-ocr page 1-
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 1, maart 1993 ©1993
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht c.o.
onder nummer V 479360
Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nicuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11. 3451 ST Vleuten
Tel. 03407-2112
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meemdijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 03406-61462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten
Tel. 03407 - 1483
A.J. van Zocren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 03407- 1263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum),
Dorps.straat 1, Tel. 03407 - 4222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P,J. de Rooij-Goes
't Zand 1, 3451 GP Vleuten
Tel. 03407 - 1483
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30.- per jaar,
bij verzending per post f 10,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,— voor nict-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75,17.574
Postbank, rek, 2689200
Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeelrelijke overname van ar-
tikelen uil dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie
Illustratie voorpagina:
Kasteel Den Ham, reproduktie van een
schilderij van B.J. van Hove, 18e eeuw
De archeologische kartering in het
stroomgebied van de vroegere Oude Rijn,
die op initiatief van de Archeologische
Weikgemeenschap voor Nederland (AWN)
met medewerking van de Stichting Re-
gionaal Archeologisch Archiverings Pro-
ject (RAAP) plaats vindt, voorloopt
voorspoedig. Er zijn inmiddels enkele
interessante vondsten gedaan. De
resultaten van het onderzoek worden pas
bekend gemaakt als het geheel is
afgerond.
In de NRC/Handelsblad van 5 febru-
ari j.l. werd ik verrast door een artikel in
het Cultureel Supplement, getiteld „Tus-
sen Anton Pieck en de bulldozer", met
als inleidende samenvatting: ,,De zorg
voor monumenten heeft zich in Neder-
land altijd afgespeeld in een klimaat van
onverschilligheid. Het verleden wordt als
hinderlijk ervaren, door architecten, door
projektontwikkelaars en door politici.
Als er één cultuursector zwaar getroffen
is door de bezuinigingen, dan is het wel
de monumentenzorg". Een dergelijk be-
richt stemt toch wel tot nadenken.
Tenslotte wil ik u een prachtige aan-
winst voor onze historische collectie niet
onthouden, namelijk de schenking door
de heer A.E Verder van een pop met vi-
trine, bestemd voor de expositie van het
ambstcostuum van oud-burgemeester
J.A. Verder, dat ons enkele jaren geleden
werd geschonken door mevr. M. Verder-
Liesker (zie ons tijdschrift 1986 nr. 3).
Het ambtscostuum is nu permanent ten-
toongesteld in de Broederschapshuisjes.
De nodig u van harte uit om eens te ko-
men kijken tijdens de in dit nummer ver-
melde openingsuren.
Zo, de kogel is door de kerk. De ge-
meenteraad heeft besloten aan de Stich-
ting Publicaties Oud-Utrecht een sub-
sidie te verlenen in de kosten van de
uitgave van het boek over de geschie-
denis en de monumenten van onze ge-
meente. Weliswaar werd slechts ruim de
helft van het gevraagde bedrag toege-
kend, maar hopelijk wel voldoende om
de uitgave eind dit jaar te verwezenlij-
ken. Dit is voor onze vereniging van be-
lang, omdat wij met de SPOU een over-
eenkomst hebben aangegaan om deze
uitgave gezamenlijk te realiseren, waar-
bij het geschiedenisgedeelte van het boek,
dat 250 van het totaal van rond 400 pa-
gina's zal omvatten, voor onze rekening
komt. Onze auteur, de heer O.J. Wttewaall,
ligt met zijn werk nagenoeg op schema
en het manuscript is reeds grotendeels
door onze redactiecommissie beoordeeld.
In een volgend nummer van ons tijd-
schrift hopen wij meer informatie te kun-
nen geven over het boek en de mogelijk-
heid tot intekening daarop.
Voorts is onze vereniging ook weer
betrokken bij de organisatie van de Open
Monumentendag, dit jaar op zaterdag 11
september. Het comité heeft besloten het
accent ditmaal te leggen op de kern Vleu-
ten met de oude N.H. kerk, de Broeder-
schapshuisjes en de Hamtoren. Men denkt
de aktiviteit aan te kleden (figuurlijk, maar
ook letterlijk) door deze monumenten
niet alleen voor het publiek open te stel-
len en schriftelijke informatie daarover
te verstrekken, maar er ook levende akti-
viteiten rondom te organiseren, zoals dit
2 jaar geleden ook plaats vond bij het
Romeinse castellum in De Meern. De
gemeente heeft alle medewerking toege-
zegd, evenals de eigenaren/gebruikers van
de genoemde monumenten. Daarvoor reeds
bij deze dank.
J.EK. Kits Nieuwenkamp
In dit nummer
Van de voorzitter
Algemene ledenvergadering
Verenigingsberichten
Jaarverslag
De restauratie van de Hamtoren in 1942
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben
De R.K. gemeenschap van De Meern
Een lastig vrouwspersoon
Wie wat bewaart die geeft wat
Aen De Meern
Arremoei
1
2
2
3
5
10
IS
19
20
21
26
Druk: Niek van Kooten De Meem
-ocr page 2-
Uitnodiging
voor de algemene ledenvergadering
Bij deze nodigen wij de leden uit voor de algemene leden-
vergadering van de vereniging, welke gehouden zal worden op
dinsdag 20 april 1993 in het Verenigingsgebouw, Zandweg
148 in De Meem. Aanvang 20.00 uur precies.
Agenda
1.  Opening.
2.  Vaststelling van de notulen van de vergaderingen
van 6 mei 1992 en 26 maart 1993.
3.  Jaarverslag over 1992.
4.  Rekening over 1992:
a. Verantwoording financieel beheer;
b. Verslag van de controlecommissie;
c. Vaststelling rekening en balans.
5.  Benoeming nieuwe controlecommissie.
6.  Vaststelling begroting voor 1994 en contributie
voor 1994 (ongewijzigd).
7.  Wijziging van de statuten.
8.  Intrekking huishoudelijk reglement.
9.  Verkiezing bestuursleden.
10. Rondvraag en sluiting.
Het bestuur,
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen ge-
durende een week voor de vergadering ten huize van de se-
cretaris, op donderdag 14 april van 19.30 - 22.00 uur in de
Broederschapshuisjes, op maandag 19 april van 19.30 - 22.00
uur in het Kabinet, alsmede een uur voor het begin van de
vergadering in de vergaderzaal voor de leden ter inzage.
Agendapunt 7: Voornamelijk in verband met wijzigingen in
het Burgerlijk Wetboek wordt voorgesteld de statuten van de
vereniging te wijzigen. Doel en taak van de vereniging blij-
ven ongewijzigd. Het voorstel met de tekst van de gewijzig-
de statuten ligt voor de leden ter inzage op dezelfde tijden als
hiervoor zijn vermeld. In de op 26 maart j.1. belegde Algeme-
ne ledenvergadering, waar dit punt op de agenda stond, was
niet het vereiste aantal leden aanwezig voor het nemen van
een besluit. Daarom wordt dit punt voor deze vergadering
nogmaals geagendeerd.
Agendapunt 8: Volgens het bepaalde in het huishoudelijk regle-
ment zijn dit jaar aan de beurt om af te treden mw. P.J. de
Rooij-Goes en de heren K.B. Nanning en RG. de Rooij. De heer
Nanning heeft in de loop van dat jaar zijn functie neergelegd en
is derhalve niet herkiesbaar. De overige 2 leden zijn herkies-
baar en worden door het bestuur kandidaat gesteld. In de vaca-
ture van de heer Nanning zal in een volgende vergadering wor-
den voorzien. Door tenminste tien leden kunnen ook kandidaten
worden voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie da-
gen voor de vergadering bij het bestuur te worden ingediend.
Verenigingsberichten
Koninginnedag: Expositie foto's en ansichtkaarten
Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag op vrijdag
30 april a.s. houden wij zoals gebruikelijk weer een open dag
in ons documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes in
Vleuten. Aangezien gebleken is dat daar nog steeds grote
interesse voor is zullen wij daar dit jaar een expositie
inrichten van oude foto's en ansichtkaarten. U bent allen
welkom van 10.00-17.00 uur!
Expositie Adriaan van der Weijden
In samenwerking met onze vereniging wordt een overzichts-
tentoonstelling van hei werk van de in 1971 overleden
Meernse kunstschilder Adriaan van der Weijden georgani-
seerd. Dit is een unieke gebeurtenis omdat niet eerder
verzameld werk van hem in De Meem te zien is geweest.
Deze kunstenaar heeft de apsisschildering en de kruisweg-
staties in de R.K. kerk in De Meern geschilderd. Onze
vereniging bezit vier schiderijen van hem, terwijl verschillen-
de particulieren eveneens werk van hem in hun bezit hebben.
De tentoonstelling wordt gehouden in de (gerestaureerde)
boerderij Rijksstraatweg 44, waar hij geboren is en die thans
in het bezit is van de familie van den Heuvel. Ter gelegenheid
van deze expositie is door ons lid J.H.P. Heesters een
geïllustreerde biografie geschreven. Dit boekje is tijdens de
tentoonstelling verkrijgbaar. De officiële opening vindt plaats
op zondag 6 juni a.s., daags voor zijn geboortedag. Vanaf
15.00 tot 17.00 uur is op die dag de expositie voor het publiek
geopend. Verdere openingstijden zijn van 7 tot en met 13 juni
en in het weekend van 19 en 20 juni van 14.00 tot 17.00 uur.
Hieronder een foto van Adriaan van der Weijden.
Betaling contributie
Enkele leden hebben hun contributie voor dit jaar nog niet
betaald. Wij verzoeken deze leden vriendelijk de hen
toegezonden acceptgiro nog deze week aan hun bank ter
betaling te zenden. Niet vergeten!
Na afloop van de vergadering zullen de bestuursleden van den
Berg en van Essen een presentatie geven van een aantal dia's
uit onze eigen verzamelüig, die ruim 1300 exemplaren omvat
Een mooie gelegenheid om eens kennis te nemen van ons
rijke bezit. U bent welkom!
-ocr page 3-
JAARVERSLAG 1992
Overeenkomstig onze toezegging aan de algemene
ledenvergadering geven wij u hier een enigszins verkorte
versie van ons jaarverslag over 1992.
Algenfieen
Het ledental van de vereniging liep het afgelopen jaar iets
terug. Op 1 januari 1992 bedroeg het 866. Er werden 31
nieuwe leden ingeschreven en 45 leden afgeschreven, zodat
het ledental op 1 januari 1993 852 bedroeg. Het bestuur heeft
zich meermalen beraden over activiteiten om het ledental, dat
in vergelijking met andere gemeenten nog altijd hoog is, te
handhaven en zo mogelijk nog iets te verhogen.
Op 6 mei werd de algemene ledenvergadering gehouden,
waarin de heren T. van den Berg, J.W. Schoonderwoerd en
A.J. van Zoeren werden herkozen als bestuurslid. In verband
met het aftreden van de heer Gravendeel wegens zijn vertrek
uit de gemeente werd de heer E.R Graafstal tot bestuurslid
gekozen.
Er werden dit jaar 10 bestuursvergaderingen gehouden. In
september legde de heer Nanning, die gedurende meer dan 7
jaar het fotowerk voor de vereniging verzorgde, om
gezondheidsredenen zijn bestuursfunctie neer.
De vereniging was het afgelopen jaar onder andere
vertegenwoordigd in de gemeentelijke monumenten-
commissie, het Comité Open Monumentendag en de Stichting
Stichtse Historische Reeks.
Contactavonden
Tot oktober van dit jaar werd er op maandagavonden in het
kabinet en op de Ie vrijdagavonden van de maand in de
Broederschapshuisjes gelegenheid gegeven voor contacten
van leden en andere belangstellenden met het bestuur. In
verband met de wat mindere belangstelling in De Meem en
een wat grotere belangstelling in Vleuten werden de
contactavonden vanaf 1 oktober in het kabinet op de eerste
maandagavond en in de Broederschapshuisjes op iedere
donderdagavond gehouden. Op die donderdagavond was er
voor geïnteresseerden in familie-onderzoek ook gelegenheid
voor contact met de werkgroep genealogie.
Werl(groepen
De werkgroep genealogie heeft ook dit jaar weer veel tijd
besteed aan het vervaardigen van registers op de oude
archieven van de gerechten Vleuten en de Meem, De Haar en
Themaat, waarvan microfilms in het bezit van de vereniging
zijn. Verder werd ook het nodige gedaan voor uitbreiding van
onze verzameling genealogische documentatie.
De werkgroep fotoarchief kwam dit jaar klaar met de
registratie en opberging van ons fotobezit. De registratie van
de dia's naderde haar voltooiing, terwijl begonnen werd met
negatievenregisti-atie. Deze werkgroep werkte op de meeste
maandagmiddagen en gedeeltelijk op de dinsdagmiddagen.
De werkgroep documentatie was veelal op de
dinsdagmiddagen werkzaam voor de organisatie en registratie
van de documentenverzamelingen. Een belangrijke bijdrage
aan de documentenverzameling werd ook weer geleverd door
de heer J.H. van der Poel, die ons regelmatig voorzag van
copieën en transcripties van documenten uit rijks- en
gemeentearchief in Utrecht. Deze collectie omvat inmiddels
meer dan 1000 documenten.
Doorgraving Meemdijk
In de eerste week van juni zal de Meemdijk worden
doorgraven ten behoeve van de aanleg van een veetunnel.
Deze doorgraving zal ongeveer 500 m ten zuiden van de A12
plaatsvinden. Omdat daarbij naar verwachting de vulling van
een Romeins kanaal doorsneden zal worden, zal in het
tunneltracé een archeologische opgraving worden uitgevoerd
door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem-
onderzoek. Het kanaal zal daarbij waarschijnlijk voor het
eerst over zijn volle breedte zichtbaar zijn.
Voor het publiek is er gelegenheid de opgraving te
bezoeken op zaterdag 5 en zondag 6 juni, van 10.00 tot 16.00
uur. Het is de bedoeling dat er ter plaatse een kleine
tentoonstelling wordt ingericht over de geschiedenis van de
Meemdijk en het Romeinse kanaal, dat zorgde voor een
scheepvaartverbinding tussen Rijn en Hollandse IJssel en dat
in later tijd mogelijk de "Mare" heeft geheten.
Oude jaargangen van ons tijdschrift
Voor het geval er aan uw bezit van ons tijdschrift één of
meer nummers of jaargangen ontbreken, willen wij u er graag
nog eens opmerkzaam op maken dat van de meeste nummers
van het tijdschrift en van onze speciale uitgaven nog
exemplaren verkrijgbaar zijn.
Nummers van de jaargangen vóór 1992 kosten f 6,25 per
stuk. Bij tien of meer exemplaren geldt een korting van 10%.
De prijzen van onze specials zijn:
Van Oude Rijn tot Leidse Rijn
                                 f 20,00
100 jaar Willibrordkerk                                          f 15,00
Kees Valkenstein                                                  f 12,50
Als u op koninginnedag de Broederschapshuisjes bezoekt
bieden wij op die dag nog een extra korting aan!
Wellicht ten overvloede vermelden wij hierbij dat er ook
nog van die mooie verzamelbanden voor het tijdschrift
verkrijgbaar zijn voor de prijs van f 15,00.
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid
tot raadpleging van bibliotheek en andere
documentatieverzamelingen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462.
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur
Gelegenheid tot l)ezoek van onze exposities
over archeologie (o.a. Romeinse nederzet-
ting), oude gereedschappen en werktuigen
en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992.
-ocr page 4-
door de SPOU ingediende verzoek om een subsidie in de
kosten van deze uitgave is niet vlot verlopen. Op een positief
voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
30 juni werd in augustus door de onderscheidene
raadscommissies afwijzend geadviseerd, waarna het voorstel
door B&W werd teruggenomen. Aan het eind van het jaar
was nog geen nieuw voorstel gedaan.
Monumentenzorg
Dit jaar werd het onderzoek door de Stichting RAAP naar
archeologische waarden in het gebied van de Hoge Woerd
afgerond. De uitkomsten van dit onderzoek waren van dien
aard dat de gemeente besloten heeft het bestemmingsplan 't
Weer ter plaatse te wijzigen, zodat op het nederzettingsterrein
geen weg zal worden aangelegd of woningen zullen worden
gebouwd. Hiermee zijn onze bezwaren tegen het plan
weggenomen.
Ter oplossing van de problemen welke ontstaan waren
tussen de gemeente enerzijds en de gemeentelijke monumen-
tencommissie en het Comité Open Monumentendag
anderzijds, werd op 4 november een gesprek gevoerd met alle
betrokken partijen, waaronder onze vereniging, waarmee
hopelijk de belangrijkste wrijvingspunten zijn opgelost.
Bezittingen
Door schenkingen en aankopen kon dit jaar weer een 70-
tal boekwerken aan onze bibliotheek worden toegevoegd,
waarmee het aantal boekwerken steeg tot rond 870. Door
schenkingen werd ook weer een aantal historische voor-
werpen aan onze verzameling toegevoegd, waarvan als voor-
beeld kan worden genoemd een vlag van de voormalige
gemeente Oudenrijn.
Onze maquette van het Meernse castellum werd van i
februari tot mei uitgeleend aan het Thermenmuseum in
Heerlen ten behoeve van een aldaar gehouden tentoonstelling.
Gebouwen
In de inrichting van onze gebouwen, de Broederschaps-
huisjes in Vleuten en het Kabinet in De Meem, kwam dit jaar
geen wijziging. Voor de Broederschapshuisjes werd een
telefoonbeantwoorder aangeschaft. Aan het kabinet werden
enkele noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd.
Voor de komende jaren zal gerekend moeten worden op wat
meer onderhoudskosten.
Per 31 december werd door de verhuurder de huur van de
opslagplaats in de boerderij Utrechtseweg 1 opgezegd. Omdat
geen andere geschikte mimte kon worden gevonden werd een
tweedehands container gekocht voor de opslag van onze
materialen.
Financiële toestand
Tot ons genoegen werd op 26 mei door de gemeenteraad
besloten het subsidie aan onze vereniging in de kosten van de
gebouwen te continueren overeenkomstig het op 20
september 1988 genomen besluit.
De rekening van baten en lasten over 1992 sluit met een
nadelig saldo van f 462,28, hetgeen gelet op diverse extra
kosten dit jaar niet ongunstig is. Het totaal aan kapitaal en
reserves bleef ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk.
In maart van dit jaar werd een personal computer aange-
schaft, waarin de werkgroepen de omvangrijke gegevensbe-
standen kunnen opslaan, zodat deze ook snel te raadplegen
zijn.
De werkgroep archeologie beperkte zich dit jaar tot enkele
verkennende onderzoekingen op het terrein van De Grauwert
en bij de boerderij De Balije, terwijl het onderzoek bij de
ruïne Nyvelt weid afgesloten.
Verenigingstijdschrift
Ook dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift
worden gerealiseerd met in totaal 104 pagina's tekst. Er
werden 27 artikelen gepubliceerd van 12 verschillende
auteurs.
In oktober werd door de Koninklijke Bibliotheek in Den
Haag aan ons tijdschrift een Internationaal Standaard Serie
Nummer (I.S.S.N.) toegekend.
Er werden dit jaar 24 verzamelbanden verkocht.
Lezingen, tentoonstellingen e.d.
Op 28 januari werd door de heer Graafstal in samen-
werking met de heer van der Gaauw van de Stichting RAAP
een lezing met dia's gegeven over het Romeinse castellum in
De Meem, waarbij ook video-opnamen werden getoond van
de evenementen rond het castellum op de Open Monumenten-
dag in september 1991.
Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag werd op
30 april in de Broederschapshuisjes door de plaatselijke
EHB O-verenigingen een expositie verzorgd over de geschie-
denis van het Rode Kruis. Door onze vereniging werd daar
een deel van de poppenverzameling van Mw.E. Schuurs
tentoongesteld, alsmede speciaal aandacht gevraagd voor ons
tijdschrift. Er kwamen die dag rond 250 bezoekers.
Bij gelegenheid van de algemene ledenvergadering op 6 mei
werd door Mw.Drs.M. Conrads een lezing met dia's gegeven
met als thema "De Utrechtse Muts".
Op zaterdag 13 en zondag 14 juni werd op verzoek van de
beheerster van kasteel De Haar door leden van het bestuur de
rondleiding verzorgd van bezoekers aan de kapel van het
kasteel, welke op die dagen voor het bubliek was
opengesteld. Deze rondleidingen werden zeer op prijs gesteld.
Eind mei werden twee kleine tentoonstellingen ingericht ter
presentatie van onze vereniging in de openbare bibhotheken
in Vleuten en De Meem in het kader van de jubileum-
vieringen van de openbare bibliotheek Vleuten-De Meem.
Op 27 oktober werd in het verenigingsgebouw een lezing
met dia's verzorgd door de heer Hessing van de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek over het kanaal
van Corbulo, met aansluitend daaraan een voordracht met
dia's door de heer Graafstal over een nieuwe visie betrffende
de oorsprong van de Mare in De Meem.
Op 21 mei, 26 oktober en 5 november werden door
bestuursleden lezingen met dia's verzorgd voor verschillende
verenigingen in de gemeente.
Geschiedenlsboel<
In februari werd de overeenkomst getekend van de vere-
niging met de heer O.J. Wittewaal als auteur van het door
onze vereniging in samenwerking met de Stichring Publi-
caties Oud Utrecht uit te geven geschiedenisboek van de
gemeente.
In de loop van het jaar werden verschillende delen van het
manuscript door de auteur voorgelgd aan de redactiecommis-
sie, die daartoe viermaal bijeen kwam.
De behandeling door de gemeenteraad van het op 24 januari
Slotwoord
/
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur een woord van
dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei
wijze voor de vereniging ingezet hebben.
-ocr page 5-
De restauratie van de Hamtoren in 1942
door Dr. G.J. van Andel en
Mr. Drs. W.J.M, van Andel
In 1942 vonden de eerste restauratiewerkzaamheden aan de Hamtoren plaats. Dat was toen hard nodig: sinds
enkele jaren openbaarden zich allerlei ernstige gebreken, met name aan het dak. Het had echter veel voeten in
de aarde voordat er werkelijk iets gebeurde. Vooral de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg toonde zich
van meet af aan een warm pleitbezorger voor de Hamtoren. Op basis van de correspondentie tussen de familie
Royaards, de gemeente Vleuten en andere instanties wordt in dit artikel verteld hoe de restauratie uiteindelijk
zijn beslag kreeg en hoe het de Hamtoren in de oorlog verder verging.
De aanzet
Oudere inwoners van Vleuten zullen
zich misschien nog herinneren hoe de
Hamtoren er in 1942 uitzag. Afb. 1
toont duidelijk dat de koepel van de
toren scheefgezakt was. Er was echter
nog veel meer aan de hand, wat op een
foto niet zichtbaar is.
Reeds in 1936 constateert de heer
Onnes van het Rijksbureau voor de
Monumentenzorg dat de toren scheef-
gezakt is en dat het pleisterwerk van
de gevels afvalt; dit wordt echter niet
als ernstig aangemerkt. Erger zijn de
gevolgen van inwatering aan de ven-
sters en aan de voet van het dak. Het
muurwerk vertoont zware scheuren en
de verankering is niet meer voldoende,
zoodat de toren naar alle kanten af-
wijkingen laat zien. Inwendig heeft hij,
vooral op de drie bovenste verdiepin-
gen veel van inwatering geleden, zoo-
dat de balklagen en vloeren zoozeer
vergaan zijn, dat zij niet meer begaan-
baar zijn; enkele balken zijn zelfs
doorgebroken. (...) De aangrenzende
schuur is zo bouwvallig, dat het ver-
blijf erin gevaarlijk is geworden.
Het huis Den Ham, dat in 1536 door
de Staten van Utrecht als ridderhofstad
was erkend, was een indrukwekkend
kasteel, zoals moge blijken uit afb. 2.
In 1871 is het kasteel afgebroken; al-
leen de thans nog aanwezige Hamtoren
is blijven staan. De oudste foto die be-
kend is, van omstreeks 1885 (afb. 3),
toont de toren kort na de afbraak van
het kasteel.
In een brief van 6 juli 1936 doen B en W
van Vleuten aan de toenmalige eige-
naar van de Hamtoren, de heer H.W.J.
1. Foto van de Hamtoren vanuit het oosten, genomen op 22 september 1942, kort voordat
met de restauratie werd begonnen.
-ocr page 6-
Royaards van den Ham, grootvader van
de huidige eigenaresse, het voorstel
om de toren kosteloos aan de gemeen-
te in eigendom over te dragen. Deze
wijst het voorstel niet af, maar vraagt
wel om nadere toelichting omtrent de
voorwaarden. Dat zijn gezondheid
toen al te wensen over liet moge blij-
ken uit het postscriptum
onder zijn
antwoord: Ik ben gaarne bereid per-
soonlijk besprekingen te houden, ech-
ter zie ik tegen de reis op indien niet
strikt noodzakelijk.
Het gemeentebestuur van Vleuten
krabbelt nu terug. In hun brief van 29
juli 1936 aan Monumentenzorg stellen
B en W: Waar de gemeente noodlij-
dend is, maakt de gemeenteraad be-
zwaren om gelden voor restauratie be-
schikbaar te stellen. Gezien de groote
historische waarde van dit bouwwerk,
hebben wij ons afgevraagd of het niet
mogelijk is, dat zoo noodig via het ge-
meentebestuur het Departement van
Binnenlandsche Zaken deze toren in
eigendom overneemt.
Op deze brief
wordt van de overheid geen reactie
ontvangen, ook niet na herhaling van
deze vraag in een brief van oktober
1936.
Inmiddels vragen B en W aan de
heer Royaards om een concept-over-
eenkomst met de door hem gewenste
bepalingen. Dit concept wordt door
notaris Simons te Utrecht gemaakt en
reeds op 25 augustus 1936 aan het ge-
meentebestuur gezonden. Ruim een
jaar na het aanbieden van de concept-
overeenkomst antwoordt het gemeen-
tebestuur in een brief van 10 septem-
ber 1937. Vier dagen later overlijdt de
heer H.W.J. Royaards van den Ham op
74-jarige leeftijd.
Op 25 november 1937 bericht diens
zoon, de heer W.J. Royaards, aan de
directeur van het Rijksbureau voor de
3. De oudste foto die van de Hamtoren
bekend is, daterend van omstreeks 1885.
Blijkens een stempel op de achterzijde is
de foto genomen door Photographie J.D.
Kiek.
Kiek (1811-1899) vestigde zich om-
streeks 1860 te Leiden als eerste beroeps-
fotograaf van Nederland.
Monumentenzorg dat de erfgenamen
in principe bereid zijn om met mede-
werking van het Rijk en de gemeente
Vleuten over te gaan tot herstel van de
Hamtoren. Een dag later bericht nota-
ris Simons aan het gemeentebestuur
van Vleuten dat de erfgenamen van de
heer Royaards van den Ham het ont-
werp-contract voor de overname van
de toren als ingetrokken wensen te be-
schouwen.
Daarna wordt het stil. Misschien dat
de dreiging van oorlog, de mobilisatie
en het daadwerkelijk uitbreken van de
oorlog daaraan ten grondslag liggen.
De restauratie
De draad wordt weer opgevat door de
nieuwe directeur van het Rijksbureau
voor de Monumentenzorg met een
brief aan de heer Royaards, die op-
treedt als gemachtigde van de eige-
naresse, zijn moeder mevr. E. Roy-
aards van den Ham-Thiebout. Inmid-
dels is het koepeltje scheefgezakt zo-
als op afb. 1 te zien is. Hij schrijft o.a.:
Telkenmale wanneer ik van hier naar
Utrecht reis trekt de kloeke en door
zijn kleur zoo boeiende Hamtoren mijn
blikken derwaarts; ik moet bekennen,
dat zulks steeds gepaard gaat met
eenigen schroom, want ik vrees steeds
te zullen bemerken dat de scheefgezak-
2. De ridderhofstad Den Ham vanuit het oosten. Schilderij op paneel door E.M.F. Ivoy
(1746-1810) uit 1779.
r
-ocr page 7-
zakte bekroning met uitkijktorentje on-
der een storm of onder het voortge-
woekerd verval is bezweken.
Dat zijn
vrees niet ongegrond was, moge blij-
ken uit een tekening in doorsnede van
het dak van de toren, welke gemaakt is
op grond van een opmeting in septem-
ber 1942. De gebroken balken van het
dak zijn duidelijk op de tekening te
zien (afb. 4).
Hij doet dan voorstellen voor de fi-
nanciering van de restauratie. Na sa-
menspraak met de directeur van Mo-
numentenzorg wordt in juni 1942 na-
mens de eigenaresse een plan met be-
groting ingediend. Het plan omvat de
verwijdering van de omloop en de koe-
pel, het afsluiten van de ontstane ope-
ning met een eenvoudig zinken plat-
5. Foto van de Hamtoren welke door Polygoon genomen is op 9 oktober 1942 tijdens de
restauratie van het dak. Op de achterkant van de foto staat gestempeld: Goedgekeurd
door duitsche censuur.
dak, herstel van het pannendak en het
dichtmetselen van de vensters. De aan-
neemsom è ƒ 2475,- wordt door de rayon-
architect van Monumentenzorg, de heer
Onnes, goedgekeurd.
De Rijkscommissie voor de Monu-
mentenzorg wil blijkens een schrijven
van 19 augustus 1942 aan de secre-
taris-generaal van het departement van
Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbe-
scherming meer. Na een historisch over-
zicht vervolgt de commissie: Geven
deze feiten al kleur aan het verleden,
dat om dezen eerbiedwaardigen toren
gevoeld wordt, de aanwezigheid van
kelders in het benedengedeelte van
een der vleugels bewaard, de gothi-
sche schouwen in den toren, de warme
kleur van de baksteen daar waar de
bepleistering ontbreekt of waar het
felle rood door het verweerde wit heen
is gedrongen, de geestige bekroning
van het torenlichaam en de weerspie-
geling in de breede gracht, dit alles
maakt, dat de Hamtoren een monu-
ment is dat waard is aan het nage-
slacht overgedragen te worden. En dit
temeer omdat de trein er dagelijks
duizenden langs voert (...). Wij vree-
zen evenwel, dat de aanvaarding daar-
van
(het bovenbedoelde plan) het
noodlottig gevolg zou hebben, dat men
met de tijdelijke voorziening genoegen
neemt en dat het zoo uiterst karak-
teristieke en geestige spitsje van den
4. Het dak van de Hamtoren vóór de restauratie (let op de gebroken balken). Fragment
van een tekening in doorsnede, opgemeten in september 1942 door B.V. van den Bergh.
-ocr page 8-
toren voor goed zal verloren gaan. De
commissie bepleit dan bij de secre-
taris-generaal een groter bedrag ter be-
schikking te stellen om het dak in ou-
de glorie te herstellen. Geschat wordt
een bedrag van ƒ 7500,-.
Welke secretaris-generaal zou aan
zoveel lyriek weerstand kunnen bie-
den? Deze verklaart zich dan.ook in
zijn brief van 9 september 1942 bereid
in de kosten van de restauratie ƒ 4200,-
bij te dragen. Er wordt op aangedron-
gen om de werkzaamheden nog vóór
de winter af te ronden.
Op 25 september 1942 dient de aanne-
mer, I. Woudenberg te Utrecht, een
nieuwe kostenberekening in, groot
ƒ 7090,-. Vier dagen later geeft de heer
W.J. Royaards namens zijn moeder
aan de aannemer opdracht de werk-
zaamheden uit te voeren. Deze omvat-
ten het herstel van het dak in de oor-
spronkelijke toestand, het dichten van
de scheuren in de muren, het deels dicht-
metselen, deels vernieuwen van de ra-
men en het weer openen van de schiet-
gaten, welke voorzien worden van lui-
ken. Aan het binnenwerk zal slechts
het allernoodzakelijkste gedaan wor-
den, zodat de trappen weer veilig be-
gaanbaar zijn.
Afb. 5, een foto welke op 9 oktober
1942 door Polygoon is gemaakt, toont
dat de koepel is verwijderd en met de
opbouw van een nieuwe bekroning is
begonnen. Deze foto werd gemaakt
voor een persbericht en draagt aan de
achterzijde een stempel met de tekst:
Goedgekeurd door Duitsche censuur.
Afb. 6 laat het resultaat van het herstel
van de koepel zien. Het valt op dat
rond de omloop een balustrade is aan-
gebracht; deze had er tot het einde van
de 18e eeuw inderdaad gestaan. Op het
schilderij van Ivoy uit 1779 (afb. 2) is
de balustrade nog te zien, maar op een
aquarel van H. Tavenier uit 1791 (afb.
7) is zij verdwenen. Na ruim 150 jaar
is de balustrade in 1942 dus weer in
ere hersteld.
De nasleep
De balustrade was niet in de aanneem-
som opgenomen, maar werd door de
aannemer voor ƒ 158,50 geplaatst op
last van de Rijkscommissie voor de Mo-
numentenzorg. Tezamen met de door
het Rijksbureau verplichte bliksem-
beveiliging è ƒ 391,- betekende dit een
overschrijding van het goedgekeurde
bedrag van ƒ 139,50. De directeur
van Monumentenzorg was blijkens zijn
schrijven van 25 mei 1943 zo genereus
deze overschrijding ten laste van het
Rijk te brengen. Door het departement
6. De Hamtoren na de restauratie. Het dak is vernieuwd en er is weer een balustrade. De
schietgaten zijn in ere hersteld. De foto is gemaakt voordat in 1957 de ruilverkaveling
begon: rechts is de voormalige boerderij van de heer Van Selm te zien en op de voorgrond
de thans gedempte Vleutense Wetering.
echter werd de subsidiëring van deze
overschrijding geweigerd.
Dit nu trok de Rijkscommissie voor
de Monumentenzorg op haar fatsoen.
Haar lange brief van 16 juli 1943 is
een gloedvol betoog. De brief wordt
als volgt besloten: Gedachtig aan de
klassieke wijsheid „deliberante senatu
perit Saguntum"
(terwijl de senaat ver-
gadert, gaat de stad Saguntum ten on-
der), veroorloofde „Monumentenzorg"
zich een eigenmachtig besluit, over-
tuigd daarvoor, bij de warme belang-
stelling van Uw Departement voor mo-
numenten eer lof dan misprijzing te vin-
den. De Directeur van het bureau kon
U voorrekenen, dat dit van Uw Departe-
ment den extra bijdrage van niet meer
dan f 139,50 zou vorderen en vroeg U
met deze extra hulp in letterlijken en fi-
guurlijken zin de kroon op het werk te
zetten. En dit werd geweigerd! Wij heb-
ben ons veroorloofd dit geval eenigszins
badineerend te behandelen, omdat het
een al te ernstig karakter zou verkrijgen,
wanneer wij werkelijk zouden moeten
gelooven, dat U.H.E.G. den Directeur
van het Rijksbureau zou willen verbie-
den in spoedeischende gevallen beslis-
singen te nemen, zelfs wanneer die voor
het Rijk zoo geringe geldelijke gevolgen
hebben, als waarvan hier sprake is (...).
-ocr page 9-
7. Ridderhofstad den Ham vanuit het oosten. Aquarel door H. Tavenier (1734-1807) gemaakt in 1791. De koepel heeft geen balustrade
meer, de trapgevel is verdwenen en het dak is ingrijpend gewijzigd. Vergelijk afb. 2. (Universiteitsbibliotheek Leiden, coll. Bodel Nijen-
huis, port. 305, map 1, no. 26).
Dit laat aan duidelijkheid niets te wen-
sen over. Op 7 augustus 1943 haalt het
departement bakzeil en keurt het als-
nog de overschrijding van ƒ 139,50 goed.
Gesteld kan worden dat ook toen zorg-
vuldig met 's Rijks financiën werd om-
gesprongen, waarbij op de kleintjes werd
gelet.
Op 10 juli 1944 ontvangt eigenaresse
van de Hamtoren van de burgemeester
de volgende brief: Op last en ten be-
hoeve van de Duitsche Weermacht (Wehr-
machtkommandant Utrecht) wordt door
deze van U gevorderd de toren ,X>e Ham",
kadastraal bekend gemeente Vleuten,
sectie A, no. 34, tot het aldaar vesti-
gen van een luchtwachtpost.
Hiervan doet de zoon van eige-
naresse, de heer Royaards, direct kond
aan Monumentenzorg. Reeds had zich
een aannemer gemeld om toegang tot
de toren te verkrijgen teneinde werk-
zaamheden ten behoeve van de lucht-
wachtpost uit te voeren. De directeur
van Monumentenzorg vraagt daarop
opgaaf te doen van naam en adres van
de aannemer en van het onderdeel van
de Duitse Wehrmacht dat de orders gaf.
De heer Royaards antwoordt daarop
dat de aannemer (met name genoemd)
alleen enige houten kompasrozen voor
het peilen van vliegtuigen op de balu-
strade heeft aangebracht.
Na de bevrijding meldt de heer Roy-
aards in zijn brief van 30 juli 1945 aan
Monumentenzorg de volgende oorlogs-
schade: In April j.l. heeft een groep
Duitsche officieren, die geen tijd had-
den op het halen van de sleutel te
wachten, zich met een bijl toegang
verschaft, waardoor de binnendeur
geforceerd is en voorts is kort daarna
bij het uitwerpen van de voedselpak-
ketten uit de vliegtuigen, zulk een pak-
ket door het dak van de toren geslagen
en heeft nabij de zuidelijke hoek een
vrij groot gat in het dak gemaakt.
En dus ging de inwatering weer door...
Noot
Dit artikel is gebaseerd op een dossier van 79
brieven in het bezit van de auteurs, dat kon wor-
den gecompleteerd dankzij de medewerking van
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de
heer H. Schenk, hoofd van de afdeling infor-
matievoorziening van de gemeente Vleuten - De
Meem. De foto's van afb. 1, 3, 5 en 6 alsmede
de tekening van afb. 4 zijn eveneens in het bezit
van de auteurs.
-ocr page 10-
10
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben
door H.E.J. van Essen
Als jongetje van 7 jaar had hij al iets met De Meern. Hij woonde toen in Utrecht, en spijbelend van school, trok De
Meern hem al. Later als afgestudeerd huisarts komt hij terug; een man met opgeruimd humeur, altijd sunny side
up. Zijn verkneuterende lach is legendarisch te noemen. Dokter Lambers sr. bijna 'n halve eeuw lief en leed de-
lend met zijn De Meern ...
Een notvstop causeur
In ruste wonend aan de Woerdlaan, heeft
hij uimodigend zijn buitenlicht branden en
laat het bezoek zelf binnen. Met zijn vitale
gestalte nodigt hij uit aan tafel plaats te
nemen in de gezellig ingerichte huiskamer.
Met een uitzonderlijke gedrevenheid
voor een 87-jarige begint hij te vertellen,
twee avonden lang, non-stop zonder eni-
ge pauze, vergeet daarbij de koffie, ver-
ontschuldigt zich hiervoor bij het volgen-
de bezoek, nadat zijn vrouw hem hierover
na afloop vermanend had onderhouden.
Als hij dit leest, hoor ik in gedachte weer
die al eerder gememoreerde legendarische
lach, die zich bij iedere aangehaalde anek-
dote manifesteert in een lachsalvo, waarbij
zijn hele lichaam acuut en synchroon die
„verkneuterende" houding aanneemt
Deze, in grote kring van zijn patiënten,
bekende lach wordt vanuit de keuken
eveneens lachend door zijn vrouw bevesti-
gend onderstreept. Zij is die tweede avond
maar thuis gebleven om er zeker van te
zijn dat dit keer de koffie wel verzorgd
wordt als de dokter zijn niet te stuiten
anekdotes aan het verhalen is. Hij heeft
daarbij een natuurbjke behoefte om vooral
de humoristische zijde ervan te belichten.
Cuniculum vitae
De heer E. Lambers werd op 4 juli 1906 te
Utrecht geboren, als eerste kind uit een
gezin van 4. Zijn eerste kennismaking met
zijn latere werkterrein was toen hij als 7-
jarige leerling spijbelde van de lagere
school en een voettocht ondernam van
Utrecht tot aan de Stadsdam.
Zijn vader was hoofdwerktuigkundige
bij de toenmalige Staatsspoorwegen te
Utrecht. Na het lager onderwijs, doorliep de
jonge Lambers het Utrechts Gymnasium
met hoge cijfers en koos daarna als studie-
richting wis- en natuuikunde, die hij na een
jaar verwisselde voor de richting medicijnen.
Op 20 april 1934 behaalde hij eveneens
te Utrecht het artsendiploma en begon zijn
loopbaan voor 'n korte tijd als waarne-
mend huisarts te Blerick. Intussen stad en
land kris-kras afreizend, om een geschikte
vestigingsplaats te zoeken. Gelukkig genoot
hij van vrij reizen per trein uit hoofde van
de functie van zijn vader. Het artsenaan-
bod was toen groot en de praktijken lagen
niet voor het opscheppen.
Eigen graf vooraf...?
Weer kwam Lambers naar De Meern, nu
als 28-jarige en intussen gehuwd, vestigde
hij zich op 23 juli 1934 in het voormalige
doktershuis aan de Meemdijk 114 te Veld-
huizen, de gemeente waaronder De Meern
toen ressorteerde.
Veldhuizen, Vleuten en Oudenrijn wa-
ren nog zelfstandig en hadden elk hun ei-
gen burgervader, maar in Veldhuizen was
nog geen zelfstandig arts. Jarenlang, van-
af 1912 - toen dokter Fumé was overle-
den, hetzelfde jaar waarin het nieuwe dok-
tershuis werd opgeleverd, - tot 1934 bleef
de gemeente verstoken van een eigen huis-
arts. Slechts een enkeling had het gewaagd
zich hier te vestigen, maar door gebrek
aan vertrouwen van de plattelandsbevol-
king was die al spoedig weer verdwenen.
Deze kortstondige voorganger gaf hem
nog wel het advies om eerst te investeren
door de aankoop van een graf op het plaat-
selijk kerkhof om aldus het vertrouwen te
winnen bij de bevolking, 'n blijver te zul-
len zijn. Het zal zijn eigen aanpak zijn ge-
weest, want het advies werd in de wind
geslagen, en tot op de dag van vandaag
geniet dokter Lambers sr. in grote kring
vertrouwen en respect.
'nPopudok
Het doktershuis aan de Meemdijk, zie afb.
2, stond tussen het huidige pand van Sterk-
Woninginrichtingen en het kantoor van de
Onderlinge Brandverzekering.
Rechts van het doktershuis stond de
woning van het schoolhoofd en daarnaast
de Openbare School, waarvan het school-
plein was afgezet met een ijzeren hek.
„Op de verjaardag van het schoolhoofd,
toevallig ook mijn verjaardag, werd het
hek van de school ieder jaar met vlagge-
tjes versierd, waardoor menig familielid
en kennissen, grote populariteit veron-
derstelden van de dorpsdokter.... hi-hi-hi".
Het gezin, inmiddels uitgebreid met 5
kinderen, - twee meisjes en drie jongens -,
heeft er 15 jaar gewoond. Ook was er een
dienstmeisje intern. Door de inmiddels
drukke praktijk en het feit dat vervan-
gingsdiensten niet bestonden, was het hou-
den van vakantie niet mogelijk. Pas in
1940 kon er 'n korte vakantie vanaf.
Bioscoopbezoek
„Ik hoefde ook nooit naar de bioscoop,
daar was mijn spreekkamer voor. Menig-
maal tussen de patiëntenbezoeken door
moest ik me even terugti-ekken om uit te
kunnen lachen, om niet bij de volgende
patiënt uit mijn rol te vallen".
De voorkamer was als spreekkamer in-
gericht en de achterkamer als huiskamer.
De Brokkendolcter
In de beginjaren van zijn praktijk kreeg hij
vooral te maken met vele ongevallen die
plaatsvonden op de hoek Rijkssti^aatweg
en Meemdijk; toen een zeer onoverzich-
telijke situatie met een flessehals aan het
eind. Vóór de aanleg van de snelweg,
1938/39, wurmde het verkeer, tussen zo-
wel Rotterdam-Utrecht als dat van Gouda-
-ocr page 11-
11
legen dan nu het geval is. Hij dacht de be-
wuste palen te zien, nam alvast 'n flinke
vaart om de brug op te komen en in plaats
van omhoog ... juist, u begrijpt het al,... en
hij toen ook, dat ie in de Rijn moest liggen.
Na een poosje zwemmen, raakte hij
,Jcant noch wal" en bleek achteraf dat hij
door de duisternis misleid, geruime tijd
parallel aan de Rijnoever had gezwom-
men. Uiteindelijk werd hij door de brand-
weer, uitgerust met „knijpkat", eruit ge-
vist en men begon onmiddellijk te dreggen
naar zijn „stalen ros". „Ik vermoed dat jul-
lie 'n stukje verder terug moeten dreggen",
merkte de drijfnatte dokter nog op.
In die tijd was het water van de Rijn
nog zo schoon, dat zijn kostuum, na ver-
wijdering van enig kroos, niet eens ge-
stoomd hoefde te worden, alleen die zelf-
gemaakte sigaren, die hij die avond had
gekregen waren naar de knoppen. Het pak
ging nog zeker 3 jaar mee.
Tot na de 2e wereldoorlog heeft Lam-
bers zijn huisbezoeken met de fiets afge-
legd en pas in december 1946 werd de eer-
ste auto, een Renault Quatro, aangeschaft.
Op de foto van afb. 2 is nog net de neus
ervan zichtbaar.
„Help de dokter veizuipt!"
is de gelijknamige titel van het boek van
Toon Kortooms, waarin hij de wederwaar-
digheden van een plattelandsarts beschrijft.
Zoiets overkwam ook onze dokter, toen
hij op ziekenbezoek bij een patiënt aan de
Zandweg, in de haast vergat zijn handrem
aan te trekken. Toen hij terugkwam kon
hij nog net waarnemen, dat zijn auto lang-
zaam in de Leidse Rijn ten onderging. In
de haast, zoals gezegd, want hij moest nog
met spoed naar Utrecht, gaf hij met nadruk
aan Van der Tol de opdracht de auto eruit
te takelen, omdat alleen hij dat onbescha-
digd kon. Er is daarna met de auto nog 4
jaar gereden, alhoewel de meeste portieren
de eerste maanden met touw^es bijeen wer-
den gehouden...
Benepen iK)kjesgeest
Alhoewel de verzuiling in De Meem min-
der een rol speelde dan in Vleuten, ge-
tuigde het levenspatroon in de vooroorlog-
se jaren toch nog hier en daar van een be-
nepen hokjesgeest en bedorven spruitjes-
lucht tussen de diverse geloofsrichtingen.
Ons pluriforme leden- en lezersbestand
van vandaag kan zich dat misschien nau-
welijks voorstellen. Dokter Lambers zelf
was N.H., maar had ook vele patiënten
van r.k.-huize. In Vleuten daarentegen was
het patiëntenbestand streng gescheiden
naar religie. Als een cerberus waakte daar
Pastoor Ohl over zijn schapen... Streng
hield hij ook, „verliefde lammeren" in het
oog dat zij hun keuze uit „eigen weitje"
maakten. Zelfs presteerde hij het bij slecht
weer, bij verliefde paartjes onder de para-
plu te kijken of ze allebei wel van het hout-
je waren.
De eerste echtgenote van Lambers was
betrokken bij diverse sociale- en maatschap-
pelijke instellingen. Zo was zij ook voorzit-
ter van het Centraal Genootschap voor
Kinderuitzendingen. Ook uit de parochie
van Pastoor Ohl kwamen kinderen met een
slechte conditie hiervoor in aanmerking.
Mevrouw Lambers, bij hem op audiëntie
om voor een kind toestemming te verkrij-
gen, werd door hem achter zijn bureau zit-
tend te woord gestaan, terwijl zij kon blij-
ven sfan.
Vleuten heeft het zelfs meegemaakt dat
patiënten van de protestante dokter die van
de kathoUeke in de haren vlogen ... of mis-
schien was het andersom ... hi-hi-hi.
De oorlogsjaren 1940 -1945
Gevraagd naar zijn belevenissen geduren-
de W.O.-II, verhaalt hij moeiteloos! Zo
vertelt hij: ,Jn de eerste oorlogsjaren zaten
er twee Duitse deserteurs op 'n boerderij.
De Grüne Polizei wist ze daar te achterha-
len en wilde ze arresteren. Een van de twee
werd daarbij doodgeschoten. Ik moest ko-
men en ben er met mijn overbuurman, die
van beroep apothekersassistent was en zo-
doende eveneens in het bezit van een witte
jas was, naar toe gegaan, en kon niet an-
ders dan zijn dood bevestigen".
Zo kwam er ook eens 'n Duitse soldaat
bij hem met een arm die uit de kom was ge-
schoten. Met enig ruk-, trek- en duwwerk
heeft hij hem weer gezet. Hij kon het toch
ook niet helpen dat hij als Duitser was ge-
boren ... De man vertelde hem dat in het
ziekenhuis niemand deze kunst verstond...
En na een hevige stormnacht was er veel
fruit van de bomen gewaaid en mensen uit
Uo-echt kwamen hier dan fruit rapen.
Die dag waren Duitse soldaten die in
Haarzuilens gelegerd waren, hun wagens
en een tank aan het repareren en deze ver-
volgens uittestten op de Utrechtseweg. Ter
hoogte van waar nu de Bloemenveiling is,
werd een vrouw uit Utrecht met haar tas
vol fruit, doodgereden. Ook hier werd
Lambers weer bijgeroepen .... de soldaten
vervolgden gewoon weer hun weg...
In de hongerwinter kwamen de mensen uit
Rotterdam, lopend naar De Meem om hier
nog wat voedsel te bemachtigen en ook
herinnert hij zich dat bij een razzia in Rot-
terdam, de werkende mannelijke bevol-
king werd gesommeerd hun huizen uit te
komen en werden op transport gesteld om
te gaan werken in Duitsland. Een tussencon-
trole werd gehouden bij Tivoli in Utrecht.
Het transport passeerde de Meerndijk, waar
twee Rotterdammers wisten te ontvluch-
2. Het eerste doktershuis aan de Meerndijk
Utrecht vice-versa, zich over dit kruispunt.
In de volksmond kreeg hij al gauw de bij-
naam „Brokkendokter".
Gedurende de aanleg van het Amsterdam-
Rijnkanaal alsook de nieuwe snelweg
Utrecht-Den Haag, die in het kader van de
werkverschafFing werden aangelegd, moest
de dokter nog al eens komen opdraven. De
onbekendheid om te weiken met zwaar ma-
teriaal en anderzijds werk door middel van
handkracht, brachten veel ongelukken met
zich mee. Terplekke werd het ongeval dan
behandeld en hij had veelal ook de nazorg
ervan. Het direct afvoeren naar zieken-
huizen kwam pas na de oorlog in zwang.
