¥^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
689
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Tijdschiirt \an de iJistoii'scho Vcrenty
Vleuten-Df Mecrn-Hadr/udcns *e jaargang nr. 1 maart 1989 O 19» ¥«f*.chijnt 4v per jaar
^ ^■
IngcMhrcxen in hci vt-renigtngsregistcr vaa
deK V K Uiaxht co ondei m V. 47936Ö |
||||||||||||||||||||||||||||||||
lijken te zijn. Deze moeten als het ware
worden voorzien van een "toegere- kende waarde" om op de begroting een plaats te kunnen krijgen. Zo'n toegerekende waarde lijkt —
omdat zij in guldens wordt uitgedrukt — zeer exact, maar de wijze waarop zij
tot stand komt is dat vaak niet en kan dat ook niet zijn. Die waarde wordt be- paald door wat men ervoor over heeft, zonder dat daar een in klinkende munt vertaald profijt tegenover staat. Ons gemeentearchief
Eens — maar dat is aj lang geleden —
verzocht het gemeentebestuur van Vleu- ten Gedeputeerde Staten het oud- archief van de gemeente te mogen ver- nietigen. Dat verzoek werd afgewezen. Nü komen BenW — weliswaar na lang aandringen van de kant van de provin- ciale archiefinspectie — met een voor- stel aan de Raad om f 125.000,-- be- schikbaar te stellen voor een eerste opknapbeurt van datzelfde archief Na de eerste schrik drong toch het be-
sef door dat er eigenlijk sprake was van achterstallig onderhoud en inderdaad — aannemende dat het gaat om pakweg
200 jaar archiefbestand — was met f 625,— per jaar veel narigheid voor- komen. Het heeft erom gespannen in de com-
missies, maar in de raadsvergadering van 13 december schaarden zich toch de woordvoerders van alle politieke partij- en achter het college in zijn streven dit cultuurgoed te behouden. Wie sprak er ook alweer over "hard"
en "zacht'7 D.W. Gravendeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons tijdschrift verschijnt maar vier-
maal per jaar en het is mij daarom zelden mogelijk in mijn voorwoord "bijdehand" in te gaan op bepaalde gebeurtenissen of uitspraken. Ik doel nu met name op enkele zaken, die eind vorig jaar in de gemeenteraad aan de orde kwamen. Harde sector - zachte sector
Volgens de verslaggever van de Brug
(7 december 1988) zou het college van BenW gesteld hebben dat de scheiding harde-zachte sector "een volstrekt vruchteloze" is. Mijn reactie was: het college heeft met die stelling "volstrekt" gelijk, alleen zou ik liever 't woord "onvruchtbare" willen gebruiken. Ik zal geen poging doen een uiteen-
zetting te geven van wat in dit verband onder "hard" en "zacht" moet of kan worden verstaan. In het algemeen heeft ieder daarover wel zo z'n ideeën en het is juist die veelheid van opvattingen, die de grens — die er dus inderdaad niet zou mogen zijn — doet vervagen. Wat door de één als een "zeer zacht" element wordt gevoeld, bepaalt bij de ander mede zijn houding ten opzichte van een "hard" gegeven. Eén van de kenmerken van zo'n
"hard" gegeven is dat het in hoge mate in financiële termen kan worden beschreven en dat geeft natuurlijk een prettig en veilig gevoel. Het verschil tussen kosten en baten levert 't profijt in guldens. "De politiek" kan dan gaan "plussen en minnen" oftewel zich werpen op de prioriteitvraag. Die prioriteiten-wegerij wordt aan-
merkelijk moeilijker naarmate de mee te wegen onderwerpen "zachter" van aard |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Pagulijki) bestuur:
IJf D,W, Grast-ndfci, \twi/iiter % Zs»<| 35, 345i OP Vleuten tel 03406-61793 J.W Schoondcrtux'rd, sckretaris
Mci-tuJijk 62, 3454 HT De Mecin tel 01406 -61462 l»,(j de Rooi f, pcnningmceMcr
't Zand i. ^451 GP Vk-uten tct, 0^4()7- 14X3 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
AJ \<in Zoeten, vice-\oin/jiter
Stationsstraat 34. 3451 BZ Vleuten tel. 0^407 - 1263 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Erelid:
|ile\i(niw Pmf Dr C l<;mgv, Soesi
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
l*dcnadmiRi!itratie/infonnati«:
Opgi.\en van nieuHcledeti imitaties ent na)-
bcsiellnlgen hi),
Me\riiuw P 3 de Rooit-does,
't Zand 1- 3451 C.J' Vlcwcn
teJ. ()U07 - 14S3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
K.«n(ril>utii>:
De ia.Tili|kse kontiibutic betliaagt voor 198^
minimaal f 'O,- postabonnement f 40,~- per laar Donaleurs:
MitUiDaal rj2,50 pel ia ai
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
ïaslellinie»;
■■■ - P« Meem S5.^43<0#O RA.»Ö - Vteöiett I6.?5.17.574 2 6S $5 ee
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Odiiele of §«<fe«lfe!lJikc 0¥«ïttóÈfte van
«r«|fe«l«s uit dit t(j|<3s0t)rift Is steehls. töe* ^Eü^ti^it «4 schtift€il|k« twstemjBJt^- sm éSi recittktio ' -.-^ |
||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
pag.
689
690
691
693
694
7Ó1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
Verenigingsberichten, uitnodiging algemene ledenvergadering
Een dorp verandert
Wie wat bewaart die geeft wat, rectificatie Verhoef
Het mobilisatiekruis 1914-1918
De Hervormde Vrouwenvereniging "Wees en Zegen"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling Vleuten, deel lil en slot 708
Kee /: .M..;vy-.;:. ..4 .:..-,:^ ■.,. ^. 714
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
LOSSeiVüMWERS F 7.50
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
690
|
||||||||||||||||
Verenig ingsberichten
|
||||||||||||||||
Uitnodiging
voor de algennene ledenvergadering
|
||||||||||||||||
Agenda
11 april: Algemene ledenvergadering (zie
uitnodiging in dit nummer). 15 en Landelijk museumweekend,
16 april: waarin het Kasteel De Haar
een belangrijke plaats inneemt.
In het kader daarvan heeft de beheerder van het kasteel ge- vraagd of onze vereniging daaraan een bijdrage zou kun- nen verlenen. Wij zullen dit doen door in de kapel bij het kasteel een fototentoonstelling in te richten van de andere kastelen en ridderhofsteden in onze gemeente. Openingstijd: van 13.00-17.00 uur (zaterdag en zondag). 25 april: Algemene contactavond in ons
gebouw "Het Kabinet", Zand- weg 147B (achter het Vereni- gingsgebouw), van 20.00 - 22.00 uur. 29 april: Viering Koninginnedag inWleu-
ten, waarbij ons gebouw de Broederschapshuisjes als do- cumentatiecentrum en exposi- tieruimte geopend zal zijn. 23 mei: Algemene contactavond in de
Broederschapshuisjes van 20.00 - 22.00 uur. Onze gebouwen
De inrichting van onze gebouwen in
Vleuten en De Meern en de inventarisa- tie en opberging daarin van onze bezit- tingen vergt meer tijd dan wij eerder dachten, zodat op dit ogenblik nog niet precies gezegd kan worden wanneer een officiële opening kan plaats vinden. Wij hopen u binnen niet te lange tijd daar- over nader te kunnen berichten. De Broederschapshuisjes in Vleuten
zijn onofficieel al in gebruik genomen voor het houden van bestuursvergade- ringen en algemene contactavonden. Ons gebouw in De Meern, waaraan de naam "Het Kabinet" is gegeven, zal onofficieel al in gebruik genomen wor- den voor de algemene ledenvergadering op 11 april. Medewerkers gevraagd
Zonder de hulp van vrijwillige mede-
werkers is ons bestuur niet voldoende in staat de doelstellingen van onze vereni- ging te verwezenlijken. Voor verschil- lende taakonderdelen zal er daarom be- |
||||||||||||||||
Bij deze nodigt het bestuur de leden uit voor de algemene ledenvergadering van de
vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag 11 april 1989 in het gebouw van de vereniging, Zandweg 147B te De Meern (achter het Verenigingsgebouw). Aanvang 20.00 uur precies. |
||||||||||||||||
Agenda:
|
||||||||||||||||
1. Opening.
2. Vaststelling notulen van de vergadering van 12 april 1988.
3. Ingekomen stukken en mededelingen.
4. Jaarverslag over 1988.
5. Rekening over 1988:
a. Verslag van de kascontrolecommissie;
b. Vaststelling rekening en balans.
6. Benoeming nieuwe kascontrolecommissie.
7. Vaststelling begrotingen voor 1989 en 1990 en contributie voor 1990.
8. Verkiezing bestuursleden.
9. Rondvraag en sluiting.
Het bestuur.
Dr D.W. Gravendeel, voorzitter
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting:
Agendapunten 4, 5 en 7: De hier bedoelde stukken liggen een uur voor het begin
van de vergadering ter inzage voor de leden.
Agendapunt 8: Volgens het bepaalde in het huishoudelijk reglement zijn dit jaar
aan de beurt om af te treden de heren W.H. Denekamp, J.W. Schoonderwoerd en
A.J. van Zoeren. De 2 laatstgenoemden zijn herkiesbaar en worden door het
bestuur kandidaat gesteld. De heer Denekamp heeft bedankt als bestuurslid. In
zijn plaats stelt het bestuur de heer J.F.K. Kits Nieuwenkamp kandidaat.
Door tenminste tien leden kunnen ook kandidaten worden voorgedragen. Deze
voordracht dient uiterlijk drie dagen voor de vergadering bij het bestuur te
worden ingediend.
Na de vergadering zal door de heer K.B. Nanning een rijkelijk met dia's
geïllustreerde causerie worden gehouden over de vele kastelen, die onze gemeente eens rijk was. |
||||||||||||||||
hoefte zijn aan min of meer vaste mede-
werkers, die in werkgroepverband of individueel daaraan hun steentje willen bijdragen. Voor de opbouw van ons ge- bouw in De Meern heeft een aantal enthousiaste mensen ons al veel steun verleend. Nu onze gebouwen geleidelijk gereed
komen en bepaalde werkzaamheden aangepakt kunnen worden, willen wij nogmaals een dringend beroep doen op uw hulp. Om te beginnen vragen wij medewerk(st)ers voor de volgende aktiviteiten. |
||||||||||||||||
Werkgroep informatiecentrum
In verband met de ingebruikneming
van het documentatie- en informatie- centrum in de Broederschapshuisjes ligt het in ons voornemen dit centrum op een vaste tijd (gedacht wordt aan een avond per week) open te stellen voor leden en andere belangstellenden, die behoefte hebben aan informatie en die wij wellicht kunnen helpen met gege- vens uit de in ons bezit zijnde boeken, tijdschriften, foto's en andere documen- tatie. Om deze diensten te kunnen verlenen
|
||||||||||||||||
691
|
|||||||||||||||||||
voor een helpende hand te bieden,
verzoeken wij contact op te nemen met onze voorzitter. ContrJbutiebe taling
|
|||||||||||||||||||
hebben wij nog enkele medewerk(st)ers
nodig om ons centrum te "bemannen". Wie hieraan zou willen meewerken ver- zoeken wij contact op te nemen met onze secretaris. Werkgroep genealogie Genealogisch onderzoek is nodig om
twee redenen. In de eerste plaats om te voldoen aan onze statutaire doelstel- ling tot het bevorderen van kennis en studie van de geschiedenis van onze ge- meente (en haar inwoners) en het over- dragen van kennis en studieresultaten aan de inwoners van de gemeente. Onderzoek en studie dus, maar ook regelmatige publicatie. In de tweede plaats bereiken ons wel eens verzoeken van elders wonenden, die vragen om |
gegevens over personen of families die
hier in vroeger tijden gewoond hebben. Voorzover dit binnen onze mogelijk- heden ligt willen wij proberen aan die verzoeken te voldoen. Amateur-genealogen die daarvoor
tijd hebben en bereid zijn deel te nemen in een werkgroep welke zich met deze werkzaamheden bezig houdt, gelieven zich te melden bij onze secretaris. Restauratiewerk De vereniging bezit enig antiek meu-
bilair, dat een grondige opknapbeurt nodig heeft. Onder onze leden zijn vast wel mensen, die van meubelmaken en/of houtbewerking hun hobby ge- maakt hebben. Wie bereid is, tegen vergoeding van materiaalkosten, hier- |
||||||||||||||||||
Met het december-nummer van ons
tijdschrift hebben de leden een accept- giroformulier ontvangen voor betaling van de contributie voor 1989. Een aantal leden heeft tot nu toe die contri- butie nog niet betaald. Meestal blijkt dit een gevolg te zijn van enige vergeet- achtigheid. Mogen wij deze leden vragen het deze maand niet te vergeten? Dat bespaart ons de moeite (en kosten) van het zenden van herinneringen! |
|||||||||||||||||||
Een dorp verandert
|
|||||||||||||||||||
De raadselfoto uit nummer 3
van 1988
De foto leverde vier reacties op. We
beginnen met de brief van mevrouw Van Dijk-Doornenbal uit De Meern. "Ik zal maar weer eens een poging wagen over "Een dorp verandert". Ik begin rechts, dat is het ingangshek van boerderij Hinderstein. Daar woonden meen ik de gebrs. Vermeulen. Dan café Molitia van Jos Bransen, zijn vrouw heette Anna v.d. Beek. Daarnaast de kuiperij van Wibbeke, daar werden tonnen gemaakt. Dan zie je nog net een opening, daar was het erf van café Van Dijk wat je nog net kunt zien aan het hoge gedeelte, dat is het restaurant. Daar werden de tentwagens neergezet met bruiloften of misschien ook wel van kerkmensen. Wat ik er van weet is zo'n 70 jaar geleden. Ik hoop dat ik het goed heb". De tweede reactie was van J.J.M.
Bransen uit de Emmalaan in Vleuten. "Bij een van Uw leden zag ik in Uw blad de raadselfoto staan. (Hoezo: "bij een van Uw leden"? Bent U dan zelf geen lid? Dat is ons nog nooit overkomen. We hebben zo'n 850 leden, we krijgen vier reacties en daarvan is er één van een niet-lid. Maar het interesseert U toch wel. Ik bedoel maar.....KBN.) Ik her- kende deze foto onmiddelijk als het café van mijn opa, A. Bransen. Het café heette "Sportlust". Van plm. 1916 tot 1956 heeft de
familie Bransen in het café gezeten. Het voorste deel van het huis was het café, het achterste deel van het huis fungeerde als woonhuis. (Het raam is nog net zichtbaar op de foto). Het pand was gelegen aan de Dorps-
straat, ongeveer op de plek waar nu het |
|||||||||||||||||||
Geheel tegen de vertrouwde regel-
maat in verscheen in nummer 4 van 1988 bovengenoemde rubriek niet: alle ruimte was nodig om met enkele artikelen — die zéér de aandacht trok- ken — het negentig-jarige bestaan van het nieuwe dorp Haarzuilens te herden- ken. Nu zijn we weer terug, niet alleen met
alle reacties op de raadselfoto uit nummer 3 van 1988, maar ook nog met een reactie die teruggaat tot nummer twee van het vorige jaar. Laat ik met die laatste beginnen. |
|||||||||||||||||||
Het tuinbeieldje is terecht!
Op 9 november jongstleden had ik
een uitgebreid gesprek met de 96-jarige mevrouw M. Verder-Liesker, weduwe van oud-burgemeester J.A. Verder. Van zijn aftreden als burgemeester in 1946 tot zijn overlijden in 1975 heeft het echtpaar Verder-Liesker op huize Alen- velt gewoond. Mevrouw Verder wist nog alles van het witte tuinbeeldje! "Toen in 1975 de zusters van het
klooster Spes Nostra het huis in ge- bruik namen, vroegen ze meteen naar het witte tuinbeeldje. Ze dachten dat het van het echtpaar Tahsine-Van Bijlevelt was geweest. Dat was niet waar. Het was een familiestuk van mijn man. Hij had het geërfd van een tante die kinder- loos overleed in 1926. Het beeldje heeft later ook nog een tijd bij mij in de tuin gestaan toen ik 12 jaar alleen aan de Bottensteinweg woonde. Toen ik twee jaar geleden naar deze flat bij Jozefzorg verhuisde, is het beeldje naar mijn zoon in Bilthoven gegaan. Daar staat het nu bij hem in de tuin". Tot zover mevrouw Verder. |
|||||||||||||||||||
692
|
|||||||||||
kruispunt Hindersteinlaan en Pastoor
Ohllaan ligt. Links naast het café was de kuiperij van Wibbeke, ook zichtbaar op de foto. Aan de rechterkant van het café stond de boerderij van Vermeulen. Tijdens de vernieuwing van Vleuten is het volledige pand verloren gegaan. Ik hoop dat U nu weer iets meer weet
over de foto. Het was mij een genoegen U hierover te informeren". Daar was ze weer: mevrouw Grif-
fioen van de Parkweg. "Het is de toe- gang tot boerderij "Hinderstein". Daarnaast café Bransen, daarnaast de kuiperij van Wibbeke, waar ook aan- nemer Baars een gedeelte van gebruikte als werkplaats. De gaten in de muur, op de foto te zien, werden als doorsteek- mogelijkheid bij het schaven van lange stukken hout gebruikt. Er is ook nog een stukje te zien van het enige echte "Oude Raadhuis". |
|||||||||||
Ze besluit met "Hopelijk heb ik
hiermee onze correspondentie weer op gang gebracht". Tot slot de lange brief die we van To
van der Sande-Mandjes uit Haarlem kregen. "De foto is gemaakt in de toen-
malige Dorpsstraat te Vleuten. Ik denk eind vijftiger jaren, begin zestiger jaren (Het was in september 1961, KBN). Het trottoir was er in mijn kinderjaren niet. Het ijzeren hek stond langs de bloemen- tuin en de stenen palen vormden de in- gang naar de boerderij "Hinderstein", bewoond, voor zover ik weet, door twee broers Vermeulen en één zuster. Daar- naast was café, ik dacht, "Zomerlust". Er achter en boven woonde de familie Bransen. Vervolgens een heel oud bedrijfs-
pand. Heel vroeger, en dat heb ik ge- hoord van mijn ouders die omstreeks |
1885 geboren zijn, was daar gevestigd de
kuiperij van Adam Wibbeke. Zijn zoon Huib heeft het bedrijf voortgezet, maar de kuiperij heb ik niet meer gezien. Ik geloof dat het later opslagruimte was. De "schuur van Wibbeke" was voor ons de naam. Op de zolder — uit die tijd dateert waarschijnlijk de dakkapel — had de R.K. Verkennersgroep haar honk: eind 1950, begin 1960. (Hier onderbreek ik de brief voor de tweede keer: ik ben blij met deze informatie. Ik heb dat in 1961, toen ik in Vleuten kwam wonen, nog zelf gezien, maar als ik terloops daarnaar bij oudere Vleute- naren informeerde, kon niemand me dat bevestigen. Gek eigenlijk, want van die oude verkenners moeten er toch nog wel een paar in Vleuten wonen?) "Er hing ook nog een inlichtingenbord, tussen het tweede en derde raam van links. Wat daar gepubliceerd werd weet ik niet. Misschien weet iemand het nog. |
||||||||||
Nog één keer de raadselfoto uit nummer 1988-3, nu met veel meer omgeving. Tegenover café Bransen zien we de winkel van Broekhuyse, daarvoor
van Lubach. Achter café "Het Oude Raadhuis" zien we in de verte nog de boerderij "Ken U ZelP' van Van Dijk en daarachter het dak van de woning van Gerrit Koren. De foto dateert uit september 1961. |
|||||||||||
693
|
|||||||||||||||||||
Dan, nog net zichtbaar, een heel klein
stukje van het oude "Het Oude Raadhuis". Tussen beide panden was nog een
open stuk (Door de vertekening van de foto niet te zien, denk ik). In mijn kinderjaren stond daar de enige attrac- tie van het Vleutens Feest, n.1. een toestel dat overdag draaimolen was voor de kleintjes en 's avonds omge- bouwd was tot zweefmolen voor de groten. Van de families die met de genoemde
panden verbonden waren, zijn er on- getwijfeld in Vleuten nog nazaten te vinden, die er meer van kunnen ver- tellen (onderbreking drie: dat hebben we dus gemerkt door de reactie van de heer Bransen). To van der Sande besluit haar getypte brief met "Veel succes met de Vereniging en vriendelijke groeten van een oud Vleutenees". Vier leuke reacties dus die, naast
elkaar gelegd, weer de nodige vragen oproepen. Wie wil er nog wat vertellen? De nieuwe raadselfoto is voor oud-
Vleutenezen dunkt me ook niet zo moeilijk. Vertel eens wat over de familie die hier gewoond heeft! K.B.N.
|
|||||||||||||||||||
Rectificatie
|
|||||||||||||||||||
In het artikel over de familie Verhoef op
blz. 683 e.v. zijn tot onze spijt enkele fouten geslopen, te weten: Blz. 685, Ie kolom, regel 43:
... 10 kinderen, moet zijn ... 11 kinderen.
Blz. 686. links onder:
* 3 Jaar van geboorte moet zijn:
* = Jaar van geboorte.
Blz. 687. midden onder:
Onder Adrianus G is 1 kind vermeld Adrianus JM, dit moeten 5 kinderen zijn: Josephus AA Johanna J
Adrianus JM
Johannes M
Albertus M
|
|||||||||||||||||||
D
|
|||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen en bruik- lenen aanvaard van: |
|||||||||||||||||||
A. Brouwer-Bakkenes, Kalverstraat 6
De Meern Petroleumstel C. Goes-van Beek, Alendorperweg 101
Vleuten Flesje tijmsiroop
Familie Kragt te Vleuten
Een drietal prijscouranten van ge-
reedschappen en machines (1899-1922) G. Sangers, Zandweg 46 De Meern
Een 18de eeuws kasboek, 4 delfts- blauwe tegeltjes, oude deurscharnieren M.G. van den Bosch-Goes, Hinder-
steinlaan 16 Vleuten Drie stukken sunlight zeep, bolletje
haakzijde uit de oorlog |
|||||||||||||||||||
A.H. van Lambalgen, Oranjelaan 5
De Meern Weegschaal Mevr. A. Winkel, van Wanrooystraat 12
Vleuten Een viertal boeken (varia)
Mevr. Th. Jongerius, Alendorperweg 13
Vleuten Boekjes "Onze Gemeente"
Mr H. Kuperus, Prof T. Brandsma-
laan 5 Vleuten Paar gehaakte dameshandschoenen
J.P. Jansen, Ockhuizerweg 22 Haar-
zuilens Boekjes "Onze Gemeente", ijzeren
stoof, huisvlijt |
B. Wieman, Stationsstraat 2 Vleuten
Een zevental foto's van de optocht ter gelegenheid van 40 jaar katholiek onderwijs Vleuten-Haarzuilens C.H. de Roos, B. van Hamstraat 2
Vleuten Jaap Joppe, De auto in grootvaders
tijd (1961) J. de Bruijn, Rijksstraatweg 84 De
Meern Zijn dia-verzameling (ca 300 dia's)
van Vleuten en De Meern |
||||||||||||||||||
D
|
|||||||||||||||||||
694
|
||||||||
Het mobilisatiekruis
1914- 1918 door
Dr D. W. Gravendeel |
||||||||
Aanleiding tot dit artikel was een gesprek met de heer C. Ekema te Vleuten. Hij gaf mij ter inzage het militair zak-
boekje van zijn vrouw's oom Jan van Selm, geboren op 13 juni 1895 te Wilnis, landstormplichtige tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tevens leverde hij mij een foto van een groep heren, allen getooid met een onderscheidingsteken. Die oorlog is — in Nederland althans — bijna geheel vergeten en wie heeft ooit gehoord van het mobilisatiekruis?
In het nu volgende wil ik wat oudgedienden uit die jaren ten tonele voeren. Uiteraard mannen uit onze gemeente.
De keus is willekeurig en in hoofdzaak bepaald door de van Ekema geleende foto. Het verhaal erom heen is bedoeld om de sfeer van die onrustige tijd te tekenen, maar meer nog om vergeten, of wellicht nooit geweten, feiten en omstandigheden naar voren te brengen. |
||||||||
Na de uitreiking van het mobilisatiekruis op 29 mei 1926 lieten de oudgedienden zich in groepen fotograferen. Naarstig speuren leverde ons wat
namen op.
Middelste rij van links naar rechts: G. van den Bosch, J. van Zijl, C. van Koten, J. van Selm (iets naar voren zittend),.. van Breukelen, J. Broek-
huyse.
Voorste rij van links naar rechts: J. Versteeg (met pet), T. van Beek, H. de Rooy, S. van Zuyien (gehurkt).
Voor wat meer gegevens van enkelen hunner zie volgende pagina.
|
||||||||
695
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding met zich bracht, had zich immers tussen de
Westeuropese machten geen gewapend conflict meer voor- gedaan. Integendeel, op allerlei gebied manifesteerde zich in toenemende mate internationale samenwerking, terwijl de vredesbeweging versterkt scheen. De Haagse Vredesconferenties van 1899 (op initiatief van
tsaar Nicolaas II van Rusland) en 1907 (op initiatief van president Theodore Roosevelt van de Verenigde Staten) hadden tot doel oorlog te voorkomen en, indien uitgebro- ken, minder wreed te maken. Als uitvloeisel van de eerste conferentie werd het Permanent Hof van Arbitrage opgericht in 1899. De Amerikaan Andrew Camegie schonk geld voor de bouw van het Haagse Vredespaleis, dat een symbool werd van de vredeswil in Europa. Juist echter na dit schijnbare succes deden zich enkele
gewapende conflicten voor, zij het ver verwijderd. Conflicten
De Russisch-Japanse oorlog werd gevoerd van 1904 tot
1905 en was het gevolg van de belangentegenstellingen tussen de beide staten in Mantsjoerije en Korea. De mili- taire en economische expansiepolitiek van Rusland wekte de ergernis op van Japan, dat steun ontving van Groot- Brittannië. Deze beide landen sloten een verdrag in 1902. De oorlog was een aaneenschakeling van Japanse suc-
cessen en de uiteindelijke Japanse overwinning deed de internationale status van deze "nieuwe mogendheid" sterk stijgen, terwijl aan de andere kant de Russische nederlaag het verval van het achtergebleven tsarenrijk pijnlijk onder- streepte. De Italiaans-Turkse oorlog, ook als Tripolitaanse oorlog
bekend staand, werd gevoerd van 1911 tot 1912. Italië bezette een smalle kuststrook en proclameerde zijn soeve- reiniteit over Tripolis en Cyrenaica, maar slaagde er niet in verder door te dringen. De Italiaanse vloot veroverde Rhodos en de nabijgelegen eilanden. Dat Italië betrekkelijk snel de overwinning werd gegund, was een gevolg van het feit dat er inmiddels een Balkanoorlog was uitgebroken, maar zeker speelde ook een rol de door Rusland uitge- oefende druk. De eerste Balkanoorlog was een gewapend conflict, dat
duurde van 1912 tot 1913. Bulgarije, Griekenland, Monte- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis van Koten, geboren 01-10-1883 te Vleuten.
Hij trouwde 17-11-1911 te Vleuten met Elisabeth Miltenburg,
geboren 13-06-1887 te Vleuten.
Kinderen: Anna M.E. geb. 14-09-1917 te Vleuten
Hermanus 25-06-1919
Everdina E. 08-08-1921
Elisabeth 14-06-1924
Johannes Cornelis Versteeg, geboren 15-04-1890 te Haarzuilens.
Hij trouwde 06-11-1919 te Vleuten met Petronella Paulina Theodora van Bijlevelt, geboren 13-10-1892 te Vleuten. Kinderen: Alida G.P. geb. 26-07-1922 te Vleuten
Gijsberta Chr. J. 17-04-1924
Joanna Th. C. 09-07-1927
Maria P.J. 05-12-1932
Stephanus Wilhelmus van Zuyien, geboren 24-03-1895 te Papekop.
Hij trouwde 11-01-1923 te Haarzuilens met Comelia Huberta Vulio, geboren 02-09-1897 te Haarzuilens. Kinderen: Johanna C. geb. 23-01-1929 te Haarzuilens
Comelia J. 02-10-1930
Elisabeth A. 28-02-1932
Adriana A.M. 16-09-1933
Adrianus J. 22-01-1939
Jan van Selm, geboren 13-06-1895 te Wibiis.
Hij bleef ongehuwd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inleiding
De algemene mobilisatie, naar aanleiding van het
dreigend oorlogsgevaar, begon hier toen op 31 juli en 1 augustus 1914 door boden oproepingsbiljetten werden rondgebracht, die alle in de gemeente verblijvende verlof- gangers moesten waarschuwen voor opkomst met spoed. Die boden waren Huib Tomas van der Velden (geboren in 1862), metselaar, Pieter van Lent (geboren in 1884), huis- schilder, Hendrikus Ram (geboren in 1888), winkelier. Krijn van Dixhoorn (geboren in 1892), zoon van de veldwachter, terwijl Michiel Staal, smid, de torenklok moest luiden. Er waren ook telegrafische oproepen nodig. Er ging een
telegram naar Johannes Adrianus Baars (geboren in 1882), arbeider, in Duitsland, terwijl de tuinman Gerrit Jansen (geboren in 1890), die nog bij Voortman in de kasteeltuinen van de Haar had gewerkt, uit Engeland werd teruggeroepen. De burgemeesters kregen telegrammen, behelzende het
bericht dat met ingang van vijf augustus het gebied der nieuwe Hollandsche Waterlinie in staat van oorlog ■ was verklaard. Ietwat komisch doet een pubücatie van de burgemeester
van Veldhuizen aan als hij die staat ook nog eens op zijn eigen gemeente betrekt. Het kan bevreemding wekken over "staat van oorlog" te
horen spreken, terwijl Nederland in het geheel niet in oorlog was. Men deed er juist alles aan om de neutraHteit te hand- haven. De begrippen "staat van oorlog" en "staat van beleg" zijn van Franse oorsprong en werden voor het eerst vermeld in de Grondwet van 1887. Ze staan beide voor mili- taire uitzonderingstoestanden, tijdens welke buitengewone bevoegdheden worden toegekend aan het militair gezag èn aan de organen van het burgerlijk gezag. Tijdens de "staat van beleg" gaan die bevoegdheden verder dan tijdens de "staat van oorlog". Vóór 1914
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, ff.~j, £».,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<^
|
y/fo
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C-^r/i"
|
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ey^
|
a^rr /'O'/f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Y(r
|
/J't:// ///
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cl,. C.C, .
(.ff ^/f f- r^r ff f,' Cf /Gr itf ^/i^fyf^.-
C'/'crfr^rt tx t /< j^r/^^rF/Yrt ^ey /^}eTM ^r^t ^i^ /^rc /V^^/^-^<-rv ^,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^/nrexJCJi^-^ C'r./r*frty, (^cf /^^c/^e^f'ce 7^1 €^^f / ^tv^f e/r r^t,f ,//?e r,/ f'Xe'/^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t-éC-^e.-^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é rm ^9 e n/r-tt^ f^ A* *"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor velen was de periode vóór 1914 hoopgevend. Na de
Frans-Duitse oorlog (1870-1871), die ook de Duitse eenwor- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VeMhuizen "in staat van Oorlog".
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
696
|
||||||||||||||
negro en Servië stonden tegenover Turkije. Het doel was de
verovering van Thracië, Macedonië en Albanië, die nog in Turks bezit waren; over elks aandeel in de buit waren de bondgenoten het niet eens. De strijd vond plaats onder de bezorgde aandacht van de grote mogendheden, die allemaal bang waren dat hun belangen werden geschaad of dat zorgvuldig in stand gehouden evenwichten zouden worden verstoord. Toen er dan ook veroveringen werden gemaakt, waren ze zeer verdeeld. Oostenrijk betwistte (met Italië) Servië de toegang tot de Adriatische Zee en zette tegen Ruslands wil de stichting van een onafhankelijk Albanië door. Toenemende spanningen onder de bondgenoten leidden
tot het staken van de strijd. Het verdelingsverdrag leverde Bulgarije het leeuwedeel op, Servië en Montenegro kregen naar verhouding het minst. De tweede Balkanoorlog speelde zich af in 1913 en was
eigenlijk een vervolg op de eerste, zij het met een herschik- king van de partijen. Ditmaal was Bulgarije de aanvaller, maar vond Servië, Griekenland, Roemenië en Turkije tegen- over zich. Bulgarije moest dan ook spoedig om een wapen- stilstand vragen. Zo was er, bij nader inzien, een zekere spanning tussen de
heersende vredeswil en de politieke situatie. Deze situatie was gegroeid uit de verhoudingen na 1871. Met de eenwor- ding van Duitsland kwam een nieuwe mogendheid op het Europese toneel, die weliswaar een economische achter- stand had, maar door gebruik te maken van de technische vooruitgang, in korte tijd een economische, militaire en politieke grootmacht werd. De zes grote machten van na 1871 kunnen in twee groepen
worden onderscheiden: Groot-Brittanië, Frankrijk en Rus- land, alle drie landen met veel, Duitsland, Italië en Oosten- rijk met weinig buiten-Europees bezit (de zogenaamde "have-nots"). In die tijd werd het bezit van koloniën, waar dus feitelijk gezag kon worden uitgeoefend, gezien als voor- waarde voor een voorspoedige ontwikkeling van de econo- mie. Indien het niet mogelijk was koloniën te verwerven, werd gestreefd naar het creëren van zogenaamde invloeds- sferen, d.w.z. gebieden waarin een staat politieke en/of economische macht kon doen gelden zonder er gezag uit te oefenen. Hoewel de moderne koloniale expansie reeds een aanvang
had genomen in de 16de eeuw, als vervolg op de grote ontdekkingen, viel het hoogtepunt toch in de 19de eeuw. Vrijwel geheel Afrika werd koloniaal bezit van Europese mogendheden. Behalve de oude koloniale mogendheden gingen nu ook Duitsland, Italië en België deelnemen aan de wedloop om koloniën. Natuurlijk was het al of niet bezitten van koloniën niet de
enige, of misschien zelfs niet de belangrijkste reden van de partijkeuze bij het begin van de eerste wereldoorlog in 1914. Toch is het frappant dat de bovenbeschreven groepering uit de bus kwam, hoewel een lange weg voerde naar de conso- lidering van de posities zoals die in dat jaar werden ingenomen. De Centrale Mogendheden
Dit was de benaming van de staten van Midden- (Cen-
traal-) Europa, die streden tegen de geallieerde mogend- heden van het westen en het oosten. De centrale mogend- heden waren: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije. Op 7 october 1879 werd tussen het Duitse Rijk en Oosten-
rijk-Hongarije een verdrag gesloten (de zogenaamde Duple |
||||||||||||||
De gebroeders van den Berg.
Links: Jan van den Berg, geboren 18-10-1897 te Vleuten.
Hij trouwde 10-02-1926 te Utrecht met Gerarda de Korte, geboren 07-02-1899 te Utrecht. |
||||||||||||||
Kinderen: Johannes Th. A
Gerarda H. Theodorus Gerarda H. Hendrikus Martina Johannes Johanna |
geb. 29-09-1926 te Utrecht
06-01-1928 te Vleuten overl. 26-09-1930
01-06-1929 te Vleuten
29-11-1931 te Veldhuizen
15-03-1933
18-01-1935
26-04-1937
06-04-1939
|
|||||||||||||
Rechts: Johannes (Johan) van
te Vleuten.
Hij bleef ongehuwd.
|
||||||||||||||
den Berg, geboren 03-02-1899
|
||||||||||||||
Alliantie of Tweebond), waarbij werd afgesproken, dat
beide landen elkaar met alle krachten zouden helpen, indien een van beide door Rusland werd aangevallen. In iedere andere oorlog beloofde men elkaar welwillende neutraliteit. Op 20 mei 1882 vond een uitbreiding van deze overeen-
komst plaats. In deze zogenaamde Triple Alliantie of Drie- bond beloofden het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië elkaar, dat, als één van de drie mogendheden door twee of meer landen werd aangevallen, de bondgenoten gehouden zouden zijn alle mogelijke hulp te bieden. Insgelijks als Italië of Duitsland zou worden aangevallen door Frankrijk alleen. In andere oorlogen van een der partijen zouden de beide andere welwillend neutraal zijn. De aanleiding tot het sluiten van het verdrag van 1882 was
geweest dat Frankrijk in 1881 Tunis onder zijn protectoraat had gebracht, wat Italië als een aanval op zijn toekomstig koloniaal imperium beschouwde. Andere defensieve verbonden volgden, met Servië, Roe-
menië, Groot-Brittannië en Spanje. Vaak stond de handhaving van de status quo op de Balkan centraal, want vooral daar hield men elkaar goed in de gaten. |
||||||||||||||
697
|
|||||||||
aanspraken ten aanzien van Egypte. Frankrijk gaf
aanspraken op kustgebied van Newfoundland op, doch behield het visserijrecht in de omringende wateren. Frankrijk mocht gebied in de buurt van Gambia en ten oosten van de Niger bezetten. De Engelse en Franse invloedssferen in Achter-Indië werden omschreven, ge- schillen aangaande Madagascar en de Nieuwe Hebriden werden bijgelegd. Liever was Groot-Brittannië rond 1900 met Duitsland
samengegaan, maar de Entente van 1904 leidde tenslotte tot een Frans-Engelse samenwerking tegen Duitsland. Frankrijk en Rusland hadden elkaar in 1893 al gevonden.
Nadat Engeland met Rusland een overeenkomst had gesloten over de verdeling van Perzië in invloedssferen, stond niets een verder samengaan van de drie landen in de weg. In augustus 1907 ontstond dan ook een Triple Entente. Het was deze Entente, die in 1914 in oorlog raakte met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Welke twijfelachtige motieven soms de partijkeuze
konden bepalen, blijkt uit de houding van Italië. Hoewel het zich in 1882 in de Driebond aan het Duitse Rijk en Oosten- rijk-Hongarije had verplicht, koos het toch in 1915 de zijde van de Geallieerden, in de hoop op verwerving van enkele aan de dubbel-monarchie behorende gebieden, zoals Triest en Zuid-Tirol. Oorlog
Het gaat niet aan een simpele gebeurtenis aan te wijzen als
oorzaak van de Eerste Wereldoorlog. Het is een complex van nationale, psychologische en economische factoren, dat een atmosfeer geschapen had die gemakkelijk tot oorlog kon leiden. Bij dit alles moet niet uit het oog worden verloren dat bij
de centralen de militaire leiders de doorslag gaven, terwijl bij de geallieerden de politici het heft in handen hadden. Onder- linge verschillen traden daardoor bij de laatsten veel meer aan de dag. Anderzijds hebben bij de centralen de militairen de diplomaten verschillende gunstige situaties niet laten benutten. Het mag dan waar zijn dat zich sinds 1871 tussen de
Westeuropese machten, althans binnen Europa, geen gewapend conflict meer had voorgedaan, oorlogsdreiging is er steeds geweest en de koehandel ging tot het laatst toe door. Zo protesteerde Duitsland fel toen Frankrijk in 1904 de
vrije hand kreeg in Marokko en het zond in 1911 het oorlogsschip Panther naar Agadir, als vingerwijzing dat het zijn belangen in dit gebied door Frankrijk en Spanje bedreigd achtte. Na enkele weken van oorlogsdreiging stemde Duitsland echter toe in de Franse machtspositie in Marokko, in ruil voor de afstand van een deel van Frans Congo. Ook de moord op de Oostenrijkse aartshertog-troon-
opvolger Frans Ferdinand en zijn gemalin op 28 juni 1814 te Sarajevo door de Serviër Princip kon natuurlijk als zodanig geen reden zijn om een volkerenoorlog te beginnen. Hij werd echter door Oostenrijk benut als een gerede gelegenheid om buiten verhouding fel tegen Servië op te treden, in die politiek gesteund door Duitsland. Ondanks koortsachtig diplomatiek overleg op de valreep
— Oostenrijk had inmiddels Servië de oorlog verklaard — was de kettingreactie niet te stuiten. De oorlog tussen Duits- land en Rusland brak uit op 1 augustus, de algemene mobili- satie in Frankrijk en Duitsland volgde. De Duitsers trachtten volgens een lang tevoren beraamd plan (plan Schlieffen) via het neutrale België, Frankrijk te verslaan. De |
|||||||||
De Geallieerde Mogendheden
Dit waren de mogendheden die met Duitsland en zijn
bondgenoten in oorlog raakten. In de eerste wereldoorlog sprak men sinds 1917 meer precies over de Geallieerde en Geassocieerde mogendheden om de Geallieerden plus de Verenigde Staten aan te duiden. Hadden de Centralen elkaar reeds in een vroeg stadium
gevonden, veel langer duurde het voordat de Geallieerden op één lijn zaten. In 1898 was daar een botsing van Frankrijks en Engelands
koloniale politiek in Afrika. Een Frans expeditieleider trok uit het zuiden de Soedan binnen, terwijl uit het noorden een Egyptisch-Engels leger hetzelfde deed. Een ontmoeting vond plaats bij Fasjoda, waar de Franse bevelhebber liet weten dat hij zonder bevel van zijn regering niet zou weg- gaan. Engeland dreigde daarop met oorlog, hetgeen de Fransen deed besluiten zich terug te trekken. In 1904 was de verstandhouding aanmerkelijk verbeterd.
Toen sloten Engeland en Frankrijk een zogenaamde Duple Entente, waarbij Engeland aan Frankrijk de vrije hand gaf in Marokko en het de vrije scheepvaart in het Suezkanaal garandeerde, in ruil voor de erkenning van de Engelse |
|||||||||
Jan de Korte, geboren 03-06-1889 te Jutphaas.
Hij behoorde, strikt genomen, niet tot de Vleutense oudgedienden, want hij woonde aan de Driesprong, toen nog gemeente Utrecht. Hij trouwde met Corneiia Elisabeth Slot. |
|||||||||
698
|
|||||||||
schending van de Belgische neutraliteit dreef Groot-Brit-
tannië tot mobilisatie en, na de Duitse weigering zijn troepen uit België terug te trekken, tot de oorlogsverklaring. Andere oorlogsverklaringen volgden. Het plan Schlieffen
Alfred graaf von Schlieffen (1833 - 1913) was sinds 1891
algemeen chef van de generale staf van het Duitse leger. Hij heeft als adjudant van keizer Wilhelm II achter de schermen ook grote invloed op de politiek uitgeoefend. Bij het maken van zijn plannen voor de toekomstige
oorlog — en die zou natuurlijk tegen Frankrijk zijn — ging hij van de onvermijdelijkheid van een twee-frontenoorlog uit. Frankrijk moest met inspanning van zoveel mogelijk krachten vernietigd worden vóórdat Rusland volledig op toeren was. Voor het bereiken van dat doel moesten in het beginstadium van de oorlog nederlagen aan het Oostfront — door Oostenrijk en ook door Duitsland zelf— geriskeerd worden. Voor het zo spoedig mogelijk uitschakelen van Frankrijks weerstand moest het Franse vestingstelsel (Verdun - Toul - Epinal - Belfort) door een schending van de neutraliteit van Nederland (door Limburg) en van België omtrokken worden. Desnoods moest voor het bereiken van dat doel de linkervleugel aan het Westfront verzwakt worden - met het risico van aanvankelijke Franse overwin- ningen in de Elzas — om de rechtervleugel, die over de Nederlandse en Belgische Maas moest trekken, de Franse kust moest bereiken en westelijk van Parijs een grote omtrekkende beweging moest uitvoeren, zo sterk mogelijk te maken. Dit beruchte plan Schlieffen is tijdens de eerste
Wereldoorlog door de Duitse generale staf wel in hoofdzaak gevolgd, maar toch met essentiële wijzigingen. Waarom?
Voor de lange en principiële neutraliteitspolitiek van
Nederland betekende de eerste wereldoorlogeen ongekende vuurproef. Voor het feit dat land en regering die vuurproef vier jaar lang hebben doorstaan, moet de belangrijkste reden worden gezocht bij de oorlogvoerenden, die tot de slotsom kwamen dat de voordelen van een neutraal Nederland voor hen zelf zwaarder wogen dan de nadelen. Maar dat zowel de centralen als de geallieerden tot die slotsom konden komen, is dan toch weer voor een deel te danken aan de Neder- landse houding. De regering slaagde erin beide partijen te overtuigen van haar vaste wil niet van de traditionele neutrale koers af te wijken, omdat het zelfbehoud dat gebood, en om zich tegen elke schending van welke zijde dan ook te weer te stellen. Ofschoon moet worden betwijfeld dat het denkbeeld van gewapend verzet als zodanig de Duitse legerleiding of ook de geallieerden veel ontzag zal hebben ingeboezemd, waren de politieke en economische gevolgen van een bezetting ernstig genoeg om zich tweemaal te bedenken. En dus bedacht men zich. De eerste weken van de grote crisis leken het hachelijkst.
Op 30 juli, zodra Oostenrijk de oorlog aan Servië had ver- klaard, werd een neutraliteitsproclamatie uitgevaardigd en de volgende dag besloot de ministerraad tot de mobilisatie van land- en zeemacht. Toen op 1 augustus Duitsland de oorlog aan Rusland had
verklaard en het Duits-Franse conflict automatisch moest volgen, was de kans op een Duitse operatie via Limburg niet denkbeeldig, maar reeds op 2 augustus leek voor Nederland het ergste gevaar bezworen, toen de chef van de Duitse generale staf, von Moltke (de opvolger van von Schlieffen), liet weten dat de Nederlandse neutraliteit stipt in acht zou worden genomen. |
De mobilisatie
Neutraal of niet, dat er rondom oorlog woedde zou in de
komende jaren in tal van opzichten duidelijk blijken. Allereerst was er de mobilisatie, waardoor vanaf 1 augustus 1914 200.000 man onder de wapenen waren geroepen. Geen al te indrukwekkende strijdmacht in feite, waar nog een zeer verouderde en onvoldoende bewapening op het gebied van mitrailleurs en zwaar geschut bijkwam. Ook uitrusting, kleding en schoeisel waren verre van bij de tijd. Om de neutraliteitskoers en de wil zich tegen elke schending te verzetten bij de oorlogvoerenden geloofwaardig te maken was echter permanente weerbaarheid geboden. Zo werd dan ook tot legeruitbreiding en verbetering van de bewapening besloten. Er werden landstormkorpsen opgericht, met het oogmerk dienstplichtigen vrijwillig dienst te laten doen, ook buiten de tijd die zij in werkelijke dienst moesten door- brengen, teneinde een legerreserve te vormen. Maar al naar gelang de oorlog duurde, groeide de weer-
stand tegen de permanente mobilisatie, die — nu de neutra- liteit verzekerd leek — niet meer zo nodig werd geacht. Voor |
||||||||
Fraaie staatsiefoto in passend kader van Gerrit Verlaan, geboren
17-01-1887 te Kockengen.
Hij trouwde 11-11-1915 te Haarzuilens met Gijsberta Vulto,
geboren 30-10-1885 te Haarzuilens.
Vulto, geboren 30-10-1885 te Haarzuilens.
Kinderen: Johanna geb. 12-10-1916 te Vleuten
Johannes C.J. 01-03-1919
Catharina C. 30-07-1923
Cornelis 06-09-1925
Lucas J. 16-04-1927
|
|||||||||
699
|
||||||||||||||||||||
''2Èt ^^^^^^^'^^ ^ ' -««^ *v ^ *^^ss»* ^iki^ ^m^'^'i^^i^^^^ ^mms^w^'^
|
||||||||||||||||||||
maties of overwegingen prijs te geven, die de oorlogvoeren-
den konden prikkelen of zelfs argwanend maken. In 1915 en 1916 kwam er in parlement en pers forse kritiek op de begroting. Naast de legeruitbreiding waren er immers aankopen in de Verenigde Staten, Zweden en Denemarken gedaan om de treurige bewapening wat op te vijzelen. Het moreel in het leger werd er uiteraard niet beter op.
Nergens grijpen landerigheid en verveling zo snel om zich heen als bij troepen, die maanden- en jarenlang in staat van paraatheid, gedwongen worden niets te doen. En het leger werd toch al als een noodzakelijk kwaad beschouwd op grond van een ingebakken handelsgeest en anti-soldateske traditie. Zwaarder wogen de economische problemen. Nederland
was als grondstoffenarm land aangewezen op overzeese en koloniale importen. Dat betekende nu afhankelijkheid van Engeland, dat weldra door een blokkade de Duitse vijand trachtte te wurgen. In dat geval mocht Nederland niet als traditionele tussenhandelaar een luchtklep voor de Duitsers blijven; de Nederlandse exporten naar Duitsland moesten gestaakt, in elk geval gecontroleerd kunnen worden. Dat leidde tot een geleidelijke verscherping van de Brits-Neder- landse verhouding. Weliswaar was er bij de Londense Zeerechtdeclaratie van
26 februari 1909 een verschil gemaakt tussen absolute en relatieve contrabande (onder de eerste werden goederen verstaan die uitsluitend en direct voor oorlogsgebruik waren bestemd, onder de tweede goederen die zowel voor oorlogs- als voor vredesgebruik in aanmerking kwamen), maar de omstandigheden brachten de geallieerden er alras toe het begrip contrabande zeer ruim te interpreteren. Dit betekende een gedurig toenemende belemmering van de Nederlandse handel. Toch ging die handel door en dat moest ook wel, want hij
|
||||||||||||||||||||
Achterste rij, uiterst links: Lucas Johannes Verhoef, geboren
07-02-1895 te Haarzuilens. Hij trouwde 28-04-1922 te Vleuten met Gerarda Ram, geboren
07-06-1897 te Vleuten. Kinderen: Gerardus J. geb. 11-12-1923 te Vleuten
Johannes G. 10-02-1925
Maria G. 27-05-1926
Geertruida M.P. 29-06-1927
|
||||||||||||||||||||
Lucas J.P. 29-06-1927
|
overl. 25-09-1928
|
|||||||||||||||||||
Lucas J.P. 26-07-1929
Cornelis G.W. 03-10-1930
Johannes G. 13-03-1932
Gerarda H. 30-10-1935
|
||||||||||||||||||||
14-01-1937
|
||||||||||||||||||||
Achterste rij, vierde van links: Hubertus van Kooten, geboren
02-02-1895 te Haarzuilens.
Hij trouwde met Maria Cornelia Griffioen, geboren 08-11-1896 te
Kockengen.
Kinderen: Wilhelmina C.C. geb. 03-09-1921 te Haarzuilens
Cornelis N. 11-06-1924 Voorste rij, uiterst rechts: Jacobus Johannes Goes, geboren
03-02-1895 te Vleuten. Hij trouwde 04-02-1931 te Utrecht met Petronella Anthonia
Laurijsen, geboren 10-10-1904 te Utrecht. Kinderen: Theodora H. geb. 22-10-1931 te Vleuten
Hendrika J. 12-05-1933
Johanna M. 17-06-1936
Johannes H. Chr. 05-05-1938
|
||||||||||||||||||||
het oorzakelijk verband tussen beide factoren had men geen
oog. Men was bang dat het beleid tenslotte op algemene dienstplicht zou uitdraaien en vooral van de linkerzijde, waar de antimilitaristen en pacifisten zaten, werd luid om legerinkrimping geroepen. De regering moest maar aantonen dat er nog steeds gevaar dreigde; iets, dat de regering uiteraard niet kon zonder vertrouwelijke infor- |
||||||||||||||||||||
700
|
|||||||||||||||
heid voor de handhaving van de neutraliteit was. Alleen
zolang de Duitsers op enigszins efficiënt verzet tegen een Engelse aanval konden vertrouwen, zouden zij het land ontzien. Het is algemeen bekend dat het Nederland, naarmate de
oorlog duurde, hoe langer hoe moeilijker viel nog iets van betekenis te importeren. De Duitsers brachten met hun duikboten heel wat schade toe aan de scheepvaart. Toen zij in februari 1917 de onbeperkte duikbootoorlog lanceerden (tengevolge waarvan op 6 april de Verenigde Staten in de strijd ingrepen), werd de toestand werkelijk kritiek. Begin 1917 werden twee Duitse onderzeeboten geïnter-
neerd, wat grote wrevel bij de Duitse admiraliteit tot gevolg had. In ruil voor de voor Nederland onmisbare kolenleveran-
ties (kolen werden overigens ook door Engeland geleverd), trachtten de Duitsers doorvoerfaciliteiten te verkrijgen voor materialen die voor België bestemd waren, vooral zand en grint. Dit leidde vanaf de zomer van 1917 tot scherpe protesten en gevaar voor represailles van Britse zijde, omdat het hier volgens de Engelsen oorlogsmateriaal betrof. Met de Engelsen had in de zomer van 1918 een conflict
kunnen uitbreken als Den Haag had vastgehouden aan het denkbeeld een gewapend konvooi naar Indiè te sturen, maar men zag wijselijk af van die uitdagende onderneming, toen duidelijk werd dat de Engelsen dit niet zouden accepteren. Deze merkwaardige toestand, een mengeling van
economische wanorde en toch echt wel dreigende situaties op het militaire vlak, duurde vier jaar. Ik gaf er slechts een korte schets van. In feite was het allemaal veel ingewikkelder. Er is door de Nederlandse instanties in die tijd een permanente eierdans uitgevoerd en we kunnen concluderen dat zij die dans over het algemeen handig en met zin voor realiteit hebben uitgevoerd. Mentaliteit
|
|||||||||||||||
Johannes Jacobus van Zuyien, geboren 22-11-1897 te Linschoten.
Hij trouwde 27-11-1925 te Haarzuilens met Huberta Joanna Vulto, geboren 22-10-1898 te Haarzuilens. Kinderen: Adrianus J. geb. 14-10-1926 te Vleuten
|
|||||||||||||||
Cornelia J.
