r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
581
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Officieel orgaan van de Historische Vereni-
ging Vleuten-I)e Meern-Haar/uiiens. 8e jaargang nr. 1 maart 1988 © 1988 Verschijnt 4x per jaar
Ingeschreven m het verenigingsregister van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr, V. 479360 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Is cultuur een luxe?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diezelfde krant meldde de ernstige
verontrusting van de stichting Alde Fryske Tsjerken over de toestand van de hoogste terp van Friesland bij Hoge- beintum. Door het natte weer van de afgelopen maanden verzakte de terp, waarop een 12de eeuws kerkje staat, dat nu met de ondergang wordt bedreigd. Die verzakking is overigens al sinds 1982 aan de gang, maar het ministerie van WVC heeft nog geen geld uitgetrok- ken voor een onderzoek naar de oorzaak ervan. Op verzoeken van ge- meente en provincie om geld, heeft het ministerie nog niet gereageerd. Het staat heel flink met een zorgelijk
gezicht het waarschuwend vingertje te heffen en onze ministers met een mond- vol grote woorden naar het buitenland te sturen, maar daar is onze eigen por- temonnaie niet in het geding. Minder groots is het de verantwoordelijkheid voor gebeuHijkheden in eigen tuin uit de weg te gaan. Inderdaad, cultuur is een luxe, maar
wel een onmisbare luxe. De vraag is al- leen, hebben we er wat voor over of in- teresseert ons slechts het vege lijf! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het antwoord is natuurlijk Ja! Zon-
der cultuur zal het vege lijf ongetwijfeld voortreffelijk kunnen gedijen. Er zijn zoveel mogelijkheden om dat lijf tot in extremo te vertroetelen, dat we ons daarover geen zorgen hoeven te maken. In de krant van 5 februari j.1. stond
een bericht over de grootscheepse af- braak van historische gebouwen in Boe- karest. Naar aanleiding van een rapport daaromtrent hadden de Eerste Kamer- fracties van VVD, PvdA en CDA in schriftelijke vragen hun bezorgheid geuit over „de mogelijke en deels gerea- liseerde aantasting van het Europees cultureel architecturaal erfgoed in Boe- karest". Zij vroegen van de ministers van buitenlandse zaken, van WVC en van onderwijs en wetenschappen een overzicht van de gesloopte of met sloop bedreigde monumentale gebouwen in Boekarest. De regering moet volgens de fracties,,indachtig geest en tekst van de conventie van Granada" stappen on- dernemen om de Roemeense autoritei- ten haar verontrusting kenbaar te ma- ken en erop te attenderen dat de kaal- slag ernstige verliezen voor het Euro- pese erfgoed betekent. Zo mogelijk moeten er gezamenlijke stappen worden gedaan in het kader van het minister- comité van de Raad van Europa en via de Unesco. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagelijks bestuur:
Dr. D W. Gravendeel, voorzitter
't Zand 35, 3451 GP Vleuten „siss tel. 03406 - 61793 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W.H. Denckamp, sekretaris
Utcnhamstraat 5. 3451 BR Vleuten tel. 03407 - 1948 P.G. de Rooy, penningméëSièr
't Zand 1. 3451 GP Vleuten tel. 034Q7 - 14X3 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten;? tel. 03407 - 1263 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ledenadrotoistratie/informatie:
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en (na)-
bestellingen bij: Mevrouw P.J. de Rt)oij-Goe*,:;:;:;S;S:lJ;j;|:::;;:i;;5;St
't Zand 1. 3451 GP Vleuten ::-IÊImʧÊI§. tel. 03407 - 1483 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kontrifautie:
De iaarlijkse kontributic bedraagt voor 1988
minimaal I 25,- posinbonncmem t 35.--per jaar Donateurs:
Mmunaal f 12,50 per jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.W. Gravendeel
voorzitter |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
- Van het bestuur
- Jan Rodenburg
- Uitnodiging Algemene Ledenvergadering
- Agenda
- Veldhuizen in 1906
- Wie wat bewaart die geeft wat
- Collecte voor een huis
- Een dorp verandert
- Eigen haard is goud waard
- Geld en handen
- Nieuwe leden
- Een dichte warme broek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vereniging iKctt tekeningen bii de
volgende instellingen
ABN - De .\1eern'55 66 v'.()4i)
RABO - Vleuten 36 75.17.574
POSTC51RO 2unm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pagina
581 582 582 582 583 590 591 595 596 605 605 606 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gehele ot gedeeltelijke overiiainc \iin
artikelen uu dtt v^fsnigingsoi^aan isskcht* toegestaan na schriftelijke toestemming van de rcdaktie |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illustratie ^oorpacina:
Cedeelte van de op pai^ina 600 afgebeelde
deksteen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LOSSE M'MMKRS I- 7.50
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
582
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Uitnodiging
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Algemene Ledenvergadering
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze nodigt het bestuur u uit voor de op dinsdag 12 april 1988 te houden Alge-
mene Ledenvergadering in Hotel Het Oude Raadhuis, Hindersteinlaan 2 te Vleu- ten. Aanvang 20.00 uur precies. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||||||||||||||
1. Opening
2. Ingekomen stukken en mededelingen
3. Notulen vergadering 31 maart 1987
4. Jaarverslag secretaris
5. Jaarverslag penningmeester over 1987 en begroting 1988
De hierop betrekking hebbende stukken liggen een uur voor het begin der ver-
gadering reeds ter inzage 6. Verslag kascommissie
7. Benoeming nieuwe kascommissie
8. Vaststelling contributie 1989
9. Bestuursverkiezing.
Volgens het rooster zijn aan de beurt om af te treden de heren D.W. Gravendeel
(dagelijks bestuur), H.E.J. van Essen en J. Fokker (bestuursleden). De heren Gravendeel en van Essen stellen zich herkiesbaar. De heer Fokkeren mevrouw I. Meeldijk-Roos hebben te kennen gegeven hun bestuurszetel te willen afstaan. Het bestuur stelt u voor de heren Gravendeel en van Essen te herkiezen en in de twee vacatures te benoemen mevrouw L.M.Th.J. Broekhuyse-Rood en de heer J. Schoonderwoerd. Namen van eventuele tegencandidaten kunnen (ondersteund door tenminste tien leden) tot uiterlijk drie dagen voor de verkie- zing bij het zittende bestuur worden bekend gemaakt 10. Herbenoeming vaste commissies
11. Rondvraag
12. Sluiting
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Jan Rodenburg
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Het is niet gemakkelijk te schrijven
over iemand, die men pas op latere leef- tijd heeft leren kennen. Enerzijds omdat men hem in zijn ontwikkeling en rijping niet heeft meegemaakt, waardoor het gevormde karakterbeeld iets houdt van een momentopname. Anderzijds omdat veel facetten van de persoon ongekend bleven, omdat er geen aanleiding was ze „bij te praten". Jan was voor mij een fijne vent, met
wie 't immer aangenaam samenzijn was. Het gesprek ging lang niet altijd over verenigings-aangelegenheden. Zijn ken- nis was groot en hij had een uitgespro- ken wereldbeeld, waarover hij zich verwonderde, maar waarin hij tevens de kracht vond om er tot 't laatst de moed in te houden. De vereniging verliest in hem een toe-
gewijd en bekwaam lid. Lange tijd was zijn voortreffelijk fotografisch werk een van de pijlers waarop onze activiteiten steunden. D.W.G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Pauze
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Na de pauze zal ons bestuurslid, de fotograaf-cineast K.B. Nanning, zijn film over
de Biesbos vertonen, die hij in opdracht van Grontmij NV maakte. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 8 april
Opening Bibliotheek Vleuten, Pas-
toor Ohllaan 30. Expositie Kees Valkenstein. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Zaterdag 30 april
Koninginnedag.
Wij staan met onze kraam op het
Dorpsplein te Vleuten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Zaterdag 9 april
Kom in de kas.
Wij staan met onze kraam
Veilinggebouw.
|
Dinsdag 17 mei
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten.
Algemene contactavond voor ieder- een met vragen, plannen of ideeën. Dinsdag 14 juni
20.00 uur, 't Zand 1 Vleuten.
Algemene contactavond (zie bo- ven). |
||||||||||||||||||||||||||||
Elke maandag werkavond in ons nieuwe
onderkomen aan de Zandweg in De Meern (achter het gebouw D'Ark, Zandweg 147). Het werk bestaat nu nog uit aftimmeren en schilderen. De moge- lijkheid om ter plaatse een hand uit te steken is niet bepaald tot de maandag- avond. Er is bijna elke dag wel iemand aanwezig! |
|||||||||||||||||||||||||||||
in het
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Dinsdag 12 april
Algemene Ledenvergadering.
Hotel Het Oude Raadhuis, Hinder- steinlaan 2 te Vleuten. Aanvang 20.00 uur. |
|||||||||||||||||||||||||||||
583
|
|||||||||||
Veldhuizen in 1906
door
Dr D. W. Gravendeel |
|||||||||||
Van21 juni 1901 dagtekent de Gezondheidswet. Deze omvatte „het onderzoek naar den staat der volksgezondheid
en, waar noodig, de aanwijzing en bevordering der middelen ter verbetering; de handhaving van de wetten en veror- deningen, in verband daarmede vastgesteld, voor zoover te dien aanzien geen andere wettelijke regeling is gemaakt". In aansluiting op die wet ,,zijn bij Koninklijk Besluit van 27 Mei 1902 (Staatsblad No 77) in ons land voor elke
gemeente boven 180CX) inwoners, verder voor bepaalde door de koningin aangewezen gemeenten en voor vereeni- gingen van gemeenten, te zamen met niet meer dan 40000 inwoners, gezondheidscommissiën ingesteld. De leden, de voorzitter en de secretaris worden benoemd door den Commissaris der koningin. Zij dienen de hoofdinspecteurs, de inspecteurs van de volksgezondheid, alsmede de gewestelijke en gemeentebesturen van bericht en raad, moeten gehoord worden over alle besluiten en verordeningen van de gemeenteraden op het gebied der volksgezondheid, houden aanteekeningen der verordeningen, doen onderzoekingen verrichten, enz.". Het bovenstaande ontleende ik aan de Winkler Prins' Geïllustreerde Encyclopaedie van 1908; het dient als inleiding
op het volgende artikel, waarvoor ik de stof vond in ons gemeentearchief (Veldhuizen, Agenda 1906). |
|||||||||||
De Gezondheidscommissie
Onze gemeenten, tot een „vereeniging van gemeenten" behorende, waren ingedeeld bij de Gezondheidscommissie voor de
gemeente Loenen c(um) a(nnexis). De bij de wet aan de commissie verleende opdracht was nogal ruim en dat verklaart waarom er bij haar „onderzoekingen" ook wel eens punten aan de orde kwamen die op het eerste gezicht nu niet direct iets te maken hadden met de volksgezondheid. Op 16februari 1906 schreefde commissie een brief, ondertekend door voorzitter H. P.Kapteijn en secretaris W. H.Willms,
aan de burgemeester van Veldhuizen: „Wij veroorloven ons de vrijheid UEd. hierbij ingesloten een vragenlijst te doen toeko- men, betrekking hebbende op het samenstellen van het Woningrapport Uwer gemeente". Burgemeester H. Ph. J. van Heemstra en secretaris W. C. Merkx haastten zich de gevraagde inlichtingen bijeen te brengen en
op 5 april ging hun antwoord de deur uit. Hun bereidwilligheid is misschien voor een deel te verklaren uit het feit dat de com- missie in een P. S. had gemeld dat Loosdrecht en Vinkeveen ook zo fijn hadden medegewerkt. |
|||||||||||
Het Woningrapport
De commissie stelde 16 vragen en die werden door de gemeente punt voor punt beantwoord. Ik geef in het nu volgende de
vragen en antwoorden woordelijk weer: 1. Vraag: Hoedanig is de gemeente naar eigenaardige toestanden te verdeelen?
Antwoord: De gemeente Veldhuizen, begrensd door de gemeenten Vleuten, Oudenrijn, Jutphaas, Linschoten en Harmeien, is
niet in wijken verdeeld en bevat slechts 106 woningen.
Bij verordening, vastgesteld 9 Mei 1905 en afgekondigd 6 Juni 1905, is als de kom aangewezen het gedeelte tot het dorp de
Meern behoorende, dat zich uitstrekt vanuit de grens der gemeente Oudenrijn en het midden van den Leidschen Rijn, 562 Meter in Zuidelijke- en 450 Meter in Westelijke richting. Overeenkomstig de eigenaardige toestanden kan deze gemeente in twee deelen gesplitst worden, namelijk: 1ste in dat
gedeelte waarin zich bevinden de huizen No 1 - 46 (langs den Rijksstraatweg en den Meerndijk gelegen, waarvan de meeste mede het dorp de Meern vormen en enkele tot de buurtschap „de Heldam" zijn te rekenen) en 2de de buurtschap Reijerscop, bevattende de huizen No 47 - 80.
Noot. Als er hierboven wordt gesproken over ,.eigenaardige toestanden" moet men dat niet begrijpen alsof er in Veldhuizen
vreemde of zonderlinge dingen aan de hand zouden zijn geweest. Het woord „eigenaardig" betekent hier niets anders dan „een eigen, bijzonder karakter dragend" (D.W.G.). |
|||||||||||
584
|
||||||||||||||||||||
Noot. De „kom" van de gemeente Veldhuizen werd dus begrensd door de Leidse Rijn en de Molenvliet, en verder door de
tegenwoordige van Heemskerklaan en de Kleermakerslaan (D.W.G.)- |
||||||||||||||||||||
2. Vraag: Bevolking op 1 Januari 1870
Antwoord: Het bevolkingscijfer was op |
||||||||||||||||||||
1890
|
1905
|
|||||||||||||||||||
1900
|
||||||||||||||||||||
1 Januari 1870
1880 1890 1900 1905 |
313 zielen
370 zielen 380 zielen 426 zielen 477 zielen |
|||||||||||||||||||
3. Vraag: Zoo er belangrijke mutatiën in de bevolking plaatsvonden, wat is dan de reden hiervan?
Antwoord: Voor de geleidelijke toeneming der bevolking zijn geen bijzondere oorzaken te noemen. 4. Vraag: Indeeling van de bodemoppervlakte der gemeente.
Antwoord: Bodemgesteldheid. Met uitzondering van de kleine strook ten Oosten van den Meerndijk, ligt deze gemeente geheel
in het Waterschap „Bijleveld en den Meerndijk" en wordt door het onder Harmeien staande stoomgemaal van dat Waterschap bemalen. Het Zomerpeil is 1,24 Meter — N.A.P. Het gedeelte nabij het dorp de Meern, aan den Meerndijk en aan den Rijksstraatweg, bestaat uit goede en vrij hoog gelegen kleigrond, die echter hier en daar langs den Straatweg geleidelijk afgevlet wordt voor steenfabrikage; meer in de richting van Harmeien is dit reeds vroeger geschied en is de grond dus lager. De geheele buurtschap Reijerscop bestaat uit laag gelegen klei met een moerassigen ondergrond.
De oppervlakte van den bodem kan als volgt worden verdeeld:
|
||||||||||||||||||||
De gemeente Veldhuizen rond 1900, volgens de topografische kaart schaal 1: 25.000 (iets verkleind). De grens liep van de brug in de Rijksstraat-
weg (bij Radio van Bommel) in zuidelijke richting langs de Molenvliet tot aan de noordelijke kade van Rosweide, knikte daar even naar het oosten om vervolgens weer in zuidelijke richting door te lopen tot aan de Oude Wetering. Deze werd in westelijke richting gevolgd tot aan de Achter Mo- lenvliet, om bij de Kerkwegsbrug weer naar het oosten te lopen langs de Reijerkopse Wetering. De westelijke begrenzing van de polder Veldhuizen was de Hellevliet, die einigde bij de Heldam. Daar, bij de tol, moet op no. 32 tolgaarder Schimmel hebben gewoond. De noordelijke grens van de gemeente was de Leidse Rijn. |
||||||||||||||||||||
585
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouwland 33,35 HA
Blijvend grasland (wei- en hooiland) 797,65 HA
Tuinen met inbegrip van boomgaarden voor eigen gebruik 3,86 HA
Boomgaarden (voor de handel) 19,21 HA
Bloemkweekerij 0,51 HA
Hak-en griendhout 41,18 HA
Dijken en bermen 5,61 HA
Vergraven grond, moeras en water 5,70 HA
Wegen 4,26 HA
Onbelastbare eigendommen 7,11 HA
Erven van gebouwen 7,17 HA
Totaal 925,61 HA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Vraag: Boerderijen van 5-10 HA, van 10-15 HA, enz.
Antwoord: De oppervlakte bouwland werd gaandeweg kleiner. Het wei- en bouwland wordt gebruikt van:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pachters
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noot. In de tweede helft van de 19de eeuw was er een reeks fundamentele verschuivingen in de productie- en handelsverhoudin-
gen in de wereldlandbouw. Met name de uitbreiding van het Amerikaanse landbouwareaal en de mechanisering van de daar verrichte werkzaamheden gaven de stoot tot een sterke productievergroting en prijsverlaging, gepaard gaande met een verbreding van de markt voor Amerikaanse landbouwproducten. De Amerikaanse concurrentie bracht ook hier te lande een scherpe daling van het agrarisch prijsniveau teweeg. De akkerbouw als geheel had sterker onder de prijsval te lijden dan de vee- teelt en het is dus heel goed te begrijpen dat veel boeren er toe overgingen hun bouwland om te zetten in weiland. (D.W.G.) 6. Vraag: Aantal boerderijen waar meer dan 6 koeien gemolken worden; eigen en huurplaatsen.
Antwoord: Meer dan 6 koeien worden er gemolken bij 9 eigenaars en 22 pachters. 7. Vraag: Fabrieken en andere hoofdmiddelen van bestaan.
Antwoord: Het voornaamste middel van bestaan is de veehouderij (voor kaasbereiding).
Voor de buurtschap Reijerscop is dit het éénige middel van bestaan; daar vindt men uitsluitend boerderijen (18) en eenige
boerenarbeiders. Ook langs den Straatweg is veehouderij hoofdzaak. Men vindt daar 12 boerderijen waar 6 ofmeer koeien gemolken worden.
Onder deze boerderijen zijn er 4 waartoe enkele hectaren bouwland behooren, die gewoonlijk bezet worden met tarwe, rogge, haver, klaver en aardappelen. Aan de Westzijde van den Meerndijk (van de Meern tot den Reijerscopperbuurtweg) treft men nog een gedeelte bouwland
aan, waar meest aardappelen, mangelwortels, enz. verbouwd worden. Aan den Meerndijk wonen slechts 2 veehouders, respectievelijk 12 en 5 koeien melkende.
Verder vindt men in de kom (Straatweg en Meerndijk):
2 timmerlieden
1 rijtuigmakerij (het hoofd van het bedrijf woont aan de overzijde van den Rijn op de Meern, gemeente Vleuten).
1 huisschilder
1 bloemisterij
1 schoenmaker, tevens vleeschhouwer
een paar winkeliers en kooplieden
De overige huizen worden bewoond door arbeiders en ambachtslieden (knechts).
Noot. Omdat ik bovenstaand overzicht van de samenstelling der bevolking wel wat summier vond, sloeg ik de bevolkingsregis-
ters van Veldhuizen uit die tijd er eens op na. Ik liet de arbeiders, boerenknechts en -meiden even buiten beschouwing en bepaalde mij tot de landbouwers, ambachtslieden en zogenaamde neringdoenden. Wat de huisnummering aangaat, past enige reserve. Ik gebruikte de oudste nummering, maar sommige nummers werden meer dan eens gewijzigd en er staat niet bij wanneer die wijziging plaatsvond. Eerst dan de ambachtslieden en neringdoenden:
Aan de Straatweg
op no. 01 Gijsbertus Blom, schilder, geboren 12-09-1835 te Zegveld, vestigde zich 16-10-1862 te Veldhuizen, komende van
Zegveld. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
586
op no. 02 Cornelis van den Berg, bloemist, geboren 22-04-1824 te Maarssen, vestigde zich 01-12-1875, komende van
Oudenrijn. op no. 14 Cornelis de Langen, schoenmaker, geboren 15-04-1850 te Vleuten, vestigde zich 08-06-1883, komende van Vleu-
ten. op no. 18 Cornelis Cooiman, timmerman, geboren 31-03-1845 te Benschop, vestigde zich 16-03-1895, komende van Vleu-
ten. op no. 19A Adrianus Leendert van der Kwast, timmerman, geboren 09-01-1849 te lopik, vestigde zich 01-02-1874, komende
van Lopik. op no.23 Hubertus Goes, metselaar, geboren 11-10-1864 te Vleuten, vestigde zich 08-05-1894, komende van Vleuten.
op no. 24 Dirk Schipperijn, schipper, geboren 09-12-1872 te Utrecht, vestigde zich 26-04-1883, komende van Vleuten.
op no. 24DJohannes van Dam, rijwielhersteller, geboren 28-08-1881 te Utrecht, vestigde zich 16-11-1905, komende van
Utrecht. op no. 25 De korenmolen.
op no. 31C Jan Verboom, koopman, geboren 20-08-1875 te Haastrecht, vestigde zich 04-07-1904, komende van Vleuten.
op no. 32 Wilhelmus Schimmel, tolgaarder, geboren 29-07-1824 te Harmeien, vestigde zich 08-04-1864, komende van Har-
melen. op no. 33 Wilhelmus Bernardus Overmars,slager,geboren08-01-1888 te Vinkeveen, vestigde zich 28-07-1896, komende van
Vinkeveen. op no. 38 Sara Versteeg, weduwe van Cornelis Boere, herbergierster, geboren 19-08-1851 te Kamerik, vestigde zich 03-01-
1885, komende van Woerden. op no. 41B Willem van Roest, schipper, geboren 20-09-1843 te Rhenen, vestigde zich 03-12-1901, komende van Harmeien.
Hendrikus Oostveen, schipper, geboren 31-12-1884 te Vleuten, vestigde zich 03-12-1901, komende van Harmeien. op no. 42A Nicolaas Gerardusde Vrankrijker, koopman, geboren 16-11-1838 te Harmeien, vestigde zich 23-06-1894, komen-
de van Harmeien. Hendrikus de Vrankrijker, slachter, geboren 15-05-1871 te Harmeien, vestigde zich 16-09-1897, komende van
Utrecht. op no. 46 Willem van den Berg, koopman, geboren 02-11-1850 te Linschoten, vestigde zich 27-07-1892, komende van Har-
melen. Aan de Meerndijk
op no. 03 Cornelis Oskam, winkelier, geboren 09-09-1848 te Harmeien, vestigde zich 06-05-1889, komende van Harmeien.
op no. 05 Jacobus Verbiest, winkelier, geboren 16-12-1840 te Oudenrijn, vestigde zich 09-01-1873, komende van Vleuten.
op no. 08 Paulus Gerardus Johannes van Bijlevelt, timmerman, geboren 19-03-1848 te Vleuten, vestigde zich 10-07-1878,
komende van Vleuten. Albertus van den Bosch, kastelein, geboren 12-04-1876 te Laagnieuwkoop, vestigde zich 14-06-1901, komende
van Laagnieuwkoop. op no. 10 Dirk Middelkoop, metselaar, geboren 20-12-1879 te Benschop, vestigde zich 01-08-1904, komende van Vleuten.
op no. lOA Jacob Dissel, tuinman, geboren 28-03-1871 te Oudenrijn, vestigde zich 05-10-1903, komende van Vleuten.
op no. lODGerrit van Tuijl, koopman, geboren 19-04-1861 te Jaarsveld, vestigde zich 16-09-1898, komende van Woerden.
op no. 12 Cornelis Vianen, schoenmaker, geboren 18-01-1864 te Zuilen, vestigde zich 25-07-1892, komende van Zuilen.
op no. 19C De wagenmakerij.
op no. 76 Gerrit van Ingen, koopman, geboren 20-11-1857 te Oudenrijn, vestigde zich 19-04-1895, komende van Vleuten.
op no. 80 Cornelis Hardeman, koopman, geboren 13-05-1856 te Veenendaal, vestigde zich 25-05-1893, komende van Vleu-
ten. Op Reijerscop
op no. 76 Dina Vermeent, weduwe van Gerrit van der Louw, kasteleines, geboren 18-09-1844 te Oudenrijn, vestigde zich
30-04-1896, komende van Alphen. Van de 28 ambachtslieden, neringdoenden, e.d. is er niet één in Veldhuizen geboren. We kunnen dus echt niet spreken van
een autochtone bevolking. De plaats van herkomst was van 24 hunner gelegen binnen een straal van 10 km, terwijl er maar liefst 11 uit Vleuten kwamen en 6 uit Harmeien. Hoe zat dat met het agrarische deel der bevolking? In de bevolkingsregisters van die tijd wordt geen onderscheid gemaakt
tussen landbouwers en veehouders. Men hanteert alleen de beroepsaanduiding ,,landbouwer". Ik vond aan landbouwers: Aan de Straatweg
op no. 21 Johannes Kromwijk, geboren 11-01-1847 te Waarder, vestigde zich 29-04-1875, komende van Barwoutswaarder.
op no. 22A Johannes van Oostrum, geboren 31-03-1863 te Veldhuizen.
op no. 24 Willem van Bemmel Mzn, geboren 26-02-1846 te Veldhuizen.
op no. 25A Johannes Marinus Ebskamp, geboren 12-01-1868 te Harmeien, vestigde zich 27-03-1897, komende van Harmeien.
op no. 27B Thomas van Leeuwen, geboren 11-09-1841 te Langbroek, vestigde zich 29-03-1871, komende van Vleuten.
op no. 28 Pieter van den Bos, geboren 21-05-1839 te Kamerik, vestigde zich 13-03-1876, komende van Kamerik.
op no. 30 Antoon Hamoen, geboren 12-11-1873 te Breukelen, vestigde zich 25-04-1900, komende van Breukelen.
op no. 33 Cornelis de Gier, geboren 21-08-1871 te Kamerik, vestigde zich 01-12-1898, komende van Woerden.
op no. 35 Johannes van der Weijden, geboren 19-01-1865 te Oudenrijn, vestigde zich 17-04-1895, komende van Oudenrijn.
op no. 41 Jan van Beusekom, geboren 22-03-1859 te Willeskop, vestigde zich 04-01-1901, komende van Utrecht.
op no. 41A Cornelis van Mourik, geboren 19-09-1875 te Kamerik, vestigde zich 27-04-1904, komende van Vleuten.
|
||||
587
Op Reijerscop
op no. 36 Cornelis Bijman, geboren 15-05-1838 te Ruwiel, vestiging?
op no. 49 Johannes van Wijk, geboren 26-01-1854 te Veldhuizen.
op no. 50 Floor Oskam, geboren 03-11-1837 te Vleuten, vestigde zich 08-06-1867, komende van Vleuten.
op no. 52 Jan de Kruijf, geboren 12-02-1841 te IJsselstein, vestigde zich 06-05-1882, komende van IJsselstein.
Lambertus Cornelis van de Bovenkamp, geboren 19-10-1844 te Breukelen, vestigde zich 30-12-1884, komende van
Breukelen.
op no. 53 Jan Nikerk, geboren 30-08-1841 te Vleuten, vestigde zich 15-05-1896, komende van Zuilen, op no. 56 Wiero Anthonius Spruit, geboren 01-06-1872 te Haastrecht, vestigde zich 26-04-1900, komende van Haastrecht, op no. 57 Willem Dorrestein, geboren 13-07-1851 te Veldhuizen, op no. 59 Willem van Bemmel Wzn, geboren 09-12-1846 te Haarzuilens, vestigde zich 11-05-1878, komende van Haarzui- lens.
op no. 60 Jan Frederik Brinkman, geboren 27-01-1864 te Loosdrecht, vestigde zich 29-05-1895, komende van Loosdrecht. op no. 61 Gijsbert Eikelenboom, geboren 28-02-1863 te Wilnis, vestigde zich 24-04-1900, komende van Mijdrecht, op no. 66 Johannes de Goeij, geboren 12-12-1859 te Jutphaas, vestigde zich 06-05-1904, komende van Oudenrijn. op no. 68 Johannes Oskam, geboren 25-02-1865 te Harmeien, vestigde zich 26-04-1898, komende van Oudenrijn. op no. 69 Dirk Brouwer, geboren 22-07-1861 te Polsbroek, vestigde zich 10-05-1895, komende van Lopik. op no. 74 Arie van der Vlis, geboren 27-10-1856 te IJsselstein, vestigde zich 06-12-1897, komende van Maarssen. Van deze 26 landbouwers waren er 4 in Veldhuizen geboren. Van de overigen lag de plaats van herkomst voor 15 binnen een
straal van 10 km. Willem van Bemmel, geboren 26-02-1846 te Veldhuizen, trouwde 16-04-1874 teVleutenmetJannigje Davelaar, geboren 11-10-
1846 te Vleuten, als dochter van Teunis Davelaar, landbouwer te Vleuten, en Grietje Doornenbal. Willem's vader, Marcelis van Bemmel, landbouwer, geboren 04-04-1809 te Harmeien als zoon van Pieter van Bemmel en
Magdalena de Wit, trouwde 21-11-1834 te Veldhuizen met Anthonia Hamoen, die 27-08-1813 te Veldhuizen was geboren als dochter van Gerrit Hamoen en Cornelia van Stam. Johannes van Wijk, geboren 26-01-1854 te Veldhuizen, trouwde met Sophia Klever, geboren 13-12-1867 te Benschop.
Johannes' vader. Jan van Wijk, landbouwer, geboren 06-02-1818 te Harmeien als zoon van Johannes van Wijk en Maria van
Schaik, trouwde met Marrigje Klever, die 28-10-1817 te Benschop was geboren als dochter van Cornelis Klever en Marrigje Boe re. Willem Dorrestein, geboren 13-07-1851 te Veldhuizen, trouwde met Hendrika van den Houdijk, geboren 02-06-1864 te
Benschop. Willem's vader, Johannes Dorrestein, landbouwer, geboren 24-03-1810 te Oudenrijn als zoon van de landbouwer Willem
Dorrestein en Geertrui Peek, trouwde 21 -04-1845 te Veldhuizen met Antonia Kemp, die 13-04-1823 te Veldhuizen was geboren als dochter van de landbouwer Jan Kemp en Adriana van Schalkwijk. Jan Kemp was afkomstig van IJsselstein. Johannes van Oostrum, geboren 31 -03-1863 te Veldhuizen, trouwde 23-09-1886 te Veldhuizen met Maria Pauw, geboren 27-03-
1866 te Oudenrijn als dochter van Evert Pauw en Catharina de Wit. Johannes' vader, Willem Oosterom, landbouwer,geboren 25-01-1836 te Veldhuizen,trouwde07-02-1862 te Veldhuizen met
Adriana van Bommel, die 28-10-1841 te Vleuten was geboren als dochtervan de wagenmaker Leendert van Bommel en Alida Oostrom. Willem's vader, Johannes Oosterom, landbouwer, geboren 1805 te Oudenrijn als zoon van Willem Oosterom en Aaltje van
Munsteren, trouwde 23-02-1835 te Veldhuizen met Wilhelmina van Schalkwijk, die in 1806 te Veldhuizen was geboren als dochter van de landbouwer Hannes Schalkwijk en Antonia Middelweerd. Hannes Schalkwijk was afkomstig van Vleuten. Ook de agrariërs zijn dus niet zo autochtoon als ze op het eerste gezicht wel leken (D.W.G.)
8. Vraag: Financiëele toestand van de gemeente:
a Eindcijfers der laatste vastgestelde rekening; b Schuldcnlijst; e Aantal opcenten op de Rijksbelastingen;
d Hoofdelijke omslag; wijze van heffing; aantal en bedrag der aanslagen, bv. van f 1,-tot f5,-21 aanslagen, van f5,-tot f 10,- 30 aanslagen, enz.;
e Totaal bedrag van den hoofdelijken omslag. , Antwoord:
a Over het dienstjaar 1904 bedroegen de ontvangsten f 2.980,19' de uitgaven f 2.521,02
Batig saldo f 459,17'
b Schulden heeft deze gemeente niet.
cGeene andere opcenten op de Rijksbelasting worden geheven dan op de grondbelasting, namelijk 40 op de gebouwde en 10 op de ongebouwde eigendommen.
d Een hoofdelijken omslag wordt geheven tot een maximum van f 800,- en 3% daarboven voor oninvorderbare posten. Van elk inkomen wordt f 300,- en daarboven f 15,- voor elk eigen of aangehuwd kind van den belastingplichtige dat be- neden de 16 jaren is, als onbelastbaar afgetrokken. |
||||
588
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elk jaar wordt, bij de vaststelling der begrooting, het te heffen percentage van het geschat zuiven inkomen der belasting-
schuldigen vastgesteld. Over 1905 werd geheven 1,6 percent. Noot. Hierboven worden twee belastingen als gemeentelijke inkomsten vermeld. De gemeenten konden zogenaamde opcenten
heffen op de grond- en personele belasting, die voor het verdere rijksaangelegenheid waren. De gemeente Veldhuizen deed dit slechts op de grondbelasting, maar ging daarbij wel tot het maximaal toelaatbare, namelijk 40 op de gebouwde en 10 op de ongebouwde eigendommen. De voornaamste gemeentebelasting was echter de plaatselijke inkomstenbelasting, vroeger meestal ,,hoofdelijke omslag"
genoemd. De hoogte van de aanslag werd bepaald dooreen ,,college van zetters" of een ,,commissie van aanslag", zonder dat daarvoor eerst door de belastingplichtige aangifte behoefde te worden gedaan. Men ging uit van,,hetzij het geschatte inkomen, hetzij het inkomen, afgeleid uit den uiterlijken staat"(D.W.G.). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
01 aanslag(en)
15
06
11
09
03
01
03
02
01
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal
|
52 aanslagen tot een
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e Gezamenlijk bedrag van f 712,-.
9. Vraag: Bedrag aan Armenzorg besteed.
Antwoord: In 1904 en 1905 werd telkens aan armenzorg besteed:in geld aan één gezin f52,—, aan één gezin f26,— en aan één een-
lopend persoon (oude weduwe) f 26,—; totaal f 104,—. Voor geneeskundige hulp en medicijnen werd in die beide jaren niets uitgegeven.
10. Vraag: Indien er zaken zijn die bijzondere invloed op de financiën uitoefenen, deze te vermelden.
Antwoord: De gemeente heeft geene school, doch betaalt aan de gemeenten Vleuten en Oudenrijn voor toelating van leerlingen
tot de gemeenschappelijke Openbare School van de beide laatstgenoemde gemeenten te De Meern tezamen f 16,— per kind en aan de gemeente Harmeien eene vaste som van f 250,— per jaar en bovendien het, aan het volle schoolgeld ontbrekende, voor min- en onvermogenden. Voorts heeft de gemeente een veldwachter die tevens veldwachter van Harmeien is en van Veldhuizen slechts f 100,- als vaste
jaarwedde en f 15,—voor bovenkleding per jaar geniet. 11. Vraag: Aantal besmettelijke ziekten in de verschillende wijken in de jaren 1901, '02, '03, '04 en 1905.
Antwoord: Over het tijdvak 1901 - 1905 kwamen alhier de volgende gevallen van besmettelijke ziekten voor: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diphtheritis
2
1 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Febris Typhoidea
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 (in 1 gezin, waarvan 1 met
doodelijken afloop)
3 (waarvan 2 in één gezin) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1905
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Vraag: Aantal sterfgevallen in de jaren 1901, '02, '03, '04 en 1905.
Antwoord: Over het tijdvak 1901 - 1905 was het aantal sterfgevallen als volgt: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levenloos aangegeven
kinderen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overledenen (zonder
levenloos aangegeven kinderen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12
06 19 11 12 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1901
1902 1903 1904 1905 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
589
|
|||||||||
Boven; De stoom-autobus voor „Het Wapen van Gouda". De Harmelense logement- en stalhouder A.J.M, van Houten was in 1902 begonnen met
een paardenomnibus. Zijn winst was echter zo gering, dat hij in 1904 overging op een stoom-autobus. Het werd echter een fiasco en hij moest de dienst in 1905 staken. Er was daarna tot 1913 geen autobus-dienst Harmeien - Utrecht en terug. Als deze bus er een was van van Houten, moet de foto dateren uit 1904/1905. Onder: Gezicht vanaf de Meerndijk naar de Meernbrug in het begin van deze eeuw. De foto toont bijna de gehele bebouwing In die tijd.
|
|||||||||
IfÊÊÊÊÊÊÊÊ
|
|||||||||
^%^ .» 't
|
|||||||||
^^k<Vi^
|
|||||||||
590
13. Vraag: Inrichting van den Gemeentelijken reinigingsdienst.
Antwoord: Een gemeentelijke reinigingsdienst bestaat alhier niet. Bij voorkomende gevallen, bijvoorbeeld wanneer in den Leidschen Rijn kadavers van dieren en dergelijke worden aangetrof-
fen, worden deze voorwerpen door een daarvoor aangewezen persoon begraven op kosten van de gemeente. 14. Vraag: Middelen van vervoer, bijvoorbeeld omnibus, booten, enz., met vermelding of en hoeveel subsidie wordt verleend.
Antwoord: Na de staking der Stoom-auto-dienst Harmeien - de Meern - Utrecht op 1 Juni 1905 is er geene andere gelegenheid voor personenvervoer naar Utrecht en Harmeien, dan per trek- of motorschuit eiken Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Daarmede, en met de vrachtboden van Harmeien, Woerden en Kamerik op Utrecht, kunnen dagelijks goederen worden
vervoerd. Voor die vervoermiddelen worden geene subsidiën verleend. De Stoom-auto-dienst genoot over het laatste dienstjaar een
subsidie van f 30,—. Noot: De ondernemer van de stoom-autodienst of tram-omnibusdienst Harmeien - Utrecht was A.J.M, van Houten (D. W.G.).
15. Vraag: Arbeidsloonen van boerenarbeiders, ambachtslieden, enz. en arbeidsduur 's zomers en 's winters.
Antwoord: De arbeidsloonen van boerenarbeiders zijn hier als volgt: |
||||||||||||||||||||
per dag
f 1,-- f 1,25 af 1,50 f 2,~
f 1,25 af 1,50
|
||||||||||||||||||||
arbeidsduur
8 uren
gemiddeld 11 uren
gemiddeld 13 a 14 uren (van
's morgens 3 tot 's avonds 7)
gemiddeld 11 uren
|
||||||||||||||||||||
In November, December en Januari
In Februari, Maart, April en Mei In Juni, Juli en Augustus (hooibouw) In September en October
|
||||||||||||||||||||
Het loon van een volslagen timmerman, metselaar of schilder bedraagt f 0,14 per uur (hoogstens), van een rijtuig- of
wagenmaker hoogstens f 10,— per week (wanneer in dit vak per uur gewerkt wordt, is het loon ook hoogstens f 0,14). De bloemist (kweeker van bloemen en sierplanten) werkt uitsluitend met inwonende zoons. Arbeidsduur van ambachtslieden: 's winters 48 uren per week
's zomers 75 uren per week
16. Vraag: Wanneer U het wenschelijk acht in het binnenkort in druk uit te geven woningrapport Uwer gemeente, onder het
hoofdstuk ,,A. Algemeene toestanden van de gemeente" meerdere zaken te vermelden, die belangrijk en hiervoor geschikt zijn, zal Uwe medewerking op hoogen prijs gesteld worden. Antwoord: Meerdere zaken zijn niet te vermelden. |
||||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
||||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen en bruik- lenen aanvaard van: |
J.A. Wessels, Camphuysenstraat 10
Vleuten Appelschilmachientje, paardebit
(bustrens) met kinketting J. Griffioen, Wilhelminalaan 1 Vleuten
Bankschroef, metselmouw met standaard, kniptang voor beton- ijzer en buigijzers, gesmede nagels, platte beitel en muurbeitel. A.J. Verhoef - Snoek, Europaweg 8
Vleuten Bericht van de tweede wereldoor-
log, 6 delen, met chronologie en li- teratuur Legaat van wijlen mevrouw M. Vianen
Twee olieverfschilderijen, een krijt- tekening en een aquarel van de Meernse kunstschilder Adriaan van der Weijden, een Regoutkom. |
|||||||||||||||||||
.J. Verhoef, J. Monnetstraat 242
Heemskerk Tuinbouwtechniek I (Motoren,
trekkers, werktuigen), M.D. van Agten, 1963 Tuinbouwtechniek III (Machines
en werktuigen voor de groenteteelt), Ir H.J.M. Krijnen, J.P. van der Have, J.A. Veerman, 1958. Tuinbouwtechniek IV (Motoren, machines en werktuigen voor de fruitteelt), Ir H.J.M. Krijnen, J.P. van der Have, H.R. ten Cate, 1960. De Kern (Machines voor tuinders en fruittelers), L. van Wingerden, 1960. Consulentschap voor tuinaanleg en
onderhoud. Techniek van de gewas- beschermingswerktuigen, bruik- baar voor het openbaar groen, z.j. Bundel liedjes, voordrachten e.d. voor bruiloften en partijen. |
||||||||||||||||||||
J. van Selm, Parkweg 26 Vleuten
Verklaring van vrijstelling van inle-
vering van zijn rijwiel voor Dirk van Selm (1942) J. Bosschaart, 't Zand 32 Vleuten
Houten komkommerschaaf, twee
boordeknoopjes A.J. van Zoeren, Stationsstraat 34 Vleu-
ten Twee foto's van de zogenaamde
Vinkenbuurt |
||||||||||||||||||||
591
|
|||||||||||||
Collecte voor een huis
|
|||||||||||||
door
|
|||||||||||||
Dr D. W. Gravendeel
|
|||||||||||||
We leven in een tijd dat er een recht bestaat op een minimum inkomen. In veel gemeentehuizen wordende loketten
van de sociale dienst druk bezocht. De overheid doet haar best hulp te bieden waar die nodig is. Dat is niet altijd zo geweest. Dit artikel is een illustratie van de toestand in onze gemeente, omstreeks het midden
van de vorige eeuw. |
|||||||||||||
Armenzorg
|
|||||||||||||
zieken, het toevluchtsoord voorde ouden. De hongerige, die
zich aan de poort meldde, werd gevoed, de dorstige gelaafd, de naakte gekleed. Sedert de 13de eeuw is het 't lekenelement dat bij de ar-
menverzorging op de voorgrond treedt en wel in de vorm van geestelijke gilden, hospitaalgilden en burgerlijke over- heid. De geestelijke gilden waren in hun bloeitijd over alle Ne-
derlandse gewesten verspreid; men vond ze in elke enigszins belangrijke stad. Ze droegen de naam van alle heiligen van de kalender, maar bij voorkeur van het Heilige Kruis, het Heilige Sacrament of de Heilige Drievuldigheid. Naast het verrichten van allerhande vrome werken reikte men aalmoe- zen en broden uit en men onderhield gast- en leprozenhuizen of nam ouden van dagen in het gildehuis op. De ondersteuning van de huiszittende armen (dat zijn ar-
men die niet in een gesticht zitten en geen bedelaars zijn) be- rustte sedert de 13de of 14de eeuw bij de overheid. In alle ste- den waren het de door haar benoemde Huiszittenmeesters en Heilige Geestmeesters, die de zorg voor de huiszittende armen hadden. De gewone bedeling bestond uit rogge- brood, boter, geld, vlees, hemden en turf. Naast de genoemde instellingen waren nog de stichtingen
van vrome particulieren aanwezig, die op verschillende wij- zen armenzorg beoefenden. Vele daarvan waren huizen, bestemd voor de verpleging van wezen, maar ook vond men daaronder gasthuizen en hofjes voor oude lieden. Tegen het midden der I5de eeuw was het bestuur dezer fundaties in de steden langzamerhand gekomen in handen der stedelijke overheid. Niettegenstaande de velerlei zorg voor armen en behoefti-
gen werd west Europa eeuwenlang geteisterd door de bedel- piaag. Herhaaldelijk werden door de overheid op het bede- len strenge straffen gesteld en de vreemde bedelaars buiten de stad gebannen. Aan de ingezetenen was het uitdrukkelijk verboden vreemde bedelaars te huisvesten, maar al deze maatregelen hielpen bitter weinig. In zoverre het betreft de ,,huiszittende armen" kenden de
Middeleeuwen geen georganiseerde armenzorg. Er werd onder de drang van godsdienstige voorschriften wel veel ge- geven, maar men hield het belang der armen niet voldoende in het oog. De behoefte om daarmee rekening te houden, be- speurt men eerst in het begin van de 16de eeuw, voorname- lijk in zuid Nederland. Toen werd weer de weg der diaconale |
|||||||||||||
De zorg voor de armen is een voorschrift van bijna iedere
godsdienst. Zowel op Joden als op Mohammedanen en Christenen rust de plicht om te geven, waar gebrek is, uit liefde voor de naaste. Die drijfveer, dus de liefde voor de naaste, eist een hoge zedelijkheid, die niet altijd aanwezig kan zijn. Is de eigen voldoening voor velen niet een sterker aandrang? Is aan de plicht niet reeds voldaan, als slechts de overvloed van de een in handen komt van hem, die gebrek heeft? De daad van het geven, de praktijk van de aalmoes werd dan ook voor menigeen in de loop der tijd de formele gehoorzaamheid aan een godsdienstig gebod van diepere strekking. Dat eeuwenlang geen sprake was van een stelselmatige
ondersteuning der armen, is voor een deel te wijten aan de formele opvatting van de voortreffelijkheid der gift zelf, onverschillig hoe deze wordt aangewend of bij wie ze terecht komt. Een andere reden was de onwetendheid over hetgeen tot leniging der armoede als sociaal verschijnsel nodig was. Dat het doel van de gift, de strekking van de hulp moest zijn opheffing van de arme, handreiking tot wederverkrijging van zijn zelfstandigheid, wederontwaking van het eigen ver- antwoordelijkheidsgevoel, dat bewustzijn openbaarde zich eerst laat, in de tijd der Hervorming. Van het ogenblik dat het Christendom in de Nederlandse
gewesten vaste voet kreeg, had de zorg voor de armen en behoeftigen bij de geestelijkheid berust. Het kerkegoed was voor een deel „patrimonium pauperum" (= erfgoed der ar- men), dat door de geestelijken van elke parochie ten bate der noodlijdenden moest worden aangewend. Grote omvang kan deze kerkelijke armenzorg echter niet
hebben gehad, daar ze zich niet verder uitstrekte dan over de onafhankelijke vrijen, terwijl de feodale heren verantwoor- delijk waren voor alle van hen afhankelijke personen. Deze verdeling van de verantwoordelijkheid was een gevolg van het reeds vroegtijdig tussenbeide komen van het staatsgezag op het gebied van de armenzorg. Het was Karel de Grote, die in zijn zogenaamde capitularia van 806 en 850 het boven- staande decreteerde. Naarmate de vrijen verdwenen, ver- minderde de kerkelijke armenzorg, om in de 11de eeuw zo goed als te niet te gaan. Zij herleefde ten tijde van de Her- vorming. De plaats, door de directe kerkelijke armenzorg verlaten,
werd door de kloosters ingenomen, maar die gingen verder. Bij de monniken en de nonnen vond de arme reiziger een lief- derijk onderkomen. Het klooster was het hospitaal voor de |
|||||||||||||
592
|
|||||||||||||
armenzorg betreden en vormde zich weer de persoonlijke
band tussen de arme en zijn verzorger, zoals die bestaan had in de oude Christen-gemeente. Deze wedergeboorte van de diaconale armenzorg wordt wel in één adem genoemd met de Hervorming. Feit is dat de laatste in ons land op het gebied der armenzorg vruchtbaar heeft gewerkt. Als hoofdbeginsel werd door elke nieuwe kerkgemeente
aangenomen, dat zij te zorgen had voor haar eigen armen door speciaal daartoe ingestelde diaconieën. Het eerst ontstonden de Gereformeerde diaconieën, die al
snel de voornaamste plaats innamen. Dat was niet alleen omdat zij het talrijkst waren, maar ook omdat zij op vele plaatsen — in ruil voor tal van subsidies en privileges — de plicht aanvaardden alle armen te ondersteunen. De overige Hervormde diaconieën volgden snel. Van RoomsKatholie- ke armbesturen is meestal pas sprake sedert de vrede van Munster (1648). In Utrecht was de toestand overigens an- ders. Daar werd de burgerlijke armenzorg uitgeoefend door een aalmoezenierskamer of een college voor huiszitten-ar- men. In Nederland ontbrak in de tijd van de Republiek alle een-
heid in de armenzorg. De Grondwet van 1798 legde in de haar voorafgaande burgerlijke en staatkundige grondregels de Staat de ondersteuningsplicht op en schreef voor dat een algemene wet die plicht zou omschrijven. De wet van 15 juli 1800 gebood daarop de instelling van een algemeen armbe- stuur in elke gemeente. Aan de kerkelijke en bijzondere be- sturen zou het voortbestaan vergund worden als zij konden aantonen voldoende fondsen te hebben en onder de voor- waarde dat zij onder toezicht zouden staan. Deze wet is ech- ter nooit uitgevoerd. Eerst de Grondwet van 1848 schreef een wet tot regeling
der armenzorg voor en zo kwam de wet van 28 juni 1854 tot stand. De uitgesproken bedoeling van deze wet was, de burgerlijke armenzorg zoveel mogelijk te beperken. Die armenzorg werd immers overgelaten aan de kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid. Onderstand kon door burgerlijk armbestuur of gemeente alleen worden verleend als tevoren vergeefs bij eerder genoemde instellin- gen was aangeklopt. Het is algemeen bekend dat de ontwikkeling sindsdien is
doorgegaan en wij kunnen, levend in onze verzorgingsmaat- schappij, ons nauwelijks een voorstelling maken van de toe- standen van vroeger. Als u straks het hoofdstuk leest over de arme Abraham Hubert, is het goed uw eigen aangename welstand niet uit het oog te verliezen, maar u tevens te reali- seren dat de armenzorg in zijn tijd al een lange lijdensweg achter de rug had. |
|||||||||||||
schuur met vrouw en een aantal kinderen heeft moeten huis-
vest en,- Overwegende dat door hem geen behoorlijke woning door
tusschenkomst der Instelling van Weldadigheid, na vooraf alle pogingen daartoe te hebben aangewend, heeft kunnen verkrij- gen.- Daar hij thans voorzien is van een stuk grond om daarop een
kleine woning te bouwen,- Tot die bouwing niet in staat wanneer de liefdadige tus-
schenkomst der ingezetenen hem niet wordt verleend,- En opdat hij eindelijk eenig vooruitzigt zal bekomen tol aan-
schaffing eener hetere woning ter vervanging van die schuur.- Wordt mits deze aan gemelde Abraham Hubert vergunning
verleend langs de huizen bij de gegoede ingezetenen eene col- lecte te houden gedurende de loop dezer week. Zullende na afioop dier collecte dit stuk met opgave der op-
brengst aan den burgemeester voornoemd moeten worden gedaan. - Gedaan te Vleuten den 18 July 1864.
De Burgemeester van de gemeente Vleuten en Oudenrijn
G.J.H, van Bijlevelt. Het verzoek werd dus toegestaan en de collecte werd inder-
daad gehouden. Deze bracht maar liefst f 140,70 op en dat is toch wel een heel bedrag voor die tijd. |
|||||||||||||
Abraham Hubert
Wie was deze man?
In het bevolkingsregister van 1850 - 1860 van Oudenrijn
komen voor de landbouwer Paulus Hubert, geboren in 1800 te IJsselstein, en zijn vrouw Hazelmina Blanken, gebo- ren in 1798 te Benschop. Zij wonen op Galecop no. 27 en hebben nog vier kinderen in huis: Gerardus geboren in 1827 te Jutphaas
Margaretha geboren 1834 te Jutphaas
Petronella geboren 1836 te Jutphaas
Mientje geboren 1844 te Oudenrijn
In het genoemde rijtje kinderen komt Abraham niet voor
en dat klopt ook wel, want die was allang getrouwd. Het gezin vertrekt in juli 1851 naar Utrecht. Hun zoon Abraham Hubert werd geboren op 17-10-1823
te IJsselstein. Hij was werkman, Nederlands Hervormd. Hij trouwde op 24-12-1844 te Oudenrijn met Cornelia van
Gelder, geboren 13-07-1821 te Oudenrijn. De geboorte van Cornelia werd aangegeven door
Petronella Vrijenberg, huisvrouw van Bernardus van de Vegt, kuiper, wonende te Utrecht aan de Steenweg, zijnde vroedvrouw. Zij verklaarde dat Adriana Lakerveld, 23 jaar, boeremeid, wonende aan de Galecop, op Vrijdag den 13 dezer des namiddags ten twee uren, ten huize van Hendrik Merkus, watermolenaar in den Oudenrijn, is bevallen van een dochter, genaamd Cornelia. De „misstap" van Adriana (die zelf overigens ook een
„onecht" kind was) werd bijna twee jaar later goedgemaakt. Op 09-05-1823 trouwde namelijk te Oudenrijn de arbeider Cornelis van Gelder met Adriana, die nog steeds boeremeid was en nog immer op Galecop woonde. Cornelis was op 16- 01-1799 te Zegveld geboren als zoon van de bakkersknecht |
|||||||||||||
Een verzoekschrift
In de zomer van 1864 ontving burgemeester G.J.H, van
Bijlevelt een dringend verzoek van iemand die kennelijk bezig was ,.tussen de wal en 't schip " te vallen. De in het vorige hoofdstuk genoemde „kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid" waren óf niet bereid óf niet in staat hem te helpen. Van Bijlevelt reageerde als volgt: De Burgemeester van de gemeente Oudenrijn en Vleuten,
gehoord het verzoek van Abraham Hubert, werkman, wonende alhier, om een collecte te houden langs de huizen dezer gemeente, tot
gedeeltelijke opbouwing eener woning voor hem en zijn gezin, - Overwegende dat hij zedert twee jaren in een ellendige
|
|||||||||||||
Op middenpagina:
Kaartje van de gemeente Oudenrijn uit de Gemeente-Atlas van Ne-
derland, bewerkt door J. Kuyper, uitgegeven door Hugo Suringar, Leeuwarden 1865. Het verhaal speelt zich afin de polders Galekop en Papendorp. |
|||||||||||||
S'/moriiir'/
SI ril lil i-,i kilii-i>ln>rff.