'n Sportieve kanaalzwemmer
Al dat draven gebeurde wel per fiets. Er
was 'n kleine dorpskern met een groot en
uitgebreid buitengebied met veel verspreid
liggende boerderijen, waarbij het huisbe-
zoek per fiets werd afgelegd. Gemiddeld
per dag zo'n 60-70 km, in weer en wind,
bij hagel en sneeuw, nooit te laat bij spoed-
gevallen, want zo verhaalt hij, „Ik kon
ontzettend hard fietsen en heb eens uitge-
probeerd hoe snel ik van de Meerndijk
naar het Centraal Station in Utrecht kon
fietsen, het was binnen 10 minuten", hi-
hi-hi, zich vooroverbuigend op de knieën
slaand. Dat fietsen speelde hem ook wel
eens parten, zo herinnert hij zich...
Hij raal(te kant nocii wal...
„Het was in de oorlog, in de tijd van de al-
gehele verduistering van de openbare ver-
lichting". Hier en daar werd 'n opstakel
met witgeverfde palen aangegeven. Zo
ook de Meembrug, die toen hoger was ge-
-ocr page 12-
12
gepaste plan kon geen instemming vin-
den, omdat er boven de praktijkruimte
niet gewoond mocht worden. Een jaar na
deze afwijzing mocht dit weer wel, en
werd het huis in zijn huidige staat ge-
bouwd. Het was inmiddels 1949 dat de
familie zich daar vestigde. De drukke
praktijk en daarbij nog, de op het platte
land gebruikelijke huis-apotheek, be-
zorgde ook mevrouw Lambers handen
vol werk.
ten. Een heeft zich later toch nog gemeld in
Utrecht en de ander is bij de familie Lam-
bers achtergebleven, waar ze de hele avond
nog mee gebridged hebben om de volgende
ochtend weer terug te gaan naar Rotterdam.
Op het eind van de oorlog werden hier en
in de omgeving nog zo'n 2.000 Limburgse
vluchtelingen ondergebracht, die tussen de
vuurlinies van zowel de bevrijders als die
van het terugtrekkende Duitse leger hun
woon-gebied moesten verlaten. Door de
verminderde hygiënische mogelijkheden
kreeg de dokter met de gevolgen hiervan,
zoals schurft, luizen en difterie veel van
doen, en toen er tenslotte zelfs geen lei-
dingwater meer was, werden de kinderen
met sneeuw gewassen.
Zo was het ook verboden met licht op te
fietsen, waarvan de uitstraling vanuit de
lucht te zien zou zijn. Met houten latjes
werd dan een soort jalousietje op de kop-
lampen gezet en ook de elektrische voorzie-
ningen werden op het laatst beperkt tot en-
kele uren per dag om eten te koken. Zo
waren er zgn. „eeuwigdurende batterijen"
in omloop die oplaadbaar waren ... Nou ja,
na enige tijd gaven ze ook de geest... hi-hi-hi".
,2o had een dorpsgenoot, - met een be-
valling in het vooruitzicht - zich zo'n lamp
aangeschaft maar had die al zoveel gebruikt
dat toen de bevalling zich aangekondigde,
dat ding hem in de steek liet". „Veel beval-
lingen verrichtte ik toen bij een carbidlamp-
je of de kaars van de pastoor... hi-hi-hi".
1800 Borelingskes verlost
Na de oorlog, vanaf het moment dat de au-
to er was, werd ook de weekenddienst in-
gesteld en waren de meeste weekenden ten-
minste vrij. Alleen voor bevallingen, maak-
te Lambers maar al te graag een uitzonde-
ring, want dat was zijn favoriete bezigheid.
In totaal heeft hij ca 1.800 bevallingen
gedaan en bij sommige families zelfs tot in
de 3e generatie ... „Er was één weekend bij
met 7 bevallingen, inclusief een tweeling ...
hi-hi-hi".
Ook had hij gedurende de weekend-
diensten te Harmeien in één jaar tijd net zo-
veel bevallingen begeleid als de dokter van
Harmeien zelf. Zo was hij ook getuige bij
de 700e inwoner, die van de gemeente toen
een spaarbankboekje als geschenk kreeg.
Lamberiaanse bevallingstruc
Gedurende mijn artsenopleiding werd ons -
geduld en nog eens gedidd hebben bij beval-
lingen - bij herhaling ingeprent en werden
wij verplicht om na afloop nog een uur moe-
der en kind bij te staan. Ete voorafgaande tijd
duurde soms 1 tot 1 1/2 dag. Hij doodde de
tijd dan met moppen vertellen of ging zich,
indien het avond was, uitgebreid scheren.
Het was op 'n 29e februari dat hij zich
bij een oproep naar een bevalling spoedde.
Bij aankomst waren de weeën verdwenen
en dit herhaalde zich enige malen. Aan het
eind van de dag heeft hij - toen het pro-
bleem zich weer voordeed - gedaan alsof
hij wegging, de deur hard dichtgeslagen
en buiten enige minuten gewacht. En ja
hoor, de aanstaande vader maakte alweer
aanstalten hem erbij te roepen ... „Door al
deze vertraging werd het kind (net) op 1
maart geboren... hi-hi-hi".
3. De Meern, als 'n kerstkaart in de sneeuw.
Foto: jan. 1956
Ho-Ho, ieder op zijn beurt ...
Het was bij een tweeling, dat de eerste om
10 voor 12 's nachts en de tweede 20 mi-
nuten later werd geboren. De vader vroeg
Lambers de kinderen op dezelfde dag te
zetten... De ervaren Lambers gaf de ouders
de raad dat niet te doen, omdat de kinderen
hun dat later niet in dank zouden afnemen!
Zo hadden ze ieder hun eigen verjaardag.
„Het Witte Huis"
Na 15 jaar aan de Meemdijk gewoond te
hebben, kocht Lambers 'n stukje boom-
gaard van een boer wiens boerderij stond
op de plek waar nu de Mavo-school en
het bedrijf van Van Bommel zijn. Op de
hoek van de Rijksstraatweg en de Burg.
Taets van Amerongenlaan liet hij „Het
witte Huis" bouwen. Bij 't bouwplan
werd door de gemeente bepaald, dat het
huis niet meer dan 500m2 mocht inne-
men. Dan de gangen maar wat smaller
gemaakt, en ook toen bleef de goedkeu-
ring uit. Het huis paste niet bij de bouw
van de r.k.-kerk en zou daarom een groot,
schuin dak moeten hebben. Ook het aan-
Al voor haar huwelijk was zij apothekers-
assistente en deed dat nu, naast haar druk-
ke gezin en het vele sociaal-maatschap-
pelijk werk, er ook nog bij. Zij was 'n
sterke vrouw.
Dat sociaal-maatschappelijkwerk be-
stond uit belangrijke bestuursfuncties o.a.
bij het Rode Kruis, het Groene Kruis en
het voorzitterschap bij het al eerder ge-
noemde Genootschap voor Kinderuitzen-
ding. Nog twee maanden vóór haar over-
lijden in april 1966 - zij leed aan een ern-
stige bloedziekte - leidde zij de jaarver-
gadering van het Rode Kruis waarbij zij
ook nog de vergadering toesprak.
Menigmaal speelde zij St. Nicolaas op
de school voor de Meemse jeugd en om
herkenning te voorkomen, trok ze hier-
voor dan de schoenen van de dokter aan
... hi-hi-hi.
Telefooncentrale
Een plattelandsarts had natuurlijk ook
telefoon en dat was in die jaren zeker
nog niet algemeen. De boeren in de wijde
omtrek wisten dat en als zij dan 's nachts
'n veearts nodig hadden, werd er maar bij
-ocr page 13-
13
Lambers aangebeld. In vele gevallen durf-
den ze zelf niet in de hoorn te spreken en
moest de dokter dat ook maar doen ... hi-
hi-hi. Als tegenprestatie voor zo'n nach-
telijk bezoek mocht Lambers, terwijl de
boer zelf bij Fizaan dokterde, zijn knecht
behandelen.
Ook werd er eens door 'n boer een zie-
ke knecht naar zijn spreekuur gestuurd,
enige tijd daarna stuurde hij ook zijn
vrouw ... Toen beiden met succes gehol-
pen waren, durfde de boer zelf ook te
komen.
Politie-arts
Een Utrechtse architect, die na 'n feestje
verdwaald was en in de omgeving van
Vleuten tegen 'n boom was gereden, moest
bij Lambers, die ook politie-arts was, 'n
bloedproef ondergaan. De man was zo
ver heen, dat hij de volgende dag kwam
navragen of hij hier 's nachts soms ook
geweest was... hi-hi-hi.
Regelmatig moest hij nachtrust derven
om de alcoholtest te doen, waarbij bloed
en urine moest worden onderzocht. De
praktijk was voorzien van een toilet met
fonteintje, en om te voorkomen dat er
„water bij de wijn" in het potje werd ge-
daan en ook bij overmatige onbekwaam-
heid zij niet meer recht konden staan,
moest de deur open blijven.
Bij eigen patiënten zag ik wel eens wat
door de vingers ... Een zoon, wiens ou-
ders patiënt waren bij mij, had te veel aan
„Bacchus geofferd" en daardoor brokken
veroorzaakt in Huis ter Heide. Met woor-
den van „hoe kun je dat je ouders aan-
doen", deed ik toen „discreet" de deur
maar achter hem dicht... hi-hi-hi.
5. De Meernbrug en het Café „'t Wapen van Gouda".
Pentekeningen door Chris Schut van 1958.
Rotdokter ...
Bij het aanslingeren van een vrachtauto
had iemand bij een terugslag, de slinger
tegen zijn neus gekregen, neus aanzien-
lijk beschadigd, moest gehecht worden.
Nu is de huid, rondom de neus, nogal dik,
waardoor verdovingsprikken pijnlijker
zijn dan zonder verdoving hechtingen
aanbrengen. Aldus werd zonder verdo-
ving met kromme naald gehecht, terwijl
de man geen kik gaf. Een week later
kwam de bijrijder hem vertellen dat hij
de hele weg terug had zitten schelden op
die rotdokter... hi-hi-hi.
Ook bij een veehandelaar, die met klom-
pen aan in een Mercedes de Meemdijk
afkwam en via de Meernbrug rechtsaf
moest, werd zo'n proef afgenomen. Hij
had op de brug willen afremmen, maar
raakte met de klomp zowel het rem- als
het gaspedaal met als resultaat dat hij
met auto en al het café van Van Straten
binnenreed en vóór de tapkast tot stil-
stand kwam. Hij stapte zijn auto uit en be-
stelde gelijk 2 borrels „voor de schrik".
Toen Lambers later bij hem thuis de proef
moest afnemen, stond de fles alweer op
het aanrecht.
Op een dag kregen twee „aangeschoten"
boeren buiten ruzie waar de marechaussee
werd bij geroepen om de kemphanen te
scheiden en ter ontnuchtering in te slui-
ten. Een van beiden bleef zo schreeuwen,
waarop ik werd geroepen. Al gauw bleek
dat een arm uit de kom lag. Op de biljart-
tafel van Café 't Wapen van Gouda, op
de hoek bij de Meernbrug, werd hij al
worstelend vastgehouden en toen 's mans
arm weer op zijn plaats zat, schoot de
andere er weer uit... hi-hi-hi.
Zo reden er wekelijks de wagens van de
Gekro van Rotterdam naar Utrecht. De
Gekro-auto, waarmee een oude man was
meegereden om zijn kleinkinderen in
Utrecht te verrassen, botste met een auto
uit Leiden. Hoofd en gezicht van de oude
man waren nogal in ongerede geraakt en
werden door Lambers ruim van verband
voorzien, waarop de man zijn weg kon
vervolgen naar zijn kleinkinderen. Wat
zullen ze geschrokken zijn!
Rotterdammers, steek 'ns op,
Hagenaars, steek in uw zak!
Een Rotterdamse wielerclub reed regel-
matig in de weekenden naar het einde
van de Meemdijk om daar weer rechts-
omkeerd te maken voor de terugtocht.
Daar stond ook immers het bord „wiel-
rijders afstappen" zij maakten ervan „wiel-
renners afstappen". Bij een ongelukkige
manoeuvre kwam een van de renners ten
val en raakte aan zijn been gewond. Na
Tijdens 'n andere ruzie schoot de politie
iemand per abuis 'n kogel dwars door
zijn neus. Toen Lambers erbij werd ge-
roepen, herinnerde hij zich een verhaal
uit zijn jeugd, uit het boek ,,Kinderen
van het Woud" door Captain Marriott. In
een fragment uit dat boek werd de kapi-
tein door zijn neus geschoten. De kinde-
ren op het schip riepen toen ook, „nu kan
je niet meer op je fluitje blazen".
4. Café „De Meernbrug" van Van Straten
-ocr page 14-
14
de hulpverlening werd afgesproken dat
hij zijn schuld in het volgende weekend
zou komen voldoen. Als een doodeer-
lijke Rotterdammer gebeurde dat ook zo ...
Maar met een Hagenaar, die ook betrok-
ken was bij een ongeluk, was het adres in
Den Haag dat de man achterliet bij controle
achteraf een niet bestaand adres... hi-hi-hi.
25 jaar in De Meern
In 1959 viert onze plattelandsarts op groot-
steedse wijze zijn Averen jubileum. In een
open calèche, voorafgegaan dow het Meernse
Muziekkorps en begeleid door herauten te
paard, zorgde hij samen met zijn Ie echt-
genote voor 'n volksoploop. De Meem be-
stond toen slechts uit enkele straten en om
teleurstellingen bij de oploop te voorko-
men, weid de route meerdere malen gereden.
Een Hercules-fan in hart en nieren
6. In een open calèche... zorgde hij voor een volksoploop ... Foto 1959
Zeker zal het Stedelijk Gymnasium te
Utrecht de aanleiding zijn geweest voor de
sportieve Lambers, want dat was de baker-
mat van Hercules waarbij hij vanaf zijn
14e tot zijn 53e heeft gevoetbald, welis-
waar met een onderbreking van de periode
1934-1946, waarin de enige sport toen be-
stond uit het rennen 's avonds naar de brie-
venbus.
De naam Lambers - ook zijn broer speel-
de toen in het Ie - was vermaard in die ja-
ren ... Onze dokter had al jong een kalend
kruintje ... Bij een wedstrijd waarbij zij sa-
men moesten spelen werd er vanaf de zij-
lijn geroepen: „Hé, doar hé je Laambers,
en de voader vaan Laambers"... hi-hi-hi.
Op 20 april 1974 werd in de pers uitge-
breid aandacht besteed aan het 40-jarig
jubileum en nam hij 3 jaar later, met een
druk bezochte receptie in het Verenigings-
gebouw aan de Zandweg, op 27 augustus
1977 afscheid en gaf zijn praktijk toen ge-
heel in handen van zijn zoon, E.G.E. Lam-
bers, die hem al 7 jaar assisteerde.
Aileen O.LH. met naam
„Mijn Ie patiënt heeft nog lang geleefd"...
zo zegt hij nog bij het weggaan... en voegt
er zijn stereotiepe lach aan toe...
Dokter Lambers... u had ons wat te vertel-
len ..., dank voor het meerijden op de ba-
gagedrager van uw fiets ... later op de ach-
terbank van uw automobiel en tenslotte,
voor het meekijken over uw schouder bij
het spreekuur... en mocht het zijn, beste le-
zer, dat u zich herkent of aangesproken
voelt, bedenk dan ... er is geen naam ge-
vallen!
En Pastoor OHL dan? ... Nou ja, die had al
naam gemaakt met zijn naam bij O.L.H.,
toch...?
7. Voorafgegaan door het Meernse Muziekkorps ...
8.... werd de route meerdere malen gereden.
-ocr page 15-
15
De R.K. gemeenschap van De Meern (8)
door J.H.P. Heesters
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie op 4 maart 1853 moest in katholiek Nederland op verschillende
terreinen een grote achterstand worden ingehaald. Zo moest een nieuwe organisatiestructuur worden ontwikkeld en
een fors bouwprogramma uitgevoerd. Bijna overal in ons land waren de kerken en pastorieën vóór 1853 bekrompen
en armoedig; de gebouwen aan de Rijksstraatweg in Oudenrijn, waarover in een vorige aflevering is geschreven, wa-
ren daan/an een voorbeeld. Op sociaal terrein moesten weeshuizen, gasthuizen en „gestichten voor ouden van da-
gen" worden gebouwd. Ook het katholiek onderwijs moest nog van de grond komen, ;vat door de schoolstrijd na 1868
geen eenvoudige opgave was. Deze landelijke situatie gold ook voor Oudenrijn en De Meern.
Het ontwerp van de architect
Onder het pastoraat van Laurens Clémens (1816-1846) werd al
gedacht aan een nieuwe kerk en pastorie. De oude kerk was
voor het groeiend aantal kerkgangers te klein geworden en de
pastorie verkeerde in een slechte staat. Om een en ander te kun-
nen realiseren was bouwgrond nodig en op 24 juni 1820 werden
door het toenmalige kerkbestuur drie percelen land voor dat
doel gekocht (zie jg. 1992, nr. 3, p. 57). Nadat de statie Ouden-
rijn op 1 juni 1855 tot parochie was verheven en de parochie-
grenzen waren vastgesteld, kon in 1857 aan architect Van den
Brink de opdracht worden gegeven om een ontwerp en bestek
voor de nieuwe kerk te maken.
Herman Jan van den Brink was in 1816 in Rotterdam geboren
en wilde aanvankelijk wijnkoper en distillateur worden. Hij
kreeg echter belangstelling voor de bouwkimst en ontwikkelde
zich door zelfstudie tot architect. Omdat hij connecties had met
de aartsbisschop van Utrecht, Joannes Zwijsen, en in die tijd een
geweldige bouwactiviteit ontwikkeld werd, kreeg hij in 1855 de
opdracht om het bisschoppelijk seminarie in Driebergen-Rijsen-
burg te bouwen. Dit grote pand is op 8 oktober 1857 geopend en
enkele jaren geleden, na een langdurige leegstand, gesloopt.
Mogelijk is de bouw van Rijsenburg of een intermediaire rol
van Joannes Zwijsen voor het kerkbestuur van Oudenrijn aan-
leiding geweest om in juli 1857, in de eindfase van de bouw van
het seminarie, aan Van den Brink de opdracht te geven om een
ontwerp voor de kerk aan de Rijksstraatweg te maken. Later
heeft Van den Brink in het aartsbisdom Utrecht en in het bisdom
Haarlem nog verschillende kerken gebouwd, waarvan er maar
weinig zijn overgebleven. Bekend zijn de kerken in Veenendaal
(1856), Montfoort (1860), Enschede (1863), Arnhem (1864),
Uithoom (1864), Heüo (1867), Oud Ade (1867), Wormer (1868),
Naaldwijk (1868), Sassenheim (1868) en Hillegom (1870). Na
een arbeidzaam leven is Herman Jan van den Brink in 1883
overleden, i)
De eerste schetsen van de voorgevel, de plattegrond en de dwars-
doorsnede zijn bewaard gebleven en zijn nog aanwezig in het
Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. 2) Het zou echter tot
17 januari 1859 duren voordat het Departement voor de Ere-
dienst toestemming gaf om met de bouw te beginnen. Op 20
maart 1859 vond de aanbesteding plaats en de bouw werd aan
de laagste inschrijver gegund voor de prijs van tweeëntwintig-
1. Schets van HJ. van den Brink voor de R.K. kerk van Ouden-
rijn uit juli 1857.
duizend en tweehonderd gulden; de naam van de bouwer is nog
niet achterhaald. In april 1859 is met de bouw l)egonnen en toen
is ook door pastoor Jacobus Joannes Keuken de eerste steen ge-
legd. Op 27 maart 1860 is de nieuwe kerk aan de Rijksstraatweg
door dezelfde pastoor ingezegend en in gebruik genomen. 3) Uit
archieven is niet duideüjk geworden waarom de kerk niet door de
aartsbisschop is ingewijd, wat gebruikelijk was bij nieuwe kerken.
In het bewaarde bestek bij artikel 2 wordt de kerk door Van
den Brink als volgt omschreven: Het in spitsboogstijl ontworpen
gebouw bestaat uit een kerkschip met presbyterium
(prie-
sterkoor) waarvan de apsis (afsluitende kooruitbouw) een halve
achthoek vormt, ter weerszijden van welke zich een sacristy
bevindt. Voor de hoofdingang in het midden van den voorgevel
wordt een portaalaanbouw (porche) aangebracht, terwijl de
voorgevel zelve geflankeerd wordt door twee kleine achtkanten
torens, benevens twee ter weerszijden uitgebouwde kapellen,
bestemd voor doopkapel en kerkenkamer. Het presbyterium,
sacristeyen en porche zijn voorzien van plafonds in de vorm van
kruisgewelven. In de kerk zelf is de kap gedeeltelijk zigtbaar met
gestucadoorde tusschenvelden enpaneelen.
4)
-ocr page 16-
16
Stukadoorsgotiek 5)
Uit de tekening, het bestek en de latere bouw kan vastgesteld
worden dat de kerk aan de Rijksstraatweg met de stijlfase van
de zogenaamde stukadoorsgotiek getypeerd kan worden. Deze
bouwstijl verving omstreeks het midden van de 19e eeuw de
neoclassicistische kerkarchitectuur, waarvan de Augustinuskerk
aan de Oudegracht in Utrecht uit 1839 een goed voorbeeld is.
Rond 1840 waren sommigen van mening dat de middeleeuwse
gotiek meer op de voorgrond moest treden, omdat deze bouw-
kunst in West-Europa was ontwikkeld, wat niet het geval was
met de klassieke bouwkunst uit de Oudheid.
Een duidelijke invloed op de stukadoorsgotiek en de latere
neogotiek heeft koning Willem II, de vriend van aartsbisschop
Joannes Zwijsen, gehad. De koning had in het Engelse Oxford
gestudeerd en zijn Engelse opvoeding had hem in aanraking
gebracht met gotische gebouwen uit de 17e tot 19e eeuw. Terug-
gekeerd in Nederland liet hij de Engelse architect Henry Aston
een aantal ontwerpen maken voor een gotisch paleis op Zorg-
vliet. Zijn Engels-gotische ideeën zijn ook gerealiseerd bij het
paleis Kneuterdijk en bij de als manege verbouwde Willems-
kerk, alle in 's-Gravenhage.
Later in de tweede helft van de 19e eeuw zien we dat de gotische
bouwperiode intensief bestudeerd werd. In Frankrijk was VioUet-
le-Duc actief en in ons land werd RJ.H. Cuypers, de architect van
kasteel Haarzuilens, door koning Willem II aangespword om de
neogotische bouwwijze voort te zetten. Cuypers' visie betrof niet
alleen het gebouw, maar ook het interieur en alles wat daarin
gebruikt werd. Door zijn studie en toepassing van de Franse go-
tiek is de Engelse gotiek in Nederland op de achtergrond geraakt.
Opmerkelijk is wel dat in grote delen van het aartsbisdom
Utrecht vrijwel geen kerkgebouwen van Cuypers voorkomen.
Alleen in de provincies Groningen en Utrecht heeft hij enkele
kerken gebouwd, die echter op de vingers van één hand zijn te
tellen. In onze streek was vooral het Utrechtse Bemulphus-gilde
actief, met als voornaamste kunstenaars Alfred Tepe en Friedrich
Wilhehn Mengelberg. Van de eerste zijn voor onze regio de St.-
Willibrorduskerk aan de Minrebroederstraat in Utrecht, de H.-Nico-
laaskerk in het oude Jutphaas en de Michaëlkerk in Schalkwijk
de bekendste kerkgebouwen. Ook andere leden van de familie
Mengelberg hebben o.a. kunstwerken aan de kerken in Ouden-
rijn en De Meem geleverd. In 1901 is een passiekruis voor de
kerk aan de Rijksstraatweg gemaakt en in 1940 werd een ont-
werp voor vier glas-in-loodramen vervaardigd, die echter door
de bisschoppelijke liturgische commissie zijn afgekeurd. Op het
ontstaan, de visie en de activiteiten van het Bemulphusgilde
komen we in de volgende aflevering terug.
Het ontwerp en de uitvoering
In het Algemeen Rijksarchief in Den Haag worden enkele tekenin-
gen van het eerste ontwerp van Van den Brink voor de kerk aan
de Rijksstraatweg bewaard. Als we zijn tekening van het hoofd-
front (afb. 1) vergelijken met de uiteindelijk gebouwde kerk
(vgl. afb. 2), dan zijn duidelijk verschillen op te merken. In gro-
te lijnen is de portaaluitbouw gelijk gebleven aan het ontwerp,
maar in de details zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo is de
dubbele toegangsdeur niet in verticale blokmotieven, maar in
een visgraatmotief uitgevoerd. Ook het uurwerk boven het raam
is ruet op de tekening aanwezig, maar zal later zijn aangebracht
Mogelijk is dit uurwerk na 1914 in de portaaluitbouw geplaatst,
omdat toen de kerk en pastorie op het lichtaet zijn aangesloten.
Het belangrijkste verschil is de raamindeling, met het zoge-
naamde traceerwerk, van de portaaluitbouw. In plaats van een
twee-delig is een driedelig raam toegepast.
Een ander verschil is te zien bij de steunberen. Op de tekening
is aan beide zijden van de hoofdingang, reikend tot aan het
boogfries van de top van de portaaluitbouw, één steunbeer gete-
kend, terwijl in werkelijkheid twee haaks geplaatste steunbeer-
paren aanwezig zijn. Een groot verschil zijn de ramen op de te-
keiting aan beide zijden van de portaaluitbouw, die bij de ge-
bouwde kerk geheel ontbreken. Opvallend zijn ook de verande-
ringen aan beide torens. Bij het ontwerp worden deze bekroond
door slanke spitsen, die van zogenaamde wimbergen zijn voor-
zien. Uiteindelijk werden klokvormige bekroningen aangebracht
die dezelfde vorm hadden als die van de kapel van het voormali-
ge seminarie in Driebergen-Rijsenburg uit 1857.
Het laatste verschil is te zien bij de uitgebouwde kapellen aan
beide zijkanten van de kerk. Bij het ontwerp zijn loodrecht op
de as van de kerk de beide kapellen getekend, die met een za-
deldak afgedekt zouden worden. Op afb. 2 is echter duidelijk te
zien dat een lessenaarsdak is aangebracht. Aan de voorzijde van
beide kapellen is ter verfraaiing hetzelfde boogfiies aangebracht
dat ook aan de top van de portaaluitbouw aanwezig is. Zonder
twijfel heeft de architect hiermee een grotere eenheid van het to-
tale kerkgebouw willen bereiken. Op de afbeelding is ook te zien
dat in de zijgevels zes tweedelige neogotische vensters aanwe-
zig zijn. Tussen de vensters zijn de zijmuren voorzien van twee-
maal versneden steunberen.
2. De oude R.K. kerk van Oudenrijn. Let op de verschillen met de
schets van afb. 1.
Langzaam zien we, als reactie op de neoclassicistische stijl, in
ons land gebouwen met gotische vormen verschijnen. Kenmer-
kend voor die tijd is dat men originele gotische vormen en mo-
tieven namaakte, zonder het flauwste begrip van de wijze waar-
op de middeleeuwse bouwers hun bouwwerken hebben gecon-
stiiieerd. Men paste gotische vormen toe, maar als dat tijdens de
bouw zo uitkwam, wijzigde men ze even gemakkelijk of liet men
ze eenvoudig vervallen. Dit is kennelijk ook bij de kerk aan de
Rijksstraatweg aan de orde geweest, zo zal blijken wanneer wij
aanstonds het originele ontwerp met het uiteindelijke kerkge-
bouw vergelijken. Duidelijke voorbeelden van het niet-bestu-
deerd toepassen van materialen en technieken zijn de kapcon-
structies. In diverse kerkgebouwen zijn de houten gewelven recht-
streeks, d.w.z. zonder een dragende laag riet, gestukadoord. Ook
de gewelven in de kerk aan de Rijksstraatweg zijn op die manier
afgewerkt.
-ocr page 17-
17
Oudere inwoners van Oudenrijn en De Meem zullen zich herin-
neren dat de voorgevel uit twee kleuren heeft bestaan. De torens,
de tand- en boogfriezen, de steunberen naast de hoofdingang, de
kozijnen van de hoofdingang en van het grote venster waren
lichter van kleur dan de overige delen. Het plein voor de kerk
werd omsloten door een hekwerk in het verlengde van de zijge-
vels, dat aan de straatzijde en aan de rechter zijkant was voor-
zien van een dubbele openslaande poort.
Devert(oop
Nadat op 14 november 1940 de nieuwe parochiekerk aan de Pas-
toor Boelenslaan in gebruik was genomen, had de oude kerk geen
functie meer. Het toermialige kerkbestuur besloot om de kerk te
verkopen en pastoor H.C. Koelman vroeg daarvoor toestem-
ming aan de aartsbisschop. In zijn brief vermeldde hij dat naast
de kerk ook de grond waarop de kerk gebouwd is en een klein
stuk van bijbehorende terrein voor de somma van
ƒ. 9000,-, zeg-
ge negenduizend gulden
verkocht konden worden.
Bij zijn brief sloot hij het taxatierapport in dat door J. Brinkhof,
aannemer in elektrische houtbewerldng te De Meem, op 14 juni
1941 was geschreven. Hierin stond: De ondergetekende Gijs-
bertus Johannes Brinkhof, Aannemer wonende te De Meem, en
Theodorus Johannes Kromwijk, Landbouwer wonende te Velt-
huizen, Verklaren naar billijkheid geschat te hebben de verkoop-
waarde van een terrein, breed aan de openbare straatweg pl.m.
20 m en diep pl.m. 77 m. Waarop staat de niet meer in gebruik
zijnde oude R.K. Kerk te Oudenrijn en gelegen aan de Rijks-
straatweg van Utrecht naar Leiden. Zijnde een gedeelte van de
vaste goederen, behoorende aan het RK Kerkbestuur van de
parochie van O.L. Vrouwe Hemelvaart te Oudenrijn voor een be-
drag van achtduizend vijf Honderd Gulden zegge f. 8500,-. 6)
Pas-
toor Koelman had bovenop het getaxeerde bedrag nog eens vijf-
honderd gulden gezet Tevens vermeldde hij in zijn brief dat de
aspirant-koper er een bedrijf van motorzijspanwagens in zou vestigen.
Op 20 jimi 1941 was het antwoord van de aartsbisschop bin-
nen. In diens schrijven stond vermeld: dat deze aanvrage alleen
dan kans heeft ingewilligd te worden indien Uw Bestuur zorg-
draagt, dat de thans niet meer in gebruik zijnde kerk in zoodani-
gen toestand wordt gebracht, dat zij uiterlijk niets meer doet
denken aan een kerkgebouw. Gaarne vememen Wij, welke ver-
anderingen zullen worden aangebracht. Het meest afdoende zou
zijn dat de keik eenvoudig werd afgebroken, althans grootendeels. ?)
4. Het huidige aanzicht van de voormalige R.K. kerk aan de Rijks-
straatweg vanuit het noordoosten
Nadat de goedkeuring was verleend, kon de verkoop aan de
firma J.A. Bom uit Amsterdam plaatsvinden. Om veranderingen
aan het ex- en interieur te kunnen aanbrengen, werd door de eer-
der genoemde aannemer G.J. Brinkhof op 9 september 1941 een
verzoekschrift bij de burgemeester van de gemeente Oudenrijn
ingediend. Op 14 oktober 1941 werd een vergunning verleend
tot de verbouwing van de voormalige r.k. kerk aan de Rijks-
straatweg. De kosten waren begroot op twintig duizend gulden, s)
Als we het resultaat van de verbouwing met de oorspronkelijke
toestand vergelijken dan zijn, volgens voorschrift van de bis-
schop, grote en ingrijpende veranderingen aangebracht (vgl. afb.
3 en 4). De oorspronkelijke portaaluitbouw en de beide torens
zijn verdwenen en in plaats daarvan is een nieuw gedeelte met zij-
vertrekken aangebouwd. Het eenbeukige kerkgebouw is gehand-
haafd, maar er zijn veel veranderingen in aangebracht. In de zij-
gevels zijn de zes tweedelige neo- gotische vensters vervangen
door rechthoekige, voorzien van acht ruiten (zie afb 5).
Waarschijnlijk omdat de koorzijde niet vanaf de weg zicht-
baar was, is dit gedeelte nog het meest intact gebleven. Op afb.
6 is te zien dat de oorspronkelijke vorm van de half-achthoekige
absis van het uitgebouwde priesterkoor nog bestaat. Ook de vijf
vensters hebben hun oude vorm behouden. Niet geheel duidelijk
is of de dubbele deur in de absis oorspronkelijk is. Het diagonale
motief wijst wel in die richting, maar het is ook mogelijk dat tij-
dens de verbouwing de dubbele toegangsdeuren uit de frontge-
vel hiernaartoe zijn vaplaatst. Niet alleen het exterieur is verbouwd;
ook in het interieur werd het nodige aangepast. In de volgende
aflevering zal daarop nader worden ingegaan.
De parochianen van Oudenrijn
Nadat het exercitie van de Roomsche relegie door den Prince
3. De oude R.K. kerk aan de Rijksstraatweg vanuit liet noord-
oosten.
-ocr page 18-
18
van Oranje en van de Raaden 's Hoofs van Utrecht op 26 augus-
tus 1581 was verboden (zie jg. 1991, nr. 3, p. 65), kwamen de
Noordnederlandse katholieken in een moeilijke positie. Omdat
ze ook nog de naam hadden dat ze Spaansgezind en dus onbe-
trouwbaar waren, werden ze gedwongen als burgers in een uit-
zonderingspositie te leven. Ze werden uitgesloten van culturele
verworvenheden, kregen geen geschikt onderwijs en werden niet
bekwaam geacht om ambten te vervullen. Hierdoor werden de
katholieken een getekende groep, waarbinnen over het alge-
meen veel armoede heerste.
6. De absis is het meest intact gebleven gedeelte van de voormalige
R.K. kerk aan de Rijksstraatweg.
waren de duurste en konden alleen door beter gesitueerden wor-
den betaald. De plaatsen achter in de kerk waren vrij en werden
wel de armenbanken genoemd. Uit testamenten, legaten en gif-
ten kan men eveneens afleiden dat zich onder de rooms- katho-
lieken welgestelde personen bevonden hebben. Zondermeer heb-
ben zij zich nauw met de kerk verbonden gevoeld. Ook hadden
zij oog voor hun minder bedeelde parochianen. In testamenten
vinden wij regelmatig bedragen en goederen aan het armbestuur
gelegateerd, lo) Als aan de pastoor of het kerkbestuur een bedrag
werd geschonken, dan gebeurde dit onder verplichting om gedu-
rende vijfentwintig achtereen volgende jaren te rekenen van
mijn overlijden jaarlijks tweeënvijftig Heilige Missen te laten
doen voor de rust en welvaart der ziel van mij en mijne echtgenote.
Ook werden bedragen gelegateerd die bestemd waren voor
het dagelijks onderhoud en voor de versiering van de kerk. Voor-
al in de periode van 1902 tot 1917 is veel geïnvesteerd om het
interieur van het kerkgebouw te verfraaien. Uit de archieven
blijkt dat veel van de kerkinventaris vanaf de oprichting van de
statie in 1797 tot de latere parochie Oudenrijn door welgestelde
parochianen is geschonken. Aan het interieur en de inventaris
van de kerk aan de Rijksstraatweg zal in de volgende aflevering
aandacht worden besteed.
Bronnen
1.   A.J. Looyenga, Oudenrijn, O.L. Vrouw Hemelvaart (typescript).
2.   ARA, tweede afdeling, R.K. Eredienst, inv. nr. 723.
3.   RAU, archief van de rooms-katholieke parochie De Meem, inv. nr. 18.
4.   Looyenga, Oudenrijn.
5.   H.P.R. Rosenberg, De 19e-eeuwse kerkeUjke bouwkunst in Nederland
Cs-Gravenhage 1972).
6.   RAU, rooms-katholieke panx:hie De Meem, inv. nr. 76.
7.   Idem.
8.   Archief gemeente Vleuten - De Meem.
9.   Jac. de Brayn, De hervormde gemeente De Meem (1977) 108.
10. Parochiearchief De Meem (niet geïnventariseerd).
5. De voormalige R.K. kerk aan de Rijksstraatweg vanuit het zuid-
oosten. De neogotische vensters zijn vervangen door rechthoekige
roedenvensters.
In De Meem was er niet alleen armoede bij de rooms-katho-
lieken; ook bij de protestanten was het geen vetpot. Dit blijkt uit
de rekeningen van de diaconie over de periode 1796 tot 1880.9)
In de opsomming zijn voornamelijk leveringen door bakker Ver-
kerk van de Zandweg genoemd. Ook blijken op het einde van de
19e eeuw de overigens onbekende bakkers P.H. Lettinck en J.N.
Emé brood voor de armen aan de diaconie te hebben geleverd.
Bij de rooms-katholieken werd in de crisisjaren namens het
armbestuur iedere vrijdag armenbrood door de plaatselijke bak-
kers Verkerk en Van Engelen uitgedeeld. Afhankelijk van de
grootte van het gezin ontving men dan een drie- of een zesponder.
Dat er in die tijd ook standsverschil was, blijkt wel uit het extra
brood dat bij het overlijden van een rijke boer of boerin aan de
armen werd gegeven. Aan de duur van het luiden van de kerk-
klok kon men horen of een rijk persoon was overleden. Voor het
gewone volk met een derde klas begrafenis werd de klok vijf
minuten geluid; voor een tweede klas begrafenis was dat vijftien
minuten en voor een eerste klas begrafenis een half uur. Dit
laatste luiden was voor de armen het signaal om tussen negen en
tien uur een extra brood af te halen.
Maar ook in de kerk zelf was dit standsverschil bij de uitvaart-
dienst merkbaar. Er waren in die tijd drie verschillende baarkle-
den, die afhankelijk van de klasse van begrafenis werdai gebruikt
Het onderscheid bij het luiden van de doodsklok en het gebruik
van de baarkleden is na het overgaan naar de nieuwe kerk aan
de Pastoor Boelenslaan, afgeschaft. Voor iedereen, rijk of arm,
werd sindsdien nog één kwartier geluid. Ook werd voortaan van
één baarkleed gebruik gemaakt, dat echter in de loop der jaren
uit de begrafenisliturgie is verdwenen.
Standsverschil kwam ook duidelijk tot uitdrukking bij het pach-
ten van plaatsen in de kerk. De pachtplaatsen voor in de kerk
-ocr page 19-
19
Een lastig vrouwspersoon
Bij het doen van onderzoekingen in de archieven van de voormalige gemeenten waaruit Vleuten-De Meern is
gevormd, kom je soms stukken tegen die een beeld geven van het leven in die tijd.
De redactie meent dat het voor de lezers wellicht interessant is om daarvan af en toe iets te publiceren, zon-
der verder op de inhoud ervan in te gaan.
In het archief van de voormalige gemeente Vleuten vond ik onder inventaris nr. 1880 de volgende stukken,
die tonen hoe 160 jaar geleden de pastoor en de burgemeester problemen hadden met een lastig vrouws-
persoon.
Ekerschot verklaarde niet te kunnen schrijven nog tekenen,
(was getekend) G. van Amerongen
J.H.J. van Bijlevelt"
Nog diezelfde dag stuurde de burgemeester dit proces-ver-
baal aan de Officier van Justitie bij de Regtbank van eersten
aanleg zitting houdende te Utrecht,
met het volgende bege-
leidend schrijven:
,,Ik haast mij UEd.Gestr. te doen toekomen een gefor-
meert proces-verbaal tegen Jannigje Plomp, huisvrouw
van Willem Boshof, wonende op Themaat, welk vrouws-
persoon voor de ingezetenen mijner gemeente ondragelijk
word, ja zelvers voor mij als Burgemeester, daar zij zich
niet ontziet weg te nemen, bij oecasie, wat zij goed vindt
en op brutale wijze geld afdwingt bij de ingezetenen, niet
tegen staande zij van de Armekasse wordt gealimenteerd,
ja zelfs koomt aan mijn huis en terijt mij in mijne kwali-
teit, van haar niets te durven doen.
De Burgemeester van Vleuten
(get.) J.H.J. van Bijlevelt"
De burgemeester was er daarmee nog niet, want 6 weken
later ontving hij het proces-verbaal weer terug met de
volgende brief, gedateerd 4 maart 1829:
„Aangezien het nevensgaande proces-verbaal, mij inder-
tijd door UEdgestrengen toegezonden, geene daadzaken
behelst, waaromtrent tegen de beklaagde Jannigje Plomp
eene correctionele vervolging zoude kunnen worden inge-
steld, maar op dezelve hoogstens slechts toepasselijk zijn
art. 479 en 480 van het wetboek van strafrecht, heb ik de
eer UEdgestr. hetzelve terug te zenden, daar ingevalle
UEdgestr. moge van oordeel zijn dat de beklaagde wegens
deze feiten behoorde vervolgd te worden, dit proces-ver-
baal zal moeten worden opgezonden aan de Ambtenaar
waarnemende het Openbaar Ministerie bij de Regtbank
van enkele Politie te Maarssen.
De Officier van Justitie bij de
Regtbank van len aanleg te Utrecht
(get.) Van Lijnden sub."
Op 7 maart 1829 zondt de burgemeester het proces-ver-
baal aan de Vrederechter van het Kanton Maarssen, met
de volgende begeleidende brief:
„Het nevensgaande proces-verbaal heb ik den 19 Januarij
aan de Heer Officier van Justitie bij de Regtbank van
eersten aanleg zitting houdende te Utrecht opgezonden,
dan hetzelve is mij in dato 4 Maart 1.1. gerenvoijeerd, op
grond dat op Jannigje Plomp hoogstens art. 479 en 480
Op 19 januari 1829 werd door de burgemeester het vol-
gende proces-verbaal opgemaakt:
,,0p heden den negentienden Januarij 1829 compareerde
voor mij Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, Burgemeester
van de gemeente Vleuten, Stijntje Gruithuizen, dienst-
meid, Gijsbert van Amerongen, schaapherder, en Cornelia
Ekerschot, huisvrouw van Hendrik Goes, wonende alle
aan de pastorij genaamd het Hoog, dewelke aan mij ver-
klaarde, dat op den morgen van den negentiende dezer
Jannigje Plomp, huisvrouw van Willem Boshof, wonende
op Themaat, zigh niet heeft ontzien van zigh in den hui-
ze van den weleerwaarde heer J. van Everdingen, RC pas-
toor op het Hoog, in te dringen en den bovengenoemde
dienstmeid te gelasten om bij den Heer Pastoor zigh aan
te melden om hem te spreken, dewelke toen aan haar een
gift wilde ter hand stellen, en zij volstrekt niet mede te-
vreden was, en zigh ter alleronverdragelijkst heeft gedra-
gen, dat de Heer Pastoor van Everdingen genoodzaakt
werd zigh naar de keuken te begeven en aan haar verzogt
zij zijn huis geliefde te verlaten, hij met moeijte haar zijn
huis moest uitdringen, dat zij vervolgens tot twee reizen
(keer) de deur welke toe was met geweld is ingedrongen
en een vrouwerok heeft opgenomen van genoemde Stijntje
Gruithuizen, om dezelve mede te nemen, dewelke zij haar
wilde afnemen, doch dat niet uit hare handen kunnende
krijgen, de Heer Pastoor is moeten te hulp komen, dat zij
vervolgens zigh niet heeft ontzien om een spoelkom, de-
welke op de pomp in de keuken stond mede te nemen
naar buiten, en door een glasvenster geplaatst naast de
deur dezelve door heen te smijten, vervolgens de daar be-
vindende wateremmmer ook geweldadig door gemelde
glasraam heeft geslagen, vervolgens heeft gemelde Jannigje
Plomp hare woede verder den dag gelegd, van wel een
half uur voor de Pastoor zijn woonhuis heeft gestaan, an-
ders niet als de zwaarste vloeken geuit, en gezegd, ik geef
om geen Pastoor, om geen Burgemeester nog om de Prins,
ik schijt in de hele boel. Dit een en andere geweldadige
voorgevallene ter mijner kennis gekomen zijnde, heb ik
mij Burgemeester begeven naar de pastorij op het Hoog,
en bevonden dat het voorgevallene geweldadiglijk was
gepleegd, de roeden van het glasraamd finaal verbrijzeld,
benevens een gedeelte glas en roeden en de doorgesmeten
spoelkom bevond zigh nog binnen op de vloer verbrij-
zeld, en de gesmeten wateremmer bevond zigh nog van
buiten onder het glasraamd ten ondersten boven geplaast,
zoals dezelve door haar was gesmeten.
Zo is dit proces-verbaal door ons Burgemeester opge-
maakt, benevens de comparanten getekend ten dagen en
jaren als bove, uitgenomen Stijntje Gruithuizen en Cornelia
-ocr page 20-
20
hare thuiskomst op den publieken kerkweg bij het uitgaan
van den vroege godsdienstoefening is ontmoet Aalbert en
Maria van Rooijen, mede op Themaat woonagtig welke
haar in dien toestand hebben aangetroffen en getuigenis
der waarheid daarvan kunnen afleggen.
2e. Geurt van Oostrom, kleintapper wonende te Vleuten,
afleggende de volgende verklaring, onder aanbod dezelve
met solemneele eede te zullen bevestigen, dat hij in den
loop van dezen morgen zich naar de late godsdienst-
oefening zullende begeeven heeft ontmoet Willem Bos-
hof, echtgenoot van meergemelde Jannigje Plomp, welke
hem het voorval overeenkomstig de verklaring van de
eerste comparante heeft herhaald, en alzoo die verklaring
volkomen geloof verdiend.
3e. Aalbert van Rooijen en Maria van Rooijen in de verkla-
ring van de eerste comparante opgenoemd, welke het getui-
genis hebben afgelegd dat zij gemelde Gerritje de Bree in
dien toestand hebben aangetroffen als in hare opgemelde
verklaring is vermeld en de waarheid daarvan door hun
getuigenis zullen staven.
Voorts is voor ons Burgemeester en in tegenwoordig-
heid van Jacobus van Rooijen, veldwagter dezer gemeen-
te gecompareerd den dikwerf genoemden Willem Boshof,
welke na gedane afvraging heeft verklaard, dat het
voorgevallene ten aanzien van het misdrijf door zijne
huisvrouw Jannigje Plomp gepleegd, ten aanzien van de
geweldadige handelwijze tegen Gerritje de Bree, met de
waarheid overeenstemd en hij niet anders dan het
volkomenste getuigenis daarvan moest geeven.
En aangezien uit het vorenstaande ten voldoenste blijkt
dat Jannigje Plomp, huisvrouw van Willem Boshof, zich
heeft schuldig gemaakt aan overtreding van den 2e tijtel
eerste hoofdstuk 2e afdeeling van het Wetboek van Straf-
regt, is daarvan het tegenwoordige proces-verbaal opge-
maakt hetwelk aan den Heer Officier van Justitie bij de
Regtbank te Utrecht zal worden ingezonden, om te dienen
zoo als zulks zal behoren. En hebben de comparanten in
de drie eerste artikelen vermeld benevens den veldwagter
deze met ons ondergeteekend, uitgezonderd de eerste
comparante Gerritje de Bree welke heeft verklaard niet te
kunnen schrijven, ten jare, maand en dage voormeld."
van het Wetboek van Strafregt toepasselijk zijn, en dit
proces-verbaal aan den ambtenaar waarnemende het open-
baar Ministerie bij de Regtbank van enkele Policie te Maars-
sen moet opgezonden worden.
Uit hoofde der onaangenaamheden welke door haar
den ingezetenen worden aangedaan en waardoor zij mij
Burgemeester zelfs zeer lastig is, heb ik gemeend dat zij
aangeklaagde, om deze hare feilen behoort vervolgd te
worden, waarom ik de vrijheid neem gemeld proces-ver-
baal aan UEd.gestr. op te zenden.
de Burgemeester van Vleuten
(get.) J.H.J. van Bijlevelt"
En daarmee eindigt deze zaak in het Vleutense archief en
zal de afloop gezocht moeten worden in het archief van
het betreffende kantongerecht.
Het was echter nog niet de laatste wandaad van Jannigje
Plomp, zoals blijkt uit een proces-verbaal dat een paar
maanden later, op 3 mei 1829, werd opgemaakt:
„In den jare een duizend agt honderd negen en twintig,
den derden dag van de maand Mei des middags ten twaalf
uren zijn voor mij Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, Bur-
gemeester der Gemeente Vleuten, gecompareerd.
Ie. Gerritje de Bree landbouwster wonende op Themaat,
afleggende de navolgende verklaring: dat zij in den mor-
gen van heeden circa half negen uren op den weg van
Vleuten naar Themaat op de hoogte van halfweg het
zogenaamde Kerkbosch is ontmoet Jannigje Plomp huis-
vrouw van Willem Boshof, mede op Themaat woonagtig,
vergezeld van haren genoemden man benevens hare drie
kinderen, dat gemelde Jannigje Plomp onder een vloet
van scheldwoorden en met de hevigste razernij op de com-
parante is komen aanlopen en haar met de vuist een he-
vige stoot geevende, en verder op haar aandringende met
het gevolg dat zij comparante ruggelings agterover is ge-
slagen in de daaraanbelende sloot, zodanig dat zij ten
eenenmale in het water is gedompeld, en dat daarop ge-
melde Willem Boshof alsbij dit toeval tegenwoordig zijn-
de haar ter hulp is toegeschoten, en haar uit het water
heeft opgeholpen, waarna zij zich in de grootste ontstel-
tenis en in aller ijl naar hare woning heeft begeeven ten
einde zich van hare natte kleederen te ontdoen en voor
J.W. Schoonderwoerd
Wie wat bewaart die geeft wat
J. Wilschut, Rolandseck 105 Doorwerth
Genealogie familie Wilschut uit Vleuten e.o. van midden
17e tot einde 18e eeuw.
D.C. van Dalsen, Meemdijk 37a De Meem
Genealogie familie van Dalsen, Tholen (2feeland) en Zuid -
Afrika.
J.P. Jansen, Ockhuizerweg 22 Haarzuilens
Overlijdensaankondiging Pouwlina Tahsin-van Bijleveld,
vliegtuig-strooibiljet met afbeelding Koningin Wilhelmina uit
de 2e wereldoorlog.
J.G.E. Bonenkamp, Groenedijk 28 De Meem
Voorzittershamer van vroegere R.K. toneelvereniging Sint
Aloysius.
Mevr. P.A. Bauhaus, Touwslagerslaan 4 De Meem
Gravure van Ridderhofstad Voom.
Fam. Delput, Nijeveltstraat 13 De Meem
Genealogie familie Delp(e)ut.
T. Bruntink, Henri Dunantlaan 8 Vleuten
10 jaargangen "Spiegel Historiaal" (incompleet)
11 jaargangen "Holland, regionaal-historisch tijdschrift"
W.G.J.M. Mulder, Scharlakendreef 192 Utrecht
Verzameling kranteknipsels; boekje Nederlandsche
Sibbekundigen voor 1863"; verzameling bidprentjes; div.
copieën van doop-, trouw- en begraafregisters.