Johanna E. Johanna A. Elisabeth A. Johannes C. Stephanus C. Adriana A.M. Anna M. Th. Johannes J. |
29-02-1928
19-07-1929 te Haarzuilens
17-01-1931
18-05-1932
21-12-1933
27-06-1935
01-03-1937
20-06-1938
11-01-1940
|
||||||||||||||
was voor Nederland van levensbelang. Er werd zelfs een
particuliere maatschappij, de Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij (NOT) opgericht, die meer en meer het economische beleid overnam. De NOT kon met de geallieerden onderhandelen zonder dat de regering van Duitse zijde kon worden beticht de neutraliteitskoers te hebben verlaten. Ofschoon na de eerste augustusdagen van grote onzeker-
heid de neutraliteit voorshands verzekerd leek, waren toch in de loop van 1915 en 1916 toenemende voorzichtigheid en behendigheid geboden om enerzijds in de zaken van de contrabande en overzeese ex- en importen de geallieerden tegemoet te komen, zodat Nederland niet volledig slacht- offer van de blokkadepolitiek zou worden, en anderzijds de gevaarlijke Duitse buur niet te provoceren. Verwijten, dat de regering zich niet aan haar plechtige neutraliteitsverklaring hield en de tegenstander stiekem bevoordeelde, bleven Den Haag daarbij noch van Duitse noch van Engels-Franse zijde bespaard. Daarnaast trachtten beide partijen Nederland herhaalde-
lijk tegen de ander op te zetten. Berucht in dit opzicht was vooral de zogenaamde Alerte van 31 maart 1916, waarbij Berlijn voor ophanden zijnde landingsplannen van de Britten op de linker Scheldeoever waarschuwde. Als de Nederlanders niet afdoende voorzorgsmaatregelen namen zou men zich genoodzaakt kunnen zien in geval van die invasie, of zelfs al als voorzorgsmaatregel, de Nederlandse neutraliteit te schenden. Dit incident geeft een duidelijk voorbeeld hoe belangrijk de Nederlandse militaire paraat- |
|||||||||||||||
Kon de "gewone man" dit alles volgen? We kunnen gerust
aannemen dat zulks in het algemeen niet het geval was. Zelfs in onze tijd, met zijn snelle allesomvattende berichtgeving en voorlichting, is het vaak nog maar aan enkelen gegeven het hoe en waarom te doorschouwen van de gebeurtenissen die overal op aarde, dikwijls gelijktijdig en schijnbaar zonder enige samenhang plaatsvinden. De "gemiddelde Nederlander" uit het begin van deze
eeuw zal verplicht-bezorgd en hoofdschuddend hebben gereageerd op de "ver-van-m'n-bed-shows" als de Balkanoorlogen en het Russisch-Japanse conflict. Het fïjne van de zaak ontging hem en heel zeker had hij er geen idee van dat die gebeurtenissen mede zijn eigen toekomst bepaalden. Het uitbreken van de oorlog overviel de Nederlandse
burger en het is geen wonder dat partijen en bevolking zich in overweldigende meerderheid vierkant opstelden achter de neutraliteitsproclamatie van de regering. Ook hiervan werden echter de consequenties niet overzien, maar daarover straks. Omdat men onzijdigheid in politiek opzicht noodzakelijk
vond, was men natuurlijk emotioneel nog niet geheel onzijdig. De opvattingen waren aan sterke schommelingen onderhevig tengevolge van het oorlogsgebeuren. De Duitse aanval op het neutrale België en de geruchten over wreed optreden tegen de bevolking leidden in de eerste maanden tot een sterke anti-Duitse golf. Geleidelijk zakte die dan weer wat weg om in de volgende jaren, zeker in handel- en scheepvaartkringen, plaats te maken voor verontwaardi- |
|||||||||||||||
Eerste rij, van links naar rechts: Cornelia 't Lam-Hamoen, Lena Dissel-Blok, mevrouw van Reenen, Teuntje van Dijk-Doornenbal, Gerda van 't
Einde-Flinterman (echtgenote van de predikant Willem Jan Aart van 't Einde), Rika Cornelia Blauwendraad en Hilletje Harskamp-Timmer. Tweede rij, van links naar rechts: Teuntje Hendrika Hoogendoorn-Kers, Antje Westerhout-Visser, Aafje van Dalsen-van Dijk, Adriaantje Duivendijk-Mol, Willemijntje van Veen-van Oosterom, Johanna Davelaar-de Gier, Clazina Gondelach-Pos, mevrouw Brons, Herberdina Bijsterbosch-Hanekamp, Trijntje Zijtveld-Ruitenbeek, Grietje Bakker-van Tuijl, Nenna Hendrina Verburg-van Zanten, Jacoba Maria van Bemmel-Stoops, Bertha van Erven-van Erven, Katrien van Ooij-de Lange, Cornelia Maria van Leeuwen-Nieuwhoff en Eiizabeth van Bemmel- van der Lee. Achterste rij, van links naar rechts: Adriana Anna Schmieman-van de Wijngaard, Maria Wilhelmina de Vries-de Waal, Aartje Brouwer-
Bakkenes, Alberta Oskam-van Dijk, Maria van Leeuwen-van Schaik, Hendrika Kouwenhoven-Schippers, T. Overvest-Achterberg en Tiny van Bemmel. |
||||||
De Hervormde Vrouwenvereniging "Wees een Zegen" in 1959
De foto (in bruikleen afgestaan door mevrouw A. Brouwer-Bakkenes) werd gemaakt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging en
dat klopt, want zij werd op 24 februari 1934 opgericht door Aaltje Oberman, de echtgenote van de toenmalige Meemse predikant. Dirk Jacobus Peterse(1929- 1945). De dames breiden kousen, sokken, truien en onderkleding voor ouderen en arme mensen. Met Kerstmis werd dat uitgedeeld. In de oorlog werd er
soep gekookt voor zieken en kraamvrouwen. Ze hebben ook nog kousen en sokken gestopt voor grote gezinnen. Later was dat niet meer nodig en toen zijn ze andere handwerken gaan maken: poppen, beesten, haak- en borduurwerk en een tafel met allerhande. Dit alles heeft veel aftrek. Tweemaal per jaar is er een verkoopdag. De opbrengst is voor de kerk. Ook is er aan het verenigingsgebouw veel gedaan. |
||||||
703
|
|||||||||||
ging over de scherpe Britse blokkadepolitiek. De Duitsers
zorgden dan weer, door hun duikbotenoorlog, voor de nodige opwinding als Nederlandse schepen het slachtoffer werden. In politieke kringen was er in de jaren 1917 en 1918 opmerkelijk veel kritiek op de geallieerden, die minder neiging tot een compromisvrede toonden dan de Duitsers. In het begin was men ervan overtuigd dat de oorlog nooit
lang kon duren en toen dat tóch het geval bleek te zijn werden de economische consequenties daarvan aangepakt met de handelsgeest die ons volk altijd al eigen was geweest. Dit lag heel anders met het militaire aspect. In ons vredige
land bleef immer de defensie een zwak punt. Toen bij de Frans-Duitse oorlog in 1870 de schaduw van het Duitse rijk over deze lage landen viel, bleek uit de mobilisatie dat Nederland niet op de moderne wijze van oorlogvoeren was voorbereid. De regering bracht het niet verder dan een reorganisatie van de "dode" weermiddelen: de "vesting Holland" met de Waterlinie en in het zuiden de grote rivieren en daarbinnen de "stelling Amsterdam" kwam toen tot stand. In 1898 werd de wet op de persoonlijke dienstplicht
aangenomen, terwijl de aloude schutterij, die zichzelf overleefd had, werd afgeschaft. De defensie bleef echter ondanks deze maatregelen onvoldoende geregeld. Dat was te bedenkelijker omdat in deze jaren — voor de goede verstaander althans — bleek dat Nederland zijn gemoedelijk isolement in een wereld, die er niet rustiger op werd, op den duur niet zou kunnen volhouden. Het defensie-vraagstuk werd acuut door internationale
spanningen. Vreemd genoeg zocht de regering het toen juist in een vermindering der legerlasten om de steeds toenemende sociale voorzieningen te bekostigen. Voor die tijd waren de staatsuitgaven al schrikbarend hoog: 200 millioen. Op het eind van 1907 werd de defensie-begroting verworpen. Eerst Colijn (minister van Oorlog van 1911 tot 1913) leidde een reorganisatie van het leger in, maar toen was het rijkelijk laat. Antimilitaristische en pacifistische geluiden waren er ook
tijdens de oorlog. Zo zij al niet door de dienstplichtigen zelf. werden voortgebracht, maakten zij het in uniform pal staan voor volk en vaderland er toch niet aangenamer op. Na de oorlog werd het pacifisme — reeds verbreid door de oorlog zelf— bijna algemeen door de nu loskomende anti-oorlogs- literatuur en anti-oorlogsfilms. De wet, die wegens ernstige gewetensbezwaren vrijstelling van krijgsdienst mogelijk maakte, was er een symptoom van. En dan was daar de geschiedenis van de vlootwet, de enige
politieke kwestie in die jaren, die de gemoederen in beroering heeft gebracht. In 1923 trachtte de regering, rekening houdend met de internationale spanningen in het Verre Oosten, de uitbreiding van de Nederlandse marine in een afzonderlijke wet te regelen, om haar daarmee verder buiten de invloed van de volksvertegenwoordiging te houden. De SDAP en het NVV organiseerden een volks- petitionnement waarop 1.300.000 handtekeningen werden verzameld. De Tweede Kamer verwierp de vlootwet met 50 tegen 49 stemmen. |
lange jaren de strijdende partijen ervan hadden weerhouden
onze neutraliteit te schenden. We kunnen daarover lezen in het Herinneringsboek 1914-
1918 van de Nationale Bond "Het Mobilisatiekruis" (1939): Reeds medio 1923 gingen stemmen op om op 1 Augustus
1924 den dag te herdenken, waarop voor 10 jaren de mobilisatie van Leger en Vloot werden aangevangen. Het verlangen daartoe vond voornamelijk zijn oorsprong in het feit, dat de lessen van de mobilisatie 1914 -1918 door een deel der natie waren vergeten. Tijdens de mobilisatie en nog eenigen tijd daarna hadden
gevoelens van eenheid en saamhorigheid het Nederlandsche Volk beheerscht; de wil tot weerbaarheid was sterker ontwaakt en levendig gebleven; de Nederlandsche weermacht werd gedragen door de sympathie der natie; algemeen |
||||||||||
Herdenking
Er waren er ook die er anders over dachten, niet uit
oorlogszucht, maar omdat zij van mening waren dat een ook in militaif opzicht weerbaar Nederland de beste vooruitzichten had in een wereld die na de allesomvattende worsteling allerminst zonder spanningen was. Zij hechtten er niet alleen aan deze stelling uit te dragen, maar zij wilden ook eer betuigen aan de gemobiliseerden die gedurende vier |
|||||||||||
Jacobus Cornelis van Zijl, geboren 05-05-1884 te Vinkeveen.
Hij is eigenlijk geen echte Vleutense oudgediende, want hij vestigde zich pas op 03-07-1919 in het dorp. Hij trouwde met Maria van Vliet, geboren 27-02-1888 te Vinkeveen. Kinderen: Wilhelmina P. geb. 04-11-1919 te Vleuten
Wilhelmus P. 31-10-1921 , Maria W. 28-05-1923
Martha M. 23-04-1924
PieterW. 06-06-1927
Johanna M. 30-10-1928
|
|||||||||||
704
|
|||||||||||||||||
heerschte de gedachte, dat, hoewel door het wijze beleid der
Regeering tijdens de wereldoorlog ons land voor de ontzettende rampen en gruwelen daarvan gespaard was gebleven, de Regeering haar zeer moeilijke taak ten deze niet met succes zou hebben kunnen volbrengen, indien zij niet zou zijn geschraagd door de aanwezigheid der Nederlandsche weermacht, welke bereid was om eiken aanslag op onze onzijdigheid met kracht te weerstaan; men was ervan overtuigd, dat onze vlotte mobilisatie in 1914 en de uitbreiding der weermacht in de daarop volgende jaren, alsmede de tot uiting gekomen krachtige wil om pal te staan voor de verdediging van ons vaderland, in zeer belangrijke mate hadden bijgedragen tot het feit, dat de oorlogvoerenden ons ongemoeid hadden gelaten, waardoor voor Nederland de vrede op waardige wijze was behouden gebleven zonder onze eer in te boeten. Reeds betrekkelijk korten tijd na de demobilisatie begon het
besef van het vorenstaande bij velen verloren te geraken. Men leefde overal onder de naweeën van den wereldoorlog, die talrijke menschenlevens had geëischt, die tal van oorlogs- invaliden had opgeleverd, die vele moreele en stoffelijke waarden had vernietigd, die de wereld had verarmd enz. enz., en dat zonder tastbare resultaten. De gedachte "nooit meer oorlog" kwam hoe langer hoe meer tot uiting, men klampte zich vast aan de ideëele strekking van den Volkenbond: men streefde naar ontwapening; men wilde bezuiniging om het verloren evenwicht in de financiën te herstellen, waarbij de weermacht - om het zacht uit te drukken - niet buiten beschouwing werd gelaten; men wilde de ideologie van de Volkenbondsgedachte aanstonds in practische daden omzet- ten, waardoor de oorlog uitgebannen zou worden, de groote |
improductieve uitgaven voor de bewapening zouden verdwij-
nen en overal ter wereld welvaart en voorspoed zouden heerschen. Ook in ons Vaderland werden door een deel van het volk
dergelijke gedachten gekoesterd. In beginsel waren deze uiteraard toe te juichen. Wie verlangde niet naar "Vrede op aarde"? Maar waren dergelijke gedachten te verwezenlijken en zoo ja, dan op korten termijn? Het antwoord daarop moest wel ontkennend luiden. De aanhangers van deze gedachten vergaten toch de lessen
der wereldgeschiedenis gedurende vele eeuwen; zij verloren uit het oog, dat de vredesverdragen van dien aard waren, dat er toestanden waren geschapen, welke groote wrijving en waar- schijnlijk ook oorlogen ten gevolge zouden hebben; zij waren er zich niet van bewust, dat, indien al de wereld rijp mocht worden geacht tot het ten uitvoer leggen van de idealen van den Vol- kenbond, zulks toch eerst zeer geleidelijk zou kunnen geschie- den, waarbij sterke hinderpalen, als het egoïsme van mensch en staat, op zijde zouden moeten worden geschoven; zij vergaten, dat onder de nog bestaande omstandigheden weerloosheid te midden van zwaarbewapende, groote Rijken bij mogelijke conflicten tot ondergang en verlies van zelfstandigheid kon voeren en derhalve althans voorloopig nog de lessen van 1914 - 1918 door ons in gedachten moesten worden gehouden. Het moest daarom als een bijzonder landsbelang worden beschouwd om door de mobilisatie-herdenking die lessen nogmaals onder de aandacht van het Nederlandsche Volk te brengen. Daarnaast bedoelde de beoogde herdenking tevens te zijn
een daad van waardeering ten aanzien van de oud-gemobili- seerden, die toch in de eerste plaats de zware lasten der |
||||||||||||||||
'.'Sf
|
|||||||||||||||||
"Beter bij de vesting als bij de soldaten".
Onder "de vesting" werd verstaan de vesting-artillerie. Of dat "beter" sloeg op de beloning, weet ik niet, maar een soldaat-vrijwilliger eerste
klasse kreeg bij dit wapen een "dagelijkse soldij" van f 0,22 tegen f 0,15 bij de infanterie.
|
|||||||||||||||||
705
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Waardering
In maart 1926 schreef de oud-commandant van het
veldleger, generaal W.H. van Terwisga: Tijdens de voorbereiding van de herdenking der mobilisatie
kwam van verschillende zijden het verlangen naar voren om een blijvende herinnering te bezitten aan de mobilisatie, aan de kameraadschap toen ontstaan door samengedeeld leed, in zorg vaak over wat nog komen kon; een herinnering ook aan de opgewektheid, welke zich in hooge mate deed bemerken in de momenten van ontspanning, bij samengedeelde vreugd en samengedeeld geluk. Dat verlangen kwam van hen, die werkelijk gemobiliseerd zijn geweest, die ver van huis moesten vertoeven en toen op elkaar aangewezen waren in kampen en kantonnementen, op forten en op schepen, op afgelegen eilanden, op grenswacht en aan de kust; daarbij kwam bij niet weinigen het gevoel, dat aanspraak mocht worden gemaakt op eenige uiting van waardering, welke - onder de eigenaardige omstandigheden bij de demobilisatie - volslagen achterwege was gebleven. Bij het overleg, hetwelk ter zake met de Regeering werd gevoerd, bleek het, dat, hoewel het denkbeeld bij de Regeering veel sympathie ondervond, zij van oordeel was - om verschillende redenen - niet harerzijds te kunnen overgaan tot instelling, toekenning en uitreiking van een herinneringskruis als gewenscht werd. Zij meende, dat de instelling niet anders kon geschieden dan door het Nationaal Comité Herdenking Mobilisatie 1914 en zij verklaarde zich bereid om het overleg ter zake voort te zetten. Dit voortgezet overleg nu was zeer noodig, vermits de wijze van bekendmaking alsook het karakter van de officieële erken- ning van bijzondere beteekenis zou wezen voor de waarde, welke aan het kruis zoude zijn toe te kennen. Het resultaat van evenbedoeld voortgezet overleg was, dat
het kruis door het Nationaal Comité werd ingesteld en dat de mededeeling van de instelling werd gedaan door de Regeering bij monde van den Minister van Oorlog, aan den officieëlen maaltijd der oud-gemobiliseerden op 1 Augustus 1924, terwijl de officieële erkenning geschiedde, niet enkel door even- vermelde mededeeling, doch vooral door de Koninklijke beslissing, houdende vergunning het kruis in dienst te dragen en vaststellende de daarbij in acht te nemen rangorde ten opzichte van andere onderscheidingsteekenen. Deze beslissing werd kenbaar gemaakt in de Legerorder No 396 van 1924. In het bijzonder is te waardeeren de fijngevoelde redactie van de considerans, waardoor aan het kruis een bijzondere wijding werd gegeven. Een gedeelte uit bedoelde Legerorder luidde als volgt:
Ter kennis van de Landmacht wordt gebracht, dat het H.M.
de Koningin heeft behaagd, als blijk van waardering voor de diensten, door de krijgsmacht tijdens den gemobiliseerden toestand aan den Lande bewezen, te bepalen, dat het herinne- ringskruis, ingesteld door het Nationaal Comité Herdenking Mobilisatie 1924, ook in uniform, zoowel in als buiten dienst mag worden gedragen. Allen, die in de periode Augustus 1914 - November 1918
eenigerlei dienst bij de weermacht te land of ter zee hier te lande of in de Overzeesche Gewesten hebben vervuld, zullen gerechtigd zijn het herinneringskruis te dragen. Niet fraai
Uit een en ander blijkt duidelijk dat de "wapenbroeders"
van 1914 -1918 als het ware om hun onderscheiding moesten bedelen. Van Terwisga sprak van eenige uiting van waar- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Bewijs van vervulden werkelijken dienst.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
I>ii (icn landstorm, iiitRci'oikt ;tan 'l z'^^'Gl-'*^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
-/.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
■^^ ^^ /
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
c
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Boboren te^C v'^^-'V*z^ , il™ /iJhCt^-^-r^ ^^AfgS'
in de gemeente // , inf^'sL-hrcven sU\aTHle in het
inst^hrijvingsreRister v(x>r don landstorm modol n". JZ der jaarklasse \^iS ,
ondor volKnummor Z , die den ^'^y^c^^^^^^^^-^c*^^ H)//* in werkelijken dii-nst werd ^''-steld uit de gemeente ") / ^^^<^--€--t^-'^l-«-«-J
als *) ö«(aC<^-»£««./fty''ö(^y'W''a---Z**-t^, in do po-sitie gelijk gesteld met rang/-an ') „-^^^w^i^e^cCZ. en den ') $^ t.^£^^<€-*^M^^ j^t^ wegon-s ") /PH^'^^.^x.G^^-^'t^^ ^'C'e^'^-^Y^l-, €^ ^^^^ huiswaarts
i.s gezonden ') r |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Te
|
■*ï^^^^«r^^, . ,lon "'7i^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
INHAOh
De
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
i,,,^''
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Bewijs van vervulden werkelijken dienst, uitgereikt aan Jan van
Selm. Hij werd in werkelijken dienst gesteld op 24 augustus 1915 en op 5 november 1919 "huiswaarts gezonden". mobilisatie hadden gedragen, die hun bijzondere, aan den
Lande bewezen diensten met opofferingen hadden betaald, van wie er velen door de mobilisatie in moeilijke omstandigheden waren gekomen met betrekking tot gezin, werkkring enz. en die nochtans hun plicht op voorbeeldige wijze hadden vervuld. Bezield door deze gevoelens en gedachten belegden enige
vooraanstaande Nederlanders op 2 februari 1924 een verga- dering, waar vervolgens het "Nationaal Comité Herdenking Mobilisatie 1914" werd ingesteld. Het Comité besloot een algemene oproep te richten tot de oud-gemobiliseerden om op 1 augustus 1924 te den Haag samen te komen en tevens een nationaal fonds te stichten tot steun aan hen, die door opkomst onder de wapenen tijdens de mobilisatie-jaren zwaar waren getroffen. Het Comité oogstte succes met zijn arbeid; de herdenking
slaagde uitnemend, al ondervond men van zekere zijde afkeuring omdat men haar beschouwde als een uiting van militarisme en verheerlijking van wapengeweld. Met de herdenking alleen was de zaak echter niet bekeken.
Het bovenbedoelde fonds kwam tot stand en bovendien kwam tot uiting het verlangen van velen tot het bezit van een blijvende herinnering aan de mobilisatie, wat tenslotte leidde tot de instelling van het bronzen mobilisatiekruis. Op een door het Comité voorbereide vergadering te
Utrecht op 19 september 1925 werd de Nationale Bond "Het Mobilisatiekruis" opgericht. De Bond had o.a. ten doel het gevoel van eenheid en saamhoorigheid in vaderlandlievenden geest onder zijn leden aan te kweeken en de belangen van zijn leden, alsmede van hun weduwen en weezen te behartigen. Ik wil nu niet verder ingaan op de vele taken die de Bond
zich stelde, maar mij verder bepalen tot de geschiedenis van het onderscheidingsteken dat bekend werd als het mobili- satiekruis. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
706
|
|||||||||
deering, welke - onder de eigenaardige omstandigheden bij de
demobilisatie - volslagen achterwege was gebleven en van een regering die van oordeel was - om verschillende redenen - niet harerzijds te kunnen overgaan tot instelling, toekenning en uitreiking van een herinneringskruis. De generaal stelde deze feiten welhaast vergoelijkend vast, maar toch proeft men een verwijtende ondertoon in zijn woorden. Er waren inderdaad "eigenaardige omstandigheden" bij
de demobilisatie. Al was vanzelfsprekend de opluchting groot toen in november 1918 een eind kwam aan de slachting, er was van een jubelstemming over de afloop geen sprake. De Duitse ineenstorting werd overschaduwd door de angst voor een bolsjewistische revolutie. De sociaal- democratische leider Troelstra kwam zo onder de indruk van de Russische en Duitse omwentelingen, dat hij het ogenblik gekomen achtte om ook hier naar de macht te grijpen. Het kwam er niet van, omdat de regering maatrege- len nam en hij onvoldoende steun vond bij zijn partij- genoten. De Duitse keizer vluchtte naar Nederland en werd hier
geïnterneerd. Geallieerde verzoeken om uitlevering werden afgeslagen. Men streek de geallieerden nog meer tegen de haren in
door een groot aantal ontwapende Duitse militairen uit België door Limburg huiswaarts te laten keren. Tenslotte was er in België een actie ontstaan om Zeeuws-
Vlaanderen en Zuid-Limburg te verwerven. Er was een tocht van de koninging door deze streken voor nodig, om duidelijk aan te tonen dat de bevolking daar allerminst op gesteld was en Nederlands wilde blijven. De prijs voor de succesvolle handhaving van de neutra-
liteit was politieke isolatie. Nederland zat niet aan aan de tafel der overwinnaars, waar zo het een en ander werd bekokstoofd op het punt van de nieuwe verhoudingen in de wereld en met name in Europa. Er was heel wat politiek gegoochel nodig om het land zonder schade door de moeilijkheden heen te loodsen. Het is goed te begrijpen dat men in die onrustige tijd al
blij was met een technisch ordelijke demobilisatie en de sfeer niet aanwezig achtte voor afscheidsparades, compleet met "toeters en bellen" en decoraties. Toen in 1924 de instelling van het mobilisatiekruis ter
sprake kwam, lag het Nederlandse schip van staat weliswaar rustiger in het internationale politieke vaarwater, maar de regering kwam toch niet verder dan een lauwe houding van welwillendheid, die vooral geen financiële en politieke consequenties mocht hebben. Het was de tijd dat de confes- sionele partijen samen de absolute meerderheid vormden in de Tweede Kamer. Zij gebruikten die meerderheid echter niet voor de verwezenlijking van hun christelijk beginsel- programma maar dwongen elkaar tot een vrij vlakke compromissenpolitiek (in gewoon Nederlands: zij vingen eikaar vliegen aO- Er was op het politieke vlak niemand die er "zijn nek voor uitstak". In 1920 begon een algemene economische inzinking, die
dwong tot krachtig bezuinigen. En tenslotte was daar de, vooral in socialistische kringen,
grote afkeer van het militarisme, een afkeer die ongenuanceerd werd beleden. Weliswaar zaten de socialis- ten niet in de regering, maar zij waren zeer wel in staat stemming te maken onder de bevolking en dat was iets waar het zittende kabinet geen behoefte aan had. Het was ook de tijd van het "gebroken geweertje", het
symbool van afkeer van alles wat maar met het leger te maken had. |
|||||||||
Het gebroken geweertje. Dit was in die jaren het symbool van afkeer
van alles wat maar met het leger te maken had. |
|||||||||
De uitreiking van het mobilisatiekruis
Op zaterdag 29 mei 1926 werd het kruis plechtig uitgereikt
door generaal C. J. Snijders. Die gebeurtenis vond te Utrecht plaats, maar niet iedereen, tot het in ontvangst nemen van de onderscheiding gerechtigd, was daar verschenen. Het gevolg was, dat er in de loop van dat jaar nog aanvullende uit- reikingen geschiedden onder auspiciën van de diverse plaatselijke afdelingen van de Nationale Bond „Het Mobilisatiekruis". Ik heb over een dergelijke gebeurtenis alhier in ons
gemeentearchief niets kunnen vinden, maar een bezoek aan het gemeentearchief van Harmeien leverde mij een krante- knipsel op uit „Het Nieuws voor Harmeien, Woerden, Veldhuizen, Oudenrijn, De Meern, Vleuten, Haarzuilens, enz." van 15 juni 1926. Daarin wordt uitvoerig verslag gedaan van de uitreiking van het kruis door burgemeester Th.P.J. Eisen. Het bestuur van de afdeling Harmeien bestond toen uit de voorzitter T.Th. Alkema, reserve eerste luitenant, de secretaris L. Meulenberg, de penningmeester P. Knoppers en de leden H. van Engelen en H. Westerhuis. Zowel door Eisen als door Alkema werden bezielde betogen gehouden over vaderlandsliefde, opofferingsgezindheid en kameraadschap. En hoe ging het hier?
Zoals ik al duidelijk maakte, moest alles wat men wilde uit
particuliere bron worden geregeld en bekostigd. En dat lukte wonderwel, maar soms moest er wel worden geschraapt. In 1939 bestond de afdeling Harmeien nog met voorzitter
H.W.F. Brands, secretaris H. van Rooyen jr en penning- meester F. Koppers, allen wonende te Harmeien. Het Herinneringsboek van dat jaar noemt geen afdeling Vleuten, maar die moet er in 1926 toch wel zijn geweest. In de notulen van B en W van Vleuten van 27 januari 1926 lezen we: |
|||||||||
707
|
|||||||||||||||||
Het Mobilisatiekruis.
|
|||||||||||||||||
Vierarmig kruis met tussen de armen bijeengehouden pijlenbundels.
Voorzijde, op de armen van het kruis, links: AUGUSTUS, rechts:
NOVEMBER, boven: 1914, onder 1918. Keerzijde, in het medaillon de woorden: MOBILISATIE — VREDE
— EER. Brons, groot 32 mm, met oog en ring.
Ontwerp: HJ. Jansen van Galen.
Lint: Nassaus blauw, ter weerszijden begrensd door een smalle baan
in de nationale kleuren.
Vervaardigd bij Cornelis LJ. Begeer.
|
|||||||||||||||||
De bij het mobilisatiekruis behorende oorkonde, in dit geval ten name
van Jacobus Cornelis van Zijl. Het ontwerp was van André Vlaan- deren en de druk werd verzorgd door de NV Middenstandsdrukkerij en uitgave Velpsche Courant. De ondertekenende burgemeester was J.A. Verder. |
|||||||||||||||||
Voorde uitreiking van het z.g. Mobilisatiekruis aan de oud-
gemobiliseerden in deze gemeente, zijn gelden noodig, welke zouden kunnen worden bijeengekregen door eene collecte in de gemeente te houden. Waar echter het aantal collecten in den laatsten tijd reeds zoo groot is, vraagt de Voorzitter of het niet beter zoude zijn, indien van gemeentewege eene tegemoet- koming werd gegeven. Z.E.A. stelt voor eerst met het bestuur van de afdeling " Vleuten" van het Mobilisatiekruis hierover te onderhandelen en zoo nodig daarna met een voorstel in den Raad te komen, overeenkomstig welk voorstel wordt besloten. Waarschijnlijk heeft de bedoelde onderhandeling plaats
gehad. In de raadsnotulen van Vleuten van 10 februari d.a.v. wordt vermeld: |
De gemeenteraad van Haarzuilens kwam op 18 maart tot
een overeenkomstig besluit. In de archieven van Oudenrijn en Veldhuizen heb ik er niets over kunnen vinden. Ook ben ik er niet achter gekomen of er inderdaad iets is uitbetaald. Ik had dat wel graag willen weten om een indruk te hebben van het aantal personen waarom het ging. Toen ik in mijn kennissenkring vertelde iets over het
mobilisatiekruis te willen gaan schrijven, bleek iedereen wel een vader of een oom te hebben.die tijdens de eerste wereld- oorlog onder de wapenen was, maar van het kruis als zodanig hadden maar enkelen eerder gehoord. |
||||||||||||||||
Bronnen
|
|||||||||||||||||
Door het bestuur van de afdeeling "Het Mobilisatiekruis"
voor Vleuten en Haarzuilens wordt gevraagd om een subsidie in de kosten, verbonden aan de uitreiking van dit kruis aan de oud-gemobiliseerden, welke uitreiking waarschijnlijk in Mei a.s. zal plaats hebben. De Voorzitter had eerst overwogen in de gemeente een collecte te houden, doch waar het aantal collecten in den laatsten tijd reeds zoo groot is, stelt Z.E.A. voor een subsidie van f 1,25 per lid te verleenen, overeen- komstig welk voorstel met algemeene stemmen wordt besloten. |
|||||||||||||||||
Dr W.F. Bax, Ridderorden, Eereteekenen, Draagteekens en Penningen
betreffende de Weermacht van Nederland en Koloniën, 1932. Nationale Bond "Het Mobilisatiekruis", Herinneringsboek 1914-1918,
1939. Inlichtingen van het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum
"Generaal Hoefer" te Delft. Gemeentearchief Harmeien.
Gemeentearchief Vleuten-De Meern.
|
|||||||||||||||||
708
|
|||||||||||||||||||
Oude en nieuwe wegen in de ruilverkaveling
Vleuten
|
|||||||||||||||||||
door
Ir J.A. Storm van Leeuwen |
|||||||||||||||||||
deel III en slot
|
|||||||||||||||||||
Dit is het derde, tevens laatste deel van de bijdrage over wegen in de ruilverkaveling Vleuten, uitgevoerd in de
jaren 1953 - 1963.
In het eerste deel (zie jaargang 8, nr. 2 (juni 1988) van dit tijdschrift) kwamen na een korte algemene inleiding de
volgende drie onderwerpen aan de orde:
1)De begrenzing en de doelstellingen van de ruilverkaveling, waarbij een topografische kaart was gevoegd.
2)De veranderingen van het wegenstelsel tijdens de ruilverkaveling; de hierbij behorende kaartjes met een schets-
matige aanduiding van het wegennet in het gebied vóór en né de ruilverkaveling en met de namen van de wegen werd duidelijkheidshalve op een grotere schaal nogmaals afgedrukt in het tweede deel van deze bijdrage. 3)De aanleg van nieuwe wegen ten behoeve van de opheffing van schadelijke en gevaarlijke doorsnijdingen door de
spoorwegen van landbouwbedrijven en toegangspaden naar bedrijven en woonhuizen. In het tweede deel (zie dezelfde jaargang, nr. 3 (september 1988)) is in paragraaf 4 een begin gemaakt met de beschrijving van de verbetering van oude wegen in het gebied, met als voorbeelden de Groenedijk en de Alendorper-
weg. Eerstgenoemde weg is volledig in het tweede deel besproken; daarbij werd uitvoerig ingegaan op de functies
van deze en andere wegen in vroegere eeuwen.
Thans volgt in dit slotartikel een bespreking van de Alendorperweg, het tweede voorbeeld van in ruilverkavelings- verband verbeterde oude wegen.
|
|||||||||||||||||||
* In deel II van deze bijdrage in het september-nummer van
dit tijdschrift (jaargang 8, nummer 3) gelieve men de volgende correcties aan te brengen. Op bladzijde 658, rechterkolom, leze men voor de drie
laatste regels van het onderschrift bij het kaartje: het voormalige Geldersepad. Naar een ajbeelding van een facsimile-uitgave uit 1916-1923.
In: P.A. Hendrickx, „De beneden-delta van Rijn en Maas"; Hollandse Studiën nr. 19 (1987). Op bladzijde 659, linkerkolom, is het begin van de gewone
tekst weggevallen, te weten: Het weggedeelte tussen de Hogewoerd en de Zandweg,
vóór de ruilverkaveling Woerdlaan geheten, droeg in de tijd waarover wij spreken de naam Schenkeldijk, evenals het........ |
|||||||||||||||||||
Hoe dan ook, vóór de ruilverkaveling in uitvoering kwam
waren reeds verschillende tuinbouw-, fruitteelt- en veehou- derijbedrijven aan de Alendorperweg gevestigd. Ook stond er tamelijk veel niet-agrarische bebouwing langs. Het werd daarom nodig geoordeeld deze weg geheel te moderniseren en van een verharding van 5 meter breedte te voorzien. Ik zal op drie onderdelen van deze wegverbetering ingaan. Wij zullen in het oosten beginnnen. Het oostelijli deel
Volgens het voorlopige ruilverkavelingsplan zou de Alen-
dorperweg worden doorgetrokken naar de Vleutenseweg (nu Verlengde Vleutenseweg''^) bij de hofstede De Cauhorn, de Couwehom of de Koehom aan het begin van de Huppel- dijk in de gemeente Utrecht. De bestaande aansluiting van de Hogeweidsedijk zou dan in zuidelijke richting worden verplaatst. Deze doortrekking werd van belang gevonden voor de tuinbouw- en fruitteeltbedrijven, die hun producten naar de veiling in Utrecht vervoerden. Maar ook zou daar- mee worden bereikt dat een vrij uitgestrekt deel van de Hogeweide werd ontsloten. Van deze doortrekking, die voor het grootste gedeelte
zou plaatsvinden op grondgebied van de gemeente Utrecht, heeft de Plaatselijke Commissie afgezien omdat zij daarmee |
|||||||||||||||||||
b. De Alendorperweg
|
|||||||||||||||||||
Ten tijde van de ruilverkaveling was de Alendorperweg
niet in de eerste plaats bestemd voor het doorgaande ver- keer. In hoeverre dit oudtijds wel het geval is geweest moet ik bij gebrek aan gegevens in het midden laten. Ik acht dit echter niet zeer waarschijnlijk, gezien de merkwaardige situatie bij de kruising van deze weg met de Alendorper- wetering (zie later). |
|||||||||||||||||||
42) Taalkundig is deze nieuwe naam natuurlijk fout: dit tussen de twee hofsteden De Cauhorn en De Hoed gelegen gedeelte is nooit een verlenging geweest,
maar bij de aanleg van het Amsterdam - Rijnkanaal en de rijksweg 2 (nu A2) afgesneden van het ten oosten daarvan gelegen weggedeelte. Daarvan heeft het in de stad overgebleven stuk de naam Vleutenseweg grotendeeld behouden, het stuk tussen het Amsterdam - Rijnkanaal en de rijksweg(A2) heet nu Oude Vleutenseweg. Ik heb zelfs reden om aan te nemen dat de tegenwoordige Verlengde Vleutenseweg ouder is dan de twee andere delen, maar dat is een ander verhaal. |
|||||||||||||||||||
709
|
|||||||||
Luchtfoto van het gebied tussen de Utrechtseweg (boven) en de Krochtdijk/Esdoomlaan/Alendorperweg (onder). Het noorden is boven. Toestand
december 1953. De rechte lijn aan de bovenzijde van de afbeelding is de spoorweg Rotterdam - Utrecht. Links boven bij de spoorwegovergang van de Utrechtseweg,
ten zuiden van de spoorweg, het voormalige Huis te Vleuten, waarvan alleen een eilandje binnen een ringgracht is overgebleven. De Alendorperweg loopt vanaf de Utrechtseweg eerst in ongeveer zuidelijke, vervolgens üi zuidoostelijke richting naar de weg 't Zand (geheel rechts op de foto gedeel- telijk te zien). De Alendorperwetering loopt van rechts boven schuin naar links onder. De foto is licht beschadigd (rechte streqi op de linkerhelft). Fragment van een fotomozaïek, Landinrichtingsdienst, Utrecht. |
|||||||||
Utrechtse plannen zou doorkruisen. Daarvoor in de plaats
zijn later de wegen 't Zand en Woerdlaan/Castellumlaan verbeterd. Een bijkomstig voordeel van deze planwijzi- gingen was, dat er minder grond voor wegaanleg nodig was. Intussen was echter de verbetering van de Alendorperweg nagenoeg voltooid. Het oostelijke uiteinde van deze weg was op grond van het voorlopige plan gericht op bovengenoem- |
|||||||||
de doortrekking, zodat de aansluiting op de weg 't Zand iets
in noordelijke richting was verschoven. Dit is de reden dat de Alendorperweg daar een ander beloop heeft gekregen. Achteraf beschouwd is deze kleine verandering uit een oog- punt van verkeersveiligheid heel gunstig geweest: de nieuwe aansluiting ligt nu op een grotere afstand verwijderd van die van de Groenedijk. |
|||||||||
710
|
|||||||||||
ervan. Gezien echter de toevoeging „die sal heeten die Kroft-
brugge" lijkt het mij toe dat de tweede brug in ieder geval in 1532 nog niet bestond en er ter plaatse een dam of een ondiepte (doorwaadbare plaats) was waar de kleine, van een platte bodem voorziene vaartuigen overheen moesten wor- den getrokken. De schippers hadden althans geklaagd, dat de vaart langs het Hof ter Weyde en door Alendorp zo vervallen was, dat men er op sommige plaatsen met paard en wagen door kon rijden. De Kroft (Krocht"') was waarschijnlijk een hooggelegen
stuk land, mogelijk binnen de kronkel van de Oude Rijnloop in de omgeving van de driesprong, waar de vroeger zo geheten Lauwweg, Lauweweg of Lauwenweg (= Looweg, nu een gedeelte van de Europaweg) zuidwaarts leidde naar de Loobrug). Zie daarvoor het kaartje van 1750. Wij kun- nen daarop ook zien, dat de schepen vanaf de Krochtbrug door de Lauwwetering langs de oostzijde van de Lauwweg voeren naar de watergang die indertijd de Oude Rijn of de Lange Vliet werd genoemd; tegenwoordig heet dat water Leidse Rijn. In de Zandweg (toen nog niet bezand!) be- vond zich echter geen brug maar een dam omdat er geen „vreemd water" uit het Vleutense gebied op de Lange Vliet mocht komen"'). De schepen moesten daar dus worden overgehaald. Toen men begon met het afkleien van de hogere percelen
in het oostelijke deel van de Vleuterweide en in Alendorp (het z.g. Kraaienveld) werd vergunning gegeven voor de bouw van een brug in de Zandweg bewesten de Lauwbrug, Louwbrug of Loobrug. Het was een stenen boogbrug die later werd vervangen door een betonnen exemplaar. Voor het afvletten van het Kraaienveld was zelfs een doorgraving van de Krochtdijk nodig (omstreeks 1897). Tijdens de ruil- verkaveling is de betonnen brug in de Zandweg opgeruimd en alles in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Wij keren terug naar de kruising van de Alendorperweg
en de Alendorperwetering. Hoe hier de situatie van vóór de ruilverkaveling is
|
|||||||||||
De kruising van de Alendorperweg en de Alendorperwetering
Het tweede onderdeel waarop ik de aandacht wil vestigen
is de in de inleiding genoemde kruising van de Alendorper- weg en de Alendorperwetering. Van de oude situatie is een fragment van een luchtfoto uit 1953 afgebeeld, terwijl een schetstekening van de oude en de nieuwe toestand de zaak kan verduidelijken. Hoe deze omgeving in de achttiende eeuw was laat een hierbij gevoegd kaartje uit ca. 1750 zien*'). Zoals op de luchtfoto en de schetstekening is te zien liep de
Alendorperweg oorspronkelijk met een scherpe bocht om een aan de zuidoostzijde van de wetering staande boerderij heen. Daar vandaan gaande in de richting van de Esdoorn- laan bevond zich de thans nog bestaande brug over de Alen- dorperwetering. Deze brug wordt onder meer genoemd in een stadhouder-
lijke ordonnantie van 1532 en omschreven als de door die van Alendorp te maken en te onderhouden „brugge tot Alendorp, bij Hendrik Klaassoon". Deze persoon kan de bewoner zijn geweest van de op het kaartje van 1750 ge- tekende hofstede aan de westzijde van de Alendorper- wetering. De hier bedoelde brug werd later de Alendorper- brug genoemd. In hetzelfde plakkaat is tevens sprake van de „brugge
neffens die Krofte, .... die sal heeten die Kroftbrugge". Deze zal een brug in de tegenwoordige Esdoomlaan nabij de (oude) aansluiting op de Krochtdijk (nu Europaweg) zijn geweest. De Esdoomlaan heeft vroeger namelijk óók Krochtdijk geheten, zie het kaartje van 1750. Deze twee bruggen waren van belang voor de scheepvaart tussen Utrecht en Woerden, die een tijdlang onder meer door de Alendorperwetering plaats vond. Daarop wijst een mede- deling in de bovengenoemde ordonnantie van 1532; volgens deze placht men „voor de grote oorlog""'') te varen door de „oude vaart" voorbij het Huis ter Weyde door Alendorp. Het is niet duidelijk of hierboven sprake is van de bouw
van twee nieuwe bruggen dan wel het herstellen (maken) |
|||||||||||
Oude en nieuwe situatie bij de driesprong Alendorperweg/Esdoomlaan. De oude toestand is met iets dikkere lijnen getekend dan de nieuwe. In
beide gevallen is de kruin van de weg aangegeven, dus de verharding te zamen met de twee bermen. De afmetingen zijn: veihardingsbreedte oud 3 è 4 m, nieuw 5 m; bermbreedte oud 0,5 è 1,5 m, nieuw 2 m. De kruin van de nieuwe weg is dus op 9 m breedte gebracht. De wegsloten, greppels en andere sloten zijn afzonderlijk getekend. Het gedeelte van de oude weg ten westen van de Alendorperwetering (dus links op de schetstekenhig) is, te zamen met de brug over deze wetering, gehandhaafd met het oog op de daarlangs staande bebouwing. Er ontstond daardoor een „eilandje" tussen de oude en de nieuwe weg. Het andere gedeelte van de oude weg is hetzij verwerkt in de nieuwe weg, hetzij ontgonnen. Schetstekening naar het bestek 1954, opgemaakt door de N.V. Grontmij voor de Plaatselijke Commissie. |
|||||||||||
43) Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas, Inv. nr. 2211-1.
44) De oorlog tlissen de Geldersen en de Hollanders, die grotendeels op Utrechts grondgebied uitgevochten en in 1528 beëindigd werd.
45) Deze Kroft wordt reeds in 1238 genoemd en is dan gespeld: „Cruft"; in 1270 schrijft men „Croft" (Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301). In het
Engels betekent „croft" tegenwoordig nog: een klein stukje (bouw)land. Het is heel jammer dat de gemeente Vleuten - De Meern de historische naam Krochtdijk (die ooit ook de Kerkweg van Vleuten werd genoemd) heeft veranderd in Europaweg. In Breda heeft men de oude naam wèl in ere gehouden. Een deel van de noordelijke rondweg heet Crogtdijk en is genoemd naar de weg die daar vroeger liep langs de Krogten, nu een industriewijk. Deze ligt hoger dan de aangrenzende woonwijk in de polder. |
|||||||||||
711
|
|||||||||||||||||
f-
|
|||||||||||||||||
Kaartje van een aantal percelen land, wegen en wateren in de omgeving van Alendorp uit ca. 1750. Het noorden is by benadering aangegeven door
een bijgetekende pijl. Onderaan de kruising van de Alendorperweg en de Alendorperwetering (hier de Nieuwe Grift genoemd), geheel links de Lauw(e)weg en de Lauw(e)wetering. De Krochtdyk loopt langs een deel van de tegenwoordige Alendorperwetering die oorspronkeiykeen deel van de Oude Rqn vormde. Copie van een foto van het Rijksarchief te Utrecht, Topografische Atlas, Inventarisnummer 2211-1. |
|||||||||||||||||
een wijze die uit een verkeerstechnisch oogpunt aanvaard-
baar was. De enige oplossing hield in de weg naar de zuid- zijde van de boerderij te verleggen. Deze maatregel was trou- wens reeds in het voorlopige plan schematisch aangegeven. Deze tracéwijziging veroorzaakte een schadelijke afsnijding van de bedrijfsgebouwen van het bijbehorende land dat in 't Weer bezuiden de Alendorperweg lag. Zowel de eigenaar als de pachter werden daarvoor schadeloos gesteld. Omdat er geen scheepvaart meer plaats vond door de we-
tering behoefde er geen nieuwe brug te worden gebouwd en kon worden volstaan met het maken van een dam met |
|||||||||||||||||
ontstaan is moeilijk meer na te gaan. De scherpe bocht in de
weg zou kunnen samenhangen met de aanwezigheid van een oude waterloop langs de noordzijde van de weg. Wel is uit het kaartje van 1750 op te maken, dat ter plaatse van de tegenwoordige Esdoomlaan een weg of pad met de naam Krochtdijk liep. Was dit het oorspronkelijke vervolg van het oostelijke gedeelte van de Alendorperweg? Het is mogelijk dat daarom de brug over de wetering in 1532 niet tegenover dat oostelijke weggedeelte werd gebouwd. Hoe dan ook, de Plaatselijke Commissie zag zich voor de
moeilijkheid geplaatst dit knelpunt weg te nemen en wel op |
|||||||||||||||||
46) Zie „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn".
Naar mijn mening wordt o.a. op deze dam gedoeld in een door het Hof van Utrecht in 1S4S behandelde klacht van huislieden (= boeren) en schippers over
de slechte bevaarbaarheid van de Oude Rijn beoosten de Loobrug (nu gedeeltelijk de Leidse Rijn). Qezegd wordt dat deze vaart tin dam minder heeft dan de vaart langs Ter Weyde en Alendorp en daarom gemakkelijker te gebruiken is. Men moest namelijk, varende tussen Utrecht en Harmeien over Alendorp, eerst de Kusendam bij Jaffa in de Stadswetering (later de Vleutensewetering genoemd) en vervolgens de dam aan het zuidelijke uiteinde van de Lauwwete- ring bij de Loobrug (toen Lauwbrug geheten) passeren. Wanneer men de andere route volgde, dus via de Stadsdam, behoefden de schepen niet bij de Ku- sendam te worden overgehaald. Dat was dus een dam minder. De dam bij de Lauwbrug werd in 1584 door de stad Utrecht meer geschikt gemaakt om er schuiten overheen te trekken „alster geen water in den Ouden Hollandschen Rijn" (nu Leidse Rijn) „was om daer over duer Vluten in de Vecht te comen". Dergelijke dammen werden in de regel „overtochten" genoemd en waren voorzien van „hekken", vermoedelijk windassen met handspaken om de schepen over te halen. Men voer door de Alendorperwetering en de Proostwetering naar de Vecht, maar kon ook door de Vleutensewetering naar Utrecht varen. |
|||||||||||||||||
712
|
|||||||||
duiker.
Met het oog op de aanwezige bebouwing aan het westelijk
van de wetering gelegen deel van de Alendorperweg moest dit worden gehandhaafd. Ook de oude brug bleef bestaan teneinde de ontstane parallelweg aan beide uiteinden toe- gankelijk te houden. Voordat wij naar het volgende gedeelte van de Alen-
dorperweg overstappen wil ik er graag op wijzen dat in de loop der tijden wel meer is veranderd in deze omgeving. Nog in de tweede helft van de vorige eeuw liep de West- landsetuin vanaf de weg 't Zand door tot aan de Alendor- perweg (een tijdlang zelfs met een bocht tot aan de Esdoorn- laan) en kwam daar op ongeveer 150 m ten oosten van de Alendorperbrug uit. Die weg heette toen Tiendweg, een overal en veel voorkomende naam. Zo hebben, om dicht bij huis te blijven, de Krochtdijk (nu Europaweg), de Alendorperweg, de Hamweg of Achterdijk ten westen van het dorp Vleuten, de Dorpeldijk en de weg Harmelerwaard langs de Leidse Rijn in diezelfde tijd Tiendweg geheten. Het was niet zozeer een eigennaam als wel een soortnaam, die echter steeds op oude kaarten als topografische aan- duiding is gebruikt. Ik denk dat men vroeger vaak bestaande paden of polderkaden als tiendwegen gebruikte. Maar er zijn ook tiendwegen aangelegd op plaatsen waar voordien geen weg of kade was, zoals in de Lopikerwaard op korte afstand van de Hollandse I Jssel en van de Lek, dus door de hoger gelegen stroken kleigrond langs de rivieren waar akkerbouw mogelijk was. Een tiend was een evenredig gedeelte van de voort-
brengselen van de agrarische bedrijven (zoals akkerbouw- gewassen, vruchten, jonge dieren), dat moest worden afge- staan aan de tiendgerechtigde. Onze beroemde rechtsge- leerde Hugo de Groot (1583 - 1645) omschreef het tiend- recht als „een gerechtigheid (= recht) een elfde deel van enige vruchten te trekken". Soms werd het tiende deel deel berekend, bij andere producten dan akkerbouwgewas- sen golden andere maatstaven. In het geval van koren- tienden werd telkens de elfde schoof van het geoogste koren ingeleverd, of beter gezegd, de elfde hoop van bijeenge- brachte (opgehokte) schoven. De tiendgerechtigde (oudtijds tiendheer genoemd) of diens rentmeester mocht dan kiezen waar hij begon te tellen. Het tiendrecht, dat tijdens de Republiek een heerlijk
recht was, is pas bij wet van 1907 afgeschaft. De tienden werden toen echter allang niet meer in natura geheven, maar als een geldbedrag door de tiendplichtigen betaald. De tiendwegen bleven in de meeste gevallen geheel of gedeel- telijk bestaan, al kregen zij vaak andere namen zoals de Westlandsetuin. , Het westelijk deel
Het derde onderdeel van de verbetering van de
Alendorperweg betreft het westelijk van de Alendorperwe- tering gelegen stuk. Dit loopt eerst naar het noordwesten tot een vrijwel recht hoek in het tracé en voert dan in noordoos- telijke richting naar de Utrechtseweg. Ten oosten van die haakse bocht vertoonde de weg vóór de aanvang van de ruil- verkavelingswerkzaamheden een noordwaarts gerichte flauwe boog die op de afgebeelde luchtfoto van het gebied rond Alendorp duidelijk is te onderscheiden. Het is één van de gevallen waarbij een weg langs de voormalige loop van de Oude Rijn de buitenbocht van een rivierkronkel volgt. Ik heb op dit verschijnsel al eerder gewezen in de speciale
uitgave Nr. 2 „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" en daar ook voorbeelden genoemd, o.a. de vroegere Herenweg, nu de Everard Meysterlaan vóór de aanleg van het Amsterdam- |
|||||||||
De Loobrug, vroeger Lauwbrug, Lauwebrug of Lauwenbrug geheten,
over de Leidse Rijn ten westen van De Meern, met links daarvan een gemetselde boogbnig in de Zandweg. Prentbriefkaart van een olie- verfschilderij door Johan Georg Gerstenhauer Zimmerman (1858- 1931). De Loobrug is tijdens de ruilverkaveling geheel vernieuwd door de Provinci.;. De brug in de Zandweg, welke over een vletsloot langs de Krochtdijk (nu Europaweg) heeft gelopen, werd later vervangen door een betonbrug; deze is in ruilverkavelingsverband op- geruimd. De boogbrug lijkt mij in verhouding tot de Loobrug te groot te zijn weergegeven. Reproductie ter beschikking gesteld door de heer CA. Siegert te
Harmeien. |
|||||||||
Rijnkanaal en van de Rijksweg 2 (nu A2). Aan dergelijke
oude situaties is nooit aandacht geschonken. Toch zijn daar- uit conclusies te trekken zowel omtrent de ligging van een oude waterloop als die van een oude weg. Men hield name- lijk bij voorkeur de hogere gronden langs de waterlopen aan, maar maakte tevens „doorsteken" of, zo men wil, bochtaf- snijdingen. Bij een kronkel aangekomen volgde men deze even langs de buitenbocht, om vervolgens weer een nieuwe doorsteek te maken naar de volgende kronkel. Die doorste- ken waren zelden recht, maar in de regel licht gebogen naar de waterloop. De gevolgen van deze oude gewoonte zijn in zeer sterke mate zichtbaar bij de Utrechtseweg tussen het Hof ter Weyde en het voormalige Huis te Vleuten (ten zuiden van de spoorwegovergang). Wat nu de Alendorperweg betreft zou men op grond van
mijn „doorsteken-theorie" mogen verwachten dat deze weg zich bij de bovengenoemde haakse bocht met een lichte boog in noordwestelijke richting voortzette tot aan de vol- gende Oude Rijnkronkel bij het Huis te Vleuten (ten zuiden van de tegenwoordige spoorwegovergang). Het huidige verkavelingspatroon in deze omgeving, dat dateert van de tijd van de kleiafvlettingen in de vorige eeuw, geeft ons hierover onvoldoende uitsluitsel. Ook de op het kaartje van 1750 getekende lijntjes in het verlengde van de Alendorper- weg behoeven niet het vervolg daarvan te betekenen; de toenmalige landmeter kan er ook de Oude Rijnkronkel mee hebben bedoeld. Meer overtuigend is de perceeisindeling volgens het kadastrale minuutplan van 1832, waarvan hier een klein fragment is afgebeeld. Het noordwestelijke gedeelte van de tegenwoordige
Alendorperweg, dat naar de Utrechtseweg leidt, droeg volgens een militaire kaart van P.A. Ketelaar uit 1769 de naam Tiendweg. De Utrechtseweg heette toen Vleuterdijk of Vleutensedijk, honderd jaar later Vleutenseweg. Ik heb er al eerder op gewezen, dat onder andere in de provincie Utrecht „dijk" niet alleen waterkering langs de (Zuider)zee en de grote rivieren betekent, maar ook „weg". Zoals gezegd is de zwakke bocht van de Alendorperweg,
|
|||||||||
713
|
||||||
te weten het Rijk, de provincies, de gemeenten en de water-
schappen. De twee eerstgenoemde speelden in de ruilverka- veling Vleuten in dit opzicht een ondergeschikte rol; kleine gedeelten van de rijksweg 2 werden weer in dezelfde staat aan het Rijk toegewezen, van de provincie Utrecht lagen helemaal geen wegen of gedeelten daarvan in de ruilverkave- ling. De openbare spoorwegovergangen bleven in eigen- dom, beheer en onderhoud bij de N. V. Nederlandse Spoor- wegen. Met de andere openbare wegen, die verreweg de grootste plaats innamen, lag het anders. De provincie Utrecht heeft altijd het standpunt ingeno-
men dat de in een ruilverkaveling gelegen openbare wegen en paden, die met overwegend een waterschapsbelang dienen, in beginsel in eigendom, beheer en onderhoud zullen worden toegewezen aan de gemeenten waarin deze wegen en paden liggen. Dit geldt zowel voor nieuwe als voor bestaande wegen, met inbegrip van de daarin voorkomende kunstwerken (bruggen, duikers e.d.). Deze regeling is ook toegepast in de ruilverkaveling
Vleuten. De wegen, die reeds werden beheerd en onderhou- den door de gemeenten, kwamen al dan niet in verbeterde staat weer bij deze lichamen terug. Ook de eigendom van deze wegen werd aan hen toegewezen, ongeacht de oude eigendomstoestand. Alleen de smalle en doodlopende The- materkade, die naar het gemaal Haarrijn leidt, werd toege- wezen aan het waterschap Vleutense wetering, dat later is opgegaan in het tegenwoordige waterschap Leidse Rijn. De bermen met de zich daarop bevindende beplantingen
alsmede de wegsloten gingen eveneens in eigendom over naar de openbare lichamen. De oude eigenaren van de wegbeplantingen ontvingen een vergoeding ter waarde van de overgedragen bomen. Zoals ik reeds eerder schreef moest in dit opzicht met het
oog op eerder gedane toezeggingen een uitzondering worden gemaakt voor de Enghlaan. De bermen van deze vroeger particuliere weg werden overlangs in stroken verdeeld zodat de daarop staande vruchtbomen weer konden worden teruggegeven aan de oude eigenaar. Dit is de reden dat U hier perebomen kunt zien staan langs een openbare weg In het voorgaande heb ik, na een korte uiteenzetting van
de ruilverkaveling Vleuten, enkele veranderingen van het wegennet tengevolge van de ruilverkavelingsweken beschre- ven. Ook is uitvoerig ingegaan op de voorgeschiedenis van sommige oude wegen. Hoewel het verkeer, vooral ten behoeve van het vervoer
van goederen, in het lage westen hoofdzakelijk over het water plaats vond, werden voor de interlokale wegverbin- dingen over land (in het algemeen heerwegen genoemd), al vroeg ordonnanties uitgevaardigd die de instandhouding van die wegen beoogden. Ook gaven de gewestelijke over- heden voorschriften die ten doel hadden de veiligheid van het wegverkeer te bevorderen. De ontwikkeling van het wegenstelsel in het gebied van de
latere ruilverkaveling Vleuten was al in de zestiende eeuw in gang en zette zich voort in de daarop volgende eeuwen Uczc hjn IS door te trekken tot het heden, zij het, dat het tempo van de veranderingen na de tweede oorlog zeer aanzienlijk is verhoogd. Ondanks het feit dat de plattelandswegen in het algemeen
Steeds meer en zwaarder gemotoriseerd verkeer krijgen te verwerken en in Vleuten-De Meern in het bijzonder door de sterke uitbreidingen van de dorpen gedurende de laatste twee decennia, lijken zij hier na de indertijd aangebrachte verbeteringen nog aan de door de streek gestelde eisen te vol- doen. En dat was een van de doelstellingen van de ruil- verkaveling Vleuten. |
||||||
Kadastraal kaartje van de omgeving van de Alendorperweg. Naar de
minuutplans van het Kadaster uit 1832. Het noorden is aan de boven- zijde. Links boven het voormalige Huis te Vleuten, van daaraf naar het oosten gaande de Utrechtseweg (met een enkele Ujn getekend d.w.z toen geen apart kadastraal perceel zijnde), rechts van boven naar beneden de wegen 't Zand en Woerdlaan, links onder gedeelten van de wegen Krochtdijk en Lauweweg (later ook Krochtdijk gehe- ten), nu te zamen de Europaweg vormend. In het midden tussen de Utrechtseweg en de weg 't Zand de Alendorperweg. Tussen deze laatste weg en de weg 't Zand schuin naar rechts boven lopend de Tiendweg, waarvan nu alleen het noordoostelijke gedeelte als Westlandsetuin is overgebleven. In het midden tussen de Alendorperweg en de Krochtdijk de tegenwoordige Esdoornlaan die vroeger ook Krochtdijk heette. De Alendorperbrug ligt op de kruising van de Alendorperweg en de Alendorperwetering die nauw sUngerend tussen de Utrechtseweg en de Krochtdijk toopt. De spoorweg Rotter- dam-Utrecht komt op dit kaartje nog niet voor, die lijn werd in 1854 aangelegd. Het is opmerkelijk dat de situatie bij de Alendorperbrug belangrijk afwijkt van die in 1953, d.w.z. vóór de aanvang van de ruil- verkaveling. De Esdoornlaan, die grotendeels langs de Alendorperwe- termg loopt, ligt aan het noordoostelijke einde op enige afstand van deze wetering terwijl de aansluiting op de brug veel ruimer is De boerderij, die er de oorzaak van was dat de Alendorperweg moest worden verlegd, bestond in 1832 blijkbaar nog niet. Wel stond een kleine opstal tussen de wetering en de Esdoornlaan. In de tekst heb ik de aandacht gevestigd op de perceelsgrenzen tussen het Huis te Vleuten en de vrijwel haakse bocht in de Alendorperweg ten westen van de Alendorperbrug. Deze grenzen kunnen mijns mziens afkomstig zijn van een oude wegverbinding tussen die twee punten, mogelijk in de vorm van een pad. die aanleiding gaf tot mijn theorie over het oorspronkelijke
tracé van deze weg, bij de verbeteringswerkzaamheden recht getrokken. Besluit
In paragraaf 2 wees ik erop dat de slechte toestand waarin
de wegen m het ruilverkavelingsblok verkeerden voor een belangrijk deel te wijten was aan de uit oude tijden afkom- stige regeling ter zake van het onderhoud. Hierin kon nu verandering worden gebracht. Krachtens de ruilverkavelingswet, nu de Landinrichtings-
wet, dienen alle openbare wegen en paden in eigendom öeheer en onderhoud over te gaan naar openbare lichamen' |
||||||
714
|
||||||||||||||
Kee
|
||||||||||||||
Ik weet niet meer precies hoe lang 't
geleden is, maar ik kreeg nu toch be- hoefte om dit voorval eens op te schrijven. In m'n krantenwijk woonde een oud
vrouwtje, waar ik altijd de krant naar binnen bracht. Dan hoefde ze niet naar de deur te lopen. Tante Kee — zo noemde ik haar — vond 't ook wel ge- zellig, want er kwam nooit iemand op bezoek en ze maakte graag een praatje. Meestal kreeg ik een snoepje (een zwarte bal). Als 't zomers erg warm was, kreeg ik uit een oude beschadigde emaille kroes wat ranja. Tante Kee zat meestal met haar
voeten in een teil met sodawater. In huis was 't rommelig en vooral stoffig. 's Zondags zag ik haar altijd vroeg in
de kerk. Ze slofte heel langzaam binnen en zat in een hoekje op de achterste bank. Toen 't winter werd, was ze enkele
weken niet present. Tijdens 't bezorgen van de krant vertelde ze me dat haar benen te slecht waren. "Maar", zei ze, "ik heb een nieuw derde been besteld". Dat begreep ik eigenlijk niet hele-
maal, maar 's zondags was Kee weer bij de kerk, met een mooie, nieuwe wandel- stok. Ik besloot haar maar even naar de bank te begeleiden. In 't kerkportaal deed ze haar tas open en haalde daaruit een grote, rooie zakdoek en een fles 4711. "Wil je ook een beetje ode- klonje?" Ik vond 't wel gek, maar 't kwam in de
kerk toch wel goed van pas. Er zaten veel boeren in de kerk, die hun koeien inmaakgras voerden, en dat ruikt niet bepaald fris. Zo hielp ik haar iedere zondag en
altijd als beloning een scheutje reuk- water. |
||||||||||||||
Eens op een zondag was Kee er weer
niet. Tijdens de mis werd bekend ge- maakt dat Kee, na voorzien te zijn van de laatste sacramenten der stervenden, was overleden. Woensdag was de begra- fenis en ik besloot daar heen te gaan. Na een heel eenvoudige mis ging ze
naar 't kerkhof. Daar waren twee oude familieleden en natuurlijk ook 't vaste clubje vrouwen, die ook altijd naar een trouwmis gaan om te kijken of de bruid in 't wit is. Daar ging Kee. Een vurenhouten, ge-
beitste kist. Ik hoorde één van de vrouwen zeggen: "ze gaat er toch nog knap en degelijk onder". |
||||||||||||||
De pastoor prevelde snel wat latijnse
gebeden, kraste een kruis op de kist en zei amen. Eén van de familieleden strooide wat aarde op de kist. Ik bleef nog achter met het clubje
vrouwen. Eén van hen zei: " de pastoor heeft het toch mooi gezeit, ik bedoel die woorden: bedink mens dat ge van stof zijt en tot stof zult weder keren. Nou, dat is Kee wel gewend. Ben je wel eens bij d'r in huis geweest?" Ik werd een beetje kwaad en zei
plotseling: "maar in de grond is ze niet slecht". De vrouwen giechelden en daar stond ik met een rooie kop, van de kou, van kwaadheid, en van schaamte over de verkeerd gebruikte zin. Gelukkig kwam al gauw de man die
de graven moest delven en weer dicht- maken. Plotseling zei hij: "kom mensen, afscheid nemen, zand erover". Lange tijd bad ik bij m'n avondgebed
nog een extra onze vader en wees gegroet voor tante Kee. |
||||||||||||||
De Meern, 30 september 1941
Theo van den Berg. |
||||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||
715
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Ifjjdschrift van de Historische Vereni^Hp
iPicuten-De Mecrn-Haarzuifens. |é jaargang i»r. 2 juni 1989 ,..............,,MJi!Ê-z
Éerscbijnt 4x per jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
rijksmonumenten door het rijk jaarlijks
een bedrag wordt verstrekt, terwijl dat voor gemeentelijke monumenten door de gemeente zal moeten gebeuren. Gemeentelijk monumentenbeleid
De situatie is op dit moment als volgt: er
is een monumentencommissie, er is een monumentenverordening en er is een lijst met potentiële gemeentelijke mo- numenten. Die lijst is met de uiterste zorg samengesteld en omvat 245 in drie categorieën verdeelde objecten, die voor speciale gemeentelijke zorg in aanmer- king komen. Wat nu verder? Doen we de zaak af
met een goedkeurend applaus in de richting van degenen die al het voor- bereidende werk hebben verzet, of durven we ook de laatste beslissende stap te nemen? Die zou dan moeten bestaan uit het
vaststellen van een subsidieverordening en het op de gemeentebegroting opne- men van een post ten behoeve van de monumentenzorg. En die post moet niet de lachlust opwekken! Lef
De gemeente Vleuten-De Meern is
rijk en dan doel ik daarbij niet op de legendarische spaarpot die inmiddels misschien wel tien miljoen bevat. Iedereen wil hier wel wonen, alles is hier voor goud te verkopen, het lijkt wel of er olie in de grond zit. Als het rijk, de provincie of de stad
Utrecht ons te na komen, wordt haastig de eigen identiteit van stal gehaald, maar hebben we ook het lef om die identiteit gestalte te geven? |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Monumenten
In 1984 kondigde de minister van
WVC aan dat de dagelijkse zorg voor de zogenaamde rijksmonumenten in de naaste toekomst zou worden overge- laten aan de gemeenten mits deze be- schikten over een monumentencommis- sie en een gemeentelijke monumenten- verordening. Ons college van B en W stelde daarop de gemeenteraad voor een monumentencommissie in te stellen. Men had de goede gedachte bij de samenstelling daarvan een plaats in te ruimen voor een vertegenwoordiger van onze vereniging. De commissie werd in- gesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1986. Een monumentenverordening kwam tot stand op 10 september 1987. Gemeentelijke monumenten
In 1983 werd, op initiatief van de
provincie, een voorlopige inventarisa- tie uitgevoerd van cultuur-historisch waardevolle objecten, nederzettingen en landschappen in onze gemeente. De toen opgestelde lijst is inmiddels uitgebreid en omvat nu 285 nummers. Daarvan zijn er 12 archeologisch mo- nument of meldingsgebied en 28 rijks- monument. Dat wil zeggen dat er 245 objecten in aanmerking zouden kun- nen komen voor de status van ge- meentelijk monument. Wat betekent dat? Laat ik voorop stellen dat die poten-
tiële gemeentelijke monumenten kwali- tatief in geen enkel opzicht de mindere zijn van de sedert lang door iedereen als zodanig geaccepteerde rijksmonumen- ten. Waar zit dan de moeilijkheid? Waar zou die anders kunnen zitten dan in de financiën! Kort gezegd komt het hierop neer dat
voor herstel en instandhouding van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ireven in het vürcnigingsregi^iter viin
ifCv.K. tJirecht ca. oiKkt nr. V. 479360 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Hagclyks bestuur:
iiiiiiiiiilMliiiiiiiiilï;:^
||||i^|ï|i|||||||||i|||| IvW, SchaiiiiliiiÉ|iliÉiiiii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ilan3ï,?43iëP Vleuten
Ml 03407 - 14H3 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
iêiJ. van Zoei'cii. vice-voorziiter
litaiiönsstiaat 34, 3451 BZ VI e uien.: |^i|l407 - 1263 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
iiWevroim Prof. Dr C. tsJngs, SoesÉ
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
liedenadministratie/Hiformatie;
lÖpgcvcn van ntciiwe leden, muiaties en (nu)-
ieslellintlcn bij; siiliiilllli ÏJÉevrouw P,.5. de Ro<>i(-<>oes,:i||||||i|ii|i
iZand 1. 3451 GP Vleuten 111111111111 lel. 03407 '1483 ïliiiiiliil |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
ilontributie:
;i|)e jaarlijkse kontritiiutletiteiraaitt voor j9Sf
ifijnimaal f 30,— ;|Ristabonnement i' 40,-- per jaar iMininiaal f 12.50 per jaar ï^liilliiiiiiii
:|>e vereniging heeft rekeningen ;;Jjp|i||!!|
Sólgende 'iislellingeii: iJJiilliil Bfciiiiiii|iiliiiipliiiiiiMÉili^^
■Piii^|iÉ^|^|l^iïi|ll^piiii;i |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
D.W. Gravendeel
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
llllliliiiilill
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
pag.
