Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
14e jaargang nr. 1, maart 1994 ©1994 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten Tel. 03407-72112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407-71263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30,- per jaar,
bij verzending per post f. 12,50 extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,- voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, H.J. Kolker en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie nhisbralie voorpagina: Gezicht cp de N.H. Ketk
te Vleuten, waarin Wolfert Simon van Hoo- genheim begraven ligt. Tekening: N. Wicart mistreeks 1780 (cdl. museum Flehite ifteiersfoort). Druk: Niek van Kooten De Meern
|
|||||||||||||||||||
Dan heb ik nog een verzoek. Het blijkt
dat het geschiedenisboek een succes is. Inmiddels hebben twee andere uitgevers contact met ons gezocht met het verzoek bijzondere fotoboeken over onze ge- meente samen te stellen met foto's over de afgelopen 100 jaar. Wij zijn thans druk doende om de daarvoor benodig- de honderden foto's bijeen te zoeken. In de eerste plaats zullen deze uit ons eigen archief komen. Maar vele daarvan zijn reeds eerder gepubliceerd. Om de boeken uniek te maken zouden wij graag over nog meer materiaal beschikken en doen daarom een beroep op u om inte- ressante foto's van personen (ook groeps- foto's van verenigingsaktiviteiten en schoolklassen) en/of bijzondere gebeur- tenissen (bijeenkomsten, jubilea, feesten) uit uw oude fotoboeken of -dozen ter beschikking te stellen. U hoeft de foto's niet definitief af te staan, want desge- wenst laten wij er voor ons graag een reproduktie van maken. Alstublieft, kijk eens in uw oude fotoalbums (ook in die van uw ouders of eventueel grootouders) of in uw oude familiepapieren. U zou er ons en vele inwoners een dienst mee be- wijzen om interessant materiaal ter be- schikking te stellen. Als u iets heeft, belt u mij dan (tel. 72112). Tenslotte memoreer ik hier nog, dat het
bestuur besloten heeft tot instelling van een tweejaarlijkse „historische prijs" voor diegenen, die zich intensief en gedurende lange tijd hebben ingezet voor het behoud van ons historisch erfgoed en voor de aan- dacht voor het plaatselijk verleden. Deze prijs is vernoemd naar mijn voorganger en zal ,,Dr. D.W. Gravendeelprijs" heten, vanwege zijn indrukwekkende inzet voor deze zaak. De prijs zal komend najaar voor het eerst worden uitgereikt. De voor- waarden zullen in ons volgende nummer worden vermeld. |
|||||||||||||||||||
Onder de verenigingsberichten vindt u
enkele zaken vermeld over activiteiten van de vereniging, zoals de presentatie van het boek over de geschiedenis en de historische bebouwing van onze ge- meente. In dit blad treft u ook een jaar- verslag over 1993 aan. Daarnaast in dit nummer natuurlijk enkele interessante artikelen, direct of zijdelings verband houdende met het verleden van de ge- meente Vleuten-De Meern. Om deze en andere activiteiten te blij-
ven initiëren en inhoud te geven hebben wij als vereniging grote behoefte aan ac- tieve medewerkers, want teveel werk komt op dit moment neer op de schou- ders van steeds dezelfde mensen. Graag zouden wij zien, dat meer leden zich ac- tief inzetten om de doelstellingen van onze vereniging te realiseren. Die grote- re inzet zou kunnen leiden tot meer nieu- we activiteiten. De werkgroepen voor genealogie en documentatie zijn redelijk bezet, maar die voor archeologie en voor het onderhoud en de inrichting van ons Kabinet vergen meer medewerkers om tot meer prestaties kunnen komen in het belang van de vereniging. Een andere categorie medewerkers
zijn de auteurs voor dit tijdschrift. Tot op heden zijn wij erin geslaagd voldoende schrijvers te vinden om voor ons allen in- teressante geschiedkundige studies op schrift te stellen. Maar zo langzamerhand zijn de medewerkers van het „eerste uur" op het punt gekomen, dat zij menen, dat anderen het voortouw moeten overne- men. De redactie heeft niet zoveel kopij meer „op de plank" liggen en luidt als het ware de noodklok: auteurs gezocht. Want het is een feit dat er nog veel inte- ressant materiaal voorhanden is, waar- mee goede artikelen zijn samen te stel- len. Maar wie maakt daar gebruik van. Met andere woorden, ik roep adspirant- schrijvers op om in overleg met de re- dactie of de secretaris artikelen voor ons blad te schrijven. |
|||||||||||||||||||
J.F.K.Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||||||||||
n dit nummer
|
|||||||||||||||||||
pag.
1
2
3
4
7
8
9
15
21
22
|
|||||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||||
Verenigingsberichten
Jaarverslag
|
RUKSUNIVERSITElf
UTRFCHT
|
||||||||||||||||||
Oude perceelsnamen
Dansen op de doodskist
Wie wat bewaart, die geeft wat
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (II)
Eene wandeltocht vanuit de grijze Bisschopsstad
Een kijk van nu......op 'n kiek van toen
Naam
|
|||||||||||||||||||
Uitnodiging
voor de algemene ledenvergadering
|
||||||||||||||||
Verenigingsberichten
Geschiedenisboek Vleuten-De Meern
Het prachtige boek „Vleuten-De Meern, geschiedenis en his-
torische bebouwing" van de auteur Otto J.Wttewaall is ver- schenen. Op 24 februari werden de eerste exemplaren van het boek, dat het 12e is in de reeks van het Monumenten Inventa- risatie Project van de provincie Utrecht, door gedeputeerde Kok aan de burgemeester en aan onze voorzitter aangeboden. De 200 leden, die het boek al bestelden, hebben dit daarna thuisbezorgd gekregen. Het boek is bij de boekhandel ver- krijgbaar voor f 34.50. Uitsluitend voor de leden is het voor f 29,50 bij de vereniging te koop in ons documentatie- centrum Dorpsstraat 1 in Vleuten (gedurende de openings- tijden) en bij de secretaris, Meerndijk 62 in De Meern. Wacht met uw aankoop niet tot het uitverkocht is! Inventarisatie grafmonumenten
Sinds enkele maanden is een kleine werkgroep bezig met het
inventariseren van grafmonumenten op de begraafplaatsen in onze gemeente. Deze inventarisatie geschiedt in het kader van een landelijk project. Door tijdgebrek vordert dit werk slechts langzaam. Wie wil hierbij helpen? Meldt u aan bij de heer A.J.van Zoeren, Stationsstraat 34 Vleuten, tel. 71263. Fotoboel< Vleuten-De Meern
|
||||||||||||||||
Bij deze nodigen wij de leden uit voor de algemene verga-
dering van de vereniging, welke gehouden zal worden op woensdag 27 april 1994 in Het Kabinet, Zandweg 147B in De Meem. Aanvang 20.00 uur. |
||||||||||||||||
Agenda
1. Opening.
2. Jaarverslag over 1993.
3. Rekening over 1993:
a. Verslag van de controlecomissie;
b. Goedkeuring rekening en balans.
4. Benoeming nieuwe controlecommissie.
5. Vaststelling begroting voor 1995 en contributie voor 1995
(ongewijzigd). 6. Benoeming bestuursleden.
7. Rondvraag en sluiting.
|
||||||||||||||||
Het bestuur,
J.F.K.Kits Nieuwenkamp, voorzitter
J.W.Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting
Agendapunten 2, 3 en 5: De hier bedoelde stukken liggen ge-
durende een week voor de vergadering ten huize van de secretaris, Meerndijk 62, op donderdag 21 april van 19.30 - 22.00 uur en op dinsdag 26 april van 14.00 - 17.00 uur in de Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, alsmede een uur voor het begin van de vergadering in de vergaderzaal voor de leden ter inzage. Agendapunt 6: Volgens het rooster van aftreden zijn dit jaar
de heren T.van den Berg, H.E.J.van Essen en E.RGraafstal aan de beurt om af te treden. Allen zijn herkiesbaar en wor- den door het bestuur kandidaat gesteld. Voor de nog be- staande vakature wordt door het bestuur de heer T.RJ.van Dijk te Vleuten kandidaat gesteld. Door tenminste tien leden kunnen ook kandidaten worden voorgedragen. Deze voor- dracht dient uiterlijk drie dagen voor de vergadering bij het bestuur (de secretaris) te worden ingediend. |
||||||||||||||||
Door Van Geijt Productions te Hulst wordt in samenwerking
met onze vereniging in september van dit jaar een boekwerk met oude foto's en ansichtkaarten van Vleuten, De Meern en Haarzuilens uitgegeven. In mei zult u daarover een huis-aan- huis circulaire ontvangen. Wij maken u erop attent dat aan onze leden de gelegenheid zal worden gegeven op dit boek in te tekenen voor een gereduceerde prijs. U zult daarover een aan de leden gerichte mededeling ontvangen. Koninginnedag
Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag op zater-
dag 30 april houden wij zoals gebruikelijk weer een open dag in ons documentatiecentrum in de Broederschapshuisjes in Vleuten. U kunt daar kennis nemen van ons bezit aan foto's, dia's en documenten. U bent er welkom van 10.00 -17.00 uur. Contributiebetaling
Enkele leden hebben hun contributie voor dit jaar nog niet
betaald. Wij verzoeken deze leden vriendelijk doch dringend de hen toegezonden acceptgiro nog deze week aan hun bank ter betaling te zenden. Niet vergeten! |
||||||||||||||||
Openingstijden van ons documentatiecentrum:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1 Vleuten:
Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur: Gelegenheid voor contact met bestuur en werkgroep ge-
nealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van biblio- theek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
||||||||||||||||
Na afloop dit deel van de vergadering (om circa 20.45
uur) zal door de heer Otto J.Wttewaall, auteur van het boek over de geschiedenis van de gemeente, een lezing met dia's worden verzorgd over de totstandkoming van het boek in het algemeen en speciaal over de daarin beschreven monumenten, met name over de ontwik- keling van de boerderijen en hun bijgebouwen. Aangezien een belangrijk deel van de historische be- bouwing in onze gemeente bestaat uit boerderijen, is het interessant om deze eens nader te belichten. U bent hierbij van harte welkom! |
||||||||||||||||
pJaarverslag 1993
iHierbij geven wij u een verkorte versie van het jaarverslag
|van de vereniging. I Het ledental is iets gestegen. Op 1 januari 1993 bedroeg het
|852. Er werden 51 nieuwe leden ingeschreven en 46 leden afge- I schreven, zodat het ledental per 1 januari 1994 857 bedroeg. I Op 26 maart en 20 april werden algemene ledenvergade- I ringen gehouden. In de vergadering van 20 april werd beslo- Iten tot wijziging van de statuten. De gewijzigde statuten wer- Iden op 24 mei in een notariële akte vastgelegd. Er werden dit Ijaar 10 bestuursvergaderingen gehouden. In de verdeling van de I bestuursfuncties kwam dit jaar geen wijziging. I De vereniging was in het afgelopen jaar vertegenwoordigd in |de gemeentelijke monumentencommissie, het Comité Open ] Monumentendag en de Stichting Stichtse Historische Reeks. I Verder was het bestuur vertegenwoordigd op bijeenkomsten \ van de Stichting Stichtse Geschiedenis, de Stichting Histo- i risch Boerderij-onderzoek en de provinciale werkgroep kada- ; strale atlas. Elke donderdagavond werd in de Broederschapshuisjes in
Vleuten en elke Ie maandagavond in het Kabinet in De Meem gelegenheid gegeven voor contacten van leden en andere belangstellenden met het bestuur. De donderdagavonden werden steeds drukker, de belangstelling op de maandag- avonden bleef gering. Vanwege het steeds intensiever gebruik van de Broeder-
schapshuisjes als werkruimte werd de inrichting daarvan enigzins veranderd. Er werden 2 nieuwe vitrines aangebracht en 2 boekenkasten en een archiefkast aangeschaft. Van de heer A.F. Verder kregen wij een etalagepop en een vitrine cadeau voor de expositie van het ambtscostuum van de vroegere burgemeester Verder. Van de heer A.M.Sprong kre- gen wij een staande vitrine met 4 legplaten voor exposities. Van Dirk van Dijk Smederij- en constructiebedrijf en van BV
Auto EVAM mochten wij dit jaar weer een royale bijdrage ontvangen in de kosten van exploitatie van de Broeder- schapshuisjes. Voor het nodige onderhoudswerk aan het Kabinet konden dit jaar geen vrijwilligers gevonden worden. Het allernoodzakelijkste werk ter opheffing van enkele lekkages werd door bestuursleden uitgevoerd. Gedurende het gehele jaar werd door een achttal mede-
werkers op twee middagen en een avond gewerkt aan het ordenen, registreren en toegankelijk maken van onze docu- mentatieverzamelingen. Tezamen werd daaraan ongeveer 50 uur per week besteed. De registratie van het foto-, dia- en negatie venarchief kwam tegen het einde van het jaar gereed. Deze verzameling omvat thans circa 2000 foto's, 1600 dia's en 5000 negatieven. De bibliotheek werd - hoofdzakelijk door schenkingen - met een 70-tal boekwerken uitgebreid, waardoor het aantal boekwerken aan het eind van het jaar ruim 950 bedroeg. In juni werden microfiches aangekocht van de doop-,
trouw- en begraafregisters van de kerken van Vleuten en De Meern over de periode 1671-1811. In september werd be- gonnen met het inbrengen van de doop- en trouwregistraties van de RK kerk van Vleuten in ons computerbestand. Voor het lezen van deze fiches kregen wij van de Rabobanken in De Meern en in Vleuten elk een leesapparaat cadeau. Evenals vorig jaar werd door de heer J.H.van der Poel uit
Maarssenbroek weer een belangrijke bijdrage geleverd aan onze documentatieverzameling met kopieën en transcripties van documenten uit verschillende archieven. De „Collectie van der Poel" omvat thans bijna 1300 documenten. Gezien de groter wordende belangstelling voor ons docu-
mentatiecentrum werd dit vanaf 1 juli ook op de dins- dagmiddagen voor bezoekers opengesteld. |
||||||
Voor het maken van fotowerk voor de vereniging werden
twee nieuwe medewerkers gevonden onder de leden van de Fotoclub „De Broederschap". Voor een viertal groepen belangstellenden werden dit jaar
lezingen met dia's verzorgd over de historie van onze ge- meente. Op koninginnedag werd in de Broederschapshuisjes de gebruikelijke open dag gehouden, met dit keer een ten- toonstelling van oude foto's en ansichtkaarten, waarvoor velen belangstelling toonden. Bij gelegenheid van de Brade- rie in Vleuten werd er een tentoonstelling ingericht met foto's en documenten van Broederschap en Broederschapshuisjes. Op de Meernse markt was de vereniging aanwezig met
een kraam, waarin foto's en de maquette van het kasteel Nyvelt te zien waren en dia's vertoond werden. In samenwerking met onze vereniging werd van 6-20 juni
in de boerderij Rijksstraatweg 44, het geboortehuis van de Meernse kunstenaar Adriaan van der Weijden, een expositie ingericht van diens werken. Een boekje over de kunstenaar en diens werk, samengesteld door de heer J.H.P.Heesters, en een dia-presentatie, verzorgd door de heer A.J.van Weer- denburg, droegen er toe bij dat deze expositie een groot succes werd. Op 15 december werd in het verenigingsgebouw in De
Meem voor de nieuwe bewoners van de wijk 't Weer een dia- presentatie gegeven over historische bezienswaardigheden in de gemeente. Ook dit jaar konden weer 4 nummers van ons tijdschrift
gerealiseerd worden, met in totaal 100 pagina's tekst. Er werden 23 artikelen geplaatst van 11 verschillende auteurs. Bij voortduring werd getracht nieuwe auteurs te vinden om de continuïteit te waarborgen. Deze pogingen hadden echter maar een zeer beperkt resultaat en zullen voortgezet moeten worden. Twee bezorgers stopten dit jaar met hun werk, doch er werden 5 nieuwe medewerkers gevonden. Er werden dit jaar 30 verzamelbanden verkocht. In november werd een nieuwe voorraad banden aangekocht. Door een aantal schenkingen werd onze verzameling histori-
sche voorwerpen weer groter. De belangstelling daarvoor bleef echter minimaal. Om dit te verbeteren zal de aantrekkelijkheid van het Kabinet vergroot moeten worden. Door gebrek aan medewerkers kon dit streven nog niet gerealiseerd worden. Aan het door onze vereniging in samenwerking met de
Stichting Publicaties Oud-Utrecht uit te geven boek over de geschiedenis en de historische bebouwing van onze gemeente werd het gehele jaar nog gewerkt door de auteur en de redac- tiecommissie. Aan het eind van het jaar was het gereed voor de drukker. In maart werd een werkgroepje gevormd om mee te wer-
ken aan het landelijk project tot het inventariseren van graf- monumenten op de begraafplaatsen in de gemeente. Begin juni werd door de provincie het weglichaam van de
Meerndijk doorgraven ten behoeve van de aanleg van een veetunnel. Van deze gelegenheid werd door de ROB gebruik gemaakt om onderzoek te doen naar de vroegere waterloop langs deze dijk. In het weekend van 12/13 juni was deze doorgraving voor het publiek te bezichtigen, waarvoor veel belangstelling bestond. Door een aantal bestuursleden werd medewerking verleend bij het rondleiden van de belang- stellenden. Aan het eind van het jaar werd door het bestuur besloten
tot het instellen van een historische prijs, genaamd „Dr. D.W Gravendeelprijs", met als doel het bevorderen van de zorg voor het historisch erfgoed in de gemeente en van de aan- dacht voor het plaatselijk verleden. Tenslotte wil het bestuur een woord van dank uitspreken
aan allen die zich dit jaar op enigerlei wijze voor de vereni- ging ingezet hebben. |
||||||
Oude perceelsnamen
|
||||||||||
door Dr D. W. Gravendeel
|
||||||||||
In het onderstaande artikel passeren weer enkele oude perceelsnamen de revue. Sommige namen werden in het
verleden al vervangen door andere en vervolgens vergeten. Andere breidden zich uit over een groter gebied en een enkele werd verbasterd tot een bijna onherkenbare vorm. Aan de orde komen: Keijserskamp, de Grote en de Kleine Paddenaar, de Langewei (het Weiland of het Weilandsparkje), Jan Aertsen Boomgaard en de Erfpacht. |
||||||||||
Het materiaal
I Op 19 juni 1662 transporteerde Jan Adriaensz. van Mont-
foort aan Willem Dircksz. van Bijlevelt, brouwer te Vleuten, seeckere 1 mergen lants, mitten boomgaert, beplantinge ende betelinge daer op staende, van outs genaemt Keijserskamp, opstreckende van 't gemeene Kerckpadt tot aen de Padde- naer, daer de Kerck van Vleuten boven oostwaerts ende Hen- riek van Eemskerck beneden westwaerts naest gelant sijn. (= land bezitten). Met „boven" werd bedoeld „bovenstrooms" en met „beneden" dus „benedenstrooms", wat in onze con- treien gewoonlijk gelijk te stellen is met respectievelijk „oost" en „west". Het „gemeene Kerckpadt" was een voetpad voor algemeen gebruik, dat even ten noorden van het latere huis Alenvelt van oost naar west liep. Het maakte ten zuiden van de Keyserskamp een knik in noordwestelijke richting en liep vervolgens tussen „de Vinkenbuurt" en de grond van de her- berg „De Zwaan" langs het kerkhof naar de kerk. II Willem Jansz., weduwnaar van Neeltje Cornelisse, wo-
nende op Themaet, transporteerde op 12 december 1664 aan Jan Hendricksz. Deurgoet en diens schoonzoon Willem Dircksz. van Bijlevelt 3 mergen soo bouwlant als boomgaert. Het bouwland werd in het westen begrensd door voornoemde Jan Hendricksz. met z'n boomgaard, in het noorden door seecker lant genaemt het Wijnlant en de Heer Jacob Voorburgh (de toenmalige eigenaar van het landgoed Hinderstein, het latere Alenvelt) en in het zuiden door de Heerenwech (de Vleutense weg). Het boomgaard- je was streckende van den Heerenwech tot in de Weteringe. De weduwe en erfgenamen van wijlen Isbrant van Raves- waeij, in sijn leven Heere van den Heggen, hadden er een hypotheek op van f. 2.200,-. Willem maakte het bouwland ook tot boomgaard. Willem van Bijlevelt was getrouwd met Fijgje Deurgoet.
Hun dochter Catharina, getrouwd met Gerard Ketel, erfde het bovengenoemde goed. In 1725 kwamen de kinderen er achter dat zich bij de erfenis verscheijde Leengoederen hadden bevonden. Zo had Catharina onder andere verkre- gen de Leenweere van een Hojfsteede met een acker lands, geleegen op Knijffkensdorp, thins- en tientvrij. Hiermee was haar vader op 1 juni 1667 beleend door de toenmalige Heer van Den Ham. Men haastte zich om het verzuim goed te maken en op 6 oktober 1725 werd Catharina na alsnog verleid met de genoemde leenweer. Na haar overlijden, ging het leen over op haar zoon Gosewinus Ketel, die op 23 augustus 1738 het gehele goed verkocht aan zijn oom Hendrik van Bijlevelt: zekere huijsinge en drie morgen een hond boomgaard, gelegen onder den Geregte van Vleuten op Knijgensdorp. Hendrik werd met het leengoed op 28 september van hetzelfde jaar beleend. De op verschillende manieren geschreven naam Knijff-
|
||||||||||
kensdorp slaat op een tiendplichtig gebied, begrensd door
de Thematerweg, het Leywerk (het water tussen de Tol en Den Engh), de Vleutense Wetering en de Schoolstraat. Onder een hond werd verstaan 100 vierkante roeden of een zesde morgen. Men was vroeger niet zo precies met de opgaven van oppervlakten. Termen als soo groot ende cleijn of een luttel min of meer kwamen in de koopcontrac- ten geregeld voor. Toch klopt het totaal aardig met de la- ter door het kadaster in de ons zo vertrouwde maten opge- geven oppervlakte. Het waren niet alleen de oppervlakten, waarmee men
het niet zo nauw nam, ook bij de opsomming van de belen- dende eigenaren hield men een slag om de arm, bijvoor- beeld Henrick van Eemskerck off daer (= aan wie) hij 't recht gelaten heeft of Jan Jansz. van Montfoort haere erff- genamen ofte haer recht hebbende. III Op 27 april 1676 transporteerden deken en kapittel van
Oudmunster aan Willem Dircksz. van Bijlevelt sekere 2 margen weijlant behoorende aen de Kercke van Vleuten, genaemt het Wijnlant, gemeen in 3 margen, waervan 1 margen toebehoort Frederick Wttenham, streckende van den Boomgaerd van den voornoemden Willem Dircksz. van Bijlevelt tot aen het Paddenaertje, daer de Heer Jacob Voorburgh oostwaerts ende seigneur Wijckersloot westwaerts naest gelant sijn. In een andere akte wordt het perceel de Kerckweijde genoemd. IV Het volgende transport vond plaats op 25 november
1679. Toen droeg de Heer Stephanus van Wijckersloot, wonende op Themaet, aan Willem Dirksz. van Bijlevelt over seecker campgen weijland, groot 1 margen, strecken- de van de boomgaard van Van Bijlevelt 9suijtwaerts) tot het bouwland van de verkoper (noordwaerts). Oostwaarts lag het land van Van Bijlevelt, westwaarts het lant compe- terende de Heere Van der Aa, Heer van Zuijlevelt. V De ontvanger der gebeneficieerde goederen (de kerkelijke
goederen waren bij de Reformatie onteigend) transporteerde op 7 november 1681 aan Willem Dircksz. van Bijlevelt sekere omtrent 1 margen Lands, daer aen de zuijdsijde het Capittel van Oudmunster, aen de westsijde de Heer Van der Aa, aan de oost- ende noortsijde Jan Jansz. van Montfoort naest gelegen sijn, genaemt de Paddenaer. VI Tenslotte hebben we nog een pachtcontract dat in deze
serie past. Op 21 april 1694 verhuurde Fredrick Utenham aan Willem Dircksz. van Bijlevelt onder andere 1 mergen, gelegen bij 't dorp tot Vleuten en gemeender voor in 3 mergen, genaempt het Weijlandt. In het archief van Den Ham komt deze pachtovereenkomst ook voor. Het perceel wordt daar Weilandsparkje genoemd. |
||||||||||
Overzicht B
Toen Alyda Odilia van Rietveld, de weduwe van Willem
Hendrik van Bijlevelt, op 2 november 1801 was overle- den, werd van haar boedel op 4 juli 1802 een inventaris opgemaakt. Daarop kwamen weer voor: a) 3 Mergen weijland, genaamd de Langeweij en een
kampje daar achter gelegen, genaamd den Kleijne Padde- naar, groot 1 mergen, dus te samen 4 mergen. Strekkende voor van den boomgaard tot achter aan het bouwland, daar oostwaarts het land van de Hofstede Alenvelt en westwaarts het nabeschreve land naast gelegen is. b) 3 Mergen boomgaard, genaamd Jan Aertsen boom-
gaard en Groote Paddenaar, strekkende voor van een hooi (hooi, hoel, huele, huel, heul is duiker of brug) aan het Zandpad tot achter aan het bouwland, daar west- waarts den Heer Van ter Aa en oostwaarts de Langeweij naast gelegen is. c) 3 Mergen 1 hont boomgaard genaamd den Erfpacht,
met nog een Huijsje, berg en schuur en uijterdijk, strek- kende een gedeelte uijt de Vleutensche Wetering en Dijk tot aan de Langeweijde en den Boomgaard Alenvelt, daar thans westwaarts Gijsbert Verhoef naast gelegen is, zijnde de Huijsinge en 1 hond land leenroerig aan den Huize den Ham. |
||||||||||||||
Overzicht A
Een mooie gelegenheid om een overzicht te krijgen van de
verschillende percelen, doet zich voor bij het bestuderen van het op 29 maart 1765 eigenhandig geschreven testa- ment van Johannes van Bijlevelt en (diens) vrouw Ida Eijcken. Zij bedachten daarbij hun kinderen met enige legaten. Zoon Willem Hendrik waren onder andere toegedacht: |
||||||||||||||
a) 3 Mergen weijland, genaamd de Langeweij en een
campje weijland daaragter, genaamt de Kleijne Padde- naar, groot 1 mergen, dus te samen 4 mergen, strekkende voor van de Boomgaard genaamd den Erfpagt, tot agter aan het bouland, daar oostwaarts het land van de Hof- steede Alenvelt en westwaarts het nabeschreve land ge- legen is. Dit geheel komt overeen met de in de voorgaande op-
somming genummerde percelen III (het Wijnland) en VI (het Weilandsparkje). De benamingen Langeweij en Weilandsparkje duiden in
dezelfde richting (het gebruik van de grond) en ik meen dan ook de naam Wijnland als een verbastering te mogen beschouwen. Hoe Van Bijlevelt in het bezit is gekomen van de 1 mor-gen
van het Wijnlant (zie III), toebehorende aan Fredrick Utenham, kan ik uit de mij ter beschikking staande gege- vens niet aantonen. |
||||||||||||||
De bovengenoemde goederen werden toebedeeld aan zoon
Paulus Martinus, die onder meer ook de Heere Huizinge Aleveld kreeg. Zij komen ook weer voor op de memorie van successie, die op 17 januari 1821 werd opgemaakt na het overlijden van zijn vrouw Petronella Johanna Anthonia Mouton. Bij de boedelscheiding van 23 januari 1829 werd ook
een inventaris gemaakt. De oppervlakte van de Lange Weide wordt daarop vermeld als 2 bunders 55 roeden 27 ellen weiland, de Kleine Paddenaar blijft een kampje land, de boomgaard en Grote Paddenaar beslaan 2 bun- ders 55 roeden 27 ellen en de Erfpacht is groot 2 bunders 69 roeden 45 ellen, oostwaarts begrensd door het Boschje van Alenvelt. |
||||||||||||||
h)Nogh 3 mergen Boomgaerd, genaamt Jan Aertsens
Boomgaerdt en Groote Paddenaar, strekkende voor van de sloot aen het Sandpad tot agter aan het Bouland toe, daar oostwaarts het voorschreve land en westwaarts den Heer van ter Aa geleegen is. Dit komt overeen met de percelen, genummerd I (de
Keijserkamp), IV (seecker campgen weijland) en V ( de Paddenaer). Blijkbaar is de naam „Keijserskamp" in onge- bruik geraakt en vervangen door ,,Jan Aertsen Boom- gaerdt". Uit het bovenstaande blijkt dat noch de Kleine, noch de
Grote Paddenaar oorspronkelijk hebben gegrensd aan het meermalen ter sprake komende Zandpad dat verderop naar de kerk leidde en dus ook wel ,,Kerckpadt" werd ge- noemd. De vondst van Sprong, dat de naam zou zijn afge- leid van „pad-naar-de-Haar" kan dus, hoe aardig ook be- dacht, niet juist zijn. Bovendien begon het pad-naar-de- Haar natuurlijk pas na de kerk. |
||||||||||||||
Het Itadaster
Paulus Martinus van Bijlevelt bezat in 1832, volgens het
kadaster, onder andere: Vleuten Sectie B nummer 263, weiland, groot 2 bunders 47 roeden 10 ellen. Dit moet de Langeweij zijn, groot 3 morgen. Het kampje erachter, de Kleine Paddenaar, 1 morgen
moeten we zoeken in Sectie B nummer 266, groot 99 roe- den 90 ellen. Sectie B nummer 264 is zonder twijfel de oude Keijser-
kamp, later Jan Aertsen boomgaard, groot 1 morgen (nu 87 roeden 80 ellen) en Sectie B nummer 265 is dan de Grote Paddenaar met het in 1679 van Van Wijckersloot gekochte „campgen weijland" (zie IV), samen groot 2 mor- gen (nu 1 bunder 56 roeden 80 ellen). De Grote Paddenaar vormde de noordelijke helft van het perceel! De naam is overduidelijk zuidwaarts komen „afzakken", wat ook blijkt uit het volgende. Op 3 december 1800 werden publiek verkocht circa
hondert vijf en twintig stuks appel- en peerenbomen uit de boomgaarden Oost en Westzijde Alenveld, Jan Aartsen |
||||||||||||||
I
|
||||||||||||||
c) Nogh 3 mergen 1 hond Boomgaard, genaamt den Erf-
pagt, met nogh een Huijsje, bergh en schuer en uijterdijck, strekkende voor een gedeelte uijt de Vleutense Weteringh en Dijck, tot aen de Langeweij en de Boomgaard van Alenvelt, daar westwaarts Harmannus Verhoef gelegen is. Werdende de Huijsinge bewoont door Jan Nuijt en den Boomgaard bewijd door de Weduwe Denekamp. Sijnde Huijsinge en 1 hond land Leenroerig aan den Huijse van den Hamme. Onder een ,,uijterdijck" moeten we verstaan buitendijks
land en dat was het land tussen de weg (de dijk) en de wetering (de Rijn) in feite ook. Dat buitendijks land was dus leenroerig aan Den Ham (zie onder II). Dit legaat komt overeen met perceel nummer II. De
naam Erfpacht duikt voor 't eerst op in de stukken in 1765, zonder dat blijkt of de grond ook inderdaad met een erf- pacht was belast. |
||||||||||||||
Fragment van de ongedateerde eerste druk van de in op-
dracht van het gemeentebestuur van Vleuten-De Meern ver- vaardigde kleurenplattegrond. Schaal 1 : 5000. De schaal is dezelfde als die van de hiernaast afgedrukte af- beelding. De daarop aangegeven percelen zijn met een raster op de plattegrond overgebracht. De oostelijke begrenzing van de Langewei is terug te vinden in de sloot achter de percelen aan de Prof. Bronkhorstlaan. De noordelijke begrenzing van de Erfpacht ligt nog vast in de hoek tussen de binnenpaden Paddehof en De Paddenaar. Verder is er van de oude struc- tuur niets terug te vinden. Zelfs het „gemeene Kerckpadt" is „weggemaakt"! |
|||||||||
Fragment van de kadastrale minuut van 1832. Het noorden is
boven. De brede zwarte band is de in de tekst genoemde Heerenwech (nu pastoor Ohllaan). De daaronder getekende dubbele lijn geeft de Vleutense Wetering (de Rijn) weer. Tussen beide ligt het van Den Ham in leen gehouden „hond boomgaard met een zekere huijsinge". Te zamen met het driehoekige stuk land ten noorden van de weg, was dat de Erfpacht (1). Rechts het „Boschje van Alenvelt" (2). Het lange perceel in noordelijke richting was de Langewei (3). Verder naar het noorden lag de Kleine Paddenaar (4). Ten westen daarvan en van boven naar beneden de Grote Padde- naar (5), het „campgen weijland" van Van Wijckersloot (6) en de Keijserskamp of Jan Aertsen boomgaard (7). De drie laatste nummers werden later samen de (Grote) Paddenaar genoemd, die dus toen wèl in het zuiden grensde aan het „gemeene Kerckpadt" (de naar het noordwesten lopende drie evenwijdige lijntjes). |
|||||||||
van de weg in drieën gedeeld. Simon Petrus schonk twee
kavels aan het r.k. parochiebestuur voor de aanleg van een begraafplaats en de bouw van een kerk. De derde kavel, waarop later Jozef zorg zou verrijzen, werd tot bouwland (moesland) gemaakt. Naar goed Utrechts gebruik had de eind-t van de naam
het ook in Vleuten moeilijk. Toen er bovendien, na de ver- anderde bestemming van het land, tuingrond te huur kwam - ook voor de zogenaamd ,,minder draagkrachtigen" -, veranderde Erfpach(t) in Armenpach(t) en dit laatste in Arrepach of zelfs Arripach. |
|||||||||
boomgaard, genaamde De Paddenaar, en den Erfpacht
boomgaard, voor de somme van f 690-05-00. Jan Aartsen zat blijkbaar ook al ,,op de wip". De Erfpacht zit ingewikkelder in elkaar. Het „binnen-
dijkse" land in Sectie B nummer 240, groot 2 bunders 93 roeden 70 ellen (3 morgen). Het ,,buitendijkse" land is Sectie A nummer 99 t/m 104, groot te zamen 67 roeden 73 ellen (ongeveer het oude hont). De Erfpacht
Paulus Martinus van Bijlevelt overleed op 3 december
1841 en zijn kinderen Alyda Odilia Wilhelmina en Simon Petrus Hendricus waren zijn erfgenamen. |
|||||||||
Bronnen /
Collectie van der Poel
Kadaster
Archief Den Ham
J.J.Th. Sprong, Vleuten-De Meern, van verleden naar heden, 1975
|
|||||||||
Dansen op de doodkist
|
|||||||
Het kan, maar men schijnt het in De Meem niet erg nodig
gevonden te hebben zijn kinderen veel te laten leren. Nog in 1760 constateerde de Geheymschrijver van Staat dat de ouders in De Meem de schoolsche rekenkunst voor hun kinderen over- bodig achtten; als ze het maar zelf „met een boerenkrijtje" konden leren. Er kwamen wel wat kinderen uit de omliggende dorpen: Vleuten, Achthoven, Oudenrijn en Heikop, althans volgens Muller, die hiermee te kennen wilde geven dat men van ver kwam om naar zijn school te gaan. Tot zijn populari- teit in de omtrek zou voorts hebben bijgedragen dat hij een speciaal talent had voor het houden van mooie oraties bij be- grafenissen. In De Meem had hij het echter al snel verbmid. Dat kwam
door zijn behandeling van vrouw en kinderen, die hij uitschold en sloeg, vooral als hij te veel op had. Muller vertelt zelf dat er eens buurvrouwen zijn huis binnengedrongen waren, omdat ze het niet eens waren met een afstraffing die hij een van zijn kinderen gegeven had. Ze werden handtastelijk en sloegen hem tegen de schoorsteen, dat hij niet wist waar hij bleef. Zeven jaar duurde dit leven; toen stierf zijn vrouw Annigje en de meester bleef achter met vijf jonge kinderen. Hij zocht een nieuwe vrouw en vond Marrigje Stevens van Gulik uit IJsselstein bereid met hem te trouwen. De dominee schijnt geprobeerd te hebben dit huwelijk te stuiten, zonder succes overigens, want op 24 maart 1661 trouwden zij. Die interven- tie heeft Muller wel heel erg kwalijk genomen en jaren later, in zijn rekest aan de heren van Oudmunster, kwam hij er op terug. Triomfantelijk schreef hij dat hij nu al drie jaar getrouwd was en nog niet één kwaad woord met zijn vrouw had gehad, ja men vond zelfs dat hij zijn vrouw te lief had. Waren zij misschien tè toegeeflijk voor elkaar? Tussen hem en de dominee bleef de verhouding slecht.
Toen de meester weer eens over het lage traktement klaagde, kreeg hij te horen dat hij dan maar ardakelen (aardakers: eet- bare knollen) soude greven, sloot greven, dorschen ende wan- nen ende ander boerenwerck doen. Uit Mullers verhaal over zijn langdurige ziekte in 1662/3 blijkt wat ze deden als er geen geld meer was. De predikant kwam eens op ziekenbezoek {gelijck sijn beroep medebrengt, schreef Muller, die dit bezoek bepaald niet als een teken van meeleven waardeerde). Hij snapte Marrigje die bezig was meesters pak in te pakken voor de lommerd. Ze kreeg een fikse uitbrander: „'t Is schande als men de lommerd zo lief heeft". Waarschijnlijk was het niet de eerste keer dat het gezin Muller met de bank van lening kennismaakte, en even waarschijnlijk was de predikant over- tuigd dat het geld alleen besteed zou worden aan drank. Drank, die nu niet meer alleen door de meester, maar ook door zijn vrouw gebmikt werd. Muller echter vond dominee's preekje een onvergeeflijke bedillerij. Het jaar daarop werd het gezin door de pest getroffen. Het
was de epidemie die eind 1663 begon en in 1664 en 1665 in de stad Utrecht honderden slachtoffers maakte. De Mullers hoorden tot de eerst bezochten: vier kinderen stierven, Marrigje was zeven weken ziek, maar herstelde. In zo'n periode was school- |
|||||||
We zullen nooit weten wie gelijk had, de meester of de domi-
nee. Er waren beschuldigingen over en weer, maar wie ze nu leest schrikt wel van de „hardigheid des harten" van domi- nee en kerkeraad van De Meem. In andere tijden dacht men daar anders over. Uit de nog beschikbare gegevens kunnen we het volgende verhaal reconstrueren. Segemundus Muller hoorde in de zomer van 1664 dat er een
plaats van can was als koster-schoolmeester in de Rheense Venen. Zelf vervulde hij deze functie in De Meern, maar hij voelde wel voor verandering. De Meern betaalde slecht, hij was door verschillende oorzaken in de schuld geraakt en deze betrekking zou hem misschien uit de nood helpen. Meester Segemundus nam of kreeg dus een paar dagen vrij en ging op sollicitatiebezoek, vergezeld van zijn vrouw, Marrigje van Gulik. Een zoontje van twaalf bleef op het huis passen. Waarom was Marrigje niet thuis gebleven? Misschien meende
het echtpaar dat er meer kans was op een aanstelling als de vrouw meekwam. Niettemin, thuis was zij ook nodig, want terwijl (en doordat) zij weg was gebeurde het drama. Toen het echtpaar onverrichter zake terugkwam (de plaats was al vergeven) bleek namelijk het volgende. Dominee en kerkeraad waren al lang ontevreden over de
meester en zijn vrouw en zij hadden van hun afwezigheid ge- profiteerd om zoon Muller de sleutel van huis en school te ontfutselen en inspectie te houden. Net wat ze dachten: het was er een troep! Vrouw Muller had blijkbaar lange tijd niet schoongemaakt en zelfs slingerden haar daagse kleren in de schoolkamer, waar ze zich verkleed had om in Veenendaal netjes voor de dag te komen. Voor de dominee het zoveelste bewijs van de ondegelijkheid van Marrigje. Er zat maar één ding op: ontslag. Meester Segemundus kreeg dus bij thuis- komst te horen dat hij maar naar een andere betrekking en woning moest zoeken. Uit de rekesten die beide partijen aan de heren van Oudmun-
ster zonden (als ambachtsheren van Vleuten en De Meem) blijkt iets van de voorgeschiedenis, en we begrijpen daaruit ook waarom Marrigje niet beter schoonmaakte. Muller was omstreeks 1653 in De Meem gekomen met zijn toenmalige vrouw Annigje Stevens en met twee kinderen. Ze kregen er nog drie meisjes bij, zodat de meester heel wat monden de kost moest geven. Dat viel niet mee van het lage traktement. Zijn voorganger had al geklaagd dat hij er niet van kon rond- komen met een vrouw en twee kinderen. Ook voor Muller werd in 1654 aan de ambachtsheren een toelage gevraagd (van 25 gulden), maar beide verzoeken werden afgewezen. Pas zijn opvolger Hendrik Cantersblom kreeg één keer bij hoge gratie 6 gulden van de aalmoezenier van het kapittel uitbetaald. Wat Muller precies verdiende weet ik niet. Er bestaat een
begroting van de vaste inkomsten van de schoolmeester-kos- ter in De Meem voor het jaar 1791. Ze werden op mim 110 gulden geraamd. Er was toen echter veel verbeterd: de Staten van Utrecht droegen 50 gulden bij en er was een post van 25 gulden wegens het lesgeven aan arme kinderen. Deze post bestond in MuUers tijd nog niet. |
|||||||
houden onmogelijk. Muller probeerde het wel, maar er werd
van hogerhand gauw een stokje voor gestoken. Trouwens, de ouders hielden hun kinderen vanzelf wel thuis zodra ze wis- ten welke ziekte in het schoolhuis heerste. Geen verdienste dus, en dat achttien weken lang. Er waren nu wel minder magen te vullen, maar toch ... Muller zat diep in de schuld. Er zat niets anders op, Marrigje moest uit werken gaan. Als schrobster. Vermoedelijk had ze meer dan één werkhuis; Mul- ler noemt een schaapherder, volgens de kerkeraad werkte ze een tijd in een pesthuis. Het kon haar allemaal niets meer schelen; alleen de drank deed de ellende vergeten en in haar roes lachte en danste ze op de kisten waarin de doden lagen. |
|||||||||||||||||||
Verontwaardiging in De Meem: zo'n schandelijk gedrag, in plaats
van de voorbeeldige levenswandel die men van een school- meestersvrouw kon eisen. Ze waren nu lang genoeg toegevend geweest en de hier-
boven beschreven inspectie volgde, met daarna het ontslag. Het laatste beeld dat we uit de stukken krijgen is van het gezin Muller, zwervend door Utrecht op zoek naar werk en woning. De wereld is groot, had dominee gezegd, daer sijn veel
plaetse, gij kunt wel ergens blijven. Was dat zo? Ik weet niet hoe ze die eerste jaren hebben door-
gebracht, maar toevallig kwam ik het echtpaar tegen in het lidmatenregister van de kerk van Amerongen. Ze kwamen daar in 1668 uit Grol en gingen het volgend jaar naar Utrecht. Misschien heeft Muller in dat jaar weer eens zijn oude func- tie uitgeoefend; de bewijzen ontbreken. Uit de Utrechtse re- gisters komen we echter meer te weten. Ze kregen nog twee kinderen, in 1671 en 1674, en bij de geboorte van het laatste kind wordt het beroep van de vader vermeld: soldaat. Dat was het dus; de laatste toevlucht voor de mislukte schoolmeester die geen boerenwerk kon doen. Segemundus Muller overleefde de veldtochten die volgden
en stierf in 1688 in Utrecht, waar hij van de armen begraven werd. Wat er van Marrigje en haar kinderen geworden is, heb ik niet kunnen ontdekken. |
|||||||||||||||||||
Dr. E.P. de Booy
|
|||||||||||||||||||
Bronnen
De gegevens zijn ontleend aan RAU, Oudmunster nr. 615, en aan de kerke-
lijke registers van Amerongen, De Meem en Utrecht. De Geheymschrijver van Slaat is in 1759 en 1760 in afleveringen verschenen. Bedoeling was de politieke en kerkelijke instellingen van alle plaatsen in de Republiek te be- schrijven. Men schijnt de uitgave gestaakt te hebben bij de 7e aflevering, nog voordat men met de eerste provincie, Utrecht, klaar was gekomen. |
|||||||||||||||||||
(Dit artikel verscheen eerder in: Maandblad Oud-Utrecht 43 (1970) 23-24.
Wij danken de redactie van Oud-Utrccht en mevr. dr. E.P. de Booy voor de door hen verleende toestemming om het artikel nogmaals af te drukken). |
|||||||||||||||||||
Tekening: A. B. R. de Vries.
|
|||||||||||||||||||
Wie wat bewaart, die geeft wat
|
|||||||||||||||||||
Mevr. C. Versluis, Culemborg
Theedoek met initialen ,,V.B.", ge-
maakt door Mevr. Tahsin Iscora - van Bijlevelt. Mevr. A. Vaneveld-van Eijk, Vleuten
Rieten, z.g. ,,spoormandje" en wat
lingerie ± 1920. Mevr. S. van Kooten-Hansen, De Meem
Foto's van De Meem en 7 ansichtkaar-
ten. T. Bruntink, Vleuten
„Robas" luchtfoto van Vleuten Noord
en Maarssenbroek. |
Fam. J. van Veldhuizen, De Meem
Mobilisatie-Herinneringskruis 1914 -
1918 met bijbehorende bescheiden. 2 Getuigschriften van goed gedrag, O.L.
School 1902- 1906. Diverse ansichtkaarten van Vleuten,
militaire zakboekjes en oude verzekerings- polissen en familiefoto's. Een ,,gewone"- en ,,zondagse" z.g.
