegd: het zakje. 1715 is een
mager jaar. Het in ondertrouw gaan van
Samuel Moonen en Catharina Bosman
levert op 26 april de somma van f 1,- op.
Een ondertrouw in april en een huwelijk
in mei 1716 zijn goed voor nog eens
ruimf 23,-. Toen had men een goede 220
gulden en hiervoor worden aangeschaft
een obligatie van 300 gulden, alsmede
de beoogde zilveren beker en verruild
tin. Dit alles kost bij elkaar f 258,- en
vier stuivers. Schoolmeester en koster
Samuel Moonen betaalt de rekening en
legt bij de kerkeraad de kwitantie op
tafel met de mededeling dat hij dus nog
37 gulden, 2 stuivers en 8 penningen
ontvangt. Hij vraagt of hij het geld bij de
eerste gelegenheid mag ontvangen. Dat
blijkt pas 25 mei 1718 te zijn.
Boete voor wegblijven
In 1713 wordt er achtmaal kerkeraadj
gehouden. Kennelijk werden deze bij-
eenkomsten minder goed bezocht dan
was gewenst, want op 10 april werd be-
sloten dat alle kerkeraadsleden present
moeten zijn. Indien dat niet het geval is
krijgen zij een schelling boete. Het geld
zal ten goede komen aan de armen.
Onze zuinige volkasaard kennende
zullen de armen arm zijn gebleven.
Fonds voor zilveren beker
Op 29 oktober van dat jaar wordt er
een buitengewone kerkeraadsvergade-
ring gehouden. Men bespreekt de wel
stand van de kerk en overweegt dat de
beker die voor het Heilig Avondmaal
wordt gebruikt slecht is. In de plaat:
hiervan zou men graag een zilveren
kopen. Bovendien worden de wijn en
het brood bekostigd uit het armengeld,
terwijl in andere plaatsen de overtuiginf
heerst dat andere kerkelijke inkomsten
hiervoor wat dat betreft eerder in aan
merking komen.
Het plan ontstaan om een apaii
fonds te stichten, zodat de diaconie niet
extra wordt belast. Eerst zullen de 'aan
zienlijkste leden' worden verzocht on
een vrijwillige contributie. Hiervooi
wordt de zilveren beker gekocht en hei
nog resterende geld zal worden gereser-
veerd voor de aankoop van brood ef
wijn. Of het aan de kwantiteit of aan é
kwaliteit van de 'aanzienlijkste leden
lag vermeldt het verhaal niet, maar wei
is duidelijk dat de kerkeraadsleden ziel
ook vol realiteitsbesef hebben geboget
over de vraag wat te doen als onver-
hoopt het benodigde geld niet op dif
manier bijeen kon worden gebracht
Ook dit vraagstuk wordt opgelost. It
dat geval is het de bedoeling dat aan vai^
ten uit Montfoort en De Bilt. Ook zij
vernamen de toestand van de gemeente,
betuigden hun genoegen en namen
eveneens met een zegenwens afscheid.
Hetzelfde geldt voor het bezoek dat drie
jaar later op 26 mei werd gebracht door
de predikant/professor in Griekse talen
C. Segaar uit Utrecht en H. van der
Burg, predikant uit Vreeswijk (De
Vaart). Ook nu heerste er genoegen en
klonk bij het afscheid de zegenwens.
Idem op 31 juli 1800 toen Colenbran-
der, Campen en Stoelendrajer visiteer-
den.
In mei 1820 schrijft Ds. Brave dat hij
met Ds. Rappard op 14 juni zal
visiteren. Op die dag stellen ook deze
heren vast dat alles is gebeurd volgens
het reglement dat door de Synode is
vastgesteld. Er wordt nu niet van een
zegenwens, maar van een zegenbede ge-
sproken, maar feitelijk zal dat weinig
verschil maken.
Vanaf 1827 heeft de kerkvisitatie
vaak schriftelijk plaats. Er moeten dan
tabellen worden ingevuld. In 1885 komt
er naast een predikant ook een ouder-
ling mee, maar het betreft dan wel een
baron wiens oordeel natuurlijk zwaar-
der weegt dan dat van de gemiddelde
ouderling.
Bij de kerkvisitatie op 8 mei 1894
wordt door de bezoekers een circulaire
van de Synode, betreffende beantwoor-
de vragen aan het socialisme, overhan-
digd.
U ziet het; buiten de circulaire die in
1894 werd meegebracht was het een
weinig afwisselend geheel.
Verder zal — voor de nazaten, zo
staat er bescheiden in de notulen —
schriftelijk worden vastgelegd wie door
een vrijwillige milde gift heeft bijgedra-
gen aan het fonds. De predikant neemt
'gewillig' de inzamelingsactie op zich.
Johannes van Loon laat meteen blijken
dat hij het in hem gestelde vertrouwen
geenszins wil beschamen en start de van
hem verlangde activiteiten door direct
bij de aanwezigen en de naaste familie
rond te gaan. Op die manier wordt door
hemzelf, zijn vrouw en zijn dochter en
door de ouderlingen Willem Jansz.
Pauw en Arie Corn. Boer en de diakens
Jan Harmensz. Hoek(e) en Cornelis
Schinckel en diens vrouw een bedrag
van zestien gulden en veertig stuivers
bijeengebracht.
Dat jaar komt er in het totaal nog een
bedrag van honderd gulden en 10 stui-
vers bij. Ook het domheer (een hoge be-
stuurlijke functie in het kapittel) zijn
schiep z'n verplichtingen want de dom-
heer de Voorn nam hiervan zestien gul-
den voor zijn rekening.
Op 6 augustus 1714 krijgt het fonds
een aanzienlijke bijdrage door het door-
Kerkvisitaties
De aandacht voor de onmin waarmee
men met de paus verkeerde mocht uiter-
aard niet verslappen. Vandaar dat men
verplicht was om tijdens de kerkeraads-
vergaderingen van tijd tot tijd de 'Ker-
kelijke middelen tot wering van het
Pausdom' voor te lezen en vooral als de
kerkvisitatie in zicht was werd hieraan
aandacht geschonken. Dit temeer daar
er bij deze bezoeken — die vooral een
controle van de administratie waren —
degelijk werd geïnformeerd of men de
plichten op dat gebied wel was nageko-
men.
Regelmatig, bijna ieder jaar, kwa-
men er twee of drie predikanten die de
kerkvisitatie hielden.
De kerkvisitatie werd over het alge-
meen als een leuk uitje gedurende de
zomermaanden (gewoonlijk juni en juli)
gezien. Regelmatig, bijna ieder jaar,
verschenen er twee of drie predikanten
die zich op de hoogte kwamen stellen
van het plaatselijk kerkelijk reilen en
zeilen. Het waren niet alleen predikan-
ten die de visitatie deden; ook professo-
ren zagen in dat je op deze manier nog
eens op een aangename wijze buiten de
deur kon vertoeven. Opmerkelijk kan
worden genoemd dat soms de plaatse-
lijke predikant deelnam aan de visitatie
op de eigen standplaats. In De Meern
deed Johannes van Loon dat twee keer
(in 1713 en 1724) en controleerde J. P.
van Couwenberg in 1761 de eigen
boeken.
Veel nieuws leverden de visitaties niet
direct op, zo moge blijken uit het nu
volgende overzicht van een aantal be-
zoeken.
Op 23 juli 1750 werd er een buiten-
gewone kerkeraad gehouden, waarin —
naast de praeses — de broeders Pieter
Naminck en Gijsbert van Leersum
(ouderlingen) en Paulus van Leersum
(diaken) aanwezig waren. In de verga-
dering verschenen de heren De Beveren
en Ruijs, predikanten te Utrecht en aan
de Vaart, die, na op de hoogte te zijn ge-
bracht van de Meernse kerkelijke zaken,
lieten weten, dat zij 'niets berispelijks
hadden gevonden', en daarom met 'zon-
derling genoegen uitgesprokenen zege-
ningen vertrokken'.
De Utrechtse professor/predikant F.
Burmannus en de heren Van Waenen en
Van der Burg, respectievelijk predikan-
ten te Uithoorn en Kudelstaart en te
Vreeswijk, bezochten De Meern op 2
juli 1767. Alles was in orde, waarop met
genoegen en een hartelijke zegenwens
afscheid werd genomen. De professor
beviel het hier zeker wel, want op 21 juni
1773 kwam hij terug, nu in gezelschap
van D. Pronkert en Klugten, predikan-
-ocr page 27-
403
betalen voor het vuur in de kerk en dit in
het vervolg te blijven doen. Echt naar
zijn zin had Samuel het intussen niet
meer in De Meern en op 21 oktober
1720 vertrok hij naar Kortenhoef.
Nood in Polen
Tijdens de buitengewone vergadering
in juni 1715 waarin Samuel Moonen
voor het eerst de beruchte 25 gulden ter
sprake bracht buigt men zich ook over
het schrijven van de classis over de nood
van de kerk in Polen. Men besluit voor
dit doel 5 gulden te geven.
Huurproblemen
Per 1 mei 1718 loopt de huur van
Salvus Jans de Vries en zijn vrouw af.
Men betreurt het dat de oude man
eventueel zijn woonplaats moet verla-
ten en wil bemiddelen dat Willem Peters
van der Eem, die getrouwd is met hun
dochter Jannetje Salvus, bij hun komt
inwonen om de huur te betalen. Zelfs
wordt het plan geopperd om het huis te
verbouwen tot twee aparte woningen.
Eind april 1720 blijkt Salvus te zijn
overleden, want dan besluit de kerke-
raad dokter Steecklenburgh een dukaat
te geven voor de visite bij Salvus en het
verlenen van medicijnen. Bovendien be-
sluit men om voor Salvus' weduwe
Metje een bedstee neer te zetten in het
huis van haar dochter. Voor vijftig
gulden per jaar gaat ze daar in de kost,
maar dat bedrag is dan wel inclusief een
hemd en een nachtmuts.
Rijk zijn de mensen zeker niet ge-
weest, want in december 1719 was al
besloten aan Salvus en zijn vrouw voor
de wintertijd 50 manden turf te geven,
alsmede een scheut (= zesponder)
brood en een half pond boter per week
en — zo de beurs het lijden kon — een
pond kaas.
Afschaffing dankdag
In oktober 1722 besluit de classis van
Utrecht dat de Utrechtse dankdag
wordt afgeschaft. De animo voor deze
afschaffing blijkt redelijk te beteugelen,
want nog vele jaren na het besluit
worden er collecten gehouden op de
Utrechtse dankdag. Het is waarschijn-
lijk de bedoeling geweest zich te richten
naar de landelijke data voor de bid- en
dankstonden voor het gewas, die ook nu
nog jaarlijks in vele plattelandsgemeen-
ten worden gehouden op de tweede
woensdag in maart en de eerste woens-
dag in november.
buiten inkomende leden, die hier belij-
denis doen, een gift wordt gevraagd.
Hetzelfde zal gebeuren bij degenen die
niet op zondag trouwen. En daarmee
wordt weer eens duidelijk gemaakt dat
het vroeger toch allemaal anders was,
want tegenwoordig is doordeweeks
trouwen goedkoper dan in het week-
einde.
Jarenlang strijd om f 25,-
Nu was dit niet de eerste keer dat de
schoolmeester voor geld aanklopte. Tij-
dens de buitengewone kerkeraadsverga-
dering die op 19 juni 1715 wordt gehou-
den vraagt hij als emolument (= extra
bijdrage buiten het normale loon) f25,-
uit de diakonie-kas, net zoals zijn
voorganger had gehad. Na dit verzoek
te hebben aangehoord stuurt men
Samuel naar buiten gestuurd zodat
uitvoerig kan worden gesproken over
deze 'grote aangelegenheid'. Men vreest
voor de gevolgen, vooral met het oog op
de toekomstige schoolmeesters.
Moonen wordt weer binnengeroepen
en krijgt te horen dat hij op een derge-
lijke voorwaarde nooit was beroepen.
Het emolument was Moonens voorgan-
ger enkele weken voor zijn aanstelling
toegezegd in het huis van de oude koster
zaliger. Allen waren daarbij aanwezig
geweest en hoewel meester Putkamer
toen 25 gulden armengeld had ontvan-
gen moest Samuel er niet op rekenen dat
hij dit bedrag in de toekomst ook zou
krijgen.
De nood was bij de oude koster ken-
nelijk hoog gestegen, want het verhaal
vermeldt dat deze met tranen in zijn
ogen geslagen naar de hemel betuigde
dat het hem leed deed zo lang van het
armengeld te hebben getrokken. Meer-
inalen had hij al verzocht of er geen an-
der fonds was waaruit deze bijdrage kon
worden voldaan. Met 'wringing van zijn
handen' had hij gezegd dat hij, nu oud
zijnde, niets kon missen daar zijn dagen
op het laatst liepen.
Om alle 'onheilen en verwijdering' te
voorkomen wordt de meester/koster
met ingang van 1.1.1715 een bedrag van
' 12,50 geschonken, maar dan moet het
voor de toekomst ook uit zijn. Voor
niets gaat de zon op en dus wordt er wel
een voorwaarde verbonden aan deze
gift. Mochten er arme kinderen komen
dan moest Moonen hen gratis les geven.
Samuel neemt hiermee genoegen en
betuigt zijn dank, maar na twee jaar
zoekt hij het toch hogerop. Achter de
rug van de kerkeraad om schrijft hij een
rekest aan de ambachtsheren van De
Meern, de heren van het kapittel van
Oudmunster. Als hij van die zijde ant-
woord krijgt houdt de Meernse kerke-
raad op zijn verzoek op 19 februari 1717
weer een aparte vergadering. De kerke-
raadsleden weten geen raad met de situ-
atie en proberen de boot af te houden
met de mededeling dat het rekest maar
een kattebelletje of een simpele kopie is.
Daarom verzoekt men de meester om de
oorspronkelijke stukken.
Op 27 april komt men weer bijeen.
Nu hebben de broeders de originele
afschriften van de rekesten en het ant-
woord daarop kunnen doornemen. Een
en ander is zeker ten gunste van Samuel
uitgevallen, want het wordt duidelijk
dat men vindt dat hij zich zonder nood-
zaak of enige grond tegen zijn weldoe-
ners (zo werden werkgevers toen blijk-
baar nog omschreven) keert; de mensen
aan wie hij zijn bevordering voor het
grootste deel heeft te danken. Boven-
dien heeft hij sedert zijn aanstelling nog
vele gunsten genoten.
Moonen brengt in dat de 25 gulden
die meester Putkamer uit de armenkas
mocht ontvangen was voor het onder-
wijs aan kinderen van behoeftigen,
maar de kerkeraad wil daar niet aan.
"Sinds mensenheugenis zijn er geen
arme lieden geweest", zo zegt men.
Bovendien is over 1715 en 1716 de helft
van de f 25,- aan Moonen betaald.
Het kapittel van Oudmunster wil wel
antwoord van de kerkeraad. Besloten
wordt te berichten dat de kerkeraad in
het geheel niet in staat zo'n bedrag te
missen "omdat de lasten van de armen
tegenwoordig zo toenemen dat men
jaarlijks tekort komt". En dat was weer
een heel ander verhaal dan Moonen
kort daarvoor te horen kreeg. Deson-
danks vindt de kerkeraad het een goed
argument en men besluit maar meteen
dat de aanval de beste verdediging is,
zodat het kapittel wordt gevraagd of dit
misschien een zeker fonds heeft waaruit
aan de wensen van Moonen tegemoet
kan worden gekomen.
Pas eind december 1717 legt Moonen
weer een brief van het kapittel bij zijn
weldoeners. Daarin wordt de kerkeraad
verzocht op maandag 10 januari 1718
naar Utrecht te komen. De dominee
schijnt alleen te zijn gegaan om de zaak
uit de doeken te doen. Op 30 januari
wordt weer over de zaak vergaderd en
dominee Van Loon laat weten dat men
op 8 februari in Utrecht de diakoniere-
kening moet komen tonen.
Er zijn prettiger mededelingen denk-
baar en de broeders verklaren eenparig
dat de wegen geheel onbruikbaar zijn en
dat het weer te onzeker is om zich aan
afspraken te binden. Ze willen wel op
normale wijze rekening komen afleg-
gen. Verder komen we over de zaak
helaas niets te weten.
Wel wordt eind 1718 besloten aan de
meester drie achterstallige jaren te
D
-ocr page 28-
404
Water, wonen en een weg
De eerste aflevering van dit tweedelige
artikel verscheen in het
voorgaande
nummer van deze periodiek, p. 389-397.
een groep kolonisten, de boeren in spe
van het te onderwerpen gebied. Als
aanvalslinie, de zogenaamde ontgin-
ningsbasis, groef men aan de rand van
het oude cultuurland een wetering, ge-
flankeerd door een weg. Van daaruit
begon dan de komwaartse opmars.
Deze voltrok zich via de aanleg van een
reeks van lange, evenwijdige en betrek-
kelijk dicht opeengelegen kavelsloten.
Hun grote dichtheid stond borg voor
een effectieve ontwatering. De wetering
fungeerde als hoofdverzamelaar van het
aan het veen onttrokken water. Een
daarmee in verbinding staande vliet
droeg zorg voor de lozing op waterber-
gers van een nóg hogere trap, het zoge-
naamde boezemwater, ten dienste van
een polder bestaande uit meerdere ont-
ginningseenheden, of direct op een
rivier.
Het op deze wijze 'drooggelegde'
blok was door de kavelsloten zo veel
mogelijk in gelijkvormige percelen ver-
deeld. Daarbij trad een hoge mate van
standaardisering aan de dag. De meeste
ontginningen kenden oorspronkelijk,
voor zover hun vorm dat toeliet, een re-
gelmatige indeling in kavels van 6 voor-
ling (gemiddeld ruim 1250 meter) diep
en 30 roeden (doorgaans ruim 100 me-
ter) breed. Zo ontstonden percelen van
als regel 13 a 14 ha, keurig toegesneden
op de behoeften van een eengezinsboe-
renbedrijf. Na toewijzing van ieders deel
moesten de kolonisten hun lange reep
wildernis zelf in cultuur brengen.
Ondanks alle verstoringen in later
tijd is het oorspronkelijke verkavelings-
patroon van de ontginningen in de
polders rond de gordel van Rijnafzet-
tingen door dit gebied nog steeds in
grote lijnen intact.
Oorspronkelijk kon de lozing van het
aan de nog betrekkelijk hoge kommen
onttrokken water op natuurlijke wijze
plaats vinden, dat wil zeggen door vrije
afvloei. Aanvankelijk daalde het grond-
waterpeil in de ontgonnen gebieden dan
ook met rasse schreden. Het gevolg van
de wateronttrekking was echter dat de
slappe veenkussens aanzienlijk ineen-
krompen, terwijl de half vergane
planteresten in hun opperste lagen door
daling van het vocht- en stijging van het
zuurstofgehalte alsnog verder werden
verteerd en die aan de oppervlakte daar-
enboven door grondbewerking veraard-
den of zelfs totaal vergingen. Weldra
trad daardoor een gevoelige bodemda-
ling of inklinking op. In de 15e eeuw
moest men, wilde men het hoofd boven
water houden, dan ook zijn toevlucht
nemen tot bemaling door middel van
windmolens; 1 a 2 eeuwen later
ontkwam men in vele gebieden zelfs niet
aan tweetrapsbemaling. Vanaf ca. 1870
maakten stoomgemalen de vitale zaak
van een evenwichtige waterhuishouding
onafhankelijk van Nederlands onbere-
kenbare winden. Later werden zij gelei-
delijk vervangen door oliegestookte en
na omstreeks 1930, electrische gemalen
Door de steeds meer geavanceerde
wateronttrekking gedurende 7 a 9
eeuwen zakten de veenpakketten als een
pudding in elkaar. De robuuste zandli
chamen van de stroomruggen, gegrond-
vest op het solide fundament van het
dekzand, zijn daarentegen nauwelijks
'klinkgevoelig'. Door de verschillende
eigenschappen van zand en veen ont
stond het veelal forse hoogteverschil
tussen de stroomruggen en de kommen
waaraan beide hun naam ontlenen. La-
ter zullen we dicht bij huis een sprekend
voorbeeld hiervan tegenkomen.
In afbeelding 5 zijn de verschillende
vormen van reliëf die onder invloed van
menselijk ingrijpen ontstonden, samen-
gevat.
In de vorige twee hoofdstukjes
hebben we gezien hoe een vermetel
volkje van dijkenbouwers en ontginners
in de periode van de 1 Ie tot en met de
13e eeuw de Nederlandse delta aan zich
onderwiep en haar maakte tot een land
van polders en waterkeringen. De mens
had gezegevierd over het water: een
opmerkelijk wezen, de zogenaamde
Hollander, zag het levenslicht. Hiermee
kwam goeddeels een eind aan het
prachtige samenspel van de natuurlijke
processen die wij eerder afzonderlijk en
in onderling verband hebben bestu-
deerd. Hiermee komt ook een eind aan
ons algemene verhaal over de land-
schapswording van deze streek in
samenhang met de ontwikkeling van de
Nederlandse delta als geheel. Hopelijk
komen we nu goed beslagen ten ijs voof
de derde etappe van onze zwerftocht
Het moment is gekomen om de
opgedane kennis eens te toetsen aan de
realiteit van een concreet geval. Op naar
de S-20!
Ontginning
In een van onze, intussen vele om-
zwervingen constateerden we dat de
veengroei wonderwel in staat bleek de
stijging van de stroomruggen bij te be-
nen. Zolang moeder Natuur de delta re-
geerde, waren de kommen kennelijk
nog geen kommen. Dat werden ze eerst
door mensenhand.
De bedijking doorbrak de samen-
hang tussen de verschillende Holocene
processen. Rivierlopen in de nadagen
van hun bestaan werden op non-actief
gesteld. De opbouw van hun stroom-
ruggen kwam daarmee tot staan. Dit
had natuurlijk gevolgen voor de veen-
groei: eerder zagen wij dat deze broeder-
lijk verbonden was met het wel en wee
van het locale rivierstelsel. De wateraf-
voer door de rivieren werd bovendien
gecentraliseerd. Vooropgesteld dat de
dijken het hielden, raakten de kommen
verstoken van de regelmatige voorzie-
ning van voedselrijk rivierwater. Daar-
mee werden de veengroei krachtige
prikkels ontnomen. Maar de oorlog van
de mens tegen het water omvatte meer
dan slechts de gevangenneming van de
rivieren. Een minstens zo belangrijk
doelwit waren de kommen zelf.
Omstreeks de 11e eeuw werd een
grootscheeps ontginningsoffensief ge-
lanceerd, waarin men de vochtige
kommen successievelijk te lijf ging.
Vooral in de 12e en 13e eeuw werd op
vele fronten gelijktijdig de aanval in ge-
zet en boekte men een enorme terrein-
winst: in het centrum van de ontgin-
ningsactiviteit vele malen het opper-
vlak van het daar tot dan toe bewoonde,
oude cultuurland. Ruwweg tussen 1050
en 1300 zijn de uitgestrekte Utrechts-
Hollandse veengebieden, waaronder die
van onze streek, voor het overgrote deel
ontgonnen.
De strategie was in essentie steeds
ontwatering, het gehanteerde wapen
een ingenieus stelsel van drainage, ge-
kenmerkt door een groot aantal meters
sloot per oppervlakte-eenheid. Deze
vorm van ontginning was uiteraard
teamwork. Zij verliep volgens een vast
stramien. De verovering geschiedde
bloksgewijs en werd uitgevoerd door
-ocr page 29-
405
dra te bespreken verschijnselen ruimte-
lijk vast te leggen.
Stroomrug en kom
De grootste diepte, ruim 2,5 m, be-
reikte het graafwerk in het midden van
de meandergordel. De heren wegenbou-
wers hebben aan den lijven ondervon-
den wat een stroomrug is: gedurende
meerdere maanden reed een karavaan
van vrachtwagens af en aan om de weg
in wording een enigszins gelijkmatig
hoogteverloop te geven, teneinde de
toekomstige automobilist voor pijnlijk
contact met het dak van zijn voertuig te
vrijwaren. Het terrein kent ter plaatse
namelijk een fors reliëf in noord-zuid-
richting: tussen de 'top' van de
Heidammer stroomrug en het 'dal' van
de zuidelijk gelegen kom maar liefst
twee en een halve meter! Naar de
verhoudingen van ons vlakke polder-
land hebben wij hier te maken met een
waar hooggebergte (zie afb. 9). De be-
namingen 'stroomrug' en 'kom' bren-
gen dit op bescheiden, doch beeldende
wijze tot uitdrukking.
De achtergronden van dit hoogtever-
schil zijn ons inmiddels welbekend.
Toch is het zinvol ons nog eens goed te
doordringen van wat de mens teweeg
heeft gebracht met zijn verstoring van
de balans van natuurlijke krachten. Het
voorbeeld van de S-20 toont dat de da-
ling van het maaiveld van de kommen
als gevolg van eeuwenlange wateront-
trekking makkelijk 2 meter kan bedra-
gen. Deze inklinking gaat nog immer
voort. Het geeft ons verhaal van de
steeds hogere eisen die aan de polderbe-
maling werden gesteld, iets meer reliëf.
En, zoals we zagen: de klus van het 'af-
toppen' van de Heidammer stroomrug
en het 'dempen' van de kom ten zuiden
daarvan loog er ook niet om. Het zijn
slechts twee willekeurige voorbeelden
van de vele wijzen waarop een schijn-
baar afgesloten hoofdstuk zijn invloed
tot op de dag van vandaag doet
gevoelen.
De Heidammer stroomrug
Na al onze kronkelwegen komen we
weer op het rechte pad. De Oude Rijn
had tussen ca 1500 v. Chr. en enkele
eeuwen na het begin van de jaartelling
een jonger broertje, zelfs de naam zijtak
onwaardig: even ten oosten van De
Meern splitste deze rivier zich eigenwijs
af van de (toen nog niet Oude) Rijn, om
zich na enkele kronkels rond de latere,
gegraven Leidse Rijn ergens ten oosten
van Harmeien toch maar weer in het
gareel van de hoofdstroom te voegen.
Niettemin zag deze waterloop kans om
tussen beide plaatsen een niet te veron-
achtzamen zandgordel op te bouwen: de
zogeheten Heidammer stroomrug (zie
afb. 2, C). Bij het monument dat de Rijn
zich in onze streek heeft opgericht, valt
dit product echter in het niet. Toch is het
dat onderdeurtje onder de stroomrug-
gen gelukt de hoofdrol te spelen in dit
verhaal. We zullen eens gaan zien hoe
dat kwam.
Werk aan de winkel
Vorig jaar werd de Heidammer
stroomrug bruut in zijn rust verstoord.
In voorjaar en zomer 1985 werden ten
westen van De Meern omvangrijke
grondwerkzaamheden uitgevoerd in het
kader van de aanleg van het aldaar ge-
projecteerde gedeelte van de provinciale
weg S-20 (zie afb. 7). Daarbij werd de
Heidammer stroomrug drie maal over
zijn volle breedte, van kom tot kom,
doorgraven. Een waarlijk unieke gele-
genheid zich te ontlasten van alle papie-
ren wijsheid, de lezer inmiddels bekend,
en de tastbare realiteit ter plaatse met
eigen ogen te aanschouwen, als een
kleurrijk beeldverhaal van zand, klei en
veen. Een wegennet en twee begeleiden-
de bermsloten leverden niet minder dan
zes profielen dwars door de meander-
gordel van de Heidammer stroom op,
ter lengte van ongeveer een halve kilo-
meter. Evenzovele mogelijkheden om
de anatomie van dat machtige zandli-
chaam grondig te bestuderen. De eer-
lijkheid gebiedt te zeggen dat slechts het
bovenste gedeelte daarvan voor onder-
zoek vrijkwam: zelfs in het beste geval,
waar het graafwerk het diepst reikte,
bleef meer dan de helft van de
rfeldammer stroomrug onaangeroerd.
Het gebied ten zuiden daarvan werd
over een lengte van ongeveer 700 m ont-
bloot, terwijl aan het andere uiteinde
nog net de kom ten noorden van de
Heidammer stroomrug werd aangesne-
den.
Afbeelding 8 toont het tracé van de S-
20 meer in detail. De bij de grondwerk-
zaamheden gehanteerde oriëntatiepun-
ten zijn hierin overgenomen om de wel-
7. Het gebied ten westen van De Meern met het tracé van de S-20. Boven de Leidse Rijn, onder
de rijksweg A12 Den Haag-Utrecht, beide schuin door het beeld. Rechts de oprukkende nieu-
bouw van Nijeveld (eerste fase voltooid). 1: meandergordel van de Heldammer stroom / 2: oever-
wal-op-kom / 3: ruïne van de ridderhofstad Nyevelt / 4: S-20.
-ocr page 30-
8. Tracé van de S-20 ten westen van De Meern met oriëntatiepunten (tussen afstand 50 m). 1: meandergordel van de Heidammer stroom / 2:
oeverwal-op-kom / 3: klei / 4: veen.
2m
315
-2m -dJL
9. Doorsnede van de Heidammer stroomrug en gedeelten van de aangrenzende kommen langs het tracé van de S-20: reliëf en schetsmatig over-
zicht van de belangrijkste verschijnselen, gezien vanuit het westen. 1: zand / 2: klei / 3: veen. a: stroomrug / b: meandergordel / c: oeverwal-op-
V.«>n\ / ^-. \t*»wir» / »>■ ro*i«ïit-»«l.
-ocr page 31-
407
lingsstand van het locale rivierstelsel
een grotere rol gaat spelen bij de opeen-
volging van droge(-re) en natte(-re) tij-
den. Zo zouden we in ons geval ook
kunnen denken aan de afwisseling van
een periode waarin de Rijn tussen
ruwweg De Meern en Harmeien veel
van het door de bovenloop aangeboden
water voor zijn rekening nam, door een
periode waarin de Heidammer stroom
zich breed maakte ten koste van zijn
grote broer.
We zullen in een ander verband nog
terugkomen op de datering van de be-
sproken verschijnselen aan de zuidelijke
rand van de meandergordel van de Hei-
dammer stroomrug.
We zagen al dat vanaf dit punt alle
lagen in het zandlichaam naar het noor-
den afliepen. Hier is de Heidammer
stroom dus aan zijn laatste, noord-
waartse wandeling begonnen. De zuide-
lijke oever is dan kennelijk door een ver-
legging van de rivierloop buiten het
zicht van onze stroomrugdoorsnede
overgegaan in een afzettingsoever aan
een binnenbocht. De ononderbroken
opeenvolging van imposante, statig af-
bellende zandpakketten is kenmerkend
voor de kronkelwaard van een rivier in
topconditie. In deze tijd — we zagen het
al aan zijn uitwerpselen in de kom —
was de Heidammer stroom een geducht
heerschap, dat stevig aan de weg tim-
merde.
De Heidammer stroom ter ziele
Na ruim 250 meter raakte de vaart er
echter danig uit. Precies halverwege het
baanvak 309 - 310 komt abrupt een
einde aan de voortvarend opeengesta-
pelde zandpakketten (zie afb. 9)'). Plot-
seling krijgt het profiel een geheel
ander aanzicht: naar verhouding dunne
en steil aflopende zand- en kleilaagjes
wisselen elkaar zenuwachtig af (zie afb.
11). Dit beeld van een omgevallen
pannekoekenstapel zagen we eerder op
de foto van de kronkelwaard van de ver-
landende Oude Rijn (zie afb. 4). Juist de
kleilagen zijn een veeg teken. Wij weten
immers dat de fijne kleideeltjes pas in
nagenoeg stilstaand water kunnen be-
zinken. De kleilagen zijn dus het water-
dichte bewijs van periodieke stilstands-
fasen. Klaarblijkelijk was de wateraf-
voer vanaf hun eerste optreden regelma-
tig gestremd. Aan de afwisseling van
zand- en kleilagen zullen seizoenschom-
melingen in het wateraanbod van de
bovenloop niet vreemd zijn geweest.
Onwillekeurig denkt men aan de
jaarringen in de dwarsdoorsnede van
een boomstam.
De Heidammer stroom was dus in
ernstige problemen geraakt. Dat deze
perikelen in het riviergedrag zelf
kluisters een weinig te verruimen. Het
zal weinig hebben uitgehaald: de
karakteristieke, relatief steile erosie-
oever, zo scherp geconserveerd, mar-
keert het staken van de aanval op de
weerbarstige komklei (zie afb. 10).
Ongeveer in dezelfde periode heeft de
Heidammer stroom hier nog een visite-
kaartje achtergelaten. Toen zijn buiten-
bocht langs de kom scheerde, zijn de
zandige oeverafzettingen door overstro-
mingswater daarop gedeponeerd. In
wezen deed zich hier dus voor wat wij
eerder in afbeelding 1 (rechts) zagen.
Om een idee te geven van de krachten
die hierbij ontketend werden: de zand-
laag, in dikte weliswaar afnemend van
ruwweg een meter tot luttele centime-
ters, is ongeveer 400 meter zuidwaarts te
vervolgen, waarbij moet worden be-
dacht dat voor het transport van zand
een forse stroomsnelheid vereist is (zie
afb. 9). In deze tijd ging de Heidammer
stroom dus als een wildeman tekeer.
In de voorafgaande periode had hij
zich met meer fatsoen gedragen. Daar-
van getuigt de donkere laag die het klei-
pakket onder de oeverwal-op-kom aan
de bovenzijde afsluit (zie afb. 10). Deze
duidt op bodemvorming door een toe-
genomen vegetatie, als gevolg van een
verminderde frequentie van overstro-
mingen en een evenredige afname van
kleiafzettingen. Een dergelijke 'laklaag'
is derhalve de weerslag van een
onderbreking of althans van een inzin-
king in de overstromingsactivitiet van
de nabije rivier(-en).
We hoeven de opeenvolging van een
laklaag en een oeverwal-op-kom niet
direct toe te schrijven aan de afwisseling
van een regressie- door een transgressie-
fase. We hebben al gezien dat de golfbe-
weging van perioden van 'terugtreding'
en 'overschrijding' naarmate men meer
landinwaarts komt, geleidelijk minder
overheersend wordt, en de ontwikke-
De Heidammer stroom in actie
Wat bij een eerste, vluchtige beschou-
wing van de profielen door de Heldam-
iner stroomrug direct in het oog sprong,
was dat de zandlagen over de gehele
breedte van de meandergordel van zuid
naar noord afdaalden (zie afb. 9)"). Na
onze kennismaking met riviergedrag zal
de conclusie niemand verbazen: in de
laatste fase van zijn bestaan heeft de
Heidammer stroom zijn loop ter plaatse
van het uiterste zuiden naar de overzijde
van het zandlichaam van de stroomrug
verlegd. We zullen hier de tijdsvolgorde
aanhouden en dus eerst een kijkje
nemen aan de zuidelijke rand van
de vroegere speelweide van deze ri-
vier (zie afb. 10).
Wat bedoelen we nu eigenlijk precies
met de zuidelijke grens van de meander-
gordel? Laten we het zo concreet moge-
lijk definiëren: de meest zuidelijke oever
die de Heidammer stroom op die plaats
ooit heeft gehad, althans voor zover (of
liever: "voor zo diep') dit hier viel na te
gaan. Welnu, deze verste zuidwaartse
opmars bleek tot op de decimeter nauw-
keurig te bepalen. Bij oriëntatiepunt 315
botst het machtige zandlichaam op een
stugkleipakket. Wij weten hierintussen
alles van: het is de kleizone aan de rand
\an de meandergordel, laagsgewijs op-
gebouwd gedurende eeuwen van nim-
mer aflatende overstromingen. Dit taaie
massief omknelt de meandergordel als
een ware dwangbuis. 'Dwangbuis', om-
dat een rivier veel gemakkelijker haar
eigen zandige bedding- en oeverafzet-
tingen doorwoelt dan de zware kom-
klei langs de boorden daarvan. Het zijn
juist deze kleigordels die de stroomrug-
gen op hun plaats houden en ze daar-
door mede dwingen omhoog te kruipen
in plaats van in de breedte uit te dijen.
Niettemin heeft een buitenbocht van de
Heidammer stroom hier geprobeerd de
□ lil2lc^
ld i^^
^<*^i^M^aiQ^^^ia<;ig>»^^
10. Schetsmatige doorsnede van de Heidammer stroomrug rond de overgang van de
meandergordel naar de oeverwal-op-kom bij oriëntatiepunt 315, gezien vanuit het westen. 1:
zand / 2: klei. a: meandergordel / b: oeverwal-op-kom / c: laklaag / d: verspoeld materiaal
(hoofdzakelijk aardewerk en botresten) van een inheems-Romeinse nederzetting / e: doorsneden
''an de vulling van greppels uit de latere middeleeuwen (zie ook afbeelding 15).
-ocr page 32-
408
besloten liggen, hebben we al gezien: in
natuurlijke, onbedijkte toestand neigen
rivieren op den duur hun eigen graf te
graven. Wellicht had de Heidammer
stroom al te gekke kronkels gemaakt,
met onverbiddelijke gevolgen; mogelijk
was de benedenstroomse aansluiting op
of voorzetting door de Rijn het grote
knelpunt. Hoe dan ook, het lot van
'onze' rivier was bezegeld. Toch heeft zij
het nog opmerkelijk lang weten uit te
zingen: over een afstand van 75 meter
vertoonde zich de omschreven 'Engelse
drop'-structuur.
Toen echter moest de Heidammer
stroom er aan geloven. Ongeveer 10
meter ten noorden van oriëntatiepunt
308 was hij aan het eind van zijn Latijn:
daar openbaarden zich de bekkenvor-
mige doorsneden van de twee laatste
stuiptrekkingen van deze waterloop, de
naam rivier al niet meer waardig. De
onderste en oudste was niet meer dan
een nietige veenpoel; de jongste, iets ho-
ger en zuidelijker gelegen en evenals de
voorganger slechts een paar meter
breed, is geleidelijk dichtgeslibd, (zie
afb. 12).
Het is een weinig heroïsch levens-
einde dat 'onze' rivier beschoren was. Is
de glans van de ooit zo majestueuze Rijn
al dof verbleekt, van de Heidammer
stroom zijn alle sporen in het landschap
uitgewist: tot voor kort werd zijn on-
langs ontdekte graf door argeloze
koeien met de voeten getreden.
Rondom de Heidammer stroomrug
We zullen nog een enkel woordje
wijden aan de situatie buiten de mean-
dergordel van de Heidammer stroom.
Bij de meest noordelijke grondwerk-
zaamheden kondigde zich nog net de
door rivierlopen ingekapselde kom
tussen De Meern en Vleuten aan, in de
vorm van een stug kleipakket (zie afb.
2). Vanwege de nauwe omstrengeling
door twee stroomruggen vanaf om-
streeks 1500 V. Chr. fungeerde dit ge-
bied bij uitstek als een bezinkingsbek-
11. Kronkel waard van een Heidammer stroom op zijn retour, bij oriëntatiepunt 309. Zie ook af-
beelding 4. Westelijke bermsloot. Opname vanuit het westen. Reproductie: J. Rodenburg.
ken voor kleideeltjes, door steeds terug-
kerende overstromingen aangevoerd.
Het is daar sedertdien dan ook slechts in
beperkte mate tot veenvorming geko-
men; alleen ten zuidwesten van Vleuten,
in de Vleuterweide, komt in de boven-
ste meters een veenpakket van beteke-
nis voor. Voor het overige is het alles
taaie klei wat de klok slaat. Zij zal in de
loop der eeuwen menig ploegend boer
een nauwelijks onderdrukte vloek ont-
lokt hebben.
Wanneer we een meer representatief
voorbeeld zoeken van de uitgestrekte
kommen van het zuidwesten van de
provincie Utrecht, doen we er beter aan
onze blik te wenden naar het gebied dat
aan de overzijde van de Heidammer
stroomrug werd aangesneden. Daar ligt
een kom die zich uitstrekt van het
zuiden van de stad Utrecht tot aan
Woerden. De eerder genoemde 'Vleu-
terweide - kom' valt er bij in het niet. De
noordelijke grens wordt gevormd door
de stroomruggen van de Oude Rijn en
de Heidammer rivier, de zuidelijke door
de stroomruggen van een rivierstelsel
dat tussen ca 2000 en 500 v. Chr. het
Rijntraject Houten-Woerden via Jut-
phaas, Montfoort en Linschoten kort-
sloot.
Het leeuwedeel van deze immense
kom bestaat uit een veenmassief met
een oppervlakte van enkele tientallen
vierkante kilometers, zonder noemens-
waardige onderbrekingen in de breedte
Dit enorme veenpakket werd bij de
zuidelijke grondwerkzaamheden over
een lengte van enkele honderden me-
ters ontbloot. De kleigordel onder de
oeverwal-op-kom ten zuiden van de
meandergordel van de Heidammer
stroom gaat door een geleidelijk toene-
mend gehalte van planteresten traploos
over in veen (zie afb. 9).
Vanaf omstreeks 5500 v. Chr. (eerst
in het westen, na enkele eeuwen ook ir
het oosten) heeft er in dit later door
stroomruggen omsloten gebied vrijwel
onafgebroken veengroei plaatsgehad,
totdat de mens er omstreeks de 11 e eeuw
een punt achter zette. We hebben al
gezien hoe dat in zijn werk ging. Om-
streeks de 13e eeuw zal de ontginning
van de reusachtige kom zijn voltooid
De dikte van het veenpakket bedraagt
heden ten dage, van oost naar west
oplopend, nog ongeveer 3,5 tot 5 meter,
Aan de vooravond van de ontginning
moet deze 1 a 2 meter meer hebben be-
dragen. Dit alles betekent dat de onder-
havige veenkom in een tijdsbestek van
*'-<^wK,
12. De twee laatste fasen van de restgeul van de Heidammer stroom, ca 10 m ten noorden van oriëntatiepunt 308. Westelijke bermsloot. Opname
vanuit het westen. Reproductie: J. Rodenburg.
È
-ocr page 33-
409
gaande is steeds beklemtoond hoe fraai
de stroomruggen en de kommen van
nature in het gelid liepen. Dit neemt niet
weg dat er altijd nog een, zij het gering,
hoogteverschil ten gunste van de rivier-
vlaktes bestond. En ook al bedroeg dit
misschien slechts luttele decimeters,
reeds daarmee ware het pleit beslecht
geweest. Maar er was meer. De
stroomruggen kenden ook in zichzelf
reliëf. Vooral oude oeverwallen waren
een geliefkoosde vestigingsplaats.
Bovendien leefde men van, dus bij de
eigen akker, en juist de zandige bodem
van de stroomruggen was een lust om te
bewerken. Met de taaie komklei viel
niets te beginnen en het veen was veel te
drassig.
Voorts was de natuurlijke begroeiing
van de stroomruggen meer uitnodigend
voor menselijke vestiging. Men trof er
een gevarieerd loofbos aan, waarin
eiken, essen en iepen domineerden, hun
stammen omspeeld door een weelde-
rige, hoog opgaande ondergroei. Kom-
waarts ging deze vegetatie over in een
schier ondoordringbaar elzenbroek.
Tenslotte is het niet meer dan aan-
nemelijk dat de nabijheid van een rivier-
loop, mits niet al te driest, in het ves-
tigingsbeleid van de deltabewoners een
bijkomstige overweging ten voordele
van de stroomruggen was. Voor het
transport van alle meer volumineuze
goederen was tot de opkomst van het
vervoer per rails in de vorige eeuw de
aangewezen, zo niet de enige weg.
Hoe zat het met de beperking van de
menselijke bewoning in de tijd? Hier
moeten we teruggrijpen op hetgeen
eerder is gezegd over transgressie- en
regressiefasen. Eerder werd daarbij al
de beperking gemaakt dat de mate
waarin men gebukt ging onder rivier-
overstromingen, naarmate men verder
landinwaarts woonde, zoals hier, meer
en meer mede afhankelijk was van de
nabijheid van de op dat moment actieve
rivieren. Het ontwikkelingsstadium van
het locale rivierstelsel legde in deze
contreien vrij veel gewicht in de schaal.
Zo waren de oeverwallen van krachtig
ontwikkelde met een verlandende of
reeds verlande rivier altijd favoriete
stekjes. Evenzeer was het een tijdloze
ervaringsregel van de deltabewoners dat
men beter eerbiedig enige afstand kon
bewaren van rivieren die in hun
hoogtijdagen verkeerden. De menselij-
ke bewoning was in deze streken dus
niet een willoze speelbal van de opeen-
volging van transgressie- en regressie-
fasen. Het was óók een zaak van
grondig overwegen waar neer te strij-
ken.
Toch is de afwisseling van deze ge-
middeld nattere en drogere perioden
ook voor dit gebied, en daarmee voor
ons, van eminent belang. Tijdens fasen
van 'terugtreding' was het hier verhou-
dingsgewijs goed toeven, vooropgesteld
dat men niet zo dom was op de lip van
een rivier in de kracht van haar leven te
gaan zitten. Dat was vragen om
gedonder: de actieve rivieren waren nu
eenmaal gewoon hun omgeving bij tijd
en wijle blank te zetten, in weerwil van
eventuele regressiefasen. Trouwens, in
dergelijke perioden zullen zelfs de
grootste waterdragers niet al te bruut te
keer zijn gegaan. Het waren ook bij
uitstek de tijden waarin de oudere
rivierlopen zich na een veelbewogen
leven retireerden en door kalme verlan-
ding onopgemerkt insliepen. Juist hün
stroomruggen trokken de bevolking
naar zich toe.