1)1,1. |
|||||||||||||||
Scliijal I JO.OOO
//'<■ //' IIIit' ifIIIIlis .
|
|||||||||||||||
\itl--rl Ml//lil
I |
|||||||||||||||
I.iljïavc vati rlu«ii > tiMii£;hi- !e l.c t* iiwa rdfi
|
|||||||||||||||
I«fi
|
|||||||||||||||
/;.;/ fi'u/H/m'i /""xtnrrx
|
|||||||||||||||
595
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geboorte van Johanna zou de aanleiding kunnen zijn
geweest tot het zoeken naar betere woonruimte. Ik heb niet kunnen achterhalen of de plannen inderdaad zijn uitgevoerd en, zo ja, waar. Cornelia overleed op 04-08-1898 te Oudenrijn. Abraham
vertrok op 06-06-1900 naar Breukelen, maar hij kwam terug. Hij overleed op 29-03-1907 te Oudenrijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis van Gelder en Johanna Berkel; hij woonde te
Utrecht. Adriana was op 15-09-1798 te Ameide geboren als dochtervan Maria Lakerveld. DochterCornelia werd bij dit huwelijk erkend. Terug naar het gezin van Abraham en Cornelia. In het
bevolkingsregister van 1850 - 1860 van Ouden rijn staat het gezin ingeschreven op Papendorp no. 5, maar de kinderen worden op zeer verschillende huisnummers geboren: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bron
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeentearchief Vleuten-De Meern, Vleuten Agenda 1864.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dorp verandert,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de raadselfoto die op blz. 580 van
het vorige nummer werd geplaatst is iets misgegaan. Ik had deze luchtfoto, waarop de gehele schoolstraat te zien is, ingeleverd met het verzoek om alleen maar het kwart van links-onder van deze foto te publiceren. Toen ik bij verschijnen van het blad zag dat toch de hele foto was afgebeeld reageerde ik voor mezelf met „Ja, zo is het geen raadselfoto meer en kan iedereen de plaats meteen herkennen". Ik verwachtte dus veel meer reacties
dan naar aanleiding van vorige foto's. Dat viel tegen, zelfs èrg tegen. Er waren er maar twee: de heer H.W. J. Rijker uit De Meern schreef: „Kruising Themater- weg-Schoolstraat, richting Vleuten". Hij had het goed, maar de eerste prijs gaat toch wel naar mevrouw A. Griffioen te Vleuten die over de foto veel meer vertelde: „Kruising School- straat-Thematerweg. Linksonder staat de boerderij van de gebroeders Verhoef, Thematerweg 18. Van het boomgaardje daarnaast zijn nog enkele bomen over. Aan de overkant van de boerderij het bedrijf van de Rooij, vandaar waar- schijnlijk ook de hopen zand die daar liggen. Daarboven de kassen van Gresnigt, Schoolstraat 64. Helemaal rechtsboven is het begin van de bebouwing van de wijk „Nieuwe Vaart" te zien, o.a. de Boutensstraat is al be- bouwd". Heel plezierig is het om zo'n reactie te
lezen. Daar is ze niet alleen even voor gaan zitten om het op te schrijven, maar ze heeft ook de moeite genomen om de kaart naar een brievenbus te brengen. |
Onnodig kostbaar ook als je bedenkt
dat mijn huis precies tussen de plaats waar ze woont en waar ze werkt ligt! Dat was dan opnieuw een reactie van
één kwart procent van onze leden. En toch ga ik er mee door want ik heb al vaak horen vertellen dat zo'n raadselfo- to binnenskamers meer dan eens onder- werp van gesprek is. En al met al hebben de spaarzame reacties op de foto's toch |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soms heel interessante informaties
opgeleverd. De raadselfoto van deze keer: waar is
die foto gemaakt en wanneer ongeveer? Wie herkent de twee oudere heren op klompen en wie herkent de geparkeerde kever met kentekennummer 92-32-DL? Ik ben benieuwd. KBN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
596
|
|||||||||||||||
Eigen haard is goud waard
|
|||||||||||||||
door
|
|||||||||||||||
E.P. Graafstal
|
|||||||||||||||
In de latere middeleeuwen ontstaat uit een als kook- en stookplaats gereserveerd stukje huiskamervloer de ons
vertrouwde haard. Weldra wordt deze een belangrijk voorwerp van binnenhuisarchitectuur en een scherpe graad- meter van gegoedheid; juist,de zetel van het familieleven'verdient een gulden lijst. Op veel plaatsen kan men zich nog vergapen aan de pracht en praal van een monumentale schouw uit de 1 7e of 1 8e eeuw. Wie een blik werpt in de donkere ruimte onder de rookvang, zal dan vaak tegen de stookwand een grote ijzeren haardplaat met fraaie relief- versiering ontdekken, zelfs deze uithoek vergat men toen niet. In de 16e eeuw prijkten op die plaats zogenaamde haardstenen: vuurvaste bakstenen met ingestempeld ornament. Slechts weinigen zullen ze kennen. Haardstenen waren kostbaar, het voorrecht van de welgestelden, vreemd aan de huishoudens van Jan Steen. Op een paar plaatsen in Nederland kan men ze nog in situ bewonderen. Zo nu en dan duiken ze op, in oude gebouwen of tussen afbraakpuin, vaak in miserabele toestand. Uitgerekend ons platteland heeft aan haardstenen kwalitatief heel wat te bieden, zo werd onlangs duidelijk.Het begon vorig jaar met de signalering van een ridder op de Hof ter Weyde; weldra kreeg hij versterking van een tweede drakendoder, Filips II, de Hollandse maagd en een legioen van leeuwen. Laat ons gaan kennismaken met dit illustere gezelschap. |
|||||||||||||||
Eigen haard is goud waard, wist men ook toen al. Het
spreekwoord is minstens zo oud als ons onderwerp. Een verzameling gangbare Nederlandse gezegden uit 1495 ver- meldt reeds: „eyghen heert es gout weert" ')• Die hoge ouder- dom mag gelden als een blijk van de centrale plaats die de haard van oudsher in het huiselijk leven innam. Zegeningen van de moderne cultuur als gasfornuis, centrale verwarming en televisie maken het ons moeilijk zijn vroegere betekenis ten volle te voelen. Eertijds was de haard de plaats waar gekookt werd, waar men zich de klamme handen warmde, en waar men op gure avonden bijeenzat en sterke verhalen een extra gloed kregen. Maar er is nog een heel andere di- mensie: de haard was de plaats waar men naar hartelust zijn standsbesef kon uitleven. Wat een fraaie gevel aan de bui- tenwereld duidelijk moest maken, onderstreepte de schouw nog eens binnenskamer. Wanneer zaken zo nadrukkelijk tot statussymbool worden, komt onvermijdelijk het verschijn- sel mode om de hoek kijken; we zullen zien dat ook de schouw aan haar grillen onderworpen was. Bij een dergelijke diversiteit aan functies trad er al gauw een scheiding op tus- sen ,gebruikshaard' en ,statiehaard'. Zo zullen we aanstonds kennismaken met twee boerderijen die omstreeks 1600 hun relatieve rijkdom etaleren in een extra sjieke haard op de pronkkamer; daarnaast hadden zij natuurlijk nog minstens één ,gewone' schouw in de woonkeuken. In de latere middeleeuwen constateren we in de betere
milieus een groeiende aandacht voor de verzorging van het interieur. Het meubilair neemt zijn moderne vormenscala aan en wordt versierd met kunstig houtsnijwerk. Het tafel- gerei ondergaat eenzelfde verrijking. Op de vloer verschijnen geglazuurde tegels in verschillende kleuren, als het even kan met ingebakken slibversiering. Natuurlijk blijft de schouw hierbij niet ten achter: sierlijke, natuurstenen schoorsteenwangen ondersteunen de rookvang, die aan de onderzijde bekleed is met een prachtig gebeeldhouwd fries. Maar ook de muur achter het haardvuur, waarop de ogen |
|||||||||||||||
zich zo vaak richten, behoeft verfraaiing. Rond 1500 wordt
het plotseling mode deze te bekleden met versierde bakste- nen. In de loop van de 16e eeuw zullen deze zogenaamde haardstenen een hoge vlucht nemen en geleidelijk ook bui- ten de rangen van de upper ten doordringen, maar voor het gros van de bevolking bleef deze kostbare vorm van haard- versiering toch steeds buiten bereik. Wanneer dan op ons platteland plotseling een nog tamelijk vroege haardsteen op- duikt, kan het haast niet anders of deze introduceert ons in betere kringen. Vorig jaar werd bij een verbouwing van de opkamer van
de Hof ter Weyde door een argeloze werkman een merk- waardige, gedrongen-blokvormige baksteen opgeraapt, die bij nadere beschouwing aan één zijde versierd bleek met de |
|||||||||||||||
-"^
«m^ |
|||||||||||||||
1. Hof ter Weyde. Haardsteen gevonden onder de vloer van de opka-
mer. |
|||||||||||||||
597
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongetwijfeld ook zijn diensten als riant buitenverblijf Het
geheel stond te Vleuten aangeslagen voor niet minder dan 145 morgen (ca. 123 ha) land en maar Uefst 9 haardsteden! Dit enorme landgoed werd bewerkt door een legertje inge- huurde arbeidskrachten. Na de reformatie ontfermden de Staten van Utrecht zich over het Catharijnegasthuis en de Hof ter Weyde, die in 1656 werd verkocht; een eeuw later volgde de ondergang'). We hebben inmiddels een idee van het milieu waarin de
midden-16e-eeuwse haardsteen zich thuisvoelde; laten we ons nu storten op dit sierlijke product zelf). Voor zijn oor- sprong moeten we naar het zuiden van de toen nog ongedeel- de Nederlanden, ongeveer het huidige België. Al vroeg in de 16e eeuw kunnen we daar twee centra onderscheiden die gedurende enkele generaties het leeuwedeel van de haard- steenproductie voor hun rekening zullen nemen: enerzijds het noordoosten van Vlaanderen en het aangrenzende wes- ten van het toen eveneens nog ongedeelde Brabant, met Ant- werpen onvermijdelijk in de voorste gelederen; anderzijds het gebied rond de middenloop van de Maas, met Luik en omstreken als zwaartepunt. Wat betreft de primeur hebben beide goede papieren: het waren streken met een rijke keramische traditie, zowel op het punt van de pottenbakke- rij als de steenfabricage. Om met de minst in het oog springende eigenschap van de
haardsteen te beginnen: deze onderscheidt zich over het algemeen van de gewone baksteen door een grotere vuur- vastheid. Die was alleen al gewenst om te voorkomen dat de versiering binnen de kortste keren zou afbrokkelen. De tech- nische kanten van vuurbestendigheid, die afhankelijk is van het gebruikte kleimengsel en het bakprocédé, laten ons ver- der koud. Interessanter is dat (onversierde) vuurvaste stenen uit Vlaanderen in de late middeleeuwen een zekere reputatie genoten vanwege hun superieure kwaliteit. Wanneer we in een bouwrekening uit 1450 lezen dat men er een partijtje van had besteld voor het Goudse stadhuis, dan mogen we toch aannemen dat ze zijn gebruikt in schouwen. Toch is er reden te betwijfelen dat deze zogenaamde Vlaamse stenen de voor- lopers zijn van de eigenlijke, d.w.z. versierde, haardstenen. Een Delftse lijst van erkende baksteenformaten geeft voor de Vlaamse stenen: 9,5 x 4,5 x 1,5 of 2,25 duim (ong. 25x 12x 4 of 6 cm)'). Dat zijn dus de vertrouwde verhoudingen van de ordinaire baksteen. Daarmee komen we op het tweede kenmerk van de
haardsteen: zijn geheel eigen blokvorm. Het exemplaar van de Hof ter Weyde kan wat dat betreft model staan; de ver- sierde voorkant meet 13,9x9,6 cm, bij een dikte van 6,8 cm. De oudste haardstenen zijn gewoonlijk enkele centimeters dikker, maar het formaat van de voorzijde vertoont weinig variatie. Het is direct duidelijk: de vorm staat ten dienste van de versiering. Wanneer we zoeken naar de oorsprong van de haardsteen, moeten we de volgorde dus misschien omkeren: eerst — om welke reden dan ook — bakstenen van dit ideale formaat, met een ,kijkvlak' ter grootte van een ansichtkaart, en pas daarna en juist daardoor het lumineuze idee daarop vóór het bakken een ,plaatje' af te drukken. De sleutel van het raadsel zou wel eens kunnen liggen in
het noordelijk randgebied van de Ardennen, dat, zoals we zagen, evenens al zeer vroeg een centrum van haardsteen- productie was. In deze streken was men gewoon voorname gebouwen in natuursteen op te trekken. Deze is ter plaatse over het algemeen echter sterk kalkhoudend, dus weinig vuurbestendig. Baksteen is dat veel meer, zeker indien spe- ciaal met dat oogmerk gefabriceerd. Het was dus verstandig het gedeelte van de schouwmuur dat aan de inwerking van het vuur blootstond, te bekleden met baksteen, liefst vuur- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorstelling van onder meer een ridder in volle actie en een
jonkvrouw met opgeheven handen: een prachtig geconser- veerde haardsteen uit het midden van de 16e eeuw (zie afb. 1). De Hof ter Weyde is een grote, wit gekalkte boerderij van het krukhuistype, 2 km ten oosten van Vleuten, direct ten noorden van de spoorweg. De laatste dateert al weer uit 1854 en heeft de plaatselijke geografie danig op zijn kop gezet, met als indirect gevolg dat de Hof ter Weyde nu met zijn ,rug' naar de weg staat^). Dit onttrekt de kruk helaas goeddeels aan het zicht, zodat haar opmerkelijke hoogte thans minder opvalt. Deze enigszins uit de toon vallende bouwmassa is het laatste restant van de Hof ter Weyde zoals veel mensen hem beter kennen: het machtige gebouwencom- plex op de 18e-eeuwse gravure van afb. 2. Deze geeft de toe- stand vlak voor de bijna volledige afbraak tussen 1750 en 1766. Wat resteert is de lage aanbouw rechts, d.w.z. ten wes- ten, van de rijzige hoofdvleugel: de huidige kruk dus. In het westelijke uiteinde ligt de opkamer van zoeven. De haard- steen werd gevonden tussen de vloer en het keldergewelf, in een vulling bestaande uit zand en een allegaartje van af- braakpuin. We moeten ons dus hoeden voor de onbesuisde gevolgtrekking dat de haard in kwestie zich indertijd in dat- zelfde vertrek bevond. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.7Ü^ HOT TEH VfWr iy ti>«=tf-.
2. De Hof ter Weyde in het midden van de 18e eeuw. Gravure van H.
Spilman naar een tekening van Jan de Beyer uit 1744. Overgenomen uit Kastelenboek provincie Utrecht (zie noot 3). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar wat was nu de Hof ter Weyde ten tijde van onze
haardsteen? De bouwstijl van de hoofdmoot op de linker- helft van de prent is ongeveer 15e-eeuws; in de kapel aan de oostzijde zien we nog twee onversneden gotische vensters. De gravure zal voor de tijd die ons aangaat, in grote lijnen dus wel geldig zijn. De Hof ter Weyde had daarmee de allure van een heuse ridderhofstad, en wordt ook vaak zo betiteld, zij het ten onrechte. Hij was oorspronkelijk het exploitatie- centrum van een groot landerijencomplex, dat eigendom was van de kloosterorde der Johannieters, die in de middel- eeuwen behalve als kruisridders hun sporen hebben verdiend als stichters van hospitalen en gasthuizen voor zie- ken, pelgrims en ander zwervend volk. De zogenaamde Balije van Utrecht was het bestuurlijk centrum van de Jo- hannietervestigingen in een groot deel van Nederland. Een van die vestigingen was het Catharijneklooster annex -gast- huis in dezelfde stad. De Hof ter Weyde was direct in beheer bij dit Utrechtse Johannieterbolwerk, voorzag het in een groot deel van zijn behoeften en bewees de kloosterlingen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
598
|
|||||||
vaste. Van die oplossing kennen we ook een voorbeeld. In de
,grote zaal' van de kasteelruïne te Stein in Zuid-Limburg bevinden zich de resten van een monumentale schouw. Een ruim twee meter hoge spitsboog van zandsteen, omgeven door Naamse steen, is inderdaad volgemetseld met bakste- nen, naar het schijnt vuurvaste. En dan volgt de verrassing: deze hebben het karakteristieke formaat van de versierde haardstenen! De verklaring ligt voor de hand. Waarschijn- lijk was men weinig gecharmeerd van een schril contrast tussen gewone, langgerekte bakstenen in de schouwmuur en natuursteenblokken daaromheen, en koos men voor het beste van beide: de vuurbestendigheid van baksteen, maar de gangbare blokvorm van natuursteen. Dat men van de in die streken vaak kalkrijke klei desgewenst vrij grauwe stenen kon bakken, kwam de gelijkenis slechts ten goede. De schouw te Stein straalt daardoor een voorname rust uit'). Rond 1500, mogelijk iets eerder, moet iemand op het idee
zijn gekomen dergelijke pseudo-natuursteenblokken vóór het bakproces d.m.v. een stempel te versieren. Deze naam- loze ontdekte het gat in de markt. Ook in gebieden waar men placht te bouwen in baksteen en deze nieuwigheid om prac- tische redenen dus nauwelijks nodig was, gaf men zich ter- stond gewonnen. Al vroeg zien we een rijke verscheidenheid aan voorstellingen en versieringsmotieven. Als de haard- steen inderdaad ergens in het gebied langs de noordrand van de Ardennen is ontstaan, dan moet Antwerpen onmiddelijk de kunst hebben afgekeken; al in de vroege 16e eeuw werpt de metropool — toen het kloppend hart van de economie der Lage Landen —haar volle artistieke gewicht in de strijd. In die begintijd zien we veel heraldische motieven, zoals
de tweekoppige Duitse rijksadelaar, leeuwen, de Franse lelie en de Bourgondische vuurslag. Karakteristiek voor deze periode van de eerste Renaissance-invloeden zijn mannen- en vrouwenkoppen in profiel, vaak gevat in een medaillon. Maar al spoedig volgen echte ,plaatjes': voornamelijk bijbelse taferelen en voorstellingen uit het leven van popu- laire heiligen. Deels gebruikte men dus gangbare motieven uit de ornamentiek dier dagen, die men aan de meest uiteen- lopende gebruiksvoorwerpen, meubelen en gebouwen kon ontlenen; de taferelen zal men naar goed gebruik hebben geplunderd uit prentenbijbels en dergelijke. Mogelijk be- steedde men het snijden van de stempel uit aan specialisten die vaker met dit bijltje hadden gehakt '). Wie de haardste- nen zelf maakten, is onzeker, maar bij een dermate omslach- tig product moet de gedachte toch vooral uitgaan naar fijn- keramisten, zoals potten- en tegetbakkers. Vanaf omstreeks 1520 of 1530 zijn er generaliserend (!)
gesproken twee typen te onderscheiden, die op het punt van kleimengsel, kleur, formaat en decoratie vaak duidelijk ver- schillen. We zullen gemakshalve spreken van het Luikse en het Antwerpse type, en van Luik en Antwerpen zonder meer, maar dan steeds met de wetenschap in het achterhoofd dat zij slechts zwaartepunten waren in twee veel grotere productieregio's. Dat haardstenen uit het midden-Maasge- bied vaak een wat grovere korrel hebben en overwegend grauwe tinten vertonen, terwijl de Antwerpse producten meestal van een fijne, helderrood bakkende klein zijn, is in hoge mate een mineralogische gegevenheid. Interessanter zijn de verschillen in vorm en vooral versiering. In het Luikse legde men een zeker conservatisme aan den dag. Tot diep in de 17e eeuw hield men vast aan het oorspronkelijke, dikke model en handhaafde men ook de brede, enigszins plompe lijst, die karakteristiek is voor de vroegste haardste- nen. Bovendien heeft men zich daar, zo lijkt het, minder moeite getroost om het repertoire te verversen. Tenslotte behielden de Luikse producten door de bank genomen een |
|||||||
wat forsere versiering.
Met dit alles is de enigszins lompe en grauwe haardsteen
van de Hof ter Weyde een goed voorbeeld van het Luikse type*). Hij kan ongeveer in het midden van de 16e eeuw worden gedateerd. Maar wat stelt deze steen nu eigenlijk voor? Velen zullen het al hebben gezien: de bekende legende van Sint-Joris en de draak. De varianten op haardstenen zijn legio, maar vele volgen deze compositie, waaraan dus wel een bekende prent ten grondslag zal liggen'). Sint-Joris vormde samen met zijn naaste belagers Sint-Maarten en Sint-Hubertus het drietal van misschien wel de meest popu- laire heiligen van de late middeleeuwen. Zijn verering was oorspronkelijk geconcentreerd in de Levant en is vooral door toedoen van de kruisvaarders naar Europa overge- waaid. Hij bleef later ook bij uitstek hün beschermheilige en van ridders in het algemeen; een steen met Sint-Joris kan men nauwelijks een betere plaats toedenken dan in een Johannieterhaard. De historische kern van deze heilige gaat in nevelen gehuld; mogelijk was Georgius een laat-Romein- se officier, die om zijn geloofde marteldood is gestorven. Rond zijn persoon ontwikkelden zich talloze legenden, waarvan de bekendste, het gevecht met de draak, pas omstreeks de 11e eeuw ontstond. Het is een van de ge- meenplaatsen van de hagiografie. Het verhaal gaat on- geveer als volgt. Joris kwam eens door een streek die geteisterd werd door een vraatzuchtige draak. De bevolking placht deze terreur af te kopen door het monster op gezette tijden een kind van voorname geboorte voor te schotelen. Joris maakte voorgoed een einde aan dit gruwelijke ritueel. Op onze haardsteen staat hij juist op het punt de draak een kopje kleiner te maken. Uit dankbaarheid bekeerde de vol- tallige bevolking zich tot het christendom. De knielende dame rechts op de steen had wel een ze'er klemmende reden tot erkentelijkheid: toen Joris langs kwam, stond zij juist op het menu! Hoe was nu de opstelling van deze haardstenen? Die was,
zo zou men kunnen zeggen, een resultante van de vorm van het haardvuur en de kostbaarheid van het materiaal. Men liet het bij een gedrongen ,torentje', ingemetseld tussen het omringende muurwerk, aan de basis zo breed als de stookvloer, de bovenste helft ongeveer driehoekig. Hierbij treedt nog een eigenschap van haardstenen naar voren: zij zijn naar achter toe aan alle zijden licht afgeschuind, opdat men ze zonder storende voegen kon inmetselen. We zien dit verschijnsel al bij de onversierde stenen uit Stein. Het is aannemelijk dat een tweede oogmerk was de specie tegen de inwerking van het vuur te beschermen. In het productiecentrum en voornaamste afzetgebied van de Luikse haardstenen, globaal genomen het zuid- oosten van de toenmalige Nederlanden met een brede uit- loper noordwaarts langs de vitale verkeersader de Maas, was het gebruikelijk de stenen te plaatsen binnen een spits- boog, zoals in Stein, zij het niet zo hoog. In de stadsrekenin- gen van Nijmegen, waar deze opstellingswijze ook regel was, lezen we onder het jaar 1540: „Totten twee herdden op die Craenpoirt gecofft 100 vuersteen, die gekost 4gl.""'). Alles — niet in de laatste plaats de pittige prijs! — wijst erop dat het hier om versierde haardstenen gaat. Vijftig stuks per haard, dat is wel ongeveer het gemiddelde voor een statige schouw. De boog meegerekend levert dat een hoogte op van om en nabij de meter. Velen zullen echter met enkele stenen minder genoegen hebben moeten nemen"). Laten we nu gaan kijken naar de snelle ontwikkelingen in
Antwerpen, dat op zovele gebieden de toon aangaf. Daar nam men al rond 1525 afscheid van de eerste generatie |
|||||||
599
|
|||||||||
haardstenen. Alles staat in het teken van de verfijning. De
dikte van de stenen neemt af met enkele centimeters, de stempels worden steeds scherper gesneden en de afbeelding wordt groter, ten koste van de lijst. In deze periode worden bijbelse verhalen ook wel in meerdere, opeenvolgende taferelen afgebeeld, zoals dat van Suzanna in een serie van 8"'') zodat men in zijn haard een ,stripverhaal' kon samen- stellen. Omstreeks het midden van de 16e eeuw verdwijnt de lijst, tot dan toe standaard, zelfs geheel. Van dit ontwikke- lingsstadium hebben we uit onze streek een fraai voorbeeld. Wij begeven ons daartoe naar De Balije, even ten zuiden
van de Leidse Rijn, tussen De Meern en de ruïnes van de rid- derhofstad Nyveld'^). Het moet een zeer oude boerderij zijn, getuige de dikke muren van het woonhuis en het misschien nog wel laat-middeleeuwse kruisgewelf onder de opkamer in zijn noordwestelijke hoek. Wellicht mogen we De Balije rekenen tot de categorie ,stenen kamer', een naam die elders nogal eens is blijven kleven aan boerderijen met een uitzon- derlijk vroege, gewoonlijk 14e- of 15e-eeuwse fase van baksteenbouw, die dan echter nog beperkt blijft tot een overwelfde kelder en een of twee vertrekken daarboven, uiteraard in het woongedeelte. Zo staat op de samenkomst van Nedereindse Weg en Meerndijk de hoogbejaarde Steenen Kamer, waarvan de exacte ouderdom echter evenmin bekend is. We moeten ons door de naam De Balije overigens niet in de war laten brengen; deze boerderij is pas in 1903 gekocht door de na een 19e-eeuws intermezzo weder- opgestane orde die ooit de Hof ter Weyde bezat, en draagt haar huidige naam eerst vanaf toen. In de noordgevel van het betrekkelijk jonge zomerhuis is op ooghoogte een haard- steen ingemetseld, naar we mogen aannemen ooit gevonden op De Balije (zie afb. 3). Wederom een uitzonderlijk goed geconserveerd exemplaar en wederom......Sint-Joris! Hij is
nu wel zeer prominent aanwezig en stoot juist zijn lans in de
bek van de draak, terwijl de jonkvrouw hem op veilige afstand van het strijdgewoel, links op de achtergrond, innig dankt voor haar nipte redding. De steen, die aan de voorzijde ca. 14,5 x 10 cm meet, is een duidelijk voorbeeld van het lijstloze Antwerpse type en dateert ongeveer uit het derde kwart van de 16e eeuw"). De lichte begroeiing met mos deert hem nauwelijks, want hij is zo hard als een klin- ker. Door oververhitting in de oven is de steen paars uitge- slagen; in het oppervlak gapen enkele diepe kloven, waarvan er een dwars door het middel van onze koene ridder loopt. Strikt genomen praten we dus over een misbaksel. De provincie Utrecht vormt op onze breedtegraad de
grenszone van de hoofdverspreidingsgebieden van het Luikse en het Antwerpse type. Wat betreft de opstelling van de haardstenen behoren onze contreien duidelijk tot het westen, waar zich op dit punt een eigen traditie ontwikkelde. Het gangbare schema was aldus: eerst 4 tot 6 lagen gestapeld ter breedte van de stookvloer; vervolgens in verspringend verband per laag steeds een steen minder, totdat er 3 op rij over bleven; de kroon op het werk was een zogenaamde dek- steen met een breedte van ongeveer twee gewone stenen, halrond of rechthoekig met een driehoekig fronton'''). Een belangrijk voordeel van een dergelijke opstelling was dat men niet, zoals bij de oostelijke spitsboogtraditie, een groot deel van de kostbare haardstenen op maat hoefde te hakken. Bovendien was zo'n grote deksteen een lust voor het oog. Een enkele trotse adelborst of patriciër liet er zelfs op speciale bestelling een of enkele maken, natuurlijk met zijn eigen wapen; de dekstenen die in serie voor de handel werden geproduceerd, droegen als regel dat van de regeren- de landsheer. Weer heeft De Balije een verrassing in petto. In de weste-
lijke wand van de al genoemde opkamer is een aantal jaren |
|||||||||
3. De Balije. Haardsteen ingemetseld in de noordelijke gevel van liet
zomerhuis (Afgietsel in gips). |
|||||||||
geleden niets minder dan een complete set haardstenen
aangetroffen. Het is zeer wel mogelijk dat zij de Sint-Joris van het zomerhuis op die plaats hebben opgevolgd. Jammer genoeg is er indertijd een muur voor gemetseld. Gelukkig echter heeft men bij die gelegenheid de onbetwiste blikvan- ger eruit gehaald, zodat deze voortreffelijk bewaard geble- ven deksteen hier nu mag pronken (zie afb. 4). Hij is van zeer fijne, zuivere klei, helderrood, en meet 32,3 x 19,4 cm aan de voorzijde, bij een gemiddelde dikte van ruim 5 cm. Aan de zijkanten zien we links een griffioen en rechts een leeuw de wacht houden bij de zuilen van Hercules, waaromheen zich een spreukband krult met de tekst „plus oltre". Zuilen en devies maken nog steeds deel uit van het wapen van Spanje; zij zijn door het Spaanse koningshuis overgenomen van Karel V (landsheer van de Nederlanden, 1515-1555; in Spanje: Karel I, 1516-1556), voor wie een hoveling deze wat arrogante attributen, naar goed renaissancegebruik met een verwijzing naar de klassieke oudheid, had bedacht. De lijf- spreuk ,,plus oltre" is voor tweeërlei uitleg vatbaar:,hoger' in de zin van ,verheven boven', met een verwijzing naar Her- cules' bovenmenselijke kracht; en ,verder' als een verholen claim op wereldheerschappij, namelijk verder dan de zuilen van Hercules, die in de oudheid werden geïndentificeerd met de rots van Gibraltar en de tegenoverliggende Djebel Musa en golden als het einde van de (beschaafde) wereld. Karel V erfde en veroverde inderdaad een wereldrijk waarin de zon, zo zei men, nooit onderging, maar van Herculische kracht heeft de stotterende weifelaar weinig blijk gegeven. Hoewel de tot dusverre besproken elementen van de versiering bijna standaard zijn op dekstenen ,van' Karel V, hebben we hier toch met zijn opvolger te doen. Karel had zich in de Nederlanden bij voorkeur gepresenteerd in zijn hoedanig- heid van keizer van het Duitse rijk, waartoe de Lage Landen formeel nog steeds behoorden. Daarom zien we op ,zijn' dekstenen tussen de zuilen steeds het gekroonde wapen met de dubbelkoppige Duitse rijksadelaar. Op deze deksteen prijkt daar echter het wapen van Spanje. De minutieuze detaillering door de stempelsnijder dwingt respect af; zie bijvoorbeeld de minuscule torens en leeuwen in het veld linksboven, die symbool staan voor Castilië en Leon. Karels zoon Filips II had de rijke buit met zijn broer moeten delen en moest het, afgezien van de landsheerlijkheid over de Nederlanden (1555-1598), doen met de kroon van Spanje |
|||||||||
600
|
||||||||
4. De Balije. Deksteen afkomstig uit de westelijke wand van de opkamer.
|
||||||||
(1556-1598). Die droeg hij begrijpelijkerwijs het liefst, en dat
was ook, gewild of ongewild zijn imago alhier: Spanjaard in merg en been. De dekstenen ,van' Filips tonen ons dan ook vaak het Spaanse wapen. Tenslotte is de onze, zoals gebrui- kelijk, gedateerd. Aan weerszijden van de kroon lezen wij: 1570. De duidelijkheid van de 7 laat te wensen over, maar onze twijfels lijken te worden weggenomen door een ander exemplaar van dit niet zo heel veel voorkomende type in het depot van het Centraal Museum te Utrecht, dat wél eendui- dig is gedateerd in 1570"). Toch kleefde er aan de in het westen gebruikelijke opstel-
ling van de haardstenen nog een schoonheidsfoutje. De lijst om de afbeeldingen was nu dan wel verdwenen, zodat deze naadloos op elkaar aansloten, maar des te meer stoorde het daardoor dat sommige lagen gestapeld waren en andere ver- sprongen. Ook daarvoor heeft men, vermoedelijk weer in het ingenieuze Antwerpen, een oplossing bedacht. Op de producten van het Antwerpse type zien we vanaf omstreeks 1560 een geheel nieuw versieringspatroon, met als kenmerk dat eenzelfde motief twee maal op de steen voorkomt, zodat het niet langer uitmaakte in welk verband men hem metsel- de. Zo zijn er bijvoorbeeld dergelijke haardstenen met twee ovalen of medaillons, waarbinnen dan profielkoppen, ruiters, herten, bloemvazen etc. zijn aangebracht, met florale motieven in de hoeken. Vooral die hoekvuUingen maken duidelijk wat de bedoeling was: de suggestie van een doorlopend patroon. Ongetwijfeld heeft de versieringstech- niek van de tegelmakers hier ten voorbeeld gestaan aan de stempelsnijders. In korte tijd veroverde dit nieuwe decor de traditionele markten van het Antwerpse type. Dat was nogal een revolutie: voordien vertoonde de schouw een wirwar van misschien wel zo veel mogelijk verschillende plaatjes, nu een strak schema van enkele tientallen identieke stenen met een |
||||||||
consequent herhaald motief. Volgens de beschrijving door
de bewoners van De Balije moeten de weggemetselde haard- stenen op de opkamer, die begeleid gingen van de in 1570 gedateerde deksteen, ook het nieuwe versieringspatroon vertonen. Aan het einde van de 16e eeuw gaat een combina- tie van twee klimmende leeuwtjes in staande ruiten met rozetten in hun hoeken overheersen. Het is verleidelijk het leeuwedeel van de productie van
deze laatste variant in verband te brengen met de Neder- landse Opstand (in de schoolboekjes: ,de Tachtigjarige Oorlog') en vanaf de jaren 1580 in het bijzonder met de grote gangmaker Holland, waarbij we dan kunnen denken aan een verwijzing naar de Nederlandse leeuw, als symbool van het onafhankelijkheidsstreven, en naar de leeuw van het Hollandse wapen. In de jaren 1580 valt de beslissing van de Opstand. Aanvankelijk beperkt tot Holland en Zeeland was deze in 1576 overgeslagen op de overige Nederlandse gewes- ten, maar in 1578 begon de succesvolle, zij het slechts gedeel- telijke herovering door Filips' generaal Parma. In 1585 stonden diens troepen al weer aan de Middennederlandse rivieren; de grote klapper van dat jaar was echter de val van Antwerpen. Daarmee zette een dramatisch verval in, want de noordelijke opstandelingen blokkeerden vanaf dat mo- ment handenwrijvend de Scheldemond, die in hun greep was — en bleef. Sedert het begin van de troebelen in 1566 waren met name nogal wat Vlamingen en Brabanders uit bezorgd- heid over de vrije godsdienstoefening en/of over hun bedrijf op drift geraakt; vele van hen waren, vaak na lange omzwer- vingen, blijven hangen in de sinds 1572 vrijgevochten gewes- ten Holland en Zeeland en hadden daar hun werk voortge- zet. Maar nu begon, om dezelfde mengeling van religieuze en economische redenen, een ware exodus van rijke kooplieden en vakbekwame ambachtslieden naar Holland en in mindere mate de overige opstandige gewesten. Het was een |
||||||||
601
|
||||||
Peyck. Compleet ensemble van haardstenen gevonden in de zuidwestelijke wand van de voormalige opk
|
||||||
amer.
|
||||||
602
|
|||||||||
economische aardverschuiving zonder weerga, die bijna alle
bedrijfstakken raakte, van weefkunst tot keramische indus- trie. Mogelijk waren in Holland en Utrecht al eerder op be- scheiden schaal haardstenen gemaakt, maar nu verplaatste de productie zich grotendeels naar deze gewesten, die ongehinderd de traditionele Antwerpse markten in deze steeds koopkrachtiger streken overnamen. Voor de stad Utrecht is het tot nog toe gebleven bij sterke aanwijzingen, maar het zou eigenlijk ronduit vreemd zijn als er langs het Vechttraject Oudenoord - Zuilen - Maarssen met al zijn pannenbakkerij, tegelindustrie en pottenbakkerij géén haardstenen zouden zijn geproduceerd'*). In de Scheldestad moet de haardsteenindustrie weldra tot een niet noemens- waardig niveau zijn teruggevallen; in het begin van de 17e eeuw lijkt zij als een nachtkaars te zijn uitgegaan. Sic transit gloria mundi. Als klap op de vuurpijl beschikken we over een compleet
ensemble van 42 haardstenen met kroonstuk. Daarvoor gaan we naar de boerderij 't Speyck, gelegen aan de Bijle- veld, anderhalve km ten noordoosten van Harmeien''). Tot het midden van de jaren '50 had zij een fors dwarshuis, naar het schijnt van respectabele ouderdom. In de westelijke hoek bevond zich de opkamer. De zuidwestelijke wand daarvan bleek bij de afbraak de grote schat te herbergen. De haard- stenen zijn in hun originele compositie overgebracht naar de gang van het op dezelfde plaats gebouwde, nieuwe woonhuis (zie afb. 5). Het geheel meet precies 100 cm aan de basis en 90 cm in de hoogte. De gewone haardstenen hebben een voorzijde van gemiddeld ruim 14,5 x ca. 9,5 cm; de wederom halfronde deksteen is 33,6 cm breed en ongeveer 20,5 cm hoog. We zien hier de eerder beschreven opstelling in de westelijke traditie treffend geïllustreerd. We kunnen nu ook constateren dat het bij haardstenen met duplo-ornament niet uitmaakt in welk verband men ze metselt: het patroon herhaalt zich keurig, zowel horizontaal als verticaal. Vooral de kwartrozetten in de hoeken en de halve aan de lange zij- kanten versterken de indruk van een ononderbroken decor (zie afb. 6). De versiering is in alle opzichten typisch Noordneder-
lands. We zien op de gewone haardstenen twee klimmende, gekroonde leeuwtjes, in het dan bijna obligate ruitpatroon. De deksteen grenst aan politieke propaganda. In het centrum zit, onverschrokken, de Nederlandse maagd, tronend op het wapen met de Nederlandse leeuw en ver- schanst in de zogenaamde Hollandse tuin, die wordt be- waakt door twee leeuwen met opgeheven zwaard. Ondanks deze militante waarschuwing voor elke schending van de be- vochten vrijheid, is er toch ook een sterke suggestie van |
|||||||||
herstelde eenheid, want de voorstelling is gelardeerd met de ;
wapens met alle 16 Nederlandse gewesten. Deze steen ademt onmiskenbaar de ambivalente sfeer van gewapende vrede rond het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tussen noord en : zuid. En inderdaad luidt het jaartal 1611 (zie afb. 7). Waar stonden de naamloze bezitters van al die fraaie
haardstenen nu op de maatschappelijke ladder? Over de Hof ter Weyde schijnt wat dat betreft enig licht. De Johannieters hebben steeds hun ridderlijk-aristocratische cachet weten te behouden, en de Hof ter Weyde was een buitenplaats die daarbij paste. Wat De Balije en 't Speyck betreft tasten we in het duister. Daar zijn het omgekeerd eerder de haardstenen die ons iets kunnen vertellen over hun bewoners omstreeks 1600. Want over de sociale verbreiding van dit materiaal valt in algemene termen wel iets te zeggen. Er is natuurlijk altijd een factor die het beeld doorkruist: de afstand tot de bron. ; Transportkosten joegen de prijzen op. Waarschijnlijk is het mede daardoor dat haardstenen in het noorden van ons land relatief zeldzaam zijn. Om dezelfde reden mogen we aanne- ; men dat de verplaatsing van een groot deel van de productie i naar Holland en Utrecht de inburgering van de haardsteen i in deze contreien aanzienlijk heeft bevorderd. Bleven zij in j de eerste helft van de 16e eeuw nog beperkt tot de kastelen i van de adel, de woningen van patriciërs, stadhuizen e.d., in ï de daarop volgende decennia komen haardstenen geregeld | voor in de schouwen van de gegoede burgerij. Dat mag dan een belangrijke terreinwinst heten, het is nauwelijks voor te stellen dat deze luxe in het gros van de boerderijen op ons 1 platteland prijkte; een schouw met haardstenen bleef tot j aan het einde van deze mode juist bij uitstek een middel om ; je van dat gros te onderscheiden"*). Die kwam natuurlijk het ^ best tot haar recht in de pronkkamer, dat typische verschijnsel van de traditioneel rijkere agrarische delen van Nederland, te gebruiken bij speciale gelegenheden. Onder andere in onze streek was dat de opkamer, het vertrek boven de half-verzonken kelder. Of deze in het geval van De Balije en 't Speyck soms extra comfortabel was ingericht, teneinde ; dienst te kunnen doen als herenkamer, valt niet te zeggen. ; Eén ding lijkt zeker: we verkeren hier in de kringen der plat- ï telandsnotabelen, of althans van lieden met pretenties in die | richting. | Menigeen zal zich even terug hebben afgevraagd waarom
indertijd op De Balije in 's hemelnaam alleen de deksteen uit de muur van de opkamer is gelicht, en niet de overige, gewone haardstenen. Dat is omdat deze, vooral in het centrale gedeelte, geheel vergaan waren en bij het minste of geringste afbrokkelden; er viel weinig meer te redden. Vele broeders hebben hun lot gedeeld. Hoezeer de makers ook een vuurvast product beoogden, zelfs de haardstenen bleken vaak slecht bestand tegen de jarenlange inwerking van de hitte. Vooral het fijne reliëf van de afbeelding, waar het nu juist om ging, was kwetsbaar. Langer dan enkele tientallen jaren zal de gemiddelde haardsteen het niet uitgehouden hebben. Voor de Hollandse en Utrechtse producten geldt waarschijnlijk zelfs een aanzienlijk kortere leeftijd. Het is vaak bij vondsten van deze latere haardstenen, dus meestal lijstloze met doorlopend patroon, dat men teleurgesteld moet constateren dat er weinig meer resteert dan ,blader- ; deeg'. De verklaring voor de teruglopende kwaliteit moeten [ we zoeken in de eigenschappen van de inheemse klei, die zich : weinig leent tot de vervaardiging van een degelijk vuurvast ; product"). De voortreffelijke conservering van de deksteen . van De Balije hebben we te danken aan zijn verheven positie. Een excentrische plaats heeft mogelijk ook de Sint-Joris van ^ de Hof ter Weyde gespaard, al is het met de vuurbestendig- |
|||||||||
6. 't Speyck. Een van de 42 gewone haardstenen van afb. 5.
|
|||||||||
603
|
||||||||
7. 't Speyck. De deksteen van afb. 5.
|
||||||||
heid van de Luikse voortbrengselen vaak beter gesteld. De
haardsteen ingemetseld in het zomerhuis van De Balije is een uitzonderlijk geval: die heeft in de oven een ijzersterke :onditie opgedaan. Er kleefde nóg een bezwaar aan de haardsteen. Reliëf
<omt alleen goed tot zijn recht tegen een heldere achter- grond waarop de slagschaduw van strijklicht valt; dan springt elke verheffing eruit. In het stookseizoen werd de rersiering echter verduisterd door onvermijdelijke roetaan- >lag. In het voorjaar kon men deze dan wel weer verwijde- 'en, maar in de hitte van het vuur waren de centrale haard- stenen spoedig zwart geblakerd. Men kon het geheel dan ilthans egaal zwart maken en enigszins beschermen door ille stenen te potloden. Het effect van al deze vormen van :wart worden of maken was echter: weg reliëf. Dat is goed te ;onstateren bij de gereconstrueerde schouw in de gotische stijlkamer van het Centraal Museum te Utrecht. Daar zijn in :en overigens historisch onverantwoorde opstelling ^"j 42 ?ewone haardstenen met kroonstuk te zien, maar nauwelijks e bewonderen: zij zijn gitzwart geschilderd, waardoor het elièf zo goed als teniet wordt gedaan. Het is trouwens de 'raag in hoeverre een dergelijke toepassing van potlood dan vel enig ander zwartsel gebruikelijk was, In de Utrechtse binnenstad zijn herhaaldelijk sporen van rode verf op haard- itenen aangetroffen^'). Zo kon men de oorspronkelijke teleur enigszins ophalen en daarmee het reliëf terugtoveren, nzoverre dat nog niet aangevreten was...... Met dit alles hadden die op het eerste gezicht zo fraaie
laardstenen dus heel wat nadelen. Daarom hebben ze ook, 'iet lang na het begin van de 17e eeuw, het veld moeten uimen. En die prachtige haard van 't Speyck dan? Dat is een 'erhaal apart. Deze is zo goed bewaard gebleven doordat de |
||||||||
stenen een wel he'él bijzondere beschermende behandeling
hebben ondergaan: ze zijn geglazuurd. Die techniek is in het lage westen van Nederland aan het begin van de 17e eeuw incidenteel toegepast als oplossing voor de boven geschetste problemen, nadat — zo zouden we ons kunnen voorstellen — ,consumentenonderzoek' ernstige klachten had opgele-
verd. Geglazuurde haardstenen zijn zeldzaam, complete ensembles van ónverglaasde stenen evenzeer, maar de com- binatie van beide in de haard van 't Speyck is, voor zover bekend, een unicum. Deze curiositeit is evenwel lastig te fotograferen: het gewelfde glazuuroppervlak veroorzaakt onder bijna elke hoek een felle schittering, die boven het reliëf uit schreeuwt. Voor het ongewapende oog is het niet anders. Bovendien zal deze extra bewerking, al was het slechts met het goedkope loodglazuur, de toch al bewerkelijke haardstenen belangrijk duurder hebben ge- maakt. Het zou echter onjuist zijn uitsluitend in dergelijke utili-
taire en economische termen te denken. Na de eerste decen- nia van de 17e eeuw raakt de haardsteen plotseling uit de gratie. Deze acute populariteitscrisis vanaf ca. 1620 sugge- reert dat er nog een heel andere factor in het spel was: mode — ongrijpbare potentate, die zich aan onbenulligheden als
geld en nut vaak weinig gelegen laat liggen. Opeens namen gietijzeren haardplaten met robuuste reliëfversiering de plaats in van de fragiele haardstenen, waar zij het effect hadden van een straalkachel. Al spoedig werden zij geflan- keerd door enkele verticale banden geglazuurde tegels, in heldere kleuren versierd. In een wip gereinigd gaven deze aan de hele schouw — die beruchte haard van roet en stof— een schone schijn. De ,revolutie' voltrok zich wezenlijk binnen één generatie. Kort na 1640 kwam er een einde aan de |
||||||||
604
|
|||||||||||||||
haardsteenproductie in Nederland. In het prinsbisdom
Luik, Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden van Duitsland wist de oude traditie zich, met de nodige concessies aan de eisen der mode, nog ruim een eeuw te handhaven. Met deze veranderingen kreeg de Nederlandse haard zijn
klassieke uiterlijk. Of het nieuwe gezicht van de schouw nu opeens ook de gewone man toelachte, valt te betwijfelen. De loodzware en monumentaal versierde haardplaten moesten van verre aangevoerd worden, uit gerenommeerde centra van ijzergieterij rond de middenloop van Rijn en Maas. Zeker omdat ,iedereen' ze plotseling wilde hebben, zal de prijs aanzienlijk zijn geweest. Voor het gewone volk lag de grote belofte in de tegeltjes. In de latere 17e eeuw zouden ze een uitgesproken massaproduct worden, om vervolgens zelfs iets kleinburgerlijks te krijgen. Onder ande- re vanuit de schouw zouden zij steeds grotere delen van het Nederlandse woonhuis veroveren. Pas in de laatste eeuw van het open haardvuur, na omstreeks 1750, wanneer de elite inmiddels haar neus ophaalt voor de wat volkse tegeltjes, heeft het gros van onze streekgenoten de schade ingehaald. Het is vooral in die tijd, kort vóór de doorbraak van kachels, fornuizen en behang in de boerderijen, dat het plattelandsin- terieur zich onderscheidt door een zichtbaar plezier in de decoratieve mogelijkheden van de tegeltechniek. Pas dan, op de valreep als het ware, komt de schouw van de modale boer aan bod. De haard wordt het compositorische middel- punt van een trotse collectie tegeltableaux, die prijken in de stookwand, op de rookvang en als pendanten aan weerszijden van de schouw: nepschilderijtjes, bij gebrek aan beter. Deze late inhaalmanoeuvre van de doorsnee-platte- landsbevolking onderstreept eens te meer het exclusieve karakter van hun verre voorlopers, waarmee wij ons hier hebben beziggehouden en waarover men toen misschien wel sprak met die mengeling van afgunst en ontzag: ,Die heeft haardstenen in zijn schouw......'. |
|||||||||||||||
Nawoord
|
|||||||||||||||
Een van de hier besproken haardstenen werd nog maar kort
geleden gevonden; de overige leidden tot nu toe een onopge- merkt bestaan. Wellicht is de schatkamer van onze streek daarmee niet uitgeput. Zoals dat natuurlijk voor elk in dit blad gepresenteerd onderwerp geldt: laat horen wat U hebt of weet! Dat mogen in dit geval even goed haardplaten of tegeltableaux zijn. De vulling van deze periodiek staat of valt op de lange duur met dergelijke informatie. Een woord van dank is verschuldigd aan de bewoners van
de Hof ter Weyde, De Balije en 't Speyck, resp. de heer en mevrouw Van Vuuren, Hamoen en Voorsluys, voor hun enthousiaste medewerking; aan mej. J. HoUestelle voor de raadpleging van haar rijke ongepubliceerde kennis; aan de heer H. J. de Smedt, conservator aan het Centraal Museum te Utrecht, voor een bezoek aan de grote collectie haard- stenen aldaar; aan de heer Klaas B. Nanning voor diens consciëntieuze doka-arbeid. |
|||||||||||||||
c
|
|||||||||||||||
5) Zie J. HoUestelle, De steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560 (Arnhem
1976) 56. Eveneens aldaar: ruim 5000 Vlaamse stenen voor een Amsterdamse metaal- gieterij in 1599 en twee 18e-eeuwse testimonia voor productie van Vlaamse steen, dan reeds lang een soortnaam voor vuurvaste steen, in Nederland, waarschijnlijk met ge- bruikmaking van geïmporteerde klei die daarvoor beter geschikt was dan de inlandse 6) Over de schouw in de kasteelruïne te Stein: A. Munsters, .Haardstenen' in: Di
Maasgouw 83 (1964) kol. 49 en 52 en afb. 5-7. In kol. 56 vermeldt Munsters nog eer aantal onversierde haardstenen. rood, van een zeer fijn baksel en gemiddeld 12 x9.5» 4,5 cm. gevonden in en om de kasteelruïne. 7) Het materiaal van de stempels is een probleem apart. Het ligt voor de hand dat mei
de stempel uit een daartoe geschikte houtsoort sneed. Op een uitzonderlijk goei geconserveerd tiental Antwerpse haardstenen (de bekende Suzanna-endestilistisct verwante evangelistenserie, ong. 2e kwart 16e eeuw), enkele jaren geleden in d Utrechtse binnenstad gevonden, waren de nerven van het hout nog duideliji zichtbaar: wsch. essehout, luidt de determinatie. B.J.M. Klück, ,Bemuurde Ween O.Z. 23' in: Maandblad Oud-Utrecht 57 (1984) 103. Duidelijk waarneembaar bij Anki Voskuilen, Vrome Vondsten (Utrecht 1985) afb. 11-13 en 17-19; zie ook afb. 15. Voc Luik: P. Jaspar, ,A propos de quelquesvieillesbriques'in: Chronique archéologique i Pays de Liège 19 (1928) fig. 3 (bloemenmand in staande rechthoek, latere 17e of 18f eeuw) en p. 11: „ici, comme sur certaines briques, la finesse est lelie qu'elle reproduitl' fil du bois". Volgens Jaspar, p. 11, sneed men direct de eigenlijke stempel, in negatie dus. P. 15: „l'un de ces moules est au Musée de la Vie Wallonne avec un exemplai^ correspondant". Maar, ibidem: ,,un membre (van het Institul archéologique liégeois pretend avoir vu des moules en bronze que l'on a débités è la cisaille, puis fondus; W Polain dit en connallre en terre cuite. On m'en signale un en fonte de fer". Als i opmerkingen van de respondenten inderdaad haardsteenmallen (latere wellicht?) bf treffen, dan had men deze gegoten of gebakken slempels theoretisch in serie kunne aanmaken. Bij gebruik van metalen of keramische stempels zou het ook eenvoudig zij ontwerpen door middel van een afdruk in klei te .stelen' van een gave haardsteen. Wi we echter zien, vooral bij 16e-eeuwse haardstenen, is het verschijnsel van nel-niet-idec tieke voorstellingen (zie noot 9), soms een handjevol verschillende, uil hetzelfde pr' ductiegebied en ongeveer uil dezelfde tijd. Dit suggereert dat men direct of indirei naar één prent meerdere houten stempels, en dan ook meteen in negatief, heeft gesni den. Het fenomeen van gespiegelde bijna-identieke voorstellingen (zie noot 13 en bij* W.J.Th. Peters, ,Een grotleske op haardstenen in Nijmegen en elders' in: Numaga^ (1984) 107) is in dit verband meerduidig, 8) De kleur van het oppervlak varieert van grauw-rose tot baksteen-rood; de kern
helderrood, plaatselijk naar het paarse toe. Fijne klei, maar met allerlei, ook grotei verontreinigingen en vol caviteiten, die door de vele beschadigingen van het ^add' maar kwetsbare oppervlak aan het licht treden; frappante overeenkomst met h' Luikse materiaal van Munsters, o.c. (zie noot 6) kol. 43-44 en afb. 1. Versiering aan li |
|||||||||||||||
Noten
|
|||||||||||||||
1) Proverbia communia. A fifieenlh century collection of Duich proverbs logether wiih
the Low German version, Indiana University publications, folklore series 4, Richard Jente, ed. (Bloominton 1947) 68, nr. 336 (Delftse editie van 1495). De oudste druk is van ca. 1480. Zie ook p. 194, nr. 336. 2) Hof ter Weydeweg 30, gem. Utrecht. Oorspronkelijk was de Hof ter Weyde
georiënteerd opde Vleutense Wetering, die er noordelijk langsliep. Bij de herverkave- ling Vleuten inde jaren 1957-1958 is deze ter plaatste gedempt en werd ook de Hof ter Weydeweg aangelegd. Zie J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tof LeidseRijn. De afwatering van de gronden in en rondom Vieuten-De Meern in de loop der tijden. Speciale uitgave van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens 2 (z.p. 1985) 25 en 28-29. Het schilderij van Jac.Graafland uit 1944 afgebeeld op p. 28 toont nog de oude toestand. 3) Tot dusverre verschenen in breder verband en zonder opgave van bronnen enkele
minieme passages over de Hof ter Weyde. De overgenomen gegevens zijn niet nader geverifieerd. Zie C.C.S. Wilmer, Buitens binnen Utrecht. Voormalige buitenplaatsen in de provincie Utrecht (Vianen 1982) 51; J.R. Clifford Kocq van üxeag,e\, Kastelenboek provincie Utrecht, herzien en uitgebreid door J.D.M. Bardel(4e dr., Utrecht 1966)319; S. Muller Fz.. ,De Johanniters in Nederland'in: Onzfe«/B'( 1918)eerste deel, 138-139. Muller beschikte over een uitstekende bron, die gedetailleerde informatie geeft over het landbouwbedrijf op de Hof ter Weyde in de periode vóór de secularisatie. Hij schetst het beeld van een vitale peiler onder een bijna autarkisch economisch systeem, afgestemd op de noden van de balijer, diens ,star, het klooster en het gasthuis. Hoewel Muller niet aangeeft welke van de in zijn inleiding, p. 29, genoemde bronnen dit helle licht over de Hof ter Weyde werpt, schijnt het hier te gaan om het pakket rekeningen over de jaren 1572-1580 in hel archief van Oudbisschoppelijke Cleresij. 4) Onze huidige kennis van haardstenen berust grotendeels op de 3 volgende artikelen
van mej.J. HoUestelle: .Haardstenen' \n: Bulletin van de Koninklijke Nederiandsche Oudheidkundige Bond, 6e serie, 12(1959) kol. 257-278; .Herkomst en verspreiding van haardstenen in de Nederlanden' in: Antiek 5 (1970-1971) 316-328; .Haardstenen in enkele Gelderse kastelen' in: Liber castellorum. 40 Variaties op het thema kasteel (Zutphen 1981) 360-366. Ter besparing van tientallen voetnoten zal hiernaar in het vervolg niet verwezen worden, behalve bij wijze van voorbeeld en in enkele detailkwes- ties. |
|||||||||||||||
605
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
binnenzijde van de lijst met bijv. een guirlande, zoals bij het onderhavige exemplaar,
lijkt een kenmerk van (misschien niet de vroegste) stenen van het Luikse type. In het depot van hel Centraal Museum te Utrecht bevindt zich een identieke haardsteen; Catalogus vm het Historisch Museum der Stad Utrecht. W.C. Schuyienburg. ed. (Utrecht 1928) 127, nr. 752; twee andere exemplaren in de schouw van de ,gotische kamer', 2e rij van boven, middenin. 9) Hollestelle 1970-1971 (zie noot 4)afb. 8, toont o.a. 3 haardstenen met een voorstel-
ling van Sint-Joris, die bedriegelijke overeenkomst vertonen met het onderhavige exemplaar. Deonderste twee zijn aan elkaar gel ijk, maar verschillen in minieme details van de haardsteen van de Hof ter Weyde; de bovenste lijkt weer uit een derdestempel te komen. Zie ook noot 7. 10) Rekeningen der stad Nijmegen 1382-1543, VII. 1539-1540, J. Kleijntjens, en L.
Sormani. ed. (Nijmegen 1918) 158, foi. 89. 11) Bijv. T. Teunissen, ,Haardstenen. Een gesloten vondst in Kampen' in: Tegel 5
(1975) 3: slechts 32 stuks plus deksteen. 1 la) Uit Voskuilen, o.c. (zie noot 7) 18-24, blijkt dat er minstens 8 verschillende tafe-
relen tot de Suzannaserie behoorden. 12) Rijksstraatweg 127, gem. Vleuten-De Meern.
