Van de voorzitter
|
||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 1, maart 1993 ©1993 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht c.o. onder nummer V 479360 Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nicuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11. 3451 ST Vleuten Tel. 03407-2112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meemdijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406-61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 1483 A.J. van Zocren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407- 1263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum), Dorps.straat 1, Tel. 03407 - 4222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P,J. de Rooij-Goes 't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 1483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30.- per jaar,
bij verzending per post f 10,- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,— voor nict-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75,17.574
Postbank, rek, 2689200 Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeelrelijke overname van ar-
tikelen uil dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie Illustratie voorpagina:
Kasteel Den Ham, reproduktie van een
schilderij van B.J. van Hove, 18e eeuw |
||||||||||||||
De archeologische kartering in het
stroomgebied van de vroegere Oude Rijn, die op initiatief van de Archeologische Weikgemeenschap voor Nederland (AWN) met medewerking van de Stichting Re- gionaal Archeologisch Archiverings Pro- ject (RAAP) plaats vindt, voorloopt voorspoedig. Er zijn inmiddels enkele interessante vondsten gedaan. De resultaten van het onderzoek worden pas bekend gemaakt als het geheel is afgerond. In de NRC/Handelsblad van 5 febru-
ari j.l. werd ik verrast door een artikel in het Cultureel Supplement, getiteld „Tus- sen Anton Pieck en de bulldozer", met als inleidende samenvatting: ,,De zorg voor monumenten heeft zich in Neder- land altijd afgespeeld in een klimaat van onverschilligheid. Het verleden wordt als hinderlijk ervaren, door architecten, door projektontwikkelaars en door politici. Als er één cultuursector zwaar getroffen is door de bezuinigingen, dan is het wel de monumentenzorg". Een dergelijk be- richt stemt toch wel tot nadenken. Tenslotte wil ik u een prachtige aan-
winst voor onze historische collectie niet onthouden, namelijk de schenking door de heer A.E Verder van een pop met vi- trine, bestemd voor de expositie van het ambstcostuum van oud-burgemeester J.A. Verder, dat ons enkele jaren geleden werd geschonken door mevr. M. Verder- Liesker (zie ons tijdschrift 1986 nr. 3). Het ambtscostuum is nu permanent ten- toongesteld in de Broederschapshuisjes. De nodig u van harte uit om eens te ko- men kijken tijdens de in dit nummer ver- melde openingsuren. |
||||||||||||||
Zo, de kogel is door de kerk. De ge-
meenteraad heeft besloten aan de Stich- ting Publicaties Oud-Utrecht een sub- sidie te verlenen in de kosten van de uitgave van het boek over de geschie- denis en de monumenten van onze ge- meente. Weliswaar werd slechts ruim de helft van het gevraagde bedrag toege- kend, maar hopelijk wel voldoende om de uitgave eind dit jaar te verwezenlij- ken. Dit is voor onze vereniging van be- lang, omdat wij met de SPOU een over- eenkomst hebben aangegaan om deze uitgave gezamenlijk te realiseren, waar- bij het geschiedenisgedeelte van het boek, dat 250 van het totaal van rond 400 pa- gina's zal omvatten, voor onze rekening komt. Onze auteur, de heer O.J. Wttewaall, ligt met zijn werk nagenoeg op schema en het manuscript is reeds grotendeels door onze redactiecommissie beoordeeld. In een volgend nummer van ons tijd- schrift hopen wij meer informatie te kun- nen geven over het boek en de mogelijk- heid tot intekening daarop. Voorts is onze vereniging ook weer
betrokken bij de organisatie van de Open Monumentendag, dit jaar op zaterdag 11 september. Het comité heeft besloten het accent ditmaal te leggen op de kern Vleu- ten met de oude N.H. kerk, de Broeder- schapshuisjes en de Hamtoren. Men denkt de aktiviteit aan te kleden (figuurlijk, maar ook letterlijk) door deze monumenten niet alleen voor het publiek open te stel- len en schriftelijke informatie daarover te verstrekken, maar er ook levende akti- viteiten rondom te organiseren, zoals dit 2 jaar geleden ook plaats vond bij het Romeinse castellum in De Meern. De gemeente heeft alle medewerking toege- zegd, evenals de eigenaren/gebruikers van de genoemde monumenten. Daarvoor reeds bij deze dank. |
||||||||||||||
J.EK. Kits Nieuwenkamp
|
||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Algemene ledenvergadering
Verenigingsberichten
Jaarverslag
De restauratie van de Hamtoren in 1942
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben
De R.K. gemeenschap van De Meern
Een lastig vrouwspersoon
Wie wat bewaart die geeft wat
Aen De Meern
Arremoei
|
||||||||||||||
1
2
2
3
5
10
IS
19
20
21
26
|
||||||||||||||
Druk: Niek van Kooten De Meem
|
||||||||||||||
Uitnodiging
voor de algemene ledenvergadering
Bij deze nodigen wij de leden uit voor de algemene leden-
vergadering van de vereniging, welke gehouden zal worden op dinsdag 20 april 1993 in het Verenigingsgebouw, Zandweg 148 in De Meem. Aanvang 20.00 uur precies. Agenda
1. Opening.
2. Vaststelling van de notulen van de vergaderingen
van 6 mei 1992 en 26 maart 1993. 3. Jaarverslag over 1992.
4. Rekening over 1992:
a. Verantwoording financieel beheer;
b. Verslag van de controlecommissie;
c. Vaststelling rekening en balans.
5. Benoeming nieuwe controlecommissie.
6. Vaststelling begroting voor 1994 en contributie
voor 1994 (ongewijzigd). 7. Wijziging van de statuten.
8. Intrekking huishoudelijk reglement.
9. Verkiezing bestuursleden.
10. Rondvraag en sluiting. Het bestuur,
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting
Agendapunten 3, 4 en 6: De hier bedoelde stukken liggen ge-
durende een week voor de vergadering ten huize van de se- cretaris, op donderdag 14 april van 19.30 - 22.00 uur in de Broederschapshuisjes, op maandag 19 april van 19.30 - 22.00 uur in het Kabinet, alsmede een uur voor het begin van de vergadering in de vergaderzaal voor de leden ter inzage. Agendapunt 7: Voornamelijk in verband met wijzigingen in
het Burgerlijk Wetboek wordt voorgesteld de statuten van de vereniging te wijzigen. Doel en taak van de vereniging blij- ven ongewijzigd. Het voorstel met de tekst van de gewijzig- de statuten ligt voor de leden ter inzage op dezelfde tijden als hiervoor zijn vermeld. In de op 26 maart j.1. belegde Algeme- ne ledenvergadering, waar dit punt op de agenda stond, was niet het vereiste aantal leden aanwezig voor het nemen van een besluit. Daarom wordt dit punt voor deze vergadering nogmaals geagendeerd. Agendapunt 8: Volgens het bepaalde in het huishoudelijk regle-
ment zijn dit jaar aan de beurt om af te treden mw. P.J. de Rooij-Goes en de heren K.B. Nanning en RG. de Rooij. De heer Nanning heeft in de loop van dat jaar zijn functie neergelegd en is derhalve niet herkiesbaar. De overige 2 leden zijn herkies- baar en worden door het bestuur kandidaat gesteld. In de vaca- ture van de heer Nanning zal in een volgende vergadering wor- den voorzien. Door tenminste tien leden kunnen ook kandidaten worden voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie da- gen voor de vergadering bij het bestuur te worden ingediend. |
||||||||||
Verenigingsberichten
Koninginnedag: Expositie foto's en ansichtkaarten
Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag op vrijdag
30 april a.s. houden wij zoals gebruikelijk weer een open dag in ons documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes in Vleuten. Aangezien gebleken is dat daar nog steeds grote interesse voor is zullen wij daar dit jaar een expositie inrichten van oude foto's en ansichtkaarten. U bent allen welkom van 10.00-17.00 uur! Expositie Adriaan van der Weijden
In samenwerking met onze vereniging wordt een overzichts-
tentoonstelling van hei werk van de in 1971 overleden Meernse kunstschilder Adriaan van der Weijden georgani- seerd. Dit is een unieke gebeurtenis omdat niet eerder verzameld werk van hem in De Meem te zien is geweest. Deze kunstenaar heeft de apsisschildering en de kruisweg- staties in de R.K. kerk in De Meern geschilderd. Onze vereniging bezit vier schiderijen van hem, terwijl verschillen- de particulieren eveneens werk van hem in hun bezit hebben. De tentoonstelling wordt gehouden in de (gerestaureerde) boerderij Rijksstraatweg 44, waar hij geboren is en die thans in het bezit is van de familie van den Heuvel. Ter gelegenheid van deze expositie is door ons lid J.H.P. Heesters een geïllustreerde biografie geschreven. Dit boekje is tijdens de tentoonstelling verkrijgbaar. De officiële opening vindt plaats op zondag 6 juni a.s., daags voor zijn geboortedag. Vanaf 15.00 tot 17.00 uur is op die dag de expositie voor het publiek geopend. Verdere openingstijden zijn van 7 tot en met 13 juni en in het weekend van 19 en 20 juni van 14.00 tot 17.00 uur. Hieronder een foto van Adriaan van der Weijden. |
||||||||||
Betaling contributie
Enkele leden hebben hun contributie voor dit jaar nog niet
betaald. Wij verzoeken deze leden vriendelijk de hen toegezonden acceptgiro nog deze week aan hun bank ter betaling te zenden. Niet vergeten! |
||||||||||
Na afloop van de vergadering zullen de bestuursleden van den
Berg en van Essen een presentatie geven van een aantal dia's uit onze eigen verzamelüig, die ruim 1300 exemplaren omvat Een mooie gelegenheid om eens kennis te nemen van ons rijke bezit. U bent welkom! |
||||||||||
JAARVERSLAG 1992
Overeenkomstig onze toezegging aan de algemene
ledenvergadering geven wij u hier een enigszins verkorte versie van ons jaarverslag over 1992. Algenfieen
Het ledental van de vereniging liep het afgelopen jaar iets
terug. Op 1 januari 1992 bedroeg het 866. Er werden 31 nieuwe leden ingeschreven en 45 leden afgeschreven, zodat het ledental op 1 januari 1993 852 bedroeg. Het bestuur heeft zich meermalen beraden over activiteiten om het ledental, dat in vergelijking met andere gemeenten nog altijd hoog is, te handhaven en zo mogelijk nog iets te verhogen. Op 6 mei werd de algemene ledenvergadering gehouden,
waarin de heren T. van den Berg, J.W. Schoonderwoerd en A.J. van Zoeren werden herkozen als bestuurslid. In verband met het aftreden van de heer Gravendeel wegens zijn vertrek uit de gemeente werd de heer E.R Graafstal tot bestuurslid gekozen. Er werden dit jaar 10 bestuursvergaderingen gehouden. In
september legde de heer Nanning, die gedurende meer dan 7 jaar het fotowerk voor de vereniging verzorgde, om gezondheidsredenen zijn bestuursfunctie neer. De vereniging was het afgelopen jaar onder andere
vertegenwoordigd in de gemeentelijke monumenten- commissie, het Comité Open Monumentendag en de Stichting Stichtse Historische Reeks. Contactavonden
Tot oktober van dit jaar werd er op maandagavonden in het
kabinet en op de Ie vrijdagavonden van de maand in de Broederschapshuisjes gelegenheid gegeven voor contacten van leden en andere belangstellenden met het bestuur. In verband met de wat mindere belangstelling in De Meem en een wat grotere belangstelling in Vleuten werden de contactavonden vanaf 1 oktober in het kabinet op de eerste maandagavond en in de Broederschapshuisjes op iedere donderdagavond gehouden. Op die donderdagavond was er voor geïnteresseerden in familie-onderzoek ook gelegenheid voor contact met de werkgroep genealogie. Werl(groepen
De werkgroep genealogie heeft ook dit jaar weer veel tijd
besteed aan het vervaardigen van registers op de oude archieven van de gerechten Vleuten en de Meem, De Haar en Themaat, waarvan microfilms in het bezit van de vereniging zijn. Verder werd ook het nodige gedaan voor uitbreiding van onze verzameling genealogische documentatie. De werkgroep fotoarchief kwam dit jaar klaar met de
registratie en opberging van ons fotobezit. De registratie van de dia's naderde haar voltooiing, terwijl begonnen werd met negatievenregisti-atie. Deze werkgroep werkte op de meeste maandagmiddagen en gedeeltelijk op de dinsdagmiddagen. De werkgroep documentatie was veelal op de
dinsdagmiddagen werkzaam voor de organisatie en registratie van de documentenverzamelingen. Een belangrijke bijdrage aan de documentenverzameling werd ook weer geleverd door de heer J.H. van der Poel, die ons regelmatig voorzag van copieën en transcripties van documenten uit rijks- en gemeentearchief in Utrecht. Deze collectie omvat inmiddels meer dan 1000 documenten. |
||||||||||||
Doorgraving Meemdijk
In de eerste week van juni zal de Meemdijk worden
doorgraven ten behoeve van de aanleg van een veetunnel. Deze doorgraving zal ongeveer 500 m ten zuiden van de A12 plaatsvinden. Omdat daarbij naar verwachting de vulling van een Romeins kanaal doorsneden zal worden, zal in het tunneltracé een archeologische opgraving worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek. Het kanaal zal daarbij waarschijnlijk voor het eerst over zijn volle breedte zichtbaar zijn. Voor het publiek is er gelegenheid de opgraving te
bezoeken op zaterdag 5 en zondag 6 juni, van 10.00 tot 16.00 uur. Het is de bedoeling dat er ter plaatse een kleine tentoonstelling wordt ingericht over de geschiedenis van de Meemdijk en het Romeinse kanaal, dat zorgde voor een scheepvaartverbinding tussen Rijn en Hollandse IJssel en dat in later tijd mogelijk de "Mare" heeft geheten. Oude jaargangen van ons tijdschrift
Voor het geval er aan uw bezit van ons tijdschrift één of
meer nummers of jaargangen ontbreken, willen wij u er graag nog eens opmerkzaam op maken dat van de meeste nummers van het tijdschrift en van onze speciale uitgaven nog exemplaren verkrijgbaar zijn. Nummers van de jaargangen vóór 1992 kosten f 6,25 per
stuk. Bij tien of meer exemplaren geldt een korting van 10%. De prijzen van onze specials zijn:
Van Oude Rijn tot Leidse Rijn f 20,00 100 jaar Willibrordkerk f 15,00
Kees Valkenstein f 12,50
Als u op koninginnedag de Broederschapshuisjes bezoekt
bieden wij op die dag nog een extra korting aan! Wellicht ten overvloede vermelden wij hierbij dat er ook
nog van die mooie verzamelbanden voor het tijdschrift verkrijgbaar zijn voor de prijs van f 15,00. |
||||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. |
||||||||||||
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
||||||||||||
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur Gelegenheid tot l)ezoek van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. |
||||||||||||
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
||||||||||||
door de SPOU ingediende verzoek om een subsidie in de
kosten van deze uitgave is niet vlot verlopen. Op een positief voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 juni werd in augustus door de onderscheidene raadscommissies afwijzend geadviseerd, waarna het voorstel door B&W werd teruggenomen. Aan het eind van het jaar was nog geen nieuw voorstel gedaan. Monumentenzorg
Dit jaar werd het onderzoek door de Stichting RAAP naar
archeologische waarden in het gebied van de Hoge Woerd afgerond. De uitkomsten van dit onderzoek waren van dien aard dat de gemeente besloten heeft het bestemmingsplan 't Weer ter plaatse te wijzigen, zodat op het nederzettingsterrein geen weg zal worden aangelegd of woningen zullen worden gebouwd. Hiermee zijn onze bezwaren tegen het plan weggenomen. Ter oplossing van de problemen welke ontstaan waren
tussen de gemeente enerzijds en de gemeentelijke monumen- tencommissie en het Comité Open Monumentendag anderzijds, werd op 4 november een gesprek gevoerd met alle betrokken partijen, waaronder onze vereniging, waarmee hopelijk de belangrijkste wrijvingspunten zijn opgelost. Bezittingen
Door schenkingen en aankopen kon dit jaar weer een 70-
tal boekwerken aan onze bibliotheek worden toegevoegd, waarmee het aantal boekwerken steeg tot rond 870. Door schenkingen werd ook weer een aantal historische voor- werpen aan onze verzameling toegevoegd, waarvan als voor- beeld kan worden genoemd een vlag van de voormalige gemeente Oudenrijn. Onze maquette van het Meernse castellum werd van i
februari tot mei uitgeleend aan het Thermenmuseum in Heerlen ten behoeve van een aldaar gehouden tentoonstelling. Gebouwen
In de inrichting van onze gebouwen, de Broederschaps-
huisjes in Vleuten en het Kabinet in De Meem, kwam dit jaar geen wijziging. Voor de Broederschapshuisjes werd een telefoonbeantwoorder aangeschaft. Aan het kabinet werden enkele noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Voor de komende jaren zal gerekend moeten worden op wat meer onderhoudskosten. Per 31 december werd door de verhuurder de huur van de
opslagplaats in de boerderij Utrechtseweg 1 opgezegd. Omdat geen andere geschikte mimte kon worden gevonden werd een tweedehands container gekocht voor de opslag van onze materialen. Financiële toestand
Tot ons genoegen werd op 26 mei door de gemeenteraad
besloten het subsidie aan onze vereniging in de kosten van de gebouwen te continueren overeenkomstig het op 20 september 1988 genomen besluit. De rekening van baten en lasten over 1992 sluit met een
nadelig saldo van f 462,28, hetgeen gelet op diverse extra kosten dit jaar niet ongunstig is. Het totaal aan kapitaal en reserves bleef ten opzichte van vorig jaar nagenoeg gelijk. |
|||||||||||
In maart van dit jaar werd een personal computer aange-
schaft, waarin de werkgroepen de omvangrijke gegevensbe- standen kunnen opslaan, zodat deze ook snel te raadplegen zijn. De werkgroep archeologie beperkte zich dit jaar tot enkele
verkennende onderzoekingen op het terrein van De Grauwert en bij de boerderij De Balije, terwijl het onderzoek bij de ruïne Nyvelt weid afgesloten. Verenigingstijdschrift
Ook dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift
worden gerealiseerd met in totaal 104 pagina's tekst. Er werden 27 artikelen gepubliceerd van 12 verschillende auteurs. In oktober werd door de Koninklijke Bibliotheek in Den
Haag aan ons tijdschrift een Internationaal Standaard Serie Nummer (I.S.S.N.) toegekend. Er werden dit jaar 24 verzamelbanden verkocht.
Lezingen, tentoonstellingen e.d.
Op 28 januari werd door de heer Graafstal in samen-
werking met de heer van der Gaauw van de Stichting RAAP een lezing met dia's gegeven over het Romeinse castellum in De Meem, waarbij ook video-opnamen werden getoond van de evenementen rond het castellum op de Open Monumenten- dag in september 1991. Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag werd op
30 april in de Broederschapshuisjes door de plaatselijke EHB O-verenigingen een expositie verzorgd over de geschie- denis van het Rode Kruis. Door onze vereniging werd daar een deel van de poppenverzameling van Mw.E. Schuurs tentoongesteld, alsmede speciaal aandacht gevraagd voor ons tijdschrift. Er kwamen die dag rond 250 bezoekers. Bij gelegenheid van de algemene ledenvergadering op 6 mei
werd door Mw.Drs.M. Conrads een lezing met dia's gegeven met als thema "De Utrechtse Muts". Op zaterdag 13 en zondag 14 juni werd op verzoek van de
beheerster van kasteel De Haar door leden van het bestuur de rondleiding verzorgd van bezoekers aan de kapel van het kasteel, welke op die dagen voor het bubliek was opengesteld. Deze rondleidingen werden zeer op prijs gesteld. Eind mei werden twee kleine tentoonstellingen ingericht ter
presentatie van onze vereniging in de openbare bibhotheken in Vleuten en De Meem in het kader van de jubileum- vieringen van de openbare bibliotheek Vleuten-De Meem. Op 27 oktober werd in het verenigingsgebouw een lezing
met dia's verzorgd door de heer Hessing van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek over het kanaal van Corbulo, met aansluitend daaraan een voordracht met dia's door de heer Graafstal over een nieuwe visie betrffende de oorsprong van de Mare in De Meem. Op 21 mei, 26 oktober en 5 november werden door
bestuursleden lezingen met dia's verzorgd voor verschillende verenigingen in de gemeente. Geschiedenlsboel<
In februari werd de overeenkomst getekend van de vere-
niging met de heer O.J. Wittewaal als auteur van het door onze vereniging in samenwerking met de Stichring Publi- caties Oud Utrecht uit te geven geschiedenisboek van de gemeente. In de loop van het jaar werden verschillende delen van het
manuscript door de auteur voorgelgd aan de redactiecommis- sie, die daartoe viermaal bijeen kwam. De behandeling door de gemeenteraad van het op 24 januari
|
|||||||||||
Slotwoord
|
|||||||||||
/
|
|||||||||||
Aan het eind van dit verslag wil het bestuur een woord van
dank uitspreken aan allen die zich dit jaar weer op enigerlei wijze voor de vereniging ingezet hebben. |
|||||||||||
De restauratie van de Hamtoren in 1942
|
||||||||||
door Dr. G.J. van Andel en
Mr. Drs. W.J.M, van Andel |
||||||||||
In 1942 vonden de eerste restauratiewerkzaamheden aan de Hamtoren plaats. Dat was toen hard nodig: sinds
enkele jaren openbaarden zich allerlei ernstige gebreken, met name aan het dak. Het had echter veel voeten in de aarde voordat er werkelijk iets gebeurde. Vooral de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg toonde zich van meet af aan een warm pleitbezorger voor de Hamtoren. Op basis van de correspondentie tussen de familie Royaards, de gemeente Vleuten en andere instanties wordt in dit artikel verteld hoe de restauratie uiteindelijk zijn beslag kreeg en hoe het de Hamtoren in de oorlog verder verging. |
||||||||||
De aanzet
Oudere inwoners van Vleuten zullen
zich misschien nog herinneren hoe de Hamtoren er in 1942 uitzag. Afb. 1 toont duidelijk dat de koepel van de toren scheefgezakt was. Er was echter nog veel meer aan de hand, wat op een foto niet zichtbaar is. Reeds in 1936 constateert de heer
Onnes van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg dat de toren scheef- gezakt is en dat het pleisterwerk van de gevels afvalt; dit wordt echter niet als ernstig aangemerkt. Erger zijn de gevolgen van inwatering aan de ven- sters en aan de voet van het dak. Het muurwerk vertoont zware scheuren en de verankering is niet meer voldoende, zoodat de toren naar alle kanten af- wijkingen laat zien. Inwendig heeft hij, vooral op de drie bovenste verdiepin- gen veel van inwatering geleden, zoo- dat de balklagen en vloeren zoozeer vergaan zijn, dat zij niet meer begaan- baar zijn; enkele balken zijn zelfs doorgebroken. (...) De aangrenzende schuur is zo bouwvallig, dat het ver- blijf erin gevaarlijk is geworden. Het huis Den Ham, dat in 1536 door
de Staten van Utrecht als ridderhofstad was erkend, was een indrukwekkend kasteel, zoals moge blijken uit afb. 2. In 1871 is het kasteel afgebroken; al- leen de thans nog aanwezige Hamtoren is blijven staan. De oudste foto die be- kend is, van omstreeks 1885 (afb. 3), toont de toren kort na de afbraak van het kasteel. In een brief van 6 juli 1936 doen B en W
van Vleuten aan de toenmalige eige- naar van de Hamtoren, de heer H.W.J. |
||||||||||
1. Foto van de Hamtoren vanuit het oosten, genomen op 22 september 1942, kort voordat
met de restauratie werd begonnen. |
||||||||||
Royaards van den Ham, grootvader van
de huidige eigenaresse, het voorstel om de toren kosteloos aan de gemeen- te in eigendom over te dragen. Deze wijst het voorstel niet af, maar vraagt wel om nadere toelichting omtrent de voorwaarden. Dat zijn gezondheid toen al te wensen over liet moge blij- ken uit het postscriptum onder zijn antwoord: Ik ben gaarne bereid per- soonlijk besprekingen te houden, ech- ter zie ik tegen de reis op indien niet strikt noodzakelijk. Het gemeentebestuur van Vleuten
krabbelt nu terug. In hun brief van 29 juli 1936 aan Monumentenzorg stellen B en W: Waar de gemeente noodlij- dend is, maakt de gemeenteraad be- zwaren om gelden voor restauratie be- schikbaar te stellen. Gezien de groote historische waarde van dit bouwwerk, hebben wij ons afgevraagd of het niet mogelijk is, dat zoo noodig via het ge- |
meentebestuur het Departement van
Binnenlandsche Zaken deze toren in eigendom overneemt. Op deze brief wordt van de overheid geen reactie ontvangen, ook niet na herhaling van deze vraag in een brief van oktober 1936. Inmiddels vragen B en W aan de
heer Royaards om een concept-over- eenkomst met de door hem gewenste bepalingen. Dit concept wordt door notaris Simons te Utrecht gemaakt en reeds op 25 augustus 1936 aan het ge- meentebestuur gezonden. Ruim een jaar na het aanbieden van de concept- overeenkomst antwoordt het gemeen- tebestuur in een brief van 10 septem- ber 1937. Vier dagen later overlijdt de heer H.W.J. Royaards van den Ham op 74-jarige leeftijd. Op 25 november 1937 bericht diens
zoon, de heer W.J. Royaards, aan de directeur van het Rijksbureau voor de |
|||||||||
3. De oudste foto die van de Hamtoren
bekend is, daterend van omstreeks 1885. Blijkens een stempel op de achterzijde is de foto genomen door Photographie J.D. Kiek. Kiek (1811-1899) vestigde zich om- streeks 1860 te Leiden als eerste beroeps- fotograaf van Nederland. Monumentenzorg dat de erfgenamen
in principe bereid zijn om met mede- werking van het Rijk en de gemeente Vleuten over te gaan tot herstel van de Hamtoren. Een dag later bericht nota- ris Simons aan het gemeentebestuur van Vleuten dat de erfgenamen van de heer Royaards van den Ham het ont- werp-contract voor de overname van de toren als ingetrokken wensen te be- schouwen. Daarna wordt het stil. Misschien dat
de dreiging van oorlog, de mobilisatie en het daadwerkelijk uitbreken van de oorlog daaraan ten grondslag liggen. De restauratie
De draad wordt weer opgevat door de
nieuwe directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg met een brief aan de heer Royaards, die op- treedt als gemachtigde van de eige- naresse, zijn moeder mevr. E. Roy- aards van den Ham-Thiebout. Inmid- dels is het koepeltje scheefgezakt zo- als op afb. 1 te zien is. Hij schrijft o.a.: Telkenmale wanneer ik van hier naar Utrecht reis trekt de kloeke en door zijn kleur zoo boeiende Hamtoren mijn blikken derwaarts; ik moet bekennen, dat zulks steeds gepaard gaat met eenigen schroom, want ik vrees steeds te zullen bemerken dat de scheefgezak- |
||||||||||
2. De ridderhofstad Den Ham vanuit het oosten. Schilderij op paneel door E.M.F. Ivoy
(1746-1810) uit 1779. |
||||||||||
r
|
||||||||||
zakte bekroning met uitkijktorentje on-
der een storm of onder het voortge- woekerd verval is bezweken. Dat zijn vrees niet ongegrond was, moge blij- ken uit een tekening in doorsnede van het dak van de toren, welke gemaakt is op grond van een opmeting in septem- ber 1942. De gebroken balken van het dak zijn duidelijk op de tekening te zien (afb. 4). Hij doet dan voorstellen voor de fi-
nanciering van de restauratie. Na sa- menspraak met de directeur van Mo- numentenzorg wordt in juni 1942 na- mens de eigenaresse een plan met be- groting ingediend. Het plan omvat de verwijdering van de omloop en de koe- pel, het afsluiten van de ontstane ope- ning met een eenvoudig zinken plat- |
|||||||||
5. Foto van de Hamtoren welke door Polygoon genomen is op 9 oktober 1942 tijdens de
restauratie van het dak. Op de achterkant van de foto staat gestempeld: Goedgekeurd door duitsche censuur. |
|||||||||
dak, herstel van het pannendak en het
dichtmetselen van de vensters. De aan- neemsom è ƒ 2475,- wordt door de rayon- architect van Monumentenzorg, de heer Onnes, goedgekeurd. De Rijkscommissie voor de Monu-
mentenzorg wil blijkens een schrijven van 19 augustus 1942 aan de secre- taris-generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbe- scherming meer. Na een historisch over- zicht vervolgt de commissie: Geven deze feiten al kleur aan het verleden, dat om dezen eerbiedwaardigen toren gevoeld wordt, de aanwezigheid van kelders in het benedengedeelte van een der vleugels bewaard, de gothi- sche schouwen in den toren, de warme kleur van de baksteen daar waar de bepleistering ontbreekt of waar het felle rood door het verweerde wit heen is gedrongen, de geestige bekroning van het torenlichaam en de weerspie- geling in de breede gracht, dit alles maakt, dat de Hamtoren een monu- ment is dat waard is aan het nage- slacht overgedragen te worden. En dit temeer omdat de trein er dagelijks duizenden langs voert (...). Wij vree- zen evenwel, dat de aanvaarding daar- van (het bovenbedoelde plan) het noodlottig gevolg zou hebben, dat men met de tijdelijke voorziening genoegen neemt en dat het zoo uiterst karak- teristieke en geestige spitsje van den |
|||||||||
4. Het dak van de Hamtoren vóór de restauratie (let op de gebroken balken). Fragment
van een tekening in doorsnede, opgemeten in september 1942 door B.V. van den Bergh. |
|||||||||
toren voor goed zal verloren gaan. De
commissie bepleit dan bij de secre- taris-generaal een groter bedrag ter be- schikking te stellen om het dak in ou- de glorie te herstellen. Geschat wordt een bedrag van ƒ 7500,-. Welke secretaris-generaal zou aan
zoveel lyriek weerstand kunnen bie- den? Deze verklaart zich dan.ook in zijn brief van 9 september 1942 bereid in de kosten van de restauratie ƒ 4200,- bij te dragen. Er wordt op aangedron- gen om de werkzaamheden nog vóór de winter af te ronden. Op 25 september 1942 dient de aanne-
mer, I. Woudenberg te Utrecht, een nieuwe kostenberekening in, groot ƒ 7090,-. Vier dagen later geeft de heer W.J. Royaards namens zijn moeder aan de aannemer opdracht de werk- zaamheden uit te voeren. Deze omvat- ten het herstel van het dak in de oor- spronkelijke toestand, het dichten van de scheuren in de muren, het deels dicht- metselen, deels vernieuwen van de ra- men en het weer openen van de schiet- gaten, welke voorzien worden van lui- ken. Aan het binnenwerk zal slechts het allernoodzakelijkste gedaan wor- den, zodat de trappen weer veilig be- gaanbaar zijn. Afb. 5, een foto welke op 9 oktober
1942 door Polygoon is gemaakt, toont dat de koepel is verwijderd en met de opbouw van een nieuwe bekroning is begonnen. Deze foto werd gemaakt voor een persbericht en draagt aan de achterzijde een stempel met de tekst: Goedgekeurd door Duitsche censuur. Afb. 6 laat het resultaat van het herstel van de koepel zien. Het valt op dat rond de omloop een balustrade is aan- gebracht; deze had er tot het einde van de 18e eeuw inderdaad gestaan. Op het schilderij van Ivoy uit 1779 (afb. 2) is de balustrade nog te zien, maar op een aquarel van H. Tavenier uit 1791 (afb. 7) is zij verdwenen. Na ruim 150 jaar is de balustrade in 1942 dus weer in ere hersteld. De nasleep
De balustrade was niet in de aanneem-
som opgenomen, maar werd door de aannemer voor ƒ 158,50 geplaatst op last van de Rijkscommissie voor de Mo- numentenzorg. Tezamen met de door het Rijksbureau verplichte bliksem- beveiliging è ƒ 391,- betekende dit een overschrijding van het goedgekeurde bedrag van ƒ 139,50. De directeur van Monumentenzorg was blijkens zijn schrijven van 25 mei 1943 zo genereus deze overschrijding ten laste van het Rijk te brengen. Door het departement |
||||||||||
6. De Hamtoren na de restauratie. Het dak is vernieuwd en er is weer een balustrade. De
schietgaten zijn in ere hersteld. De foto is gemaakt voordat in 1957 de ruilverkaveling begon: rechts is de voormalige boerderij van de heer Van Selm te zien en op de voorgrond de thans gedempte Vleutense Wetering. |
||||||||||
echter werd de subsidiëring van deze
overschrijding geweigerd. Dit nu trok de Rijkscommissie voor
de Monumentenzorg op haar fatsoen. Haar lange brief van 16 juli 1943 is een gloedvol betoog. De brief wordt als volgt besloten: Gedachtig aan de klassieke wijsheid „deliberante senatu perit Saguntum" (terwijl de senaat ver- gadert, gaat de stad Saguntum ten on- der), veroorloofde „Monumentenzorg" zich een eigenmachtig besluit, over- tuigd daarvoor, bij de warme belang- stelling van Uw Departement voor mo- numenten eer lof dan misprijzing te vin- den. De Directeur van het bureau kon |
||||||||||
U voorrekenen, dat dit van Uw Departe-
ment den extra bijdrage van niet meer dan f 139,50 zou vorderen en vroeg U met deze extra hulp in letterlijken en fi- guurlijken zin de kroon op het werk te zetten. En dit werd geweigerd! Wij heb- ben ons veroorloofd dit geval eenigszins badineerend te behandelen, omdat het een al te ernstig karakter zou verkrijgen, wanneer wij werkelijk zouden moeten gelooven, dat U.H.E.G. den Directeur van het Rijksbureau zou willen verbie- den in spoedeischende gevallen beslis- singen te nemen, zelfs wanneer die voor het Rijk zoo geringe geldelijke gevolgen hebben, als waarvan hier sprake is (...). |
||||||||||
7. Ridderhofstad den Ham vanuit het oosten. Aquarel door H. Tavenier (1734-1807) gemaakt in 1791. De koepel heeft geen balustrade
meer, de trapgevel is verdwenen en het dak is ingrijpend gewijzigd. Vergelijk afb. 2. (Universiteitsbibliotheek Leiden, coll. Bodel Nijen- huis, port. 305, map 1, no. 26). |
||||||||||
Dit laat aan duidelijkheid niets te wen-
sen over. Op 7 augustus 1943 haalt het departement bakzeil en keurt het als- nog de overschrijding van ƒ 139,50 goed. Gesteld kan worden dat ook toen zorg- vuldig met 's Rijks financiën werd om- gesprongen, waarbij op de kleintjes werd gelet. Op 10 juli 1944 ontvangt eigenaresse
van de Hamtoren van de burgemeester de volgende brief: Op last en ten be- hoeve van de Duitsche Weermacht (Wehr- machtkommandant Utrecht) wordt door deze van U gevorderd de toren ,X>e Ham", kadastraal bekend gemeente Vleuten, sectie A, no. 34, tot het aldaar vesti- gen van een luchtwachtpost. Hiervan doet de zoon van eige-
naresse, de heer Royaards, direct kond aan Monumentenzorg. Reeds had zich een aannemer gemeld om toegang tot de toren te verkrijgen teneinde werk- zaamheden ten behoeve van de lucht- wachtpost uit te voeren. De directeur |
van Monumentenzorg vraagt daarop
opgaaf te doen van naam en adres van de aannemer en van het onderdeel van de Duitse Wehrmacht dat de orders gaf. De heer Royaards antwoordt daarop dat de aannemer (met name genoemd) alleen enige houten kompasrozen voor het peilen van vliegtuigen op de balu- strade heeft aangebracht. Na de bevrijding meldt de heer Roy-
aards in zijn brief van 30 juli 1945 aan Monumentenzorg de volgende oorlogs- schade: In April j.l. heeft een groep Duitsche officieren, die geen tijd had- den op het halen van de sleutel te wachten, zich met een bijl toegang verschaft, waardoor de binnendeur geforceerd is en voorts is kort daarna bij het uitwerpen van de voedselpak- ketten uit de vliegtuigen, zulk een pak- ket door het dak van de toren geslagen en heeft nabij de zuidelijke hoek een vrij groot gat in het dak gemaakt. En dus ging de inwatering weer door... |
Noot
Dit artikel is gebaseerd op een dossier van 79
brieven in het bezit van de auteurs, dat kon wor- den gecompleteerd dankzij de medewerking van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de heer H. Schenk, hoofd van de afdeling infor- matievoorziening van de gemeente Vleuten - De Meem. De foto's van afb. 1, 3, 5 en 6 alsmede de tekening van afb. 4 zijn eveneens in het bezit van de auteurs. |
||||||||
10
|
||||||||||||
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben
|
||||||||||||
door H.E.J. van Essen
|
||||||||||||
Als jongetje van 7 jaar had hij al iets met De Meern. Hij woonde toen in Utrecht, en spijbelend van school, trok De
Meern hem al. Later als afgestudeerd huisarts komt hij terug; een man met opgeruimd humeur, altijd sunny side up. Zijn verkneuterende lach is legendarisch te noemen. Dokter Lambers sr. bijna 'n halve eeuw lief en leed de- lend met zijn De Meern ... |
||||||||||||
Een notvstop causeur
In ruste wonend aan de Woerdlaan, heeft
hij uimodigend zijn buitenlicht branden en laat het bezoek zelf binnen. Met zijn vitale gestalte nodigt hij uit aan tafel plaats te nemen in de gezellig ingerichte huiskamer. Met een uitzonderlijke gedrevenheid
voor een 87-jarige begint hij te vertellen, twee avonden lang, non-stop zonder eni- ge pauze, vergeet daarbij de koffie, ver- ontschuldigt zich hiervoor bij het volgen- de bezoek, nadat zijn vrouw hem hierover na afloop vermanend had onderhouden. Als hij dit leest, hoor ik in gedachte weer
die al eerder gememoreerde legendarische lach, die zich bij iedere aangehaalde anek- dote manifesteert in een lachsalvo, waarbij zijn hele lichaam acuut en synchroon die „verkneuterende" houding aanneemt Deze, in grote kring van zijn patiënten,
bekende lach wordt vanuit de keuken eveneens lachend door zijn vrouw bevesti- gend onderstreept. Zij is die tweede avond maar thuis gebleven om er zeker van te zijn dat dit keer de koffie wel verzorgd wordt als de dokter zijn niet te stuiten anekdotes aan het verhalen is. Hij heeft daarbij een natuurbjke behoefte om vooral de humoristische zijde ervan te belichten. |
||||||||||||
Cuniculum vitae
De heer E. Lambers werd op 4 juli 1906 te
Utrecht geboren, als eerste kind uit een gezin van 4. Zijn eerste kennismaking met zijn latere werkterrein was toen hij als 7- jarige leerling spijbelde van de lagere school en een voettocht ondernam van Utrecht tot aan de Stadsdam. Zijn vader was hoofdwerktuigkundige
bij de toenmalige Staatsspoorwegen te Utrecht. Na het lager onderwijs, doorliep de jonge Lambers het Utrechts Gymnasium met hoge cijfers en koos daarna als studie- richting wis- en natuuikunde, die hij na een jaar verwisselde voor de richting medicijnen. Op 20 april 1934 behaalde hij eveneens
te Utrecht het artsendiploma en begon zijn loopbaan voor 'n korte tijd als waarne- mend huisarts te Blerick. Intussen stad en land kris-kras afreizend, om een geschikte vestigingsplaats te zoeken. Gelukkig genoot hij van vrij reizen per trein uit hoofde van de functie van zijn vader. Het artsenaan- bod was toen groot en de praktijken lagen niet voor het opscheppen. Eigen graf vooraf...?
Weer kwam Lambers naar De Meern, nu
als 28-jarige en intussen gehuwd, vestigde hij zich op 23 juli 1934 in het voormalige doktershuis aan de Meemdijk 114 te Veld- huizen, de gemeente waaronder De Meern toen ressorteerde. Veldhuizen, Vleuten en Oudenrijn wa-
ren nog zelfstandig en hadden elk hun ei- gen burgervader, maar in Veldhuizen was nog geen zelfstandig arts. Jarenlang, van- af 1912 - toen dokter Fumé was overle- den, hetzelfde jaar waarin het nieuwe dok- tershuis werd opgeleverd, - tot 1934 bleef de gemeente verstoken van een eigen huis- arts. Slechts een enkeling had het gewaagd zich hier te vestigen, maar door gebrek aan vertrouwen van de plattelandsbevol- king was die al spoedig weer verdwenen. Deze kortstondige voorganger gaf hem
nog wel het advies om eerst te investeren door de aankoop van een graf op het plaat- selijk kerkhof om aldus het vertrouwen te winnen bij de bevolking, 'n blijver te zul- |
||||||||||||
len zijn. Het zal zijn eigen aanpak zijn ge-
weest, want het advies werd in de wind geslagen, en tot op de dag van vandaag geniet dokter Lambers sr. in grote kring vertrouwen en respect. 'nPopudok
Het doktershuis aan de Meemdijk, zie afb.
2, stond tussen het huidige pand van Sterk- Woninginrichtingen en het kantoor van de Onderlinge Brandverzekering. Rechts van het doktershuis stond de
woning van het schoolhoofd en daarnaast de Openbare School, waarvan het school- plein was afgezet met een ijzeren hek. „Op de verjaardag van het schoolhoofd, toevallig ook mijn verjaardag, werd het hek van de school ieder jaar met vlagge- tjes versierd, waardoor menig familielid en kennissen, grote populariteit veron- derstelden van de dorpsdokter.... hi-hi-hi". Het gezin, inmiddels uitgebreid met 5
kinderen, - twee meisjes en drie jongens -, heeft er 15 jaar gewoond. Ook was er een dienstmeisje intern. Door de inmiddels drukke praktijk en het feit dat vervan- gingsdiensten niet bestonden, was het hou- den van vakantie niet mogelijk. Pas in 1940 kon er 'n korte vakantie vanaf. Bioscoopbezoek
„Ik hoefde ook nooit naar de bioscoop,
daar was mijn spreekkamer voor. Menig- maal tussen de patiëntenbezoeken door moest ik me even terugti-ekken om uit te kunnen lachen, om niet bij de volgende patiënt uit mijn rol te vallen". De voorkamer was als spreekkamer in-
gericht en de achterkamer als huiskamer. De Brokkendolcter
In de beginjaren van zijn praktijk kreeg hij
vooral te maken met vele ongevallen die plaatsvonden op de hoek Rijkssti^aatweg en Meemdijk; toen een zeer onoverzich- telijke situatie met een flessehals aan het eind. Vóór de aanleg van de snelweg, 1938/39, wurmde het verkeer, tussen zo- wel Rotterdam-Utrecht als dat van Gouda- |
||||||||||||
11
|
|||||||||
legen dan nu het geval is. Hij dacht de be-
wuste palen te zien, nam alvast 'n flinke vaart om de brug op te komen en in plaats van omhoog ... juist, u begrijpt het al,... en hij toen ook, dat ie in de Rijn moest liggen. Na een poosje zwemmen, raakte hij
,Jcant noch wal" en bleek achteraf dat hij door de duisternis misleid, geruime tijd parallel aan de Rijnoever had gezwom- men. Uiteindelijk werd hij door de brand- weer, uitgerust met „knijpkat", eruit ge- vist en men begon onmiddellijk te dreggen naar zijn „stalen ros". „Ik vermoed dat jul- lie 'n stukje verder terug moeten dreggen", merkte de drijfnatte dokter nog op. In die tijd was het water van de Rijn
nog zo schoon, dat zijn kostuum, na ver- wijdering van enig kroos, niet eens ge- stoomd hoefde te worden, alleen die zelf- gemaakte sigaren, die hij die avond had gekregen waren naar de knoppen. Het pak ging nog zeker 3 jaar mee. Tot na de 2e wereldoorlog heeft Lam-
bers zijn huisbezoeken met de fiets afge- legd en pas in december 1946 werd de eer- ste auto, een Renault Quatro, aangeschaft. Op de foto van afb. 2 is nog net de neus ervan zichtbaar. „Help de dokter veizuipt!"
is de gelijknamige titel van het boek van
Toon Kortooms, waarin hij de wederwaar- digheden van een plattelandsarts beschrijft. Zoiets overkwam ook onze dokter, toen hij op ziekenbezoek bij een patiënt aan de Zandweg, in de haast vergat zijn handrem aan te trekken. Toen hij terugkwam kon hij nog net waarnemen, dat zijn auto lang- zaam in de Leidse Rijn ten onderging. In de haast, zoals gezegd, want hij moest nog met spoed naar Utrecht, gaf hij met nadruk aan Van der Tol de opdracht de auto eruit te takelen, omdat alleen hij dat onbescha- digd kon. Er is daarna met de auto nog 4 jaar gereden, alhoewel de meeste portieren de eerste maanden met touw^es bijeen wer- den gehouden... Benepen iK)kjesgeest
Alhoewel de verzuiling in De Meem min-
der een rol speelde dan in Vleuten, ge- tuigde het levenspatroon in de vooroorlog- se jaren toch nog hier en daar van een be- nepen hokjesgeest en bedorven spruitjes- lucht tussen de diverse geloofsrichtingen. Ons pluriforme leden- en lezersbestand van vandaag kan zich dat misschien nau- welijks voorstellen. Dokter Lambers zelf was N.H., maar had ook vele patiënten van r.k.-huize. In Vleuten daarentegen was het patiëntenbestand streng gescheiden naar religie. Als een cerberus waakte daar Pastoor Ohl over zijn schapen... Streng hield hij ook, „verliefde lammeren" in het oog dat zij hun keuze uit „eigen weitje" |
maakten. Zelfs presteerde hij het bij slecht
weer, bij verliefde paartjes onder de para- plu te kijken of ze allebei wel van het hout- je waren. De eerste echtgenote van Lambers was
betrokken bij diverse sociale- en maatschap- pelijke instellingen. Zo was zij ook voorzit- ter van het Centraal Genootschap voor Kinderuitzendingen. Ook uit de parochie van Pastoor Ohl kwamen kinderen met een slechte conditie hiervoor in aanmerking. Mevrouw Lambers, bij hem op audiëntie om voor een kind toestemming te verkrij- gen, werd door hem achter zijn bureau zit- tend te woord gestaan, terwijl zij kon blij- ven sfan. Vleuten heeft het zelfs meegemaakt dat
patiënten van de protestante dokter die van de kathoUeke in de haren vlogen ... of mis- schien was het andersom ... hi-hi-hi. De oorlogsjaren 1940 -1945
Gevraagd naar zijn belevenissen geduren-
de W.O.-II, verhaalt hij moeiteloos! Zo vertelt hij: ,Jn de eerste oorlogsjaren zaten er twee Duitse deserteurs op 'n boerderij. De Grüne Polizei wist ze daar te achterha- len en wilde ze arresteren. Een van de twee werd daarbij doodgeschoten. Ik moest ko- men en ben er met mijn overbuurman, die van beroep apothekersassistent was en zo- doende eveneens in het bezit van een witte jas was, naar toe gegaan, en kon niet an- ders dan zijn dood bevestigen". Zo kwam er ook eens 'n Duitse soldaat
bij hem met een arm die uit de kom was ge- schoten. Met enig ruk-, trek- en duwwerk heeft hij hem weer gezet. Hij kon het toch ook niet helpen dat hij als Duitser was ge- boren ... De man vertelde hem dat in het ziekenhuis niemand deze kunst verstond... En na een hevige stormnacht was er veel
fruit van de bomen gewaaid en mensen uit Uo-echt kwamen hier dan fruit rapen. Die dag waren Duitse soldaten die in
Haarzuilens gelegerd waren, hun wagens en een tank aan het repareren en deze ver- volgens uittestten op de Utrechtseweg. Ter hoogte van waar nu de Bloemenveiling is, werd een vrouw uit Utrecht met haar tas vol fruit, doodgereden. Ook hier werd Lambers weer bijgeroepen .... de soldaten vervolgden gewoon weer hun weg... In de hongerwinter kwamen de mensen uit
Rotterdam, lopend naar De Meem om hier nog wat voedsel te bemachtigen en ook herinnert hij zich dat bij een razzia in Rot- terdam, de werkende mannelijke bevol- king werd gesommeerd hun huizen uit te komen en werden op transport gesteld om te gaan werken in Duitsland. Een tussencon- trole werd gehouden bij Tivoli in Utrecht. Het transport passeerde de Meerndijk, waar twee Rotterdammers wisten te ontvluch- |
||||||||
2. Het eerste doktershuis aan de Meerndijk
Utrecht vice-versa, zich over dit kruispunt.