Tijdens perioden van 'overschrijding'
moest men zich daarentegen twee maal
bedenken alvorens zich ergens metter-
woon te vestigen. Het water wist zich
dan vaak nauwelijks een weg. Zo kon
het gebeuren dat een voor het oog
uitgebloeide riviertak door het beknelde
water van de bovenloop nieuw leven
ingeblazen kreeg. Dan kon het parool
zelfs luiden: inpakken en wegwezen. De
grootste rivieren zwollen in zulke tijden
aan tot vervaarlijke monsters die met
ijzeren regelmaat hun oevers te buiten
gingen: men kon dan maar beter
helemaal uit hun buurt blijven. Het
blijken in de provincie Utrecht ook bij
uitstek de perioden te zijn geweest van
het ontstaan van nieuwe riviertakken.
Omdat deze zichzelf eerst nog met
oeverwallen moesten 'bedijken' stond
hun verschijnen borg voor uitbundige
overstromingen tot in de wijde omtrek.
Inheemsen en Romeinen
Na al het voorafgaande kan het haast
geen toeval zijn dat het begin van de min
of meer permanente bewoning van dit
gebied samenvalt met de aanvang van
een periode van 'terugtreding'. Deze,
zeer krachtige regressiefase duurde van
ca. 200 V. Chr. tot ca. 250 na Chr. (zie
afb. 3). Ergens in de loop van de late
ijzertijd, die ongeveer de eerste helft van
de genoemde periode beslaat, vangt in
deze streek een meer dan incidentele
bewoning aan. Vanaf dat moment
hebben, zonder noemenswaardige on-
derbrekingen, wel met aanzienlijke
schommelingen in bevolkigsdichtheid,
mensen getracht zich hier een bestaan
op te bouwen.
De voorafgaande periode onttrekt
' zich aan onze waarneming. Het is zeer
wel mogelijk dat voordien enkele
vermetelen het in gunstige tijden hebben
(vervolg op p. 415)
ongeveer 6500 jaar een hoeveelheid
resten van afgestorven begroeiing wist
te produceren van oorspronkelijk 100 a
200 miljoen kubieke meter! Het geeft
ons een bescheiden idee van de woeste
! groeikracht die zich daar toen onafge-
i ' breken moet hebben gemanifesteerd.
Het helpt ons tevens te begrijpen
waarom de onherbergzamen wildernis
van de veenkommen door de bevolking
van deze streken tot omstreeks de 11e
eeuw zo behoedzaam is gemeden.
Hiermee is het moment gekomen om
ons op te maken voor de finale van onze
tocht door de ongeschreven geschiede-
nis van dit gebied. We hebben de land-
schapsvormende krachten van natuur
en cultuur in laag Nederland aan het
werk gezien. Vervolgens hebben we een
detailstudie verricht aan de hand van de
unieke doorsnede die de grondwerk-
zaamheden rond de S-20 dwars door
een representatief stukje van de Neder-
landse delta opleverden. Nu is het decor
voltooid voor het optreden van de
hoofdattractie der geschiedenis: de
mens. Het is geenszins de bedoeling hier
een panorama te schilderen van het
leven in deze streken door de eeuwen
heen: ook bij onze blik op de
bewoningsgeschiedenis van dit gebied
zullen we de zaken weer overwegend in
vogelvlucht trachten te overzien en
slechts pas op de plaats te maken bij een
aantal aspecten die in nauw verband
staan met het eerder behandelde.
Wat de nederzettingsgeschiedenis be-
treft, zullen we ons beperken tot de eer-
ste 1500 jaar van min of meer perma-
nente bewoning van dit gebied. Alleen
I bij de eerste fase, van rond het begin van
de jaartelling, zullen we langerstilstaan.
Ten eerste omdat een algemene schets
van het menselijk bestaan in die periode
aan het eind van ons tijdvak nog maar
weinig aan gelding heeft ingeboet. Ten
tweede omdat de bewoningsgeschiede-
nis van deze streek vrijwel direct aan-
vangt met een eenzaam hoogtepunt: de
bloeiende maatschappij van de Romein-
se tijd toont ons bij uitstek de mogelijk-
heden van, maar ook de grenzen aan de
ontplooiing van de menselijke samenle-
ving in de Nederlandse delta vóór de be-
dijking en de ontginning.
Wonen: waar en wanneer?
Terloops is het reeds gezegd: tot om-
streeks de 1 Ie eeuw beperkte de mense-
lijke bewoning zich tot de stroomrug-
gen. Waarom? Het antwoord is gelegen
in een samenstel van factoren.
In een land waar het water altijd op
de loer lag, nestelde de bevolking zich zo
hoog mogelijk: één decimeter kon
beslissen of hoogwater al dan niet tot
aan de voordeur reikte. In het vooraf-
-ocr page 34-
410
Een deftige trouwpartij in 1913
door
B. O ver kleeft
Al datgene wat in de dienstverlenende taak ener Bank ligt opgesloten, was in ruime mate in de figuur van "mees
ter Nelle" voorhanden. Voor jong en oud was de man met de bolhoed een vertrouwde dorpsfiguur en de goodwill en
burgerzin heeft hij zijn bedrijf in die jaren meegegeven. Men ging, in 't spraakgebruik, niet naar de bank, maar ging
voor geldzaken "naar meester Nelle". Het was va nzelfsprekend dat, zowel voor de bouwman die de opbrengst van zijn
overvloedige oogst kwam bergen, als voor de schooljongen die zijn gespaarde rijksdaalder bracht, de deur voor allebei
even royaal openging. Ook de antieke woning werkte meeaandie vertrouwde sfeer. Zittingsdagen of-uren waren nog
niet bekend. Aanvangssalaris van meester Nelle: f 100,- per jaar. "Kom daar nou eris om" zou de heer Kegge hebben
gezegd (Camera Obscura van Hildebrand). "Ik heb knechten te paard gezien en vorsten gaande als knechten'
(Salomo).
Midden in de winter, op 30 december 1913, trouwde te Vleuten de Meernse onderwijzer Willem Karel Eduard
Nelle met Clasina Jannetta van Erkel. Het had gesneeuwd en de op de foto (die immers buiten moest worden ge-
maakt) vereeuwigde bruiloftsgasten waren dus goed "ingepakt".
1.   Gijsbert W. van Vulpen
Hij werd geboren 14-12-1868 te Wijk
bij Duurstede en overleed 10-02-
1926 te Oudenrijn. Hij was 22-03-
1906 te Oudenrijn gehuwd met Geer-
truida Boshuizen, geboren 27-01-
1869 te Loenen en overleden 19-02-
1944 te Oudenrijn; zij was weduwe
van Gerrit Cornelis van Eek, gebo-
ren 25-02-1865 te Cothen en over-
leed 21-07-1903 te Oudenrijn.
Zij woonden op de boerderij "Pa-
pendorp" te Oudenrijn; deze stond
op de plaats waar thans het zwem-
bad "Den Hommel" is gevestigd. De
bewoners van "Papendorp", zowel
van Eek als van Vulpen, waren be-
kend als paardenkenners.
2.   Antoon Hamoen
Hij werd geboren 12-11-1873 te
Breukelen en overleed 06-09-1951 te
Veldhuizen. Hij was gehuwd met
Adriana Francisca van Vulpen, gebo-
ren 14-11-1875 te Wijk bij Duurste-
de en overleden 21-06-1914 te
Utrecht.
3.   Gerrit Hamoen (broer van 2)
Hij werd geboren 14-07-1869 te
Breukelen (Oudaen) en overleed 06-
05-1954 te De Meern. Hij was 08-06
1899 te Vleuten gehuwd met Jannig-
je Freyers, geboren 16-03-1857 te De
Meern en overleden 13-02-1922 te
De Meern.
Zij woonden op de boerderij "Rijn-
zicht", nu bewoond door hun doch-
ter Cornelia Jannigje Elisabeth, ge-
huwd met Dirk het Lam.
4.   Andreas Lambertus Corsten
Hij werd geboren 15-06-1871 te Har-
lingen en overleed 04-10-1937 te De
Meern. Hij was gehuwd met no. 33.
De heer Corsten was vele jaren
hoofd van de School met den Bijbel
aan de Zandweg.
5.   Albertus Johannes du Burck
Hij werd geboren 01-09-1861 te Sluis
en overleed 27-10-1925 te Genemui-
den. Hij was gehuwd met no. 32.
Du Burck was achtereenvolgens on-
derwijzer te Baarn, Maarssen en Ge-
nemuiden.
6.   Hendrik van der Vaart
Hij werd geboren 13-01-1861 te
Westbroek en overleed 20-11-1926
te De Meern.
Hij was gehuwd met no. 19.
Het echtpaar woonde op de boerde-
rij "Mereveld". Boerderij en rente-
nierswoning zijn nu verdwenen; al-
leen het winkelcentrum herinner!
aan de naam.
7.   Gerardus Albertus van Dorsten
Hij werd geboren 14-04-1863 te De
Meern als zoon van .Jan Ko van Dor-
sten en Elisabeth Hamoen en over-
Het eerste "bankgebouw" stond op de hoek van de Woerdlaan en de Zandweg. Uit de deur komt
Dirk Overkleeft (1877 - 1966), mijn vader.
Foto ca 1930.
-ocr page 35-
^mmm^-
mmmm —fr j*^i>*p^pi^^*%M W<Mk*«m
"i'
^iT^
-*^
*«*>*''i^' if;*
13^                          /^^X                      ( 16
0
-ocr page 36-
413
■iwr?'
Links de boerderij ""Beefland", naar boer Jan Oskam resideerde.
Rechts Jan Oskam met een bekroonde stier, tussen woning en zomerhuis.
Foto's ca 1915.
Bemmel Mzn (geboren 26-02-1846 te
Veldhuizen) en Jannigje Davelaar
(geboren 11-10-1846 te Vleuten) en
overleed 21-07-1964 te De Meern.
Hij was 02-03-1911 te Oudenrijn ge-
huwd met Sijtje Wilhelmina Lekker-
kerker, geboren 02-03-1889 te Ou-
denrijn als dochter van Johannes
Lekkerkerker (geboren 25-12-1858
te Harmeien) en Wilhelmina Marga-
retha Verwey (geboren 11-10-1862 te
Vleuten) en overleden 14-06-1950 te
De Meern.
Zij woonden op de boerderij "Nije-
velt".
15. Geertruida Stoet
Gehuwd met no. 13.
Zij werd geboren 10-07-1865 te
Nieuwer Amstel en overleed 19-02-
1915 te Utrecht.
16. Man met bolhoed en snor
Onbekend.
17. Mejuffrouw Rietkerk, onderwijzeres
te De Meern.
leed 30-04-1941 te De Meern.
Hij was gehuwd met no. 18.
Het echtpaar woonde op de boerde-
rij "Heiena's Oord", hoek Zandweg
-Woerdlaan, De van Dorsten's zijn
van huis uit stalhouders.
8.   Jacoba de Kruijf
Zij werd geboren 19-02-1873 te
Amersfoort en overleed 24-03-1961
ie De Meern.
Zij was gehuwd met no. 9 en bracht
bij haar huwelijk "veel geld mee".
9.   Jan Oskam
Hij werd geboren 06-03-1869 te Har-
melen en overleed 31-12-1953 te Ou-
denrijn.
Het echtpaar woonde op de boerde-
rij "Beefland" te Oudenrijn. De heer
Oskam was voorzitter van de Land-
bouwvereniging "Ons Belang" en
later ook voorzitter van de Coöpera-
tieve Raiffeisen-Bank te De Meern.
10. Jannetje van Dorsten (zuster van 7)
Zij werd geboren 31-03-1871 te De
Meern en overleed 12-10-1959 te De
Meern.
Zij was gehuwd met no. 11.
11. Herman Dirk Wesseling
Hij werd geboren 01-06-1870 te Har-
melen en overleed 10-03-1942 te De
Meern.
Hij was de grootvader van H. D. C.
Wesseling, C. D. A.-raadslid Vleu-
ten-De Meern.
Dit echtpaar woonde op de boerde-
rij naast de Hervormde Kerk (nu
verdwenen).
J2.Johanna Christina Nelle (zuster van
de bruidegom)
Zij werd geboren 01-03-1859 te Ben-
schop.
Op 01-07-1901 vertrok zij uit De
Meern naar Naarden; zij gaf veel
weg en is arm gestorven.
13. Gerrit Veldhuisen
Hij werd geboren 06-03-1865 te Slo-
terdijk en overleed 19-02-1934 te
Zeist.
Hij was gehuwd met no. 15.
Het echtpaar woonde sinds 1894 op
de boerderij "Ter Weyde" waar-
naast de laatste jaren het sportpark
van die naam bestaat. De ongeveer
40 ha wei- en bouwland, deel uitma-
kende van het gebied "De Hoge
Weide" bevindt zich tussen Utrecht-
seweg, Groenendijk en 't Zand. Een
vroeg gestorven zoon (15 jaar) werd
in 1918 per splinternieuwe, blank-
houten boerenwagen (naar traditie
Amstelland?) naar het kerkhof te De
Meern gebracht. De familie Veld-
huisen had meerdere vroeg gestor-
ven kinderen. Van de elf kinderen
hebben slechts drie een normale leef-
tijd bereikt. Ziekte en dood deinzen
ook niet terug voor grote ramen en
kapitale hofsteden. Gerrit Veldhui-
sen (grootvader van mevrouw Sie-
gert te Harmeien) hertrouwde later
met Aletta Jansen, zangpedagoge, en
woonde tot zijn dood in Zeist. Voor-
uitstrevendheid en mogelijk drin-
gende noodzaak leidden er toe dat
Gerrit Veldhuisen één van de eersten
is geweest die telefoon aan huis
kreeg (1907!; zie ook: Een telefoon
voor Hofstede "Terweide", in ons
blad: jaargang 4 nummer 3 septem-
ber 1984).
14. Willem van Bemmel
Hij werd geboren 05-04-1886 te
Veldhuizen als zoon van Willem van
Op de middenpagina:
Groepsfoto uit 1913 ter gelegenheid van het
huwelijk van de schoolmeester-kassier Willem
Karel Eduard Nelle en Clasina Jannetta van
Erkel. Behalve familieleden en collega's wa-
ren ook leden van het Bestuur en de Raad van
Toezicht van de Coöperatieve Raiffeisen-
Bank te De Meern aanwezig. De verhouding
kassier - bestuur der bank van die dagen kon
blijkbaar niet beter, gezien de voltallige aan-
wezigheid van alles wat "bank" was.
De opname is gemaakt aan de achterzijde van
de boerderij van Herman Dirk Wesseling (no.
11). Deze boerenwoning (nu grasveld en glas-
bak) stond naast de Hervormde Kerk te De
Meern. Links achter het venster Liesbeth
Wesseling, de latere mevrouw Kapteyn.
-ocr page 37-
414
Meern.
Hij was graanmolenaar en directeur
van de Landbouwvereniging "Ons
Belang".
29. Willem Karel Eduard Nelle (bruide-
gom)
Hij werd geboren 02-04-1863 te Ben-
schop als zoon van de timmerman
Willem Karel Nelle en Wilhelmina
Jacoba Johanna van Stuwe en over-
leed 08-08-1940 te De Meern.
De 50-jarige onderwijzer huwde 30-
12-1913 te Vleuten met
30. Clasina Jannetta van Erkel (bruid)
Zij werd geboren 08-01-1879 te Zait-
bommel als dochter van de no's 26
en 28 en overleed 05-01-1940 te De
Meern.
31. Maria van den Berg
Zij werd geboren 08-10-1864 te|
Utrecht.
Zij was een zuster van de no's 23 en ^
24.
32. Jacqueline Anna Nelle (zuster van de
bruidegom)
Zij werd geboren 16-11-1856 te Ben-
schop en overleed 03-09-1936 te De
Meern.
Zij was gehuwd met no. 5.
33. Annechien van Bruggen
Zij werd geboren 05-04-1869 tel
Slochteren en overleed 18-12-1947 te|
De Meern.
Zij was gehuwd met no.4.
De boerderij "Ter Weyde".
Op de foto is het zomerhuis reeds vernieuwd. De boerderij is in 1905 afgebroken en nieuw opge-
bouwd.
Foto ca 1904.
18. Aaltje Vroege
Gehuwd met no. 7.
Zij werd geboren 10-04-1862 te Har-
melen en overleed 06-09-1945 te De
Meern.
19. Wijntje van Ravenzwaay
Gehuwd met no. 6.
Zij werd geboren 09-10-1868 en
overleed 15-01-1935 te De Meern.
20.Onbekend, waarschijnlijk een
schooljuffrouw.
21. Maria Petronella Versteeg
Zij werd geboren 15-05-1864 te
Maarssen.
Zij huwde 18-04-1884 te Maartens-
dijk met no. 22.
22. Gerrit Marcelis van Bemmel
Hij werd geboren 13-12-1834 te
Snelrewaard.
Hij was in 1904 mede-oprichter van
de Boerenleenbank.
De familie van Bemmel woonde tot
ca 1900 op de boerderij "Papen-
dorp".
23. Adriana Maria van den Berg
Zij werd geboren 13-11-1862 te
Utrecht
24. Jan Petrus van den Berg
Hij werd geboren 13-11-1862 te
Utrecht (no's 23 en 24 waren een
tweeling)
25. Matthera Jenneke van Erkel (zuster
van de bruid)
Zij werd geboren 17-09-1880 te
Beesd.
26. Jenneke van Gellicum (moeder van
de bruid)
Zij was gehuwd met no. 28.
27. Cornelis van den Berg (vader van de
no's 23, 24 en 31)
Hij werd geboren 22-04-1824 te
Maarssen.
Hij was caféhouder in "Het Wapen
van Gouda" en tevens stalhouder.
28. Mattlieus van Erkel (vader van de
bruid)
Hij was geboren 01-04-1854 te Bra-
kel en overleed 25-12-1931 te De
Een fietstochtje.
Van links naar rechts: Matthera Jenneke van Erkel (zuster van mevrouw Nelle), Clasin»
Jannetta van Erkel (mevrouw Nelle) en Jacoba de Kruijf (mevrouw Oskam oftewel tante Koos-
je).
Foto ca 1920.
-ocr page 38-
415
(vervolg van p. 409)
fijnere stukken waarschijnlijk echter
van vreemde, maar nog altijd locale
makelij, vervaardigd door een 'specia-
list' die de kneepjes van het vak wat be-
ter beheerste (zie figuur 13). De beno-
digde klei was alom overvloedig be-
schikbaar. Werktuigen en gereedschap-
pen maakte men goeddeels zelf, van
hout; fijnere instrumenten, zoals naal-
den, en zaken als mesheften werden uit
been gesneden.
Slechts voor enkele levensbehoeften
was men gedwongen uit deze nauwe
kring te treden en de kleine wereld van
de stroomrug te verlaten. Voor de zo
kostbare metalen, waaronder in de
eerste plaats ijzer, en de even onmisbare
maalstenen van basaltlava uit de Duitse
Eifel moest men een beroep doen op de
handel. Zout, smaakmaker en conserve-
ringsmiddel ineen, betrok men vooral
van de Zeeuwse kust.
Waarom deze ruime aandacht voor
het schemerige begin van de bewoning
van dit gebied, met zoveel luisterrijker
perioden in het verschiet? Omdat deze
schets, met enkele verschillen in details,
evengoed kan gelden voor de tijd rond
1300, waar wij ons overzicht aanstonds
zullen beëindigen: er veranderde niet zo
heel veel in de tussenliggende 1500 jaar.
En de Romeinse tijd dan? Toen
mocht de zuidelijke helft van ons land
immers even snuffelen aan het beste wat
de menselijke cultuur tot dan toe had
voortgebracht. Dat mag zo zijn, maar
het meeste bleef toch bij het oude. Zo
ook in dit gebied, ondanks het feit dat
het gedurende de twee eeuwen tussen ca
50 en ca 250 na Chr. een bijzondere
plaats innam in 'bezet' Nederland. We
kunnen met gepaste trots zeggen dat de
noordgrens van het onmetelijke Ro-
meinse imperium toen door onze
gemeente liep, langs de grote grensweg
op de zuidelijke oever van de Rijn. Het
is curieus om te zien hoe zelfs het Ro-
meinse leger, dat de hele beschaafde we-
reld verpletterend onder de voet had ge-
lopen, eenmaal hier aangeland, zich ge-
dwee moest onderwerpen aan de wetten
van de Nederlandse delta. De geoliede
stoomwals moest aan dezelfde regels ge-
hoorzamen die de inheemsen bij de keu-
ze van hun woonplaatsen altijd in acht
hadden genomen: ook de soldateske
Romeinse samenleving aan de rijks-
grens beperkte zich angstvallig tot de
stroomruggen.
Wat veranderde hier onder het Ro-
meinse gezag in het leven van de in-
heemse bevolking? Voor zover het
concrete vernieuwingen betreft, niet
veel. Van veel meer invloed was het feit
dat gedurende twee eeuwen een onge-
veer 500-koppig regiment hongerige
magen in een grensfort op de Hoge
ewaagd hun woonsteden hierheen te
verplaatsen. Zeker is dit echter aller-
niinst. Wellicht zullen we dit ook nooit
bevestigd krijgen, omdat het niet mag
worden uitgesloten dat alle eventuele
nederzettingssporen door latere rivier-
verplaatsingen zijn opgeruimd. Het kan
ook zijn dat er in onze streek vóór de
ijzertijd eenvoudig geen sprake is
geweest van menselijke bewoning van
enige betekenis. Misschien was dit
gebied toen nog te onvriendelijk voor de
mens. De Rijn was in die tijd nog verre
van een bejaarde heer, maar integendeel
in volle bedrijvigheid met de opbouw
van zijn machtige stroomrug. Waar-
schijnlijk stroomde hier toen een van de
grotere rivieren van Midden-Neder-
land, en we hebben al gezien dat de
deltabewoners voor de hoofdstromen
van het rivierstelsel groot ontzag
koesterden.
Hoe dan ook, pas voor de latere
ijzertijd hebben we enig houvast. De
nederzettingen 1 tot en met 3 van
afbeelding 2 moeten toen zijn ontstaan.
Ongetwijfeld zijn zij niet de enige op de
stroomrug van de Oude Rijn. Het
archeologisch onderzoek hiernaar staat
echter nog in de kinderschoenen:
voorlopig zullen we het ermee moeten
doen*).
Hoe zag het leven er hier rond het
begin van de jaartelling uit? De econo-
mische basiseenheid, en waarschijnlijk
ook de oorsprong van elke nederzet-
ting, was het eengezinsboerenbedrijf.
Dit kon na enkele generaties uitgroeien
tot een klein complex van enkele boer-
derijen. Het alles bepalend principe was
zelfvoorziening. Elke unit vormde een
bijna volmaakt gesloten systeem. De
-betekenis van economische uitwisseling
itussen de verschillende eenheden was
dienovereenkomstig onbeduidend.
Bouwmaterialen verschafte de na-
tuur in overvloed: hout voor het ge-
raamte van de boerderijen, twijgen voor
de vlechtwanden, klei om deze te
dichten en riet of stro voor op het dak.
We moeten ten aanzien van deze
bouwsels beslist niet laatdunkend zijn:
het waren solide boerderijen van forse
afmetingen, waarbij een grondvlak van
20 bij 7 meter nog geenszins tot de uit-
zonderingen behoort.
De boerderijen waren door een schei-
dingswand verdeeld in een relatief klein
woongedeelte, met een haard onder een
opening in het dak, en een groter stalge-
deelte, waarin het vee aan weerszijden
van een centrale gang in boxen overwin-
terde. Mensen en vee koesterden zich
gedurende de koude dagen van het jaar
onder één dak broederlijk aan eikaars
13. Reconstructietekening van een pot van
inheems, handgevormd aardewerk uit de Ro-
meinse tijd, gevonden in de oostelijke berm-
sloot bij oriëntatiepunt 315. Hoogte: ca 12 cm.
warmte.
Hoe voorzag men in het levensonder-
houd? Jacht speelde reeds lang geen rol
van betekenis meer, al zal gevogelte nog
wel eens op het menu hebben geprijkt.
Visserij, hoewel voor de schakering van
het voedselpakket niet onbelangrijk
(zalm was nog iets alledaags!), was toch
ook niet meer dan een nevenactiviteit,
uitgeoefend in de resterende uurtjes.
Nee, de spil van de economie waren al
sedert lang landbouw en veeteelt, in
combinatie bedreven. Gemengd bedrijf
dus, en wel in een reeds ver gevorderd
stadium.
De vruchtbaarheid van de akkers
hield men in stand door een uitgekiende
afwisseling van gewassen en intensieve
bemesting door de schapen en geiten na
de oogst op de stoppels te jagen en door
de uitwerpselen van het vee gedurende
de winterstalling over het bouwland te
verspreiden. Paarden en runderen wa-
ren naast mestleveranciers ook dierlijke
tractoren, onontbeerlijk voor de bewer-
king van de akker. Deze bracht een op-
merkelijk gevarieerd assortiment van
granen en andere gewassen, zoals rapen,
bonen en oliehoudende zaden, op. Hooi
voor het op stal overwinterende vee kon
's zomers in de drassige gebieden aan de
rand van de stroomrug worden verkre-
gen.
De veestapel was een bijna onuitput-
telijke bron van nuttige diensten en pro-
dukten. We zagen al het belang van
trekkracht en mest. Andere zegeningen
waren melk, vlees, wol en huiden. Voor-
al de runderen vormden het mobiele
kapitaal van de boer, waarnaar men
diens rijkdom mat.
Textiel maakte men zelf: de grond-
stoffen, vlas en wol, waren voorhanden
en de winters duurden lang. Waar-
schijnlijk lag hier een van de bezigheden
van de vrouw. Spinnen deed men no^
met de hand (vgl. afb. 19b) en in elke
boerderij stond wel een weefgetouw
tegen een der wanden van de 'woonka-
mer'. Het handgevormde vaatwerk was
wellicht deels óók eigen fabricaat, de
-ocr page 39-
416
gecombineerde functie van over- en op-
slagplaats van over de Rijn aangevoerde
goederen en van kampdorp met allerlei
verzorgende taken ten opzichte van het
krijgsvolk op de Woerd, van horeca tot
ambacht. Voor de inheemse bevolking
bracht dit alles veel zaken dichter bij
huis en binnen bereik. Dat van deze
nieuwe economische betrekkingen een
welvaartsverhogende werking uitging
behoeft geen betoog.
De Romeinen waren tuk op orde en
regelmaat. Hun komst maakte dan ook
resoluut een einde aan het wispelturige
gewandel van Germaanse stammen
over Nederlands grondgebied. Onge-
getwijfeld had dit alles een heilzame
invloed op de stabiliteit van het be-
woningspatroon.
Bovendien besloeg de Romeinse
overheersing van dit gebied de tweede
helft van de eerder genoemde regressie-
fase: het water bleef de mens voorlopig
nog vriendelijk gezind. Het samenspel
van economische, sociale en waterstaat-
kundige factoren gaf aanleiding tot een
ware explosie van menselijke vrucht-
baarheid. De bevolking groeide in de
latere 2e eeuw waarschijnlijk tegen de
grenzen van het bewoonbare gebied
aan. De Heidammer stroomrug was
toen al aan de landhonger van de
inheemse boeren ten prooi gevallen.
Een nederzetting verzwolgen
Het toeval wilde dat het tracé van de
S-20 de, weliswaar schamele, resten van
een inheemse nederzetting aan het licht
bracht. Deze moet ongeveer ter plaatse
van deze weg in wording op de
zuidelijke rand van de meandergordel
van de Heidammer stroom hebben
gelegen. Deze behoedzame formulering
moeten we maar voor lief nemen: veel
meer zit er niet in.
Om te beginnen dragen de vondsten,
voornamelijk aardewerkfragmenten,
een verspoeld karakter. Dat betekent in
alledaags Nederlands: de nederzetting is
door een verplaatsing van de Heidam-
mer stroom van de aardbodem wegge-
vaagd. Bovendien zijn de gevonden
scherven merendeels van inheems,
handgevormd aardewerk. Dit bijna
tijdloze fabricaat kost onze archeologen
nogal wat grijze haren: het laat zich
binnen de Romeinse tijd nauwelijks
dateren. Ook de aanmerkelijk schaar-
sere Romeinse aardewerkfragmenten
vertellen ons in dit geval helaas niet de
zo gewenste minimale grenzen van de
bewoningsperiode. Niettemin mag de
lezer zich op deze plaats in de eerste
eeuwen van onze jaartelling een inheem-
se nederzetting van het eerder beschre-
ven model voor ogen toveren.
Veel interessanter is echter de locatie
van de vondsten uit deze periode. We
keren even terug naar de situatie rond
de zuidelijke rand van de meandergor
del van de Heidammer stroom. In een
kort intermezzo zullen we ons wagen
aan een datering van de laatste verrich-
tingen van deze rivier.
In afbeelding 10 zien we dat hei
vondstmateriaal verborgen lag in de
diepere regionen van de oeverwal-op-
kom die we eerder hebben bekeken. De
aardewerkscherven traden vanaf de
rand van de meandergordel enkele tien-
tallen meters zuidwaarts in afnemende
concentratie aan de dag. Zij lagen daar
zonder enige laagsgewijze samenhang
kris-kras verspreid door een zandpak-
ket ter dikte van ruwweg een halve me-
ter. Daartussen bevonden zich ook de
resten van de inheemse pot van afbeel-
ding 13. Ruim 100 meter zuidelijker
eveneens onder in de komwaartse zand
uitstorting, dook een le-eeuwse mantel-
speld op (zie afb. 14)'). Vooral een be-
langrijk gegeven was het feit dat de aar-
dewerkvondsten in noordelijke richtins
abrupt ophielden bij de denkbeeldige
voortzetting van de schuine scheidslijr
tussen het zandlichaam van de mean-
dergordel en de aangrenzende komklei
oftewel bij de meest zuidelijke oever dit
de Heidammer stroom in de onderhavi-
ge periode heeft gekend.
Hoe praten we dit alles nu aar
elkaar? De gang van zaken is duidelijk
Toen de Heidammer stroom op een var
zijn zuidwaartse wandelingen aan de
rand van de meandergordel (de rester
van) een inheemse nederzetting op zijc
pad vond, rekende hij daar meedogen-
loos mee af. Een deel van het door de be-
woners achtergelatene werd te zamer
met forse vrachten zand de kom inge
slingerd. Vervolgens vrat de Heldam-
mer stroom zijn eigen uitwerpselen ge-
deeltelijk weer aan, totdat zijn opman
naar het zuiden stuk liep op de weerbar
stige komklei langs de meandergordel
Laten we de exacte volgorde der gebeur-
tenissen even goed in ons hoofd pren-
ten. Er volgen namelijk twee aardige
dingen uit.
We zien hier om te beginnen eei
treffend bewijs van de wankelheid vai
het toenmalige bestaan op de stroom-
ruggen. Wat op een bepaald moment al
een veilige woonstee gold, kon ee
generatie later door een rivier zijn ver
zwolgen. Wie weet hebben de bewoner;
van 'onze' nederzetting in aller ijl hui
biezen moeten pakken.
Laten we er geen drama van maken
Belangrijker voor het vervolg is dat de-
ze gewelddadige episode zich moet heb
ben afgespeeld na de datum van de jonf
ste van de gevonden aardewerkfrag
menten. Al weigeren deze hardnekkig
Woerd ten noorden van De Meern le-
gerde (zie afb. 2,4). Omdat deze leger-
plaats reeds vaak, en nog zeer onlangs,
in de schijnwerpers heeft gestaan, zullen
we hier een omtrekkende beweging ma-
ken en de verschillen in aandacht een
weinig rechttrekken'). De inheemse
boeren zullen er alles aan gedaan heb-
ben om een klein overschot te produce-
ren en dit aan de 'bezetters' te leveren.
Daarvoor kregen ze in klinkende munt
betaald, of ontvingen ze direct in natura
fel begeerde Romeinse statussymbolen,
zoals het veel fijnere, op de draaischijf
vervaardigde aardewerk en snuisterijen
als een bronzen mantelspeld voor op het
'zondagse pak' (zie afb. 14). Meer alge-
meen kan men zeggen dat er met de
komst van de Romeinen een grotere
economische verscheidenheid ontstond
en de uitwisseling van goederen een be-
langrijker rol ging spelen. Elke Romein-
se scherf die in een inheemse nederzet-
ting opduikt,moet een tegenhanger heb-
ben gehad in een paar handen graan of
een lap vlees, geleverd aan de 'Hoge
Woerd'. Men raakte zo ook zijdelings
betrokken in een meeromvattend han-
delssysteem, met de Rijn als zenuw-
streng. Direct daaraan gelegen was on-
getwijfeld nederzetting 5 van afbeel-
ding 2''). Naar zich laat aanzien, had
zij een bijzondere band met de ongeveer
1 km naar het Z. W. gelegen legerplaats.
De nederzetting had waarschijnlijk de
14. Romeinse, bronzen mantelspeld of fibula,
gevonden in de oostelijke bermsloot halverwe-
ge de oeverwal-op-kom. Datering: einde Ie
eeuw V. Chr. tot en met het 2e derde van de Ie
eeuw na Chr. De meeste fibula's berustten
op het principe van de moderne veiligheids-
speld. Het onderhavige type kende echter een
scharnierende naald. Bij dit ruwweg 2000 jaar
oude, sterk verweerde exemplaar is slechts het
begin ervan bewaard gebleven (onder het ver-
dikte scharnierpunt, rechts). Onder de zoge-
naamde voet (links) van de fibula, eindigend in
een sierknop, bevond zich ooit een omgebogen
lipje, waarachter de naald vastgezet werd.
Mantelspelden dienden in de eerste plaats tot
het vasthechten van de kleding. Men droeg ze
op de schouder, enkel of paarsgewijs, merk-
waardig genoeg met de voet omhoog, zodat ze,
als ze opensprongen, maar al te gauw verloren
werden. Opname: J. Rodenbrug.
-ocr page 40-
417
eich precies te laten dateren, een flink
5tuk van de 2e eeuw lijkt toch wel ver-
tegenwoordigd. Daarmee zou het hele
gebeuren op zijn vroegst in de latere 2e
seuw hebben plaatsgevonden.
Het is verleidelijk de kennelijk toe-
genomen agressiviteit van de Heidam-
mer stroom te plaatsen aan het begin
van de vroeg-middeleeuwse transgres-
siefase, die men over het algemeen rond
het midden van de 3e eeuw laat aanvan-
gen (zie afb. 3). We zagen al dat ingesla-
pen rivierlopen tijdens een dergelijke
periode van 'overschrijding' nieuw le-
ven ingeblazen konden krijgen. De Hei-
dammer stroom zou nog één maal de
beest hebben mogen uithangen, met de
oeverwal-op-kom als gevolg. Dan zou-
den we natuurlijk ook graag de onder-
liggende laklaag, zoals we zagen een
gevolg van bodemvorming op de
komklei in drogere tijden, toeschrijven
aan de voorafgaande periode van 'te-
rugtreding'. Het blijft echter slechts
een hypothese: eerder stelden we vast
dat ook een herverdeling van de rollen
tussen concurrerende riviertakken op
lokaal niveau tot aanzienlijke verande-
ringen in hun overstromingsactiviteit
kon leiden.
De datering van de restgeul.
Hoe het ook zij, op zijn vroegst in de
nadagen van het Romeinse gezag in dit
gebied begon de Heidammer stroom ter
plaatse van de S-20 aan zijn laatste,
noordwaartse tocht, helemaal vanuit
het zuiden van de meandergordel. Wat
we zo graag willen weten, is wanneer het
nu definitief afgelopen was. Hoeveel tijd
had de rivier nodig om haar bedding
3ver ongeveer 325 meter te verleggen?
Wat nu volgt, grenst aan koffiedikkijke-
rij. Er is echter enig houvast.
De Kromme Rijn heeft het, vlak voor
zijn afdamming, klaargespeeld zijn loop
iet ten noorden van Wijk bij Duurstede
in ongeveer 200 jaar over 500 meter te
^'erleggen. We mogen dit als een hoge
>core aanmerken. Dan kunnen we voor
ie ongestoorde eerste 250 meter van de
wandeling van 'onze' rivier redelijker-
wijs ten minste een eeuw uittrekken.
Dan volgt de periode van het kwakke-
len. Hoe we de 75 meter van afwisselend
?and- en kleilagen in tijd moeten verta-
en, is onduidelijk. Hoe dan ook, de uit-
-'ndelijke verlanding van de Heldam-
ner stroom kunnen we nauwelijks vóór
ie 4e eeuw plaatsen. Is onze hypothese
''an de opeenvolging van een regressie-
-n een transgressiefase juist, dan staan
*e zelfs al met één been in de vroege
middeleeuwen'').
Donkere eeuwen.
Intussen zijn de zaken hier dan on-
herkenbaar veranderd. Aan de bloeien-
de inheems-Romeinse samenleving op
de stroomrug van de grensrivier was
reeds lang een einde gekomen. Door een
samenloop van gelukkige omstandighe-
den was het een voorlopig hoogtepunt
in de bewoningsgeschiedenis van dit
gebied geweest. Nu waren alle gunstige
factoren van weleer jammerlijk in hun
tegendeel verkeerd.
Rond het midden van de 3e eeuw
heeft het garnizoen op de Hoge Woerd
de aftocht geblazen; de Rijngrens werd
door de Romeinen prijsgegeven en zou
nooit meer in de oude glorie worden
hersteld. Het was de grensbewakers te
heet onder de voeten geworden. De
Germaanse stammen in het Overrijnse
waren namelijk weer eens op drift ge-
raakt en hun aanvankelijke speldeprik-
ken groeiden uit tot heuse invasies. In de
latere 4e en in de 5e eeuw stortten hun
horden zich als hongerige aasgieren op
het lijk van het Romeinse imperium.
Het betrekkelijk grote aantal 4e eeuwse
Romeinse munten van de Hoge Woerd
') moet waarschijnlijk worden toege-
schreven aan een barbaarse bende die
daar toen in naam als bondgenoot het
Romeinse gezag handhaafde, maar in
feite haar eigen gang ging. Een andere
kentering werd reeds genoemd: de
vroeg-middeleeuwse transgressiefase,
van omstreeks 250 tot ruwweg 600. Tot
overmaat van ramp was het hier dus
ook nog eens natter geworden. Dit ver-
klaart mede waarom de Romeinen na
het Germaanse offensief van het
midden van de 3e eeuw niet tot elke prijs
hebben geprobeerd hun oude Rijngrens
te herstellen.
Van ons lijstje van gunstige voor-
waarden was zo niet veel meer over: met
de Romeinen was een krachtige econo-
mische impuls verdwenen, verschillende
volksdelen waren op hol geslagen of ge-
jaagd, de openbare orde was tot een be-
denkelijk dieptepunt gedaald en het wa-
ter stond de deltabewoners weer eens tot
aan de lippen. Onder deze omstandighe-
den kon zich hier natuurlijk geen
gezeten boerenbevolking handhaven.
Geen wonder dat zich in dit gebied, al
in de tweede helft van de 3e eeuw, een
bevolkingsteruggang zonder weerga
voordeed. De meeste, zo niet alle boer-
derijcomplexen zijn in die tijd verlaten.
Agrarische nederzettingen van dit eer-
der beschreven type zijn in deze streek
voor de laat-Romeinse tijd (ca 250 - ca
400) en de daarop volgende vroege mid-
deleeuwen tot op heden niet aange-
toond en het is nog maar de vraag of ze
er wel zijn geweest. Zo dat al het geval is,
dan zal hun aantal in het niet vallen bij
dat van de talrijke boerderijen die hier
in de voorafgaande periode had moeten
woekeren met de schaarse ruimte op de
stroomruggen. We kunnen voor onze
streek gerust stellen dat de bevolkings-
dichtheid van de eerste helft van de 3e
eeuw pas ongeveer 800 jaar later weer
werd bereikt.
Het blijft een hoogst opmerkelijk ver-
schijnsel dat de afwisseling van trans- en
regressiefasen zo scherp weerspiegeld
wordt in de golfbeweging van de bevol-
kingsdichtheid van onze streek. Zeker,
ook de 'grote geschiedenis' deed zelfs in
deze uithoek haar invloed gelden. We
zagen al enkele voorbeelden. Maar haar
wendingen kunnen toch niet de kata-
strofale bevolkingsafname van de vroe-
ge middeleeuwen verklaren. In andere,
minder door wateroverlast geteisterde
delen van ons land, handhaafde de be-
volking zich beter, ook in het hogere,
oostelijke gedeelte van de rivierdelta. Al
in het Kromme-Rijngebied kan op dit
punt niet meer worden gesproken van
het gapende gat van de vroege middel-
eeuwen dat wij hier kennen.
Dat de Hoge Woerd blijkens recente
vondsten althans omstreeks de 4e, 6e en
7e eeuw (wellicht continu) bevolkt is ge-
weest en dat ergens in die laatste twee
eeuwen enigen zelfs zijn neergestreken
op het nabijgelegen terrein van het
voormalige kampdorp, verandert aan
dit alles weinig. De Woerd bleef een ver-
haal apart: zij had iets van een veilige
vluchtburg. Door een opeenstapeling
van achtereenvolgende legerkampen
was het terrein namelijk minstens an-
derhalve meter boven het omringende
gebied uitgerezen, terwijl de stenen om-
walling toen nog redelijk intact moet
zijn geweest. Ook de interesse voor de
plaats van het oude kampdorp is alles-
zins begrijpelijk: nu nog verheft deze
zich als een berg boven het omringende
gebied. De uitzondering bevestigt de re-
gel: het in de Romeinse tijd zo nauw ver-
bonden duo vormde in deze donkere
eeuwen welhaast letterlijk een eiland in
een zee van verlatenheid*).
In de loop v'an de 7e eeuw kondigde
zich een nieuwe regressiefase aan (zie
afb. 3). Na deze keer van het getij waag-
de men zich weer wat dieper in de delta;
het aantal nederzettingen in het rivie-
rengebied nam weer toe. Het kan nau-
welijks toeval zijn dat ons juist uit deze
periode voor het eerst sinds eeuwen
(afgezien van de Hoge Woerd en de
plaats van het Romeinse kampdorp, ter-
reinen die ook in dit tijdvak bewoond
bleven) weer twee nederzettingen in
onze streek bekend zijn. Beide waren
gelegen aan de Rijn, een daarvan even
ten noorden van Harmeien (zie afb. 2,
6). Deze werd omstreeks de 8e en 9e
eeuw bewoond. In dit verband mag de
lezer een aardig aspect van de archeolo-
-ocr page 41-
418
giebeoefening, meer in het bijzonder
van dit gebied, niet onthouden worden.
Het is een bedrijf vol verrassingen,
waarin het toeval een grote rol speelt,
zeker in een streek als de onze, waar de
inventarisatie van het bodemarchief
nog maar net begonnen is. Dit wordt
treffend geïllustreerd door de ontdek-
king van een tweede nieuwe nederzet-
ting uit de onderhavige periode: deze
werd gedaan na publicatie van de eerste
aflevering van dit verhaal. Deze verse
vindplaats figureert dus nog niet in af-
beelding 2: men beelde zich haar ter
plaatse in ongeveer 2 cm NNO van
nederzetting 3''). Zo was plotseling een,
weliswaar klein, aspect van de vroege
bewoningsgeschiedenis van dit gebied
aan herschrijving toe. Waarvan akte.
De grote ommekeer
Opmerkelijk is dat de bewoningsge-
schiedenis tot ca 1000 een verhaal is
van individuele nederzettingen hier en
daar, nu en dan. Kennelijk verschilde
het 'woonklimaat' sterk naar tijd en
plaats. We hebben gezien dat de opeen-
volging van transgressie- en regressie-
fasen daar alles mee te maken had. Met
name in de lagere delen van de delta,
waartoe we ook ons gebied nog wel
mogen rekenen, liepen de schommelin-
gen in de relatieve wateroverlast en in de
bevolkingsdichtheid hand in hand. De
evolutie van het plaatselijk rivierstelsel
speelde daar als het ware tussendoor:
machtige stromen werden nietige rest-
geulen, nieuwe rivierlopen ontstonden,
oude stroomruggen werden door de
omgeving voorbijgegroeid, jonge werk-
ten zich op. Men nestelde zich bij voor-
keur op de jongste voor bewoning ge-
schikt geworden stroomruggen. Deze
waren immers het hoogst. De bevolking
volgde dus met enige achterstand de
ontwikkeling van het rivierstelsel. Het
lot van de inheemse nederzetting op de
Heidammer stroomrug illustreert eens
te meer de betrekkelijkheid van het
begrip bestaanszekerheid in die dagen.
De periode van de 1 Ie tot en met de
13e eeuw bracht hierin een totale om-
wenteling teweeg. De bedijking ontnam
de delta haar dynamiek. De bestaande
toestand werd als het ware bevroren: het
stelsel van grote rivieren was vastgelegd,
de opstuwing van de riviervlaktes en het
optreden van transgressieverschijnselen
bleven voortaan tot hun uiterwaarden
beperkt. De ontginning van de uitge-
strekte veengebieden doorbrak boven-
dien de grenzen die de stroomruggen
voordien aan het cultuurland hadden
gesteld. Boeren, in plaats van rivier-
overstromingen, stortten zich nu op de
kommen. In deze tijd aangeland,
houden de archeologen dan ook op elke
handvol scherven fluks op kaart vast te
leggen: zij zou zwart zien.