13) Twee identieke exemplaren afgebeeld door B.J.M. Klück, Lange Rozendaal 27-29'
in: Maandblad Oud-Utrecht 51 (\9^4) 130, afb. 83, rechts. Ook door Voskuilen, o.c. (zie noot 7), 29; zie ook p. 28. Klück, Lc.links, toont twee spiegelbeeldige exemplaren, die overigens slechts in minieme details van de andere verschillen. Zie ook noot 7. 14) Soms komen afwijkende opstellingen voor. Hollestelle 1959 (zie noot 4) 263: laag
van 4 stuks onder de deksteen (Stichting ,Armen de Poth', Amersfoort). Bart Klück, ,Zilverstraat 14' in: Maandblad Oud-Utrecht 56 (1983) 143, afb. 179: slechts 3 lagen (van 7stenen) gestapeld. B.L.M. Klück. ,OudeGracht 347'in;/(/£'m 57(1984) 135,afb. 94: 7 lagen (aantal stenen onbekend) gestapeld; daarboven naar het schijnt geen .pira- mide' met deksteen. Soms werden de stenen in een licht concaaf vlak geplaatst. Zie bijv. Klück 1984 (zie noot 7) 101-103 en afb. 31. 15) Schuyienburg, o.c. (zie noot 8) 152, nr. 1004. Niet zonder belang is de kwestie van
de act uali teil van de jaartallen. Het verschijnsel van identieke dcks tenen met soms ver uiteen liggende dateringen maakt hel aannemelijk dat men de Jaartallen afzonderlijk instempelde, zoals dat ook wel eens mei toegevoegde, kleine stadswapens schijnt te zijn gebeurd (zie Hollestelle 1959 (zie noot 4) kol. 269, en Schuyienburg. ar. (zie noot 8). 151. nr. 997). In dat geval zal men ze over het algemeen ook jaarlijks aangepast hebben. |
16) Jacobus Scheltema beweerde in het Tijdschrift voorgeschiedenis, oudheden en .stati-
stiek van Utrecht 1 (1835) 24-25, ,,enige berigten en overblijfselen" onder ogen te hebben gehad van een „fabriek van gebakken steenen met figuren" op een terrein aan Achter Clarenburg in de Utrechtse binnenstad ,,tusschen de jaren 1520 tot 1550". Het is de vraag of Scheltema het krediet verdient dat S. Muller Fz., Catalogus van hel Museum van Oudheden. Openbare verzamelingen der gemeente Utrecht (2e dr., Utrecht 1904) 173, en Hollestelle 1959 (zie noot 4) kol. 267, hem hebben willen geven. Mogelijk ontleende Scheltema zijn scherpe datering aan genoemde ,,berigten"; Utrechtse haardsteenproductie in het tweede kwart van de 16e eeuw is echter onwaarschijnlijk vroeg. Wat betreft de „overblijfselen": volgens Scheltema behoorden daartoe waarschijnlijk twee stenen ,.met figuren"(p. 25) elders in de stad in gevels ingemetseld; ,,zij komen mij voor van gebakken steen en niet gebeeldhoud te zijn"(p. 28). Zie echter Muller, l.c. en p. 16, nr. 87(een van die tweestenen): kennelijk zag Scheltema zandsteen aan voor witte baksteen! 17) 't Spijk 2. gem. Vleuten-Dc Meern.
18) Het is niet geheel duidelijk hoe we een passage van Henrik van \^\\r\,Huisziitend
leeven etc, 1,4e stuk (Amsterdam 1804) in dit verband moeten inschatten. Het weten- schappelijk debat over de ouderdom van de haardstenen is in volle gang en Van Wijn, p. 517-533. bestrijdt ingenieus de Romeinse datering door Van Loon. Een van zijn argumenten is een citaat uit een brief van Te Water: ,,Die (het draait allemaal om een Suzannasteen) en veele soortgelijke Steenen worden bij 't Z. (Zeeu wsch) Genootschap, en vooral in Zuid-Beveland bij de Boeren in de Haardstede in meenigtcn. gevonden" (p. 530). Dat ,,inmeenigten"slaat waarschijnlijk vooral op de enkele tientallen haard- stenen per schouw. Bovendien, eenzelfde verspreiding als in en om de gemeente Vleuten-De Meern levert, getransponeerd op een gebied ter grootte van Zuidbeve- land, al gauw het beeld van een gangbaar verschijnsel, zoals dat uil het citaat van Te Water spreekt. Niettemin zouden we dan nog steeds met een betrekkelijk zeldzaam verschijnsel te doen hebben. Misschien is het meest opmerkelijke van deze passage dal zovele haardstenen op Zuidbeveiand na minstens twee eeuwen nog in situ zichtbaar waren. 19) Deomschrijving,,bladerdeeg-baksel" wordt gebruikt door Klück 1984 (zie noot 7)
103, voor een ensemble van vermoedelijk Hollandse of Utrechtse haardstenen met klimmende leeuwtjes in ruiten (omstreeks 1600). Zie ook noot 5. 20) Men heeft hier gekozen voor een zuiver piramidale opstelling, in afwijking van
zowel de oostelijke als de westelijke traditie, eigenlijk dus ook zonder inachtneming van de contouren van het haardvuur. Bovendien zal de combinatie van Luikse stenen en een deksteen zelden zijn voorgekomen. 21) Klück 1984 (zie noot 7) 102-103, en Muller 1904 (zie noot 16) 172, noot. en 175. nr.
1131. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geld en handen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het vorige nummer heb ik, steeds in
een ander verband, onze flnanciën ter sprake gebracht. Het bestuurlijk voor- woord bevatte de min of meer bedekte aansporing eens mee te denken over hoe ivij onze inkomsten zouden kunnen ver- groten. De herinnering aan de contribu- tiebetaling hield een tweede hint in. Tenslotte kon ik het niet laten er aan het ilot van het verhaal over de lange weg laar een eigen huis, zij 't in een iets indere samenhang, nog eens op terug te comen. Wat heeft dat nu opgeleverd? Op de
cop af f 250.-. De response beperkte !ich tot 10 leden, die bedragen over- naakten, variërend van f 5.- tot f 100.-, )fwel gemiddeld f 25.- per persoon. Wij zijn deze mensen vanzelfspre-
:cnd zeer erkentelijk voor hun extra iteun, maar 't wordt natuurlijk nooit Vat als die andere 830 leden niets van •ich laten horen. Niets van zich laten horen in tweeërlei
•pzicht! Ik had 't hierboven over de financiële
:ant, maar de zaken liggen precies zo als ' gaat om de daadwerkelijke, ik zal laar zeggen de „handtastelijke" steun. Wij verschijnen geregeld op brade-
eën e.d. met een kraam, die opgezet, 'gericht en bemand moet worden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij verzorgen bij tijd en wijle ten-
toonstellingen en lezingen. Wij geven een tijdschrift uit, waar-
voor heel veel werk moet worden verzet. Wij houden maandelijks een contact-
avond om belangstellenden de gelegen- heid te geven met ideeën te komen die tot daden zouden moeten leiden. Wij bouwen ons eigen huis.
En ook hier kan slechts op de be-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trouwbare medewerking van hooguit 10
leden worden gerekend. Het sommetje is simpel: 10+ 10=20
en dat is 2,4% van het ledental. Willen wij bij derden, i.c. de gemeente
en eventueel te benaderen sponsors, ge- loofwaardig zijn, dan zullen wij er zelf meer aan moeten doen. D.W.G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 februari 1988.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
606
|
||||||||||||||||
Een dichte warme broek
|
||||||||||||||||
Vandaag had ik na schooltijd afge-
sproken om met Toon Willemsen mee te gaan. Hij woonde tegenover mij en zat naast mij op school. Hij kreeg voor tussen de middag
altijd een heel lekkere appel mee naar school. Die at hij op 't schoolplein op. Wij liepen dan te zeuren om 't klokhuis en wij hoopten dat dit dan niet te ver was afgekloven. Vandaag was ik de gelukkige, maar ik
moest beloven na school met hem mee te gaan. Dit was niet de enige reden; ik had die
dag met Wim Smienk (eigenlijk m'n vaste kameraad) een beetje ruzie gehad. We hadden een twistgesprek over hout wat uit drie lagen bestond, heette dat nou Drieplex of Triplex. Ik beweerde het eerste, maar Wim was zo overtuigd van z'n gelijk, dat hij kwaad werd en bij 't uitspreken van de „t" me recht in m'n gezicht spuwde. Waarop ik hem uit- schold voor blaasbalg, vanwege z'n dikke hoofd. Ik was ineens omgedoopt tot krullebol steilhaar. |
||||||||||||||||
a
|
||||||||||||||||
't Was allemaal erg leuk, maar toen
we vroegen hoe laat 't was, werd Toon helemaal wit; 't was kwart over vijf en hij moest per sé om vijf uur thuis zijn. We besloten door de Groene Dijk
naar huis te gaan, maar halverwege liep een grote hond en daar durfden we niet langs. Dan maar weer terug naar de Kerklaan. Toen we om tien over zes bij de Meern-
brug kwamen, stond Has Willemsen (de vader van Toon) al te wachten. We moesten allebei mee naar de smederij. Toen we binnen waren, ging de deui
op slot. We werden, onder luid gevloek, met een sterke smidshand op 't aam- beeld gelegd en ons achterwerk werd met een stalen duimstok bewerkt. Met een gloeiend heet achterwerk mocht ik naar huis. Van Has Willemsen kreeg ik nog de
waarschuwing: de volgende keer ga jf met je kont in 't vuur. M'n moeder heefi me altijd gezegd: wie z'n kont ver brandt, moet op de blaren zitten. 't Klokhuis van Toon hoefik morger
niet. Ik ga misschien weer naar Win Smienk. |
||||||||||||||||
Met m'n broek gebeurde niks, maar
ik was zo misselijk als een kat. We liepen toch maar door over de
Zandweg en besloten om eens naar m'n opoe te gaan. Opoe de Korte woonde op de Driesprong, aan 't eind van de Kerk- laan. Dat was nog een hele wandeling, maar eindelijk kwamen we bij opoe. Omdat we dorst hadden kregen we een suikerpeer en een beker geitemelk. Had ik toen m'n broekspijpen maar dichtge- knoopt, want een halve sigaar, een peer en geitemelk gingen blijkbaar niet zo goed samen. Opoe heeft de fles 4711 gepakt en me
zo weer een beetje bijgebracht. We gin- gen nog wat hoepelen (Opoe had een voorraad hoepels aan de schuur hangen voor alle kleinkinderen). |
||||||||||||||||
Dus om drie uur gelijk met Toon mee.
We kregen een snoepje en we moesten beloven niet te ver weg te lopen. We liepen wat bij de Meernbrug, toen
Jan van Straten net de asbakken leeg- gooide aan de kant van de Rijn. Maar wat zag ik: een groot stuk sigaar erbij, met een mooi bandje erom. Ik spaarde sigarenbandjes, maar ik vond 't ook wel interessant om eens een sigaar te roken. We zijn snel doorgelopen naar 't k.
belhokje. Ik had bijna altijd een brand- glas in m'n zak en kreeg al spoedig de sigaar brandende. Nu had ik wel eens horen zeggen: als
je roken wil mag je eerst je broek wel dichtknopen. Met een stevig stuk stro hebben we mijn korte broekspijpen dichtgeknoopt. En toen voorzichtig ro- ken. |
||||||||||||||||
Theo van den Berg
De Meern, 11 September 1931
|
||||||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||||
607
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■Officieel orgaan van de Historische Vei-ê'ni*'
ging Vlcutcii-Dc Meern-Haarzuiicns, ;;8t> jaargang nr. 2 juni 1988 O 1988; ;; Verschijnt 4x per Jaar
iIngeschreven in hel verenigingsregister van:;
idcK.v.K. Utrecht c.o. onder nr, V. 479360? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iDagelIjks bestuur;
i:Dr. D.W. Gravcndcei, voorzitter iiï
rt Zand 35. 3451 GP Vlcu!cn:ilii hei. 03406 - 61793 'WmË i.J.W. Scnoonderwocrd. sekretaris s?
iMecrndijk 62, 3454 HT De Mecrn hel. 03406 -61462 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zaterdag 17 september a.s. is het weer
Open Monumentendag, bedoeld om de belangstelling voor monumenten te stimuleren en de bezoeker voor een en- kele keer in de gelegenheid te stellen zo'n object eens van binnen te bekijken. In onze gemeente kan het begrip
„monumenten" velen wat vreemd in de oren klinken. „Hebben we die dan" en „als we ze al hebben kunnen ze dan echt opengesteld worden?". Inderdaad, van het tiental kastelen
dat in het verleden op ons grondgebied stond, zijn merendeels slechts schamele resten over. De twee windkorenmolens en talrijke watermolens zijn verdwenen. De fraaie stenen boogbruggen en de drie karakteristieke sluisjes, die eertijds de Lange Vliet (de tegenwoordige Leidse Rijn) „aankleedden", werden afgebro- ken. Echt imposante panden bezitten wij niet en op ons charmante straatmu- bilair zijn wij ook niet bepaald zuinig geweest. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat klinkt allemaal niet erg bemoedi-
gend, maar toch .... Iets hoeft niet groot en zeer oud te zijn
om het predikaat „monumentaal" te mogen voeren. Het gaat erom of een object zeggingskracht heeft. Dan kun- nen wij er monumenten of „herinne- ringstekens" in zien. Zo beschouwd staan wij toch niet he-
lemaal met lege handen, maar we zullen er wel alles aan moeten doen om te behouden wat ons is overgebleven. Nog dagelijks vermindert ons cultuurbezit door achteloze opruiming of afbraak. De monumentendagen — waar onze
vereniging van harte aan meewerkt — zijn ook bedoeld om die achteloosheid te doen omslaan in achting. Achting in twee betekenissen: oplettendheid en waardering. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:!',(), de Róoij, penningmeester
h Zand 1, 3451 CÏP Vleuten ■tel. 03407 - 1483 ^-mÊMÊmmM.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:;;A..I, van Zoercn, vice-V(K)rziller
^Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten hel. 03407 - 1263 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i:ï>eli<i:
iMevrouw ProT Dr C. Jsings, Saest
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iLedenadminisitratie/iBformatie:
|Dpgcven van nietiwc leden, mutaties en f na j-
ïiseSiellingen bij;
sMevroiiw P.,1. de R<,)ojj-Cjocs.
Tt Zand 1. 3451 QP Vleuten 1:111111111
hel. 03407 - 1483 ;.:5ï;:;5;;S;;;iliiii;l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.W. Gravendeel
voorzitter |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fKontributie:
pe jaarlijkse kontribuije bedraagt voor l<)K8;:
biimmaal f 25,- jfostahonnenient f 35,- j>er jaar i'iiliiiilii
,;:I >ona teti rs: ■missmi ssïïhiiiiliiiiiiiiilii
j:M i n i m a a 1 f i 2.50 pe r j a ar li!||||||||||B^^ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pag
607 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pE vcrenigmg heeiïSJJSfeeJÏÉÉiiiWilii
^vQlgendë instcl 1 ingëpiiiiiililiiiillilii ;:ABN - De Mcern lii^iplilliililiM^^ ;:RABO - Vleuten ililiiiliiiiiiiiii^^^ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kees Valkenstein-expositie in de Openbare Bibliotheek te Vleuten 608
Raden maar! 609
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling Vleuten, deel I 610
Oud hek fraai gerestaureerd 622
Agenda 623
Wie wat bewaart die geeft wat
Een grafkelder te Vleuten 624
Een dorp verandert 630
Brand 632
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|Gehe!e of gtt^ci|iipi||iii|||||i||||||
iartiktlen uit ti;i:||i|||||ip||p||iii|j||||^^^^ h<>egestaan na ■gëi:ilÉ|iiii||i|iiÈi||iii| itle redaktie. WMMMÊÊÊÊÊMS^Ê |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;;"ius»ratie voorpagiiiilï
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;:Het gerestaureerde L
|
van de pas*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
porietutn te Vleatenll...............................................
F'oioK.B. Nanni»ig/iiillilPi|||||||J^^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fJ-OSSE NüMwilif lill
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
608
|
||||||||||||||||||||
Kees Valkenstein-expositie in de
Openbare Bibliotheek te Vleuten |
||||||||||||||||||||
Bij het samenstellen van de agenda van het vorige nummer hebben wij door het
nog niet definitief bekend zijn van de data tot onze spijt niet de aandacht aan deze expositie kunnen schenken welke ze feitelijk moest hebben. Uit de plaatselijke pers hebt U echter wel kunnen vernemen dat ter gelegenheid
van de opening van de verhuisde bibliotheek een aan Kees Valkenstein gewijde expositie zou worden gehouden. Vanaf de opening van de nu heel fraaie bibliotheek op 8 april waren tot en met 29
april jl., in samenwerking met mevrouw Hertha van Wageningen, door onze vereniging in een viertal vitrines en een aantal prikborden verschillende werken van Kees Valkenstein tentoongesteld. Het betrof in hoofdzaak zijn boeken, — waarvan enkele in verschillende uitvoeringen — en andere publicaties. Ook zijn maskers en dorpsfiguren waren aanwezig, voor het grootste deel uit particulier bezit ons ter beschikking gesteld. Wij vernamen dat de expositie veel belangstelling had zodat deze als geslaagd is te
beschouwen. Wellicht is een dergelijke expositie voor herhaling, eventueel op een ander terrein, vatbaar. T. Bruntink
|
||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||
MES VALKENSTEIN
|
||||||||||||||||||||
mm'é^^Wi
|
||||||||||||||||||||
AU cöff«%|ïo?id«ftt var» Htt iU^m«»« ^e<)bfad
vtrjfw^ Kees vkikwitlevn rwfH'nali^ ««« rubmüsj* vwïfli öMfl- d# tU«^ 'Uit «te! y^wn%cr>t ?cl<i*r' e* 'ïkl éea Vïwtwxkche <5«m««ïttraa4'. i« Hl? w««r ttaar V^ten. Jn 4e StaKtWitfrciai, m
&ett«n*if«mw»g 5. iaat h^ mf- M» toouw«o (M fs«wi ^'NüiM ei*Kii£^' e« d* ö»veÉi{t«^ Mm 'Kee« cèe Kikker'. B«MVft sch(^«rt et«tó b§ ook aan itiwntf! en
«m<i« WiU«bor«[l<«<-k ieVl«i^t<J^.
ïri M oeH«|tjöar 194^ kowwn t^ ww «tór ^^aw^wi
"Oök m hi<ih hj whfiivtMi ♦« boeUwrï K^ matóws. ÉR üfi 20wp*ewi>tr vöft h« ««.'fdijaar »i»ï■f^
|
||||||||||||||||||||
VlCUTtN mtï ah ïhfma
Kets wviKENerem
!T>cn ais »c^yve xrn kind«:b6«V«r< m^frfh^rt.tsü
18*^ d* oet^m^'^ aan dt CpKéartUuCfKt ^h^
fww Vletflwi Hij wö« 5«wi ctö«f«tt« t»#(9«f. «*<iar itnoTtdi a** yijn «^ go«^ ^«5 tn «tn 0i^»n tTitKLfiq had. ytikt hjf oj «f tAil q^Nraa^ii ook d^öeSyk kmixi&r mtaiH*. T»»n in 1906 irtVityUft d< Schooi ««*<*« C^ytsci
M de ia«nmAU9« fturgwitw»*»»- dt «tf*i* <Ü«
■«««i afvieeUft en kv«m op w»c*>i<5»lat a f 4*ft. *;. Met dfM ftfa«:t«it iaottj kwi hïf ai«h gt^f
U«!«9ö|en cp d* jot^ooititt^k w M &cf"-i/*^tft van |
||||||||||||||||||||
tndt Hi$lon»tht Wreniqin^ ViewU«-ïï*H*erh.HoarïwiUn*.
|
||||||||||||||||||||
Impressie van de Kees Valkenstein-expositie
in de nieuwe Openbare Bibliotheek te Vleuten. |
||||||||||||||||||||
609
|
||||||||||
Raden maar!
|
||||||||||
Op zaterdag 28 november 1987
hadden wij, in het kader van de eerste Culturele Manifestatie in onze gemeen- te, een expositie in De Schalm. Wij toonden daar, gewoontegetrouw,
weer een voorwerp, waarvan de ware naam en aard geraden moesten worden. Deze keer was het een soort naaima-
chinenaald, die in een geleider op en neer bewogen kon worden. Natuurlijk waren er mensen, die
daardoor hun gedachten lieten bepalen en tot de conclusie kwamen dat het een „hand"-naaimachientje moest zijn, voor een rok, bont of dikkere stof. Anderen zochten het niet in de stof,
maar in het leer. Sommigen dachten er handig knopen
mee aan te kunnen zetten. Er waren er die er een borduurappa-
raat in zagen of vonden dat het met breien of het maken van grove steken van doen had. Ook de meubelmakerij en stoffeerde-
rij (capitonneren) werden bedacht. Tenslotte nog enkele ,,luk-raak"
schoten: om zakken dicht te naaien, net- ten te boeten, gaatjes in schoenriempjes te prikken of kortweg „prik" of „pas- ser". |
||||||||||
In het metalen frame stond de naam
van het instrumentje gestempeld: la fée du foyer. Letterlijk vertaald, betekent dat: haardfee, en dat zou erop kunnen duiden dat het als een handige en welkome hulp bij het naaldwerk aan de haard was bedoeld. Op het bijbehoren- de kartonnen doosje, waarin nog een pakje reservenaalden, stond flauwtjes te lezen .....Zr Maria, en dat klopte want
het geheel kwam uit een klooster.
Ondanks vlijtig speurwerk hebben
wij niet kunnen achterhalen waar het instrumentje nu precies voor bedoeld was. |
||||||||||
Op Koninginnedag, 30 april 1988,
hadden wij in onze kraam een voorwerp dat zo overduidelijk iets rasperigs over zich had, dat er eigenlijk weinig te raden leek. Onze bezoekers raspten er kaas,
aardappelen, zeep, (suiker)bieten, uien, kokosnoten, wortelen en nootmuscaat mee. Toch achtten sommigen het (ook)
heel geschikt om kaas te maken, vlas te hekelen, wol te kaarden, goudklompjes uit de modder te zeven, zaad uit planten te trekken of tarwe te pellen. Een aardige suggestie was: fakirbed
voor kabouters. Al met al, een „multifunctioneel"
ding. Het was natuurlijk een rasp en omdat
wij hem als „kaas- en aardappelrasp" hadden gekregen, moesten wij het lot de winnaar laten aanwijzen uit die catego- rie. Dat werd dan P. Meerveld, Ridderhof-
laan 47 te Vleuten, die wij graag een gratis (kennismakings)lidmaatschap voor een jaar aanbieden. |
||||||||||
610
|
|||||||||||||||
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling
Vleuten
|
|||||||||||||||
door
Ir J.A. Storm van Leeuwen |
|||||||||||||||
deel I
|
|||||||||||||||
Veel lezers van dittijdschriftzulien zich zeker nog de werkzaamheden herinneren, die in de jaren 1953-1963 in het
raam van de ruilverkaveling Vleuten werden verricht. Men zal toen meestal ook wel hebben begrepen waarom de landelijke rust in deze streek moest worden verstoord. Trouwens, de grote meerderheid van de toenmalige belang- hebbenden had zelf besloten tot het doen uitvoeren van de werken die zij toen noodzakelijk achtte. Inmiddels heeft zich een groot aantal nieuwe bewoners in de gemeente Vleuten-DeMeern gevestigd. Deze hebben
de oude toestand niet gekend zodat veel van wat toen gedaan is voor hen niet altijd duidelijk is. Dat geldt in het bijzon- der het wegennet omdat men daar in de regel dagelijks gebruik van maakt^). Zo is mij eens gevraagd hoe toch bij de kruising van deAlendorperweg met de Alendorperweteringzo'n merkwaar-
dige situatie van hoofdweg en kort stuk parallelweg meteen eigen brug is ontstaan. Er zijn meer van die voorbeelden. Het kan daarom zinvol zijn na al die jaren iets te vertellen van de achtergronden van enkele beslissingen die indertijd zijn genomen ten aanzien van de verbetering en de uitbreiding van het wegennet in het landelijke gebied waarbinnen de ruilverkaveling zich afspeelde. Het is niet de bedoeling een volledig overzicht te geven van alle veranderingen die de wegen tijdens de ruilverkave-
ling ondergingen. Daarvoor wil ik de lezer graag verwijzen naar de twee schetskaartjes van het wegennet vóór en na de ruilverkaveling. Het tweede kaartje is intussen op sommige plaatsen alweer achterhaald als gevolg van latere dorpsuitbreidingen en door de aanleg van nieuwe wegen door de verschillende gemeenten. In dit artikel zal ik enkele gevallen van aanleg of verbetering van wegen in ruilverkavelingsverband bespreken, die in
verschillende opzichten belangwekkend zijn geweest. Daarbij zal ook uitvoerig worden ingegaan op de voorgeschie- denis van sommige oude wegen. Maar alvorens daartoe over te gaan dien ik tot goed begrip van hetgeen volgt eerst iets te zeggen over de ruilverkaveling Vleuten in het algemeen. |
|||||||||||||||
1. De ruilverkaveling Vleuten
Ruilverkaveling is een van de middelen om de werkom-
standigheden en de inkomensposities in de land- en tuin- bouw te verbeteren. Die maatregelen komen echter ook ten goede aan de woon- en leefomstandigheden in het gehele landelijke gebied van zo'n ruilverkaveling. Men tracht dit doel zoveel mogelijk te bereiken door het verbeteren of aan- leggen van wegen en watergangen en het ruilen van de eigen- dom en/of pacht van gronden, terwijl deze werken worden begeleid door een landschapsplan. Omdat de niet-agrarische belangen tegenwoordig een veel groter aandeel hebben in het plan van voorzieningen dan vroeger spreekt men nu van landinrichting. In dit verhaal heb ik het evenwel over de oudere vorm van ruilverkaveling. Tussen veel van de werken in een ruilverkaveling bestaat
een zekere samenhang. Om bijvoorbeeld bedrijven te ver- krijgen met zo min mogelijk verspreid gelegen kavels^) die bovendien een gunstige vorm en grootte bezitten moeten gronden van ongeveer dezelfde hoedanigheid worden ge- ruild. Daarvoor is het weer nodig sloten te graven ofte dem- pen, dammen te maken of op te ruimen, particuliere bruggen te bouwen of af te breken en soms boerderijen te verplaat- sen. Verder dienen bestaande wegen te worden verbeterd en |
|||||||||||||||
nieuwe te worden aangelegd, terwijl een goede regeling van
de waterhuishouding eveneens vereist is. De drie laatstge- noemde maatregelen behoeven echter niet uitsluitend voort te vloeien uit de ruilingen van gronden, zij worden ook onafhankelijk daarvan genomen. Aan de andere kant moe- ten bij de aanleg van nieuwe wegen en hoofdwatergangen meestal aanpassingswerken met betrekking tot de kavels plaats vinden, dat wil zeggen, dat de kavelgrenzen (in de lagere streken meestal sloten) dienen te worden verlegd. Op een buitenstaander zal dit alles een ingewikkelde en onoverzichtelijke indruk maken. In de provincie Utrecht ^en ook elders) volgt men de richt-
lijn dat ruilingen van gronden zoveel mogelijk moeten plaats vinden met handhaving van het bestaande stelsel van in de lengterichting lopende kavel- en perceelsloten. Veranderin- gen in de toestand van eigendom en/of pacht zijn daardoor later in het terrein nauwelijks zichtbaar. De kosten van een ruilverkaveüng worden voor een groot
gedeelte gedragen door het Rijk, de provincies en de ge- meenten, soms ook door de waterschappen'). Het overblij- vende deel wordt naar verhouding van het te verwachten profijt betaald door de grondeigenaren. De hierboven genoemde doelstellingen werden ook nage- streefd voor de ruilverkaveling Vleuten. Deze was ruim 2500 |
|||||||||||||||
1) Voor de veranderingen in het stelsel van hoofdwatergangen, kunstwerken en gemalen verwijs ik naar de speciale uitgave Nr. 2 van de Historische Vereni-
ging, getiteld „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" (1985). Van de wijzigingen in de verkavelingstoestand zullen enige voorbeelden ter sprake komen bij de behandeling van de aanleg van parallelwegen langs de
spoorweg Rotterdam-Utrecht in paragraaf 3 2) Onder een kavel wordt hier verstaan: een stuk land dat is omringd door gronden van een of meer andere grondeigenaren of grondgebruikers. Een perceel
vormt een onderdeel van zo'n kavel, zoals bijvoorbeeld een kamp weiland. |
|||||||||||||||
611
|
||||||||||
Het wegennet in de ruilverkaveling Vleuten. Links: vóór de ruilverkaveling, rechts: né de ruilverkaveling. Alleen openbare wegen en paden buiten
de toenmalige bebouwde kommen van Haarzuilens, Vleuten en De Meern (voor zover gelegen ten noorden van de Leidse Rijn) werden in het ruil- verkavelingsplan opgenomen. Voor de nummering van de wegen is die van het deflnitieve plan van wegen en waterlopen van deze ruilverkaveling aangehouden. Een exemplaar daarvan bevindt zich o.a. in het archief van de gemeente Vleuten-De Meern. Het rechter kaartje komt daarmee overeen. Wegen welke alleen op het linker en niet op het rechter kaartje voorkomen zijn met een A-nummer aangeduid. Het zijn de in niilverkave- linesverband als openbare wegen opgeheven Haarlaan (14A) en Kantonnaleweg (17A). De niet-gebruikte nummers op het linker kaartje zijn 18,21 t/m 25,26,33 t/m 35,44,46 en 47. Dit zijn nieuwe, in ruilverkavelingsverband aangelegde wegen. De korte stukjes rijksweg (nr. 30) zijn op geen van beide kaartjes aangegeven. |
||||||||||
De bij de nummers behorende namen van de wegen zijn:
Schenkeldijk
Rijndijk
Laagnieuwkoopse Buurtweg (nu Laagnieuwkoop)
Lagehaarsedijk
Polderweg
Ockhuizerweg
Thematerkade
8. Wethouder de Greeflaan
9. Eikstraat
lO.Thematerweg (westelijke gedeelte)
ll.Maarssenseweg 12. Schoolstraat
13. Eikslaan
14.Bochtdijk 15. Haarpad ló.Joostenlaan 17. Parkweg
18. Bijleveldweg (nu Bijleveldseweg)
19. Hamlaan
20. Hamweg
21.'t Hoog 22.Dorpeldijk 23.Vleuterweideweg 24. Prins Hendrikweg 25.Julianalaan 26. Heldamweg
27.Harmelerwaard |
||||||||||
28. Zandweg (ten westen van nr. 40)
29. Kantonnaleweg (noordoostelijke gedeelte)
30.- 31. Kantonnaleweg (zuidwestelijke gedeelte)
32. Thematerweg (oostelijke gedeelte)
33.Enghlaan 34. Hof ter Weydeweg
35. Hoeveweg
36. Utrechtseweg
37. Vleutenseweg (nu Verlengde Vleutenseweg)
38.Julianaplein 39. Wilhelminalaan
40. Krochtdijk (nu Europaweg)
41. Alendorper weg
42. Esdoornlaan
43.'t Zand 44.Castellumlaan (incl. gedeelte ex-Woerdlaan)
45. Woerdlaan
46. Westlandsetuin
47.Johanniterweg 48.Groenedijk 49. Zandweg (ten oosten van nr. 40)
50. Hogeweidsedijk (nu Hogeweide)
51. Oude Vleutenseweg
52. Everard Meysterlaan (nu Hogeweide)
53. Burgemeester Verderlaan
|
||||||||||
3) Waterschappen zijn overheidslichamen: zij voeren een overheidstaak uit, net als provincies en gemeenten. De taken van de waterschappen bepalen zich
echter uitsluitend tot de waterstaat binnen het eigen grondgebied. Dit kan zich over meer gemeenten of zelfs provincies uitstrekken. De taken van een water- schap zijn: de bescherming tegen het water van de zee en van de rivieren, de zorg voor de waterhuishouding, het beheer en het onderhoud van verschillende land- en vaarwegen en tenslotte de zorg voor de hoedanigheid van het oppervlaktewater. Zie o.a. „Waterschappen in Nederland", een populaire uitgave van de Unie van Waterschappen. |
||||||||||
612
|
|||||||||
hectaren groot en omvatte behalve de voormalige
gemeenten Vleuten en Haarzuilens ook gedeelten van Har- melen, Kockengen, Maarssen, Utrecht en Zuilen''). Het betreffende gebied — blok genoemd — lag besloten
tussen de rijksweg 2 (Amsterdam - Utrecht, nu A2), de vroegere Proostwetering, een ca. 500 m lang stuk van de Vleutensewetering ten zuidoosten van Den Engh, verschil- lende perceelsloten in het tussen de Huppeldijk en de (thans gedeeltelijk gedempte) Vleutensewetering gelegen deel van het voormalige waterschap De Lage Weide, wederom de rijksweg, de Leidse Rijn tot aan het dorp Harmeien, van daar in noordelijke richting de Bijleveld, vervolgens de Laagnieuwkoopse Buurtweg (nu Laagnieuwkoop geheten), de Rijnwetering en tenslotte de Haarrijn tot aan het begin- punt van deze globale grensbeschrijving aan de rijksweg. Tevens waren het beoosten de rijksweg gelegen deel van de Proostwetering met de daarlangs lopende Kantonnaleweg') en dat van de Vleutensewetering met de daarlangs lopende Vleutenseweg (nu Oude Vleutenseweg) tot aan het Amster- dam - Rijnkanaal in het blok opgenomen. Deze begrenzing van het gebied was hoofdzakelijk aldus bepaald om water- staatkundige redenen die bij deze ruilverkaveling een grote rol hebben gespeeld'). Zij is op het bij dit artikel behorende topografische kaartje globaal aangegeven. De bebouwde kommen van de dorpen en het kasteel De Haar met de om- ringende parken waren buiten de ruilverkaveling gehouden. De ,,spelregels" van een ruilverkaveling (landinrichting)
zijn wettelijk vastgelegd, vroeger in de Ruilverkavelingswet, nu (sedert 1985) in de Landinrichtingswet. De ruilverkave- ling Vleuten werd nog uitgevoerd volgens de oude wet. Zij ressorteerde onder het toenmalige Ministerie van Land- bouw, Visserij en Voedselvoorziening. Dit ministerie schoot alle ten laste van de grondeigenaren komende uitgaven voor en verleende bovendien een subsidie van 75% in de kosten van de in het plan opgenomen algemene voorzieningen. Deze betroffen de openbare wegen, de hoofdwatergangen, de kunstwerken (bruggen, duikers, stuwen, gemalen) en het maken van de nieuwe kavels. De kosten van het landschapsplan (hoofdzakelijk weg- en erfbeplantingen als- mede het vormen van enige kleine natuurreservaten) werden volledig door het Rijk betaald. Voor particuliere werken en boerderijverplaatsingen golden bijzondere regelingen. De uitvoering berustte bij een plaatselijke commissie die
de grondeigenaren en de pachters in het blok vertegenwoor- digde. Zij was benoemd door het College van Gedeputeerde Staten van Utrecht en werd bijgestaan door ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen. De technische uitvoering was opgedragen aan een uitvoerend lichaam dat tevens de direc- tie voerde over de aanbestede werken'). |
Het spreekt vanzelf dat een tamelijk omvangrijk projekt
als de ruilverkaveling Vleuten niet alleen enige jaren van voorbereiding vereiste, maar ook een betrekkelijk lange tijd van uitvoering vergde*). Het oorspronkelijke plan moest dan ook tijdens de verwezelijking ervan enige malen worden bijgesteld om dit te kunnen aanpassen aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Deze waren zowel van planologische als van andere aard en volgden elkaar zo kort na de oorlog vrij snel op. Alle planwijzigingen werden opgenomen in het definitieve plan van wegen en waterlopen dat door Gedepu- teerde Staten van Utrecht in 1960 goedgekeurd en door de Plaatselijke Commissie werd uitgevoerd. De vrijwel volledige verbetering van de infrastructuur voor wat betreft het wegennet, de waterhuishouding en de verka- velingstoestand, maar vooral ook de in het vooruitzicht gestelde rijksbijdrage waren voldoende redenen voor de Provincie, de gemeenten en in een later stadium ook voor de N. V. Nederlandse Spoorwegen om hun medewerking aan de totstandkoming van de ruilverkavelingsplannen te verlenen. Dit resulteerde in financiële bijdragen of in de gelijktijdige uitvoering van enkele niet in het ruilverkavelingsplan opge- nomen onderdelen met betrekking tot de wegen en bruggen. Deze toegevoegde werken waren voor de gehele streek van groot belang. 2. Veranderingen van het wegenstelsel
Toen de ruilverkaveling Vleuten in 1950 bij het College van
Gedeputeerde Staten van Utrecht werd aangevraagd voldeden de meeste wegen in het gebied al lang niet meer aan de eisen die daaraan door het verkeer werden gesteld. Zij waren te smal en bovendien nauwelijks voorzien van bermen. De verharding bestond veelal uit een puinlaag met grind, waarover slechts bij enkele wegen of weggedeelten een laagje teer of asfalt was aangebracht, voornamelijk om ze stofvrij te maken. Door het toenemende en zwaarder wordende verkeer ontstonden er gaten en kuilen in, terwijl de bermen — voor zover die aanwezig waren — bij het elkaar passeren van voertuigen werden stuk gereden'). Een en ander veroorzaakte veel last en schade voor de
agrarische bedrijven. Vooral de zich sterk ontwikkelende en uitbreidende tuinbouw en fruitteelt'"), waarvan de produc- ten naar de veiling te Utrecht moesten worden gebracht, zouden veel baat hebben bij betere wegen. Dat gold overigens voor alle bewoners en bezoekers van de streek. De moeilijkheid was dat het onderhoud en het beheer van
deze wegen merendeels berustte bij de waterschappen, dus bij de gezamenlijke ingelanden. Deze regeling vond haar oorsprong in de middeleeuwen, toen alle wegen, watergan- gen en waterkeringen op het platteland waren verhoef- slaagd. Dat wilde zeggen, dat de eigenaren ieder voor zich |
||||||||
4) Na de gemeentegrenswijzigingen van 1954 lag het ruilverkavelingsblok in de tegenwoordige gemeenten Harmeien, Kockengen, Maarssen, Utrecht en Vleu-
ten-De Meern. Zie hiervoor: D. W. Gravendeel, „De geschiedenis van onze gemeentegrens" in dit tijdschrift, Jrg. 3, Nr. 3 (februari 1938), biz. 84 e.v.. 5) Ten tijde van de ruilverkaveling bestonden vier niet-aaneengesloten delen van de Kantonnaleweg, die oorspronkelijk één geheel hadden gevormd. Deze
hoofdweg — een zandweg — liep in de vorige eeuw van Zuilen door het dorp Vleuten en vervolgens over de tegewoordige Parkweg en voormalige Kanton- naleweg via de Breudijk naar de straatweg bij de Putkop bewesten Harmeien. Daarvan was het gedeelte tussen de Thematerweg en de tegenwoordige Hin- dersteinlaan pas in het begin van de negentiende eeuw aangelegd. 6) Zie „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn".
7) Voor nadere bijzonderheden omtrent de samenstelling van de Plaatselijke Commissie en andere zaken betreffende de ruilverkaveling Vleuten leze men de
serie korte artikelen van de hand van J.J.Th. Sprong, ambtenaar ter secretarie van de gemeente Vleuten - De Meern, in ,,Onze Gemeente", Jrgg. 6 en 7 (juli juH 1970 t/m juli 1971). 8) Om een idee te kunnen krijgen van de omvang van dit project zij medegedeeld dat de totale kosten rond f 6,7 miljoen hebben bedragen. Daarvan was de helft
nodig voor het onderdeel wegen. 9) Van de 44 km lengte aan openbare wegen en paden die in de gehele ruilverkaveling (dus niet alleen in de gemeente Vleuten-De Meern) lagen verkeerde 72%
in onvoldoende of slechte staat. Daarvan bestonden verreweg de meeste (73%) uit grindwegen, enkele weggedeelten waren onverhard. |
|||||||||
613
|
|||||||||||
moesten zorgen voor de instandhouding van een aangewe-
zen deel of,,hoefslag" van die werken. Deze werden daartoe „geslagen" over een zeker aantal hoeven, waarbij „slaan" verdelen betekende. Later namen de waterschappen deze onderhoudsplicht over en sloegen de kosten ervan hectaars- gewijs om over de grondeigenaren. Enkele — meest door- gaande — wegen waren in de loop van de tijd door de ge- meenten overgenomen. Dit ging in de regel gepaard met een financiële regeling of met de betaling van een afkoopsom door het desbetreffende waterschap voor het toekomstige onderhoud. Aan deze oneigenlijke taak van de tegenwoordige water-
schappen kon in het kader van een ruilverkaveling met behulp van een eenvoudige procedure een einde worden gemaakt indien de Provincie, de gemeenten en de water- schappen zulks wensten. Met uitzondering van enkele wegen of weggedeelten die een duidelijk waterschapsbelang dien- den zouden de openbare wegen en paden na zonodig te zijn verbeterd zonder meer in eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeenten kunnen worden overgedragen. Dit gold niet alleen de in ruilverkavelingsverband te verbeteren en aan te leggen wegen, maar ook die welke in de bestaande toestand zouden worden gehandhaafd. De verbetering van het wegennet binnen de ruilverkave-
ling Vleuten omvatte de reconstructie van de meeste be- staande en de aanleg van enige nieuwe wegen. Enkele weg- gedeelten konden daarbij vervallen. Van de 44 km lengte aan openbare wegen en paden die oorspronkelijk in het ruilver- kavelingsblok lagen werd bijna 29 km door de Plaatselijke Commissie") verbeterd en 3 km opgeheven; ongewijzigd bleef 12 km, aan nieuwe wegen werd ruim 10 km aangelegd. Van de niet door de door deze commissie verbeterde wegen zijn verschillende nog tijdens de uitvoering van de ruilverka- veling door de gemeente Utrecht en de gemeente Vleuten - De Meern onder handen genomen'^). De verhardingsbreedte werd in het algemeen op 3 of 5 me-
ter gehandhaafd dan wel gebracht; dit hing af van de aard en de te verwachten intensiteit van het verkeer. Uitzonderingen vormden enige doodlopende of minder belangrijke wegen. Waar zulks mogelijk en nodig was werden de bestaande ber- men verbreed om een steviger weglichaam te verkrijgen en tevens ruimte te scheppen voor nutsleidingen (water, gas, eiectriciteit, telefoon) en voor wegbeplantingen. Een weg die te smal bleef om twee voertuigen elkaar te laten passeren kreeg volgens de oude beproefde methode in het veengebied enige uitwijkplaatsen. Ik wil er op deze plaats graag op wijzen, dat in de jaren
vijftig met geen mogelijkheid kon worden voorzien dat het gemotoriseerde verkeer in korte tijd zo sterk zou toenemen als thans het geval is. Hetzelfde gold voor de grote uitbreidingen van de dorpskernen Vleuten en De Meern, waar veel forensen zijn gaan wonen. Men dacht toen nog hoofdzakelijk aan het plattelandsverkeer tussen de dorpen onderling en aan een goede bereikbaarheid van de agrarische bedrijven. Sommige wegen lijken daarom gemeten met de tegenwoordige maatstaven, te smal. Ver- |
|||||||||||
De Thematerweg-oost in Vleuten-De Meern, gezien vanuit het
noordwesten in de richting van de Kantonnaleweg. Een kaarsrechte weg, zoals die als ontginningsbasis van Themaat in de middeleeuwen werd aangelegd en sindsdien mogelijk alleen iets smaller is geworden. In ruilverkavelingsverband werd de verharding vernieuwd, het wegli- chaam is in de bestaande toestand gehandhaafd. Wel zijn enige uit- wijkplaatsen gemaakt. Foto van de schrijver, februari 1962. |
|||||||||||
schillende daarvan zijn inmiddels alweer verbreed — overi-
gens niet altijd in het belang van de aanwonenden. Afgezien van de straks te behandelen spoorwegkwestie
was de behoefte aan nieuwe ontsluitingswegen uit een strikt agrarisch oogpunt beschouwd in deze ruilverkaveling niet groot. Slechts in enkele delen van het gebied was de bereik- baarheid van bedrijven of van landerijen onvoldoende, zodat daar nieuwe landbouwwegen nodig waren. Hiervoor gebruikte de Plaatselijke Commissie bij voorkeur bestaande particuliere wegen of paden en polderkaden. Dit was geheel of nagenoeg geheel het geval met de Enghlaan, de Westland- setuin en de Dorpeldijk. Deze laatste weg is aangelegd op de gelijknamige polderkade, zij het, dat het zwak slingerende tracé ervan werd rechtgetrokken. De Bijleveldseweg kwam gedeeltelijk op een particulier pad te liggen. De Heldamweg in de Harmelerwaard is daarentegen aangelegd op een daartoe gedempte brede vletsloot uit de tijd van de groot- scheepse afkleiingen; deze nieuwe weg is genoemd naar de vroegere Heldam, waarvan de brug door de Provincie in westelijke richting werd verplaatst (de tegenwoordige Mo- lenbrug bij Harmeien). De nieuwe Johanniterweg bij 't Zand werd gedeeltelijk aangelegd op landbouwgrond; om de benodigde oppervlakte te kunnen compenseren en tevens de aanleg van een hoofdwatergang mogelijk te maken moesten de kavelgrenzen aan de zijde van de Hogeweide worden aan- gepast. |
|||||||||||
10) Zie ook: Jac de Bruyn, „Het ontstaan van de Vleutense tuinbouw" in dit tijdschrift, Jrg. 5, Nr. 2 (juni 1985), blz. 317 e.v..
Deze ontwikkeling werd in de hand gewerkt door de uitgebreide afkleiingen die eertijds plaats hadden gevonden ten behoeve van de steen- en panovens
langs de Oude Rijn, de Vecht, en de Vaartse Rijn. Tengevolge daarvan ontstonden namelijk percelen met veelal geschikte bodemprofielen en gunstige grondwaterstanden voor de tuinbouw. In de moderne glastuinbouw zijn deze voorwaarden van minder belang geworden. In die tijd zijn ook de brede „vlet- sloten" ontstaan waardoor de „afgevlette" klei in kleine platboomde vaartuigen, vletten geheten, werd afgevoerd. 11) Onder plaatselijke commissie te verstaan: de gezamenlijke commissieleden met hun ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen.
'2) Het kerkpad dat oudtijds door het land liep tussen het Haarpad en de Parkweg ten westen van en evenwijdig aan de Joostenlaan was niet openbaar. Dit
onverharde voetpad voerde naar en van de Katholieke schuilkerk op 't Hoog, die in 1714 was gebouwd. Na de ingebruikneming van de huidige Willibrord- Kerk (in 1885) in het dorp Vleuten werd zij in 1887 afgebroken. Het kerkpad raakte toen in onbruik en was later in het terrein niet meer als zodanig te her- kennen. Het bestond alleen nog op papier bij het kadaster. |
|||||||||||
614
|
||||||||||||
Luchtfoto van het gebied ten zuiden van het kasteel De Haar. Toe-
stand december 1953. Het noorden is aan de bovenzijde. Midden boven het kasteel De Haar met een gedeelte van het kasteelpark Links daarvan het zuidelijke gedeelte van de Rijndijk, dwars daarop naar het zuidwesten gaande de Lagehaarsedijk en vanaf hetzelfde punt naar het noordoosten de Bochtdijk. In het midden, links van het kasteelpark, de Haarlaan, welke uitkomt op de Parkweg (rechts onder) en de Kantonnaleweg (links onder). De dikke zwarte lijnen zijn de watergangen Heycop en Bijleveld. De Heycop loopt op deze foto van rechts onder tot aan de Parkweg, gaat dan met een scherpe bocht naar links en stroomt vanaf de Welbrug (waar de Kantonnaleweg wordt gekruist) broederlijk naast de vanuit het zuiden komende Bijleveld in noordwestelijke richting naar Kockengen. De kronkelige delen van de Heycop en de Bijleveld hebben zeer lang geleden (vóór 1300) één geheel gevormd en zijn de resten van de Oude Rijn. De thans niet meer bestaande kantonnaleweg liep vanaf de Park- weg/Haarlaan eerst in zuidwestelijke richting tot aan de Wel- brug en vandaar tussen de Heycop (rechts) en de Bijleveld (links) naar de Kortjaksebrug over de Bijleveld. Daar begon de in zuidweste- lijke richting lopende Breudijk. Zoals in de tekst is uitgelegd zijn tijdens de ruilverkaveling de Rijndijk in zuidwestelijke richting door- getrokken tot aan de Breudijk en de Parkweg verlengd tot aan het nieuwe gedeelte van de Rijndijk. De Kantonnaleweg was toen overbodig geworden en werd grotendeels ontgonnen tot landbouw- grond. Een kort stuk van deze weg bleef gehandhaafd als particuliere toegangsweg vanaf de Parkweg naar de hofstede Linde's Hoeve (noordoostelijk van de Welbrug). De Haarlaan werd als kavel toege- deeld aan de eigenaar van het kasteel De Haar. De Heycop was intussen door de Provincie als afwateringskanaal en vaarweg opgeheven. Het gedeelte tussen de Welbrug en de (buiten de luchtfoto vallende) Laagnieuwkoopse Buurtweg werd in ruilverkave- lingsverband gedempt en bij de aangrenzende agrarische bedrijven gevoegd. De Kortjaksebrug is enige jaren later afgebroken toen de Bijleveld hetzelfde lot onderging als de Heycop tevoren. De dam, die deze twee watergangen bij de Welbrug scheidde en naar mijn mening reeds bestond toen de Heycop en de Bijleveld kort na elkaar (om- streeks 1385 en 1413) werden aangelegd, kon reeds eerder worden verwijderd. De twee kronkelige waterlopen, die eens te zamen een overblijfsel van de Oude Rijn hadden gevormd, werden na zeven eeuwen weer verenigd. De dam tussen de Heycop en de Bijleveld was niet alleen een onder-
deel van de waterscheidüig tussen deze waterlopen maar tevens een toegangsdam naar de hofstede De Welle of De Wel, in de wandeling de Weiboerderij genoemd. Deze hofstede is op de luchtfoto rechts onderaan binnen de langwerpige kronkel van de Heycop te zien. Ook de percelen land ten zuiden van de boerderij moesten via deze dam en een kade worden bereikt. De Weiboerderij bezat ook een eenvoudige houten draaibrug over de Heycop, die een verbinding gaf met de Parkweg. De brug is in het kader van de ruilverkaveling vervangen |
||||||||||||
door een dam met afsluitbare duiker, terwijl de percelen tussen de
Heycop en de Bijleveld werden ontsloten door de nieuw aangelegde Bijleveldseweg. Het woord welle heeft onder andere de betekenis van oever of wal, in
het bijzonder losplaats voor schepen aan een rivier. Mogelijk heeft zich vroeger een kleine laad- en losplaats voor schepen aan de rechteroever van de Heycop tegenover de Haarlaan (oudtijds Haar- steeg geheten) bevonden. |
||||||||||||
De aanleg van het nieuwe zuidelijke deel van de Castel-
lumlaan tot aan de toenmalige grens van de bebouwde kom van De Meern hield verband met de plannen van de Provin- cie en de Gemeente voor een sanering van de omgeving van de Meernbrug. Daartoe werd de Castellumlaan binnen de bebouwde kom door de Gemeente doorgetrokken tot aan de Zandweg tegenover de Meernbrug. Verschillende opstallen, onder andere een boerderij en een café, moesten daarvoor worden afgebroken en verplaatst. De boerderij, die binnen het ruilverkavelingsblok stond, kon in ruilverkavelingsver- band worden herbouwd aan de Zandweg bewesten het dorpscentrum. Misschien minder ingrijpend, doch ditmaal wel geheel
binnen het gebied van de ruilverkaveling gelegen, is de ver- andering van de situatie ten zuiden van het kasteel De Haar geweest. Zowel de Rijndijk"), de Bochtdijk, de Haarlaan, de Parkweg en de Kantonnaleweg zouden naar verwachting steeds belangrijker worden als wegverbindingen tussen de |
verschillende dorpen in de streek. De tracé's van deze me-
rendeels smalle tot zeer smalle wegen met hun nagenoeg haakse bochten waren daar volstrekt ongeschikt voor. Ver- breding van de wegen en verruiming van de bochten stuitte echter — onder meer door de bebouwing aan de Bochtdijk — op technische moeilijkheden. Bovendien zou dan uit een verkeerstechnisch oogpunt geen goede situatie worden ge- schapen. De enige — en tevens meest radicale — oplossing was een doortrekking van de te reconstrueren Rijndijk naar de Breudijk (bij de Kortjaksebrug) en een verlenging van de eveneens te verbreden Parkweg tot aan de verlengde Rijn- dijk. Ondanks het voor de Plaatselijke Commissie zwaarwe-
gende bezwaar dat de schadelijke doorsnijdingen van de percelen landbouwgrond slechts in geringe mate konden worden opgeheven door grondruilingen besloot men het algemene belang te laten prevaleren. De voor wegaanleg be- nodigde grond kon grotendeels worden gecompenseerd met |
|||||||||||
13) Op het Utrechtse platteland spreekt men vaak van „dijk" in plaats van „weg" zonder daarbij te denken aan een (hoge) waterkering. Overigens was de
oudere naam Haardijk mijns inziens meerzeggend en minder verwarrend dan de tegenwoordige. |
||||||||||||
615
|
|||||||||
De Welbnig, gezien vanuit het oosten. Juli 1958. Deze niet meer bestaande brug over de Heycop met gemetselde hoofden en betonnen brugdek had
vroeger een andere constructie en heette toen de Hoogebrug (een veel voorkomende naam). Op de voorgrond de Heycop die onder de brug door naar het noordwesten stroomt. Het gedeelte van de Heycop op de voorgrond (vóór de brug) behoorde oudtijds tot de loop van de Oude Rijn; links van de knotwilg aan de linkerkant van de foto maar daarbuiten vallend lag de dam die dit water toen scheidde van de Bijleveld. Ook die watergang was eens een onderdeel van de Oude Rijnloop. De opritten links en rechts van de brug zijn van de thans opgeheven Kantonnaleweg. Op de achter- grond links van de Heycop het vervolg van de kantonnaleweg (onder de brug door te zien). Vergelijk de andere foto van dat weggedeelte. In de verte de witgeverfde stalen leuningen van de enige jaren later opgeruimde Kortjaksebrug. De Heycop aan de benedenst roomse zijde van de Weiburg is — voorzover gelegen binnen deze ruilverkaveling — in deze tijd gedempt met specie van de kantonnaleweg (links) en de kade (rechts). Zie voor dit alles ook het onderschrift van de luchtfoto. Foto Landinrichtingsdienst, Utrecht. |
|||||||||
de landwinst die ontstond door het dempen van de Heycop
tussen de Welbrug en de Lagehaarsedijk en het ontginnen van drievierdedeel van de Kantonnaleweg; het overblijvende stuk ging dienst doen als toegangsweg naar de hofstede Lin- de's Hoeve. De Welbrug werd afgebroken; hetzelfde gebeur- de enige jaren later met de Kortjaksebrug, toen de Bijleveld als afwateringskanaal en openbaar vaarwater was opgehe- ven. De bij dit artikel gevoegde luchtfoto geeft enigszins een
indruk van de aangebrachte veranderingen op deze plaats. |
|||||||||
Gezicht vanuit het zuidoosten op de Kantonnaleweg tussen de Wel-
brug en de Kortjaksebrug te Haarzuilens, juli 1958. Links de Bijle- veld, rechts de Heycop. In het midden is de Kortjaksebrug tussen de bomen nog net te zien. De Heycop is thans gedempt, de weg ontgon- nen en bij het land rechts getrokken. Foto Landinrichtingsdienst, Utrecht. |
|||||||||
616
|
||||||||
•*fc*4*™4
|
||||||||
Luchtfoto van het westelijke gedeelte van de Vleuterweide, waarbinnen zich veel veranderingen voltrokken tijdens de ruilverkaveling. Deze foto uit
1953 geeft de oude toestand weer. Linksboven is nog iets te zien van het zuidelijke park van kasteel De Haar, schuin rechts daaronder de Hamtoren en daar weer onder de buurt 't Hoog. Rechtsboven het dorp Vleuten, linksonder de Harmelerwaard en langs de onderzijde de Leidse Rijn. De rechte lijn tussen 't Hoog en het dorp Vleuten is de spoorweg Rotterdam - Utrecht met een aantal overwegen die in het kader van de ruilverkaveling overbodig werden gemaakt. Foto Landinrichtingsdienst, Utrecht. |
||||||||
J
|
||||||||
ÉjmL..
|
||||||||
617
|
||||||||||||||||||
Vleuten.