-ocr page 21-
21
,,Aen de Meern"
door Ir. JA. Storm van Leeuwen
De zegswijze „aan de Meern" werd oudtijds gebruikt voor zowel de Meerndijk als het dorp De Meern. Tegenwoordig
bedoelt men er alleen het dorp mee. In deze bijdrage tracht de auteur een verklaring te vinden voor deze merkwaar-
dige plaatsaanduiding.
Inleiding
In zijn bekende boek over het grootwaterschap Heycop,
genaamd de Lange Vliet, uit 1900 schreef F.A.R.A. van
Ittersum dat zich lang geleden bij het Huis te Voorn een
zijtak van de Oude Rijn afsplitste. Deze liep eerst naar
het westen tot aan het dorp De Meern, waar dit water
zuidwaarts afboog naar Achthoven. Deze oude waterloop
werd de Mare genoemd en mondde bij Marremunde uit in
de tegenwoordige Hollandse IJssel. Hoewel de Mare
dichtslibde en verdween, bleef de naam nog bewaard in
die van de langs de Mare gelegen Meerndijk en die van
het dorp De Meern. Van Ittersum baseerde deze denkbeel-
den op vroegere publicaties van J.J. de Geer van Oude-
gein. Verder vestigde hij de aandacht op het merkwaar-
dige feit dat men vaak sprak van het wonen aan De Meern,
in plaats van te of in De Meern.
De theorie van de Mare als zijtak van de Oude Rijn is
tegenwoordig verlaten. Het verkavelingspatroon en de bo-
demgesteldheid in de polders ten zuiden van De Meern
maken de aanwezigheid van een natuurlijke waterloop op
die plaats ten tijde van de aanleg van de Meerndijk zeer
onwaarschijnlijk. Dat men vanouds heeft gesproken van
„aan De Meern", zoals Van Ittersum mededeelt, is daar-
entegen juist. Oorspronkelijk bedoelde men echter met
Meern en de oudere vormen Mame, Maeme, Merne enz.
niet alleen het dorp De Meern, maar ook de Meerndijk.
Toch kwam ook de naam Meerndijk in dezelfde tijd en
zelfs in hetzelfde stuk voor.
Maar wat was dan deze waterloop met de naam Mame
enz., die blijkens de ligging van Marremunde ooit in de
Hollandse IJssel uitmondde? Volgens D.R Blok (1977)
gaat het om een zogenaamde overloopgeul vanuit die
rivier, die rond het zuidelijk uiteinde van de latere Meern-
dijk een kleine kleirug heeft afgezet. Deze geul, die Mar-
ne, Merne, later ook Marre heette, zou zijn naam hebben
gegeven aan de Meerndijk en vervolgens ook aan de ne-
derzetting die zich rond het noordelijk uiteinde van de
dijk ontwikkelde: De Meern. Zo ging een typische water-
naam via de Meerndijk over op een plaats waar geen wa-
terloop te bekennen was. Omdat het dorp De Meern al in
1217 wordt genoemd, zou de Meerndijk dus al enige tijd
vóór dat jaar moeten zijn aangelegd. Nog niet zo lang ge-
leden kreeg deze theorie, die vrijwel geheel is gebaseerd
op naamkundige gegevens, bijval van de zijde van C.
Dekker (1990).
Recente onderzoekingen van H.J.A. Berendsen (1982)
en E.R Graaf stal (1992) hebben echter aangetoond dat ter
plaatse van de latere Meerndijk een gegraven water heeft
bestaan. Dit kanaal, door Berendsen met de oude naam de
Mare aangeduid, moet al vóór de middeleeuwese ontgin-
ning van de veenwildemis in dit gebied verland zijn ge-
weest, omdat het (evenals de latere Meerndijk) de kavels
schuin doorsnijdt. Wij hoeven daarom nu niet langer aan
de Meerndijk te denken om te verklaren hoe het dorp De
Meern in 1217 aan zijn typische watemaam komt.
Daarmee ligt de vraag naar de ouderdom van de Meern-
dijk weer geheel open. Ik acht het zeker mogelijk dat de
Meerndijk pas omstreeks 1226 is aangelegd, zoals ik
vroeger (1985) al heb geschreven. In die tijd werden in-
grijpende veranderingen aangebracht in de waterstaat-
kundige toestand binnen het stroomgebied van de Oude
Rijn, zowel in Utrecht als in Holland. De aanleg van de
Meerndijk als een belangrijke waterkering ter bescher-
ming van het Land van Woerden past mijns inziens geheel
in het kader van die maatregelen.
-ocr page 22-
22
1. Gedeelte van de topografiiiche kaart 1:50.000, blad 31 oost (Utrecht); toestand 1854, uitgave 1855. Ongeveer tweemaal vergroot. Het
noorden is boven. De Meerndijk loopt vanaf De Meern in zuidwestelijke richting tot aan de noordelijke IJsseldijk bij Achthoven. Het
grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk werd als volgt begrensd: in het oosten door de Meerndijk, in het zuiden door de Acht-
hovensedijk en de noordelijke IJsseldijk, in het westen door de Hollandsekade (links op de Kaart), in het noorden door de Dorpeldijk en
de straatweg tussen de Heldam en de Meerndijk. Bovendien behoorde de Bijleveld tot dit grootwaterschap; daarvan is slechts een klein
gedeelte op de kaart te zien. Daarbinnen lagen de polders Bijleveld (hier Beileveld gespeld. Veldhuizen, Reyerscop (hier gesplitst in
Reyerskop Indijk en Reyerskop), Mastwijk en Achthoven bezuiden de Leidse Rijn en de Harmelerwaard benoorden die watergang.
Ik zal nu overgaan tot het beschrijven van de resultaten
van mijn eigen onderzoek naar de zegswijze „aan de Meern",
waarbij men zowel de Meerndijk als het dorp van die
naam op het oog had. Er zal echter eerst een korte uiteen-
zetting worden gegeven over het voormalige grootwater-
schap Bijleveld en de Meerndijk en de functie die de zo-
genaamde kameraar daarin vervulde. Het zijn namelijk de
jaarlijkse rekeningen van deze ambtenaar die ik als bron-
nen heb gebruikt.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk
De Meerndijk vormde, voor zover dat nu is na te gaan, aan-
vankelijk een waterkering die het Land van Woerden moest
beschermen tegen overstromingswater uit de Lek of uit de
bovenloop van de Hollandse IJssel. In 1413 of kort daar-
na ging het beheer over deze dijk naar de westelijk daar-
van gelegen vier gerechten Bijleveld (met inbegrip van
Veldhuizen), Reyerscop, Mastwijk en Achthoven, alsmede de
aan dit viertal om waterstaatkundige redenen toegevoegde
Harmelerwaard. In dat jaar kochten deze vijf gerechten i)
het recht om hun overtollige polderwater af te voeren
naar het IJ en de Zuiderzee. Voor dat doel werd een wa-
tergang aangelegd vanaf Harmeien in noordelijke rich-
ting, de Bijleveldse wetering genoemd. Deze wetering had
namelijk haar oorsprong in het gerecht Bijleveld. Later
sprak men kortweg van de Bijleveld, hoewel dit natuurlijk
geen watemaam is. De Bijleveld stroomde langs Koeken-
-ocr page 23-
23
Stichtse deel van het grootwaterschap van Woerden gele-
gen gerechten meedoen aan de instandhouding van deze
belangrijke waterkering.
De Meerndijk heeft tot 1980 zijn oorspronkelijke taak
vervuld. In dat jaar werd het gebied van Bijleveld en de
Meerndijk (dat in 1966 van een overkoepelend groot-
waterschap was teruggebracht tot een gewoon water-
schap) met andere waterschappen samengevoegd tot het
huidige waterschap Leidse Rijn. De Meerndijk, die toen
nog steeds intact was gebleven, deed daarna alleen nog
maar dienst als een waterscheiding tussen twee bema-
lingsgebieden.
In 1990 werd door het dijklichaam heen een verbinding
aangebracht tussen de aan weerszijden gelegen polders.
Daarmee kwam een definitief einde aan de lange geschie-
denis van de Meerndijk als kering tegen mogelijk over-
stromingswater vanuit het oosten.
Van en over het vroegere grootwaterschap Bijleveld en de
Meerndijk zijn veel archivalia bewaard gebleven. Daar-
van vormen de zogenaamde kameraarsrekeningen in ver-
schillende opzichten een belangwekkende bron voor his-
torisch onderzoek.
De kameraar was de ambtenaar die de geldelijke mid-
delen beheerde en zorg droeg voor de financiële admini-
stratie. Bovendien was hij belast met het toezicht op de
door het grootwaterschap beheerde en onderhouden wer-
ken. Eventuele gebreken diende hij te rapporteren aan
dijkgraaf en heemraden, soms ook aan de geërfden. Ver-
der was hij betrokken bij de voorbereiding en de uitvoe-
ring van werken, zoals waterkeringen, watergangen, brug-
gen, sluizen en ook de drie windwatermolens.
De kameraar maakte jaarlijks de rekening over het
afgelopen jaar op en legde deze ter goedkeuring voor aan
de vergadering van de geërfden. Deze rekeningen bevat-
ten telkens een overzicht van de inkomsten, die uit om-
slagheffingen of op andere wijze waren verkregen, bene-
vens een specificatie van de uitgaven. Deze laatste zijn
voor ons bijzonder interessant, omdat van de kameraars
blijkbaar werd verwacht dat zij de uitgavenposten uitvoe-
rig omschreven, hoe gering de bedragen ook waren.
In een aantal van deze posten wordt de naam Meem
(en de oudere vormen daarvan) gebruikt in de twee be-
kentenissen: die van de dijk en die van het dorp. Deze
zullen in de volgende paragrafen achtereenvolgens wor-
den aangehaald en toegelicht.
Aan de Meern: de dijk
De oudst bewaarde kameraarsrekening van Bijleveld en
de Meerndijk dateert van 1423. Daarin staat de volgende
post geboekt:
Item gegeven van die Meern te dijken ... ende hoey ende
van rijsen
(hooi en rijshout) daerinnen daertoe besichde,
te samen 40 gulden 2 wit.
De Meerndijk wordt hier dus aangeduid met: de Meern.
Het woord dijken betekende: het op hoogte en breedte
brengen van een kade of van een dijk. De gulden was toen
nog, zoals de naam al zegt, van goud. De wit was een zil-
veren munt, hier ter waarde van 1/12 stuiver. Het bedrag
van ruim 40 gulden is voor de genoemde werkzaamheden
en gebruikte materialen voor die tijd zeer hoog te noe-
men. Mogelijk hielden deze uitgaven verband met de
Sint-Elisabethsvloed van november 1421, waardoor grote
delen van Holland en Utrecht onder water kwamen te
gen en door de Ronde Venen tot aan de Amstel, waarin hij
benoorden Uithoorn uitmondde.
Voor de aanleg en de instandhouding van deze water-
lossing vormden de vijf gerechten op grond van een zoge-
naamde schouwbrief van de Utrechtse bisschop in 1414 te
zamen een organisatie, waaruit het latere grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk zou voortkomen. In het ver-
volg zal ik deze benaming blijven gebruiken, hoewel die
pas in deze eeuw werd ingevoerd. In de schouwbrief, die
de „grondwet" van Bijleveld en de Meerndijk was, wer-
den de rechten en verplichtingen vastgelegd.
De vroegere gerechten van het Utrechtse platteland (in Hol-
land ambachten genoemd) kunnen in geografisch opzicht
veelal worden beschouwd als de voorlopers van onze ge-
meenten in hun oorspronkelijke omvang. Ook vallen de
grenzen van de kleine waterschappen uit de eerste helft
van de vorige eeuw meestal samen met die van de oude
gerechten.
Onder ,,gerecht" wordt hier verstaan: het rechtsgebied
of district van het college van schout en schepenen (oor-
spronkelijk „buren" = inwoners), waarin dit de lage recht-
spraak uitoefende. Het college was tevens belast met een
bestuurlijke en een taak in het district. Voor de water-
staatkundige zaken berustten deze functies bij een college
dat uit de schout en enige heemraden bestond.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk regelde
evenwel zelf zijn waterstaatkundige aangelegenheden.
Daarmee was een college van dijkgraaf (hier vaak water-
graaf of eenvoudig graaf genoemd) en vijf heemraden
belast. Dit was krachtens de schouwbrief bevoegd om
keuren (verordeningen) uit te vaardigen en eventuele over-
treders te beboeten. Dijkgraaf en heemraden hielden daar-
toe tweemaal 's jaars een schouw (inspectie) over de wer-
ken van het grootwaterschap, zonodig gevolgd door een
naschouw. In bijzondere gevallen vonden noodschouwen
plaats.
De werken die verband hielden met de gezamenlijke
afwatering naar de Amstel werden grotendeels onder-
houden door het grootwaterschap. Daaronder vielen ook
drie naderhand opgerichte windwatermolens, die het over-
tollige water uit de polders op de boezem van de Bijle-
veld uitsloegen. Bovendien betaalde het een vierde deel
van de kosten voor de instandhouding van de Ypen-
slotersluis in de Diemerzeedijk ten behoeve van de uit-
watering van Amstellands water op de Zuiderzee. Oor-
spronkelijk kwam ook een kwart van de onderhouds-
kosten van de oostelijke sluis in de Middeldam en die
onder de Sint-Antonispoort in Amsterdam voor rekening
van Bijleveld en de Meerndijk. Dit onderhoud werd even-
wel afgekocht, en wel in 1442 (Sint-Antonispoort) en 1509
(Middeldam).
De overige zogenaamde binnenlandse werken, zoals de
polderweteringen en de oorspronkelijke waterkeringen
(dijken, dammen en kaden) van de vijf gerechten bleven
in onderhoud bij de grondgebruikers in de polders binnen
het territoir van die gerechten. De Harmelerwaard nam bij
dit alles een bijzondere positie in, omdat die in 1413 door
technische omstandigheden verplicht werd eveneens via
de Bijleveld op de Amstel te lozen.
Maar ook voor de Meerndijk gold een afwijkende rege-
ling. Aangezien deze dijk vanouds alle gronden van het
Land van Woerden had beschermd, waren niet alleen de
vijf gerechten van Bijleveld en de Meerndijk verplicht
deze te onderhouden, maar moesten ook andere, in het
-ocr page 24-
24
staan. Omdat de rekeningen van vóór 1423 ontbreken kan
niet meer worden nagegaan welke schade de Meerndijk in
dat rampjaar had opgelopen.
De volgende post heb ik overgenomen uit de rekening
van 1441. Deze houdt verband met de zogenaamde Waai-
kuil of Wiel aan de Meerndijk:
Item Aelbert Kreytszoen van diicken op die kuyl an de
Maerne 8 cromstert.
De Meerndijk is hier aangeduid met de naam Maerne.
Een kromstaart was een zilveren munt, die hier een waar-
de had van 2/3 stuiver. Dit is de vroegste vermelding van
de Waaikuil die ik ben tegengekomen. De Meerndijk
moet dus op deze plaats eerder zijn doorgebroken dan het
door D.W. Gravendeel in 1989 in dit tijdschrift als moge-
lijkheid genoemde jaar 1523.
Ook de tegenwoordige naam ,,Meerndijk" wordt al in
vroegere eeuwen gebruikt, zoals blijkt uit de volgende
twee rekeningposten. Ten eerste in de rekening van 1464.
Deze geeft ons bovendien enige informatie over de perso-
nen die (te zamen met andere dijkplichtigen) het onder-
houdswerk aan de Meerndijk gewoonlijk verrichtten:
Item die camerair getogen tot Montfoirde om te spreken
mit din heemraet van Montfoirde dat die van Achthoven
ende Mastwijck mede dijeken souden comen op den
Meerndijck na der ouder gewoenten, voir sijn dachgelt 1
pont, facit
(maakt) 8 cromstert.
In deze post is sprake van op den Meerndijck. Met de
heemraad van Montfoort werd de burggraaf of diens ver-
tegenwoordiger (meestal de schout van Achthoven) be-
doeld. De burggraaf van Montfoort maakte krachtens het
handvest van 1413, waarbij de vier gerechten van het la-
tere waterschap Bijleveld en de Meerndijk gerechtigd wer-
den op de Amstel uit te wateren, deel uit van het college
van dijkgraaf en heemraden.
Ten tweede in de rekening van 1498. In dat jaar werd
de Meerndijk opgehoogd. Het werk werd door dijkgraaf
en heemraden geïnspecteerd. Hun vacatiegelden worden
als volgt gespecificeerd:
Item gegeven die graeff om dat hij geweest heéfft op de
Meerndijck mit vijff heemraden om dat volck te scouwen
die daer te dijeken quua.nen, die graeff voir sijn cost en-
de dachgelt 8 Philippusstuvers ende elck heemraet 4 Phi-
lippusstuvers, facit
(maakt) tsamen 2 Rijnse guldens 2
stuvers.
Ook in deze post wordt gesproken van op den Meern-
dijck.
In enkele gevallen is sprak van personen die aen de
Mern, aen de Meern
of aen de Maerne wonen. Uit de om-
schrijvingen van de desbetreffende posten blijkt dan dui-
delijk dat daarmee de Meerndijk en niet het dorp De
Meern werd bedoeld. Zo vermeldt een post van de reke-
ning van 1535:
Jacob Goiersn., scout aen de Mern in Henric van der
Borch gerecht gegeven, dat hij alle dit jaer doer ge-
scouwet heeft, 1 gulden 4 stuvers.
Bij het doornemen van de verschillende kameraarsreke-
ningen heb ik de indruk gekregen dat in de posten die
over de Meerndijk handelen vaak aan de Meern werd
gezegd ter aanduiding van een bepaalde plaats aan of bij
de Meerndijk, dus als een plaatsbepaling. Met op den
Meerndijck
bedoelde men in het algemeen het water-
staatkundige object, dus de waterkering. Dit laatste ge-
beurde vooral, wanneer sprake was van de periodieke schou-
wen (inspecties) van de dijk door dijkgraaf en heemraden
en van technische zaken die de Meerndijk als waterkering
betroffen.
Aan de Meern: het dorp
Niet alleen werd met aen de Meern een plek bij of op de
Meerndijk bedoeld, ook het dorp van die naam duidde
men daarmee aan. Zo bevat de kameraarsrekening van
1499 de volgende post (met een zeer vroege vermelding
van de kapel in De Meern):
Item capel aen de Maren 3 stuvers.
In de rekening van 1569 komt een aardige post voor,
waarin melding wordt gemaakt van boze buyren (inwo-
ners) van Reyerscop, die de poldermolens van het aan-
grenzende grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange
Vliet, lieten stoppen met malen, omdat de waterstand in
de Heycop te hoog was geworden en het ,,vreemde wa-
ter" over de kaden in de Bijleveld liep. Na deze missie te
hebben volbracht vierden de buren de goede afloop in de
herberg in De Meern:
Item gegeven opten 21 en augusti Cornelis die weert (de
waard) aen de Meern dat die buyren uuyt Reyerscop daer
verteert hadden doen
(toen) sij die muelens op Heycop
uuyt deden slaen
(stilzetten door de zeilen van de wieken
af te halen) omdat sij de opstall (kade) van Bijlevelt over
moeien
(maalden) 14 stuvers.
De Heycop en de Bijleveld waren, zoals men weet, twee
uitwateringsvlieten van respectievelijk het grootwater-
schap Bijleveld en de Meerndijk en het grootwaterschap
Heycop, genaamd de Lange Vliet. Deze twee watergan-
gen liepen over een lange afstand, namelijk tussen De Wel
bij De Haar en de Joostendam benoorden Kockengen,
vlak naast elkaar. De belangen liepen echter niet parallel.
De Heycop, die het water van de landen beoosten de
Meerndijk afvoerde naar de Vecht bij Breukelen, had een
iets hoger peil dan de Bijleveld, die het water van de be-
westen de Meerndijk gelegen polders naar de Amstel leid-
de. Over de eeuwenlang durende problemen en vele ge-
schillen tussen de twee waterschappen over het overlopen
van Heycops water in de Bijleveld (en daarmee ook in de
Amstel) werden verschillende processen gevoerd. In het
onderhavige geval hadden de ingelanden van Reyerscop,
waarmee meestal het gehele op de Bijleveld afwaterende
gebied werd verstaan, het recht blijkbaar zelf in handen
genomen.
Uit een post van de rekening van 1570 blijkt de her-
bergier in De Meern Cornelis Jansz. te heten:
Item gegeven Cornelis Jansz. aen de Meern van verteerde
costen bij
(door) de voerluyden ende andere leege dien-
ders
(lage dienaren) des s morgens tot een ontbijten all
daer verteert 1 gulden 5 stuvers.
Dit ontbijt hield verband met een schouw van de Meern-
dijk door dijkgraaf en heemraden van Bijleveld en de
Meerndijk, waarbij ook aanwezig waren de dienaar van
het gemene iand (het grootwaterschap) en andere diena-
ren. De Meerndijk verkeerde toen in gevaar door een
doorbraak van de Lekdijk Benedendams. Ik zal daarop
later in een ander artikel nader ingaan.
-ocr page 25-
25
de Meerndijk als het dorp De Meern zonder bezwaar in
verband kunnen worden gebracht met dit kanaal, dat Mar-
ne, Merne of Marre werd genoemd.
De moeilijkheid is evenwel dat dit water geheel of gro-
tendeels door verlanding verdwenen moet zijn geweest
toen de middeleeuwse ontginningen van Veldhuizen en
Reyerscop ter hand werden genomen. Bij het uitmeten
van de blokken heeft men namelijk geen rekening behoe-
ven te houden met de aanwezigheid van het kanaal als een
obstakel: de grenzen van de twee ontginningsblokken en
die van veel kavels lopen gewoon door ter weerszijden
van de tegenwoordige Meerndijk. Het is uiteraard niet on-
mogelijk dat bewoners van de hoge gronden van Vleuten,
die zich als kolonisten in de nieuwe ontginningen vestig-
den, door overlevering op de hoogte waren van het vroe-
gere bestaan van het kanaal en ook met de naam ervan.
Maar ook een andere omstandigheid levert een pro-
bleem op: blijkens de schuine doorsnijdingen van de blok-
grenzen en van kavels door de Meerndijk is deze aange-
legd toen de ontginningen voltooid waren. De samenhang
tussen de twee waterstaatkundige werken: kanaal en dijk,
die met een tijdruimte van vele eeuwen werden uitge-
voerd en toch hetzelfde tracé volgen, zal nog moeten wor-
den verklaard.
Noot
1. Voor het gemak wordt hier gesproken van „de vijf gerechten". Strikt
genomen echter vielen Bijleveld en Reyerscop uiteen in meerdere ge-
rechten, terwijl de Harmelerwaard pas in 1633 als een zelfstandig ge-
recht van Vleuten en De Meern werd afgesplitst.
Bronnen
Berendsen, H.J.A., De genese van het landschap in het zuiden van de
provincie Utrecht. Utrechtse geografische studies 25 (Utrecht 1982).
Blok, D.P., „Toponymische verkenningen in het Land van Woerden" in:
Geografische studies, n.r. 11 (1977) 399-406.
Dekker, C, „Afwatering en scheepvaart ten westen van de stad Utrecht
tot de 14e eeuw" in: Feestbundel aangeboden aan prof. dr. D.P. Blok,
J.B. Bems, P.A. Henderikx e.a. ed., Amsterdamse historische reeks,
grote serie 12 (Hilversum 1990) 60-75.
Geer van Oudegein, J.J. de. Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden
der provincie Utrecht (Utrecht 1860).
Gravendeel, D.W., ,,Het wiel aan de Meerndijk" in: Tijdschrift van de
Historische vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens 9 (1989) 723-
730.
Graafstal, E.P., De Meerndijk. Een waterstaatkundig monument (type-
script 1992).
Ittersum, F.A.R.A. van. Het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet,
voorheen en thans (Utrecht 1900).
Pabst, B.G.A., Handvesten voor het waterschap Bijleveld = overdruk
van de bijlagen van De hydrarchia Bijleveld (Utrecht 1836).
RAU, archief van het Domkapittel, inv. nr. 3544 (rekeningen van de ka-
meraar van het waterschap Reyerscop en Bijleveld).
—, inv. nr. 3607 (rekeningen van de kameraar van de Lange Vliet).
Storm van Leeuwen, J.A., Van oude Rijn tot Leidse Rijn. De afwatering
van de gronden in en rondom Vleuten - De Meern in de loop der tij-
den. Speciale uitgave van de Historische vereniging Vleuten, De Meern,
Haarzuilens 2 (z.p. 1985).
Storm van Leeuwen, J.A., „Het raadselachtige tracé van de Meerndijk"
in: Tijdschrift van de Historische vereniging Vleuten, De Meem, Haar-
zuilens 9 (1989) 732-737.
2. Detail van een kaart van iandmeter Jan Rutgersz. van
den Bergh uit 1599, waarop ter oriëntatie de kapel van De
Meern is aangegeven. De donkere band links is de tegen-
woordige Leidse Rijn, waarover de Meernbrug; rechts daar-
van loopt de Zandweg. Het bijschrift luidt: Aen de Mere ■
daer Sander woont. Deze Sander Cornelissen bezat de her-
berg naast de kapel van De Meern en moet een zoon zijn van
de Cornelis Jansz. van wie in de rekeningen van 1569 en
1570 sprake is.
Tot slot van deze paragraaf een post uit een kameraars-
rekening van het grootwaterschap Heycop, genaamd de
Lange Vliet, dat aan de oostzijde van de Meerndijk was
gelegen. Het was te verwachten, dat men van die zijde
ook het dorp De Meern zou bezoeken. Dit blijkt inder-
daad het geval te zijn geweest. De rekening van 1571
bevat de volgende post:
Item gegeven Reyer Janssn., smit an de Meern, van gele-
vert ijserwerck vermoegens
(blijkens) sijne cedulle (lijst,
nota) hierbij getoont, 31 gulden 2ii2 stuver.
Besluit
De hierboven aangehaalde rekeningposten van de kame-
raar van het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de
Meerndijk tonen aan dat met de zegswijze „aan de Meern"
(en de oudere vormen van de naam Meern) oudtijds zowel
de Meerndijk als het dorp De Meern werd bedoeld. Men
woonde ,,aan de Meern", hetgeen bij of aan de Meerndijk
kon betekenen, maar ook in het dorp De Meern. In latere
tijden (en soms nu nog!) is men daar uitsluitend „in het
dorp" onder gaan verstaan.
De naam is afgeleid van een Marne, Merne of Marre
geheten water. Er bestaan verschillende opvattingen over
de aard en de ligging van deze watergang. Daarvan is op
het ogenblik de meest waarschijnlijke die van Berendsen.
Volgens hem is er geen sprake geweest van een natuur-
lijke waterloop langs de Meerndijk tussen De Meern en
de Hollandse IJssel, maar van een gegraven waterweg.
De uitdrukking ,,aan de Meern" zou zowel wat betreft
-ocr page 26-
26
ARREMOEI
Dit jaar hebben we groot feest. Mijn
vader en moeder zijn dan twaalf en een
half jaar getrouwd. Eigenlijk is het
helemaal geen tijd om feest te vieren,
want we leven in een hele slechte
crisistijd. Veel werkeloosheid en ook
daardoor veel arme mensen.
Maar mijn vader en moeder zitten
nooit bij de pakken neer. Je moet je altijd
weten te behelpen, zeggen ze.
Sommige werkelozen gaan bedelen of
proberen op een andere manier nog wat
bij te verdienen. Zo komen dan ook
regelmatig mensen aan de deur met een
trek- of mondharmonika en spelen een
liedje.
Deze week kwam er zo'n man bij ons
aan de deur. Eén van zijn liedjes was van
Willy Derby: "Werkeloze handen". Deze
droevige smartlap eindigt met:
"Ook gij die nog werk hebt, och denk er
toch aan
Geen werkeloze stumper te smaden.
Wees blij dat U niet in de rij hoeft te
staan
Voor het bittere brood der genade.
Wees goed voor uw broeder, het is niet
zijn schuld,
Z'n werkeloosheid is toch geen schande.
Wees veeleer met eindeloos meelij ver-
vuld
Als U kijkt naar zijn werkloze handen".
Mijn moeder pinkte een traantje weg
en kocht het lied voor een cent.s'Avonds
werd het nog eens gezongen door mijn
vader, maar al snel zij hij:"we moeten
niet zeuren" en dus zong hij dan wat
vrolijks, zoals: "Geen geld en toch geen
zorgen". Nou, die zorgen bleven er toch
wel,maar hij zag altijd de zon achter de
wolken.
De volgende morgen moest ik naar de
bakker, een oud brood kopen voor de
konijnen. Thuisgekomen met het brood,
wikkelde moeder het in een natte
theedoek, daarna ging het in de oven van
het houtfornuis en......we aten lekker
vers brood voor een paar centen. Er
kwam natuurlijk geen boter op, maar een
schijfje vet spek of wat reuzel met suiker
was ook lekker.
Dit jaar moesten er in ons buurtje vier
huizen ontruimd worden. Bij één van
onze buren was een wandluis gevonden.
De huizen werden dichtgeplakt en
uitgegast. "Nou ja", zij mijn vader, "dan
kunnen ze in ieder geval van ons niet
zeggen: ze hebben geen luis om dood te
drukken".
Om de vitaminen op pijl te houden
krijgen we af en toe een sinaasappel, die
zijn niet zo duur en het mooie papiertje
dat erom zit kunnen we dan weer
gebruiken op de plee.
M'n moeder zegt: "zuinigheid met vlijt
bouwt huizen als kastelen", 't Antwoord
van m'n vader is dan: "vuiligheid en
smerigheid fokt luizen als kamelen".
Maar honger en smerigheid kwamen in
ons gezin niet voor. Van de opbrengst
van onze volkstuin werd de helft of meer
verkocht. Daarvan betalen we de pacht.
De eieren van onze kippen gaan naar de
kruidenier, in ruil voor voer. Zijn de
kippen goed aan de leg, dan eten we zelf
ook een eitje.
Ook op straat zie je de mensen
ploeteren en sjouwen voor hun dagelijks
brood. De scharensliep, de voddenman,
de stoelenmatter, mensen met een
koffertje negotie en natuurlijk........het
pindamannetje, een Chinees met z'n
lekkere pindaprodukten. We zingen vaak
het liedje: "pinda, pinda, lekka, lekka, als
je maar vijf centjes biedt".
Sommigen raken van ellende aan de
drank, maar kunnen dat niet meer
betalen. Ze drinken dan maar spiritus om
aan hun promillage te komen.
Zo is dan de dag van het koperen feest
gekomen. Er is voor gespaard, want alle
ooms en tantes komen op visite. We
kopen zelfs vers brood. Voor de ooms (en
m'n vader) een fles kruidebitter en voor
de tantes een fles verloflikeur en
boerejongens.
Ik werd naar de slager gestuurd om
wat afsnijsel (afval van de snijmachine)
voor de kat te halen. Moeder haalde de
velletjes eruit voor de kat, de rest ging
keurig op een schaal. Zo hadden we voor
de brooctaaaltijd wel acht soorten beleg.
Moeder lachte en zei: "als je je niet
weet te behelpen, ben je 't niet waard dat
je arremoei lijdt".
De Meem, 1938
Theo van den Berg
illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 27-
27
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13ejaargangnr.2,Junll993 ©1993
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten
Tel. 03407-2112
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meemdijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 03406 - 61462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten
Tel. 03407 - 1483
A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 03407 - 1263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie-en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 4222
(gedurende openingstijden)
De Meem: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten
Tel. 03407 - 1483
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30,— per jaar,
bij verzending per post f, 10,— extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,— voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie
Voor wat „ons" geschiedenisboek be-
treft kan worden vermeld, dat het manu-
script op een haar na gereed is, zoals
elders in dit nummer wordt toegelicht.
Ook daar verloopt de samenwerking
tussen de auteur, onze redactiecommissie
en de Stichting Publicaties Oud-Utrecht
(SPOU) goed.
Een ander staaltje van goede samen-
werking is geweest de totstandkoming
van de expositie van de werken van de
Meernse kunstschilder Adriaan van der
Weijden in zijn geboortehuis, de boerderij
Veldzigt aan de Meemdijk.
Tenslotte wil ik hier nog vermelden
dat ons bestuur onlangs burgemeester
Westra en de nieuwe gemeentesecretaris
Van der Spek ontvingen in de Broeder-
schapshuisjes en in Het Kabinet, waar
wij hen inlichtten over onze activiteiten.
Ik heb de indruk, dat zij een goed beeld
hebben gekregen van alles wat de Histo-
rische Vereniging beweegt en dat daar-
door de samenwerking - die ook hier
noodzakelijk is - is verstevigd.
Nu de zomervakantie nadert en in sep-
tember weer een nieuw ,,seizoen" van
start gaat, kijk ik met voldoening temg
naar hetgeen in de afgelopen periode
binnen de vereniging is gebeurd. Ik dank
allen die daaraan hun steen(tje) hebben
bijgedragen. Ik wens hen en u allen een
heel goede zomervakantie en een be-
houden thuiskomst.
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek (ROB) schat het aantal
bezoekers aan de doorgraving (aanleg vee-
tunnel) van de Meemdijk op een kleine
2000. Een respectabel aantal, zodat de
ROB tevreden kan zijn, maar ook de pro-
vincie - met name gedeputeerde Kok -
die het onderzoek naar het „Romeinse ka-
naal" financierde, en ook voor onze ver-
eniging, die met een achttal vrijwilligers
de rondleidingen en de informatie ter plaat-
se grotendeels verzorgde. Een prachtige
vorm van samenwerking tussen overheid
en particulier initiatief, die wij zeer op
prijs stellen.
Deze samenwerking vindt overigens
een vervolg in een proefopgraving één
dezer dagen aan de Woerdlaan naar over-
blijfselen van het Romeinse castellum op
de Hoge Woerd. Ook daar zal onze ver-
eniging weer acte de présence geven.
Wat die goede samenwerking betreft,
die bestaat ook met het Comité Open
Monumentendag. Samen wordt een pro-
gramma uitgewerkt voor zaterdag'11 sep-
tember a.s. Het accent zal dan liggen op
de kern Vleuten (N.H. kerk, Broeder-
schapshuisjes en Hamtoren).
Voorts bestaat er een goede samen-
werking met de Stichting Stichtse Histo-
rische Reeks (SSHR), die jaarlijks een
bijzonder fraai uitgevoerd boekwerk uit-
geeft met een bij uitstek historisch on-
derwerp van de hand van een (aanko-
mend) historicus. Deze stichting biedt
thans een aantal delen van de reeks aan
de leden van onze vereniging aan tegen
een zeer sterk gereduceerde prijs. Daar-
over vindt u elders in dit tijdschrift nadere
informatie.
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
In dit nummer
pag.
Van de voorzitter                                                                    27
Verenigingsberichten                                                              28
De nalatenschap van een rijke boer                                        29
Archeologisch onderzoek aan de Meemdijk                            35
De grote brand van Vleuten                                                    36
De Johannieters in Vleuten (1)                                                41
De R.K. gemeenschap van De Meern (9)                                47
Hond                                                                                     52
Illustratie voorpagina:
Boerderij „De Koningshof", Haarzuilens
Druk: Niek van Kooten De Meem
-ocr page 28-
28
Verenigingsberichten
Open Monumentendag 1993
Zaterdag 11 september is er weer de landelijke open monu-
mentendag. Het Comité Open Monumentendag is al enige
tijd bezig om ook in onze gemeente een aantrekkelijk gebeu-
ren te organiseren. Op die dag zal speciale aandacht worden
besteed aan de hervormde kerk in Vleuten, de Broeder-
schapshuisjes en de Hamtoren. Door middel van foto's, teke-
ningen en een diapresentatie zal de geschiedenis van deze
drie monumenten worden belicht, terwijl de Hamtoren, die
normaal niet voor publiek toegankelijk is, op die dag bezichtigd
en beklommen kan worden. Noteer de datum vast in uw
agenda, van 10 tot 17 uur bent u welkom.
Expositie werken Adriaan van der Weijden
De expositie van werken van de in 1971 overleden Adriaan
van der Weijden, die deze maand in zijn geboortehuis boer-
derij Veldzigt aan de Rijksstraatweg 44 is gehouden, heeft
veel belangstelling gehad. Het boekwerkje over deze Meemse
kunstenaar, dat door de heer J.H.P.Heesters werd geschreven
en dat door de familie van den Heuvel in samenwerking met
onze vereniging werd uitgegeven, alsmede de diapresentatie
die onze medewerker Toon van Weerdenburg tijdens de ex-
positie heeft verzorgd, hebben er mede toe bijgedragen dat
een goede indruk van deze kunstenaar en zijn werk kon wor-
den verkregen. Voor mevrouw Ursula van der Weijden-Lentz,
zijn weduwe, was het een onvergetelijke gebeurtenis.
Geschiedenisboei< van de gemeente
De totstandkoming van het boek met de geschiedenis en de
monumentenbeschrijving van onze gemeente vordert gesta-
dig. Het manuscript is bijna gereed en er wordt nu gewerkt
aan de illustraties. Hoewel er enige vertraging is opgetreden
zal het naar verwachting toch nog voor het einde van het jaar
kunnen verschijnen. In het volgende nummer van ons tijd-
schrift zal mededeling gedaan worden over de mogelijkheid
voor de leden om via een vóórintekening het boek tegen een
gereduceerde prijs te verkrijgen.
Doop-, trouw- en begraafboeken
Binnenkort zal ons documentatiecentrum verrijkt worden met
een belangrijk bezit, te weten de doop-, trouw- en begraaf-
boeken van de kerken in onze gemeente over de periode van
circa 1671 tot 1811, die op microfiches zijn vastgelegd. Om
deze te kunnen lezen is een leesapparaat met beeldscherm
nodig. Dit apparaat werd ons welwillend ter beschikking
gesteld door de Rabobank De Meem, die wij daarvoor zeer
erkentelijk zijn. Medewerkers van onze vereniging zullen
zich bezig gaan houden met het (op de computer) vervaar-
digen van alfabetische naamregisters op deze boeken, zodat
het opzoeken van gegevens snel kan geschieden. Goed
nieuws voor degenen die bezig zijn of willen beginnen met
genealogisch onderzoek.
Doorgraving Meemdijk
Een week later dan in ons vorige nummer werd aangekon-
digd heeft de doorgraving van de Meerndijk plaats gevonden,
die nodig was om een veetunnel aan te leggen. De archelo-
gische en geologische wetenschappers hebben er een prach-
tige gelegenheid gehad voor onderzoek. Op 12 en 13 juni
was de gegraven sleuf te bezichtigen, een gelegenheid waar
zeer velen gebruik van hebben gemaakt. Elders in dit num-
mer vindt u een beschrijving van de onderzoeksresultaten.
Archieologische kartering
Tijdens een lezing voor de Archeologische Werkgroep voor
Nederland (AWN) op 12 mei j.1. in Utrecht gaf de Stichting
RAAP een eerste impressie van de resultaten van de ar-
cheologische kartering die vanaf oktober 1992 in het gebied
tussen Utrecht en Harmeien is uitgevoerd. Tijdens het onder-
zoek zijn enkele tientallen nederzettingen uit de prehistorie,
Romeinse tijd en middeleeuwen aan het licht gekomen. De
oudste bewoningssporen dateren al uit de Bronstijd. Tevens
is onderzocht hoe goed deze vindplaatsen nog in de bodem
geconserveerd zijn. Het rapport van de Stichting RAAP zal
naar verwachting nog deze zomer verschijnen. Wij zullen
daar te zijner tijd op terugkomen.
Speciale uitgave van Oud-Utrecht
In het kader van het maken van beschrijvingen over de cul-
tuurhistorische en landschappelijke waarden in het gebied ten
westen van Utrecht is kortgeleden door verschillende auteurs
een aantal artikelen geschreven over het gebied ten westen
van de stad Utrecht. Deze artikelen zijn opgenomen in een
speciale uitgave het maandblad van de Vereniging Oud-
Utrecht, waarvan wij ook voor onze leden exemplaren zullen
krijgen. Helaas komt deze uitgave te laat om u bij dit num-
mer toe te zenden, zodat u dat pas later zult ontvangen.
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid
tot raadpleging van bibliotheek en andere
documentatieverzamelingen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462.
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities
over archeologie (o.a. Romeinse nederzet-
ting), oude gereedschappen en werktuigen
en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992.
-ocr page 29-
29
De nalatenschap van een rijke boer
(de Koningshof, Pas zijn land, Ockhuizen,
met een toegift: de Reit)
door Dr. D.W. Gravendeel en J.H. van der Poel
Gerrit van Wijk, landbouwer, wonende onder de gemeente Themaat, op de hofstede nummer 8 (de Konings-
hof), liet het op 't laatst aankomen. Krap twee weken voor z'n dood maakte hij zijn testament (op 10 maart
1842). Hij prelegateerde aan drie van zijn kinderen (Maria, Marrigje en Johannes) ieder de som van f 1.000,--
omdat zijne andere iiinderen bij het aangaan van liun liuwelijl< ieder eene gelijl<e som genoten hadden. Voorts
legateerde hij aan de Roomscli Cathiolike l<erl< op het IHoog f 2.000,- om van de jaarlijksche daarvan afl<omen-
de revenuen door den tijdelijlien Pastor dier l<erl< voor den erflater en zijne overledene huisvrouw jaarlijks een
jaargetijde te doen en verder voor te doene missen voor hem, zijne overledene huisvrouw en afgestorven kin-
deren.
Tot voogd over de minderjarigen benoemde hij de Vleutense burgemeester Gerardus Johannes Hendrikus
van Bijlevelt, die tevens belast werd met het bestuur zijner begrafenis, de uitvoering zijner uiterste wilsbeschikking en
de reddering van zijnen hoeder.
Curieus was nog de bepaling dat indien zijnen zoon Johannes van Wijk na zijn overlijden dienstpligtig bij de
Militie mogt worden, ten koste van zijne nalatenschap een piaatsvervanger zal moeten gestelt worden.
Het was
in die tijd mogelijk voor de militaire dienst een zogenaamde remplagant te stellen. Er waren genoeg arme sloe-
bers die voor iemand die het betalen kon dat karwei wilden opknappen.
J
lah;
annes
van Wijk x Judith Vreesewijk
Gerrit van Wijk
* 21-09-1777 Jutphaas
+ 23-0-3-i842 Haarzuilens
X
Johannes van Rijn x Wilhel
MarriR je van
* 1)3-07-1781
t 03-10-1839
Imina Vu Ito
Kijn
Jutphaas
Haarzuilens
Mnrtiarf t ha
1
Jan
Joanna
Anna
Maria
1
MarriH je
iKhanni's
* 2^-0^-1801) llaarzui
lens
• 20-
-01-
-1802
Haa
rzu
lilens
* l')-(W-180'i Haarzuilens
* 18-04-1814 Haarzuilens
* 02-06-1821 Haarzuilens
* IH-1 t-1822 \h\n\-/
ui lens
* 1 1-ni -1SJ4
INkm^u
X 2)-0')-lH:i5 Haar/ui
lens
X 2^.-11-182') Haarzuilens
X 05-12-1836 Haarzuilens
X iO-05-I8i2 Haar/ui lens
X 1',-04-1844
V.-I.lhu
(ïcrrit VernooiJ
Cornelis Fel is
Anthonie Vlooswiik
Cornelis Verhoef
IVtronelhi Kr
li |tl (
* 26-10-180(1 Cothen
* 3|_tO-17<Jf) Haarzuilens
* 12-11-1798 Hontfoort
* 1814 l.inSL-hoten
* i-S-ort-irtjo
^ _'l-O«-l«()0
Ui jsie Vnlto
•^ il8-ni-lHl7
Vi'l.lhn
IUm /n
Overzicht van de kinderen van Gerrit van Wijk en Marrigje van Rijn. Margaretha woonde met haar man in Cothen, Anna in Wil-
leskop. Jan zat op de Hazenhof in Laagnieuwkoop. Deze boerderij behandelen wij hier niet. Maria trouwde kort na het overlijden
van haar vader. Zij was dus ten tijde van de boedelverdeling niet meer minderjarig.
Twee tobben
4,-
Twee tonnetjes, emmer en zeef
1,50
Eenig gereedschap, bestaande in zigten.
zeissen en haarspitten
4,-
Een bed, peluw en een kussen
6,-
Op een tweede zolder
Een kagchel, schragen, tonnetjes,
spinnewiel en eenige rommeling
4,-
Een kassebedje (kistebedje) en peluw
1,50
Op de opkamer
Drie mudden weit
30,-
Tien zakken en kaaskleed
6,-
De boedelinventaris
Men had vier dagen van sedert acht uren des voormid-
dags tot zeven uren des namiddags
nodig om tenslotte op
18 april tot een inventaris te komen. De waardeering der
roerende en onroerende goederen
werd gedaan door Cor-
nelis Rossewey, wonende onder Laagnieuwkoop, en Jaco-
bus Verkerk, wonende onder Themaat, beiden landbouwer.
De goederen bevonden zich in het sterfhuis, de Konings-
hof. Wij nemen de gehele boedelbeschrijving hier over,
met de door Rossewey en Verkerk geschatte waarden.
Op de zolder
Een paar schalen en gewigt
f 3,-
-ocr page 30-
30
1,20
Een tinnen flesch, dito bierkan
2,-
en dito schotel
3,50
1,25
Negen witte borden, vier kommetjes
en een schotel
1,--
Twee kastjes
2,-
70,-
Zeven matstoelen
3,50
Twee wagenkussens
2,-
23,-
Twee tafels en houtkist
3,-
Twee stoven en een kuip
2,-
Drie wateremmers
1,25
2,75
Twintig kaasvaten
7,-
16,-
Zeven melkemmers
8,-
1,-
Vijf kuipen
15,-
0,80
Een bank
0,50
7,-
Een staarplank
1,25
Een vringtob en stoel
4,-
3.-
Een voederkist en ton
1,25
Een blaaspijp, tang en haal
1,25
35,-
Een koperen theeketel
2,-
1,--
Een dito waterketel
4,-
0,80
Twee ijzeren potten
1,75
4,50
Een koekepan en hangijzer
1,50
4,50
Twee spaden
2.-
5,-
Drie platte ijzeren schoppen
3,-
1,25
Drie zagen
3,"
Drie griepen
2,50
4,-
Tien hooivorken
2,50
3,-
Vijf zeeven
2,50
Twee melktonnen en trechter
4,"
0,60
Vier bijlen
4,-
Een zaadkleed
15,-
Een hekschaar
1,--
42,-
Een baktrog
6,--
3,-
Een zwart grimmel guiste koe
66,-
2,-
Een zwart bont bles dito
72,-
2,-
Een zwart bonte snuit melkkoe
90,-
4,50
Een zwaar blaar dito
93,-
0,75
Een bont bles dito
70,-
0,50
Een dito kol
68.-
Een dito
88,-
Een dito
90,-
1,20
Een wit bonte bles
96,-
2,-
Een dito
88,-
1,10
Een dito
78,-
0,25
Een zwart bonte kol dito
80,-
4,-
Een zwart bonte snuit dito
70,-
Een zwart grimmel dito
70.-
Een dito bles
84,-
5,-
Een dito
78,-
Een dito
80.-
1,--
Een dito
66.-
1-
Een blaauwe beis dito
63.-
Een zwart blaar dito
63,-
0,75
Een zwart bonte kol dito
59,-
10,-
Een zwart bles merriepaard, oud vier jaar
30,-
3,-
Een zwart dito, gelijktands
90.-
2,-
Een zwart dito, oud drie jaar
200.-
1-
Een dito, oud drie jaar
160.-
Een dito, oud twee jaar
160.-
30,-
Een dito veulenpaard en veulen
200.-
Een dito hengst, oud een jaar
50,-
30,-
Een bed en toebehoren
15,-
0,50
/
6,-
In de schuur /
Een zwart blaar melkkoe
78,-
Een dito zwart bonte snuit
83,"
3-
Een zwarte kol dito
70.-
Vijf stoven
Een kist, zeef en botermand
Een bijl, snoeksteker en eenige rommeling
In de kaaskamer
Negenenveertig kazen
Drie schragen, drieentwintig kaasplanken
en een tafeltje
In het voorhuis
Elf prentschilderijtjes
Een staartklok
Een landkaart
Acht Delftsche schotels
Een bureau
Een likeurkistje, twee blaadjes en
eenig glaswerk
Een ijkenhouten kabinet en een
stelsel van vijf stuks (porcelein)
Een spiegel
Drie valgordijnen
Negen matstoelen
Twee tafels
Een koperen ketel en dito deksel
Twee haardijzers, stoof en theeemmer
Een koperen keteltje, strijkijzer en
twee koffijkannen
Twee serviezen en twee blaadjes
Een bed, peluw, vier kussens en
twee gordijnen
In de kelder
Vierendertig kazen
Een pekelbak met twee schragen
Vier planken en twee schragen
Vijf potten, vijf kruiken en een kan
Drie vloten, twee emmers en een.tobbetje
Twintig flesschen
Een paar schalen en botergewigt
In een klein kamertje
Zes schilderijen
Twee rekken met lepels
Negen borden en twee schotels
Een spiegel met zwarte lijst
Een hoekbuffet
Zes schotels, vierendertig borden,
drie kommen wit aardewerk en
eenig glaswerk
Eenige messen, vorken en een
klein koperen keteltje
Een tafeltje en lessenaar
Twee tabaks- en theekistjes en
twee presenteertrommeltjes
Een ijkenhouten kabinet
Twee voetebanken
Twee matstoelen en een tafeltje
Een serviesje
Een bed, peluw, twee kussens,
twee dekens en twee gordijnen
Een dito, peluw, twee kussens,
twee dekens en behangsel
Een schoorsteenval en een gordijn
Een zilveren kommetje en dito lepel
In het achterhuis
Drie rekken met lepels
-ocr page 31-
31
Zes kalven
Een zeug met twaalf biggen
Een boerenwagen
Een chais
Een dorsmolen
Drie varkenszeuningen
Een baktrog en oxhoofd
Een trap en voederkist
Een kruiwagen, twee tobben en emmer
Eenig gereedschap
Twee chaisraden
Een wagentuig en chaistuig
Eenig touwwerk
Op het erf
Een zwart kol melkkoe
Een zwart bont dito
Zeven pinken
Een houtschelf
Twee oude wagens
Een wanmolen
Een span oude wagentuigen
Een kruiwagen
Een bergladder
Vijf eggen
Een ploeg en toebehooren
30,-
62,-
80,-
30,-
20,-
4,50
1,50
3,--
2,--
3.--
1,50
18,-
2,50
Zes mestplanken '        2,—
Zeventien kippen en een haan                                      8,50
Huislinnen
Dertig beddelakens                                                    30,-
Twaalf sloopen                                                            6,—
Zes tafellakens                                                             5,-
Zes servetten                                                               0,30
Klederen en lijfsieraden van den overledene
Zes hemden                                                                 5,—
Een duffelsche en een lakensche jas                          10,—
Twee hembdrokken                                                      2,—
Twee broeken                                                              5,—
Vier paren kousen en twee paar schoenen                    3,—
Twee hoeden                                                                1,50
Twee zilveren broeksknopen en
zes borstrok-dito                                                          5,—
Een paar gouden hemdsknopen                                    5,—
Lijfsieraden van de vooroverleden vrouw
Vier gouden hangertjes                                              24,-
Een dito ring                                                                6,—
Een gouden ketting van vier snoeren                         18,—
Een zilveren boodje met steentje                                 3,-
48,-
42,-
126,-
30,-
75,-
15,-
1,25
1,50
1,50
32,-
20,-
De boerderij De Koningshof, Eikstraat 9.