Oppervlakkig gezien zou men kun-
nen concluderen dat de mens zijn ver-
ruimde wereld na de uitbanning van het
water volledig naar eigen inzicht en
niet gehinderd door de oude obstakels
kon gaan inrichten. De natuurlijke
krachten van de Nederlandse delta, die
tot dan toe de ontwikkeling van het
landschap en het bewoningspatroon
hadden bepaald, waren immers uitge-
schakeld en hun invloed tenietgedaan.
Dat dit hoogstens de halve waarheid is,
bleek ons reeds bij de groeiende proble-
men met de ontwatering van de inklin-
kende kommen. En ook de mannen
van de S-20 konden erover meepraten:
zeker zij moesten beamen dat de mens
gedwongen is voort te bouwen op ge-
steldheid en eigenschappen van de
bodem.
Laten we tot besluit enkele aspecten
nagaan van de nawerking van de na-
tuurlijke krachten die hier ooit de
scepter zwaaiden. Oftewel: hoe dood
waren de stroomruggen en kommen na
de bedijking en de ontginning?
Veldhuizen
Voor een eerste benadering van deze
kwestie keren wij terug naar de S-20 en
omgeving. Laten we nog eens een blik
werpen op afbeelding 7. Bovenin loopt
de Leidse Rijn schuin door het beeld.
De eerste versie van deze watergang
was de wetering vanuit welke men de
kom ten zuiden van de Heidammer
stroomrug heeft ontgonnen. Zoals we
zagen, gebeurde dat nooit in één ruk.
maar bloksgewijs. Waar eindigde di
eerste annexatie? Afbeelding 7 geeft he:
antwoord: direct ten zuiden van ds
rijksweg A12 Den Haag-Utrecht, links
onder in beeld. Daar ligt, precies
parallel aan de Leidse Rijn, de Reijers
copse wetering, de uitvalsbasis voor de
tweede etappe van de zuidwaartss
mars. Het zo afgegrensde ontginnings-
blok is de geschiedenis ingegaan onde:
de naam Veldhuizen. De zijkanter
lagen ruim 1 km oostelijk en ruim 2 kir
westelijk van onze stroomrugdoorsne
de. Deze ontginningsstrook kent ovei
haar gehele breedte een diepte van . .
inderdaad: 1250 meter, exact de oudi
standaardmaat van 6 voorling.
De kavelsloten zijn streng evenwijdig
gegraven. Aan de breedte en lengte vat
de percelen is in de loop der eeuwen
nogal gesleuteld, maar het slotennet-
werk geeft plaatselijk nog altijd een goe-
de indruk van het drainagesysteem dai
het in opzet was. Wie zijn oog over d(
kaart laat glijden, ziet dat het sloten-
patroon rechtsboven afwijkt: de perce-
len hebben niet de karakteristieke vont
van smalle strippen, zoals linksonder ii
afbeelding 7, maar zijn breder, hier et
daar zelfs blokvormig. Wie bovendien
een kijkje in het veld neemt, zal zien dai
vele van de aangegeven kavelgrenzes
daar niet door sloten gevormd worden
Vanwaar dit onderscheid? Afbeelding'
verraadt het antwoord al: stroomrug et
kom. De fijnmazigheid van het sloten
netwerk neemt toe volgens de rangorde-
zand-klei-veen. De achtergrond van di!
verschijnsel is zonneklaar: het zit hem i;
de hoogteligging. Deze neemt in dezelf
j»»^
15. Doorsnede van de vulling van een greppel uit de latere middeleeuwen in de oostelijke wan'
van het wegennet bij oriëntatiepunt 315. Zie ook afbeelding 10, e. De greppel zette zich voort i'
de oostelijke bermsloot en bleek vooral daar rijkelijk gevuld met keukenafval uit de perioiif
omstreeks 1275 -1350. Hieruit zijn onder meer het aardewerk van afbeelding 16a/b en 17a«'
merkwaardig genoeg ook een zilveren munt, ais van afbeelding 18, afkomstig. Reproductie: J
Rodenburg.
-ocr page 42-
419
6a/b.Twee voorbeelden van dé kookpot van de middeleeuwen: de zogenaamde kogelpot, vanaf de late 8e tot ver in de 14e eeuw algemeen in
lebruik. De treffende benaming is uiteraard ontleend aan de bolronde vorm zonder standvlak, die moest voorkomen dat de pot met inhoud omviel
tanneer deze in het steeds verzakkend hout- of turfvuur was geplaatst. Vooral het rechter exemplaar, inclusief sterke roetaanslag, geeft een goed
dee van vorm en functie van de kogelpot. Alleen de rand van beide potten is gedraaid; de wand is handgevormd en op (zeer geringe) dikte gebracht
net behulp van een kamachtig instrument, waarvan de streken nog duidelijk zichtbaar zijn. Gevonden in greppel van afbeelding 15. Datering:
icriode rond 1300. Opnamen: J. Rodenburg.
7a/b. Delen van kannen van rood aardewerk. Het linker exemplaar kan men in gedachte aanvullen met het rechter en vice versa. Let op de
elobde standring van de kan rechts, gevormd door zijdelings duimindrukken. De linker kan kende waarschijnlijk 3 of meer afzonderlijke, op
J'ergelijkbare wijze aangebrachte standlobben en draagt enkele spatten loodglazuur. Beide exemplaren zijn gevonden in de oostelijke bermsloot,
"et linker in de greppel van afbeelding 15, het rechter ongeveer 15 m zuidelijker. Datering: periode rond 1300. Opnamen: J. Rodenburg.
-ocr page 43-
420
de volgorde af, overeenkomstig de oplo-
pende klinkgevoeligheid van genoemde
grondsoorten. De zuidwaarts geleide-
lijk afnemende dikte van de oeverwal-
op-kom geeft dit reliëf een vrij vloeiend
verloop. De hoger gelegen percelen met
een zandige ondergrond hoeven niet
systematisch ontwaterd te worden: door
hun gesteldheid kennen zij bij het lage
polderpeil een grondwaterstand ver be-
neden het maaiveld. De dichtheid van
het netwerk van sloten en de hoogte van
hun wanden vormen handige criteria ter
onderscheiding van stroomrug en kom
in het veld.
Minstens zo opmerkelijk in afbeel-
ding 7 is dat de boerderijen in het gebied
waar de Heidammer stroomrug ten
zuiden van de Leidse Rijn gelegen is, ver
van de Rijksstraatweg langs dat water
verwijderd liggen; de lengte van hun op-
rijlanen bedraagt vele honderden me-
ters. Speelt hier soms een hang naar lan-
delijke rust, weg van het geraas van het
verkeer? Dat de rüine van de oude rid-
derhofstad Nyevelt (zie afb. 7,4) op één
lijn ligt met deze boerderijen, geeft te
denken. Haar wortels reiken immers tot
diep in de middeleeuwen terug. Wat we
nu zo graag zouden weten, is of de voor-
gangers van de boerderijen ook op deze
respectabele ouderdom kunnen bogen.
Het antwoord luidt: minstens één.
Alsof een stil gekoesterde wensdroom
werd verhoord, kwam bij het graafwerk
rond de aanleg van de S-20 precies tus-
sen de twee meest nabije boerderijen een
nederzetting uit de latere middeleeuwen
aan het licht, blijkens de vondsten een
exacte tijdgenoot van Nyevelt, zij het
niet van die allure. Het oudste aarde-
werk dateert op zijn laatst uit het begin
van de 13e eeuw'"). Veldhuizen was toen
vers ontgonnen.
De bewoningssporen openbaarden
zich vanaf de overgang van de meander-
gordel naar de oeverwal-op-kom, bij
oriëntatiepunt 315, enkele tientallen
meters zuidwaarts, keurig ter hoogte
van de weinige meters oostelijker gele-
gen boerderij en, dooreen merkwaardig
toeval, precies boven het zandpakket
met de inheems-Romeinse scherven. In
de bermsloten van de S-20 vertoonden
zich in doorsnede de donkere vullingen
van een wirwar van greppels, die het erf
van de middeleeuwse boerderij succes-
sievelijk hebben omgeven. Eén daarvan
bleek rijkelijk gevuld met keukenafval,
waarvan vooral de gruzelementen van
aardewerk de tand des tijds goed heb-
ben doorstaan (zie afb. 15).
De scherven zijn te dateren om-
streeks de jaren 1275-1350")- Het hele
complex geeft een goede indruk van de
belangrijkste typen gebruiksaardewerk
in de periode rond OCX) (zie afb. 16a/b
tóén vond men het maar vreemd. Daar-
van lijkt althans de naam Veldhuizen tt
getuigen. Het heeft er namelijk allt
schijn van dat we met deze 'in het veld
staande huizen' de bron van inspiratit
daartoe te pakken hebben'^). Kennelijl
achtte men het verschijnsel voldoendf
merkwaardig om er een aanduidinj
voor het gehele ontginningsblok aan tf
ontlenen.
Wat ook de oorzaak moge zijn van é
ontkoppeling van boerderijen en om
ginningsbasis, de locatie van de zes ob
jecten toont hoe goed de ontginners dt
terreingesteldheid, het reliëf, de onder
grond, de natuurlijke waterhuishoudins
kenden. Zij voelden op hun klomper
aan wat de wetenschap slechts via minu
tieuze kartering door middel van dui
zenden diepe grondboringen in afbeel
ding 2 heeft bijeengevorst. De 'strategi
sche' ligging van de boerderijen in geslo-
ten formatie op de rand van het hellené
vlak heeft iets van: klaar voor de aanva
op de kom, have en goed echter veilig o(
het droge.
Bodemgebruik
Als er één gebied is waarop de nala
tenschap van de natuurlijke krachter
sinds hun uitschakeling door de men'
springlevend is gebleven, dan is dat wc!
het bodemgebruik. Door hun zo uiteen
en 17a). Een merkwaardigerwijs tus-
sen het huisvuil verzeild geraakte pen-
ning van Gwijde van Dampierre, graaf
van Vlaanderen van 1278 tot 1305, past
18)'^). Ongeveer in dezelfde periode
hoort het spinsteentje van afbeelding 19
thuis.
18. Zilveren munt van Gwijde van Dampierre,
graaf van Vlaanderen van 1278 - 1305. De in
de greppel van afbeelding 15 gevonden munt
vertoont nauwe overeenkomst met dit exem-
plaar.
Met dit alles beschikken we nu over
het onomstotelijke bewijs dat althans
één van de boerderijen in het onderhavi-
ge deel van Veldhuizen minstens vanaf
kort na 1200 ten opzichte van de ontgin-
ningsbasis, de Leidse Rijn, in een voor-
uitgeschoven positie gelegen was. Van-
daar is het slechts een kleine en vrij veili-
ge stap te veronderstellen dat deze ne-
derzetting reeds direct na de ontginning
van de zuidelijker gelegen kom bestond.
Het is niet minder dan aannemelijk
dat de vier huidige boerderijen, die met
Nyevelt en onze nederzetting een zo
strakke keten vormen, ook tot die tijd
terugreiken. Hiervoor spreekt ook het
verschijnsel van het conservatisme dat
boeren door de eeuwen heen aan de dag
hebben gelegd ten aanzien van een een-
maal gekozen erf. Nóg duidelijker
wordt de samenhang wanneer we zien
wat de vier tegenwoordige boerderijen
gemeen hebben met Nijvelt en de neder-
zetting van de S-20: de ligging aan het
begin van de zuidwaarts licht afbellen-
de oeverwal-op-kom. Het ziet er naar
uit dat de ontginners van dit gedeelte
van Veldhuizen bewust op deze grens
zijn neersgestreken. Waarom zij zich zo
ver op de kavels nestelden, en niet, zoals
gebruikelijk, aan de ontginningsbasis, is
onduidelijk. Laten we ons troosten: ook
19. a. Spinsteentje van blauw-grijs aardewerk
uit de latere middeleeuwen, gevonden bij i'
gelijktijdige nederzetting ontdekt bij de aanM
van de S-20. Diameter: 28 a 29 mm; hoogte
18 a 19 mm. b. Het spinnen met behulp *3'
spinklos en spinsteentje.
-ocr page 44-
421
geheel andere bedreiging op voor de ak-
kerbouw op de stroomruggen. Door
verbeteringen in de zeescheepvaart
konden de onmetelijke landbouwgron-
den van grote overzeese landen als de
Verenigde Staten en Canada met steeds
meer succes gaan concurreren met de
relatief kl&inschalige Europese akker-
bouw, die vanaf omstreeks 1875 van de
ene crisis in de andere viel. In Neder-
land, met zijn verhoudingsgewijs ver-
splinterde grondbezit, zijn sedertdien
regelmatig harde klappen aan de graan-
teelt uitgedeeld. Zo ook in deze streek:
vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw
is de akkerbouw op de stroomruggen
hier in betrekkelijk korte tijd verdwe-
nen.
In dezelfde periode schiep de sterk
toenemende vraag naar zuivel, fruit en
groenten als gevolg van de snelle verste-
delijking van Nederland nieuwe moge-
lijkheden, ter compensatie van de terug-
lopende akkerbouw. Voor een deel
vond dit zijn weerslag in de uitbreiding
van veeteelt, dus gras- en hooibouw, op
de stroomruggen. Daarmee vervaagde
het onderscheid tussen stroomrug en
kom op het punt van bodemgebruik
verder. Anderzijds zien we in deze tijd
door de verschuivende marktverhou-
dingen de opmars van twee nieuwe, bij
uitstek met de stroomruggen verbonden
specialismen. Veel akkerbouwpercelen
veranderden sinds het einde van de
vorige eeuw in boomgaarden: fruitteelt
stelt hoge eisen aan de waterhuishou-
ding van de bodem, waaraan in deze
streek slechts de stroomruggen goed
kunnen voldoen, en dan alleen voor
zover zij niet (al te zeer) zijn gemole-
steerd door de noeste kleivletters. Fruit-
bomen zijn in dit gebied dan ook bij uit-
stek een merkteken van stroomruggen;
bovendien markeren zij meestal de niet
of in beperkte mate afgevlette delen
daarvan.
Minstens zo karakteristiek voor de
stroomruggen, maar in tegenstelling tot
de fruitteelt een indicator van ingrijpen-
de afgraving, is het tweede van de jonge
specialismen: de tuinbouw, in het bij-
zonder de in deze streek wijd verbreide
glastuinbouw. In de zandige bodem van
terreinen waar de afsluitende kleilaag is
afgevlet, laat zich gemakkelijk een con-
stante grondwaterspiegel handhaven.
Bovendien is deze grond licht te bewer-
ken, een belangrijk voordeel voor de zo
arbeidsintensieve tuinbouw. Ook van
een geheel andere nalatenschap van de
afvletterij kon deze profijt trekken. De
tichelaars hadden in gelijke tred met
hun meedogenloze opmars talrijke wa-
tergangen gegraven ten behoeve van de
afvoer van hun zo zware delfstof, zoge-
naamde vletsloten (naar de voor trans-
was dat veelal door tussenkomst van
een geheel andere vorm van bodemge-
bruik, die in dezefde periode, voorna-
melijk van de 15e tot en met de 19e
eeuw, minstens zozeer aan de stroom-
ruggen gebonden was en die op onze
streek wel een zéér krachtig stempel
heeft gedrukt.Gedoeld wordt op het zo-
genaamde afvletten. Dit behelsde het af-
graven van zandige klei (zavel) onder de
humeuze teelaarde, ten behoeve van de
steenbakkerij. Juist de bovengrond van
de stroomruggen bevatten het vereiste
mengsel van verschillende korrelgroot-
ten. Vooral Woerden was eeuwen lang
een centrum van de fabricage van bak-
steen, tegels en dakpannen: in 1724ken-
de het maar liefst 26 steenfabrieken. In
onze streek heeft het vlettersbedrijf al
die tijd welig getierd: met name tussen
Utrecht en Harmeien beslaan de
stroomruggen van Oude Rijn en Hei-
dammer stroom een enorm oppervlak.
In dit eldorado voor vletters is het
oorspronkelijke stroomrugreliëf, dat,
zoals we zagen, makkelijk meer dan
manshoog kon zijn, goeddeels geruï-
neerd.
Normaliter bleef het 'aftichelen' be-
perkt tot de bovenste meter. Bijna
steeds ging het afgevlette land met deze
'matige' verlaging ten opzichte van het
polderpeil al verloren voor de akker-
bouw en was het alleen nog als wei- en
hooiland bruikbaar. Meer dan eens
echter hebben de kleidelvers zich niet
kunnen beheersen en groeven zij het ter-
rein uit winstbejag ook voor gras- en
hooibouw te diep af. In dat geval ont-
stond 'onland': door een al te sterke da-
ling van het maailand ten opzichte van
het grondwater was het agrarisch
onbruikbaar geworden. Er restte weinig
anders dan aanplant van griend, hak-
hout of opgaand bos. Nog aan het eind
van de vorige eeuw bepaalde dit in hoge
mate het aanzicht van het landschap
rond Harmeien. In de afgelopen twee
eeuwen is het oppervlak aan onland
echter sterk teruggedrongen: aanhou-
dende en verbeterde bemaling vanwe-
ge de voortgaande inklinking van de
veenkommen deed ook in de stroom-
ruggen het grondwaterpeil verder dalen,
zodat veel ruïneus afgevlette terreinen
alsnog ten behoeve van de veeteelt in
gebruik konden worden genomen. Het
Vijverbos ten noorden van Harmeien is
overgebleven als fraai relict van de niets
ontziende kleihonger van de vletters.
Pas in het begin van deze eeuw is aan het
eens zo bloeiende vlettersbedrijf een
einde gekomen. De opkomst van de
steenbakkerij op de uiterwaarden van
de grote rivieren was daar voor een be-
langrijk deel debet aan.
Later doemde naast het afvletten een
jende eigenschappen hebben stroom-
ggen en kommen namelijk tot op de
g van vandaag aanleiding gegeven tot
heel eigen exploitatievormen.
Het oppervlak van de kommen lag,
als wij zagen, aanvankelijk niet veel
jcr dan dat van de stroomruggen. Een
ede drainage kon het grondwaterpeil
n ook aanzienlijk onder het maaiveld
engen, zodat de veengebieden als
puwland in gebruik konden worden
nomen. Inderdaad is op het grootste
deelte van het nieuwe cultuurland
durende de eerste eeuwen na de ont-
nning akkerbouw bedreven, hoofdza-
;lijk graanteelt (met name van gerst en
gge). De stripvormige kavels hadden
:t bijkomstige voordeel dat het keren
in de ploeg en het span trekdieren, elke
■er een hele toer, tot een plezierig mini-
urn beperkt bleef.
Eerder zagen we wat er op den duur
ibeurde. Door langdurige wateront-
ekking en intensieve bodembewerking
;hrompelde het veen ineen, werd het in
e 'drooggevallen', hogere lagen alsnog
:rder verteerd en veraardde of verging
et zelfs rond de oppervlakte. Aan het
inde van de middeleeuwen was het ver-
kil tussen maaiveld en grondwater ten
evolge van inklinking al weer zo klein
eworden dat de veenontginningen on-
eschikt werden voor akkerbouw. Be-
laling door middel van windmolens
anaf de 15e eeuw kon de zaken niet
leer terugdraaien, hoogstens erger, te
/eten teloorgang van de terreinwinst,
oorkomen. De vele en vaak langdurige
indcrwaterzettingen ten gevolge van
lijkdoorbraken van meet af aan hadden
Ie kleilaag die de veenpakketten aan de
lovenzijde afsloot, dikker gemaakt. De
ode was daardoor draagkrachtiger ge-
vorden. De veengebieden werden van-
vege dit alles vanaf de late middeleen-
ven vrijwel uitsluitend gebruikt voor
'eweiding.De kommen veranderden op
ieze wijze in het ons zo vertrouwde
andschap van onafzienbaar grasland,
'evlekt met grazende koeien.
Des te meer moest men sedertdien het
■chaarse oppervlak van de stroomrug-
jfin uitbuiten ten behoeve van de akker-
bouw. Deze leenden zich daartoe uit-
stekend: hun zandige bodem kende een
iunstige structuur, was goed doorla-
dend en liet zich gemakkelijk bewerken.
De spreiding van het bouwland en het
^ei-Zhooiland van dit gebied levert
^oor de periode vanaf deze verschuivin-
gen in bodemgebruik tot ver in de vorige
eeuw dan ook een kaartbeeld op dat in
ërote lijnen een copie had kunnen zijn
van dat van de stroomruggen en kom-
"len van afbeelding 2.
Voor zover de stroomruggen zich
plaatselijk aan deze regel onttrokken,
-ocr page 45-
422
- Z. van Doorn, 'De geschiedenis van het afticheien van
kleiland langs de Oude Rijn en de invloed daarvan opdf  ^
landbouw en het landschap' in: Jaarboekje Oud-Utreck  \
(1963) 75 - 88. Aardig artikel over verschillende aspecten  I
van de afvletterij en haar verreikende gevolgen in on^e  j
streek, (Bibliotheek Historische Vereniging Vleuten-[>
Meern-Haarzuilens),                                                        ^
befaamde cultuurhistoricus Johan Hui-
zinga (1872 - 1945), die ooit eens een
verband legde tussen Nederlands na-
tuurlijke gesteldheid en de daaruit
voortvloeiende waterschapsorganisatie
enerzijds en een traditie van "zelfbe-
stuur in engen kring"'" anderzijds, of
men die nu belichaamd wil zien in onze
afkeer van tirannie of ziekelijke hang
naar commissievergaderingen. Onze
kronkelpaden hebben al ver genoeg ge-
reikt. Té ver wellicht naar de eisen van
een sobere compositie, bij lange na niet
ver genoeg echter naar die van volledig-
heid. Beide liggen in het onderwerp be-
sloten, in de ontelbare kruiselingse ver-
banden tussen landschapswording en
bewoningsgeschiedenis, met alle nood-
zakelijke uitleg van dien, dit alles bo-
vendien verweven met de waarnemin-
gen rond een unieke opening van feiten
door het bodemarchief. Dat een oer-
woud zou worden betreden, werd
tijdens de eerste schreden op de
onbesuisd uitgestippelde route nauwe-
lijks beseft. De volhardende lezer is zo
meegelokt op een onaangekondigde
zwerftocht door afgelegen streken.
Moge het voor velen slechts een eerste
verkenning blijken van nog vele malen
te betreden terrein. Als de lezer iets heeft
mogen proeven van de charme van het
onbegrensde gebied waar landschap en
mens elkaar raken, dan zijn veel onte-
vredenheid van de schrijver en nog veel
meer geduld van de redactie niet tever-
geefs geweest.
Verdere literatuur
De literatuur over de behandelde on-
derwerpen is helaas nogal verspreid en
grotendeels in meerdere opzichten
moeilijk toegankelijk. Enkele positieve
uitzonderingen, gericht op een ruimer
publiek en minder moeilijk te bemachti-
gen, worden de geïnteresseerde lezer
hier aangereikt.
-    L. P. Louwe Kooijmans, Sporen in het land. De Neder-
landse delta in de prehistorie
(Amsterdam 1985). Land-
schap en bewoning van de verschillende delen van laag
Nederland, inclusief het menselijk ingrijpen vanaf de late-
re middeleeuwen. Gepopulariseerde wetenschap van de
bovenste plank. (Goede boekhandel of bibliotheek).
-    H. J. A. Berendsen en P. C. Beukenkamp, Eenfysisch-
geograftsche excursie in de omgeving van Utrecht.
Berich-
ten (uitgegeven vanwege de Vakgroep Fysische Geogra-
fie van de Rijksuniversiteit Utrecht) 15 (1983) en H. J. A.
Berendsen, R. J. de Boer e.a., Utrechtse Heuvelrug en
Kromme-Rijngebied. Een verkenning per ftets.
Idem 17
(1984). Voor de mensen van de praktijk: fraaie tochten
door het Utrechtse landschap met het oog op al wat zich
beweegt tussen wordingsgeschiedenis en bodemgebruik,
het rijk geschakeerde terrein dat wij hierboven hebben
verkend. Beknopte inleiding, uitvoerige routebeschrij-
ving en korte bespreking van interessante verschijnselen.
(Geografisch Instituut van de Rijksuniversiteit LJtrecht.
030 - 531369; resp. f 8,- en f 10,- op giro 579700 t.n.v.
Utrechtse Geografische Studies, onder vermelding van
'Berichten nummer 15/17').
-   J. A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse
Rijn, De afwatering van de gronden in en rondom Vleuten-
De Meem in de loop der tijden.
Speciale uitgave van de
Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens
II (1985). Helder geschreven en rijk geïllustreerd over-
ziclit van de regionale ontginnings- en waterschapsge-
schiedenis. (Mw. P. J. de Rooij-Goes, 't Zand 1, 3454GP
Vleuten, 03407 - 1483; f 20,-).
port gebruikte vletschuiten; vandaar
ook 'afvletten'). Van lieverlee was hier-
door in de wingebieden een wijdvertakt
en fijnmazig slotennetwerk ontstaan,
dat, zoals wij zagen, voordien bij uitstek
een kenmerk van de middeleeuwse ont-
ginningen van de kommen was geweest.
De tuinders kwam het echter goed van
pas: zij konden de oude vletsloten mooi
gebruiken voor de aanvoer van de mas-
sa's kolen die zij gedurende de koude
maanden verstookten, voor de afvoer
van hun producten en voor de regulatie
van het grondwaterpeil, de bloeddruk
van de tuinbouw. Zo fungeerden de
vletters in onze streek als de wegberei-
ders voor een bloeiende tuinderij, die
veel van het resterende onland alsnog
een hoogwaardige agrarische bestem-
ming heeft gegeven. Het rigoureuze af-
tichelen van de stroomruggen heeft het
onderscheid met de kommen op het
punt van relief, slotenpatroon en, tot
een eeuw geleden, bodemgebruik goed-
deels vervaagd, maar verschafte ons in-
direct, via de tuinbouw, een nieuw en
minstens zo scherp criterium voor in het
veld: met name kassen kondigen al van
verre (weliswaar overmatig afgetichel-
de) stroomruggrond aan.
Ter afsluiting een zeer recent geval.
Enkelen zal het niet zijn ontgaan dat ons
gebied de laatste jaren getuige is van een
bescheiden opleving van de akkerbouw.
Het betreft hier steeds voedermaïs. De
EEG stelt al te grote veestapels niet lan-
ger op prijs; de superheffing dwingt vele
veeboeren tot inkrimping, ook van hun
weiland. Overtollig grasland kan met
voordeel worden geëxploiteerd door
maïsteelt: zo bespaart men op kracht-
voer. Het ei van Columbus, zou men
denken. Zeker, maar helaas kunnen
slechts die boeren met vrucht van de
nood een deugd maken die gezegend
zijn met grond op ... de eeuwige
stroomruggen.
Besluit
Aan de hand van een tamelijk wille-
keurig aspect, het bodemgebruik, heb-
ben we de nawerking van de wordings-
geschiedenis van onze streek tot op de
dag van vandaag bekeken. Evengoed
hadden we een blik kunnen werpen op
de verspreiding van de menselijke be-
woning en inrichtingselementen. Dan
hadden we moeten constateren dat het
zwaartepunt van het nederzettingspa-
troon nog immer op de stroomruggen
ligt, zoals althans de oude kernen van
(om een greep te doen) Utrecht, Maars-
sen, De Meern, Vleuten, Harmeien,
Woerden, Linschoten, Montfoort, IJs-
selstein en Jutphaas, en vele van hun on-
derlinge verbindingen.
We hoeven niet zover te gaan als de
Verantwoording
Afbeelding 2 is een vereenvoudigde
weergave van het centrale gedeelte van
Berendsen (1982) Bijlagen, blad 1
Harmeien. De gegevens van afbeelding
3 zijn ontleend aan W.H. Zagwijn en
G.J. van Staalduinen, Toelichting bij
Geologische Overzichtskaarten van Ne-
derland
(Haarlem 1975); de reliëfdoor-
snede van afbeelding 9 aan Lengtepro-
fiel S20/L 12 van Provinciale Water-
staat van Utrecht. Afbeelding 18 is over-
genomen uit Gaillard (1852, 1972) pi
XVII, 158; afbeelding 19 uit Die Romer
an Mosel und Saar. Zeugnisse dei
Römerzeit in Lothringen, in Luxemburg,
im Raum Trier und im Saarland
(2e dr„
Mainz am Rhein 1983) 196.
Erratum
In afbeelding 2 is een fout geslopen:
de V dient één rivierbocht stroomop-
waarts te staan, ongeveer l'/j cm naar
het NNO.
Noten
Uitputtende annotatie ligt niet in de
aard van dit verhaal; er is volstaan met
een gering aantal betrekkelijk willekeu-
rige opmerkingen en verwijzingen. Een
enkele bewering die nog niet op de sta-
tus van wetenschappelijk gemeengoed
kan bogen, is van een noot voorzien. De
waarnemingen en het vondstenmateri-
aal van de S-20 zijn in illustratieve zin
gebruikt: afdoende publicatie is hier
niet beoogd. A fortiori geldt dit voor de
terloops vermelde nederzettingen bui-
ten die van de S-20 en het Romeinse le-
gerkamp op de Hoge Woerd. De gege-
vens over de Holocene ontwikkeling in
onze streken, in het bijzonder die van
het rivierstelsel, zijn zonder specifieke
annotatie ontleend aan H. J. A. Berend-
sen, De genese van het landschap in hei
zuiden van de provincie Utrecht.
Utrecht-
se Geografische Studies 25 (Utrecht
1982).
1) Hier gelden tal van beperkingen. Ten eerste conccii
treren wij ons op de gang van zaken in en rond het moii-
dingsgebied, waar in veel opzichten sprake is van c^'i'
bijzondere situatie. Ten tweede is riviergedrag aanzien
lijk minder algemeen dan het vervolg suggereert. At
gezien van enkele universele principes vertoont he'
een enorme variatie, afhankelijk van variabelen als d>
omvang en schommeling van de waterafvoer (h'i
regiem), de aard en hoeveelheid van het meegevoerd"
materiaal, de bodemgesteldheid van het doorstroomd''
gebied, het verhang van de riviervlakleen de krachtsver
houding tussen rivier en zee in de delta. De invloed van d"
zee wordt onder meer bepaald door de golfwerking. g^'
tijdenbeweging en zeestromen rond de betreffende rivier-
mond. Bovendien is het heersende klimaat, voor zovcrti''
al niet in bovengenoemde factoren doorwerkt, van d'
grootste betekenis voor de processen in het stroom-1-'"
mondingsgebied. De klimatologische omslag aan het be
gin van het Holoceen bracht dan ook een totale verand''
-ocr page 46-
423
vement (Gand 1852. herdr. Handzame 1972) 133 en pi.
XVH. no. 158.
13)Storm van Leeuwen (1985) 35.
14)J. Huizinga. Nederlands beschaving in de zeventiende
eeuw (2e dr.. Haarlem 1956) 12.
riiiü icwceg in het Nederlandse rivierpalroon: pas toen
opisumden, onder andere door de ingrijpende wijziging
in de watercirculatie en door de zeespiegelstijging, uit
pilhg vlechtende rivieren, die 's zomers enorme hoeveel-
^ei,kn smeltwater afvoerden, de ons vertrouwde.
iTiLMiuicrcnde regenrivieren met een veel gelijkmatiger
ftiiiLin, welker gedrag hier bij uitsluiting wordt bespro-
ken Hel zal inmiddels duidelijk zijn dat hierbij strenge
re-ciM-s gelden: in teite is elke rivier, in het bijzonder elke
[jciKi uniek. Vgl. I.ouwe Kooijmans (I9K5) 22-24.
2i licier is het in zijn algemeenheid te spreken \an
Slroonigordels: slechts wanneer deze niet door jongere
foniialics zijn overdekt en derhalve op grond van hel
relict /\\n te onderscheiden, zoals die van afbeeld ing 2. ge-
brii'lsi men de term stroomrug. Zie Berendsen (1982) 96.
3i /ic C. Dekker. 'De dam bij Wijk' in: Scrinium el scrip-
t'wo Opstellen betreffende de Nederlandse geschiedenis
aciii'choden aan professor dr. J.L. van der Gouw bijzijn af-
sihcid als buitengewoon hoogleraar in de archiefwelen-
scluip en in de paleografie van de veertiende tol de zeven-
ticiuh' eeuw aan de Universiteit van Amsterdam.
C. van der
Kicli. Cl. van Herwijnen e.a.. ed. (Groningen !980) 248-
26''.
4) Icn noorden van de restgeul bij oriëntatiepunt 308
wlhI van de Heidammer stroomrug alleen de kleiige
b('\ciilaag aangesneden: dit gedeelte onttrok zich vrijwel
gthccl aan de waarneming. Om die reden is daar in
alhci.kling9 slechts schetsmatig de kartering van Berend-
sci! (1982) Bijlagen, blad 1 Harmeien, coördinatievlak
130455, overgenomen.
5l Do eindfase van de Heidammer stroom is hier
btsLliaven naarde profielen van de westelijke bermsloot.
61 in 1984 nog stond de legerplaats welhaast letterlijk in
dl sihiinwerpers, tijdens de tentoonstelling '150 jaar
grauri naar Romeins castellum in De Meern" (gelijk-
namige gids onder redactie van CA. Kalec en C. Isings).
Zi: \oor een recente samenvatting van de stand van de
ktniiis dienomtrent vóór de jongste opgravingen (1982-
198.'^) ter plaatse en de belangrijkste tol dan toe ver-
schenen literatuur CA. Kalee.'Opgravingen op de Hoge
Woerd in De Meern. 1830-1973' in: Historische
Vereniging Vleuten-De Mcern-Haarzuilens
2 (1982) 59-80.
7)  Zogenaamde Aucissa-flbula. Het onderhavige exem-
plaar vertoont de klassieke, nog platte beugel. De
bloeiperiode van deze vorm valt van het einde van de Ie
eeuw V. Chr. tot 1 a 2 decennia na het midden van de Ie
eeuw na Chr.. Zie Tilmann. Römische h'iheln des I. und2.
.lahrhunderts n. Chr..
Funde aus Asciburgium 1 (Duis-
burg-Rheinhausen 1973) 12-13 en 30-39. Tafel 1-5.
8)  Berendsen (1982) 168 geeft slechts een vage. indirecte
einddatering. met een ruime marge rond het begin van de
jaartelling. Idem, 147, fig. 8.2. plaatst de eindfase in de
eerste eeuwen na het begin van de jaartelling, getuige de
asterisk, die wijst op archeologische informatie, kennelijk
(mede) op grond van de bevindingen van de opgraving
aan de zuidelijke rand van de Hoge Woerd in 1960.
waarbij een waterloop werd doorsneden die in de
Romeinse tijd tegen zijn eind liep. Zie J.H. Jongkees en
C Isings. Opgravingen op de Hoge Woerd bij De Meern
(1957. 1960).
Archaeologica Traiectina V (Groningen
1963) 41-5! en plaat III. Het kan hier echter niet gaan om
de eigenlijke Heidammer stroom. Zo gold tot nu toe in
teite dus slechts de ruwe datering in de laatste eeuwen
vóór en de eerste eeuwen na Chr..
9)  Op enki^le oude vondsten (1927) van nederzetting 5
van aibeelding2na. betreft het in alle gevallen ongepubli-
ceerd materiaal van de 80-er jaren.
10) Eén fragment zogenaamd Pingsdorf - aardewerk
(bloeitijd IIe-12e eeuw; niet later dan de vroege 13e
eeuw).
l!)Datcring R. de Zwarte, verbonden aan het
archeologisch depot Voctiusstraat. Utrecht.
12) Determinatie F.A.M. Pietersen. verbonden aan het
Centraal Museum. Utrecht: Victor Gaillard./^ecAfrcAfi
sur les monnaies des comtes de Flandre depuis les lemps les
plus reculés jusqu'au règne de Robert de Béihune inclusi-
Kaart van Berendsen
Door een royale offerte van de heer
Dr H. J. A. Berendsen is de Historische
Vereniging in de gelegenheid de onver-
zadigbaren onder de lezers voor een zeer
billijke prijs het onze streek betreffende
blad van diens geomorfogenetische
kaart aan te bieden. Met als ondergrond
de topografische kaart 1 : 25000 en ver-
gezeld van legenda en korte uitleg geeft
dit deel een zeer gedetailleerd en veel-
kleurig beeld van aard en ontstaanswij-
ze van de bodem in het gebied tussen
Utrecht en Woerden, de Hollanse IJs-
sel en Maarssen; afbeelding 2 toont
daarvan slechts een mager aftreksel. Te
bestellen bij Mevr. P. J. de Rooij-Goes
(zie boven; f 2,50). Deze unieke aan-
bieding geldt zolang de voorraad strekt.
Een dorp verandert,
Inmiddels begin ik mij af te vragen of
ik met dit rubriekje door moet gaan.
Het aantal reacties is zó gering dat op
grond hiervan, wanneer we "kijkcij-
fers" zouden gaan geven, de andere
redactieleden ogenblikkelijk zouden be-
sluiten om de rubriek te laten vervallen.
Toch vind ik dat we "Een dorp
verandert......" voort moeten zetten. De
reacties die wèl binnenkomen zijn vaak
heel uitgebreid en geven soms informa-
tie die ons onbekend was. Bovendien
publiceren we langs deze weg in elk
nummer een "oude" foto, die, ook al
lokt ze geen reactie uit, vaak met be-
langstelling zal worden bekeken.
Ook ditmaal breng ik weer een foto uit
Vleuten die aan de rechterkant zó is
afgesneden dat een markant herken-
ningspunt niet zichtbaar is. Ik maakte
de foto medio september 1961. Wie weet
waar deze huizen stonden en wie weet
iets over de bewoners te vertellen?
We zijn benieuwd naar uw antwoord.
Klaas B. Nanning
Op bladzijde 386 van ons vorig num-
^r publiceerde ik een luchtfoto van
een al gerealiseerd stratenplan" en de
^ag luidde: "Waar was dat en wat de-
en al die kinderen die hier in groepjes
fondslenteren?".
'^ijn verhaal is eentonig. Onze vere-
"'ging telt ruim 750 leden en we kregen
"'tniaal precies één reactie. Nauwelijks
^as het Maartnummer bij de leden
^>ndgebracht of mevrouw A. Migo-
Kiuyswijk — die ik al 24 jaar ken —
belde me op: "Ja hoor, dat weet ik wel.
Dat is Odenvelt in Vleuten, je kunt het
zien aan die straat aan de bovenkant
van de foto die niet doorloopt. Dat is de
Valkenierslaan. En die kinderen? Die
waren aan het straattekenen in de week
van de vakantieontspanning. Ik heb
daar toen ook nog rondgelopen. Het
was énig, ieder kind kreeg zo'n vierkan-
te meter. Het was toen ook een stralende
dag". Tot zover mevrouw Migo die het
volkomen bij het rechte eind had.
Oproep
We krijgen voor deze rubriek langza-
merhand gebrek aan oude(re) foto's van
De Meern. Wie kan ons van dienst zijn
met (amateur-) foto's die zo'n twintig
jaar of meer geleden in of rond De
Meern zijn gemaakt? Prentbriefkaarten
zijn welkom (ook in bruikleen), maar
het gaat ons vooral om totaal onbeken-
de foto's uit privé-albums of privé-ver-
zamelingen.
-ocr page 47-
424
Genealogie Paleografie Raden maar
De genealogie (van Grieks: genealo-
gia = geslachtsregister), ook geslachtre-
kenkunde, sibbekunde of familiekun-
de, is een hulpwetenschap der geschie-
denis die zich bezighoudt met het onder-
zoek naar de af- en herkomst van de fa-
milie, het geslacht. Het bijeengebrachte
en gerangschikte materiaal van zulk een
onderzoek, voor zover dit alle levende
en dode leden van een geslacht betreft
die in den bloede met elkaar verwant
zijn en meestal dezelfde familienaam
dragen, noemt men ook genealogie.
In het kader van het Kursusprojekt,
waarvan het programma vrijdag 22
augustus zal worden gepresenteerd,
zullen twee avonden aan de genealogie
worden gewijd. Op donderdag 2 okto-
ber zal mevrouw P. W. C. Scholten -
Wijnen
uitleggen hoe de basisgegevens
voor een genealogie kunnen worden
verkregen uit de kerkelijke doop-,
trouw- en begraafboeken en de acten
van de burgerlijke stand. Op donderdag
9 oktober zal Dr D. W. Gravendeel spre-
ken over de "aankleding" van die basis
met gegevens uit de rechterlijke, notari-
ële, weeskamer en andere archieven.
Voor aanmelding of nadere inlichtin-
gen kan men zich wenden tot mevrouw
E. van Leeuwen - Wuite, van Zuylen-
straat 44, 3454 EV De Meern, tel 03406 -
62752.
De paleografie (van Grieks: palaios
= oud; graphoo = schrijven is de
wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van oude schriftvormen, het
ontcijferen van oude teksten en het on-
derzoek naar tijd en plaats van ontstaan
van manuscripten.
Bij voldoende belangstelling, min-
stens 15 deelnemers, zal de Historische
Kring Maarssen voor de vierde maal een
cursus paleografie organiseren. Behalve
voor de eigen leden bestaat ditmaal ook
voor leden van de Historische Kring
Breukelen en van de Historische Vereni-
ging Vleuten-De Meern-Haarzuilens de
mogelijkheid aan deze cursus deel te ne-
men.
De cursus omvat 16 lessen, die vanaf
september/oktober '86 eenmaal per
veertien dagen worden gegeven door
mevrouw A. Hogenhout - Hofman, in het
zaaltje van het voormalige Wit Gele
Kruisgebouwtje aan de Breedstraat in
Maarssen. Waarschijnlijk zal dit op
dinsdagavond gebeuren en zo als het er
nu uitziet zal het lesgeld voor de hele
cursus f 45,— bedragen.
De bedoeling van de cursus is dat
men in één winter oude handschriften
zoals brieven, acten, doopboeken e.d.
leert ontcijferen.
Voor een ieder die iets wil gaan doen
aan archiefonderzoek, bv. om naspeu-
ring te doen naar zijn of haar genealo-
gie is het volgen van een dergelijke
cursus zeer aanbevelenswaardig. Men
komt daarbij nl. al gauw tot de ontdek-
king dat oude handschriften zonder
oefening vooraf nauwelijks of slechts
zeer moeilijk te lezen zijn. Dit komt,
behalve door een ander taalgebruik en
slecht schrijfgereedschap, ook dikwijls
door een andere schrijfwijze van som-
mige letters en cijfers.
Voor aanmelding of nadere inlich-
tingen kan men zich wenden tot de cur-
susleidster mevrouw Hogenhout, Nieu-
weweg 5,3612 AR Tienhoven, tel. 03469
- 1374.
Vrijdag 5 september
Wij staan met onze kraam op de
markt te De Meern.
Dinsdag 16 september
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond. Zie boven.
Op woensdag 30 april, koninginnij
dag, hadden wij in onze kraam te Vlc i
ten traditiegetrouw weer een raads;
voorwerp (zie foto).
Er kwamen 65 antwoorden binnc
Hoge prioriteiten hadden: disteltrekke
werktuig van hoefsmid om hoefijzci^
smeden resp. van de paardehoef te ire
ken. Verder zag men er een voortrctl
lijk instrument in om: banden te klcii
men, hoepels te leggen, gloeiende kliii:
nagels mee op te gooien, stoepranden
leggen, leer te looien, spijkers of kic/^
te trekken, hoeven af te nijpen, zakkf
op te hijsen (zg. luitang), prikkeldraa
te spannen, kogels te pakken, kolen t
't vuur te halen, te merken ofte wasse'
Enkele wellustelingen wilden er stie
tjes mee vangen en ze er vervolgens nï
castreren.
Een goed probeersel was: een "hee:
hangijzer.
Dit alles was dus niet de ware aat
van 't beestje.
Het instrument werd door de vecn^
loskundige gebruikt; bij een onmogel'
ke verlossing zaagde hij inwendig n*
een soort lintzaag de vrucht in stukb
en die stukken werden vervolgens ni;
de tang naar buiten gehaald.
C. J. Wieman, Utenhamstraat 8
Vleuten, kwam het dichtst bij de op'"-
sing; wij hebben hem als prijs toebf
dacht een exemplaar van onze twee^
speciale uitgave "Van Oude Rijn '
Leidse Rijn", geschreven door Ir. J- ■
Storm van Leeuwen.
Agenda
Hoewel het museum gesloten is, gaat
elke maandag vanaf 19.00 uur de werk-
avond
(o.a. schoonmaken en restauratie
van voorwerpen) in principe gewoon
door. De plaats van handeling staat nog
niet vast en deze zal ook wellicht niet
steeds dezelfde zijn. Wilt u meedoen,
neem dan even contact op 's maandags
tussen 17.00 en 18.00 uur met mevrouw
P. J. de Rooij-Goes,'t Zand 1, 3451 GP
Vleuten, tel 03407 - 1483.