„Utrechtse Muts". (Muts gedragen door: Opoe Geertrui Oskam, echtgenote van Jacobus Leewis). Een rijwielbelastingsplaatje 1937- 1938
op naam van M.M. Baelde te Vleuten. |
||||||||||||||||||
Mevr. Uittenbogaard, Vleuten
Kopie van Kaart van de provincie
Utrecht van 1850 (4 delen). Th. van Meersbergen, De Meem
Kist met profielschaven en timmer-
manskist met inhoud gereedschap ± 1900. J J.Th. Sprong, Vleuten
Map met kranteknipsels, 10-taIlen
foto's en boek „De Meem, op oude an- sichten". W. Hagemans, Utrecht
Schilderij in lijst van de N.H. kerk
rnet omgeving, Vleuten. |
|||||||||||||||||||
Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes (II)
|
||||||||||||||
doorJ.F.K. Kits Nieuwenkamp
|
||||||||||||||
In deel I van het artikel over Wolfert Simon van Hoogenheim (13e jaargang, nr. 4, december 1993) maakten wij kennis
met deze opmerkelijke Vleutenaar, die op 2 april 1794 in de N.H. kerk werd begraven. Wij schreven over de aantrek- kelijkheid van ons dorp, we gaven een beschrijving van Berbice en beschreven de rol van Van Hoogenheim als gouverneur van deze Hollandse kolonie in de West. In dit tweede deel wordt het leven van Van Hoogenheim be- schreven tijdens zijn verblijf in de kolonie van 1760 tot 1764, met het accent op het jaar 1763 toen er een grote en bloedige slavenopstand uitbrak, die door onze gouverneur ternauwernood kon worden bedwongen. Zijn ervaringen daar waren aanleiding voor het ontstaan van een nieuwe uitdrukking. |
||||||||||||||
Met zijn naaste medewerkers trof Van
Hoogenheim het evenmin goed. Zijn se- cretaris was een onbetrouwbaar man van slechte levenswandel, die het zo bont maakte, dat hij ontslagen werd. De mili- taire commandant was Kapitein Hattin- ga, een kundig militair, bekwaam teke- naar en landmeter, die heel Berbice door- gezworven had, maar die zeer drank- zuchtig was, bij tijden volkomen ontoe- rekenbaar met vlagen van delirium. Zijn luitenant Thielen nam de dienst waar, de enige officier, op wie de gouverneur kon rekenen. In 1762 was de toestand in de kolonie
zeer kritiek. Malaria en dysenterie teis- terden blanken en zwarten, de blanken het zwaarste. Van Hoogenheim werd ern- stig ziek, zijn trouwe luitenant Thielen lag uitgemergeld door wekenlange koort- sen. Van het garnizoen van 30 soldaten konden er nog 10 dienst doen. De rest was gestorven of lag ziek. Er heerste ernstig gebrek aan levensmiddelen, om- dat de compagnie de nodige invoer ver- waarloosde. Bovendien kwamen de zen- dingen uit Holland bedorven in Berbice aan. Van Hoogenheim rapporteerde, dat de vaten traanolie half leeg waren; dat de vaten met gezouten vlees vol bonken, staarten en bloedige halzen zaten en dus ongeschikt voor consumptie waren. De wijn was walgelijk. En zo bedrogen de leveranciers de heren der compagnie, die met de inkoop der voorraden belast wa- ren en daarvoor hun steekpenningen op- streken. „De bid en smeek u", schreef Van Hoogenheim aan de bewindhebbers, „toch meer en betere levensmiddelen te zenden". |
||||||||||||||
Afb. 8 Volksfeesten bij gelegenheid van den vrede van Breda. (Uit de pijlen van den leeuw
komt wijn; verder brandende pektonnen). |
||||||||||||||
Berbice in 1760
De bevolking van Berbice bestond om-
streeks 1760 uit 350 Europeanen, een paar honderd Indianen en bijna 4000 sla- ven. Omdat de blanken zeer verspreid woonden, waren ze op eigen beveiliging aangewezen en elke plantage had een burgerwacht. Het Gouvernementskantoor bevond
zich in het Fort Nassau, op een eilandje in de rivier de Berbice. Daar woonde de gouverneur, samen met een aantal amb- tenaren en officieren. De meesten van hen waren ongehuwd. In deze beperkte samenleving waren soms mensen bij el- kaar, die een hartgrondige hekel aan el- kaar hadden, er waren ruzies met en om vrouwen, en de gouverneur mocht wel Jobs geduld en Salomo's wijsheid heb- ben om in een dergelijke omgeving het hoofd koel te houden. |
||||||||||||||
Zoals we gezien hebben aanvaardde Van
Hoogenheim in 1760 het gouverneur- schap over Berbice. Hij trof daar de ko- lonie in een ellendige toestand aan. Er woedde een tyfus-epidemie, waaraan velen bezweken. Geneeskundige behandeling was er nauwelijks. De vorige gouverneur was gestorven. Van Hoogenheim vond een verwarde administratie en kwam dus di- rect voor grote moeilijkheden te staan. Kort na zijn aankomst werd ook zijn zwan- gere vrouw door de tyfus aangetast en over- leed. Zoals gezegd een zwaar verlies en een wel zeer ongelukkig begin voor hem. Het fort Nassau, waar hij verplicht was te wonen, had weinig opwekkends. Voor militaire doeleinden was het van weinig waarde, als woon- en werkinrichting voor het gouvernementspersoneel was het ongeschikt. Het bevond zich in een zeer vervallen staat. Er was nagenoeg geen bruikbaar geschut en weinig munitie. |
||||||||||||||
De opstand van 1763
Op de plantages heerste ellende. De stem-
ming onder de slaven was in dat jaar al verontrustend. In februari 1763 brak het verzet openlijk uit. Het begon op een plantage aan de Canje, een rivier tussen |
||||||||||||||
10
|
||||||||||
de Berbice en de Corantijn, die bij de
brede Berbice-mond in zee stroomt. Een 70-tal slaven ging tot oproer over, ver- moordde de planter en diens timmerman, maakte zich meester van enkele geweren en munitie en trok naar de naaste plan- tages om ook daar de slavenmachten in de opstand te betrekken. Toen Van Hoogenheim van deze op-
stand hoorde en om militaire hulp werd gevraagd, beschikte hij over 8 gezonde soldaten in het fort. Toch verzon hij iets: hij zond een stuurman met 12 matrozen van een voor anker liggend schip langs een landpad naar de Canje. Deze mensen ontmoetten op hun weg echter honder- den opstandelingen, een overmacht van fanatieke, losgebroken slaven. Vechtend en steeds achtervolgd, trok de patrouille terug naar het fort. De revolutie sloeg door en tastte heel
Berbice aan. De slaven maakten wapens buit en de Europeanen raakten geheel in verwarring, die tot een paniek leidde. Alleen op de gouvernementsplantage
De Peereboom hield de burgerwacht stand. Daar verenigde zich een aantal vluch- telingen, 40 mannen, 20 vrouwen en kinde- ren. Ondergebracht in het ruime woonhuis, verwachtten ze ontzet te zullen worden. Van Hoogenheim riep de weerbare
mannen uit de omgeving naar het fort op, posteerde drie koopvaarders in de rivier ter dekking van het hoofdkantoor en zond een goed bewapend schip naar De Peereboom om de belegerde Europeanen te bevrijden. De kapitein van het schip voer in die richting, maar werd overal aangeklampt door om hulp schreeuwende planters, die de inboedels uit hun huizen veilig wilden stellen. En in plaats door te varen, zoals Van Hoogenheim had bevolen, liet de kapitein zich ophouden voor dit niet noodzakelijk bergingswerk. Van Hoogenheim was woedend toen
hij hiervan bericht kreeg en gaf de kapi- tein opnieuw bevel onmiddellijk naar de reeds omsingelde gouvemementsplantage te gaan. Maar de man gehoorzaamde niet meer omdat de oevers overal door de op- standelingen bezet waren en honderden negers in korjalen de rivier afzakten in de richting van het fort Nassau. De plantage De Peereboom werd in-
derdaad door de opstandelingen overmees- terd, geplunderd en in brand gestoken. De in boten vluchtende bewoners wer- den door de opstandelingen overvallen en op gruwelijke wijze omgebracht. Het lot van de blanke gevangenen, die op verschillende plaatsen in handen van de rebellen vielen, was even ontzettend als de terechtstellingen, waaraan de Berbi- sche ,justitie" zich schuldig had gemaakt. Maar nu waren de rollen omgekeerd. De blanken, de goeden en de slechten, werden geradbraakt, doodgezweept, vrouwen en |
kinderen aan stukken gehakt, een dokter
werd gevild. Dit was de uitbarsting van haat en wraak, jarenlang opgekropt on- der alle mishandeling en onrecht. Gouverneur Van Hoogenheim en lui-
tenant Thielen bleven in die hachelijke weken op hun post. Kapitein Hattinga was in deze tijd voortdurend dronken en deed niets. De meeste ambtenaren waren met hun bezittingen op de schepen ge- gaan, hielden zich schuil en ziek. Van Hoogenheim zond Indiaanse bo-
den uit met een brief voor de gouverneur van Paramaribo om spoedige hulp. De vraag was natuurlijk of deze hulp op tijd zou komen. Hoewel het fort Nassau in een slechte staat verkeerde, wilde Van Hoogenheim het fort toch verdedigen, en riep daartoe alle weerbare mannen op. Enkelen kwamen, de grote meerderheid bleef weg, ook de zogenaamde officieren van de burgerwachten gaven er de brui aan. Zij stelden een verzoekschrift op en verklaarden, dat ze de toestand in en om het fort onhoudbaar achtten en dat ze daarom erop aandrongen het fort Nassau te ontruimen en prijs te geven, en dat alle blanken de kolonie met de schepen zou- den verlaten. Geen gezag meer
Het was duidelijk dat Van Hoogenheim
geen gezag meer had en tegen zoveel on- wil en lafheid kon hij niet op. Twee we- ken na het uitbreken van de opstand werd onder leiding van luitenant Thielen het fort Nassau in brand gestoken. |
|||||||||
Het opgeven van deze bestuurshoofdplaats
was voor de opstandelingen natuurlijk een grote overwinning, die hen aanmoedigde door te gaan. Zij waren nu meester van de kolonie en zagen hoe stampvolle schepen met radeloze mannen, jammerende vrou- wen en kinderen de rivier afdreven. Zij bestookten deze vluchtelingen met kogels en pijlen vanuit het dichte struikgewas. Weer drong Van Hoogenheim er bij de
schippers op aan bij een van de grote on- dernemingen voor anker te gaan, daar stand te houden en de strijd met de rebel- len aan te gaan. Maar zonder zich aan zijn bevelen te storen, lieten zij hun sche- pen bij eb de rivier afzakken. De tucht was zoek en de gouverneur had niets meer in te brengen. Uiteindelijk verzamelde men zich bij
Sint-Andries aan de mond van de Canje en de Berbice. Het was een stuk savanne, waar men zo goed en zo kwaad als het ging veldhutten neerzette. Er was onvol- doende voedsel en drinkwater en een gloei- ende zon. 's Nachts werd men geplaagd door de muskieten. Ziekten braken uit, koortsen en bloedloop. De savanne was een toneel van jammer en dood. De sche- pen in, de zee in en weg. Weg wilde ie- dereen, het deed er niet toe waarheen, als men die hel van Berbice maar uit was. Gouverneur Van Hoogenheim was
echter niet van plan deze laatste post, en daarmee de gehele kolonie prijs te ge- ven. Al was het fort Sint-Andries ook een vervallen zaakje, hij wilde hier tot het uiterste standhouden en hoopte op hulp van buitenaf. |
||||||||||
Afb. 9 Nieuw-Amsterdam (thans New-York) 1665.
|
||||||||||
11
|
||||||||||||||||||
De aankomst van het Engelse schip deed
de hoop in Sint-Andries weer herleven. Plannen werden besproken en kapitein Hattinga bleek in staat er aan deel te ne- men. Om te beginnen kon men als uit- gangspunt de ontruimde gouvemements- plantage De Dageraad opnieuw bezetten. Coffy had dit verzuimd. Van Hoogenheim wist dit en kwam juist op tijd om de on- dememing in staat van verdediging te bren- gen. Door het afdammen van een kreek in- undeerde hij de omgeving van de plantage. Een paar dagen later kwam Coffy met
400 man en voerde tot driemaal toe een aanval op De Dageraad uit. Maar de Su- rinaamse soldaten deden hun best en sloe- gen alle aanvallen af. Dit bericht bereikte ook weer de uit-
gevaren schepen, die daarop weer terug- keerden en ankerden bij De Dageraad. Ook van andere zijden kwam er nu hulp. Uit Essequibo ontving men munitie en levensmiddelen. Gouverneur Storm van 's-Gravesande had de commandeur van Sint-Eustatius op de hoogte gebracht van de noodtoestand in Berbice en deze ac- tieve bestuursambtenaar was in staat om twee schepen met voorraden en 150 man naar de benarde kolonie te zenden. De opstandelingen zagen onder ogen
dat zij snel moesten handelen en men zette dan ook een aanval in met ongeveer 2000 man. Maar men liep zich dood in het kanonvuur van Van Hoogenheim. Hoewel Van Hoogenheim wilde doorzet- ten, raadde zijn staf dat af. Men wilde liever wachten op nog meer versterkin- gen, o.a. uit Holland. Echte hulp blijft uit
Maar de maanden verstreken en hulp
bleef uit. Het verblijf op de plantage De Dageraad was natuurlijk weer zeer pri- mitief met teveel mensen, zodat er weer ziekten uitbraken. De militairen waren grotendeels ondergebracht, of liever ge- zegd opeengepakt in kleine, bedompte barken. Die lagen voor anker in de rivier tussen dicht, hoog, somber geboomte, waar geen vrije wind doorkwam. Een dokter was er niet. Tientallen soldaten en matrozen stierven, het merendeel van de Europeanen was ziek. Ook Van Hoogen- heim leed aan malaria. Kapitein Hattinga kreeg het bevel over
Sint-Andries. Maar in september 1763 verliet hij eigenmachtig met 15 man in een paar sloepen zijn stille post, en voer er de Canje mee op, waar hij in het wilde weg, rechts en links liet schieten op alle vaartuigen en korjalen die voorbijkwa- men, op goed- en kwaadgezinden. Hij wist niet meer wat hij deed, want hij had weer een aanval van delirium. Zodra Van Hoogenheim dit vernam stuurde hij een patrouille uit om Hattinga te arresteren. |
||||||||||||||||||
aan toch maar scheep te gaan. Tenslotte
gaf Van Hoogenheim maar toe. Voor het laatst deed hij een beroep op de manne- lijke burgers om zich als vrijwilliger bij hem aan te sluiten ter verdediging van het fort. Hiervoor meldden zich slechts 12 man. Ook verzocht hij de predikant om te blijven tot stichting en vertroosting van de plichtsgetrouwen. Maar ook de dominee weigerde. Van Hoogenheim gaf de schippers een brief mee, niet gericht aan de bewindhebbers der Westindische Compagnie, van wie hij niets verwacht- te, maar bestemd voor de Staten-Gene- raal: een bede om haastige hulp. Vijf weken na het uitbreken van de
opstand vertrok bijna de gehele blanke bevolking en een kleine bezetting van het fort Sint-Andries tuurde de verdwij- nende zeilen na: de soldaten, de twaalf burgers, de kapitein Hattinga, de luite- nant Thielen en onze gouverneur Wolfert Simon van Hoogenheim. De eerste hulp
Maar diezelfde middag nog verscheen er
een vreemd zeil aan de horizon: een schip onder Engelse vlag. De Indiaanse koe- riers hadden inderdaad Paramaribo be- reikt en gouverneur Crommelin had on- middellijk een detachement van 100 man voorBerbice uitgerust. Omdat de Hol- landse schippers weigerden naar Berbice te varen, moest hij een beroep doen op een Engelse kapitein, die voor goede be- taling wel bereid bleek te helpen en de troepen met een grote voorraad levens- middelen naar de benauwde kolonie zeilde. |
||||||||||||||||||
Hoewel hij niet zoveel kon doen, deed hij
toch het mogelijke: om het vluchtelingen- kamp liet hij een borstwering aanleggen, aan de hutten liet hij houten dakgoten aan- brengen om het regenwater op te vangen en voorts zond hij nog korjalen uit om van de plantages, die nog niet door de opstan- delingen bezet waren, levensmiddelen te halen. De schippers waarschuwde hij ernstig, dat zij niet moesten deserteren, omdat er anders in het vaderland met hen afgerekend zou worden. De opstandige negers hadden zich in-
tussen bijna van heel Berbice meester gemaakt en naderden fort Sint-Andries. Omdat zij hun vrijheid niet gewend wa- ren, werd het een bandeloze bende. Het aantal werkelijk strijdbare, gewa-
pende en enigszins georganiseerde negers was niet zo groot, ongeveer 700 man. Zij stonden onder leiding van de gewezen slaaf Coffy, die zich nu gouverneur noem- de. Net als Van Hoogenheim, was het voor hem moeilijk zijn gezag te hand- haven, want er waren meer pretendenten voor het leiderschap. Het kostte hem moeite de rebellen aan het verstand te brengen, dat er ook onder het nieuwe regime gewerkt moest worden: er moest eten voor het leger worden aangevoerd, er moest drum uit het suikerriet gestookt worden, de casavetuinen moesten be- werkt worden enz. Want aan de buitge- maakte voorraden kwam gauw een einde. Dat Coffy draalde met de voltooiing
van zijn zegepraal was in het fort Sint- Andries niet bekend. Omdat de voedsel- voorraad snel uitgeput zou zijn, drong men er elke dag bij Van Hoogenheim op |
||||||||||||||||||
^ ""**Z'-'*t<*'
|
||||||||||||||||||
w.
|
||||||||||||||||||
Afb. 10 Het Stadhuis te Amsterdam, gebouwd door Jacob van Campen (1655).
|
||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||
12
|
|||||||||||||
zaakt wordt, datgene te doen, waarvoor
men anders een afgrijzen zou hebben.". Na de terechtstellingen werden hon-
derden andere verdachten en gevangenen vrijgelaten, dat wil zeggen naar hun vroegere plantages teruggebracht. Met ongewapende vluchtelingen rekenden de Indianen af. Zij kregen hun „vangloon" voor de levende en hun „premie" voor iedere gedode neger. De expeditiemacht van De Salve scheep-
te zich in en kon vertrekken. De kolonie was verarmd; ze had het
beste deel van haar slaven verloren. Van de 4000 negers hadden ongeveer 1500 het leven gelaten. De bewindhebbers van de Westindische Compagnie hoopten, dat de verschrikkelijke gebeurtenissen voor de planters een les zouden zijn om hun slaven in het vervolg beter te behandelen. Maar de toestand op de plantages verbeterde niet. Velen die aan de opstand hadden deel-
genomen vreesden voor nieuw gerechte- lijk onderzoek. Daarom kondigde Van Hoogenheim aan het eind van 1764 af: alle slaven kunnen ervan verzekerd zijn, dat geen verder onderzoek zal plaats- hebben en dat hun een algemeen pardon gegeven is. Bij de openbare bekendma- king van deze amnestie op verschillende plaatsen toonden de vergaderde slaven luid hun voldoening met de roep: „Dank je, dank je, dank je". Het drama Berbice maakte indruk
In de vaderlandse steden maakte het dra-
ma van Berbice diepe indruk, vooral toen de gruwelijke bijzonderheden ervan be- kend werden. „Hij is naar de berbiesjes", zei men nadien, tegen iemand die redde- loos verloren was. Van Hoogenheims gezondheid was
geknakt. Wat hij meegemaakt had was meer dan zijn gevoelige natuur kon dra- gen. Herhaaldelijk door ernstige ziekte aangetast, door koorts verzwakt, was hij toch op zijn post gebleven, terwijl vele anderen de hunne verlieten om het vege lijf te redden. Zijn geestkracht en zijn besef van verantwoordelijkheid hielden hem, toen alles verloren scheen, staande. Daarna was hij op, overspannen. Toen alles voorbij was, in 1765, vroeg en ver- kreeg hij eervol ontslag. De Engelsen veroverden in 1781 heel
Nederlands-Guyana, maar gaven het in 1783 weer terug, veroverden het in 1796 nogmaals, maar stonden het bij de Vrede van Amiens (1802) opnieuw af. Toen echter enige maanden daarna de oorlog weer uitbarstte, maakten de Engelsen zich opnieuw meester van het Nederland- se gedeelte en verenigden het in 1812 met Demerara en Essequibo tot een kolo- nie, dat bevestigd werd door het Verdrag van 1814. |
|||||||||||||
Afb. 11 Zeventiende-eeuwse Braziliaanse suikermolen. Tekening van Frans Post (circa
1612-1680), één van de scMlders uit het gevolg van Johan Maurits van Nassau. Atlas van Stolk, Rotterdam. |
|||||||||||||
Nu was het ogenblik gekomen om met
offensieve operaties te beginnen. Atta had met zijn hoofdmacht stel-
lingen betrokken aan de Wikkie, een zij- riviertje van de Berbice, een zeer bedekt en ontoegankelijk terrein. Officieren van de landingstroepen wilden deze stellin- gen persoonlijk verkennen en voeren in een tentboot voorop, gevolgd door sloe- pen met manschappen. De tentboot werd onverwachts vanuit het struikgewas on- der vuur genomen. Vijf officieren wer- den getroffen, gedood of zwaar gewond. Daar was ook Thielen bij, de moedige luitenant, die bijna een jaar lang voor gou- verneur Van Hoogenheim tot zoveel steun was geweest en alles had meegemaakt. Toch werd de steUing ingenomen en wer- den in de daarop volgende weken de oe- vers van de Berbice gezuiverd van rebellen. Op Nieuwjaarsdag 1764 kwamen ein-
delijk 6 Nederlandse schepen aan met ruim 600 man militairen, onder bevel van Kolonel De Salve. Fort Nassau werd weer hoofdkwartier. Atta's troepen (1500 man) werden ingesloten, gevangen ge- nomen, uiteengedreven, verdeeld en op- gejaagd. Na een moedige verdediging zwichtte Atta met het restant van zijn troepen voor de overmacht van De Salve en Van Hoogenheim. Honderden gevan- genen werden gemaakt en in het voorjaar van 1764 was alle verzet geëindigd. Het onderzoek naar de voornaamste
schuldigen nam vele maanden in beslag. De rechtbank bestond uit gouverneur Van Hoogenheim en drie planters. In totaal werd over 126 verdachten het doodvonnis uitgesproken. Gouverneur Van Hoogenheim heeft zich tegen dit grote aantal verzet en met name tegen de wrede vonnissen, maar hij werd door de anderen overstemd. 24 negers werden tot de vuurdood veroordeeld, ruim 100 wer- den geradbraakt, opgehangen of op ande- re wijze terechtgesteld. Van Hoogenheim schreef hierover: „Hoe smartelijk het mij ook valt, op zodanige wijze met men- selijke schepselen te moeten handelen, zo ziet men menigmaal, dat men genood- |
|||||||||||||
Hij bracht hem voor de krijgsraad en het
vonnis was streng: voor de troep gede- gradeerd, met schande afgezet, uit de kolonie verbannen en met de eerste gele- ,, genheid naar het vaderland gezonden.
tf Het werd oktober; zeven maanden was
nu al bijna heel Berbice in de macht van de negers. De hulp uit het vaderland bleef maar uit. Van Hoogenheim werd er zeer moedeloos onder. „Het is nu al de 4e October (1763)",
schreef hij aan de Staten-Generaal, „en wij zien onze verlossers nog niet opda- gen en vernemen taal noch teken van u. Waar moet dat op het laatst heen? Het is hier met ons tot het alleruiterste geko- men, zodat ik wel gedwongen zal zijn, deze post opnieuw te verlaten naar het advies der officieren en weer naar de zeekant te retireren ". Van de 3(X) man, die hij tot nu toe had,
waren er op dat moment nog maar een kleine vijftig strijdbaar. Hun makkers waren grotendeels bezweken aan ziek- ten, slechts een klein deel was gesneuveld. Coffy, de negerhoofdman, probeerde j van de lange pauze in de strijd gebruik te
maken om met Van Hoogenheim tot een akkoord te komen. Hij zond Van Hoo- genheim een briefje in het neger-Hol- lands, opgesteld en geschreven door een kleurling, een zoon van een planter, die gespaard was gebleven. Hij stelt daarin voor de kolonie te verdelen en dat de ne- gers geen slaven meer zullen zijn, behal- ve die Van Hoogenheim nog op de sche- pen heeft. Van Hoogenheim hield de on- derhandelingen slepende om daarmee tijd te winnen. Coffy kreeg mededingers en werd in een tweegevecht verslagen door een zekere Atta, en pleegde zelf- moord. Genoemde Atta reorganiseerde de rebellen op kundige wijze. Eindelijk hulp uit Holland
Eind oktober kwam pas het eerste Hol-
landse oorlogsschip met troepen aan, waar- na er nog meer volgden. Van Hoogenheims geduld en standvastigheid werden beloond. |
|||||||||||||
13
|
|||||||||||||||||
1750 (vgl Staten van oorlog), kapitein in
het regt. van de kolonel du Verge (Du- verge) (commissie 25 maart) 1750, komt voor op de Staten van Oorlog tot 1753, vermeld op lidmatenlijst regt. Van Sa- vomin te Dendermonde 1728, tr. Ie Via- nen 14 april 1721 Anna Wilhelmina van der Laken (Laak), ged. Vianen 14 febr. 1692, vermeld op lidmatenlijst Dender- monde 1728, overl. voor 15 nov. 1767, dr van Adraen van der Laken en Maria Louise Cuvael; tr. 2e Vianen (ondertr. ald. 15 nov.) 19 nov. 1767 ( ten huize van de bruid, voor haar bed, waarbij dispensatie van de termijn van de huwelijksgeboden was verleend) Maria Moerkerk(en), ged. Lexmond 20 maart 1707, dr van Jan Huij- bertse Moerkerk en Johanna Deltome en wed. van (getr. Lexmond 16 mei 1733) Johannes Groenendijk. V. Wolfert Simon van Ho(o)genheim,
geb. Dendermonde, vaandrig in het regt. van de generaal-majoor Van Reede van Oudshoorn 27 maart 1747, luitenant in het regt. De la Rivière (1760), gouverneur van Berbice (4 april 1760 tot 20 sept. 1764), 2e majoor regt. van de generaal-majoor Baron Von Cronstrom (commissie 6 april) 1767, kapitein van een compagnie onder het regt. van de kolonel Von Freyberg (commissie 26 sept,) 1768, in 1770 in garnizoen te Tiel bij het regt. van de ge- neraal-majoor Van Oyen, luitenant-kolonel bij het regt. van de generaal-majoor Van Oyen (commissie 3 juli) 1775, vermeld als compagnies-commandant te Hulst (1778- '79), in garnizoen te Namen 1780-'81, te Tholen 1786, majoor van een bataljon bij het regt. van de luitenant-generaal Van Hardenbroek (commissie 2 mei) 1786, te Vianen 1787, ultimo 1793 vermeld als ge- demitteerd luitenant-kolonel en een der actieve patriotten te Tilburg, lidmaat van de Waalse Kerk te Arnhem op attestatie van Doornik 7 okt. 1756, lidm. Waalse Kerk te Breda op attestatie van Arnhem 24 maart 1776, lidm. Waalse Kerk te 's-Her- togenbosch Pasen 1777, overl. Vleuten, 28 maart '794, tr. Ie Driel (door Ds. Mar- tinus Vitringa, van Arnhem, zwager van de bruid) 13 mei (attestatie naar Nieuwe- schans 18 mei) 1760 Henrietta Wilhel- mina Otters, geb. Arnhem 20 april 1740, overl. Berbice, fort Nassau, 15 dec. 1760, dr van Mr. Herman Hendrik Otters, bur- gemeester van Arnhem, schepen van de vrije heerlijkheid Het Loo, advocaat van het kwartier van Veluwe, en Abigail Martha Tulleken; tr 2e (on-dertr. Utrecht en Tho- len) Utrecht (Waalse Kerk) 2 aug. 1786 Marie Elisabeth de Maleprade, geb. Utrecht 20 aug. 1748, dr van Jacques Elie de Ma- leprade, luitenant-generaal en kolonel van het regt. De Maleprade, en Henrietta Vis- scher; zij hertr. (vlg. huwel. voorw. 25 nov., huwelijksaangifte 4 december, 3e afkondiging te Vleuten 20 december en |
|||||||||||||||||
!•!,
|
|||||||||||||||||
> ,'i'i 1.^ '<r • -iT'-'j
|
|||||||||||||||||
f \l'
|
|||||||||||||||||
n . H
|
|||||||||||||||||
Afbeelding 12 en 13.
Wie was Van Hoogenheim
Nu weer terug naar de aanleiding van dit
artikel, de oud-gouverneur van Berbice van 4 april 1760 tot 20 september 1764. Wie was hij, waar kwam hij vandaan
en waarom werd hij in Vleuten begra- ven? Enkele van deze vragen heb ik in- middels beantwoord. Over de persoon van Wolfert Simon van Hoogenheim en zijn tweede vrouw Marie Elisabeth de Maleprade volgen hieronder nadere ge- nealogische gegevens, die ik heb kunnen terugvinden in afleveringen van de Ne- derlandsche Leeuw uit 1885 en 1986, respectievelijk van Mr. C.J. van der Mue- len en Mr. A. Snethlage. L Dominicus Wibrandi Hogenheim
(Dou-we Wijbrants), van Leeuwarden, tr. Ie als. (ondertr. Leeuwarden 24 april 1641, huwel.procl. tijdelijk gestuit door de Raad op 1 mei en 18 okt.) 1 nov. 1641 Ebeltje Jetses, van Leeuwarden; tr. 2e (attestatie verleend 9 nov.) 1644 Sara Hartman Johannesdr. |
|||||||||||||||||
n. Dr. Simon (van) Hogenheim, ged.
Leeuwarden 4 okt. 1646, phil.stud. Fra- neker 1666, stud. Harderwijk 1669, 1670, j.u.d. ald. 9 juni 1671, advocaat voor het Hof van Friesland en burger-hopman te Leeuwarden, wordt ernstig gereprimen- deerd wegens irreverente en injurieuse bejegeningen tegens de schepen B. Bour- boom 1 juli/16 augustus 1695, vermeld in 1716 als 67 jaar oud, tr. (ondertr. Leeuwarden 20 april, geboden 24 en 30 april en 7 mei, attestatie 20 mei)(disp. verleend Harderwijk 27 maart) 1671 Lansberch Sophia Mulert, dr van Dirck Mulert, tot den Ordel, en Theodora Mu- lert, tot Voorst, en wed. van (getr. Kampen 10 mei 1657) Jr Celeman Witten. in. Dominicus van Hogenheim, geb.
Leeuwarden in 1673, vaandrig regt. Van Essen (1693), gep. luitenant vlg. Staten van Oorlog 1715-1754, tr. Sluis 7 maart (attestatie naar St. Anna 8 maart) 1693 Anna de Gai. IV. Jan Godfried van Hogenheim, geb.
Luik, als luitenant uit krijggevangenschap |
|||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||
op 20 september 1797 opnieuw een ad-
vertentie in de Utrechtsche Courant, waar- uit voor ons verhaal over Wolfert Simon van Hoogenheim interessante conclusies kunnen worden getrokken: „Vrijwillige verkooping van een pro-
pre en fraaie inboedel, bestaande in Le- dikanten en Paviljoenen met derzelver Behangzels, Bedden en haar Toebe- hooren, Mahonyhouten Tafels, Moderne Stoelen, Spiegels etc.etc„ te zien den 22 en 25 en Koop den 26 September 1797, bij De Heer en Mevrouw Vivier op de Buytenplaats Alenveld bij Vleuten.". Mijn conclusie uit het bovenstaande
is, dat Van Hoogenheim met zijn 2e vrouw in 1789 inderdaad in het prachtige dorp Vleuten is gaan wonen, omdat daar een mooie buitenplaats te huur stond. Na zijn overlijden in 1794 is zijn weduwe, na in 1795 hertrouwd te zijn met Jean Vivier uit Parijs, daar blijven wonen tot 1797. Bij vertrek boden zij de inboedel te koop aan, zoals blijkt uit bovenaange- haalde advertentie. Bovendien staat in dezelfde krant van 20 september 1797: „Te Huur om met 1 November eerst-
komende te aanvaarden het zeer aange- naam Buitenverblijf Alenveld, bestaande in een Heere Huizinge, voorzien van ver- schelde Kamers, zoo Behangen als On- behangen, Keuken, Kelder, enz. Item ruim Koetshuis en Stallinge voor vier Paarden en een groote Thuin met vrucht- bare Boomen, gelegen nabij Vleuten 1 1/4 uurs van Utrecht. Nadere informatie bij den Notaris en Procureur Kelfkens in de Heerestraat te Utrecht. ". Conclusie: het huis Alenveld was weer
verlaten en een nieuwe huurder werd gezocht. En zo weten we wie Wolfert Simon
van Hoogenheijm was en op welke wijze deze Gouverneur van Berbice in Vleuten verzeild raakte en dat de famiUe hier ge- durende 8 jaar verblijf hield. Wellicht vinden we ooit nog meer ge-
gevens. We blijven zoeken. Vleuten-De Meem zit vol verrassingen. |
|||||||||||||
inschrijving op 21 december van extract
van huwelijk in de Waalse kerk te Utrecht) in 1795 Jean Vivier, van Parijs, jonge- man, geboren in Frankrijk in de parochie van Vasseline, departement van l'Izere, district de Latour du Pin. Uit zijn Ie huwelijk een dochter, dood-
geboren in Berbice, fort Nassau, op of zeer kort voor 25 dec. 1760. Tenslotte vermeldt Mr. Snethlage nog,
dat Van Hoogenheim tijdens de sla- venopstand in Berbice van 1763 zich niet alleen een vastberaden man toonde, maar ook een zeer humaan mens, uitstekend boven zijn tijdgenoten. Maar dat verhaal hebben wij hierboven kunnen lezen. Vervolgens enkele genealogische gege-
vens over zijn tweede echtgenote, die het graf en de steen in Vleuten verzorgde: Pierre de Maleprade, maire van Ber-
gerac, 1560. Jean de Maleprade, maire van Ber-
gerac, 1596. Jean de Maleprade, noble ecuyer et
capitoul de Toulouse, 1599. I. Etienne de Maleprade, eerste raad en
luitenant crimineel van Perigord in 1507, overl. omstreeks 1620, tr. met N. de la Fon. II. Elie de Maleprade, heer van Cau-
sinat en in de jurisdictie van Clairau en Age-nais (provincie Guyenne), edelman; zijn voogd, die tevens getuige was bij zijn huwelijk, heette Baron de Maurac. Deze Elie wordt in 1684 als overleden vermeld en was gehuwd met Marie de Geneste, die hem overleefde, zoals blijkt uit een acte van decharge. Bij een brand in Bergerac anno 1625, zijn alle familie- documenten verloren gegaan, terwijl zijn vermogen zeer verminderd was. Zijn oom van moederszijde, Jean de la Fon, ging met hem te Clairac wonen en maak- te hem tot zijn erfgenaam. Hij en zijn vrouw testeerden 24 augustus 1682 op het kasteel Caussinat, ten overstaan van de notaris Debaust. Hij was toen zeer oud en evenals zijn vrouw de leer der Calvinisten toegedaan. III. Elie de Maleprade, heer van
Beauregard, geb. 6 januari 1661, overl. 26 januari 1733, begr. 2 februari te Utrecht in de St. Janskerk. Bij de op- heffing van het Edict van Nantes verliet hij zijn vaderland en trad in dienst der Vereenigde Nederlanden, was brigadier in 1727, tr. te Maastricht 10 april 1685 (of 27 april 1687, volgens een eigenhan- dige aantekening van zijn vrouw) met Susanna Alpee, geb. 10 september 1655 sterft te Maastricht 6 juli 1741, dochter van Jacques, heer van St. Maurice voor een gedeelte en van St Mair, uit een pro- testants geslacht uit Sedan, en van Marie de Praissi de Morgni, uit Picardië. |
IV. Jacques Elie de Maleprade, geb. 4
oktober 1693, overl. 15 oktober 1774, luitenant-generaal en kolonel van het re- giment de Maleprade 17 maart 1766, als zodanig gepensioneerd, tr. Ie aan de Bilt bij Utrecht 16 april 1731 en kerkelijk in de Franse kerk te Utrecht met Elisabeth Aletta Maria Barchman Wuytiers, geb. 25 september 1691, overl. 5 september 1732, begr. in de St. Janskerk te Utrecht. Zij was weduwe van Jan Roest. Trouwde 2e te Amsterdam in de Oude Kerk 6 april 1734 met Henrietta Visscher, geb. 12 oktober 1715, dochter van Jan Volkaartsz ex Ida Sleght en van Hillegonda de Wilde, Jacobsdr. ex Henrietta Veen. De predikant Beels, die hen huwde, was haar zwager. V. Maria Elisabeth de Maleprade, geb.
te Utrecht 20 augustus 1748; zij werd door Sara Visscher ten doop gehouden, tr. Ie in augustus 1786 met Wolfert Simon van Hoogenheim, overste in het regiment Van Hardenbroek in garnizoen te Bergen op Zoom, oud-gouverneur van Berbice. Trouwde 2e in 1795 te Vleuten, volgens huwelijkse voorwaarden van 25 november van dat jaar met Jean Vivier uit Parijs. De relatie met Vleuten
Hoewel uit het bovenstaande wat meer
over Van Hoogenheim en zijn tweede echtgenote bekend is geworden, blijft het toch nog de vraag, waarom hij uitein- delijk op de buitenplaats Alenvelt bij de familie Van Bijlevelt in Vleuten terecht is gekomen en daar gestorven is na een enerverend leven. En dan blijkt, dat de geschiedenis als
stukjes van een puzzel in elkaar passen. Want in ons blad jaargang 10, nr 3 van september 1990, beschrijft Dr. D.W. Gravendeel het Vleutense landgoed Hin- derstein, dat na 1730 Alenvelt gaat he- ten.Daarin deelt hij mee, dat de volgende advertentie op 2 maart 1789 in de Utrechtsche Courant verscheen: „Met primo May aanstaande te Huur
Een zeer vermakelijke Buitenplaats ge- naamd Alenvelt, geleegen nabij het Dorp Vleuten, in de Provincie van Utrecht; voorzien van twee behangen Beneden- kamers, een kelder, keuken, een voor- huis, vier bovenkamers, een solder met een meydekamer Voorts een stalling voor vier paarden, een ruim Koetshuis, Een Engelsche Thuin en een moestthuin. Nader te bevraagen bij den Boekverkoper D. Wantenaar in de Choorestraat te Utrecht en bij J. Gasse, Mr Timmerman en Sluiswagter aan den Heldam bij Vleuten.". De eigenaar was Paulus van Bijlevelt,
pastoor te Vleuten. Deze overleed 20 mei 1795. De erven konden het kennelijk niet met elkaar eens worden en voerden een gerechtelijke procedure. Daardoor bleef de buitenplaats verhuurd. En dan volgt |
||||||||||||
Bronnen,
|
|||||||||||||
waaruit is overgenomen
|
|||||||||||||
KOK, J. Vaderlandsch woordenboek. Amsterdam
1780-99. WINKLER PRINS encyclopedie. Amsterdam 1948.
ARCHIEF en VERENIGINGSBLAD Historische
Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens met artikelen van Dr D.W. Gravendeel, 1990.
DE NEDERLANDSCHE LEEUW. Den Haag 1885
en 1986. JOHAN VAN HULZEN, Onze West-indische Ge-
schiedenis. Den Haag, W. van Hoeve, 1946. PM. NETSCHER, Geschiedenis van de Koloniën
Essequebo, Deraerary en Berbice. Den Haag, Martinus Nijhoff, 1888.
|
|||||||||||||
15
,,Eene wandeltocht vanuit de grijze Bisschopsstad
in hare schoone omgeving".
Rond de vorige eeuwwisseling vierde het geïllustreerde familietijdschrift hoogtij. De wekelijkse verschijning hier-
van, hield ons op de hoogte van wat we wilden weten en waar we belang in stelden en bracht het laatste nieuws d.m'.v. woord en vooral ook beeld. Ze zorgden voor de nodige humor, spanning en sensatie en kwamen tot een hoogtepunt toen de uitgevers de attractieve mogelijkheden van de fotografie hadden ontdekt. Het eerste tijdschrift, ,,De Hollandsche Illustratie" presenteerde zich in 1864, waarbij de uitgever in de inleiding
kond deed van: ,,Zij zal U doen zien: Alle gebouwen, alle landschappen, steden en dorpen. Alle bloemen, de kleedingen van alle volkeren van den aardbol. De welgelijkende portretten van merkwaardige mannen en vrouwen. Alles wat in de natuur geschiedt. Alles wat oud genoeg is om nieuw te zijn. Alles wat nieuw schijnt al is het oud. Het panorama van het heelal zult gij in ,,De Hollandsche Illustratie" vinden". De opzet en inhoud van de vele geïllustreerde tijdschriften die volgden waren niet anders. Ik denk hierbij aan
,,De Prins"; ,,De Katholieke Illustratie" en ,,Eigen Haard", maar ook ,,De Humorist", ,,De Vroolijke Huisvriend" en ,,De Lach" om er enkele van de ruim tweehonderd die er zijn geweest te noemen. In ,,Eigen Haard" n^ 47 van 20 november 1909 vond ik onderstaande wandeling door onze gemeente,
beschreven door mevrouw C. de Vries-Blom, die ik u niet wil onthouden die nog eens mee te wandelen. H.E.J. van Essen
|
||||||||||||||||
1909, N«. 47.
|
||||||||||||||||
Hedactie: Jer°. de Vries, Db. E. D. Pijzel, Jhr. B. W. F. van Riemsdijk en Gos. de Vooqt.
Verschijni flk«D Zaterdag. üHi M Na31Dl. VeBDOOtSCll. „Hct TijlSClirifl EIGEN HAARD", te AMerlai. Per jaargang fr. p. p. /-e.BO.
Aboiiiiementen kunnen bij het beg'in Tau elke maand ingaan, doch loopen steeds tot het einde yan het jaar.
Hel auteursrecht voor den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de Wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
|
||||||||||||||||
Uit de omstreken van Utrecht, Vleuten,
Ouden Rhijn en Veithuizen, DOOR
C. DE VRIES-BLOM.
j^f/'f foto'i .'aar il,' .laimtr en )iaar nmh pi alen, tloin- tlf schrijfain-.
|
||||||||||||||||
tot het maken van wandeltochten of rijtoeren in de richting
van Zeist-Driebergen, of onderneemt men eene excursie naar de schoone heuvelachtige heide, die zich tusschen de Bildt en Amersfoort uitstrekt. Alleen dat gedeelte dat zich ten N.-Westen bevindt, met name Vleuten, Ouden Rhijn en Veithuizen, mag zich minder in de alge- meene belangstelling verheugen. Al 1 iggen deze plaatsen niet in een boschrijk oord, al
is de heide niet nabij, toch wekt deze onbekendheid verwondering, daar Vleuten historische herinneringen bezit en Ouden Rhijn, slechts 15 minuten van Utrecht, zeer schilderachtig is gelegen aan de rivier. |
||||||||||||||||
Ieder die voor korten of langeren lijd de grijze
Bisschopsstad bezoekt, gaat gewoonlijk een uitstapje maken in hare schoone omstreken. Meestal bepaalt men zich |
||||||||||||||||
fe
|
||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||
16
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SQ=
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-05
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
— 743 —
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten, een kleine, landelijke gemeente, een uur gaans
van de stad, welke gemeente met de beide andere plaatsen onder één gemeentebestuur staat, ligt aan de spoorlijn Utrecht—Rotterdam. Om de omgeving te leeren kennen, is het weiischelijk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
karakter van welvaart. De bruggetjes over de vaart,
die toegang geven tot de boerderijen, met hun wit- geverfde leuningen, verleenen een eigenaardige bekoring aan het geheel. Na drie kwartier dezen weg te hebben gevolgd, kwamen
we aan een vrij hoog steenen sluisje, waar we de overzijde van den weg moesten nemen. Dit plekje is bijzonder mooi, vooral door de nabijheid
van het daarbij gelegen boerenhuis. Hier en daar vonden we langs het water aardige kreekjes,
of kronkelingen in den weg, van waar uit we de spits van den Vleutenschen toren tusschen de iiooinen zagen doorschemeren. Te Vleuten aangekomen, waren wij teleurgesteld,
Raadhuis en Kerk niet meer in den oorspronkelijken toe- stand te vinden. Het eerste was eenige jaren geleden een prooi der vlammen geworden, en vervangen door een Hink modern gebouw, dat blijk geeft ^<ln Vleutens welvaren. De kerk was, nu de slooping der ridderhofsteden en over- lijden der bewoners dezer aanzienlijke huizen, hetgeen met een groote vermindering van het aantal gemeenteleden gepaard ging, verkleind door een stuk aan de zijd»' van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ridderhofstad Vleuten. (Naar een oude prent.)
te voet derwaarts te gaan, waartoe wij op een der trieste
Julidagen besloten. Bij de Cathrijnebrug (te Utrecht) sloegen we den
Vleutenschen weg in, die hier nog te veel aan een stads- achterbuurt doet denken om aantrekkelijk te zijn. Als aanlegplaats van lossende en ladende vrachtschepen en booten, heerscht hier veelal een onaangename drukte. Vijf minuten verder kwamen we aan een breeden, goed
onderhouden, met boomen beplanten grintweg, waarlangs aan beide zijden water stroomt. Rechts liggen overal uitgestrekte weilanden, waar achter
op grooteren of kleineren afstand de spoorlijn naar Rot- terdam zichtbaar is. Links van den weg, die gedeeltelijk nog achter een
nieuwe stadswijk loopt, zagen we, behalve de fabrieken van de Heeren Smulders en de firma Trip nog vele aardige oude huisjes met bloemtuintjes, door bruggetje.s van den weg gescheiden. Dit zeer interessante gedeelte volffen we tot aan de brug over de Keulsche Vaart. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerk en Kaadhuis te Vk'uteu. .Naar een oude prenl.)
den toren weg te breken, waardoor deze los v.m <ie kerk
staat. Aangezien blijkbaar tezelfder tijd allo wapenborden
zijn weggenomen, behalve dat van de Heeren van den Ham, onderscheidt het kerkje zich thans in niets van andere dorpskerkjes. Op het pleintje bij de kerk vonden we nog een aardig
oud buurtje, dat geheel in overeenstemming is met den toren. Over het geheel toont Vleuten zich nog zoo zeer als een oud dorpje, dat een enkel modern villatje in deze omgeving geheel misplaatst schijnt. Is Vleuten thans schdderachtig door den eeuig.szins
vervallen staat der woningen, in vroegere eeuwen stonden hier verscheiden adellijke kasteelen en aanzienlijke huizen. In Craandijk en Schipperus' wandelingen door Nederland (1872) leest men, dat nabij de kerk nog een toren stond, welks eenvoudige inrichting en bekrompen ruimte niet geschikt was voor bewoning door aanzienlijke familien, doch welks ouderdom juist daardoor bewezen werd. Daar tegenover stond het Huis Ten Eng, welks schoone
poort toegang gaf tot het ruime, beplante plein voor de Ridderhofstad. Ook lag te Vleuten nog het Huis Ter Meij dat in de
19de eeuw verwoest, waarschijnlijk weder op de oude grondslagen is opgetrokken. Men veronderstelt dit, om dat de grootte der steenen van de overgebleven muren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huis te Vleuten. (Naar een onde prent.)
Hier hebben we alles wat tot de stad behoort uit het
oog verloren en vertoont zich een echt Hollandsch land- schap. Boerderijen, groot en klein, boomgaarden, warmoeze-
rijen, weilanden met grazend vee, alles draagt hier het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
=K
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17
=25 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
— 744 —
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er op wees, dat deze nog uit de
Als laatste bewoner van het Huis |
IGileeeuw dateerden.
Ter Meij noemt men |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staan achter in den tuin der tegenwoordige villa, die
alleen den naam met het voormalige kasteel gemeen heeft. Toch trekt het
nieuwe Huis te Voorn de aandacht door zijn schoone ligging aan de rivier en het prachtig hoog opgaande ge- boomte, dat zich langs den Rijn bevindt. Het schilderachtige der lig- ging wordt nog ver- hoogd door de nabij- heid van het sluisje, Stadsdam genaamd, dat in de 17de eeuw door de Vroedschap van Utrecht werd ge- legd, ter vervanging van den breeden dam die hier het water van den Rijn tegenhield. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel van Stembor,
die niet vermogend ge- noeg was om het kas- teel in goeden staat te houden. Het begon te vervallen en het bruik- bare hout, ijzer en lood werd gebezigd om de bijbehoorende hofste- den te herstellen. De muren vielen in en het opgehoopte puin op de binnenplaats, was nog het eenige wat ten be- wijze kon strekken, dat hier eenmaal eene schoone stichting had gestaan. Een kwartier ten
westen van het dorp |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ouil buurtje bij Vleuten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stond nog het Huis
ten Ham, dat, reeds in de 12de eeuw bekend, in 1536 door de Staten van
Utrecht als Ridderhofstad werd erkend. Door overerving van geslacht op geslacht kwam dit adellijk huis in de 19de eeuw in handen van Jozef Levdel, oud-Luitenant- Kolonel, Commissaris van Oorlog in Ned.-Indië, Heer van Velthuizen en Ouden Rhijn, na wiens dood het overging |
Over dezen dam moes-
ten toen ter tijde de schepen door middel van een groot rad of overtoom, naar de andere zijde worden gebracht. Deze dam en de lage waterstand der rivier waren een zóó groot ongerief voor de schuitenvoerders, dat zij aanboden het dubbele sluis- geld te betalen, wanneer hierin verandering werd gebracht. De vroedschap voorzag in de behoefte door het tegen- woordige sluisje of verlaat te doen leggen, benevens een slijkdam voor kleine schuiten. Behalve de reeds genoemde Huizen, stonden te Vleuten
nog het Huis Den Eng, Bottenstein, het Huis Te Heem, waarvan door overlijden der familiën en sloopen der ge- bouwen alleen nog de herinnering is overgebleven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ridderhofstad Voovn.
aan Mr. Royaards, wiens weduwe de ruïne thans nog in
bezit heeft. Het overblijfsel van deze Ridderhofstad is een hooge,
vierkante toren, die in den slot vijver of gracht staat, als een monument voor den stichter. In de onmiddellijke nabijheid ligt een boerderij, waarheen in plaats van door een hek, toegang wordt verleend door een wit gepleisterd, vierkant, met roode pannen gedekt poortje, dat waar- schijnlijk tot een der slotpoorten heeft behoord. Trots regen en wind begaven we ons hier heen om
eene opname te maken van den toren. We kozen den terugweg langs de Heem en Ouden Rhijn,
omdat de landweg naar de Heem zeer schoone gedeelten heeft, waar het hoog opgaand hout doet vermoeden, dat ook hier eenmaal aanzienlijke gebouwen hebben gestaan. Nog stond op Vleuten's grondgebied tusschen de Heem
en Ouden Rhijn, de Ridderhofstad het Huis te Voorn, waarvan alléén nog de torens zijn overgebleven. Deze |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruïne Tan het Huis ten Ham.
Niettegenstaande van de vroegere grootheid dus niets
meer bestaat, is een wandeling naar Vleuten zeer aan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
=S§
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SQ=:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18
»1=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
=ö?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
— 745 —
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namen herbouwd, of, zooals de
oorkonde luidt, „vertimmtMd tot een deftig; liuis." In latere eeuwen door familieomstandig- heden in verval geraakt, werd het in liet einde der vorige eeuw door Etienne Baron van Zuilen van N ij e veld van de Haar, in zijn ouden luister hersteld. De wandeling naar dit monumentaal gebouw, welks wederopbouw, ge- heel in middeleeuNvschen stijl, een der meest bekende meester- werken is \ an onzen grooteii bouwmeester C'uijpeis, is zeer loonend, hoewel liet slechts aan enkele bevoorreelit(>n vergund wordt het inwendige te zien. Zeir zeker ware het te wenschen, dat de ruine van het Huis ten }{am ook eenmaal in den vorigen luis- ter werd hersteld. Mag Ouden Rhijn zich al niet
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koepel v»n Oog in Al.
te bevelen, daar nog menig schilderachtig plekje
is overgebleven, vooral in de kom van het dorpje en langs den weg over de Heem, de plaats waar Vleuten, Ouden Rhijn en Velt- huizen te zamen komen. Hoewel niet op Vleuten's grondgebied, ligt
het beroemde kasteel het Huis Ter Haar ') zóó nabij, dat we niet mogen verzuimen er even van te gewagen. Een smallen grintweg volgende, komt men na een half uur gaans aan bovenge- noemd kasteel, dat reeds in de 12de eeuw be- kend was. Steeds door grafelijke familiën bewoond,
werd het in 1482 door Joost van Lalaing, stadhouder van Holland, in brand gestoken, maar een halve eeuw later door een der erfge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
') Zie £ii/t^n Haari/,ig. 1896, blz. 29.5; jg. 1906, blz.7S9.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huize Oog in .\1.
beroemen, de woonplaats te zijn
geweest van grafelijke familiën, het is zoo schilderachtig gelegen en zóó nabij Utrecht, dat men er zich over verbazen moet som- tijds de vraag te hooren : „Ouden Rhijn, waar ligt dat?", of te ver- nemen dat postbeambten, brieven geadresseerd aan Ouden Rhijn, doen opzenden naar Leiden, waar een stadsdeel dezen naam draagt. Al ligt Ouden Rhijn slechts
op 15 minuten afstands van het Centraal Station te Utrecht, toch was de wandeling daarheen dik- wijls gepaard met moeielijkheden, die thans alle uit den weg zijn geruimd. Ouden Rhijn ligt aan het einde
van den Leidschen Straatweg en daarvan gescheiden door het |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huize Welgelegen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
$C=
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
=sö
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
=25 |
||||||||||||||||||||||
?s=
|
||||||||||||||||||||||
— 746 —
|
||||||||||||||||||||||
Aan het einde der brug zien we een bordje, dat er
ons op wijst, dat we hier de gemeente Ouden llhijn betreden. We blijven een oogenblik staan, getroffen door de schoone ligging dezer kleine gemeente aan den Leidschen Rijn. Het eerste gedeelte dezer kalm stroomende rivier, dat aan de stadszijde van het kanaal, in noordelijke richting, van den Leidschen Rijn afwijkt, draagt denzelfden naam als de gemeente; verder heet de rivier tot Leiden, Leidsche Rijn. Vol bewondering staren we op het aan den rechteroever
der rivier gelegen Buitengoed, Oog in al. In de ITde eeuw door Meijster, den zonderlingen
Amersfoorter, ') van wien behalve in verband met de vermaarde kei vele annecdoten in omloop zijn, gebouwd, is Oog in al het type van een deftig 17de eeuwsch buiten- verblijf. Mogen er in den loop der tijden door vergrooten of verfraaien veranderingen zijn aangebracht, dan zijn die met zoo veel nauwkeurigheid geschied en in stijl gehouden, dat niemand zou kunnen vermoeden, dat Oog in al niet \aii den oorsprong af zoo is gebouwd. Aan de zijde der rivier is een glazen' warande aan-
gebracht, die iti geen enkel opzicht schade doet aan het ouderwetsch aanzien van het geheel. Juist op den hoek van den net aangelegden tuin, aan
den oever waar het kanaal en de rivier elkaar naderen, staat een ronde koepel met vele ramen uitzicht gevende naar alle zijden, waaraan het Buiten den naam Oog in al, ontleent. |
||||||||||||||||||||||
Merwedekanaal. Van Utrecht komende werd het geduld der
wandelaars meermalen op de proef gesteld, wanneer de afsluitboomen der spoorbaan tusschen de stad en den Leidschen weg waren voor aankomende, vertrekkende of rangeerende treinen. Dikwijls duurde het wachten zoo lang, dat de wachtenden (waarbij ook rijtuigen en op |
||||||||||||||||||||||
Stadsdam.
marktdagen, vee) bij het opheffen der hoornen, zich van
weerszijden om het zeerst beijverden den overweg over te steken, waardoor vrees voor gevaar niet altijd ongegrond was. Dit bezwaar is thans opgeheven door het graven van tunnels onder den spoorweg door. Van deze tunnels, die zeer netjes afgewerkt en des avonds electrisch zijn verlicht, dient één voor voetgangers, één voor wielrijders en handkarren, en de derde en grootste voor rijtuigen en vee; terwijl de-daarin gelegde rails een stilzwijgende belofte inhouden, dat de Leidsche weg ook eerlang in de tramverbindiug zal worden opgenomen. In afwachting daarvan wandelen we den Leidschen
weg langs tot aan de groote draaibrug over het Merwede- kanaal of de Keulsche vaart. Juist op den hoek waar vroeger de Beetwortelsuiker-
fabriek stond, die des zomers geen fraaien aanblik, en gedurende de maanden October, November en December tijdens de bietencampagne, bemodderde straten opleverde, verrijst thans het nieuwe Rijksmuntgebouw; we gaan hier de groote brug over en ontdekken dat het uitzicht over de Keulsche vaart naar beide zijden zeer schoon is. |
||||||||||||||||||||||
he lloiiittiel !u onze da^o:i.
Was dit uitzicht vóór de doorgraving der Keulsche
Vaart, toen zoo ver het oog reikte slechts weilanden en boomgaarden te zien waren, onbeperkt thans heeft het eenige wijzigiging ondergaan, doordat aan de zijde van Utrecht een nieuwe stadswijk en aan den linkeroever der rivier een rij moderne huizen is gebouwd. Toch is het uitzicht nog zoo verreikend, dat Oog in al dien naam nog volkomen terecht draagt. Wat ligt het daar rustig ver van 't stadsgewoel om-
geven door prachtige beuken en trotsche kastanjeboomen, aan den oever der rivier! Hoe sierlijk spreidt de oude treurwilg zijn takken uit over den oever nabij het bruggetje dat toegang geeft tot een statige laan, die zich uitstrekt tot de overzijde der uitspanning „De Hommel". Behalve hetgeen aan de zijde der rivier te zien is,
bestaat deze rijke bezitting nog uit verschillende warmoe- zerijen en boomgaarden die zich ten noorden bevinden. De eigenaar en bewoner dezer schoongelegen buiten-
plaats is de Ambachtsheer der Heerlijkheid Ouden Rhijn. Sedert eenige jaren is in de nabijheid van het kanaal
de linkerzijde van den straatweg bebouwd met moderne huizen en fabrieken, terwijl verder op nog enkele fraaie |
||||||||||||||||||||||
Blik op het Merwedekanaal.
|
||||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||
') Zie Eii/en Haard, jaarg. 1903, blz. 347.
|
||||||||||||||||||||||
SS=
|
||||||||||||||||||||||
20
|
||||||||||||||||||||
=as
|
||||||||||||||||||||
SP
|
||||||||||||||||||||
— 747 —
|
||||||||||||||||||||
buitenplaatsen staan, die uit vroegere eeuwen dateeren.