Foto K.B. Nanning, 1987.
-ocr page 32-
32
De boerderij Ockhuizen, Ockhuizerweg 24.
Foto R. Blijdenstein, 1983.
De waarde van het totaal werd door onze vrienden ge-
taxeerd op f 4.053,--. De schilderijen en „prentschilderij-
tjes" konden in hun ogen geen genade vinden. Het pronk-
stuk - het „ijkenhouten" kabinet met de vijf porceleinen
kommen - boezemde daarentegen wel enig ontzag in. Over
het andere kabinet, de staartklok en het likeurkistje werd
min of meer achteloos heengelopen. Een relatie met onze
huidige antiquairsprijzen is in ieder geval ver te zoeken.
De verzameling „lij f sieraden" doet bepaald pover aan
en het is duidelijk dat Gerrit en Maria niet gewend waren
het geld over de balk te gooien. Hun rijkdom zat 'm vooral
in het bezit van een aantal onbelaste onroerende objecten.
Onroerende goederen
Op 12 april 1809 transporteerde Pieter van Wijk, wonen-
de te Jutphaas, aan Gerrit van Wijk de hofstede van ouds
genaamd Koningshof, bestaande in eene huizinge, bakhuis,
schuur en twee bergen, met omtrent 50 morgen zoo tuin,
boomgaard, bouw-, wei- als hooilanden, gelegen onder
Themaat in twee perceelen, achter en terzijde de huizinge.
Op 3 april kocht Gerrit op een veiling van Arie Versteeg
een perceel weiland, groot 3 bunders 40 roeden en 60
ellen, bijgenaam Pas zijn land, gelegen in de gemeente
Themaat.
Dit geheel was bij Gerrit van Wijk zelf in gebruik ge-
weest. Het werd in 1842 getaxeerd op f 18.000,—.
Op 9 april 1814 kocht Gerrit van Dirk van Bennekom
eene hofstede, gelegen in de gemeente Vleuten, genaamd
Ockhuizen, bestaande in eene huizinge, schuur, twee ber-
gen en omtrent 30 morgen zoo boomgaard, bouw-, wei-
als hooiland, strekkende van den Ockhuizerdijk tot aan
het water genaamd den Ouwenaar. Voorts 8 morgen wei-
en hooiland, strekkende van den tiendweg tot aan den Ou-
wenaar en eindelijk 5 morgen bouwland en 2 morgen hooi-
land, strekkende van den Ockhuizerdijk tot aan den eigen-
dom van den heer Louis Robert.
Gedeelte van Sectie A van de gemeente Haarzuilens op de kadastrale minuut van 1832. De pijl wijst naar het noorden. De dikke
zwarte lijn is van rechts naar links de Thematerweg - Brinkstraat - Brink - Ockhuizerweg - Polderweg, zoals ze tegenwoordig lo-
pen. Dat is niet altijd zo geweest. Vroeger liep de weg - de huidige Eikstraat - zuidelijk langs de Koningshof, om vervolgens met
een knik in noordelijke richting verder te gaan. De nieuwe weg werd aangelegd in 1901, in het kader van de verplaatsing van het
oude dorp Haarzuilens dat op de kaart nog te zien is, gerangschikt rond de ruïne van kasteel De Haar,
De Fijn gerasterde percelen vormden de hofstede de Koningshof met bijbehorende landerijen. De drie perceeltjes links zijn Pas
zijn land.
Grof gerasterd zijn de hofstede Ockhuizen en bijbehorende landerijen.
De twee donker gerasterde perceeltjes zijn de Reijt. Zij behoorden dus niet tot één van beide hofsteden.
-ocr page 33-
33
-ocr page 34-
34
Dit geheel was in gebruik bij Cornelis Veelis en werd
getaxeerd op f 13.200,-.
Op 25 juli 1820 kocht Gerrit op een veiling van Reinier
van Rossum de hofstede, van ouds genaamd Hazenhof,
bestaande in eene huizinge, stalling, schuur en twee ber-
gen, benevens 22 morgen zoo wei-, bouw-, hooi-, hennip-
als boomgaardland, gelegen onder de gemeente van Giel-
tjensdorp.
Dit geheel was in gebruik bij zoon Jan van Wijk en werd
getaxeerd op f 5.500,-.
Dat betekende dus een getaxeerd belegd kapitaal van f
36.700,-. Er waren nog wat onbetekende vorderingen en
schulden en derhalve was er - zou je zo zeggen - een rijke
erfenis te verdelen. Toch zaten de erfgenamen in de pro-
blemen.
Verzoekschrift aan de Rechtbank
Op 1 juli 1842 richtten de erfgenamen een verzoek aan de
Arrondissements Rechtbank te Utrecht de onroerende goe-
deren te mogen verkopen omdat er anders geen mogelijk-
heid was tot een goede verdeling te komen. Op 29 juli be-
schikte de Rechtbank welwillend op het verzoek en op
vrijdag 2 september werd in de Utrechtsche Provinciaal en
Stadscourant de veiling aangekondigd voor Zaturdag den
10 September 1842, des namiddags te één uur precies, aan
het kantoor van Verkoopingen der Notarissen te Utrecht.
De veiling
In de veilingcondities van 3 september worden alle kadas-
trale gegevens van de betreffende goederen genoemd, zo-
dat wij op de kaart precies de boerderijen en de bijbeho-
rende grond kunnen aanwijzen.
De Koningshof kwam voor in de kadastrale legger van
de gemeente Haarzuilens onder Sectie A nummers 355 t/m
362, 402 t/m 412 en 419 t/m 423.
Pas zijn land idem Sectie A nummers 311 t/m 313.
Ockhuizen idem Sectie A nummers 363 t/m 368, 379
t/m 401.
De Hazenhof in de kadastrale legger van de gemeente
Laagnieuwkoop onder Sectie A nummers 146 t/m 151,
154, 155, 236 t/m 244, 246 t/m 249, 259 t/m 264, 1049,
1050, 1059 t/m 1061.
De Bom (weiland, behorende bij de Hazenhof) idem
Sectie A nummer 290.
Op de veiling van 10 september werden de goederen toe-
gewezen aan:
De Koningshof aan Hendrik Jacob Doude van Troost-
wijk, grondeigenaar, wonende te Amsterdam. Hij betaal-
de er f 22.000,- voor.
Pas zijn land ging voor f 2.490,- naar dezelfde koper.
Ockhuizen werd voor f 16.000,- gekocht door Gerar-
dus Johannes Hendrikus van Bijlevelt voor zijn pupil Jo-
hannes van Wijk.
De Hazenhof en de Bom werden voor f 7.300,- gegund
aan Jan van Wijk.
De roerende goederen (meubelen, huisraad en melkge-
reedschappen) werden op 20 april 1843 geveild. Het is wel
leuk uit die veiling een greep te doen en eens te zien wat
enkele erfgenamen uit de boedel kochten. We vermelden
de door hen betaalde prijs met tussen haakjes de eerder ge-
taxeerde waarde.
Cornelis Verhoef kocht de koperen ketel met dekSel voor f
7,75 (f 5,-), de staartklok voor f 12,- ( f 16,-), het bureau voor f
12,50 (f7,-) en het „ijkenhouten" kabinet voor f 61,- (f35,-).
Jan van Wijk kocht het andere ,,ijkenhouten" kabinet
voorf 18,50(f 10,-).
Anthonie Vlooswijk kocht twee theekistjes voor f 0,90
(niet apart getaxeerd) en het likeurkistje voor f 3,60 (niet
apart getaxeerd).
De Reit
Het aldus genaamde perceel heeft niets te maken met het-
geen boven verhaald werd. Het daarbij afgedrukte kaartje
geeft echter de gelegenheid de plaats van de Reit aan te
geven en zo ,,vangen wij twee vliegen in één klap".
Onze vereniging bezit enige exemplaren van het ,,Boek-
je der verkoping van boomvruchten" (1949, 1950, 1951,
1953 en 1954), waarin de betreffende veilingen - door no-
taris H.A. de Greef te Harmeien - steeds voor begin augus-
tus werden aangekondigd. De boekjes vermelden namen
van boerderijen en boomgaarden. Die namen lopen het
gevaar door iedereen vergeten te worden, voor een deel
omdat veel boerderijen werden afgebroken en boomgaar-
den tot weiland werden gemaakt.
De Reit, eigendom van de ,,Hoog Welgeboren Heer E.
Baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar", was zo'n
boomgaard. Hij lag „achter de Pyramideboomgaard". Er
was ook nog een „Jonge Reit", in pacht bij L. Broeckhuyse.
De boekjes geven geen uitsluitsel over de ligging, kadas-
trale nummers worden niet vermeld. We moeten dus andere
bronnen raadplegen om tot een localisatie te komen.
Op 11 augustus 1725 compareerden de kinderen en erfge-
namen van Willem van Bijlevelt en Feijgje Deurgoet voor
de Utrechtse notaris Pronckert. Zij verklaarden dat zij bij
de verdeling van de erfenis geen rekening hadden gehou-
den met het onderscheid tussen ,,leengoederen" en „vrij, ei-
gen goed". Aan zoon Hendrik van Bijlevelt was toegeschei-
den de leenweere van 2 mergen lands, geleegen op Ockhuij-
sen onder Themaet, westwaarts belend door de Ockhuijser-
laan.
Vader Willem was daar op 16 maart 1678 door de
Heer van den Ham mee beleend.
Inderdaad komt in het ,,Memoriaal van de Leenen van
den huize en Ridderhofstad ten Hamme sedert 1603" voor:
twee morgen op Okhuyzen onder 't geregt van Themaat gele-
gen,
maar zonder naam. Tevens staat vermeld: twee morgen
69 roeden land op Okhuyzen onder Themaat.
De naam duikt pas op als Johannes van Bijlevelt en zijn
vrouw Ida Eijken op 29 maart 1765 eigenhandig testa-
ment schrijven. Zij legateerden hun zoon Willem Hendrik o.a.:
twee mergen weijland, genaamdt de Reijdt, gelegen onder
den Geregte van Themaat, strekkende van de Ockhuijser-
laan tot aan het land van Juffrouwe Schadee, leenroerigh
aan den Huijse van den Ham.
Willem voegde daar de eerder vermelde 2 morgen 69 roe-
den aan toe. Op 26 juni 1773 werd hij beleend met die leen-
weere van twee mergen 69 roeden lands, gelegen op Ock-
huijsen onder Themaat, daar westwaarts de Ockhuijseriaan
en zuijdwaarts hijzelf naast geland zijn.
Hij kocht het land
van Willem van Eijk, enige nagelaten zoon van Pieter van
Eijk, die er op 7 mei 1717 mee beleend was.
Op de boedelinventaris van Willem Hendrik van Bijle-
velt en zijn vrouw Alyda Odilia van Rietvelt, van 9 juni
1802, stond o.a.: vier mergen weijlandt, genaamd de Reijdt,
strekkende van de Okhuizerlaan tot aan het land van
Gerrit van Wijk
(ons bekend), enz.
-ocr page 35-
35
de hofstede Groenewoud (destijds Utrechtseweg 66)
de Kromme Boomgaard (langs de Parkweg)
onder Veldhuizen:
de hofstede Buurwijk
onder Haarzuilens:
de hofstede De Griendhoeve
de hofstede de Eik of Hegge
de hofstede Het Veldhoen
de boomgaard de Hooge Kamp
de boomgaard de Pyramideboomgaard
de boomgaard De Jonge Reit
Bron
Collectie Van der Poel
Veilingboekjes Boomvruchten                                         .
De Reijdt werd toebedeeld aan Louis Robert, gehuwd
met Ida Christina Maria van Bijlevelt. Daarmee zijn we in
veilige haven aangeland want het onroerend goed van de
heer Robert staat keurig geregistreerd in de kadastrale leg-
ger. De in aanmerking komende percelen zijn kadastraal be-
kend als gemeente Haarzuilens Sectie A nummers 351 en
352. Nummer 352 is groot 1 bunder 55 roeden 50 ellen en
dat is krap 2 morgen. Hiermee werd Willem van Bijlevelt in
1678 beleend. Nummer 351 is groot 1 bunder 78 roeden 90
ellen en dat is bijna exact de oppervlakte van het stuk waar-
mee achterkleinzoon Willem Hendrik in 1773 werd beleend.
Vragen aan de lezers
Waar stonden of lagen onder Vleuten:
Archeologisch onderzoek aan de Meerndijk
ling als gevolg van de ontwatering en in-
klinking van het veen al vanzelf uit het
landschap verrezen. De oudste fase van de
Meemdijk bleek onder het gewicht van het
latere dijklichaam zeker twee meter in het
veen te zijn gedrukt. Daardoor was ook de
westoever van de geul ongeveer horizon-
taal komen te liggen. Tenslotte kwam ten
westen van de oude Meerndijk ook de
doorsnede van het zandpad te voorschijn
dat daar in 1605 bij vergunning van de
Staten van Utrecht werd aangelegd. Dat
zandpad ontwikkelde zich in de loop der
eeuwen tot een drukke verkeersweg.
De vraag of zich naast de Meerndijk
ten zuiden van de A12 een kanaal bevindt
en of dat Romeins is, is helaas onbeant-
woord gebleven. In aansluiting op de
doorgraving van de Meerndijk zal het
verloop van de geul in de nabije toekomst
door nauwkeurig booronderzoek verder
noordwaarts worden vervolgd. Wie weet
zal dat onderzoek nieuw licht werpen op
deze intrigerende kwestie, waarover het
laatste woord nog lang niet is gezegd.
EPG.
De foto toont de zacht glooiende oost-
oever van de geul, waarin sporen van graaf-
werk, zoals wij ze inmiddels kennen van
de beroemde Corbulo-gracht bij Leidschen-
dam, ontbreken. Mogelijk begon het veron-
derstelde kanaal pas wat verder naar het
noorden.
Duidelijk is althans dat de geul ook
weer vrij snel is opgevuld; op de bodem
lag een dik pakket zand dat vanuit het zui-
den moet zijn ingespoeld. De hogere lagen
van de vulling bestonden uit klei en moe-
ten dus in min of meer stilstaand water
zijn afgezet. Mogelijk heeft deze water-
loop tussen de Hollandse Ussel en De
Meem ooit de inmiddels haast legendari-
sche naam „Mare" of „Ma(e)me" gedra-
gen. Hoe dit ook zij, ten tijde van de veen-
ontginning van de lle/12e eeuw moet de
oude geul nauwelijks meer herkenbaar
zijn geweest, want het verkavelingspa-
troon loopt er, zonder ermee rekening te
houden, met een schuine hoek doorheen.
Op de westelijke rand van de geulvul-
ling, ongeveer onder het huidige fietspad,
moet dan rond 1200 de Meemdijk zijn
aangelegd. Mogelijk was deze geulvul-
Enkele weken geleden heeft de Rijks-
dienst voor het Oudheidkundig Bodem-
onderzoek een opgraving uitgevoerd aan
de Meemdijk, ongeveer 7(X) m ten zuiden
van de rijksweg Al2. Het onderzoek vond
plaats naar aanleiding van de aanleg van
een veetunnel onder de Meerndijk, dit
alles in het kader van de reconstructie van
deze provinciale weg. De opgraving, reeds
aangekondigd in ons vorige nummer, heeft
ruime belangstelUng gekregen in de regio-
nale en landelijke media. De open dagen
op 12 en 13 juni trokken, ondanks het te-
genvallende weer, ongeveer 2(X)0 mensen!
Uiteraard was onze vereniging present om
te assisteren bij de talloze rondleidingen
die op deze twee dagen zijn verzorgd.
In dit tijdschrift is al meermalen de aan-
dacht gevestigd op „het raadselachtige
tracé van de Meemdijk", zoals een van
onze auteurs het uitdrukte. Reeds langer is
bekend dat direct ten oosten van de Meem-
dijk, dwars door het veen van de polders
Heycop en Reyerscop, een ca. 20 m brede
en 3 m diepe strook klei ligt. Omdat deze
strook voor het grootste deel in een rechte
lijn loopt, hebben verschillende onderzoe-
kers hierin de opvulling van een kanaal
vermoed. Op de bodem van dit veron-
derstelde kanaal zijn in 1990, ter hoogte
van wegrestaurant „De Afrit", enkele
scherven uit de Romeinse tijd gevonden.
De recente opgraving van de ROB vond
enkele honderden meters zuidelijker plaats,
even ten noorden van het punt waar de
Meemdijk een meer bochtig verloop krijgt.
Daar zou het kanaal moeten hebben aan-
gesloten op een natuurlijke waterloop, waar-
van de ligging reeds langer door grondbo-
ringen bekend was. Het betreft een zoge-
naamde crevasse of overloopgeul, die is
ontsprongen aan een voorloper van de
Hollandse Ussel, die stroomde ter hoogte
van de Nedereindse Weg. Een van de ver-
rassingen van de jongste opgraving was
dat deze geul zich toch iets noordelijker
dan verwacht in het veen heeft ingeslepen.
-ocr page 36-
36
De grote brand van Vleuten
2 oktober 1898
door Dr D.W. Gravendeel
Hij heeft grote indruk gemaakt, die brand. Zozeer dat er nu nog Vleutenaren zijn die er (doorvertelde) herin-
neringen aan hebben. Het nadeel van herinneringen is echter dat ze, naarmate de tijd verstrijkt, steeds mager-
der worden. Ik heb er daarom de archieven maar eens op nageslagen en die openbaarden een paar aardige
bijzonderheden die ik u hier met genoegen wil vertellen.
De krant
In het Utrechtsch Nieuwsblad van dinsdag 4 oktober 1898
stond het volgende verslag:
Brand te Vleuten
Het zal ongeveer half 12 geweest zijn, gisterenochtend,
toen wij telefonisch de mededeeling ontvingen, dat er een
hevige brand was uitgebroken in Vleuten.
O ogenblikkelijk begaven wij ons per fiets naar het too-
neel van den brand en moesten bij aankomst aldaar erken-
nen, dat degeen, die ons kennis van den brand had ge-
geven, en daarbij had gezegd' half Vleuten staat in brand,
volstrekt niet had overdreven.
De brand is ontstaan in een boerenhofstede van den kas-
telein G.M. van Dijk, en breidde zich zoo snel uit, dat van
den inboedel enz. weinig of niets is gered kunnen worden .
Ook de twee daarbij behoorende. hooibergen werden een
prooi der vlammen. Daar de verschillende boerenwonin-
gen hier waren gedekt met rieten daken, werd spoedig door
de herhaaldelijk neervallende vonken een tweede gebouw
aangetast, ditmaal de schilderswerkplaats van den heer
van Lent.
Men verwijderde uit dit gebouw een vat met spiritus, met
het oog op eene ontploffing, waarna de deur werd gesloten
en het vuur met de spuiten van Vleuten en De Meern be-
streden.
De hulp van de brandweer van Utrecht werd ingeroepen,
welke hulp te circa 1 uur in den vorm van een stoomspuit
arriveerde. Eenige ogenblikken later kwam ook nog de
spuit van Oudenrijn aanrukken, zoodat thans 4 spuiten in
werking waren.
De spuit van Utrecht werkte uitstekend. De leden van
de brandweer, de meesten in hun fiets- of wandelcostuum,
ontzagen dit volstrekt niet, maar waren steeds overal haantje
de voorste. Ook de andere personen bij de verschillende
spuiten behoorende, stelden ijverige pogingen in het werk
den brand te blusschen, maar tenslotte zag een ieder wel
in dat hier van blusschen geen sprake kon zijn en dat uit-
sluitend het beperken van den brand overbleef, waartoe
dan ook werd besloten, helaas zonder resultaat.
Nadat ook van de broodbakkerij van de weduwe Van
Dijk niets m^er te redden viel, werden een paar stralen ge-
richt op het inmiddels ontbrande drietal huizen toebe-
hoorende aan de weduwe Van Dijk, waarvan één onbe-
woond was, terwijl in het tweede de arbeider J. van der
Bilt en het derde W. Meintjes, ook arbeider van beroep,
gehuisvest waren.
Ook hier stond alles oogenblikkelijk in lichte laaie en kon
zoogoed als niets worden gered. Van de hooibergen bij de
verschillende aangetaste percelen behoorende, is niet één
gespaard gebleven.
Vleuten is door dezen brand in een ruine herschapen.
Bij ons vertrek, gisteravond, was men nog bezig met het
neerhalen der muren. De verschillende hooibergen stonden
nog in vollen gloed.
De burgemeester van Vleuten was den geheelen dag op
het terrein van den brand aanwezig.
Volgens de ingewonnen berichten was alles verzekerd bij
de Utrechtsche Brandverzekering Maatschappij Schuurman.
De burgemeester van Vleuten heeft met het onderzoek
naar de oorzaak van den brand een aanvang gemaakt.
Rapport van de burgemeester
Op 3 oktober 1898 stuurde de Vleutense burgemeester
Jhr J.W.A. Barchman Wuijtiers aan de Commissaris der
Koningin en de Officier van Justitie te Utrecht de volgen-
de brief:
Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze mede te deelen dat
gistervoormiddag, ongeveer 11 uur, alhier brand uitbrak
in een der hooibergen staande achter de hofstede (en tap-
perij) van G.M. van Dijk, welke in minimum van tijd zoo-
danig zich uitbreidde dat niet alleen genoemde hofstede
verbrandde, doch ook oversloeg op de schilderswerkplaats
van A. van Lent en de hooibergen en hofstede van de
Weduwe P. van Dijk en de daarnaast gelegen woning be-
woond door twee arme gezinnen.
Zooveel mogelijk werd van inboedel en vee gered wat
gered kon worden in den korten tijd dat daartoe gelegen-
heid bestond.
De brandspuit alhier was alléén geheel onmachtig den
brand te stuiten, waarom de brandspuit aan de Meern en
de stoomspuit uit Utrecht werden gerequireerd.
Aan de krachtige werking van deze laatste is het te dan-
ken dat verder het dorp kon behouden worden. Heden doet
nog de spuit alhier dienst om het vuur in de nog smeu-
lende hooibergen te bedwingen.
Behalve van de twee arme gezinnen, die al hun goed heb-
ben verloren, was het overige van het verbrande tegen brand-
schade verzekerd.
Het onderzoek naar den oorzaak van den brand wordt
heden voortgezet, doch vermoedelijk is het te wijten aan
het spelen met lucifers door kinderen.
-ocr page 37-
37
Deze foto werd genomen vanaf een plek even ten zuiden van de Vleutense Wetering. Rechts de Brouwerij, links de boerderij van
de weduwe Van Dijk, met de grote hooiberg. In het midden, voor het grootste deel schuilgaand in het geboomte, het Oude Raad-
huis van de kastelein G.M. van Dijk. Foto van omstreeks 1895.
Procesverbaal
Op 7 oktober 1898 schreef de Vleutense burgemeester
aan de Officier van Justitie:
Ik heb de eer hierbij aan UEdAchtb. in te zenden het door
den rijksveldwachter G. van den Burg en den gemeente-
veldwachter J. Jansen alhier opgemaakt procesverbaal
van den op den 2den October l.l. alhier plaats gehad heb-
benden brand, waarop mijne missive van den 3den Octo-
ber l.l. betrekking had.
In ons gemeente-archief berust helaas geen afschrift van
dat procesverbaal en dat is jammer, want onze twee speur-
ders zullen daarin, in hun ambtelijke taaltjes, best wat bij-
zonderheden hebben vastgelegd.
De wijze waarop het voorafgaande onderzoek was ver-
richt, had niet ieders goedkeuring.
Klacht
Op 12 oktober 1898 richtte de burgemeester een uit-
gebreide brief aan de Inspecteur der Rijksveldwacht te
Utrecht:
Ik heb de eer ten verzoeke van E. van Dijk alhier ter Uwer
kennis te brengen dat hij zich ernstig heeft te beklagen
omtrent de wijze waarop de rijksveldwachter G. van den
Burg alhier zich na de in deze gemeente onlangs plaats
gehad hebbende brand tegenover de algemeen geachte fa-
milie Van Dijk heeft gedragen.
Daags na den brand heeft hij zich tot de oude weduwe
P. van Dijk vervoegd en naar het schijnt op eenigzins on-
gepaste wijze inlichting gevraagd omtrent het bedrag waar-
op zij tegen brandschade verzekerd was. Hoezeer zij hem
herhaaldelijk te kennen gaf dat zij het niet wist (bedoelde
weduwe bemoeit zich in het geheel niet met deze zaken, de
geheele administratie aan haar zoons overlatende) bleef
hij tot 3 è 4 maal toe aandringen op inlichtingen te dier
zake.
Daarop heeft hij aan den zoon Everhardus van Dijk ge-
zegd dat hij zou zorgen dat zijne moeder van de assurantie-
maatschappij geene uitbetaling kreeg en zich vervolgens
begeven naar het kantoor van de algemeene brandwaar-
borgmaatschappij alwaar hij blijkens het hierbij overge-
legd schrijven
(dit zit dus niet in het archief, D.W.G.) me-
dedeeling heeft gedaan, beleedigend voor het gezin Van
Dijk.
Ik heb gemeend U deze klacht in 't kort te moeten mede-
deelen, omdat hieruit blijkt dat Van den Burg zeer onver-
standig in deze zaak is opgetreden, want alwaar reeds bij
onderzoek was gebleken dat de brand vermoedelijk is ont-
staan door onvoorzichtigheid of boos opzet van eenige kin-
deren, bestond er volstrekt geen reden voor hem de weten-
schap te erlangen tegen welke som de weduwe Van Dijk
verzekerd was, terwijl er nog minder motieven bestonden
te doen voorkomen alsof er redenen bestonden de familie
Van Dijk te verdenken den brand te hebben veroorzaakt,
waartoe hij allen schijn gaf door zijn gesprek met E. van
Dijk en met het afleggen zijner verklaring ten kantore van
den Heer Schuurman, alwaar hij trouwens niets te maken
had en zich daarmee een gezag heeft aangematigd dat
hem volstrekt niet toekomt.
Wel zou ik het wenschelijk achten, indien U daartoe
eens in de gelegenheid is, hem met een zijner collega's
van standplaats te doen verwisselen. Ik vermeen dat zulks
voor hem zelf ook goed zou zijn.
De rijksveldwachter Gerrit van den Burg was op 27 au-
gustus 1856 te Katwijk geboren. Hij was getrouwd met
Aletta van Maurik, geboren op 2 november 1863 te Lin-
schoten. Het echtpaar had drie kinderen.
-ocr page 38-
38
Wij hebben ons met Uwe declaratie zeer wel kunnen ver-
eenigen, ook wat betreft het toekennen eener belooning
aan de kommandeurs en van extra belooningen aan de
machinisten en helpers bij de stoombrandspuit, overtuigd
zijnde dat door de flinke houding van Uw brandweerper-
soneel een grootere uitbreiding van den brand is voorko-
men.
Tevens betuigen wij U onzen dank voor de verleende
hulp.
Notulen B en W Vleuten 31-10-1898
De burgemeester deelt mede dat de kosten van den op den
2 October plaats gehad hebbende brand ten laste der ge-
meente bedragen
Voor betaalde werkloonen                        f 882,85
Voor rekeningen en gebruikte mate-
rialen, bier en brood en vergoeding aan
de gemeente Oudenrijn wegens schade
aan hare brandbluschmiddelen
                 f 202,915
Aan de gemeente Utrecht voor het
gebruik van de stoombrandspuit
en belooningen aan de commandeurs
en verder personeel
                                  f 118,65
Tezamen                                                   f 1.204,415
Ik weet niet of de bovenbeschreven wens van de burge-
meester er aanleiding toe was, maar op 20 april 1900 ver-
huisde het gezin naar Schoorl.
Afrekening met Utrecht
De door de Vleutense burgemeester ingeroepen hulp van
de Utrechtse brandweer was natuurlijk niet gratis verleend.
Bij brief van 14 oktober 1898 kwam er bij B en W van Vleu-
ten een declaratie van het Utrechtse gemeentebestuur bin-
nen ten bedrage van f 118,65. De toelichting in de brief luid-
de onder andere:
Op die declaratie is door ons gebracht een bedrag van
f 35,-- wegens belooning aan de kommandeurs en extra
belooning aan machinisten en helpers bij de stoombrand-
spuit.
Het komt ons toch niet meer dan billijk voor dat aan ge-
noemde personen, die op Zondag geheel vrijwillig, om
aan het gedaan verzoek te kunnen voldoen, zich naar Uwe
gemeente hebben begeven om hulp te verleenen, daar een
zeer langen tijd zijn werkzaam geweest en daarbij schade
aan hunnen kleederen hebben bekomen, eene buitengewone
belooning wordt uitbetaald.
Wij merken daarbij op dat de kommandeurs, indien zij
bij brand dienst doen, geene bezoldiging genieten.
Blijkbaar viel de rekening erg mee, want in de brief die
de betaling regelde, stond onder andere:
Foto vanuit het noordwesten. Links de Broederschapshuisjes, recht vooruit de Brouwerij en rechts respectievelijk de boerderij
van de weduwe Van Dijk, de woning „bewoond door twee arme gezinnen" (met tuitgevel) en de smederij (met travaille). Foto
van omstreeks 1895, eigendom van J.W. Schoonderwoerd te De Mecrn.
-ocr page 39-
39
Voorts wordt door hem de aandacht gevestigd op de om-
standigheid dat door de krachtige werking van de brand-
weer de navolgende panden, bij de Utrechtsche Brand-
waarborg Maatschappij verzekerd, zijn gespaard, als van
de weduwe Staal, van mevrouw de weduwe S.P.W.H. van
Bijlevelt, van A. van Lint, vari J.F.J. Baars en van CL. Zel-
lerhof, en nu komt het hem billijk voor dat het grootste
deel der gemaakte kosten door genoemde maatschappij
wordt vergoed, in verband waarmede hij voorstelt haar te
verzoeken daarin voor een bedrag van f 1.000,— te willen
bijdragen.
Naar aanleiding hiervan is besloten aan de Directie van
gemelde maatschappij te schrijven (zie missive 385/258).
dat daar geld mee te verdienen viel. Op 31 oktober 1898
ging er een brief uit aan de „Utrechtsche Algemeene Brand-
waarborg Maatschappij Anno 1811":
Wij hebben de eer er Uwe aandacht op te vestigen, dat bij
den onlangs alhier plaats gehad hebbenden brand, de na-
volgende panden, bij Uwe Maatschappij verzekerd, door
de krachtige werking der brandweer zijn gespaard, zeer
ten voordeele van Uwe Maatschappij, als van de weduwe
Staal, Mevrouw de Weduwe S.P.W.H. van Bijlevelt, A. van
Lint, J.F.J. Baars en E.L. Zellerhof.
Met het oog op de ontzaggelijke kosten welke dit aan de
gemeente veroorzaakt heeft, verzoeken wij U beleefd van
Uwe zijde voor een bedrag van duizend gulden te willen
bijdragen.
Je moet maar durven en dan ook nog een voor die tijd dui-
zelingwekkend hoog bedrag noemen. De heren van de
„Maatschappij" zullen zich wel schaterend op de dijen
hebben geslagen. Hun antwoord, in een imponerend hand-
schrift, was kort en krachtig afwijzend en kwam per ke-
rende post:
Kronkel
Toen in de loop van de maand de schade was opgemaakt,
begaven B en W zich dus in een hoogstmerkwaardige kron-
kelredenering. Er waren ook nog wat huizen niet verbrand
en binnen de kortste keren had men elkaar ervan overtuigd
Dorpsplattegrond, gebaseerd op de kadastrale minuut van 1832. Met een licht raster zijn de verwoeste panden aangegeven,
terwijl de zwarte blokjes daaromheen de gespaarde bebouwing voorstellen. Nummer 224 is het Oude Raadhuis, 225 de schilders-
werkpiaats van Antonie van Lent, 71 de boerderij van de weduwe Van Dijk en 70 is de woning van de „arme gezinnen".
-ocr page 40-
40
zich buiten vermaakten terwijl hun ouders, na de kerk-
dienst, in het Oude Raadhuis van hun koffie en brandewijn
genoten. Spelen met lucifers is kinderen altijd eigen ge-
weest en zo kwam een weggegooide brandende lucifer wel
heel ongelukkig terecht in de hooiberg achter de boerderij
(annex café) van Gerardus Matthias van Dijk (het Oude
Raadhuis). Die hooiberg stond in een oogwenk in vuur en
vlam. Het jongetje dat de ongeluksdaad op z'n geweten
had kreeg later de bijnaam ,,Lucifer". Ik heb niet kunnen
achterhalen wie 't is geweest en het is natuurlijk zeer de
vraag of zijn indentiteit wel ooit is vastgesteld. Zélf zal hij
wel zo wijs zijn geweest z'n mond stijf dicht te houden.
Er moet een straffe en onveranderlijke noordoostenwind
hebben gewaaid die dag. De brand sloeg over op het Oude
Raadhuis, terwijl ook de schilderswerkplaats van Antonie
van Lent werd aangetast. Verder bleven ten noorden van
de Dorpsstraat alle panden gespaard: de Broederschapshuis-
jes, de Hervormde kerk, de kort tevoren op de plaats van
de oude herberg De Zwaan nieuw gebouwde boerderij Hin-
derstein en - voorzover ik weet - ook het woonhuis ten
oosten van de schilderswerkplaats van Van Lent.
De brede straat (nu Odenveltlaan) vóór de Brouwerij
betekende het behoud voor de laatste maar aan de lijzijde
stond de boerderij-bakkerij van Cornelia Glissenaar, we-
duwe van Pieter van Dijk, met rieten dak en grote hooi-
berg. Die kregen dus de volle laag.
Naar het zuidwesten vormde de Wetering een barrière,
terwijl de volgende bebouwing (de boerderij Hoogewerf
op de hoek van de huidige Odenveltlaan en de Den Ham-
straat) pas op enige afstand stond.
Het vuur kon zich nog enigszins in noordwestelijke rich-
ting uitbreiden en het naast de bakkerij gelegen huis aan-
tasten. Het had daarbij echter de wind niet mee en het kon
worden bedwongen vóórdat de ernaast gelegen smederij
gevaar liep.
Al met al gingen er dus ,,slechts" vier panden en wat
hooibergen verloren en menigeen zal na afloop opgelucht
hebben ademgehaald. Dat neemt niet weg dat er in het
dorpscentrum een gat was geslagen.
Het dichten van dat gat werd energiek ter hand geno-
men. Het kadaster meldt in het dienstjaar 1900 herbouw
van alle verwoeste panden en dat moet dus in 1899 reeds
zijn gebeurd.
Bronnen
Archief Utrechts Nieuwsblad
Onze gemeente II, blz. 7, december 1965
Archief Gemeente Vleuten-De Meern
Notulen BenW 1898
Brievenboek 1898
Agenda 1898
Raadsnotulen 1899, 1906 en 1907
In het bezit van Uwe missive van den 31 sten October j.l.
betreuren wij de aanzienlijke kosten welke door de ge-
meente Vleuten zijn moeten worden gemaakt ter gelegen-
heid van den onlangs plaats gehad hebbende brand.
Daar in de kosten van brandweer of brandblussing
door ons nimmer wordt bijgedragen kunnen wij tot ons
leedwezen aan Uw verzoek niet voldoen.
Gemeenteraad Vleuten 20-01-1899
De raad der gemeente Vleuten, gelet op een voorstel van
BenW tot het aangaan eener geldleening ter voorziening
in de kosten van den op den 2den October 1898 in deze
gemeente plaats gehad hebbende brand en wegens aan-
koop van een uurwerk in den toren te De Meern.
Overwegende dat de kosten bij den brand in 1898 zullen
bijdragen ongeveer f 1.300,— en de aankoop van een uur-
werk vermoedelijk zal vorderen f 700,--, welke sommen
niet uit de gewone middelen kunnen worden gekweten zon-
der eene algeheele verbreking van het evenwicht tusschen
de ontvangsten en uitgaven en derhalve noch de gemeente-
begrooting van het dienstjaar 1898, noch die van 1899
eene betaling van deze buitengewone uitgaven toelaat
zonder eene aanwijzing van de noodige middelen tot dek-
king,
enz.
Besluit:
Er zal ten behoeve der gemeente Vleuten worden aange-
gaan eene geldleening van ten hoogste f 2.000,-- tegen
eene rente van ten hoogste vier ten honderd 's jaars.
Dat is duidelijk. Het slimmigheidje was niet opgegaan en
men bleef met de brokken zitten. Het renteniveau van die
tijd was evengoed nog een meevaller!
Intussen was overtuigend gebleken dat de op het dorp
aanwezige brandblusmiddelen volstrekt onvoldoende wa-
ren. Toch duurde het nog heel lang voor daar wat aan ge-
daan werd.
Raadsvergaderingen
28-08-1906 Voorstel van B en W tot aanschaf van nieuw
brandblusmateriaal. B en W worden gemach-
tigd een uitgebreid onnderzoek in te stellen.
13-09-1906 Blijkbaar was de spuit van Krimpen aan de
Lek te koop. Een proef daarmee voldeed zeer,
maar men wilde meer onderzoek.
29-10-1906 Binnenkort zou er een demonstratie te Vleu-
ten zijn met een stoombrandspuit. Deskundig
adviseur zou zijn de heer J. Lodewijks, hoofd-
brandmeester te Amsterdam.
08-03-1907 Advies; de stoombrandspuit van de firma A.
Bikkers en Zn te Rotterdam. Deze kostte f
3.200,--, had een vermogen van 500 liters per
minuut en er werd 5 jaar garantie op gegeven.
Men besloot tot aanschaf en dat was maar goed ook,
want die spuit zou bij de volgende brand, in 1910, uitste-
kend van pas komen.
De omvang van de brand
Vleuten was in die dagen niet zo groot en zo kon gemak-
kelijk de indruk ,,half Vleuten staat in brand" ontstaan.
Toch moeten we constateren dat de schade meeviel. De
ramp had - bijvoorbeeld door toedoen van een verander-
lijke windrichting - veel omvangrijker kunnen zijn.
De brand werd veroorzaakt door spelende kinderen, die
Rectificatie
In het artikel „Aen de Meern" van J.A. Storm van Leeuwen
in het tijdschrift van maart jl. zijn, ondanks de zorgen van de
redactiecommissie, helaas een aantal fouten geslopen. De
meest storende zijn:
afb. 1, in tegenstelling tot wat het onderschrift zegt, is de
kaart slechts ongeveer 20% vergroot weergegeven;
p. 23, linker kolom, r. 24: tussen „een" en „taak" is „veror-
denende" weggevallen;
p.23, rechter kolom, r. 43-44: „bekentenissen" moet zijn
„betekenissen";
p. 24, linker kolom, r. 26: „din" moet zijn „den";
afb. 2, onderschrift, r. 5: ,Mere" moet zijn ,Merr.
-ocr page 41-
47
De R.K. gemeenschap van De Meern (9)
door J.H.P. Heesters
Vanaf 15 augustus 1797 kunnen de rooms-katholieken hun diensten houden in een verbouwde opstal van de
buitenplaats Rhijnzicht aan de Rijksstraatweg. De kerk en zeker de pastorie verkeerde in slechte toestand i).
Ook het aantal kerkgangers groeide waardoor men in 1820 ging denken aan een nieuwe kerk en pastorie. Het
zou echter tot juli 1857 duren voordat in deze situatie verbetering kwam. In het genoemde jaar en maand werd
aan architect Herman, Jan van den Brink opdracht gegeven om een ontwerp voor de nieuwe kerk achter het
bestaande oude kerkgebouw te maken. Het zou echter nog tot 20 maart 1859 duren voordat de aanbesteding
kon plaatsvinden. Voor de somma van f 22.220,- is toen de bouw opgedragen aan een tot nu toe nog niet
bekende inschrijver. In april 1859 is met de bouw begonnen en op 27 maart 1860, binnen één jaar, is het
nieuwe kerkgebouw ingezegend.
Het interieur
Het kerkgebouw dat Herman, Jan van den Brink ontwierp
paste in het beeld van die tijd. Nadat de neo-classicistische
kerkarchitectuur aan belangrijkheid verloren had, kwam
daarvoor de stukadoorsgotiek in de plaats. Uit het eerste
en bewaarde ontwerp van het exterieur van de kerk aan de
Rijksstraatweg blijkt dat tijdens de bouw details zijn ge-
wijzigd. Naast deze exterieurschetsen zijn ook nog twee
tekeningen van het interieur van architect Van den Brink
bewaard gebleven. Het gaat om een plattegrond en een
doorsnedetekening waardoor een goed beeld van het in-
wendige van het kerkgebouw verkregen kan worden. Uit
de plattegrondtekening blijkt duidelijk dat het om een één-
beukige kerk is gegaan waarbij het schip in vijf traveeën
is verdeeld. Heel bijzonder is de bekapping van het kerk-
gebouw waarvan een belangrijk gedeelte nog bewaard is
gebleven. Het kaptype dat de architect voor de kerk heeft
gebruikt wordt ,,hammerbeamroof" genoemd. Voor de
oorsprong van deze kapconstructie moeten we naar Enge-
land waar gotische bouwvormen in die tijd veel werden
toegepast. Koning Willem II, een persoonlijke vriend van
Aartsbisschop Joannes Zwijsen, had in het Engelse Ox-
ford gestudeerd en is daar in aanraking gekomen met de
19e eeuwse Engelse neogotische bouwwijze. Terugge-
keerd in Nederland gaf hij in 1840 aan architect G. Brou-
wer persoonlijk aanwijzigingen voor de bouw van de „Go-
tische Zaal" van het voormalige paleis aan de Kneuter-
dijk in 's-Gravenhage.
Bij de hammerbeamroofconstructie wordt door een tame-
lijk brede ruimte met enige sierlijkheid te overdekken de
indruk gewekt van een driebeukig interieur 3). Op de af-
beelding van dit type bekapping in de kerk aan de Rijks-
straatweg is te zien dat het middelste gedeelte is voorzien
van een schenkelspant. Op dit spant zijn krabben aanwe-
zig en wordt door schoren in de zijmuren gestut. De scho-
ren zijn door gotische spitse bogen met elkaar verbonden.
Zowel de schoordelen vanaf de schenkelspant als de delen
links en rechts van de gotische bogen, de zogenaamde boog-
zwikken, zijn voorzien van traceerwerk.
fjt?r-
1. Schets van de plattegrond van Herman Jan van den Brink
voor de r.k. kerk in Oudenrijn van juli 1857.
Dit traceerwerk bestaat uit driepassen en sleutelachtige
motieven. Door deze kapconstructie lijkt het, zoals ook
op de plattegrond te zien is, alsof het gaat om een drie-
beukig interieur 4).
In de oorspronkelijke toestand zijn de grote vlakken
van de bekapping gestukadoord geweekt van waar de naam
-ocr page 42-
48
ren dat de rooms-katholieken van Oudenrijn het tien jaar
zonder pastoor hebben moeten doen.
Dit lijkt na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
onwaarschijnlijk en is onjuist. Deze conclusie is getrok-
ken uit hetgeen de vierde pastoor Hendrikus, Wilhelmus
Wezenberg over pastoor Sinnige schrijft in de memoriale
van de parochie ?). Hierin staat: ,,Hij heeft veel gedaan
voor het inwendige van het kerkgebouw o.a. de vernieu-
wing van het stucgewelf dat door een houten gewelf werd
2. Tekening van het Engelse hammerbeamspant
„stukadoorsgotiek" mede afgeleid is. Omdat stucwerk zon-
der riet en dus rechtstreeks op de houten betimmering is
aangebracht, ontstonden door de werking van het hout al
vrij spoedig scheuren. In 1893 bleek de toestand van het
stucwerk erg slecht te zijn. Het kerkbestuur vroeg een ad-
vies aan architect J. van Kesteren omdat architect Herman,
Jan van den Brink in 1883 was overleden. Architect Van
Kesteren adviseerde het kerkbestuur om het stucwerk te
verwijderen en een ziende bekapping aan te brengen zoals
dat nu nog aanwezig is s).
4. Voorkant van het bidprentje bij het overlijden op 2 juni
1917 van pastoor Hermanus Sinnige.
vervangen". Ook uit archieven is bekend dat in 1893 het
stucwerk op de bekapping van de kerk aan de Rijksstraat-
weg is verwijderd. Een logische conclusie is dus dat pas-
toor Sinnige in 1892 pastoor Lunter heeft opgevolgd. Het
benoemingsjaar genoemd door J.L. van de Heyden in het
boekje ,,Geschiedenis van de parochie van O.L.Vr. ten
Hemelopneming te Oudenrijn" moet dus onjuist zijn. In
de memoriale van de parochie schrijft pastoor Wezenberg
verder dat pastoor Sinnige veel heeft gedaan voor het ver-
fraaien van het inwendige van het kerkgebouw. Op zich is
dat niet zo verwonderlijk omdat dat geheel paste in de tijd
na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Op het
einde van de vorige eeuw werd kerkbesturen en gelovigen
gestimuleerd door Mrg. Andreas, Ignatius Schaepman, de
opvolger van Joannes Zwijsen en beschermer van het Sint
Bernulphusgilde.
De tweede aartsbisschiop
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie op 4 maart
1853 was het bouwen van kerken en pastorieën een eerste
prioriteit. Nadat op 4 februari 1868 Joannes Zwijsen als
Aartsbisschop van Utrecht was afgetreden, werd hij opge-
3. De bekapping in huidige staat van de kerk aan de Rijks-
straatweg
Uit de memoriale
Op 21 december 1890 was bouwpastoor Jacobus, Joannes
Keuken overleden en op 27 december van dat jaar op het
r.k. kerkhof achter de kerk begraven. Hij werd begin 1891
opgevolgd door Wilhelmus Lunter die slechts één jaar in
Oudenrijn zou blijven. Uit archieven 6) blijkt dat op 1 juli
1902 Hermanus, Henricus Sinnige tot pastoor van Ouden-
rijn is benoemd. Uit de jaartallen zou men kunnen conclude-
-ocr page 43-
49
volgd door Andreas, Ignatius Schaepman, niet te verwar-
ren met de beroemde staatsman Schaepman. Deze bisschop
was eerst president van het seminarie in Rijsenburg en te-
vens proost (= voorzitter) van het metropolitaan kapittel
(bestuur van het aartsbisdom). In 1860 verwisselde hij de-
ze functies en werd plebaan (= pastoor) van de kathedrale
kerk van St. Catharina aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht.
Tevens werd hij deken van Utrecht dat in 1860 een zelf-
standig dekenaat was geworden.
Het Bernulphusgilde s)                                      ,
Op 28 november 1869 is in Utrecht het Sint-Bernulphus-
gilde opgericht. Bernulphus was in het begin van de elfde
eeuw pastoor in Oosterbeek bij Arnhem. In 1027 werd hij op
voordracht van keizer Koenraad II tot bisschop van Utrecht
benoemd. Zijn bisschoppelijke voorganger leefde op voet
van oorlog met graaf Dirk III van Holland met wie Bernul-
phus vrede sloot. Van hem is bekend dat hij de bouwer is
geweest van de Romaanse kerken in Utrecht. Ook verfraai-
de hij veel kerken en deed veel om de eredienst op te lui-
steren. Hij was een van de bevorderaars van de kerkelijke
kunst in Nederland 9). Daardoor hebben belangrijke pries-
ters en kunstenaars in Utrecht hem in 1869 als patroon
van hun ambachtelijke gilde gekozen.
Een centrale figuur bij de oprichting van het Sint-Ber-
nulphusgilde was Gerard van Heukelum die in 1859 tot
kapelaan bij de plebaan van de Catharijnekerk in Utrecht,
Andreas, Ignatius Schaepman, was benoemd. De Metro-
politaankerk aan de Lange Nieuwstraat was door de jaren
heen in verval geraakt en moest gerestaureerd worden. De
opdracht hiervoor werd in 1861 verstrekt aan Herman, Jan
van den Brink, dezelfde architect van de kerk aan de Rijks-
straatweg in Oudenrijn.
Kapelaan van Heukelum trok, vooral vanuit het Duitse
Rijnland, verschillende kunstenaars aan en onder zijn lei-
ding is het Sint-Bernulphusgilde opgericht. Behalve kun-
stenaars verenigden zich op de eerste plaats veel priesters
met het doel de kerkelijke kunst, geïnspireerd door mid-
deleeuwse voorbeelden, weer nieuw leven in te blazen.
Op 26 oktober 1922 zijn de statuten van het Sint-Ber-
nulphusgilde gewijzigd en door de algemene vergadering
goedgekeurd. Als doel wordt in die gewijzigde statuten
genoemd: „De broederschap stelt zich ten doel; de bevor-
dering van den bloei der hedendaagsche kerkelijke kunst;
het wekken en kweeken van eerbied voor de oude kerke-
lijke kunst; het verspreiden van kennis omtrent beide. Zij
wendt zich hierbij allereerst tot de geestelijken in Neder-
land, vervolgens tot de kunstenaars en eindelijk tot de leeken,
bij wie zij begrip van en ontvankelijkheid voor de begin-
selen en de voortbrengselen der kerkelijke kunst trachten
te wekken" lo).
Uit de doelstelling van dit gilde blijkt dat op de eerste
plaats geestelijken lid konden worden hetgeen ook blijkt
uit de ledenlijst van 1 augustus 1923. Bij de „leeken-leden"
die toen lid waren kan men architecten, ingenieurs, beeld-
houwers, edelsmeden, kunst- en glasschilders en naald-
kunstenaars aantreffen. Bekende leden in 1923, waarvan
tot op heden in de rooms-katholieke gemeenschap van De
5. Het Nederlands bisschoppencollege in 1869 met in het mid-
den de aartsbisschop Andreas, Ignatius Schaepman
Vanaf die tijd behoorde Oudenrijn tot het toen nieuwe
dekenaat Montfoort wat ook nu nog steeds het geval is.
Door deze nieuwe functies verhuisde Schaepman van Rij-
senburg naar Utrecht. Op 3 juli 1860 werd hij benoemd
tot hulpbisschop van aartsbisschop Zwijsen en op 26 au-
gustus van dat jaar in de kapel van het seminarie Rijsen-
burg tot bisschop gewijd. Op 19 december werd Mrg. Schaep-
man op verzoek van aartsbisschop Zwijsen tot coadjutor
„cum jure futurea successionis" (met recht van opvolging)
benoemd. Nadat aartsbisschop Zwijsen op 4 februari 1869
op zijn verzoek was afgetreden nam Mgr. Schaepman op
9 maart van dat jaar de aartsbisschoppelijke zetel over.