715 716
717 719 721 723 731 732 738 740 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
Verenigingsnlauws, nieuwe leden, agenda,
wie wat bewaart die geeft wat
Enkele aktiviteiten
'n Nieuw praatje in 1989 bij'n oud plaatje uit 1923
Almanakken
Het wiel aan de Meerndijk
Een dorp verandert
Het raadselachtige tracé van de Meerndijk
Een muzijkgezelschap te Oudenrhijn?
De bullebak
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
^l||i^i||i«ni 1989,:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
iÖSSE NtmilViERS'F 7,5Ö
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
716
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigingsnieuws
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bestuursmutatle
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de algemene ledenvergadering
is op 12 april j.1. de heer J.F.K. Kits Nieuwenkamp gekozen als bestuurslid in de vacature van de heer W.H. Dene- kamp. Gebouwen
De inrichting van onze gebouwen is
inmiddels zover gevorderd dat een offi- ciële opening binnenkort zal kunnen plaatsvinden. Gedacht wordt aan me- dio october. Nadere bijzonderheden zullen wij vermelden in het volgende nummer van ons tijdschrift. Nieuwe leden
Sinds 30 september 1988 werden
aardig wat nieuwe leden ingeschreven. Ons ledental bedraagt nu 874. Verzamelbanden
Er zijn weer verzamelbanden te koop.
2& kosten f 15,-. Laatst was er een mevrouw, pas terug
uit Spanje, die via het antwoordappa- raat 4 banden bestelde, maar vergat haar naam of telefoonnummer op te geven. Wil zij nog even reageren? |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baars, J.C.P.
Berg, H. van den
Boerenboom, A.H.J.
Boers, B.L.A.
Dalsen, H.K. van
Dijk, C.J.A. van
Dijk, G.J.A. van
Geelen, Jan
Goes, G.H.
Gondelach, Jan
Heeren, Mw. M.J.
Heuvel-Coté, Mw. G.A. van den
Houssaye, L.D.G.
Jong, R.C.M.
Klein, Mw. M.
Konings , J . A.J .
Koeten, G. van
Kooten, J. van
Kruyf, G.A. de
Meer, G. van der
Odijk, Hans
Rietveld, A.
Rood, C.P.
Roos, C.
Schurink-Roos, Mw. N.
Tielen, R.W.
Versteeg-Tijssen, Mw. E.C.
Vissenberg, Harald
Werkhoven, Drs. J.A.
Weverwijk, A.L,
Wieman, Cor
Witsenburg-Riedel, Mw. A.J.
28 juni 1988
|
3451
3454 3454 3451 3454 3451 3451 3417 3481 3451 3455 3454 3451 3451 3454 3451 3454 3455 3451 3451 3455 3454 3455 3454 3454 3481 3455 3455 3451 3454 3451 3454 |
JD VI
AJ De KJ De GB VI GJ De ST VI ST VI AW Mo BR Ha GA VI SG Ha PK De EA VI BS VI EK De XJ VI JZ De RV Ha GB VI AT VI RH Ha HE De SK Ha PA De GL De LR Ha SN Ha RV Ha XJ VI AM De BL VI VJ De |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rerabr
Irene
Woerd
Utree
Houts
Hof t
Hof t
Jan d
Burg.
Utree
Brink
Strijk
Alb.S
van W
Ten V
Secr
Zandw
Ockhu
Utree
Multa
Rijndij
Zandw
Alexa
Groen
Wolwe
Breud
Thema
Ockhu
Secr
Pr.Ch
Dorps
Woerd
|
andtlaa
laan 18 laan 43 htseweg nijdersl er Weyd er Weyd 'e Rijkel Timmerm htseweg 13 a
.viertel ichweitz loerdens eldestr Verstee eg 108 lizerweg htseweg tulistr k 3 eg 208
ndralaa edijk 13 'Verslaa ijk 60 terweg izerweg Verstee ristina straat laan 49 |
n 80
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
euten
Meer
Meer
euten Meer
euten euten ntf oo rmele euten arzui Meer
euten euten Meer
euten Meer
arzui euten euten arzui Meer
arzui Meer
Meer
rmele azuil arzui euten Meer
euten Meer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27
aan 22 eweg 13 eweg 12 aan 27 anslaan 111 13
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rt
n |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
erlaan 11
traat 12 aat 85 glaan 8 9
23
aat 28 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lens
n
lens
n
n
n
ens
lens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
glaan 12 laan 22 56 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen aanvaard van: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zaterdag 26 augustus
Braderie te Vleuten. Wij stellen de
Broederschapshuisjes, waarin ons documentatiecentrum en informa- tiecentrum is gevestigd, open voor belangstellenden. Vrijdag 1 september
Markt in De Meem. Wij staan daar met een kraam. Kom eens langs! Zaterdag 9 september
Open Monumentendag. Het plaatse- lijke comité zal die dag geen monu- mentenroute organiseren. De dag te- voren wordt aan het gemeentebe- stuur de onlangs gereedgekomen monumenteninventarisatie aangebo- den. In de Broederschapshuisjes wordt dan tevens een expositie ge- opend over onze gemeentelijke mo- numenten. De tentoonstelling zal op zaterdag 9 september te bezichtigen zijn. Nadere bijzonderheden betreffende
deze presentatie worden nog bekend gemaakt in de plaatselijke bladen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Migo-Kruyswijk, Stationsstraat 48
Vleuten Courantenhanger, reis-schoenpoets-
borsteltje, oude verkiezingspamfletten W.M.B, van der Rijst, Dorpsstraat 42
Vleuten Boekjes "Onze Gemeente"
H. van Rooijen, Westlandsetuin 8
Vleuten "Onze 80-urige oorlog", belevenissen
in en om de Grebbelinie, door korpo- raal Homa, 1941 A.G.J. Miltenburg, Multatulistraat 79
Vleuten Statuten en Huishoudelijk Reglement
van de Onderlinge Brandverzekering Vleuten, Haarzuilens en Omstreken Statuten van de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging "Het Sticht" GA |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F.H. Kerkhoven-Schmieman, Zandweg
104 De Meem Wisselbeker gemeente Veldhuizen,
billekom, snijbonenmesje, kinderbord- je, schoteltjes, suikerpot, pijp, boorde- knopen Hester Schuurs, Maarssenbroek
Suikerlepel Vleuten-De Meem (75
jaar Rabo-bank) J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Hof ter Wey-
deweg 11 Vleuten Jaarverslagen 1971, 1972, 1975,1976,
1977 en 1980 van de Stichting Utrechtse Kastelen A.J. van Zoeren, Stationsstraat 34
Vleuten Boekjes "Onze Gemeente" |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
717
|
||||||||||||||||
Enkele aktiviteiten
|
||||||||||||||||
dag aan dag een stralend blauwe hemel,
terwijl de zomer nog moet beginnen! Hoewel dit natuurlijk niets te maken heeft met de geschiedenis van onze gemeente is het toch wel een stuk geschiedenis dat waard is om te worden vastgelegd: sedert tientallen jaren is het in deze tijd van het jaar nooit zo warm geweest. In onze donkere kamer, inge- richt in het Meernse onderkomen "Het Kabinet", was het 34 graden. Om de fotobaden op de vereiste temperatuur van 20 graden te brengen moest ik van huis ijsblokjes meenemen! |
||||||||||||||||
Open museumdagen 15 en 16 april 1989
|
||||||||||||||||
Op zaterdag 15 en zondag 16 april
werd het "Landelijk Museumweekend" gehouden waaraan ook kasteel "De Haar" meedeed. Op die dagen waren vrijwel alle musea in Nederland (bijna) gratis toegankelijk. Dankzij een positief persbericht van kasteelbeheerder Wim Hoeben werd in allerlei plaatselijke kranten bekend gemaakt dat de Histori- sche Vereniging Vleuten-Haarzuilens (De Meern werd voor het gemak maar even buiten beeld gehouden) een exposi- tie had ingericht over de verdwenen ridderhofsteden en kastelen die zo'n 300 jaar geleden binnen de huidige gemeen- tegrens van "Vleuten-De Meern" had- den gelegen. Zelfs de "De Telegraaf' maakte er melding van in haar zaterdagse editie "De Reiskrant", maar was er wel een week te laat mee. De toeloop naar onze expositie in de
kapel van het kasteel was groot-. Op za- terdag ontmoetten we zo'n tweehon- derd bezoekers waaronder een kastelen- fanaat uit Ridderkerk die me vertelde: "Wat U hier vertoont is voor mij een openbaring! Ik heb nooit geweten dat hier zóveel kastelen hebben gestaan." Hij maakte van elk expositiepaneel een aparte foto. Ook was er iemand die om een catalogus vroeg. "Nee, die hebben we niet, maar het is wel de bedoeling dat over deze kastelen ooit een boekje gaat verschijnen" kon ik hem antwoorden. |
||||||||||||||||
Zondag 16 april wandelden zeker
vierhonderd bezoekers de kapel binnen. Op enkele momenten telden we zo'n 70 a 80 mensen tegelijkertijd die vrijwel al- lemaal langs onze fotopanelen schuifel- den. Dat was voorde exposanten, waar- onder we niet alleen Gedo Voorn uit De Meern met zijn maquette van kasteel Den Ham maar vooral ook Peter van den Hoek uit Amersfoort met zijn schit- terend gedetailleerde maquette van kas- teel De Haar moeten rekenen, hartver- warmend. Dat was ook wel nodig want de temperatuur was in die onverwarmde kapel hartverscheurend! Zowel op za- terdag als op zondag werd ons "vanwe- ge het kasteel" een dienblad met kopjes en een thermoskan hete koffie aange- reikt. Opmerkelijk was overigens dat in de tweede helft van de zondagmiddag de temperatuur in de kapel wat draaglijker werd: de vele bezoekers lieten allemaal een beetje lichaamswarmte achter! Heet
Toen ik deze herinneringen half april
heet van de naald opschreef zat de kou van de kapel nog een beetje in m'n botten. Nu ik een en ander uittik en persklaar maak voor de drukker, op de langste dag van het jaar, 21 juni, beleven we weken achtereen een ongekend warme periode met temperaturen van boven de 26 graden Celsius en vrijwel |
||||||||||||||||
Ik bouw liever in de huiskamer!
Tijdens de expositie was er ook grote
belangstelling voor de schitterende ma- quette van het huidige kasteel De Haar, waar Peter van den Hoek uit Amers- foort nu al ruim een jaar aan heeft ge- werkt. Aan de hand van zelfgemaakte foto's van talloze details, opmetingen en geveltekeningen uit onder andere het ar- chief van architect Pierre Cuypers en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft hij het kasteel minutieus opge- bouwd. De grote lijnen zijn klaar en met de afwerking is hij een eind op streek. "Ik heb er nu zo'n duizend werkuren inzitten" vertelt Peter glimlachend, "maar er komen nog zeker duizend uren bij voordat m'n kasteel af is. Ik werk er bijna elk vrij moment aan. Als ik 's mor- gerts, voor ik naar m'n werk ga, een kwartiertje over heb, doe ik er iets aan. Mijn kinderen zijn nu het huis uit en ik zou gemakkelijk op een vrije kamer boven kunnen gaan zitten, maar dat is niet gezellig voor mijn vrouw. Ik laat het kasteel dus beneden in de huiskamer waar ik een aparte werkhoek heb. Dat is gezelliger, zowel voor mij als mijn vrouw die minstens zo gek is op het kas- teeltje als ik". De maquette is een juweel. Het hele
kasteel is opgebouwd uit dunne laagjes hout zodat tegen het einde, wanneer de nu nog lichtbruine houten muren op kleur worden gebracht, de structuur van gemetselde lagen steen zeer dicht wordt benaderd. De leien daken die voor een groot deel al afzijn, zijn opgebouwd uit heel smalle strookjes ingesneden papier zodat alle leitjes (!) los gelegd lijken te zijn. Het was de bedoeling dat Peter
tijdens deze expositiedagen aan zijn maquette zou werken maar daar is hij niet aan toe gekomen. Aan honderden belangstellenden heeft hij uitleg moeten geven. "Ik heb gisteravond een vreemde avond gehad" vertelde hij me zondag- middag. "Ik had m'n kasteeltje niet thuis en kon er niet aan werken!" |
||||||||||||||||
In twee dagen tijds schuifelden honderden mensen langs de fotopanelen met afbeeldingen van
verdwenen kastelen uit onze gemeente. |
||||||||||||||||
718
|
||||||||||||||
van die huisjes niets is overgebleven.
Het zij zo. Hoewel we met de herinrichting van
de ruimte nog maar ten dele gereed waren hebben we op 29 april jongstle- den ons onderkomen toch voor het pu- bliek opengesteld. En het publiek kwam! Tevreden konden we vaststellen dat zeker 300 mensen bij ons zijn bin- nengewandeld, waaronder ook veel toevallige bezoekers van de braderie. Ook burgemeester Westra kwam kort
kijken: "Op een dag als deze wórd ik geleefd en heb ik geen tijd om rustig rond te kijken. Ik maak graag een afspraak voor een volgende keer!" Raden maar!
|
||||||||||||||
Intense belangstelling voor de maquette van "De Haar" van de familie Van Selm van "Den
Engh". Links de bouwer Peter van den Hoek. |
||||||||||||||
Koninginnedag 1989: de Broederschapshuisjes open!
|
||||||||||||||
schapshuisjes. De meest oostelijke vier
zijn tot in het tweede kwart van deze eeuw nog particulier bewoond geweest, maar daarna kwamen ongevoelige doorbraken tot stand zodat inwendig |
||||||||||||||
Sedert augustus 1988 mag de Histori-
sche Vereniging Vleuten-De Meern- Haarzuilens zich de trotse huurder noe- men van een eeuwenoud monument in het centrum van Vleuten: de Broeder- |
||||||||||||||
Wij hadden ook nog iets te raden. Erg
moeilijk was het deze keer niet. Toch speelden enkelen het klaar er nèt iets anders mee te willen doen, dan waar de uitvinder het voor bedoelde. Natuurlijk kan je er desnoods een typemachine mee reinigen of een kachel mee poetsen, maar het is toch echt een schoenpoets- borstel metschoenpoetsreservoir. Het is één van die talloze handige uitvindingen waarmee evenzovele nimmer aflatende uitvinders het de mensheid "makkelijk willen maken". Het apparaatje is speci- aal bedoeld om op reis mee te kunnen nemen. De beste beschrijving werd gegeven
door mevrouw C. Balk-van Lint, Mandenmakerslaan 13, De Meern. K.B.N.
|
||||||||||||||
Op een rustig ogenblik kunnen we op deze foto twaalf bezoekers in de Broederschapshuisjes
aantreffen. |
||||||||||||||
719
|
|||||||||||||
*
'n Nieuw praatje in 1989
bij 'n oud plaatje uit 1923 '
|
|||||||||||||
door
|
|||||||||||||
Gert Kromwijk Thzn
|
|||||||||||||
Bij het bekijken van onze verzameling oude foto's vond ik
een leuk plaatje. Een kiekje uit 1923, waarbij wel een aardig verhaal is te vertellen. Op de boerderij "Ouders Oord" woonde toen Dorus
Kromwijk met zijn gezin. Die boerderij was in 1875 gebouwd en stond direct ten westen van de huidige Boek- binderslaan aan de Rijksstraatweg. Zij werd in 1969 afgebroken ten behoeve van de nieuwbouw in Nijevelt. Ik was in het gezin de oudste zoon, in 1923 acht jaar oud
en ik bezocht de Openbare Lagere School aan de Meerndijk. Op de boerderij, waar naast rundvee ook varkens werden
gehouden, zij het op bescheiden wijze, had het biggen fokken de meeste aandacht. Toen in maart 1923 het geval zich voordeed dat zijn fok-
zeug maar drie biggen had geworpen, besloot mijn vader deze zeer grote zeug te gaan mesten voorde slacht. Daar had hij echt voor deze keer liefhebberij in. Alles goed en wel, maar wie zou haar willen kopen als ze
die herfst afgemest zou zijn? Vader dacht wel een klant te weten. Op het dorp was de jonge slager Toon Vianen pas voor zichzelf begonnen en die zou misschien best voor de onderneming te vinden zijn. Het bleek goed gedacht. Toon kwam kijken en de twee
spraken af de zeug helemaal af te mesten en in de herfst te slachten. Er werd een voordelige prijs per pond overeen- gekomen. M'n vader en Toon hadden er plezier in er eens iets goeds van te maken. Er was in De Meern wel behoefte aan goed vlees en spek. De zeug groeide zeer gezond, in 'n rustige omgeving, naar
volledige rijpheid, dankzij de juiste voederkeuze. Meng- voeders bestonden toen niet, maar ik weet wel dat mijn vader, op advies van de slager, erwtenmeel bij het voer mengde want, zo zei Toon, dan krijg je sterk vlees en wit hard spek en dat was juist, zoals later bleek. Vóór we 's morgens naar school gingen, bekeken we altijd
even 't varken. Het groeide als kool. Op een dag in october kwam Toon ook weer eens kijken.
Hij was zeer tevreden en zei: "Dorus, ik vind 'r zwaar genoeg; volgende week kom ik d'r halen". Dat viel ons, jongens, toch wat rauw op de maag. Wij vonden het jammer afscheid te moeten nemen van onze trouwe viervoeter. |
|||||||||||||
De voormalige boerderij "Ouders Oord", Rijksstraatweg 49,
gemeente Veldhuizen. Gebouwd in 1875, afgebroken in 1969. Totdat laatste jaar woonde daar de familie Th. Kromwijk. De foto is van november 1939. |
|||||||||||||
Toen moest het vervoer geregeld worden. Van de boer-
derij naar de slachtplaats aan de Meerndijk was te ver om te lopen. Toon maakte een afspraak met Nijs van Bemmel, de bereboer op Reyerscop. Die wilde de zeug wel naar De Meern brengen met z'n tweewielige berewagen. Op de bewuste dag waren wij, jochies, volop in spanning.
We waren vroeg uit bed om niks te missen, schoolkleren en witte klompen aan en natuurlijk een pet achterstevoren op je kop en maar wachten op de komst van Nijs van Bemmel. Rond acht uur draaide Nijs de werf op met z'n brede
wagen, getrokken door zijn dubbele hit. "Ja", zei Nijs, "die is taai in het trekken van de kar". Toon was er ook, 't achterluik van de kar ging open en
onze vette zeug werd zeer zorgvuldig ingeladen. M'n broer Joop en ik moesten toch naar school, dus wij op onze wit- |
|||||||||||||
720
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschuurde klompen achter de berewagen aan, naar de
Waag van Veldhuizen. Die Waag werd beheerd door de jonge kastelein Kobus Huigen. De wagen werd de stalling ingereden, het luik ging
omlaag, het varken werd rustig uitgeladen en vervolgens in het houten hokje van de weegschaal geplaatst. Tuk op 'n verzetje, waren er vele Merenezen toege-
stroomd. Vóór dat de gewichten werden geplaatst, moest geraden worden hoeveel het varken zou wegen. Daaraan deden mee Rinus en Jan van den Berg, Henk en Kobus Huigen, Hannes van Engelen, de bakker, Gert van Engelen, de "knors" zoals hij werd genoemd. Toon Vianen, de koper, en m'n vader Dorus Kromwijk. Het was Gert van Engelen, die er het dichtste bij zat. Op het weegbriefje stond geschre- ven, met inkt uit het potje: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Vette zeug, gewogen op de Gemeentewaag van Veld-
huizen, den zeventienden October negentien honderd drie en twintig, in 't bijzijn van koper: Toon Vianen, verkoper: Dorus Kromwijk, met als getuige Jan van den Berg, bloemist te De Meern. Het gewicht bedraagt 764 ponden. Rinus van den Berg, de bloemist, die er het verste naast
was geweest, moest een rondje geven in het café Het Wapen van Gouda. Nijs van Bemmel was na 't uitladen al weggegaan. Op hem
wachtten wat welige zeugen, die hij ter dekking op moest halen bij de boeren. Zijn beer klaarde dat karwei in een schuur op Reyerscop. Na de weging gingen wij en nog meer jongens — allemaal
op klompen, want alleen de jongens van de notabelen liepen in de week op hoge schoenen — snel naar school. Hoeveel rondjes er verder nog werden gedronken weet ik
niet, maar later hoorden we dat, toen de heren gewicht- raders in het café nog even zaten te praten, de vette zeug maar vast aan het lopen was gegaan. Toen m'n vader en Toon dat in de gaten hadden, gingen zij er achter aan en dreven haar de hoek om en de Meerndijk op. Het duurde |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het huis aan de Meerndijk waar Toon Vianen woonde.
Als beginnende slager en nog ongetrouwd, had Toon 'n onderkomen in
de vorm van 'n optrekje gekregen bij z'n vader Kees Vianen, achter
diens winkel. Daar was z'n broer Hein schoenmaker. Z'n vader was
barbier, maar trad ook op als huisslachter.
De woning stond op de plaats waar nu de firma Sterk is gevestigd.
Foto omstreeks 1930.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allemaal erg lang, ook al was er dan geen verkeer.
Voor de school bleef ze weer eens staan. Aan dat moment
hebben we de al eerder genoemde foto overgehouden, dankzij mevrouw van Isselt, die met haar kiekkastje naar buiten kwam en het toen nog levende varken vereeuwigde. Zij woonde naast meester Maarseveen. Aangekomen op de slachtplaats werd het varken door
Gert van Engelen en Toon Vianen gekeeld. Moeder Door zorgde voor kokend water in een heel groot waterfornuis en maar schrobben en boenen. Daarna werd ze, met de achterpoten vastgebonden, op een stalleer gelegd. Het was toen middag, de school ging uit en wij er naar toe.
Ze waren net met vier man bezig de ladder buiten tegen de schuur omhoog te zetten. Daar stond ze, gereed voor de keurmeester, die ze goed-
keurde. Wij stil naar huis.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hoofdpersoon van dit verhaal, gekiekt op
de Meerndijk.
De personen zijn van links naar rechts: Toon
Vianen, Dorus Kromwijk, Klaas Steenderen,
Kees van Dijk, Henk Huigen en Gert van
Engelen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
721
|
||||||||||||||||||||||
Almanakken
|
||||||||||||||||||||||
Toen ik in wat jonger jaren de kerstdagen en de jaarwisseling wel eens doorbracht bij mijn ouders, die in Spanje hun
winterkwartier hadden betrokken, viel mij daar een merkwaardige gewoonte op. Door de "basureros", de vuilnismannen, werden op voddig papier gedrukte gedichten in de brievenbussen gestopt. Op lyrische wijze werd daarin hun nederig, maar nuttig beroep bezongen en er werd niet vergeten duidelijke toespelingen te maken op de karige beloning. De politie-agenten deden het anders. Zij stelden op de kruispunten een kerstboom op en gingen daarbij uitbundig
het verkeer staan regelen. Het was dan de bedoeling dat passanten geschenken en briefjes van liefst honderd of meer peseta's in de boom hingen. Ik weet niet of deze dingen nóg gebeuren, maar ik moest eraan denken toen ik in ons gemeentearchief op het
volgende stuitte. |
||||||||||||||||||||||
<«<;^^.-«ïS.t-a^^«f'i^>nr rXC
|
||||||||||||||||||||||
Op 2 augustus 1888 ging er, namens de Commissaris des Konings, een
brief uit naar alle burgemeesters der gemeenten in de provincie Utrecht. Het was een gedrukte circulaire en ik toon hierbij een copie van het door mij in het archief van Veldhuizen gevonden exemplaar. |
||||||||||||||||||||||
CIKCüLAIRE.
N°. 2, A.Z.
Gemeente-Polltie. |
||||||||||||||||||||||
UTRECHT, 2 Aognstus 188S.
|
||||||||||||||||||||||
. In sommige gemeenten dezer provincie bestaat nog de
gewoonte dat de veldwuchtere met toestemming van den Burge- meester den ingezetenen Nieavjaars-almanakkcn aanbieden. Vermits dit niet alleen in strijd is met de vaardigheid van
een politie-besmbte, maar ook zijne tegenover het publiek zoo hoogst noodige onafhankelvjkfaeid hierdoor in gevaar wordt gebragt, is het wenscheiyk dat tegen dit misbmik de noodige maatregelen worden genomen. Naar aanleiding van een hieromtrent ontvangen schrijven
van den heer Minister van Jnstitie, heb ik de eer a te ver incken, ing eenigszins spoedig te willen mededeelen of genoemd misbruik ook in Uwe gemeente bestaat. De Commitisnris den Konintjs
m de provincie Utrecht, Uy afwezen,
fftt Lid pan Gedeputeprde Stuteil,
H. G. RÖJIEIl. |
||||||||||||||||||||||
Burgemeester D.O. Heldewier van Veldhuizen haastte
zich na te gaan of het bedoelde "misbruik" in zijn gemeente bestond en schreef vervolgens ondermeer terug: Deze toestand bestond bij mijne komst in 1879 alhier en dit
werd door mij niet verboden, met het oog op de bezoldiging en het zeer talrijk gezin van dien veldwachter en aangezien het mij niet is gebleken dat dit tot misbruik aanleiding heeft gegeven. De Commissaris des Konings zal louter brieven in die
trant hebben gekregen, want het gebruik was waarschijnlijk algemeen. De burgemeesters kregen dus op 4 september allemaal het verzoek: dien politiebeambte mede te deelen, dat dit gebruik voor het
vervolg niet meer mag plaats hebben, en noodig ik U uit, daarop toezicht te houden. Ik geef U in overweging, voor zoover hiertoe termen bestaan, bij den Gemeenteraad voorstellen te doen, ten einde de bedoelde politiebeambte in het daardoor ontstane geldelijke verlies worde tegemoet gekomen. |
||||||||||||||||||||||
Aan
heeren Burgememtern (Ur gnnemtfn in de provincie Ctreeht, |
||||||||||||||||||||||
^-Ê«t<i«»t-É*-'£-
|
||||||||||||||||||||||
722
|
||||||||||||||||||||||
Heldewier liet de zaak niet sloffen en kwam in de
raadsvergadering van 8 october met een voorstel, nadat hij de raadsleden van de voorgaande briefwisseling op de hoogte had gebracht. Hij wilde de veldwachter schadeloos stellen, niet door
verhooging van traktement, maar door in beginsel aan te nemen, hem jaarlijks eene gratificatie toe te kennen, wanneer hij zich door dienstiper deze waardig gemaakt heeft. Hierdoor verbindt de raad zich niet en het blijft voor den veldwachter eene opwekking om zijne plichten met ijver te blijven vervullen. Het bedrag moest dan voor 1889 op de begroting komen en zou voor 1888 kunnen worden verkregen door afschrijving op de post "onvoorzien". Vervolgens kwam hij met het waarlijk "vorstelijke"
bedrag van f 10,-- op de proppen en bijna hadden de aanwe- zigen daarmee nog ingestemd ook. Dat was het raadslid van den Berg toch te gortig: De Heer van den Berg echter acht de som zeer gering en is
overtuigd de veldwachter hierdoor niet voldoende wordt tegemoet gekomen en meent dat eene som van f 25,—daarvoor moest worden gesteld. De voorzitter, zich gaarne daarmede vereenigende, neemt
dit voorstel over. In stemming gebracht, wordt met zes stemmen tegen eene stem (die van C. Stolwijk), deze gratifica- tie bepaald op f 25,— 's jaars. |
||||||||||||||||||||||
Pieter van Lint (van Lent), rooms katholiek, gepasporteerd
soldaat. Hij werd op 24 december 1852 aangesteld tot gemeente-
veldwachter van Vleuten en Haarzuilens. Zijn jaarwedde van Vleuten was f 150,- met vrije kleding en woning, van Haar- zuilens f 50,—. Hij was ook gemeentebode en bode der water- schappen. Op dezelfde datum ging zijn aanstelling in tot buitengewoon veldwachter van Oudenrijn. Daar verdiende hij niets. Pieter werd op 30 januari 1816 te Jutphaas geboren als
zoon van Emmerik van Lent en Wilhelmina van Dijk. Hij overleed op 6 augustus 1892 te Vleuten. Hij was getrouwd met Anna van Ingen, die op 3 mei 1805
te IJsselstein was geboren als dochter van Gerrit van Ingen en Wilhelmina van der Lee. Zij overleed op 31 mei 1889 te Vleuten. Uit het huwelijk is een zoon bekend: Antonie van Lint,
huisschilder, geboren op 5 maart 1847 te IJsselstein. |
||||||||||||||||||||||
Albertus Metzger, nederlands hervormd, wachtmeester bij
de veldartillerie. Hij werd op 1 april 1874 aangesteld tot gemeenteveld-
wachter van Harmelen en Veldhuizen. Zijn jaarwedde van Harmeien bedroeg f 250,— met f 25,- voor kleding, die van Veldhuizen was f 100,—. Albertus werd op 25 april 1846 te Utrecht geboren als
zoon van Johannes Michaël Metzger en Jacoba Spies. Hij overleed op 21 januari 1913 te Harmelen. Hij was getrouwd met Adriana Maria Polderdijk, die op
19 maart 1847 te Amersfoort was geboren als dochter van Evert Polderdijk en Maria Cornelia Eijkman. Zij overleed op 1 december 1937 te Harmelen. Kinderen:
|
||||||||||||||||||||||
Ik maakte gebruik van de gelegenheid eens na te gaan hoe
onze politiemacht in 1888 was samengesteld. Het blijkt dan, dat het ook allemaal weer héél slim was geregeld. Elke gemeente had wel een eigen veldwachter, maar die was tevens buitengewoon veldwachter in een naburige gemeente. Zo leek de getalsterkte op de officiële "Staat van het Politie- wezen" wel hoog, maar er waren in ons peiljaar slechts drie heren, die de taken moesten verdelen. Ze moeten wat afge- lopen hebben! De dorpsveldwachters werden vaak gerecruteerd uit de
rangen van oudmilitairen. Vaak waren het zogenaamde "gepasporteerde soldaten", d.w.z. soldaten, die na volbrachte diensttijd eervol waren ontslagen. Ik geef hieronder de gegevens van ons drietal.
|
||||||||||||||||||||||
Johannes Michaël
Maria Cornelia
Jacoba Alberta
Everdina
Aartje
Adriana Jacoba
Alberta
Yda Hendrika
Matje
|
12-11-1871 te Amersfoort
19-02-1874 te Utrecht 19-02-1874 te Utrecht 12-01-1876 te Harmelen 31-05-1878 te Harmelen 31-05-1878 te Harmelen 19-01-1881 te Harmelen 03-10-1883 te Harmelen 21-11-1886 te Harmelen |
|||||||||||||||||||||
geboren
|
||||||||||||||||||||||
Op 16 maart 1892 kwamen zijn ouders bij het gezin
inwonen en die mensen moesten ook te eten hebben. De man had nauwelijks f 1,— per dag te besteden. Daar moest alles van gedaan worden en daar moest hij ook nog z'n "waardig- heid" van ophouden. Het raadslid van den Berg had er beter kijk op dan zijn medebestuurders. D.W.G.
|
||||||||||||||||||||||
Gerrit Hensbergen, nederlands hervormd, gepasporteerd
soldaat. Hij werd op 1 januari 1881 aangesteld tot gemeenteveld-
wachter van Oudenrijn. Zijn jaarwedde als zodanig was f 275,-- met vrije kleding en woning. Hij was tevens gemeentebode van Oudenrijn. Op dezelfde datum ging zijn aanstelling in tot buitengewoon veldwachter van Vleuten. Daar verdiende hij f 25,— per jaar. Gerrit werd op 21 juni 1849 te Vleuten geboren als zoon
van Gerrit Hensbergen en Maria Spijker. Hij overleed te Oudenrijn op 8 april 1889. Hij was getrouwd met Maria Geurtsen, die op 13
november 1838 te Westbroek was geboren als dochter van Cornelis Geurtsen en Stijntje Gijsen. Zij overleed op 23 januari 1926 te Vleuten. Kinderen: Maria geboren 04-12-1873 te Vleuten
Christina 23-03-1876 te Harmelen
Alberta 23-08-1879 te Vleuten
Gerrit Cornelis 24-02-1881 te Oudenrijn
Cornelia Elisabeth 20-03-1883 te Oudenrijn
|
||||||||||||||||||||||
D
|
||||||||||||||||||||||
723
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het wiel aan de Meerndijk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr D. W. Gravendeel
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie De Meern in zuidelijke richti ng verlaat en vervolgens het viaduct in de rijksweg passeert, ziet ai vrij snel aan zijn
rechterhand tegen de berm van de Meerndijk een betrekkelijk grote ronde waterplas. Deze plas staat op de topografische kaart aangeduid als Waagkuil. Is hij inderdaad een wiel en zo ja, waar kwam dan ooit al dat water vandaan dat hem deed ontstaan? En wanneer gebeurde dat? Ik zal proberen een bevredigend antwoord op deze vragen zo dicht mogelijk te benaderen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wielen en overslagen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder een wiel of waal moeten we verstaan een kolk of
plas, ontstaan bij een dijkdoorbraak of overgebleven na een overstroming. Een ander woord ervoor is "waai" (middel- nederlands: wade, waede, waide, waeye, way). In het mid- del-nederlands had "waech" of "wage" de betekenis van bewogen water, hoge golven of vloed, stroom. Een waag- kuil is dus een door een golf of vloed veroorzaakte kuil. Deze zal in ons lage land wel altijd met water gevuld zijn, zodat wij ons hier niet verder hoeven te bekommeren om het fijnere taalkundige onderscheid tussen de begrippen "waai" en "waagkuil". De meeste in het verleden bij dijkdoorbraken ontstane
wielen zijn thans nog in het landschap zichtbaar. Ze kunnen, daar waar het waterbegrenzende dijken betreft, zowel binnendijks als buitendijks voorkomen, afhankelijk van de manier waarop de dijk hersteld werd. De buitendijkse wielen zijn doorgaans grotendeels dichtgeslibd. Bij elke overstro- ming van de uiterwaarden werden ze verder opgevuld. Tegelijk met de wielen werden de zogenaamde overslagen
gevormd. Als een dijk doorbreekt en het water stort zich met kracht door het ontstane gat, dan wordt de grond daarachter als het ware weggespoten. Die komt op het land achter het wiel terecht. Wordt een wiel diep uitgekolkt, dan zijn de overslagen meestal sterk zandig en gemakkelijk te herkennen. Het kan voorkomen dat wielen niet zijn terug te vinden
omdat ze gedempt of dichtgeslibd zijn. Als door bodem- kundig onderzoek de aanwezigheid van een overslag is vast- gesteld, kan met zekerheid worden aangenomen dat ter plaatse een dijkdoorbraak heeft plaatsgevonden en een wiel heeft bestaan. Door Berendsen werd een overslag gevonden aan de
westzijde van onze waterplas. Dat betekent dus dat er inderdaad sprake is van een wiel of waagkuil en dat een uit het oosten opdringende watervloed de Meerndijk te eniger tijd moet hebben doorbroken. Het water uit het oosten
Het heeft geen zin voor dit verhaal in de geschiedenis
terug te gaan tot de tijd dat er van bedijkingen nog geen sprake was. De rivieren zochten toen immers hun eigen weg en traden vrijelijk buiten hun oevers als het wateraanbod daartoe aanleiding gaf. Zo omstreeks het jaar 1000, mogelijk iets eerder, werd een
begin gemaakt met de ontginning van de tussen de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
riviergronden aanwezige veengebieden. Dat was ook het
moment waarop de rivieren niet langer kon worden toege- staan zich ongebonden te gedragen. Het één had wezenlijk met het ander te maken. De eigenaren van de ontginningen (polders) stelden alles in het werk om hun overtollige water uiteindelijk op de rivieren te lozen. Dit had echter alleen maar zin als zij er in redelijke mate op konden vertrouwen dat diezelfde rivieren zich niet op onvoorspelbare momenten een bedreiging zouden tonen. Het in dit verband voor ons van belang zijnde gebied
wordt in het noorden begrensd door de hoge gronden van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, in het zuiden door de Lek en de Hollandse IJssel. Het is weer Berendsen die ons een kaartje levert van het rivierpatroon omstreeks het jaar 1200. Op dat kaartje zijn ook de zogenaamde fossiele stroomgordels te zien. Dat zijn de zones, waarbinnen de bedding- en oeverafzettingen van vroegere rivieren voor- komen. Zij spelen in ons verhaal geen rol, maar zij zijn wèl een mooie illustratie van het ongebonden gedrag dat de rivieren zich eertijds konden permitteren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het rivierpatroon omstreeks het jaar 1200. De rivieren zijn in zwart
weergegeven, de (fossiele) stroomgordels in grijs. De Lek (onder) was toen de belangrijkste rivier maar de breedte van de stroomgordel van de Rijn (boven) duidt erop dat die eertijds een machtige stroom moet zijn geweest. Naar Berendsen. i: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
724
|
|||||||
De Lek, in onze contreien inmiddels de belangrijkste
rivier geworden, was vermoedelijk omstreeks het jaar 1100 reeds bedijkt. Er zijn daarna nog vele dijkverbeteringen uitgevoerd. De Rijn — en ik bedoel dan de eens zo machtige rivier die
bij Katwijk in zee stroomde — had in die tijd niet zo heel veel betekenis meer. De monding verzandde en de reststroom kon geen grote hoeveelheid water verwerken. Die reststroom was de ons bekende Kromme Rijn, die zich nog vóór Utrecht splitste in Vecht en Oude Rijn. Het lot van de rivier werd mede bepaald door de plannen van de mens. Men was namelijk bezig met de ontginning van het Langbroek. Daartoe moest waterlozing op de Kromme Rijn mogelijk zijn, maar wateroverlast in de winter moest worden voor- komen. In het jaar 1122 werd daarom bij Wijk bij Duurstede de Kromme Rijn afgedamd (zie ook het hoofdstuk De Meerndijk). Voor de Hollandse IJssel geldt een soortgelijk verhaal.
Deze rivier werd in 1285 afgedamd bij haar oorsprong uit de Lek. Dit geschiedde bij Het Klaphek, even ten westen van Vreeswijk. Omdat echter de veengronden ten noorden en zuiden van de IJssel allang vóór dat jaar waren ontgonnen, moeten we aannemen dat de rivier al veel eerder werd bedijkt. Sinds de aanleg van die zogenaamde "Nijendam" bij Het
Klaphek spreekt men ten aanzien van de Noorder Lekdijk van de "Lekdijk Bovendams" als men het heeft over het bovenstrooms van die dam gelegen deel, en van "Lekdijk Benedendams" als het gaat over het benedenstroomse stuk. Een blik op de kaart (zie middenpagina) laat zien dat er uit
het noorden niet veel gevaar te duchten viel voor de streek ten westen van Wijk bij Duurstede, zeker niet meer nadat de Rijn daar ter plaatse was afgedamd. De grote dreiging lag in het zuiden. Het was de Noorder Lekdijk en met name de Lekdijk Bovendams die het erachter gelegen lage land bescherming moest bieden. Brak die dijk echter door, dan zou het water zich als in een stortgoot een weg banen naar het westen. Dwarsdijken
Het ligt voor de hand aan te nemen dat men ook destijds
dat gevaar zeker heeft onderkend. Natuurlijk betrof de eerste zorg de rivierdijk zélf, maar men zag ook het nut in van dwarsdijken. Deze verleenden niet alleen in eerste instantie bescherming aan het benedenstroomse land, maar dwongen ook het overstromingswater zich een weg te zoeken naar bestaande vlieten en afwateringskanalen. Tussen Werkhoven en Cothen liep zo'n dijk die in zijn
naam zijn oorspronkelijke functie verraadt: Dwarsdijk. Een ander voorbeeld is de dijk of kade langs de Vaartse
Rijn. Dit water werd als scheepvaartverbinding tussen de stad Utrecht en de Hollandse IJssel omstreeks 1122 of 1148 aangelegd. Dat deze kade inderdaad ooit als waterkering moet hebben dienstgedaan, bewijst de aanwezigheid van een "way" op de kaart van de Roy. Ook op oudere kaarten komt het wiel voor. Het bestond in ieder geval reeds in 1639. Ik ga daarop echter niet verder in. De dwarsdijk die ons het meest interesseert is de
Meerndijk en die verdient dus een apart hoofdstuk. De Meerndijk
Het is belangrijk eens na te gaan wat wij te weten kunnen
komen omtrent de tijd van aanleg van de Meerndijk, omdat "ons wiel" natuurlijk niet eerder kan zijn ontstaan. |
Ik wil nog even terugkomen op de samenhang tussen
bedijkingen en ontginningen. Vóór er ontgonnen kon worden moesten de rivieren bedijkt zijn. Vervolgens kon pas aan de aanleg van dwarsdijken worden gedacht als de ont- ginningen waren voltooid, tenzij natuurlijk zo'n dwarsdijk een onderdeel van een bepaalde ontginning vormde of eerst moest worden aangelegd om de ontginning mogelijk te maken. De ontginningen waren in het gebied rond de Meerndijk
rond 1200 voor een groot deel voltooid. In een acte van 1217 wordt een groot aantal plaatsen of polders genoemd: Judefaes, Marne, Mastwyck, Katenbruch, Reynerscoep, Bilevelt, Heyncoep, Bredevelt. Het is heel goed mogelijk dat de Meerndijk in die tijd werd
aangelegd. In ieder geval is het na de ontginning gebeurd, want de dijk loopt schuin door de verkaveling heen. In 1322 bepaalde de Hollandse graaf dat vijf heemraden
het Waterschap van Woerden moesten regeren onse land mede te bedriven, eerst zeedijk, middeldijk, zijdwinge, wateringen, sluijsen, hooien ende den Marrendijk en van den Marrendijk lote Zwadenburgdam toe. Aanleiding tot deze maatregel was zeker de grote doorbraak van de Noorder Lekdijk bij Vreeswijk in datzelfde jaar, waardoor Holland veel wateroverlast had gehad. De Memedijc wordt ook genoemd in een acte van 1279,
waarbij Gijsbert, heer van IJselstein, diverse goederen in pacht neemt van het kapittel van St Marie te Utrecht. De naamMaerne(Marne)komt voor in een acte van 1217,
maar het is niet zeker wat daarmee bedoeld wordt: de Meerndijk, het dorp De Meern of een gebied. Ik voel het meest voor het laatste, want in één adem worden in de acte andere in de buurt liggende gebieden (polders) genoemd waar het convent van Oudwijk bezittingen had (zie boven). Storm van Leeuwen maakt aannemelijk dat er in 1226 ter
plaatse van de Meerndijk een waterscheiding bestond dan wel werd aangebracht. Deze had ten doel de afvoer van Stichts water naar Holland te beperken. Hij beroept zich op een lijst uit 1310, waarop de landen omtrent Woerden zijn vermeld, die hun water op Rijnland afvoerden, en neemt aan dat die tevens de toestand weergeeft die was ontstaan na het sluiten van een overeenkomst tussen de bisschop van Utrecht en de Hollandse graaf in 1220/1226. Er werd toen besloten een dijk (oudtijds de Spaarndammer Zeedijk genoemd) aan te leggen met een aantal uitwateringssluizen in de Spaarndam. Het land van Woerden moest daarvan een drietal onderhouden en behield daarvoor in de plaats het recht van uitwatering. Hieraan vooraf ging de aanleg van de Swadenburgerdam.
