-ocr page 1-
477
Van het bestuur
Otïiciecl (>rgaan van de Kistorischc Vereni-^j;
ging Vleuten-De Meern-Haarzuiiens.
7f jaargang nr. 1 maart 1V87
          © 1987
Verschijnt 4x per jaar
Ingeschreven in liet \t-renigingsrcgiMcr van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr. V, 479360
Dagejijks bestuur:
Dr D. W. Gravendeel, voorTittet-'&MmM:
't Zand 35, 3451 GP Vleuten
tel. 034O6-61793
W. H. Denekamp. sekretaris
Utenhamstraat 5. 3451 BR Vleuten -'^m^M
tel, 03407- 194S :..:::mi:-^::::::U:«MM.-i^&^^^^^^^
P. G. de Rooij. peaningtiiêestef ^ïiisiilïïillsiïl
't Zand !, 3451 GP Vleuten
tel, 03407 - 1483
A, J. van Zoeren, vice-voorzjtier
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten :;:;|:;s|s5
tel. 03407 - 1263
H. E. J, van lissen, coörd. werkgroepen
Mauritslaan 17. 3454 XP De Meern
tel. 03406 " 62992
Volgens de nieuwe informatiegids
87/88 van de gemeente Vleuten-De
Meern bedroeg per 01-01-86 het aantal
woningen in onze gemeente 5.349. Dat
betekent, bij een ledental van 800, dat er
bij ons één lid per 6,7 huizen te boek
staat, ofwel dat 15% van de huizen een
lid van onze vereniging herbergt.
We mogen aannemen dat de huisge-
noten van dat lid van het bestaan van
onze vereniging op de hoogte zijn en
wellicht met onze doelstellingen sympa-
thiseren.
De woningbezetting (dit is het aantal
bewoners per huis: 2,88 per 01-01-86)
kunnen we niet hanteren want die kan
voornamelijk door jonge kinderen be-
paald zijn, maar we mogen wellicht re-
kenen met twee personen van 20 jaar of
ouder, per huis.
Er waren per 01-01-86 in onze
gemeente 11.136 inwoners van die
leeftijd, waarvan wij er dus, direct of in-
direct, 1.600 bereiken via lidmaatschap
en verenigingsblad en dat is ruim 14%
van die groep.
Is dat percentage (15% van de huizen
= 14% van de genoemde inwoners-
groep) bevredigend ?
Het is maar de vraag hoe je 't bekijkt.
Er zijn waarschijnlijk heel wat vereni-
gingen die zich zo'n ledental zouden
wensen.
Bij ons ligt dat anders. Als het bere-
kende percentage een getrouwe afspie-
geling is van de weerklank van onze
doelstellingen bij de bevolking, dan
moet de hiernaast afgebeelde lijn nog
flink omhoog!
D. W. Gravendeel
voorzitter
Wéér is er een jaar om en voor de
zesde maal zal uw vereniging op haar
algemene ledenvergadering de balans
opmaken. Ik wil niet vooruitlopen op de
verslagen van secretaris en penning-
meester, maar een enkel woord beste-
den aan ons ledental. En omdat ik graag
teken en reken, voeg ik daar weer een
grafiekje en wat rekenwerk aan toe.
Lijntjes en cijfertjes kunnen heel leer-
zaam zijn. Vooral boeiend is de tendens
van zo'n lijn; blijft ie stijgen of nadert ie
zijn plafond ?
Het is duidelijk dat de explosieve toe-
name van het ledental, in de eerste jaren,
voorbij is; toename is er nog steeds,
maar een verzadigingspunt lijkt in 't
verschiet. Op zichzelf was dat te
verwachten, maar de vraag is: waar
komt dat punt ergens te liggen
?
Erelid:
Mevr. Prof. Dr C, Isings, Soest
Redaktie-sekr«f ariaa t:
Monique van Essen, HitKier.steinlaan l,
3451 EV Vleuten
tel, 034O7 - 361 i
Letlenad m in ist rat ie/inform atie:
Opgeven van nieuwe leden, mtJtaties en
(na)bestellingen bij:
Mw. P, J. de Róoij-Gocs. 't Zand 1, M
3451 GP Vleuten, tel. 03407 - 1483 §1
ftUU
700
.^■^'
600
/
500
/ Ledental
400
/ 1
300
/ \ \k
200
100
/ ^ > ;k. B. ■■ iT HISTORKHS
/ ^ir!^-JBi . ■ ■ 1 . . Vf JtENICINC
/ - - Ti T -Iti T ««ï»<
/ w * -qV C HAARZUILENS
Kontriimtle:
De jaarlijkse kontributie bedraagt voor
1987 minimaal f 25,—:
postabonnement f' 35,- per jaar
Donateurs:
Minimaal f' 12,50 per jaar. ;:lili||i|iiiiillii
De vereniging heeft rekeningen hij de vol-
igeade instellingen:                     ''MÊêsMiMM
iÉBN - De Meern 5$M33M(>WiÊllmM
WMiO'
Vleuten 36.75.17.574 'iÊÊÊÊÊÊÊ
fÖSTCilRO 2,689.200
- Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit vercnigingsofgaan k slechts
llegestaan na schriftelijke toestemming van
Éfe redaktie.
1981 82 83 84 85 86 87
In dit nummer
pag
477
478
479
482
495
497
500
501
502
-  Van het Bestuur
-  Agenda, Uitnodiging Algemene Ledenvergadering, Filmproject,
Nieuwe leden
-  Een ,,vrouwenhuysgen"
-  Bier uit de Heycop
-  Open Monumentendag 1987
-  Nog maar 25 jaar geleden, deel 2
-  Een dorp verandert.....
-  Help!, Wie wat bewaart die geeft wat
-  Strontlopen
lilustralie voorpagina: ::ii|;||iiiliiiii
Kuipersdissel '''WÊWM&f'Wf^W^^^
Eota; Historisch Museum Rotterdam
MSSiiiJSilMMiftisslissiiSO
-ocr page 2-
478
Agenda
Uitnodiging
Algemene Ledenvergadering
Bij deze nodigt het bestuur u uit voor de op dinsdag 31 maart 1987 te houden Alge-
mene Ledenvergadering in De Schalm, Oranjelaan 10 te De Meern.
Aanvang: 19.30 (half acht) precies.
Agenda
Maandag 16 maart
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor ieder-
een met vragen, plannen of ideeën
Donderdag 26 maart
20.00 uur. De Schalm, Oranjelaan 10
De Meern
Oude dorpsfilms De Meern
Dinsdag 31 maart
19.30 uur (half acht), De Schalm,
Oranjelaan 10 De Meern
Algemene Ledenvergadering
Lezing met dia's
door mevrouw Prof.
Dr C. Isings over het Romeinse leven
in De Meern
Zaterdag 4 april
Kom in de kas
Wij staan met onze kraam in het
gebouw van de bloemen- en planten-
veiling. Utrechtseweg 109c te Vleu-
ten
Maandag 13 april
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Donderdag 30 april
Koninginnedag
Wij staan met onze kraam op het
dorpsplein te Vleuten
Maandag 18 mei
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Maandag 15 juni
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
"1. Opening
'2. Notulen vergadering 16 april 1986
3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Jaarverslag secretaris
5. Jaarverslag penningmeester over 1986 en begroting 1987
De hierop betrekking hebbende stukken liggen een uur voor het begin der verga-
dering reeds ter inzage
6. Verslag kascommissie
7. Benoeming nieuwe kascommissie
8. Vaststelling contributie 1988
9. Bestuursverkiezing
Volgens het rooster zijn aan de beurt om af te treden P. G. de Rooij (dagelijks
bestuur), P. J. de Rooij - Goes en I. Meeldijk - Roos (bestuursleden). Zij stellen
zich herkiesbaar. Namen van eventuele tegencandidaten kunnen (ondersteund
door tenminste tien leden) tot uiterlijk drie dagen voor de verkiezing bij het zit-
tende bestuur worden bekendgemaakt
10. Herbenoeming vaste commissies
11. Rondvraag
12. Sluiting
Pauze
Na de pauze zal ons erelid mevrouw Prof. Dr C. Isings het een en ander vertellen
over het Romeinse leven in De Meern op en rondom de Hoge Woerd; haar verhaal
wordt geïllustreerd met dia's. Alle belangstellenden zijn welkom, in het bijzonder
diegenen die bij de vorige gelegenheid in Utrecht vastliepen in de verkeersdrukte.
Nieuwe leden
Filmproject
Op het in het vorig nummer versche-
nen artikel over de oude rechterlijke ar-
chieven hebben tot mijn groot genoegen
enkele leden positief gereageerd. Wij
zouden nu de benodigde projectoren
natuurlijk kunnen kopen, maar het
getuigt van wijs financieel beleid eerst
eens te vragen of iemand wellicht een
oude dia-projector over heeft. Hij moet
wèl voorzien zijn van koeling (ventila-
tor) en wij moeten hem ook mogen
ombouwen voor het beoogde doel. Ik
zal graag overstelpt worden met aanbie-
dingen!
Oude Graafseweg 210
6543
PX
Nijmegen
Past.Boelenslaan 5
3454
AB
De Meern
Vleutenseweg 3 29
Utrecht
Hindersteinlaan 61
3451
EW
Vleuten
IJsselveld 15
3417
XH
Montfoort
L.pasteurlaan 12
3451
EJ
Vleuten
Rijksstraatweg 110
3454
HK
De Meern
Burg.Timmermanslaan 38
3481
BT
Harmeien
V.Heemskerklaan 6
3454
EP
De Meern
Zonstraat 22
3454
AG
De Meern
Zandweg 225
3454
HE
De Meern
Hof ter Weydeweg 10
3451
ST
Vleuten
Marelaan 59
3454
GB
De Meern
Meerweg 10
2651
KS
Berkei
Utenhamstraat 4
3451
BR
Vleuten
Oranjelaan 5
3454
BT
De Meern
Camphuijsenstraat 57
3451
BC
Vleuten
Hans Lodeizenlaan 4
2343
DK
Oegstgeest
Bingse Boogaard 14
4121
ED
Everdinger
Odenveltlaan 28
3451
ZN
Vleuten
Mandenmakerslaan 31
3454
DB
De Meern
Dorpsstraat 14
3451
BK
Vleuten
Stationsstraat 30
3451
BZ
Vleuten
Boutenstraat 11
3451
AV
Vleuten
Aelbers, A.M.
Bijleveld, F.
Bilt, Th. van de
Blom, Mevr. D.A.A.
Bonenkamp, H.
Bovenkamp, j. van de
Brandhof, M. van de
Brenk, G.F.
Doderaont, H.Th.L.K.
Dubols, G.
Eek, H.N. van
Ginkel, E. van
Gooi, J. van
Gresnigt, A.M.
Haas, Mevr. de
Larabalgen, A.H. van
Manné, Ph,
Oostveen, Drs. A.A.M.
Oskam-Fokker, Mevr. P.
PloegerT-Meijers, Mevr.
Santen, CA. van
Slobbe, R. van
Wortel, G.P.J.
Woudenberg, H. van
D. W. G. 24 februari 1987.
-ocr page 3-
479
I §
Een „vrouwenhuysgen
door
Dr D.
l/l/. Gravendeel
^
In het verleden is langdurig proces ge-
voerd tussen de Heren van Voorn en
hun noordelijke buren, de Heren van
het Kapittel van St Marie te Utrecht. De
laatsten waren namelijk de eigenaren
van het Strijland en de ruzie ging over de
eigendom van de zogenaamde Voornse
Steeg, een weggetje op de grens van hun
beider bezittingen; het stond later be-
kend als houtwal of Kromme Laan. Het
is als weg niet meer te herkennen, maar
te localiseren is het wèl. Wie de moeite
neemt vanaf de Driesprong (hoek bur-
gemeester Verderlaan — Groenedijk)
de Hoge Weide op te gaan en dan direct
rechtsaf het sportpark Strijland in te
wandelen, ziet aan zijn rechterhand een
sloot die een trieste rest is van de Oude
Rijn. Aan de overkant van die sloot, en
deze in zijn gehele lengte volgend, ligt
een strook grond, begroeid met bomen
en struikgewas; daar liep de Voornse
Steeg. De weg liep vroeger over wat
eens, evenals de Groenedijk, de Rijndijk
moet zijn geweest. Turend door het
lover is hier en daar aan de andere zijde
van de strook eveneens een sloot te zien;
die is een onderdeel van de gracht en
vijverpartijen van het oude kasteel
Voorn. Dit overigens ter inleiding want
ik wil het over iets geheel anders
hebben.
Oculaire inspectie
Toen bovengenoemd proces lang ge-
noeg had gesleept, benoemde het Hof
van Utrecht op 30 april 1554 een com-
missaris (wij zouden nu spreken van een
rechter-commissaris), die ter plaatse de
situatie in ogenschouw moest nemen.
Deze commissaris, Frans van Nyenroe-
de, heeft zich op 27 augustus 1554, ten
Copie (ca 1900) van de „chaerte van de situatie van Strylant" in 1554 gemaakt door „meyster
Evert van Schayck". Te zien is hoe de ,,achterwech" naar links uitloopt op „Den hochweijsche
wech" en hoe de opgemeten maat (75 R) ernaast is genoteerd.
Huisarchief Voorn.
verzoeke van Adriaen van Zuydoert,
Heer van Voorn, verselscapt met Meden-
bliek, synen advocaet, ende Focx, synen
procureur, getransporleert vuyt Vuy-
trecht tot op 't goet in questie, Strylant
genoempt.
Men vond daar die gedepu-
teerden van 't Capittel van Sunte Ma-
ryen, daertoe geïntimeert (=
aangezegd)
synde, the weeten Brunt, Ther Spill, Col-
lert ende Amersfoert, verselscapt met
Moerendael, hoeren advocaet, ende Ame-
rongen, hoeren procureur.
Commissaris van Nyenroede had te-
voren meyster Evert van Schayck beë-
digd en hem een chaerte van de situatie
van Strylant
laten maken, met daarop
aangetekend de door hem opgemeten
afstanden.
Partijen kwamen overeen die kaart
gezamenlijk the doen hermeeten en het
gezelschap begaf zich daartoe voor 't
vrouwenhuysgen, staende opten drie-
sprunck van den Hoochweysschen weech
opt westeynt van 't Strylant.
De Achterwech, alsoe die zelve halff
aen 't Strylant ende halff behoert aen de
Hoochweyde gemeten te worden
was het
eerst aan de beurt, diewelcke metinge be-
gonst is in presentie van den voersz. geco-
mitteerden, van 't voerscreven vrouwen-
huysgen off alwaer den halven Achter-
wech voerscreven oostwerts op gemeten is
tot het heek toe, die ick comissaris in 't
hermeeten daer noch staende bevonden
hebbe. Lang vyff ende tseventich roeden.
Dat hek stond aan het eind van de weg
die dwars door het Strijland liep en gaf
de bruycker van 't Strylant toegang tot
de Achterweg.
De Heere Wegh
De rest van het proces verbaal van
hermeting is op dit moment voor ons
niet van belang. De plaats waar het
,,vrouwenhuysgen" gestaan heeft, is
exact te bepalen: recht tegenover de
plaats waar de Achterweg op de
Hogeweide uitkomt. Dat de benoeming
van die ,,Achterweg" nog wel eens tot
misverstanden aanleiding geeft, bewijst
een brief van H. W. J. Rijker met
betrekking tot mijn artikel ,,Het grond-
bezit van de Heren van Voorn" in ons
blad van december 1985, blz. 365, waar-
in ik de Groenendijk noem als noorde-
lijke begrenzing van het Strijland en de
-ocr page 4-
480
huisje: kap of afdak boven iets, in het
bijzonder ter bescherming van een heili-
genbeeld aan de weg. ook een nis of van
voren geopend gebouwtje daarvoor: een
huisje van Onze-Lieve-Vrouw.
Daarmee is het raadsel meteen opge-
lost: er stond een kapelletje!
In de tijd dat het „proces verbaal in
loco" (verslag ter plaatse) werd opge-
maakt was het hele land nog katholiek
en er zullen zeker vele kruisbeelden en
kapellen langs de wegen hebben ge-
staan, met name op kruispunten en op
plekken waar men bij ,,het vervolgen
zijns weegs" toch wel enige steun van
boven goed dacht te kunnen gebruiken.
Zo zal de stedeling niet immer onbe-
zorgd de veilige ommuring en bescher-
ming van zijn stad hebben verlaten om
zich op het platteland te begeven, waar
hij ^ zeker in ongewisse tijden — de
kans liep ,,uitgeschud" te worden.
De buitenman op zijn beurt, opge-
voed in het geloof van de ..verderfelijk-
heid van de grote stad", achtte een tocht
derwaarts maar al te vaak een gevaarlij-
ke onderneming.
Maar laten we bovenal bedenken dat
..het geloof' destijds, veel meer dan
thans, een met het dagelijks doen en la-
ten verweven aangelegenheid was en dat
er dus een ruime behoefte bestond aan
plaatsen waar men z'n weesgegroetje
kon ,,inleveren".
De passages uit het „proces verbaal in loco gehouden", waarin sprake is van 't „vrouwenhuys-
gen".
Boven:,,.....ende hebben d'impetranten my commissaris in hoerluyder presentie geleyt voor 't
vrouwenhuysgen staende op ten driesprunck van den hoochweysschenweech op 't westeynt van '(
strylant.....".
Onder:,,.....die weicke metinge begonst is in presentie van den voersz. gecommitteerden van 't
voerscreven vrouwenhuysgen off.....".
Huisarchief Voorn.
Guldenhoeve. Hij schreef: Het grensde
niet aan de Groenedijk, maar dat stuk
van Utrecht heette Herenweg van Hoge
Weide tot aan het kanaal.
Onze attente
lezer heeft gelijk, zoals het hierbij afge-
drukte fragment van de kaart van
Specht ook aantoont, maar de Groe-
nendijk werd toch echt als noordelijke
begrenzing genoemd in de oude acten,
terwijl de betreffende weg ook met die
naam staat aangegeven op de topogra-
fische kaart van 1879 (afgedrukt bij het
genoemde artikel).
Die Heereweg, die later tot „Achter-
weg" en zelfs ,,modderdijk" verviel, was
oudtijds vermoedelijk dé verbindings-
weg van de stad met het gebied van
Vleuten en De Meern; met oudtijds be-
doel ik dan de tijd dat de Oude Rijn nog
niet verland was en de Leidse Vaart
tussen de stad en Oog-in-al (1665), de
Oude Rijn langs de tegenwoordige Bil-
litonkade (1545) en de Vleutense Vaart
( ? ) nog niet gegraven waren. Drs M.
N. Acket (,,Een merkwaardige kaart
van Utrecht en omgeving" in jaarboek-
je van „Oud-Utrecht" 1931) zag er te-
vens de noordelijke Rijndijk in.
Het,,vrouwenhuysgen"
Wat kan daarmee bedoeld zijn?
Van Dale geeft als betekenis van
Fragment van de ,,Caerte vandevrijheijdderstadt Utrecht" van Caspar Specht (Utrecht 1696),
opnieuw uitgegeven door Joachim Ottens (Amsterdam tussen 1696 en 1719). Het verloop van de
Heere Wegh is duidelijk te zien tot even voorbij 't Oog in Al; toen de Leidse Vaart gegraven werd
(1665) is het oorspronkelijke verdere verloop verloren gegaan.
Prentenverzameling Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht. T. A. Ab 82.
-ocr page 5-
481
Een recente foto van de bedoelde driesprong
Herenweg - Hogeweidsewcg. De blikrichting
is oost - west. Nu heet alles daar Hogeweide.
De v\egen (beduidend) smaller, geen asfalt
wegdek maar klei, zand of grind, geen hoog-
spanningsmast op de achtergrond, wellicht
wat meer begroeiing van de bermen, en op de
plaats van de lichtmast het „vrouwenhuys-
gcn". Zó moet hel zijn geweest in 1554.
Het kapelletje behoeft geen stenen gebouwtje
geweest te zijn; het was misschien niet meer
dan een houten paal met een afdakje, waaron-
der een Mariabeeldje.
Foto K. B. Nanning.
Mariakapel rechts van de weg van De Meern naar Montfoort, even vóór de brug over de IJssel. Deze kapel werd in de jaren twintig, onder leiding
van kapelaan van de Tempel, door de katholieke jeugdverenigingen gebouwd en, na een periode van verwaarlozing, in de zomer van 1974 in oude
glorie hersteld door A. B. J. Sterk te De Meern, van wie ook deze foto afkomstig is.
Op de foto A. B. J. Sterk met o.a. zijn zoons Jan en Mare.
-ocr page 6-
482
Bier uit de Heycop
door
Ir J. A. Storm van Leeuwen
werd de oorspronkelijke stroomrichting van het water om-
gekeerd.
De Heycop begon in de polder van die naam (eigenlijk was
dat een gerecht, zie later) ten zuiden van De Meern en liep ter
plaatse van de huidige Leidse Rijn tot aan de Heldam, boog
zich dan afin ongeveer noordelijke richting naar Kockengen
en ging vervolgens oostwaarts naar Breukelen. Daar werd
het water door uitwateringssluizen op de Vecht geloosd.
De Bijleveld liet men beginnen in de Leidse Rijn (toen
Oude Rijn geheten) tussen de Heldam en de Haanwijkerdam
(nu de Haanwijkersluis) bij Harmeien. Men leidde het water,
evenals dat van de Heycop, eerst naar Kockengen, maar
loosde het ten noorden daarvan op de Amstel, iets benoor-
den Uithoorn.
Samenhangende met de natuurlijke helling van het terrein
kon het water van beide gegraven afwateringsvlieten van het
zuidoosten naar het noordwesten afstromen, ofschoon de
Heycop daarvoor een grote omweg moest maken vanwege
de hoge gronden van Vleuten en Haarzuilens.
Deze terreinhelling maakte het ook noodzakelijk om ver-
schillende peilen (waterstanden) in de watergangen te hand-
haven. Het water in de binnen- en buitengrachten van de
stad Utrecht, tezamen met enige andere wateren het zoge-
naamde stadswater vormende, heeft altijd het hoogst ge-
staan. In westelijke richting gaande namen de peilen traps-
gewijs af. De Vleutense wetering stond lager dan het stads-
water, daarna volgden de een na de ander de Heycop, de Bij-
leveld en tenslotte de Oude Rijn bewesten Harmeien.
Deze vakken, als ik ze zo mag noemen, waren aanvanke-
lijk gescheiden door dammen die in de zeventiende eeuw
werden vervangen door schutsluizen. Verder bestonden er
andere waterkeringen in de vorm van dijken en kaden, zoals
de Meerndijk en de kaden aan weerszijden van de Heycop en
de Bijleveld.
De Vleutense wetering, de Heycop en de Bijleveld vorm-
den een onmisbaar onderdeel van de toenmalige waterstaat-
kundige inrichting van het gebied. Bovendien waren zij van
belang voor de scheepvaart in die tijd. Dit alles heb ik be-
schreven in de speciale uitgave Nr. 2 van onze historische
vereniging, getiteld: ,,Van Oude Rijn tot Leidse Rijn". Ik wil
de lezeres of de lezer van dit artikel daar graag naar verwij-
zen.
Minder bekend is dat de Vleutense wetering en de Heycop
onontbeerlijk zijn geweest voor bierbrouwerijen in Vleuten
en Kockengen en dat de Bijleveld een tijdlang voor die in
Amsterdam van grote betekenis is geweest. Daarbij speelde
de deugdelijkheid van het water een bijna alles overheersen-
de rol. Dit wordt wel geïllustreerd door een kwestie die zich
twee eeuwen geleden voordeed met betrekking tot de
Heycop in Kockengen. Maar alvorens daar nader op in te
gaan moet ik voor een goed begrip iets meer zeggen over de
Heycop, de bierbereiding in het algemeen en de betekenis
van bier als volksdrank in een tijd dat betrouwbaar drinkwa-
ter schaars was.
Inleiding
Op het eerste gezicht lijkt een rechtstreeks verband tussen
water en bier, zoals de titel aangeeft, niet zo voor de hand te
liggen. Toch heeft dit vroeger wel bestaan, zelfs in zo'n
sterke mate, dat veel mensen er doorlopend mee te maken
hadden. Het oppervlaktewater nam trouwens ook in andere
opzichten in het dagelijkse leven van onze voorouders een
veel grotere plaats in dan tegenwoordig, getuige bijvoor-
beeld sommige topografische namen in ons gewest met de
voorvoegsels over- of boven- en neder- of beneden-, die
meestal paarsgewijs voorkomen. Zij betekenen niets anders
dan dat de twee met deze namen aangeduide dorpen, buurt-
schappen, wegen, dijken, watergangen, enz. respectievelijk
bovenstrooms en benedenstrooms ten opzichte van elkaar
zijn gelegen. Weinig mensen weten dat nog'.
De samenhang tussen water en bier is heel duidelijk aan-
wezig geweest in het westelijke deel van de provincie
Utrecht, dat van oudsher gekenmerkt is door een groot aan-
tal natuurlijke en gegraven wateren. Verschillende daarvan,
te weten de Vleutense wetering, de Heycop en de Bijleveld,
spelen in het nu volgende verhaal een grote rol. Ik zal
daarom beginnen met daar iets meer over te vertellen. Wel
moet ik er op wijzen, dat ik zal uitgaan van de toestand van
vóór 1890 toen het Merwedekanaal en het Amsterdam -
Rijnkanaal nog niet bestonden, terwijl als gevolg van veran-
deringen van waterstaatkundige aard in het Leidse Rijnge-
bied de drie hierboven genoemde oude waterlopen na 1950
voor een deel zijn gedempt of opgenomen in andere water-
gangen.
De tracé's van de waterlopen zijn aangegeven op de
schetskaart die op de twee middenpagina's van dit tijdschrift
is afgedrukt en de situatie van omstreeks 1850 weergeeft.
Het met een streeplijn getekende stuk stelt het gedeelte voor
van de Bijleveld, dat tot 1677 door de Ronde Venen liep. Om
bepaalde redenen werd dit toen verlegd naar de Geer en de
Heinoomsvaart, uitmondend in de Kromme Mijdrecht be-
noorden het Woerdens Verlaat.
De Vleutense wetering, de Heycop en de Bijleveld
De Vleutense wetering is, tezamen met de Alendorper we-
tering, een gedeelte van het restwater van de Oude Rijn die
eens van Utrecht langs Vleuten naar Harmeien en verder
westwaarts stroomde. Naar ik vermoed werd in de dertiende
eeuw een dam gelegd nabij De Wel. De hoge gronden van
Vleuten moesten toen door de Proostwetering, de lage gron-
den van Haarzuilens door de Haarrijn naar de Vecht afwa-
teren.
Het stuk van de Vleutense Oude Rijn tussen Den Ham en
De Wel werd omstreeks 1385 bij de aanleg van de Heycop
daarin opgenomen. Ter plaatse van de latere Hamsluis legde
men toen een dam. Het gedeelte tussen De Wel en Harmeien
ging omstreeks 1413 deel uitmaken van de Bijleveld; daarbij
-ocr page 7-
483
van Utrecht het recht om hun overtollige water tussen en
door andere gerechten heen af te voeren naar de Vecht. Bij
deze groep sloten zich gaandeweg meer gerechten aan, zodat
in de vijftiende eeuw vrijwel het gehele gebied tussen de
Leidse Rijn (vroeger Oude Rijn geheten), de Vaartse Rijn, de
Hollandse IJssel (nauwkeuriger gezegd: de aan de Holland-
se IJssel evenwijdig lopende Randdijk en Noord-IJseldijk)
en de Meerndijk zich door middel van de Heycop van het
overtollige water ontdeed. Op de schetskaart is dit afwa-
teringsgebied met fijne stippels aangegeven. Deze afwa-
tering gebeurde aanvankelijk op natuurlijke wijze, na 1521
paste men bemaling van de gezamenlijke polders toe. De
Heycop bleef daarbij dienst doen als de gemeenschappelijke
uitwatering en is zelf nooit bemalen geweest.
Gedurende droge perioden kon op verschillende plaatsen
water worden ingelaten vanuit het buitenwater. Een van
deze punten was de sluis in de Nedereindse wetering te Jut-
phaas waar men naar behoefte water uit de Vaartse Rijn
naar binnen kon laten stromen.
In hoeverre stadswater uit de Leidse Rijn bij de molen aan
de Taetsedijk (ten zuiden van het Huis te Voorn) kon — en
van de stad Utrecht mocht — worden afgetapt is mij niet be-
kend. In ieder geval hadden de ingelanden dan genoegen
moeten nemen met water dat minder schoon was dan dat
van Jutphaas.
De Heycop liep tot aan het dorp Kockengen bijna geheel
gescheiden van de bebouwing. Alleen in De Meern en hier en
daar op andere plaatsen kwam enige bewoning langs het
water voor. In De Meern stonden — afgezien van de met
Het schone water van de Heycop
De Heycop — indertijd in de wandeling meestal de Lange
Vliet genoemd — heeft zijn naam te danken aan het gerecht
Heycop ten zuiden van De Meern, waar deze afwaterings-
vliet zijn oorsprong had.
Een gerecht was tot 1795 de kleinste rechtsgemeenschap
op het Utrechtse platteland, dat wil zeggen: het was een
landelijk gebied met een eigen bestuur en een eigen lage
rechtspraak. In Holland en Zeeland sprak men van ambach-
ten. Uit de gerechten zijn later de gemeenten en de water-
schappen voortgekomen, de eerste zorgdragend voor de al-
gemene en burgerlijke zaken, de tweede voor de waterstaat-
kundige belangen binnen het desbetreffende gebied. Tot
deze laatste behoorden ook die van de wegen, de bruggen, de
sluizen en alle andere zogenaamde kunstwerken.
In het Westutrechtse veengebied vielen de grenzen van de
gerechten oorspronkelijk samen met die van de kleinste wa-
terstaatkundige eenheden: de polders. De poldergrenzen
waren al eerder vastgelegd bij de uitgiften tot ontginning van
de stukken ,,wildernis", zoals men in de middeleeuwen de
nog niet in gebruik genomen gronden noemde. Door split-
singen van de gerechten gingen veel polders op den duur
meer dan één gerecht omvatten. Onder polder versta ik in dit
geval: een door waterkeringen (meestal kaden) omsloten
gebied, waarvan de landerijen een gemeenschappelijke af-
watering bezitten.
In 1385 verkregen de geërfden van Heycop, tezamen met
die van een aantal aangrenzende gerechten, van de bisschop
Het dorp Kockengen met de brouwerij De Drie Akers. Gewassen pentekening door Dirk Verrijck (omstreeks 1760- 1771). Gezicht vanuit het zuid-
oosten. Op de voorgrond de Heycop. Het voor de bierbereiding benodigde water putte men uit de Heycop met behulp van een zogenaamde putstoel
of putgalg. Deze bestond uit een rechtop staande paal met bovenaan een hefboom of zwengel. Aan het einde daarvan was een puthaak met putem-
mer bevestigd, aan het andere einde zat een tegenwicht. De bediening geschiedde vanaf een bordes (met ladder) aan de waterkant. De putter ledig-
de de emmers in een houten goot, die het water boven de begane grond naar de brouwerij leidde.
Foto gemeente Kockengen.
-ocr page 8-
484
grote tussenruimten staande boerderijen — in 1760 slechts
twaalf huizen. Het polderwater, dat van zich zelf al schoon
was. werd onderweg tot aan het dorp Kockengen dus
nauwelijks verontreinigd.
Wel kan de in 1643 aangebrachte schutsluis in de Stads-
dam een kleine bron van vervuiling hebben gexormd, ten-
minste in de zomermaanden. Tijdens het schiUten van
vaartuigen kwamen telkens geringe hoeveelheden van het
Utrechtse stadswater terecht in het lager gelegen pand van
de Leidse Rijn. dat deel uitmaakte van de Heycop. Ook is
bekend, dat de sluisdeuren vaak slecht sloten, zodat er water
tussen door kon lekken.
De Hamsluis, die sedert 1650 de vaarverbinding vormde
tussen de Vleutense wetering en de Heycop. kan in dit
opzicht worden verwaarloosd. Het aantal schuttingen was
daar veel kleiner dan bij de Stadsdam; bovendien moet het
Vleutense water toendertijd aanmerkelijk minder vervuild
zijn geweest dan het Utrechtse stadswater. Door de grote
lengte van de Heycop vond trouwens een natuurlijke reini-
ging plaats van het meegevoerde water.
Voor ons is het in ieder geval belangrijk te weten, dat het
Heycopse water tot het einde van de vorige eeuw schoon in
Kockengen aankwam.
Bierbrouwerijen
Een van de gevolgen van de aanleg van de Heycop en de
Bijleveld was, dat het dorp Kockengen zich kon ontwikkelen
tussen twee vaarwateren die scheepvaart mogelijk maakten
in noordelijke, oostelijke en zuidelijke richtingen. Deze
omstandigheid en vermoedelijk ook de goede kwaliteit van
het Heycopse water hebben er toe geleid, dat aan de
oostzijde van het dorp een bierbrouwerij met een loswal aan
de Heycop werd gesticht. In de hierboven aangehaalde
speciale uitgave werd een achttiende-eeuwse tekening van
deze brouwerij. De Drie Akers genaamd, afgebeeld; deze is
hier wederom afgedrukt.
Ook in Breukelen, Jutphaas, Loenen, Maarssen en Vleu-
ten waren dorpsbrouwerijen gevestigd. De meeste daarvan
worden in een boekwerkje uit 1759/1760 met hun naam ver-
meld, die in Vleuten zonder naam. Deze laatste was, evenals
die in Kockengen, in 1858 nog in bedrijf; het gebouwervan is
bewaard gebleven. Het staat midden in het dorp aan de
Vleutense wetering en kreeg al lang geleden een bestemming
tot herberg of koffiehuis (zie de afbeelding).
Net als andere bierbrouwerijen voerde deze brouwerij een
handelsmerk, of beter gezegd: een huismerk. Dit noemde
men toen ,,het gewoon teken". Waarschijnlijk bedoelde men
daarmee het brandmerk dat als een herkenningsteken in de
biertonnen werd aangebracht. Statiegeld of staangeld voor
lege tonnen begonnen de brouwers overigens pas aan het
einde van de achttiende eeuw te heffen, tenminste in de ste-
den. De stedelijke overheden, die het gebruik van
biertonnen voor andere doeleinden wensten tegen te gaan,
gaven hieromtrent voorschriften. Bovendien moesten de
tonnen geijkt en van een stadsbrandmerk worden voorzien
om geknoei met bier (met het oog op de accijnzen) tegen te
gaan. Dit gold niet voor het platteland.
Het merk van de Vleutense brouwerij bestond volgens een
beschrijving van 1760 uit een ,,Kuypers Dissel, en
daarboven een Rijn". De kuipersdissel (waarover straks
meer) kan erop wijzen dat aan deze brouwerij een kuiperij
was verbonden. De Rijn is de oude naam van de Vleutense
wetering die zowel de aan- en afvoerweg voor dit bedrijf als
de leverencier van het benodigde water was.
Een oude foto van Vleuten, waarop de voormalige bierbrouwerij vanuit het zuiden is te zien. Het thans nog bestaande gebouw staat in het centrum
van het dorp aan de Vleutense wetering. Er is over de geschiedenis van deze dorpsbrouwerij weinig bekend. Ik ben alleen te weten gekomen dat het
voortgebrachte bier in de achttiende eeuw „vermaard om de smakelijkheid en gezondheid" was en zeer veel naar elders (o.a. naar Harmeien) werd
verzonden. Volgens een beschrijving uit 1760 voerde deze brouwerij een handelsmerk dat bestond uit „een Kuypers Dissel en daar boven een Rijn"
(de Rijn is de oude naam van de Vleutense wetering). Op de foto zijn links de wit geschilderde leuningen van de oude brug over de Vleutense wete-
ring zichtbaar. Deze brug verbond de Dorpsstraat met de Krogtdijk naar De Meern en oudtijds met de Achterdijk of Hamweg naar Den Ham, 't
Hoogt en de Dorpeldijk (Harmelerwaard). Na 1855 passeerde men deze brug op weg naar het spoorwegstation (Stationsweg). Op dezelfde plaats
bevindt zich nu een stenen brug. De brouwerij was in 1858 nog in bedrijf. Toen deze foto vele jaren later werd gemaakt was er inmiddels een
kofHehuis in gevestigd.
Foto ter beschikking gesteld door W. Batenburg te Vleuten.
-ocr page 9-
485
met of zonder een ijzeren versteviging aan de bovenkant (de
dikke kant), terwijl de (dunne) onderkant al of niet uit ijzer
bestaat. In het eerste geval worden er ijzeren banden om het
vat of de kuip mee vastgezet, in het tweede zijn de hoepels
van hout. Er bestaan echter ook anders gevormde , langere
zetten.
Met het scherpe vooreinde van de kuipersdissel, de eigen-
lijke dissel dus, schuint de kuiper als vanouds de binnenran-
den van de uiteinden van de duigen een beetje af om
beschadigingen tijdens het aanbrengen van de bodems en
ook gedurende het gebruik te voorkomen. De buiten de
bodem uitstekende rand wordt de kim genoemd. Een enkele
kuiper bedoelt daar de sponning voor de bodem mee, maar
de juiste naam van deze groef is kroos (ook wel gergel). Ook
werden vroeger de te dikke gedeelten van de bodems met dé
dissel bijgewerkt, zodat deze precies pasten in de krozen.
Men deed dit ook met een haal- of trekmes, een gebogen mes
met twee handvaten.
Een andere handeling met de kuipersdissel was het vlak
maken van de binnenzijde van een houten emmer of een
kuip; voor een vat was dat niet nodig. De oneffenheden
zullen voornamelijk hebben bestaan uit de scherpe randjes
van de zijkanten van de duigen.
Indien er houten hoepels werden gebruikt schuinde de
kuiper de beide uiteinden daarvan af met de dissel, zodat
deze bij het aan elkaar verbinden goed aansloten. Tot voor
kort schijnt men met het kromme vooreinde (de dissel) ook
de hoepels te hebben vastgezet nadat deze eerst met het
rechte achtereinde (de hamer) op hun plaats waren geslagen.
Ik meen echter dat dit kromme gedeelte daar oorspronkelijk
niet voor bestemd is geweest. Men moet overigens wel be-
denken dat iedere kuiper min of meer op zijn eigen houtje
werkte. Een algemene regel is daarom moeilijk te stellen, al
waren de kuipers in de steden verenigd in gilden.
/■'/,;. ü
Afbeeldingen van een gewone en een kleine kuipersdissel (fig. 6 en 7),
twee zetten (fig. 8 en 9) en een houten hamer (fig. 10). Dergelijke stuk-
ken gereedschap behoorden vroeger tot de gewone inventaris van een
kuiper. Het in 1760 beschreven handelsmerk van de Vleutense bier-
brouwerij bevatte waarschijnlijk een tekening van een soortgelijke
kuipersdissel als die van figuur 6 (linksboven), dus met een sterk ge-
kromd vooreinde (de disselzijde) en een recht achtereinde (de hamer-
zijde). Op een achttiende eeuwse volksprent met zestien houtsneden
van verschillende beroepen zag ik, dat de kuipersdissel in die tijd werd
gebruikt om het kuipersvak aan te duiden.
Bovenstaande gravure uit 1765 is overgenomen uit de Encyclopédie
etc. van Diderot en d'Alembert (uitgave 1751 - 1780.
De kuipersdissel, ook kuipershamer genoemd, wordt door
de kuipers weinig meer gebruikt. Het is een tweeledig stuk
gereedschap van smeedijzer met een in verhouding korte
houten steel (zie de afbeeldingen). Het vooreinde is veel
sterker gekromd dan dat van een gewone dissel of van een
dissel die diende om de binnenkant van houten wielvelgen af
te disselen. Het heeft wel de gebruikelijke scherpe snijkant
aan het uiteinde, zoals van een beitel. Het achtereinde is
recht en kan als hamer worden gebruikt. Het hamervlak (de
hamerbaan) is iets vergroot door een naar binnen uitsteken-
de rand; deze kan vrij groot zijn zoals uit de afgebeelde foto
blijkt. Of men van „kuipersdissel" dan wel van „kuipersha-
mer" spreekt hangt er blijkbaar van af waarop men de na-
druk wil leggen. Onder een gewone kuipershamer (dus zon-
der dissel) verstaat men echter een hamer waarvan de smalle
achterkant niet dwars op, maar evenwijdig aan de steel zit.
Met deze achterkant kunnen de ijzeren banden om de duigen
vastgeslagen of losgetikt worden.
Weer een andere benaming voor kuipersdissel schijnt
,,kuipersbijl" te zijn, terwijl er ook kleine kuipersdissels
zonder recht achtereinde, dus zonder hamergedeelte,
bestaan (zie de afgebeelde gravure).
Het rechte achtereinde van de kuipersdissel dient
hoofdzakelijk om de bodems en deksels in de kuipen en
vaten aan te brengen. Ook slaat de kuiper er de houten hoe-
pels of ijzeren banden mee vast, tenminste de bovenste. De
hoepels van overlangs gehalveerde wilgehouten teiien
dreven de kuipers echter vroeger, zoals op gravures uit de
achttiende eeuw is te zien, in de regel vast met een lange
(ijzeren) zet en een houten hamer. Tegenwoordig gebeurt
dat nog wel met een slagijzer en een kuipershamer.
Een zet of slaghout is een enigszins wigvormig stuk hout
Kuipersdissel. Het gekromde vooreinde is de dissel, het rechte
achtereinde werd als hamer gebruikt, o.a. bij het inbrengen van de
bodems. Er bestaan ook kuipersdissels met een sterker gekromd voor-
einde en een iets anders gevormd achtereinde. De kleine kuipersdis-
sels hadden geen recht achtereinde (vergelijk de gravure uit 1765).
Voor meer bijzonderheden: zie de tekst.
Collectie Historisch Museum Rotterdam.
-ocr page 10-
486
te moutbeslag na afkoeling zonder meer gisten. Het aldus
verkregen bier schonk men over in een melkbus, die in de put
werd gehangen om het koel te houden. Men verloor tijdens
de hooibouw immers veel vocht, dat aangevuld diende te
worden.
De grondstoffen van het bier zijn schoon en zuiver water,
graan (meestal gerst), hop en gist. Men laat de bevochtigde
gerst bij een matige temperatuur ontkiemen, waardoor het
grootste deel van het zetmeel wordt omgezet in suikers.
Daarna droogt men haar snel in een eest en ontdoet haar van
de uitgelopen worteltjes en kiemblaadjes. Men verkrijgt dan
mout. Deze wordt gemalen en met warm water vermengd tot
een beslag.
Vroeger werd dit moutbeslag met veel heet water in een
beslag- of roerkuip uitgetrokken onder het voortdurend
roeren met een speciaal gevormde roerspaan. Vervolgens
liet men het aftreksel enige tijd staan totdat de vaste bestand-
delen (de bostel of de bierdrat) waren bezonken. De in onze
ogen misschien niet geheel heldere vloeistof erboven, wort
geheten, werd afgeschept of afgetapt en in de bierkctcl
gegoten of daar via een lager geplaatste wachtbak in ge-
pompt. Bij het afscheppen gebruikte men een enigszins ke-
gelvormige mand, een zogenaamde stuikmand. Deze drukte
men in het beslag en schepte de wort daarbinnen weg met
een grote pollepel. Het overblijvende bezinksel was nog
goed genoeg voor een of meer volgende brouwsels voor lich-
tere soorten van bier. de veel goedkopere ,,dunne" bieren.
Wanneer de brouwer de mand buiten ophing betekende dit.
dat er bostel (voor veevoer) te koop was. Tegenwoordig ge-
Veel van deze gegevens heb ik kunnen verzamelen dank zij
de vriendelijke medewerking van personen die op de hoogte
zijn van het kuipersvak-. De opmerkelijke en ook enigszins
intrigerende vorm van de kuipersdissel is daarmee voldoen-
de te verklaren. Wij mogen verder wel aannemen dat het
„teken" van de Vleutense brouwerij in 1760 een soortgelijke
kuipersdissel heeft bevat als het prentje uit 1765 dat ik uit
een achttiende eeuwse Franse encyclopedie overnam of als
de foto welke ik ontving van het Historisch Museum Rotter-
dam.
Het Vleutense bier werd in de achttiende eeuw beschreven
als „vermaard om de smakelijkheid en de gezondheid" en
toen ook in Harmeien en in andere dorpen door bierstekers
aan de man gebracht. In 1866 behoorde deze brouwerij toe
aan Geertruida van Schalkwijk, weduwe van J. H. J. van
Bijlevelt. Deze was tot zijn dood in 1834 bierbrouwer, tevens
schepen van Vleuten, vervolgens schout of burgemeester
van Vleuten en Haarzuilens.
Uiteraard bestonden ook in andere dorpen en vooral in de
steden bierbrouwerijen. De stad Utrecht had erin 1759drie,
maar heeft oudtijds een veel groter aantal binnen haar mu-
ren gekend. Amersfoort telde in 1602 31 brouwerijen. In
1760 waren er nog drie en in 1768 één overgebleven.' De ach-
teruitgang van deze belangrijke nering begon daar, evenals
in andere plaatsen van ons land, in de zeventiende eeuw.
Verder waren overal talrijke brouwers en brouwsters die
bier voor eigen gebruik bereidden.
brouwers en brouwsters die bier voor eigen gebruik bereid-
den.
Bier was namelijk tot het midden van de zeventiende eeuw
de belangrijkste volksdrank. Ik zal daar straks meer over
zeggen. Het water was, althans in de dicht bevolkte en laag
gelegen delen van ons land, zowel in de steden als op het
platteland onsmakelijk, vaak brak en — voor zover het de
stadsgrachten betrof — uit een oogpunt van volksgezond-
heid onbetrouwbaar door vervuiling.
Men dronk toen in het algemeen ,,dunne" soorten van bier
die ten aanzien van het alcoholgehalte en van de dichtheid
veel slapper waren dan de tegenwoordige. De kinderen
kregen de lichtste soort, scharrebier genoemd. Er bestonden
ook zwaardere soorten, maar die waren te duur voor ,,het
gemeen", waaronder men de gewone man verstond. Ook
wijn, die van oudsher vooral werd ingevoerd uit de Duitse
Rijnstreken, kwam als dagelijkse drank voor verreweg de
meesten niet in aanmerking. Melk werd in de steden pas in
de achttiende eeuw op grotere schaal verkocht. Op het
platteland dronk men veelal ,,carnemelck en soete wey".
Dat was in de tijd, toen thee en koffie bij de grote massa nog
weinig ingang hadden gevonden.
Er werd ook mee of mede gebrouwen, onder andere in
Harmeien en Kockengen. De mede wordt ook wel honing-
drank of honingwijn genoemd. De medebrouwers — soms
waren zij tevens imkers — bereidden deze drank door een
waterige oplossing van honing met smaakgevende en be-
derfwerende kruiden te koken en dit brouwsel na afkoeling
te laten gisten. Als volksdrank heeft de mede echter veel
minder betekenis gehad dan het bier.
Water, graan, gruit, hop en gist
In eenvoudige vorm is de bierbereiding een huiselijke
bezigheid geweest. Ik heb nog van oudere boerenfamilies in
het westelijke veenweidegebied gehoord, dat veel boerinnen
vroeger gedurende de hooibouw (de tijd waarin het hooi
wordt gewonnen en binnengehaald) zelf zogenaamd
hooibouwbier brouwden. Voor zover ik weet werd hierbij
geen hop gebruikt, maar liet men het verwarmde of gekook-
Een bierbrouwerij in de zeventiende eeuw. Het meisje op de
voorgrond draagt twee houten emmers met gemalen mout naar de
beslag- of roerkuip in het midden van de afbeelding. Bij deze kuip —
die al rijkelijk vol is en dus de volgende fase van de bierbereiding
schijnt uit te beelden — is een jongeman bezig de mout met behulp van
een houten roerspaan te vermengen met heet water dat overgeschept
is uit de vierkante metalen bierketel op de achtergrond. Nadat het
beslag enige tijd gestaan heeft kan het moutextract (de wort) uit deze
kuip worden overgeschept naar de bierketel om daarin mei hop te
worden gekookt. Daarbij gebruikt men ook de stuikmand die op
kuiprand tegen de muur klaar ligt. Een later toegepaste methode was
om de wort boven de bezinksellaag af te tappen en in een lager gelegen
wachtbak te leiden. Van daaruit pompte men de vloeistof in de
bierketel. In de Vleutense en Kockengense brouwerijen zal waar-
schijnlijk niet met hout zijn gestookt zoals op deze prent is te zien,
maar met turf.