In de volksmond kreeg hij al gauw de bij- naam „Brokkendokter". Gedurende de aanleg van het Amsterdam- Rijnkanaal alsook de nieuwe snelweg Utrecht-Den Haag, die in het kader van de werkverschafFing werden aangelegd, moest de dokter nog al eens komen opdraven. De onbekendheid om te weiken met zwaar ma- teriaal en anderzijds werk door middel van handkracht, brachten veel ongelukken met zich mee. Terplekke werd het ongeval dan behandeld en hij had veelal ook de nazorg ervan. Het direct afvoeren naar zieken- huizen kwam pas na de oorlog in zwang. 'n Sportieve kanaalzwemmer
Al dat draven gebeurde wel per fiets. Er
was 'n kleine dorpskern met een groot en uitgebreid buitengebied met veel verspreid liggende boerderijen, waarbij het huisbe- zoek per fiets werd afgelegd. Gemiddeld per dag zo'n 60-70 km, in weer en wind, bij hagel en sneeuw, nooit te laat bij spoed- gevallen, want zo verhaalt hij, „Ik kon ontzettend hard fietsen en heb eens uitge- probeerd hoe snel ik van de Meerndijk naar het Centraal Station in Utrecht kon fietsen, het was binnen 10 minuten", hi- hi-hi, zich vooroverbuigend op de knieën slaand. Dat fietsen speelde hem ook wel eens parten, zo herinnert hij zich... Hij raal(te kant nocii wal...
„Het was in de oorlog, in de tijd van de al-
gehele verduistering van de openbare ver- lichting". Hier en daar werd 'n opstakel met witgeverfde palen aangegeven. Zo ook de Meembrug, die toen hoger was ge- |
|||||||||
12
|
|||||||||||||||
gepaste plan kon geen instemming vin-
den, omdat er boven de praktijkruimte niet gewoond mocht worden. Een jaar na deze afwijzing mocht dit weer wel, en werd het huis in zijn huidige staat ge- bouwd. Het was inmiddels 1949 dat de familie zich daar vestigde. De drukke praktijk en daarbij nog, de op het platte land gebruikelijke huis-apotheek, be- zorgde ook mevrouw Lambers handen vol werk. |
|||||||||||||||
ten. Een heeft zich later toch nog gemeld in
Utrecht en de ander is bij de familie Lam- bers achtergebleven, waar ze de hele avond nog mee gebridged hebben om de volgende ochtend weer terug te gaan naar Rotterdam. Op het eind van de oorlog werden hier en
in de omgeving nog zo'n 2.000 Limburgse vluchtelingen ondergebracht, die tussen de vuurlinies van zowel de bevrijders als die van het terugtrekkende Duitse leger hun woon-gebied moesten verlaten. Door de verminderde hygiënische mogelijkheden kreeg de dokter met de gevolgen hiervan, zoals schurft, luizen en difterie veel van doen, en toen er tenslotte zelfs geen lei- dingwater meer was, werden de kinderen met sneeuw gewassen. Zo was het ook verboden met licht op te
fietsen, waarvan de uitstraling vanuit de lucht te zien zou zijn. Met houten latjes werd dan een soort jalousietje op de kop- lampen gezet en ook de elektrische voorzie- ningen werden op het laatst beperkt tot en- kele uren per dag om eten te koken. Zo waren er zgn. „eeuwigdurende batterijen" in omloop die oplaadbaar waren ... Nou ja, na enige tijd gaven ze ook de geest... hi-hi-hi". ,2o had een dorpsgenoot, - met een be- valling in het vooruitzicht - zich zo'n lamp aangeschaft maar had die al zoveel gebruikt dat toen de bevalling zich aangekondigde, dat ding hem in de steek liet". „Veel beval- lingen verrichtte ik toen bij een carbidlamp- je of de kaars van de pastoor... hi-hi-hi". 1800 Borelingskes verlost
Na de oorlog, vanaf het moment dat de au-
to er was, werd ook de weekenddienst in- gesteld en waren de meeste weekenden ten- minste vrij. Alleen voor bevallingen, maak- te Lambers maar al te graag een uitzonde- ring, want dat was zijn favoriete bezigheid. In totaal heeft hij ca 1.800 bevallingen
gedaan en bij sommige families zelfs tot in de 3e generatie ... „Er was één weekend bij met 7 bevallingen, inclusief een tweeling ... hi-hi-hi". Ook had hij gedurende de weekend-
diensten te Harmeien in één jaar tijd net zo- veel bevallingen begeleid als de dokter van Harmeien zelf. Zo was hij ook getuige bij de 700e inwoner, die van de gemeente toen een spaarbankboekje als geschenk kreeg. Lamberiaanse bevallingstruc
Gedurende mijn artsenopleiding werd ons -
geduld en nog eens gedidd hebben bij beval- lingen - bij herhaling ingeprent en werden wij verplicht om na afloop nog een uur moe- der en kind bij te staan. Ete voorafgaande tijd duurde soms 1 tot 1 1/2 dag. Hij doodde de tijd dan met moppen vertellen of ging zich, indien het avond was, uitgebreid scheren. |
Het was op 'n 29e februari dat hij zich
bij een oproep naar een bevalling spoedde. Bij aankomst waren de weeën verdwenen en dit herhaalde zich enige malen. Aan het eind van de dag heeft hij - toen het pro- bleem zich weer voordeed - gedaan alsof hij wegging, de deur hard dichtgeslagen en buiten enige minuten gewacht. En ja hoor, de aanstaande vader maakte alweer aanstalten hem erbij te roepen ... „Door al deze vertraging werd het kind (net) op 1 maart geboren... hi-hi-hi". |
||||||||||||||
3. De Meern, als 'n kerstkaart in de sneeuw.
Foto: jan. 1956 |
|||||||||||||||
Ho-Ho, ieder op zijn beurt ...
Het was bij een tweeling, dat de eerste om
10 voor 12 's nachts en de tweede 20 mi- nuten later werd geboren. De vader vroeg Lambers de kinderen op dezelfde dag te zetten... De ervaren Lambers gaf de ouders de raad dat niet te doen, omdat de kinderen hun dat later niet in dank zouden afnemen! Zo hadden ze ieder hun eigen verjaardag. „Het Witte Huis"
Na 15 jaar aan de Meemdijk gewoond te
hebben, kocht Lambers 'n stukje boom- gaard van een boer wiens boerderij stond op de plek waar nu de Mavo-school en het bedrijf van Van Bommel zijn. Op de hoek van de Rijksstraatweg en de Burg. Taets van Amerongenlaan liet hij „Het witte Huis" bouwen. Bij 't bouwplan werd door de gemeente bepaald, dat het huis niet meer dan 500m2 mocht inne- men. Dan de gangen maar wat smaller gemaakt, en ook toen bleef de goedkeu- ring uit. Het huis paste niet bij de bouw van de r.k.-kerk en zou daarom een groot, schuin dak moeten hebben. Ook het aan- |
|||||||||||||||
Al voor haar huwelijk was zij apothekers-
assistente en deed dat nu, naast haar druk- ke gezin en het vele sociaal-maatschap- pelijk werk, er ook nog bij. Zij was 'n sterke vrouw. Dat sociaal-maatschappelijkwerk be-
stond uit belangrijke bestuursfuncties o.a. bij het Rode Kruis, het Groene Kruis en het voorzitterschap bij het al eerder ge- noemde Genootschap voor Kinderuitzen- ding. Nog twee maanden vóór haar over- lijden in april 1966 - zij leed aan een ern- stige bloedziekte - leidde zij de jaarver- gadering van het Rode Kruis waarbij zij ook nog de vergadering toesprak. Menigmaal speelde zij St. Nicolaas op
de school voor de Meemse jeugd en om herkenning te voorkomen, trok ze hier- voor dan de schoenen van de dokter aan ... hi-hi-hi. Telefooncentrale
Een plattelandsarts had natuurlijk ook
telefoon en dat was in die jaren zeker nog niet algemeen. De boeren in de wijde omtrek wisten dat en als zij dan 's nachts 'n veearts nodig hadden, werd er maar bij |
|||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||
Lambers aangebeld. In vele gevallen durf-
den ze zelf niet in de hoorn te spreken en moest de dokter dat ook maar doen ... hi- hi-hi. Als tegenprestatie voor zo'n nach- telijk bezoek mocht Lambers, terwijl de boer zelf bij Fizaan dokterde, zijn knecht behandelen. Ook werd er eens door 'n boer een zie-
ke knecht naar zijn spreekuur gestuurd, enige tijd daarna stuurde hij ook zijn vrouw ... Toen beiden met succes gehol- pen waren, durfde de boer zelf ook te komen. Politie-arts
Een Utrechtse architect, die na 'n feestje
verdwaald was en in de omgeving van Vleuten tegen 'n boom was gereden, moest bij Lambers, die ook politie-arts was, 'n bloedproef ondergaan. De man was zo ver heen, dat hij de volgende dag kwam navragen of hij hier 's nachts soms ook geweest was... hi-hi-hi. Regelmatig moest hij nachtrust derven
om de alcoholtest te doen, waarbij bloed en urine moest worden onderzocht. De praktijk was voorzien van een toilet met fonteintje, en om te voorkomen dat er „water bij de wijn" in het potje werd ge- daan en ook bij overmatige onbekwaam- heid zij niet meer recht konden staan, moest de deur open blijven. Bij eigen patiënten zag ik wel eens wat
door de vingers ... Een zoon, wiens ou- ders patiënt waren bij mij, had te veel aan „Bacchus geofferd" en daardoor brokken veroorzaakt in Huis ter Heide. Met woor- den van „hoe kun je dat je ouders aan- doen", deed ik toen „discreet" de deur maar achter hem dicht... hi-hi-hi. |
||||||||||||||||||
5. De Meernbrug en het Café „'t Wapen van Gouda".
Pentekeningen door Chris Schut van 1958. |
||||||||||||||||||
Rotdokter ...
Bij het aanslingeren van een vrachtauto
had iemand bij een terugslag, de slinger tegen zijn neus gekregen, neus aanzien- lijk beschadigd, moest gehecht worden. Nu is de huid, rondom de neus, nogal dik, waardoor verdovingsprikken pijnlijker zijn dan zonder verdoving hechtingen aanbrengen. Aldus werd zonder verdo- ving met kromme naald gehecht, terwijl de man geen kik gaf. Een week later kwam de bijrijder hem vertellen dat hij de hele weg terug had zitten schelden op die rotdokter... hi-hi-hi. |
||||||||||||||||||
Ook bij een veehandelaar, die met klom-
pen aan in een Mercedes de Meemdijk afkwam en via de Meernbrug rechtsaf moest, werd zo'n proef afgenomen. Hij had op de brug willen afremmen, maar raakte met de klomp zowel het rem- als het gaspedaal met als resultaat dat hij met auto en al het café van Van Straten binnenreed en vóór de tapkast tot stil- stand kwam. Hij stapte zijn auto uit en be- stelde gelijk 2 borrels „voor de schrik". Toen Lambers later bij hem thuis de proef moest afnemen, stond de fles alweer op het aanrecht. |
||||||||||||||||||
Op een dag kregen twee „aangeschoten"
boeren buiten ruzie waar de marechaussee werd bij geroepen om de kemphanen te scheiden en ter ontnuchtering in te slui- ten. Een van beiden bleef zo schreeuwen, waarop ik werd geroepen. Al gauw bleek dat een arm uit de kom lag. Op de biljart- tafel van Café 't Wapen van Gouda, op de hoek bij de Meernbrug, werd hij al worstelend vastgehouden en toen 's mans arm weer op zijn plaats zat, schoot de andere er weer uit... hi-hi-hi. |
||||||||||||||||||
Zo reden er wekelijks de wagens van de
Gekro van Rotterdam naar Utrecht. De Gekro-auto, waarmee een oude man was meegereden om zijn kleinkinderen in Utrecht te verrassen, botste met een auto uit Leiden. Hoofd en gezicht van de oude man waren nogal in ongerede geraakt en werden door Lambers ruim van verband voorzien, waarop de man zijn weg kon vervolgen naar zijn kleinkinderen. Wat zullen ze geschrokken zijn! Rotterdammers, steek 'ns op,
Hagenaars, steek in uw zak! Een Rotterdamse wielerclub reed regel-
matig in de weekenden naar het einde van de Meemdijk om daar weer rechts- omkeerd te maken voor de terugtocht. Daar stond ook immers het bord „wiel- rijders afstappen" zij maakten ervan „wiel- renners afstappen". Bij een ongelukkige manoeuvre kwam een van de renners ten val en raakte aan zijn been gewond. Na |
||||||||||||||||||
Tijdens 'n andere ruzie schoot de politie
iemand per abuis 'n kogel dwars door zijn neus. Toen Lambers erbij werd ge- roepen, herinnerde hij zich een verhaal uit zijn jeugd, uit het boek ,,Kinderen van het Woud" door Captain Marriott. In een fragment uit dat boek werd de kapi- tein door zijn neus geschoten. De kinde- ren op het schip riepen toen ook, „nu kan je niet meer op je fluitje blazen". |
||||||||||||||||||
4. Café „De Meernbrug" van Van Straten
|
||||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||
de hulpverlening werd afgesproken dat
hij zijn schuld in het volgende weekend zou komen voldoen. Als een doodeer- lijke Rotterdammer gebeurde dat ook zo ... Maar met een Hagenaar, die ook betrok- ken was bij een ongeluk, was het adres in Den Haag dat de man achterliet bij controle achteraf een niet bestaand adres... hi-hi-hi. 25 jaar in De Meern
In 1959 viert onze plattelandsarts op groot-
steedse wijze zijn Averen jubileum. In een open calèche, voorafgegaan dow het Meernse Muziekkorps en begeleid door herauten te paard, zorgde hij samen met zijn Ie echt- genote voor 'n volksoploop. De Meem be- stond toen slechts uit enkele straten en om teleurstellingen bij de oploop te voorko- men, weid de route meerdere malen gereden. Een Hercules-fan in hart en nieren
|
|||||||||||||
6. In een open calèche... zorgde hij voor een volksoploop ... Foto 1959
|
|||||||||||||
Zeker zal het Stedelijk Gymnasium te
Utrecht de aanleiding zijn geweest voor de sportieve Lambers, want dat was de baker- mat van Hercules waarbij hij vanaf zijn 14e tot zijn 53e heeft gevoetbald, welis- waar met een onderbreking van de periode 1934-1946, waarin de enige sport toen be- stond uit het rennen 's avonds naar de brie- venbus. De naam Lambers - ook zijn broer speel-
de toen in het Ie - was vermaard in die ja- ren ... Onze dokter had al jong een kalend kruintje ... Bij een wedstrijd waarbij zij sa- men moesten spelen werd er vanaf de zij- lijn geroepen: „Hé, doar hé je Laambers, en de voader vaan Laambers"... hi-hi-hi. Op 20 april 1974 werd in de pers uitge-
breid aandacht besteed aan het 40-jarig jubileum en nam hij 3 jaar later, met een druk bezochte receptie in het Verenigings- gebouw aan de Zandweg, op 27 augustus 1977 afscheid en gaf zijn praktijk toen ge- heel in handen van zijn zoon, E.G.E. Lam- bers, die hem al 7 jaar assisteerde. Aileen O.LH. met naam
„Mijn Ie patiënt heeft nog lang geleefd"...
zo zegt hij nog bij het weggaan... en voegt er zijn stereotiepe lach aan toe... Dokter Lambers... u had ons wat te vertel-
len ..., dank voor het meerijden op de ba- gagedrager van uw fiets ... later op de ach- terbank van uw automobiel en tenslotte, voor het meekijken over uw schouder bij het spreekuur... en mocht het zijn, beste le- zer, dat u zich herkent of aangesproken voelt, bedenk dan ... er is geen naam ge- vallen! En Pastoor OHL dan? ... Nou ja, die had al
naam gemaakt met zijn naam bij O.L.H., toch...? |
|||||||||||||
7. Voorafgegaan door het Meernse Muziekkorps ...
|
|||||||||||||
8.... werd de route meerdere malen gereden.
|
|||||||||||||
15
|
|||||||||||
De R.K. gemeenschap van De Meern (8)
|
|||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
|||||||||||
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie op 4 maart 1853 moest in katholiek Nederland op verschillende
terreinen een grote achterstand worden ingehaald. Zo moest een nieuwe organisatiestructuur worden ontwikkeld en een fors bouwprogramma uitgevoerd. Bijna overal in ons land waren de kerken en pastorieën vóór 1853 bekrompen en armoedig; de gebouwen aan de Rijksstraatweg in Oudenrijn, waarover in een vorige aflevering is geschreven, wa- ren daan/an een voorbeeld. Op sociaal terrein moesten weeshuizen, gasthuizen en „gestichten voor ouden van da- gen" worden gebouwd. Ook het katholiek onderwijs moest nog van de grond komen, ;vat door de schoolstrijd na 1868 geen eenvoudige opgave was. Deze landelijke situatie gold ook voor Oudenrijn en De Meern. |
|||||||||||
Het ontwerp van de architect
Onder het pastoraat van Laurens Clémens (1816-1846) werd al
gedacht aan een nieuwe kerk en pastorie. De oude kerk was voor het groeiend aantal kerkgangers te klein geworden en de pastorie verkeerde in een slechte staat. Om een en ander te kun- nen realiseren was bouwgrond nodig en op 24 juni 1820 werden door het toenmalige kerkbestuur drie percelen land voor dat doel gekocht (zie jg. 1992, nr. 3, p. 57). Nadat de statie Ouden- rijn op 1 juni 1855 tot parochie was verheven en de parochie- grenzen waren vastgesteld, kon in 1857 aan architect Van den Brink de opdracht worden gegeven om een ontwerp en bestek voor de nieuwe kerk te maken. Herman Jan van den Brink was in 1816 in Rotterdam geboren
en wilde aanvankelijk wijnkoper en distillateur worden. Hij kreeg echter belangstelling voor de bouwkimst en ontwikkelde zich door zelfstudie tot architect. Omdat hij connecties had met de aartsbisschop van Utrecht, Joannes Zwijsen, en in die tijd een geweldige bouwactiviteit ontwikkeld werd, kreeg hij in 1855 de opdracht om het bisschoppelijk seminarie in Driebergen-Rijsen- burg te bouwen. Dit grote pand is op 8 oktober 1857 geopend en enkele jaren geleden, na een langdurige leegstand, gesloopt. Mogelijk is de bouw van Rijsenburg of een intermediaire rol
van Joannes Zwijsen voor het kerkbestuur van Oudenrijn aan- leiding geweest om in juli 1857, in de eindfase van de bouw van het seminarie, aan Van den Brink de opdracht te geven om een ontwerp voor de kerk aan de Rijksstraatweg te maken. Later heeft Van den Brink in het aartsbisdom Utrecht en in het bisdom Haarlem nog verschillende kerken gebouwd, waarvan er maar weinig zijn overgebleven. Bekend zijn de kerken in Veenendaal (1856), Montfoort (1860), Enschede (1863), Arnhem (1864), Uithoom (1864), Heüo (1867), Oud Ade (1867), Wormer (1868), Naaldwijk (1868), Sassenheim (1868) en Hillegom (1870). Na een arbeidzaam leven is Herman Jan van den Brink in 1883 overleden, i) De eerste schetsen van de voorgevel, de plattegrond en de dwars-
doorsnede zijn bewaard gebleven en zijn nog aanwezig in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. 2) Het zou echter tot 17 januari 1859 duren voordat het Departement voor de Ere- dienst toestemming gaf om met de bouw te beginnen. Op 20 maart 1859 vond de aanbesteding plaats en de bouw werd aan de laagste inschrijver gegund voor de prijs van tweeëntwintig- |
|||||||||||
1. Schets van HJ. van den Brink voor de R.K. kerk van Ouden-
rijn uit juli 1857. duizend en tweehonderd gulden; de naam van de bouwer is nog
niet achterhaald. In april 1859 is met de bouw l)egonnen en toen is ook door pastoor Jacobus Joannes Keuken de eerste steen ge- legd. Op 27 maart 1860 is de nieuwe kerk aan de Rijksstraatweg door dezelfde pastoor ingezegend en in gebruik genomen. 3) Uit archieven is niet duideüjk geworden waarom de kerk niet door de aartsbisschop is ingewijd, wat gebruikelijk was bij nieuwe kerken. In het bewaarde bestek bij artikel 2 wordt de kerk door Van den Brink als volgt omschreven: Het in spitsboogstijl ontworpen gebouw bestaat uit een kerkschip met presbyterium (prie- sterkoor) waarvan de apsis (afsluitende kooruitbouw) een halve achthoek vormt, ter weerszijden van welke zich een sacristy bevindt. Voor de hoofdingang in het midden van den voorgevel wordt een portaalaanbouw (porche) aangebracht, terwijl de voorgevel zelve geflankeerd wordt door twee kleine achtkanten torens, benevens twee ter weerszijden uitgebouwde kapellen, bestemd voor doopkapel en kerkenkamer. Het presbyterium, sacristeyen en porche zijn voorzien van plafonds in de vorm van kruisgewelven. In de kerk zelf is de kap gedeeltelijk zigtbaar met gestucadoorde tusschenvelden enpaneelen. 4) |
|||||||||||
16
|
|||||||||
Stukadoorsgotiek 5)
Uit de tekening, het bestek en de latere bouw kan vastgesteld
worden dat de kerk aan de Rijksstraatweg met de stijlfase van de zogenaamde stukadoorsgotiek getypeerd kan worden. Deze bouwstijl verving omstreeks het midden van de 19e eeuw de neoclassicistische kerkarchitectuur, waarvan de Augustinuskerk aan de Oudegracht in Utrecht uit 1839 een goed voorbeeld is. Rond 1840 waren sommigen van mening dat de middeleeuwse gotiek meer op de voorgrond moest treden, omdat deze bouw- kunst in West-Europa was ontwikkeld, wat niet het geval was met de klassieke bouwkunst uit de Oudheid. Een duidelijke invloed op de stukadoorsgotiek en de latere
neogotiek heeft koning Willem II, de vriend van aartsbisschop Joannes Zwijsen, gehad. De koning had in het Engelse Oxford gestudeerd en zijn Engelse opvoeding had hem in aanraking gebracht met gotische gebouwen uit de 17e tot 19e eeuw. Terug- gekeerd in Nederland liet hij de Engelse architect Henry Aston een aantal ontwerpen maken voor een gotisch paleis op Zorg- vliet. Zijn Engels-gotische ideeën zijn ook gerealiseerd bij het paleis Kneuterdijk en bij de als manege verbouwde Willems- kerk, alle in 's-Gravenhage. |
|||||||||
Later in de tweede helft van de 19e eeuw zien we dat de gotische
bouwperiode intensief bestudeerd werd. In Frankrijk was VioUet- le-Duc actief en in ons land werd RJ.H. Cuypers, de architect van kasteel Haarzuilens, door koning Willem II aangespword om de neogotische bouwwijze voort te zetten. Cuypers' visie betrof niet alleen het gebouw, maar ook het interieur en alles wat daarin gebruikt werd. Door zijn studie en toepassing van de Franse go- tiek is de Engelse gotiek in Nederland op de achtergrond geraakt. Opmerkelijk is wel dat in grote delen van het aartsbisdom
Utrecht vrijwel geen kerkgebouwen van Cuypers voorkomen. Alleen in de provincies Groningen en Utrecht heeft hij enkele kerken gebouwd, die echter op de vingers van één hand zijn te tellen. In onze streek was vooral het Utrechtse Bemulphus-gilde actief, met als voornaamste kunstenaars Alfred Tepe en Friedrich Wilhehn Mengelberg. Van de eerste zijn voor onze regio de St.- Willibrorduskerk aan de Minrebroederstraat in Utrecht, de H.-Nico- laaskerk in het oude Jutphaas en de Michaëlkerk in Schalkwijk de bekendste kerkgebouwen. Ook andere leden van de familie Mengelberg hebben o.a. kunstwerken aan de kerken in Ouden- rijn en De Meem geleverd. In 1901 is een passiekruis voor de kerk aan de Rijksstraatweg gemaakt en in 1940 werd een ont- werp voor vier glas-in-loodramen vervaardigd, die echter door de bisschoppelijke liturgische commissie zijn afgekeurd. Op het ontstaan, de visie en de activiteiten van het Bemulphusgilde komen we in de volgende aflevering terug. Het ontwerp en de uitvoering
In het Algemeen Rijksarchief in Den Haag worden enkele tekenin-
gen van het eerste ontwerp van Van den Brink voor de kerk aan de Rijksstraatweg bewaard. Als we zijn tekening van het hoofd- front (afb. 1) vergelijken met de uiteindelijk gebouwde kerk (vgl. afb. 2), dan zijn duidelijk verschillen op te merken. In gro- te lijnen is de portaaluitbouw gelijk gebleven aan het ontwerp, maar in de details zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo is de dubbele toegangsdeur niet in verticale blokmotieven, maar in een visgraatmotief uitgevoerd. Ook het uurwerk boven het raam is ruet op de tekening aanwezig, maar zal later zijn aangebracht Mogelijk is dit uurwerk na 1914 in de portaaluitbouw geplaatst, omdat toen de kerk en pastorie op het lichtaet zijn aangesloten. Het belangrijkste verschil is de raamindeling, met het zoge- naamde traceerwerk, van de portaaluitbouw. In plaats van een twee-delig is een driedelig raam toegepast. Een ander verschil is te zien bij de steunberen. Op de tekening
is aan beide zijden van de hoofdingang, reikend tot aan het boogfries van de top van de portaaluitbouw, één steunbeer gete- kend, terwijl in werkelijkheid twee haaks geplaatste steunbeer- paren aanwezig zijn. Een groot verschil zijn de ramen op de te- keiting aan beide zijden van de portaaluitbouw, die bij de ge- bouwde kerk geheel ontbreken. Opvallend zijn ook de verande- ringen aan beide torens. Bij het ontwerp worden deze bekroond door slanke spitsen, die van zogenaamde wimbergen zijn voor- zien. Uiteindelijk werden klokvormige bekroningen aangebracht die dezelfde vorm hadden als die van de kapel van het voormali- ge seminarie in Driebergen-Rijsenburg uit 1857. Het laatste verschil is te zien bij de uitgebouwde kapellen aan
beide zijkanten van de kerk. Bij het ontwerp zijn loodrecht op de as van de kerk de beide kapellen getekend, die met een za- deldak afgedekt zouden worden. Op afb. 2 is echter duidelijk te zien dat een lessenaarsdak is aangebracht. Aan de voorzijde van beide kapellen is ter verfraaiing hetzelfde boogfiies aangebracht dat ook aan de top van de portaaluitbouw aanwezig is. Zonder twijfel heeft de architect hiermee een grotere eenheid van het to- tale kerkgebouw willen bereiken. Op de afbeelding is ook te zien dat in de zijgevels zes tweedelige neogotische vensters aanwe- zig zijn. Tussen de vensters zijn de zijmuren voorzien van twee- maal versneden steunberen. |
|||||||||
2. De oude R.K. kerk van Oudenrijn. Let op de verschillen met de
schets van afb. 1. Langzaam zien we, als reactie op de neoclassicistische stijl, in
ons land gebouwen met gotische vormen verschijnen. Kenmer- kend voor die tijd is dat men originele gotische vormen en mo- tieven namaakte, zonder het flauwste begrip van de wijze waar- op de middeleeuwse bouwers hun bouwwerken hebben gecon- stiiieerd. Men paste gotische vormen toe, maar als dat tijdens de bouw zo uitkwam, wijzigde men ze even gemakkelijk of liet men ze eenvoudig vervallen. Dit is kennelijk ook bij de kerk aan de Rijksstraatweg aan de orde geweest, zo zal blijken wanneer wij aanstonds het originele ontwerp met het uiteindelijke kerkge- bouw vergelijken. Duidelijke voorbeelden van het niet-bestu- deerd toepassen van materialen en technieken zijn de kapcon- structies. In diverse kerkgebouwen zijn de houten gewelven recht- streeks, d.w.z. zonder een dragende laag riet, gestukadoord. Ook de gewelven in de kerk aan de Rijksstraatweg zijn op die manier afgewerkt. |
|||||||||
17
|
||||||||
Oudere inwoners van Oudenrijn en De Meem zullen zich herin-
neren dat de voorgevel uit twee kleuren heeft bestaan. De torens, de tand- en boogfriezen, de steunberen naast de hoofdingang, de kozijnen van de hoofdingang en van het grote venster waren lichter van kleur dan de overige delen. Het plein voor de kerk werd omsloten door een hekwerk in het verlengde van de zijge- vels, dat aan de straatzijde en aan de rechter zijkant was voor- zien van een dubbele openslaande poort. Devert(oop
Nadat op 14 november 1940 de nieuwe parochiekerk aan de Pas-
toor Boelenslaan in gebruik was genomen, had de oude kerk geen functie meer. Het toermialige kerkbestuur besloot om de kerk te verkopen en pastoor H.C. Koelman vroeg daarvoor toestem- ming aan de aartsbisschop. In zijn brief vermeldde hij dat naast de kerk ook de grond waarop de kerk gebouwd is en een klein stuk van bijbehorende terrein voor de somma van ƒ. 9000,-, zeg- ge negenduizend gulden verkocht konden worden. Bij zijn brief sloot hij het taxatierapport in dat door J. Brinkhof,
aannemer in elektrische houtbewerldng te De Meem, op 14 juni 1941 was geschreven. Hierin stond: De ondergetekende Gijs- bertus Johannes Brinkhof, Aannemer wonende te De Meem, en Theodorus Johannes Kromwijk, Landbouwer wonende te Velt- huizen, Verklaren naar billijkheid geschat te hebben de verkoop- waarde van een terrein, breed aan de openbare straatweg pl.m. 20 m en diep pl.m. 77 m. Waarop staat de niet meer in gebruik zijnde oude R.K. Kerk te Oudenrijn en gelegen aan de Rijks- straatweg van Utrecht naar Leiden. Zijnde een gedeelte van de vaste goederen, behoorende aan het RK Kerkbestuur van de parochie van O.L. Vrouwe Hemelvaart te Oudenrijn voor een be- drag van achtduizend vijf Honderd Gulden zegge f. 8500,-. 6) Pas- toor Koelman had bovenop het getaxeerde bedrag nog eens vijf- honderd gulden gezet Tevens vermeldde hij in zijn brief dat de aspirant-koper er een bedrijf van motorzijspanwagens in zou vestigen. Op 20 jimi 1941 was het antwoord van de aartsbisschop bin-
nen. In diens schrijven stond vermeld: dat deze aanvrage alleen dan kans heeft ingewilligd te worden indien Uw Bestuur zorg- draagt, dat de thans niet meer in gebruik zijnde kerk in zoodani- gen toestand wordt gebracht, dat zij uiterlijk niets meer doet denken aan een kerkgebouw. Gaarne vememen Wij, welke ver- anderingen zullen worden aangebracht. Het meest afdoende zou zijn dat de keik eenvoudig werd afgebroken, althans grootendeels. ?) |
||||||||
4. Het huidige aanzicht van de voormalige R.K. kerk aan de Rijks-
straatweg vanuit het noordoosten Nadat de goedkeuring was verleend, kon de verkoop aan de
firma J.A. Bom uit Amsterdam plaatsvinden. Om veranderingen aan het ex- en interieur te kunnen aanbrengen, werd door de eer- der genoemde aannemer G.J. Brinkhof op 9 september 1941 een verzoekschrift bij de burgemeester van de gemeente Oudenrijn ingediend. Op 14 oktober 1941 werd een vergunning verleend tot de verbouwing van de voormalige r.k. kerk aan de Rijks- straatweg. De kosten waren begroot op twintig duizend gulden, s) Als we het resultaat van de verbouwing met de oorspronkelijke
toestand vergelijken dan zijn, volgens voorschrift van de bis- schop, grote en ingrijpende veranderingen aangebracht (vgl. afb. 3 en 4). De oorspronkelijke portaaluitbouw en de beide torens zijn verdwenen en in plaats daarvan is een nieuw gedeelte met zij- vertrekken aangebouwd. Het eenbeukige kerkgebouw is gehand- haafd, maar er zijn veel veranderingen in aangebracht. In de zij- gevels zijn de zes tweedelige neo- gotische vensters vervangen door rechthoekige, voorzien van acht ruiten (zie afb 5). Waarschijnlijk omdat de koorzijde niet vanaf de weg zicht-
baar was, is dit gedeelte nog het meest intact gebleven. Op afb. 6 is te zien dat de oorspronkelijke vorm van de half-achthoekige absis van het uitgebouwde priesterkoor nog bestaat. Ook de vijf vensters hebben hun oude vorm behouden. Niet geheel duidelijk is of de dubbele deur in de absis oorspronkelijk is. Het diagonale motief wijst wel in die richting, maar het is ook mogelijk dat tij- dens de verbouwing de dubbele toegangsdeuren uit de frontge- vel hiernaartoe zijn vaplaatst. Niet alleen het exterieur is verbouwd; ook in het interieur werd het nodige aangepast. In de volgende aflevering zal daarop nader worden ingegaan. De parochianen van Oudenrijn
Nadat het exercitie van de Roomsche relegie door den Prince
|
||||||||
3. De oude R.K. kerk aan de Rijksstraatweg vanuit liet noord-
oosten. |
||||||||
18
|
||||||||
van Oranje en van de Raaden 's Hoofs van Utrecht op 26 augus-
tus 1581 was verboden (zie jg. 1991, nr. 3, p. 65), kwamen de Noordnederlandse katholieken in een moeilijke positie. Omdat ze ook nog de naam hadden dat ze Spaansgezind en dus onbe- trouwbaar waren, werden ze gedwongen als burgers in een uit- zonderingspositie te leven. Ze werden uitgesloten van culturele verworvenheden, kregen geen geschikt onderwijs en werden niet bekwaam geacht om ambten te vervullen. Hierdoor werden de katholieken een getekende groep, waarbinnen over het alge- meen veel armoede heerste. |
||||||||
6. De absis is het meest intact gebleven gedeelte van de voormalige
R.K. kerk aan de Rijksstraatweg. waren de duurste en konden alleen door beter gesitueerden wor-
den betaald. De plaatsen achter in de kerk waren vrij en werden wel de armenbanken genoemd. Uit testamenten, legaten en gif- ten kan men eveneens afleiden dat zich onder de rooms- katho- lieken welgestelde personen bevonden hebben. Zondermeer heb- ben zij zich nauw met de kerk verbonden gevoeld. Ook hadden zij oog voor hun minder bedeelde parochianen. In testamenten vinden wij regelmatig bedragen en goederen aan het armbestuur gelegateerd, lo) Als aan de pastoor of het kerkbestuur een bedrag werd geschonken, dan gebeurde dit onder verplichting om gedu- rende vijfentwintig achtereen volgende jaren te rekenen van mijn overlijden jaarlijks tweeënvijftig Heilige Missen te laten doen voor de rust en welvaart der ziel van mij en mijne echtgenote. Ook werden bedragen gelegateerd die bestemd waren voor het dagelijks onderhoud en voor de versiering van de kerk. Voor- al in de periode van 1902 tot 1917 is veel geïnvesteerd om het interieur van het kerkgebouw te verfraaien. Uit de archieven blijkt dat veel van de kerkinventaris vanaf de oprichting van de statie in 1797 tot de latere parochie Oudenrijn door welgestelde parochianen is geschonken. Aan het interieur en de inventaris van de kerk aan de Rijksstraatweg zal in de volgende aflevering aandacht worden besteed. Bronnen
1. A.J. Looyenga, Oudenrijn, O.L. Vrouw Hemelvaart (typescript).
2. ARA, tweede afdeling, R.K. Eredienst, inv. nr. 723.
3. RAU, archief van de rooms-katholieke parochie De Meem, inv. nr. 18.
4. Looyenga, Oudenrijn.
5. H.P.R. Rosenberg, De 19e-eeuwse kerkeUjke bouwkunst in Nederland
Cs-Gravenhage 1972). 6. RAU, rooms-katholieke panx:hie De Meem, inv. nr. 76.
7. Idem.
8. Archief gemeente Vleuten - De Meem.
9. Jac. de Brayn, De hervormde gemeente De Meem (1977) 108.
10. Parochiearchief De Meem (niet geïnventariseerd).
|
||||||||
5. De voormalige R.K. kerk aan de Rijksstraatweg vanuit het zuid-
oosten. De neogotische vensters zijn vervangen door rechthoekige roedenvensters. In De Meem was er niet alleen armoede bij de rooms-katho-
lieken; ook bij de protestanten was het geen vetpot. Dit blijkt uit de rekeningen van de diaconie over de periode 1796 tot 1880.9) In de opsomming zijn voornamelijk leveringen door bakker Ver- kerk van de Zandweg genoemd. Ook blijken op het einde van de 19e eeuw de overigens onbekende bakkers P.H. Lettinck en J.N. Emé brood voor de armen aan de diaconie te hebben geleverd. Bij de rooms-katholieken werd in de crisisjaren namens het
armbestuur iedere vrijdag armenbrood door de plaatselijke bak- kers Verkerk en Van Engelen uitgedeeld. Afhankelijk van de grootte van het gezin ontving men dan een drie- of een zesponder. Dat er in die tijd ook standsverschil was, blijkt wel uit het extra brood dat bij het overlijden van een rijke boer of boerin aan de armen werd gegeven. Aan de duur van het luiden van de kerk- klok kon men horen of een rijk persoon was overleden. Voor het gewone volk met een derde klas begrafenis werd de klok vijf minuten geluid; voor een tweede klas begrafenis was dat vijftien minuten en voor een eerste klas begrafenis een half uur. Dit laatste luiden was voor de armen het signaal om tussen negen en tien uur een extra brood af te halen. Maar ook in de kerk zelf was dit standsverschil bij de uitvaart-
dienst merkbaar. Er waren in die tijd drie verschillende baarkle- den, die afhankelijk van de klasse van begrafenis werdai gebruikt Het onderscheid bij het luiden van de doodsklok en het gebruik van de baarkleden is na het overgaan naar de nieuwe kerk aan de Pastoor Boelenslaan, afgeschaft. Voor iedereen, rijk of arm, werd sindsdien nog één kwartier geluid. Ook werd voortaan van één baarkleed gebruik gemaakt, dat echter in de loop der jaren uit de begrafenisliturgie is verdwenen. Standsverschil kwam ook duidelijk tot uitdrukking bij het pach-
ten van plaatsen in de kerk. De pachtplaatsen voor in de kerk |
||||||||
19
|
|||||||||||
Een lastig vrouwspersoon
|
|||||||||||
Bij het doen van onderzoekingen in de archieven van de voormalige gemeenten waaruit Vleuten-De Meern is
gevormd, kom je soms stukken tegen die een beeld geven van het leven in die tijd. De redactie meent dat het voor de lezers wellicht interessant is om daarvan af en toe iets te publiceren, zon-
der verder op de inhoud ervan in te gaan. In het archief van de voormalige gemeente Vleuten vond ik onder inventaris nr. 1880 de volgende stukken,
die tonen hoe 160 jaar geleden de pastoor en de burgemeester problemen hadden met een lastig vrouws- persoon. |
|||||||||||
Ekerschot verklaarde niet te kunnen schrijven nog tekenen,
(was getekend) G. van Amerongen J.H.J. van Bijlevelt" Nog diezelfde dag stuurde de burgemeester dit proces-ver-
baal aan de Officier van Justitie bij de Regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Utrecht, met het volgende bege- leidend schrijven: ,,Ik haast mij UEd.Gestr. te doen toekomen een gefor-
meert proces-verbaal tegen Jannigje Plomp, huisvrouw van Willem Boshof, wonende op Themaat, welk vrouws- persoon voor de ingezetenen mijner gemeente ondragelijk word, ja zelvers voor mij als Burgemeester, daar zij zich niet ontziet weg te nemen, bij oecasie, wat zij goed vindt en op brutale wijze geld afdwingt bij de ingezetenen, niet tegen staande zij van de Armekasse wordt gealimenteerd, ja zelfs koomt aan mijn huis en terijt mij in mijne kwali- teit, van haar niets te durven doen. De Burgemeester van Vleuten
(get.) J.H.J. van Bijlevelt" De burgemeester was er daarmee nog niet, want 6 weken
later ontving hij het proces-verbaal weer terug met de volgende brief, gedateerd 4 maart 1829: „Aangezien het nevensgaande proces-verbaal, mij inder-
tijd door UEdgestrengen toegezonden, geene daadzaken behelst, waaromtrent tegen de beklaagde Jannigje Plomp eene correctionele vervolging zoude kunnen worden inge- steld, maar op dezelve hoogstens slechts toepasselijk zijn art. 479 en 480 van het wetboek van strafrecht, heb ik de eer UEdgestr. hetzelve terug te zenden, daar ingevalle UEdgestr. moge van oordeel zijn dat de beklaagde wegens deze feiten behoorde vervolgd te worden, dit proces-ver- baal zal moeten worden opgezonden aan de Ambtenaar waarnemende het Openbaar Ministerie bij de Regtbank van enkele Politie te Maarssen. De Officier van Justitie bij de
Regtbank van len aanleg te Utrecht (get.) Van Lijnden sub." Op 7 maart 1829 zondt de burgemeester het proces-ver-
baal aan de Vrederechter van het Kanton Maarssen, met de volgende begeleidende brief: „Het nevensgaande proces-verbaal heb ik den 19 Januarij
aan de Heer Officier van Justitie bij de Regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Utrecht opgezonden, dan hetzelve is mij in dato 4 Maart 1.1. gerenvoijeerd, op grond dat op Jannigje Plomp hoogstens art. 479 en 480 |
|||||||||||
Op 19 januari 1829 werd door de burgemeester het vol-
gende proces-verbaal opgemaakt: |
|||||||||||
,,0p heden den negentienden Januarij 1829 compareerde
voor mij Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, Burgemeester van de gemeente Vleuten, Stijntje Gruithuizen, dienst- meid, Gijsbert van Amerongen, schaapherder, en Cornelia Ekerschot, huisvrouw van Hendrik Goes, wonende alle aan de pastorij genaamd het Hoog, dewelke aan mij ver- klaarde, dat op den morgen van den negentiende dezer Jannigje Plomp, huisvrouw van Willem Boshof, wonende op Themaat, zigh niet heeft ontzien van zigh in den hui- ze van den weleerwaarde heer J. van Everdingen, RC pas- toor op het Hoog, in te dringen en den bovengenoemde dienstmeid te gelasten om bij den Heer Pastoor zigh aan te melden om hem te spreken, dewelke toen aan haar een gift wilde ter hand stellen, en zij volstrekt niet mede te- vreden was, en zigh ter alleronverdragelijkst heeft gedra- gen, dat de Heer Pastoor van Everdingen genoodzaakt werd zigh naar de keuken te begeven en aan haar verzogt zij zijn huis geliefde te verlaten, hij met moeijte haar zijn huis moest uitdringen, dat zij vervolgens tot twee reizen (keer) de deur welke toe was met geweld is ingedrongen en een vrouwerok heeft opgenomen van genoemde Stijntje Gruithuizen, om dezelve mede te nemen, dewelke zij haar wilde afnemen, doch dat niet uit hare handen kunnende krijgen, de Heer Pastoor is moeten te hulp komen, dat zij vervolgens zigh niet heeft ontzien om een spoelkom, de- welke op de pomp in de keuken stond mede te nemen naar buiten, en door een glasvenster geplaatst naast de deur dezelve door heen te smijten, vervolgens de daar be- vindende wateremmmer ook geweldadig door gemelde glasraam heeft geslagen, vervolgens heeft gemelde Jannigje Plomp hare woede verder den dag gelegd, van wel een half uur voor de Pastoor zijn woonhuis heeft gestaan, an- ders niet als de zwaarste vloeken geuit, en gezegd, ik geef om geen Pastoor, om geen Burgemeester nog om de Prins, ik schijt in de hele boel. Dit een en andere geweldadige voorgevallene ter mijner kennis gekomen zijnde, heb ik mij Burgemeester begeven naar de pastorij op het Hoog, en bevonden dat het voorgevallene geweldadiglijk was gepleegd, de roeden van het glasraamd finaal verbrijzeld, benevens een gedeelte glas en roeden en de doorgesmeten spoelkom bevond zigh nog binnen op de vloer verbrij- zeld, en de gesmeten wateremmer bevond zigh nog van buiten onder het glasraamd ten ondersten boven geplaast, zoals dezelve door haar was gesmeten. Zo is dit proces-verbaal door ons Burgemeester opge-
maakt, benevens de comparanten getekend ten dagen en jaren als bove, uitgenomen Stijntje Gruithuizen en Cornelia |
|||||||||||
20
|
|||||||||||||||
hare thuiskomst op den publieken kerkweg bij het uitgaan
van den vroege godsdienstoefening is ontmoet Aalbert en Maria van Rooijen, mede op Themaat woonagtig welke haar in dien toestand hebben aangetroffen en getuigenis der waarheid daarvan kunnen afleggen. 2e. Geurt van Oostrom, kleintapper wonende te Vleuten, afleggende de volgende verklaring, onder aanbod dezelve met solemneele eede te zullen bevestigen, dat hij in den loop van dezen morgen zich naar de late godsdienst- oefening zullende begeeven heeft ontmoet Willem Bos- hof, echtgenoot van meergemelde Jannigje Plomp, welke hem het voorval overeenkomstig de verklaring van de eerste comparante heeft herhaald, en alzoo die verklaring volkomen geloof verdiend. 3e. Aalbert van Rooijen en Maria van Rooijen in de verkla-
ring van de eerste comparante opgenoemd, welke het getui- genis hebben afgelegd dat zij gemelde Gerritje de Bree in dien toestand hebben aangetroffen als in hare opgemelde verklaring is vermeld en de waarheid daarvan door hun getuigenis zullen staven. Voorts is voor ons Burgemeester en in tegenwoordig-
heid van Jacobus van Rooijen, veldwagter dezer gemeen- te gecompareerd den dikwerf genoemden Willem Boshof, welke na gedane afvraging heeft verklaard, dat het voorgevallene ten aanzien van het misdrijf door zijne huisvrouw Jannigje Plomp gepleegd, ten aanzien van de geweldadige handelwijze tegen Gerritje de Bree, met de waarheid overeenstemd en hij niet anders dan het volkomenste getuigenis daarvan moest geeven. En aangezien uit het vorenstaande ten voldoenste blijkt
dat Jannigje Plomp, huisvrouw van Willem Boshof, zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van den 2e tijtel eerste hoofdstuk 2e afdeeling van het Wetboek van Straf- regt, is daarvan het tegenwoordige proces-verbaal opge- maakt hetwelk aan den Heer Officier van Justitie bij de Regtbank te Utrecht zal worden ingezonden, om te dienen zoo als zulks zal behoren. En hebben de comparanten in de drie eerste artikelen vermeld benevens den veldwagter deze met ons ondergeteekend, uitgezonderd de eerste comparante Gerritje de Bree welke heeft verklaard niet te kunnen schrijven, ten jare, maand en dage voormeld." |
|||||||||||||||
van het Wetboek van Strafregt toepasselijk zijn, en dit
proces-verbaal aan den ambtenaar waarnemende het open- baar Ministerie bij de Regtbank van enkele Policie te Maars- sen moet opgezonden worden. Uit hoofde der onaangenaamheden welke door haar
den ingezetenen worden aangedaan en waardoor zij mij Burgemeester zelfs zeer lastig is, heb ik gemeend dat zij aangeklaagde, om deze hare feilen behoort vervolgd te worden, waarom ik de vrijheid neem gemeld proces-ver- baal aan UEd.gestr. op te zenden. de Burgemeester van Vleuten
(get.) J.H.J. van Bijlevelt" En daarmee eindigt deze zaak in het Vleutense archief en
zal de afloop gezocht moeten worden in het archief van het betreffende kantongerecht. Het was echter nog niet de laatste wandaad van Jannigje
Plomp, zoals blijkt uit een proces-verbaal dat een paar maanden later, op 3 mei 1829, werd opgemaakt: „In den jare een duizend agt honderd negen en twintig,
den derden dag van de maand Mei des middags ten twaalf uren zijn voor mij Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, Bur- gemeester der Gemeente Vleuten, gecompareerd. Ie. Gerritje de Bree landbouwster wonende op Themaat, afleggende de navolgende verklaring: dat zij in den mor- gen van heeden circa half negen uren op den weg van Vleuten naar Themaat op de hoogte van halfweg het zogenaamde Kerkbosch is ontmoet Jannigje Plomp huis- vrouw van Willem Boshof, mede op Themaat woonagtig, vergezeld van haren genoemden man benevens hare drie kinderen, dat gemelde Jannigje Plomp onder een vloet van scheldwoorden en met de hevigste razernij op de com- parante is komen aanlopen en haar met de vuist een he- vige stoot geevende, en verder op haar aandringende met het gevolg dat zij comparante ruggelings agterover is ge- slagen in de daaraanbelende sloot, zodanig dat zij ten eenenmale in het water is gedompeld, en dat daarop ge- melde Willem Boshof alsbij dit toeval tegenwoordig zijn- de haar ter hulp is toegeschoten, en haar uit het water heeft opgeholpen, waarna zij zich in de grootste ontstel- tenis en in aller ijl naar hare woning heeft begeeven ten einde zich van hare natte kleederen te ontdoen en voor |
|||||||||||||||
J.W. Schoonderwoerd
|
|||||||||||||||
Wie wat bewaart die geeft wat
|
|||||||||||||||
J. Wilschut, Rolandseck 105 Doorwerth
Genealogie familie Wilschut uit Vleuten e.o. van midden
17e tot einde 18e eeuw. |
|||||||||||||||
D.C. van Dalsen, Meemdijk 37a De Meem
Genealogie familie van Dalsen, Tholen (2feeland) en Zuid -
Afrika. |
|||||||||||||||
J.P. Jansen, Ockhuizerweg 22 Haarzuilens
Overlijdensaankondiging Pouwlina Tahsin-van Bijleveld,
vliegtuig-strooibiljet met afbeelding Koningin Wilhelmina uit de 2e wereldoorlog. J.G.E. Bonenkamp, Groenedijk 28 De Meem
Voorzittershamer van vroegere R.K. toneelvereniging Sint
Aloysius. Mevr. P.A. Bauhaus, Touwslagerslaan 4 De Meem
Gravure van Ridderhofstad Voom. |
|||||||||||||||
Fam. Delput, Nijeveltstraat 13 De Meem
Genealogie familie Delp(e)ut. T. Bruntink, Henri Dunantlaan 8 Vleuten
10 jaargangen "Spiegel Historiaal" (incompleet)
11 jaargangen "Holland, regionaal-historisch tijdschrift"
W.G.J.M. Mulder, Scharlakendreef 192 Utrecht
Verzameling kranteknipsels; boekje Nederlandsche
Sibbekundigen voor 1863"; verzameling bidprentjes; div. copieën van doop-, trouw- en begraafregisters. |
|||||||||||||||
21
|
|||||||||||
,,Aen de Meern"
|
|||||||||||
door Ir. JA. Storm van Leeuwen
|
|||||||||||
De zegswijze „aan de Meern" werd oudtijds gebruikt voor zowel de Meerndijk als het dorp De Meern. Tegenwoordig
bedoelt men er alleen het dorp mee. In deze bijdrage tracht de auteur een verklaring te vinden voor deze merkwaar- dige plaatsaanduiding. |
|||||||||||
Inleiding
In zijn bekende boek over het grootwaterschap Heycop,
genaamd de Lange Vliet, uit 1900 schreef F.A.R.A. van Ittersum dat zich lang geleden bij het Huis te Voorn een zijtak van de Oude Rijn afsplitste. Deze liep eerst naar het westen tot aan het dorp De Meern, waar dit water zuidwaarts afboog naar Achthoven. Deze oude waterloop werd de Mare genoemd en mondde bij Marremunde uit in de tegenwoordige Hollandse IJssel. Hoewel de Mare dichtslibde en verdween, bleef de naam nog bewaard in die van de langs de Mare gelegen Meerndijk en die van het dorp De Meern. Van Ittersum baseerde deze denkbeel- den op vroegere publicaties van J.J. de Geer van Oude- gein. Verder vestigde hij de aandacht op het merkwaar- dige feit dat men vaak sprak van het wonen aan De Meern, in plaats van te of in De Meern. De theorie van de Mare als zijtak van de Oude Rijn is
tegenwoordig verlaten. Het verkavelingspatroon en de bo- demgesteldheid in de polders ten zuiden van De Meern maken de aanwezigheid van een natuurlijke waterloop op die plaats ten tijde van de aanleg van de Meerndijk zeer onwaarschijnlijk. Dat men vanouds heeft gesproken van „aan De Meern", zoals Van Ittersum mededeelt, is daar- entegen juist. Oorspronkelijk bedoelde men echter met Meern en de oudere vormen Mame, Maeme, Merne enz. niet alleen het dorp De Meern, maar ook de Meerndijk. Toch kwam ook de naam Meerndijk in dezelfde tijd en zelfs in hetzelfde stuk voor. Maar wat was dan deze waterloop met de naam Mame
enz., die blijkens de ligging van Marremunde ooit in de Hollandse IJssel uitmondde? Volgens D.R Blok (1977) gaat het om een zogenaamde overloopgeul vanuit die rivier, die rond het zuidelijk uiteinde van de latere Meern- |
|||||||||||
dijk een kleine kleirug heeft afgezet. Deze geul, die Mar-
ne, Merne, later ook Marre heette, zou zijn naam hebben gegeven aan de Meerndijk en vervolgens ook aan de ne- derzetting die zich rond het noordelijk uiteinde van de dijk ontwikkelde: De Meern. Zo ging een typische water- naam via de Meerndijk over op een plaats waar geen wa- terloop te bekennen was. Omdat het dorp De Meern al in 1217 wordt genoemd, zou de Meerndijk dus al enige tijd vóór dat jaar moeten zijn aangelegd. Nog niet zo lang ge- leden kreeg deze theorie, die vrijwel geheel is gebaseerd op naamkundige gegevens, bijval van de zijde van C. Dekker (1990). Recente onderzoekingen van H.J.A. Berendsen (1982)
en E.R Graaf stal (1992) hebben echter aangetoond dat ter plaatse van de latere Meerndijk een gegraven water heeft bestaan. Dit kanaal, door Berendsen met de oude naam de Mare aangeduid, moet al vóór de middeleeuwese ontgin- ning van de veenwildemis in dit gebied verland zijn ge- weest, omdat het (evenals de latere Meerndijk) de kavels schuin doorsnijdt. Wij hoeven daarom nu niet langer aan de Meerndijk te denken om te verklaren hoe het dorp De Meern in 1217 aan zijn typische watemaam komt. Daarmee ligt de vraag naar de ouderdom van de Meern-
dijk weer geheel open. Ik acht het zeker mogelijk dat de Meerndijk pas omstreeks 1226 is aangelegd, zoals ik vroeger (1985) al heb geschreven. In die tijd werden in- grijpende veranderingen aangebracht in de waterstaat- kundige toestand binnen het stroomgebied van de Oude Rijn, zowel in Utrecht als in Holland. De aanleg van de Meerndijk als een belangrijke waterkering ter bescher- ming van het Land van Woerden past mijns inziens geheel in het kader van die maatregelen. |
|||||||||||
22
|
|||||||||
1. Gedeelte van de topografiiiche kaart 1:50.000, blad 31 oost (Utrecht); toestand 1854, uitgave 1855. Ongeveer tweemaal vergroot. Het
noorden is boven. De Meerndijk loopt vanaf De Meern in zuidwestelijke richting tot aan de noordelijke IJsseldijk bij Achthoven. Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk werd als volgt begrensd: in het oosten door de Meerndijk, in het zuiden door de Acht- hovensedijk en de noordelijke IJsseldijk, in het westen door de Hollandsekade (links op de Kaart), in het noorden door de Dorpeldijk en de straatweg tussen de Heldam en de Meerndijk. Bovendien behoorde de Bijleveld tot dit grootwaterschap; daarvan is slechts een klein gedeelte op de kaart te zien. Daarbinnen lagen de polders Bijleveld (hier Beileveld gespeld. Veldhuizen, Reyerscop (hier gesplitst in Reyerskop Indijk en Reyerskop), Mastwijk en Achthoven bezuiden de Leidse Rijn en de Harmelerwaard benoorden die watergang. |
|||||||||
Ik zal nu overgaan tot het beschrijven van de resultaten
van mijn eigen onderzoek naar de zegswijze „aan de Meern", waarbij men zowel de Meerndijk als het dorp van die naam op het oog had. Er zal echter eerst een korte uiteen- zetting worden gegeven over het voormalige grootwater- schap Bijleveld en de Meerndijk en de functie die de zo- genaamde kameraar daarin vervulde. Het zijn namelijk de jaarlijkse rekeningen van deze ambtenaar die ik als bron- nen heb gebruikt. Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk
De Meerndijk vormde, voor zover dat nu is na te gaan, aan-
vankelijk een waterkering die het Land van Woerden moest |
beschermen tegen overstromingswater uit de Lek of uit de
bovenloop van de Hollandse IJssel. In 1413 of kort daar- na ging het beheer over deze dijk naar de westelijk daar- van gelegen vier gerechten Bijleveld (met inbegrip van Veldhuizen), Reyerscop, Mastwijk en Achthoven, alsmede de aan dit viertal om waterstaatkundige redenen toegevoegde Harmelerwaard. In dat jaar kochten deze vijf gerechten i) het recht om hun overtollige polderwater af te voeren naar het IJ en de Zuiderzee. Voor dat doel werd een wa- tergang aangelegd vanaf Harmeien in noordelijke rich- ting, de Bijleveldse wetering genoemd. Deze wetering had namelijk haar oorsprong in het gerecht Bijleveld. Later sprak men kortweg van de Bijleveld, hoewel dit natuurlijk geen watemaam is. De Bijleveld stroomde langs Koeken- |
||||||||
23
|
|||||||
Stichtse deel van het grootwaterschap van Woerden gele-
gen gerechten meedoen aan de instandhouding van deze belangrijke waterkering. De Meerndijk heeft tot 1980 zijn oorspronkelijke taak
vervuld. In dat jaar werd het gebied van Bijleveld en de Meerndijk (dat in 1966 van een overkoepelend groot- waterschap was teruggebracht tot een gewoon water- schap) met andere waterschappen samengevoegd tot het huidige waterschap Leidse Rijn. De Meerndijk, die toen nog steeds intact was gebleven, deed daarna alleen nog maar dienst als een waterscheiding tussen twee bema- lingsgebieden. In 1990 werd door het dijklichaam heen een verbinding
aangebracht tussen de aan weerszijden gelegen polders. Daarmee kwam een definitief einde aan de lange geschie- denis van de Meerndijk als kering tegen mogelijk over- stromingswater vanuit het oosten. Van en over het vroegere grootwaterschap Bijleveld en de
Meerndijk zijn veel archivalia bewaard gebleven. Daar- van vormen de zogenaamde kameraarsrekeningen in ver- schillende opzichten een belangwekkende bron voor his- torisch onderzoek. De kameraar was de ambtenaar die de geldelijke mid-
delen beheerde en zorg droeg voor de financiële admini- stratie. Bovendien was hij belast met het toezicht op de door het grootwaterschap beheerde en onderhouden wer- ken. Eventuele gebreken diende hij te rapporteren aan dijkgraaf en heemraden, soms ook aan de geërfden. Ver- der was hij betrokken bij de voorbereiding en de uitvoe- ring van werken, zoals waterkeringen, watergangen, brug- gen, sluizen en ook de drie windwatermolens. De kameraar maakte jaarlijks de rekening over het
afgelopen jaar op en legde deze ter goedkeuring voor aan de vergadering van de geërfden. Deze rekeningen bevat- ten telkens een overzicht van de inkomsten, die uit om- slagheffingen of op andere wijze waren verkregen, bene- vens een specificatie van de uitgaven. Deze laatste zijn voor ons bijzonder interessant, omdat van de kameraars blijkbaar werd verwacht dat zij de uitgavenposten uitvoe- rig omschreven, hoe gering de bedragen ook waren. In een aantal van deze posten wordt de naam Meem
(en de oudere vormen daarvan) gebruikt in de twee be- kentenissen: die van de dijk en die van het dorp. Deze zullen in de volgende paragrafen achtereenvolgens wor- den aangehaald en toegelicht. Aan de Meern: de dijk
De oudst bewaarde kameraarsrekening van Bijleveld en
de Meerndijk dateert van 1423. Daarin staat de volgende post geboekt: Item gegeven van die Meern te dijken ... ende hoey ende
van rijsen (hooi en rijshout) daerinnen daertoe besichde, te samen 40 gulden 2 wit. De Meerndijk wordt hier dus aangeduid met: de Meern.