Vooral de spoorweg Rotterdam - Utrecht was een grote
belemmering voor de bedrijfsvoering en bovendien gevaar- lijk voor mens en dier. Toen deze lijn in 1855 in gebruik werd genomen reden er dagelijks vier treinen heen en vier terug. Drie daarvan vervoerden uitsluitend passagiers, de vierde was een gemengde trein (passagiers en goederen)'''). De me- nigvuldigheid nam in de loop der jaren geleidelijk toe, vooral na de openstelling van de lijnen Den Haag - Gouda (1870) en Leiden - Woerden (1878). Tegenwoordig rijden er door Vleuten, afgezien van de post- en goederentreinen, tus- sen 5 uur 's morgens en 1 uur 's nachts meer dan 180, zowel heen als terug. Dat is gemiddeld elke drie minuten een trein. Maar niet alleen is het aantal treinen sterk vergroot, ook de rijsnelheden namen toe: zij zijn inmiddels meer dan verdrie- voudigd"). Om dit steeds moeilijker wordende vraagstuk voorgoed
op te lossen waren ingrijpende maatregelen nodig. Daarbij |
||||||||||||||||||
3. Spoorwegen in de ruilverkaveling
De meest in het oog springende verandering in de verka-
velingstoestand en in het wegenstelsel door toedoen van de ruilverkaveling had een bijzondere reden: de aanwezigheid van twee spoorwegen. Het blok werd doorsneden door de druk bereden spoorlijn Rotterdam - Utrecht en die tussen Breukelen en Harmeien. Omdat men vroeger bij de aanleg daarvan dwars en in het tweede geval zelfs schuin door de landbouwbedrijven had moeten gaan waren deze laatste ge- splitst in twee van elkaar gescheiden kavels. Deze waren onderling verbonden door particuliere spoorwegovergan- gen, zoals er verschillende nog te zien zijn tussen Harmeien en Woerden. Ook enige toegangswegen naar boerderijen, fruitteelt- en tuinbouwbedrijven of burgerwoningen werden gekruist door een spoorweg. Deze ongunstige omstandighe- den worden goed geïllustreerd door het eerder genoemde topografische kaartje met de grens van de ruilverkaveling |
||||||||||||||||||
oude toestand
|
||||||||||||||||||
nieuwe toestand
|
||||||||||||||||||
3V)
|
||||||||||||||||||
t:>
|
||||||||||||||||||
OUDE BOERDERIJ
BIJBEHOREND LAND SPOORWEGOVERGANG |
||||||||||||||||||
NIEUWE BOERDERIJ
BIJBEHOREND LAND |
||||||||||||||||||
Schetskaartje van drie boerderijverplaatsingen aan weerszijde van de spoorweg tussen het dorp Vleuten en de buurt 't Hoog. De daarbij betrokken
gebouwen stonden eerst ten noorden van de spoorweg, na de verplaatsing ten zuiden ervan aan de Vleuterweideweg. Met de gronden benoorden de spoorweg werden nieuwe kavels gevormd voor de daar blijvende bedrijven, zodat het oversteken van de spoorweg voor niemand meer nodig was. De zwarte lijnen hebben slechts zijdelings betrekking op deze grondruilingen en stellen hoofdwatergangen voor. Naar een kaartje van de Landrich- tingsdienst. |
||||||||||||||||||
618
|
||||||||||
Gezicht vanuit het zuidoosten op de spoorbrug over de Vleutensewetering bij De Hoed voordat deze werd verbouwd tot verlieerstunnel tussen de
Utrechtseweg en de Hof ter Weydeweg. Foto Landinrichtingsdienst, begin 1957. |
||||||||||
waren drie op zichzelf staande gevallen te onderscheiden:
a) het ten westen van het station Vleuten gelegen deel van de
spoorlijn Rotterdam - Utrecht; b) het ten oosten van dit station gelegen deel van dezelfde
spoorlijn; c) het eveneens in de ruilverkaveling Vleuten gelegen deel
van de spoorlijn Breukelen - Harmelen. Geval a
Het eerste geval kostte de Plaatselijke Commissie de
meeste hoofdbrekens. De moeilijkheid was namelijk, dat de bedrijfsgebouwen aan de noordzijde van de spoorweg ston- den, terwijl de meeste grond van deze bedrijven ten zuiden ervan lag. Het was duidelijk dat de meerderheid van de be- drijfsgebouwen zou moeten worden verplaatst naarde zuid- zijde. Daartoe werd een parallelweg ontworpen, de tegen- woordige Vleuterweideweg. Hieraan konden de nieuwe hof- steden worden gebouwd, terwijl de weg de overige gronden kon ontsluiten. De Plaatselijke Commissie bepaalde het tracé op enige afstand van de spoorweg, zodat het oostelijke einde aansloot op de reeds aanwezige woonstraten Prins Hendrikweg en Julianalaan en het westelijke einde in het verlengde van de te verharden Dorpeldijk kwam te liggen '*). Omdat de onbewaakte en onoverzichtelijke overweg in de |
||||||||||
Hamlaan zou vervallen werd de buurt 't Hoog door middel
van de gelijknamige weg verbonden met de Vleuterweide- weg/Dorpeldijk. De ruiling van de verschillende percelen kon niet wille-
keurig geschieden: volgens de Ruilverkavelingswet moest iedere eigenaar'— zo hij dat wenste — ongeveer dezelfde waarde aan grond terugontvangen als hij had ingebracht. Van die zogenaamde inbrengwaarde mocht slechts een klein percentage in geld in plaats van in grond worden toegedeeld"). Dit wetsartikel bracht met zich mee dat het voor de landmeter van het Kadaster niet altijd gemakke- lijk was om de nieuwe kavels binnen de bestaande of nieuwe grenzen (wegen, watergangen, waterkeringen, spoorwegen) in te passen. De omstandigheid dat in deze ruilverkaveling weinig grond kon worden aangekocht om ruimte te scheppen voor het schuiven van de nieuwe ka- velgrenzen maakte het des te moeilijker om ieder het zijne toe te delen. Dit is ook de reden geweest waarom het onverharde deel van de Hamweg (in de wandeling ook wel Achterdijk genoemd) moest worden opgeofferd; het overblijvende deel is later in de dorpsuitbreiding van Vleuten opgenomen. Op een bij dit artikel gevoegd schetskaartje zijn de
oude en de nieuwe toestand van drie verplaatste bedrij- ven getekend. |
||||||||||
14) Vriendelijke mededeling van de heer C.J.W, Gravendaal, Archivaris van de N.V. Nederlandse Spoorwegen.
Zie ook: J.H. Joncker Nieboer, „Geschiedenis der Nederlandsche Spoorwegen 1832 - 1938". Tweede druk (1938).
15) De gemiddelde snelheid van de treinen op de spoorweg Amsterdam - Haarlem die in 1839 werd geopend bedroeg toen 38 kilometers per uur.
16) De Dorpeldijk werd enige jaren later in de aangrenzende ruilverkaveling Harmelen - Kockengen doorgetrokken tot de Appellaan in Harmelen.
17) Deze bepaling stond los van de algemene aftrek die werd toegepast ten behoeve van de voor wegen en watergangen benodigde grond.
|
||||||||||
^w V ^ ' - - * ,v
|
an de topografische kaart, schaal 1: 50.000, blad 31 Utrecht Oost. Verkend in 1938, gedeeltelijk herzien in 1946. Uitgave 1949. Iets
|
||||||||||||
e lijnen van het vierkantennet zijn noord-zuid, de horizontale lijnen oost-west gericht. De afstand tussen twee verticale of twee hori-
len bedraagt 1 km. De oppervlakte van één vierkant komt dus overeen met 1 km^ of 100 ha. van de ruilverkaveling Vleuten is zwart, het daarbuiten gelegen gebied is grijs gedrukt. Rijksweg 2 (nu A2) staat hier alleen nog op
>n zuiden van de Leidse Rijn, het gedeelte dat aan het ruilverkavelingsblok grenst is als een ontworpen weg met stippellqntjes aange- ipoorweg Rotterdam-Utrecht doorsnijdt het gebied van de ruilverkaveling van west naar oost, terwyi de spoorweg Breukelen-Harmelen r de percelen ongeveer van noordoost naar zuidwest loopt. |
|||||||||||||
0^
|
|||||||||||||
621
|
||||||||||||||
Geval c
De landerijen die bij een aantal van de weidebedrijven aan
de Lagehaarsedijk behoorden werden aan de noordelijke einden van de kavels bij de Laagnieuwkoopse Buurtweg (nu Laagnieuwkoop geheten) schuin doorgesneden door de spoorweg Breukelen - Harmeien. Om in deze ongunstige toestand verbetering te brengen kon worden volstaan met het herrangschikken van de percelen door middel van ruilingen alsmede het aanleggen van een particulier toe- gangspad vanaf de Laagnieuwkoopse Buurtweg. Deze maatregelen hadden geen invloed op het wegenstelsel, maar worden hier volledigheidshalve vermeld. De in de gemeente Kockengen gelegen Laagnieuwkoopse
Buurtweg onderging zelf wel een verbetering. Daarbij werd de smalle en hooggelegen overweg, waarop kort tevoren helaas een ongeluk met dodelijke afloop had plaats gevon- den, overzichtelijker gemaakt. Bovendien brachten de Ne- derlandse Spoorwegen een beveiliging door middel van knipperlichten aan. |
||||||||||||||
Geval b
In tegenstelling tot het vorige geval waren hier geen
ruilingen van percelen of verplaatsingen van boerderijen nodig, echter wel een parallelweg. Dit is de tegenwoordige Hof ter Weydeweg. Deze kwam vlak langs de noordzijde van de spoorweg te liggen. Om deze nieuwe weg zonder een gelijkvloerse kruising
van de spoorweg te kunnen aansluiten op de Utrechtseweg moest de spoorbrug over de Vleutensewetering worden ver- bouwd tot een kleine verkeerstunnel. Langs de zuidzijde van de spoorweg werd een nieuwe wetering gegraven, terwijl het buiten gebruik gestelde stuk water tussen de spoorbrug en de hofstede Hof ter Weyde werd gedempt. Daarmee samenhangend werden de kavel- en perceelsloten van de Lage Weide doorgetrokken tot de wegsloot van de Hof ter Weydeweg. Om praktische redenen is later de grens tussen de gemeenten Utrecht en Vleuten - De Meern in overeenstemming gebracht met de nieuwe situatie in het ter- rein'*). Het oude Hof ter Weyde is daardoor geruisloos van de gemeente Vleuten - De Meern overgegaan naar de ge- meente Utrecht. Maar ook in een ander opzicht is de toestand bij deze
vroegere uithof van de Johannieters gewijzigd. Omdat de Proostwetering als uitwateringskanaal voor de hoge Vleutense gronden naar het Amsterdam-Rijnkanaal verviel en tevens als openbaar vaarwater zou worden opgeheven werd het stuk van de Vleutensewetering (oudtijds Stadwe- tering geheten) tussen het Hof ter Weyde en Den Engh even- eens gedempt: de oude loop is nog te volgen aan de hand van de voormalige kadesloot. Het was overigens niet de eerste maal dat in deze omge-
ving veranderingen kwamen. Bij de aanleg van de spoorweg Rotterdam - Utrecht in 1854 sneed deze een noordwaarts gerichte bocht van de Utrechtseweg langs de oude loop van de Oude Rijn bij de hofstede De Hoed af; de Vleutensewete- ring bleef evenwel op haar plaats en ging met een lage brug onder de spoorweg door. Toen omstreeks 1890 het Merwe- dekanaal werd gegraven moest de spoorweg bij De Hoed in noordelijke richting worden opgeschoven ten behoeve van de oprit van de spoorbrug over het Merwedekanaal. Uit die tijd stamt de tot tunnel verbouwde hoge spoorbrug over de Vleutensewetering. Het oostelijke uiteinde van de Hof ter Weydeweg kreeg
een verbinding met de Huppeldijk; dat is nu de Hoeveweg. Het westelijke uiteinde werd aangesloten op de Kantonnale- weg bij de Oude Tol. De Enghlaan — toen nog een particuliere grindweg tussen
de Utrechtseweg en de Kantonnaleweg bij Den Engh — kreeg een aansluiting op de nieuwe Hof ter Weydeweg. De particuliere spoorwegovergang werd opgeruimd, het bezui- den daarvan gelegen doodlopende deel is thans, evenals het noordelijke deel, openbaar geworden. Ten aanzien van de bij deze weg behorende bermen moest
een bijzondere regeling worden getroffen. Krachtens de Ruilverkavelingswet dienden deze bermen te worden toege- wezen aan het openbare lichaam dat de Enghlaan in eigen- dom, beheer en onderhoud zou krijgen (in dit geval de ge- meente Vleuten - De Meern). Aan de oude eigenaar was echter tijdens de voorbereiding van de ruilverkavelingsplan- nen toegezegd dat hij de zich op de bermen bevindende vruchtbomen zou mogen behouden. Aangezien het wettelijk niet mogelijk was een pootrecht te vestigen besloot de Plaat- selijke Commissie de bermen overlangs te verdelen in stro- ken. Die waarop de vruchtbomen stonden konden als kavels worden toegedeeld aan de oude eigenaar van de weg. Het was een kleine schoonheidsfout die in de praktijk geen moei- lijkheden heeft opgeleverd. |
||||||||||||||
Al deze in a, b en c genoemde handelingen, waaraan de
Nederlandse Spoorwegen metterdaad meewerkten, hebben tot gevolg gehad dat in het gehele ruilverkavelingsgebied uiteindelijk één gevaarlijke openbare en alle zeventien parti- culiere overwegen overbodig werden en konden verdwijnen, terwijl één eveneens gevaarlijke openbare overweg overzich- telijker en beveiligd kon worden. Het waren trouwens de eerste werken van die aard en in deze omvang in ons land. In de provincie Utrecht zijn of worden nu vrijwel alle particu- liere spoorwegovergangen in ruilverkavelingsverband opge- ruimd. |
||||||||||||||
■ M'p: ■ -
|
||||||||||||||
'i^^St'^ *■
|
||||||||||||||
Bloeiende perebomen langs de Enghlaan te Vleuten. Een weinig
voorkomend gezicht: vruchtbomen in de bermen van een openbare weg. Foto van de schrijver, 3-5-1972. |
||||||||||||||
deel II en slot volgt
|
||||||||||||||
622
|
||||||||||||||||
Oud hek fraai gerestaureerd
|
||||||||||||||||
Eind april 1987, ruim een jaar gele-
den dus, wandelde ik met voorzitter Gravendeel rond de Willibrordkerk te Vleuten. ,,Jammer dat dit toch mooie hek er zo verwaarloosd bij staat". We stonden met de rug naar het complex aanleunflats Bottenstein en keken naar de roestige, scheefgezakte poort die toe- gang gaf tot de pastorietuin. Al enkele jaren geleden was het hek, dat door een afgebroken scharnier niet meer draaide, open gezet. Zo konden de pastores ten- minste zonder moeizaam gesjor tussen de pastorie en huize Jozefzorg heen en weer lopen. Een functie had het hek toch niet meer: de pastorietuin lag naar alle zijden open. Het schijnt dat ik in het najaar van
1987 heel wat heb gemist want toen ik eind januari 1988 op een zonnige dag met m'n fototoestel door Vleuten slen- terde, zag ik tot m'n verbazing dat het hek met nieuwe scharnieren en glanzend zwart geverfd zonder een spoor van roest weer stoer overeind stond. Dat was een artikeltje in ons blad waard want je moet niet alleen maar jammeren |
||||||||||||||||
^'*ï^i£l££i'i:J^
|
||||||||||||||||
Het oude doophek in april 1987
|
||||||||||||||||
over alles wat verloren gaat maar vooral
ook blij zijn met iets dat weer in oude staat wordt hersteld zonder dat onze vereniging er zich mee heeft bemoeid. Ik ging op onderzoek uit. Al na m'n eerste vraag kwam ik te-
recht bij Kees Wieman, in 1981 toegetreden tot het parochiebestuur met als specialiteit het coördineren en bege- leiden van alles wat met het onderhou- den, herstellen en restaureren van het parochiebezit te maken heeft. Kees: „Het beleid van het parochie-
bestuur en parochievergadering is om de gebouwen en terreinen zo gaaf moge- lijk te houden. Zo hebben we een paar jaar geleden het toegangshek tot het kerkhof wel geconserveerd maar niet gerestaureerd. Alles wat er nog was heb- ben we zo goed mogelijk tegen verder verval beschermd, maar als je goed kijkt zie je dat hier en daar wat versieringsor- namentjes verdwenen zijn. Pas met het hek waarover je me wilde spreken, zijn we verder gegaan. Zo zijn de scharnie- ren vernieuwd en is het sluitwerk ver- anderd". |
||||||||||||||||
■i.;i:.V...>j
|
||||||||||||||||
Hetzelfde hek in januari 1988
|
||||||||||||||||
623
|
|||||||||||||||||||||||
hobby" zei ze me. ,,Stukjes schrijven is
de mijne" zei ik haar. |
|||||||||||||||||||||||
Najaar 1987 ontdekten verschillende
bewoners van Jozefzorg plotseling dat het hek was verdwenen. Er schijnt ergens zelfs gepubliceerd te zijn dat het hek was gestolen. Niets daarvan geluk- kig. Het was overgebracht naar de smederij van Dirk van Dijk aan de Dorpsstraat waar het werd gerestau- reerd. Het onderging verschillende be- werkingen. Allereerst werd het gezand- straald zodat het blanke smeedwerk weer zichtbaar werd. Het hek kreeg een nieuw slot, nieuwe scharnieren en werd |
bovendien behandeld met antiroest
zinkcompoundverf, waardoor het ijzer weer voorjaren tegen weersinvloeden is beschermd. Tenslotte werd het weer zwart gelakt. Intussen was ook de fun- dering bijgemetseld en hersteld. Nu hebben we een vraag aan oudere
Katholieke lezers van ons blad: „Wan- neer is het hek hier geplaatst"? We weten twee dingen. Het oude
bejaardencomplex Sint Jozefzorg is ge- bouwd in 1953. In dat jaar werd het wenselijk dat er een directe verbinding kwam tussen het bejaardenhuis en de pastorie. De kortste weg was natuurlijk door de pastorietuin, maar het hek is waarschijnlijk pas later op deze plek neergezet. Het is namelijk het oude doophek dat, vanaf de uitbreiding van de kerk in 1935, de afsluiting vormde van de toen gebouwde doopkapel. In 1962, na het Tweede Vaticaanse Conci- lie, verandert er veel in de kerk. De doopkapel achter in de kerk komt te vervallen en het doophek wordt over- bodig. Kan iemand ons nu precies vertellen
wanneer dit doophek naar buiten is ver- plaatst? In 1985, toen de aanleunflat „Bot-
tenstein" bewoond raakte, vestigde mevrouw Helma van Leeuwen zich in een flat op de eerste verdieping. Vanuit haar kamer maakte zij van het hek een tekening die wij met haar toestemming hier reproduceren. „Schilderen is mijn |
||||||||||||||||||||||
Het oude openstaande hek getekend door
Helma van Leeuwen, wonende op de eerste verdieping van flatgebouw Bottenstein. |
|||||||||||||||||||||||
Wie tenslotte wil weten wat de
restauratie van het hek heeft gekost: Kees Wieman: ,,De rekening van de smid was f 1710,—. Daar kwam de fun- dering nog bij. Zeg maar dat het samen zo'n 2300 gulden heeft gekost". KBN.
|
|||||||||||||||||||||||
Detail van het gerestaureerde hek, glanzend-
zwart. |
|||||||||||||||||||||||
Agenda Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||||||
Elke maandag werkavond in ons nieuwe
onderkomen aan de Zandweg in De Meern (achter het gebouw D'Ark, Zandweg 147). Zaterdag 27 augustus
Wij staan met onze kraan op de Brade-
rie te Vleuten Van 10.00 tot 17.00 uur Vrijdag 2 september
Wij staan met onze kraam op de Markt
te De Meern
Van 16.00 tot 22.00 uur
Zaterdag 17 september
Open Monumentendag 10.00 tot 16.00
uur
Start in het gebouw van de Historische
Vereniging (achter het gebouw D'Ark, Zandweg 147 te De meern) Daar is ook een documentatiecentrum ingericht en er zullen dia's worden ge- toond |
|||||||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen en bruik- lenen aanvaard van: |
|||||||||||||||||||||||
J.Th. van Dijk, Frederik van Eeden-
straat 9 Vleuten De Philatelist, jaargangen 7, 8 en 12 L.F.A.E. van Lynden, Frans Halsstraat
13 Utrecht Mangel , R. Middelkoop, Huize Jozefzorg
Vleuten Kaas- en aardappelrasp L. GrifTioen-Rodenbrug, Bottensteinweg
7 Vleuten Benen, koperen en loden bikkels met
spelregels voor het bikkelspel |
|||||||||||||||||||||||
NN te Vleuten
f 1000,- Drs C.J. Hogendijk, van Wanroystraat 2
Vleuten Maandblad Oud Utrecht, jaargan-
gen 54 t/m 60 Jaarboeken Oud Utrecht 1981 t/m
1987 T. van Dijk-Doornenbal, Woerdlaan 5
De Meern Maandblad Oud Utrecht, jaargan-
gen 40 t/m 55, 57, 58 en 60 (incom- pleet |
|||||||||||||||||||||||
624
|
||||||||||||
Een grafkelder te Vleuten
|
||||||||||||
door
|
||||||||||||
Dr D.W. Gravers deel
|
||||||||||||
Op het oude kerkhof naast de Hervormde kerk in Vleuten, bevindt zich een eenvoudige grafkelder. Bovengronds
bestaat hij uit een in carré gemetseld muurtje van baksteen (drie stenen hoog), afgedekt met een rollaag en hardste- nen hoeken, waarop een spijlen hekwerk van smeedijzer is aangebracht. De toegang tot de kelder is afgedekt met een zerk, waarop de letters V.Z.V.D.H. zijn te lezen. Binnen het hek groeien rozen. Wat is de geschiedenis van deze kelder en wie zijn erin bijgezet?
|
||||||||||||
De familie Leydel
In 1820 woonde op huize Welgelegen te Oudenrijn de
oud-luitenant-kolonel en tevens oud-commissaris van oor- log in Indië, Joseph Leydel. Hij was getrouwd met Everdina van Hall. Het echtpaar had o.a. een dochter Jacoba Maria, die op 16 februari 1806 te Batavia was gedoopt. Joseph wilde gaarne nog wat glans en glorie toevoegen
aan zijn naam. Hij was weliswaar reeds 60 jaar oud, maar hij had er de middelen voor en het was in die tijd niet ongebrui- kelijk die om te zetten in grondbezit en titels. Op 20 juni 1820 kocht hij van Paulus Martinus van Bijlevelt het huis Den Ham met de bijbehorende landerijen. Hij kon zich toen dus „Heer van Den Ham" noemen. Hij betaalde voor het geheel f 60.000.-. Drie jaar later en wel op 27 augustus 1823 vulde hij zijn
verzameling aan. Gijsbert Franco baron van Derfelden van Hinderstein verkocht hem de ambachtsheerlijkheden van Veldhuizen, Rosweide, Bijleveld en Reyerscop-Lichtenberg en de helft in de ambachtsheerlijkheden van Oudenrijn en Heycop. Intussen had dochter Jacoba Maria, pril als ze was, zich
verloofd met een jongeman, genaamd Hijmen Bart van Zijll. De familie van Zijil
Hijmen Bart was op 30 juli 1790 te Haastrecht gedoopt als
zoon van Egbert van Zijll en Maria van der Storm. Hij was Gereformeerd. Op 10 februari 1824 vond te Oudenrijn het huwelijk plaats
van Hijmen Bart (33 jaar oud en wonende te Haastrecht) met Jacoba Maria (18 jaar en wonende bij haar ouders op huize Welgelegen). Het kan zijn dat het jonge stel bij de ouwelui introk en dat
dit vervolgens tot strubbelingen leidde, maar alles kan na- tuurlijk ook in de grootst mogelijke eendracht zijn verlopen. Hoe 't ook zij, op 19 juli 1824 schonken Joseph Leydel en zijn vrouw Everdina van Hall aan hun dochter Jacoba Maria en haar man Hijmen Bart van Zijll een indrukwek- kende reeks goederen: |
||||||||||||
De letters op de zerk, die de toegang tot de grafkelder afsluit.
V.Z.V.D.H.
Foto K.B. Nanning, 1987.
1. Het huis Den Ham, bestaande in heerenhuis, stalling, koets-
huis, boerenwoning, schuur en twee bergen, fraayen tuin en groote moestuin, beiden voorzien met veel vruchtboomen, be- last met een uitgang{d.'i. een grondrente) vanfl2.- ten behoe- ve van de Lieve Vrouwen Broederschap ie Vleuten. 2. De kapel- en aagjesboomgaard (een aagt is een bepaald
soort zure appel), het Ipenhofje, de Kwekerij en buitenboom- gaard, te zamen groot 5 bunders 26 roeden 26 ellen. 3. Een huizinge en herbergje, mitsgaders hofje en boomgaard-
je groot 14 roeden 19 ellen, alsmede het sluisje gelegen in de Vleutensche wetering.
4. Een erfpacht groot f 47,50 uit 1 bunder 6 roeden 44 ellen
land, zijnde de grond waarop deRoomscheKerk staat (dit was de kerk op 't Hoog) verschijnende 31 December, op conditie dat de hekken ofboomen van de steeg naar het huis Den Ham op Zon-, feest- en andere dagen als er gepreekt wordt, zullen openstaan en een sleutel bij den bouwman laten berusten. En dat de lasten uit dit land gaande, door den eigenaar van den |
||||||||||||
625
|
|||||||||||||
hoofd van 106 ha grond.
Toen Jacoba Maria's moeder (in 1837) en vader (in 1838)
overleden waren, verhuisde het gezin naar Welgelegen. Het staat tenminste in het eerste bevolkingsregister van Ouden- rijn (1850 - 1860) ingeschreven op Galecop nummer 7, geflankeerd door de tolgaarder op nummer 6 en de loge- menthouder (de Hommel) op nummer 8. |
|||||||||||||
Ham zullen gedragen worden, met uitzondering van het
getimmerte. 5. Een stuk bouwland, groot 3 bunders 51 roeden 40 ellen, ge-
naamd het Poortland. 6. Een perceel bouw- en weiland, groot 11 bunders 26 roeden 36
ellen, gelegen op Vleuterweide. 7. Een perceel bouwland, genaamd de Hoogekamp, gelegen als
voren, groot 1 bunder 90 roeden 32 ellen. 8. Een perceel weiland, gelegen als voren, groot 2 bunders 36
roeden 12 ellen, zijnde hiervan 42 roeden 57 ellen erfpacht sub- ject aan de Domeinen op een jaarlijksche canon van 14 gulden, verschijnende 11 November. 9. Een stuk bouwland, groot 4 bunders 60 roeden 98 ellen, ge-
legen onder Vleuten. 10. Een perceel wei- en hooiland, groot 4 bunders 28 roeden 5
ellen, gelegen als voren. 11. Een perceel wei- en hooiland, groot 2 bunders 86 roeden 41
ellen, gelegen als voren. 12. Een hofstede, genaamd de Lage Hoeve, bestaande in een
huis, twee schuren en drie bergen, mitsgaders 30 bunders 36 roeden 68 ellen boomgaard, bosch, bouw-, wei- en hooiland (hieronder begrepen 1 bunder 56 roeden en 12 ellen bosch, ge- naamd de Duivelshoek, en 1 bunder 43 roeden 6 ellen bouw- land, genaamd het Rhijnland), waarvan de hofstede met 13 bunders 33 roeden 54 ellen is gelegen onder de gemeente Vleu- ten en de overige 17 bunders 3 roeden 14 ellen onder Themaat, zijnde van die 13 bunders 33 roeden 54 ellen ongeveer 11 bun- ders 19 roeden 19 ellen tiendvrij en waarvan 6 bunders 81 roe- den 25 ellen en 1 bunder 70 roeden 31 ellen gemeender voor erfpacht subject zijn aan de Domeinen op een jaarlijksche canon van 35 gulden, verschijnende 22 Februarij. 13. Een perceel bouw- en weiland, groot 8 bunders 85 roeden 5
ellen, gelegen onder de gemeente Vleuten. 14. Een stuk bouwland, groot 79 roeden 19 ellen, tiendvrij,
gelegen als voren. 15. Een perceel bouwland, groot 3 bunders 68 roeden 29 ellen,
gelegen als voren. 16. Een perceel bouwland en bosch, genaamd de Pottegieter,
gelegen als voren, het bouwland groot 1 bunder 89 roeden 61 ellen, het bosch 1 bunder 32 roeden 69 ellen. 17. Een perceel bouwland, groot 3 bunders 90 roeden 43 ellen,
gelegen als voren, waarvan de akker aan de laan tiendvrij is. 18. Een perceel weiland, gelegen als voren, genaamde de
Kriek, groot 2 bunders 36 roeden 59 ellen. 19. Een perceel wei- en hooiland, groot 3 bunders 83 roeden 20
ellen, onder Themaat gelegen. 20. Een perceel wei- en hooiland, groot 10 bunders 49 roeden
40 ellen, gelegen op Vleuterweide, herkomstig van het voorma- lig rentambt van St Jan. 21. Een perceel bouwland, groot 2 bunders 55 roeden 47 ellen,
gelegen op Vleuterweide, herkomstig van het voormalig rentambt van St Jan. De percelen 1 t/m 19 had Joseph Leydel op 20 juni 1820
gekocht van Paulus Martinus van Bijlevelt en zijn vrouw Petronella Johanna Antonia Mouton. In het bezit van de percelen 20 en 21 kwam hij op een veiling door Domeinen op 30 october 1821. Waarschijnlijk woonde het paar de eerste jaren ook inder-
daad op Den Ham, maar Jacoba Maria kreeg haar eersteen enige kind op Welgelegen, het huis van haar vader. Dat kind, een dochter, genaamd Josepha Cornelia Hendrina Bartha, werd op 22 october 1825 geboren en dus op het ge- meentehuis van Oudenrijn aangegeven. Dat deed de vader zelf. Hij kon zich toen met recht van Zijll van den Ham noemen. Zijn beroep was landeigenaar en ook dat steunde op feiten. Samen met zijn vrouw stond hij immers aan het |
|||||||||||||
.1'ï/;7rn/i*/r/yX
PA I- K X|'i) o' K I
('iirnliniis horrr^'
.............-f.........
|
|||||||||||||
Fragment van het bekende kaartje van de gemeente Oudenrijn
uit de Gemeente-Atlas van Nederland, bewerkt door J. Kuyper, uitgegeven door Hugo Suringar, Leeuwarden 1865. De tolgaarder woonde, bij z'n tolhek, op Galecop no. 6, de loge- menthouder, op de Hommel, op no. 8, zodat Welgelegen no. 7 moet zijn geweest. |
|||||||||||||
In 1850 moet Hijmen Bart, die toen de leeftijd van 60 jaar
had bereikt, tot het besef zijn gekomen dat het aardse leven een tijdelijke zaak was. Omdat hij als Heer van Den Ham en als eigenaar van nogal wat grond onder Vleuten zich toch enigermate met die plaats verbonden was blijven voelen, ging hij in onderhandeling met de kerkvoogdij van de Her- vormde Gemeente te Vleuten. Waarom het ging, blijkt uit de volgende acte: Bewijs van Eigendom eener Dubbele Grafkelder op de begraaf-
plaats der Hervormde Gemeente te Vleuten. De ondergeteekende. Kerkvoogden Notabelen der Hervormde Gemeente te Vleuten, verklaren bij deze in eigendom af te staan aan den WelEdelen Heer H.B. van Zijll van den Ham, grondruimte tot daarstelling eener Dubbele Grafkelder in de eerste klasse op de begraafplaats der Hervormde Gemeente te Vleuten, en wel volgens bestaand tarief, goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten der Provincie Utrecht, vooreene som van Veertig Gulden, onder voorwaarde dat de wettige eigenaar zich onderwerpe aan bestaande of nog te makene verordenin- gen, wetten en reglementen op deze begraafplaats toepasse- lijk. Vleuten den 25 Julij 1850,
Kerkvoogd en Notabelen voornoemd en namens dezelve J. W. van der Geer, Kerkvoogd. |
|||||||||||||
626
|
|||||||||
Ongetwijfeld zal die grafkelder oorspronkelijk bedoeld
zijn geweest voor hemzelf en zijn echtgenote. De laatste ver- trok echter in november 1851, samen met haar dochter, naar Velp, terwijl Hijmen Bart van 1852 tot 1855 te 's-Gravenha- ge verbleef. Wat er achter deze scheiding stak blijft duister. Jacoba Maria overleed op 5 augustus 1857 te Velp op huize Duikershof. Zij werd niet in de grafkelder te Vleuten bijge- zet. Nog in hetzelfde jaar en wel op 12 december verkocht
Hijmen Den Ham aan Mr Willem Jan Royaards en eigenlijk had hij vanaf dat moment zijn naam weer moeten inkrimpen tot van Zijll. Hij deed dat echter niet en bleef zich van Zijll van den Ham noemen. Korte tijd na de dood van zijn vrouw bracht Hijmen
enkele wijzigingen aan in zijn testament. Op 11 februari 1858 compareerde namelijk voor Mr Pieter Lijndrager junior, notaris te Amsterdam, de WelEdelGeboren Heer Hijmen Bart van Zijll van den Ham, ambachtsheer van Reyerscop-Ligten- berg, grondeigenaar, gedomicilieerd in de gemeente Ouden- rijn bij Utrecht, thans alhier verblijf houdende ten huize van Flaquet in de Kalverstraat. Hij vermaakte aan de Kerk der Hervormde Gemeente te
Vleuten, provincie Utrecht, de door hem testateur op de bur- gerlijke begraafplaats dier gemeente gestichtte en hem in eigendom toebehoorende Grafkelder, onder de bepaalde voorwaarde dat behalven zijn afgestorven ligchaam in die Grafkelder geene andere lijken verder zullen mogen worden begraven dan dat van zijne dochter en eenig kind. Vrouwe Josefa Cornelia Hendrina Barta van Zijll, echtgenoot van den Heer Pieter Hendrik Cornelis van den Broeke. Dat wijders gemelde Grafkelder gedurende den tijd van honderd jaren na het overlijden van des testateurs genoemde dochter gesloten en de daarin liggende lijken onaangeroerd zullen moeten blijven, behoudens de werkzaamheden van onderhoud en herstel die noodig zouden maken dat de gemelde kelder geopend worde. En verklaarde de Heer testateur wijders nog aan genoemde Kerk der Hervormde Gemeente te Vleuten te legateeren in contante gelden eene somma van duizend gulden, onder voor- waarde evenwel, dat die som zal worden belegd en zoo na mogelijk zal worden ingeschreven in het Grootboek der Natio- nale Werkelijke Schuld, rentende drie percent, dat de daarvan voortkomende renten in de eerste plaats zullen strekken tot onderhoud van voorschreve Grafkelder en het overschot ten bate van dezelve Kerk, met begeerte dat indien de rente tot het behoorlijk onderhouden van genoemde Grafkelder niet toerei- kende mogten zijn, desnoods een gedeelte der hoofdsom daar- toe zal mogen en moeten worden aangewend en gebruikt. Blijkbaar was de testateur niet geheel tevreden en gerust,
want reeds op 24 februari van hetzelfde jaar maakte hij, nog steeds ten huize van A.Flaquet in de Kalverstraat te Amster- dam, een holografische dispositie (d.i. een eigenhandig ge- heel uitgeschreven testament), waarin hij o.a. bepaalde : verder begeer ik men een nieuw lijkkleed zal nemen en na gebruik hetzelve in eijgendom zal geven aan Kerkmeesteren der Hervormde Gemeente te Vleuten. Nóg was hij niet uit de zorgen. Bij testament van 11 febru-
ari 1858 had hij tot executeuren van mijn testament en redde- raars en vereffenaars mijnes natelatene boedels benoemd Adrianus Dupper Dzn te Haastrecht en Mr Otto Braat Bisdom van Cattenbroek te Utrecht. De eerste overleed op 22 augustus 1863 en in de vacature moest nodig worden voorzien. Wederom holografisch bepaalde Hijmen Bart van Zijll
van den Ham op 3 januari 1864 — hij woonde toen te 's-Gra- venhage — dat de opvolger van de overleden executeur zou |
|||||||||
zijn Leonard Sijes Pierre Dupper te Vianen. Bovendien ver-
maakte hij de Kerk der Hervormde Gemeente te Vleuten nogmaals eene som van duizend guldens in contanten. Hijmen overleed op 18 juni 1864 te 's-Gravenhage, hij
werd in zijn eigen grafkelder bijgezet en de kerk te Vleuten kon de procedure starten om in het bezit van het legaat te komen. Daartoe moest een adres worden gericht aan Zijne Majesteit de Koning om machtiging tot aanvaarding. Zo heel eenvoudig ging dat nu ook weer niet, want Gedeputeer- de Staten, de gemeente en het Provinciaal Collegie van Toe- zigt op de kerkelijke administratie bij de Hervormden moes- ten erin worden gekend. Tenslotte werd de gevraagde mach- tiging verleend bij Koninklijk Besluit van 24 september 1864, No. 42. Het College van Kerkvoogd en Notabelen der Hervormde
Gemeente te Vleuten, bestaande uit Bastiaan Blok, land- bouwer te Vleuten, Teunis Davelaar, landbouwer te Vleu- ten, Arie van Santen, landbouwer te Vleuten, Gerrit van Bemmel, landbouwer te Haarzuilens en Antony Lam, landbouwer te Vleuten, benoemde de kerkvoogd Bastiaan Blok tot gemachtigde om het legaat in ontvangst te nemen. De overdracht vond plaats ten kantore van notaris Fran-
cois Marie Schmolch te 's-Gravenhage op 21 december 1864. Toen kwamen bijeen de twee eerder genoemde executeuren en onze kerkvoogd, welke laatste, op de boven uitdrukkelijk gestelde voorwaarden, ten behoeve van de kerk te Vleuten aanvaardde: Primo: eenen dubbelen Grafkelder in de Eerste Klasse op de
Begraafplaats der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Vleuten en als zoodanig uitmakende een gedeelte van het per- ceel op den kadastralen Legger dier Gemeente Vleuten bekend onder Sectie B numero 209, groot zes en dertig roeden zestig ellen, en Secundo: eene somma van Tweeduizend Gulden in
contanten. |
|||||||||
De familie van den Broeke
Josepha Cornelia Hendrina Bartha, die in 1851 met haar
moeder naar Velp was getrokken, trouwde op 11 augustus 1853 te Velp met Pieter Hendrik Cornelis van den Broeke. De laatste was op 6juni 1826 te Barneveld geboren als zoon van Pieter van den Broeke en Johanna Alijda de Wolf van Westerode. Het echtpaar woonde te Herwen bij Lobith, waar de
eerste twee kinderen werden geboren, Pieter Hendrik op 11 juni 1855 en Maria Jacoba op 16 mei 1856. Het jonge gezin verhuisde echter reeds op 4 mei 1858 naar
Oudenrijn, waar het zich vestigde op huize Welgelegen, waar Josepha's vader nog steeds officieel woonde. De laat- ste vertrok echter op 25 october van hetzelfde jaar, maar nu definitief, naar 's-Gravenhage, waar hij, zoals eerder gezegd, op 18 juni 1864 overleed. Te Oudenrijn werden nog twee kinderen geboren,
Jeanette Adelaide op 10 juni 1858 en Guillam Hendrik op 25 mei 1861. Pieter Hendrik Cornelis was Nederlands Hervormd en hij
staat vermeld als landbouwer, steenbakker en raadslid. Nu zal zijn landbouwerschap wel daarin hebben bestaan dat hij land verpachtte, land dat hij als deelhebber in de steenbak- kerij liet afvletten. Hij werd op 19 mei 1866 benoemd tot lid van de gemeente-
raad van Oudenrijn, als opvolger van de op 20 december 1865 overleden Jan de Wit. Hij overleed op 22 februari 1881 te Oudenrijn en werd be-
|
|||||||||
627
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten, sectie B nr 967, gelegen aan het Torenplein, met
ingang van 1 januari 1958 gesloten te verklaren. Volgens artikel 25 van de wet op de lijkbezorging moet
een gesloten begraafplaats gedurende tien jaren onaange- roerd blijven liggen. Na die tijd mag de grond tot bezaaiing of beplanting worden gebruikt, mits hij niet dieper dan 50 centimeter worde vèrgraven. Uitgraving ter meerdere diepte is binnen dertig jaren na de sluiting niet dan met vergunning van Gedeputeerde Staten geoorloofd. Op 1 januari 1988 was de termijn van dertig jaar na de slui-
ting, verstreken. Wat gaat er nu met de oude begraafplaats gebeuren? Behalve de grafkelder bevinden zich daar nog 34 aan grafzerken en gedenkstenen herkenbare graven. Wat de grafkelder betreft, deze werd op 21 december 1864
door de Hervormde Gemeente te Vleuten in eigendom verkregen, maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij, na het overlijden (lees: de bijzetting) van Josefa Cornelia gedurende de tijd van honderd jaar gesloten moest blijven en dat tijdens die periode de daarin liggende lijken niet aange- roerd mochten worden. De verjaringsperiode van de kelder loopt derhalve af op 7 december 1997 en dan is, juridisch gezien, de weg vrij om de hele zaak te ruimen. De vraag is, zijn er plannen in die richting? Mochten die plannen er in- derdaad zijn — maar ook als nog maar met de gedachte wordt gespeeld —, dan is het hier de plaats argumenten naar voren te brengen, op grond waarvan kan worden gepleit voor herstel en conservering van het restant van de oude begraafplaats bij de Hervormde kerk te Vleuten. Begraven
De komst van het Christendom heeft aanzienlijke veran-
deringen in de begraafgewoonten teweeggebracht. Het ver- branden werd door de kerk verboden. Er werd vanuit gegaan dat de overledenen rusten in hun graven tot de jong- ste dag om dan gewekt te worden voor het laatste oordeel. In afwachting van dit oordeel dienden de stoffelijke resten zoveel mogelijk bewaard te blijven. Vandaar de begrafenis en het bewaren van de beenderen wanneer het graf werd geruimd. De doden vonden nu ook niet langer een rustplaats buiten
de gemeenschap, zoals dat in de prehistorie en in de Romein- se tijd geschiedde, maar te midden van de levenden. De oor- zaak hiervan was de in de derde eeuw opkomende heiligenverering. De plaatsen waar heiligen waren begraven, werden bij
uitstek plaatsen om een kerk te bouwen. Het altaar kreeg dan een plaats recht boven het graf van de heilige. Omdat iedereen zo dicht mogelijk bij een heilige begraven wilde worden, ontstond de gewoonte in of om zulke kerken te be- graven. In Nederland was overigens het bouwen van een kerk op het graf van een heilige zeer uitzonderlijk, maar toen men eenmaal vertrouwd was met het idee om in kerken te begraven, werd deze gewoonte ook toegepast in kerken waar geen heilige rustte, zelfs als de kerk midden in de stad stond. En dat was het begin van een gebruik dat in later eeuwen zou leiden tot kerken die één grote, overvolle en intensief ge- bruikte begraafplaats waren. In Vleuten was de toestand niet anders. In 1825 werd in ons land het begraven in kerken voorgoed
verboden. Het begraven om de kerken, dus op het zoge- naamde kerkhof, binnen de bebouwde kommen bleef toe- gestaan aan gemeenten met minder dan 1000 zielen. Het kerkgebouw van de Nederlands Hervormde gemeen-
te te Vleuten heeft een bewogen geschiedenis achter de rug, een geschiedenis waarover ik eerder bij verschillende gele- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graven op de Hervormde begraafplaats aan de Zandweg te
De Meern. Zijn vrouw stierf op 3 december 1897 te Oudenrijn en de
vraag was nu of zij inderdaad werd bijgezet in de grafkelder van haar vader te Vleuten. Het begraafregister van de Ne- derlands Hervormde gemeente te Vleuten, bewaard in het Rijksarchief te Utrecht, stelt ons in staat die vraag bevestigend te beantwoorden. Zij werd daar op 7 december in de grafkelder bijgezet. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'4
|
'/7, J/n .//itr^. /'^ A'^r^tm»
9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(U.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IcLyy^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ü^t-i^J^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'1
i
J.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:.^/.^. ^- ^ :zrw
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
Z
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2/? „^^ yy'~i^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'/'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^y/j
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^'i^,,. A.'r'.ü^, •zi.^./i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V-h''
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
r
6
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^■i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/l^^ C^£^^ ., ^^A-t^^^i* ~ O'S"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 / f / '■'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^...-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladzijde uit het begraafregister van de Nederlands Hervormde be-
graafplaats te Vleuten. Op 7 december 1897 werd J.C.H, van den Broeke, geboren van Zijll, in de ouderdom van 72 jaar, bijgezet in de grafkelder. Archief Hervormde gemeente Vleuten, inventarisno. 172A, Rijksar-
chief te Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Recapitulatie
Het is nu duidelijk wat de letters op de zerk vóór de graf-
kelder betekenen: Van Zijll Van Den Ham. Waarom Jacoba Maria niet in Vleuten werd begraven, is niet goed te verklaren. Misschien was het toen ook zo zeker niet meer dat Hijmen zelf te zijner tijd van zijn eigen grafkelder gebruik zou maken. Dat Josefa Cornelia de plaats naast haar vader verkoos boven die naast haar eerder overleden echtgenoot valt ook niet zonder meer te begrijpen. Het past ons niet daar, langs de lijnen van de moderne gedachtengang, gissin- gen naar te doen. Als de familiegeschiedenis daaromtrent niets heeft overgeleverd zou alleen een romanschrijver in het verhaal wellicht stof kunnen vinden voor een boeiend boek. Het door hem opgeroepen beeld zou dan echter volledig voor zijn rekening komen. Het college van B en W van Vleuten-De Meern besloot op
19 november 1957 de begraafplaats van de Nederlands Her- vormde Gemeente te Vleuten, kadastraal bekend Gemeente |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
628
|
||||||||||||
i0ia«atfa::-vaiiSc:?li«a/toa*pi^^ cfc. d:<50.
|
||||||||||||
|
||||||||||||
z.rit,u,,ziOi(>i.riifi.
|
||||||||||||
Plattegrond van de begraafplaats van de Nederlands Hervormde Gemeente te Vleuten, op 21
october 1898 getekend door de onderwijzer H. de Vries. Muur en hek zijn nog aanwezig. Rechts, tegen de kerkmuur, het baarhuisje. Enkele zerken zijn met naam aangegeven. Fraai is de situering te zien: aan de zuidzijde van het kerkgebouw, dicht tegen het oude koor aan. Archief Hervormde gemeente Vleuten, inventarisno. 144, Rijksarchief te Utrecht. |
||||||||||||
Dat rooster vormde ook de grens tussen de gebieden van de
wereldlijke en de geestelijke rechtspraak en was daarom vaak de plaats waar de vierschaar (rechtbank) bijeenkwam. Sinds de 4e eeuw ging het kerkhof ook als begraafplaats
dienen en het heeft voor ons nog uitsluitend die betekenis. Als begraven in de kerk om de een of andere reden, bijvoor- beeld door plaatsgebrek, niet ging. dan verkoos men toch op het kerkhof een plaats dichtbij het koor (altaar) en in ieder geval aan de zuidzijde van het gebouw. Die zuidkant had een eigen betekenis; het was in de kerk de lichtzijde, de plaats van de mannen, de evangeliezijde. Het is duidelijk dat vanouds bij een kerk een kerkhof heeft
behoord, eerst in zijn geheel in de algemene betekenis van een kerkelijke immuniteit, later, vaak gedeeltelijk, in de specifieke betekenis van begraafplaats. |
||||||||||||
genheden iets vertelde. Waar het in dit verband om gaat, is
dat bij de laatste ingrijpende verbouwing (in 1970) het gehe- le grafveld, waaruit de toenmalige kerkvloer bestond, werd geruimd. Gelukkig werden enkele karakteristieke grafzer- ken van de puinstort gered. Ze kregen, fraai gerangschikt, een nieuwe plaats in het zogenaamde liturgisch centrum. Diegenen, die hierop bedacht zijn geweest, komt lof toe. Zij bewaarden, voor het nageslacht duidelijk zichtbaar, een hoofdstuk uit de plaatselijke kerkhistorie, namelijk „de kerk als begraafplaats". Voor het kerkhof geldt iets dergelijks. Oorspronkelijk
werd onder kerkhof de ommuurde of anders afgeperkte ruimte om een kerk verstaan. Bij de ingang van het kerkhof waren in de weg soms roosters geplaatst om te voorkomen dat vrij rondlopende varkens op het kerkhof zouden komen. |
||||||||||||
6;»
|
|||||||||
De grafkelder van Van Zijll van den Ham op de oude Hervormde begraafplaats te Vleuten. Het geheel verkeert in goede staat. Duidelijk is ook een
gedeelte van de overige grafstenen te zien.
De foto van deze rustieke plek werd gemaakt door K.B. Nanning, 1987.
|
|||||||||
In het Vieutense geval is het terrein van de oude begraaf-
plaats volledig intact, alleen muur en toegangshek zijn ver- dwenen. Op het terrein bevinden zich een grafkelder en 34 graven.
Conclusie
In dit artikel behandelde ik de geschiedenis van de graf-
kelder van Van Zijll Van den Ham op de per 1 januari 1958 gesloten verklaarde oude begraafplaats van de Nederlands Hervormde gemeente te Vleuten, aan het Torenplein. Het verhaal was mede bedoeld als gerede aanleiding om
iets meer te zeggen over het begraven in en om het kerkgebouw en erop te wijzen dat zulks ooit tot de essentiële functies daarvan heeft behoord. In het inwendige van de kerk heeft rnen een herinnering aan de desbetreffende func- tie voortreffelijk bewaard. Ik pleit ervoor dat ook aan de buitenzijde te doen en bij voorbaat afstand te nemen van elke gedachte aan ruimen in de zin van „opruimen". Het terrein is, zoals gezegd, volledig intact en het aantal graven IS, samen met de grafkelder, voldoende om een verantwoorde consolidering c.q. reconstructie mogelijk te maken. De toren is rijksmonument, kerkgebouw en bijbehorend
kerkhof kunnen een waardevol gemeentelijk monument |
|||||||||
blijven als de zinvolle samenhang tussen beide een ieder dui-
delijk is. |
|||||||||
Bronnen
Archief van het huis Den Ham te Vleuten no. 4, Rijksarchief
te Utrecht. Jhr Mr E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de
Geschiedenis der Utrechtsche Ridderhofsteden en Heerlijk- heden, Den Ham, 1909. Gemeentearchief Vleuten-De Meern. Ruud Spruit, De Dood onder Ogen, Een cultuurgeschiede- nis van sterven, begraven, cremeren en rouw, 1986. Gé Verheul, De oude Dorpskerken boven de grote Rivieren, 1982. Archief Hervormde gemeente Vleuten no.'s 144, 164, 172A,
176, Rijksarchief te Utrecht. Dr D.W. Gravendeel, De oude Kerk te Vleuten, Officieel
orgaan van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern- Haarzuilens, jaargang 3, nummer 4, blz. 153, 1983. Dr D.W. Gravendeel, De oude Kerk, in 100 Jaar Willibrordkerk Vleuten, blz. 6, een speciale uitgave van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens i.s.m. de Willibrordparochie, 1985. |
|||||||||
630
|
||||||||||||
Een dorp verandert
|
||||||||||||
Er bestaan zwartkijkers die constant
volhouden dat een mens eigenlijk nooit helemaal tevreden mag zijn maar ik ben het daar niet mee eens. Je mag best op gezette tijden een prettig gevoel over je krijgen en daar schaam ik me niet voor. Dat prettige gevoel kreeg ik eind maart-begin april jongstleden toen ik niet minder dan veertien reacties bin- nenkreeg op de raadselfoto van bladzij- de 595 uit het vorige nummer! Achter- eenvolgens kreeg ik het volgende te ho- ren of te lezen: □ Zaterdag 26 maart om 16.45 uur belde
Paula Wieman-Versteeg: „Dat is die oude buurt uit de Schoolstraat. Links loopt de oude melkboer Jan Vermeu- len en rechts is Lood van Eijk. Ze ko- men bij Vermeulen vandaan en lopen naar het huis van Van Eijk". Ze voeg- de er lachend aan toe: „Misschien za- ten er wel biggen in de kist want Jan Vermeulen had van alles!". a Zondag 27 maart belde om half ne- gen 's avonds mevrouw Winkel uit de Van Wanroystraat: „Dat zijn Lood van Eijk en Jan Vermeulen in de Schoolstraat". o Maandag 28 maart belde om kwart over vijf's middags de heer S. van der Wens: „De foto is genomen in de Schoolstraat. De man met de kist is Lood van Eijk, naast hem loopt Jan Vermeulen die in het meest rechtse huis van de rij woonde. Hij was groen- teman, had een schuur achter z'n huis maar geen winkel". a Arie Goudappel zorgde op dezelfde dag 28-03-88 voor een ander raadsel dan de raadselfoto. 's Ochtends om kwart voor elf kreeg ik per post van hem een brief in de bus die ook 28-03- 88 gedateerd was: „Deze huizen ston- den in de Schoolstraat, bij oudere Vleutenaren ook wel bekend als „de rooie pannen-buurt" ..... „Ze waren
van de bouwvereniging St. Joseph en
gebouwd tussen 1920-1925. De twee heren zijn van links naar rechts Jan Vermeulen, oud-melkboer en Lode- wijk van Eijk sr., petroleumhande- laar. D Dinsdag 29 maart werd mijn vrouw op straat aangehouden door me- vrouw (Eef voor ons) Schuurs: „Die mannen zijn Van Eijk en Vermeulen en de huizen zijn van het oude Sint Jo- seph". (Ik gebruik hier even de spel- ling van Arie Goudappel want Eef sprak het woord natuurlijk als „Jo- zef' uit. KBN) |
D Dezelfde dag kreeg ik een kaart uit
Harmeien van mevrouw A. Vaneveld- van Eijk: „De foto is gemaakt in de Schoolstraat. Het is de z.g. rode pannenbuurt van de woningbouw. De twee heren op de foto zijn Jan Ver- meulen die in het eerste huis woonde en vroeger melkboer was, de man met het kistje is Lood van Eijk die in klein- vee handelde en olie verkocht". n Op 30 maart kreeg ik een briefkaart
met „Ik dacht dat het de Julianalaan was van achteruit rechts. Het kan ook de Schoolstraat zijn, maar mij lijkt het zoals ik dacht". Sorry: Zoals U dacht was het niet: het was écht de School- straat. o Rond 3 april kreeg ik via secretaris
Denekamp een brief van Kitty Goes- v.d. Bilt die o.a. schreef: „Het is voor mij erg leuk ,,de rode pannenbuurt" te herkennen waar ik geboren ben" en verder „Lood van Eijk en Vermeulen zijn de twee mannen op de foto. Ik schat dat de foto gemaakt is in begin '60. De auto zou wel eens van één van mijn neven geweest kunnen zijn: Co of Ries v.d. Bilt. Leuk, een stuk van mijn jeugd komt hiermee boven. Door mijn reactie heeft U in ieder geval 1/8 procent van het ledenbestand bin- nen!". o Op 3 april kreeg ik ook een brief van
de heer CA. van Dijk die mij „het ver- haal van mijn moeder, Mevr. A.P. van Dijk-Ekelschot" doorgaf: ,,Deze foto is genomen in de Schoolstraat, waar- schijnlijk tussen 1960 en 1970. De hui- zen zijn van de voormalige woning- bouwvereniging „St. Jozef'. De rech- ter heer is Lood van Eijk, oliehande- laar. De linker man is waarschijnlijk Jan Vermeulen, oorspronkelijk van boerderij Hinderstein, later melkven- ter. De auto kunnen we niet thuis- brengen". o Ook op 3 april kwam m'n oudste zoon
thuis met de mededeling dat Kees van Leusden hem had verteld dat de kever waarschijnlijk aan Cor of Eef, neven van hem, had toebehoord. o Op 8 april kreeg penningmeester Paul
de Rooij een kaart van de heer D. Vonk: „De raadselfoto is halverwege de Schoolstraat en de twee oudere he- ren zijn Jan Vermeulen en Lood van Eijk, ongeveer 23 jaar geleden. De ke- ver is van Cor van Leusden". D Natuurlijk was mevrouw Griffioen
van de Parkweg ook weer van de par- tij: „Wij, m'n echtgenoot in eerste in- |
stantie, dachten plm. 1965-1968, de
heren zijn „melkboer" Vermeulen, wonende in één van de huizen op de foto en, voor ons opa van Eijk, de va- der, resp. grootvader van de olieman- nen Van Eijk, Schoolstraat 51. De auto is, dachten we, van de heer Bronkhorst. Gokje hoor!". -Op de plaats van de postzegel schreef ze „per fiets". Wie dit niet begrijpt moet het vorige nummer even openslaan.... □ Op 25 april kreeg ik een kaart uit
Haarlem van Kees Luit (Griffioen): „De foto op blz. 595 is gemaakt in de Schoolstraat van de zogenaamde wo- ningbouw, plm. 25 jaar geleden. Jan Vermeulen is in gezelschap van Lood van Eijk (in de kist zitten geslachte konijnen van Jan). Ga door met de ru- briek want de vorige keer was ik ver- geten te refereren". n Zestig-plusser Lood van Eijk, die ve-
len maanden lang actief geweest is bij de opbouw van ons houten onderko- men naast het Verenigingsgebouw aan de Zandweg in De Meern, belde op: „Ach, we spreken elkaar zo vaak dat ik maar niet reageer. Natuurlijk heb ik m'n vader en buurman Ver- meulen herkend!". Tenslotte neem ik, maker van de foto
en verzorger van deze rubriek, zelf even het woord. De foto heb ik gemaakt in het midden van de jaren zestig. De juiste datum weet ik niet precies maar de heer Vonk met „ongeveer 23 jaar geleden" zit er het dichtste bij. Toen ik de foto publiceerde had ik er geen idee van wie die twee oudere heren op klompen waren. Dat is nu door het groot aantal eensluidende reacties wel onomstotelijk vastgesteld. |
||||||||||
De nieuwe raadselfoto is gemaakt
omstreeks 1965. Wanneer U de plek hebt gelocaliseerd, weet U dan ook waar dit romantische tuinbeeldje gebleven is? KBN.
|
||||||||||||
631
|
|||
632
|
||||||||||||||
Brand
|
||||||||||||||
Twee weken geleden heb ik leren fiet-
sen en nog wel op de fiets van m'n moe- der, 't Zadel was veel te hoog en 't stuur nog hoger. Dus staande op de pedalen, met m'n armen in de lucht. De fiets was voorzien van een knijf)-
rem, een remblokje op de voorband kon alles heel venijnig blokkeren. Graag zou ik die fiets wat meer gebruiken maar dat mocht niet. Totdat er een moment kwam dat 't heel hard nodig was. Ik was op de hoek van de Meerndijk
aan 't hoepelen toen m'n moeder me kwam roepen. Je moet direct Pa gaan halen want er is brand. Pa was brandweerman bij de gemeen-
te Veldhuizen. Nou ja, brandweerman was een groot woord. Er waren vier of zes mensen nodig om aan de grote stan- gen te staan en dan maar pompen, 't Hele geval stond op een houten kar en er moest hard mee gelopen worden. Er werden ook wel eens oefeningen mee gehouden en wij lieten ons dan natspui- ten. Deze keer was 't geen oefening maar
bittere ernst. Ik moest op de fiets zo snel mogelijk naar Alendorp. Pa werkte bij Jan de Groot (Witte Jan). Tot de Meernbrug moest ik lopen,
want 't opstappen had ik nog niet goed onder de knie. Op de brug vasthouden aan de leuning en hup, daar ging ik met een geweldige vaart richting Alendorp. Bij de afslag naar Alendorp had ik
wel wat te veel vaart. Ik remde in de bocht. In 't losse grind slippend, kwam ik met een klap tegen een ijzeren paal. Voor- en achterwiel stonden bijna naast elkaar. M'n hoofd kreeg een heel andere vorm en verschillende kleuren, vooral rood, blauw en paars. Vrouw de Haan, die vlak bij Alen-
dorp woonde, heeft me wat opgelapt, maar de fiets was niet meer rijbaar te maken. |
||||||||||||||
Toen ik vertelde waar ik naar toe
moest, zei ze: ga maar gauw lopen, je bent er zo. Op 't hek staat Ora et Labora (bid en werk). M'n vader deed daar alleen 't laatste. Ik vroeg zenuwachtig aan Jan de
Groot waar m'n vader was; hij deed toen ook iets anders dan bidden. Pa was helemaal achter op de tuin. Tussen de komkommers en tomaten viel m'n rare hoofd gelukkig niet meer zo op. Snel zijn Pa en ik naar De Meern ge-
gaan. Hoe 't met de brand is afgelopen weet ik niet. |
||||||||||||||
De fiets is nooit meer de oude
geworden. Over m'n hoofd kan ik zelf niet oordelen. 't Eigenaardige is, toen ik jaren later
eens bij Jan de Groot langs kwam, stond er op het hek Time is Money. Had dit iets met m'n vader of met de brand te maken, ik weet 't niet. |
||||||||||||||
Theo van den Berg
De Meern, 21 april 1937
|
||||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||
633
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:|||lici«ëi orgaan van <Je Hisiori^chc Vercrti*
:||ii:g Vleirten-De Meern-llaarzuilens. Il Jaargang tir. 3 september Ï988 €) 19«i PërschJjni 4x per jaar |ifli|gSfe|jiey;e|j :|n:: ;fie t ve ren i gi ngs regi sigf;:;sanï
|iiiiii||i||||i|ii|i e,o. onder m. V,:|||iii; |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn mensen die willen dat wij ons
scharen onder het vaandel van de recre- atie en attractieve exposities verzorgen in toeristisch verband. Leuk, leuk voor de mensen die tóch kasteel de Haar bezoeken en dan misschien wel bereid zijn óns op de koop toe te nemen. Het lijkt overbodig te zeggen, maar
dat is het toch blijkbaar weer elke keer niet: daar ligt onze taak niet, althans ze- ker niet in de eerste plaats. Ik wil niets ten nadele zeggen van de
activiteiten van genoemd kasteel, maar artikel 3 van onze statuten geeft ons een zeer bepaalde opdracht. Wij moeten belangsteüing wekken voor de geschie- denis van onze gemeente en kennis daarvan bevorderen. Bovendien is het onze taak een historisch archief in de ruimste zin van het woord in te stellen. En dat alles ten behoeve van de eigen in- woners. Eenvoudig is dat niet. Het valt niet
mee belangstelling te wekken als er niet een bodem van kennis aanwezig is, en die laatste kan alleen worden gelegd door voortdurende voorlichting in woord, beeld en geschrift. Het heeft meer te maken met onderwijs en vor- ming dan met recreatie, meer met in- spanning dan met ontspanning. De geest toegang verschaffen tot het cultuurbezit is vaak een moeizame pro- cedure. Soms lijkt 't bijna of 't,,zijns on- danks" moet. Maar ik zei 't al eerder: cultuur is een luxe, een onmisbare luxe en dus noodzaak. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vereniging beschikt, na jarenlange
tobberij, nu eindelijk over twee kleine behuizingen. In De Meern staat achter het Verenigingsgebouw (Zandweg 147) het onlangs gereedgekomen, van Pegus NV cadeau gekregen, kantoorgebouw- tje. Dit was oorspronkelijk bedoeld om er restauratie- en conserveringswerk- zaamheden te verrichten. In Vleuten huurden wij de Broederschapshuisjes, nadat daartoe van verschillende zijden aandrang op ons was uitgeoefend. Beide ruimten zullen voor een groot deel moeten worden gebruikt om de mensen nu eindelijk eens iets van 't door ons tot nu toe bijeengebrachte histo- risch materiaal te laten zien. Opslag- en werkruimte blijven een groot probleem. Bij elke vierkante meter expositie behoort nu eenmaal een veelvoud daarvan, ten behoeve van opslag, restauratie, voorbereiding, documenta- tie, enz.. Met de gekozen oplossing ge- loven wij echter, in de gegeven omstan- digheden, het beste aan onze opdracht te voldoen. Wij laten u weten wanneer de deuren
open gaan en dat zal eerder zijn dan u denkt! D.W. Gravendeel
voorzitter |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
öisilliïliiiiiiiiiiiliiïiiliiiiB^^
tel, 03406 .61793
^;i(liliiip::;iiiil54 h T ölüilil
WfWmêmmk P.G. de r^ooij, pcnnirigtïiiëëSteJf'isïSi
't Ziifld 1. J451 CJP Vleuten lel 034(n - 1483 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.J. van Zocrcn. viee-vix>r/ttter
Siation.sstraat 34, 3451 BZ Vleuten te!. «3407 - 1263 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i|elid;
liÏÊvrüirw Prol", Dr C. hings, Soesit
Ledenadministratie/inforniane:
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en (na)-
bestelÜngen bij:
Mevrouw P.,1, de Rooij-Goes, ■mm
't Zand 1. 3451 CiP Vleuten ^ÊïSm^Ê
tel, 03407 - 14S3 .::immmÊÊÊÊÊ^SÊÊ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Contributie:
De jaarli_jksc kontributie bedraagt voor I98|i
jfiinimaal (" 25,— .,,,-.,:^,:,.^:mMM pKtitbonnemem I' 35.-- poÉ^||(iïiiiiiiiliiiii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Donateurs: '^m
Minimaal 1 12,50 per jaar • |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iliiiiii:iiiiiiiiiiiiiiii^^^ Ip cji'iX nummer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pag.