De illustratie is overgenomen uit: Het bier en zijn brouwers, door A.
Hallema en Ir. J. A. Emmens, uitgegeven in 1968door J. H. de Bussy
te Amsterdam (uitverkocht). Het daarbij afgedrukte onderschrift is
echter veranderd.
-ocr page 11-
487
bruiken de brouwerijen filters.
De volgende stap bij de bierbereiding is het koken van de
wort met hop die het kenmerkende aroma en de ietwat bitte-
re smaak aan het bier geeft. Onder hop verstaat men in dit
geval de onbestoven bloemen van de vrouwelijke hopplant,
hopbellen geheten. Deze bevatten dus geen zaadjes. De hop
is namelijk tweehuizig, dat wil zeggen dat de vrouwelijke en
de mannelijke bloemen alleen op verschillende planten
voorkomen. Met het oog op een goede smaak van het bier
worden vanouds uitsluitend de vrouwelijke hopplanten
geteeld.
De hop werd eertijds veel verbouwd in ons land, voor-
namelijk in het land van Heusden, maar ook bij Amersfoort,
Gouda, Schoonhoven, Utrecht (de Hopakker) en op andere
plaatsen. De hopbellen werden toen, evenals nu, in gedroog-
de toestand verhandeld en zelfs uitgevoerd. De laatste hop-
tuinen in ons land verdwenen in het begin van deze eeuw.
Voordat de hop ingang vond — dat was hier te lande pas in
de veertiende eeuw — gebruikte men gruit. Dit was een
mengsel van gedroogde kruiden (in het algemeen: plantede-
len), waarvan de aromatisch geurende steenvruchtjes en
misschien ook de kleine takjes van de gagelstruik het hoofd-
bestanddeel vormden. Deze delen zijn namelijk dicht bezet
met kleine harskiiertjes die de sterk geurende stof afschei-
den. Dat alleen de gedroogde bloemen (katjes) toepassing
vonden bij de bierbereiding in Vlaanderen, zoals ik ergens
las, lijkt mij geen algemene regel toe. In enkele middeleeuw-
se Vlaamse recepten is uitsluitend sprake van ,,zaykens",
waarmee naar ik aanneem de vruchtjes werden bedoeld.
De gagel is, evenals de hop, tweehuizig en groeit bij
ware grootte
hopbel
De bloem van de vrouwlijke hopplant, hopbel genoemd.
Hierbinnen bevinden zich harskiiertjes. De hop die voor de bierberei-
ding wordt geteeld is de vrouwelijke plant. De bloemen daarvan mo-
gen niet met stuifmeel van de mannelijke plant worden bestoven om-
dat de hopzaden een ongunstige invloed op de smaak van het bier heb-
ben.
Illustratie overgenomen van M. Jackson, Spectrum Bieratlas.uitge-
geven door het Spectrum te De Meern (tweede druk, 1978).
voorkeur op vochtige, voedselarme en tamelijk zure gron-
den, zoals drassige veen- of heidegrond. Hij kwam vroeger
onder andere in Utrecht veel voor, verschillende topogra-
fische namen zijn daarvan afgeleid. Ik zal twee nog bestaan-
de voorbeelden noemen.
Het eerste betreft een complex gronden ten zuiden van
Oudhuizen in de Ronde Venen, dat van oudsher de naam
„De Gagel" draagt. Het is 10 a 12 ha groot en bestaat gro-
tendeels uit (legaal) uitgeveende percelen die tezamen met de
overgebleven stukjes land een klein natuurgebied vormen.
De erlangs lopende Gagel weg is in 1970 aangelegd en naar
dit reservaat genoemd.
Het tweede voorbeeld ligt eveneens in een veengebied,
maar aan de andere kant van de Vecht. Het is de Gagelpol-
der in de gemeente Utrecht en Maartensdijk met de erlangs
lopende Gageldijk en Gagelwetering. De Gageldijk loopt
vanaf het voormalige fort Blauwkapel in noordwestelijke
richting tot de plaats waar vroeger de Nedereindse Vaart en
de Nedereindse Dijk lagen (nabij de ingang van de Maarsse-
veense Plassen) in de gemeente Maarssen en gaat dan over in
de Herenweg. Het woord ,,dijk" heeft hier de betekenis van
,,weg", zoals vaak het geval is op het Utrechtse platteland.
Op de „Nieuwe Caerte van de Provi ncie Utrecht^' van Ber-
nard de Roy (zowel op de eerste druk van omstreeks 1696 als
op de latere drukken) komt ter plaatse van het tegenwoordi-
ge fort De Gagel bij de zuidwesthoek van de Gagelpolder
een hofstede van die naam voor.
Net als bij de Gagel in Oudhuizen zijn in de Gagelpolder
percelen land uitgeveend, doch deze zijn hier meer dan daar
gedeeltelijk weer verland en met onder andere gagel be-
groeid.
Wij weten verder dat in de zogenaamde Stadsvrijheid van
Utrecht (het beperkte landelijke gebied rondom de stadsmu-
ren waar de stadsregering nog zeggenschap had) geen gagel
groeide: in 1377 is sprake van „gaghel ende hoppe die inder
stat vrihede nyet en wasset"".
^m^' •'■. *^.'V-* "^^Tt
lm *'■ ' '^ ;*-.'4i
■ f * '
Verwilderde hopplant in de eendekooi in de polder Themaat te Haar-
zuilens. De hop is een tweehuizige klimplant die bij voorkeur op vocht-
houdende gronden en beschutte plaatsen groeit. Bij de hopbouw ten
behoeve van de bierbereiding teelt men uitsluitend de vrouwelijke
planten, echter wel op meer zonnige plaatsen dan de hierboven afge-
beelde. Vroeger gebruikte men houten staken waar omheen de hop-
planten zich slingerden; tegenwoordig wordt een stelsel van draden
gespannen tussen ongeveer zes meter hoge palen. De onbevruchte
bloemen, de vruchtkegels of zogenaamde hopbellen, worden aan het
einde van de zomer geplukt nadat de planten aan de toppen zijn los-
gemaakt. De hop werd hier te lande sedert de veertiende eeuw op rui-
me schaal geteeld en zelfs uitgevoerd. Deze cultuur ging sterk in
betekenis achteruit door concurrentie in het buitenland. De laatste
hoptuinen in ons land verdwenen in het begin van onze eeuw.
Deze foto werd in juni 1966 door de schrijver gemaakt.
-ocr page 12-
488
De alleenverkoop van de gruit kwam toe aan de landsheer,
in Utrecht dus aan de bisschop. Later ging het recht van de
gruit en dat van de inmiddels daarbij betrokken hop, welk
recht overigens vrijwel steeds verpand of verpacht was aan
de steden, over naar de Staten. Maar toen was de gruit allang
verdrongen door de hop.
Door de wort met gruit (gagel) of hop te koken werd het
bier niet alleen smakelijker, maar volgens de toenmalige op-
vattingen ook beter houdbaar. Ten aanzien van de hop was
dat zeker het geval.
De laatste handeling bij de bierbereiding is de toevoeging
van gist aan het brouwsel, nadat dit is afgekoeld. Wanneer
de vloeistof enige tijd heeft staan gisten verkrijgt men bier.
Vroeger werd het bier in eikehouten vaten — men sprak van
tonnen — vervoerd en verhandeld.
Het bier als volksdrank
Vóór de ontdekkingen van Louis Pasteur in de negentien-
de eeuw was men weliswaar niet op de hoogte van het
bestaan van ziekteverwekkende bacteriën, maar men be-
greep toch wel dat water door koken een „zuivering" onder-
ging. Althans, de geneesheren in de achttiende eeuw deden
dat. Dezen schreven ook aan de gisting tijdens de bierberei-
ding een zuiverende invloed toe, zonder misschien volledig
bekend te zijn met de ontsmettende werking van alcohol.
Wel kende men daaraan — althans in meer geconcentreerde
vorm, toendertijd moutgeest of spiritus genoemd — „be-
derfweerende" eigenschappen toe.
Toch was dit niet de enige reden dat vooraanstaande me-
dici aan het einde van die eeuw bepleitten het bierverbruik te
stimuleren door overheidsmaatregelen, zoals het verlagen
van de accijnzen op de hop en het bier. Zij vonden dat ook
nodig in het belang van de volksgezondheid omdat het voe-
dingsstoffen bevattende bier — in die tijd bij uitstek geschikt
geacht voor volksdrank — steeds meer werd verdrongen
door sterke drank en deze laatste huns inziens bij onmatig
gebruik een ,,verderfelijke werking" had.
Een van hen was de Utrechtse hoogleraar in de medicijnen
Matthias van Geuns(1735-1817). Ik vind diens opvattingen
en de door hem verzamelde gegevens belangwekkend
genoeg om er iets dieper op in te gaan.
Van Geuns stelde voorop dat gewoon water „de eenige
waare natuurlijke drank" was, mits dit niet blootgesteld was
geweest aan verontreiniging of besmetting. Aangezien goed
drinkwater „in raauwen staat" meestal niet beschikbaar was
toonde hij zich in woord en geschrift een groot voorstander
van het bier als volksdrank. Hij maakte daarbij echter het
voorbehoud dat dit moest zijn,,toebereid uit goed graan met
zuiver water, behoorlijk gekookt, wèl-gegist, van den droe-
sem gezuiverd en zonder bedriegende inmengsels". Gelet op
de enigszins bedwelmende werking van hop meende hij dat
een ander,,bitterachtig bijvoegsel" waarschijnlijk beter zou
zijn. Goed bier was in zijn ogen tevens gezond vanwege de
voedzame bestanddelen ervan. In 1789 noemde een Duitse
medicus het bier, dat van goed graan en zonder ,,nadelige
bijvoegsels" was bereid, zelfs vloeibaar brood. Verder was
Van Geuns een tegenstander van warme thee en koffie,
indien deze in grote hoeveelheden werden gedronken.
Het afnemende gebruik van bier en het toenemende ge-
bruik van sterke drank in de vorm van brandewijn (toender-
tijd „korenwijn" genoemd) en jenever door ,,den gemeenen
man" keurde hij sterk af. Uit de steeds groter wordende
onmatigheid bij het drinken daarvan vloeiden veel kwalen
voort, terwijl tal van gezinnen in ellendige omstandigheden
kwamen te verkeren. Bovendien achtte hij het bier — en dan
de „dunne" (lichte) soorten — voor de arbeidende klasse een
nuttige dagelijkse drank omdat deze in tegenstelling tot
sterke drank nog veel voedingsstoffen bevatte.
Van Geuns verzamelde gegevens van de belastingkanto-
ren in Utrecht en vond, dat de bierconsumptie in het gewest
Utrecht aan het einde van de achttiende eeuw de helft be-
droeg van die in 1750. Daarentegen was het gebruik van
sterke drank (in de openbare registers ,,Gedestilleerde Wa-
teren en Gebrande Wijnen" genoemd) in die periode met
meer dan de helft toegenomen.
Ook uit andere bronnen weten wij, dat het aantal brouwe-
rijen in ons land in de achttiende eeuw sterk verminderde,
hetgeen tot meer werkloosheid leidde. Door de gedaalde
vraag naar vooral de lichtere soorten liet de kwaliteit van het
bier steeds meer te wensen over (trouwens ook die van de
tonnen waarin het werd vervoerd). In 1752 stelde de Amers-
foortse stadsregering met spijt vast dat „de Brouwerijen van
Takje met bladeren van de gagel, links boven een mannelijk en een
vrouwelijk katje. De gagel is tweehuizig en groeit bij voorkeur op
vochtige, voedselarme en tamelijk zure gronden, zoals drassige veen-
en heidegrond. De meeste bladeren, de takjes en de steenvruchtjes zijn
bezet met kleine harskliertjes die een aromatisch geurende stof af-
scheiden. Om deze reden werd de gagel oudtijds gebruikt bij de bier-
bereiding.
Illustratie overgenomen uit Moussault's Natuurgids „Bomen en
struiken in bos en veld", uitgegeven door Unieboek te Houten.
Natuurlijk is het brouwproces veel ingewikkelder dan
hierboven is beschreven. Voor ons doel is het evenwel vol-
doende om te weten dat er een grote hoeveelheid water van
goede hoedanigheid voor nodig is en dat het brouwsel
bovendien wordt gekookt. Dit is altijd zo geweest.
-ocr page 13-
Betekenis van de tekens:
Cirkels: stad of dorp (behalve Utrecht).
Getrokken lijnen: wateren.
Streeplijn: Ged. Bijleveld vóór 1677.
Pijlen: ($chut)sluizen.
Kruisjes: windwatermolens (Kockengen en Taetsedijk).
Dikke stippels: poldergrens (Kockengen) of gerechtsgrens (Heycop).
Dunne stippels: door de Heycop afwaterend gebied.
Dwarsstreepjes: Meerndijk.
Huisjes: gebouwen.
Op deze kaart zijn de meeste namen vermeld die in het opstel wor-
den genoemd. Andere namen zijn, op een enkele uitzondering na,
weggelaten.
Schetskaart van de provincie Utrecht bewesten de Vaartse Rijn en de Vecht. Toestand ca 1850
-ocr page 14-
491
tijd tot tijd vervielen en de arbeytsman daarvan" (n.l. van
het bier) „de smaeck vergetende meer en meer tot andere,
schadelijke vogten begon te inclineren" (= neigen). Daar-
mee doelde men op de brandewijn en de jenever.
Nu moet ik bij de cijfers van Van Geuns aangaande de
provincie Utrecht wel aantekenen, dat deze niet geheel
nauwkeurig konden worden bepaald. Voor wat de
bierconsumptie betreft waren alleen accijnsbetalingen in de
stad Utrecht bekend. De consumptie in de vier kleine steden
en die in de dorpen werden, met toepassing van een
correctiefactor, door Van Geuns geraamd in verhouding tot
de aantallen inwoners volgens de uitkomsten van de volks-
telling van 1796/1797'. Hij stelde voorts dat het
bierverbruik in 1750 de helft bedroeg van dat in 1700, zodat
dit gedurende de volle achttiende eeuw met driekwart zou
zijn verminderd. Voor de periode 1700 - 1750 gaf hij echter
niet aan hoe hij tot deze conclusie — die wel juist zal zijn
geweest — was gekomen.
De cijfers van het gebruik van sterke drank zijn — afgezien
van de sluikhandel — betrouwbaarder, alhoewel de inning
van de accijnzen daarop niet geschiedde van 's Landswege
(dat wil zeggen: niet door de provincie Utrecht), maar
jaarlijks werd verpacht.
Van Geuns maakte ook een schatting van de hoeveelheden
roggemeel en gerstmout die jaarljks door de branderijen
werden verstookt ten behoeve van de binnenlandse con-
sumptie van sterke drank. Deze hoeveelheden (in een
verhouding van ruim twee delen rogge op iets minder dan
één deel gerstemout) zouden voor de gehele Bataafse
Republiek'' met haar bijna 1,8 millioen inwoners voldoende
zijn voor 62 millioen ponden brood uit de gebruikte rogge en
800.000 ankers (elk van 44 „gewone" wijnflessen) zwaar of
2.400.000 ankers ,,dagelijks" (= licht) bier uit de verwerkte
gerstemout. Dat was aan het einde van de achttiende eeuw.
De vervuiling van het oppervlaktewater
Het ,,dagelijkse" (gewone) bier was vooral voor de
stedelingen in het westen van ons land van groot belang.
Zelfs de goedkoopste soort dunbier, het eerder genoemde
scharrebier (dat vrijgesteld was van bieraccijns) was altijd
nog beter dan het onsmakelijke en ongezonde water uit de
grachten of uit putten en regenbakken. Maar ook de bier-
brouwers in de steden, die op grachtwater waren aangewe-
zen, kampten met het euvel van de watervervuiling. Die in
het westen hadden bovendien reeds vroeg rekening te
houden met het feit, dat het stadswater steeds brakker werd.
In Delft werden al in 1473 maatregelen genomen tegen het
brak worden van het grachtwater gedurende de zomermaan-
den.
Doordat het water in de Amsterdamse grachten
Waterschepen voor de aanvoer van zoet water voor de bierbrouwerijen en van zout water voor de zoutketen in Amsterdam. Ets door Reinier
Nooms, alias de Zeeman, die van ca. 1623 tot 1664 leefde.
Doordat het grachtwater in Amsterdam steeds brakker werd en ook sterk vervuilde was het onbruikbaar geworden voor de bierbereiding. De daar
gevestigde bierbrouwers lieten daarom goed brouwwater van elders halen. Tussen 1480 en 1514 gebruikten zij water uit de Haarlemmermeer, dat
evenwel ook brak bleek te zijn. Van 1514 tot 1660 haalde men het water uit de Bijleveld bij Kockengen, na 1660 eerst uit de Angstel bij Abcoude,
later uit de Vecht bij Weesp en Nigtevecht. Kleine waterschuiten werden met behulp van paarden via de Amstel tot voor de brouwerijen in de stad
gesleept, grotere zoals de hier afgebeelde brouwers-waterschuit zeilde men binnendoor of buitenom (over de Zuiderzee). In 1696 schaften
de brouwers zelfs gezamenlijk een door een groot aantal paarden op de wal voortgetrokken ijsbreker aan.
Het eveneens op de ets voorkokende zoutwaterschip voerde waarschijnlijk water uit de Noordzee aan, omdat dat van de Zuiderzee te brak zal zijn
geweest voor het doel waarvoor het werd gebruikt. Het zeewater diende in die tijd om uit zuidelijke streken ingevoerd ruw zeezout op te lossen en
vervolgens in open pannen te „zieden" of te koken. Door het indampen van pekel verkreeg men gerafflneerd zout. Dit alles gebeurde in zoutketen.
Het gezuiverde zout werd voor een groot deel geëxporteerd, maar was ook onmisbaar voor de haringvisserij, de zuivelbereiding en vele andere
zaken.
Deze ets weerspiegelt merkwaardigerwijs twee tegengestelde belangen: het voor velerlei doeleinden waardevolle zout was (en is nog steeds!) de
erfvijand van de bierbrouwers. (Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum te Amsterdam).
-ocr page 15-
492
tengevolge van huisvuil, beer, slachtafval en ook industrieel
afvalwater (leerlooierijen en lakenververijen) sterk vervuilde
en allengs brakker begon te worden besloten de bierbrou-
wers in die stad in 1480 het voor hun bedrijven benodigde
water uit de Haarlemmermeer te halen. Zij deden dit door
middel van waterschuiten die tot voor de brouwerijen
werden gevaren en met behulp van putstoelen werden leeg-
geschept. Dergelijke putstoelen of putgalgen waren alge-
meen in gebruik bij de bierbrouwerijen. Ik kom daar straks
op terug.
Helaas bleek het water van de Haarlemmermeer ook brak
te zijn. Na 1514 zochten de Amsterdamse brouwers het ver-
der weg; zij gingen het halen uit de Bijleveld bij Kockengen.
Deze watergang was vanaf Amsterdam volledig bevaarbaar.
Blijkbaar voldeed de kwaliteit van dit water op den duur ook
niet meer, de brouwers lieten het althans na 1660 vanuit het
Gein bij Abcoude en weer later uit de Vecht bij Nigtevecht
aanvoeren. Dit gebeurde binnendoor of over de Zuiderzee.
Een deel van dat water verkochten zij aan particulieren of
handelaren in drinkwater en aan parlevinkers. Zelfs schaf-
ten zij voor gezamenlijke rekening een ijsbreker aan, die bij
toegevroren wateren werd gesleept door paarden op de
oevers. Deze ijsbreker werd later door de stad Amsterdam
overgenomen teneinde de drinkwatervoorziening voor de
bevolking gedurende de wintermaanden veilig te stellen.
Want ook andere ondernemers gingen drinkwater halen uit
de Vecht en dit per emmer aan de man brengen.
Tekenend voor de drinkwatersituatie in Amsterdam vind
ik wel, dat in 1809 een koopman in die stad iedere dag
Utrechts pompwater in kruiken met de nachtschuit liet
aanvoeren; voor de kruiken moest statiegeld worden be-
taald. Waarschijnlijk was dit water afkomstig van de Maria-
pomp op de Mariaplaats. Het water daarvan stond bekend
als het ,,zuiverste en helderste" van de stad en werd tot na
het midden van de vorige eeuw in Amsterdam veel verkocht
als ,,Utrechtsch water".
Toch kende men ook in de stad Utrecht moeilijkheden met
betrekking tot het water, al betroffen die niet zozeer de
drinkwatervoorziening of de verzilting van het oppervlakte-
water als wel de verontreiniging van de grachten. De binnen
die stad gevestigde bierbrouwerijen zullen, denk ik, vrijwel
alle hebben gestaan aan de Oude Gracht welke zowel als
vaarwater als voor de watervoorziening van belang was voor
deze bedrijven. Het brouwwater zal zijn verkregen met
behulp van putstoelen die op de werven waren opgesteld.
In 1692 ordonneerden Burgemeesters en Vroedschap van
Utrecht dat de brouwers in de stad tot nader order geen
water mochten putten uit de binnengrachten wegens de ver-
vuiling daarvan na een langdurige vorstperiode en een lage
waterstand. Door dit water te gebruiken voor het brouwen
van bier zou „het te beduchten staen dat daardoor siecktens
ende ongesontheden souden worden gecauseert". Zij
moesten het benodigde water bovenstrooms van de stad uit
de Kromme Rijn of uit ander stromend water laten halen'.
Dit was overigens niet de eerste maal dat de Utrechtse stads-
regering een dergelijke ordonnantie uitvaardigde. Al
eeuwenlang had de stad telkens te kampen met
watertekorten en onvoldoende doorstroming van de grach-
ten, waardoor strenge maatregelen nodig waren.
Voor een beter begrip van deze problemen kan het
volgende dienen. Het Utrechtse stadswater wordt vanouds
ververst door het water van de Kromme Rijn en — in
meerdere mate — met rivierwater uit de Lek. Dit laatste laat
men via de sluis in Vreeswijk in en leidt het vervolgens
noordwaarts door de Vaartse Rijn naar de stad. Het vuile
grachtwater wordt door de Weerdsluis geloosd op de Vecht.
In de tijd waarvan hier sprake is was dat wegens de vorst niet
De Brouwer. Kopergravure van .lohannes en Caspaares Luiken
(1694). Bij dit plaatje gaat liet mij om de man op de achtergrond.
Deze is bezig water met een putemmer aan een putstoel of pulgalg uit
een waterschuit te scheppen. De emmer wordt telkens geledigd in de
houten goot die boven de begane grond naar de bierbrouwerij leidt.
Het brouwwater werd in de regel rechtstreeks uit de gracht of de
watergang vóór de brouwerij geput, zoals in Vleuten en Kockengen,
maar de hier afgebeelde gracht bevat kennelijk geen schoon water,
liet is een situatie die op Amsterdam betrekking zou kunnen hebben.
Op de voorgrond worden de vaten (men sprak van ,,tonnen") gevuld
met bier. Dit gebeurde in twee keren; het laatste gedeelte deed men
met een kan, een zogenaamde vulaker. Overigens vond deze
handeling niet altijd in de buitenlucht plaats, zoals hier is te zien.
mogelijk.
Dit feit zal weinig invloed hebben gehad op de hoedanig-
heid van het water van de Heycop en dat van de Vleutense
wetering. Beide waren weliswaar van het veel hoger staande
Utrechtse stadswater gescheiden door schutsluizen —
namelijk de sluis bij de Stadsdam bezuiden het Huis te
Voorn en de sluis bij Jaffa in de Hoogeweide — , maar om-
dat er vanwege het ijs geen scheepvaart mogelijk was kon
vervuiling beneden deze sluizen niet door schutwater doch
ten hoogste door lekwater plaats vinden. Bovendien is het
aan te nemen dat de brouwers in Kockengen en Vleuten over
welputten beschikten".
Heycops water als brouwwater
Zoals ik eerder uiteenzette was het water in de Heycop
onder normale omstandigheden volkomen schoon. De
Kockengense bierbrouwer heeft daarom waarschijnlijk
nooit te maken gehad met moeilijkheden bij het gebruiken
van dit water als brouwwater. Integendeel, hij heeft ervoor
moeten waken dat het schoon en goed bleef.
In 1631 blijkt hij een heul (= duiker) te bezitten waarmee
hij water vanuit de Heycop naar de brouwerij leidt. In dat
jaar gelasten de geërfden van de Lange Vliet (= van de Hey-
cop) hem deze heul weer af te sluiten. De reden wordt niet
vermeld, maar dit besluit kan verband houden met de voort-
-ocr page 16-
493
plaats waarop men iets kan stellen (= plaatsen), in het
onderhavige geval de onbebouwde strook grond onder de
kade. Krachtens de eerder genoemde bisschoppelijke brief
van 1385 betreffende de Heycop kregen de belanghebbende
geërfden niet alleen het recht tot het graven van een afwate-
ringsvliet, maar tevens de beschikking over een strook grond
ter breedte van I roede (= ca. 3,76 meter) aan weerszijden
van de watergang om daar kaden op aan te brengen. Later
ging men onder ,,opstal" de kade zelf verstaan.
Na deze tweedelige toelichting zullen wij terugkeren naar
de Drie Akers in Kockengen. Daar was vijfjaren tevoren een
kwestie gerezen over het gebruik van water uit de Heycop.
In 1733 maakte de toenmalige Kockengense brouwer Aart
Vien bezwaar tegen het hem ter ore gekomen verzoek van de
geërfden (= ingelanden) van de bewesten de Bijleveld gele^
gen polder Kockengen om een heul door de Kockenger
Hout te leggen teneinde Heycops water onder de Bijleveld
door (dus met een zogenaamde grondduiker die waarschijn-
lijk van hout zou worden gemaakt) in de polder te kunnen
brengen. Volgens de brouwer zou daardoor de waterstand in
de Heycop dusdanig dalen, dat er brak water door de Joos-
tendammersluis kon stromen. Dit was voor zijn bedrijf zeer
schadelijk.
De Kockenger Hout was de naam van het thans nog gro-
tendeels bestaande boezemland tussen de Heycop en de Bij-
leveld ten zuiden van het dorp Kockengen en ten noorden
van de Krom (zie schetskaart).
De Kockengense polder werd toendertijd bemalen door
een windmolen die op de Bijleveld uitsloeg. Deze stond op
dezelfde plaats waar nu zijn gerestaureerde opvolger staat.
De molenaar kon naar behoefte water in de polder laten via
de molenboezem. De hierboven genoemde ingelanden
gaven er evenwel de voorkeur aan 's zomers het water te
betrekken van de blijkbaar veel schonere Heycop. De
geschiedenis vermeldt niet dat de beoogde duiker is aange-
legd. Wij moeten daarom aannemen dat de daarvoor
vereiste vergunning niet werd verleend.
Bij deze zaak moeten wij in het oog houden dat de
Bijleveld — afgezien van een korte onderbreking gedurende
de jaren 1673 tot en met 1677 — altijd in open verbinding
heeft gestaan met de Amstel. En deze laatste ontving toen-
dertijd via de schutsluizen in de Amsterdamse grachten zout
water vanuit het nog niet afgesloten IJ.
Het is opmerkelijk dat de Amsterdamse bierbrouwers het
Bijleveldse water bij Kockengen tussen 1514 en 1660 nog
zoet genoeg oordeelden om tot brouwwater te dienen. De
zoutgrens was nadien gedurende de zomermaanden wel ver
naar het zuiden doorgedrongen!
Besluit
In het voorgaande is steeds sprake geweest van de moei-
lijkheden, die de bierbrouwers moesten overwinnen om over
deugdelijk water voor hun bedrijven te kunnen beschikken.
Vooral verontreinigingen met zout blijken uit den boze te
zijn geweest.
Het leek mij interessant om te weten te komen, wat nu
precies de nadelige werking van zout op de kwaliteit van het
bier in het licht van onze tegenwoordige kennis is. Daartoe
heb ik aan de Heineken Brouwerijen inlichtingen gevraagd.
Men antwoordde mij, dat een hoog zoutgehalte van het
brouwwater grote problemen geeft bij de vergisting van de
wort, terwijl zelfs een betrekkelijk laag zoutgehalte ongun-
stig is voor het eindprodukt. Het bier krijgt er namelijk een
zoetige smaak door, die er niet in hoort'.
Evenals hun voorgangers destijds al deden zullen de mo-
derne bierbrouwers er nauwkeurig voor zorg dragen dat het
durende geschillen die het grootwaterschap van Heycop had
met dat van de Bijleveld en met het hoogheemraadschap
Amstelland betreffende het „overlopen van Heycops
water" naar de Bijleveld en daarmee naar de boezem van
Amstelland. Want, zoals op het kaartje is te zien, stroomden
de Heycop langs de oostzijde en de Bijleveld langs de west-
zijde van het dorp. De oude toestand is daar nog enigszins
terug te vinden.
In 1738, dus kort voor dat Verrijck zijn tekening van
Kockengen zal maken, wordt de brouwer Jan van Scheren-
burg (ook de naam Schaardenburg komt voor als eigenaar
van de brouwerij De Drie Akers) vergunning gegeven zijn
putstoel tegen de opstal van de Heycop te plaatsen teneinde
daarmee in droge zomers water te kunnen putten. Blijkbaar
betrok hij zijn brouwwater gewoonlijk op een andere wijze
uit deze watergang.
Een putstoel of putgalg bestaat uit een paal waarop een
hefboom of zwengel is bevestigd, die aan het ene einde een
puthaak ( een lange stok met een haak) met een putemmer en
aan het andere einde een tegenwicht heeft. Dergelijke toe-
stellen komen op erven van oude boerderijen in het oosten
van ons land nog voor. Het bijzondere van de putstoelen van
bierbrouwerijen was volgens mij, dat zij waren voorzien van
een bordes waarop de putter kon staan om de putemmer in
een houten goot te ledigen. Deze goot liep over de weg of
kade naar een binnen het gebouw geplaatste waterbak. Vaak
was die tevens de ketel waaronder in een gemetselde oven
kon worden gestookt om het water voor het moutbeslag te
verwarmen en om in een volgende fase van het brouwproces
de wort met de hop te koken (de bierketel dus). Een
dergelijke situatie is nog te zien in het Nederlands Open-
luchtmuseum te Arnhem, waar de inventaris van een oude
Brabantse dorpsbrouwerij is opgesteld, echter zonder put-
stoel. Op de tekening van Dirk Verrijck en op de bekende
gravure uit 1694 van Johannes en Caspaares Luiken zijn wel
putstoelen bij de bierbrouwerijen afgebeeld.
In bovenstaande vergunning van 1738 wordt voorts het
woord „opstal" gebruikt. Dit betekende oorspronkelijk:
Gezicht vanuit het zuidoosten op de Heycop tussen De Krom (op de
voorgrond) en het dorp Kockengen. Links het boezemland tussen de
Heycop en de — niet op de foto zichtbare — Bijleveld, dat oudtijds de
Kockengerhout werd genoemd.
Foto in september 1976 door de schrijver gemaakt.
-ocr page 17-
494
water voor het bereiden van bier niet verontreinigd is met
zout. Aart Vien had dus volkomen gelijk, toen hij er bezwaar
tegen maakte dat Heycops water zou worden afgetapt naar
de polder Kockengen. Overigens is het zeer de vraag, of de
geërfden van de Bijleveld het aanleggen van een grondduiker
onder hun watergang ooit zouden hebben goedgekeurd,
gezien de gevoelige waterstaatkundige verhoudingen in die
tijd.
omdat door deze grachten het schone water van de Hei-
ligenbergerbeek (bovenstrooms Luntersebeek geheten)
stroomde. Ik vermoed dat het grote aantal putstoelen
dat op een plattegrond uit ca 1645 (Stedenatlas van
Blaeu, 1649) langs beide grachten is getekend, daarmee
verband houdt.
4.   Later werd daar wel hop geteeld.
5.   Gepubliceerd door 's Lands drukkerij. Het gewest
Utrecht telde toen rond 93.000 zielen, waarvan er volgens
een nauwkeurige telling in september 1798 rond 33.000 in
de stad Utrecht met haar Vrijheid woonden; de steden
Amersfoort, Rhenen, Wijk en Montfoort bezaten vol-
gens de Tegenwoordige Staat enz. (1772) tezamen rond
12.000 inwoners, zodat er 48.000 ,,landbewoners" wa-
ren. Hierbij dient men te bedenken dat de grenzen van de
provincie Utrecht indertijd anders liepen dan tegenwoor-
dig. Zo behoorde de Baronie van IJs.selstein, die een
groot deel van de Lopikerwaard met inbegrip van de stad
IJsselstein omvatte, niet tot Utrecht.
6.   Bestaande uit de gewesten van Gelderland, Holland,
Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen,
Drenthe en het toen zogenoemde Bataafsch Braband
(volgorde naar Van Geuns).
7.   Ordonnantie van 15-2-1692 van Burgermeester en
Vroedschap der stad Utrecht. Gemeentelijk Archief
Utrecht; Stadsarchief II, nr. 412.
8.   Niet alleen de Vleutense brouwerij bevond zich op een
door de Oude Rijn gevormde afzetting, maar ook de
Kockengense. Deze laatste stond op een plaats waar een
zijtak van de Oude Rijn vanuit de Haar met enige kron-
kels schuin door de polders Portengen, Kockengen en
Spengen had gelopen. Het moet dus mogelijk zijn ge-
weest zowel in Vleuten als in Kockengen over redelijk
goed put- of pompwater te beschikken.
9.   Brief van Heineken Nederland B.V. te Zoeterwoude.
Noten
1.   In het Westutrechtse poldergebied spreekt men nog wel
van een bedrijf van land dat,,boven Utrecht" ligt, daar-
mee de landbouwstreek bovenstrooms van de stad
Utrecht, dus het Kromme Rijngebied bedoelend.
2.   Vriendelijke mededelingen ontving ik van:
-  de Firma Jac. Blom, kuiperij te Woerden;
-  de heer W. E. Clason, te Zoutelande;
-  de heer R. Daalder, conservator van het Historisch
Museum te Rotterdam, die tevens mijn aandacht ves-
tigde op de afbeeldingen in de Encyclopédie van Dide-
rot en d'Alembert (zie de literatuurlijst).
3.   Volgens een in 1614 door het Amersfoortse brouwersgil-
de aan de St. Joriskerk geschonken glazen raam zouden
er in dat jaar 350 brouwerijen in de stad zijn. Mogelijk
heeft men destijds de talrijke huisbrouwerijen meegeteld.
Een ander (in 1760 opgetekend) verhaal vermeldt, dat het
ruitje waarop het woord ,,drie" was gebrandschilderd,
toen beschadigd of althans niet meer aanwezig was. Een
en ander is niet meer na te gaan omdat het bewuste raam
in 1795 werd verwijderd.
De Amersfoortse brouwerijen stonden hoofdzakelijk
aan weerszijden van de Korte en de Lange Gracht. Dit
waren ongetwijfeld aantrekkelijke vestigingsplaatsen
Literatuur
Diderot, D. et Alembert, J. Ie Rond d'. Encyclopédie oudictionnaire raisonnédes sciences, des arts et des métiers. 1751 - 1780
(herdruk 1966/1967).
Doorman, G., De middeleeuwse brouwerij en de gruit. 1955.
Geheym-Schrijver van Staat- en Kerke der Vereenigde Nederlanden. Beginnende met die van de provincie Utrecht. Eerste deel.
1759-1760.
Geuns, Matthias van. De staatkundige handhaving van der ingezetenen gezondheid en leven. Met bijgevoegde verhandelingen.
1801.
Gravendeel, D. W., Onze burgemeesters. In: Tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten - De Meern - Haarzuilens, Jrg.
6, nr. 3 (September 1986).
Groen, Jr., J. A., Een cent per emmer. Het Amsterdamse drinkwater door de eeuwen heen. Uitgave Gemeentewaterleidingen
Amsterdam. Z. j..
Halbertsma, H., Zeven eeuwen Amersfoort. 1959.
Hallema, A. en Emmens, J. A., Het bier en zijn brouwers. Z. j..
Ittersum, F. A. R. A. van. Het waterschap Heycop genaamd de Lange Vliet, voorheen en thans. 1901.
Monde, N. van der. Geschied- en oudheidkundige beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten
en pompen der stad Utrecht. 1844.
Moussauit's Natuurgidsen, Bomen en struiken in bos en veld. 1973.
Oud-Utrecht, Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht,
Maandblad, Jaargang 1969.
Storm van Leeuwen, J. A., Van Oude Rijn tot Leidse Rijn. De afwatering van de gronden in en rondom Vleuten - De Meern in de
loop der tijden. Speciale uitgave van de Historische Vereniging Vleuten - De Meern - Haarzuilens, Nr. 2. 1985.
Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, Utrecht. Deel 12. 1772.
-ocr page 18-
495
Open Monumentendag 1987
Zaterdag 12 september
Op zaterdag 12 september 1987 zal in Nederland de eerste Open Monumentendag worden gehouden. Doel van deze dag is meer
mensen intensiever in contact te brengen met bouwwerken uit vroegere perioden en daarmee de belangstelling voor monumenten te
stimuleren. Het is de bedoeling er een jaarlijks terugkerend evenement van te maken.
Hoewel begeleid door de Stichting
Open Monumentendag, zal de plaatse-
lijke organisatie van het gebeuren voor
rekening komen van eigen instellingen.
In onze gemeente zullen de Gemeente-
lijke Monumentencommissie, de Histo-
rische Vereniging Vleuten-De Meern-
Haarzuilens en de Bond Heemschut
samen een selectie maken uit in aanmer-
king komende objecten en trachten een
aantrekkelijk programma samen te stel-
len voor die dag.
Het stimuleren van de belangstelling
voor monumenten is wel nodig want het
Rijk gaat inzake het monumentenbeleid
de gemeenten een dikke vinger in de pap
geven. Een deel van de toch wat afstan-
delijke taak van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg komt in handen van
de gemeenten en daarmee binnen het
bereik van de burger.
Deze op zich loffelijke ontwikkeling
kan natuurlijk alleen werkelijk ten
goede zijn als de gemeenten — en
daarmee de individuele ingezetenen —
zich de hun toevertrouwde zorg aan-
trekken en dat houdt weer in dat zij zich
bewust moeten zijn van de waarden die
zij te verdedigen hebben.
Monumenten zijn er in vele soorten.
De Monumentenwet van 1961 (in 1987
komt er een nieuwe!) noemt de criteria
waaraan een gebouw moet voldoen, wil
het als monument kunnen gelden: het
moet ouder zijn dan vijftig jaar en bo-
vendien voor de gemeenschap waarde
hebben uit een oogpunt van schoon-
heid, wetenschap of volkskunde. Het
Rijk kent een register, waarin de
zogenaamde ,,beschermde" of Rijks-
monumenten zijn opgenomen; onze
gemeente herbergt 31 van dergelijke
monumenten.
Zandweg 82 te De Meern. Witgeplelsterd herenhuis met rechte kroonlijst, mogelijk uit de 17de
eeuw. Gebouw van eenvoudige doch harmonische architectuur (neo-classisisme) en van
oudheidkundige waarde. Het pand is iets verhoogd gelegen en bestaat uit een begane grond met
zadeldak evenwijdig aan de weg. Haaks op de achtergevel een uitbouw van identieke vorm en
proportie. De zadeldaken hebben topgevel-beëindigingen met schoorsteenmotieven. De voor-
gevel is symmetrisch en heeft vier 6-ruits schuifvensters met luiken; twee-venster-breed licht
midden risaliet (iets vooruitspringend gedeelte), waarboven een dakkapel met twee 4-niits open-
slaande ramen. De rechter zijgevel heeft een waranda met vier zuilen onder een hoofdgestel
(breed en horizontaal lijstwerk). Rijksmonument.
Foto: F. C. J. van Baaren, 1975.
-ocr page 19-
496
Op de hierboven genoemde criteria is
natuurlijk van alles toe of af te dingen;
het hangt er maar vanaf wat men onder
monument wil verstaan. Ais we de let-
terlijke betekenis van het woord — her-
inneringsteken — aanhouden, is daar-
mee vermoedelijk wel de kortste en te-
vens beste omschrijving gegeven. Dat
houdt tevens in dat wij ons niet dienen te
beperken tot gebouwen en ook niet tot
een leeftijd van minstens vijftig jaar.
In de jaren 1982 en 1983 werd in onze
gemeente een voorlopige inventarisatie
uitgevoerd van monumenten en cul-
tuurhistorisch waardevolle objecten.
Het is de bedoeling hieruit een lijst van
gemeentelijke monumenten samen te
stellen. Op deze lijst mogen dus, naast
de in aanmerking komende gebouwen,
als ,,herinneringstekens" zeker niet ont-
breken: grenspalen, hekken, restanten
van oude stroombeddingen (Rijn!),
oude wegen (Haarpad!), in het land-
schap herkenbare toestanden van vóór
de ruilverkaveling, enz. Het gaat er im-
mers om de ,,tekens" te inventariseren
(en te beschermen) die een herinnering
vormen aan het leven en werken van
onze voorouders en onszelf.
Hoewel het in eerste instantie de be-
doeling is dat op de Open Monumenten-
dag de monumenten ook letterlijk ge-
opend en van binnen kosteloos te be-
zichtigen zullen zijn, is het voor wat
minder kwistig met bedoelde objecten
18de eeuws smeedijzeren hek van De Hoed, Utrechtseweg 111 te Vleuten. Het hek is
momenteel in deplorabele toestand, maar er is goede hoop dal het, door samenwerking van
eigenaar en Monumentencommissie, spoedig hersteld zal kunnen worden. Links van de boerderij
ligt een eilandje dat een archeologisch monument is: terrein waarin aanleg en overblijfselen van
het voormalige middeleeuwse versterkte huis Den Hoed. Hek en eilandje zijn Rijksmonumenten.
Foto: F. C. J. van Baaren, 1975.
bedeelde gemeenten natuurlijk ook heel
goed mogelijk er een in hoofdzaak ,,bui-
tengebeuren" van te maken. Onze
gemeente heeft heel wat te laten zien —
dat heeft de voorlopige inventarisatie
wel aangetoond — dat de moeite van
een nader bekijken waard is.
Een Comité, bestaande uit vertegen-
woordigers van de eerder genoemde
plaatselijke instellingen, is bezig met het
ontwerpen van een fiets- en/of auto-
tocht door onze gemeente, een tocht die
zal worden ,,aangekleed" met objecten
die de moeite van een kortere of langere
beschouwing waard zijn. Er wordt een
geïllustreerde routebeschrijving uitge-
geven, die ook kan dienen als leidraad
bij een puzzletocht.
U begrijpt dat er aan de voorberei-
ding en de uitvoering van het evenement
veel werk vastzit. Het Comité zal u
erkentelijk zijn voor uw steun in eniger-
lei vorm; die steun kan variëren van sug-
gesties bij het maken van de plannen, tot
daadwerkelijke hulp op de dag zélf.
Kunt u helpen of wilt u nadere inlichtin-
gen, belt udan mevrouw R.E. Verheijen-
van Heukelom, Groenedijk 33a 3454 PB
De Meern, tel. 03406 - 61482
^^tf.;
>>-«:
De Koningshof, Eikstraat 5 te Haarzuilens. Dwarshuis-boerderij uit de 17de eeuw, blijkens
delen van het muurwerk mogelijk nog uit de 16de eeuw. Dwars woongedeelte met rechts de op-
kamer, onder rieten schilddak, rechts afgewolfd. Vensters met 6-ruits schuiframen en luiken.
Goed bewaarde stal, haaks op het woonhuis. Rijksmonument.
Foto: F. C. J. van Baaren, 1975.
-ocr page 20-
497
Nog maar 25 jaar geleden
door
Deel 2
Klaas B. Nanning
Puntjes op de i
Laat ik dit tweede deel van mijn her-
inneringen aan onze eerste jaren in
Vleuten beginnen met enkele correcties.
Het begint al in de eerste kolom op
bladzijde 471 waar ik het heb over Jan
Mandjes. Dat moet Kees zijn. Vervol-
gens de letterlijke puntjes op de i: Van
Eyk moet worden gespeld als Van Eijk
van Van Zuylen als Van Zuijlen.
Naast een enkele zetfout zat er
natuurlijk een ,,slip of the pen" in het
onderschrift van de foto op bladzijde
473. Dat was de Schoolstraat niet maar
de Stationsstraat. Het was een verschrij-
ving die op hetzelfde vlak lag als de be-
roemde verspreking van Annie M. G.
Schmidt die, toen ze een onderscheiding
had gekregen van het prins Bernhard-
fonds, in haar slotwoord dank bracht
aan het Sint Bernhardfonds.
Ook nog het volgende. Op bladzijde
473 schreef ik dat ,,Plan Hamweg" het
eerste uitbreidings-nieuwbouwwijkje
van Vleuten was. Dat was juist voor
zover het de grote uitbreiding van na
1960 betrof, maar kort na de tweede
wereldoorlog was het grootste deel van
„Achter het Spoor" al gebouwd. Ik
legde de grens niet tussen voor en na de
oorlog, maar bij de plannen die in het
eind van de jaren vijftig voor Vleuten
werden gemaakt. Ik heb bijvoorbeeld
,nog een tekening waarop wilde straten-
plannen voorkomen en waar bijvoor-
beeld de Schoolstraat zodanig zou
worden verbreed dat daarvoor de Broe-
'**,..'!»1'»".
Dit romantische hoekje lag letterlijk midden in het dorp. Nu ligt het begin van de Schoolstraat er overheen recht tegenover „Attent". Het is de
boerderij „Ken Uzeir' die tot de herfst van 1961 nog bewoond was.
Wanneer er iemand onder u is die zegt: „Hee, die foto ken ik" dan is dat mogelijk. Ze komt ook voor in het boekje „Vleuten en Haarzuilens in oude
ansichten" door Jaap Sprong. Zijn bijschrift klopt niet helemaal.
-ocr page 21-
498
derschapshuisjes zouden worden ge-
sloopt!
Tenslotte moet ik nog een regelrechte
vergissing rechtzetten. Bij het bestuur is
een opmerking binnen gekomen over
mijn zinnetje in de derde kolom van
bladzijde 471: „Van Zoeren en Blom
waren de meest in het oog springende
slagers....". Ik heb het nog eens aan mijn
vrouw gevraagd en die corrigeerde me
ook: ,,Nee,je had moeten schrijven Van
Zoeren en Mastwijk.....".
,,Dus het was slager Blom die bijna
altijd een rijtje opgepoetste koperen ge-
wichten in z'n etalage had staan?" „Ja".
„O, nou ik zal het rechtzetten". Bij deze
dus.
Terug naar 1961
Toen in de tweede helft van de jaren
zestig de grotere wijken Odenvelt,
Nieuwe Vaart en Hinderstein bewoond
raakten, troffen de nieuwkomers al heel
wat voorzieningen aan waar wij in 1961
nog niet van durfden dromen. Er was
toen nog geen sportpark, geen tennis-
vereniging, geen zwembad, geen cultu-
rele vereniging, geen openbare biblio-
theek. Wèl kon je boeken lenen bij
boekhandelaar Hiltrop, maar die col-
lectie was zó traditioneel, zó klassiek, zó
saai, en zó gekuisd dat er weinig plezie-
rigs te halen viel.
Géén sportpark dus maar wèl een rol-
schaatsbaan! Op de plek ongeveer waar
zich nu de speelplaats van de Kees
Valkensteinschool bevindt, lag een ge-
asfalteerd terreintje met een simpel ijze-
ren hekje eromheen. We zijn er in 1961
en 1962 vele malen naar toe gewandeld
maar er was nooit iets te beleven. Een
speciale rolschaatsbaan. . . daar had ik
in Haarlem en Bilthoven zelfs nooit van
gehoord.