Vanaf 1858 was de villa Sparrendal in Driebergen de
woning en dus het bisschoppelijke paleis van de aartsbis-
schop. Omdat bisschop Schaepman als plebaan en deken
al in Utrecht woonde, werd deze stad op 26 augustus 1860,
na bijna drie eeuwen, weer bisschopsstad. We moeten daar-
bij wel bedenken dat er in 1827 nogal wat weerstand was
tegen Utrecht als bisschopsstad. De reden daarvoor was
toen dat Utrecht sinds 1579 de stad van de Unie en dus
een bolwerk van antipapisme was. Daarom is het te op-
merkelijker dat niemand enige bedenkingen koesterde of
pogingen deed om Utrecht als bisschopsstad te weren.
Onder leiding van de tweede aartsbisschop van Utrecht
werd het bouwprogramma voortgezet. Maar daar bleef het
niet bij want, dank zij de gulle gaven van de rooms-katho-
lieken ook in Oudenrijn, werden de kerken jaarlijks rijker
geornamenteerd.
Ook zijn in die tijd fraai meubelwerk, mooie gewaden
en kostbaar vaatwerk gekocht of geschonken. Door de zor-
gen en het stimuleren van aartsbisschop Schaepman is in
die tijd veel bereikt. Zondermeer was hij een kunstminnend
mens want hij is de oprichter geweest van het Aartsbis-
schoppelijk museum, nu Catharijneconvent in Utrecht. Te-
vens was hij een bijzondere beschermer van het St. Ber-
nulphusgilde.
6. Het interieur van de oude r.k. kerk aan de Rijksstraatweg. De
foto moet, gezien de versiering, bij een groot feest gemaakt zijn.
-ocr page 44-
50
Meern werk bewaard is gebleven, zijn Jan, Eloy en Leo
Brom, Willem Mengelberg en Ad van Roosmalen allen uit
Utrecht.
Heel belangrijke kunstenaars uit de beginperiode van
het gilde waren Alfred Tepe en Friederich, Wilhelm Men-
gelberg. De eerste heeft veel kerken in de geest van de 15e
en 16e eeuwse gotiek gebouwd. Zijn vriend verzorgde de
aankleding geheel in de geest van de richtlijnen van het
Sint-Bernulphusgilde.
Nieuw kerkmeubilair
Vanaf de oprichting van het Sint-Bernulphusgilde heeft er een
controverse bestaan tussen de architect Dr. RJ.H. Cuypers
en het genoemde gilde. Cuypers gaf bij zijn ontwerpen,
evenals de Franse architect Violet-le-Duc, de voorkeur
aan de vroege en 13e eeuwse gotiek. Gerard van Heukelum,
een invloedrijk en belangrijk persoon in het gilde, zocht
aansluiting bij de meer weelderige gotiek van de 15e en
16e eeuw. Door dit verschil van mening kreeg architect
Cuypers in grote delen van het aartsbisdom, waar het Sint-
Bernulphusgilde het voor het zeggen had, geen voet aan
de grond.
,..i-ï>..i}£..i!i..2.?£..iti;..^
:i-..>*-..5!-..iïi..5!^..i!i..4J«
I •'('f'< I «'è's-fi
:t»-'''
• • t ■ f •
^cr- !r^i>ritiiiütiini|i
aan het
van den
Geboren te Veendam .... 12 Nov.1842
Priester gewijd te Utrecht . . 10 Aug. 1867
Kapelaan St. Catharina te Utrecht 1 Mei 1868
Pastoor te Gorsel......4 Aug. 1882
Pastoor te Oude Rijn .... 1 Juli 1892
'TT'erhevcn is het ambt en groot de waar-
^ digheid der Priesters, wien vergund is
hetgeen aan de Engelen niet is toegestaan.
Navolging van Christus IV, 5.
WtÊlÊÊÊHtÊf^
V                                   w:i>. J. R. VAN m]»avjM,UTRZCMT.
>. V, ►
VViiriiV
"'*''HiijimjHJf^
8. Herinneringsprentje ter gelegenheid van het veertig jarig
priesterfeest van pastoor Sinnige op 10 augustus 1907.
kocht waaruit geconcludeerd kan worden dat in eerste in-
stantie het oude altaar van de kerk aan het Stadsdam is mee-
genomen.
De rekening voor dit altaar luidt; ,,February 1861: Voor
den Eerw.Heer J.J. Keuken te Ouden Rhyn bij Utrecht een
Gotisch hoogAltaar in Eykenhout zonder tomba of kaarsen
bakke met transport f 600,-".
De ombouw zoals die op de afbeelding te zien is, is la-
ter tijdens het pastoraat van pastoor Sinnige aangeschaft.
Door pastoor Keuken werd ook in 1862 een communie-
bank gekocht waarvan de nota luidt: ,,Decem 1862; Voor
den Zeer Eerw. Heer J.J. Keuken ten Ouden Rhyn een
Communiebank, lang 4 el 64 in eyks met Pelikaanomament
in maaswerk met Piderstallen en zittende Serafijnen in Go-
tische Stijl".
Nog meer aangeschaft
Ook na de dood van aartsbisschop Schaepman op 19 sep-
tember 1882 werd het verfraaien van kerken voortgezet.
Na het overlijden van bouwpastoor Keuken werd hij door
Wilhelmus Lunter opgevolgd waarvan weinig bekend is.
Dit geldt niet voor de derde pastoor van Oudenrijn Her-
manus, Henricus Sinnige.
Over hem schrijft de vierde pastoor Hendrikus, Wilhel-
mus Wezenberg in zijn memoriale dat pastoor Sinnige veel
heeft gedaan voor het verfraaien van het kerkgebouw. Ge-
7. Het altaarkruis van het hoogaltaar op de interieurfoto. Dit
staat nu in de r.k. kerk aan de Pastoor Boelenslaan
Zonder twijfel heeft het gilde ook invloed gehad bij het
verfraaien van het interieur van de kerk aan de Rijksstraat-
weg. Toen op 27 maart 1860 de genoemde kerk werd in-
gezegend, was het interieur nog niet klaar. Dit blijkt uit
het kasboek van de Gebroeders Smits te Cuyk bij Grave n).
In een brochure van dit bedrijf staat; „recommanderen
zich in ieders gunst voor het maken van Kerkorgels, Pre-
dikstoelen, Beelden en Allerlei houten, steenen Kerkmeu-
belen en Sieraden zoo in Gotische als andere stijl". Bij de-
ze firma is in 1861 een altaar, toen nog zonder opstand, ge-
-ocr page 45-
51
noemd worden: ,,het polychromeren der kerk en der beel-
den; de ombouw van het hoofdaltaar met nieuw tabernakel;
het plaatsen van zij-altaren; het triomfkruis; gebrandschil-
derde ramen, voorstellende de titels waarin Maria als Konin-
ging wordt aangeroepen; een geschilderde kruisweg, een
nieuw orgel, installatie van het electrische licht en de be-
tegeling van het priesterkoor". De gepolychromeerde de-
len van de bekapping zijn tot op heden bewaard gebleven.
Uit archieven is bekend dat het orgel, dat nu in de kerk
aan de Pastoor Boelenslaan staat, door parochianen in
1888 is geschonken. Ook andere goed gesitueerde rooms-
katholieken hebben door het geven van kerkmeubilair en
vaatwerk bijgedragen aan het verfraaien van de kerk aan
de Rijksstraatweg. Pastoor Sinnige heeft tijdens zijn pas-
toraat vanaf juli 1892 veel voor de kerk gedaan. In augus-
tus 1907 heeft hij te midden van zijn parochianen zijn veer-
tig jarig priesterschap gevierd. Op 2 juni 1917 is hij op 74
jarige leeftijd in Oudenrijn overleden en op 6 juni van dat
jaar op het parochiële kerkhof achter de kerk begraven.
Hij is op 22 juni 1917 opgevolgd door Henricus, Wilhelmus
Wezenberg die tot 1937 pastoor van Oudenrijn zou blijven.
Bronnen
l.RAU. Aartspriesters Holl. Zending no. 1157
2. Algemeen Rijksarchief II 's-Gravenhage
3.Restauratievademecum, Band 2b, RV Blad 5-7
4.A.J. Looyenga. Oudenrijn CL. Vrouw Hemelvaart (typescript)
5. Idem
6.L.J. v.d. Heyden. Geschiedenis van de Parochie van O.L.Vr. ten
Hemelopneming te Oudenrijn 1947
7.RAU. Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77, no. 18
8.Drs. H.P.R. Rosenberg. De 19e eeuwse Kerkelijke Bouwkunst in
Nederland, p. 51
9.Prof. dr. J.J.M. Timmers. Christelijke symboliek en iconografie,
p. 241
10. Het Gildeboek, Ve jaargang, aflevering 5 maart 1923
11. Archief Kerkelijk Kunstbezit Utrecht
t
BID VOOR DE ZIEL VAN ZALIGER
den ZeerEerw. Heer
HERMANUS H. SINNIQE.
Geboren te Veendam 12 November 1842
Priester gewijd te LMrecht
10 Augustus 1867
Kapelaan St. Catharijne te Utrecht
1 Mei 1868
Pastoor te Gorsel 4 Augustus 1882
Pastoor te Oudcnrijn van 1 Juli 1892
tot 2 juni 1917.
Na voorzien te zijn van de laatste H.
Sacramenten, overleden den 2n Juni
1917 te Oudenrijn en den 6n Juni op
het R. K. Kerkhof aldaar begraven.
„In Paradisum". Naar het Paradijs
mogen U geleiden de Engelen; bij
Uwe aankomst U ontvangen de Mar-
telaren en U binnenleiden in de hei-
lige stad Jerusalem. Het Koor der
Engelen nemen U op en met den
armen Lazarus van weleer zij eene
eeuwige rust uw deel.
A^ijn Jezus, barmhartigheid. (300 d.afl.)
Zoet Hart oan Maria, aieas mijn heil-
(300 d. afl.)
Onze Vader — Wees Gegroet.
J^
9. Bidprentje bij het overlijden op 2 juni 1917 van pastoor
Sinnige.
Speciale aanbieding
Via de vereniging zijn verschillende boeken uit de Stichtse Historische Reeks éénmalig verkrijgbaar voor een sterk gereduceerde
prijs. Dit betreft de volgende delen:
1. P.J. Verdam, C.A. Rutgers, W. Jappe Alberts,
e.a. Van Standen tot Staten. 600 jaar Staten van
Utrecht, 1375-1975.
3.   E.P de Booy. De Weldaet der Scholen. Het
plattelandsonserwijs in de provincie Utrecht van
1580 tot het begin der 19e eeuw.
4.   P.H. Damsté. Oostbroek en de Bilt CS. De
geschiedenis van een ambachtsheerlijkheid.
5.   E.P. de Booy. Kweekhoven der Wijsheid. Ba-
sis- en vervolgonderwijs in de steden van de pro-
vincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19e eeuw.
6.   F. Doeleman. De Heerschappij van de Proost
van Sint Jan in de Middeleeuwen, 1085-1594.
Een rechtshistorische studie.
7.   G.J. Borger. Staat van Land en Water. Provin-
ciale Waterstaat van Utrecht 1882-1982.
8.   D. van den Hul. Klokkenkunst te Utrecht tot
1700. Met bijzondere aandacht voor Jhr. Jacob van
Eyck.
10. C. van Dara Jodenvervolging in de stad Utrecht
ll.G.C.J.J. van den Bergh, J.E. Spruit, M. van de
Vrugt e.a. Rechtsgeleerd Utrecht. Levensschetsen
van elf hoogleraren uit 350 jaar Faculteit der Rechts-
geleerdheid in Utrecht.
12. R.E. de Bruin. Burgers op het kussen. Volks-
soevereiniteit en bestuurssamenstelling in de stad
Utrecht, 1795-1813.
13. B. van den Hoven van Genderen. Het kapittel-
generaal en de staten van het Nedersticht. Een
studie van drie standen (geestelijkheid, adel en bur-
gerij) in het Nedersticht.
14.P.K. Smiesing en J.P. Brinkerink. Onder de
rook van Utrecht. Twee eeuwen tabakspijpenma-
kerij in Uuwerecht (1600-1800).
I5.P.D. 't Hart. De stad Utrecht en de cholora
1832-1910.
De prijzen zijn (tussen haakjes oorspronkelijke prijs): Nr 1 f 15,— (f 45,—), Nr 3 f 19,— (f 75,—), Nr 4 f 15,— (f 45,—), Nr 5
f 19,— (f 55,—), Nr 6 f 15,— (f 41,—), Nr 7 f 19,— (f 55,—), Nr 8 f 15,— (f 45,—), Nr 10 f 9,— (f 35,—), Nr U f 15,—
(f41,—), Nr 12 f 19,— (f65,—), Nr 13 f 15,— (f45,—), Nr 14 f 9,— (f37,50), Nr 15 f 15,— (f49,50).
Bestelling is mogelijk vóór 15 juli 1993 bij de secretaris, de heer J.Schoonderwoerd, Meemdijk 62, 3454 HT De Meem, telefoon
03406-61462. U krijgt bericht wanneer de boeken (in Vleuten of in De Meem) afgehaald kunnen worden. Bij toezending per post
komen er verzendkosten bij.
-ocr page 46-
52
Hond
Ik vind 't niet 't leukste werk, boodschap-
pen doen in een supermarkt. Maar deze
keer moest het toch gebeuren. M'n vrouw
was door een griep gegrepen en nogal
stevig ook. Ze zei tenminste: „Ik ben zo
ziek als een hond". Nou ben ik niet zo'n
echte hondenminnaar, maar voor mijn
vrouw wil ik wel boodschappen doen als
ze het lief vraagt en niet gaat blaffen. ,
't Was een donkere herfstdag met een
druilerige regen, helemaal geen dag waar
je nog veel goeds van kan verwachten.
Op weg naar de supermarkt trapte ik dus
al in een hoop door een hond verteerde
hapklare brokken. Dan natuurlijk geen
gulden voor het winkelwagentje, maar
voor vier kwartjes nam ik het van iemand
over. Het boodschappenbriefje stond van-
zelfsprekend niet in de volgorde zoals
alles daar is uitgestald, dus vlieg je maar
heen en weer Daarna gokken: welke kassa
zal ik nemen. Meestal gok ik verkeerd,
dus ook deze keer. Bij mijn kassa werden
niet alle prijzen gepakt door het elektro-
nische apparaat, dus werd er met mijn
boodschappen gezwaaid. Een mevrouw
vóór mij schreef een cheque uit maar
moest wel vijf minuten naar haar pasje
zoeken. De kassa naast mij schuift vlot
door en daar zie ik Jan, een ouwe kennis
van me, met een grijnslach op z'n gezicht
naar me kijken.
Jan loopt vaak met een oud, gammel hond-
je te wandelen. We waren tegelijk buiten
en inderdaad, z'n hondje zat te wachten,
vastgebonden aan een fietsklem. We lie-
pen samen over het plein met onze plas-
tic tasjes en omdat we elkaar lang niet
gesproken hadden, haalden we natuurlijk
wat oude herinneringen op. Vooral vroe-
ger kon je nog eens lachen.
We lopen tot het eind van het plein. „La-
ten we hier maar blijven staan", zei Jan,
„hier onder dit afdak sta je nog een beet-
je droog". „Maar Jan, dit is geen afdak
maar een Space Frame. Een beetje rare
naam voor een boerendorp, hè?" „Ja, dat
vind ik ook", zei Jan, „en hoe komen we
hier onder uit. Weten ze tegenwoordig niet
dat onze voorouders vroeger dakgoten
hebben uitgevonden?"
't Hondje was onrustig geworden en vroeg
wat meer aandacht. Ik stond te piekeren
van wat voor ras deze hond wel kon zijn.
Dus vroeg ik: ,,Jan, heeft je vrouw dit
hondje zelf gebreid? Ze liet dan toch wel
een paar steken vallen". Jan grinnikte, beet
op z'n sigaar, streelde de hond en zei: „'t
Is toch een lief hondje, hoor".
Zeg Jan, over honden gesproken, vroeger
waren er veel minder honden en de meeste
liepen nog los. Weet je nog dat we een
keer in de kerk zaten. Net toen de bel had
geklonken kwam er een hond de kerk
binnen. Hij zocht z'n baas. Een grappig
gezicht, maar we mochten toen nog niet
lachen of praten in de kerk. We pakten
dus onze zakdoeken en deden of we onze
neus snoten. Anderen gingen quasie een
beetje hoesten.
Bij iedere pilaar stond de hond te snuffelen,
maar kwam toch niet zo ver dat hij z'n
pootje lichtte. Een paar collectanten en en-
kele mensen die de eerbied in God's huis
bewaken, gingen op jacht. De hond snuf-
felde op het altaar en probeerde te drin-
ken uit het wijwatervat. Dat kon natuur-
lijk helemaal niet. Net voordat de preek zou
beginnen ging hij bij de uitgangsdeur staan
janken.
Van sommige preken had ik ook al eens
gezegd: „Daar luistert geen hond naar".
De pastoor besloot na een half uur de dienst
met de latijnse woorden „Ite Missa Est"
(Gaat, het offer is voltrokken). Waarop alle
gelovigen, maar ik in het bijzonder, ant-
woordden: Deo Gratias (God zij dank).
Ik ging snel naar buiten om mijn inge-
houden lach de vrije loop te laten.
Vorige week ontmoette ik Jan weer. Hij
kwam met een somber gezicht uit de keric.
Ik zei: „Zo Jan, was er soms een donder-
preek of heb je moeilijkheden?" „Nee", zei
Jan, „'t is niet zo leuk meer tegenwoor-
dig. Je ziet bijna geen hond meer in de
kerk".
„Nou Jan, daar moet ik toch even over
nadenken!"
De Meem 1943/1993
Theo van den Berg
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 47-
53
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meem, Haarzuilens
Verschijnt 4x f>cr jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 3, september 1993 ©1993
De vereniging is ingeschreven in het vcrc-
nigingsregislcr van de K.v.K. Uircchl e.o.
onder nummer V 479360
Dagelijlis bestuur:
J.F.K. Kits Nicuwcnkamp, voor/ilicr
Hof ter Weydeweg 11, 3-451 ST Vleuten
Tel. 03407 - 72112
J.W. Schoondcrwoerd, secretaris
M.-crndijk 62, 3454 HT De Mcern
Tel. 03406-61462
P.O. de RooiJ, pcnningnieesicr
't Zand 1,3451 OP Vleuten
Tel. 03407 - 71483
A.J. van Zoeren, vice-voor/itter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 03407 -71263
Ereledcn:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: HrcK'dcrschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum),
Dorp.ssuaal 1, Tel. 03407 ■ 74222
(gedurende openingstijden)
De Meern; Hel Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten
Tel. 03407-71483
Contributie (inclusief tijdschrift);
f. 30,-- per jaar,
bij vcr/.ending per post f. 10,-- extra
Lt)sse nummers tijdschrift;
f. 7,50 voor leden, f. 10,-- voor iiiel-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66 33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek 2689200
Redactiecomniissie:
B.P. Graafslal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoon(}erwo«rd
Adres: Maürit-slaan 17, M54 XP De Meern
Tei. D3406 - 62992
I.........wmmtmmmmm^mo^^m..................                                                 i
0«!hele of jgedeeltelijke overname van ar-
liketen uil Hit tijdschrift is slechts toege-
staan met broiivermelding en na verkregen
toesteminin.g vm <te redwftiecommissic
*w^*^**w*^*^                     ......                         I
IIIii$tratie voorpagina:
HoftérWeyde, onder Vleuten
gravure van H. Spilman
Druk: Niek van Kootcn De Meem
Volgens de nieuwe directeur van de Rijks-
dienst voor de Monumentenzorg, drs Fons
Asselbergs, vormen monumenten niet
alleen ons cultureel erfgoed, maar zijn zij
ook belangrijk voor de lokale en regio-
nale economie, het toerisme en voor de
sociale functie van een kern als centraal
ontmoetingspunt.
Ik ben dan ook verheugd, dat ook Vleu-
ten-De Meem dit jaar weer meedeed, en
dat het plaatselijke Comité Open Monu-
mentendag - samen met vele anderen -
een aantrekkelijk programma had samen-
gesteld. Dit jaar was Vleuten aan de
beurt (N.H. Kerk, Broederschapshuisjes
en Hamtoren), volgend jaar De Meem of
Haarzuilens.
Onze aanwezigheid op de Braderieën
en Markten werpt ook zijn vmchten af.
Naast vele gesprekken met oude en nieuwe
inwoners leveren de contacten ook weer
nieuwe leden op, die nodig zijn om onze
vereniging actief te houden. Mag ik u
eens uimodigen om te proberen een buur-
man of -vrouw lid van onze vereniging
te maken? Wanneer deze oproep een suc-
ces wordt kom ik daar zeker de volgende
keer op temg.
op het moment dat u dit leest hebben de
activiteiten van de Nationale Open Mo-
numentendag 1993 alweer plaatsgevon-
den. Duizenden Nederlanders hebben
van de gelegenheid gebruik gemaakt om
bijzondere monumenten, die in het alge-
meen niet voor het publiek zijn openge-
steld, op deze dag met een bezoek te ver-
eren. Het feit, dat al meer dan 5 jaar deze
dag steeds weer meer deelnemers trekt,
geeft aan, dat de belangstelling voor „het
monument" nog steeds toeneemt. En dat
betekent niet alleen, dat de belangstelling
voor dit ene onderdeel van ons culmreel
erfgoed groeiende is, maar dat die be-
langstelling bestaat voor alles wat door
onze voorouders is ondernomen. Eigen-
lijk is dat ook niet zo verwonderlijk,
want zonder hetgeen door onze voor-
ouders is gepresteerd, zouden wij thans
niet zijn, wat wij zijn. Het een is een ge-
volg van het ander. En zonder het ver-
leden te kennen is het moeizaam aan de
toekomst te bouwen, zoals het moeilijk
of zelfs onmogelijk is een huis zonder
fundament te bouwen. Met andere woor-
den: onze historie is het fundament van
het heden en de toekomst. Het goed on-
derhouden van dat fundament is es-
sentieel voor het behoud van het bouw-
werk, oftewel het goed onderkennen van
het verleden geeft hoop voor de toekomst.
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
In dit nummer
pag.
Van de voorzitter                                                                    53
Verenigingsberichten                                                              54
Gevangen, geplunderd en verbrand (I)                                    55
Een kijk van nu......op'n kiek van toen                                  60
De Joiiannieters in Vleuten (II)                                                61
Nachtelijke bezigheden                                                          72
De R.K. gemeenschap van De Meern (slot)                          73
Het Weer                                                                              78
-ocr page 48-
54
Verenigingsberichten
Geschiedenisboek van de gemeente
De totstandkoming van het boek met de geschiedenis en de
monumentenbeschrijving van onze gemeente heeft enige ver-
traging ondervonden. Helaas zal het niet voor het einde van
dit jaar kunnen verschijnen, maar zal het pas tegen 1 maart
van het volgend jaar klaar zijn. In het volgende nummer van
ons tijdschrift zal mededeling gedaan worden over de moge-
lijkheid voor de leden om via een vóórintekening het boek
tegen een gereduceerde prijs te verkrijgen.
trekkelijke inhoud, maar er moet meer gedaan worden om op
dezelfde voet voort te kunnen gaan. Ongetwijfeld zijn er
meerderen onder onze lezers die daar wat tijd aan zouden
kunnen besteden en iets zouden kunnen presteren. De prak-
tijk leert dat iemand die zich wat verdiept in historische za-
ken, daar ook enthousiast voor wordt. Misschien heeft u ooit
al eens iets geschreven voor een schoolkrant of verenigings-
blad. Al doende leert men en wij willen u daarbij graag hel-
pen. Kom gedurende de openingsuren van ons documen-
tatiecentrum in de Broederschapshuisjes ter kennismaking
eens een kijkje nemen en praatje maken met onze secretaris.
U bent er welkom en hij kan u verder informeren. Graag tot
ziens!
Doop-, trouw- en tiegraafboeiten
In het vorige nummer deelden wij u mede dat ons documen-
tatiecentrum zou worden verrijkt met microfiches van de doop-,
trouw- en begraafboeken van de kerken in onze gemeente
over de periode van circa 1671 tot 1811. Deze fiches zijn nu
in ons bezit en er wordt door vrijwilligers al gewerkt aan het
maken van alfabetische registers op de inhoud. Voor het le-
zen van de microfiches werd ons inmiddels nog een tweede
leesapparaat ter beschikking gesteld, deze keer door de Rabo-
bank Vleuten, die wij daarvoor zeer erkentelijk zijn.
Wat moeten we met die rommei
Dat wordt wel eens gezegd als er oude papieren (misschien
van een overleden familielid) opgeruimd moeten worden. En
soms verdwijnen er dan stukken in de vuilnisbak, die uit his-
torisch oogpunt gezien de moeite van het bewaren waard zijn.
Oude akten (b.v. koopakten en dergelijke), krantenknipsels,
boeken, bid- en herdenkingsprentjes, foto's, ansichtkaarten
en prenten op onze gemeente betrekking hebbende, zijn voor
onze vereniging misschien wel van waarde. Mocht u iets
dergelijks kwijt willen, neem dan eerst contact met ons op
vóór u het in de vuilnisbak laat verdwijnen!
Bezorging van ons tijdschrift
Dank zij de hulp van een aantal trouwe medewerkers krijgt u
ons tijdschrift ieder kwartaal thuisbezorgd. Helaas moeten af
en toe enkele medewerkers stoppen met dit werk in verband
met verhuizing, gezondheid of anderszins. Zo hebben de he-
ren Denekamp uit Vleuten en Goes uit Harmeien hun jaren-
lange werkzaamheden hiervoor beëindigd, waarvoor wij hen
hier graag bijzonder dank zeggen, zonder daarmee alle ande-
ren tekort te willen doen. Verder komt het ook voor dat er
iemand eens een keer met vakantie of om andere redenen af-
wezig is en daarvoor zijn er enkele reserve-bezorgers nodig.
Wij doen hierbij nog eens een dringend beroep op vrijwil-
ligers die ons willen helpen met de bezorging. Met name
voor de wijk Nyevelt in E>e Meem en voor Harmeien zoeken
wij nieuwe medewerkers. De omvang van het aantal te bezor-
gen bladen wordt in overleg vastgesteld en kan zo'n 40 - 70
stuks bedragen, wat per kwartaal slechts een paar uurtjes tijd
vergt en over enkele dagen kan worden uitgespreid. Denk er
niet alleen over, maar doe mee. Vele handen maken licht werk!
Meldt u aan bij de heer of mevrouw de Rooij, 't Zand 1, tel.
03407-71483.
Openingstijden van onze getxxjwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid
tot raadpleging van bibliotheek en andere
documentatieverzamelingen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462.
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities
over archeologie (o.a. Romeinse nederzet-
ting), oude gereedschappen en werktuigen
en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992.
Schrijvers gevraagd
Onze vereniging bezit een schat aan documentatie over veel
onderwerpen die onze gemeente betreffen. Onderwerpen, die
de moeite waard zijn om je er eens wat nader in te verdiepen
en er iets over te schrijven, wat dan in ons tijdschrift gepubli-
ceerd kan worden, want dat komt niet vanzelf vol. Een (te)
kleine groep auteurs heeft tot nu toe gezorgd voor een aan-
-ocr page 49-
55
Gevangen, geplunderd en verbrand (I)
1672- 1673
door Dr. D. W. Gravendeel
in het archief van het kapittel van Oudmunster bevinden zich onder nummer 624 enkele stukken, die een in-
druk geven van wat zich hier heeft afgespeeld na de inval van de Fransen in 1672. Het is niet meer dan een in-
druk en om het beeld wat completer te maken moeten dus ook andere bronnen geraadpleegd worden. Die bron-
nen zijn in de plaatselijke archieven niet te vinden en ook de ,,grote" geschiedenis zwijgt over de ,,diepe
ellende" van de gewone mensen boven wier hoofden de militaire gebeurtenissen zich voltrokken. Oplettende
burgers van het nabije Utrecht noteerden echter het een en ander en hun notities zal ik in het nu volgende arti-
kel verwerken.
Elke geschiedenis heeft een vóór-geschiedenis die niet veronachtzaamd mag worden. Hoe valt het anders te
begrijpen dat de Republiek der Verenigde Nederlanden, die in 1648 de Tachtigjarige Oorlog met Spanje als over-
winnaar beëindigde, nog geen vijfentwintig jaar later zich als een kat in het nauw achter haar waterlinie moest
verschuilen omdat een voormalige bondgenoot zich tegen haar keerde?
en in 1648 werd te Munster vrede gesloten tussen Spanje
en de Nederlanden. Frankrijk vocht door tot 1659.
De tegenstelling tussen Willem II en de regenten werd
tot een openlijk conflict door de vraag hoeveel troepen na
de vrede zouden worden afgedankt. De prins wilde natuur-
lijk zoveel mogelijk mannen in dienst houden, vooral offi-
cieren, om in oorlogstijd het leger weer snel paraat te heb-
ben. Hoewel, na enkele onverkwikkelijke ongeregeldheden,
de afdanking plaats vond volgens de wens van Willem II,
kon deze toch geen verder gebruik maken van zijn overwin-
ning. Hij overleed plotseling in 1650. Enkele dagen later
werd zijn zoontje, de latere Willem III, geboren.
Voorlopig hadden de regenten geen machtig man meer
te vrezen en konden zij regeren zoals hun beliefde.
De staten van Holland besloten geen nieuwe stadhouder
te benoemen en de andere gewesten volgden dit voorbeeld.
Zo begon het eerste stadhouderloze tijdperk (1650 - 1672).
Dit gold niet voor Friesland, Groningen en Drente, waar
de Friese stadhouder gehandhaafd bleef.
De volgende stap was de zogenaamde Grote Vergadering
in Den Haag (1651), waar een groot aantal Statenleden uit
alle zeven provincies bijeenkwam om het bestuur van de
Republiek te herzien. Van die herziening kwam niet veel
terecht, maar men besloot wèl dat de Staten van elk gewest
voortaan de officieren zouden benoemen van de door hen
betaalde troepen en dat het ambt van kapitein-generaal
(opperbevelhebber) voorlopig niet vervuld zou worden.
De zelfstandigheid van de provincies werd dus nog groter,
maar het voortreffelijke leger van Maurits en Frederik Hen-
drik ging hard achteruit.
Johan de Witt
In 1653 tot raadpensionaris benoemd, was Johan de Witt
de grote man van het eerste stadhouderloze tijdperk. Hij
was een Hollands regent op zijn best. Ongelofelijk was
zijn werkkracht en in tegenstelling tot zijn meeste tijdge-
noten was hij absoluut eerlijk en onomkoopbaar.
De vrede van Munster
De oorlog tegen Spanje was langzamerhand van karakter
veranderd, vooral sedert het optreden van Frederik Hendrik.
Het ging er niet meer om de Republiek tegen Spaanse
invallen te beveiligen, maar men ging zelf op verovering
uit. In 1635 kwam een verbond met Frankrijk tot stand. De
bedoeling was de Spanjaarden te verdrijven uit de Zuide-
lijke Nederlanden en deze streken dan onderling te verde-
len.
Die opzet had binnen de Republiek niet ieders instem-
ming. Toen Spanje vrede wilde, was Frederik Hendrik vóór
voortzetting van de oorlog omdat met Frankrijk was afge-
sproken dat beide landen gemeenschappelijk vrede zouden
sluiten. En Frankrijk wilde doorvechten!
Het was niet zo eenvoudig de Zuidelijke Nederlanden
geheel te veroveren en het was trouwens de vraag of dat
wel wenselijk was. De Republiek zou dan Frankrijk tot buur-
man krijgen en dat leek niet ongevaarlijk. Lag het ook
wel op de weg van een klein landje als de Republiek een
veroveringspolitiek te voeren, die veel geld kostte en waar-
van het eind niet te zien was? Bovendien was Amsterdam
niet gesteld op de inlijving van Antwerpen. Met het openstel-
len van de Schelde zou Antwerpen een gevaarlijke handels-
concurrent worden.
In 1646 stierft Frederik Hendrik en daarmee veranderde
er veel. De prins stond in hoog aanzien. Hij hield een schit-
terende hofhouding en de Franse koning schonk hem de
titel „Zijne Hoogheid". Door velen werd hij beschouwd
als de leider van de machtige Republiek en hij kon zich in-
derdaad als de gelijke van koningen beschouwen.
Dit alles was niet naar de zin van de Hollandse regen-
ten, vooral de Amsterdamse, die vonden dat de stadhouder-
lijke macht te hoog gestegen was. In vredestijd had een
stadhouder heel wat minder te zeggen en bovendien waren
zij vooral bevreesd voor hun handelsbelangen.
Frederik Hendrik's jonge zoon en opvolger Willem II
kon niet verhinderen dat de resenten hun wil doorzetten
-ocr page 50-
56
Lodewijk XIV
Zoals eerder gezegd zette Frankrijk de oorlog tegen Spanje
nog voort tot 1659. De jonge Franse koning Lodewijk XIV
huwde een Spaanse prinses. Van Spanje was geen gevaar
meer te duchten en evenmin van het door de 30-jarige oor-
log geteisterde Duitse Rijk. Engelands kracht werd ver-
lamd door burgeroorlog en de Republiek was vredelievend.
Voor een eerzuchtig vorst was de kans dus gunstig om de
macht van Frankrijk uit te breiden.
Lodewijk XIV was het model van een absoluut vorst. De
ministers waren geheel ondergeschikt aan de wil van de
koning, die Gods plaatsvervanger was en ook overigens
onbeperkt kon beschikken over leven en bezit van zijn
onderdanen. Hij werkte echter hard voor het welzijn van
zijn land en daardoor is de eerste helft van zijn regering
voor Frankrijk een tijd van ongekende bloei geweest.
Eén van Lodewijk's wensen was Frankrijk „natuurlijke"
grenzen te bezorgen. Zulke grenzen had het land overal
behalve in het noordoosten. De Rijn leek daar de aangewe-
zen grens.
Om de grens naar de Rijn te verschuiven, moest Lode-
wijk oorlog voeren tegen Spanje (de eigenaar van de Zui-
delijke Nederlanden) en tegen de Duitse Keizer. Maar de
verovering van de Zuidelijke Nederlanden moest de Repu-
bliek gevaarlijk voorkomen en haar tegen Frankrijk in het
harnas jagen. En ook Engeland kon niet dulden dat Frank-
rijk zich van de belangrijkste riviermonden meester maakte.
Het was dus een zaak van sluw wachten op een goede kans.
Die kans leek gekomen toen in 1665 in Spanje de on-
mondige koning Karel II de troon besteeg. Lodewijk XIV
maakte hiervan gebruik door namens zijn vrouw aanspra-
ken te laten gelden op de Zuidelijke Nederlanden. De gele-
genheid was gunstig, want Engeland en de Republiek be-
vochten elkaar op zee en konden zich dus moeilijk verzet-
ten. Lodewijk liet een leger binnenvallen in het gebied.
Johan de Witt (1625 - 1672)
De Witt had door zijn huwelijk grote invloed in Amster-
dam, maar ook in andere Hollandse vroedschappen had hij
overal familieleden en vrienden. Naar zijn mening moes-
ten de Hollandse regenten de Republiek beheersen. Hol-
land leefde hoofdzakelijk van de handel en dus moesten
de handelsbelangen voorgaan, hoewel hijzelf in die belan-
gen niet bijzonder geïnteresseerd was. Hij was ook teveel
staatsman om in alles de wensen van de kooplieden te vol-
gen. Zijn politiek was in het algemeen vredelievend en hij
probeerde vooral het machtige Frankrijk te vriend te houden.
Bijzondere aandacht besteedde hij aan de versterking
van de vloot, waarbij hij zonder twijfel steun ontving van
degenen wier koopvaarders ter zee bescherming nodig had-
den. Tegen zijn zin verviel het leger meer en meer. Diér-
voor hadden de kortzichtigen immers geen geld over.
Die vloot kwam goed te stade toen de Zweedse koning
poogde alle landen rond de Oostzee te onderwerpen. Toen
hij Kopenhagen belegerde, werd de Ruyter uitgezonden,
die in 1658 de Zweedse vloot in de Sont versloeg. De Zwe-
den trokken zich terug op de oostelijke oever en daarmee
was de doorvaart vrij voor de Nederlandse handel.
Ook de tweede Engelse oorlog (1665 - 1667) was een
strijd ter zee, waar partijen aan elkaar gewaagd bleken. In-
tussen kwam de zwakte van het leger treffend uit door een
inval van de bisschop van Munster in de Achterhoek, die
met Franse hulp moest worden afgeslagen. Lodewijk XIV
stuurde zesduizend soldaten, maar het ongedisciplineerde
gedrag van de Franse troepen maakte hen onbemind bij de
bevolking.
, il-^
«■; ' i
ï
-,3
Lodewijk XIV (1638 -1715)
-ocr page 51-
57
De Triple Alliantie
De Witt was geen vriend van Oranje en door veel Oranje-
gezinden werd zijn pro-Franse politiek gezien als één van
de middelen om prins Willem III te beletten de positie te
verwerven die hem toekwam. Naar mijn mening is die re-
denering wat al te simpel. De staatsman De Witt liet zich
leiden door wat hij zag als het landsbelang en hij zag heel
scherp uit welke hoek het grootste gevaar dreigde. Dat
was niet van de kant van Engeland met zijn onstandvastige
buitenlandse politiek, maar van de zijde van Frankrijk met
zijn „Zonnekoning", die onbeschaamd uit was op gebieds-
uitbreiding. De laatste moest dus omzichtig behandeld en
vooral te vriend gehouden worden.
Dat lukte een aantal jaren totdat Lodewijk XIV van de
bovenbeschreven gelegenheid gebruik maakte. Het is ver-
bluffend te zien hoe snel Engeland en de Republiek tot
vrede kwamen en vervolgens, samen met Zweden de Triple
Alliantie of Driebond oprichtten (1668), met het doel de
agressieve politiek van Frankrijk te stoppen. Dat doel werd
weliswaar bereikt maar de prijs was hoog.
Lodewijk XIV had een ongezochte reden de Staten Ge-
neraal te verwijten dat zij een eigen koers hadden gevolgd
en dat verwijt richtte zich ook tegen De Witt, die er eigen-
lijk tegen zijn zin aan had meegewerkt omdat hij de geva-
ren ervan onderkende. Hoe groot die gevaren wel waren
zou spoedig blijken.
Met het geheim verdrag van Dover (1670) haalde Lode-
wijk de Engelse koning Karel II naar zijn kant. Ook Zwe-
den werd omgekocht, zodat de Republiek haar bondgeno-
ten kwijt was. Bovendien sloten de aartsbisschop van Keu-
len en de bisschop van Munster, die hun gebied graag wil-
den uitbreiden, zich bij Lodewijk aan.
Frankrijk verklaarde de Republiek 6 april 1672 de oor-
log, nadat dit reeds 27 maart door Engeland geschied was.
Munster en Keulen volgden 28 mei.
De oorlog van 1672
Hoewel er na de oorlogsverklaringen een paar maanden
verliepen vóórdat de vijand aan de oostzijde het grondge-
bied van de Republiek binnendrong en men ook reeds maan-
den daarvóór het dreigend onheil had zien aankomen, was
men slecht op een en ander voorbereid. Weliswaar was Wil-
lem III (nog maar net 21 jaar oud) te elfder ure, op 25 fe-
bruari 1672, benoemd tot kapitein-generaal, maar het leger-
tje van 22.000 man dat hij te commanderen kreeg bestond
voornamelijk uit slecht getrainde en weinig gemotiveerde
soldaten. De troepenwerving was veel te laat begonnen,
vestingwerken waren slecht onderhouden, onderbemand
en onvoldoende van wapenen voorzien.
Daarentegen was het leger dat ons bestrijden ging, in om-
vang en gedisciplineerdheid het sterkste dat ooit in Europa
was gezien. De geschiedenisboeken variëren in hun opga-
ve van die sterkte van 85.000 tot 120.000 man; laten we
het dus maar houden op ca 100.000 man en dat is, zeker
voor die tijd, een overweldigende legermacht.
Lodewijk IV leek het dus niet ver mis te hebben als hij
zich de invasie in ons land als een feestelijke zomerse rij-
toer voorstelde, opgeluisterd door de vele hovelingen die
hem uitgeleide deden en de hoogwaardigheidsbekleders
die zijn karos vergezelden.
En zo ging het in eerste instantie ook. Ik wil niet te diep
ingaan op het verloop van de veldtocht, omdat dan ons ei-
genlijke onderwerp teveel in het gedrang zou komen, maar
enkele hoofdlijnen moet ik wel aangeven, al was 't alleen
maar om te laten zien hoe kleinigheden en gemiste kansen
Willem III (1650 -1702)
de loop van de geschiedenis kunnen wijzigen.
Verwacht werd dat de Fransen zouden trachten over de
Gelderse IJssel in de Veluwe te komen en daarom legerde
prins Willem zich daar met zijn troepen. Die positie bleek
al snel onhoudbaar door de dreiging van de gecombineer-
de Franse-, Keulse- en Munsterse strijdkrachten uit het
noordoosten enerzijds en het volslagen onverwachte bin-
nenvallen van het grootste deel van het Franse leger in de
Betuwe anderzijds. De overtocht van de Fransen over de
Rijn vond plaats even ten noorden van Lobith. Er stond
daar toen niet meer dan 4 voet water en de plaats werd
slecht verdedigd.
Daar het leger aan de IJssel nu niet meer alleen de vijand
aan de overzijde van de rivier vóór zich had, maar deze
ook op de flank en in de rug kon verwachten, werd beslo-
ten de linie te verlaten. Men maakte echter de grote fout
een aanzienlijk deel van de legermacht, namelijk 13.000
man, in de IJsselvestingen achter te laten, in de hoop dat
een wonder hen zou toestaan die steden te behouden. Die
hoop bleek al snel ijdel. De vestingen werden binnen en-
kele dagen door de vijand veroverd.
De prins trok met zijn overgebleven 9.000 man via Am-
hem terug op Utrecht, waar hij 15 juni aankwam. Er moet
daar een paar dagen heftig gediscussieerd zijn. Utrecht was,
naar vrijwel algemeen oordeel, een onverdedigbare stad.
De regering ter plaatse verklaarde zich echter bereid de
stad te verdedigen en nam het de kapitein-generaal zeer
kwalijk dat hij daar niet aan wilde, zomin als korte tijd la-
ter met Woerden. Zoals wij het nu kunnen zien, had Wil-
-ocr page 52-
58
L M% //
ZUIDERZEE E
„^«'•-"
^Di^niMrdanunjÊrvüu.»
11 o f' r
l
.X"
L4»
Aftkütt'
/JirinftjJff^-iqor
T/CtiljfUiaen .
'/f'
Ifoofx
A
j^Xieuxokoop
C3'".
<^ C       \ tt.i,n.*
,ïe
. \ ^Va jJjntJua.9 k
iOt.tf.
^/fouitat
HfrMume»^
•>^*JL.
LJsrlskcilL
I 'ivc<9tniak
Wi
De Hollandse waterlinie in 1672. Geschiedkundige atlas van Nederland, 1919.
-ocr page 53-
59
naar Frankrijk.                                             ,
De troepenmacht in en bij Utrecht kwam onder bevel te
staan van Luxembourg, die van plan was de winter af te
wachten en dan over het ijs Holland binnen te vallen.
De aldus ontstane adempauze werd door prins Willem
III, die op 4 juli 1672 op aandringen van het volk tot stad-
houder benoemd was, en zijn medewerkers, ten volle be-
nut.
De Fransen, van hun kant, dachten ook een meesterzet
te spelen door op aanraden van een overgelopen Staatse
generaal op twee plaatsen de Lekdijk te laten doorgraven.
Zij hadden daartoe uit verschillende dorpen 1200 boeren
bij elkaar gecommandeerd, die dat werk even beneden Vrees-
wijk en bij het Klaphek moesten uitvoeren. De bedoeling
was dat Holland veel last zou hebben van al dat binnenstro-
mende water, zoals dat in het verleden bij dijkbreuken ook
steeds het geval was. Zij misrekenden zich. De waterstand in
de Lek was niet hoog genoeg en van wat er binnenstroom-
de hadden alleen zijzelf en de bezette gebieden te lijden.
Ik beloofde niet te veel uit te weiden over de krijgsver-
richtingen, maar ik moet toch een uitzondering maken voor
de doorbraak der Fransen, waarbij Bodegraven en Zwam-
merdam zwaar werden getroffen. Ook toen weer waren het
onberekenbare factoren die de loop der gebeurtenissen be-
paalden.
De op 27 juni door Lodewijk XIV tot bevelhebber van
het leger in de provincie Utrecht benoemde hertog van Luxem-
bourg had tot taak zijn troepen bij de hand en gereed te
houden om Holland binnen te trekken, al moest daarop
gewacht worden tot de vorst de inundatie te niet zou doen.
Al die tijd kon hij niet veel anders doen dan in het zompi-
ge land heen en weer trekken en kleine successen en tegen-
vallers incasseren.
Pas op 27 december, dus een halfjaar later, was het zo-
ver. De toenemende vorst deed Luxembourg besluiten zijn
offensief in te zetten. Via Woerden werd over het ijs Zeg-
veld bereikt en vervolgens de „achterzijde" van de dicht-
gevroren waterlinie. Zwammerdam, waar de Staatse troe-
pen zich ijlings terugtrokken, werd geteisterd en in brand
gestoken. De invallende dooi maakte het doortrekken naar
Den Haag onmogelijk en Luxembourg viel terug op het
eveneens door de Staatsen verlaten Bodegraven, waar de-
zelfde gruwelen als te Zwammerdam werden uitgehaald.
Via Nieuwerbrug, ook verlaten, werd de terugtocht naar
Utrecht aanvaard. De aanvoerder kwam daar in de nacht
van 31 december op 1 januari aan. De hele operatie had
vijf dagen geduurd en was eigenlijk alleen mislukt door de
invallende dooi. Luxembourg had slechts vijftig man ver-
loren. De Staatse bevelhebbers hadden geschitterd door on-
bekwaamheid.
Ik laat nu verder de beschrijving van het ,,grotere" oor-
logsgebeuren rusten en volsta met de vermelding dat de
Fransen tenslotte Utrecht op 23 november 1673 weer ver-
lieten. De bezetting van die stad en het ten westen ervan lig-
gende platteland had toen dus zeventien maanden geduurd.
lem III groot gelijk. Met z'n minuscule legertje had hij
geen schijn van kans en bovendien had hij het land een
slechte dienst bewezen door tenslotte toch in handen van
een zegevierende Lodewijk te vallen.
Het legertje verliet Utrecht 17 juni, trok via Harmeien
naar Woerden, waar de toestand gelijk bleek te zijn aan die
te Utrecht. De prins trok verder naar Nieuwerbrug, waar
hij zijn hoofdkwartier vestigde.
Hoewel de Fransen dus de hoofdmacht van het Staatse le-
ger hadden omsingeld en de kleine troep van de prins op
de hielen zaten, lieten zij toch zoveel tijd verloren gaan
dat de uiteindelijke zege hen reeds op dit moment ontglip-
te. Echt achtervolgd werd het legertje van de prins niet.
De markies de Rochefort, die met 4.000 ruiters in weste-
lijke richting werd gestuurd, hield zich bezig met het plun-
deren van Veluwse dorpen en het bezetten van Amersfoort
en Naarden. Op 23 juni verscheen hij voor de poorten van
Utrecht, waar hij de sleutel van de stad kreeg aangeboden.
Lodewijk IV had zich in al zijn koninklijke majesteit
neergelaten in zijn hoofdkwartier in Zeist, zijn aandacht
gericht op al hetgeen hij veroverd had en de roem die hij
zich daardoor had verworven. Hij had niet de minste haast.
Had hij die haast wèl gehad, dan had hij het terugtrek-
kende Staatse leger nog kunnen achterhalen en vermoe-
delijk vernietigen. Condé had hem toch het voorstel ge-
daan met 20.000 ruiters, elk met een infanterist achterop,
naar Holland te snellen om daar de beslissing af te dwingen?
Zoals ik als zei, Lodewijk had op dat moment de overwin-
ning uit handen gegeven, alleen hij wist 't nog niet, even-
min als de arme bevolking, die nog een barre winter te
wachten stond.
De waterlinie
In tegenstelling tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waar-
in de stad Utrecht en zijn forten later geheel werden opge-
nomen, kende men toen de Oude Hollandse Waterlinie, die
op de hoogte van Utrecht veel westelijker lag. Zij bestond
uit een vijftal inundaties: Het Land van Altena (1), het ge-
bied tussen de Merwede en Lek tussen Ameide en Gorinchem
(2), de streek tussen Lek en Hollandse IJssel tussen Schoon-
hoven en Goejanverwellesluis (3), een vrij smalle strook
ten westen van Woerden tussen Goejanverwellesluis en
Woerdens Verlaat (4) en tenslotte weer een breed gebied
tot aan Muiden (5).
Met het stellen van de inundaties ging het al net zo als
met de werving voor het leger. Toen de Fransen op 10 juni
ons grondgebied binnenvielen, was men hier en daar nog met
de voorbereidingen bezig. Men was zelfs nog niet klaar
toen Prins Willem met het droeve restant van zijn leger
naar het westen terugtrok. Op sommige plaatsen stuitte
men op hevig verzet van de boeren, die er niet voor terug-
schrokken de eenmaal gezette inundaties weer af te tappen.
Ook een goed functionerende waterlinie is voor een vij-
and echter geen belemmering als de erdoor lopende verbin-
dingen niet verdedigd worden door vestingen met een op
haar taak berekende bezetting. En als we lezen wat déér al-
lemaal niet aan mankeerde, is dat voldoende om alsnog
ons hart vast te houden.
Met de bezetting van Woerden, net vóór de waterlinie
gelegen, op 24 juni, kwam de Franse opmars tot staan en
de vijand liet, zoals gezegd, de kans liggen om door te sto-
ten. Ook Lodewijk IV begreep snel dat er op korte termijn
op die manier geen eer te behalen viel en vertrok met een
gedeelte van het leger om 's-Hertogenbosch te helpen be-
legeren. Toen ook die opzet mislukte verdween hij terug
In het volgende deel van dit artikel zullen we zien welke
gevolgen deze bezetting had voor onze omgeving.
-ocr page 54-
60
Een kijk van nu......op 'n kiek van toen
Dit is „de kop" boven onze nieuwe ru-
briek, waarvoor wij een beroep doen op
onze lezers ons hun fotomateriaal te le-
nen. Onze gedachten gaan uit naar foto's,
liefst minimaal zo'n 30 jaar oud, waarbij
de „kiek van toen", met „een kiek van
nu", kan worden vergeleken.