In of kort vóór 1165 legden de Hollanders een dam in de Oude Rijn, bij het tegenwoordige Zwammerdam, waar destijds de staatkundige grens tussen het Sticht en Holland lag. Die dam werd op last van de Duitse keizer, onder wiens gezag toen het bisdom Utrecht en het graafschap Holland stonden, in 1165 weer geopend. In 1202 werd bepaald dat de Stichtenaren (dat wil zeggen die van Woerden) voortaan weer door de Swadenburgerdam op Rijnland en zo vervolgens op het buitenwater mochten lozen. Waarschijn- lijk was er toen een sluis. Uit een en ander zou kunnen worden afgeleid dat de waterscheiding ten oosten van Woerden, op de plaats van de Meerndijk, in 1202 al bestond. Het is duidelijk dat de waterstaatkundige belangen van 't
Sticht en Holland in die tijd, letterlijk gezegd, niet in eikaars verlengde lagen en dat is niet zo'n wonder. De venen ten westen van de stad Utrecht en in het toen nog Stichtse Land van Woerden werden in een betrekkelijk korte tijd ontgonnen. Door de uitgestrektheid van deze ontginningen |
||||||
725
|
|||||||
ontstond in de benedenstrooms gelegen landen langs de
Oude Rijn grote wateroverlast. Die Oude Rijn was van oudsher de natuurlijke afvoerweg
voor het overtollige water, maar de rivier werd in 1122 bij Wijk bij Duurstede afgedamd. Toch stond zij in de eerste helft van de 12e eeuw bij Katwijk nog in open verbinding met de zee en het is daarom zeer de vraag of, met het oog op het grotere verband van de toenmalige ontwikkelingen, die afdamming wel terecht geschiedde en niet het plaatselijk belang (de ontginning van het Langbroek) prevaleerde. Misschien zou de monding tóch wel verzand zijn, maar dat proces zou door een grote waterafvoer zeker vertraging hebben ondervonden. Kortom Holland had veel last van al dat Stichtse ont-
ginningswater. In 1163 was er een vernietigende stormvloed die de Hollandse kusten met zware overstromingen teisterde. De Hollandse Rijnstreek werd toen dusdanig door het natuurgeweld getroffen dat het overtollige water uit het aangrenzende Nedersticht de bewoners van het rampgebied toch teveel werd. De aanleg van de Swadenburgerdam, juist op de toenmalige landsgrens, moet op dit alles het ietwat paniekerige en zeker niet elegante antwoord zijn geweest. In 1170 was er weer sprake van een zeer zware stormvloed. Het lijkt erop dat men bezig was met een grootscheepse
onderneming (de ontginningen in 't Sticht èn in Holland), waarvan men in die tijd de consequenties niet geheel overzag. De verhouding tussen bisschop en graaf was bepaald niet altijd hartelijk en het ontbrak dus zeker aan geregeld overleg op regeringsniveau. Oplossingen en afspraken moesten vaak door de één bij de ander worden afgedwongen. Blok denkt dat de Meerndijk "zeker al in de 12de eeuw"
aangelegd is. Dat is natuurlijk wel mogelijk, maar dan toch laat in die eeuw en als niet meer dan een kade. Nog in 1323 verzocht de Hollandse graaf de Marendijk hoger en breder te maken. Al met al lijkt het voor ons doel gerechtvaardigd aan te
nemen dat de dijk rond 1200 werd aangelegd. De doorbraak van de Lekdijk in 1747
Deze gebeurtenis en haar gevolgen werden uitvoerig
beschreven door Mr Dirk Woertman, lid van de Vroed- schap van Utrecht, in zijn "Notitie van 't voorgevallene bij den doorbraek van den Leckendijck Bovendams in de Wijckerweert bij Wijck op den 28 februarij 1747". Februarij 25 saturdag, het water in de Leek geresen sijnde
tot diep in de veertig duymen (ca 1 meter) boven het klock- geslag (eigenlijk: boven het peil waarbij, ter waarschuwing, de klok geluid moest worden), begonnen dijkgraven en heemraden van de beide Hoogheemraadschappen (Lekdijk Benedendams en Lekdijk Bovendams) zich ongerust te maken en zij riepen het dijkleger op. Bij Oudslijckerveer (bij 't Waal) trad in de dijk een verzakking van een halve mans lengte op en er was een doorsepering aen het Sandpad bij het Claphek. Bovendien waren er moeilijkheden met het zoge- naamde Molengat bij Vreeswijk, waar flink wat water naar binnen liep. Toch geschiedde de grote doorbraak op een plek, waar
men het 't allerminst verwacht had en daer den dijk aller- suffisanst wierd geoordeelt. Immers, vóór den dijk, ter plaatse van den doorbraak, was gelegen een hooge Coornweert, met een suffisante kade omringt, de Wijckerweert genaamt, waer voor noch lag een stuk weyland, ofte liever een uyterweerd, in de provinciaele caart genaamt de Poelsweert. I>insdag den 28 Februarij quam er tijding dat het water den
gepasseerden nagt aen de Vaert gewassen was tot 66 a 67duym |
(ca 165 cm) boven het klockgeslag en quamen om elfa twaelf
uren eenige boeren met haer peerden in de stad vlugten, seggende dat den Leckendijck Bovendams aen het Beuse- commerveer doorgebroken was. Des morgens vroeg had de dijkwacht ter plaatse nog niets bijzonders opgemerkt doch een jongen, te peerd rijdende en de Wijckerweert passeerende, sag dat den dijk, daer leggende, sijnde het slag nummer 294, begon te sakken. (Hij) reed na het wachthuijs en gaf daer kennisse van, doch eer de wacht toeschoot was het gat al gebroken, sijnde den dijk, ter wijtte van omtrent tien dijk- roeden (ca 40 meter) en een manslengte diep, als 't ware door het water van het ondersten van den dijk afgeschoven en dus het gat gemaakt. Op 2 maart was het water te Schalkwijk al zó hoog
gestegen, dat de dijkgraaf, die daar zijn hoofdkwartier had opgeslagen, zich met een schuitje naar de dijk liet varen en zich vervolgens op Vreeswijk terugtrok. Het geluk wilde dat des daags voor den doorbraak de wind
was omgekeert en uyt den Oosten had beginnen te waeijen, waer door de zee leeg raakte, en de Muydersluys vervolgens open, sulx dat het water 't geen in de stad quam, in de eerste vier dagen alsoo schielijk wederom er uytliep en geen ongemack aen de werven ofte kelders toebragt. Maer op den 4den dag, sijnde den 3den Maart, 's middags, begon het water sterk te wassen en den Grommen Rhijn met soo veel geweld te loosen, dat het water dien nagt en daags daer aen, den 4den, alsmede den 5den, in verscheyde kelders liep, bij sommige tot twee a drie voet hoog, voornamentlijk op de Nieuwe Graft aen den Plompentoorn, bij het Paushuysen, de Oude Graft aen beyde de poorten, en voorts daer de kelders op sijn laagst waren. Het water 't welk na den doorbraak gelopen was ten deele na
Langbroek en Coten in den Grommen Rijn, ten deele na Schalkwijk in de wetering, had op den 4den Februari reeds onder water geset Goten, den Dwarsdijk, 't Goij, Schalkwijk, Tul en Twaal, Werkhoven en Houten gedeeltelijk, Odijk, Bunnik, Zeyst gedeeltelijk. Wulven, Schonauwen, Overeynd van Jutphaas, Hoog en Laag Raven, Vechten, Kattenbroek, Stoetwegen, Amelisweerdse bosch, Abstede, Galgerweerd, Minsweerden de Bilt tot aen de Bilt se steenstraat, en liep onder de Gildbrug met sulk een geweld door, dat het binnen kort ook over al het land, daer in de vrijheyd leggende, heenliep na de Blaucapel, Martensdijk, Oostveen, Achtienhoven en West- broek. De Vecht, die ook al het water niet konde verswelgen, begon
op dese tijd mede over te lopen. De Vaartsen Rijn, die al het water van de Schalkwijker Wetering, die mede overliep en van het land daar naast waarover het mede in den Vaartsen Rijn liep, niet konde verswelgen, ofschoon de sluysen aen den Doorslag open stonden en den IJssel met water opgepropt wierd, storte bij den Doorslag en op eenige andere plaatsen over sandpad en dijck heen en viel in 't Nedereynd van Jutphaas, Galecop, Papendorp, den Oudenrhijn en Heycop tot aen de Mecrendijck toe. Den 5den was het water 's nagts ic voren drie diiym gevallen
in de Leek, doch quam met noch groter geweld dien dag op de staden het omliggende land afsetten, en alsoo de Gildbrug al het water niet kon verswelgen 't geen daer voor quam, brak de Biltse steenstraet op verschillende ptaetsen door. Den Mecrendijck liep op denselve dag ook op verscheyde
plaetsen over, sonder dat eenige kistdammen konden helpen, waar door Achthoven, Mastwijk, Rijerscop, Velthuysen, Bijleveld, Harmeien, Haenwijk, Kattenbroek etc. met water besogt wierden. Den Leydschen Rijn, Vaart na Jaffa op dese tijd mede overlopende, wierd de Hoge en Lage Weyde, de Meeren, een kleyn gedeelte van Vleuten, Maarssen, Breukelen, gansch Laag Nieucoop en voorts Gockengen, Segveld, |
||||||
726
|
|||||||||||
Cameiik ten deele overstroomt, ten deele in de volgende dagen
met overstroomingen gedreygt. Uit de streek waar de doorbraak plaatsvond, waren de
mensen naar de bergkant (de Utrechtse heuvelrug) gevlucht, maar uit de meer westelijk gelegen gebieden trokken de opgesetenen naar Utrecht met haer peerden, koeijen en meubilen. En om, ware het mogelijk, het water uyt de Maliebaan en desselfs lanen te houden, alwaer men in cas van noodsakelijkheyd het gevluchte vee voor een groot gedeelte soude kunnen plaatsen, wierdaen 't eynde van de Maliebaan op den dijk een soort van een waterkeringe van planken en aerde damsgewijse gemaakt van de Gildbrug af tot aen Oudwijck toe. Op 6 maart was in de Lek het water allang weer aan het
zakken, maar over den Meerendijck liep het bij continuatie soo sterk, dat het tusschen Harmeien en de Meeren wederom in den Leydsen Rijn storte en de wech tusschen beyde leggende ten eenemael met water overstroomde. Het water stond op een hofstede omtrent het huys te Nijveld
wel een mans lengte hoog! Het postverkeer was in de war, maar ook de dieren des
velds hadden het moeilijk. De hasen, mollen, rotten en muysen quamen, door het water gedrongen, de menschen overal tegemoet lopen, sulx dat deselve in menigte wierden doodgeslagen.' De beide Loosdrechten en 's Graveland stonden onder
water en uit Woerden vernam men dat sedert het doorbreken van de Hollandse Kade op 6 maart het gansche Waterschap van Woerden tot aen den Prinsendijk toe was geïnundeert. Er waren ook dorpen die zich, door het ophogen van hun
kaden, vrij van het water wisten te houden: Achtienhoven, Maarssenbroek, de Groene Kan, de Lange Linschoten, Vleuten, Themaat, de Haer, Portengen, Gieltjesdorp, Breukelen aan de westzijde van de Vecht, de Rondeveenen en Cortehoef. Op 18 maart was het einde van de narigheid in zicht. Uyt
het land van Montfoort quamen de boeren te peerd over de Meerendijck in menigte in de stad, seggende de gaten niet diep gevonden te hebben, alsoo het bovenste van den dijk afgespoelt sijnde, de onderste grond soo hard wierd bevonden als steen. Degeene die langs het sandpad te voet quamen na de stad wierden op de plaatsen daer het water noch over de Meeren- dijck liep met schuytjes overgeset. Besloten werd de gaten in den Meerendijck en sandpad te stoppen en den dijk wederom rijbaar te maken. Op 27 maart was de Meerendijck soo ver hersteld dat men
deselve met wagen en peerden konde gebruyken, doch het sandpad tusschen de Meeren en Harmeien was noch volgaten en dus gevaarlijk om hetselve te rijden. |
|||||||||||
De Oude Hollandse Waterlinie lag op de hoogte van
Utrecht veel westelijker en bestond uit een vijftal inundaties: het Land van Altena (1), het gebied tussen Merwede en Lek tussen Ameide en Gorinchem (2), de streek tussen Lek en Hollandse IJssel tussen Schoonhoven en Goejanverwelle- sluis (3), een vrij smalle strook ten westen van Woerden tussen Goejanverwellesluis en Woerdense Verlaat (4) en tenslotte weer een breed gebied tot aan Muiden (5). De Linie beantwoordde volledig aan haar doel, zij 't dan
dat het land ten oosten ervan aan de willekeur van de vijand was overgeleverd. De Fransen maakten vanuit Utrecht allerlei strooptochten. Toen de landen flink onder water stonden kon men de
doorgestoken rivierdijken weer dichtmaken en verder volstaan met het via de sluizen inlaten van water. Op dat moment speelde zich iets zeer merkwaardigs af. Tijdens de inval der Fransen was de verdediging van de
Neder Rijn toevertrouwd aan de van Franse geboorte zijnde generaal Jean Barton de Montbas. Deze wachtte de vijand niet af maar verliet met zijn troepen de stelling nog voor de aanval. Hij werd om deze lafhartige houding door de Prins van Oranje gevangen genomen, maar ontvluchtte naar Utrecht, waar hij zich bij de Fransen aansloot. Daar ontvouwde hij een duivels plan: nu de waterstanden voldoende hoog waren en de Hollandse Waterlinie reeds volkomen van water voorzien was, zodat de gaten in de dijken gedicht waren, gaf hij de Franse bevelhebber de raad om de Lekdijk bij Vreeswijk door te steken en zo geheel Holland te doen verdrinken in 't water, waarachter dat land zich verdedigde. Het denkbeeld vond een gretig gehoor en in september
1672 werden uit verschillende dorpen 1200 boeren bij elkaar
gecommandeerd. Zij kregen de opdracht de Lekdijk op twee plaatsen door te graven: even beneden Vreeswijk en bij Het Klaphek. Men werd in zijn verwachtingen zeer teleurgesteld. Het
water in de Lek stond niet hoog genoeg en dat wat naar Holland stroomde konden de watergangen aldaar voldoen- de afvoeren. Weldra ondervonden de Fransen dat in de winter 't Lekwater een alles behalve welkome gast in 't land is, daar 't water, binnenvloeiende op 19 december, de Jutphaseweg overstroomde en in Utrecht de kelders aan de Oude Gracht vol deed lopen. Zij beseften dat zij zélf de meeste hinder van een en ander hadden en vervloekten de Montbas, die het doorsteken van de dijk had aangeraden. Het kostte de Staten van Utrecht dan ook niet veel moeite vergunning te krijgen om de gaten weer dicht te maken. Dat ging de Fransen tenslotte zelfs niet snel genoeg en zij waren daar zeer ontevreden over. Het gat bij Vreeswijk werd in juni 1673 gedicht en dat bij Het Klaphek in september.
|
|||||||||||
Het wiel aan de Meerndijk is dus in 1747 ontstaan? Het
antwoord op die vraag kan kort zijn: nee! Het staat namelijk al op de kaart van Bernard de Roy, getekend in 1696. Waarom ik het verhaal dan toch vertelde? Omdat het zo fraai de letterlijk verstrekkende gevolgen van een doorbraak van de Noorder Lekdijk illustreert. Er is nóg een verhaal dat in dit verband past.
De inundaties in 1672
Deze werden opzettelijk uitgevoerd toen in dat jaar
Engeland en Frankrijk de Republiek der Vereenigde Nederlanden de oorlog verklaarden en de stad Utrecht al snel in Franse handen viel. Men kende toen nog niet de zogenaamde Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarin die stad en zijn forten geheel waren opgenomen. |
Overbodig te zeggen dat ook deze overstromingen niet de
oorzaak waren van het wiel aan de Meerndijk. Kaarten
Het lijkt een voor de hand liggende oplossing. Als je wilt
weten hoe oud een bepaald object is, dan vergelijk je toch eenvoudig de in de loop der jaren gemaakte landkaarten! In principe gaat dat voor onze tijd wel op, maar het is nog
niet zo heel lang geleden dat landkaarten tamelijk "leeg" waren. Men nam niet de moeite — of was daartoe niet in staat — op de kaart veel details weer te geven. De "Nieuwe Caerte van de Provincie van Utrecht" door
Bernard de Roy (1696), waarvan ik op de middenpagina een fragment opnam, is al redelijk gedetailleerd. We herkennen zonder moeite de "Waey" naast "Den Meeren Dijck" en |
||||||||||
727
|
|||||||
728
|
|||||||
Fragment van de "Nieuwe kaert van de Provincie Utrecht" van Bernard de Roy, 1696. De genummerde cirkels geven de plaatsen aan waar tussen
1321 en 1523 dijkdoorbraken plaatsvonden. |
|||||||
729
|
|||||||||||||||||||||||||||||
"De Way" naast "Den Vaertsen Rijn". Die bestonden dus
beide in 1696. " 't Graefschap Holland nieulycx uytghegheven" door
Jacob Aertsz. Colom (1639), geeft, behalve Noord-en Zuid- Holland ook het grootste deel van de provincie Utrecht weer. Op de kaart staat het wiel aan de Vaartse Rijn wèl getekend, dat aan de Meerndijk niet. Mogen we nu aannemen dat het er dus in 1639 nog niet was? Geenszins. Een belangrijke bron van de door ons gezochte soort
informatie vormen de zogenaamde "landmeterskaartjes". Zij hadden vaak ten doel de belastbare grondoppervlakte te bepalen of moesten dienen als bewijsstuk in een grens- geschil. |
Heijligen Geest, enz. Die landmeter was Marcelis van Oort
en op zijn kaartje tekende hij de "waeijcuul". |
||||||||||||||||||||||||||||
..'s,. *-<
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Fragment van het kaartje van de landmeter Marcelis van Oort, door
hem op 11 juli 1598 gemaakt, op verzoek van de regenten van de Heilige Geest. Hij tekende een perceel land tussen de "Heycopper Weterin" en "Den Mern Dijck", in gebruik bij Joost Wautersz. De Heycopper Wetering (onze tegenwoordige Leidse Rijn) is op het afgebeelde fragment niet te zien. De brede horizontale band onderaan is de Reyerscopper Kade. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Topograflsche Atlas, Kaart-
boek Heilige Geesthuis, inv. nr I, 393. |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
P
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De schouwbrief op den Meerndijk
van 26 september 1595
In 1595 wendden d'inwoenders ende geërfdens van een
groot aantal buurtschappen, polders en gerechten ten westen van de Meerndijk zich tot de Staten van Utrecht. Zij verklaarden dat zij vrijgesteld waren van een bijdrage in de kosten van onderhoud van de Lekdijk ende in plaetse van dien ende omme haere landen ende woonplaetsen te beschermen jeghens alle wateren, komende uyten oosten ende over Heycop, van ouden tijden gehouden sijn den Marendijck te maecken ende te onderhouden. Geconstateerd werd dat vermits den trouble (de
oorlogstoestand) de hantvesten, eert ij ts specialik over den Marendijck gemaeckt, vermist, ende die schouwen niet gedaen sijnde, die saecke van den Marendijck in merckelycke on- geregeltheyt gecomen is. Men verzocht de Staten orde op zaken te stellen.
Van de vervolgens uitgevaardigde schouwbrief intrigeert
in het bijzonder artikel XVL Ende aft gebeurde (dat Godt verhoede), dat den dijck tot
eenige plaetsen doorbraecke ende het water een wiel ofte diepte quame te maecke, soe sal 't selve tot costen des gemeen lands vervat ende gemaeckt worden een tonne hooch (in het |
|||||||||||||||||||||||||||||
Fragment van het kaartje van de landmeter Jan Rutgersz. van den
Berch, door hem op 4 en 5 october 1609 gemaakt, op verzoek van Joncker Henderick van der Bourch. Van links naar rechts lopen de Heycopper Kade en Wetering. Links zien we de "Merren Dijck", boven "het wiel off waeycuijl". In de hoek tussen Heycopper Kade en Meerndijk, op de plaats van het oude wegrestaurant "De Afrit", woonde destijds de weduwe van Jan Jansz. Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas no. 2207. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Zo vond ik een dergelijk kaartje van de landmeter Jan
Rutgersz. van den Berch: Den 4 ende 5 October anno 1609 hebbe ick onderschreven landmeter deese voorgestelde pallen (= grenzen) van de hennipwerven gemeeten, ten versoucke van Joncker Henderick van der Bourch, gelegen op Reijdescoop, enz.. Het ging om enkele percelen, gelegen aan de zuidzijde langs de Reyerscopper wetering, in de hoek tussen die wetering en de Meerndijk. Als extra herkenningspunt tekende de landmeter naast de Meerndijk het wiel! Het leek een gouden vondst en dat was het ook, maar ik werd overtroefd door Storm van Leeuwen, die mij een nóg ouder kaartje toespeelde: Op ten 11 July 1598 is bij mij onderschreven lantmeter
gemeten dit perceel landts gelegen op Velthuijsen endebruijckt Joost Wautersz. ende dat van wegen die regenten van den |
|||||||||||||||||||||||||||||
730
|
|||||||
1230 Rivieroverstroming. De plaats van een eventuele dijk-
doorbraak wordt in de literatuur niet aangegeven. 1233 Rivieroverstroming. Idem. De overstroming was aan-
leiding tot verbetering en nieuwe aanleg van de Lekdijk. 1321 Doorbraak Noord IJsseldijk. Plaats onzeker, waar-
schijnlijk IJsselveld (zie no. 1 op de kaart). Doorbraak Noord IJsseldijk. Plaats onzeker, waar- schijnlijk Het Gein (zie no. 2 op de kaart). Doorbraak Noorder Lekdijk bij Vreeswijk. Holland onder water (zie no. 3 op de kaart). 1322 Doorbr-aak Noorder Lekdijk bij Vreeswijk, op dezelf-
de plaats als het jaar tevoren. Het Sticht en Rijnland onder water (zie no. 4 op de kaart). 1374 Doorbraak Noorder Lekdijk tussen Schalkwijk en
Jaarsveld, mogelijk bij Het Klaphek. Holland 4 maanden onder water (zie no. 5 op de kaart). 1496 Doorbraak Noorder Lekdijk bij Wijkerbroek. Tot
Woerden alles onder water (zie no. 6 op de kaart). Doorbraak Noorder Lekdijk bij Tuil en 't Waal (zie no. 7 op de kaart). 1523 Doorbraak Noorder Lekdijk bij Schalkwijk. Holland
tot Leiden onder water (zie no. 8 op de kaart). Conclusie
De waterplas bij de Meerndijk is inderdaad een wiel. Dat
wiel moet zijn ontstaan toen de dijk het uit het oosten opdringende water niet kon keren en doorbrak. Dat water was afkomstig uit de Lek (Bovendams) en/of de IJssel. Er zijn tussen 1200 en 1598 minstens 5 gelegenheden aan
te wijzen, waarbij dat kan zijn gebeurd: in 1321,1322, 1374, 1496 en 1523. In al die gevallen faalde de Meerndijk als waterkering en toch is er maar éénmaal een wiel gevormd. Dat zou kunnen betekenen dat de dijk in de meeste gevallen waarschijnlijk zeer geleidelijk en over een betrekkelijk grote lengte werd "overvloeid" en het slechts éénmaal plaatselijk en plotseling begaf. We moeten overigens bedenken dat de doorbraak van een
betrekkelijk lage en smalle kade geen wiel veroorzaakt. Daarvoor moet een flinke waterdruk worden "opgebouwd" en dat kan alleen als een redelijk hoge en stevige dijk de watermassa lange tijd tegenhoudt. Omdat het aannemelijk is dat de Meerndijk in de loop der
jaren wel van kade tot dijk zal zijn "gegroeid", wordt de keuze uit genoemde jaartallen al wat beperkter. Laten we zekerheidshalve 1523 aannemen als het "schuldige" jaar. Ons wiel is dan minstens 466 jaar oud. Bronnen
H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van de
provincie Utrecht, 1982.
J.A. Storm van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, 1985. M.K. Elisabeth Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, 1971.
D.P. Blok, Toponymische verkenningen in het land van Woerden, 1977. J.A. van Hengst, De Depossessie van de Lopickerwaard, 1898. D. Woertman, Notitie van 't voorgevallene bij den doorbraak van den Leckendijck Bovendams in de Wijckerweert bij Wijck, op den 28
Februarij 1747, 1882.
B.G.A. Pabst, De Hydrarchia Bijleveld, 1836. Van Mieris, Oorkondenboek van de Graven van Holland. OBU (Stichtse Oorkonden) no's 651, 2014. H. van der Linden in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 3, blz. 60.
S. Muller, Regesta Hannonensia, 117. Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Topografische Atlas. |
|||||||
middel-nederlands is "tonne" of "tunne", behalve ton,
inhoudsmaat en bakenton, ook de naam van een hoogte- maat, maar ik kan nergens vinden met welke moderne maat die overeenkomt) boven 't gemeen landt daeromtrent geleghen, ende sall dan voorts volmaeckt ende onderhouden worden tot costen ende lasten van de ghenen die 't haer slach is. Men zou hieruit kunnen concluderen dat er in 1595 nog
geen wiel was. De brief werd op 19 maart 1644 gerenoveerd (= opnieuw vastgesteld), kennelijk in ongewijzigde redactie. Het wiel bestond toen in ieder geval reeds geruime tijd en was blijkbaar niet "vervat ende gemaeckt". Het is aannemelijk dat de tekst van de schouwbrief van
1595 dezelfde was als die van het vermiste oorspronkelijke handvest en bij de opstelling daarvan was er natuurlijk inderdaad nog geen wiel. Vermoedelijk heeft men in 1595 de toestand zoals die was, aanvaard. Het dempen van een wiel kan een kostbare onderneming zijn en voor de dijk was het misschien geen bedreiging. Waarschijnlijk bestond dus ook in 1595 het wiel al enige
tijd. Er wordt niet vermeld hoelang er geen "schouwen" waren gedaan. Het is ook niet zo duidelijk wat met "den trouble" wordt
bedoeld. Mogelijk worden daar de godsdienstige en politieke beroeringen in Nederland onder de regering van Philips II (nu bekend als de 80-jarige oorlog) mee aangeduid. Ook was het Sticht vóór 1528, toen keizer Karel V de wereldlijke heerschappij overnam, vrij geregeld met zijn buren in oorlog. Tussen 1528 en 1568 was er echter een periode van rust. Al met al moeten wij wel tot de conclusie komen dat de
"merckelycke ongeregeltheyt van die saecke van den Maren- dijck" in 1595 misschien wel eens al heel lang kon hebben bestaan. Wellicht dateert het wiel uit 1523, het jaar van de doorbraak van de Noorder Lekdijk bij Schalkwijk. Hierbij kwam Holland tot Leiden onder water te staan. We moeten aannemen dat men wèl de Meerndijk herstelde (daar liep de weg naar Montfoort immers over) maar het wiel liet voor wat het was. Maar er zijn meer mogelijkheden.
Dijkdoorbraken
Wat wij nu nog nodig hebben is een overzicht van de
doorbraken van de Noorder Lekdijk (Bovendams) en de Noord IJsseldijk (ten oosten van de aansluiting van de Meerndijk daarop). Die doorbraken waren immers oor- zaak van het opdringen van het water uit het oosten, waarte- gen de Meerndijk bescherming moest bieden. Dat overzicht moet een periode bestrijken, beginnende met 1200 (het bij benadering aangenomen jaar van aanleg van de Meerndijk) en eindigende met 1598 (het jaar van het oudste, eerder beschreven landmeterskaartje). Gottschalk geeft een uit de literatuur bijeengebracht
overzicht van de stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, waarbij zij de diverse bronnen critisch vergelijkt. Berendsen voegde uit andere bronnen enkele gegevens
aan de lijst toe. Daar waar hij in het terrein resten vond van wielen en/of overslagen, tekende hij die in op de bij zijn boek gevoegde kaarten. In het onderstaande neem ik de voor ons in aanmerking
komende dijkdoorbraken en overstromingen over van Berendsen. De door hem teruggevonden wielen en/of overslagen, daarop betrekking hebbende, geef ik met een genummerde cirkel aan op de kaart van Bernard de Roy op de middenpagina. |
|||||||
731
muiden. Ik heb ooit 11 jaar in Haarlem
gewoond en mijn eerste gedachte was dus dat ik met een flauwe grap te maken kreeg. Niets daarvan! Het was gewoon een uitgebreide reactie op de raadsel- foto van Kees (Luit) Griffioen. "In aanvulling op wat mijn stadge-
note To van der Sande-Mandjes in het maartnummer over café Bransen schreef, wil ik graag vertellen dat op de boerderij Hinderstein de gebroeders Kees en Hannes Vermeulen woonden met hun zus Antje. Jan, de vroegere melkboer, was hun broer. Als huis- houdster woonde bij hen Door Fronik die in 1946 trouwde met kruidenier Jas Griffioen. Kees Vermeulen is daarna ge- trouwd met wat voor ons was tante Bartje, van de processie van Maria van Eiteren (IJsselstein)." (Wat Kees Luit hiermee bedoelt ontgaat me volkomen. Is er iemand die me dat eens nader wil uitleggen?) Kees vervolgt: "Op het bord van de
schuur van Wibbeke werden mededelin- gen gedaan door het Polderbestuurover "schouw" en dergelijke. De foto uit het aprilnummer is het huis van Piet en Ka van den Bosch aan de Parkweg (nu Dorpsstraat, KBN) schuin tegenover het ouderlijk huis van To Mandjes. 40 Jaar geleden bezorgde ik in de week een halve drieponder (tarwebrood) en zater- dags een dubbel melkwit. Op de trans- portfiets met mand had je dan al een tocht over Haarzuilens tot aan de Rijndijk gemaakt. Als je dan van moeder van den Bosch een appel kreeg was dat welkom. Achter hun huis lag een boomgaard welke uitkwam op het Haarpad bij Koosje Boeijen. — De dochter des huizes heette Let: het was een vrolijke dame met een flinke stem. De zoons waren bij Jan Jongerius in het autovak: Wessel op kantoor en Jos, Herman en Piet als monteur of caros- seriebouwer. Dit kwartet heren waren ook gewaardeerde P.V.C.V.-ers. De na- men van hun vrouwen: Annie van Gisbergen, Jopie Boeijen, Riet Goes en een kasteleinsdochter uit Maarssen. Jos en Piet van den Bosch zijn op de Alen- dorperweg met een M.A.N.-dealer- schap begonnen." Ik (KBN), die in augustus aanstaan-
de nog maar 28 jaar in Vleuten woon, heb hier geen commentaar op. Wel zou ik zowel Kees (Luit) Griffioen als andere mensen die reageren willen vra- gen om wat meer jaartallen te noemen. Gelukkig zegt Kees ergens wel "40 jaar geleden" zodat we zijn herinneringen van enkele jaren na de tweede wereld- oorlog kunnen dateren. K.B.N.
|
|||||||||||||||||
Een dorp verandert,
|
|||||||||||||||||
Ik heb er een aantal oudere nummers
nog eens op nagekeken maar pas in het nummer van december 1985 blijk ik de vaste schrijver van de rubriek "Een dorp verandert..." te zijn geworden. Ik wil dat graag nog een tijdje zo houden ondanks het meestal zeer geringe aantal reacties. Ook ditmaal waren er maar twee brieven, maar wel met een interes- sante inhoud. Laten we eerst Arie Goudappel aan
het woord. "Een foto van dit huis stond al eerder als raadselfoto in een ander boekje, nummer 2 van de eerste jaargang, december 1981, bladzijde 12. Het huis stond aan de Dorpsstraat, hoek Camphuysenstraat, waar nu de bejaardenwoningen staan. In het huis woonde vroeger de familie Pleysier met de zoons Jan en Willem en een dochter. Naderhand is Pleysier aan de Wilhelmi- nalaan gaan wonen in het houten huis waar nu de familie Van Gugten woont. Eén van de zoons van Pleysier vestigde zich in Zeist en de andere betrok het huis met het rieten dak op de plaats van Bottestein aan de Stationsstraat. Meer over de Pleysiers kunt U lezen in ons boekje eerste jaargang nummer 1 van september 1981: "Herinneringen van een dorpsbewoner" door A.F. Migo. Langs het huis van Pleysier was vroeger door de boomgaard een niet officieel voetpad dat uitkwam op het Haarpad, |
|||||||||||||||||
net voor het tweede bruggetje. Dat pad
werd onder andere gebruikt op 31 augustus voor de lampionoptocht met het muziekcorps van de Veermannen uit Utrecht". Tot zover Arie Goudappel. Ik leef op
de grens van twee werelden, tussen oud en nieuw Vleuten. Ik heb in het begin van de jaren zestig dat muziekcorps van De Veermannen: "De Utrechtse Stads- kapel" nog een aantal keren meege- maakt. Rond acht man sterk marcheer- de de kapel, perfekt op elkaar inge- speeld, brutaal door het dorp, soms midden op de straat of er geen auto's bestonden en natuurlijk niet vooraf- gegaan door een van onze politie- agenten. Ik zie nog hoe ze in prima harmonie achter elkaar lopend de openstaande achterdeur van café "Het Oude Raadhuis" spelend binnen wan- delden en tijdens een rondje om het biljart de laatste maten van hun mars afmaakten. De hinkende trombonist sloot de rij. Ik heb meer dan eens met de Veermannen (leden van de familie Veer- man die de kern van de kapel vormden) staan praten maar helaas nooit een foto van ze gemaakt. Bijna een maand na de brief van Arie
Goudappel viel bij mij in de bus een en- veloppe van danscentra Griffioen te Haarlem, Hillegom, Santpoort en IJ- |
|||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||
N
|
|||||||||||||||||
Ir^.
|
|||||||||||||||||
De nieuwe raadselfoto heb ik gemaakt in september 1961. Wie kan me vertellen
waar deze huizen hebben gestaan en wie er in hebben gewoond? Met een paar jaartallen asjeblieft, zie hierboven. Ik blijf in deze rubriek geloven maar wil nog één- maal vragen: Wanneer krijgen we weer eens iets uit De Meern? |
|||||||||||||||||
732
|
||||||||||||||||||||
Het raadselachtige tracé van de Meerndijk
|
||||||||||||||||||||
door
|
||||||||||||||||||||
Ir J.A. Storm van Leeuwen
|
||||||||||||||||||||
In de speciale en gezamenlijke uitgave nr. 2 "Van Oude
Rijn tot Leidse Rijn" van de Historische Vereniging en het Waterschap Leidse Rijn van 1985 wees ik erop, dat de pol- ders bezuiden de Leidse Rijn tussen Utrecht en Harmeien hun overtollige water oorspronkelijk op die watergang loosden. Het werd vervolgens westwaarts door het toen nog tot het Sticht behorende Land van Woerden afgevoerd |
||||||||||||||||||||
naar het Hollandse Rijnland.
Wanneer daaraan een einde is gekomen, is niet precies
vast te stellen. Het enige schriftelijke houvast waarover wij beschikken is een lijst uit 1310, waarin de Utrechtse polders zijn vermeld, die op Rijnland uitwaterden. In die lijst wordt de oostelijke grens van dat gebied gelegd bij de Meerndijk, hoewel deze waterkering niet met name wordt genoemd. |
||||||||||||||||||||
PROVINCIE UTRECHT.
|
GEMEENTE VELDHUIZEN
|
|||||||||||||||||||
Gf leekend door J.Kwijper
|
Uitgave van Hugo Sunngsr te Lecjwatdtn
|
|||||||||||||||||||
W'ió fiunriers. JOO Tnwoiiers
|
||||||||||||||||||||
Kaart 1.
De gemeente Veldhuizen volgens J. Kuyper, Gemeente-atlas van Nederland, zesde deel, tweede druk (1871). Heruitgave 1971 (Zaltbommelse
herdrukken). Het noorden is boven. De dikke zwarte lijnen stellen de gemeentegrens voor. Door de Meerndijk (rechtsonder) zijn van de polders Veldhuizen en Reyerscop stukken afgesneden, die tezamen de polder Rosweide gingen vormen. Rosweide bleef echter behoren tot de gemeente Veldhuizen, waarbinnen ook het grootste gedeelte van de polder Reyerscop lag. |
||||||||||||||||||||
733
|
||||||
Over zich tskaart
|
||||||
Gedeelte van de topografische kaart 1 : 50.000, blad 31 oost (Utrecht); toestand 1854, uitgave 1855 (iets verkleind). Het noorden is boven.
De Meerndijk (middenonder op de kaart) is gelegen tussen de Noord-IJsseldijk bij de Meernhoeve (ten oosten van de buurtschap Adithoven) en De Meem. Hij loopt van het zuidoosten naar het noordwesten en doorsnijdt met het middengedeelte alle percelen land. |
||||||
734
|
||||||||||||||||
Zoals ik toen schreef, was deze lijst naar mijn mening
gebaseerd op een overeenkomst van 1226 tussen de Hollandse graaf en de Utrechtse bisschop over de regeling van de uitwatering van Stichtse gronden op Hollands gebied. Deze kwestie heeft een voorgeschiedenis gehad, die uit-
eindelijk ook voor het ontstaan van de Meerndijk van belang moet zijn geweest. Deze laatste dijk nam namelijk in zekere zin de taak over van een dam die door de Hollanders na een hevige stormvloed in december 1163 in de Oude Rijn bij Zwammerdam was gelegd. Op last van de Duitse keizer Frederik Barbarossa, onder wiens gezag toen het graaf- schap Holland en het bisdom Utrecht stonden, moest dit obstakel in 1165 weer worden verwijderd. De staatkundige grens tussen Utrecht en Holland lag toendertijd bij Zwam- merdam, de dam lag echter op Hollands gebied. In de bovengenoemde publicatie nam ik aan, dat ten tijde
van het accoord tussen de graaf en de bisschop van 1226 ter plaatse van de huidige Meerndijk reeds een waterscheiding bestond, dan wel werd aangebracht. Zo'n waterscheiding kon samenvallen met enige poldergrenzen. De eigenlijke Meerndijk is echter, denk ik, niet vóór 1226 aangelegd, omdat deze geen op zichzelf staand werk behoeft te zijn geweest. Veeleer zal hij een onderdeel hebben gevormd van een reeks van maatregelen van waterstaatkundige aard, die bedoeld waren om de afvoer van Stichts water door de Oude Rijn naar Rijnland te beperken. Deze werken vloeiden weer voort uit de overeenkomst van 1226. In het kader daarvan zal waarschijnlijk ook de Vleutense Oude Rijn (nu de Vleutensewetering) bij De Wel zijn af gedamd en zullen ter vervanging van de beëindigde uitwatering naar het westen de voormalige Proostwetering en de nog bestaande Haar- rijn zijn gegraven. De aanleg van de Meerndijk past daar heel goed in. Deze
bood bescherming aan de westelijk daarvan gelegen gronden in Utrecht en Holland (tot aan de Gouwe toe) tegen overstromingswater bij doorbraken van de Lekdijk Boven- dams. Hij deed dus dienst als slaperdijk. |
||||||||||||||||
Kaart 2a
Landerijen in Veldhuizen van het Heilige Geesthuis te Utrecht in
1598. Kaartboek van het Heilige Geesthuis, Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Inventarisnummer L 393. Het noorden is beneden. De kaart is getekend door de landmeter Marcelis van Oort. Het bijschrift luidt: "Op ten 11 July Anno 1598 is bij mij onderschreven lantmeter
gemeten dit perceel landt, gelegen op Velthuisen ende bruyckt Joost Wauterssoen, ende dat van wegen die regenten van de Heyligen Geest in 't bijwezen van Jacob Stel als rentmeyster van de voorgenoemde goederen; ende is groot acht mergen een haiff, ende achtentwijntich roeyen, 't halve sloot ende wetering gemeten. Orcont mij Marcelis van Oort". Duidelijkheidshalve zijn enige leestekens aan deze tekst toegevoegd.
De schuin lopende "Merndijck" en het daarlangs gelegen "dijck- landt", waarvan de richting niet nauwkeurig is aangegeven, behoor- den niet toe aan de eigenaren van de aangrenzende landbouwgronden, maar werden in 1598 door de Staten 's Lands van Utrecht in eigendom toegewezen aan het waterschap Woerden. Misschien is dat wel de aanleiding geweest voor de onderhavige opmeting. Oorspronkelijk hebben de particuliere landen doorgelopen tot aan de achtergrens van Reyerscop. Met de eveneens ingetekende "waycuul" (waaikuil) is het mogelijk deze landerijen te lokaliseren (zie de kaarten 3 en 4). Aan de onderkant van de kaart de Heycopper wetering (nu Leidse Rijn) met daarlangs de hier niet met name genoemde Heerenweg tussen De Meern en Harmelen. De hofstede viel buiten het bezit van het Heilige Geesthuis, vermoedelijk woonde daar de pachter Joost Wauterssoen. |
||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||
l
|
||||||||||||||||
735
|
|||||||
De vraag, waarom men destijds geen gebruik heeft
gemaakt van bestaande polderkaden, doch een geheel nieuwe waterkering aanlegde, heb ik in 1985 in het midden gelaten. Omdat ik kortgeleden twee kaarten onder ogen kreeg, die om verschillende redenen interessant zijn, lijkt het mij goed nu iets meer te zeggen over dat opmerkelijke feit. De Meerndijk vormt vanouds een waterkerende dwars-
verbinding tussen de Noord-IJsseldijk op de noordelijke oeverwal van de Hollandse IJssel en de hoge gronden van De Meern. Of de dijk aanvankelijk heeft doorgelopen tot aan de noordelijke oever van de tegenwoordige Leidse Rijn, is niet zeker. Ik acht dat wel waarschijnlijk, omdat het eventueel tegen te houden water anders tóch door het open gebleven stuk naar het westen zou stromen. In 1385 moet echter een mogelijkerwijs aangebrachte dam ter plaatse van de huidige Meernbrug zijn doorgegraven ten behoeve van de aanleg van de Heycop of Lange Vliet. Het middelste en tevens langste gedeelte van de Meern-
dijk is gericht op het hoogste punt van de Hoge Woerd benoorden het dorp De Meern. Men heeft bij de aanleg nagenoeg het kortste tracé gevolgd, zodat van de toen reeds bestaande ontginningsblokken of polders Veldhuizen en Reyerscop in het oosten stukken werden afgesneden. Deze gingen waterstaatkundig tezamen de polder Rosweide vormen. Bestuurlijk en juridisch bleven zij evenwel behoren tot de oorspronkelijke gerechten, de toenmalige kleinste overheidslichamen op het Utrechtse platteland. Later zijn daaruit de gemeenten en verschillende waterschappen voortgekomen. Tot in onze tijd maakte het gebied van Rosweide deel uit van de in 1954 opgeheven gemeente Veldhuizen, waarbinnen ook het grootste deel van de polder Reyerscop lag (zie kaart 1). Maar niet alleen de polders werden doorgesneden, ook de
daarbinnen gelegen kavels landbouwgrond werden in twee delen gescheiden. Uitsluitend in het zuiden en het noorden hield men rekening met de richting van de kavels. Het grootste deel van de Meerndijk is schuin door de strook- vormige verkaveling aangelegd. Hoe hier de oorspronkelijke kavelindeling is geweest, is
moeilijk meer na te gaan. Wij moeten niet uit het oog ver- liezen, dat deze gronden vermoedelijk al voor het jaar 1100 in cultuur zijn gebracht. Wel is het mogelijk om aan de hand van voorbeelden uit andere streken ten naaste bij de oudste kavelgrenzen van de ontginningen te reconstrueren. Door |
|||||||
Kaart 2b
Landerijen in Rosweide van het Heilige Geesthuis te Utrecht in 1598.
Kaartboek van het Heilige Geesthuis, Gemeentelijke Archiefdienst
Utrecht, Inventarisnummer I, 393. Het noorden is beneden.
De kaart is door de landmeter Marcelis van Oort op een andere
schaal getekend dan kaart 2a.
Het bijschrift luidt:
"Op ten 11 July Anno 1598 is bij mij onderschreven lantmeter
gemeten desen twee percelen lants, gelegen op Rosweyde, ende nuj bij
Comelis Adriaenssoen gebruyckt worden, ende dat van wegen die
regenten van de Heyligen Geest ende in 't bijwesen van Jacob Steil als
rentmeyster van deselve goederen; item geteyckent met A is groot
vijff mergen, twee hondert twijntich roeyen een halfT, ende veerthien
voeten. Item geteyckent met B is groot twee mergen een haiff, ende
vijfTendertich roeyen, ende negenthien voeten, 't halve sloot gemeten.
Orcont mij Marcelis van Oort".
Duidelijkheidshalve zijn enige leestekens aan deze tekst toegevoegd.
Zie ook de toelichting bij kaart 2a.
|
|||||||
736
|
||||||||||
splitsingen en samenvoegingen van percelen zijn daarin
echter in de loop van de eeuwen veel veranderingen teweeg- gebracht. Van de oorspronkelijke indeling is daarom weinig meer terug te vinden, al zullen de oudste kavelsloten in de regel nog wel als scheisloten of als binnensloten aanwezig zijn. Nu bestaan er wel oude kaarten van landerijen, waarop
volledige bedrijven tot in bijzonderheden zijn weergegeven, maar die gaan niet verder terug dan tot de tweede helft van de zestiende eeuw. Zo bevindt zich in het gemeentelijke archief van de stad Utrecht een kaartboek van het Heilige Geesthuis, waarin twee kaarten voorkomen die betrekking hebben op landerijen in Veldhuizen, Reyerscop en Ros- weide. Zij werden in 1598 getekend door de Utrechtse landmeter Marcelis van Oort, die ook de opmetingen in het veld verrichtte (zie de kaarten 2a en 2b). Het aardige daarvan is, dat zij ons laten zien hoe de
eigendomskavels van dat gasthuis enige eeuwen tevoren werden doorsneden door de Meerndijk, zodat de gedeelten ervan ter weerszijden van de dijk kwamen te liggen. De landmeter Van Oort heeft alle afmetingen van de percelen in Stichtse roeden van 3,76 meter en Utrechtse stadsvoeten van 0,27 meter op zijn kaarten vermeld. Bovendien heeft hij de waai of wiel aan de Meerndijk ingetekend en aangeduid met "waycuul" (waaikuil). Daardoor zijn deze percelen nauw- keurig te lokaliseren en op de kadastrale minuutplans van ca. 1832 terug te vinden (zie kaart 3). Het valt daarbij op, dat verschillende bedrijfskavels van
het eerste uur in Veldhuizen (beginnende bij de Leidse Rijn) naar het zuiden moeten hebben doorgelopen tot aan de zuidelijke grens van Reyerscop. Het lijkt alsof enige deelgenoten in de ontginning Veldhuizen bij wijze van spreken een optie hadden op kavels in de latere ontginning Reyerscop. Maar dit terzijde. Belangrijker voor het onderwerp van dit verhaal is, dat in
deze hoek de meeste kavels zijn doorsneden door de Meerndijk. Het staat dus onomstotelijk vast, dat de dijk op een later tijdstip werd aangelegd dan dat waarop de ont- ginningen voltooid waren. Nu moet ik er dadelijk aan toevoegen, dat deze gronden
van het Heilige Geesthuis in 1598 blijkens de bijschriften op de kaarten door twee verschillende pachters werden ge- bruikt. Bovendien zijn de oorspronkelijke kavels, die de in veenontginningen veel voorkomende breedte van 30 roeden (ca. 113 meter) hadden, om de een of andere reden overlangs in twee smalle stukken verdeeld, zowel in Veldhuizen als in Reyerscop. Waar het mij echter om gaat is, dat in 1598 nog een aantoonbaar geval bestond van de samenhang tussen de eigendommen aan weerszijden van de Meerndijk. Ter oriëntatie is een schetskaartje naar de topografische kaart 1 : 10.000 uit 1957 opgenomen (zie kaart 4). |
||||||||||
J
|
||||||||||
4i=
|
||||||||||
Kaart 3
Schetskaart naar de kadastrale minuutplans gemeente Veldhuizen,
ca. 1832. Het noorden is beneden. Aan de bovenzijde de grens met de gemeente Jutphaas, aan de onder-
zijde de Leidse Rijn met de straatweg Utrecht - Harmeien, halver- wege de Reyerscopse Buurtweg met de wetering. Bezuiden deze weg (bovenste helft van de kaart) de polder Reyerscop, benoorden ervan (onderste helft van de kaart) de polder Veldhuizen. De Meerndijk, die de percelen schuin doorsnijdt, is met iets dikkere lijnen weergegeven. De gerasterde gedeelten komen overeen met de percelen van de kaarten 2a en 2b. De oorspronkelijke kavel- en perceelgrenzen ter plaatse van de Meerndijk heb ik met streeplijntjes aangegeven. |
||||||||||
737
|
|||||||
Welke overwegingen destijds een rol hebben gespeeld bij
de keuze van het tracé van de Meerndijk is niet bekend. Opmerkelijk is wel, dat men daarbij grotendeels is afgeweken van de toen (en ook in latere eeuwen) heersende gewoonte om bij grote waterstaatswerken zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande elementen in het terrein. Zo werden meestal voor belangrijke binnenwaterkeringen reeds aanwezige polderkaden verzwaard en voor grote afvoer- leidingen sommige wateringen of kavelsloten verruimd. Dit gebeurde dan ten meesten oirbaer (= nut, voordeel) en ten minsten costen. Ook reeds in die tijd moesten de voor het werk benodigde gronden worden aangekocht of onteigend, hetgeen soms langdurige onderhandelingen vergde. Het zou uit een technisch en financieel oogpunt waar-
schijnlijk eenvoudiger en voordeliger zijn geweest de Meerndijk — onverschillig of deze aanvankelijk uit een kade dan wel dadelijk uit een dijk bestond — op te werpen in de lengterichting van de percelen, in plaats van deze schuin te doorsnijden. Er zou dan een aanzienlijk geringere lengte aan sloten te dempen zijn geweest, terwijl er veel minder sloot- kruisingen met een zwakke ondergrond voor de dijk zouden zijn ontstaan. Want de Meerndijk ligt voor het grootste gedeelte op een
tamelijk dikke laag veengrond, behalve bij de zuidelijke en noordelijke uiteinden. Die dijkvakken zijn op stevige klei- grond gebouwd. Merkwaardigerwijs liggen deze juist wel in de lengterichting van de percelen. Kennelijk tilde men niet zo zwaar aan de nadelen van een
schuin tracé en werden de voordelen van een kortere en vermoedelijk al in de eerste opzet tevens brede dwarsdijk groter gevonden. Gezien de belangrijke functie van deze waterkering was dat begrijpelijk. De Meerndijk was echter van meer gewicht voor Holland
dan voor Utrecht. Het lager gelegen Rijnland, waarop het Land van Woerden toen nog in zijn volle omvang afwaterde, had immers het grootste belang bij een betrouwbare be- scherming tegen overstromingen van boven af en bij een goed controleerbare afsluiting tegen mogelijke illegale lozingen uit oostelijk daarvan gelegen polders. Al met al ontkomt men mijns inziens niet aan de indruk,
dat het tracé van de Meerndijk zeven en een halve eeuw geleden onder politieke druk van Hollandse zijde is vast- gesteld. |
|||||||
Kaart 4
Schetskaart naar de topografische kaart schaal 1 : 10.000, bladen
31 G zuid (Woerden) en 31 H zuid (Utrecht). Toestand 19S7, Topo- grafische Dienst, uitgaven 1960 en 1958. Het noorden is beneden. Dwars over het midden van de kaart de rijksweg 12 met ten zuiden daarvan de Reyerscopse Buurtweg. De gerasterde gedeelten komen overeen met de percelen van de kaarten 2a en 2b en de gerasterde gedeelten van kaart 3. Geheel onderaan de Rijksstraatweg. |
|||||||
738
Een muzijkgezelschap te Oudenrhijn?
|
||||||||||||||||||||
Particuliere initiatieven in de sociaal-culturele sector waren er ook reeds in de vorige eeuw. En ook toen ai wendde
men voor steun de blik naar "de gemeente". Een groot verschil is echter, dat een dergelijke procedure in die tijd binnen enkele maanden, ten goede of ten kwade, rond kon zijn, terwijl men zich daar tegenwoordig mee in een periode van jarenlange onzekerheid stort. Ik vond een aardig voorbeeld in het archief van de vroegere gemeente Oudenrijn.
|
||||||||||||||||||||
Het verzoek
|
||||||||||||||||||||
Men verzekerde zich van de steun van M.F. Koeleman,
hoofd van de Openbare Lagere School, en G.A. van den Berg, hoofd van de Christelijke School. Deze beide heren verzonden op 1 juli het verzoekschrift, vergezeld van een gunstig advies, aan B en W: De ondergeteekende Hoofdonderwijzers dezer gemeente
nemen de vrijheid Uw EA nevensgaand verzoekschrift te doen toekomen, met het beleefd verzoek daaraan een gunstig gevolg te willen geven. Gaarne zijn zij bereid alle pogingen aan te wenden ten einde
het doel te bereiken dat in genoemd verzoekschrift is opgegeven. En daar in onderscheidene gemeenten muzijkgezelschappen
tot algemeen nut en genoegen reeds bestaan, zoo twijfelen zij niet of het zal ook hier met gunstig gevolg opgerigt kunnen worden. Redenen waarom zij Uw EA nogmaals verzoeken om eene
gunstige beschikking en verdere medewerking. |
||||||||||||||||||||
Vermoedelijk had men al lange tijd met bewondering en
heimelijke afgunst de prestaties van andere muziekkorpsen gadegeslagen en even waarschijnlijk waren er vele avonden vergaan met plannenmakerij. Maar op 13 juni 1875 was het zover; een gezelschap van 17 personen schreef een brief aan "de WelEd.Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders van Oudenrhijn": De ondergeteekenden, wenschende hunne vrije tijd op eene
nuttige en aangename wijze te besteden, hebben besloten een muzijkgezelschap op te richten, waardoor zij ook vooral wenschen het gezellig verkeer te bevorderen, nemen de vrijheid H.H.Burgemeester en Wethouders der gemeente Oudenrhijn beleefd te verzoeken: 1. Hen tot dat doel te ondersteunen, en wel door eene gelde-
lijke toelage van f 250,- tot aankoop van de benoodigde Instru- menten, die het eigendom van de gemeente zullen blijven. Verbinde zich de gebruikers om voor het gebruik derzelve bij vooruitbetaling/5, - te storten en vervolgens ieder jaar f 2,50 te zullen betalen voor het gebruik. 2. Om hun toetestaan met eene Inteekenlijst in de gemeente
rond te gaan tot het verzamelen van de nog ontbrekende gelden voor Instrumenten, muzijk en onderwijs. 3. Om hun voor hunne vereenigingen ten gebruike aftestaan
de gemeenteschool, voorloopig éénmaal 's weeks, op zoodanig uur en tijd als zulks ten beste kan geschikt worden. Met den wensch dat Uw EA aan hun verzoek een gunstig
gevolg zult believen te geven, noemen zij zich met achting WelEd. Ach tb. Heeren,
Uw EA geh. dienaren. |
||||||||||||||||||||
De raad
|
||||||||||||||||||||
De gemeenteraad, op dit terrein totaal niet gewend aan
iets dat verder reikte dan het toekennen van een karige gratificatie aan veldwachter of onderwijzer, wist er in eerste instantie niet goed raad mee. Gelukkig was het stuk niet op gezegeld papier geschreven, zodat men een beslissing even kon uitstellen. In het verslag van de raadsvergadering van 6 juli lezen we: Is ingekomen een request van H.A. van Rijn c.s.. Als zijnde dit ongezegeld, stelt de voorzitter voor de behande- ling van dit adres uit te stellen tot eene volgende vergadering. Op die volgende vergadering, 2 september, maakte de
raad korte metten met de zaak: Op een verzoek van van Rijn c.s. wordt met meerderheid van stemmen afwijzend beschikt. In het verslag van de raadsvergadering is zelfs geen sprake van enige discussie. Tóch moet er iemand een goed woordje hebben gedaan, anders had de secretaris in plaats van "met meerderheid van stemmen" wel "unaniem" of "met algemene stemmen" genotuleerd. |
||||||||||||||||||||
A. Ligterink
G. van Ingen C. van Ingen P.H. Lettinck K. Beiman A. van Rijn |
||||||||||||||||||||
J. van Rijn
J. van Dijk C.A. Werkhoven W. Werkhoven C. van Cuik |
||||||||||||||||||||
H.A. van Rijn
L. van Bommel J. Gerssen G. van Gemert J. Gouverneur W. van Rijn |
||||||||||||||||||||
739
|
||||||||
Van het bovengenoemde gezelschap van 17 personen kon
ik er enkelen nader thuisbrengen. Het zijn: Leendert van Bommel, wagenmaker,
geboren 02-09-1849. Hij trouwde met Gerdina van Doesburg. Pieter Hendrik Lettinck, bakker,
geboren 12-01-1827 te Breukelen. Hij was getrouwd met Gerrigje Oelderik. Zij vertrokken 15-05-1879 naar Breukelen. Aart Antonie Ligterink, timmerman,
geboren 07-02-1851 te Vleuten. Hij was getrouwd met Dirkje van Vulpen. Zij vertrokken 10-09-1884 naar Utrecht. Hendricus Antonius van Rijn,
geboren 14-10-1843 te Oudenrijn.
Hij was een zoon van de veehouder Cornelis van Rijn en Johanna Petersse. Hij vertrok 31-12-1883 naar Noord Amerika.
Willem Werkhoven,
geboren 11-12-1851 te Vleuten.
Hij vertrok 08-05-1882 naar Utrecht.