Kerstboom
Kort voor Kerstmis 1961 of 1962
vroeg Gerard van Ginkel, Utenham-
straat 11 — later zou hij voor de VVD in
de gemeenteraad zitting hebben — mij
om even mee te lopen naar de toren van
de Hervormde kerk waar kerstbomen te
koop waren. In de luwte van de
steunberen stond een ouder iemand —
ik geloof niet dat het dezelfde man was
die bloemen langs de deur ventte — met
een vijftal kerstbomen: de ene nog arm-
zaliger dan de andere. We hebben ze alle
vijf langdurig bekeken en in de handen
rondgedraaid. . . Gé van Ginkel heeft
dat jaar wel een héél slordig-scheve
kerstboom gehad.
Die eerste 24 nieuwbouwwoningen
van Plan Hamweg: de volledige Van
Wanroystraat en de oneven zijde van de
Utenhamstraat, waren tot zomer 1962
niet alleen doorzón-, maar ook door-
Op de pergola hebben we lang moeten wachten: ze werd pas aangelegd op 31 augustus 1962 toen
we al iets meer dan een jaar in ons huis woonden. Op de achtergrond zien we het voormalige café
van Piet Bos en het gemeentehuis vanwaar men — ik noemde het in m'n verhaal — een vrij uit-
zicht had op onze achtertuin.
kijkwoningen, zonder opgaande be-
planting, muren of schuttingen. Toen
Dolf Barthmuss, die op Utenhamstraat
7 woonde, een laag muurtje langs de
achterkant van z'n tuin liet metselen,
vroeg een enkele omwoner verschrikt:
,,Heb je ruzie met je achterburen?" En
een bewoonster van diezelfde oneven
Utenhamstraatkant moest op een dag
ervaren dat enkele oud-Vleutenaren
door het huis stonden te kijken hoe zij in
bikini in de achtertuin lag te zonnen....
Pergola
De architecten van onze 64 Plan Ham-
weghuizen, de heren D. Blom en F. v.d.
Wart (er zijn volgens de juichfolder van
de N.V. Strokenbouw te Loosdrecht
twee architecten bezig geweest met het
ontwerpen van onze simpele doorzon-
woningen!) hadden verzonnen dat
tussen de hoekhuizen en de dwars ge-
plaatste garages een pergola zou
worden aangelegd met — hoe verzin je
het — een horizontale balk op zo'n 40
cm van de grond. Die zou het dus onmo-
gelijk maken om je zijingang te leggen
waar je zelf wilde en ook de beplanting
in de zijborder vanuit de huiskamer on-
zichtbaar maken.
Goed, wij kregen dus ook zo'n
pergola — ik weigerde de montage van
die lage balk en heb hem in m'n garage
laten leggen — en toen hij er stond be-
sloten we hem bruin te beitsen als basis
voor klimrozen. — Ik heb me laten
vertellen dat men in het gemeentehuis,
van waaruit men een vrij uitzicht had op
mijn achtertuin, verschrikt heeft staan
staren naar mijn initiatief: die pergola's
moesten volgens plan wit geverfd
worden! Tot ver in de jaren zestig had ik
de enige bruine pergola in de wijk: alle
andere waren wit.
Ik heb m'n eigen opvatting wel duur
moeten betalen: op verschillende plaat-
sen zijn nu, in 1987, nog restanten van
die witgeverfde pergola's terug te vin-
den maar de mijne, toch elk jaar weer
keurig in de Ceta-Bever Buitenbeits ge-
zet, rotte onder m'n handen weg. Ik heb
nu al jarenlang geen pergola meer.
Garageoprit
Toen wij ons huis betrokken was de
garageoprit en het strookje gemeente-
grond naast ons huis nog een harde klei-
laag. Mijn vrouw en ik dachten zorgelijk
over de kosten die het maken van een
ordentelijke oprit met zich mee zou
brengen. We werkten nog steeds allebei
bij de Grontmij en overdag was er dus
niemand thuis. Op een late avond eind
1961 wilde ik mijn auto als gewoonlijk
op mijn modderige garageoprit parke-
ren. Abrupt trapte ik op de rem toen ik
ontdekte dat die oprit zo'n 30 cm diep
was uitgegraven. Ik parkeerde de auto
voor m'n huis en toen we de volgende
avond weer thuiskwamen, bleek de
oprit keurig te zijn bestraat met rode
steentjes in visgraatverband.
,,0 hemel", dacht ik, ,,wie gaat dat be-
talen"? Op die vraag kwam enkele
dagen later een antwoord: de bestrating
was ,,van gemeentewege" uitgevoerd en
-ocr page 22-
499
Wanneer u een beetje Frans hebt
geleerd dan weet u dat ,,Paysan" moet
worden uitgesproken als Pee-i-san.
Maar dat was mevrouw Griffioen niet
bekend. Toen wij bij haar dus een fles
kochten waar op het etiket in kleine
letters ,,Vin de" stond en in grote letters
,,Paysan" kregen wij van haar een fles
„Paisan", met het accent op Pai.
Green-spot, in de jaren zestig een
lekkere frisdrank, had een etiket met het
woord ,,green" boven een grote groene
cirkel, de „spot". Bij Griffioen werd die
spot niet ontdekt en sprak men over
,,Green", in het nederlands uitgespro-
ken. Na enkele jaren verdween Green-
Spot van de markt en daarmee ook onze
neiging om die drank „Green" te
noemen.
In het begin van de jaren '60 hebben
wij logé's, bezoekers en familie vaak een
glas aangeboden met de opmerking:
,,Wilt u een glaasje paisan of een glaasje
green?", totdat wij tot de ontdekking
kwamen dat men dacht dat wij niet
beter wisten en het vreemde taalgebruik
óns werd aangewreven. We zijn met
onze ongein halfweg de jaren zestig dan
ook abrupt gestopt.
Kort nadat Jas Griffioen zijn winkel
had uitgebreid en de familie naar boven
was verhuisd, kwam ik op een vrijdag-
avond argeloos de winkel binnen. Er
hing een opgewonden sfeertje en
dochter Truus kwam enthousiast op me
af: „Wilt u een glaasje wijn"? ,,Ja, graag
natuurlijk maar wat is hier in 's hemels-
naam aan de hand"? Truus bleek voor
een bepaald examen te zijn geslaagd en
de Griffioens hadden besloten alle klan-
ten bij dit feest te betrekken. Het was
een gebaar dat me erg heeft getroffen.
ik kreeg het verzoek om aan de kosten
daarvan mee te betalen: een bedrag van
vijftien gulden! Ik heb die kosten hals
over kop voldaan voordat men op dit
mijns inziens belachelijk lage bedrag
terug zou komen. Pas naderhand heb ik
me gerealiseerd dat die garageoprit niet
tot de door mij in erfpacht gegeven
grond behoorde en dat ik die vijftien
gulden eigenlijk ook niet had behoeven
te betalen.
Hoewel het niets met mijn herinne-
ringen aan Vleuten van 25 jaar geleden
te maken heeft kan ik niet nalaten om
hier even te vertellen dat we die
garageoprit in visgraatverband op 4
november 1986, bijna exact 25 jaar later
dus, weer zijn kwijtgeraakt. In oktober-
november van dat jaar werd onze hele
wijk opnieuw bestraat en een, door
de gemeente ingehuurde nogal eigenwij-
ze stratenmaker vond het niet nodig om
de oude situatie te herstellen. Hans Tuk-
ker (Van Wanroystraat 16)en ik hebben
nu een oprit met steentjes evenwijdig
aan de Rijnbedding. Een week later was
een andere ploeg stratenmakers bezig
met de oprit van de garages van Uten-
hamstraat 16 en Van Woerdenstraat 15.
Daar werd het oude visgraatverband
wel weer aangelegd. Waarom? Joost
mag het weten en de gemeente moet het
weten.
Exclusief ?
Op het Vreeburg in Utrecht was,
ongeveer midden tussen hotel Smits en
hotel Noord-Brabant, de delicatessen-
zaak van Van Beurden gevestigd. Om
een of andere reden werden wij in het
begin van de jaren zestig tot de ,,vaste
clientèle" gerekend hetgeen ertoe leidde
dat wij tegen het eind van ieder jaar een
kleurrijke brochure met aanbiedingen
van exclusieve wijnen, snacks, paté's,
conserven en wat niet al kregen toege-
zonden. ,,Het spijt ons voor Vleuten"
zeiden we tegen elkaar, ,,maar als je iets
aparts wilt hebben moet je toch écht
naar Utrecht". Najaar 1963 kregen we
onze derde brochure die we likkebaar-
dend doorlazen. Voor enkele dagelijkse
inkopen wandelde ik bij Griffioen
binnen en keek plotseling m'n ogen uit.
Opgewonden kwam ik thuis. ,,Weet je
nog van die snack-cups en die blikjes
vis? Die liggen ook bij Griffioen in de
winkel!"
Van Beurden bleef natuurlijk een
exclusieve en ruim gesorteerde delica-
tessenzaak, maar enkele van die delica-
tessen bleken ook gewoon in Vleuten te
koop te zijn!
Paysan, Green en Truus
Ik heb het weer over de soms erg ver-
rassende winkel van Jas Griffioen.
Raiffeisenbank
Ik weet niet precies meer op welke dag
ik voor het eerst bij de Coöperatieve
Raiffeisenbank ,,Vleuten" aan de Sta-
tionsstraat 23 ben binnengestapt. Of ik
er toen een rekening heb geopend of wat
geld heb ingelegd, weet ik niet meer. Dat
eerste contact evenwel is mij tot op
de huidige dag bijgebleven. Ik heb er
ook nog een tastbare herinnering aan.
Bij mijn eerste bezoek kreeg ik een
zwaar kartonnen gebonden map met
linnen rug, donkergroen, waar op de
voorzijde het woord „Dagafschriften"
stond en het telefoonnummer nog drie
cijfers telde: ,,296".
Enkele malen heb ik dat „oude" kan-
toor bezocht. Ik kwam gewoon binnen
via de voordeur waarachter een smalle
gang was met enkele zitplaatsen.
Opvallend waren de klompen op de
grond. Rustig wachtte ik mijn beurt af.
Klompenpaar na klompenpaar werd
door de vertrekkende boeren aange-
trokken en plotseling was ik aan de
beurt. Ik kwam een vrij donkere huis-
kamer binnen waar achter een schrijf-
bureau de heer Van Gisbergen was
gezeten. Links achter hem stond een
ouderwetse brandkast een beetje open.
Ik kreeg een hand ter begroeting en
werd verzocht op de fauteuil voor het
bureau plaats te nemen. Daarna kon ik
m'n wensen kenbaar maken. Van Gis-
bergen nam mijn in te leggen gelden in
ontvangst of betaalde uit wat ik nodig
had. Voor bijna iedere handeling stond
hij op om naar de kluis te wandelen. Na
afloop van alle handelingen rees ik weer
uit m'n fauteuil omhoog, kreeg opnieuw
een hand tot afscheid en verdween weer
Vleuten, 9. S' ■ y . l>
,,,,.,
            III                I               "-"P ^^' gemeentehuis te Vleuten
Hierbii wordt U verzocht - op h. hniF^;^7,T^H7t« p^-m^^
^ -...................... 19 <^/ tussen q -f /?u
te verschijnen -;j^ Jl
voor het afhalen van : ^^^^ -^^^ a^tsa^^-^AL
Gemeentesecretarie Vleuten - De Meern.
De kosten van het bovenstaande zijn ƒ         /__:; en moeten onmiddellijk worden
voldaan. higt.bediag-kan Qok-3«Qrden„9y^rqemaakt per giro of per postwissel, waarna
het bovengenoemde per post zal worden toegezonden.
(Postrekening 9476, t.n.v. Gem. Secretarie Vleuten - De Meern te Vleuten)
Het bericht van de gemeentesecretarie met de mededeling dat de vestigingsvergunning voor me
klaar lag.
-ocr page 23-
500
Helaas begon het gemeentebestuur op
29 september van datzelfde jaar die
eerste plezierige indruk wat te vertroe-
belen door ons, argeloze nieuwbouw-
bewoners, te overvallen met een brief
door de gang, langs de boeren met
klompen, naar buiten.
Het was een zalige dorpse situatie
waarbij je je veel beter realiseerde waar
je mee bezig was dan nu.
Gemeente
Een andere, minstens zo onthullende
ervaring was mijn eerste contact met de
gemeente Vleuten-De Meern. Ik stond
op het punt een huis te kopen in een ge-
meente waar vrije vestiging bestond
voor bewoners van een koophuis. Op
maandag 24 juli 1961 belde ik vanuit De
Bilt het gemeentehuis op om te vragen
wat ik allemaal moest doen om een ves-
tigingsvergunning te krijgen. Het meisje
dat de telefoon aannam vroeg naar m'n
naam en adres. En — u gelooft me niet
— al TWEE DAGEN later kreeg ik een
kaartje toegezonden waarvan ik de
achterzijde hierbij afbeeld: ,,Hierbij
wordt u verzocht op het gemeentehuis te
Vleuten te verschijnen op/voor 31-07-
1961 tussen 9.15 - 12.00 uur voor het
afhalen van: vestig, verg. perceel
Utenhamstraat 15". Ik was met stom-
heid geslagen: geen gezeur, geen inge-
wikkelde formulieren, geen voorwaar-
den.
Ik kon tegen betaling van één gulden
zomaar m'n vestigingsvergunning ko-
men halen. ,,De kosten van het
bovenstaande moe(s)ten wel onmiddel-
lijk worden voldaan".
Mijn eerste ervaring met de gemeente
Vleuten-De Meern was van dien aard
dat ik al meteen een beetje van m'n toe-
komstige woonplaats ben gaan houden.
waarin ons allerlei dingen werden ver-
boden en waarin een toezegging werd
gedaan die enkele maanden later niet
werd nagekomen. Ik kom daar nog op
terug.
Toen we nog maar enkele weken in ons huis woonden maakte ik in september 1961 deze foto die
niet merkwaardig is om de afbeelding van de oneven zijde van de Utenhamstraat, maar om het
water op de voorgrond. Dat was de Nieuwe Vaart die vroeger onder een eerlijke brug door van de
Vleutense wetering in noordelijke richting liep maar in 1960 al een aantal jaren via een duiker
onder de Parkweg werd doorgevoerd. In 1962 werd het op de foto zichtbare stukje water gedempt
en kregen de aanliggende buren er een stukje tuin bij.
Een dorp verandert
De raadselfoto uit De Meern die in het
vorige nummer stond afgedrukt heeft
geen gigantische golven van enthou-
siasme teweeg gebracht. Er waren twee
goede reacties en geen foute. „De foto
op pagina 464 is volgens mij de Kalver-
straat" schreef de heer H. Rijker uit de
Zonstraat. Henk Brinkhof die aan de
Zandweg 141 woont, maakte er een
leuke brief van met veel gevoel voor
details.
„Geachte Redactie,
Over de op pagina 464 geplaatste foto
uit De Meern wil ik u het volgende me-
dedelen.
a.De koeien in het weiland zijn van
Johan v.d. Weijden.
b.Hij is zelf bezig zijn koeien te melken,
c. Het weiland bevindt zich tussen de R.
K. pastorie en kerk en de wonin-
gen Kalverstraat 2 t/m 12, zoals op de
foto is te zien.
-ocr page 24-
501
d.Uiterst links zijn nog de woningen
van de Zonstraat zichtbaar.
e. De heer Johan v.d. Weijden bewoon-
de de boerderij Rijksstraatweg 88 die
thans wordt bewoond door de familie
J.J.J. van Schip".
Om een en ander nog eens wat
duidelijker te maken plaatsen we hier
een tweede foto die tegelijkertijd werd
gemaakt en waarop de pastorie zicht-
baar is.
Voor de nieuwe raadselfoto zijn we
weer terug in Vleuten. Waar staan de
dames te praten?
K. B. N.
Wie wat bewaart die geeft wat
Help
Ten behoeve van enkele artikelen wil
ik graag de hulp van onze inwoners in-
roepen.
In de eerste plaats heb ik, ter
illustratie en aanvulling van een verhaal
over onze oude dorpspompen (gemeente-
pompen), originele foto's of afbeeldin-
gen, met eventueel bijbehorende uitleg,
nodig. Voorzover mij bekend, zijn er in
onze gemeente vier gemeentepompen
geweest: één in De Meern (bij de N. H.
kerk), twee in Vleuten (bij de Broeder-
schapshuisjes en aan 't Haarpad) en één
in Haarzuilens (eerst in 't oude dorp en
later op de Brink).
In de tweede plaats zou ik dolgraag
wat meer gegevens willen hebben be-
treffende het in 1926 uitgereikte Mobili-
satiekruis.
Dit kruis was een herinnering
aan de Eerste Wereldoorlog (1914 -
1918) en het werd toegekend aan allen
die in die jaren onder de wapenen waren
geweest. Een exemplaar van het kruis is
in mijn bezit, maar wie kan mij helpen
aan de bijbehorende oorkonde en wie
weet iets te melden over de uitreiking in
onze gemeente? Ik zou ook wel iets meer
willen weten over het destijds heersende
anti-militarisme (gebroken geweertje)!
Ten derde zijn gegevens (vooral
foto's) over het oude gemeentehuis van
Oudenrijn
(Rijksstraatweg 74) welkom.
U krijgt uw spullen natuurlijk ongeschon-
den retour. Wilt u contact opnemen met
Dr D. W. Gravendeel, 't Zand 35, 3451
GP Vleuten, tel. 03406 - 61793?
Door ons werden in dank, ten behoe-
ve van onze bibliotheek en onze verza-
meling, de volgende schenkingen en
bruiklenen aanvaard van:
K. B. Nanning, Utenhamstraat 15 Vleu-
ten
Oog op Utrechts toekomst, ruimtelij-
ke ontwikkeling van de provincie
Utrecht tot het jaar 2000; uitgave Pro-
vinciaal Bestuur van Utrecht, 1967.
Medisch centrum te Vleuten-De
Meern; artikel uit „Stedenbouw"
19de jaarg., nr 9, 1967.
Projectiescherm
D. van Maanen, Utrechtseweg 47 Vleu-
ten
Miele wasmachine
Familie Boeijen te Vleuten
Unster, schietlood, hakmes voor
groente
Léon van Esch, Hindersteinlaan 7 Vleu-
ten
Houten kapstok
W. B. Leewis, Koriandergaarde 7 Nieu-
wegein
Handkar
A. Goudappel, Julianalaan 20bis Vleu-
ten
Foto met beschrijving van station
Vleuten
E. J. F. de Rooij, Dorpsstraat 15 Vleu-
ten
Fragmenten van oude kranten
J. P. Jansen, Ockhuizerweg 22 Haarzui-
lens
Foto Paulina Petronella Odilia van
Bijlevelt en haar eerste man Djemal
Effendi. Nog een foto van de laatste.
P. G. de Rooij, 't Zand 1 Vleuten
Kun je nog zingen, zing dan mee
(tekst), 1939
Oude prentkaarten vertellen over
Vleuten-De Meern, J. J. Th. Sprong,
1970
J. van Selm, Parkweg 26 Vleuten
40 jaar vrijwillige brandweer Vleuten-
Haarzuilens, 1967
K. Ravenhorst, van Zuylenstraat 35 De
Meern
Aquarel van het erf van Rijksstraat-
weg 105 te De Meern (de afgebrande
boerderij van de familie van Kipper-
sluis), zomer 1986
-ocr page 25-
502
Stront/open
Altijd heeft dunne koeiestront een
aantrekkingskracht uitgeoefend op de
jeugd van De Meern.
't Gooien en voetballen met paarde-
moppen was ook wel leuk, maar met dat
dunne spul van de koeien was zoveel
meer te beleven.
Liep je in 't weiland, dan probeerde je
altijd wel of zo'n koeievla al sterk ge-
noeg was om op te gaan staan. Meestal
was dat niet het geval en sijpelde het
over de randen van je klompen.
Ja, klompen had je wel nodig in 't wei-
land en in de polder. Kreeg je soms dorst
van 't lopen door de polders, dan
schepte je een klomp vol water uit de
sloot en dronk dan met je tanden op el-
kaar om eventueel kroos en insecten
tegen te houden.
Had je een hekel aan iemand of kreeg
je ruzie, dan werd er wel eens iemand op
z'n kop in de koeievla gezet. We zeiden
dan: dat is goed voor je haar, daar krijg
je krullen van.
De mooiste stront was te vinden bij
bakker Erné en bakker Verkerk. Deze
twee waren, behalve bakker ook nog
een beetje boer.
Bakker Erné schepte alles in een drie-
wielige kar, die dan op 't land aangeko-
men kon worden gekiept door er een
houten wig uit te trekken. Als de kar op
't erf vol stond en Erné was even naar
binnen, trokken wij alvast de wig eruit.
Reed hij dan weg, dan kiepte de kar en
ging alles over 't erf naast z'n huis.
Verkerk stortte alles in een grote kuil,
om 't dan later naar 't land te vervoeren.
Geregeld probeerden we dan of er al een
sterke korst op zat, sterk genoeg om er
over te lopen.
Ik was de kleinste, zodat ik 't meestal
als eerste probeerde. Vele keren ging dat
niet goed en zakte ik tot m'n middel in
de kuil. Er werd door de andere jongens
dan flink gelachen en zij waagden zich
niet op de koek.
Omdat ik zo niet naar huis kon, nam
m'n broer Jan me dan mee naar de Rijn,
hield me vast aan m'n armen en spoelde
me schoon. Thuis gekomen, vertelde ik
half huilend dat ik in de Rijn was geval-
len en ik kreeg dan een koekje of een
snoepje voor de schrik.
Moe vond wel, als ze m'n kleren
waste, dat de kwaliteit van 't Rijnwater
er niet beter op werd.
Krullend haar heb ik er wel van
gekregen, moeders haar is er snel grijs
van geworden.
Theo van den Berg
De Meern 25-12-1941
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 26-
503
Dffideei orgaan van de Histonsche Vereni-
ging Vleuten-Dc Meern-Haarzuilen.s,
7e jaargang nr, 2 juni l?f I ^ ^ Ji|l|7;
Verschijnt 4x per jaar
Van het bestuur
Ingeschreven in het vefenigmgsregister van
de K.v.K. Utrecht e,o, ouder nr, V, 479360
©ageji|ks bestuur:
i>r D. W. Gravendeel, voorzitter 'glPillil
*t Zand 35, 3451 GP Vleuten
ieX. Ö3406 - 6 i 793 ■■amMsiMMÊÊlÊÊÊlÊi
?W. H. Denekamp, sckretaris
ftenhamstraat 5, 3451 BS,,Vleuten ..;;il|l
iel. 03407 - 1948 .^Siliilllillli^^^B
F. G. de Rooi], penningmeester cïllllllllll
^'t Zand 1. 345! GP Vleuten sssiiilillii
:tel. 03407 - 1483               ^IBBIHll
iA. L van Zoercn. vtce-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Sel, 03407 - 1263
H, E, ,f, van Essen, coörd. werkgroepen
Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
jtel. 034O6 - 62992
lËrelid;
(Mevr. Prof, Dr C. Isings, Soest
jKetlaktie-sekretariaat:
Monique van Essen. Hindersieinlaan i,S*li
3451 EV Vleuten ,VSiS^.sivSilllSaiM
lel. 03407 - 3611
iLeiJsnadniJnisti-atie/informatie;
^^^PHvan nieuwe leden, mutaties en
fsSwsi^llingen bit:
Mw. P. J. de Rooij-Cioes. 'i Zand 1.
Ui\ GP Vleuten, tel. 03407 - 14H3
JKontributie:
:De jaarlijkse koniribuiie bedraagt Vöer||||
087 minimaal f 25.--;
ïpostabonncment i 35.~ per jaar
zijn tijd. Is dat veel ....... weinig .......
genoeg.......of zou 't meer moeten zijn?
Van Dale, onze vaderlandse toever-
laat voor de verklaring van moeilijke
woorden, verstaat onder „cultuur":
beschaving, verfijning van het geestelijk
en zedelijk leven, resp. het daarin be-
reikte peil. Cultuur omvat zowel het
proces van beschaving als het bewaren
en beleven van de tijdens dat proces ver-
worven waarden. Die waarden noemen
wij dan ook „cultuurgoederen"; zij zijn
van materiele èn van immateriële aard.
Het is zaak voor elk individu — en
dus ook voor elke gemeenschap —
ervoor te zorgen dat die cultuurgoede-
ren niet verloren gaan. De Historische
Vereniging wil daar graag bij helpen —
dat valt onder haar doelstellingen —
maar het is de mentaliteit van de bevol-
king zélf die bepaalt of er hoop is of niet.
Onze plaatselijke overheid lijkt haar
schuwheid t.a.v. het cultuurbegrip wat
te overwinnen. Op 24 juni 1986 werd
door de gemeenteraad een monumen-
tencommissie ingesteld en vervolgens
werd — voorlopig voor een halfjaar —
een crediet verstrekt voor archiefonder-
zoek. Verwacht wordt een bijdrage in de
kosten van de Open Monumentendag
op 12 september a.s.. Tenslotte ver-
klaarden B en W, in hun voorjaarsnota,
zeer positief te staan tegenover de acti-
viteiten van de Historische Vereniging,
op grond waarvan zij meenden ten be-
hoeve daarvan een bedrag van f50.000.-
te moeten opnemen.
Is er dan tóch nog hoop?
D. W. Gravendeel
voorzitter
In de jaren zestig sprak men, in
verband met de gemeentebegroting, nog
over het hoofdstuk ,,onderwijs, kunsten
en wetenschappen", waarbij we ons
kunnen afvragen wat men in die jaren in
Vleuten-De Meern onder kunsten en
wetenschappen verstond.
Netto kostte dat hoofdstuk in 1965 de
gemeente f 200.000.-. Dat was
f 880.000,- in 1969, maar toen waren
,,kunsten en wetenschappen" vervan-
gen door „cultuur en recreatie". In
1974, toen er een splitsing was gemaakt,
stond „onderwijs" te boek voor
f 347.000.- en ,,cultuur en recreatie"
voor f 979.000.-. Op de begroting 1986
waren dat respectievelijk f238.000.- en
f 3.249.000.-.
Die kunsten en wetenschappen van
vroeger waren vreemde eenden in de
dorpse bijt, begrippen die vanouds ston-
den voorgedrukt op de van hogerhand
voorgeschreven begrotingsformulieren;
ze leefden niet en ze werden in de prak-
tijk niet gehanteerd.
Dat is in onze jaren wel anders met
cultuur en recreatie .... of toch niet
helemaal? Wat „recreatie" inhoudt,
weet iedereen en heel veel mensen zijn er
heel druk mee, maar die rare ,,cultuur",
wat moet je daar nu mee op een dorp?
Het maakt de indruk dat men ook op
landelijk niveau met de plaats van de
cultuur niet goed raad wist. Hadden we,
nog niet zo lang geleden, een ministerie
van CRM (cultuur, recreatie en maat-
schappelijk werk), nu bezitten we er één
van WVC (welzijn, volksgezondheid en
cultuur). Mr Drs L. C. Brinkman, onze
huidige minister van WVC, besteedt
aan cultuur naar eigen schatting 5% van
ponateurs:
|y!5;(|!|B|pi ï 12.50 per jaar.
^^^Ililp^^giiggfl rekeningen bij de vol-
IPiiiiiiMiiliiiliiii^^
èOSTGtRO 2;fö9.20O
§S^||^i;:pl gedeeltelijke overnanic van ar-
|i^^^iii;;dj|ï;i?«r!gïipr^^           is slechts
^^|p^É|ii||^ii|l|ilifc5teniming van
In dit nummer
pag.
503
504
505
508
509
522
524
526
527
528
Van het bestuur
Agenda, Wie wat bewaart die geeft wat, Gevraagd, Rectificatie
De Hervormde Gemeente De Meern (3)
Raden maar
Een dorpsbewoner vertelt (Ben van Rooijen)
Nog maar 25 jaar geleden (deel 3 en slot)
Haarzuilens op televisie. Een dorp verandert
Haarpad
Historie gemaakt in enkele dagen
Geboorte
illustratie voorpagina;
iDostgevel van de zeer oude hofstede Oen Eng
|t.OSSE NUMMEKS f 7,50
-ocr page 27-
504
Agenda Wie wat bewaart die geeft wat
Het is zo ver!
De van de Pegus NV cadeau gekregen
kantoorkeet van 9x16 meter, die door
de harde kern van de vereniging deze
winter werd afgebroken en waarvan de
onderdelen inmiddels zijn vervoerd
naar het terrein achter het perceel Zand-
weg 147 (D'Ark), wordt aldaar weer op-
gebouwd. Het is de bedoeling dat het
onderdak gebruikt gaat worden voor
schoonmaak- en restauratiewerk.
Het bestuur roept alle leden, die thuis zo
goed overweg kunnen met hamer en
zaag, op, hun handen in dienst te stel-
len van hun vereniging en mee te werken
aan het totstandkomen van hun eerste
echte eigen onderkomen!
U kunt zich daartoe aanmelden bij P. G.
de Rooij (tel. 03407 - 1483) of D. W.
Gravendeel (tel. 03406 - 61793).
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame-
ling, de volgende schenkingen en bruik-
lenen aanvaard van:
A. Mook, Dorpsstraat 23a Vleuten
Houten scheernap, hoteltafel met
eiken blad
G. C. F. Versteeg, Eikslaan 6 Haarzui-
lens
Biljartklok
J. Rodenburg, Dorpsstraat 62 Vleuten
Spanzaag, avegaar, schapenscheer-
dersschaar
A. Winkel, van Wanroystraat 12 Vleu-
ten
Informatiegidsen Vleuten-De Meern
1964 - 1978, Onze Gemeente 1964 -
1980
J. Th. van Dijk, Frederik van Eeden-
straat 9 Vleuten
Bril in etui
J. F. K. Kits Nieuwenkamp, Hof ter Wey-
deweg 11 Vleuten
Bult en Hallewas: Graven bij Valken-
burg, Het archeologisch onderzoek in
1985
Mevrouw A. Migo - Kruyswijk, Stations-
straat 48 Vleuten
Twee foto's met negatieven van de
bouw van de nieuwe burgemeesters-
woning aan de burgemeester van der
Heidelaan
J. L. H. Ouwerkerk, Frederik van
Eedenstraat 11 Vleuten
Carbidlamp, zeis, Encyclopedie Win-
kler Prins 3e druk; helaas ontbreken
de delen 12 en 14.
Wie heeft ze voor ons?
F. E. de Rooij jr.. Mandenmakerslaan
118 De Meern
Buizenschraapband
L. A. J. Barendse, Utrechtseweg 101
Vleuten
Tomatenhobbel, zeis, hooivork, ver-
stuivers, sikkel, hakmes, trekmes,
poothouten, enz. enz.
M. A. Overkleeft - Doornenbal, Zon-
straat 5 De Meern
Wasteil, wekketel met meter, boekjes
Onze Gemeente, onderdelen petro-
leumstel
A. Goudappel, Julianalaan 20 bis Vleu-
ten
Spoorwegspel
Y. D. Kaas, Kapelstraat 23 Utrecht
Butagaskachel
H. A. Kleyn van Willigen, 't Zand 18
Vleuten
Graanmolentje, garagekrik, bascule,
emmer, trekzaag, heggeschaar,
stookgereedschap, ijzeren kruiwa-
gen, oorshout, spuitlans, emmer-
spuit, imkerspijp
G. J. Janssen, Westlandsetuin 4a Vleu-
ten
Dubbele pottenpers, bloemkoolbak,
petroleumbusje, poederverstuiver
P. Griffioen, Stationsstraat 56 Vleuten
Overspanningsdoorslag, oude fitting,
karnstok voor in wekfles
Zaterdag 29 augustus
Braderie te Vleuten
Wij staan er met onze kraam
Vrijdag 4 september
Markt te De Meern
Ook daar zijn wij present met onze
kraam
Zaterdag 12 september
Open Monumentendag
Fiets en/of autotocht langs onze ge-
meentelijke monumenten. Let op de
desbetreffende publicaties in De
Brug.
Start vanaf 10.30 uur in 't Wapen van
Haarzuilens,
waar een routebeschrij-
ving wordt uitgereikt
Rectificatie
Mijn artikel „Bier uit de Heycop" in
de aflevering van maart 1987 (jrg. 7, nr.
1) van dit tijdschrift bevat tot mijn spijt
een onjuistheid die ik hierbij graag
rechtzet.
Op bladzijde 487 dient de onderste
alinea van de rechterkolom geheel te
worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor
noot 4 op bladzijde 494. De aangehaal-
de zinsnede heeft, naar mij onlangs
bleek, betrekking op accijnzen van de
stad Utrecht op gagel en hop die niet in
de stadsvrijheid groeiden. Dat wil
echter niet zeggen dat daar in 1377 géén
gagel of hop zouden voorkomen.
Van de gelegenheid gebruikmakend
wijs ik verder op enige kleine zetfouten
die ik bij de correctie van de drukproe-
ven over het hoofd zag. De meest sto-
rende daarvan zijn de volgende:
-  bladzijde 487, rechterkolom, regel 22
van onderen:
,,gemeente" moet zijn „gemeenten";
-  bladzijde 494, linkerkolom, regel 11
van boven (noot 1):
tussen ,,bedrijf' en ,,van land" het
woordje ,,or' voegen.
Tenslotte een vergissing bij de op-
maak van het artikel: op bladzijde 486
moeten de regels 28 en 29 van boven
worden geschrapt, deze zijn tweemaal
gedrukt.
S.
Gevraagd
A. M. Aelbers, Oude Graafseweg 210,
6543 PX Nijmegen, vraagt ter overna-
me oude nummers van ons tijdschrift:
jaargang 1981 nummer 1, jaargang
1982 nummer 2 en jaargang 1983
nummer 1.
Mevrouw J. M. Verweij, Curielaan 10,
3451 EK Vleuten, vraagt te leen of ter
overname beschrijvingen van de
reizen naar Turkije door Kees Val-
kenstein.
-ocr page 28-
505
De Hervormde Gemeente De Meern (3)
door
Jac. de Bruijn en Gerrit Jan Bel
verzuimde correspondentie. De Dom-
heren zeggen daarop dat, vóórdat de
verkiezing had plaatsgevonden, eerst
met hen had moeten worden overlegd
over de kandidaten voor het Meernse
predikantenambt en niet daarna. Ze
willen wel met twee man naar De Meern
komen om nog eens over de zaak te
praten, maar eerst moet men zich er dan
nog wat beter op de hoogte stellen dan
tot dan toe het geval is geweest.
De Vleutense dominee antwoordt
zeer verbaasd te zijn dat men kennelijk
niet genoeg op de hoogte was, maar
toch meende een veto te moeten uitspre-
ken over het voorgestelde beroep. Hij
voegt daaraan toe dat hij de heren ook
gaarne op de hoogte wil stellen van de
wijze van beroepen in De Meern, vanaf
de tijd dat daar een predikant is geweest.
Hij zet uiteen dat, gedurende de periode
dat er nog geen volledige kerkeraad
was, de beroeping gebeurde door de
classis van Utrecht, zonder dat daar ooit
de Domheren aan te pas kwamen. Hij
biedt aan de moeite te nemen al deze
gevallen stuk voor stuk te bewijzen aan
de hand van het classicale boek, maar
zijn toehoorders vinden dat hij zich wat
dat betreft extra inspanningen kan be-
sparen.
Eer bewijzen
De Ridder, die voelt dat hij wel goed
zit, verklaart werkelijk alles te hebben
doorzocht en zweert nergens iets te
hebben gevonden dat er ook maar op
zou kunnen wijzen dat de heren van het
kapittel in het verleden meer eer was
bewezen en dat zij dus niet moeten den-
ken dat zij ook maar enigszins in het
respect en de achting van de bezoekers
waren gedaald. Fijntjes voegt hij
daaraan toe dat de Domheren in dit
geval ook niet meer eer kan worden
bewezen dan hen toekomt, omdat hij
dan in problemen komt met zijn princi-
palen (namelijk de classis van Utrecht),
wanneer hij anders zou handelen.
Bovendien moet men de werkwijze die
bij de laatste beroeping van toepassing
was volgen. En zij kunnen zelf weten
hoe die de vorige keer was daar dominee
Vlaer hen eerder het kerkeboek had ge-
geven waarin de nu naar voren gebrach-
te gegevens staan.
In 1977 verscheen van de hand van de heer Jac. de Bruijn uit De Meern een
boek waarin hij de geschiedenis van de Hervormde Kerk in zijn woonplaats
beschreef. Het boek geeft een zo volledig mogelijk beeld over hetgeen zich op
dat gebied allemaal heeft afgespeeld. Vrijwel geen gegeven dat boven water
kon worden gebracht blijft daarin onvermeld en het resultaat telt dan ook zo'n
450 pagina's. Daarbij is een groot deel van de teksten in het oud-Nederlands
omdat deze integraal werden overgenomen uit akten en brieven die De Bruijn
In verschillende archieven aantrof.
Om die reden is een en ander niet altijd voor iedereen even makkelijk lees-
baar. Toch is de geschiedenis van de Hervormde Gemeente De Meern
intressant genoeg om nog eens onder de aandacht te brengen. Vandaar dat
Jac. de Bruijn en Gerrit Jan Bel besloten die nogmaals op papier te zetten.
Daarbij werd afgezien van veel 'ballast' die wetenschappelijk bezien zeker
verantwoord is, maar om die reden eerder thuishoort in een in boekvorm
verschenen studie dan in dit blad. Het resultaat is een aantal artikelen, waar-
van u hier het derde aantreft.
veld, proponent (=kandidaat) uit Dor-
drecht. De keus zal die vrijdag aan de
Staten worden gepresenteerd om de
maandag daarop de Domheren van het
kapittel om instemming met de keuze te
vragen. De heren Vlaer en De Ridder
wordt verzocht bij die gelegenheid de
vertegenwoordigers van de gemeente te
zijn.
Vrijdags worden de vier kerkeraads-
leden en de twee dominees ontvangen
door het kapittel. Daar laat Ds. De Rid-
der, als woordvoerder van het gezel-
schap, weten dat men voornemens is
Van Daverveld te beroepen en verzoekt
hij om de instemming van de weledele
heren.
Buiten de deur wachten
De bezoekers moeten daarop buiten
de deur wachten op het oordeel, waarbij
de predikanten van de kerkeraadsleden
worden gescheiden zodat ze niet samen
kunnen praten. Eindelijk mogen ze weer
naar binnen en maakt de decaan bekend
dat het kapittel de gedane beroeping
niet goedkeurt, omdat er 'een corres-
pondentie was verzuimd'.
Dominee De Ridder vraagt daarop de
uitspraak op schrift. Weer wordt ieder-
een naar buiten geloodst en na enige tijd
komt de secretaris vertellen dat dat pas
ruim een week later kan.
Hoewel een zachte en geduldige her-
der van zijn gemeente blijkt dominee De
Ridder ook een vastbijterig volhouder-
tje te zijn, want hij verzoekt nogmaals te
worden ontvangen. Eenmaal binnen
informeert hij naar de zogenaamde
7. Henricus Suijck
24 juni 1731 - 1741
Na het overlijden van dominee Joh.
van Loon komt de kerkeraad op woens-
dag 6 december 1730 bijeen, samen met
Ds. A. de Ridder die van 1726 tot 1738
in Harmeien werkzaam was en Ds. Jac.
Vlaer die van 1927 tot 1760 in Vleuten
predikant was.
Omdat men daarvoor toestemming
had gekregen van 'Hare Ed. Mogend-
heden de Staten 's Lands van Utrecht' is
voor de opvolging van de heer Van
Loon een nominatie van vier personen
gemaakt:
1.  J. F. Daverveld, prop. te Dordrecht
2.  D. C. Smitman, prop. te Utrecht
3.  A. v.d. Kolf, prop. te Gorinchem
4.  J. de Kruijf, prop. te Utrecht.
Dominee De Ridder, die voorzitter is
van de bijeenkomst, stelt voor één van
deze personen te kiezen, maar dan
vraagt zijn collega Vlaer nog het woord.
De Vleutense predikant geeft het gezel-
schap in overweging of het niet beter is
met de verkiezing te wachten tot men
het kapittel van Oudmunster van de
gang van zaken op de hoogte heeft ge-
bracht.
De Ridder vindt dit niet nodig, want
— zo zegt hij — ook de vorige beroepen
kregen de toestemming van het kapittel
nadat de verkiezing door de kerkeraad
al had plaatsgevonden. De kerkeraad,
die ook vindt dat er nu maar meteen
spijkers met koppen moeten worden
geslagen, is het daarmee eens en de keus
valt op Johannes Franciscus van Daver-
-ocr page 29-
506
Na dit pleidooi verklaren de Dom-
heren dominee De Ridder in het geheel
niet de indruk te willen geven dat zij zijn
goede bedoelingen ook maar enigszins
in twijfel trekken. Omdat hij geheel vol-
gens de voorschriften te werk was
gegaan had hij zelfs niets anders kunnen
doen. Toch zouden zij de zaak graag
weer over acht dagen willen bespreken.
De Meernse afgevaardigden protesteren
hiertegen omdat Ds. Daverveld niet zo
lang wil wachten. Hij heeft namelijk
ook nog een aanbieding uit Overlang-
broek en deze zal dan de voorkeur krij-
gen.
Vervolgens verharden de standpun-
ten zich weer. De heren van het kapittel
geven losjes te kennen dat er nog wel
meer goede proponenten rondlopen
dan Daverveld alleen en beschouwen
de zaak als afgedaan. De Ridder zegt
daarop dat de kerkeraad nooit een
ander kan worden opgedrongen en met
deze meningen in de knip gaan beide
partijen uit elkaar.
Pyrrusoverwinning
Op maandagmiddag 11 december is
er weer een kerkeraadsvergadering.
Vanwege hetgeen in Utrecht is gebeurd
weigert dominee Vlaer te komen. Deze
bijeenkomst, tegen de wil van het
kapittel, stuit hem tegen de borst.
Daarop wordt de diaken Willem van
der Eem verzocht Vlaer's plaatsvervan-
ger. Ds. Van der Hagen uit Kamerik, op
te halen. De diaken komt alleen terug,
maar niet zonder bericht. Hij heeft een
brief bij zich van Van der Hagen waarin
deze schrijft dat het hem spijt dat hij
niet kan komen daar het reeds zo laat
is. Bovendien kan de beroeping vol-
gens hem ook wel worden voltrok-
ken in aanwezigheid van één consulent,
namelijk Ds. De Ridder. Deze laat zich
hiertoe door de kerkeraad overhalen.
Dit onder druk van de vrees dat men
Daverveld niet meer zou kunnen krij-
gen als de beroeping niet dezelfde dag
uitgaat, omdat hij anders eerder te
Overlangbroek zou worden beroepen.
De ervaringen van een paar dagen
eerder liggen de kerkeraad nog zwaar
op de maag maar — om advies wordt
gevraagd — dominee De Ridder vindt
dat de afkeuring van de Domheren
maar voor kennisgeving moet wor-
den aangenomen en men zich er verder
niets van moet aantrekken. De plicht
om hen, 't kapittel, van de Meernse keus
in kennis te stellen was vervuld en daar-
mee is aan de regels voldaan en de kous
als af te beschouwen. Hij ziet geen be-
zwaar om niet aanstonds tot de beroe-
ping over te gaan. Dit advies wordt op-
gevolgd en met algemene stemmen be-
hij het tot notaris en zelfs tot burge-
meester van Amersfoort te brengen.
Hij trouwt aldaar op 11 september
1774 met een notarisdochter, namelijk
Alida Emerente van Bemmel, dochter
van Abraham van Bemmel, notaris te
Amersfoort en Geertruyda van der
Hart.
Kerkvisitatie
Op 8 juli 1731 houdt de nieuwe domi-
nee de eerste kerkeraadsvergadering
waarbij uit het verslag blijkt dat het
Pausdom weer eens flink over de hekel
werd gehaald. Dit zal wel geen initiatief
zonder bijbedoelingen zijn geweest,
want twee dagen later wordt er een
kerkvisitatie gehouden en dit wist hij
kennelijk vantevoren. Zoals bekend
wordt de kerkvisitatie gedurende de zo-
mermaanden gehouden. Regelmatig,
bijna ieder jaar, verschijnen er dan twee
of drie predikanten die zich op de
hoogte komen stellen van het plaatse-
lijk reilen en zeilen van de kerk. Daarbij
wordt er natuurlijk op toegezien dat de
leer op een juiste manier wordt verkon-
digd. Deze keer is een van de visitoren
de in De Meern geboren Ds. Henricus
van Sijpesteijn, zoon van de bekende
Adrianus die hier van 1653 tot 1704
predikant was. Henricus was van 1709
tot 1741 actiefin Montfoort.
Op 5 augustus 1738 is er weer een
kerkvisitatie. Hieraan neemt onder
anderen deel dominee Daversveld uit
Utrecht. Blijkbaar had hij het niet lang
uitgehouden in Overlangbroek en vond
hij het interessant ook eens in De Meern
een kijkje te nemen, de plaats waar hij
indertijd was beroepen.
Nog een visitatie is er op 21 juni 1741
en daarbij constateren de bezoekende
predikanten ,,niets berispelijks". Toch
wordt Suijck niet lang daarna door de
kerkelijke autoriteiten afgezet. Het
bleek al een tijdje hommeles te zijn met
de man, want volgens archieven was hij
in oktober 1739 onder censuur en toe-
zicht gezet om zijn gedrag in de gaten te
houden. Dit nadat hij was verhoord
over vele zware ,wanbedrijven' die niet
nader worden omschreven. Tot maart
1740 blijft hij onder toezicht staan en in
juni krijgt hij zijn bevoegdheden weer
terug. Maar twee jaar later is het weer
mis en wordt hij wegens vernieuwde
dronkenschap en het misbruiken van de
penningen die voor de armen zijn
bestemd ongeschikt verklaard.
Met de noorderzon vertroitken
Begin maart 1742 bezoeken twee
kerkeraadsleden de classis in Utrecht en
vragen een dominee te sturen om de
diensten te verzorgen, want herder en
roept men Ds. J. F. van Daverveld tot
Herder en Leraar der Gemeente aan De
Meern.
Het hele voorval maakt duidelijk dat
de macht van het kapittel aan het tanen
is. Ook de Staten krijgen lak aan deze
lui, want zij stemmen wel in met de be-
roeping. De overwining voor de Meern-
se gemeente moet echter hoofdzakelijk
op het morele vlak worden gezocht,
want Ds. Daverveld bedankt helaas
voor de eer.
Ditmaal zijn er geen bezwaren en op
12 februari kan Ds. Suijck worden be-
roepen. Voorzitter van de vergadering is
De Ridder en dominee Vlaer treedt op
als secretaris. Hij schrijft dan ook de
beroepsbrief, maar kan het niet nalaten
hierin eigenmachtig de mededeling op te
nemen dat de weledele heren van het
kapittel „de persoon van Ds. Suijck ver-
klaarden aangenaam te zijn". Dat is
natuurlijk tegen het zere been van Do-
minee De Ridder en dat blijkt ook, als
de brief wordt voorgelezen, want hij
maakt duidelijk bezwaar tegen deze
toevoeging. Hij vindt de mededeling dat
het kapittel op de hoogte is gebracht van
de Meernse keus meer dan voldoende.
Tussen Vlaer en De Ridder ontspint
zich een debat dat eindigt met een stem-
ming. De broeders zien wel in dat zij aan
de laatste meer hebben dan aan Vlaer en
besluiten met algemene stemmen de
gewraakte woorden te schrappen.
Nadat hij op 12 februari is beroepen
wordt Henricus Suijck op 24 juni be-
vestigd.
Nader onderzoek levert nog dit op:
Ds. Henricus Suijck stamt uit een oud
patriciërsgeslacht, wonende op de Ve-
luwe. Zijn vader is Andreas Suijck, ge-
trouwd met Elizabeth Onkhuysen van
Campen.
Ds. Henricus is één van de 10 kinde-
ren, die uit dit huwelijk worden gebo-
ren.
Hij trouwt 1 mei 1736 te Amersfoort
met Antonia van Zetten, gedoopt
Amersfoort 31 augustus 1714, dochter
van Corneiis van Zetten en Geertruyd
Maas.
Uit dit huwelijk wordt te De Meern
op 17 oktober 1738 gedoopt Corneiis
(van Zetten) Suijck. Dit kind is gauw
gestorven.
Hun tweede kind — eveneens Cor-
neiis geheten — wordt te De Meern op
19 juli 1741 gedoopt.