Voor de jongeren onder u, is de betekenis
van een ,Jdek" of ,Jdekje", een foto, popu-
lair gemaakt in de tweede helft van de vo-
rige eeuw door J.D. Kiek (1857-1882). Hij
was de eerste studenten- en beroepsfoto-
graaf van Nederland en woonde in Leiden.
De foto's voor de ,Jdjk van nu", worden
verzorgd door onze aktieve fotograven,
de heren A.J. van Weerdenburg uit De
Meem en A. Brosi in Vleuten, die ook
bijgaande eerste „kijk op", met gevaar
voor eigen leven hebben geproduceerd
vanaf het viaduct over de Meemdijk van
de rijksweg Al2.
Kijkt u uw oude foto's er eens op na, er
mogen best ook personen op voorkomen,
en bel ons! Wij komen dan onmiddelijk
uw foto ophalen en binnen 14 dagen heeft
u hem weer terug.
De eerste ,4djk van nu", betreft een unieke
foto van de Meemdijk te De Meem, even-
eens genomen vanaf het viaduct, welis-
waar de voorganger van het huidige, en
wel in één van de eerste jaren van de He
W.O. De r.k. kerk, opgeleverd in 1940,
staat er al op.
De foto komt uit een boekwerk, dat in
de oorlog werd uitgegeven onder de titel
„Mussert als Ingenieur", bij gelegenheid
van zijn vijftigste verjaardag, waarin zijn
weiken, geheel in het teken van diens groot-
heidsdenken worden beschreven. Mussert,
was vóór zijn „leiderschap van het Neder-
landse volk", ingenieur bij de Provinciale
Waterstaat in Utrecht.
Voorts onderscheiden wij, rechts midden
in het weiland, het electrische gemaal, dat
nog geheel vrij stond in het weiland aan
de Achtkantenmolenvliet, nu hoek Maurits-
laan en de Dompelaar. Dit gemaal ver-
zorgde eertijds, maar ook nu nog de wa-
terhuishouding in deze omgeving. De Acht-
kantenmolenvliet is de watergang die nu
nog loopt achter de huizen gelegen ten
westen van de Mereveldlaan en was des-
tijds de grens tussen de gemeenten Ouden-
rijn en Veldhuizen.
Links van de Meemdijk, zien we nog net
de voorgevel van een langhuisboerderij
met meer naar de weg toe een hooischelf.
Eind zestigerjaren was hier een jeugdhonk
in gevestigd „De Kruk" genaamd, die in
de oudejaarsnacht, midden zeventiger ja-
ren in „vuurwerk" op ging. Tegenover de
hooischelf, rechts van de Meemdijk zien
we nog vaag 'n koebeest staan, en geloof
me, met een waarheid als een koe, nog
zonder „gele kaasplankjes" in de oren en
een die je nog „bij de horens kon vatten",
want die worden tegenwoordig ook al ver-
wijderd, nu we het toch over „koetjes en
kalfjes" hebben.
Tenslotte valt bij de oude foto nog op,
dat slechts een drietal eenvoudige borden
het „verkeer" ... nou ja ... in goede ba-
nen leidde. Kortom een nostalgische prent
met de uitstraling van een stille autoloze
zondag ......
In tegenstelling met de foto van nu die
als het ware de onrust van deze tijd
weerspiegelt. De omgeving, aangetast
door 'n woud van palen, weliswaar be-
stand tegen de zure regen, kwistig ge-
plant door fantasievolle ambtenaren, ge-
lardeerd met schreeuwerige borden, zo-
als dat tegenwoordig kennelijk moet, om
ons met veel tam-tam de weg te wijzen
naar waar het gevaarlijk toeven is.
Heus er staan er nu zo'n 75, waarvan een
15-tal hele grote, 12 minder grote- en
tientallen gebods- en verbodsborden, die
ons niet alleen maar de nationale kleuren
opdringen! Mocht dit niet voldoende zijn,
dan zijn er nog 18 verkeerslichten, die
voor de nodige illuminatie zorgen en met
de kleuren oranje en groen het kleuren-
palet vervolmaken. Ook zien we de prille
aanzet voor het ,,grootse kunstwerk",
tussen de twee rechtse verkeerslichten,
die het plein een grootsteeds aanzicht
moet geven met als apotheose de toevoe-
ging van een „Meridiaan". Ik hou m 'n
hart vast...
Tot de volgende Kijk.
H.v.E.
-ocr page 55-
71
27. In het nu volgende wordt geput uit de meest uiteenlopende posten van deze rekening, waardoor het ondoenlijk is om alle bewijsplaatsen exact aan te geven.
28. Wiersum en Le Cosquino de Bussy, „Visitatieverslagen", 310.
29. C. Dekker, Hel Kromme Rijngebied, 269-272 samenvattend, aansluitend bij de bevindingen van H. van der Linden, weergegeven in: „Het platteland in het
noordwesten met nadruk op de occupatie circa 1000-1300" in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 11, Bussum 1982,48.82.
30. Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis, 204.
31. Tenzij anders aangegeven zijn de gegevens m.b.t. de geschiedenis van de orde ontleend aan P.Q. Brondgeest, Bijdragen tot de geschiedenis van het gasthuis,
hel klooster en de balije van Si. Calharina der Johanniler-ridders en van hel Driekoningengasihuis te Utrecht,
Hilversum 1901. Andere gegevens komen voort uit
de collectie-Van der Poel (afschriften van talloze documenten betreffende de geschiedenis van Vleuten) vervaardigd door de onvermoeibare J.H. van der Poel, en
uit eigen onderzoek. De collectie van der Poel berust bij de Historische Vereniging. Waar deze is gebruikt is dit dankbaar vermeld.
32. Hij leefde van 1534 tot 1602. Over hem: A.H.L. Hensen: „Hendrick Barck, de laatste Balier der Sint Jansheren te Utrecht", in: Archief voor de geschiedenis
van het Aartsbisdom Utrecht 25
(1909) 1-77, en Paul Dirkse, „Nieuw beeldmateriaal over Hendrick Barck, balijer van het Utrechtse Caiharijneconvent" in: Jaar-
boek Oud-Utrecht
1986,78-92.
33. Dirkse, „Hendrick Barck", 87.
34. RAU, Johannieters, nr. 56.
35. RAU, Johaimieters, nr. 60, veilingbiljet
36. RAU, Johannieters, nr. 57.
37. In die hoedanigheid komt hij meerdere malen voor in de transporten voor het gerecht Vleuten: RAU, Dorpsgerechten 2054, passim.
38. RAU, Dorpsgerechten, 2052 (1668 dec 31).
39. RAU, Johannieters, nr. 60, Veilingbiljetten van landerijen van het St. Catharijneconvent (1699 mei 30). Op deze hofstede konnen we verderop nog even terug.
40. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 21 (1699 mrt 13).
41. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 24 (1699 oct 25).
42. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 27-29 (1700 feb 5 en 13).
43. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 58-59 (1701 nov 8).
44. GAU, Inventaris van de papieren nagelaten door nu-. C. Berger, nr. 30, P 4. Voorts worden 4 morgen op Themaat en 10 morgen op de Lage Weide genoemd. In
GAU, U 093 a 056, notaris Herman van Woudenberg (1709 jim 29) komt als grootte 105 morgen voor, het totaal dus van de drie getallen (afschrift Van der Poel).
45. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 093 a 056, notaris Van Woudenberg (1709 jun 29).
46. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 093 a 062, notaris Van Woudenberg (112 dec 1).
47. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 156 a 001, notaris G. Bredie, nr. 346 (1720 feb 27).
48. RAU, Johannieters, itf. 128: rekening van de rentmeester van het Catharijneconvent armo 1743.
49. RAU, Dorpsgerechten, 2057, P 185 (1742 nov 10).
50. Aldaar, P 183-184 en 185v-186.
51. Afschrift Van der Poel van: RAU, Dorpsgerechten, 2058 (1769 sep 30). Er hoorden buiten het gerecht Vleuten nog 10 morgen bij die in de Lage Weide lagen.
52. GAU, Inventaris van de papieren nagelaten door mr. C. Berger, nr. 31, P 4 (1742 apr 5).
53. Aldaar P 2. Zij verzocht kwijtschelding van een jaar pacht ƒ 450,-- en bood de opbrengst uit de helft van het groene koren en dat wat vrienden haar voorschoten.
Wie wat bewaart, die geeft wat
Mevr. G. Oskam, Vleuten
Een moes-zeefmolen Moulinette ± 1945.
Drogisterij Sprong, Vleuten
Een glazen vitrine.
G. Verhoef, Heemskerk
Een oude stencilmachine.
Mevr. J. Boot, De Meem
Een koperen scheepstoeter.
Mevr. R. van Maanen-Makkink, Vleuten
Oude foto N.H. Kerk Vleuten.
A. Swart, De Meem
1 Koperen cent, waarschijnlijk uit de
periode van Willem in, gevonden aan de
Achtkantenmolenvliet, in de tuin van de
schenker.
W. de Jong, Amsterdam
Programmaboekje Openluchtspel „De
Legende van de Hamtoren" 1946.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Vleuten
21 Ansichtkaarten van Vleuten - De
Meern - Haarzuilens via ruiling met C.
Siegert. Een oude huiskamerlamp ± 1920.
P.C. de Vries, De Meem
Ruim 200 oude foto-negatieven, ge-
deeltelijk op glasplaten, uit oud politie-
archief. Hierop komen wij temg. Een bij-
zondere maatstok, om de hoogte van trek-
honden te controleren.
A.C.M, van Oostrom, De Meem
Een oude slijpsteen, gevonden in de
boomgaard.
-ocr page 56-
72
Nachtelijke bezigheden
Een van de vele belastingen die in vroeger jaren werden ge-
heven, was die op het malen van graan, de accijns op het ge-
maal. In artikel 4 van de wet van 21 augustus 1822 (S.36)
was bepaald: „Een ieder welke graan wil doen malen, zal ten
kantore van den ontvanger over de gemeente, waarin de aan-
gever woonachtig is, opgeven de hoeveelheid en het soort van
het graan, het getal en de merken der zakken, waarin hetzelve
vervoerd, en den molen waarop het graan gemalen zal wor-
den". Voor het aangegeven graan werd door de ontvanger een
„consent-biljet" afgegeven. Ook in die tijd probeerde men de
belastingen te ontduiken en in het archief van de voormalige ge-
meente Vleuten (Inv.nr 1873) vond ik een kopie van een proces-
verbaal, waaruit blijkt hoe het er toen aan toe ging. Het ge-
beurde vond plaats bij de Veldhuizer korenmolen, die ten
westen van de Loobrug aan de Rijksstraatweg heeft gestaan,
en de daartegenover liggende boerderij aan de Zandweg.
Proces-verbaal
Heer ontvanger en de ondergetekenden in absentie van den
landbouwer G.Schevikhoven en hij voortvlugtige vervoerder,
als gemelde Schevikhoven dit niet verkozen hebbenden,
geopend, gewogen en geïnventariseerd, en hebben bevonden
een kruiwagen met één zak gemerkt I-V-K, waarin zich be-
vond zeven en dertig ponden goede bruik bare tarwemeel, het
welk wij gezamentlijk hebben gevalueerd ter somma van vijf
gulden; en hebben voorts ambtenaren deze opgemelde zak
tarwe meel ter wederzeids verzegeld, en dezelve alsmede den
kruiwagen gesteld onder de oudste die en bewaring van den
Heer ontvanger.
Door welk een en ander het hier voren voornoemde ver-
moede van ambtenaren alle zints is versterk geworden op
zichtens de connextie, waarin gezegde Schevikhoven tot den
molenaar J.van Kes bestaat, als zijnde de zak ook gemerkt I-
V-K, weshalve door ambtenaren tegen dikwerf genoemde
Gijsbert Schevikhoven, als aansprakelijk zijnde voor de da-
den zijner bediende of knegts, en voor 't geene dier opzich-
tens op zijn erf geschiedt, tegen hem hebben opgemaakt en
gedeclareerd proces verbaal, aangezien hij Schevikhoven
strijdig heeft gehandeld en heeft doen handelen met art.2 en 3
van 't Provinciaal Besluit van 17 Julij 1824 en daardoor gein-
cureerd heeft eene boete van vijftig gulden, onverminderd de
verbeurte van het meel, de zak en de kruiwagen, benevens de
bijbetaling van de opcenten, waarvan wij aanzegging hebben
gedaan, met sommatie tot de voldoening der geincureerde boete.
Van al 't welk wij het tegenwoordig procesverbaal hebben
opgemaakt en gesloten, ten vier uren namiddag van den ze-
vende JuUj 't jaar als in 't hoofd dezes gemeld, en afwezend-
heid van den bekenden, als hebbende op onze gedane uit-
nodiging om bij de redactie tegenwoordig te zijn en lecture te
ontvangen gediffilculteerd, terwijl daarvan een copie aan den
bekeurde is aangeboden welke het zelve door de dienstmaagd
is aangenomen.
En hebben getekend
Was getekend J.W.F.Martinet J.Beuntjes B.Hulsdonk
Op heden den zevende Julij 1800 zeeven en twintig ten zeven
uren na middag compareerde voor ons suppliant vrederegter
van het kanton IJsselstein de ambtenaren opzichters van het
vorenstaande proces verbaal welke de waarheid van hetzelve
met eede hebben bevestigd en deze met ons ondertekend.
Was getekend M.Storij v.Blokland
J.W.F.Martinet J.Beuntjes B.Hulsdonk
Geregistreerd te IJsselstein den zevenden Juhj achtien honderd
zeven en twintig deel drie folio negen en dertig vac zeven.
Ontvangen regt tachtig cent 13 opc tien en een halve cent /
13 opc tien en een halve cent voor 't Syndicaat.
regt               ƒ -,80
13 opc           " -,10c ) -I-1
id.Synd.         "-,10c)           ƒ1,01
, Jn den jaren een duizend acht honderd zeven en twintig, den
vijfde Julij; Ter vordering van den Heere Gouverneur in de
Provincie Utrecht, ter vervolging en voortzetting van den
Heer Burgemeester van de Gemeente Vleuten; domicilium
kiezende ten raadhuize der gemeente Vleuten voornoemd.
Verklare wij ondergetekenden Jacobus Willem Franciscus
Martinet, commies der 2de klasse, Johannes Deuntjes, com-
mies der 3de klasse, en Bemardus Hulsdonk, buitengewoon
commies van de 4de klasse, bij de Administratie der Directe
Belastingen, In en uitgaande Regten en accijnzen; de twee eerst-
gemelde gestationeerd te IJsselstein en de laatstgenoemde ge-
stationeerd te Jutphaas, voorzien van onze aanstellingen, op
den eed door ons aan de lande gedaan;
Dat wij ten gevolge van vrij zekere informatien, dat er van
tijd tot tijd frauduleuse vervoer van meel plaats had, komen-
de van de graan molen van Jan van Kes, naar die van den
woonhuize van den landbouwer Gijsbert Schevikhoven, schuins
over dezelve woonachtig, en van daar weder naar elders ge-
schiede; ons in den nacht van den vierde op den vijfde Julij
ter suivellance hebben begeven om en in den nabijheid van
den voornoemde molen te Veldhuizen; en na eenig vertoeven
de klokke ongeveer vier uren voormidd?"?, aldaar ook wer-
kelijk aan de overzijde van den Rhijn iret een ledige kruiwa-
gen hebben zien aankomen een jongeling dewelke met des-
zelfs kruiwagen is gereden op de hofstede van den dedoelde
landbouwer Schevikhoven gelegen in de gemeente van Vleu-
ten, welke onmiddelijk met denzelve beladen is terug gekeert
en in het voorbij rijden met opgemelde G.Schevikhoven
eenige hoorbare doch niet wel verstaande woorden heeft ge-
wisseld, dat vervolgens ambtenaren zich naar den vervoerder
hebben begeven (presumtif in dienst van Schevikhoven zijn-
de) die op onze aannadering één schoots vel van de krui-
wagen, waar mede één zak met meel gedekt was, heeft af-
genomen, en zich als toen op de vlug begaf, zich verbergende
in het bak of zomerhuis van den dikwerf genoemde landbou-
wer Schevikhoven.
Dat het ambtenaren bij onderzoek gebleken is er goede
bruik bare tarwe meel zich in deze zak bevond, en hebbende
den kruiwagen met gemelde zak meel, onvoorzien van eenig
billet of billetten, naar luid van art 240 der algemeene wet
van 26e Augustus 1822, ten naatste kantore opgebragt, zijnde
dat van Veldhuizen, en aldaar in tegenwoordigheid van de
Eene gulden een cent.
de ontvanger ad junt.
RFister"
De „vertaling" van dit voorbeeld van ambtelijk taalgebruik in
die tijd laat ik graag aan de lezer over.
J.W.Schoonderwoerd
-ocr page 57-
73
De R.K. gemeenschap van De Meern (10)
door J.H.P. Heesters
Op 27 maart 1860 is de rooms-katholieke kerk aan de Rijksstraatweg in Oudenrijn in gebruik genomen. Uit
archieven blijkt dat in de jaren daarna het kerkinterieur is voltooid. Ook is bekend dat later door de bouwpastoor
J.J. Keuken het hoogaltaar en de communiebank zijn gekocht i). Gestimuleerd door de tweede aartsbisschop van
Utrecht Andreas, Ignatius Schaepman werden tijdens het pastoraat van pastoor H.H. Sinnige de kerken in het
aartsbisdom en dus ook het interieur van de kerk aan de Rijksstraatweg verfraaid.
De vierde en vijfde pastoor
Na het overlijden van pastoor Hermanus Henricus Sinnige op
2 juni 1917 werd de vierde pastoor voor de r.-k. kerk aan de
Rijksstraatweg benoemd. Op 22 juni 1917 kwam Henricus
Wilhelmus Wezenberg naar Oudenrijn. Deze pastoor heeft in
het begin na zijn benoeming de parochie-administratie rede-
lijk bijgehouden hetgeen blijkt uit de bewaarde archiefstuk-
ken in het Rijksarchief in Utrecht. In zijn eerste pastoraats-
jaren legde hij het verplichte „Liber status animarum" aan 2).
In dit register noteerde hij, niet nauwkeurig overigens, bijzon-
derheden over de gezinnen in zijn parochie. In zijn memori-
ale noteerde hij wat zijn voorganger pastoor Sinnige tijdens
zijn pastoraat van 1902 tot 1917 voor het verfraaien van de
kerk heeft gedaan 3).
Zondermeer is pastoor Wezenberg een echte dorpspastoor
geweest die veel oudere inwoners zich zullen herinneren.
In 1936 liet zijn gezondheid veel te wensen over. Het ge-
volg hiervan was dat hij in het daarop volgende jaar aan de
aartsbisschop van Utrecht ontslag vroeg uit zijn functie. Op
tweede Paasdag 1937 nam hij afscheid van de parochianen
van Oudenrijn. In de krant van derde Paasdag 1937 stond
vermeld: „Het plan om aan den heengaande Herder -in dank-
baar gedenken- een zoo volledig mogelijke uitrusting mee te
geven voor zijn huiskapel, is schitterend geslaagd, dank zij
den arbeid van velen en de bijdragen van allen. Ieder heeft
zich bij de bezichtiging van het geschenk kunnen overtuigen
dat door eendrachtig samengaan een mooi en kostbaar geheel
is bereikt: altaar met kruis, kandelaars en verdere toebehoo-
ren; misgewaden in de verschillende kleuren met alba en overig
kerkelijk linnengoed; een kast om alles in op te bergen; let-
terlijk niets ontbreekt".
Na zijn afscheid ging pastoor Wezenberg wonen in de Bilt-
straat 174 te Utrecht waar hij gehecht bleef aan zijn parochie
in Oudenrijn. Dat bleek ook uit zijn wens om na zijn dood op
het kerkhof van Oudenrijn begraven te worden. Na zijn over-
lijden op 6 juni 1940 werd zijn stoffelijk overschot op 8 juni
1940 op het genoemde kerkhof begraven.
Na zijn ontslag werd Wilhelmus Boelens als pastoor van
Oudenrijn benoemd en op 9 april 1937 geïnstalleerd. In onze
huidige gemeente was hij geen onbekende, want hij was in
1912 en 1913 kapelaan geweest bij pastoor Henricus Stephanus
Ohl in Vleuten. Pastoor Boelens kwam van Terwolde waar hij
bouwpastoor was geweest wat hij ook in De Meem zou worden.
Uit een brief van 14 juli 1937 blijkt dat hij vrij snel na zijn
benoeming tot de conclusie kwam dat in De Meem een nieuwe
kerk gebouwd moest worden. In deze brief meldt de pastoor
aan de aartsbisschop van Utrecht dat hij „zover is gevorderd
dat het terrein, hetwelk door iedereen werd aangewezen voor
de nieuwe kerk" ook de beste plaats vond. Voortvarend ging
pastoor Boelens aan de gang en er is veel vergaderd en gecor-
1. Henricus Wilhelmus Wezenberg is van 1917 tot 1937 pastoor
van Oudenrijn geweest.
-ocr page 58-
74
zelfde testament wordt vermeld dat gedurende vijf jaar daar-
na een jaargetijde moet plaatsvinden met telkens weer een
broodbedeling.
Door legaten schenkingen en fundaties kon pastoor Sinnige
tijdens de eeuwwisseling het kerkinterieur verfraaien. Als we
de lijst met de uitgevoerde werken in de memoriale van pas-
toor Wezenberg lezen dan kan vastgesteld worden dat de paro-
chianen van Oudenrijn veel hebben bijgedragen om van het
kerkinterieur iets waardigs te maken s).
Naast het verfraaien van het interieur en het aanschaffen
van kerkmeubilair werden ook gebruiksvoorwerpen voor de
eredienst geschonken. Hiervan is tot op heden veel bewaard
gebleven. In aflevering 6 van deze serie zijn de twee zilveren
kandelaars uit 1804, de vier zilveren kandelaars uit 1815 en
het zilveren wierookvat uit 1826 genoemd. In de vorige afle-
vering is een afbeelding van het altaarkruis van het hoogal-
taar van de kerk aan de Rijksstraatweg opgenomen.
Liturgische schenkingen e)
In de huidige r.-k. kerk aan de pastoor Boelenslaan in De
Meem worden nog liturgische gebraiksvoorwerpen bewaard of
gebruikt die toen door parochianen aan de kerk zijn geschonken.
'f\f"^
i^mmmmi^^
2. Wilhelmus Boelens pastoor van 1937 tot 1940. Hij is de bouw-
pastoor van de huidige kerk in De Meern. Naar hem is de laan bij
de kerk genoemd.
respondeerd 4). Jammergenoeg heeft hij de bouw van de kerk
in De Meem niet kunnen afmaken. Op 29 oktober 1939 heeft
hij nog de eerste steen voor de nieuwe kerk gelegd. Op 20 maart
1940 werd hij ernstig ziek en in het „St.-Antonius Gasthuis"
opgenomen. Na een operatie verbeterde de toestand niet waar-
na hij op 7 mei 1940 is overleden. Tijdens zijn begrafenis op
10 mei 1940 werd door de Duitsers een luchtaanval ingezet
op de aluminiumfabriek. Een Duits vliegtuig werd geraakt en
stortte brandend neer op het land van veehouder Buis aan de
Rijksstraatweg 12 in de onmiddellijke omgeving van de kerk.
's Middags werd pastoor Boelens in alle stilte op het parochie-
kerkhof achter de kerk begraven.
Nadat het kerkhof aan de pastoor Boelenslaan in gebruik
was genomen, zijn de stoffelijke overschotten van de pastoors
Wezenberg en Boelens bijgezet in de kelder van het priestergraf.
Meelevende parochianen
-»y
Uit archieven blijkt dat verschillende goede bemiddelde paro-
chianen vanaf 1860 giften, legaten, kerkmeubilair en gebruiks-
voorwerpen aan de parochie van Oudenrijn hebben geschonken.
Uit een „Bewijs van Overschrijving van 1 july 1885" blijkt
dat twaalfhonderd gulden „voor het houden van Jaarlijksche
Altoosdurende Kerkdiensten" is geschonken.
In enkele bewaarde testamenten wordt vermeld dat men
bedragen legateerde voor de armen van de parochie. In één
daarvan van 4 april 1927 staat vermeld dat „op den dag zijner
begrafenis een broodbedeeling zal plaats hebben onder den
armen der parochiekerk waartoe de erflater behoort". In het-
3. Een kelk uit 1867 geschonken door Comelia van der Weyden-
Vendrig.
In 1817 is door N. van Veen en I.M. Schevichove een zil-
veren schaal voor de kerk aan de Stadsdam gegeven. Deze
schaal is gemaakt door J. van Nieuwcasteel en wordt nu ge-
bruikt voor de trouwringen bij een huwelijksplechtigheid.
Van de maker van dit schaaltje is bekend, dat hij op 8 april
1752 in de Jacobskerk is gedoopt. Na zijn opleiding als
zilversmid bij Jan van de Kop is hij in 1790 „Meester" ge-
worden. In 1813 woonde hij aan de Mariaplaats, huis D
-ocr page 59-
75
eerder genoemde kelk uit 1867, uit een zeslobbige en ge-
profileerde voet. Boven de zeshoekige stam en nodus (hand-
greep) zijn tegen de contraforten engelen met gevouwen han-
den geplaatst. Op de met blad- en bloemmotieven versierde
lobben van de voet zijn de namen van de schenkers gegraveerd.
De tekst luidt; „In piam memoriam uxoris suae Theodorae
van der Hans, Theodorus Klink eccl par de Ouderijn me an-
no Domi 1910 ddd".
nummer 494 waar hij op 17 november 1834 is overleden.
In 1866 is aan F.X. Hellner uit het Duitse Kempen am
Rhein opdracht gegeven om een verguld zilveren kelk te ont-
werpen. Deze kelk is in 1867 gemaakt en afgeleverd hetgeen
blijkt uit de inscriptie in de voet. Hierin staat gegraveerd;
„F.X. Hel. fct. I.K. d.v.A. in U 1867". Deze kelk heeft een
zeslobbige voet en op iedere lob is een gegraveerde bijbelse
voorstelling aanwezig. Op de cuppa van de kelk is een voor-
stelling van het Laatste Avondmaal gegraveerd. Ook is de
schenkster bekend, want in de voet staat gegraveerd: „ Ecclesiae
Beatae Mariae Assumptionis Ouden-Rhijn. Comelia van der
Weijden-Vendrig obit 22 dezembris 1866".
Een derde schenking dateert uit 1880. Het gaat hier om
een zilveren beslag van het missaal (gebedenboek) waarvan
de maker niet bekend is. In de hoeken van het missaal zijn
engelenkopjes aangebracht. In het hart van de missaalomslag
is een afbeelding zichtbaar van Sint-Willibrordus, de eerste
bisschop van Utrecht. Op de sloten zijn de vier evangelisten
met hun symbolen afgebeeld. Op de beide sluitingen van het
missaal zijn aan de buitenzijden voorstellingen van de apos-
telen Petrus en Paulus zichtbaar. De namen van de schenkers
zijn aan de binnenzijde van beide missaalsluitingen vermeld.
Op de bovenste sluiting staat „Dirk van der Weyde Ao 1880"
terwijl op de andere sluiting „Basteaantie van Mastwijk"
wordt genoemd.
^
5. Monstrans uit 1910 met neogotische elementen geschonken
door het echtpaar Klink.
De maker van dit kerkelijk gebruiksvoorwerp. Jan Eloy
Brom is op 23 augustus 1891 in Utrecht geboren waar hij ook
gewoond en gewerkt heeft. Na zijn opleiding aan de kunst-
nijverheidsschool in Utrecht en de Rijksacademie in Amster-
dam studeerde hij ook nog in Londen en Hanau. Hij is lid ge-
weest van het St.-Bemulphusgilde en vanaf 1928 conservator
van het aartsbisschoppelijk museum. Op 14 februari 1954 is
hij in Utrecht overleden.
Bewaard keiluneubilair
In het kerkinterieur van Oudenrijn aan de Rijksstraatweg was
rechts een preekstoel aanwezig. De kuip hiervan was versierd
met vier eikehouten reliëfs met voorstellingen van de vier
evangelisten en hun symbolen. Door de Stichting Kerkelijk
Kunstbezit zijn deze reliëfs gedateerd in het derde kwart van
de 19e eeuw. Ze zijn gemaakt in het atelier van Wilhelm
Mengelberg die in 1901 ook een passiekruis aan de kerk
heeft geleverd. Deze kunstenaar is in 1867 door de oprichter
van het St.-Bemulphusgilde, Gerard van Heukelum, uit het
Duitse Burtscheid naar Utrecht gehaald. De reden daarvoor
was dat hij de „Altmeister" van de neogotische kunst was.
4. Missaal uit 1880 dat door het echtpaar van der Weijden is ge-
schonken.
De vierde schenking is een verguld zilveren monstrans uit
1910. Dit kerkelijk voorwerp is door Jan Eloy Brom ontwor-
pen en in zijn atelier gemaakt. Duidelijk zijn bij deze monstrans
de neogotische invloeden te zien. De voet bestaat, evenals de
-ocr page 60-
76
6. Een houten reliëf van W. Mengelberg uit het derde kwart van
de 19e eeuvf. Is afkomstig van de kuip van de preekstoel uit de
kerk aan de Rijksstraatweg.
Tenslotte moet nog het kerkorgel genoemd worden dat een
plaats op de kerkzolder in de kerk aan de pastoor Boelenslaan
heeft. Dit orgel is in 1888 door de orgelmakers M. Maarschal-
kerweerd & Zoon gebouwd. Zij waren leerling en later mees-
terknecht van de beroemde Utrechtse orgelbouwers J. Batz &
Cie die „Orgelmakers van Z.M. den Koning" waren. Op het
horizontale deel van het voorfront onder de pijpen staat ver-
meld; „Ter Eere Gods Geschonken door Joh: van O en MP
Ao 1888". De letters staan voor Johan van Oostrom en zijn
vrouw die toen aan de Rijksstraatweg 124 woonden.
De kmisweg
In vrijwel alle rooms-katholieke kerken kan men een kruisweg
aantreffen. In onze huidige tijd zijn dat veertien voorstellingen
of schilderijen die verspreid over de muren van de kerk hangen.
Zij brengen de laatste gang van Christus vanaf het rechthuis
van Pilatus tot en met zijn graflegging in beeld. De eerste
kruisweg maar nog niet in een kerkgebouw dateert uit de 15e
eeuw. Deze is toen voornamelijk ontstaan onder invloed van
de Jerusalemvaarders die de heilige plaatsen in het huidige
Israël hadden bezochten. In die tijd bestond de kruisweg uit
zeven staties (stopplaatsen) die langs de weg waren opge-
steld. Meestal leiden ze naar een bekend heiligdom, be-
devaartskerk of kapel. Onder invloed van de orde van de
Franciscanen, die van oudsher de bewakers van de heilige
plaatsen in Israël zijn, is de kruisweg in de 17e eeuw tot veer-
tien staties uitgebreid. Toen waren de voorstellingen nog niet
zoals wij die nu kennen. Pas in het begin van de vorige eeuw
verschijnt een kruisweg in het interieur van de k :'■ i.
7. Het honderd jaar oude Maarschalkerweerdorgel in 1888 ge-
schonken door het echtpaar van Oostrom.
Het is niet waarschijnlijk dat in de eerste kerk aan het
Stadsdam een kruisweg aanwezig is geweest. Zeker is dit in de
tweede kerk aan de Rijksstraatweg, Archiefmateriaal toont aan
dat in 1860 door de aartsbisschop van Utrecht machtiging aan
pastoor J.J. Keuken is verleend om een kruisweg te wijden s).
Veertig jaar hebben de voorstellingen in de kerk gehangen.
Het is niet duidelijk waarom in 1900 een nieuwe kruisweg is
aangeschaft hetgeen blijkt uit de akte van wijding 9). De oude
kruiswegstaties uit 1860 zijn toen, met toestemming van de
aartsbisschop, door het kerkbestuur van Oudenrijn geschonken
aan Rudolf Joannes Antonius Jansen. Deze was pastoor van
de St. Josephparochie aan de Draaiweg in Utrecht. De nieuwe
kruisweg is in 1940 meegenomen naar de kerk aan de pastoor
Boelenslaan. In 1944 kreeg de Meemse kunstenaar Adriaan
van der Weijden, via pastoor Henricus Cassianus Koelman,
van het toenmalige kerkbestuur de opdracht om veertien
nieuwe staties te maken. Voor het maken hiervan gebruikte
de kunstenaar kwartsietplaten van Noorse lei. Op sommige
plaatsen heeft hij de platen ingekrast om de omtrekken van
de onbedekte lichamen weer te geven. Voor het beschilderen
heeft hij een mineraalverf gebruikt, omdat daarmee goed nat
in nat gewerkt kon worden. Ook hechtte deze verf goed op de
lei, was lichtvast en in verschillende kleuren leverbaar. Voor-
al het gebruikte rood en blauw was in die tijd erg gedurfd.
Nadat de kruisweg klaar was, waren de Meemse dorpelingen
maar ook pastoor Koelman er niet door gesticht. Adriaan van
der Weijden heeft toen vanaf de preekstoel uitleg over zijn
werk gegeven.
Nu na bijna vijftig jaar is deze kruisweg nog steeds in de
r.-k. kerk aan de pastoor Boelenslaan aanwezig.
-ocr page 61-
77
Gezien de afmetingen in de huidige kerk was er geen plaats
meer voor de glas-in-loodramen uit de kerk aan de Rijksstraat-
weg. Deze gebrandschilderde ramen met voorstellingen van
Maria als koningin dateren uit de tijd van pastoor Sinnige.
Toen de oude kerk in 1940 verkocht was, mocht de vrouw
van de koster Christina Rijker-Sturkenboom een aandenken
uit de kerk uitzoeken. Zij koos een detail uit een gebrand-
schilderd raam met de voorstelling van „Maria, koningin der
engelen". Dit glas-in-loodraam is nog steeds voor de oud-
koster Hermanus W.J. Rijker een dierbaar kleinood. De an-
dere ramen zijn geschonken aan pastoor Rijk de Wiesman
voor zijn kerk in Noorwegen.
In de toren van de kerk aan de Rijksstraatweg hing naast
de grote luidklok ook een zogenaamd angelusklokje dat in
eerste instantie meegenomen is naar de nieuwe kerk. Toen de
Duitse bezetter in 1943 kerkklokken ging vorderen, werd het
angelusklokje op het kerkhof begraven. Na de Tweede Wereld-
oorlog werd het weer opgegraven en toen geschonken aan de
r.-k. kerk van Nes op Ameland. In deze plaats was de aarts-
bisschop van Utrecht Johannes kardinaal de Jong in 1885 ge-
boren en in de kerk gedoopt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
was hij samen met dominee Gravemeijer de voornaamste
geestelijk leider van het verzet. Ook de pastoor in die tijd,
Henricus Cassianus Koelman, is vanaf 1931 tot a£»n zijn be-
noeming in 1940 in Oudenrijn pastoor van Nes op Ameland
geweest. Deze factoren hebben zeker een rol gespeeld om het
angelusklokje van de r.-k. kerk in De Meem aan de parochie
op Ameland te schenken.
Tot slot
In een tiental artikelen is getracht de feiten over de r.-k. ge-
meenschap in Oudenrijn in beeld te brengen.
Verschillende zaken zijn boven tafel gehaald waardoor nu
een redelijk beeld is verkregen. De opzet van deze serie was
niet om daarin de geschiedenis van de huidige kerk aan de
pastoor Boelenslaan te betrekken. Ter gelegenheid van het
vijftig jarig bestaan van deze kerk is de geschiedenis van de
parochie over de periode 1940 - 1990 beschreven. In het
boekje „Rijngaard des Heren" van Ton H.M. van Schalk kan
het verdere verloop worden gevolgd. Zowel deze serie als-
mede het boekje geven een goed beeld gedurende vele eeuwen
van de geschiedenis van de r.-k. gemeenschap in Oudenrijn
en De Meem.
8. Een van de veertien kruiswegstaties in de huidige r.-k. kerk
van de Meernse kunstenaar Adriaan van der Weijden.
Naar andere bestemmingen
Alles bij elkaar heeft de r.-k. gemeenschap veel bijgedragen aan
het verfraaien van het interieur van drie kerken. Bij de twee
verhuizingen zijn uiteraard veel liturgische gebruiksvoorwer-
pen meegenomen. Ook kerkmeubilair, voor zover bruikbaar,
zoals het Maarschalkerweerdorgel, heeft een plaats in de kerk
aan de pastoor Boelenslaan gekregen. Voorwerpen en meubi-
lair waarvoor geen plaats of functie meer was, werden aan
andere kerken geschonken. Zo ging de kruisweg uit de hui-
dige kerk, de voorganger van de kruisweg van Adriaan van
der Weijden, naar de r.-k. kerk in het Noordlimburgse Midde-
laar. Deze kerk had in de Tweede Wereldoorlog zware schade
bij een bombardement opgelopen. Aan deze kerk zijn ook en-
kele beelden, waaronder enkele houten exemplaren, geschonken.
Bronnen
1.   Archief Kerkelijk Kunstbezit, Utrecht
2.   RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 40
3.   L.J. v.d. Heyden. Geschiedenis van de Parochie van O.L.Vr. ten Hemelop-
neming te Oudenrijn 1947, pag 11
4.   RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 77
5.   idem no's 5 en 6
6.   Inventarisatie het Kerkelijk Kunstbezit in De Meem, no's 13,16 en 23
7.   RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 130
8.   idem no 46
9.   idem no 47
10. idem no 129
9. Bewaard detail van één glas-in-loodraam van het begin van
de 19e eeuw uit de kerk aan de Rijksstraatweg.
-ocr page 62-
78
Het Weer
Onder een grote groene paraplu zat hij te
vissen langs de oever van de Leidsche
Rijn, tegenover de Boekbinderslaan. Het
bleek een oude bekende van mij te zijn,
dus liep ik naar hem toe, tikte hem op
zijn hoed en zei: „Zo Arie, willen ze nog-
al bijten ?" „Geen aasie beet, het is waar-
deloos vandaag" zei hij. „Nou," zei ik
„dan moet je je hemd maar eens vier
weken aanhouden, dan bijten ze wel."
Een oude afgezaagde mop, die bij Arie
niet erg in de smaak viel. Zijn gezicht
bleef op slecht weer staan en om toch een
praatje aan te knopen haakte ik daar dus
maar op in. Ik keek eerst naar zijn afge-
zakte gelaat en zei: „Wat een weer hè".
Plotseling ging de dobber onder. Hij
haalde snel op maar de wurm was verdwe-
nen en geen vis.
„Is het weer niet naar je zin?", vroeg
ik. Nadat hij weer een vette verse worm
aan de haak gedaan en ingegooid had zei
hij: „Het Weer, ik vind er geen barst aan".
Maar Arie wat wil je dan? Een regen
of onweersbui misschien? Nee joh, je be-
grijpt me verkeerd, ik bedoel HET WEER,
de nieuwbouw daar, aan de overkant van
de Rijn.
En wat denk je van al die rare namen
die ze de straten gaan geven? Kijk ik had
liever gezien een regenlaan, of nog beter
een depressielaan of een donderplein,
want veel mensen zullen wel eens de-
pressief zijn door een te hoge hypotheek
en met de aflossing zal het dan wel eens
donderen worden.
Nou Ane, je ziet het vandaag wel al-
lemaal somber, maar wat de namen be-
treft heb je wel een beetje gelijk. Maar ik
zal je eens uitleggen hoe de namen van
de straten zijn ontstaan.
Kijk, de naam HET WEER heeft hele-
maal niets met het weer te maken. Het is
namelijk een benaming voor een bepaald
perceel land. Natuurlijk wisten de men-
sen die de huidige namen gaven dat ook
wel (of niet).
Wij als Historische Vereniging hadden
graag andere namen gezien. Wij zijn er
nogal trots op dat hier eens de Romeinen
woonden. Onze vorige voorzitter liep al
lang voor de bouwplannen met een meet-
lint en was in HET WEER druk in de
weer. Plotseling zei hij: Ik GRAVEN-
DEEL en daarna groef hij nog een deel,
en zo wist hij al spoedig waar eens het
Romeinse badhuis had gestaan. Over de
fundamenten was echter al een weg ge-
pland, maar hij zei: „Het is mij ieder MID-
DELWEERD om dit tegen te houden.
Nou, er waren al heel wat middelen nodig,
maar het is gelukt al scheelde het maar
een fractie.
Het badhuis was nu precies aangege-
ven. Hij zei na het meten: „Kijk, dit is de
NOORDERBREEDTE, dit de ZUIDER-
BREEDTE, en dat de OOSTERLENGTE.
Iedereen stond toen met een rooie kop
alsof men koorts had. Snel werd de tem-
peratuur gemeten en naar gelang de po-
litieke geaardheid gebeurde dit in graden
CELQUS, FAHRENHEIT of REAMUR,
want verschil moest er zijn.
Verschil bleef er, maar ook een OR-
KAAN van protest. Maar er moest toch
snel gbouwd worden, want men voelde
een soort FÖHN in de nek, maar dit bleek
de hete adem van het annexatiespook.
Men voelde een MISTRAL en daarna
weer een WINDSTILTE. De gesprekken
gingen in een politiek kringetje rond en
zo ontstond de KEERKRING. Als je nou
goed kijkt Arie, dan zie je daar aan de
HORIZON het AVONDROOD. Ja, ja het
bouwen gaat snel, vooral in HET WEER.
Maar Arie, denk erom, ook jouw le-
ven gaat in een vaart voorbij. Net als in
HET WEER heeft jouw leven vier jaar-
getijden: DE LENTE, ZOMER, HERFST
EN WINTER.
Stop in ieder geval maar vast met ro-
ken, want anders ga je straks via je eigen-
gemaakte DAMPKRING met een RE-
GENBOOGBRUG nog EVENAAR de
ZONNEWIJZER.
Nee, dat ene straatnaambord heb je ver-
keerd gelezen, daar staat niet DE MEERN
d'r aan, maar MERIDIAAN. Een protest-
bord in HET WEER, BURGEMEESTER
MIDDELWEERD-WEG was niet nodig
geweest, die was toch wel gegaan.
Misschien komt er aan de WEST-
RAND van HET WEER nog een plein
met de naam van een andere burgemeester.
Arie, tot kijk, en goeie vangst.
Een week later zat Arie weer te vissen,
toen hij me zag riep hij: „Wat een weer
he?".
„Ja, mooi he?", zei ik. „Ben je wezen kij-
ken in de nieuwbouw?" „Nee joh, ik be-
doel het weer, het is een beetje broeierig.
Prima weer om te vissen".
De Meem, juli 1993
Theo van den Berg
Illustratie:
Barbara Gravendeel
-ocr page 63-
79
Van de voorzitter
Vóór u ligt het vijftigste nummer van
ons tijdschrift. Een feit om even stil bij
te blijven staan. In de
12i/2 jaar dat onze
vereniging bestaat was ons tijdschrift het
visitekaartje van de vereniging. Door de
inzet van vele medewerkers konden wij
u in die periode voorzien van ruim 1200
pagina's met artikelen over de historie
van onze gemeente en over het wel en
wee van onze vereniging.
Bij deze gelegenheid wil ik graag een
bijzonder woord van dank richten tot de-
genen die in al die jaren hun tijd besteed
hebben aan het schrijven van artikelen en
aan het onderzoek dat daaraan voorafge-
gaan is, tot degenen die zorgden voor het
samenstellen en het drukken en tot dege-
nen die er voor zorgden dat u het thuis-
bezorgd
kreeg. Zonder hen zou ons tijd-
schrift
niet zijn wat het nu is: een fraai
uitgevoerd en in brede kring gewaar-
deerd informatieblad, dat gestalte geeft
aan onze statutaire doelstelling om de
geschiedenis van onze gemeente aan een
zo groot mogelijk aantal inwoners ter
kennis te brengen. Al dit werk werd ge-
heel belangeloos voor de vereniging, en
dus ook voor u, verricht. Een prachtig
voorbeeld van wat door vrijwilligers in
goede samenwerking tot stand kan wor-
den gebracht.
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens
Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 4, december 1993 ©1993
De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o.
onder nummer V 479360
Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg U, 3451 ST Vleuten
Tel. 03407 - 72112
J,W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern
Tel. 03406 - 61462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1,3451 GP Vleuten
Tel. 03407-71483
A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
Tel. 03407 - 71263
Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten; Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum).
Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222
(gedurende openingstijden)
De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B
(achter Verenigingsgebouw)
Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten
Tel. 03407 - 71483
Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30," perjaar,
bij verzending per post f. 10,-- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,- voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege-
staan met bronvermelding en na verkregen
toestemming van de redactiecommissie
Illustratie voorpagina:
Grafsteen van Wolfert Simon van
Hoogenheim in de N.H. Kerk te Vleuten.
derschapshuisjes, de N.H. kerk en Het
Oude Raadhuis aan de Hindersteinlaan
een „face-lift" te geven. Bij de hierboven
bedoelde presentatie werd er ook de aan-
dacht op gevestigd, dat zich achter het
struikgewas op dat terrein nog de res-
tanten bevinden van het kleine oude
kerkhof, dat bij de kerk behoorde. De ge-
dachte is opgevat dit kerkhofje, waarop
nog diverse grafstenen staan en zich de
grafkelder bevindt van de familie van
Zijll van den Ham, wat meer zichtbaar te
maken en bijvoorbeeld weer te voorzien
van een fraai smeedijzeren toegangshek,
zoals dat vroeger heeft bestaan.
Het derde staartje groeide weer wat
later aan, en betreft een „uniek houten tuin-
huisje in rijkbewerkte neogothische stijl,
van een grote architectonische waarde",
zoals beschreven in de gemeentelijke
monumentenlijst. Het betreft het tuin-
huisje bij de boerderij 't Spijk 2 van de
familie Voorsluijs. In de gemeentelijke
monumentencommissie werd gesproken
over het verplaatsen hiervan naar een
daarvoor geschikte plaats, omdat het be-
schermde huisje dringend aan restauratie
toe is en de eigenaar daartoe geen moge-
lijkheden ziet. Wat zou er mooier zijn
dan deze laatste twee staartjes te combi-
neren en als project van particulier ini-
tiatief uit te voeren, gedragen door diver-
se plaatselijke organisaties in nauw over-
leg met de gerpeente en het kerkbestuur.
Laat mij eens wat van u horen als u een der-
gelijk initiatief zou willen ondersteunen.
Ook wil ik u nog eens herinneren aan mijn
oproep om uw buurman of familielid lid
van onze vereniging te maken. De con-
tributie is maar ƒ 30,— per jaar en hoe
groter onze vereniging, hoe meer wij
kunnen doen. Wij zitten nog steeds tegen
de 900 leden en het zou mooi zijn als dat
er eens 1000 zouden worden. Zorgt u er-
voor? Ik reken op uw inzet.
Tenslotte wens ik u en de uwen een zeer
gelukkig en voorspoedig 1994.
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
Gewoon de dingen doen. In goed overleg
met elkaar. Dat levert vaak positieve,
goede en onverwachte dingen op. Neem
nu de Open Monumentendag 1993. Op
zich was die dag al succesvol. Maar deze
activiteit heeft in ieder geval één, mis-
schien twee, en wellicht drie staartjes.
Het eerste staartje is het artikel in dit
nummer over de Vleutenaar „die naar de
Barrebiesjes ging". Tot nu toe was die
uitdrukking mij geheel onbekend. Door
de presentatie van de diaserie in de N.H.
kerk op 11 september, waarbij een opna-
me was van de grafsteen van ene Wolfert
Simon van Hoogenheim, oud-gouver-
neur van Berbice, die in 1794 in Vleuten
overleed, verdiepte ik mij in Berbice en
ontdekte de „barrebiesjes".
Het tweede staartje is wellicht het ini-
tiatief om het grasveldje tussen de Broe-
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Gevangen, geplunderd en verbrand (II)
Reacties van lezers
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (I)
Twee kastelen met hetzelfde grondplan
Museumpraet
Opa (3)
fM8.
79
80
m
86
87
93
99
100
Druk: Niek van Kooten De Meern
-ocr page 64-
80
Verenigingsberichten
Geschiedenisboek Vleuten-De lUleern
Het verheugt ons u te kunnen mededelen dat het boek over de
geschiedenis en de historische bebouwing van Vleuten-De
Meem momenteel in druk is en in februari zal verschijnen.
Bij dit nummer ontvangt u daarover een informatiefolder.
Uitsluitend voor de leden van de vereniging bestaat de moge-
lijkheid het boek voor een gereduceerde prijs te krijgen.
Maak daar nu gebruik van.
l-ierdrul( uitverkochte nummers
Zoals wij reeds eerder medegedeeld hebben zijn oude num-
mers van ons tijdschrift nog steeds verkrijgbaar, voorzover ze
niet uitverkocht zijn. Op dit moment zijn de nummers 1981/1,
1981/2, 1982/2, 1983/1, 1983/4 en 1984/1 uitverkocht.
Omdat gebleken is dat meerderen deze nummers nog
graag willen hebben om het tijdschrift compleet te hebben,
willen wij deze laten herdrukken (kopie).
Om te kunnen bepalen hoeveel exemplaren wij moeten
laten drukken, verzoeken wij degenen die één of meer exem-
plaren van deze uitverkochte nummers willen hebben, dit
vóór 1 februari a.s. telefonisch op te geven aan onze secreta-
ris, de heer Schoonderwoerd, tel. 03406-61462. De prijs zal
gelijk zijn aan die van andere oude nummers, t.w. ƒ 5,— per
stuk (niet-leden ƒ 6,25).
■Medewerkers
Onze oproep in het vorige nummer om medewerkers voor de
bezorging van ons tijdschrift heeft een viertal positieve
reacties opgeleverd, zodat dit werk voortgang kan vinden.
Wij danken degenen die zich daarvoor hebben aangemeld.
Helaas mochten wij nog geen aanmeldingen ontvangen
van leden die zich zouden willen inzetten voor het schrijven
van artikelen in ons tijdschrift. Hieraan blijft nog een drin-
gende behoefte bestaan. Denk er nog eens over!
Abonnement Stichts Historisch Contact
Door de Stichting Stichtse Geschiedenis, de overkoepelende
en ondersteunende instelling van de historische vereningen in
de provincie Utrecht, wordt per kwartaal een nieuwsbrief van
8 bladzijden uitgegeven, onder de naam „Stichts Historisch
Contact". Deze nieuwsbrief is opgezet om de historische ver-
enigingen te informeren over wat er in de provincie op histo-
risch gebied gaande is.