Cornelis Antonius Werkhoven, smid,
geboren 30-09-1850 te Vleuten. Hij trouwde met Maria Willemina Versteeg. De beide laatsten waren zoons van de grof- en hoefsmid
Cornelis Werkhoven, die getrouwd was met Judith Galesloot. |
||||||||
D.W.G.
|
||||||||
De familie W. de Vreeze, Strijkviertel 32, leende mij een sopraan-
saxofoon met een lange geschiedenis. Het instrument werd gebouwd door René Guénot in Parijs. Het is in gebruik geweest bij het muziekcorps van de Garde républicaine, waarvoor het werd gekeurd door L. Meyer. Voor onze vaderlandse muziekgezelschappen was het niet altijd
mogelijk louter nieuwe instrumenten aan te schaffen. Men was blij als men bij een betrouwbaar adres gebruikte exemplaren op de kop kon tikken. Zo is ook ooit deze saxofoon bij de Bazuin terecht gekomen. |
||||||||
740
|
|||||||||||||
De bullebak
|
|||||||||||||
Twee dingen maakten een eind aan 't
spelen op de Zandweg. Met zes jongens waren we aan 't knik-
keren. Ik ben daar nooit erg gelukkig mee geweest en ook deze keer was ik in een mum van tijd al m'n knikkers kwijt. Ik kreeg nog wel 't aanbod om voor spek en bonen mee te doen, maar daar voelde ik niks voor. Ik ging naar huis, mijn hoepel halen,
maar die liet ik zó hard van de Meern- brug gaan, dat hij midden in de Rijn terecht kwam. Ook deze pret was dus voorbij. Gelukkig ging het regenen en moch-
ten we binnen spelen. Een hevige plens- bui en ook nog harde onweersslagen. Moeder zei: „Onze lieve Heer is ook al kwaad op jullie". Nou ja, dat kon er ook nog wel bij. Eerlijk gezegd waren we ook wel een beetje vervelend. In de huiskamer hing een grote spie-
gel. We stonden daar met z'n vijven voor en deden een wedstrijd wie de gekste bekken kon trekken. „Kijk maar uit", zie moe, „als de klok slaat en de haan kraait, blijven jullie gezichten altijd zo staan". Dat leek ons niet zo gunstig, dus stopten we ons spelletje. De regen- en onweersbui was inmid-
dels ook voorbij, dus moesten we toch weer naar buiten. Ik stond bij de Rijn te piekeren, hoe ik
m'n hoepel er weer uit kon krijgen. Moe schoof 't raam open en riep: „je komt niet te dicht bij de Rijn, want 't water staat hoog en dan heeft de bullebak honger". Dat verhaal had ik al zo vaak gehoord, ik geloofde echt niet in de bullebak. Plotseling werd m'n aandacht afge-
leid door een schipper, die z'n schuit had stilgelegd bij de brug. Hij riep me en vroeg: ,,zeg jochie, wil je voor mij even een pakje BZK halen?" Ik wist dat hij pruimtabak bedoelde, dus ik met het geld naar Hansen. „Een pakje pruim- tabak van BZK", vroeg ik. „Ben je helemaal van de pot getrokken". Ja, mijnheer Hansen, 't is voor de schipper, kijk hij staat daar". |
|||||||||||||
De schipper deed gauw een grote pluk
tabak in z'n mond en maakte aanstal- ten z'n schuit weer verder te trekken. „Mag ik 'n stukje meevaren", vroeg ik. „Je mag helpen trekken". Hij maakte
een stuk touw aan z'n zeel vast en zo liep ik twee meter voor de schipper op 't jaagpad. Ik rook de lucht van de schipper. Z'n manchester pak rook naar zweet en teer en daarbij de lucht van jenever en pruimtabak. „Wil je soms een snoepje?" „Nou
astublieft". Hij trok me naar zich toe en wilde een uitgekauwde pruim in m'n mond stoppen. Dat vond ik echt niet zo grappig, dus zwijgend liepen we verder tot de Lauwebrug. Daar werd de vaarboom eruit gehaald en precies onder de brug lag de schuit stil. „Nu mag je even op m'n schip". En
met z|n grote handen liet hij me vanaf de brug op de schuit zakken. We gingen in de kajuit. Daar stond een één-pits petroleumstel met daarop een emaille koffiepot. Ik kreeg een beker koffie en een snee brood met reuzel en suiker. Ik kon 't toch niet laten de schipper te
vragen hoe dat nu zat met de bullebak. Als iemand 't kon weten, dan was hij 't wel. |
Hij vertelde me in geuren en kleuren
alles. Hij wist zelfs precies hoe hij eruit zag: een soort monster van rubber, met hele grote klauwen en een hele brede platte bek zonder tanden. „Die tanden heeft hij niet nodig, want hij bijt de kinderen die hij vangt niet kapot, maar zuigt ze zo naar binnen. Dus jochie, kijk maar goed uit, en niet te dicht bij de Rijn". Ik kreeg een hand van de schip- per en was blij dat ik uit de kajuit was. Pas de volgende dag durfde ik aan
m'n broertjes en zusjes te vertellen hoe de bullebak eruit zag. Om m'n verhaal nog wat kracht bij te zetten, ging ik voor de spiegel staan en trok met m'n wijs- vingers m'n mond heel ver open. Ik had een gunstig tijdstip gekozen, tussen halfeen en één uur, dan slaat de klok het minst. Die middag keek ik nóg een keer in de
spiegel en schrok toch een beetje. Was de klok soms van slag geweest en had de haan zich verslapen tot de middag? Nou ja, daar helpt geen lieve, waarschuwen- de moeder meer aan. |
||||||||||||
De Meern, juli 1939
Theo van den Berg |
|||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
|||||||||||||
741
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tiidschntt van do Hisloitschc Vvrt-ni^^
Vlcutcn-Di.* Mct'in-Hnai/uilens 9t> jaargang nr. 3 septcmtwr 1989 fc) 1989 Verschijnt 4\ ptr jaar iftgescltrevi^ in hui v«f«ftigtng&r«gi«er van
de K %-.K DU<*ï(t-0.ö. «mdef «r. V, 479:^ üam'Iijks bestuur;
Dl I) \v. <Jfayen<i«*l, voomttCf "t Zand J5,3431 OP Vlentea tel, 03^ - $i793 SM. SciKJOij<lerwoBr4 ^!f*t»ils
Met-mdijlc 6X 3454 HT De liiecrR tct 0.U(i6-éi4(^2 P tj lil- Root]. pcnnmgmeest«f
"f /mui 1. M.M (IP V;cuti-n ti-i (lUir . 14K■'^ A } \;ui /ocK-n. vfce*VO«>Tz«t«f
Si.tiionsstr.uu .54, 34S{ BIS Vteute-n *"........................................niitnimmttmtmt9tmttmmmmfmmnrr^rrH#*fff^
Lrelid:
\K-vnHiu l>rt*t 1 )r C Js^ls^,'SotSt '
r.tdi>r«administratie/il»i'«W»«iteï
tjpi;i.-\rti \.in rttevwe5edea,Ta«tati«*t>**(*ia>-
ht"-tfl!in,i.vFi bij;
't /and 1, W^] GP'
K-1 0^40^ - I4X^ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land. Kennelijk is dat toch niet in die
mate gebeurd dat er veel is blijven hangen. De geschiedenis van de kaste- len is er ook eerder één van verwoesting en verval dan van heldhaftige verdedi- ging- We moeten wel tot de conclusie komen dat ons gebied — zoals veelal het platteland — eeuwenlang inderdaad voor de schrijver van de "grote" geschiedenis onbelangrijk was. Het werd door legers gepasseerd, geplun- derd en geïnundeerd. Reizigers trokken er doorheen, stadse grootgrondbe- zitters hadden er veel land, maar de eigen bevolking zweeg stil en werkte noest voor 't dagelijks brood. Betekent dit alles nu dat onze streek
werkelijk geen geschiedenis heeft? Ik kan u verzekeren dat ik, toen ik mijn twijfels eenmaal te boven was, al gauw niet meer wist waar ik 't eerst aan moest beginnen. Zó overstelpend is het aantal onderwerpen van onze locale en regio- nale geschiedenis dat bijzondere belang- stelling en studie verdient. Wij kwamen in september 1981 uit
met ons eerste nummer. Het boekje dat u nü in de hand hebt is het drieënder- tigste. Er is nog stof voor jaren! D.W. Gravendeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen onze vereniging op 12 mei 1981
werd opgericht, was ik daarbij. Ik stelde mij beschikbaar voor de redactiecom- missie, die bij diezelfde gelegenheid werd ingesteld. Wij zouden onze activi- teiten starten met een tentoonstelling en de uitgave van het eerste nummer van ons verenigingsblad. Er was eigenlijk niemand onder ons
die zich zorgen maakte over het aanbod van copy voor het blad. We gingen immers schrijven over de geschiedenis van ons dorp en we keken heel ongelovig als mensen van naam ons plompverloren zeiden dat deze streek geen geschiedenis had. Toch heb ik, vooral in 't begin, wel
eens getwijfeld. Er is namelijk in het verleden inderdaad bijzonder weinig over dit gebied te boek gesteld. In ieder geval heel weinig waar wij op konden terugvallen. Ik dacht toen wel eens: zó zijn we gauw uitgepraat. Het is alsof de "geschiedwaardig-
heid" voor vroegere schrijvers ten oosten van Utrecht ophield, om in het westen met Woerden weer te beginnen. Hoe zou dat toch komen, vraagje je
dan af. Wij hadden hier immers maar liefst twaalf kastelen en de roemruchte daden van hun bezitters moeten toch zijn uitgestraald over 't omliggende |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i««««««««,««4lHWM<Ak
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koniribtitie:
noj.iaihikst.- komnt»utJ6l)e<tmagtvöor !$&$
mmim.i.il I lO -
postiiboiiiK-tm-Ot f 4^^- Donateurs:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pag.
741 742
743
744
746
759
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NiPI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fee*ït T^itiSitagrn bï| de Van de voorzitter
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
votgcode instelitftgen:
ABN - De Mcern SS.^.3.3>040
R \B() - Vteöl«« 36.7$J7.5?4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenlgingsnleuws
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een stoomlocomotief in Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(i.-lxic .il g«4e<sttel<ilt0 o-vemaste v*rt
artikelen liU dit tjjdschrfflt k sl«^J$' ^m-- fSt^staan na scHrift«is|<« t0e$l«a)t»ing van de rt d.ikdL'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dorp verandert
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiii
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illustratie \OOI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten en de spoorweg
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alendorpenweg 41
fÏËnieentdi|i j |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nuttige handwerken (of: de strijd van meester du Burck)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
763
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een galgeveld in De Meern?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LOSSE N< '^'"►liRiiiiiiiiiiiB^^^^^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
766
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eletriek
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
742
|
|||||||||||||||
Verenigingsnieuws
|
|||||||||||||||
Openstelling van onze gebouwen y^^^^ maandag 30 oktober a.s. gelden de volgende openingstijden:
|
|||||||||||||||
In het vorige nummer hebben wij
medegedeeld dat de inrichting van onze gebouwen inmiddels zover gevorderd was, dat een officiële opening binnen- kort zou kunnen plaats vinden. Om ver- schillende redenen willen wij toch maar liever niet spreken over een officiële opening. Ten eerste hebben zich in het af-
gelopen jaar al verschillende moge- lijkheden voorgedaan om de inwoners van onze gemeente de gelegenheid te geven onze gebouwen te bezoeken. Zeer velen hebben daarvan ook gebruik gemaakt. Ten tweede hebben wij overwogen
dat onze gebouwen wel klaar zijn voor- zover het de bouwkundige werkzaam- heden betreft, maar dat de inrichting daarvan oftewel de presentatie van onze bezittingen in de gebouwen nog niet zover klaar is, dat wij daar officieel gasten voor kunnen uitnodigen. Wij zijn van mening dat nu wel het
moment aangebroken is om onze ge- bouwen met datgene wat wij te bieden hebben, op vaste tijden open te stellen voor onze leden, wat wij dan beschou- wen als de officiële ingebruikneming. Een woord van dank
Bij een officiële opening is het ge-
bruikelijk een woord van dank te richten tot allen die hebben meege- werkt. Wij willen dat nu graag bij deze doen. In de eerste plaats willen wij dank
zeggen aan de groep van "vaste mede- werkers", die samen met onze bestuurs- leden heel veel tijd besteed hebben aan voornamelijk de opbouw en inrichting van het Kabinet. We hopen dat we nie- mand vergeten als we hier noemen: L. van Eijk Sr, H. Tukker, A. v.d. Berg, Th. v.d. Berg, T. Bruntink, J.H. van Vuuren, C. W.I. v.d. Bosch en A. Goud- appel. In de tweede plaats spreken wij onze
dank uit aan een aantal bedrijven en personen, die ons op enigerlei wijze steun verleend hebben. Wij noemen hier: Brinkhofs Aann. Bedrijf De Meern, Aann. en wegenbouwbedrijven J. de Rooij & Zonen en P.G. de Rooij, Expeditiebedrijf H.J. Goes & Zn, de Aann. Bedrijven G.W. Geelen en H. van Vliet; de schildersbedrijven van Dalsen, Nugter en van Zoeren, Gebr. Bonenkamp Handel en Techniek BV, |
|||||||||||||||
het Kabinet (Zandweg 147B De Meern)
elke maandagavond van 19.30 - 22.00 uur de Broederschapshuisjes (Dorpsstraat 1 Vleuten)
elke eerste vrijdagavond van de maand
van 19.30 - 22.00 uur
|
|||||||||||||||
briefkaarten; microfilms van de ar-
chieven van de vroegere gerechten van Vleuten, de Haar en Themaat van 1527- 1811; - ons fotoarchief;
- een fototentoonstelling van de kas-
telen en ridderhofsteden in onze gemeente en exposities over diverse onderwerpen. Gedurende de openingstijden zullen
er leden van het bestuur of andere mede- werkers aanwezig zijn om u een en ander te laten zien en u daarover infor- matie te verstrekken. Ons documentatiecentrum is er spe-
ciaal voor om leden, die zoeken naar gegevens over een bepaald onderwerp uit de historie, van dienst te kunnen zijn. |
|||||||||||||||
Dispa technisch buro. Interieurver-
zorging C.J. van Es, Inter. architect S.E.O. Victorsson en de heren J. Kerste en J. Mandjes. Tenslotte nog onze dank aan de N.H.
Kerkvoogdij De Meern en de R.K. Broederschap Vleuten, om ons de grond voor het Kabinet resp. de Broeder- schapshuisjes te verhuren. Daarnaast zijn wij nog zeer erkente-
lijk voor de financiële steun die wij ontvingen van de gemeente Vleuten-De Meern en van enkele bedrijven uit onze gemeente (wier namen zijn vermeld op het "sponsorsbord" in de Broeder- schapshuisjes) om de exploitatiekosten te kunnen dekken. Wat u in onze gebouwen kunt
vinden Wat er in onze gebouwen te vinden is
kunt u het beste zelf eens komen be- kijken. In het kort noemen wij hier enkele dingen. In het Kabinet vindt u o.a.:
- archeologische vondsten uit onze
gemeente met toelichtende beschrij- vingen; - documentatie over archeologische
en geologische onderwerpen; - oude werktuigen en gereedschappen;
- gebruiksvoorwerpen en kledingstuk-
ken uit vroeger tijden; - ons fotoatelier (donkere kamer).
In de Broederschapshuisjes vindt u:
- het documentatiecentrum met boe-
ken over lokale en regionale geschie- denis, genealogie, paleografie, geo- grafie en topografie, bouwkunst en monumenten; tijdschriften (o.a. van verschillende zusterverenigingen in onze regio); topografische en kadas- trale kaarten; oude prenten en prent- |
|||||||||||||||
Werkgroep genealogie
Onze werkgroep genealogie is inmid-
dels met haar werkzaamheden begon- nen. Voorlopig bestaat deze groep uit de heren J.W. Schoonderwoerd, E.A. van Dijk en Th. van den Berg. Leden van de groep zullen op een vaste avond in de Broederschapshuisjes aanwezig zijn en wel op de 2e donderdagavond van de maand van 20.00 - 22.00 uur. Zij zijn er dan om u informatie te verstrekken of u bij een familie-onderzoek op weg te helpen. Op die avond kunt u hen ook telefonisch bereiken via nummer 03407 - 4222. Mochten er leden zijn die belang-
stelling hebben voor en enige kennis hebben van genealogie en (veel) tijd beschikbaar hebben, dan kunnen zij deze groep wellicht nog komen verster- ken. Neem dan contact op met de heer Schoonderwoerd. |
|||||||||||||||
743
|
||||||||||
Een stoomlocomotief in Vleuten
|
||||||||||
door
Klaas B. Nanning |
||||||||||
de tijd van 35 jaar geleden toen ik geregeld met de stoom-
trein heen en weer reisde tussen Amsterdam en Enschede. Maar daar gaat het eigenlijk helemaal niet om. Enige tijd geleden kregen we van oud-spoorman Arie
Goudappel bijgaande foto: een stoomlocomotief van een niet al te nieuw type, lang genoeg stilstaand langs een smal perron om als decor te dienen voor een groep mensen die zich graag lieten vereeuwigen. Eerst de mensen: (ik citeer de brief die Arie bij deze foto
voegde) "Staande op de locomotief van links naar rechts: eerste man J. van Maanen, was de vader van o.a. mevrouw J. Gondelach-van Maanen en mevrouw M. Pos-van Maanen. De derde man is Gert Hensbergen: hij was de vader van mevrouw Doornenbal-Hensbergen. Staande voor de locomotief: de tweede man is Peter Sprong, broer van gemeenteveldwachter Sprong (oom dus van Jaap van de gemeente en Ton van de drogisterij). De zesde man was stationschef Wilbrink en de laatste man was Jacob Broere". Nu de locomotief. Het is nummer 901 van de Staatsspoor,
gebouwd door Beyer Peacock and Co., Ltd. te Manchester (Engeland). Van dit type hebben niet minder dan 135 stuks in Nederland gereden, de laatste exemplaren zelfs nog na de tweede wereldoorlog. Overigens zijn niet alle 135 locomo- tieven in Engeland gebouwd want er reden er 10 die in licensie uit de werkplaatsen van Werkspoor kwamen. De |
||||||||||
Afgelopen zomer heeft het station Vleuten weer ver-
schillende malen een stoomlocomotief zien passeren in het kader van de viering van "150 jaar spoorwegen in Neder- land". Half Vleuten heeft het ook steeds gehoord, want de passage van elk station en elke overweg ging steeds gepaard met een royaal gebruik van de stoomfluit. Vooral voor de jongeren onder ons — en dan bedoel ik niet alleen de kinderen maar ook de vaders en moeders van rond de dertig — moet het geluid onbekend geweest zijn. Er schijnen zelfs lieden te zijn geweest die zich hebben gestoord aan het uitbundig ten gehore brengen van deze nostalgische geluiden. Zelf heb ik de met enthousiastelingen beladen, door een
stoomloc getrokken reizigerstreinen niet gezien. Eenmaal passeerde ik per auto de overweg bij station Vleuten en zag daar een aantal mensen rondhangen met een fototoestel. Ik heb m'n auto neergezet op de grote parkeerplaats en zag even later, leunend op het hek dat de parkeerplaats aan de zijde van de spoorbaan begrenst, in volle vaart onze beroemdste nog bestaande stoomloc, de NS 3737 passeren, zonder sleep van rijtuigen helaas. Ik was weer even terug in |
||||||||||
744
|
|||||||||||||||||
afgebeelde nummer 901 werd in 1906 in dienst gesteld.
Het waren 2-B locs, hetgeen betekent dat na twee kleine
loopwielen (2) twee grote gekoppelde drijfwielen volgden (B, tweede letter uit het alfabet). Loopwielen werden in cijfers, drijfwielen in letters aangeduid, steeds van opzij bekeken. Een C-loc was meestal een kort locaal-locomo- tiefje met drie aangedreven assen. De zwaarste locomotie- ven die in Nederland hebben gereden waren de 2-D-2 tender- locomotieven die de zware kolentreinen van Zuid-Limburg naar West-Nederland hebben getrokken. De afgebeelde 2-B loc was een sneltreinlocomotief met
een topsnelheid van 90 kilometer per uur. De loc woog 49 en de drie-assige beladen tender 33 ton. De vier drijfwielen hadden een doorsnee van 215 cm en de lengte over de buffers was bijna 16,5 meter. Er zijn nog veel meer technische gegevens te vermelden maar die zijn alleen maar interessant voor echte spoorfanaten. De foto dateert uit omstreeks 1915, maar al in 1910 waren
de zwaardere en snellere 2-C locomotieven in gebruik genomen met een topsnelheid van 110 kilometer per uur. In die tijd evenwel mochten die zwaardere locomotieven nog niet rijden op de trajecten Utrecht-Gouda-Rotterdam en Utrecht-Gouda-Den Haag. Bij Moordrecht richting Rotter- dam en bij Moerkapelle richting Den Haag was de bodem zo slap dat het spoorlichaam (de gestorte ondergrond voor de spoorbanen) de grotere asdruk van de 2-C locomotieven niet |
|||||||||||||||||
kon dragen. Tot in de jaren dertig mochten hier alleen maar
2-B locomotieven passeren met minder gewicht, wat minder vermogen en lagere topsnelheid. Bijna aan het eind gekomen van dit verhaaltje ga ik nog
even terug naar de titel "Een stoomlocomotief in Vleuten". Niet alleen de afgebeelde mensen gaven mij de zekerheid dat deze foto in Vleuten was gemaakt, maar ook het kleine stukje dak, dakgoot en regenpijpje dat nog net links-boven is te zien. Bekijkt U even de grote foto die op de midden- pagina's is afgedrukt? Daar ziet U aan de rechterkant van het oude station dat ten zuiden van de spoorlijn stond datzelfde stukje dak en datzelfde regenpijpje. Een prima bewijs van een oud gezegde: "Het zijn de kleine dingen die het hem doen". De wat ouderwets uitziende 2-B locomotieven van Beyer
Peacock met hun hoge schoorstenen, hoge stoomdom en vierkante machinistenhuis zijn tientallen jaren lang de vertrouwde trekkers geweest van de treinen die Vleuten passeerden of in Vleuten een korte stop maakten. Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van een brief van Arie
Goudappel die op zijn beurt vermeldt dat hij informaties heeft gekregen van mevrouw Doornenbal en Arend van Zoeren. Exacte gegevens over de locomotief haalde ik uit "Onze Nederlandse Stoomlocomotieven in woord en beeld" door H. Waldorp en andere informaties sprokkelde ik bijeen uit verspreide publicaties. |
|||||||||||||||||
Een dorp verandert,
|
|||||||||||||||||
Deze keer voel ik me niet geroepen
om zo nodig te laten merken dat ik er zelf ook nog het een en ander van weet omdat ik vier reacties kreeg die samen toch wel aardig vertellen wie hier in de loop der jaren hebben gewoond. Boven- dien heeft mijn vraag om wat meer jaar- tallen heel positief gewerkt. Laten we beginnen met de reactie van
mevrouw Griffioen van de Parkweg die, samen met haar man, het volgende duidelijke overzicht opstelde. "We beginnen links; het eerste huis werd bewoond door de volgende personen: tot plm. 1949 de familie Verkerk, daarna de families G. Haze, J. v.d. Blink en P. Boersema, allen hoofd van de tegenwoordige "Torenpleinschool". Het niet op de foto staande linker gedeelte van deze twee-onder-één-kap werd bewoond door de gezusters Nee- rijnen. Deze woningen werden in de jaren zestig afgebroken ten behoeve van de aanleg van de Odenveltlaan. (Het eerste stukje Stationsstraat waaraan o.a. de cafetaria van Klaas Koopmans ligt, komt dan ook Odenveltlaan te heten. KBN). De volgende woning, een eindje van
de weg af, werd aan de voorzijde bewoond door de familie Tennissen. Hun enige zoon Gerrit (Gert) woont nu in de Heremalerhof te Harmeien. Aan |
|||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||
r-fi
|
■^^ïai*
|
||||||||||||||||
de achterzijde woonde de familie L. van
Bekkum. In de derde woning woonden ook
twee families namelijk de weduwe van F. Visee en haar zoon H. Visee met z'n vrouw. Op de plaats van woning 2 en 3 werd de N.H. pastorie gebouwd in 1963; de grond en huizen waren van de N.H. diakonie. De vierde woning werd tot plm.
1950-'52 bewoond door de familie J. van Rijn, daarna door de familie Kegel. |
|||||||||||||||||
Dit huis staat er nog steeds en wordt nu
bewoond door de familie Scheepens. De boerderij helemaal rechts op de foto was van de gebroeders Van den Berg. Op deze plaats staat nu het gebouw van de dienst Gemeentewerken en de brand- weergarage". Ze besluit haar brief met "Ik hoop dat
het niet te laat is, deze uiteenzetting!" Nee, ze was niet te laat want twee uur later bracht de post me nog (weer) een brief van Kees (Luit) Griffioen. Maar |
|||||||||||||||||
745
|
|||||||||
De boerderij met het rieten dak kent
iedereen nog wel als de boerderij van Henk v.d. Berg. Voor de oorlog heeft daar de familie Van Bijlevelt, de schoonouders van de vroegere gemeen- tesekretaris Versteeg, gewoond". Kees Luit besluit met: "Ik hoop dat er
weer wat wetenswaardigs is gespuid". (Al klopt het niet helemaal rond het 2e huis. KBN). Zeker net zo wetenswaardig zijn de
mededelingen van mevrouw Verkerk- Van Koten uit De Meern. "Ja, de foto is vanouds de Hamweg. Het eerste blok waren twee woningen onder een kap, die werden bewoond voorzover ik weet vanaf ongeveer 1940 door de dames Van Neerijnen (huis staat niet op de foto) en daarnaast door de familie Verkerk; wel onze naamgenoot maar geen familie. Gezellige mensen en tevens een goede klant in de winkel, dat kan ik me nog herinneren. Het volgende huis werd bewoond
door de familie Tennissen met een zoon Gert, maar die was geestelijk gestoord, of er nog meer kinderen waren weet ik niet (Nee. KBN). Daarnaast in 't zelfde blok de familie
Visee. Uit hoevee! personen dat gezin bestond weet ik niet maar wel dat mevrouw Visee ontzettend proper was en bij ons eens in 't jaar (dat was vroeger zo) de grote schoonmaak kwam doen". Dan gaat er iets fout. Ze vervolgt:
"Daarnaast woonde de familie Goud- appel. Ik kan me herinneren dat hij kapotte klokken maakte en dan fietste hij met een klok onder z'n arm over 't dorp". Hee, dit wist ik niet en ik belde ons
aller vraagbaak Arie Goudappel op. "Nee, dat is niet waar. Die man met een klok onder z'n arm dat was m'n vader maar wij hebben altijd op de Vinken- buurt gewoond". Sorry mevrouw Ver- kerk. We vervolgen met haar brief. "In
het volgende huis woonden Adriaan de Rijk, die was toen bloemenkweker. En dan de boerderij, daar woonden de jongens Van den Berg, die woonden er in 1950, misschien al eerder. Maar voor die tijd heeft er de familie Van Bijlevelt gewoond. Het is voor mij zo'n 40 jaar geleden dat ik op Vleuten woonde". Tot slot de brief van Mevrouw Van
Maanen uit de Touwslagerslaan in De Meern. Omdat haar briefde eerste was die ik in handen kreeg kon ik er niet goed mee uit de voeten. Ze noemt ver- schrikkelijk veel namen en begint in een periode die soms van voor de eerste wereldoorlog te dateren valt. Met hulp van de drie eerdergenoemde brieven, mededelingen van Arie Goudappel en — je houdt het niet voor mogelijk hoe |
soms een enkele opmerking heel ergens
anders je op een spoor zet — het ver- haal over Kees van Leusden door Joke Eijzenbach-Van Eek (bedankt Ton Migo voor de toezending!) kan ik heel wat namen op de juiste (?) plaats zetten en soms ongeveer dateren. Ik zeg alles nu in mijn eigen woorden. De foto, die in september 1961 is
gemaakt, begint met het rechter huis van een blok van twee. In het linker huis, dat niet op de foto staat woonde de gepensionneerde onderwijzer Van Nee- rijnen en later, omstreeks 1940, de dames Miep en Ans van Neerijnen (zijn dochters?). In het huis dat links op de foto staat schijnen omstreeks 1920 Gerrit en Gerritje van Zanten te hebben gewoond, de familie Baden, de familie De Jong en later de familie Verkerk tot plm. 1949. Daarnaast de familie Haze, v.d. Blink en Boersema. Het huis met het rieten dak werd door tenminste twee, soms drie gezinnen tegelijk be- woond. Ooit woonden er Giel de Klein en zijn vrouw Jannegje de Klein-Mast- wijk. Ook woonde er ooit timmerman Frans Visee die later naar het toen nieuwe huis er rechts naast verhuisde. In dat gedeelte kwamen toen Gerrit Ten- nissen en Jaantje van Dijk te wonen, die op 27 augustus 1920 waren getrouwd. Zij kregen één zoon, Gerrit (Gert) die nu in de Heremalerhof te Harmeien woont. "Later heeft er een jong stelletje Van Bekkum in gewoond" schrijft mevrouw Van Maanen, maar daar springt ze weer over naar pakweg eind jaren vijftig..... Ook noemt ze de familie Van
Leusden. Bedoelt ze de ouders van Kees van Leusden die volgens het verhaal in "Wij Samen" in 1911 is geboren in een daggeldershuisje aan de Den Ham- straat? En dan nog lezen we de namen Agie van Kleef, Miet Klooswijk (de vroegere huishoudster van de familie Kramer naast dokter Schuurs), de familie Baars-Broekhuizen ..... Nee, ik dacht alles een beetje op een
rijtje te hebben maar ik kom er niet uit. Ik moet nog heel wat gesprekken hebben met oude Vleutenezen voordat alles een sluitend geheel wordt. Maar misschien zijn er mensen die na het lezen van al het voorgaande een lichtje opgaat en die me haarfijn willen proberen te vertellen hoe het nou allemaal werkelijk geweest is. Ditmaal geen nieuwe raadselfoto want
ik wil eerst eens de raadsels opgelost hebben over de vorige foto rond niet meer dan 5 huizen! KBN
|
||||||||
laat me voor niet-Oud-Vleutenaren nog
even uitleggen hoe deze Kees aan twee achternamen komt. Op Vleuten woon- den twee broers: bakker Luit Griffioen en kruidenier Jas Griffioen. Om on- duidelijke reden werd bakker Griffioen altijd bij zijn voornaam genoemd en toen hij een zoon kreeg die hij Kees noemde kreeg in de volksmond dat kind de naam Kees Luit. Later, toen Jas ook een zoon kreeg die hij Kees noemde werkte de bijnaam van de oudste van de twee neven alleen maar verhelderend. En zo heet Kees Griffioen van Luit Kees Luit, al meer dan vijftig jaar lang. Hij schrijft o.a. het volgende: "De
raadselfoto is voor mij een open boek, het gaat hier om de hergeprofileerde Hamweg of Achterdijk, die vroeger uit- kwam op de Hamlaan bij de Hamto- ren". (Ik kan toch weer niet nalaten even iets te zeggen wat eigenlijk niet aan de orde is. Waarom moest die naam Hamweg in 1961 zo nodig veranderd worden in "Den Hamstraat"? Midden in Amsterdam vinden we tot op de huidige dag eeuwenoude namen als Haarlemmerdijk, Nieuwendijk en Hei- ligeweg en in Utrecht Steenweg en Springweg. Dat de naam Achterdijk veranderd werd in Hamweg kan ik me nog voorstellen, dat hebben ze wat later in Harmeien ook gedaan waar de Achterweg veranderd werd in Am- bachtsheerelaan. Maar klonk Hamweg te landelijk en paste dat in de visie van de gemeenteraad van toen niet meer in het zich uitbreidende dorp Vleuten met al z'n rechthoekige blokjes straten? Raar hoor, want toen de uitbreiding een beetje op gang kwam werden alle nieuwe straten plotseling "laan" ge- noemd. Is er nog iemand in leven die me kan vertellen welke filosofie er destijds achter gezeten heeft? KBN). Terug naar Kees Luit. "Het eerste
huis stond naast Sterk en de bewoner was de gepensionneerde onderwijzer Neerijnen. Van m'n koUega Wesseling heb ik eens gehoord dat hij uit Delft kwam. Dan het 2e huis, daar woonde de familie Verkerk en achterom de familie Tennissen met zoon Gert, de dorps- figuur en rechterhand van Henk van Husen die met de handkar vuil op- haalde. Iets naar voren het huis van Visee, waarvan zoon Henk voor en in de oorlog bij ons in de bakkerij werkte. Hij had een oom, hij heette Van Wijngaar- den, die had een winkeltje op de Plantage in Amsterdam tegenover Artis. In de oorlog of vlak erna heb ik in m'n uppie per trein eens 4 dozen appel- aardappelgebak (toen een delicatesse) gebracht. Het volgende huisje daar woonde in
de oorlog schilder Bertus van Lent. |
|||||||||
746
|
||||||||||
Vleuten en de spoorweg
|
||||||||||
door
F.J.C. Rombach |
||||||||||
Inleiding
De N.V. Nederlandse Spoorwegen staat volop in het
nieuws. Heel wat festiviteiten wegens het feit dat het op 20 september 1989 honderd en vijftig jaar geleden is dat de eerste spoorweg in ons land, namelijk Amsterdam naar Haarlem, plechtig voor de autoriteiten geopend werd. Deze lijn werd geëxploiteerd door de H.S.M. (Hollandsche (IJzeren) Spoorweg Maatschappij). Opgemerkt mag worden dat de laatste jaren en zeker het
jaar 1989 uit milieuoverwegingen meer en meer de aandacht gericht is op het openbaar vervoer. De spoorwegen staan hierbij hoog genoteerd. De trein is milieuvriendelijker dan het gemotoriseerd vervoer. Toch zal er nog heel wat water naar de zee moeten stromen alvorens er een voor het milieu aanvaardbaar evenwicht is tussen het vervoer per auto, autobus, vrachtauto en openbaar vervoer. Het huidige denken over de trein en het milieu staat
duidelijk haaks op opvattingen in ons land tijdens de periode van de eerste spoorwegplannen. De trein kwam er toen niet zo goed af. Een groot bezwaar tegen de komst van spoorwegen was dat deze geen zegeningen zouden brengen maar slechts schade en gevaar. Schade aan de ondernemers van postwagendiensten, schippers, voerlieden, landbou- wers, paardenfokkers, steenfabrikanten, aandeelhouders in straatwegen en zoveel anderen. Hoewel het hier over milieu- vriendelijke zaken gaat, ligt het accent toch duidelijk op het eigenbelang. Voorts is het gevaar groot voor treinreizigers, die door de
snelheid zouden stikken of door het lawaai een hersen- aandoening zouden oplopen. Bovendien zouden zij het leven kunnen verliezen door ontsporingen en ontploffingen van de stoomketel. De huizen zouden door vonken van de lokomotief in brand vliegen en paarden zouden er van schrikken. Dit soort argumenten kwam ook naar voren bij het
onteigenen van gronden voor de spoorweg. De voorstanders van spoorwegen in ons land wezen, in
voor die tijd treffende bewoordingen, op het grote economische belang voor land en bevolking. Een netwerk van spoorverbindingen zal zorgen voor het snelle vervoer van allerlei goederen, die tot dan niet vervoerd konden worden. In tot dusver nog niet voor het verkeer ontsloten gebieden komen mogelijkheden tot vestigingsplaatsen voor handel en nijverheid. Als de eerste spoorwegplannen een beter onthaal ten deel
was gevallen, is het niet ondenkbaar dat reeds in de eerste helft van de jaren veertig van de vorige eeuw een spoorlijn door Vleuten aangelegd zou zijn. Wat was namelijk het geval? In 1830 was de luitenant-
kolonel W.A. Bake in Liverpool om geschut te kopen en kon tijdens zijn verblijf aldaar de opening van de spoorlijn van Liverpool naar Manchester meemaken. Hij kwam enthou- siast terug en maakte reeds in 1831 een plan voor een spoorweg van Amsterdam naar Keulen. Dit plan kwam niet zo maar uit de lucht vallen. Het was ingegeven uit concurrentie overwegingen. Immers de Belgen waren druk |
||||||||||
in de weer met hun studie Antwerpen door een spoorweg
met de Maas en de Rijn te verbinden. Allerlei omstandigheden waren er de oorzaak van dat in
1834 het min of meer overhaaste plan het niet haalde. Dank zij krachtig initiatief van Koning Willem I werd deze zaak opnieuw bekeken. Begin 1836 ging een commissie zich buigen over de aanleg
van spoorwegen in Nederland. Een van de adviezen was dat een spoorweg tussen Amsterdam en Arnhem in de aller- eerste plaats in aanmerking kwam. Eind februari 1838 werd in de Tweede Kamer een Konin-
klijke Boodschap ontvangen bij het wetsontwerp waarin de zo veel besproken spoorwegaanleg naar de Rijn in uitzicht gesteld werd. Het ontwerp viel geen gunstig onthaal te beurt. Na twee maanden geharrewar werd het met 46 tegen 2 stemmen verworpen. De uitvoering daarna van het plan voor de aanleg van de
hierboven genoemde spoorweg van Amsterdam naar Haar- lem verliep een stuk gemakkelijker. Vergeleken met Engeland, Frankrijk, Duitsland en België liep ons land niet voorop met de aanleg van spoorwegen. De Rijnspoorweg
De aanleg van een spoorlijn door de Gemeente Vleuten
houdt ten nauwste verband met een concessie die bij Koninklijk Besluit van 20 mei 1845 aan de Nederlandsche Rhijnspoorweg verleend werd. Voor Vleuten is het navolgende uit deze concessie van
belang: de spoorweg van Amsterdam naar Arnhem met verlenging tot de Duitse grens en een zijtak van Utrecht naar Rotterdam. De concessionarissen brachten hun concessie in in de op
3 juli 1845 opgerichte Naamloze Vennootschap "Neder- landsche Rhijnspoorweg Maatschappij" (N.R.S.), ook wel "Dutch Rhenish Railway Company" genaamd. (Van de 100.000 aandelen waren er 67.000 in engelse handen). De zo vurig gewenste verbinding met Duitsland kon dus tot stand komen. In de loop van een aantal jaren kwamen de navolgende
baanvakken gereed: 1) Amsterdam-Utrecht: 18 december 1843;
2) Utrecht-Driebergen: 17 juli 1844;
3) Driebergen-Veenendaal: 15 maart 1845;
4) Veenendaal-Arnhem: 16 mei 1845;
5) Utrecht-Woerden-Gouda: 21 mei 1855;
6) Gouda-Rotterdam: 30 juli 1855;
7) Arnhem-Pruisische (Duitse) grens (Emmerik):
15 februari 1856; 8) Harmelen-Breukelen: 5 november 1869;
9) Gouda-'s-Gravenhage: 1 mei 1870;
10) Leiden-Woerden: 15 oktober 1878. (Deze laatste lijn
was niet in eigendom, doch werd door de N.R.S. geëxploiteerd). Uit dit overzicht moge blijken dat — eenmaal besloten tot
|
||||||||||
747
|
|||||||
verweermiddelen gebruikt, dat men in mei 1847 nog niets
wijzer was geworden. Aan de eis van de eigenaar, namelijk f 20.000,-- voor een stukje grond dat op f 100,— was geschat, wilde men niet voldoen. Men wilde ook niet wachten. De spoorweg aan beide zijden van het laantje was gereed èn.....
het liet zich aanzien dat het nog wel een tijdje zou duren
alvorens het eindvonnis zou worden uitgesproken. Toch kreeg men de onwillige eigenaar op de knieën door een ingenieuze oplossing. Als men niet over het laantje kon, dan zou men er omheen rijden. Zo gezegd, zo gedaan. De aan- grenzende percelen werden gedeeltelijk gekocht en gehuurd. Een hulpspoor in de vorm van een hoefijzer ter lengte van 530 meter werd daarop aangelegd. Een zijspoor diende voor reservelokomotieven. Het zogenaamde "kromme lijntje" (laantje van Van der Gaag) kon zo op 3 juni 1847 voor het spoorwegverkeer geopend worden. Vier dagen later accep- teerde de eigenaar het bod van de H.S.M. Enkele geschillen tussen de N.R.S. en eigenaars van
gronden hebben enige vermaardheid gekregen. Het eerste betrof een erfdienstbaarheid van uitzicht die bij akte van 1726 gevestigd was op enkele percelen bij de Weesperpoort te Amsterdam gelegen. De spoorwegdirectie had een gedeelte nodig voor de aanleg van het emplacement. In 1843 werd met de eigenaren een overeenkomst gesloten. Tegen betaling van f 16.700,— werd gedeeltelijk afstand gedaan van bovengenoemde erfdienstbaarheid. Een bepaling bij deze overeenkomst luidde dat men niets mocht ondernemen dat het uitzicht over de spoorweg zou kunnen belemmeren of verminderen. Bij de uitbreiding van het toenmalige station Amsterdam Weesperpoort bleek de ellende van het destijds akkoord gaan met deze bepaling. Langdurige processen en schikkingen volgden. Pas in 1881 werden de meergenoemde erfdienstbaarheid en de later ten laste van de N.R.S. gevestigde rechten geheel opgeheven. Een tweede geschil betrof het station Nieuwersluis. De
verkoper H.J. Doude van Troostwijk wist te bedingen dat alle treinen aldaar reizigers moesten laten in- en uitstappen. Immers de treinen hadden op het spoorwegterrein achter de Nieuwersluis toch oponthoud om o.a. water in te nemen door de lokomotieven. De latere toeneming van het aantal reizigerstreinen maakte dit verplichte stoppen zeer hinder- lijk. Op 10 juli 1913 werd tussen de Staat, de S.S. ( de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen had in 1890 de N.R.S. lijnen overgenomen) en Mr. H.J. Doude van Troostwijk overeengekomen slechts 40 van de 94 reizigers- treinen te laten stoppen en de verplichting tot het nog laten stoppen tegen vergoeding op te heffen. Doude van Troost- wijk ontving f 100.000,-. (Wet van 15 mei 1914, S. 202.). Na 1945 werd de spoorlijn Amsterdam - Utrecht als "snel- heidsbaanvak" ingericht (o.a. zwaar spoorprofiel en steenslagballast). In het kader van deze kostbare werken werd in 1947 een tweede en laatste bedrag van f 100.000,— aan de rechthebbende van Doude van Troostwijk betaald. De oude verplichting tot stoppen was hiermede volledig van de baan. Uiteindelijk kwam er toch een nieuwe onteigeningswet en
wel die van 28 augustus 1851, S. 125. Onteigeningen in Vleuten
De data van de verkoopakten lopen van eind 1847 tot
april 1854. De N.R.S. krijgt bij de koop met allerlei ver- plichtingen ten opzichte van verkopers te maken. Zoals: het aanleggen van overwegen en opritten. Als een sloot of vaart langs de spoorweg aanwezig is ook met het bouwen van |
|||||||
de aanleg — men met de toenmalige stand van de technische
ontwikkeling, veelal aangewezen op mankracht, de aanleg van genoemde lijnen behoorlijk snel tot stand kon brengen. In die tijd zal het tracé van de spoorbaan van Utrecht naar
Harmeien niet zo veel zijn afgeweken van het huidige. Deze conclusie kan getrokken worden uit de tekening van deze lijn in het kadastrale plan naarde toestand van 1846. Hierop is een aantal gelijkvloerse kruisingen zichtbaar. Thans zijn er kleine tot grote kunstwerken op die plaatsen waar de spoorbaan verhoogd moest worden, zoals b.v. viaducten en de spoorbruggen over het Amsterdam-Rijnkanaal. De spoorweg kruiste toen onder andere de straatweg van
Utrecht naar Leiden, de Leidse Rijn, de Vleutense weg, de Huppeldijkseweg, de laan den Engh, de weg van Utrecht naar Vleuten, de Krochtdijk, de Vleutense wetering en de Bijlevelt. De spoorbaan liep hierbij langs de polders Zuider en Noorder Lage Weide, Vleuterweide en vormde een kunst- matige grens met de bebouwde kom. Vele eeuwen was het daar een echt polderland met verspreid liggende boerderijen en enkele woonhuizen. Diverse hofstedes en huizen met bekende namen werden gepasseerd, zoals het Huis den Hoed, het Hof ter Weide, Heemsmade, het Huis te Vleuten, het Huis den Ham, de Hoge Ham en de toenmalige R.K. kerk op 't Hoog in de schaduw van de Hamtoren. De N.R.S. kon rond 1860 een woelige ontwikkelings-
periode afsluiten en onder gunstiger algemene omstandig- heden verder gaan. De Vleutenaren kregen de spoorweg door hun gemeente,
maar nog geen halte. Diegenen, die met het spoor wilden reizen, waren aangewezen op Harmeien en Utrecht. Het zou nog een groot aantal jaren duren alvorens de treinen in Vleuten zouden stoppen. Onteigeningen
Om een spoorweg aan te kunnen leggen, is een onteige-
ning van gronden mogelijk als een minnelijke aankoop niet tot stand komt. Hiertoe dient de onteigeningswet. Ten tijde van de aanleg van de eerste spoorwegen in Nederland moest men het doen met de gebrekkige onteigeningswet van 29 mei 1841, Staatsblad (S) 19. Een nieuw wetsvoorstel dienaan- gaande werd in 1845 door de Tweede Kamer verworpen. Het zal duidelijk zijn dat door overdreven eisen van grond- eigenaren e.d. schade werd toegebracht aan de H.S.M, en de N.R.S. De H.S.M, kreeg te maken met tegenwerking van verkopers van gronden. In de gemeente Rijswijk beweerde de eigenaar van een
melkkelder, dat de rook van de voorbijsnellende treinen de melk zou bederven. De H.S.M, was gedwongen een schutting langs het erf te plaatsen. Wegens brandgevaar voor zijn molen wist een hout-
molenaar in de omgeving van Delft het klaar te spelen dat de treinen door een door de H.S.M, aangelegde 80 meter lange "koker" moesten rijden. Later kon de maatschappij zich van deze dwaze verplichting ontdoen door de bewuste molen af te kopen. Het beruchtste voorbeeld van onwillige grondeigenaren
onder Delft was wel dat van J. van der Gaag. Deze was eigenaar van een laantje dat door de spoorweg moest worden doorsneden. Hij dacht slim te zijn en had reeds vóór de dagvaarding op 18 november 1845 het te onteigenen gedeelte van de laan verkocht aan drie personen. Deze lieden wilden de H.S.M, op deze wijze dwingen een halte aan de Zand voorderlaan te vestigen. Uiteraard kreeg Van der Gaag een proces aan zijn broek. Lang werd gedebatteerd over de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal en er werden zoveel |
|||||||
748
|
|||||||||
Boven. Kadastrale kaart van 1832. De gerasterde band geeft aan hoe de spoorbaan dwars door alle bestaande structuren heensneed. De Utrechtse-
weg moest bij Den Hoed en Hof ter Weide in zuidelijke richting verlegd worden. De afgesneden bocht van de Vleutense wetering is bij Den Hoed aan de noordzijde van de spoorbaan nog goed te zien. Het Hof ter Weide kreeg een particuliere overweg op zijn uitpad naar de Utrechtseweg. Onder. De situatie op de topografische kaart van 1879. |
|||||||||
hofstede, verhaald zal worden op de N.R.S. De bedoelde
sloot, 4 ellen breed, diende tot afscheiding van het land van de hofstede en de daar nieuw aan te leggen Vleutense weg. Gemeente Vleuten, Dorp Vleuten
De directie van de N.R.S. zal zich over het wegruimen van
de bomen en struiken van de weg moeten verstaan met de eigenaars van de belendende percelen en verbindt zich tot het geheel op haar kosten, doch met onderling overleg, uitvoeren van de navolgende werken. De uitvoering moet tot wederzijdse tevredenheid geschieden. - het verleggen van de weg langs de zuidzijde van de spoor-
weg over 375 el vanaf het Huis den Hoed westwaarts; - het verleggen van de weg aan het Hof ter Weide, insgelijks
aan de zuidkant van de spoorweg over 150 el lengte; - het maken van een geschikte overweg op het Ezelsdij'kje;
- idem, voor de rijweg aan het Huis te Vleuten;
- het plaatsen van voldoende afsluitingshekken op deze
overwegen en het sluiten en openen hiervan voor de treineri; - het plaatsen van voldoende scheringen of rasterwerken
langs de verlegde gedeelten van de Vleutense weg. Even- |
|||||||||
bruggen, dammen en duikers volgens bepaalde voor-
schriften. Ook verkopers nemen verplichtingen op zich, vooral ten
aanzien van het zelf laten maken en onderhouden van (particuliere) overwegen. De kosten en rechten van koopacten alsmede die van
overschrijvingen komen ten laste van de maatschappij. Verkopers hebben ook nog diverse vragen aan de directie
van de N.R.S. gesteld, die — voor zover van belang — in de overeenkomsten behorende bij de onteigeningen verwerkt werden. Hieronder zal op enkele voorwaarden, in de bij de ont-
eigeningen behorende verkoopakten, nader ingegaan worden: Martinus Wigman
Om het wegspoelen van grond te voorkomen, zal de
N.R.S. een behoorlijke schoeiing maken en onderhouden aan de waterkant van de grond die langs het bakhuis van de Hofstede den Hoed ligt. Voorts werd bepaald dat alle schade nu en later door een te graven sloot toe te brengen aan de gebouwen en de fundering van het ijzeren hek van deze |
|||||||||
749
|
||||||||
Boven. Kadastrale kaart van 1832. De gerasterde band geeft aan hoe de spoorbaan het eilandje, waarop eens het Huis te Vleuten stond, rakelings
passeerde.
Onder. De situatie op de topografische kaart van 1875. Ongeveer in het midden een spoorbrug over een vletsloot. Links daarvan de kruising met de
Krochtdijk.
|
||||||||
eens op die plaatsen waar deze dicht bij de spoorweg komt
te liggen; - het vergraven van een deel van de Vleutense wetering aan
het Hof ter Weide en het bouwen van een brug in de nieuwe weg als ook in de spoorweg van dezelfde hoogte en wijdte als de thans bestaande; - de directie zal verder alle mogelijke voorzorgen moeten
nemen om ongelukken te voorkomen door paarden, rij- tuigen en vee bij het passeren van de Vleutense weg; - de scheringen zullen voorzover noodzakelijk aan beide
zijden van de weg geplaatst worden. De wegen zullen op dezelfde wijze als de thans bestaande gemaakt en bewerkt moeten worden; - het onderhoud van de overwegen, hekken en scheringen
over de breedte van de spoorweg blijft altijd ten laste van de maatschappij, doch dat van de nieuw gemaakte einden weg zal, drie jaar na het openstellen voor het publiek, weer ten laste van het gemeentebestuur komen. Hendrik Bernard Nieuwenhuis
De twee reeds hierboven genoemde onteigeningswetten
|
||||||||
komen ter sprake in het rechtsgeding tussen de Commis-
saris van de Koning in de Provincie Utrecht en de grond- eigenaar Mr. Hendrik Bernard Nieuwenhuis, wonende te Schonauwen. Deze rechtzaak is uitvoerig beschreven in akte nr. 5,
betrekking hebbend op 58 roeden 50 ellen weiland, kad. sectie B nr. 354 en 3 roeden 64 ellen laan als bouwland, kad. sectie B nr. 348 gelegen onder de gemeente Vleuten. Het proces liep van 8januari 1848 tot het vonnis op 30juni 1852. Voor dit artikel is de onteigening in Vleuten van belang en
het ging hier over de vraag of de verkoper de in zijn land aanwezige af te graven steenaarde nog kon vervoeren. De rechtbank bepaalde dat de gedaagde het recht van twee overwegen over de aan te leggen spoorweg zou krijgen. Kosten f 1.000,-, reeds begrepen in de door de N.R.S. te betalen som van f 5.740,--. Voorts werd de maatschappij verplicht om ten behoeve
van het afgraven van steenaarde op het perceel sectie B nr. 355 en op het gedeelte van het perceel sectie B nr. 354, dat door de spoorlijn van het overige land zal afgescheiden worden, een bermsloot te graven. Deze sloot zal dan moeten |
||||||||
750
|
||||||||
Boven. Kadastrale kaart van 1832. De gerasterde band geeft aan hoe de spoorbaan ten zuiden van Den Ham net een puntje van het terrein van de
R.K. kerk afsneed. Die kerk was voortaan te bereiken via een particuliere overweg naast de spoorbrug over de wetering. Verderop moest de loop van de Heicop worden aangepast en ook daar kwam een spoorbrug. Onder. De situatie op de topografische kaart van 1875. |
||||||||
lopen aan de zijde van de afgescheiden percelen aan of langs
de spoorweg en voor gewone vletpramen bevaarbaar zijn. Polder Vleuterweide
Het verkochte water zal niet gedempt mogen worden,
maar daarin zal een brug gebouwd moeten worden zoals overeengekomen met het polderbestuur. R.K. kerk Vleuten
De N.R.S. koopt het recht van eeuwigdurende erfpacht op
een stuk grond in de gemeente Vleuten, groot 68 ellen. Voorts zal de maatschappij over het gekochte, op haar kosten, ten dienste van de R.K. parochie van Vleuten een vrije overweg laten maken en onderhouden. Deze overweg zal voorzien moeten zijn van behoorlijke afsluitingen en rasterwerk ter zijde van de afwegen. Ten slotte zal op kosten van de N.R.S. op alle zon- en feestdagen en R.K. feest- en kerkdagen een overwegwachter aanwezig moeten zijn. Het Waterschap van Heikop
Aan deze onteigening zijn twee akten gewijd. De tweede
|
||||||||
met enkele wijzigingen op de eerste. Interessant is een klein
historisch gedeelte in de eerste verkoopakte dat hieronder aansluitend volgt. De Vliet gezegd de Heikop met haar oevers behoort aan
geërfden in genoemd Waterschap de Heikop genaamd de Lange Vliet, volgens schouwbrief door Bisschop Floris van Wevelickhoven gegeven op Lievrouwe avond conception's van het jaar dertien honderd vijf en tachtig. Van dit stuk heeft, voor zover partijen bekend is, volgens hun verklaring geen overschrijving ten kantore van de Hypotheken plaats- gevonden (!). De afstand van het te onteigenen gedeelte is geschied op
de volgende door de N.R.S. na te komen voorwaarden. - alvorens de spoorwegwerken aan te vangen zal, ter plaatse
waar de spoorweg de Heikop gaat kruisen, eerst een nieuwe waterweg gegraven worden met minstens dezelfde breedte en diepte en zoveel mogelijk dezelfde richting als de nu bestaande Heikop. Deze nieuwe vaarweg dient ter vervanging van het te dempen en onbruikbaar te maken gedeelte; - ter weerszijden van de nieuw te graven waterweg zal
|
||||||||
751
|
|||||||
vroeger reeds bij de N.R.S. werkzaam- na machtiging van de
commissarissen toegevoegd is aan de Ingenieur van de Maatschappij. Bake krijgt als opdracht de uitvoering van de werken van Utrecht naar Rotterdam. De aanleg werd als volgt voorbereid, hetgeen blijkt uit een brief van 19 juli 1852 van J.W. Bake, Ingenieur van de constructie aan de Rhijn- spoorweg Sectie Utrecht naar de Maas (Rotterdam): Bij missive (brief) van de heer Ingenieur der N.R.S. d.d. 8 juli 1852, nr. 38, werd ingevolge besluit der directie mij opgedragen aan de commissie voor de werken rapport uit te brengen over 11 stuks tekeningen voorstellende de werken voor de spoorweg van Utrecht naar Rotterdam, op verzoek der directie ontworpen door haar Engelse ingenieur de Heer Joseph Locke en door deze met een brief van 26 juni 1852 ingediend. Uit het vorenstaande valt de snelheid op waarmede een en
ander afgewerkt werd. Locke leverde 26 juni 1852 zijn plannen in. De Ingenieur van de N.R.S. moet de plannen beoordelen en met de directie bespreken. Ten einde hiertoe in staat te zijn, geeft hij de reeds genoemde opdracht aan Bake. De laatste antwoordt zeer uitvoerig met zijn rapport en aanvullingen daarop, te beginnen met 29 juli 1852. Het voert te ver de vele wijzigingen op het oorspronkelijke plan hier uitvoerig te vermelden. Diverse bedongen voorzieningen door de eigenaars van
de onteigende gronden en als zodanig vermeld in de verkoopakten, worden door hem in het plan Locke kritisch bekeken en in gewijzigde vorm in zijn rapport aangeboden. In praktisch alle, door de schrijver van dit artikel bekeken, gevallen vindt de wijziging in gunstige zin plaats. Bake stelt een bredere baan voor met als gevolg dat de
ontworpen kruinbreedte en taludglooiingen zodanig gewijzigd moeten worden dat praktisch geheel nieuwe ontwerpen noodzakelijk zijn. Volgens hem was het beter geweest dat door de directie en de Ingenieur van de maat- schappij eerst de doorgaande hoofdafmetingen vastgesteld waren om daarna pas de ontwerpen in onderdelen te laten uitwerken. Ten aanzien hiervan schrijft Bake onder meer: bij aannemen van de door mij voorgestane bredere baan, vele der ontwerpen waaraan J. Locke zo veel werk en talent besteedde als grotendeels vervallen te beschouwen zijn. Uit de door Bake opgestelde vergelijkende gegevens van
de ontworpen en benodigde kunstwerken, zoals vaste bruggen, bruggehoofden en duikers blijken heel wat verschillen in opvatting ten aanzien van wijdte, doorvaart- hoogte, bodemdiepte en diepte van de funderingsputten. Een ander groot bezwaar is dat Locke de gronden waarop
de spoorweg Utrecht naar Rotterdam gelegd moet worden niet speciaal onderzocht heeft. Dit blijkt uit de ontwerp- constructies van de duikers. Bij deze meestal laag gelegen gronden komt bij het geringste graafwerk reeds water te voorschijn. Funderingsputten graven en drooghouden is een kostbare aangelegenheid. Vooral bij de meer dan de gebruikelijke diepte. Bake schrijft dan: waarin zulke gronden funderingsputten nodig zijn, zal zeker elk ingenieur de diepte daarvan tot het minimum brengen van hetgeen voor de daar- stelling van de werken volstrekt nodig is. De door de heer Bake gesignaleerde slechte ondergrond
voor wat betreft de fundering van de baan (dat zijn de grond- werken nodig om het spoor met ballastbed en het gewicht van de treinen te dragen), bleek in de loop van de jaren kostbare gevolgen te hebben. Niet alleen werd een voortdurende aanvoer van zand noodzakelijk, doch ook konden kostbare moderne werken niet vermeden worden, zoals b.v. die tussen Gouda en Nieuwerkerk en Gouda en Oudewater. |
|||||||
gelaten of gemaakt worden een wal of pad ter breedte van
vier ellen, gemeten uit de rand van de waterkant. De wal langs het water aan de zijde van de spoorweg zal vallen onder de schouw van het waterschap en onderhouden worden door de spoorwegmaatschappij; - dat de brug, die in de spoorweg over de Heikop komt,
zal gemaakt en onderhouden worden op een voldoende breedte en hoogte, zodat de waterloop en de vaart niet belemmerd wordt. De afmetingen zullen minstens moeten bedragen: wijd drijvend water 4 ellen 50 duimen, hoog boven het Amsterdams peil tot de onderkant van de leggers 2 ellen 25 duimen en diep onder het Amsterdams peil 1 el 50 duimen. De latere verkoopakte heeft twee wijzigingen, namelijk ten aanzien van het jaagpad en de reeds genoemde brug. Artikel 5 over het jaagpad uit de eerste akte wordt geheel vervangen; - door en op kosten van de N.R.S. zal aangelegd worden
en voortdurend onder de schouw en ten genoegen van het waterschap in goede staat onderhouden worden een jaagpad van minstens 2 ellen kruinbreedte (breedte van het bovenvlak) en niet minder hoog dan de sluisdeuren van het sluisje nabij de R.K. kerk van Vleuten. Dit jaagpad zal als overweg, met geen steilere hellingen dan van dertig op één, geleid worden over de spoorbaan. Met uitzondering van de gebruikelijke inrichtingen bij overwegen wordt dit jaagpad voorzien van zoveel leuningen en sluitingen als nodig is voor een volkomen veiligheid. Een en ander zal bij de aanleg door het waterschap opgegeven worden; - in verband met de wijzigingen in het aan te leggen jaagpad,
verbindt de maatschappij zich om aan de in de Lange Vliet (Heikops Watering) vóór de spoorlijn te bouwen brug de doorvaarthoogte minstens gelijk te houden aan die in de brug over de Vliet nabij de R.K. kerk van Vleuten; - tenslotte zal, zowel het afgestane gedeelte van de Heikop
als alles wat de N.R.S. in plaats daarvan moet geven of maken, onderworpen blijven aan het toezicht en de schouw van het waterschap. Dit college kan daarom nooit geacht worden, door deze, in enige vermindering van zijn gezag of van zijn recht te dien opzichte te hebben toe- gestemd. Tot de aanleg van de lijn werden onteigende gronden nog
verhuurd. In het jaarverslag 1850/51 (1 mei - 30 april) schrijft de directie van de N.R.S.: zolang geen aanvang kan worden gemaakt met de uitvoering der werken beijvert de directie zich die landen te verhuren. Met allen is de directie daarin geslaagd. De huren zijn over het boekjaar 1851/52 verschuldigd. Voor de gehele lijn is per 30 april 1851 f 6.744,06' verpacht. Constructieplannen
Evenals de H.S.M, had de N.R.S. aanvankelijk een
spoorbreedte van 2,000 meter. Wegens de aansluiting van de lijn Arnhem - Pruisische (Duitse) grens in Emmerik op de spoorweg aldaar, werd onder meer met de Pruisische regering overeengekomen de spoorbreedte te brengen op de in ons omringende landen gebruikelijke normale breedte van 1,435 meter. Als uitvloeisel hiervan sloot de Neder- landse regering 13/14 maart 1852 een overeenkomst met de N.R.S.. Deze ontving een rijksbijdrage van 1 miljoen gulden vermeerderd met f 360.000,— als vergoeding van renten, die gedurende de uitvoering van de werken nodig zouden zijn. De zijtak van Utrecht naar Rotterdam kon dus van begin af aan op de normale spoorbreedte aangelegd worden. Het jaarverslag 1851/52 vermeldt dat de heer J.W. Bake,
Ingenieur van de Kanaal Maatschappij in Drenthe — |
|||||||
752
|
|||||||||||||||||
Een tweetal voorbeelden van constructiewijzigingen door
Bake in Vleuten aangebracht: De door het gemeentebe- stuur van Vleuten bedongen twee bruggen hebben voldoen- de wijdte, doch de hoogte van het metselwerk is te gering. Moeilijker is de wijziging in het ontwerp voor de brug die de veel gebruikte Vleutense Vaart moet overbruggen. De reden is dat het scheef doorsnijden van deze vaart geen haakse brug zal toelaten, tenzij die veel ruimer dan 10 voet zou worden. Ook vraagt Bake zich af hoe tegen het linker land- hoofd de waterkant zo steil is als op de tekening zonder een beschoeiing op een van rijshout opgewerkte berm. Hij stelt ook voor in Vleuten drie ontworpen duikers te vervangen door vaste bruggen. Uit de kritische opmerkingen van Bake wordt duidelijk
dat hij nauwkeurig weet hoe hij de spoorbaan en de kunst- werken onder zijn leiding wil laten aanleggen. Uitgaande van de veronderstelling dat de directie van de
N.R.S. spoedig na de gemaakte opmerkingen en voorge- stelde wijzigingen in de tweede helft van 1852 met de aanleg laat beginnen, dan mag toch wel vastgesteld worden dat de lijn Utrecht - Rotterdam behoorlijk snel tot stand gekomen is (Utrecht-Gouda 21 mei 1855 en Gouda-Rotterdam 30juli 1855). In het jaarverslag 1855/56 wordt gemeld dat de weg
Utrecht - Rotterdam op een enkele uitzondering na voltooid is. Er werden 1.885.417 kubieke ellen grond verwerkt. |
|||||||||||||||||
jUUl i* siak J1[«»vjï^»
|
|||||||||||||||||
Wachterswoning
De directie van de N.R.S. deelt 5 augustus 1864 aan het
gemeentebestuur van Vleuten mede, dat het voornemen bestaat in de gemeente een wachterswoning te bouwen aan de Vleutense Zandweg. De reden hiertoe is dat de wachters geen woning kunnen vinden in de nabijheid van hun stand- plaatsen, waardoor een grote waarborg voor de veiligheid gemist wordt. Voor zover de bestaande overeenkomst van 1853 daartoe aanleiding geeft, wil de directie niet in gebreke blijven het gemeentebestuur in kennis te stellen en vertrouwt er tenslotte op dat er geen bedenkingen tegen het plan zullen bestaan. Op 12 augustus 1864 geven B en W van Vleuten reeds hun
antwoord. Er zijn geen bedenkingen. Opgemerkt wordt echter dat ingevolge art. 39 van het Reglement op de wegen in de provincie Utrecht van 8 november 1853 (Provincie- blad nr. 102) geen nieuwe woningen of andere getimmerten enz. aan de wegen mogen gezet worden binnen een afstand van 5 ellen zonder toestemming van Heren Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. De genoemde weg valt onder dit reglement en er zal derhalve voor de bouw van deze woning vergunning moeten aangevraagd worden. De directie richt zich vervolgens met haar brief van 16 augustus 1864 tot G.S. In soortgelijke bewoordingen als in de brief aan B en W van Vleuten wordt de noodzakelijkheid van een wachterswoning bepleit. Overeenkomstig art. 39 van reeds genoemd reglement wordt ontheffing verzocht van het verbod in art. 39a. Na ingewonnen advies bij de Hoofdingenieur van de
Waterstaat in het 8ste district en B en W van Vleuten, antwoorden G.S. met hun brief van 8 september 1864. Het verzoek wordt toegestaan onder de volgende twee voor- waarden: - dat de woning gebouwd wordt op een grondaanvulling
van niet hoger dan O el 20 onder de kruin van het grindbed van de grindweg van Utrecht naar Vleuten; - dat de woning niet dichter aan de genoemde grindweg
gebouwd wordt dan de buitenzijde (spoorwegzijde) van |
|||||||||||||||||
Boven. Tekening van een zogenaamde "dubbele wachterswoning".