Het woord dijken betekende: het op hoogte en breedte brengen van een kade of van een dijk. De gulden was toen nog, zoals de naam al zegt, van goud. De wit was een zil- veren munt, hier ter waarde van 1/12 stuiver. Het bedrag van ruim 40 gulden is voor de genoemde werkzaamheden en gebruikte materialen voor die tijd zeer hoog te noe- men. Mogelijk hielden deze uitgaven verband met de Sint-Elisabethsvloed van november 1421, waardoor grote delen van Holland en Utrecht onder water kwamen te |
|||||||
gen en door de Ronde Venen tot aan de Amstel, waarin hij
benoorden Uithoorn uitmondde. Voor de aanleg en de instandhouding van deze water-
lossing vormden de vijf gerechten op grond van een zoge- naamde schouwbrief van de Utrechtse bisschop in 1414 te zamen een organisatie, waaruit het latere grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk zou voortkomen. In het ver- volg zal ik deze benaming blijven gebruiken, hoewel die pas in deze eeuw werd ingevoerd. In de schouwbrief, die de „grondwet" van Bijleveld en de Meerndijk was, wer- den de rechten en verplichtingen vastgelegd. De vroegere gerechten van het Utrechtse platteland (in Hol-
land ambachten genoemd) kunnen in geografisch opzicht veelal worden beschouwd als de voorlopers van onze ge- meenten in hun oorspronkelijke omvang. Ook vallen de grenzen van de kleine waterschappen uit de eerste helft van de vorige eeuw meestal samen met die van de oude gerechten. Onder ,,gerecht" wordt hier verstaan: het rechtsgebied
of district van het college van schout en schepenen (oor- spronkelijk „buren" = inwoners), waarin dit de lage recht- spraak uitoefende. Het college was tevens belast met een bestuurlijke en een taak in het district. Voor de water- staatkundige zaken berustten deze functies bij een college dat uit de schout en enige heemraden bestond. Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk regelde
evenwel zelf zijn waterstaatkundige aangelegenheden. Daarmee was een college van dijkgraaf (hier vaak water- graaf of eenvoudig graaf genoemd) en vijf heemraden belast. Dit was krachtens de schouwbrief bevoegd om keuren (verordeningen) uit te vaardigen en eventuele over- treders te beboeten. Dijkgraaf en heemraden hielden daar- toe tweemaal 's jaars een schouw (inspectie) over de wer- ken van het grootwaterschap, zonodig gevolgd door een naschouw. In bijzondere gevallen vonden noodschouwen plaats. De werken die verband hielden met de gezamenlijke
afwatering naar de Amstel werden grotendeels onder- houden door het grootwaterschap. Daaronder vielen ook drie naderhand opgerichte windwatermolens, die het over- tollige water uit de polders op de boezem van de Bijle- veld uitsloegen. Bovendien betaalde het een vierde deel van de kosten voor de instandhouding van de Ypen- slotersluis in de Diemerzeedijk ten behoeve van de uit- watering van Amstellands water op de Zuiderzee. Oor- spronkelijk kwam ook een kwart van de onderhouds- kosten van de oostelijke sluis in de Middeldam en die onder de Sint-Antonispoort in Amsterdam voor rekening van Bijleveld en de Meerndijk. Dit onderhoud werd even- wel afgekocht, en wel in 1442 (Sint-Antonispoort) en 1509 (Middeldam). De overige zogenaamde binnenlandse werken, zoals de
polderweteringen en de oorspronkelijke waterkeringen (dijken, dammen en kaden) van de vijf gerechten bleven in onderhoud bij de grondgebruikers in de polders binnen het territoir van die gerechten. De Harmelerwaard nam bij dit alles een bijzondere positie in, omdat die in 1413 door technische omstandigheden verplicht werd eveneens via de Bijleveld op de Amstel te lozen. Maar ook voor de Meerndijk gold een afwijkende rege-
ling. Aangezien deze dijk vanouds alle gronden van het Land van Woerden had beschermd, waren niet alleen de vijf gerechten van Bijleveld en de Meerndijk verplicht deze te onderhouden, maar moesten ook andere, in het |
|||||||
24
|
|||||||
staan. Omdat de rekeningen van vóór 1423 ontbreken kan
niet meer worden nagegaan welke schade de Meerndijk in dat rampjaar had opgelopen. De volgende post heb ik overgenomen uit de rekening
van 1441. Deze houdt verband met de zogenaamde Waai- kuil of Wiel aan de Meerndijk: Item Aelbert Kreytszoen van diicken op die kuyl an de
Maerne 8 cromstert. De Meerndijk is hier aangeduid met de naam Maerne.
Een kromstaart was een zilveren munt, die hier een waar- de had van 2/3 stuiver. Dit is de vroegste vermelding van de Waaikuil die ik ben tegengekomen. De Meerndijk moet dus op deze plaats eerder zijn doorgebroken dan het door D.W. Gravendeel in 1989 in dit tijdschrift als moge- lijkheid genoemde jaar 1523. Ook de tegenwoordige naam ,,Meerndijk" wordt al in
vroegere eeuwen gebruikt, zoals blijkt uit de volgende twee rekeningposten. Ten eerste in de rekening van 1464. Deze geeft ons bovendien enige informatie over de perso- nen die (te zamen met andere dijkplichtigen) het onder- houdswerk aan de Meerndijk gewoonlijk verrichtten: Item die camerair getogen tot Montfoirde om te spreken
mit din heemraet van Montfoirde dat die van Achthoven ende Mastwijck mede dijeken souden comen op den Meerndijck na der ouder gewoenten, voir sijn dachgelt 1 pont, facit (maakt) 8 cromstert. In deze post is sprake van op den Meerndijck. Met de
heemraad van Montfoort werd de burggraaf of diens ver- tegenwoordiger (meestal de schout van Achthoven) be- doeld. De burggraaf van Montfoort maakte krachtens het handvest van 1413, waarbij de vier gerechten van het la- tere waterschap Bijleveld en de Meerndijk gerechtigd wer- den op de Amstel uit te wateren, deel uit van het college van dijkgraaf en heemraden. Ten tweede in de rekening van 1498. In dat jaar werd
de Meerndijk opgehoogd. Het werk werd door dijkgraaf en heemraden geïnspecteerd. Hun vacatiegelden worden als volgt gespecificeerd: Item gegeven die graeff om dat hij geweest heéfft op de
Meerndijck mit vijff heemraden om dat volck te scouwen die daer te dijeken quua.nen, die graeff voir sijn cost en- de dachgelt 8 Philippusstuvers ende elck heemraet 4 Phi- lippusstuvers, facit (maakt) tsamen 2 Rijnse guldens 2 stuvers. Ook in deze post wordt gesproken van op den Meern-
dijck. In enkele gevallen is sprak van personen die aen de Mern, aen de Meern of aen de Maerne wonen. Uit de om- schrijvingen van de desbetreffende posten blijkt dan dui- delijk dat daarmee de Meerndijk en niet het dorp De Meern werd bedoeld. Zo vermeldt een post van de reke- ning van 1535: Jacob Goiersn., scout aen de Mern in Henric van der
Borch gerecht gegeven, dat hij alle dit jaer doer ge- scouwet heeft, 1 gulden 4 stuvers. Bij het doornemen van de verschillende kameraarsreke-
ningen heb ik de indruk gekregen dat in de posten die over de Meerndijk handelen vaak aan de Meern werd gezegd ter aanduiding van een bepaalde plaats aan of bij de Meerndijk, dus als een plaatsbepaling. Met op den Meerndijck bedoelde men in het algemeen het water- |
|||||||
staatkundige object, dus de waterkering. Dit laatste ge-
beurde vooral, wanneer sprake was van de periodieke schou- wen (inspecties) van de dijk door dijkgraaf en heemraden en van technische zaken die de Meerndijk als waterkering betroffen. Aan de Meern: het dorp
Niet alleen werd met aen de Meern een plek bij of op de
Meerndijk bedoeld, ook het dorp van die naam duidde men daarmee aan. Zo bevat de kameraarsrekening van 1499 de volgende post (met een zeer vroege vermelding van de kapel in De Meern): Item capel aen de Maren 3 stuvers.
In de rekening van 1569 komt een aardige post voor, waarin melding wordt gemaakt van boze buyren (inwo- ners) van Reyerscop, die de poldermolens van het aan- grenzende grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, lieten stoppen met malen, omdat de waterstand in de Heycop te hoog was geworden en het ,,vreemde wa- ter" over de kaden in de Bijleveld liep. Na deze missie te hebben volbracht vierden de buren de goede afloop in de herberg in De Meern: Item gegeven opten 21 en augusti Cornelis die weert (de
waard) aen de Meern dat die buyren uuyt Reyerscop daer verteert hadden doen (toen) sij die muelens op Heycop uuyt deden slaen (stilzetten door de zeilen van de wieken af te halen) omdat sij de opstall (kade) van Bijlevelt over moeien (maalden) 14 stuvers. De Heycop en de Bijleveld waren, zoals men weet, twee
uitwateringsvlieten van respectievelijk het grootwater- schap Bijleveld en de Meerndijk en het grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet. Deze twee watergan- gen liepen over een lange afstand, namelijk tussen De Wel bij De Haar en de Joostendam benoorden Kockengen, vlak naast elkaar. De belangen liepen echter niet parallel. De Heycop, die het water van de landen beoosten de Meerndijk afvoerde naar de Vecht bij Breukelen, had een iets hoger peil dan de Bijleveld, die het water van de be- westen de Meerndijk gelegen polders naar de Amstel leid- de. Over de eeuwenlang durende problemen en vele ge- schillen tussen de twee waterschappen over het overlopen van Heycops water in de Bijleveld (en daarmee ook in de Amstel) werden verschillende processen gevoerd. In het onderhavige geval hadden de ingelanden van Reyerscop, waarmee meestal het gehele op de Bijleveld afwaterende gebied werd verstaan, het recht blijkbaar zelf in handen genomen. Uit een post van de rekening van 1570 blijkt de her-
bergier in De Meern Cornelis Jansz. te heten: Item gegeven Cornelis Jansz. aen de Meern van verteerde
costen bij (door) de voerluyden ende andere leege dien- ders (lage dienaren) des s morgens tot een ontbijten all daer verteert 1 gulden 5 stuvers. Dit ontbijt hield verband met een schouw van de Meern-
dijk door dijkgraaf en heemraden van Bijleveld en de Meerndijk, waarbij ook aanwezig waren de dienaar van het gemene iand (het grootwaterschap) en andere diena- ren. De Meerndijk verkeerde toen in gevaar door een doorbraak van de Lekdijk Benedendams. Ik zal daarop later in een ander artikel nader ingaan. |
|||||||
25
|
|||||||||||
de Meerndijk als het dorp De Meern zonder bezwaar in
verband kunnen worden gebracht met dit kanaal, dat Mar- ne, Merne of Marre werd genoemd. De moeilijkheid is evenwel dat dit water geheel of gro-
tendeels door verlanding verdwenen moet zijn geweest toen de middeleeuwse ontginningen van Veldhuizen en Reyerscop ter hand werden genomen. Bij het uitmeten van de blokken heeft men namelijk geen rekening behoe- ven te houden met de aanwezigheid van het kanaal als een obstakel: de grenzen van de twee ontginningsblokken en die van veel kavels lopen gewoon door ter weerszijden van de tegenwoordige Meerndijk. Het is uiteraard niet on- mogelijk dat bewoners van de hoge gronden van Vleuten, die zich als kolonisten in de nieuwe ontginningen vestig- den, door overlevering op de hoogte waren van het vroe- gere bestaan van het kanaal en ook met de naam ervan. Maar ook een andere omstandigheid levert een pro-
bleem op: blijkens de schuine doorsnijdingen van de blok- grenzen en van kavels door de Meerndijk is deze aange- legd toen de ontginningen voltooid waren. De samenhang tussen de twee waterstaatkundige werken: kanaal en dijk, die met een tijdruimte van vele eeuwen werden uitge- voerd en toch hetzelfde tracé volgen, zal nog moeten wor- den verklaard. |
|||||||||||
Noot
1. Voor het gemak wordt hier gesproken van „de vijf gerechten". Strikt
genomen echter vielen Bijleveld en Reyerscop uiteen in meerdere ge- rechten, terwijl de Harmelerwaard pas in 1633 als een zelfstandig ge- recht van Vleuten en De Meern werd afgesplitst. Bronnen
Berendsen, H.J.A., De genese van het landschap in het zuiden van de
provincie Utrecht. Utrechtse geografische studies 25 (Utrecht 1982). Blok, D.P., „Toponymische verkenningen in het Land van Woerden" in:
Geografische studies, n.r. 11 (1977) 399-406. Dekker, C, „Afwatering en scheepvaart ten westen van de stad Utrecht
tot de 14e eeuw" in: Feestbundel aangeboden aan prof. dr. D.P. Blok, J.B. Bems, P.A. Henderikx e.a. ed., Amsterdamse historische reeks, grote serie 12 (Hilversum 1990) 60-75. Geer van Oudegein, J.J. de. Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden
der provincie Utrecht (Utrecht 1860). Gravendeel, D.W., ,,Het wiel aan de Meerndijk" in: Tijdschrift van de
Historische vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens 9 (1989) 723- 730. Graafstal, E.P., De Meerndijk. Een waterstaatkundig monument (type-
script 1992). Ittersum, F.A.R.A. van. Het waterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet,
voorheen en thans (Utrecht 1900). Pabst, B.G.A., Handvesten voor het waterschap Bijleveld = overdruk
van de bijlagen van De hydrarchia Bijleveld (Utrecht 1836). RAU, archief van het Domkapittel, inv. nr. 3544 (rekeningen van de ka-
meraar van het waterschap Reyerscop en Bijleveld). —, inv. nr. 3607 (rekeningen van de kameraar van de Lange Vliet).
Storm van Leeuwen, J.A., Van oude Rijn tot Leidse Rijn. De afwatering
van de gronden in en rondom Vleuten - De Meern in de loop der tij- den. Speciale uitgave van de Historische vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens 2 (z.p. 1985). Storm van Leeuwen, J.A., „Het raadselachtige tracé van de Meerndijk"
in: Tijdschrift van de Historische vereniging Vleuten, De Meem, Haar- zuilens 9 (1989) 732-737. |
|||||||||||
2. Detail van een kaart van iandmeter Jan Rutgersz. van
den Bergh uit 1599, waarop ter oriëntatie de kapel van De Meern is aangegeven. De donkere band links is de tegen- woordige Leidse Rijn, waarover de Meernbrug; rechts daar- van loopt de Zandweg. Het bijschrift luidt: Aen de Mere ■ daer Sander woont. Deze Sander Cornelissen bezat de her- berg naast de kapel van De Meern en moet een zoon zijn van de Cornelis Jansz. van wie in de rekeningen van 1569 en 1570 sprake is. |
|||||||||||
Tot slot van deze paragraaf een post uit een kameraars-
rekening van het grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, dat aan de oostzijde van de Meerndijk was gelegen. Het was te verwachten, dat men van die zijde ook het dorp De Meern zou bezoeken. Dit blijkt inder- daad het geval te zijn geweest. De rekening van 1571 bevat de volgende post: Item gegeven Reyer Janssn., smit an de Meern, van gele-
vert ijserwerck vermoegens (blijkens) sijne cedulle (lijst, nota) hierbij getoont, 31 gulden 2ii2 stuver. Besluit
De hierboven aangehaalde rekeningposten van de kame-
raar van het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk tonen aan dat met de zegswijze „aan de Meern" (en de oudere vormen van de naam Meern) oudtijds zowel de Meerndijk als het dorp De Meern werd bedoeld. Men woonde ,,aan de Meern", hetgeen bij of aan de Meerndijk kon betekenen, maar ook in het dorp De Meern. In latere tijden (en soms nu nog!) is men daar uitsluitend „in het dorp" onder gaan verstaan. De naam is afgeleid van een Marne, Merne of Marre
geheten water. Er bestaan verschillende opvattingen over de aard en de ligging van deze watergang. Daarvan is op het ogenblik de meest waarschijnlijke die van Berendsen. Volgens hem is er geen sprake geweest van een natuur- lijke waterloop langs de Meerndijk tussen De Meern en de Hollandse IJssel, maar van een gegraven waterweg. De uitdrukking ,,aan de Meern" zou zowel wat betreft
|
|||||||||||
26
|
||||||||||||||
ARREMOEI
|
||||||||||||||
Dit jaar hebben we groot feest. Mijn
vader en moeder zijn dan twaalf en een half jaar getrouwd. Eigenlijk is het helemaal geen tijd om feest te vieren, want we leven in een hele slechte crisistijd. Veel werkeloosheid en ook daardoor veel arme mensen. Maar mijn vader en moeder zitten
nooit bij de pakken neer. Je moet je altijd weten te behelpen, zeggen ze. Sommige werkelozen gaan bedelen of
proberen op een andere manier nog wat bij te verdienen. Zo komen dan ook regelmatig mensen aan de deur met een trek- of mondharmonika en spelen een liedje. Deze week kwam er zo'n man bij ons
aan de deur. Eén van zijn liedjes was van Willy Derby: "Werkeloze handen". Deze droevige smartlap eindigt met: "Ook gij die nog werk hebt, och denk er
toch aan Geen werkeloze stumper te smaden.
Wees blij dat U niet in de rij hoeft te staan Voor het bittere brood der genade.
Wees goed voor uw broeder, het is niet zijn schuld, Z'n werkeloosheid is toch geen schande.
Wees veeleer met eindeloos meelij ver- vuld Als U kijkt naar zijn werkloze handen". Mijn moeder pinkte een traantje weg
en kocht het lied voor een cent.s'Avonds werd het nog eens gezongen door mijn vader, maar al snel zij hij:"we moeten niet zeuren" en dus zong hij dan wat vrolijks, zoals: "Geen geld en toch geen zorgen". Nou, die zorgen bleven er toch wel,maar hij zag altijd de zon achter de wolken. |
||||||||||||||
De volgende morgen moest ik naar de
bakker, een oud brood kopen voor de konijnen. Thuisgekomen met het brood, wikkelde moeder het in een natte theedoek, daarna ging het in de oven van het houtfornuis en......we aten lekker
vers brood voor een paar centen. Er
kwam natuurlijk geen boter op, maar een schijfje vet spek of wat reuzel met suiker was ook lekker. Dit jaar moesten er in ons buurtje vier
huizen ontruimd worden. Bij één van onze buren was een wandluis gevonden. De huizen werden dichtgeplakt en uitgegast. "Nou ja", zij mijn vader, "dan kunnen ze in ieder geval van ons niet zeggen: ze hebben geen luis om dood te drukken". Om de vitaminen op pijl te houden
krijgen we af en toe een sinaasappel, die zijn niet zo duur en het mooie papiertje dat erom zit kunnen we dan weer gebruiken op de plee. M'n moeder zegt: "zuinigheid met vlijt
bouwt huizen als kastelen", 't Antwoord van m'n vader is dan: "vuiligheid en smerigheid fokt luizen als kamelen". Maar honger en smerigheid kwamen in
ons gezin niet voor. Van de opbrengst van onze volkstuin werd de helft of meer verkocht. Daarvan betalen we de pacht. De eieren van onze kippen gaan naar de |
kruidenier, in ruil voor voer. Zijn de
kippen goed aan de leg, dan eten we zelf ook een eitje. Ook op straat zie je de mensen
ploeteren en sjouwen voor hun dagelijks brood. De scharensliep, de voddenman, de stoelenmatter, mensen met een koffertje negotie en natuurlijk........het
pindamannetje, een Chinees met z'n
lekkere pindaprodukten. We zingen vaak het liedje: "pinda, pinda, lekka, lekka, als je maar vijf centjes biedt". Sommigen raken van ellende aan de
drank, maar kunnen dat niet meer betalen. Ze drinken dan maar spiritus om aan hun promillage te komen. Zo is dan de dag van het koperen feest
gekomen. Er is voor gespaard, want alle ooms en tantes komen op visite. We kopen zelfs vers brood. Voor de ooms (en m'n vader) een fles kruidebitter en voor de tantes een fles verloflikeur en boerejongens. Ik werd naar de slager gestuurd om
wat afsnijsel (afval van de snijmachine) voor de kat te halen. Moeder haalde de velletjes eruit voor de kat, de rest ging keurig op een schaal. Zo hadden we voor de brooctaaaltijd wel acht soorten beleg. Moeder lachte en zei: "als je je niet
weet te behelpen, ben je 't niet waard dat je arremoei lijdt". |
|||||||||||||
De Meem, 1938
Theo van den Berg |
||||||||||||||
illustratie: Barbara Gravendeel
|
||||||||||||||
27
|
||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13ejaargangnr.2,Junll993 ©1993 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten Tel. 03407-2112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meemdijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 1483 A.J. van Zeeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407 - 1263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel
Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie-en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 4222 (gedurende openingstijden) De Meem: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 1483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30,— per jaar,
bij verzending per post f, 10,— extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,— voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66.33.040
Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200
Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meem
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie |
||||||||||||||||
Voor wat „ons" geschiedenisboek be-
treft kan worden vermeld, dat het manu- script op een haar na gereed is, zoals elders in dit nummer wordt toegelicht. Ook daar verloopt de samenwerking tussen de auteur, onze redactiecommissie en de Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU) goed. Een ander staaltje van goede samen-
werking is geweest de totstandkoming van de expositie van de werken van de Meernse kunstschilder Adriaan van der Weijden in zijn geboortehuis, de boerderij Veldzigt aan de Meemdijk. Tenslotte wil ik hier nog vermelden
dat ons bestuur onlangs burgemeester Westra en de nieuwe gemeentesecretaris Van der Spek ontvingen in de Broeder- schapshuisjes en in Het Kabinet, waar wij hen inlichtten over onze activiteiten. Ik heb de indruk, dat zij een goed beeld hebben gekregen van alles wat de Histo- rische Vereniging beweegt en dat daar- door de samenwerking - die ook hier noodzakelijk is - is verstevigd. Nu de zomervakantie nadert en in sep-
tember weer een nieuw ,,seizoen" van start gaat, kijk ik met voldoening temg naar hetgeen in de afgelopen periode binnen de vereniging is gebeurd. Ik dank allen die daaraan hun steen(tje) hebben bijgedragen. Ik wens hen en u allen een heel goede zomervakantie en een be- houden thuiskomst. |
||||||||||||||||
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek (ROB) schat het aantal bezoekers aan de doorgraving (aanleg vee- tunnel) van de Meemdijk op een kleine 2000. Een respectabel aantal, zodat de ROB tevreden kan zijn, maar ook de pro- vincie - met name gedeputeerde Kok - die het onderzoek naar het „Romeinse ka- naal" financierde, en ook voor onze ver- eniging, die met een achttal vrijwilligers de rondleidingen en de informatie ter plaat- se grotendeels verzorgde. Een prachtige vorm van samenwerking tussen overheid en particulier initiatief, die wij zeer op prijs stellen. Deze samenwerking vindt overigens
een vervolg in een proefopgraving één dezer dagen aan de Woerdlaan naar over- blijfselen van het Romeinse castellum op de Hoge Woerd. Ook daar zal onze ver- eniging weer acte de présence geven. Wat die goede samenwerking betreft,
die bestaat ook met het Comité Open Monumentendag. Samen wordt een pro- gramma uitgewerkt voor zaterdag'11 sep- tember a.s. Het accent zal dan liggen op de kern Vleuten (N.H. kerk, Broeder- schapshuisjes en Hamtoren). Voorts bestaat er een goede samen-
werking met de Stichting Stichtse Histo- rische Reeks (SSHR), die jaarlijks een bijzonder fraai uitgevoerd boekwerk uit- geeft met een bij uitstek historisch on- derwerp van de hand van een (aanko- mend) historicus. Deze stichting biedt thans een aantal delen van de reeks aan de leden van onze vereniging aan tegen een zeer sterk gereduceerde prijs. Daar- over vindt u elders in dit tijdschrift nadere informatie. |
||||||||||||||||
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
|
||||||||||||||||
In dit nummer
pag.
Van de voorzitter 27
Verenigingsberichten 28
De nalatenschap van een rijke boer 29
Archeologisch onderzoek aan de Meemdijk 35
De grote brand van Vleuten 36
De Johannieters in Vleuten (1) 41
De R.K. gemeenschap van De Meern (9) 47
Hond 52
|
||||||||||||||||
Illustratie voorpagina:
Boerderij „De Koningshof", Haarzuilens
|
||||||||||||||||
Druk: Niek van Kooten De Meem
|
||||||||||||||||
28
|
|||||||||||||
Verenigingsberichten
|
|||||||||||||
Open Monumentendag 1993
Zaterdag 11 september is er weer de landelijke open monu-
mentendag. Het Comité Open Monumentendag is al enige tijd bezig om ook in onze gemeente een aantrekkelijk gebeu- ren te organiseren. Op die dag zal speciale aandacht worden besteed aan de hervormde kerk in Vleuten, de Broeder- schapshuisjes en de Hamtoren. Door middel van foto's, teke- ningen en een diapresentatie zal de geschiedenis van deze drie monumenten worden belicht, terwijl de Hamtoren, die normaal niet voor publiek toegankelijk is, op die dag bezichtigd en beklommen kan worden. Noteer de datum vast in uw agenda, van 10 tot 17 uur bent u welkom. Expositie werken Adriaan van der Weijden
De expositie van werken van de in 1971 overleden Adriaan
van der Weijden, die deze maand in zijn geboortehuis boer- derij Veldzigt aan de Rijksstraatweg 44 is gehouden, heeft veel belangstelling gehad. Het boekwerkje over deze Meemse kunstenaar, dat door de heer J.H.P.Heesters werd geschreven en dat door de familie van den Heuvel in samenwerking met onze vereniging werd uitgegeven, alsmede de diapresentatie die onze medewerker Toon van Weerdenburg tijdens de ex- positie heeft verzorgd, hebben er mede toe bijgedragen dat een goede indruk van deze kunstenaar en zijn werk kon wor- den verkregen. Voor mevrouw Ursula van der Weijden-Lentz, zijn weduwe, was het een onvergetelijke gebeurtenis. Geschiedenisboei< van de gemeente
De totstandkoming van het boek met de geschiedenis en de
monumentenbeschrijving van onze gemeente vordert gesta- dig. Het manuscript is bijna gereed en er wordt nu gewerkt aan de illustraties. Hoewel er enige vertraging is opgetreden zal het naar verwachting toch nog voor het einde van het jaar kunnen verschijnen. In het volgende nummer van ons tijd- schrift zal mededeling gedaan worden over de mogelijkheid voor de leden om via een vóórintekening het boek tegen een gereduceerde prijs te verkrijgen. Doop-, trouw- en begraafboeken
Binnenkort zal ons documentatiecentrum verrijkt worden met
een belangrijk bezit, te weten de doop-, trouw- en begraaf- boeken van de kerken in onze gemeente over de periode van circa 1671 tot 1811, die op microfiches zijn vastgelegd. Om deze te kunnen lezen is een leesapparaat met beeldscherm nodig. Dit apparaat werd ons welwillend ter beschikking gesteld door de Rabobank De Meem, die wij daarvoor zeer erkentelijk zijn. Medewerkers van onze vereniging zullen zich bezig gaan houden met het (op de computer) vervaar- digen van alfabetische naamregisters op deze boeken, zodat het opzoeken van gegevens snel kan geschieden. Goed nieuws voor degenen die bezig zijn of willen beginnen met genealogisch onderzoek. Doorgraving Meemdijk
Een week later dan in ons vorige nummer werd aangekon-
digd heeft de doorgraving van de Meerndijk plaats gevonden, die nodig was om een veetunnel aan te leggen. De archelo- |
|||||||||||||
gische en geologische wetenschappers hebben er een prach-
tige gelegenheid gehad voor onderzoek. Op 12 en 13 juni was de gegraven sleuf te bezichtigen, een gelegenheid waar zeer velen gebruik van hebben gemaakt. Elders in dit num- mer vindt u een beschrijving van de onderzoeksresultaten. Archieologische kartering
Tijdens een lezing voor de Archeologische Werkgroep voor
Nederland (AWN) op 12 mei j.1. in Utrecht gaf de Stichting RAAP een eerste impressie van de resultaten van de ar- cheologische kartering die vanaf oktober 1992 in het gebied tussen Utrecht en Harmeien is uitgevoerd. Tijdens het onder- zoek zijn enkele tientallen nederzettingen uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen aan het licht gekomen. De oudste bewoningssporen dateren al uit de Bronstijd. Tevens is onderzocht hoe goed deze vindplaatsen nog in de bodem geconserveerd zijn. Het rapport van de Stichting RAAP zal naar verwachting nog deze zomer verschijnen. Wij zullen daar te zijner tijd op terugkomen. Speciale uitgave van Oud-Utrecht
In het kader van het maken van beschrijvingen over de cul-
tuurhistorische en landschappelijke waarden in het gebied ten westen van Utrecht is kortgeleden door verschillende auteurs een aantal artikelen geschreven over het gebied ten westen van de stad Utrecht. Deze artikelen zijn opgenomen in een speciale uitgave het maandblad van de Vereniging Oud- Utrecht, waarvan wij ook voor onze leden exemplaren zullen krijgen. Helaas komt deze uitgave te laat om u bij dit num- mer toe te zenden, zodat u dat pas later zult ontvangen. |
|||||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. |
|||||||||||||
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
|||||||||||||
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. |
|||||||||||||
Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
|||||||||||||
29
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nalatenschap van een rijke boer
(de Koningshof, Pas zijn land, Ockhuizen,
met een toegift: de Reit) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Dr. D.W. Gravendeel en J.H. van der Poel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit van Wijk, landbouwer, wonende onder de gemeente Themaat, op de hofstede nummer 8 (de Konings-
hof), liet het op 't laatst aankomen. Krap twee weken voor z'n dood maakte hij zijn testament (op 10 maart 1842). Hij prelegateerde aan drie van zijn kinderen (Maria, Marrigje en Johannes) ieder de som van f 1.000,-- omdat zijne andere iiinderen bij het aangaan van liun liuwelijl< ieder eene gelijl<e som genoten hadden. Voorts legateerde hij aan de Roomscli Cathiolike l<erl< op het IHoog f 2.000,- om van de jaarlijksche daarvan afl<omen- de revenuen door den tijdelijlien Pastor dier l<erl< voor den erflater en zijne overledene huisvrouw jaarlijks een jaargetijde te doen en verder voor te doene missen voor hem, zijne overledene huisvrouw en afgestorven kin- deren. Tot voogd over de minderjarigen benoemde hij de Vleutense burgemeester Gerardus Johannes Hendrikus
van Bijlevelt, die tevens belast werd met het bestuur zijner begrafenis, de uitvoering zijner uiterste wilsbeschikking en de reddering van zijnen hoeder. Curieus was nog de bepaling dat indien zijnen zoon Johannes van Wijk na zijn overlijden dienstpligtig bij de
Militie mogt worden, ten koste van zijne nalatenschap een piaatsvervanger zal moeten gestelt worden. Het was in die tijd mogelijk voor de militaire dienst een zogenaamde remplagant te stellen. Er waren genoeg arme sloe- bers die voor iemand die het betalen kon dat karwei wilden opknappen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de kinderen van Gerrit van Wijk en Marrigje van Rijn. Margaretha woonde met haar man in Cothen, Anna in Wil-
leskop. Jan zat op de Hazenhof in Laagnieuwkoop. Deze boerderij behandelen wij hier niet. Maria trouwde kort na het overlijden van haar vader. Zij was dus ten tijde van de boedelverdeling niet meer minderjarig. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boedelinventaris
Men had vier dagen van sedert acht uren des voormid-
dags tot zeven uren des namiddags nodig om tenslotte op 18 april tot een inventaris te komen. De waardeering der roerende en onroerende goederen werd gedaan door Cor- nelis Rossewey, wonende onder Laagnieuwkoop, en Jaco- bus Verkerk, wonende onder Themaat, beiden landbouwer. De goederen bevonden zich in het sterfhuis, de Konings- hof. Wij nemen de gehele boedelbeschrijving hier over, met de door Rossewey en Verkerk geschatte waarden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de zolder
Een paar schalen en gewigt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f 3,-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijf stoven
Een kist, zeef en botermand
Een bijl, snoeksteker en eenige rommeling
In de kaaskamer
Negenenveertig kazen
Drie schragen, drieentwintig kaasplanken
en een tafeltje
In het voorhuis
Elf prentschilderijtjes
Een staartklok
Een landkaart
Acht Delftsche schotels
Een bureau
Een likeurkistje, twee blaadjes en
eenig glaswerk
Een ijkenhouten kabinet en een
stelsel van vijf stuks (porcelein)
Een spiegel
Drie valgordijnen
Negen matstoelen
Twee tafels
Een koperen ketel en dito deksel
Twee haardijzers, stoof en theeemmer
Een koperen keteltje, strijkijzer en
twee koffijkannen
Twee serviezen en twee blaadjes
Een bed, peluw, vier kussens en
twee gordijnen
In de kelder
Vierendertig kazen
Een pekelbak met twee schragen
Vier planken en twee schragen
Vijf potten, vijf kruiken en een kan
Drie vloten, twee emmers en een.tobbetje
Twintig flesschen
Een paar schalen en botergewigt
In een klein kamertje
Zes schilderijen
Twee rekken met lepels
Negen borden en twee schotels
Een spiegel met zwarte lijst
Een hoekbuffet
Zes schotels, vierendertig borden,
drie kommen wit aardewerk en
eenig glaswerk
Eenige messen, vorken en een
klein koperen keteltje
Een tafeltje en lessenaar
Twee tabaks- en theekistjes en
twee presenteertrommeltjes
Een ijkenhouten kabinet
Twee voetebanken
Twee matstoelen en een tafeltje
Een serviesje
Een bed, peluw, twee kussens,
twee dekens en twee gordijnen
Een dito, peluw, twee kussens,
twee dekens en behangsel
Een schoorsteenval en een gordijn
Een zilveren kommetje en dito lepel
In het achterhuis
Drie rekken met lepels
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31
|
|||||||||||||
Zes kalven
Een zeug met twaalf biggen
Een boerenwagen
Een chais
Een dorsmolen
Drie varkenszeuningen
Een baktrog en oxhoofd
Een trap en voederkist
Een kruiwagen, twee tobben en emmer
Eenig gereedschap
Twee chaisraden
Een wagentuig en chaistuig
Eenig touwwerk
Op het erf
Een zwart kol melkkoe
Een zwart bont dito
Zeven pinken
Een houtschelf
Twee oude wagens
Een wanmolen
Een span oude wagentuigen
Een kruiwagen
Een bergladder
Vijf eggen
Een ploeg en toebehooren
|
30,-
62,- 80,- 30,- 20,- 4,50 1,50 3,-- 2,-- 3.-- 1,50 18,- 2,50 |
Zes mestplanken ' 2,—
Zeventien kippen en een haan 8,50
Huislinnen
Dertig beddelakens 30,-
Twaalf sloopen 6,—
Zes tafellakens 5,-
Zes servetten 0,30
Klederen en lijfsieraden van den overledene
Zes hemden 5,—
Een duffelsche en een lakensche jas 10,—
Twee hembdrokken 2,—
Twee broeken 5,—
Vier paren kousen en twee paar schoenen 3,—
Twee hoeden 1,50
Twee zilveren broeksknopen en zes borstrok-dito 5,—
Een paar gouden hemdsknopen 5,—
Lijfsieraden van de vooroverleden vrouw
Vier gouden hangertjes 24,-
Een dito ring 6,—
Een gouden ketting van vier snoeren 18,—
Een zilveren boodje met steentje 3,-
|
|||||||||||
48,-
42,- 126,- 30,- 75,- 15,- 1,25 1,50 1,50 32,- 20,- |
|||||||||||||
De boerderij De Koningshof, Eikstraat 9.
Foto K.B. Nanning, 1987. |
|||||||||||||
32
|
|||||||||||
De boerderij Ockhuizen, Ockhuizerweg 24.
Foto R. Blijdenstein, 1983. |
|||||||||||
De waarde van het totaal werd door onze vrienden ge-
taxeerd op f 4.053,--. De schilderijen en „prentschilderij- tjes" konden in hun ogen geen genade vinden. Het pronk- stuk - het „ijkenhouten" kabinet met de vijf porceleinen kommen - boezemde daarentegen wel enig ontzag in. Over het andere kabinet, de staartklok en het likeurkistje werd min of meer achteloos heengelopen. Een relatie met onze huidige antiquairsprijzen is in ieder geval ver te zoeken. De verzameling „lij f sieraden" doet bepaald pover aan
en het is duidelijk dat Gerrit en Maria niet gewend waren het geld over de balk te gooien. Hun rijkdom zat 'm vooral in het bezit van een aantal onbelaste onroerende objecten. Onroerende goederen
Op 12 april 1809 transporteerde Pieter van Wijk, wonen-
de te Jutphaas, aan Gerrit van Wijk de hofstede van ouds genaamd Koningshof, bestaande in eene huizinge, bakhuis, schuur en twee bergen, met omtrent 50 morgen zoo tuin, |
|||||||||||
boomgaard, bouw-, wei- als hooilanden, gelegen onder
Themaat in twee perceelen, achter en terzijde de huizinge. Op 3 april kocht Gerrit op een veiling van Arie Versteeg
een perceel weiland, groot 3 bunders 40 roeden en 60 ellen, bijgenaam Pas zijn land, gelegen in de gemeente Themaat. Dit geheel was bij Gerrit van Wijk zelf in gebruik ge-
weest. Het werd in 1842 getaxeerd op f 18.000,—. Op 9 april 1814 kocht Gerrit van Dirk van Bennekom
eene hofstede, gelegen in de gemeente Vleuten, genaamd Ockhuizen, bestaande in eene huizinge, schuur, twee ber- gen en omtrent 30 morgen zoo boomgaard, bouw-, wei- als hooiland, strekkende van den Ockhuizerdijk tot aan het water genaamd den Ouwenaar. Voorts 8 morgen wei- en hooiland, strekkende van den tiendweg tot aan den Ou- wenaar en eindelijk 5 morgen bouwland en 2 morgen hooi- land, strekkende van den Ockhuizerdijk tot aan den eigen- dom van den heer Louis Robert. |
|||||||||||
Gedeelte van Sectie A van de gemeente Haarzuilens op de kadastrale minuut van 1832. De pijl wijst naar het noorden. De dikke
zwarte lijn is van rechts naar links de Thematerweg - Brinkstraat - Brink - Ockhuizerweg - Polderweg, zoals ze tegenwoordig lo- pen. Dat is niet altijd zo geweest. Vroeger liep de weg - de huidige Eikstraat - zuidelijk langs de Koningshof, om vervolgens met een knik in noordelijke richting verder te gaan. De nieuwe weg werd aangelegd in 1901, in het kader van de verplaatsing van het oude dorp Haarzuilens dat op de kaart nog te zien is, gerangschikt rond de ruïne van kasteel De Haar, De Fijn gerasterde percelen vormden de hofstede de Koningshof met bijbehorende landerijen. De drie perceeltjes links zijn Pas
zijn land. Grof gerasterd zijn de hofstede Ockhuizen en bijbehorende landerijen.