633 634 635 636 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiiiiliiiilililiiiiiiiiiiM^^^
iliiiiiilfciiiliiiiiiiii»^^^^^^ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het bestuur
Verenigingsnieuws |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l!pff>»ffffffff#m#fi>#tM4fii/^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiiiiiiipiiiiiipiilHiiiiiiiilii
iiiiilliiiiÉiiiiiiipipliiiiiiiiiiiiiip t|||p|||||i|||||||i|||^^ - Wat wij u te bieden hebben
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
di
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Een dorp verandert
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Hamsluis
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling Vleuten, deel
Raden maar!
Nieuwe leden. Wie wat bewaart die geeft wat
Glimlach
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
637
649 660 661 662 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevebteeo i» «en perceel te
........................iiiii......
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liiiiiiiiiiiiiiiiii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
634
|
|||||||||||||||
Verenigingsnieuws
|
|||||||||||||||
Het gebouw Zandweg 147B in De Meem
|
|||||||||||||||
De Broederschapshuisjes in Vleuten
|
|||||||||||||||
Bestuursmutaties
In de op 12 april gehouden algemene ledenvergadering
werden Mw. L.M.T.J. Broekhuijse-Rood en Dhr. J.W. Schoonderwoerd gekozen tot bestuurslid in de plaatsen van Mw. K.M. Meeldijk-Roos en Dhr. J. Fokker. In de bestuursvergadering van 3 mei werd Dhr. Schoon-
derwoerd benoemd tot secretaris in de plaats van Dhr. W.H. Denekamp, die, na zes en een halfjaar secretaris te zijn ge- weest, deze functie heeft neergelegd, doch wel bestuurslid blijft. In diezelfde vergadering werd Mw. Broekhuijse be- noemd tot plaatsvervangend secretaris. |
|||||||||||||||
Een deel van dit gebouw zal gebruikt worden als tentoon-
stellingsruimte en verder zal daarin ons „papieren" bezit worden ondergebracht in de vorm van een documentatie- en informatiecentrum. Ook aan de inrichting hiervan wordt thans gewerkt. Wanneer onze gebouwen voor de leden en andere
belangstellenden geopend zullen worden zal nog nader be- kend gemaakt worden. |
|||||||||||||||
Contributie
Het feit dat onze vereniging nu over eigen huisvesting kan
beschikken is bijzonder plezierig maar heeft wel als conse- quentie dat de kosten ook belangrijk hoger zijn geworden. Weliswaar heeft de gemeenteraad in zijn vergadering van
20 september besloten een jaarlijks subsidie in onze huisvestingskosten te verlenen, waarvoor wij zeer erkente- lijk zijn, en werden ons door enkele plaatselijke bedrijven bijdragen toegezegd, doch ook onze leden zullen daarin een steentje moeten bijdragen. Met het oog hierop besloot de algemene ledenvergadering
op 12 april de contributie, die sinds 1981 niet gewijzigd werd, met ingang van het jaar 1989 te verhogen van f 25,- tot f30,- per jaar. Wij hopen dat alle leden hiermee kunnen instemmen,
want alleen met uw aller steun kunnen wij ons werk ten dienste van u allen blijven verrichten. |
|||||||||||||||
Huisvesting
Eindelijk is het zover dat uw vereniging kan beschikken
over een eigen huisvesting. Eerder hebben wij u al bericht dat de vereniging een stuk grond heeft gehuurd aan de Zand- weg in De Meem, achter D'Ark, om daarop het gebouw te plaatsen dat wij van de Pegus hebben gekregen. Inmiddels is dit gebouw grotendeels klaar en wordt er gewerkt aan de in- richting. Het gebouw, dat genummerd is Zandweg 147B en zijn in-
gang heeft achter het verenigingsgebouw, zal voornamelijk gebruikt worden om ons bezit aan oude gebruiksvoorwer- pen en gereedschappen en archeologische vondsten op te slaan en ten toon te stellen. Van 10 tot 17 september werd het al gebruikt voor de presentatie van de Open Monumenten- dag. Omdat dit gebouw veel te klein is om al onze bezittingen
en activiteiten onder te brengen hebben wij per 1 augustus ook de leeggekomen Broederschapshuisjes aan de Dorps- straat 1 in Vleuten gehuurd van de R.K. Broederschap van Vleuten. |
|||||||||||||||
□
|
|||||||||||||||
635
|
|||||||
Wat wij u te bieden hebben
(denk aan de decembermaand!)
|
|||||||
(Cadeau)lidmaatschap van onze vereniging
Als u belangstelling hebt voor de geschiedenis van onze gemeente en u weet daar het een en ander van, dan
bent u natuurlijk lid van onze vereniging. Vindt u dat die belangstelling ook bij anderen moet worden gewekt en dat de kennis van die geschiedenis moet worden bevorderd, denk dan eens aan de mogelijkheid van een ca- deau- of kennismakingslidmaatschap. In het lidmaatschap inbegrepen is het abonnement op ons tijdschrift: 4 X per jaar een ook buiten onze gemeente gerespecteerd boekje (26 pagina's) met interessante artikelen en leuke verhalen. Contributie m.i.v. 1989 per jaar f30.00
Postabonnement f 40.00
Ons tijdschrift
Losse nummers f 7.50
Bij afname van 4 of meer verschillende nummers, per stuk f 6.25
Bij afname van meer dan 10 verschillende nummers bovendien 10% korting
NB Jaargang 1981 nummer 1, jaargang 1982 nummer 2 en jaargang 1983 nummer 1 zijn uitverkocht 100 Jaar Willibrordkerk Vleuten
Dit boek kwam tot stand door samenwerking van de Historische Vereniging met de Willibrordparochie, ter
gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de in 1885 door de architect Nicolaas Molenaar gebouwde Katho- lieke kerk in Vleuten. Er werd echter zóveel aandacht besteed aan de eeuwen die daaraan voorafgingen, dat het mag worden beschouwd als een belangrijke bijdrage aan de kerkgeschiedenis van onze streek f 15.00 Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, de afwatering van de gronden in en rondom Vleuten-De Meern in de loop
tijden, door Ir J.A. Storm van Leeuwen, 76 pagina's, 1985. Deze uitgave kwam tot stand door samenwerking van de Historische Vereniging met het Waterschap Leidse
Rijn. De verschillende ontwikkelingen, die zich hier met betrekking tot de waterhuishouding sedert de mid- deleeuwen hebben voorgedaan, worden beschreven. Niet alleen natuurlijke omstandigheden (bijvoorbeeld de verlanding van de Oude Rijn) dwongen de mens zich aan te passen. Ook kunstmatige ingrepen (onder andere de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal en de werken in ruilverkavelingsverband) leidden tot heel wat veranderingen. Doordat de schrijver ook tal van wetenswaardige details in zijn verhaal verwerkte, is het boek een naslagwerk geworden op het gebied van de waterschapsgeschiedenis f 20.00 Kees Valkenstein en de Vleutense polder, samengesteld door Gerrit Jan Bel, 48 pagina's, 1986.
In de periode 1906 - 1909 publiceerde de Vleutense onderwijzer Kees Valkenstein in het Algemeen Handelsblad een serie sappige verhalen. Ze waren ontleend aan het dorpsleven en aan gebeurtenissen in de Vleutense gemeenteraad. Gekruid met de nodige ironie, vielen ze niet altijd in de smaak bij diegenen die zich- zelf in de hoofdpersonen dachten te herkennen. Valkenstein was meer dan alleen een „stukjesschrijver". Een inleidend hoofdstuk geeft biografische gegevens en belicht zijn veelzijdigheid als kunstenaar. Dan volgen maar liefst 34 hartverwarmende verhalen f 17.50 150 Jaar graven naar Romeins castellum in De Meern
Van 31 october 1982 tot en met 31 maart 1983 vond op de Hoge Woerd in De Meern een opgraving plaats. Een
jaar na afloop daarvan konden de belangrijkste resultaten op een tentoonstelling gepresenteerd worden. Dat die tentoonstelling georganiseerd kon worden was vooral te danken aan de technische steun die van de Algemene Bank Nederland werd ontvangen; ook was het daardoor mogelijk een gids te laten verschijnen. In deze gids worden, aan de hand van op de Hoge Woerd gevonden voorwerpen, verschillende aspecten van het Romeinse leven alhier behandeld f 3.50 Lesbrief „150 jaar graven naar een Romeins castellum in De Meern, 8 pagina's, 1984.
Alle hogere klassen van alle lagere scholen bezochten in een strak schema de bovengenoemde tentoonstelling, die van 12mei tot en met 3 juni 1984 werd gehouden in het Verenigingsgebouw aan de Zandweg te De Meern. Ter voorbereiding op dit bezoek werd de lesbrief op de scholen behandeld f 1.50 Geomorfogenetische kaart van Zuid-Utrecht, schaal 1 : 25.000, 1982.
Deze kaart, die bij ons los te koop is, behoort bij het boek van Dr H.J.A. Berendsen: De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch-geografische studie. Op de kleurenkaart is in één oogopslag de wordingsgeschiedenis van onze gemeentelijke bodem te zien. Fraai ingetekend is de laatste rest van de Oude Rijn. Met verklarende tekst f 5.00 |
|||||||
636
|
||||||||||||||||
Reproducties van gravures van de ridderhofstad Voorn
In 1749 graveerde de beroemde tekenaar Jan de Beijer in koper het kasteel Voorn in vóór-en zijaanzicht. De
oude gravures zijn tegenwoordig zeldzaam en dus vrij kostbaar. De reproducties, die wij in 1986, in samenwerking met Assurantiebedrijf J. van Gooi te De Meern, in kunstdruk lieten uitvoeren, komen de kwa- liteit van de oude prenten zeer nabij. Prijs per stel per 5 stellen
, ingelijst Stickers
Deze stickers met ons vignet en het randschrift ,,Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens"
stellen u in staat op gepaste wijze reclame te maken voor onze vereniging |
||||||||||||||||
f 2.50
f 10.00 f27.50 |
||||||||||||||||
f 0.50
|
||||||||||||||||
Bestellingen
Bestellingen kunt u doen bij mevrouw P.J. de Rooij-Goes, 't Zand 1,3451 GP Vleuten, telefoon 03407 -
|
||||||||||||||||
1483.
|
||||||||||||||||
Een dorp verandert.
|
||||||||||||||||
Mevrouw Boeijen-Jongerius had het in haar brief ook bij
het rechte eind: „Na de raadselfoto in nr. 2-88 bekeken te hebben dacht ik dat 't de achterkant was van „Huize Alen- velt". Daar heb ik in de oorlogsjaren gewerkt toen ook de Heer en Mevrouw Valkenstein daar woonden. (Dat moet tweede helft 1944 geweest zijn. KBN) De ramen kloppen wel maar er was ook een stoep, net als aan de voorkant. Het beeldje heb ik er nooit gezien". Maar toch vervolgt ze haar brief: „Mijn fietstocht gaat
meestal Parkweg, Kortjaksepad, Lagehaarsedijk en langs het kasteel terug. Jongstleden zondag kijk ik, de Lagehaar- sedijk op komend, toevallig naar links en wat zie ik in de tuin van huisnummer 15: „Het" Beeldje! Het zal wel toeval zijn en ik ben nieuwsgierig of het zo is!" Natuurlijk ben ik, na de opmerking van mevrouw
Boeijen, zelf op onderzoek gegaan. Ik heb het gevonden! De bewoners van nummer 15 waren niet thuis zodat ik even rond het beeldje heb gewandeld. Het bleek niet hetzelfde te zijn. Het beeldje in de tuin van nummer 15 kijkt opzij over de rechter schouder en heeft ook een opener en anders gevorm- de sjerp om. De vorm van de bloemenschaal is ook anders. Maar het tuinbeeldje is wel vorm gegeven volgens hetzelfde idee. |
||||||||||||||||
Wat was ik in het juni-nummer enthousiast over de vele
reacties op de foto van „de rode pannenbuurt" van woning- bouwvereniging ,,St. Joseph" in het maart-nummer; wat ben ik teleurgesteld in het aantal reacties op de paginagrote raadselfoto op bladzijde 631 van datzelfde juni-nummer. Ook m'n vaste correspondentievriendin mevrouw Griffioen van de Parkweg zweeg. Wat de foto voorstelde werd me ergens op straat door
iemand verteld wiens naam me op dit moment ontschoten is, maar hij gaf wel de cryptische omschrijving: „Dat is de ach- terkant van de Turk". Hij had gelijk. Bij deze mededeling zullen tientallen oudere en middelbare
Vleutenaren opveren: „De Turk die op huize Alenvelt woonde!" -Nieuwbouwbewoners zegt dit niets. Een kort en onvolledig stukje geschiedenis dus. Tot plm. 1970 stond op de plek waar nu een nieuw gebouw
„Alenvelt" staat, een 19e eeuws statig herenhuis. Jaap Sprong vermeldt in zijn boekje „Vleuten en Haarzuilens in oude ansichten" uit 1980 op bladzijde 3; „Huize „Alenvelt" was eeuwenlang een van de fraaiste herenhuizen in Vleuten", wat natuurlijk onzin is. In zijn fotoboekje „Oude prentkaarten vertellen over Vleuten-De Meern" uit mei 1970 is hij heel wat zorgvuldiger: „Dit huis heeft meer dan 100 jaar een belangrijke rol gespeeld in de dorpsgeschie- denis.....". Het 19e eeuwse herenhuis is het woonhuis geweest van de
familie Van Bijlevelt. In de jaren veertig woonde hier een mevrouw Van Bijlevelt die zich nauwelijks buiten vertoonde en die tweemaal getrouwd is geweest met een buitenlander, o.a. met de man die in Vleuten bekend stond als „de Turk". Wat ik hier schrijf is niet helemaal op het niveau van een periodiek van een historische vereniging maar naar de werkelijke relatie tussen de Van Bijlevelts en de Turk moeten we nog op zoek. We kunnen dan ook de uitgebreide herinnering publiceren die wij van Chris Graafland ontvin- gen en die zijn brief als volgt begint: „Naar aanleiding van een door U gemaakte raadselfoto, in nummer 2 van de Se jaargang afgedrukt, zou ik mij al schromelijk moeten vergissen als dat niet de achterkant is van het huis van de turk". |
||||||||||||||||
De nieuwe raadselfoto is voor oudere Vleutenaren niet zo
moeilijk. Ditmaal gaat het er mij om om eens wat meer over de bewoners en de bestemming van de afgebeelde percelen te weten te komen. KBN.
|
||||||||||||||||
637
|
|||||||||||
De Hamsluis
|
|||||||||||
door
|
|||||||||||
Dr D. W. Gravendeel
|
|||||||||||
De waterlopen in onze streekstonden van oudsher in de eerste plaats ten dienste van de waterhuishouding. Dat wil
zeggen dat een onbelemmerde afvoer van overtollig water onder zo goed als alle omstandigheden mogelijk moest zijn. In de tijd van de nog kleine waterstaatkundige eenheden leverde dat fikse wrijvingen op, maar ook later, toen de wa- terschappen groeiden, waren er van tijd tot tijd ernstige moeilijkheden. Eén van de dingen waar een polderbestuur zich zeer over opwond, was het zogenaamd „vreemd water", dat wil zeggen water van de naasteof verdere buur, dat tengevolge van een te lage kade of een lekkende sluis in de eigen watergang terecht kwam. Ir J.A. Storm van Leeuwen beschreef in,,Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" de geschiedenis van de zeer ingewikkelde
waterstaatkunde van ons gebied. Ik wil daar graag naar verwijzen, omdat met wat bredere kennis terzake, mijn onder- werp, de Hamsluis, dan beter kan worden geplaatst in het grotere verband. De Hamsluis was namelijk op zichzelf beslist geen groots waterstaatkundig werk, maar vormde wèl een essentieel
onderdeel van de waterkering van het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet. |
|||||||||||
De dam bij Seldenrijck
Toen in 1385 het Nedereind van Jutphaas, Galecop,
Heycop, Westraven, Rosweide en Papendorp van de Utrechtse bisschop toestemming kregen hun ingewikkelde afwateringskanaal naar de Vecht te graven, moesten zij er vanzelfsprekend voor zorgen dat er geen „vreemd water" in „hun" watergang kwam. Zo'n mogelijkheid van „besmet- ting" was er bij de uitmonding van het stuk „Heldam - 't Hoog" in de Vleutense Oude Rijn. De laatste behoorde niet bij het waterschap en werd dus afgedamd. Nu moet men zich niet voorstellen dat 't leggen van zo'n
dam ernstige bezwaren opriep, als er tenminste geen water- lossing in gevaar werd gebracht. Dammen waren er in over- vloed en de schippers wisten niet beter. De dammen verdeel- den het vaarwater in verschillende panden, die ieder een eigen waterstand hadden. De schuiten waren laag, klein van formaat en hadden weinig diepgang. Ze bezaten bovendien een platte bodem, omdat ze over de dammen heengetrokken moesten worden. De schippers deden dat zelf met behulp van overtomen, die van windassen waren voorzien. Later werden houten rollen aangebracht om het overtomen te ver- gemakkelijken. De dammen mochten niet worden bereden met paarden of wagens. Zoals gezegd werd er dus bij 't Hoog een dam gelegd en die
werd op de bovenbeschreven wijze gebruikt. Blijkbaar niet tot genoegen van het waterschap de Lange Vliet. Op 4 december 1610 vervoegden zich enkele vertegen-
woordigers van de ingezetenen van Vleuten bij hun am- bachtsheer, het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Zij leg- den uit dat zij hoochnodich ende prouffljtelijck bevonden had- den dat in de plaetse van den dam, eertijts gelegen hebbende omtrent den stenen brugge bijd'hoffstede genaemt Seldenrijck ende dewelcke bij d"Heren van de Lange Vliet gestopt is, we- deromme tot gerieffen oorbaerte van de gemeente als andere passanten daerbij verachten wesende, ter selver plaetse een nyeuwen dam geleijt soude worden. |
|||||||||||
Het is niet aannemelijk dat de in 1385 gelegde dam zou
zijn opgebroken. We zullen het „stoppen" door de Heren van de Lange Vliet wel zó moeten begrijpen, dat zij het ge- bruik van de overtoom hadden verboden omdat de dam teveel aan hoogte had verloren en water overliet. Men had ook al iemand gevonden die het allemaal betalen
wilde, zij 't in ruil voor belastingvrijdom. Dat was jonker Gijsbert van Raveswaeij, Heer van Den Eijck. Diens vader, Herman, had diezelfde vrijdom bezeten zijn leven geduyren- de om verscheyden ende merckelicken zijne goede diensten d'gemene buyren lange jaren herwaerts bewesen. Het is niet zo moeilijk te raden welke die,,merckelicken en
goede diensten" waren geweest. Tijdens de Reformatie wer- den de katholieken uit hun dorpskerk te Vleuten verdreven en zij moesten voor hun (geheime) eredienst een ander on- derkomen zoeken. Zij vonden dat bij de katholiek gebleven kasteelheren, die hun huiskapellen voor hen openstelden. Kasteel Den Eijck moet ook zo'n wijkplaats zijn geweest. Dat die hulp niet zonder gevaar was, ondervond genoemde Gijsbert zélf toen hij in het late najaar van 1634 bij een aanval van de mannen des gewelds op zijn huis aan het altaar, waar hij de H. Mis diende, werd gewond en van de wonde stierf. Het is zeker dat de dam in orde werd gemaakt want er pas-
seerden later weer schepen. Onduidelijk lijkt, waarom de Heer van Den Eijck
opdraaide voor de kosten voor de dam, terwijl later de Heer van Den Ham zich mocht verheugen in de eigendom van de sluis. Toch is dat niet zo vreemd. De dam leverde geen inkomsten op, want de schippers bedienden zélf de overtoom. Voor de aanleg had men een geldschieter nodig die men op een eenvoudige manier (met gesloten beurs) kon schadeloos stellen. Van Raveswaeij was daarvoor de aangewezen persoon. Later, toen sluis en sluiswachterswo- ning inkomsten beloofden, was het vanzelfsprekend de Heer van Den Ham, ingeland en grondeigenaar ter plaatse, die de zorg voor een en ander op zich nam. |
|||||||||||
638
|
||||
O
|
||||
639
|
|||||||||
De Hamsluis
Nadat in 1640 de Stadsdam (bij Voorn) en in 1643 de
Heldam door sluizen waren vervangen, vonden de inwoners van deze streek dat men ook met zijn tijd moest meegaan in het geval van de dam bij de hofstede Zeldenrijk (bij het Huis Den Ham). In 1649 richtten schout en gerecht van Vleuten mitsgaders de opgesetenen aldaar een verzoek daartoe aan hun ambachtsheer, het Kapittel van Oudmunster. Zij stelden dat tot gerief van de schuyten passeerende den Vleu- tenschen Rijn omtrent den huijse Uyttenham in plaats van zeeckere dam veel dienstiger kende sijn een sluis ofte verlaat. en verzochten daarin toe te stemmen. Tevens werd gevraagd, tot verval van eenige oncosten, een tol te mogen heffen op de schuyten die aldaar sullen passeren, als betaalt wort van den tol op Jaffa op dezelfde wateringe buyten St Ca- tharijnepoort. |
Die tol op Jaffa werd geheven bij het gebruik van een sluis
aldaar, die nog iets eerder — in 1635 — een dam had vervangen in de Vleutense Vaart. Het Kapittel ging accoord mits dat de sluiswachter gehou-
den sal wesen de sluys en de deuren van dien wel en getrouwe- lijk waar te nemen en vooral goed zorg te dragen dat de deuren niet als met drijvens water (d.i. bij gelijke waterhoogte aan beide zijden van de deur) worden geopend, in boven en beneden weder vierkant gesloten, ten hoogs ten in acht nemen dat geen vuiligheid, stroo, hout of slik tusschen de deuren en comen te drijven, waardoor 't sluiten van de deuren soude mo- gelijk worden verhindert ofte beletten. De te heffen tol was een zaak van de Staten van Utrecht en
het Kapittel richtte een desbetreffend verzoek aan dit col- lege. Het resultaat van alle bemoeienissen was dat het Frederik
Utenham, Heer van Den Ham, werd toegestaan op den |
||||||||
Links. De situatie rond de Hamsluis in 1832, naar de kadastrale kaart uit die tijd. Het noorden is boven. Daar ziet men ook het Zandpad =
Kantonale weg (nu Parkweg). Den Ham lag in een bocht van de Vleutense wetering (de vroegere Rijn). Het Middelnederlandse woord „hamme" of „ham" betekent een bocht in een water of een inham. Van het Zandpad kon men via de Hamsteech (nu de Hamlaan) op 't Hoog komen. Dat was ook mogelijk via de Achterdijk uit het oosten, de (Roomse) Kerkweg langs de Heycop uit het zuidoosten en de Dorpeldijk uit het zuidwesten. Wilde men per schuit Vleuten in westelijke richting verlaten, dan moest de Hamsluis gepasseerd worden. Men kon daarna rechtdoor, richting Kockengen, of linksaf, richting Leidse Rijn (Heldam). Herkenningspunten op de kaart zijn: 1 de bij Den Ham behorende boerderij (afgebroken tijdens de ruilverkaveling), 2 het poortgebouw van Den
Ham, 3 Den Ham, 4 tuinkoepel, 5 sluiswachtershuis, 6 R.K. kerk, 7 de boerderij Seldenrijck, 8 de R.K. begraafplaats, 9 de plaats waar G. Lamberts zat te tekenen in 1821. Onder. De huidige situatie (1988), bezuiden de spoorlijn, te zien op de grootschalige basiskaart van onze gemeente. Het noorden is boven. De
vroegere verbinding van de Hamlaan met 't Hoog is er niet meer. Na de aanleg van de spoorweg (1856) bleef 't Hoog nog tot 1959 ongestoord be- reikbaar via een onbewaakte overweg, maar tijdens de ruilverkaveling veranderde eigenlijk alles. De toegang in het noorden werd afgesloten. De uit het zuidoosten komende Heycop werd naar het oosten verlegd. De oude loop en het stuk ten oosten van de sluis werden gedempt. De oude loop volgend, werd een nieuwe openbare weg ('t Hoog) aangelegd, die de verbinding vormt met de eveneens nieuwe Vleuterweideweg. De R.K. kerk was al in 1887 afgebroken en het kerkhof werd tijdens de ruilverkaveling geruimd. Herkenningspunten op de kaart zijn: 1 spoorlijn, 2 de dam in de sluis, 3 de dubbele woning op de plaats van het sluiswachtershuis, 4 de boerderij
Zeldenrijk, 5 de plaats van fotograaf K.B.Nanning bij 't maken van de foto met de trein. |
|||||||||
640
|
|||||||
schuiten voor sluisgeld, sommige vaartuigen zwarigheden be-
ginnen te maken in het betalen van den tol en sustineren (d.i. beweren) niet meer als een halve stuiver schuldig te zijn en hij verzocht om een uitspraak. De Staten deden de mis^x&ak dat onder de groote schuiten,
door de sluis varende, begrepen zijn alle turfschouwen, zonder onderscheid van grootte, alle schuiten daar voorop een plecht is, mitsgaders alle pramen die tien korven houden,lastende alle schippers daarvan, bij het passeeren van de sluis, hetzij de vaartuigen geladen ofongeladen zijn, iedere reis te betalen een stuiver. Sinds 1740 huurde Lodewijk van der Donk van de Heer
van Den Ham een huizinge en erve met een klein boomgaard- je, zijnde het sluiswachtershuisje bij de Ridderhofstad De Ham, benevens het regt van het sluisgeld om door hem ontvan- gen en genoten te worden. Aanvankelijk pachtte ook nog 6 morgen weiland en 3 morgen hooiland op Vleuterweide en werd hij bijgestaan door Cors de Kruyf, wonende in deBreu- dijk. Toen Lodewijk wat ouder was geworden, zag hij af van het wei- en hooiland en huurde in 1776 alleen het bovenge- noemde huis met erf en boomgaard. Hij moest daarvoor f 95,- per jaar betalen en verplichte zich zelf te schutten en de sluis des nachts goed gesloten te houden. In 1811 verhuurde Maria Petronella Geertruida van
Lamsweerde, weduwe van Gerrit Hendrik van Hacfort, aan Eva van Harmeien, weduwe van Anthony Heeswijk, tapster te Vleuten, een huisje, herbergje en sluisje, voor f 130.- per jaar. Het is dan voor het eerst dat er over dat herbergje gesproken wordt, maar het lijdt geen twijfel dat er reeds van den beginne bij de sluiswachter een hartige slok te verkrijgen moet zijn geweest. Minder zeker is het of men ook op nachtlogies ingesteld was. Er was daar op die plek waar- schijnlijk niet veel behoefte aan. Toch is er een in dit verband interessante verklaring van Joannes van Everdingen, pas- toor van de R.K. kerk op 't Hoog. Deze beloofde in 1827 — toen er bij zijn pastorie een nieuw huis was gebouwd — dat zoolang de Heer van Zijll Heer van Den Ham is, in de voltrok- ken woning hoegenaamd geen sterke dranken zullen verkocht of geschonken worden, geen herberg of nachtlogies gehouden en geen kruidenierswaren verkocht. Was de Heer van Den Ham bang voor concurrentie? Overigens was Hijmen Bart van Zijll, als eigenaar van
Den Ham, alweer de opvolger van Paulus Martinus van Bijlevelt, die in 1817 zeker huis en herbergje, mitsgaders tuin en boomgaard voor f 135.- per jaar verhuurde aan Hannes van Schalk en Cornelia de Wit. Het geheel was groot omtrent 100 roeden en over het sluisje werd niet gesproken. Dat was geen wonder want het verkeerde in een deplorabele toestand en van Bijlevelt wilde er eigenlijk af. Touwtrekken
In 1815 verzocht Paulus Martinus van Bijlevelt, eigenaar
van de ridderhofstad Den Ham, Gedeputeerde Staten om vergunning tot het dempen en afdammen van de sluis, gelegen bij Den Ham. Dat verzoek werd afgewezen, maar hem werd toegezegd dat hij het sluisgeld, toen op een stui- ver gesteld, dadelijk na de herstelling mocht verhogen, als volgt: Van een schuit zonder stuur ofoogen tot insteking, een stuiver;
van iedere schuit met een stuur ofdeszelfs oogen, de grootte niet hebbende van een vletpraam, twee stuivers, en van een vletpraam en schuiten van die grootte, drie stuivers. In 1816 deed van Bijlevelt een poging zijn sluis te slijten
aan Domeinen, maar hij kreeg van de hoofdadministrateur ten antwoord dat zijn verzoek om van hem ten behoeve der Domeinen te naasten en te behouden de sluis in den |
|||||||
Vleutenschen Rhijn, omtrent het Huis Den Ham, een sluis te
mogen doen leggen in plaats van den dam die daar nu legt. Hij zou als tol mogen heffen een stuyver op degroote ende een halve stuyver op de kleyne schuyten. De Heer van Den Ham betaalde de bouw en het Kapittel mocht, na verloop van 25 jaren, de tol aan zich nemen tegen restitutie der penningen voor de sluis betaald. Er werd een bestek gemaakt, waaruit we te weten kunnen
komen hoe die eerste sluis er ongeveer uitgezien moet hebben. In den eerste sal men het verlaet wijt maecken 10 voeten binnenwercx, Stichtse maet. Dat is dus 3,76 meter en wel bij de ingang. De colck was breder en 44 voeten of ca 16,5 meter lang. De dorpels van 't verlaet moeten leggen 3 voet on- der het leechste somerwater. Dat wil zeggen dat de sluisdrem- pel ca 1,13 meter onder het laagste zomelpeil lag. De eerste sluis was geheel van hout en had slechts twee deuren, één aan beide zijden. Zij waren 8 voet en 4 duim hoog. Dat is ca 3,16 meter en dat betekent dat ze bij laag water ongeveer 2 meter boven de waterspiegel uitstaken. De houten constructie maakte het noodzakelijk zogenaamde „overleggers" aan te brengen. Deze dienden om te voorkomen dat de houten zij- wanden van de sluis naar binnen zouden zakken. Zij rustten op palen die 4 voet (d.i. 1,5 meter) elck lanck moesten wesen omdat se soo veel hoger staen dat men daer onder deur varen mach. Het werk werd voor f 590.- aangenomen door Jan Jansz. van Dort. Zijn borgen waren Jacob Gerritsz. en Hen- drick Jansz. van Heucklum. De sluis kwam er in 1650. Omdat een sluis een sluiswachter moet hebben en deze bij
zijn sluis dient te wonen, was Frederik Utenham wel ver- plicht voor huisvesting te zorgen. Hij liet daarom nog in hetzelfde jaar voor f 820.- bij het verlaat een huismanswo- ning (d.i. een boerenwoning) bouwen. De hoek tussen Oude Rijn (Vleutense Wetering) en
Heycop droeg vanouds de naam Sluyterskamp. Deze kamp was V/l morgen groot en werd sinds 1409 door de Heren van Den Ham ter leen gehouden van de bisschop van Utrecht. In 1589 — er was toen nog geen sprake van een sluis en een woning — verpachtte Johan Utenham van Wanroy de Sluyterskamp aan Cornelis Thonisz., jaarlijks om 16gul- den 10 stuivers en een daalder in de keuken. Dat was in 1681 anders. Toen verpachtte Hubert
Utenham aan Lambert Jansz. van den Berch het Sluters- kampje, mitsgaders het huis en verder getimmerd, gelegen bij het Hamsche verlaat, met den tol van het verlaat en dat om 66 gulden jaarlijks, twee paar jonge hoenders en vier dagen arbei- den ten dienste van den verhuurder. In aanmerking nemende dat er nu in de huur een huis inbegrepen was, kunnen we wel concluderen dat de inkomsten uit de tol niet zeer hoog wa- ren. Daar de Heer van Den Ham eigenaar was van de sluis,
draaide hij ook op voor het onderhoud. In de jaren 1689 - 1691 herstelde de timmerman Zeger Jansz. Hovelingh uit Vleuten voor f 399.-, in 1729 werden er vier nieuwe sluisdeu- ren geplaatst en in 1744 werd zelfs de hele sluis vernieuwd. Hoewel waterstaatkundig een noodzaak, werd de sluis
door de schippers maar al te vaak gezien als een irritante geldklopperij. Toch al in hun vaart gehinderd door een smal, bochtig en vaak ondiep vaarwater, waren zij vermoedelijk niet altijd in hun beste humeur als de sluiswachter zijn hand kwam ophouden. In 1746 weigerde de schipper van zekere groote schuit, met bier geladen het sluisgeld te betalen, voer met geweld tegen de sluisdeuren, brak de ketting en vervolgde met een kwaaie kop z'n weg. Er kwamen meer „bezwaarden" en in 1759 deed Gerrit
Hendrik van Hacfort, Heer van Den Ham, zijn beklag bij de Staten van Utrecht dat niettegenstaande de oude bepaling van een stuiver van de groote en een halve stuiver van de kleine |
|||||||
641
|
|||||
Boven. Tekening (1821) van de omgeving van de Hamsluis door Gerrit Lamberts (1776-1850). Lamberts was etser, lithograaf en aquarellist. Hij
woonde in Amsterdam en was werkzaam aan het Museum aldaar. U ziet van links naar rechts Den Ham, de tuinkoepel (zie kadastrale kaart), de sluis en rechts de brug over de Heycop. Het siuiswachtershuis gaat
schuil achter het geboomte (achter de brug). Onder. De huidige situatie, gezien vanaf hetzelfde punt als waar Lamberts in 1821 zat te tekenen. Commentaar is m.i. overbodig.
Foto K.B. Nanning, 1988. |
|||||
642
|
|||||||
De Sluyterskamp
Aanvankelijk was de Sluyterskamp, ver van de dorpskern
gelegen, maar een verlaten oord. In 't noorden waren de naaste buren het huis Den Ham en de daarbij behorende hofstede, in het westen lag, over de Heycop, de hofstede Zeldenrijk, maar daarmee was dan ook alles wel gezegd. Na de Reformatie kwam daar verandering in. In 1714 bouwde pastoor Cornelis van Wijkersloot met
communicatie en concurrentie (d.i. met medewerking) van de kerkmeesters een kerkhuijs (d.i. een kerk) omtrent de Ridderhofstad Den Hamme en op grond van de Heer van Den Hamme en in 1716 heeft hij daeraen getimmerd een pastors- woninge. In 1720 kreeg men de reeds bebouwde grond in erfpacht: een stuk land, geleegen onder den geregte van Vleu- ten, omtrent de Ridderhofstad Den Hamme, groot eene mergen honderd en vijftig roeden, volgens de meetinge op den 24Julii 1719 door den Landmeeter Willem de Roijwestwaerts uijt de halve Lange Vliet en noortwaerts uijt de halve Vleutense Vaert gedaen.... op een jaerlijkse canon van seven en veertig gulden tien stuijvers. We komen dan — de grond aan de kerk in erfpacht gegeven en de grond bij het sluiswachtershuis behorende, samen — wel ongeveer uit op de 1 '/j morgen, die de Sluyterskamp in zijn geheel groot was. De Heer van Den Ham verplichtte zich op Sondaegen,
feest- en andere daegen op dewelke in 't kerkhuijs gepreedikt word, de hekkens ofte boomen van de steeg naer 't huijs Den Hamme (d.i. de Hamlaan) te sullen laeten oopenstaen tot gerief van de geenen dewelke met waegens ofte ander rijtuijg naer de kerk koomen, en voorts een sleutel van de voorschreeve hekkens ofte boomen bij den bouwman (d.i. de boer van de bij Den Ham behorende hofstede) te sullen laeten verblijven, ten dienste van den bewoonder van voorgemelte pastorswooninge, die hem koomen besoeken of bij hem moeten weesen, om deselve op de andere daegen te kunnen oopen doen. Het gebied van de Sluyterskamp stond later ook bekend
als 't Hoog. Terecht, als we zien dat de Hoogtekaart van Nederland (1968) daar maaiveld-hoogtes aangeeft van 1,6 tot 1,8 meter + NAP. De toegankelijkheid werd allengs beter. Behalve de tegen-
woordige Dorpsstraat - Parkweg, was er uit het noorden een evenwijdig aan de Joostenlaan lopend Kerkpad, dat zich afsplitste van het Haarpad en ongeveer tegenover de Hamlaan uitkwam. Uit het oosten kwam de Achterdijk en uit het westen de Dorpeldijk, terwijl men uit het zuiden 't Hoog kon bereiken langs de oostelijke kade van de Heycop. Op de laatste was het overigens verboden met Wagen, Chais en Paard te ryden en te jagen. Een verbod, waaraan Water- graaf en Hoge Heemraden van het Waterschap Heycop in 1779 nog eens, ten overvloede, een Waarschouwinge wijd- den. De Hamlaan was uit het noorden bereikbaar via een brug
over de Vleutense Wetering. In de Dorpeldijk lag over de Heycop de Hambrug. In het laatst van 1828 werd een katholieke begraafplaats
aangelegd aan de overzijde van de Heycop en begin 1829 verleende de Heer van Den Ham vergunning aan de pastoor van de gemeente op 't Hoog om met lijken te mogen passee- ren over de Laan van de Ridderhofstad Den Ham, om die te begraven op de nieuw aangelegde begraafplaats bij de Pastorij op het Hoog. Zoo er bewijs van besmetting mogt ontdekt wor- den, zal die vergunning dadelijk ophouden. Het gebruik van de sluis
De sluis lag niet in een belangrijk doorgaand vaarwater,
zodat het verkeer erdoor in hoofdzaak van locale betekenis |
|||||||
zoogenaamden Vleutenschen Rijn, omtrent het huis den Ham,
wordt gedificulteerd. Met andere woorden: men trapte er niet in. Het polderbestuur van Kockengen klaagde in 1817 bij
Gedeputeerde Staten over het slechte onderhoud van de sluis. De Staten op hun beurt schreven de eigenaar een vrien- delijke brief verzoekende ten gevolge van het ophanden zijnde gunstig saisoen (de brief was van 4 april) dat de vereischte reparatie of vernieuwing ten eerste aangevangen en voltooid worde. Toen werd van Bijlevelt brutaal. Bij deurwaardersexploit,
betekend aan zijn broer Johannes Hendrikus Josephus van Bijlevelt, burgemeester van Vleuten, bood hij de sluis de ge- meente aan om die te vernieuwen. Als tegenprestatie zou hij geen aanspraak meer maken op het heffen van tol of enige andere vergoeding, maar indien er binnen vier weken geen begin was gemaakt met het maken van een nieuwe sluis, zou hij er een dam voor in de plaats leggen. Het gemeentebestuur betaalde met gelijke munt en
stuurde een andere deurwaarder retour. Men had ernstige bezwaren tegen het opgevatte plan om de sluis door een dam te vervangen wordende door het bestuur tegen de stremming van een doorvaart, die meer dan een en een halve eeuw heeft ge- duurd, ten sterkste geprotesteerd en de geïnsinueerde (d.i. de gerechtelijk aangezegde) voor alle kosten en schaden aan- spraaklijk gesteld. Intussen had van Bijlevelt nogmaals bij Gedeputeerde
Staten een request ingediend, waarbij hij permissie verzocht in plaats van de sluis weer een dam te mogen leggen of tenminste ontslagen te worden van de verplichting te zijnen koste een nieuwe sluis te moeten laten maken. Omdat de zaak inmiddels voor de rechter was gekomen kon men niet anders besluiten dan dat hij te zorgen heeft dat de sluis in zoo- danigen staat wordt gebragt en onderhouden, dat alle over- storting van water in Heikop of de Langevliet ophoude en dat de bestaande doorvaart door de sluis onbelemmerd worde gelaten. In september 1817 werden de geërfden, ingelanden en
opgezetenen van Vleuten, Themaat en de Haar opgeroepen om te verschijnen in 't geregtshuis te Vleuten, om te delibere- ren over het verschil met den Heer van den Ham, wegens de reparatie van het sluisje bij het huis den Ham gelegen, en te resolveren over de wijze van schikking, of de zaak in regten af te doen. Men kwam inderdaad tot elkaar en op 23 mei 1818 kon
een overeenkomst worden opgesteld tussen het gemeentebe- stuur van Vleuten en Paulus Martinus van Bijlevelt. De laat- ste verbond zich het sluisje te vernieuwen, en wel zodanig dat het weer geschikt zou zijn voor de oude doorvaart en dat het waterschap van de Langevliet geen last meer had van de doorloop van water. Hij ging zelfs zover dat hij zichzelf en de toekomstige eigenaars van het huis Den Ham verplichtte om gemeld sluisje ten alle tijde ten hunnen kosten te onderhouden en vernieuwen! Ter tegemoetkoming in de kosten kreeg hij f 200.- uit de
gemeentekas en nog f 350.-, die zouden worden omgeslagen over de morgentalen. De in het vooruitzicht gestelde verhoging van het sluisgeld
ging natuurlijk ook door, maar daarvan waren vrijgesteld diegenen die aan de tegemoetkoming hadden bijgedragen. Echter zouden schuiten en zoogenaamde vletpramen, met steen-, pan- of tigchelaarde, of om dezelve te gaan halen, in geen geval van het verhoogde sluisgeld vrij zijn. Op 10 october 1818 konden de gecommitteerden van het
gemeentebestuur van Vleuten vaststellen dat Paulus Martinus zijn deel van de afspraak was nagekomen. |
|||||||
643
|
||||||
WAARSCHOUWINGE
|
||||||
Wel Ed. Heei'en Wa-
tergraaf en Hoge Heemraaden des Water-
ichaps van Hejkop, genaamd de Lange Vliet in ervaringe zyttde gekomen, datver- ___________ fcheyde Lieden niet ontzien den opftal van
Voörfz. 'Waterfchappe lopende van den Heldam tot aan de
Kerk op *t Hoog, met Wagen, Chais, en Paard te rydeii en te jagen tot merkelyk nadeel van deil gemelden Opftal; zck) hebben Hun Wel Ed, hier inne willende voorzien^ goedgevonden te interdiceeren en te verbieden by deeze al- len en een iegelyk, geene ipeciale aüöorifatie daar toe van tvelgemelde Heeren bekomen hebbende, den voornoemden Opftal met Wagen, Chais of Paard, te mogen R vden of Ja- gen op eenê boete van twaalf Gulden telken ryze by deCon- traventeurs te verbeüreil, te appliceeren de eene helfte yoot den Heer Watergraaf en de andere helfte voor den aanbren- ger: au6lorifeerende tot de voorfz» beboetinge beneevens den Cameraar en Exploideur van Hun Wel Eds. Water- fchap, ook de makers van denzelven Opftal, als meede de Kerkmeefteren vati de Roomfche Kerk op 't Hoog in der tyd. Aldus gedaan in den Kleine Kapittelhulze tert DOM te
Utrecht op den 6 April 1779. In kehniffè van my
J. U KIE N.
Te Utrecht Gedrukt by P. MüNTENDAM in de Marieflfaat.
De „WAARSCHOUWINGE" van watergraaf en hoogheemraden van het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, betreffende het gebruik
van de kade langs de Heycop, 1779. De boete, waarmee gedreigd werd, was bepaald niet mis. Archief Willibrordparochie te Vleuten. |
||||||
644
|
|||||||||
moet zijn geweest. Als we ons afvragen wat er nu eigenlijk
vervoerd werd met de schuiten en pramen, die van de Hamsluis gebruik maakten, dan kunnen we aan de hand van het voorgaande in ieder geval enkele zaken noemen: bier, turf en steenaarde. Om met het eerste te beginnen. Zeker in 1662, maar
hoogstwaarschijnlijk al veel eerder, was er in Vleuten een bierbrouwerij. Deze was eigendom van het brouwersge- slacht van Bijlevelt en voerde als merk „een Kuypers Dissel en daarboven een Rijn". Het bier van die brouwerij werd in de 18de eeuw beschreven als „vermaard om de smakelijk- heid en de gezondheid". Er zal dus zeker afzet zijn geweest, ter plaatse en in de omtrek. Niet naar Utrecht, want de stad had haar eigen brouwerijen. Ook niet naar Kockengen, want daar stond, in ieder geval in het laatst van de 17de eeuw, de brouwerij „De Drie Akers". Het bierschip hoefde — als 't Harmeien niet aandeed — voor de bevoorrading van alle café's langs de Heycop en de Leidse Rijn geen andere sluizen meer te passeren. Er waren nogal wat café's: bij Kortjak, te Haarzuilens, aan de Heldam, in De Meern, aan de Stadsdam en vermoedelijk nog vele andere. Het is overigens de vraag wie de grootste afnemers waren, de café's of rechtstreeks de bevolking. Bier was immers ooit de belangrijkste volksdrank. Turf was voor huishoudelijk gebruik, maar ook de brou-
werij had brandstof nodig. De zogenaamde „korte turf', bereid uit uitgebaggerd veen, zal in onze streek wel 't meest in trek zijn geweest. Hij kwam uit de buurt en was goedkoper dan de „lange turf' uit de hoogveen-gebieden. Als de veen- plassen ten oosten van de Vecht de winplaats waren, konden de turfschouwen in Breukelen de Heycop opvaren, om ver- volgens via Kockengen de Hamsluis te bereiken. Kwam de turf uit de omgeving van bijvoorbeeld Mijdrecht, dan moest de Bijleveld worden gevolgd, ook langs Kockengen, maar vervolgens was een omweg noodzakelijk via Harmeien en de Heldamsluis. De steen-, pan- of tichel-aarde werd verkregen door van
de hooggelegen stroomruggronden de klei af te graven. Dat gebeurde in het hele gebied van onze tegenwoordige ge- meente. Het afgraven noemde men „vletten" en de vletters vervoerden de klei met hun vletpramen naar de steenfabrieken langs de Vecht en de Oude Rijn. De verbin- ding met de Vecht werd gevormd door de Proostwetering en die met de Oude Rijn door de Heycop en de Leidse Rijn. Er kunnen dus in beide richtingen geladen vletpramen door de Hamsluis hebben gevaren. Dat hing af van waar een bepaalde steenfabrikant zijn grond had liggen of met welke boer hij een vletcontract had afgesloten. Voor 't geregelde personenvervoer was de Hamsluis niet
van betekenis. Dat ging over de Oude Rijn en de Leidse Rijn, waarlangs ten behoeve van de trekvaart een jaagpad was aangelegd. In de tijd dat hier de akkerbouw nog heel belangrijk was,
zullen de Vleutense boeren hun graan met de schuit naar de Haarse korenmolen hebben gebracht. Die molen stond aan de Heycop. Belangrijk was ook het vervoer van uit de stad afkomstig
afval, zoals straatvuil, rioolmodder, bagger (waarin faeca- liën) uit de grachten, as, huisvuil, groentenafval en tuinaar- de. Deze stoffen werden door elkaar gemengd en als vuilnis verkocht. Daaraan toegevoegd konden nog worden paarde- mest en -gier en beer (menselijke uitwerpselen). Die beer was makkelijk te verzamelen sinds de invoering van het tonnen- stelsel in de stad Utrecht in 1876. Het mengsel was op het platteland in trek als mest en dat het ook inderdaad op grote schaal tot in alle uithoeken werd toegepast, blijkt uit het feit dat men letterlijk overal de onverteerde resten ervan kan te- |
|||||||||
rugvinden: muntjes, pijpekoppen, knopen, knikkers,
gespen, aardewerkscherven, enz.. In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog voeren hier de
schippers Ekelschot, van Rijnsoever en van Assem. Samen met de eigenaars van kano's en plezierjachtjes zorgden zij ervoor dat er meermalen per dag geschut moest worden. Het sluisgeld bedroeg toen voor de grotere schuiten twee dubbel- tjes, voor een kano tien cent, maar dat ene dubbeltje was ge- makkelijk zélf te verdienen door je bootje uit het water te tillen en het naar de andere kant van de sluis te dragen. Ook de houthandel van van Dijk (destijds Dorpsstraat 17
te Vleuten) was een vaste gebruiker van de sluis, voor de aan- voer van boomstammen per vlot en voor de afvoer van het gezaagde hout per schuit. De betekenis van het vervoer te water nam allengs af.