Zoo vinden we nabij den Hommel en daarvan gescheiden door den grintweg naar .Jutfaas, het schoone buitengoed Welgelegen. Vanaf de brug over de Keulsche Vaart tot aan de
gemeente De Heem is de straatweg bizonder mooi. De overzijde der rivier levert bijna overal een fraai achter- grond van hoog opgaand hout en kersenboomgaarden, waartusschen van tijd tot tijd oude huisjes versoholen liggen. Het verkeer is hier, vooral op marktdagen wan- neer de landbouwers der naburige gemeenten hun waar ter markte brengen, en des Zondags wanneer zich vele
wandelaars langs den straatweg begeven, zeer druk. Ook bestaat bij vele Utrechtsche familiën nog het oude gebruik om in den kersentijd in de boomgaarden zich aan deze heerlijke vrucht te goed te gaan doen. Hiertoe bestaat ook gelegenheid aan de uitspanning
De Hommel. In het begin der vorige eeuw nog eene kleine boerenherberg, waar op 23 Sept. bij wijze van kermisviering ringrijderij werd gehouden, waarbij op buitensporige wijze gebruik werd gemaakt van jenever met stroop en op roode bessen, is De Hommel thans de |
||||||||||||||||||||
Lp^pg
|
||||||||||||||||||||
De Hommel. \Naav een oude prent.
|
||||||||||||||||||||
opzicht de landelijkheid der omgeving schaden, een ge-
makkelijke vervoersweg, voor de bewoners levert zij, behalve het schoone uitzicht, veel genoegen op, voora! voor liefhebbers van hengelen en roeien. Hier, waar geen vrees bestaat voor aanvaring van stoombooten, ziet men herhaaldelijk spelevarenden en officieele roeiers in hun eigenaardige costuums. Lichters en tjalken, die hun vracht komen halen of brengen aan de fabrieken of bouwonder- nemers, stoÉFeeren meermalen de rivier, terwijl ook de ouderwetaohe trekschuit met jager en paard hier geen zeldzame verschijning is. Ouden Rhijn is een idyllisch plekje, dat kerkelijk onder
de gemeente De Heem staat, en met Vleuten en Velt- huizen één gemeentebestuur heeft. Het heeft voor de bewoners het zeldzame voorrecht, dat men behalve v/m het buitenleven evenzeer kan genieten van de gerieven en genietingen der stad, al gaat dit af en toe gepaard met een kleine oefening in geduld, wanneer de brug over 't kanaal is opengedraaid, om schepen door te laten. Velthuizen, de derde aan dit gemeentelijk klaverblad,
komt nabij het dorpslogement Het Wapen van Gouda met de beide andere gemeenten te zamen. Hiervan is niets anders te zeggen, dan dat er in o\eroude tijden het Huis te Nijevelt heeft gestaan en dat het in 174.S slechts negentien huizen telde. Thans is het een kleine, rechte streek met boeren- en arbeiderswoningen bebouwd, aan den straatwetj naar Woerden, Harmeien en Leiden. |
||||||||||||||||||||
„Gezigt van 't Hommeltje bij l'trecht." (Naar eeu ouJo preiu).
plaats, waarheen wandelaars en roeiers zich begeven, om
een wijle te rusten en te genieten van het fraaie uitzicht over den Rijn. Is deze voor de fabrieken, die hier in geen enkel
|
||||||||||||||||||||
S3=
|
||||||||||||||||||||
=S£
|
||||||||||||||||||||
Openingstijd van:
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meern
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over archeo-
logie (o.a. Romeinse nederzetting), oude gereedschap- pen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiks- voorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
||||||||||||||||||||
21
|
|||||||||||||||
Een kijk van nu... op 'n kiek van toen
|
|||||||||||||||
Tot in de 18e eeuw was het de brouwerij
van het vermaarde „Vleutens bier" van de familie Bijlevelt. Het merk van de brou- werij bestond, volgens een beschrijving uit 1750, uit een ,,kuypersdissel en daar- boven een Rijn". De kuipersdissel wijst erop dat aan de brouwerij een kuiperij was verbonden. De Rijn staat hier voor de oude naam van de Vleutense Wetering, die diende als transportweg en leverancier van het benodigde water. Eind vorige eeuw diende het pand als stationskoffiehuis in welke tijd ook de gevel aan de Hinder- steinlaan is voorzien van de sierlijke tekst. |
|||||||||||||||
Deze keer viel de keus op de eeuwen-
oude hoek Hindersteinlaan - Odenvelt- laan, toen respectievelijk Dorpsstraat - Stationsweg. De kiek van toen dateert van 1920, dus
na de grote brand van Vleuten in 1898, waarbij gelukkig door een gunstige wind- richting „De Brouwerij" (links) gespaard is gebleven. Het markante 17e eeuws huis met een naar achteren uitgebouwde opkamer is een, voor onze gemeente, monument van de eerste categorie en thans in gebruik als café. |
|||||||||||||||
In 1977 is het pand gerestaureerd en
werd een nieuwe aanbouw aan de Oden- veltlaan toegevoegd, waarin nu een snack- bar is. Het gepleisterde pand is volgens het dwarshuistype gebouwd met een za- deldak tussen twee topgevels en zal mo- gelijk oorspronkelijk ook boerderij zijn geweest. De familie Van Bijlevelt heeft generaties
lang in het Vleutense een notabele rol gespeeld en had vele bezittingen w.o. meerdere brouwerijen, zo ook deze. Zelf bewoonde zij huis „Alenvelt", afgebro- ken in 1975, gelegen aan de weg naar Utrecht, waar thans het nieuwe zuster- huis staat. De overeenkomsten op beide foto's spre-
ken voor zich; saillant zijn hierbij de ge- lijkenissen van het rechtsgelegen winkel- woonhuis met bakkerij uit 1900, vroeger ook boerderij. Het grote etalageraam ver- stoort helaas het karakteristieke beeld van het geheel. Uit de archieven blijkt dat al vanaf begin 1700 op deze plaats een bakkerij gevestigd was, oorspronke- lijk van de familie Verkerk, later van de familie Van Dijk. Voorts zien we op de oude foto dat het
wegdek naar de brug toe sterk hellend was, hetgeen te maken had met de hoge boogbrug die de toen nog belangrijke scheepvaart doorgang verleende. Tot slot geeft de kaasbrik, geplaatst onder het rijke lommer, aan deze gravure-achtige foto een nostalgisch decor. |
|||||||||||||||
». t —n—piwiwrmii'T M
|
|||||||||||||||
Tot de volgende Kijk.
|
|||||||||||||||
H.v.E.
|
|||||||||||||||
„Kiek van toen" uit: „oude prentkaarten vertellen
over Vleuten-De Meem" van J.J.Th. Sprong. „Kijk van nu": A.J. van Weerdenburg.
|
|||||||||||||||
22
NAAM
|
||||||||||||||||
PM>
|
||||||||||||||||
Vorige week ben ik vijftien geworden.
Dat is net de leeftijd waarop je wat meer vragen gaat stellen aan je ouders. Met mijn vader kon ik altijd al goed over allerlei dingen praten. Voorzichtig had hij me uitgelegd waarom mijn stem zo ging veranderen. Ook had hij mij uitleg gegeven, hoe ik met een droog scheer- mesje het donzige haar van mijn gezicht kon krijgen. 's Avonds kon hij uitgebreid vertellen,
over zijn diensttijd tijdens de eerste we- reldoorlog. Ook de hete zomers en de barre winters van vroeger kwamen ter sprake. Toch was er een ding waarover hij niet
wilde praten. Al heel wat keren had ik hem gevraagd: „Waarom heeft mijn broer drie, mijn zusje twee en ik maar één voor- naam?" Steeds als ik er over begon, streek hij
langs zijn hoofd, kneep zijn kleine oog- jes wat dichter en zei: „Jongen dat zal ik je later wel eens vertellen". Het bleef voor mij een raadsel. Ik bleef er over piekeren. Was er in de familie soms iets gebeurd
en wilden mijn ouders niet meer aan hun namen herinnerd worden ? Of was het omdat het geloof in de heiligen vanwege de slechte tijd van armoede en werke- loosheid wat was afgezwakt ? Een oom van mij bracht uitkomst. Hij
vertelde mij het ware verhaal, dat luidt als volgt: Het was op de eerste juni 1929. In een
klein huisje aan de Zandweg was een kind geboren, een flinke zoon van bijna zeven pond. De moeder lag onder het rieten dak in het kraambed. Beneden op de tafel lag een briefje met de namen van ooms, tantes, buren en kennissen. Daar moest m'n vader morgen op de fiets naar toe om het nieuws te vertellen. Men be- sloot met dopen maar te wachten tot maandag, omdat het er niet naar uitzag dat ik voor die tijd dood zou gaan. |
||||||||||||||||
Op een tweede briefje stonden de namen
die ik zou krijgen; de naam van mijn moeders vader Theodorus, die van mijn vaders vader Johannes en de heilige van de dag, die stond op de kalender. Na een hele zondag fietsen, en bijna
overal wil je wat drinken, ging vader bij- tijds naar bed. Morgen weer vroeg dag. Hij moest om vier uur alweer spinazie snijden. Om negen uur zijn tweede schaft. Hij nam geen tijd om te eten maar bond
z'n stukkezak met brood aan het stuur van zijn fiets en ging richting Vleuten om aangifte te doen op het gemeente- huis. Bij de spoorwegovergang moest hij even wachten. Hij nam een hap brood en zag ook dat Gert daar stond. Gert was al een tijd zonder werk en had dus wel tijd voor een praatje. „Zo, Jan", zei Gert, hije gedoan genome
of gekrege? ,,Nee", zei Jan, ,,mor me vrouw het een kleine opgedoan en die mok nou angeve". Toen kwamen de ge- bruikelijke vragen: „mit je vrouw alles goed ?" en „hoeveul weeg tie" en „hoe hiet de kleine". Jan haalde het briefje uit zijn manchesterse broek en liet het aan Gert zien. |
Zo, das een hele litanie, daar mag je wel
mee oppassen. Ze proberen in deze tijd overal geld uit te slaan en ik heb gehoord dat je voor iedere naam je leven lang belasting mot betale. „Ach, flauwe kul", zei Jan. Hij fietste snel naar het gemeentehuis en
kwam net op tijd bij de ambtenaar. Deze schreef de aangifte. Jan stond met het briefje met namen in zijn hand. Theodorus, schreef de ambtenaar. Toen
aarzelde Jan: „Eh, eh, nee, zo is het ge- noeg", zei hij met een wantrouwende blik. Twee weken later kwam hij Gert weer tegen. „Zo Gert", zei Jan, ,,ik heb ge- hoord dat je gezin ook weer groter gewor- den is". „Och ja", zei Gert, „een dochter, maar dat mag geen naam hebben, het is al de zestiende". Tot zover het verhaal van mijn oom. De dochter van Gert mocht geen naam
meer hebben, dan ben ik er toch nog goed afgekomen. |
|||||||||||||||
De Meem, juni 1944
Theo van den Berg |
||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||||
23
|
|||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
i4e jaargang nr. 2, juni 1994 ©1994 >f ' '
•De vereniging is ingeschreven in het vere-
Uigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 |
|||||||||||||||||
In de vorige nummers van ons tijdschrift
heb ik u onder andere opgeroepen om oude foto's, onze gemeente betreffende, aan onze vereniging af te staan. In de eerste plaats natuurlijk om deze foto's zorgvuldig te bewaren en te gelegener tijd te gebruiken bij publikaties. Op kor- te termijn hadden wij behoefte aan oude foto's in verband met de uitgave van een fotoboek. Diverse leden hebben aan de- ze oproep gehoor gegeven, waardoor het ons mogelijk was het manuscript voor het fotoboek af te ronden. De uitgave ervan zal ik oktober/november een feit zijn. Een initiatief dat ik hier niet onvermeld
wil laten is de „Reünie rond de Meem- brug" op zaterdag 28 mei j.1., waar meer dan 500 inwoners en oud-inwoners van rond de Meernbrug door de heren H.B.J. Bonenkamp en Th. van den Berg wer- den uitgenodigd om oude herinneringen uit te wisselen, met koffie, een drankje en een barbecue. Meer dan 300 (oud-) Merenezen gaven aan de uitnodiging ge- hoor en zongen samen op de wijs van „Daar bij die molen" het door Theo van den Berg geschreven ,,Meerns Volks- lied", waarvan ik hier een couplet en het refrein citeer: „Al gingen veule huizen plkat,
het hart dat ging d'r aan,
maar we zeggen dat is makkeluk zaat
De Meern büjft bestaan.
Een volk, een dorp vol vrolijkheid,
zo zal het altijd zijn.
We zijn en blijven voor altijd,
ze krijgen ons niet klein.
Dat is De Meern, het blijft De Meern,
het mooie dorpje, daar willen we altijd zijn. We laten De Meem niet annexeren, het is zo fijn, in het dorpje aan de Rijn". |
|||||||||||||||||
En dit brengt mij op het ontwerp-voorstel
tot grenswijziging met de gemeente Utrecht, waarmee de gemeenteraad heeft inge- stemd. Als voorzitter spreek ik, everunin als het bestuur van onze vereniging, een oordeel uit over de noodzaak van een der- gelijke grenswijziging. Maar wij hebben wel bezwaar tegen de gekozen grenzen, waarbij op geen enkele manier rekening is gehouden met de rijke historie van ons gebied, terwijl het juist gedeputeerde Kok en burgemeester Westra waren, die bij de presentatie van het boek over de geschie- denis van onze gemeente opmerkten, dat deze uitgebreide informatie juist op tijd kwam om bij een eventuele grenswijzi- ging en nieuwbouw met die historie reke- ning te houden. Het lijkt mij een gemiste kans van de
zijde van de overheden. Maar ik denk - en met mij het bestuur van de vereniging - dat het nog niet te laat is. Het bestuur heeft zijn mening over de loop van de voorge- stelde grenzen zowel aan de provincie als aan de gemeentebesturen van Vleuten-De Meem en Utrecht in een brief uiteengezet. Het komt erop neer, dat wij ervoor pleiten zowel het archeologisch monument Den Engh met de Enghlaan (de oorspronkelijke oprijlaan van de ridderhofstad Den Engh) bij Vleuten-De Meem te houden, evenals de historische bebouwing langs de Rijks- straatweg en de Zandweg met inbegrip van het Park Voorn met het archeologische monument van de ridderhofstad Voorn. De verbondenheid van deze gebouwen en terreinen met onze gemeente is zo groot, dat toewijzing aan de gemeente Utrecht een groot historisch onrecht zou zijn. La- ten we hopen dat het provinciaal bestuur respect heeft voor de oude waarden en - mocht het plan doorgaan - dit aanpast in de door ons bedoelde zin. J.F.K. Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||||||||
Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten Tel. 03407-72112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407-71483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407 - 71263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30,—per jaar,
bij verzending per post f. 12,50 extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,- voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, H.J. Kolker en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie Illustratie voorpagina;
Fragment van een kaart van de Hofstede Zeidenrijk, getekend door Henrick Ver- stralen in 1624. |
|||||||||||||||||
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
De boerderij Zeidenrijk te Vleuten en zijn
bewoners in de 18e t/m 20e eeuw
Bedrijvigheid In De Meern
De ridderhofstad Den Engh te Vleuten
Wie wat bewaart, die geeft wat / Openingstijden /
Rectificatie Oude perceelsnamen
Archeologisch onderzoek op de Hoge Woerd
Straatnaamgeving In nieuwe wijken
Dubbeltje
|
|||||||||||||||||
pag-
23
24 25
32 39 42
43 44 48 |
|||||||||||||||||
Druk: Niek van Kooten De Meern
|
|||||||||||||||||
24
|
|||||||||
Verenigingsberichten
Historische prijs
In het vorige nummer werd door de voorzitter medegedeeld
dat door de vereniging besloten is tot instelling van een „his- torische prijs". Hieronder vermelden wij het reglement voor de toekenning van deze prijs, zoals dat door het bestuur werd vastgesteld. Reglement voor de toekenning van een historische prijs van
de vereniging. 1. Door de Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haar-
zuilens wordt een prijs ingesteld, genaamd de ,,Dr. D.W. Gravendeel-prijs". 2. Het doel van de prijs is het bevorderen van de zorg voor
het historisch erfgoed in de gemeente Vleuten-De Meem en van de aandacht voor het plaatselijk verleden in de ruimste zin van het woord. Door de insteüing van de prijs wil de ver- eniging particuliere initiatieven op dit vlak aanmoedigen. 3. De voor de prijs voorgedrageen werken, projecten of
activiteiten dienen hetzij in het straatbeeld of het landschap zichtbaar te zijn, hetzij een educatief of informatief karakter te hebben, hetzij op andere wijze een brede publieke strek- king te hebben. 4. De prijs kan tweejaarlijks worden toegekend aan een per-
soon, instelling of onderneming, die naar het oordeel van de jury op de meest stimulerende wijze heeft bijgedragen aan de onder 2 omschreven doelstelling. 5. De prijs bestaat uit een oorkonde en een toepasselijk ge-
schenk, die daartoe door het bestuur van de vereniging ter be- schikking worden gesteld. 6. De prijs wordt in het najaar toegekend door een jury, be-
staande uit een bestuurslid van de vereniging, een vertegen- woordiger van een in de gemeente Vleuten-De Meem func- tionerende instelling of vereniging op het gebied van monu- mentenzorg en cultuurbehoud en een persoon uit de plaat- selijke gemeenschap met gebleken sympathie voor de onder 2 omschreven doelstelling. De jury wordt telkenmale be- noemd door het bestuur van de vereniging. 7. De jury kent de prijs toe uit een voordracht, die wordt
opgesteld door het bestuur van de vereniging. Het bestuur ziet toe op een juiste toepassing van dit reglement door de jury. 8. Het bestuur van de vereniging zal een half jaar voor het
tijdstip van toekenning van de prijs een uitnodiging publice- ren om suggesties voor toekenning van de prijs te richten aan het adres van de secretaris van de vereniging. 9. De uitreiking van de prijs zal geschieden op een door het
bestuur te bepalen plaats en wijze. 10. Dit reglement is vastgesteld door het bestuur van de ver-
enigjng en kan, indien daartoe aanleiding bestaat, door dit- zelfde bestuur worden gewijzigd. 11. In kwesties waarin dit reglement niet voorziet beshst het
bestuur van de vereniging. Overeenkomstig het bepaalde onder 8 van het reglement
nodigen wij u uit om suggesties voor toekenning van de prijs vóór 15 augustus a.s. te richten aan het adres van de secretaris van de vereniging, Meemdijk 62, 3454 HT De Meem. Geschiedenisboelc Vleuten-De iVleern
Het in februari uitgekomen prachtige boek „Vleuten-De Meem,
geschiedenis en historische bebouwing" blijkt zeer in trek te zijn. Er werden aan onze leden tot nu toe bijna 400 exem- plaren verkocht en wij mochten veel positieve reacties horen. |
|||||||||
Zolang de voorraad strekt is het boek voor de leden nog voor
de gereduceerde prijs van ƒ 29,50 te koop in ons documen- tatiecentrum. Dorpsstraat 1 in Vleuten (tijdens de openings- uren), bij de secretaris, Meerndijk 62 in De Meern en bij de penningmeester, 't Zand 1 in Vleuten. Wacht met uw aankoop niet tot het uitverkocht is! |
|||||||||
Open lUlonumentendag 1994
De jaarlijkse landelijke Open Monumentendag is dit jaar op
zaterdag 10 september. Het programma van activiteiten van het Comité Open Monumentendag wordt georganiseerd in samenwerking met de Kulturele Kring en wordt gebracht on- der de titel „DICHTER IN BEELD", dat zowel het landelijk thema „BEELDEN" omvat, alsook MONUMENTEN, DICH- TERS en MUZIEK. In de vroegere raadzaal boven Café Het Wapen van Haar-
zuilens wordt een expositie gehouden en een video ge- presenteerd over de bekende 19e-eeuwse architect Dr. Pierre Cuypers, die ook de restauratie van het kasteel De Haar uit- voerde. Uit het unieke archief van kasteel De Haar zullen originele ontwerp-tekeningen voor beeldhouwwerk in het kasteel, dat door Cuypers zelf werd ontworpen, worden geëxposeerd, alsook een aantal beelden uit het kasteel. In de gelagkamer van het café wordt een dia-klankbeeld
vertoond, getiteld „Beelden van beelden", over de vele beel- den en ornamenten van het kasteel. Op de Brink wordt een tent opgesteld, waarin een beeldhouwer, een houtsnijder en een steigerbouwer iets laten zien over de uitvoering van hun ambacht in het kader van restauraties van monumenten. In deze tent is bovendien de troubadour Bert Oosterhout aan- wezig, die de eerste dichter is in een reeks van vele, die in monumenten voorlezen uit eigen werk. Verder zijn in het programma opgenomen uitvoeringen door
de taaiarbeider Rob Bekker en de gitarist Appie Alferink in de boerderij De Nieuwe Ham, Joostenlaan 1, waar zij Ne- derlandstalige liedjes spelen, die met elkaar verbonden wor- den door associatieve teksten, dialogen, sketches, poëzie en onzin. In de veranda het woonhuis De Appelbloesem, Sta- tionsstraat 34, treden de dichter Henk Achterberg, de dich- teres/tekstschrijfster Lambertha Souman en de zangeres/ gitariste José van der Staak op. In de hofstede Nyevelt, Rijks- straatweg 130, wachten de dichter/schrijver Jan Schotte, de dichteres Yvonne Gobits en de zangeres/gitariste Maija Moer- land u op en hoort u proza, poëzie en muziek. In de boerderij Veldzicht, Rijksstraatweg 44, wordt u ontvangen door de dichter/schrijver Adriaan Morrien. Deze activiteiten vinden plaats tussen 10.00 en 17.00 uur. De
dichters gaan telkens op het hele uur „aan het werk", het laatst om 16.00 uur. De musici zorgen voor de muzikale om- lijsting. Kies de monumenten die u wilt zien of de kunste- naars die u wilt horen en wandel, fiets of rij met de auto van adres naar adres, maar de regel is: maak er geen race van. |
|||||||||
Verdere bijzonderheden kunt u vinden in perspublicaties. De
datum kunt u nu vast in uw agenda noteren. |
|||||||||
25
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boerderij Zeldenrijk te Vleuten en zijn
bewoners in de 18de t/m 20ste eeuw |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door F. J. Scheepens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als beoefenaar van genealogie heb ik
belangstelling voor de omstandigheden, waaronder mensen vroeger leefden. Wellicht is het ook voor de lezers van
dit tijdschrift interessant om te weten wie woonden en werkten in historische ge- bouwen. Al in de 16de eeuw komt boerderij Zel-
denrijk op 't Hoog voor in het archief van het kapittel van Oudmunster i), dat eeuwenlang ambachtsheer en grootgrond- bezitter was van Vleuten 2). De bewoners hadden de grond in erf-
pacht van het kapittel. Toen de kapittels in Utrecht in het begin van de 19de e?uw werden opgeheven, gingen de eigendom- men over op de Rijksdomeinen. |
Vanaf 1701 werden er doopboeken bij-
gehouden van de r.-k. kerk van Vleuten. Sindsdien weten we wat meer over de gezinssamenstellingen van de bewoners uit deze omgeving. Verder is het nota- rieel archief een bron van gegevens. Talrijk zijn de boedelbeschrijvingen
en huwelijkse voorwaarden, waaruit we iets over de welstand van de bewoners te weten komen. Na het invoeren van het kadaster in 1832 kunnen we de bezittin- gen van gebouwen en land en het ge- bruik hiervan in de tijd volgen. De familie Van Eijclc (1692-1815)
Comelis Willemsz van Eijck woonde in
1692 al op Zeldenrijk als hij de boerderij |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor 525 gulden koopt van Gerrit Deur-
goed en zijn huisvrouw Aletta Leechbureh uit Harmeien 5). De boerderij is omschreven als "een
groot bouwhuijsinge, berge, schuer, stal- linge, hof en werff staende en gelegen in den gerechte van Vleuten, van outs ge- naamt Seldenrijk of den Lagen Ham". In 1699 zijn Comelis Willemsz van Eijck
en zijn vrouw Cunera van Werckhoven overleden. Willem Willemsz van Eijck en Augustijn van Werckhoven verkochten als voogden van het onmondige kint van Willem en Cunera de boerderij voor 630 gulden aan Teunis Willemsz van Eijck 6). Teunis was in 1697 gehuwd met An-
nigje Weerdeman. Van dit echtpaar we- ten we weinig, behalve dat het in de r.-k. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
#***♦»«#■»***<»# 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
V
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%;,.,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%\:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1 Zeldenryk getekend door landmeter Henrick Verstraelensz in 1624 uit het kaartboek van het kapittel van Oudmunster 3). De
boerderij met 3 bergen is tussen de fruitbomen duidelijk rechts te zien. De percelen A3 en I zijn weiland, K is boomgaard, de overige bouwland, tezamen ruim 38 morgen, dit is circa 32 hectaren. Geheel rechts staat 't Huys den Ham. De Bijlevelt (rechtsboven) is onjuist, het moet zijn de Heycop. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2 Zeldenrijk in 1936. De foto is ter beschikking gesteld door mevr. van Rooijen-Kromwijk. Volgens beschrijving van O. Wttewaal en
D. Cramers in 1988 is het een langhuisboerderij gebouwd omstreeks 1860 en heeft het een rieten zadeldak, een gesneden windveer en topgevelveld met levensmotief. Ligging: 't Hoog 6 4). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerk op 't Hoog enkele kinderen laat do-
pen, die op Zeldenrijk geboren zijn. Hun zoon Willem Teunisse van Eijck,
de opvolger op Zeldenrijk, is voor 1701 ge- doopt, toen er nog geen doopboek werd bijgehouden. Hij trouwt in 1746 met zijn buurmeisje Maria Broer. Zij is in 1723 gedoopt in Werkhoven. Het gezin van haar ouders Gerrit Broer en Cornelia de Ridder verhuisde rond 1727 naar boerde- rij de Wel in Vleuten. Willem overlijdt in 1759, waarna zijn weduwe een boedel- beschrijving laat maken ?). Zij zet zelf de bouwerij voort tot op
hoge leeftijd. Samen met haar tweede echt- genoot Arie van Nesch, geboren in 1723 op boerderij De Hoed te Vleuten, maakt zij twee testamenten, en na zijn overlij- den in 1793 testeert zij nog drie keer 8). In 1799 benoemt ze Antonie van Eijk,
zoon uit haar eerste huwelijk, tot haar opvolger. Zij blijft tot haar dood in 1810 bij hem inwonen. Uit de boedelbeschrijving van Willem
van Eijk in 1759: Aan contante penningen 300, —,-
H^tbouwhuijs 157,10,--
Erfpacht van 13 morgen land van kapittel St.Marie 31,10,--
Kleederen van de overledene 12, —,-- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bedden „in de goot" waren bestemd
voor de knechts die in de koestal sliepen. Het grote aantal paarden was nodig voor de akkerbouw, in die tijd nog een belangrijke inkomstenbron, dat blijkt ondermeer uit het hoge bedrag aan koren in de bergen. Oudschiltgelt was een belasting op de grond. De belasting werd geïnd door de schout, in 1759 was dat in Vleuten Cor- nelis Hoogeveen. De boedel had een grote belasting- en
pachtschuld van 2,5 jaar. Voor het in dienst hebben van perso-
neel was personele quotisatie-belasting verschuldigd. Het personeel werd per jaar betaald, gemiddeld 50 gulden per knecht en 40 gulden voor de meid. Antonie van Eijk huwde in 1793 met
Aletta Wolswijk uit Harmeien. Als sche- pen van Vleuten behoorde hij tot de no- tabelen van het dorp. Wanneer hij in 1815 kinderloos overlijdt, is zijn vrouw enige erfname. Aletta trouwt in 1818 als weduwe van
54 jaar met de 21-jarige boerenzoon Ja- cobus van Rooijen. Jacobus was gebo- ren in Breukelen. Zijn vader Steven van Rooijen, geboren op Themaat (boerderij Rijkelijkhuizen) en zijn moeder Glaasje van Riet kwam uit de Lage Haar. Het was te voorzien dat Aletta kin-
derloos zou overlijden. Toch heeft zij |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27
|
|||||||||
Hij was ook eigenaar van 7 hectaren in
Harmeien, verkregen uit het testament van Aletta Wolswijk, bovendien had hij in erfpacht 10 hectaren in Vleuten van de Domeinen (afkomstig van het kapittel van St. Marie). In 1833 hertrouwt Jacobus van Rooijen
met zijn buurmeisje Dorothea Niekerk, geen slechte keuze. Ze was in 1807 ge- boren te Vleuten op boerderij Alenvelt. Haar ouders Dirk Niekerk en Maria
van der Worp bezaten in 1833 een groot boerenbedrijf aan de Heldam, dat grensde aan de zuidkant van zijn gebied. Zij bracht in het huwelijk 3000 gulden mee 12). De familie Oostrom (1845-1889)
Na het overlijden van Jacobus van Rooijen
in 1843, blijft Dorothea Niekerk kinder- loos achter. Uit de boedelscheiding blijkt dat hij een vermogen van ongeveer 27000 gulden naliet. Zijn erfgenamen zijn voor 7/8 deel zijn weduwe en voor 1/8 deel zijn moeder Clasina van Riet 13). Dorothea trouwt in 1845 met Johan-
nes Oostrom 14), geboren in 1804 in Ouden- rijn, weduwnaar van Wilhelmina Schalk- wijk, uit welk huwelijk hij een zoontje had genaamd Willem Oostrom. Wilhel- mina Schalkwijk was als dochter van Jo- hannes Schalkwijk en Adriana Middel- weert niet onbemiddeld. Tijdens haar ziekte bezocht zij verschillende dokters uit Utrecht waaronder een professor. Daarvoor liet zij zich vervoeren met
een rijtuig van het stalbedrijf van Gerrit de Groot uit Utrecht 15). In 1852 werd op Zeldenrijk geboren Theo-
dorus Johannes Oostrom, ook wel Theo- dorus Jacobus Oostrom of Dirk genoemd. Hij is het enig kind van Dorothea Nie- kerk. Nadat zijn moeder in 1853 over- leed, trouwde zijn vader voor de derde keer, nu met Petronella de Goeij uit Houten ie). Uit dit huwelijk worden drie kinderen
geboren: Cornelis, Aaltje en Theodora Oostrom. Pas in 1862 is er boedelschei- ding tussen Johannes Oostrom en Doro- thea Niekerk bij de notaris gemaakt n). Uit de boedelbeschrijving van Johannes
Oostrom in 1874: In het achterhuis een dorsmolen
met toebehoren 125,--
In de kelder een partij kaas
en boter 327,—
In het land 8 paarden 2990,--
In totaal 24 koeijen 3285,--
Drie varkens en een zeug
met 8 biggetjes 125,--
Eenige kippen, 12 ganzen en
2 kalkoenen 52,—
|
|||||||||
gewacht tot 1831, het jaar van haar over-
lijden, voor zij testeerde bij notaris Tissot van Patot te Maarssen. Het testament is uitzonderlijk omdat
ze haar behoeftige familieleden, maar ook de armen en de Kerk van Vleuten zeer gul gedenkt door het schenken van legaten. Uit het testament van Aletta Wolswijk:
„Ik geef en legateer aan mijne nicht Gijs-
berta Wolswijk, kind van mijn overleden broeder Cornelis Wolswijk gedurende haar geheel leven een somma van hon- derd gulden jaarlijks" ,,Ik begeer dat dit jaarlijks legaat van honderd gulden door mijn na te noemen erfgenaam of zijn opvolgers van halfjaar tot half jaar zal worden voldaan uit de revenuen van 7 bunders 66 roeden wei en hooiland gelegen in de Breudijk gedu- rende het leven van mijn nicht Gijsberta Wolswijk, zodat het land niet verkocht mag worden" ,,Ik verklaar dat Mathijs Knijff woon-
achtig te Harmeien gedurende zijn leven lang van mij te leen heeft ontvangen eene som van drie duizend gulden welk ka- pitaal niet zal mogen worden opgeeischt dan na de dood van dezelve Mathijs Knijff' ,,Ik begeer dat na het overlijden van
Mathijs Knijff het genoemd kapitaal van drie duizend gulden door mijnen na te noemen executeur zal worden opgezegd en ontvangen" „Ik begeer dat van deze gelden 100 gul-
den worden uitbetaald aan den pastoor der R.K. Kerk te Harmeien voor 20 jaarge- tijden van dikwerf genoemde Mathijs Knijff en Gijsberta Wolswijk en 250 gul- den aan den pastoor van de R.K. Kerk te Vleuten om voor de rente hiervan jaarge- tijden te houden voor mij en mijn over- leden man Antonie van Eijk" „Nog is mijn begeerte dat een som van 50 gulden zal worden afgenomen van het veel genoemde kapitaal van drie duizend gulden om alsmede van de rente daarvan in de R.K. Kerk van het Hoog een ziels- mis te lezen voor Antonia Wolswijk" „Ik begeer dat mijn executeur van het kapitaal van het restant van gemelde drie duizend gulden in bewaring zal nemen duizend gulden om daarvan naar zijn goeddunken de personen van Jan van Huizen, Joanna van Huizen, Cornelia van Eijk en Antonie van Dam, wanneer ZIJ tot armoede kwamen te vervallen, te alimenteren, en wanneer zij zullen zijn overieden het kapitaal van duizend gul- den of het restant hiervan zal moeten worden uitbetaald aan de R.K. armen van Vleuten" .,A1 verder is mijn uitdrukkelijke be-
geerte dat de Heer Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, burgemeester van Vleuten, |
van mij ter leen ontvangt een som van
duizend gulden tegen een interest van viertenhonderd in het jaar, zijn Edele na mijn overlijden niet zal mogen worden aangemaand, ik verlang dat de renten welke van hetzelve kapitaal jaarlijks aan mijn executeur zullen worden uitbetaald, om daarvan in de behoefte van Cornelia van Eijk te voorzien, terwijl na het over- lijden van dezelve Cornelia van Eijk het uitbetaald kapitaal van duizend gulden ter beschikking zal zijn van mijnen exe- cuteur, om daarmee te handelen overeen- komstig mijnen aan hem kenbaar ge- maakten wil." „Ik begeer voor de rust mijner ziel een
plechtige uitvaart in de R.K. Kerk het Hoog te Vleuten en dat hiervoor door mijnen na te melden erfgenaam aan de R.K. pastoor dier Gemeente zal worden betaald 70 gulden" „Wijders begeert testatrice dat hare exe-
cuteur gedurende een jaar 52 zielsmissen en een jaargetijde zal houden voor de somma van 92 gulden" „Nog is mijn begeerte dat de som van 200 gulden welke de R.K. Kerk op het Hoog aan mij verschuldigd niet zal be- hoeven te worden afgelost en legateer ik derhalve aan genoemde Kerk" „Laatselijk verklaart testatrice nog haar
begeerte te zijn dat hare executeur onder zich zal nemen alle hare klederen, lijfcie- raden en kleinoden en daarmee naar best oordeel te handelen" Zij benoemt tot haar enige erfgenaam
haar man Jacobus van Rooijen en tot executeur van haar testament en bezorger harer begrafenis de Weleerwaarde Heer Wilhelmus Henricus Antonius van Bijle- velt r.-k. priester en kapelaan te Maars- sen" 9). De aankoop van landerijen vroe-
ger behorende aan Oudmunster In 1827 werd door de Domeinen veel
grond verkocht, die afkomstig was van het kapittel Oudmunster. Hiervan be- hoorde 64 hectaren in Vleuten en 12 hectaren in de Lage Haar tot Zeldenrijk, die tot eind 1828 verhuurd waren aan Jacobus van Rooijen voor 425 gulden per jaar. Het getimmerte van Zeldenrijk was in bezit van de huurder. Koper was Johan Peter Dorsselen, koopman in Utrecht lo). Jacobus van Rooijen kocht in 1828 hier-
van 38 hectaren in Vleuten en 12 hecta- ren in de Lage Haar voor 9100 gulden. Dit bedrag leende hij voor 10 jaar tegen 4% interest bij de verkoper J.P. Dorsselen u). We zien bij de eerste kadastergege-
vens van 1832 dat Jacobus van Rooijen nog 35 hectaren land in Vleuten bezit en de 12 hectaren in Haarzuilens. |
||||||||
28
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb.3 Kadasterkaart van 1832. De percelen van Jacobus van Rooijen in Vleuten zyn gerasterd. A is Zeldenrijk, B de r.-k. kerk, C Huis
den Ham, D de Hoge Ham, E de Wel en F het Spijk. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens mondelinge overeenkomst is de
boedel schuldig aan Dirk Oostrom (Theo- dorus Johannes) 2/3 van de onkosten voor een boerenwoning, die nog gebouwd moet worden memorie Adriana van Bommel, weduwe van Wil-
lem Oostrom verklaart „geen genoegen te nemen met opgemelde schuld en re- solveert haar regten deswegens in het be- lang van haar onmondig kind Johannes Oostrom." |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tentwagen en een tilbury
Een arreslede met tuig Een partij rogge, tarwe en roode tarwe Een partij bonen, haver, hooi en Üaverhooi Boedelschulden:
Aan Willem van Riet voor het dekken van 3 paarden Loon voor de bouwknechten Hendrik Goes, Arie Steenders, Bastiaan van den Hooven |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
380,"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stamboom Oostrom
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bewoners Zeldenrijk
Cornelis Willemsz van Eijk
X Cunera van Werkhoven
Teunis Willemsz van Eijk
X 26.12.1697 Gerecht Vtn
Annigje Weerdeman Willem Teunisz van Eyk
X 24.5.1746 RK Vtn
Maria Gerrits Broer * 1723 Wkh+1810 Vtn
zij x(2) 1759 RK Vtn Arie van Nesch Antonie van Eijk
* 1756 Vtn+ 1815 Vtn
X 1793 RK Vtn Aletta Wolswijk * 1763 Hml+ 1831 Vtn
zij x(2) 1818 Vtn Jacobus van Rooijen
* 1797 Bkl+1843 Vtn
hij x(2) 1833 Vtn Dorothea Niekerk *1807 Vtn+ 1853 Vtn zij x(2) 1845 Vtn Johannes Oostrom
* 1804 Odr+1874 Vtn
w/v Wilhelmina van Schalkwijk
x(3) 1858 Vtn Petronella de Goeij * 1824 Htn+ 1887 Vtn
Alida Theodora Oostrom
* 1861 Vtn+1925 Vtn
X 1889 Vtn Theodorus S.van Bylevelt * 1858 Vtn + 1922 Vtn
Petronella P.T.van Bijlevelt
* 1892 Vtn+1973 Utr
X1919 Vtn Johannes Cornelis Versteeg
* 1890 Hzl+ 1973 Utr
Alida van Hienen
* 1882 Lpk+ 1954 Utr
w/v Theodorus A.van Lint Theodorus Antonius van Lint
* 1914 Utr+1963 Utr
X1948 Vhz Hendrika J.Kromwijk * 1921Vhz
Gerard van Lint
* 1953 Vtn
X
Ans van Rijn
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30
|
||||||||||||||||
De splitsing van Zeldenrijk in 1874
Kort voor zijn dood in 1874 ging Jo-
hannes Oostrom met zijn zoon Theodo- rus Johannes naar de notaris voor de ver- deling van de onroerende goederen van Zeldenrijk is). In datzelfde jaar werden de roerende goederen geïnventariseerd 19) en in 1875 volgde de boedelschei- ding. Het vermogen werd geschat op ongeveer 59000 gulden 20). Op de lijst van kiesgerechtigde mannen voor de ge- meenteraad van Vleuten in 1872 bleek Johannes Oostrom van alle boeren de meeste grondbelasting van Vleuten te moeten betalen 21). Johannes Oostrom liet als erfgenamen
na: zijn weduwe Petronella de Goeij, zijn kleinzoon Johannes Oostrom, zoon van Wil- lem Oostrom en Adriana van Bommel, Theodorus Johannes Oostrom uit zijn 2de huwelijk met Dorothea Niekerk, en de 3 minderjarige kinderen uit zijn hu- welijk met Petronella de Goeij. Petronel- la bleef met haar kinderen op Zeldenrijk wonen. Theodorus Johannes Oostrom trouwde in 1874 met Elisabeth Huberta Odiha van Bijlevelt en bouwde in 1876 naast Zeldenrijk een nieuwe boerderij, de huidige Willemshoeve (adres: 't Hoog 5 22). |
||||||||||||||||
Tot haar dood in 1887 was Petronella
vruchtgebruikster van Zeldenrijk met 23 hectaren land. Eigenaren waren haar kin- deren Cornelis Oostrom, bouwman in IJsselstein, Alida Theodora en Johanna Theodora Oostrom 23). De beslissing over de opvolging liet twee
jaar op zich wachten. In 1889 trouwde Alida Theodora Oostrom met Theodorus Stephanus van Bijlevelt, geboren in 1858 in Vleuten als zoon van Paulus Gerardus Johannes van Bijlevelt, landbouwer op boerderij Odenvelt, en Alida Branssen. Zij werden de nieuwe eigenaren van Zel- denrijk, dat getaxeerd werd op 39.750 gulden, zodat aan Cornelis en Johanna Theodora ieder 13.250 gulden moest worden uitgekeerd 24). De families Van Bijlevelt en Versteeg
(1889-1936) Theodorus Stephanus van Bijlevelt blijft
tot zijn dood in 1922 eigenaar van Zel- denrijk. Uit zijn huwelijk met Alida Oos- trom werden vier kinderen geboren, waar- van er twee op jeugdige leeftijd overle- den. Hun dochter Petronella Paulina Theo- dora, geboren in 1892, en haar man Jo- hannes Cornelis Versteeg, in 1890 gebo- |
ren op boerderij Slotzicht te Haarzuilens,
werden in 1922 de opvolgers op de boer- derij met 18 hectaren land. Dochter Jo- hanna Theodora Cornelia van Bijlevelt, geboren in 1896, gehuwd met Jan van Wijk, veehouder in Kockengen, krijgt 7 hectaren land op die voorwaarde, dat bij verkoop van de boerderij ook dit land zal moeten worden verkocht 25). Er werden vier dochters Versteeg op
Zeldenrijk geboren, maar geen van hen werd boerin. Het was crisistijd. De boer- derij werd in 1936 verkocht op een vei- ling in café „Het Oude Raadhuis" te Vleu- ten door notaris Van Harderwijk uit Har- melen. Koopster was Alida van Hienen, weduwe van Theodorus Antonius van Lint. De familie Van Lint (1936-1994).
Alida kwam met haar 5 kinderen van een
boerderij aan de Kanaal weg te Utrecht, welke moest wijken voor verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal. Tot 1948 zwaaide ze de scepter op
Zeldenrijk. Haar zoon Theodorus Antonius (Dirk) trouwt dan met Hendrika Krom- wijk uit Veldhuizen. Zij werden haar op- volgers op de boerderij met 16 hectaren |
|||||||||||||||
90"^^
|
||||||||||||||||
^^^
|
||||||||||||||||
-, * -^«•i*»
|
||||||||||||||||
Afb. 4 Het gezin van Lint in 1936. Van links naar reclits Bep, Dirk Alida van Lint-van Hienen, Cor, Bertus en Jan. (De foto is beschik-
baar gesteld door mevr. van Rooijen-Kromwijk). |
||||||||||||||||
31
|
||||||||||||||||
grond, de overige 7 hectaren gingen naar
zijn broer Johannes van Lint, de oprich- ter van het grondbedrijf Van Lint B.V. Dirk en Hendrika krgen zes kinderen: Lida, Elly, Thea, Gerard, Ria en Dick. Na het overlijden van Dirk van Lint in |
1963, trouwde Hendrika Kromwijk in
1966 met Johannes Maria Schuurmans, die in 1968 overleed. Tot 1978 bleef zij boerin op Zeldenrijk, toen maakte ze plaats voor zoon Gerard van Lint. Zij ging in De Meern wonen, in |
|||||||||||||||
1979 trouwde ze met Johannes Gerardus
Marinus van Rooijen uit Wijk bij Duur- stede. Gerard van Lint en zijn vrouw Ans van
Rijn runnen het bedrijf alweer 15 jaar met hun kinderen Paul, Sonja en Susanna. |
||||||||||||||||
Afb. 5 Foto van Zeldenrijk, genomen in 1936 vanaf de Hamtoren. (Beschikbaar gesteld door mevr. van Rooijen-Kromwljk).
|
||||||||||||||||
Noten:
1) Rijksarcief Utrecht (RAU) Archief Oudraunster
inv. 23 nr. 1158. 2) Jan H. Huiting: „goederencomplexen van Oud-
munster rond Vleuten" in jaargang 12 nr. 3 van dit tijdschrift. 3) RAU, Archief Oudmunster inv.nr. 933. De His-
torische Vereniging Vleuten, De Meern, Haaizuilens bezit hiervan een foto. 4) Monumenten-inventarisatie Vleuten-De Meern
inl988nr. Vle-71. 5) Gemeente-Archief Utrecht(GAU) Notarieel ar-
chief nr. U112a001 (16.5.1692). fi) Idem (16.4.1699).
7) GAUU211a001.
8) GAU U276a001 (11.9.1778), GAU U225a015
(20.6.1789), GAU U211a006 (15.3.1793), GAU U211a007 (8.7.1796 en 10.8.1799). 9) J. van Veldhuizen: „Een eeuw Heilig Hart Paro-
chie Maarssen 1885-1985". Wilhelmus Hendrikus Antonius van Bijlevelt werd
geboren in Vleuten 2.10.1803 als oudste zoon van Jan Hendrik Joseph van Bijlevelt, burgemeester van |
||||||||||||||||
Vleuten en Haarzuilens, en Geertruida van Schalk-
wijk. In 1826 werd hij kapelaan te Maarssen, in 1833 pastoor in Maarssen, in 1853 tevens deken van Naarden, waaronder Maarssen viel. In 1868 werd hij vicaris-generaal van het aartsbisdom Utrecht en in 1871 verheven tot proost van het kapittel. In 1860 ontving hij de ridderorde van de Nederlandse Leeuw. Hij overleed op 1.7.1877 in Maarssen. 10) GAUU320b042 (30.4.1827).
11) RAUU003a018 (25.1.1828).
12) RAU M004e005 (11.1.1833).
13) RAUM004e016 (11.4.1844).
14) RAUM004e017( 1.4.1845).
15) GAUU272h006 (15.8.1837).
16) GAU M004e030 (26.8.1858).
17) RAU M004e034 (20.2.1862).
18) RAU M004e046 (23.6.1874).
19) Idem (25.9.1874).
20) GAUU324i021 (15.4.1875).
21) Archief gemeente Vleuten-De Meern (AGV)
nr.1944. 22) AGV: kadastrale leggers art.516.
|
Uit het huwelijk van Theodoms Johannes Oostrom en
Elisabeth Huberta Odilia van Bijlevelt werden 10 kinderen geboren, waarvan er na het overlijden van Theodoms Johannes in 1931 vier ongehuwde kinderen de boerderij erfden. Reeds in 1932 werd de boerderij verkocht aan de Utrechtse Bank voor belegging en ad- ministratie, die deze verpachtte aan Arie Vooibij. In 1953 werd de boerderij verkocht aan Johannes Josep- hus Vemooij uit Werkhoven voor zijn zoons Joop en Kees, die er nu ieder een fruitbedrijf uitoefenen. 23) AGV kadastrale leggers art. 523. 24)RAUHM001h015. 25) Archief van het kadaster te Utrecht. 26)Fragment van een kaart van de Hofstede Zel- denrijk, getekend door Henrick Verstralen in 1624. RAU, T.A. arch. Kap. Oud-Munster 933-40-41. |
|||||||||||||||
39
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
De ridderhofstad Den Engh
te Vleuten |
||||||||||||||||||||||||||||||||
door E. Muller
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
< '■'>,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
ff
—< |
||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ;.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
fsl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
lll;Sa
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Arf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
•'.'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht, Top. Atlas nr. 1326
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Napoléon, Keizer der Franschen, Koning van Italien, Bescher-
mer van het Rijnverbond, Bemiddelaar van het Zwitsersch Bondgenootschap enz. enz. enz. Aan allen dien zulks zoude mogen aangaan. Heil.' Zo wordt in 1813 de veiling aange- kondigd van De Ridderhofstad Den Engh met ruim 40 ha. grond. Het is een omvangrijke en ingewikkelde akte, niet alleen omdat men zich wijdlopig uitdrukt en in herhalingen vervalt, maar ook omdat men zich blijkbaar onder de Fran- se wetgeving niet erg zeker voelde over procedurele en juridische kwesties. Mede daarom zijn bij dit lijvige stuk ook nog een twintigtal verklaringen gevoegd, alles op ze- gel. Achteraf bleek er nog het één en ander aan te manke- ren en werd dit in een langdradige verklaring aangevuld. |
De veranderde omstandigheden spiegelden zich af in de of-
ficiële stukken van een huisarchief, dat de periode van 1600 tot 1900 bestrijkt. Vóór 1800 is alles nog voor een deel feo- daal; na 1800 proeft men een andere mentaliteit. De nieuwe Heer van den Engh heeft, hoe rijk hij ook moge zijn, met het kopen van de ridderhofstad niet de positie van zijn voorgan- ger bereikt. Maar omdat het zo mooi klinkt spreekt de akte uit 1861 nog over de aloude Ridderhofstad genaamd den Engh (...) met alle de daaraan verbonden Riddermatige en Heerlijke regten, prerogativen, praeminentien en geregtig- heden. Maar dan volgt voorzichtig: voor zover die thans nog bestaan! Ook wordt speciaal melding gemaakt van de bank die de ridderhofstad in de hervormde kerk te Vleuten heeft. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
40
|
|||||||
Lang heeft deze „aloude" glorie niet meer geduurd. De in-
vloed op de benoeming van gemeentefunctionarissen ver- valt bij de invoering van de Gemeentewet in 1851; in 1898 wordt het kasteel gesloopt en bij de Tiendwet van 1907 wordt het tiendrecht opgeheven; de bank komt na de restauratie van 1970 niet meer terug in de kerk. En de ruilverkave- lingsakte van 1963 vermeldt niets over ambachtsheerlijke rechten. Er is alleen een gewone boerderij overgebleven. En zo is het ook begonnen. Op het platteland kon in de
vroege middeleeuwen alleen de dorpsadel zich een stenen huis veroorloven; de landlieden en dorpers woonden in huizen van hout, leem of zelfs plaggen. In onrustige tijden bood zo'n stenen huis enige bescherming tegen rovers en ongeregelde troepen en dat niet alleen aan de bewoners zelf, maar ook aan omwonenden. Daarom werden er torens met zware muren aangebouwd die ook tegen de aanvals- wapens van geregelde troepen bestand waren. Een gracht erom heen maakte het aanvallen nog moeilijker. Dergelijke ridderhofsteden of kastelen konden een be-
langrijke invloed op het omringende land uitoefenen. Lands- heren streefden er daarom naar de ridders aan zich te ver- plichten. Ze kregen onder bepaalde beloften en voorwaar- den een leen. Hiermee werd bereikt dat de leenman met zijn ridderhofstad de goederen en de onderzaten van de landsheer of leenheer beschermde en tevens zijn vijanden bedreigde. Zo'n leen omvatte meestal een kasteel en grond ook nog
bepaalde rechten en privileges. Zo konden de ridders, als ze erkend waren, zitting hebben in de Staten van Utrecht. Ze waren door hun eed gebonden om alles te doen, dat een goed, getrouw leenman schuldig is en behoord te doen, en, om al wat er in de Staten omging secreet te houden, ende niet te reveleeren. Typerend voor de achtergrond van het leenstelsel is de zinsnede uit de leenbrief van 6 juli 1566 voor Frederick Uuyten Engh: ende voerts gheneyght zijnde om onsen vasallen tot meerder ghetrouwicheijt te mogen verobliqueren. Maar langzamerhand verwaterde deze achtergrond en
werd het leenrecht een soort erfpacht dat van vader op zoon overging en ook verkocht kon worden. Het verkrijgen van de leenbrief was praktisch niet veel meer dan een amb- telijke bevestiging. Uit verkooptransakties uit die tijd blijkt dit onverbloemd: er wordt geen enkel voorbehoud gemaakt ten behoeve van de leenheer. De oudste gegevens over de ridderhofstad Den Engh zou-
den volgens de 14e- en 15e eeuwse kroniekschrijvers Beka en Heda dateren van 1260. Vermoedelijk hebben Bardet en Wittert van Hoogland voor hun beschrijvingen ook uit deze gegevens geput. Van Engelen weet er nog aan toe te voegen: D'eerste stichter zoude afcomstigh zijn van Godschalk van Woerden, eerste Heer van de Haar, die omtrent het jaer 1250 geleeft heeft, dewelcke de naem van Uyten Eng heeft aangenomen. Wittert van Hoogland deelt nog het volgende mee: Bemardus de Hamme, Ridder, gaf in augustus 1259 zijn goederen te Kovelswade aan het kapittel van St. Marie voor 20 morgen gronds bij zijn huis Enge in zijn Gerecht van Themaat, welke hij den Bisschop als leengoed opdroeg. Verder geeft deze schrijver een reeks van leenmannen en bezitters van Den Engh vanaf 1259 tot 1898. Exacte gege- vens zijn te vinden in de leenregisters die op het Rijks- archief in de provincie Utrecht bewaard worden. Tot de ridderhofstad Den Engh behoorden 24 morgen land (één morgen is ruim 80 are), alsmede de halve tiend van Themaat onder Vleuten - t.w. op 32 morgen rond den Engh - en de hele tiend van Bredeveld bij Woerden; dit laatste is echter |
een dubieus bezit, want in het koopcontract van 24 novem-
ber 1659 wordt hierover opgemerkt: voor so veel de tegen- woordige possesseurs van den Engh daarote soude mogen geregtight weesen. Door huwelijk en vererving werd het bezit in de 16e eeuw uitgebreid. Berend Uten-Enge trouwde namelijk met een meisje Van Over de Vegt: Janna Jacobs- dochter. Zij kreeg bij het overlijden van haar vader in 1485 een leen van ruim 22 morgen in Wijk (bij Duurstede) van het kapittel van het Oudmunster. In 1529 vermaakte ze dit aan haar zoon Frederick en bij haar overlijden in 1552 ver- kreeg deze dus het leengoed. Het lag echter nogal ver weg. Gelukkig had het kapittel ook nog 22 morgen eijghen goet vlak bij Den Engh. In 1566 kwam een ruil, conversie ge- naamd, tot stand, waardoor Frederick 22 morgen leengoed vlak bij den Engh verkreeg: 15 morgen onder Themaat en vrijwel aansluitend 7 morgen in Maarssenbroek. In 1536 was Den Engh officieel als ridderhofstad erkend.