De twee donker gerasterde perceeltjes zijn de Reijt. Zij behoorden dus niet tot één van beide hofsteden. |
|||||||||||
33
|
|||
34
|
|||||||
Dit geheel was in gebruik bij Cornelis Veelis en werd
getaxeerd op f 13.200,-. Op 25 juli 1820 kocht Gerrit op een veiling van Reinier
van Rossum de hofstede, van ouds genaamd Hazenhof, bestaande in eene huizinge, stalling, schuur en twee ber- gen, benevens 22 morgen zoo wei-, bouw-, hooi-, hennip- als boomgaardland, gelegen onder de gemeente van Giel- tjensdorp. Dit geheel was in gebruik bij zoon Jan van Wijk en werd
getaxeerd op f 5.500,-. Dat betekende dus een getaxeerd belegd kapitaal van f
36.700,-. Er waren nog wat onbetekende vorderingen en schulden en derhalve was er - zou je zo zeggen - een rijke erfenis te verdelen. Toch zaten de erfgenamen in de pro- blemen. Verzoekschrift aan de Rechtbank
Op 1 juli 1842 richtten de erfgenamen een verzoek aan de
Arrondissements Rechtbank te Utrecht de onroerende goe- deren te mogen verkopen omdat er anders geen mogelijk- heid was tot een goede verdeling te komen. Op 29 juli be- schikte de Rechtbank welwillend op het verzoek en op vrijdag 2 september werd in de Utrechtsche Provinciaal en Stadscourant de veiling aangekondigd voor Zaturdag den 10 September 1842, des namiddags te één uur precies, aan het kantoor van Verkoopingen der Notarissen te Utrecht. De veiling
In de veilingcondities van 3 september worden alle kadas-
trale gegevens van de betreffende goederen genoemd, zo- dat wij op de kaart precies de boerderijen en de bijbeho- rende grond kunnen aanwijzen. De Koningshof kwam voor in de kadastrale legger van
de gemeente Haarzuilens onder Sectie A nummers 355 t/m 362, 402 t/m 412 en 419 t/m 423. Pas zijn land idem Sectie A nummers 311 t/m 313.
Ockhuizen idem Sectie A nummers 363 t/m 368, 379
t/m 401. De Hazenhof in de kadastrale legger van de gemeente
Laagnieuwkoop onder Sectie A nummers 146 t/m 151, 154, 155, 236 t/m 244, 246 t/m 249, 259 t/m 264, 1049, 1050, 1059 t/m 1061. De Bom (weiland, behorende bij de Hazenhof) idem
Sectie A nummer 290. Op de veiling van 10 september werden de goederen toe-
gewezen aan: De Koningshof aan Hendrik Jacob Doude van Troost-
wijk, grondeigenaar, wonende te Amsterdam. Hij betaal- de er f 22.000,- voor. Pas zijn land ging voor f 2.490,- naar dezelfde koper.
Ockhuizen werd voor f 16.000,- gekocht door Gerar-
dus Johannes Hendrikus van Bijlevelt voor zijn pupil Jo- hannes van Wijk. De Hazenhof en de Bom werden voor f 7.300,- gegund
aan Jan van Wijk. De roerende goederen (meubelen, huisraad en melkge-
reedschappen) werden op 20 april 1843 geveild. Het is wel leuk uit die veiling een greep te doen en eens te zien wat enkele erfgenamen uit de boedel kochten. We vermelden de door hen betaalde prijs met tussen haakjes de eerder ge- |
|||||||
taxeerde waarde.
Cornelis Verhoef kocht de koperen ketel met dekSel voor f
7,75 (f 5,-), de staartklok voor f 12,- ( f 16,-), het bureau voor f 12,50 (f7,-) en het „ijkenhouten" kabinet voor f 61,- (f35,-). Jan van Wijk kocht het andere ,,ijkenhouten" kabinet
voorf 18,50(f 10,-). Anthonie Vlooswijk kocht twee theekistjes voor f 0,90
(niet apart getaxeerd) en het likeurkistje voor f 3,60 (niet apart getaxeerd). De Reit
Het aldus genaamde perceel heeft niets te maken met het-
geen boven verhaald werd. Het daarbij afgedrukte kaartje geeft echter de gelegenheid de plaats van de Reit aan te geven en zo ,,vangen wij twee vliegen in één klap". Onze vereniging bezit enige exemplaren van het ,,Boek-
je der verkoping van boomvruchten" (1949, 1950, 1951, 1953 en 1954), waarin de betreffende veilingen - door no- taris H.A. de Greef te Harmeien - steeds voor begin augus- tus werden aangekondigd. De boekjes vermelden namen van boerderijen en boomgaarden. Die namen lopen het gevaar door iedereen vergeten te worden, voor een deel omdat veel boerderijen werden afgebroken en boomgaar- den tot weiland werden gemaakt. De Reit, eigendom van de ,,Hoog Welgeboren Heer E.
Baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar", was zo'n boomgaard. Hij lag „achter de Pyramideboomgaard". Er was ook nog een „Jonge Reit", in pacht bij L. Broeckhuyse. De boekjes geven geen uitsluitsel over de ligging, kadas-
trale nummers worden niet vermeld. We moeten dus andere bronnen raadplegen om tot een localisatie te komen. Op 11 augustus 1725 compareerden de kinderen en erfge-
namen van Willem van Bijlevelt en Feijgje Deurgoet voor de Utrechtse notaris Pronckert. Zij verklaarden dat zij bij de verdeling van de erfenis geen rekening hadden gehou- den met het onderscheid tussen ,,leengoederen" en „vrij, ei- gen goed". Aan zoon Hendrik van Bijlevelt was toegeschei- den de leenweere van 2 mergen lands, geleegen op Ockhuij- sen onder Themaet, westwaarts belend door de Ockhuijser- laan. Vader Willem was daar op 16 maart 1678 door de Heer van den Ham mee beleend. Inderdaad komt in het ,,Memoriaal van de Leenen van
den huize en Ridderhofstad ten Hamme sedert 1603" voor: twee morgen op Okhuyzen onder 't geregt van Themaat gele- gen, maar zonder naam. Tevens staat vermeld: twee morgen 69 roeden land op Okhuyzen onder Themaat. De naam duikt pas op als Johannes van Bijlevelt en zijn
vrouw Ida Eijken op 29 maart 1765 eigenhandig testa- ment schrijven. Zij legateerden hun zoon Willem Hendrik o.a.: twee mergen weijland, genaamdt de Reijdt, gelegen onder den Geregte van Themaat, strekkende van de Ockhuijser- laan tot aan het land van Juffrouwe Schadee, leenroerigh aan den Huijse van den Ham. Willem voegde daar de eerder vermelde 2 morgen 69 roe-
den aan toe. Op 26 juni 1773 werd hij beleend met die leen- weere van twee mergen 69 roeden lands, gelegen op Ock- huijsen onder Themaat, daar westwaarts de Ockhuijseriaan en zuijdwaarts hijzelf naast geland zijn. Hij kocht het land van Willem van Eijk, enige nagelaten zoon van Pieter van Eijk, die er op 7 mei 1717 mee beleend was. Op de boedelinventaris van Willem Hendrik van Bijle-
velt en zijn vrouw Alyda Odilia van Rietvelt, van 9 juni 1802, stond o.a.: vier mergen weijlandt, genaamd de Reijdt, strekkende van de Okhuizerlaan tot aan het land van Gerrit van Wijk (ons bekend), enz. |
|||||||
35
|
||||||||||||||
de hofstede Groenewoud (destijds Utrechtseweg 66)
de Kromme Boomgaard (langs de Parkweg)
onder Veldhuizen: de hofstede Buurwijk
onder Haarzuilens: de hofstede De Griendhoeve
de hofstede de Eik of Hegge
de hofstede Het Veldhoen
de boomgaard de Hooge Kamp
de boomgaard de Pyramideboomgaard
de boomgaard De Jonge Reit
Bron
Collectie Van der Poel
Veilingboekjes Boomvruchten .
|
||||||||||||||
De Reijdt werd toebedeeld aan Louis Robert, gehuwd
met Ida Christina Maria van Bijlevelt. Daarmee zijn we in veilige haven aangeland want het onroerend goed van de heer Robert staat keurig geregistreerd in de kadastrale leg- ger. De in aanmerking komende percelen zijn kadastraal be- kend als gemeente Haarzuilens Sectie A nummers 351 en 352. Nummer 352 is groot 1 bunder 55 roeden 50 ellen en dat is krap 2 morgen. Hiermee werd Willem van Bijlevelt in 1678 beleend. Nummer 351 is groot 1 bunder 78 roeden 90 ellen en dat is bijna exact de oppervlakte van het stuk waar- mee achterkleinzoon Willem Hendrik in 1773 werd beleend. Vragen aan de lezers
Waar stonden of lagen onder Vleuten:
|
||||||||||||||
Archeologisch onderzoek aan de Meerndijk
|
||||||||||||||
ling als gevolg van de ontwatering en in-
klinking van het veen al vanzelf uit het landschap verrezen. De oudste fase van de Meemdijk bleek onder het gewicht van het latere dijklichaam zeker twee meter in het veen te zijn gedrukt. Daardoor was ook de westoever van de geul ongeveer horizon- taal komen te liggen. Tenslotte kwam ten westen van de oude Meerndijk ook de doorsnede van het zandpad te voorschijn dat daar in 1605 bij vergunning van de Staten van Utrecht werd aangelegd. Dat zandpad ontwikkelde zich in de loop der eeuwen tot een drukke verkeersweg. De vraag of zich naast de Meerndijk
ten zuiden van de A12 een kanaal bevindt en of dat Romeins is, is helaas onbeant- woord gebleven. In aansluiting op de doorgraving van de Meerndijk zal het verloop van de geul in de nabije toekomst door nauwkeurig booronderzoek verder noordwaarts worden vervolgd. Wie weet zal dat onderzoek nieuw licht werpen op deze intrigerende kwestie, waarover het laatste woord nog lang niet is gezegd. EPG.
|
||||||||||||||
De foto toont de zacht glooiende oost-
oever van de geul, waarin sporen van graaf- werk, zoals wij ze inmiddels kennen van de beroemde Corbulo-gracht bij Leidschen- dam, ontbreken. Mogelijk begon het veron- derstelde kanaal pas wat verder naar het noorden. Duidelijk is althans dat de geul ook
weer vrij snel is opgevuld; op de bodem lag een dik pakket zand dat vanuit het zui- den moet zijn ingespoeld. De hogere lagen van de vulling bestonden uit klei en moe- ten dus in min of meer stilstaand water zijn afgezet. Mogelijk heeft deze water- loop tussen de Hollandse Ussel en De Meem ooit de inmiddels haast legendari- sche naam „Mare" of „Ma(e)me" gedra- gen. Hoe dit ook zij, ten tijde van de veen- ontginning van de lle/12e eeuw moet de oude geul nauwelijks meer herkenbaar zijn geweest, want het verkavelingspa- troon loopt er, zonder ermee rekening te houden, met een schuine hoek doorheen. Op de westelijke rand van de geulvul-
ling, ongeveer onder het huidige fietspad, moet dan rond 1200 de Meemdijk zijn aangelegd. Mogelijk was deze geulvul- |
||||||||||||||
Enkele weken geleden heeft de Rijks-
dienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek een opgraving uitgevoerd aan de Meemdijk, ongeveer 7(X) m ten zuiden van de rijksweg Al2. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van de aanleg van een veetunnel onder de Meerndijk, dit alles in het kader van de reconstructie van deze provinciale weg. De opgraving, reeds aangekondigd in ons vorige nummer, heeft ruime belangstelUng gekregen in de regio- nale en landelijke media. De open dagen op 12 en 13 juni trokken, ondanks het te- genvallende weer, ongeveer 2(X)0 mensen! Uiteraard was onze vereniging present om te assisteren bij de talloze rondleidingen die op deze twee dagen zijn verzorgd. In dit tijdschrift is al meermalen de aan-
dacht gevestigd op „het raadselachtige tracé van de Meemdijk", zoals een van onze auteurs het uitdrukte. Reeds langer is bekend dat direct ten oosten van de Meem- dijk, dwars door het veen van de polders Heycop en Reyerscop, een ca. 20 m brede en 3 m diepe strook klei ligt. Omdat deze strook voor het grootste deel in een rechte lijn loopt, hebben verschillende onderzoe- kers hierin de opvulling van een kanaal vermoed. Op de bodem van dit veron- derstelde kanaal zijn in 1990, ter hoogte van wegrestaurant „De Afrit", enkele scherven uit de Romeinse tijd gevonden. De recente opgraving van de ROB vond
enkele honderden meters zuidelijker plaats, even ten noorden van het punt waar de Meemdijk een meer bochtig verloop krijgt. Daar zou het kanaal moeten hebben aan- gesloten op een natuurlijke waterloop, waar- van de ligging reeds langer door grondbo- ringen bekend was. Het betreft een zoge- naamde crevasse of overloopgeul, die is ontsprongen aan een voorloper van de Hollandse Ussel, die stroomde ter hoogte van de Nedereindse Weg. Een van de ver- rassingen van de jongste opgraving was dat deze geul zich toch iets noordelijker dan verwacht in het veen heeft ingeslepen. |
||||||||||||||
36
|
|||||||||||
De grote brand van Vleuten
2 oktober 1898
|
|||||||||||
door Dr D.W. Gravendeel
|
|||||||||||
Hij heeft grote indruk gemaakt, die brand. Zozeer dat er nu nog Vleutenaren zijn die er (doorvertelde) herin-
neringen aan hebben. Het nadeel van herinneringen is echter dat ze, naarmate de tijd verstrijkt, steeds mager- der worden. Ik heb er daarom de archieven maar eens op nageslagen en die openbaarden een paar aardige bijzonderheden die ik u hier met genoegen wil vertellen. |
|||||||||||
De krant
In het Utrechtsch Nieuwsblad van dinsdag 4 oktober 1898
stond het volgende verslag: Brand te Vleuten
Het zal ongeveer half 12 geweest zijn, gisterenochtend,
toen wij telefonisch de mededeeling ontvingen, dat er een hevige brand was uitgebroken in Vleuten. O ogenblikkelijk begaven wij ons per fiets naar het too-
neel van den brand en moesten bij aankomst aldaar erken- nen, dat degeen, die ons kennis van den brand had ge- geven, en daarbij had gezegd' half Vleuten staat in brand, volstrekt niet had overdreven. De brand is ontstaan in een boerenhofstede van den kas-
telein G.M. van Dijk, en breidde zich zoo snel uit, dat van den inboedel enz. weinig of niets is gered kunnen worden . Ook de twee daarbij behoorende. hooibergen werden een prooi der vlammen. Daar de verschillende boerenwonin- gen hier waren gedekt met rieten daken, werd spoedig door de herhaaldelijk neervallende vonken een tweede gebouw aangetast, ditmaal de schilderswerkplaats van den heer van Lent. Men verwijderde uit dit gebouw een vat met spiritus, met
het oog op eene ontploffing, waarna de deur werd gesloten en het vuur met de spuiten van Vleuten en De Meern be- streden. De hulp van de brandweer van Utrecht werd ingeroepen,
welke hulp te circa 1 uur in den vorm van een stoomspuit arriveerde. Eenige ogenblikken later kwam ook nog de spuit van Oudenrijn aanrukken, zoodat thans 4 spuiten in werking waren. De spuit van Utrecht werkte uitstekend. De leden van
de brandweer, de meesten in hun fiets- of wandelcostuum, ontzagen dit volstrekt niet, maar waren steeds overal haantje de voorste. Ook de andere personen bij de verschillende spuiten behoorende, stelden ijverige pogingen in het werk den brand te blusschen, maar tenslotte zag een ieder wel in dat hier van blusschen geen sprake kon zijn en dat uit- sluitend het beperken van den brand overbleef, waartoe dan ook werd besloten, helaas zonder resultaat. Nadat ook van de broodbakkerij van de weduwe Van
Dijk niets m^er te redden viel, werden een paar stralen ge- richt op het inmiddels ontbrande drietal huizen toebe- hoorende aan de weduwe Van Dijk, waarvan één onbe- woond was, terwijl in het tweede de arbeider J. van der Bilt en het derde W. Meintjes, ook arbeider van beroep, gehuisvest waren. |
|||||||||||
Ook hier stond alles oogenblikkelijk in lichte laaie en kon
zoogoed als niets worden gered. Van de hooibergen bij de verschillende aangetaste percelen behoorende, is niet één gespaard gebleven. Vleuten is door dezen brand in een ruine herschapen.
Bij ons vertrek, gisteravond, was men nog bezig met het neerhalen der muren. De verschillende hooibergen stonden nog in vollen gloed. De burgemeester van Vleuten was den geheelen dag op
het terrein van den brand aanwezig. Volgens de ingewonnen berichten was alles verzekerd bij
de Utrechtsche Brandverzekering Maatschappij Schuurman. De burgemeester van Vleuten heeft met het onderzoek
naar de oorzaak van den brand een aanvang gemaakt. Rapport van de burgemeester
Op 3 oktober 1898 stuurde de Vleutense burgemeester
Jhr J.W.A. Barchman Wuijtiers aan de Commissaris der Koningin en de Officier van Justitie te Utrecht de volgen- de brief: Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze mede te deelen dat
gistervoormiddag, ongeveer 11 uur, alhier brand uitbrak in een der hooibergen staande achter de hofstede (en tap- perij) van G.M. van Dijk, welke in minimum van tijd zoo- danig zich uitbreidde dat niet alleen genoemde hofstede verbrandde, doch ook oversloeg op de schilderswerkplaats van A. van Lent en de hooibergen en hofstede van de Weduwe P. van Dijk en de daarnaast gelegen woning be- woond door twee arme gezinnen. Zooveel mogelijk werd van inboedel en vee gered wat
gered kon worden in den korten tijd dat daartoe gelegen- heid bestond. De brandspuit alhier was alléén geheel onmachtig den
brand te stuiten, waarom de brandspuit aan de Meern en de stoomspuit uit Utrecht werden gerequireerd. Aan de krachtige werking van deze laatste is het te dan-
ken dat verder het dorp kon behouden worden. Heden doet nog de spuit alhier dienst om het vuur in de nog smeu- lende hooibergen te bedwingen. Behalve van de twee arme gezinnen, die al hun goed heb-
ben verloren, was het overige van het verbrande tegen brand- schade verzekerd. Het onderzoek naar den oorzaak van den brand wordt
heden voortgezet, doch vermoedelijk is het te wijten aan het spelen met lucifers door kinderen. |
|||||||||||
37
|
|||||||||
Deze foto werd genomen vanaf een plek even ten zuiden van de Vleutense Wetering. Rechts de Brouwerij, links de boerderij van
de weduwe Van Dijk, met de grote hooiberg. In het midden, voor het grootste deel schuilgaand in het geboomte, het Oude Raad- huis van de kastelein G.M. van Dijk. Foto van omstreeks 1895. |
|||||||||
Procesverbaal
Op 7 oktober 1898 schreef de Vleutense burgemeester
aan de Officier van Justitie: Ik heb de eer hierbij aan UEdAchtb. in te zenden het door
den rijksveldwachter G. van den Burg en den gemeente- veldwachter J. Jansen alhier opgemaakt procesverbaal van den op den 2den October l.l. alhier plaats gehad heb- benden brand, waarop mijne missive van den 3den Octo- ber l.l. betrekking had. In ons gemeente-archief berust helaas geen afschrift van
dat procesverbaal en dat is jammer, want onze twee speur- ders zullen daarin, in hun ambtelijke taaltjes, best wat bij- zonderheden hebben vastgelegd. De wijze waarop het voorafgaande onderzoek was ver-
richt, had niet ieders goedkeuring. Klacht
Op 12 oktober 1898 richtte de burgemeester een uit-
gebreide brief aan de Inspecteur der Rijksveldwacht te Utrecht: Ik heb de eer ten verzoeke van E. van Dijk alhier ter Uwer
kennis te brengen dat hij zich ernstig heeft te beklagen omtrent de wijze waarop de rijksveldwachter G. van den Burg alhier zich na de in deze gemeente onlangs plaats gehad hebbende brand tegenover de algemeen geachte fa- milie Van Dijk heeft gedragen. Daags na den brand heeft hij zich tot de oude weduwe
P. van Dijk vervoegd en naar het schijnt op eenigzins on- gepaste wijze inlichting gevraagd omtrent het bedrag waar- op zij tegen brandschade verzekerd was. Hoezeer zij hem herhaaldelijk te kennen gaf dat zij het niet wist (bedoelde |
|||||||||
weduwe bemoeit zich in het geheel niet met deze zaken, de
geheele administratie aan haar zoons overlatende) bleef hij tot 3 è 4 maal toe aandringen op inlichtingen te dier zake. Daarop heeft hij aan den zoon Everhardus van Dijk ge-
zegd dat hij zou zorgen dat zijne moeder van de assurantie- maatschappij geene uitbetaling kreeg en zich vervolgens begeven naar het kantoor van de algemeene brandwaar- borgmaatschappij alwaar hij blijkens het hierbij overge- legd schrijven (dit zit dus niet in het archief, D.W.G.) me- dedeeling heeft gedaan, beleedigend voor het gezin Van Dijk. Ik heb gemeend U deze klacht in 't kort te moeten mede-
deelen, omdat hieruit blijkt dat Van den Burg zeer onver- standig in deze zaak is opgetreden, want alwaar reeds bij onderzoek was gebleken dat de brand vermoedelijk is ont- staan door onvoorzichtigheid of boos opzet van eenige kin- deren, bestond er volstrekt geen reden voor hem de weten- schap te erlangen tegen welke som de weduwe Van Dijk verzekerd was, terwijl er nog minder motieven bestonden te doen voorkomen alsof er redenen bestonden de familie Van Dijk te verdenken den brand te hebben veroorzaakt, waartoe hij allen schijn gaf door zijn gesprek met E. van Dijk en met het afleggen zijner verklaring ten kantore van den Heer Schuurman, alwaar hij trouwens niets te maken had en zich daarmee een gezag heeft aangematigd dat hem volstrekt niet toekomt. Wel zou ik het wenschelijk achten, indien U daartoe
eens in de gelegenheid is, hem met een zijner collega's van standplaats te doen verwisselen. Ik vermeen dat zulks voor hem zelf ook goed zou zijn. De rijksveldwachter Gerrit van den Burg was op 27 au-
gustus 1856 te Katwijk geboren. Hij was getrouwd met Aletta van Maurik, geboren op 2 november 1863 te Lin- schoten. Het echtpaar had drie kinderen. |
|||||||||
38
|
||||||||
Wij hebben ons met Uwe declaratie zeer wel kunnen ver-
eenigen, ook wat betreft het toekennen eener belooning aan de kommandeurs en van extra belooningen aan de machinisten en helpers bij de stoombrandspuit, overtuigd zijnde dat door de flinke houding van Uw brandweerper- soneel een grootere uitbreiding van den brand is voorko- men. Tevens betuigen wij U onzen dank voor de verleende
hulp. Notulen B en W Vleuten 31-10-1898
De burgemeester deelt mede dat de kosten van den op den
2 October plaats gehad hebbende brand ten laste der ge- meente bedragen Voor betaalde werkloonen f 882,85
Voor rekeningen en gebruikte mate-
rialen, bier en brood en vergoeding aan de gemeente Oudenrijn wegens schade aan hare brandbluschmiddelen f 202,915 Aan de gemeente Utrecht voor het
gebruik van de stoombrandspuit en belooningen aan de commandeurs en verder personeel f 118,65 Tezamen f 1.204,415
|
||||||||
Ik weet niet of de bovenbeschreven wens van de burge-
meester er aanleiding toe was, maar op 20 april 1900 ver- huisde het gezin naar Schoorl. Afrekening met Utrecht
De door de Vleutense burgemeester ingeroepen hulp van
de Utrechtse brandweer was natuurlijk niet gratis verleend. Bij brief van 14 oktober 1898 kwam er bij B en W van Vleu- ten een declaratie van het Utrechtse gemeentebestuur bin- nen ten bedrage van f 118,65. De toelichting in de brief luid- de onder andere: Op die declaratie is door ons gebracht een bedrag van
f 35,-- wegens belooning aan de kommandeurs en extra belooning aan machinisten en helpers bij de stoombrand- spuit. Het komt ons toch niet meer dan billijk voor dat aan ge-
noemde personen, die op Zondag geheel vrijwillig, om aan het gedaan verzoek te kunnen voldoen, zich naar Uwe gemeente hebben begeven om hulp te verleenen, daar een zeer langen tijd zijn werkzaam geweest en daarbij schade aan hunnen kleederen hebben bekomen, eene buitengewone belooning wordt uitbetaald. Wij merken daarbij op dat de kommandeurs, indien zij
bij brand dienst doen, geene bezoldiging genieten. Blijkbaar viel de rekening erg mee, want in de brief die
de betaling regelde, stond onder andere: |
||||||||
Foto vanuit het noordwesten. Links de Broederschapshuisjes, recht vooruit de Brouwerij en rechts respectievelijk de boerderij
van de weduwe Van Dijk, de woning „bewoond door twee arme gezinnen" (met tuitgevel) en de smederij (met travaille). Foto van omstreeks 1895, eigendom van J.W. Schoonderwoerd te De Mecrn. |
||||||||
39
|
||||||||||
Voorts wordt door hem de aandacht gevestigd op de om-
standigheid dat door de krachtige werking van de brand- weer de navolgende panden, bij de Utrechtsche Brand- waarborg Maatschappij verzekerd, zijn gespaard, als van de weduwe Staal, van mevrouw de weduwe S.P.W.H. van Bijlevelt, van A. van Lint, vari J.F.J. Baars en van CL. Zel- lerhof, en nu komt het hem billijk voor dat het grootste deel der gemaakte kosten door genoemde maatschappij wordt vergoed, in verband waarmede hij voorstelt haar te verzoeken daarin voor een bedrag van f 1.000,— te willen bijdragen. Naar aanleiding hiervan is besloten aan de Directie van
gemelde maatschappij te schrijven (zie missive 385/258). |
dat daar geld mee te verdienen viel. Op 31 oktober 1898
ging er een brief uit aan de „Utrechtsche Algemeene Brand- waarborg Maatschappij Anno 1811": Wij hebben de eer er Uwe aandacht op te vestigen, dat bij
den onlangs alhier plaats gehad hebbenden brand, de na- volgende panden, bij Uwe Maatschappij verzekerd, door de krachtige werking der brandweer zijn gespaard, zeer ten voordeele van Uwe Maatschappij, als van de weduwe Staal, Mevrouw de Weduwe S.P.W.H. van Bijlevelt, A. van Lint, J.F.J. Baars en E.L. Zellerhof. Met het oog op de ontzaggelijke kosten welke dit aan de
gemeente veroorzaakt heeft, verzoeken wij U beleefd van Uwe zijde voor een bedrag van duizend gulden te willen bijdragen. Je moet maar durven en dan ook nog een voor die tijd dui-
zelingwekkend hoog bedrag noemen. De heren van de „Maatschappij" zullen zich wel schaterend op de dijen hebben geslagen. Hun antwoord, in een imponerend hand- schrift, was kort en krachtig afwijzend en kwam per ke- rende post: |
|||||||||
Kronkel
Toen in de loop van de maand de schade was opgemaakt,
begaven B en W zich dus in een hoogstmerkwaardige kron- kelredenering. Er waren ook nog wat huizen niet verbrand en binnen de kortste keren had men elkaar ervan overtuigd |
||||||||||
Dorpsplattegrond, gebaseerd op de kadastrale minuut van 1832. Met een licht raster zijn de verwoeste panden aangegeven,
terwijl de zwarte blokjes daaromheen de gespaarde bebouwing voorstellen. Nummer 224 is het Oude Raadhuis, 225 de schilders- werkpiaats van Antonie van Lent, 71 de boerderij van de weduwe Van Dijk en 70 is de woning van de „arme gezinnen". |
||||||||||
40
|
|||||||||
zich buiten vermaakten terwijl hun ouders, na de kerk-
dienst, in het Oude Raadhuis van hun koffie en brandewijn genoten. Spelen met lucifers is kinderen altijd eigen ge- weest en zo kwam een weggegooide brandende lucifer wel heel ongelukkig terecht in de hooiberg achter de boerderij (annex café) van Gerardus Matthias van Dijk (het Oude Raadhuis). Die hooiberg stond in een oogwenk in vuur en vlam. Het jongetje dat de ongeluksdaad op z'n geweten had kreeg later de bijnaam ,,Lucifer". Ik heb niet kunnen achterhalen wie 't is geweest en het is natuurlijk zeer de vraag of zijn indentiteit wel ooit is vastgesteld. Zélf zal hij wel zo wijs zijn geweest z'n mond stijf dicht te houden. Er moet een straffe en onveranderlijke noordoostenwind
hebben gewaaid die dag. De brand sloeg over op het Oude Raadhuis, terwijl ook de schilderswerkplaats van Antonie van Lent werd aangetast. Verder bleven ten noorden van de Dorpsstraat alle panden gespaard: de Broederschapshuis- jes, de Hervormde kerk, de kort tevoren op de plaats van de oude herberg De Zwaan nieuw gebouwde boerderij Hin- derstein en - voorzover ik weet - ook het woonhuis ten oosten van de schilderswerkplaats van Van Lent. De brede straat (nu Odenveltlaan) vóór de Brouwerij
betekende het behoud voor de laatste maar aan de lijzijde stond de boerderij-bakkerij van Cornelia Glissenaar, we- duwe van Pieter van Dijk, met rieten dak en grote hooi- berg. Die kregen dus de volle laag. Naar het zuidwesten vormde de Wetering een barrière,
terwijl de volgende bebouwing (de boerderij Hoogewerf op de hoek van de huidige Odenveltlaan en de Den Ham- straat) pas op enige afstand stond. Het vuur kon zich nog enigszins in noordwestelijke rich-
ting uitbreiden en het naast de bakkerij gelegen huis aan- tasten. Het had daarbij echter de wind niet mee en het kon worden bedwongen vóórdat de ernaast gelegen smederij gevaar liep. Al met al gingen er dus ,,slechts" vier panden en wat
hooibergen verloren en menigeen zal na afloop opgelucht hebben ademgehaald. Dat neemt niet weg dat er in het dorpscentrum een gat was geslagen. Het dichten van dat gat werd energiek ter hand geno-
men. Het kadaster meldt in het dienstjaar 1900 herbouw van alle verwoeste panden en dat moet dus in 1899 reeds zijn gebeurd. Bronnen
Archief Utrechts Nieuwsblad
Onze gemeente II, blz. 7, december 1965
Archief Gemeente Vleuten-De Meern
Notulen BenW 1898
Brievenboek 1898
Agenda 1898
Raadsnotulen 1899, 1906 en 1907
|
|||||||||
In het bezit van Uwe missive van den 31 sten October j.l.
betreuren wij de aanzienlijke kosten welke door de ge- meente Vleuten zijn moeten worden gemaakt ter gelegen- heid van den onlangs plaats gehad hebbende brand. Daar in de kosten van brandweer of brandblussing
door ons nimmer wordt bijgedragen kunnen wij tot ons leedwezen aan Uw verzoek niet voldoen. Gemeenteraad Vleuten 20-01-1899
De raad der gemeente Vleuten, gelet op een voorstel van
BenW tot het aangaan eener geldleening ter voorziening in de kosten van den op den 2den October 1898 in deze gemeente plaats gehad hebbende brand en wegens aan- koop van een uurwerk in den toren te De Meern. Overwegende dat de kosten bij den brand in 1898 zullen
bijdragen ongeveer f 1.300,— en de aankoop van een uur- werk vermoedelijk zal vorderen f 700,--, welke sommen niet uit de gewone middelen kunnen worden gekweten zon- der eene algeheele verbreking van het evenwicht tusschen de ontvangsten en uitgaven en derhalve noch de gemeente- begrooting van het dienstjaar 1898, noch die van 1899 eene betaling van deze buitengewone uitgaven toelaat zonder eene aanwijzing van de noodige middelen tot dek- king, enz.
Besluit:
Er zal ten behoeve der gemeente Vleuten worden aange-
gaan eene geldleening van ten hoogste f 2.000,-- tegen eene rente van ten hoogste vier ten honderd 's jaars. Dat is duidelijk. Het slimmigheidje was niet opgegaan en
men bleef met de brokken zitten. Het renteniveau van die tijd was evengoed nog een meevaller! Intussen was overtuigend gebleken dat de op het dorp
aanwezige brandblusmiddelen volstrekt onvoldoende wa- ren. Toch duurde het nog heel lang voor daar wat aan ge- daan werd. Raadsvergaderingen
28-08-1906 Voorstel van B en W tot aanschaf van nieuw
brandblusmateriaal. B en W worden gemach- tigd een uitgebreid onnderzoek in te stellen. 13-09-1906 Blijkbaar was de spuit van Krimpen aan de Lek te koop. Een proef daarmee voldeed zeer, maar men wilde meer onderzoek. 29-10-1906 Binnenkort zou er een demonstratie te Vleu- ten zijn met een stoombrandspuit. Deskundig adviseur zou zijn de heer J. Lodewijks, hoofd- brandmeester te Amsterdam. 08-03-1907 Advies; de stoombrandspuit van de firma A. Bikkers en Zn te Rotterdam. Deze kostte f 3.200,--, had een vermogen van 500 liters per minuut en er werd 5 jaar garantie op gegeven. Men besloot tot aanschaf en dat was maar goed ook, want die spuit zou bij de volgende brand, in 1910, uitste- kend van pas komen. De omvang van de brand
Vleuten was in die dagen niet zo groot en zo kon gemak-
kelijk de indruk ,,half Vleuten staat in brand" ontstaan. Toch moeten we constateren dat de schade meeviel. De ramp had - bijvoorbeeld door toedoen van een verander- lijke windrichting - veel omvangrijker kunnen zijn. De brand werd veroorzaakt door spelende kinderen, die |
|||||||||
Rectificatie
In het artikel „Aen de Meern" van J.A. Storm van Leeuwen
in het tijdschrift van maart jl. zijn, ondanks de zorgen van de redactiecommissie, helaas een aantal fouten geslopen. De meest storende zijn: afb. 1, in tegenstelling tot wat het onderschrift zegt, is de
kaart slechts ongeveer 20% vergroot weergegeven; p. 23, linker kolom, r. 24: tussen „een" en „taak" is „veror- denende" weggevallen; p.23, rechter kolom, r. 43-44: „bekentenissen" moet zijn
„betekenissen"; p. 24, linker kolom, r. 26: „din" moet zijn „den";
afb. 2, onderschrift, r. 5: ,Mere" moet zijn ,Merr. |
|||||||||
47
|
||||||||||||
De R.K. gemeenschap van De Meern (9)
|
||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||
Vanaf 15 augustus 1797 kunnen de rooms-katholieken hun diensten houden in een verbouwde opstal van de
buitenplaats Rhijnzicht aan de Rijksstraatweg. De kerk en zeker de pastorie verkeerde in slechte toestand i). Ook het aantal kerkgangers groeide waardoor men in 1820 ging denken aan een nieuwe kerk en pastorie. Het zou echter tot juli 1857 duren voordat in deze situatie verbetering kwam. In het genoemde jaar en maand werd aan architect Herman, Jan van den Brink opdracht gegeven om een ontwerp voor de nieuwe kerk achter het bestaande oude kerkgebouw te maken. Het zou echter nog tot 20 maart 1859 duren voordat de aanbesteding kon plaatsvinden. Voor de somma van f 22.220,- is toen de bouw opgedragen aan een tot nu toe nog niet bekende inschrijver. In april 1859 is met de bouw begonnen en op 27 maart 1860, binnen één jaar, is het nieuwe kerkgebouw ingezegend. |
||||||||||||
Het interieur
Het kerkgebouw dat Herman, Jan van den Brink ontwierp
paste in het beeld van die tijd. Nadat de neo-classicistische kerkarchitectuur aan belangrijkheid verloren had, kwam daarvoor de stukadoorsgotiek in de plaats. Uit het eerste en bewaarde ontwerp van het exterieur van de kerk aan de Rijksstraatweg blijkt dat tijdens de bouw details zijn ge- wijzigd. Naast deze exterieurschetsen zijn ook nog twee tekeningen van het interieur van architect Van den Brink bewaard gebleven. Het gaat om een plattegrond en een doorsnedetekening waardoor een goed beeld van het in- wendige van het kerkgebouw verkregen kan worden. Uit de plattegrondtekening blijkt duidelijk dat het om een één- beukige kerk is gegaan waarbij het schip in vijf traveeën is verdeeld. Heel bijzonder is de bekapping van het kerk- gebouw waarvan een belangrijk gedeelte nog bewaard is gebleven. Het kaptype dat de architect voor de kerk heeft gebruikt wordt ,,hammerbeamroof" genoemd. Voor de oorsprong van deze kapconstructie moeten we naar Enge- land waar gotische bouwvormen in die tijd veel werden toegepast. Koning Willem II, een persoonlijke vriend van Aartsbisschop Joannes Zwijsen, had in het Engelse Ox- ford gestudeerd en is daar in aanraking gekomen met de 19e eeuwse Engelse neogotische bouwwijze. Terugge- keerd in Nederland gaf hij in 1840 aan architect G. Brou- wer persoonlijk aanwijzigingen voor de bouw van de „Go- tische Zaal" van het voormalige paleis aan de Kneuter- dijk in 's-Gravenhage. Bij de hammerbeamroofconstructie wordt door een tame-
lijk brede ruimte met enige sierlijkheid te overdekken de indruk gewekt van een driebeukig interieur 3). Op de af- beelding van dit type bekapping in de kerk aan de Rijks- straatweg is te zien dat het middelste gedeelte is voorzien van een schenkelspant. Op dit spant zijn krabben aanwe- zig en wordt door schoren in de zijmuren gestut. De scho- ren zijn door gotische spitse bogen met elkaar verbonden. Zowel de schoordelen vanaf de schenkelspant als de delen links en rechts van de gotische bogen, de zogenaamde boog- zwikken, zijn voorzien van traceerwerk. |
||||||||||||
fjt?r-
|
||||||||||||
1. Schets van de plattegrond van Herman Jan van den Brink
voor de r.k. kerk in Oudenrijn van juli 1857. Dit traceerwerk bestaat uit driepassen en sleutelachtige
motieven. Door deze kapconstructie lijkt het, zoals ook op de plattegrond te zien is, alsof het gaat om een drie- beukig interieur 4). In de oorspronkelijke toestand zijn de grote vlakken
van de bekapping gestukadoord geweekt van waar de naam |
||||||||||||
48
|
||||||||||
ren dat de rooms-katholieken van Oudenrijn het tien jaar
zonder pastoor hebben moeten doen. Dit lijkt na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
onwaarschijnlijk en is onjuist. Deze conclusie is getrok- ken uit hetgeen de vierde pastoor Hendrikus, Wilhelmus Wezenberg over pastoor Sinnige schrijft in de memoriale van de parochie ?). Hierin staat: ,,Hij heeft veel gedaan voor het inwendige van het kerkgebouw o.a. de vernieu- wing van het stucgewelf dat door een houten gewelf werd |
||||||||||
2. Tekening van het Engelse hammerbeamspant
„stukadoorsgotiek" mede afgeleid is. Omdat stucwerk zon-
der riet en dus rechtstreeks op de houten betimmering is aangebracht, ontstonden door de werking van het hout al vrij spoedig scheuren. In 1893 bleek de toestand van het stucwerk erg slecht te zijn. Het kerkbestuur vroeg een ad- vies aan architect J. van Kesteren omdat architect Herman, Jan van den Brink in 1883 was overleden. Architect Van Kesteren adviseerde het kerkbestuur om het stucwerk te verwijderen en een ziende bekapping aan te brengen zoals dat nu nog aanwezig is s). |
||||||||||
4. Voorkant van het bidprentje bij het overlijden op 2 juni
1917 van pastoor Hermanus Sinnige. vervangen". Ook uit archieven is bekend dat in 1893 het
stucwerk op de bekapping van de kerk aan de Rijksstraat- weg is verwijderd. Een logische conclusie is dus dat pas- toor Sinnige in 1892 pastoor Lunter heeft opgevolgd. Het benoemingsjaar genoemd door J.L. van de Heyden in het boekje ,,Geschiedenis van de parochie van O.L.Vr. ten Hemelopneming te Oudenrijn" moet dus onjuist zijn. In de memoriale van de parochie schrijft pastoor Wezenberg verder dat pastoor Sinnige veel heeft gedaan voor het ver- fraaien van het inwendige van het kerkgebouw. Op zich is dat niet zo verwonderlijk omdat dat geheel paste in de tijd na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Op het einde van de vorige eeuw werd kerkbesturen en gelovigen gestimuleerd door Mrg. Andreas, Ignatius Schaepman, de opvolger van Joannes Zwijsen en beschermer van het Sint Bernulphusgilde. De tweede aartsbisschiop
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie op 4 maart
1853 was het bouwen van kerken en pastorieën een eerste prioriteit. Nadat op 4 februari 1868 Joannes Zwijsen als Aartsbisschop van Utrecht was afgetreden, werd hij opge- |
||||||||||
3. De bekapping in huidige staat van de kerk aan de Rijks-
straatweg Uit de memoriale
Op 21 december 1890 was bouwpastoor Jacobus, Joannes
Keuken overleden en op 27 december van dat jaar op het r.k. kerkhof achter de kerk begraven. Hij werd begin 1891 opgevolgd door Wilhelmus Lunter die slechts één jaar in Oudenrijn zou blijven. Uit archieven 6) blijkt dat op 1 juli 1902 Hermanus, Henricus Sinnige tot pastoor van Ouden- rijn is benoemd. Uit de jaartallen zou men kunnen conclude- |
||||||||||
49
|
|||||||||
volgd door Andreas, Ignatius Schaepman, niet te verwar-
ren met de beroemde staatsman Schaepman. Deze bisschop was eerst president van het seminarie in Rijsenburg en te- vens proost (= voorzitter) van het metropolitaan kapittel (bestuur van het aartsbisdom). In 1860 verwisselde hij de- ze functies en werd plebaan (= pastoor) van de kathedrale kerk van St. Catharina aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht. Tevens werd hij deken van Utrecht dat in 1860 een zelf- standig dekenaat was geworden. |
Het Bernulphusgilde s) ,
Op 28 november 1869 is in Utrecht het Sint-Bernulphus-
gilde opgericht. Bernulphus was in het begin van de elfde eeuw pastoor in Oosterbeek bij Arnhem. In 1027 werd hij op voordracht van keizer Koenraad II tot bisschop van Utrecht benoemd. Zijn bisschoppelijke voorganger leefde op voet van oorlog met graaf Dirk III van Holland met wie Bernul- phus vrede sloot. Van hem is bekend dat hij de bouwer is geweest van de Romaanse kerken in Utrecht. Ook verfraai- de hij veel kerken en deed veel om de eredienst op te lui- steren. Hij was een van de bevorderaars van de kerkelijke kunst in Nederland 9). Daardoor hebben belangrijke pries- ters en kunstenaars in Utrecht hem in 1869 als patroon van hun ambachtelijke gilde gekozen. Een centrale figuur bij de oprichting van het Sint-Ber-
nulphusgilde was Gerard van Heukelum die in 1859 tot kapelaan bij de plebaan van de Catharijnekerk in Utrecht, Andreas, Ignatius Schaepman, was benoemd. De Metro- politaankerk aan de Lange Nieuwstraat was door de jaren heen in verval geraakt en moest gerestaureerd worden. De opdracht hiervoor werd in 1861 verstrekt aan Herman, Jan van den Brink, dezelfde architect van de kerk aan de Rijks- straatweg in Oudenrijn. Kapelaan van Heukelum trok, vooral vanuit het Duitse
Rijnland, verschillende kunstenaars aan en onder zijn lei- ding is het Sint-Bernulphusgilde opgericht. Behalve kun- stenaars verenigden zich op de eerste plaats veel priesters met het doel de kerkelijke kunst, geïnspireerd door mid- deleeuwse voorbeelden, weer nieuw leven in te blazen. Op 26 oktober 1922 zijn de statuten van het Sint-Ber-
nulphusgilde gewijzigd en door de algemene vergadering goedgekeurd. Als doel wordt in die gewijzigde statuten genoemd: „De broederschap stelt zich ten doel; de bevor- dering van den bloei der hedendaagsche kerkelijke kunst; het wekken en kweeken van eerbied voor de oude kerke- lijke kunst; het verspreiden van kennis omtrent beide. Zij wendt zich hierbij allereerst tot de geestelijken in Neder- land, vervolgens tot de kunstenaars en eindelijk tot de leeken, bij wie zij begrip van en ontvankelijkheid voor de begin- selen en de voortbrengselen der kerkelijke kunst trachten te wekken" lo). Uit de doelstelling van dit gilde blijkt dat op de eerste
plaats geestelijken lid konden worden hetgeen ook blijkt uit de ledenlijst van 1 augustus 1923. Bij de „leeken-leden" die toen lid waren kan men architecten, ingenieurs, beeld- houwers, edelsmeden, kunst- en glasschilders en naald- kunstenaars aantreffen. Bekende leden in 1923, waarvan tot op heden in de rooms-katholieke gemeenschap van De |
||||||||
5. Het Nederlands bisschoppencollege in 1869 met in het mid-
den de aartsbisschop Andreas, Ignatius Schaepman Vanaf die tijd behoorde Oudenrijn tot het toen nieuwe
dekenaat Montfoort wat ook nu nog steeds het geval is. Door deze nieuwe functies verhuisde Schaepman van Rij- senburg naar Utrecht. Op 3 juli 1860 werd hij benoemd tot hulpbisschop van aartsbisschop Zwijsen en op 26 au- gustus van dat jaar in de kapel van het seminarie Rijsen- burg tot bisschop gewijd. Op 19 december werd Mrg. Schaep- man op verzoek van aartsbisschop Zwijsen tot coadjutor „cum jure futurea successionis" (met recht van opvolging) benoemd. Nadat aartsbisschop Zwijsen op 4 februari 1869 op zijn verzoek was afgetreden nam Mgr. Schaepman op 9 maart van dat jaar de aartsbisschoppelijke zetel over. Vanaf 1858 was de villa Sparrendal in Driebergen de
woning en dus het bisschoppelijke paleis van de aartsbis- schop. Omdat bisschop Schaepman als plebaan en deken al in Utrecht woonde, werd deze stad op 26 augustus 1860, na bijna drie eeuwen, weer bisschopsstad. We moeten daar- bij wel bedenken dat er in 1827 nogal wat weerstand was tegen Utrecht als bisschopsstad. De reden daarvoor was toen dat Utrecht sinds 1579 de stad van de Unie en dus een bolwerk van antipapisme was. Daarom is het te op- merkelijker dat niemand enige bedenkingen koesterde of pogingen deed om Utrecht als bisschopsstad te weren. Onder leiding van de tweede aartsbisschop van Utrecht
werd het bouwprogramma voortgezet. Maar daar bleef het niet bij want, dank zij de gulle gaven van de rooms-katho- lieken ook in Oudenrijn, werden de kerken jaarlijks rijker geornamenteerd. Ook zijn in die tijd fraai meubelwerk, mooie gewaden
en kostbaar vaatwerk gekocht of geschonken. Door de zor- gen en het stimuleren van aartsbisschop Schaepman is in die tijd veel bereikt. Zondermeer was hij een kunstminnend mens want hij is de oprichter geweest van het Aartsbis- schoppelijk museum, nu Catharijneconvent in Utrecht. Te- vens was hij een bijzondere beschermer van het St. Ber- nulphusgilde. |
|||||||||
6. Het interieur van de oude r.k. kerk aan de Rijksstraatweg. De
foto moet, gezien de versiering, bij een groot feest gemaakt zijn. |
|||||||||
50
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Meern werk bewaard is gebleven, zijn Jan, Eloy en Leo
Brom, Willem Mengelberg en Ad van Roosmalen allen uit Utrecht. Heel belangrijke kunstenaars uit de beginperiode van
het gilde waren Alfred Tepe en Friederich, Wilhelm Men- gelberg. De eerste heeft veel kerken in de geest van de 15e en 16e eeuwse gotiek gebouwd. Zijn vriend verzorgde de aankleding geheel in de geest van de richtlijnen van het Sint-Bernulphusgilde. Nieuw kerkmeubilair
Vanaf de oprichting van het Sint-Bernulphusgilde heeft er een
controverse bestaan tussen de architect Dr. RJ.H. Cuypers en het genoemde gilde. Cuypers gaf bij zijn ontwerpen, evenals de Franse architect Violet-le-Duc, de voorkeur aan de vroege en 13e eeuwse gotiek. Gerard van Heukelum, een invloedrijk en belangrijk persoon in het gilde, zocht aansluiting bij de meer weelderige gotiek van de 15e en 16e eeuw. Door dit verschil van mening kreeg architect Cuypers in grote delen van het aartsbisdom, waar het Sint- Bernulphusgilde het voor het zeggen had, geen voet aan de grond. |
||||||||||||||||||||||||||||||
,..i-ï>..i}£..i!i..2.?£..iti;..^
|
:i-..>*-..5!-..iïi..5!^..i!i..4J«
|
|||||||||||||||||||||||||||||
I •'('f'< I «'è's-fi
|
||||||||||||||||||||||||||||||
:t»-'''
|
||||||||||||||||||||||||||||||
• • t ■ f •
|
||||||||||||||||||||||||||||||
^cr- !r^i>ritiiiütiini|i
aan het |
||||||||||||||||||||||||||||||
van den
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Geboren te Veendam .... 12 Nov.1842
Priester gewijd te Utrecht . . 10 Aug. 1867 Kapelaan St. Catharina te Utrecht 1 Mei 1868 Pastoor te Gorsel......4 Aug. 1882
Pastoor te Oude Rijn .... 1 Juli 1892
'TT'erhevcn is het ambt en groot de waar-
^ digheid der Priesters, wien vergund is hetgeen aan de Engelen niet is toegestaan. Navolging van Christus IV, 5. |
||||||||||||||||||||||||||||||
WtÊlÊÊÊHtÊf^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
V w:i>. J. R. VAN m]»avjM,UTRZCMT.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
>. V, ►
|
||||||||||||||||||||||||||||||
VViiriiV
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
8. Herinneringsprentje ter gelegenheid van het veertig jarig
priesterfeest van pastoor Sinnige op 10 augustus 1907. kocht waaruit geconcludeerd kan worden dat in eerste in-
stantie het oude altaar van de kerk aan het Stadsdam is mee- genomen. De rekening voor dit altaar luidt; ,,February 1861: Voor
den Eerw.Heer J.J. Keuken te Ouden Rhyn bij Utrecht een Gotisch hoogAltaar in Eykenhout zonder tomba of kaarsen bakke met transport f 600,-". De ombouw zoals die op de afbeelding te zien is, is la-
ter tijdens het pastoraat van pastoor Sinnige aangeschaft. Door pastoor Keuken werd ook in 1862 een communie- bank gekocht waarvan de nota luidt: ,,Decem 1862; Voor den Zeer Eerw. Heer J.J. Keuken ten Ouden Rhyn een Communiebank, lang 4 el 64 in eyks met Pelikaanomament in maaswerk met Piderstallen en zittende Serafijnen in Go- tische Stijl". Nog meer aangeschaft
Ook na de dood van aartsbisschop Schaepman op 19 sep-
tember 1882 werd het verfraaien van kerken voortgezet. Na het overlijden van bouwpastoor Keuken werd hij door Wilhelmus Lunter opgevolgd waarvan weinig bekend is. Dit geldt niet voor de derde pastoor van Oudenrijn Her- manus, Henricus Sinnige. Over hem schrijft de vierde pastoor Hendrikus, Wilhel-
mus Wezenberg in zijn memoriale dat pastoor Sinnige veel heeft gedaan voor het verfraaien van het kerkgebouw. Ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||
7. Het altaarkruis van het hoogaltaar op de interieurfoto. Dit
staat nu in de r.k. kerk aan de Pastoor Boelenslaan Zonder twijfel heeft het gilde ook invloed gehad bij het
verfraaien van het interieur van de kerk aan de Rijksstraat- weg. Toen op 27 maart 1860 de genoemde kerk werd in- gezegend, was het interieur nog niet klaar. Dit blijkt uit het kasboek van de Gebroeders Smits te Cuyk bij Grave n). In een brochure van dit bedrijf staat; „recommanderen zich in ieders gunst voor het maken van Kerkorgels, Pre- dikstoelen, Beelden en Allerlei houten, steenen Kerkmeu- belen en Sieraden zoo in Gotische als andere stijl". Bij de- ze firma is in 1861 een altaar, toen nog zonder opstand, ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||
51
|
||||||||||||||||||||||||
noemd worden: ,,het polychromeren der kerk en der beel-
den; de ombouw van het hoofdaltaar met nieuw tabernakel; het plaatsen van zij-altaren; het triomfkruis; gebrandschil- derde ramen, voorstellende de titels waarin Maria als Konin- ging wordt aangeroepen; een geschilderde kruisweg, een nieuw orgel, installatie van het electrische licht en de be- tegeling van het priesterkoor". De gepolychromeerde de- len van de bekapping zijn tot op heden bewaard gebleven. Uit archieven is bekend dat het orgel, dat nu in de kerk aan de Pastoor Boelenslaan staat, door parochianen in 1888 is geschonken. Ook andere goed gesitueerde rooms- katholieken hebben door het geven van kerkmeubilair en vaatwerk bijgedragen aan het verfraaien van de kerk aan de Rijksstraatweg. Pastoor Sinnige heeft tijdens zijn pas- toraat vanaf juli 1892 veel voor de kerk gedaan. In augus- tus 1907 heeft hij te midden van zijn parochianen zijn veer- tig jarig priesterschap gevierd. Op 2 juni 1917 is hij op 74 jarige leeftijd in Oudenrijn overleden en op 6 juni van dat jaar op het parochiële kerkhof achter de kerk begraven. Hij is op 22 juni 1917 opgevolgd door Henricus, Wilhelmus Wezenberg die tot 1937 pastoor van Oudenrijn zou blijven. Bronnen
l.RAU. Aartspriesters Holl. Zending no. 1157
2. Algemeen Rijksarchief II 's-Gravenhage
3.Restauratievademecum, Band 2b, RV Blad 5-7
4.A.J. Looyenga. Oudenrijn CL. Vrouw Hemelvaart (typescript)
5. Idem
6.L.J. v.d. Heyden. Geschiedenis van de Parochie van O.L.Vr. ten
Hemelopneming te Oudenrijn 1947
7.RAU. Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77, no. 18 8.Drs. H.P.R. Rosenberg. De 19e eeuwse Kerkelijke Bouwkunst in Nederland, p. 51
9.Prof. dr. J.J.M. Timmers. Christelijke symboliek en iconografie, p. 241
10. Het Gildeboek, Ve jaargang, aflevering 5 maart 1923
11. Archief Kerkelijk Kunstbezit Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
t
|
||||||||||||||||||||||||
BID VOOR DE ZIEL VAN ZALIGER
den ZeerEerw. Heer
HERMANUS H. SINNIQE.