Deze jongeman gaat met zijn moeder
— na de deportatie van vader — naar
Amersfoort en wordt daarop 10januari
1763 burger en na voltooide studie weet
-ocr page 30-
507
matig bijspringt om de nood te lenigen.
Ieder jaar worden wat dat betreft wel
aantekeningen gemaakt in de verslagen
van de kerkeraad en dat gaat door tot
aan de dood van Uleke in mei 1800.
Doop buiten de regels om
Voor een verhaal apart zorgt dochter
Maria. Op 17 februari 1782 laat de
praeses weten dat hij tot zijn ,hartgrie-
vende droefheid' heeft vernomen dat
Maria is bevallen van een onecht kind.
Haar zuster wil het wel ten doop
houden, maar de predikant is het
hiermee niet eens. Volgens de classicalé
resolutie van 1722 moet de moeder dit
zelf doen als zij uit het kraambed is her-
steld.
Dit is tegen de haren van Maria in die
weigert en dit ook blijft doen. Zij be-
klaagt zich zelfs bij de rechter in Utrecht
dat de predikant weigert haar kind te
dopen, hoewel zij hierom al verschillen-
de keren heeft verzocht. Dat is weer olie
op het vuur van de woede van de
dominee die zegt: ,,Ik wil wel, maar dan
moet zij het zelf te doop houden".
De kerkeraad volgt deze gang van za-
ken teleurgesteld. Hoewel, teleurgesteld
is wellicht wat te zacht uitgedrukt, want
men spreekt in de verslaglegging zelfs
van 'met innige smerte'. Aanleiding tot
deze 'innige smerte' is niet alleen de
'snode misdaad van onkuysheid' waar-
aan Maria zich heeft schuldig gemaakt,
maar ook omdat zij zich van leugens be-
dient. Men vindt dat zij zich ten
opzichte van haar 'teder kind' een ont-
aarde moeder betoont door dit het
doopsel te onthouden.
De broeders vinden dat gepoogd
moet worden de zaak tot een goed einde
te brengen. Daarom wordt de koster
naar Maria gezonden met de opdracht
een briefje voor te lezen (zelf zal zij wel
niet hebben kunnen lezen) met de
inhoud: „Maria Brosius, tot heden wei-
gerig gebleven het bondszegel des H.
Doops aan haar kind te laten bedienen,
wordt uit naam van de predikant en
kerkeraad van De Meern verzocht, om
volgens classicalé resolutie aanstaande
dag des Heeren haar kind zelve ten doop
te presenteren".
Maria kan dan weliswaar niet lezen,
maar is wel degelijk in staat haar mond-
je te roeren. De koster wordt terugge-
stuurd met de boodschap dat zij het
kind niet zelf ten doop zal houden, ook
al heeft dat tot gevolg dat er dan in het
geheel niet wordt gedoopt.
De Meernse broederen zien in dat het
weinig zin heeft de koster er nogmaals
op uit te sturen met een briefje en be-
sluiten dat de predikant en ouderling
Stam de onwillige zullen bezoeken. Op 3
maart brengen de twee verslag uit. Het
uitgebreid verhaal over het wel en wee
van de familie Brosius. Wie klaagt dat
het leven van vandaag de dag geen
pretje is moet er maar eens even goed
voor gaan zitten, want uit het volgende
blijkt dat het vroeger óók niet alles was.
Johannes (doorgaans Hannes ge-
noemd) Brosius uit Everdingen en
Uleke van Dam uit Jaarsveld trouwen
op 14 november 1745. Uit het huwelijk
worden zes kinderen geboren:
1.  Joost, gedoopt op 26 november 1747
2.  Jannigje, gedoopt op 14 december
1749
3.  Maria, gedoopt op 3 september 1754
4.  Hanna, gedoopt op 15 mei 1757
5.  Jacob, gedoopt op 16 december 1759
6.  Jannigje, gedoopt op 28 oktober
1764. De eerste Jannigje is kennelijk
overleden. In 1760 leefde ze in ieder
geval nog.
Armlastig
Op 10 mei 1754 rapporteert de prae-
ses (voorzitter van de kerkeraad) dat hij
bij zijn laatste bezoek aan Hannes Bro-
sius had vernomen dat deze en zijn
vrouw niet meer naar de kerk kunnen
gaan omdat zij hun kleren bij de lom-
merd hadden moeten verpanden. De
praeses ziet in dat, wil de aandacht van
de andere kerkbezoekers bij de preek
blijven, het echtpaar van kleren moet
worden voorzien en stelt daarom voor
dediakonievoor een oplossing te laten
zorgen. Eenparig wordt het voorstel
aangenomen en ouderling Paulus van
Leersum krijgt voor dit doel f 13,-uit de
diakoniekas ter beschikking.
Het gezin Brosius blijft helaas in
moeilijkheden verkeren. In december
1756 krijgen de kinderen kierenen dat is
een jaar later weer het geval. Eind
oktober 1758 is de nood weer hoog en
krijgen de kinderen nieuwe kleren, ter-
wijl Hannes wordt verblijd met een zeer
oud doodskleed dat lange tijd niet meer
is gebruikt.
Oktober 1759: wederom kleren voor
de kinderen. November 1759: de predi-
kant laat de kerkeraad weten dat hij
mevrouw Brosius heeft aangesproken
over het feit dat zij de kerkdiensten niet
bijwoont. Uleke zegt gebrek te hebben
aan behoorlijke kleding en daarom
wordt besloten haar van het nodigste te
voorzien. In januari 1760 krijgt de
meester de opdracht Hannes iedere dag
voor een stuiver turf te geven. In mei
van dat jaar zegt Uleke dat haar oudste
dochter een goede betrekking kan
krijgen, maar dat ze dan wel behoor-
lijke kleding moet hebben. De kerke-
raad willigt het verzoek in om hierin te
voorzien.
Het is duidelijk dat het gezin Brosius
het magertjes heeft en dat de kerk regel-
leraar Suijck is vertrokken nadat zijn
goederen wegens schulden publiekelijk
zijn verkocht. Schriftelijk laat de
dominee zelf weten De Meern te hebben
verlaten uit vrees, te worden aangehou-
den. Hij hoopt dat de classis begrip
heeft voor zijn desparate toestand en dit
alles niet aanziet voor een kwaadaar-
dige desertie. Hij verzoekt om van zijn
taak te worden ontheven en hoopt het
brood voor vrouw en kind te kunnen
verdienen door het verkrijgen van een
beroeping in Oost- of West-Indië.
Duidelijk wordt dat het sinds 1740
(toen Suijck zijn bevoegdheden terug-
kreeg) al donderen was. De dominee
heeft de dienst niet waargenomen, doet
zich als een notoir drinker kennen en
vergrijpt zich aan de armenpenningen.
Als vergoeding voor dit laatste heeft hij
de diakonie enige boeken gegeven.
Duidelijker gegevens worden hierom-
trent niet vermeld, maar het zal wel zo
zijn geweest dat er van een kale kikker
nu eenmaal geen veren zijn te plukken.
De classis besluit hem nu zijn werk te
ontnemen en voortaan mag Suijck ook
niet meer aan het Avondmaal deelne-
men. Hoe het hem verder is vergaan is
onduidelijk, maar in ieder geval is hier-
mee een domineesperiode afgesloten die
zowel vanaf het moment dat de plaats
vacant was als aan het eind een roerige
periode heeft gekend.
8. Eduard(us) Arendse (Arentz)
30 september 1742 tot
30 september 1746
Na het vertrek in maart van dominee
Suijck duurt het tot juli voordat de
kerkeraad zich kan buigen over diens
opvolging. Uit een nominatie van vier
personen wordt Eduardus Arentz, pre-
dikant te Grootegast (op de grens van
Friesland en Groningen) gekozen.
De nieuwe Meernse Herder wordt op
19 juli beroepen en bevestigd op 30 sep-
tember. Hij was in Emden geboren,
trouwde op 17 augustus 1740 in Nieuw-
Loosdrecht met de Loosdrechtse Sara
Christina van Steenwijk en het echtpaar
kreeg drie kinderen. Op 15 september
1743 werd Constatijn Willem gedoopt,
op 25 oktober 1744 gebeurde dit met
zijn broer Eduard Christiaan en op 1
mei 1746 met Jacobus Wolter Dirck.
Precies 4 jaar na zijn komst vertrekt
dominee Arendse weer. Hij gaat dan
naar Kaap de Goede Hoop in Zuid
Afrika waar hij op een dag na precies
eenjaar later, namelijk op 29 september
1747, in Stellenbosch wordt bevestigd
en op 8 juli 1749 overlijdt.
De verslagen van de kerkeraad zijn
erg summier en leveren nauwelijks
bijzonderheden op, behoudens een vrij
-ocr page 31-
508
resultaat is dunnetjes. Maria is welis-
waar op de 'vriendelijkste en ernstigste
wijze' haar ongeregeld gedrag onder
ogen gebracht en tevens ernstig ver-
maand tot boetevaardigheid en beke-
ring, maar zij bleef bij haar verklaring
het kind nooit zelf ten doop te zullen
houden.
De broeders zijn van oordeel dat het
nu tijd is voor een krachtiger aanpak en
dat eventueel de classis om advies moet
worden gevraagd. De voorzitter van de
kerkeraad brengt ook nog onder de aan-
dacht dat hem het gerucht ter ore is ge-
komen dat Maria, indien er nog verder
werd aangedrongen, de billen helemaal
tegen de krib zou gooien en tot het
Roomse geloof zou overgaan en haar
kind door een Roomse priester zou
laten dopen. Helemaal ongeloofwaar-
dig komt deze mededeling de aanwezi-
gen niet voor, want de zuster van Maria
— die ook al eens van een onecht kind
was bevallen — is met een Roomse man
getrouwd en invloed van die kant is
zeker niet onwaarschijnlijk.
De classis wordt om advies gevraagd
en ook van die zijde wordt ingezien dat
er weinig echte eer valt te behalen aan
deze zaak. Wil men Maria en het kind
tot de eigen geloofskring behouden dan
moeten regels maar wijken voor wijs-
heid. De predikant krijgt de vrijheid om
het kind te dopen op de manier zoals de
moeder het wil. En dus krijgt Maria
haar zin.
Vijf jaar later, in april 1787 komt
Maria aanzetten met een gerechtelijk
stuk dat haar in staat stelt om met de
handschoen ene Jan Anthony Casius
(waarnaar haar eerste kind is ver-
noemd) te trouwen. Van Casius zelf
wordt verder niet vernomen. Ook niet
bij de doop van het tweede kind dat deze
maand wordt geboren.
Of hier sprake is van een hechte re-
latie valt moeilijk te bezien. Enerzijds
trouwt Maria kennelijk toch na ruim
vijf jaar met de vader van haar eerste
twee kinderen, maar anderzijds blijft de
man zelf (voor ons) uit beeld. In de
schijnwerper verschijnt wel Gerrit Bos
die is getrouwd met Arriët Sabrie. Hij is
de vader van de onechte tweeling Adria-
nus en Hendrikus die op 22januari 1792
wordt gedoopt. In oktober van dat jaar
klopt Maria aan bij de kerkeraad met
het verzoek om enig onderhoud voor
haar twee onechte kinderen. Vanwege
de armoede die zij kent krijgt zij vier
sesthalven (een zeshalf was een zilveren
muntstuk ter waarde van S'/j stuiver).
Daarna wordt het stil rondom Mariaal
rest nog de aantekening dat de praeses
op 23 april 1815 te kennen geeft dat hij
een week eerder bezoek heeft gekregen
van de weduwe Brosius die de diaconie
bij die gelegenheid heeft bedankt voor
alles wat zij voor haar en haar kinderen
had mogen ontvangen of nog aan steun
zou krijgen.
Raden maar
het rechte eind. De anderen hadden er
echter ook fraaie bestemmingen voor:
apparaat voor leerbewerking, pers voor
hout, leer, papier, amandelen, om golf-
karton mee te maken, iets om mee te
etsen, boekdrukgereedschap, machine
om mee te mangelen of te kartelen,
apparaat voor de productie van was-
kaarsen.
Dat was 't dus allemaal niet.
Het was inderdaad een soort mangel-
tje met geribbelde koperen rollen en het
werd gebruikt om fijne plooitjes in de
vrouwenmutsen
te persen. Het getoonde
apparaat is van het merk Crown en het
werd gemaakt door de American
machine company te Philadelphia,
volgens een patent van 1875.
De prijs — een stel fraaie reproduc-
ties van een gravure van het huis Voorn
— viel toe aan mevrouw Hoogstraten,
Brinkstraat 1 te Haarzuilens.
Op Koninginnedag, 30 april j.1., had-
den wij in onze kraam een voorwerp te
raden waarmee 47 mensen niet goed
raad wisten. Men dacht aan iets voor
een paard (stijgbeugels, teugels, deel
van een hoofdstel), een trekkabel, een
hulpmiddel om iets mee te dragen (kaas,
stenen, buizen, emmers water, bomen,
vaten, rails, biels, een veiligheidsriem
om mee in een boom of paal te klimmen,
een leerschraper, een rondbeitel, ge-
reedschap van een wagenmaker, een
slijpriem, een weegwerktuig, een knevel
om paardebenen bij elkaar te houden of
dieren uit de sloot te redden.
Dichtbij de oplossing kwam de
boomontbaster (om boomschors van de
boom te halen).
Bont maakte 't de bezoeker die dacht
aan één van de twee draagriemen
waarmee een geldkist uit een treinwa-
gon gedragen kon worden. Niet alleen
verried deze suggestie zijn beroep, maar
zij doet tevens veronderstellen dat hij
nog niet zo lang geleden hevig geïnteres-
seerd naar de film „De grote treinroof'
heeft zitten kijken.
Niemand sloeg de spijker op de kop.
Het was een buizenschraapband, nog
heden ten dage in de handel gebracht
door de firma Le Joint Interne Benelux.
SMi n dMllrerfeBd.
De uitstekende reiniging aan de buitenkant die voor tiet hers-
tel of de aansluiting van een leiding nodig, heett altijd al een
probleem gevormd.
De grootste moellijktieid is tiet verkrijgen van een goede
kwaliteit van de reiniging op tiet meest ontoegankelijke
gedeelte van de buis: de tialve omtrek aan de onderkant
SNEL EN DOELTREFFENP onze buizenschraapband uitge-
rust met messen van speciaal staal, gemonteerd op een
leren riem. verzekert een maximum aan doeltreffend rende-
ment bij een minimum investering.
Onze belangrijkste klantenknng: de waterleiding- en gasbe-
drijven.
Probeer er een.
Tegenwoordige prijs : F
(zonder BTW).
Op zaterdag 30 mei, in de kraam in
Haarzuilens, toonden wij iets geheel
anders. Er waren 23 goklustigen en
maar liefst 9 bezoekers hadden het bij
-ocr page 32-
522
Nog maar 25 jaar geleden
door
Klaas B. Nanning
Deel 3 en slot.
Mijn tweede artikel in deze mini-serie
besloot ik met de opmerking dat op 29
september 1961 het gemeentebestuur de
argeloze nieuwbouwbewoners overviel
met een brief waarin ons van alles werd
verboden en waarin een toezegging
werd gedaan die enkele maanden later
niet werd nagekomen. Ik kan er lang
over praten maar het lijkt me beter om
de betrokken brief gewoon te publice-
ren. Dan kunt U zelf uw conclusies trek-
ken. Wat dacht U?. Juist. De dwin-
gend opgelegde haag van Rosanitida
hebben wij nooit gekregen. Toen het
plantseizoen „daar" was kregen wij
struikjes van smalbladige liguster. Raar
eigenlijk om dreigend te schrijven dat
„andere terreinafscheidingen aan de
voorzijde van de woningen niet zijn toe-
gestaan" en vervolgens iets anders te
(laten) planten. Dat deze eerste officiële
brief van het gemeentebestuur niet op
officieel postpapier van de Gemeente
maar op een truttig stenciltje werd ge-
daan, laten we na zoveel jaar maar rus-
ten.
Topgevels I
Toen medio 1962 het „Plan Ham-
weg", te weten de vier dwarsstraten Van
Wanroy, Utenham, Van Woerden en
Bernard van Ham practisch voltooid
maar nog maar ten dele bewoond wa-
ren, heb ik de foto gemaakt van de kale
topgevels langs de Den Hamstraat. Ik
had er een duidelijke bedoeling mee.
Hoewel Vleuten in 1962 niet meer
helemaal de charme van het oude dorpje
bezat en de meeste wegen al in straten
met trottoirs waren veranderd, bezat de
dorpskern nog heel wat oude hoekjes en
buurtjes. Het hele Haarpad was qua be-
bouwing nog aanwezig tot aan de
Schoolstraat toe. Rond de oude dorps-
kern stonden nog de 19e eeuwse panden
van de school met den Bijbel (inmiddels
verenigingsgebouw en kruidenierswin-
kel geworden), de eeuwenoude her-
vormde pastorie met haar geheimzinni-
ge steunberen aan de achterzijde en het
van rond de eeuwwisseling daterende
hotel „Het Oude Raadhuis" met aan-
sluitende boerderij van exploitant Van
Berkel.
Anecdote: Medio 1962 maakte ik in dit
pand een vergadering mee. Bij binnen-
komst, rond acht uur, kregen alle aan-
wezigen een kop koffie. Anderhalf uur
later wilden we er nóg een en opnieuw
bestelde het gezelschap van zo'n 20 man
een kopje. Maar dat kon niet. Het appa-
GEMEENTEBESTUUR
VAN
VLEUTEN—DE MEERN
Aan de bewoners van de woningen
gelegen aan de Van Wanroystraat
en de Utenhamatraat"
te
Vleuten.
Zoals U zult begrijpen is er het gemeentebestuur veel aan gele-
gen om de wijk, welke thans in het zogenaamde plan Hamweg in wording
is, een zo frao.i mogelijk aanzien te geven.
Plannen om tot een zo fraai mogelijk uiterlijk aanzien van de
wijk te komen zullen naarmate de bouw van de woningen vordert vorder
worden gerealiseerd.
Het zal U echter duidelijk zijn, dat het welslagen van zodanige
plannen niet alleen afhangt van hetgeen de gemeente voornemens is te
doen.
Ook van de bewoners vraagt dit de nodige medewerking.
Uit ervaring weten wij, dat de eigenaars-bewoners van nieuwe wo-
ningen dikwijls de meest verscheiden plannen hebben met betrekking
tot het aanzien van hun woningen en tuinen.
Het behoeft geen betoog, d&t een te grote verscheidenheid van op-
zet in bijvoorbeeld de aanleg van de voortuinen tot het uiteindelijk
resultaat voert, dot de v;ijk er onordelijk uit komt te zien.
Smaken verschillen, wat de een aantrekkelijk vindt, wordt door
de ander lelijk genoemd.
Daarom heeft het gemeentebestuur bepaald, dat in het plan Hamweg
ter afscheiding van de voortuinen naar alle kanten slechts een haag
van rosanitida mag worden geplaatst. Deze haag wordt door de bouwmaat-
schappij geplant, zodra het plantseizoen daar is.
Andere terreino.fscheidingen aan de voorzijde van de woningen zijn
NIET toegestaan en dienen te worden verwijderd vóórdat de bouwonderne-
met tot het planten van de haag overgaat.
Op deze wijze hoopt liet gemeentebestuur te bewerkstelligen, dat
het plan Hamweg een voor allen aanvaardbaar uiterlijk aanzien ver-
krijgt.
Mede in Uw eigen belang vertrouwen wij in deze gaarne op Uw volle
medewerking en hopen, dat het in Uw wijk goed wonen zal zijn.
Vleuten, 29 september 1961.
\
Burgemeester eri \fethouders van Vleuten-De Meern\,
De Burgemee3tf»*',\
De Secretaris,
De brief van het gemeentebestuur waarin ons van alles werd verboden en waarin ons iets werd
toegezegd dat later niet werd gerealiseerd.
-ocr page 33-
523
zijn verrezen, zoals we die bijvoorbeeld
in Maarssen, Breukelen en IJsselstein
aantreffen. Dat jongeren en minder
kapitaalkrachtige gezinnen vaak naar
een andere gemeente moeten verhuizen
is een ander verhaal.
Ik ben eigenlijk bijzonder tevreden
met mijn eengezinswoning met garage,
met toestemming van alle gemeentelijke
instanties leuk uitgebouwd tot comfor-
tabel huis. Winkels voor dagelijkse in-
kopen heb ik op loopafstand. En als ik
wat anders wil kan ik ieder halfuur, na
zes minuten lopen, per trein een van de
grootste winkelcentra van West-Euro-
pa: Hoog Catharijne bezoeken. En
iedere minuut van de dag kan ik de fiets
pakken om binnen enkele ogenblikken
te genieten van de landelijke rust tussen
De Meern, Maarssen, Kockengen en
Harmeien. Je ziet dan plotseling een
stille reiger die, wanneer je hem nadert,
met rustige vleugelslag opvliegt. Boven
je hoofd hoor je even later drie vogels
passeren die tot aan de einder hun naam
blijven roepen: Grutto, grutto, grutto....
Het wonen in Vleuten is eigenlijk zo
gek nog niet!
raat was afgezet en we konden kiezen
tussen frisdrank of een borrel. Vrijwel
unaniem kozen we voor iets met alco-
hol, maar het idee alleen al datje na half
tien geen koffie meer kon krijgen ....
Was dat tekenend voor Vleuten?
Ik heb nog over het modderige pad
gewandeld tussen de boerenschuur van
Van Berkel en de grijze kerkhofmuur
naar de Vinkenbuurt. De boerderij
,,Hinderstein" was weliswaar in augus-
tus 1961 nèt gesloopt, maar de boerderij
,,Ken U Zelf' werd nog bewoond. Ik
heb nog vele malen, per auto de School-
straat uitkomende, bijna stilstaand in
m'n auto met de motorkap al voorbij
het smalle trottoir, voorzichtig naar
links en rechts gekeken voordat ik de
haakse bocht naar rechts durfde te
nemen, vlak langs de voorgevel van
,,Ken U Zelf', die vrijwel recht tegen-
over ,,Attent"-van-nu stond.
Topgevels II
Ik moet hollend terug naar de foto
van de topgevels waar ik een duidelijke
bedoeling mee had. — Ik vond namelijk
dat naast het oude dorp met z'n gevari-
eerde bebouwing een wijkje werd neer-
gezet van 64 gelijkvormige doorzonwo-
ningen, dat absoluut niet bij het oude
dorp paste. Eerlijkheidshalve moet ik
wel erkennen dat ik zelf in één van die 64
huizen ben gaan wonen (en er 26 jaar la-
ter nog woon), maar dan wèl aan de
rand, aan de wetering-kant met een
royaal uitzicht op oud-Vleuten.
Wist ik veel.
Wist ik bij het maken van die foto dat
deze saaie eenvormigheid nog maar het
begin van de uitbouw van Vleuten was?
Wist ik dat al die oude huisjes en
hoekjes die in het begin van de jaren
zestig nog het uiterlijk van ons dorp be-
paalden, stuk voor stuk en jaar na jaar
zouden worden gesloopt, geëgaliseerd
en platgewalst voor de realisatie van
nóg meer uitbreidingswijken met door-
zonwoningen?
Nee, dat wist ik niet.
De oude ,,Nieuwe Vaart" werd
gedempt om dwars daaroverheen een
rechthoekig stratenplan te situeren dat
de naam ,,Nieuwe Vaart" kreeg. En in
1987 zien we dat voor in het nieuwste
uitbreidingsplan ,,Hinderstein-noord"
een waterpartij wordt gegraven op een
plek waar voordien nooit water is ge-
weest!
Ik heb in 1961 de oude theekoepel van
huize Alenvelt nog gezien. Ik heb er
geen foto's van gemaakt want zo'n
uniek bouwwerk dat beeldbepalend is
voor Vleuten moet toch behouden blij-
ven?
Dat dacht ik.
Op een zeker ogenblik was die
theekoepel verdwenen en elke keer dat
ik over de Hindersteinlaan ons dorp
binnenrijd denk ik aan die plek waar nu
asfalt over heen ligt.
Tevreden
In augustus 1987 woon ik 26 jaar in
Vleuten, 26 jaar op hetzelfde adres. Ik
heb in die jaren veel zien veranderen.
Maar een oud raadsbesluit heeft zowel
Vleuten als De Meern ervoor behoed
dat in onze dorpen hoge flatgebouwen
De topgevels van „Plan Hamweg" langs de
Den Hamstraat in de zomer van 1962 in
oostelijke richting. Ver op de achtergrond de
wasserij van Van der Kley.
De topgevels van „Plan Hamweg" langs de Den Hamstraat in oostelijke richting in de zomer
van 1986. 24 jaar later ziet het nieuwbouwwijkje er heel wat vriendelijker uit.
-ocr page 34-
524
De hervormde pastorie die aan de achterzijde zware steunberen bezat waar ik geen foto van heb gemaakt.
Haarzuilens
op televisie
Een dorp verandert,
De vraag leverde twee schriftelijke
reacties op. Eerst deze: ,,U stond met de
rug naar de toenmalige Christelijke
kleuterschool. De dames staan achter
het schuurtje van de familie Van Eijk die
destijds een kruidenierswinkel op het
Torenplein had. Het gebouw rechts is de
achterkant (opkamer, toneel) van het
CJV-gebouw dat in 1968 gesloopt is".
Zo schreef mevrouw A. Griffioen die
aan de Parkweg in Vleuten woont en
volkomen gelijk had!
De tweede schriftelijke reactie kwam
van Arie Goudappel (altijd goed voor
een mooi verhaal) die het ook bij het
rechte eind had en er meteen een reeks
persoonlijke herinneringen aan vast-
knoopte waar we nog op terugkomen.
Tenslotte was er een mondelinge
reactie van een gemeenteambtenaar die
ons dorp al vanaf zijn jeugd kent: „Ver-
dorie Nanning, je moet in het vervolg
niet meer zulke moeilijke dingen vra-
gen!". Maar natuurlijk wist hij de plek
ook precies aan te duiden.
Een verlate reactie uit Canada
Juist nadat ons voorjaarsnummer
was verschenen kregen we nog een
verlate reactie op onze raadselfoto uit
het decembernummer 1986. Het ant-
woord was bijna goed, maar kwam wel
uit Banff, in de Rocky Mountains in
Alabama in Canada. Daar woont ons
lid Theo Pauw die bovendien schreef:
„Ik bedank jullie voor het schitterende
blad van de Historische Vereniging dat
ik gelukkig elke keer weer toegezonden
krijg".
Zo'n prettige reactie uit een ander we-
relddeel geeft ons weer een extra impuls
om alles in het werk te stellen om eens
per drie maanden ons verenigingsor-
gaan met gevarieerde artikelen te laten
verschijnen.
Nee, wij bedoelen niet het program-
ma ,,Ontdek je Plekje" waarin het kas-
teel en de omgeving uitgebreid werden
getoond en waar een grote schare be-
zoekers op af gekomen is, maar een an-
der moment.
Op vrijdag 4 juli j.1. werd in de TROS-
televisierubriek „Groen en Grondig"
tegen half zeven 's avonds een foto ge-
toond van drie kinderen op een bokke-
wagen. De foto dateerde uit 1919, de
drie kinderen waren nog in leven en de
foto werd gemaakt in Haarzuilens.
Natuurlijk wil de Historische Vereni-
ging deze foto ook even in handen heb-
ben om er een reproductie van te ma-
ken. Bovendien zouden we graag in con-
tact willen komen met (één van) deze
„kinderen" die nu tenminste 70 jaar oud
moeten zijn.
Graag even bellen naar mevrouw P.
J. de Rooij - Goes 03407 - 1483 of K. B.
Nanning 03407 - 1505.
In het vorige nummer publiceerden we
een foto van enkele dames die ergens
stonden te praten. De vraag was: Waar?
-ocr page 35-
525
Voor diegenen die het nu nog niet
weten plaatsen we de foto opnieuw zon-
der afgesneden bovenhelft.
De oproep om oude foto's van De
Meern heeft zo weinig resultaat opgele-
verd dat we nu maar opnieuw een foto
van oud-Vleuten laten zien.
Waar hebben deze huisjes gestaan en
wie hebben er in gewoond?
K. B. N.
-ocr page 36-
526
Haarpad
Tussen 1960 en 1970 is het belangrijk-
ste deel van het HAARPAD in Vleuten
geheel uit het dorpsbeeld verdwenen.
Een nieuw stratenplan van rechthoeken
werd, zonder enig gevoel voor historie,
dwars over dit eeuwenoude pad gepro-
jecteerd en uitgevoerd.
Wèg is het Haarpad, maar niet de her-
innering eraan. We hebben het plan
opgevat om over de vroegere bewoners
en de verdwenen huizen een tamelijk
uitgebreid artikel te schrijven. Dat lukt
natuurlijk alleen maar met medewer-
king van mensen die het oude Haarpad
van 25 jaar geleden nog goed hebben ge-
kend of die er hebben gewoond.
Ik vraag dus: Wie heeft op het
Haarpad in Vleuten gewoond en wie is
bereid mij te helpen met herinneringen,
verhalen, foto's en misschien oude pa-
pieren zoals koopacten en dergelijke?
Reacties graag aan K. B. Nanning,
Utenhamstraat 15, 3451 BR te Vleuten.
Opbellen mag ook: 03407 - 1505.
Het begin van het Haarpad in 1964. Wie toen achter die uiteenlopende geveltjes woonden weten we nog niet precies. U mag al meteen beginnen op
deze vraag een concreet antwoord te geven!
-ocr page 37-
527
Historie gemaakt in enkele dagen
De afspraak liep al een paar maan-
den, maar op de zonnige (maar koude)
zondag 1 februari belde mede-bestuurs-
lid Paul de Rooij me op: „Kunnen we
vanmiddag wat foto's maken van her-
inneringen aan de oude tuinderijen?
Over een paar jaar zijn ze definitief ver-
dwenen". Twee uur later waren we op
pad en bezochten we diverse hoekjes
van onze gemeente waarbij ik o.a. nabij
de haakse bocht in de Alendorperweg
een foto maakte van de tuinderij die ooit
„Concordia" heette en deze naam trots
op haar schoorsteen had vermeid.
Op vrijdag 13 maart was ik bij diezelf-
de Paul de Rooij op bezoek waar ik
hoorde dat de twee schoorstenen van
„Concordia" inmiddels waren afgebro-
ken. „Ach nee toch?" — „Ja, toch wel,
helaas".
Onze gemeente heeft een historie die te-
ruggaat tot de Romeinse tijd. In de mid-
deleeuwen is onze gemeente bijzonder
rijk geweest aan ridderhofsteden (kas-
telen). Aan deze belangrijke perioden
uit onze geschiedenis zijn in ons vereni-
gingsorgaan in de afgelopen zes jaren
verscheidene artikelen gewijd. Zo moet
het ook.
Maar dat „historie" ook een verschil
van veertien dagen kan uitmaken tonen
bijgaande foto's.
Op zondag 29 maart maakte ik op
dezelfde plaats weer een foto: de ketel-
huizen staan er nog, er hing nu maar één
broek te drogen maar de schoorstenen
waren verdwenen! — Rond een week
nadat we, toevallig eigenlijk, de schoor-
stenen hadden gefotografeerd werden
ze afgebroken.
K. B. N.
-ocr page 38-
528
Geboorte
Geboren worden, en dood gaan, blijft
voor ons altijd iets geheimzinnigs. Hoe
't komt weet ik niet, maar als je er eens
over wil praten krijg je de gekste ant-
woorden.
Als er iemand dood is, wordt er altijd
gezegd: o, die is naar de hemel.
Maar bij alles wat wij deden, moesten
we er maar steeds rekening mee houden,
dat er voor dagelijkse zonden 't vage-
vuur, en voor doodzonden een hel is.
Blijven we dus nu maar even stil staan
bij de geboorte, daar weten we ook wei-
nig van.
Steeds worden er bij ons jonge konij-
nen geboren, maar we weten wel, dat
gaat niet zo maar. Wij moeten dan altijd
met een konijn, „waarvan Pa weet dat
het een moer is", naar Keessie Baars in
de Meerndijk. Die doet dan ons konijn
bij hem in 't hok, waar een ram inzit. Er
gaat een gordijntje voor 't hok, en hij
zegt dan: „nu bijt hij jullie konijn in z'n
nek en dan komen er binnenkort
jongen".
Bij mensen gaat dat anders. Als we er
eens met een rooie kop naar durven vra-
gen, krijgen we meestal als eerste ant-
woord dat de kinderen van de ooievaar
komen.
Gelukkig ben ik een uitzondering
want toen ik lang bleef vragen, heeft Pa
mij verteld: och, jou hebben we gewon-
nen met schutjassen. Geen wonder dat
er in De Meern zulke grote gezinnen
zijn, want schutjasscn is hier wel een
geliefd kaartspel.
Dat de kinderen uit de boerenkool
kwamen daar trapten we al lang niet
meer in. Er worden 's zomers ook veel
kinderen geboren, en dan groeit er geen
boerenkool.
Dat de kinderen achter het behang
vandaan komen is nog wel een moge-
lijkheid. We hadden in de voorkamer
een slechte, brokkelige muur; om deze
te kunnen behangen, werden hier latten
en jute op getimmerd, dan kranten er op
geplakt en daarna behang.
In de loop der jaren hebben we achter
het behang altijd veel geritsel en soms
gepiep gehoord. Groot was onze teleur-
stelling toen na een aantal jaren 't lat-
werk vervangen moest worden. Het
enige wat achter het behang zat waren
muizennesten.
Gisteren zijn alle geheimen opgelost.
Pa had gezegd: als jullie zoet zijn komt
de dokter misschien een broertje of een
zusje brengen. En ja hoor, gisteren is de
dokter gekomen, met een hele grote tas;
hij zette deze even op de keukentafel en
ging eerst naar de voorkamer waar moe
op bed lag.
M'n broer Jan en ik waren natuurlijk
nieuwsgierig; we hebben de tas stiekem
opengemaakt en goed doorzocht, maar
geen broertje of zusje, wel allemaal
scharen, tangen en pleisters.
Pa was inmiddels thuis gekomen en
ging ook direct naar de voorkamer.
Na een spannend half uur kwam hij
terug met de dokter........Blij vertelde
hij ons: jullie hebben weer een klein zus-
je gekregen, maar moe moet in bed
blijven want de ooievaar heeft in haar
benen gebeten.
Erg blij zijn we met ons kleine zusje
Annie.
We weten nu iets meer. Ook wie te
maken hebben met de geboorte van een
kindje: m'n moeder, dokter Lambers,
en toch de ooievaar. Pa heeft er niet
zoveel mee te maken want toen de
dokter kwam, was hij nog op z'n werk.
De Meern
Theo van den Berg
7 april 1939
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 39-
529
Officieel orgaan van de Historische Vereni-
ging Vleuten-Dc Meern-Haar/tiitcns.
7e jaargang nr.3 september 1987 O 1987
Verschijn) 4x per jaar
Van het bestuur
Ingeschreven in het vcrenigingsrcgistcr van
de K.v.K, Utrecht e.o. onder nr. V. 479360 Ons tijdschrift
De monumentendag
Zaterdag 12 september j.1. was er de
landelijke Open Monumentendag. Ook
in onze gemeente had een comité zich
ingespannen om de bevolking een aan-
trekkelijke route langs de eigen monu-
menten aan te bieden.
Ongeveer 300 personen maakten ér
gebruik van en dat stemde het comité
tot grote tevredenheid. Hoewel in let-
terlijke zin niet kan worden gesproken
van een ,,response bij brede lagen van de
bevolking" als 2% van de mensen be-
langstelling toont, moeten we ons an-
derszins realiseren dat de burger tegen-
woordig wel een immens en divers aan-
bod van activiteiten op zijn bord krijgt.
Mocht de landelijke organisatie be-
sluiten het volgend jaar weer een Open
Monumentendag te houden, dan zal in
ieder geval ons plaatselijk comité van de
partij zijn. Waren deze keer Vleuten en
Haarzuilens aan de beurt, dan komt De
Meern aan bod met een minstens zo ver-
rassende en sprankelende route.
Ons eigen onderkomen
Van de kerkvoogdij van de Hervorm-
de Gemeente De Meern huurde uw
bestuur een stuk grond achter het per-
ceel Zandweg 147 (D'Ark) om daar de
van de Pegus NV cadeau gekregen kan-
toorkeet (9 X 16 meter) op te bouwen.
Die bouw, die in de vrije tijd moet
plaatsvinden, vordert gestaag. Omdat
de avonden, wat het daglicht betreft, nu
snel korter worden, zit er niets anders
op dan er ook overdag aan te werken,
willen we voor de winter onderdak zijn.
Voor de goede verstaander: hulp is
nog steeds welkom!
D. W. Gravendeel
voorzitter
Het verschijnen van het 20ste num-
mer van ons tijdschrift, in juni 1986,
memoreerde ik kort. Nu, 105 bladzijden
later, ligt de 25ste aflevering voor ons.
Omdat met het doornummeren van de
pagina's pas met de tweede jaargang
werd begonnen, moeten we een kleine
correctie toepassen om te weten te ko-
men hoeveel bladzijden ,,historie" in-
middels bij elkaar werden geschreven.
Dat zijn er nu dus 584.
De redactie streeft ernaar de wetens-
waardigheden betreffende de drie
woonkernen Vleuten, De Meern en
Haarzuilens, zo evenwichtig mogelijk
verdeeld aan bod te laten komen. Naast
de artikelen, die een gedegen studie ver-
eisen, is er plaats voor wat lichtere kost
en ook het mengelwerk duikt af en toe
op.
Maar of de kost door de lezer als licht
of als zwaar wordt ervaren, veel werk zit
er altijd aan vast en de redactie zou best
wat hulp kunnen gebruiken. Zo zijn er
nu bijna zeven jaargangen verschenen
en eigenlijk wordt 't tijd dat daar eens
een register op wordt gemaakt, indach-
tig het gezegde van de bomen en 't bos.
Wie van onze leden voelt zich daartoe
geroepen?
Er bevinden zich in ons gemeentear-
chief bouwstenen te over voor jarenlan-
ge studie van de cultuurgeschiedenis
van onze gemeente. In Harmeien werd
dat archief geïnventariseerd door de
heer A. H. Janssen van het inmiddels
opgeheven streekarchivariaat Zuid-
West Utrecht. Het zou onze gemeente-
raad sieren als hij hieraan een voorbeeld
nam en onbekrompen opdracht zou ge-
ven tot een dergelijk werk.
Dagelijks bestuur:
Dr D. W. Gravendeel, voor?itter
't Zand 35. 3451 GP Vleuten
tel. 03406-61793
W. H. Denekamp, sekretaris
ütenhamstraat 5, 3451 BR Vleuten
tel, 03407 - 1948
P. G. de RooiJ, penningmeester
't Zand 1, 3451 OP Vleuten
tel. 03407 - 1483
A. J. van Zocren, \ice-voor/itier
Stationsstraat 34. 345! BZ Vleuten
tel. 03407- 1263
H. E. J. van hssen. coörd. werkgroepen
Mauritslaan 17. 3454 XP De Meern
tel. 03406 - 62992
Erelid;
Mevr. Prof Dr C. Isings, Soest
Redaktie-sekretariaat:
Monique van Es.sen. Hindersicinlaan 1,
3451 F.V Vleuten
tel. 03407 - 3611
Ledenadministratie/informatie:
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en
(na)bcstel!ingen bij:
Mw, P. .1. de Rooi)-CJoes. 't Zand 1,
3451 (iP Vleuten, "tel, 03407 - 1483
Kontributie:
De juadijkse kontributic bedraagt voor
1987 minimaal f 25.-;
po.stabonnement f 35.~ per jaar
Donateurs;
Minimaal 1' 12.50 per jaar.
De veieniging heetl lekeningen bit de vol-
gende inMellitigen:
ABN - De .Meern 55.66.33 040
RABO- Vleuten ,%.75.17.574
POSTGIRD 2.6H9.?(K)
- (iehcle of gedeeltcliikc (Uernanie van ar-
tikelen uil lilt \ereiugingsorgaan i». slechts
toegestaan na SLhn'teliike loeslfinming \an
de ledaktie.
In dit nummer
pag.
-  Van het bestuur                                                                                                    529
-  Raden maar. Tentoonstelling Kees Valkenstein                                           530
-  Dorpspompen in Vleuten - De Meern                                                             531
-  Wie wat bewaart die geeft wat                                                                        538
-  Pijnlijk                                                                                                          539
-  Haarpad                                                                                                                  540
-  Een gezinsbudget uit de 17e eeuw en hoe te betalen                               543
-  Agenda, Nieuwe leden                                                                                        550
-  De bokkewagen van de televisie                                                                      551
-  Een dorp verandert                                                                                              552
-  Zalig                                                                                                                         554
lÜustratie voorpagina:
Moeder met kinderen bij een houten pomp.
Tekening van ('omelis .letses.
LOSSL NL'MMEHS f 7,50
-ocr page 40-
530
Op 29 augustus, op de braderie te
Vleuten, hadden wij in onze kraam iets
te raden, waarvan wij zelf niet wisten
wat het was. U vindt dat misschien geen
eerlijk spel, maar wij hadden zo tenmin-
ste een kans achter de identiteit van het
voorwerp te komen.
Op de foto is goed te zien dat het mi-
sterieuze ding uit drie delen bestaat. De
bovenste dop kan men eraf trekken,
waardoor een kokertje zichtbaar wordt.
Het onderste deel kan eraf geschroefd
worden. Daarin bevindt zich een ruim-
te die door een los tussendekseltje wordt
gescheiden van eerdergenoemd koker-
tje.
Raden maar
mix-kokertje in voor grondstoffen
(drop?) en de rest gooide er met de pet
naar: koekenstamper, wierookbrander,
poot van een kast of tafel, scheerkwast.
Een aanvullende suggestie op de Meern-
se markt — koker voor kruit en hagel
— bracht ons niet verder.
Een ondubbelzinnige benoeming van
het voorwerp kwam er dus niet uit de
bus, waarmee wij in dubbel opzicht niet
gelukkig zijn: wij weten nu nog niets èn
wij kunnen geen prijs toekennen.
Op de markt in De Meern, op 4 sep-
tember, toonden wij een voorwerp dat
wel iets weg had van de drietand van
Neptunus. Die was 't natuurlijk niet,
maar wat was 't dan wèl?
Eerst maar de probeersels die er goed
naast zaten: wandelstok, vaandeldra-
ger, piket voor vuurwapen, pijp voor
het nemen van water- of grondmon-
sters, wichelroede, meetapparaat, ring-
steekstok, soort fluit, hoevenkrabber,
varkensprikker, ijsprikker, apparaat
om gordijnen of zonnescherm omhoog
of omlaag te doen. Een eervolle vermel-
ding verdient de suggestie dat het de
vork zou zijn waarmee destijds, tijdens
een beleg van het kasteel Den Ham,van-
af de toren aan de belegeraars een le-
vensgrote ham werd getoond ten teken
dat de belegerden nog genoeg te eten
hadden.
Enkelen zochten het in de verlichting:
aansteker of dover van gaslantaarn of
kaars.
Het voorwerp had echter alles te
maken met het open haardvuur, maar
was geen pook of haardtang; het was
een blaaspijp om het vuur aan te wakke-
ren.
•^
De opzet lijkt niet geslaagd. Vijf
mensen dachten dat het iets te maken
had met een zegel of stempel, vier hiel-
den het op een (haak)naaldenkoker, ze-
ven legden verband met schrijfgerei,
vier meenden dat het bestemd was voor
sigaren of snuiftabak. Eén zag er een
Er waren maar zeven goede oplossin-
gen; na loting viel de prijs — een jaar
gratis lidmaatschap van onze vereniging
— toe aan M. P. Beelaerts, Hoge Woerd
11 in De Meern.
Tentoonstelling van 12 t/m 30 oktober 1987 in de Openbare Bibliotheek - Gebouw ,,De Hoeksteen", Alphons Ariëns-
laan 1, Uithoorn, telefoon 02975 - 64925.
Openingstijden: maandag, woensdag en vrijdag van 14.00 tot 17.00 uur en van 18.30 tot 20.30 uur
dinsdag
                                             14.00 tot 17.00 uur
Thema Kees Valkenstein
Georganiseerd door Hertha van Wageningen
Marsmanlaan 57
1422 DJ Uithoorn
Telefoon 02975 - 62483
met medewerking van:Historische Vereniging Vleuten
Theaterinstituut
>l
De Meern - Haarzuilens
-ocr page 41-
531
Dorpspompen in Vleuten - De Meern
door
Dr D. W. Gravendeel
We hebben ze niet meer, de dorpspompen. We hebben ze ook niet meernodig; iedereen heeftthuiszijn eigen kraan,
er zijn geen passerende schippers meer en de hedendaagse toerist trekt zijn neus op voor een glaasje water.
Toch ishetjammer. Ze hadden een veel verdergaande functie dan alleen hetverschaffen van betrouwbaar drinkwa-
ter in een tijd dat de beschikbaarheid daarvan nog niet vanzelfsprekend was. Behalvedat de pomp een trefpunt was in
het sociaal verkeer, behoorde hij zeker thuis in het assortiment van straatmeubilair dat de mens ook buitenshuis een
plezierig en vertrouwd gevoel gaf.
Ze waren waarschijnlijk niet mooi, onze dorpspompen, en zeker niet monumentaal, maar toch......
was gegeven dat de vrees voor verdere
uitbreiding der ziekte was geweken.
Men ging zo ver dat er op kosten van de
gemeente twee sloten werden gedempt
en ter plaatse de nodige riolering werd
aangebracht. Bovendien werden verza-
melingen van mest en ander vuil opge-
ruimd.
Een novum was de inrichting van eene
gelegenheid tot afzondering en verpleging
van lijders aan besmettelijke ziekten,
voorzien van twee ledikanten met de be-
noodigde slaapfournituren.
Bij inspectie
bleek het daarvoor bestemde lokaal ten
huize van G. van der Poel niet aan de
eischen te voldoen,
daar de woonkamer
van het gezin ermee in open verbinding
stond. Voor de verpleging van vrouwe-
lijke lijders aan cholera was aangesteld
G. Nielemeijer, huisvrouw van A. van
Batenburg tegen eene belooning van
f 2,50 per dag.
De mannelijke zieken
werden verzorgd door J. Kok, die de-
zelfde inkomsten genoot, maar boven-
dien nog f 1,50 per dag voor de ontsmet-
ting. Er werden twee houten tonnen
aangekocht tot verzameling van de uit-
werpselen van lijders aan choleraziekte.
Men werd er zich in die tijd langza-
merhand van bewust dat er een verband
bestaat tussen hygiëne, het drinkwater
en bepaalde ziekten, zoals cholera en
tyfus. Vooral in het westen van ons land
werd de noodzaak om meer zorg aan het
drinkwater te gaan besteden groot, ten
gevolge van de hoge bevolkingsdicht-
heid, het verziltingsprobleem, de toene-
mende bodemvervuiling, de verontrei-
niging van het oppervlaktewater, het
veelal zeer slechte grondwater, het te-
kortschieten van de regenwatervoor-
zieningen, enz.
De kosten vormden vaak een argu-
ment om de aanleg van de waterleiding
tegen te houden, maar ook de onkunde
en de stellige overtuiging dat de toch al
Inleiding
Rond de eeuwwisseling waren slechts
zes gemeenten in de provincie Utrecht
aangesloten op een ,,centrale water-
voorziening", bat waren de gemeenten
Utrecht (aangesloten in 1883), De Bilt
(1883), Baarn, Soest (1885), Amersfoort
(1890) en Zeist (1896). Nu, honderd jaar
later, is dat met vrijwel ieder perceel in
de provincie het geval. Vooral in de ja-
ren net voor de Tweede Wereldoorlog
kregen veel plattelandsgemeenten een
centrale drinkwatervoorziening, maar
in 1951 waren er toch nog zes gemeen-
ten, die totaal geen centrale voorziening
hadden: Bunschoten, Leersum, Leus-
den, Hoogland (nu Amersfoort), Stou-
tenburg (nu Leusden) en Snelrewaard.
In 1957 waren dat er nog drie:
Bunschoten, Stoutenburg en Snelre-
waard.
Toch had voordien in brede kring de
overtuiging postgevat dat de centrale
drinkwatervoorziening bittere nood-
zaak was.