Om de nieuwsbrief een groter bereik te geven heeft de
SSG nu ook de mogelijkheid geschapen om voor de leden
van de historische verenigingen een abonnement op het
Stichts Historisch Contact te nemen. De kosten van dit abon-
nement (incl. portokosten) bedragen ƒ 10,— per jaar voor 4
nummers. U kunt uw naam en adres daarvoor schriftelijk of
telefonisch opgeven bij de SSG, Mariaplaats 23, 3511 LK
Utrecht, telefoon 030-343880. Desgewenst kunt u ook een
gratis proefnummer aanvragen. Opgeven vóór 1 maart 1994.
Archeologisch onderzoek
Vorig jaar is de Archeologische Werkgemeenschap voor Ne-
derland, de landelijke vereniging van amateur-archeologen,
begonnen met een terreinverkenning in het gebied tussen
Vleuten en Haarzuilens. Doel is het in kaart brengen van tot
dusver onbekende bewoningsresten uit de prehistorie, Ro-
meinse tijd en Middeleeuwen. Bij het onderzoek wordt in
boomgaarden, op akkers en in slootkanten gezocht naar aar-
dewerkscherven e.d.; concentraties worden zorgvuldig in
kaart gebracht. Op deze wijze zijn vorig jaar rond het Haar-
pad een handvol nederzettingen uit het begin van onze jaar-
telling ontdekt. Binnenkort gaat het veldwerk weer verder.
Leden van onze vereniging, die geïnteresseerd zijn in deze
spannende vorm van archeologiebeoefening, zijn van harte
welkom om daaraan deel te nemen. Informatie bij Erik Graaf-
stal, tel. 030-940873.
Boekaankondiglng
Graag willen wij u attenderen op het verschijnen van een
tweetal boeken die de historie van onze regio betreffen.
Het eerste is het „Zuidutrechts woordenboek. Dialecten en
volksleven in Kromme- Rijnstreek en Lopikerwaard", van de
auteur Dr.H.Scholtmeijer, een fraai verzorgd boek van 184
bladzijden vol informatie over taal en tradities in het zuiden
van de provincie Utrecht, geïllustreerd met foto's, tekeningen
en kaarten.
Voor onze leden is dit boek, dat ƒ 34,95 kost, voor slechts
ƒ 29,95 (incl. verzendkosten) te koop door overmaking van
dit bedrag op postgirorekening 4239476 van de Uitgeverij
Matrijs te Utrecht, onder vermelding van ,,Zuidutrechts
woordenboek". U krijgt het boek dan thuisgestuurd.
Het tweede is het boek „De Stichtse Rijnlanden. De
geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen" van
de hand van Marijke Donkersloot-de Vrij en 4 andere au-
teurs. Dit boek verschijnt ter gelegenheid van het feit dat op
1 januari 1994 de Zuidutrechtse waterschappen Kromme
Rijn, Leidse Rijn en Lopikerwaard opgaan in het nieuwe,
grote hoogheemraadschap „De Stichtse Rijnlanden". In het
boek beschrijven deskundige auteurs de interessante ontwik-
keling van de waterschappen, vanaf het allereerste begin tot
in de toekomst. Het mag duidelijk zijn dat de historie van de
waterschappen tevens een boeiende geschiedenis van de
regio biedt en door de fraaie uitvoering een plezierig kijk- en
leesboek is voor een breed publiek.
Voor onze leden is dit boek, dat ƒ 49,95 kost, voor slechts
ƒ 45,— (incl. verzendkosten) te koop door overmaking van
dit bedrag op postgirorekening 4239476 van de Uitgeverij
Matrijs te Utrecht, onder vermelding van ,,Stichtse Rijn-
landen". U krijgt het boek dan spoedig thuisgestuurd.
Contributlebetaling/ledenadministratle
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contibutie voor 1994. Wij verzoeken u
de contributie binnen één maand met gebruikmaking van dit
formulier over te maken. Als u tijdig betaalt bespaart u ons
de moeite en de kosten van een herinnering, want bedenk dat
het allemaal werk is wat belangeloos door vrijwilligers wordt
gedaan.
Omdat wij graag over een correct ledenbestand willen
beschikken verzoeken wij u, als uw naam of adres op de
acceptgiro niet helertiaal juist vermeld is, dat te melden aan
onze ledenadministratie, Mw.RJ.de Rooij-Goes, tel. 03407-
71483.
Bij voorbaat dank.
                 /
-ocr page 65-
81
Gevangen, geplunderd en verbrand (II)
1672- 1673
door Dr. D.W. Gravendeel
haar commandant ondubbelzinnig weten wie voor haar
onderhoud verantwoordelijk waren.
Wie de naïeve gedachte mocht koesteren dat die leveran-
ties netjes betaald werden, kan ik snel i^it de droom hel-
pen. Er werd slechts besteld, gevorderd pn de verschillen-
de leveranciers moesten maar zien dat zij het hun toeko-
mende op de eigen gemeenschap verhaalden, Daartoe
werd zo goed mogelijk boekgehouden om de kosten over
de bevolking te kunnen „omslaan". De betreffende gegevens
over de periode van 6 november 1672 tot 6 februari 1673
zijn bewaard gebleven:
De bezetting
De Fransen bereikten op 24 juni 1672 Woerden dat vervol-
gens, behoudens een tussenpoos van ruim twee maanden, be-
zet werd gehouden tot 7 november 1673. Oorspronkelijk gold
die bezetting ook Montfoort en Oudewater, terwijl in IJs-
selstein een tijdlang niet minder dan 33 compagnieën Franse
troepen lagen.
De vijand richtte nog een steunpunt in, middenin het vlak-
ke land tussen Utrecht en de Hollandse Waterlinie. Op 6
november 1672 bezette een kleine Franse troepenmacht kas-
teel en kerk van Harmeien en op 4 december van dat jaar liet
a^uo^
U-t^-yi^
dfxjai^ mciyCt,
LJ^ *-f
Les habitants de Fleutre conjointement avec eux d'Hermelé et Coquin fourniront des lits, bois et chandeles po^r la guarifispn du
chateau et eglise d'Hermelé (De inwoners van Vleuten, samen met die van Harmeien en Kockengen, moeten bedden, hout en kaar-
sen leveren voor het garnizoen van kasteel en kerk van Harmeien).
Den Commodant is betaelt twe en twintich dagen ijder dach een pistooll (gouden munt, Ixiuis d'or)
van negen gulden tot sijn tafell ende ijder dach een mud haver, beloopt samen
't vadt wijn tot
den brouwer van Hermeien van gelevert bier volgens specificatie
den hacker Jan Cornelissen Bosch van gelevert broot, heersen, botter, soudt, volgens specificatie
den brouwer van Vleuten van gelevert bier volgens specificatie
ses beesten gelevert in de drie weecken
drie schapen ijder vier gulden
noch datter gelevert is aen botter, kaes van Gerrit Francken ende Arien Cornelisse
ende soetemelck ende schippersvracht
den Commodant noch negen dagen betaelt ijder dach negen gulden ende negen mud haver,
mede aen hem betaelt, samen
noch drie koeijen
Twe schapen ijder vier gulden
den brouwer van Vleuten van gelevert bier
noch den brouwer van Hermeien van bier
noch heeft Jan den hacker van Hermeien gelevert van den 27 sten november
tot den eersten december 1672 soo aen broot als keersen volgens sijn specificatie
noch heeft de hacker voornoemt gelevert aen keersen, botter, kaes ende sout
tot den 19den december 1672
f
290-00-00
92-03-00
53-10-00
247-07-00
28-10-00
7^-00-00
12-00-00
32-14-00
117-00-00
36-00-00
8-00-00
28-00-00
28-00-00
10-11-08
-ocr page 66-
82
noch de Ed.Heer vah Hermeien van een horlosie dat hij aen den Commodant
heeft behandtreijckt mits dat den Commodant Jan den backer soude betaelen
van dat broot dat den backer heeft gelevert van den eersten december tot den
19den december 1672. Dit broot beloopt 106 gulden ende het horlosie daer
wil de Ed.Heer van Hermeien voor hebben tachtich gulden, dus
noch is de Heer van Hermeien toegeleijt van brandthout tot den 19den december
noch Arien Cornelisse van branthoudt
noch Arien Cornelisse van verschoten geit
noch Gerrit Jans van verschoten geit
de weduwe van Jan Cornelisse Bosch van gelevert broodt dat den Commodant
hadde belooft te bestellen dat het tot Utrecht soude betaelt worden en derhalven
niet betaelt en is, beloopt volgens haar specificatie
noch gelevert 147 pond keersen, ijder pont tot ses stuijvers, beloopt
noch gelevert drie-en-een-half spijnt sout, 't spijnt tot f 3-10-00
noch heeft Gerrit Jans Spijck gelevert drie koeijen, de twee stuck voor achtien
gulden, de derde voor twalef, is 't samen
noch heeft Arien Cornelisse Velthuijsen gelevert twee koeijen, de een twaleff gulden,
de ander 18 gulden, comt 't samen
noch heeft Anthonis Jochums een koeij gelevert voor
noch heeft de weduwe van Jan Ghijsberts Veen een koeij gelevert tot
noch compt de smith van Hermeien van 10 verstaelde ijsers 't samen
noch heeft Ghijsbert Jans van Cooten twemael tot Utrecht gereden om broot te halen
voor de soldaten, compt
noch comt Peter Jacobsen schipper voor vrachtloon, soo van broodt als anders
noch heeft Arien Velthuijsen gelevert aen soetemelck en verschoten booijloon 't samen
noch comt Merten Matijsen Bosch voor gelevert branthoudt ende 45 manden tuerff,
also de helft hiervan is omgeslagen tot 15 gulden omdat het noch niet al en is verbrant, dus tot
noch comt de Ed.Heer van Hermeien voor de geweerdeerde boom bij die van Hermeien geweerdeert
tot branthout, de som van
80-00-00
40-00-00
14-00-00
3-08-00
0-12-00
53-10-00
44-02-00
12-05-00
48-00-00
30-00-00
18-00-00
15-00-00
3-00-00
3-03-00
9-08-00
2-13-00
15-00-00
Er werd dus in die drie maanden maar eventjes voor 1.506
gulden 6 stuivers en 8 penningen geleverd. Drie-vijfde
deel daarvan kwam voor rekening van Harmeien, twee-
vijfde deel voor rekening van Vleuten, Themaet en de Haer.
Het platteland
Het is soms moeilijk een grens te trekken tussen vorde-
ringen en plunderingen, evenals tussen plunderingen en
krijgsverrichtingen. De Franse legerleiding trachtte wel
de roverijen en wanordelijkheden van de soldaten tegen te
gaan en schuwde daarbij de doodstraf niet. Er moest ech-
ter gefourageerd worden en onder die dekmantel was er
veel mogelijk.
Ik geef een summiere opsomming van wat plundertochten,
daarbij in het midden latende of er een militaire operatie
aan verbonden was. Op 18 juli 1672 werd Harmeien ge-
plunderd. Op 2 augustus werd het kasteel Kronenburg aan
de Vecht bij Loenen opgeblazen. Het slot Loendersloot
aan de Angstel werd overmeesterd. De Fransen brachten
zeer veel buit (meubelen, goud en zilver) mee terug naar
Utrecht. Op 5 augustus werd een menigte beesten ontroofd
aan de boeren in Reyerscop en op 8 augustus werd er ge-
roofd en geplunderd in Kockengen, Harmeien, de Breudijk
en Gerverscop.
Op 12 augustus werden door de gouverneur van Utrecht
enige „boerenschouten" tussen Woerden en Utrecht ontbo-
den. Zij kregen de boodschap mee aan hun respectieve
huislieden mede te delen, dat zij hun koeien op het kerk-
hof of ergens anders bij malkanderen souden jagen en de
goederen in de kerk brengen.
Deze plundering droeg dus
een officieel karakter.
Op 18 augustus werd Harmeien wederom onder handen
genomen, maar nu kreeg ook Vleuten een beurt. Op 20 au-
gustus was het weer raak. Harmeien, de Harmelerwaard,
Haanwijk, de Breudijk en de Houdijk werden geplunderd
en de ingezetenen qualijck getracteert. Op 24 augustus
werd Kamerik bezocht en op 3 september werd er gefoura-
geerd
op het Oudeland van de Indijk en in de Breudijk tot
aan het Woerdense Verlaat.
In 't laatst van september werden er strooptochten gehou-
den naar Lopik, Lopikerkapel, Benschop, Lexmond, de
Loosdrechten, Hilversum en Eemnes. Vooral de laatste plaat-
sen hadden veel te lijden van de gruwelen en wreedheden
der Fransen. Een bekende Utrechter (Booth) meldde: Op
17 september 1672 sijn de Fransche naer Capel geweest
om te vourageren, onder beneficie van hetselve
(onder dek-
mantel waarvan), gelijk in alle dorpen van het Sticht daer
sij konnen bijkomen, de boeren pillerende
(plunderende).
Zij bezochten op 9 october 's Graveland, Loosdrecht en
Breukeleveen, op 27 october Goyland.
Op 4 en 5 november werden Waverveen en Botshol ver-
brand. Deze onderneming was overigens onderdeel van
een grotere operatie. Een troep van ongeveer 400 Franse sol-
daten trok naar het veengebied. Men maakte zich meester
van Loenen en Loenersloot en ging vandaar naar Demme-
rik. Van hieruit werden Vinkeveen, Kockengen, Wilnis en
Mijdrecht totaal uitgeplunderd.
Het plunderen hield in de loop van 1673 aan en op 17
september van dat jaar schreef onze eerder genoemde bron
(Booth) nog eens: ondertusen is de miserie ten platten lan-
de seer groot, want alles geplonderd ende geruineert wert.
Behalve voedsel, waaronder vee, voerden de soldaten
alles met zich mee wat verder nog van hun gading was. Er
was vooral grote behoefte aan brandhout. Booth schreef: Ik
hebbe heden ook verscheijde huijsen buijten de Weert sien
afbreken om het hout daeraf te halen, ende komen alle
uren vele ende ontdllijke wagens binnen, geladen met bal-
ken ende uijtgebroken planken van de vloeren.
Dat laatste is kennelijk ook in De Meern gebeurd. Het
dorp was betrekkelijk gemakkelijk te bereiken en lag bo-
vendien op de route naar Harmeien en Woerden. Nadat de
-ocr page 67-
83
te Prediken. Het moet op die „fouragetocht" weer aardig
uit de hand zijn gelopen!
Van Haarzuilens heb ik niet veel kunnen vinden. In de
Hedendaagsche Historie (1772) wordt bij de beschrijving
van het kasteel onder andere gezegd: Het Huis de Haar
legt in een laagen Veengrond, welke aan de kleilanden
paalt, 't Is een zwaar ouderwetsch gebouw, waarin zwaare
kelders gevonden worden, die in den jaare 1672 en 1673
tot gevangenissen gebruikt werden.
Ik heb de bron van de-
ze bewering niet kunnen achterhalen en, eerlijk gezegd,
vind ik 't ook niet zo waarschijnlijk. Een gevangenis zou
toch een aparte bezetting hebben vereist en wie werden er
dan wel opgeborgen? Misschien werden er een enkele maal
wat krijgsgevangen verzameld, maar 't kasteel lag wel erg
uit de route.
Onze kastelen
In aansluiting op het bovenvermelde betreffende kasteel
De Haar moet ik bekennen dat het mij niet is gelukt een
goed inzicht te krijgen in de lotgevallen van de kastelen in
de provincie Utrecht in het algemeen en in die van onze
eigen ridderhofsteden in het bijzonder.
Craandijk heeft een curieuze mening. Hij vertelt dat de
huizen Ter Aa en Ruwiel door de Fransen zijn verwoest en
schrijft dan verder - als ons gebied ter sprake komt - let-
terlijk: Deze landstreek had, in vergelijking met andere
oorden in het Sticht, niet veel geleden. Wèl was den 3den
September 1673
(dat is dus een andere dan de eerder genoem-
de datum, maar Vleuten zal wel vaker aangedaan zijn)
Vleuten geplunderd, wèl was Harmeien het tooneel van
meer dan ééne schermutseling, wèl wemelde 't hier soms
van ruiters en soldaten toen Woerden door den prins werd
belegerd, maar de ridderhofsteden leden weinig aanstoot.
Zij behoorden nagenoeg allen aan Utrechtsche edelen,
destijds als onderdanen van den koning van Frankrijk be-
schouwd, en diens politiek bragt niet mede hunne eigen-
dommen te verwoesten.
In het kastelenboek van de provincie Utrecht (druk 1966)
worden 161 kastelen beschreven. Als criterium voor het
kasteel-zijn is aangenomen de middeleeuwse grondslag of
tenminste de grondslag van een ,,versterkt huis". Een ver-
melding van plundering, verbranding, verwoesting, opbla-
zing met buskruit of althans beschadiging door de Fransen
vond ik in 20 gevallen. Daarbij werden, wat ons betreft, ge-
noemd De Haar en Ter Mey. Dit heb ik echter niet elders
bevestigd gevonden.
De Fransen hadden soms een goede reden om een kas-
teel te verwoesten. Een voorbeeld daarvan was het slot
Kronenburg aan de Vecht bij Loenen. Hierin lag een Staat-
se bezetting die tot taak had de toevoer van hooi en turf
naar Utrecht te verhinderen. Er stond een militair belang
op het spel en na de verovering, in augustus 1672, werd de
vesting geslecht.
Het kasteel Amerongen werd op 21 februari 1673 op be-
vel van Luxembourg van onder tot boven met takkenbos-
sen opgevuld en aangestoken, zodat het tot de grond toe
afbrandde. Het was een strafmaatregel tegen de eigenaar
Godard Adriaan Van Reede omdat die zich niet had gestoord
aan het Franse bevel zich bij de Staten van Utrecht te mel-
den en in de provincie te blijven.
Soms ook werden kastelen verwoest omdat de Fransen
zelf niet altijd in staat waren ze blijvend te bezetten en om
te voorkomen dat Staatse troepen van de gelegenheid ge-
bruik zouden maken. Dit was het geval in Jaarsveld en
Montfoort.
vijandelijkheden beëindigd waren, deed de toenmalige pre-
dikant van De Meern, Ds Adrianus van Sijpestein (1653 -
1702) zijn beklag bij de Heren van Oudmunster:
Verwonen met alle behoorlijcke eerbiedichheijt die van de
kercke van de Meern hoe dat door des vijants militie haer
kerck ende schoolhuijs sijn beschadicht ende geschonden,
preeckstoel ende alle bancken verbrant, solders, bedt-
stede, glasen ende vensters ende deurraempt alle wech, so
dat onbequaem sijn om de Godtsdienst in te pleegen ende
in het schoolhuijs te woonen,
enz.
Het kasteel van Harmeien circa 1750.
Kastelenboek provincie Utrecht.
De Geheym-schryver (1760) meldt: In de Glasen van de
kerk ziet men in die alle Wapens geschilden en ingezet in
't Jaar 1670, maar zyn zeer geschonden, daar buyten
twyjfel de Franschen in 1672 en 1673 haar vermaak aan
getoont zullen hebben; dog die inde Glasen van 't Choor
schynen wat meer verschoont te zyn.
Tussen 19 februari 1671 en 1674 werd er in de kerk van
De Meern niet gedoopt en tussen 21 mei 1671 en 3 juni
1674 niet getrouwd, wat, het bovenstaande in aanmerking
nemende, wel valt te begrijpen.
In de Hervormde kerk te Vleuten doopte Ds Bartholdus
van Hattum in 1672 drie kinderen - een vrij normaal aan-
tal voor die jaren - en wel op 18 februari, 17 juni en 25 de-
cember. In 1673 waren er geen dopelingen. In 1672 werd
één huwelijk voltrokken, op 4 februari. In 1673 drie, na-
melijk op 29 juli, 17 augustus en 14 december. In 1671
werden normaal lidmaten aangenomen, in 1672 niet, maar
in 1673 weer wel, op 5 januari, 19 juli, 21 en 26 december.
Het lijkt er dus op dat het Hervormd kerkelijk leven in Vleu-
ten, zij 't met wat horten en stoten, redelijk normaal voort-
gang heeft gehad.
Ik weet niet of de kerkeraad toen vaak vergaderde. Er is
uit die periode maar van één vergadering een kort verslag
bewaard gebleven, namelijk van de bijeenkomst van 2 fe-
bruari 1673. Er werden een ouderling (Gerrit van Liesveldt,
schout van de Haer) en een diaken (Hendrick Theunisz.
Smidt aen de Haer) gekozen en de predikant sloot de ver-
gadering nae een ernstige vermaeninge dat doch een iege-
lick bijsonder in dese hoogh-druckende noodt in sijne be-
roepinge getrouw en standvastich wilde wesen.
De Geheym-schryver (1760) meldt in zijn beschrijving
van de kerk: In de Kerk zyn de Predikstoel, en die van de
Kerkenraad, zeer net gemaakt, en in den Jaare 1614 nam
men daarvan het eerste gebruyk; dog van het Jaar 1672
vertoont men in de Predikstoel nog eenige gaten, door de
Franschen ingeschoten, toen den Predicant daarop stond
-ocr page 68-
84
was nog enige haast bij ook, want anders zou de comman-
dant van Harmeien er wel voor zorgen. Verder was er geld
(de brandstichting!) naar Woerden gebracht, maar daar
mankeerde nog wel wat aan zodat nu de bezitters van de
,,huijsen" (kastelen) maar eens over de brug moesten ko-
men. Anders zouden zij ook „gevangen, geplunderd en ver-
brand" kunnen worden. De enige manier om daar onderuit
te komen was dan ,,het versoecken van een sauvegarde".
Onder een „sauvegarde" kan men verstaan een schrifte-
lijk bewijs van vrijwaring van inkwartiering, vordering of
plundering. Ook werd op gebouwen wel een teken aange-
bracht, dat aangaf dat men eraan voorbij moest gaan. Ten-
slotte was het ook de benaming voor een soldaat, inge-
kwartierd ter bescherming tegen plundering. Het spreekt
vanzelf dat er duur voor betaald moest worden.
Als er geen militaire belangen speelden kon men plun-
dering en verwoesting ook afkopen. Vermogende families,
die overigens veelal elders woonden en hun slot door een
kastelein of slotbewaarder lieten beheren, maakten daar
gebruik van. Zo bleef Batestein onder Harmeien gespaard
omdat het door gegeven contributie geconserveert werd
toen alle hofsteden en huizen in de buurt werden verbrand.
Dat laatste gebeurde omdat Staatse troepen zich in de ver-
laten opstallen verscholen. Ook het Huis Voorn had een
sauvegarde, waaraan in het algemeen strikt de hand werd
gehouden. Zeven Franse soldaten, die toch tot plundering
van Voorn overgingen, werden te Utrecht gevangen geno-
men. Eén van hen werd buiten de Catharijne poort opge-
hangen.
Oorlogsmateriaal
Als dat zo te pas kwam werd de bevolking tewerkgesteld
bij de aanleg van versterkingen en ook het materiaal daar-
voor moest geleverd worden. Op het scheiden van de markt
- de Fransen verlieten Woerden op 7 november 1673 -
kwam er nog zo'n vordering af:
Door ordre van den Heer Marquis van Thouars, Collonel
ende Commandant der Stadt Woerden
Ordonneert 't Dorp Vleuten binnen den tijt van drie da-
gen te leveren vierhondert palasaden tot tien voet lanck
ende vijjfhondert stormpalen tot seven voet lanck, om al-
hier tot dienst van 't landt te gebruijcken.
Actum Woerden 17 November 1673.
Dat de dateringen wat verwarrend zijn, kan zijn oorzaak
hebben in het feit dat men data „oude stijl" en „nieuwe stijl"
door elkaar gebruikte. De „oude stijl" liep 10 dagen achter.
Bovendien verlieten de Fransen Utrecht pas op 23 novem-
ber; zij hadden misschien Woerden nog niet definitief op-
gegeven.
De order van de markies was aanleiding tot een brief van
de secretaris van Vleuten aan de Heeren van het kapittel
van Oudmunster:
Daer is een briefgen gecomen aen die van Vleuten van-
wegen de governeur van Woerden door orderen van de
graeff van Waldijck om te leveren 400 pallesaten ende 500
sturmpalen.
Daerom is ons vriendelijck versoeck aen de Ed.eerw.
Heeren datse mede, neffens de huijsluijden, aenwijsinge
sullen doen nae den urber
(orbaar, wat in aanmerking
komt) om te hacken van haer huijsen ofte stegen (wegen,
paden).
Ofte aenders heeft den comondant van het huijs te Her-
melen geseijt dat hij wel order sal stellen.
Ende oock hebben die van Vleuten aen de governeur
van Woerden gebrocht een partij gelts, waeraen noch
manckeert noch wel 100 gulden, en oock spreekt de go-
verneur noch van haver voor sijn peerden.
Daerom sullen de Ed. Heeren voor haer huijsen moeten
betalen neffens opgesetenen, ofte aenders sullen sij voor
haer Ed. huijsen sauvegarden moeten versoecken.
Actum den 10 November 1673.
Dat was duidelijk. De Fransen eisten palen, geld en haver
en onze brave secretaris waarschuwde zijn superieuren,
die min of meer veilig in Utrecht zaten, dat ze moesten mee-
werken. Ze moesten, evenals de boeren, aanwijzen welke
bomen in aanmerking kwamen om gerooid te worden en daar
Brandschatting
Een geliefd middel om aan geld te komen, was het opleg-
gen van een brandschatting. De bezettende macht eiste
een som geld, op straffe van plundering en brand. Ook Vleu-
ten ontkwam hier niet aan. Men was evenwel niet snel met
betalen, wat een ernstige waarschuwing opleverde:
Uijt krachte der Ordonnantie van de Koningh, geteeckent.
Robbert, Intendent
(Robbert was de door Lodewijk XIV aan-
gestelde Intendant van Justitie, Politie en Financie), geda-
teert den 4den Jannuarius, behelsende expres bevel te be-
taelen de somma van 1.800 guldens, aengaende de taxatie
van de Contributie wegens het Dorp van Vleuten
Welcke ordre is gelevert geweest aen de inwoonders van
deselffde plaets en gedaen ten selfe tijd bevel te betalen
de voorseijde somma in handen van de Heer Harmand,
Luijtenant van 's Konings Sauvegardes, gehuijsvest tot
Utrecht buijten de Weerdpoort dichte bij St Martens Gast-
huijs, op pene gevangen, geplundert ende verbrand te wer-
den.
Aen het welcke de voorseijde inwoonders niet en hebben
voldaen noch gehoorsaemt.
Tot dien eijnde ick haer voor de laetstemaell verklaer
dat sij te voldoen hebben aen de voorseijde ordre ende te
betalen sonder faut, drie dagen na datte dese is gelevert,
in handen van de Heer Harmand de voorseijde somma
van 1.800 guldens, op pene voorseijt, sonder eenige ver-
schooningh.
Geteeckent Harmand.
Ende verklaert door mij onderteeckent den 24sten dagh
van Jannuarius 1673.
Aubert
Toch wat geschrokken, schreven de Vleutenaren de „In-
tendant des Konings" een kruiperige brief:
Zeer nederig (en toute humilité) brengen de inwoners van
Vleuten onder Uw aandacht dat zij voor de maanden No-
vember en December zijn aangeslagen voor de som van
1.800 gulden en dat zij weigenegen
(bien enclin) zijn Uwe
Excellentie genoegdoening te verschaffen, maar omdat zij
nogal in kommervolle staat verkeren door de punderingen
en stroperijen
(pilleries en depouillements) van zowel de
soldaten des Konings als van de Hollanders, alsook door
de knevelarijen
(exactions) door de Commandant van Har-
melen, verzoeken zij Uwe Excellentie de goedheid te wil-
len hebben hen nog enkele dagen uitstel te verlenen om zó-
veel geld bijeen te brengen als waarmee zij hopen dat
Uwe Excellentie genoegen zal nemen.
-ocr page 69-
«5
ten op huijden genomen, wt handen van den Secretaris
Baerle, van wegen de Heeren van den Engh, Duckenburg,
van den Ham ende van de Heggen, de somme van acht en
veertigh gulden in betaelinghe van haerluijder quote
(aan-
deel) tot eenige resterende brandschatting, geeijst bij de
Heere Marquis de Thouars, Collonel ende Commandant
van Woerden.
Actum 'tUtrecht den Uden November 1673.
Toen Willem Dircksz. van Bijlevelt, brouwer te Vleuten,
op 18 october 1673 van Marichje Sweeren van der Woert,
weduwe van Egbert Cornelisz. van Vlooten, sekeren boom-
gaert, erve ende hoffstede
kocht, geschiedde dat onder an-
dere op de voorwaarde dat de koper tot zijn last zou aan-
vaarden de aireede verschenen ongelden (belastingen), mits-
gaders sauveguarde ende oirlochsgelden, aireede omgesla-
gen ende noch om te slaen.
Ik weet niet zeker of bovenstaande brief inderdaad is ver-
zonden, want op 17 februari 1673 werd door de schout
van Vleuten een veel uitvoeriger schrijven overhandigd
aan een zekere „Monsieur Baron" (de fourier):
Aan Mijnheer de Intendant,
De inwoners van het kerspel (la paroisse) Vleuten geven
Uwe Excellentie nederig en eerbiedig te kennen dat zij in
naam des Konings
(de la part du Roy) bevel hebben gekre-
gen als bijdrage de som van f 1.800,— te betalen.
Zij hebben vergaderd om te zien of zij genoemde som
konden opbrengen en zij hebben bevonden dat hun dat vol-
slagen onmogelijk was omdat hun geldmiddelen uitgeput
zijn en er voorlopig ook geen mogelijkheden zijn om die
aan te vullen, omdat zij voortdurend zijn gestroopt en ge-
plunderd door soldaten en vooral dragonders ,,sinds wij
tot vandaag de dag frans zijn "
(depuis que nous sommes
Francois jusqu'au jourd'hui) die in troepen komen en van
de inwoners alles afnemen wat voor de hand ligt.
In de tweede plaats tengevolge van de voortdurende pas-
sage van troepen op weg naar Woerden en daarvan terug-
kerend. Vooral de tochten naar Woerden en Bodegraven
hebben de inwoners zo goed als niets gelaten, daar meer
dan de helft van het kerspel langs de wegen ligt, zowel te
water als te land.
In de derde plaats zijn zij onophoudelijk verplicht ge-
weest hun bijdragen te betalen voor het onderhoud van
het garnizoen op het kasteel te Harmeien, want hun al meer
dan f 600,— heeft gekost en welke verplichting nog steeds
voorduurt.
En tenslotte omdat hun huizen voor het grootste deel on-t
der water staan, verbrand zijn of omvergehaald.
Niettemin hebben zij hun best gedaan, hoewel zij wei-
nig hebben, hoofd voor hoofd bij te dragen van het wei-
nige dat hun restte, een ieder naar zijn vermogen, om de
bereidheid te tonen die zij hebben om te gehoorzamen aan
de bevelen des Konings, evenwel met verdriet en bittere
tranen
(avec pleurs et larmes améres), maar zij hebben,
ondanks al hun moeite, niet meer bijeen kunnen brengen
dan de som van f450,—.
En verzoeken zeer nederig (tres humblement) dat het
Uwe Excellentie moge behagen genoemde som te accep-
teren en de goedheid zowel als het medelijden met hen te
hebben, hen de rest kwijt te schelden met het oog op hun
diepe ellende en onmogelijkheid om meer bij te dragen.
Daar stond nog onder gekrabbeld:
En terwijl zij bezig waren met deze collecte, werden zij
wederom geplunderd door de soldaten, ondanks dat zij de
vrijgeleides
(les sauvegardes) bij zich hadden. Weer in één
huis 14 of 15 koeien, in een ander 4 of 5 en nog in verschil-
lende huizen meer of minder; nog Vrijdag jongstleden 2
paarden in een huis, gelegen in het dorp.
Om al deze redenen smeken de verzoekers Uwe Excel-
lentie dat het U moge behagen de helft van de gevraagde
som af te doen en zij hopen dat zij deze week het resteren-
de deel van de helft bijeen kunnen brengen.
Nog in het laatst van 1673 speelde de kwestie van de
brandschatting. Blijkbaar waren enkele, wat kapitaalkrach-
tige figuren te hulp geschoten, maar die moesten natuurlijk
hun geld wel terug hebben. Zo heeft een zekere Merrichge,
weduwe van Claes Laurentsen
Ontfangen, volgens resolutie van de Geërfdens van Vleui
Nabeschouwing
Wat is er nu ,,erger" geweest, de Franse bezetting van
1672 - 1673 of de Duitse overheersing van 1940 - 1945?
Voor het platteland zonder enige twijfel de eerste. In de
stad werd de discipline goed gehandhaafd, het platteland
was letterlijk „niemandsland" waar iedereen zijn gang kon
gaan. Het waren immers niet alleen de Fransen die er scher-
mutselden en „fourageerden". Profiteurs en scharrelaars -
de hyena's van de samenleving - teisterden evenzeer de
berooide bevolking. Zij sleepten weg wat er nog restte en
trachtten daar goede zaken mee te doen.
We moeten de veerkracht respecteren van een bevolking
die dit allemaal onderging en er toch weer bovenop wist te
komen.
Rijksarchief Utrecht, S.C.J. Archief kapittel Oudmunster, inventaris-
nummers 604, 624
Geschiedkundige Atlas van Nederland, De oorlog van 1672, tekst en
kaart van Dr A.A. Beekman, 1922
Gerlof Verwey, Geschiedenis van Nederland, 1986
Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 8, 1979
J. van Bemmel, Geplunderd en beroofd, Harmeien in 1672 en 1673, 1986
Geheym-schryver van Staat en Kerke der Vereenigde Nederlanden, 1760
Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, 1772
F.A.R.A. van Ittersum, De Lekdijk Benedendams en de IJsseldam,
deel II, 1906
Nico Plomp, Woerden 600 jaar stad, 1972
Jac. de Bruyn, De Hervormde Gemeente De Meern, 1977
Archief Hervormde Gemeente Vleuten, inventarisnummer 1
S.J.C. Jessurun-ten Dam Ham, viaAiin ook Booth, Utrecht in
1672 en 1673, 1934
W. van de Pas, Tussen Vecht en Oude Rijn, 1952
Kastelenboek provincie Utrecht, 1966
J. Craandijk, Wandelingen door Nederland, 3de druk, 1888
Mr B. Costerus, Historisch Verhael, 1707, Univ. Bib. Utrecht inv. S qu
404a
Mr E. Booth, Dagelijksche Aanteekeningen enz. in 1672 en 1673, Bib.
Gem. Arch. Utrecht inv. 85B - 464
Kronijk Historisch Genootschap Utrecht, 1868, Univ. Bib. Utrecht, inv.
AB S. oct. 2271b
Mr Dr J. den Tex, Onder vreemde heren. De Republiek der Nederlanden
1672 - 1674, Inst. voor Geschiedenis RU Utrecht, inv. LB - GES A 13
-23
A.J. van der AA, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 1839 -
1851
-ocr page 70-
86
Reacties van lezers
Naar aanleiding van het artikel „De nalatenschap van een
rijke boer" in het juninummer van ons tijdschrift, ontvingen
wij een drietal reacties van lezers.
De heer F.J. Scheepens uit Vleuten attendeerde op enkele
onjuistheden in het familie-overzicht op blz. 29, t.w.: Als
moeder van Gerrit van Wijk wordt vermeld Judith Vreese-
wijk. Dit moet zijn Judith Vreeswijk. Als echtgenote van
Gerrit van Wijk wordt vermeld Marrigje van Rijn. Dit moet
zijn Maria van Rijn, met wie hij op 19 januari 1801 in Jut-
phaas trouwde. Marrigje of Mergje was een zuster van Maria,
die op 16 november 1800 in Jutphaas trouwde met Adrianus
van Wijk, een broer van Gerrit. Gerrit van Wijk had 11 kin-
deren, waarvan er 7 in het overzicht vermeld zijn, omdat die
bij het opmaken van zijn testament op 10 maart 1842 nog in
leven waren. De 4 eerder overleden kinderen waren: Johan-
nes, ged. 20-01-1802, die op 23-01-1823 in Odijk trouwde
met Jacomijntje Dorrestein, Wilhelmina Maria, ged. 15-08-1803,
Wilhelmina, geb. 28-06-1815, en Franciscus, geb. in 1817.
De in het overzicht vermelde Jan moet zijn Johannes, ged.
31-08-1808, die op 28-04-1830 in Oudenrijn trouwde met
Alida Velis, ged. op 10-06-1803 in Oudenrijn. Tenslotte moet
de doopdatum van Margaretha 22-02-1811 zijn in plaats van
22-02-1800.
De heer Mark Glissenaar uit Amsterdam schrijft dat hij mo-
gelijk een indicatie kan geven over de ligging van de Hooge
Kamp onder Haarzuilens. Hij verwijst daarvoor naar een
taxatie van de nalatenschap van Johan Philip van Stembor op
25-09-1709, waarin onder andere staat „alsmede twee mor-
gen hoijlant, genaemt het HoogCampjen, gelegen achter 't
ossenlant onder desen geregte (Themaat), gebruijckt wor-
dende bij Jan Gijsen op Themaat". In die taxatie, die in totaal
22 morgen land betreft, worden ook vermeld „Twee campen
weijlant, genaamt het ossenlant, gelegen onder desen geregte
achter het huijs d'Haar, groot 8 morgen" en „Vier morgen
weijlants, genaamt het ossenlant, gelegen mede achter 't huijs
de Haar". Hij veronderstelt hij dat het Hoogcampjen deel
uitmaakt van die 22 morgen land (of21i/2) zoals in andere
akten vermeld), die achter „het huijs De Haar" hebben gele-
gen, maar waarvan de preciese ligging hem niet bekend is.
Als de heer Glissenaar nog een stapje verder gaat met zijn
veronderstelling moet hij ook concluderen dat het bewuste
land in het gerecht Themaat lag, dus ten noordoosten van de
(vroegere) Ockhuizerlaan en dus nog wel een flink stukje van
het kasteel verwijderd.
Dat klopt echter wel met de plaatsaanduiding van de heer
J.P.Jansen uit Haarzuilens, die ons een kaartje zond, waarop
hij verschillende landerijen en boomgaarden met hun namen
heeft aangegeven. Een deel van dit kaartje is hierbij afgedrukt.
Deel van de kadastrale minuutkaart van 1832 van de gemeente
Haarzuilens. Zwarte Ujn: de vroegere Ockhuizerlaan (grens tus-
sen de gerechten Themaat en de Haar); Zwarte stippellijn: het
later aangelegde deel van de Ockhuizerweg. 1: De Griendhoeve;
2: De Eik; 3: Het Veldhoen; 4: boomgaard ,J)e Hooge Kamp";
5: boomgaard „De Pyramide"; 6: Boomgaard „De Jonge Reit";
7: boomgaard ,4)e Reit"; 8: De Meulenluimp; 9: Kasteel De Haar.
Dank aan de schrijvers voor hun waardevolle bijdragen.
J.W.Schoonderwoerd
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en werkgroep
genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van
bibliotheek en andere documentatieverzamelingen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met de
heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462.
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over ar-
cheologie (o.a. Romeinse nederzetting), oude ge-
reedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke
gebruiksvoorwerpen.
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992.
-ocr page 71-
87
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (I)
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp
in de N.H. Kerk te Vleuten ligt volgens een grafsteen uit 1794 Wolfert Simon van Hoogenheim begraven, oud-kolonel
en oud-gouverneur van Berbice. Wie was deze man; hoe kwam hij in Vleuten terecht; waar ligt Berbice en waar komt
de uitdrukking „naar de barbiesjes gaan" vandaan? Een in zijn tijd belangrijk man, die veel van de wereld gezien had
en veel had meegemaakt, koos als laatste woonplaats het toenmaals lommerrijke Vleuten
„1794. April. Op den 2. dito 's morgens
ten 7 uuren alhier in de kerk begraaven
en in stilte bijgezet den WelEdelgeboo-
ren Heer Wolfert Simon van Hoogen-
heim, oud-colonel van de Infanterie ten
dienste der Vereenigde Nederlanden, en
oud-gouverneur-generaal der Colonie
de Berbice, overleden op de buitenplaats
Alenvelt 28e Maart 1794, 't graf gelegen
Regel 7, Nummer 12, is door Mevrouwe
M.E. de Malaprade, Douariarière de
Hoogenheim gekocht van den Heer Cor-
nelis Hoogeveen als Kerkmeester van
Vleuten. Komt de kerk voor haare ge-
rechtigheid f
/,-,-.".
Wie was deze man en hoe kwam hij in
Vleuten terecht en waarom werd hij hier
begraven? Was het omdat hij hier familie
had of was hij gewoon bij vrienden? Of
was het omdat Vleuten zo'n mooie plaats
was om de oude dag door te brengen, zo-
als blijkt uit een beschrijving van Vleu-
ten uit 1793:
„een Dorp gelegen in de Ambagtsheer-
lijkheid Vleuten ende Meeren, in het
Nederkwartier des Stichts van Utrecht,
een groot uur gaans ten Westen van de
Stad Utrecht, en van merkelijk aanzien
en fraaiheid, doordien de meeste Huizen
geheel van steen zijn; iet ongemeens, in
dien oord, ten platten Lande. Bij deeze
inwendige fraaiheid koomt nog het uit-
wendig bevallige deezes Dorps, door de
lustige boomgaarten en beplantingen, en
de vrugtbaare akkers en velden, van wel-
ke het omringd wordt. Zo wel de Kerk als
de Toren zijn zwaare Gebouwen, en draa-
gen de kenmerken van hoogen ouder-
dom. Van binnen pronkt de Kerk met
eene menigte Wapenborden van adelijke
Geslagten, welke hier hunne begraaf-
plaatzen hebben. Zelf ontmoet men er
eene Grafkapel van het Geslagt Van den
Ham. De Hervormde Gemeente wordt
door haaren eigen Leeraar bediend. Ook
hebben er de Roomschgezinden, die er
vrij talrijk zijn, eene Statie. Als eene bij-
zonderheid, dit Dorp betreffende, wordt
het Bier, welk hier gebrouwen wordt, bij de
liefhebbers van dien drank, zeer geroemd.".
Waar ligt Berbice
Maar voor we een antwoord trachten te
name en telt op 4000 km2 thans ruim
60.000 bewoners. Oorspronkelijk was
het een Nederlandse kolonie, die na 1781
herhaaldelijk door de Engelsen werd be-
zet en in 1814 definitief aan de Engelsen
werd afgestaan, samen met Demarary en
Essequibo. Sedert 1831 vormen deze
drie samen de kolonie Brits-Guyana. De
hoofdstad heette vroeger ook Berbice,
maar nu New Amsterdam met ruim 9000
inwoners (zie afb. 3 middenpagina).
Wolfert Simon van Hoogenheim
Kent u de uitdrukking „Iemand naar de
berbiesjes wensen"? Ik denk het niet. Tot
voor kort kende ik deze uitdrukking ook
niet, maar ik werd ermee geconfronteerd
toen ik mij ging verdiepen in de persoon
van Wolfert Simon van Hoogenheim, die
op 28 maart 1794 in Vleuten overleed en
daar op 2 april 1794 in de N.H. Kerk (zie
afb. 1) werd begraven.
f'^si
rWWSiPBWSSSL..
A ^l-r/> \ JiKI'U'EN, nn/ f .l'tiii/.'i ,\' j'<,„tr l;<r>u,„\ f,> :.,,;,
Afbeelding 1
Het is een typisch tropisch gebied en
erg ongezond. Het is er heet, met een ge-
middelde temperatuur van 27°C en twee
regentijden. Het was vroeger kennelijk
geen pretje om naar dat gebied te worden
uitgezonden en in de volksmond werd
Berbice verbasterd tot „berrebiesjes"; zo
ontstond de uitdrukking „iemand naar de
berrebiesjes wensen", als men iemand iets
heel ergs wilde toewensen.
Dit alles wekte bij mij natuurlijk nog
meer belangstelling naar de persoon van
Van Hoogenheim, die dus op 28 maart
1794 in Vleuten overleed en op de 2e
april werd begraven, zoals blijkt uit het
Register van begraafrechten N.H.-kerk
Vleuten 1777-1829:
Wat is het geval. Tijdens de voorbe-
reidingen voor de openstelling van de
Hervormde Kerk te Vleuten ter gelegen-
heid van de Open Monumentendag 1993
werd aan de te vertonen dia-presentatie
een dia toegevoegd van de in de kerk
aanwezige grafsteen van genoemde Van
Hoogenheim met als opschrift: ,,Den
Weledelgeboren Heer Wolfert Simon van
Hoogenheim, Oud-Collonel der Infante-
rie Ten Dienste der Vereenigde Neder-
landen en Oud-Gouverneur-Generaal
der Colonie van Berbicie, overleeden
den 28 maart Ao 1794"
(zie afb. 2).
Nu blijkt Berbice het oostelijkste der
drie afdelingen van Brits-Guyana (Zuid-
Amerika) te zijn. Het grenst aan Suri-
-ocr page 72-
88
die het Engelse admiraalsschip had ge-
ënterd, dit laten schieten, waardoor de
slag onbeslist bleef.
Bij de Vrede van Breda (1667) (zie
afb. 8*) stonden de Engelsen met het ver-
overde gebied ook Suriname aan de
Nederlanders af in ruil voor de Noord-
amerikaanse kolonie Nieuw-Amsterdam,
nu New York. (zie afb. 9*). Ook de Franse
koloniën, in 1654 door de Engelsen ver-
overd, werden door hen in 1664 ontruimd;
deze werden in 1667 door ons veroverd,
maar een jaar later weer afgestaan. Enige
maanden na Crijnsens terugkeer in Zee-
land werd daar bekend, dat een Engelse
vloot Suriname heroverd had. Gecom-
mitteerde Raden zonden Crijnsen er op-
nieuw met een eskader heen. Hij kwam
25 april 1668 voor de Surinamerivier ten
anker en drie dagen later gaven de Engel-
sen de kolonie zonder verdere strijd over.
„De Zeeuwen maakten vervolgens een
verdrag met de Ingezeetenen en Sui-
kerplanters, aan de Rivieren van Suri-
name en Kommawine, die den Eed aan
de Staaten van Zeeland afleiden. De Goe-
deren en Landerijen van de weigerigen,
en van den Engelschen Bevelhebber,
wierden tot buit, en de Soldaaten tot Krijgs-
gevangenen gemaakt. Ook moesten de
Ingezeetenen terstond honderd duizend
ponden Suikers voor de Staaten van
Zeeland opbrengen. De Zeeuwen lieten
Van Romen tot Bevelhebber van Para-
maribo, en eene Bezetting van honder-
dentwintig Man, in de Sterkte, die toen
den naam van Zeelandia kreeg. Zij zon-
den den gemaakten Buit met een Fluit-
schip na Zeeland. De Staaten van Zee-
land bleeven eenigejaaren in 't bezit der
overmeesterde Volkplanting; doch wier-
den, in 't Jaar 1682, te raade, dezelve
aan de Westindische Maatschappij, die
toen pas van haare drukkende schulden ont-
last was, voor eene somme van tweehon-
derdenzestigduizend Guldens, over te
doen. De Algemeene Staaten verleenden
er, den drieëntwintig sten September des
gemelden jaars, Oktroi op. De Westindi-
sche Maatschappij, ziende, welke zwaare
kosten er tot het in stand houden deezer
Volkplanting vereischt zouden worden,
eer men er eenige merkelijke voordeelen
van kon trekken, besloot, in het volgende
Jaar 1683, tweederden deelen van dezel-
ve af te staan; van welken het eene door
de Stad Amsterdam
(zie afb. 10*), en het
andere door Kornelis van Aarssens,
Heer van Sommelsdijk, tot den zelfden
prijs wierdt overgenomen; behoudende
egter de Algemeene Staaten de Op-
permagt over de Volkplanting. De Stad
Amsterdam, de Westindische Maatschap-
pij en de Erfgenamen van den Heere Van
Som-melsdijk, maakten dus gezamenlijk
het Genootschap of de Sociëteit van
Suriname uit
„Toen de Koning van Engeland, Karel
de II, in den Jaare 1666, last gegeeven
hadt, om de Nederlanders, als derzelver
Volksplantingen, in Amerika, te verdrij-
ven, waren de Zeeuwen
(zie afb. 6) voor
anderen in de weer, om het uitvoeren van
dit bevel den Engelschen te beletten. Zij
rustten drie Oorlogschepen (drie fregat-
ten) en vier kleinere Scheepjes uit, onder
den Kapitein Abraham Krynszoon (Abra-
ham Crijnsen), en staken, in den Winter
des gemelden jaars, in Zee.
(zie afb. 7)
In Maart (om precies te zijn op 25 fe-
bruari 1667) van 't volgende jaar, kwa-
men zij aan de Rivier van Suriname (fort
Willoughby), alwaar de Engelschen eene
Volkplanting aangelegd hadden. De
Zeeuwen lieten de Engelsche Vlag waai-
en, en zeilden de Rivier op, tot onder de
Sterkte der Engelschen. Doch alzo zij
onkundig van de Seinen der Engelschen
waren, deedt de Bevelhebber der Sterkte
terstond op hen los branden. Zij gaven
hem de volle laag wederom, stapten aan
Land, en maakten zich welhaast meester
van de Sterkte, die slegt voorzien was, en
bij verdrag overging."
Crijnsen legde een bezetting in het
fort, dat hij herdoopte in Zeelandia. Na
Berbice en Essequibo te hebben aange-
daan en versterkt, koerste Crijnsen naar
Tabago, dat kort tevoren door de Fransen
op de Engelsen was heroverd, maar daar-
na door hen verlaten was; ook daar legde
hij een Nederlandse bezetting. Vervol-
gens begaf hij zich naar Martinique, een
kolonie van onze Franse bondgenoot.
Met behulp van een Frans eskader besloot
Crijnsen nu een inmiddels aangekomen
Engelse vloot aan te vallen. De ontmoe-
ting had plaats bij de mond van de St
James-rivier in Virginie. Door de Fran-
sen in de steek gelaten moest Crijnsen,
Afbeelding 2
vinden op de gestelde vragen, toch nog
iets meer over de geschiedenis van het zo
ver van Vleuten afgelegen gebied Berbice.
Dat gebied werd voor het eerst ont-
dekt in 1499 door Alonzo de Hojeda,
Spaans ontdekkingsreiziger (1466-1516),
vergezeld door Amerigo Vespucci, Italiaans
ontdekkingsreiziger (1451-1512). Het bin-
nenland bleef nog lang onbekend. Men
dacht, dat aan een gewaand Parimameer
een paradijsachtig goudland gelegen was,
wat aanleiding gaf tot ontdekkingsreizen
van o.a. Walter Raleigh (1552-1618).
Maar het waren de Hollanders, die er aan
de kust het eerst volksplantingen hebben
gesticht en wel in 1580 aan de rivier
Pomoroen en in 1596 aan de Essequibo.