Geboren te Veendam 12 November 1842
Priester gewijd te LMrecht 10 Augustus 1867
Kapelaan St. Catharijne te Utrecht 1 Mei 1868
Pastoor te Gorsel 4 Augustus 1882 Pastoor te Oudcnrijn van 1 Juli 1892 tot 2 juni 1917.
Na voorzien te zijn van de laatste H. Sacramenten, overleden den 2n Juni 1917 te Oudenrijn en den 6n Juni op het R. K. Kerkhof aldaar begraven. |
||||||||||||||||||||||||
„In Paradisum". Naar het Paradijs
mogen U geleiden de Engelen; bij Uwe aankomst U ontvangen de Mar- telaren en U binnenleiden in de hei- lige stad Jerusalem. Het Koor der Engelen nemen U op en met den armen Lazarus van weleer zij eene eeuwige rust uw deel. A^ijn Jezus, barmhartigheid. (300 d.afl.)
Zoet Hart oan Maria, aieas mijn heil-
(300 d. afl.)
Onze Vader — Wees Gegroet. |
||||||||||||||||||||||||
J^
|
||||||||||||||||||||||||
9. Bidprentje bij het overlijden op 2 juni 1917 van pastoor
Sinnige. |
||||||||||||||||||||||||
Speciale aanbieding
|
||||||||||||||||||||||||
Via de vereniging zijn verschillende boeken uit de Stichtse Historische Reeks éénmalig verkrijgbaar voor een sterk gereduceerde
prijs. Dit betreft de volgende delen: |
||||||||||||||||||||||||
1. P.J. Verdam, C.A. Rutgers, W. Jappe Alberts,
e.a. Van Standen tot Staten. 600 jaar Staten van Utrecht, 1375-1975. 3. E.P de Booy. De Weldaet der Scholen. Het
plattelandsonserwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19e eeuw. 4. P.H. Damsté. Oostbroek en de Bilt CS. De
geschiedenis van een ambachtsheerlijkheid.
5. E.P. de Booy. Kweekhoven der Wijsheid. Ba-
sis- en vervolgonderwijs in de steden van de pro- vincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19e eeuw. |
6. F. Doeleman. De Heerschappij van de Proost
van Sint Jan in de Middeleeuwen, 1085-1594. Een rechtshistorische studie.
7. G.J. Borger. Staat van Land en Water. Provin-
ciale Waterstaat van Utrecht 1882-1982. 8. D. van den Hul. Klokkenkunst te Utrecht tot
1700. Met bijzondere aandacht voor Jhr. Jacob van Eyck. 10. C. van Dara Jodenvervolging in de stad Utrecht
ll.G.C.J.J. van den Bergh, J.E. Spruit, M. van de
Vrugt e.a. Rechtsgeleerd Utrecht. Levensschetsen van elf hoogleraren uit 350 jaar Faculteit der Rechts- geleerdheid in Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||
12. R.E. de Bruin. Burgers op het kussen. Volks-
soevereiniteit en bestuurssamenstelling in de stad Utrecht, 1795-1813. 13. B. van den Hoven van Genderen. Het kapittel-
generaal en de staten van het Nedersticht. Een studie van drie standen (geestelijkheid, adel en bur-
gerij) in het Nedersticht. 14.P.K. Smiesing en J.P. Brinkerink. Onder de
rook van Utrecht. Twee eeuwen tabakspijpenma- kerij in Uuwerecht (1600-1800). I5.P.D. 't Hart. De stad Utrecht en de cholora
1832-1910. |
||||||||||||||||||||||||
De prijzen zijn (tussen haakjes oorspronkelijke prijs): Nr 1 f 15,— (f 45,—), Nr 3 f 19,— (f 75,—), Nr 4 f 15,— (f 45,—), Nr 5
f 19,— (f 55,—), Nr 6 f 15,— (f 41,—), Nr 7 f 19,— (f 55,—), Nr 8 f 15,— (f 45,—), Nr 10 f 9,— (f 35,—), Nr U f 15,— (f41,—), Nr 12 f 19,— (f65,—), Nr 13 f 15,— (f45,—), Nr 14 f 9,— (f37,50), Nr 15 f 15,— (f49,50). |
||||||||||||||||||||||||
Bestelling is mogelijk vóór 15 juli 1993 bij de secretaris, de heer J.Schoonderwoerd, Meemdijk 62, 3454 HT De Meem, telefoon
03406-61462. U krijgt bericht wanneer de boeken (in Vleuten of in De Meem) afgehaald kunnen worden. Bij toezending per post komen er verzendkosten bij. |
||||||||||||||||||||||||
52
|
|||||||||||||
Hond
|
|||||||||||||
Ik vind 't niet 't leukste werk, boodschap-
pen doen in een supermarkt. Maar deze keer moest het toch gebeuren. M'n vrouw was door een griep gegrepen en nogal stevig ook. Ze zei tenminste: „Ik ben zo ziek als een hond". Nou ben ik niet zo'n echte hondenminnaar, maar voor mijn vrouw wil ik wel boodschappen doen als ze het lief vraagt en niet gaat blaffen. , 't Was een donkere herfstdag met een
druilerige regen, helemaal geen dag waar je nog veel goeds van kan verwachten. Op weg naar de supermarkt trapte ik dus al in een hoop door een hond verteerde hapklare brokken. Dan natuurlijk geen gulden voor het winkelwagentje, maar voor vier kwartjes nam ik het van iemand over. Het boodschappenbriefje stond van- zelfsprekend niet in de volgorde zoals alles daar is uitgestald, dus vlieg je maar heen en weer Daarna gokken: welke kassa zal ik nemen. Meestal gok ik verkeerd, dus ook deze keer. Bij mijn kassa werden niet alle prijzen gepakt door het elektro- nische apparaat, dus werd er met mijn boodschappen gezwaaid. Een mevrouw vóór mij schreef een cheque uit maar moest wel vijf minuten naar haar pasje zoeken. De kassa naast mij schuift vlot door en daar zie ik Jan, een ouwe kennis van me, met een grijnslach op z'n gezicht naar me kijken. Jan loopt vaak met een oud, gammel hond-
je te wandelen. We waren tegelijk buiten en inderdaad, z'n hondje zat te wachten, vastgebonden aan een fietsklem. We lie- pen samen over het plein met onze plas- tic tasjes en omdat we elkaar lang niet gesproken hadden, haalden we natuurlijk wat oude herinneringen op. Vooral vroe- ger kon je nog eens lachen. |
|||||||||||||
We lopen tot het eind van het plein. „La-
ten we hier maar blijven staan", zei Jan, „hier onder dit afdak sta je nog een beet- je droog". „Maar Jan, dit is geen afdak maar een Space Frame. Een beetje rare naam voor een boerendorp, hè?" „Ja, dat vind ik ook", zei Jan, „en hoe komen we hier onder uit. Weten ze tegenwoordig niet dat onze voorouders vroeger dakgoten hebben uitgevonden?" 't Hondje was onrustig geworden en vroeg
wat meer aandacht. Ik stond te piekeren van wat voor ras deze hond wel kon zijn. Dus vroeg ik: ,,Jan, heeft je vrouw dit hondje zelf gebreid? Ze liet dan toch wel een paar steken vallen". Jan grinnikte, beet op z'n sigaar, streelde de hond en zei: „'t Is toch een lief hondje, hoor". Zeg Jan, over honden gesproken, vroeger
waren er veel minder honden en de meeste liepen nog los. Weet je nog dat we een keer in de kerk zaten. Net toen de bel had geklonken kwam er een hond de kerk binnen. Hij zocht z'n baas. Een grappig gezicht, maar we mochten toen nog niet lachen of praten in de kerk. We pakten dus onze zakdoeken en deden of we onze neus snoten. Anderen gingen quasie een beetje hoesten. |
|||||||||||||
Bij iedere pilaar stond de hond te snuffelen,
maar kwam toch niet zo ver dat hij z'n pootje lichtte. Een paar collectanten en en- kele mensen die de eerbied in God's huis bewaken, gingen op jacht. De hond snuf- felde op het altaar en probeerde te drin- ken uit het wijwatervat. Dat kon natuur- lijk helemaal niet. Net voordat de preek zou beginnen ging hij bij de uitgangsdeur staan janken. Van sommige preken had ik ook al eens
gezegd: „Daar luistert geen hond naar". De pastoor besloot na een half uur de dienst met de latijnse woorden „Ite Missa Est" (Gaat, het offer is voltrokken). Waarop alle gelovigen, maar ik in het bijzonder, ant- woordden: Deo Gratias (God zij dank). Ik ging snel naar buiten om mijn inge-
houden lach de vrije loop te laten. Vorige week ontmoette ik Jan weer. Hij
kwam met een somber gezicht uit de keric. Ik zei: „Zo Jan, was er soms een donder- preek of heb je moeilijkheden?" „Nee", zei Jan, „'t is niet zo leuk meer tegenwoor- dig. Je ziet bijna geen hond meer in de kerk". „Nou Jan, daar moet ik toch even over
nadenken!" |
|||||||||||||
De Meem 1943/1993
Theo van den Berg |
|||||||||||||
Illustratie: Barbara Gravendeel
|
|||||||||||||
53
|
|||||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meem, Haarzuilens Verschijnt 4x f>cr jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 3, september 1993 ©1993 De vereniging is ingeschreven in het vcrc-
nigingsregislcr van de K.v.K. Uircchl e.o. onder nummer V 479360 Dagelijlis bestuur:
J.F.K. Kits Nicuwcnkamp, voor/ilicr Hof ter Weydeweg 11, 3-451 ST Vleuten Tel. 03407 - 72112 J.W. Schoondcrwoerd, secretaris
M.-crndijk 62, 3454 HT De Mcern Tel. 03406-61462 P.O. de RooiJ, pcnningnieesicr
't Zand 1,3451 OP Vleuten Tel. 03407 - 71483 A.J. van Zoeren, vice-voor/itter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407 -71263 Ereledcn:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: HrcK'dcrschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum), Dorp.ssuaal 1, Tel. 03407 ■ 74222 (gedurende openingstijden) De Meern; Hel Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes 't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407-71483 Contributie (inclusief tijdschrift);
f. 30,-- per jaar,
bij vcr/.ending per post f. 10,-- extra
Lt)sse nummers tijdschrift;
f. 7,50 voor leden, f. 10,-- voor iiiel-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meem,
rek. 55.66 33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek 2689200 Redactiecomniissie:
B.P. Graafslal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoon(}erwo«rd
Adres: Maürit-slaan 17, M54 XP De Meern
Tei. D3406 - 62992
I
0«!hele of jgedeeltelijke overname van ar-
liketen uil Hit tijdschrift is slechts toege- staan met broiivermelding en na verkregen toesteminin.g vm <te redwftiecommissic *w^*^**w*^*^
IIIii$tratie voorpagina:
HoftérWeyde, onder Vleuten
gravure van H. Spilman Druk: Niek van Kootcn De Meem
|
|||||||||||||
Volgens de nieuwe directeur van de Rijks-
dienst voor de Monumentenzorg, drs Fons Asselbergs, vormen monumenten niet alleen ons cultureel erfgoed, maar zijn zij ook belangrijk voor de lokale en regio- nale economie, het toerisme en voor de sociale functie van een kern als centraal ontmoetingspunt. Ik ben dan ook verheugd, dat ook Vleu-
ten-De Meem dit jaar weer meedeed, en dat het plaatselijke Comité Open Monu- mentendag - samen met vele anderen - een aantrekkelijk programma had samen- gesteld. Dit jaar was Vleuten aan de beurt (N.H. Kerk, Broederschapshuisjes en Hamtoren), volgend jaar De Meem of Haarzuilens. Onze aanwezigheid op de Braderieën
en Markten werpt ook zijn vmchten af. Naast vele gesprekken met oude en nieuwe inwoners leveren de contacten ook weer nieuwe leden op, die nodig zijn om onze vereniging actief te houden. Mag ik u eens uimodigen om te proberen een buur- man of -vrouw lid van onze vereniging te maken? Wanneer deze oproep een suc- ces wordt kom ik daar zeker de volgende keer op temg. |
|||||||||||||
op het moment dat u dit leest hebben de
activiteiten van de Nationale Open Mo- numentendag 1993 alweer plaatsgevon- den. Duizenden Nederlanders hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om bijzondere monumenten, die in het alge- meen niet voor het publiek zijn openge- steld, op deze dag met een bezoek te ver- eren. Het feit, dat al meer dan 5 jaar deze dag steeds weer meer deelnemers trekt, geeft aan, dat de belangstelling voor „het monument" nog steeds toeneemt. En dat betekent niet alleen, dat de belangstelling voor dit ene onderdeel van ons culmreel erfgoed groeiende is, maar dat die be- langstelling bestaat voor alles wat door onze voorouders is ondernomen. Eigen- lijk is dat ook niet zo verwonderlijk, want zonder hetgeen door onze voor- ouders is gepresteerd, zouden wij thans niet zijn, wat wij zijn. Het een is een ge- volg van het ander. En zonder het ver- leden te kennen is het moeizaam aan de toekomst te bouwen, zoals het moeilijk of zelfs onmogelijk is een huis zonder fundament te bouwen. Met andere woor- den: onze historie is het fundament van het heden en de toekomst. Het goed on- derhouden van dat fundament is es- sentieel voor het behoud van het bouw- werk, oftewel het goed onderkennen van het verleden geeft hoop voor de toekomst. |
|||||||||||||
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||||
In dit nummer
pag.
Van de voorzitter 53
Verenigingsberichten 54
Gevangen, geplunderd en verbrand (I) 55
Een kijk van nu......op'n kiek van toen 60
De Joiiannieters in Vleuten (II) 61
Nachtelijke bezigheden 72
De R.K. gemeenschap van De Meern (slot) 73
Het Weer 78
|
|||||||||||||
54
|
||||||||||||||||||||
Verenigingsberichten
|
||||||||||||||||||||
Geschiedenisboek van de gemeente
De totstandkoming van het boek met de geschiedenis en de
monumentenbeschrijving van onze gemeente heeft enige ver- traging ondervonden. Helaas zal het niet voor het einde van dit jaar kunnen verschijnen, maar zal het pas tegen 1 maart van het volgend jaar klaar zijn. In het volgende nummer van ons tijdschrift zal mededeling gedaan worden over de moge- lijkheid voor de leden om via een vóórintekening het boek tegen een gereduceerde prijs te verkrijgen. |
||||||||||||||||||||
trekkelijke inhoud, maar er moet meer gedaan worden om op
dezelfde voet voort te kunnen gaan. Ongetwijfeld zijn er meerderen onder onze lezers die daar wat tijd aan zouden kunnen besteden en iets zouden kunnen presteren. De prak- tijk leert dat iemand die zich wat verdiept in historische za- ken, daar ook enthousiast voor wordt. Misschien heeft u ooit al eens iets geschreven voor een schoolkrant of verenigings- blad. Al doende leert men en wij willen u daarbij graag hel- pen. Kom gedurende de openingsuren van ons documen- tatiecentrum in de Broederschapshuisjes ter kennismaking eens een kijkje nemen en praatje maken met onze secretaris. U bent er welkom en hij kan u verder informeren. Graag tot ziens! |
||||||||||||||||||||
Doop-, trouw- en tiegraafboeiten
In het vorige nummer deelden wij u mede dat ons documen-
tatiecentrum zou worden verrijkt met microfiches van de doop-, trouw- en begraafboeken van de kerken in onze gemeente over de periode van circa 1671 tot 1811. Deze fiches zijn nu in ons bezit en er wordt door vrijwilligers al gewerkt aan het maken van alfabetische registers op de inhoud. Voor het le- zen van de microfiches werd ons inmiddels nog een tweede leesapparaat ter beschikking gesteld, deze keer door de Rabo- bank Vleuten, die wij daarvoor zeer erkentelijk zijn. |
||||||||||||||||||||
Wat moeten we met die rommei
Dat wordt wel eens gezegd als er oude papieren (misschien
van een overleden familielid) opgeruimd moeten worden. En soms verdwijnen er dan stukken in de vuilnisbak, die uit his- torisch oogpunt gezien de moeite van het bewaren waard zijn. Oude akten (b.v. koopakten en dergelijke), krantenknipsels, boeken, bid- en herdenkingsprentjes, foto's, ansichtkaarten en prenten op onze gemeente betrekking hebbende, zijn voor onze vereniging misschien wel van waarde. Mocht u iets dergelijks kwijt willen, neem dan eerst contact met ons op vóór u het in de vuilnisbak laat verdwijnen! |
||||||||||||||||||||
Bezorging van ons tijdschrift
Dank zij de hulp van een aantal trouwe medewerkers krijgt u
ons tijdschrift ieder kwartaal thuisbezorgd. Helaas moeten af en toe enkele medewerkers stoppen met dit werk in verband met verhuizing, gezondheid of anderszins. Zo hebben de he- ren Denekamp uit Vleuten en Goes uit Harmeien hun jaren- lange werkzaamheden hiervoor beëindigd, waarvoor wij hen hier graag bijzonder dank zeggen, zonder daarmee alle ande- ren tekort te willen doen. Verder komt het ook voor dat er iemand eens een keer met vakantie of om andere redenen af- wezig is en daarvoor zijn er enkele reserve-bezorgers nodig. Wij doen hierbij nog eens een dringend beroep op vrijwil- ligers die ons willen helpen met de bezorging. Met name voor de wijk Nyevelt in E>e Meem en voor Harmeien zoeken wij nieuwe medewerkers. De omvang van het aantal te bezor- gen bladen wordt in overleg vastgesteld en kan zo'n 40 - 70 stuks bedragen, wat per kwartaal slechts een paar uurtjes tijd vergt en over enkele dagen kan worden uitgespreid. Denk er niet alleen over, maar doe mee. Vele handen maken licht werk! Meldt u aan bij de heer of mevrouw de Rooij, 't Zand 1, tel. 03407-71483. |
||||||||||||||||||||
Openingstijden van onze getxxjwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten: Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
||||||||||||||||||||
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities
over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
||||||||||||||||||||
Schrijvers gevraagd
Onze vereniging bezit een schat aan documentatie over veel
onderwerpen die onze gemeente betreffen. Onderwerpen, die de moeite waard zijn om je er eens wat nader in te verdiepen en er iets over te schrijven, wat dan in ons tijdschrift gepubli- ceerd kan worden, want dat komt niet vanzelf vol. Een (te) kleine groep auteurs heeft tot nu toe gezorgd voor een aan- |
||||||||||||||||||||
55
|
||||||||||
Gevangen, geplunderd en verbrand (I)
1672- 1673
|
||||||||||
door Dr. D. W. Gravendeel
|
||||||||||
in het archief van het kapittel van Oudmunster bevinden zich onder nummer 624 enkele stukken, die een in-
druk geven van wat zich hier heeft afgespeeld na de inval van de Fransen in 1672. Het is niet meer dan een in- druk en om het beeld wat completer te maken moeten dus ook andere bronnen geraadpleegd worden. Die bron- nen zijn in de plaatselijke archieven niet te vinden en ook de ,,grote" geschiedenis zwijgt over de ,,diepe ellende" van de gewone mensen boven wier hoofden de militaire gebeurtenissen zich voltrokken. Oplettende burgers van het nabije Utrecht noteerden echter het een en ander en hun notities zal ik in het nu volgende arti- kel verwerken. Elke geschiedenis heeft een vóór-geschiedenis die niet veronachtzaamd mag worden. Hoe valt het anders te
begrijpen dat de Republiek der Verenigde Nederlanden, die in 1648 de Tachtigjarige Oorlog met Spanje als over- winnaar beëindigde, nog geen vijfentwintig jaar later zich als een kat in het nauw achter haar waterlinie moest verschuilen omdat een voormalige bondgenoot zich tegen haar keerde? |
||||||||||
en in 1648 werd te Munster vrede gesloten tussen Spanje
en de Nederlanden. Frankrijk vocht door tot 1659. De tegenstelling tussen Willem II en de regenten werd
tot een openlijk conflict door de vraag hoeveel troepen na de vrede zouden worden afgedankt. De prins wilde natuur- lijk zoveel mogelijk mannen in dienst houden, vooral offi- cieren, om in oorlogstijd het leger weer snel paraat te heb- ben. Hoewel, na enkele onverkwikkelijke ongeregeldheden, de afdanking plaats vond volgens de wens van Willem II, kon deze toch geen verder gebruik maken van zijn overwin- ning. Hij overleed plotseling in 1650. Enkele dagen later werd zijn zoontje, de latere Willem III, geboren. Voorlopig hadden de regenten geen machtig man meer
te vrezen en konden zij regeren zoals hun beliefde. De staten van Holland besloten geen nieuwe stadhouder
te benoemen en de andere gewesten volgden dit voorbeeld. Zo begon het eerste stadhouderloze tijdperk (1650 - 1672). Dit gold niet voor Friesland, Groningen en Drente, waar de Friese stadhouder gehandhaafd bleef. De volgende stap was de zogenaamde Grote Vergadering
in Den Haag (1651), waar een groot aantal Statenleden uit alle zeven provincies bijeenkwam om het bestuur van de Republiek te herzien. Van die herziening kwam niet veel terecht, maar men besloot wèl dat de Staten van elk gewest voortaan de officieren zouden benoemen van de door hen betaalde troepen en dat het ambt van kapitein-generaal (opperbevelhebber) voorlopig niet vervuld zou worden. De zelfstandigheid van de provincies werd dus nog groter, maar het voortreffelijke leger van Maurits en Frederik Hen- drik ging hard achteruit. Johan de Witt
In 1653 tot raadpensionaris benoemd, was Johan de Witt
de grote man van het eerste stadhouderloze tijdperk. Hij was een Hollands regent op zijn best. Ongelofelijk was zijn werkkracht en in tegenstelling tot zijn meeste tijdge- noten was hij absoluut eerlijk en onomkoopbaar. |
||||||||||
De vrede van Munster
De oorlog tegen Spanje was langzamerhand van karakter
veranderd, vooral sedert het optreden van Frederik Hendrik. Het ging er niet meer om de Republiek tegen Spaanse invallen te beveiligen, maar men ging zelf op verovering uit. In 1635 kwam een verbond met Frankrijk tot stand. De bedoeling was de Spanjaarden te verdrijven uit de Zuide- lijke Nederlanden en deze streken dan onderling te verde- len. Die opzet had binnen de Republiek niet ieders instem-
ming. Toen Spanje vrede wilde, was Frederik Hendrik vóór voortzetting van de oorlog omdat met Frankrijk was afge- sproken dat beide landen gemeenschappelijk vrede zouden sluiten. En Frankrijk wilde doorvechten! Het was niet zo eenvoudig de Zuidelijke Nederlanden
geheel te veroveren en het was trouwens de vraag of dat wel wenselijk was. De Republiek zou dan Frankrijk tot buur- man krijgen en dat leek niet ongevaarlijk. Lag het ook wel op de weg van een klein landje als de Republiek een veroveringspolitiek te voeren, die veel geld kostte en waar- van het eind niet te zien was? Bovendien was Amsterdam niet gesteld op de inlijving van Antwerpen. Met het openstel- len van de Schelde zou Antwerpen een gevaarlijke handels- concurrent worden. In 1646 stierft Frederik Hendrik en daarmee veranderde
er veel. De prins stond in hoog aanzien. Hij hield een schit- terende hofhouding en de Franse koning schonk hem de titel „Zijne Hoogheid". Door velen werd hij beschouwd als de leider van de machtige Republiek en hij kon zich in- derdaad als de gelijke van koningen beschouwen. Dit alles was niet naar de zin van de Hollandse regen-
ten, vooral de Amsterdamse, die vonden dat de stadhouder- lijke macht te hoog gestegen was. In vredestijd had een stadhouder heel wat minder te zeggen en bovendien waren zij vooral bevreesd voor hun handelsbelangen. Frederik Hendrik's jonge zoon en opvolger Willem II
kon niet verhinderen dat de resenten hun wil doorzetten |
||||||||||
56
|
|||||||||||||||||||||||||||
Lodewijk XIV
Zoals eerder gezegd zette Frankrijk de oorlog tegen Spanje
nog voort tot 1659. De jonge Franse koning Lodewijk XIV huwde een Spaanse prinses. Van Spanje was geen gevaar meer te duchten en evenmin van het door de 30-jarige oor- log geteisterde Duitse Rijk. Engelands kracht werd ver- lamd door burgeroorlog en de Republiek was vredelievend. Voor een eerzuchtig vorst was de kans dus gunstig om de macht van Frankrijk uit te breiden. Lodewijk XIV was het model van een absoluut vorst. De
ministers waren geheel ondergeschikt aan de wil van de koning, die Gods plaatsvervanger was en ook overigens onbeperkt kon beschikken over leven en bezit van zijn onderdanen. Hij werkte echter hard voor het welzijn van zijn land en daardoor is de eerste helft van zijn regering voor Frankrijk een tijd van ongekende bloei geweest. Eén van Lodewijk's wensen was Frankrijk „natuurlijke"
grenzen te bezorgen. Zulke grenzen had het land overal behalve in het noordoosten. De Rijn leek daar de aangewe- zen grens. Om de grens naar de Rijn te verschuiven, moest Lode-
wijk oorlog voeren tegen Spanje (de eigenaar van de Zui- delijke Nederlanden) en tegen de Duitse Keizer. Maar de verovering van de Zuidelijke Nederlanden moest de Repu- bliek gevaarlijk voorkomen en haar tegen Frankrijk in het harnas jagen. En ook Engeland kon niet dulden dat Frank- rijk zich van de belangrijkste riviermonden meester maakte. Het was dus een zaak van sluw wachten op een goede kans. Die kans leek gekomen toen in 1665 in Spanje de on-
mondige koning Karel II de troon besteeg. Lodewijk XIV maakte hiervan gebruik door namens zijn vrouw aanspra- ken te laten gelden op de Zuidelijke Nederlanden. De gele- genheid was gunstig, want Engeland en de Republiek be- vochten elkaar op zee en konden zich dus moeilijk verzet- ten. Lodewijk liet een leger binnenvallen in het gebied. |
|||||||||||||||||||||||||||
Johan de Witt (1625 - 1672)
De Witt had door zijn huwelijk grote invloed in Amster-
dam, maar ook in andere Hollandse vroedschappen had hij overal familieleden en vrienden. Naar zijn mening moes- ten de Hollandse regenten de Republiek beheersen. Hol- land leefde hoofdzakelijk van de handel en dus moesten de handelsbelangen voorgaan, hoewel hijzelf in die belan- gen niet bijzonder geïnteresseerd was. Hij was ook teveel staatsman om in alles de wensen van de kooplieden te vol- gen. Zijn politiek was in het algemeen vredelievend en hij probeerde vooral het machtige Frankrijk te vriend te houden. Bijzondere aandacht besteedde hij aan de versterking
van de vloot, waarbij hij zonder twijfel steun ontving van degenen wier koopvaarders ter zee bescherming nodig had- den. Tegen zijn zin verviel het leger meer en meer. Diér- voor hadden de kortzichtigen immers geen geld over. Die vloot kwam goed te stade toen de Zweedse koning
poogde alle landen rond de Oostzee te onderwerpen. Toen hij Kopenhagen belegerde, werd de Ruyter uitgezonden, die in 1658 de Zweedse vloot in de Sont versloeg. De Zwe- den trokken zich terug op de oostelijke oever en daarmee was de doorvaart vrij voor de Nederlandse handel. Ook de tweede Engelse oorlog (1665 - 1667) was een
strijd ter zee, waar partijen aan elkaar gewaagd bleken. In- tussen kwam de zwakte van het leger treffend uit door een inval van de bisschop van Munster in de Achterhoek, die met Franse hulp moest worden afgeslagen. Lodewijk XIV stuurde zesduizend soldaten, maar het ongedisciplineerde gedrag van de Franse troepen maakte hen onbemind bij de bevolking. |
|||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||
Lodewijk XIV (1638 -1715)
|
|||||||||||||||||||||||||||
57
|
|||||||||
De Triple Alliantie
De Witt was geen vriend van Oranje en door veel Oranje-
gezinden werd zijn pro-Franse politiek gezien als één van de middelen om prins Willem III te beletten de positie te verwerven die hem toekwam. Naar mijn mening is die re- denering wat al te simpel. De staatsman De Witt liet zich leiden door wat hij zag als het landsbelang en hij zag heel scherp uit welke hoek het grootste gevaar dreigde. Dat was niet van de kant van Engeland met zijn onstandvastige buitenlandse politiek, maar van de zijde van Frankrijk met zijn „Zonnekoning", die onbeschaamd uit was op gebieds- uitbreiding. De laatste moest dus omzichtig behandeld en vooral te vriend gehouden worden. Dat lukte een aantal jaren totdat Lodewijk XIV van de
bovenbeschreven gelegenheid gebruik maakte. Het is ver- bluffend te zien hoe snel Engeland en de Republiek tot vrede kwamen en vervolgens, samen met Zweden de Triple Alliantie of Driebond oprichtten (1668), met het doel de agressieve politiek van Frankrijk te stoppen. Dat doel werd weliswaar bereikt maar de prijs was hoog. Lodewijk XIV had een ongezochte reden de Staten Ge-
neraal te verwijten dat zij een eigen koers hadden gevolgd en dat verwijt richtte zich ook tegen De Witt, die er eigen- lijk tegen zijn zin aan had meegewerkt omdat hij de geva- ren ervan onderkende. Hoe groot die gevaren wel waren zou spoedig blijken. Met het geheim verdrag van Dover (1670) haalde Lode-
wijk de Engelse koning Karel II naar zijn kant. Ook Zwe- den werd omgekocht, zodat de Republiek haar bondgeno- ten kwijt was. Bovendien sloten de aartsbisschop van Keu- len en de bisschop van Munster, die hun gebied graag wil- den uitbreiden, zich bij Lodewijk aan. Frankrijk verklaarde de Republiek 6 april 1672 de oor-
log, nadat dit reeds 27 maart door Engeland geschied was. Munster en Keulen volgden 28 mei. De oorlog van 1672
Hoewel er na de oorlogsverklaringen een paar maanden
verliepen vóórdat de vijand aan de oostzijde het grondge- bied van de Republiek binnendrong en men ook reeds maan- den daarvóór het dreigend onheil had zien aankomen, was men slecht op een en ander voorbereid. Weliswaar was Wil- lem III (nog maar net 21 jaar oud) te elfder ure, op 25 fe- bruari 1672, benoemd tot kapitein-generaal, maar het leger- tje van 22.000 man dat hij te commanderen kreeg bestond voornamelijk uit slecht getrainde en weinig gemotiveerde soldaten. De troepenwerving was veel te laat begonnen, vestingwerken waren slecht onderhouden, onderbemand en onvoldoende van wapenen voorzien. Daarentegen was het leger dat ons bestrijden ging, in om-
vang en gedisciplineerdheid het sterkste dat ooit in Europa was gezien. De geschiedenisboeken variëren in hun opga- ve van die sterkte van 85.000 tot 120.000 man; laten we het dus maar houden op ca 100.000 man en dat is, zeker voor die tijd, een overweldigende legermacht. Lodewijk IV leek het dus niet ver mis te hebben als hij
zich de invasie in ons land als een feestelijke zomerse rij- toer voorstelde, opgeluisterd door de vele hovelingen die hem uitgeleide deden en de hoogwaardigheidsbekleders die zijn karos vergezelden. En zo ging het in eerste instantie ook. Ik wil niet te diep
ingaan op het verloop van de veldtocht, omdat dan ons ei- genlijke onderwerp teveel in het gedrang zou komen, maar enkele hoofdlijnen moet ik wel aangeven, al was 't alleen maar om te laten zien hoe kleinigheden en gemiste kansen |
|||||||||
Willem III (1650 -1702)
de loop van de geschiedenis kunnen wijzigen.
Verwacht werd dat de Fransen zouden trachten over de
Gelderse IJssel in de Veluwe te komen en daarom legerde prins Willem zich daar met zijn troepen. Die positie bleek al snel onhoudbaar door de dreiging van de gecombineer- de Franse-, Keulse- en Munsterse strijdkrachten uit het noordoosten enerzijds en het volslagen onverwachte bin- nenvallen van het grootste deel van het Franse leger in de Betuwe anderzijds. De overtocht van de Fransen over de Rijn vond plaats even ten noorden van Lobith. Er stond daar toen niet meer dan 4 voet water en de plaats werd slecht verdedigd. Daar het leger aan de IJssel nu niet meer alleen de vijand
aan de overzijde van de rivier vóór zich had, maar deze ook op de flank en in de rug kon verwachten, werd beslo- ten de linie te verlaten. Men maakte echter de grote fout een aanzienlijk deel van de legermacht, namelijk 13.000 man, in de IJsselvestingen achter te laten, in de hoop dat een wonder hen zou toestaan die steden te behouden. Die hoop bleek al snel ijdel. De vestingen werden binnen en- kele dagen door de vijand veroverd. De prins trok met zijn overgebleven 9.000 man via Am-
hem terug op Utrecht, waar hij 15 juni aankwam. Er moet daar een paar dagen heftig gediscussieerd zijn. Utrecht was, naar vrijwel algemeen oordeel, een onverdedigbare stad. De regering ter plaatse verklaarde zich echter bereid de stad te verdedigen en nam het de kapitein-generaal zeer kwalijk dat hij daar niet aan wilde, zomin als korte tijd la- ter met Woerden. Zoals wij het nu kunnen zien, had Wil- |
|||||||||
58
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L M% //
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZUIDERZEE E
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
„^«'•-"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^Di^niMrdanunjÊrvüu.»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 o f' r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.X"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L4»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aftkütt'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/JirinftjJff^-iqor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T/CtiljfUiaen .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'/f'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ifoofx
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j^Xieuxokoop
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C3'".
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<^ C \ tt.i,n.*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,ïe
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. \ ^Va jJjntJua.9 k
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iOt.tf.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^/fouitat
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HfrMume»^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•>^*JL.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LJsrlskcilL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I 'ivc<9tniak
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Hollandse waterlinie in 1672. Geschiedkundige atlas van Nederland, 1919.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59
|
||||||||
naar Frankrijk. ,
De troepenmacht in en bij Utrecht kwam onder bevel te
staan van Luxembourg, die van plan was de winter af te wachten en dan over het ijs Holland binnen te vallen. De aldus ontstane adempauze werd door prins Willem
III, die op 4 juli 1672 op aandringen van het volk tot stad- houder benoemd was, en zijn medewerkers, ten volle be- nut. De Fransen, van hun kant, dachten ook een meesterzet
te spelen door op aanraden van een overgelopen Staatse generaal op twee plaatsen de Lekdijk te laten doorgraven. Zij hadden daartoe uit verschillende dorpen 1200 boeren bij elkaar gecommandeerd, die dat werk even beneden Vrees- wijk en bij het Klaphek moesten uitvoeren. De bedoeling was dat Holland veel last zou hebben van al dat binnenstro- mende water, zoals dat in het verleden bij dijkbreuken ook steeds het geval was. Zij misrekenden zich. De waterstand in de Lek was niet hoog genoeg en van wat er binnenstroom- de hadden alleen zijzelf en de bezette gebieden te lijden. Ik beloofde niet te veel uit te weiden over de krijgsver-
richtingen, maar ik moet toch een uitzondering maken voor de doorbraak der Fransen, waarbij Bodegraven en Zwam- merdam zwaar werden getroffen. Ook toen weer waren het onberekenbare factoren die de loop der gebeurtenissen be- paalden. De op 27 juni door Lodewijk XIV tot bevelhebber van
het leger in de provincie Utrecht benoemde hertog van Luxem- bourg had tot taak zijn troepen bij de hand en gereed te houden om Holland binnen te trekken, al moest daarop gewacht worden tot de vorst de inundatie te niet zou doen. Al die tijd kon hij niet veel anders doen dan in het zompi- ge land heen en weer trekken en kleine successen en tegen- vallers incasseren. Pas op 27 december, dus een halfjaar later, was het zo-
ver. De toenemende vorst deed Luxembourg besluiten zijn offensief in te zetten. Via Woerden werd over het ijs Zeg- veld bereikt en vervolgens de „achterzijde" van de dicht- gevroren waterlinie. Zwammerdam, waar de Staatse troe- pen zich ijlings terugtrokken, werd geteisterd en in brand gestoken. De invallende dooi maakte het doortrekken naar Den Haag onmogelijk en Luxembourg viel terug op het eveneens door de Staatsen verlaten Bodegraven, waar de- zelfde gruwelen als te Zwammerdam werden uitgehaald. Via Nieuwerbrug, ook verlaten, werd de terugtocht naar Utrecht aanvaard. De aanvoerder kwam daar in de nacht van 31 december op 1 januari aan. De hele operatie had vijf dagen geduurd en was eigenlijk alleen mislukt door de invallende dooi. Luxembourg had slechts vijftig man ver- loren. De Staatse bevelhebbers hadden geschitterd door on- bekwaamheid. Ik laat nu verder de beschrijving van het ,,grotere" oor-
logsgebeuren rusten en volsta met de vermelding dat de Fransen tenslotte Utrecht op 23 november 1673 weer ver- lieten. De bezetting van die stad en het ten westen ervan lig- gende platteland had toen dus zeventien maanden geduurd. |
||||||||
lem III groot gelijk. Met z'n minuscule legertje had hij
geen schijn van kans en bovendien had hij het land een slechte dienst bewezen door tenslotte toch in handen van een zegevierende Lodewijk te vallen. Het legertje verliet Utrecht 17 juni, trok via Harmeien
naar Woerden, waar de toestand gelijk bleek te zijn aan die te Utrecht. De prins trok verder naar Nieuwerbrug, waar hij zijn hoofdkwartier vestigde. Hoewel de Fransen dus de hoofdmacht van het Staatse le-
ger hadden omsingeld en de kleine troep van de prins op de hielen zaten, lieten zij toch zoveel tijd verloren gaan dat de uiteindelijke zege hen reeds op dit moment ontglip- te. Echt achtervolgd werd het legertje van de prins niet. De markies de Rochefort, die met 4.000 ruiters in weste- lijke richting werd gestuurd, hield zich bezig met het plun- deren van Veluwse dorpen en het bezetten van Amersfoort en Naarden. Op 23 juni verscheen hij voor de poorten van Utrecht, waar hij de sleutel van de stad kreeg aangeboden. Lodewijk IV had zich in al zijn koninklijke majesteit
neergelaten in zijn hoofdkwartier in Zeist, zijn aandacht gericht op al hetgeen hij veroverd had en de roem die hij zich daardoor had verworven. Hij had niet de minste haast. Had hij die haast wèl gehad, dan had hij het terugtrek- kende Staatse leger nog kunnen achterhalen en vermoe- delijk vernietigen. Condé had hem toch het voorstel ge- daan met 20.000 ruiters, elk met een infanterist achterop, naar Holland te snellen om daar de beslissing af te dwingen? Zoals ik als zei, Lodewijk had op dat moment de overwin-
ning uit handen gegeven, alleen hij wist 't nog niet, even- min als de arme bevolking, die nog een barre winter te wachten stond. De waterlinie
In tegenstelling tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waar-
in de stad Utrecht en zijn forten later geheel werden opge- nomen, kende men toen de Oude Hollandse Waterlinie, die op de hoogte van Utrecht veel westelijker lag. Zij bestond uit een vijftal inundaties: Het Land van Altena (1), het ge- bied tussen de Merwede en Lek tussen Ameide en Gorinchem (2), de streek tussen Lek en Hollandse IJssel tussen Schoon- hoven en Goejanverwellesluis (3), een vrij smalle strook ten westen van Woerden tussen Goejanverwellesluis en Woerdens Verlaat (4) en tenslotte weer een breed gebied tot aan Muiden (5). Met het stellen van de inundaties ging het al net zo als
met de werving voor het leger. Toen de Fransen op 10 juni ons grondgebied binnenvielen, was men hier en daar nog met de voorbereidingen bezig. Men was zelfs nog niet klaar toen Prins Willem met het droeve restant van zijn leger naar het westen terugtrok. Op sommige plaatsen stuitte men op hevig verzet van de boeren, die er niet voor terug- schrokken de eenmaal gezette inundaties weer af te tappen. Ook een goed functionerende waterlinie is voor een vij-
and echter geen belemmering als de erdoor lopende verbin- dingen niet verdedigd worden door vestingen met een op haar taak berekende bezetting. En als we lezen wat déér al- lemaal niet aan mankeerde, is dat voldoende om alsnog ons hart vast te houden. Met de bezetting van Woerden, net vóór de waterlinie
gelegen, op 24 juni, kwam de Franse opmars tot staan en de vijand liet, zoals gezegd, de kans liggen om door te sto- ten. Ook Lodewijk IV begreep snel dat er op korte termijn op die manier geen eer te behalen viel en vertrok met een gedeelte van het leger om 's-Hertogenbosch te helpen be- legeren. Toen ook die opzet mislukte verdween hij terug |
||||||||
In het volgende deel van dit artikel zullen we zien welke
gevolgen deze bezetting had voor onze omgeving. |
||||||||
60
|
|||||||||||
Een kijk van nu......op 'n kiek van toen
|
|||||||||||
Dit is „de kop" boven onze nieuwe ru-
briek, waarvoor wij een beroep doen op onze lezers ons hun fotomateriaal te le- nen. Onze gedachten gaan uit naar foto's, liefst minimaal zo'n 30 jaar oud, waarbij de „kiek van toen", met „een kiek van nu", kan worden vergeleken. Voor de jongeren onder u, is de betekenis
van een ,Jdek" of ,Jdekje", een foto, popu- lair gemaakt in de tweede helft van de vo- rige eeuw door J.D. Kiek (1857-1882). Hij was de eerste studenten- en beroepsfoto- graaf van Nederland en woonde in Leiden. De foto's voor de ,Jdjk van nu", worden
verzorgd door onze aktieve fotograven, de heren A.J. van Weerdenburg uit De Meem en A. Brosi in Vleuten, die ook bijgaande eerste „kijk op", met gevaar voor eigen leven hebben geproduceerd vanaf het viaduct over de Meemdijk van de rijksweg Al2. Kijkt u uw oude foto's er eens op na, er
mogen best ook personen op voorkomen, en bel ons! Wij komen dan onmiddelijk uw foto ophalen en binnen 14 dagen heeft u hem weer terug. De eerste ,4djk van nu", betreft een unieke
foto van de Meemdijk te De Meem, even- eens genomen vanaf het viaduct, welis- waar de voorganger van het huidige, en wel in één van de eerste jaren van de He W.O. De r.k. kerk, opgeleverd in 1940, staat er al op. De foto komt uit een boekwerk, dat in
de oorlog werd uitgegeven onder de titel „Mussert als Ingenieur", bij gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag, waarin zijn weiken, geheel in het teken van diens groot- heidsdenken worden beschreven. Mussert, was vóór zijn „leiderschap van het Neder- landse volk", ingenieur bij de Provinciale Waterstaat in Utrecht. Voorts onderscheiden wij, rechts midden
in het weiland, het electrische gemaal, dat nog geheel vrij stond in het weiland aan de Achtkantenmolenvliet, nu hoek Maurits- laan en de Dompelaar. Dit gemaal ver- zorgde eertijds, maar ook nu nog de wa- terhuishouding in deze omgeving. De Acht- kantenmolenvliet is de watergang die nu nog loopt achter de huizen gelegen ten westen van de Mereveldlaan en was des- tijds de grens tussen de gemeenten Ouden- rijn en Veldhuizen. Links van de Meemdijk, zien we nog net
de voorgevel van een langhuisboerderij met meer naar de weg toe een hooischelf. Eind zestigerjaren was hier een jeugdhonk in gevestigd „De Kruk" genaamd, die in de oudejaarsnacht, midden zeventiger ja- ren in „vuurwerk" op ging. Tegenover de hooischelf, rechts van de Meemdijk zien |
|||||||||||
we nog vaag 'n koebeest staan, en geloof
me, met een waarheid als een koe, nog zonder „gele kaasplankjes" in de oren en een die je nog „bij de horens kon vatten", want die worden tegenwoordig ook al ver- wijderd, nu we het toch over „koetjes en kalfjes" hebben. Tenslotte valt bij de oude foto nog op,
dat slechts een drietal eenvoudige borden het „verkeer" ... nou ja ... in goede ba- nen leidde. Kortom een nostalgische prent met de uitstraling van een stille autoloze zondag ...... In tegenstelling met de foto van nu die
als het ware de onrust van deze tijd weerspiegelt. De omgeving, aangetast door 'n woud van palen, weliswaar be- stand tegen de zure regen, kwistig ge- plant door fantasievolle ambtenaren, ge- lardeerd met schreeuwerige borden, zo- |
|||||||||||
als dat tegenwoordig kennelijk moet, om
ons met veel tam-tam de weg te wijzen naar waar het gevaarlijk toeven is. Heus er staan er nu zo'n 75, waarvan een
15-tal hele grote, 12 minder grote- en tientallen gebods- en verbodsborden, die ons niet alleen maar de nationale kleuren opdringen! Mocht dit niet voldoende zijn, dan zijn er nog 18 verkeerslichten, die voor de nodige illuminatie zorgen en met de kleuren oranje en groen het kleuren- palet vervolmaken. Ook zien we de prille aanzet voor het ,,grootse kunstwerk", tussen de twee rechtse verkeerslichten, die het plein een grootsteeds aanzicht moet geven met als apotheose de toevoe- ging van een „Meridiaan". Ik hou m 'n hart vast... |
|||||||||||
Tot de volgende Kijk.
|
|||||||||||
H.v.E.
|
|||||||||||
71
|
||||||||||
27. In het nu volgende wordt geput uit de meest uiteenlopende posten van deze rekening, waardoor het ondoenlijk is om alle bewijsplaatsen exact aan te geven.