Onder. Zo'n woning werd in 1864/1865 geplaatst aan de Vleutense Zandweg (nu Utrechtseweg) ten zuiden van de spoorbaan, tegenover het Huis te Vleuten. Aan de andere kant van de spoorbaan stond (en staat) de Tol. De wachters hadden tot taak te zorgen voor de veilig- heid van de "Vleutenschen Overweg". |
|||||||||||||||||
5 j O/VM/JL VAi'Mwvi) - S\,(jW<i.v)<i^vw w.Jfe.bouji- t.Mo ■
|
|||||||||||||||||
"^"■«^"^^■MipHipP
|
|||||||||||||||||
We kregen deze foto zo'n driejaar geleden van Arie Goudappel. Hij gaf daarbij de volgende toelichting. "Hierbij een foto uit het stoomtijdperk.
De stationschef Kaagman — stationschef der vierde klasse heette dat vroeger — staat te wachten op de stoptrein die in de verte aan komt stomen. Jaap Broere, arbeider-telegraFist, staat in de verte. Rechts-achter de loslijn met wagens. Een kolenwagen staat voor de schuif om kolen te lossen in |
een schuit, voor de tuinders". Het is een unieke foto, waarop we het oorspronkelijke, oude station (de halte aan de Krogtdijk) en het nieuwe samen
zien afgebeeld. Het oude station heeft tientallen jaren als woning gediend, o.a. voor de eerdergenoemde Jaap Broere. Het werd in het eind van de jaren vijftig afgebroken. |
||||||||
i
|
|||||||||
,.^.,.Jl ^tndfi
|
|||||||||
755
|
||||||||||||||||||||||
Sc(louo.C uzso
|
||||||||||||||||||||||
cLc it'.ppetlwtt *lu.cctt ofpxoi^!/ctrc/ï.cLfi tè-t-^-tTx «i-cl
|
||||||||||||||||||||||
V~\
|
||||||||||||||||||||||
V^,
|
||||||||||||||||||||||
t ,.f^7i-- -i-."!- .im^,-
|
||||||||||||||||||||||
~^»7}fi
|
||||||||||||||||||||||
'S^iC i4B
|
||||||||||||||||||||||
De situatie aan de Krochtdijk, toen in 1881 het plan werd gemaakt om aldaar een halte te vestigen. Het noorden is boven.
|
||||||||||||||||||||||
het aldaar staande houten raster of hek. Geen deuren,
blinden of andere voorwerpen mogen over de weg open- draaien. Deze beschikking wordt gezonden aan de directie van de
N.R.S. en aan B en W van Vleuten en wordt in afschrift medegedeeld aan de Hoofdingenieur van de Waterstaat teneinde op de nakoming toe te zien. De directie geeft de beschikking op 16 september 1864 ter inzage aan W.G. Wright, ingenieur van de Weg. Een dubbele wachterswoning volgens uniform N.R.S. —
ontwerp stond aan de zuidkant van de spoorbaan aan de zogenaamde Vleutense overweg, bij de Tol. Halte Vleuten
Eerder werd opgemerkt dat Vleuten vooralsnog geen
halte kreeg. Harmeien had wel van begin af aan een station. Waarom Harmeien wel en Vleuten niet? |
||||||||||||||||||||||
Een antwoord kan zijn dat in Vleuten geen zogenaamde
hulp-woning kwam. Het geval deed zich namelijk voor dat langs de spoorbaan Utrecht - Rotterdam negen hulp-wonin- gen of directieketen geplaatst werden en wel te beginnen bij Harmeien. Deze dienden tot verblijfplaats voor de opzich- ters en vormden een aaneengesloten geheel met Utrecht voor het geregelde toezicht op de spoorwegwerken. Indien nodig konden daarin twee opzichters wonen. Bovendien moest er een kamer als bureau voor de directie ingericht zijn. Vijf van deze negen hulp-woningen kwamen op zogenaamde tussenstations te staan, hetgeen betekende dat volgens het bouwplan dan bij de komende exploitatie reeds voorlopige stationsgebouwtjes aanwezig zouden zijn. Deze tussen- stations waren: Harmeien (ten Oosten van de Breudijker- weg). Woerden, Oudewater, Gouda en Nieuwerkerk. Een tweede antwoord op onze vraag is rechtstreekser te
vinden in de afwijzing door de Commissaris van de Koning |
||||||||||||||||||||||
756
|
||||||||||
in de Provincie Utrecht, neergelegd in zijn brief van 22
december 1855 aan B en W van Vleuten, die om een halte verzocht hadden. Een vermeerdering met nog een halte langs de lijn zou voor de spoorwegdienst wezenlijk bezwaar opleveren. Niettemin bleef het gemeentebestuur van 1855 af ijveren
voor een halte in het dorp Vleuten. Zoals zo vaak won ook hier de aanhouder. In 1879 en 1880 werd wederom sterk aangedrongen op de vestiging van een halte. De gemeente wilde zelfs een en ander subsidiëren. Op 10 september 1880 gingen B en W desgevraagd in Utrecht deze belangrijke zaak bij de directie van de N.R.S. bepleiten. De halte kwam er niet, maar de maatschappij was wel
bereid bij wijze van proef een stoomtram Utrecht - Vleuten - Harmeien te laten rijden op de spoorbaan. Gekozen werd voor een proef van één jaar. De gemeente zou f 1.200,— bijdragen en stichtte onder meer een fonds voor bijdragen van belangstellende particulieren. De stoomtramdienst kwam er met materieel van de
stoomtramlijn Den Haag - Scheveningen. De aktiviteiten van het gemeentebestuur werden beloond. Als op 20 augustus 1881 de burgemeester in Utrecht met de directie een bespreking voert, wordt hem hetvolgende medegedeeld: 1) de stoomtramdienst is verliesgevend;
2) evenwel is gebleken dat er voldoende vervoer is tussen
Utrecht - Vleuten en Vleuten - Harmeien om te Vleuten een spoorweghalte te plaatsen en aldaar enkele gewone treinen te laten stoppen; 3) dat bij staking m.i.v. de winterdienstregeling van de
stoomtramdienst de N.R.S.-directie gevolg zal geven aan het vermelde onder punt 2. De zaak komt nu in een stroomversnelling. Tijdens het
onderhoud met de directie werd de burgemeester nog mede- gedeeld, dat op het N.R.S. terrein niet voldoende ruimte is tot het plaatsen van de halte met de daarbij behorende werken. De oplossing is dat de belendende sloot gedempt wordt. Als de eigenaar, Jhr. Dr. L. de Geer, Ned. Herv. Predikant te Rotterdam, afstand doet van deze sloot, dan zijn alle bezwaren opgeheven. B. en W. zullen Jhr. De Geer verzoeken deze sloot kosteloos aan de N.R.S. af te staan. Er wordt echter een bedrag van f 50,— gevraagd onder voor- waarde dat de N.R.S. zich verbindt een afsluiting te maken en te onderhouden. Nu gaat zich een vermakelijke touwtrekkerij over de
gevraagde f 50,— ontwikkelen. De N.R.S. weigert dit bedrag voor zijn rekening te nemen. Men is boos. B en W van de gemeente Vleuten hebben volgens de N.R.S. bij de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten een negatief advies inge- diend om de bestaande afsluiting voor de Vleutense overweg (km paal 6.300) te vervangen door treksluitbomen. Deze enigszins kinderachtige houding is niet in overeenstemming met de status en de reputatie van de N.R.S. De burgemeester van Vleuten zendt 15 oktober 1881 aan de N.R.S. het afschrift van zijn brief aan de Raad van Toezicht, waaruit het tegendeel blijkt van de conclusie van de maatschappij. Van een negatief advies was geen sprake. B en W besluiten op deze vijftiende oktober de f 50,— te betalen uit het fonds voor de vrijwillige bijdragen aan de stoomtramdienst. De verkoopakte Jhr. De Geer/N.R.S. werd 22 oktober 1881 verleden. Op 18 oktober 1881 werd een overeenkomst tussen de
N.R.S. en de gemeenten Vleuten en Haarzuilens getekend. De N.R.S. verbindt zich daarbij, na verkregen toestemming van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van |
||||||||||
HALTE-VLEUTLN
|
||||||||||
Boven. De plaats van het in 1881/1882 gebouwde station aan de
Krochtdijk. Het stond ten zuiden van de spoorbaan. Onder. Het "Station" op de topografische kaart, druk 1898, schaal 1 : 25.000 (iets vergroot). |
||||||||||
15 oktober 1881 af en voortdurend — tot zulks van rege-
ringswege mocht worden belet — in iedere richting minstens drie treinen per dag te laten stoppen tot het vervoeren van reizigers, bagage en bestelgoederen. Hiertoe zal een behoorlijk ingericht haltegebouw gemaakt worden aan de |
||||||||||
757
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,'Acüt-eniTjHijitigste Jaargang.'.;?,.;;;:,(., Ur.; 11.^
i^ri^illajuideliiksche op?aTe van alle Venoermid^déta' v-''^ i^^. 'a«^'^ !/:''■'. ■•:?•■ •'•'■■■'■■'•Ii;.'' '■' ^' '• - >'rrt.; r!js-i..-:tpv; -'SSt^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.'*).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r>"^r^i;-^ï'y
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.fl^toge Potte», f Gi»Te»toge. ,^r Aj^>Hoogrti«*-ï97;-aett«Wfc.', 1c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. (i.yaiiTWvëèia'&^.;, l^'koiöiM»»"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.-•,■,-. ..-■-■■«>,. i-'-.>.-.y«>-.t>.'**.'»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste spoorboekje waarin Vleuten voorkomt. Het was geen "echt" spoorboekje, maar een "Reiswijzer", verkrijgbaar bij de boekhandel.
Er stonden ook dienstregelingen van andere vervoermiddelen in vermeld. Van Leiden naar Utrecht stopten er drie treinen in Vleuten. In omgekeerde richting waren dat er vier. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente Haarzuilens voor f 1200,— deel. Er zal een
obligatielening uitgeschreven worden met stukken van ieder f 100,— tegen 4'/2% rente. Het saldo van het fonds met bijdragen van particulieren in de kosten van de stoomtram- dienst zal gebruikt worden tot verbeteren van de weg van het dorp naar de te vestigen halte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Krochtdijk nabij het dorp Vleuten. Een en ander volgens de
bij de overeenkomst als bijlage behorende tekening. Gedurende een half uur voor de aankomst van iedere te
Vleuten stoppende trein wordt gelegenheid gegeven te telegraferen, doch alleen in de nederlandse taal. Een terrein nabij het haltegebouw zal ingericht en
onderhouden worden ten einde met rijtuigen te kunnen keren voor zover de bestaande ruimte dit toelaat. Daartoe is geen uitbreiding nodig van het bestaande spoorwegterrein. Tenslotte is nog een clausule opgenomen in geval de halte
opgegeven zou worden c.q. er minder dan drie treinen in elke richting op last van de regering gaan stoppen. Een aan "gederfd genot" evenredig deel van de navolgende bijdragen zal dan terugbetaald worden en wel berekend op f 200,—per jaar als de halte opgeheven wordt en f 50,- per jaar per even- tueel niet meer te Vleuten stoppende trein. De gemeenten Vleuten en Haarzuilens verbinden zich om
op 29 april 1882 een bijdrage te betalen aan de N.R.S. groot f 3.800,-. Voor het vestigen van de halte werd onder meer een
bedrag van f 5.000,— gevraagd. De N.R.S. verminderde dit met f 1.200,—, reeds gestort als bijdrage in de stoomtram- wegdienst. In het resterende bedrag van f 3.800,- partici- peert de gemeente Vleuten voor f 2.600,- en neemt de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tarieven Utrecht • Vleuten - Harmeien (1881)
enkele reis retour
klasse klasse
12 3 12
0,35 0,30 0,20 0,60 0,45
0,30 0,25 0,20 0,50 0,40
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
0,35 0,35 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UV
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bagage: 0,03 per kg met een minimum van 0,15
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De burgemeester deelt 11 januari 1882 aan de N.R.S. het
volgende mede: Wij hebben de eer U mede te delen dat door ons, ingevolge
artikel 70 KB van 9 januari 1876, S. nr. 7, de persoon van K.A. Melle alhier is belast met de goederenbestelling van de Halte Vleuten naar de dorpen Vleuten en Haarzuilens. De vergoeding is als volgt: Bestelgoed minder dan 1 kg 0,05; van 1 - 5 kg 0,10; voor elke kg meer 0,00'. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
758
|
|||||||||||||
Het oude stationsgebouw aan de zuidzijde van de spoorbaan.. Het nieuwe station, aan de dorpszijde van de spoorbaan, werd in 1917 gesticht.
|
|||||||||||||
Tenslotte nog enkele punten: De N.R.S. bericht 5 september
1881 met ingang van de winterdienst behalve de afgesproken 3 in elke richting stoppende treinen ook nog trein 18 te laten stoppen. In de winterdienstregeling van november 1881 stoppen inderdaad 4 treinen aan de halte Vleuten. In het jaarverslag van de N.R.S. over het boekjaar
1881/82 wordt vermeld dat de stoomtramdienst Utrecht - Vleuten - Harmeien na 15 oktober 1881 met het spoorweg- verkeer samengesmolten werd. Voorts wordt medegedeeld dat aan de nieuwe halte te Vleuten een gebouw opgericht is |
|||||||||||||
en stoepen gemaakt zijn.
In tegenstelling tot het huidige stationsgebouw stond het
toenmalige haltegebouwtje aan de overzijde van de spoor- lijn. De Raad van de gemeente Vleuten besloot op 24
november 1882 de straatverlichting uit te breiden door vermeerdering met één lantaarn, te plaatsen bij het halte- gebouwtje op de weg van het dorp naar de spoorlijn. Het vroegere Stationskoffiehuis (thans Café de Brouwe-
rij) was gelegen aan het begin van de Stationsstraat. |
|||||||||||||
Gebruikte bronnen
|
|||||||||||||
Geraadpleegde literatuur
|
|||||||||||||
J.H. Jonckers Nieboer, Geschiedenis der Nederlandsche Spoorwegen 1832
- 1938, Tweede, geheel herziene druk, Rotterdam 1938; W.C. Brade, Verhandeling over de IJzere Spoorwegen, in: Theoretisch en
Practisch Bouwkundig Handboek, ten dienste van Ingenieurs, Architecten, Opzigters, Timmerlieden, Metzelaars en verdere Bouw- kundigen, Vierde deel, 's-Gravenhage 1834; Spoor- en Tramwegen, Feestnummer bij het 100-jarig jubileum van de
Nederlandsche Spoorwegen, Twaalfde Jaargang, nr. 19, 16 september, Den Haag 1939; Spoor- en Tramwegen, nr. 10, 24 mei, Den Haag 1953. Artikel van
J.H. van der Meulen, De sluiting van het station Nieuwersluis voor de reizigersdienst; Heemtijdinghen, Orgaan van deStichts-Hollandse Historische Vereniging,
18e Jaargang, nr. I, maart 1982. Artikel van: C.J.W. Gravendaal, Harmeien spoorwegknooppunt; J.H. van der Meulen, De Nederlandse Spoorwegwetgeving, Utrecht 1960;
J.J.Th. Sprong, Vleuten - De Meern van verleden naar heden, Vleuten 1974;
Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, deel 22, 's-Gravenhage 1978.
|
Algemeen Rijksarchief (A.R.A,), 's-Gravenhage.
2.18.01.: Archief van de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij
(N.R.S.), Inventarisnummers: 91, 92, 96, 97 en 298;
Archief N.V. Nederlandse Spoorwegen, Hoofdadministratie Utrecht, Afschriften van de koopacten i.v.m. de onteigeningen van gronden
te Vleuten;
Jaarverslagen N.R.S. 1850/51, 1851/52, 1855/56, 1880/81 en 1881/82;
Dienstregelingen;
Archiefdepot N.V. Nederlandse Spoorwegen te Zutphen, Onteigeningen te Vleuten t.b.v. de spoorwegaanleg; copieën kadastraal plan naar de
toestand van 1846 van de gemeenten Catharijne (Utrecht) en Vleuten
met daarin getekend ontwerp spoorlijn van station Utrecht tot gemeente-
grens Harmeien; Tekeningen wachterswoning;
Gemeente-archief Vleuten, Agenda 1855, 1856, 1864, 1881, 1882; Notulen Raad 1880, 1881, 1882; NotulenB en W 1879, 1880, 1881; Brievenboek
Burgemeester 1881, 1882;
Gemeente-archief Haarzuilens, Notulen Raad 1881. |
||||||||||||
759
|
|||||||||||
Nuttige handwerken
(of: de strijd van meester du Burck)
door
Dr D. W. Gravendeel
|
|||||||||||
Hij werd met louter lovende woorden ingehaald. Het was niet nodig nog naar andere sollicitanten om te zien. Vijf
jaar later kreeg hij zijn ontslag aangezegd. Dit verhaal gaat over een man, op wiens werk niets viel aan te merken, maar die moestwijken omdat de politiek dat
wilde. Die politiek vond argumenten en willige oren en de eenling had geen schijn van kans. |
|||||||||||
Inleiding
Sinds de Reformatie is in De Meern het lager onderwijs
eeuwenlang van protestantse signatuur geweest. Het Kapittel van Oudmunster, als ambachtsheer, en de kerkeraad bepaalden samen wie er tot schoolmeester benoemd zou worden. De benoemde kreeg tevens tal van andere baantjes te vervullen. Zo was hij ook koster, voorlezer en voorzanger, catechiseermeester en doodgraver. Eén van de beginselen van de Franse revolutie was, dat de
regering moest zorgen voor behoorlijk onderwijs voor het hele volk. De gemeentebesturen werden belast met de op- richting der scholen. Het onderwijs mocht geen aanstoot geven aan godsdienstige opvattingen, zodat de scholendoor leerlingen van alle gezindten bezocht konden worden. Dit was het begin van het openbaar onderwijs. Tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806), het Konink-
rijk Holland (1806-1810), de inlijving bij Frankrijk (1810- 1815) en nog lang gedurende het Koninkrijk der Neder- landen, bleef dit openbaar onderwijs het enige dat op geldelijke steun van de overheid mocht rekenen. Gevolg van een en ander was dat die overheid ook de
schoolmeestersbenoeming aan zich trok en we zien dus dat sinds het begin van de 19e eeuw de onderwijzer van de school te De Meern wordt aangesteld door het gemeentebestuur van Vleuten en De Meern. De benoemde functionaris wendde zich vervolgens tot de kerkeraad, met het verzoek de bijbehorende ambten van koster, voorlezer en voorzanger, enz. te mogen bedienen. Dat verzoek werd steeds gehono- reerd. Behalve dat voortaan de onderwijzer werd benoemd door
het gemeentebestuur, veranderde er nóg iets. Er kwam controle op het onderwijs en de inrichting van het schooUokaal door schoolopzieners of inspecteurs. In wezen bleef eigenlijk alles zoals het was. In naam was
de school "openbaar", in feite was zij nog de oude "protestantse" school van weleer. Het ging allemaal goed, zolang er maar onderwijzers "van
hervormden huize" werden benoemd. Die konden zonder bezwaar ook de nevenambten waarnemen. Alles veranderde echter bij de dood van meester Johan Christiaan Nelle op 22 mei 1847. Nelle was, behalve onderwijzer, ook koster, voorlezer en voorzanger, klokluider en doodgraver. |
|||||||||||
Op de kerkeraadsvergadering van 31 augustus 1847 werd
met ernst gesproken over "het gevaar" dat de gemeente bedreigde door de benoeming van een rooms-katholiek onderwijzer aan de Openbare Lagere School. Men wendde zich met een keur van argumenten tot het Classicaal Bestuur en tot Gedeputeerde Staten van Utrecht om een dergelijke benoeming te voorkomen. Het hielp allemaal niets. Op 5 juni 1848 beslisten
Gedeputeerde Staten dat de rooms katholieke Martinus Franciscus Koeleman tot schoolmeester in De Meern was benoemd. Zo er al van katholieke zijde van een "overval" sprake is
geweest (en dan natuurlijk op initiatief en onder leiding van de fervent "roomse" burgemeester Gerardus Johannes Henricus van Bijlevelt), dan moeten we toch vaststellen dat die in grote lijnen correct is uitgevoerd. Er zijn nogal wat stukken, deze zaak betreffende, bewaard gebleven in de archieven van de kerkelijke en burgerlijke gemeenten die ermee te maken hadden. De gemeenten Vleuten en Oudenrijn hadden namelijk een gemeenschappelijke regeling voor het openbaar onderwijs, terwijl leerlingen uit de gemeente Veldhuizen op die openbare school werden "toegelaten". Er waren 17 sollicitanten voor de vacante betrekking,
waaronder er 4 het katholieke en 13 het protestantse geloof beleden. Bij de laatsten bevond zich de door de hervormden naar voren geschoven zoon van de overleden Nelle. Een vergelijkend examen moest uitmaken wie er als nummer één op de nominatie zou komen. Om alle schijn van partijdig- heid te vermijden, werden de dominee en de pastoor uitge- nodigd om het examen bij te wonen. De schoolopziener maakte een tabel op van de uitslag en daaruit bleek Koeleman als de beste naar voren te zijn gekomen. Dat Koeleman toch wel iets aan van Bijlevelt te danken
moet hebben gehad, blijkt uit de aanhef van zijn dankbrief van 30 juni 1848: Met onbeschrijvelijk genoegen heb ik UWEAchtb. brief van
24 Junij j.1. ontvangen; ik haast mij derhalve UEWA mijnen dank te betuigen voor de welwillende bescherming en de krachtdadige ondersteuning mijner pogingen. Gaarne betuig ik, dat ik, zonder UWEA hulp, zelfs met grootste inspanning, mijn oogmerk niet zou bereikt hebben. |
|||||||||||
760
|
|||||||||||
Koeleman bleef in functie tot hij op 1 januari 1903 (80 jaar
oud!) eervol ontslag kreeg. Hij vertrok de volgende dag naar Utrecht. Zijn opvolger was Johannes Gerhardus Sluiter, die eerst
hoofd der Roomsch Catholieke School ie Bussloo, gemeente Voorst, was geweest. De Openbare Lagere School in De Meern werd
opgeheven met ingang van 1 januari 1911, toen er voor dat onderwijs een nieuw schoolgebouw werd gesticht aan de Meerndijk,in de gemeente Veldhuizen. Maar ook dat was in feite een katholieke school. Ik wil hier niet verder ingaan op de schoolgeschiedenis
van De Meern en alleen vaststellen dat er van openbaar onderwijs geen sprake was. Het ging van "protestantse" handen over in "katholieke" en het "echte" openbaar onderwijs zou nog lang op zich laten wachten. Wèl moet ik vermelden dat in het jaar van meester Koeleman's benoeming de Hervormde Gemeente besloot tot de oprichting van een bijzondere school (School met den Bijbel). Daar werd onderwijzer Reinier Johannes Nelle, zoon van Johan Christiaan. Hij werd natuurlijk ook koster, en voorzanger, maar het baantje van klokkeluider en klokkenist was door de gemeenteraad al aan Koeleman vergeven. Hulponderwijzers
Op 26 november 1880 besloten de gemeenteraden van
Vleuten en Oudenrijn tot de aanstelling van een onderwijzer en een onderwijzeres aan de gemeenschappelijke openbare lagere school te De Meern. Onderwijzer werd Petrus Hendrikus van Roosendaal te
Amersfoort. Hij was rooms katholiek. Zijn jaarwedde zou f 600,— bedragen. Hij werd reeds met ingang van 1 april 1883, op zijn
verzoek, eervol ontslagen en vertrok naar Utrecht. Tot onderwijzeres in nuttige handwerken werd benoemd
Jacqueline Anna Nelle, op een jaarwedde van f 150,—. Zij was nederlands hervormd en een kleindochter van Johan Christiaan. Reeds een jaar later vroeg zij om opslag, maar de gemeenteraad achtte daar geen gegronde redenen voor aanwezig. Juffrouw Nelle hield de eer aan zich en werd, op haar verzoek, met ingang van 1 april 1882 eervol ontslagen. Haar opvolgster was Annette Jeanne Gelestine van
Stuwe, ook nederlands hervormd, echtgenote van de arbeider Cornelis de Vries. |
|||||||||||
ir-t^^'tet,'. ■
|
|||||||||||
Albertus Johannes du Burck
|
|||||||||||
Du Burck moest "op zicht" komen bij Koeleman en deze
schreef op 29 maart een rapport: dat het hem voorkomt dat de Heer A.J. du Burck, onderwijzer te Amsterdam, getoond heeft een goed practisch onderwijzer te zijn en veel geschiktheid bezit om met kinderen om te gaan, en dus verdient het eerst in aanmerking te komen ter vervulling der vacante betrekking van onderwijzer aan de openbare lagere school alhier. Op 7 april schreef de schoolopziener A.J. Royaard aan B
en W: dat de voordracht van de Heer du Burck mij zeer gewenscht voorkomt, daar ik zijne benoeming op grond van de omtrent ingewonnen informatie en van persoonlijke ontmoe- ting, zeer zou achten in het belang van het onderwijs te De Meern. Onder die omstandigheden zou ik het doelloos achten pogingen aan te wenden om nog meerdere sollicitanten te verkrijgen, waarmede altijd tijd verloren zou gaan. Du Burck bleef de enige gegadigde en de gemeenteraad
benoemde hem op 16 april 1883, op een jaarwedde van f 600,-. Albertus Johannes du Burck was nederlands hervormd.
Ook de toenmalige burgemeester, jonkheer Jan Willem Antonie Barchman Wuijtiers, was dat geloof toegedaan en wellicht werd daar toen om die reden "geen punt" van gemaakt? Hij was op 1 september 1861 te Sluis geboren als zoon van
de banketbakker Johannes Albertus du Burck en Jozina Adriana Sanders. Hij nam op 1 juni 1883 zijn intrek bij de timmerman
Willem Kareï Nelle. Diens vrouw, Wilhelmina Johanna Jakoba van Stuwe, was op 2 december 1881 overleden. Willem Karel volgde op 26 augustus 1883. Toen was dochter Jacqueline Anna, de vroegere onderwijzeres nuttige hand- werken, du Burck's hospita. Er was al snel sprake van enige onenigheid tussen du
Burck en zijn schoolhoofd. Reden voor B en W een ver- manende brief aan dat schoolhoofd te richten op 12 november 1883: Ter onzer kennis is gekomen dat geene ge- wenschte overeenstemming bestaat tusschen U en de onder- wijzer du Burck omtrent de regeling van het herhalings- onderwijs. Uw verlangen dat ook genoemde onderwijzer elke avondschool bijwone, komt ons, zoolang het aantal leerlingen niet bepaaldelijk zijn hulp eischt, onredelijk voor, vooral omdat meer bepaaldelijk het hoofd der school met het |
|||||||||||
Albertus Johannes du Burck
Toen bekend werd dat van Roosendaal De Meern zou
gaan verlaten, solliciteerde du Burck naarde vacante plaats. Een zekere heer J. Brevée beval hem aan bij de school- opziener. Hij vond hem een nette jongen, met veel lust tot studie. Hij wilde in de buurt van Utrecht wonen om colleges Nederlands aan de universiteit te kunnen volgen. Hij had ervaring in het lesgeven. Brevée: heeft iets stugs in zijn karakter, of liever in zijn uiterlijk. Is misschien bij een eerste ontmoeting hinderlijk, meer dan bij nadere kennismaking. Het hoofd van de Coornhertschool te Amsterdam, waar
du Burck werkte sinds october 1881, vertelde dat hij zijn opleiding had gehad aan de Normaalschool te Middelburg en daarna had lesgegeven te Sluis en Groede. In Amsterdam had hij gestaan voor klassen van dertig tot veertig leerlingen. Het hoofd was steeds tevreden geweest en beval hem aan. |
|||||||||||
761
|
|||||||||
Du Burck bleef halsstarrig. Hij schreef op 9 october: dat ik
vooralsnog niet besluiten kan ontslag te vragen en nog steeds beleefdelijk blijf verzoeken mijne betrekking te mogen be- houden. De gemeente kende nu geen pardon meer. Du Burck werd
per 1 november 1888 eervol ontslagen. Uit een brief van B en W aan Gedeputeerde Staten, die er
óók nog in werden gekend, van 19 october, blijkt nog iets méér. Men schreef dat er om meergenoemde redenen aan den onderwijzer du Burck een eervol ontslag zou moeten worden verleend, waartegen te minder bezwaar bestond omdat door het Hoofd der School geen bizonderen prijs wordt gesteld op het behoud van dezen onderwijzer. De gemeenteraad benoemde op 6 november 1888
mejuffrouw H. Bakker te Utrecht tot onderwijzeres aan de openbare school te De Meern. Du Burck's verdere levensloop
Albertus Johannes du Burck vertrok op 23 januari 1889
naar Sluis, zijn geboorteplaats. Hij was echter op 27 mei weer terug bij zijn oude hospita en bleef daar tot 31 october 1892. Wat hij in die tijd uitvoerde is niet bekend, maar waarschijnlijk voltooide hij zijn studie Nederlands in Utrecht. Op laatstgenoemde datum vertrok hij naar Hilversum,
om zich via Baarn, op 18 mei 1897 te Maarssen te vestigen. |
|||||||||
herhalingsonderwijs belast is en daartoe dan ook bij
Raadsbesluit van 13 October 1880 na. 50 zijne jaarwedde met f 100,— verhoogd is. Vervolgens dringt men erop aan de zaak op welwillende wijze onderling te regelen. Of er meer wrijvingen waren en of die een rol speelden bij
het nu volgende, blijkt nergens, maar in het begin van 1888 heeft het gemeentebestuur iets bedacht. In Vleuten heeft men een onderwijzeres die, behalve de bevoegdheid tot lesgeven, ook de akte voor nuttige handwerken bezit en men is daar dus goedkoper uit dan in De Meern. Men moest daarop iets vinden het algemeen belang der gemeente eischende dat op ieder gebied de uitgaven beperkt worden binnen de grenzen van een zuinig finantieel beheer, voor- zoover dit belang daarmede niet in strijd is. Wilde men in De Meern dezelfde situatie bereiken als in
Vleuten, dan moesten in De Meern twee mensen ontslagen worden: de onderwijzer du Burck en de onderwijzeres van Stuwe. Er ging op 30 april 1888 een brief uit naar de school-
opziener, waarin werd gewezen op het finantieel belang des Rijks, maar vooral dat der gemeente Vleuten en Oudenrhijn. De nadruk werd gelegd op de minder gunstige resultaten van het onderwijs in nuttige handwerken aan de gemeenschappe- lijke openbare school te De Meern. De jaarwedde van een onderwijzeres te De Meern was nog
bij raadsbesluit van 9 december 1880 vastgesteld op f 550,—. Daar wilde men ook wel graag wat afpeuteren. Overwegende dat in de gegeven omstandigheden en met het oog op de meer gematigde eischen van het onderwijzend personeel, eene lagere bezoldiging tot geene beperkte keuze in het opmaken eener voordracht ter benoeming aanleiding geeft, besloot de raad op 10 october 1888 het salaris tot f 450,— te verlagen. Vooruitlopend op die raadsbeslissing werd dat bedrag
maar vast genoemd in de brief aan de schoolopziener. Voorwaar een knap staaltje van bezuinigen. Zómaar, over
de hoofden van twee mensen heen, door wat geschuif met papieren, f 300,— verdiend! De schoolopziener speelde het spelletje mee en deelde per
brief van 1 mei 1888 mee geen bezwaar tegen een en ander te hebben. Toen de belanghebbenden nog. Op 28 april waren naar
hen brieven uitgegaan, waarin slechts de financiële motieven waren genoemd en waarin hen eervol ontslag per 1 november werd aangezegd. Juffrouw van Stuwe was geen partij. Zij verzocht gehoor-
zaam per 1 october eervol uit hare betrekking ontslagen te worden. Du Burck was taaier. Hij schreef op 28 juli een brief aan B
en W dat hij aan de kinderen der school gehecht is en dat voor zijne gezondheid het buitenleven eene vereischte is. Hij vroeg zich af of de behoefte aan onderwijs in de handwerken op de school te De Meern inderdaad zo groot was dat men er een gewaardeerde leerkracht voor wilde ontslaan. Bovendien was hij van mening dat toch buiten de school goede gelegen- heid bestaat om handwerken te leeren. Hij somde de voor- delen op die een onderwijzer had boven een onderwijzeres. Tenslotte speelde hij zijn troef uit: aangezien ondergeteeken- de aanbiedt f 100,— van zijne jaarwedde te laten vallen. B en W wankelden en verklaarden zich bereid hem tege-
moet te komen, opdat hij zijn studies voor het middelbaar onderwijs zou kunnen afmaken. Hij moest dan wèl "op zegel" beloven per 1 october 1889 ontslag te zullen vragen. Men zou inmiddels op andere wijze tijdelijk voorzien in het onderwijs in de nuttige handwerken. |
|||||||||
Jacqueline Anna Nelle
Tijdens zijn verblijf te Maarssen, trouwde hij op 12 mei
1899 te Vleuten met Jacqueline Anna Nelle, de vrouw die al acht jaar voor hem had gezorgd. Zij was op 16 november 1856 te Benschop geboren. Het echtpaar vestigde zich op 1 januari 1908 te Gene-
muiden, komende van Maarssen. Albertus Johannes overleed te Genemuiden op 27 october
1925 en Jacqueline Anna ging op 6 november 1925 terug naar De Meern, waar een zuster van haar overleden man, Jacoba Pieternella Maria du Burck, geboren op 9 augustus 1874 te Sluis, bij haar kwam wonen. Jacqueline Anna overleed op 3 september 1936 en haar schoonzuster vertrok op 14 januari 1937 naar Rotterdam. Uit het huwelijk van Albertus Johannes met Jacqueline
Anna werden geen kinderen geboren. |
|||||||||
762
|
||||||||||||||||
GEMEENTE SCHDDLiL^DEMEERNo De Openbare Lagere schooi
|
||||||||||||||||
Waar stond toch die "gemeenteschool aan de Meern"?
Het huidige, in 1913 tot stand gekomen, kerkgebouw van
de Nederlands Hervormde Gemeente staat met zijn as haaks op de Zandweg. Van de oude kerk, op diezelfde plaats, liep de as in oost-westelijke richting. Achter die kerk en evenwijdig ermee, stond het schoolgebouw. Nadat al eerder enkele verbeteringen waren aangebracht,
besloten de gemeenteraden van Vleuten en Oudenrijn op 5 februari 1883 de school ingrijpend te verbouwen. De Utrechtse architect A. J. Nijland kreeg opdracht tekeningen, bestek en een begroting te maken. De laatste kwam uit op f 3.236,—. De IJsselsteinse aannemer Johannes Bouwman nam het werk aan voor f 2.748,—. De oude school bestond uit een lange pijpenla, met aan
het ene uiteinde de ingang en aan het andere het "secreet". De nieuwe zou twee aparte lokalen hebben en de ingang in een aanbouw. De "plaats" Overvliet werd gehuurd van de heer Hoeijen-
bos, om daarin tijdelijk onderwijs te geven. Onze vriend du Burck, die zich immers op 1 juni 1883 te
De Meern vestigde, moet de oude toestand nog meegemaakt hebben. Hij zal zeker ook hebben lesgegeven op Overvliet, om vervolgens triomfantelijk bezit te nemen van een "eigen" lokaal in de nieuwe school. Tot slot nog iets heel merkwaardigs. Ik heb al verteld dat
met ingang van 1 januari 1911 de Openbare Lagere School te De Meern werd opgeheven. De gemeenteraad besloot het nu overbodige gebouw openbaar te verkopen, maar de Neder- lands Hervormde Gemeente wilde het wel graag hebben om, na sloop, ruimte te hebben voor de bouw van de nieuwe kerk. De waarde werd getaxeerd op f 900,— en de gemeente- raad ging op 17 februari 1911 accoord met de overdracht voor dit bedrag. Volgens het kadaster echter, was de Nederlands
Hervormde Gemeente in 1832 eigenaresse van het gebouw en is dat nadien ook altijd geweest en gebleven. Ik vond geen oplossing voor dit raadsel. |
||||||||||||||||
\-oa^t.q-ti>-cC
|
||||||||||||||||
Geheel boven: de voorgevel van de Openbare Lagere School, zoals die
volgens de tekening in 1883 moest worden.
Midden: de situatie volgens de kadastrale minuut (1832). Het
noorden is boven. Het zwarte blokje stelt de school voor, ten noorden
van de kerk.
Onder: de plattegronden vóór (links) en na (rechts) de verbouwing.
|
||||||||||||||||
Bronnen
|
||||||||||||||||
Jac. de Bruijn, De Hervormde Gemeente De Meern,
|
1977
|
|||||||||||||||
Gemeentearchief Vleuten-De Meern
De foto's zijn genomen uit de trouwfoto, behorende bij het artikel "Een
deftige trouwpartij in 1913", door B. Overkleeft in ons Tijdschrift, jaargang VI, nummer 2, biz. 410 e.v. |
||||||||||||||||
L„..^.^_^......_.__..
|
||||||||||||||||
763
|
||||||||||
Een galgeveld in De Meern?
|
||||||||||
Enige tijd geleden vertelden Henk van Vliet en zijn moeder, wonende aan de Woerdlaan, mij over een perceel grond
tussen de Zandweg en de Groenedijk, dat bekend zou hebben gestaan als "het Galgeveld". Ik wist daar in eerste instantie niet goed raad mee, achtte het zeer onwaarschijnlijk dat daar ooit een echte galg zou hebben gestaan, maar kon toch nietachter het fijne van de zaak komen. Onlangs liet ik mijn gedachten er nog eens over gaan, sprak met die en gene en schreef vervolgens het een en ander op. Mochten er onder de lezers mensen zijn die over het Galgeveld iets meer kunnen vertellen of die wellicht met mij
van mening verschillen, dan zal ik blij zijn met hun reactie. |
||||||||||
Galg
Volgens van Dale is een galgeveld een veld waarop een
galg of galgen staan. Een galg is een strafwerktuig tot het ophangen van misdadigers, bestaande uit twee, drie of vier door een dwarsbalk verbonden palen. Er zijn wel meer betekenissen van het woord galg. Zo kan het een toestel, staak of standaard zijn waaraan iets kan worden opge- hangen. In de oude scheepsbouw was het een houten stelling vóór of achter de masten, in de veeteelt een toestel tot het meten van paarden en in de houthandel een stellage om balken en planken tegenaan te zetten. Bij de oude water- putten werd gebruik gemaakt van een putgalg. Al deze bete- kenissen wijzen in de richting van een bepaalde constructie van palen en balken. Afwijkend lijkt de betekenis van "draagband" of "bretel", maar die duidt weer regelrecht op "hangen". In de Lijst der aardrijkskundige namen van Nederland
komen 57 namen voor die afgeleid zijn van "galg", van galgeboom tot galgewaard. De lijst is bij lange na niet compleet, maar geeft toch een aardige indruk van de variaties. Zo zijn er 16 "galgenbergen", namen voor een gelijk aantal heuvels, en 5 "galgenvelden", namen voor percelen heide, bos en bouwland. Vijfmaal komt een "gal- ge(n)ven" voor. Het is trouwens toch opmerkelijk hoe vaak het woord voorkomt in een waternaam: galgengouw, gal- gengraven, galgenrak, galge(n)sloot, galgenwater, galgen- wiel, galgeput, bij elkaar wel 15 maal. Tenslotte zijn daar de gewone landnamen, zoals goor (moeras), maten, plaat, waard, polder, hoek, oord, die met het voorvoegsel "galg" opgesierd werden. Het is ronduit onwaarschijnlijk dat al deze namen hun
ontstaan te danken hebben aan de aanwezigheid ter plaatse van een galg in de bovenbeschreven betekenis. De doodstraf
In de middeleeuwen bestond geen scheiding tussen orga-
nen voor wetgeving, rechtspraak en bestuur. Zij zijn lang in één hand gebleven en eigenlijk pas gescheiden bij de Staats- regeling van 1798. Zoals wij nü onze gemeenten kennen, bestonden vroeger de zogenaamde heerlijkheden, een term die we letterlijk moeten nemen. Heerlijkheid betekende "overheidsgezag, uitgeoefend krachtens eigen recht". Dat is vervolgens ook de naam geworden voor het gebied waarover zich dat gezag uitstrekte. Men sprak van een hoge heerlijk- heid (ook wel halsheerlijkheid) als de heer de hoge jurisdictie bezat, d.w.z. ook mocht rechtspreken in criminele of "hals- zaken". De heer van een lage of ambachtsheerlijkheid moest zich beperken tot de lage jurisdictie, d.w.z. de rechtspraak in civiele en kleine strafzaken. |
||||||||||
Hoge heerlijkheden zijn in de provincie Utrecht o.a.
geweest Amerongen, Zuylenstein (bij Leersum), de Vaart (Vreeswijk), Zeist-Driebergen, Baam-Eemnes-Soest, Loe- nen, Renswoude, Linschoten, de Proostdijlanden van St Jan (Kudelstaart, Tarnen, Mijdrecht, Uithoorn, Blokland, de Kromme Mijdrecht, Wilnis en Westveen), Montfoort en de Vuursche. Daarnaast hadden natuurlijk de steden de hoge juris-
dictie. In genoemde hoge heerlijkheden zullen wellicht wel eens
doodvonnissen voltrokken zijn, in de steden was dat geregeld het geval. Het ophangen aan de galg was een onterende straf.
Executies van de levensstraffen gebeurden in het openbaar op een daartoe bestaand of van te voren opgericht schavot, in ieder geval op een plaats waar veel mensen de terecht- steUing konden bijwonen en er lering uit trekken. Zo stond in 1720 in Utrecht de galg op het Paardenveld. Lichamen van geëxecuteerden werden buyten gebracht,
d.w.z. buiten de stad gebracht. Ze werden naar het galge- veld gesleept op een "horde", een soort slede van gevlochten tenen. Op dat galgeveld werden de lichamen tentoongesteld aan de galg, op het rad of aan een paal. Ze bleven daar totdat ze vergaan waren, de vogelen des hemels tenprooye gelaten en tot afschrick van het algemeen. De galgevelden, die zich buiten de stad bevonden, staan
op oude kaarten vaak afgebeeld. Er waren verschillende galgetypen. Sommige steden hadden een galg, bestaande uit een grote stenen kuip waarop drie zuilen waren gemetseld, welke met dwarsstangen waren verbonden. De zuilen droegen leeuwen die het stadswapen in hun klauwen hielden. Aan de stangen werden de lichamen gehangen, die na verloop van tijd bij gedeelten in de stenen kuip vielen. In 1774 stond aan het Galgerack bij Leeuwarden zo'n type galg. Men noemde zo'n galgeveld met tentoonstellingsgalg ook wel " 't Gerecht". Zo had Haarlem omstreeks 1572 buiten de stad een Galgeberg, evenals Amersfoort omstreeks 1750. Groningen had omstreeks 1570 zijn Galge- veld buiten de muren aan het Damsterdiep. Ook Utrecht bleef niet achter. Hier was 't Gerecht aan de
Vaartse Rijn, zeer tot ongenoegen van de eigenaars van de zaagmolens en pannebakkerijen ter plaatse. In 1674 woei tijdens een hevige storm de galg om en genoemde eigenaars zagen hun kans schoon het ding uit hun nabijheid kwijt te raken. Zij richtten zich tot het stadsbestuur en brachten naar voren dat afschouwelijck is het gesicht ende den reuck van de doode, half, jae geheel verrotte misdadigers, die men aldaer pleeght aen te hangen ofte tentoon te stellen, voornamelijck voor degeene, die daaromtrent bij nagt en ontijde wercken, waerdoor oock der supliantie gebouwen ende erven van te minder aansien ende waardije konnen geacht worden. |
||||||||||
764
|
||||||||||||
^^
|
||||||||||||
't Gerecht van Utrecht. De tentoonstellingsgalg staat getekend in de
hoek tussen de Wateringe en de Vaertsen Rijn, bij de "H" van Hoogh (Raven). Ook de in het verhaal genoemde "Saegh Molens" zijn te zien. Fragment van de Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht door Bernard de Roy, 1696. |
||||||||||||
765
|
||||||||||||||
Men beklaagde zich er dus ook over dat de waarde van
gebouwen en grond werd gedrukt door de aanwezigheid van de galg. Het verzoek werd echter afgewezen en de galg kwam weer op dezelfde plaats. Toen in 1795 de Patriotten de macht in handen namen,
vaardigden de Representanten van het Volk van Holland op 6 maart van dat jaar een decreet uit, waarbij werd bepaald dat de galgevelden en galgebergen weggeruimd moesten worden en dat de lichamen van terechtgestelden begraven dienden te worden. Ons galgeveld
Er zijn wel wat argumenten aan te voeren om te bewijzen
dat hier nooit een echt galgeveld kan zijn geweest. De bezitters van de ambachtsheerlijkheid Vleuten —
deken en kapittel van Oudmunster te Utrecht — hadden slechts de lage jurisdictie en de door hen aangestelde schout en schepenen hadden zich dus verre te houden van lijf- straffen. De stad Utrecht had haar eigen "gerecht", het galgeveld
aan de Vaartse Rijn. Andere hoge heerlijkheden lagen te ver uit de buurt. Bovendien is het ondenkbaar dat de bezitter van een heerlijkheid één van zijn buren toestemming zou geven zoiets onsmakelijks op zijn terrein op te richten. De rechtspleging — waartoe ook de "tentoonstelling" behoorde — moest binnen de grenzen van de jurisdictie blijven. Tenslotte was het de bedoeling dat een en ander zou
dienen tot voorbeeld en afschrikking. Het "gerecht" werd dus weliswaar buiten de stad gelocaliseerd, maar toch wèl op een plaats waar geregeld verkeer langs kwam, dus aan de zijde van een weg of vaart. Ook in dit opzicht zou ons galgeveld niet aan de vereisten hebben voldaan, het lag daarvoor te ver zowel van de Leidse Rijn als van de Groenedijk. Het lag namelijk, volgens de familie van Vliet, achter het
huis van de familie Verheul, Zandweg 69 (Bloemenlust). De strook grond achter dat huis en strekkende tot aan de Groenedijk, was in drie percelen verdeeld, waarvan het middelste, ook in de herinnering van de familie Verheul, de naam "Galgeveld" droeg. Teus Brouwer (Zandweg 73) wist te vertellen dat daar vroeger een bosje was, waar doorheen een pad liep, dat een verbinding vormde tussen Zandweg en Groenedijk. In dat bosje huisden kraaien, die afgeschoten werden omdat ze schadelijk waren voor het gewas. Theo van den Berg (Glazenierslaan 21) herinnert zich dat hij daar vóór de oorlog, als er bomen gerooid waren, bossen takken haalde voor zijn moeder, die er het waterfornuis mee stookte. De kraai geldt als roofzuchtig, azend op lijken en als
onheilsbode. Ook worden aansprekers of doodbidders wel kraaien genoemd. Het lijkt heel waarschijnlijk dat de als wat luguber aangevoelde sfeer die rond dat bosje hing, voor de volksmond reden is geweest het met de naam Galgeveld aan te duiden. |
||||||||||||||
ii
|
||||||||||||||
□
|
||||||||||||||
Bronnen
|
||||||||||||||
De situatie. Boven de Groenedijk met drie huizen, van links naar
reclits genummerd 9, 11 en 13. Onder achtereenvolgens de Rijks- straatweg, de Leidse Rijn en de Zandweg. Het zwarte blokje is het huis van de familie G.W. Verheul, Zandweg 69. Het gerasterde perceel werd vroeger het Galgeveld genoemd. Links ervan loopt een sloot. |
||||||||||||||
Dr J.E.A.L. Struick, Utrecht door de eeuwen heen, 1968
H. Steensma, Straffen door de eeuwen heen, 1982 Lijst der Aardrijkskundige namen van Nederland, uitgegeven door het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, 1936 D.W.G.
|
||||||||||||||
766
Eletriek
|
||||||||||||||
't Is weer grote vastentijd. Veertig
dagen vasten, veel naar de kerk, niet snoepen en minder eten. Voor ons was 't wel leuk om de
snoepjes te bewaren in een zogenaamd vastentrommeltje. 's Zondags mocht er dan wat van gesnoept worden. Wat niet zo leuk was, waren de
vastenmeditaties met felle donder- preken. Daarin werd ons verteld hoe slecht we eigenlijk wel waren en hoe we als goede Christenen moesten leven. Ik ging altijd met m'n vader naar de
kerk. Hij zat op de achterste bank en daar konden we met z'n tweeën krap op één plaats zitten. M'n vader viel na tien minuten in slaap, omdat hij zo doof was dat hij van de preek niks kon horen. Eens, na zo'n preek over naasten-
liefde enzovoort, besloten we maar eens naar de pastorie te gaan. We vroegen de pastoor of mijn vader misschien een plaats kon krijgen vóór in de kerk. Plotseling was ook de pastoor doof. Of wij wel wisten wat zo'n plaats op de voorste bank wel niet kostte! Gelukkig vonden we een betere
oplossing. Pa werd lid van de Vereni- ging voor Slechthorenden. Deze vereni- ging verzorgde éénmaal per maand een Mis in een kerk in Utrecht. Met speciale voorzieningen konden de meesten dan toch wat horen. Met nog enkele slechthorenden uit
De Meern werd voortaan bij ons verzameld. Eerst een bakje koffie drinken. Zo zaten dan Hannes, Bart en nog een Hannes bij ons in huis. |
||||||||||||||
Moeder zei: "Hannes, mot je geen
bakkie meer?". "Ja mins, net watje zeit, 't is kwakkelweer, maar ja, 't is de tijd van 't jaar", zei Hannes. Op de meeste vragen zei iedereen maar "ja". Dat was gemakkelijk, ook om herhaling van een vraag te voorkomen. Daar gingen ze dan, met een groot SH
bord achter op hun fiets, naar Utrecht. Ik stond ze nog even na te kijken, toen er een man naar me toe kwam en vroeg: "Ben jij er ook één van dove Jantje?". Dat maakte me erg kwaad en ik zei; "Gelukkig wel, anders had ik misschien net zo'n rot kop als U". De techniek had niet stilgestaan en zo
had Pa bij een andere slechthorende een mooi hoorapparaat gezien. De oude kous werd van de zolder gehaald en Pa kocht ook zo'n apparaat. Een heel geval, zijn zakken vol met batterijen en overal snoeren. Hij moest zelfs een overhemd kopen met dubbele zakken. |
||||||||||||||
Als iemand al die snoeren zag, begon die
al vanzelf heel hard te praten, waarop Pa dan zei: "Je hoeft niet zo te schreeuwen, ik ben niet doof!". Een maand later was weer de maan-
delijkse bijeenkomst. Natuurlijk werd eerst 't "apperaat" gedemonstreerd. Hannes vond 't maar gevaarlijk, zo'n kabel met stroom in je oor. Pa legde alles uit en zei: "Hannes, jij
kan toch ook wel zo'n ding kopen. Zo'n rijke boer kan dat wel betalen". Hannes keek toch nog bedenkelijk. De volgende maand kwam Hannes
weer. Nu keek hij héél sip en jaloers naar m'n vader. "Jan", zei die, "ik heb nog eens over zo'n boormachine gedacht en ik heb 't geld er wel voor over". "Nou, wat let je dan", zei Pa, "dan koop je toch zo'n ding". "Ja Jan", antwoordde Hannes, "dat kan je wel makkelijk zeggen, maar d'r is toch nog een grote moeilijkheid, ik heb thuis niks an dat ding. Je weet ik woon in Reyerscop en we hebben daar nog geen eletriek". |
||||||||||||||
De Meern, september 1948
Theo van den Berg |
||||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||
767
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ïTg^ii^ ttr.4 d^cesxiuir ï^i^ #1!^
^m«lf§nt 4x per Ja«r Isgescbttven in het v«reni;psg$r<!$i«t«f vaa
d* K.V.K. ütircfet t»o, owtef nr. V, 479560 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen op zo'n manier in 't hemd gezet
te worden. GoocheldOOS
Toch was er een opzienbarende,
hoewel wat doorzichtige truc voor no- dig om de algemene, ook op andere punten betrekking hebbende onvrede te sussen. Plotseling was daar een overschot van een half miljoen op de begroting van 1989 en er waren al be- stemmingen voor ook. Zo werd het monumentenbeleid nu eensklaps voor de komende twee jaar met f. 75.000,- per jaar bedacht. Maar van het Romein- se badhuis nog steeds geen spoor. Beleid
Onze vereniging moet zich niet met
politiek (wat dat dan ook wezen mag) bemoeien en ik moet dus, als voorzit- ter, op mijn woorden letten. Ik heb niet de indruk dat ik politiek bezig ben als ik getuigend opkom voor respect voor de waarden waarin onze vereniging ge- looft. Als ik echter vaststel dat ons ge-
meentebestuur weliswaar in woorden dat respect onderschrijft, maar daar in zijn beleid geen harde consequenties aan verbindt, dan heb ik wèl een paar vragen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld over
twee jaar als de tweemaal f 75.000,- voor de monumentenzorg misschien op zijn? En waarom die f 25.000,- voor het badhuis niet gereserveerd? De nood- zaak van archeologisch werk komt im- mers meestal onverwacht en als er dan geen geld is komt er niets van terecht. Overigens prijkt ook nu weer de ge-
meente Vleuten-De Meem met f 1,82 op de begroting voor ,,kunst en oud- heid" per inwoner, op de zuinige ere- plaats. Vergelijkbare gemeenten geven daar ruim f 8,- per inwoner meer aan uit! Ik wens u alle goeds toe voor 1990.