Cholera bijvoorbeeld, was in de stad
Utrecht niet onbekend. Met tussenpo-
zen trad deze gevreesde kwaal op en
richtte in korte tijd grote verwoestingen
aan. Om enkele epidemieën te noemen:
in 1832 kwamen 708 gevallen voor,
waarvan 297 met dodelijke afloop. Het
volgend jaar keerde de ziekte terug en
eiste 191 doden uit 331 aangetasten. In
1848 werden 373 mensen behandeld, in
1853 opnieuw 76 waarvan het hoge per-
centage van 58 stierf. Tijdens de epide-
mie van 1859 bezweek 69% van de 415
besmetten. De kroon spande de uitbar-
sting van 1866; 4% van de toenmalige
stadsbevolking , 2400 mensen, werden
als ziek opgegeven. Het totale doden-
cijfer bedroeg 1725.
Bedenk wèl dat men in die jaren de
verwekker van de cholera nog niet
kende; eerst in 1883 ontdekte Robert
Koch deze (Vibrio cholerae) in Egypte.
In 1866 bracht een Commissie, die in
eerste instantie de opdracht had om te
onderzoeken of er verband bestond tus-
sen cholera en drinkwater, een rapport
uit ,,aan den Koning". Hierin is o.a. te
lezen:
Te Vleuten werden de uitwerpselen van
een lijder in den Rijn geworpen. In een
huis daarnaast, stroomafwaarts, werden
2 personen door de cholera aangetast en 6
door diarrhee of cholerine
(d.i. een
vroegere naam voor op cholera gelij-
kende ziekten), waaraan een kind stierf.
Alleen de vrouw bleef vrij. Zij dronken
Rijnwater. In een derde gezin, naast no. 2,
stroomafwaarts, kreeg de knecht een
hevigen aanval van cholera. Aan het an-
dere eind van de kom der gemeente, mede
stroomafwaarts, kwam nog een cholera-
geval voor en tusschen dit huis en dat
waarin het eerste geval voorkwam, ver-
toonden zich verscheidene gevallen van
cholerine en diarrhee.
Dat de dorpen De Meern, Vleuten,
Haarzuilens en Harmeien, in de nabijheid
van het hevig aangetaste Utrecht bene-
denstrooms gelegen, bijna niet door cho-
lera bezocht
waren, kan tweeërlei reden
hebben. In de eerste plaats is daar de
biologische zelfreiniging van het water
en in de tweede plaats woont een relatief
groot aantal inwoners van genoemde
dorpen ver van de rivier, zodat deze op
een andere bron van watervoorziening
aangewezen waren.
In de jaren 1892 en 1893 was er overi-
gens groot alarm in Vleuten en B en W
kondigden maatregelen af, die op ons
nu wel als erg knullig overkomen. Zo
was het verboden te drinken mXde Vleu-
tenschewetering, de Proostwetering, de
Alendorperwetering, den Leidschenrijn
en de Heicop,
maar slechts na bekend-
making dat er gevaar dreigde. De
maatregel was ook niet langer verbin-
dend als door aanplakking te kennen
-ocr page 42-
532
jaren bestaande voorziening voortreffe-
lijk was, zorgden voor veel weerstand.
Al dringt dan langzamerhand het besef
door dat goed drinkwater een van de
voorwaarden voor een goede gezond-
heidstoestand is, hoe aan deze voor-
waarde wordt voldaan hangt toch voor-
namelijk af van een goed samenspel tus-
sen de bevolking en haar overheid.
In de tweede helft van de 19de eeuw,
de tijd van de hevigste cholera-epide-
mieën, stond de sociale zorg op een laag
peil. De zorg voor de drinkwatervoor-
ziening werd over het algemeen overge-
laten aan particulier initiatief, al kwam
er na de grote epidemieën wel een zekere
controle van overheidswege. Vooral de
„lagere" klassen waren hiervan de du-
pe. De weigestelden beschikten veelal
nog wel over enige vorm van watervoor-
ziening of waren in staat goed water van
elders te laten komen. Maar bij de lagere
klassen ontbrak alle inzicht in hygiëne
en kwaliteit. Waar de bodem water op-
leverde, dat zich als bruikbaar voor-
deed, werd dit geaccepteerd, zeker
wanneer het dicht bij de woning te krij-
gen was. Velen namen, hoewel het
mogelijk was aan iets goeds te komen,
toch het slechte, alleen uit gewoonte of
onverschilligheid. In Utrecht werd door
B en W meermalen gewaarschuwd tegen
het drinken van grachtwater, maar deze
waarschuwingen vonden geen gehoor.
En dan te bedenken dat de oppervlak-
tewateren vaak open riolen waren. In
gemeentelijke bouwverordeningen
werd voorgeschreven dat de „secreten",
boven de sloot geplaatst moesten zijn,
dan wel daarop afwaterend. Was er zo-
iets als een centrale vuilafvoer, dan
vormde dit geen afdoende oplossing,
omdat de verontreinigingen tenslotte
toch weer geheel of gedeeltelijk in het
oppervlaktewater werden gestort. De
inhoud van beerputten verdween in de
rivieren, de inhoud van stapelputten
verontreinigde het grondwater, waar-
door de ondiepe bronnen van de indivi-
duele drinkwatervoorziening, de nor-
tonputten, maar ook het merendeel van
de stadspompen van Utrecht bacterio-
logisch onbetrouwbaar werden. Het
boven reeds geciteerde rapport ver-
zucht:
Wij staan voor eene algemeene kwaal,
het gevolg der miskenning van eene op
zich zelf voor ieder verstaanbare en
onwedersprekelijke waarheid: de bodem
kan niet te gelijk dienen als bergplaats
vooY vuil en als bron van zuiver drinkwa-
ter. Wil men het eerste, men zoeke daarin
niet naar het laatste. Verlangt men het
laatste, men zie van het eerste af.
Ook het gebruik van regenwater was
lang niet alles. Grote delen van Neder-
land waren hierop aangewezen, omdat
het oppervlaktewater brak was en het
grondwater, vooral in de veengebieden,
onbruikbaar. De regenwaterbakken
waren bronnen van infectie, vooral
wanneer ieder zijn eigen emmer ge-
bruikte om te putten. Zelden werd het
water gezuiverd, voordat het als drink-
water werd gebruikt. Overigens was dat
meestal maar goed ook, want vaak doen
filters meer kwaad dan goed; als ze er
waren werd er n.1. helemaal geen zorg
meer aan besteed.
Dat was de situatie in de vorige eeuw
en, voor grote delen van de provincie,
nog tot ver in deze eeuw. In elk droog
jaargetijde heerste, ten gevolge van ge-
ringe regenval en daling van de grond-
waterspiegel, watergebrek, al kon men
zich hieraan op sommige plaatsen ont-
trekken door het gebruik van opper-
vlaktewater, waar dit tenminste zoet
Was en niet al te erg verontreinigd.
Het is waar dat goed water een goede
gezondheid met zich meebrengt, maar
daar komt bij dat dat goede water te
allen tijde in voldoende hoeveelheid be-
schikbaar moet zijn ter bevordering van
de algemene hygiëne. En ook dan nog is
alle moeite voor niets, wanneer niet te-
vens sprake is van een effectieve afvoer
van het vuil en goede sanitaire voorzie-
ningen.
Zoals al werd opgemerkt was de over-
heidsbemoeiing met de drinkwater-
voorziening tot het begin van deze eeuw
erg gering. Niet dat er geen mogelijkhe-
den waren. De gemeenten waren reeds
voor de totstandkoming van de Wo-
ningwet (1901) bevoegd voorschriften
terzake vast te stellen. Een intensieve
bemoeiing met het watergebruik kwam
echter alleen incidenteel voor. Deze
zorg duurde in de meeste gevallen juist
zo lang als de epidemie woedde: zodra
waren de wonden niet geheeld en de laat-
ste kiemen van besmetting geweken en
vernietigd, of men leefde wederom gerus-
telijk voort en bekommerde zich om
zuiver drinkwater weinig.
Bij genoemde Woningwet werd be-
paald dat zowel voor nieuw te bouwen
woningen als voor bestaande woningen
door de gemeenteraad voorschriften
moesten worden vastgesteld betreffende
de beschikbaarheid van drinkwater. Als
uitvloeisel hiervan was in de meeste
bouwverordeningen sindsdien het voor-
schrift te vinden, dat in of bij een woning
een deugdelijk middel van drinkwater-
voorziening aanwezig moet zijn.
Uiter-
aard leidde dit tot discussies over wat nu
wel en wat niet deugdelijk was. Maar
bovendien verleenden de colleges van B
en W nogal gauw ontheffing van deze
bepaling.
De eerste nationale wetgeving op het
gebied van de volksgezondheid stamt
uit 1865 (Wet op het Geneeskundig
Staatstoezicht; Thorbecke); vóór die
tijd bestonden er wel plaatselijke en pro-
vinciale commissies van toezicht, doch
van een nationale bundeling was geen
sprake. Bij de wet van 1865 werd een
aantal geneeskundig inspecteurs be-
noemd, die toezicht moesten houden op
de toestanden met betrekking tot de
volksgezondheid. Hun taak was vooral
gericht op epidemieën (cholera, tyfus,
pokken) en de hiermee samenhangende
hygiënische toestanden (drinkwater-
voorziening, vuilverwijdering), doch
ook het toezicht op de hygiëne in scho-
len en werkplaatsen behoorde tot hun
opdracht, evenals de zaken van volks-
huisvesting.
In 1866 werden door de gemeentera-
den verordeningen vastgesteld houden-
de voorschriften ter bevordering der zin-
delijkheid in de gemeente.
Reeds op 10
juli van dat jaar wendde de inspecteur
voor het Geneeskundig Staatstoezigt
zich tot de burgemeester van Vleuten: Ik
heb de eer U te berigten dat ik op de 7de
dezer een bezoek heb gebragt aan de ge-
meente Meern en daarbij tot mijn leed-
wezen enkele ongunstige hygiënische toe-
standen heb aangetroffen, op wier snelle
verbetering ik mij verpligt reken bij U
ernstig te moeten aandringen. Het lokaal,
waarin thans de Hervormde diakonie-
school gehouden wordt en 30 - 40 kinde-
ren verblijven moeten, is tot zoodanig
doel ten eenenmale ongeschikt en de na-
deelen der opeenhooping van een zoo
groot aantal kinderen in eene veel te enge
ruimte zijn zoo dreigend, dat ik Uin over-
weging geef die school onmiddellijk te
doen sluiten. Een achter de woning van
den schoolmeester C. Nelle gelegen
bleekveld zoude misschien aan de ver-
grooting der school dienstbaar gemaakt
kunnen worden. In de openbare school,
gehouden door M. F. Koele, wordt de zoo
noodzakelijke desinfectie der privaten
ten eenenmale verzuimd. Chloorkalk is
van gemeentewege niet beschikbaar ge-
steld ter desinfectie der door cholera be-
smette woningen van minvermogenden.
De kinderen uit huisgezinnen, waarin
cholera heerscht, worden niet uit de
school geweerd. Mesthoopen en modder-
slooten zijn overvloedig aanwezig en dra-
gen niet weinig tot de luchtverontreini-
ging bij. Het protestantsche kerkhof
eindelijk is, naar men mij verzekerde,
nagenoeg gevuld en het schijnt mij
wenschelijk reeds nu tot de aanlegging
van een nieuw kerkhof, meer buiten de
bebouwde kom der gemeente, over te
gaan. Een terrein achten den tuin van den
-ocr page 43-
533
KENNISGEVING
i
De BLRGÉMEESTER en WETHOUDERS der gemeente                     , Provin-
cie Utrecht doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering
van den
                1866 is vastgesteld, de volgende:
VERORDENING houdende voorschriften Ier bevor-
dering der zindelijkheid in de gemeente
i.          Vuilwater, wasch water, bloed, verfwater,
gier van secreten of mestvaalten en dergelijke
te werpen of te laten loopen.
Artikel 6.
Het ia verboden doode honden, katten, visch of
andere stankverwekkende ligchamen of voorwerpen
om oi bij huizen of erven, op de straten, wegen ,
voetpaden, pleinen of wandelingen c^ in het water
te werpen óf te laten Liggen , sijirde een ieder ge-
houden die aanstonds te b^raven.
Aitikd 7.
Het il verboden eenige haardaacb of vuilnis t^
eenige andere tinkende of drijvende stoffen in de
grachten of vaarten te werpen.
Artikel 8.
Het is vortx>dea anders dan op plaatsen, daartoe
door Burgemeester en Wethouders aan te wijxeo,
huiden te weeken te leggen of schapenvellen te
blooten of het water, hetwelk tot weeking of btooting
^ gediend heeft weg te werpen.
Artikel 9.
Het is verboden tegen muren en omheiningen van
kerken ot openbare gebouwen te wateren, of op, of
langs de openbare straten, wegen, voetpaden , plei-
nen of wandelingen aan zijne natuurlijke behoefte te
voldoen.
Artikel 10.
Het is verboden te zwemmen in wateren, welke
gelegen lijn langs de openbare straten , wegen, voet-
paden , pleinen of wandelingen.
Art. 11.
Het is verboden , sonder vergunning van Bui^
meester en Wethouders, secreten te plaatsen laoga
openbare straten, wegen, voetpaden, pleinen of
wandelingen.
Artikel 12.
Alle secreetpntteQ, bewaarplaatsen ran ruUnis uit
aecreten, riolen of zinkputten zullen ingerigt xijn,
op de wijse als door Burgemeester en Wethouders
zal wtmlen voorgeachreveo.
Artikel 13-
Het is verboden eenige secreten, leoreetpntten,
riolen, sinkputten at dergelijken te mimen ofte doen
ruimen, noch eenig secreeivuil te Tv^beren of te
doen vervoeren , dan tusschen elf nren dea avonds en
vier uren dea morgens, en niet anden dan in goed
gesloten tooiKD, bakken, wagens of overdekte
•ohuiten.
Artikel 1.
Ieder hoofdbewoDcr vhd een gebouw, ieder f^bnii*
ker van eeo erf, ieder eigenaar of beheerder vao
eenig oobewoood gebouw, eigeDdom of vao eenig
ongebruikt, afgesloten of ongebouwd erf is verpligt
te torgen, dat de straat vóór ea ook ter zijde of
achter dat gebouw of erf, waar geene overburea >ijn
geheel, waar overburen zijn tot de halve straat, waar
grachten of raarten eijn tot aan de kaieschoeijiiig ,
op pleinen tot vijf ellen uit de stoep en daar waar
straatweg door de gemeente loopt tot aan de
goten , ten minste éénmaal 's weeks , behoorlijk schoon
te vegen.
Zij lijn bovendien tol ichoonv^en verpligt, sou
dikwijls het van wege Burgemeester eo Wethouders
wordt gelast.
Het slijk en auder vailnis ebI, op toodani({e wijse
worden op hoopm gesteld , dat daardoor aan de pas-
sage of aan de naburen geen binder worde toege-
bragt BD d**nia onmiddeliik worden weggevoerd.
Wanneer eenig geboawd eigendom geen hoofdbe-
woner heeft, liJQ de bewoners beneden aan de straat,
ieder voor het door hem bewoonde gedeelte, aan de
bovenstaande verpligtiog onderworpen. ^
             ____
Artikel 14
Het is verboden de iu het voorgaande artikel be-
doelde middelen van vervoer ergens te laten staan,
maar cmverwijld naar de plaats hunner bestemming
ter* vervoeren en of niet behoorlijk schoongemaakt op
oll-bij de erven, op of langs de openbare straten,
wegen, voetpaden, pleinen of wandelingen te laten
staan , welke schoonmakiog nimmer anden zal mogen
giBchieden, dan ter plaatse waar tij geledigd liJQ.
*                                 Artikel 16
■ Het is verboden tóót- , achter- betiiden of in de
buizen, schuren, of op de erven of langs de openbare
sfeaten, w^en, pleinen of voetpaden , vuilnisboopen ,
aestvaalten of toogenaamdo aschgaten of bakken te
libben, sonder toestemming van Bur^^emeester en
yethouders en ter plaatse waar lulks door of van
fege hen zal worden aangewexen-
i
Artikel 16.
Het houden of voeden van varkens, geiten of ko-
Dfjnen moet gestaakt worden, daar waar het door of
rfn wege Bui^emeester en Wethouders wordt ver-
tilen.
Artikel 17.
Burgemeester en Wethouders zijn ten allen tijde
ivoegd de plaatsen alwaar vleesch, visch of andere
aan bederf onderhevige eetwaren verkocht of te koop
aangeboden worden, te bezoeken of te doen onder-
laken , terwijl tij, oordeelende dat de rerkoop van
hetzelve nadeelig voor de getondheid zoude kannen
zgn, het verkoopen dadelijk tullen doen staken of
zalks beletten en de afgekeurde voorwerpen ten koste
der houders of verkoopers doen begravai.
i De houders of verkoopers tullen een en ander moe-
tflD toestaan en hunnen voorraad moeten aanwiiien,
I                                 Artikel 16.
Alle vergunningen in deze verordening vermeld,
knnnen altijd worden ingetrokken.
Artikel lÖ.
Al wie eene vergunning in deze verordening ver-
ld, heeft bekomen, is verpligt, die vergunning
de eerste aanvrage aan de politie te vertoouoi.
J                                 Artikel 20.
I Jd wie vBQ eeoe der in deae verordening vermdde
vbnunningen gebruik maakt, is verpligt de '^»*'*»"
rbondan voorwaarden in allen deele te vervaUen.
Artikel 21.
pHetgeen io strijd met deie verordening ii daa^e*
sLl^ t ondernomen of nagelaten., wordt op Iaat van
^Tgemeenta en Wethouders ten koste dtt overtr»-
dov weggenomen, belet of verrigt, overeenkomitig
aftikel 180 der gemeente-wet
Artikel i-i.
Ingeval door de politic last gegeven wordt tot
staking van hetgeen in stnjd met deze verordening
ondernomen of verrigt wordt en aan dese last geen
gevolg gegeven wordt, zullen door of onder toetigt
der politie-bcambten worden wefjgenomen , de huiden,
schapenvellen, blooteu en gebloote wol, de tonnen,
bakken, wagens uf overdekte schuiten en alle andere
voorwerpen welke tot de overlredinssn bedoeld bij
de artikels 8, 13 en 14 zijn gebezijid, toomede
zullen nj de voorwerpen bedoeld bij artikel IS en 14
dadelijk doen leiligen of scboonmakeii.
l)e Regter ii bevoegd de voorwerpen verbeurd Ie
verklaren of te bevelen dat zy vernietigd worden.
Artikel 23.
Ten einde Iwhoorlijk te kunnen beoordeelcn of de
bepalingen in de artikels 6, 12. 13, 14, ISj 16 en
17 deze verordening nasir behooren worden opgevolgd,
wordt den t>eAmbt«u dur poliii« dan last venlrekt,
om de woningen der ingezetenen ten alle tijde, ook
huns ondanks, binnen te treden, met inachtneming
echter der bepalingen der wet van den 31. Augus-
tus 1853, (Staatblad n*. 83).
Artikel 24.
Voor zoo verre daartegen geene straf is bedreigd
bij êêijige wet, tugemeeiie uioaticgelco v&d bestuur
of provinciale verordeningen, worden de overtredin-
gen dezer verordening met eene geldboete van ién
tot drie gulden gestraft.
Aldus vastgesteld in eene openbare vergadering
van den Raad, gehouden op heden den
Artikel 2.
leder der in art- 1 opgenoemde personen moet,
wanneer dit ran wege Burgemeester en Wethouders
wordt gelaat, de straat vóór en ook ter zijde of ach-
ter zijn gebouw of erf over dcielfde uitgestrektheid
als in dat artikel i^ vermeld, behoorlijk doen wieden.
Artikel 3.
Ben ieder der in art- 1 opgenoemde personen is
verpligt, na omroeping of na gedane aanzegging van
wege den Burgemeester, vóór en ook ter zijde van
cf achter zijn gebouw of erf, over deielfde uitgï-
trektheid als in art- 1 opgegeven.
a. Be sneeuw te doen wegnitmeo en soodanig
bij een brengen of w^ te voeren dat daardoor
aan de passage of aan de naburen geen hinder
wordt tofgebragt, of den afvoer van water be-
lemmerd wordt
&■ Bij heet weder daj^elijks des morgens en des
namiddags de straat met rein water te bevochtigen.
Artikel 4.
Wanneer de. bestrating is vernieuwd of hersteld
mag xij binnen de eeii^ set weken niet worden ge-
veegd of ge6chrob<£
'\ Artikel 6.
Het is verbodflB, «p- over- langt* of onder de
openbaia straten;^ m^~'<i Toetpaden, pleinen of
wandelingen:
           ' ,
o. Zonder toeatemming van den Gemeente-raad
en met ioachtQeming der door hem daaraan te
verbindene ttwrwaarden eenige goten of riolen
te hebben, "f
De Wethouder,
De Burgemeeeter,
Zijnde deze verordening aan Gedeputeerde Staten,
volgens hun berigt van den
in afschrift medegedeeld-
En is kiervan afkondiging geschied waar het h%-
hoort den
. ...Baxgeineeater en Wethoudera voomoemd-
De Wethondcr,
                         De Burgemeeeter,
Stoom-Snelpersdrakkerij Tan L. E. BOSCH EN ZOON, te ütncht
verdere doorweeking met organische
stoffen kan gevrijwaard worden. Hoogst
wenschelijk ook is het, dat aan het begra-
ven op het kerkhof in de onmiddellijke
nabijheid der openbare en der bijzondere
school een einde kome. In het jaar 1866
werden op dat kerkhof, hetwelk nog
slechts ruimte voor 9 lijken van volwas-
senen aanbood, 4 volwassenen en 8 kin-
deren en van 1 January 1867 tot heden
en anderen heenloopt. De lucht wordt
daar in hooge mate verontreinigd door
den ergerlijken vullen toestand waarin de
varkenshokken van Verkerk en Werkho-
ven, het secreet van Jan de Groot en de
mesthopen van een aantal anderen ver-
keeren. Die mesthopen kunnen opge-
ruimd en de varkenshokken en secreten
verbeterd worden, terwijl de drassige bo-
dem door ophooging en drainering voor
predikant zoude daartoe misschien in
aanmerking kunnen komen.
In een brief van 26 februari 1867
moest de inspecteur tot zijn leedwezen
constateren dat de bronnen van luchtbe-
derf
nog onveranderd aanwezig waren.
Hij schreef: De dringenste behoefte aan
verbetering bestaat langs den weg welke
achter de woningen van Johannes Ver-
kerk, van Jan de Groot, van Werkhoven
-ocr page 44-
534
nog I volwassene en 3 kinderen begraven,
en het wordt dus meer dan tijd dat een
nieuw terrein, buiten de kom der gemeen-
te gelegen, tot begraafplaats bestemd
worde onder verbod het aangewezene
overvulde kerkhof verder te bezigen.
Het hielp allemaal niet erg en mis-
schien wilde de inspecteur ook wel wat
veel in ééns in een samenleving die sinds
mensenheugenis niet anders gewend
was en in de heersende toestand geen
enkel kwaad zag. Hij liet het er echter
niet bij zitten en schreef op 18 augustus
1867 dat hij er zich van had overtuigd
hoe weinig mijn vele malen herhaalde
aandrang tot het gelasten van wegrui-
ming, verplaatsing, of het in betere toe-
stand brengen van mestvaalten en secre-
ten in de buurt de Meern heeft gebaat, en
dat ik daarom op een en ander de aan-
dacht gevestigd heb van den Heer Com-
missaris des Konings in deze provincie. Ik
heb tevens opgemerkt dat de thans in
aanbouw zijnde bijzondere school aan de
Meern voorzien zal worden van een pri-
vaat, hetwelk slechts door eene deur van
het schoollokaal gescheiden zal zijn. Aan-
gezien deze inrigting de lucht in de school
belangrijk moet verontreinigen, zal ik
den Heer Schoolopziener in het 5e dis-
trict van dit gebrek in het bouwplan ver-
wittigen.
In 1901 kwam de eerste Gezondheids-
wet tot stand, op grond waarvan ge-
zondheidscommissies werden ingesteld.
Deze plaatselijke commissies kwamen
er in gemeenten met meer dan 18.000 in-
woners, terwijl kleinere gemeenten
gemeenschappelijke commissies kre-
gen. Zij hadden de plicht de drinkwa-
tervoorziening te behandelen. Verschei-
dene maakten zich hiervan gemakkelijk
af, maar andere deden uitgebreide wo-
ningonderzoeken. Uit 1905 stamt het
volgende: De burgemeester van Harme-
ien kon berichten dat de bewoners van 6
huizen verklaard hebben geen beter water
te verlangen dan hetwelk aanwezig was in
een vlietende sloot nabij de woningen.
Slootwater voldeed kennelijk ook aan
de door Gedeputeerde Staten gegeven
bepaling, dat bij elk huis aanwezig
moest zijn voor de gezondheid onscha-
delijk water.
De invloed op de gemeentebesturen
was niet erg groot, maar vele commis-
sies hebben indirect bijgedragen aan de
totstandkoming van verschillende
drinkwaterleidingen, door treurige toe-
standen herhaaldelijk te signaleren.
Stichting Drinkwaterleiding
West-Utrecht
Hoewel, strikt genomen, buiten het
bestek van de „dorpspompen" vallend.
vormt toch de oprichting van die
stichting een logisch besluit van die
episode en daarom wil ik er hier toch
iets van vertellen.
Op 5 maart 1925 vond een eerste ge-
noeglijke en nuttige vergadering plaats in
het raadhuis van Oudenrijn, waar bijeen
waren Th. P. J. Eisen, burgemeester van
Harmeien en Veldhuizen, W. van
Bemmel, wethouder van Veldhuizen,
Mr D. E. H. Diemont, wethouder van
Oudenrijn, H. de Greef, wethouder van
Haarzuilens en J. A. Verder, burge-
meester van Vleuten en Haarzuilens. Zij
waren door de aangesloten gemeenten
gemachtigd en vormden het bestuur der
stichting.
In 1927 werd het pompstation aan de
Rijksstraatweg geopend, dat de water-
productie zou gaan verzorgen voor de -
destijds - vijf gemeenten, namelijk Vleu-
ten, Haarzuilens, Veldhuizen, Ouden-
rijn en Harmeien. In het verslag over dat
jaar lezen we:
Het was dan op 16 november 1927, dat
in het waterleidinggebouw te Veldhuizen,
door de Commissaris der Koningin in
deze provincie, de Hoogedelgestrenge
Heer Dr H. Th. 's Jacob, het bedrijf der
Stichting werd geopend, in tegenwoordig-
heid van vele autoriteiten, o. m. de leden
van Gedeputeerde Staten.
Bij die plechtigheid was het dat zo van
verschillende zijden naar voren werd ge-
bracht het grote nut daarvan.
Ofschoon in het verzorgingsgebied op
enkele plaatsen goede pompen waren aan
te wijzen, was van een goede watervoor-
ziening geen sprake. De gevolgen bleven
dan ook niet uit. Het water van Oude
Rijn, wetering en sloot, de zo gevreesde
bacillendrager, was voor de gemeenten
een voortdurend gevaar.
Het kindersterftecijfer was vrij hoog,
terwijl door de plaatselijke geneesheren
vele ziektegevallen op rekening van het
slechte water konden worden gesteld.
Met deze centrale watervoorziening,
die volgens deskundige rapporten, zowel
scheikundig als bacteriologisch in alle
opzichten onberispelijk is, opende zich op
die dag voor de vijf gemeenten een
gelukkig verschiet.
Het graven van een put
Ieder die wel eens in zandgrond een
kuil heeft gegraven, zal gemerkt hebben
dat het prachtig gaat totdat het grond-
waterpeil (het zogenaamde freatische
vlak) wordt bereikt. Als men dieper
graaft loopt vanuit de wanden water in
het gat, het zand met zich meevoerend.
Op deze wijze is het niet mogelijk de
wanden op den duur in stand te houden.
De beste methode om het inkalven van
de wand te voorkomen is om een ring
van de gewenste diameter (bijvoorbeeld
een cementen ring of een ton zonder
bodem) in het gegraven gat te laten zak-
ken op het moment dat men het grond-
water heeft bereikt. Men kan dan, door
binnen de ring te graven, zonder moeite
een diepte onder het grondwaterpeil be-
reiken ter hoogte van de ring, omdat
men tijdens het graven de ring laat mee-
zakken.
Het maken van een ondiepe put kan
primitiever door bij een lage grondwa-
terstand te graven en de wanden onder
het grondwaterpeil bij het graven te be-
schermen door het stapelen van turf,
door bekisting met houten delen (vier-
kante put) of het stapelen van bakstenen
(stapelput).
Een mooie put wordt gemaakt door,
wanneer tot het grondwaterpeil is
gegraven, een wand te metselen en deze
wand bij het verder graven door het ge-
lijkmatig ondermijnen te laten zakken.
Als de wand een stuk is gezakt kan hij
weer verder worden opgemetseld. Zo
kan een grote diepte worden bereikt.
Als men diep onder het grondwater-
peil is gekomen, zal op een gegeven mo-
ment de snelheid waarmee het water
aandringt groter worden dan de snel-
heid waarmee men zand en water uit de
put kan verwijderen. Wil men dan toch
dieper graven, dan zal dit van bovenaf
onder water moeten gebeuren.
Oude waterput, door graafmachine „ont-
hoofd" bij tverlizaamheden t.b.v. nieuwbouw
op de hoek van de Aiendorperweg en de Es-
doomlaan in het najaar van 1980.
Foto S.L.H.Strietman te Vleuten.
-ocr page 45-
535
Als de bovengrond niet uit zand be-
staat, maar uit slecht doorlatende
grond,zoals klei, en men wil een put
maken tot in een dieper gelegen
watervoerende zandlaag, dan merkt
men niet wanneer men het freatische
vlak passeert. Bij het graven komt er
niet merkbaar water uit de wanden van
het gemaakte gat. Als echter op een ge-
geven moment de watervoerende zand-
laag dicht wordt genaderd is de
waterdruk onder de nog te doorgraven
kleilaag groter dan het gewicht ervan,
zodat de bodem opeens openbarst. Het
is dan zaak voor de man, die zich onder-
in de put bevindt, snel weg te wezen.
Welke van de bovenomschreven
technieken ook werd toegepast, het
water in de putten werd toch weer niet
zó diep gewonnen, dat geen besmetting
door verontreinigd bovengrondwater
kon ontstaan. De verontreiniging van
grondwater door huishoudelijke afval-
stoffen wordt in zuurstofrijk grondwa-
ter vrij vlot gemineraliseerd, d.w.z. dat
organische stoffen worden omgezet in
anorganische.
Het aërobe (zuurstofrijke) karakter
van het water zorgt voor oxydatie van
stikstofverbindingen; dat betekent bij
winning van grondwater in de buurt van
verontreinigingen een veel te hoog ni-
traatgehalte. Is de hoeveelheid veront-
reiniging te groot, dan raakt het water
zijn zuurstof kwijt en er ontstaat een
anaëroob (zuurstofloos) milieu. In deze
toestand wordt de verontreiniging
slechts langzaam afgebroken. Veront-
reinigd water bevat ook ziektekiemen; is
het daarbij nog zuurstofloos, dan stinkt
het en is als drinkwater helemaal onge-
nietbaar.
Anaëroob water, wat overigens nor-
maal kan zijn en niets zegt over de kwa-
liteit, lost ijzer en mangaan op uit de
bodem. Komt het water daarna weer in
aanraking met zuurstof, dan vlokken
deze stoffen uit. Door filtratie kan het
bruinrossige neerslag worden verwij-
derd.
Vroeger hadden sommige huishou-
dens een eigen filtertje: een keramische
pot, gevuld met fijn grind, waarin het
water werd belucht en afgefilterd. On-
deraan bevond zich een kraan en aan de
bovenzijde een soort vergiet. Nadeel
was dat het in het apparaat tot bacterie-
groei kon komen.
De weiwaterput
Volgens van Dale is een welput een
gegraven put voor welwater en vervol-
gens omschrijft hij welwater als water
dat uit de grond naar boven welt: een
wel is een bron of plaats waar water uit
diepe grondlagen onder druk tot de ter-
watervoerende laag.
Slaat men nu in het dal een put, dwars
door de niet-doorlatende deklaag, dan
zal daarin de waterspiegel trachten op
een bij nadering gelijke hoogte te komen
met de grondwaterspiegel in de berg
(wet van de communicerende vaten).
Ligt de rand van de put lager, dan
stroomt het water vrij uit. Men heeft
dan een zogenaamde artesische bron
(naar het Franse landschap Artois,
waar reeds in 1126 dergelijke putten
werden aangelegd).
Artesische bronnen bestaan in ons
land en zelfs in de provincie Utrecht (in
de Gelderse vallei), maar in onze streek
komen ze niet voor.
Het moet dan ook een vergissing zijn
wat Frans Luyten schreef in „Le
Chateau de Haar a Haarzuylens", Uit-
gegeven en geïllustreerd onder directie
van Dr P. J. H. Cuypers bij A. Oosthoek
te Utrecht in 1910: Pour avoir une eau
potable, donnant toutes les garanties
possibles de pureté, a tous les points de
vue, on fora entre le chateau et le chate-
let, dans le courant de l'été 1898, unpuits
artésien de 100 métres de profondeur.
De
bronbuis moet gepulst zijn, want de
schrijver vermeldt nauwkeurig de aard
van de achtereenvolgens omhoogge-
brachte grondmonsters: na een opper-
vlakkige laag van 2 meter een laag van
1,70 meter grijs slib en vervolgens grof
zand en grind, gemengd met fijn zand en
soms een dunne laag slib tot op een
diepte van 51,80 meter. Dan volgt een
laag klei van ongeveer 10 meter dikte.
Vanaf61,50 tot 85,IOmeter diepte komt
afwisselend fijn en grof zand naar boven
met op twee punten wat slib. Tenslotte
wordt, tot 100 meter diepte, slechts grof
en zeer grof zand aangeboord. Uitdruk-
kelijk wordt vermeld dat in geen enkele
laag mariene afzettingen (afzettingen
van en/of in de zee of oceaan) werden
aangetroffen.
Op het eerste gezicht lijkt het dat er
althans aan één der voorwaarden voor
een artesische bron voldaan is: er is in-
derdaad een slecht doorlatende kleilaag
waar men doorheen heeft geboord.
Deze kleilaag echter, afgezet door de
grote rivieren tussen ca twee en één
millioen jaar geleden en tegenwoordig
aangeduid als formatie van Kedichem,
heeft een globale noordoostelijke be-
grenzing langs de lijn Arnhem - Utrecht
- Hillegom, waar zij haar voortzetting
vindt in de formatie van Harderwijk,
hoofdzakelijk bestaande uit grove zan-
den, die zeer fijn grind bevatten.
Er is dus geen sprake van een door-
lopende, slecht doorlatende aardlaag
tot in een gebied met voldoende terrein-
hoogte (het dichtstbij gelegen is de
Utrechtse Heuvelrug) en we kunnen in
Welput, in 1970 tijdens reparatiewerkzaam-
heden aangetroffen op de deel van de boerde-
rij bij de ruïne van de ridderhofstad Nyevelt.
reinhoogte opstijgt.
Het middelnederlandse werkwoord
wellen (wallen) heeft inderdaad de be-
tekenis van opborrelen, opbruisen, van
water dat uit de grond komt, maar we
moeten ons toch afvragen of zoiets in
onze streek ooit is voorgekomen.
De bovenste begrenzing van het
grondwater wordt gevormd door de
(echte) vrije grondwaterspiegel of het
freatisch vlak. Deze spiegel is het vlak
dat alle vrije waterspiegels in boringen,
putten, kanalen enz. verbindt en waar
de druk gelijk is aan de atmosferische
druk. De diepte van de grondwaterspie-
gel kan van gebied tot gebied sterk
verschillen.
Naast de echte, vrije grondwaterspie-
gel kent men een schijn- of zwevende
grondwaterspiegel. Deze vormt de
bovenste begrenzing van een grondwa-
terlichaam dat zich, geïsoleerd op een
locale ondoorlatende laag, bijvoorbeeld
een kleilens, boven de echte grondwa-
terspiegel heeft gevormd.
Een gespannen grondwaterspiegel of
een drukspiegel treedt op als het water
door een niet-doorlatende laag aan de
bovenzijde afgesloten is en verhinderd
wordt op te stijgen tot de echte spiegel.
Een dergelijke situatie kan men echter
slechts verwachten als er voldaan is aan
bepaalde voorwaarden (afb.
          ): de
aanwezigheid van een berg of althans
een heuvel van enige hoogte, een dal,
één of meer niet of slecht doorlatende
lagen en infiltrerende neerslag (regen)
voor de voeding van de „opgesloten"
-ocr page 46-
536
uit een buis heeft ongeveer hetzelfde
effect als eerder beschreven bij het in-
graven van een put. Door belasting zakt
de buis en als hij is weggepulst wordt een
nieuwe opgeschroefd; men herhaalt dit
tot de gewenste diepte is bereikt, d.w.z.
een watervoerende laag is aangeboord.
Binnen de ingepulste boorbuis laat
men een bronbuis van geringere diame-
ter zakken. Het eerste stuk, bestemd om
in de watervoerende laag geplaatst te
worden, is voorzien van perforaties; de
daar successievelijk opgeschroefde
verlengstukken zijn niet geperforeerd.
De ruimte tussen beide buizen wordt
aangevuld met fijn grind, tenminste
over het geperforeerde gedeelte van de
bronbuis, en verder gedicht met klei, om
besmetting van boven te voorkomen.
Vervolgens wordt de eerder ingepul-
ste boorbuis weer uit de grond getrok-
ken.
Eenvoudiger is de geperforeerde buis
direct de grond in te heien en vervolgens
telkens met niet-geperforeerde stukken
te verlengen, waarmee ook vrij grote
diepten bereikt kunnen worden. Een
nadeel is, dat het pompen zwaar gaat.
We hebben dan te maken met het princi-
pe van de zogenaamde Nortonpomp.
Artesische put en put met vrije grondwaterspiegel.
1  Neerslag
2 Artesische grondwaterspiegel
3 Maaiveld
4 Vrije grondwaterspiegel
5 Freatisch of vrij grondwater
Niet-doorlatende laag
7 Artesisch of spanningswater
8 Artesische put
9 Put met vrije grondwaterspiegel (welput of weiwaterput)
De Vompemaakev.
'T)ienid^gwnómlgaan, 'Dimd hanéamtynaikl^
^^^■^
- "-^^SI^mI'
H
^J>
l'^w'^l
^^ Irafe
^ü>^¥jl
^^. ^^"^^JL
bROB
Ilj ^fflBHrJj^HBBB
VilJ^^H
^Ëlv^^^^l
dit geval niet spreken van een artesische
put of bron. Vast staat evenwel dat men
zijn doel bereikte en de beschikking
kreeg over drinkwater met alle mogelij-
ke waarborgen van zuiverheid!
Graaft men een put, niet dieper dan
de niet-doorlatende laag, dan zal de
waterspiegel in die put even hoog zijn
als de (vrije) grondwaterspiegel ter
plaatse; als er water aan de put wordt
onttrokken stelt die spiegel zich telkens
weer op dat niveau in door het van alle
kanten toesijpelende grondwater. Van
Dale kent een tweede omschrijving van
het woord „wel": de gewone waterstand
onder de grond
en inderdaad, nieuw
water „welt op" als de put wordt ge-
leegd, maar die „wel" houdt op zodra
het niveau van de grondwaterspiegel is
bereikt en het water heeft - althans on-
der de aan onze streek eigen omstandig-
heden - niet de minste neiging op te stij-
gen tot aan of boven terreinhoogte.
Het is goed vast te stellen dat de „wei-
putten" of „weiwaterputten", zoals ze
in onze gemeente algemeen werden
gebruikt, niets anders waren dan relatief
ondiepe „grondwaterputten". Op de
oeverwallen van de Oude Rijn en de
Heidammer stroom groef men achter-
eenvolgens door lagen zware klei, lichte
klei en zavel, om reeds tussen 100 en 185
centimeter onder het maaiveld op fijner
of grover zand te stoten. Het zal daarna
zelden nodig zijn geweest nog een meter
dieper te gaan, zodat we de maximale
diepte (van putrand tot putbodem) van
de gebruikelijke welput kunnen schat-
ten op ca 4 meter.
Het op die diepte uit het zand
gewonnen water zal op zich redelijk be-
trouwbaar zijn geweest, maar het raakte
gemakkelijk besmet van bovenaf en via
scheuren in de putwand. In het laatste
geval vulde de put zich zeker niet alleen
door „wel"!
Het slaan van een buis
De beste methode om een bron op
elke gewenste diepte aan te brengen is
het in de grond drijven van boorbuizen
door middel van een puls. Boorbuizen
hebben een diameter van 10 tot
maximaal 60 centimeter. Een puls be-
staat uit een stalen cylinder, van onde-
ren voorzien van een klep, met een dia-
meter van 6 centimeter of meer. Door
het laten vallen en jutteren (stoten) op
de grond, onderin de boorbuis, raakt de
puls gevuld met grond, waarna hij
wordt opgehaald. Het pulsen van grond
Gelyck de romp T^rer overgeeft,
'iGeen'tSchip door't leek gekreegenhrft,
Soo moetdeMensJntSchip Vani Leeven,
OpsJveeceh ^ee, naa God geftreckt,
'ï>e Sidelheid, die in hem leekt,
Ceduurigaanivfer crvtrgeeven.
„De Pompemaaker" uit: 100 Verbeeldingen
van Ambachten door Johannes en Caspaares
Luiken t'Amsterdam 1694.
Met een grote houtboor wordt een stuk
rondhout (afgedraaide boomstam) uitgehold.
-ocr page 47-
537
afdekken en er een pomp op plaatsen,
zoals dat ook te Vleuten is gebeurd, op
de weiwaterput van de Broederschap.
De eerste pompen waren van hout of
van lood; koperen pompen werden veel-
al binnenshuis gebruikt. De gietijzeren
pompen verschijnen in de tweede helft
van de 19de eeuw.
Toen men nortonbuizen ging slaan,
was men wel gedwongen gebruik te
maken van een pomp, tenzij men
artetisch water aanboorde.
Een belangrijk ding bij een pomp is
zijn capaciteit, d.w.z. de hoeveelheid
water die hij per tijdseenheid in de aan-
gesleepte emmers kan doen stromen. Bij
een pomp op een put wordt die
capaciteit voornamelijk bepaald door
de inhoud van de pomp zélf; de water-
voorraad in de put is namelijk relatief
groot en de flinke oppervlakte van de
i4^:fe^
Waterput met putgalg, waaraan puthaak.
■i^
Hierover zegt Oosthoeks Encyclopedie
(1916): pomp van in den grond geheide,
gegalvaniseerde ijzeren buizen, waarop
een ijzeren zuigpomp, bv. een Douglas-
pomp, geplaatst wordt. Aan het beneden-
einde wordt de buis voorzien van gaten,
waaromheen een gaas bevestigd wordt,
terwijl onder in de buis een punt aange-
bracht wordt om deze te dichten en om het
inheien te vergemakkelijken. Men slaat
de buis, totdat het puntstuk in een water-
houdende grondlaag komt, hetgeen men
proefondervindelijk constateren kan door
er telkens een pomp op te zetten. Van den
bodem hangt het af of de nortonpomp vol-
doende water geeft; de aard van het fijne
zand kan voorts van invloed zijn op de
duurzame werking der pomp. In sommige
gevallen raakt het puntstuk verstopt door
zeer fijn zand, dat door het gaas dringt en
dan is het noodig de buis op te trekken en
het puntstuk te vernieuwen ofte verbete-
ren. Op vele plaatsen in ons land kan de
nortonpomp met succes gebruikt worden.
De pomp
De waterputten werden oorspronke-
lijk steeds in open toestand gebruikt.
Soms ziet men er nog wel eens een bij
een boerderij. Het water wordt geput
door middel van een emmer aan een
touw of een puthaak; soms is de
constructie ingewikkelder en komt er
een putgalg aan te pas.
Een open put heeft het nadeel dat het
water kan worden verontreinigd door
invallend of instuivend vuil. Nu is dat
natuurlijk te verhelpen door er een
deksel op te leggen, maar dat heeft toch
zo z'n praktische bezwaren.
De volgende stap is dan de put
Pomp, gemaakt van een houten buis (zie ook „De Pompemaaker"). Tekening van Comelis
Jetses in Jan A. Niemeijer: Leven op het platteland, uitgave van de Friese Pers Boekerij bv te
Drachten. Copyright illustraties Wolters-Noordhoff te Groningen.
-ocr page 48-
538
putbodem zorgt onder goede omstan-
digheden voor een snelle aanvulling van
die voorraad. Wanneer men gebruik
maakt van een nortonbuis, die veelal
een stuk dieper steekt dan een put, is
weliswaar de waterdruk hoger, maar de
oppervlakte van de bron en de water-
voorraad in de buis zijn relatief klein.
Daar komt bij dat de opvoerhoogte
van een pomp, d.w.z. de hoogte waartoe
hij een kolom water kan ,,optrekken",
beperkt is. Het is immers door de
atmosferische druk die op de watervoe-
rende laag werkt, dat bij het ophalen
van de zuiger in de pompcylinder water
in de zuigbuis opstijgt. In theorie zou op
deze manier water ca 10 meter kunnen
worden opgevoerd boven zijn stijg-
hoogte (dat is de waterspiegel die het
water in een open peilbuis aanneemt); in
de praktijk is door verlies de maximale
opvoerhoogte voor pompen 6,7 meter.
De capaciteit van een pomp op een nor-
tonbuis wordt dus in hoge mate bepaald
door de snelheid waarmee de buis zich
telkens vult en dat is weer sterk afhan-
kelijk van de hoedanigheid van de
grondlaag waarin het puntstuk zich be-
vindt (fijn zand, grof zand, grind) en de
toestand van het filtergaas.
Waterpomp. De pompcylinder P staat via een
lange stijgbuis S in verbinding met het grond-
water. Als de zuiger Z omlaag gaat, wordt de
druk van de lucht in B groter. Dan gaat de klep
K dicht en de samengeperste lucht ontsnapt via
de klep in de zuiger. Als daarna de zuiger om-
hoog gaat, wordt de druk in B kleiner dan de
luchtdruk c. De luchtdruk perst dan, door de
poreuze laag aarde of zand heen, het grondwa-
ter door de stijgbuis tot boven de klep K.
Bij een volgende slag omlaag komt het water,
door de klep in de zuiger, boven de zuiger te
staan. Dit water stroomt naar buiten als de
zuiger weer omhoog gaat.
Houten pomphart (zuiger met klep) van Dou-
glas hand-zwengelpomp.
Schenking van G. C. Swart te De Meem.
(slot volgt)
Wie wat bewaart die geeft wat
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame-
ling, de volgende schenkingen en bruik-
lenen aanvaard van:
W. A, G. Witmer, Gouvernantelaan 6
De Meern
Dossier Commissie Eigen Kerk (d.i.
de administratie van het ,,Comité
uit de Katholieken van Haarzuilens
ter verkrijging van een eigen kerk",
1934 - 1947)
N. J. Voskuilen, Oudenrijnsingel 27
De Meern
Gietijzeren wandgraanmolen, blok
oud eikenhout, graaf
W. Leemans, Dorpsstraat 60 Vleuten
Circa 80 ordners
J. F. K. Kits Nieuwenlcamp, Hof ter Wey-
deweg 11 Vleuten
Bult en Hallewas, „Graven bij Val-
kenburg", het archeologisch onder-
zoek in 1986 (II)
J. J. Th. Sprong, Den Hamstraat 18
Vleuten
Adresseermachine
Mevrouw C. van der Kleij, Den Ham-
straat 13 Vleuten
„Gecombineerde wals-, kraal-, fels-,
kant- en buigmachine" (loodgieter)
A. J. van Zoeren, Stationsstraat 54
Vleuten
Affiche van het openluchtspel „De
Legende van de Hamtoren"
C. Doornenbal, Prins Hendrikweg 11
Vleuten
Kleiknikker
J. G. Ederzeel, Zandweg 5 De Meern
Ingelijste ingekleurde foto van de
Stadsdam (82 x 82 cm)
Mevrouw A. Winkel, van Wanroystraat
12 Vleuten
Tijdschriften over het Koninklijk
Huis
B. Overkleeft, Rijksstraatweg 34 De
Meern
„De Hoeksteen", Tijdschrift voor va-
derlandse kerkgeschiedenis, jaargan-
gen 1 t/m XVI (1972- 1987)
„Nederlandse Historiën", Tijdschrift
voor vaderlandse (streek)geschiede-
nis, jaargangen III t/m XXI (1969 -
1987)
Jaarboeken van „Oud-Utrecht" 1929
t/m 1986. De jaren 1953, 1982 en
1983 ontbreken; wie heeft ze voor
ons?