28. Wiersum en Le Cosquino de Bussy, „Visitatieverslagen", 310.
29. C. Dekker, Hel Kromme Rijngebied, 269-272 samenvattend, aansluitend bij de bevindingen van H. van der Linden, weergegeven in: „Het platteland in het
noordwesten met nadruk op de occupatie circa 1000-1300" in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 11, Bussum 1982,48.82. 30. Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis, 204.
31. Tenzij anders aangegeven zijn de gegevens m.b.t. de geschiedenis van de orde ontleend aan P.Q. Brondgeest, Bijdragen tot de geschiedenis van het gasthuis,
hel klooster en de balije van Si. Calharina der Johanniler-ridders en van hel Driekoningengasihuis te Utrecht, Hilversum 1901. Andere gegevens komen voort uit de collectie-Van der Poel (afschriften van talloze documenten betreffende de geschiedenis van Vleuten) vervaardigd door de onvermoeibare J.H. van der Poel, en uit eigen onderzoek. De collectie van der Poel berust bij de Historische Vereniging. Waar deze is gebruikt is dit dankbaar vermeld. 32. Hij leefde van 1534 tot 1602. Over hem: A.H.L. Hensen: „Hendrick Barck, de laatste Balier der Sint Jansheren te Utrecht", in: Archief voor de geschiedenis
van het Aartsbisdom Utrecht 25 (1909) 1-77, en Paul Dirkse, „Nieuw beeldmateriaal over Hendrick Barck, balijer van het Utrechtse Caiharijneconvent" in: Jaar- boek Oud-Utrecht 1986,78-92. 33. Dirkse, „Hendrick Barck", 87.
34. RAU, Johannieters, nr. 56.
35. RAU, Johaimieters, nr. 60, veilingbiljet
36. RAU, Johannieters, nr. 57.
37. In die hoedanigheid komt hij meerdere malen voor in de transporten voor het gerecht Vleuten: RAU, Dorpsgerechten 2054, passim.
38. RAU, Dorpsgerechten, 2052 (1668 dec 31).
39. RAU, Johannieters, nr. 60, Veilingbiljetten van landerijen van het St. Catharijneconvent (1699 mei 30). Op deze hofstede konnen we verderop nog even terug.
40. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 21 (1699 mrt 13).
41. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 24 (1699 oct 25).
42. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 27-29 (1700 feb 5 en 13).
43. RAU, Dorpsgerechten, 2054, P 58-59 (1701 nov 8).
44. GAU, Inventaris van de papieren nagelaten door nu-. C. Berger, nr. 30, P 4. Voorts worden 4 morgen op Themaat en 10 morgen op de Lage Weide genoemd. In
GAU, U 093 a 056, notaris Herman van Woudenberg (1709 jim 29) komt als grootte 105 morgen voor, het totaal dus van de drie getallen (afschrift Van der Poel). 45. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 093 a 056, notaris Van Woudenberg (1709 jun 29).
46. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 093 a 062, notaris Van Woudenberg (112 dec 1).
47. Afschrift Van der Poel van: GAU, U 156 a 001, notaris G. Bredie, nr. 346 (1720 feb 27).
48. RAU, Johannieters, itf. 128: rekening van de rentmeester van het Catharijneconvent armo 1743.
49. RAU, Dorpsgerechten, 2057, P 185 (1742 nov 10).
50. Aldaar, P 183-184 en 185v-186.
51. Afschrift Van der Poel van: RAU, Dorpsgerechten, 2058 (1769 sep 30). Er hoorden buiten het gerecht Vleuten nog 10 morgen bij die in de Lage Weide lagen.
52. GAU, Inventaris van de papieren nagelaten door mr. C. Berger, nr. 31, P 4 (1742 apr 5).
53. Aldaar P 2. Zij verzocht kwijtschelding van een jaar pacht ƒ 450,-- en bood de opbrengst uit de helft van het groene koren en dat wat vrienden haar voorschoten.
|
||||||||||
Wie wat bewaart, die geeft wat
|
||||||||||
Mevr. G. Oskam, Vleuten
Een moes-zeefmolen Moulinette ± 1945.
Drogisterij Sprong, Vleuten
Een glazen vitrine. G. Verhoef, Heemskerk
Een oude stencilmachine. Mevr. J. Boot, De Meem
Een koperen scheepstoeter. Mevr. R. van Maanen-Makkink, Vleuten
Oude foto N.H. Kerk Vleuten. |
A. Swart, De Meem
1 Koperen cent, waarschijnlijk uit de
periode van Willem in, gevonden aan de Achtkantenmolenvliet, in de tuin van de schenker. W. de Jong, Amsterdam
Programmaboekje Openluchtspel „De
Legende van de Hamtoren" 1946. J.F.K. Kits Nieuwenkamp, Vleuten
21 Ansichtkaarten van Vleuten - De
Meern - Haarzuilens via ruiling met C. Siegert. Een oude huiskamerlamp ± 1920. |
|||||||||
P.C. de Vries, De Meem
Ruim 200 oude foto-negatieven, ge-
deeltelijk op glasplaten, uit oud politie- archief. Hierop komen wij temg. Een bij- zondere maatstok, om de hoogte van trek- honden te controleren. A.C.M, van Oostrom, De Meem
Een oude slijpsteen, gevonden in de
boomgaard. |
||||||||||
72
|
||||||||||||
Nachtelijke bezigheden
|
||||||||||||
Een van de vele belastingen die in vroeger jaren werden ge-
heven, was die op het malen van graan, de accijns op het ge- maal. In artikel 4 van de wet van 21 augustus 1822 (S.36) was bepaald: „Een ieder welke graan wil doen malen, zal ten kantore van den ontvanger over de gemeente, waarin de aan- gever woonachtig is, opgeven de hoeveelheid en het soort van het graan, het getal en de merken der zakken, waarin hetzelve vervoerd, en den molen waarop het graan gemalen zal wor- den". Voor het aangegeven graan werd door de ontvanger een „consent-biljet" afgegeven. Ook in die tijd probeerde men de belastingen te ontduiken en in het archief van de voormalige ge- meente Vleuten (Inv.nr 1873) vond ik een kopie van een proces- verbaal, waaruit blijkt hoe het er toen aan toe ging. Het ge- beurde vond plaats bij de Veldhuizer korenmolen, die ten westen van de Loobrug aan de Rijksstraatweg heeft gestaan, en de daartegenover liggende boerderij aan de Zandweg. Proces-verbaal
|
Heer ontvanger en de ondergetekenden in absentie van den
landbouwer G.Schevikhoven en hij voortvlugtige vervoerder, als gemelde Schevikhoven dit niet verkozen hebbenden, geopend, gewogen en geïnventariseerd, en hebben bevonden een kruiwagen met één zak gemerkt I-V-K, waarin zich be- vond zeven en dertig ponden goede bruik bare tarwemeel, het welk wij gezamentlijk hebben gevalueerd ter somma van vijf gulden; en hebben voorts ambtenaren deze opgemelde zak tarwe meel ter wederzeids verzegeld, en dezelve alsmede den kruiwagen gesteld onder de oudste die en bewaring van den Heer ontvanger. Door welk een en ander het hier voren voornoemde ver-
moede van ambtenaren alle zints is versterk geworden op zichtens de connextie, waarin gezegde Schevikhoven tot den molenaar J.van Kes bestaat, als zijnde de zak ook gemerkt I- V-K, weshalve door ambtenaren tegen dikwerf genoemde Gijsbert Schevikhoven, als aansprakelijk zijnde voor de da- den zijner bediende of knegts, en voor 't geene dier opzich- tens op zijn erf geschiedt, tegen hem hebben opgemaakt en gedeclareerd proces verbaal, aangezien hij Schevikhoven strijdig heeft gehandeld en heeft doen handelen met art.2 en 3 van 't Provinciaal Besluit van 17 Julij 1824 en daardoor gein- cureerd heeft eene boete van vijftig gulden, onverminderd de verbeurte van het meel, de zak en de kruiwagen, benevens de bijbetaling van de opcenten, waarvan wij aanzegging hebben gedaan, met sommatie tot de voldoening der geincureerde boete. Van al 't welk wij het tegenwoordig procesverbaal hebben
opgemaakt en gesloten, ten vier uren namiddag van den ze- vende JuUj 't jaar als in 't hoofd dezes gemeld, en afwezend- heid van den bekenden, als hebbende op onze gedane uit- nodiging om bij de redactie tegenwoordig te zijn en lecture te ontvangen gediffilculteerd, terwijl daarvan een copie aan den bekeurde is aangeboden welke het zelve door de dienstmaagd is aangenomen. En hebben getekend Was getekend J.W.F.Martinet J.Beuntjes B.Hulsdonk Op heden den zevende Julij 1800 zeeven en twintig ten zeven
uren na middag compareerde voor ons suppliant vrederegter van het kanton IJsselstein de ambtenaren opzichters van het vorenstaande proces verbaal welke de waarheid van hetzelve met eede hebben bevestigd en deze met ons ondertekend. Was getekend M.Storij v.Blokland J.W.F.Martinet J.Beuntjes B.Hulsdonk
Geregistreerd te IJsselstein den zevenden Juhj achtien honderd
zeven en twintig deel drie folio negen en dertig vac zeven. Ontvangen regt tachtig cent 13 opc tien en een halve cent / 13 opc tien en een halve cent voor 't Syndicaat. regt ƒ -,80
13 opc " -,10c ) -I-1
id.Synd. "-,10c) ƒ1,01
|
|||||||||||
, Jn den jaren een duizend acht honderd zeven en twintig, den
vijfde Julij; Ter vordering van den Heere Gouverneur in de Provincie Utrecht, ter vervolging en voortzetting van den Heer Burgemeester van de Gemeente Vleuten; domicilium kiezende ten raadhuize der gemeente Vleuten voornoemd. Verklare wij ondergetekenden Jacobus Willem Franciscus
Martinet, commies der 2de klasse, Johannes Deuntjes, com- mies der 3de klasse, en Bemardus Hulsdonk, buitengewoon commies van de 4de klasse, bij de Administratie der Directe Belastingen, In en uitgaande Regten en accijnzen; de twee eerst- gemelde gestationeerd te IJsselstein en de laatstgenoemde ge- stationeerd te Jutphaas, voorzien van onze aanstellingen, op den eed door ons aan de lande gedaan; Dat wij ten gevolge van vrij zekere informatien, dat er van
tijd tot tijd frauduleuse vervoer van meel plaats had, komen- de van de graan molen van Jan van Kes, naar die van den woonhuize van den landbouwer Gijsbert Schevikhoven, schuins over dezelve woonachtig, en van daar weder naar elders ge- schiede; ons in den nacht van den vierde op den vijfde Julij ter suivellance hebben begeven om en in den nabijheid van den voornoemde molen te Veldhuizen; en na eenig vertoeven de klokke ongeveer vier uren voormidd?"?, aldaar ook wer- kelijk aan de overzijde van den Rhijn iret een ledige kruiwa- gen hebben zien aankomen een jongeling dewelke met des- zelfs kruiwagen is gereden op de hofstede van den dedoelde landbouwer Schevikhoven gelegen in de gemeente van Vleu- ten, welke onmiddelijk met denzelve beladen is terug gekeert en in het voorbij rijden met opgemelde G.Schevikhoven eenige hoorbare doch niet wel verstaande woorden heeft ge- wisseld, dat vervolgens ambtenaren zich naar den vervoerder hebben begeven (presumtif in dienst van Schevikhoven zijn- de) die op onze aannadering één schoots vel van de krui- wagen, waar mede één zak met meel gedekt was, heeft af- genomen, en zich als toen op de vlug begaf, zich verbergende in het bak of zomerhuis van den dikwerf genoemde landbou- wer Schevikhoven. Dat het ambtenaren bij onderzoek gebleken is er goede
bruik bare tarwe meel zich in deze zak bevond, en hebbende den kruiwagen met gemelde zak meel, onvoorzien van eenig billet of billetten, naar luid van art 240 der algemeene wet van 26e Augustus 1822, ten naatste kantore opgebragt, zijnde dat van Veldhuizen, en aldaar in tegenwoordigheid van de |
||||||||||||
Eene gulden een cent.
de ontvanger ad junt. RFister" De „vertaling" van dit voorbeeld van ambtelijk taalgebruik in
die tijd laat ik graag aan de lezer over. J.W.Schoonderwoerd
|
||||||||||||
73
|
||||||||||||
De R.K. gemeenschap van De Meern (10)
|
||||||||||||
door J.H.P. Heesters
|
||||||||||||
Op 27 maart 1860 is de rooms-katholieke kerk aan de Rijksstraatweg in Oudenrijn in gebruik genomen. Uit
archieven blijkt dat in de jaren daarna het kerkinterieur is voltooid. Ook is bekend dat later door de bouwpastoor J.J. Keuken het hoogaltaar en de communiebank zijn gekocht i). Gestimuleerd door de tweede aartsbisschop van Utrecht Andreas, Ignatius Schaepman werden tijdens het pastoraat van pastoor H.H. Sinnige de kerken in het aartsbisdom en dus ook het interieur van de kerk aan de Rijksstraatweg verfraaid. |
||||||||||||
De vierde en vijfde pastoor
Na het overlijden van pastoor Hermanus Henricus Sinnige op
2 juni 1917 werd de vierde pastoor voor de r.-k. kerk aan de Rijksstraatweg benoemd. Op 22 juni 1917 kwam Henricus Wilhelmus Wezenberg naar Oudenrijn. Deze pastoor heeft in het begin na zijn benoeming de parochie-administratie rede- lijk bijgehouden hetgeen blijkt uit de bewaarde archiefstuk- |
||||||||||||
ken in het Rijksarchief in Utrecht. In zijn eerste pastoraats-
jaren legde hij het verplichte „Liber status animarum" aan 2). In dit register noteerde hij, niet nauwkeurig overigens, bijzon- derheden over de gezinnen in zijn parochie. In zijn memori- ale noteerde hij wat zijn voorganger pastoor Sinnige tijdens zijn pastoraat van 1902 tot 1917 voor het verfraaien van de kerk heeft gedaan 3). Zondermeer is pastoor Wezenberg een echte dorpspastoor
geweest die veel oudere inwoners zich zullen herinneren. In 1936 liet zijn gezondheid veel te wensen over. Het ge-
volg hiervan was dat hij in het daarop volgende jaar aan de aartsbisschop van Utrecht ontslag vroeg uit zijn functie. Op tweede Paasdag 1937 nam hij afscheid van de parochianen van Oudenrijn. In de krant van derde Paasdag 1937 stond vermeld: „Het plan om aan den heengaande Herder -in dank- baar gedenken- een zoo volledig mogelijke uitrusting mee te geven voor zijn huiskapel, is schitterend geslaagd, dank zij den arbeid van velen en de bijdragen van allen. Ieder heeft zich bij de bezichtiging van het geschenk kunnen overtuigen dat door eendrachtig samengaan een mooi en kostbaar geheel is bereikt: altaar met kruis, kandelaars en verdere toebehoo- ren; misgewaden in de verschillende kleuren met alba en overig kerkelijk linnengoed; een kast om alles in op te bergen; let- terlijk niets ontbreekt". Na zijn afscheid ging pastoor Wezenberg wonen in de Bilt-
straat 174 te Utrecht waar hij gehecht bleef aan zijn parochie in Oudenrijn. Dat bleek ook uit zijn wens om na zijn dood op het kerkhof van Oudenrijn begraven te worden. Na zijn over- lijden op 6 juni 1940 werd zijn stoffelijk overschot op 8 juni 1940 op het genoemde kerkhof begraven. Na zijn ontslag werd Wilhelmus Boelens als pastoor van
Oudenrijn benoemd en op 9 april 1937 geïnstalleerd. In onze huidige gemeente was hij geen onbekende, want hij was in 1912 en 1913 kapelaan geweest bij pastoor Henricus Stephanus Ohl in Vleuten. Pastoor Boelens kwam van Terwolde waar hij bouwpastoor was geweest wat hij ook in De Meem zou worden. Uit een brief van 14 juli 1937 blijkt dat hij vrij snel na zijn
benoeming tot de conclusie kwam dat in De Meem een nieuwe kerk gebouwd moest worden. In deze brief meldt de pastoor aan de aartsbisschop van Utrecht dat hij „zover is gevorderd dat het terrein, hetwelk door iedereen werd aangewezen voor de nieuwe kerk" ook de beste plaats vond. Voortvarend ging pastoor Boelens aan de gang en er is veel vergaderd en gecor- |
||||||||||||
1. Henricus Wilhelmus Wezenberg is van 1917 tot 1937 pastoor
van Oudenrijn geweest. |
||||||||||||
74
|
||||||||||||||
zelfde testament wordt vermeld dat gedurende vijf jaar daar-
na een jaargetijde moet plaatsvinden met telkens weer een broodbedeling. Door legaten schenkingen en fundaties kon pastoor Sinnige
tijdens de eeuwwisseling het kerkinterieur verfraaien. Als we de lijst met de uitgevoerde werken in de memoriale van pas- toor Wezenberg lezen dan kan vastgesteld worden dat de paro- chianen van Oudenrijn veel hebben bijgedragen om van het kerkinterieur iets waardigs te maken s). Naast het verfraaien van het interieur en het aanschaffen
van kerkmeubilair werden ook gebruiksvoorwerpen voor de eredienst geschonken. Hiervan is tot op heden veel bewaard gebleven. In aflevering 6 van deze serie zijn de twee zilveren kandelaars uit 1804, de vier zilveren kandelaars uit 1815 en het zilveren wierookvat uit 1826 genoemd. In de vorige afle- vering is een afbeelding van het altaarkruis van het hoogal- taar van de kerk aan de Rijksstraatweg opgenomen. Liturgische schenkingen e)
In de huidige r.-k. kerk aan de pastoor Boelenslaan in De
Meem worden nog liturgische gebraiksvoorwerpen bewaard of gebruikt die toen door parochianen aan de kerk zijn geschonken. |
||||||||||||||
'f\f"^
|
||||||||||||||
i^mmmmi^^
|
||||||||||||||
2. Wilhelmus Boelens pastoor van 1937 tot 1940. Hij is de bouw-
pastoor van de huidige kerk in De Meern. Naar hem is de laan bij de kerk genoemd. respondeerd 4). Jammergenoeg heeft hij de bouw van de kerk
in De Meem niet kunnen afmaken. Op 29 oktober 1939 heeft hij nog de eerste steen voor de nieuwe kerk gelegd. Op 20 maart 1940 werd hij ernstig ziek en in het „St.-Antonius Gasthuis" opgenomen. Na een operatie verbeterde de toestand niet waar- na hij op 7 mei 1940 is overleden. Tijdens zijn begrafenis op 10 mei 1940 werd door de Duitsers een luchtaanval ingezet op de aluminiumfabriek. Een Duits vliegtuig werd geraakt en stortte brandend neer op het land van veehouder Buis aan de Rijksstraatweg 12 in de onmiddellijke omgeving van de kerk. 's Middags werd pastoor Boelens in alle stilte op het parochie- kerkhof achter de kerk begraven. Nadat het kerkhof aan de pastoor Boelenslaan in gebruik
was genomen, zijn de stoffelijke overschotten van de pastoors Wezenberg en Boelens bijgezet in de kelder van het priestergraf. Meelevende parochianen
|
||||||||||||||
-»y
|
||||||||||||||
Uit archieven blijkt dat verschillende goede bemiddelde paro-
chianen vanaf 1860 giften, legaten, kerkmeubilair en gebruiks- voorwerpen aan de parochie van Oudenrijn hebben geschonken. Uit een „Bewijs van Overschrijving van 1 july 1885" blijkt
dat twaalfhonderd gulden „voor het houden van Jaarlijksche Altoosdurende Kerkdiensten" is geschonken. In enkele bewaarde testamenten wordt vermeld dat men
bedragen legateerde voor de armen van de parochie. In één daarvan van 4 april 1927 staat vermeld dat „op den dag zijner begrafenis een broodbedeeling zal plaats hebben onder den armen der parochiekerk waartoe de erflater behoort". In het- |
||||||||||||||
3. Een kelk uit 1867 geschonken door Comelia van der Weyden-
Vendrig. In 1817 is door N. van Veen en I.M. Schevichove een zil-
veren schaal voor de kerk aan de Stadsdam gegeven. Deze schaal is gemaakt door J. van Nieuwcasteel en wordt nu ge- bruikt voor de trouwringen bij een huwelijksplechtigheid. Van de maker van dit schaaltje is bekend, dat hij op 8 april 1752 in de Jacobskerk is gedoopt. Na zijn opleiding als zilversmid bij Jan van de Kop is hij in 1790 „Meester" ge- worden. In 1813 woonde hij aan de Mariaplaats, huis D |
||||||||||||||
75
|
|||||||||||
eerder genoemde kelk uit 1867, uit een zeslobbige en ge-
profileerde voet. Boven de zeshoekige stam en nodus (hand- greep) zijn tegen de contraforten engelen met gevouwen han- den geplaatst. Op de met blad- en bloemmotieven versierde lobben van de voet zijn de namen van de schenkers gegraveerd. De tekst luidt; „In piam memoriam uxoris suae Theodorae van der Hans, Theodorus Klink eccl par de Ouderijn me an- no Domi 1910 ddd". |
|||||||||||
nummer 494 waar hij op 17 november 1834 is overleden.
In 1866 is aan F.X. Hellner uit het Duitse Kempen am
Rhein opdracht gegeven om een verguld zilveren kelk te ont- werpen. Deze kelk is in 1867 gemaakt en afgeleverd hetgeen blijkt uit de inscriptie in de voet. Hierin staat gegraveerd; „F.X. Hel. fct. I.K. d.v.A. in U 1867". Deze kelk heeft een zeslobbige voet en op iedere lob is een gegraveerde bijbelse voorstelling aanwezig. Op de cuppa van de kelk is een voor- stelling van het Laatste Avondmaal gegraveerd. Ook is de schenkster bekend, want in de voet staat gegraveerd: „ Ecclesiae Beatae Mariae Assumptionis Ouden-Rhijn. Comelia van der Weijden-Vendrig obit 22 dezembris 1866". Een derde schenking dateert uit 1880. Het gaat hier om
een zilveren beslag van het missaal (gebedenboek) waarvan de maker niet bekend is. In de hoeken van het missaal zijn engelenkopjes aangebracht. In het hart van de missaalomslag is een afbeelding zichtbaar van Sint-Willibrordus, de eerste bisschop van Utrecht. Op de sloten zijn de vier evangelisten met hun symbolen afgebeeld. Op de beide sluitingen van het missaal zijn aan de buitenzijden voorstellingen van de apos- telen Petrus en Paulus zichtbaar. De namen van de schenkers zijn aan de binnenzijde van beide missaalsluitingen vermeld. Op de bovenste sluiting staat „Dirk van der Weyde Ao 1880" terwijl op de andere sluiting „Basteaantie van Mastwijk" wordt genoemd. |
|||||||||||
^
|
|||||||||||
5. Monstrans uit 1910 met neogotische elementen geschonken
door het echtpaar Klink. De maker van dit kerkelijk gebruiksvoorwerp. Jan Eloy
Brom is op 23 augustus 1891 in Utrecht geboren waar hij ook gewoond en gewerkt heeft. Na zijn opleiding aan de kunst- nijverheidsschool in Utrecht en de Rijksacademie in Amster- dam studeerde hij ook nog in Londen en Hanau. Hij is lid ge- weest van het St.-Bemulphusgilde en vanaf 1928 conservator van het aartsbisschoppelijk museum. Op 14 februari 1954 is hij in Utrecht overleden. Bewaard keiluneubilair
In het kerkinterieur van Oudenrijn aan de Rijksstraatweg was
rechts een preekstoel aanwezig. De kuip hiervan was versierd met vier eikehouten reliëfs met voorstellingen van de vier evangelisten en hun symbolen. Door de Stichting Kerkelijk Kunstbezit zijn deze reliëfs gedateerd in het derde kwart van de 19e eeuw. Ze zijn gemaakt in het atelier van Wilhelm Mengelberg die in 1901 ook een passiekruis aan de kerk heeft geleverd. Deze kunstenaar is in 1867 door de oprichter van het St.-Bemulphusgilde, Gerard van Heukelum, uit het Duitse Burtscheid naar Utrecht gehaald. De reden daarvoor was dat hij de „Altmeister" van de neogotische kunst was. |
|||||||||||
4. Missaal uit 1880 dat door het echtpaar van der Weijden is ge-
schonken. De vierde schenking is een verguld zilveren monstrans uit
1910. Dit kerkelijk voorwerp is door Jan Eloy Brom ontwor- pen en in zijn atelier gemaakt. Duidelijk zijn bij deze monstrans de neogotische invloeden te zien. De voet bestaat, evenals de |
|||||||||||
76
|
||||||||
6. Een houten reliëf van W. Mengelberg uit het derde kwart van
de 19e eeuvf. Is afkomstig van de kuip van de preekstoel uit de kerk aan de Rijksstraatweg. Tenslotte moet nog het kerkorgel genoemd worden dat een
plaats op de kerkzolder in de kerk aan de pastoor Boelenslaan heeft. Dit orgel is in 1888 door de orgelmakers M. Maarschal- kerweerd & Zoon gebouwd. Zij waren leerling en later mees- terknecht van de beroemde Utrechtse orgelbouwers J. Batz & Cie die „Orgelmakers van Z.M. den Koning" waren. Op het horizontale deel van het voorfront onder de pijpen staat ver- meld; „Ter Eere Gods Geschonken door Joh: van O en MP Ao 1888". De letters staan voor Johan van Oostrom en zijn vrouw die toen aan de Rijksstraatweg 124 woonden. De kmisweg
In vrijwel alle rooms-katholieke kerken kan men een kruisweg
aantreffen. In onze huidige tijd zijn dat veertien voorstellingen of schilderijen die verspreid over de muren van de kerk hangen. Zij brengen de laatste gang van Christus vanaf het rechthuis van Pilatus tot en met zijn graflegging in beeld. De eerste kruisweg maar nog niet in een kerkgebouw dateert uit de 15e eeuw. Deze is toen voornamelijk ontstaan onder invloed van de Jerusalemvaarders die de heilige plaatsen in het huidige Israël hadden bezochten. In die tijd bestond de kruisweg uit zeven staties (stopplaatsen) die langs de weg waren opge- steld. Meestal leiden ze naar een bekend heiligdom, be- devaartskerk of kapel. Onder invloed van de orde van de Franciscanen, die van oudsher de bewakers van de heilige plaatsen in Israël zijn, is de kruisweg in de 17e eeuw tot veer- tien staties uitgebreid. Toen waren de voorstellingen nog niet zoals wij die nu kennen. Pas in het begin van de vorige eeuw verschijnt een kruisweg in het interieur van de k :'■ i. |
||||||||
7. Het honderd jaar oude Maarschalkerweerdorgel in 1888 ge-
schonken door het echtpaar van Oostrom. |
||||||||
Het is niet waarschijnlijk dat in de eerste kerk aan het
Stadsdam een kruisweg aanwezig is geweest. Zeker is dit in de tweede kerk aan de Rijksstraatweg, Archiefmateriaal toont aan dat in 1860 door de aartsbisschop van Utrecht machtiging aan pastoor J.J. Keuken is verleend om een kruisweg te wijden s). Veertig jaar hebben de voorstellingen in de kerk gehangen.
Het is niet duidelijk waarom in 1900 een nieuwe kruisweg is aangeschaft hetgeen blijkt uit de akte van wijding 9). De oude kruiswegstaties uit 1860 zijn toen, met toestemming van de aartsbisschop, door het kerkbestuur van Oudenrijn geschonken aan Rudolf Joannes Antonius Jansen. Deze was pastoor van de St. Josephparochie aan de Draaiweg in Utrecht. De nieuwe kruisweg is in 1940 meegenomen naar de kerk aan de pastoor Boelenslaan. In 1944 kreeg de Meemse kunstenaar Adriaan van der Weijden, via pastoor Henricus Cassianus Koelman, van het toenmalige kerkbestuur de opdracht om veertien nieuwe staties te maken. Voor het maken hiervan gebruikte de kunstenaar kwartsietplaten van Noorse lei. Op sommige plaatsen heeft hij de platen ingekrast om de omtrekken van de onbedekte lichamen weer te geven. Voor het beschilderen heeft hij een mineraalverf gebruikt, omdat daarmee goed nat in nat gewerkt kon worden. Ook hechtte deze verf goed op de lei, was lichtvast en in verschillende kleuren leverbaar. Voor- al het gebruikte rood en blauw was in die tijd erg gedurfd. Nadat de kruisweg klaar was, waren de Meemse dorpelingen maar ook pastoor Koelman er niet door gesticht. Adriaan van der Weijden heeft toen vanaf de preekstoel uitleg over zijn werk gegeven. Nu na bijna vijftig jaar is deze kruisweg nog steeds in de
r.-k. kerk aan de pastoor Boelenslaan aanwezig. |
||||||||
77
|
|||||||||||
Gezien de afmetingen in de huidige kerk was er geen plaats
meer voor de glas-in-loodramen uit de kerk aan de Rijksstraat- weg. Deze gebrandschilderde ramen met voorstellingen van Maria als koningin dateren uit de tijd van pastoor Sinnige. Toen de oude kerk in 1940 verkocht was, mocht de vrouw van de koster Christina Rijker-Sturkenboom een aandenken uit de kerk uitzoeken. Zij koos een detail uit een gebrand- schilderd raam met de voorstelling van „Maria, koningin der engelen". Dit glas-in-loodraam is nog steeds voor de oud- koster Hermanus W.J. Rijker een dierbaar kleinood. De an- dere ramen zijn geschonken aan pastoor Rijk de Wiesman voor zijn kerk in Noorwegen. In de toren van de kerk aan de Rijksstraatweg hing naast
de grote luidklok ook een zogenaamd angelusklokje dat in eerste instantie meegenomen is naar de nieuwe kerk. Toen de Duitse bezetter in 1943 kerkklokken ging vorderen, werd het angelusklokje op het kerkhof begraven. Na de Tweede Wereld- oorlog werd het weer opgegraven en toen geschonken aan de r.-k. kerk van Nes op Ameland. In deze plaats was de aarts- bisschop van Utrecht Johannes kardinaal de Jong in 1885 ge- boren en in de kerk gedoopt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij samen met dominee Gravemeijer de voornaamste geestelijk leider van het verzet. Ook de pastoor in die tijd, Henricus Cassianus Koelman, is vanaf 1931 tot a£»n zijn be- noeming in 1940 in Oudenrijn pastoor van Nes op Ameland geweest. Deze factoren hebben zeker een rol gespeeld om het angelusklokje van de r.-k. kerk in De Meem aan de parochie op Ameland te schenken. Tot slot
In een tiental artikelen is getracht de feiten over de r.-k. ge-
meenschap in Oudenrijn in beeld te brengen. Verschillende zaken zijn boven tafel gehaald waardoor nu
een redelijk beeld is verkregen. De opzet van deze serie was niet om daarin de geschiedenis van de huidige kerk aan de pastoor Boelenslaan te betrekken. Ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van deze kerk is de geschiedenis van de parochie over de periode 1940 - 1990 beschreven. In het boekje „Rijngaard des Heren" van Ton H.M. van Schalk kan het verdere verloop worden gevolgd. Zowel deze serie als- mede het boekje geven een goed beeld gedurende vele eeuwen van de geschiedenis van de r.-k. gemeenschap in Oudenrijn en De Meem. |
|||||||||||
8. Een van de veertien kruiswegstaties in de huidige r.-k. kerk
van de Meernse kunstenaar Adriaan van der Weijden. Naar andere bestemmingen
Alles bij elkaar heeft de r.-k. gemeenschap veel bijgedragen aan
het verfraaien van het interieur van drie kerken. Bij de twee verhuizingen zijn uiteraard veel liturgische gebruiksvoorwer- pen meegenomen. Ook kerkmeubilair, voor zover bruikbaar, zoals het Maarschalkerweerdorgel, heeft een plaats in de kerk aan de pastoor Boelenslaan gekregen. Voorwerpen en meubi- lair waarvoor geen plaats of functie meer was, werden aan andere kerken geschonken. Zo ging de kruisweg uit de hui- dige kerk, de voorganger van de kruisweg van Adriaan van der Weijden, naar de r.-k. kerk in het Noordlimburgse Midde- laar. Deze kerk had in de Tweede Wereldoorlog zware schade bij een bombardement opgelopen. Aan deze kerk zijn ook en- kele beelden, waaronder enkele houten exemplaren, geschonken. |
|||||||||||
Bronnen
1. Archief Kerkelijk Kunstbezit, Utrecht
2. RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 40
3. L.J. v.d. Heyden. Geschiedenis van de Parochie van O.L.Vr. ten Hemelop-
neming te Oudenrijn 1947, pag 11 4. RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 77
5. idem no's 5 en 6
6. Inventarisatie het Kerkelijk Kunstbezit in De Meem, no's 13,16 en 23
7. RAU, Rooms Katholieke Parochie De Meem, inv. 77 no 130
8. idem no 46
9. idem no 47
10. idem no 129
|
|||||||||||
9. Bewaard detail van één glas-in-loodraam van het begin van
de 19e eeuw uit de kerk aan de Rijksstraatweg. |
|||||||||||
78
|
||||||||||||||
Het Weer
|
||||||||||||||
Onder een grote groene paraplu zat hij te
vissen langs de oever van de Leidsche Rijn, tegenover de Boekbinderslaan. Het bleek een oude bekende van mij te zijn, dus liep ik naar hem toe, tikte hem op zijn hoed en zei: „Zo Arie, willen ze nog- al bijten ?" „Geen aasie beet, het is waar- deloos vandaag" zei hij. „Nou," zei ik „dan moet je je hemd maar eens vier weken aanhouden, dan bijten ze wel." Een oude afgezaagde mop, die bij Arie
niet erg in de smaak viel. Zijn gezicht bleef op slecht weer staan en om toch een praatje aan te knopen haakte ik daar dus maar op in. Ik keek eerst naar zijn afge- zakte gelaat en zei: „Wat een weer hè". Plotseling ging de dobber onder. Hij haalde snel op maar de wurm was verdwe- nen en geen vis. „Is het weer niet naar je zin?", vroeg
ik. Nadat hij weer een vette verse worm aan de haak gedaan en ingegooid had zei hij: „Het Weer, ik vind er geen barst aan". Maar Arie wat wil je dan? Een regen
of onweersbui misschien? Nee joh, je be- grijpt me verkeerd, ik bedoel HET WEER, de nieuwbouw daar, aan de overkant van de Rijn. En wat denk je van al die rare namen
die ze de straten gaan geven? Kijk ik had liever gezien een regenlaan, of nog beter een depressielaan of een donderplein, want veel mensen zullen wel eens de- pressief zijn door een te hoge hypotheek en met de aflossing zal het dan wel eens donderen worden. Nou Ane, je ziet het vandaag wel al-
lemaal somber, maar wat de namen be- treft heb je wel een beetje gelijk. Maar ik zal je eens uitleggen hoe de namen van de straten zijn ontstaan. |
||||||||||||||
Kijk, de naam HET WEER heeft hele-
maal niets met het weer te maken. Het is namelijk een benaming voor een bepaald perceel land. Natuurlijk wisten de men- sen die de huidige namen gaven dat ook wel (of niet). Wij als Historische Vereniging hadden
graag andere namen gezien. Wij zijn er nogal trots op dat hier eens de Romeinen woonden. Onze vorige voorzitter liep al lang voor de bouwplannen met een meet- lint en was in HET WEER druk in de weer. Plotseling zei hij: Ik GRAVEN- DEEL en daarna groef hij nog een deel, en zo wist hij al spoedig waar eens het Romeinse badhuis had gestaan. Over de fundamenten was echter al een weg ge- pland, maar hij zei: „Het is mij ieder MID- DELWEERD om dit tegen te houden. Nou, er waren al heel wat middelen nodig, maar het is gelukt al scheelde het maar een fractie. Het badhuis was nu precies aangege-
ven. Hij zei na het meten: „Kijk, dit is de NOORDERBREEDTE, dit de ZUIDER- BREEDTE, en dat de OOSTERLENGTE. Iedereen stond toen met een rooie kop
alsof men koorts had. Snel werd de tem- peratuur gemeten en naar gelang de po- litieke geaardheid gebeurde dit in graden CELQUS, FAHRENHEIT of REAMUR, want verschil moest er zijn. Verschil bleef er, maar ook een OR-
KAAN van protest. Maar er moest toch snel gbouwd worden, want men voelde een soort FÖHN in de nek, maar dit bleek |
||||||||||||||
de hete adem van het annexatiespook.
Men voelde een MISTRAL en daarna weer een WINDSTILTE. De gesprekken gingen in een politiek kringetje rond en zo ontstond de KEERKRING. Als je nou goed kijkt Arie, dan zie je daar aan de HORIZON het AVONDROOD. Ja, ja het bouwen gaat snel, vooral in HET WEER. Maar Arie, denk erom, ook jouw le-
ven gaat in een vaart voorbij. Net als in HET WEER heeft jouw leven vier jaar- getijden: DE LENTE, ZOMER, HERFST EN WINTER. Stop in ieder geval maar vast met ro-
ken, want anders ga je straks via je eigen- gemaakte DAMPKRING met een RE- GENBOOGBRUG nog EVENAAR de ZONNEWIJZER. Nee, dat ene straatnaambord heb je ver-
keerd gelezen, daar staat niet DE MEERN d'r aan, maar MERIDIAAN. Een protest- bord in HET WEER, BURGEMEESTER MIDDELWEERD-WEG was niet nodig geweest, die was toch wel gegaan. Misschien komt er aan de WEST-
RAND van HET WEER nog een plein met de naam van een andere burgemeester. Arie, tot kijk, en goeie vangst. Een week later zat Arie weer te vissen,
toen hij me zag riep hij: „Wat een weer he?". „Ja, mooi he?", zei ik. „Ben je wezen kij-
ken in de nieuwbouw?" „Nee joh, ik be- doel het weer, het is een beetje broeierig. Prima weer om te vissen". |
||||||||||||||
De Meem, juli 1993
Theo van den Berg |
||||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||
79
|
|||||||||||||||
Van de voorzitter
Vóór u ligt het vijftigste nummer van
ons tijdschrift. Een feit om even stil bij te blijven staan. In de 12i/2 jaar dat onze vereniging bestaat was ons tijdschrift het visitekaartje van de vereniging. Door de inzet van vele medewerkers konden wij u in die periode voorzien van ruim 1200 pagina's met artikelen over de historie van onze gemeente en over het wel en wee van onze vereniging. Bij deze gelegenheid wil ik graag een
bijzonder woord van dank richten tot de- genen die in al die jaren hun tijd besteed hebben aan het schrijven van artikelen en aan het onderzoek dat daaraan voorafge- gaan is, tot degenen die zorgden voor het samenstellen en het drukken en tot dege- nen die er voor zorgden dat u het thuis- bezorgd kreeg. Zonder hen zou ons tijd- schrift niet zijn wat het nu is: een fraai uitgevoerd en in brede kring gewaar- deerd informatieblad, dat gestalte geeft aan onze statutaire doelstelling om de geschiedenis van onze gemeente aan een zo groot mogelijk aantal inwoners ter kennis te brengen. Al dit werk werd ge- heel belangeloos voor de vereniging, en dus ook voor u, verricht. Een prachtig voorbeeld van wat door vrijwilligers in goede samenwerking tot stand kan wor- den gebracht. |
|||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
13e jaargang nr. 4, december 1993 ©1993 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg U, 3451 ST Vleuten Tel. 03407 - 72112 J,W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407-71483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407 - 71263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten; Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30," perjaar,
bij verzending per post f. 10,-- extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,- voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
E.P. Graafstal, H.E.J. van Essen en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie Illustratie voorpagina:
Grafsteen van Wolfert Simon van
Hoogenheim in de N.H. Kerk te Vleuten. |
|||||||||||||||
derschapshuisjes, de N.H. kerk en Het
Oude Raadhuis aan de Hindersteinlaan een „face-lift" te geven. Bij de hierboven bedoelde presentatie werd er ook de aan- dacht op gevestigd, dat zich achter het struikgewas op dat terrein nog de res- tanten bevinden van het kleine oude kerkhof, dat bij de kerk behoorde. De ge- dachte is opgevat dit kerkhofje, waarop nog diverse grafstenen staan en zich de grafkelder bevindt van de familie van Zijll van den Ham, wat meer zichtbaar te maken en bijvoorbeeld weer te voorzien van een fraai smeedijzeren toegangshek, zoals dat vroeger heeft bestaan. Het derde staartje groeide weer wat
later aan, en betreft een „uniek houten tuin- huisje in rijkbewerkte neogothische stijl, van een grote architectonische waarde", zoals beschreven in de gemeentelijke monumentenlijst. Het betreft het tuin- huisje bij de boerderij 't Spijk 2 van de familie Voorsluijs. In de gemeentelijke monumentencommissie werd gesproken over het verplaatsen hiervan naar een daarvoor geschikte plaats, omdat het be- schermde huisje dringend aan restauratie toe is en de eigenaar daartoe geen moge- lijkheden ziet. Wat zou er mooier zijn dan deze laatste twee staartjes te combi- neren en als project van particulier ini- tiatief uit te voeren, gedragen door diver- se plaatselijke organisaties in nauw over- leg met de gerpeente en het kerkbestuur. Laat mij eens wat van u horen als u een der- gelijk initiatief zou willen ondersteunen. Ook wil ik u nog eens herinneren aan mijn
oproep om uw buurman of familielid lid van onze vereniging te maken. De con- tributie is maar ƒ 30,— per jaar en hoe groter onze vereniging, hoe meer wij kunnen doen. Wij zitten nog steeds tegen de 900 leden en het zou mooi zijn als dat er eens 1000 zouden worden. Zorgt u er- voor? Ik reken op uw inzet. Tenslotte wens ik u en de uwen een zeer
gelukkig en voorspoedig 1994. J.F.K.Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||||||
Gewoon de dingen doen. In goed overleg
met elkaar. Dat levert vaak positieve, goede en onverwachte dingen op. Neem nu de Open Monumentendag 1993. Op zich was die dag al succesvol. Maar deze activiteit heeft in ieder geval één, mis- schien twee, en wellicht drie staartjes. Het eerste staartje is het artikel in dit
nummer over de Vleutenaar „die naar de Barrebiesjes ging". Tot nu toe was die uitdrukking mij geheel onbekend. Door de presentatie van de diaserie in de N.H. kerk op 11 september, waarbij een opna- me was van de grafsteen van ene Wolfert Simon van Hoogenheim, oud-gouver- neur van Berbice, die in 1794 in Vleuten overleed, verdiepte ik mij in Berbice en ontdekte de „barrebiesjes". Het tweede staartje is wellicht het ini-
tiatief om het grasveldje tussen de Broe- |
|||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Gevangen, geplunderd en verbrand (II)
Reacties van lezers
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (I)
Twee kastelen met hetzelfde grondplan
Museumpraet
Opa (3)
|
|||||||||||||||
fM8.
79
80 m
86
87 93 99 100 |
|||||||||||||||
Druk: Niek van Kooten De Meern
|
|||||||||||||||
80
|
||||||
Verenigingsberichten
Geschiedenisboek Vleuten-De lUleern
Het verheugt ons u te kunnen mededelen dat het boek over de
geschiedenis en de historische bebouwing van Vleuten-De Meem momenteel in druk is en in februari zal verschijnen. Bij dit nummer ontvangt u daarover een informatiefolder.