Daardoor hadden de Heren van Den Engh sindsdien voor de tweede stand, de Ridderschap, zitting in de Staten van Utrecht. Een belangrijk man is de bovengenoemde Frederick geweest. Tijdens het beleg van het kasteel Vredenburg te Utrecht in 1576/77 was hij samen met Johannes van Bru- chesen - Utrechts Decaan - en Adriaen van Zuylen en Hen- riek de Voocht van Rijneveldt - beiden burgemeesters - ver- antwoordelijk voor de uitgaven van dat beleg. Als zodanig tekende hij de acquiten (kwitanties) mee voor „fiat solutio" (d.w.z. accoord). Ook tekende hij op 9 oktober 1577 namens de Ridderschap de Satisfactie van Brussel en in 1579 de Unie van Utrecht. Hij is in 1610 te Leiden overleden en be- graven. De bovengenoemde 24 en 22 morgen - samen zo'n 38 ha -
zijn de vaste kern van het bezit van de Heren van Den Engh geweest. Uit de charters waarbij het leenrecht werd toege- kend, spreekt een lange traditie. De bewoordingen zijn tra- ditioneel, evenals de omschrijving van het object. De aan- duiding van de belendingen blijft soms eeuwenlang dezelfde, zoals bij de bovengenoemde 7 morgen in Maarssenbroek. Het is wat onwaarschijnlijk, dat aan de zuidzijde - van 1600 tot 1813 - slechts Gijsbert van Cleeff met sijne adherenten off haere naecomelingen als eigenaren bekend zouden zijn geweest. De opgave van de grootte is even oud, om niet te zeggen
antiek. De 7 morgen blijken volgens de kadastrale gegevens van 1832 bijna 7 ha groot te zijn! Men had echter wel an- dere gegevens, zoals blijkt uit specificaties van de tiend- rechten die een onderdeel van de bij de ridderhofstad be- horende ambachtsheerlijkheid vormden. In het koopcontract van 24 november 1659 wordt de halve tiend op Themaat omschreven als zijnde groot volgens de metinge op de caarte ... 33 mergen 300 ende 28 roeden. In volgende koopcontracten heeft men weer andere gegevens gevonden: volgens den blaf- faert van 't outschiltgelt twee en dertich morgen, d.i. de legger van een soort grondbelasting; wij zouden zeggen: het kadaster. Van tijd tot tijd werd het gebied uitgebreid met eigen grond
en soms werd de uitbreiding apart overgedragen. In 1813 wordt van de eigen grond bij de openbare verkoop alleen 5 morgen mee overgedragen, maar de koper - Hendrik Ravee uit Utrecht - was een rijk man en hij kocht links en rechts grond bij. Uit de officiële registers van de hypotheekbe- waarder blijkt dat hij tussen 1811 en zijn dood in 1833 voor z'n ƒ 75.000,-- aan grond aankocht. Bij de invoering van het kadaster in 1832 blijkt hij nog veel meer grond op zijn naam te hebben dan uit de geregistreerde aankopen verklaard kan worden; niet alles zal in de officiële over- schrijvingsregisters zijn opgenomen, omdat dit toen nog niet verplicht was. |
||||||
41
|
||||||||
van Den Engh in 1773 mee aan de verbreding van het Zand-
pad van Vleuten naar De Haar. En ook de verbetering van de wegen op de Maarssenbroekse en Enghse kaden komt in 1779 en 1781 aan de orde. Een heel andere «aak is de veiligheid en rust op het platte-
land. Oorspronkelijk was de ridderhofstad juist met dit doel gebouwd. Maar in 1782 deelt de Heer van Den Engh oodmoedelijk mee dat hij van tijd tot tijd veel overlast van vreemd volk ondervindt. Hij vraagt daarom aan het hof te Utrecht toestemmming om in zijn tuinen en wandelbos voetangels en klemmen te mogen plaatsen. Hij krijgt deze toestemming, maar moet wel biljetten aan-
plakken om eenen jeder tot voorkoming van ongelukken te waarschouwen. In 1828 schijnt er weer overlast te zijn, maar de burge-
meester weigert toestemming: in 1809 waren de verorde- ningen over het leggen van voetangels enz. afgeschaft en omdat bij de tegenwoordige wetgeving geene daartoe be- trekkelijke bepalingen worden aangetroffen weigert in 1829 ook de Gouverneur van de Provincie Utrecht bij het hoger beroep eveneens de vergunning. De heerlijkheden hebben ook een rol gespeeld bij de zg. gemeente-bedieningen. Na de Franse tijd moest het ambte- lijke apparaat op het platteland weer opgebouwd worden. Hierbij greep men terug op vormen van vóór deze periode. De Heren - eigenaren van een heerlijkheid - mochten bij toerbeurt personen voordragen voor de posten van schout of burgemeester, secretaris, ontvanger en bode. Bovendien werd iedere heerlijkheid, als was die - als Den Engh - nog zo klein, met ten minste één lid in de raad van de gemeente vertegenwoordigd. Over deze materie bestaat de nodige correspondentie. Nadat van tijd tot tijd Gedeputeerde Sta- ten voorstellen gedaan hadden over het rooster van deze toerbeurten en nadat hiertegen bezwaren waren ingediend, werd deze zaak, die al sleepte vanaf 1816, in 1840 door Gedeputeerde Staten vastgesteld, zij het niet voor lange tijd. Bij de Gemeentewet van 1851 werd de huidige rege- ling ingevoerd. |
||||||||
De boedelbeschrijving verschaft de notaris en de getuigen
in 1834 enige dagen werk, en er worden 40 bladzijden vol- geschreven met omschrijvingen van alle roerende en on- roerende eigendommen: het ging om de ridderhofsteden Schonauwen en Den Engh en Themaat, 15 hofsteden met grond en landerijen in ettelijke gemeenten. In zijn testament deelt Havee legaten uit, die echter ingetrokken zullen wor- den als er gequerelleerd wordt. Binnen 2 maanden moeten de erfgenamen beslissen of ze er genoegen mee nemen; doen ze dat niet dan zullen hun legaten publiek verkocht worden en het provenu zal aan de overige gebeneficeerden ten goede komen, die tegen mijne beschikkingen niet que- relleeren. Met dergelijke termen zou men heel wat ruzie mogen verwachten, maar blijkbaar was in de familie de autoriteit van Hendrik Ra vee ook na zijn dood zo groot, dat zonder moeilijkheden een neefje als enig erfgenaam de rest in handen kreeg. Soms bieden de stukken een typisch tijdsbeeld, als het gaat
over het medegebruik, de aanleg en de verbetering van we- gen. De Enghlaan liep oorspronkelijk recht door naar de Thematerweg en kwam aldus vrij dicht langs Den Engh. Langs deze weg konden gebruikers hun grond in het Maarssen- broek en de Lage Weide met hun koeybeesten veel gemak- kelijker bereiken dan via de omweg over Vleuten. Herhaaldelijk zijn er daarom sinds 1699 contracten afge-
sloten over het medegebruik van de Enghlaan, echter son- der daar door eenig het minste regt of servituut in tijd en wijlen te sustineren. De toestemming is zuiver persoonlijk en geldt dus niet voor opvolgers. Zodra er een nieuwe heer op Den Engh komt, wordt dan ook onderdanig opnieuw om de toestemming gevraagd. In 1789 doet zich even een moei- lijkheidje voor met een pachter aan wie de doorgang ge- weigerd wordt. En in 1814, als Hendrik Ravee pas eige- naar geworden is, wordt de zaak even scherp gesteld. Toch worden de toestemmingen eerst in 1827 en 1830 per deur- waarder herroepen en ingetrokken. Er is dan door de aan- leg van de kantonale zandweg een andere toegang naar de achtergelegen gronden verkregen. Voor verbetering van wegen bestond veel belangstelling. Zo werkte de eigenares |
||||||||
iiijatt»iM-iiMW.i»iiiftiai
|
||||||||
42
|
|||||||||||||||
In 1830 wordt de kerk vernieuwd en de kerkvoogden wil-
len weten wat ze met de bank aan moeten, maar de Heer van den Engh, Hendrik Ravee, reageert niet erg: hij voelt zeker nattigheid. Eveneens in 1830 verschijnt er een Reg- lement en Tarief op de Zitplaatsen, waarvan het eerste ar- tikel meteen poneert dat er geen stoel, bank of zitplaats in de vernieuwde kerk mag worden geplaatst zonder behoor- lijke betaling. Ravee zal wel toegestemd hebben, want in 1831 krijgt hij een bewijs van eigendom betreffende een dubbele bank of gestoelte pronkende met het wapen, tot onderschrift hebbenden: H. Ravee, Heer van Den Engh, ambachtsheer van Themaat, belegd met twee losse zittingen overkleed met groen laken, en vier quarto's Bijbels, heb- bende tot buiten opschrift: Den Engh en Themaat 1831. En hij betaalde per jaar ƒ 15,— voor 10 zitplaatsen. Na de laatste vernieuwing van de kerk in 1970 keert de bank niet meer terug. Van de ridderhofstad Den Engh is weinig overgebleven.
Alleen het restant van de slotgracht vormt nog een herinne- ring aan het roemruchte verleden. |
|||||||||||||||
Bronnen
1. Huisarchief: de Ridderhofstad den Engh te Vleuten, in het bezit van
notaris J.A.P. Aarts te Utrecht. 2. J.D.M. Bardet: Kastelenboek 1975.
3. E.B.F.F. Wittert van Hoogland: Bijdragen tot de Geschiedenis van
Utrechtse Ridderhofsteden en Heerlijkheden, 1912. 4. E. van Engelen: Aaloude aadelijke Stamhuizen en de Riddermaatige
Hofsteden in Utrecht. Handschrift uit ca. 1700: Bibl. G.A.U. nr. 1728. 5. J. den Tex in: Van Standen tot Staten: 600 jaar Staten van Utrecht.
1375-1975. 6. R.A.U.: R.A. nr. 1866, 1867, 1871; Oudmunster nr. 1846, 1848; St.A.
nr. 155; Herv. Gem. Vleuten; Top. Atlas cat. nr. 1326; Hyp. bew. 1811- 1838. 7. G.A.U.: Protocol notaris G.H. Stevens, 1834.
|
|||||||||||||||
(Dit artikel verscheen eerder in: Maandblad Oud-Utrecht 51e JG. no. 12 (1978).
Wij danken de redactie van Oud-Utrecht voor de verleende toestemming om het artikel in ons blad te plaatsen). |
|||||||||||||||
Wie wat bewaart, die geeft wat
|
|||||||||||||||
Mevr. A. Vaneveld-van Eyk in Vleuten schonk ons 11 oude
schoolfoto's en familiefoto's. |
|||||||||||||||
Van de Heer D.C. van Dalsen in De Meern ontvingen wij
een 40-tal dia's en een 20-tal foto's van De Meern, van Mevr. J. Rijpert-Hansen in De Meern een oude foto van de huisjes aan de Stadsdam, en van Mevr. P.A. Bauhaus in De Meern een aantal foto's van oud De Meern om te dupliceren. |
|||||||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten: Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meern:
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
|||||||||||||||
Voor de inrichting van ons informatiecentrum in de Broe-
derschapshuisjes ontvingen wij van de Rabobank De Meern een bureautafel, een stalen kantoorkast en een microfiche- leesapparaat. |
|||||||||||||||
Wie helpt ons
|
|||||||||||||||
Aan de jaargangen 6 t/m 21 (1952 t/m 1967) en 40 t/m 42
(1985 t/m 1987) van het Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het boekje Vleuten en Haarzuilens in oude ansichten door Jaap Sprong, ter completering van onze bibliotheek? |
|||||||||||||||
Rectificatie
In het vorige nummer is in het artikel „Oude perceelsna-
men" van Dr D.W. Gravendeel op blz. 6, rechter kolom, een regel weggevallen. Boven de regel die begint met „van de weg" moet staan: In
1885 werd van de Erfpacht het gedeelte ten noorden. |
|||||||||||||||
43
|
||||||||||||||
Archeologisch onderzoek op de Hoge Woerd
|
||||||||||||||
In het voorjaar is op de Hoge Woerd ten
noorden van De Meern een kleine opgra- ving uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Het onderzoek vond plaats in het kader van de aansluiting van de Burge- meester Middelweerdweg op 't Zand; de werkzaamheden zijn inmiddels in volle gang. Het tracé van de nieuwe weg houdt rekening met de resten van de Romeinse nederzetting op de Woerd en buigt ten noord-westen daarvan af naar het punt waar 't Zand en de Alendorperweg bij- eenkomen. Reeds langer is bekend dat het Romeinse legerkamp aan de west- zijde werd begrensd door een kleine wa- terloop, die waarschijnlijk in verbinding stond met de hoofdstroom van de Rijn (zie dit tijdschrift, jg. 12, 1992, p. 36-38). Het tracé van de Burgemeester Middel- weerdweg doorsnijdt de noordelijke voort- zetting van deze geul in de nabijheid van de Romeinse nederzetting. |
||||||||||||||
2. Later wordt een dwarsdoorsnede („coupe") van de grondverkleuringen gemaakt Op
iets grotere diepte blijken de stammetjes met bast en al te zijn geconserveerd. |
||||||||||||||
In de maand mei was er gelegenheid om
dwars op de richting van de geul enkele proefsleuven aan te leggen en daarin het karakter en het verdere verloop van deze waterloop te bestuderen. Het onderzoek werd uitgevoerd door ROB, met onder- steuning van de gemeente Vleuten-De Meern en de provincie Utrecht. Op ver- zoek van de provinciaal archeoloog, mevr. S.G. van Dockum, hebben leden van onze Historische Vereniging daarbij assistentie verleend. Onze archeologi- sche werkgroep, die aan het begin van dit jaar een nieuwe start heeft gemaakt, is meteen in het diepe gesprongen en heeft assistentie kunnen verlenen bij het graaf-, meet- en tekenwerk. Op dit mo- ment worden de resultaten van het on- derzoek uitgewerkt. Het is nog te vroeg om op alle vragen een antwoord te ge- ven, maar duidelijk is al wel dat de op- graving een waardevolle aanvulling bete- kent op de topografie van de Romeinse nederzetting van De Meern. Het meest in het oog springende resul-
taat is de ontdekking van een beschoei- ing, die de oostelijke oever van de geul moet hebben gemarkeerd. Daarmee is op deze hoogte tegelijk de precieze ligging van de waterloop bekend geworden. De- ze lijkt hier, zo'n 200 m ten noorden van het eigenlijke castellum, iets naar het westen af te buigen. De afbeeldingen ge- ven een indruk van het staande paalwerk waaruit de beschoeiing was opgebouwd. |
||||||||||||||
Op de bodem van de opgravingsput ver-
toonden de meeste palen zich als een verkleuring: het hout was weggerot en de holte opgevuld met donkerder boven- grond. Bij het maken van dwarsdoor- sneden van de verkleuringen (zie afb. 2) bleek het hout op een wat dieper niveau, waar het permanent onder het grond- water staat, toch nog te zijn geconser- veerd. Sommige stammen waren beter bewaard gebleven en staken met hun kop net boven het vlak van de put uit. Nader onderzoek van met name de houtresten kan omtrent de oeverconstructie nog allerlei details opleveren, mogelijk ook op het punt van de datering. Aardewerk- scherven uit de opvulling van de geul zullen straks misschien iets meer kunnen vertellen over de geschiedenis van de verlanding van de geul, die van beteke- nis moet zijn geweest voor het castellum. Te zijner tijd zal verslag worden gedaan van de resultaten van het onderzoek. |
||||||||||||||
1. Nadat de bodem van de opgravingsput
met de panschop is „geschaafd", worden de verkleuringen van de palen en andere grondsporen nauwkeurig opgemeten en getekend. |
||||||||||||||
EPG.
|
||||||||||||||
44
|
|||||||||||
Straatnaamgeving in nieuwe wijken
|
|||||||||||
doorJ.F.K. Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||
Toen de nieuwe woonwijk 't Weer in De Meern in voorberei-
ding was, is de Historische Vereniging gevraagd suggesties te doen voor straatnamen voor deze wijk, in een historische context. De diverse voorstellen die zijn gedaan, werden echter door de gemeenteraad niet overgenomen. Besloten werd namen te geven die met weerkunde te maken hadden, omdat de veld- naam 't Weer associaties met dit onderwerp zou oproepen. Maar daar heeft deze plaatselijke en zeer oude benaming na- tuurlijk volstrekt niets mee te maken. De benaming „weer" heeft te maken met de oorspronkelijke betekenis van dat woord (zie Van Dale): 1. wat dient om af te weren; 2. het zich weren (weerstand); 3. actie (in de weer zijn); 4. strook land tussen twee sloten (kaveUng). Ook Ter Laan verwijst naar deze laatste betekenis: 1. dijk of dam (in tal van Groninger plaatsnamen: Abbeweer, Amsweer, Bellingeweer, Borgsweer, Garreweer, Garrelsweer, Winneweer, Zandeweer); 2. water of stroom (b.v. de Oude Weer, de scheiding van Warfum en Raskwerd). Door de thans gekozen naamgevingen wordt de oude bete- kenis van het woord 't Weer volkomen teniet gedaan en wordt de achteloze burger volkomen op het verkeerde been gezet. Een gemiste kans om oude begrippen met een verwijzing
naar de plaatselijke historie in stand te houden. Maar op 16 juni 1993 werd het initiatief genomen om voor een andere nieuwe wijk deze „faux pas" niet te maken. Toen namelijk nam burgemeester Westra contact met mij op met de vraag of de Historische Vereniging ondanks de ervaringen met 't Weer suggesties wilde doen voor de straatnaamgeving in het plan „De Tol", waarbij het zou gaan om 20 a 30 namen, die een historische samenhang en achtergrond zouden bezitten en die moesten voldoen aan criteria als: gemakkelijk schrijfbaar, kort en niet verwarbaar met reeds bestaande sü-aatnamen. |
De volgende boerderij- en veldnamen zouden in aanmerking
kunnen komen: 1. Gulden Hoeve, voormalige hoeve gelegen aan de Alen-
dorperweg bij Alendorperwetering met land tot aan de Krogt (= Esdoornlaan/Europaweg); reeds genoemd in 1238; eigen- dom van Oud-Munster Gulden betekent hier gouden. 2. Griendhoeve, hoeve in Haarzuilens, ten oosten van de
Eikslaan. Griend betekent oorspronkelijk zandgrond (hetzelf- de woord als grind, grint). Een griend is ook grond met wil- genhakhout langs de benedenrivieren. Het griendhout wordt gebruikt voor kribben en zinkstukken. Het binnendijkse griend- hout gaat naar de stoelenmakerijen en hoepelmakerijen. 3. Lage Hoeve, langhuisboerderij Thematerweg 5; 1811.
4. Lindehoeve, langhuisboerderij Bochtdijk 2; 1875.
5. Linde's Hoeve, langhuisboerderij Parkweg 38; 1865.
6. Schaapsweide, weide reeds genoemd in 1395, gelegen
bij De Wel. 7. Rijnweide (Reijnweijtje), stukje land genoemd in 1757
bij laan naar het huis te Vleuten. 8. Bredekamp (Bredecamp), stuk land in 1414 genoemd
bij lijst leenmannen Ter Weijde. Het woord „kamp" wordt in deze samenstellingen gebruikt in de betekenis „met sloot of hek afgepaald stuk grond". |
||||||||||
Vanzelfsprekend werd deze uitnodiging als een uitdaging
aanvaard. En naarstig werd gezocht naar onderwerpen. Uit- eindelijk werd gekozen voor oude veld- en boerderijnamen. Gedacht wordt aan het geven van boerderij- en veldnamen die voorkwamen en/of nog voorkomen in het gebied Vleuten en Haarzuilens. Deze namen kunnen zodanig gerangschikt worden, dat bepaalde groepen ontstaan, waarmee eventueel bepaalde wijkjes kunnen worden aangegeven, zoals b.v. groe- pen eindigende op „hoeve", op „weide", op „kamp" enz. „De benoeming van een perceel had natuurlijk een praktische re- den. Het bespaarde een tijdrovende omschrijving. De namen waren in oorsprong vanzelfsprekend, terwijl wij nu naar de betekenis ervan wel eens moeten raden. Elke naam vertelt een stukje geschiedenis. Het mooiste is als een perceel zijn oude naam heeft behouden tot op het moment dat het kadas- ter zijn intrede deed (1832). We kunnen dan exact aanwijzen waar we op de kaart moeten kijken", aldus dr D.W. Graven- deel in ons tijdschrift. Het is mogelijk de uitgang -straat, - laan of -weg achterwege te laten. Dit wordt zelfs geadviseerd. |
|||||||||||
4. De Lindehoeve
|
|||||||||||
45
|
|||||||||||
9. Sluyterskamp, perceel gelegen bij Den Ham, Heycop,
Zeldenrijk, later genoemd 't Hoog; 1714. 10. Zandkamp (Zantcamp), perceel gelegen nabij 't Zand.
11. Hooge Kamp, perceel gelegen ten noorden van Haarzui-
lens nabij Ockhuizerweg 35. 12. Weikamp (Weykamp), perceel genoemd in 1595, gelegen
aan het einde van het Wielderveld. 13. In den Kamp, perceel genoemd in 1468.
14. Keizerkamp, boomgaard op Knijfgensdorp genoemd in 1659.
15. Kerkekamp (Kerckekamp), weiland in de polder Vleuterwei-
de, genoemd in 1664, in 1710 eigendom van de Broederschap. 16. Nyenkamp (Nyencamp/Nieuwenkamp), 5 morgen land
bij De Wel, genoemd in 1440. 17. Meulenkamp, perceel in het noorden van Themaat, waar
molen gestaan heeft. 18. Proostenkamp, 5 morgen land op Wilderveld, nabij de
Uiterdijk. De proost was de voorzitter van een kapittel van kanunniken, ook belast met het beheer der tijdelijke goederen en zaken van het kapittel. 19. Olgkamp, 4 morgen land nabij De Haar, genoemd in 1686.
20. Gruppelboomgaard, boomgaard te Haarzuilens. Een grup
is een smalle uitgraving tussen akkers of in het weiland (grep- pel), maar ook de mestgoot achter het vee in de koestal (groep). 21. Kromme Boomgaard, boomgaard langs de Parkweg.
|
|||||||||||
57. Nieuwliist
|
|||||||||||
26. Lange Boomgaard, boomgaard ten zuiden van de Dijk
of Heerenweg (thans Hindersteinlaan). 27. Kleine Hof, dubbelwoonhuis in landeüjke stijl; Bochtdijk
6-8, gebouwd in de 19e eeuw. 28. Koningshof, 16e/17eeeuwsedwarshuisboerderij; Eikstraat 9.
29. Puttershof, tuintje in Zuileveld ten oosten van de School-
straat. 30. Hazenhof, boerderij gelegen onder Gieltjesdorp.
31. De Vrijtliof, vermoedelijk de oude brink in het oude
dorp Haarzuilens, genoemd in 1598. 32. Hazenakker (Hasenacker), 9 morgen land gelegen op
Wilderveld. 33. Kostersakker (Costersacker), 1 morgen bouwland in
1744 gelegen ten zuiden van Vleuten aan de Tiendweg, naast boerderij Dakveld, genoemd in 1697. 34. Broodakker (Broodacker), 1 morgen bouwland bij De
Haar en genoemd in 1694. 35. Wilderveld, land en voormalige hofstede gelegen ten wes-
ten van Vleuten van het Kapittel van Oud-Munster (wild = ongecultiveerd land). 36. Zuileveld, voormalig huis met 5 morgen boomgaard en
weiland gelegen ten oosten van de Schoolstraat, met tuintje het Puttershofje, reeds genoemd in 1681 en 1762. 37. Dakveld, in 1620 een halve morgen land en later een 18e
eeuwse langhuisboerderij, aan de Stationsstraat. 38. Groot Zand, voormalige boerderij, gelegen ten oosten
van Alendorp op 't Zand, eigendom van de Johanniters. 39. Klein Zand, voormalige boerderij, gelegen ten oosten
van Alendorper op 't Zand, eigendom van de Johanniters. 40. Poortland, boomgaard langs Vleutensewetering tot aan
en langs Groeneweg/Achterdijk, gelegen tegenover de poort van Den Ham, genoemd in 1626. |
|||||||||||
47. Slotzicht
|
|||||||||||
22. Pyramideboomgaard, boomgaard gelegen ten noord-
westen van de Koningshof in Haarzuilens. 23. Aagjesboomgaard, in 1820 beschreven boomgaard bij
Den Ham (Aagjesappel is een soort appel). 24. Kippenboomgaard, boomgaard gelegen in Haarzuilens.
25. Nieuwe Boomgaard, boomgaard ten noorden van de
Dijk of Heerenweg (thans Hindersteinlaan). |
|||||||||||
46
|
|||||||
53. De Grote Krimp, perceel land gelegen aan de Alendor-
perweg, genoemd in een akte van 1809 (cramp/crempe/ crimpe = samentrekken/smaller worden: vorm van het land). 54. De Tol, oorspronkelijk tolhuis aan de Utrechtseweg.
55. De Vischkom, niet nader omschreven.
56. Onder de Groene Linden, winkel-woonhuis uit 1890,
Brink 4. 57. Nieuwlust, landelijk woonhuis 19e eeuw. Dorpsstraat 70.
58. Heinstmaat, (Henxtmade/Heijnstmaet/Heemsmade/
Himsmade), 16e eeuwse boerderij Hof ter Weydeweg 9-10. 59. Knyfgensdorp, gebied tussen Schoolstraat, Kantonnale-
weg en Smalle Themaat. 60. De Bom, weiland behorende bij de Hazenhof. Bom be-
tekent iets dat groot is. 61. Groenewoud, in 1750 boerderij gelegen aan het Zand-
pad van Hof ter Weyde naar Vleuten, later nieuwe boerderij Utrechtseweg 66, nu Hof ter Weydeweg; de oudere boerderij van voor 1769 werd vervangen door de huidige boerderij. 62. De Veldhoen, te Haarzuilens.
63. De Grauwert (Grauening/Gravening), weide, reeds ge-
noemd in 1453: Adriaan Grauwert werd ermee beleend door de Proost van Oudmunster later aangeduid als 14 morgen land behorende bij de hofstede Terweijde, thans op Utrechts grondgebied gelegen. 64. De Nobel (De Nobel hoeve), 18e eeuwse langhuisboer-
derij, Dorpsstraat 41. 65. Donkersteeg, is de oude naam van de Achterdijk, later
Hamweg, gelegen noordelijk van de Vleuterweide, genoemd in 1820. 66. De Pottegieter, stuk land genoemd in 1630, gelegen in
de buurt van Wilderveld, behorend bij Den Ham. |
|||||||
58. Himsmade
41. Wijnland, stuk land ten noorden van Vleuten in 1676
behorende aan kerk te Vleuten. 42. Hofland, land aan de Krogtdijk/Alendorp (Hoflandse
tienden), tegenover de Gulden Hoeve. 43. Kortland ('t Kortland), genoemd in 1618, gelegen aan de
Heerenweg of Wielderveldsedijk, later ook Duvelshoek. 44. Vletland, in de 19e eeuw genoemd, gelegen op De Nes,
tegenover hofstede Alenvelt; afgevlet t.b.v. de steen- en pan- nenbakkerijen aan de Vecht. 45. Dijkzicht, boerderij Polderweg 2 uit 1896.
46. Boszicht, langhuisboerderij Rijndijk 10 uit 1877.
47. Slotzicht, boerderij Thematerweg 2 uit 1896.
48. De Reit (De Reijdt), perceel behorende bij de Konings-
hof en „Pas zijn Land" in Themaat, ten noorden en zuiden van de Ockhuizerweg, gelegen achter de Pyramideboomgaard, voor het eerst genoemd in 1765, leen van het Huis Den Ham. 49. De Jonge Reit, zie 48.
50. De Wel, oude hofstede Ter Haar met 34 morgen land;
boerderij aan het einde van de Parkweg, behoorde toe aan Oudmunster (1479); leenman Wernair van Welle, behorend bij De Haar. 51. Zeldenrijk (Seldenrijck), langhuisboerderij 't Hoog 6
(1855), reeds genoemd in 1610. 52. De Geer (De Gheren), land gelegen aan de Bochtdijk
(1576). Geer betekent hier „smal toelopende, wigvormige strook grond". |
|||||||
61. Groenewoud
|
|||||||
*<•
|
|||||||||||||||||
47
|
|||||||||||||||||
dieren, in het bijzonder een hoek van een weiland waar het
vee gemolken wordt. 80. De Swaan, herberg in het dorp Vleuten, ter plekke van
de voormalige boerderij Hinderstein (oorspronkelijke eige- naar Jan Comelisz Hoveling, later brouwer Johannes van Bij- levelt). 81. Trundelwerf, hofstede bij De Wel (1395).
|
|||||||||||||||||
67. De Kriek, 10 morgen bouw- en weiland in 1595 ge-
noemd, gelegen ten westen van Vleuten op Wielderveld of Wilderveld (kriek = bepaald soort kers/pruim). 68. Hoppekamer, 1 morgen land genoemd in 1596, gelegen
in de Kriek (wellicht een hopakker; hop is een netelachtige plant, waarvan de vruchtkegel ook hopalcker wordt genoemd; de bellen van de hop worden gebruikt bij de bereiding van bier). 69. De Wiel, genoemd in 1366, gelegen tussen Vleutensewe-
tering en Thematerweg. In de betekenis van binnendijkse kolk, ontstaan na dijkbreuk of na een overstroming over- gebleven. 70. Vinkenbuurt, buurtje nabij voormalig Oude Regthuis.
71. De Nes, landtong, (de Halve Maan) gelegen tegenover de
hofstede Alenvelt, van Vleutensewetering tot Tiendweg of Krogtdijk (= Europaweg). Nes betekent oorspronkelijk bui- tendijks land. |
|||||||||||||||||
W-Wr^te tt
|
|||||||||||||||||
'-«««wl^feSft
|
|||||||||||||||||
-'*
|
|||||||||||||||||
f.
|
|||||||||||||||||
79. De Bocht
|
|||||||||||||||||
82. De WaaikuU (De Waijkuijl), water gelegen bij de krui-
sing Utrechtseweg/Alendorperwetering. 83. Zonneweelde, landhuis uit 1927 in Amsterdamse stijl;
Johanniterweg 17. 84. Rhüneveldsche Bosch, bosch in het noorden van The-
maat, later langhuisboerderij, 18e eeuw, Thematerweg 4. 85. Het Leiwerk, (Leywerk), in de 13 eeuw gegraven water-
gang tussen de Vleutense Wetering bij De Tol en de Proost- wetering/Stadswetering bij de ridderhofstad Den Engh. Oor- spronkelijk voor afwatering van het ten oosten van Vleuten gelegen gebied, later ook van belang als vaarweg voor ver- voer van in Vleuten afgevlette klei naar de steen- en pan- nenbakkerijen langs de Vecht. Lei, lee, leede, liede is een wa- tering, nog in gebruik als naam van rivieren, stromen en de daaraan gelegen plaatsen: de Warmonder Lee, de Oude Lee, de Liede, de Kleine en de Nieuwe Lei, enz. |
|||||||||||||||||
64. De Nobel
72. Du(i)velshoek, bosgebied ten westen van Vleuten, ge-
noemd in 1811, samen met de Lage Hoeve (ook op andere plaatsen). 73. Het Klaverblad, hallehuisboerderij uit de 18e eeuw;
Ockhuizerweg 20. 74. Over Engh, klein landhuis Utrechtseweg 33 (1925).
75. Halfweg, langhuisboerderij uit 1900 (Utrechtseweg 85).
76. R^kelijkhuizen, boerderij Thematerweg 16.
77. Het Koehok, niet nader omschreven.
78. De Kroft, (Krocht/Kroft/Croft/Cruft), klein stuk hoog-
gelegen bouwland ten zuiden van de Esdoornlaan, ten oosten van de Europaweg, genoemd in 1238. Veel voorkomende veldnaam voor een hooggelegen stuk land of een niet ver- graven stuk veen. '9. De Bocht, 4 morgen land ten zuiden van de Bochtdijk,
genoemd in 1579. Naast buiging of kromming, heeft dit woord ook de betekenis van inham of omheinde ruimte voor |
|||||||||||||||||
Tot zover 85 suggesties voor de naamgeving van straatnamen
in o.a. het nieuwe bestemmingsplan „De Tol". Over de te kiezen schrijfwijze zou nog enige discussie kunnen worden gevoerd. In de oude stukken worden de namen zeer verschil- lend gespeld. Dat betekent, dat er geen enkel bezwaar bestaat om de namen nu naar de huidige spelling te schrijven. Iets anders ligt het met de toevoeging van de lidwoorden. Deze dienen in bepaalde gevallen zeker gehandhaafd te blijven, omdat anders de oorspronkelijke betekenis verdwijnt. Neem bijvoorbeeld de veldnaam „De Kriek", daar moet het lid- woord blijven staan, omdat „Kriek" zonder lidwoord een soort kers aanduidt. Dat geldt ook voor De Reit, De Wel, De Geer, De Noobel, De Wiel, De Nes, De Kroft en De Swaan. |
|||||||||||||||||
48
|
||||||||||||||
Dubbeltje
|
||||||||||||||
Zaterdagavond is bij ons thuis altijd ge-
zellig. Na het avondeten mogen we dan nog even opblijven en doen we spelletjes, zoals ganzenbord of mens-erger-je-niet. Deze keer hadden mijn ouders wat
anders bedacht. We moesten maar eens kaarten leren. Dat werd één-en-dertigen, een heel simpel spelletje. ledere speler krijgt drie centen; wie het eerst zijn cen- ten verspeeld heeft krijgt een snoepcent, en kan dan nog een keer meespelen. Nu hadden we zelf natuurlijk geen
geld en ook in moeders beurs was geen cent meer te vinden. Dus werd de kno- pendoos erbij gehaald, en iedere knoop deed dienst als cent. Nou ben ik niet zo handig met kaar-
ten, dus waren mijn drie knopen al spoe- dig de pot in. Ik kreeg de snoepknoop, en won zowaar de hele pot. Na afloop zei moeder: „Bidden en naar
bed". Onze zondagse kleren werden klaar- gelegd; ik deed alle spulletjes uit mijn oude broek in mijn zondagse. Hierbij deed moeder een schone zakdoek en twee halve centen voor de coUectezak. Vader zei nog: „Denk erom de ene col-
lecte is voor de arme zwarte kindertjes! „Nou ik weet dat zij het niet best hebben, ik zie wel eens plaatjes van de missie, ze hebben geen broek aan hun kont". Wel te rusten!". 's Morgens om kwart voor zeven naar de
kerk, nog erg slaperig en nuchter, want we moesten ter communie. Een missie- pater preekte (en bedelde), maar ik kon mijn gedachten er niet helemaal bij hou- den. Kon ik maar wat meer geven dan een halve cent. Toen de collecte begon, greep ik al in mijn broekzak en voelde daar twee halve centen en.....de snoep- knoop van gisterenavond. Toen bedacht ik snel een plan. Ik keek
naar het grote kruisbeeld en zei zachtjes: „Onze Lieve Heer, neem me niet kwalijk, maar ik moet even iets versieren voor die arme nikkertjes". Ik gooide de knoop in de zak en hield de halve cent over. |
||||||||||||||
We spaarden thuis ook zilverpapier voor
de missie, dus thuisgekomen maakte ik van een halQe met zilverpapier erom een dubbeltje. Met dit nepdubbeltje ging ik 's maandags naar een snoepwinkeltje van een slechtziende vrouw en kocht voor zes cent zoethout (een hele arm vol). Ik kreeg vier echte centen terug, en kocht in een andere winkel voor anderhalve cent drop, kreeg een halve cent terug en maak- te daarvan weer een dubbeltje. Het was rond kersttijd en om uit te pro-
beren of ik wel eerlijk bezig was, ging ik naar de kerk. Daar stond een engelen- beeld en als je daar geld in gooide knikte hij (of zij) met het hoofd. Ik stopte een nepdubbeltje in de buik van de engel en zei: „Is het goed wat ik doe?" De engel knikte met een tevreden gezicht van ja. Gerustgesteld ging ik door met dubbel-
tjes maken, zoethout eten en uitdelen aan mijn vriendjes. De missie vaarde er wel bij. Soms gooide ik van grote hoogte een nepdubbeltje in de zak, zodat iedereen het goed kon zien, maar altijd ook een of twee centen. |
Alles ging goed, totdat mijn moeder op
een ongelegen moment op het idee kwam om mijn broek in de was te doen. Ze vond heel wat geld en hoe ik ook probeerde uit te leggen dat het voor de missie was, ze nam het geld in beslag en zou het wel tegen mijn vader vertellen. Ik vond het maar beter haar voor te
zijn en vertelde het hem zelf. Hij had wel begrip voor mijn zendingswerk, maar vond dit toch niet eerlijk. Ik beloofde beterschap en kwam er zo
nog goed vanaf, al besefte ik wel dat mijn vriendenkring nog wel wat zou slin- ken; het zoethout was op. „Jongen, zei mijn vader nog, het is met
geld eenmaal zo; als je voor een dub- beltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje". Als ik nog wel eens met zilverpapier be-
zig was, werd ik goed in de gaten ge- houden. Dan zei mijn vader: „Denk erom, er zijn twee manieren om rijk te worden, maar eerlijk duurt het langst". Dat laatste heb ik later pas goed be-
grepen. |
|||||||||||||
De Meem, maart 1943
Theo van den Berg |
||||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
||||||||||||||
49
|
|||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
14e jaargang nr. 3, september 1994 ©1994 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Dagelijlis bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten Tel. 03407-72112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62. 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten Tel. 03407-71483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407-71263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte). Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 ^ Contributie (inclusief tijdschrift);
f. 30," per jaar, bij verzending per post f. 12,50 extra
Losse nummers tijdschrift: f. 7,50 voor leden, f. 10,-- voor niet-leden Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek, 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, H.J. Kolker en J.W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie Illustratie voorpagina: Irapressie van een
nederzetting uit de Ijzertijd (800-1200 v. Chr.) (Uit: L.P. Louwe Kooijmans, Sporen in het land, Meulenhoff Informatief, Amsterdam 1985). Druk: Niek van Kooten De Meern
|
|||||||||||
De vinger aan de pols. Dat is de houding
die het bestuur aanneemt bij het volgen van de ruimtelijke ontwikkelingen van het grondgebied van onze gemeente, die de overheden voor ons in petto hebben. Daar- bij spelen twee belangrijke zaken: in de eerste plaats de voorgenomen grenswijzi- ging, waardoor een groot gedeelte van het grondgebied van onze gemeente overgaat naar de gemeente Utrecht. Binnen dat gebied, waarover nu tussen de gemeente- besturen van Vleuten-De Meern en Utrecht kennelijk overeenstemming is bereikt, zijn veel cultuurhistorische elementen gelegen, zoals beschermde archeologische en ge- bouwde monumenten en nog niet be- schermde gebieden met een grote archeo- logische of natuurhistorische betekenis. Daarnaast heeft het gebied ook grote land- schappelijke waarden. Daar waar het ge- bied een grote concentratie van historische elementen herbergt en grenst aan het res- terende grondgebied van Vleuten-De Meern, lijkt een overdracht aan de ge- meente Utrecht beslist niet noodzakelijk, omdat Utrecht deze grond zou willen verwerven om er nieuwbouw op te plegen. Omdat dit niet mogelijk zal zijn, gelet op de historische waarden, die eraan verbon- den zijn, is overdracht dus zinloos. In de tweede plaats volgt het bestuur de bouwactiviteiten van beide gemeenten met argusogen, omdat nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente Vleuten-De Meern, aansluitend op de huidige grens van Utrecht met nieuwbouw wordt be- dreigd. Door deze nieuwbouw dreigen er veel historisch waardevolle zaken verloren te gaan. Naast vele kleinere lokaties met waardevolle bodemschatten, heeft het be- stuur bij de beide gemeenten, maar ook bij de provincie, aandacht gevraagd voor met name vier zeer belangrijke lokaties, waar uiterst voorzichtig mee dient te worden om- gesprongen. Dat zijn met name het gebied rondom Den Engh met de Enghlaan (de oorspronkelijke oprijlaan van het kasteel, nog steeds beplant met fruitbomen), het |
gebied rondom het Romeinse castellum
(waar meer nog niet dan wel is gevonden: waar lag de burgerbebouwing, het grafveld enz.), het gebied rondom de ridderhofstad Nyevelt (gelegen op de stroomruggen van de Rijn, nog duidelijk in het landschap zichtbaar), en het gebied langs de Leidse Rijn, inclusief park Voorn (een gebied met lintbebouwing, daterend uit de middeleeu- wen als gevolg van de ontginningen in dit gebied). Om uiting te geven aan onze be- zorgdheid over de aangegeven ontwikke- lingen heeft het bestuur inmiddels een be- zwaarschrift bij de provincie ingediend te- gen de voorgenomen grenswijziging voor met name het gebied rondom de Enghlaan en het gebied langs de Leidse Rijn inclu- sief park Voorn. Bovendien levert de vereniging zoveel mo-
gelijk gegevens aan het Projectbureau Leid- sche Rijn, aan wie de opdracht is verleend tot het ontwerpen van een zogenaamd „masterplan", waarin de belangrijkste pla- nologische ontwikkelingen zullen worden aangegeven. Door het leveren van alle in- formatie kan later niet gezegd worden dat het onbekend was. Zal later blijken, dat naar de mening van onze vereniging de overheid te weinig belang heeft gehecht aan de cultuurhistorische elementen, dan zal de vereniging niet schromen bezwaar te melken. Zoals het overleg thans plaatsvindt heb ik
echter goede hoop, dat met de cultuurhis- torische belangen wel degelijk rekening zal worden gehouden en de plannen daar- aan zeker aangepast zullen worden. Maar wij houden de vinger aan de pols. Een daarom ook in dit nummer meer in- formatie over het onderzoek, dat de stich- ting RAAP heeft gedaan naar de cultuur- historische waarden van het wellicht te bebouwen gebied. Ik hoop van harte, dat al onze informatie op de goede plaats te- recht zal komen, zodat daarmee rekening wordt gehouden. J.F.K. Kits Nieuwenkamp
|
||||||||||
In dit nummer
pag.
Van de voorzitter 49
Verenigingsberichten 50
Bij de presentatie van het RAAP-rapport 51
Stichting RAAP brengt archeologische resten in kaart 53
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben ... 62
Veldnamen .« 69
De oude pastorie 71
De Lach 74
|
|||||||||||
50
|
||||||||
Verenigingsberichten
Geschiedenisboek Vleuten-De lUleern
Het in februari uitgekomen boek „Vleuten-De Meem, geschie-
denis en historische bebouwing" is zodanig in trek, dat het in de boekhandel inmiddels uitverkocht is. Voor onze leden is het nog te koop in ons documentatiecentrum, Dorpsstraat 1 in Vleuten (tijdens de openingsuren), bij de secretaris, Meemdijk 62 in De Meem en bij de penningmeester 't Zand 1 in Vleuten. Als u het nog wilt aanschaffen of aan iemand cadeau wilt doen, wacht dan met uw aankoop niet tot het ook bij ons uitverkocht is! Akten van indemniteit
Dankzij de medewerking van de gemeente is ons documentatie-
centmm verrijkt met een verzameling (kopieën) van de in het oud-archief van de gemeente aanwezige akten van indemniteit van de vroegere gerechten Vleuten en de Meem, de Haar, Ou- denrijn en Veldhuizen van 1711-1811. Akten van indemniteit of vrijwaring zijn de verklaringen van het gerecht waarin men geboren was (die bij verhuizing overgelegd moesten worden aan het gerecht waarheen men verhuisde), dat het gerecht zich garant verklaarde voor de kosten van ondersteuning, wanneer de betreffende persoon ooit in armoede mocht komen te verke- ren. Aangezien er in die tijd nog geen bevolkingsregisters wa- ren, geven deze akten een inzicht wanneer en waarheen be- paalde personen zijn vertrokken of vanwaar zij zijn gekomen. Voor familieonderzoek kunnen deze akten waardevolle gege- vens bevatten. Van deze verzameling is door onze secretaris een namenregister gemaakt, dat ook in onze computer is opgeno- men, zodat het opzoeken van namen van personen snel kan ge- schieden. Ten behoeve van onderzoekers die oude handschrif- ten niet zo gemakkelijk kunnen lezen, zijn door de heer J.H.van der Poel een groot aantal transcripties gemaakt, die in de ver- zameling zijn opgenomen. Wij hopen onze leden en andere be- langstellenden hiermee weer beter van dienst te kunnen zijn. Stichtse Historische Reeks
In november a.s. zal deel 18 in deze reeks worden uitgegeven,
getiteld „Husinghe ende hofstede". Het betreft een institutio- neel-geografische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen, geschreven door de Utrechtse rechtshistoricus drs. Martin W.J. de Bruyn. Dit boek, waarvan de verkoopprijs ƒ 85,— zal bedragen, is voor onze leden voor ƒ 70,— te verkrijgen, mits het vóór 15 oktober via de vereniging wordt besteld. Voor belangstellenden is het dus zaak snel te beslissen. Nadere informatie over het boek is bij de secretaris te verkrijgen. Schrijvers gevraagd
Het is al weer een jaar geleden dat wij dit onderwerp hebben
aangesneden en het is nog steeds actueel. Een jaar lang heeft een klein aantal mensen weer zijn best gedaan om ons tijd- schrift te vullen met interessante artikelen. Graag zouden wij zien dat meer mensen ons daarbij komen helpen, ook om de nodige afwisseling te waarborgen. U weet het, documentatie over vele onderwerpen is bij de vereniging aanwezig en is de moeite waard om er eens in te duiken en er iets over te schrij- ven. U wordt er vanzelf enthousiast voor Onze secretaris kan u er nader over informeren. Maak met hem eens een afspraak! Herdruk uitverkochte nummers
Gebleken is dat er nog verschillende gegadigden zijn voor oude
nummers van ons tijdschrift die uitverkocht zijn. Dat zijn de nummers 1981/1, 1981/2, 1982/2, 1983/1, 1983/4 en 1984/1. Wij hebben van deze nummers een herdruk (kopie) laten ma- ken zodat u uw verzameling alsnog kunt aanvullen. Hiervoor |
||||||||
kunt u contact opnemen met de secretaris, tel. 03406-61462. De
prijs ƒ 5,— voor leden en ƒ 6,25 voor niet-leden. Van alle an- dere nummers zijn voor dezelfde prijs ook nog exemplaren verkrijgbaar. Het Utrechts landschap en zijn bewoners
Onder deze titel organiseren de Universiteit Utrecht en de Ver-
eniging Oud-Utrecht een lezingencyslus over de geschiedenis van het Utrechtse landschap. De lezingen zijn gratis en vrij toe- gankelijk en worden gegeven in het Academiegebouw, Dom- plein 29, Utrecht, van 20.00 - 22.00 uur Programma: 5 oktober: De bewoning van het Kromme Rijngebied in de Romeinse tijd en in de vroege middeleeuwen, door Mw. Drs. S.G. van Dockum; (Wijk bij Duurstede tot Vleuten); 12 oktober: Ontstaan en ontwikkeling van het cultuurlandschap, door Drs. J.D.H. Harten; 19 oktober: Utrechtse kastelen en buitenplaatsen, door Drs.
H.J.M. Tromp; 26 oktober: Historische tuin- en parkaanleg in Utrecht, enkele
aspecten en voorbeelden; door Drs. H.M.J. Tromp; 2 november: Vestingwerken in de provincie Utrecht, 16e - 20e eeuw, door Drs. J.P.C.M. van Hoof; 9 november: Utrechts waterstaat, 8(X) -1980, door Dr. G. van de Ven. Vereniging Open IVIonumenten
Kortgeleden is de landelijke Vereniging Open Monumenten op-
gericht. Het doel van deze vereniging is zoveel mogelijk monu- menten toegankelijk te maken, o.a. door middel van de Open Monumentendag, het bevorderen van de overtuiging dat monu- mentenzorg essentieel is voor onze binding met het verleden, het behoud van monumenten, het interessant maken van monu- menten voor een groot publiek en het financieel gezond maken en houden van monumenten. Het lidmaatschap kost ƒ 37,50 per jaar, maar als u zich vóór 11 oktober via onze vereniging aan- meldt kost het u slechts ƒ 27,50. Als lid ontvangt u elke twee maanden het kleurrijke tijdschrift „Open Monument" boorde- vol informatie over monumenten. Aanmeldingsformulieren zijn verkrijgbaar in de Broederschapshuisjes en bij de secretaris. |
||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten: Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meern:
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities
over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992.
|
||||||||
51
|
||||||||||
Bij de presentatie van de resultaten van de inventarisatie
van archeologische waarden in het westelijk weidegebied |
||||||||||
door J.F.K. Kits Nieuwenkamp.
|
||||||||||
Op 19 juli j.1. vond op Paushuize in Utrecht de officiële pre-
sentatie plaats van de resultaten van de inventarisatie van ar- cheologische waarden op het grondgebied van de gemeente Vleuten-De Meem. In de uitnodiging om bij de presentatie aanwezig te zijn
wordt door het college van gedeputeerde staten gesteld, dat bij het maken van plannen voor woningbouw of infra-structurele werken vaak onvoldoende rekening wordt gehouden met be- staande archeologische waarden. Voorts wordt gesteld, dat de uitvoering van de plannen soms ernstige vertraging oploopt, omdat alsnog archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Om dit te voorkomen in het gebied ten westen van de stad Utrecht, waar ingevolge de VINEX een grootschalige woningbouwloca- tie moet komen, heeft de afdeling Utrecht van de Archeologi- sche Werkgemeenschap Nederland (AWN) het initiatief geno- men om tijdig een inventarisatie van de archeologische waar- den gereed te hebben, zodat daar in de fase van planvorming rekening mee kan worden gehouden. Zo kunnen de archeologi- sche waarden o.a. in toeristisch-recreatieve zin de aantrekke- lijkheid van het gebied vergroten. Gelet op het grote belang van dit vroegtijdig onderzoek heeft de provincie dit onderzoek fi- nancieel mogelijk gemaakt. Het onderzoek is uitgevoerd door de Stichting Regionaal Archeologisch Archiverings Project (RAAP) uit Amsterdam. Aldus de uitnodiging van het college van gedeputeerde staten. De presentatie geschiedde door de gedeputeerde mr D.H.