Dinsdag 17 juni
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor ieder-
een met vragen, plannen of ideeën.
Zaterdag 30 augustus
Wij staan met onze kraam op de bra-
derie
te Vleuten.
In dit nummer kon helaas de aanvullende ledenlijst niet opgenomen worden. Hetzelfde
geldt voor de zeer lange lijst van schenkingen. Beide krijgen de volgende maal de volle
aandacht!
-ocr page 48-
425
Officieel orgartn van de Historische Vereni-
iïiiig VIciitcn-Dc Meern-llaar/.uiit'ns.
6e jaargang nr. 3 september 1W6 O l^Sé
Verschijnt 4x per jaar
Van het bestuur
Ingeschreven in het vereriiginisregister van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr. V. 479.160        Qp donderdag 10 juli j.l. - het was
.——----------------------------------------------—    midden in de vacantietijd - presenteerde
Dagelijk.s bestuur:                                             het bestuur van uw vereniging onze bur-
Dr D. W. (Jravendeel. voor/ittcr                     gemeester. Mr H.A.C. Middelweerd,
't Zand X"!, 34.MGP Vleuten                                   museumnota. Dat moest wel op
tel 0.^406 - 61793                                                               - ■ . . .■ .-a .■ u
zo n ietwat ongunstig tijdstip gebeuren,
„ ,, ,, . b , ■-                           want de burgemeester stond op het punt
W, }1. Denekamp, sekretitris                                               p *^ t^
UenhantMraai 5, .^51 BR %'leutcn                  met vacantie te gaan en het ambtelijk
tel 034U7 - 1948                                              apparaat maakte de eerste toebereidse-
:;:|;;;:;;;:;||i||ïï    len om te gaan werken aan de begroting
P, G. de Rooij, penningmeester ;||;i;||||||||;;    voor het volgend jaar. Het was dus zaak
't Zand L 3451 OP Vleuten;::|;|:||;:|;:i;i;;;|;;;||;;||||;::;    ons op de valreep te melden, wilden we
tel. 0^407 - I4S3__________'"''•"'^■""^^''"'^".......'"'■"""    aanspraak kunnen maken op een
plaatsje op die begroting.
\ .} van Zoeren. vite-voor/ittei                         i j . .. •• •» u
. IA TAe\ nr \m ►..                         I" de uota Zetten wij uiteen hoe onze
Stationsstraat 34, .14.^1 B/. Vleuten                  ,. . , ..-"..
I f)34()7 . J2ft3                                               historische vereniging en de door haar
bijeengebrachte verzameling een bij-
H, [•„ .1, van l;ssen, cootd weikgroepcn          drage kunnen leveren aan het culturele
Maiintslaaii 17, 34.*i4 XP De Mcern                leven in onze dorpsgemeenschap. Het,
icl 03406 - 62W2                                             mede opgenomen beleidsplan voor een
. ,.,                                                               museum geeft beschouwingen over
Meïr.' Prof Dr C'. Is.ngs. Soest                       huisvesting, collectie, publiekstaak, be-
stuur en medewerkers en tenslotte laat
■ ■ ' ' '    een hoofdstuk "financiën" zien om
Redakti«-sekretariaat;                                       welke grootte van bedragen het gaat.
Monique van l-.sscn, Hindersteinlaan l.              Vanzelfsprekend kon de heer Middel-
34S1 jv Vleuten                                              weerd op dat moment geen toezeggin-
lel. 03407 - M,] I________________________    g^" doen, maar hij beloofde wèl dat de
... . ,. r ,.                            gemeente, bij het uitstippelen van haar
Ledenaommistratit'/informattc:                              , •• , i ■ ■ ■ j j
n„ II, s„,..,.,.i .,,           welziinsbeleid, de door ons aangedra-
Opjtcven van nieuwe leden, ntiJiaiies en                   ■> ' ■ ,, .j-
(naibcMolt.ngcn bi).                                          ge" gegevens en suggesties zorgvuldig
Mw. P, I de Rooij-Uues. 't Zaïui 1.                m haar overwegingen zou meenemen".
■*451 CiP Vleuten, tel. 0l4t)7 - J483                     Deze puur diplomatieke taal, hoezeer
-----------.............__'.----------------------------------    ook welgemeend, behoort ons niet te
Kontributie:                                                      verleiden tot het aannemen van een
r>c iaarli|ksc kontributic bedraagt voor           houding van zalig afwachten. Over de
I9S6 niinimdal 1 25.--                                       budgettaire mogelijkheden van de ge-
po^tabonnenH-nt f 35.~ per jaar                     meente wil ik hier geen oordeel uit-
------------—-----------------------------------------    spreken; over de besteding ervan beslist
Donad'iirs:                                                       in hoge mate de politiek. Het is o.a. deze
Minimaal t 12.50 per laai                                 laatste omstandigheid die u, als lid van
onze vereniging, in staat stelt uw
bijdrage te leveren aan de verwerke-
lijking van ons streven. Praat met uw
politieke vertegenwoordiger in de Raad
en tracht hem of haar ervan te
overtuigen dat steun aan ons werk
slechts tot verrijking van de cultuur-
beleving kan leiden.
Wij moeten er overigens rekening mee
houden, dat het realiseren van een
museum of historisch documentatie-
centrum in optima forma wel eens een
zaak van lange adem zou kunnen zijn.
Het is daarom van het grootste belang
dat onze vereniging, vooruitlopende op
de activiteiten van de in ons vorig
nummer aangekondigde Stichting, zo
spoedig mogelijk de beschikking krijgt
over een behoorlijke werkplaats, waar
de van alle kanten binnenstromende
oude gebruiksvoorwerpen kunnen wor-
den gerestaureerd en geconserveerd.
Erg prettig is het derhalve, dat van
verschillende kanten mogelijkheden
zijn geopperd, die ons doen vertrouwen
dat, wat dit betreft, een oplossing
binnen bereik ligt. Dat is trouwens ook
wel nodig, want onze harde kern van
maandagavond-werkers moet echt weer
aan de slag!
Tenslotte nog een bijzonder verheu-
gende mededeling; op de Meernse
markt van 5 september j.l. mochten
wij ons 800-ste lid inschrijven: mevrouw
J. Schuckink Kool-Been, Korenmolen
21 te Harmeien. Van harte welkom!
D.W. Gravendeel
voorzitter
Oc vereniging, betft rekeninpen bii de vol-
gende insteltingeti:
ABN - De Mcern 55.66 33.MO
R\ÖO - Vleuten 36*75.17,574
POSTGIRO 2.é«&.200
**" ....................t.......iiHtiiiiii...........Miim.......t........»"ii I I
- ciehelc of gedeelteUjke ovtjrimme v*rt ar-
tikelen uit dit v«re»i||B3;^orgaan is slechts
uiegeitaan na 5Chr»ft«ïi^l{«toesteK)niing van
de redaktie.
In dit nummer
pag.
425
426
427
428
429
438
441
454
Van het bestuur
Wie wat bewaart die geeft wat
Speciale uitgave over Kees Valkenstein
Raden maar
Een dorpsbewoner vertelt (W.J.S. Hoogstraten)
Een dorp verandert
Onze burgemeesters
Agenda, nieuwe leden
'HustratK! voorpagijaa:
Gevest van de staatsiede]^»* wbwcbm wj
het ambtscö$tuvi» va» de tmi^etneester,
"^aker: P. Mansvelt en Zoor. '&*Crav«öha*
ge.
LOSSE NUMMERS f 7,50
-ocr page 49-
426
Wie wat bewaart die geeft wat
Leon van Esch, Hindersteinlaan 7
Vleuten
Caféstoel, tafelmangel, Duitse pijpe-
kop, divers klein ijzerwerk.
Mevrouw E. M. Staal-de Goey, Alen-
veltpark 1, Kamer 36 Vleuten
Spinnewiel.
E. L. P. van Kippersluis, Blokland 74
Willeskop
Twee-paards maaimachine, hooi-
schudder, diverse onderdelen van een
houten kar.
J. de Bruin, Rijksstraatweg 84 De
Meern
De jaarboekjes 1913 - 1983 van het
oudheidkundig genootschap "Niftar-
lake" (70 jaargangen!). Reeds lang
geleden geschonken, maar door een
omissie nog niet vermeld.
C. J. Koetsier, Anker 47 Veenendaal
13 Foto's van het onafhankelijkheids-
feest te Vleuten in 1913.
C. Ekema, Multatulistraat 23 Vleuten
Het boek "Keesie Oranje" door Kees
Valkenstein.
Th. G. Peek, Zandweg 184 De Meern
Houtschaven.
A. H. van den Berg, Spinsterlaan 8
De Meern
Rugspuit.
J. Mefjaard, Camphuysenstraat 70
Vleuten
Familiefoto, boezcmschop, kruiwa-
genwiel.
E. A. van Dyk, Talmastraat 7 Maarssen
Een 20-tal oude acten (waaronder
perkamenten); de oudste van 1647,
de jongste van 1897.
Chr. M. Jongerlui, Castellumlaan 3
De Meern,
Wringerbok met wringer, wasstam-
per, knopenhaakje,
J. Chriitiaanie, Bronkhorstlaan 44
Vleuten.
Orgaan van de Historische Krini
Maarssen jaargangen V - XII (1978 -
1985), vier exemplaren "Kijk op
Maarssen" (1972, 1974. 1975 en
1978).
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame-
ling, de volgende schenkingen of bruik-
lenen aanvaard van:
Familie Buijs, Rijksstraatweg 11 De
Meern
Mangel.
A. van der Linden, Mandenmakerslaan
68 De Meern
Prof. Dr E. H. ter Kuile: Kastelen en
Adellijke huizen.
N. van Engelen, Rijksstraatweg 104 De
Meern
Slijpsteen.
L. Lemmens, Simplonbaan 220 Utrecht
Onderdeel van een bakkersoven, drie
ijzeren wagenwielbanden, deurhang.
N.N.
Molleklem.
E.   van Maanen-Geutselaar, Touwsla-
gerslaan 114 De Meern
44 afleveringen "Onze Gemeente".
J. Wieman, Schoolstraat 29 Vleuten
Invalidewagen.
F.  G. de Rooy, 't Zand 1 Vleuten
Twee eikehouten schilderijlijsten.
A. J. van Zoeren, Stationsstraat 54 Vleu-
ten
Stoofpotje van rood aardewerk.
J. H. F. de Rooy, Adm. Helfrichstraat
23 De Meern
Moderne brievenweger.
A. W. van 't Klooster, Hindersteinlaan
97 Vleuten
Tomatenhobbcl, pleeplank, pluk-
standaard voor aardbeienbakje.
Mevrouw Oskam-Hoogenboezem,
Dorpsstraat 68 Vleuten
Koekjesijzer ca 1900, meelzakje.
L. B. de Wit, Stationsstraat 35 Vleuten
Wringerbok.
F. J. Scheepens, Den Hamstraat 30
Vleuten
Zijn boek Utrechtse Hoveniersge-
slachten (genealogieën van ca 1600
tot 1900).
Nlevrouw van KIeinwee<van Dtjssel, Ju-
lianaweg 44 Utrecht
Genealogie Familie van Kleinwee.
J. W. Mandijes, Dorpsstraat 44 Vleuten
Strohaak, oliespuitje, haarhamer,
bietenkoppensneller.
J. Fokker, Schoolstraat 70 Vleuten
Maandblad Oud-Utrecht jaargangen
1973 t/m 1982.
Jaarboeken Oud-Utrecht 1973 t/m
1981. Utrecht in beeld 1979.
G. Braat, Louis Pasteurlaan 8 Vleuten
Vijf jaargangen van het "Orgaan van
de Bond Heemschut".
S. van Bemmel, Woerdlaan 6 De Meern
Wasstamper ("Waschfips").
Zimmerman brillen, Mereveldplein 34
De Meern
Knijpbrilletje (pince-nez).
E.  T. Mélotte-Bos, ten Veldestraat 71
De Meern
Kolenkit, benzinetrechter, zinken
wasteil, paar Brabantse klomp-
schaatsjes, portret Koninklijke Fa-
milie( Koningin Wilhelmina, Prins
Hendrik, Prinses Juliana).
A. M. A. Schuurs, Pastoor Ohllaan 35
Vleuten
Benodigdheden van de "apotheek-
houdend arts": recepteertafel, ba-
lans, weegschaal, twee blokken met
gewichten (oudste ijk 1896), pillen-
planken, vijzel, zalfpot, pillendozen,
medicijnflessen, flessen met chemica-
liën, waterbadje, infuuspot. Boven-
dien: babykruikje, blauw geémail
leerde drinkfles, kepie, molleklem.
J. S. Schutte, Zandweg 138 De Meern
Van der Aa, Aardrijkskundig woor-
denboek der Nederlanden, 14 delen.
A. Goudappel, Julianalaan 20 bis Vleu-
ten
Nederland in vroeger tijd deel VIII,
IX, X en XI, Utrecht in prent. Foto's
van een locomotief en van de stati-
onsbouw in Vleuten.
F.  C. G. M. Besouw, Schoolstraat 55
Vleuten
6 Exemplaren Oude Latijnse woor-
den en uitdrukkingen.
K. B. Nanning, Utenhamstraat 15 Vleu-
ten
Wit emaille lepelrek, twee recepten-
boekjes.
D
-ocr page 50-
427
Speciale uitgave over Kees Valkenstein
Hij was ongetwijfeld een van de markantste bewoners die Vleuten de laatste
100 jaar heeft gehad: Kees Valkenstein. Een veelzijdig kunstenaar, want hij
schreef, tekende en schilderde en maakte poppen van bekende dorpsfiguren.
Maar hij kwam de Vleutense dorpsgemeenschap binnen als onderwijzer en
gaf hij meer dan 20 jaar les op de openbare lagere school.
mensen hier hangen liefst 'n half dozijn
van die dingen tegelijk voor ieder raam.
Da's 'n liefelijk gezicht voor de mensen op
straat, en je leeft toch ook voor 'n groot
deel van de bewondering der buren. Doch
de bewoner voelt zich achter al die voor-
hangsels enigszins als iemand, die in 'n
nieuwe doodkist verpakt in 'n muffe
kelder is neergezet om 'n luchtje te
scheppen.
De enige zwarigheid voor 'n stadsmens,
die hier en pension z'n zomermaanden
zou wensen door te brengen is 't drink-
water We hebben voortreffelijk water en
plenty. Ik drink zelf nooit water in de
Vleutense polder, doch dat is meer een
kwestie van smaak. D'r zijn goeie pom-
pen hier. De dorpspomp o.a. levert goed-
gekeurd water, 't Komt heel diep uit de
grond en 't is mooi geel. Die kleur doet 't
op in 'n ijzermijn, die we onderweg aan-
geboord hebben en 't water is dientenge-
volge heel versterkend, maar de meeste
mensen hier halen er toch de neus voor op.
We voelen niet veel voor versterkende
middelen en we drinken toch ook maar
liever slootwater. Da's gewoonlijk helder
en 't bezorgt bij gelegenheid 'n typheuse
aandoening van je buikingewanden, wat
natuurlijk minder onaangenaam is, dan
iedere dag dat rare gele pompwater te
drinken. Met 'n filter was 't helder te
maken, doch toen 't gemeentebestuur 'n
grote filter naast de pomp geplaatst had,
keek geen mens naar dat ding om. 't Is
dan ook al lang weer verdwenen. De man
die ons gefiltreerd water leert drinken
moet nog geboren worden.
De particuliere pompen zijn ten dele
uitstekend geschikt om iemand 'n dood-
schrik op 't lijf te jagen, zonder dat ie 'n
druppel uit zo'n pomp gedronken heeft.
Daar is natuurlijk weinig tegen te doen, ik
bedoel tegen de slechte kwaliteit van zulk
drinkwater. Je huisbaas heeft 'n gaatje in
de grond gegraven en daar 'n paar
cementringen ingezet. Da's'nput. Water
is er altijd genoeg in, je hebt maar even te
pompen en je emmer is vol. Soms stinkt
het 'n beetje bij wijze van waarschuwing,
maar je hebt toch 'npomp in huis en daar
mag je blij mee zijn.
Als stadsmensen zich in onze polder
komen vestigen, wat 'n enkele maal voor-
komt, dan staan ze met z'n allen wan-
hopig rondom de eerste emmer water, die
ze uit hun pomp gezwengeld hebben. De
man wandelt hogelijk verbolgen met 'n
glas vol naar z'n huisbaas en verklaart,
dat ie 'n huis met zulk water niet bewonen
kan. De huisheer zegt: ,,Wat wou u
niet zo geliefd was bij de dorpsauto-
riteiten, want die zagen met lede ogen
hoe de spot werd gedreven met hun
handel en wandel. Ook vandaag de dag
zou hij als columnist een gevreesde
tegenpartij zijn.
Om alvast een voorproefje te geven
publiceren wij hierbij het stukje „Drink-
water in de Vleutense polder" dat in
augustus 1907 werd gepubliceerd in het
Algemeen Handelsblad. Een heerlijk
tijdsbeeld, zoals al de andere stukjes die
in de speciale uitgave zijn opgenomen.
Drinkwater in den Vleutenschen
polder.
Stadsmensen, die de Medische Kro-
niek ,,'s Zomers buiten" gelezen hebben
en nu van angst niet meer weten waar ze
in 't vervolg hun vakanties veilig kunnen
doorbrengen, zullen zich voor 't volgende
wel interesseren.
Onze polder is tot nog toe vrij gebleven
van vakantiemensen, ik bedoel mensen
die ,,en pension" gaan d f 3 p.d. en p.p.
We hebben geen tuintjes vóór onze huizen
met 'n pensionbordje op 'n paaltje aan 't
hek. 't Is bij ons nog 't echte maagdelijke
platteland. Maar als ze eens beginnen te
komen, want het overige gedeelte van ons
vaderlandse platteland is nu zowat overal
met die paaltjes bespikkeld, dan kunnen
de uit hun evenwicht gehaaste stede-
lingen gerust gehoor geven aan onze
verlokkende pensionbordjes. De Vleu-
tense polder is de gezondste streek van
onze aardbol. De koeien zijn er vet en de
mensen blozend. Ik woon er al langer dan
twintig jaar, winter en zomer, en ben zo
gezond als 'n vis. M'n kamers zijn zinde-
lijk, m'n vensters nacht en dag open. M'n
medepolderbewoners, die 'n hekel aan
open vensters hebben en toch blozend
zijn, hebben me voorspeld, dat ik van-
daag of morgen wel sterven zal aan
rheumatiek. Ik zal 't maar afwachten: 'n
mens moet toch ergens aan dood en
bovendien hebben deze profeten mèt hun
gesloten vensters geloof ik meer onder-
vinding van rheumatiek dan ik. De zon
heeft ook altijd vrije toegang bij me. Ik
heb 'n hekel aan gordijnen, wat wel een
beetje tegen onze poldermode is. De
In 1983 besteedden wij in dit blad al
uitgebreid aandacht aan Kees Valken-
stein. Een artikel waarop veel reacties
kwamen. Hoewel hij in 1952 was
overleden bleek menig (oudere) Vleu-
tenaar nog levendige herinneringen te
hebben aan Kees. Dat ook nu zijn naam
velen nog bekend in de oren klinkt komt
onder meer doordat de openbare basis-
school aan de Pastoor Ohllaan in 1969
naar hem werd vernoemd.
In het gemeentearchief bevinden zich
nog vele (papieren) zaken uit de nala-
tenschap van de Vleutense onderwijzer
zoals foto's, tekeningen en publicaties
van zijn hand. Een speciaal onderdeel
daarvan kunnen worden genoemd de
stukjes die hij als correspondent in de
jaren 1906 - 1909 publiceerde in het
Algemeen Handelsblad onder de titel
„Uit den Vleutenschen Polder". Hierin
wordt op heerlijke wijze een brokje
geschiedschrijving van het Vleutense
dorpsleven uit die jaren weer gegeven.
Onderwerpen als het drinkwater in
Vleuten, de aanschaf van een nieuwe
brandspuit, wonderdokters uit de om-
geving, muziek in de Vleutense polder
en de benoeming van een vuilnisman in
Vleuten (een post die men hem zelf
wilde aansmeren) komen daarin op
sappige wijze aan de orde.
Al geruime tijd leefde bij de histo-
rische vereniging het plan om al deze
verhalen eens te bundelen en uit te
geven. Dat gaat nu gebeuren. In na-
volging van de speciale uitgaven over
het l(X)-jarig bestaan van de Willi-
brordkerk in Vleuten en over de Oude
en de Leidse Rijn die vorig jaar
verschenen zal nu in november een
„special" uitkomen over Kees Valken-
stein. Hierin zijn opgenomen een ver-
nieuwde en aangevulde versie van het
artikel over zijn leven dat wij in 1983
publiceerden en de verhalen die hij over
Vleuten in het Algemeen Handelsblad
publiceerde. Een unieke gelegenheid om
kennis te maken met het dorpsleven uit
die periode gezien door de ogen van een
tijdgenoot die hierover met humor kon
schrijven. Ook met een scherpe pen en
van beide talenten maakte hij regel-
matig gebruik. Reden waarom hij vaak
-ocr page 51-
428
eigenlijk? U hebt 'n huis gehuurd met
drinkbaar water, 't Ziet er niet mooi uit,
doch 't is goedgekeurd'. Dat is het ook.
Voor de gezondheid is 't niet schadelijk.
Maar 't oog wil ook wat hebben en de
naar onze polder verdwaalde stadsbe-
woner, gewend aan kristalhelder leiding-
water, brengt in godsnaam iedere avond
uit de stad, waar ie z'n zaken heeft, 'n
paar flessen „leiding" onder z'n arm mee
voor z'n vrouw. Ik zal maar niet zeggen
van wie deze forens z'n huis huurt, want
dan krijg ik 't hele gemeentebestuur aan
de hals.
Om onze toekomstige zomergasten
tevens op 'n ander punt gerust te stellen,
wil ik ook nog even meedelen, dat we
tegenwoordig heel nette privaten bouwen
zonder ,,bad smells". 't Schikt tenminste
nog al. In onze ouwere huizen, er zijn er
nog van A. D. 1500, vind je somspleetjes
zo leukjes primitief, dat je er haast voor
buiten zoudt gaan wonen om die dingen
eens te kunnen bestuderen, ofschoon ik
grif toegeef, dat 't geen tijdpassering is
voor zomermensen met hygiënische
bevliegingen, ,,'t Huisje" (wij noemen
zo'n inrichting ,,het huisje", waaruit 'n
folklorist zou kunnen afleiden, dat we in
oeroude tijden steeds van de blote hemel
gebruik gemaakt hebben) op de kant van
de wetering met 'n tonnetje door 'n stevig
dammetje van 't water afgescheiden ter
wille onzer dierbare gezondheid, dat is
alles, 'n Eind verder drinken we weer
lustigjes weteringwater. Wij zeggen: als
water over drie steentjes loopt is 't weer
schoon. Zo komt 't ook, dat 'n dooie kat
in 't water ons weinig hindert. Als er van
,,hoger hand" geen aanmaning komt,
schommelt poes vele dagen op de golven.
We verdrinken echter zelden 'n kat
vanwege de waterratten.
De toekomstige zomergasten behoeven
dus uit onze polder niet weg te blijven om
die narigheid met het drinkwater. D'rzijn
enkele goeie particuliere pompen en de
publieke watervoorziening uit de Norton
is voortreffelijk. Doch als dit voor
sommige fijnproevers nog niet voldoende
is (je hebt van die kristal-helder-water-
zuchtige mensen, dan zit er voor hen niets
anders op dan iedere dag even per fiets oj
per trein naar de stad te gaan en met 'n
liter of wat waterleiding terug te komen.
Da's 'n gezonde beweging. In de regel
worden stadsmensen, die hun zomer-
vakantie buiten doorbrengen, veel te dik
en te lui.
In verband met de speciale uitgave over
Kees Valkenstein zoeken wij nog foto's
waarop hij voorkomt. Mensen die deze
hebben en ze ter beschikking willen
stellen voor publicatie (uiteraard krijgt
u
de foto's zo snel mogelijk weer terug!)
worden verzocht contact op te nemen
met
Gerrit Jan Bel, Marketentsterlaan 65,
3454 WP De Meern, tel. 03406 - 63396.
Raden maar!
hulster, een wartel, rietdekkersgereed-
schap, gereedschap om netten te boeten,
om de manen van een paard te draaien,
om te roeren, een spanhaak, een weeg-
schaal.
Degenen die dachten dat het iets te
maken had met het bundelen van koren-
schoven en strobalen of het dicht-
binden van zakken, kwamen er heel
dicht bij, maar een exacte besschrijving
werd gegeven door Th. M. J. van Klein-
wee,
Brinkstraat 6 te Haarzuilens: om
met een ijzerdraad met twee ogen
zakken dicht te maken.
Informatie leerde ons dat de firma
Endra te Oss destijds een dergelijk
apparaat in de handel bracht onder de
naam: draaddrilapparaat; het werd ook
wel "wurgapparaat" genoemd.
Op de markt te De Meern op vrijdag 5
september was ook iets moeilijks te zien
(zie foto). Men raadde: gewichten, iets
om gewichten te ijken, munten, licht-
muntjes, gewichtjes voor bij 't weven,
idem voor bij 't vissen, knopen, mallen
van knopen, breipenhouders, jojo-spel.
Het te raden voorwerp in onze kraam
op de braderie te Vleuten op zaterdag 30
augustus j.1. (zie foto), leverde weer
merkwaardige taferelen op. Men vatte
het op met een gezicht van "dat heb ik
dagelijks in de hand", manipuleerde er
wat mee en schreef vervolgens de
vreemdste dingen op: de meerderheid
van de 55 dapperen dacht dat het iets
met de touwmakerij te maken had. Ver-
der: draadspanner, apparaat om een
koord vast te draaien of om een koord
door te trekken voor het vastzetten van
een binnenvulling, een soort mixer, om
slakken uit de kachel te halen, om een
pan boven het vuur te hangen, een
belastingpenning, fietsplaatje in de
oorlog (van de steun). Van de 29 "in-
schrijvers" hadden er 6 het bij het rechte
eind. Het zijn loodjes die vroeger in de
zoom van gordijnen, rokken e.d.
werden genaaid, om die mooi recht te
laten hangen (zgn. zoomloodjes). Deze
maal moest de winnaar door loting
worden aangewezen: C. M. Oude Wan-
sink-Brinkhof,
Nijeveltstraat 8 te De
Meern.
Wij hebben beide prijswinnaars een
verzamelband voor ons tijdschrift toe-
gedacht.
-ocr page 52-
429
/ /
i I
Een dorpsbewoner vertelt
Willem J.S. Hoogstraten, schilder en kunstschilder, een vaardig verver
met kwast, een kunstenaar nnet penseel. Het eerste was zijn vak en bracht
brood op de plank, het tweede zijn hobby..........en in beide heeft hij faam
behaald.
Op de Brink te Haarzuilens aangekomen valt zijn Anton Pieck-achtige
huisje direct in het oog. Geen bel, maar een heuse deurklopper kondigt ons
aan. Even later in zijn niet minder sfeervolle huiskamer, hebben wij hem
eindelijk aan de praat. Dat heeft geruime tijd geduurd, want hij hield de boot
wat af. Na maanden kregen wij groen licht en dag en uur werden bepaald. Nu
kunnen wij aan voornoemde vaardigheden, die van causeur toevoegen, want
wat kan die man vertellen.
door
Monique van Essen
gewonnen, zelfs als ik mijn "menner"
moest voortslepen. Ook deden we
"petjeballen", een zelf verzonnen spel
dat als volgt ging. Wij jongens droegen
allemaal een pet. Die petten werden
tegen een muurtje aangezet en je moest
proberen een tennisbal in één van de
petten te rollen. De eigenaar van de pet
moest dan een van de andere eigenaren
met de bal raken en deze laatste was dan
"af.....enz; om de beurt mocht men 'n
poging doen totdat de winnaar over-
bleef.
Wij voetbalden met onze klompen
vaak in het grind, waardoor er geregeld
klompen sneuvelden. Omdat nieuwe
klompen er niet altijd af konden, werd
er door onze ouders een metalen
krammenbandje omheen gedaan, waar-
door de kapotte klomp in model werd
gehouden. Het was voor mij niet zo'n
probleem, want ik was links en in het
klompenrek was altijd voldoende keus
in eenzame linker-klompen.
Voor de jeugd was het altijd een beetje
feest als er in het dorp iemand trouwde.
Na het aantekenen werd er 's avonds
voor familie een klein feestje gegeven.
We namen karbiedbusjes met water en
gingen het huis beschieten. Met een
beetje geluk mocht je dan binnen komen
om te delen in de feestvreugde. Als het
kerkelijk huwelijk had plaatsgevonden,
maakten het bruidspaar en familie met
paard en wagen en versierde zwepen een
rondrit door het dorp. Wij kinderen,
vonden dat een prachtig gezicht en wij
zorgden er altijd voor op tijd langs de
weg te staan, want het pas getrouwde
paar strooide bij het langsrijden heer-
lijke bruidssuikers.
Na schooltijd werd er door de Haarse
jeugd natuurlijk ook gespeeld en
kattekwaad uitgehaald, zoals ruiten
tikken. In de schoolvakanties probeer-
den we een centje bij te verdienen bij de
boeren. Vroeger hadden die overwe-
gend bouwland, nu allemaal grasland.
Wij moesten dan, met deksels slaand,
door het land wandelen om de spreeu-
wen te verjagen. Dat noemden we
"vinken heuen". Voor het geval het zou
gaan regenen, maakten we altijd een hut
op die akkers; een paar stokken in de
grond, daarover een dak van gevlochten
wilgetenen en het geheel afgedekt met
riet en lies uit de sloten.
En als we tussendoor trek kregen, dan
stalen we een appeltje uit de boom-
gaard. Als jongen vond ik het altijd
prachtig als het dorstijd was. Dan kwam
er een zogenaamde loondorser met een
stoommachine om het graan te dorsen.
Dat vond ik zo'n indrukwekkende
machine. Het kaf van het koren werd
gebruikt om beddezakken mee te
vullen. Voornamelijk voor kinderbed-
jes, want die moesten nog wel eens
worden verschoond.
We gingen ook vaak vissen, soms al
om 04.00 uur 's-morgens, of wilde
eendeëieren zoeken in de knotwilgen in
de polder en in het bos van kasteel De
Haar. Mans Woudenberg was daar
boswachter. Op zondagmorgen hielden
we in de gaten wanneer hij naar de kerk
ging. Dan konden we zonder betrapt te
worden eieren gaan zoeken op de
eilandjes in het Haarse bos, tenminste
dat dachten we! Lange tijd ging het ook
goed, maar op een gegeven moment
stond Woudenberg ineens voor ons.
Hij kon duidelijk zien dat we her en
der in onze kledij eieren hadden
verstopt, dus hij vroeg ons of we eieren
hadden geraapt. Onschuldig kijkend
antwoordden we: "Nee hoor, we
hebben niks gevonden". Waarop de
boswachter, terwijl hij tegen onze
kleding aantikte, zei: "En wat hebben
jullie daar dan?" De eieren braken
natuurlijk en de smurrie droop langs
onze benen. Sindsdien gingen we nog
voorzichtiger te werk!
Schooltijd
Ja, ik ben geboren en opgegroeid in de
Heggestraat in Haarzuilens, in een gezin
met acht jongens, waarvan ik de tweede
was. We waren niet al te ruim behuisd.
Vader en moeder sliepen in de bedstee.
Dat moet achteraf beschouwd vrij krap
geweest zijn, want in die bedstee zat nog
een plank waarop de po stond en ook
hing er de krib waarin de kleinste sliep.
Een deel van de kinderen sliep in de
opkamer en de rest boven op zolder.
Ik doorliep de lagere school op de
Haar. In de eerste en tweede klas kreeg
ik les van juffrouw Leentje Brauw,
waarvan ik, omdat ik graag viste een
driehaak kreeg. Zij liet mij wel eens
nablijven, als ik onder de lessen
bijvoorbeeld had zitten praten. Dat
vond ik natuurlijk erg vervelend, dus
zodra zij haar hielen had gelicht, klom
ik via het wc-raampje naar buiten, op de
pomp en nam de benen. Dat ging een
paar keer goed, maar later bleef zij me
nauwlettend "bewaken". In de derde en
vierde klas had ik juffrouw Anna van
Eijk, waaraan ik eigenlijk geen speciale
herinneringen heb. Het hoofd van de
school was meester Tennissen en met
hem kon ik het goed vinden. Dat was de
vader van Piet, Theo, Wout, Jan en
Harry, die later als missionaris in
Brazilië is terechtgekomen. Met Piet zat
ik in de voetbalclub en Wout zat bij mij
in de klas.
Op het schoolplein deden we spelletjes
als voetbal, knikkeren, tollen, hoepelen,
touwtje springen en paardje spelen. Bij
dit laatste spel maakten we een tuig van
touw en we hadden een houten bit in de
mond. De boerenjongens brachten
appels en peren mee, om als prijs uit te
reiken aan de kinderen, die "als paard"
het hardst of het mooist liepen.
Kennelijk was ik een goed "paard",
Want diverse keren heb ik zo'n prijs
-ocr page 53-
430
opgeladen. Thuis werd het hout vervol-
gens op stookformaat gezaagd. Door
deze sprokkeltochten raakte ik aardig
thuis in dat bos. Er stond geen boom of
ik kende hem: zo wist ik precies waarde
tamme kastanjes, de hazelnootbomen,
etc. stonden.
Wilde boskip
Tijdens één van die sprokkeltochten
was ik samen met Cees Oostrom. We
zullen zo'n jaar of acht geweest zijn,
denk ik. In het bos, bij het rode hek bij
de Wel, hoorden we een hoop lawaai.
We zagen een kip, die bekneld zat tussen
het hout en het beestje liet duidelijk
horen dat het hem daar niet beviel. Al
gauw kwamen we tot de conclusie dat
dit een gevaarlijke, wilde boskip was.
Het angstzweet brak ons uit. Nu schaam
ik me diep, want we hebben met een
stuk hout net zolang op de boskip
geslagen tot hij morsdood was. Achter-
af bleek het natuurlijk een "gewone
huiskip" van Hannes Scheepens, die
destijds aan de Wel woonde.
Op zondag werd twee keer de kerk
bezocht, 's-morgens naar de mis en 's-
middags om 16.00 uur naar het lof. De
kerstdagen, in ieder gezin altijd drukke
dagen, waren bij ons thuis extra
feestelijk, want op 23 december was
mijn, helaas overleden, broer Gerard
jarig, op de 24e m'n moeder en op de
26e ikzelf. Op moeders verjaardag werd
's-avonds gekaart tot het tijd was om
naar de nachtmis te gaan. Die begon om
4.00 uur en weer of geen weer, om 3.30
uur gingen we altijd lopend via het
Haarpad naar de kerk in Vleuten.
Op zondagmorgen ging moeder na de
kerk, altijd koffiedrinken bij Lubach de
kruidenier in Vleuten en nam dan wat
boodschappen mee, of bij mevrouw
Batenburg aan het Haarpad. Ik mocht
dan vaak met haar mee. Moeder zei
altijd dat ik een meisje had moeten zijn.
Ik moest dan ook vaak de vloer vegen
met stoffer en blik, stoffen en de vloer
dweilen (ik was vroeg geëmancipeerd!)
Wij moesten thuis, met zo'n groot gezin,
natuurlijk allemaal wel een handje
meehelpen. Zo moesten mijn broer
Toon en ik een keer de kachel
Hout sprokkelen
Na schooltijd moesten we ook vaak
hout sprokkelen in het Haarse bos.
Hout stoken was namelijk goedkoper
dan kolen. Van de rentmeester, de heer
De Greef (na zijn overlijden opgevolgd
door zijn dochter Tonia), hadden we
speciale permissie om het dode hout uit
het bos te halen. Wij waren niet de eni-
gen die dat deden, dus kwam het wel
eens voor, dat er een "gevecht" ont-
stond om een mooi stukje hout. We
sprokkelden het hout wat op de grond
lag en haalden de dode takken uit de bo-
men. Dat deden we met een stuk touw
met aan het uiteinde een blok hout. Dat
werd om de dode tak geslingerd en dan
kon je die eruit trekken. Alles werd op
een kruiwagen geladen en zodra die vol
was gingen we naar huis. Dan moesten
we door het kleine toegangshek van het
kasteel, want het grote was voor ons
altijd op slot. Om door dat kleine hek te
kunnen moest de kruiwagen eerst
worden geleegd, dan ermee door het hek
en aan de andere kant weer worden
De Ambachtsschool te Utrecht in de Schoolstraat. Links op de foto de schilderleraar Antoon Meeuwissen, die later directeur werd van de
R.K. Avondvakschool aan de Herenweg te Utrecht. Willem heeft een zgn. "daskwast" in de hand. Foto uit 1926.
-ocr page 54-
431
was hij verzekerd van een bekwaam
opvolger in de zaak. Dat was een door-
slaggevend argument en zo kwam het
dat ik in het nieuwe schooljaar,
weliswaar met tegenzin toch weer in de
schoolbanken zat. Later ben ik vader
natuurlijk dankbaar geweest, dat hij me
heeft laten doorleren.
Ik behaalde het diploma; dezelfde
meester Meeuwessen adviseerde me
toen naar de avondvakschool te gaan,
en zo geschiedde. Overdag werkte ik bij
mijn vader tot 18.00 uur (op zaterdag
tot 13.00 uur) en reed vervolgens op de
inmiddels aangeschafte fiets naar de
Herenweg in Utrecht, waar de lessen om
18.45 uur begonnen. Dat was altijd een
race tegen de klok, want je hoorde op
tijd in de klas te zitten. Boven de
schooldeur stond immers: "Op tijd zijn
is uw eerste plicht". Later, toen deze
tekst door de tand des tijds was
vervaagd, heb ik die opnieuw boven de
schooldeur moeten aanbrengen. Na het
behalen van dit diploma heb ik nog een
tweejarige vervolgcursus gedaan, waar
ik veel heb geleerd over hout, marmer,
materiaalkennis, stijl- en ornamentleer
ouders besloten mij ter overbrugging
van die twee jaar naar de (driejarige)
ambachtsschool in Utrecht te sturen.
Die dagen zagen er als volgt uit: om 7.30
uur vanuit Haarzuilens lopend naar
Vleuten en met de trein naar Utrecht.
Vanaf station Utrecht ± 20 minuten
lopen naar school. De school ging uit
om 17.00 uur, de trein vanaf Utrecht
vertrok om 18.00 uur, dus rond 18.45
uur kwam ik pas weer thuis.
In de schoolvakanties werkte ik al bij
vader in de zaak en dat beviel vader
goed, er moesten tenslotte 8 kinder-
mondjes worden gevuld. Dus zodra ik
14 jaar werd moest ik van school af om
te gaan werken. Vader schreef netjes een
brief aan de direkteur van de ambachts-
school met daarin vermeld de reden
waarom ik van school werd gehaald.
Twee dagen later zocht m'n leraar
schilderen, meester Meeuwessen, mijn
vader op, die juist aan het werk was bij
Thomas van Leeuwen (nu De Vier
Balken). Thomas gaf ze allebei een
borreltje en meester Meeuwessen pro-
beerde vader ervan te overtuigen dat hij
mij verder moest laten Ieren, want dan
aanmaken. We dachten dat hij uit was,
dus gooiden er wat petroleum op. Een
oorverdovende knal volgde en de
ravage van roet etc. was niet te overzien.
Vier generaties schilder.........
M'n vader was als schildersknecht
begonnen bij een baas in Utrecht en
startte in 1923 voor zichzelf. Ons oude
schuurtje van ± 3 x 3 m, werd ingericht
als werkplaats. De helft van het
schuurtje was ingeruimd als varkens-
stal. Daarin werden twee varkens
gehouden, één voor de verkoop en één
voor eigen consumptie. Boven het
varkensgedeelte was de opslagruimte
voor stro, verfpotten etc, de rest van de
ruimte was voor hout, turven, kolen en
de fiets van vader. Voordat ik als
schilder bij mijn vader in het bedrijf kon
gaan werken, moest er natuurlijk eerst
wat geleerd worden.
Een vak leren
Ik kwam van de lagere school toen ik
12 jaar was en was nog te jong om te
mogen gaan werken. Je kreeg pas een
arbeidskaart als je 14 jaar was. Mijn
W^iff*:jA»»:T*&iBÏ'*i«^*«»;A4'ïwtó^ ."^^
De familie Hoogstraten-Kragten bij gelegenheid van het huwelijk van de oudste zoon Jan. Deze trouwde op 31-05-1938 te Harmelen met Cathrien
Ekelschot, wier vader eigenaar was van café "Kortjak"; zijn naam is te lezen, naast de voordeur, onder "Verlof A".
Van links naar rechts: Cor (Cornelis Gerardus), Joost (Joseph), Gerard (Gerrit Johannes), vader Lucas Hoogstraten, Willem (Wilhelmus
'lohannes Stephanus), Lucas (Lucas Johannes), de bruidegom Jan (Johannes Wilhelmus), moeder Cornelia Hoogstraten-Kragten, Joop
(Johannes) en Toon (Antonius).
-ocr page 55-
432
etc. Dat kwam later maar wat goed van
pas. Mijn leraar gaf me daarna het
advies om naar de HTS in Delft te gaan
voor een opleiding tot leraar. Ik was blij
dat hij kennelijk zoveel in me zag, maar
ik had een te grote liefde voor het vak
om met de praktijk te stoppen. Boven-
dien werd er ook toen al zoveel rottig-
heid door de leerlingen uigehaald, dat ik
mijzelf niet voor de klas zag staan!
Eindelijk echt aan het werk
Met al die diploma's op zak kon ik
eindelijk echt aan de slag. Het bedrijf
was inmiddels met een grotere werk-
plaats met winkel uitgebreid en ook
mijn broers Toon, Joost en Geert
werkten er als schilder. Mijn vader was
toch wel blij dat hij mij had laten door-
leren, want nu kon ik de moeilijke
klusjes, waar hij te weinig kennis voor
had, voor hem doen. Vader overleed in
1952, bijna 68 jaar oud en de zaak werd
onder moeders naam voortgezet door
mijn broer Toon en mijzelf.
Mijn broer Joost bleef bij ons werken
en mijn jongste broer Geert ging naar de
politie in Wateringen. Eigenlijk was hij
daarvoor volgens de norm 1 cm te klein,
maar door de relaties die hij had
opgebouwd tijdens zijn werkzaamhe-
den bij de ondergrondse, werd hij toch
aangenomen. Mijn oudste broer Jan
was als timmerman opgeleid door Eef
Baars, aannemer in ons dorp. Uit liefde
voor het vak en wetend dat niet iedereen
een vakopleiding kon betalen, gaf hij
vele jongens uit het dorp jarenlang
gratis les in bouwkundig tekenen.
Ik bleef ook na het overlijden van
mijn vader, op papier althans als knecht
bij mijn moeder in dienst. Dat was beter
dan de zaak van haar overnemen en
zelfstandig voort te zetten, want mijn
vrouw was invalide geworden en als
zelfstandige kon ik voor haar geen ver-
zekering afsluiten.
Loon-classificatie
In de naoorlogse jaren bestond de
zogenaamde loon-classificatie van de
vakbonden. De klassebepaling ge-
schiedde aan de hand van het aantal
inwoners. Zo was Haarzuilens 4e klasse
tot aan de Vleutense Wetering en 2e
klasse aan de andere kant van de Wete-
ring. Utrecht was Ie klasse. Men rede-
neerde zo, dat mensen die werkten in
zo'n klein 4e klasse dorp, niet in de
verleiding kwamen naar een bioscoop
of kroeg te gaan en bovendien wel een
volkstuintje zouden bezitten, waardoor
ze minder geld uitgaven en dus ook
minder geld nodig hadden. Het was
daardoor soms moeilijk het personeel
tevreden te houden, want in een dorp
verderop konden ze vaak meer ver-
Woonhuis, voorheen smederij, daterend uit 1896, van Willem J. S. Hoogstraten, Brink 12 te
Haarzuilens.
Getrouwd
In mijn huis was vroeger de smederij
van Staal gevestigd. Deze laatste zette
zijn woonhuis met bedrijfsruimte te
koop, bij gebrek aan opvolging. Van
Dijk, smid in Vleuten, was waarschijn-
lijk bang dat het verkocht zou worden
aan een nieuwe concurrent en besloot
het hele pand te kopen. Hij verkocht
vervolgens het woonhuis aan Rijntjes en
de smederij liet hij ombouwen tot woon-
huis. Smid Van Dijk was tevreden, hij
was er nu van verzekerd, dat hij bij-
voorbeeld voor het kasteel het smeed-
werk mocht doen. Als de baron naar
Nederland kwam, bracht hij meestal een
stuk of twintig paarden mee. Die
kwamen per trein vanuit Parijs en
moesten in Haarzuilens dan beslagen
worden.