Uitsluitend voor de leden van de vereniging bestaat de moge- lijkheid het boek voor een gereduceerde prijs te krijgen. Maak daar nu gebruik van. l-ierdrul( uitverkochte nummers
Zoals wij reeds eerder medegedeeld hebben zijn oude num-
mers van ons tijdschrift nog steeds verkrijgbaar, voorzover ze niet uitverkocht zijn. Op dit moment zijn de nummers 1981/1, 1981/2, 1982/2, 1983/1, 1983/4 en 1984/1 uitverkocht. Omdat gebleken is dat meerderen deze nummers nog
graag willen hebben om het tijdschrift compleet te hebben, willen wij deze laten herdrukken (kopie). Om te kunnen bepalen hoeveel exemplaren wij moeten
laten drukken, verzoeken wij degenen die één of meer exem- plaren van deze uitverkochte nummers willen hebben, dit vóór 1 februari a.s. telefonisch op te geven aan onze secreta- ris, de heer Schoonderwoerd, tel. 03406-61462. De prijs zal gelijk zijn aan die van andere oude nummers, t.w. ƒ 5,— per stuk (niet-leden ƒ 6,25). ■Medewerkers
Onze oproep in het vorige nummer om medewerkers voor de
bezorging van ons tijdschrift heeft een viertal positieve reacties opgeleverd, zodat dit werk voortgang kan vinden. Wij danken degenen die zich daarvoor hebben aangemeld. Helaas mochten wij nog geen aanmeldingen ontvangen
van leden die zich zouden willen inzetten voor het schrijven van artikelen in ons tijdschrift. Hieraan blijft nog een drin- gende behoefte bestaan. Denk er nog eens over! Abonnement Stichts Historisch Contact
Door de Stichting Stichtse Geschiedenis, de overkoepelende
en ondersteunende instelling van de historische vereningen in de provincie Utrecht, wordt per kwartaal een nieuwsbrief van 8 bladzijden uitgegeven, onder de naam „Stichts Historisch Contact". Deze nieuwsbrief is opgezet om de historische ver- enigingen te informeren over wat er in de provincie op histo- risch gebied gaande is. Om de nieuwsbrief een groter bereik te geven heeft de
SSG nu ook de mogelijkheid geschapen om voor de leden van de historische verenigingen een abonnement op het Stichts Historisch Contact te nemen. De kosten van dit abon- nement (incl. portokosten) bedragen ƒ 10,— per jaar voor 4 nummers. U kunt uw naam en adres daarvoor schriftelijk of telefonisch opgeven bij de SSG, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht, telefoon 030-343880. Desgewenst kunt u ook een gratis proefnummer aanvragen. Opgeven vóór 1 maart 1994. Archeologisch onderzoek
Vorig jaar is de Archeologische Werkgemeenschap voor Ne-
derland, de landelijke vereniging van amateur-archeologen, begonnen met een terreinverkenning in het gebied tussen Vleuten en Haarzuilens. Doel is het in kaart brengen van tot dusver onbekende bewoningsresten uit de prehistorie, Ro- |
||||||
meinse tijd en Middeleeuwen. Bij het onderzoek wordt in
boomgaarden, op akkers en in slootkanten gezocht naar aar- dewerkscherven e.d.; concentraties worden zorgvuldig in kaart gebracht. Op deze wijze zijn vorig jaar rond het Haar- pad een handvol nederzettingen uit het begin van onze jaar- telling ontdekt. Binnenkort gaat het veldwerk weer verder. Leden van onze vereniging, die geïnteresseerd zijn in deze spannende vorm van archeologiebeoefening, zijn van harte welkom om daaraan deel te nemen. Informatie bij Erik Graaf- stal, tel. 030-940873. Boekaankondiglng
Graag willen wij u attenderen op het verschijnen van een
tweetal boeken die de historie van onze regio betreffen. Het eerste is het „Zuidutrechts woordenboek. Dialecten en
volksleven in Kromme- Rijnstreek en Lopikerwaard", van de auteur Dr.H.Scholtmeijer, een fraai verzorgd boek van 184 bladzijden vol informatie over taal en tradities in het zuiden van de provincie Utrecht, geïllustreerd met foto's, tekeningen en kaarten. Voor onze leden is dit boek, dat ƒ 34,95 kost, voor slechts
ƒ 29,95 (incl. verzendkosten) te koop door overmaking van dit bedrag op postgirorekening 4239476 van de Uitgeverij Matrijs te Utrecht, onder vermelding van ,,Zuidutrechts woordenboek". U krijgt het boek dan thuisgestuurd. Het tweede is het boek „De Stichtse Rijnlanden. De
geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen" van de hand van Marijke Donkersloot-de Vrij en 4 andere au- teurs. Dit boek verschijnt ter gelegenheid van het feit dat op 1 januari 1994 de Zuidutrechtse waterschappen Kromme Rijn, Leidse Rijn en Lopikerwaard opgaan in het nieuwe, grote hoogheemraadschap „De Stichtse Rijnlanden". In het boek beschrijven deskundige auteurs de interessante ontwik- keling van de waterschappen, vanaf het allereerste begin tot in de toekomst. Het mag duidelijk zijn dat de historie van de waterschappen tevens een boeiende geschiedenis van de regio biedt en door de fraaie uitvoering een plezierig kijk- en leesboek is voor een breed publiek. Voor onze leden is dit boek, dat ƒ 49,95 kost, voor slechts
ƒ 45,— (incl. verzendkosten) te koop door overmaking van dit bedrag op postgirorekening 4239476 van de Uitgeverij Matrijs te Utrecht, onder vermelding van ,,Stichtse Rijn- landen". U krijgt het boek dan spoedig thuisgestuurd. Contributlebetaling/ledenadministratle
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contibutie voor 1994. Wij verzoeken u de contributie binnen één maand met gebruikmaking van dit formulier over te maken. Als u tijdig betaalt bespaart u ons de moeite en de kosten van een herinnering, want bedenk dat het allemaal werk is wat belangeloos door vrijwilligers wordt gedaan. Omdat wij graag over een correct ledenbestand willen
beschikken verzoeken wij u, als uw naam of adres op de acceptgiro niet helertiaal juist vermeld is, dat te melden aan onze ledenadministratie, Mw.RJ.de Rooij-Goes, tel. 03407- 71483. Bij voorbaat dank. / |
||||||
81
|
||||||||||||||||||||||||||||
Gevangen, geplunderd en verbrand (II)
|
||||||||||||||||||||||||||||
1672- 1673
|
||||||||||||||||||||||||||||
door Dr. D.W. Gravendeel
|
||||||||||||||||||||||||||||
haar commandant ondubbelzinnig weten wie voor haar
onderhoud verantwoordelijk waren. Wie de naïeve gedachte mocht koesteren dat die leveran-
ties netjes betaald werden, kan ik snel i^it de droom hel- pen. Er werd slechts besteld, gevorderd pn de verschillen- de leveranciers moesten maar zien dat zij het hun toeko- mende op de eigen gemeenschap verhaalden, Daartoe werd zo goed mogelijk boekgehouden om de kosten over de bevolking te kunnen „omslaan". De betreffende gegevens over de periode van 6 november 1672 tot 6 februari 1673 zijn bewaard gebleven: |
||||||||||||||||||||||||||||
De bezetting
De Fransen bereikten op 24 juni 1672 Woerden dat vervol-
gens, behoudens een tussenpoos van ruim twee maanden, be- zet werd gehouden tot 7 november 1673. Oorspronkelijk gold die bezetting ook Montfoort en Oudewater, terwijl in IJs- selstein een tijdlang niet minder dan 33 compagnieën Franse troepen lagen. De vijand richtte nog een steunpunt in, middenin het vlak-
ke land tussen Utrecht en de Hollandse Waterlinie. Op 6 november 1672 bezette een kleine Franse troepenmacht kas- teel en kerk van Harmeien en op 4 december van dat jaar liet |
||||||||||||||||||||||||||||
a^uo^
|
||||||||||||||||||||||||||||
U-t^-yi^
|
||||||||||||||||||||||||||||
dfxjai^ mciyCt,
|
||||||||||||||||||||||||||||
LJ^ *-f
|
||||||||||||||||||||||||||||
Les habitants de Fleutre conjointement avec eux d'Hermelé et Coquin fourniront des lits, bois et chandeles po^r la guarifispn du
chateau et eglise d'Hermelé (De inwoners van Vleuten, samen met die van Harmeien en Kockengen, moeten bedden, hout en kaar- sen leveren voor het garnizoen van kasteel en kerk van Harmeien). |
||||||||||||||||||||||||||||
Den Commodant is betaelt twe en twintich dagen ijder dach een pistooll (gouden munt, Ixiuis d'or)
van negen gulden tot sijn tafell ende ijder dach een mud haver, beloopt samen
't vadt wijn tot
den brouwer van Hermeien van gelevert bier volgens specificatie
den hacker Jan Cornelissen Bosch van gelevert broot, heersen, botter, soudt, volgens specificatie
den brouwer van Vleuten van gelevert bier volgens specificatie
ses beesten gelevert in de drie weecken
drie schapen ijder vier gulden
noch datter gelevert is aen botter, kaes van Gerrit Francken ende Arien Cornelisse
ende soetemelck ende schippersvracht
den Commodant noch negen dagen betaelt ijder dach negen gulden ende negen mud haver,
mede aen hem betaelt, samen
noch drie koeijen
Twe schapen ijder vier gulden
den brouwer van Vleuten van gelevert bier
noch den brouwer van Hermeien van bier
noch heeft Jan den hacker van Hermeien gelevert van den 27 sten november
tot den eersten december 1672 soo aen broot als keersen volgens sijn specificatie
noch heeft de hacker voornoemt gelevert aen keersen, botter, kaes ende sout
tot den 19den december 1672
|
||||||||||||||||||||||||||||
f
|
290-00-00
92-03-00 53-10-00 247-07-00
28-10-00 7^-00-00 12-00-00 32-14-00
117-00-00
36-00-00
8-00-00
28-00-00
28-00-00
10-11-08
|
|||||||||||||||||||||||||||
82
|
|||||||||||
noch de Ed.Heer vah Hermeien van een horlosie dat hij aen den Commodant
heeft behandtreijckt mits dat den Commodant Jan den backer soude betaelen
van dat broot dat den backer heeft gelevert van den eersten december tot den
19den december 1672. Dit broot beloopt 106 gulden ende het horlosie daer
wil de Ed.Heer van Hermeien voor hebben tachtich gulden, dus
noch is de Heer van Hermeien toegeleijt van brandthout tot den 19den december
noch Arien Cornelisse van branthoudt
noch Arien Cornelisse van verschoten geit
noch Gerrit Jans van verschoten geit
de weduwe van Jan Cornelisse Bosch van gelevert broodt dat den Commodant
hadde belooft te bestellen dat het tot Utrecht soude betaelt worden en derhalven
niet betaelt en is, beloopt volgens haar specificatie
noch gelevert 147 pond keersen, ijder pont tot ses stuijvers, beloopt
noch gelevert drie-en-een-half spijnt sout, 't spijnt tot f 3-10-00
noch heeft Gerrit Jans Spijck gelevert drie koeijen, de twee stuck voor achtien
gulden, de derde voor twalef, is 't samen
noch heeft Arien Cornelisse Velthuijsen gelevert twee koeijen, de een twaleff gulden,
de ander 18 gulden, comt 't samen
noch heeft Anthonis Jochums een koeij gelevert voor
noch heeft de weduwe van Jan Ghijsberts Veen een koeij gelevert tot
noch compt de smith van Hermeien van 10 verstaelde ijsers 't samen
noch heeft Ghijsbert Jans van Cooten twemael tot Utrecht gereden om broot te halen
voor de soldaten, compt
noch comt Peter Jacobsen schipper voor vrachtloon, soo van broodt als anders
noch heeft Arien Velthuijsen gelevert aen soetemelck en verschoten booijloon 't samen
noch comt Merten Matijsen Bosch voor gelevert branthoudt ende 45 manden tuerff,
also de helft hiervan is omgeslagen tot 15 gulden omdat het noch niet al en is verbrant, dus tot
noch comt de Ed.Heer van Hermeien voor de geweerdeerde boom bij die van Hermeien geweerdeert
tot branthout, de som van
|
|||||||||||
80-00-00
40-00-00
14-00-00
3-08-00
0-12-00
|
|||||||||||
53-10-00
44-02-00 12-05-00 48-00-00
30-00-00
18-00-00
15-00-00
3-00-00
3-03-00
9-08-00 2-13-00 15-00-00
|
|||||||||||
Er werd dus in die drie maanden maar eventjes voor 1.506
gulden 6 stuivers en 8 penningen geleverd. Drie-vijfde deel daarvan kwam voor rekening van Harmeien, twee- vijfde deel voor rekening van Vleuten, Themaet en de Haer. Het platteland
Het is soms moeilijk een grens te trekken tussen vorde-
ringen en plunderingen, evenals tussen plunderingen en krijgsverrichtingen. De Franse legerleiding trachtte wel de roverijen en wanordelijkheden van de soldaten tegen te gaan en schuwde daarbij de doodstraf niet. Er moest ech- ter gefourageerd worden en onder die dekmantel was er veel mogelijk. Ik geef een summiere opsomming van wat plundertochten,
daarbij in het midden latende of er een militaire operatie aan verbonden was. Op 18 juli 1672 werd Harmeien ge- plunderd. Op 2 augustus werd het kasteel Kronenburg aan de Vecht bij Loenen opgeblazen. Het slot Loendersloot aan de Angstel werd overmeesterd. De Fransen brachten zeer veel buit (meubelen, goud en zilver) mee terug naar Utrecht. Op 5 augustus werd een menigte beesten ontroofd aan de boeren in Reyerscop en op 8 augustus werd er ge- roofd en geplunderd in Kockengen, Harmeien, de Breudijk en Gerverscop. Op 12 augustus werden door de gouverneur van Utrecht
enige „boerenschouten" tussen Woerden en Utrecht ontbo- den. Zij kregen de boodschap mee aan hun respectieve huislieden mede te delen, dat zij hun koeien op het kerk- hof of ergens anders bij malkanderen souden jagen en de goederen in de kerk brengen. Deze plundering droeg dus een officieel karakter. Op 18 augustus werd Harmeien wederom onder handen
genomen, maar nu kreeg ook Vleuten een beurt. Op 20 au- gustus was het weer raak. Harmeien, de Harmelerwaard, Haanwijk, de Breudijk en de Houdijk werden geplunderd en de ingezetenen qualijck getracteert. Op 24 augustus |
|||||||||||
werd Kamerik bezocht en op 3 september werd er gefoura-
geerd op het Oudeland van de Indijk en in de Breudijk tot aan het Woerdense Verlaat. In 't laatst van september werden er strooptochten gehou-
den naar Lopik, Lopikerkapel, Benschop, Lexmond, de Loosdrechten, Hilversum en Eemnes. Vooral de laatste plaat- sen hadden veel te lijden van de gruwelen en wreedheden der Fransen. Een bekende Utrechter (Booth) meldde: Op 17 september 1672 sijn de Fransche naer Capel geweest om te vourageren, onder beneficie van hetselve (onder dek- mantel waarvan), gelijk in alle dorpen van het Sticht daer sij konnen bijkomen, de boeren pillerende (plunderende). Zij bezochten op 9 october 's Graveland, Loosdrecht en
Breukeleveen, op 27 october Goyland. Op 4 en 5 november werden Waverveen en Botshol ver-
brand. Deze onderneming was overigens onderdeel van een grotere operatie. Een troep van ongeveer 400 Franse sol- daten trok naar het veengebied. Men maakte zich meester van Loenen en Loenersloot en ging vandaar naar Demme- rik. Van hieruit werden Vinkeveen, Kockengen, Wilnis en Mijdrecht totaal uitgeplunderd. Het plunderen hield in de loop van 1673 aan en op 17
september van dat jaar schreef onze eerder genoemde bron (Booth) nog eens: ondertusen is de miserie ten platten lan- de seer groot, want alles geplonderd ende geruineert wert. Behalve voedsel, waaronder vee, voerden de soldaten
alles met zich mee wat verder nog van hun gading was. Er was vooral grote behoefte aan brandhout. Booth schreef: Ik hebbe heden ook verscheijde huijsen buijten de Weert sien afbreken om het hout daeraf te halen, ende komen alle uren vele ende ontdllijke wagens binnen, geladen met bal- ken ende uijtgebroken planken van de vloeren. Dat laatste is kennelijk ook in De Meern gebeurd. Het
dorp was betrekkelijk gemakkelijk te bereiken en lag bo- vendien op de route naar Harmeien en Woerden. Nadat de |
|||||||||||
83
|
|||||||||
te Prediken. Het moet op die „fouragetocht" weer aardig
uit de hand zijn gelopen! Van Haarzuilens heb ik niet veel kunnen vinden. In de
Hedendaagsche Historie (1772) wordt bij de beschrijving van het kasteel onder andere gezegd: Het Huis de Haar legt in een laagen Veengrond, welke aan de kleilanden paalt, 't Is een zwaar ouderwetsch gebouw, waarin zwaare kelders gevonden worden, die in den jaare 1672 en 1673 tot gevangenissen gebruikt werden. Ik heb de bron van de- ze bewering niet kunnen achterhalen en, eerlijk gezegd, vind ik 't ook niet zo waarschijnlijk. Een gevangenis zou toch een aparte bezetting hebben vereist en wie werden er dan wel opgeborgen? Misschien werden er een enkele maal wat krijgsgevangen verzameld, maar 't kasteel lag wel erg uit de route. Onze kastelen
In aansluiting op het bovenvermelde betreffende kasteel
De Haar moet ik bekennen dat het mij niet is gelukt een goed inzicht te krijgen in de lotgevallen van de kastelen in de provincie Utrecht in het algemeen en in die van onze eigen ridderhofsteden in het bijzonder. Craandijk heeft een curieuze mening. Hij vertelt dat de
huizen Ter Aa en Ruwiel door de Fransen zijn verwoest en schrijft dan verder - als ons gebied ter sprake komt - let- terlijk: Deze landstreek had, in vergelijking met andere oorden in het Sticht, niet veel geleden. Wèl was den 3den September 1673 (dat is dus een andere dan de eerder genoem- de datum, maar Vleuten zal wel vaker aangedaan zijn) Vleuten geplunderd, wèl was Harmeien het tooneel van meer dan ééne schermutseling, wèl wemelde 't hier soms van ruiters en soldaten toen Woerden door den prins werd belegerd, maar de ridderhofsteden leden weinig aanstoot. Zij behoorden nagenoeg allen aan Utrechtsche edelen, destijds als onderdanen van den koning van Frankrijk be- schouwd, en diens politiek bragt niet mede hunne eigen- dommen te verwoesten. In het kastelenboek van de provincie Utrecht (druk 1966)
worden 161 kastelen beschreven. Als criterium voor het kasteel-zijn is aangenomen de middeleeuwse grondslag of tenminste de grondslag van een ,,versterkt huis". Een ver- melding van plundering, verbranding, verwoesting, opbla- zing met buskruit of althans beschadiging door de Fransen vond ik in 20 gevallen. Daarbij werden, wat ons betreft, ge- noemd De Haar en Ter Mey. Dit heb ik echter niet elders bevestigd gevonden. De Fransen hadden soms een goede reden om een kas-
teel te verwoesten. Een voorbeeld daarvan was het slot Kronenburg aan de Vecht bij Loenen. Hierin lag een Staat- se bezetting die tot taak had de toevoer van hooi en turf naar Utrecht te verhinderen. Er stond een militair belang op het spel en na de verovering, in augustus 1672, werd de vesting geslecht. Het kasteel Amerongen werd op 21 februari 1673 op be-
vel van Luxembourg van onder tot boven met takkenbos- sen opgevuld en aangestoken, zodat het tot de grond toe afbrandde. Het was een strafmaatregel tegen de eigenaar Godard Adriaan Van Reede omdat die zich niet had gestoord aan het Franse bevel zich bij de Staten van Utrecht te mel- den en in de provincie te blijven. Soms ook werden kastelen verwoest omdat de Fransen
zelf niet altijd in staat waren ze blijvend te bezetten en om te voorkomen dat Staatse troepen van de gelegenheid ge- bruik zouden maken. Dit was het geval in Jaarsveld en Montfoort. |
|||||||||
vijandelijkheden beëindigd waren, deed de toenmalige pre-
dikant van De Meern, Ds Adrianus van Sijpestein (1653 - 1702) zijn beklag bij de Heren van Oudmunster: Verwonen met alle behoorlijcke eerbiedichheijt die van de kercke van de Meern hoe dat door des vijants militie haer kerck ende schoolhuijs sijn beschadicht ende geschonden, preeckstoel ende alle bancken verbrant, solders, bedt- stede, glasen ende vensters ende deurraempt alle wech, so dat onbequaem sijn om de Godtsdienst in te pleegen ende in het schoolhuijs te woonen, enz. |
|||||||||
Het kasteel van Harmeien circa 1750.
Kastelenboek provincie Utrecht. De Geheym-schryver (1760) meldt: In de Glasen van de
kerk ziet men in die alle Wapens geschilden en ingezet in 't Jaar 1670, maar zyn zeer geschonden, daar buyten twyjfel de Franschen in 1672 en 1673 haar vermaak aan getoont zullen hebben; dog die inde Glasen van 't Choor schynen wat meer verschoont te zyn. Tussen 19 februari 1671 en 1674 werd er in de kerk van
De Meern niet gedoopt en tussen 21 mei 1671 en 3 juni 1674 niet getrouwd, wat, het bovenstaande in aanmerking nemende, wel valt te begrijpen. In de Hervormde kerk te Vleuten doopte Ds Bartholdus
van Hattum in 1672 drie kinderen - een vrij normaal aan- tal voor die jaren - en wel op 18 februari, 17 juni en 25 de- cember. In 1673 waren er geen dopelingen. In 1672 werd één huwelijk voltrokken, op 4 februari. In 1673 drie, na- melijk op 29 juli, 17 augustus en 14 december. In 1671 werden normaal lidmaten aangenomen, in 1672 niet, maar in 1673 weer wel, op 5 januari, 19 juli, 21 en 26 december. Het lijkt er dus op dat het Hervormd kerkelijk leven in Vleu- ten, zij 't met wat horten en stoten, redelijk normaal voort- gang heeft gehad. Ik weet niet of de kerkeraad toen vaak vergaderde. Er is
uit die periode maar van één vergadering een kort verslag bewaard gebleven, namelijk van de bijeenkomst van 2 fe- bruari 1673. Er werden een ouderling (Gerrit van Liesveldt, schout van de Haer) en een diaken (Hendrick Theunisz. Smidt aen de Haer) gekozen en de predikant sloot de ver- gadering nae een ernstige vermaeninge dat doch een iege- lick bijsonder in dese hoogh-druckende noodt in sijne be- roepinge getrouw en standvastich wilde wesen. De Geheym-schryver (1760) meldt in zijn beschrijving
van de kerk: In de Kerk zyn de Predikstoel, en die van de Kerkenraad, zeer net gemaakt, en in den Jaare 1614 nam men daarvan het eerste gebruyk; dog van het Jaar 1672 vertoont men in de Predikstoel nog eenige gaten, door de Franschen ingeschoten, toen den Predicant daarop stond |
|||||||||
84
|
|||||||||
was nog enige haast bij ook, want anders zou de comman-
dant van Harmeien er wel voor zorgen. Verder was er geld (de brandstichting!) naar Woerden gebracht, maar daar mankeerde nog wel wat aan zodat nu de bezitters van de ,,huijsen" (kastelen) maar eens over de brug moesten ko- men. Anders zouden zij ook „gevangen, geplunderd en ver- brand" kunnen worden. De enige manier om daar onderuit te komen was dan ,,het versoecken van een sauvegarde". Onder een „sauvegarde" kan men verstaan een schrifte-
lijk bewijs van vrijwaring van inkwartiering, vordering of plundering. Ook werd op gebouwen wel een teken aange- bracht, dat aangaf dat men eraan voorbij moest gaan. Ten- slotte was het ook de benaming voor een soldaat, inge- kwartierd ter bescherming tegen plundering. Het spreekt vanzelf dat er duur voor betaald moest worden. |
|||||||||
Als er geen militaire belangen speelden kon men plun-
dering en verwoesting ook afkopen. Vermogende families, die overigens veelal elders woonden en hun slot door een kastelein of slotbewaarder lieten beheren, maakten daar gebruik van. Zo bleef Batestein onder Harmeien gespaard omdat het door gegeven contributie geconserveert werd toen alle hofsteden en huizen in de buurt werden verbrand. Dat laatste gebeurde omdat Staatse troepen zich in de ver- laten opstallen verscholen. Ook het Huis Voorn had een sauvegarde, waaraan in het algemeen strikt de hand werd gehouden. Zeven Franse soldaten, die toch tot plundering van Voorn overgingen, werden te Utrecht gevangen geno- men. Eén van hen werd buiten de Catharijne poort opge- hangen. Oorlogsmateriaal
Als dat zo te pas kwam werd de bevolking tewerkgesteld
bij de aanleg van versterkingen en ook het materiaal daar- voor moest geleverd worden. Op het scheiden van de markt - de Fransen verlieten Woerden op 7 november 1673 - kwam er nog zo'n vordering af: Door ordre van den Heer Marquis van Thouars, Collonel
ende Commandant der Stadt Woerden Ordonneert 't Dorp Vleuten binnen den tijt van drie da-
gen te leveren vierhondert palasaden tot tien voet lanck ende vijjfhondert stormpalen tot seven voet lanck, om al- hier tot dienst van 't landt te gebruijcken. Actum Woerden 17 November 1673.
Dat de dateringen wat verwarrend zijn, kan zijn oorzaak
hebben in het feit dat men data „oude stijl" en „nieuwe stijl" door elkaar gebruikte. De „oude stijl" liep 10 dagen achter. Bovendien verlieten de Fransen Utrecht pas op 23 novem- ber; zij hadden misschien Woerden nog niet definitief op- gegeven. De order van de markies was aanleiding tot een brief van
de secretaris van Vleuten aan de Heeren van het kapittel van Oudmunster: Daer is een briefgen gecomen aen die van Vleuten van-
wegen de governeur van Woerden door orderen van de graeff van Waldijck om te leveren 400 pallesaten ende 500 sturmpalen. Daerom is ons vriendelijck versoeck aen de Ed.eerw.
Heeren datse mede, neffens de huijsluijden, aenwijsinge sullen doen nae den urber (orbaar, wat in aanmerking komt) om te hacken van haer huijsen ofte stegen (wegen, paden). Ofte aenders heeft den comondant van het huijs te Her-
melen geseijt dat hij wel order sal stellen. Ende oock hebben die van Vleuten aen de governeur
van Woerden gebrocht een partij gelts, waeraen noch manckeert noch wel 100 gulden, en oock spreekt de go- verneur noch van haver voor sijn peerden. Daerom sullen de Ed. Heeren voor haer huijsen moeten
betalen neffens opgesetenen, ofte aenders sullen sij voor haer Ed. huijsen sauvegarden moeten versoecken. Actum den 10 November 1673.
Dat was duidelijk. De Fransen eisten palen, geld en haver
en onze brave secretaris waarschuwde zijn superieuren, die min of meer veilig in Utrecht zaten, dat ze moesten mee- werken. Ze moesten, evenals de boeren, aanwijzen welke bomen in aanmerking kwamen om gerooid te worden en daar |
|||||||||
Brandschatting
Een geliefd middel om aan geld te komen, was het opleg-
gen van een brandschatting. De bezettende macht eiste een som geld, op straffe van plundering en brand. Ook Vleu- ten ontkwam hier niet aan. Men was evenwel niet snel met betalen, wat een ernstige waarschuwing opleverde: Uijt krachte der Ordonnantie van de Koningh, geteeckent.
Robbert, Intendent (Robbert was de door Lodewijk XIV aan- gestelde Intendant van Justitie, Politie en Financie), geda- teert den 4den Jannuarius, behelsende expres bevel te be- taelen de somma van 1.800 guldens, aengaende de taxatie van de Contributie wegens het Dorp van Vleuten Welcke ordre is gelevert geweest aen de inwoonders van deselffde plaets en gedaen ten selfe tijd bevel te betalen de voorseijde somma in handen van de Heer Harmand, Luijtenant van 's Konings Sauvegardes, gehuijsvest tot Utrecht buijten de Weerdpoort dichte bij St Martens Gast- huijs, op pene gevangen, geplundert ende verbrand te wer- den. Aen het welcke de voorseijde inwoonders niet en hebben
voldaen noch gehoorsaemt. Tot dien eijnde ick haer voor de laetstemaell verklaer
dat sij te voldoen hebben aen de voorseijde ordre ende te betalen sonder faut, drie dagen na datte dese is gelevert, in handen van de Heer Harmand de voorseijde somma van 1.800 guldens, op pene voorseijt, sonder eenige ver- schooningh. Geteeckent Harmand.
Ende verklaert door mij onderteeckent den 24sten dagh
van Jannuarius 1673. Aubert
Toch wat geschrokken, schreven de Vleutenaren de „In-
tendant des Konings" een kruiperige brief: Zeer nederig (en toute humilité) brengen de inwoners van
Vleuten onder Uw aandacht dat zij voor de maanden No- vember en December zijn aangeslagen voor de som van 1.800 gulden en dat zij weigenegen (bien enclin) zijn Uwe Excellentie genoegdoening te verschaffen, maar omdat zij nogal in kommervolle staat verkeren door de punderingen en stroperijen (pilleries en depouillements) van zowel de soldaten des Konings als van de Hollanders, alsook door de knevelarijen (exactions) door de Commandant van Har- melen, verzoeken zij Uwe Excellentie de goedheid te wil- len hebben hen nog enkele dagen uitstel te verlenen om zó- veel geld bijeen te brengen als waarmee zij hopen dat Uwe Excellentie genoegen zal nemen. |
|||||||||
«5
|
|||||||||
ten op huijden genomen, wt handen van den Secretaris
Baerle, van wegen de Heeren van den Engh, Duckenburg, van den Ham ende van de Heggen, de somme van acht en veertigh gulden in betaelinghe van haerluijder quote (aan- deel) tot eenige resterende brandschatting, geeijst bij de Heere Marquis de Thouars, Collonel ende Commandant van Woerden. Actum 'tUtrecht den Uden November 1673. Toen Willem Dircksz. van Bijlevelt, brouwer te Vleuten,
op 18 october 1673 van Marichje Sweeren van der Woert, weduwe van Egbert Cornelisz. van Vlooten, sekeren boom- gaert, erve ende hoffstede kocht, geschiedde dat onder an- dere op de voorwaarde dat de koper tot zijn last zou aan- vaarden de aireede verschenen ongelden (belastingen), mits- gaders sauveguarde ende oirlochsgelden, aireede omgesla- gen ende noch om te slaen. |
|||||||||
Ik weet niet zeker of bovenstaande brief inderdaad is ver-
zonden, want op 17 februari 1673 werd door de schout van Vleuten een veel uitvoeriger schrijven overhandigd aan een zekere „Monsieur Baron" (de fourier): Aan Mijnheer de Intendant,
De inwoners van het kerspel (la paroisse) Vleuten geven
Uwe Excellentie nederig en eerbiedig te kennen dat zij in naam des Konings (de la part du Roy) bevel hebben gekre- gen als bijdrage de som van f 1.800,— te betalen. Zij hebben vergaderd om te zien of zij genoemde som
konden opbrengen en zij hebben bevonden dat hun dat vol- slagen onmogelijk was omdat hun geldmiddelen uitgeput zijn en er voorlopig ook geen mogelijkheden zijn om die aan te vullen, omdat zij voortdurend zijn gestroopt en ge- plunderd door soldaten en vooral dragonders ,,sinds wij tot vandaag de dag frans zijn " (depuis que nous sommes Francois jusqu'au jourd'hui) die in troepen komen en van de inwoners alles afnemen wat voor de hand ligt. In de tweede plaats tengevolge van de voortdurende pas-
sage van troepen op weg naar Woerden en daarvan terug- kerend. Vooral de tochten naar Woerden en Bodegraven hebben de inwoners zo goed als niets gelaten, daar meer dan de helft van het kerspel langs de wegen ligt, zowel te water als te land. In de derde plaats zijn zij onophoudelijk verplicht ge-
weest hun bijdragen te betalen voor het onderhoud van het garnizoen op het kasteel te Harmeien, want hun al meer dan f 600,— heeft gekost en welke verplichting nog steeds voorduurt. En tenslotte omdat hun huizen voor het grootste deel on-t
der water staan, verbrand zijn of omvergehaald. Niettemin hebben zij hun best gedaan, hoewel zij wei-
nig hebben, hoofd voor hoofd bij te dragen van het wei- nige dat hun restte, een ieder naar zijn vermogen, om de bereidheid te tonen die zij hebben om te gehoorzamen aan de bevelen des Konings, evenwel met verdriet en bittere tranen (avec pleurs et larmes améres), maar zij hebben, ondanks al hun moeite, niet meer bijeen kunnen brengen dan de som van f450,—. En verzoeken zeer nederig (tres humblement) dat het
Uwe Excellentie moge behagen genoemde som te accep- teren en de goedheid zowel als het medelijden met hen te hebben, hen de rest kwijt te schelden met het oog op hun diepe ellende en onmogelijkheid om meer bij te dragen. Daar stond nog onder gekrabbeld:
En terwijl zij bezig waren met deze collecte, werden zij
wederom geplunderd door de soldaten, ondanks dat zij de vrijgeleides (les sauvegardes) bij zich hadden. Weer in één huis 14 of 15 koeien, in een ander 4 of 5 en nog in verschil- lende huizen meer of minder; nog Vrijdag jongstleden 2 paarden in een huis, gelegen in het dorp. Om al deze redenen smeken de verzoekers Uwe Excel-
lentie dat het U moge behagen de helft van de gevraagde som af te doen en zij hopen dat zij deze week het resteren- de deel van de helft bijeen kunnen brengen. Nog in het laatst van 1673 speelde de kwestie van de
brandschatting. Blijkbaar waren enkele, wat kapitaalkrach- tige figuren te hulp geschoten, maar die moesten natuurlijk hun geld wel terug hebben. Zo heeft een zekere Merrichge, weduwe van Claes Laurentsen Ontfangen, volgens resolutie van de Geërfdens van Vleui
|
|||||||||
Nabeschouwing
Wat is er nu ,,erger" geweest, de Franse bezetting van
1672 - 1673 of de Duitse overheersing van 1940 - 1945? Voor het platteland zonder enige twijfel de eerste. In de stad werd de discipline goed gehandhaafd, het platteland was letterlijk „niemandsland" waar iedereen zijn gang kon gaan. Het waren immers niet alleen de Fransen die er scher- mutselden en „fourageerden". Profiteurs en scharrelaars - de hyena's van de samenleving - teisterden evenzeer de berooide bevolking. Zij sleepten weg wat er nog restte en trachtten daar goede zaken mee te doen. We moeten de veerkracht respecteren van een bevolking
die dit allemaal onderging en er toch weer bovenop wist te komen. Rijksarchief Utrecht, S.C.J. Archief kapittel Oudmunster, inventaris-
nummers 604, 624 Geschiedkundige Atlas van Nederland, De oorlog van 1672, tekst en kaart van Dr A.A. Beekman, 1922
Gerlof Verwey, Geschiedenis van Nederland, 1986 Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 8, 1979 J. van Bemmel, Geplunderd en beroofd, Harmeien in 1672 en 1673, 1986 Geheym-schryver van Staat en Kerke der Vereenigde Nederlanden, 1760 Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, 1772 F.A.R.A. van Ittersum, De Lekdijk Benedendams en de IJsseldam, deel II, 1906
Nico Plomp, Woerden 600 jaar stad, 1972 Jac. de Bruyn, De Hervormde Gemeente De Meern, 1977 Archief Hervormde Gemeente Vleuten, inventarisnummer 1 S.J.C. Jessurun-ten Dam Ham, viaAiin ook Booth, Utrecht in 1672 en 1673, 1934
W. van de Pas, Tussen Vecht en Oude Rijn, 1952 Kastelenboek provincie Utrecht, 1966 J. Craandijk, Wandelingen door Nederland, 3de druk, 1888 Mr B. Costerus, Historisch Verhael, 1707, Univ. Bib. Utrecht inv. S qu 404a
Mr E. Booth, Dagelijksche Aanteekeningen enz. in 1672 en 1673, Bib. Gem. Arch. Utrecht inv. 85B - 464
Kronijk Historisch Genootschap Utrecht, 1868, Univ. Bib. Utrecht, inv. AB S. oct. 2271b
Mr Dr J. den Tex, Onder vreemde heren. De Republiek der Nederlanden 1672 - 1674, Inst. voor Geschiedenis RU Utrecht, inv. LB - GES A 13
-23
A.J. van der AA, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 1839 - 1851
|
|||||||||
86
|
||||||||||||
Reacties van lezers
|
||||||||||||
Naar aanleiding van het artikel „De nalatenschap van een
rijke boer" in het juninummer van ons tijdschrift, ontvingen wij een drietal reacties van lezers. De heer F.J. Scheepens uit Vleuten attendeerde op enkele
onjuistheden in het familie-overzicht op blz. 29, t.w.: Als moeder van Gerrit van Wijk wordt vermeld Judith Vreese- wijk. Dit moet zijn Judith Vreeswijk. Als echtgenote van Gerrit van Wijk wordt vermeld Marrigje van Rijn. Dit moet zijn Maria van Rijn, met wie hij op 19 januari 1801 in Jut- phaas trouwde. Marrigje of Mergje was een zuster van Maria, die op 16 november 1800 in Jutphaas trouwde met Adrianus van Wijk, een broer van Gerrit. Gerrit van Wijk had 11 kin- deren, waarvan er 7 in het overzicht vermeld zijn, omdat die bij het opmaken van zijn testament op 10 maart 1842 nog in leven waren. De 4 eerder overleden kinderen waren: Johan- nes, ged. 20-01-1802, die op 23-01-1823 in Odijk trouwde met Jacomijntje Dorrestein, Wilhelmina Maria, ged. 15-08-1803, Wilhelmina, geb. 28-06-1815, en Franciscus, geb. in 1817. De in het overzicht vermelde Jan moet zijn Johannes, ged. 31-08-1808, die op 28-04-1830 in Oudenrijn trouwde met Alida Velis, ged. op 10-06-1803 in Oudenrijn. Tenslotte moet de doopdatum van Margaretha 22-02-1811 zijn in plaats van 22-02-1800. De heer Mark Glissenaar uit Amsterdam schrijft dat hij mo-
gelijk een indicatie kan geven over de ligging van de Hooge Kamp onder Haarzuilens. Hij verwijst daarvoor naar een taxatie van de nalatenschap van Johan Philip van Stembor op 25-09-1709, waarin onder andere staat „alsmede twee mor- gen hoijlant, genaemt het HoogCampjen, gelegen achter 't ossenlant onder desen geregte (Themaat), gebruijckt wor- dende bij Jan Gijsen op Themaat". In die taxatie, die in totaal 22 morgen land betreft, worden ook vermeld „Twee campen weijlant, genaamt het ossenlant, gelegen onder desen geregte achter het huijs d'Haar, groot 8 morgen" en „Vier morgen weijlants, genaamt het ossenlant, gelegen mede achter 't huijs de Haar". Hij veronderstelt hij dat het Hoogcampjen deel uitmaakt van die 22 morgen land (of21i/2) zoals in andere akten vermeld), die achter „het huijs De Haar" hebben gele- gen, maar waarvan de preciese ligging hem niet bekend is. Als de heer Glissenaar nog een stapje verder gaat met zijn
veronderstelling moet hij ook concluderen dat het bewuste land in het gerecht Themaat lag, dus ten noordoosten van de (vroegere) Ockhuizerlaan en dus nog wel een flink stukje van het kasteel verwijderd. Dat klopt echter wel met de plaatsaanduiding van de heer
J.P.Jansen uit Haarzuilens, die ons een kaartje zond, waarop hij verschillende landerijen en boomgaarden met hun namen heeft aangegeven. Een deel van dit kaartje is hierbij afgedrukt. |
||||||||||||
Deel van de kadastrale minuutkaart van 1832 van de gemeente
Haarzuilens. Zwarte Ujn: de vroegere Ockhuizerlaan (grens tus- sen de gerechten Themaat en de Haar); Zwarte stippellijn: het later aangelegde deel van de Ockhuizerweg. 1: De Griendhoeve; 2: De Eik; 3: Het Veldhoen; 4: boomgaard ,J)e Hooge Kamp"; 5: boomgaard „De Pyramide"; 6: Boomgaard „De Jonge Reit"; 7: boomgaard ,4)e Reit"; 8: De Meulenluimp; 9: Kasteel De Haar. Dank aan de schrijvers voor hun waardevolle bijdragen.
J.W.Schoonderwoerd
|
||||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur: Gelegenheid voor contact met bestuur en werkgroep
genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met de
heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
||||||||||||
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meem
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over ar-
cheologie (o.a. Romeinse nederzetting), oude ge- reedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
||||||||||||
87
|
||||||||||||||||||||||||
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (I)
|
||||||||||||||||||||||||
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp
in de N.H. Kerk te Vleuten ligt volgens een grafsteen uit 1794 Wolfert Simon van Hoogenheim begraven, oud-kolonel
en oud-gouverneur van Berbice. Wie was deze man; hoe kwam hij in Vleuten terecht; waar ligt Berbice en waar komt de uitdrukking „naar de barbiesjes gaan" vandaan? Een in zijn tijd belangrijk man, die veel van de wereld gezien had en veel had meegemaakt, koos als laatste woonplaats het toenmaals lommerrijke Vleuten |
||||||||||||||||||||||||
„1794. April. Op den 2. dito 's morgens
ten 7 uuren alhier in de kerk begraaven en in stilte bijgezet den WelEdelgeboo- ren Heer Wolfert Simon van Hoogen- heim, oud-colonel van de Infanterie ten dienste der Vereenigde Nederlanden, en oud-gouverneur-generaal der Colonie de Berbice, overleden op de buitenplaats Alenvelt 28e Maart 1794, 't graf gelegen Regel 7, Nummer 12, is door Mevrouwe M.E. de Malaprade, Douariarière de Hoogenheim gekocht van den Heer Cor- nelis Hoogeveen als Kerkmeester van Vleuten. Komt de kerk voor haare ge- rechtigheid f /,-,-.". Wie was deze man en hoe kwam hij in
Vleuten terecht en waarom werd hij hier begraven? Was het omdat hij hier familie had of was hij gewoon bij vrienden? Of was het omdat Vleuten zo'n mooie plaats was om de oude dag door te brengen, zo- als blijkt uit een beschrijving van Vleu- ten uit 1793: „een Dorp gelegen in de Ambagtsheer-
lijkheid Vleuten ende Meeren, in het Nederkwartier des Stichts van Utrecht, een groot uur gaans ten Westen van de Stad Utrecht, en van merkelijk aanzien en fraaiheid, doordien de meeste Huizen geheel van steen zijn; iet ongemeens, in dien oord, ten platten Lande. Bij deeze inwendige fraaiheid koomt nog het uit- wendig bevallige deezes Dorps, door de lustige boomgaarten en beplantingen, en de vrugtbaare akkers en velden, van wel- ke het omringd wordt. Zo wel de Kerk als de Toren zijn zwaare Gebouwen, en draa- gen de kenmerken van hoogen ouder- dom. Van binnen pronkt de Kerk met eene menigte Wapenborden van adelijke Geslagten, welke hier hunne begraaf- plaatzen hebben. Zelf ontmoet men er eene Grafkapel van het Geslagt Van den Ham. De Hervormde Gemeente wordt door haaren eigen Leeraar bediend. Ook hebben er de Roomschgezinden, die er vrij talrijk zijn, eene Statie. Als eene bij- zonderheid, dit Dorp betreffende, wordt het Bier, welk hier gebrouwen wordt, bij de liefhebbers van dien drank, zeer geroemd.". Waar ligt Berbice
Maar voor we een antwoord trachten te
|
||||||||||||||||||||||||
name en telt op 4000 km2 thans ruim
60.000 bewoners. Oorspronkelijk was het een Nederlandse kolonie, die na 1781 herhaaldelijk door de Engelsen werd be- zet en in 1814 definitief aan de Engelsen werd afgestaan, samen met Demarary en Essequibo. Sedert 1831 vormen deze drie samen de kolonie Brits-Guyana. De hoofdstad heette vroeger ook Berbice, maar nu New Amsterdam met ruim 9000 inwoners (zie afb. 3 middenpagina). |
||||||||||||||||||||||||
Wolfert Simon van Hoogenheim
Kent u de uitdrukking „Iemand naar de
berbiesjes wensen"? Ik denk het niet. Tot voor kort kende ik deze uitdrukking ook niet, maar ik werd ermee geconfronteerd toen ik mij ging verdiepen in de persoon van Wolfert Simon van Hoogenheim, die op 28 maart 1794 in Vleuten overleed en daar op 2 april 1794 in de N.H. Kerk (zie afb. 1) werd begraven. |
||||||||||||||||||||||||
f'^si
|
||||||||||||||||||||||||
rWWSiPBWSSSL..
|
||||||||||||||||||||||||
A ^l-r/> \ JiKI'U'EN, nn/ f .l'tiii/.'i ,\' j'<,„tr l;<r>u,„\ f,> :.,,;,
|
||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 1
|
||||||||||||||||||||||||
Het is een typisch tropisch gebied en
erg ongezond. Het is er heet, met een ge- middelde temperatuur van 27°C en twee regentijden. Het was vroeger kennelijk geen pretje om naar dat gebied te worden uitgezonden en in de volksmond werd Berbice verbasterd tot „berrebiesjes"; zo ontstond de uitdrukking „iemand naar de berrebiesjes wensen", als men iemand iets heel ergs wilde toewensen. Dit alles wekte bij mij natuurlijk nog
meer belangstelling naar de persoon van Van Hoogenheim, die dus op 28 maart 1794 in Vleuten overleed en op de 2e april werd begraven, zoals blijkt uit het Register van begraafrechten N.H.-kerk Vleuten 1777-1829: |
||||||||||||||||||||||||
Wat is het geval. Tijdens de voorbe-
reidingen voor de openstelling van de Hervormde Kerk te Vleuten ter gelegen- heid van de Open Monumentendag 1993 werd aan de te vertonen dia-presentatie een dia toegevoegd van de in de kerk aanwezige grafsteen van genoemde Van Hoogenheim met als opschrift: ,,Den Weledelgeboren Heer Wolfert Simon van Hoogenheim, Oud-Collonel der Infante- rie Ten Dienste der Vereenigde Neder- landen en Oud-Gouverneur-Generaal der Colonie van Berbicie, overleeden den 28 maart Ao 1794" (zie afb. 2). Nu blijkt Berbice het oostelijkste der
drie afdelingen van Brits-Guyana (Zuid- Amerika) te zijn. Het grenst aan Suri- |
||||||||||||||||||||||||
88
|
|||||||||
die het Engelse admiraalsschip had ge-
ënterd, dit laten schieten, waardoor de slag onbeslist bleef. Bij de Vrede van Breda (1667) (zie
afb. 8*) stonden de Engelsen met het ver- overde gebied ook Suriname aan de Nederlanders af in ruil voor de Noord- amerikaanse kolonie Nieuw-Amsterdam, nu New York. (zie afb. 9*). Ook de Franse koloniën, in 1654 door de Engelsen ver- overd, werden door hen in 1664 ontruimd; deze werden in 1667 door ons veroverd, maar een jaar later weer afgestaan. Enige maanden na Crijnsens terugkeer in Zee- land werd daar bekend, dat een Engelse vloot Suriname heroverd had. Gecom- mitteerde Raden zonden Crijnsen er op- nieuw met een eskader heen. Hij kwam 25 april 1668 voor de Surinamerivier ten anker en drie dagen later gaven de Engel- sen de kolonie zonder verdere strijd over. „De Zeeuwen maakten vervolgens een
verdrag met de Ingezeetenen en Sui- kerplanters, aan de Rivieren van Suri- name en Kommawine, die den Eed aan de Staaten van Zeeland afleiden. De Goe- deren en Landerijen van de weigerigen, en van den Engelschen Bevelhebber, wierden tot buit, en de Soldaaten tot Krijgs- gevangenen gemaakt. Ook moesten de Ingezeetenen terstond honderd duizend ponden Suikers voor de Staaten van Zeeland opbrengen. De Zeeuwen lieten Van Romen tot Bevelhebber van Para- maribo, en eene Bezetting van honder- dentwintig Man, in de Sterkte, die toen den naam van Zeelandia kreeg. Zij zon- den den gemaakten Buit met een Fluit- schip na Zeeland. De Staaten van Zee- land bleeven eenigejaaren in 't bezit der overmeesterde Volkplanting; doch wier- den, in 't Jaar 1682, te raade, dezelve aan de Westindische Maatschappij, die toen pas van haare drukkende schulden ont- last was, voor eene somme van tweehon- derdenzestigduizend Guldens, over te doen. De Algemeene Staaten verleenden er, den drieëntwintig sten September des gemelden jaars, Oktroi op. De Westindi- sche Maatschappij, ziende, welke zwaare kosten er tot het in stand houden deezer Volkplanting vereischt zouden worden, eer men er eenige merkelijke voordeelen van kon trekken, besloot, in het volgende Jaar 1683, tweederden deelen van dezel- ve af te staan; van welken het eene door de Stad Amsterdam (zie afb. 10*), en het andere door Kornelis van Aarssens, Heer van Sommelsdijk, tot den zelfden prijs wierdt overgenomen; behoudende egter de Algemeene Staaten de Op- permagt over de Volkplanting. De Stad Amsterdam, de Westindische Maatschap- pij en de Erfgenamen van den Heere Van Som-melsdijk, maakten dus gezamenlijk het Genootschap of de Sociëteit van Suriname uit |
|||||||||
„Toen de Koning van Engeland, Karel
de II, in den Jaare 1666, last gegeeven hadt, om de Nederlanders, als derzelver Volksplantingen, in Amerika, te verdrij- ven, waren de Zeeuwen (zie afb. 6) voor anderen in de weer, om het uitvoeren van dit bevel den Engelschen te beletten. Zij rustten drie Oorlogschepen (drie fregat- ten) en vier kleinere Scheepjes uit, onder den Kapitein Abraham Krynszoon (Abra- ham Crijnsen), en staken, in den Winter des gemelden jaars, in Zee. (zie afb. 7) In Maart (om precies te zijn op 25 fe- bruari 1667) van 't volgende jaar, kwa- men zij aan de Rivier van Suriname (fort Willoughby), alwaar de Engelschen eene Volkplanting aangelegd hadden. De Zeeuwen lieten de Engelsche Vlag waai- en, en zeilden de Rivier op, tot onder de Sterkte der Engelschen. Doch alzo zij onkundig van de Seinen der Engelschen waren, deedt de Bevelhebber der Sterkte terstond op hen los branden. Zij gaven hem de volle laag wederom, stapten aan Land, en maakten zich welhaast meester van de Sterkte, die slegt voorzien was, en bij verdrag overging." Crijnsen legde een bezetting in het
fort, dat hij herdoopte in Zeelandia. Na Berbice en Essequibo te hebben aange- daan en versterkt, koerste Crijnsen naar Tabago, dat kort tevoren door de Fransen op de Engelsen was heroverd, maar daar- na door hen verlaten was; ook daar legde hij een Nederlandse bezetting. Vervol- gens begaf hij zich naar Martinique, een kolonie van onze Franse bondgenoot. Met behulp van een Frans eskader besloot Crijnsen nu een inmiddels aangekomen Engelse vloot aan te vallen. De ontmoe- ting had plaats bij de mond van de St James-rivier in Virginie. Door de Fran- sen in de steek gelaten moest Crijnsen, |
|||||||||
Afbeelding 2
vinden op de gestelde vragen, toch nog
iets meer over de geschiedenis van het zo ver van Vleuten afgelegen gebied Berbice. Dat gebied werd voor het eerst ont- dekt in 1499 door Alonzo de Hojeda, Spaans ontdekkingsreiziger (1466-1516), vergezeld door Amerigo Vespucci, Italiaans ontdekkingsreiziger (1451-1512). Het bin- nenland bleef nog lang onbekend. Men dacht, dat aan een gewaand Parimameer een paradijsachtig goudland gelegen was, wat aanleiding gaf tot ontdekkingsreizen van o.a. Walter Raleigh (1552-1618). Maar het waren de Hollanders, die er aan de kust het eerst volksplantingen hebben gesticht en wel in 1580 aan de rivier Pomoroen en in 1596 aan de Essequibo. Deze volksplantingen bloeiden vooral sedert de oprichting in 1621 van de West- Indische Compagnie (zie afb. 4) als ge- volg van de invoer van Negerslaven. In 1624 vestigden wij ons aan de Berbice, vanwaar wij het land tot aan de Corantijn onderzochten. Ook de Fransen stichtten er volksplantingen (1626-1635), evenals de Engelsen, die Paramaribo stichtten (zie afb. 5). Maar zij verlieten deze plaats alweer gauw wegens overlast van India- nen, het klimaat en de Fransen, die in 1640 ook daarheen hun heerschappij had- den uitgestrekt. In 1652 namen de Engel- sen Paramaribo echter weer in bezit en in 1662 werd de kolonie uitgebreid en naar de graaf van Surrey genoemd met de naam Surreyham (dus later verbasterd tot Suriname). Sinds 1657 bezaten wij in- tussen de oevers van de Pomoroen en Morocco, waar wij de steden Nieuw-Zee- land en Middelburg hadden gebouwd. In 1665 veroverden de Engelsen Essequibo en deden een aanval op Berbice. |
|||||||||
-*i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZC'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nnnmi imim
|
Ul""" ---------^
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gr U O O T B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No OKI)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D K
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o
|
v^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<^.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
^a^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<i:-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de
RiVir.R BiuR3iICB
e 11
& U 11 I N A M B
-meC ds ^an^r'e/zzemie- I^unxlerL aeleae/Zy
trt Ztml America oy de Kitsten, ran C arrbail e tusschen. de 4^,^ f^raaden £enoo7~dervde Zuice cqaaiiyctmïiX. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
' ^./ 'eoe& J^o r
|
'j^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-<?/ziraarzs
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mm:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mmnm:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l^niBDB
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uk:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^\y
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zz_
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
91
|
|||||||||||
leedt. De Bevelhebber Verboom, die
anders wel bij 't Krijgsvolk gezien was, wierdt met eenen Kogel in den Buik ge- troffen, waar aan hij naa negen dagen stierf. De Muiters maakten zich meester van de Sterkte en van twee Schepen, die op de rivier lagen. Zij waren van zints te vertrekken; wanneer zij van 't Volk van eenige Schepen, die in Kommewine la- gen, en van de Opgezeetenen der Volk- plantinge, die zedert in de Wapenen ge- brag waren, zo hevig wierden aange- vallen, dat zij zich, op genade en onge- nade, moesten overgeeven. Acht van de grootste Belhamels wierden met de dood gestraft, en daar op alles in rust gebragt. De Heer Francais van Aarssen, toen Heer van Chatillon, en Zoon van den omgebragten Landvoogd, was Luitenant ter Zee voor het Kollegie ter Admira- liteit, te Amsterdam, en verkreeg verlof om na Suriname te gaan tot het bijeen zamelen der verstrooide nalaatenschap zijns Vaders." In 1712 werd Berbice gebrandschat
door de Franse admiraal Casse (Jaques de Cassard). „In Oktober des Jaars 1712, kwamen
de Franschen, met zeven Oorlogschepen en vijfendertig kleiner Vaartuigen, onder 't bevel van Jaques de Cassard, de Rivier van Suriname opzeilen. Zij zetleden ters- tond een goed getal Soldaaten aan Land, die alles verwoestten wat hun voor- kwam. Paramaribo wierdt gebombar- deerd. Van het Kasteel Zeelandia en van eenige Koopvaardijschepen, die Geschut op hadden, gaf men dapper vuur op de Franschen." |
|||||||||||
De Heer Van Sommelsdijk trok zelf, in
September des Jaars 1683, na Suri- name, en aanvaarde de Landvoogdij over de Volkplanting. Hij stigtte er twee Sterkten, die hij van behoorlijke Bezet- ting en Oorlogsbehoeften voorzag. Niet lang naa zijne aankomst, vielen er ee- nige klagten over zijne bestiering. Men be- schuldigde hem, dat hij de Raaden van Justitie en Politie niet vroeg genoeg aan- gesteld, noch behoorlijk gekend hadt. Ook waren de Opgezeetenen hooger door hem bezwaard geworden, dan volgens het Oktroi geschieden mogt. Hij eischte, zeide men, twee en een half ten honderd van alle Goederen, zo dikwils als zij ver- handeld wierden, en volgens 't Oktroi mogt zulks alleen-lijk van de Goederen, die uitgevoerd wierden, gevorderd wor- den. {Voorts werden nog meer bezwaren genoemd, zoals het houden van een Pak- huis van allerlei Goederen, tot nadeel der Opgezetenen; er was een schip uit Ier- land met Ossen- en Varkensvleesch toe- gelaten, hij had twee Roomsche Geeste- lijken laten overkomen, hij begunstigde de ene boven de ander in het waarderen van suiker op de waag enz. enz.) Doch in het Jaar 1688 ontstond er eene gevaar- lijke muiterij onder 't Krijgsvolk, die den Landvoogd het leeven kostte. Bij gebrek van toevoer uit het Vaderland, was men genoodzaakt geweest, het dagelijks deel der Soldaten te verminderen. Dit hadt hen baloorig gemaakt, en de Wapenen doen opvatten. De Opperhoofden der Re- geeringe stonden hunner woede aller- eerst ten doel. De Landvoogd ontving, in deezen Oploop, zevenenveertig wonden, aan welke hij op staanden voet over- |
|||||||||||
Afb. 5 De koloniën in Amerika.