Kok, terwijl toelichtingen werden gegeven door (in volgorde) dr P.K.J. van der Voorde, voorzitter AWN, afd. Utrecht, drs H.F.A. Haarhuis, mede-opsteller van het rapport, en mw drs S.G. van Dockum, archeologe bij de ROB, tevens provinciaal archeologe. Mr Kok stelde zich de vraag hoe je in feite met zo'n bouw-
opdracht begint: „Pak je een vel blanco papier en ga je dan maar wat schetsen? Of ben je je bewust van het feit, dat het gebied al een geschiedenis heeft; dat mens en natuur het gebied al eeu- wenlang vorm hebben gegeven. En werk je dus vanuit de his- torische continuïteit van het landschap, als een van de elemen- ten die de mimtelijke kwaliteit van het nieuwe bepalen. Geluk- kig krijgen planologen en stedebouwkundigen steeds meer oog voor de historische continuateit van het landschap. (...) De cultuurhistorie is in dit gebied rijkelijk aanwezig. Dat geldt niet alleen voor de archeologie, maar ook voor de historische geo- grafie en de gebouwde monumenten. Iemand die het verleden ontkend is dwaas. (...) Daarom is het goed dat de historische continuïteit van het landschap meegenomen wordt in de ruimtelijke kwaliteit. (...) Die aandacht voor de cultuur-historie vind ik gelukkig ook terug in de monumentennota van de gemeente Utrecht: „Op de schouders van reuzen". Heel aardig in die nota is het nieuwe instrument van de CHER: de cultuur- historische effectrapportage. Dat wil de gemeente ook in dit ge- bied doen. (...) Daarom is het goed tijdig te weten met welke aspecten rekening gehouden moet worden. Dan is het goed om naar verkavelingspatronen te kijken, uit te gaan van de histo- nsche infrastructuur, oude waterlopen in tact te laten of te her- stellen, te kijken welke onderdelen van het bodemarchief be- waard moeten blijven en dus ingepast moeten worden, welke voorbeelden van oude en jongere bouwkunst moeten worden |
ingepast enz. Want waarom zou je het middeleeuwse wegen-
patroon laten verdwijnen. En is het zo erg dat delen van het bo- demarchief niet mogen worden aangetast? Dat kunnen groene voorzieningen worden. En wat doen we met het castellum. Blijft dat zo maar een bijzondere vlek of kunnen we dat integre- ren en een ruimtelijke functie geven? Uit het archeologisch on- derzoek dat in het kader van het bestemmingsplan 't Weer op het castellumterrein is gedaan blijkt, dat er aan de westkant van het castellum een stroom heeft gelopen. De loop naar het noor- den, waarschijnlijk naar de oude loop van de Oude Rijn kennen we nog niet. Ook de Romeinse weg die het castellum verbond met de castella in Woerden en Utrecht kennen we nog niet. Ik zou het toejuichen als de gemeenten Vleuten-De Meern en Utrecht, de provincie en de ROB dit onderzoek gezamenlijk zouden kunnen oppakken. Daarmee zou het castellum een lo- gische plaats krijgen in de eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. (...) Maar er moet in zo'n gebied wel groen komen. Dat kun je dus ergens willekeurig neerleggen, maar je zou ook de oude loop van de Oude Rijn, die op de kaart nog te herkennen is, als een groene meander door het gebied kunnen laten lopen. Dat kan bovendien een recreatieve fietsroute ople- veren. Je zou die oude loop ook nog weer kunnen opgraven. Perfect als recreatief element voor kanoën of waterfietsen of schaatsen.(...) Zo'n groene meander kan bovendien nog een ecologische verbindingszone vormen. (...) Ik hoop en verwacht dat de stedebouwkundige plannen zo met de historische conti- nuïteit, met de cultuur-historie (en het bodemarchief in het bij- zonder) wordt rekening gehouden, dat ook de generaties na ons zullen kunnen zeggen, dat in Leidsche Rijn en Harmeien het verleden nog aanwezig en voelbaar is". Aldus de Utrechtse gedeputeerde. De teneur van zijn betoog
geeft goede moed voor wat betreft de inzet van de provincie. Maar ook dr Van der Voorde maakte interessante opmerkingen: „De afdeling Utrecht en omgeving van de AWN zag met le-
de ogen dat de plannen van de stad Utrecht om zich verder uit te breiden over het grondgebied van de gemeente Vleuten-De Meern ten koste zou gaan van een aantal nog onbekende ar- cheologische vindplaatsen in dit deel van het Kromme Rijn ge- bied, dat als gebied bekend is om zijn rijkdom aan sites, zie de spectaculaire vondsten rond Houten.(...) De verwachtingen waren hoog gespannen en werden niet beschaamd. (...) Dat te- rugkomen voor een voortgaande inventarisatie heeft in de af- gelopen winter een aantal Uzertijd en vroeg en late ME vind- plaatsen opgeleverd bij Haarzuilens, die duidelijk gerelateerd zijn aan terreinsvormen. Dit werk werd door de AWN-vrijwilli- gers van Utrecht uitgevoerd in nauwe samenwerking met de provinciaal archeoloog en de Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens. Een samenwerking, die nu in de zomer verder gaat met het nauwkeurig beschrijven van de vondsten op vele avonden, en het daarmee classificeren van de vindplaat- sen.(...) De eerste resultaten van dit werk werden reeds aan de provincie doorgegeven, die daarmee rekening kan houden bij het ontwerpwerk, dat aan de planning voorafgaat. De AWN afdeling Utrecht zal met haar werk doorgaan, zodat voor andere in de toekomst bedreigde gebieden eerder over gegevens kan worden beschikt en dergelijke spoedopdrachten kunnen worden beperkt van omvang. (...) Het Groene Hart van Nederland be- |
|||||||||
52
|
||||||
van de gemeente Utrecht. Over het geheel genomen kan wor-
den gezegd dat de onderzoeksresultaten een belangrijke bijdra- ge vormen voor de kennis met betrekking tot de historie van het gebied." Aldus het verslag vaii de onderzoeker Haarhuis. De in- houd spreekt voor zichzelf: een gebied van hoge waarde, waar zeer voorzichtig mee dient te worden omgegaan. Een veel uit- gebreidere analyse van het onderzoek treft u elders in dit blad aan en wel van de hand van ons bestuurslid Eric Graafstal, me- deopsteller van het rapport. Tenslotte voerde de provinciaal archeologe drs Saskia van
Dockum het woord: „Meer dan 3000 jaar geleden werden de eerste boerderijen in het gebied gebouwd en akkers aangelegd. Zo'n 1000 jaar later nam zelfs een vreemde mogendheid, het Romeinse leger, met harde hand bezit van het gebied. De Oude Rijn, dwars door het plangebied lopend, werd een grensrivier van wereldbelang. Alles ten noorden ervan bleef vrij Germaans grondgebied. Alles ten zuiden ervan, dus ook Vleuten-De Meem en een deel van Utrecht, werden onderdeel van het Romeinse wereldrijk. Het gebied lag gedurende enkele honderden jaren aan de rand van een imperium dat doorliep tot aan Syrië en Egypte. De bouwactiviteiten moeten er voor die tijd ongekend geweest zijn: via de Oude Rijn werden vanuit Duitsland natuur- steen en zelfs hout voor de bouw van het castellum op de Hoge Woerd in De Meem geïmporteerd. Diezelfde Oude Rijn zou overigens vele eeuwen later, inmiddels verworden tot een rest- stroompje, opnieuw grensrivier zijn: ditmaal van de stadsvrij- heid van Utrecht. Net buiten die stadsvrijheid verrezen robuuste kastelen als Den Engh, de Grauwaert, Den Hoed en Nyevelt. De baksteenovens bij de kasteelplaatsen moeten op volle toeren gewerkt hebben. Tienduizenden stenen waren er nodig.(...) Meer nog dan voorheen moet het beleid daarom gericht zijn op duurzaam behoud en beheer van de nog aanwezige cultuurhis- torische waarden, de archeologische waarden incluis. De mate waarin het bodemarchief in de afgelopen decennia al is vernie- tigd, geplaatst tegen een achtergrond van intensieve planvor- ming voor de komende 10 tot 20 jaren, maken de bedreiging van het bodemarchief acuut en actueel. Recente berekeningen van de ROB geven aan dat in de laatste 40 jaar in het landelijk gebied 33% van het bodemarchief verloren is gegaan. Daaraan zijn met name de verstedelijking en de intensivering van de landbouw debet.(...) De cultuurhistorische waarden geven vorm aan de culturele continuïteit tussen ons verleden, de huidige maatschappij en de toekomst. Ze zijn ook mede bepalend voor onze identiteit en de relativering daarvan tegen de achtergrond van ons verleden en onze omgeving. Die waarden, de archeo- logische incluis, zijn daarom onze voortdurende zorg en duur- zaam behoud waard. (...) Dergelijke plekken - goed geconser- veerd en van groot belang - niet alleen voor Leidsche Rijn, maar ook in een veel grotere regio, en van waarde voor de ge- schiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap, dienen be- houden te blijven en op de juiste wijze beheerd te worden. Ze zijn niet altijd even mooi zichtbaar zoals enkele kasteelterreinen in het gebied, waarvan de kasteeleilanden zichtbaar fraai be- waard gebleven zijn of waarvan de slotlaan nog duidelijk in de huidige percelering herkenbaar is. Maar wanneer we alleen die zichtbare elementen een rol zouden laten spelen, betekent dat een grove onderschatting van de grote rijkdom aan archeo- logische gegevens die nog in het gebied aanwezig is. En zicht- baarheid blijkt een relatief begrip: wat te denken van een uitste- kend geconserveerde en waardevolle Romeinse woonplaats net op de oorspronkelijke, hoge, Romeinse oevers van de Oude Rijn: hier komen landschap en geschiedenis tastbaar samen". Tot zover de inleidingen bij de presentatie van het RAAP-
rapport. Bij het lezen ervan lijkt het erop, dat iedereen over- tuigd is van het belang van het gebied en dat aantasting ervan niet zal plaatsvinden. De tijd zal het leren. |
||||||
gint al aardig te verstenen, ondanks alle beleidsvoornemens het
in stand te willen houden. Als je zo eens om je heen kijkt en dan het beeld van nu gaat vergelijken met situaties van jaren geleden, slaat je wel de schrik om het hart voor de verdere toekomst met steeds verdere uitbouw en overvleugeling van buurgemeenten door de grote steden. Als dat proces niet te stoppen blijkt - en daar ziet het naar uit - laten we dan in ieder geval op verantwoorde wijze omgaan met de resten, die onze voorouders in onze Nederlandse bodem hebben achtergelaten, waaruit wij ons een beter beeld pogen te vormen van hoe die voorouders toen geleefd, gewerkt en gehandeld hebben". Ook uit dit verhaal van dr Van der Voorde blijkt de zorg voor
ons gebied en de rijkdom, die er in verborgen ligt. Ook drs Haarhuis wees in zijn inleiding op die rijkdom, die zeker niet verloren mag gaan: „De geschiedenis laat haar sporen achter in het landschap en
in de bodem. Dit proces duurt nog steeds voort; sterker nog: nooit eerder was de invloed van de mens op het landschap en de bodem zo groot als tegenwoordig. (...) Er dreigt ook een he- leboel geschiedenis verloren te gaan. De grootschalige woning- bouw vormt immers een directe bedreiging voor het archeolo- gische bodemarchief Dat het hier om een rijk bodemarchief gaat, heeft het onderzoek duidelijk gemaakt. (...) De bodem in het onderzoeksgebied bestaat namelijk grotendeels uit stroomrug- gronden. Dit zijn relatief hooggelegen geul- en oeverafzettin- gen, welke door de eeuwen heen golden als uitermate geschikte woongronden. (...) De bekende vindplaatsen bleken inderdaad het topje van de ijsberg te vormen. Tijdens de kartering werden op meer dan 100 plaatsen archeologische vondsten aangetrof- fen. Aan de hand van de gegevens die hierbij werden verza- meld, zijn vervolgens 60 vindplaatsen geselecteerd die voor kwaliteitsbepalend onderzoek in aanmerking kwamen. (...) Alleen wanneer goed bewaarde archeologische resten in de bodem konden worden aangetoond, zijn vindplaatsen opgeno- men in de catalogus van het rapport. In deze catalogus komen de specifieke waarden van iedere afzonderlijke vindplaats aan de orde, op basis waarvan archeologische bestemmingen wor- den voorgesteld.(...) De oudste overblijfselen die tijdens het on- derzoek werden aangetroffen, dateren uit de Bronstijd. Het be- treft hier een vindplaats met nederzettingsresten aan de rand van het nieuwbouwgebied 't Weer. Dit mag een opvallend resul- taat genoemd worden aangezien het het oudste, bekende neder- zettingsterrein in dit deel van de provincie betreft. De meeste van de gelokaliseerde vindplaatsen dateren uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd. Slechts in enkele gevallen is het aangetroffen materiaal uit deze perioden duidelijk van elkaar te scheiden. Een Romeinse vindplaats bij uitstek is het castellum op de Ho- ge Woerd in De Meem. Het terrein van dit Romeinse fort bezit al jaren de status van beschermd archeologisch monument. Tij- dens het onderzoek bleek evenwel dat zich ten noorden, ten zui- den en ten oosten van het monument een groot gebied met be- woningssporen bevindt. Het gaat hier naar alle waarschijnlijk- heid om de resten van een vicus; een op handel en ambacht ge- richte nederzetting, grenzend aan een Romeins fort. Voorge- steld is dit waardevolle terrein op te nemen in het beschermde areaal. Op de Romeinse periode volgen de Vroege Middeleeuwen. De overblijfselen hiervan zijn over het algemeen vrij schaars vergeleken met die van de Late Middeleeuwen. Vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen vormen ook hier een minderheid. Een ervan, gelegen ten zuiden van het Huis te Vleuten, valt echter op door zijn grote omvang en het rijke vondstmateriaal. De nederzetting lag in haar bloeiperiode op de oever van de Oude Rijn. Een sprekend resultaat met betrekking tot de Late Middeleeuwen is het lokaliseren van de resten van een uit his- torische bronnen bekend kasteel. Het gaat om het versterkte Huis Grauwert, ook wel het Huis Ter Weyde genoemd. Het ter- rein is gesitueerd op de Hoge Weide, nog net binnen de grenzen |
||||||
53
|
||||||||||||||
Stichting RAAP brengt archeologische
resten in kaart
|
||||||||||||||
Door E. R Graafstal
|
||||||||||||||
Op 19 juli jl. werden de resultaten gepresenteerd van de archeologische kartering die in 1992-1993 ten westen van
Utrecht heeft plaatsgevonden. Tot in de landelijke dagbladen viel te lezen hoe aan de betrokken wethouders van Utrecht, Vleuten - De Meern en Harmeien een rapport werd aangeboden, waarin o.a. 36 nieuwe archeologische vind- plaatsen staan beschreven. Aanleiding tot het onderzoek vormt de geplande grootschalige woningbouw in het gebied ten westen van de rijksweg A2. De kartering is vroegtijdig uitgevoerd, zodat bij de uitwerking van de plannen rekening kan worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. Op dit moment onderzoekt de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek samen met de provincie en de betrokken gemeenten hoe de belangrijkste terreinen kunnen worden beschermd en ingepast in de nieuwe inrichting van het gebied. Vorig jaar werd in een bijlage bij dit tijdschrift beschreven hoe de kartering onze kennis over de bewoningsgeschiedenis van het gebied heeft verrijkt. Nu het onderzoek is afgerond en gepresenteerd, is het misschien aardig om eens te zien hoe zo'n ,,systematische archeologische streekbeschrijving" nu eigenlijk in zijn werk gaat. Oude woonplaatsen, die onder een grasmat en vaak een halve meter grond verborgen liggen - hoe spoor je die op en breng je die in kaart zonder op te graven? De redactie heeft een van de medewerkers aan het onderzoek bereid gevonden om hierover iets te vertellen. |
||||||||||||||
ze „cultuurhistorische waarden" dringt
zich niet vanzelf aan ons op, een deel is zelfs niet eens direct zichtbaar. Met na- me van de archeologische overblijfselen in dit gebied bestond tot voor enkele ja- ren slechts een zeer onvolledig beeld. Bekend waren natuurlijk het Romeinse legerkamp op de Hoge Woerd en een flink aantal kasteelterreinen, maar daar hield het al gauw mee op. Ondertussen wezen vondsten van amateur-archeo- logen erop dat het gebied vermoedelijk nog wel meer belangrijke nederzettings- resten herbergde. Toen de plannen voor de grootschalige woningbouw bekend werden heeft de landelijke vereniging van amateur-archeologen: de Archeolo- gische Werkgemeenschap voor Neder- land (AWN), dan ook het initiatief geno- men om in het gebied tussen Utrecht en Harmeien een zogenaamde archeologi- sche veldkartering te laten plaatsvinden. Een archeologische veldkartering vormt
eigenlijk een onderdeel van een groter onderzoek, dat ook wel wordt aangeduid als „systematische archeologische streek- beschrijving". Daarbij wordt geprobeerd om door een combinatie van uitgebreid veldonderzoek, inventarisatie van oude vondstberichten en bestudering van be- staande collecties een zo compleet mo- gelijk overzicht te verkrijgen van terrei- nen waarin zich archeologische resten bevinden. Deze vorm van onderzoek heeft de laatste 15 jaar in ons land een hoge vlucht genomen. Bij grote ingrepen in het landschap, zoals de Betuwe-lijn, groot- schalige woningbouw of landinrichtings- |
projecten (ruilverkavelingen), is zo'n on-
derzoek tegenwoordig al een heel gewo- ne zaak. Daarvoor zijn verschillende re- denen te noemen. Om te beginnen heel praktisch: niemand is gebaat bij verras- singen en vertragingen in het uitvoerings- stadium van zulke grote werken. Maar de ontwikkeling wordt ook gestimuleerd door nieuwe inzichten in de archeolo- gische monumentenzorg. Immers, om de waarde van verschillende vindplaatsen goed te kunnen inschatten, is het nodig om te weten welke nederzettingsvormen, uit welke perioden en in welke conser- veringstoestand nog voorhanden zijn. „Zonder overzicht van de archeologische waarden die in een bepaald gebied aan- wezig zijn, staat de monumentenzorg in planologische discussies met de mond vol tanden." i) Trouwens, ook de weten- schappelijke vraagstelling van de archeo- logie is de laatste tientallen jaren steeds meer verschoven naar de menselijke ac- tiviteiten in relatie tot het omringende landschap en naar nederzettingspatronen op regionaal niveau. Ook daar dus behoefte aan overzichten per bewoningsperiode en per landschapstype. In ons geval ging het in concreto om
de stroomrug van de Oude Rijn: een an- derhalf tot twee kilometer brede gordel van zandige rivierafzettingen met enkele kleinere en grotere zijtakken. Gezien de planologische situatie van 1992 kon het onderzoek zich beperken tot het gedeelte van de A2 in het oosten tot aan de be- bouwde kom van Harmeien in het wes- ten. Nog maar enkele jaren geleden was |
|||||||||||||
De laatste tijd wordt het plaatselijke en
regionale nieuws beheerst door berichten over de grootschalige woningbouw die na 1995 ten westen van Utrecht zal plaats- vinden. Sinds juli is een projectbureau bezig om in opdracht van de betrokken gemeenten een eerste masterplan voor het nieuwe stadsgebied „Leidsche Rijn" op te stellen. Daarmee is een beslissende fase begonnen in een lange planologi- sche procedure, die enkele jaren geleden begon met de presentatie van de Vierde nota ruimtelijke ordening extra (\TNEX). Daarin gaf de minister aan dat de regio Utrecht tot het jaar 2005 nog 30.000 wo- ningen moet bouwen, waarvan 20.000 in het gebied ten westen van de stad Utrecht. De plannen zouden - dat was terstond duidelijk - verregaande consequenties heb- ben voor de ruimtelijke inrichting van het hele gebied tussen Utrecht en Harme- ien. Zo zou bijvoorbeeld het kassenge- bied rond Vleuten en De Meern bij door- gang van de ministeriële plannen een an- dere plaats moeten krijgen. Het is niet voor het eerst dat de mens
in dit gebied nieuwe lijnen in het land- schap trekt. De streek tussen Utrecht en Harmeien kent een lange geschiedenis van intensieve bewoning en veranderend grondgebruik. Zeker al zo'n 3000 jaar biedt de brede stroomrug van de Rijn hier een veilige en vruchtbare bodem voor allerlei vormen van menselijke bewo- ning, van prehistorische boerderijen tot heuse kastelen. Tezamen vormen zij een njk weefsel van tastbare herinneringen aan het verleden. Een groot deel van de- |
||||||||||||||
54
|
|||||||||||
een groot deel daarvan archeologisch ge-
sproken onbekend gebied. Het was even- wel van aanvang duidelijk dat de vrij- willigers van de AWN de klus niet alleen zouden kunnen klaren: in één seizoen zou ongeveer 1900 ha moeten worden onderzocht! Door een subsidie van de provincie kon in 1992 een beroep wor- den gedaan op de Stichting RAAP (Regionaal Archeologisch Archiverings- project), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Stichting RAAP heeft jarenlange ervaring in deze vorm van archeologisch veldwerk en beschikt bo- vendien over de nodige expertise om de omvang en conserveringstoestand van vindplaatsen vast te stellen. Zo onder- zocht RAAP reeds eerder een deel van de Hoge Woerd in verband met bestem- mingsplan 't Weer 2). Besloten werd dat Stichting RAAP ongeveer driekwart van het gebied zou onderzoeken; de AWN kon zich dan concentreren op het minder be- dreigde gebied ten westen van de School- straat in Vleuten en ten noorden van de spoorlijn Utrecht-Den Haag/Rotterdam. Iiuniddels heeft Stichting RAAP, zoals de
bedoeling was, in één campagne (1992 - 1993) ongeveer 1455 ha onderzocht. De resultaten zijn bijeengebracht en onlangs gepresenteerd in een rapport met de wat prozaïsche titel: Vleuten-Harmelen. Een archeologische kartering, inventarisatie en waardering 3). Daarin worden o.a. 36 nieuwe terreinen, doorgaans met belang- rijke archeologische resten, beschreven. Voor de meest waardevolle vindplaatsen heeft Stichting RAAP geadviseerd te on- derzoeken of zij blijvend beschermd kun- nen worden, bijv. door ze een eigen plaats te geven in de nieuwe inrichting van het gebied. Op dit moment is de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder- zoek (ROB) samen met de provincie en andere betrokken instanties druk bezig om de mogelijkheden daartoe te onder- zoeken. Het lijkt dus niet zinvol om in dit artikel in te gaan op individuele vind- plaatsen en wat daarmee te gebeuren staat. In plaats daarvan zullen wij de blik richten op de verschillende werkzaamhe- den die tijdens de RAAP-kartering zijn uitgevoerd en al wat daar verder zoal bij komt kijken. Dat is ook daarom aardig omdat op dit moment in het AWN-ge- bied tussen Vleuten en Haarzuilens het onderzoek nog in volle gang is, zij het noodgedwongen in een wat rustiger tem- po. De archeologische werkgroep van onze Vereniging, die is aangesloten bij de AWN, doet daar natuurlijk aan mee. En ook hier zijn de resultaten verrassend te noemen. We zullen daar in een vol- gende aflevering nog wel op terugko- men. In dit artikel beperken wij ons tot het onderzoeksgebied van de Stichting RAAP (vgl. afb. 6). |
|||||||||||
1. Bij de opbouw van een stroomrug zijn verschillende processen te onderscheiden. In
het natte seizoen treedt de rivier om te beginnen regelmatig buiten zijn oevers. Daarbij wordt direct buiten de bedding zand afgezet, zodat langs de oevers zgn. oeverwallen ont- staan - natuurlijke dijken. Bij overstromingen bezinken de fijne kleideeltjes verderop in de vlakte, als het water tot rust komt: daar, in de „kommen", ontstaan taaie kleipakket- ten. Nog verder van de rivier ontstaat veen uit onverteerde resten van het moerasbos. Daarnaast verlegt de rivier zijn bedding voortdurend, omdat aan de buitenbochten, waar het water het snelst stroomt, erosie optreedt, terwijl aan de oevers van de binnenbochten grind en zand wordt afgezet. Daardoor heeft de rivier de neiging om steeds meer te gaan kronkelen, zodat de stroomsnelheid afneemt en de bedding „verstopt" kan raken. Dan kan het gebeuren dat uiteindelijk een aantal van de ergste lussen worden afgesneden door een verlegging van de hoofdstroom. De afgesneden restgeul (op de tekening rechts) raakt dan opgevuld met klei en verlandt tenslotte geheel. Ondertussen kruipt de kruin van de stroomrug in de loop der eeuwen langzaam omhoog, door de jaarlijkse afzettingen; oude delen van de stroomrug raken dan afgedekt met klei. Vervolgens kan zo'n oud en afge- dekt gedeelte van de stroomrug dan weer worden „omgeploegd" door de voortgaande verplaatsing van de bedding, die wel 10 meter diep kan zijn. Tenslotte is het ook mogelijk dat een oude, kronkelige en „verstopte" stroomrug geheel buiten werking treedt doordat zich bovenstrooms een nieuwe tak naar zee afsplitst. Met de Oude Rijn is dat na de Ro- meinse tijd gebeurd door de afsplitsing van de Lek bij Wijk bij Duurstede. (Uit: L.P. Louwe Kooijmans, Sporen in het land. De Nederlandse delta in de prehistorie, Amsterdam 1985) |
|||||||||||
Vooronderzoek: het gebied
Elke succesvolle kartering begint met
een gedegen studie van de ontstaans- en (voor zover bekend) bewoningsgeschie- denis van het betrokken gebied. Het is beslist gewenst om vóór het begin van het veldwerk al globaal te weten waar en op welke diepte de bewoningssporen uit de verschillende perioden zich kunnen bevinden. Daar hangt namelijk van af welke technieken worden gebruikt om de vindplaatsen op te sporen, en alleen ge- wapend met zulke kennis is men in staat om naderhand het patroon van de vond- sten juist te interpreteren. Theoretisch is het bijvoorbeeld mogelijk om in ons ge- bied sporen te vinden van een rendier- jagerscultuur uit het eind van de laatste ijstijd; daarvoor moet men dan wel 5 me- ter de diepte in, naar het niveau van het zgn. dekzand, dat hier onder het huidige landschap schuilgaat. Het zal duidelijk zijn dat een veldkartering als de onze zich daar niet mee bezig kan en ook niet hoeft |
|||||||||||
te houden. In dit geval moest het onder-
zoek zich om praktische redenen beper- ken tot de „bovenkant" van het terrein, waar we nauwelijks bewoningssporen ouder dan de Bronstijd (2100-800 v. Chr.) kunnen verwachten. Daarmee beperken we ons eigenlijk tot de jongste fase van de landschapsvorming, w^t vanaf ca. 4500 V. Chr. is de wording van het ge- bied tussen Utrecht en Harmeien geheel bepaald door de Rijn, die zich hier tussen uitgestrekte veenmoerassen een weg naar zee baande. Om iets te begrijpen van de mogelijk-
heden en onmogelijkheden van de kar- tering in dit gebied, is het goed om nog eens in detail te kijken naar de grillen van een rivier in natuurlijke toestand. In elke rivierdelta ligt dat weer anders, af- hankelijk van o.a. de verhouding tussen de waterafvoer, de getijdenbeweging rond het mondingsgebied en de mate waarin het rivierwater klei- en zanddeeltjes met zich meevoert. In Nederland lagen die verhoudingen tot aan de bedijking van de |
|||||||||||
55
|
|||||||||
grote rivieren zodanig dat in een rustig
tempo (ongeveer in gelijke tred met de ge- leidelijke zeespiegelstijging) zgn. stroom- ruggen werden opgebouwd: brede gor- dels van deels wat hoger gelegen, zandige en kleiige afzettingen. Afb. 1 maakt dui- delijk hoe dat in zijn werk ging (zie on- derschrift). Het zal duidelijk zijn dat een stroomrug een ingewikkeld en veelge- laagd geologisch „dokument" vormt, waar- in oudere en jongere delen te onderschei- den zijn. De oudere fasen zijn overdekt door latere kleiafzettingen en bovendien niet meer compleet bewaard, omdat de rivier er zijn bedding in heeft verlegd: als een slang in het zand, zo werkt een rivier periodiek zijn eigen afzettingen weer om. Ook de Rijn heeft in ons ge- bied op deze manier een stroomrug op- gebouwd, een heel grote nog wel. Tussen Utrecht en Harmeien bedraagt de breedte van het zandlichaam 1,5 a 2 km; daarbij heeft de Rijn tussen De Meern en Har- melen lange tijd een flinke zijtak gehad, die daar de zgn. Heidammer stroomrug heeft opgebouwd (zie afb. 6). Op dit geologische fundament van de
stroomruggen heeft zich in ons gebied eigenlijk alle menselijke bewoning (na de rendierjagers!) afgespeeld tot om en nabij het jaar 1000 na Chr.. Het loofbos dat er van nature groeide, liet zich ge- makkelijk ontginnen; de zandige bodem was er zeer vruchtbaar en licht te bewer- ken. Vooral de wat hoger gelegen delen, oude oeverwallen, lagen voor de hand als vestigingsplaats. Men koos zijn woon- plaats graag aan een verlaten zijtak van de rivier, liefst niet te dicht bij de hoofd- stroom van dat moment. De moerassige wildernissen ten zuiden en ten noorden van de Oude Rijn (zie afb. 6) zouden pas in de 11e en 12e eeuw ontgonnen wor- den; bewoningssporen van daarvoor zal men er niet aantreffen en de boerderijen uit de Late Middeleeuwen liggen er door- gaans verscholen onder hun opvolgers. De kartering van RAAP en AWN be-
perkt zich tot het oude cultuurlandschap van de stroomruggen. Tegen de achter- grond van afb. 1 is nu ook terstond dui- delijk waarmee men bij het karteren van de hoge gronden langs de Oude Rijn te kampen heeft: hoe ouder de bewonings- periode die men op het oog heeft, hoe groter de kans dat de resten zijn afgedekt door latere kleiafzettingen (en hoe klei- ner dus de kans om ze te vinden). Tege- lijkertijd geldt: naarmate men teruggaat in de tijd, zal een groter gedeelte van de vindplaatsen zijn verdwenen door latere verplaatsingen van de rivierbedding. Ze- ker in ons geval is dit een factor van be- tekenis: de Oude Rijn heeft zich zo'n 5000 jaar door het bed van zijn eigen afzettingen heen en weer verplaatst; pas |
tegen het jaar 1000 neemt de rivieracti-
viteit sterk in betekenis af. Stroomop- waarts, in het Kromme Rijngebied, is dat anders: daar heeft de Rijn achtereenvol- gens door drie stroomruggen gelopen; de twee oudste, de Houtense en de Werk- hovense stroomrug, hebben vanaf de Ro- meinse tijd niet meer aan erosie blootge- staan. De vindplaatsen uit het begin van de jaartelling en van daarvoor zijn er al- lemaal bewaard gebleven (of de mens moet ze hebben vernield). Daarbij is de stroomrug van de Oude Rijn duidelijk in het nadeel: hele stukken van de bewo- ningskaart zijn er als het ware uitgewist. Een eerste inventarisatie
Voordat het veldwerk begint worden na-
tuurlijk eerst alle reeds bekende vondsten en vindplaatsen in het gebied zorgvuldig geïnventariseerd. Alles wat je van tevo- ren weet, is immers winst; toevallige vond- sten uit het verleden kunnen straks de weg wijzen naar veel omvangrijker res- ten. Om te beginnen worden daarom alle oude vondstberichten nagelopen. Bij de ROB zijn de meeste van deze berichten terug te vinden in het Centraal Archeo- logisch Archief; ook het Rijksmuseum van Oudheden heeft veel dergelijke ge- gevens, ook over ons gebied. Zo lezen we bijvoorbeeld in het Utrechtsch dagblad van 1941 over „een geheel intact zijnde menschenschedel, alsmede een stuk speer", gevonden in een zandafgraving ca. 1 km ten oosten van Vleuten; de vindplaats kon tijdens de kartering worden geloca- liseerd, maar bleek geheel verstoord. Ook plaatselijke collecties van amateur-archeo- logen - en in ons geval natuurlijk de His- torische Vereniging! - zijn een belangrij- ke bron van gegevens. Samen met de officieel geregistreerde vindplaatsen ge- ven al deze berichten en vondsten een eerste beeld van de aard, de spreiding en de gesteldheid van de vindplaatsen. Vervolgens zijn er, afhankelijk van het
gebied, nog vele andere manieren om oude bewoningsresten op het spoor te komen - nog vóór men het veld betreedt. Historische kaarten, doorgaans beschik- baar vanaf de late 16e eeuw, kunnen ver- dwenen hofsteden en heerlijke huizen aangeven. Tijdens de RAAP-kartering zijn op die manier de resten van het ver- sterkte huis Grauwert bij sportpark Ter Weijde teruggevonden. Oude veld- en perceelnamen verwijzen soms naar vroe- gere bewoning of vormen van grondge- bruik; tijdens een grote kartering uitge- voerd in Waterland in Noord-Holland werd bijvoorbeeld een duidelijke relatie vastgesteld tussen namen eindigend op - werf of- laan en bewoningssporen uit de 12e-17e eeuw. In Vleuten zal elke archeo- loog de oren spitsen wanneer hij op een |
naam als 't Hoog stuit - en daar was het
bij de kartering dan ook raak: zo'n 2000 jaar woont men er al! Heel belangrijk is altijd het bestuderen van de perceelvor- men (maar dan natuurlijk wel van vóór een eventuele ruilverkaveling); onder- brekingen in een regelmatig patroon kun- nen met samenhangen met verdwenen boerderijen of zelfs oudere structuren. Dan zijn er luchtfoto's, waarop lichte slag- schaduwen of verkleuringen de weg kun- nen wijzen naar ondergrondse resten die men staande in het veld niet eens zou óp- merken. Heel specifieke informatie kan ook de bodemkaart geven, wanneer daar namelijk zgn. „oude woongronden" op zijn aangegeven. Maar misschien wel de belangrijkste
dokumenten, die ook in het veld telkens weer geraadplaagd worden, zijn de hoogte- kaart en de zgn. geomorfologische kaart (zie afb. 2). De hoogtekaart is voor ons gebied beschikbaar op schaal 1:10.000 en geeft de hoogtes ten opzichte van het NAP aan, ongeveer 1 punt per ha. De hoogteligging van het terrein is in het ver- leden waarover wij praten, steeds een be- palende factor geweest bij de keuze van de woonplaats. Het waren de hogere de- len van de stroomrug, de goed ontwik- kelde oeverwallen, die het eerst voor be- woning in aanmerking kwamen. Op de hoogtekaart zijn deze hogere ruggen vaak al te herkennen. Niet minder belangrijk is de geomorfologische kaart. Daarop zijn de verschillende terreingedeelten naar hun ontstaanswijze aangegeven. In ons geval vinden we de stroomrug van de Oude Rijn er precies op terug, met zijn restgeul, met zijn oudere en jongere ge- deelten, met de kleiafzettingen die de overgang naar het veengebied vormen, enz.. Vooral de gedeelten waar het zand wat dichter aan de oppervlakte zit en die dus van nature een gunstige waterhuishou- ding kennen, vormen weer de eerste cate- gorie als het op bewoonbaarheid aankomt. Voordat men het veld betreedt, is het nut-
tig om ook enig inzicht te hebben in de geschiedenis van het grondgebruik. Zo is voor de omgeving van Utrecht bekend dat eeuwenlang stadsbeer (met allerlei ge- broken huisraad) als mest over het land werd uitgevaren - dat verklaart een flink deel van het recentere aardewerk dat men overal aantreft! Belangrijk is ook te we- ten welke vormen van bodembewerking hebben plaatsgevonden. Boomgaarden worden bij nieuwe beplanting in ons ge- bied tegenwoordig al tot 70 cm diep om- gewerkt - dat is vaak funest voor even- tuele archeologische resten. Daarnaast doet men er goed aan een kaart te maken van ontgrondingen, egalisaties, zandaf- gravingen en dergelijke; de provincie houdt hiervan de administratie bij. In ons ge- |
|||||||
56
|
||||||||||||
bied is, rond het midden van deze eeuw,
op verscheidene locaties rivierzand afge- graven, soms zelf opgezogen, ten behoe- ve van wegenbouw, o.a. voor de A2. Een verhaal apart vormt in onze streek
natuurlijk de kleiwinning ten behoeve van de baksteen- en dakpanindustrie. De fabrieken stonden vanouds langs Vecht, Rijn en IJssel, o.a. bij Woerden en Maars- sen, en betrokken hun grondstof al eeu- wen uit de nabije omgeving: de lichte kleiafzettingen waarmee de stroomruggen van genoemde rivieren zijn bedekt. In de loop van de 18e en 19e eeuw raakten lo- |
cale voorraden uitgeput en werd steeds
meer kleiland opgekocht rond Harmeien, Vleuten en De Meem. Vooral in de vorige en in het begin van deze eeuw was de kleiwinning hier een bloeiend bedrijf, dat in de wintermaanden voor velen een bij- verdienste moet hebben geleverd. De klei werd meestal 2 of 3 steken diep wegge- graven, nadat de bovengrond was ver- wijderd, en met zgn. vletschuiten afge- voerd naar de fabriek - vandaar ,,vlet- sloten" en „afvletten". Voor de archeo- loog betekent dit hele verhaal dat hij in veel gevallen de bovenste driekwart me- |
ter van zijn bodemprofiel kwijt is, en
daarin steekt nu net het leeuwedeel van de sporen uit de bewoningsperiodes waar het ons om is te doen! Naar schatting de helft van de stroomrug tussen Utrecht en Harmeien is op deze manier goeddeels verruïneerd. Het „afvletten" is daarmee, naast de erosieve werking van de Rijn, een beeldbepalende factor geworden in de RAAP-kartering. Gelukkig is het ge- bied tussen Vleuten en Haarzuilens, dat momenteel door de AWN en de Histo- rische Vereniging wordt onderzocht, de dans grotendeels ontsprongen. |
||||||||||
CD/- 0,5 ,'■• " '7 '^/^3 -.