Maandblad „Oud-Utrecht" 1955 t/m
1986
Twee houten ledikanten, hoge hoed
in doos
D. Meeldijk, Burgemeester van der Hei-
delaan 70 Vleuten
Smalfilmprojector
F. L. van Selm-Hoogenboom, Alenvelt-
park 224 Vleuten
Christelijk nationaal weekblad ,,De
Spiegel", jaargangen 1948 t/m 1963
-ocr page 49-
539
Pijnlijk
^/
//cke^^
^/ét
e-cY^f^i^^
/^^.^/^
^^
4^
y
^
Uit het gemeentearchief van Vleuten-De Meern 1865.
-ocr page 50-
540
Haarpad
In het vorige nummer (juni 1987)
plaatste ik een oproep om in contact te
komen met mensen die het oude Haar-
pad goed hebben gekend of die er lan-
ger of korter hadden gewoond.
Die oproep was niet aan dovemans-
oren gericht. Binnen enkele dagen kreeg
ik al elf reacties die nu, na de braderie in
Vleuten en de Meernse markt, zijn op-
gelopen tot bijna twintig. Met enkele
mensen van tussen de 50-plus en 90-min
heb ik al lange gesprekken gevoerd. De
mensen die zich hebben aangemeld
komen allemaal aan de beurt: bij ieder-
een kom ik op bezoek. Maar denkt U er
wel om dat ik met de VUT ben en „dus"
veel minder tijd heb dan toen ik nog
normaal werkte(!).
Om uw hersens wat aan te scherpen
publiceer ik hierbij een luchtfoto van
het Haarpad die ik omstreeks 1966 zelf
maakte. Het is een detail van een over-
zicht van het centrum van Vleuten.
Het Haarpad is bezig te verdwijnen
want gedeelten van het nieuwe straten-
plan zijn al aangelegd, maar de oude
bebouwing staat nog volledig overeind.
Toe, oude Haarpadbewoners, doe me
eens een plezier. Leg een velletje door-
slagpapier of zoiets op deze foto, teken
de huisjes over en schrijf op wie er,
volgens uw herinnering, woonden.
Noem er dan ook een jaar bij. Met name
het dichtbebouwde buurtje tussen bak-
ker Floor Oskam aan de Schoolstraat
en het dubbele huis van de families
Hensbergen en Vulto interesseert me. U
ziet, ik weet al het een en ander!
K. B. Nanning.
-ocr page 51-
„De Hoge Ham", Parkweg 26 te Vleuten, één der objecten van de route ter gelegenheid van de
Open Monumentendag van 12 september j.1.. De boerderij is 19de eeuws en van het zogenaamde
„dwarshuis-type", d.w.z. dat het woonhuis dwars op het stalgedeelte is gezet om meer woon-
ruimte te krijgen. Zeer interessant is de achtergevel van de deel. Breed en hoog, voorzien van
grote deuren en veel ramen, verraadt hij de oorspronkelijke akkerbouwfunctie. Aardig detail is
het aparte toegangspoortje voor het pluimvee, dat op de til zijn nacht- en ieghok had.
Foto K. B. Nanning 1987.
-ocr page 52-
Foto van een schilderij van Nicolaas Verboom, de Veldhuizense korenmolen voorstellende. Het schilderij werd gemaakt in 1965, toen de
weergegeven toestand allang tot het verleden behoorde.
Nicolaas Verboom werd op 04 - 03 - 1902 te 's-Gravenhage geboren. Hij overleed op 12 - 01 -1981 te Zeist. Hij trouwde op 21 - 06 -1934 te Zeist
met Aaltje Clasina van de Wetering, die op 25 - 06 -1908 te Leusden was geboren. Hij was landmeters-assistent en woonde te Zeist. Zijn kunstzin-
nige vorming ontving hij bij Artibus te Utrecht, waar hij 8 a 9 jaar cursussen volgde. Het afgebeelde schilderij vervaardigde hij naar een foto.
JV
-ocr page 53-
543
Een gezinsbudget uit de 17e eeuw
en hoe te betalen
Er is niet al te veel bekend over de inkomsten en uitgaven
uit die tijd. In „Ons voorgeslacht" van W. J. Hofdijk (1875)
komt in het 6e deel een klaagzang voor van een dominee, die
gemotiveerd aantoont, dat hij met zijn vrouw niet met f500,-
per jaar kan rondkomen (de oorspronkelijke publicatie da-
teert uit 1658).
Ik laat nu Hofdijk aan het woord:
door
D. Purmer
Een -vol-eerwaarde, die den bloedrgken doctor bulderen hoort,  scht zieh
geroejien oiii een woord ten gunste zynei verloopen kollegaai^ te spreken.
sWoudt ge niet nieeneu" — brengt by zediglyk in 't midden: >d(it
misschien ook wel 'uei iinuoede — het gevolg der schrale tractemeuten! —
somwijlen tot zulck een droevige handelingh beeft gebracht V  Is het eea
prodicant mogelijck om met siju huysvrouwe alleen op vijf-hondert gulden
eerlijck te leven y"
De docter mompelt ietwat, maar de predikant houdt voet  by 't .stuk
en /.egt: »Ik wil 't u bewjjsen." ,
En daar nu 's mans bewjjs een gants eigenaardigen blik in het huishouden
doet slaan, zoo moogt ge wel stiptelyk naar hem luisteren, terwyl hy opsomt:
»Aan broot................       30 01.0 St.
Aen twoe vierendeel boter met den impost......       48— O -
Aen kaes, soo witte, koeye, groene, soetemelxs en witte saen. '         4— O —
Aen een vierendeel van een os, een kalf verekeu, vier bouten
i twee gulden, acht hoenderen, a 15 stuyvers, tien paer
duyvon h vier stuwers het paer, drie en dertigh pont huspot.       50— O -
Aen varsche en gesoute vis, stockvis, haringh.....    20— O—
Aen vjjt' en twintigh pont rgst, haver, en gort ....      5—10—
Aen erweten en boenen soo groen en droogh . . . . .      4— O—
Aen warmoes, rapen, ende allerley wortelen en cool . . .      6—• O—
Een .schepel boeckweyte meel...........      3— O—
Aen 20 pondt tarwe meel............      2—10—
Aen appelen, peeren en ander fruit.........    10— O-—
Aen 200 eyereu a 2 guld. 't hondert........      4— O—
Aen allerley melck en room...........    10— O—
Aen peper, nagelen, gember, foely.........      6— O—
•Aen ander kruyt...............      3— O—
Aen suycker en sieroop.............      3— O—
Aeu allerley salade..............      2—10—
Een halve sack sout, met impost en thuys brengen . . .      2—-10—
Aen asijn.................      2—10—
Aen oly van olyven..............      2— O—
Aen acht halve vaten bier, met impost en thuys brengen .    30—• O—
Aen brant, hondert twintich manden turf, met het opdoen
27 guld. en 13 gulden aen hout te samen.....    40— O—
Een half aem Fransche wjjn, met den impost en thuys brengen.    20— O—
Aen licht, soo kaerseu als lamjicn.........    12— O—
Aen mostaert en swavelstock...........      1—10—
Aen seep.................      7— O—
Aen potten en allerley aerdewerck.........      2— O—
Aen de VVaster en de Schocmmaekster, met de kost .         12— O—
Aen feylen, bezems, boenders, kalck, swartsel, achelpsant
eu bicksteen................      2—10—
Tot onderhoudt van huysraet, soo yser, koper, tin, bedden
In deze bijdrage wil ik U meenemen naar onze
Gouden eeuw. Enerzijds geef ik U een inzicht in een
gezinsbudget en anderzijds met welke munten men be-
taald werd. Dit betreft dan metalen munten, bankpapier
was in die tijd volslagen onbekend.
Ziedaar een argument, dat u geheel eu al moet stemmen ten vuor-
deele van den armen dominee; en uit de volheid mijner protestantsche
begrippen kan ik niet anders zeggen dan dat de gemi(biiten, die zich
beroemen te zgn »de gemeinte Christi" by uitnemendheid, al een zeer
schraal loon veil hebben voor degenen die heur altaar bedienen, terwijl
toch heur »onaantastbaer" wetboek leert, dat de genen die hot altaar
bedienen, ook van het altaar moeten leven; een stelling, wier recht-
vaardigheid 7,00 wel in het Westen als in het Oosten wordt erkend:
wanneer de timmerman timmert, moet hy voor dien arbeid worden butiudd.
De arme dominee is natuurlyk van dat zeliile biilyk gevoelt». maar
hy acht het noodig om tegenover de onschuldis,', of moedwiilig, d^.muie
gemeente daarby nog een gesanktioneerde autoriteit aan te lifiieii. niiaroin
zegt hy: >üe Apostel Paulus secht: die don altaer dient, moet daiT
af leven; den arbeyder is sijns loons waerdich, ende men luoet don os
die dorscht den mont niet toebiijden: waerom en versiert men onso sfoes-
telycke arbeyders, die als wachters voor ouse üielon gestelt zijn, uiot mot
een eerlflck salaris, op dat se mogen, gelijck van haer voreyscht wort.
gastvrij zijn, ende by de lieden eerlijck te verschijnen: men behoort te
gedencken dat Samuel een zijden rock droegh. I Sam. 28. ver». ! I." '
Het is opmerkelyk, dat, door verschillende tijden hoen, de zelföo l.oe-
standen '/ich blijven voordoen, alleen maar ouder andere vonuen. In dozo
zeventiende eeuw, nu het Katholicisme heftig wordt aangovoci)ton, is er
geen enkel lid dezer (Jhristelyko afdeeling die er aan donkt om /.ijn os
te muylbanden, met andere woorden, om zijn püstoor to latei; uehrok
Iflden; en hoe was hunne bezoldiging in de middel-eeuwen? Hoo moot
ook in een volstrekt materieelen zin — het ingewand van meniiien briivon
dorps-pastoor hebben gerommeld, wanneer hy een preek hield over do
vette jaren van Egypte en de vleeschpotten van Mitzrairal
Maar genoeg hiervan; laat ons do klaagliederen van den orthodox-
gereformeerden .leremift ten einde toe iianhooren: zy hebben to)] minste
dit boven die van den overgevoeligen Oosterling voor, dat zy ofi een
onberiapelyk praktischeu bazis berusten.
Dominee blijft dan ook volkomen aan het karakter der geestelyken
van alle gezinteu in alle eeuwen getrouw: hy ignoreert wat liy begrijpt
dat hem.......
Maar mijn waarde! gy dwaalt geheel af: gy filozofeert waar ge slechts
hebt te luisteren. Vergun my om u te herinneren aan uw standpunt
van het oogenblik: ooren geojwud lippen gesloten.
En de waarneming uwer ooren is aldus:
»\Vy. zullen" —- dus vervolgt dominee kalm en bedaard: »di; kleedoron
stellen met haer toe behooren, ende de selve wat particulariseren,
»De raan alle twee jaer een kleet dat kost 40 guld., jaerlycx. 20 01. O 8t,
Ora'de 10 jaer een mantel van sestien gulden, 's jaers . .
         6— 0-
Somma . . . 20ül.0St.
en deeckens................     12
O—
O—
Aen briefloon................      !■
Aen reysgelt......>.........    10— O
Aen den doctoor, apotheecker, barbier met scheeren, laten
en drancken................    10— O
Aen boecken, papier, pennen, inkt, en couranten ....    25— O
.\en den armen 10 gulden 's jaers. 't is rnym een halve
stuyver daegs: de vrouw en mach de diaconiën niet laeten
voorby gaen, alsoo de man in alle predicatiën de ghe-
ineentc tot mildadicheyt vermaent, so moet sy een goede
voorgangster wesen, ofte daer soude daer van de diaconen
op glielet worden, die mochten hem dan van giericheyt
beschuldigen, ende volgens dien voor een afgoden-dienaer
0-
schelden.................10
Somma . . .
419—10— '
-ocr page 54-
544
Dr. H. Enno van Gelder heeft e.e.a. als volgt
samengevat:
Voeding
Brood
Boter (2 vierendeel), melk, kaas, room en
eieren (200 stuks)
Vlees (1 vierendeel van een os, 1 half
varken, 4 bouten, 8 hoenderen, 10 paar
duiven, 33 pond hutspot)
Vis (vers en gezouten, stokvis, haring)
Rijst, haver en gort (samen 5 pond), erw-
ten en bonen, boekweitmeel (1 schepel) en
tarwemeel (20 pond)
Groenten, rapen en kool, salade,
appelen en peren
Kruiden (peper, gember, nagelen, foelie),
suikersiroop, azijn, olijfolie, zout
Bier (8 halve vaten) en Franse wijn (1 half
aam)
Huishouding
Turf (120 manden) en hout
Kaarsen, lampen, zwavelstokken
Zeep, stijfsel, potten, bezems, zand enz.,
reparatie van huisraad
Wasvrouw en schoonmaakster (met kost)
Diversen
Reisgeld
Briefloon
Dokter, apotheker, barbier
boeken, papier, pennen, inkt en couranten
Aan de armen
(de predikantsvrouw kan de diakenen niet
laten voorbijgaan!)
Transport . . . 26G1.0St.
Alle 10 jaer een mantel van 40 gulden, 'sjaers.....4—  O—
Om de 4 jaer een hembtrock van acht gulden, 's jaers . . . 2—  O—
Aen somer- en winterhantschoenen.........1—  O—
Jaerlycx aen schoenen en muylen voor haer beyden.... 8—  O—
Aen boven- en onderkousen voor haar beyden....         .7—  O—
Tot een boet 's jaers..............>!—    O—
üe vrou om de tien jaer een huyck van 40 gulden, jaerlycx. 4 -    O—
Alle twintigh jaer eeji vlieger van sestigh gulden, jaerlycx . li -    O—
Alle drie jaer een rock van vier-en-twintigb gulden, jaerlycx. 8 -  O—
Alle drie jaer een jackjen van achttien gulden, jaerlycx . . G—  O—
Alle twee jiier een borst mot mouwen van 12 gulden, jaerlycx. 6—  O—
AIii; drie iaer een borstrock viin ses gulden, jiierlycx . . . 2—  O—'
Homma . . . 80—  O—
Ue goede man ziet n alreeds met een soort van triomfeereuden blik
aan. en dat is hem zeer goed te vergeven. En wanneer hy nu in uw
zedig zwijgen niet anders dan een goedkeuring weet te vinden, gaat
hy gemocdijfJ en o;i de meest naïve wijze voort: »Hier is noch met
ghesttlt voor lint. in de broeck, en veters in de schoenen, messen, kan-
nen, kroesen, kammen, en veel dingen die men alles niet en kan be-
dencken: dus bier voor memorie.
»Voor het linden jaerlycx;
Voor man en vrou yder een hemdt.........    8 Gl. 8 St.
Een paer slaep-laeckens.............    8— O—
Voor hals- neusdoucken en beö'en..........   12— O—
Voor neusdoucken in de sack...........    3— O—
Twee fluynen.................     1— O
Een peiue laken................    2— O -
Twee servetten................    2 O—
Mutsen, buyven, en douckhuyven..........    :i— O
Aen nachthalsdoucken..............     1— O—
Vlechtsnoeren.................    O— 6—
Een droogdouck................    O— 8—
Dassen en mans mutsen.............    2 - O -
Somma . . .  4G - 2—
»linde voorts andere ding.jn, die om kortbeidt werden overgesluTen.
ïAlsoo geve ick u nu in bedencken: als een predicant met zijn huysvrouwe
alleen soo vele nootsaocklyck van doen heeft als ick simpel en slecht heb
gestelt, hoe bekommert dat die dan moeten leven, die belast zijn met
veel kin<leren ende anders geen middelen van haer selven hebben. •
begrijpelijk
f 36,—
f 66,—
f 50,—
f 20,—
f   15,—
f   18,10
f   19,—
f   50,—
f 274,10
f
f
40,—
13,40
f
f
15,10
12,-
f
91,—
f
f
f
f
10,—
1,-
10,—
25,-
f 46,-
f 10,-
>Is dat niet smadelyck bovendieu, wanneer men bedenckt wat over-
dwaze sommen werden besteet en wech geworpen aan imttelooze liloemim.
sonder geur, al hebbense kleur te over. My tiich gedeuckt, dat uion int
jaer 1636 by de dartele en lichtvaerdige'jtulpeuhandel mocht coopcn in
HoUandt omme de weerde van één bloem:
Twee lasten tarwe.....ItS gulden.
Vier lasten rogge.......^58
Vier vette ossen......480
Acht vette verekeus . .            240
Twaelf vette schapen . . . .120
Twee oxhoofden wjjn .... 70 —
Vier tonnen bier......32
Twee tonnen boter.....Il'2
Duysent pondt kaes.....120
Een bedde met sgn toebehooren. 100
Een pack clederen.....80
Een silveren beecker. . .             'iO
»l)oet hier noch by een schip, omme alle deso W!in;ii te vd.'MM,
we«rdich ,')00 guldens. Soo hebt ghy ;tOOli gulden, omme welcKi' soniMii-
de beste tulp niet en was te coopen, soo de tloristen .seyilen. " '
Kleding
Man : 1 kleed per 2 jaar, 1 mantel per 10
: jaar, 1 tabbaard per 10 jaar, 1
: hemdrok per 4 jaar, 1 hoed, te-
: zamen gemiddeld per jaar                     f 35,—
Vrouw : 1 huik per 10 jaar, 1 vlieger per
: 20 jaar, 1 rok per 3 jaar, 1 jakje
: per 3 jaar, 1 borst met mouwen
: per 2 jaar, 1 borstrok per 3 jaar,
f
29,—
f
16,—
f
45,14
f
125,14
: tezamen gemiddeld per jaar
Handschoenen, schoenen, muilen, onder-
en bovenkousen
Linnengoed (hemden, mutsen, neusdoe-
ken, lakens, servetten enz.)
Totaal                                                                     f 547,04
Bij goed doornemen van dit lijstje valt het volgende op:
De pastorie was kennelijk gratis, geen uitgaven voor meubi-
lair (werd bij het trouwen voor eens en altijd aangeschaft),
geen kosten voor ontspanning, vakantie, verzekering en in-
komstenbelasting. Daarentegen veel geld voor brood en
drank, maar nog geen aardappelen en koffie. De uitgaven
voor kleding zijn zeer hoog, echter gezien de lange levens-
duur werd weinig aandacht besteed aan de mode.
Nu wil ik ingaan op de zilveren en gouden munten,
waarmee in die tijd betaald kon worden. Bepalend waren
gewicht en gehalte van de munten en naast de Nederlandse,
waartoe ik mij wil beperken, waren ook vele buitenlandse
munten in omloop.
Met een zgn. Beeldenaer werd de burger op de hoogte ge-
steld, welke munttypen geldig waren. Hieronder een voor-
beeld uit de Beeldenaer van 1622.
Voor deze bijdrage heb ik een keuze gemaakt uit de voor-
handen munttypen en zowel van de gouden als de zilveren de
belangrijkste typen beschreven.
-ocr page 55-
545
;l!ötiftcn ofte Bertben tjanbe nieuwe Morren
,^ lanmtngfn/fulchicöieUooKöaen/eenpacrlucHm alIcöOun*
^ l-^ «X tttt Deler Dcceeniclibc BtDttlmtitUt ^mmntwxiolQijtim
|^%;nJ^öfnüoo2fcDJetirniplaccatr/ <5öemuiuenDe0aiuH<)aerfuU
ftLi^^ vH^ len UjeCciu
^211 ^Uijctcn J>f Ocr!«!itrtDfn öijrtbaelöec ban €iclDcrlanbt/U)e«6t                '~
ydi jrn Uan örc n/tocföt cwtjs Do« aljei t»cn üosjjgacnliftu
-ocr page 56-
546
Zilveren munten
Gouden munten
Nederlandse rijksdaalder
Het gaat hier om een zware munt van 29,03 gram, die door
alle provincies (m.u.v. Groningen) geslagen is van 1606 tot
1700. In 1606 was de koers 47 stuiver, daarna 50 en sedert
1659 52 stuiver. Ook biereen halve rijksdaalder. Voor de af-
beelding wordt verwezen naar de bladzijde van de Beelde-
naer, alwaar de verschillen tussen de diverse provincies
zichtbaar zijn.
Ducaat
Wij herdachten vorig jaar, dat het precies 400 jaar geleden
was, dat de eerste ducaten(') in Nederland zijn geslagen. Dit
is tevens de eerste zgn. Generaliteitsmunt, die door de Graaf
van Leicester op 4 augustus 1586 is vastgelegd in een munt-
plakkaat, dat zowel de muntslag als de muntomloop in de
verbrokkelde Nederlanden moest regelen.
De ducaat is in deze 400 jaar noch in gewicht noch in ge-
halte gewijzigd, hetgeen uniek is. Het gewicht is 3,51 gram,
de koers bij uitgifte was 68 stuiver, hetgeen geleidelijk op-
liep tot f 5,-.
Tevens is uitgegeven een dubbele ducaat met uiteraard
dubbel gewicht. De Minister van Financiën wil deze munt-
eenheid weer in ere herstellen.
Leeuwendaalder
De eerste zilveren munt van de Staten van Holland, waar-
bij de banden met de Spaanse koning volledig verbroken
zijn. De uitgiftekoers van 32 stuiver lag 3 stuiver boven de
intrinsieke waarde. Hiermee werd ondermeer de oorlog
tegen Spanje gefinancierd. De leeuwendaalderC) is in groten
getale aangemunt, met name als export naar het Midden
Oosten.
Het gewicht bedroeg 27,68 gram met een lager gehalte dan
de Nederlandse rijksdaalder en is geslagen van 1576 tot
1713. De koerswaarde liepop tot 42 stuiver. Ook hier is een
halve leeuwendaalder(') uitgegeven.
1. Ducaat Utrecht 1645
>.
Gouden rijder
Het gewicht was vastgesteld op 10 gram met een iets lager
gehalte dan de vorige munt. Bij uitgifte in 1606 bedroeg de
koers f 10,- en 2 stuiver, later oplopend tot f 14,- (in 1744).
Wij onderscheiden, en dit geldt voor meer munten met een
lange looptijd, een oud type(^), dat nog handmatig vervaar-
digd is en een mechanisch geslagen type. Ook een halve gou-
den rijder(') heeft onze goede dominee bereikt.
X
'"^^'jasi»-*'''
4. Leeutvendaalder Utrecht 1589
•<
Xr-
2. Gouden Rijder Holland 1623
5. Halve leeuwendaalder Zeeland 1599
■"«^
T^y^*
Zilveren rijder
Een zeer fraaie munt(*) met een gewicht van 32,78 gram,
met een koers van 63 stuiver. Geslagen van 1659 tot 1798.
Ook hier een halve zilveren rijder(').
3. Halve gouden rijder Gelderland 1762
-ocr page 57-
547
6. Zilveren rijder Gelderland 1666
9. Pietje Zeeland 1781
Drie gulden
Deze munt met de Nederlandse maagd, leunend op een
altaar met de bijbel, is geslagen van 1681 tot 1800, eerst met
een provinciaal wapenschild en later met het wapenschild
van de Staten-Generaal. Het gewicht is 31,82 gram.
Naast de drie guldenC") zijn geslagen de twee, de halve
drie, de één(") en de halve gulden.
Een bijzonder fraaie reeks munten, die momenteel tegen
zeer redelijke prijzen aan te schaffen is.
^j,^'*f%'**i>i>
7. Halve zilveren rijder Utrecht 1788
Zilveren ducaat
Deze martiale munt(*) weegt 28,25 gram en is uitgegeven
met een koers van 50 stuiver. Zeeland waardeerde deze munt
afwijkend en wel voor 52 stuiver. Het verschil tussen het
oude handgeslagen en het mechanische type is wederom zeer
duidelijk. Qua charme gaat mijn voorkeur duidelijk uit naar
de oude typen. De ducaat is geslagen van 1659 tot 1808. Te-
vens geslagen als halve, kwart en achtste ducaat. De laatste
alleen in Zeeland onder de naam Pietje(').
10. Provinciale drie gulden Gelderland 1682
8. Zilveren ducaat Zeeland 1660
11. Provinciale gulden Utrecht 1681 (jaartal in altaar)
-ocr page 58-
548
Daalder
Op grond van de provinciale en stedelijke reglementen
zijn tussen 1676 en 1704 in een groot aantal plaatsen daal-
ders geslagen met een gewicht van 15,88 gram en een koers
van 30 stuiver. Als afbeelding is gekozen voor de daalder uit
DeventerC^).
.'(>
•/-'
•t^#'
14. Roosschelling Holland 1601
12. Daalder Deventer 1685
15. Scheepjesschelling West-Friesland 1737
Florijn
Hierin herkent U ongetwijfeld ons f teken. Het is een 17e
eeuwse munt van 19,50 gram met een koers van 28 stuiver. In
1693 worden de florijnen('') door de overheid gekeurd en als
keuringsmerk van een klop voorzien.
16. Rijderschelling stad Groningen 1691
" I T.
.y
49J
Ï{~ ■
/'"
'■é
^
VJ
't
13. Florijn Zwolle zonder jaartal (ca 1620)
We zijn thans aangeland bij de kleinere waarden.
17. Arendsschelling Zwolle zonder jaartal (ca 1610)
Schelling
In onze taal komt de naam schelling nog steeds in een
aantal uitdrukkingen voor. Deze munt had een waarde van 6
stuiver.
Het gewicht varieerde tussen de 5 en 6 gram. Het type
wordt reeds in de I5e eeuw geslagen, maar de grootste pro-
ductie ligt in de 17e eeuw. Achtereenvolgens worden hier af-
gebeeld de roos-('''), de scheeps-("),derijder-('*),dearends-
C') en de hoedjesschellingC"). Van de laatste waren vele
slechte exemplaren in omloop, zodat ook hier de overheid
tot keuring overging in 1693. Geklopte munten behielden de
waarde van 6 stuiver, ongeklopte waren slechts S'/jStuiver
waard.
^0&:
18. Hoedjesschelling Zeeland 1725
-ocr page 59-
549
Twee stuiver/stuiver
Dit waren zeer lichte muntjes, de twee stuiver weegt 1,6 a
1,7 gram, de stuiver ligt tussen de 0,8 en de 1,3 gram.
Voorkomend zijn de twee stuiver met de gekroonde klim-
mende leeuw(") en die met het wapenschildC^").De stuiver
eveneens twee verschijningsvormen en wel de wapen-(^')en
de bezemstuiver(^^). Met name de dubbele wapenstuivers
zijn zeer algemeen en reeds voor een paar gulden te verkrij-
gen.
21. Wapenstuiver West-Friesland 1724
; ^ Jj. JL^ .
19. Dubbele stuiver klimmende leeuw Zeeland 1672
22. Bezemstuiver Gelderland 1785
Ik ben mij bewust, dat ik een zeer globaal overzicht heb
gegeven, maar U heeft wel een indruk kunnen krijgen wat in
Nederland in omloop was. Deze munten zijn eerst in het
midden van de 19e eeuw uit de circulatie gehaald. Opvallend
is het gebruik van momenteel niet meer voorkomende ge-
wichten, waardoor het uitdrukken in grammen leidt tot
merkwaardige getallen met twee cijfers achter de komma.
Daarnaast kunt U duidelijk de relatie leggen tussen gewicht
en koers. Tevens kunt U de waardevermindering in de loop
van de tijd zien.
Ik hoop in ieder geval enige indruk gegeven te hebben in
welke munteenheden onze dominee zijn salaris uitbetaald
kreeg.
20. Dubbele wapenstuiver Holland 1744
De foto's van de in dit artikel opgenomen munten zijn gratis door het KPK (Koninklijk Penning Kabinet) te Leiden ter be-
schikking gesteld. In het bijzonder zeg ik hiervoor dank aan Drs. A. Pol, die de foto's op mijn verzoek heeft laten vervaardigen.
Voor de geïnteresseerde lezer zijn de omschriften van de munten hieronder nader uitgewerkt. Van de latijnse omschriften
wordt tussen haakjes de afkorting tot het volle woord uitgewerkt. Dit wordt slechts eenmalig gedaan om niet in herhaling te
vervallen. Geen aandacht wordt besteed aan de diverse interpunctietekens, die op de munten voorkomen. Ook muntmeester-
tekens, als de burcht van Middelburg en het roosje van Dordrecht vallen buiten het bestek van dit artikel.
Verklaring van de Latijnse omschriften:
02.  Vz. MO(neta) AVR(ea) PRO(vinciarum) CONFOE
(derati) BELG(ii) HOL(landiae)
Gouden munt van de Staten der Verenigde Neder-
landse Gewesten Holland
Kz. CONCORDIA RES PARVAE CRESCVNT
Eendracht maakt macht
03.  Vz. MO. NO(va). AUR. PRO. CONFOED. BELG. D
(vcatvs) G(elriae) (et) C(omitatvs) Z(utphaniae)
als 2 Vz. alleen met Gelderland (letterlijk hertogdom
Gelderland en graafschap Zutfen)
Kz. als 2 Kz.
04.  Vz. MO. NO(va) ORO. TRA(iectvm) AD. VA(lor)
ORD. HOL.
Nieuwe munt van de Staten van Utrecht op de voet
van de Staten van Holland
01. Vz. CONCORDIA RES PARVAE CRESCVNTTRAI
(ectvm)
Eendracht maakt macht Utrecht
Kz. MO. ORDI. NIVORP. PFDFOF. BELGIAD.
LEGFM. I
De keerzijde is een verbastering van het inschrift,
dat normaliter op de ducaat staat. Een opeenstape-
ling van fouten van de stempelsnijder, wat in die tijd
wel meer voorkwam. Nu wordt het normale inschrift
gevolgd.
MO(neta) ORDI(nvm) PROVIN(ciarvm) FOED
(erati) BELG(ii) AD LEG(em) IMP(erii)
Munt van de Staten der Verenigde Nederlandse Ge-
westen volgens de Rijkswet.
Kz.
CONFIDENS D(omi) NO NON MOVETVR
Wie op de Heer vertrouwt, wankelt niet
-ocr page 60-
550
14
Vz
Kz
15
Vz
Kz
16
Vz
Kz
MO. NO. COM. HOLLANDIAE.
VIGILATE DEO CONFIDENTES
Weest waakzaam in vertrouwen op God
DEVS. FORTITVDO. SPES. NOSTRA
God is onze kracht en hoop
MO. NO. ORDIN. WESTF(risiae)
Nieuwe munt van de Staten van West-Friesland
als 2 Kz.
MO. NO. ARG. CIV. GRONINGAE.
Nieuwe zilveren munt van de stad Groningen
RVDOL(phvs) IL D. G. ELEC(tvs). RO(manorvm).
IMP(erator) SEM(per). AVG(vstvs)
Rudolph II bij de gratie Gods altijd verheven geko-
zen keizer van het Roomse Rijk
ITA. RELINQVENDA. UT. ACCEPTA.
Zo na te laten, als het is ontvangen
MON. NOV. ARGEN. ORDINVM. ZEELAND.
ZEELANDIA
HOLLANDIA
WEST FRISIAE
GELRIA
MO. NO. ARG(entea) ORD. ZEL(andiae)
Nieuwe zilveren munt van de Staten van Zeeland
DOMINE SERVA NOS PERIMVS
Heer behoed ons, wij vergaan
MO. NO. ARG. PRO. CONFOE. BELG. D. GEL.
C. Z.
als 2 Kz.
MO. NO. ARG. CONFOE. BELG. PRO. TRAL
als 2 Kz.
MO. NO. ARG. PRO. CONFOE. BELG.
CO(mitatvs) ZEL
als 2 Kz.
MON. NO. ARG. PRO. BELG. COM. ZEL.
als 2 Kz.
HAC NITIMUR HANC TVEMVR
Op deze (bijbel) steunen wij, deze (vrijheid) bescher-
men wij (het regeerprogram van de Republiek der
Verenigde Nederlanden)
MO. NO. ARG. ORD. D. GEL. C. Z.
als 10 Vz.
MO. NO. ARGENT. ORDIN. TRAL
AVXILIANTE DEO
Met Gods hulp
MO. NO. ARG. ClV(itas) DAVENTIAE
Nieuwe zilveren munt van de stad Deventer
MO. ARG. IMPERI(i) CIVIT(as) ZWOLLAE
Zilveren munt van de keizerlijke stad Zwolle
MATTH(ias) L D(ei). G(ratia). RO(manorvm).
IMP(erator). SEM(per). AVGVS(tvs)
Matthias I bij de gratie Gods altijd verheven keizer
van het Roomse Rijk.
De steden in het oosten van Nederland ontdoken de
Nederlandse wetgeving en muntten vaak op naam
van de Duitse keizer.
05.  Vz.
Kz.
06.  Vz.
Kz.
07.  Vz.
Kz.
08.  Vz.
Kz.
09.  Vz.
Kz.
10.  Vz.
17. Vz
18.  Vz,
Kz
19.  Kz
20.  Kz
21.  Kz
22.  Kz
Kz
11
Vz
Kz
12.
Vz
Kz
13
Vz
Kz
Opmerking: De spelling en afkortingen komen niet konse-
kwent op de munten voor. Zie oa de spelling ZE(E)
(L) en de afkortingen van ORDINVM. De U en de V
worden door elkaar gebruikt.
Nieuwe leden
Agenda
Mauritslaan 3
3454
XP
De Meern
Dorpsstraat 21
3451
BH
Vleuten
Kerkstraat 7
3454
VE
De Meern
Mauri slaan 41
3454
XR
Dg Meern
'c zand 3 2
3451
GS
Vleuten
Amsterdamsestraatweg 454
3553
EL
Utrecht
Camphuijsenstraat 32
3451
BE
Vleuten
Meerndijk 37 a
3454
HN
De Meern
Benschopperweg 216
3401
BV
IJsselstein
Mereveldlaan 9
34 54
CA
De Meern
Odenveltlaan 48
3451
ZP
Vleuten
Pr. Irenelaan 8
3454
AJ
De Meern
Alendorperweg 23
3451
GJ
Vleuten
Meerndijk 2
3454
HM
De Meern
Pr. Hendrikweg 84
3451
CP
Vleuten
Multatulistraat 36
3451
AT
Vleuten
Multatulistraat 89
3451
AS
Vleuten
Strijkviertel 56
3454
PN
De Meern
Robert Kochlaan 13
3451
EG
Vleuten
Karel Doormanstraat 12
3454
XG
De Meern
Rijksstraatweg 8
3454
JA
De Meern
van Wanroystraat 10
3451
BP
Vleuten
Duinroosplein 11
32S2
LD
Goedereede
Dorpsstraat 60
3451
BK
Vleuten
Brink 13 b
3455
SG
Haarzuilens
Brinkstraat 6a
3455
SK
Haarzuilens
Mr. Kesperstraat 14
2871
GT
Schoonhoven
Hazenpad 3
6942
NH
Dldam
Utenhamstraat 15
3451
BR
Vleuten
Laan 1954 21
3454
CN
De Meern
van Zuylenstraat 7
3454
ET
De Meern
Schoolstraat 36
3451
AE
Vleuten
't Zand 19
3451
GP
Vleuten
Lichtenberglaan 30
3454
CV
De Meern
Ten Veldestraat 41
3454
EJ
De Meern
Montfoortlaan 30
3525
EL
Utrecht
Marketentsterlaan 31
3454
WN
De Mee rn
Batenstein 6
3481
BE
Harmeien
Alb. Schweitzerlaan 20
3451
EG
Vleuten
Eikslaan 6
3455
SJ
Haarzuilens
Melkmeisjeslaan 19
3454
WT
De Meern
Ockhuizerweg 13
3455
RV
Haarzuilens
Amstel, Fam. R. van
Baas-van Lexmond, Mevr. A.
Benschop, C.W.
Bosch, Fam. C.
Bosschaarc, J.
Broekman-de Groo-, Mevr. E.
Bronckers, J.
Dalsen, D.C. van
Galen-Kampers, Mevr. W.A. van
Hamoen, Ds. G.
Helsloot, Ch.W.A.
Heuvel, G. van den
Hoog, J.D.J. van 't
Huigen, Mevr. J.E.
Jacobs, Mevr. G.
Kallenbach, H.
Kampers, G.J.
Kleuver, C.A.
Koelen, van
Kok, L.
Koning, P.
Koopman, E.R.
Koocen, Fam. T. van
Leemans, W.
Lotgering, H.
Luijten. Mevr. H.
Mandjes, C.
Meer, A. van der
Nanning, A.M.
Oostveen, J.C.W.
Maandag 19 october
20.00 uur, 't Zand 1, Vleuten
Algemene contactavond voor ieder-
een met vragen, plannen of ideeën
Donderdag 12 november
Donderdag 19 november
20.00 uur. De Schalm, De Meern
Erik Graafstal: Vroegste bewoners
van de gemeente.
Zie: Het rode Kursusboek
Maandag 16 november
20.00 uur, 't Zand 1, Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Zaterdag 28 november
Culturele manifestatie, gecoördineerd
door de Kulturele Kring Vleuten-De
Meern. De Historische Vereniging
verzorgt in de Schalm een expositie
die de gehele dag bezocht kan
worden
Maandag 14 december
20.00 uur, 't Zand 1, Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Schaik-Kemp, Mevr.
J.M.M, van
Smal, J.A.
Sterk, H.
Suverijn, W.
Verdouw, P.
Verheul, J.
Vermeulen, R.F.M.
Vernooij, G.A.
Verschoor, G.N.G.
Versceeg, G.C.P.
Vlek, J.G.
Zuijlen, A.J. van
16 september 1987.
-ocr page 61-
551
De bokkewagen van de televisie
In het vorige nummer vertelde ik dat
in de TROS-televisierubriek „Groen en
Grondig" op vrijdag 4 juli 1987 tegen
half zeven 's avonds een foto werd ver-
toond van drie kinderen met een bokke-
wagen. De foto dateerde uit 1919, de
kinderen waren nog in leven en de foto
werd gemaakt in Haarzuilens.
Welnu, dank zij de inzet van Paula
Wieman-Versteeg uit Vleuten zijn we
niet alleen in staat de betrokken foto
hierbij te publiceren maar weten we ook
wie de drie ,,kinderen" zijn. Persoon-
lijk heb ik ze nog niet ontmoet want dat
vergt enige organisatie omdat twee van
hen ver buiten de gemeente wonen.
De drie kinderen zijn van links naar
rechts: Gerardus Cornelis Petrus (Gert)
Versteeg, geboren op 8 mei 1912; Jo-
hannes Gijsbertus Everardus (Hannes
of Hans) Versteeg, geboren op 5 april
1916 en Johanna Clazina Alberta Ver-
steeg, geboren op 28 januari 1915.
Het waren drie kinderen (Niet de drie
kinderen want er waren er méér!) van
Martinus Adrianus (Tinus) Versteeg en
Jacoba (Koosje) van der Meer, respec-
tievelijk geboren in 1884 en 1881. Vader
was boer op ,,La Ferme Blanche" aan
de Rijndijk in Haarzuilens waar ook de
foto is gemaakt.
Van het geslacht Versteeg blijkt een
stamboom te bestaan. Paula sprak ook
over ,,ons familieboek" en ze bood me
spontaan de gelegenheid om dat t.z.t.
eens te komen bekijken.
Voorlopig kunnen we méér dan
tevreden zijn met het bereikte resultaat!
K.B.N.
-ocr page 62-
552
de fietsenmaker en -handelaar die zich
in de jaren dertig vestigde in het huis en
de werkplaats van schilder Van Dijk.
Bij Van Ojen ben ik in het begin van
de jaren zestig nog vaak in de winkel ge-
weest en bij een van die keren kreeg ik
van Mevrouw Van Ojen een reclame-
asbakje cadeau (H.G.v.Ojen, Rijwielen,
Bromfietsen, Vleuten. Tel. 373) dat ik al
die jaren bewaard heb en dat ik dezer
dagen maar ga schenken aan de H.V.....
In het witte huisje heeft volgens
zeggen ook nog een baker gewoond.
Mie Bakker, waarvan een bijnaam be-
waard is gebleven die ik nu maar achter-
wege laat. Het hele complex van werk-
plaats, winkel en de twee woonhuizen is
gesloopt om plaats te maken voor het
inspringende deel van het nu gesloten
reisbureau, de markthallen van Jan van
Dijk en de werkplaats en winkel van Jan
van Zuijlcn.
Hoe de situatie veranderde zien we op
de twee hier gepubliceerde foto's. Op
foto 1 ziet U de twee huisjes waarover
we spraken en links daarvan de winkel
van Van Ojen. Helemaal links is het
woonhuis van slager Mastwijk. Achter
het erfje waar nog net de achterkant van
een auto (kever?) te zien is lag de vroege-
re werkplaats (1915) van timmerman
Trompert. In het begin van de jaren zes-
Een dorp verandert.
In het vorige nummer plaatsten we
een foto van twee huisjes met de vraag:
„Waar hebben deze huisjes gestaan en
wie hebben er in gewoond?". De eerste
schriftelijke reactie kwam van mevrouw
R. Oorschot - Van Dijk: „De twee huis-
jes op de foto werden bewoond door
links de familie Van Ojen en rechts de
familie V.d. Hoven. Ze stonden aan de
Dorpsstraat schuin tegenover de boer-
derij „Ken U ZelF', waar ik geboren
ben".
Daarna kwam een schriftelijke reac-
tie binnen waar ik geen snars van be-
greep tót ik las dat de schrijfster. Me-
vrouw Van Dijk-Doornenbal, 80 jaar
was! Zij noemde familienamen uit haar
jeugd, namen die ik helemaal niet
kende. Maar de fotoboekjes van Jaap
Sprong en een gesprek met Arie Goud-
appel hielpen me op weg. Mevrouw Van
Dijk schreef:,,Gisteren kreeg ik de nieu-
we uitgave van de Historische Vereni-
ging die me bijzonder aantrok. De oude
huisjes heb ik gekend, ze stonden bijna
tegenover het Gemeentehuis aan de
Vleutense wetering. In het grote huisje
woonde, meen ik, schilder Van Dijk
want ik zie naast dit huis het dak van het
schildersbedrijf. Hij schilderde 's win-
ters het melkgoed van de boeren,
houten emmers enz., maar ook rijtui-
gen. Ik ben als kind dikwijls in de werk-
plaats geweest. Ik ben nu 80 jaar.
In het witte huisje woonde de familie
Buurman. Ze hadden twee dochters,
Lijsje en Neeltje. Neeltje heb ik niet zo
goed gekend maar Lijsje des te beter. Ze
was, denk ik, aan het eind van de vorige
eeuw geboren. Haar man was een
boerenarbeider uit Brabant. Hij werkte
bij mijn grootvader op Hof ter Weyde
en ook bij mijn vader op het Huis te
Vleuten.
Tot zover Mevrouw van Dijk die nog
enkele heel persoonlijke zaken noemde
en besloot met ,,Ik weet nog veel meer
maar dat bewaar ik maar voor een vol-
gende keer".
Een aantal mensen wist me te vertel-
len dat het hoge huisje later het woon-
huis is geweest van de familie Van Ojen,
-ocr page 63-
553
tig was deze werkplaats de slachtruimte
van Kees Mastwijk. De werkplaats van
Henk van Ojen lag achter de winkel.
Op foto twee zien we wat er voor in de
plaats kwam: de moderne en slecht in
het dorpsbeeld passende winkel van Jan
van Zuijlen. Het erfje is nog niet volge-
bouwd. De boom links stond voor de
wat terugliggende kruidenierswinkel
van Gijs Bos aan de overkant van de
Dorpsstraat die nog niet geasfalteerd
was. Let ook op de lantaarnpaal, het
stukje schuur van Adriaan -Attent- van
Zuijlen helemaal rechts en de gigan-
tische hoeveelheid brommers die ge-
woon op het trottoir werd tentoonge-
steld. — Boom, schuur, lantaarnpaal en
de klinkers van de Dorpsstraat vormen
de steunpunten in het met elkaar verge-
lijken van deze twee foto's die weer eens
duidelijk laten zien hoe.....een dorp ver-
andert.
i
Am
m
J.....'UT' '•------™""'~
r
1^
\
We hebben weer een nieuwe oude
foto uit Vleuten. Waar stonden deze
lage huisjes, wie hebben er in gewoond
en wat stelt het puin op de voorgrond
voor?
K.B.N.
-ocr page 64-
554
Zalig
Wie bij ons op bezoek komt — ons
adres: Rijksstraatweg 7 Veldhuizen —
zal direct verrast worden door de gezel-
ligheid van onze buurt en de altijd poet-
sende, pratende en wassende huisvrou-
wen.
Een voordeur of bel wordt nooit ge-
bruikt. De deur van ons klompenhokje
voor de deur doe je open en meteen ruik
je dan wel vlees of groente, die op een
van de vijf petroleumstellen staan te
sudderen. Daarna open je de deur en
roept gewoon: volk!
Wat je dan opvalt, is het grote kruis-
beeld boven de deur en op de kast de
beelden van Maria, Jozef en de heilige
familie onder glazen stolpen.
Een katholiek gezin, dus zeven kinde-
ren. Deze kinderen moesten natuurlijk
van alles leren, ook bidden, 's Avonds
om half zeven was dit moeders taak. We
zaten dan onder het kruisbeeld en be-
gonnen met 't Onze Vader. M'n zusje
Grada begon direct al te zeuren om
drinken, maar moe zei: eerst bidden en
dan drinken. Dus braaf zei Grada iedere
zin van 't Onze Vader na, totdat moe
zei: geef ons heden ons dagelijks brood.
Dan schreeuwde Grada: ik hoef geen
brood, ik wil drinken! Goed dat Pa niet
thuis was, want die had soms wel eens de
gewoonte Onze Lieve Heer op een
andere manier te roepen. Moe kneepje
alleen in je arm en zei: je bent een sala-
mander, 't is zonde dakket zeg.
M'n broer Jan was ook zo'n salaman-
der, erg vervelend soms. Hij was al heel
wat keren gewaarschuwd: Onze Lieve
Heer ziet alles. Vanaf het kruis keek hij
ook altijd naar ons, maar wij geloofden
niet dat het gipsen beeldje aan het kruis
wat kon horen. Erg stevig zat hij niet
meer aan 't kruis; uit een hand was de
spijker helemaal weg. Als je hard met de
deur gooide wiebelde hij heen en weer.
Toen Jan weer eens vervelend was, zei
moe: kijk eens. Onze Lieve Heer komt al
van 't kruis, waarop Jan zei: als 't ie eraf
komt valt ie toch kapot.
De vloer in ons huis was ook niet al te
best; als we langs de kast liepen, tikte de
Heilige Maria met haar hand tegen de
glazen stolp. Dit werd steeds erger, tot-
dat ze op een dag met stolp en al op de
grond kapot viel.
Dat was voor ons een feest, want plot-
seling hadden we krijt in overvloed voor
het maken van hinkelhokken en ge-
woon op straat krijten.
Na het bidden naar bed; we mochten
dan nog een klein slokje wateren verder
geen gezeur.
Boven ons bed hing een bakje met
wijwater, dus eerst je hand indopen en
dan een kruisteken maken.
's Zomers was 't op de zolder, waar
we met z'n zevenen sliepen, wel erg heet
en kregen we dorst, dan dronken we ons
wijwaterbakje leeg. Die bakjes werden
elke dag weer gevuld. In een groot gezin
mocht je wijwater steeds verdunnen met
vers water, dus 't smaakte steeds beter.
't Bidden hebben we goed onder de
knie gekregen. Zelfs moe heeft wel eens
stiekum gelachen.
Een ding weten we toch wel zeker:
van bidden word je niet heilig, maar wij-
water drinken is zalig!
Theo van den Berg
De Meern, 15 september 1938.
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 65-
555
Van het bestuur
OtTiLieet orgaan \»iiidf Hi.stori.sche Vereni-
ging Vleuten-De Meern-Haarzutlens.