Deze volksplantingen bloeiden vooral
sedert de oprichting in 1621 van de West-
Indische Compagnie (zie afb. 4) als ge-
volg van de invoer van Negerslaven. In
1624 vestigden wij ons aan de Berbice,
vanwaar wij het land tot aan de Corantijn
onderzochten. Ook de Fransen stichtten
er volksplantingen (1626-1635), evenals
de Engelsen, die Paramaribo stichtten
(zie afb. 5). Maar zij verlieten deze plaats
alweer gauw wegens overlast van India-
nen, het klimaat en de Fransen, die in
1640 ook daarheen hun heerschappij had-
den uitgestrekt. In 1652 namen de Engel-
sen Paramaribo echter weer in bezit en in
1662 werd de kolonie uitgebreid en naar
de graaf van Surrey genoemd met de
naam Surreyham (dus later verbasterd tot
Suriname). Sinds 1657 bezaten wij in-
tussen de oevers van de Pomoroen en
Morocco, waar wij de steden Nieuw-Zee-
land en Middelburg hadden gebouwd. In
1665 veroverden de Engelsen Essequibo
en deden een aanval op Berbice.
-ocr page 73-
-*i
ZC'
■IB             ■MMM             hlMIMI             ■■■«■M
liwi—              miiiiuiiB-
nnnmi imim
Ul""" ---------^
■"■■"             IIIMMMI
Gr U O O T B
No OKI)
D K
o
v^
<^.
^
^a^
c^
-^
<i:-
van de
RiVir.R BiuR3iICB
e 11
& U 11 I N A M B
-meC ds ^an^r'e/zzemie- I^unxlerL aeleae/Zy
trt
Ztml America oy de Kitsten, ran
C arrbail e tusschen. de 4^,^ f^raaden
£enoo7~dervde Zuice cqaaiiyctmïiX.
' ^./ 'eoe& J^o r
'j^
-<?/ziraarzs
mm:
mmnm:
l^niBDB
-..—■■■■■
uk:
^\y
zz_
3
zo
-ocr page 74-
91
leedt. De Bevelhebber Verboom, die
anders wel bij 't Krijgsvolk gezien was,
wierdt met eenen Kogel in den Buik ge-
troffen, waar aan hij naa negen dagen
stierf. De Muiters maakten zich meester
van de Sterkte en van twee Schepen, die
op de rivier lagen. Zij waren van zints te
vertrekken; wanneer zij van 't Volk van
eenige Schepen, die in Kommewine la-
gen, en van de Opgezeetenen der Volk-
plantinge, die zedert in de Wapenen ge-
brag waren, zo hevig wierden aange-
vallen, dat zij zich, op genade en onge-
nade, moesten overgeeven. Acht van de
grootste Belhamels wierden met de dood
gestraft, en daar op alles in rust gebragt.
De Heer Francais van Aarssen, toen
Heer van Chatillon, en Zoon van den
omgebragten Landvoogd, was Luitenant
ter Zee voor het Kollegie ter Admira-
liteit, te Amsterdam, en verkreeg verlof
om na Suriname te gaan tot het bijeen
zamelen der verstrooide nalaatenschap
zijns Vaders."
In 1712 werd Berbice gebrandschat
door de Franse admiraal Casse (Jaques
de Cassard).
„In Oktober des Jaars 1712, kwamen
de Franschen, met zeven Oorlogschepen
en vijfendertig kleiner Vaartuigen, onder
't bevel van Jaques de Cassard, de Rivier
van Suriname opzeilen. Zij zetleden ters-
tond een goed getal Soldaaten aan Land,
die alles verwoestten wat hun voor-
kwam. Paramaribo wierdt gebombar-
deerd. Van het Kasteel Zeelandia en van
eenige Koopvaardijschepen, die Geschut
op hadden, gaf men dapper vuur op de
Franschen."
De Heer Van Sommelsdijk trok zelf, in
September des Jaars 1683, na Suri-
name, en aanvaarde de Landvoogdij
over de Volkplanting. Hij stigtte er twee
Sterkten, die hij van behoorlijke Bezet-
ting en Oorlogsbehoeften voorzag. Niet
lang naa zijne aankomst, vielen er ee-
nige klagten over zijne bestiering. Men be-
schuldigde hem, dat hij de Raaden van
Justitie en Politie niet vroeg genoeg aan-
gesteld, noch behoorlijk gekend hadt.
Ook waren de Opgezeetenen hooger door
hem bezwaard geworden, dan volgens
het Oktroi geschieden mogt. Hij eischte,
zeide men, twee en een half ten honderd
van alle Goederen, zo dikwils als zij ver-
handeld wierden, en volgens 't Oktroi
mogt zulks alleen-lijk van de Goederen,
die uitgevoerd wierden, gevorderd wor-
den. {Voorts werden nog meer bezwaren
genoemd, zoals het houden van een Pak-
huis van allerlei Goederen, tot nadeel der
Opgezetenen; er was een schip uit Ier-
land met Ossen- en Varkensvleesch toe-
gelaten, hij had twee Roomsche Geeste-
lijken laten overkomen, hij begunstigde
de ene boven de ander in het waarderen
van suiker op de waag enz. enz.) Doch in
het Jaar 1688 ontstond er eene gevaar-
lijke muiterij onder 't Krijgsvolk, die den
Landvoogd het leeven kostte. Bij gebrek
van toevoer uit het Vaderland, was men
genoodzaakt geweest, het dagelijks deel
der Soldaten te verminderen. Dit hadt
hen baloorig gemaakt, en de Wapenen
doen opvatten. De Opperhoofden der Re-
geeringe stonden hunner woede aller-
eerst ten doel. De Landvoogd ontving, in
deezen Oploop, zevenenveertig wonden,
aan welke hij op staanden voet over-
Afb. 5 De koloniën in Amerika.
De belegering werd afgekocht voor de
somma van zevenhonderdvijftig duizend
Guldens. In 1733 werden nieuwe afspra-
ken gemaakt voor de versterking van het
gebied en moest men binnen zeven jaar
diverse vestingwerken voltooien.
De rol van Van Hoogenheim
Het is in deze tijd (1760 tot 1764) dat
onze Wolfert Simon van Hoogenheim
Gouverneur van Berbice is. Na het boven-
staande gelezen te hebben is het duide-
lijk, dat er niet gesproken kan worden
van een rustig en aangenaam gebied en
ook niet van een aangename taak. Van
Hoogenheim kwam uit een militaire fa-
milie. Zijn vader was luitenant en kapi-
tein in diverse regimenten. Ook Wolfert
Simon koos voor een militaire loopbaan.
Hij werd geboren in Dendermonde, waar
zijn vader in 1728 bij het regiment Van
Savornin diende. Dit zal ook het geboor-
tejaar van Wolfert Simon zijn. Na in
1747 vaandrig in het regiment van de ge-
neraal-majoor Van Reede van Oudshoorn
te zijn geworden en in 1760 luitenant in
het regiment De la Rivière wordt hij in
dat zelfde jaar Gouverneur van Berbice.
Alvorens hij scheep gaat naar dat verre
onbekende land treedt hij op 13 mei in
Drie) in het huwelijk met Henriëtta
Wilhelmina Otters, geb. Arnhem 1740,
dochter van Mr Herman Hendrik Otters,
burgemeester van Arnhem, schepen van
de vrije heerlijkheid Het Loo, advocaat
van het kwartier van Veluwe, en van
Abigail Martha Tulleken. Als het jonge
stel (hij is 32 en zij 20 jaar) in het najaar
van 1760 in Berbice aankomen, blijkt
Henriëtta in verwachting. In het kraam-
bed omstreeks 25 december 1760 wordt
een dochter doodgeboren en sterft ook
Henriëtta, ver van huis in een onherberg-
zaam gebied. Voor onze jonge Gouver-
neur moet dit een zeer tragische gebeur-
tenis zijn geweest. Het is dan ook pas in
1786 (hij is dan 58 jaar), dat hij opnieuw
in het huwelijk treedt en wel met de 38-
Afb. 4. Pakhuizen van de West-Indische Compagnie te Amsterdam. Deze afbeelding, naar
een gravure van 1662, geeft ons een buitengewoon aardig stukje van Amsterdam in de
17de eeuw te zien. Uit Atlas van de Vaderlandse Geschiedenis.
-ocr page 75-
92
daar egter weinige of geene verzending
in is. De Tabak is zo goed niet als de Vir-
ginische: zij wordt alleen onder de In-
boorlingen, Indiaanen en Zwarten, ge-
sleeten; want alles rookt er, tot de Vrou-
wen en Kinderen toe.".
„De Surinaamsche Plantaadjen wor-
den door Afrikaansche Slaaven bewerkt.
De Westindische Maatschappij heeft al-
leen regt, om Slaaven in Suriname te
brengen. Zij moet er, zo lang als haar
Oktroi duurt, jaarlijks ten minsten twee-
duizendvijfhonderd Slaaven leveren, en
zo de Volkplanting verder uitgebreid
wordt, een grooter getal, naar evenredig-
heid der gemelde uitbreiding. De ge-
schillen, over den Slaavenhandel vallen-
de, worden door den Gouverneur en
Raaden afgedaan.Doch de Westindische
Maatschappij kan zich derzelver Vonnis-
sen, op den Hoogen Raad in Holland
beroepen. De Slaaven worden in 't open-
baar aan de meestbiedenden bij Paaren
tevens verkogt. Men onderscheidt se in
Piece d'India, en Makkaroens of on-
jarige Marie Elisabeth de Maleprade, dat
kinderloos blijft.
sap, kleine gekonfyte Citroenen of Lim-
metjes, Gengber en andere kleinigheden.
,,De Suiker geldt er doorgaans van
zes tot twaalf duiten het pond. Het Riet,
daar de Suiker uit geperst wordt, is zes of ze-
ven voeten hoog, en drie of vier duimen
dik. Het wordt om 't Jaar gesneeden, en
het sap wordt er, door middel van eenen
Molen, uitgeperst
(zie afb. 11*). Men
kookt het, tot op eene matige dikte, in
kooperen Ketels, en doet het vervolgens
in vierkante Kuipen, die boven wijd zijn,
en naa onderen allengskens naauwer
worden. Onder aan deeze Kuipen is een
gat, zo groot als een Stuiver; dat men
toehoudt, tot dat de Suiker koud gewor-
den en gestold is. Dan opent men het
zelve, om er de Siroop te laaten doorlo-
pen. De Suiker blijft nog eenigen tijd in
de Kuip, en als men ze er uit schept, wordt
ze in Vaten gedaan en alzo verzonden.
Van de Siroop wordt zekere sterke drank
gestookt. Drum geheeten, die merkelijk
sterker dan Brandewijn is, en veel rui de
Engelse Volkplantingen vervoerd wordt
".
„De Koffy heeft men, zedert eenige
jaaren, eerst in Suriname beginnen te
Afb. 6 Zegel der Staten van Zeeland.
Maar in 1760 ging het leven voor
onze Gouverneur toch gewoon door en
moest hij zijn taak volbrengen.
„De Gouverneur, die te gelijk Kolonel
over het Krijgsvolk is, heeft het opper-
gebied over de Volkplanting, zo wel in
Regeerings- als in Krijgszaken, in han-
den. Hij wordt door de Sociëteit ver-
kooren; doch die verkiezing moet bij de
Algemeene Staaten worden goedge-
keurd. In gewigtige zaaken, is hij gehou-
den den Raad van Politie bijeen te roe-
pen, in welken hij altijd voorzit, zo wel
als in den Raad van Justitie. De openval-
lende Ampten worden door den Gouver-
neur bij voorraad begeven, tot dat er
van wegen de Direkteurs, ander bevel
koo-me. De Gouverneur draagt zorg
voor de beveiliging der Volkplanting, en
geeft deswegen de nodige beveelen; doch
wanneer dezelve tegen vijandelijke aan-
vallen beschermd moet worden, verga-
dert hij den grooten Krijgsraad, die uit
den Bevelhebben alle de Kapiteinen en
zo veel Leden van den politiken Raad,
als er Krijgofficieren in den Krijgsraad
zijn, bestaat. De Gouverneur zit voor in
deeze Raadsvergadering, en stelt er voor,
't geene hij, tot verzekering der Volk-
planting, nodig oordeelt. Eindelijk is de
Gouverneur, volgens zijne Instructie, ook
gehouden den Hervormden Godsdienst
te beschermen en voort te planten. De Gou-
verneur heeft eenen Geheimschrijver, die
door de Direkteurs betaald wordt. Het
onderhoud van alle Bedienden wordt, uit
de Belastingen, op de Ingezeetenen
gelegd, gevonden. De Direkteurs bekos-
tigen alleenlijk het Gouvernement, en
voor een gedeelte de soldij van het Krijgs-
volk en het onderhoud van de bezetting.".
,,De Waaren, die men na Suriname
zendt, zijn de zelfde welke men gewoon
is na andere Plaatzen in de Westindien
tevoeren. De voortbrengzels des Lands,
welke men herwaarts brengt, zijn Suiker,
Koffy, Kakao, Katoen, Hout tot Schrijn-
werk, en Verwstoffen; nog eenig Limoen-
Afbeelding 7
planten. Zij koomt er zo wel voort, dat
men er groote partijen herwaards van
overgezonden heeft: dat niet vermin-
deren, maar veel eer toenemen zal, on-
aangezien verscheiden
in- en uitlandsche
Maatschappijen, door het rijkelijk aan-
brengen van Koffy, die Koopmanschap
op eenen zeer laagen prijs gebragt heb-
ben. De Volkplanting Suriname is zo
nabij gelegen, en de Koffy kan aldaar
met zo geringe kosten aangekweekt
worden, dat de Sociëteit meent in staat te
zijn, om dezelve altoos beter koop dan
andere Maatschappijen herwaards te
kunnen brengen. Suriname leevert ook
Tabak, en eenige andere Gewassen uit,
leeverbare Slaaven. De leeverbare Slaa-
ven gelden er doorgaans omtrent twee-
hondervijfentwintig Guldens het Stuk.
Doch wij hebben te vooren reeds aan-
getekend, dat men, zedert eenigen tijd,
de Prijzen de Slaaven, op Suriname,
merkelijk gedrukt heeft,
(zie afb. 12* en
13*). Hoewel er onder deeze Slaaven
enigen gedoopt zijn, hebben de meesten
nogtans genoegzaam geene begrippen
van Godsdienst. Zij gelooven de Zielver-
huizing, en hebben hoop van, naa hun-
nen dood, wederom in hun Vaderland te
zullen koomen.".
(wordt vervolgd)
* Voor afb. 8 t/m 13, zie 2e deel.
-ocr page 76-
93
Twee kastelen
met hetzelfde grondplan
Een nieuw concept van de bouwgeschiedenis van de ridderhofstad Den Ham te Vleuten
door Dr. G.J. van Andel en
Mr. Drs. W.J.M, van Andel
Aan de westkant van Vleuten bevindt zich de Hamtoren op een eilandje in een gracht. Deze zeven verdiepingen
tellende donjon is het overblijfsel van een waterkasteel, de ridderhofstad Den Ham (afb. 1). De oudste bekende
leenoorkonde dateert van 1325. Hierin wordt door graaf Willem III van Holland aan Vrederic uten hamme in leen ge-
geven ziin steenhuys ende zeven morghen lands daer dat stienhuys op staet i). Wij weten niet hoe het huis er toen
uitzag en welke omvang het had. Evenmin weten wij wanneer de verschillende onderdelen van het kasteel gebouwd
zijn. Op dit laatste aspect zal in dit artikel nader worden ingegaan.
Ridderhofstad Den Ham
Tot de oudste afbeeldingen behoren twee
tekeningen van omstreeks 1650. De meest
artistieke is van Roelant Roghman, die in
de jaren 1646-1649 een hele serie teke-
ningen van adellijke huizen in Holland
en Utrecht heeft vervaardigd. Maar voor
ons doel is de andere van een onbekende
tekenaar het meest bruikbaar (afb. 2).
Deze tekening leert ons dat het kasteel
bestaat uit een hoofdgebouw, met aan de
zuidkant de spitse bekroningen van het
arkeltorentje en het trappenhuis. Aan de
oostzijde is een kleine donjon aanwezig,
bestaande uit een kelder en drie verdie-
pingen, gedekt door een tentdak. Nog
juist is de grote westdonjon te zien. Het
dak ontbreekt, maar wel is een rest van
de schoorsteen aanwezig. Een afbeelding
van Specht uit 1698 (afb. 3) toont het
ook thans nog op de toren aanwezige dak
uit de tweede helft van de 17e eeuw.
In de jaren tachtig van de 18e eeuw
heeft een ingrijpende verandering van het
dak plaatsgevonden (Van Andel 1993,
afb. 2 en 7). Verder is de ridderhofstad in
grote lijnen intact gebleven tot 1871. Het
kasteel is toen grotendeels afgebroken; al-
leen de zeven verdiepingen tellende gro-
te westdonjon, de huidige Hamtoren, be-
staat nog, evenals een gedeelte van de kel-
derverdieping ter hoogte van het maaiveld.
Door de architect S.A.van Lunteren zijn
van november 1870 tot maart 1871 bouw-
kundige doorsneden en gevelaanzichten
vervaardigd voordat het kasteel werd af-
gebroken; voorwaar een uitzonderlijk ge-
lukkige bijkomstigheid. Afbeelding 4
toont de doorsnede van de eerste verdie-
ping die voor het kasteel de belangrijkste
was, getuige de grote gotische schouw
en de vensterbanken in de ridderzaal (R).
Rechtsonder is de grote westdonjon
(W) te zien met uitwendige afmetingen
van 10,40 bij 9,20 m. De muren zijn 1,60
tot 1,30 m dik. Linksonder is de oost-
donjon (O) aanwezig met uitwendige af-
metingen van 8,60 bij 7,70 meter. Aan de
zuidzijde is rechts de grote ridderzaal (R)
met gotische schouw en links de z.g.
kemenade (K; ontstaan uit het Latijnse
camera caminata = „verwarmd vertrek")
zichtbaar. Op de scheiding van beide
ruimten is aan de zuidgevel de uitbouw
van de traptoren gesitueerd.
Het gehele gebouw heeft dikke bui-
tenmuren, uitgezonderd de schildmuur
aan de noordzijde tussen de twee don-
jons: de dikte hiervan is slechts 60 cm.
De schildmuur is ca 1 m minder hoog
dan de daklijst van de kleine oostdonjon.
1
1
il
1
1
.«^i»- .pMKK>
1. De Hamtoren, de overgebleven westeiyice donjon van ridderhof- stad Den Ham. Gezien vanuit
liet zuidoosten.
-ocr page 77-
94
Slot Loevestein
Wij kennen nog een kasteel met hetzelf-
de bouwkundige patroon als de ridder-
hofstad Den Ham. Dat is het fraaie slot
Loevestein (afb. 5), gelegen in de Bomme-
lerwaard, waar Maas en Waal te zamen
spoelt en Gorkum rijst van ver
(H. Tol-
lens, 1780-1856).
Afbeelding 6 toont een doorsnede van
Loevestein en het is opvallend dat het
grondpatroon grote verwantschap heeft met
dat van Den Ham. Ook hier twee don-
jons, die bij Loevestein vrijwel aan el-
kaar gelijk zijn. Het hoofdgebouw is ge-
spiegeld ten opzichte van Den Ham,
maar toont dezelfde indeling, met een
traptoren op dezelfde plaats. De schild-
muur, die de binnenplaats afsluit, en het
grote poortgebouw zijn latere toevoegin-
gen. Ook bij Loevestein is de schildmuur
dunner dan de overige muren, t.w. 1,00 m.
Deze muur is betrekkelijk laag en, an-
ders dan bij den Ham, is de binnenplaats
niet overdekt.
De afmetingen van Loevestein zijn
duidelijk groter dan die van Den Ham.
Alleen de hoogte van de westdonjon van
Den Ham overtreft de hoogte van Loe-
vestein. In tabel 1 worden de belangrijk-
ste maten van beide kastelen vergelij-
kenderwijs weergegeven.
Typologie
Janssen (1990) heeft een indeling ge-
maakt van de (middeleeuwse) burchten
en kastelen in een aantal groepen. Eén
van deze groepen wordt onderverdeeld
in drie subgroepen:
1   tower-houses („woontorens");
2   hall-keeps („woontorenblokken");
3   composite tower-hall castles („samen-
gestelde toren-hoofdgebouw kastelen").
Wij volgen de gegevens van Janssen in
grote lijnen. Subgroep 2) laten wij buiten
beschouwing.
Woontorens waren eenvoudige don-
jons om in veiligheid te kunnen wonen.
Vaak stond de toren op een eiland, omge-
ven door een gracht. Het grondplan was
vierkant of matig rechthoekig. De muren
waren één tot twee meter dik. Zij ont-
stonden vooral in de periode tussen 1275
tot 1325. Een homogene groep kleine
woontorens is te vinden in het ontginnings-
gebied ten noordoosten van de Kromme
Rijn. Het gaat hier om donjons met een
zijde van maximaal 10 meter en een
hoogte van 13 tot 16 meter. Een over-
welfde kelder en drie verdiepingen wa-
ren gebruikelijk. Oorspronkelijk hadden
deze torens kantelen.
De meest uitgebreide variant van sub-
groep 3) wordt gevormd door kastelen
bestaande uit donjon(s), een hoofdgebouw,
een (kleine) binnenplaats, een poort en
een traptoren. Aan laatstgenoemde om-
schrijving voldoen zowel Loevestein als
Den Ham.
Bouwhistorie van Loevestein
Over het algemeen zijn er nauwelijks ge-
schreven bronnen aanwezig over de ont-
staansgeschiedenis van versterkte huizen
als bovenbedoeld.
Brekelmans (1987) veronderstelt dat
de Waaltoren (afb. 6: W) omstreeks 1361
als alleenstaande donjon is gebouwd en
dat de uitbreiding tot de huidige omvang
(uitgezonderd de schildmuur en poortge-
bouw) in 1368 is voltooid. Er kan dan
eigenlijk worden gesproken van een one
design-gehouv/
(Janssen, 1990) en niet
van toevoegingen aan een oorspronkelijke
donjon. Van Reijen (1976) stelt, dat het
waarschijnlijk eerst in de bedoeling heeft
gelegen een simpele woontoren te bou-
wen. Toen de fundamenten twee meter
waren opgetrokken is men blijkbaar van
plan veranderd en is het gehele slot
gebouwd. Hardenberg (1934) poneert dat
het slot tussen 1357 en 1368 is gebouwd,
dus in feite ook als „one design".
De Vereniging Werkgroep Loevesteyn
is echter een andere mening toegedaan.
De Waaltoren toont alle kenmerken van
een in oorsprong losstaande donjon: eigen,
pas laat ontdekte muurtrappen, vuur-
plaatsen, en enige afwijkingen ten opzichte
van het hoofdgebouw en de Maastoren
(afb. 6: M). Schildmuur en poortgebouw
zouden een eeuw later aan Loevestein
zijn toegevoegd; daardoor werd de open
binnenplaats afgesloten (Stamkot 1986).
Bouwhistorie van Den Ham
Wij moeten goed beseffen dat boven-
staande gedachten grotendeels gebaseerd
zijn op waarschijnlijkheden en afgeleide
veronderstellingen. Dit geldt uiteraard
ook voor de nu volgende beschouwing
over de bouwhistorie van Den Ham.
Van Gulick (1960) geeft hierover de
meest gedetailleerde hypothese weer.
Wij citeren: „Op een eilandje (...) werd
in de late 13e eeuw de nog bestaande
stenen toren of donjon gebouwd, zij het
minder hoog dan thans, mogelijk als
opvolger van een (houten?) voorganger.
Niet lang daarna werd ca. 8 m ten zuid-
Tabel 1
Loevestein
Den Ham
Waaltoren
Westdonjon
uitw. afmeting
ll.OOx 10.30
10.40 x 9.20
hoogte tot daklijst
22.10
27.50
hoogte tot nok
31.65
35.25
muurdikte
1.65
1.60-1.30
Maastoren
Oostdonjon
uitw. afmeting
10.70x10.70
8.60 X 7.70
hoogte tot daklijst
20.60
15.50
hoogte tot nok
30.60
20.60
muurdikte
1.85-1.70
1.50-1.30
afstand tussen de donjons
16.00
7.70
Hoofdgebouw
Hoofdgebouw
ridderzaal
20.00 X 8.30
14.20 X 6.40
kemenade
8.70 X 8.20
6.00 X 6.40
hoogte tot daklijst
17.50
14.50
hoogte tot nok
24.70
20.80
binnenplaats
15.00x7.80
8.70 X 7.70
hoogte schildmuur
11.70
14.50
muurdikten
1.50-1.40
1.40-1.10
muurdikte schildmuur
1.00
0.60
Breedte gevels
Breedte gevels
voorgevel
37.00 (oost)
25.20 (noord)
zijgevel
20.60 (zuid)
19.80 (oost)
achtergevel
32.90 (west)
22.20 (zuid)
zijgevel
20.80 (noord)
17.80 (west)
Tabel 1. Enkele maten (in meters) van onderdelen van de kastelen Loevestein en Den
Ham. Bron: tekeningen 1:100 door de Rijksgebouwendienst, 1966 (Loevestein); teke-
ningen 1:100 door S.A. van Lunteren, 1871 (Den Ham).
-ocr page 78-
95
De gelijkenis tussen Loevestein en
Den Ham
Hoewel Loevestein en Den Ham zijn on-
der te brengen in de bovenvermelde sub-
groep 3), zijn de variatiemogelijkheden
binnen deze subgroep zo groot dat men
zich kan afvragen of de sterke gelijkenis
van het grondpatroon van beide kastelen
behoort tot een in die tijd bekend en va-
ker toegepast bouwpatroon. Wij betwij-
felen dat: ons is geen ander kasteel bekend
met een grondplan dat op één van de onder-
havige kastelen üjkt.
Is het dan toeval dat deze kastelen qua
opzet zo op elkaar lijken? Ons inziens
niet. Veeleer geloven wij dat de kasteel-
heer van Den Ham en de kastelein van
Loevestein contact met elkaar gehad
hebben. Wij hebben daar ook aanwijzin-
gen voor.
Wij schrijven anno Domini 1400, het
jaar waarin Frederik III Utenham trouwt
met Machteld van Brakel. Frederik Uten-
ham had na de dood van zijn vader Pieter
in 1392 Den Ham in leen ontvangen. Aan
hem werd op St. Andriesavond van dat
jaar door hertog Albrecht van Beieren,
de graaf van Holland, uitstel van huldfe
verleend tot sinen jaren gecomen is ende
zelf mundrig
(mondig) wort dat is tot
sinte jans misse te midsomer naestco-
mende over eenjaar
(d.w.z. in 1394) 2).
De familie van Brakel (het dorp Bra-
kel ligt evenals Loevestein in de huidige
Bommelerwaard) had bezittingen in het
huidige Land van Altena. Dit blijkt uit
een charter van 24 augustus 1400 waarin
de huwelijksbemiddelaars van Machteld
van Brakel en Frederik Utenham verkla-
ren dat de bruid uit de nalatenschap van
Teliening ca. 1650 door onbeliende. (Rijksarcliief
2. Huis Ten Ham, gezien vanuit het zuidoosten.
Utreclit, top. atlas, L 1119.13)
oosten hiervan een tweede niet minder
zware vierkante toren gebouwd, zoals
ook de Beverweerd te Werkhoven te zien
geeft. Tussen beide massale en indruk-
wekkende militaire bouwwerken werd
een poortgebouw opgetrokken. (...) Haaks
op dit complex kwam tegen de donjon
een korte woon vleugel. De poortdoor-
gang voerde naar een door een weermuur
afgesloten rechthoekige binnenplaats. (...)
In de loop van de 16e en het begin van
de 17e eeuw, toen de kastelen hun mili-
taire waarde begonnen te verliezen, werd
Den Ham voor betere bewoning aan-
gepast aan de eisen des tijds. De poort-
vleugel kreeg boven de doorgang twee
woonverdiepingen, afgedekt door een
tegen de donjon aansluitend schilddak.
De haakse vleugel werd gesloopt of ver-
bouwd tot een lange langsvleugel, die de
gehele binnenplaats in beslag nam".
In een hoofdstuk over woontorens
merkt Van Reijen (1976) op dat de toren
van Den Ham op de regel van drie ver-
diepingen een uitzondering maakt, om-
dat deze toren zeven verdiepingen heeft.
„Nu staat alleen nog de oorspronkelijke
woontoren overeind en worden in de
aanbouw nog de fundamenten gevonden
van de tweede toren".
Schellart en De Vries wijden in hun po-
pulaire boekje een hoofdstuk aan de Ham-
toren, als zijnde een woontoren. „In later
jaren heeft er een woonvleugel bijgestaan,
maar die is grotendeels verdwenen. En
ddarvoor stond de toren er helemaal al-
leen, een echte woontoren (...) zoals er aan
het einde van de 12e eeuw tot de 15e eeuw
toe, in het zuiden van het Sticht veel meer
werden gebouwd voor de kleine adel".
Ook Bardet (1975) meent dat de toren
welke thans nog over is, waarschijnlijk
wel de oorsprong van het kasteel is ge-
weest. Renaud (1953) kwalificeert Den
Ham eveneens als een woontoren: „In-
tussen, de woontoren in zijn eenvoudig-
ste vorm blijft voortleven. Soms, bij-
voorbeeld in het geval van Den Ham (...)
leidt de behoefte aan meer woonruimte
tot het optrekken van aanbouwen, die
evenwel de toren zijn dominerende plaats
in het samenstel niet ontnemen".
De conclusie van deze auteurs is der-
halve dat de thans nog aanwezige donjon,
bekend als de Hamtoren, het oorspron-
kelijke gebouw is geweest; van hieruit zou
de uitbreiding tot een kasteel hebben plaats-
gevonden. Renaud, Van Reijen en Schel-
lart en De Vries typeren deze toren nader
als „woontoren". Opvallend is, dat geen
van bovengenoemde auteurs zijn nïening
onderbouwt met argumenten.
A'r <- ■i'ft.h rJftf
3. 't Huys Den Ham, gezien vanuit het oosten. Kopergravure van I. van Vianen, uitgegeven door C.
Specht in 1698.
-ocr page 79-
96
geweest is onzeker. In bovengenoemde
charter van 24 augustus 1400 echter komt
als erfportie voor Machteld van Brakel
voor „de helft van zeker geldbedrag dat
de graaf van Oostervant schuldig is".
Het is niet onmogelijk dat Frederik
Utenham, van riddermatige geboorte, als
ongehuwde leenman van de graaf van
Holland aan deze expeditie deelgenomen
heeft en dat hij toen de familie van Bra-
kel heeft leren kennen.
Wij hopen met bovenstaande gege-
vens duidelijk te hebben gemaakt dat het
zeer waarschijnlijk is dat de jeugdige Fre-
derik Utenham ter plaatse van het land
van Altena en de Bommelerwaard bekend
was. Wij hebben geen aanwijzingen dat
de bouwheer van Loevestein bekend was
met de bouwkundige activiteiten in het
Sticht.
Woontorens in het Sticht
In de Romeinse tijd bestond het Utrechtse
rivierenstelsel uit Kromme Rijn, Oude
Rijn en Vecht, maar ook de Lek was reeds
ontstaan en nam in toenemende mate de
afvloed van het Rijnwater voor haar
rekening. Rond het jaar 1000 was de
Rijn ten westen van Utrecht grotendeels
verzand. In 1122 werd de Kromme Rijn
door een dam bij Wijk bij Duurstede af-
gesloten.
Inmiddels hadden er wel in het westen
en zuiden van Utrecht vele eeuwen lang
uitgebreide overstromingen plaatsgevon-
den. Grove sedimentering (zand, grint)
deed de oeverwallen langs de rivieren
ontstaan, terwijl de fijne sedimenten (klei)
neersloegen in de kommen tussen de ri-
vieren. De hoger gelegen oeverwallen
waren bewoonbaar; de kommen waren
onbegaanbare moerassen.
j \ ctWt L:\-vcnc Wtt.'iCtcp'tivc
4. Doorsnede van de eerste verdieping van de ridderhofstad Den Ham, geteltend door de arcliitect
S.A. van Lunteren in 1871 (particulier bezit). W: westdonjon (de Iiuidige Hamtoren); O: oost-
doi^jon: R: ridderzaal; K: kemenade; C: binnenplaats.
haar ouders onder andere het volgende
rechtens toekomt: drie morgen land te
Woudrichem, vijf en halve morgen land
te Ryswyc, acht morgen land in het ge-
recht van Wtwijc, zestien morgen land
gelegen in het gerecht van Almkerc, ge-
heten de Kranhoeve 3). De stad Woudri-
chem en de dorpen Rijswijk, Uitwijk en
Almkerk zijn ook thans plaatsen in het
Land van Altena, dat grenst aan de Bom-
melerwaard.
Op 20 maart daaraan voorafgaande zijn
bruid en bruidegom ten overstaan van
Ghisebrecht van Ryede en Jan die Smit
Willemszn., schepenen te Woudrichem,
huwelijkse voorwaarden overeengekomen
4). Het is dus vrijwel zeker dat Frederik
Utenham bekend was met het gebied waar-
in ook Loevestein gelegen is.
Hardenberg (1934) vermeldt dat Loe-
vestein slechts een kort bestaan heeft ge-
leid als adellijke burcht. Al in de jaren
tachtig van de 14e eeuw kwam het slot
aan de graven van Holland die het een
krijgskundige bestemming gaven.
De eerste en vrijwel enige keer dat
Loevestein een rol van betekenis speelde
als vesting was in 1397 toen het slot in
de strijd tussen de graaf van Holland,
hertog Albrecht van Beieren, en diens
weerspannige rentmeester Bruijsten van
Herwijnen, werd belegerd door graaf
Willem van Oostervant, zoon van hertog
Albrecht (Vermeulen 1932, Beelaerts van
Blokland 1912). Wat de rol van Godschalk
van Brakel, de vader van Machteld, is
5. Het slot Loevestein.
-ocr page 80-
97
Deze uitgestrekte, ontoegankelijke ge-
bieden waren eigendom van de bisschop
van Utrecht en meer westelijk ook van
de graaf van Holland. Zij gaven na het
jaar 1000 grote stukken land uit aan
groepen kolonisten die tegen een geringe
vergoeding (cope) het vrijwel onbeperkte
gebruiksrecht kregen (Berendsen en Beu-
kenkamp 1983).
De werkwijze was als volgt. Vanaf een
ontginningsbasis, b.v. een oeverwal of een
gegraven wetering, werd een stelsel van
evenwijdige sloten gegraven op een onder-
linge afstand van 115 m en een lengte van
1250 m. Het hierdoor omsloten land was
ongeveer 16 morgen d.w.z. één hoeve
groot; hiervan kon een boerengezin leven.
Zo nodig werd dan weer een wetering ge-
graven. De weteringen waterden af op de
Kromme Rijn, Oude Rijn, Vecht, Hol-
landse IJssel en Vlist. Zo is het typische
Utrechts-Hollandse veen-weidelandschap
ontstaan, dat tot op de huidige dag het
kaartbeeld bepaalt.
In de 13e eeuw zijn in het ontginnings-
gebied kleine robuuste donjons gebouwd,
zoals hierboven onder „typologie" sub 1
aangegeven. Wij menen dat dit type woon-
torens niet alleen in het Kromme Rijn-
gebied is gebouwd, maar ook in het aan-
grenzende ontginningsgebied ten westen
van Utrecht. De ridderhofstad Vleuten
(afb. 7) is qua vorm en grootte niet anders
dan bovenbedoelde woontorens.
De huidige Hamtoren verschilt hier-
van totaal met een hoogte die voor een
woontoren zeer ongebruikelijk is. De oost-
donjon echter past qua vorm en afmetin-
gen wel in het rijtje Utrechtse woon-
torens. Dit moge blijken uit tabel 2. Ook
afbeelding 8 is in dit verband suggestief.
Wij zijn het grondplan van het kasteel
Den Ham dan ook met andere ogen gaan
IS VERDIEPING
S 9 lOdM
6. Doorsnede van de eerste verdieping van slot Loevestein, getekend in opdracht van de Rijksgebou-
wendienst in 1966. W: Waaltoren; M: Maastoren; R: ridderzaal; K: kemenade; C: binnenplaats.
(Algemeen Rijksarchief, Den Haag)
bezien. Het lijkt niet logisch om eerst
een ongewoon hoge „woon"toren te bou-
wen, en bij de uitbreiding een kleine
donjon te ontwerpen die qua diepte niet
aansluit op het hoofdgebouw. Wij zijn
van mening dat de oostdonjon, die thuis-
hoort in de reeks van woontorens in het
gebied van de Rijn, het eerst is gebouwd.
Bij de uitbreiding van de sterkte is na
1400 vermoedelijk door Frederik m Uten-
ham, echtgenoot van Machteld van Bra-
kel en heer van Den Ham van 1392-1420,
als symbool van welstand en macht een
hoge toren en een hoofdgebouw verwe-
zenlijkt; hierbij diende het grondplan van
Loevestein tot voorbeeld. Omdat vanwe-
ge de hoogte de basis van de west-donjon
groter moest worden dan die van de be-
staande kleinere oostdonjon moest tussen
het hoofdgebouw en deze oost-donjon een
„vulstuk" worden aangebracht, dat op alle
afbeeldingen van de oostkant van Den Ham
enigszins gekunsteld en aproportioneel
aandoet. Evenals bij Loevestein moet de
lichtere schildmuur tussen de donjons veel
later aangebracht zijn.
Wij zijn er voorstander van om middel-
eeuwse verdedigbare torens „donjon" te
noemen en voorzichtig te zijn met de term
„woontoren". Deze laatste vertegenwoor-
digt een bepaald type, zoals omschreven
door Janssen (1990).
Slot
De bouwhistorie van Den Ham zal zeker
voor een deel wel in nevelen gehuld blij-
ven. Dat neemt niet weg dat er nog veel
onderzoek verricht kan worden. Dat geldt
met name voor de muren met de moeten
van het afgebroken kasteel, met waarschijn-
lijk veel bouwhistorische gegevens (zie
afb. 1). Door enerzijds een verband te leg-
gen tussen Den Ham en Loevestein en an-
derzijds Den Ham te plaatsen te midden van
andere woontorens die rond 1300 in het
Sticht van Utrecht zijn gebouwd hopen wij
een aanzet te hebben gegeven tot nader
onderzoek naar de vroegste geschiedenis
van Den Ham.
Tabel 2
uitwendig
muurdikte(n)
hoogte
steenformaat (cm)
Den Ham (oostdonjon)
7.70 X 8.60
1.50/1.30
15.30
32x16x8
Walenburg
7.70x8.10
1.20
14.60
31x15x7
Rijnesteyn
8.50 X 8.50
1.30
14.60
30 X 14 X 8.5/7.5
Lunenburg
8.40 X 9.30
1.20
15.50
30 X 14.5 X 8
Hindersteyn
8.85 X 9.50
1.15
13.00
30.5x14x7.5
Weerdesteyn
8.30 X 9.30
?
15.00
30.5 x 14.5 x 7.5
Tabel 2. Hoofdmaten van vijf donjons in het gebied van de Langbroekerwetering in ver-
gelijking tot de oostdonjon van Den Ham. De hoogten zijn gemeten (in meters) tot aan de
dakUJst c.q. de weergang. Bron: E.A. Canneman, Kastelen aan de Langbroe-kerwetering
(Alphen a/d Rijn 1989); tekeningen 1:100 van S.A. van Lunteren, 1871 (voor Den Ham).
De baksteenformaten zijn ontleend aan F.W. van Gulick, Neder-landse kastelen en land-
huizen (Den Haag 1960).
-ocr page 81-
98
M. Brekelmans, Slot Loevestein (Zutphen 1987).
N. BuUinga, „De Lunenburg, woontoren in het Krom-
me Rijngebied" in: Castellogica 3 (1993) 7-10.
E.A. Canneman, Kastelen aan de Langbroekerwete-
ring (Alphen aJd
Rijn 1989).
H.L. de Groot, Terugblik op Traiectum. Een archeo-
logische schets
(Utrecht 1993).
RW. van Gulick, Nederlandse kastelen en landhui-
zen
(Den Haag 1960).
H. Hardenberg, „De stichting van het Slot Loeve-
stein" in: Gelre 37 (1934) 186-212.
H.L. Janssen, ,,The archaeology of the medieval
castle in the Netherlands. Results and prospects
for future research"in: J.C. Besteman e.a. (eds.),
Medieval Archaeology in the Netherlands (As-
sen-Maastricht 1990).
M. Laman, „Historisch-ruimtelijke ontwikkeling
van de gemeente Vleuten-de Meern" in: Maand-
blad Oud-Utrecht
66 (1993) 61-66.
P.E. van Reijen, Middeleeuwse kastelen in Neder-
land {Haai\em
1976).
J.G.N. Renaud, „De middeleeuwse woontoren in
Nederland" in: Orgaan van de Bond Heemschut
30(1953)49-54.
A.I.J.M. Schellart en T. de Vries, Kastelen vertellen
hun verhalen
(Amsterdam, z.j.).
B. Stamkot, Kijkgids Loevestein (Utrecht 1990).
F.A.J. Vermeulen, De monumenten van geschiedenis
en kunst in de provincie Gelderland,
onderdeel
van het eerste stuk. De monumenten in de Bomme-
ler- en de Tielerwaard
('s-Gravenhage 1932).
7. De ridderhofstad Vleuten. Kopergravure door H. Spilman naar een tekening van J. de Beijer uit 1744.
Dankbetuiging
Met dank aan de heer C. Alberts, slot-
beheerder van Loevestein, voor zijn hulp
bij het verzamelen van de gegevens van
Loevestein, en de heer Plomp van het
Centraal Bureau voor Genealogie te Den
Haag voor het beschikbaar stellen van
privé-gegevens.
Bronnen
1.   Algemeen Rijksarchief, Den Haag. Register 1316
tot 1337, E.L. 11 Cas C', folio 16v.
2.   Rijksarchief Utrecht. Verzameling handschriften,
oude signaturen, nr 72, folio 67.
3.   Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag. Re-
gestenlijst van het huisarchief Den Ham, regest nr 10.
4.   Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag. Re-
gestenlijst van het huisarchief Den Ham, regest nr 8.
Literatuur
G.J. van Andel en W.J.M, van Andel, „De restaura-
tie van de Hamtoren in 1942" in: Tijdschrift van
de Historische Vereniging Vleuten, de Meern,
Haarzuilens
13(1993)5-9.
J.D.M. Bardet, Kastelenboek provincie Utrecht
(Bussum 1975).
W.A. Beelaerts van Blokland, „Een Geldersch edel-
man in Hollandschen dienst en het beleg van Lxje-
venstein in 1397" in: Gelre 15 (1912) 513-524.
H.J.A. Berendsen en P.C. Beukenkamp, Eenfysisch-
geografische excursie in de omgeving van Utrecht
Berichten van de Vakgroep fysische geografie van
de Rijksuniversiteit Utrecht 15 (Utrecht 1983).
I lTTiJtü I
n
^(^^fb^rCn
ftm.'rljm
|U|U II
In
Q
I f I I
I 11 I
r
Weerdesteyn Den Ham
(oost-donjon)
Hindersteyn
Rijnesteyn
Lunenburg
Waienburg
8. Vijf woontorens langs de Langbroekerwetering naar een reconstructie door Canneman (1989). Alleen de Lunenburg heeft ook thans kantelen. De
oostdonjon van Den Ham is door de auteurs op dezelfde schaal toegevoegd (afgeleid van de tekeningen van SA. van Lunteren, 1871).
-ocr page 82-
99
Museumpraet (4)
Behalve in huis werd de stoof nog op veel andere plaatsen
gebruikt. Zo kwam men in Amsterdam op het idee om de
agent die het verkeer moest regelen op een warme stoof te
zetten. Al snel ontstond hierover een liedje: Diender, o dien-
der, regel het verkeer. De Amsterdamse smeris krijgt geen
kouwe jatten meer. Diender, o diender, wat ik je beloof. Je
hebt een heel mooi baantje op een warme stoof.
Na een rondleiding door ons museum „Het Kabinet", is het
altijd prettig om nog even in onze stijlkamer te zitten en wat
te mijmeren over de tijd van vroeger. We zitten rond het
fornuis en zetten de tijd zo'n zestig jaar terug.
Daar zitten, na gedane arbeid, de vrouw des huizes met haar
man. De vrouw was vandaag druk met boenen en poetsen en
ook veel werk buiten. De man was de hele dag druk op 't land
en mesten en melken. Beiden moesten het hoofd koel houden,
maar vooral de voeten warm. Met een paar goede klompen,
gevuld met wat stro, lukt dat overdag wel goed.
Groter wordt het probleem als men 's avonds in de kamer zit.
Er is geen centrale verwarming en de uitstraling van 't fornuis
is minimaal. Vooral de vloer, bedekt met plavuizen, is erg
koud. De man steekt een pijp op en legt z'n voeten op de rand
van 't fornuis of zelfs half in de oven. De vrouw is druk bezig
met het breien van wollen sokken. Om haar voeten warm te
houden brengt de houten stoof uitkomst.
In ons museum is ook nog een mooi, gaaf exemplaar van een
rijtuigenstoof te zien, met aan de onderkant een uitstekende
koperen plaat. Want ging men eens een dag uit of 's zondags
naar de kerk dan bleven de voeten warm. Verder kon men overal
een warme stoof huren, bijv. in de herberg en vooral in de
kerk. Hier had men de hulp van de stovenzetsters, meestal de
vrouw en kinderen van de koster. Overal waar men kwam was
er die speciale lucht van een gloeiende turf of briket. Later
zijn de stoven door warm water of elektrische stoven ver-
vangen. De oude houten stoven werden alleen nog gebruikt
als voetensteun, als zitplaats voor de kleine kinderen en niet
te vergeten op de oranjefeesten. Voor de kinderen was er dan
een wedstrijd in vlaggetjes steken in de meestal vijf gaten van
de stoof.
Waren 's avonds in de huiskamer de kooltjes vuur in de stoven
uitgedoofd en moest men toch met koude voeten naar bed,
dan waren er weer andere oplossingen. Maar dat is (weer) een
ander verhaal. Eén ding kan ik hierover vertellen; de hond of
kat ging mee de bedstee in.
Dat gaf ook wat warmte en zoals sommige mensen nu nog
beweren goed tegen reumatiek.
Kom ook eens gezellig praten en koffiedrinken in onze stijl-
kamer ! Tot ziens !
Deze stoven zijn er in allerlei vormen en uitvoeringen. Som-
mige zijn fraai versierd met houtsnijwerk. In de houten stoof
plaatst men een aardewerk vuurtest. Daarin komt een kooltje
vuur. Dit is meestal een gloeiende turf of een „briket". Deze
bestaat uit samengeperst kolengruis, vermengd met wat teer
voor de stevigheid. Deze worden vooraf in 't fornuis of de
kachel gelegd en als ze goed gloeiend zijn er met een spe-
ciale tang uit gehaald.
In de woonwijken van de grote steden kon men de gloeiende
briketten kopen in een zogenaamde water- en vuurwinkel
waar men ook terecht kon voor een emmer warm water.
Behalve in huis werd de stoof nog op veel andere plaatsen
gebruikt. Zo kwam men in Amsterdam op het idee om de
agent die het verkeer moest regelen op een warme stoof te
Theo van den Berg
-ocr page 83-
100
OPA (3)
Wat kan een dag op school toch verve-
lend zijn. Vandaag was dat ook weer zo.
't Was smerig benauwd weer en we had-
den rekenles.
Nou, als ik ergens een hekel aan heb
dan is het wel aan rekenen. Nederlandse
taal vind ik leuk en door te lezen leer je
tenminste wat. Eerlijk gezegd ben ik niet
zo goed in rekenen.
Kijk, ik weet wel dat vijftig en vijftig
honderd is. En dat blijft ook zo. Je kan
honderd dan weer door twee delen, dan
is het weer vijftig, dat weer vermenig-
vuldigd met twee en het is weer honderd.
Bah, wat saai!
Vanmiddag zat ik weer te tobben. We
moesten optellen, delen, enzovoorts. Met
een hete kop zat ik daar; moest ik nu eerst
optellen, vermenigvuldigen of delen ?
Tot de meester zei: „Ik heb voor jou een
ezelsbruggetje". Ik werd kwaad en ver-
drietig. Ben ik dan echt een ezel ? „Denk
altijd maar: Mijnheer Van Dalen Wacht
Op Antwoord", zei de meester. Nou, hij
kan wel wachten tot hij een ons weegt, ik
weet het niet.
Gelukkig is deze schooldag weer voorbij
en sta ik op de Meernbrug in het water
van de Rijn te staren. Jonge, wat is het
warm, ik zou zo wel in 't water willen
springen, maar ik besluit maar wat in het
lange gras in de schaduw te gaan liggen.
Al heel snel ben ik daar in slaap ge-
vallen. Ik had zelfs een mooie droom. In
die droom hoorde ik opa roepen, hij stond
weer op de hoek van de Meemdijk. Nou,
dat was lang geleden want hij is al weer
ruim 10 jaar dood. Ik liep naar hem toe.
Opa beet op z'n pruim, spuwde een
keer op straat en zei: „Kerel, wat ben jij
groot geworden". Ja, ik kwam al met m'n
hoofd tot z'n schouder. Heel trots spuwde
ik ook maar een keer op straat. Ik kreeg
een standje van opa, hij zei: „dat is niet
netjes".
Ik had net alles verteld over de rekenles-
sen en dat mijnheer Van Dalen nog op
antwoord zat te wachten, toen er plotse-
ling een heel arrogant persoon op de fiets
aankwam.
„Kijk" zei opa, „dat is mijnheer Van
Dalen". Ik kroop van angst achter opa's
rug. Mijnheer Van Dalen keek met een blik
vol minachting op ons neer. Opa spuwde
z'n pruim vlak voor Van Dalen's voorwiel.
„Dat is een heel uitgerekende kerel", zei hij.
„Hij kijkt op iedereen neer, dat noemt
men machtsverheffen". Hij barst van 't
geld en probeert dat steeds te vermenig-
vuldigen zonder ooit iets met iemand te
delen. Zoveel geld kan ik met wortel-
trekken (opa werkte bij een tuinder) niet
verdienen.
Die Van Dalen zit steeds op te tellen wat
hij van de belasting af kan trekken. Viel
hij maar van z'n fiets dan was hij uit-
geteld.
Wat kan opa toch mooi met de taal
spelen. „Jongen" zei hij, maak je over
dat rekenen maar geen zorgen".
Met deze geruststelling schrok ik wak-
ker, 't Was tijd om te gaan eten. Na 't eten
hoorde ik m'n moeder aan de buurvrouw
vragen of ze al uitgerekend was. „Nou"
zei ze, „ik loop op alle dag".
Nederlandse taal is toch ook moeilijk want
dat begreep ik niet. Nou ja, ik moet nog
3 of 4 jaar naar school dan ben ik ook
uitgerekend.
Of zal dat altijd een droom blijven ?
Illustratie:
Barbara Gravendeel
De Meem, zomer 1939
Theo van den Berg