|
||||||||||||
2. Verschillende soorten kaarten die in het veld worden gebruikt: v.l.n.r. fragmenten van de topograflsche, geomorfologische en hoogte-
kaart. Afgebeeld is steeds het gebied ten westen van De Meem, ter hoogte van de Loobrug, waar de Europaweg samenkomt met de Rijksstraatweg/Leidsche Rijn. Van rechtsonder tot linksboven wordt het terrein doorsneden door de Heidammer stroomrug (vgl. afb. 6); dit zorgt voor een grote landschappelijke diversiteit in het afgebeelde gebied. De topografische kaart 1:25.000 (links) geeft nuttige infor- matie over het grondgebruik: er zijn een paar akkers en percelen tuingrond (gerasterd), benevens enkele grote boomgaarden (gestippeld), allemaal op de stroomrug gelegen, vanwege de gunstige bodemeigenschappen; de rest is grasland, terwijl in het zuiden, op het veen, ook enkele bospercelen voorkomen (donkerder tint). Aangegeven is ook een hoogtelijn, precies op NAP. Deze Ujn volgt ongeveer de zuide- lijke rand van de Heldanuner stroomrug. Op deze zuidelijke flank ligt behalve kasteel Nyvelt vanouds een reeks boerderijen, niet aan de weg, maar midden in het veld, aan lange oprijlanen; vandaar de oude naam voor dit gebied: Veldhuizen - een unieke situatie. In het midden toont de geomorfologische kaart hoe de Heidammer stroomrug precies door dit gebied loopt. In de wat lichtere strook met de codes Fsl t/m 3 heeft de eigenlijke rivier gestroomd; maar ook in een brede zone daarbuiten zijn nog zandige oeverafzettingen terecht- gekomen (Fs5). Opmerkelijk is dat precies op de plaats waar later kasteel Nyvelt is gesticht, een kleine geul zich van de stroomrug los- maakt • daar zal dus wel een samenhang tussen bestaan! Ook hier is het oppervlak van de stroomrug op verscheidene plaatsen aange- tast door het afvletten; de kleine schopjes geven dat aan. Buiten de stroomrug, in de noordoost- en de zuidwesthoek, vinden we slappere bodems: dikke pakketten van zware klei en drassig veen. Deze gebieden zijn pas na het jaar 1000 ontgonnen; het zijn nog steeds lege gebieden, waar gras en sloten het beeld bepalen. Door de ontginning en eeuwenlange ontwatering is het terrein hier ingezakt („ingeklonken") tot een meter of twee onder het niveau van de stroomrug. De hoogtekaart 1:10.000 (rechts) toont dit in duidelijke cijfers. De getallen geven de hoogte t.o.v. NAP aan; in het zuiden daalt het maaiveld tot 1 m onder NAP. De stroomrug daarentegen komt prachtig in de getallen tot uitdrukking; de oude oeverwallen reiken hier tot 1 m boven NAP - opletten dus! Het meest opmer- kelijke resultaat van de kartering in dit gebied was de ontdekking van vier vindplaatsen uit de Romeinse tijd, precies op de lijn van de huidige, in oorsprong middeleeuwse boerderijen (vgl. afb. 6). Tussen beide bewoningsfasen ligt een gat van ongeveer 9 eeuwen, maar de natuurlijke ondergrond heeft tot een identiek nederzettingspatroon geleid! |
||||||||||||
57
|
|||||||||||
De veldkartering
Een veldkartering wordt natuurlijk in ho-
ge mate bepaald door het grondgebruik en de mogelijkheden die dit biedt om de bodem af te zoeken. Een overzicht van het grondgebruik is daarom nuttig, ten- einde vooraf de meest geschikte zoek- strategieën te kunnen vaststellen. Bij een oppervlaktekartering zijn akkers natuur- lijk ideaal, zeker als ze een tijd braak heb- ben gelegen; ons gebied telt echter slechts hier en daar een perceel met maïs. Boom- gaarden zijn er daarentegen veel en als zij op moderne wijze worden onderhou- den, zijn de kaalgespoten stroken onder de bomen ruim voldoende om het terrein te kunnen afzoeken; ook akkers worden trouwens strooksgewijs, met een tussen- afstand van ca. 10 m, belopen. Meer dan de helft van het onderzoeksgebied bestaat echter uit grasland. Daar is de „vondst- zichtbaarheid" natuurlijk uiterst beperkt en zal men zich doorgaans moeten be- helpen met molshopen en slootkanten. Molshopen bewijzen goede diensten als uitgespoelde grondmonsters, vaak van een halve meter diep - hoe meer, hoe be- ter! Sloten zijn te beschouwen als ander- half meter diepe zoeksleuven, waarin steeds weer materiaal van de wanden af- kalft en op de kant wordt uitgebaggerd (zie afb. 3, onder). In Waterland en Delf- land zijn op grasland op deze manier ver- bluffend goede resultaten behaald. Wel is het zo dat deze vorm van karteren sei- zoengebonden werk is: de sloten moeten geschoond zijn en de molshopen talrijk. Optimaal zijn daarom de maanden de- cember tot maart; de weilanden tussen Utrecht en Harmeien zijn dan ook in het winterseizoen van 1992-1993 in één cam- pagne afgezocht. De eerste fase van het veldwerk be-
staat uit het systematisch en zo compleet mogelijk afzoeken van het terrein. De vondsten gaan in genummerde zakjes en de nummers worden zorgvuldig ingete- kend op de topografische kaart 1:10.000. Van elke locatie (,,object") worden de vondstomstandigheden en terreingesteld- heid op een objectformulier vastgelegd; deze informatie is essentieel om het pa- troon van vondsten ook later correct te kunnen interpreteren. Uiteraard wordt er- naar gestreefd om het gebied zo veel mo- gelijk gelijkmatig en „vlakdekkend" af te zoeken. Op grasland is dat vaak moei- lijk te realiseren. Daarom moesten tijdens de RAAP-kartering honderden boringen worden uitgevoerd om een ontoereikende vondstzichtbaarheid te compenseren: kunst- matige „kijkgaten" eigenlijk. Maar er blij- ven natuurlijk altijd witte plekken op de kaart: wegen en aanliggende bebouwing, met loodsen, schuurtjes en schapenweitjes ertussen, hebben in dit gebied in de loop |
|||||||||||
3. Voor de archeoloog zijn sloten als het ware „zoeksleuven" door het landschap. Bo-
venste foto: een pas gegraven bermslooi van de Burgemeester Middelweerdweg in de nieuwbouwwijk 't Weer. Tijdens de kartering werden langs deze sloot enkele kleine brok- jes aardewerk gevonden; ze bleken thuis te horen in de Midden- of Late Bronstijd (ca. 1800-800 V. Chr.). Bij het voorzichtig „opschaven" van de al wat overwoekerde slootwand kwam er een duidelijke bewoningslaag te voorschijn tussen ca. 35 en 55 cm onder het maaiveld, bedekt door latere kleiafzettingen van de Rijn. Op twee punten bleken onder de bewoningslaag greppels of kuilen, opgevuld met donkere grond, aanwezig - grond- sporen dus! In één daarvan werd nog een Bronstijd-scherf gevonden. Bij het booronder- zoek bleek dat de bewoningssporen zich op het aanpalende weiland inderdaad nog over enige afstand voortzetten. Onderste foto: karteren in de Vleuterweide. Ook een bestaande sloot, mits goed geschoond, stelt in staat om een eind in de bodem te kijken. De slootwan- den kalven immers continu af en met de bagger komt er telkens weer nieuw materiaal op de kanten. Als de sloot een nederzettingsterrein doorsnijdt, liggen er al gauw vondsten in de uitgespoelde bagger. Op deze manier zijn honderden kilometers sloot tussen Utrecht en Harmeien afgezocht. |
|||||||||||
Ondanks deze beperkingen werden 220
vondstlocaties of „objecten" geregistreerd. In de meeste gevallen gaat het om één, enkele of een handvol scherven van aar- dewerk, soms ook om baksteen, glas, bot of metaal; zelfs een Romeinse munt, nau- welijks nog leesbaar, werd ergens opge- raapt. In de praktijk is alleen materiaal van vóór 1500 opgeraapt: uit de Middel- eeuwen dus, en alles wat daarvoor komt. |
|||||||||||
der tijd een grote dichtheid gekregen. En
dan zijn er natuurlijk de talrijke kassen; in de Harmelerwaard en tussen Vleuten en De Meern zijn welhaast glazen steden verrezen! Moderne teelttechnieken ma- ken inspectie van de natuurlijke bodem daar meestal onmogelijk. Een geluk bij een ongeluk is dat de kassen meestal liggen op afgevlette percelen, die archeologisch toch al wat minder verwachtingsvol zijn. |
|||||||||||
58
|
|||||||||||
Haast een aparte categorie onder de 220
vondstnummers vormen kleine groepjes van één tot vijf scherven van het eerder omschreven „inheemse" aardewerk, ge- vonden op afgevlette terreinen. Derge- lijke vondsten, zeker uit een wat oudere periode, verdienen normaal gesproken wat extra aandacht: zij kunnen wijzen op veel omvangrijker archeologische resten, die door rivierafzettingen grotendeels zijn afgedekt. Maar dat was hier nu juist niet het geval: grondboringen leverden in de- ze gevallen nooit sporen van bewoning op. Tijdens de kartering rees daarom al snel het vermoeden dat sommige neder- zettingsresten uit de vroegste bewonings- fasen welhaast met huid en haar zijn verdwenen: afgevoerd op de vletschuit naar Woerden of Maarssen! Het leek dus raadzaam om tijdens het veldwerk een overzichtskaart te maken van afgevlette percelen. In het terrein is vaak goed vast te stellen of een perceel is afgevlet: het niveau van het maaiveld verspringt, er liggen vletsloten omheen en het bodem- profiel vertoont een afwijkende opbouw. Soms wisten omwonenden nog iets uit eigen herinnering te vertellen. De uit dit onderzoek voortgekomen overzichtskaart kan ooit misschien nog eens als onder- grond dienen voor een geschiedenis van het haast vergeten vlettersbedrijf. Voor de RAAP-kartering bleek de „vletkaart" een van de belangrijkste sleutels tot de interpretatie van het vondstpatroon (zie afb. 6). |
|||||||||||
De meeste vondsten zijn klein en onoog-
lijk; afb. 4 toont bepaald de crème van de kartering! Ruwweg de helft van de vondstnummers heeft betrekking op pri- mitief aardewerk van inheemse makelij: het is met de hand gevormd en nogal zacht gebakken, in overwegend donkere tinten. Het dateert uit de ijzertijd (ca. 800 - 12 V. Chr.) of de daarop volgende Ro- meinse tijd. Het vergt soms een geoefend oog om het überhaupt als aardewerk te herkennen. Toch zijn verscheidene vind- plaatsen met behulp van maar een paar van die brosse, zwarte kruimels opge- spoord! Sommige vondstnummers hebben be-
trekking op „losse" vondsten; in andere gevallen gaat het om een paar scherven bij elkaar, maar ook wel vele tientallen of zelfs enkele honderden, verspreid over een perceel of juist min of meer gecon- centreerd in een hoek. De interpretatie van de vondststrooiing dient eigenlijk al in het veld plaats te vinden; daarbij moet het materiaal dus ter plekke worden her- |
kend. Naar bevind van zaken zal dan wor-
den besloten om al dan niet ,.verdich- tend" verder te zoeken, teneinde bij- voorbeeld een markante concentratie af te bakenen. Bij dit alles moet de vondst- zichtbaarheid natuurlijk worden verdis- conteerd: 5 scherven uit twee eenzame molshopen hebben een andere betekenis dan eenzelfde aantal over een hele akker. Verspreide vondsten uit de Late Middel- eeuwen of Nieuwe Tijd wijzen meestal op ouderwetse bemesting: keukenafval, in- clusief gebroken vaatwerk, ging via de mestvaalt het land op. Ook vond er, zoals gezegd, systematische bemesting met stads- vuil plaats. Over grote delen van Neder- land ligt een egale deken van porceleinen kopjes, jeneverkruiken, glas, spijkers en rood geglazuurd aardewerk. Maar de echte vindplaatsen springen er bijna al- tijd uit: vaak gaat het dan om enkele tien- tallen scherven uit eenzelfde periode, ver- zameld binnen een oppervlak van 50 m in het rond. Dan is het raak! |
||||||||||
Kwaliteitsbepalend onderzoek
Aan elke archeologische ontdekking gaat
een stukje vernieling vooraf. Het is een van die merkwaardige paradoxen die de archeologie tot zo'n intrigerende weten- schap maken. Er wordt bijv. een sloot ge- graven dwars door een tot dan toe onbe- kende vindplaats en daarbij komt oud aardewerk voor de dag - de plek wordt ontdekt, maar in een strook van drie meter breed is alles dan al vernield (vgl. afb. 3, boven). Meestal gaat het echter sluipend: op een terrein met archeologische resten vindt jaar op jaar bodembewerking plaats - tegenwoordig steeds dieper! - en daarbij worden de bovenste lagen doorwoeld en met de teellaag vermengd. Als de grond na een flinke regenbui is uitgespoeld lig- gen de scherven er voor het oprapen. Als er dan opeens veel te vinden valt, zegt dat vaak niet zo zeer iets over de rijkdom van de archeologische resten onder de grond, maar meer over de mate van ver- storing: waar veel gevonden wordt is im- mers veel vernield. Kortom, er is een om- gekeerd evenredig verband tussen de kans op ontdekking van de vindplaats en de kans dat deze nog goed bewaard in de grond zit. Maar hoe moet je dan vast- |
|||||||||||
4. Elke periode kent zijn aardewerksoorten. Zij vormen het belangrijkste hulpmiddel
voor de datering van de vindplaatsen die tijdens de kartering zijn ontdekt. Afgebeeld zijn vier scherven, ongeveer op de helft van hun ware grootte, telkens met een profieltekening links ernaast. Ze zijn karakteristiek voor vier opeenvolgende perioden die in de bewo- ningsgeschiedenis kunnen worden onderscheiden, al komen de laatste drie, met hun ver- siering, wat minder vaak voor. Linksboven een randfragment van een emmervormige pot uit de Midden- of Late Bronstijd (ca. 1800-800 v. Chr.), gevonden bij de nederzetting aan de Burgemeester Middelweerdweg (zie afb. 3, boven); het aardewerk is gemengd („ge- magerd") met grof kwartsgruis. Rechtsboven een wandscherf van een pot uit de Ijzertijd (ca. 800-12 V. Chr.), versierd met banden van kleine stipjes tussen twee groeven; afkom- stig van een vindplaats bij de Burgemeester Verderlaan. Linksonder een fragment van een kom uit de Romeinse tijd (12 v. Chr.-ca. 450 n. Chr.), vervaardigd in Trier tegen het einde van de 2e eeuw; gevonden op de Hoge Woerd bij De Meem. De reliëfversiering op dit type aardewerk (terra sigillata) werd aangebracht met behulp van een mal, waarin met losse figuurstempels in negatief het afgebeelde patroon was samengesteld; o.a. een dolfijn is te herkennen. Rechtsonder een scherf van een pot uit het eerste deel van de Vroege Middeleeuwen (ca. 450-700 n. Chr.), versierd door middel van een stempel; gevonden op een terrein bij de bloemenveiling aan de Utrechtseweg. Alleen de Romeinse kom is op de draaischijf vervaardigd - een technische vernieuwing van die tijd; de rest van het afge-beelde aardewerk is nog met de hand gevormd. |
|||||||||||
59
|
||||||||||||
stellen waar je mee te maken hebt: de
laatste kruimels van een verdwenen ne- derzetting of de eerste aanwijzingen voor omvangrijke, goed geconserveerde be- woningsresten? Daarvoor is aanvullend, „kwaliteitsbepalend" onderzoek nodig. Karteren staat in dienst van de monu-
mentenzorg; dat zagen we in de inleiding. De kunst is dus de vindplaatsen op te sporen, ze in kaart te brengen en hun ge- steldheid te bepalen, maar vooral: daarbij niet méér te verstoren dan al is gebeurd. Alle technieken die men daartoe ge- bruikt, dienen dus non-destructief te zijn, zoals dat met een mooi woord heet. Ver- schillende methoden zijn beschikbaar, waarvan er hier slechts twee zullen wor- den besproken. Op terreinen waar zich muurresten in de bodem kunnen be- vinden, wordt vaak zgn. geo-elektrisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij wordt op een groot aantal punten in een regelmatig meetnet de bodemweerstand tussen twee elektroden gemeten. Deze weerstand wordt o.a. beïnvloed door het vochtgehalte van de bodem; dit vochtgehalte hangt weer samen met bijv. de grondsoort. Muurwerk of een gedempte gracht kunnen op deze manier naar voren komen als banen met een hogere of lagere weerstand 4). Tijdens het RAAP-onderzoek is deze techniek met succes toegepast op de resten van het huis Grauwert bij sportpark Ter Weij- de, waar op deze manier naar het schijnt een omgracht, versterkt huis voor de dag is gekomen - zonder dat ook maar een korrel aarde is verplaatst! |
Op de meeste terreinen gaven de vond-
sten echter aanleiding te denken aan pri- mitieve agrarische nederzettingen, zon- der imposante grachten of muurresten. Vaak gaat het dan om één of enkele hou- ten boerderijen; van de funderingen res- ten in het beste geval alleen de grondver- kleuringen van greppels en paalgaten. Bij zulke objecten is men bij het kwali- teitsbepalend onderzoek voornamelijk aangewezen op grondboringen. Bijna alle „boringen" zijn uitgevoerd met een zgn. guts, een 1.25 m lange (eventueel te verlengen) staaf, waarvan de onderste helft de vorm heeft van een halve cilin- der, 3 cm in doorsnee; de staaf wordt in de grond gedrukt en een slag gedraaid, zodat een kolom grond omhoog kan wor- den getrokken, die zich met een mes laat doorsnijden; de opbouw van het bodem- profiel is vervolgens scherp af te „lezen". Wat is in zo'n doorsnede, in een gun-
stig geval, nu te zien? Afb. 5 maakt aan- schouwelijk hoe een oude bewonings- laag zich over het algemeen in de bodem manifesteert. Op plaatsen van langdurige menselijke bewoning hopen zich allerlei kleine verontreinigingen op in een ho- mogene, donkergrijze laag: brokjes aar- dewerk en baksteen, spikkels houtskool, splinters bot, verbrande leem enz.. Heel kenmerkend zijn ook geel-groene fos- faatvlekken of -klontjes; deze slaan in de bodem neer door afbraak van dierlijke en menselijke uitwerpselen, botmateriaal en andere organische resten. Vooral op en rond het erf, waar men haardas en ander huis- |
vuil deponeerde, mag men de grootste
concentraties van dergelijke verontreini- gingen verwachten. Het is dus mogelijk - al vraagt het vaak de nodige ervaring - om een nederzettingsareaal door middel van grondboringen binnen zekere marges te begrenzen en daarin zelfs de kernzo- nes aan te wijzen. De tweede fase van de werkzaamheden
van Stichting RAAP bestond uit het kwa- liteitsbepalend onderzoek, dat vrijwel ge- heel door middel van boringen is uitge- voerd. Van de 220 vondstlocaties kwa- men er 60 in aanmerking voor een nader onderzoek. In sommige gevallen wees dit uit dat het om verspreide vondsten ging, waarvan de context niet meer te achter- halen viel; soms was het duidelijk dat oude bewoningssporen vrijwel geheel aan de kleiwinning ten prooi waren ge- vallen. Elders waren de resten als gevolg van diepe bodembewerking geheel in de bouwvoor opgenomen (vgl. afb. 5). In ongeveer de helft van de gevallen bleken echter nog resten van een oude bewo- ningslaag zoals hiervoor omschreven, in de bodem aanwezig. Het vervolgonder- zoek kreeg dan een tweeledige doelstel- ling: namelijk de uitgestrektheid van de archeologische resten te bepalen, alsmede hun conserveringstoestand. Dat eerste ge- beurt het meest efficiënt door kruiselings over de grootste afmetingen van de vind- plaats lange rijen van boringen uit te voe- ren. Op deze manier bleken bijvoorbeeld drie aanvankelijk gescheiden vindplaat- |
||||||||||
W:
|
||||||||||||
S. Doorsnede door een goed bewaarde vindplaats vóór en tijdens archeologisch onderzoek. Links zoals de vindplaats er eeuwen bij
heeft gelegen. In de ongestoorde ondergrond zijn paalgaten en funderingssleuven van een houten gebouw bewaard gebleven; zij zijn op- gevuld geraakt met donkere grond uit de bewoningslaag die daarboven te herkennen is. In deze sterk doorleefde laag hebben zich als gevolg van langdurige menselijke bewoning allerlei kleine verontreinigingen opgehoopt: brokjes aardewerk en baksteen, houtskool, bot- splinters, verbrande leem enz.. Later is er een pakket schone klei over de vindplaats afgezet. Door moderne bodembewerking (die vaak dieper reikt dan hier wordt gesuggereerd!) wordt een deel van de bewoningslaag aangeploegd en in de bouwvoor opgenomen; als gevolg daarvan zijn scherven van de verborgen nederzetting aan de oppervlakte te vinden. Soms is het nodig dat bewoningssporen worden opgegraven; dat is in de rechter doorsnede te zien. De geroerde bovengrond wordt verwijderd tot het niveau waarop de grondsporen ïich aftekenen. De grondverkleuringen die de fundering van het houten gebouw aangeven, worden zorgvuldig ingemeten; begeleidende vondsten vertellen hoe oud de gevonden structuren zijn. (Uit: H.A. Heidinga en G.A.M. Offenberg, Op zoek naar de vijfde eeuw. De Franken tussen Rijn en Maas, Amsterdam 1992) |
||||||||||||
60
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<*)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i®
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hannelen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^ Resteeul v.d. Oude Rijn ---------ST ■
"" ■" Leidsche Ryn
t.£2£3^ Kom- en veengebieden Grotendeels afsevlelle gebieden """-I^-^-I^B^" ^^<?ï>--r-IH De Meern
Stroomrug buiten het onderzoeksgebied "-^zs^ltl
^ Nederzetting Bronüttjd
H Nederzetting Uzertijd/Romeinse tijd —^——— IKH
(¥) Nederzetting Vroege Middeleeuwen
% Nederzetting Late Middeleeuwen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Overzichtskaart van het onderzoeksgebied met de voornaamste vindplaatsen. Het beeld wordt beheerst door de brede stroomrug van
de Oude Rijn tussen Utrecht en Harmeien; tussen De Meern en Harmeien heeft een zijtak van de Rijn de zgn. Heidammer stroomrug opgebouwd, terwijl tussen De Meern en bedrijventerrein Ouden Rijn een nog kleinere geul eveneens een rug in het landschap heeft opgebouwd. Langs de randen van de overwegend zandige stroomruggen liggen taaie kleiafzettingen (aangegeven met een raster van streepjes); deze vormen de overgang naar uitgestrekte veengebieden in het noorden en het zuiden (resp. Lage Weide-Maarssenbroek en Heycop-Reyerscop). Van oost naar west kronkelt de Rijn met talrijke lussen door zijn stroomrug; het zijn als het ware de laatste stuip- trekkingen van de rivier die ca. 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd. Wat zuidelijker en grotendeels in een rechte lijn loopt de (gegraven) Leidsche Rijn. Tot omstreeks het jaar 1000 beperkte de menselijke bewoning in dit gebied zich tot de stroomruggen; ook de tegenwoordige dorpen alsmede de stad Utrecht zijn daarop ontstaan. Daartussen ligt een zwerm van vindplaatsen uit de Bronstijd tot de Late Middeleeuwen, grotendeels ontdekt tijdens het onderzoek door de Stichting RAAP. In de symbolen zijn vier perioden onder- scheiden: ruit = Midden- en Late Bronstijd (1800-800 v. Chr.); vierkant = Uzertijd/Romeinse tijd (800 v. Chr.-450 n. Chr.); puntcirkel = Vroege Middeleeuwen (450-1000 n. Chr.); cirkel = Late Middeleeuwen (1000-1500 n. Chr.). De meeste nederzettingen uit de tweede periode (vierkantjes) dateren uit de Late Ijzertijd tot de Midden-Romeinse tijd (ca. 250 v. Chr.-270 n. Chr.); de bevolkingsdichtheid uit het begin van de jaartelling zou na een terugval in de daarop volgende periode pas rond het jaar 1000 worden geëvenaard. Ook meer marginale (?) terreinen aan de zuidelijke rand van de Heidammer stroomrug blijken in de Romeinse tijd bewoond. Uit de periode van de Late Middeleeuwen zijn ook de kasteelterreinen opgenomen, waarvan de meeste niet nader zijn onderzocht (alleen Den Engh ligt net buiten de stroomrug). In een fijn raster zijn ook de grotendeels afgevlette gebieden aangegeven; het zwaartepunt ligt richting Woerden en Maarssen. De invloed van de kleiviinning op het „bodemarchief" is op de overzichtskaart goed zichtbaar: in het afgevlette gebied komen duidelijk minder vindplaatsen voor. En de vindplaatsen die er zijn, zijn minder goed bewaard gebleven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sen uit de Romeinse tijd, gelegen rond
het midden van de Groenedijk, uit te groeien tot een waarschijnlijk ononder- broken bewoningslint van 500 m lengte! De meeste nederzettingsterreinen zijn veel kleiner, vaak niet meer dan 50 m in het rond. Daarmee is dan uitsluitend de kernzone van menselijke activiteit aan- gegeven: zoveel als het erf met de sloten en kuilen daaromheen. Ook daarbuiten kunnen echter nog interessante sporen voorkomen: het begin van een akkersy- |
steem, rituele plaatsen, grafvelden - maar
dergelijke zaken zijn veel moeilijker „grijp- baar" met de boor. In de rijen van boringen („raaien") is
ook mooi te zien hoe de bewoningslaag er op de verschillende delen van het ne- derzettingsterrein bij ligt. Voor de con- servering van de materiële resten is o.a. van belang hoe diep deze laag ligt, of zij door latere afzettingen is bedekt en hoe hoog het grondwater staat. In ons gebied ligt de bovenkant van de bewoningslaag |
meestal tussen de 30 en 50 cm onder het
maaiveld en is een deel ervan met de bouw- voor vermengd geraakt. Hoe minder dat laatste het geval is, hoe groter de kans dat zich nog goed „leesbare" grondspo- ren in de bodem bevinden (vgl. afb. 5). Die kans is natuurlijk helemaal groot wan- neer kan worden vastgesteld dat een ne- derzetting naderhand is afgedekt door een flink pakket rivierafzettingen; de sporen lopen dan minder kans te worden aan- getast door bodembewerking. Dat bleek |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61
|
||||||||||
bijvoorbeeld het geval met de resten van
een vindplaats uit de Bronstijd aan de Burgemeester Middelweerdweg (zie afb. 3, boven). Ook bij de kwaliteitsbepaling van de
vindplaatsen kwam de grootschalige klei- winning uit het verleden weer om de hoek kijken. Zo bleken de vindplaatsen in het midden en vooral het westen van het on- derzoeksgebied over het algemeen min- der goed te zijn bewaard: soms is een sub- stantieel deel van de vindplaats als met een taartschep weggenomen; vaak ook is het hele terrein afgevlet, waarbij de oude bewoningslaag meestal ernstig is ver- stoord. In het oosten bleek de situatie be- ter: behalve dat er überhaupt meer vind- plaatsen bewaard zijn gebleven (vgl. afb. 6), is het bodemprofiel op deze terreinen doorgaans beter intact dan meer naar het westen. Waarde
De waarde van een archeologische vind-
plaats wordt natuurlijk grotendeels be- paald door de hoeveelheid informatie die er in steekt. Deze informatie bestaat, droog geformuleerd, uit ongeroerde grondsporen en goed geconserveerde materiële resten. Gaafheid en conservering van deze „infor- matie" vormen dus de belangrijkste crite- ria om de waarde van een vindplaats vast te stellen. Daarnaast is er natuurlijk ook een begrip als zeldzaamheid. Ook dat is in zekere zin een kwestie van informatie. De vraag luidt: wat weten we al van een be- paald soort vindplaats - of liever: wat we- ten we nog m'et? Dat hangt om te beginnen af van de periode waaruit de resten date- ren. Het terrein aan de Burgemeester Mid- delweerdweg is de eerste vindplaats uit de Bronstijd langs de Oude Rijn ten westen van Utrecht. Ook de aard van de vind- plaats speelt mee: bijzondere objecten zijn natuurlijk het Romeinse legerkamp op de Hoge Woerd en de laat-middeleeuwse ver- sterkte hofsteden en kastelen, maar een grafveld is in dit gebied bijvoorbeeld nog helemaal niet bekend. Vervolgens werkt men in de praktijk vaak met een begrip als cultuur-historische waarde: daarvan is dui- delijk sprake wanneer er in het veld nog resten te zien zijn die herinneren aan de aard van het object. Dat geldt bijvoorbeeld voor enkele huisterpen uit de 12e-13e eeuw bij 't Hoog in Vleuten. De bedoehng van de tweede fase van het RAAP-onderzoek was om al deze informatie over de kwali- teit van de vindplaatsen, hun aard, ouder- dom en eventuele visuele of andere ken- merken overzichtelijk bijeen te brengen. Op dit moment is de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek, in samenwerking met de provincie en de be- trokken gemeenten, bezig om al deze fac- toren per vindplaats af te wegen. Ver- |
volgens wordt gekeken naar mogelijkhe-
den om de belangrijkste terreinen te be- waren, door ze een blijvende plaats te ge- ven in de nieuwe inrichting van het ge- bied; in sommige gevallen kan het wense- lijk zijn om ze wettelijk te beschermen als archeologisch monument. Over het alge- meen streeft men ernaar om bij dergelijke afwegingen recht te doen aan de diversiteit van cultuur-historische waarden in een gebied en het karakteristieke daarvan te bewaren. Het moet een geweldige uitda- ging zijn voor de plannenmakers om zo- veel mogelijk van de aanwezige kwalitei- ten in te passen in de nieuwe ruimtelijke structuren. Het is van belang om daarbij een goede beheerssituatie te vinden voor de vaak kwetsbare archeologische objec- ten. Na het RAAP-onderzoek lijken voor de stroomrug van de Oude Rijn ten westen van Utrecht in beginsel alle mogelijkhe- den aanwezig. De Bronstijd-nederzetting, beschadigd
bij de aanleg van de Burgemeester Mid- delweerdweg, maar overigens goed ge- conserveerd, markeert mogelijk het begin van de menselijke bewoning van dit ge- bied. Uit de Late Ijzertijd en de Romeinse tijd zijn twee uitgestrekte nederzettingster- reinen in kaart gebracht; enkele kleinere zijn interessant om hun landschappelijke situering op de rand van of zelfs buiten de stroomrug. Op de Hoge Woerd blijken de Romeinse resten nu veel omvangrijker dan in het verleden zelfs maar werd vermoed. Waardevol lijken ook de resten van een Romeinse nederzetting ten zuiden van de bloemenveiling. De duistere periode van de Vroege Middeleeuwen is in deze streek voor het eerst goed in beeld gekomen; ten zuidoosten van Vleuten staan nu bijvoor- beeld omvangrijke nederzettingsresten uit de 7e-9e eeuw op de kaart. Een belangrijk object is zonder meer ook het laat-middel- eeuwse versterkte huis Grauwert of Ter Weyde. Beeldbepalend uit een oogpunt van bewoningsgeschiedenis zijn tenslotte de boerderijplaatsen uit de 12e en 13e eeuw die hier en daar tussen de huidige bewoningslinten te voorschijn zijn geko- men. Op afb. 6 zijn al deze waardevolle terreinen terug te vinden. De „systematische archeologische streek-
beschrijving", zoals hier aan de hand van een nabij voorbeeld beschreven, heeft in Nederland al regelmatig tot belangrijke, soms spectaculaire resultaten geleid. Maar men mag deze onderzoekstechniek niet overvragen; compleetheid bereikt men zelden, zelfs bij meerjarig onderzoek. Soms worden, bij alle successen, de be- perkingen vergeten die aan de methode kleven en die voor elk onderzoeksgebied weer tot nieuwe problemen leiden. In dit artikel is uiteengezet op welke veelgelaag- de complicaties men bijvoorbeeld stuit in |
een oud en gehavend stroomruglandschap.
Veel is er ,,opgeruimd" door rivierver- plaatsingen of aangetast door kleiwinning. Tegelijk loopt men het risico dat juist uit de oudste bewoningsperioden niet alle res- ten worden teruggevonden: sommige lig- gen eenvoudig té goed verstopt onder la- tere kleiafzettingen. Maar op zichzelf blijft het, ook dan, een klein wonder hoeveel in- formatie in korte tijd in kaart kan worden gebracht, s) |
||||||||
Noten
1. WA. van Es, H. Sarfatij en P.J. Woltering (ed.).
Archeologie in Nederland. De rijkdom van het bo- demarchief (Amslerdam-Amersfoort 1988) 113. 2. P.G. van der Gaauw en H. van Londen, De Ho-
ge Woerd. Een boor- en weerslandsonderzoek naar hel Romeinse castellum van De Meem. RAAP-rap- port 65 (Amsterdam 1992). Vgl. P.G. van der Gaauw, „RAAP onderzoekt het Romeinse castellum op de Hoge Woerd" in dit tijdschrift, 12 (1992) 36-38. 3. H.F.A. Haarhuis en EP Graafstal, RAAP-rap-
port 80 (Amsterdam 1993). 4. Voor een wat uitvoeriger beschrijving van de
methode zie het artikel van Van der Gaauw (noot 2), p. 37, met resultaten van de Hoge Woerd (afb. 2). 5. Met dank aan S.G. van Dockum en H.F.A. Haar-
huis voor enkele nuttige suggesties. Wie meer wil weten
Over het RAAP-onderzoek werd reeds eerder ge-
schreven in Maandblad Oud-Utrecht 66 (1993) 52- 60, toen echter meer uit een oogpunt van bewonings- geschiedenis. Een nuttige gids voor de beschreven onderzoeksmethode is: J.M. Bos, Archeologische streekbeschrijving. Een handleiding (z.p. 1985), deel 4 in de serie AWN-monografieën. Over het ontstaan van het landschap en de vroege bewoning in het zui- den van de provincie Utrecht is onlangs toegankelijk geschreven door M. Donkersloot-De Vrij in: De Stichtse Rijnlanden. Geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen (Utrecht 1993) 8-25. Een geomorfogenetische kaart van de stroonirug van de Oude Rijn tussen Utrecht en Harmeien is met een schriftelijke toelichting te verkrijgen bij de Histori- sche Vereniging voor ƒ 5,- (zie colofon). Wie geïnte- resseerd is in deelname aan de veldkartering tussen Vleuten en Haarzuilens kan contact opnemen met de Vereniging. |
||||||||||
62
|
||||||||||||||
Dorpsbewoners die ons wat te vertellen hebben
|
||||||||||||||
Wij gingen op bezoek bij de heer Landman, die ons belde naar aanleiding van oude foto's die hij terugzag bij een ver-
rassend bezoek van een jeugdvriend. Johannes Landman (Joop) is geboren op 9 augustus 1924 te Vleuten ais zoon van Johannes Landman (1895-1977), de toenmalige postbode van Vleuten en Elisabeth Pijper (1904-1983). Het gezin telde 6 kinderen, waarvan Joop de oudste was, en woonde aan de Prins Hendrikweg 35. Op 26 augustus 1954 trad Joop in het huwelijk met Alida Brehm. Het echtpaar kreeg 2 kinderen. Wij vonden zijn verhaal het beste overkomen door het hemzelf te laten vertellen. Wij geven hem graag het woord. De redactie.
|
||||||||||||||
Op m'n verjaardag 9 augustus 1993 had ik
het genoegen een oude kameraad van me te ontmoeten, die ik ruim 53 jaar niet meer had gezien. Hoewel we dikke vrienden waren in die tijd, hebben we door om- standigheden elkaar toch uit het oog ver- loren; maar hierover later Een toevalligheid bracht ons weer sa-
men en stond ik die dag plotseling oog in oog met Reinier Brugman. U begrijpt dat dat weerzien na al die
jaren me wel een beetje heeft aangegre- pen. Ons gesprek ging over onze jeugd- jaren doorgebracht in Vleuten zo einde de dertiger jaren. |
||||||||||||||
Met de schoolvrienden Cor, Henk en
Peter v.d. Berg reed je tijdens de hooitijd mee op de hooiwagens. Trouwens er was op zo'n boerderij altijd wel wat te bele- ven. Toch was het soms nog best gevaar- lijk, hoewel je dat eigenlijk toen niet zo besefte, want sommige boeren waaron- der de Van de Berg hadden hun wei- landen niet bij huis maar aan de over- zijde van de spoorbaan Utrecht-Rotter- dam. Dit was ook toen al een druk bereden
baanvak en het was opletten geblazen wanneer je zo'n overgang met paard en wagen moest oversteken. Je mocht niet ver- geten de hekken dan weer goed te slui- ten. Er sneuvelde in die tijd dan ook nog wel eens een beestje. Zelf woonde ik aan de Prins Hendrik-
weg op nummer 35, die je in die tijd ei- genlijk geen weg mocht noemen, vanwe- ge de slechte bestrating. Alles wees er toen nog op dat er eerder veel paarden werden afgedraafd en ouderen kennen deze weg dan ook beter als het „Hard- draverspad". De slechte hobbelige weg werd zo nu en dan van een grove sintel- laag voorzien, die de begaanbaarheid de eerste tijd niet bevorderde. De Prins Hendrikweg ligt samen met
de Julianalaan „over 't spoor", de recht- doorlopende weg toen Krogtdijk geheten leidde naar De Meern, toendertijd een armzalig kronkelend grindweggetje met veel gaten en kuilen. De Julianalaan was in die tijd een prachtige weg met aan bei- de zijden een mooie bomenrij, bereikbaar over een houten brug. Huizen waren nog dun bezaaid „ach-
ter 't spoor", wel was hier veel tuin- en bouwgrond omgeven door heel wat sloten. Het land was bereikbaar door planken |
die over het water lagen. Heer en mees-
ter over deze gronden was in m'n jeugd Kees van Rijnsoever, een veelgeplaagd man die daardoor nog wel eens kon schel- den en door ons dan ook wel „Kees de Brombeer" werd genoemd. Hij verbouw- de hier z'n aardappelen en groenten. Drikus van Rijnsoever die zijn boer-
derij ,,Dakveld" had aan de Stations- straat en er zijn koren verbouwde en ten- slotte Henk de Ree die hier ook z'n groen- ten verbouwde en tevens varkens en veel kippen had. Zij waren onze buren en wer- den door ons Ome Henk en Tante Marie genoemd. Ze woonden in een huis wat geheel van hout was en door ons „Villa Marie" genoemd. Fijne mensen die heel lang onze buren zijn gebleven. Er was hier toen zoveel ruimte dat ver-
schillende aannemers hier hun opslag- loodsen hadden. De aannemers, de Gebr. Jan en Geert Geelen hadden hun loods achter ons huis. Buiten lag er ook veel hout opgeslagen wat begrijpelijk een fijne speelplaats voor ons opleverde, wat ook gold voor de aannemer Reinier Middel- koop die aan het einde van de Prins Hen- drikweg zijn opslagplaats had. Aan het einde van deze weg stond de
boerderij van Jan van Rijnsoever en hier begon een laantje dat naar de weilanden van boer Jo Ebskamp leidde. Deze boer had zijn boerderij „Puntenburg" aan de Utrechtseweg. Deze boerderij wordt nu bewoond door dr Kroeze. In zo'n polder konden zich soms wilde
taferelen afspelen die niet zouden mis- staan in een film over b.v. „Het Vleuten- se Wilde Westen", want de boeren waren vanzelfspreken niet gesteld op bezoek van die kwajongens in hun weilanden. Vooral een bezoek aan het weiland van deze laatst- |
|||||||||||||
De heer Landman
Vleuten was in die jaren een rustiek klein
dorp met veel landerijen, boerenhoeven en boomgaarden. Mijn jeugd speelde zich hoofdzakelijk af op die boerderijen en in de weilanden en polders. Hier had je ver- tier, wat soms ook heel spannend kon zijn. Vooral de boerderij van de familie Van de Berg aan de voormalige Achter- dijk was zeer in trek. |
||||||||||||||
63
|
||||||||||||
je de boot niet miste. Het waren zeer leu-
ke tochten door de Vleutense Wetering, Merwede, Keulse Vaart en de Vaartse Rijn. Terug ging het dan meestal via de Leidse Rijn in de Heicop, omdat de schuit dan zwaar beladen was. Soms mocht je dan zelf het roer in handen nemen, terwijl Toon zich dan even terug trok in de roef. Weldra klonk dan z'n geliefde liedje: „Hör mein Lied, Violetta" over het water. Voor de gezelligheid en ontspanning
waren er verschillende verenigingen. Ik was in die tijd lid van een Knapenvereni- ging, een onderafdeling van de C.J.M.V. de Christelijke Jonge Mannen Vereniging. Er werd toen veel aan toneel gedaan. Ook deze vereniging had z'n jaarlijkse uitvoe- ring met voordrachten en als hoofdscho- tel een toneelstuk. Zo'n uitvoering vond dan plaats in het piepkleine, maar knusse zaaltje van het toenmalige Christelijk Verenigingsgebouw aan het Kerkplein. Vaak werden er met deze vereniging
uitstapjes, ondernomen zoals naar Amster- dam en Volendam. Het was in die tijd ar- moe troef en om de kosten dan ook zo- veel mogelijk te drukken, fietste je 's mor- gens vroeg eerst naar Nieuwersluis om daar op de trein naar Amsterdam te stap- pen. De feestvreugde was er niet minder om, want zulke uitstapjes betekenden heel veel voor je in die tijd. Aan het Vleutens Jeugdkoor behoud
ik ook vele leuke herinneringen. Deze vereniging stond onder leiding van de uit- stekende dirigent de heer J. Hoogendoom uit Vleuten. Er werd gerepeteerd in de Ned. Herv. School met de Bijbel aan het Kerkplein. Aan vele concoursen werd deel- genomen en we wisten dan ook nogal wat prijzen in de wacht te slepen. |
||||||||||||
v.l.n.r. Reinier Brugman, Joop Landman en Nol Niessen, 194L
|
||||||||||||
meente Nieuwegein. De gebroeders Toon
en Willem van Rijnsoever waren toen schippers die metselstenen, grind en zand aanvoerden voor de verschillende bouw- firma's. Ze vervoerden ook veel bomen die bestemd waren voor de houtwerf, al- waar de heer E.J. van Dijk zijn houtzagerij had. Ook veel pulp werd op die manier aangevoerd voor de boeren. De gebroeders Kees en Klaas Barten
waren schippers die veel kolen aanvoerden in die tijd. Vaak mocht ik het genoegen smaken zo'n vaartocht met Toon van Rijnsoever naar Vreeswijk mee te maken. Je moest wel vroeg uit de veren, want Toon vertrok precies op tijd. Met je boter- hammetje op zak zorgde je dan wel dat |
||||||||||||
genoemde boer was een gevaarlijke on-
derneming. Wilde achtervolgingen met een dikke knuppel kon je dan van deze lenige boer verwachten zodra hij je ook maar in 't vizier kreeg. Meestal nam hij dan z'n fiets mee, waarmee hij met fiets en al over de sloten sprong. Met moeite kon je soms aan deze achtervolgingen ontkomen, maar wat een spanning. Roof- tochten naar de vele Vleutense boomgaar- den om een lekker appeltje te verschal- ken was ook een gevaarlijke onderne- ming in die tijd. De trekpleister was toch wel kasteel
De Haar, daar viel altijd wel wat te bele- ven. Hier vond je altijd wat van je ga- ding: bosbessen, bramen, wilde aardbei- en, tamme kastanjes en beukenoten wa- ren in grote getale aanwezig. Geen achter- volgingen van boeren of politieman Sprong (de vader van Jaap Sprong), maar hier kreeg je te maken met de toenmalige bos- wachter Mans Woudenberg, die het ons best moeilijk kon maken, want ook hij kon je tot het einde achtervolgen door de bossen en parken. Met bootjes die in de vijvers lagen probeerde je dan te ontko- men. Het was allemaal reuze spannend. Ook het rangeerterrein, ook wel „los-
lijn" genoemd van de N.S. dat indertijd naast het station was gelegen, was een geliefd speelterrein, maar vanzelfspre- kend ook weer verboden terrein. Door de luchtslangen van de geparkeerd staande goe-derenwagons aan elkaar te koppelen ont-stond dan een prima telefoon. Wel werd dan het station voortdurend in de gaten gehouden, want het gevaar kwam dan van de stationsbeambten Jaap Broere of Jan van Maanen. Een hoogtepunt was een vaartocht
naar Vreeswijk, indertijd ook zo'n rustig dorpje dat nu is opgeslokt door de ge- |
||||||||||||
„Knapenvereniging"
Staand v.Ln.r.: Dion Niessen, Joop Landman, Brunis Veldhuizen, Evert de Rooy, Leen-
dert de Groot, Hannes de Gier, Henk v.d. Berg.
Zittend: Henk de Rooy, Gert Methorst, Jan Landman, Jan Methorst, Henk v. Maanen,
Alias de Groot.
|
||||||||||||
64
|
||||||||||||
ging nogal wat bekijks. Het was indertijd
een vereniging met een flink aantal leden en samen met andere verenigingen werd dan door het dorp gemarcheerd en wer- den er op verschillende velden demonstra- ties uitgevoerd. Evenementen als deze leef- de je in die tijd naar toe. Toch werd er veel door ons zelf ge-
organiseerd. Vele uitstapjes werden dan in clubverband ondernomen. Vooral de fiets- tochten vielen in die tijd in de smaak. Met zo'n groep jongens en meisjes fiets- ten we dan naar 't Gooi, Rhenen of Aus- terlitz. Echt een waar genoegen, want van druk verkeer was in die tijd nog geen sprake. Vaak werd ook de Zeister tram ge-
nomen die ons vanuit de Stationsstraat in Utrecht naar Rhenen bracht of soms naar Arnhem. Het was indertijd wel geen snel- tram maar de pret was er niet minder om. Vooral 's zomers bij zeer warm weer had de N.B.M, (de Ned. Buurtspoorweg Mij.) een verrassing voor haar passagiers. Er werd dan met open trams gereden. Je zit- plaats werd dan voor de veiligheid gesloten met een ketting, een sensatie in die tijd. Toch waren sommige fietstochten wel
eens een hachelijke onderneming, want sommige wegen waren in die tijd niet om naar huis te schrijven. De Vleutense wegen waren zelfs heel slecht. Het was in die tijd dat de gemeente Vleuten-De Meem besloot enkele wegen te verbeteren. Er werd begonnen met de Utrechtseweg. In de jaren '36-'37 werd de salonwa-
gen van de familie Brugman aan de Park- weg geplaatst, en ik voor het eerst kennis- maakte met Reinier Brugman, wiens va- der stoomwalsmachinist was bij de H.B.M. (Hollandse Beton Maatschappij). Ook de firma Hannes de Rooy werkte
mee aan deze grote operatie. Reinier kwam bij mij in de klas op de Nederlands Her- vormde School met de Bijbel, zoals deze school toen officieel heette. Bovenmees- ter H. Knopper had toen de leiding die la- ter vervangen zou worden door meester J. van Duuren. Meester Knopper kon prachtig viool spelen en er werden toen celluloid fluiten aangeschaft en geassi- steerd door Henk van Soest op de mond- harmonica, ontstond een leuk muziek- gezelschapje. Vaak werd er dan in de hal van de school gerepeteerd vanwege de prachtige akoestiek. Maar zodra de bel van 12 uur luidde was het rennen gebla- zen om zo snel mogelijk bij de kerktoren te zijn. Hier was klokkenluider Staal aan- wezig en hing je in een mum van tijd in het klokketouw. Erg leuke herinneringen al- lemaal. In de weekeinden mochten Reinier en
ik dan de stoomwals van Reinier z'n va- der de heer Brugman ophalen, wat ook een feest was. Bij die gelegenheid mocht ik ook wel eens het stuur in handen ne- |
||||||||||||
„Vleutens Jeugdkoor"
Ie rij v.l.n.n: Mevr. Hoogendoorn, Mevr. Landman, Meisje Links, Coba de Rooy, Lijsje
van Dijk, Wijntje Makking, ?, Wim Links, Jopie Oudekerk, J. Hoogendoorn (dirigent), ?
Pianiste.
2e rij: Meisje Links, Jannie Goudkamp, Dinie Mulder, Nolly Niessen, Johanna Landman,
Nol Niessen, Joop Landman, Piet van Bekkum, Henk de Rooy, Ries Fokker.
3e rij: ?, Jan van Eijk, Piet Sloof, Wim Landman.
4e rij: Dion Niessen, Meisje Links, Mientje de Rooy, Antje van Bekkum, Gebroeders
Oudekerk, Dirk Sloof, Frans Sloof, ?, Jan Landman, Jongetje Links.
|
||||||||||||
„G.A.V. Vleuten"
Boven staand vXn.r.: Leen MakWng?, Edward Mahne, ?, Piet Veenhof, GJerrit Broere, Zwambom.
2e rij: Cor Veenhof, Jans van Maanen, Aartje van Gog, Cor van Maanen, Heintje van
Gog, Heintje Lewis, Cor v. Oostrum, Aal Graafland.
3e rij: Huib Veenhof, Kees Steenbeek, Henk Selders, Gert Broere, Gert Makking, Wim
Graafland, Chris Graafland, Nico van Maanen, Jo Hopman, Jo Griffioen.
4e rij: Bob Lewis, Kees Termeulen, Joke Bijl, Coba van Maanen, Mies de Ruiter, Jannie
Veenhof, Ali Lewis, Lena Methorst, Johanna Landman, Greta Oskam, Bertha Graafland,
Fietje v.d. Neut.
5e rij: Joop Landman, Dirk Loenen, Jan Methorst, Gert Lewis, Henk Bijl, Henk van
Maanen, Jan Landman, v.d. Louw.
|
||||||||||||
Nog zo'n vereniging waar ik een leuke en
gezellige tijd heb meegemaakt is de Gym- nastiek- en Atletiekvereniging (G.A.V.) in Vleuten. De lessen werden gegeven in de zaal van de voormalige Bosch-lunch- room aan de Stationsstraat. De lunch- room die later overgenomen zou worden |
door de kastelein Geert Vallen. Naast de
jaarlijkse uitvoering in deze ruime zaal, vonden er met deze vereniging ook op andere plaatsen uitvoeringen plaats, soms gecombineerd met andere plaatselijke ver- enigingen. Vooral met festiviteiten zoals „Het Vleutens Feest" trok deze vereni- |
|||||||||||
65
|
||||||||||||
De Duitsers hadden nu ook Vleuten en
De Meern in de greep voor arbeidskrach- ten voor hun fabrieken in Duitsland. Er volgden nu razzia's en aanhoudingen. Werkgevers moesten hun loonlijsten van de werknemers prijsgeven. Met nog en- kele lotgenoten - en 18 jaar jong - moest ik afscheid nemen van het oude vertrouw- de en naar Duitsland vertrekken. In Usselstein vond de keuring plaats en
kreeg je je reisbestemming. Pa Landman had bij aannemer Baars nog snel even een koffer laten maken. Deze koffer werd zo volgestouwd met kleren en levensmidde- len, dat je al moe werd als je er naar keek. Nadat alle voorbereidingen waren getrof- fen nam ik op 22 oktober 1942 afscheid van familie en kennissen. Het was een trieste dag, letterlijk en
figuurlijk. De regen kwam met bakken uit de lucht. Met de Vleutenaar Henk van Rossum vertrok ik die dag naar Utrecht. Op het voormalige Maliebaanstation in Utrecht stond een lange trein gereed voor vertrek naar Hamburg. Een incident vond toen nog plaats,
omdat velen, waaronder ook Henk en ik een heel andere bestemming op onze reis- documenten hadden staan. Protesteren was er echter niet bij, want gedwongen door Duitsers met geweren in de aanslag moesten we toch in deze trein stappen. De eerste stop was in Bentheim en daar op Duits grondgebied kregen we de eerste warme maaltijd. Het zou een langdurige reis worden, want door het vele luchtalarm had de geheel verduisterde trein veel op- onthoud. Zeer laat in de avond bereikten we uit-
eindelijk Hamburg. Hier op het station brachten we de nacht door. De dag daar- op werden we al vroeg met de trein naar Geesthacht a/d Elbe gereden, een plaats zo'n 30 km ten zuiden van Hamburg. Ze- ker een prachtige plaats, maar gezien de |
||||||||||||
Links Kantonnier Rijkswaterstaat. Links van de uitlaatpijp Reinier Brugman en rechts
daarvan Piet de Rooij. |
||||||||||||
pers en speelgoed (kegelspellen en blok-
kendozen). Boven het monotone gezoem van de draaibanken en de opvliegende spaanders, klonken vaak de door ons ge- zongen liedjes uit. Vooral tegen de Duit- sers en de N.S.B, gerichte liedjes waren in. Flarden van deze liedjes spelen nog door je hoofd zoals: Op de hoek van de straat
staat een N.S.B.-er,
't is geen man, 't is geen vrouw,
maar een rasplebejer.
Op de hoek van de straat,
staat hij daar te venten,
hij verkoop z'n „Vaderland" voor
enkele losse centen.
Jammer genoeg kwam ook aan deze ge-
zelligheid een einde en stond er weer een afscheid te wachten. Maar ditmaal wordt het een gedwongen afscheid van dit fijne bedrijfje in De Meern. |
||||||||||||
men, wat heus niet zo gemakkelijk was.
Reinier was toen al zo vertrouwd met zo'n machine, dat je toen al kon raden wat later zijn beroep zou worden. En voor je er dan erg in hebt is deze
mooie periode in je leven voorbij, want de wegen in Vleuten en De Meern zijn geasfalteerd en neem ik afscheid van m'n vriend Reinier Brugman. Enkele keren later mocht ik hem nog eens ontmoeten, hij was toen in de voetsporen van z'n va- der getreden en ook stoomwalsmachinist geworden bij de H.B.M. Reinier woont nu met z'n vrouw in een prachtige salon- wagen in Nijnsel bij St. Oedenrode. Onze vriendschap is hechter dan ooit. Intussen volgde ik de lessen van de
Ambachtsschool aan de Schoolstraat in Utrecht om er het vak van de carosserie- bouw te leren. Nieuwe vrienden, maar ook andere tijden breken aan. Zelfs heel slechte tijden, want de Tweede Wereld- oorlog breekt uit. De mobilisatie werd in Nederland een feit en dit betekende dat scholen door Nederlandse militairen in beslag werden genomen. Toen de Duit- sers Nederland zijn binnengevallen wer- den de scholen door hen bezet. Het duur- de dan ook even alvorens ik de studies in deze school kon afrnaken en kwam uitein- delijk te werken bij de wagenmaker Van Neste in Bunnik. Maar de tijden veranderden ras. Er
werd door de Duitsers van alles gevor- derd. Paarden, rijtuigen, alles verdween naar Duitsland, zodat wagenmaker Van Neste z'n klanten verloor. Voorlopig was er in m'n vak geen werk meer en zelfs moeilijk aan werk te komen. Blij was ik dan ook dat ik in 1942 als
houtdraaier bij de fa. Collard en van Vliet m De Meern mocht beginnen. Het was een gezellig bedrijfje vlak achter de Ned. Herv. kerk. Er werd van alles gemaakt, huishoudelijke artikelen zoals: etenstam- |
||||||||||||
*- ï^i^M-'Kt.AS-'s-'S^sU
|
||||||||||||
Links met hoed Hannes de Rooij, met waterslang Piet de Rooij en rechts Reinier Brugman.
|
||||||||||||
66
|
||||||||||
dan ook met zware verbrandingen in een
ziekenhuis in Hamburg moeten doorbren- gen. Er werd in drie ploegendienst, twee
ploegendienst en dagdienst gewerkt. Zelf was ik ingedeeld in twee ploegendienst. Veel Duitse arbeiders en arbeidsters kwa- men uit Hamburg en omgeving. Het wa- ren meestal mensen op leeftijd, die hier ter werk gesteld werden. Prettige mensen om mee samen te werken. Hamburg was bekend om z'n commu-
nistische sympathieën, en de afkeer van wat met Hitler en het fascisme te maken had. Aan ons Hollanders lieten ze dat goed merken. Vaak werden we uitgenodigd om te komen eten en als tegenprestatie knapte je dan een tuintje op of verrichtte je wat schilderwerk. Hoewel we het eerste jaar nu direct
geen honger leden, waren de maaltijden in 't „Lager" toch niet om over naar huis te schrijven. De maaltijden die in de kan- tines van de fabriek verstrekt werden wa- ren beter, maar hier aten dan ook de Duit- sers zelf mee. Bovendien kon men soms ook nog gebruik maken van overgeble- ven voedsel, dat na het werk kon worden afgehaald; door de Duitsers ,,nachslag" genoemd. Het uitgaansleven voor ons was zeer
beperkt. Verder dan Hamburg mocht je niet reizen. Dit was voor ons voldoende, want in Hamburg was ontspanning ge- |
||||||||||
noeg. De Reeperbahn was zo'n uitgaans-
centrum. Je kon je vergapen aan allerlei geweldige shows en vele andere attrac- ties. Ook in de havenwijk Sanct Pauli was het toen nog goed toeven. Hier vond je veel café's, restaurantjes, winkeltjes, waar je hier en daar best nog lekker kon eten, al kostte dat wel wat marken. Dit was allemaal nog mogelijk zo einde 1942 en begin 1943, want behalve dat je vaak werd opgeschrikt door het vele voor- alarm of luchtalarm, door de vele gealli- eerde formaties bommenwerpers, op weg naar doelen in Duitsland, bleef het in Hamburg vooralsnog tamelijk rustig. Toch werd je in Hambrug wel direct met de oorlog geconfronteerd, want de vele hoge bomvrije schuiltorens, die je toen eigenlijk overal aantrof, deden onwerkelijk aan. Ook onder schitterend aangelegde plant-
soenen en parken aan de Alster bleken tal- rijke U-Boten (duikboten) onderdak te hebben. Dit waren voorlopig wel de laatste indrukken van Hamburg zoals het was. De stad werd niet lang daarna voor ons taboe. De geallieerden hadden Hamburg als doelwit gekozen en regelmatig gebom- bardeerd en met fosfor bestookt. Omdat ,,Lager Heidberg" nogal hoog was gele- gen, leverde het voor ons een huivering- wekkend schouwspel op. Het was één vuurgloed, vooral de gevaarlijke fosfor die in alle kleuren naar beneden kwam was een luguber en voor ons beangsti- |
||||||||||
Joop Landman op de Ambachtsschool te
Utrecht, 1939. omstandigheden had je daar vanzelfspre-
kend geen oog voor. Torsend met onze zware koffers volgde een pittige mars van het station naar ons toekomstig verblijf, een enorm „Lager" aan de Sandstrasse. Met nog een aantal lotgenoten werd een ka- mer in één van de barakken betrokken. Toch zou het nog geruime tijd duren al-
vorens al deze mensen een plaats aange- wezen kregen in Düneberg (D.A.G.) Dy- namit Actiën Gesellschaft vormals Alfred Nobel en Co., zoals deze fabriek toen of- ficieel heette. Maar dan was het toch zo ver en werden we ingedeeld. Het was een enorme fabriek omgeven door en ver- scholen in de bossen van Düneberg nabij Geesthacht a/d Elbe. Om enige voorstelling te geven van de
grootte van de fabriek; ik moest 10 minu- ten lopen om op m'n werkplek te komen, terwijl lotgenoten een kwartier moesten treinen met de speciale fabriekstrein om hun arbeidsplek te bereiken. Het geheel bestond uit kleine gebouwen die op regel- matige afstanden van elkaar waren ge- bouwd, dit om te voorkomen dat bij een eventuele brand of explosie, niet de ge- hele fabriek de lucht in zou gaan. In één van die gebouwen werd ik ingedeeld met nog een lotgenoot, en waar acht vrouwen en meisjes achter een grote mengmachine stonden. Hier werden granaatkardoezen gemengd
en op grootte gesorteerd, die door ons dan weer in wagons werden geladen, voor vervoer naar de inpakafdelingen. Dit ge- deelte van de fabriek werd door de Duit- sers dan ook „Misch und Pack" (mengen en inpakken) genoemd. Later begreep ik dat ik in één van de lichtste afdelingen was terechtgekomen wat arbeid betrof. Andere lotgenoten hadden het slechter ge- troffen. Zij stonden achter grote walsen. Zeer gevaarlijk werk, omdat nog wel eens zo'n wals in brand vloog. In die afdelin- gen gebeurden de meeste ongelukken. Dit overkwam m'n kamer- en dorpsgenoot Henk van Rossum. Geruime tijd heeft hij |
||||||||||
„Lager Sandstrasse Geesthacht", in 1942.
Staand v.l.n.r.: Pim de Leeuw - Zeist, Jan van Ingen - Zeist, Henk Bitter - Utrecht, Peter
Mochel - Amersfoort, Joop Landman - Vleuten, Peter van Egmond - Utrecht, Jan Punt •
Bergen (N-H).