Nadat de smederij was verbouwd tot
woonruimte, werd die ons te huur
aangeboden. Nu konden mijn verloofde
Martina van Eijk en ik een trouwdatum
vaststellen. Nee, over mijn ontmoeting
met haar kan ik geen spannend verhaal
vertellen, ik kende haar al van de lagere
school. Mijn vrouw had tot ons trouwen
gewerkt bij kruidenier Tinus van Eijk
(later de zaak van mevrouw Van Zijl,
beter bekend als "tante Sien"). De zaak
was gevestigd in het pand "Onder de
groene linden" (nu antiquair). Daarbij
had ze natuurlijk veel contact met
andere mensen. Ze ging ook met de pak
de weg op, toen Van Eijk dat zelf niet
meer kon. En die contacten zou ze
natuurlijk wel gaan missen. Daarom
besloten we zelf een kruidenierszaakje
aan huis te beginnen.
dienen. Stiekem extra betalen was bijna
onmogelijk, want de controles waren
nog streng ook.
Waar ons schildersbedrijf zoal aan het
werk is geweest? Tja, dat is nogal wat.
Monumentenzorg bijvoorbeeld was een
geregeld terugkerende klant, ook nu
nog. Wij hebben in Utrecht bijvoor-
beeld gewerkt aan de restauratie van de
Jacobikerk, Janskerk, Buurkerk en
Pieterskerk. In Naarden aan de Vitus-
kerk en in Haarlem in de St. Bavo. Mijn
zoon is nu bezig in de Domkerk. Ook bij
de restauratie van de Utrechtse grachten
en werfkelders zijn wij aktief geweest.
Monumentenzorg als opdrachtgever
hadden we te danken aan ons werk voor
het kasteel. Daar werden eens alle
electrische leidingen afgekeurd, dus
dat moest gerenoveerd worden. Een
hele klus, want na het wegwerken van de
nieuwe bedradingen, moesten de muren
weer netjes worden afgewerkt. Eerst
moesten er sjablonen worden gemaakt
om de oorspronkelijke motieven te
kunnen aanbrengen, alvorens we het
konden schilderen.
In 1978 nam mijn zoon Lucas de zaak
over en zette deze om in L. Hoogstraten
Schildersbedrijf B.V. te Haarzuilens en
het bedrijf groeit nog steeds. Het voort-
bestaan van het bedrijf is ook gewaar-
borgd, want mijn kleinzoons Wim en
Paul zijn beiden met lof geslaagd voor
het examen meesterschilder. Daarmee
zijn zij de vierde generatie die met hart
en ziel voor het schildersvak heeft
gekozen. Ik kan wel zeggen, dat ik trots
ben op het resultaat wat met generaties
lang hard werken is bereikt.
-ocr page 56-
433
zaak hadden. Ook nu nog houdt het be-
drijf van mijn zoon het kasteel goed in
de verf. Eén klusje daar is me altijd
bijgebleven. In de kapel is een graf-
kelder met gewelven. Wij hadden van de
baron opdracht gekregen één proef-
gewelf te schilderen met bloemmotie-
ven, bladgoud, etc. Een ontiegelijk
karwei. En hij wilde zo snel mogelijk het
resultaat zien. Dag en nacht hebben we
daaraan gewerkt, onze "hele ziel en
zaligheid" erin gelegd. Toen kwam de
baron met een bevriende leverancier
van glas in lood ramen een kijkje nemen
en deze vond de drukke motieven niet
passen bij de sfeer van een grafkelder.
Daar moest de baron (en wij ook hoor)
hem wel gelijk in geven en hij gaf
opdracht er maar de witkwast overheen
te halen! Vreselijk vond ik dat. Mijn
enige troost is nog dat het, misschien
over een eeuw, bij een restauratie, als
"ontdekking" onder de kalklaag van-
daan zal komen.
"Naar de pomp lopen"
Het grasveld rond de waterpomp op
de Brink, was vroeger slechts kale veen-
grond. Er stonden vele grote iepen, die
door de voetballende jeugd als doel-
palen werden gebruikt. De bevolking,
nog verstoken van electriciteit en water-
leiding, was voor de watervoorziening
aangewezen op de rood-wit geschilder-
de gietijzeren pomp, waarmee het water
uit de daaronder gelegen wel werd ge-
pompt. Deze pomp was hét ontmoe-
tingspunt in het dorp, waar de laatste
nieuwtjes werden uitgewisseld en af-
spraakjes werden gemaakt. Het kwam
wel voor dat een volle emmer thuis werd
leeggegooid, om een reden te hebben
"naar de pomp te lopen". Voor de
verlichting waren we aangewezen op pe-
troleumlampen. Rond de Brink stonden
vier petroleum-lantarens, met rode en
groene ruitjes. Deze werden 's-avonds
ontstoken door Willem Tienhoven en
later door Cees Mandjes. Zij beschik-
ten daarvoor over een fiets met daar-
achter een karretje met ladder. Met de
komst van de electriciteit kwamen er
modernere en vooral méér lantaren-
palen. Ik ben blij, dat die sinds kort weer
zijn vervangen door, weliswaar elec-
trische, maar voor het oog tenminste
oude, sfeervolle lantarenpalen.
Nieuwe Haarse kleuren
Dat de meeste toeristen het dorp zo
ontzettend mooi vinden, daar ben ik
persoonlijk ook een beetje trots op.
Waarom? Dat zal ik uitleggen. Onge-
veer tweederde van de huizen in Haar-
zuilens is eigendom van het kasteel en
destijds was de rentmeester, juffrouw
De Greef, belast met het laten uitvoeren
van het nodige onderhoud. De deuren
van de huizen waren roodbruin ge-
schilderd, de kozijnen donkerbruin met
groen en de ramen roodbruin. Ik vond
dat als schilder zo'n armoedige kleuren-
combinatie, dat ik aan juffrouw De
Greef ben gaan vragen of ik ons huis
naar eigen inzicht mocht opschilderen.
Dat zou immers een goede reclame zijn
voor mijn schildersbedrijf. Ik kreeg
toestemming, onder voorwaarde dat ik
het zelf zou betalen. Ons huis was klaar
en ik maakte een afspraak met juffrouw
De Greef om naar het resultaat te
komen kijken. Zij was helemaal enthou-
siast en gaf direct opdracht om alle
kasteelhuizen in diezelfde kleuren te
schilderen. Dat was niet mijn opzet
geweest, maar mooi meegenomen. De
winst was net groot genoeg om de
kosten van ons eigen huis eruit te
halen. Het onderhoud van de kasteel-
huizen is nu nog in handen van de
rentmeester. De baron is daarvoor,
samen met andere grootgrondbezitters,
aangesloten bij het Schoutenhuis, waar
deskundigen werken. In de huidige
huurcontracten is nog steeds een
clausule opgenomen, waarin staat dat
de huizen uitsluitend in die kleuren
geschilderd mogen worden, die ik
destijds heb uitgezocht. Dat ik op die
wijze een bijdrage heb kunnen leveren
aan ons dorp, daar ben ik best een beetje
trots op.
De Haarse Kermis
Sinds 1898 (!) vindt iedere derde
maandag en dinsdag in september de
beroemde Haarse Kermis plaats. Het
was altijd de één na laatste, want het
seizoen eindigde met de kermis van
Vinkeveen. Al snel was de Haarse Ker-
mis wijd en zijd bekend. Men kwam van
heinde en ver om aan dit feest deel te
nemen. Iedereen spaarde het hele jaar,
om van dit Haarse feest optimaal te
kunnen genieten, want naast de dans-
avonden, die twee keer per jaar werden
georganiseerd, hadden we niet veel
anders om echt naar toe te leven. De
boerenknechts en- meiden, kregen voor
de kermis vaak een voorschot op hun
eens per jaar uit te betalen loon. Tijdens
de beide kermisdagen kon er tegen
betaling van f 1,~ gedanst worden in de
uitspanningen van "In 't Wapen van
Haarzuilens" en "Zomerlust" (thans
De Vier Balken), traditioneel op de
muziek van een accordeonist en "De
Veermannen", een Utrechtse stads-
kapel. Zij speelden om beurten de ene
avond in "In 't Wapen" en de andere
avond in "Zomerlust". De uitspannin-
gen werden bij die gelegenheid door de
tuinmannen van het kasteel versierd
met sparretakken en gekleurde dahlia's.
Kruidenierszaak
De ruimte, die we voor de winkel
beschikbaar hadden was niet groot,
maar toch wilden we graag een etalage
hebben. Daarom hebben we toen de
kleine, vierkante ruitjes aan de onder-
zijde van de ramen vervangen door één
grote ruit. Mijn vrouw runde de winkel
grotendeels en ik schilderde gewoon bij
vader verder. Eigenlijk was het ook wel
nodig om allebei te werken, want ik ver-
diende als schilder maar f 12,-- in de
week (f 3,~ per dag). Op maandag schil-
derde ik niet, dan was ik kruidenier.
Maandag was de dag van "horen en
thuisbezorgen". Ik bracht boekjes rond
bij onze klanten in Haarzuilens en
omgeving, die opschreven wat ze nodig
hadden. Tussen het "horen" door,
bracht ik wat boekjes terug bij mijn
vrouw, die dan vast de boodschappen
klaarmaakte voor het thuisbezorgen.
Verder hielp ik in de winkel mee op
vrijdag en zaterdag. Al met al een druk
bestaan, zeker voor mijn vrouw, die ook
voor de kinderen moest zorgen. In de
oorlog kwam daar nog het plakken van
de bonnen bij, die op maandag naar het
distributiekantoor in Vleuten moesten
worden gebracht. Maar je zag veel men-
sen, je kletste eens wat; het was toch wel
een gezellige tijd. Na ± 10 kruideniers-
jaren zijn we kort na de oorlog gestopt.
Ik had er liever al eerder mee
opgehouden, want mijn hart ging uit
naar het schildersvak, terwijl nu flink
wat van mijn tijd werd opgeslokt door
de winkel. Bewust echter zijn we niet
tijdens de oorlog gestopt, want met de
winkel beschikten we tenminste over
gewilde ruilgoederen, waardoor mijn
gezin (vijf dochters en twee zoons) geen
echte honger heeft hoeven lijden.
Kasteel De Haar
Een groot deel van de toenmalige be-
volking van Haarzuilens verdiende zijn
brood bij het kasteel. In de tuin en
kwekerij van het kasteel, werkten zo'n
man of 20, onder leiding van de heer
Voortman. Deze zat ook in de gemeen-
teraad. In de kasteeltuin stond een grote
schuur. Als je wilde weten of het goed of
slecht weer was, kon je net zo goed die
schuur in de gaten houden, want bij
goed weer was er niemand en bij slecht
weer was iedereen daarbinnen, bijvoor-
beeld hout aan 't zagen. Er werden
destijds bloemen, druiven, etc. ge-
kweekt en die produkten gingen ook
naar de veiling. De kwekerij is er nog,
maar wordt nu verpacht.
Ook wij mochten onze diensten aan
het kasteel verlenen. Sinds 1923, toen
vader voor zichzelf begon als schilder en
later in de jaren dat we de kruideniers-
-ocr page 57-
434
De "Veermannen-traditie" eindigde in
1985, vanwege de ouderdom van diverse
muzikanten.
De kermis werd altijd feestelijk
geopend 's-morgens om 10.00 uur, met
een rondgang van B&W, met een
muziekkorps en daarachter een grote
stoet kinderen. Na de opening werden
de schoolkinderen door Jan Uiterwaal
(boerderij Rijndijk) getracteerd op
chocolademelk (wèl zelf beker mee-
nemen!), waarbij het "lang-zal-ze-
leven" werd gezongen. Na de opening
druppelde iedereen de kroeg in. Een
mooie gelegenheid voor de bewoners
van Haarzuilens om wat informele
gesprekken met B&W aan te knopen.
Zo is in 1985 ook de aktiegroep *^Paal"
opgericht, die er uiteindelijk voor ge-
zorgd heeft dat rond de Brink nieuwe,
bij de sfeer van het dorp passende
lantarenpalen werden geplaatst. Ook ik
mag mij nu eigenaar noemen van een
met familienaam gegraveerde pracht-
paal.
Het kermiscomité
Van 1927 tot 1983 heb ik deel
uitgemaakt van het Kermiscomité. De
kermisexploitanten werden door mid-
del van een advertentie in hun vakblad
uitgenodigd in te schrijven voor een
standplaats op de kermis. Geregeld
terugkerende attracties waren de zweef-
molen, luchtschommel, schiettent, ge-
bakkraam, hoeplatent (ringwerpen) en
cake-walk. Dat vond plaats op de toe-
gangslaan naar het kasteel. De exploi-
tanten kwamen met paard en wagen. Op
de Brink was toen nog geen gras, alleen
kale veengrond. Na afloop van de
kermis was de Brink dan ook vaak
veranderd in één grote modderpoel,
waardoor het een zwaar karwei was met
paard en wagen weer weg te komen.
Naast de speciale kinderspelen, orga-
niseerde het Kermiscomité ook ringste-
ken per tilbury, hardrijden op onge-
zadelde paarden en schoonrijden te
paard. Een herinnering aan het ring-
steken: iedere deelnemer mocht drie
keer een poging wagen de ring aan de
pen te steken, en wie aan de beurt was
werd omgeroepen. Grote hilariteit ont-
stond eens toen de omgeroepen Jaap
Sprong en Annie Versteeg niet kwamen
opdagen en in geen velden of wegen
waren te bekennen. Nu nog vraagt men
zich in brede kring af, waar dit tweetal
zich toen bevond! (Voor de nieuws-
gierigen: het duo is nog steeds gelukkig
getrouwd!).
In de loop van de jaren zijn oudere
bestuursleden vervangen door jongere
maar net zo aktieve mensen, met
nieuwere ideëen, die ervoor zorgen dat
de feestprogramma's met de tijd blijven
Op dinsdagavond 24-10-1972 kreeg Willem J.S. Hoogstraten de eremedaille, verbonden aan
de Orde van Oranje-Nassau, in zilver, opgespeld door burgemeester J.H. van der Heide.
straalpijpen, een haspel met twee
slangen en het opzetstuk voor aanslui-
ting op de waterleiding. Het ergste
waren altijd brandende hooibergen. Als
een boer het vermoeden had dat de berg
hooi aan het broeien was, kon hij de
Onderlinge Brandverzekering bellen,
die stuurden dan iemand met een peil-
ijzer. Dat was een metalen staaf van
± 1 1/2 meter lengte, met aan het
uiteinde een thermometer. Als de
temperatuur dan te hoog was opgelo-
pen, moest het hooi onder toezicht van
de brandweer er worden uitgehaald.
Gedurende ongeveer 15 jaar ben ik ook
nog werkzaam geweest bij de brand-
verzekering als bestuurslid en taxateur.
Toen ik in 1972 40 jaar lid van de
brandweer was, ontving ik uit handen
van burgemeester Van der Heide de
eremedaille verbonden aan de Orde van
Oranje-Nassau in zilver. Een mooi
moment om als brandweerman afscheid
te nemen.
IJsclub De Haar
In mijn jongere jaren was ik vrij actief
in de vele verenigingen die het dorp rijk
was. Zo hadden we een ijsclub, waarvan
het bestuur in mijn tijd bestond uit: Jo
Versteeg, Henk de Greef, Hannes
Vulto, Leen Broekhuyzen en Herman
van Rooijen. 's-Winters, na voldoende
vorst, kon er worden geschaatst op de
kruisvijver in de kasteeltuin, onder het
toeziend oog van de gebeeldhouwde
Adam & Eva. Tegen betaling van
± f 0,50 aan Mans Woudenberg, kreeg
je een dagkaartje voor de ijsbaan. Uit de
verre omtrek kwamen jong en oud er
meegaan. Het was en is een jaarlijks
terugkerend feest voor de bevolking van
Haarzuilens en wijde omgeving, waar-
van iedereen geniet, van groot tot klein,
van hoog tot laag.
Van één van de kermissen herinner ik
mij nog een motorrijder, die in een
stalen ton rondreed. Op een gegeven
moment kwam de motorrijder te vallen
en de motor vloog in brand. Reden voor
de brandweer om met de brandweerfiets
uit te rukken. Deze keer reed ik op de
fiets. In vliegende vaart kwam ik de
Brink oprijden en remde (te) krachtig af
bij de plaats des onheus, waardoor ik tot
grote hilariteit van de omstanders, met
fiets en al in de heg terecht kwam.
Brandweer
Met dit verhaal komen we bij het
Haarse brandweerkorps terecht, dat in
de tijd dat ik ondercommandant was,
bestond uit Co v.d. Berg (comman-
dant), Teunis en Gert Veenbrink (Ie
spuitgasten), Herman van Rooijen,
Gert Versteeg, Jan v.d. Meer, Jaap
Dijkers en Jan Bogaard. Zo'n vier keer
per jaar moest er een oefening worden
gehouden. Die stond dan onder leiding
van Jo Versteeg, Gemeente-secretaris.
Van hem kregen we een vergoeding van
f 0,75 koffiegeld, wat we vervolgens aan
een borrel besteedden. Zodra er een
brand uitbrak, werd direct de brand-
weer van Vleuten gewaarschuwd en
rukten wij uit om vast met het bluswerk
te beginnen.
Wij beschikten toen over een kar, die
achter een fiets gehangen moest wor-
den. Daarop zat een bel, een houweel.
-ocr page 58-
435
er over en weer vaak flink gescholden.
Gelukkig bleef het meestal daarbij en
liep het zelden uit de hand. Wij van de
Haar hadden het altijd over de "Vleu-
tense bottenkluivers", maar je moet me
niet vragen waarom. Zij hadden over
ons zelfs een heel rijmpje: "Haarse
poepers kunnen niet bijten, kunnen niet
schijten, kunnen nog niet eens olie-
bollen bijten". Je begrijpt, dat de voet-
balwedstrijden tussen de "Vleutense
bottenkluivers" en de "Haarse poe-
pers", bij voorbaat al bijzonder span-
nend waren. Eén wedstrijd is mij altijd
bijgebleven. Die hebben wij namelijk
gewonnen, ondanks dat Thijs van Dijk
uitviel. In het heetst van de strijd brak
hij namelijk zijn arm.
Pastoor Ohl
Op één van de twee jaarlijkse dans-
avonden in Haarzuilens, hadden we met
twee muzikanten Bart Monnée en Wim
Cornelissen (van de latere Utrechtse
dansschool) afgesproken een wedstijd te
spelen tussen het team van De Haar en
het "Muzikanten-team". Nu mocht er
op zondagen pas na 12.00 uur gevoet-
bald worden, i.v.m. het "verplichte"
kerkbezoek. De meeste muzikanten
echter moesten op zondagmiddagen
werken. Daarom werd uit pure nood-
zaak een afspraak gemaakt voor een
zondagochtend, 10.00 uur. Inzet: twee
vaatjes bier. De wedstrijd werd gespeeld
en gewonnen door de muzikanten. Een
zeer geslaagde sportieve ontmoeting,
die jammer genoeg ter ore was gekomen
van de Vleutense Pastoor Ohl. Dat
bleek de eerstvolgende zondag, toen we
in de kerk zaten. Aan het slot van zijn
preek wees Pastoor Ohl de aanwezigen
er nog eens nadrukkelijk op dat
dergelijke festiviteiten pas na 12.00 uur
mochten plaatsvinden. Hij eindigde op
kwade toon met: " ... en waar werd om
gestreden? ... Om twee vaatjes bier!!!...
In de naam van de Vader en de Zoon en
de Heilige Geest, Amen!"
Toneelvereniging "Ons genoegen"
Dat Pastoor Ohl een invloedrijk man
was, blijkt ook uit het volgende verhaal.
Ik ben gedurende ± 25 jaar lid geweest
van de Vleutense herentoneelvereniging
"Ons genoegen", waarvan 10 jaar als
voorzitter. Leden waren o.a. Meester
Staal, Ries van Dijk en Wout van Gies-
bergen (alledrie regie). Hannes, Ries en
Co v.d. Bilt, Henk de Rooij, Tinus
Telkamp, Tinus Versteeg, Nico Boeijen,
Toon Brandsen, Hannes Spithoven
(penningmeester). Toon Berkensteijn,
Gert v.d. Tempel, Hannes Verhoef,
Henk Brouwer. De verlichting werd
verzorgd door Cees Mandjes, later door
Jo Schipperijn. De generale repetities en
Een andere Vleutense ster en één van
de trouwste bezoekers was mevrouw
Verder, echtgenote van de toenmalige
burgemeester van Vleuten en Haar-
zuilens. Menig maal nodigde zij goed
schaatsende jongemannen uit een baan-
tje met haar te zwieren! De ijsclub De
Haar bestaat nog steeds en organiseert
als de weergoden dat toelaten nog ieder
jaar een schaatsfestijn bij het kasteel.
"Vleutense bottenkluivers" contra
"Haarse poepers"
In onze kleine gemeenschap beschik-
ten we niet over een officieel voetbal-
veld. Voor dit doel stelde Arie Versteeg
een stuk van zijn land beschikbaar, bij
de hooibergen. Een uur van tevoren
moesten dan wel eerst de koeievlaaien
worden opgeruimd. Hoewel we geen
officiële club waren en ook geen compe-
titie speelden, werden er wel eens
wedstrijden georganiseerd, o.a. tegen de
verenigingen Roda uit Harmeien en
PVM uit Maarssen. Verder herinner ik
mij een wedstrijd tegen een team uit
Woerden, dat zich "De wilde bokken"
noemde. Zoals de naam van die club al
doet vermoeden, is dat een flinke harde
wedstrijd geworden, die werd gewonnen
door ons team.
Er heeft altijd een soort rivaliteit
bestaan tussen Vleuten en Haarzuilens.
In mijn kinderjaren bijvoorbeeld werd
om te schaatsen. Er werden ook wed-
strijden gehouden, in hardrijden, maar
vooral in schoonrijden. O.a. tante Sien
(van Zijl) en Henk de Greef uit Zeist,
waren hierin zeer bedreven. Ook de
lagere-school-kinderen hadden hier
jaarlijks hun wedstrijden. Het ijs werd
schoongeveegd door de baanvegers,
Toon de Klein, Hein Sprang en Janus
Glissenaar. Als dank voor hun gratis
inzet, kregen ze van de schaatsers klein-
geld toegestopt. Er waren echter
mensen die, zelfs na wat hinten, nog
geen "blijk van waardering" toonden.
Dan werd er tijdens het vegen geroepen:
"denk om de baanveger" en prompt
gebeurde het dan, dat deze "ondank-
baren" met hun schaatsen "per onge-
luk" achter de brede bezems bleven
hangen, met alle gevolgen van dien.
De inwendige mens kon worden
verzorgd bij de koek en zopie-tent van
Thomas van Leeuwen en Gert Versteeg.
Alcohol mocht niet worden verkocht,
maar was wel verkrijgbaar voor die-
genen die de code kenden. Bestelde
iemand "cats-cats", kwam er prompt
van onder de toonbank een borreltje te-
voorschijn. Ware kunstenaars op de
schaats waren de gebrs. Geert en Jan
Geelen uit Vleuten. Geert was een
expert in het schaatsen van een
pirouette en Jan presteerde het om op
stelten rond te rijden.
De voetbalclub "de Haar".
Staand van links naar rechts: meester Witmer (scheidsrechter), Tinus Versteeg (van Tinus),
Tinus Versteeg (van Arie), Ries van de Tempel, Nic. Borst, Herman van de Tempel, Willem
Hoogstraten.
Zittend van links naar rechts: Cor van den Bos (rietdekker), Jo Versteeg (gemeentesecretaris),
Arie van de Tempel, Hein Versteeg. Foto ca 1950.
-ocr page 59-
436
heb ik nog wel vaker wat meegemaakt.
Op een avond zouden we gaan vissen.
Daarvoor moesten we weleens over een
sloot springen. Bij brede sloten, klom-
men we zo mogelijk in een knotwilg, die
scheef over het water hing, zodat de
sprongafstand wat kleiner was. Of we
zochten een polsstok. Om daarmee te
springen waren er verschillende moge-
lijkheden, o.a. "stok-tussen-beentje". U
kunt zich van deze techniek wel een
voorstelling maken, denk ik. Wel, die
Drikus sprong "stok-tussen-beentje" en
ja hoor, de stok brak, Drikus ging met
een gil te water; het kroos zat tot op zijn
kruin.
Op zondag kregen wij van moeder één
cent. Met een rijk gevoel gingen we
daarmee naar Arie Verhoef, die samen
met zijn moeder Stein een klein kruide-
nierswinkeltje had, om er zorgvuldig
iets lekkers uit te zoeken. Deze Arie
Verhoef deed eigenlijk van alles en nog
wat. Hij had een petroleum- en klom-
penhandel en zorgde ook als hem
daartoe opdracht was gegeven, voor de
verspreiding van nieuw grind op de
wegen rond Haarzuilens. Dat grind
werd door de schippers Van Rijnsoever
aangevoerd via de Wetering, die tot
Haarzuilens doorliep. Arie Verhoef ver-
spreidde het grind met een driewielige
kiepkar. Waarschijnlijk om kosten-
besparende redenen, werd in plaats van
grind ook wel eens basalt gebruikt. Dat
was een doffe ellende, want daar zaten
zulke scherpe stukken tussen. Ik heb
wat lekke banden moeten plakken!
Sinterklaas
Bij het zoeken naar foto's ter illu-
stratie bij dit interview, stuitten we op
diverse foto's met daarop een statige
Sinterklaas. Daar moesten we tot slot
van dit verhaal nog wat meer over
weten:
Nadat ik als ± 18-jarige eens was
uitgenodigd als Sinterklaas te verschij-
nen bij het gezin van rentmeester De
Greef, leek het mij leuk om ook voor de
Haarse kinderen eens iets te doen, want
zoveel feestelijke gelegenheden hadden
die kinderen niet. Bij niet-katholieken
werd geen Sinterklaasfeest gevierd en
dat vond ik zo zielig voor die kindertjes,
dat ik mijn uiterste best heb gedaan hun
ouders zover te krijgen, hun kinderen
die plezierige spanning van dat feest te
geven. Ik vond dat gewoon bij de op-
voeding horen! Al gauw had ik op
Sinterklaasavonden een drukbezette
agenda, met daarop zowel adressen van
katholieken als niet-katholieken. In het
begin had ik één van mijn broers die als
Zwarte Piet meeging, later één van mijn
kinderen. Ik zie me nog gaan, op de fiets
met die lange jurk aan. Als het regende.
De toneelvereniging "Ons Genoegen".
Van links naar rechts: Jos van Schaik, Henk de Rooy (pastoor), Cor van Kooten, Hannes van der
Bilt, Herman van de Tempel, Wil Spithoven, Nico Boeijen, Lena Middelkoop, Willem Hoog-
straten, Wout van Gisbergen (bekend als Wout Giesbergen), Tinus Telkamp, Jan Tennissen,
Bart van der Bilt en Frans Colijn. Foto uit de jaren veertig.
jaarlijkse uitvoeringen vonden plaats in
het R.K. Verenigingsgebouw, thans
Ikarus in Vleuten. De zaalhuur bedroeg
± f 40,-- voor een uitvoeringsavond en
± f 15,-- voor de repetitie-avonden. Om
kosten te besparen, werden de gewone
repetities bij de leden thuis gehouden.
Tijdens de generale repetitie en de uit-
voeringen verzorgde mevrouw H. Boeij-
en, vrouw van de kosten, voor de toneel-
spelers een kopje koffie. Pastoor Ohl
was geestelijk adviseur van de vereni-
ging. Hij wilde de door het bestuur
uitgekozen stukken altijd eerst keuren
en onderstreepte met een rode pen de
stukken tekst, die hij niet verantwoord
achtte. Want het was dan wel heren-
toneel, maar er zaten toch wel degelijk
dames in de zaal.
De uitsluitend mannelijke leden van
de vereniging, vonden de door hun
gebrachte toneelstukken vaak erg onna-
tuurlijk, want alle in het normale
dagelijks leven voorkomende vrouwen
(moeders, echtgenotes), waren in de
toneelstukken altijd overleden of om
vreemde redenen langdurig afwezig. Na
lang aandringen stemde pastoor Ohl
erin toe, dat er per toneelstuk wisselen-
de dames konden worden uitgenodigd
een rol te spelen. Maar hij bleef erbij dat
ze géén lid van de vereniging mochten
worden. Sindsdien konden ook stukken
worden gespeeld, waarin vrouwelijke
rollen voorkwamen. Al onze toneel-
stukken hadden een sociale boodschap,
waarbij de meestal serieuze rollen niet
door iedereen gespeeld konden worden.
Om toch alle leden een kans op het
toneel te geven, werd er als toegift een
korte klucht ingestudeerd. De belang-
stelling voor onze uitvoeringen was
altijd erg groot: gemiddeld 250 mensen
per avond. Daarbij werd de muzikale
omlijsting verzorgd door Lena Kerste
(piano) en Cees van Dijk (viool).
Jammergenoeg daalde de belangstelling
met de komst van de televisie, wat uit-
eindelijk leidde tot de opheffing van de
vereniging.
Dronken
Ondanks dat Haarzuilens zo'n klein
dorpje was, kon je er van alles kopen. Er
was de bakkerij "In het gezegende
brood", die onlangs is overgegaan in
handen van de vierde generatie van de
bakkers Van Dommelen. Vroeger werd
daar hoofdzakelijk brood gebakken,
want alleen bij speciale gelegenheden
werd banket verkocht. Bakker Van
Dommelen deed de bezorging met een
tweewielige kar, getrokken door hon-
den. Aan de kar hing keurig een drink-
schaal voor de hond, zoals wettelijk was
voorgeschreven.
Met onze kapotte voetballen konden
we terecht bij schoenmaker Co van de
Berg. Drikus van der Linden was er als
knecht in dienst. Ik herinner mij nog
goed de viering van de 21e verjaardag
van Drikus. Jong als ik was, had ik nog
nooit één druppel alcohol gedronken.
Maar op deze verjaardag moest ik er
toch aan geloven. Gevolg was dat ik na
korte tijd dronken was. Vreselijk, als ik
er nog aan terug denk, wat ben ik daar
toen beroerd van geweest. Met Drikus
-ocr page 60-
437
over hun gedrag. In sommige gezinnen
kreeg ik briefjes met uitsluitend nega-
tieve punten, waarover ik het kroost
maar eens flink moest onderhouden. Na
afloop moest ik zeker niet aarzelen ze de
stuipen op het lijf te jagen, door de
spruiten daadwerkelijk in de zak te
stoppen. Braaf deed ik ook zo'n briefje
in mijn grote boek. Vervolgens deed ik
tegen die, vooraf al doodsbang gemaak-
te zieltjes, juist overdreven aardig. In
andere gevallen trad ik wel corrigerend
op. Dat was dan bij gezinnen waar niet
alle kinderen meer in mij geloofden. Die
voelden zich te groot natuurlijk en
gingen het feest voor die kleintjes een
beetje verzieken, maar ze bonden wel in,
zodra ik ze naar voren riep, vermanend
toesprak en een liedje liet zingen. Ik ben
wel eens bij gezinnen geweest, waarvan
de ouders nog op mijn Sinterklaasknie
hadden gezeten; die blije kindersmoel-
tjes gaven mij zoveel voldoening, dat ik
het ruim 25 jaar heb volgehouden.
St Nicolaas Willem bij de familie Geelen. Gastheer Willem Geelen was timmerman op het kas-
teel. Cor Geelen assisteerde als Zwarte Piet. Foto uit 1942.
De heer Hoogstraten heeft ons in twee
avonden ontzettend veel verteld. Zoveel
zelfs, dat we wel een heel boekje hadden
kunnen vullen! Wij hebben door zijn
verhalen een goede indruk gekregen van
een mensenleven in Haarzuüens. Wij
danken hem voor de gastvrije ontvangst
en voor de openheid, waarmee hij ons
zijn levensverhaal heeft verteld.
blijven, dus zei ik altijd: "Nee, dank u,
geef maar aan Piet". Het kwam dan
weleens voor, dat ik bij een volgend
adres een inmiddels onbekwame Piet
buiten moest laten staan. De ouders
gaven bij binnenkomst een briefje met
gegevens over de kinderen. Dat schoof
ik in mijn grote boek en ik deed de
kleintjes versteld staan van mijn kennis
moest je je in een hal of keuken eerst
opnieuw schminken, voor je weer toon-
baar was. Overal werd je enthousiast
binnengehaald door kinderen, maar
ook door ouders, die gelijk een borreltje
aanboden. Natuurlijk moest ik nuchter
.Vier generaties Hoogstraten.
I
Jan Hoogstraten, slotbewaarder op het kasteel de Haar.
Zoon van Johannes Hoogstraten en Lena Verschoof.
Geboren 27-11-1859 te Werkhoven.
Overleden 12-03-1944 te Haarzuüens.
Gehuwd 09-11-1883 te Vleuten met
Wilheltnina Schoenmakers
Dochter van Lucas Schoenmakers en Anna Veenbrink.
Geboren 03-04-1859 te Haarzuüens.
Overleden 21-02-1933 te Haarzuüens.
Kinderen:
Kinderen:
Johannes Wilhelmus
            geb. 08-09-1910 Haarzuilens
Wilhelmus Johannes Stephanus
geb. 26-12-1911 Haarzuüens
geb. 21-05-1913 Haarzuilens
geb. 22-05-1916 Haarzuilens
geb. 22-04-1918 Haarzuilens
geb. 23-12-1919 Haarzuüens
geb. 09-01-1924 Haarzuilens
geb. 18-07-1926 Haarzuüens
Antonius
Cornelis Gerardus
Lucas Johannes
Gerrit Johannes
Joseph
Johannes
geb. 08-09-1884 Haarzuüens
geb. 16-10-1885 Haarzuüens
geb. 08-12-1886 Haarzuüens
geb. 27-12-1888 Haarzuüens
geb. 16-08-1891 Haarzuüens
geb. 21-09-1893 Haarzuüens
geb. 04-06-1895 Haarzuüens
geb. 25-12-1896 Haarzuüens
geb. 15-09-1899 Haarzuilens
geb. 19-09-1901 Haarzuilens
geb. 13-03-1904 Haarzuüens
Lucas
Johannes
Lena
Johanna
Johanna
Antonia
Anna
Wühelmina
Johannes
Maria
Janna
III
Wilhelmus Johannes Stephanus Hoogstraten, schilder
Zoon van II.
Geboren 26-12-1911 te Haarzuilens.
Gehuwd 11-06-1936 te Haarzuilens met
Martiena van Eijk
Geboren 31-07-1910 te Haarzuilens.
Overleden 21-07-1978 te Utrecht.
Kinderen:
Cornelia Martiena               geb. 09-06-1937 Haarzuilens
Martiena Cornelia               geb. 19-03-1939 Haarzuüens
Lucas Martinus                   geb. 23-03-1940 Haarzuilens
Catharina Adriana Maria
geb. 17-11-1943 Haarzuilens
Wilhelmus Martinus Maria
geb. 08-08-1946 Haarzuilens
Maria Jacoba Johanna geb. 30-01-1949 Haarzuilens
Wühelmina Cornelia Josephina
geb. 29-03-1950 Haarzuilens
Jozef Gerardus Maria
geb. 04-02-1954 Vleuten-De Meem
II
Lucas Hoogstraten, schilder
Zoon van I.
Geboren 08-09-1884 te Haarzuilens.
Overleden 13-05-1952 te Haarzuilens.
Gehuwd 15-10-1909 te Maarssen met
Cornelia Kragten
Dochter van Wilhelmus Kragten en Cornelia van Schaik.
Geboren 24-12-1883 te Jutphaas.
Overleden 28-05-1970 te Haarzuilens.
-ocr page 61-
438
IV
Lucas Martinus Hoogstraten, schilder
Zoon van III.
Geboren 23-03-1940 te Haarzuilens.
Gehuwd 16-05-1963 te Harmeien met
Anna Geertruida Gijsberta Buts
Geboren 08-01-1940 te Kockengen.
Kinderen:
Wilhelmus Johannes Stephanus
geb. 03-03-1964 Vleuten-De Meern
Paulus Lucas Martinus
geb. 06-07-1966 Vleuten-De Meern
Martinus Coenradus
geb. 25-05-1969 Vleuten-De Meern
Anna Martina Wilhelmina Maria
geb. 24-04-1971 Vleuten-De Meern
Vier generaties Hoogstraten.
Van links naar rechts: Willem (26-12-1911), Corrie
(09-06-1937), Lucas (08-09-1884), en Jan (27-11-1859).
Foto uit 1938.
De zoons Wim en Paul zijn gediplomeerd meesterschilder.
Een dorp verandert
gaan op een "Vrouw De Vos" die hier
had gewoond. Maar wannéér hebben
we nog niet kunnen achterhalen.
De reacties kwamen van mevrouw
Graafland (weduwe van schilder Chris),
mevrouw Van Eyk (weduwe van de
kruidenier bij het Torenplein), een mij
onbekende postbode die z'n leven lang
al in Vleuten woont, Kees Griffioen uit
Haarlem en de heren Cor Bransen en
Th. v.d. Brink uit Vleuten.
Ditmaal opnieuw een foto uit Vleuten
en wc zijn weer benieuwd!
Familiekiekjes
Vrij onnozele familiekiekjes kunnen
voor ons als historische vereniging soms
zeer waardevol zijn. Ik geef daarvan een
voorbeeld.
Bijna 50 jaar geleden ben ik voor ons
huis in Enschede trots op m'n nieuwe
step (autoped) gefotografeerd. Het was
toen niet meer dan een leuke familie-
kiek. Maar op de achtergrond zijn enke-
le winkelpanden zichtbaar die in de
tweede wereldoorlog tijdens een bom-
bardement verloren zijn gegaan. Van
deze winkels blijken in het gemeentear-
chief geen foto's te bestaan. Dat fami-
liekiekje geeft dus voor de historicus on-
verwacht veel informatie.
Zo kan dus ook ïiw familiefoto voor
ons als Historische Vereniging van
belang zijn. Kijk er uw verzameling of
albums nog eens op na. U kunt er ons
misschien een groot plezier mee doen.
Klaas B. Nanning
de rentenierswoning ernaast ging wo-
nen waarvan we op de foto nog het pan-
nendak zien.
Op Gijs Bos kom ik in een volgend ar-
tikel nog terug.
Vele inzenders wisten ook te vertellen
dat langs de witte huisjes — die door
twee gezinnen werden bewoond — een
voetpad liep tussen de Dorpsstraat en
het verdwenen deel van het Haarpad dat
destijds algemeen bekend was als "'t
Vosje".
Over de bewoners van de witte huis-
jes waren de informaties zó verschillend
dat ik er voorlopig geen touw aan vast
kon knopen. Ze schijnen door de jaren
heen — en dan nog alleen maar in de
jaren die in de herinnering leven — door
heel wat gezinnen te zijn bewoond. Ik
kreeg een hele reeks namen waarvan het
echtpaar (Geert) Goes en (Mina) Baten-
burg meer dan eens werd genoemd.
De naam "'t Vosje" scheen terug te
Boos worden heeft zin
In het maartnummer van dit jaar be-
klaagde ik me er over dat op de toen ge-
publiceerde foto in deze rubriek maar
drie reacties kwamen; in het juninum-
mer overwoog ik — overigens niet se-
rieus gemeend — om met deze rubriek
te stoppen omdat er maar één reactie
was binnengekomen.
Ik publiceerde dus toch maar weer een
raadselfoto die ditmaal niet minder dan
zès reacties opleverde waarvan zelfs één
per post uit Haarlem.
Alle inzenders hadden de plek her-
kend; de witte huisjes stonden aan de
oostzijde van het gemeentehuis aan de
Dorpsstraat in Vleuten. Achter de lei-
linden rechts was — dat wisten ze alle-
maal! — de kruidenierswinkel van Gijs
Bos die eerder werd gedreven door Gert
(Gerrit zegt een ander) Koren die later,
toen Bos de winkel wilde overnemen, in
-ocr page 62-
439
440
£en tweepaards maaimachine, zoals wij die ten geschenke kregen van E.L.P. van Kippersluis te Willeskop. De foto toont vader en kinderen
Vermeulen aan het werk op een perceel, tegenwoordig bekend als Spengen 32 te Kockengen.
Van links naar rechts: Theo (geb. 19-07-1901), Piet (18-11-1903), Johannes (19-08-1873), Gonnie (08-04-1916), Klaasje (29-11-1912), Arie
(31-10-1909) en Jo (02-04-1905). Foto uit ca 1920, in bezit van mevrouw Smorenburg te Vleuten. Gegevens van mevrouw G.A. Kok-Vermeulen
te Vleuten.
-ocr page 63-
441
Onze burgemeesters
door
Dr D. W. Gravendeel
van den Heer der plaats; zullende deHee-
ren der plaatsen bevoegd zijn zich zelv'
daartoe aan Zijne Majesteit voortedra-
gen. In de gemeente van deze provincie,
welke geene Heerlijkheid is, geschiedt de
benoeming van den Schout, buiten eenige
voordragt onmiddelijk door den Koning.
Tot Schout en leden van den Gemeente-
raad, zullen de vroedste en gegoedste in-
gezetenen bij voorkeur genomen worden.
Zij moesten o.a. in de gemeente wonen-
de, en met hunne huisgezinnen aldaar ge-
vestigd
zijn; van deze bepaling kon ech-
ter om goede redenen door de Staten van
de Provincie dispensatie worden ver-
leend. De Schout zal de noodige
bekwaamheden moeten bezitten om dien
post waartenemen;
het was hem ver-
gund, indien hij de bovenbedoelde dis-
pensatie had verkregen, om in de ge-
meente eenen Substituut of Plaatsvervan-
ger tot de waarneming van zijnen post te
hebben.
De Schout legde in handen van
de Gouverneur de volgende eed af:
Ik zweer (beloof), dat ik in den mij op-
gedragen post van Schout, de belangen en
welvaart van mijne gemeente, met al mijn
vermogen zal trachten te bevorderen, en
mij van alle pligten, mij in die betrekking
opgelegd, eerlijk en opregtelijk zal kwij-
ten, overeenkomstig de grondwet, de al-
gemeene landswetten, alsmede hetgeen
bij het reglement van het bestuur van het
platte land van Utrecht is voorgeschre-
ven. Zoo waarlijk helpe mij God Almag-
tig / Dat beloof ik.
De nieuwe gemeente-indeling was op
1 januari 1818 voltooid.
De gerechten De Haar, Themaat, de
Hegge op Themaat en Themaat Engsge-
recht werden weer losgemaakt van
Vleuten; zij vormden voortaan samen
de nieuwe gemeente Haarzuilens.
Oudenrijn, Galecop, Papendorp en
Heicop werden gescheiden van Jut-
phaas en zo ontstond de nieuwe ge-
meente Oudenrijn.
Veldhuizen, Bijleveld, Rosweide,
Reijerscop-Ligtenberg, Reijerscop-
Meerlo en Reijerscop-Kreuningen ver-
lieten Harmelen en gingen samen verder
als de nieuwe gemeente Veldhuizen.
Vleuten (inclusief De Meern) had zijn
oude omvang weer terug.
Even tevoren waren bij K. B. de
nieuwe schouten aangesteld en op 2
januari 1818 werden de namen door Ge-
Burgemeesters kennen wij hier op het
platteland eigenlijk pas officieel sinds
1825, maar omdat enkelen van de te be-
spreken heren hun functie al geruime
tijd vóór dat tijdstip uitoefenden — zij
het onder een andere titel — zullen we
ons verhaal wat vroeger moeten begin-
nen.
Voor de geschiedenis van de groei van
onze tegenwoordige gemeente uit de
oude gerechten en het voorspel van de
gemeentelijke herindeling die op 1 ja-
nuari 1954 haar beslag kreeg, verwijs ik
naar mijn artikel in ons verenigings-
blad, jaargang 3, nummer 1, blz. 84: De
geschiedenis van onze gemeentegrens
sinds ca 1800. Zoals u weet, werden bij
de wet van 8 october 1953 de tot dan toe
zelfstandige gemeenten Vleuten, Haar-
zuilens, Oudenrijn en Veldhuizen sa-
mengevoegd tot de nieuwe gemeente
Vleuten-De Meern.
Die zelfstandigheid dateerde niet voor
alle partners uit hetzelfde jaar; eigenlijk
bereikte alleen het gerecht Vleuten (in-
clusief De Meern) ongeschonden als ge-
meente Vleuten het midden van de twin-
tigste eeuw.
Hoewel al eerder, voortvloeiende uit
de staatsregeling van 1798, een poging
was gedaan om te komen tot een samen-
voeging van gerechten tot grotere een-
heden, moet toch wel als belangrijkste
periode in de "gemeentevorming" wor-
den beschouwd de tijd dat ons land was
ingelijfd bij Frankrijk (9 juli 1810 tot 17
november 1813); bij keizerlijk decreet
van 9 juli 1810 werd het Koninkrijk
Holland ingelijfd bij "Ie grand empire".
Het land was verdeeld in zeven depar-
tementen — wij vielen onder het depar-
tement van de Zuiderzee, ongeveer om-
vattende het tegenwoordige Noord-
Holland en Utrecht —, onder leiding
van de gouverneur-generaal Ch. F.
Lebrun. De departementen waren weer
verdeeld in arrondissementen en deze in
mairieën. Een mairie (Frans: gemeente)
had een plaatselijk bestuur (de munici-
pale raad) met aan het hoofd een maire
(Frans: burgemeester). Deze verdeling
werd voorbereid in 1811 en kreeg haar
beslag op 1 januari 1812.