7e jaargang nr.4 december !987 © 1987
Verschijnt 4x per jaar
IngcsLhreven m het vereniguijiMegi'ktt'r van
de K.v.K Utrecht e.o. onder nr. V, 479.V>0
(semi-) professionals zich moeten laten
zien en horen. De wethouder zegde
reeds — onder enig voorbehoud — een
budget van f 5.000,- toe!
Onze financiën
Even een klein rekensommetje. Onze
vereniging telt ca 800 leden en de kosten
van het lidmaatscap bedragen f 25,--.
Dat betekent een basisinkomen van
f 20.000,-- per jaar. Onze grote „last-
post" is ons verenigingsblad, dat
f 15.500,-per jaar kost. Er blijft dus niet
zo erg veel over voor andere bestedin-
gen. Het onderkomen dat wij nu aan het
optrekken zijn (zie elders in dit num-
mer), hebben we weliswaar cadeau ge-
kregen maar er moest wèl een nieuw dak
op. Huur van de grond, verzekering en
belastingen, verlichting, verwarmingen
water, reinigingsrechten, schoonmaak-
artikelen en klein onderhoud worden
door ons begroot op f 7.300,— per jaar.
Daarbij komen de kosten ten behoeve
van de werkplaats, de documentatie, de
administratie, de foto's, om er maar
enkele te noemen.
Ik wil u niet verontrusten, maar denk
er eens over na en laat het ons weten als
u een oplossing denkt te zien.
Het laatste nummer van dit jaar ligt
voor u. Het is een plezierige taak u en
alle anderen, die het de vereniging mo-
gelijk maakten haar werk te verrichten,
van harte een goed 1988 toe te wensen.
D. W. Gravendeel
voorzitter
Culturele manifestatie
In februari van dit jaar ontving uw
Dr d'w. Sndeel. voorzitter                     bestuur een brief van de Kulturele Kring
't Zand 35, ?45! GP Vleuten li^iiliii    Vleuten - De Meern, waarin werd ge-
tet. 0MÜ6 - 6179^ iliiiiiiii    meid dat het gemeentebestuur een be-
llllillllll    drag van f 2.500,-- beschikbaar stelde
W. H. Denekamp. sekrctaris 1111111111    voor een culturele manifestatie in de
Utenhaiiistraat 5, 3451 BR Vleuten|||g^^^^^^^^      gemeente. De Kring had tot taak de
tei O3407 - 1948 iiiiliiiiliii    activiteiten te coördineren.
^ ,                                                             Wij haastten ons de medewerking van
P. G, de Rc^, penninpmccster |||—    ^^ Historische Vereniging aan te bie-
t Zand 1, 345! GP Vleuten                              . t^ • , i . i
tel 03407 - I4S3                                              den. Dat was niet om aanspraak te kun-
—-------------.—.-------................------------......;.^ -     nen maken op een deel van het subsidie-
A, J. van Zoeren. vice-voorzitter '§^MÊ    bedrag, maar omdat wij van mening zijn
Stationsstraat 34. 3451 BZ Vieuteti^ IH^^^         dat onze vereniging erbij hoort als de
tel. 03407 - 1263                                               cultuur ter sprake komt.
Het was niet voor de eerste keer dat
H. h. }. van I-ssen, codrd. werkgroepen |i    enkelingen, groepen en verenigingen de
Mauntslaan 17, 3454 XP De M^mMmm    kans kregen zich te presenteren. Nieuw
te, 03406 - 62992                                                        u. u . u i" i
„„________,_________,____________:.....•::......'     was echter het „culturele element en
Erelid:                                                              dat maakte misschien de mensen wat
Mevr. Prof. Dr C. Isings, Soest                       voorzichtig.
___________________ '.^'iMmm        Er was een groot aanbod van amateur
Redaktle-sekretariaat:                                       ^^ng-, toneel- en schilderkunst. De
i,. , ï, , . , ,             Foto-en Filmclub de Broederschap en
Monique van hssen. Hindersteinlaan 1,
            , „ , ,,, t^ », ,
3451 F'V Vleuten
                                              de Knotploeg Vleuten - De Meern lever-
tel. 03407 - 3611
                                               "i^" hun bijdragen en onze vereniging
______________ n:f^fnfSr::Siifrfr''''^''........'^^    had er een kleine uitgezochte expositie.
LedenadminKtratie/informatJe:                              Afwezig waren echter bijvoorbeeld
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en ;|;:    beeldhouwers, bouwkunstenaars,
(na)beMellinpen hii.                                          schrijvers, dichters en beoefenaren van
M\v. P. ,J. de Rooij-Goes, 't Zand !, ||    de exacte wetenschappen. Toch moeten
3451 GP Vleuten, tel. 03407 - 14S3                  die er in onze gemeente zijn, zowel op
" ' ................                     het amateuristische als op het profes-
J^'""'"'*f , S    sionelevlak.
De u.a,l„k.c kontrdmtie bedraagt vooO||        ^■^ ^^^ volgende, soortgeiyke mani-
i98, niinitnaal t ^-. :Mm^m    festatie overtuigender zijn, dan zal er
postabonnement! 35.~ per jaar :s;sssw                                         i -j "i -j i j
een grotere verscheidenheid geboden
" ~~"    moeten worden en dan zullen ook de
Donateurs:
MIn 1 II 1 claI 1 ! 2,50 per jaar,:|ï;;gi|;|;:::;::;|i|;|||;||s:!i^^^^^^    ^^_^____^^^^_^_^_^__^^_^^
In dit nummer
De \eientpinp heeft lefeetiingen bij de vol-
gende instellingen:
ARN - De Meern jiÜiii.fttO::::......;:;::■
RABO - vieuteti jtöiiililiililïiiiiiiii
POS TG 1RO 2.6R9 211""' ■"
- Gehele of t;edecltel|ii:!i|||iii||iiii|i;;
tikelen uu dn \eriMiipi|iiipiiiiiiliiiiii|i;
toegestaan na sthntielijke toestemming van
de rcdaklie
pag.
555
556
557
563
564
570
579
580
Van het bestuur
Haarpad, Agenda, Attentie en Excuus, Contributie
Dorpspompen in Vleuten-De Meern (deel II en slot)
Enkele boeken die uw aandacht verdienen
Een molenaarsdochter (of: de oudheidkamer van Kockengen)
Een lange weg naar een eigen huis (of; de aanhouder wint)
Een dorp verandert
Wie wat bewaart die geeft wat
niustralie vooipagina:
De rnoicnaarsdochtei* Mjii^öreïliö ^JoiöBrtS
van RhijH.
LOSSE N UMMEkI......I......."fW
-ocr page 66-
556
Haarpad
U kent het verhaal inmiddels. Twee
nummers geleden plaatste ik een oproep
om in contact te komen met mensen die
het oude Haarpad hadden gekend of die
er hadden gewoond. De reactie was ge-
weldig maar in de maanden oktober-no-
vember heb ik helaas het Haarpad even
terzijde moeten leggen. Ik kom terug,
daar kunt u verzekerd van zijn! Bij alle
mensen die zich hebben aangemeld,
kom ik op bezoek.
In mijn oproep schreef ik dat „een
nieuw stratenplan van rechthoeken,
zonder enig gevoel voor historie, dwars
over dit eeuwenoude pad (werd) gepro-
jecteerd en uitgevoerd". Bijgaande foto,
uit het eind van de jaren zestig, laat dit
overduidelijk zien.
Rechts staat, nog aan een stukje
Haarpad, het huisje waar de heer A.J.
(Toon) van Berkenstijn heeft gewoond:
deur en één raam breed. Het tweede
raam en de tweede deur, naast de oude
telegraafpaal, was het huis van Willem
Goes. Rechts, onder het naambord
Camphuysenstraat, kijken we op de
achterkant van de woningen aan de
oneven noordzijde van de Nieuwe
Vaart. De woningen aan de Jacob Cats-
straat zijn nog maar met witte paaltjes
aangegeven. De kerktoren laat overdui-
delijk zien dat het Haarpad een oud
kerkepad is geweest van De Haar naar
de kerk in Vleuten. — Maar laat ik met
mijn verhalen niet vooruitlopen op het
grote artikel over het Haarpad dat pas
over een jaar zal verschijnen!
K. B. Nanning.
Attentie en Excuus
De oplage van ons verenigingsblad bedraagt 1100 stuks. Hoewel het drukken met
grote zorg geschiedt en de controle vóórde distributie nauwgezet plaatsvindt, is het
in de practijk toch niet mogelijk elk exemplaar, bladzij voorbladzij te inspecteren
op mogelijke fouten of slordigheden.
Wij verzoeken onze lezers dan ook niet te schromen aan de bel te trekken als er
aan hun exemplaar van ons blad iets mankeert.
Het kan zijn dat sommigen uwer jaargang 7, nummer 2 — het juni-nummmer
hebben ontvangen met blanco bladzijden 503 en 528. Dat was uiteraard niet de be-
doeling.
Laat het ons weten als dat u is overkomen en u ontvangt per omgaande een nieuw
exemplaar.
Agenda
Elke maandag werkavond in ons nieuwe
onderkomen aan de Zandweg in De
Meern (achter het gebouw D'Ark,
Zandweg 147)
Dinsdag 12 januari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond voor ieder-
een met vragen, plannen of ideeën.
Dinsdag 9 februari
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemene contactavond (zie boven)
Dinsdag 8 maart
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten
Algemen contactavond (zie boven)
Contributie
U treft in dit nummer van ons blad een acceptgirokaart aan, waarmee u uw
contributie voor 1988 kunt voldoen.
De penningmeester zal het zeer op prijs stellen als één van uw eerste daden in het
nieuwe jaar het afwerken van deze zaak betreft.
U kunt hem ook écht blij maken en wel door iets extra's over te schrijven. Uw
vereniging heeft het nodig, zoals de voorzitter u heeft voorgerekend in zijn bestuur-
lijk woord voorin dit nummer.
Laat het niet bij een vaag voornemen, maar doe het direct!
-ocr page 67-
557
Dorpspompen in Vleuten - De Meern
door
Dr D. W. Gravendeel
deel II en slot
In het vorige nummer behandelde ik de voorgeschiedenis van de dorpspomp in het algemeen en ikzette uiteen wat
er allemaal kwam kijken voor zo'n pomp goed functioneerde.
Het nu volgende is het verhaal van de levensloop van onze eigen dorpspompen, waarmee dan bedoeld worden de
gemeentelijke of openbare pompen, want er waren er natuurlijk ook vele in particulier bezit.
en C. Trompert, Mr timmerman te
Vleuten, mocht de oude kopen voor
f 17,-.
In 1886 werden watermonsters uit
diverse pompen op het dorp voor on-
derzoek ingezonden. Het antwoord van
de inspecteur van het Geneeskundig
Staatstoezicht, van 11 maart 1886, loog
er niet om: dat de watersoorten (van de
pompen van) Tromp, van Lent en Tru-
chel als ondeugdelijk moeten worden be-
schouwd, terwijl dat van de dorpspomp op
zijn zachtst genomen zeer suspect moet
worden genoemd.
Het water uit de Vleu-
tensche Wetering is uit een scheikundig
oogpunt beter,
maar de aanwezigheid
van overblijfselen van organische, dik-
wijls dierlijke stoffen maakte toch dat
het tot drank niet mag worden aanbevo-
len en minstens genomen suspect moet
worden geacht. Met het oog op den be-
langrijken invloed welke de geaardheid
van het drinkwater op de gezondheid uit-
oefent, maak ik van deze gelegenheid ge-
bruik om UEAB beleefd maar met
aandrang uit te noodigen om van de ge-
meenteraad te verkrijgen dat in Uwe ge-
meente goede nortonpompen worden ge-
slagen, terwijl ik meen dat, wanneer zij
diep genoeg worden ingeslagen, zij goed
drinkwater voor het publiek zullen leve-
ren.
En toen begon de ellende pas goed. B
en W en de gemeenteraad, hoewel als
immer beducht voor hoger kosten,
waren er goed van doordrongen dat er
iets moest gebeuren en op 2 april 1886
kwam reeds A. Pothoven te Leusden
een uiteenzetting geven omtrent het stel-
len van een nortonpomp.
Men zou deze
plaatsen naast de tegenwoordige ge-
meentepomp,
op een perceel van de
Broederschap, kadastraal bekend ge-
meente Vleuten Sectie B no. 223, tegen-
over de huizinge Wijk A no. 90, thans be-
woond door de weduwe J Voorn,
(dat is
dus vóór de Broederschapshuisjes). Om
aan het benodigde geld te komen werd
de op de gemeentebegroting voor 1886
uitgetrokken som van f 200,- aangewe-
zen tot vorming van een vast brandweer-
corps
aan dit doel onttrokken, terwijl te-
vens de door Pothoven nodig geoor-
deelde arbeiders voor eigen rekening
werden gehouden.
De gemeenteraad was van mening dat
ook de op de put staande pomp behou-
den moest blijven; ik weet niet zeker of
dat ook is gebeurd. In ieder geval werd
er in januari 1895 geen gebruik meer ge-
maakt van de aan de Broederschap toe-
behorende welput.
In mei kon reeds een eerste scheikun-
dig onderzoek worden gedaan van het
water uit de nieuwe pomp: het had vele
goede eigenschappen, maar het bevatte
te veel ijzer en ammoniak en dit was ook
niet te verhelpen door de buis dieper in
te slaan.
Hoewel toen reeds de mogelijkheid
werd geopperd een ,,filtreermachine"
aan te schaffen, schrok men hiervoor
terug omdat de kosten daarvan een be-
drag zouden beloopen de finantieele
krachten der gemeente ver te boven gaan-
de.
Vol goede moed besloot men aan de
Nortonpomp een plankje te doen bevesti-
gen ter aanwijzing dat het water uit deze
pomp uitsluitend bestemd is tot drinkwa-
ter,
maar de Vleutenaar trapte er niet in.
Op 7 maart 1887 merkte de burgemees-
ter tegen zijn wethouders op dat tot zijn
leedwezen de ingezetenen een vooroor-
deel tegen het water uit de Nortonpomp
schijnen te hebben, daar er schier nimmer
van wordt gebruik gemaakt. Daar hij
zulks toeschrijft aan de omstandigheid
dat het water, nadat het eenige oogen-
blikken gestaan heeft, bruin wordt ten-
gevolge van de groote hoeveelheid ijzer-
delen welke zich in het water bevinden, en
zulks ongetwijfeld zou verminderen
indien er van de pomp meer gebruik werd
gemaakt, stelt hij voor gedurende een
tiental dagen dagelijks een half uur voor
rekening der gemeente te doen pompen,
waardoor te verwachten is dat het water
De pomp te Vleuten
In de raadsvergadering van 11 sep-
tember 1868 werd aan de orde gesteld
het daarstellen van een algemene pomp in
de kom van het dorp Vleuten, waaraan
voor de minvermogende onderscheiden
jaren behoefte heeft bestaan.
Door de curator van de Rooms Ka-
tholieke Broederschap was aangeboden
een dergelijke pomp te plaatsen op
grond aan de Broederschap toebeho-
rende, op voorwaarde dat de gemeente
daarvoor een jaarlijkse huur van f 25,-
zou betalen. De raad schrok, zoals in die
dagen gebruikelijk, terug voor een der-
gelijk bedrag en meende ook dat het
doelmatiger voor het vervolg zoude wezen
zoodanig publiek werk in eigendom te be-
zitten.
De voorzitter gaf te kennen dat
hem een geschikt punt tot daarstelling
van de pomp zoude voorkomen tegen den
Toorn, eigendom der gemeente, en voorts
een put te doen graven in de nabijheid der
pomp, over welke put een overeenkomst
met het Kerkbestuur der Hervormde ge-
meente zoude moeten worden aangegaan,
benevens over een riool tot waterleiding
vanaf de pomp tot de sloot nabij de
schoolgebouwen.
Van Oostrom was hier
tegen, hij vond dat een dorpspomp be-
hoord op het dorp, dat die voor elk zigt-
baar was.
Weliswaar werd het voorstel van de
voorzitter aangenomen, maar er is over
deze kwestie noch in het gemeentear-
chief, noch in het archief van de Neder-
lands Hervormde kerk iets terug te vin-
den.
Blijkbaar kwam men tot overeen-
stemming met de Broederschap, die op
eigen grond een weiwaterput had doen
graven. De raad besloot tenminste op 19
juli 1883 de overeenkomst met de Broe-
derschap te verlengen en de weiwaterput
waarop de gemeentepomp staat opnieuw
te huren voor 12 jaar voor f 10,-per jaar.
In 1884 was er al een pomp versleten;
Jenken te Utrecht plaatste een nieuwe
-ocr page 68-
558
een meer heldere kleur zal krijgen en het
gebruik zal toenemen.
Ook de hoeveelheid water die kon
worden geproduceerd, was blijkbaar
niet voldoende. Men besloot een reser-
voir aan te brengen en op 22 juli 1887
schreven B en W hoopvol in hun notu-
len: De nortonbuis kan een emmer water
per minuut in het reservoir brengen, zoo-
dat vertrouwd wordt dat hiermede in eene
genoegzame hoeveelheid water kan wor-
den voorzien.
De weerstand van de bevolking ech-
ter, blééf. Op 3 januari 1890 deelde de
burgemeester mede dat gebleken is dat
het water uit de nortonpomp te Vleuten,
wegens het groot aantal ijzerdelen dat het
bevat, waardoor het bruin van kleur is,
hetgeen sterk toeneemt nadat het eenige
oogenblikken gestaan heeft, niet wordt
gedronken en zelfs de voorkeur wordt ge-
geven aan het water uit de Vleutensche
Wetering als drinkwater.
Men ging in bespreking met de ge-
broeders Spijker, loodgieters te Maars-
sen, over het plaatsen van een filtreer-
toestel en hoewel dat niet meer ging
kosten dan f 25,- tot f 30,-, duurde het
nog tot 1893 voordat het apparaat er
was. Toen bleek dat het ook noodzake-
lijk was iemand aan te stellen, belast met
het vullen van het toestel. Men dacht
daar een „salaris" van f5,-per jaar voor
uit te trekken, maar dat vond van Bijle-
velt toch te weinig en hij stelde voor
daar f 10,- van te maken. Besloten werd
op 23 juni \'i92> Jannetje Staal tegen eene
jaarlijksche belooning van f 10,- aan te
wijzen als belast met de vulling van het
filtreertoestel, onder voorwaarde dat
door haar zal worden zorggedragen dat
het filtreertoestel ten allen tijde behoor-
lijk gevuld is met het water uit de Norton-
pomp te Vleuten.
Het is dan enige tijd stil rond de Vleu-
tense dorpspomp — althans de archie-
ven reppen er niet over — totdat het Ge-
neeskundig Staatstoezicht er zich weer
eens mee bemoeit. Op 17 augustus 1921
schrijft de inspecteur dat het water uit
de pomp in het dorp totaal ongeschikt is
als drinkwater. Hij raadde aan op de
pomp een biljet te plakken ongeschikt
voor drinkwater,
opdat bij eventuele
ziektegevallen het gemeentebestuur
geen verwijt zou kunnen treffen!
De raad schrok wakker en stortte zich
in een discussie over nieuwe grondbo-
ringen en het al of niet plaatsen van een
ontijzeringstoestel. Dat laatste zou wel
f 1.200,- gaan kosten en men hoopte nu
maar dat de waterleiding er éérder zou
zijn.
D. van Teseling meldde op 22 maart
1922 dat hij drinkwater had geboord in
de nabijheid van de bestaande dorps-
pomp. Het water was goed, doch ijzer-
De Broederschapshuisjes te Vleuten met daarvoor de oude dorpspomp. Foto uit 1925.
houdend. Het nieuw geboorde water
zou door pijpen worden aangesloten op
de bestaande pomp. Op 12 april 1922
werd voor het laatst een overeenkomst
gesloten met de Broederschap, de
gemeente zou een nortonpomp mogen
hebben op het bekende perceel, ditmaal
tegenover de huizinge Wijk A no. 100,
thans bewoond door de weduwe J. Ram.
In 1928, toen de waterleiding een feit
was, kwam de burgemeester met het
voorstel aan de pomp, midden in het
dorp, een kraan aan te brengen, aanslui-
tende op die waterleiding ten gerieve van
het doortrekkende publiek.
Vooral in
deze periode van warm weer was de
noodzakelijkheid ervan gebleken. Wet-
houder van Bijlevelt meende dat het wel
goed zal zijn een klein kraantje aan te
brengen, omdat anders het water ge-
bruikt zal worden voor andere doelein-
den, dan om te dienen voor drinkwater.
Wellicht kan een der omwonenden ver-
zocht worden toezicht te houden om even-
tueel verknoeien van het water door de
schoolkinderen.
Wethouder van Rooijen
gaf in overweging naast de kraan een
bordje te laten aanbrengen met het op-
schrift ,,Dinkwater".
In de loop van 1928 bleek dat de wa-
termeter niet in het houten omhulsel
van de pomp kon worden aangebracht
en men besloot de pomp geheel op te
ruimen en een „meer passend" model
aan de kraan te geven. Door de gemeen-
te-opzichter was daarom een tweetal
tekeningen gemaakt waaruit een exem-
plaar werd gekozen om te worden
-ocr page 69-
559
De pomp zou worden gesteld op de
berm van den straatweg door het dorp De
Meern, aan de waterzijde, op den grond
toebehoorende aan de Erven Versluis,
welke volgens daarvan opgemaakte over-
eenkomst bereid zijn het daarvoor benoo-
digde terrein aan de gemeente in eigen-
dom aftestaan.
Koetsier groef blijkbaar
een put in de berm langs de Leidserijn en
hij zal daarbij wel snel in het grondwa-
ter terecht gekomen zijn.
Het werk was geen succes, want 4 jaar
later deden B en W het voorstel om de
pomp te De Meern die aldaar nimmer
wordt gebruikt, omdat het water onbruik-
baar is
op de inmiddels geslagen Nor-
tonbuis te Vleuten te plaatsen, de put te
De Meern te dempen en in overleg met
de Geneeskundige Inspecteur maatrege-
len te beramen om het dorp De Meern ook
van goed drinkwater te voorzien.
In 1887 zond men watermonsters in
voor onderzoek en het antwoord van de
Inspecteur van het Geneeskundig
Staatstoezicht was van dien aard, dat
opnieuw de drinkwatervoorziening te
De Meern onder de loupe werd geno-
men. Hij schreef dat geen dier water-
soorten als deugdelijk kan worden be-
schouwd; alle toch, behalve die van C.
Werken, bevatten eene vrij belangrijke
hoeveelheid ammoniak, terwijl alle, ook
die van C. Werken, bevatten eene groote
hoeveelheid salpaterzure verbindingen,
veel keukenzout, zeer veel kalkzouten,
zeer veel zwavelzure verbindingen en eene
vrij belangrijke hoeveelheid phosphorzu-
re zouten, zoodat ik zelfs het drinken van
alle watersoorten als schadelijk voor de
gezondheid moet ontraden. De groote
hoeveelheid phosphorzuur in het water
aangetroffen, doet mij zelfs veronderstel-
len dat het bezwangerd is met bestand-
deelen van een begraafplaats, althans van
in ontbinding verkeerende dierlijke pro-
dukten. Het nemen van water uit een dier
putten tot algemeen gebruik, moet ik dus
zeer ontraden, terwijl het mij raadzaam
voorkomt dat eene flinke, voldoend diepe
nortonpomp wordt geslagen.
De enige wijze om te De Meern goed
drinkwater te bekomen bestond dus in
gemaakt en geplaatst. De kosten zullen
ongeveer f 100,- bedragen.
Op 27 februari 1948 besloot de ge-
meenteraad de pomp in het dorp voor
de Broederschapshuisjes te verwijderen
en tevens de boven meermalen aange-
haalde overeenkomst met de Broeder-
schap op te zeggen.
De pomp te De Meern
Burgemeester en Wethouders beslo-
ten op 13 augustus 1881 het voorstel te
doen op de begroting f 150,- uit te trek-
ken voor het oprichten van een dorps-
pomp in De Meern. Begin 1882 was er
een kostenopgave binnen: J. den Bal-
zert rekende f 150,-, H. Koetsier, Mr
metselaar te De Meern, wilde het voor
f 118,- doen. De ijzergieterij De Prins
van Oranje te 's-Gravenhage kon een
gegoten ijzeren pomp leveren voor
f 18,-. Men besloot het werk door Koet-
sier te laten verrichten en de pomp in
den Haag te kopen.
De Meernse dorpspomp voor de in 1912 - 1913 nieuwgebouwde Nederlands Hervormde kerk.
Het gemeentelijk aanplakbord, dat er vroeger naast stond, was al verdwenen. Foto uit 1920.
-ocr page 70-
560
dit raadsbesluit niet vlot, want pas op 20
maart 1893 bespraken zij hoe het nu ver-
der moest. Wethouder van Bijlevelt
dacht dat de tuin van de onderwijzer wel
een goede plaats was om de pomp te
slaan, maar hier bracht de burgemees-
ter tegenin dat dan de waterleiding tot
midden in het dorp wel wat duur zou
kunnen worden. Zijn voorstel was:
buizen slaan op de gemeentegrond ach-
ter het schoolgebouw en dan de leidingen
te brengen tot aan de plaats waar thans
het aanplakbord is of daarnaast, waartoe
de kerk waarschijnlijk wel toestemming
zou verlenen, waardoor de pomp dan zou
kunnen geplaatst worden aan de Straat-
weg, tegenover de kerk.
De wethouders
gingen met dit voorstel accoord, mits er
tevoren overleg zou worden gepleegd
met de Geneeskundig Inspecteur, in
verband met de nabijheid van de
vroegere begraafplaats te De Meern. Ik
heb in het gemeentearchief niets kun-
nen vinden betreffende enig overleg met
de Inspecteur. De toestemming van de
kerk is wellicht mondeling gegeven
want noch het archief van de gemeente,
noch dat van de Nederlands Hervormde
kerk bevat daarvan een schriftelijk be-
wijs.
In april 1893 vroeg men prijsopgave
en in mei van dat jaar liet A. de Graaf te
Utrecht weten dat hij te De Meern een
Nortonbuis wilde slaan voor f5,- per
meter. Zo er geen goed drinkwater zou
worden verkregen, dan nam hij genoe-
gen met een schadevergoeding van f20,-
en mocht hij de buizen weer uit de grond
nemen.
In diezelfde maand had hij het
karwei reeds geklaard en bij een onder-
zoek van het water uit de nieuw geslagen
Nortonbuis werd het in alle opzichten
deugdelijk bevonden en uitstekend ge-
schikt voor drinkwater.
Men besloot
voor f 18,- een pomp te kopen bij de
ijzergieterij De Prins van Oranje te
's-Gravenhage.
De pomp vond blijkbaar veel aftrek,
want hij versleet snel; in 1897 kreeg D.
de Leur te Utrecht opdracht een nieuwe
ijzeren pomp te leveren voor De Meern.
In 1928, toen de waterleiding reeds
functioneerde, besprak Overkleeft in de
Raadsvergadering van 19 september de
wenselijkheid de pomp te De Meern,
welke op het oogenblik buiten werking is,
van een kraan te voorzien, rekening
houdende met de behoefte van vele
doorvarende schippers. De voorzitter
meende dat zulks ook van belang was
voor Veldhuizen, maar daar waren de
pompen al afgebroken. Hij zegde toe
met het bestuur dier gemeente te zullen
onderhandelen om voor gezamenlijke
rekening een drinkfontein te laten aan-
brengen. Hierover heb ik echter verder
niets meer kunnen vinden.
het slaan van Nortonbuizen, waartoe
evenwel de middelen ontbraken. Er was
slechts f 100,- voor uitgetrokken. Daar
de pomp te Vleuten f260,- had gekost,
besloot men in 1888 niets te doen, maar
op een volgende begroting middelen
aan te wijzen tot het slaan van
Nortonbuizen.
Die mogelijkheid was er blijkbaar pas
4 jaar later, want eerst op 21 augustus
1891 besloten B en W de Raad het
voorstel te doen f 200,- uit te trekken
voor het plaatsen van een Nortonpomp
te De Meern. En toen nóg maakte wet-
houder van Bijlevelt, menende dat
f200,- niet genoeg zou zijn, bezwaar; hij
kon zich alleen met het plan verenigen
als bij mislukking het werk terstond
werd gestaakt en er geen verdere kosten
aan werden gespendeerd. De Raad had,
ruim een maand later, met dit voorstel
minder moeite, want: Overwegende dat
reeds sedert vele jaren van verschillende
zijden, niet het minst door het Genees-
kundis Staatstoezicht, is aangedrongen
op de noodzakelijkheid om ter verkrij-
ging van goed drinkwater te De Meern,
aldaar van gemeentewege een pomp ten
dienste van het algemeen te doen plaat-
sen, aangezien bij een ingesteld onder-
zoek is gebleken dat geen der zich aldaar
bevindende weiwaterputten voor de ge-
zondheid onschadelijk drinkwater ople-
vert;
dat alzoo de eenige mogelijkheid tot
het verkrijgen van voor de gezondheid on-
schadelijk drinkwater bestaat in het slaan
van Nortonpijpen op zoodanige diepte als
zal blijken noodig te zijn;
dat echter, zonder de geldelijke krach-
ten der gemeente te overschrijden, het
niet mogelijk is tot dezen maatregel over
te gaan met het oog op het ontzaglijk (!)
aantal meters Nortonpijpen dat zoude
kunnen gevorderd worden voordat goed
water werd verkregen;
dat echter het belang der openbare ge-
zondheid vordert te beproeven in hoeverre
door het slaan van Nortonpijpen te De
Meern voor een bedrag hetwelk binnen de
perken der finantieele krachten van de
gemeente blijft, goed drinkwater kan
worden verkregen;
is goedgevonden,
te bepalen dat te De Meern, op een
nader daarvoor door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen terrein, ten al-
gemeene gebruike een Nortonpomp zal
worden geplaatst;
2   aan Burgemeester en Wethouders
over te laten de vaststelling van het
daartoe op te maken plan, alsmede der
voorwaarden van aanbesteding, met dien
verstande dat de kosten van evenbedoeld
werk de som van f200, - niet zal te boven
gaan.
B en W waren met de uitvoering van
De pomp te Haarzuilens
Op de vergadering van de gemeente-
raad van Haarzuilens op 25 juli 1879
stelde D. de Goeij voor een gemeente-
pomp te maken in de kom van de ge-
meente; de enthousiaste voorzitter
wilde er dan maar meteen een lantaarn
op zetten. In de daarop volgende verga-
dering viel het besluit die pomp inder-
daad op te richten en wel op het plein
voor het gemeentehuis.
We kunnen ons afvragen waar dat
gemeentehuis dan wel stond. Zeker niet
aan de tegenwoordige Brink; het dorp
werd immers pas aangelegd in 1898.
Men huurde in 1883 voor f 35,- per jaar
voor de raadsvergaderingen een locaal
van de landbouwer Petrus Spliet. Vanaf
1885 was men voor hetzelfde bedrag te
gast bij C. W. van Oostrum in het door
hem bewoonde huis, bekend onder de
naam „rechtszaal".
Op 25 september 1882 besloot de
raad, ten behoeve van de pompaanleg,
een stukje grond van 4 centiaren te ko-
pen van J. J. baron van Zuijlen van Nie-
velt, in de kom van het dorp Haarzui-
lens, kadastraal bekend gemeente Haar-
zuilens Sectie A nr 183, voor de som van
f 10,- en B en W kregen opdracht de be-
nodigde werkzaamheden te doen uit-
voeren. De plaats waar de pomp zou
worden geplaatst, is nog wel aan te wij-
zen; dat moet zijn geweest ergens in de
tegenwoordige ,,Romeinse tuin", gele-
gen tussen de Bochtdij k en kasteel De
Haar.
In juni 1883, bijna weer eenjaar later,
had men eindelijk geïnformeerd hoeveel
het plaatsen van een nortonpomp eigen-
lijk wel zou kosten. De raming was
f 150,- maar men had ook te horen
gekregen dat volgens verklaring van des-
kundigen zich bij het slaan der pijp om-
standigheden kunnen voordoen waardoor
de geraamde kosten aanmerkelijk moe-
ten worden overschreden.
De vroede va-
deren werden goed benauwd en beslo-
ten geen nortonpomp te plaatsen doch
een flinken put te doen graven en daarop
eene gewone pomp te laten plaatsen.
De inspecteur van het Geneeskundig
Staatstoezicht, van de plannen verno-
men hebbende, vroeg inmiddels om wat
watermonsters uit verschillende parti-
culiere putten. Het daarop gedane on-
derzoek wees uit dat het drinkwater op
de hofstede Koningshof, gebruikt door
de familie Miltenburg, volstrekt niet
bruikbaar was als drinkwater. Het be-
vatte ammonia en salpeterigzuur, dat er
absoluut niet in aanwezig mocht zijn;
bovendien iets te veel kalk en zwavel-
zuur en belangrijk te veel chloriden.
Ook het water uit de pomp op Den Eik
was ongeschikt; het bevatte salpeterig-
-ocr page 71-
561
' 1 » t ?
De dorpspomp te Haarzuilens in vroeger jaren.
Links een foto van een muurscliildering door W.J.S. Hoogstraten in zijn huis aan de Brink te Haarzuilens.
Rechts een goedgeslaagde copie van de oude pomp, te zien achter café-restaurant „In het Wapen van Haarzuilens"
Foto's K.B.Nanning, 1987.
zuur, te veel salpeterzuur en chloriden.
Het laatste bericht uit de raadsnotu-
len betreffende de oude pomp, dateert
van 29 september 1884; toen werd B.
van Sprang belast met het schoonhou-
den van de zinkput bij de gemeente-
pomp en de beveiliging dier pomp tegen
vorst, tegen een jaarlijkse „belooning"
van f 5,-.
Tijdens de herbouw van het kasteel
De Haar (1891 - 1906) en de aanleg van
het omliggende park, werd het oude
dorp Haarzuilens, dat zich dicht tegen
de ruïne had ontwikkeld, afgebroken.
Een nieuw dorp, van dezelfde naam,
werd op enige afstand gebouwd en op 31
augustus 1898 werd aldaar het nieuwe
gemeentehuis aan het gemeentebestuur
overgedragen.
Op het nieuwe dorpsplein (de Brink)
kwam ook weer een pomp te staan,
maar gegevens daarover heb ik nauwe-
lijks uit het gemeentearchief kunnen op
diepen. Toen de waterleiding een feit
was, werd de wenselijkheid gevoeld in
de pomp op de Brink een kraan aan te
brengen; de hoofdleiding liep er immers
dicht langs. Wéér werd er gevreesd voor
hoge kosten maar in 1928 kwam het er
toch van; men besloot toen tevens het
lood dat uit de pomp was gekomen te
verkopen, de pomp te laten repareren en
schilderen.
In 1951 was de pomp goed versleten
en het gemeentebestuur plaatste een
post van f2.000,- op de begroting: kos-
ten van de bouw van een nieuwe pomp
op de Brink. Het verzoek om machti-
ging tot het doen van deze uitgaaf,
gericht aan Gedeputeerde Staten, was
als volgt gemotiveerd: De bestaande
pomp is van gietijzer gemaakt en dateert
uit ongeveer 1892 toen het huidige dorp is
aangelegd door E. G. F. Baron van
Zuijlen van Nijevelt van de Haar bij de
restauratie van het kasteel,,De Haar" en
bij de aanleg van de parken daaromheen.
Het oude dorp lag destijds in de onmiddel-
lijke omgeving van de gerestaureerde
ruïne en is door genoemde persoon onge-
veer 600 meter daarvandaan opnieuw
opgebouwd. De laatste jaren reeds toont
deze monumentale pomp dergelijke
tekenen van verval, dat vervanging nood-
zakelijk is. De pomp heeft in ons dorp
steeds een zodanige plaats ingenomen.
dat de Raad gemeend heeft, dat ter plaat-
se een nieuwe pomp moet komen, omdat
zonder de pomp het dorpsbeeld ten zeer-
ste geschonden zou zijn. Vóór de aanleg
van het buizennet der waterleiding in
1928 was deze pomp het enige middelvan
watervoorziening in de kom van het dorp,
dat goed drinkwater leverde en vrijwel
alle bewoners in de kom betrokken dan
ook hun water van deze pomp. In verband
met het feit, dat sinds de aanleg der wa-
terleiding de pomp vrijwel niet meer ge-
bruikt werd en daardoor het water minder
deugdelijk werd, ging het gemeentebe-
stuur er destijds toe over de pomp aan te
sluiten aan genoemd buizennet, in hoofd-
zaak ten gerieve van de vele toeristen en
passanten. Na rijp beraad heeft de Raad
dan ook besloten een architectonisch ver-
antwoorde pomp te laten bouwen.
Het architectenbureau W. A. Geelen
te Utrecht maakte een begroting
f 1.855,-); J. M. Dijkers, Brink 83 te
Haarzuilens schreef in voor f 1.833,50.
Het werk werd hem gegund en zo staat
er te Haarzuilens nu een,,monumentale
gemetselde pomp".
-ocr page 72-
562
In deze put te plaatsen een goeden eiken-
houten pomp met eiken juk, taps houten
zuigerhart, spatplank, ijzerwerk en goed
gangbaar opleveren. Voor het afvoeren
van het water een gemetselde stortbak
met ijzeren rooster, afvoer naar de sloot.
Terrein bestraten en afrasteren.
We zouden hieruit kunnen afleiden
dat de pomp niet direct op de norton-
buis werd geplaatst maar op de put. De
nortonbuis diende dan om de put te voe-
den.
In october deelde de voorzitter mede
dat het werk zijn voltooing naderde en
in februari 1922 bleken de kosten
f 1.900,- te hebben bedragen. Blijkbaar
was de financiële positie van de gemeen-
te toen wat rooskleuriger, want er be-
hoefde geen lening te worden aange-
gaan; de kosten konden bestreden wor-
den uit de gewone middelen.
In juli 1928 was het gehele Haarpad
van waterleiding voorzien en de Raad
besloot, op voorstel van B en W, de
pomp te verkopen. Dat was echter
gemakkelijker besloten dan gedaan.
Een advertentie leverde geen liefhebbers
op en men plaatste een nieuwe adverten-
tie in het „Weekblad voor den Smid",
uitgegeven te Doetinchem. Een halfjaar
later waren er nog steeds geen kopers en
ook Teseling, die de verkoopwaarde op
f 50,- schatte, wist niemand die belang-
stelling had.
Het raadslid van Rooijen opperde het
denkbeeld de pomp te verkopen aan de
weduwe Goes, die haar dan zou kunnen
verwijderen en den grond, waarop de
pomp staat, welke grond nog haar eigen-
dom is, weder zou kunnen gebruiken en
bebouwen.
De weduwe liet per omgaande weten
dat zij er niet over piekerde de pomp te
kopen en wij kunnen haar niet anders
dan gelijk geven; ze had nota bene de
grond gratis ter beschikking gesteld!
Onze zuinige bestuurders wilden nog-
maals een advertentie zetten, maar ze
schrokken pas weer wakker toe drie jaar
later P. van den Bosch, wonende aan de
Parkweg, klaagde over het gebruiken
als keerplaats van het stukje grond
waarop de pomp aan het Haarpad nog
steeds stond. Ook tóén waren er nog die
er handel in zagen.
Pas op 13 maart 1934 besloot de
Gemeenteraad de pomp langs het Haar-
pad aan de familie Goes te schenken om
op te ruimen en de grond weer in de vroe-
gere staat terug te brengen.
Al met al is
de pomp net zo lang in gebruik geweest
als men nodig heeft gehad om er weer
vanaf te komen!
Hoewel de oude loop van het
Haarpad binnen de bebouwde kom van
Vleuten totaal verloren is gegaan, is
toch wel bij benadering aan te geven
De ingebruikname van de nieuwe pomp op de Brink te Haarzuilens in mei 1951. Van links naar
reclits: architect W. A. Geelen, burgemeester van der Heide, mevrouw van der Heide-Kemme,
gemeentesecretaris J. G. Versteeg, wethouder H. de Greef, J. Sprong, mevrouw Geelen, L. C.
Broekhuijse, gemeentearchitect A. Mook, J. S. Kooijman, A. G. Vendrig, G. Verhoef, H. van
Kooten, L. Hoogstraten. Toen de burgemeester werd uitgenodigd het eerste glas te tappen, gaf
de pomp, tot grote hilariteit van de omstanders, geen water maar jenever.
De pomp aan het Haarpad
Te elfder ure "kreeg ook het Haarpad
nog zijn eigen gemeentepomp. Op 10
januari 1921 besloten B en W de Raad
voor te stellen aldaar een Nortonpomp
aan te brengen. Men had al wat vooron-
derzoek gedaan. Zo zouden de kosten
ca f 500,- bedragen, maar een stuk
grond (van van Ooijen), dat te koop
was, was minder geschikt gebleken
doordat in de onmiddellijke nabijheid
daarvan meerdere privaatputten liggen.
De pomp was nu gepland op grond van
de weduwe A. Goes.
Het voorstel dat op 3 mei 1921 de
Raad bereikte, luidde toch een tikkeltje
anders: op advies van de Gezondheids-
commissie werd voorgesteld een Nor-
tonpomp te doen maken, met zoo noodig
ontijzeringsinrichting.
De kosten daar-
van werden geraamd op f 1.500,- a
f 2.000,-.
Het raadslid Goes achtte deze uitgaaf
veel te hoog voor het geringe aantal
gezinnen dat hiervan zou profiteren,
waarop de voorzitter antwoordde dat in
het belang van de volksgezondheid op
geen geld mocht worden gezien, zelfs niet
al was het noodig meerdere van die pom-
pen in de gemeente te moeten nemen.
Hij
achtte het mogelijk dat de ontijzerings-
inrichting zou kunnen worden gemist.
Hierop wilde Goes óók niet achterblij-
ven en hij bepleitte de aanschaffing van
de laatste: al is deze duur, in 't belang der
volksgezondheid acht spreker ze ge-
wenscht. IJzerhoudend water, ook al is
het voor de gezondheid niet nadelig, heeft
het toch een onaangenamen smaak en ziet
er onaangenaam uit, zoodat de menschen
't dan nog niet zouden willen gebruiken.
B en W werden gemachtigd een pomp
te doen slaan op de wijze zoals na
ingewonnen advies van de Gezond-
heidscommissie nodig zou blijken. Dit
zou geschieden op het perceel, kadas-
traal bekend Gemeente Vleuten Sectie B
no. 680, eigendom van Geertruida van
Dijk, weduwe van Arnoldus Goes, die
genegen was een gedeelte van dat per-
ceel kosteloos aan de gemeente in ge-
bruik te geven voor de tijd dat daarop
van gemeentewege een pomp zou zijn
geplaatst en die ingebruikgeving bij
notariële overeenkomst te doen regelen.
D. van Teseling te Abcoude zou de
pomp met ontijzeringsinrichting ma-
ken. Hij deed boringen en verkreeg
monsters die geheel voldeden aan de
eisen die aan diep grondwater als drink-
water gesteld kunnen worden.
De mon-
sters van 17 meter diep waren iets beter
dan die van 27 meter diep.
Het bestek voor de pomp was
eenvoudig: Dit werk bestaat in het plaat-
sen van een welput, uit te diepen op zoo-
danige diepte dat men bij de laagste wa-
terstand 1 meter water heeft. Hiervoor
gebruiken 2 cementringen, ieder hoog 1
meter en binnenwerks wijd90 centimeter,
en verder dicht te klutsen tegen de pomp.
-ocr page 73-
563
daarachter lag het bewuste perceel van
„de weduwe Goes". De pomp moet ge-
staan hebben in de hoek tussen
Camphuysenstraat en Jacob Catsstraat.
bond met de Themater wetering.
Volgde men, komende van het dorp, het
Haarpad, dan kruiste men, ongeveer ter
hoogte van de tegenwoordige Jacob
Catsstraat, de Nieuwe Vaart. Even over
waar deze pomp zijn kortstondig
bestaan heeft gehad. Vroeger liep tussen
de tegenwoordige Camphuysenstraat
en Herman Heyermansstraat, evenwij-
dig aan beide, de Nieuwe Vaart; dat was
een vaart die de Vleutense wetering ver- de brug, rechts, stonden vier huisjes en
Bronnen
Dr J. E. A. L. Struick, Utrecht door de Eeuwen heen, 1984
Pomflet, Uitgave van het Provinciaal Overijssels Museum, april 1984
F. Jonkman, De waterleiding in vroeger tijden, WMN-koerier, december 1982
Gemeentearchief Vleuten-De Meern
H. J. A. Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, 1982
Waterleidingbedrijf WMN te Utrecht, de heer A. W. Bechtholt
Enkele boeken die uw aandacht verdienen
Per ATO en Spoor
Dit jaar verscheen bij de Stichting
Matrijs te Utrecht een boek met boven-
genoemde titel, geschreven door Jan
Erik Grunveld. De schrijver behandelt,
zoalsde ondertitel luidt, 20 jaar omstre-
den autobushistorie. Hij beperkt zich
tot de geschiedenis van de „NV Algeme-
ne Transport Onderneming (A.T.O.)"
en dat zou bij onze lezers tot een schou-
derophalen kunnen leiden. De ATO
heeft namelijk nooit in onze streek geo-
pereerd.
Maar er is toch zeker één aspect dat
dit boek ook voor ons interessant
maakt.
In het begin van de jaren '20 begon in
Nederland het gemotoriseerd wegver-
voer tot bloei te komen en ons land
kende al spoedig een onvoorstelbaar
groot aantal autobusondernemers. Met
de spoorwegen ging het in die tijd niet zo
best.
De ATO was in wezen een dochteron-
derneming van de Nederlandsche
Spoorwegen en haar oprichting, in
1927, riep felle protesten op van de par-
ticuliere exploitanten, die voor een
groot deel verenigd waren in de Neder-
landsche Bond van Autobusonderne-
mers.
Het boek geeft —weliswaar „opge-
hangen" aan de geschiedenis van de
ATO — veel informatie over de ontwik-
keling van het autobusverkeer in het al-
gemeen en de toenemende reglemente-
ring door de overheid. Daardoor is het
een pracht van een „opstap" voor de ge-
schiedenis van ons eigen streekvervoer.
Ons gemeentearchief bevat talloze gege-
vens over concessieaanvragen, com-
pleet met dienstregelingen. Een liefheb-
ber zou daar iets moois van kunnen ma-
ken!
Het boek (ISBN 90-70482-53-3) is te
bestellen via de boekhandel voor de
prijs van f 29,95.
Houdringe
De schrijver van dit boek, ons be-
stuurslid Klaas Nanning, gaf zijn
monografie als ondertitel mee: Historie
van een Biltse buitenplaats. Hij schreef
daarmee weliswaar geen onwaarheid
neer, maar bij het doorlezen, doorbla-
deren en doorkijken blijkt al heel snel
hoeveel meer hij te bieden heeft dan die
simpele formule kon doen vermoeden.
Het werk is bijzonder fraai uitge-
voerd en de talrijke illustraties zijn van
hoge kwaliteit.
De geschiedenis van huis en landgoed
wordt zeer goed gedocumenteerd ver-
haald, maar de charme van het geheel
wordt voor een groot deel bepaald door
wat de auteur allemaal vertelt over de
bezitters en bewoners. Hij schroomt
daarbij niet zich af en toe op zijpaden te
begeven, maar legt zich daarin op be-
wonderenswaardige wijze op het juiste
moment beperkingen op, waardoor een
harmonieuze compositie ontstond, die
alle respect verdient.
Het boek is voor een bedrag van f20,-
op aanvraag verkrijgbaar bij Grontmij
NV, Documentatiecentrum, postbus
203, 3730 AE De Bilt, maar u kunt het
ook kopen bij boekhandel Wortel, Sta-
tionsstraat 30 te Vleuten.
Stichtenaren uit vroeger jaren
Een bundel verhalen, genealogieën en
kwartierstaten, uitgegeven ter gele-
genheid van het 40-jarig bestaan van de
afdeling Utrecht van de Nederlandse
Genealogische Vereniging. Het geschre-
vene heeft betrekking op personen en
gebeurtenissen in de provincie Utrecht
en haar directe omgeving. Ruime aan-
dacht wordt in het boek geschonken aan
historische verhalen, verluchtigd met
authentiek archiefmateriaal, zoals fo-
to's, kaarten, gedeelten van afdrukken
uit overheids- en particuliere archieven,
alsmede documenten uit privé-bezit.