Hurkend: Peter Snijders - Amersfoort, Piet Bor - Zeist, Henk van Rossum - Vleuten, Albert
van Amerongen - Harmeien.
|
||||||||||
67
|
|||||||||||||||||
Rode Kruis kregen we een voedselpakket,
waarin een pakje Chesterfield sigaretten niet ontbrak. Nog nooit was een geschenk zo'n welkome verrassing geweest. Ook uit Nederland vernamen we toen
alarmerende berichten. Daar had de hon- ger toegeslagen, zodat hulp van die kant niet meer viel te verwachten. Een aardige welkome geste bereikte me nog wel uit De Meem in de vorm van een pakket levens- middelen wat ongeschonden overkwam. Dat de fa. Collard en Van Vliet me niet was vergeten, deed je wel wat. De post uit Holland begon nu ook te
stagneren en brieven bleven lang onder- weg. De censuur werd zodanig verscherpt, dat hele stukken uit de brieven geknipt waren. Alles wees er op dat er wat stond te gebeuren en dat de Duitsers bang be- gonnen te worden. Toch wisten sommige onbekende briefschrijvers op de één of andere manier de censuur te ontwijken, want van Cor Tabak, een kameraad uit Vleuten en tewerkgesteld in Fuestrup bij Munster ontving ik een brief met een ver- boden gedicht, dat clandestien Duitsland bereikte. Zo'n gedicht deed je wel wat toen en ik wil het u daarom niet onthou- den. Jongen in Duitsland
Jongen in Duitsland, ik kom je wat vragen,
kijk niet verwonderd, 'k bedoel het goed, ginds zul je alles alleen moeten dragen, daar is geen ander die dat voor je doet. Ginds sta je alleen in het jachtende leven, ver van allen die houden van jou, hier zijn je dierbaren achtergebleven, hier in het land van Rood Wit en Blauw. Namens hen allen schrijf ik deze woorden. Lees ...en bewaar ze diep in je hart. Denk er eens aan als je in vreemde oorden, heimwee mocht krijgen, of moeite en smart. Jongen in Duitsland, misschien lig je wakker, aan ons te denken, des nachts in je krib, lees dan deez' woorden, misschien datje makker ook ligt te peinzen met trillende lip. Denk aan je ouders, je broers en je zusjes, als je getrouwd bent, denk aan je vrouw, jij hebt het niet zo gezellig en knusjes, maar ondanks alles ...ze denken aan jou. Wil nietje leed en je zorgen verdrinken..., gooi niet te grabbel je eer en fatsoen ..., laat niet te vlug al je moed je ontzinken, zoiets zou jij ook in Holland niet doen. Blijf wat je bent en laat anderen praten, eens zal men vragen, wat of je daar deed, dan kun je zeggen, dat heb ik gelaten, terwille van jullie was het dat ik het deed. De kus van je moeder, de hand van je vader, de zoen van je meisje, je kinderen, je vrouw, dat is de dank, datje nog vastberadener, terug bent gekomen, de dank voor je trouw. Jongen in Duitsland...toe...toon dan je krachten, toon dan je fierheid, je trots en je moed, wees wat wij allen toch steeds van je dachten, een Hollandse jongen, met echt Hollands bloed. |
Onder in'n lotgenoten waren verschillen-
den met een dichterlijke gave, terwijl an- deren uitstekend met een muziekinstru- ment wisten om te gaan. Vooral de laat- sten hadden dan ook uit liefde voor hun instrument, dat mee naar Duitsland geno- men en zo werd het plan geboren, nu ont- spanning in Hamburg was weggevallen, een feestavond te organiseren. Dit moest plaatsvinden in de grote kantine van het Sandstrasse Lager. Na toestemming van de Lagerfiihrer en enkele Duitse offi- cieren begonnen de repetities. Henk Bitter uit Utrecht, een kamergenoot had de lei- ding. Henk speelde gitaar en van hem kwamen ook de meeste teksten. Het werd een enigszins primitieve maar leuk ge- slaagde avond met sketches, muziek, leuke liedjes en met een Amsterdammer, die het tapdansen goed meester was. De avond werd bijgewoond door de Lager- fiihrer en enkele officieren en hoewel verschillende liedjes en sketches zeer be- ledigend voor de Duitsers waren, werd er door hen ook luid geapplaudiseerd. Waar- schijnlijk hadden ze alles toch niet goed begrepen. Opluchting alom. De bombardementen op de grote steden
in Duitsland gingen onverminderd door. Hamburg was nu één puinhoop. De fa- briek Düneberg was nog gespaard ge- bleven, en er deden de vreemdste geruch- ten de ronde; b.v. dat de Amerikanen be- lang zouden hebben in deze fabriek en daarom deze wilde sparen. Nonsens na- tuurlijk, maar het stelde je toch wel wat geruster. En dan komt het ogenblik toch dat je
wist dat het een keer moest gebeuren. Zaterdag de 7de april 1945 is de dag van verschrikking geworden die je je leven lang niet meer zal vergeten. Die dag kozen Engelse en Amerikaanse bommenwer- pers de fabriek Düneberg als hun doel. Velen met mij ontsprongen de dans, om- dat we die dag dagdienst draaiden en zo om 12 uur de fabriek hadden verlaten. Gewoontegetrouw werd nog even een
biertje gedronken in de Kneipe van Opa Wenck aan de Bergedorferstrasse. Opeens is er dan het vreselijke gejank van het luchtalarm. We voelen aan wat er gaat ge- beuren en vluchtten niet zoals verplicht naar de schuilkelders, maar de bossen en het vrije veld in. In de verte is een dreu- nend geluid te horen. Even later versche- nen de machtige bommenwerpers en vol- tooiden hun vernietigende werk. Het oorverdovend geluid van ontplof-
fende gasbuizen in het wegdek klinkt wijd en zijd. Grote steekvlammen schieten omhoog. In de verte is de brandende fa- briek te zien en het ontploffende dyna- miet te horen. Grote delen van de door ons zo gehate fabriek lag in puin. Veel |
||||||||||||||||
%
|
|||||||||||||||||
r
|
\
|
||||||||||||||||
i:
|
|||||||||||||||||
De heer Landman en de heer Brugman.
gend gezicht. Dit lot kon ook ons ieder
moment te wachten staan. Vele nachten namen we 's avonds dan
ook de dekens mee en sliepen in de bos- sen en het vrije veld ver verwijderd van lager en fabriek. Bij het krieken van de morgen keerde je dan onuitgerust terug. De bombardementen op Hamburg werden steeds heviger. De tijd die we in de schuil- kelder moesten doorbrengen werd steeds langer. Je raakte er eigenlijk aan gewend. In de vrije natuur sliep je allang niet meer, het was te vermoeiend. In zo'n schuilkelder maakte je contac-
ten, vooral met de Russische meisjes, die we Nederlands leerden en hen Hollandse liedjes instudeerden. Voor de Paulina's en de Anouska's bleek het Hollands niet moeilijk, ze leerden snel. Ook met Duitse meisjes, die als 18-ja-
rigen verplicht werden een jaartje op de fabriek te werken (Arbeitseinsatz), kon- den we het goed vinden. Jaren heb ik na de oorlog met één van die meisjes; Kathe Daners uit Rheydt-Odenkirchen nog een briefwisseling onderhouden. Het waren de meest prettige, maar schaarse momen- ten die je meemaakte. In 1944 werd de voedselvoorziening
steeds slechter. Volgens de brieven was er ook in Holland weinig meer te krijgen. De voedselpakketten die ik regelmatig van thuis ontving werden ook minder en kleiner. Bovendien werd er regelmatig uit gestolen. Ondertussen werden steeds meer Rus-
sische en Poolse gevangenen aangevoerd, zodat het lager aan de Sandstrasse over- bevolkt raakte. Door de lagerleiding werd dan ook besloten voor de Hollanders een nieuw lager te bouwen dat geheel van steen werd opgetrokken, met moderne toiletten en wasgelegenheid. Niet veel later konden we het betrekken. Bezwaarlijk was wel dat dit lager op
de Heidberg was gebouwd, wat wel wat erg vlakbij de fabriek lag, wat later zou blijken. Het voedseltekort werd op de duur toch nijpend, ook op de fabriek werden de maaltijden nu gehalveerd. De honger begon nu toch toe te slaan! Door het Zweedse Rode Kruis werden
We een paar maal in de week van wit brood voorzien en ook van het Amerikaanse |
|||||||||||||||||
68
|
||||||||||||
Intussen waren de eerste transporten be-
gonnen. Iedereen had een kaart, waarop naam, bestemming en datum van vertrek stond aangegeven. Wat een opgelucht gevoel, toen je zelf uiteindelijk ook zo'n plaatsje in één van die legerwagens ge- vonden had. Er werd deels met auto en trein gereden. In Rheine werd overnacht en toen verder vervoerd naar Oldenzaal in Nederland. Hier volgde een keuring en een heerlijk bad, We werden met nog enkele lotgenoten ondergebracht in een klooster en hier was alles tot in de punt- jes verzorgd. Maar Vleuten was nog ver weg, want we werden hierna nog over- gebracht naar een kazerne in Wezep na- bij Zwolle, alwaar we ook weer enkele dagen verbleven. De Duitsers waren intussen zover uit
Nederland verdreven, dat uiteindelijk de laatste etappe was aangebroken. Met een legerbus arriveerden we in Utrecht. Hier op het station werd ons een broodmaaltijd aangeboden, met echt Zweeds wittebrood. Op eigen gelegenheid werd de reis naar Vleuten ondernomen. Dankbaar en blij kon ik ouders, zusters en broers dan uit- eindelijk weer in de armen sluiten. Een donkere episode in je leven was voorbij en wilde je deze nachtmerrie maar zo snel mogelijk vergeten. Toch zou ik in 1979 Geesthacht a/d Elbe
nog een keer terugzien. Het unieke mo- ment deed zich voor toen m'n zoon voor zaken in Hamburg moest zijn en ik kon meerijden. Nadat zijn zaken afgehandeld waren, reden we naar Geesthacht a/d Elbe. Grote veranderingen hadden zich na 34 jaar ook hier voltrokken en overal (als elders) zijn grote woonwijken verrezen. De door ons zo gehate fabriek Düne-
berg was gesloopt, behalve enkele over- gebleven restanten, die als opslagruimten werden gebruikt. De Sandstrasse was een mooie weg geworden, van het „Lager" was geen spoor meer te vinden. Aan het Lager op de Heidberg herinnerde één ver-vallen barak die zelfs nog bewoond was, aan slechtere tijden. De „Kneipe" van Opa Wenck was er
nog wel, maar opa leefde vanzelfsprekend niet meer De nieuwe generatie van Geest- hacht a/d Elbe kon zich niet of nauwelijks herinneren dat hier ooit zo'n fabriek had gestaan. Gelukkig maar. Laten we het zo maar houden. |
||||||||||||
van dit schouwspel te missen, waar we
jaren op hadden gewacht. Het verlangen naar Nederland en familie groeide, maar terugkeer was vooreerst nog niet moge- lijk, want Holland was immers nog niet bevrijd. Onder de hoede van de Engelsen brachten we voorlopig de tijd door. We maakten kennis met de „Meat and
Vegetables" (vlees, aardappelen en groen- ten), en maakten na zoveel jaar weer ken- nis met de pittige Engelse Virginia siga- retten, zoals de beroemde Players, Gra- ven A en Chief Whip die ons na de Rus- sische Machorka tabak en Oosteuropese sigaretten toch wel even naar adem deed snakken. Onze vriendschap met de Tom- my's ging zelfs zover dat we onder hun be- geleiding de ons zo gehate fabriek moch- ten plunderen. We mochten alles meene- men wat van onze gading was. Er werd dan ook veel werkkleding en gereedschap buitgemaakt. Er komen nu berichten door van de ge-
deeltelijke bevrijding van Nederland. Het is dan zover dat de Tommy's voorbe- reidingen beginnen te treffen voor onze terugkeer naar huis. Legervoertuigen re- den voor en we werden ingedeeld. Al- leen het hoognodige mocht worden mee- genomen, want de vervoersmogelijkheden waren beperkt. Voor velen een teleurstel- ling, want de buitgemaakte spullen van de fabriek Düneberg moesten achterblijven. Maar er waren nog meer problemen. Met sommigen was de vriendschap met de Russische en Duitse vrouwen meer dan vriendschap geworden en zaten zij met een groot dilemma. Ze hadden de moge- lijkheden, meenemen naar Holland, hier in Geesthacht achterblijven of afscheid nemen. Er zijn toen dramatische beslis- singen genomen. We werden ondergebracht in een grote
kazerne nabij Bergedorf. In deze kazerne werden ook veel lotgenoten uit de wijde omtrek verzameld. We moesten hier dan ook enige tijd blijven. Ondertussen werden persoonlijke gegevens verzameld, duiste- re personen gearresteerd en Duitsgezin- den genoteerd. Het moet voor de Engelsen een geweldige klus zijn geweest om de naderende thuisreis voor al die in Duits- land tewerkgestelden in goede banen te leiden. In deze kazerne konden we bij het
Zweedse en Amerikaanse Rode Kruis een ruim levensmiddelenpakket in ontvangst nemen. Geweldig allemaal. Ook werden er in de grote kantine van deze enorme kazerne door de Tommy's voor ontspan- ning dansavonden georganiseerd, waar ook Duitse meisjes uit de omtrek mochten komen. Een Engelse band verzorgde de muziek. Nogmaals petje af voor de Tom- my's, het was reuze verzorgd allemaal. |
||||||||||||
particuliere schuilkelders zijn getroffen,
en daaronder vielen veel slachtoffers. Ook enkele barakken van Lager Heidberg wa- en getroffen en hier vielen gelukkig geen slachtoffers. Honderden slachtoffers onder de ochtenploeg, waaronder enkele van m'n beste vrienden. Een heel zwarte dag in m'n leven. De geallieerden hadden hun werk goed
uitgevoerd. De fabriek was zodanig ver- nietigd, dat van produceren geen sprake meer was. Wel moesten we spoedig daar- na op de fabriek verschijnen om oprui- mingswerkzaamheden te verrichten. Dat was een zeer gevaarlijke klus, want over- al lagen nog de z.g. blindgangers (onont- plofte bommen) hier en daar verspreid. Kostbare machines werden gedeeltelijk gedemonteerd, schoongemaakt en opge- borgen. Vanuit de lucht werd het nu ook veel
gevaarlijker, Duitse transporten over de weg, de spoorlijnen en schepen op de El- be werden nu ook bestookt door de ve- nijnige Engelse (Spitfire) jachtvliegtui- gen. Als wespen doken die naar beneden en schoten op alles wat hen verdacht voor- kwam. Menigmaal moesten we soms op weg naar de fabriek angstig wegduiken, wanneer zo'n machine al schietend naar beneden kwam. Er werd door ons toen nogal wat buitge-
maakt als er weer eens een auto of paard en wagen door zo'n Spitfire aan flarden werd geschoten. Goed verstopt onder on- ze kribben kon je dan ook heel wat vin- den zoals: kisten met blikken smalz (soort reuzel), boter, sigaretten en vooral veel suiker. We haalden dat 's nachts uit de gestrande schepen in de Elbe. Alles werd in 't geheim zo eerlijk mogelijk verdeeld. Op de fabriek werd het nu zo gevaar- lijk dat de Duitsers - gelukkig voor ons - het voor gezien hielden, zodat die ver- maledijde fabriek voor altijd gesloten werd. Het einde van onze ellende begon nu toch te naderen. De Engelsen waren nu intussen opgerukt. Ze lagen nu nabij Geesthacht aan gene zijde van de Elbe en om hierover te komen werd een nood- brug geslagen. Angstige en gevaarlijke dagen braken nog voor ons aan, want met de Tommy's aan de andere kant en de Duitsers aan deze zijde van de Elbe la-gen we in de vuurlinie. We voelden ons dan ook niet op ons gemak met al die fluitende granaten die over ons heen vlogen. Uiteindelijk slaagden de Tom- my's er toch in de Elbe over te steken en maakten we kennis met onze bevrijders. Van nu af aan was het één groot feest.
Lange colonnes van tanks, geschut, jeeps en legerwagens trokken aan onze ogen voorbij. De mooiste optocht die ik ooit zag. Alles was uitgelopen om maar niets |
||||||||||||
J. Landman
Vleuten |
||||||||||||
^
|
||||||||||||
71
|
||||||||||||
De oude pastorie
|
||||||||||||
door J.H. P. Heesters
|
||||||||||||
Van juni 1991 tot september 1993 is in een tiental artikelen aandacht besteed aan de r.-k.gemeenschap van De Meern. In
de vierde aflevering is vermeld dat in 1796 door het toenmalige armbestuur van de r.-k. gemeenschap in Oudenrijn de buitenplaats Rhijnzicht is gekocht. De bedoeling hiervan was dat men, na veel gekrakeel, kon beschikken over een eigen kerkgebouw. |
||||||||||||
In De Meern naar de kerk
De rooms-katholieke bewoners ten zui-
den van de Leidse Rijn, Velthuizen, Reyers- cop en Harmelen behoorden volgens de doopboeken tot het kerspel van Vleuten. Omdat zij de afstand naar de r.-k. kerk op 't Hoogt te ver vonden, gingen zij meest- al naar de Walsteegkerk aan de Buiten Catharijnepoort. Ook bezochten zij an- dere statiekerken in Utrecht. Veel men- sen gingen naar de Sint Martinuskerk in de Heerestraat. Een kleiner aantal ging naar de Sint-Martinuskerk in de Agter twijnstraat, de kerk in de Dorstige Hart- steeg of de Onze Lieve Vrouwekerk buy- te de Witte Vrouwen i). Voor pastoor Adolf van Tellegen was
dat een doorn in het oog. Hij was in 1795 voor de kerspel Vleuten benoemd. Hij zocht naar mogelijkheden om de gelovi- gen naar de kerk binnen zijn kerspel te laten gaan. In 1795 werd door de bijeengeroepen
Nationale Vergadering tot de scheiding van kerk en staat besloten. Voor de her- vormden betekende dit dat zij in de Ne- derlanden geen bevoorrechte positie meer hadden. Voor pastoor Van Tellegen kwam dit besluit als een geschenk. Hij vond na- melijk dat de kapel aan de Zandweg in De Meern tot zijn kerspel behoorde. Daar konden de rooms-katholieken uit Ou- denrijn, Velthuizen en Rijerscop gebruik van gaan maken. Het zat deze pastoor toch al niet mee
want in zijn benoemingsjaar hadden de |
||||||||||||
rooms-katholieken in Harmelen een ei-
gen statiekerk gesticht. Rekeninghou- dend met een goede afloop was in 1796 een kapelaan benoemd. De bedoeling was dat deze man de kapel aan de Zand- weg zou gaan bedienen. De mensen in Oudenrijn dachten daar anders over. Op zoek naar een eigen kerkge-
bouw De armmeesters Dirk van der Weyde en
Nicolaas van Veen zochten naar een mo- gelijkheid om in Oudenrijn, net als in Harmelen, een eigen statiekerk te stich- ten. Zij hadden het oog laten vallen op de buitenplaats Rhijnzicht. Dit complex was eigendom van Cornelius van Ros- sum. Deze man vroeg voor de buitenplaats vijfduizend gulden. Beide armmeesters konden namens het armbestuur rechts- geldige handelingen verrichten. Het pro- bleem was dat zijn voor de koop niet over het nodige geld beschikten. Zij zochten daarom mensen die bereid waren mee- of voor te financieren. Juffrouw De Vrees leende hen tweeduizend gulden en de kinderen van Roelof van Munster leen- den éénduizend gulden. Dirk van der Weyde leende van zijn eigen geld de nog resterende tweeduizend gulden aan het armbestuur. Daarmee was de zaak rond. Op 31 december 1796 passeerde de
koopakte bij notaris Dop in Utrecht. Voor vijfduizend gulden kocht het armbestuur; „een Huis en verder getimmerte, met een Hof en Boomgaard, bepoting en beplan- |
ting daarop Staande te zamen groot en
verongeldende een Morgen" 2). Het huis zoals in de overdrachtsakte wordt ge- noemd, werd als pastorie ingericht. Het verdere getimmerte werd verbouwd tot kerk. In juni 1797 trok de eerste pastoor
Gerardus van der Hoeven in de pastorie. Na hem hebben nog negen andere pas- toors de pastorie bewoond. Uit historische bronnen blijkt dat het
verblijf in de pastorie niet altijd even prettig is geweest i). Dit blijkt uit een rapport van 22 februari 1819 van pastoor Laurentius Clémens naar aanleiding van een verzoek om inlichtingen van de gou- verneur van de provincie aan aartspries- ter Gerardus van Nooy. Pastoor Clémens schrijft dat de zolder van de bovenver- dieping vergaan is. De kap van de pasto- rie moet gedeeltelijk afgenomen en ver- vangen worden. Ook de loden dakgoot is aan vernieuwing toe. De totale kosten van de reparatie worden geschat op twaalf- honderd gulden. In zijn conceptverslag aan de gouver-
neur schrijft aartspriester Van Nooy; „Dee- ze Gemeente vraagt 1200 tot de nodige reparatiën aan 't pastoryhuis welk 't dak en Zolder zeer slegt zijn en Zulks heb ik door ondervinding want tijdens dat ik er pastoor was kan men niet zonder gevaar op som- mige plaatsen van de zolder lopen" 4). Als we dan weten dat Van Nooy de
tweede pastoor was van 1800 tot 1810 dan heeft het armbestuur in 1796 voor veel geld een slecht pand gekocht. |
|||||||||||
72
|
||||||||||||||||||
ingrijpende wijzigingen
Hoe de eigenlijke situatie in 1796 was, is
niet bekend. Het eerste houvast is de ka- dastrale minuut sectie A van 1832. Nummer 219 bis is de pastorie die ver-
bonden is met de eerste kerk. Duidelijk is te zien dat de pastorie een diepliggend pand is. In 1860 is de neo-gotische kerk, nu Metak, gebouwd. Van de kadastertekening van 1877 kan
men aflezen dat voor de bouw van de nieu- we kerk ingrijpende wijzigingen hebben plaatsgevonden aan de oude kerk. Aan de linkerzijde is waarschijnlijk de gehele oude kerk gesloopt waarbij de pastorie intact is gelaten. Aansluitend aan de pas- torie is een gedeelte bijgebouwd waarbij een verbinding met de nieuwe kerk is gemaakt. Op 14 oktober 1941 werd toestemming
verleend tot verbouwing van de voorma- lige r.-k. kerk. Dit was in verband met de verkoop van het pand noodzakelijk. In een schrijven van de aartsbisschop van Utrecht stond: ,,.... dat deze aanvrage alleen dan kans heeft ingewilligd te wor- den indien Uw bestuur zorgdraagt dat de thans niet meer in gebruik zijnde kerk in zoodanige toestand wordt gebracht, dat zij uiterlijk niets meer doet denken aan een kerkgebouw" .'s). Uit de kadastertekening van 1943 blijkt
dat de gehele achtergevel van de pastorie in 1942 is gewijzigd. De verbinding met de kerk en een gedeelte van de pastorie is verwijderd. Daarvoor is een vlakke achtergevel in de plaats gekomen. Deze situatie is volgens de kadastertekening in de monumenten inventarisatie niet meer gewijzigd. |
IVIonumenten inventarisatie
In de monumenten inventarisatie van de
provincie Utrecht staat over de pastorie vermeld; „Voormalige pastorie bij de katho- lieke kerk te Oudenrijn, daterend uit ca. 1800. De pastorie is een gepleisterd (oor- spronkelijk bakstenen) en geel geverfd ge- bouw met pannen zadeldak en roeden vensters. Aan de achterzijde van de pas- torie was de oudste kerk van Oudenrijn aangebouwd die tot 1857, toen de nieu- we werd geopend, als zodanig dienst heeft gedaan. Vóór de tweede wereld- oorlog is deze eerste kerk afgebroken. Opgemerkt moet worden dat de situatie zoals die te zien is op de foto uit 1983 sterk is gewijzigd. Het smeedijzeren toe- gangshek en de struiken en twee knotlin- den zijn inmiddels verdwenen". Bij tekst van deze monumenten inven-
tarisatie zijn enige opmerkingen te plaat- sen. De vermelding dat de pastorie dateert uit ca. 1800 is wel erg grof gesteld. Vanaf de Rijksstraatweg gezien is het linkerge- deelte ouder. Een vergelijking met kadas- trale minuut van 1832 en de daarop vol- gende kadastertekeningen tot 1950 tonen duidelijk aan dat dat gedeelte van het pand ouder moet zijn dan 1796. Hoe kan anders pastoor Van Nooy in 1800 al geconsta- teerd hebben dat hij „niet zonder gevaar op sommige plaatsen van de zolder kan lopen". In die tijd is voor de bouw geen goedkoop vurehout gebruikt zoals wij dat nu kennen. Vrijwel zeker zijn toen hout- soorten gebruikt die onder de slechtste omstandigheden vijfentwintig jaar mee kunnen gaan. Als dit juist is, dateert het linkerdeel van de oude pastorie uit het derde kwart van de 18e eeuw. |
|||||||||||||||||
1. Kadastrale minuut sectie A van 1832
|
||||||||||||||||||
'j^Cl^eri
|
||||||||||||||||||
2. Kadaster tekening van 1877.
|
||||||||||||||||||
.■ /^ K pastorie.
ude Rijn D» Meern
|
||||||||||||||||||
4. De oude pastorie tussen 1900 en 1910
|
||||||||||||||||||
3. Kadaster tekening van 1943.
|
||||||||||||||||||
73
|
|||||||||||||
Vergelijkingen
De oude foto bij dit artikel dateert waar-
schijnlijk uit de periode tussen 1900 en 1910. De tweede foto van de huidige si- tuatie is van 1993. Als we beide foto's ver- gelijken dan zijn duidelijk verschillen aan de rechter- en linkerzijde van ingangs- partij te zien. De vensters liggen niet op gelijke hoogte. Dit rechtvaardigt de ver- onderstelling dat het linkergedeelte ou- der is. Boven de twee linker onderven- sters zien we enkele kleinere vensters die niet op gelijke hoogte liggen met de zes bovenvensters aan de rechterzijde. De vensters in de oude situatie hadden
ramen met zes ruiten. In de nieuwe situ- atie zien we een roede verdeling met vierentwintig kleine ruitjes. Ook zijn de luiken voor de vensters aan de rechter- zijde nu niet meer aanwezig. Tenslotte zien we in de nieuwe situatie dat de ge- vels bepleisterd en geschilderd zijn. Al- leen in de voorgevel zijn horizontale lint- voegen getrokken. Nadat op 14 november 1940 de nieu-
we kerk en pastorie aan de pastoor Boe- lenslaan waren betrokken, zijn de neo- gotische kerk en pastorie overbodig gewor- den. Toen de aartsbisschop van Utrecht op 14 oktober 1941 toestemming gaf voor de verbouwing van de kerk is ook de restauratie van de pastorie ter hand genomen. Gelet op het seizoen is het re- delijk om te veronderstellen dat de daad- werkelijk restauratie van de pastorie in 1942 heeft plaats gevonden. Een sfeerbepalend gebouw
Ondanks de vele wijzigingen van het pand
en het uiterlijk blijft de oude pastorie aan de Rijksstraatweg 19 een belangrijk sym- bool voor herinneringen. Het is een belang- rijk onderdeel van de situering van de voor- malige gemeente Oudenrijn. Ook na het samengaan van de gemeenten Oudenrijn, Velthuizen, Vleuten en Haarzuilens op 1 januari 1954 is de oude neo-gotische kerk met pastorie een belangrijk onder- deel van de streek gebleven. Het is wen- selijk dat na een eventuele grenscorrectie de gemeente Utrecht de sporen laat staan die belangrijk zijn voor de geschiedenis van Oudenrijn en de rooms-katholieke gemeenschap. |
|||||||||||||
5. De huidige situatie van he pand aan de Rijksstraatweg 19.
|
|||||||||||||
6. De achtergevel van de oude pastorie.
Nog op andere gronden is de datering van
ca. 1800 onjuist. Wederom uit de kadas- tertekening van 1877 kan men afleiden dat toen het huidige pand bestond. Voor de bouw van de neo-gotische kerk is een gedeelte van de oude kerk gesloopt en een nieuw gedeelte met een verbinding naar de nieuwe kerk gebouwd. Het is zeer waarschijnlijk dat dit gedeelte gelijk of direct na de bouw van de kerk in 1860 IS gerealiseerd. We kunnen dus aannmen dat tussen het linker- en rechtergedeelte van de oude pastorie een verschil van honderd jaar bestaat. Een derde opmerking betreft de plaats
en sloop van de eerste kerk. Op de ka- dastrale minuut van 1832 is duidelijk te |
|||||||||||||
zien dat de eerste kerk(schuur) even-
wijdig en naast de pastorie heeft gestaan. De formulering dat de eerste kerk aan de achterzijde van de pastorie heeft gestaan is dan niet goed. De formulering kan wel juist zijn als de ingang van de pastorie niet aan de straatzijde maar aan de zij- kant is geweest. Een bewijs hiervoor is echter niet gevonden. De vierde opmerking betreft de sloop
van de eerste kerk. Deze is niet vóór de tweede wereldoorlog afgebroken. De afbraak vond plaats in 1860 toen de neo- gotische kerk is gebouwd. Op dezelfde plaats is toen een nieuw gedeelte van de pastorie bijgebouwd. |
|||||||||||||
Noten
1. RAUinv70.
2. RAU inv 77, no 70.
3. Aartspriesters Holl. Zending no 1154
4. Idem.
5. RAU rooms-katholieke kerk parochie De Meem
inv. nr. 76. |
|||||||||||||
74
|
|||||||||||||||
De Lach
|
|||||||||||||||
Als je jong bent geniet je van de mooie
en leuke dingen. Veel plezier en weinig zorgen. Toch zijn er ook vervelende din- gen. Eén van die minder leuke dingen bij ons thuis was dat we iedere maand naar de kapper moesten, en niet te vergeten het biechten. Mijn moeder had het voor ons zo gepland, dat we steeds in dezelfde week naar de kapper moesten en biech- ten. Je ziel was dan weer schoon en je liep er weer knap bij. De kapper was vervelend; meestal lang
wachten op een harde houten bank, en een kapper die veel praatte en dan ver- gat om zijn schaar te laten bewegen. Soms had je geluk, als je in de hoek op de bank kon zitten dan lag daar wat te lezen. Ook lag daarbij altijd wel een blad ,,De Lach"; hierin stonden veel half blote dames. Je wist soms niet wat je zag, maar ook wat je niet zag. Deze week heb ik ook weer zitten kijken,
al besefte ik wel dat ik het zaterdag zal moeten biechten; als het kijken naar on- zedelijke plaatjes. Dat was een behoor- lijke zonde. De biechtvader vroeg mij dan ook welke pagina's ik had gekeken. Ik moest bekennen; allemaal en sommige wel twee keer. Hij vroeg ook: „Heb je die dame languit op de canapé gezien?" „ Ja, zei ik. „Jonge, jonge, dat is heel erg", zei hij. Mijn biechtvader was goed op de hoogte van wat voor viezigheid er alle- maal in stond. Ik kreeg een behoorlijke penitentie; vijf onze vaders en vijf wees gegroeten. Een beetje bleek en laat kwam ik thuis.
„Zo, zei mijn vader, je had zeker heel wat op je geweten?" Mijn zonden waren toch vergeven, dus zou het erg oneerlijk zijn als ik nog meer straf kreeg. Dus vertelde ik eerlijk wat ik op mijn geweten had. „Ja, zei mijn vader, die bladen horen ook niet bij de kapper. Ik heb laatst gezien wat er allemaal in staat, dat is niet geschikt voor kinderen". |
|||||||||||||||
^^\\
|
|||||||||||||||
Hierna ontstond er een kleine woorden-
wisseling tussen vader en moeder. „Heb jij dat blad ook gekeken, vroeg mijn moe- der verwijtend aan vader?" „ Ja, zei mijn vader, ik kan moeilijk met oogkleppen op naar de kapper gaan". Ik wist dat mijn broer wel eens een
blad uit „De Lach" gescheurd had en dat stiekem ergens op zolder bewaarde, maar daar wilde ik niet over praten, „'t Is werk van de duivel, zei moeder". Nou, de duivel deed zijn werk erg goed,
want toen ik vier weken later weer naar de kapper ging, kwam ik een oom van me tegen. „Zo jongen, moetje boodschap- pen doen?" De vertelde dat ik naar de kap- per moest. ,,Geen vieze plaatjes kijken hoor!" Hoe wist hij dat? Nou, dat gebeur- de natuurlijk wel, er was een jubileum- nummer en ik moest heel wat moeite doen, om het in handen te krijgen. De bank zat behoorlijk vol, zelfs met man- nen die al lang geknipt of geschoren wa- ren, maar nog wel tijd hadden om even wat te lezen. |
Tijdens de godsdienstles op school waar-
schuwde de kapelaan voor de oprukken- de zinnenprikkelende lectuur. Aan zijn hoofd te zien was hij pas bij de kapper geweest. Bij de volgende biecht werd mij de vraag gesteld, of ik ook die uitklap- bare middenpagina had gezien. „Natuur- lijk, zei ik". Mijn zonden werden steeds ver- geven, maar de penitenties steeds zwaar- der. Ik besloot daarom de volgende keer maar een rozenkrans mee te nemen. En ja hoor, vier weken later ging ik met
mijn zwarte ziel onder mijn arm weer biechten. Ik had aan twee rozenkransen niet genoeg. Kwaad liep ik de biechtstoel uit, en gooide de deur keihard achter me dicht. „Potverd..., zei ik, het is niet eerlijk meer; iedereen kijkt in De Lach en ik moet er altijd maar voor boeten". Ik ben nooit meer genezen van dat kwaad,
maar biechten doe ik niet meer. Vergeef mij. Onze Lieve Heer, en als het moeilijk gaat, stuur me dan maar een keer een re- kening. |
||||||||||||||
De Meem, maart 1943
Theo van den Berg |
|||||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
|||||||||||||||
75
|
|||||||||||||||||
Van de voorzitter
|
|||||||||||||||||
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuten, De Meern, Haarzuilens Verschijnt 4x per jaar. ISSN 0928-4893
14e jaargang nr. 4, december 1994 ©1994 De vereniging is ingeschreven in het vere-
nigingsregister van de K.v.K. Utrecht e.o. onder nummer V 479360 Dagelijks bestuur:
J.F.K. Kits Nieuwenkamp, voorzitter
Hof ter Weydeweg 11, 3451 ST Vleuten Tel. 03407-72112 J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Meerndijk 62, 3454 HT De Meern Tel. 03406 - 61462 P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 A.J. van Zoeren, vice-voorzitter
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten Tel. 03407-71263 Ereleden:
Mevrouw Prof. Dr. C. Isings, Soest
Dr. D.W. Gravendeel, Laag Keppel Gebouwen:
Vleuten: Broederschapshuisjes (documen-
tatie- en informatiecentrum). Dorpsstraat 1, Tel. 03407 - 74222 (gedurende openingstijden) De Meern: Het Kabinet (permanente expo-
sitieruimte), Zandweg 147B (achter Verenigingsgebouw) Ledenadministratie en -informatie:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes 't Zand 1,3451 GP Vleuten Tel. 03407 - 71483 Contributie (inclusief tijdschrift):
f. 30,- per jaar,
bij verzending per post f. 12,50 extra
Losse nummers tijdschrift:
f. 7,50 voor leden, f. 10,- voor niet-leden
Bankrelaties:
ABN-AMRO Bank De Meern,
rek. 55.66.33.040 Rabobank Vleuten, rek. 36.75.17.574
Postbank, rek. 2689200 Redactiecommissie:
H.E.J. van Essen, H.J. Kolker en J.'W.
Schoonderwoerd
Adres: Mauritslaan 17, 3454 XP De Meern
Tel. 03406 - 62992
Gehele of gedeeltelijke overname van ar-
tikelen uit dit tijdschrift is slechts toege- staan met bronvermelding en na verkregen toestemming van de redactiecommissie ïllustratie voorpagina: Luchtfoto uit + 1954.
Duidelijk zichtbaar is de loop van het Haarpad, als kerkepad. foto: N.V. Grontmij, K.B. Nanning. |
|||||||||||||||||
Wat is er gebruikelijker dan aan het eind
van het jaar eens terug te blikken naar datgene wat gebeurd is. In feite doet een historische vereniging niet anders. Maar dan niet als een terugblik op een afgelo- pen jaar, maar op de totale geschiedenis. Zo ook onze Historische Vereniging. Dat heeft dit jaar geresulteerd in de
verschijning van het boek „Vleuten-De Meern, geschiedenis en historische bebou- wing" van de hand van Otto Wttewaall, waarvoor de redactionele verantwoor- ding bij onze vereniging lag, en het kort- geleden door Van Geyt Productions uit- gebrachte boek „De gemeente Vleuten- De Meern, toen en nu", waarvoor wij een groot aantal historische foto's beschik- baar stelden. Een wat geregelder plaats waar onze
bevindingen over het verleden van de ge- meente worden gepubliceerd, is ons ver- enigingstijdschrift. Ook daarin versche- nen het afgelopen jaar boeiende en inte- ressante artikelen, waarvan ik o.a. noem „Oude perceelsnamen", „Een Vleutenaar ging naar de Berbiesjes", „De boerderij Zeldenrijk te Vleuten en zijn bewoners in de 18e t/m 20e eeuw", „Bedrijvigheid in De Meern", „Archeologisch onder- zoek op de Hoge Woerd", „Straatnaam- geving in nieuwe wijken", „Veldnamen" en vele andere. Op deze plaats wil ik alle auteurs hartelijk bedanken voor hun on- derzoek en voor het feit, dat zij hun ken- nis aan het papier toevertrouwden en bereid waren hun werk in dit tijdschrift te publiceren. Bij deze dank wil ik na- tuurlijk ook de redactiecommissie be- trekken, die het elk kwartaal weer gelukt is tijdig de nodige kopij bijeen te sprok- kelen, waarmee weer een lezenswaardige aflevering tot stand werd gebracht. En nu ik toch dankwoorden uitspreek,
ook mijn welgemeende dank aan alle vrijwillige medewerkers, die bijna dage- lijks bezig zijn onze bezittingen (gebou- wen en documentatieverzamelingen) te onderhouden c.q. te ordenen. |
Voorts werd dit jaar voor de eerste maal
de „Dr D.W. Gravendeelprijs" uitgereikt en wel op 20 december. Deze prijs, be- staande uit een oorkonde en een beschei- den materiële bijdrage, werd toegekend aan de heer Jac. de Bruijn in De Meern vanwege diens grote verdiensten voor de vermeerdering van de kennis van en de belangstelling voor het plaatselijk verle- den. Dan heeft het bestuur van de vereni-
ging zich op geëigende wijze bezig gehou- den met de problematiek van de grens- wijziging met de gemeente Utrecht. Wij hebben ervoor gepleit om gebieden die niet bebouwd kunnen worden en his- torisch verbonden zijn met Vleuten-De Meern, niet aan de gemeente Utrecht over te dragen. Jammer genoeg lijkt het erop, dat voor de historie van onze ge- meente belangrijke lokaties binnenkort niet meer tot ons grondgebied zullen behoren. Tenslotte nog een opmerking over de
monumenten in onze gemeente. Ik heb de indruk dat „de gemeente" maar wei- nig raad weet met het historisch erfgoed. Want wat moeten wij ervan denken, dat er juist nu - nu de gehele gemeente in be- roering is als gevolg van de voorgeno- men grootschalige woningbouw, waarbij ook meerdere monumenten dreigen te verdwijnen - wordt voorgesteld de eigen plaatselijke monumentencommissie op te heffen, het monumentenbeleid tot een minimum te beperken en de beoordeling van verbouwingsplannen over te laten aan een proviciale instelling. En zo eindig ik dit laatste woord van
de voorzitter in het jaar 1994 wat som- ber. Maar daartegenover spreek ik de wens uit dat 1995 voor de vereniging, maar ook heel in het bijzonder voor u allen een heel voorspoedig jaar zal worden. |
||||||||||||||||
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
|
|||||||||||||||||
n dit nummer
|
|||||||||||||||||
pag-
75
76 77 82 83 88 95 96 |
|||||||||||||||||
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Het huis te Vleuten
Museumpraet (5)
Van Heiden naar De Haar
Het Haarpad en een onzienbarende vondst
Wie wat bewaart, die geeft wat / Nieuwe leden
Poppenkast
|
|||||||||||||||||
Druk: Niek van Kooten De Meern
|
|||||||||||||||||
76
|
|||||||||||
Verenigingsberichten
|
|||||||||||
Geschiedenisboek Vleuten-De IVIeern
Het vorig jaar uitgekomen boek ,,Vleuten-De Meern, ge-
schiedenis en historische bebouwing" is nog steeds te koop in ons documentatiecentrum. Dorpsstraat 1 in Vleuten (tijdens de openingsuren), bij de secretaris, Meemdijk 62 in De Meern en bij de penningmeester, 't Zand 1 in Vleuten. De prijs voor de leden is ƒ 29,50. Losse nummers en speciale uitgaven
Wij maken u erop attent dat losse nummers van het laatste
jaar van ons tijdschrift verkrijgbaar zijn in ons documentatie- centrum voor de prijs van ƒ 10,— (voor leden ƒ 7,50) en nummers van vroegere jaargangen voor de prijs van ƒ 6,25 (voor leden ƒ 5,—). U kunt daar ook nog exemplaren krijgen van de speciale uitgaven van de vereniging, t.w. „Van Oude Rijn tot Leidse Rijn" voor ƒ 20,—, „100 jaar Willibrordkerk" voor ƒ 15,— en „Kees Valkenstein" voor ƒ 7,50. Fotoboel( „Vleuten-De Meern, toen en nu"
Op 2 december j.1. vond de presentatie plaats van dit boek,
dat uitgegeven is door Van Geyt Productions in Hulst. Alhoe- wel onze vereniging geen verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van dit boek, betreuren wij het met de auteurs dat er een aantal onvolkomenheden in voorkomen, die het gevolg zijn van het niet verwerken van de correcties van de auteurs op de drukproef. Dit mooie boek, waarvoor onze vereniging veel foto's ter beschikking heeft gesteld, had een betere zorg verdiend. Het boek is in Vleuten en De Meern bij de boek- handel te koop. Voor de leden is er bij de vereniging nog een klein aantal beschikbaar. Herdenking 50 jaar bevrijding
In het kader van de herdenking van 50 jaar bevrijding, die in
april/mei van dit jaar plaats vindt, zullen door de vereniging exposities worden ingericht in de Broederschapshuisjes in Vleuten en in Het Kabinet in De Meern. Wij willen daar zo- veel mogelijk materiaal uit de 2e wereldoorlog, afkomstig uit onze eigen gemeente, tentoonstellen. Mocht u in het bezit zijn van dergelijk materiaal en dit in bruikleen willen geven voor deze exposities, dan verzoeken wij u zo spoedig mogelijk contact op de nemen met ons bestuurslid Theo van den Berg, Glazenierslaan 21 in De Meern, tel. 63490. Onze bibliotheek
De afgelopen maand werd onze bibliotheek verrijkt met een
schenking van de heer H.J. Vlottes uit Amstelveen van 18 boeken van de bekende Vleutenaar Kees Valkenstein. Met deze schenking, die wij in dank aanvaard hebben, over- schreed het aantal boekwerken van onze bibliotheek de 1000! Voor wie het nog niet wist: onze bibliotheek is ruim voorzien van boekwerken op het gebied van plaatselijke en regionale geschiedenis (ruim 250), van genealogie (ruim 100), geogra- fie en topografie (bijna 70), bouwkunde en monumenten (bij- na 90), archeologie (ruim 250) en diverse andere onderwer- pen, die samenhangen met de historie van onze gemeente. Daarnaast omvat onze verzameling ook nog bijna 300 jaar- gangen van tijdschriften op ons werkterrein. |
Met de grote hoeveelheid materiaal die ons documentatie-
centrum bevat, zoals de archieven van de vroegere gerechten van voor 1811, de doop- en trouwregisters van de kerken van Vleuten en De Meern, kadastrale en topografische kaarten, enz. enz., mogen wij ons rekenen tot de „rijkste" verenigingen in onze regio. Het doet ons daarom ook genoegen dat de be- langstelling voor onze verzamelingen gestadig toeneemt en dat wij steeds meer aan de vraag van onze leden en andere belangstellenden kunnen voldoen. Ook u bent van harte welkom in ons centrum! Contributiebetaling/ledenadministratie
Bij dit nummer van ons tijdschrift ontvangt u de acceptgiro
voor betaling van de contributie voor 1995. Wij verzoeken u de contributie binnen één maand met gebruikmaking van dit formulier over te maken. Volgens de statuten dient de contribu- tie bij vooruitbetaling te worden voldaan. Denk daarom niet: ik zal in de loop van het jaar wel eens betalen, maar doe het nu! Mocht u onverhoopt uw lidmaatschap willen opzeggen,
dan wijzen wij u erop dat dat schriftelijk dient te geschieden en tenminste een maand vóór het einde van het lopende jaar. Uw lidmaatschap eindigt dan met ingang van het volgende jaar. Omdat wij graag over een correct ledenbestand willen be-
schikken verzoeken wij u, als uw naam of adres op de accept- giro niet helemaal juist vermeld is, of wanneer daarin wijzi- ging komt, dat te melden aan onze ledenadministratie. U ge- lieve daarvoor contact op te nemen met Mw. P.J. de Rooij- Goes, tel. 03407-71483. |
||||||||||
Openingstijden van onze gebouwen:
Broederschapshuisjes, Dorpsstraat 1, Vleuten: Elke dinsdag van 14.00 - 17.00 uur en
elke donderdag van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid voor contact met bestuur en
werkgroep genealogie, tevens mogelijkheid tot raadpleging van bibliotheek en andere documentatieverzamelingen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer J. Schoonderwoerd, tel. 03406 - 61462. |
|||||||||||
Het Kabinet, Zandweg 147B, De Meern:
Elke Ie maandag van de maand van 19.30 - 22.00 uur:
Gelegenheid tot bezoek van onze exposities over archeologie (o.a. Romeinse nederzet- ting), oude gereedschappen en werktuigen en oude huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. Op andere tijdstippen bezoek mogelijk na afspraak met
de heer H. van Essen, tel. 03406 - 62992. |
|||||||||||
82
|
|||||||||||||
Museumpraet (5)
|
|||||||||||||
Een andere oplossing van het raadsel kan
zijn, dat een handige doe-het-zelver, onze vereniging een plezier wilde doen en de machine voor ons in nieuwstaat wilde brengen, maar na het demonteren onwel is geworden. In ieder geval wel zonde van onze „Hammond". Maar we weten wel zeker dat er onder onze lezers wel een handige man (of vrouw) is, die ons uit de nood kan helpen. In een volgend artikel plaatsen we dan
een foto van de gerestaureerde schrijf- machine met daarbij een foto van de man of vrouw die dit karwei klaarde. |
|||||||||||||
Ik loop wel eens door ons museum „Het
Kabinet" en bekijk dan wat voorwerpen, om inspiratie op te doen voor het schrij- ven van een artikel. Over ieder stuk gereedschap of voor-
werp is wel een verhaal te vertellen. Het kan ook gebeuren, dat veel vragen of zelfs raadsels overblijven, die misschien nooit worden opgelost. Zo gebeurde het op een rustige maandag-
avond, ons museum is dan voor het pu- bliek geopend. Maar toevallig was er op deze avond weinig bezoek. Om de tijd te doden ga je dan wat stof-
fen en opruimen, en onze grote verzame- ling nog eens bekijken. Ik maakte het on- derste gedeelte van een vitrinekast open en vond daar wat vergeten spullen; een oude margarinedoos, wat sigarenkistjes, zakjes en enveloppen met losse onderde- len. Alles bij elkaar bleek het hier te gaan, om een oude schrijfmachine van het merk „Hammond". In een tijd van computers en andere elek-
tronische apparatuur raken deze dingen in de vergetelheid. Daar zat ik op mijn knieën, met handen vol schroefjes en toetsen, hier had ik ook meteen een groot raadsel. Maar met een beetje fantasie is dit misschien wel op te lossen. Boven- dien vind ik iets schrijven over schrijven wel boeiend. Eigenlijk is het nog niet zo lang geleden,
dat we schreven met een ganzeveer, en velen van ons hebben nog wel geschre- ven met een griffel op een lei, of anders zeker wel met een kroontjespen. Op gro- te kantoren had men nog speciale schrij- vers in dienst. Het is bekend, dat het echte schrijf-
werk al bestond rond 3000 jaar voor Christus. Twee duizend jaar later werden er al verschillende alfabetten verspreid vanuit het Middellandse-Zeegebied. Al dat schrijfwerk bleef echter hand-
werk, totdat de Engelsman Sholes het eerste werktuig uitvond waarmee men me- chanisch kon schrijven. Dit bleef echter nog bij een uitvinding. In 1867 is de Rem- mington standaard machine uitgevonden, dit was de eerste bruikbare machine. |
Veel is er nadien veranderd en verbeterd,
maar laten we ons houden bij het raadsel van onze verminkte machine. We moe- ten maar een beetje fantaseren, hoe deze puinhoop is ontstaan. Stond hij ooit in een kantoor en werd hij
bediend door een secretaresse? U kent dat wel, een beetje muffig kantoor, met donker eikehouten bureaus, en een al wat oudere dame. Een beetje overdreven op- gemaakt en een knotje in 't haar. Niet mooi genoeg meer om een heer te beko- ren en daardoor niet altijd in een goede stemming. Op datzelfde kantoor een oude grijze werk-
gever, die op het leven en zijn secreta- resse wel was uitgekeken. Op een sombere maandagmorgen had
de dame al vier keer een brief opnieuw moeten tikken, want steeds was het de oude baas niet naar zijn zin. Halverwege de vijfde keer maakte de baas weer een opmerking, waarop de oude juffrouw (zij had nooit zoveel en zeker niet veel goede aanslagen) een reuze aanslag met haar vuist gaf op de schrijfmachine. Daardoor zitten wij nu met de brokken. |
||||||||||||
Wij wensen u veel succes,
en ... hartelijk dank. |
|||||||||||||
Theo van den Berg
|
|||||||||||||
83
|
|||||||||||||
Van Heiden naar De Haar
De geschiedenis van de familie Glissenaar
|
|||||||||||||
door Mark Glissenaar
|
|||||||||||||
In de jaren dertig van de 18e eeuw vertrok een jongeman uit Westfalen in Duitsland voor een lange reis naar onze re-
gio. Mogelijk was hij een trekarbeider, en wilde hij hier een nieuw bestaan opbouwen. Westfalen was in die tijd name- lijk een vrij arm land. Uit dit gebied kwamen toendertijd meerdere mannen, die zich in onze gemeente vestigden. Hij zou ook een handelsreiziger geweest kunnen zijn: iemand, die langs de steden en dorpjes in Holland ging met zijn thuis vervaardigde stoffen. Deze reiziger, met de naam Joan Gerdt Glisner, doet ook het dorpje De Haar aan. Daar ontmoet hij zijn toekomstige vrouw en hij besluit zich hier te vestigen. Nu in de jaren negentig van de 20e eeuw wo- nen er ongeveer 150 Glissenaars in Nederland, waarvan menigeen nog in onze gemeente. Allen zijn zij afstamme- lingen van deze jongeman uit Westfalen. |
|||||||||||||
Dochter Margarita trouwt in 1766 in de Catharina huwt in 1779 met Dirk Hen-
R.K. kerk van Vleuten met Rutgerus van drik Laams, die in De Haar werd gebo- den Bosch, die eveneens in Duitsland ren. Later hertrouwt zij nog met Cornelis werd geboren. Hij is gedoopt in Ober- Oostrom uit Oudenrijn. mörmter in het Cleefsland. |
|||||||||||||
Joan Gerdt/Gerrit
Joan Gerdt Glisner is op 11 april 1709
geboren in het gehucht Buschhausen, vlak bij het dorp Heiden, dat ongeveer 20 kilometer ten zuidoosten van Winters- wijk ligt. Hij was het zesde en jongste kind van het echtpaar Gerd Glisner en Margaretha Kips. Zijn ouders hadden een boerderij met 71/2 hectare land in Buschhausen. In 1736, op 27-jarige leeftijd, treedt
Joan Gerdt, die in de gerechtelijke stuk- ken van De Haar altijd Gerrit genoemd wordt, in het huwelijk met de, in De Haar wonende, weduwe Maria van Overschie. Eerder was zij al gehuwd geweest met Peter Thijsz van Roijen, en had met hem tussen 1704 en 1717 vijf kinderen gekre- gen. Dit betekent dat Maria toch al wel vóór 1685 geboren moet zijn, en dus bij haar huwelijk met Gerrit Glisner tenmin- ste 51 jaar oud was. Maria was een doch- ter van Hermen Thonisz van Overschie, de toemalige smid van De Haar, en Nel- hgje Jansdr Schinkel. Het huwelijk tussen Maria en Gerrit was
echter van korte duur, omdat Maria vrij snel kwam te overlijden. In 1741 her- trouwt Gerrit namelijk als weduwnaar met Willemina van Wesel uit Hagestein. Dit echtpaar blijft in De Haar wonen, en krijgt daar drie kinderen. In januari 1743 wordt Margarita geboren, in december van hetzelfde jaar Theodorus (Dirk), en in april 1745 Catharina. Zij woonden waarschijnlijk pal onder het kasteel aan de brink van het oude dorp. Gerrit voor- zag in hun levensonderhoud door het be- roep van kleermaker uit te oefenen. Dit maakt het wel verleidelijk om te denken dat hij hier inderdaad kwam als handels- reiziger in stoffen. |
|||||||||||||
Fragment van de kadastrale kaart (sectie A) van Haarzuilens in 1832, met de bebouwing
rond het oude dorpsplein. |
|||||||||||||
84
|
|||||||||||
Dirk
Zoon Dirk Glisner trouwt op 30-jarige
leeftijd met Elisabeth den Holder uit Al- phen (Gld.). Hun huwelijk wordt in 1774 gesloten in de r.k. kerk van Vleuten. Tussen 1776 en 1787 krijgen zij zes kin- deren, die allen aan De Haar worden ge- boren. Drie van hen zullen een volwas- sen leeftijd bereiken: Dit zijn Jan, Wille- mijntje en Gert. Dirk leert het beroep van zijn vader en wordt ook kleermaker. In 1810 en 1811 neemt hij echter ook patent als baardscheerder, en wordt de barbier van De Haar. In 1790 geeft de Heer van De Haar,
Anthonij Martinus van Zuijlen van Nij- veld, „vermits het overlijden van Gerrit Glissenaar, in een versuijmelijken erf- pagt, mits deesen onze brieven aan des- zelfs eenige nagelate zoon Dirk Glisse- naar ...........zekere erffe of hoekje lands, daar een huis op staat, zijnde het erfje
breed 3 roeden, lang 4i/2 roeden, strek- kende oost en zuijden de moestuin aan De Haar, daar 't erfje in gelegen lijd, en westwaarts den vrijhof van De Haar". Blijkbaar is Gerrit in 1790 of vlak
daarvoor gestorven, en neemt Dirk nu de erfpacht van een huisje, dat ten oosten aan de vrijhof (= de brink) staat, over van zijn vader. Op de afgebeelde kaart is dit perceel
te vinden onder nummer 223. Vader en zoon Glisner woonden dus midden in het dorp aan de brink. Schuin daartegenover (nummer 185) stond de herberg annex rechthuis, waar zij na een dag hard wer- ken vast regelmatig een neutje gingen drinken, en met de andere dorpsbewo- ners praatten over het weer, de oogst, een aanstaand huwelijk, of de belastingen. Aan het eind van de 18e eeuw sterft Dirks vrouw Elizabeth, en in 1797 hertrouwt hij met Hendrina Haage uit Loenen. In 1825 overlijdt de dan 81-jarige Dirk
Glisner „in het huis nummer 19 aan de Haarzuilens". Inmiddels komt men in de stukken van
gerecht en kerk verschillende variaties op de naam Glisner tegen, zoals Glisse- ner, Glisnaar en Glissenaar. Vanaf het be- gin van de 19e eeuw wordt Glissenaar uiteindelijk de definitieve verbastering van Glisner. Deze achternaam kan trou- wens twee betekenissen hebben. Of het stamt af van het woord Gleissner, wat huichelaar betekent, of het komt van „gli- zen" wat verlichten of glinsteren bete- kent. Wel twee uitersten moet ik zeggen. Jan
De drie volwassen geworden kinderen
van Dirk en Elisabeth blijven het dorpje De Haar trouw. De oudste zoon. Jan, is er |
|||||||||||
n
|
|||||||||||
De bebouwing aan de oostzijde van de brink van het oude Haarzuilens met links de dorps-
pomp. Huis met de schoorsteen met windvaan, was de woning van de familie Glissenaar (perceel 223). Coil. Arcliief kasteel De Haar. |
|||||||||||
in 1777 geboren. Hij groeit op tussen de
verzameling huisjes en boerderijen, die rond de ruïne van kasteel De Haar stonden. In 1806 huwt Jan met een dochter van
Jan Jansz van Rooijen en Geertrui Dircksdr Vervoom uit de Breudijk. Haar doopnaam is Adriana, maar zij wordt meestal Jaan- tje genoemd. Jan en Jaantje krijgen tus- sen 1807 en 1824 acht kinderen, die Jan probeert te onderhouden door zich als dagloner aan te bieden. Eigen land bezit- ten zij niet en de maaltijd van de dag heb- ben ze moeizaam bij elkaar moeten sprok- kelen. Op 1 februari 1849 overlijdt Jan in het
huis nummer 13 in Haarzuilens. Vijf da- gen later wordt er ƒ 2,50 betaald voor het begraven van „Jan Glisnaar van De Haar" op het r.k. kerkhof van Vleuten. In 1861 overlijdt ook Jaantje, die inmiddels inwoont bij één van haar zoons. Willemijntje
Willemijntje is de 2 jaar jongere zus van
Jan. In 1801 trouwt zij met de weduw- naar Pieter Tukker uit Vleuten. Pieter is een zoon van Gerrid Jansz Tukker en Cornelia Pitersdr van Eijk, en zijn eerste vrouw heet Maria van Kuijk. Willemijntje en Pieter kiezen ook
voor De Haar als woonplaats, en krijgen daar tussen 1801 en 1816 twaalf kinde- ren. Op 29 maart 1817 overlijdt Pieter in het huis nummer 13, en laat dan zijn 37- jarige vrouw achter met zo'n tien kinde- ren, variërend van 15 tot nog geen 1 jaar oud. Willemijntje is niet hertrouwd, en heeft dus in haar eentje haar gezin onder- houden. |
|||||||||||
In 1856 sterft Willemijntje in het huis
van één van haar kinderen in Harmeien. Gert
De jongste telg, Gert, is vier jaar jonger
dan broer Jan. Hij huwt in 1813 met Cornelia van der Geer uit Zuilen. Zij krij- gen 13 kinderen in Haarzuilens, waarvan er 6 in hun eerste levensjaren overlijden. De kinderen worden allen geboren in het huis nummer 20. In 1816 koopt Gert Glissenaar bij een
veiling „ten huize van Gerrit van Mau- rik, kastelein in de herberg aan De Haar" „een huizinge, no.13, tot twee woningen geapproprieert, van ouds genaamd „Nooit gedacht", met bakhuis en verder getim- mer, item boomgaard en bouwland, te zamen groot 300 roeden, alles staande en gelegen aan De Haar, onder de gemeente van Vleuten, belend ten oosten Jan Tijs- sen, ten zuiden den Heer van De Haar, en ten noorden Arie Versteeg". Gert koopt dit van Annigje van Kuijk „voor de som- me van 610 guldens". Op de kadaster- kaart is deze aankoop te vinden onder de nummers 214 t/m 217a. In 1823, twee jaar voor het overlijden
van zijn vader, blijkt Gert ook de erf- pacht van Dirk over te nemen. Dit wordt bevestigd voor notaris H. van Ommeren in Utrecht. Uit de akte, die daar wordt opgemaakt, blijkt Gert „voor den tijd van 50 agtereenvolgende jaren" de erfpacht te verkrijgen van „een huis, tot twee wo- ningen geschikt, geteekend numeris 19 en 20, met een erfje daar achter, staande en gelegen aan De Haar", Het gaat hier om perceel nummer 223. |
|||||||||||
85
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
86
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stamboom familie GLISNER/GLISStNAAR
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«eiB
« + 1625
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heiden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* - doüp/gebaorte
X - huwelijk |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerd
* t 1655
xl 1682 Henrina Bauneisters
x2 1693 Hargareta Kips
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ge&e
* i 1665
X 1692 Arendt Wehlings
|
Jenneken
» i 1670 X 1695 Herman Wehlings |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heiden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joan Gerdt (Gerrit)
* 1709
xl 1736 Maria van Oversthu
x2 1741 Willemina van Hese;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joan Mei6 Anna
« i 1690 * 1694
X 1716 Gesina Deeberns
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gesken Joes Henricus Gerardus
« + 1696 » 1698 « 1702 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[)e Haar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodorus (Dirk)
* 1743
xl 1774 Ehsabeth den Holdw
x2 1797 Hendrina Haage
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina
* 1745
X 1779 Dirk Hendrik Lanimers
X 1798 üornelis Oostrom
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Margarita
* 1743
x 1766 Rut van den Bosch
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus
« 1776
|
Jan
* 1777
X 1806 Adriana van Rooijen
|
WiUenijntje
* 1779
X 1801 Pieter Fukkpr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phihp
* 1787 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gert
* 1781
X 1813 Cornelia van der Geer
|
Catharina
* 1705 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
|
T""T^7"111
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oirk
* 1807 X 1837 Maria Hoonakker (6 kind. Utrecht) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus
» 1810 xl 1840 Antje Noppen x2 1844 Regina C. van den Burg (7 kind.Utrecht) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
» 1808
X 1837 . Maria van Schalk |
Geertrui
* 1814 X 1837 Jofiannes Mastwijk |
Betje
* 1815 X 1845 Hendricus van RossuB Haarzuilens
|
Piet
* 1824 X 1850 Cornelia Broere |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria
* 1817 X 1848 Cornelis Blom |
Antonie
* 1820 X 1849 Hilhelmina van Schalk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirk
* 1814 X 1857 Johanna den Holder |
Willem
* 1815 |
Johannes
* 1817 X 1843 Bertha Mastwijk |
Elisabeth
* 1821 X 1851 Johannes |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adriana
* 1819 X 1845 Lambertus |
Maria
* 1822 |
Anthonie
* 1826 X 1878 Catharina van Putten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van der Linden Verhoef
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iHaarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nr^T
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan
* 1851
X 1879 Johanna Wieinan |
Hilhelmina
* 1856
X 188b
Martinus
van der Sluis
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrianus
« 1866 X 1895 [lisabeth van Wijk |
•Mn
«1850
X 1B7B Gjri-igje 'Jdelwferd |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanne
* 1853 X 1877 Maria Snel |
Cornelia
* 1844 X 1874 Petrus van Dijk |
Agnes
* 1845 |
Jacoba
« 1853 X 1884 Theodorus van Dalen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannis HiUei
* 1839 « 1842 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harmeien
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harmelen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelia
* 1877 X + 1905 Willem Steenvoorden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirkje
« 1881 X 1908 Hendrik Markenhof |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerardus
* 1881 X 1909 Cornelia A. fa^enbeek van Dort |
Johannes G.