Toen tijdens de ruilverkaveling enerzijds waterlopen werden verlegd of gedempt en anderzijds het wegennet sterk werd verbeterd, had men dan ook niet veel moeite met het bepalen van het lot van de schutsluis. De laatste anderhalve eeuw
Er zijn van deze periode zo goed als geen gegevens
over de sluis te vinden. De Hamsluis is, tot haar ophef- fing in 1956, in handen van de eigenaar van het huis Den Ham gebleven. Het archief van dat huis, voor een deel berustende op het Rijksarchief en voor een deel in particuliere handen, loopt slechts tot het begin van de 19de eeuw. Het vermeldt de gegevens, zoals ik ze boven beschreef. In 1935 werd in opdracht van H.W.J. Roijaards, de
toenmalige eigenaar van Den Ham, het oude sluiswachters- huis gesloopt. De architect J.J. Herfst jr, bouwde er een dubbel woonhuis voor in de plaats. De sluis werd in 1956 — in ruilverkavelingsverband —
opgeheven. De feitelijke opheffing was in een paar uur bekeken. Men
had er geen cent méér voor over dan strikt noodzakelijk |
|||||||||
Detail van de prent van Gerrit Lamberts. Van rechts komt de Hey-
cop. Van de sluis vallen de „overleggers" op. De schutting is vermoe- delijk een „windschut", ter bescherming tegen de wind uit het noord- westen. |
|||||||||
645
|
||||||||
De sloop van de sluis in de jaren vijftig. Met een dragline werden de sluismuren omvergehaald. Rechts op de kant een sluisdeur. Op de achtergrond
in het midden de boerderij van J.J. Vernooij, links de boerderij Zeldenrijk. Foto C. Ekema. |
||||||||
leek. Van de hardstenen sluishoofden en de bakstenen sluis-
muren werd de bovenzijde stukgeslagen (waar was dat toch voor nodig?) en in de sluiskolk werd een hoop grond gestort. De stoffelijke resten werden niet eens eervol begraven. Deze zuinige haast bracht evenwel voor mij het voordeel
mee dat ik nog een paar opmetingen kon doen. De breedte van de sluisingang was 3,25 meter en de lengte van de sluiskolk bedroeg 16,40 meter. Derhalve was de laatste (ste- nen) sluis wel ongeveer even lang als de eerste (houten), maar een halve meter smaller. Wanneer werd de stenen sluis gebouwd?
De prent van G. Lamberts, die een houten uitvoering te
zien geeft, is gedateerd 1821. Driejaar tevoren had P.M. van Bijlevelt de sluis vernieuwd en het lijdt geen twijfel dat zulks inderdaad in hout geschiedde. Hij verbond zich immers, vol- gens het accoord van 23 mei 1818, om het gemelde sluisje te vernieuwen, de deuren, binten en stijlen van eikenhout te doen maken, de schoeijing te herstellen, gelijk mede de vloer indien zulks noodig wordt bevonden. Verondersteld mag worden dat de heer van Den Ham
toestemming van het waterschap Heycop nodig had, toen hij de stenen sluis wilde bouwen. Ik heb daarover echter in het waterschapsarchief niets kunnen vinden. Uit het nog aanwezige muurwerk nam ik een loszittende
baksteen mee. Deze is van het zogenaamde „Vechtfor- maat", namelijk 21,5 x 10,5 x 4 cm, en vrij hard gebakken. De gebruikte specie is zonder enige twijfel een kalkmortel.
Omdat het hier om een „waterdicht" werk ging, zal die mor- |
||||||||
tel alleen uit kalk en tras (gemalen tufsteen) zijn samenge-
steld. Men noemt dat ook wel „sterke tras", in tegenstelling tot „bastaard-tras", waaraan ook nog zand is toegevoegd. Hoewel de ontwikkeling van het portlandcement in het
buitenland reeds in de eerste helft van de 19de eeuw goed op gang kwam, bepaalde Nederland zich toen nog voor zijn ce- mentbehoefte hoofdzakelijk tot het uit Duitsland afkomsti- ge tras. Een eigen industrie van zogenaamd „kunstmatig" cement (zoals het portlandcement er één is) kwam eigenlijk pas goed van de grond in de 20ste eeuw, met name na de Eerste Wereldoorlog. Wanneer men de handelaren uit vanouds gevestigde bedrij-
ven over de ontwikkeling van de cementhandel spreekt, dan is het interessant te vernemen met welk eengrote voorzichtigheid nog in de jaren rond 1900 deze handel werd beoefend en met welk een argwaan en vooroordeel het nieuwe product werd ont- vangen. Ook die handelaren, die zelf het initiatief hadden genomen om het nieuwe product portlandcement in Nederland te importeren, begrepen in de aanvang nog niet welke grote mogelijkheden in dit artikel lagen. Dit cement werd als een kostbaar en slechts voorbijzondere
doeleinden te gebruiken bindmiddel beschouwd. Het was ver- pakt in hechte vaten, voorzien van grote lakzegels en wanneer een „grote" zending van wel 20 vaten uit Engeland aankwam, was dit een gebeurtenis van betekenis. Vat voor vat werd in het magazijn netjes op houten leggers geplaatst en zorgvuldig met zeildoek afgedekt, waarna aan de afnemers werd medege- deeld, dat een partij Engelse cement was ontvangen (P.W. |
||||||||
646
|
|||||||||
Scharroo, De cementhandel in Nederland, 1946).
M.a.w., het metselen met kalkmortel is heel lang in zwang
gebleven en de overgang op het gebruik van potlandcement was zó geleidelijk, dat het niet mogelijk is, op grond van gegevens uit de „cementhistorie", het bouwjaar van de stenen sluis enigermate nauwkeurig te bepalen. We komen niet verder dan „ergens in de tweede helft van de 19de eeuw". In het laatst van de jaren dertig van deze eeuw onderging
de sluis nog een grote opknapbeurt. Er werd een damwand geslagen om de zaak droog te leggen. Men maakte de vloer schoon en plaatste nieuwe deuren. De sluiswachters
Ik kom terug op de door mij eerder genoemde Hannes van
Schaik en Comelia de Wit, die in 1817 een huis en herbergje huurden. Hannes (Johannis) werd in 1747 te Haarzuilens geboren als zoon van Gerrit van Schaik en Catharina Heren. Hij overleed op 01-09-1855 te Vleuten. Corneiia de Wit werd in 1779 te Cothen geboren als dochter van Gerrit de Wit en Johanna van der Linden. Zij overleed op 03-06-1862 te Vleu- ten. In 1850 woonde in het huis nummer 53 Cornelis van
Breukelen. Hij was tapper (herbergier). Dat moet op 't Hoog zijn geweest, want op nummer 54 woonde de tuinman Jacobus Martinus van den Berg, op nummer 55 de koster Dirk Kraaykamp en op nummer 56 de pastoor Joannes van Everdingen. Cornelis van Breukelen werd in 1785 te Zuilen geboren.
Hij overleed op 03-06-1851 te Vleuten. Hij was getrouwd met Maria Bouman, die te Bunnik was geboren als dochter van Frederik Bouman en Lena Lenssen. Zij overleed op 27- 05-1849 te Vleuten. Hoogstwaarschijnlijk woonde Cornelis in het sluiswach-
tershuisje, maar in het bevolkingsregister staat hij niet als „sluiswachter" te boek. In het huis nummer 51 woonde Bart Goes, geboren 13-04-
1813 te Hagestein als zoon van Antonie Goes en Jannigje Werkhoven. Hij overleed op 15-04-1889 te Vleuten. Hij trouwde op 13-01-1837 met Adriana Raaijman, die op 03- 05-1809 te Vleuten was geboren als dochter van Willem Raaijman en Geertruij van Rooijen. Zij overleed op 27-11- 1894 te Vleuten. Hun dochter Geertruida, geboren op 05-03-1849 te Vleu-
ten en overleden aldaar op 29-06-1894, trouwde te Vleuten op 28-20-1881 met Anthonie Ebbenhorst, die op 27-10-1852 te Soest was geboren als zoon van Jan Ebbenhorst en Maria Weerdesteijn. Anthonie was op 21-07-1880 ongehuwd van Soest naar Veldhuizen gekomen. Hij vertrok vandaar op 08- 02-1881 naar Vleuten. Hij overleed op 27-11-1911 te Vleuten. Lambertus Ebbenhorst, zoon van Anthonie en Geertrui-
da, werd op 22-08-1883 te Vleuten geboren, nog altijd in het huis nummer 51. Hij overleed op 03-04-1962 te Vleuten. Hij was getrouwd met Wilhelmina de Groot. Hij was de laatste sluiswachter: Toen in 1935 op de plaats van het oude sluiswachtershuis
de nieuwe huizen waren gebouwd, werden Lambertus en Willemina door Roijaards uitgenodigd er één van te be- trekken. Zij voelden daar aanvankelijk weinig voor want de huur moest f 3,50 per week bedragen en dat was een gulden meer dan ze gewend waren. Ze gingen pas op het aanbod in nadat was afgesproken dat zij de opbrengst van de sluis mochten behouden. |
|||||||||
Korf
Nog een enkel woord over de „korf, die een maat schijnt
te zijn (geweest) voor de grootte van een praam. Van Dale geeft voor „korP', naast ,,mand" in zijn ver-
schillende betekenissen, o.a. de gewestelijk (Utrecht, Zuid Holland) gebruikte lengtemaat van 50 a 60 cm. Onze vereniging bezit een uit de eigen gemeente afkom-
stige eikenhouten praam (schenking H.J. Goes en Zonen BV, 1983), die bekend staat als een „zevenkorven praam". Dit scheepje is 6,50 meter lang en 1,60 meter breed. Het zijn maten die weinig te maken lijken te hebben met het getal zeven of met de eerder genoemde „gewestelijke" lengtema- ten. De scheepshuid (eiken planken) is aangebracht op tien
spanten, waarvan er in het brede gedeelte van het schip acht op gelijke afstanden (48 cm hart op hart) staan. Tussen die acht spanten bevinden zich zeven tussenruimten. Het is verleidelijk te veronderstellen dat men een „korf
zo'n tussenruimte bedoeld kan zijn. De term zal toch ook wel iets te maken hebben (gehad) met het laadvermogen van een schuit. De lading werd vermoedelijk in het brede mid- dengedeelte gestouwd, daar waar de spanten gelijkelijk ver- deeld het dichtst op elkaar staan en dus het draagvermogen het grootst is. Mijn vermoeden werd bevestigd door de heer J. van
Maanen te Vleuten, die mij tevens vertelde dat de kleinere schuiten ook in het algemeen wel „korfjes" werden genoemd. Men sprak dan bijvoorbeeld van een „zeven- korfje" of „zeven-korvertje". Het is in dit verband interessant te weten dat het Latijnse
woord „corbis" de betekenis heeft van ,,korf. Het daarvan afgeleide woord ,,corbita" betekent „vrachtschip". Daaruit is het Franse woord „corvette" ontstaan, waaraan vervol- gens het Nederlands de ,,korvet" ontleende. Een korvet was vroeger een klein, snel zeilend oorlogsschip. |
|||||||||
Bronnen
|
|||||||||
Ir J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, eenspecialeen
gezamenlijke uitgave van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-
Haarzuilens en het Waterschap Leidse Rijn, 1985
Ir J.A. Storm van Leeuwen, Bier uit de Heycop. Officieel orgaan van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens, jaargang VII,
numrner 1, 1987
100 Jaar Willibrordkerk Vleuten, een speciale uitgave van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens in samenwerking met de
Willibrordparochie, 1985
J.H. Hofman,O.L. Vrouwen Broederschap te Vleuten, Archief voorde Ge- schiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, jaargang XXV, 1898 A. Goes in Hoe autochtoon bent U?, Officieel orgaan van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens, jaargang I, nummer 2, 1981
A. Heerding, Cement in Nederland, uitgegeven ter gelegenheid van veertig jaar Nederlands hoogovencement door de Cementfabriek IJmuiden
(CEMIJ) n.v., 1971
Gemeentearchief Vleuten-De Meern, Agenda Vleuten 1818 Rijksarchief Utrecht, Archief kapittel Oudmunster, inventarisnummer 2740
Rijksarchief Utrecht, Archief Ridderhofstad Den Ham H. van Zon, Een zeer onfrisse geschiedenis, Studies over niet-industriële verontreiniging in Nederland (1850-1920), 1986
Mededelingen van L.C. Ebbenhorst, Herman Heyermansstraat 23, en J. van Maanen, Julianalaan 13, beiden te Vleuten
|
|||||||||
Gezicht vanaf de Hamtoren op de omgeving van de Hamsluis. Van linksboven nadert de Heycop. Deze stroomt tussen de
huizen in 't midden en de bomengroep daarachter en vervolgt zijn weg, onder de witte brug (Hambrug) door, naar rechts. De twee linker huizen zijn van C. van Breukelen en J.H. van den Tempel. In het rechter, dubbele huis, woonden rechts o.a. de fa- milies K. Ekema en Th.A.J. Vulto. Links woonde de familie Ebbenhorst. De bomengroep achter de huizen geeft de plaats aan van de vroegere katholieke begraafplaats. Links van het huis van van
Breukelen stond vroeger de katholieke kerk. Op de voorgrond de spoorlijn en links de onbewaakte overweg. De weg die daar overheen leidde, heette vanaf het punt van sa-
menkomst van Hamlaan en Achterdijk, Hamweg. Deze liep langs de Vleutense wetering en de Hamsluis, over de Hambrug, naar de twee boerderijen (waaronder „Zeldenrijk") en 't huis van J. van Lint. Vóór het dubbele woonhuis is in de Vleutense wetering iets te zien van de Hamsluis. Foto C. Ekema, begin jaren vijftig. |
||||
649
|
|||||||||||||||
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling
Vleuten
|
|||||||||||||||
door
|
|||||||||||||||
deel II
|
|||||||||||||||
Ir J.A. Storm van Leeuwen
|
|||||||||||||||
Bovendien werden ten behoeve van de waterhuishouding
duikers in de weg en stuwen in de wegsloten gemaakt. De wegsloten gingen — voor zover zij dat nog niet deden — bijna over de volle lengten dienst doen als hoofdwatergan- gen. De nieuwe verharding werd drie meter breed, hetgeen na
enige jaren onvoldoende bleek te zijn. De gemeente Vleuten - De Meern heeft deze dan ook later met het oog op het toe- genomen verkeer nogmaals verbreed en bij de Burgemeester Verderlaan een ruimere aansluiting gemaakt. Tevens bracht zij toen een riolering aan. Bij al deze werken bleef de noordelijke wegsloot op haar
plaats. Het profiel ervan werd evenwel verruimd ten dienste van de afwatering in de winter en de watervoorziening in de zomer. In beide gevallen wordt het water hierin opgemalen door een automatisch werkend gemaaltje en is de stroom- richting vanaf die plaats oostwaarts"). Dit is wel vermeldenswaard omdat deze noordelijke wegsloot oudtijds deel heeft uitgemaakt van de Oude Rijn die echter in weste- lijke, dus in omgekeerde richting stroomde. Het gedeelte tussen de Hogeweidsedijk en de plaats waar
dit restwater naar het noorden afboog van de Groenedijk is nagenoeg recht. Naar mijn mening is daaraan de naam van het kleine, ten zuiden van de Groenedijk gelegen vroegere gerecht 't Langerak ontleend. Een rak is immers onder meer een recht stuk tussen twee bochten van een (bevaarbare) ri- vier. Een ander voorbeeld vormen de twee voormalige gerechten Langerak aan weerszijden van de Lek beoosten Schoonhoven. Dat wij bij de Groenedijk te maken hebben met een van
oorsprong natuurlijke waterloop valt trouwens ook af te leiden uit de aanwezigheid van uiterdijkse perceeltjes land tussen de weg en het water. Hetzelfde verschijnsel komt voor in de Lopikerwaard langs de Lopikerwetering op plaatsen waar deze watergang oorspronkelijk een natuurlijke water- loop was. Die stukjes land, welke veelal bebouwd zijn zoals bij de Groenedijk, noemt men daar „sniepen". Bij de Hollandse IJssel spreekt men van „zellingen" of van „uiter- dijken". Uiterdijk was vroeger langs de kleine waterlopen een algemeen gebruikte benaming. De Groenedijk is ongetwijfeld een oude weg. De aanwe-
zigheid van een knik in het westelijke gedeelte ervan en het doorlopen van enige sloten aan weerszijden van de weg zou- den er echter op kunnen wijzen dat de vanuit de Zandweg noordwaarts gerichte ontginning hier eerder bestond dan de |
|||||||||||||||
* In het eerste deel van dit artikel in de vorige aflevering
van dit tijdschrift is — afgezien van enkele zetfoutjes — een vergissing begaan, die ik hierbij graag wil rechtzetten. In de tweede regel van het bijschrift van de luchtfoto op blz. 614 is vermeld dat het kasteel De Haar midden boven op de afbeelding is te zien. Dit moet natuurlijk zijn: rechts boven. Het rastercliché is namelijk iets gedraaid ten op- zichte van de oorspronkelijk bedoelde afbeelding zonder dat de toelichting werd aangepast. Om dezelfde reden leze men in de achtste regel van boven: „..... de Kantonnaleweg
(midden onder)". Etc.
4. Nieuwe taken voor oude wegen
In paragraaf 2 heb ik al vermeld waarom een aantal be-
staande wegen binnen het ruilverkavelingsblok in het alge- meen werd verbeterd. In deze paragraaf zal ik enige voorbeelden geven die ook om andere historische redenen belangwekkend zijn. Het zijn de Groenedijk en de Alendor- perweg. Daarbij zal ik niet alleen aandacht schenken aan de verrichte werkzaamheden, maar tevens aan het verleden van deze wegen en aan enige algemeen geldende verkeerstechni- sche maatregelen van weleer. Wij zullen beginnen met de Groenedijk.
a. De Groenedijk
De Groenedijk was een van de eerste wegen in de ruilver-
kaveling die werden verbeterd. Dit gebeurde op een wijze die ook bij een groot aantal andere wegverbeteringen is toege- past, zij het dat de verhardingsbreedten niet altijd gelijk wa- ren en de bermen in een aantal gevallen niet werden verbreed. De Groenedijk kan echter wel als een voorbeeld dienen. De werkzaamheden vonden plaats in 1954 en bestonden
uit: - het bijstellen van de as van de weg, waarbij enkele kleine
bochten een gelijkmatiger beloop kregen; - het plaatselijk verbreden van het weglichaam en daarmee
tevens van de bermen; - het aanbrengen van een nieuwe verharding, bestaande uit
een deklaag van asfalt en dito tussenlaag, rustende op een funderingslaag van hoogovenslakken en deze weer op een zandbed; - het verruimen van de wegsloten;
- het beplanten van de al of niet verbrede bermen.
|
|||||||||||||||
19) Sedert de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal voor de oorlog is de waterstaatkundige toestand in deze omgeving zeer veranderd. Nadien werden in het
kader van de ruilverkaveling nogmaals wijzigingen aangebracht. Thans wordt het water 's zomers opgehouden door een stuw aan de Leidse Rijn beoosten het Huis te Voorn; 's winters kan het overtollige water over deze stuw in de Leidse Rijn worden geloosd. Zie ook de in noot 1 genoemde publicatie „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn". |
|||||||||||||||
650
|
||||||||
Opmerking
Door een te sterke verkleining zijn de wegennummers op de kaartjes in het eerste deel van dit artikel (zie biz. 611 van de vorige aflevering van dit
tijdschrift) slecht leesbaar geworden. De kaartjes zijn nu groter afgedrukt. Het wegennet in de ruilverkaveling Vleuten. Boven: vóór de ruilverkaveling, onder: né de ruilverkaveling. Alleen openbare wegen en paden buiten
de toenmalige bebouwde kommen van Haarzuilens, Vleuten en De Meem (voor zover gelegen ten noorden van de Leidse Rijn) werden in het ruilverkavelhisplan opgenomen. Voor de nummering van de wegen is die van het deflnitieve plan van wegen en waterlopen van deze ruilverkaveling aangehouden. Een exemplaar daarvan bevindt zich o.a. in het archief van de gemeente Vleuten-De Meem. Het onderste kaartje komt daarmee overeen. Wegen welke alleen op het bovenste en niet op het onderste kaartje voorkomen zijn met een A-nummer aangeduid. Het zijn de in ruilver- kavelingsverband als openbare wegen opgeheven Haarlaan (14A) en Kantonnaleweg (17A). De niet-gebruikte nummers op het bovenste kaartje zijn 18,21 t/m 26, 33 t/m 35,44,46 en 47. Dit zijn nieuwe, in ruilverkavelingsverband aangelegde wegen. De korte stukjes rijksweg (nr. 30) zijn op geen van beide kaartjes aangegeven. |
||||||||
De bij de nummers behorende namen van de wegen zijn:
|
||||||||
1. Schenkeldijk
2. Rijndijk
3. Laagnieuwkoopse Buurtweg (nu Laagnieuwkoop)
4. Lagehaarsedijk
5. Polderweg
6. Ockhuizerweg
7. Thematerkade
8. Wethouder de Greeflaan
9. Eikstraat
lO.Thematerweg (westelijke gedeelte)
11. Maarssense weg
12. Schoolstraat
13. Eikslaan
14.Bochtdijk IS.Haarpad 16.Joostenlaan 17. Parkweg
18. Bijleveldweg (nu Bijleveldseweg)
19. Hamlaan
20. Hamweg
21.'t Hoog 22. Dorpeldijk
23. Vleuterweideweg
24. Prins Hendrikweg
25.Julianalaan 26. Heldamweg
27. Harmelerwaard
28. Zandweg (ten westen van nr. 40)
29. Kantonnaleweg (noordoostelijke gedeelte)
30.- 31. Kantonnaleweg (zuidwestelijke gedeelte)
32.Thematerweg (oostelijke gedeelte) 33. Enghlaan
34. Hof ter Weydeweg
35. Hoeveweg
36. Utrechtseweg
37. Vleutenseweg (nu Verlengde Vleutenseweg)
38.Julianaplein 39. Wilhelminalaan
40. Krochtdijk (nu Europaweg)
41. Alendorperweg
42. Esdoornlaan
43.'t Zand 44.Castellumlaan (incl. gedeelte ex-Woerdlaan)
45. Woerdlaan
46. Westlandsetuin
47.Johanniterweg 48. Groenedijk
49. Zandweg (ten oosten van nr. 40)
50. Hogeweidsedijk (nu Hogeweide)
51. Oude Vleutenseweg
52. Everard Meysterlaan (nu Hogeweide)
53. Burgemeester Verderlaan
|
||||||||
651
|
|||
652
|
|||||
Kaartje van een aantal tiendblokken „leggende onder de Gerechten van Vleuten, de Meerent en ouden Rijn", in 1655 vervaardigd door de landme-
ter G. de With. Het is een interessant kaartje, waarop veel is te zien. Links boven „FHoff ter Wey", midden boven de woontoren van „Den Hoet", onderaan de zo geheten Oude Rijn (nu Leidse Rijn) tussen „de Merent" (links onder) en „den Eersten Dam" ofte wel de Stadsdam (rechts onder). Langs de noordelijke oever van de Oude Rijn (Leidse Rijn) loopt het omstreeks 1604 aangelegde zandpad, dat tot 1664 alleen door voetgangers en personen die hun schepen met mankracht voorttrokken mocht worden gebruikt. De landmeter heeft dat op het kaartje op een suggestieve wijze aangeduid: langs het water lopen een vrouw met een juk met emmers of manden, een manspersoon die een schuit in de Oude Rijn voorttrekt en een manspersoon met daarachter een hond. Het is jammer dat deze figuurtjes op de afbeelding hierboven niet meer zijn te zien. Het kaartje verschaft ons meer informatie. Iets oostelijk van het dorp De Meem is de vroegere Schevebrug of Krommebnig over de Oude Rijn (Leidse Rijn) getekend. Deze verbond de Meent met de latere Zandweg langs de noordzijde van het water. Belangrijker voor ons zijn echter de wegen. De Groenedijk tussen de Hoge Woerd (links) en de Driesprong (rechts) is als de belangrijkste verbinding zeer fors aangegeven, evenals de latere Woerdlaan tussen de Hogewoerd en de Zandweg. Ook hier heeft de landmeter met een figuurtje willen aanduiden wat de betekenis van deze twee wegen was: er is een bespannen wagen met voerman in getekend (alleen te onderscheiden op de originele foto). De op de kaart voorkomende Utrechtseweg, 't Zand en Alendorperweg zijn als wegen van minder groot belang smal getekend, de laatstgenoemde weg zelfs als een pad; het tracé ervan wijkt af van dat in latere tijden. Het is opmerkelijk dat het gerecht Langerak niet in de titel wordt vermeld. Foto Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas, Inv. nr. 2210. |
|||||
653
|
|||||||||||||||||||
Groenedijk, althans wat het westelijk gedeelte betreft.
Het staat evenwel vast dat de Groenedijk lange tijd grote
betekenis heeft gehad als hoofdweg tussen de steden Utrecht en Gouda. Vandaar de vroegere naam Goudseweg. In or- donnanties van 1546 en 1581 van de stadhouder van de (autonome) provincie Utrecht is sprake van de Goudseweg of Achterweg tussen de Hooge Weert of Hoogweert en de stadsvrijheid van Utrecht^"). Onder een stadsvrijheid ver- stond men het onmiddelijk rondom de stadsmuren gelegen deel van het platteland waarover het stadsbestuur nog zeg- genschap had. De grens van de Utrechtse stadsvrijheid liep in deze omgeving langs de Oude Rijn, dus volgens de latere (nu veranderde) grens tussen de gemeenten Utrecht en Vleuten- De Meern. Het in de twee ordonnanties bedoelde punt lag ter plaatse van de toenmalige Driesprong aan het zuidelijke einde van de Hogeweidsedijk. De naam Achterweg komt ook voor op een kaartje van
o.m. gronden van het Huis te Voorn uit 1554^')- Kennelijk duidde men hiermee de ligging aan ten opzichte van de te- genwoordige Zandweg waaraan de hofsteden vanouds stonden. Daar bevonden zich dus de voorzijden van de be- drijven. Maar ook de scheepvaart door de toenmalige Oude Rijn (nu Leidse Rijn) en het voetgangersverkeer over de „voordijk" (de latere Zandweg) legden meer nadruk op die zijde. De Goudseweg was denkelijk een heerweg of herenweg,
evenals de hoofdweg van Utrecht naar Leiden. Deze laatste liep volgens een plakkaat van de stadhouder van Utrecht van 1531 (met herzieningen) door Vleuten, Harmeien en Woerden^^). Wat was nu een „heerweg"? Daarover bestaan weleens
misverstanden. Volgens een ordonnantie van de maarschalken van
Utrecht uit 1536 werden onder heerwegen verstaan „die we- gen daar die koopman of varende man te wagenen van die een stad in d'ander ofte van dat een groot dorp totten ande- ren vaart". Varen betekent hier: gaan of reizen. In andere plakkaten wordt gesproken van „reizende of varende man", ofte wel reiziger. Heerwegen, Herenwegen, 's Herenwegen of Heerstraten,
in Holland ook wel 's Gravenwegen genoemd, kwamen in verschillende provincies voor; zelfs in het vroegere Batavia (nu Jakarta) bestond in 1627 een Herenweg. Heerwegen waren „gemeene", d.w.z. openbare hoofdwegen die oor- spronkelijk namens de landsheer — in Utrecht dus namens de bisschop — en later namens de Staten van de desbetref- fende provincie door daartoe aangewezen personen werden geschouwd (geïnspecteerd). In onze provincie waren dat endere anderen de maarschalken, hoge ambtenaren die tot 1795 tot taak hadden in hun district de orde, rust en |
|||||||||||||||||||
ORDONNANTIE
Op het SCHOUWEN der
HEERENWEGEN.
|
|||||||||||||||||||
e STATEN van
den Lande van Utrecht heb-
ben , na verfcheidene gehou- dene communicaticn en de- liberatien, goedgevonden, ge- ordonneerd en gedatueerd, gelyk Hun Edele Mogende goedvinden, ordonneren en (latuërcn, ais hier |
|||||||||||||||||||
na volgt:
|
|||||||||||||||||||
Art. I.
|
|||||||||||||||||||
CTn ben cttfhn/bat aïïc Heerenwegen, Dyken cnlie
^ Straten, tm^ of ttocenuwl tt$ aaat^/ln öet öe* «^^ JËttaiaamfh ^aifoen/ boo? (^ecaimnittcecben^ bflii bt Cb. JKog. ^ttttn ^tatcn/ ofte bcrsribet «©^bina* t4 «^ebeputcecbcn/ mit^gabcr^ ben j]!>aatfd|alR bott bctoSuorticc/ naet oubcc gcUiooutc/sullen Ujo:beii bC' l^ufaib/ en Cotninpe baai toe sebepccDcctb. |
|||||||||||||||||||
IL
|
|||||||||||||||||||
5C 2
|
|||||||||||||||||||
Aanhef en eerste artikel van de ordonnantie van de Staten van Utreclit
op liet schouwen van herenwegen enz. van 5-4-1780. Zie C.W. Morees en P.J. Vermeulen, Vervolg op het Groot Plakkaatboek 's Lands van Utrecht, Tweede deel, blz. 166 e.v. (1860). De afbeelding is overgeno- men uit: „Staat van land en water" door G.J. Borger, Stichtse Histo- rische Reeks (1982). veiligheid te handhaven. Daarnaast waren zij, tezamen
met o.m. „riddermannen" (leden van de ridderschap), later met gecommitteerden uit de Staten, ermee belast schouw te voeren over de belangrijke wegen, watergangen en enige hoofdwaterkeringen. In noordwestelijk Utrecht was dat de maarschalk van het Nederkwartier^'). In het gebied van het Grootwaterschap van Woerden namen ook |
|||||||||||||||||||
20) De verschillende ordonnanties die in deze paragraaf worden genoemd zijn te vinden in het Groot Placaatboek etc. van Utrecht door Johan van de Water,
uitgegeven in 1729. 21) Een afbeelding van deze schetskaart, die omstreeks 1900 is nagetekend, is opgenomen in het artikel „Een vrouwenhuysgen" door D.W. Gravendeel in het
tijdschrift van de Historische Vereniging, Jaargang 7, Nr. 1 (1987). 22) De route van deze hoofdverbinding wordt niet nader omschreven. Met Vleuten en Harmeien kunnen zowel de dorpen als de gerechten van die namen zijn
bedoeld. De gerechten in het gewest Utrecht (in Holland sprak men van ambachten) waren de toenmalige kleinste bestuurs- en gerechtseenheden, in zekere zin te vergelijken met onze tegenwoordige gemeenten. Het is naar mijn mening vrijwel zeker, dat de hoofdweg tussen Utrecht en Leiden niet door het dorp Vleuten liep, maar door De Meern dat tot het gerecht Vleuten behoorde. In het archief van het voormalige waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, dat wordt bewaard in het Rijksarchief te Utrecht, bevindt zich een
gedeeltelijke copie van een kaart van de stad Utrecht en de Stadsvrijheid van Utrecht uit omstreeks 1629. Volgens deze kaart, die uit een topografisch oogpunt niet nauwkeurig is, begon de „wegnaar Woerden" iets buiten de Catharijnepoort van Utrecht. Van daaraf volgde deze weg, voor zover hij op de kaart is getekend, een tracé in westelijke richting ten zuiden van de Hoogeweide. Het ligt voor de hand aan te nemen dat de heerweg van Utrecht naar Leiden tot aan De Meern samenviel met de Goudseweg en dus via de Herenweg en de Groenedijk naar De Meern liep. Vanaf de Meernbrug ging deze hoofdweg langs de zuidzijde van de tegenwoordige Leidse Rijn naar Harmeien. Zo was althans de toestand in 1624 volgens een kaartje in het kaartboek van het kapittel van Oud Munster (Rijksarchief te Utrecht, Topografische Atlas, Inv. nr. 933). Daarop wordt deze weg ten westen van De Meern „den Rijndijck van Utrecht nae Harmeien" genoemd. Met bovenstaande routebeschrijving ben ik om praktische redenen iets vooruit gelopen op hetgeen in de tekst over de Goudseweg te berde zal worden
gebracht. |
|||||||||||||||||||
654
|
|||||||||
van de problemen die rezen bij het passeren van tegenlig-
gers krijgt men een goede indruk aan de hand van een be- sluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 1662. Daarin gelastten dezen de geërfden van Kortrijk en Otterspoor- broek de sloot tussen de Kortrijksedijk en de erlangs liggen- de achterkade van Otterspoorbroek te dempen zodat twee wagens elkaar konden passeren zonder om te vallen. Blij- kens de overwegingen van dit besluit maakte de Kortrijkse- dijk deel uit van de hoofdverbinding tussen Naarden, Mui- den en Weesp in het noordoosten en Woerden, Gouda en Leiden in het zuidwesten "). Men maakte daarvoor dus gebruik van gewone polderwegen, zoals trouwens nog tot voor kort met veel interlokale wegen in het Westutrechtse veengebied het geval is geweest. Evenals de buurtwegen waren de heerwegen in het alge-
meen niet alleen smal, maar ook slecht berijdbaar. Het wa- ren kleiwegen zonder enige verharding. In de natte jaargetijden waren zij modderig en hadden dan diepe karre- sporen. Deze wielsporen en andere kuilen in de weg moesten door de onderhoudsplichtigen — meestal waren dat de eigenaren of de gebruikers van de aangrenzende landerijen — in het voor- en najaar worden opgevuld met grond of met bagger uit de wegsloten of uit de langs de weglopende wete- ringen voordat de schouwen plaats vonden^'). Dit gold niet alleen voor de heerwegen. Ondanks uitgevaardigde verbodsbepalingen haalde men om begrijpelijke redenen de benodigde specie bij voorkeur niet van de landzijde, maar van de wegzijde uit de sloten of weteringen^'). Het gevolg daarvan was dat de wegen in het veengebied steeds smaller en de weteringen steeds breder werden^'*). Dit is in de polders vaak nog te zien, hoewel daar de meeste wegen gedurende de laatste dertig jaren grondig zijn verbeterd. Intussen ondervonden de voetgangers, ruiters en voerlie-
den en niet te vergeten de paarden veel ongemakken van de slechte staat waarin deze wegen verkeerden. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw begon men verschillende plat- telandswegen in het veengebied te bezanden en veel later te voorzien van een semi-verharding van puin, bedekt met grind"). Soms legde men in het midden van de grindwegen een zogenaamd paardestraatje van klinkers aan. In en dichtbij de steden waren hier en daar al eerder,,steenwegen" aangelegd, die geplaveid waren met veldkeien of met klin- kers. Daarvan is de middeleeuwse steenweg tussen Utrecht en De Bilt een bekend voorbeeld; deze Nieuwe Steenweg, kort na 1500 Steenstraat en in de negentiende eeuw Biltse- weg genoemd, werd al omstreeks 1290 aangelegd'"). De ver- harding bestond oorspronkelijk uit veldkeien die in 1824 werden vervangen door klinkers. De karren en wagens hadden grote wielen om een groter
|
|||||||||
de hoogheemraden aan de schouw van heerwegen deel.
Die „ridderschouwen", ook wel „eggenschouwen" of
„maarschalkschouwen" genoemd, hadden in de regel tweemaal 's jaars plaats, namelijk in het voorjaar en in het najaar. Daarbij was steeds een ambtenaar van de provincie aanwezig, kameraar geheten. Deze maakte de processen- verbaal op en droeg er zorg voor dat de ter plaatse genomen besluiten werden uitgevoerd en de eventueel opgelegde boetes werden geïnd. De niet tot de heerwegen gerekende openbare wegen
zoals buurtwegen en meentwegen, vielen onder het toezicht van het desbetreffende gerecht; daar waren schout en heemraden de verantwoordelijke instanties. Ik moet hierbij wel vermelden, dat na de aanleg van de zogenaamde grote zandpaden in de zeventiende eeuw deze een derde categorie van openbare wegen gingen vormen. Daarvan werden de belangrijkste, d.w.z. die voor de communicatie de meeste betekenis hadden, eveneens geschouwd door de maar- schalken (ridderschouw). De ridderschouwen bleven tot 1810 gehandhaafd, maar
de algemene aanduiding ,.heerwegen" is, voor zover ik kon nagaan, na de omwenteling van 1795 vervangen door „kleiwegen". Het is duidelijk, dat de heerwegen niet veel te maken heb-
ben gehad met ,,heir" of „heer" in de betekenis van leger, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht, al zullen zij in oor- logstijd natuurlijk niet alleen voor burgerlijke, maar ook voor militaire doeleinden zijn gebruikt. Ik kom daarstraks op terug. Nu moet men zich niet te veel voorstellen van de afmetin-
gen van deze heerwegen en van de staat waarin deze verkeer- den, tenminste in de lage delen van ons land. In het westelij- ke veengebied onderscheidden zij zich meestal niet van andere polderwegen met een beperkte lokale betekenis. Deze laatste waren de zogenaamde buurtwegen met boerde- rijen (de bases van de middeleeuwse ontginningsblokken) en de dwars daarop staande uitwegen, meenten of meentwegen (in de regel tevens zijkaden van de ontginningsblokken vor- mende) zonder bebouwing^"). Het enige verschil met de heerwegen was, dat bij de laatstgenoemde door of namens het centrale gezag (de provincie) toezicht op het onderhoud werd gehouden. Dit betrof zowel de weg als de wegsloten (met het oog op de afwatering van het weglichaam) en voor- al de wegbeplantingen die niet mochten overhangen of te hoog mochten opschieten. De heerwegen waren immers van belang voor het interlokale verkeer — hoe gering van omvang dat dan ook was — ten behoeve van ,,de dienst van den lande en den reisenden man". Van de gebrekkige bruikbaarheid van de heerwegen en
|
|||||||||
23) Het platteland van Utrecht was verdeeld in vier maarschalkambten of kwartieren: het Nederkwartier, het Land van Montfoort, Eeraland en het Overkwar-
tier. „Over" betekende „boven" en „neder" was hetzelfde als „beneden", d.w.z. rekening houdende met de stroomrichting van de Kromme Rijn en de Oude Rijn. 24) Sommigen maken onderscheid tussen buurtwegen en buurwegen. De eerstgenoemde hebben dan een meer regionaal karakter dan de laatstgenoemde die
uitsluitend van belang zijn voor de aanliggende bedrijven en gronden. In de provincie Utrecht spreekt men wat dit betreft alleen van buurtwegen. 25) Hoe deze route precies heeft gelopen is mij niet bekend. Een mogelijkheid is dat men van het noorden langs de Vecht komende bij Breukelen westwaarts
afsloeg en over de Nieuwedijk langs de Grote Heycop tot de Kortrijksedijk reed en dan zuidwaarts ging tot aan de Meentweg (vroeger Kortrijkse Meent geheten) tussen deze dijk (= weg) en de Portengensedijk. Een andere mogelijkheid is, dat men tussen Breukelen en Maarssen afsloeg en over de gedeeltelijk nog bestaande Woerdenseweg westwaarts reed. In het tweede geval is echter de bepaling van Gedeputeerde Staten van 1662 niet duidelijk. 26) Een dertigtal jaren geleden sprak ik een bejaarde landarbeider in Portengen-Noord, wiens vader nog in opdracht van het polderbestuur de wielsporen in
de Boschdijk regelmatig opvulde met slootbagger. 27) Een voorbeeld daarvan is de ordonnantie van 1612 van Gedeputeerde Staten van Utrecht aangaande de Rijndijk langs de Vaartse Rijn. De onderhouds-
plichtigen haalden de benodigde specie niet uit hun land om dit te ,,verschoonen" (sparen), maar uit het weglichaam. Dit werd verboden. 28) Dat op veel plaatsen alleen de wetering tussen de weg en de boerderijen geleidelijk breder is geworden en niet de wegsloot aan de andere zijde van de weg,
is m.i. het gevolg geweest van het feit, dat de onderhoudsplichtigen aan de weteringzijde woonden. Dit laatste was weer een uitvloeisel van de middeleeuwse ontginningsmethode (copen). 29) Zo werd de Meerndijk, oudtijds een kleiweg en later een zandweg, pas né 1823 tot een grindweg gemaakt.
|
|||||||||
655
|
|||||||||||||||
gesteld en wel op 5 Utrechtse roedevoeten van 10 duimen
elke voet, min derdehalve (= anderhalve) duim, „beneffens de aarde tusschen de velligen" gemeten. Dit was ca. 128 cm"). De achterwielen mochten niet hoger zijn dan 5 voet, 6 duim Utrechtse maat (ca. 150 cm), de voorwielen naar even- redigheid. In 1643 werd de Utrechtse spoorbreedte bepaald op 4
voet, 7 duim (ca. 127 cm) binnenwerks, maar in de praktijk kwam daar niet veel van terecht: men paste overal een breed- te van ca. 121 cm toe. Deze neiging om de wagens en hun sporen te versmallen hing samen met het feit, dat de wegen steeds smaller werden door het afgraven van specie van het weglichaam ten behoeve van het wegonderhoud (zie boven). De spoorbreedte van 121 cm werd tenslotte door zowel de Staten van Utrecht als die van Holland gelegaliseerd. De rademakers, die zich altijd verzet hadden tegen een grotere maat, kregen uiteindelijk hun zin! Door de toeneming van het verkeer op de heerwegen (o.a.
door de wagenveren), maar vooral ook om militaire redenen (artillerie en legertrein) werd het Hollands-Utrechtse spoor van 121 cm in 1671 in de drie noordelijke provincies inge- voerd"). Dit gebeurde onder oorlogsdreiging, maar deze voorzorgsmaatregel kwam te laat: in 1672 verklaarden Frankrijk, Engeland, alsmede de bisschoppen van Munster en Keulen de oorlog aan de Republiek der Verenigde Neder- landen. Daargelaten of het voor de verdediging tegen zo'n overmacht enig verschil had uitgemaakt, ontbrak de tijd om de wagens aan te passen en de wegen te egaliseren. Pas in 1764 waren de wagensporen in alle provincies van de Repu- bliek gelijkgemaakt aan het Hollands-Utrechtse spoor'''). Door deze geleidelijke uitbreiding van de uniformering
van de spoorbreedte konden de voerlieden beter dan voorheen „het spoor houden", dat wil zeggen in de ingere- den wagensporen blijven rijden"). Er bestaat hierover een veelzeggend gedichtje op een Groningse gevelsteen uit 1762, dat als volgt luidt: |
|||||||||||||||
De Steenstraat (nu Utrechtseweg/Biltsestraatweg) tussen De Bilt en
Utrecht in liet midden van de achttiende eeuw. Tekening door Dirk van den Burg. Links de Biltsegrift, rechts daarvan een van de twee onverharde „zomerwegen" die aan weerskanten van de Steenstraat hebben gelopen en alleen in droge perioden goed berijdbaar waren. De smalle Steenstraat ligt tussen de wegbeplanting rechts op de afbeel- ding. Zij was als een van de eerste verharde plattelandswegen in ons land in 1290 aangelegd. De verharding bestond oorsproiriielijk uit veldkeien die in 1821 werden vervangen door klinkers. Teneinde de kostbare verharding zoveel mogelijk te sparen werd in 1433 verboden de Steenstraat te berijden met voertuigen die met ijzer beslagen wielen bezaten. Deze moesten over de zomerwegen worden gevoerd. Het spreekt vanzelf dat die laatste daarom goed onderhouden dienden te worden „tot meerder gerief van alle kooplieden, ende anderen, die de stad Utrecht met hare Personen ende goederen begeren te besoec- ken, passeren ende frequenteren", zoals een ordonnantie van de Sta- ten 's Lands van Utrecht in 1686 bepaalt. Zie daarvoor het „Placaat- boec", Tweede deel, biz. 117 e.v., dat m 1686 is uitgegeven door de Staten van Utrecht. De zomerweg op de tekening geeft enigszins een indruk van de staat waarin de plattelandswegen vroeger in het alge- meen verkeerden, althans gedurende de zomermaanden. De afbeelding is gemaakt naar een illustratie van het Staatsbosbeheer te Utrecht. |
|||||||||||||||
steunvlak te hebben en minder snel tot de as in de modder te
zakken. Bovendien waren de afstanden tussen de wielen klein. Ongelukken, niet alleen door wielbreuken maar vooral ook door omvallen van de wagens waren aanleiding voor de Staten van Holland om in 1520 en nogmaals (omdat er slecht de hand aan werd gehouden) in 1588 voorschriften te geven over de hoogte van de wielen en de wijdte van de wagensporen. De spoorbreedte werd bepaald op 4 Rijnland- se roedevoeten en 1 duim, gemeten tussen de velgen „nevens de aarde" (dus op maaiveldshoogte). Deze maat kwam over- een met ca. 128 cm. Zij werd in de vorm van een ijzeren staaf aangegeven en aan de stadhuizen van de grote steden opge- hangen. Voorts werd bepaald dat de wegen door de onder- houdsplichtigen zouden worden geëgaliseerd (geëffend). Overtredingen van deze ordonnantie werden streng ge- straft^')-
De Staten van Utrecht volgden dit voorbeeld in 1595. De
spoorbreedte werd hier gelijk aan het Hollandse spoor vast- |
„De (= die) wel de weg bespoort
en rit (— rijdt) des Heerenwegen de rit bliemoedig voort Godt laat hem nooit verleegen"'*). |
||||||||||||||
Wij zullen nu terugkeren naar de Groenedijk. Of deze zelf
óók als een heerweg werd aangemerkt staat niet geheel vast. De moeilijkheid is dat er geen volledige lijst van de oude heerwegen van vóór 1795 bestaat. Wel wordt in een plak- kaat van de stadhouder van Utrecht van 1531, dat voor- schriften bevat over de beplantingen langs heerwegen, onder andere de in noot 22 vermelde heerweg van Utrecht naar Leiden door Vleuten, Harmeien en Woerden, genoemd, maar hoe die precies heeft gelopen is mij niet bekend. Zoals gezegd kunnen met Vleuten en Harmeien zowel de gerechten als de dorpen zijn bedoeld. Mogelijk maakte de Groenedijk daar deel van uit. |
|||||||||||||||
30) Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. Deze harde weg overbrugde de strook veengrond tussen de stad Utrecht en de hoge zandgronden bij De
Bilt. Hij was van groot belang voor de handel (o.a. jaarmarkten) in de stad. 31) Zie: J. Heringa, „Het Hollandse Spoor"; Meded. Kon Akad. v. Wetenschappen, Afd. Letterkunde, N.R., Deel 27, No. 1 (1964).
32) De Stichtse of Utrechtse voet was aanmerkelijk korter dan de in Holland gebruikelijke Rijnlandse voet. Bij de invoering van het metrieke stelsel in ons land
in 1820 bedroegen deze respectievelijk rond 26,8 cm en 31,4 cm. De in de tekst genoemde herleide maten wijken hier iets van af. De spoorbreedte in Utrecht moest echter overeenkomen met die in Holland, want dat was het doel van deze ordonnantie. 33) Om er zeker van te zijn dat de in Groningen gebruikte maat nauwkeurig overeenstemde met die van Holland en Utrecht, werd door een speciaal daarvoor
naar Den Haag gezonden bode een pekdraad ter lengte van de daar bij de rademakers gangbare spoorbreedte mee teruggenomen. De Groningse maat bleek te kloppen! 34) In Brabant, dat tot de Generaliteitslanden behoorde, gold het veel bredere Brabantse of Duitse spoor. De tegenwoordige provincie Limburg maakte toen
nog geen deel uit van ons land. |
|||||||||||||||
656
|
||||||||||
De oude Goudseweg begon in de voorstad buiten de
Catharijnepoort van Utrecht en wel bij de Goudsebrug of Schinkelbrug over de Vleutensevaart"). Mogelijk wordt deze brug bedoeld in de Schutmeestersrekeningen van de stad Utrecht van 1462/1463. In die jaren werd de „brug buten Sinte Katrijnepoort daer men ter Goude rijdt" op kosten van de stad hersteld. Vanaf deze Goudse- of Schinkelbrug leidde de Schinkel-
dijk naar de Herenweg die echter in de wandeling ook Schin- keldijk schijnt te zijn genoemd. Schinkeldijk betekent ver- bindingsdijk of tussendijk (vaak een dwarsdijk), waarbij „dijk" in o.a. de provincie Utrecht niet alleen de betekenis heeft van waterkering langs een rivier, maar ook van „weg". De Herenweg liep in zuidwestelijke richting, ongeveer ter
plaatse van de latere Leidseweg, maakte iets vóór de tegenwoordige Rijksmunt een flauwe bocht naar het westen en ging dan daar waarna de Everard Meysterlaan loopt naar de Hogeweidsedijk (nu Hogeweide). Hij kwam uit op de plaats waar het ten westen van de A2 overgebleven stukje Everard Meysterlaan (nu ook Hogeweide geheten) eindigt. Hier bevond zich in vroegere tijden een Mariakapelletje'*). Toen de Leidsevaart in 1664/1665 tussen het Leidseveer
en Oog in Al werd gegraven moest het oostelijke deel van de Herenweg vervallen; daarvoor in de plaats kwam de tegen- woordige Groeneweg naar de Vleutenseweg. De Herenweg (nu Everard Meysterlaan) heette in die tijd ook Groeneweg of Groenedijk, een veel voorkomende naam (ook de Ham- weg heeft ooit zo geheten). Een andere naam was Achter- weg, misschien om dezelfde redenen die ik heb vermeld bij de Meemse Groenedijk hierboven. In de tweede helft van de achttiende eeuw") noemde men de tegenwoordige Everard Meysterlaan de Oude Wagenweg; de Leidseweg heette toen Zandweg of Rijweg. Oudere mensen herinneren zich de Everard Meysterlaan nog als de tamelijk brede maar slecht begaanbare „modderweg", mogelijk het gevolg van oefe- ningen met door paarden getrokken artillerie-onderdelen van ons leger vóór de oorlog. U ziet het: men was in oude tijden niet zuinig met het
geven van namen. Dit gold overigens niet alleen voor de wegen: ook voor belangrijke wateren (en dan in het bijzonder vaarwegen) werden vaak gelijktijdig verschillen- de namen gebruikt; denkt U maar aan de Heycop of de Lange Vliet. De Hogeweidsedijk heeft een merkwaardig tracé. Het
zuidelijke deel is recht, het noordelijke (dat naar de hofstede De Cauhom leidt) is bochtig. In het verlengde van het zuide- lijke rechte stuk lag nog niet zo lang geleden een in noorde- lijke richting gaande laan of kade, die oudtijds bij de hofstede Leeuwensteyn aan de Vleutensewetering eindigde |
||||||||||
Gevelsteen anno 1762 in de percelen Pluimerstraat 35 (winkel) en 35a
(bovenhuis), hoek Loppersumergang te Groningen. De moderne gevel is opgetrokken uit gele bakstenen. De gevelsteen geeft het beroep van de toenmalige eigenaar weer, te weten voerman. De tekst maant tot het houden van het wagenspoor om ongelukken te voorkomen. De eerste regel is met witte verf overgeschilderd en misschien gedeelte- lijk weggehakt. Aan de hand van de nog te onderscheiden overblijfse- len van de letters en van een notariële akte uit 1779 is de naam Sikke Joestens te reconstrueren; in de akte wordt deze naam gespeld: Sicce Joosten. Deze verkocht, mede namens zijn huisvrouw, bi 1779 aan Mekke Jurjens en diens echtgenote „een behuisinge met stallen en verdere annexen", alsmede „een voerwerk, bestaande in een groote en een kleine Berlijn- of rijwagen, een straat- of koornwagen, twee slee- den en drie paarden". Mogelijk heeft Mekke Jurjens de naam van de vorige eigenaar uit de gevelsteen verwijderd. Naar mij bij een recent bezoek aan Groningen is gebleken zijn de letters thans weer met zwarte verf zichtbaar gemaakt. In de akte wordt o.a. gesproken van de Loppersumergang of Slede-'
mennersgang. Deze smalle straat leidde naar de kade van het voorde scheepvaart (t.b.v. zowel personen- als goederenvervoer) belangrijke Damsterdiep, dat nu op deze plaats gedempt is. Daar stond op de hoek van de Loppersumergang ook het Lopster Veerhuis, waarvan het 16de/17de eeuwse gebouw nog bestaat. De plaats van het onderha- vige vervoerbedrijf was dus goed gekozen! Foto Gemeentearchief Groningen. (bij de huidige sluis in de wetering aan het Amsterdam-Rijn-
kanaal). Gezien het topografische kaartje (met de ruilverkavelingsgrens) en ook het hier afgebeelde fragment van de ,,Nieuwe Caerte van de Provincie van Utrecht" van Bernard de Roy moet deze rechte laan of kade al hebben be- staan vóórdat de Herenweg werd aangelegd. Hoe dit ook zij, de Goudseweg volgde het meest zuidelijke rechte deel van de Hogeweidsedijk tot aan de zogenaamde Driesprong bij de Groenedijk. |
||||||||||
35) In Drenthe was evenwel in de achttiende eeuw bepaald dat de postwagen (diligence) tussen Groningen en Zwolle „spoor hield" en voor niemand behoefde
uit te wijken. 36) Deze steen bevindt zich in de gevel van het dubbele perceel Pluimerstraat 35/35A (hoek Pluimerstraat-Nieuweweg) in de stad Groningen. Hij wordt o.a.
vermeld door J. van Lennep en J. ter Gouw in hun „De uithangteekens in verband met geschiedenis en Volksleven" (1868). De heer R.K. Aeneae Venema te Haren was zo vriendelijk voor mij een aantal akten van overdracht uit de jaren 1747, 1779, 1784, 1825 en I845in het Ge-
meentearchief Groningen op te sporen. Volgens deze stukken bevonden zich in 1747 op deze plaats een „behuising, boegien" (ik denk dat daarmee een schuurtje werd bedoeld) „en hofje", terwijl er in een akte van 1779 wordt gesproken van een „behuizinge en stalle, boegje en hofje" alsmede,,voerwerk, be- staande uit een groote en een kleine Berlijn- of Rijwagen, een straat- of Koornwagen, twee sleden en drie paarden". In 1784, 1816 en 1825 is de situatie niet veranderd. De respectieve eigenaren zijn dan alle „voerman" van beroep. In 1845 worden de „behuizing en stal" verkocht zonder „voerwerk". De stal zal tussen 1747 en 1779 zijn gebouwd, mogelijk kort vóór of in 1762 toen de steen in de gevel werd geplaatst. De voorstelling daarvan geeft duidelijk het beroep van de eigenaar aan: voerman. 37) Op deze plaats heeft nog tot het einde van de vorige eeuw een brug over de Vleutensewetering gelegen, n.1. bij de toenmalige Mollandsesteeg. Zie: G.G. Cal-
koen, „Wateren binnen het Sticht van Utrecht en daarmede in verband en en gemeenschap zijnde"; niet gepubliceerd handschrift uit 1898-1900, Biblio-
theek Gemeentelijk Archief van Utrecht. Er was overigens nog een andere Goudsebrug, n.1. daar waar de Goudseweg of Herenweg de nu nog bestaande Ouderijn tussen Jaffa en Oog in Al kruiste. Deze brug, ook wel Hoogebrug genoemd, verviel in 1667 na het graven van de Leidsevaart en het aanleggen van de Nieuwedijk naar Jaffa (de tegenwoordige Groeneweg). 38) Zie D.W. Gravendeel, „Een vrouwenhuysgen", aangehaald in noot 21.