De gerechten De Haar, Themaat, de
Hegge op Themaat en Themaat Engsge-
recht werden bij Vleuten gevoegd, waar-
toe De Meern vanouds behoorde.
Oudenrijn, Heicop, Papendorp en
Galecop met meer andere kwamen bij
Jutphaas.
Veldhuizen, Bijleveld, Rosweide,
Reijerscop-Ligtenberg, Reijerscop-
Meerlo en Reijerscop-Kreuningen gin-
gen met meer andere naar Harmelen.
Bij besluit van 19 december 1811 wer-
den door de prefect van het Departe-
ment van de Zuiderzee de maires be-
noemd voor deze nieuwe mairieën.Dat
waren voor Vleuten J. H. J. van Bijle-
velt, voor Harmelen G. N. Buddingh en
voor Jutphaas J. A. van Cortenberghe.
Het Koninkrijk der Nederlanden
Na de val van Napoleon en de procla-
matie van prins Willem VI tot souverein
vorst (Koning Willem I), werd op 29
maart 1814 een nieuwe grondwet
bekrachtigd, die de samenstelling van
het gemeentebestuur aan de vorst over-
liet. Dit zou nader worden geregeld in
zogenaamde "reglementen van bestuur
ten platten lande".
Eerst werd echter bij K.B. van 1 no-
vember 1815 no. 68 goedkeuring ver-
leend aan een voorstel van Gedeputeer-
de Staten waarin het platte land van de
provincie Utrecht in gemeenten verdeeld
is of nog nader zoude mogen verdeeld
worden.
Omdat echter dit alles tijd kostte en
intussen de gemeenten toch moesten
worden bestuurd, had het "Provisio-
neel Provinciaal Bestuur van Utrecht"
op 30 november 1813 de maires en mu-
nicipale raden ontslagen en bedankt
voor de dieswegens gedane diensten,
maar de heren tezelfder tijd verzocht
provisioneel de belangens hunner ge-
meente tot nader order waar te nemen.
Zij werden voorts geïnviteerd een schrif-
telijke verklaring in te sturen houdende
dat zij onder solemnele eede beloofden
aan het Vaderland en aan zijne Hoogheid
den Heer Prince van Orange en Nassau
gehouw en getrouw te zijn.
Het Reglement van Bestuur van
1816
Bij K. B. van 29 juni 1816 no. 9 werd uit-
gevaardigd het "Reglement van bestuur
ten platten lande van de Provincie
Utrecht": De benoeming van den Schout
in de gemeenten. Heerlijkheden zijnde,
geschiedt door den Koning, op voordragt
-ocr page 64-
442
Na fl.                                  UTRECHT, den %ofien Nêvmber \%i%.
Het provisioneel PROVINCIAAL
BESTUUR VAN UTRECHT
AAN
*/ian den Heere Maire, Adjunct - Maires
en Municipaien Raden der Gemeente
van yyy/^,/^^^y' '
MYNE H. EERENI
A.
zo dit Gewest door de Franfche Krijgsbenden verlaten, en door God^ goed-
heid wederom (ot de vorige Vrijheid is terug gekeerd, en wij het Provifioneel Be-
ftuur daarom op ons hebben genomen, tot dat het aan Zijne Dootl. Hoogh. den
Prins WILLEM den VI. zal hebben behaagd daaromtrent nadere voorzienin*
gen te doen, gelijk aan UEd. blijken zal uit den inhoud eener Publicatie, waar-
.van een Exemplaar hiernevens gaat, door den Heer Commandant der alhier ia Gar-
nifoen liggende Nederlandfche Krijgsbenden, den Volke bekend gemaakt; zo heb-
ben wij nodig geoordeeld. UEd. uit derzelver Beftuur bij deezen te Qntflaao, en
voor de dieswegens gedane dienden te bedanken;
Terwijl wij UE. verder en op nieuws verzoeken en qualificeeren, om Provifioneel
de belangens uwer Gemeente, en alzo de Regering uwer Stad tot nader order waa^
te nemen, UEd. voorts inviteerende ons eene fchrifielijke verklaring te doen ge-
worden , houdende, dat Gijlieden ondpr Solemnele ^lede beloofd .aan het Vader-
land en aan Zijne Hoogheid den Heer PRINCE van ORANGE kn NASSAU
gehouw en getrouw 'te zijn.
Authorirerende éri'gelastende wij UEd. hiervan aan UEd. Gemeente opemlijké
kennisgeving te doen, en te helpen bevorderen, dat ook bij provifie niet alleen
de Stedelijke maar ook de gemeene Lands Inkomften ( Contrikutien ), op den voec
als dit het laatst is èèregeld, worden gevorderd en ontfengen. .
Wij zijn                                                                Uw Lieden Goedwillige
W. N. PESTERS,
Prefideot,
Ontslag van de maires en verzoek om voorlopig aan te blijven.
-ocr page 65-
443
Titel III (van den burgemeester) vinden
we o.a.:
Art. 65 De burgemeester wordt door
Ons, voor den tijd van zes jaren,
benoemd;
Art. 66 Hij kan te allen tijde door Ons
worden ontslagen, enz.;
Art. 71 Alvorens zijne betrekking te
aanvaarden, wordt door den burgemees-
ter, in handen van Onzen commisaris in
de provincie dezelfde eed of belofte afge-
legd, als in artikel 45 is voorgeschreven.
Deze eed, die ook door de nieuwe
raadsleden moet worden afgelegd, luidt:
Ik zweer (beloof) trouw aan de Grond-
wet en aan de wetten des Rijks, en dat ik
de belangen der gemeente met al mijn
vermogen zal voorstaan en bevorderen.
Zoo waarlijk helpe mij God almachtig/
Dat beloof ik.
Hij wordt hiertoe niet toegelaten, dan
na, mede in handen van Onzen commissa-
ris in de provincie, den volgenden eed
(verklaring en belofte) van zuivering te
hebben afgelegd:
Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot
burgemeester benoemd te worden, direc-
telijk of indirectelijk, aan geen persoon,
onder wat naam of voorwendsel ook,
eenige giften of gaven beloofd afgegeven
heb. Ik zweer (beloof), dat ik om iets
hoegenaamd in deze betrekking te doen
of te laten, van niemand hoegenaamd
eenige beloften of geschenken aanne-
men zal, directelijk of indirectelijk. Zoo
deputeerde Staten gepubliceerd: Voor
De Haarzuilens Th. Keetell, voor
Oudenrijn D. Rother, voor Veldhuizen
G. N. Buddingh en voor Vleuten J. H.
J. van Bijlevelt.
Ik moet er hier even op wijzen dat,
hoewel de gemeenten tot 1954 volledig
zelfstandig waren, het meermalen is
voorgekomen dat één burgemeester
hoofd was van meer dan één gemeente
(soms zelfs van vier!)
Het Reglement van Bestuur van
1825
Bij K.B. van 23 juh 1825 no. 132 werd
opnieuw een "Reglement op het Be-
stuur ten Platten Lande" vastgesteld,
waarbij voor het eerst wordt gesproken
over "de burgemeester" inplaats van
over "de schout". Burgemeesters zullen
ingezetenen moeten zijn van de Gemeen-
te, waar zij fungeren, of, voor zoo veel
betreft eenen Burgemeester, die, wegens
bijzondere redenen, over meer dan eene
Gemeente mogt zijn benoemd, van eene
dier Gemeenten.
Ontheffing van deze
bepaling kon slechts de Koning verle-
nen. De Burgemeesters worden benoemd
door den Koning, voor een termijn van zes
jaren, zoo echter dat zij telkens weder
verkiesbaar zullen zijn.
De eigenaar van
het "Heerlijk regt" kon een voordracht
doen, maar: Voor zoo verre de Heeren
geregtigd mogten zijn om voor het regt
van voordragt eenige recognitie
(= beta-
ling) te heffen, zal zulks niet te boven
gaan tien ten honderd van het bedrag der
vaste bezoldiging, aan de bediening ver-
bonden, en gelijke tien ten honderd van
den opbrengst, of waarschijnlijken op-
brengst der emolumenten, die er in de be-
trekking volgens dit reglement, of eenige
stellige latere bepalingen, bevoegdelijk
zouden kunnen genooten worden; en
zullen ook de Heeren, of Eigenaren, zich
zelven niet tot de bediening kunnen voor-
dragen. Alvorens in bediening te treden,
beloven de Burgemeesters bij Eede, in
handen van den Gouverneur:
Dat zij de Bediening, waartoe zij zijn
geroepen, met ijver en getrouwheid zullen
vervullen, overeenkomstig de Grondwet,
de algemeene lands-wetten, en hetgeen
hun bij het Reglement van Bestuur is
voorgeschreven;
dat zij de vergadenngen getrouwelijk
zullen bijwoonen, en voorts alles, wat in
hun vermogen is, tot het welzijn der Ge-
beente zullen aanwenden, alsmede dat
^ij, om iets hoegenaamd in hunne ambts-
betrekking te doen, of te laten, van nie-
nand eenige beloften, of geschenken aan-
genomen hebben of aannemen zullen, in
^enigerlei maniere.
Indien een gemeente een heerlijkheid
Was, moesten de burgemeesters daaren-
boven verklaren dat zij, om tot de voor-
dragt of benoeming van hun Persoon te
geraken, geene uitkering, recognitie oj
genot, gifte of gave onder welke
benaming ook, aan, of ten behoeve van
den Eigenaar van het Heerlijk regt, di-
rectelijk, of indirectelijk, hebben be-
loofd, of gegeven, of hebben doen belo-
ven of geven, noch verder ook ten gevol-
ge van hunne plaats gehad hebbende
benoeming beloven of geven, doen belo-
ven of geven zullen, te bovengaande tien
ten honderd van het bedrag van de vaste
bezoldiging, aan hunne bediening ver-
bonden, en gelijke tien ten honderd van
den opbrengst, of den door hen voor
waarschijnlijk gehouden wordende op-
brengst der Emolumenten, welke er vol-
gens het Reglement op het Plattelandsch
Bestuur, of eenige stellige latere bepa-
ling, bevoegdelijk in hunne bediening
mogten kunnen genooten worden,
(zie
boven).
Blijkbaar moesten alle zittende bur-
gemeesters "voor alle zekerheid" de
bovengenoemde eden toch ook maar
afleggen. In het Archief van het Pro-
vinciaal Bestuur (bewaard in het Rijks-
archief te Utrecht) bevindt zich in in-
ventarisnummer 6406 een desbetreffend
stuk; onder de 57 ondertekenaars
komen we de namen tegen van D.
Rother (van Oudenrijn), G. N. Bud-
dingh (van Veldhuizen) en J. H. J. van
Bijlevelt (van Vleuten en De Haarzui-
lens).
^^j8s/f^^.          ^SMé£.
De handtekeningen van G.N. Buddingh, J.H.J. van Bijlevelt en D. Rother onder de eed van 1825.
waarlijk helpe mij God almachtig / Dat
verklaar en beloof ik.
Art. 77 Hij heeft zijn vaste woonplaats
binnen de gemeente,
enz.;
Art. 83 Hij draagt de onderscheidings-
teekenen, door Ons te bepalen.
De zuiveringseed
Ik ben met opzet wat dieper ingegaan
op de af te leggen eden. Dat iemand be-
looft de hem opgedragen taak nauwge-
zet en volgens de daarvoor geldende re-
gels te zullen vervullen, is niet zo ver-
wonderlijk.
Wèl opmerkelijk is dat nog heden ten
dage de zogenaamde "zuiveringseed"
— die overigens in Nederland door alle
hoge ambtenaren moet worden afgelegd
De Gemeentewet van 1851
Op 29 juni 1851 werd door publicatie
in Staatsblad no. 85 de Gemeentewet
van kracht, zoals wij die nu kennen; zij
werd sindsdien herhaaldelijk gewijzigd.
De wet, ontworpen door minister J. R.
Thorbecke, regelt in een 300 artikelen
de samenstelling van het gemeentebe-
stuur, de bevoegdheden van de be-
stuursorganen, het toezicht op de ge-
meentebesturen, de gemeentelijke be-
groting en de gemeentelijke belastingen.
Voor een bespreking van de in dit
kader voor ons belangrijkste artikelen,
de burgemeester betreffende, ga ik uit
van de meest recente editie van de Ge-
meentewet, waarin dus alle bovenbe-
doelde wijzigingen zijn verwerkt. Onder
-ocr page 66-
444
velen, die hij ter handhaving van de open-
bare orde of ter beperking van gemeen
gevaar nodig acht, te geven. Hij laat tot
maatregelen van geweld niet overgaan,
dan na het doen der vereischte waarschu-
wingen.
Het ambtscostuum
—, betreffende de giften, gaven, belof-
ten of geschenken, zo'n belangrijke
plaats inneemt. Het is begrijpelijk, maar
het verleden wordt wel heel lang meege-
dragen.
Immers, vóór 1795 werd het schout-
ambt veelal gepacht en soms zelfs
gekocht. De persoonlijke inkomsten,
aan het ambt verbonden, rechtvaardig-
den het betalen van een recognitie en
soms de investering van enig "smeer-
geld", dat af en toe goede diensten be-
wezen zal hebben op de weg naar een
benoeming. De inkomsten van de
schout werden gevormd door een
percentage van de opgelegde boeten,
inkomsten uit het overstaan bij trans-
porten of het optreden als vendumees-
ter, e.d. terwijl hij ook kon optreden als
secretaris en gadermeester. Daar stond
tegenover dat er van een vast salaris
geen sprake was.
Het is typerend dat in het reglement
van 1816 nog niet wordt gerept van een
zuiveringseed. In dat van 1825 komt hij
wèl voor en dan acht men blijkbaar een
"commissie" van 10% nog wel toelaat-
baar. In 1851 is het definitief afgelopen
met elke vorm van "inkoop".
De "onderscheidingsteekenen"
Bij K. B. van 16 november 1852 no.
201 kwam Koning Willem III zijn belof-
te na betreffende de door Hem te bepa-
len "onderscheidingsteekenen":
Art. 1 De onderscheidingsteekenen,
door den burgemeester te dragen, bestaan
in een zilveren penning, hebbende eene
middellijn van veertig strepen
(= 40 mm)
en vertoonende aan de eene zijde het
wapen des Rijks, aan de andere dat der
gemeente, of, zoo de gemeente geen
wapen heeft, den naam der gemeente; de
penning hangende op de borst, hetzij aan
eene zilveren keten, hetzij aan een oranje
zijden lint; de keten of het lint op beide
schouders aan den rok of het opperkleed
vastgehecht.
Art. 2 De burgemeester draagt de on-
derscheidingdteekenen, wanneer hij:
voorzit in de vergadering van den Raad;
ingeval van brand, of van oproerige be-
weging, van zamenscholing of andere
stoornis der openbare orde zich in het
openbaar vertoont;
uit krachte van art. 188 der gemeente-
wet, of van eenige andere wet persoonlijk
in het openbaar bevelen geeft;
bij plegtige gelegenheden namens de ge-
meente opkomt.
Het genoemde artikel 188 is waar-
schijnlijk het huidige artikel 219:
In geval van oproerige beweging, sa-
menscholing of andere stoornis der open-
bare orde of van ernstige rampen, dan wel
van ernstige vrees voor het ontstaan daar-
van, is de burgemeester bevoegd alle be-
Het costuum der Burgemeesters za\
bestaan in een zwartlakenschen gesloten
rok met witte {=
witmetalen) knoopen,
waarop het gemeentewapen of de burger-
kroon
(= niet-adelijke kroon); de kraag
en de opslagen in het zilver geborduurd
met eikentakken ter breedte van drie
duim {=
7,5 cm); zwarten broek, staande
degen, driekanten hoed met zwarte lig.
gende pluimen, zilveren lis en knoop, ab
aan den rok, en oranje cocarde.
Sedert de 15de eeuw was de degen in
Italië en Spanje het heupwapen van de
edelman. Het dragen van de zgn,
galanteriedegen was tot aan de Franse
revolutie het voorrecht van de adel;
daaruit is de statiedagen, o.a. voor di-
plomaten, voortgekomen.
Vermoedelijk heeft na de tweede
wereldoorlog niet één burgemeester dit
pak nog gedragen!
Ons bestuurslid H.E.J. van Essen toont het
ambtscostuum van burgemeester J.A. Verder.
Dit costuum werd ons geschonken door
mevrouw M. Verder-Liesker.
Kleermaker: Croiset van der Kop en Zoon,
den Haag.
Een andere manier waarop de burge-
meester zich van de gewone burger kon
onderscheiden, was gelegen in de keuze
van zijn kleding. Ik zeg met opzet "keu-
ze", want hieromtrent was niets voorge-
schreven in de Gemeentewet.
Op 21 februari 1853 bood minister
Thorbecke de Koning aan een voordragt
omtrent het costuum, hetwelk de Burge-
meesters, des verkiezende, bij plegtige
gelegenheden zullen kunnen dragen.
Hij
ging daarbij uit van het in 1849 door de
Koning vastgestelde costuum voor Bur-
gemeester en Wethouders van Amster-
dam, maar daar de maatregel niet alleen
voor den Burgemeester der hoofdstad,
maar voor die van alle gemeenten geno-
men wordt
verdiende een eenvoudiger en
minder kostbaar costuum
de voorkeur.
'Koning Willem III sprak het laatste
woord bij K. B. van 24 Februari no. 65:
Overwegende, dat het nodig is, het cos-
tuum te bepalen, hetwelk de Burgemees-
ters, indien zij dit verlangen, bij plegtige
gelegenheden kunnen dragen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Witmetalen knoop met burgerkroon.
De opslag van de mouw "in het zilver gebor-
duurd met eikentakken ter breedte van drie
duim".
-ocr page 67-
OUDENRIJN
VELDHUIZEN
onder Jutphaas 1811 - 1818
onder Harmeien 181
- 1818
D. Rother 1818 - 1838
G.N. Buddingh
1818- 1850
W.F.H. Greup 1839 - 1851
J.C. de Bruyn
1850 - 1866
P.A. Walland
E. Adema
1866 - 1871
1872 - 1879
D.O. Heldewier
1879 - 1895
H. Ph. J. van Heemstra
1895 - 1907
A. Blankestijn
Th.P.J. Eisen
1907 - 1919
E.C. Erzeij 1915 - 1925
1920 - 1927
J.W. Henderson
1927 - 1939
W.H. Taets van Amerongen 1925 - 1952
H.A.J.M. van Koningsbn
Alderwerelt
1952 - 1954
iggen
1939- 1951
Ch.F. de Roo van
HAARZülLEINfS
VLEUTEN
J.H.J. van Bijlevelt            1811-1820
onder Vleuten 1811-1818
1818 - 1820
Th. Keetell
J.H.J. van Bijlevelt            1820 - 1834
G.H.J. van Bijlevelt           1834 - 1851
G.H.J. van Bijlevelt           1851 - 1870
1870 - 1879
W.H. de Beaufort
J.W.A. Barchman Wuytiers 1879 - 1901
G. Hondelink
1901 - 1915
1915 - 1946
J.A. Verder
J.H. van der Heide
1946 - 1954
1954 - 1973
J.H. van der Heide
H.A.C. Middelweerd         1974
-ocr page 68-
446
Haarzuilens, Oudenrijn, Veldhuizen en
Vleuten hebben gediend.
Uit de rechterlijke archieven (be-
waard op het Rijksarchief te Utrecht),
daterend uit de vóór-Franse tijd, leren
wij de namen kennen van de laatste
schouten "van de oude stempel". In De
Haar (en Themaat) was dit Abraham
van Toll, in Oudenrijn Daniël Rother,
in Veldhuizen Gerrit Nicolaas Bud-
dingh en in Vleuten Mr Philibert Jose-
phus Wilhelmus van Odenhoven; de
laatste was getrouwd met Johanna
Cornelia Maria van Bijlevelt, een zuster
van de man die hem zou opvolgen. Deze
archieven lopen tot 1811.
In datzelfde jaar beginnen de registers
van de burgerlijke stand en hieruit zijn
de namen van hun opvolgers te halen;
zij waren immers ook ambtenaar van de
burgerlijke stand. We moeten daarbij
wèl rekening houden met de eerder ge-
noemde samenvoegingen, die tot 1818
hebben geduurd. We vinden dan voor
Haarzuilens Theodorus Keetell (m.i.v.
1818), voor Oudenrijn Daniël Rother
(m.i.v. 1818), voor Veldhuizen Gerrit
Nicolaas Buddingh (m.i.v. 1818) en
voor Vleuten Johannes Hendrikus Jo-
sephus van Bijlevelt (m.i.v. 1811).
De burgemeestersbenoeming
De burgemeestersbenoeming ge-
schiedt tegenwoordig nog steeds bij
Koninklijk Besluit. De benoemde moet
in handen van de Commissaris der
Koningin de voorgeschreven eden
afleggen en vervolgens kan in een plech-
tige raadsvergadering de installatie
plaatsvinden.
De raad heeft in de benoemingspro-
cedure geen recht van voordracht, maar
maakt op verzoek van de Commissaris
der Koningin zijn gevoelens kenbaar
met betrekking tot de aan de te benoe-
men burgemeester te stellen eisen van
bekwaamheid en geschiktheid. De
Commissaris doet voorstellen. Voor-
drachten voor burgemeesters van pro-
vinciale hoofdsteden en voor gemeen-
ten boven 50.000 zielen passeren de
ministerraad. Herbenoeming na 6 jaren
is regel.
Behalve voorzitter van de raad en van
het college van Burgemeester en Wet-
houders is de burgemeester de autoriteit
die de gemeente bij allerlei gelegenhe-
den vertegenwoordigt. Hij is verder
verantwoordelijk voor de handhaving
van de openbare orde en hij heeft bij
"Driekanten hoed met zwarte liggende
pluimen, zilveren lis en knoop, als aan den
rok, en oranje cocarde".
brand het opperbevel. Hij is belast met
de uitvoering van allerlei wetten en dat
geldt ook voor raadsbesluiten en beslui-
ten van B. en W. Hij zal die besluiten
echter niet uitvoeren als hij ze in strijd
acht met de wet of het algemeen belang;
in dat geval moet hij schorsing of ver-
nietiging bevorderen.
Onze burgemeesters
In het volgende geef ik een overzicht
van alle burgemeesters die sinds het
begin van de 19de eeuw de gemeenten
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 03-01-1872 no. 22; ontslag bij K.B. van
24-03-1879 no. 5.
Het echtpaar vertrok op 19-05-1879 naar Apeldoorn.
Hij was Nederlands Hervormd.
Epke Adema
1872 - 1879
Was een zoon van Mr Lollius Adema, officier van justitie
te Heerenveen, en Tetje Bienema. Geboren 01-06-1813 te
Oranjewoud en overleden 26-03-1883 te Apeldoorn.
Huwde in eerste echt 26-04-1839 te Oranjewoud met
Sara Susanna Ypey, dochter van Mr Eco Ypey en
Petronella Adriana Bienema. Geboren 23-01-1819 te
Leeuwarden en overleden 21-11-1866 te Rauwerd.
Kinderen uit dit huwelijk:
Jhr Jan Willem Antonie Barchman Wuijtiers
1879
1901
Lollius
geb. 24-03-1841
Rauwerd
+ 10-10-1859
Rauwerd
Eco
geb. 16-07-1842
Rauwerd
Leonardus
geb. 19-08-1843
Rauwerd
Tetje
geb. 20-07-1845
Rauwerd
+ 08-07-1846
Rauwerd
Tetje
geb. 18-04-1847
Rauwerd
+ 02-03-1848
Rauwerd
Willem Remelius
geb. 18-04-1847
Rauwerd
Nicolaas
geb. 15-02-1849
Rauwerd
+ 12-01-1872
Rauwerd
Johan Hora
geb. 05-07-1851
Rauwerd
+ 07-12-1852
Rauwerd
Huwde in tweede echt 01-08-1868 te Kleef met
Eleonora Christina Susanna Bouricius, dochter van Louis
Gerard Bouricius, eerste luitenant infanterie, provinciaal
hoofdinspecteur directe belastingen te Utrecht, en Bodina
Buma. Geboren 09-10-1820 te Leeuwarden en overleden
24-11-1888 te 's-Gravenhage.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Hij en zijn tweede vrouw vestigden zich te Harmeien op
19-02-1872, komende uit Rauwerderhem waar hij burge-
meester was.
Was een zoon van Jhr Hendrik Jan Marie Barchman
Wuijtiers, ontvanger der registratie, en Antonia Elisabeth
van Meurs. Geboren 13-02-1847 te Harderwijk en overleden
03-06-1926 te Vleuten. Huwde 07-05-1874 te Utrecht met
Jkvr. Suzette (Susanna) Amelia Martens, dochter van
Jhr Jacob Carel Martens, zonder beroep, en Johanna
Francoise Henriette Meertens. Geboren 05-01-1851 te
Zeist en overleden 14-11-1920 te Utrecht.
-ocr page 69-
447
Kinderen uit dit huwelijk:                                          '
Cornelia Catharina Jansje geb. 22-10-1896 Oegstgeest
Anthonie Albertus Herman Karel
geb. 09-10-1898          Edam
Hij en zijn echtgenote vestigden zich op 16-12-1907 te
Harmeien, komende van Watergraafsmeer.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 18-09-1907 no. 94; ontslag per 01-01-1920.
Het echtpaar vertrok op 31-12-1919 naar Amsterdam.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Kinderen uit dit huwelijk:
Hendrik Jan Marie                geb. 04-02-1875Loosdrecht
Johanna Francoise Henriettegeb. 23-05-1876 Arnhem
Jacqueline Caroline
               geb. 30-11-1879 Vleuten
+ 14-03-1881 Vleuten
Het echtpaar vestigde zich op 24-04-1879 te Vleuten,
komende uit Wadenoyen.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 12-04-1879 no. 11; ontslag bij K.B.
van 21-09-1901 no. 37 wegens benoeming tot burgemeester
van Amersfoort.
Beiden vertrokken naar Amersfoort, maar kwamc-n
vandaar weer terug naar Vleuten op 21-08-1918.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: B. Overkleeft te De Meern.
Jhr Mr Willem Hendrik de Beaufort 1870 - 1879
Was een zoon van Jhr Mr Pieter de Beaufort, lid Gedepu-
teerde Staten van Utrecht, en Catharina Johanna van
Eijsinga. Geboren 14-09-1844 te Utrecht.
Huwde 03-07-1868 te Tietjerksteradeel met
Jkvr. Boudina Lucia Ebella van Sminia, dochter van
Jhr Mr Hobbe Baerdt van Sminia, burgemeester van
Tietjerksteradeel, en Jkvr. Wiskje Coehoorn van Scheltinga.
Geboren 11-12-1844 te Bergum.
Kinderen uit dit huwelijk:
1850 - 1866
Jan Care! de Bruyn
Was een zoon van Jan Wouter de Bruyn, koopman, en
Willemina Romeyn. Geboren 13-02-1803 te Kockengen en
aldaar overleden 13-02-1866. Huwde in eerste echt
02-12-1832 te Kockengen met
Neeltje van Schaardenburg, dochter van Jan van
Schaardenburg, bierbrouwer, en Geertje de Vries. Geboren
26-11-1808 te Kockengen en aldaar overleden 21-08-1840.
Kinderen uit dit huwelijk:
Jan Gerard                           geb. 24-10-1836 Kockengen
Gerarda Willemina               geb. 11-04-1838 Kockengen
Huwde in tweede echt 17-12-1841 te Kockengen met
Adriana Maria Repelius, dochter van Marinus Repelius
en Maria Romeyn. Volgens haar huwelijksacte werd zij
19-04-1813 te Haarlem geboren, maar zij is in de registers
van de burgerlijke stand te Haarlem niet te vinden. In het
lidmatenregister van de Nederlands Hervormde kerk te
Kockengen vond ik dat zij aldaar inkwam met kerkelijke
attestatie van Amsterdam d.d. 28-03-1844.
Kinderen uit dit huwelijk:
geb. 03-07-1869       Zeist
+ 04-10-1869       Zeist
geb. 02-08-1872  Vleuten
geb. 26-06-1874  Vleuten
geb. 28-03-1877  Vleuten
Pieter Benjamin
Catharina Johanna
Pieter Benjamin
Clara Maria
geb. 22-12-1842 Kockengen
geb. 10-10-1849 Kockengen
geb. 02-09-1851 Kockengen
geb. 08-09-1853 Kockengen
Adrianus Marinus
Maria
Willemina
Jan Wouter
Het echtpaar vestigde zich op 01-07-1870 te Vleuten,
komende uit Utrecht.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 05-05-1870 no. 18; ontslag bij K.B.
van 08-04-1879 no. 6.
Het echtpaar vertrok op 25-04-1879 naar Driebergen.
Hij was Nederlands Hervormd.
Jan Carel de Bruyn was bierbrouwer te Kockengen.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien, Veldhuizen,
Kockengen en Laag Nieuwkoop bij K.B. van 01-01-1850
no. 40. Zijn overlijden maakte een einde aan zijn burge-
meesterschap. Zijn tweede vrouw vertrok 05-07-1870 naar
Ubbergen.
Hij was Nederlands Hervormd.
1907 - 1919
Albertus Blankestijn
Gerrit Nicolaas Buddingh
1818 - 1850
Was een zoon van Nicolaas Wilhelmus Buddingh, notaris,
en Johanna Jacoba Knel. Gedoopt 02-06-1782 in de Jans-
kerk te Utrecht en overleden 25-05-1850 te Harmeien.
Huwde 05-08-1819 te Utrecht met
Andrietta Petronella Heynsius, dochter van Cornelis
Heynsius, koopman en reder te Rotterdam, en Maria van
Schaak van El. Geboren 18-07-1792 te Rotterdam en
overleden 18-10-1827 te Harmeien.
Kinderen uit dit huwelijk:
Nicolaas Wilhelmus
Bartha Maria
Maria Johanna Jacoba
Cornelia Maria Johanna
Gerrit Andries
Francina Wilhelmina
geb. 16-06-1820      Utrecht
geb. 02-11-1821  Harmeien
geb. 04-05-1823  Harmeien
geb. 09-10-1824  Harmeien
geb. 26-02-1826  Harmeien
geb. 10-10-1827  Harmeien
Was een zoon van Cornelis Blankestijn, gemeenteveld-
wachter, en Cornelia van de Kolk. Geboren 10-12-1865
te Amerongen. Huwde 27-04-1893 te Lienden met
Hermina van Doorn, dochter van Antonie van Doorn,
boomkweker, en Catharina van Hattem.
Geboren 19-03-1870 te Lienden.
Hij was notaris.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van Harmeien
-ocr page 70-
448
en Veldhuizen 02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van
Utrecht; ontslag bij K.B. van 01-01-1850 no. 40.
Hij was Nederlands Hervormd.
N.B. Gerrit Nicolaas Buddingh was in 1811 schout van het
gerecht Veldhuizen en tevens gadermeester van Maarssen-
broek en Rosweide. Hij werd bij besluit van de prefect van
het Departement van de Zuiderzee van 19-12-1811 benoemd
tot maire van Harmeien, waarbij Veldhuizen was gevoegd.
van J.H.J. van Bijlevelt tot maire van Vleuten, met het
verzoek zijn eed schriftelijk in te zenden.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van Vleuten
02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van Utrecht, berus-
tend op het K.B. van 16-08-1817.
Benoemd tot schout van De Haarzuilens bij K.B. van
27-06-1820 no. 42, als opvolger van Theodorus Keetell.
Zijn overlijden maakte een eind aan zijn loopbaan als
burgemeester van Vleuten en Haarzuilens.
Hij was Rooms-Katholiek.
Gerardus Johannes Henricus van Bijlevelt
1834
1870
Theodoor Petrus Jan Eisen
1920 - 1927
Was een zoon van Johannes Hendrikus Josephus van
Bijlevelt, burgemeester van Vleuten en Haarzuilens, en
Geertruida van Schalkwijk. Geboren 13-10-1811 te Vleuten
en aldaar overleden 02-04-1870. Huwde 20-04-1836 in
eerste echt te Vleuten met
Comelia Catharina Johanna Kipp, weduwe van Gerard
Groen, dochter van Antonius Kipp en Catharina Tuijlen.
Gedoopt 20-05-1794 te Gorinchem en overleden 06-02-1858
te Vleuten.
Kind uit dit huwelijk:
Willem Hendrik Antonie           geb. 22-11-1838 Utrecht
Huwde 06-09-1860 in tweede echt te Wehl met
Johanna Maria Wilhelmina Melchers, dochter van
Gerhardus Melchers, burgemeester van Wehl, en Agnes
Emestina Voss. Geboren 03-03-1831 te Wehl.
Kinderen uit dit huwelijk:
Agnes Ernestina Maria Geertruida
geb. 20-12-1861 Vleuten
Philibertus Joannes Simon         geb. 26-08-1863 Vleuten
Henricus Bemardus Gerardus geb. 04-07-1865 Vleuten
Zijn tweede vrouw vestigde zich op 31-10-1860 te Vleuten,
komende uit Wehl; na de dood van haar man vertrok zij
op 09-05-1871 naar Zevenaar.
Hij was landbouwer en woonde op Groot Zand.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 23-09-1834 no. 71 en van Oudenrijn bij K.B.
van 31-12-1851 no. 80. Zijn dood maakte een einde aan zijn
burgemeesterschap.
Hij was Rooms-Katholiek.
Johannes Hendrikus Josephus van Bijlevelt
1811 - 1834
Was een zoon van Willem Hendrik van Bijlevelt, brouwer
en schepen te Vleuten, en Aleijda Odilia van Rietveld.
Geboren 02-01-1781 te Vleuten en 11-09-1834 aldaar
overleden. Huwde 02-01-1803 in de Rooms Katholieke kerk
aan de Stadsdam te Oudenrijn met
Geertruida van Schalkwijk, dochter van Gerardus van
Schalkwijk en Maria Peek. Geboren 18-12-1776 te Vleuten
en 06-11-1866 aldaar overleden; zij was bij haar overlijden
bierbrouwster.
Kinderen uit dit huwelijk:
Was een zoon van Nicolaas Gijsbertus Eisen, landbouwer,
en Margaretha Theodora de Leeuw. Geboren 28-01-1887
te Wamel. Huwde 10-06-1914 te Wamel met
Maria Theodora Binnendijk, dochter van Wilhelmus
Lambertus Binnendijk, opzichter Rijkswaterstaat, en Maria
Helena Willemsen. Geboren 23-06-1885 te Wamel.
Kinderen uit dit huwelijk:
Nicolaas Willem
geb.
21-09-1915
Wamel
Willem Maria
geb.
05-05-1917
Montfoort
Jozef Gijsbert
geb.
19-03-1919
Montfoort
Gerard Louis
geb.
07-10-1920
Harmeien
Maria Margaretha
geb.
02-12-1921
Harmeien
Henri Alfons Marie
geb.
17-05-1923
Harmeien
Joan Theodoor Marie
geb.
29-12-1924
Utrecht
geb. 02-10-1803 Vleuten
geb. 08-03-1805 Vleuten
geb. 13-10-1811 Vleuten
geb. 25-10-1813 Vleuten
Wilhelmus Henricus Antonius
Maria Aleijda Odilia
Gerardus Johannes Hendricus
Johannes Franciskus Josephus
Zij vestigden zich te Harmeien op 17-02-1920, komende
van Montfoort; hij was burgemeester van Montfoort en
Willeskop.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 12-12-1919 no. 177; ontslag bij K.B. van
04-02-1927 no. 7 wegens benoeming tot burgemeester van
Naaldwijk, waarheen het echtpaar op 05-05-1927 vertrok.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Philibertus Josephus Wilhelmus geb. 09-03-1816 Vleuten
Hermanus Paulus Martinus geb. 29-09-1819 Vleuten
Hij was bierbrouwer.
In het oud-archief van Vleuten bevindt zich in inventaris-
nummer 6 het besluit van 19-12-1811 van de prefect van het
Departement van de Zuiderzee, betreffende de benoeming
-ocr page 71-
449
1915 - 1925           Hendrik Philip Jacob baron van Heemstra
1895-1907
Eduard Constantijn Erzeij
Was een zoon van Mr Willem Hendrik Johan baron van
Heemstra, burgemeester van Jutphaas, en Wilhelmina
Cornelia de Beaufort. Geboren 04-09-1867 te Jutphaas.
Huwde 30-09-1896 te Doorn met
Anna Maria Cornelia Roosmale Nepveu, dochter van
Louis Reinier Jan Anthonie Roosmale Nepveu, kapitein,
adjudant van prins Frederik, en Cornelia Hermina Anna
baronesse Bentinck van Schoonheten. Geboren 15-11-1865
te 's-Gravenhage.
Kinderen uit dit huwelijk:
Cornelia Hermina Anna         geb. 24-10-1897 Harmeien
Wilhelmina Louise Marie geb. 05-07-1899 Harmeien
Hij vestigde zich op 14-11-1895 te Harmeien, komende
uit Driebergen, en zij op 31-12-1896, komende uit Doorn.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 04-11-1895 no. 21; ontslag bij K.B. van
13-07-1907 no. 13 wegens benoeming tot burgemeester van
De Bildt.
Het echtpaar vertrok op 01-10-1907 naar De Bildt.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Was een zoon van Pompeus Alexander Erzeij, kolonel
der dragonders, en Henriette Johanna Oldenburg. Geboren
17-03-1860 te Arnhem. Huwde 26-10-1905 te Bussum met
Maria Petronella Kleijn van Willigen, dochter van Francois
Corneiis Kleijn van Willigen, koopman, lid van de Delftse
gemeenteraad, en Maria Petronella van der Willigen.
Geboren 06-11-1855 te Delft.
Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend.
Hij was burgemeester van Jutphaas, waar hij en zijn
vrouw zich vestigden op 08-05-1914, komende van Baarle
Nassau.
Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
16-04-1915 no. 29, ontslag bij K.B. van 23-03-1925 no. 68.
Vertrokken op 31-03-1925 naar Oudenrijn en vandaar
op 28-12-1926 naar Utrecht.
Hij was Evangelisch Luthers, zij Nederlands Hervormd.
Foto: Streekarchivariaat ZW Utrecht te Benschop.
1946 - 1974
Johannes Hillarius van der Heide
Willem Frederik Hendrik Greup
1839 - 1851
Was een zoon van Pieter Greup en Dirkje van Lutterveld.
Bij het huwelijk van hun zoon was Pieter reeds overleden;
zijn weduwe was toen directrice van het postkantoor van
Schoonhoven. Geboren 01-02-1802 te Schoonhoven.
Huwde 04-06-1835 te Utrecht met
Antoinetta Diena Maria Clasina Coets, weduwe van
Jan Hendrik van Teijlingen Thielen, dochter van Corneiis
Christianus Coets en Johanna Cornelia van Baggen.
Gedoopt 01-07-1804 te Oosterhout.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Hij was commis der Brieven Posterij te Utrecht.
Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
12-04-1839 no. 106 en zulks met vrijstelling van de bepalingen
van art. 3 lid c van het reglement op het plattelandsch bestuur
voor zoo veel het vereischte nopens de inwoning betreft, zoo
lang hij in zijne tegenwoordige woonplaats Utrecht zal zijn
gevestigd;
ontslag bij K.B. van 31-12-1851 no. 80.
Hij was Nederlands Hervormd.
-ocr page 72-
450
Was een zoon van Gerrit van der Heide, drogist, en
Marijke de Jager. Geboren 09-05-1913 te Haskerland en
overleden 23-06-1983 te Zeist. Huwde 29-06-1946 te
Montfoort met
Maria Agatha Ida Kemme, dochter van Joannes Bernardus
Kemme, burgemeester van Montfoort, en Maria Rosa
Robben. Geboren 04-05-1922 te Montfoort.
Kinderen uit dit huwelijk:
Hij en zijn eerste echtgenote vestigden zich op 07-05-1879
te Harmeien, komende van Wijk bij Duurstede waar hij
burgemeester was.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 29-03-1879 no. 5; ontslag bij K.B. van
12-10-1895 no. 24.
Hij en zijn tweede echtgenote vertrokken op 18-11-1895
naar Rheden.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: naar een geschilderd portret (olieverf op doek,
63 X 49 cm) in de "grote" commissiekamer van het gemeen-
tehuis te Harmeien, in 1928 aan die gemeente geschonken
door Mevr. G.A. Gerlings-Hasselman te Utrecht.
Gerard Bernard Johan Maria geb.
Bernard Michael Clemens Mariageb.
Rosa Maria Theresia Bernadettegeb.
Michael Frans Joseph Maria geb.
21-07-1947 Vleuten
28-11-1948 Vleuten
02-05-1950' leuten
01-02-1952 Vleuten
Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 18-11-1946 no. 15 en tot burgemeester van de
nieuwe gemeente Vleuten-De Meern bij K.B. van 27-10-1953
no. 17; ontslag bij K.B. van 07-11-1973 no. 13.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
Johannes Wilhelmus Henderson
1927 - 1939
Daniël Ocicer Heldewier
1879 - 1895
Was een zoon van Willem Henderson, militair (ten tijde
van het huwelijk van zijn zoon sergeant-majoor), en Maria
Theresia Hillegonda Jansen. Geboren 03-05-1874 te
Gorinchem. Huwde 06-10-1903 te Amersfoort met
Emma Maria Hubertina Hamers, dochter van Petrus
Josephus Hamers, winkelier in manufacturen, en Marie
Hubertine Philomène Botti. Geboren 24-09-1881 te Amers-
foort.
Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend; wèl een
pleegdochter:
Cornelie Maria Hubertine geb. 12-08-1909 Nijmegen
Hij had een militaire loopbaan achter de rug en was o.a.
tweede luitenant kwartiermeester te Amersfoort.
Het echtpaar vestigde zich 17-02-1920 te Harmeien,
komende van Montfoort.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 05-05-1927 no. 18; ontslag bij K.B. van
24-02-1939 no. 52.
Beiden vertrokken op 04-05-1939 naar Vught.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Was een zoon van Charles Daniël Heldewier, brander in
wijnen, en Francoise Clara Susanna van Kerchem.
Geboren 26-10-1840 te 's-Gravenhage.
Huwde in eerste echt 10-03-1870 te Utrecht met
Maria Henrietta Amoldina Coerman, dochter van
Gijsbertus Johannes Coerman, eerste luitenant artillerie,
en Henriette Francoise Charlotte de Favange. Geboren
02-04-1840 te Breda en overleden 16-03-1884 te Harmeien.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Huwde in tweede echt 30-10-1886 te Zoelen met
Caroline Suzette Hasselman, dochter van Catharinus
Johannes Hasselman, landeigenaar, en Charlotte Catharina
van Son. Geboren 12-03-1852 te Zoelen.
Uit dit huwelijk zijn evenmin kinderen bekend.
-ocr page 73-
451
geb. 18-07-1817      Utrecht
+ 17-02-1818      Utrecht
Theodorus Paulus
1901 - 1915
Gerrit Hondelink
Elisabetha Maria
geb. 22-03-1820      Utrecht
-I- 15-05-1820      Utrecht
Wilhelmus Johannes Henricus Gregorius
geb. 04-09-1822      Utrecht
Maria Alexandrina                geb. 09-12-1825       Utrecht
Hij was commies bij het Utrechtse stadsbestuur en
woonde te Utrecht. De ouders van zijn vrouw woonden in
1813 (ten tijde van het huwelijk van hun dochter) te
Warmond.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van De
Haarzuilens 02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van
Utrecht; ontslag bij K.B. van 27-06-1820 no. 42.
Hij was Rooms Katholiek.
Hendricus Alexander Joseph Marie
van Koningsbruggen
1939 - 1951
Was een zoon van Jan Willem Hondelink, sociëteithou-
der, en Engelina ter Weeme. Geboren 04-04-1857 te Neede
en overleden 03-01-1915 te Losser. Huwde 29-04-1880
te Vleuten met
Cornelia Davelaar, dochter van Teunis Davelaar, vee-
houder, en Grietje Doornbal. Geboren 13-12-1850 te
Vleuten.
Kinderen uit dit huwelijk:
Margaretha Engelina
geb. 24-04-1881 Vleuten
+ 02-08-1882 Vleuten
geb. 25-06-1882 Vleuten
geb. 27-10-1883 Vleuten
-I- 27-10-1883 Vleuten
geb. 09-03-1886 Vleuten
geb. 23-07-1887 Vleuten
Johanna Willemina Antonia
Antonie
Margaretha Engelina
Jan Willem
Hij vestigde zich op 10-06-1876 te Vleuten, komende
van Neede, en was achtereenvolgens ambtenaar ter gemeen-
tesecretarie en gemeentesecretaris.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten, Haarzuilens en
Oudenrijn bij K.B. van 04-11-1901 no. 8; hij overleed vóór
het einde van zijn ambtstermijn.
Zijn weduwe vertrok op 03-06-1915 naar Bodegraven.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: C.J. Koetsier te Veenendaal.
Was een zoon van Theodorus Petrus van Koningsbrug-
gen, winkelier in groente en fruit, en Bernardina Catharina
Maria Hubers. Geboren 13-03-1909 te 's-Gravenhage.
Huwde 06-09-1939 te Harmeien met
Maria Hendrika Elisa Huppertz, dochter van Johannes
Franciskus Julius Huppertz, apotheker, en Elizabeth Maria
Franciska van der Velden. Geboren 04-03-1910 te Heerlen.