« 1900 X 1929 Adriana Broeke |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodora
* 1884 X 1915 Johannes van den Brink |
Petrus
«1887 X 1923 Johanna Hinten |
Gerarda
« 1890 X 1918 Jacobus |
Johannes
« 1895 X t 1925 Cornelia |
Antonia C.
« 1897 X 1926 Hermanus v.d. Hoven |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodora
» 1896 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adriana
« 1906 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klarenbeek van Dalen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moordrecht
|
Rotterdan
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veldhuizen/Harmelen
-Johannes H.
-Johanna G.C. -Gerarda C.T. -Henricus J. -Cornelia G.A. -Gijsbertus M. -Gerardus J.P. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hilleskop
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harmelen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuilen/
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haarzuilens
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johannes H.
Hendrikus II -Gerarda N. Maria E. Theodora Cornelia A. fiei-ardus J. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Cornelia H.
-Antonia C.M. -Maria J. -Gerardus H.H. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Johannes G.
-Geertruida J. -Gerarda J. -Gerardus H. -Cornelis J. -Antonius |
-Wilhelmina C.M.
-Johanna A. -Hendrikus Th. -Theodora C. -Johannes P. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Johannes A.
|
-Johanna -Maria
-Cornelis -Johannes -Elisabeth C. -Catharina |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Elisabeth -Albertus -Theodora H.
-Antonie -Nilhelius -Johanna J. -Adrianus -Cornelia J.G. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
87
|
|||||||||||
Het huis op dit perceel was dus in twee
delen gesplitst. Op nummer 20 heeft Gert kennelijk met zijn gezin gewoond, omdat al zijn kinderen daar werden geboren. Op nummer 19 is Gerts vader Dirk gestorven. Het in de veiling gekochte huis ver-
huurde hij waarschijnlijk. Mogelijk dat Gert het daarbij behorende land zelf in gebruik had. Gert heeft blijkbaar beter geboerd dan zijn broer en zus, want als hij op 88-jarige leeftijd komt te overlij- den, laat hij een behoorlijke boedel na aan zijn kinderen. Ook blijkt dit uit het feit dat, in tegenstelling tot de kinderen van Jan, Gert's kinderen hebben leren schrijven. Glissenaar in Haarzuilens; midden
19e eeuw. Rond 1850 is de familie Glissenaar in-
middels een nogal uitgebreide groep in het kleine Haarzuilens. Het is namelijk zo dat zes van de acht kinderen van Jan en Jaantje, en alle zeven kinderen van Gert en Cornelia in Haarzuilens blijven wonen. De meesten hiervan trouwen dan ook in dit dorpje en laten hun kinderen opgroeien rond de brink van het oude Haarzuilens. Al met al zijn de Glissenaars in het midden van de vorige eeuw in elf huisgezinnen vertegenwoordigd, terwijl er daar indertijd ongeveer veertig huisge- zinnen woonden. Kennelijk vonden zij Haarzuilens een aantrekkelijke woonplaats en was er een hechte band met de familie. Uit deze periode zijn er enkele opvallen-
de feiten over de „Glissen" op te merken. Zo kopen twee van Gerts zonen, Willem en Antonie, in 1875 het huis dat dan al minstens een eeuw lang door vier gene- raties Glissenaar is bewoond. Na jaren de canon (op te brengen bedrag bij erf- pacht) te hebben voldaan aan de verschil- lende eigenaren, is het nu in eigen bezit. Het gaat hier om perceel nummer 223,
huisnummers 19 en 20. De genoemde Wil- lem en Antonie hebben in 1893 ook ge- zamenlijk een „onderhandsche schuld- vordering ten laste van de R.C. Kerk te Vleuten, groot in kapitaal 2000 gulden". Zij hebben dus een groot bedrag aan hun kerk geleend! Tenslotte is het opvallend hoe oud
sommige Glissenaars in die tijd worden. Nadat Gert zelf al de respectabele leef- tijd van 88 jaar heeft gehaald, worden zijn zonen Dirk en Johannes 85 jaar, en bereikt dochter Adriana haar 91ste ver- jaardag. Één van de zonen van Jan, ook Jan genaamd, wordt maar liefst 96 jaar! In die tijd was dat opmerkelijk. Rond de eeuwwisseling
Aan het eind van de 19e eeuw besluit ba-
ron van Zuijlen om het dorpje, dat om de ruïne van het kasteel lag, op te kopen en |
|||||||||||
Staand v.l.n.r.: Gerarda M., Hendrikus, Johannes H., Maria E.
Zittend v.l.n.r.: Gerardus Glissenaar, Theodora en Cornelia van Dort. |
|||||||||||
af te breken. Zo kon hij plaats maken voor
de grootse restauratie van het kasteel en de aanleg van het park daaromheen. Het lijkt erop dat de (naam) Glissenaars
op dat moment besluiten Haarzuilens vaar- wel te zeggen. Tegen de eeuwwisseling overlijdt namelijk het grootste deel van de generatie van de kinderen van Gert en Jan. En aangezien Gert geen volwassen kleinzoon heeft gehad, die de familie- naam kon doorgeven, sterft deze tak uit. Jan heeft echter wel drie kleinzoons, die de naam voortzetten, maar dit nageslacht verlaat druppelsgewijs het, bijna 200 jaar gastvrije, dorpje Haarzuilens. Het nageslaclit
De Glissenaars, die in onze jachtige jaren
'90 leven, zijn onder te verdelen in drie takken. Deze zijn ontstaan doordat de ge- noemde Jan drie kleinzoons heeft, die de naam hebben doorgegeven. Jan zelf had vijf zoons, waarvan er twee voor dit stukje van belang zijn: Antonie en Piet. Antonie is namelijk de vader van twee van de drie takken, en Piet die van de derde tak. De oudste zoon van Antonie heet Jan,
en wordt in 1851 in Haarzuilens gebo- ren. Hij huwt in 1879 met Jannigje Wie- man uit Houten. Zij vestigen zich in Har- melen, en krijgen daar tien kinderen. De Glissenaars uit deze tak zijn nu veelal te vinden rond Gouda en Rotterdam. Anto- nies jongere zoon heet Adrianus. Hij is geboren in 1866 en trouwt in 1895 met Elisabeth van Wijk uit Jutphaas. Dit echt- paar blijft hun hele leven in het „nieuwe" Haarzuilens wonen, maar hun kinderen trekken weg naar de stad Utrecht. De derde en laatste tak ontstaat via Piets
zoon Jan. Deze Jan wordt in 1850 in Haarzuilens geboren. In 1878 trouwt hij |
met de, uit Kamerik afkomstige, Gerrigje
Middelweerd. Zij gaan wonen aan de Lage- haarsedijk, waar men niet met afbraak werd bedreigd. Hier worden hun tien kin- deren geboren, die in het begin van de 20e eeuw vrijwel allen naar de plaatsen rondom Haarzuilens vertrekken: Utrecht, Harmeien en Willeskop. De Glissenaars, die nu in onze gemeente wonen, behoren allen tot deze derde tak. Aan het eind van dit artikel wil ik graag
nog een verhaal vertellen, dat in de fami- lie rondgaat. De laatstgenoemde Jan was in het bezit van een zogenaamde „honde- kar". Dat was een karretje, dat werd voort- getrokken door een grote zwarte hond. Op het karretje zat dan Jan, die met teu- gels het geheel richting en snelheid gaf. Op de zijkant van de kar had hij „J.Glis" geschreven. Blijkbaar had Jan niet ge- noeg geld om zich een paard en wagen te veroorloven. Hier werd nogal op neerge- keken door één van zijn buren, een rijke boer met paard en wagen. En zo gebeurde het dat op een zondag, na de mis in de kerk van in Vleuten, Jan door zijn buur- man werd uitgedaagd voor een race naar Haarzuilens. Ondanks de hoon, die hem ten deel viel, aanvaardde Jan de wed- strijd. Hij mocht met een voorsprong van 100 meter beginnen en sprintend over de Haarlaan behield hij de leiding. Maar in de bocht van de Haarlaan naar de Lage- haarsedijk bleef z'n karretje haken achter een grote steen en viel Jan met hond en kar op de harde grond. De rijke boer kon zijn paard nog net voor Jan laten stop- pen. De boer was echter sportief genoeg te erkennen, dat Jan de snelste was geweest en het eerst in Haarzuilens was aangekomen. Als beloning kreeg Jan dan ook een borrel en een sigaar. |
||||||||||
Het Haarpad en een opzienbarende vondst
|
|||||||||||||
door J.H. J. Joosten
|
|||||||||||||
Eindelijk dan een artikel over het Haarpad. Het ontbrak al jaren aan de toch uitgebreide lijst van onderwerpen die in
dit blad aan de orde zijn gekonnen. Vreemd eigenlijk, want veel inwoners van Vleuten en Haarzuilens bewaren goede herinneringen aan dit pad en er gaan veel verhalen over. Er valt heel wat te vertellen over het Haarpad. De laatste twee jaar zijn in het gebied om het Haarpad talrijke vondsten gedaan uit de late ijzertijd en ook enkele uit de vroege middeleeuwen waaronder een hele bijzondere (afb. 3). In later tijd heeft het Haarpad als kerkepad en als doorgaand voetpad een functie gehad. De verhalen die oudere Vleutenaren te vertellen hebben en de jongste geschiedenis leveren ook stof op maar die komen in een later artikel aan de orde. Wellicht zijn het deze talrijke facetten die potentiële schrijvers weerhouden hebben het onderwerp aan te pakken of zijn ze in de veelheid van materiaal verdwaald. Hier dan toch een poging. Misschien mist u iets , weet u iets meer of ziet u een onjuistheid. Meldt mij dit, dan kan ik het in een tweede artikel recht te zetten. |
|||||||||||||
Het Haarpad nu
Het huidige Haarpad begint aan de rand
van Vleuten en eindigt op de Eikslaan in Haarzuilens. Halverwege kruist het de Joostenlaan. Het pad is ooit langer ge- weest en begon in Vleuten bij de her- vormde kerk en eindigde bij het dorp de Haar dat toen nog bij het huidige kasteel lag. Jammer dat tjegin en eind verdwenen zijn. In de tegenwoordige planning zou dat vast niet meer gebeuren. De talrijke fietsers die nu zigzaggend door het recht- hoekige stratenplan moeizaam hun weg vinden hadden bij een betere planning langs gerenoveerde oude huisjes moei- teloos hun weg naar Haarzuilens kunnen vinden en bij het Eikslaantje rechtdoor naar het kasteel hun weg kunnen vervol- gen zonder zoals nu van de sokken te worden gereden door de in file over de Bochtdijk rijdende toeristen. Zulke za- ken dienen bij de op handen zijnde ge- deeltelijke annexatie en de daarop vol- gende grootschalige woningbouw nauw- lettend in de gaten gehouden te worden. Gelukkig is er nog genoeg schoons over.
Als veel anderen loop ik regelmatig over het Haarpad en geniet van het prachtige natuurschoon. In het voorjaar het tere groen van de poulieren van de Joosten- laan mooi kleurend tegen het diepere groen van de hoge bomen van het kas- teelpark. In de zomer de wuivende maïs- velden. En later de lage rode winterzon waartegen de Hamtoren scherp afsteekt, ledere keer vallen je weer andere dingen op. Een vreemde knik in de weg een zach- te glooiing in een aangrenzend weiland, de merkwaardige loop van een sloot of een verkleuring in een pasgeploegde ak- ker. Je vraagt je af waar al die eigenaar- digheden vandaan komen. Soms lukt het |
om erachter te komen, een andere keer
kun je de oorzaak vermoeden en vaak vind je geen antwoord. De eerste bewoners?
Het Haarpad ligt globaal op het hoogste
deel van een noordelijke uitloper van de stroomrug van de Rijn. ( zie afb. 2) Het is moeilijk je voor te stellen dat in de tijd dat de eerste bewoners zich hier vestig- den de Vleutense wetering een brede ri- vier was die regelmatig van loop veran- derde en de lage oevers overstroomde en daar klei afzette. Er waren zijriviertjes en oude lopen die aan het verlanden waren. Buiten de stroomrug was een vrijwel on- doordringbaar moeras met struikgewas. |
||||||||||||
De wat hogere zandige oeverwallen vorm-
den en zijn dat nu nog goede vestigings- plaatsen voor landbouwers. Bij de in de laatste jaren uitgevoerde veldkartering door de AWN (Archeologische Werkge- meenschap voor Nederland) en de Histo- rische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens, zijn talrijke schervencon- centraties gevonden van aardewerk ver- moedelijk afkomstig uit de late ijzertijd. In een zone van 50 tot 200 meter ten zui- den van het Haarpad zijn wel een achttal van deze concentraties gevonden. Je zou ze de eerste bewoners van het Haarpad kunnen noemen. Het Haarpad zal vrij zeker niet de huidige loop hebben gehad. Misschien dat een deel van het Haarpad als een soort dijkweg de vroege agrari- |
|||||||||||||
Afb. 1 Begin van het Haarpad in Vleuten omstreeks 1984, rechts is nog iets te zien van
„Het bosje van Goes". |
|||||||||||||
89
|
||||||||||||||||
sche gemeenschappen met elkaar ver-
bonden heeft. Maar daarvoor bestaan geen concrete aanwijzingen. Wel hebben deze bewoners contact gehad met de Ro- meinen. Tussen het handgevormde aar- dewerk lagen ook scherven van op draai- schijf gevormd aardewerk van Romeinse makelij. In die dagen vormde de nu zo nietige Vleutense wetering de noord- grens van het machtige Romeinse rijk dat in het zuiden tot aan Irak doorliep. Hoe lang deze bewoning geduurd heeft is moeilijk vast te stellen zo nauwkeurig laat dat aardewerk zich niet dateren. Toen het Romeinse rijk tenonder ging onge- veer 400 na Chr en er profijtelijke plekjes ten zuiden van de Rijn te veroveren vie- len zullen bewoners deel hebben geno- men aan de jacht en dit gebied verlaten hebben. Ze hebben zich vermengd met de Franken die later weer interesse voor dit gebied toonden. Er volgen enkele eeu- wen waaruit weinig sporen van mense- lijke bewoning te vinden zijn. Er zijn aanwijzingen dat een natte periode met hoge waterstanden dit gebied voor bewo- ning minder geschikt maakte. |
||||||||||||||||
Afb. 3 Bij de opgravingen in Wijk bij Duurstedeis één gouden munt gevonden, een zoge-
naamde triens uit omstreeks 640 n.C. Op de voorzijde de gestileerde kop van een Merovin- gische koning en het randschrift: Dorestatfit: In Dorestad geslagen. Op de keerzijde een on- derstreept kruis en het en het randschrift: Madelinus M (onetarius): Madelinus de munt- meester. De munt meet 13 mm en dateert uit het begin van de nederzetting. Afbeelding uit: „Verleden Land". Rechts ter vergelijking de op het Haarpad gevonden munt. Let op de verschillen. |
||||||||||||||||
Een gouden munt
met koning Dagobert De eerste sporen van nieuwe bewoning
komen uit de de vroege middeleeuwen. Op sommige plaatsen werden grote con- centraties van scherven gevonden die we als vroeg-middeleeuws kunnen beschou- wen. Bij een systematisch veldonderzoek van dit gebied heb ik meegelopen. Op de pas omgeploegde akker was het verba- zingwekkend om te zien hoeveel scher- ven, botjes en andere sporen er te vinden waren juist tegen een zachte glooiing even ten zuiden van het Haarpad vlak bij een lichte verlaging die een rest van een zij- arm of vroegere loop van de Rijn zou kunnen zijn. In later tijden zie je dat deze geul, al dan niet vergraven, tot kavel- grens dient. Ik kom hier later nog op te- rug. Toen ik een paar dagen later iemand deze plek wees vonden we een een klein gouden muntje iets groter dan een dub- |
||||||||||||||||
beltje (afb 3). Het muntje was gaaf en we
konden meteen al lezen: „DORESTAT FIT" . In het boek „Verleden land" kwam ik het muntje ook tegen. Op de afbeel- ding 3 staan ze naast elkaar en kunnen we ze mooi vergelijken. Het lijkt er op of de letters en de versieringen afzonderlijk zijn aangebracht. Sonnmige letters staan er gedraaid op. Madelinus is een munt- meester die eerder in Maastricht werk- zaam is geweest en met de Franken mee naar Dorestat is gekomen. Als we goed kijken op de afbeelding zien we een ge- styleerde kop. Dit is koning Dagobert (hoe toepasselijk voor een gouden munt). Dorestat ( het tegenwoordige Wijk bij Duurstede) was net door de Franken op de Friezen veroverd en lag in die tijd op de grens van het Friese en Frankische rijk. Koning Dagobert was omstreeks 600 een belangrijke Frankische koning die aan aantal oude Romeinse forten weer had opgebouwd waaronder die bij |
||||||||||||||||
Afb.2
|
||||||||||||||||
S
è •
|
||||||||||||||||
Herv. Kerk
De Haar en Hamtoren
Vroegmiddeleeuws
Late Middeleeuwen
Late Ijzertijd en Romeinse Tijd
|
||||||||||||||||
!• Haarpad
2. Joostenlaan
3. Thematerweg
4. Bochtdijk
5' Haarlaan ^' Parkweg 7- Eikslaan |
||||||||||||||||
90
|
|||||||||||||
De tijd van de ridderhofsteden
De rol van Dorestad als belangrijk cen-
trum werd overgenomen door Utrecht. De bisschop had zich daar gevestigd. In die tijd was de bisschop ook een be- langrijk wereldlijk heer. Hij bezat vele gronden ook binnen onze gemeente. De bisschop werd na het concordaat van Worms in 1122 aangewezen door de hoge geestelijkheid, de kapittelheren. Deze kapittels namen ook een deel van de macht van de bisschop over. Vleuten viel onder het kapittel van Oud Munster. Het kapittel beheerde in Vleuten en om- streken vele landerijen en in hun archief is ook veel over de historie van Vleuten bewaard gebleven. Vanuit Utrecht wer- den vele kerken gesticht. Men neemt aan dat er al sinds het begin van de 11de eeuw in Vleuten een Willibrorduskerk geweest is. De bewoners van de Haar lie- pen over de landerijen recht naar het to- rentje van de kerk in Vleuten. In die tijd moet ongeveer de huidige loop van het Haarpad ontstaan zijn, een kerkepad dus, zoals er zovelen te vinden zijn. Op de af- beelding op de voorpagina zien we dat het pad recht op de toren af gaat. Ook als verbindingsweg tussen de ver-
schillende ridderhofsteden heeft het Haar- pad een functie gehad. De kortste weg tussen Vleuten en Haarzuilens was en is nog steeds het Haarpad (afb. 5). De alter- natieve route via Haarlaan en daarna langs de Vleutense wetering was duidelijk lan- ger. In de dertiende eeuw werd de The- materdijk aangelegd ten behoeve van de laatste ontginningen van de wildernis in het noorden en deze weg vormde een der- de mogelijkheid. Later zullen ook de be- woners van 't Huis ter Mey en Den Eyck welker bezittingen min of meer aan het Haarpad grensden van het pad gebruik hebben gemaakt. Later daarover meer. |
|||||||||||||
en keken naar de wolken. Waar toch de
engelen bleven, met hun bazuinen voor het laatste gericht. Te Utrecht stond het volk, al naar de nieuwsgierigheid of de angst het won, op de wal of knielden bij de kerken. Maar de drakenvloot voer op schoots-
afstand stad en burcht voorbij. Een over- val hier zou slechts Dorestad gewaar- schuwd hebben en dit wijdlufte empe- rium was het doel van de tocht." Een prachtig verhaal. De Oude Rijn die toen door de bedding van onze Vleutense Wetering stroomde, was de plaats van het boven beschreven tafereel. De boeren die even ten zuiden van het Haarpad de |
|||||||||||||
Dorestat. In Utrecht bouwde hij een ka-
pel genoemd naar St.-Thomas. De pa- troon van de ongelovigen. Onze omge- ving was nog heidens in die tijd. In Utrecht werden in die tijd munten
geslagen die op onze vondst leken. Het muntje is een belangrijke vondst die de vroeg-middeleeuwse datering ondersteunt. Ook op andere plaatsen in dit gebied zijn vroeg-middeleeuwse vondsten gedaan waaruit blijkt dat dit gebied tot in de 9de eeuw bewoond is geweest. (Ze staan nog niet op het kaartje op afb 2 aangegeven). Latere sporen vallen veelal samen met de huidige bebouwing en zijn daardoor erg verstoord. |
|||||||||||||
grond bewerkten zullen tot de angstige
toeschouwers behoord hebben en toen de rooftochten aanhielden een veiliger woon- plek gezocht hebben bij de versterkte boer- derijen die in die tijd overal verschenen en waaruit later de ridderhofsteden ont- staan zijn. De woonplek ten zuiden van het Haarpad wordt na de negende eeuw niet meer bewoond. |
|||||||||||||
Afb. 4
De Noormannen
Dorestat bloeide op tot een belangrijk han-
delscentrum. Friezen en Franken brachten hun handelswaar hier naar de markt. Het lag op een gunstige plaats ten zuiden van de Rijn en ten noorden van de afsplitsing van de Lek. De stad vormde een aantrek- kelijke prooi voor de Noormannen die in de vroege 9de eeuw steeds meer belang- stelling voor de binnenlanden van het Frankische rijk begonnen te krijgen. Ka- rel de Grote en later Lodewijk de Vrome hadden er hun handen vol aan. De traag stromende Rijn vormde voor hun ondiep liggende schepen een prachtige weg om bij gunstige noordwesten wind Dorestad te bereiken. Ik laat de historicus J. de Rek aan het woord in zijn boek ,,Van hunebed tot hanzestad". Hij heeft het over vloten van honderd schepen en meer en gaat dan verder: „In 834 kwam zo'n geweldige vloot
over de Noordzee naar Katwijk gevaren. Achter elkaar roeiden de boten het stille water van de oude Rijn op. En de boeren die de lange rij fabelschepen hoog tussen het lage land door zagen glijden, geloof- den dat de jongste dag was aangebroken |
|||||||||||||
Afb. 5 „Nieuwe Caerte van de Provincie Utrecht" omstreeks 1700.
|
|||||||||||||
iHM
|
rnmmm
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>■■■ V, „
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nff.<>ts.y»-y iMf^*«j'«fj»if*<M>!r#^*^#'f ji't't ,> (>.$^mK*» •♦'**„
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■1-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^•^!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»r ♦••»»«««
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!»*.**'*?*♦»< 1 \\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/ /
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*ÏK*llï»»««»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. ••••»*«»#-r«-i>*«-„
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!- .(. 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«llM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"*f_ .««.taf*^- —>.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 6 Kaartjes gemaakt door de landmeter Henrick Verstraelen, in opdracht van het Kapittel van Oud Munster.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
92
|
|||||||||
Goijertzoon groot bevonde ter halve wa-
teringe en slooten ende heele dijck in toto 4m 3h 69r 6v. Op ten zelve dito gemeten dit stuck bou-
lant dat meede bij Aert Goijertzoon ge- bruyckt wort getekent met DE de halve wateringe en halve slooten en den heele dijck daer aen gemeten ende in toto groot bevonden 7m Ih 33r 2v. Bij mij Henrick Verstralen". In het hoekje bij de Vlueterdijck buiten het perceel zien we de Noobelhoeve. Nog een interessant kaartje (afb 8) waar-
op het Haarpad voorkomt dateert uit 1640. Het Haarpad is als een dikke lijn zicht- baar, „Voetpadt" staat erbij. Het vertoont daar twee bochten die op het overzichts- kaartje zichtbaar zijn echter veel minder uitgesproken. Het lijkt erop dat het per- ceel „de Bocht genaemt", door deze boch- ten haar naam heeft gekregen. Het is evenwel ook mogelijk dat de aan de noord- zijde gelegen bochtdijk zijn naam aan het perceel heeft gegeven. Of heeft die weer zijn naam aan het stuk grond te danken? Misschien komen we er nog eens achter. Het Haarpad in de 17de en
18de eeuw. In het begin van de 17de eeuw werden in
opdracht van de Staten zandpaden aange- legd. Het zandpad langs de Leidse Rijn was een van de eerste binnen onze ge- meentegrenzen. Omstreeks 1620 werd er nog een aangelegd van Utrecht naar Koc- kengen en wellicht verder naar Amster- dam. Een ordonnantie uit 1621 geeft de route: „Item voorts vant hoff ter Weijde off salt
voors.sandpadt geleijten onderhouden worden over het gemene voetpat naer Vleuten over het kerckhoff aldaer en voorts naar de Haer toe....."
Het Haarpad werd in die tijd dus ge-
bruikt als een doorgaand voetpad rich- ting Noord-Holland. Misschien was de weg van Utrecht naar Amsterdam langs de Vecht te bochtig en te druk. In die tijd vestigden de eerste rijke koop- lieden uit Amsterdam zich daar. Ook nu nog wordt deze weg over Kockengen door Vleutenaren als sluiproute gebruikt. Voor de jaarlijkse schouw van het pad werd een vast aanplakbiljet gebruikt waarop juiste tijd en datum nog konden worden ingevuld (zie afb 9). Voor het ge- mak heb ik de tekst maar in gangbare let- ters omgezet: „De Ed: Gecommiteerden tot de schou-
we van het Sandtpadt over de Jurisdictie van Vleuten ende de Haer: Beginnende van 't Hof Ter-Weyde af/tot aen de Haer Coornmeulen toe; Doen te weten, Dat haer Ed: op die wesen sal den het voorts Sandt-padt
|
|||||||||
Afb.7
De eerste kaarten
De eerste bronnen waarin het Haarpad -
toen nog niet onder die naam - voorkomt, komen uit het archief van het Kapittel van Oud Munster. Het zijn beschrijvin- gen van percelen door de landmeter Hen- riek Verstraelen in opdracht van het Ka- pittel gemaakt, (afb 6). Kleine kunst- werkjes zijn het. Het kostte enige moeite de percelen thuis te brengen. Op het bij- gaande kaartje ( afb 7), waarop de per- ceelgrenzen uit 1832 staan heb ik ze aan- gegeven. Nog steeds zijn de grenzen uit het begin van de 17de eeuw herkenbaar. De noordgrens van een aantal percelen wordt gevormd door het in noordooste- lijke richting lopend water waaraan ook de vroeg-middeleeuwse vindplaats ligt waarover ik eerder schreef. Het ziet er naar uit dat dit water, op een der kaartjes „de sloot van Temet" geheten, in vroeger tijden een belangrijke rol gespeeld heeft. Het Haarpad vertoont op de plaats waar dit water overschreden wordt een duide- lijke knik. In het huidige landschap zijn nog enkele restanten van dit water te vin- den en enkele jaren geleden zijn enkele lager gelegen delen van het tracé opge- hoogd. Het lijkt er op dat we met een restant van een oude restgeul van de Rijn te maken hebben, die in de natte periode na de 4de eeuw nog water bevatte. Later na de 7de eeuw, toen de Lek veel water van de Oude Rijn overnam, zal hij zijn verland en gedeeltelijk zijn vergraven. Het laatste gedeelte van de restgeul is een sloot die langs de vroegere gemeente- grens loopt, die daar een duidelijke in- ham liet zien. Op de kaartjes uit 1624 is het Haarpad goed zichtbaar. Het heette toen „Zantpadt na de Haer". |
|||||||||
Op het kaartje waarop de kerk staat afge-
beeld staat de tekst: „Op ten len septem- ber ao 1624 hebbe ick onderschreven dit parseell lants gemeten mette Stichtse roede ute Vluetese wateringe tot de halve sloot van Temet toe, die erffpacht hoffste daer buyten gelaten die voor aen den dijck leijt ende bij Schout Hans(?) van de Ed. Capittele in erffpacht gebruyckt. in alles groot bevonde de halve water aen drie zijde en den Vlueter dijck in toto 9m 4h 65r Iv welcke nu ter tijt ge- bruyckt worde bij Willem Jansz op Te- met tsamen boulant. Bij mij Henrick Verstralen". (m = morgen,
h = hont, r = roede, v = voet). Precies op de plaats van het huidige
gemeentehuis staat een gebouw gete- kend. Er bij staat ,,Schout Hans". Het woord Hans is een raadsel. De toenma- lige schout heette niet zo. De westkant van het perceel lijkt me de Nieuwe Vaart toe. Toen kennelijk nog niet zo belang- rijk dat hij met name genoemd wordt. Het Haarpad loopt dwars over dit kavel en de eigenaar zal ieder recht tot overpad gege- ven moeten hebben. Op het andere kaartje uit 1624 zien
we twee stukken grond afbebeeld waar- over en waarlangs het Haarpad loopt. Ze behoorden toe aan Aert Goyertzoon, die aan de overkant van de „Vluetense wate- ringe ofte Nieuwe grift" zijn woonplaats had. Ongeveer op de plaats waar nu de Van Woerdenstraat loopt. Het bovenste stuk grond op het kaartje grenst met zijn noordelijke punt precies op dat punt van het Haarpad waar dit de eerder besproken knik vertoont. De tekst hierbij luidt: „Op ten II septembri ao 1624 hebbe ick dit stuck boulant getekent met ABC dat jegenwoordich gebruyckt wort bij Aert |
|||||||||
93
|
|||||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||||
f.
|
|||||||||||||||||
Afb. 8 Kaart van een perceel land in het Hareveld bij kasteel De haar, in de gemeente Vleuten.
|
|||||||||||||||||
zien, de breedte van de bruggetjes: tien
duym is ongeveer 27 cm. Op de kostelijke kijkkaart uit 1696 ( afb.
5) die in opdracht van de Staten van Utrecht door Bernard de Roy werd be- meten, kunnen we het Haarpad als „Out Sant Padt" zien als een dubbele stippel- lijn. Op sommige plaatsen is de stippel- lijn bijna verdwenen maar de plaatsen waar hij de Nieuwe Vaart(?) en het Ley- werk, nu Vleutense wetering, snijdt, is de overgang goed te zien. Het Haarpad was voor sommige bewo-
ners te smal zoals blijkt uit een convo- catie uit 1773 (afb. 10). De heer Ir. J.A. Storm van Leeuwen wees mij op deze convocatie die hij in het archief van Hui- ze Den Engh had aangetroffen. Het zal wel zijn dat den Hoog Ed. Geb. Heer Maurits Carel Baron van Utenhove Hee- re van Bottestein etc. etc. als eigenaar van 't Huis den Eyk met zijn karos over het Haarpad naar de toen Hervormde kerk in Vleuten wilde. Hij vond dan op zijn weg die smalle planken over de sloten en een rijweg van slechts vierd- halve voet (is drie en een halve voet, ruim 1 meter) breed. Hij was bereid om op eigen kosten het Haarpad tot rijweg te maken. Of het voorstel ooit is uitgevoerd is mij niet gebleken. De baron woonde |
niet aan het Haarpad maar had daarop
via de Eikslaan toegang (afb. 5). |
||||||||||||||||
scherpelijk schou-wen sullen. Bevelende
daerom eenen yegenlijcken die daar Slagen in hebben leg-gen / dat sy de selfde met grof Sandt inde breette van vierdhalve voet / ende hooch een halve maet voet doorgaens / nae behooren op- maecken de Wallen met soyen / of anders bequame-lick viercant op-halen / ende in den Dorpe van Vleuten een yeder voor zijn Huysinge ende Erve een Voet- padt wel besandt en vierdhalve voet breedt maken / ende die Slooten heb-ben / sullen daer over leggen een sterc-ken Boom boven plat / tenminsten thien duymen breedt / ende een stereken leun daer aen maken / mitsgaders die Gruppe- len neffens een yeder zijn Slaghen be- hoorlijck opgraven / ende sal een yeder op den Schou-dach voorts zijn Slach aen ende of-ganck wijsen: Gebiedende wel expresselijcken eenen yeder voorts-aen hun te wachten met eenige Peerden op 't voorts Sandt-padt te rijden / of eeniger- hande Beesten daer over te drijven / alles op de keure ende boete daer toe staende / volgens d'Ordonnantie ter Secretarye van Oude Munster daer van zijnde. D'een segget d'ander voort." In 1663 maakten de Heren Staten 's lands
van Utrecht nog steeds ernst met het on- derhoud van het Haarpad. Het is duide- lijk dat het een echt voetpad betreft ge- |
|||||||||||||||||
€ <£1J: j|£Ettn (@tcommi>
tctt&m loiDt^cSoumtban gct ^lenotpabt
obtr Oe auritcutle ban©[tuttn moe De ïatt: :Scs<nncnt!tban'ti^orCtC'tDt|>Dear/ tot aen Deï^actCOOjnmtultnlOt-, Ddcn te weten. ^atfiaerCD: op bfettierm faiDtn 5ct boojö
^anDt'pabt rcgcrptfifcii rcpoutumruUm. 25tbtl(nDe Dairom enun
ptg^tliicbcn bic ban £>lngni In ^cbbtn Itgscn / bat fp Dtfribe nut g]or£>anD( inbc bjccitc ban bictbbalbe bon / cnbc goocti ttn gelbe man bon boo;gains/ nac bcboojm op-inacAm/ be Brallen nut ^optn.'ofanDtr0bcnuenitlicbbicrcantop^altn/ (tiDelnbcnSSoipc ban Blnittn ttn ptonboojsDB l^uprinot tiiDt ffittt tmlBocl-paDt tstlbtfauDi tnbinDyalbtbonbitcbtmalitn/ [nbcbte^looitngcb' bm/ (uUtnbattobttltgatnten(IctciitnlSoombobtnplat/ ten min' acniSitnbiipmrnbjtn/ tnbetenllticbenleunbaetonimaBtn/ mlif, BaOtrsbitejupptltn nefftna eenptOtrjHn $!laB5mbtl)oo!lüchop- Biabtn tnbtfalttnptDctopbtnjètfKmbat^boojrs5i(nS>lni1)aen enDc of sancb tptirtn: «Spebfebenbe teel erpjeaclticbtn eenen pebet boo^B am ^un te ti>ac$ten met ttnigt )atetDcn optbaojfs ^anbt- pabt te tiiben.' or eenlgtitianbe Sectlen baec oberic blllben/ Blles op De beute enbe bone bace tor RamDc/ bolgen0D'®)Donnantietct j{>ettnaepe ban ®utie £9un(te[Daec ban jljnbe. D'een feggct d'ander voore.
|
|||||||||||||||||
Tot Utricht.
|
|||||||||||||||||
Ghedruckt by ^mtlU yan ^laddtnbuTfh, Ordinaris Druckcr
dcrU: UogiHcercoSticcp'iljndinavixtcht, Amno i<<j.
|
|||||||||||||||||
Afb. 9 Aanplakbiljet waarop de schouw
wordt aangekondigd over het zandpad vanaf de Hof ter Weyde tot de Haarse ko- renmolen (RAU-TA Kapittel van Oud- munster inv. nr. 622). |
|||||||||||||||||
94
|
||||||||||||||||
Het Haarpad in later tijden.
Nog lang niet alles over het Haarpad is
hier mee gezegd. We komen nu in de tijd dat de mondelinge overlevering een rol begint te spelen. Vele Vleutenaren ken- nen nog mooie verhalen of hebben op het Haarpad gewoond. Samen met de Heer P. Klein Obbink ben ik van plan een twee- de artikel over het Haarpad te schrijven waarin enkele van deze verhalen worden |
||||||||||||||||
opgenomen. Tevens heb ik dan de gele-
genheid om aanvullingen en verbeterin- gen op dit eerste artikel te geven. |
||||||||||||||||
CONVOCATIE.
D e Eigenaars van de Landen leggende tufTchen den
DorpeJÜEUien en den Huize den Kyk, worden \v 2Qgtop^»-*=>-^ydcn-Z> V^^.af'iiti^yYO:"-'-"^ ten iu-Kidiren, te compareren in den Capittulhuize van Oudmunftcr t'Utreclit, om te Iioren de propofiticvan den Hoog Ed. Gcb. Heer Mainits Carcl Baron van Utenhove Heere van BottclUIn &c. Sec. als tisjenaar van 't Huis den EyU, (laan;le onder den Gerechte van Vleuten , ten einde om voor Zyn Hoog Ed. Gcb. privative Rekeningen bulten laftc van voorfi. Gerech- te' te mogen verbrccdcn en tot een Ryweg te maken het Zandpad of Voetpad beginnende van't Dorp Vleu- ten tot aan de Laan gaande na het Huis den Eyk; mits- gaders om die Ryweg voorts en by continuatiebehoor- lyk conform de Schouwbricf te onderhouden , mits aan Zyn Hoog Ed. Geb. werdc afgedaan en overgege- ven het geen thans aan de Bruikers jaarlyks per Roede voor 't maken en zanden van dat voorfz. Voetpad werd betaald. Zeg het voort.
|
||||||||||||||||
Heeft U opmerkingen over dit verhaal een
mooie herinnering of foto's neem dan con- tact op met J.H.J. Joosten, Haarpad 36 en P. Klein Obbink, Haarpad 5 te Vleuten. Wij en de toekomstige lezers zullen dit zeker waarderen. |
||||||||||||||||
Afb. 10 Convocatie.
We zien dat het Haarpad hier waarschijn-
lijk zijn functie als kerkepad nog had. Slechts gedeeltelijk voor de katholieke inwoners van de Haar echter, die hadden hun kerk tot het eind van de negentiende eeuw op 't Hoog bij de Hamtoren. Op de topografische kaart uitgave 1885 (afb. 11) zien we evenwijdig aan de Joostenlaan een kerkepad. De parochianen uit de Haar en later Haarzuilens zullen eerst het Haar- pad hebben gevolgd en even voor de krui- sing met de Joostenlaan rechtsaf het ker- kepad zijn in geslagen. Op deze plaats zien we het Haarpad nog even rechtsaf mee buigen. |
||||||||||||||||
Afb. 11
|
||||||||||||||||
Bronnen
|
||||||||||||||||
J.H.F. Bloemers e.a. „Verleden Land".
N.J. Blok. „Franken in Nederland".
E.P. Graafstal. Vele artikelen in het tijdschrift van de Historische Vereniging Vleuten, De Meem, Haarzuilens.
J. de Rek. „Van Hunebed tot Hanzestad".
J.A. Storm van Leeuwen. „ Van Oude Rijn tot Leidse Rijn". Speciale Uitgave van de Historische Vereniging.
Archief Historische Vereniging, Vleuten, De Meem, Haarzuilens.
O. J. Wttewaall. Vleuten-De Meem „Geschiedenis en bebouwing".
Bij de totstandkoming van dit artikel ben ik in het bijzonder dank verschuldigd aan:
De Heer J. W. Schoonderwoerd die me heeft geholpen bij het uitzoeken van kaarten en andere bronnen in het archief van de Historische Vereniging en die de trans-
cripties van de teksten op de oude kaartjes heeft verzorgd. De Heer Ir. J.A. Storm van Leeuwen die mij heeft gewezen op het bestaan van de Convocatie over de schouw van het Haarpad in het archief van de Engh.
De Heer H.E.J. van Essen die mij altijd even enthousiast geholpen heeft met de technische aspecten bij het schrijven van een artikel met zoveel afbeeldingen.
De Heer E. Graafstal die als gesprekspartner vooral tijdens het veldonderzoek zaterdagochtend altijd weer mijn vragen wist te beantwoorden en mij in de eerste
beginselen van het determineren van scherven en andere overblijfselen uit vroeger tijden heeft ingewijd. |
||||||||||||||||
95
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie wat bewaart, die geeft wat..
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.W.A. Helsloot, Vleuten
1 Wafelijzer, merk Fonderies Des Ar-
dennes, St. Hubert Belgiques. 1 Bundel strooibiljetten uit 2e W.O. Mevr. M. van der Meer -van de Berg,
Haarzuilens
Wasmachine (±1930), gemaakt te
Vleuten in de kuiperij „Wibbeke". Fam. Roefs, Vleuten
Dorsvlegel, koperen fornuispot, giet-
ijzeren kookpot, kleine zeis, strohakker met mes, brandmerkijzer. Mevr. M. Hoffland-van de Bovenkamp,
De Meern
Een box-camera, merk Box-Tengor van
Zeiss-Ikon met lederen draagtas ± 1930. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.J. Vlottes, Amstelveen
19 Boeken geschreven door Kees Val-
kenstein. G.C.A. van Mourik, Vleuten
20 Jaargangen van „Oud-Utrecht" 1972
t/m 1992. Weekkrant „De Brug"
Verzameling persfoto's.
J.N. de Wolf, Vleuten
Ansichtkaart van de Stationsstraat.
Mevr. M.G. van den Bosch-Goes, Vleuten
4 Handgebreide babytruitjes, periode 2e W.0. C. Broekhuizen, Driebruggen
1 Inhalator, merk Kohier. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.W. Buisman, Vleuten
Ansichtkaart Dorpsstraat Vleuten uit 1940.
W.J.G.M. Mulder, Utrecht
Genealogie van de familie Mulder.
B. U. Schok, Vleuten
4 Jaargangen van „Oud-Utrecht" 1986
t/m 1989. M.H. Kooijman, Woerden
Fotoreproductie van schilderij water-
molen Vleuterweide. Jac. de Bruijn, De Meern
„Vleuten en Haarzuilens in ansicht-
kaarten" door J.J.Th. Sprong. J.H. van der Poel, Maarssen
1 Vuurtang |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe leden
Belderbos M.S.A.
Bleeker-Zand vleet T.
Boes M.W.
Bokxem R.
Boxel-CoUard M. van
Brand-Schilder A.
Buisman J.W.
Dekkers J.G.M.
DijkB. van
Dijk H. van
Dijk J.A. van
Dijk N. van
Dijk R.K. van
Dijk S. van
Drost W.
Duys C.M.
Eil J.J. van
Gezang U.
Glissenaar A.
Goes P.M.
Grasso M.
Grave J.L.A. de
Griffioen G.
Haazevoet A.A.M.
Hee R.R van de
Heide-van Maanen C.F.I. van der
Heijndijk G.
Heuvel B.W. van de
Hoes M.A.A.
Hooijmaaijer C.A.J.
Huiting J.
Kampers J.G.
Kemp J.
Kempeneers J.E.M.
Klaassen T.
Klein Obbink P.F.
Klerk-van Balen E.J. de
Kolker H.J.
Kooiman H.W.
Kooten J.G. van
Krijgsman-De Leeuw A.
Ladage C.A.
Lammers H.A.
Leeuw L.E. de
LosM.
LuttersTh.H.
Meer H. van der
Meijer A.
Mellema-Mutsaerts C.M.Th.C.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vleuten
De Meem
De Meem
De Meem
De Meem
NijBeets
De Meem
Vleuten
Montfoort
De Meem
De Meem
De Meem
De Meem
Vleuten
De Meem
Vleuten
De Meem
Zeist
De Meem
De Meem
De Meem
Haarzuilens
De Meem
Vleuten
Vleuten
Vleuten
Maarssen
De Meem
Vleuten
De Meem
Vleuten
Vleuten
De Meem
De Meem
Kockengen
De Meem
De Meem
De Meem
De Meem
De Meem
Vleuten
Vleuten
Hilversum
Houten
De Meem
Vleuten
Vleuten
Vleuten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
96
|
|||||||||||||
Poppenkast
|
|||||||||||||
De wereld is een poppenkast. Ik had het
mijn vader al dikwijls horen zeggen, als hij de krant weer had gelezen, of nieuws- berichten op de radio had gehoord. Na deze dag zou ik dat allemaal beter gaan begrijpen. Het is kermis in De Meern. Nou ja, kermis is een groot woord. Na- tuurlijk waren er kinderspelen, een draai- molen en verder nog wat vermakelijk- heden waar ik nog te klein voor was, en bovendien dat kostte te veel. Er was echter een ding waar ik nooit op
uitgekeken raakte. Dat was de poppen- kast met Jan Klaassen en Katrijn. Uren kon ik daar naar kijken, maar het maakte me ook erg nieuwsgierig. Konden die poppen wel echt praten, en hoe kunnen ze zo bewegen. Ik besloot om eens een keer achter de
schermen te gaan kijken. Achter de pop- penkast kon ik door een kier in het zeil naar binnen kijken. Er was op dat moment geen voorstelling en de poppenbaas zat met zijn vrouw een kopje koffie te drin- ken. Verder viel het me daar binnen een beetje tegen, er lag wat kleding van pop- pen, stokken en heel veel touwen. „Zo jochie, jij bent een beetje nieuwsgie-
rig", zei de poppenbaas. Ga daar maar zit- ten, dan zal ik je het een en ander vertel- len. Kijk hier zijn de poppen. Jan Klaas- sen, Katrijn en de rest. Die daar zit is mijn vrouw, maar het is al lang geleden dat ik haar popje noemde. Hier lachtte hij heel uitbundig, de vrouw bleef wat beteuterd zitten kijken. Het is hier een dooie boel zal je den-
ken, maar als straks de voorstelling be- gint, zal je ontdekken dat de poppen ei- genlijk net mensen zijn. Kijk, de poppen- kast is de wereld waarin wij leven. Ja, zei ik, dat heeft mijn vader me al dikwijls gezegd. Door al die touwtjes laat ik de poppen
bewegen. Ik kan ze laten lopen, dansen en springen. Zo is het ook in de wereld. Hier hoog in de hemel zit de grote pop- penbaas en de mensen zitten aan touw- tjes. Hij kan ze van alles laten doen. Het enige verschil met mijn poppen is, dat de mensen wel eens zelf de touwtjes in han- den willen nemen. Dat gaat meestal ver- keerd en dan heb je de poppen aan het dansen. |
|||||||||||||
Je vroeg me net of die poppen ook ver-
slijten (ik vond die poppen zo menselijk, dat ik maar niet vroeg of ze wel eens kapot gingen). Natuurlijk jongen door al die bewegingen breekt er wel eens een arm of een been, of er gaat gewoon een touw- tje los. Ik heb daar een doos met losse onderdelen, dus worden ze door mij weer gerepareerd. Je zal zien dat misschien over veertig
of vijftig jaar ook de mensen weer zo ge- repareerd worden. Ze hebben dan mis- schien in de ziekenhuizen dozen met on- derdelen, zoals harten, nieren enzovoort. We gaan nu zo beginnen met de voorstel-
ling, maar een ding moet ik nog uitleggen: „Kijk poppen kunnen natuurlijk niet echt praten, dat doen mijn vrouw en ik". Hij pakte een vierkante fles, schonk een klein glaasje vol, en dronk het in een teug leeg. Ik keek wat verwonderd maar de pop-
penbaas gaf uitleg: ,,Jan Klaassen is de laatste tijd een beetje verkouden en om zijn stem te smeren geef ik hem dit medi- cijn". Dat drankje van dokter Bokma ge- bruikte mijn vader ook wel eens. De voorstelling begon en heel kunstig
werden de touwtjes bediend; Jan Klaas- sen werd steeds rijkelijk voorzien van zijn drankje. Na de voorstelling had ik veel vragen:
„Worden er wel eens nieuwe poppen bij- gemaakt?" Nee jongen, poppen zijn als mensen, ze worden geboren, de touwtjes zitten er dan al aan. Ik moet ze dan nog van alles leren, ik
begin meestal met klap eens in je hand- jes, dat gaat nog wel, maar op je boze bolletje is al wat moeilijker. Dan leer ik ze om zelf uit de fles te
drinken, dat leren ze snel, alleen is het moeilijk om ze het later weer af te leren. Hier kreeg Jan Klaassen weer een drankje. |
„Gaan poppen ook dood", vroeg ik. Ja jon-
gen, op een gegeven moment zijn ze te oud, dan knip ik de touwtjes door en doe ik ze in die kist waar jij nu op zit. Dat doet de grote baas hierboven ook met zijn mensenpoppen. Ongemerkt voelde ik aan mijn armen en benen, of er touw- tjes aan zaten, tot de poppenman zei: „Wil je nog wat vragen?" „Ja mijnheer, die dikke touwen, waar
zijn die voor?" O, aan die sterke touwen zit de dood van pierlala. Die touwtjes zijn niet door te knippen, want de dood wint het altijd van het leven. Bij poppen en mensen. De poppenvrouw was naar buiten om
geld op te halen voor de volgende voor- stelling. „Zo jongen, zei de poppenbaas, ik geef Jan nog maar een drankje, straks moet hij weer hard werken". Op dat mo- ment kwam de vrouw binnen. Toen be- greep ik pas goed, wat het is om de pop- pen aan het dansen te hebben. De poppenbaas gaf me een seintje, dat
ik beter weg kon gaan. Volgens mij had de vrouw de touwtjes goed in handen. Buiten hoorde ik de stem van Jan Klaas- sen en Katrijn. De fles en de poppenbaas werden naar buiten gegooid. Liggend in het gras naast de fles riep de
man mij nog na: „Ja jochie, de wereld is een poppenkast!" |
||||||||||||
Illustratie:
Barbara Gravendeel |
|||||||||||||
De Meern, augustus 1937
Theo van den Berg |
|||||||||||||