39) Dit blijkt uit de „Lyst der Verkochte Huizen, Lustplaatsen, Wey-, Hooy-, Teellanden, (etc)" uit 1794. Zie: Dianne Hamer, Wim Meulenkamp en Bert
Maes: „Oog in Al". In: Parken in Utrecht (Historische Reeks Utrecht, Deel II; 1988). |
||||||||||
J
|
||||||||||
657
|
||||||
"^
|
||||||
Gedeelte van de „Nieuwe Caerte van de Provincie van Utrecht", door Bernard de Roy in opdracht van de Staten van Utrecht oorspronkelijk in
1696 vervaardigd. Het hier afgebeelde fragment is een copie van een in het archief van de provincie Utrecht berustend exemplaar van een latere uitgave. Deze is uitgebreider dan de eerste druk van 1696, maar voor wat de bladen van Gooi- en Eemland betreft weer minder gedetailleerd dan een uitgave van 1743. Het hier afgebeelde fragment zal daarom de toestand tussen 1696 en 1743 moeten weergeven, althans in theorie. Zie overi- gens mijn toelichting op biz. 17 in „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn". Op het hier afgebeelde fragment is het noorden aan de bovenzijde. De Groenedijk heet daarop Achterdijk, de Driesprong is duidelijk als herkenningspunt aangegeven (ten noordwesten van het Huis te Voorn). Het door de „Oude Rijn na (= naar) Leyden" of wel de Leidse Rijn afgesneden stuk van de „Heere Wegh" ten oosten van het buiten Oog in Al is gestippeld aangegeven, hoewel dat reeds in 1665 buiten gebruik was gesteld. Het westelijke gedeelte komt uit op de niet met name genoemde „laan" tussen de Driesprong en het huis Leeuwestein aan de Vleutensewetering; het zuidelijke deel daarvan heet nu Hogeweide (eertijds Hogeweidsedijk). De Alendorperweg ontbreekt geheel op de kaart en was toen blijkbaar van zeer ondergeschikte betekenis. Wel zijn de toenmalige Krochtdijk en de Lau weweg, die nu samen de Europaweg vormen, getekend en voor een heel klein stukje aan de linkerzijde van de afbeelding te zien (ten westen van De Meeren, nu De Meern). Opgemerkt zij, dat de wegen zijn aangegeven met dubbele getrokken of gestippelde lijntjes die helaas niet alle duidelijk zichtbaar zijn op
bovenstaande afbeelding. De dikkere lijnen stellen watergangen voor. |
||||||
658
|
|||||||||||||
Bij de Driesprong boog de Goudseweg naar het westen af
en volgde dan de Groenedijk tot aan de Hogewoerd. Via de weg die nu gedeeltelijk Castellumlaan en gedeeltelijk Woerdlaan heet bereikte men de tegenwoordige Zandweg langs de Oude Rijn, de Heycop of Lange Vliet (nu Leidse Rijn). Deze werd een klein stukje in westelijke richting ge- volgd tot aan de Meernbrug. De daarop aansluitende Meerndijk vormde het begin van de hoofdweg naar Mont- foort, Oudewater, Haastrecht en Gouda. |
|||||||||||||
Gezicht op het westelijke deel van de Herenweg (nu gedeeltelijk
Everard Meysterlaan) omstreeks 1930. Bij de aanleg van het Amsterdam - Rijnkanaal omstreeks 1939 werd de Herenweg iets voorbij de dubbele bocht afgesneden van het westelijke deel. De weg werd terecht „modderdijk" genoemd! Naar een foto in het artikel van M.N. Acket, „Een merkwaardige kaart van Utrecht en omgeving" in het Jaarboekje van „Oud-Utrecht", 1931, tegenover biz. 50. |
|||||||||||||
De Driesprong was een bekend punt in de streek, hij
wordt op vrijwel alle oudere kaarten aangegeven. Hier kwa- men de Hogeweidsedijk, de Voornsesteeg en de Groenedijk samen. De Voornsesteeg of Voornseweg liep vanaf de Drie- sprong in zuidoostelijke richting langs het Huis te Voorn, maar is als openbare weg verdwenen. De thans naar de Zandweg voerende Burgemeester Verderlaan bestond in die tijd nog niet. Ik acht het heel goed mogelijk dat de Voornsesteeg vroe-
ger deel uitmaakte van een hoofdweg vanuit de stad Utrecht naar het westen. Vanaf de voorstad Buiten Tolsteeg(poort) heeft namelijk oudtijds een weg met de naam Lijnpad, Ker- reweg of Karweg door het gerecht van het Lijnpad in de rich- ting van de zogenaamde Oude Hofstede (ongeveer ter plaatse van het latere huis Welgelegen bij Den Hommel) ge- lopen. Het westelijke deel droeg de naam Groeneweg. Het Lijnpad is omstreeks 1560 gedeeltelijk door Jacob van Deventer op een kaart van de stad Utrecht getekend (zie de afbeelding). Bij de Oude Hofstede — en wel ten zuiden daarvan — kwam de weg (Lijnpad/Groeneweg) uit op de Galecopperdijk (nu Pijperlaan/Bizetlaan), die toen nog achterlangs de herberg Den Hommel liep. De route ging vanaf de Galecopperdijk langs de noordzij-
de van de polder (het gerecht) Papendorp en via een kort stuk van de Oudenrijnsedijk naar de Wielerbrug, waar aan de andere zijde van de Oude Rijn de Voornsesteeg naar de Driesprong leidde. Daar verenigde deze hoofdweg zich met de Goudseweg welke vanuit de voorstad Buiten Catharijne (poort) westwaarts ging. Bij de Driesprong kwamen dus drie belangrijke wegen bij elkaar, vandaar de naam die zolang heeft stand gehouden. Op deze plaats zal de oude tak van de Oude Rijn zijn ge-
kruist door middel van een dam die moest verhinderen, dat het hoger staande stadswater van Utrecht zou wegstromen. Hij was dus een evenknie van de Stadsdam in de later zo genoemde Leidse Rijn, welke naar ik aanneem tussen 1412 ;n 1420 is gelegd met hetzelfde doel. |
|||||||||||||
Westelijke gedeelte van een plattegrond van de stad Utrecht, in op-
dracht van Philips II door Jacob van Deventer in het midden van de zestiende eeuw vervaardigd. Niet alleen de stad, maar ook de toe- gangswegen zijn op deze kaart duidelijk weergegeven. Het noorden is boven. Aan de noordwestelijke zijde van de stad ligt de voorstad Buiten
Catharijne (poort), waarheen de Vleutensewetering met daarlangs de Vleutensedijk (dijk = weg) langs de noordzijde van het grijs getinte gebied leidt. De vroegere Herenweg loopt ten zuiden daarvan. Tussen deze twee wegen is een verbindingsweg getekend, de Schen- keldijk. Het beoosten de Schenkeldijk gelegen gedeelte van de Heren- weg behoorde, voorzover ik heb kunnen nagaan, niet tot de zogenaamde Goudseweg. Deze hoofdweg via de Herenweg — Groenedijk — Schenkeldijk (Woerdlaan) begon bij de Goudsebrug over de Vleutensewetering in Buiten Catharijne en sloot daar aan op de Vleutenseweg. Rechts onder is de voorstad Buiten Tol$teeg(poort) te zien. Daar
begint de Vaartse Rijn, die in zuidelijke richting loopt. Het Lijnpad gaat vanuit Buiten Tolsteeg met een slingerend tracé naar het westen. Tussen het Lijnpad en de Herenweg ligt een verbindingsweg ongeveer ter hoogte van de (niet getekende!) hofstede Lubbenes. Mogelijk is dit het voormalige Geldersepad in: P.A. Hendrickx, „De beneden - delta van Rijn en Maas"; Hollandse Studiën nr. 19 (1987). Naar een afbeelding van een facsimile-uitgave uit 1916-1923. |
|||||||||||||
40) Deze weg (men sprak zoals gewoonlijk van „dijk") was een kleiweg waarop in het begin van de zeventiende eeuw een vrijliggend zandvoetpad was aange-
legd; dit werd in 1664 veranderd tot jaagpad en in de tweede helft van de achttiende eeuw opengesteld als zandweg voor rijverkeer. Dit laatste blijkt uit een ordonnantie van 1777 (C.W. Morees en P.J. Vermeulen, Vervolg Groot Plakkaatboek; 1860). Tot kort na 1827 liep de grote weg van Utrecht naar Leiden tussen de Stadsdam en de Meernbrug nog over deze Zandweg; in dat jaar legde het Rijk de tegenwoordige straatweg ten zuiden van de Leidse Rijn aan. |
|||||||||||||
659
|
||||||||||||
Groeten uit de Mecrn.
|
||||||||||||
De Meernbrug over de Leidse Rijn in De Meern, ongeveer zeventig jaar geleden. Gezien vanuit het noordwesten. Aan de overzijde van het water de
straatweg naar Utrecht met populieren in de berm langs de waterkant. Tegenover de brug het begin van de Meerndijk naar Montfoort, Oudewater en Gouda. Op de hoek daarvan een handwijzer van de ANWB (met smalle borden). Op de andere hoek het hoge pand met uithangbord van de herberg Het Wapen van Gouda, later naar de toenmalige eigenaar Café Huygen genoemd. Linksonder een klein stukje van de Zandweg. In de zuidelijke berm daarvan mocht geen beplanting van struiken of bomen staan omdat daar het jaagpad liep. Op de plaats van de Meernbrug moet reeds in 1385 (aanleg van de Heycop) een brug over de toen Oude Rijn genoemde Leidse Rijn hebben gelegen of zijn gebouwd. Reproductie van een prentbriefkaart, in bezit van de heer CA. Siegert te Harmeien. |
||||||||||||
begin van de Goudsewegbij de Utrechtse voorstad buiten de
Catharijnepoort. Maar ook de Groenedijk en — zoals ik reeds vermelde — de Herenweg schijnen zo te zijn ge- noemd; Schinkeldijk of Schenkeldijk was blijkbaar een algemeen (eigenlijk onjuist) gebruikte naam voor de Goud- seweg. Deze hoofdverbinding heeft waarschijnlijk haar betekenis verloren toen de Leidsevaart was gegraven en men na enige tijd daarna de Zandweg ernaast mocht gaan berij- den ""). In overeenstemming hiermee wordt de Groenedijk in de eerste Legger der wegen van de voormalige gemeente Vleuten in 1854 nog „Groene Dijk of Oude Leidsche Weg" genoemd. Voordat wij afscheid nemen van de Groenedijk/Goudse-
weg wil ik graag nog even de aandacht vestigen op een kaartje uit 1624 van enige percelen land bij De Meern van het Kapittel Oud-Munster. Het bevindt zich in het Rijks- archief te Utrecht"'). Daarop staat aan de oostzijde van het toendertijd Schenkeldijk geheten weggedeelte tussen de Groenedijk en de Zandweg (dus de tegenwoordige Castel- lumlaan/Woerdlaan) op het hoogste punt in deze omge- ving een monumentje getekend met het bijschrift: „De Mern Cruys" (Kruis van De Meern). Het is een (stenen?) kruis op een stenen voetstuk, zoals men altijd heeft ge- bruikt om een ongeluk met dodelijke afloop of om in de oorlog gevallen personen te gedenken. |
||||||||||||
Het nog in die tijd bestaande kruis is ongetwijfeld bedoeld
geweest als een herinnering aan de bloedige veldslag die in 1301 plaats vond op de Hogewoerd. Zoals bekend sneuvelde daarbij de Utrechtse bisschop Willem Berthout van Meche- len in een ongelijke strijd tegen de Hollanders, de stad Utrecht en een groep opstandige Stichtse edelen. Wij mogen wel aannemen dat de Groenedijk bij deze tragische gebeur- tenis een cruciale rol heeft gespeeld. Het voorgaande overziende kan men wel stellen dat deze
weg — nu een betrekkelijk rustige plattelandsweg — een achtenswaardig verleden heeft. |
||||||||||||
Slot volgt
|
||||||||||||
't!) Kaartboek kapittel van Oud-Munster, Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas Inv. nr. OM 933. Van dit kaartje is in dit artikel geen afbeelding opge-
nomen. Zie ook J. de Bruin, Veldslag op de Woerd in de aflevering van juni 1982 van dit tijdschrift. |
||||||||||||
660
|
|||||||||||
Raden maar!
|
|||||||||||
In de eerste plaats nader nieuws over
„la fée du foyer" (zie ons tijdschrift, jaargang VIII, nummer 2, blz. 609). Mevrouw van Kleinwee te Utrecht schreef ons op 31-07-1988: „Vandaag ben ik bij een schoonzus in het klooster geweest, gewapend met het blad van onze historische vereniging Vleuten, vanwege het artikel Haardfee. Eén van haar medezusters herkende het direct. Het is een tamponeemaald; deze werd nog gebruikt in 1946 in het klooster van Heythuyzen, voor het maken van zoge- naamde geipsteken = borduurtechniek voor liturgische gewaden (kazuifels en stola's)". Diegenen die er een borduurapparaat
in zagen, zaten er dus niet zover naast! Op de Braderie in Vleuten, zaterdag
27 augustus, toonden wij een stuk ge- reedschap dat wel iets weg had van een hooivork, maar dat toch duidelijk niet was. Toch hielden sommigen daaraan vast, zij 't dan dat zij er ook wel stro, bieten of korengerven mee te lijf wilden. De lantaarnopsteker kon er vroeger een goede hulp aan gehad hebben en ook de smid, als die z'n vingers niet wilde bran- den. Het werd handig geacht bij de open haard (inclusief barbecue). Men zou er de zonnewering mee kunnen bedienen, maar ook zou 't goed te pas komen bij 't ophangen van vitrage of waslijnen. Iemand zag er oud bindgereedschap in en weer 'n ander dacht er hout mee te kunnen sprokkelen. Dichter in de buurt kwamen zij die er
iets hoog mee wilden weghangen. Aardig is: „om stokken met bv. worst in de wim te hangen". Een wim of wieme (Middelnederlands: Wieme, wime, wij- me, wijmme, wimme) is een ruimte in de schoorsteen, bestemd om er vlees in te roken. Het is echter een vleesgaffel. Deze
diende om ronde stokken op zolder op de hanebalken te leggen of er af te tillen. Aan die stokken hingen de gerookte spekken en worsten. A.M. de Wit, Strijkviertel 72 te De
Meern, wist dat precies te vertellen en wint daarmee een gratis (kennisma- kings) lidmaatschap van onze vereni- ging, voor een jaar. Vrijdag 2 september, op de Markt in
De Meern, hadden wij iets onaanzien- lijks, maar er werd eerlijk bij verteld dat het een product van huisvlijt was. In een nettere vorm was het — en is het mis- schien nog wel — in de handel. Het was een, aan één uiteinde uitgehold stokje. |
|||||||||||
/
|
|||||||||||
Een rokvlinder. Dit was een loden vlinder, die
in vroeger jaren door fietsende dames op de rokzoom werd geklemd om te voorkomen dat die rok zou opwaaien en men te veel van hun benen zou kunnen zien. De vlinder was te zien op de Open Monumentendag, 17 september, in het gebouw van de Historische Vereniging. maar 't was een zogenaamd breihout(je).
Dat is een kokertje om er onder 't breien de naald in te zetten. Zo'n kokertje kan ook van ander
materiaal gemaakt zijn, maar was dat kennelijk oorspronkelijk van hout. Men spreekt zelfs van een zilveren breihout, als het van zilver is. Een ander woord ervoor is breischei of breischede. Er was helaas niemand die de goede naam wist te vertellen. |
|||||||||||
De vleesgaffel.
Iets om te spinnen of te weven?
Kroontjespenhouder? Naaldenkoker? Nee dus. Maar ook geen maatstokje voor 't
meten van de klompgrootte, een soort naald om stoelen te matten, een etui voor een pijpenrager, een panfluitpijpje, een houder voor een briefopener, een borgpen voor een slot, een aanwijsstok- je, een mutsenplooier, een priemhou- der, een pijpaanstamper, een roerhoutje of een kerfstok(!). Breipen en breinaald waren er
dichtbij, breipenhouder was bijna goed. |
|||||||||||
Het getoonde breihoutje temidden van twee zilveren exemplaren.
|
|||||||||||
661
|
||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
|
||||||||||||||||||||||
Abrahamsen, R.
Beelaerts, M.P. Berkenstijn, A. van Bouwman, J.A. Doornenbal, C. Doornenbal, P. Eijk , F . A . J . van Goes, H.M. Gondelach, J. Gresnigt, A.M. Hamoen , A. Herder, K. Hollander, Mw. C.A. den
Jongerius, T.H. Kleinwee, H. van Koeten , G . J . van Koster, J. Koten, J.P. van Kromwijk, C.T.M. Kromwijk, G.J. Meerveld , P. Ottes-Kemp, G. RanitE, Jhr. J.S. de Renes, F.N.J. Rooijen , M. van Roos, C.H. de Spek-Markus, A.J. Steenbakker , P. Verhoef , A.L. Vonk-Mastwijk, J.G. Voortman, Mw. J.H.L. Vriezen-Heijnen , M.L.G. Wagenvoort, G. Wanrooy , Ir. G.L. Westra, Drs. J.J.F.M. Wienese , P.J. Winkel, J.W. Wit, G. de 30 september 1988.
|
||||||||||||||||||||||
Rembrandtlaan 64
Hoge Woerd 11 Alenveltpark 1 kamer 15 Jacob Catsstraat 12 Prins Hendrikweg 11 Schepenweg 79 Enghlaan 13 Groenedijk 6 van Wanroystraat 6 Anjerdreef 18 Zandweg 74 Kalverstraat 7 Marelaan 19 Kluisweg 5 Alendorperweg 11 Rijksstraatweg 26 Wolweverslaan 39 Vincent van Goghlaan 53 Prins Hendrikweg 21 Alendorperweg 22 Ridderhoflaan 47 Tiendweg 12 Multatulistraat 16 Melkmeisjeslaan 14 Vincent van Goghlaan 17 Bernard van Hamstraat 2 Eikstraat 1 Fleminglaan 8 Meentweg 7 |
||||||||||||||||||||||
3451 JD Vleuten
3454 VL De Meern
3451 CE Vleuten
3451 BA Vleuten
3451 CK Vleuten
3621 JC Breukelen
3451 SR Vleuten
3454 PC De Meern
3451 BP Vleuten
2651 XS Berkel en Rodenrijs
3454 JW De Meern
3454 AC De Meern
3454 GA De Meern
6061 NH Posterholt
3451 GJ Vleuten
3454 JB De Meern
3454 GK De Meern
3451 JP Vleuten
3451 CK Vleuten
3451 GN Vleuten
3451 XC Vleuten
3481 GT Harmeien
3451 AT Vleuten
3454 WV De Meern
3451 JN Vleuten 3451 BT Vleuten 3455 SJ Haarzuilens
3451 EM Vleuten 3454 AN De Meern 3451 EK Vleuten |
||||||||||||||||||||||
Curielaan 20
|
||||||||||||||||||||||
Alenveltpark Bottenst.118 3451 CG Vleuten
Dr. Oolderslaan 13 3451 EE Vleuten
|
||||||||||||||||||||||
3454 PB De Meern
|
||||||||||||||||||||||
Groenedijk 37
|
||||||||||||||||||||||
Hobbemalaan 24 H.flat E14 3723 ES Bilthoven
|
||||||||||||||||||||||
p/a Dorpsstraat 9
Rijksstraatweg 93
Nassaustraat 28 Putkop 8 |
3451 BH Vleuten
3454 JH De Meern
3451 CR Vleuten
3481 LL Harmeien
|
|||||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
||||||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve van onze bibliotheek en onze verzameling, de volgende schenkingen en bruiklenen
aanvaard van: E.J. Mélotte-Bos, ten Veldestraat 71 De Meern
Enkele nummers van het Officieel Orgaan van Sportvereniging Oudenrijn te De Meern (september 1970 - april 1973) C. Ekema, Multatulistraat 23 Vleuten
Rugsproeier Familie W. de Vreeze, Strijkviertel 32 De Meern
Twee oude uniformen van de Muziekvereniging ,,De Bazuin", administratie van het instrumentenfonds en jubileumboekje J.Th. van Dijk, Frederik van Eedenstraat 9 Vleuten
Rijtuiglantaarn Familie A.J. van Zoeren Sr, Stationsstraat 54 Vleuten
Het „nette pak" van F. Kragt, de vader van mevrouw van Zoeren, compleet met Garibaldi-hoed. Kragt (geboren 1880) was onderwijzer, historicus, heraldicus, schilder en tekenaar. Diverse plekjes in het oude Vleuten werden door hem vastgelegd. |
||||||||||||||||||||||
662
|
||||||||||||||
Glimlach
|
||||||||||||||
Het jaar 1948 zal voor ons een druk
jaar worden. Als leider van een verken- nersgroep begin je al vroeg met de voor- bereidingen van 't zomerkamp. Zo zijn op 15 januari de plannen al besproken. Er was in ieder geval veel geld nodig. We zaten tijdelijk zonder aalmoeze-
nier, want er was op dat moment geen kapelaan. Maar de pastoor had beloofd ons met alles te helpen. Zo kwam hij op 't idee: wij konden de fietsen van de pa- rochianen bewaken tijdens de kerkdien- sten. Dat zou in ieder geval wat geld opleveren. Er werden spijkers met koppen geslagen en op zondag 25 januari bracht dit al f 22.- op. De volgende zondagen liep dit bedrag zelfs op tot dertig gulden. Maar toen iedereen eraan gewend
was dat z'n fiets in veilige handen was, begonnen de verdiensten snel te vermin- deren; 't was tenslotte nog maar tien gulden. Mijnheer pastoor wist raad. „Stop-
pen jullie één keer met de bewaking" — en met een glimlach naar mij, zei hij — „misschien wordt er wel een fiets gestolen". 's Zondags tijdens de vroegmis, heb-
ben we een fiets weggehaald. De pastoor maakte vanaf de preekstoel bekend dat er een fiets was gestolen. Na de late mis hebben we de fiets weer teruggezet. De volgende zondag werden ze weer
keurig bewaakt; opbrengst ruim vijfen- dertig gulden. |
||||||||||||||
Er moesten in de komende weken
weer wat nieuwe verkenners geïnstal- leerd worden. Mijnheer pastoor had geen tijd om hierbij aanwezig te zijn. Toch moesten de insignes en dassen ge- zegend worden. „Kom maar met de hele rommel naar de pastorie", zei de pas- toor, „tussen 't biechten door". Ik dus met een grote tas vol insignes,
linten, dassen en hoeden naar de pasto- rie. „Leg alles maar op die grote tafel, dan zal ik 't zegenen". „Goed, mijnheer pastoor". „O ja", zei de pastoor, „moet 't nat of droog gebeuren?". ,,Och, 't maakt mij niet uit", zei ik. ,,Nou, zon- der wijwater gaat 't net zo best en nog vlug ook". Plechtig werd alles droog gezegend.
Toen 't klaar was, gingen we even zitten. „Moet ik nog meer doen?", vroeg de pastoor. „Nee mijnheer pastoor, maar ik wil wel wat vragen. Dat van die fiets, moet ik dat eigenlijk biechten?". Weer glimlachte de pastoor. „Kniel maar neer, dan zal ik je de absolutie geven". De pastoor mompelde wat en maakte een droog kruis boven m'n hoofd. |
||||||||||||||
Ik wist daarna niet wat ik moest zeggen,
Amen of Deo Gratias, dus ik hoestte maar even. Ik had altijd geleerd dat je berouw moest hebben over je zonden. Nou, dat had ik niet. Wèl voldoening. „Krijg ik nog een penitentie", vroeg ik. „'t Is goed zo, jochie. Ik zal nog een sigaar voor je halen en dan moet ik snel weer biechthoren". We namen afscheid met een roomse
glimlach en ik weet zeker dat Onze Lieve Heer op dat moment met ons mee lachtte. |
||||||||||||||
Theo van den Berg
De Meern, januari/februari 1948
|
||||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||
663
|
|||||||||||||||||
Van het bestuur
|
|||||||||||||||||
OtTicieel orgaan van de HJstori'icbc Veren!
ging Yieuten-Dc Mecrn-Haar/iiilens.
8e jaargang nr. 4 december 1988 © 1988
VerschtJnJ 4x per Jaar , . ■ u ri i-i
Een mens laat zich gemakkelijk wat
Ingeschreven m het verenigingsregister vaii aanpraten. Dat betekent dat hij eigen-
de K.v.K. Utri'cht e.o. onder nr. V, 479.16Ö lijk altijd op z'n quivive moet zijn en ____________________________________^ zeker als 't een beetje op stemmingma- kerij zou kunnen gaan lijken. Dagdijks besxmr: Onze gemeente worstelt met de Dr. D.W. Gravendeel. voov7metimMmm:m , ■ , , , »• i t. u . u . • j 't Zand 35. 3451 GP Vleuten ■mÊÊ&m driekernenprob ematiek heet hetin de tel 03406-617<?3 bekende ambtelijke taal. Wij hebben, als vereniging, veel dingen gedaan die
.I.W. Schootiderwoerd, sekretaris ||ii weinig met geschiedvorsing te maken
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern hadden, maar ,,worstelen met een pro-
tci. 03406-61462 blematiek", nee, dat kwam tot nu toe
^:MM^i:'3. niet op ons activiteiten-lijstje voor.
P,G. de Rooij, penningmeester :::;:;;;||;|::||;s:|| ^at wil niet zeggen dat wij ons niet
il^Si? ^Ub/ IÊÊKÊÊ heel goed bewust zijn van het feit dat
ons ,,verzorgingsgebied" bestaat uit
■ ■'"..... ~—~-~— —1 rnaar liefst vier voormalige gemeenten
A.J. van Zoeren, vicc-voor?itter met drie woonkernen, die dus allemaal
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten |||i;; recht hebben op een evenredige portie
tel. 03407 - 1263 ^-^Wm' van onze aandacht.
-------
]?r^jj((; per jaar en wij proberen artikelen te
Mevrouw Prol. Dr C Isitigs, Soest ^:^^^^;^;;^;:;:||l brengen over zeer uiteenlopende onder-
^_____,^___^^___________________ '"'""""1 werpen. In de afgelopen jaren betroffen
, , ......, . die onderwerpen, op een enkele uitzon-
Opgeven van niet^we leden, mt.tatte.en (na)^ bering na, steeds de eigen geschiedenis
bestellingen bij- ^^" "^ gemeente Vleuten-De Meern oi
Mevrouw P,.l.de Rooij-CJocs. :|l||ii^iii;iii die van de vóór 1954 zelfstandige
't Zand 1. 3431 GP Vleuten :||||||||i gemeenten Vleuten, Haarzuilens,
tel. 03407 - 14X3 Oudenrijn en Veldhuizen.
______________________________..................2 Het is opvallend dat ons, na het ver-
schijnen van een nummer, steevast ge- K»i»tribu<i<>: luiden bereiken die enig ongenoegen De jaarhjk^ekontnbtrtte bedraagt voor 19X&; ^g^raden omdat de „eigen" gemeente minimtial t 25,— .. r u j u j , , ,, niet 01 onvoldoende aan bod zou ziin
posiabonnenicnt 1 35." per aav.^immim , ■'
gekomen.
Maar wat wil men? Met vier num-
DoBateu.rs: mers, pakweg twaalf artikelen per jaar!
Min.maair 12,50 per jaar ^o is ons wel verweten dat wij
—'--------------------------
De vereniging hceli rekentnge» bij di beschouwen als er maar zo'n beetje bij-
xtïlgende instellingen: hangend. Het verschijnen van dit, spe-
ABN - De Meern 55.66,33.(M0 J;;|;|||||||||l ciaal op de Haar toegesneden nummer,
RABO - Vleuten 36,75.17.574 ■WÊÊMMmÊ is voor mij aanleiding op dit punt enig
POSTBANK 2 68 92 00 Wmmmi rekenwerk te verrichten.
——-•——————"---------—
Gehele of gedeelteli)ke |pi||iii||i|i j.1. 29 nummers van ons tijdschrift, met
antkcien uit dit vcrenigingsÉ||||i|||ï||||| in totaal 698 pagina's. Daarvan mogen toegestaan na schrntelijke t||||||||||||;;||| we wel 4 pagina's per nummer aftrek- de redaktie. ken, daar deze werden gebruikt voor het u, ,. ,. . ■^MMMM$m§MÊMÊMÊ melding, de agenda, lijsten van schen-
!i!ut«ralie v«>orpag»na; fiS:; , ■ ^' . ° , , ■' , ,
kers en nieuwe leden en verdere mede-
„Itj't Wapen ^-ar» Haar/uvten*' |ii|||||||i delingen van algemene aard. Zo beke-
ii» januari 1967. ^_„________^^^^_^_^_____
|
|||||||||||||||||
ken resten er 582 pagina's met artikelen.
In de afgelopen jaren werden 66 pagina's aan Haarzuilens gewijd, zowel exclusief als ,,mede betrekking hebben- de op". Dat is dus 11,3%. We kunnen het ook over een andere
boeg gooien. Op dit moment heeft onze vereniging 860 leden, waarvan er 42 in Haarzuilens wonen. Dat is 4,9%. Volgens onze gemeentelijke informa-
tiegids 87/88 bedroeg op 1 januari 1986 op een totale bevolking van 15.417 het Haarzuilense inwonertal 473 en dat is 3,1%. Het lijkt duidelijk. Haarzuilens krijgt
meer aandacht dan waar het recht op heeft! Maar zó werken wij gelukkig niet. Het groepje schrijvers voor ons blad
is maar klein. Belangwekkende onder- werpen zijn er vele en ze zijn te vinden in de geschiedenissen van alle vier oor- spronkelijke gemeenten. Soms komt een artikel vlot tot stand, vaker moet de stof,,rijpen" en kost 't veel tijd ontbre- kende gegevens te verzamelen. Zo kan, per moment bekeken, de indruk van on- evenwichtigheid ontstaan. Van opzette- lijke bevoordeling of achterstelling van één van de oorspronkelijke gemeenten is geen sprake. In het bijzonder Haarzuilens zou dat
ook niet verdienen, want qua ,,leden- dichtheid" wint het dorp het van de rest van onze gemeente. Met 42 leden op 473 inwoners (8,8%) ligt het voor op Vleu- ten en De Meern, die met 818 leden op de overige 14.944 inwoners op 5,5% komen. Het is ons dan ook een genoegen, nu
het nieuwe dorp Haarzuilens zijn 90-ja- rig bestaan gedenkt, uit te komen met een nummer van ons tijdschrift, samen- gesteld uit louter Haarse artikelen. En dat van harte vergezeld van onze beste wensen voor de toekomst. Tenslotte wil ik alle leden en begun-
stigers van onze vereniging danken voor hun ook dit jaar weer verleende steun. Een goed 1989 en blijf ons trouw! |
|||||||||||||||||
D.W. Gravendeel
voorzitter |
|||||||||||||||||
ï^o»o K.U. Nanntng ii^liiiilliiiiiiiilili
|
In dit nummer
Van het bestuur
Lambert Voortman (chef tuin en parken)
Het oude dorp (Haarzuilens omstreeks 1880)
In 1947: 10% van Haarse inwoners heet Verhoef
Algemene contactavonden
|
||||||||||||||||
pag.
663 664 669 683 688 |
|||||||||||||||||
LOSSE NliMMKRS F 7,50
|
|||||||||||||||||
664
|
||||||||||
Lambert Voortman
(Chef tuin en parken)
door
L.M.T. Broekhuyse - Rood |
||||||||||
In menige toeristenwervende brochure komt Haarzuilens
voor, beschreven als een liefelijk dorpje, rustig en als wegge- lopen uit een Anton Pieck tekening, huisjes gegroepeerd rond een brink waarop zoals dat hoort een pomp. De huizen vormen voor het grootste deel een eenheid door de rood/ witte kleuren waarin veel van de raamkozijnen, deuren en luiken zijn geschilderd. Een verwijzing naar de verbonden- heid met het kasteel dat even verderop de sprookjessfeer ver- volmaakt. Dit kasteel stelt enige van zijn zalen open voor het publiek dat maar al te graag gebruik maakt van de gelegen- heid met eigen ogen te zien hoe de rijken leven. Het dorpje ligt er vredig bij alsof het al eeuwen zo bestaan
heeft. Evenwel schijn bedriegt. De werkelijkheid is anders. Het dorpje is niet oud. Pas aan het einde van de vorige eeuw kreeg de toenmalige kasteelheer Etienne, Baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar, het idee om het kasteel weer in zijn oude glorie te herstellen. Het kasteel was al sinds de 15e eeuw in het bezit van zijn familie, maar was in de loop van de eeuwen vervallen tot een ruïne, waarvan alleen de buitenmu- ren en de ronde torens nog gedeeltelijk overeind stonden. Door zijn huwelijk met Hélène, telg uit het puissant rijke geslacht De Rothschild, was hij in staat de verbouwing op een werkelijk grootse wijze aan te pakken. Rondom de ruïne was een dorpje ontstaan, een café,
boerderijen: De oude Haar. In de grootse visie van de baron was geen plaats voor dit dorpje. Hij wilde een groot park met tuinen en een wijds uitzicht vanuit zijn nieuwe slot. Besloten werd het dorpje in zijn geheel te verplaatsen naar een plek ca 600 meter verderop. De meeste bewoners hadden daar geen bezwaren tegen, de baron bekostigde de verhuizing en zette nieuwe huisjes neer in het huidige dorpje. Anderen hadden wel moeite, ze waren verknocht aan de oude omgeving waar ze zo lang ongestoord hadden gewoond. Om het kasteel in zijn oude luister te herstellen nam de baron contact op met de beroemde architect Cuypers. Veel werklieden waren nodig om de restauratie ter hand te nemen. Ze kwamen van heinde en verre. Zelfs uit zuid Frankrijk, Spanje en Italië kwamen handwerkslieden, bekwaam in het steenhouwen. Voor de bewoners van De Haar betekende dat veel verande- ringen. De nieuwkomers brachten andere gewoonten en gebruiken mee, lieten de Haarse bewoners proeven van een heel andere wereld waarvan ze nauwelijks het bestaan be- vroedden. De bouw van het kasteel vorderde gestaag. De architect
week totaal af van het oorspronkelijke gebouw en maakte er een kasteel van in neo-gotische stijl, overdadig versierd met ornamenten, zowel binnen als buiten. Tegelijk met de restauratie van het kasteel werd een aanvang gemaakt met de aanleg van de tuinen en het park. Om ook hier een droom |
||||||||||
Lambert Voortman en Henrica Willemina van de Weerd in september
1900. |
||||||||||
van te maken en niet tevreden met minder dan de beste,
nam de baron contact op met de bekende tuinarchitect Copijn. Er werden tuinen aangelegd in diverse stijlen, maar om een en ander in goede orde te houden was een vakman nodig die het aan zou durven en kunnen om de verantwoor- delijkheid over dit uitgestrekte geheel te dragen. Bij het zoeken naar nazaten van „nieuwkomers" van toen
hebben wij met veel mensen gesproken. Het leek ons aardig om vooral die mensen te belichten die te maken hadden met de aanleg van de tuinen en het park. Immers, deze zijn een zeer belangrijk en sfeerbepalend onderdeel van het kasteel. |
||||||||||
665
|
|||||
Boven: Het echtpaar Voortman met de kinderen Cor en Herman. Op de achtergrond de nog bestaande, maar reeds enkele malen verbouwde boer-
derij in het park. Het huidige adres is Wethouder de Greeflaan 13. Foto uit 1905. Onder: Cor, Herman en Rie met hun zorgvuldig op schaal nagebouwde boerenwagen. Foto uit 1909.
|
|||||
666
|
||||||||||
Boven: In de kas. Jopie op een drijvend blad van de Victoria Regia.
Foto uit 1917. |
||||||||||
Rechts: Vader Voortman met zijn jongste dochter Jopie.
Foto uit 1917. |
||||||||||
0Ê
|
||||||||||
Bij onze speurtochten kwamen we zo als vanzelfsprekend
terecht bij de nakomelingen van de ,,chef tuin en parken", zoals zijn officiële titel luidde, de dames Voortman, dochters van Lambert Voortman. Deze dames waren bereid onze kennis op dit gebied te vergroten, zodat wij ons een heel goed beeld kunnen vormen over het verleden. |
||||||||||
De heer Voortman nam op 26 september 1898 als com-
mensaal zijn intrek bij de bouwkundige Petrus Jacobus Perquin, die ook door Cuypers voor het grote werk was aan- getrokken. Hij kwam uit Laren (Gelderland), waarbij op 18 november 1865 was geboren als zevende zoon van Zweer Voortman en Harmina Smeenk. Het was een welgestelde boerenfamilie. Lambert kreeg de functie van tuinchef. Al jong had hij belangstelling voor tuinen en planten. Hij
was achtereenvolgens werkzaam op de kastelen Twickel en Middachten. Daar deed hij de ervaring op die hem op de Haar goed van pas zou komen. Hem werd ook een betrek- king op Het Loo geboden, maar hij prefereerde De Haar. De uitdaging van het nieuwe, het exotische trok hem. Enthou- siast stortte hij zich op zijn nieuwe taak. |
||||||||||
667
|
|||||||||||
^v" ^'^'^sismm^'''
|
|||||||||||
De familie Voortman in 1921. Op de bank zitten van links naar rechts vader, moeder en zoon Herman. Erachter staan Rie (links) en Jo (rechts).
|
|||||||||||
Toen hij een goede baan had kon hij ook aan trouwen
denken. Op 30 december 1898 huwde hij te Zeist met Hen- rica Willemina van de Weerd, die op 30 december 1873 te Zeist was geboren als dochter van Cornelis van de Weerd en Maria Jacoba van Mastrigt. Het paar kreeg een woning toegewezen in het nieuwe
dorp, tegenwoordig Brinkstraat 1. Het huis heeft de fraaie naam Cordis dos optima candor. Zij waren de eerste bewo- ners. In 1902 verhuisden zij naar een boerderij in het park (tegenwoordig Wethouder de Greeflaan 13), die kort tevoren door boer de Goeij verlaten was. De baron hield niet van halve maatregelen, de bomen
voor het nieuwe park waren volwassen exemplaren, aange- voerd op wagens, getrokken door paarden dwars door de stad Utrecht! Er kwamen dan ook bij het kasteel nogal eens klachten over kapotte ruiten e.d. De jonge Voortman liep, om nog meer ervaring op te
doen, stage gedurende enige maanden per jaar op andere bezittingen van de familie De Rothschild. Zo kwam hij in Oostenrijk op de kastelen Payrbach, de Hohe Wart en Enzesfeld en in Frankrijk in Ermenonville terecht. Deze ervaringen kwamen hem zeer te stade; de baron liet
kassen aanleggen met daarin exotische planten: tabak, pinda's en speciale druivensoorten. Dat moet zeker voor toen, rond de eeuwwisseling, iets héél bijzonders geweest zijn. Het kweken en verzorgen van deze bijzondere planten was een van de vele taken van Voortman. En zeker in de |
winter was dat geen sinecure. De kassen werden verwarmd
met behulp van kachels, gestookt op cokes. Dit betekende 's nachts controleren en eventueel bijvullen, want de planten waren gevoelig voor temperatuurschommelingen. Een knecht bleef 's nachts op, om per toerbeurt bij te stoken. |
||||||||||
Een verhaal apart is de Victoria Regia, een zeer bijzondere
plant die jaarlijks vanuit Artis uit Amsterdam werd aangevoerd en bloeide met wondermooie bloemen. De eerste bloemen waren altijd voor de baron en zijn familie. Ook de andere primeurs, druiven, perziken, dienden onver- wijld bij de baron op tafel te komen. Er was evenwel te veel fruit, bloemen en groente, dus het overschot ging naar de veiling in Utrecht. In de bloeitijd van tuinen, park en kassen, zo tussen 1915
en 1930, werkten er in de zomer ongeveer 35 werklieden, daggelders zoals die heetten. Gedeeltelijk afkomstig uit Haarzuilens, maar ook van verder weg was men maar al te blij met dit werk. Na de zomer, als de drukte voorbij was, werden ze bedankt; tot het volgende seizoen geen werk en dus ook geen inkomen. Veel Haarzuilenaren hadden een koetje of een varkentje om toch nog enigszins de winter door te komen, maar eenvoudig was dat niet. Ongeveer 6 a 7 jongelui waren het hele jaar door
werkzaam in het park. Ze waren in de kost bij de familie Voortman, die hen als stagiaires in dienst had. Ze leerden het |
|||||||||||
668
|
|||||||||
Chef Voortman met een aantal stagiaires. Foto uit 1917.
|
|||||||||
vak, waren goedkope krachten en werkten hard van 's
morgens 6 tot 's avonds 7 uur. Maar zelden bleven zij, na hun stageperiode. Velen vonden een betrekking op een ander landgoed als hovenier of begonnen een eigen bloemenzaak. Moeder Voortman had naast de zorg voor haar eigen ge- zin ook als taak het verzorgen van „de pot" voor personeel en stagiaires. Het was dus steeds weer wennen aan nieuwe gezichten voor de kinderen Voortman, vier in getal: Cor Herman, Rie en Jo, van wie Cor jong is overleden. Zij geno- ten van het leven in het park, 's zomers bij het vissen, zwem- men of roeien in de vijvers en 's winters bij het schaatsen. Het was een mooi leven op „de plaats". Toen vader
Voortman op 31 december 1946 stierf, werd hij opgevolgd door zijn zoon Herman die echter niet sterk was en al na drie jaar, in 1949, overleed. Moeder was al veertien jaar eerder, op 5 maart 1935 overleden. De gezusters Voortman, Rie en Jo, bleven in het park wo-
nen in de ouderlijke woning die voor hen werd verbouwd en gemoderniseerd. Zij hadden daar samen — de gezusters zijn ongetrouwd gebleven — rustige, prettige jaren.Zij konden met de bus naar hun werk: Rie was als apothekersassistente werkzaam, eerst in diverse apotheken in Utrecht, na de oorlog bij verschillende apotheekhoudende huisartsen in Vleuten en Kockengen en daarna tot haar pensionering in |
|||||||||
1968 bij een apotheek in Woerden.Haar jongere zus Jo was
eerst administratief medewerkster bij Pro Juventute en daarna van 1955 tot haar pensionering in 1979, hoofd type- kamer bij de Raad van de Kinderbescherming. Evenwel met het voortschrijden der jaren begonnen de
ongemakken van zo buiten wonen ook te tellen. Met wee- moed en pijn in het hart werd in 1975 besloten om naar een andere behuizing om te zien. Ze wonen dus niet langer in het park, maar de herinneringen blijven levend en vanuit hun se- niorenflat komen de verhalen over lang vervlogen tijden, gelardeerd met de mooiste foto's. Graag wil ik besluiten met een anekdote over een toenma-
lige slotbewaarder die ook de rondleidingen verzorgde, zo- als dat toen gebruikelijk was. Op een vraag uit het publiek of een bepaald voorwerp nu Empire of antiek was, antwoordde hij met de onvergetelijke woorden: „Alles is hier Pier An- tiek"! |
|||||||||
D
|
|||||||||
699
|
||||||||||||||||
Het oude dorp
(Haarzuilens omstreeks 1880)
|
||||||||||||||||
door
|
||||||||||||||||
Dr D. W. Gravendeel
|
||||||||||||||||
Het dorp Haarzuilens bestaat negentig jaar en dat is op zichzelf een respectabele leeftijd. Toch zal in het algemeen
niemand het in z'n hoofd halen — het toch in vergelijking vrij geringe aantal jaren in aanmerking nemende — een feestje te bouwen om het bereiken van deze mijlpaal in de historie te vieren. Dergelijke herdenkingen plegen meestal te steunen op een geschiedenis van enkele eeuwen, eigenlijk hoe meer hoe liever. Tenzij er natuurlijk met het ont- staan van het dorp iets bijzonders aan de hand was. En dat was zo. In het kader van de herbouw van het kasteel De Haar en de aanleg van het bijbehorende park, werd
het oude dorp, dat — naar men gewoonlijk aanneemt — zich vlakbij de ruïne had ontwikkeld, afgebroken. De bewoners kregen de kans zich in de nabijheid te vestigen in een op de tekentafel, in Oud-Hollandse stijl ontworpen, nieuw dorp. Er vond dus eigenlijk een soort wedergeboorte plaats. Nog altijd wordt over 't „oude dorp" gesproken, maar 't is als met de nazaten van mensen die hun vaderland hebben
verlaten, zij spreken nauwelijks nog de taal en kunnen zich geen voorstelling maken van het land van hun voorouders. 't Is ook allemaal wel lang geleden — in dit verband zijn negentig jaren wel degelijk lang — en er is niemand meer die er nog uit eigen aanschouwing weet van heeft hoe 't was. Ik wil daarom eens proberen van dat oude dorp een beeld op te roepen. Makkelijk zal dat niet zijn en ik vraag daarom
de lezer mij wel op de vingers te willen tikken als hij vindt dat ik de plank mis sla. |
||||||||||||||||
(bij dit artikel hoort de kaart op de middenpagina)
|
||||||||||||||||
De Heren van De Haar in de 19e eeuw
|
Visart de Bocarmé, die op 29 mei 1823 te Thieu geboren was
als dochter van Dieudonné Idesbalde Gustave Graaf Visart de Bocarmé en Isabelle Hyacinthe Josephine Fontaine du Joucquoi. Zij overleed op 16 januari 1862 te Nice en Gustave Adolphe hertrouwde op 13 mei 1874 te Ixelles met Léontine Caroline Stéphanie Octavie Augustine Zépherine Barones van Lookhorst. Deze overleed op 6 april 1906 te Brussel. Uit het eerste huwelijk werd op 16 october 1860 te Nice
geboren Etienne Gustave Frédéric Baron van Zuylen van Nye- velt, die in 1890 Heer van De Haar werd. Hij huwde op 16 augustus 1887 te Parijs met Helene Caroline Betsy Barones de Rothschild, die op 21 augustus 1864 te Parijs was geboren als dochter van Salomon Jules Baron de Rothschild en Adèle Barones de Rothschild. Het was deze Etienne, die in de jaren negentig van de vorige eeuw het kasteel liet herbouwen en een begin maakte met de grootscheepse terug- koop van grond, teneinde daar weer een aaneengesloten do- mein van te maken. Hoewel de Heren van De Haar dus niet in Nederland
woonden, hadden zij hier te lande vertegenwoordigers die hun belangen behartigden en er bijvoorbeeld voor zorgden dat de pachten werden geïnd. In de loop der jaren werd veel grond verkocht, maar er bleef ook veel hun eigendom. In 1930 noteerde Lampsins van den Velden iets over de
voorgeschiedenis van de herbouw van het kasteel. Gegevens daarvoor had hij voornamelijk te danken aan de^^heer Koek, die gedurende vele jaren aan het hoofd had gestaan van het |
|||||||||||||||
Op 12 april 1807 werd Jan Jacob Ghislain Baron van Zuy-
len van Nyevelt Heer van de Haar en andere leengoederen.
Hij was op 11 october 1752 te Brugge geboren als zoon van Jan Bernard van Zuylen van Nyevelt (die overigens geen Heer van De Haar was) en Isabelle Marie Claire Du Bois, vrouwe van Leyseele. Hij bekleedde het ambt van maire van Brugge onder het Franse keizerrijk en dat van burgemeester van die stad onder het koninkrijk, was lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, president van de Ridderschap van West Vlaanderen en Ridder in de Orde van de Neder- landse Leeuw. Hij overleed te Brugge op 23 januari 1846. Hij huwde eerst op 3 juni 1788 te Utrecht met Maria Elisabeth Catharina van Wijckersloot, die reeds op 17februari 1815 te Brugge overleed. Vervolgens trouwde hij op 23 april 1817 te Brugge met zijn nicht Julienne Isabelle Ghislaine van Zuylen van Nyevelt, die op 24 februari 1794 te Brussel was geboren als dochter van Joseph Chislain Baron van Zuylen van Nyevelt en Marie Isabelle Antoinette Collette de Pena- randa de Franchimont. Zij overleed op 7 maart 1866 te Brugge. Uit het tweede huwelijk werd op 23 februari 1818 te
Brugge geboren Gustave Adolphe Hyacinthe Joseph Ghis- lain Baron van Zuylen van Nyevelt, die in 1846 Heer van De Haar werd. Hij was attaché van legatie te Londen en over- leed op 20 maart 1890 te Brussel. Hij huwde eerst op 26 april 1853 te Thieu met Julie Alexandrine Marie Josèphe Gravin |
||||||||||||||||
670
|
|||||||||
bekende hotel „des Pays Bays" te Utrecht. Deze vertelde
hem dat in het begin van de jaren negentig op zekere dag baron van Zuylen van Nyevelt van de Haar verscheen, die in zijn hotel kamers had besproken. Hij was gekomen om de hem toebehorende ruïne te bezoeken en eens te zien of her- bouw mogelijk was. Hij wilde er ook best over praten met de hotelier. Hij bekende dat zijn vrienden in Frankrijk er hem mee plaagden. Zij, die zulke schitterende landhuizen beza- ten, het ene al mooier dan het andere. En hij, hij bezat slechts een ruïne. Wacht maar, had hij gezegd, eens zal de tijd komen, dat jullie mijn gasten zult zijn op mijn kasteel. In de loop van het gesprek bleek dat de baron op geen
stukken na wist waar ergens in de buurt van Utrecht zijn ruïne lag. De heer Koek legde het een en ander uit en bood aan hem de volgende dag op zijn tocht erheen te vergezellen. Het aanbod werd aanvaard. De reis werd per rijtuig in drie kwartier volbracht. De heren haalden de sleutel van de ruïne en maakten een wandeling over de puinhopen. In de dorpsherberg werd een eenvoudige maaltijd gebruikt, de baron bezocht enige van zijn pachters en de terugreis naar Utrecht werd weer aanvaard. Wat zullen, na dat bezoek, in het dorp de gemoederen in
beroering zijn geweest! Bronnen
Wat voor bronnen staan er zoal ter beschikking als we iets
te weten willen komen over de situatie van omstreeks 100 jaar geleden? Gegevens uit een nog vroeger tijd zijn natuur- lijk ook welkom. In de eerste plaats zijn daar dan, wat men in de wandeling
„de oude schrijvers" pleegt te noemen. Zij worden ook wel „zedeprekers" genoemd, om hun onveranderlijk zoetsappi- ge stijl. Zij beschreven wetenswaardigheden van stad en lande en een gehucht kon zo onbetekenend niet zijn of zij wisten er wel iets „schoons" van te melden. Vervolgens hebben we de kadastrale gegevens. De basis
daarvan wordt gevormd door het kadastrale minuut-plan van 1832. Dat is een kaart waarop alle percelen land en water en gebouwen zijn getekend, met een daarbij behorend nummer. Die nummers zijn terug te vinden in de kadastrale legger, waar blijkt wie de eigenaar is. In de legger kan men ook vinden wanneer een gebouw ongeveer werd gesticht en wie de achtereenvolgende eigenaren zijn geweest. Ik moet hier een belangrijke waarschuwing geven: de door het ka- daster genoemde eigenaar van een huis hoeft lang niet altijd ook de bewoner te zijn. De laatste wordt soms als „vrucht- gebruiker" genoemd, maar dat is vaker uitzondering dan regel. In de derde plaats hebben we de beschikking over het
bevolkingsregister. In dat register zijn alle bewoners van een plaats opgenomen, in alfabetische volgorde of gerangschikt naar huisnummer. Het eerste bevolkingsregister van Haarzuilens dateert van 1850. Tenslotte de afbeeldingen. Omdat de Haar een
schilderachtige ruïne rijk was, die noodde tot het maken van tekeningen, litho's en gravures, hebben talrijke kunstenaars daar indertijd inspiratie opgedaan. Op enkele van hun werken is ook enige bebouwing te zien. Ik kan er niet voor instaan dat die ,.bijgetekende" bebouwing aan de werkelijkheid was ontleend of slechts „ter stoffering" werd aangebracht. Tijdens de herbouw van het kasteel, in de jaren negentig
van de vorige eeuw, werden er nogal wat foto's gemaakt, bij voorkeur vanaf de ruïne of een zojuist gereedgekomen dak of toren. We zullen eens zien hoever we komen!
|
|||||||||
De oude schrijvers
De Geheym-schryver meldt in 1760: De dorpelingen
alhier woonachtig, met alle de geene welke om de Haar geze- ten zyn, hebben hare Kostwinninge door de Graan-, en Vee- bouw, uit welker vruchten zy zoo wel als die van Vleuten be- staan, en daar by eerlyk kunnen leven. Dit Dorpje is zeer lustig en vermakelyk gelegen, voor de geene, welke de eenzaamheid gewend zyn, en die dezelve liever verkiesen, dan zulke Plaat- sen, daar men in een geduurige onrust moet leven, van veele ydele nietige wereldsche besigheden en bekommeringen, die gewoonlyk Ziel en Lighaam verderven, en een berouw nalaten, waar van zeer weynige de vertroosting krygen, dat ze hoope kunnen hebben tot een beter leven. Onder dit Dorp en Heerlykheid behoren 23 Huysen, waar
onder het Riddermatige Huys, of Slot van de Haar, mede moet geteld worden. Daar staan er 20 in het eygenlyke Dorp en drie daar buyten, welkers Inwoonders meest alle Bouwlieden zyn. Van de oude vervallen Kerk zegt hij: Zy dient heden tot een
Schuur. Den Herbergier en Hospes in het Rechthuys van de Haar bergt daar in zyn Hooi en Strooi voor de Beesten, Turf en Hout en wat dies meer is. En verder: Van hier vaart geen Schuyt op Utrecht, maar
worden de In- en Opgezetenen deeser Heerlykheid bedient door de VrachtSchipper van Themaat. Eyndelyk hier is een zeer aanzienlyke Herberg, waar in ook 't Gerecht hare Recht- bank gewoon is te houden. In de Tegenwoordige Staat (1772) kan men lezen: Men
vondt hier (in de Heerlykheid de Haar) in 't jaar 1748 vier en twintig huizen en verderop Het Dorp de Haar is klein. Men ziet in het zelve het overblyfsel van eene Kerk of Kapel, welke in het jaar 1703 ingestort is. Volgens A.J. van der Aa (1847) bevatte de gemeente
Haarzuilens de heerlijkheden De Haar, Themaat, de Hegge op Themaat en Themaat Uteneng. De gemeente telde 44 huizen, bewoond door 57 huisgezinnen, uitmakende een bevol- king van 285 inwoners, die meest hun bestaan vinden in den landbouw. |
|||||||||
Dezelfde schrijver vermeldt: De heerlijkheid de Haar bevat
de buurtschap de Haar en eenige verstrooid liggende huizen. Zij telt 27 huizen, bewoond door 39 huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van 150 inwoners, die meest hun bestaan vinden in den landbouw en melkerij en verderop: De huizen zijn gebouwd deels rondom een ruim, met hoog geboomte beplant dorpsplein, deels langs eenen weg en eene vaart, die van dit plein naar den Haarmolen aan de Heikoperwatering voert. Men ziet er de bouwvallen van een kasteel, het Huis-ter-Haar, en eene bouwvallige kerk, die door de slotgracht van het kasteel gescheiden is. Deze kerk heeft eenen toren, die door een schuin dak gedekt is en waarin nog eene klok hangt. Zij wordt thans door den bewoner van het regthuis tot eene schuur gebruikt. C.B. van der Tak (1862) weet te melden dat zich aan de
overzijde der gracht de bouwval eener kerk bevindt. De toren en een groot gedeelte dier kerk zijn met een pannen dak voorzien. Zij is thans aan de dienst van den landbouw gewijd, en wordt tot dorschvloer, wagenschuur, bergplaats van hooi enz. gebezigd. En verder: Met betrekking tot den ouderdom en de geschiedenis van dit gebouw, wordt den bezoeker, in eene nabijgelegen herberg, een handschrift ter inzage aangeboden. In hoeverre die geschiedenis echt is, heb ik niet onderzocht; doch ik vertrouw dat zij aan goede bescheiden is ontleend, aan- |
|||||||||
671
|
|||||||||
Gezicht uit het zuiden op de ruïnes van kasteel en kapel, omstreeks 1800. Vóór de imposante bouwval is enige bebouwing te zien. Dat moeten de
huizen zijn die toen aan de zuidzijde van de brink aan de Bochtdijk stonden. Een wandelaar nadert het dorp langs de Haarlaan. Litho van Cornelis van Hardenbergh (1755 - 1843). |
|||||||||
heeft overleefd. Een ruim, met gras begroeid plein, door kloeke
stammen omringd en overschaduwd, daaromheen enkele burgerwoningen en een tamelijk ruime herberg, waartoe een paar groote schuren behooren, zietdaar het dorp, of liever het gehucht. Boven een der schuurdaken steekt het pannendak van een vierkant torentje uit. Dat was weleer de kapel. Maar aan de eene zijde van het dorpsplein rijst de majestueuze ruïne uit |
|||||||||
gezien de bewoner dier herberg huurder is van den tegenwoor-
digen eigenaar van het kasteel, en met het opzigt over dit kas- teel en aanhoorigheden belast blijkt te zijn. J. Craandijk (1888) vertelt: 't Is een rustig en landelijk
plekje, dat dorpje Haar Zuilens, dat hier voor ons ligt onder de muren van den hoogen burgt, waaraan het zijn ontstaan en zijn opkomst dankte en dien het in zijn eenvoudige nederigheid |
|||||||||
Nog een gezicht uit dezelfde richting, omstreeks 1880, maar de tekenaar stond iets meer naar links (de ruimte tussen de hoektoren van het kasteel
en de kapeltoren is groter). Ook hier bebouwing, op dezelfde plaats. Litho van Pieter Adrianus Schipperus (1840 - 1929). |
|||||||||
672
|
||||||||
Foto uit het zuiden omstreeks 1895. Het kasteel is zogoed als klaar maar in het oude dorp wordt nog volop geleefd. Links van de hooiberg (in het
midden) de huizen aan de zuidzijde van de brink (in 1880 de nummers 35 t/m 41), rechts ervan, verscholen in het geboomte, de boerderij waar in 1880 Hermanus Looijaard woonde (toen nummer 42). Die boerderij werd pas in 1864 gebouwd. De boerenwagen op de voorgrond rijdt op het Haarpad. |
||||||||
de ruig bewassen gracht. De kastelein in de herberg heeft den
sleutel van het houten hek, dat den voorburgt afsluit. Toen het huis aan het vervallen was, werden stuksgewijze de vloeren en bindten weggebroken, om er de hofsteden, onder het landgoed behoorende, mee te herstellen. Eindelijk werd het huis verla- ten. Wat vervoerbaar was, werd weggenomen: lood, ijzer en houtwerk. Naar men zegt, moet in der tijd ook vrij wat steen door de boeren zijn weggevoerd, maar thans is het terrein van den bouwval afgesloten. Achter de herberg trekt een kleine, vierkante toren met laag pannendak onze aandacht. Wij gaan de slotgracht langs, om den hoek van de groote schuur heen, en wij komen op een klein pleintje, tusschen stallen en hooiber- gen. Daar ligt het overblijfsel eener kapel. Wat van de kerk nog staat, is thans bij den kastelein der herberg als wagen- schuur en bergplaats van landbouwgereedschappen in gebruik. Craandijk besluit het verhaal over zijn bezoek aan de ruïne met enkele „aanteekeningen", waaronder: De bezoeker van de ruïne van het huis ter Haar vindt in de herberg eene korte geschiedenis van het gebouw, waarvan hij inzage kan nemen, om zich vooraf eenigszins op de hoogte te stellen. Dit voorbeeld verdient navolging, maar de juistheid der opgaven, daar verstrekt, laat te wenschen over. Hij doelt dan o.a. op de vermelding van Karel van Stembor, die omstreeks 1770 het slot nog zou hebben bewoond. Karel overleed in 1761. Wanneer hij inderdaad de laatste bewoner is geweest, dan moet dat eerste jaartal dus wat worden ,,terugge- schroefd". |
||||||||
Door Architectura et Amicitia werd in 1898 een „Gids
voor het Kasteel van Haarzuilens en Omstreken " uitgege- ven. Daaraan ontleen ik: Daar de vader van den tegenwoor- digen eigenaar aanvankelijk geen zoons had, wenschte hij, te Brugge wonende, zich van dergelijke bezitting in Nederland te ontdoen. Alleen een kleine hoeveelheid lands behield hij met het verlaten slot in eigendom. Betrekkelijk kort na den ver- koop werd hem echter een zoon geboren, de tegenwoordige baron Etienne, die de herstelling van het oude ridder goed zoo breed opvat, dat hij ook langzamerhand de landerijen weer te- rugkoopt. Reeds 240 bunders zijn in zijn bezit. Van niet alle belendende eigenaren ondervindt hij echter de medewerking, waarop zijn streven, om uit eerbied voor het verleden als het ware een gedenkteeken op te richten, waardoor in het vader- land zijner voorouders eenige tonnen gouds worden verwerkt, hem aanspraak geeft. Het dorp De Haar, eens de grootste ridderhofstede van het
Sticht, telt thans een paar honderd bewoners, die van land- bouw en veeteelt leven. Daar de huizen, ten getale van vijf en twintig, om zoo te zeggen onder de muren van het kasteel ston- den, zijn ze bij minnelijke schikking onteigend en afgebroken geworden. De kom van het dorp is een kwart uur verder gelegd in de richting van Vleuten. Om het kasteel wordt een vorstelijk park aangelegd en een gedeelte bouwland in boschgrond her- schapen. Met het laatste is reeds een begin gemaakt. De geheele omgeving kan er dus niet anders dan bij winnen.