Wat onze eigen plaatselijke geschie-
denis betreft, vinden we er het artikel
over Andries van Batenburg en de Pau-
selijke Zouaven in terug, zoals dat
eerder in ons blad verscheen (jaargang
5, nummer 1, maart 1985).
Interessant is een beschouwing over
de oorsprong van de familienamen
Oskamp en Oskam. Deze moet naar alle
waarschijnlijkheid gezocht worden in
de veldnaam Ossenkamp onder Amei-
de.
Het aardige van de uitgave is dat
maar liefst 17 auteurs er in slaagden
een korte of soms langere, maar altijd
boeiende bijdrage te leveren, zodat er
een sprankelend geheel ontstond.
Het boek is te koop bij de Gemeente-
lijke Archiefdienst, Alexander Numan-
kade 199 te Utrecht, voor de prijs van
f 42,~.
-ocr page 74-
564
Een molenaarsdochter
(of: de oudheidkamer van Kockengen)
door
Dr D. W. Gravendeel
U vraagt zich wellicht af waarom ik voor deze cryptische titel koos. Nu, 't verhaal is wel wat ingewikkeld en
bovendien vol verrassingen, zowel pijnlijke als plezierige, 't Leek me dat ik niet met goed fatsoen iets over de mole-
naarsdochter kon vertellen, zonder toch enigszins uitvoerig in te gaan op de geschiedenis van de Kockengense oud-
heidkamer. Een geschiedenis die vrij wat overeenkomsten toont met die van onze eigen vereniging.
De Kockengense oudheidkamer
Op 14 maart 1958 kwamen enkele enthousiaste inwoners
van Kockengen voor het eerst bijeen om te praten over de
oprichting van een oudheidkamer. Men dacht aanvankelijk
aan een museum voor de Vecht- en Rijnstreek. De „Stich-
ting Oudheidkamer voor Kockengen en Omstreken of
Streekmuseum" werd in het leven geroepen door Frederik
Gijsbertus Koren, particulier, wonende te Utrecht, Jacob
Kerste, zonder beroep, wonende te Kockengen, Jan
Co melis Jongeneel, gemeente-secretaris, wonende te
Kockengen, Dirk van der Horst, wethouder, wonende te
Kockengen en Theodorus Wilhelmus Nieuwendijk, wethou-
der, wonende te Kockengen.
De gemeenteraad stelde een gedeelte van het gemeente-
huis ter beschikking en verleende voor 1959 een subsidie van
f 0,20 per inwoner; dat was dus in totaal een bedrag van
1.640 X f 0,20 = f 328.-.
Bovendien mochten twee ambtenaren elk twee uur per
week besteden aan werk voor de Stichting.
Men zou zo zeggen, dat kan niet meer kapot: de gemeente-
secretaris en twee wethouders in het Stichtingsbestuur, on-
derdak en subsidie.
De oudheidkamer werd officieel geopend op 8 juli 1958.
Reeds spoedig werden veel oudheidkundige voorwerpen
geschonken of in bruikleen gegeven door Kockenezen en
andere belangstellenden. Vooral de collectie boerenwagens
en een volledige kaasmakerij trokken bijzonder de aan-
dacht. De wagens werden ondergebracht in de oude brand-
weergarage.
De verzameling groeide en er moest naar een ruimere be-
huizing worden omgezien. Een voormalige boerderij (de
„Oude Werf') leek daartoe geschikt. Het bestuur van de
oudheidkamer liet in 1964 een restauratieplan opstellen en
een ontwerp voor de bouw van een wagenschuur maken,
waarmee B en W van Kockengen zich geheel konden vereni-
gen. Gedeputeerde Staten van Utrecht keurden het besluit
van de gemeenteraad tot aankoop van de boerderij en be-
stemming tot monument, goed. De bij het Rijk aangevraag-
de restauratiesubsidie werd geweigerd; het was toen 23
maart 1965.
Op 27 februari 1967 liet het gemeentebestuur weten dat de
zolder van het gemeentehuis en de oude brandweergarage
ontruimd moesten worden; men had er andere plannen mee.
In datzelfde jaar liet de oudheidkamer op eigen kosten een
wagenloods bouwen om de vele voorwerpen en rijtuigen,
waarvoor dus elders geen plaats meer was, goed onder te
kunnen brengen.
Eind 1968 en begin 1969 werden besprekingen gevoerd
met vertegenwoordigers van Gedeputeerde Staten, de
Stichtse Culturele Raad en het Recreatieschap noord-west
Utrecht om de mogelijkheid van een definitieve behuizing
onder ogen te zien. Dat bleek ook wel nodig want de
wagenloods was te vochtig.
In de loop van de daaropvolgende jaren haakte de ene
instantie na de andere af en de gemeenteraad was alleen be-
reid aanvullend te subsidiëren als Gedeputeerde Staten als
eerste meewerkten.
Veel pogingen zijn in het werk gesteld om de verzameling
in haar geheel of in gedeelten elders onder te brengen en
althans voor de streek te behouden. Dit mislukte steeds
omdat óf de collectie te groot was óf vele voorwerpen, als
bijvoorbeeld een arreslee, te omvangrijk waren. Na enige
teleurstellende ervaringen moest op 12januari 1974 besloten
worden tot opheffing van de Stichting Oudheidkamer.
Volgens de statuten moesten, bij opheffing, de goederen
worden verdeeld over stichtingen of instellingen die een
verwant doel nastreefden, nadat de in bruikleen verkregen
stukken waren teruggegeven aan de eigenaars of hun erfge-
namen. Was het opbouwen van de collectie een zaak van
veel voldoening geweest, het liquideren was een lijdensweg.
Men moest als het ware „leuren" met de spullen en als er al
iemand werd gevonden die belangstelling had, dan pikte die
net die krent uit de koek die hem in zijn kraam te pas kwam.
In eerste instantie werd het gemeentebestuur van
Kockengen gevraagd de verzameling geheel of ten dele in
eigendom te aanvaarden. Dat zag geen mogelijkheden,
behalve voor de fotocollectie en enige kleine voorwerpen.
Daarna is de collectie schriftelijk aangeboden aan het ge-
meentebestuur van Woerden voor het gemeentemuseum
aldaar, doch ook dat liet het afweten.
Kleinere collecties konden worden ondergebracht bij
gespecialiseerde musea. De kaasbrik, de tilbury, een glazen
brik, een bruine en een gele boerenwagen, enige rijtuigsto-
ven, enz., gingen naar het Nationaal Rijtuigmuseum te Leek.
Het bejaardencentrum De Vossenschans te Woerden werd
-ocr page 75-
565
Getekend portret van de molenaarsdochter Margaretha Johanna van Rhijn.
Hendrik Bouter, de tekenaar, werd geboren op 25 - 04 - 1854 te Boskoop; hij overleed op 03 - 01 - 1936. Hij woonde en werkte tot 1926 te Den
Haag, daarna te Voomburg. Hij schilderde en tekende portretten.
Het portret moet posthuum zijn gemaakt, want Margaretha Johanna was in 1895 reeds overleden. Waarschijnlijk heeft een foto tot voorbeeld
gediend.
-ocr page 76-
566
ingericht met gebruiksvoorwerpen van de oudheidkamer.
Het Centraal Museum te Utrecht kreeg een leuke collectie
aardewerk, een waag en andere voorwerpen en het Speel-
goedmuseum te Deventer werd verblijd met kinderspeel-
goed. De kostbare zogenaamde placcaatboeken, vijf dikke
delen met oude verordeningen in de provincie Utrecht,
gingen naar het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake.
Een grote collectie, vooral zogenaamd boerenantiek,
werd in eigendom overgedragen aan de Stichting 't Groen-
huys te Breukelen. Het was deze verzameling, onder berus-
ting van de heer T. Mur te Breukelen, die dit jaar in het bezit
kwam van onze vereniging en door ons voorlopig, verspreid
over diverse locaties, werd opgeslagen.
De bijbehorende inventarislijst, waarop ook de oorspron-
kelijke schenkers vermeld stonden, maakte, door de zeer
summiere omschrijvingen, identificatie van de voorwerpen
bijzonder moeilijk. Sommige op de lijst vermelde stukken
waren niet aanwezig en andere, wèl aanwezige, stonden niet
op de lijst. Hoewel kennelijk oorspronkelijk alle voorwer-
pen voorzien waren van een etiket, is dit maar al te vaak
verloren gegaan. Het zal ons dan ook nog heel wat werk kos-
ten alles uit te zoeken en thuis te brengen. Toch zal er een
nieuwe inventarislijst gemaakt moeten worden, aan de hand
waarvan wij de heer Mur de goede ontvangst van een en
ander kunnen bevestigen.
De schenkers
Als door een klein groepje enthousiaste mensen zoiets als
een oudheidkamer wordt opgericht, zijn er altijd plaats- en
streekgenoten bereid daartoe het een en ander af te staan.
Die bereidheid is des te groter naarmate het geschonkene
dichterbij blijft. Men wil het eigenlijk nog niet helemaal
kwijt en men wil het af en toe nog eens kunnen zien en aan-
raken. Dat is ook de basis van het bestaansrecht van een
plaatselijke of regionale verzameling, waar voorwerpen bij-
eengebracht behoren te worden, die werden gebruikt door
mensen uit die plaats of streek, of door hun voorouders.
Daar kunnen ook de hedendaagse bewoners — misschien
wel de kinderen en kleinkinderen van de schenkers — zien
hoe hun voorgangers ter plaatse leefden en werkten. De
bereidheid tot schenken zal ook toenemen naarmate de
zekerheid dat de verzameling in de naaste omgeving blijft
voortbestaan, groter is.
In het algemeen zou men kunnen zeggen dat het „het
eigene" is dat als een soort sterke lijm dergelijke onderne-
mingen mogelijk maakt. Dat „eigene" dan in twee beteke-
nissen: het „persoonlijk" eigene en het „plaats- of streek"
eigene, waarbij ik vermoed dat 't eerste zelfs het zwaarste
weegt.
Het moet dan ook heel erg zijn geweest voor de vele gulle
gevers dat de Kockengense oudheidkamer (geopend 8 juni
1958, opgeheven 12 januari 1974) het maar 16 jaar uithield
en de, vaak na lang aarzelen afgestane bezittingen uit het
oog verloren raakten. Dat was nooit de bedoeling geweest.
Men wilde wel — en soms zelfs graag — de eigen verzame-
ling helpen verrijken maar had geen boodschap aan een of
ander ver museum.
Niet minder erg is het dat bij zo'n boedel-liquidatie
typisch aan plaats of streek gebonden voorwerpen op drift
raken, als het ware de ruimte worden „ingeschoten" en
daarmee een deel van hun waarde verliezen.
Gelukkig kwamen er uit Breukelen ook weer voorwerpen
bij ons terug, die oorspronkelijk uit onze contreien afkom-
stig waren. Een mooi voorbeeld daarvan is het mutsenman-
geltje dat wij op 30 mei 1987 in onze kraam in Haarzuilens
toonden (zie ons blad, jaargang 7, nummer 2, juni 1987).
De molenaarsdochter
Bij de door ons overgenomen boedel bevindt zich een
fraaie portrettekening in een monumentale zwart-met-gou-
den lijst (hoogte 1 meter). De tekenaar was H. Bouter te Den
Haag, die zijn kunstwerk maakte in 1895.
Op de achterzijde staat vermeld:
,,Margaretha Johanna van Rijn, geboren te De Meern
overleden te Mijdrecht ca 1890
gehuwd met Gijsbert Stojberg, scheepstimmerman
geboren te Mijdrecht
overleden te Mijdrecht ca 1905
grootouders van de schenkster van deze schilderij, te weten:
Margaretha Johanna Stojberg, geboren te Mijdrecht
24-05- 1905
wonende te Mijdrecht, Ho/land 138
op de dag van de schenking 59 jaar, kleindochter van M.J.
van Rijn bovengenoemd, gehuwd met Gerard van Iperen.
Geschonken april 1963 door mevrouw van Iperen-
Stofberg".
De eerste gedachte was natuurlijk: ha, daar keert een uit-
gevlogen dochter terug naar het voorvaderlijk land. Maar
dat bleek toch niet helemaal zo te zijn. Volgens de tekst
achterop de tekening zou zij geboren zijn te De Meern en in
die tijd zou dat dan in Oudenrijn, Veldhuizen of Vleuten
moeten zijn gebeurd. De geboorteregisters van die
gemeenten gaven echter geen uitsluitsel.
De bevolkingsregisters van Veldhuizen van 1850 - 1860 en
van 1860 -1870 brachten, zij het indirect, meer aan het licht.
In het eerste register staan vermeld: Bernardus Johannes
van Rhijn en zijn vrouw Jacoba Maria van den Heuvel, maar
bij hun kinderen geen Margaretha Johanna.
Dit is spekkie voor het bekkie van de genealoog. In zo'n
geval moet er „geredeneerd" worden: stel dat Margaretha
Johanna iets te maken had met Bernardus Johannes en
wellicht zijn dochter was, dan zou het kunnen zijn dat zij ten
tijde van het opmaken van het bevolkingsregister van 1850
reeds — misschien getrouwd — het huis uit was. En omdat
huwelijken meestal werden gesloten in de woonplaats van de
vrouw, zou het huwelijksregister van Veldhuizen wel eens
het gezochte antwoord kunnen geven.
En dat register gaf dat antwoord: op 26 - 10 -1844 trouw-
den te Veldhuizen Margaretha Johanna van Rhijn, geboren
1818 te Broek cum annexis (d.i. Waddinxveen), dochter van
Bernardus Johannes van Rhijn, korenmolenaar te Veldhui-
zen, en Pietertje Zwart, overleden, en Gijsbert Stofberg,
scheepmaker, geboren 1818 te Mijdrecht, zoon van Willem
Stofberg, scheepmaker, en Jacoba Veraar.
Toen Margaretha Johanna eenmaal was „thuisgebracht"
kon ik de verleiding niet weerstaan de geschiedenis van de
molenaarsfamilie van Rhijn verder uit te zoeken. De diverse
registers leverden het volgende op:
-ocr page 77-
569
In 1862 vertrokken de oude Bernardus Johannes, die dan
als „zonder beroep" te boek staat, zoon Leendert (geboren
02 - 06 - 1816 te Broek cum annexis), die het nooit verder
heeft gebracht dan molenaarsknecht, en zoon Arie met
vrouw en drie kinderen, naar Rietveld.
Hun opvolger was de molenaar Willem Zeger Deelman,
die geboren werd op 03 - 12 - 1837 te Harderwijk. Hij vestig-
de zich, komende uit die plaats, op 28 - 05 - 1862 te Veldhui-
zen, maar vertrok weer op 13 - 10 - 1863 naar Doorn.
I Arnoldus van Rhijn
Deze woonde te Wateringen en was getrouwd met
Cornelia Koppen.
II Leendert van Rhijn
Hij was geboren in 1762 te Wateringen.
Hij overleed 30-10-1846 te Veldhuizen. Zijn overlijden
werd aangegeven door zijn zoon Bernardus Johannes,
korenmolenaar te Veldhuizen, bij wie hij kennelijk in-
woonde.
Hij was bij zijn overlijden weduwnaar eerst van Johan-
na Ridders, later van Wilhelmina Pelman.
III Bernardus Johannes van Rhijn
Hij was geboren 19- 12-1787 te Waddinxveen (een an-
der register zegt Dordrecht).
Hij was korenmolenaar te Veldhuizen, Nederlands
Hervormd.
Zijn eerste vrouw en moeder van zijn kinderen was Pie-
tertje Zwart.
Zijn tweede vrouw was Jacoba Maria van den Heuvel,
die in 1798 te Utrecht was geboren als dochter van Jan
van den Heuvel en Helena Elisabeth Mulder. Hij trouw-
de met haar op 07-06-1841 te Veldhuizen. Zij overleed
op 01 - 08 - 1856 te Veldhuizen.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
•Siliiial 1 : .17,.'.00
/"-■"•'....../.......
.^'
•7^'// ii\
• .Meern ƒ
I : i'i I I I ' ■ -, - ■'
geb. 1816 te Vianen (of Broek ?)
1818 te Vianen
1826 te Vianen (of Broek ?)
1826 te Bodegraven
1831 te Waddinxveen
1834 te Vianen
Leendert
Leendert
Arie
Antje
Miete Batte
Bernardus Johannes
./4
: ;'■■■! ■
\lKJLUttiiUs:;
I . I^ÜI
, , , - .IcfdkaiU,;,
U H
'J ./,'J
r1          I Ir' ' i:
Onze Margaretha Johanna staat daar dus niet bij. Het is
heel goed mogelijk dat er nog meer kinderen reeds het
huis uit waren. De geboorteplaatsen zijn blijkbaar niet
erg betrouwbaar aangegeven.
In de kadastrale legger van 1838 staat Bernardus
Johannes van Rhijn, korenmolenaar te Vianen, als
eigenaar van de percelen Gemeente Veldhuizen Sectie
A nrs 177 (molen), 178 (huis, schuur en plaats), 179
(tuin) en 180 (erf als bouwland). De vorige eigenaar was
Jan van Kes, korenmolenaar te Veldhuizen.
// o 7' A'
/j s s t: A s
ry/.v \ ,
/ / 7' /» // .1 .1 S
IV Arie van Rhijn
Hij was geboren 26 - 02 - 1826 te Broek cum annexis
(Waddinxveen).
Toen hij trouwde was hij korenmolenaar te Veldhuizen.
Hij trouwde op 31 - 12 - 1851 te Vleuten met Poulina
Maria de Heus, die op 02 - 04 - 1825 te Vleuten was ge-
boren als dochter van de vleeshouwer Arie de Heus en
Gerrigje van Dokkum. Uit dit huwelijk werden twee
kinderen geboren, die beiden spoedig overleden. Pouli-
na Maria overleefde haar tweede kraambed niet.
Fragment van een kaartje van de gemeente Veldhuizen uit de
Gemeente-Atlas van Nederland, bewerkt door J. Kuyper, uitgegeven
door Hugo Suringar, Leeuwarden 1865 - 1868.
Iets westelijk van de Loobrug, aan de Leijdsche Rijn, stond de
„koornmolen" van Veldhuizen.
Arie hertrouwde op 16 - 11 - 1854 te Vleuten met zijn
schoonzusje Louisa Johanna de Heus, geboren op 25 -
08 -1834 te Vleuten. Uit dit huwelijk werden zes kinde-
ren geboren waarvan er drie in leven bleven:
Bernardus Johannes geb. 05 - 12 - 1857 te Veldhuizen
Poulina Maria
                 09 - 04 - 1860 te Veldhuizen
Arie                                 03 - 06 - 1861 te Veldhuizen
P.S. De geschiedenis van de Veldhuizense korenmolen is
lang. Zoals u weet wordt de molen al genoemd in 1385 als
„der Moeien die voor Nyenvelt staat" in de brief van bis-
schop Floris van Wevelickhoven, waarbij hij toestemming
geeft tot het graven van de Heycop of Lange Vliet. Ik heb mij
met opzet niet in die geschiedenis begeven want de molen en
zijn molenaars zouden stof bieden voor een heel boek.
-ocr page 78-
570
Een lange weg naar een eigen huis
(of: de aanhouder wint)
Nu de historische vereniging in het zevende jaar van haar bestaan eindelijk een eigen dak boven 't hoofd heeft, is dat
een goede reden eens achterom te kijken. Reeds in october 1983 had een delegatie uit de vereniging een gesprek met
één van de wethouders, waarbij o.a. onze huisvesting ter sprake kwam. Want weliswaar heeft de vereniging voor haar
werk geen subsidie nodig, voor een eventuele huisvesting ligt dat natuurlijk anders. De daaraan verbonden kosten
kunnen van dien aard zijn dat ze niet zijn op te brengen uit de contributies van de leden.
Wij hebben nu een betaalbare huisvesting gevonden, waarin althans een deel van onze activiteiten kan worden
ondergebracht en daarmee is, wat dat betreft, een eerste hoofdstuk afgesloten.
Het gemeentebestuur „ervoer de activiteiten van de Historische Vereniging als zeer positief" en trok ten behoeve
daarvan een bedrag van f50.000.- uit op de begroting in het kadervan het meerjarenplan 1987-1991 .Wij zullen zélf
met voorstellen moeten komen teneinde van die behulpzame hand een goed en nuttig gebruik te maken. Maar dat is
een ander verhaal.
De introductie-tentoonstelling op 2 october 1981 in de Paus Johannesschool te De Meem. Op de foto de eerste voorzitter van de vereniging, Dr
B.J. van Vliet, tijdens zijn toespraak waarin hij mevrouw F. van Husen-Wibbeke tot erelid benoemde.
-ocr page 79-
571
Toen op 12 mei 1981 in café De
Brouwerij te Vleuten besloten werd de
Historische Vereniging Vleuten-De
Meern-Haarzuilens op te richten, werd
bij die gelegenheid ook een voorlopig
bestuur gekozen. Dat bestuur kreeg o.a.
tot taken statuten op te stellen voor de
nieuwe vereniging en een introductie-
tentoonstelling voor te bereiden.
Die tentoonstelling, in de Paus Jo-
hannesschool te De Meern, werd op 2
october geopend door burgemeester
Middelweerd. Hoogtepunt van die ge-
beurtenis was de benoeming tot erelid
van de oudste in Vleuten geboren in-
woonster, mevrouw F. van Husen -
Wibbeke.
De gepresenteerde voorwerpen, fo-
to's, kaarten, acten, enz. waren alle af-
komstig uit particulier bezit. De inzen-
dingen werden door de tentoonstel-
lingscommissie zorgvuldig geregis-
treerd, angstvallig bewaakt en na
afloop snel aan de rechtmatige eige-
naars teruggegeven. De vereniging had
zélf nog niets te laten zien dan haar
goede wil, doch daar zou maar al te
gauw verandering in komen.
Op de ledenvergadering van 10 no-
vember 1981 werden de statuten goed-
gekeurd en daarmee aanvaardde de ver-
eniging een taak die, consequent door-
gedacht, welhaast onbegrensd zou blij-
ken.
Artikel 3 van de statuten, handelende
over het doel van de vereniging, spreekt
over het wekken van belangstelling voor
alle historische goederen, het bevorde-
ren van kennis en studie van zowel de
recente als de oude geschiedenis van de
gemeente en het overdragen van kennis
en studieresultaten aan een zo groot
mogelijk aantal inwoners van de ge-
meente.
In hetzelfde artikel wordt echter ook
als taak genoemd het instellen van een
historisch archief in de ruimste zin van
het woord,
met het doel de inwoners van
de gemeente hiervan zoveel mogelijk
kennis te laten nemen. Dit laatste kan
niets anders betekenen dan dat de vere-
niging zich niet mag beperken tot het
verzamelen van foto's, prenten, kaarten
(in het algemeen „papieren"), maar ook
moet proberen zoveel mogelijk voor-
werpen uit het verleden in haar bezit te
krijgen. Bovendien moet dat verzamel-
de bezit toegankelijk zijn voor de inwo-
ners van de gemeente.
Maar ook al was in het bedoelde
artikel de bepaling betreffende het his-
torisch archief niet opgenomen, dan
nog was het voor de vereniging
onmogelijk geweest niet in het bezit te
komen van een steeds groeiende verza-
meling, zonder haar geloofwaardigheid
Het vlag- en bordenvertoon bij de tentoonstelling „150 Jaar graven naar een Romeins castellum
in De Meern", van 12 mei t/m 3 juni 1984 in het Vereenigingsgebouw aan de Zandweg te De
Meern.
De Meern, uitgevoerd door het Archeo-
logisch Instituut van de Rijksuniversi-
teit te Utrecht. Van zaterdag 12 mei t/m
zondag 3 juni 1984 was er in het Vereni-
gingsgebouw te De Meern naar aanlei-
ding van dit werk een grote overzichts-
tentoonstelling met als motto „150 Jaar
graven naar een Romeins castellum in
De Meern".
Daarmee werden de huisvestigings-
problemen acuut; de vereniging „stik-
te" zowat in het verzamelde materiaal.
Langs een achterdeurtje werd van de
gemeente de sleutel verkregen van het
leegstaande PTT-gebouwtje achter de
Hervormde kerk in De Meern. Er waren
geen ramen en er was geen electrisch
licht, maar het donkere hol bood in
ieder geval tijdelijk soulaas. De vereni-
ging kon er ook niet blijven, want de
kerk had koop- en verbouwingsplan-
nen. Die plannen zijn inmiddels gereali-
seerd en, 't moet gezegd, het resultaat is
bijzonder geslaagd.
Een noodkreet naar de gemeente
resulteerde in de tijdelijke ingebruik-
geving van een gedeelte van de bedrijfs-
bebouwing van de voormalige boerderij
Thematerweg 17.
te verliezen. Men kan immers niet een
aangeboden oude prentbriefkaart in
dank aanvaarden en vervolgens van een
stuk 19de eeuws volksaardewerk zeg-
gen: nee dank u, gooi dat maar weg.
Natuurlijk zal het verstandig zijn het
verzamelgebied te beperken, maar waar
de grenzen liggen valt nu nog niet exact
aan te geven. In het algemeen kan men
zeggen dat verzameld moet worden wat
kenmerkend is voor een plattelandsge-
meente in deze streek en in 't bijzonder
wat typerend is voor het binnen onze
gemeentegrenzen liggende gebied.
De consequentie was dan ook al
spoedig dat de vereniging behoefte ging
krijgen aan enig onderdak. Het werd
langzamerhand bezwaarlijk de steeds
aanzwellende stroom schenkingen bij
de leden thuis onder te brengen. Boven-
dien waren veel voorwerpen in zodanige
staat dat grondige restauratie noodza-
kelijk was alvorens ze met een gerust
hart konden worden opgeborgen.
In de winter van 1982 - 1983 nam de
Historische Vereniging deel aan een
grote opgraving op de Hoge Woerd te
-ocr page 80-
572
De deel werd grondig onderhanden
genomen. De voergoot werd weggebro-
ken en met het puin werd de groep ge-
dempt. De koestijlen, waar het dak op
rustte, werden vervangen door een uit-
gekiende staalconstructie.
Hoewel de aldus verkregen ruimte
oorspronkelijk slechts bedoeld was als
gelegenheid tot opslag, rijpte gaande-
weg de gedachte er niet alleen een werk-
plaats in onder te bregen, maar ook een
groot gedeelte voor expositie te bestem-
men. En zo ontstond, haast ongemerkt
en onbedoeld, iets wat men met een
weids woord een museum zou kunnen
noemen. De leden van de vereniging
raakten aan het idee gewend en voor de
bevolking werd het al snel een begrip.
De maandagavond werd de vaste avond
waarop een groep trouwe medewerkers
zich bezighield met het schoonmaken en
opknappen van verkregen spullen.
Op 20 september 1985 trok de vereni-
ging de stoute schoenen aan en presen-
teerde openlijk haar „museum" aan een
grote groep genodigden en aan het pu-
bliek. De reacties waren overweldigend
en in de korte tijd van zijn bestaan werd
het museum door velen bezocht. Eén
van de hoogtepunten daar, was de pre-
sentatie, op 30 november 1985, van het
door Ir J.A. Storm van Leeuwen
geschreven boek ,,Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn". Hoewel de ijzige kou nau-
welijks kon worden bedwongen door
een brullende viammenwerper, had
toch iedereen het gevoel dat zo'n ge-
beurtenis de bevestiging was van de
doelstellingen van de vereniging.
Het museum aan de Thematerweg.
Uitwendig een onaantrekkelijke veestal,
inwendig een en al gezelligheid, tot stand
gekomen door de medewerking van velen. Zo
konden de vitrines voor een vriendenprijs
worden overgenomen van van Gend en Loos;
het overige meubilair en de vloerbedekking
werden geschonken. Helaas kon het museum
— door o.a. de slechte verwarmingsmogelijk-
heid — slechts elke laatste zaterdag en zondag
van de maand worden opengesteld, maar dan
was er ook voor iedere bezoeker koffie en vaak
zelfs iets erbij.
-ocr page 81-
573
Bij de ingebruikgeving van Thema-
terweg 17 had de gemeente te kennen
gegeven dat deze was geschied tot
wederopzegging. Het bestuur van de
vereniging was zich het tijdelijke karak-
ter van de huisvesting zeer bewust en
stelde alles in het werk om te zorgen
voor vervangend onderdak voor het
moment dat het zover zou zijn. De ge-
meente verlangde ontruiming bij brief
van 10 april 1986 en twee maanden later
stond de vereniging op straat.
In allerijl werd gezocht naar een gele-
genheid waar de vereniging haar bezit-
tingen voorlopig kon opslaan. Die gele-
genheid werd gevonden op Utrechtse-
weg 7, waar alles echter dermate op en
in elkaar gestapeld ligt, dat er nauwe-
lijks meer een overzicht van te verkrij-
gen is. Enkele grote stukken konden
niet onderdak worden gebracht en
worden in de open lucht bewaard. Bo-
vendien is ter plekke geen gelegenheid
voor restauratiewerk.
De afbraak van Thematerweg 17 in het kader van de uitvoering van het uitbreidingsplan Hinder-
stein-noord.
De buiten gebruik zijnde koestal aan de Utrechtseweg 7 waar de vereniging haar spullen zolang kwijt kon. De gemeente nam de huur gedurende een
jaar voor haar rekening. Binnen moest alles op en in elkaar worden gestapeld en wat binnen geen plaats vond moest buiten blijven. Inmiddels is ook
al weer het nodige, onder dezelfde omstandigheden, op verschillende plaatsen elders „voorlopig" gestald.
-ocr page 82-
574
Sjouwen, slepen, bouwen, breken, zweten en koulijden door steeds maar weer dezelfde enthousiasten. Op de foto's: een transport van Themater-
weg 17 naar Utrechtseweg 7.
Nog tijdens het verblijf aan de
Thematerweg deden zich enkele moge-
lijkheden voor om permanent onderdak
te raken.
Het pand Zandweg 200 (de boerderij
Vleuterweide, rijksmonument) kwam te
koop en de koper, de heer H. den Exter,
was bereid de vereniging een groot stuk
van de deel met de zolder ter beschik-
king te stellen. De tegenprestatie zou
dan moeten bestaan in het restaureren
van het zomerhuis.
Ongeveer in diezelfde tijd bood de ge-
meente de boerderij Rijksstraatweg 105
aan. In eerste instantie had de erbij
behorende grond een andere bestem-
ming en bovendien kwamen de kosten
van restauratie geheel voor rekening
van de vereniging.
In beide gevallen was die niet in staat
tot afspraken te komen omdat de
financiële consequenties van een en an-
der, zonder hulp van derden, onaan-
vaardbaar waren.
De impasse loste zich vanzelf op. De
heer den Exter kon niet langer op een
beslissing wachten en Rijksstraatweg
105 brandde af.
Op 10 juli 1986 bood uw bestuur bur-
gemeester Middelweerd een museum-
nota aan, waarin waren opgenomen een
bijdrage tot een cultuurnota, een be-
leidsplan voor een museum en een
hoofdstuk financiën. De nota, die ook
aan alle raadsleden persoonlijk werd
toegezonden, bracht bij het gemeente-
bestuur op dat moment niet de gehoop-
te reactie teweeg.
De boerderij Vleuterweide, Zandweg 200. Dit is een monumentale dwarshuis-boerderij uit de
18de eeuw, waarvan de geschiedenis, zo goed als zeker, nog veel verder teruggaat. Goed te zien
op de foto, is de grote deel die heel wat mogelijkheden zou hebben geboden. Ook het zomerhuis
had zijn aantrekkelijkheden.
-ocr page 83-
575
'ff.'ff':jl*
Omdat koop of huur van een geschikt
pand voorlopig tot de onmogelijk heden
leek te behoren, kwam de gedachte op
uit te zien naar een directiekeet of iets
dergelijks en de gemeente te vragen een
terrein aan te wijzen waar deze zou kun-
nen worden geplaatst.
Weer werden stad en land afgezocht
en weer liepen diverse hoopgevende
mogelijkheden op niets uit, totdat de
heer Ir G.M.E.Mélotte, directeur van de
Pegus NV, een kantoorkeet ten geschen-
ke aanbood. Het gebouwtje (9 x 16
meter) zou binnen niet al te lange tijd
door zijn bedrijf worden afgestoten. De
enige voorwaarde was dat leden van de
vereniging het zelf zouden afbreken en
afvoeren. Wel, dat hebben ze geweten,
maar daarover straks.
Vooruitlopend op een en ander werd
overleg gepleegd met het gemeentebe-
stuur betreffende de plaats waar het
gebouw zou kunnen worden opgetrok-
ken. De suggestie werd gedaan dat
wellicht de parkeerplaats aan de Es-
doornlaan, die tijdelijk als woonwagen-
standplaats had gefunctioneerd, daar-
voor geschikt zou zijn, omdat daar alle
De boerderij Rijksstraatweg 105 vóór (boven) en na (onder) de brand. Het was eens een
architectonisch waardevolle langhuis-boerderij uit het begin van de 19de eeuw, die met een
bestemming als oudheidkamer niet misstaan zou hebben in een te „reconstrueren" Meerns
dorpscentrum.
-ocr page 84-
576
nutsleidingen nog in de grond lagen.
Een snel en rechtstreeks antwoord op
deze toch vrij eenvoudige vraag bleek
niet mogelijk. De kwestie kwam aan de
orde in de vergaderingen van de raads-
commissies voor Welzijnszaken en
Openbare Werken op 5 en 6 januari
1987 en eerst op 3 februari ging de
gemeenteraad met het plan accoord.
Vervolgens moest er nog een „openbare
bekendmaking" aan te pas komen, met
het oog op „bouwen in strijd met het
bestemmingsplan". Dat geschiedde op
25 februari. En wat niemand had ver-
wacht: er kwamen op het laatste mo-
ment bezwaarschriften binnen van
omwonenden. Het was inmiddels 12
maart.
Boven: De kantoorkeet, nog staande op het Pegusterrein, ernstig
bedreigd door de slopers van het oude Pegus-gebouw en reeds belaagd
door de knokploeg van de Historische Vereniging. Die slopers geloof-
den niet dat het ploegje historisch uitziende mannen het karwei zou
klaren.
OPENBARE BEKENDMAKINGEN
Bouwen in strijd met bestemmingsplan
De burgemeester van de gemeente Vleuten-De Meern maakt be-
kend dat bij het gemeentebestuur is ingekomen een verzoek van
de Historische Vereniging Vleuter-De Meern-Haarzuilens om ver-
gunning voor het plaatsen van een noodgebouw op het perceel
I-.sdoornlaan/Europaweg kadastraal bekend gemeente Vleuten
sectie F nr. 1690.
Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestem-
mingsplan rietiomare.
Het gemeentebestuur is voornemens de gevraagde vergunning
voor een periode van 5 jaar te verlenen door vrijstelling te ver-
lenen van het bestemmingsplan voor deze periode.
Het bouwplan ligt vanaf 26 februari 1987 gedurende 14 dagen
op de secretarie (afd. gemeentelijke ontwikkeling) voor een ieder
ter inzage.
I en ieder kan gedurende deze termijn bij burgemeester en wet-
houders tegen het verlenen van de vergunning schriftelijk bezwa-
ren indienen.
Vleuten, 25 februari 1987
Midden: de openbare bekendmaking, waarop de bezwaarschriften
binnenkwamen.
Onder: De meeste tijd kostte het inwendig „uitkleden" van het ge-
bouwtje, maar toen dat eenmaal achter de rug was, ging het hard. De
foto toont het neerhalen van het staande werk. Gelukkig scheen er op
dat moment een vriendelijk zonnetje. Bij de slopers groeide het geloof.
De burgemeester voornoemd,
Mr. H.A.C. Middelvveerd.
Had de heer Mélotte aanvankelijk in
het vooruitzicht gesteld dat zo ongeveer
in het voorjaar over de keet beschikt zou
kunnen worden, op 6 januari 1987
moest hij laten weten dat het gebouwtje
acuut moest verdwijnen omdat met de
sloop van het oude Pegus-gebouw was
begonnen en hel de slopers danig in de
weg stond. Het vroor in die dagen 13
graden en er stond een straffe noordoos-
ten wind, maar de harde kern van de
vereniging slaagde erin het solide bouw-
sel in vier dagen klein te krijgen en de
onderdelen elders op het Pegus-terrein
op te stapelen. En daar bleven ze
voorlopig liggen omdat de bovenbe-
schreven procedure nog maar nauwe-
lijks op gang was gekomen.
-ocr page 85-
577
Intussen was in de laatste week van
maart 1987 in de pers aandacht besteed
aan de moeilijke positie waarin de histo-
rische vereniging verkeerde. Men
schreef o.a.: „de cadeau gekregen kan-
toorkeet kan, mits goed onderhouden,
jaren mee en een geschikt terrein moet
toch te vinden zijn".
Of deze publiciteit de stoot gaf of iets
anders, is moeilijk te zeggen, maar plot-
seling was daar het aanbod van de kerk-
voogdij van de Nederlands Hervormde
gemeente De Meern: de vereniging kon
haar gebouw neerzetten achter de oude
pastorie aan de Zandweg (D'Ark), op
het terrein naast het Vereenigingsge-
bouw. Met de kerkvoogdij was snel
overeenstemming bereikt, maar toen
moest opnieuw een bouwvergunning
worden aangevraagd. Weliswaar kon
dat deze keer via een kortere procedure,
maar er ging toch een maand overheen
voor de toestemming binnen was.
Boven: Nadat, zorgvuldig uitgelijnd, 150 vier-
kante meter vloer was gelegd, konden de
wanddelen weer overeind gezet worden. De
binnenbekleding van spaanplaat had hier en
daar sterk geleden van weer en wind.
Midden: Nog steeds in de open lucht. Eenakter
door drie gebrilde heren in de toekomstige
werkplaats.
Onder: De nieuwe platte grond
1  Entree
2  Hal
3 Werkplaats
4  Opslagruimte
5  Bestuurskamer
6  Donkere kamer
7  Lichtsluis
8  Keuken
9  Vestiaire
10 Toilet
11  Werkkast
10
V
11
-ocr page 86-
578
Half juni startte de wederopbouw en
sindsdien is er gestaag gewerkt om het
gebouw zijn oorspronkelijke fraaie aan-
zien te hergeven. Van buiten zal het, als
het klaar is, niet veel veranderd zijn,
maar van binnen werd voor een geheel
andere indeling gekozen. Er zijn: een
grote werkplaatsruimte (ca 50 vierkante
meter), een ruimte voor het opbergen
van schoongemaakte spullen (ca 30
vierkante meter), een vergaderruimte
(ca 18 vierkante meter) en een donkere
kamer voor de fotograaf (ca 14
vierkante meter). Verder een hall, een
keuken, een vestiaire, een toilet en een
werkkast (zie plattegrond).
Er zal nog een goed deel van de winter
gemoeid zijn met het afwerken van het
interieur. Inmiddels is ook de vaste
maandag-werkavond weer ingesteld,
zoals men zich die nog kan herinneren
uit de tijd aan de Thematerweg. Het is
de bedoeling dat in ieder geval op die
avond geregeld in het gebouw wordt ge-
werkt, eerst nog uitsluitend aan de vol-
tooiing van het inwendige, maar vervol-
gens ook weer aan het opknappen van
de door de vereniging verworven voor-
werpen.
Vanzelfsprekend is de mogelijkheid
om in het gebouw werkzaam te zijn niet
beperkt tot de maandagavond. Het
mooiste zou zijn als er ook overdag en
op de andere avonden leden van de
vereniging (m/v) actief waren.
Over dat laatste is nog wel iets te zeg-
gen. Als men een lid van de vereniging
de vraag stelt of hij geïnteresseerd is in
het werk van de vereniging, zal zijn ant-
woord meestal bevestigend zijn. Vraagt
men hem vervolgens ook eens iets bij te
dragen, dan komen de bedenkingen: ik
weet niet hoe ik een onderzoek moet
doen, ik kan niet goed schrijven, of iets
dergelijks. Vaak ook weet men eigenlijk
niet goed welke hulp men zijn vereni-
ging zou kunnen bieden.
Natuurlijk is de directe verwezenlij-
king van de in de statuten vastgelegde
doelstellingen belangrijk en dat moeten
dan maar diegenen voor hun rekening
nemen die zich daartoe geroepen
voelen. Minstens zo belangrijk is de in-
directe steun die anderen kunnen geven.
De boven geschetste geschiedenis is er
een van zwoegen en sjouwen, breken en
bouwen, en het mag een wonder heten
dat er nog zoveel is terecht gekomen van
het eigenlijke werk van de vereniging.
Nu er dan ook eindelijk, zowel letter-
lijk als figuurlijk, een rustpunt is geko-
men, kan er voor de vereniging van alles
worden gedaan: meubelmaken, boek-
binden, foto's verzamelen, archiefop-
ï.'«k*^" XAV ^"
En mocht u onverhoopt inderdaad
met twee linkerhanden opgescheept zit-
ten of een zo drukbezet leven hebben
dat er met geen mogelijkheid een gaatje
voor de vereniging in te prikken valt,
dan is er toch nog een andere manier om
te helpen. Die manier werd niet door uw
bestuur bedacht, maar door een lid,
behorende tot de laatste bovengenoem-
de categorie. Hij deed de suggestie dat,
indien men om welke redenen dan ook
niet in staat was om in de vereniging
enige activiteit te ontplooien, men deze
morele plicht als het ware zou moeten
kunnen „afkopen" door een extra bij-
drage. Het bleef niet bij een ideetje want
even later was de penningmeester f 50,-
rijker en het lid een „schuldgevoel" ar-
mer.
D.W.G.
Boven: Toen het staande werk gereed was,
werd ijlings het naambord van de vereniging
boven de deur aangebracht.
Onder: Het mastieken van het dak. Een mens
kan alles leren als hij maar moet.
bouw, bibliotheekinventarisatie, schil-
derwerk, metaalbewerking, enz.. Al die
doe-het-zelvers die thuis zo handig uit
de voeten kunnen, hebben nu de kans
hun vereniging met een paar uurtjes in
de week metterdaad te helpen.
-ocr page 87-
579
Een dorp verandert,
V- ^ -• •• • z*^         \i 's»--*!
«rf *^
Op bladzijde 553 publiceerde ik een
raadselfoto met de vraag: waar stonden
deze lage huisjes, wie hebben er in ge-
woond en wat stelt het puin op de voor-
grond voor?
Ditmaal waren de reacties weer
anders dan bij eerder gepubliceerde
foto's. Ik werd op straat bij de schou-
der gepakt; „Die huisjes stonden aan de
Vinkenbuurt en het puin is van de
schuur van Van Berkel". „Half goed".
„Nou, dan is het puin van de schuur van
Toon Hoogstraten". ,,Nee, nog steeds
niet goed" en daarop heb ik aan de pas-
sant verteld wat de heer T. van der Bilt
uit Utrecht ons ook schreef: „De lage
huisjes van de foto op pagina 553 zijn uit
de vroegere Vinkenbuurt en werden
bewoond door de familie Van Husen
(hulppostbesteller). Het puin op de
voorgrond is van de afbraak van de
boerderij van de gebroeders Vermeulen,
waar ondergetekende als jongen nog
stenen heeft gebikt. — Ik vond het leuk
om mee te helpen zoeken naar de
vroegere bestemming".
Tot zover deze brief. Ook mondeling
kreeg ik enkele malen te horen: „de
boerderij van Vermeulen". Dat bleek
dan steevast de boerderij ,,Hinderstein"
te zijn, maar niemand noemde die naam
uit eigen beweging.
Een tweede brief ontvingen we van
mevrouw E.C. van Maanen - van
Geutselaar uit De Meern, maar ze
ondertekende haar brief met onder an-
dere ,, ik ben een rasechte Vleutense".
Ze kwam terug op de foto die in het
vorige nummer werd gepubliceerd:
,,Wij hebben, meen ik, in het huisje met
een groot en klein raam gewoond. Mijn
vader werd door de Spoorwegen
overgeplaatst van Nootdorp naar Vleu-
ten als spoorwegarbeider langs de baan.
Vlakbij woonde de familie Trompert,
een aannemer volgens mijn ouders. Ze
hadden geen kinderen en ik was er
veel". Ze eindigde haar brief met woor-
den die ons wel aanspreken maar waar
niets meer aan te veranderen valt: ,,Er is
veel veranderd, niet in het voordeel van
Vleuten. De pompen zijn ook weg, 't is
allemaal jammer".
Om u de situatie wat duidelijker te
maken plaatsen we hierbij de totale foto
waarop niet alleen ook het tweede huis
aan de Vinkenbuurt, dat van de familie
Goudappel, te zien is, maar ook het dak
van de oude gymnastiekzaal. Boven de
lage huisjes zagen we overigens het dak
van de Nederlands Hervormde school
(1961) die later „Christelijk Nationale
school" zou worden en nu ,,Torenplein-
school" heet.
-ocr page 88-
580
De nieuwe raadselfoto is voor de
afwisseling weer eens een luchtfoto.
Waar vlogen we in de zomer van 1966?
K. B. N.
Wie wat bewaart die geeft wat
J. van Selm, Parkweg 26 Vleuten
Vlijm
H. van Rooijen, Westlandsetuin 8
Vleuten
Rijwielbelastingplaatje 1940-1941,
zogenaamde ,,knijpkat" {— zaklan-
taarn met dynamo), hangertje van
vliegtuigglas met dubbeltje van Ko-
ningin Wilhelmina, drie persoonsbe-
wijzen, twee stamkaarten, bonkaar-
ten, ansicht ter gelegenheid van de
geboorte van Prinses Juliana in 1909,
kaart voor „schaarsche artikelen"
van de Gebr. van Eijk aan het Haar-
pad te Vleuten.
K. van Proosdij, Castellumlaan 10
De Meern
Grote hoeveelheid fragmenten van
Romeins aardewerk, oorspronkelijk
afkomstig uit de collectie van van
Engelen
P. Griffioen, Stationsstraat 56 Vleuten
Vier houtboren, een kaphamer
A.H.J. Nieuwhoff, Zandweg 32
De Meern
Bascule, boek van Kees Valkenstein
,,Wat zou het zijn", drie veterinaire
injectiespuiten
J.M. de Rooij, Dorpsstraat 17 Vleuten
Carbidbus
Drs C.J. Hogendijk, van Wanroystraat
2 Vleuten
Bijna complete serie „Onze gemeen-
te"
W.M.B, van der Rijst, Dorpsstraat 42
Vleuten
Bankbiljet van f 10,~ uit 1944
CA. Vernooij, Utrechtseweg 109J
Vleuten
Bootshaak
A. Schoenmakers - Senne, Dinkelstraat 7
Utrecht
Familieregister van de familie Senne
G.E.P. Versteeg, Eikslaan 6 Haarzui-
lens
Boekje ,,Kasteel Haarzuilens", sa-
mengesteld door Jac. de Bruijn
A. Goudappel, Julianalaan 20bis
Vleuten
Twee fotoreproducties
A. Winkel, van Wanroystraat 12
Vleuten
Twee prenten van J. Kokje Jzn
Door ons werden in dank, ten behoe-
ve van onze bibliotheek en onze verza-
meling, de volgende schenkingen en
bruiklenen aanvaard van:
F.  Schuytvlot - Oskam,
Boek van Kees Valkenstein: Keesie
Oranje
G.  W. J. van Rossenberg, Schrijnwer-
kerslaan 2 De Meem
Copie heropeningsfolder van de
kruidenierszaak van J. L. Griffioen
te Vleuten, devotieplaatje mevrouw
Weimer - Griffioen
B. Brouwer, Kalverstraat 6 De Meern
Wasplank
W. H. Denekamp, Utenhamstraat 5
Vleuten
Reiskoffer voor hoge hoed
A.C. van der Wens, Utenhamstraat 1
Vleuten
Jaargang 1939 van het Algemeen
Handelsblad
J. Branckers, Camphuysenstraat 32
Vleuten
Oventje
J.C.J. Waldram, ten Veldestraat 63
De Meern
Twee diaprojectoren
J. W. Mandjes, Dorpsstraat 44 Vleuten
Zeisblad met twee handvaten
Steekbeitel