D.W. Gravendeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nogmaals „lef"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het juni-nummer van ons tijd-
schrift schreef ik in mijn voorwoord iets over „lef. Degenen, die ik met de bewuste passage in het bijzonder tracht- te aan te spreken, hebben mijn woor- den öf niet gelezen öf niet begrepen. Zij hadden wèl lef, maar niet van 't soort dat ik bedoelde. Laat ik duidelijk zijn. Ik had het
over de noodzaak, van het op de ge- meentebegroting opnemen van een post ten behoeve van de monumen- tenzorg. Ik waarschuwde ervoor dat die post niet de lachlust moest opwek- ken. Op de begroting voor 1990 komt de
post niet voor. In het „meerjarenacti- viteitenplan" 1990 - 1994 op te nemen projecten kunnen door middel van begrotingswijzigingen aan de jaarbe- grotingen worden toegevoegd. Bij de door B en W gepresenteerde
begroting was gevoegd een inventari- satie van projecten, waaruit voor de planperiode een keuze moest worden gemaakt. Op die lijst stonden o.a. de „gewenste" besteding of reservering van f 25.000,— voor de conservering van het Romeinse badhuis op de Hoge Woerd en van f. 75.000,-- ten behoeve van het monumentenbeleid. Tot zover geen reden tot misnoegen, zult u zeg- gen. „In het kader van hun voorbereiden-
de taak" toetsten B en W de projecten aan de financiële mogelijkheden van de gemeente en toen kwamen er heel andere dingen op papier. Het Romein- se badhuis verdween uit het gezichts- veld en ten behoeve van het gemeente- lijk monumentenbeleid werd met in- gang van 1991 een bedrag van f 10.000,- per jaar voorgesteld (wie lachte daar?). De gemeenteraad, goed op de hoog-
te van het werk van de monumenten- commissie en vol waardering voor de in de afgelopen jaren uitgevoerde mo- numenteninventarisatie, toonde een andere mentaliteit. Men liet het college duidelijk merken er geen prijs op te |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIIIIIIIIIIIIIHI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^ 03406'$im
gjk «2,3454 *t Zü^jJ i, 34^1 Qt Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•MWMMMMMM^nMWWu
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Xoeren, vlcc^-vooj^itt^ïf
ioftsstTAaC 34, 345 i BZ Vleiïten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tWNi
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i«««*t««ff««*ffttttff^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
law frof, Dt C< fsings» So«»t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
assB vaötd«iBtw« k<}«»,mut«*;H»en(«ta)>*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
« De Mg*ro 55v0&,3$.^0
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
se O
:«L«B teil ^ tt^kchnti i& toe* |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ll|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'mttvmifjistf^smt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Een eigen R.K. kerk te Haarzuilens
Venwantschap families Oskam in Vleuten-De Meem
Wie wat bewaart die geeft wat
De Nes te Vleuten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pas-
767
768 769 773 775 776 z.o.z. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ïjsiVsiMï:»*-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
768
|
|||||||||||||||||
Verenigingsberichten
|
Lezingen
Dat er belangstelling is voor de his-
torie van onze gemeente is ons geble- ken uit een viertal lezingen met dia's, die door onze voorzitter met assisten- tie van enkele bestuursleden zijn ver- zorgd, o.a. voor het Kursusprojekt en in De Schakel. Deze belangstelling van bij elkaar zo'n 100 personen geeft het bestuur weer een stimulans om door te gaan met zijn werk voor de vereni- ging en daardoor ook voor de inwoners van Vleuten-De Meern. Uw lidmaat- schap is daarbij ook van groot belang, want hoe meer leden hoe meer wij kunnen doen. Nog een woord van dank
In het vorige nummer hebben wij
met name degenen bedankt, die ons op enigerlei wijze geholpen hebben met de opbouw en inrichting van onze ge- bouwen. Tot onze spijt werd daarbij niet vermeld het stratenmakersbedrijf L.B. de Groot in Vleuten. Bij deze als- nog onze dank. De familie Verhoef
In ons tijdschrift van het 4e kwar-
taal 1988 verscheen een artikel van Mw. Verhoef-Snoek over de (Haarse) familie Verhoef. Een ander lid van die familie, de
heer T.F. (Dennis) Verhoef uit Pijnacker, was toen al enkele jaren bezig met een beschrijving van die familie. Het re- sultaat is door hem gepubliceerd in een boek met als titel: Verhoef, de tak Cor- nelis (1747-1824), dat in de loop van het jaar door hem werd uitgegeven. Vanwege het historisch belang voor
onze gemeente menen wij aan dit boek wat extra aandacht te moeten geven. De heer Verhoef is er in geslaagd de door hem beschreven gezinnen duide- lijk te plaatsen in de tijd en de omge- ving waarin zij leefden. In het boek, dat heel overzichtelijk is ingedeeld, zijn veel foto's en duidelijke familie- schema's opgenomen. Geïnteresseerden kurmen in beperk-
te mate nog exemplaren bestellen bij de heer T.F. Verhoef, Hennenberg 5, 2641 LS Pijnacker, door overmaking van f 42,50 op postbankrekening 5952010. |
||||||||||||||||
Bronnen voor plaatselijke geschie-
denis Voor het onderzoek naar gegevens
over personen die in de gemeente ge- woond hebben of naar de huizen waar- in zij gewoond hebben, zijn particu- liere bronnen vaak een hulpmiddel. Voor personen zijn dat b.v. overlij-
densannonces en bidprentjes, waarop geboorte- en overlijdensdata- en plaat- sen zijn vermeld. In oude koopakten zijn dikwijls gegevens over de vorige en voor-vorige eigenaren vermeld. Ten behoeve van geschiedkundig
onderzoek is het van belang dat onze vereniging over dergelijke bronnen kan beschikken. Onlangs sprak onze voorzitter een
inwoner die zei: „Ik had nog een hele doos met oude koopakten, maar omdat ik dacht dat ik daar niks meer aan had heb ik ze maar in de vuilniscontainer gegooid. Als ik geweten had dat jullie ze hadden willen hebben, had je ze van mij kunnen krijgen". Helaas sprak hij deze man enkele weken te laat en dan zeg je: jammer, maar er is niets meer aan te doen. Zo gaat het ook vaak als ouders overleden zijn en de kinderen zeggen: wat moeten wij met die rom- mel. Onze vereniging heeft al een aantal
oude koopakten ten geschenke gekre- gen en inmiddels beschikt zij over een verzameling van enkele honderden bidprentjes en overlijdens-aankondi- gingen. Mocht u in uw familie nog dergelij-
ke papieren hebben en daar zelf geen prijs meer op stellen, schenkt u ze dan aan de vereniging voor ons documen- tatiecentrum. En mocht u ze hebben en zelf nog willen houden, geef ze ons dan even ter leen om er copieën van te maken voor onze verzameling. Kijk nu even in de kast in die map
of oude doos die u nog hebt en laat het onze secretaris weten! Ook van men- sen die zelf een verzameling hebben zouden wij graag bericht krijgen of wij daar copieën van zouden mogen maken. Zo helpt u ons om anderen weer een
plezier te kunnen doen! |
|||||||||||||||||
Onze oud-hollandse kamer
De oud-hollandse stijlkamer in ons
Kabinet begint vorm te krijgen. Wij missen daarin nog enkele dingen waar onze leden ons misschien aan kunnen helpen. Wie schenkt ons een oude huiska-
merlamp (type olielamp), een klein rond tafeltje (i 90 cm) en een klein dressoirtje? Ook andere dingen, die in zo'n kamer thuis horen en die nog in goede staat verkeren, kunnen wij wel- licht gebruiken. Graag een telefoontje aan de voorzitter! Informatiebrochure
Dank zij een royale bijdrage van
Engelhard B.V. in De Meem zijn wij in staat geweest een fraaie informatie- brochure over onze vereniging te laten drukken. Deze brochure wordt o.a. aan alle nieuwe inwoners van de gemeente toegezonden. Mocht u iemand weten die geïnteresseerd is in onze vereni- ging laat het ons dan horen, dan kun- nen wij hem of haar een informatie- brochure toezenden. Openingstijden gebouwen
In het vorige nummer hebben wij de
openingstijden van onze gebouwen vermeld. Wij herhalen ze hier nog een keer: De Broederschapshuisjes,
Dorpsstraat 1 in Vleuten
elke Ie maandag van de maand
van 19.30-22.00 uur;
Het Kabinet,
Zandweg 147B in De Meem
elke maandag van 19.30 - 22.00 uur.
Deze avonden zijn tevens bedoeld
als contactavonden van bestuur met de leden. Op de 2e donderdag van de maand
van 20.00 - 22.00 uur komt de genea- logische werkgroep bijeen in de Broe- derschapshuisjes. Dan is daar ook ge- legenheid om op dat gebied informatie te verkrijgen. |
|||||||||||||||||
777 De herberg de Zwaan te Vleuten
778 Vleuten en de spoorweg II
779 De brouwerij te Harmeien
781 Kater |
|||||||||||||||||
Vleuten wereldbekend?
De duivelshoek te Vleuten Dertig nnannen en een paard Lanen door de Vleutenweide |
|||||||||||||||||
784
785 789 792 |
|||||||||||||||||
769
|
|||||||||||||
Een eigen R.K. kerk te Haarzuilens
|
|||||||||||||
door
|
|||||||||||||
DrD.W. Gravendeel
|
|||||||||||||
Kort geleden werd de afdeling documentatie van onze vereniging verrijkt met een schenking van de heer W.A.G.
Witmer in De Meern (zie ons tijdschrift, jaargang 7, nummer 3, september 1987, btz. 538). Het ging om een map papieren met het opschrift „Commissie Eigen Kerk". De verzameling was compleet tot en met de bijbehorende finan- ciële administratie. In die map lag een stuk, al bijna vergeten geschiedenis geborgen. Die geschiedenis is zó boeiend, zó klaar en duidelijk ook uit de stukken te lezen, dat ik 't zonde zou vinden haar ver-
der in de vergetelheid te laten wegzakken. Nu ruim 50 jaar geleden maakte een vrij grote groep mensen zich druk om iets dat korte tijd later reeds was achter-
haald. Heilige overtuiging botste op zakelijk tegenspel. De eerste werd gedragen door een veelheid van argumenten, het laatste — naar buiten althans — in feite slechts door een beroep op het kerkelijk gezag. Het was vooral de paternalistische instelling van de kerkelijke overheid, die kwaad bloed zette. Daarom is dit ver-
haal, behalve interessant, wellicht ook leerzaam als les in practische psychologie. Ik geef de aangehaalde stukken volledig weer om alle partijen goed uit de verf te laten komen.
|
|||||||||||||
Inleiding
|
|||||||||||||
Nadat in 18S3 de bisschoppelijke hiërarchie was hersteld,
volgde op 11 maart 18SS de officiële oprichting van de paro- chie Vleuten door Joannes Zwijsen, aartsbisschop van Utrecht. Ook de grenzen werden vastgesteld: De parochie wordt van Maarssen gescheiden door de polder-
vaart de Ouwenaar vanaf den Laag-Nieuwkoopschen water- molen tot den Kantonalen weg en over dezen weg langs het grondgebied van Vleuten tot den rijweg op Utrecht; van Oudenrijn door den Tiendweg op Alendorp en door de
Alendorper kade tot den Leidschen Rijn; van Harmeien door den Leidschen Rijn vanaf de Lauwbrug
tot het grondgebied van Harmeien. Van hier door de rivier Bij- leveld en de Hollandsche kade tot en met de Haar-korenmolen; van Kockengen door de grensscheiding van het grondgebied
van de Haarzuilens en Themaat tot de Laag-Nieuwkoopsche watermolen. Op 29 november 1878 vond een kleine wijziging plaats:
Tegenover Kockengen is de scheiding het zuid-oostelijk
einde van Laag-Nieuwkoop, halverwege de Kortjaksche en Gerverskopsche brug, het grondgebied van Haarzuijlens en Themaat tot de Laag-Nieuwkoopsche watermolen, welke molen met bijbehoorende woningen, ofschoon derzelver ingan- gen op Themaat zijn, tot Kockengen behoort. Een nadere precisering werd gemaakt op 13 october 1905:
Om het strijdige tusschen de akten van omschrijving der
parochiën van Vleuten en Harmeien weg te nemen, heb ik (d.i. de aartsbisschop) goedgevonden in de omschrijving van de parochie van Vleuten de grenslijn de Hollandsche kade te laten wegvallen en haar aan die zijde tegenover de parochie van Har- melen enkel door de rivier Bijleveld te laten begrenzen. De grensscheiding der parochie Kockengen werd gewij-
zigd: tegenover Vleuten strekt zij zich uit tot en met de buurt- schappen Gieltjesdorp en Laag-Nieuwkoop tot halverwege de Kortjaksche en Gerverskopsche brug. Ook behoort tot Kockengen de Laag-Nieuwkoopsche watermolen met bijbe- hoorende woningen, ofschoon derzelver ingangen op Themaat zijn. |
|||||||||||||
Bij de oprichting van de parochie werd tot parochiekerk
verklaard de kerk, toegewijd aan den H. Willibrordus, thans bij de Roomsch Katholieken in gebruik. Dat was de kerk op 't Hoog. Tijdens het pastoraat van Theodorus de Klaver (1880 -
1903) werd door de architect Nicolaas Molenaar de huidige katholieke kerk gebouwd. Er verrees een fraai kerkgebouw, maar daar rustte een grote schuld op. Het was pastoor Hen- ricus Stephanus Ohl, die deze schuld dusdanig wist te ver- minderen dat men in 1934 kon gaan denken aan een uitbrei- ding van de kerk. In de loop der jaren waren herhaaldelijk nieuwe banken aangeschaft, maar dit was op den duur niet voldoende om alle parochianen een plaats te bieden. Haarzuilens
De Utrechtsche Courant van 5 maart 1934 bevatte een
bericht dat de R.K. kerk te Vleuten zou worden vergroot omdat het aantal zitplaatsen ontoereikend was. De heer J.S. Kooijman begaf zich de volgende morgen naar de heer H. de Greef, om de mogelijkheid te bespreken een actie te begin- nen om in Haarzuilens een eigen kerk te krijgen, in plaats van de vergroting van de kerk van Vleuten. Beide heren waren het roerend eens en zij riepen nog die-
zelfde avond een aantal personen samen om deze aangele- genheid te bespreken. Ter vergadering waren aanwezig de heren H. de Greef, J.S. Kooijman, L. Hoogstraten, A.J. Versteeg en J.G. Versteeg. Men was unaniem van mening dat, indien Haarzuilens
ooit de zozeer verlangde eigen kerk zou kunnen krijgen, thans de gelegenheid bestond daar werk van te maken. Be- sloten werd natuurlijk de legale weg te bewandelen en de zaak te gaan bespreken met de pastoor van Vleuten, met welke taak de heren de Greef en Kooijman zich wilden be- lasten. Reeds de volgende morgen, dus op 7 maart 1934, zouden
zij de pastoor om een onderhoud vragen en op 8 maart d.a. v. |
|||||||||||||
770
|
||||||||||
in een inmiddels zoveel mogelijk bekend te maken
bijeenkomst van katholieke ingezetenen het resultaat van het onderhoud mededelen. Op die bijeenkomst was een 15- tal personen aanwezig. Uit het verslag van de heren bleek dat de pastoor allesbe-
halve ingenomen was met het plan. Men overwoog nogmaals het voor en tegen van de zaak en besloot een adres te zenden aan de aartsbisschop, waarin verzocht werd de mogelijkheid om te Haarzuilens een eigen kerk te stichten te willen onderzoeken: Aan Zijn Hoogeerw. Excellentie
den Aartsbisschop van Utrecht Ondergetekenden, uitmakende een commissie uit de ka-
tholieken wonende te Haarzuilens en behoorende tot deparo- cie van den H. Willibrordus te Vleuten, geven Uwe Hoogeerw. Excellentie met diepen eerbied te kennen: 1. dat zij hebben vernomen dat de R.K. kerk te Vleuten in ver-
band met de toeneming van het aantal parochianen zoodanig zal worden vergroot, dat het aantal plaatsen met ongeveer 200 zal toenemen; 2. dat alle katholieken van Haarzuilens reeds jaren verlangd
hebben naar een kerk in Haarzuilens zelf; 3. dat zeer velen thans afstanden van een uur gaans en meer
moeten afleggen naar de kerk te Vleuten; 4. dat de uitbreiding van de kerk te Vleuten zulke groote
kosten met zich zal brengen, dat daarvoor alhier zeker een aan de behoefte voldoende kerk kan worden gebouwd, terwijl bovendien de kerk te Vleuten zijn prachtigen vorm kan behouden; 5. dat blijkens zoo nauwkeurig mogelijke berekening het
aantal katholieken, behoorende tot de parochie Vleuten, dat dichterbij Haarzuilens woont dan bij Vleuten, bedraagt 453; 6. dat onder dat getal naar schatting 300 communicanten zijn;
7. dat te Haarzuilens een R.K. lagere school staat met ca 75
leerlingen, die niet, zooalsin Vleuten, eiken morgen naar de H. Mis kunnen; 8. dat indien de stichting van een aparte parochie te groote be-
zwaren met zich zou brengen, de bediening vanuit Vleuten zou kunnen geschieden, zoodat de parochie één blijft; 9. dat verschillenden hunner uit ondervinding weten, dat het
zeer moeilijk is te Vleuten op gewenschte data H.H. Missen ge- lezen te krijgen, omdat het aantal aanvragen zoo groot is; 10. dat eiken Zondag weer verschillende H.H. Missen worden
afgelezen, die buiten de parochie zullen worden gelezen; 11. dat voorts velen rechtstreeks geld voor het lezen van H.H.
Missen naar elders zenden. Redenen, waarom zij, in de overtuiging te spreken namens
de hoofden van de gezinnen van alle voornoemde 453 katholie- ken, Uwe Hoogeerw. Excellentie eerbiedig verzoeken een on- derzoek te willen doen instellen naar de mogelijkheid in deze gemeente een kerk te stichten. Haarzuilens, 9 maart 1934. |
||||||||||
eAp'lz,
|
||||||||||
De handtekeningen van de leden van het comité van actie.
|
||||||||||
In verband met een verzoekschrift uit Haarzuilens om te ko-
men tot stichting van een parochie in Haarzuilens hebben Wij den Z.E. Heer Deken opdracht gegeven eens een onderzoek in te stellen. Intusschen gelieve U alle pogingen tot het plaatsen van de leening, door U aangevraagd, te staken, daar het moge- lijk zou kunnen zijn, dat de uitbreiding van de kerk niet noodig is bij een eventuele oprichting van een parochiekerk of bijkerk in Haarzuilens. De Deken aan wie de opdracht tot het onderzoek werd ge-
geven, was P.A.W. Pieck (pastoor te Breukelen van 1918 - 1935). Deze stelde zich onmiddellijk in verbinding met pas- toor Ohl, die zich op zijn beurt haastte een lange lijst met bezwaren bij elkaar te schrijven. Toch kwamen de beide heren tot een voorstel dat, behoudens goedkeuring door de aatsbisschop, ter tafel zou kunnen komen in een vergadering van kerkbestuur en commissie: 1. Het kerkbestuur te Vleuten zal de hulpkerk bouwen en
zorgen voor de noodzakelijke meubels, zooals altaar, ban- ken, gewaden, enz. 2. De parochianen moeten de kosten dragen van dage-
lijksch onderhoud, herstellingen, enz. 3. Koster, organist komen ten laste van Haarzuilens.
4. Haarzuilens moet een toelage geven aan den dienst-
doende geestelijke. 5. In de bijkerk van Haarzuilens zal des Zondags vroeg
een Hoogmis worden gehouden en door de week tweemaal de H. Mis worden gelezen. Pieck besloot zijn rapport aan de aartsbisschop met de
woorden: Met het bouwen van een bijkerk zou Haarzuilens zeer gebaat zijn en de kerk van Vleuten zou niet vergroot behoeven te worden, hetgeen toch zeker een zeer kostbare en tevens gewaagde onderneming is. We hoeven niet lang te zoeken naar de reden waarom dit
voorstel de onderhandelingstafel niet haalde. Tussen de dag |
||||||||||
De vergadering wees met algemene stemmen de heren H.
de Greef, J.S. Kooijman, L. Hoogstraten, A.J. Versteeg en J.G. Versteeg aan als leden van een „voorloopige commissie van voorbereiding". Het duurde tot 22 maart voordat van de zaak weer eens
wat werd vernomen, maar intussen was wel bekend gewor- den dat de voorbereidende werkzaamheden aan de vergro- ting van de kerk te Vleuten waren stilgelegd. Inderdaad had de aartsbisschop pastoor Ohl de volgende brief geschreven, gedateerd 12 maart 1934: |
||||||||||
771
|
||||||||||
waarop Pieck zijn mening op schrift stelde (16 maart 1934)
en de dag waarop de hieronder genoemde vergadering plaatsvond (23 maart 1934), bezocht pastoor Ohl de aarts- bisschop en hij zal hem zeker naarstig „bewerkt" hebben. De pastoor was een man die al jaren „in het vak" zat en
zijn „schapen" door en door kende. Bovendien was hij een goed financier. Toen hij zijn pastoraat aanvaardde, rustte er op de kerk een schuld van f 75.000,—. Hij had die in 1934 weliswaar teruggebracht tot f 60.000,--, maar dat was moei- zaam gegaan. Hij schreef dan ook aan Pieck: ik durf het niet aan en sta niet in voor de gevolgen in den toekomst en wil niet gaarne met schuld het graf in. Het is goed te begrijpen dat hij zich in eerste instantie liet
meeslepen door de enthousiaste deken, maar toen hij bij de aartsbisschop zat, stonden al zijn bezwaren weer levens- groot overeind. De aartsbisschop had het volste vertrouwen in pastoor
Ohl, en terecht, de man had groot gelijk. Het is jammer dat de door hen gevolgde tactiek vervolgens tot zulke grote mis- verstanden leidde. Terwijl hun bedoeling inderdaad niet an- ders kan zijn geweest dan de financiële draagkracht van de eventuele toekomstige parochie te peilen, werden hun woorden anders uitgelegd. Op 22 maart kwam bij de heer de Greef een brief binnen
van pastoor Ohl. Deze had van de aartsbisschop de op- dracht gekregen een vergadering te beleggen van de voorlo- pige commissie met het R.K. kerkbestuur van de H.Willi- brordus. De vergadering vond plaats op 23 maart 1934. Bij de bespreking, waarbij bleek dat de pastoor, zoo niet
voorstander, dan toch ook geen tegenstander meer was van de plannen, werden de eisen van de aartsbisschop aan de inge- zetenen van de eventueel te stichten nieuwe parochie bekend. Per circulaire van 27 maart en met een berichtje in de
Utrechtsche Courant van 29 maart 1934 riep de commissie daarop alle hoofden van katholieke gezinnen binnen het voorlopig vastgestelde grensgebied der parochie samen voor een vergadering op 29 maart in 't café van de weduwe M.A. Versteeg. Die vergadering werd omstreeks half acht door de heer de
Greef met de Christelijke groet geopend en een verslag ervan kwam in de Utrechtsche Courant van 30 maart. De door de aartsbisschop gestelde voorwaarden om tot de stichting van een nieuwe parochie te komen, waren hoofdzakelijk gericht op de financiële zijde van de zaak: de katholieken uit Haar- zuilens moesten voor de eerste vier of vijf jaar een bedrag van minimaal f 300.— per jaar garanderen voor het onder- houd van een eventueel te benoemen pastoor en bovendien een klein bedrag(f 2.000,-è f 3.000.-),ineens als aandeel in de bouwkosten. De aanwezigen achtten de eerste voorwaarde zeer wel aanvaardbaar, de tweede echter bezwaarlijker. Men stelde zijn hoop op de medewerking van baron van Zuylen van Nyevelt, die had laten weten niet afwijzend te staan tegenover het plan en bereid te zijn later te onderhandelen over de aankoop van een stuk grond. |
||||||||||
Pastoor H.S. Ohl
|
||||||||||
brengst bleek meer dan f600,- te bedragen en we kunnen ons
voorstellen dat een juichend optimisme zich van de gemoe- deren meester maakte. Vol vertrouwen werd een audiëntie aangevraagd bij de pastoor. Op 18 april was er een bijeenkomst van pastoor Ohl, het
kerkbestuur van de H. Willibrordus en de heren de Greef, Hoogstraten en J.G. Versteeg. Tijdens dat onderhoud werden alle verwachtingen der commissie de bodem ingesla- gen. Men gaf voor dat de bij het eerste onderhoud genoemde cijfers bedoeld waren als voorbeelden. Bovendien was de pastoor, volgens zijn zeggen, daags tevoren bij de aartsbis- schop geweest om daar mede te delen dat de commissie zijn woorden verkeerd begrepen moest hebben. Hijzelf had daar tevens verklaard zich liever van de gehele zaak terug te trek- ken en de commissie het verder alleen te laten doen. In de eerste bijeenkomst zou hij gezegd hebben dat de aartsbis- schop verlangde dat werd opgegeven wat de nieuwe parochie zou kunnen opbrengen voor het onderhoud van de pastoor en de som welke bijeengebracht zou kunnen worden als bijdrage in de kosten van de bouw van kerk en pastorie. Lang duurde het onderhoud daarom niet. Teleurgesteld door het optreden van pastoor en kerkbestuur, maar geenszins ontmoedigd, was de commissie vastbesloten ver- der te werken. Reeds de volgende morgen, dus 19 april, gingen de heren
de Greef en Versteeg een audiëntie aanvragen bij de aarts- bisschop. Daarbij spraken zij de vicaris, die hen heel welwil- lend te woord stond en inlichtingen verstrekte. Nadat de gehele gang van zaken was uitgelegd en de voordelen en moeilijkheden, aan de oprichting van een kerk verbonden, naar voren waren gebracht, vroeg de vicaris namens de aartsbisschop nu eens schriftelijk alles op te geven wat Haar- zuilens zou kunnen opbrengen voor pastoor en kerkge- bouw. Dit alles werd de overige leden medegedeeld op een bijeenkomst op 23 april. De vraag was toen wat nu te doen. Na ampele bespreking werd overeengekomen om de onder Haarzuilens wonende katholieken langs de Thematerweg te |
||||||||||
„De voorlopige commissie", die staande de vergadering
bij acclamatie tot bestuur werd benoemd, zegde toe te zullen rondgaan voor de jaarlijkse bijdrage. De volgende dagen maakte de commissie inderdaad een
rondgang langs de huizen om de parochianen te laten teke- nen op een lijst voor een jaarlijkse bijdrage gedurende min- stens vijfjaren voor het onderhoud van de pastoor. Op 12 april had men zo goed als alle gezinnen bezocht. De op- |
||||||||||
772
|
||||||||||||||
vragen ook op de lijst voor het onderhoud van de pastoor te
tekenen. Aan alle boeren zou worden gevraagd hoeveel schapen zij voor de nieuwe kerk wilden weiden. Men zou de heer W.Th. Rijntjes vragen schriftelijk te willen verklaren dat hij alle stoffeerderswerk voor wat betreft het arbeids- loon, gratis wilde leveren en de heer de Greef zou nogmaals schrijven aan baron van Zuylen van Nyevelt. Vervolgens werd, in een bijeenkomst op 1 mei 1934, nog-
maals een brief aan de aartsbisschop opgesteld: Aan Zijne Hoogeerw. Excellentie
den Aartsbisschop van Utrecht Als commissie uit de katholieken van Haarzuilens hebben
wij Uwe Hoogeerwaarde Excellentie bijschrijven van 9 maart 1934 verzocht de mogelijkheid te willen doen onderzoeken om alhier een kerk te stichten. In verband hiermede en ten verzoeke van den Zeereerwaar-
den Heer Vicaris hebben wij de eer Uwe Hoogeerwaarde Ex- cellentie te berichten, dat blijkens bijgaande lijsten de katho- lieken van Haarzuilens jaarlijks gedurende minstens 5 jaren tezamen een bedrag van ongeveer/750,- willen geven voor de nieuwe parochie. Ter toelichting op die lijsten het volgende: bij een onderhoud, hetwelk wij op verlangen van Uwe Hoogeerwaarde Excellentie gehad hebben met het R.K. Kerk- bestuur te Vleuten, heeft de Zeereerwaarde Heer Pastoor ons een grensscheiding tusschen de parochie Vleuten en de eventu- eel op te richten parochie Haarzuilens aangegeven, gedeelte- lijk door trekking van een denkbeeldige lijn. Volgens die schei- ding bleef een gedeelte der gemeente Haarzuilens, waar 6 katholieke gezinnen wonen met samen ongeveer 40 leden, onder de parochie Vleuten. Vanzelf sprekend hebben wij thans de hoofden dezer gezinnen, die alle dichter of minstens even dicht bij Haarzuilens als bij Vleuten wonen, op de voornoemde lijst laten teekenen, terwijl bij de bestaande natuurlijke schei- ding, welke wij ons hadden gedacht, nl. de Thematerweg, het aantal parochianen nog meer wordt dan in ons adres van 9 maart aangegeven. Voorts gaat hiernevens een lijst, waaruit blijkt dat de daarop
vermelde veehouders jaarlijks in totaal 48 schapen ten behoeve van de parochie willen weiden, alsmede een verklaring vaneen ingezetene, die belangeloos alle arbeid bij het stoffeeren en behangen van een eventueel te stichten kerk en pastorie, met uitzondering van de levering der materialen echter, wil ver- richten. Zooals Uwe Hoogeerwaarde Excellentie duidelijk zal zijn,
zijn dit allemaal spontane giften en toezeggingen van de katho- lieken, waaruit wel blijkt hoe groot het verlangen naar een eigen kerk is. Wat betreft het bijeenbrengen van een bijdrage in de kosten
van den bouw van kerk en pastorie zal het Uwe Hoogeerwaarde Excellentie niet onbegrijpelijk zijn, dat de hui- dige tijdsomstandigheden het ons ondoenlijk maken daaraan te kunnen voldoen, omreden de financiën van de menschen in deze omgeving niet meer zijn zooals in de goede jaren. Aangezien vrijwel alle grond alhier eigendom is van den
Hoogwelgeboren Heer E. G.F. Baron van Zuylen van Nyevelt van de Haar te Parijs, heeft onze voorzitter hem in kennis gesteld met de door ons gevoerd wordende actie, waarop Baron van Zuylen heeft geantwoord volgens bijgaand afschrift van zijn brief. Vorige week heeft de voorzitter hem nogmaals ge- schreven en gevraagd of hij een beslissing kon nemen omtrent het beschikbaar stellen van den grond, doch, waar Baron van Zuylen momenteel te Nice vertoeft, is daarop nog geen ant- woord gekomen. Eiken zomer als Baron van Zuylen hier gedurende ruim twee
maanden vertoeft, wordt des Zondags in de slotkapel een H. |
||||||||||||||
;,'"•• i-v- -o"'
|
||||||||||||||
Aartsbisschop J.H.G. Jansen
|
||||||||||||||
Mis gelezen, waarvoor telkens f 10,- gegeven wordt. Deze
kapel komt bij oprichting van een parochie alhier ook daar- onder, waardoor ook die inkomsten geheel of althans gedeelte- lijk ten goede van den nieuwen pastoor komen. Om de afwikkeling van deze aangelegenheid echter niet op
te houden, doen wij Uwe Hoogeerwaarde Excellentie reeds bovenstaande gegevens en stukken toekomen, in afwachting van de beslissing van Baron van Zuylen, welke binnen korten tijd te verwachten is en welke wij dan onmiddelijk zullen mede- delen. Wij meenen met het vorenstaande al wat in ons vermogen
ligt te hebben gedaan om ons schoone doel te bereiken, doch mocht het naar de meening van Uwe Hoogeerwaarde Excellen- tie nog niet zijn, wat gaarne gewenscht wordt, dan willen wij nog probeeren van de gemeente Haarzuilens een jaarlijksch subsidie van een paar honderd gulden te krijgen en waar deze gemeente voor ruim 85% katholiek is, twijfelen wij niet of een zoodanig raadsbesluit zal dan tot stand komen en hoogere goedkeuring erlangen. Haarzuilens, 5 mei 1934. |
||||||||||||||
(wordt vervolgd)
|
||||||||||||||
773
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwantschap families Oskam
in Vleuten-De Meern |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weer van me afpakte en het de dag na de bevrijding weer
teruggaf; Stijntje van Soest, die tot voor kort op de boerderij tegen-
over de Stadsdam woonde. Hiermee besluit ik een portie nostalgie ter oriëntatie van
de lezer. Oskam-men in OudenrIJn
In onze nabije omgeving woonden verschillende fami-
lies Oskam. Verderop langs de Rijksstraatweg woonde ren- tenier Jan Oskam met zijn vrouw tante Koosje. Schuin daar- tegenover had bakker Jan Oskam zijn bedrijf op de Zand- weg. Op de Strijkviertel woonde Jopie (nu Jo) Oskam bij de familie Van Veen. Een zuster van mijn (toen aanstaan- de) vrouw trouwde met Jan Willem Oskam uit De Meern. Bovengenoemde Jo Oskam had een vriend die, u raadt het al. Jan Oskam heette. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ben geboren in 1931 in de vroegere gemeente Ouden -
rijn. Mijn ouders woonden toen langs de Rijksstraatweg naast het weiland van Piet Verhoef, de „Ballebijter", waar 's morgens en 's middags de koeien gemolken werden. Aan de andere kant van ons huis stond de pastorie van
de oude Rooms-Katholieke kerk. Van de pastoors herinner ik me niets meer, maar wel van de verkenners die daar ook een onderkomen hadden. Als klein jochie stond ik hen een keer aan te gapen, wat voor een paar van hen aanleiding was me uit te schelden: ,,rot op naar je moer" e.d. Mijn moeder hoorde dat; ik heb haar nooit meer zo kwaad ge- zien als toen. Als ik eraan terugdenk komt altijd het beeld bij me op van een tijgerin die haar jong beschermt, een groot contrast met het timide vrouwtje dat zij anders altijd was. Wat ze precies zei kan ik me niet meer voor de geest halen, maar het maakte wel indruk want van die verken- ners heb ik nooit meer last gehad. Nog geen honderd meter van ons huis lag de sluis in de
Oude Rijn, bij de Stadsdam. Aan onze kant van de sluis stond het café van Gert van Tuyl sr. en aan de andere kant het huis van Peek. Het geheel vormde een prachtig plekje dat vaak door schilders, tekenaars en fotografen vastge- legd werd. Gelukkig maar, want de sluis met bijbehorende huizen werd afgebroken en er is nu niets meer van terug te vinden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn nabije omgeving leek wel vergeven van de Oskam-
men; het vreemde was dat ze geen familie van ons waren en ook niet van elkaar. Mijn verwondering hierover werd vroeger afgedaan met de dooddoener: als je maar ver ge- noeg teruggaat kom je vanzelf bij Adam en Eva terecht en dan zijn we allemaal familie van elkaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De sluis was toen een soort trekpleister voor de jeugd
uit de omgeving. Namen die ik me goed herinner: Gert van Tuyl jr., de Tarzan van de Stadsdam; Co van Tuyl, die op zomeravonden weemoedige liedjes zoals "la Paloma" speelde op zijn accordeon; Jeaime Peek waar ik stiekum een beetje verliefd op was; Sjakie Stam, die later verongelukt is; Cor Stoof, die nog steeds aan de overkant op de Zandweg (nu Park Voorn) woont; Japie Polman, die tijdens de oorlog een zelfgemaakt ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zover reikte mijn kennis van de familieverhoudingen
toen me ter ore kwam dat een Amerikaanse dame erg veel moeite deed om afstammelingen te vinden van ene Jan Wil- lem Oskam. De Ameriltaanse tak
Mrs. Deborah Ann Oskam Davis was een kleindochter
van Jan Willem Oskam die in het begin van deze eeuw naar Amerika emigreerde en zich na veel omzwervingen ves- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
774
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
775
|
|||||||||||||||||||
Het uitzoeken van die stamreeks was betrekkelijk pro-
bleemloos verlopen. Hierdoor overmoedig geworden be- sloot ik het telefoonboek te pakken en voor alle naamge- noten in De Meem, Vleuten en Haarzuilens hetzelfde kunstje uit te halen. Hierbij had ik enigszins buiten de waard gerekend, want de aannemersnaamgenoten leverden eerst de nodige problemen op. Gelukkig trof ik in het Rijks- archief Theo Oskam uit Capelle a/d IJssel, die een groot deel van het gat kon opvullen. Hierdoor stelde hij me in staat een min of meer compleet overzicht te maken van alle familierelaties, dat hierbij in vereenvoudigde vorm de lezer aangeboden wordt. Niet alle in Vleuten-De Meem wonende Oskam-men ko-
men in dit - in 1988 opgemaakte - schema voor; enkelen behoren tot niet-verwante families. Ook thuiswonende kin- deren zijn er niet in vermeld. Ik hoop dat dit schema niet alleen interessant is voor naamgenoten maar voor eenieder die een Oskam in de naaste familie of omgeving kent. Voor wie nog verder terug wil gaan in de tijd heb ik een
artikel geschreven over de „oorsprong van de familienamen Oskamp en Oskam". Dit artikel verscheen in het jubileum- boek van de afdeling Utrecht van de Nederlandse Genea- logische Vereniging: „Stichtenaren uit vroeger jaren". En- kele exemplaren hiervan zijn nog verkrijgbaar bij bestuurs- leden. Tot slot nog dit. De ruimte in het schema was beperkt,
daarom moesten de gegevens per gezin zeer summier ge- houden worden. Voor de gebruikte symbolen en afkortin- gen verwijs ik naar de ,,legenda" van het schema. Wie meer wil weten kan contact opnemen met |
|||||||||||||||||||
tigde in de omgeving van Seattle in de staat Washington,
in het uiterste Noordwesten van de Verenigde Staten. Debby had haar grootvader beloofd contact te zullen zoeken met Nederlandse familieleden; na jaren slaagde zij erin schrif- telijk en telefonisch contact te krijgen met mijn zwager. Jan Willem Oskam. Deze bleek een zoon te zijn van een halfbroer van haar grootvader. Voor een goed begrip geef ik een beknopt schema, uit-
gaande van hun gemeenschappelijke voorouder. Debby nodigde zichzelf uit voor een vakantiebezoek
aan De Meem, dat in de zomer van 1986 plaatsvond; voor alle betrokkenen werd het een gedenkwaardige belevenis. Het was wel even wennen: - het Hollywood-image van de Amerikaan schept ver-
wachtingen waaraan de werkelijkheid niet beantwoorden kan; - cultuurverschillen, bijv: de Amerikaanse vrouw pakt
haar auto en slaat voorraden in voor een of meer weken, terwijl de (ouderwetse) Nederlandse huisvrouw elke dag verse groenten en vlees in huis haalt; - taalproblemen: school-Engels (van hoe lang geleden)
had te kampen met het Engels van de Amerikaanse West- kust. Geen wonder dat dit bezoek niet helemaal zonder kleer-
scheuren verliep, maar uiteindelijk werd het toch positief gewaardeerd. Kennelijk had Debby aan familieleden enthou- siast verslag gedaan over haar bezoek, want al gauw bleek dat haar zuster ook graag een keer zou komen. Oskam-men In Vleuten-De Meern
Voor, tijdens en na het bezoek van Debby waren fami-
lierelaties meermalen onderwerp van gesprek geweest. Min of meer als neveneffect had ik de stamreeks van mijn zwager uitgezocht en mede daardoor onze eigen familie- relaties ontdekt. Onze gemeenschappelijke voorvader bleek 6 generaties of ongeveer 200 jaren eerder geleefd te hebben. |
|||||||||||||||||||
Jan Oskam Gzn.
Joh. Wierlaan 17 3734 XC Den Dolder tel.:030-28 69 18 |
|||||||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||||||
Door ons werden in dank, ten behoeve
van onze bibliotheek en onze verzame- ling, de volgende schenkingen aan- vaard van: |
|||||||||||||||||||
H.J. Balk, Mandenmakerslaan 13 De
Meem B oerengereedschap
D. van der Gugten, Zandweg 174 De
Meem Twee op houten paneeltjes geschil-
derde landschappen J.A.M, van Hameren, Burgemeester
van der Heidelaan 53 Vleuten Twee hoepels met geleiders (ca
1920), een houten wastang (ca 1950) |
|||||||||||||||||||
A. Wolswijk-Goes, Wethouder de
Greeflaan 11 Haarzuilens Spaarbus „Steunt het fonds voor ei-
gen kerk" (Haarzuilens 1934) |
|||||||||||||||||||
A. de Wit, Stationsstraat 35 Vleuten
Staartbankschroef J. Kerste, Breudijk 64 Harmeien
Wagenkrik J. van Woudenberg, Utrechtseweg 1
Vleuten Handtondeuse voor vee
K. van Proosdij, Castellumlaan 1 De
Meem Fretboor, zwei, deurklink, koolschaaf
|
|||||||||||||||||||
J.M.M, van der Mei-Zilverentant,
Meentweg 96 De Meem
Kinderstoel (ca 1920) |
|||||||||||||||||||
776
|
|||||||||
De Nes te Vleuten
|
|||||||||
Volgens van Dale, het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, is een "nes" een landtong, aan scherpe bochten
van rivieren of aan de zee gelegen. Ook: schor, aanslibbing, buitendijks land. Het Middelnederlands Handwoordenboek van J. Verdam duidt "nesse" of "nes" als een stuk land van een bepaalde gedaante, eigenlijk "landneus" of "landtong". Gezien het sterk kronkelende verloop van de Oude Rijn zouden wij in onze gemeente vele "nessen" moeten
hebben. Ik vond er in ieder geval één, die ik hieronder wil beschrijven. |
|||||||||
In het begin van de 19de eeuw was Willem Hendrik van
Bijlevelt eigenaar van 10 morgen (8 hectare 50 are 90 centiare) afgegraven land, het "vletland" genaamd. Dat land was geapproprieerd (= veranderd) tot weiland. Het lag op de Nes, over (= tegenover) de hofstede Alenvelt en het strekte zich uit van de Vleutense Wetering (= Oude Rijn) tot de Tiendweg of Krochtdijk (= de tegenwoordige Wilhel- minalaan). Het werd in het oosten belend door van Tuijll van Seroos-
kerken als eigenaar van het huis te Vleuten en in het westen door de hofstede Puntenburg. Onze Nes is dus heel gemakkelijk te localiseren. Zij lag
inderdaad in een Rijnkronkel, waarvan één bocht fraai bewaard is gebleven. De andere is terug te vinden in de sloot langs perceel Utrechtseweg 7A. De situatie is sterk gewijzigd door de aanleg van de spoorlijn, maar aan de hand van het hierbij afgebeelde kaartje (gebaseerd op de kadastrale minuut van 1832) moet het mogelijk zijn enkele interessante details te herkennen. Het noorden is boven. Het van west naar oost getrokken
gestreepte lijntje geeft aan waar tegenwoordig de spoorlijn loopt. Puntenburg (1), Alenvelt (2) en het eilandje van het Huis te Vleuten (3) zijn ook nu nog makkelijk te vinden. De dikke zwarte lijn is de bedoelde Rijnkronkel (nu Vleutense en Alendorper wetering). De tekening wordt links afgeslo- ten door de Krochtdijk (nu Wilhelminalaan en Europa weg). Het Huis te Vleuten had een eigen uitweg naar de Krocht- dijk: het zogenaamde Appellaantje (4), naarde in de bermen staande appelbomen. Dat laantje had vroeger een voort- zetting, in de lijn van de percelering, naar de Zandweg langs de Leidse Rijn. Het door van Bijlevelt bezeten weiland is op de tekening gerasterd en in het zuidoosten begrensd door een vletsloot, waarvoor de spoorwegen wel zóveel respect hadden dat ze er een brug over legden. Er moet daar wel een meter klei zijn "afgevlet" en het is
niet zo moeilijk te bedenken waar die haar bestemming vond. Dat moeten de steen- en pannenbakkerijen aan de Vecht zijn geweest. Vlakbij de winplaats immers konden de vletpramen een watertje opvaren, dat naar De Engh leidde en vandaar liep de Proostwetering naar de Vecht. Bedoeld watertje stond bekend als het Ley werk (5). Het is nog geheel intact en het begin ervan is te vinden bij De Tol. |
|||||||||
D.W.G.
|
|||||||||
777
|
||||||
Vleuten wereldbekend?
|
||||||
In het begin van de jaren zeventig waren in
Utrecht de voorbereidingen voor de bouw van Hoog Catharijne in volle gang. Binnen enkele jaren zou de verkeerssituatie ten noorden van het oude station volkomen veranderen. Op het Smakkelaarsveld hing in 1969 boven de
rijweg, die naar de rotonde ten westen van het spoorwegemplacement leidde, een enorme licht- bak die zakenman en toerist vanuit de vierde stad des lands naar onze drie grootste steden verwees: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was stond daar heel simpel „Vleuten" tussen. Er zullen in Nederland heel wat dorpen ge-
weest zijn en nög zijn die graag voor zo'n door de ANWB betaalde vermelding ik weet niet wdt over zouden hebben. „Den Haag, Rotterdam, Vleuten, Amsterdam" samen op één lichtbak boven een druk bereden uitvalsweg. Vleuten, wat wil je nog méér! KBN
|
||||||
778
|
|||||||||||||
De Duivelshoek te Vleuten
|
|||||||||||||
Het gebied ten westen van de bebouwde kom van Vleuten stond vroeger bij de bevolking bekend als de
"Duvelshoek". Het zal wel een raadsel blijven door wie en waarom die naam werd gegeven. Dergelijke namen zijn vaak vluchtig in de tijd en ook niet erg plaatsgebonden. Zo ben ik er niet zeker van of er ook de gronden ten zuiden van de Vleutense Wetering en ten westen van de Joostenlaan mee werden aangeduid. Van enkele percelen staat het echter vast dat zij de naam ooit droegen. Daar wil ik iets over vertellen. |
|||||||||||||
De Lage Hoeve
Op 14 december 1811 werden den Huize den Ham en
aanhorige Landen onder Vleuten openbaar verkocht door Maria Petronella Geertruida van Lamsweerde, weduwe van Gerbrand Hendrik Hacfort, en haar zoon Frederik Olivier Josephus Hacfort. Koper van een en ander was Paulus Martinus yan Bijlevelt, die daarmee tevens in het bezit kwam van de hofstede de Lage Hoeve, de boerderij in de noorde- lijke hoek Thematerweg — Joostenlaan, destijds verhuurd aan Pieter Verkerk. De bij de boerderij behorende grond lag voor een deel ten
noorden van de Thematerweg. Een ander deel strekte zich uit oostelijk langs de Joostenlaan, van de Thematerweg tot de Vleutense Wetering. De twee zuidelijkste percelen waren niet aan Verkerk verhuurd, maar in eigen gebruik gehouden door de eigenaren .van Den Ham. Zij werden echter uit hoofde van de geschikte legging bij de Lage Hoeve ingestoken. In genoemd jaar valt voor het eerst de naam Duivelshoek
voor het ten noorden van de weg liggende perceel. Het was toen bos en 1 morgen 500 roeden groot. In het begin van de 17de eeuw was het bouwland en 't werd toen 't Kortland genoemd. Het ten zuiden van de weg — dus tussen de weg en de Wetering of Rijn — gelegen perceel heette 't Rijnland en was ook bouwland. Het had in 1811 die naam behouden. Toen Paulus Martinus de zaak op 23 juni 1820 overdeed
aan Joseph Leydel, behoorde de Duivelshoek daar nog steeds bij. Joseph en zijn vrouw Everdina van Hall schonken Den
Ham, met alles wat erbij hoorde, aan hun dochter Jacoba Maria, getrouwd met Hijmen Bart van Zijll. Dat gebeurde op 19 juli 1824 en ook toen stond de Duivelshoek op de inventaris, zij 't met de toen net ingevoerde nieuwe maten: I bunder 56 roeden 12 ellen. De hoek was toen nog bos, maar werd spoedig tot weiland gemaakt. Als zodanig staat hij tenminste in de kadastrale legger van 1832 vermeld. We kunnen dus concluderen dat in ieder geval het perceel
in de zuidwestelijke hoek Joostenlaan — Dorpsstraat ooit de naam Duivelshoek droeg. Ik hoorde overigens van Arie Goudappel dat de Joosten-
laan niet bij die naam bij de Vleutenaren bekend was. Men noemde haar de Griftlaan. Van Bijlevelt
In 1879 behoorde tot de nalatenschap van Paulus
Gerardus Johannes van Bijlevelt, overleden 28 mei 1879 en achtereenvolgens getrouwd geweest met Elisabeth Herberta Groen en Alyda Bransen een perceel weiland, genaamd de Duivelshoek, onder Vleuten, strekkende van de kantonnale weg (dt Dorpsstraat - Parkweg) tot achter aan den eigendom van den heer Doude van Troostwijk, kadastraal bekend Vleuten Sectie B nummers 112, 114 en 115, tezamen groot |
|||||||||||||
3 hectaren 65 aren 40 centiaren. In eerdere acten, waarin
dezelfde percelen voorkomen, wordt de naam niet genoemd. Gesterkt door de exacte kadastrale aanduiding kunnen wij dus nu op de kaart nóg een paar percelen aanwijzen, die ooit aanspraak maakten op de naam Duivelshoek. |
|||||||||||||
De situatie in 1832. Boven (het noorden) de Thematerweg. Daar-
onder is het linker zwarte blokje de Nieuwe Ham (Joostenlaan 1) en het rechter de Lage Hoeve (Thematerweg 5). Tussen beide in, schuin naar beneden lopend (de brede dubbele lijn), de Joostenlaan, die ongeveer halverwege het Haarpad (de smalle dubbele lijn) kruist. Onder de Dorpsstraat. Het zwarte blokje daar is de Nobelhoeve (Dorpsstraat 41). Het linker gerasterde perceel droeg in 1811 de naam Duivelshoek, de drie rechter percelen werden in 1879 zo genoemd. |
|||||||||||||
Het is mogelijk dat de naam Duivelshoek in eerste
instantie betrekking had op het wellicht wat onheilspellende karakter van het bos in de hoek Dorpsstraat — Joostenlaan. Kennelijk is de naam pas ontstaan toen het open aspect van het terrein (bouwland) verloren ging door de aanplant van bomen. De naam zal zich later hebben uitgebreid over een groter gebied. D.W.G.
|
|||||||||||||
Dertig mannen en een paard
Via ons lid C. Ekema kregen we enkele weken bovenstaande foto ter beschikking om te reproduceren. Tijdens de viering van Koningin-
nedag 1989 op zaterdag 29 april lag een grote vergroting van de foto in de Broederschapshuisjes - open voor het publiek - en verschil- lende oudere Vleutenezen konden ons de naam vertellen van enkele op deze foto voorkomende personen. We weten of veronderstellen nu van 19 mannen de naam. Elf mannen zijn ons nog onbekend. De foto dateert van omstreeks 1930 en werd gemaakt ter gelegenheid van een cursus paardenkennis. Op de achtergrond zien we de
zuidgevel van de oostelijke aanbouw van Hotel-Café-Restaurant „Het Oude Raadhuis" dat omstreeks 1970 werd afgebroken. De fotograaf stond op de plek waar volgens To van der Sande op bladzijde 692 van het maartnummer van dit jaar „in mijn kinderjaren de enige attractie van het Vleutens Feest (stonde n.l. een toestel dat overdag draaimolen was voor de kleintjes en 's avonds omgebouwd was tot zweefmolen voor de groten". |
||||||
Staand van links naar rechts:
?, ?, Willem NIessen, smid, Gert Bosschaart, ?,.....Oostrom, ?, ?, ?, ?, Leen Broekhuyse, later wethouder, Arie Versteeg, Jan van Selm,
?, Jan Versteeg, Jan Vermeulen,..... Kok?, Phil van Byievelt of Han Verhoef, Johannes de Rooy,.....Glissenaar, Cys van Selm, ?, ?, ?,
Evert van Woudenberg, Gert van Woudenberg, Gradus (?) van Woudenberg.
Zittend van links naar rechts:
.— Dijkstra, Stationsstraat 49, Jan Lenssinck van „Ken U Zelf?", Lambert Voortman, tuinchef kasteel De Haar.