Aan het oude dorpje werd niets verloren. In gemeenzame |
||||||||
673
|
||||||||
Foto uit het westen omstreeks dezelfde tijd. Rechts de bebouwing langs de Bochtdijk, links de met bomen beplante brink en daarachter de eerste
huizen van de bebouwing ten oosten daarvan (in 1880 de nummers 44 t/m 48). In die hoek moet ook de pomp hebben gestaan. |
||||||||
spreekwijs zou men het tegenwoordig een gat noemen. Vervol-
gens haalt hij spottend de door mij eerder geciteerde Ge- heym-schryver aan. Mettertijd zal dat anders worden. Indien de vlakke weiden
en korenvelden eenmaal door kreupelhout en hoog opgaand geboomte worden afgewisseld; indien het hooge Huis ter Haar zich opnieuw weerspiegelt in de breede gracht; indien de boom- gaard met moestuin en bloemperken weer bloeien; indien de geheele omgeving, in één woord, met lommerrijke lanen en wa- terpartijen is doorsneden, zal er als 't ware nieuw leven ge- boren worden. In 1961, toen het feit werd herdacht dat precies een halve
eeuw geleden de laatste hand werd gelegd aan de herbouw van het kasteel De Haar, wijdde De Spiegel daar een artikel aan. Daarin vertelt de 76-jarige Harm Tijssen, die in 1911 als tuinman in dienst van het kasteel kwam: In de Romeinse tuin lag het dorp. Overal, waar nu de stallen staan en op de plaats van het poortgebouw, stonden vroeger boerderijen. Op sommige plaatsen zie je nog de hoge bomen van de erven. Vlak- bij de plek waar nu de kapel weer helemaal is herbouwd, lag ook een boerderij. |
||||||||
Wat leren ons de oude schrijvers?
Ze zijn het erover eens dat de Haar een klein dorpje was.
Het aantal huizen in het dorp ging tussen 1748 en 1898 de vijfentwintig nauwelijks te boven. De inwoners leefden van landbouw, veehouderij en fruit-
teelt. Er was een ruim dorpsplein (gelegen tussen de ruïne en de
huidige Bochtdijk, dus op de plaats van de tegenwoordige Romeinse tuin), beplant met hoge bomen. Daaromheen en langs de weg naar de Haarmolen (dat was het laatste stuk van de huidige Bochtdijk en de tegenwoordige Lagehaarse- dijk) stonden huizen. Hoe klein 't dorp ook was, er was een flinke herberg. De
kastelein, die kennelijk ook landbouwer was, gebruikte dat wat er van de kerk restte, als schuur voor zijn bedrijf. Hij verleende onderdak aan het gerecht. Dat was dus in vroeger tijd aan schout en schepenen, later aan de gemeenteraad. Hij was huurder van de eigenaar van de ruïne (de baron) en had, als sleutelbewaarder, het toezicht daarop. Kennelijk was er reeds in de tweede helft van de 19de eeuw
sprake van enig toerisme, want in de herberg waren schrifte- lijke gegevens betreffende kasteel De Haar voorhanden. |
||||||||
674
|
|||||||||
Foto uit het noorden (vanaf het kasteel in aanbouw). Op de voorgrond staan loodsen en werkplaatsen, opgetrokken ten behoeve van het grote werk.
Zij stonden er dus oorspronkelijk niet en werden ook later weer afgebroken. Daarboven weer de zuidelijke bebouwing van de brink. Het met bomen omzoomde weggetje rechts op de foto is de oude Haarlaan. Links daarvan de steenbakkerij, die ten behoeve van de kasteelbouw ter plaatse werd opgericht. Links op de achtergrond de Hamtoren. |
|||||||||
De kadastrale gegevens
Als we het kadastrale minuut-plan van 1832 voor ons
nemen lijkt het probleem opeens aanmerkelijk eenvoudiger. Maar pas op! De wegen maken het ons niet moeilijk. De oude loop van
de Ockhuizerlaan is duidelijk. De inderdaad zeer bochtige Bochtdijk is herkenbaar, evenals het Haarpad. De uit het zuiden komende Haarlaan (later ca 140 meter naar het westen verplaatst) kruiste de Bochtdijk en vervolgde haar weg, langs de kasteelruïne in noord-noordwestelijke rich- ting. Bij het kruispunt begon de Lagehaarsedijk of Lagehaarseweg, die naar de Haarmolen aan de Heycop voerde. Ten zuiden van de ruïne (ten noorden van de Bochtdijk)
zijn de huizen inderdaad gerangschikt rondom een plein of brink. Het brinkdorp is de dorpsvorm in het midden en oosten van Nederland waarbij de bebouwing oorspronkelijk geheel of grotendeels geconcentreerd was rondom een brink. Dat was een langgerekt, met gras begroeid en veelal met bo- men beplant terrein. De brink was een plaats van samen- komst en heeft misschien oorspronkelijk gediend tot nacht- weide voor het rundvee. Het brinkdorp is een der alleroudste bekende dorpsvormen van Nederland. In de kadastrale legger wordt het perceel, direct ten zui-
den van de slotgracht aangeduid als bouwland, de smalle oost-west strook daar ten zuiden van is een laan. Ten noor- |
den van de Boschtdijk blijft dan nog een inderdaad langge-
rekt terrein over dat als ,,boombosch" staat aangetekend. Op dit moment steekt een voorzichtige gedachte de kop
op, dat destijds door de baron met de merakelse ideeën wel- licht een zeer oude nederzetting werd „opgeruimd". Dat zou dan in tegenspraak zijn met de idee dat dat dorp zich pas goed en wel heeft ontwikkeld na het verval van het kasteel tot ruïne. Luyten zegt in zijn beschrijving van de kapel: Het jaar van
de bouw is onbekend, maar het lijkt waarschijnlijk dat zij werd gesticht in de tijd toen het kasteel werd vergroot, aan het eind van de 13de eeuw, en dat zij, van het begin af voor alle kerke- lijke diensten bestemd was, niet alleen voor de Heer van De Haar, zijn familie en bedienden, maar ook vooralle inwoners van zijn heerlijkheid. Deze veronderstelling lijkt mij zeer aan- trekkelijk, maar ik wil op een en ander hier toch niet verder ingaan. Laten we tevreden zijn met een schets van het oude dorp in de tweede helft van de 19de eeuw, met name in 1880. Dat jaar 1880 koos ik met redenen. Enerzijds was er toen
nog geen sprake van bouw- en sloopplannen en anderzijds treffen we het dorp dan min of meer in het eindstadium van zijn ontwikkeling. Een bijkomstige maar zeer welkome omstandigheid is dat in dat jaar het bevolkingsregister opnieuw werd opgezet. De bebouwing in 1832 is op de minuut-kaart keurig
aangegeven (de egaal zwarte blokjes). De heer van Hengstum verschafte mij een exemplaar, destijds door hem gekregen van de helaas overleden beheerder van het kasteel. |
||||||||
677
|
||||||||||||
ï^^'-^y^'f^^'i^l'h
|
||||||||||||
Gezicht van het kasteel in aanbouw in zuidwestelijke richting. Te zien is het stuk Bochtdijk ten westen van de kruising met de Haarlaan. Eén van de
huizen op de voorgrond moet dat van de tapper Antonie Spliet (in 1880 nummer 25) zijn geweest. Zijn huis werd in 1865 gebouwd. Het grote gebouw op de achtergrond (ongeveer in het midden) is de in 1875 gebouwde Lindehoeve. Daar woonde in 1880 Petrus Adrianus Versteeg op nummer 20. Daar achter is de Haar- of Rijndijk te zien. De hooibergen rechts horen bij de boerderij van Rijk van Nes (in 1880 nummer 21), ter plaatse van het huidige stalplein. Helemaal rechts is nog net de haarmolen te ontwaren. |
||||||||||||
Rudolf van der Sandt. Daarop staat ook latere bebouwing
(de gerasterde blokjes) bijgetekend. Van al die blokjes is, via het bijbehorende nummer, in de
kadastrale legger de eigenaar te vinden. Maar dan komt de moeilijkheid. Die eigenaar hoeft niet tevens de bewoner te zijn geweest. Dat is duidelijk in het geval van de baron of een andere grootgrondbezitter, maar er waren ook toen al „huisjesmelkers". Zelfs de grote boeren zaten niet allemaal op een eigen boerderij, laat staan dat de arbeiders en de neringdoenden de beschikking hadden over een eigen wo- ning. Omdat in de kadastrale legger, onder de rubriek „soort
der eigendommen" ook het gebruik van elk perceel te vin- den is, kan men op de minuut-kaart, bijvoorbeeld met kleuren, aangeven waar in de agrarische sector de accenten lagen. Het blijkt dan dat, althans in 1832, het eigenlijke dorp en de kasteelruïne omgeven waren door boomgaarden. Ten zuiden van de Bochtdijk had de akkerbouw het alleenrecht, in het noorden de veeteelt. Dit alles in perfecte harmonie met de bodemgesteldheid. Het bevolkingsregister
Het bevolkingsregister van Haarzuilens dateert van 1850,
maar werd in 1880 opnieuw opgezet. Men maakte een alfabetische lijst op van zogenaamde hoofdbewoners. Ver- |
meld werden de beroepen, de gezinssamenstelling, de inwo-
nenden, de geboortedata en een huisnummer. En ook hier lijkt alles makkelijker dan het is. Haarzuilens
kende geen wijken en de huizen waren doorlopend genum- merd, maar het lukte mij niet er achter te komen welk systeem daarbij werd gehanteerd. Bovendien vond er in de loop der jaren herhaaldelijk een hernummering plaats zon- der dat daarbij een sleutel werd gegeven voor herleiding van de nieuwe naar de oude nummers. Natuurlijk moet het mogelijk zijn orde te scheppen in die
schijnbare chaos, maar ik heb mij aan die klus niet gewaagd. In het register van 1880 komen de huisnummers voor van
1 t/m 79. Vijf nummers werden niet gebruikt. Van 11 be- woners werd het beroep niet ingevuld. Er waren 17 veehou- ders, 7 landbouwers, 34 arbeiders, 1 korenmolenaar, 1 schaaphouder, 1 machinist (op het gemaal), 3 kooplieden (winkeliers) 1 karreman, 1 schoenmaker, 3 tappers (herber- giers), 1 kleermaker, 1 broodbakkeren 1 kooiman. Dit geldt dan voor de hele gemeente. Wie woonde waar?
Combinerend en deducerend, scharrelend en schuivend
kom ik voorzichtig tot het volgende beeld: De korenmolenaar zal toch wel gewoond hebben bij zijn
molen, die aan de Heycop stond en al sinds 1790 in erfpacht |
|||||||||||
678
|
||||||||||
Foto van het kasteel in aanbouw in oost-noordoostelijke richting, over de plaats heen waar later het chatelet nog zou verrijzen. Aan de langs het
kasteel lopende Haarlaan ligt daar nog de statige dwarshuisboerderij van Krijntje Kemp, de weduwe van Martinus Versteeg (in 1880 nummer 27). |
||||||||||
was bij de familie van Berkestijn. In 1880 was molenaar
Gerardus Jacobus van Berkestijn, getrouwd met Cornelia Bouman. In dat jaar was Hendrik Steenbrink „machinist" of water-
molenaar. Hij was getrouwd met Johanna Oostrom. „Zijn" gemaal stond er nog niet lang. In 1877 zijn de molens van de Haar, Laagnieuwkoop en Themaat gelijktijdig vervangen door een stoomgemaal met scheprad aan het eind van de Thematerkade. De kooiman was Jacobus Schipperijn. Hij was ongehuwd
en woonde waarschijnlijk bij de eendekooi aan de Oude- naarskade. Zijn huisnummer was 67. Op nummer 21 moet de veehouder Rijk van Nes hebben
gewoond. Hij was getrouwd met Pieternella Spliet. Op nummer 27 woonde de veehoudster Krijntje Kemp,
weduwe van Martinus Versteeg, met haar zoon Johannes Versteeg, die getrouwd was met Gijsbertje Hilhorst. Op nummer 20 woonde Petrus Adrianus Versteeg, vee-
houder, getrouwd met Johanna Jacoba Broekhuijse. Zijn boerderij werd gebouwd in 1875. Het is de ons bekende Lindehoeve aan de Bochtdijk 2. Op nummer 24 woonde Catharina Rietveld, weduwe van
de korenmolenaar Jacobus van Berkestijn. Haar huis was in 1861 gebouwd. Op nummer 25 woonde Antonie Spliet, getrouwd met
Cornelia van Breukelen. Antonie was tapper, slachter en koopman (winkelier). Hij woonde aan de „LaagHaarsche- weg", zoals dat stuk van de Bochtdijk toen heette. Zijn huis was in 1865 gebouwd. |
||||||||||
Op nummer 26 woonde Petrus Spliet, koopman
(winkelier), getrouwd met Maria van Kooten. Dan komen er, ten zuiden van het plein, wat huisjes die in
het bezit waren van de familie Versteeg-Kemp. Daar zouden o.a. op nummer 35 de winkelier Willem van Oostrum (ge- trouwd met Christina Gerdina Koenekoop) en op nummer 39 de schoenmaker Adrianus de Langen (getrouwd met Bar- bara Zwikkers) kunnen hebben gewoond. |
||||||||||
Op nummer 40 woonde Dirk van Kooten, getrouwd met
Jaantje Blom. Zijn huis was gebouwd in 1879. Dirk was tapper en winkelier. Op nummer 41 woonde Willem van Kooten, getrouwd
met Cornelia de Leeuw. Willem was landbouwer. Op nummer 42 woonde Hermanus Looijaard, getrouwd
met Antonia van der Linden. Zijn boerderij was gebouwd in 1864. Hij was landbouwer. In het rijtje huisjes ten oosten van het plein woonde ver-
moedelijk de kleermaker Gijsbertus Bouwman (op nummer 44), getrouwd met Gijsberta van Leeuwen. Zijn buren waren de arbeiders Anthonie Glissenaar, (getrouwd met Trijntje van Putten), op nummer 45, Johannes Verhoef en Lucas Schoenmakers (beiden weduwnaars), respectievelijk op de nummers 46 en 48. Nummer 49 is zeer waarschijnlijk het vaak genoemde
„rechthuis". In 1880 moet daar dan gewoond hebben de |
||||||||||
679
|
|||||||||||
Het kasteel is klaar en men gaat aan de kapel beginnen. Fraai zijn de romaanse kenmerken van het kerktorentje te zien. Overtuigend blijkt uit het
plaatje dat het aanpalende boerenbedrijf het kerkgebouwtje als het ware „opslokte". Te zien is een gedeelte van het „rechthuis", waar in 1880 (op nummer 49) de tapper Gerrit van Bemmel woonde. |
|||||||||||
jaren, tegen f 35, - per jaar.
In het jaar 1880 was Jhr J. W.A. Barchman Wuijtiers van
Vliet burgemeester, G. Hondelink was secretaris. De ge- meenteraad bestond uit J. Vulto, W. van Oostrum, J. van Wijk, A. van Schaik, W. van Kooten, D. de Goeij en H. Mil- tenburg, waarvan de laatste twee tevens wethouder waren. In genoemd jaar kwam de gemeenteraad negen maal
bijeen. |
|||||||||||
tapper Gerrit van Bemmel, getrouwd met Reijertje Lam.
Het paar vertok in 1883. In hetzelfde huis woonde daarna Corneüs Wilhelmus van Oostrum, getrouwd met Cornelia van Kooten. Cornelis was tapper en veehouder. De gemeenteraadsvergaderingen werden vanouds gehou-
den in de ,,regtskamer". Daarvoor betaalde men vanaf 1831 de weduwe van Bemmel f 15,- per jaar, vanaf 1849 W. van Bemmel hetzelfde bedrag. In 1871 werd de secretarie ver- plaatst en daar zat een iets hogere huur aan vast. G. van Bemmel kreeg voortaan f 18,- per jaar. Op 25 september 1882 nam de gemeenteraad het besluit te verhuizen naar het pand van Petrus Spliet op nummer 26 aan het Plein. De verhouding met de familie van Bemmel liet waarschijnlijk te wensen over. De consequentie was wel dat er nu f 35,- per jaar op tafel moest komen. In die tijd werd ook de dorpspomp aangelegd (de zwarte
stip op de kaart). De gemeenteraad nam op 25 september 1882 het besluit daartoe van de baron 4 vierkante meter grond te kopen. De pomp kwam in de zuid-oostelijke hoek van het Plein. Om de zaak goedkoop te houden had men be- sloten een flinken put te doen graven en daarop eene gewone pomp te laten plaatsen. Kennelijk kreeg men toch heimwee naar het oude recht-
huis, want op 3 april 1885 besloot de gemeenteraad van C. W. van Oostrum te Haarzuilens te huren ten dienste der gemeente, het lokaal van het door hem bewoonde huis, bekend onder den naam van „rechtszaal", vanaf 1 Mei e.k., voor den tijd van 6 |
|||||||||||
1830 1850 1S90
Het inwonertal van de gemeente Haarzuilens van 1830 tot 1900.
|
|||||||||||
680
|
||||||||
De Koningshof (in 1880 nummer 68) vóór de laatste verbouwing. Op deze imposante en zeer oude dwarshuisboerderij moet in 1880 Hendrik
Miltenburg hebben gewoond. |
||||||||
In 1884 waren er in het kleine dorpje drie kroegen (Spliet,
van Kooten en van Oostrum), die samen 1050 liter gedistil- leerd omzetten a vijf cent per glaasje. U mag zelf uitrekenen wat het verbruik per hoofd van de bevolking kan zijn ge- weest, als ik u zeg dat de hele gemeente toen 386 inwoners telde. Het dorp had geen school. De kinderen gingen daarvoor
naar Vleuten. De „Staat van het policie-wezen" vermeldt twee veld-
wachters, die beiden te Vleuten woonden. De veldwachter Pieter van Lint, geboren in 1816, was „gepasporteerd sol- daat", d.w.z. een soldaat die na volbrachte diensttijd eervol was ontslagen. Hij was getrouwd met Anna van Ingen. Van de gemeente Haarzuilens kreeg hij een tractement van f 50,- plus een toelage van f20,- voor kleding en een van f 13,- voor huishuur. Zijn collega, de buitengewoon-veldwachter Petrus van Loo, geboren in 1810, was gepensioneerd onder- officier. Hij was getrouwd met Sara Jacoba Veerman. Omdat hij zo „buitengewoon" was, kreeg hij van de gemeen- te geen tractement en ook geen toelagen. In beider staat van dienst staat onder het hoofd ,,gevoelen van den burgemees- ter omtrent de bekwaamheid en geschiktheid van den titu- laris": voldoende. De dorpsveldwachters werden vaak gerecruteerd uit de
rangen van oudmilitairen en zij voldeden in het algemeen goed in hun nieuwe functie. De beide bedaagde heren hadden er blijkbaar niet de minste moeite mee in hun uitge- strekte territoir de orde te handhaven. |
Oostelijk van de ruïne van de kapel moet op nummer 50 de
veehoudster Cornelia Smorenburg hebben gewoond; zij was weduwe van Sijmen Jacob Olders. Daar ten noorden van woonden op nummer 51 de arbeider Dirk Glissenaar, ge- trouwd met Johanna den Holder, op nummer 52 de arbeider Johannes Glissenaar, getrouwd met Bertha Mastwijk, op nummer 53 de landbouwer Lambertus van der Linden, getrouwd met Adriana Glissenaar, en op nummer 54 de ar- beider Johannes Schalkwijk, getrouwd met Fijgje van der Linden. Op nummer 56 woonde de broodbakker Herrebertus
Reuser, getrouwd met Maria de Goeij. Dat moet dus in die buurt zijn geweest, maar ik weet het huis niet te plaatsen. Op nummer 57 woonde de weduwnaar Dirk de Goeij,
landbouwer, met zijn zoon Johannes de Goeij, getrouwd met Maria de Rooij. Ik vermoed dat daarnaast, op nummer 58, de schapenhou-
der (schaapherder) Antonie Veenbrink heeft gewoond. Hij was getrouwd met Aagje Scholman. Op nummer 59 woonde de veehouder Antonie van Schaik;
hij was weduwnaar. Bij hem in woonde Nicolaas van der Meer, getrouwd met Maria van der Louw. De boerderij is later grondig verbouwd, nadat zij eerst nog lange tijd be- woond is geweest door de tuinchef Lambert Voortman en zijn gezin, maar daarover kunt u elders in dit tijdschrift meer lezen. Het huidige adres is Wethouder de Greeflaan 13. |
|||||||
681
|
|||||||||||||||||||||||||||||
4^"
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De boerderij Boszicht, Rijndijk 10. De foto werd genomen vanaf het in aanbouw zijnde kasteel, over de plaats heen waar later nog het chatelet zou
verrijzen. De schuin van links-onder naar rechts-boven lopende weg is de langs het kasteel gaande en inmiddels verdwenen Haarlaan. Daar boven van links naar rechts de Haar- of Rijndijk. Het pand werd in 1877 gebouwd en in 1880 woonden daar Johannes Uijtewaal en Barta Vulto. Foto van 1893. |
|||||||||||||||||||||||||||||
^m-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
.. -M«»«s™w«ww«*M«»«»»^ y'"'"^
|
|||||||||||||||||||||||||||||
;.*.4/
|
|||||||||||||||||||||||||||||
4*^
|
|||||||||||||||||||||||||||||
'HK'
|
|||||||||||||||||||||||||||||
't k€^
|
|||||||||||||||||||||||||||||
nnes^'^^^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Het echtpaar Johannes Uijtewaal en Herberta (Barta) Vulto aan de thee achter hun boerderij aan de Rijndijk. De kopjes worden voigeschonken
door G ijsje de Breij. |
|||||||||||||||||||||||||||||
682
|
||||||||||||||||
Iets waar ik niet helemaal ben uitgekomen, is de situatie
rond de twee tegenover elkaar gelegen boerderijen aan de huidige Eikstraat. In het noorden ligt daar de zeer oude Ko- ningshof (Eikstraat 9), in het zuiden staan nu de opstallen van Emmaus (Eikstraat 14) op de plaats van een verdwenen boerderij. Op de Koningshof (nummer 68) woonde de landbouwer
Hendrik Miltenburg. Hij was al tweemaal weduwnaar, eerst van Joanna de Langen en vervolgens van Maria van der Weyde. Op 06-10-1876 trouwde hij met zijn overbuurvrouw Cornelia Mocking, weduwe van Hendrik Broekhuijse. Zij woonde op nummer 69. Ik denk dat Hendrik Miltenburg op de Koningshof bleef
en dat het bedrijf van Cornelia werd voortgezet door haar zoon Hendrikus Hubertus Broekhuijse, die inderdaad later op nummer 69 blijkt te wonen. Hij trouwde overigens pas op 28-04-1887, met Maria Clasina van Oostrum. En dan is daar nog de boerderij, tegenwoordig Boszicht
genaamd, met het huidige adres Rijndijk 10. Voor de bouw van dit pand werd op 28 mei 1877 de eerste steen gelgd door Barta Vulto, oud 30 jaar. Zij was een dochter van Johannis Vulto en Anna Maria Oosterlaak. In hetzelfde jaar trouwde zij met de landbouwer Johannes Uijtewaal en bewoonde verder met hem de boerderij. Hun huisnummer was 19. |
||||||||||||||||
Conclusie
In het bovenstaande heb ik geprobeerd een beeld te
schetsen van het oude dorp Haarzuilens in en rond 1880. Er was toen, wat het kasteel betreft, nog geen sprake van her- bouwplannen en men leefde er alsof het altijd zo duren zou. Ik heb geen „compleet" verhaal willen maken en vertelde bijvoorbeeld niet van het gekissebis over het al of niet aan- schaffen van een brandspuit, waarbij de tegenstanders van mening waren dat het hebben van een goede brandverzeke- ring voordeliger was. Er is genoeg materiaal voorhanden voor een uitgebreider studie; dit was maar een schets. De afgebeelde reproducties van foto's en prenten zijn in
dit geval een goede steun voorde verbeelding en ik vraag mij af of er bij de lezers niet wellicht nog meer materiaal voor- handen is. Mocht dat het geval zijn, dan zal de Historische Vereniging het zeer op prijs stellen als zij daar copieën van mag maken. |
||||||||||||||||
44JOJH.-&
|
^»vï^
|
|||||||||||||||
Tenslotte ook bij dit verhaal een raadselfoto.
Links zijn van het kasteel één toren en een stuk van het gebouw zichtbaar. Hoog geboomte belet ons verder veel van de omgeving waar te nemen.
Voor de bomen een huisje. Op de voorgrond wordt gehooid. Waar was dit?
Tekening van Anthony Everhardus Grolman (1843 - 1926), 1890.
|
||||||||||||||||
Verantwoording
J. Craandijk, Wandelingen door Nederland, 1888
Christelijk-nationaal Weekblad „De Spiegel", Een baron met „merakelse"
ideeën, 18 november 1961
Lampsins van den Velden, Het „Huis ter Haar". Het artikel werd geschre- ven in 1930 en gepubliceerd in het Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap „Niftarlake" 1934
Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van alle Volken, deel XXII, veertiende hoofdstuk, uitgave Tirion 1772
Geheym-schryver van Staat en Kerke der Vereenigde Nederlanden, uitgave ten Bosch 1760
Gids voor het kasteel van Haarzuilens en Omstreken, uitgave „Architec- tura et Amicitia" 1898
C.B. van der Tak, Beschrijving van den bouwval van „Het Huis de Haar", in Bouwkundige Bijdragen, deel XIII, 1862
|
||||||||||||||||
A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 1839 -
1851
Jhr Mr E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de Geschiedenis der Utrechtsche Ridderhofsteden en Heerlijkheden, 1909
Frans Luyten in Le Chateau de Haar a Haarzuylens, 1910 D.W. Gravendeel, Dorpspompen in Vleuten-De Meern, Tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens, jaargang 7 num- mer 3 en 4, 1987 Inventaris van het archief van het kasteel De Haar te Haarzuilens, 1959 Archief Vleuten-De Meern, archief voormalige gemeente Haarzuilens M.J. van Hengstum, Familie van Hengstum, 1986 J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, 1985 |
||||||||||||||||
683
|
||||||||||||||||
10% van Haarse inwoners heet
|
||||||||||||||||
In 1947:
|
||||||||||||||||
Verhoef
|
||||||||||||||||
Volgens de volkstelling van 1947 woonden er In de gemeente Haarzuilens 57 personen met de familienaam
Verhoef. Op een totaal aantal inwoners van 583 Is dat bijna 10% en dat Is een opmerkelijk hoog percentage, vooral als we zien dat andere veel voorkomende namen als vanden Bosch, van Es, Versteeg, van Dijken va n der Meer nog ruim beneden de4% blijven. Gebleken Is datnietalleVerhoeven direct familie vanelkaarzijn, doch wel dat zij een gemeen- schappelijke stamvader hebben, die ook in Haarzuilens woonde. Reden om in dit speciaal aan Haarzuilens gewijde nummer de schijnwerper eens op de familie Verhoef te richten. Mevrouw A.J. Verhoef - Snoek uit Vleuten is, met enkele andere familieleden, al een aantal jaren bezig met het
maken van een genealogie van die familie. Vooruitlopend op het gereedkomen daarvan geeft zij in dit artikel een be- knopte beschrijving van de familie, voorzover deze gewoond heeft (en nog woont) in Haarzuilens en Vleuten. De hierbij afgedrukte stamboom geeft een duidelijk beeld van alle familierelaties.
|
||||||||||||||||
«j3
|
||||||||||||||||
Het echtpaar Adrianus Verhoef en Gijsbertha van der Wal met hun familie. Staand (v.Ln.r.): Johannes H., Theodorus van der Wal, Gerardus J.,
Reinier (broer), Adrianus J., Wilhelmina van der Meer (schoonzuster), Johanna van der Wal, Cornelis H., Jacobus van der Wal, Reinierus G., Jacobus T. en Marinus J. Zittend: Alida B. Scholman, Theodora C. van Leeuwen, Cornelia M. van Rossum, vader Arie, moeder Gijsje, Johanna M., Anderina J. en Francina C.M. Kempen. Op de achterste en 2e rij: 4 kinderen van Gerardus J., op de voorgrond 3 kinderen van Adrianus J. en 3 van Johannes H. 1935. |
||||||||||||||||
684
|
|||||||||||||
De oudst bekende gegevens van de familie dateren van
begin 1700. Volgens het trouwboek van de katholieke kerk in Vleuten
is daar in 1701 Cornelis Herbertse Verhoef uit Utrecht ge- trouwd met Cornelia Jans Verkerk uit Vleuten en is daar in 1705 Jan Herbertse Verhoef getrouwd met Maria Goossens van Wildervelt, beiden uit Vleuten. Volgens de huwelijks- aangifte van Cornelis Herbertse Verhoef en Cornelia Jans Verkerk voor schout en schepenen van Utrecht woonde Cornelis toen „buyten de Weert" in Utrecht, maar was hij afkomstig van Vleuten. Hieruit volgt dat Herbert Verhoef (elders ook wel
Hermen genoemd) de oudst bekende stamvader van de familie is, dat hij 2 zoons had, Cornelis en Jan, en dat Her- bert vermoedelijk in Vleuten woonde. Gezien de leeftijd waarop men toen trouwde kan daaruit ook geconcludeerd worden dat Herbert omstreeks 1640 werd geboren en zijn zoons omstreeks 1670 - 1675. |
|||||||||||||
Cornelis' zoon Hermannus trouwde in 1729 in Vleuten
met Willemijntje van den Berg, uit welk huwelijk 8 kinderen werden geboren in Vleuten. Van deze 8 zijn er 2 zoons met nakomelingen, t.w. Gijsbertusdiein 1741 en Gerardusdiein 1743 werd geboren. Gijsbertus, die, evenals zijn vader, timmerman in Vleuten
was, trouwde voor de eerste keer in 1785 met Antje van 't Klooster uit Soest en voor de tweede keer in 1789 met Maria Roeters uit Jutphaas. Van zijn 5 kinderen stierven er 4 reeds op zeer jeugdige leeftijd en bleef er slechts een dochter Antje over, die later trouwde met Bernardus Lenssinck in Vleuten. Gerardus trouwde in 1785 met Adriana van Rijnsoever uit
Veldhuizen. Zij kregen 4 kinderen, maar daarvan zijn geen nakomelingen gevonden. Hiermee is deze Vleutense tak van de Verhoeven dan uit-
gestorven. De Haarse tak
|
|||||||||||||
De Vleutense tak
Cornelis Herbertse Verhoef koopt in 1702, dus een jaar na
zijn huwelijk met Cornelia Verkerk, „seeckere Huysinge en Erve, genaamdt den Tuereluer, staande en gelegen onder den gerechte van Themaat". Uit latere stukken blijkt dat dit huis ten zuiden van de Thematerdijk (tegenwoordig Thematerweg) gelegen is op de plaats waar tegenwoordig de aardappelhandel Wieman gevestigd is. Cornelis had 2 kinderen, Hermannus en Metje (Maria).
Volgens het doopregister van de katholieke kerk in Vleuten werd Metje gedoopt op 10-08-1707, maar wist de pastoor waarschijnlijk niet of haar ouders in het gerecht Vleuten of in het gerecht Themaat woonden, want beide plaatsnamen zijn door hem door elkaar geschreven. Van Hermannus is nog geen doopregistratie gevonden, maar uit andere gege- vens kan geconcludeerd worden dat ook hij een zoon van Cornelis is en tussen 1702 en 1706 geboren is. Cornelis hertrouwde in 1718 met Maria Gijsbertse Brands
uit Utrecht, waaruit blijkt dat zijn vrouw Cornelia toen overleden was. In 1720 was Cornelis zelf ook overleden, want toen werd volgens een akte van transport voor het gerecht van Themaat door een oom en grootvader Jan Verkerk als voogden van zijn 2 ,,onmundige" kinderen het huis verkocht aan Pieter van Bijlevelt, de schoonvader van een broer van Cornelia Verkerk. |
|||||||||||||
Jan Herberts Verhoef, die in 1701 een hofstede op The-
maat kocht (niet bekend waar) en in 1705 trouwde met Maria van Wildervelt, had 4 kinderen, die allen op Themaat werden geboren en in de katholieke kerk van Vleuten ge- doopt werden. Zoon Herbert trouwde in 1736 met Johanna Mastwijk.
Hij vertrok naar Breukelen en kreeg 10 kinderen. Zoon Cornelis trouwde in 1745 met Jannigje de Lange. Hij vertrok naar Woerden en kreeg ook 10 kinderen. Dochter Reijertje trouwde in 1744 met Lambert van Oort.
Aangezien van deze kinderen geen nakomelingen in Haarzuilens of Vleuten voorkomen laat ik deze hier verder buiten beschouwing. Jan's zoon Reijnier trouwt in 1740 op 30-jarige leeftijd in
Vleuten met Gijsje Broer, afkomstig van Werkhoven. Zij vestigen zich in Breeveld onder Woerden. Op 8 maart 1741, enkele maanden voor de geboorte van
hun eerste kind, laten zij bij notaris Dirk Swartendijk in Woerden een testament opmaken. Hierin zeggen zij, dat zij „uijt aanmerkinge van de zwak en broosheid des Menschen Leeven hier op aarde, de zeekerheijd des doods, dog de onzeekerheijd van de tijd en ure van dien, te raaden geworden waaren alvoorens uijt deese weereld te scheijden van hunne tijdelijke goederen hen van Gode genadelijk ver- leend, uijtterlijk te disponeren . ...". Verder verklaarden zij dat de langstlevende de universele erfgenaam zal zijn, onder voorwaarde dat, als er kinderen zijn, de langstlevende ver- plicht zal zijn deze behoorlijk te verzorgen en op te voeden „in de vreeze des Heeren". Ze moeten leren lezen en schrij- ven en ze moeten een behoorlijk ambacht leren of het boe- renvak, of iets anders waarmee zij met ere de kost zullen kunnen verdienen. En dat alles tot zij 25 jaar zijn of ge- trouwd; dan krijgt ieder der kinderen f 5,~ in plaats van hun wettelijk deel. In 1742 wordt de „personele kwotisatie" (personele be-
lasting) voor Reijnier vastgesteld op f 2,~, berekend over het volgende: „doet bouwnering: houd twee dienstboden; houd twaalf koeien, twee veerssen en twee paarden; gebruikt daartoe in huure 40 mergen land; houd een werkwagen". Reinier en Gijsje kregen 7 kinderen, maar Gijsje sterft op
29 mei 1750, een week na de bevalling van de laatste 2, een tweeling. Er zijn dan nog slechts 3 kinderen in leven: Jan, Gerrit en Cornelis. Op 6 januari 1751 worden Cornelis Verhoef, broer van Reijnier en Splinter Dirksz. van der Horst, schoonbroer van Gijsje, benoemd tot medevoogden over deze 3 kinderen, die dan 9, 6 en 3 jaar oud zijn. Op 10 januari 1751 wordt bij de boedelscheiding bepaald, dat alle goederen worden toebedeeld aan vader Reijnier en dat de |
|||||||||||||
Het echtpaar Cornelis Verhoef en Johanna P. van Putten met hun
kinderen. Staand (v.l.n.r.): Christiaan, Johanna, Jacobus C, Chris- tine, Joseph C. en Johanna P. Zittend: links Cornelia C. en rechts Arie. Op de voorgrond Johannes en Cornelis. 1943. |
|||||||||||||
685
|
|||||||||
kinderen f 10,- krijgen, in plaats van f5,-, zoals bij testament
was bepaald. Op 19 januari 1751 hertrouwt Reijnier met Maria Aartse
van Dam uit Harmeien. Zij krijgen 6 kinderen, waarvan de eerste 4 binnen 3 maanden na hun geboorte overlijden en er dus uit dit huwelijk geen mannelijke nakomelingen zijn. In 1776 overlijdt Reijnier. Zijn oudste zoon Jan trouwt in 1770 met Cornelia
Vermeulen, wier vader woonde op de Koningshof in Haar- zuilens. Jan en Cornelia vestigden zich op Themaat, waar zij 18 jaar hebben gewoond en waar 9 van hun 10 kinderen zijn geboren. Een van hun kinderen is bij zijn grootvader op de Koningshof overleden. In 1788 vertrekt dit gezin uit Haar- zuilens naar Benschop. Zijn zoons Gerrit en Cornelis zijn de voorvaders van 2
familietakken, die ik, zoals een bejaard familielid het noemde, zou kunnen aanduiden als ,,de boerenfamilie" en „de andere familie", die beiden later weer in Haarzuilens terugkomen en die ik hierna afzonderlijk zal beschrijven. De boerenfamilie
Reijniers zoon Gerrit trouwt in 1775 in Vleuten met
Ariaan de Kruijff. Via hun oudste zoon Reijnierus, geboren in 1776 in de Breukelerwaard, komt deze tak bij Gerrit, die in 1812 onder Breukelen geboren werd. Bij zijn huwelijk in 1850 met Jannigje van Mourik is Gerrit ,,bouwman" en woont hij in Wilnis. Jannigje is dan weduwe van Gerrit Slagtmaat en is „landbouwster" in Schalkwijk, waar Gerrit dan ook gaat wonen en waar hun 7 kinderen geboren worden. Zij wonen daar in het Neer-end, in een „boerenwoning met landerijen, staande en gelegen bij de Heerenhuijsinge genaamd Vuylkoop". In 1879 koopt Gerrit een boerderij in Kockengen, waarheen hij in 1880 met zijn gezin verhuist. Zijn jongste zoon Adrianus (Arie) trouwt in 1895 in
Vleuten met Gijsje van der Wal. Arie huurt dan de boerderij gelegen op de Thematerweg, nu de hoek van de Maarssenseweg, waar zij gaan wonen. In 1902 kopen zij deze boerderij van Cornelis Johannes Mecklenbroek uit Utrecht. Arie en Gijsje kregen 9 kinderen, waarvan de 4 oudste zoons trouwden. Zoon Gerardus (Gert) trouwde in 1930 met Theodora
(Door) van Leeuwen en betrok een boerderij op Ockhuizen (Ockhuizerweg). Zij kregen 10 kinderen. Zoon Adrianus (Arie) trouwde in 1927 met Cornelia
(Kee) van Rossum en vertrok naar een boerderij in Schalk- wijk. Zoon Johannes (Johan) trouwde in 1930 met Alida (Aal)
Scholman en vestigde zich in de boerderij „Beatrixhoeve" op de Thematerweg ten oosten van de Maarssenseweg. Zij kregen 11 kinderen. Zoon Marinus (Rien) trouwde in 1935 met Francina
(Sien) Kempen en vestigde zich op de boerderij Koningshof aan de Eikstraat in Haarzuilens, waar hun 12 kinderen wer- den geboren. Tegenwoordig is daar het Bio-medisch centrum gevestigd. Van de hiervoor genoemde Verhoeven, die inmiddels
allen overleden zijn, wonen nu nog verscheidene kinderen en kleinkinderen in Haarzuilens en Vleuten. De andere familie
Reijniers zoon Cornelis, geboren in 1747, trouwt in 1774
met Fijgje van Rooijen en woont daarna in Waarder, Laag Nieuwkoop en Ru wiel. Hun jongste zoon Arie trouwt in 1806 met Neeltje Straver
en vestigt zich dan weer in Haarzuilens. |
|||||||||
Het echtpaar Josephus J. Verhoef en Johanna C. van der Poel met
hun kinderen (v.I.n.r.) Antonia J., Johanna G., Christina A., Anna C, en Adrianus G. 1959. |
|||||||||
Waar Arie en Neeltje gewoond hebben is moeilijk na te
gaan omdat men toen alleen maar huisnummers gebruikte en nog geen straatnamen. En die huisnummers werden nogal eens gewijzigd. Volgens de geboorteakten van Arie's kinderen werd er in 1812 een kind geboren in huis nummer 5, in 1813 een in huis nr. 1, in 1822 een in huis nr. 4 en de laatste 2 in 1824 en 1827 in huis nr. 13. Volgens het doopboek van de katholieke kerk in Vleuten werden eerdere kinderen in 1808 tot 1811 geboren in de Lage Haar. In de latere regis- ters van de burgerlijke stand wordt alleen de Haar of de gemeentenaam Haarzuilens vermeld. Voorlopig kan dus alleen geconcludeerd worden dat hij in de Lage Haar en later misschien in het oude dorp de Haar gewoond heeft. Als beroep van Arie wordt in 1812 landbouwer vermeld, in late- re geboorteakten van zijn kinderen staat dagloner als zijn beroep. In de overlijdensakte van Arie in 1851 staat dat hij op
ongeveer 75-jarige leeftijd overleed in Laag Nieuwkoop op een stuk bouwland en dat hij in Haarzuilens woonde. Van de 13 kinderen van Arie zijn er maar 3 zoons die nakomelingen hebben. Zoon Cornelis trouwde in 1849 en vertrok naar
Harmeien. De jongste zoon Leendert trouwde in 1858 met Johanna Schoenmakers uit Haarzuilens en hertrouwde na het overlijden van zijn vrouw in 1870 met Steintje van Veen uit Kamerik. Uit zijn 2 huwelijken had Leendert 19 kinderen, allen geboren in Haarzuilens, waarvan echter geen mannelijke nakomelingen in Haarzuilens zijn blijven wo- nen. Als beroep van Leendert wordt bij zijn eerste huwelijk werkman vermeld. |
|||||||||
687
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
686
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herbert
* + 16^0 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopte
STAMBOOM FAMILIE VERHCEF
(Haarzuilens-Vieuten)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Cornells ♦ i 1670 xl 1701 Cornelia Jans Verkerk x2 171B Maria Gljsberts
Bra(a)nds |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
♦ i 1675
X 1705
Maria Goossens
van Mlldervelt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Themaat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reljnier
• 1711 xl 17A0 Gljsje Broer x2 1751 Marie van Dam |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herbert
* 1706 X 1736 Johanna Mastwijk (10 kind. Breukelen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Themaat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hartnannus
♦ *_ 1703 X 1729 Willemijntje van den Berg |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MetJe (Maria)
* 1707 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(10 kind.
Woerden) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woerden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Gerrlt
• 1744 X 1775 Arlaan de Kruijff |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(10 kind.
Themaat/ Benschop) Breulelerwaard/Maarssen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laag Nieuwkoop/Waarder/Ruwlel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I I I I I
Reljnierus Christianus Arie
* 1776 ♦ 1777 * 1781
X X 1812
Gerrltje Maria
Kooyman Verwell
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I I I I
Willemijntle Gijsbertie Harmijntle Harmanus
• 1786 • 1788 * 1790 « 1792 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrlanus
♦ 1788 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harmanus Wlllemijntie Cornelia Willemijntle
» 1786 * 1787 • 1794 • 1796 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antje
• 1799 X
Bernardus
Lenssinck |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Leendert * 1827 xl 1858 Johanna Schoenmakers x2 1872 Steintje van Veen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I I MM
Willem * 1808 |
I
Jan * 1815 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leendert
* 1822 |
Johannes
* 1824 X 1851 Elisabeth Glissenaar |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornells
• 1818 X 1849 Jannlgje de Langen (1 kind Harmeien) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Breukelen/Ruwiel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Linschoten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Gerrlt
• 1812 X 1850 Jannlgje van Mourik |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I I
|
I I
Arie
• 1820 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Krijn • 1819 X
Gerrlgje
Peek (7 kind. L.Nieuwk.) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Krijn
* 1816 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornells
* 1813 |
Gerrlt
* 18U X
Anna
van Wijk (8 kind. L.Nieuwk.) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
» 1815
xl 18^5
Marrigje
van Wijk
X 1856
Jacoba
van den Bosch
|
Jan
• 1823 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ml
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Arie
♦ 1852 X 1881 Steintje Haring |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrlt
« 1862
X 1891
Maria
Schoenmakers
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
♦ 1858
X 1886 Sophia A van Eijk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkwi><
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MMI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Adrianus • 1863 X 1894 Maria Knllff (7 kind. Utrecht) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M I
Johannes * 1861 X
Wijntje
van Mourik (12 kind. Utrecht) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leendert
♦ 1885 X 1909 Sophia W Postma (9 kind. Utrecht) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis
* 1869 X
Cornelia
van Putten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirk
♦ 1864 X 1895 Wilhelmina van Ooij (6 kind. Haarz. /Bos- koop/Alphen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laag Nieuwkoop
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IMh
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Josephus J * 1892 X 1919 Johanna C van der Poel |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3 kind.
Kockengen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodorus
♦ 1889 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albertus
♦ 1886 X 1911 Theodora van Kuljk (3 kind. Harmeien) |
Adrianus
» 1887 X 1939 Antolnetta A
van de Velde |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes
• 1882 |
Cornelis
« 1884 X 1912 Johanna P van Putten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Adrianus J * 1898 xl 1927 Cornelia M van Rossum x2 1946 Aldlna Zwambaq (4 kind. Schalkwijk) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hekendorp
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lucas J
* 1895 X 192? Gerarda Ram |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus J
• 1897 X 1930 Theodora C van Leeuwen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes H
♦ 1900 X 1930 Aiida B Scholman |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marlnus J
* 1901 X 1935 Francina CM Kempen______ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis H |
* 1911 |
I I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacobus T
» 1903 |
Relnerus G
* 1907 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Margaretha
♦ 1903 X 1934 Petrus A Jansen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes
* 1899 |
Haarzullens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leonardus
* 1900 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Adrianus G * 1921 X 1947 Josephlne M Sesink_____ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna G
• 1934 X 1956 Laurentius van den Broek |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Christina A
• 1923 X 1957 Alexander J van den Bosch |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornells
* 1928 X 1955 Joanna E van Jaarsveld |
Johannes
« 1930 X 1956 Gerarda A van Galen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arie
• 1913 X 1946 Hendrica Kabalt |
Johanna
• 1921 X 1952 Cornells H van Kulk |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacobus C
• 1914 X 1941 |
Christlaan
• 1915 X 1941 |
Cornelia C
* 1917 X 1945 Petrus v.d.Bosch |
Joseph C
* 1918 X 1943 Cornelia E Versteeg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus J
Johannes G Maria G Geertrulda MP Lucas JP Lucas JP Cornelis GM Johannes G Gerarda H |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbertha X
Gijsbertus HA Elisabeth C Adrianus Adrianus J Nlcolaas G Johannes M Cornells G Johanna AM Gerardus TG Theodorus N |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbertha JT
Agnes MP Adrlanus WG Wilhelmus AG Gerardus TA Gijsbertus JJ Adrianus C Gijsbertha AMT Johannes JM Adriana WG fllida JM |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrinaus G
Theodorus P Gijsberta J - Gerardus M Gerardus AJ Petrus M Geertrulda A Adrianus J Nlcolaas M Jacobus RM Franciscus C Marlnus J |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzullens
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Petronella E
Kerste Gersen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacobus P
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrianus JM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten-DW
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten-DeM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz.
|
Haarz.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarz■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis H
Hubertus JM Anna ECM Johanna CEM |
Johanna (jA
Johanna GW |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis J Cornelis H
Albertus JA Hermanus J Johanna M Maria J Jacobus CJ Johannes M |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna MJ
Martinus CVM Cornelis AJ Martha JM Catharina MM Josephina CM Petrus WJ Christina CM Joanna CM |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* 3 Jaar van geboorte
X = Jaar van huwelijk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J}zSo3
|
|||||||||||||||||
688
|
|||||||||||||||||
Zoon Johannes trouwde in 1851 met Elisabeth Glissenaar
uit Haarzuilens. Zij kregen 8 kinderen, die allen in Haar- zuilens werden geboren. Ook bij dit gezin is het niet duidelijk waar zij gewoond hebben, want in de geboorteakten van hun kinderen wordt viermaal huis nr. 22 vermeld, tweemaal huis nr. 21 en eenmaal huis nr. 20. Bij het overlijden van Elisabeth in 1866 wordt huis nr. 21 vermeld. Als beroep van Johannes wordt werkman en arbeider vermeld. Een bijzonderheid doet zich voor bij hun jongste kind.
Volgens de geboorteakte geeft Johannes op 07-01-1866 een kind aan van het vrouwelijk geslacht, geboren op 06-01- 1866, dat Antonia wordt genoemd. Op 10-01-1866 geeft hij het overlijden aan van zijn zoon Antonie, oud 10 dagen! Hun oudste zoon Arie, geboren in 1852, trouwt in 1881
met Steintje Haring, die ook in Haarzuilens woonde. Als Arie in 1871 opgeroepen wordt voor de loting voor de Nationale Militie krijgt hij vrijstelling „uit hoofde van lichaamsgebreken". Hij heeft een bult en is in elkaar ge- groeid. Hij kon ook niet „werken", zodat hij een andere bron van inkomsten zocht: hij handelde in vee en verkocht petroleum. Arie en Steintje kregen 5 kinderen en woonden later in het nieuwe dorp Haarzuilens in het huis wat nu Eik- straat 4 genummerd is. Hun zoon Arie, die in 1939 op 51-jarige leeftijd trouwt
met Antoinetta Aloisia (Wies) van de Velde, blijft later in dit huis wonen. Arie was koopman en ook „petrolieboer". Zoon Cornelis (Kees), die in 1912 trouwde met Johanna
(Anna) van Putten, had een paar koeien en varkens, waarvoor hij schillen ophaalde en hij was melkrijder. Hij woonde in het huis Eikstraat 2, dus naast zijn broer Arie. Kees en Anna kregen 11 kinderen. Hun zoons Arie, Jacobus (Koop), Joseph (Joost), Cornelis (Kees) en Johannes (Hannes) blijven na hun huwelijk allen in Haarzuilens wonen. Verschillende van hun kinderen en kleinkinderen wonen nu nog in Haarzuilens en Vleuten. Zoon Albertus (Bart) trouwt in 1911 met Theodora van
Kuijk en vertrekt naar Harmeien. De jongste zoon Josephus (Joost) trouwt in 1919 met
Johanna van der Poel. Zij krijgen 5 kinderen. Via de oudste, Adrianus Gerardus, wordt deze tak nog voortgezet. |
|||||||||||||||||
Gerrit, een andere zoon van Johannes en Elisabeth Glis-
senaar, trouwt in 1891 met Maria Schoenmakers uit Haar- zuilens. Gerrit was daggelder en werkte later op de tuin bij Voortman. Zij kregen 12 kinderen, waarvan er 4 de volwas- sen leeftijd bereikten. 2 zoons hiervan, Lucas en Johannes (Hannes) trouwen resp. in 1922 met Gerarda Ram en in 1931 met Grada Klarenbeek. Van hen wonen ook nog verschil- lende kinderen en kleinkinderen in Vleuten en Haarzuilens. |
|||||||||||||||||
Het echtpaar Gerrit Verhoef en Maria Schoenmakers met hun kin-
deren (v.l.n.r.) Joanna E. (Beth), Joanna E. (Anna), Johannes L. en Lucas J. 1931. Uiteraard is er over de familie Verhoef nog veel meer te
vertellen, doch binnen het kader van dit artikel moet ik hiermee volstaan en wil ik besluiten met een woord van dank aan allen die de gegevens van deze familie hebben opge- spoord en ook aan de in Haarzuilens en Vleuten wonende Verhoeven, die mij bijzonderheden over de familie hebben verteld en de foto's beschikbaar hebben gesteld, die hierbij zijn afgedrukt. A. J. Verhoef - Snoek
|
|||||||||||||||||
in de Broederschapshuisjes
Dinsdag 17 januari 1989 Dinsdag 28 februari 1989 's avonds van 8-10 uur. |
|||||||||||||||||
Algemene contactavonden
|
|||||||||||||||||
Zoals u weet, heeft de vereniging haar intrek genomen in
de Broederschapshuisjes te Vleuten. Een deel van dit gebouw zal gebruikt worden als tentoon-
stellingsruimte en verder zal daarin ons ,,papieren" bezit worden ondergebracht, in de vorm van bibliotheek, docu- mentatie- en informatiecentrum. Het is allemaal nog lang niet klaar en een echte „officiële
opening" zal misschien nog wel even op zich laten wachten, maar het bestuur is van mening dat niet langer moet worden gedraald met de leden een blik in eigen keuken te gunnen. Het is u wellicht opgevallen dat er in het vorige nummer
geen agenda werd opgenomen. Dat had natuurlijk een reden. De belangstelling voor de algemene contactavonden was zeer tanende. Die avonden waren voortgekomen uit de bijeenkomsten
van de genealogische werkgroep, die al sinds haar oprichting placht te vergaderen ten huize van de familie de Rooij, 't Zand 1. Allengs raakte de zuiver genealogische opzet op de |
|||||||||||||||||
achtergrond en de heer en mevrouw de Rooij waren gaarne
bereid, bij gebrek aan een eigen „clubgebouw", voor de leden van de vereniging ook in algemene zin als ,,ontmoe- tingscentrum" te fungeren. Wij willen hen gaarne hartelijk danken voor de immer betoonde gastvrijheid. Het was beslist hun schuld niet dat het eigenlijke doel van de bijeen- komsten wat verwaterde. Het doel was, dat iedereen met vragen, plannen of ideeën,
uiteraard binnen het kader van de doelstellingen der vereni- ging, daar terecht zou kunnen en dat daar dan vervolgens vruchtdragende initiatieven uit voort zouden komen. Het is toch onvoorstelbaar dat die meer dan 800 leden van onze vereniging er geen behoefte aan zouden hebben hun eigen historische belangstelling eens „af te wrijven" aan die van een ander? Welnu, tentoongesteld is er dan nog wel niet veel, van
binnen is het een gezellige ruimte geworden. Wat let ons een poging te wagen tot een nieuwe start? |
|||||||||||||||||