De belegering werd afgekocht voor de
somma van zevenhonderdvijftig duizend Guldens. In 1733 werden nieuwe afspra- ken gemaakt voor de versterking van het gebied en moest men binnen zeven jaar diverse vestingwerken voltooien. De rol van Van Hoogenheim
Het is in deze tijd (1760 tot 1764) dat
onze Wolfert Simon van Hoogenheim Gouverneur van Berbice is. Na het boven- staande gelezen te hebben is het duide- lijk, dat er niet gesproken kan worden van een rustig en aangenaam gebied en ook niet van een aangename taak. Van Hoogenheim kwam uit een militaire fa- milie. Zijn vader was luitenant en kapi- tein in diverse regimenten. Ook Wolfert Simon koos voor een militaire loopbaan. Hij werd geboren in Dendermonde, waar zijn vader in 1728 bij het regiment Van Savornin diende. Dit zal ook het geboor- tejaar van Wolfert Simon zijn. Na in 1747 vaandrig in het regiment van de ge- neraal-majoor Van Reede van Oudshoorn te zijn geworden en in 1760 luitenant in het regiment De la Rivière wordt hij in dat zelfde jaar Gouverneur van Berbice. Alvorens hij scheep gaat naar dat verre onbekende land treedt hij op 13 mei in Drie) in het huwelijk met Henriëtta Wilhelmina Otters, geb. Arnhem 1740, dochter van Mr Herman Hendrik Otters, burgemeester van Arnhem, schepen van de vrije heerlijkheid Het Loo, advocaat van het kwartier van Veluwe, en van Abigail Martha Tulleken. Als het jonge stel (hij is 32 en zij 20 jaar) in het najaar van 1760 in Berbice aankomen, blijkt Henriëtta in verwachting. In het kraam- bed omstreeks 25 december 1760 wordt een dochter doodgeboren en sterft ook Henriëtta, ver van huis in een onherberg- zaam gebied. Voor onze jonge Gouver- neur moet dit een zeer tragische gebeur- tenis zijn geweest. Het is dan ook pas in 1786 (hij is dan 58 jaar), dat hij opnieuw in het huwelijk treedt en wel met de 38- |
|||||||||||
Afb. 4. Pakhuizen van de West-Indische Compagnie te Amsterdam. Deze afbeelding, naar
een gravure van 1662, geeft ons een buitengewoon aardig stukje van Amsterdam in de 17de eeuw te zien. Uit Atlas van de Vaderlandse Geschiedenis. |
|||||||||||
92
|
||||||||||||||
daar egter weinige of geene verzending
in is. De Tabak is zo goed niet als de Vir- ginische: zij wordt alleen onder de In- boorlingen, Indiaanen en Zwarten, ge- sleeten; want alles rookt er, tot de Vrou- wen en Kinderen toe.". „De Surinaamsche Plantaadjen wor-
den door Afrikaansche Slaaven bewerkt. De Westindische Maatschappij heeft al- leen regt, om Slaaven in Suriname te brengen. Zij moet er, zo lang als haar Oktroi duurt, jaarlijks ten minsten twee- duizendvijfhonderd Slaaven leveren, en zo de Volkplanting verder uitgebreid wordt, een grooter getal, naar evenredig- heid der gemelde uitbreiding. De ge- schillen, over den Slaavenhandel vallen- de, worden door den Gouverneur en Raaden afgedaan.Doch de Westindische Maatschappij kan zich derzelver Vonnis- sen, op den Hoogen Raad in Holland beroepen. De Slaaven worden in 't open- baar aan de meestbiedenden bij Paaren tevens verkogt. Men onderscheidt se in Piece d'India, en Makkaroens of on- |
||||||||||||||
jarige Marie Elisabeth de Maleprade, dat
kinderloos blijft. |
sap, kleine gekonfyte Citroenen of Lim-
metjes, Gengber en andere kleinigheden. ,,De Suiker geldt er doorgaans van zes tot twaalf duiten het pond. Het Riet, daar de Suiker uit geperst wordt, is zes of ze- ven voeten hoog, en drie of vier duimen dik. Het wordt om 't Jaar gesneeden, en het sap wordt er, door middel van eenen Molen, uitgeperst (zie afb. 11*). Men kookt het, tot op eene matige dikte, in kooperen Ketels, en doet het vervolgens in vierkante Kuipen, die boven wijd zijn, en naa onderen allengskens naauwer worden. Onder aan deeze Kuipen is een gat, zo groot als een Stuiver; dat men toehoudt, tot dat de Suiker koud gewor- den en gestold is. Dan opent men het zelve, om er de Siroop te laaten doorlo- pen. De Suiker blijft nog eenigen tijd in de Kuip, en als men ze er uit schept, wordt ze in Vaten gedaan en alzo verzonden. Van de Siroop wordt zekere sterke drank gestookt. Drum geheeten, die merkelijk sterker dan Brandewijn is, en veel rui de Engelse Volkplantingen vervoerd wordt". „De Koffy heeft men, zedert eenige
jaaren, eerst in Suriname beginnen te |
|||||||||||||
Afb. 6 Zegel der Staten van Zeeland.
Maar in 1760 ging het leven voor
onze Gouverneur toch gewoon door en moest hij zijn taak volbrengen. „De Gouverneur, die te gelijk Kolonel
over het Krijgsvolk is, heeft het opper- gebied over de Volkplanting, zo wel in Regeerings- als in Krijgszaken, in han- den. Hij wordt door de Sociëteit ver- kooren; doch die verkiezing moet bij de Algemeene Staaten worden goedge- keurd. In gewigtige zaaken, is hij gehou- den den Raad van Politie bijeen te roe- pen, in welken hij altijd voorzit, zo wel als in den Raad van Justitie. De openval- lende Ampten worden door den Gouver- neur bij voorraad begeven, tot dat er van wegen de Direkteurs, ander bevel koo-me. De Gouverneur draagt zorg voor de beveiliging der Volkplanting, en geeft deswegen de nodige beveelen; doch wanneer dezelve tegen vijandelijke aan- vallen beschermd moet worden, verga- dert hij den grooten Krijgsraad, die uit den Bevelhebben alle de Kapiteinen en zo veel Leden van den politiken Raad, als er Krijgofficieren in den Krijgsraad zijn, bestaat. De Gouverneur zit voor in deeze Raadsvergadering, en stelt er voor, 't geene hij, tot verzekering der Volk- planting, nodig oordeelt. Eindelijk is de Gouverneur, volgens zijne Instructie, ook gehouden den Hervormden Godsdienst te beschermen en voort te planten. De Gou- verneur heeft eenen Geheimschrijver, die door de Direkteurs betaald wordt. Het onderhoud van alle Bedienden wordt, uit de Belastingen, op de Ingezeetenen gelegd, gevonden. De Direkteurs bekos- tigen alleenlijk het Gouvernement, en voor een gedeelte de soldij van het Krijgs- volk en het onderhoud van de bezetting.". ,,De Waaren, die men na Suriname
zendt, zijn de zelfde welke men gewoon is na andere Plaatzen in de Westindien tevoeren. De voortbrengzels des Lands, welke men herwaarts brengt, zijn Suiker, Koffy, Kakao, Katoen, Hout tot Schrijn- werk, en Verwstoffen; nog eenig Limoen- |
||||||||||||||
Afbeelding 7
planten. Zij koomt er zo wel voort, dat
men er groote partijen herwaards van overgezonden heeft: dat niet vermin- deren, maar veel eer toenemen zal, on- aangezien verscheiden in- en uitlandsche Maatschappijen, door het rijkelijk aan- brengen van Koffy, die Koopmanschap op eenen zeer laagen prijs gebragt heb- ben. De Volkplanting Suriname is zo nabij gelegen, en de Koffy kan aldaar met zo geringe kosten aangekweekt worden, dat de Sociëteit meent in staat te zijn, om dezelve altoos beter koop dan andere Maatschappijen herwaards te kunnen brengen. Suriname leevert ook Tabak, en eenige andere Gewassen uit, |
||||||||||||||
leeverbare Slaaven. De leeverbare Slaa-
ven gelden er doorgaans omtrent twee- hondervijfentwintig Guldens het Stuk. Doch wij hebben te vooren reeds aan- getekend, dat men, zedert eenigen tijd, de Prijzen de Slaaven, op Suriname, merkelijk gedrukt heeft, (zie afb. 12* en 13*). Hoewel er onder deeze Slaaven enigen gedoopt zijn, hebben de meesten nogtans genoegzaam geene begrippen van Godsdienst. Zij gelooven de Zielver- huizing, en hebben hoop van, naa hun- nen dood, wederom in hun Vaderland te zullen koomen.". (wordt vervolgd)
* Voor afb. 8 t/m 13, zie 2e deel. |
||||||||||||||
93
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee kastelen
met hetzelfde grondplan Een nieuw concept van de bouwgeschiedenis van de ridderhofstad Den Ham te Vleuten
door Dr. G.J. van Andel en
Mr. Drs. W.J.M, van Andel |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de westkant van Vleuten bevindt zich de Hamtoren op een eilandje in een gracht. Deze zeven verdiepingen
tellende donjon is het overblijfsel van een waterkasteel, de ridderhofstad Den Ham (afb. 1). De oudste bekende leenoorkonde dateert van 1325. Hierin wordt door graaf Willem III van Holland aan Vrederic uten hamme in leen ge- geven ziin steenhuys ende zeven morghen lands daer dat stienhuys op staet i). Wij weten niet hoe het huis er toen uitzag en welke omvang het had. Evenmin weten wij wanneer de verschillende onderdelen van het kasteel gebouwd zijn. Op dit laatste aspect zal in dit artikel nader worden ingegaan. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ridderhofstad Den Ham
Tot de oudste afbeeldingen behoren twee
tekeningen van omstreeks 1650. De meest artistieke is van Roelant Roghman, die in de jaren 1646-1649 een hele serie teke- ningen van adellijke huizen in Holland en Utrecht heeft vervaardigd. Maar voor ons doel is de andere van een onbekende tekenaar het meest bruikbaar (afb. 2). Deze tekening leert ons dat het kasteel
bestaat uit een hoofdgebouw, met aan de zuidkant de spitse bekroningen van het arkeltorentje en het trappenhuis. Aan de oostzijde is een kleine donjon aanwezig, bestaande uit een kelder en drie verdie- pingen, gedekt door een tentdak. Nog juist is de grote westdonjon te zien. Het dak ontbreekt, maar wel is een rest van de schoorsteen aanwezig. Een afbeelding van Specht uit 1698 (afb. 3) toont het ook thans nog op de toren aanwezige dak uit de tweede helft van de 17e eeuw. In de jaren tachtig van de 18e eeuw
heeft een ingrijpende verandering van het dak plaatsgevonden (Van Andel 1993, afb. 2 en 7). Verder is de ridderhofstad in grote lijnen intact gebleven tot 1871. Het kasteel is toen grotendeels afgebroken; al- leen de zeven verdiepingen tellende gro- te westdonjon, de huidige Hamtoren, be- staat nog, evenals een gedeelte van de kel- derverdieping ter hoogte van het maaiveld. Door de architect S.A.van Lunteren zijn
van november 1870 tot maart 1871 bouw- kundige doorsneden en gevelaanzichten vervaardigd voordat het kasteel werd af- gebroken; voorwaar een uitzonderlijk ge- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lukkige bijkomstigheid. Afbeelding 4
toont de doorsnede van de eerste verdie- ping die voor het kasteel de belangrijkste was, getuige de grote gotische schouw en de vensterbanken in de ridderzaal (R). Rechtsonder is de grote westdonjon (W) te zien met uitwendige afmetingen van 10,40 bij 9,20 m. De muren zijn 1,60 tot 1,30 m dik. Linksonder is de oost- donjon (O) aanwezig met uitwendige af- metingen van 8,60 bij 7,70 meter. Aan de zuidzijde is rechts de grote ridderzaal (R) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met gotische schouw en links de z.g.
kemenade (K; ontstaan uit het Latijnse camera caminata = „verwarmd vertrek") zichtbaar. Op de scheiding van beide ruimten is aan de zuidgevel de uitbouw van de traptoren gesitueerd. Het gehele gebouw heeft dikke bui-
tenmuren, uitgezonderd de schildmuur aan de noordzijde tussen de twee don- jons: de dikte hiervan is slechts 60 cm. De schildmuur is ca 1 m minder hoog dan de daklijst van de kleine oostdonjon. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.«^i»- .pMKK>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Hamtoren, de overgebleven westeiyice donjon van ridderhof- stad Den Ham. Gezien vanuit
liet zuidoosten. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
94
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slot Loevestein
Wij kennen nog een kasteel met hetzelf-
de bouwkundige patroon als de ridder- hofstad Den Ham. Dat is het fraaie slot Loevestein (afb. 5), gelegen in de Bomme- lerwaard, waar Maas en Waal te zamen spoelt en Gorkum rijst van ver (H. Tol- lens, 1780-1856). Afbeelding 6 toont een doorsnede van
Loevestein en het is opvallend dat het grondpatroon grote verwantschap heeft met dat van Den Ham. Ook hier twee don- jons, die bij Loevestein vrijwel aan el- kaar gelijk zijn. Het hoofdgebouw is ge- spiegeld ten opzichte van Den Ham, maar toont dezelfde indeling, met een traptoren op dezelfde plaats. De schild- muur, die de binnenplaats afsluit, en het grote poortgebouw zijn latere toevoegin- gen. Ook bij Loevestein is de schildmuur dunner dan de overige muren, t.w. 1,00 m. Deze muur is betrekkelijk laag en, an- ders dan bij den Ham, is de binnenplaats niet overdekt. De afmetingen van Loevestein zijn
duidelijk groter dan die van Den Ham. Alleen de hoogte van de westdonjon van |
Den Ham overtreft de hoogte van Loe-
vestein. In tabel 1 worden de belangrijk- ste maten van beide kastelen vergelij- kenderwijs weergegeven. Typologie
Janssen (1990) heeft een indeling ge-
maakt van de (middeleeuwse) burchten en kastelen in een aantal groepen. Eén van deze groepen wordt onderverdeeld in drie subgroepen: 1 tower-houses („woontorens");
2 hall-keeps („woontorenblokken");
3 composite tower-hall castles („samen-
gestelde toren-hoofdgebouw kastelen"). Wij volgen de gegevens van Janssen in grote lijnen. Subgroep 2) laten wij buiten beschouwing. Woontorens waren eenvoudige don-
jons om in veiligheid te kunnen wonen. Vaak stond de toren op een eiland, omge- ven door een gracht. Het grondplan was vierkant of matig rechthoekig. De muren waren één tot twee meter dik. Zij ont- stonden vooral in de periode tussen 1275 tot 1325. Een homogene groep kleine woontorens is te vinden in het ontginnings- |
gebied ten noordoosten van de Kromme
Rijn. Het gaat hier om donjons met een zijde van maximaal 10 meter en een hoogte van 13 tot 16 meter. Een over- welfde kelder en drie verdiepingen wa- ren gebruikelijk. Oorspronkelijk hadden deze torens kantelen. De meest uitgebreide variant van sub-
groep 3) wordt gevormd door kastelen bestaande uit donjon(s), een hoofdgebouw, een (kleine) binnenplaats, een poort en een traptoren. Aan laatstgenoemde om- schrijving voldoen zowel Loevestein als Den Ham. Bouwhistorie van Loevestein
Over het algemeen zijn er nauwelijks ge-
schreven bronnen aanwezig over de ont- staansgeschiedenis van versterkte huizen als bovenbedoeld. Brekelmans (1987) veronderstelt dat
de Waaltoren (afb. 6: W) omstreeks 1361 als alleenstaande donjon is gebouwd en dat de uitbreiding tot de huidige omvang (uitgezonderd de schildmuur en poortge- bouw) in 1368 is voltooid. Er kan dan eigenlijk worden gesproken van een one design-gehouv/ (Janssen, 1990) en niet van toevoegingen aan een oorspronkelijke donjon. Van Reijen (1976) stelt, dat het waarschijnlijk eerst in de bedoeling heeft gelegen een simpele woontoren te bou- wen. Toen de fundamenten twee meter waren opgetrokken is men blijkbaar van plan veranderd en is het gehele slot gebouwd. Hardenberg (1934) poneert dat het slot tussen 1357 en 1368 is gebouwd, dus in feite ook als „one design". De Vereniging Werkgroep Loevesteyn
is echter een andere mening toegedaan. De Waaltoren toont alle kenmerken van een in oorsprong losstaande donjon: eigen, pas laat ontdekte muurtrappen, vuur- plaatsen, en enige afwijkingen ten opzichte van het hoofdgebouw en de Maastoren (afb. 6: M). Schildmuur en poortgebouw zouden een eeuw later aan Loevestein zijn toegevoegd; daardoor werd de open binnenplaats afgesloten (Stamkot 1986). Bouwhistorie van Den Ham
Wij moeten goed beseffen dat boven-
staande gedachten grotendeels gebaseerd zijn op waarschijnlijkheden en afgeleide veronderstellingen. Dit geldt uiteraard ook voor de nu volgende beschouwing over de bouwhistorie van Den Ham. Van Gulick (1960) geeft hierover de
meest gedetailleerde hypothese weer. Wij citeren: „Op een eilandje (...) werd in de late 13e eeuw de nog bestaande stenen toren of donjon gebouwd, zij het minder hoog dan thans, mogelijk als opvolger van een (houten?) voorganger. Niet lang daarna werd ca. 8 m ten zuid- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1. Enkele maten (in meters) van onderdelen van de kastelen Loevestein en Den
Ham. Bron: tekeningen 1:100 door de Rijksgebouwendienst, 1966 (Loevestein); teke- ningen 1:100 door S.A. van Lunteren, 1871 (Den Ham). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
95
|
|||||||||||
De gelijkenis tussen Loevestein en
Den Ham Hoewel Loevestein en Den Ham zijn on-
der te brengen in de bovenvermelde sub- groep 3), zijn de variatiemogelijkheden binnen deze subgroep zo groot dat men zich kan afvragen of de sterke gelijkenis van het grondpatroon van beide kastelen behoort tot een in die tijd bekend en va- ker toegepast bouwpatroon. Wij betwij- felen dat: ons is geen ander kasteel bekend met een grondplan dat op één van de onder- havige kastelen üjkt. Is het dan toeval dat deze kastelen qua
opzet zo op elkaar lijken? Ons inziens niet. Veeleer geloven wij dat de kasteel- heer van Den Ham en de kastelein van Loevestein contact met elkaar gehad hebben. Wij hebben daar ook aanwijzin- gen voor. Wij schrijven anno Domini 1400, het
jaar waarin Frederik III Utenham trouwt met Machteld van Brakel. Frederik Uten- ham had na de dood van zijn vader Pieter in 1392 Den Ham in leen ontvangen. Aan hem werd op St. Andriesavond van dat jaar door hertog Albrecht van Beieren, de graaf van Holland, uitstel van huldfe verleend tot sinen jaren gecomen is ende zelf mundrig (mondig) wort dat is tot sinte jans misse te midsomer naestco- mende over eenjaar (d.w.z. in 1394) 2). De familie van Brakel (het dorp Bra-
kel ligt evenals Loevestein in de huidige Bommelerwaard) had bezittingen in het huidige Land van Altena. Dit blijkt uit een charter van 24 augustus 1400 waarin de huwelijksbemiddelaars van Machteld van Brakel en Frederik Utenham verkla- ren dat de bruid uit de nalatenschap van |
|||||||||||
Teliening ca. 1650 door onbeliende. (Rijksarcliief
|
|||||||||||
2. Huis Ten Ham, gezien vanuit het zuidoosten.
Utreclit, top. atlas, L 1119.13) oosten hiervan een tweede niet minder
zware vierkante toren gebouwd, zoals ook de Beverweerd te Werkhoven te zien geeft. Tussen beide massale en indruk- wekkende militaire bouwwerken werd een poortgebouw opgetrokken. (...) Haaks op dit complex kwam tegen de donjon een korte woon vleugel. De poortdoor- gang voerde naar een door een weermuur afgesloten rechthoekige binnenplaats. (...) In de loop van de 16e en het begin van de 17e eeuw, toen de kastelen hun mili- taire waarde begonnen te verliezen, werd Den Ham voor betere bewoning aan- gepast aan de eisen des tijds. De poort- vleugel kreeg boven de doorgang twee woonverdiepingen, afgedekt door een tegen de donjon aansluitend schilddak. De haakse vleugel werd gesloopt of ver- bouwd tot een lange langsvleugel, die de gehele binnenplaats in beslag nam". In een hoofdstuk over woontorens
merkt Van Reijen (1976) op dat de toren van Den Ham op de regel van drie ver- diepingen een uitzondering maakt, om- dat deze toren zeven verdiepingen heeft. „Nu staat alleen nog de oorspronkelijke woontoren overeind en worden in de aanbouw nog de fundamenten gevonden van de tweede toren". Schellart en De Vries wijden in hun po-
pulaire boekje een hoofdstuk aan de Ham- toren, als zijnde een woontoren. „In later jaren heeft er een woonvleugel bijgestaan, maar die is grotendeels verdwenen. En ddarvoor stond de toren er helemaal al- leen, een echte woontoren (...) zoals er aan het einde van de 12e eeuw tot de 15e eeuw toe, in het zuiden van het Sticht veel meer werden gebouwd voor de kleine adel". Ook Bardet (1975) meent dat de toren
welke thans nog over is, waarschijnlijk wel de oorsprong van het kasteel is ge- weest. Renaud (1953) kwalificeert Den |
|||||||||||
Ham eveneens als een woontoren: „In-
tussen, de woontoren in zijn eenvoudig- ste vorm blijft voortleven. Soms, bij- voorbeeld in het geval van Den Ham (...) leidt de behoefte aan meer woonruimte tot het optrekken van aanbouwen, die evenwel de toren zijn dominerende plaats in het samenstel niet ontnemen". De conclusie van deze auteurs is der-
halve dat de thans nog aanwezige donjon, bekend als de Hamtoren, het oorspron- kelijke gebouw is geweest; van hieruit zou de uitbreiding tot een kasteel hebben plaats- gevonden. Renaud, Van Reijen en Schel- lart en De Vries typeren deze toren nader als „woontoren". Opvallend is, dat geen van bovengenoemde auteurs zijn nïening onderbouwt met argumenten. |
|||||||||||
A'r <- ■i'ft.h rJftf
|
|||||||||||
3. 't Huys Den Ham, gezien vanuit het oosten. Kopergravure van I. van Vianen, uitgegeven door C.
Specht in 1698. |
|||||||||||
96
|
||||||||||||||
geweest is onzeker. In bovengenoemde
charter van 24 augustus 1400 echter komt als erfportie voor Machteld van Brakel voor „de helft van zeker geldbedrag dat de graaf van Oostervant schuldig is". Het is niet onmogelijk dat Frederik
Utenham, van riddermatige geboorte, als ongehuwde leenman van de graaf van Holland aan deze expeditie deelgenomen heeft en dat hij toen de familie van Bra- kel heeft leren kennen. Wij hopen met bovenstaande gege-
vens duidelijk te hebben gemaakt dat het zeer waarschijnlijk is dat de jeugdige Fre- derik Utenham ter plaatse van het land van Altena en de Bommelerwaard bekend was. Wij hebben geen aanwijzingen dat de bouwheer van Loevestein bekend was met de bouwkundige activiteiten in het Sticht. Woontorens in het Sticht
In de Romeinse tijd bestond het Utrechtse
rivierenstelsel uit Kromme Rijn, Oude Rijn en Vecht, maar ook de Lek was reeds ontstaan en nam in toenemende mate de afvloed van het Rijnwater voor haar rekening. Rond het jaar 1000 was de Rijn ten westen van Utrecht grotendeels verzand. In 1122 werd de Kromme Rijn door een dam bij Wijk bij Duurstede af- gesloten. Inmiddels hadden er wel in het westen
en zuiden van Utrecht vele eeuwen lang uitgebreide overstromingen plaatsgevon- den. Grove sedimentering (zand, grint) deed de oeverwallen langs de rivieren ontstaan, terwijl de fijne sedimenten (klei) neersloegen in de kommen tussen de ri- vieren. De hoger gelegen oeverwallen waren bewoonbaar; de kommen waren onbegaanbare moerassen. |
||||||||||||||
j \ ctWt L:\-vcnc Wtt.'iCtcp'tivc
|
||||||||||||||
4. Doorsnede van de eerste verdieping van de ridderhofstad Den Ham, geteltend door de arcliitect
S.A. van Lunteren in 1871 (particulier bezit). W: westdonjon (de Iiuidige Hamtoren); O: oost- doi^jon: R: ridderzaal; K: kemenade; C: binnenplaats. |
||||||||||||||
haar ouders onder andere het volgende
rechtens toekomt: drie morgen land te Woudrichem, vijf en halve morgen land te Ryswyc, acht morgen land in het ge- recht van Wtwijc, zestien morgen land gelegen in het gerecht van Almkerc, ge- heten de Kranhoeve 3). De stad Woudri- chem en de dorpen Rijswijk, Uitwijk en Almkerk zijn ook thans plaatsen in het Land van Altena, dat grenst aan de Bom- melerwaard. Op 20 maart daaraan voorafgaande zijn
bruid en bruidegom ten overstaan van Ghisebrecht van Ryede en Jan die Smit Willemszn., schepenen te Woudrichem, huwelijkse voorwaarden overeengekomen 4). Het is dus vrijwel zeker dat Frederik Utenham bekend was met het gebied waar- in ook Loevestein gelegen is. Hardenberg (1934) vermeldt dat Loe-
vestein slechts een kort bestaan heeft ge- leid als adellijke burcht. Al in de jaren tachtig van de 14e eeuw kwam het slot aan de graven van Holland die het een krijgskundige bestemming gaven. De eerste en vrijwel enige keer dat
Loevestein een rol van betekenis speelde als vesting was in 1397 toen het slot in de strijd tussen de graaf van Holland, hertog Albrecht van Beieren, en diens |
weerspannige rentmeester Bruijsten van
Herwijnen, werd belegerd door graaf Willem van Oostervant, zoon van hertog Albrecht (Vermeulen 1932, Beelaerts van Blokland 1912). Wat de rol van Godschalk van Brakel, de vader van Machteld, is |
|||||||||||||
5. Het slot Loevestein.
|
||||||||||||||
97
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze uitgestrekte, ontoegankelijke ge-
bieden waren eigendom van de bisschop van Utrecht en meer westelijk ook van de graaf van Holland. Zij gaven na het jaar 1000 grote stukken land uit aan groepen kolonisten die tegen een geringe vergoeding (cope) het vrijwel onbeperkte gebruiksrecht kregen (Berendsen en Beu- kenkamp 1983). De werkwijze was als volgt. Vanaf een
ontginningsbasis, b.v. een oeverwal of een gegraven wetering, werd een stelsel van evenwijdige sloten gegraven op een onder- linge afstand van 115 m en een lengte van 1250 m. Het hierdoor omsloten land was ongeveer 16 morgen d.w.z. één hoeve groot; hiervan kon een boerengezin leven. Zo nodig werd dan weer een wetering ge- graven. De weteringen waterden af op de Kromme Rijn, Oude Rijn, Vecht, Hol- landse IJssel en Vlist. Zo is het typische Utrechts-Hollandse veen-weidelandschap ontstaan, dat tot op de huidige dag het kaartbeeld bepaalt. In de 13e eeuw zijn in het ontginnings-
gebied kleine robuuste donjons gebouwd, zoals hierboven onder „typologie" sub 1 aangegeven. Wij menen dat dit type woon- torens niet alleen in het Kromme Rijn- gebied is gebouwd, maar ook in het aan- grenzende ontginningsgebied ten westen van Utrecht. De ridderhofstad Vleuten (afb. 7) is qua vorm en grootte niet anders dan bovenbedoelde woontorens. De huidige Hamtoren verschilt hier-
van totaal met een hoogte die voor een woontoren zeer ongebruikelijk is. De oost- donjon echter past qua vorm en afmetin- gen wel in het rijtje Utrechtse woon- torens. Dit moge blijken uit tabel 2. Ook afbeelding 8 is in dit verband suggestief. Wij zijn het grondplan van het kasteel
Den Ham dan ook met andere ogen gaan |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS VERDIEPING
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S 9 lOdM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Doorsnede van de eerste verdieping van slot Loevestein, getekend in opdracht van de Rijksgebou-
wendienst in 1966. W: Waaltoren; M: Maastoren; R: ridderzaal; K: kemenade; C: binnenplaats. (Algemeen Rijksarchief, Den Haag) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezien. Het lijkt niet logisch om eerst
een ongewoon hoge „woon"toren te bou- wen, en bij de uitbreiding een kleine donjon te ontwerpen die qua diepte niet aansluit op het hoofdgebouw. Wij zijn van mening dat de oostdonjon, die thuis- hoort in de reeks van woontorens in het gebied van de Rijn, het eerst is gebouwd. Bij de uitbreiding van de sterkte is na 1400 vermoedelijk door Frederik m Uten- ham, echtgenoot van Machteld van Bra- kel en heer van Den Ham van 1392-1420, als symbool van welstand en macht een |
hoge toren en een hoofdgebouw verwe-
zenlijkt; hierbij diende het grondplan van Loevestein tot voorbeeld. Omdat vanwe- ge de hoogte de basis van de west-donjon groter moest worden dan die van de be- staande kleinere oostdonjon moest tussen het hoofdgebouw en deze oost-donjon een „vulstuk" worden aangebracht, dat op alle afbeeldingen van de oostkant van Den Ham enigszins gekunsteld en aproportioneel aandoet. Evenals bij Loevestein moet de lichtere schildmuur tussen de donjons veel later aangebracht zijn. Wij zijn er voorstander van om middel-
eeuwse verdedigbare torens „donjon" te noemen en voorzichtig te zijn met de term „woontoren". Deze laatste vertegenwoor- digt een bepaald type, zoals omschreven door Janssen (1990). Slot
De bouwhistorie van Den Ham zal zeker
voor een deel wel in nevelen gehuld blij- ven. Dat neemt niet weg dat er nog veel onderzoek verricht kan worden. Dat geldt met name voor de muren met de moeten van het afgebroken kasteel, met waarschijn- lijk veel bouwhistorische gegevens (zie afb. 1). Door enerzijds een verband te leg- gen tussen Den Ham en Loevestein en an- derzijds Den Ham te plaatsen te midden van andere woontorens die rond 1300 in het Sticht van Utrecht zijn gebouwd hopen wij een aanzet te hebben gegeven tot nader onderzoek naar de vroegste geschiedenis van Den Ham. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2. Hoofdmaten van vijf donjons in het gebied van de Langbroekerwetering in ver-
gelijking tot de oostdonjon van Den Ham. De hoogten zijn gemeten (in meters) tot aan de dakUJst c.q. de weergang. Bron: E.A. Canneman, Kastelen aan de Langbroe-kerwetering (Alphen a/d Rijn 1989); tekeningen 1:100 van S.A. van Lunteren, 1871 (voor Den Ham). De baksteenformaten zijn ontleend aan F.W. van Gulick, Neder-landse kastelen en land- huizen (Den Haag 1960). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
98
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M. Brekelmans, Slot Loevestein (Zutphen 1987).
N. BuUinga, „De Lunenburg, woontoren in het Krom-
me Rijngebied" in: Castellogica 3 (1993) 7-10. E.A. Canneman, Kastelen aan de Langbroekerwete-
ring (Alphen aJd Rijn 1989). H.L. de Groot, Terugblik op Traiectum. Een archeo-
logische schets (Utrecht 1993). RW. van Gulick, Nederlandse kastelen en landhui-
zen (Den Haag 1960). H. Hardenberg, „De stichting van het Slot Loeve-
stein" in: Gelre 37 (1934) 186-212. H.L. Janssen, ,,The archaeology of the medieval
castle in the Netherlands. Results and prospects for future research"in: J.C. Besteman e.a. (eds.), Medieval Archaeology in the Netherlands (As- sen-Maastricht 1990). M. Laman, „Historisch-ruimtelijke ontwikkeling
van de gemeente Vleuten-de Meern" in: Maand- blad Oud-Utrecht 66 (1993) 61-66. P.E. van Reijen, Middeleeuwse kastelen in Neder-
land {Haai\em 1976). J.G.N. Renaud, „De middeleeuwse woontoren in
Nederland" in: Orgaan van de Bond Heemschut 30(1953)49-54. A.I.J.M. Schellart en T. de Vries, Kastelen vertellen
hun verhalen (Amsterdam, z.j.). B. Stamkot, Kijkgids Loevestein (Utrecht 1990).
F.A.J. Vermeulen, De monumenten van geschiedenis
en kunst in de provincie Gelderland, onderdeel van het eerste stuk. De monumenten in de Bomme- ler- en de Tielerwaard ('s-Gravenhage 1932). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. De ridderhofstad Vleuten. Kopergravure door H. Spilman naar een tekening van J. de Beijer uit 1744.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dankbetuiging
Met dank aan de heer C. Alberts, slot-
beheerder van Loevestein, voor zijn hulp bij het verzamelen van de gegevens van Loevestein, en de heer Plomp van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag voor het beschikbaar stellen van privé-gegevens. Bronnen
1. Algemeen Rijksarchief, Den Haag. Register 1316
tot 1337, E.L. 11 Cas C', folio 16v. 2. Rijksarchief Utrecht. Verzameling handschriften,
oude signaturen, nr 72, folio 67. 3. Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag. Re-
gestenlijst van het huisarchief Den Ham, regest nr 10. 4. Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag. Re-
gestenlijst van het huisarchief Den Ham, regest nr 8. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
G.J. van Andel en W.J.M, van Andel, „De restaura-
tie van de Hamtoren in 1942" in: Tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten, de Meern, Haarzuilens 13(1993)5-9. J.D.M. Bardet, Kastelenboek provincie Utrecht
(Bussum 1975). W.A. Beelaerts van Blokland, „Een Geldersch edel-
man in Hollandschen dienst en het beleg van Lxje- venstein in 1397" in: Gelre 15 (1912) 513-524. H.J.A. Berendsen en P.C. Beukenkamp, Eenfysisch-
geografische excursie in de omgeving van Utrecht Berichten van de Vakgroep fysische geografie van de Rijksuniversiteit Utrecht 15 (Utrecht 1983). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I lTTiJtü I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^(^^fb^rCn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ftm.'rljm
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|U|U II
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Q
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I f I I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I 11 I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weerdesteyn Den Ham
(oost-donjon)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hindersteyn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijnesteyn
|
Lunenburg
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waienburg
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Vijf woontorens langs de Langbroekerwetering naar een reconstructie door Canneman (1989). Alleen de Lunenburg heeft ook thans kantelen. De
oostdonjon van Den Ham is door de auteurs op dezelfde schaal toegevoegd (afgeleid van de tekeningen van SA. van Lunteren, 1871). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
99
|
|||||||||||||||
Museumpraet (4)
|
|||||||||||||||
Behalve in huis werd de stoof nog op veel andere plaatsen
gebruikt. Zo kwam men in Amsterdam op het idee om de agent die het verkeer moest regelen op een warme stoof te zetten. Al snel ontstond hierover een liedje: Diender, o dien- der, regel het verkeer. De Amsterdamse smeris krijgt geen kouwe jatten meer. Diender, o diender, wat ik je beloof. Je hebt een heel mooi baantje op een warme stoof. |
|||||||||||||||
Na een rondleiding door ons museum „Het Kabinet", is het
altijd prettig om nog even in onze stijlkamer te zitten en wat te mijmeren over de tijd van vroeger. We zitten rond het fornuis en zetten de tijd zo'n zestig jaar terug. Daar zitten, na gedane arbeid, de vrouw des huizes met haar
man. De vrouw was vandaag druk met boenen en poetsen en ook veel werk buiten. De man was de hele dag druk op 't land en mesten en melken. Beiden moesten het hoofd koel houden, maar vooral de voeten warm. Met een paar goede klompen, gevuld met wat stro, lukt dat overdag wel goed. Groter wordt het probleem als men 's avonds in de kamer zit.
Er is geen centrale verwarming en de uitstraling van 't fornuis is minimaal. Vooral de vloer, bedekt met plavuizen, is erg koud. De man steekt een pijp op en legt z'n voeten op de rand van 't fornuis of zelfs half in de oven. De vrouw is druk bezig met het breien van wollen sokken. Om haar voeten warm te houden brengt de houten stoof uitkomst. |
|||||||||||||||
In ons museum is ook nog een mooi, gaaf exemplaar van een
rijtuigenstoof te zien, met aan de onderkant een uitstekende koperen plaat. Want ging men eens een dag uit of 's zondags naar de kerk dan bleven de voeten warm. Verder kon men overal een warme stoof huren, bijv. in de herberg en vooral in de kerk. Hier had men de hulp van de stovenzetsters, meestal de vrouw en kinderen van de koster. Overal waar men kwam was er die speciale lucht van een gloeiende turf of briket. Later zijn de stoven door warm water of elektrische stoven ver- vangen. De oude houten stoven werden alleen nog gebruikt als voetensteun, als zitplaats voor de kleine kinderen en niet te vergeten op de oranjefeesten. Voor de kinderen was er dan een wedstrijd in vlaggetjes steken in de meestal vijf gaten van de stoof. Waren 's avonds in de huiskamer de kooltjes vuur in de stoven
uitgedoofd en moest men toch met koude voeten naar bed, dan waren er weer andere oplossingen. Maar dat is (weer) een ander verhaal. Eén ding kan ik hierover vertellen; de hond of kat ging mee de bedstee in. Dat gaf ook wat warmte en zoals sommige mensen nu nog
beweren goed tegen reumatiek. Kom ook eens gezellig praten en koffiedrinken in onze stijl-
kamer ! Tot ziens ! |
|||||||||||||||
Deze stoven zijn er in allerlei vormen en uitvoeringen. Som-
mige zijn fraai versierd met houtsnijwerk. In de houten stoof plaatst men een aardewerk vuurtest. Daarin komt een kooltje vuur. Dit is meestal een gloeiende turf of een „briket". Deze bestaat uit samengeperst kolengruis, vermengd met wat teer voor de stevigheid. Deze worden vooraf in 't fornuis of de kachel gelegd en als ze goed gloeiend zijn er met een spe- ciale tang uit gehaald. In de woonwijken van de grote steden kon men de gloeiende
briketten kopen in een zogenaamde water- en vuurwinkel waar men ook terecht kon voor een emmer warm water. |
|||||||||||||||
Behalve in huis werd de stoof nog op veel andere plaatsen
gebruikt. Zo kwam men in Amsterdam op het idee om de agent die het verkeer moest regelen op een warme stoof te |
|||||||||||||||
Theo van den Berg
|
|||||||||||||||
100
|
||||||||||||||
OPA (3)
|
||||||||||||||
Wat kan een dag op school toch verve-
lend zijn. Vandaag was dat ook weer zo. 't Was smerig benauwd weer en we had- den rekenles. Nou, als ik ergens een hekel aan heb
dan is het wel aan rekenen. Nederlandse taal vind ik leuk en door te lezen leer je tenminste wat. Eerlijk gezegd ben ik niet zo goed in rekenen. Kijk, ik weet wel dat vijftig en vijftig
honderd is. En dat blijft ook zo. Je kan honderd dan weer door twee delen, dan is het weer vijftig, dat weer vermenig- vuldigd met twee en het is weer honderd. Bah, wat saai! Vanmiddag zat ik weer te tobben. We
moesten optellen, delen, enzovoorts. Met een hete kop zat ik daar; moest ik nu eerst optellen, vermenigvuldigen of delen ? Tot de meester zei: „Ik heb voor jou een ezelsbruggetje". Ik werd kwaad en ver- drietig. Ben ik dan echt een ezel ? „Denk altijd maar: Mijnheer Van Dalen Wacht Op Antwoord", zei de meester. Nou, hij kan wel wachten tot hij een ons weegt, ik weet het niet. Gelukkig is deze schooldag weer voorbij
en sta ik op de Meernbrug in het water van de Rijn te staren. Jonge, wat is het warm, ik zou zo wel in 't water willen springen, maar ik besluit maar wat in het lange gras in de schaduw te gaan liggen. Al heel snel ben ik daar in slaap ge-
vallen. Ik had zelfs een mooie droom. In die droom hoorde ik opa roepen, hij stond weer op de hoek van de Meemdijk. Nou, dat was lang geleden want hij is al weer ruim 10 jaar dood. Ik liep naar hem toe. Opa beet op z'n pruim, spuwde een
keer op straat en zei: „Kerel, wat ben jij groot geworden". Ja, ik kwam al met m'n hoofd tot z'n schouder. Heel trots spuwde ik ook maar een keer op straat. Ik kreeg een standje van opa, hij zei: „dat is niet netjes". |
||||||||||||||
Ik had net alles verteld over de rekenles-
sen en dat mijnheer Van Dalen nog op antwoord zat te wachten, toen er plotse- ling een heel arrogant persoon op de fiets aankwam. „Kijk" zei opa, „dat is mijnheer Van
Dalen". Ik kroop van angst achter opa's rug. Mijnheer Van Dalen keek met een blik vol minachting op ons neer. Opa spuwde z'n pruim vlak voor Van Dalen's voorwiel. „Dat is een heel uitgerekende kerel", zei hij. „Hij kijkt op iedereen neer, dat noemt
men machtsverheffen". Hij barst van 't geld en probeert dat steeds te vermenig- vuldigen zonder ooit iets met iemand te delen. Zoveel geld kan ik met wortel- trekken (opa werkte bij een tuinder) niet verdienen. |
Die Van Dalen zit steeds op te tellen wat
hij van de belasting af kan trekken. Viel hij maar van z'n fiets dan was hij uit- geteld. Wat kan opa toch mooi met de taal
spelen. „Jongen" zei hij, maak je over dat rekenen maar geen zorgen". Met deze geruststelling schrok ik wak-
ker, 't Was tijd om te gaan eten. Na 't eten hoorde ik m'n moeder aan de buurvrouw vragen of ze al uitgerekend was. „Nou" zei ze, „ik loop op alle dag". Nederlandse taal is toch ook moeilijk want
dat begreep ik niet. Nou ja, ik moet nog
3 of 4 jaar naar school dan ben ik ook
uitgerekend.
Of zal dat altijd een droom blijven ?
|
|||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||
De Meem, zomer 1939
Theo van den Berg |
||||||||||||||