Wanneer U in staat bent een van onze nog bestaande vraagtekens in te vullen dan kunt U uw inlichtingen kw^t by onze sekretaris.
|
||||||
781
|
||||||||||
Lanen door de Vleuterweide
|
||||||||||
Je zou het, zeker in het natte jaargetij, niet achter de Vleuterweidse polder zoeken, maar toch doorkruisten
destijds minstens twee "eigen wegen" het gebied. De paden of lanen liepen in de kavelrichting en verbonden de Krochtdijk (ook Tiendweg of Achterdijk genoemd en later Wilhelminalaan, Stationsstraat en den Hamstraat) met de Zandweg langs de Leidse Rijn. Zij waren bestemd voor gebruik met paard en koets. Dienden zij slechts tot meerdere glorie van de Vleutense kasteelheren of was er nog een ander doel? |
||||||||||
Erfdienstbaarheid
De erfdienstbaarheid (of servituut) is een zogenaamd
beperkt zakelijk (genots) recht. Zoals de naam al aangeeft gaat het om een recht dat ten aanzien van een zaak be- voegdheden verschaft aan de rechthebbende, die qua om- vang minder zijn dan het eigendomsrecht ten aanzien van die zaak. Het is een recht dat de bevoegdheid verschaft het naburige erf van een ander zodanig te gebruiken dat het dienstbaar is aan het eigen erf. Zo kennen we de erfdienst- baarheid van voetpad en/of weg, die iemand de bevoegd- heid verschaft over de grond van een ander te lopen of te rijden. In het algemeen geldt voor de beperkt zakelijke rechten
op onroerend goed, dat zij op dezelfde manier gevestigd worden als de levering (eigendomsoverdracht) plaats vindt. De vestiging gebeurt dus door het opmaken van een zake- lijke overeenkomst, die vastgelegd wordt in een notariële acte. Deze acte wordt vervolgens in de openbare registers op het kadaster overgeschreven. Een erfdienstbaarheid kan tenietgaan doordat de recht-
hebbende er afstand van doet, door het verstrijken van de overeengekomen termijn, indien de uitoefening niet meer mogelijk is of indien de rechthebbende er gedurende 30 jaar geen gebruik van maakt. Het servituut is overigens aan de grond gebonden en
blijft daarop rusten, óók bij overdracht aan een andere ei- genaar. De Zandweg van Bottestein
Op 4 mei 1779 vond een transport plaats door de Hoog
Edele Geboren Heer Maurits Carel Baron van Utenhove, Heer van Bottestein, etc, beschreeven in de Ordre der Heeren Edele en Ridderschappe 's Lands van Utrecht, etc. aan en ten behoeve van de Heer Willem van Bijleveld. Van Utenhove verkocht drie akkertjes bouwland en een
Hofsteede, bestaande in een Huijzinge, Berg en Bakhuijs, met 12 morgen zoo Boomgaard, Bouw-, Weij- als Hooij- land. Het geheel was streckende uit de Vleutense Wetering tot aan de Gruppel en voorts van die gruppel tot aan de Leijdse Vaart en werd door Klaas van Nes gebruikt. Aan de verkoop was een „speciale conditie" verbonden:
dat den heer comparant voor zich en zijne successeuren Heeren en Vrouwen eigenaars in der tijd van de Ridder- hofstad Bottestein en de Huijzinge en Hofsteede den Eijk, mitsgaders voor derzelver Huijsgezin, echter met exclusie van eenige boeren of bruikers, voor altijd zullen hebben en behouden het recht om vrij met Koetsen, wagens en paarden te mogen passeeren en repasseeren 't Sandpad van de Leijdsche Vaard af over dit gekogte leggende, van en nae de Ridderhofstad Bottestein en de Huijzinge en |
Hofsteede den Eijk, sonder daarvoor iets te moeten
betalen of gehouden te zijn iets te contribueeren tot onderhoud van dat Zandpad, welk onderhoud zal blijven voor Reekening van voornoemde Heer Willem van Bijle- veld of zijn rechtverkrijgende. Daartegenover waren van Utenhove en zijn opvolgers
telkens gehouden de Heckens op het Sandpad staande we- der toe te sluiten. Indien de Ridderhofstad Bottestein of de Huijzinge en
Hofstede den Eijk verkocht of verhuurd zouden worden, dan zouden die kopers of huurders met hun huisgezin wel- iswaar óók het bovenbeschreven recht hebben, maar zij moesten per passage 3 stuivers betalen {en dus heen en weder zes stuijvers). Zij waren evenzeer verplicht tot het sluiten der Heckens, maar zouden bij manquement daaraan verbeuren ieder reis acht stuivers. En opdat voorschreven Sandweg des te beter in goeden
staat mag blijven, zal den koper niemand over voorschre- ven Sandweg mogen laten rijden, sonder dezelve telkens te laeten betalen als boven, met uitzondering van zulke die bij hem koper zijn moeten. Dit is dus een mooi voorbeeld van de vestiging van een
servituut. Het pad was er misschien al heel lang, maar de eigenaars van Bottestein hadden er geen behoefte aan daar- over in geschrifte iets vast te leggen. De grond was hun eigendom en met de zandweg konden zij doen en laten wat zij wilden. Dat werd anders toen de eigendom van de grond in andere handen kwam. Toen op 2 november 1801 Alyda Odilia Rietveld, we-
duwe van Willem Hendrik van Bijleveld, was overleden, werd de boedel gescheiden. De nog minderjarige Johannes Hendricus Josephus erfde onder andere de Zandweg tot aan den Leijdschen Rhijn met circa 12 morgen lands, strekkende met de sloot en opstal uijt de Vleutensche We- tering. De oorspronkelijk daarbij behoord hebbende en in 1779 van van Utenhove gekochte boerderij ging naar Johanna Cornelia Maria van Bijleveld, getrouwd met Mr Philibertus Josephus Wilhelmus van Odenhoven, Advo- caat voor den Hove van Justitie van het Gewest Utrecht. Aan de laatste dankt de boerderij haar naam : Odenvelt. Geertruida van Schalkwijk, de weduwe van Johannes
Hendricus Josephus van Bijleveld, overleed op 6 novem- ber 1866 en de erfgenamen verkochten de 9 ha 74 a 70 ca bouw-, wei- en hooiland met de zandweg naar de Leidse Rijn. Eigenaar werd Paulus Gerardus Johannes van Bijle- veld. Mr Philibertus en zijn vrouw verkochten op 9 december
1837 openbaar onder andere een kapitale hofstede ge- naamd Odenvelt, bestaande in woon- en achterhuis, bak- |
|||||||||
782
|
|||||||||||
2 3
|
|||||||||||
i U 1 \
|
|||||||||||
10
|
|||||||||||
\
9
|
|||||||||||
10
|
|||||||||||
Het kadastrale minuutplan van 1832. De dubbele slingerende lijn boven is de Rijn (Vleutense Wetering). De zwarte blokjes zijn:
de boerderij Odenvelt(l), de Hogewerf (2), de boerderU Dakveld (3), de ridderhofstad Bottestein (4), de boerderij Puntenburg (5), de boerderij Huis te Vleuten (6), de Vleuterweldse watermolen (7), een in 1854 afgebroken boerderij (8) en helemaal onderaan op de tekening, van links naar rechts achtereenvolgens de boerderijen Zandweg 225, 215 en 206. De pijlen 9 - 9 wijzen op de Krochtdijk of Tiendweg (nu Europaweg, Wilhelminalaan, Stationsstraat, den Hamlaan) en de pijlen 10 -10 op de Gruppel of Middelwetering. De lanen zijn met rasterstrookjes aangegeven. Links de Zandweg van Bottestein en rechts de Laan van 't Huis te Vleuten. Van de laatste is het bovenste, noordoost - zuidwest lopende stuk nu nog bekend als het Appellaantje. |
|||||||||||
783
|
||||||||||||||||||||||||||||
huis, schuur en bergen, benevens 67 roeden boomgaard
en tuin, bij Vleuten nabij het dorp, belend oostwaarts het Nieuwe Pad. De boerderij werd gekocht door Gerardus Johannes Hendrikus van Bijleveld, voor Maria Dommer, rentenierster, wonende te Nieuw Maarsseveen. Blijkbaar kwamen beide eigendommen toch weer in
één hand. Bovengenoemde Paulus Gerardus Johannes van Bijleveld overleed op 28 mei 1879. Hij was achtereen- volgens getrouwd geweest met Elisabeth Herberta Groen en met Alyda Bransen. Op de memorie van successie, betreffende zijn nalatenschap, komen voor: Een hofstede genaamd Odenvelt, bestaande in hui-
zinge, bak- of zomerhuis, schuur, twee bergen, boom- gaard, tuin en bosch, onder Vleuten, Sectie A 59A, Sectie C 206, 207, 517, 529, 530, te zamen groot 64 aren 76 centiaren. |
||||||||||||||||||||||||||||
Een perceel wei-, hooi- en bouwland onder Vleuten op
Vleuterweide, met een Zandweg naar den Leidschen Rijn, Vleuten Sectie C 210a, 211 tim 215, 440, 441, tezamen groot 9 hectaren 29 aren 50 centiaren. We kunnen derhalve precies vaststellen waar de be-
wuste Zandweg gelopen heeft. Ik weet niet hoe lang het servituut is blijven bestaan, maar ik denk zo dat het is teloorgegaan toen de uitoefening niet meer mogelijk was. Laan van 't Huis te Vleuten
Ook de eigenaar van de ridderhofstad Vleuten beschikte
over een ,,eigen weg" naar de Leidse Rijn: de Nieuwe Laan of de Laan van 't Huis te Vleuten. Een deel ervan is nog te herkennen in het zogenaamde Appellaantje. Het loopt van noordoost naar zuidwest, van de boerderij 't Huis te Vleuten (Utrechtseweg 1) naar de Wilhelminalaan, als een met gras begroeid dijkje, aan één zijde beplant met appelbomen. Het had in vroeger tijd aan de andere kant van de Wilhelminalaan (vroeger Krogtdijk) zijn voort- zetting in de perceelrichting. In 1832 was Jan Maximiliaan Baron van Tuyll van
Serooskerken eigenaar van de boerderij 't Huis te Vleuten met de bijbehorende grond. In de kadastrale legger werden de percelen waarover de eigen weg liep, omschreven als laan als bouwland. Het waren de percelen Sectie A 128 en Sectie C 311, 321. Direct ten noorden van de Middelwete- ring liep de laan door weiland, perceel Sectie C 313. De betekenis
Wat kan de betekenis van deze „eigen wegen" zijn ge-
weest? Zowel 't Huis te Vleuten als de ridderhofstad Bot- testein moeten toch altijd goed bereikbaar zijn geweest via de door iedereen gebruikte wegen. We moeten er niet min over denken. ,,Met koetsen,
wagens en paarden" dwars door de Vleuterweidse polder en over de „Gruppel" (Middelwetering). Zeker in het natte seizoen moet dat een heel getrek zijn geweest. De paden waren niet bestraat maar slechts „bezand". Als het de Heren te doen was om de kortste en geriefe-
lijkste weg van Utrecht naar huis, dan zegt dat wèl iets over de toestand van de bestaande wegen. Zij konden na- melijk, uitgaande van de Catharijnepoort, de weg langs de Vleutensevaart (en vervolgens de Utrechtseweg) nemen of de Heerenweg (later Everard Meysterlaan/Groenedijk) en Alendorperdijk of de weg langs de Leidse Rijn en ver- volgens hun eigen „Laan". Die afstanden waren, tot het Huis te Vleuten gerekend en op een moderne kaart geme- ten, respectievelijk 6,5 en 7,5 en 8,5 km. Hun ,,eigen weg" was dus notabene de langste. Het onderhoud zal ook wel wat gekost hebben, maar ik
denk dat daar niet zwaar aan getild werd. Boerenarbeid was in die tijd niet duur. Er is nög een mogelijke betekenis van de paden. Zij
leidden naar de Leidse Rijn en daar passeerden de trek- schuiten, die zowel personen als goederen vervoerden. Ik weet niet of het de schippers was toegestaan op andere dan de officiële halteplaatsen af te meren, maar met geld, goede woorden en wat invloed in de hogere regionen was misschien veel te bereiken. |
||||||||||||||||||||||||||||
^ettrjtefn
|
||||||||||||||||||||||||||||
■^ J/Uutea I
|
||||||||||||||||||||||||||||
^..-^
|
||||||||||||||||||||||||||||
0^ e ;7vf4/i^^
|
||||||||||||||||||||||||||||
V
|
||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||||||||||||
Fragment van de „Nieuwe liaert van de Provincie Utreclit"
van Bernard de Roy, 1696. Wegen zijn aangegeven door dub- bele lijnen, omzoomd door bomen. De Nieuwe Laan van 't Huls te Vleuten is opvallend aanwezig, de Zandweg van Bottestein is niet getekend. Ook zijn herkenbaar de boerde- rijen Zandweg 225, 215 en 206. Opvallend is de naam „'t Hof van Hollant", die bij Zandweg 215 lijkt te horen. Ik zou daar wel wat meer van willen weten, 't Is een echte herberg-naam en misschien was daar ooit een herberg op de weg naar Hol- land. |
||||||||||||||||||||||||||||
D.W.G.
|
||||||||||||||||||||||||||||
784
De herberg De Zwaan te Vleuten
door
Dr D. W. Gravendeel
Van de heer J.H. van der Poel te Maarssenbroek ontving onze vereniging een grote hoeveelheid afschriften
van acten betreffende de familie van Bijlevelt. Van der Poel, die in verschillende archieven een vaste klant is, zet zijn copieenwerk voort, zodat de verzameling nog steeds groeit. De collectie is voor ons van groot belang omdat de van Bijlevelts enkele eeuwen dominant aanwezig zijn in de geschiedenis van Vleuten. Zij hadden niet alleen veel in te brengen op bestuurlijk en kerkelijk gebied, zij traden ook naar voren als grondeigenaars en geldschieters. Acten, op dit geslacht betrekking hebbende, zijn dus altijd een bron voor een goed verhaal. |
||||||||
Een lening
Op 18 mei 1756 verschenen voor schout en schepenen
van Vleuten de rietdekker Dirk van Dam en zijn vrouw Elisabeth Blom. Zij erkenden van de heer Johannes van Bijlevelt, brouwer te Vleuten, te leen te hebben gekregen een capitüale somme van seven honden gulden. Als on- derpand gaven zij negen mergen zo weij-, hooi- als bouw- land, gelegen onder Themaat en bovendien nog zekere huijsinge en herberge, genaamt de Swaan, staande en ge- legen onder Vleuten, strekkende van den Vleutensedijk tot aan het Sandpad, daar oostwaarts 't Zuileveldse vaartje naast geland en gelegen is. Onder de Vleutensedijk moeten wij verstaan de Vleu-
tenseweg of Dorpsstraat. Het Sandpad was een zand-voet- pad, dat van oudsher zuidelijk langs het kerkhof liep, in westelijke richting zijn voortzetting vond in het Haarpad naar De Haar en in oostelijke richting aankoerste op het Hof ter Wey om vervolgens aan te sluiten op de Vleuten- seweg naar Utrecht. Het Zuileveldse vaartje tenslotte was een min of meer
noordoost-zuidwest lopende sloot, die het Sandpad en de Vleutensedijk kruiste en uitmondde in de Vleutense wete- ring. In het noorden stond de sloot in verbinding met een mysterieuze gracht, waarvan ik nog onvoldoende weet. Ik hoop daarop terug te komen. Het perceel waarop zekere huijsinge en herberge, ge-
naamt de Swaan was gelegen, is dus op de kaart met vol- doende zekerheid aan te wijzen. Overdracht
Het lukte Dirk en Elisabeth blijkbaar niet hun geldelij-
ke verplichtingen na te komen, want op 5 april 1761 trans- porteerden zij aan de brouwer Johannes van Bijlevelt se- kere Huijsinge en Erve, sijnde een Herberge genaamt de Swaan, met een boomgaard, berg en schuur. De belendin- gen waren nog dezelfde. Sindsdien is het perceel in het bezit van de familie van
Bijlevelt gebleven. Kolfbaan
In 1765 was Jan Bom huurder van het pand.
In 1802 waren de faciliteiten uitgebreid. In de boedelin-
ventaris van Willem Hendrik van Bijlevelt en Alijda Odilia van Rietveld wordt gesproken over een Huijzinge en Her- berge, genaamt de Zwaan, met overdekte Kolfbaan, schuur en boomgaard. De waarde werd getaxeerd op f 900,-. Op de kadastrale kaart van 1832 is die kolfbaan, dunkt
mij, wel aan te wijzen. Het loodrecht op het Zuileveldse vaartje staande, langgerekte blokje lijkt mij daarvoor wel |
||||||||
Fragment van de kadastrale minuut van 1832. De zwarte blokjes
rechts vormen het complex van de herberg de Zwaan. De dubbe- le lijn rechts is het Zuileveldse vaartje, dat de Dorpsstraat (gespikkelde band) kruist. Het langgerekte blokje, loodrecht op het vaartje staande, moet de overdekte kolfbaan zijn geweest Bij B de brug over de Vleutense wetering. Voor het overige moet de lezer maar eens zien of hij het een en ander kan thuisbrengen. de juiste afmetingen te hebben (19 meter). Volgens Van
Dale is een kolfbaan een harde, vlakke baan van 15 tot 30 meter lengte, ingericht voor het kolf spel. Verdere geschiedenis
De herberg kwam in handen van Paulus Martinus van
Bijlevelt, een kleinzoon van Johannes. Hij had ook Alen- veld in zijn bezit. Toen zijn vrouw, Petronella Johanna Antonia Mouton, was overleden, werd, ten behoeve van een scheiding van de boedel, een inventaris van de bezit- tingen opgemaakt. Op die inventaris, van 23 januari 1829, komt voor een huis en herberg genaamd de Zwaan, met kolfbaan, schuur en boomgaard, staande en gelegen in het dorp Vleuten, getaxeerd op f 875,-. Paulus Martinus over- leed op 1 december 1841. Erfgenaam was zijn zoon Simon Petrus Wilhelmus Henricus, wethouder van Vleuten en be- woner van Alenveld. Alenveld was de vroegere hofstede Hinderstein (Mr
Paulus van Alen gaf er zijn naam aan). De boerderij kreeg allengs meer de allure van een buitenplaats of herenhuis en in 1876 werd het boerenbedrijf geheel verplaatst naar de ons bekende herberg. Het kadaster noteerde in dat jaar voor het perceel dan ook: wijziging van cultuur. In 1897 vond een grote verbouwing plaats, waarbij ook
de oude kolfbaan werd afgebroken. Sinds die tijd stond het pand bekend als „boerderij Hinderstein", onder welke naam het ook in de jaren zestig, tijdens de grote „dorps- vernieuwing", ten onder ging. |
||||||||
785
|
|||||||||||
Vleuten en de Spoorweg II
|
|||||||||||
door
F.J.C. Rombach |
|||||||||||
ze overwegen heeft. J.W. Bake wist dit, maar kon niet
weten dat de burgemeester, behalve de gevraagde alge- mene bekendmaking, nog persoonlijk brieven zou gaan schrijven. Hij beantwoordt op 25 april de brieven d.d. 16 en 18 april van de burgemeester. De heer Van Bijlevelt wordt hartelijk bedankt voor zijn bemoeienis ten aanzien van de veiligheid op de overwegen. Het is inderdaad juist dat de eigenaar van Heemsmade geen verplichtingen heeft en de N.R.S. derhalve voor de afsluitingen zal zorgen. Hij kan de burgemeester niet veel hoop geven in antwoord op diens vraag een halte te Vleuten te stichten. De genoemde gebreken in de nieuwe weg bij het Huis den Hoed zullen door de aannemer, die ook de Vleutense weg onderhoudt, hersteld worden. Deze zal daartoe instructies ontvangen. De burgemeester is nog niet tevreden, hetgeen blijkt uit
een brief die hij 17 juli 1855 aan de Commissaris des Ko- nings in de Provincie Utrecht schrijft. Een teer punt is de afwezigheid van wachters bij gelijkvloerse kruisingen van de spoorbaan met de openbare weg. De N.R.S. wordt ver- weten dat ten behoeve van het passeren van zandtreinen bij de belangrijkste overgangen wachters geplaatst waren en deze met de opening van de spoorweg teruggetrokken werden. Vooral het terugtrekken van de wachter op de Krochtdijk bezorgt veel ongerief. Zeker nu, in het drukke zomerseizoen, dreigen grote ongelukken. De veldwachter moet menigmaal kinderen en andere passanten waarschu- wen. Volgens informatie moet de machinist bij het naderen van de overweg een signaal met de stoomfluit geven om te waarschuwen(De burgemeester zal waarschijnlijk be- doelen dat dit signaal nog wel eens achterwege blijft). Het gemeentebestuur wil hier niet langer de verantwoordelijk- heid dragen. Het zit de heer Van Bijlevelt trouwens ook dwars dat er nog niets aan het onderhoud van het gedeelte van de zandweg bij de Hofstede den Hoed gedaan is. Ten- slotte wordt de wenselijkheid bepleit seinpalen te plaatsen bij de wachthuizen zoals op de spoorweg naar Amsterdam. De Commissaris des Konings verzendt 17 augustus
d.a.v. een afschrift van het antwoord van de directie van de N.R.S. De instructies tot herstel van de nieuwe zijweg bij de Hofstede den Hoed zijn reeds gegeven. De klacht over het gemis van wachters aan de Krochtdijk is minder gegrond. Immers er zijn op korte afstand wachters aanwe- zig, namelijk aan de Grindweg en de Kerkweg. Bovendien is de overweg op de Krochtdijk aan beide zijden behoor- lijk afgesloten. Het valt echter niet te ontkennen dat de boeren de afsluithekken herhaaldelijk openlaten. Het is kennelijk te veel moeite van hun wagens af te komen en in deze gevallen is de veiligheid geen zaak van de N.R.S. De situatie aan de Krochtdijk is in dit opzicht vergelijkbaar met andere overwegen, zodat plaatsing van een wachter vooralsnog niet nodig is. In beginsel zijn de seinpalen nergens op de nieuw aangelegde baanvakken geplaatst en bovendien in Vleuten geheel overbodig. Het lange rechte gedeelte van de spoorweg, zowel ten Oosten als ten Wes- ten van de gemeente Vleuten, biedt ruimschoots gelegen- |
|||||||||||
Enkele bijzonderheden
De aanleg en de exploitatie van de spoorweg Utrecht -
Rotterdam veroorzaakte een aantal problemen, voorvallen en wrijvingen tussen het gemeentebestuur van Vleuten en de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij (N.R.S.). Het was wennen voor het gemeentebestuur nog met een ander „openbaar" lichaam te maken te krijgen. Het was wennen voor de grondeigenaren langs de spoorbaan in het gebruik van hun particuliere overwegen. Het was wennen voor de ingezetenen en anderen: een spoorlijn in de ge- meente Vleuten, die alleen door midde! van overwegen gepasseerd mocht worden. Het was wennen dat men de bermsloten langs de spoorweg niet zómaar kon bevaren. Dit verhaal gaat dan ook over overwegen en het onbe-
voegd oversteken van de spoorbaan, wegen en bermsloten. Bijzonderheden die soms op bijzaken lijken, doch bij na- der inzien niet onbelangrijk zijn. |
|||||||||||
Overwegen, wegen en wachters
De ons reeds bekende J.W. Bake, Ingenieur van de Con-
structie, verzoekt met zijn brief van 13 april 1855 de heer G.J.H, van Bijlevelt, burgemeester van Vleuten, mede te werken aan de veiligheid van de op 21 mei 1855 te openen spoorweg Utrecht - Gouda. Het is daartoe nodig dat alle overwegen voorzien worden van rasters, hekken of andere afsluitingen. Enkele eigenaren met particuliere overwegen zijn in gebreke gebleven. De burgemeester wordt verzocht via een openbare bekendmaking de belanghebbenden te waarschuwen dat van 28 april af iedere overweg zonder voldoende afsluiting door de N.R.S. zal worden door- graven. Het rijden van treinen langs onafgesloten overwe- gen kan niet toegelaten worden. De actieve burgemeester gaat zich persoonlijk op de
hoogte stellen. Er komt niet alleen een bekendmaking, doch hij schrijft ook brieven aan nalatige eigenaren. Een ieder die gebruik maakt van deze overwegen moet de hek- ken zelf openen en sluiten. Voorts is het verboden zich on- bevoegd op de spoorbaan te bevinden. Eén van de eigenaren, de uit het eerste artikel bekende
Mr. H.B. Nieuwenhuis, reageert zeer verbolgen. Hij schrijft reeds op 18 april 1855 dat het zijn belang niet is de over- wegen op het land, dat vroeger tot Heemsmade behoorde, af te sluiten. Hij verwijst (terecht) naar de verkoopacte van de vroegere eigenaren, dat de N.R.S. de zorg over de- |
|||||||||||
786
|
|||||||||||
heid de treinen uit beide richtingen tijdig te zien naderen.
De burgemeester ontvangt 3 oktober 1855 een brief van
de N.R.S., sectie Utrecht - Rotterdam, en hem wordt ver- zocht de betrokken eigenaren te wijzen op het feit dat her- haaldelijk kalveren, schapen, varkens en zelfs groter vee op de spoorbaan overreden worden. Dit is niet alleen een groot nadeel voor de eigenaren van het vee, doch verhoogt ook de kans op ongelukken met de trein. Meestal is de oorzaak het niet sluiten van de overwegen door de gebrui- kers. Bovendien verwaarloost men het aanbrengen van hekken op die plaatsen, die niet onder de verantwoorde- lijkheid van de N.R.S. vallen. Ook in 1856 worden soortgelijke voorvallen vermeld.
De Commissaris des Konings richt zich 23 oktober 1856 schriftelijk tot het gemeentebestuur van Vleuten met het verzoek een meer dagelijks toezicht te laten houden op de afsluiting van hekken e.d. op de particuliere overwegen. Voorts wordt verzocht de eigenaren en/of gebruikers te wijzen op de noodzaak de hekken na gebruik te sluiten. Het gemeentebestuur probeert nog een keer een spoor-
weghalte ,te Vleuten te krijgen en richt thans het verzoek daartoe aan de Minister van Binnenlandse Zaken. De des- betreffende brief wordt zoals gebruikelijk via de Commis- saris des Konings eind 1855 verzonden. Medegedeeld wordt dat de spoorweg de gemeente Vleuten grotendeels doorsneden heeft. Ter compensatie van dit ongerief wordt om een halte gevraagd. Het vervullen van deze wens en de aanstelling van een wachter aan de Krochtdijk zijn door de spoorwegmaatschappij steeds afgewezen. De reeds meer- genoemde wachters aan de Grindweg en de Kerkweg kun- nen, naar de mening van de burgemeester de overweg bij de Krochtdijk niet beheersen. Namens de minister bericht de Commissaris met zijn
brief van 22 december 1855 aan Burgemeester en Wethou- ders van Vleuten, dat de N.R.S. een zodanige verandering heeft laten aanbrengen dat de spoorweg op de Krochtdijk voortaan door de dichtstbijzijnde wachter kan bediend worden. De hekken blijven dus niet meer open staan. ,,Dat, wat de halte of het arret te Vleuten aangaat, dat ge- deelte van Uw verzoek althans voor 's hands voor geene inwilliging vatbaar is". Zoals reeds bekend, zal de bouw van een halte pas in 1881 zijn beslag krijgen. |
|||||||||||
eens extra aan te geven wie bedoeld wordt, is het woon-
adres van deze politieman vermeld, namelijk: bij het tolhek aan de Grindweg. Verzocht wordt hem streng te onderhouden. In het geval dat hij zijn plichten voortaan niet beter en behoorlijker vervullen zal, worden andere maatregelen van de zijde van de N.R.S. niet uitgesloten. De brief wordt prettiger afgesloten met de mededeling dat de spoorwegmaatschappij de laatste tijd het gemeen- tebestuur zoveel mogelijk tegemoet gekomen is. Zelfs onlangs nog door het maken van een afsluiting aan de Krochtdijk. De bewuste veldwachter moet Petrus van Loo zijn,
geboren 17 januari 1811 te Leeuwarden, gehuwd met Sara Jacoba Veerman. Hij vestigde zich 1 januari 1855 te Vleu- ten, komende van Utrecht. Hij overlijdt 10 januari 1892, 81 jaren oud. In de acte van overlijden wordt hij als ge- pensioneerd onder-officier vermeld. Of en in hoeverre hij door de burgemeester vermanend toegesproken is c.q. dis- ciplinaire maatregelen tegen hem zijn genomen, kon niet achterhaald worden. Het voorval heeft kennelijk geen na- delige gevolgen voor zijn gezondheid gehad, gezien de hoge leeftijd die hij - zeker voor die tijd - mocht bereiken. |
|||||||||||
Bermsloten
Namens zijn cliënt J.A, Daman, landeigenaar te Koude-
kerke, eigenaar van een hofstede gelegen onder Vleuten, verzoekt de Utrechtse notaris De Graaf d.d. 18 april 1868, voor zoveel nodig en vereist, de houten bruggen over de sloten langs de spoorbaan te vervangen door aarden dam- men. Wegens het voor het landbouwbedrijf naderende be- langrijke seizoen wordt om een spoedige beslissing ver- zocht. Deze brief gaat ter behandeling naar R. Wright, Inge-
nieur van de Weg. Zijn antwoord is gedateerd 30 april en goed onderbouwd. De bruggetjes liggen ca 460 meter van het latere stationsgebouw in de richting Harmeien en zijn met de letters a a op de bijgaande situatietekening aange- duid. De N.R.S. gaat zelf reeds in de genoemde sloten bij de overwegen afsluitingen maken, waardoor er minder stroming in het slootwater ontstaat en er derhalve geen be- zwaar is de vaste dammen aan te leggen. De voorwaarden zijn: Onder iedere dam een eiken ko-
ker te leggen van niet minder dan 30 x 30 dm binnenwerks groot, op kosten van de heer Daman. Voorts komt het on- derhoud van de dammen en het schoonhouden van de ko- kers geheel ten laste van genoemde heer. Alles moet geschieden naar genoegen van het polderbestuur. De snelle afwikkeling van het verzoek blijkt uit het feit,
dat de N.R.S.-directie reeds 5 mei 1868 bovengenoemde voorwaarden schriftelijk aan de notaris doet toekomen. Het werk moet overeenkomstig de aanwijzigingen en tot genoegen van de Ingenieur van de Weg uitgevoerd worden. Na ontvangst van de accoordverklaring door de heer Daman zal de directie de nodige instructies geven. De gewenste verklaring wordt 11 juni door de notaris gezonden. Op 24 augustus 1868 bericht de Ingenieur van de Weg, dat het werk tot genoegen van het polderbestuur en de N.R.S. verricht is. |
|||||||||||
Veldwachter
De spoorwegmaatschappij is niet tevreden over het op-
treden van de dorpsveldwachter. De Ingenieur van de Maatschappij wijst in zijn brief van 30 maart 1856 aan de burgemeester op het ongepaste gedrag van deze man. Een veel voorkomend euvel is dat in de buurt van de Vleutense weg de spoorbaan door onbevoegden wordt betreden en overgestoken. Veelvuldig worden zij daarbij geholpen door de veldwachter. De spoorwegwachters kunnen hier- tegen practisch niets ondernemen. De veldwachter heeft het bovendien aangedurfd de heer C. Hall, gemachtigde van de Engelse spoorwegaannemer Thomas Brassey, op een verregaand onbeschofte wijze te behandelen. Om nog |
|||||||||||
787
|
|||||||||||
igif>,.im~^-m«(i&^'m0»,,ify'^m^y'f*4^'i^
|
|||||||||||
.M"""^
|
|||||||||||
..'t" «^
|
|||||||||||
4mm»
|
|||||||||||
Vleuten, 17Junijl876.
Aan de Directie der Nederlandsche Rhijnspoorweg Maat-
schappij. Geachte Heren, Een antwoord op Uwe missive d.d. 14 Junij l.l. Het valt
mij hard dat ik er geld voor moet geven daar ik er hoogstens tachtig maal in een jaar met een scht kurf praam in kom van elders met mest om op mij land te brengen en daar U Edele aan de ene of zuidzijde niet bij Uw sloot kan komen of je moet over mij land om hem schoon te maken en dan aan weerszijden een gedeelte van mij land gebruiken om de vuigt f=vuiligheidj er op te laten daar de sloot weit en zeer vuil is en er ook schouw op is of kan gevoerd worden, kan U het onmogelijk anders laten en dit een in ander U Edele overwegende en zo ik dan moet betalen schrijf mij dan maar waar ik komen moet. Met de meeste achting teken ik
(w.g.) P. Baelde De N.R.S.-directie treedt weer in overleg met de Inge-
nieur van de Weg en bericht op 27 juni dat aan de over- zijde van de bermsloten overal en dus ook op het land van Baelde een strook grond in eigendom is van de Maat- schappij. Deze strook is breed genoeg om het schoon- maakwerk te doen. De directie brengt het bedrag op f 2,- per jaar en vraagt als tegenprestatie inschikkelijkheid als |
|||||||||||
Pieter Baelde, bouwman onder Vleuten bij Harmeien,
maakt reeds ongeveer twintig jaren gebruik van de berm- sloot langs de spoorweg nabij zijn boerderij niet ver van het station van Harmeien gelegen. Zonder enig bezwaar kon hij deze sloot gebruiken voor mestvervoer per praam. Tegen eind mei 1876 wordt hem dat door de Neder- landsche Rhijn Spoorwegmaatschappij (N.R.S.) verboden. Met een door hem ondertekende, doch niet zelf ge-
schreven brief, van 3 juni daaraanvolgend aan de directie van de N.R.S., deelt hij mede zich door het verbod in zijn beroep als landbouwer benadeeld te voelen. Hij is van mening dat de spoorwegmaatschappij door het varen in de sloot niet het minste nadeel ondervindt. Na de heer R. Wright, Ingenieur van de Weg, te hebben
geraadpleegd, wordt op 14 juni 1876 aan Baelde toestemming gegeven de sloten aan beide kanten van de spoorbaan te bevaren. Hij mag geen gebruik van de ber- men maken en moet een jaarlijks bedrag van f 4,- betalen, te voldoen bij vooruitbetaling vóór of op 1 juli. Baelde neemt dan zelf de pen ter hand en dat is het be-
gin van een vermakelijke briefwisseling van zijn kant met de officiële reacties van de N.R.S.. Hij kan zijn gedachten zeer goed op papier zetten en probeert van alles om onder het betalen van die f 4,- uit te komen. Al lezend, voelt men zich door hem min of meer aangesproken. De drie door Baelde geschreven brieven worden woordelijk over- genomen. |
|||||||||||
788
|
|||||||||||
bij het reinigen van de sloten soms de grens van het land
van Baelde overschreden wordt. Ook het feit dat de sloten niet veelvuldig bevaren worden, heeft geleid tot het ver- lagen van het oorspronkelijke bedrag. Het antwoord van Baelde laat niet lang op zich wachten.
Vleuten, 3 Mij 1876.
Aan de Directie der Nederlandsche Rhijnspoorweg Maat-
schappij. Geachte Heren, In antwoord op Uw schrijven van den 27 Junij dat Uw een
strook heeft kan zeer goed zijn. Hoe breed weet ik niet maar dat ze bij mij op de ene plaats een halve op de andere een hele en soms anderhalve meter hebben geno- men. Nu kunt gij oordelen of dit behoorlijk is, om zo door de hooi oogst te werken, en zelfs afmaaijen en mee nemen, op sommige plaatsen, maar dat neem ik U niet kwalijk, daar U er zelfs niet bij kom keiken. Maar die dagelijkse opzichter, die man, die zal nog wel weten dunkt mij, hoe het hoort maar die zie er heel niet naar begrijp ik nu heb ik er niets van gezegd, als UWelEd mij nu permissie geeft en Uw geeft orders dat zij het schappelijk maken dan mogen zij van mijn overweg ook gebruik maken en anders niet, want ik moet die zelf onderhouden en U kan op de bewuste percelen niet zonder schuit komen. Zeer gaarne had ik van U nu al gauw permissie daar ik er al gauw gebruik van wens te maken, mij dunkt U zal van mij toch geen geld eisen en dan vooral de personen, die de mee Ctemee, straksj het werk weer doen moeten goed laten onderrichten dat zij mij goed niet te veel vernielen. in afwachting
(w.g.) P. Baelde De Ingenieur van de Weg krijgt deze brief, evenals de
vorige, weer in handen en stuurt de brief voor commentaar naar de Hoofdopzichter te Gouda. Hieronder volgt diens antwoord: Met bericht dat de landbouwer Baelde vertoornd is ge-
worden omdat hij recognitie moet betalen voor het varen in de sloten langs de spoorweg en daarom alle middelen gebruikt om de Maatschappij tegen te werken. Zo is dit ook het geval met het hooi waarover hij schrijft, daarmede hebben wij niets te maken aangezien dit land buiten onze grenspalen ligt zodat de opzichter daar geen toezicht op behoeft te houden en het ook volstrekt niet bewezen dat zulks door het werkvolk van de Weg gedaan is, doch even goed door particuliere personen kan ge- schied zijn. Het toezicht moet daar door hem en niet door de opzichter
uitgeoefend worden. Evenzo wil hij omdat hij voor het varen in de sloten geld moet betalen, het gebruik maken van zijn overweg beletten aan die personen welke gras- land gepacht hebben, doch ook daartoe heeft hij geen recht daar het een publieke overweg is, die hij aan nie- mand verbieden kan. In dezelfde graad en in dezelfde grond als bovenstaand,
heeft de opzichter het hem dan ook onder het oog gebracht, dat hij ongelijk had, zowel omtrent het hooi als zijn overweg, doch toen begon de man tegen hem uit te- vallen en te kennen te geven, dat hij noch met de Directie, noch met de opzichter, noch met de grenspalen iets te ma- ken had. Gouda, 14 Julij 1876
de Hoofdopzichter
(w.g.)G.Kools
|
|||||||||||
De 15 Juli reeds wordt deze brief door de Ingenieur van
de Weg aan de Directie gezonden. Op een desbetreffende vraag van de Directie wordt later nog vermeld (21 juli) dat het gaat om de publieke overweg aan de Hollandse kade. De directie geeft in een brief van 25 juli 1876 te ken-
nen, dat uit het ingestelde onderzoek gebleken is dat het werkvolk geen inbreuk op de eigendommen van Baelde gemaakt heeft. Het personeel is opgedragen de eigendom- men der aangrenzende eigenaren te eerbiedigen en voor overtredingen te waken. De directie kan geen verantwoor- delijkheid aanvaarden voor die medewerkers, noch voor de opzichter, noch voor het overige personeel, wanneer niet bewezen is dat zij schuld hebben. Voorts wordt medegedeeld dat Baelde niet de minste
bevoegheid bezit om het gebruik van een publieke over- weg te beletten. De conclusie is dan ook dat er volstrekt geen aanleiding is om enige wijziging aan te brengen in de eerder aan Baelde vermelde voorwaarden en hem wordt verzocht mede te delen of deze al of niet aangenomen worden. Baelde geeft hierop toch wel een geestig antwoord en
brengt, evenals in zijn vorige brieven, wederom een andere kwestie ter sprake. |
|||||||||||
Vleuten, den 10 Augustus 1876.
Aan de directie der Nederlandsche Rhijnspoorweg Maat-
schappij. Naar aanleiding van Uw schrijven van de 25 Julij zal ik
de van Uw voorgeschreven f 2,- voldoen om in de sloot te varen. En nu van het door Uw aangehaalde dat alles bij mij pu-
bliek is, midden in mijn land, ben ik nog dankbaar, dat ik nog zoveel vruchten en vrijdommen geniet, maar toch staan ik verwonderd te zien, zo een publieke overweg zelvers te moeten onderhouden en van Uw kant geen wachters of sluitboom er op te zien dat vind ik nogal vreemd. teken ik met achting
(w.g.) P. Baelde Voor de zekerheid wil de directie nadere inlichtingen
over de door Baelde bedoelde overweg en schakelt de In- genieur van de Weg weer in. Deze antwoordt dat de over- weg hier bedoeld een uitweg is en in zoverre publiek dat niet alleen Baelde maar verscheidene andere personen daarop recht van uitweg hebben en eerstgenoemde daar- over dus geen vrije beschikking heeft. De uitweg is een zogenaamde tiend weg. Gebruikte Bronnen
Algemeen Rijksarchief (A.R.A.), 's-Gravenhage;
2.18.01.: Archief van de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij
(N.R.S.), Inventarisnummers 202 en 308.
Archief N.V. Nederlandse Spoorwegen, Hoofdadministratie Utrecht, Afschriften van de Koopacten i.v.m. onteigeningen van gronden te
Vleuten.
Archiefdepót N.V. Nederlandse Spoorwegen te Zutphen, Onteigeningen te Vleuten t.b.v. de spoorwegaanleg;
CopieSn kadastraal plan.
Gemeente-archief Vleuten, Agenda 18SS, 1856; Bevolkingsregister 1850 • 1865;
Register van overlijden 1892.
/
|
|||||||||||
De in de tekst gereproduceerde tekeningetjes zijn de door de tekenaar van de
N.R.S. gebruikte symbolen voor achtereenvolgens een Publieke Overweg, een Dubbele Particuliere Overweg en een Particuliere Overweg. |
|||||||||||
789
|
||||||||||||
De brouwerij te Harmeien
|
||||||||||||
door
Dr D. W. Gravendeel |
||||||||||||
Door de heer J.H. van der Poel te Maarssen wordt onze documentatieafdeling voortdurend voorzien van ge-
gevens over de brouwerij te Vleuten. Omdat de geschiedenis van die brouwerij nauw verweven is met die van de familie van Bijleveld, verzamelt hij ook alles wat hij betreffende deze familie in de verschillende archieven te weten kan komen. Gewoonlijk beperk ik mij in mijn geschiedschrijving tot het gebied van onze eigen gemeente, maar in het
door van der Poel verschafte materiaal kwam ik iets tegen dat ik onze Harmeiense leden toch niet wil onthou- den. |
||||||||||||
1630 Jacob Dirxsoon, brouwer te Harmeien
De zaken gingen voor deze Jacob blijkbaar niet zo goed,
want er was een proces tussen hem en de pander van den comptooren van de Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Een pander was oudtijds een ambtenaar, die de gerechte- lijke l)eslaglegging op iets verrichtte, die voor de schuld- eiser de panden in beslag nam en soms ook executeerde. Het Hof van Utrecht besliste op 6 juli 1630 dat het in be- slag genomen goed verkocht moest worden: seeckere erve ende huijsinge ende getimmer van de brouwerije ende alle 't gundt daeraen expendeert aertvast is, staende ende ge- legen tot Harmeien. Ik weet niet wie de zaak kocht en ik ben er ook niet ze-
ker van dat het volgende er iets mee te maken heeft. De ligging van het pand zou er wel op kunnen wijzen. Op 30 augustus 1656 verkochten de curateurs in den boedel van Willem de Cruijff aan Maria Barten, weduwe van Gerrit Stevens van Rossum, wonende te Vleuten een huijsinge ende tapstede met al 't geene daerinne aert ende naegel vast is, staende in den dorpe van Hermeien, daer den Jon- gen Prins uijthanght. Maria Barten woonde te Vleuten, op de „Well hofstede" en Willem Claeszoon de Cruijff was brouwer te Vleuten, in 1654 weduwnaar van Aeltgen Aerts Keijser, die eerst getrouwd was geweest met Aelbert Joos- ten de With. De herberg stond op de gront van den Com- manderie tot Harmeien, streckende 't erve vóór van 't Sant- padt ofte de straet tot achter aen den Bijlevelder Wetering toe, daer Jacob Goeman oostwaerts ende Cornelis Hen- dr ickszoon van Tiell westwaerts naest gelegen sijn. Op 28 december 1709 kocht Anthony Gansenvanger de
brouwerij op een openbare veiling, samen met nog een ander pand. Hij kocht namelijk twee huijsen met hare er- ven, sijnde 't eene een brouwerije en 't ander een backe- rije, staende ende gelegen tot Harmeien, gecompeteert hebbende Mar ten Bosch. Van Bijlevelt
Anthony Gansenvanger, „brouwer tot Harmelen", ver-
kocht op 18 januari 1710 aan Hendrick van Bijlevelt, „brouwer tot Vleuten", sijns vercopers huijsinge, erve ende brouwerije met alle 't geene tot ende aen deselve brouwerije, soo vaetwerck, ketel, koelbacken, kuijpen, ros- molen, ende voorts alle vordere gereetschappen tot den gang derselver brouwerije is behoorende. |
Van Bijlevelt was sinds die datum in het genot van de
zaak, maar het eigenlijke transport vond pas plaats op 10 augustus 1731, door Baartje den Ouden, weduwe van An- thony Gansenvanger, en haar zoon Aert Gansenvanger, Mr timmerman. Er rustte toen nog steeds een hypotheek op van f 2.000,—, daarop 14 februari 1661 gevestigd door Dirk Claeszoon den Ouden. Ik weet niet wie dat was. Hendrik Willems van Bijlevelt, brouwer en schepen te
Vleuten, was een zoon van de Vleutense brouwer en sche- pen Willem Dirks van Bijlevelt en Sophia Deurgoet. Hij trouwde achtereenvolgens met Comelia van Aelst en Eli- sabeth Loenius. Hendrik overleed circa 1749 en de brou- werij te Harmelen werd, met andere goederen, geërfd door zoon Johannes Cornelis, eveneens brouwer en schepen te Vleuten. Johannes Cornelis van Bijlevelt, geboren in 1702, trouwde
in 1731 met Ida Eycken. Het echtpaar maakte op 12 juli 1755 een testament en legateerde daarbij aan zoon Willem onder andere een huijs, erve en brouwerije, staende en ge- legen in den dorpe van Harmelen, streckende vóór uijt de straet tot achter in den Rhijn of het jaegpadt toe, daer oostwaerts Dirck de Bruijn, westwaerts Hendrick te Lol naest gelegen sijn, werdende meede hieronder begreepen de ketel, kuijpen, koelvaten en vaetwerck tot dese brou- werije behorende. Willem Hendrik van Bijlevelt, geboren in 1733, trouw-
de in 1764 met Alyda Odilia van Rietveld. Hij was - hoe kan 't anders - ook brouwer en schepen te Vleuten. Ten hu- welijk bracht hij onder andere mee een huijsinge, erve, brouwerije, turfschuer, stal en rosmolen, met ketel, kuij- pen, koelvaten, mitsgaders alle gereedschappen en leeg vaetwerck tot deselve brouwerije behorende, staende ende gelegen in den dorpe van Harmelen, strekkende vóór uijt de straet noordwaerts op tot in den 'Rhijn, daer oost- waerts Dirck de Bruijn en westwaerts Anthony de Jager naest gelegen is. Hij kreeg bovendien alle spelt, brouw- haver, weijt en mout in voorschreve brouwerije gevonden wordende. Willem Hendrik overleed in 1799 en Alyda Odilia in
1801. De nog minderjarige Johannes Hendricus Josephus
kreeg in 1802 onder andere toebedeeld een huijzinge, erve, brouwerije, turfschuur, stal en rosmolen, met ketel, kuij- pen, mitsgaders alle gereedschappen, staande ende gele- gen in den dorpe van Harmelen, daar oostwaarts Cornelis de Bruijn en westwaarts Adolph Nieuwenhuijzen naast ge- |
|||||||||||
790
|
|||||||||
legen zijn.
In de brouwerij te Harmeien bevonden zich toen 3,75 ton
bier van f 9,--, 31 ton van f 5,--, 8,75 ton van f 3,--, ledig vaatwerk (tonnen), hoepels, banden, twee schuiten en twaalfhonderd zakken turf. De brouwerij had nog voor f 3.650,— te vorderen op
haar afnemers. Grote debiteuren waren Hendrik Boggende, Willem Berkesteijn, vrouw Pot en Johannes Blom. Dubieus was de vordering ad f 6,— op 't Jagercorps van de Rhijn- graaff van Zalm. Blijkbaar hadden deze krijgers een vat bier soldaat gemaakt en was hun commandant vergeten te betalen. Misschien werd er op die betaling ook niet erg aangedrongen, blij als men was dat het ruwe volkje aftrok. Johannes Hendricus, brouwer en schout te Vleuten,
trouwde in 1803 met Geertruida van Schalkwijk. Hij over- leed in 1834 en Geertruida zette de brouwerij te Vleuten voort, tot haar dood in 1866. Bij het overlijden van Johannes Hendricus werd een
memorie van aangifte ten behoeve van de successie opge- maakt. Daarop kwam de brouwerij te Harmeien niet voor. Wat was daarvan de reden?
Notaris Gerrit NIcolaas Buddingh
In het archief van de gemeente Harmeien vond ik in de
,,Staten en leggers der gebouwde eigendommen en van de deuren en vensters (die waren namelijk fiscaal belast)", dat de „brasseur" (brouwer) Jan Hendrik Joseph van Bijle- velt daar het huis nummer 66 bezat; dat huis had 13 deuren en vensters. In de jaren 1812 tot 1815 hadden daar achter- eenvolgens Gerard Dijkman en Barend Nieuwenhuijzen het vruchtgebruik van. In de legger van 1819 staat nummer 66 nader omschre-
|
|||||||||
ven als „huis en brouwerij". In diezelfde legger is de naam
van van Bijlevelt doorgehaald en vervangen door die van Gerrit Nicolaas Buddingh, notaris te Utrecht. Nummer 66 is voortaan „huis". Dit alles klopt wel. Gerrit Nicolaas Buddingh werd op 2
januari 1818 tot schout (burgemeester) van Harmeien en Veldhuizen benoemd. Hij moest dus een huis in zijn ge- meente hebben. Hij trouwde op 5 augustus 1819 te Utrecht met Andrietta Petronella Heynsius en daarmee werd de zaak van een woning nog dringender. Inderdaad vinden we in het bevolkingsregister van 1845
het gezin Buddingh nog steeds ingeschreven op het huis- nummer 66. Weliswaar is Andrietta Petronella dan reeds overleden en is de oudste zoon Nicolaas Wilhelmus inmid- dels burgemeester geworden, maar de oude heer Gerrit Nicolaas woont er nog. De familie wordt verzorgd door de huishoudster Catharina Margaretha Höfeld en de „meiden" Gerardina Sara Heuveling en Grietje Besuyen. De locatie
De oostelijke en westelijke belendingen worden in de
acten aangegeven door steeds wisselende namen en daar- aan hebben we dus niet veel. Het is echter wel duidelijk dat de noordelijke belending de Rijn was (of het jaagpad) en dat dus de straat er ten zuiden van lag. En dan is het zo moeilijk niet meer. In de kadastrale legger van 1832 staat Gerrit Nicolaas
Buddingh, schout van Harmeien, te boek als eigenaar van een huis en erf, groot 4 roeden 80 ellen, kadastraal bekend Gemeente Harmeien Sectie B nummer 349 en dat is natuur- lijk op de kadastrale minuut (eerste kadastrale kaart) zó aan te wijzen. Het is het huidige pand Dorpsstraat 36. |
|||||||||
Tekening naar het kadastrale minuutplan van 1832, Harmeien Sectie B. Het noorden is boven. Daar stroomt de Oude Rijn,
waarin linksboven de B^Ieveld uitmondde. Direct ten noorden van de huizen het Jaagpad. Links de brug over de Rijn. Het met een raster aangegeven pand is Sectie B nummer 349, de vroegere brouwerij. |
|||||||||
791
|
|||||||||||
Harmelen, Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat).
Het grote huis, rechts op de foto, is het pand waarin eens de brouwer^ huisde. Het heeft inderdaad 13 deuren en vensters (2 deu-
ren en 11 vensters). Rond 1960 werd er een nieuwe gevel voorgezet. Naar een prentbriefkaart uit de collectie van Carl Siegert te Harmelen. |
|||||||||||
Conclusie
|
|||||||||||
Dat er in Harmelen een brouwerij is geweest, was bij
sommigen wel bekend. Boon schrijft: Kort na de Franse tijd was er wel een bierbrouwerij, maar die kon het niet lang bolwerken. Dèt nu, is beslist niet waar. Die brouwerij bestond toen zeker al bijna twee eeuwen. Het succes was misschien in de beginjaren niet groot, maar onder het be- wind van van Bijlevelt, die er waarschijnlijk een pachter of zetbaas in had zitten, heeft het bedrijf het toch lang vol- gehouden. Ik ben nergens een naam of merk van de brouwerij te-
gengekomen en ik heb mij ook niet verdiept in de verdere geschiedenis van de ,,tapstede daer den Jongen Prins uijt- hanght". Misschien is daaruit wel het latere Dorps Welva- ren voortgekomen. Maar er moet ook nog wat spitwerk overblijven voor
een Harmelaar. |
|||||||||||
Bronnen
|
|||||||||||
Onze verzamelingen, collectie J.H. van der Poel
Rijksarchief Utrecht, Kadastrale minuutplans
Gemeentearchief Harmelen, inventarisnummers 793, 989, 1579,
1582
J.G.M. Boon, Harmelen op weg van oud naar nieuw, 1970
|
|||||||||||
1581,
|
|||||||||||
D
|
|||||||||||
792
|
||||||||||||||
Kater
|
||||||||||||||
Eén keer in de week ga ik naar opoe
de Korte op de Driesprong. ,,Opoe Ho- ge Wei" noemen we haar. 't Is daar erg leuk en gezellig. Opoe heeft drie geiten, twee honden, kippen en twee katten. Bovendien heeft ze altijd lekkere snoep- jes en veel tijd om met ons te praten. Vandaag is 't Zaterdag, vrij van school,
dus was ik er al vroeg. Toen ik binnen kwam, zat opoe in haar rieten stoel een beetje te mompelen. Ze keek ook erg ver- drietig. Jochie, zei ze, onze ouwe poes is vannacht naar de hemel gegaan. Ik wist wel, dat is 't zelfde als doodgaan, maar 't klinkt wat vrolijker. Natuurlijk was hij naar de hemel,
want zo'n kat is vanzelfsprekend „katte- liek" en alle kattelieken komen in de hemel. Ja, zei opoe, en 't was zo'n bes- te muizenvanger. Om opoe te troosten, bedacht ik snel
wat. We hadden thuis nog een kat over (een valse rotkat). Opoe, ik ga naar huis om een lieve poes voor u te halen. Toen ik met die boodschap thuis
kwam,heeft m'n moeder de kat ge- vangen, in een jute zak gestopt, die stevig dichtgebonden en aan 't stuur van m'n fiets gehangen. Slingerend reed ik over de Zandweg. Net voorbij de Woerdlaan had de kat de zak kapot gevreten en in tijd van een mum rende hij voor m'n fiets uit. Bij 't huis van Arie Goes klom hij in een hoge boom. Kom d'r uit rotkat, riep ik. Kom maar poesje, poes, poes, poes! Arie Goes was naar buiten gekomen,
keek even, spuwde z'n pruim weg en zei: je mot thuis een schoteltje melk gaan halen en dat onder de boom zetten. Veel mensen stonden te kijken en ie- mand probeerde 't nog met een bone- |
||||||||||||||
staak. De kat (en vooral z'n staart) werd
twee keer groter. Nou, zei iemand, dat is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ik besloot naar huis te gaan en m'n
moeder om raad te vragen. Pa was in- middels ook thuis gekomen. Hij ver- weet m'n moeder: hoe kan je nou zo'n jochie met die kat wegsturen en dan nog wel in een jute zak? Hij sprak daar- bij op een heftige toon met Onze Lieve Heer. Toen ik dat óók deed, werd ik voor straf naar bed gestuurd. Pa liep naar buiten, naar de hoek
van de Meerndijk. Daar stonden altijd wat mannen te praten. Ze besloten een afzakkertje te nemen in 't café van Hui- gen, 't Was al donker toen pa thuis kwam. De ruzie was over en moe zei: die kat komt best weer terug. |
||||||||||||||
De volgende morgen ging ik met m'n
moeder om zeven uur naar de kerk. Daar bad ik even voor de dooie kat van opoe en wenste onze kat naar de hel. Toen we thuis kwamen zat de kat al weer voor de deur te janken. Na 't ontbijt ging ik direct even naar
Arie Goes. Hoe is die kat uit de boom gekomen, vroeg ik. Ach jochie, ik heb alleen maar naar hem gekeken. Hoe kan dat nou, zei ik. Nou, heb je dan nooit gehoord, je mot de kat uit de boom kij- ken? Ja, zei ik, en opoe had bijna 'n kat in de zak gehad. Toen ik thuis kwam, lag pa nog op
bed. Maak hem maar niet wakker, zei moe, hij heeft nog een kater van giste- ren. 't Is mij best hoor, maar fk ga 'm niet
meer weg brengen. |
||||||||||||||
De Meern, October 1939
Theo van den Berg. |
||||||||||||||
Illustratie Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||