Kinderen uit dit huwelijk:
Elisabeth Walburga Liduina Maria
geb. 18-10-1941 Harmeien
Bernardina Theresia Adelheid Maria
geb. 26-02-1943 Harmeien
Willibrordus Theodorus Johannes Maria
geb. 24-06-1944 Harmeien
Theodorus Willibrordus Stephanus Maria
geb. 06-11-1945 Harmeien
Julius Servatius Joseph Maria
geb. 05-11-1947 Harmeien
Maria Cunera Catharina Monica
geb. 26-01-1949 Harmeien
Bernadette Monica Maria geb. 31-10-1950 Harmeien
Theodorus Keetell
1818 - 1820
Was een zoon van Theodorus Henricus Keetell,
Medicinae Doctor, en Berta Nieuwenhuys. Gedoopt
22-11-1791 in de R.K. kerk aan de Herenstraat te Utrecht.
Huwde 07-07-1813 te Utrecht met
Anna Isabella Maria van Steenhardt, dochter van Joannis
Alexander van Steenhardt en Maria Adriana Wilmers.
Gedoopt 26-03-1791 in de R.K. kerk aan de Varkenstraat
te Arnhem.
Kinderen uit dit huwelijk:
Theodora Henrietta Maria geb. 04-06-1814 Utrecht
Maria Alexandrina                geb.            1816 Warmond
+ 24-06-1825 Utrecht
-ocr page 74-
452
Hij vestigde zich op 16-05-1939 te Harmeien, komende
uit Wateringen.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien en Veldhuizen
bij K.B. van 04-05-1939 no. 14; ontslag bij K.B. van
28-11-1950 no. 14 wegens benoeming tot burgemeester van
Culemborg.
Het echtpaar vertrok op 18-10-1951 naar Culemborg.
Hij was Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Mr Hermanus Antonius Cornelis Middelweerd
1974 -
Charles Francois de Roo van Alderwerelt
1952 - 1954
Was een zoon van Charles Francois de Roo van Alder-
werelt, koopman, en Margaretha Sophia Diemont. Geboren
20-09-1901 te Bloemendaal. Huwde in eerste echt
02-04-1942 te Utrecht (echtscheiding 21-11-1947) met
Margaretha Johanna van Luyn, gescheiden echtgenote
van Ferdinand Touw, dochter van Gerrit van Luyn,
handelsagent, en Jannetje van Ruiswijk.
Geboren 19-04-1911 te Utrecht.
Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Huwde in tweede echt 30-07-1954 te Maarssen met
Henriette Francoise Margaretha barones van Tuyil van
Serooskerken, dochter van Ir Frederik Christiaan
Constantijn baron van Tuyll van Serooskerken, landbouw-
kundig ingenieur, en Lucile Agnes barones van Lynden.
Geboren 04-05-1926 te Zuilen.
Uit dit huwelijk:
Daniël Egbert Hendrik           geb. 15-04-1956 Oudenrijn
Was hoogheemraad van het Hoogheemraadschap Lek-
dijk Bovendams, secretaris-penningmeester van het Water-
schap Heycop genaamd de Lange Vliet, lid van de
gemeenteraad van Oudenrijn.
Tengevolge van het vertrek van de burgemeesters Taets
van Amerongen (van Oudenrijn) en van Koningsbruggen
(van Harmeien en Veldhuizen) en de in gang zijnde herin-
delingsprocedure, moest tijdelijk in het burgemeester-
schap worden voorzien.
Hij werd door de commissaris der Koningin in Utrecht
met ingang van 01-01-1952 tot nader order belast met de
vervanging van het ambt van burgemeester in de genoemde
gemeenten. Zijn ontslag viel samen met de benoeming op
01-01-1954 van van der Heide als burgemeester van de
nieuwe gemeente Vleuten-De Meern.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Mevr. H.F.M, de Roo van Alderwerelt-van Tuyll
van Serooskerken te Amersfoort.
Is een zoon van Cornelis Gaugericus Middelweerd,
landbouwer, en Wilhelmina Adriana Vernooij. Geboren
19-08-1920 te Cothen. Huwde 22-08-1950 te Huissen met
Theodora Jacoba Maria Vermeulen, dochter van Gijs-
bertus Henricus Maria Vermeulen, landbouwer, en Anna
Maria Mathilda Bus. Geboren 22-08-1920 te Huissen.
Kinderen uit dit huwelijk:
Cornelis Hermanus Joseph Maria
geb. 08-12-1951 Cothen
Gijsbertus Everardus Joseph Maria
geb. 17-06-1953 Cothen
Hermanus Antonius Joseph Maria
geb. 30-03-1956 Cothen
Kwamen in 1974 van Montfoort; hij was burgemeester
van Montfoort en Willeskop.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten-De Meern bij
K.B. van 10-06-1974 no. 12; ontslag bij K.B.Van 13-03-1985
no. 3. Bij besluit van de Commissaris der Koningin van
06-05-1985 belast met de waarneming van het burgemees-
tersambt, hangende de procedure van de gemeentelijke
herindeling.
Hij is Rooms Katholiek.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
-ocr page 75-
453
genote van Jhr Wilco Julius van Sminia, dochter van
Mr Jan Bieruma Oosting, advocaat en procureur, ambte-
naar O.M. en grootgrondbezitter, en Adriana Janke
barones van Harinxma thoe Slooten. Geboren 20-04-1899
te Leeuwarden.
Kinderen zijn uit dit huwelijk niet bekend.
Hij en zijn eerste vrouw vestigden zich te Oudenrijn op
20-09-1926, komende van Utrecht.
Benoemd tot burgemeester van Oudenrijn bij K.B. van
27-04-1925 no. 23, ontslag bij K.B. van 14-12-1951 no. 17
wegens benoeming tot burgemeester van Driebergen.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
1818 - 1838
Daniël Rother
Was een zoon van Johan Frederik Rother, en Anna
Catrina Drinkgern. Gedoopt 26-09-1756 in de Evangelisch
Lutherse kerk te Utrecht en overleden 02-03-1839 te
Utrecht. Huwde 12-05-1794 in de Evangelisch Lutherse
kerk te Utrecht met
Catharina Zuijger, dochter van Anthony Christiaan
Zuijger, pasteibakker, en Catharina Visser. Gedoopt
11-01-1766 in de Lutherse kerk te Amsterdam.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.
Daniël Rother was notaris te Utrecht.
Publicatie van zijn benoeming tot schout van Oudenrijn
02-01-1818 door Gedeputeerde Staten van Utrecht;
afgetreden 02-01-1838.
Hij was Evangelisch Luthers.
N.B. Daniël Rother was in 1811 schout van het gerecht
Oudenrijn, maar raakte deze post kwijt toen Oudenrijn
opging in de mairie Jutphaas m.i.v. 01-01-1812.
Willem Hendrik baron Taets van Amerongen
1925 - 1952
1915 - 1946
Johannes Anthonius Verder
Wa^^^^^^^^^ÊÊm^iif^- "^^"'^^'''^J^'*^^ 1
w\
^^K|^. jÊ^^^
um
h 1
V\ Oj
^H^^P% 4|P«vl
h-fÊ
<
i
ê
4
%
1
Was een zoon van Hendricus Verder, landeigenaar en
rentenier, en Christina Zaal. Geboren 18-10-1884 te
Vinkeveen, overleden 08-02-1975 te Vleuten.
Huwde 05-08-1915 te Haarlem met
Marie Liesker, dochter van Anthonius Marie Jozef
Liesker, chemisch ingenieur, en Maria Theresia Stephania
Graffner. Geboren 12-08-1892 te Licrs (België).
Kinderen uit dit huwelijk:
Was een zoon van Jan Karel baron Taets van Amerongen,
burgemeester van Renswoude, en Louise Henriette van
Eeghen, Geboren 21-05-1895 te Renswoude.
Huwde in eerste echt 05-07-1921 te Utrecht (echtscheiding
09-08-1933) mêt
Agath* ó^ertruida Wllhëlmina de Bordes, dochter van
Cornelis Eliza Jan dê Bordes, commissionair in effecten,
en Henrietta Antoinetta van Walré, Geboren 08-01-1899
te Utrecht.
Kinderen uit dit huwelijk:
Henricus Antonius Joannes
Maria Theresia Stephania
Antonius Justus Wilhelmus
Joannes Antonius Henricus
geb.
geb.
geb.
geb.
17-01-1917
11-02-1918
16-10-1920
07-07-1922
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Wilhelmus Henricus Joseph
Christina Maria
geb. 05-03-1924
geb. 03-11-1925
■V 10-05-1929
geb. 30-11-1931
Andreas Franciscus
Hij vestigde zich op 21-05-1915 te Vleuten, komende uit
Castricum, en zij op 05-08-1915, komende uit Haarlem.
Benoemd tot burgemeester van Vleuten en Haarzuilens
bij K.B. van 16-04-1915 no. 29; ontslag op 18-05-1946.
Hij was Rooms-Katholiek.
Foto: Mevr. M. Verder-Liesker te Vleuten.
Maehteld Sophie Henriette
Cornelie Eliane Jeanne
geb. 09-04-1922 Amerongen
geb. 21-11-1925 Utrecht
+ 05-09-1932 Oudenrijn
geb. 22-07-1929 Oudenrijn
12-07-1934 te Baarn met
Helwig Louise Ernestine
Huwde in
tweede echt
Cornelia Charlotte Bieruma Oosting, gescheiden echt-
-ocr page 76-
454
Mr Pieter Anthony Walland
1866 - 1871
Was een zoon van Mr Pieter Carel Walland, advocaat,
en Margaretha Henriette Jacoba Hinlopen. Geboren
20-05-1836 te Zeist en overleden 20-10-1871 te Utrecht.
Hij was ongehuwd.
Hij kwam van Veldhuizen.
Benoemd tot burgemeester van Harmeien, Veldhuizen,
Kockengen en Laag Nieuwkoop bij K.B. van 14-06-1866
no. 52; hij overleed vóór het einde van zijn eerste ambts-
termijn.
Hij was Nederlands Hervormd.
Foto: Gemeentearchief Harmeien.
Bronnen
Vele gemeente-secretarieën en- archieven.
Bijzondere dank aan: de heer Beets (archief provinciaal
bestuur Utrecht), mevrouw van Eijk (gemeentesecretarie
Kockengen), de heer Janssen (streekarchivariaat ZW
Utrecht), mevrouw van der Meulen (gemeentelijke archief-
dienst Utrecht), de heer Noordam (gemeentearchief
Nieuwegein), de heer Schenk (gemeentesecretarie Har-
melen), de heer Temminck (gemeentelijke archiefdienst
Haarlem) en de heer van der Zandt (gemeentearchief
Vleuten-De Meern).
Foto's en reproducties voor het merendeel: J. Rodenburg
te Vleuten.
Agenda
Dinsdag 14 october
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor iedereen
met vragen, plannen of ideeën.
Dinsdag 18 november
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond; zie boven.
Aan diegenen, die onze agenda, in
vergelijking met die van andere histo-
rische verenigingen, wat magertjes
vinden, geeft het bestuur het volgende
in overweging.
Het is geen kunst een excursie te
organiseren naar een of ander kasteel
of museum om daar een boeiend ver-
haal te horen en een interessante rond-
leiding mee te maken. Dergelijke moge-
lijkheden zijn er te over en het is de
vraag of onze vereniging zich daar nu
ook mee moet gaan bezighouden.
Onze eigen (locale en regionale) historie
komt er namelijk veelal nauwelijks
aan te pas.
Een andere mogelijkheid, de lezing,
is eveneens een teer punt. Goede
sprekers, die echt iets te zeggen hebben
over wat ons in eerste instantie interes-
seert, zijn er niet veel. Anderen kunnen
wel een goed verhaal houden, maar dat
is dan van algemene aard of het onder-
werp ligt weer buiten onze regio. In
beide gevallen echter durven wij zo'n
spreker slechts te vragen als we er
Nieuwe leden
Al, J.P.
Wolweverslaan 7
3454
GK
De Meern
Berg, A.H, van de
Spinsterlaan 8
3454
De Meern
Bruntink, Ing. T.
Henri IXinantlaan 8
3451
EP
Vleuten
Dijkerman-Wensma, Mevr. E.J.G.
Henri Duaantlaan 24
3451
EP
Vleutten
Dubbelman, G.P.
Glazenierslaan 15
3454
GP
De Meern
Ebbens, S.
Prof.T.Brandsmalaan 3
3451
ZW
Vleuten
Eijzenbach, J.
Robert Kochlaan 21
3451
EG
Vleuten
Engelen, Mevr. M. van
Rijksstraatweg 97
3454
JH
De Meern
Exter, H. den
Zandweg 200
3454
HE
De Meern
Gangelen, A.J. van
Prins Hendrikweg 82
3451
CP
Vleuten
Goes, W.C.M.
Meerndijk 116
3454
HV
De Meern
Graafland, N.
P.C, Hooftstraat 19
3601
ST
Maarssen
Griffioen, A.C.
Parkweg 20
3451
RJ
Vleuten
Grift, A. v.d.
Zandweg 101
3454
JZ
De Meern
Grlnd-van Henfjstum, Mevr.C.J.van
der Loerikseweg 11
3991
AA
Houten
Hanswijk, W. van
Den Hamstraat 16
3451
BN
Vleuten
Hengst, F.C.
Prinses Irenelaan 9
3454
AJ
De Meern
Heuvel, A.A. van den
Van Zuylenstraat 4
3454
EV
De Meern
Joosten, J.H,
Haarpad 36
3451
AZ
Vleuten
Kempen, H.
Bronkhorstlaan 56
3451
ET
Vleuten
Kooijman, J.
Rijndijk 4
3455
RM
Haarzuilens
Kruis, C,
John F.Kennedylaan 51
3451
ZE
Vleuten
Linde, H. van der
De Ruyterstraat 12
3454
XL
De Meern
Mik, T.
H, Heijermanstraat 12
3451
AM
Vleuten
Miltenburg, J,W,J.
Kerkweg 16
4235
W
Tienhoven
Mooyrnan, C,
Maurltslaan 1 b.
3454
XP
De Meern
Ooy, K, van
Eikstraat 4
3455
RR
Haarzuilens
Oskam, F.
Ockhuizerweg 51
3455
RV
Haarzuilens
Oude Wansink, A.E,
Nljeveltstraat 8
3454
EX
De Meern
Reinhard, J.M.
Piet Heinstraat 7
3454
XH
De Meern
Rooijen, Mevr, L,W.Th, van
Stationsstraat 40
3451
BZ
Vleuten
Roskamp, K.
Mereveldlaan 87
3454
CC
De Meern
Schalk, Th.J. van
Wolweverslaan 90
3454
GN
De Meern
Schijf, Mevr.
Meentweg 60
3454
AT
De Meern
Schuckink Kool-Been, Mevr. J.
Korenmolen 21
3481
AT
Harraelen
Steenbergen, J.J,
Witte de Withstraat 3
3454
XK
De Meern
Uiterwaal, Th.
Zandweg 8
3454
JS
De Meern
Veer, R.H.J. van der
Van Zuijlenstraat 19
3454
CT
De Meern
Veldkamp, Mevr. W,
Prof,T,Brandsmalaan 1
3451
ZW
Vleuten
Visser, A,A,H,M,
Eikenlaan 13
3481
CM
Harmeien
Vonk, C.G,
Hof ter Weydeweg 7
3451
ST
Vleuten
Vportman, G.H,
Meentweg 70
3454
AV
De Meern
Wel-Veerkamp, Mevr,E. van der
Prof.Dr,Zernikeweg 56
3731
KE
De Bilt
25 september 1986,
zeker van kunnen zijn dat er ook vol-
doende belangstelling is te verwachten.
M.a.w.: het bestuur van uw vereniging
nodigt u uit uw wensen in deze kenbaar
te maken. Wat wilt U? Toch een ex-
cursie en, zo ja, waarheen? U dorst
naar een lezing? Zo ja, waarover? U hebt
iets geheel anders op 't oog? Wat dan?
-ocr page 77-
455
Officieel orgaan vüfi de Historische Veretti-
ging Vleutcn-De Mecrn-Haarzutiens,
6e jaargang nr. 4 december 1986 Q 19M
Verschijnt 4x per jaar
Van het bestuur
Ingeschreven in het vereniging'.rcgistcr van
de K V K. IJtrechi e.o, onder ur. V 479360
Dagelijks bestuur:
Dr D. W. Oravendeel. voorïUter
't Zand 35,3451 CJP Vieuien
tel. 03406-61793
W. H. Denck;m)p, sekretart*.
Uicnhcinistraat 5. 3451 BR Vleuten
tel, 0J407 - 194K
P. G. de Rooi), pennirtgmeeMei*
'l Zand !, 3451 GF Vleuten
tel. 03407 - 1483
A- J. van Zocren, vice-voor/itter
Stations.straat 34, 3451 8Z Vleuten
tel, 034Ü7 - 1263
H l . J van Fbsen, cwrd werkgroepen
Mauriislaan 17, 3454 XP De Meern
tel. 03406 - 62992
Erelid;
Mevr. Prof Dr C. Isings, Soest
De gemeentebegroting
Ik weet niet hoe 't li is vergaan, toen
duidelijk werd in welke toonaard onze
gemeentebegroting was gezet; onze te-
leurstelling, in ieder geval, was groot!
Er was reeds in october 1983 — dus 3
jaar geleden! — een diepgaand gesprek
met één der toenmalige wethouders,
over de huisvesting van onze verenging.
Ook toen is duidelijk gesteld dat het niet
ging om een ruimte voor een hobby-
club, maar om een onderkomen voor in
het algemeen belang werkzame dien-
sten.
Onze doelstellingen leken bij het ge-
meentebestuur weerklank te vinden en
in de zomer van 1984 werd ons ,,om
niet" de boerderij aan de Thematerweg
tijdelijk ter beschikking gesteld.
Ons geloof in een goede toekomst leek
alzo niet op loze gronden gebouwd en
het werd nog versterkt doordat de in de
loop van 1985 met diverse bestuurderen
gevoerde gesprekken eveneens als posi-
tief werden ervaren. Ook de door ons in
onze museumnota aangedragen gege-
vens en suggesties zouden ,,zorgvuldig
in de overwegingen worden meegeno-
men".
En nu dit!
Toegegeven, er werd ons nimmer iets
toegezegd, maar dat men nu nóg geen
principe-uitspraak over de lippen kan
krijgen, waarom onze museumnota
dringend vroeg, is veelbetekenend.
Ronduit verontrustend is weer de let-
terlijk negatieve benadering van bij-
voorbeeld ,,kunst en oudheidkunde".
Men heeft daar nog een paar centen
méér per inwoner op weten te bezuini-
gen en is zodoende kennelijk van plan er
f 8,- per inwoner minder aan te beste-
den dan met ons vergelijkbare gemeen-
ten. Is dat nu echt iets om trots op te
zijn?
De begroting 1986 had er een post van
f 28.000,- voor over. Als we ons inwo-
nertal stellen op 15.000, dan betekent
dat, dat een uitgave van f 120.000,- méér
per jaar aan kunst en oudheidkunde (en
dat zou dan neerkomen op ca
f 150.000,-), ons nog maar in de grijze
middenmoot zou doen belanden. Dit
alles in vergelijking met wat gemeenten
met 10.000 tot 20.000 inwoners gemid-
deld voor dit onderdeel op hun
begroting hebben uitgetrokken.
Monumenten
Er is grote beroering in de monumen-
tenwereld. Het Rijk wil de zorg voor
onze monumenten voor een groot deel
in handen van de gemeenten leggen. In
de gemeenten worden monumenten-
commissies gevormd, met o.a. de
opdracht, naast de bestaande lijsten van
rijksmonumenten, ook lijsten van ge-
meentelijke monumenten op te stellen.
Dat is natuurlijk allemaal prachtig,
maar dan moet het wèl duidelijk zijn dat
de gemeente van plan is zich de haar toe-
vertrouwde zorg waardig te tonen.
M.a.w. er is weereen principe-uitspraak
nodig, waaruit blijkt dat de daarvoor
vereiste mentaliteit aanwezig is.
De bij de monumenten-inventarisatie
behorende documentatie zal voorname-
lijk moeten worden aangedragen door
de Historische Vereniging (zie ook het
artikel over de Oude Rechterlijke Ar-
chieven in dit nummer). Deze bezit bo-
vendien een steeds groeiende verzame-
ling oude gebruiksvoorwerpen, die zij
wil onderbrengen in een museum of his-
torisch archief ,,ten algemenen nutte".
Ziedaar enkele zaken die in eikaars
verlengde liggen of, zo men wil, elkaar
aanvullen: geschiedvorsing, monumen-
tenzorg en historisch archief; zij beho-
ren thuis onder „kunst en oudheid".
De in dit verband alles overheersende
vraag is: is in onze toch welvarende ge-
meente de juiste mentaliteit aanwezig
om diegenen die zich de zorg aantrek-
ken voor onze cultuur-historische waar-
den, de kans te geven daar daadwerke-
lijk iets aan te doen!
Uw bestuur wenst u van harte alle
goeds toe voor 1987.
D. W. Gravendeel
voorzitter
Redaictie^sekretariaat:
Monique van hssen, HMldei<.teinlaan 1.
345! i \ Vleuten
tel. 03407 - 361 I
Lcdenadministratie/infarmatie:
Opgc\cn van nicuv^e loden, mutaties en
(na)be*.lellingen bi|;
Mw P. .1 de Rooi|-Goes. 't Zand 1,
3451 CjP Vleuten, tel 03407 - 1483
Kontributie:
De taarhikse kontnbntie bedraagt voor
1986 minimaal f 25.-.
po.siabonncment 1 35,—per jaar
Donateurs:
Minimaal [ 12.50 |»rjaw.
De vereniging h«êft rdeeojng^o ^| 4e vol-
gende in&tellmgen:
Am - De Mmti 55,6$J3,040
RABO - Vleuten 36,?111?.5'?4
POSICIRO 2 689.20»
*****-^— I             ................Hul.....miiiiiH*i*«*ÉÉ***wiiiiiiimiiiiiimiiiiini
- Gehele oi pedeeltdijfce ovema«*s v«ft ftr**
tikelen uu dit vef«!nii^»gS0r|8«ö» |$ steeitts
toegestaan na !>chnltel|keto«S!t«R3tnititg.ii^rli
<l6ii r«<laktfe.
MM*MU*UMMéÉÉ*UMMMÉ«M«**MM*M*M*MMMM
In dit nummer
-  Van het bestuur
-   Valkenstein, gravures van Voorn
-   Burgemeester en raadslid, contributie, agenda
-   De oude rechterlijke archieven
-   Een dorp verandert
-   Een opvallend schilderij
-   Mensen op een klein stukje grond
-   Het burgerlijk register
-   Nog maar 25 jaar geleden
-   Wie wat bewaart die geeft wat
pag.
455
457
458
459
462
463
464
467
471
476
IHuMtatie voojpagisB'
Tttelbiiad v&a het eerste «chei^mboek van
Vleuten. i527.
LOSSK NtMMERS f IM
-ocr page 78-
456
Een kleine expositie geeft een indruk van het werk van Kees Valkenstein. Foto's: K. B. Nan
nmg.
-ocr page 79-
457
Gravures van Voorn
Valkenstein
Tussen 1739 en 1772 bracht de uitge-
ver Isaak Tirion te Amsterdam de „He-
dendaagsche Historie of Tegenwoordi-
ge Staat der Vereenigde Nederlanden"
op de markt, een werk van 23 delen vol
wetenswaardigheden over de steden en
dorpen der lage landen. De uitgave was
mager geïllustreerd en dat werd alom als
een bezwaar gevoeld. Er werd daarom
een tweede uitgave gestart, die min of
meer parallel met de eerste loopt: ,,Het
verheerlijkt Nederland of Kabinet van
hedendaagsche gezigten van steden,
dorpen, sloten, enz.,,. De 9 delen hier-
van kwamen uit tussen 1745 en 1774; zij
bevatten geen tekst doch uitsluitend il-
lustraties, die werden geleverd door tal
van kunstenaars. Hun tekeningen wer-
den op de koperplaat overgebracht door
Hendrik Spilman. Eén van hen was Jan
de Beijer, een ijverig en nauwgezet teke-
naar van het bouwkundig en stedelijk
schoon van de lage landen. Voor de
topografie is zijn artistieke arbeid van
grote waarde, maar niet minder door
zijn knappe en kunstzinnige uitvoering.
Twee tekeningen, door Jan de Beijer
in 1749 gemaakt van de ridderhofstad
Voorn (no.95 van ter zijde en no. 96 van
voren)
en door Spilman in koper gegra-
veerd, lieten wij in samenwerking met
Assurantiebedrijf J. van Gooi in kunst-
druk uitvoeren.
De bijzonder fraaie reproductie is,
inclusief envelop, te koop voor f 2,50 (5
stuks voor f 10,-) bij mevrouw P. J. de
Rooij-Goes, 't Zand 1, 3451 GP Vleu-
ten, tel. 03407 - 1483.
Donderdagavond 20 november pre-
senteerden wij in de Kees Valkenstein-
school te Vleuten onze derde bijzondere
uitgave. Voor een vereniging die nu
bijna zes jaar bestaat een aardig gemid-
delde.
Het lijkt nauwelijks nodig de inhoud
van het boekje nader aan te prijzen; de
smaak ervan werd al eerder aangegeven
in ons blad (1983 blz. 109 en 1986 blz.
427): pure plattelandsverhalen uit de
Vleutense (en dus ook Meernse!) polder
en een levensschets van de vermaarde
onderwijzer-auteur Kees Valkenstein.
Het boekje kost f 17,50 en is te koop
bij mevrouw P. J. de Rooii-Goes, 't
Zand 1, 3451 GP Vleuten, tel. 03407 -
1483 en bovendien bij de boekhandels
van Rooijen te Harmeien, van Kooten
te De Meern en Wortel te Vleuten.
Wij hebben overwogen dergelijke bij-
zondere uitgaven aan de leden voor een
lagere prijs beschikbaar te stellen, maar
de marge tussen kostprijs en verkoop-
prijs is al zó klein dat daar niet veel
muziek in zit. Leden, die onze special
kopen, krijgen echter tóch een attentie,
in de vorm van een fraaie reproductie
van twee gravures van de ridderhofstad
Voorn.
_2)e^ S-IBBES. HOrSTAB VOORIT to» ta-xyJe- .
^sj:
:a^ x.xj>i)EB. HorsTAj) voomf, >w>t ■ürwm,.
-ocr page 80-
458
ieder geval pas op 55-jarige leeftijd (15 -
07 - 1879) tot lid van de gemeenteraad
van Veldhuizen gekozen. Zijn benoe-
ming volgde op 21 - 08 - 1879 en zijn be-
ëdiging op 02 - 09 - 1879. Hij hield het
wèl lang vol; tijdens de raadsvergade-
ring van 26 - 11 - 1918 trad hij af.
Hoewel de gemeentesecretarie van
Veldhuizen in die jaren te Harmeien was
gevestigd, verhuurde Cornelis aan de
gemeente de lokaliteit bestemd tot het
houden der vergaderingen van de raad en
het sluiten der huwelijken.
Hij overleed 20 - 03 - 1921 te Veldhui-
zen, bijna 97 jaar oud.
D. W. G.
Burgemeester en raadslid
Contributie
U vindt bij ons laatste nummer van dit
jaar gewoontegetrouw weer een accept-
giro-formulier gevoegd. Het echtpaar
de Rooij, dat de financiën en de leden-
administratie verzorgt voor méér dan
800 leden, zal het bijzonder op prijs
stellen als u per kerende post uw contri-
butie voor 1987 voldoet. Uitstel uwer-
zijds betekent voor deze mensen veel
extra werk; de tijd die zij moeten beste-
den aan „herinneringen" kunnen zij
voor massa's andere clubzaken nuttiger
gebruiken!
Agenda
Maandag 12 januari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor iedereen
met vragen, plannen of ideeën.
Maandag 16 februari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Maandag 16 maart
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Het is de bedoeling in het eerste kwar-
taal van het komende jaar weer eens wat
oude dorpsfilms van De Meern te draai-
en. Let voor nadere datum en plaats op
de aankondiging in de doorloopagenda
in de media en op onze affiches.
Volgens artikel 9 van onze Statuten
moet tenminste éénmaal per jaar een
algemene ledenvergadering worden ge-
houden en wel uiterlijk drie maanden na
afloop van het verenigingsjaar. Ge-
tracht zal worden een en ander te reali-
seren in de laatste week van maart; u
kunt de desbetreffende agenda ver-
wachten in ons maart-nummer.
Burgemeester Albertus Blankestijn en raadslid Cornelis van den Berg op de Meernbrug. Op de
achtergrond de smederij (met schoorsteen) en het café „De Meernbrug" (met trapgevel).
Rechts, achter de kinderen, een zoon van Cornelis, Marinus Adriaan, ook al een man op leeftijd.
Blankestijn was burgemeester van Veldhuizen van 1907 tot 1919 en de opname zou best in dat
laatste jaar gemaakt kunnen zijn.
Foto: P. C. de Vries te De Meern.
Hij huwde met Rachel Pleune, gebo-
ren 21 - 11 - 1826 te Tholen als dochter
van Marinus Pleune en Adriana Ver-
meulen. Zij overleed 01 - 08 - 1909 te
Veldhuizen.
Het echtpaar kreeg 4 kinderen:
geboren
Adriana Maria 13-11-1862 te Utrecht
Jan Petrus
           13-11-1862 te Utrecht
Maria                  08-10-1864 te Utrecht
Marinus Adriaan
17-10-1866 te Oudenrijn
Ik weet niet of Cornelis al vroeg geïn-
teresseerd was in de politiek; hij werd in
Als reactie op mijn artikel „Onze bur-
gemeesters" kreeg ik de hierbij afgebeel-
de foto toegestuurd. Hoofdpersoon is
echter niet burgemeester Albertus Blan-
kestijn (links), die naar zijn stand ge-
kleed en getuigd gezag staat uit te stra-
len.
Onze aandacht gaat geheel naar de
martiale figuur in het midden.
Cornelis van den Berg, Nederlands
Hervormd, bloemist, wonende Straat-
weg no. 2 te Veldhuizen, werd 22 - 04 -
1824 te Maarssen geboren als zoon van
Jan Petrus van den Berg en Maria Saai.
-ocr page 81-
459
De oude rechterlijke archieven
door
Dr D. W. Gravendeel
Inleiding
De dorpsgerechten, zoals zij tot het
einde der achttiende eeuw in de provin-
cie Utrecht bestonden, hadden een ver-
schillende herkomst. In verreweg de
meeste gevallen kan hun rechtsmacht
worden afgeleid van de bisschop van
Utrecht. De koninklijke schenkingen
aan de bisschop van de immuniteit voor
zijn eigen domeinen (sinds de 8ste eeuw)
en de verlening van grafelijk gezag
over gebieden buiten zijn domeinen (in
de 11de eeuw) leidde via een lang proces
tot het ontstaan van de bisschoppelijke
landsheerlijkheid over het Nedersticht
en het Oversticht, in grote lijnen samen-
vallend met de huidige provincies
Utrecht, Overijssel, Drente en de stad
Groningen. Eén van de aspecten van de
landsheerlijkheid was de rechtsmacht,
zowel de hoge in lijfstraffelijke zaken als
de lage in boetstraffelijke zaken. De
hoge rechtsmacht werd over het alge-
meen in regionaal kader uitgeoefend, de
lage in lokaal kader.
Bespreking van de hoge rechtsmacht
kan in onze beschouwing achterwege
blijven daar deze in 't algemeen op het
platteland niet werd uitgeoefend en in 't
bijzonder niet binnen de gerechten die
later de gemeente Vleuten-De Meern
zouden vormen. Wèl trad er sinds het
midden van de 13de eeuw in het Neder-
sticht een bisschoppelijk functionaris
op ter uitoefening van de hoge rechts-
macht: de maarschalk, maar allengs
wisten de steden de criminele jurisdictie,
ook over het platteland, aan zich te
trekken, tot het in 1530 opgerichte Hof
van Utrecht de criminele rechtspraak
over het gehele platteland van Utrecht
inclusief de stad Montfoort kreeg toe-
gewezen, met uitzondering van de
andere steden en de Proosdijlanden.
Het Hof behandelde ook civiele zaken,
maar fungeerde bovendien als beroeps-
instantie voor de plaatselijke gerechten.
Sinds de 12de eeuw bevond de lage
rechtsmacht in het Nedersticht zich in
velerlei hand: in die van de bisschop, de
kapittels, abdijen en ministerialen
(dienstmannen). Zij allen lieten de uit-
oefening ervan op den duur over aan
een schout.
plaatsvond van de burengerechten in
schepengerechten, in grote lijnen echter
pas in de 16de en een enkele maal niet
eerder dan in de 17de eeuw.
Schepenrecht
Schepenrecht werd aan Vleuten en de
Harmelerwaard verleend in 1527 door
bisschop Hendrik van Beieren en Deken
en Kapittel van Oudemunster, in 1530
aan Oudenrijn en Heicop en Veldhui-
zen, De Meern, Reijerscop, Bijleveld en
Rosweide door Karel V en in 1632 aan
de Haar door de Staten van Utrecht.
De eerste te Vleuten onder dit recht
vigerende schout was Loeff Pelgrumsz.,
de eerste schepenen waren Frederick
Evertsz., Joris Jorisz., Evert Dircxsz.,
Thonis Herbertsz., Jacob Aelbertsz.,
Eybert Gerritsz. van Wel en Gerrit Wil-
lemsz.; kerkmeesters waren toen Splin-
ter Huygensz. en Henrick Claesz., de
pastoor was Johan van Goer, terwijl als
maarschalk van het Nedersticht fun-
geerde Frederick Utenham.
De schepenen moesten zijn mannen
met eere van goede name ende fame, zij
werden aangesteld door de gerechts-
heer, gerecruteerd uit de geërfden en zij
konden hun benoeming niet weigeren.
Hun functie was overigens gelijk aan die
van de vroegere buren.
Het was gebruikelijk dat de schout,
zeker al in de 15de eeuw, zijn ambt
pachtte en borgen moest stellen of een
borgsom storten. Dit laatste vooral om-
dat zijn bevoegdheden en werkzaamhe-
den de rechterlijke sfeer ver te buiten
gingen en zich ook op fiscaal terrein uit-
strekten. Zoals de gerechtsheer behalve
de jurisdictie ook bestuursmacht had,
een aantal heerlijke rechten bezat en
bovendien meestal grondbezitter in het
gerecht was, zo bewoog de aktiviteit van
de schout, als hij de gerechtsheer inte-
graal verving, zich op de terreinen van
de jurisdictie, het bestuur, de belastin-
gen en de behartiging van de privé-be-
langen van de heer. Het bestuur had op
de dorpen tijdens het Ancien Régime
nog niet zo heel veel te betekenen, maar
het innen van belastingen was een ge-
wichtige taak voor de schout, evenals
soms het behartigen van de waterstaats-
Het gebied waarbinnen iemand de
rechtsmacht bezat, werd in Utrecht
gerecht genoemd; uit deze gerechten zijn
de latere gemeenten voortgekomen.
Met het woord gerecht werd echter ook
aangeduid het geheel van schout en
buren c.q. schepenen, dat aan de
gerechtszitting deelnam.
Huurrecht was oudtijds de naam voor
een rechtspleging, waarin de buren (ge-
kwalificeerde ingezetenen) van een ge-
recht als oordeelvinders optraden,
d.w.z. het oordeel vonden, het vonnis
wezen, op vordering van de schout. De
gang van zaken bij de burenrechtspraak
werd op den duur als onbevredigend er-
varen, door partijdigheid, een te grote
of een te geringe opkomst en ruzies. Een
vast aantal schepenen, op termijn
benoemd en beëdigd door de maar-
schalk, zou in dit euvel kunnen voor-
zien. Vandaar dat allengs omzetting
[Ge
f^tè» ^^tfUl-t (ZiZ*tu
Titelblad van het eerste schepenboek van
Vleuten.
Dit is der Schepenen boeck ofte Register in
Vloeten ende in Hermelreweerdt in des Eer-
baren Heren Gherechte des Decken ende Ca-
pittel van Oudemunster te Utrecht, beghin-
nende mitten yersten Schepenen recht.
Anno 15 hondert ende soevenendetwintich den
yersten dach in Mey.
-ocr page 82-
460
belangen. Dit laatste was echter van
gerecht tot gerecht verschillend, omdat
er hier en daar waterschappen beston-
den, die een eigen bestuur hadden met
vergaande bevoegdheden, zodat daar de
waterstaatstaak voor het grootste deel
onttrokken was aan de schout.
Een vrij groot aantal gerechten was zo
klein, dat er geen functionarissen te vin-
den waren om een rechtbank, tevens
bestuurscollege te vormen. In alle
gevallen was er een gerechtsheer, soms
ook een schout, die immers niet binnen
het gerecht hoefde te wonen. Waren er
rechtszaken aan de orde, dan moesten
zij in een naburig gerecht worden be-
handeld. De belanghebbenden konden-
dan hun rechtbank kiezen.
Alle gerechten waren bevoegd in boet-
straffelijke zaken en daarnaast in civiele
zaken, geschillen tussen particulieren
betreffend. Men kon van het vonnis in
beroep gaan bij het Hof van Utrecht,
dat overigens deze civiele zaken in toe-
nemende mate ook in eerste aanleg
behandelde.
Naast de taak als rechtbank in geschil-
len vonden de dorpsgerechten een
andere taak in het op rechtsgeldige wijze
vastleggen van rechtshandelingen door
derden. Dit aspekt van hun werkzaam-
heid, de zg. voluntaire jurisdictie of vrij-
willige rechtspraak, kostte hun heel wat
meer tijd dan de contentieuze recht-
spraak, dus de rechtspraak in geschil-
len. Weliswaar hadden de gerechten op
dit terrein concurrentie van de openbare
notarissen, maar enkele veel voorko-
mende rechtshandelingen, als de over-
dracht van onroerend goed en de vesti-
ging van zakelijke rechten daarop, kon-
den slechts voor het plaatselijk gerecht
geschieden.
Op grond van de ordonnantie van de
Staten van Utrecht van 6 oktober 1584
kregen de gerechten er op het terrein
van de vrijwillige rechtshandelingen een
taak bij, die zij vroeger nooit hadden ge-
had. Aan de katholiek geblevenen werd
voortaan de mogelijkheid gegeven ten
overstaan van het plaatselijk gerecht te
trouwen.
Op 1 maart 1811 werden de schepen-
rechtbanken, zowel in de steden als op
de dorpen, afgeschaft en werden er,
evenals in de andere gebieden van het
Franse keizerrijk waarvan Utrecht toen
deel uitmaakte, rechtbanken per kanton
en per arrondissement ingevoerd.
Er waren diverse decreten en circulai-
res en niet minder dan drie Koninklijke
Besluiten (van 8 maart 1879, 9 oktober
1883 en 20 juni 1919) voor nodig om de
oude gerechtsarchieven te krijgen waar
zij zich uiteindelijk nu bevinden: de
rijksarchiefbewaarplaatsen in de pro-
vincie. Dit met uitzondering van de
tf
^/^r *y^
Eerste bladzijde van het eerste schepenboek van Vleuten.
Anno 15 hondert ende 27 den yersten dach in Mey.
archieven van die gemeenten die over
een gemeentearchivaris en een doelma-
tige archiefbewaarplaats beschikten; de
betreffende gemeenten konden bedoel-
de archivalia in bewaring krijgen.
Gegevens
De archivalia die nu in het Rijksarchief
te Utrecht bewaard worden, werden in
1985 opnieuw geïnventariseerd door D.
T. Koen (Inventaris 49 Dorpsgerech-
ten); ik maakte voor het bovenstaande
een dankbaar gebruik van de in die
inventaris opgenomen inleiding.
Van alle taken, die de dorpsgerechten
hebben gehad, interesseert ons het
meest die betreffende de vrijwillige
rechtspraak. In de daarop betrekking
hebbende archivalia kunnen we name-
lijk gegevens vinden over overdrachten,
hypotheken, taxaties, heffing van de
20ste en 40ste penning, procuraties, tes-
-ocr page 83-
461
tamenten, boedelscheidingen, publieke
verkoop van roerende en onroerende
goederen, verpachtingen en verhuur.
Ik geef een overzicht van de bewaard
gebleven archivalia van de gerechten,
waaruit tenslotte onze gemeente Vleu-
ten-De Meern is ontstaan, met globaal
het tijdvak dat wordt bestreken:
Galekop
Haarzuilens
Oudenrijn en Heikop
Papendorp
Reierskop-Creuningen
Reierskop-St Pieters
Themaat
Themaat-Den Eng
Veldhuizen, Bijleveld,
Rosweide en Reierskop-
Lichtenberg
Vleuten en De Meern
1714- 1811
1631 - 1811
1693- 1811
1702- 1811
1714- 1810
1640- 1809
1736- 1811
1684- 1753
1631 - 1810
1527 - 1811
Opvallend is dat de Vleutense archi-
valia terugreiken tot de dag waarop al-
daar het schepenrecht werd ingevoerd;
dit wordt trouwens vóórin het eerste
"schepenboeck" ook vermeld. Er zijn
niet veel plaatsen waar de historici zich
er op kunnen verheugen de beschikking
te hebben over zo'n oud archief. Het
Kadaster, in gebruik genomen in 1832,
kan, wat betreft de laatste 150 jaar, onze
honger stillen naar gegevens over grond
en opstallen in onze gemeente. Bestu-
dering van de boven besproken archi-
valia brengt ons nog eens 300 jaar
verder terug in de tijd.
Raadpleging van de stukken kan kos-
teloos geschieden in de leeszaal van het
Rijksarchief, maar het is een moeizaam
werk. Klappers op naam of object ont-
breken veelal en als men dan, op zoek
naar een enkel gegeven, bij herhaling
eindeloze stapels papier moet doorbla-
deren, begint toch de gedachte zich op te
dringen of dat niet anders kan.
Uw bestuur heeft daarom, mede geba-
seerd op ervaring mijnerzijds elders,
besloten de voor ons van belang zijnde
archieven op kleinbeeld-film te doen
zetten. Deze films kunnen thuis op een
schermpje worden geprojecteerd en ge-
lezen, en vervolgens kan men de
belangrijkste gegevens uit de acten sy-
stematisch rangschikken. Op deze wijze
het gehele materiaal doorwerkend, ver-
krijgt men tenslotte een kast vol koste-
lijke gegevens, waarmee te kust en te
keur geschiedkundig onderzoek kan
worden gedaan.
Fonds
Ter gelegenheid van de feestelijke
opening van het nieuwe kantoor van
Van Gooi Assurantiën aan de Zandweg
116b te De Meern, had het echtpaar van
Gooi zijn zakenrelaties gevraagd, in-
De fllmrollen.
Foto: K. B. Nanning.
plaats van bloemen of cadeau's geld
over te maken voor een cultureel doel.
Op 2 oktober j.1. bleek welk doel zij voor
ogen hadden, want toen mocht uw da-
gelijks bestuur een bedrag van f 1000,-
in ontvangst nemen om te besteden aan
het bovenomschreven project.
Project
De eerste 8 films (5.527 opnamen = ca
10.000 bladzijden) zijn inmiddels gereed
en het eigenlijke werk kan beginnen. Nu
is dit een klus die bij voorkeur niet door
één man of vrouw moet worden ge-
klaard; het zou te lang duren, controle
ontbreekt en de animo kan verflauwen,
evenzovele factoren die in hun tegendeel
verkeren als er een ploegje de schouders
onder zet. Ik mag toch aannemen dat er
onder u zijn die op een kans hebben ge-
wacht nu eens iets écht belangrijks voor
hun vereniging te kunnen doen; dat zij
zich bekend maken!
Het benodigde materiaal (film en
aangepaste projector) zal door de ver-
eniging beschikbaar worden gesteld en
op mijn goede raad en daadwerkelijke
steun kunt u rekenen. Weest niet bang
dat het oude schrift wellicht moeilijkhe-
den oplevert, verreweg het grootste deel
van de acten is vlot te lezen en
bovendien, al doende leert men.
Ik nodig diegenen die deze uitdaging
aandurven uit zich bij mij te melden: Dr
D. W. Gravendeel, 't Zand 35 te Vleuten,
tel. 03406 - 61793. Bedenk dat ook üw
huis en grond een geschiedenis hebben,
die dankzij dit onderzoek aan het licht
kan worden gebracht!
Opstelling van projector, projectiescherm, schrijfmachine en „aandachtige lezer".
Foto: K. B. Nanning.
-ocr page 84-
462
Een dorp verandert,
De foto op bladzijde 438 van het vori-
ge nummer leverde me vier reacties op.
Twee mensen wisten mij — mondeling
— „precies" te vertellen waarde huizen
stonden: „Dat waren de huizen van ....
en .... aan het Haarpad. Ze hadden het
allebei fout.
De eerste schriftelijke reactie kwam
van Arie Goudappel die het bij het rech-
te eind had: „Het huisje op de foto is het
nu gerenoveerde huis van Kees Mand-
jes, in de vooroorlogse jaren onder-
houdsman van de openbare straatver-
lichting in Vleuten. Achter het huisje is
nog te zien het vroegere café van Piet
Bos".
De tweede schriftelijke reactie was af-
komstig van To (ze zal best wel met een
andere naam zijn gedoopt!) van der
Sande-Mandjes die in het huis links op
de voorgrond is geboren en ons een
uniek levensverhaal toezond. We publi-
ceren het met veel genoegen.
De raadselfoto uit het vorige nummer nóg een keer, maar nu met wat meer omgeving. Zondag-
middag 16 september 1961.
Rectificatie
In het vorige nummer heb ik één van
de mensen die reageerden op de foto in
de rubriek „Een dorp verandert . . . ."
mevrouw Graafland genoemd met als
toevoeging „weduwe van schilder
Chris". Ze belde me op en vertelde dat
Chris een broer was van haar man:
„Kijkt U maar in het gemeentehuis naar
de schilderijen!" En die bleken alle ge-
signeerd met Jac(ob) Graafland.
Ik heb haar mijn excuses aangeboden
en ook gezegd dat ik er nog even schrif-
telijk op terug zou komen. Bij deze dus.
Hetzelfde punt 25 jaar later op 19 november 1986. Het houten schuurtje werd in 1962 vervangen
door een stenen exemplaar. Wim Vermeent stalt er onder andere zijn auto in. De oude percelen
zijn nog volkomen intact. Opgeschoten bomen en aanbouwsels maken de herkenning een beetje
moeilijk.
K. B. N.
-ocr page 85-
463
Een opvallend schilderij
DE WILLIBRORDKERK TE VLEUTEN van Kees Valkenstein
Tenslotte zien we nog twee herkenba-
re gebouwen. Dat is in de verte — op
deze reproductie in zwart-wit niet zo
herkenbaar — de witte boerderij aan de
smalle Thematerweg en aan de horizon
de toren van de Katholieke kerk uit
1885 in Maarssen die, voordat de wijk
Hinderstein werd gebouwd, vanaf dit
punt duidelijk zichtbaar was.
Al met al is het schilderij niet op alle
punten even betrouwbaar maar het is
toch bijzonder plezierig dat het van de
pastoriezolder naar beneden gekomen
is. Niemand van de thans in fuctie zijnde
pastores of parochiebestuurders had het
ooit gezien. „Het kan best zijn dat
pastoor Beutener het eigenhandig na
het overlijden van Kees in 1952 op zol-
der gezet heeft" veronderstelt Wil de
Frankrijker, die er voor gezorgd heeft
dat wij het schilderij mochten expose-
ren en fotograferen!
K. B. N.
Nu komen we aan een merkwaardig-
heid. Vanaf het station zijn de voorge-
vels van de broederschapshuisjes abso-
luut niet te zien en hadden we een vrij
uitzicht op de zijgevel van het grote wit-
gepleisterde kerkgebouw dat op dit
schilderij helemaal niet voorkomt. Ook
buigt de weg hier weer precies anders-
om. Wèl zien we dat de toren van de
Hervormde kerk al een spits had zoals
we die nu nog kennen. Op oudere
gravures en tekeningen is de kerk altijd
afgebeeld met een veel lagere „spits".
Links naast het bruggetje op de voor-
grond moet volgens mij al in 1889 het
witte huisje met rieten dak hebben ge-
staan (Massop?) dat pas in het begin van
de jaren zestig is verdwenen. De oude
huizen, de winkel van Lubach (Broek-
huyse, nu woning van Léon van Esch)
en het complex van ,,De Brouwerij"
vallen buiten de compositie van dit
schilderstuk.
Tijdens de presentatie van onze derde
speciale uitgave ,,Kees Valkenstein en
de Vleutense polder" in de Kees Valken-
steinschool was ook een kleine expositie
ingericht van enkele bewaard gebleven
creaties van deze veelzijdige kunste-
naar. Naast een groot aantal boeken en
een aantal poppen uit particulier bezit
waren enkele tekeningen en oude publi-
caties te zien, afkomstig uit het Ge-
meentearchief.
Het meest opvallende stuk was even-
wel een schilderij van 115 x 89 cm, voor-
stellende de Willibrordkerk te Vleuten,
gesigneerd K. Valkenstein, aug.'89.
Op het eerste gezicht ziet de omgeving
er nogal gefantaseerd uit maar bij
nadere beschouwing blijkt dat niet zo te
zijn. Goed, er is met de perspectief niet
al te zorgvuldig omgegaan maar onge-
veer alles wat we op het schilderij zien is
er ook in dat jaar geweest!
Kees heeft de Willibrordkerk recht
van voren geschilderd zodat hij voor cTit
aanzicht met de rug naar het huidige
station heeft gestaan. De Vleutense we-
tering op de voorgrond is wel erg breed
uitgevallen en ook loopt de bocht
precies andersom maar die vrijheid gun-
nen we hem. De praam is wel weer een
stukje werkelijkheid want de wetering
heeft nog tot ver in deze eeuw een func-
tie gehad bij het vervoer van kwekers-
producten naar de veiling in Utrecht.
Het slootje dat van de wetering aftakt
en in noordelijke richting verdwijnt
heeft er echt gelegen. Het liep waar nu
ongeveer het woonhuis van Wolters se-
nior staat en kwam in de wetering uit
tegenover de achtertuin van fotograaf
Hans Nijman. Er bestaat nog een oude
prentbriefkaart waarop de brugleunin-
gen te zien zijn.
Hoewel het driehoekige perceeltje tus-
sen slootje, wetering en Dorpsstraat
veel te klein is uitgevallen, is het waar-
schijnlijk juist dat hier geen huizen zijn
afgebeeld. Het verenigingsgebouw (Ica-
rus), het huis van bakker Van Munster,
het huis van dokter Schuurs (Max Mij-
derwijk) en het trapgevelhuis van de
familie Goes dateren alle van latere
jaren; van na 1889 dus.
De twee boerderijachtige huizen met
de hooiberg geven onmiskenbaar de
plaats aan van de voormalige boerderij
„Hinderstein" die, qua bouwtrant,
heel goed van rond 1900 kon dateren.
Echt oud was de boerderij, die in 1961
werd gesloopt, beslist niet.
?««S3i» iiS«t^«s»t4w^a<s:a«^iiSfc
Op deze reproductie hebben wij een stuk van de hoge hemel boven de torenspits laten vervallen.
-ocr page 86-
464
MENSEN OP EEN KLEIN STUKJE GROND
Een golf van herinneringen overspoelt
mij bij het zien van de foto op bladzijde
438 van Uw — voortreffelijk — blad
onderde kop: „Een dorp verandert....".
Huis, schuur en tuin waren respectie-
velijk Parkweg A 95, Parkweg 2 en zijn
nu Dorpsstraat 26 te Vleuten.
In 1930 ben ik er geboren en tot en met
1961 ook getogen als jongste dochter uit
het gezin van Kees Mandjes en Tonia
Mandjes-Stigtenaar. Dit huis bestond
tot 1930 uit twee woningen. Vlak vóór
mijn geboorte werd er één huis van ge-
maakt.
Op dit plekje woonde mijn moeder
reeds met haar ouders; na hun huwelijk
in 1909 trokken mijn ouders bij opoe
Stigtenaar in en werden er in de loop der
jaren twaalf kinderen geboren. Vijf kin-
deren stierven jong; één broer, Wim, op
16-jarige leeftijd. Moeder stierfin 1958,
vader in 1961.
De overige kinderen zijn:
Riek Mandjes
           Bejaardencentrum
Vleuten
Jan Mandjes
                        Den Bosch
Grada Peek-Mandjes             Harmeien
Truus Vermeent-Mandjes         Vleuten
(woont in het ,,oude" huis)
Bep Bakker-Mandjes
          Nieuwegein
To van der Sande-Mandjes Haarlem
In de 50er jaren heeft mijn zwager
Wim Vermeent huis en grond gekocht
van de O. L. V. Broederschap met de
bedoeling er zelf te gaan wonen. Begin
60er jaren (waarschijnlijk het moment
waarop deze foto gemaakt is) (Dat
klopt: de foto dateert van 16 september
1961. KBN.) moest hij zijn huis op de
Strijkviertel verlaten en diende serieuze
plannen in voor de verbouwing van het
oude huis aan de Parkweg. Wie schets
onze verbazing, toen bleek dat het
stulpje niet meer voorkwam in het be-
stemmingsplan! (Ook hier heeft To van
der Sande gelijk: toen ik in de Utenham-
straat kwam wonen kreeg ik te horen
dat de huizen tussen Vleutense wetering
en de Parkweg zouden gaan verdwijnen.
Gelukkig is dat niet gebeurd! KBN.)
Vanwege de woningnood echter werd
het bestemmingsplan gewijzigd en
mocht er toch gebouwd worden. Goed
dat het niet gesloopt is! In de loop van
de jaren is het alsmaar mooier gewor-
den. Alleen de huidige schuur is nieuw.
Nu nog iets over de oude schuur, de
„blikvanger" op de foto. Mijn vader
heeft deze in z'n jonge jaren zelf ge-
bouwd. In de schuur had hij een werk-
bank van wel vier meter lang van mas-
sief eikenhout, zo'n 8 cm. dik. Hij
knutselde namelijk graag met electri-
sche apparaten en was daar héél handig
in. Een derde deel van die werkbank met
de zware bankschroef heb ik geërfd en
siert nu ons kleine stadsschuurtje in
Haarlem.
In die schuur gebeurde van alles. Ik
had daar een schommel van ,,koeien-
touwen" aan een dikke balk, Truus had
er een winkeltje. Riek bakte er op oude-
jaarsdag en vastenavond oliebollen op
een petroleumstel, enzovoort. En de be-
roemde ladder op fietswielen voor de
lantaarnpalen hing er. Naast de schuur
was de ,,plee". Lekker in de zomer, een
beetje fris in de winter.
In de oorlog hebben we zo ongeveer
alles, wat de schuur kon missen zonder
in te storten, opgestookt, evenals de be-
schoeiing langs de wetering. We waren
altijd bang dat de boel bij storm zou
omwaaien.
Over het huis en zijn familie is veel te
vertellen. Hoe de eindjes aan elkaar ge-
knoopt moesten worden, over ziekte,
dood en narigheid. Gelukkig viel er af
en toe ook best nog wel wat te lachen.
Een verhaal over mensen op een klein
stukje grond in Vleuten.
To van der Sande-Mandjes
Voor het vierde nummer in 1986 heb-
ben we gelukkig weer eens een foto uit
De Meern. Koeien in een weiland en
nieuwbouwwoningen op de achter-
grond.
Wie weet waar?
Klaas B. Nanning
-ocr page 87-
De „Bouwkundige Teekencursus 1930 - '31 te Vleuten".
De cursus werd gegeven door Eef (Everardus Gerardus) Baars, aannemer. Eef werd 02-04-1899 te Vleuten geboren als zoon van Johannes Fran-
ciscus Josephus Baars en Anna Cornelia van Dijk. Hij overleed 03-11-1985 te Vleuten-De Meern. Hij huwde 27-01-1927 te Haarzuilens met Elisa-
19-!o S te'°C"en-Df Meern
                 '' Haarzuilens als dochter van Hubertus Adrianus Broekhuijse en Margaretha Vergeer. Zij overleed
HÏun W^Jll' f h ^^r • "^n^? 'T " o ' "'^'' ''''''*! ^' """'''"*" "''"'' ""J"' ^'^' Steenbrink, Jan van Breukelen, Piet van den Bosch, Alfons
«, I u r ^
             '               "' ■''*" "«"gstraten, Anton van den Berg, Cor van Vliet. Rechts kapelaan Mientjes. De foto werd gemaakt bij de
Willibrordkerk te Vleuten.
Zie ook Een dorpsbewoner vertelt . . . ." (Willem J. S. Hoogstraten in ons blad van september 1986, biz. 432)
Foto: H. W. Heijn te Leiden.
*4|I|$V^'^^'^'
-ocr page 88-
467
Het Burgerlijk Register
door
Dr D. W. Gravendeel
overigens niets nieuws, want vóór 1800
was dat ook al zo.
Nog even herleefde de sfeer van „vrij-
heid, gelijkheid en broederschap"
tijdens de inlijving bij Frankrijk (9 juli
1810 - 17 november 1813), waarover
hieronder meer.
Onder kiesrecht verstaat men het
recht aan verkiezingen deel te nemen.
Te onderscheiden zijn actief kiesrecht,
d.i. de bevoegdheid zijn stem uit te bren-
gen bij de verkiezingen voor de verte-
genwoordigende lichamen, en passief
kiesrecht, d.i. de bevoegdheid gekozen
te worden. Wat betreft het actief kies-
recht, onderscheidt men algemeen
(d.w.z. aan ieder, boven een bepaalde
leeftijd, toekomend) en beperkt (d.w.z.
aan bepaalde categorieën voorbehou-
den) kiesrecht. Vóór 1848 was het kies-
recht in Nederland zéér beperkt. Ook
daarna was het grootste deel van de
bevolking ervan verstoken. Tot de
Grondwetherziening van 1887 was het
kiesrecht verbonden aan een bepaalde
hoogte van het bedrag dat men aan
belasting moest betalen. De Grondwet
van 1887 voorzag in een uitbreiding van
het kiesrecht tot diegenen die ,,de nodi-
ge geschiktheid of welstand bezaten"
(de zogenaamde belasting-, woning-,
loon-, spaar- en examenkiezers). Onder
dit stelsel was in 1916 slechts 70% van de
Nederlandse mannen kiesgerechtigd.
De Grondwetwijziging van 1917 voerde
het algemeen kiesrecht voor mannen in
en dat voor vrouwen werd mogelijk ge-
maakt. In 1922 werd dat laatste in de
Grondwet vastgelegd.
De democratie in 1811
Tijdens de inlijving bij Frankrijk gold
hier het wetboek van Napoleon. Niet zo
vreemd, wij waren immers Fransen!
Toen Napoleon in 1811 ons land be-
zocht, werd hij overal met veel eerbe-
tuigingen ontvangen; hij verklaarde
zich zeer voldaan en beweerde dat de
Hollanders meer verfranst waren dan
andere ingelijfde volken.
Op 19 april 1811 schreef de Prefekt
van het Departement van de Zuiderzee,
de Belg Antoine Philippe Fiacre Ghis-
lain de Visscher, graaf de Celles, een
brief aan de maires van alle gemeenten,
betreffende de constitutionele verkie-
zingen. Hij zette daarin uiteen dat vóór
alles een lijst moest worden opgemaakt
van die genen, welke regt hebben om in
het Burgerlijk Register van het ArrondiS'-
sement te worden ingeschreven. Alle per-
sonen, 21 jaren oud, die van hunne Bur-
gerlijke of Staatkundige Regten niet
verstoken zijn, of van welken het genot
hunner Burgerlijke of Staatkundige Reg-
ten niet is opgeschort geweest, moeten
voor de eerstemaal op deze Lijst worden
ingeschreven.
Hij noemde de artikelen van het wet-
boek van Napoleon, die de voorwaar-
den regelden aan welke het genot der
Burgerlijke Regten verbonden is,
alsme-
de de artikelen, die bepaalden waardoor
men zijne Burgerlijke Regten komt te ver-
liezen.
De Burgerlijke Regten verliest men ook
ten gevolge van Regterlijke Vonnissen.
Die genen, welke tot correctionele straf-
fen verwezen zijn, moeten niet op de even-
gemelde Lijst geplaatst worden, ten min-
sten niet eerder dan na dat het vonnis
deszelfs geheele en volkomene executie
zal gehad hebben. Ondertusschen kan
men eenig onderscheid maken tusschen
hen die deze correctionnele straffen on-
dergaan hebben uit hoofde van onteeren-
de misdaden, en de zoodanigen welke zich
dergelijke straffen hebben op den hals
gehaald door misdaden welke geene
schande met zich brengen.
De maire moest de lijst opmaken,
aanplakken en na 14 dagen toezenden
aan de Prefekt.
Vóór de omwenteling van 1795 had-
den de mannen in de Republiek der Ver-
enigde Nederlanden niets te kiezen dan
een vrouw. Nadat de Bataafse Repu-
bliek was uitgeroepen zette ons volk de
eerste schreden op het pad der verkie-
zingen van een modern vertegenwoor-
digend lichaam in Nederland tegen het
einde van januari 1796. De 18de eeuwse
democratie ging uit van gegoedheid als
basis van politieke rechten. Aangezien
echter in het gewestelijke belastingstel-
sel daarvoor geen criterium was te vin-
den, had het reglement een andere op-
lossing gekozen. Alle mannelijke perso-
nen (de gedachte, dat ook vrouwen zou-
den kunnen en willen stemmen, kwam
niet op in de verlichte geesten!), die niet
van een of andere vorm van bedeling
leefden en die de leer van de volkssouve-
reiniteit aanvaardden, werden toegela-
ten tot de zogenaamde grondvergade-
ringen.
Het land was verdeeld in 124 kiesdis-
tricten van 15.000 personen en ieder
district in grondvergaderingen van 500
personen. Elke grondvergadering koos
een kiezer en elke groep van 30 kiezers
wees een lid van de Nationale Vergade-
ring aan. Zo werd door getrapte verkie-
zingen de eerste werkelijke volksverte-
genwoordiging in Nederland samenge-
steld. De meeste afgevaardigden be-
hoorden tot de gegoede burgerij.
Bij de Staatsregelingof Grondwet van
1798 bleef het kiesrecht ongeveer gelijk,
maar iedere kiezer moest een eed van
afkeer afleggen van het stadhouder-
schap, het federalisme (= de provinciale
zelfstandigheid) en de regeringloosheid.
De Grondwet van 1801 deed de eed
van afkeer vervallen, maar beperkte het
algemeen kiesrecht aanmerkelijk door
de invoering van de „census" (Latijn :
= schatting, nl. van het vermogen). Het
censuskiesrecht is een verkiezingssy-
steem, waarbij het kiesrecht alleen toe-
gekend wordt aan burgers, die aan de
staat jaarlijks een zeker bedrag aan be-
lasting betalen. Dit systeem, waarbij
alleen de zittende klasse het politieke
leven beheerste, bestond gedurende het
grootste gedeelte van de 19de eeuw in
alle westerse landen, zodat toen een
grote kloof bestond tussen het „wettelij-
ke" en het „werkelijke" land. Dit was
In het oud-archief van onze gemeente
vond ik de Naamlijst van de Persoonen
binnen de Gemeente van Vleuten en de
Meern, welke zich in het Burgerlijk Re-
gister hebben laten inschrijven,
geda-
teerd den 15 Meij 1811 en ingezonden
den 24Junij 1811 door de maire P. J. W.
van Odenhoven. Er staan 116 namen op
(die ik gemakshalve alfabetisch rang-
schikte), met beroepen en geboortedata,
van oude inwoners die kennelijk geen
,,onteerende misdaden" hadden be-
gaan. Waarom Hendrik van Schevik-
hoven junior is opgenomen, is niet dui-
delijk; de jongen was nog geen 20 jaar,
maar misschien wilde hij erg graag.
-ocr page 89-
468
Vleuten, dochter van Willem Hendrik
van Bijlevelt, brouwer en schepen te
Vleuten, en Aleyda Odilia van Rietveld.
Hij was in 1811 schout/maire van
Vleuten, doch in datzelfde jaar volgde
zijn zwager, Johannes Hendrikus
Josephus van Bijlevelt, hem als maire
op, waarna hij nog van 1815 tot 1829
notaris was te Boxmeer.
tot ca 1800 als rechtsgeleerden en doc-
tores in de medicijnen, maar het ge-
slacht is veel ouder en afkomstig uit
het graafschap Horne. In 'n oorkonde
van 13-07-1297 wordt voor het eerst
een Johan van Odenhoven vermeld.
Philibertus trouwde op 18-11-1800 in
de Rooms Katholieke kerk te Vleuten,
als Magister Juris (Meester in de rech-
ten), met Joanna Cornelia Maria van
Bijlevelt, gedoopt op 06-08-1779 te
Philibertus Josephus Wilhelmus van
Odenhoven
was een belangrijk man.
Hij werd op 04-01-1796 als student in-
geschreven aan de Utrechtse Universi-
teit, in de juridische faculteit, afkomstig
van Boxmeer. Hij werd aldaar gedoopt
op 01-04-1772 als zoon van de advocaat
en raadsheer Engelbertus Godefridus
Josephus van Odenhoven en Maria Ca-
tharina Hoctin. De van Odenhovens
kwamen te Boxmeer voor van ca 1600
'/^z/^f^'^l^^^
-éZa^TVl^i
'^'ïT^VWz:^
<^7^'
-2^4
Vl AJ ■.*!
~>'
Achternaam
Beroep
Voornaam
Geboortedatum
Landeigenaar
Landman, boerderij
Boerderijtje
Kleedermaaker
Angelkot
van den Berg
van Berkestein
Beukers
Herman
Jan
Hendrik
Anthonie
29 - 09 - 1759
02-03- 1746
18-04- 1755
27- 11 - 1755
-ocr page 90-
469
Adrianus
Wagenmaaker
07 - 08 - 1765
Jan
Wagenmaaker
17 - 05 - 1735
Johannes
Rentenier
11-08- 1757
Willem
Landbouwer
31-10- 1765
Jacob
Landeigenaar
05 - 05 - 1762
Jacobus
Daglooner
05 - 09 - 1780
Hendrik
Landman, boerderij
03 - 01 - 1790
Hermanus
Landman, boerderij
05 - 04 - 1759
Philippus
Daglooner
28 - 10 - 1756
Willem
Landman, boerderij
28 - 10 - 1787
Dirk
Schoenmaaker
02 - 06 - 1789
Joh. Henr. Josephus
Bierbrouwer
25-12- 1781
Paulus Martinus
Landeigenaar
11 - 11 - 1770
Willem
Landman, boerderij
02-06- 1743
Izaak
Rentenier
20-01 - 1761
Wessel
Tapper, boerderij
17 - 02 - 1756
Gerrit
Landman, boerderij
06 - 08 - 1761
Jan
Landman, boerderij
20 - 01 - 1722
Jan
Smit
05- 11 - 1759
Arie
Landman, boerderij
01 - 07 - 1749
Arnoldus
Predikant
07-04- 1743
Evert
Broodbakker
27 - 03 - 1774
Hendrik
Landman
20 - 08 - 1785
Anthonie
Landman, boerderij
18 - 06 - 1756
Jan Jurphaas
Schoolonderweizer
20 - 08 - 1752
Gerrit
Daglooner
13 - 07 - 1777
Hendrik
Kleedermaaker
02-04- 1769
Fredr. Oliv. Josephus
Landeigenaar
15 - 08 - 1777
Lucas
Smit
10 - 04 - 1744
Willem
Smitsgezel
21 - 05 - 1785
Izaak
Daglooner
02- 11 - 1774
Jan
Broodbakker
26 - 02 - 1752
Dirk
Kledermaker
02 - 02 - 1775
Willem Cornelis
Landman, boerderij
05 - 11 - 1781
Gerrit
Metselaar
02 - 03 - 1746
Gerrit junior
Metselaarsgezel
27-10- 1787
Jan
Wagenmaaker
25 - 12 - 1775
Willem
Wagenmakersgezel
29 - 02 - 1783
Hendrik
Landman, boerderij
01 -01 - 1787
Johannes
Landman, boerderij
08 - 09 - 1749
Jan
Kledermaker
10-04- 1752
Arie
Landman, boerderij
22-04- 1749
Dirk
Timmerman
05 - 12 - 1765
Aart
Timmermansgezel
15 - 03 - 1789
Gerrit
Tapper, sluiswachter
02 - 02 - 1772
Lamert
Timmerman
10-10- 1752
Cornelis
Koopman, boerderij
28 - 07 - 1765
Pieter
Boerderij
08 - 12 - 1765
Christiaan Jan
Kleedermaaker
25 - 03 - 1783
Jan
Schoolonderwijzer
15-12- 1786
Matthijs
Slachter, boerderij
05 - 02 - 1766
Dirk
Landman, boerderij
02 - 04 - 1761
Cornelis
Landman, boerderij
16-12- 1778
Frederik
Schoenmaker
07- 11 - 1768
Hermanus
Timmersmansgezel
15 - 06 - 1776
Harmen
Rietdekker
11-10- 1773
Bastiaan
Landman, boerderij
01-10- 1785
Cornelis
Landman, boerderij
02 - 02 - 1789
Florus
Landman, boerderij
15 - 07 - 1783
Gijsbert
Landman, boerderij
06-12- 1781
Cornelis
Landman, boerderij
05 - 08 - 1760
Gijsbert
Landman, boerderij
15 - 02 - 1776
Hendrik
Landman, boerderij
05 - 04 - 1774
Hendricus
Smit
18 - 03 - 1774
Hendrik
Chirurgijn en vroedmeester
10 - 06 - 1755
Anthonie
Timmerman
18-12- 1769
Gerrit
Daglooner
19 - 05 - 1749
van Bommel
van Bommel
Borski Nzn
Boshoff
Boursse
Bouwman
van Breukelen
van Breukelen
van Breukelen
van Breukelen
van den Brink
van Bijlevelt
van Bijlevelt
van Bijlevelt
Cordes
Damen
Dorrestein
Dorresteijn
van Druten
van Dijk
van Dijk
van Dijk
van Dijk
van Eijk
van Ewijk
Gerssen
Gussenkloo
Hacfort
van Hengstum
van Hengstum
Heus
Hoedemaker
den Holder
Hollaar
Homburg
Homburg
van Huijsen
van Huijsen
Kerkwijk
Kerkwijk
Kok
van Leersum
van Leeuwen
Ligterink
Ligterink
Ligterink
Muijs
Muijs
Nelle
Nelle
van Nes
van Niekerk
van Oosterom
van Oostrum
van Oostrum
Overzee
Pauw
Pauw
Pauw
Pauw
Peek
Peek
Peek
van Peer
Rebos
Rentinck
van Rhijn
-ocr page 91-
470
van Riet
Hendrik
Landman, boerderij
van Riet
Willem
Landman, boerderij
van Rooijen
Jacobus
Winkelier
van Rooijen
Jan
Landman, boerderij
van Rosseweide
Anthonie
Landman, boerderij
van Rosseweide
Adrianus
Landman, boerderij
Sanders
Adrianus
Kledermaker
van Schaik
Jan
Landman, boerderij
van Schalkwijk
Cornelis
Landman, boerderij
van Schalkwijk
Gerrit
Boerderij
van Schalkwijk
Jan
Tapperij, boerderij
van Schalkwijk
Johannes
Landman, boerderij
van Schalkwijk
Matthijs
Tapper, boerderij
van Schalkwijk
Matthijs junior
Boerderij
van Schevikhoven
Gijsbert
Landman, boerderij
van Schevikhoven
Hendrik
Landman, boerderij
van Schevikhoven
Hendrik junior
Landman, boerderij
van Schevikhoven
Jan
Landman, boerderij
Schipperhein
Dirk
Landman, boerderij
Schols
Harmen
Kleedermaaker
Scholten
Wesselius
Predikant
Schuurman
Gerrit
Daglooner
van Schuijlenburg
Willem
Landman, boerderij
van der Sluis
Jacobus
Daglooner
van Steenderen
Nicolaas
Schoenmaaker
Teilegen
Adolphus
Roomsch pastoor
Trompert
Bernardus
Timmerman
Verhaar
Anthonie
Schoenmaaker
Verhoeff
Gijsbert
Timmerman
Verkerk
Arie
Bakkersgezel
Verkerk
Jacobus
Boerderij
Verkerk
Jan
Boerderij
Verkerk
Johannes
Broodbakker
Verkerk
Pieter
Landman, boerderij
Verkerk
Pieter
Bakkersgezel
Vermeulen
Anthonie
Landman, boerderij
Visscher
Gerrit Anthonie
Rentenier
van der Vliet
Hendrik
Boerderijtje
van der Vliet
Willem
Tapperij, boerderijtje
Voorheij
Jacobus
Landman, boerderij
van Zanten
Gerrit
Landman, boerderij
van Zegveld
Pieter
Boerderijtje
van Zoest
Gerrit
Landman, boerderij
van Zoest
Hendrik
Landman, boerderij
van Zoest
Johannes
Landman, boerderij
09 - 03 -
01-06-
18- 11 -
26 - 07 -
11 - 06 -
06 - 03 -
07- 11 -
12 - 04 -
01-10-
03-12-
26 - 08 -
03 - 09 -
20 - 05 -
31 -08 -
06 - 06 -
26 - 07 -
03 - 08 -
02-01 -
29 - 10 -
29 - 12 -
08 - 05 -
15-07-
02 - 06 -
01-02-
21-09-
10-01 -
07 - 05 -
02 - 03 -
02 - 05 -
24 - 08 -
28 - 04 -
04-12-
02 - 11 -
08 - 03 -
24 - 04 -
06 - 06 -
27 - 09 -
03 - 10 -
05 - 08 -
26 - 07 -
09 - 10 -
19-05 -
17-05 -
18-06-
05 - 04 -
1786
1761
1776
1756
1779
1734
1780
1770
1749
1772
1775
1766
1731
1779
1786
1745
1791
1776
1771
1768
1785
1761
1776
1768
1772
1747
1767
1749
1741
1782
1786
1781
1748
1750
1788
1779
1762
1783
1752
1758
1759
1771
1774
1786
1773
Bronnen
Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
Archiefdienst „Land van Cuijk".
-ocr page 92-
471
Nog maar 25 jaar geleden ...
door
Klaas B. Nanning
In een tweetal artikeltjes, het eerste in
dit nummer, wil ik iets schrijven over
mijn herinneringen aan de tijd dat ik nèt
in Vleuten was komen wonen, dit jaar
25 jaar geleden. Dat was voor ons
beiden, mijn vrouw en ik, een onzeker
avontuur. Mijn vrouw, opgegroeid in
Nederlands-Indië en de Jappentijd goed
doorgekomen, leefde in haar tienerjaren
in Amsterdam-zuid, nabij de Beetho-
venstraat. Met vrienden en vriendinnen
bezocht zij in het Concertgebouw de op-
tredens van Louis Armstrong, Lionel
Hampton en Ella Fitzgerald. Dat waren
in de jaren '50 haar uitgaansavondjes.
Ik zwierde als joche van negen op m'n
rolschaatsen over de pas geasfalteerde
straten van de binnenstad van Ensche-
de, de vele fietsers en spaarzame auto's
uit 1938 omzeilend. In de jaren vijftig,
toen ik in de binnenstad van Haarlem
woonde, was ik, redacteur-fotograaf
van het fototijdschrift,,Focus", o.a. ac-
tief in de Haarlemse Smalfilmliga.
In 1960 hebben wij elkaar in De Bilt,
bij onze gezamenlijke werkgever Gront-
mij n. V., ontmoet.
«Witte -.j PE O'^y HOöEL'J,'*
"CoP50HHEf1v.;;fy
óül^tï=o-1.Vr
Vleuten bij toeval
Het is eigenlijk nogal toevallig dat wij
in Vleuten onze woonplaats vonden. Ik
weet natuurlijk nog precies hoe het
gegaan is. Als bedrijfsfotograaf van de
Grontmij kreeg ik de opdracht om op 30
juni 1961 enkele foto's te maken van het
plaatsen van een belangrijk onderdeel
van de waterzuiveringsinstallatie aan de
Zandweg, welke installatie door mijn
werkgever was ontworpen. Dat ,,be-
langrijke onderdeel" arriveerde wat
later dan was gepland en ik doodde de
wachttijd door wat in de omgeving rond
te toeren. Puur toevallig kwam ik in
Vleuten terecht waar ik in een tuin tus-
sen Parkweg en de Vleutense wetering
een groot bord aantrof (toevallig is ook
dat het hier de tuin van Jan Mandjes be-
trof en dat het houten schuurtje ook op
de foto voorkomt: zie het verhaal van
To van der Sande). Op dat bord werden
woningen te koop aangeboden en na het
maken van de foto's bij de waterzuive-
ring ben ik naar makelaar Umaco aan
de Maliebaan gereden. Ik maakte m'n
verlangens kenbaar: „hoekhuis met ga-
rage" en tot mijn verbazing kreeg ik een
Het bord in de tuin van Kees Mandjes dat me naar Vleuten heeft gelokt. Mijn huis staat precies
in het midden. De foto is gemaakt toen we er al woonden: er hangen gordijnen.
optie van vijf dagen op „bouwnummer
24 van plan Hamweg". Het huis was
bijna voltooid; een vorige gegadigde
had zich teruggetrokken.
Nog diezelfde avond, 30 juni 1961
dus, zijn mijn verloofde en ik naar het
huis gereden dat het onze zou kunnen
worden. Vijf dagen later hebben we het
gekocht en twee maanden later woon-
den we er, getrouwd en wel.
Met onze stadse ervaringen was het op
maandag 28 augustus 1961 in Vleuten
wel even wennen. Voor onze eerste in-
kopen gingen we allereerst op zoek naar
een kruidenier: het begrip supermarkt
of zelfbedieningszaak bestond hier nog
niet. Kruidenier dus.
We hadden een ruime keuze. Achter
de Hervormde kerk was de royaal ge-
sorteerde winkel van Van Eyk geves-
tigd. Dan had je Griffioen in de Stati-
onsstraat, Bos en Broekhuyse aan de
Dorpsstraat, Steenbeek „achter het
Spoor" en Ram in één van de Broeder-
schapshuisjes. De zuivelwinkels van
Van Zuylen en Fokker; de bakkerijen
van Van Munster, Van Dijk en Floor
Oskam leverden brood. Bij Pos aan het
Haarpad kon je bijna alles kopen watje
bij de anderen niet kon krijgen. Van
Zoeren en Blom waren de meest in het
oog springende slagers, groente en fruit
kon je alleen maar kopen bij Jan Bos,
fietsen bij Van Oyen en Griffioen had
-ocr page 93-
472
De winkel van Van Eyk op het Torenplein. Links zien we de dorpstoren en rechts de Hervormde kerk. In 1971 is de oude situatie weer hersteld en
is de kerk weer aan de toren vastgebouwd. Het monumentale pand van Van Eyk (ooit School met den Bijbel) was toen al gesloopt.
een beperkte sortering drogisterijarti-
kelen.
Als ik een aantal neringdoenden uit
rond 1961 vergeten heb moeten de naza-
ten me niet in de nek springen: ik schrijf
alleen maar m'n herinneringen op en
geef geen volledige inventarisatie.
De meeste hierbovengenoemde win-
kels hebben me „in den beginne" als
klant gehad. Van de kruideniers leek
„Van Eyk" ons de meest complete en
precies zoals ik na tien jaar wonen in
Haarlem gewend was, plaatste ik hier
m'n bestellingen. Zeker tien hoofden
van oudere Vleutense dames draaiden
zich in mijn richting en er viel een —
voor mij — irritante stilte. Je zag ze den-
ken: „Da's d'r een uit de nieuwbouw".
Na deze ervaring ben ik nooit meer bij
Van Eyk in de winkel terug geweest.
Na onderling overleg kozen we Grif-
fioen voor onze dagelijkse inkopen en
Bos — iets dichterbij — voor de paniek-
gevallen.
In onze eerste winter in ons nieuwe
huis was het vaak kamperen geblazen.
Rond de Kerstdagen gingen we enkele
dagen bij familie logeren en toen we te-
rugkwamen was het water, dat in een
beker op de slaapkamer was achterge-
bleven, bevroren. Onze oliekachel in de
kamer — dat was toen al heel modern:
een oliekachel — kon onze kamer pas
na enkele uren op temperatuur brengen.
Vijf flessen Schilletje
Terug naar de plaatselijke midden-
standers. In die eerste winter 1961 -1962
ontdekten wij de zwak-alcoholische
drank „Schilletje" als een leuke borrel
voor het weekend. Regelmatig kochten
we van deze drank een fles bij kruidenier
-{Gijs) Bos die op een zeker moment
voor ons zelfs een voorraadje aanlegde:
wanneer wij hem erom vroegen greep hij
met een achteloos gebaar één van vijf
flesssen die hij voor ons had ingekocht!
Toen ik eens een attentie voor iemand
nodig had en Bos vroeg om een doos'
bonbons of zo bleek hij zoiets helemaal
niet in z'n winkel te hebben. Ergens in
een hoek lag nog wel een niet helemaal
frisse doos platte chocolaadjes: in 's he-
melsnaam die dan maar!.
Twee bussen beits
Vleuten was ook nog lang niet inge-
steld op de vragen van beginnende doe-
het-zelvers. Bij ons in de straat woonde
iemand die niets voelde voor kamer-
breed tapijt op z'n huiskamervloer maar
de planken wilde beitsen. Hij toog naar
de plaatselijke verfwinkel en kocht daar
twee bussen wasbeits, donker eiken. Hij
bleek daar niet genoeg aan te hebben en
ging de volgende dag terug om nóg twee
bussen te halen maar die vlieger ging
niet op. De beits was uitverkocht en —
volgens de betrokken buurman Kees —
kreeg hij op hoogst verbaasde toon te
horen: „Het lijkt wel of de hele nieuw-
bouw z'n vloeren gaat beitsen. Gisteren
was er ook al één!" Niet boos worden
beste familie Van den Tempel!
Ergens vragende om een zeem, kreeg
ik van de Vleutense neringdoende het
-ocr page 94-
473
De Schoolstraat in 1965 met prille boompjes die om één of andere reden alweer jaren verdwenen zijn. De etalage van Griffloenis leeg. Hij ging
verbouwen en aanzienlijk uitbreiden. Zijn noodwinkel stond op het voorpleintje van de boerderij „Odenvelt" die toen al vele jaren bij Gemeente-
werken in gebruik was. Die boerderij met naastgelegen schuur is inmiddels óók alweer verdwenen en vervangen door de grote garage voor brand-
weer- en vuilnisauto's.
In de grote winkel die GrifHoen liet bouwen is nu al vele jaren de dierenspeciaalzaak van Sam Weller gevestigd.
gehad op de Hamtoren.
Nee, niets negatiefs. We moesten ge-
woon nog aan elkaar wennen. Wij, ver-
wende stedelingen aan de dorpssfeer; de
Vleutense ingezetenen aan de soms wat
arrogant overkomende bewoners van
de nieuwbouw. Misverstanden over en
weer.
Veel positiefs
Iemand ventte langs de deuren, maar
liet onze anderhalve straat links liggen.
Ik vroeg een keer aan een oud-Vleute-
naar die mij al een beetje kende: „Waar-
om komt die man bij ons niet langs?" en
ik kreeg het eerlijke antwoord: „O, hij
zegt dat die mensen allemaal een huis
hebben gekocht en op zulke hoge lasten
zitten dat ze je niet contant kunnen be-
talen en je eindeloos laten lopen om je
geld". Mijn vraag en zijn antwoord was
een eerste stap op de weg die wij beiden
moesten gaan om elkaar te leren begrij-
pen.
Ook veel positiefs. In de herst van
advies om naar Utrecht te gaan: „Die
verkopen we hier niet". En voor verf-
verdunner moest ik het maar eens bij
aannemer Geelen proberen.
Het was al 1964 geworden toen ik een
week van huis moest en bij boekhandel
Hiltrop nog snel even een romannetje
wilde kopen om in het vliegtuig wat te
lezen te hebben. Eisen durfde ik
nauwelijks te stellen en het was Hiltrop
himself die uit z'n boekenvoorraad van
zo'n 50 pockets iets voor me uitzocht.
De titel ben ik vergeten; wèl weet ik dat
ik het boek helemaal heb uitgelezen.
Begrijp me goed. Het is zeker niet
mijn bedoeling negatief over onze eer-
ste ervaringen in Vleuten te schrijven.
Maar „Plan Hamweg" (als U het nog
niet begrepen hebt: de Van Wanroy-,
Utenham-, Van Woerden- en Bernard
van Hamstraat) was met zijn 64 wonin-
gen het eerste uitbreidings-nieuwbouw-
wijkje van Vleuen. En ik betrok bouw-
nummer 24, het laatste huis van de eer-
ste „bouwstroom". Ik heb vanuit mijn
huis nog enkele weken een vrij uitzicht
1961 werd iedere vrijdagavond bij ons
aangebeld. Dan stond daar een wat
oudere grijze man met enkele bossen
bloemen in de arm. Lang heeft het niet
geduurd, maar voorzover ik weet
hebben we bijna iedere vrijdag een bos
van hem gekocht.
Hoewel wij een auto voor de deur
hadden staan was Gijs Bos toch altijd
bereid de bij hem gedane bestellingen op
de fiets bij je thuis te brengen. Na een
paar maal vond ik dit dienstbetoon zo
gênant dat we onze boodschappen in
het vervolg zelf meenamen.
Groenteman Jan Bos reed met paard
en wagen het hele dorp door om z'n wa-
ren aan de man te brengen, ook in de
„nieuwbouw"-straten. Een paard in je
straat! Wanneer had ik dat voor het
laatst meegemaakt?
Voorlopig besluit ik hiermee m'n her-
inneringen aan Vleuten rond I96I.
-ocr page 95-
474
De Dorpsstraat in september 1961. Links zien we achtereenvolgens het schitterende huis van houthandelaar Van Dijk, dezuivelwinkel met woon-
huis van Van Zuyien, de verfwinkel van Van den Tempel, hef altijd sombere en gesloten woonhuis van schilder Van Lent met daarnaast het hoge
woonhuis van slager Mastwijk.
Aan de rechterkant zien we allereerst de boerderij „Ken U ZelF' van Van Dijk die in datzelfde jaar naar de nieuwe ruilverkavelingsboerderij aan de
smalle Thematerweg vertrok. Ken U Zelf werd gesloopt, maar óók de nieuwe boerderij kreeg onlangs een andere bestemming.
Verderop in de Dorpsstraat zien we het huisje van Koren, het winkeltje van Gijs Bos en het hoge dak van het gemeentehuis.
De Dorpsstraat op 1 oktober 1986, hetzelfde
punt dus. Zuiveiwinkel Van Zuyien is twee-
maal zo hoog geworden maar heeft dezelfde
breedte gehouden als vroeger de winkel met
woonhuis. De zaak heet nu „Attent", najaren-
lang „A & O" te zijn geweest. Van den Tem-
pel heeft al in de winter van 1962 - 1963 het
huis van buurman Van Lent bij het zijne ge-
trokken.
-ocr page 96-
475
- ^^Hniib          '--1
>^<^
De Broederschapshuisjes in de winter van 1961 - '62. Helemaal links zien we dat het kleine raampje vervangen is door een groter exemplaar. Dat
was de etalage van kruidenier Henk Ram.
Foto aan ommezijde:
De zuivelhandel van Dirk Fokker enkele
maanden voor de sloop in 1969. Toen de zaken
midden jaren vijftig wat beter gingen werd de
naastgelegen woning van de familie Husen
verbouwd tot spoelhok en magazijn. Eind ja-
ren vijftig wilde Fokker zijn winkel moderni-
seren door de etalage en winkelruimte langs de
hele voorgevel door te trekken maar daarvoor
kreeg hij geen toestemming van ... de Schoon-
heidscommissie. Tien jaar later werd het pand
in enkele dagen tot de grond toe gesloopt. Op
deze plek is nu de ingang van de Rabobank.
-ocr page 97-
476
Wie wat bewaart die geeft wat
Door ons werden in dank, ten behoe-
ve van onze bibliotheek en onze verza-
meling, de volgende schenkingen en
bruiklenen aanvaard van:
A. J. van Zoeren, Stationsstraat 34 Vleu-
ten
Vliegende Hollander 2 januari 1945 nr
10
J. A. C. van Maanen, Julianalaan 13
Vleuten
Drie grote prenten
A. van der Wens, Utenhamstraat 1 Vleu-
ten
Jaargangen Algemeen Handelsblad
1940 - '44 en 1946 - '47
Th. van den Berg, Glazenierslaan 21 De
Meern
Twee kachels
B. de Groot, Wilhelminalaan 14 Vleuten
Metselmouw
Korfbalvereniging Fiducia
Electrisch comfoor
E. T. Mélotte-Bos, ten Veldestraat 71
De Meern
Tuingieter, kachel, stookattributen,
geëmailleerde emmer
A. J. Vervaart, Lichtenberglaan 58 De
Meern
Messenslijpplank, attribuut uit de
oorlog om roggebrood mee te stomen
Drogisterij Sprong, Hindersteinlaan 17
Vleuten
Twee vitrines
J. M. Rodenburg, Schoolstraat 52 Vleu-
ten
Boerenwagenkrik
L. M. Mossink, Karel Doormanstraat
15 De Meern
Lange profielschaaf, nietpistool, twee
schuifdeurrollen (vroeg 19de eeuws)
John Kerste, Breudijk 64 Harmeien
Wringerbok
K. B. Nanning, Utenhamstraat 15 Vleu-
ten
Gietijzeren pomp
N. N.
Twee stukken zeep (Sunlight en Gastel-
la)
Assurantiebedrijf J. van Gooi, Zandweg
116b De Meern
f 1.000,-
H. Ploeger-Meyers, Odenveltlaan 28
Vleuten
Munt (duit van de Stad Utrecht 1789)
A. J. Verhoef-Snoek, Europaweg 8 Vleu-
ten
Twee munten (waaronder een duit
van de Stad Utrecht 1789)
J. J. Griffloen-Hoogenboezein, Botten-
steinweg 2 Vleuten
Gehaktmolen
C. J. A. Schalkwijk, Jacob Catsstraat 15
Vleuten
Aardappelrasp, twee haarzeven